download PDF 2003-3 - Stemerdink Registeraccountants BV
download PDF 2003-3 - Stemerdink Registeraccountants BV
download PDF 2003-3 - Stemerdink Registeraccountants BV
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Editie <strong>2003</strong>-3<br />
Zakendoen is best leuk<br />
m aar je k unt niet<br />
alles t egelijk<br />
Wij letten voor u op de centen
ALGEMEEN<br />
1. WlD en Wet MOT<br />
WID (Wet Identificatie bij Dienstverlening) en de<br />
Wet MOT (Melding Ongebruikelijke Transacties)<br />
Op l juni <strong>2003</strong> worden voor accountants,<br />
belastingadviseurs en andere financiële dienstverleners<br />
(hierna te noemen dienstverleners) de Wet Identificatie<br />
bij Dienstverlening (WID) en de Wet Melding<br />
Ongebruikelijke Transacties (MOT) van kracht. Deze<br />
wetten, ingesteld om witwaspraktijken tegen te gaan,<br />
hebben enkele gevolgen voor onze relatie. Onder<br />
witwassen wordt verstaan het verschaffen van een<br />
ogenschijnlijk legale status aan zaken en<br />
vermogensrechten die afkomstig zijn van een misdrijf.<br />
Witwassen is als misdrijf strafbaar gesteld. Met deze<br />
toelichting willen wij u graag in hoofdlijnen op de<br />
hoogte brengen van deze wetten.<br />
WID (Wet Identificatie bij Dienstverlening)<br />
Op grond van de WID moeten wij de identiteit van<br />
onze cliënt vaststellen. Deze regel geldt niet alleen voor<br />
nieuwe cliënten, maar evenzo voor reeds bestaande<br />
relaties. Wij moeten u, in uw hoedanigheid als<br />
opdrachtgever, dus verzoeken zich te legitimeren.<br />
- Als natuurlijk persoon kunt u zich identificeren met<br />
een geldig reisdocument, zoals een paspoort of een<br />
Europese reiskaart, een geldig Nederlands rijbewijs<br />
of een Nederlands document waarmee een<br />
vreemdeling zijn identiteit en verblijfsrechtelijke<br />
status kan aantonen.<br />
- Als Nederlands rechtspersoon wordt uw identiteit<br />
vastgesteld aan de hand van een gewaarmerkt<br />
uittreksel uit het register van de Kamer van<br />
Koophandel, dan wel met behulp van een door een<br />
in Nederland gevestigde notaris opgemaakte akte.<br />
Tevens moet van de vertegenwoordiger van de<br />
rechtspersoon de identiteit worden vastgesteld.<br />
- Van de buitenlandse rechtspersoon en haar<br />
vertegenwoordigers wordt de identiteit vastgesteld<br />
aan de hand van officiële documenten uit het land<br />
van herkomst van de rechtspersoon.<br />
Wet MOT (Melding Ongebruikelijke Transacties)<br />
Onder de werkingssfeer van de MOT vallen onder<br />
meer de navolgende door ons aangeboden diensten:<br />
- het samenstellen, beoordelen of controleren van de<br />
jaarrekening;<br />
- het voeren van administraties;<br />
- het verzorgen van belastingaangiften en daarmee<br />
verband houdende werkzaamheden;<br />
- het verstrekken van belastingadvies.<br />
Ook indien wij adviezen geven of bijstand verlenen<br />
inzake het aan- of verkopen dan wel overnemen van<br />
ondernemingen en het aan- of verkopen van<br />
onroerende zaken, vallen deze werkzaamheden onder<br />
de werkingssfeer van de MOT.<br />
Om witwaspraktijken op te sporen zijn wettelijke regels<br />
opgesteld en is een onafhankelijk meldpunt ingericht, het<br />
zogenaamde Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Op<br />
basis van meldingen van transacties met een<br />
ongebruikelijk karakter onderzoekt het Meldpunt of<br />
mogelijk sprake is van een witwaspraktijk. Wanneer het<br />
Meldpunt vermoedt dat het om witwassen gaat, zal het<br />
Meldpunt de transactie als verdacht doorspelen aan<br />
politie en justitie. Het Meldpunt neemt daarbij ten<br />
opzichte van politie en justitie een onafhankelijke<br />
positie in.<br />
Voor het beoordelen of sprake is van een<br />
ongebruikelijke transactie zijn twee soorten<br />
indicatoren vastgesteld, te weten:<br />
I Objectieve indicatoren (melding verplicht)<br />
A Transacties die aan politie of justitie worden gemeld<br />
Transacties die in verband met witwassen aan politie of<br />
justitie worden gemeld, moeten ook aan het meldpunt<br />
worden gemeld.<br />
8 Contante transacties<br />
Transacties boven € 15.000 betaald aan of betaald<br />
door tussenkomst van de beroepsbeoefenaar in<br />
contanten, met cheques aan toonder of soortgelijke<br />
betaalmiddelen.<br />
II Subjectieve indicatoren (melding verplicht, indien<br />
de accountant oordeelt dat één of meer van de<br />
volgende situaties van toepassing zijn)<br />
A Vermoedelijke witwastransacties<br />
Transacties waarbij aanleiding is, door hun<br />
ongebruikelijke karakter, om te veronderstellen dat ze<br />
verband kunnen houden met witwassen.<br />
De Ministers van Justitie en Financiën hebben<br />
richtlijnen terzake gegeven.<br />
8 Contante transacties<br />
Voorkeur van de cliënt voor transacties met een<br />
zodanige waarde dat deze vallen onder het<br />
grensbedrag, en waarbij aanleiding is om te<br />
veronderstellen dat de cliënt daarmee eventuele<br />
meldingen van dat soort transacties wil voorkomen.<br />
Voor alle indicatoren geldt dat melding verplicht is van<br />
verrichte transacties en voorgenomen transacties. Het<br />
is de dienstverlener overeenkomstig de wet niet<br />
toegestaan om zijn opdrachtgever te informeren over<br />
een feitelijke melding aan het Meldpunt.<br />
Van u wordt verwacht dat u zich tegenover ons<br />
legitimeert.Van ons wordt niet verwacht dat wij<br />
optreden als een opsporingsambtenaar. In het kader van<br />
de Wet MOT zijn wij alleen verplicht ongebruikelijke<br />
transacties te melden voorzover wij die tegenkomen in<br />
het kader van onze normale werkzaamheden.
Normaliter zult u in de praktijk weinig tot niets van de<br />
invoering van beide wetten merken.<br />
2. Regeerakkoord<br />
De informateurs hebben vrijdag 16 mei de Eerste en<br />
Tweede Kamer geïnformeerd over het<br />
hoofdlijnenakkoord tussen CDA.WD en D66. De tekst<br />
van het akkoord is aangeboden aan het parlement<br />
nadat de fractievoorzitters van de drie partijen de<br />
instemming van hun fracties hadden gekregen. Het<br />
akkoord heeft als motto 'Meedoen, meer werk, minder<br />
regels'.<br />
Enkele fiscale punten uit dit akkoord zetten we voor u<br />
op een rijtje.<br />
• De inkomensafhankelijke kinderkorting per<br />
huishouden gaat omhoog naar gemiddeld € 200.<br />
• De ouderenkorting stijgt naar € 80 per jaar.<br />
• De arbeidskorting gaat met € 50 extra omhoog.<br />
• Het belastingtarief in de eerste en tweede schijf<br />
daalt 0,45%, de premies volksverzekeringen stijgen<br />
echter.<br />
• Extra geld wordt vrijgemaakt voor de<br />
afdrachtvermindering in de loonbelasting gericht op<br />
werkgevers met werknemers die zich bezig houden<br />
met speur- en ontwikkelingswerk (WBSO).<br />
• De scholingsaftrek en de afdrachtvermindering<br />
scholing non-profit worden afgeschaft vanwege<br />
gebrek aan effectiviteit.<br />
• De hypotheekrenteaftrek wordt beperkt.<br />
De overwaarde mag fiscaal alleen in een nieuw huis<br />
worden gestoken. Voor het bedrag van de<br />
overwaarde wordt de hypotheekrente niet meer in<br />
aftrek genomen.<br />
Een voorbeeld verduidelijkt het laatste punt. Stel dat u<br />
uw huidige woning voor een bedrag van € 250.000<br />
hebt verkocht. De koopprijs voor deze woning bedroeg<br />
destijds € 175.000. De overwaarde bedraagt dus €<br />
75.000. De koopprijs van uw nieuwe woning bedraagt<br />
€. 400.000 en u besluit de nieuwe woning in zijn geheel<br />
met een hypothecaire lening te financieren. De<br />
overwaarde van € 75.000 kunt u nu nog aan iets<br />
anders besteden.Volgens de voorgestelde plannen zou u<br />
alleen de hypotheekrente in aftrek kunnen brengen die<br />
betrekking heeft op de hypothecaire lening van €<br />
325.000.<br />
De grootste ingrepen gaan plaatsvinden in het stelsel<br />
van sociale verzekeringen. Doel van de ingrepen is om<br />
mensen te prikkelen weer aan het werk te gaan. De<br />
belangrijkste ingrepen in de sociale zekerheid betreffen:<br />
- De Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) wordt alleen<br />
toegankelijk voor werknemers die volledig<br />
arbeidsongeschikt zijn, dat wil zeggen 80% of meer.<br />
Arbeidsongeschikten van 45 jaar en jonger zullen<br />
herkeurd worden op basis van de nieuwe criteria.<br />
Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid dient privaat te<br />
worden verzekerd.<br />
- De Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (WAZ)<br />
verdwijnt. De grote weerstand die deze wet oproept<br />
bij het Midden- en Kleinbedrijf heeft ertoe geleid<br />
dat de regeling vervalt. Zelfstandigen dienen zelf hun<br />
verzekering voor arbeidsongeschiktheid te regelen.<br />
INHOUDSOPGAVE JUNI/JULI <strong>2003</strong><br />
blz. blz.<br />
ALGEMEEN<br />
1. WID en Wet MOT 2 22. Liquidatieverlies 8<br />
2. Regeerakkoord 3 23. Waardering pensioenverplichting 8<br />
INKOMSTENBELASTING/LOONBELASTING OMZETBELASTING<br />
3. Goodwillberekening 4 24. Omzetbelasting management <strong>BV</strong>'s 9<br />
4. Studieschuld 4<br />
5. Bronbelasting 4 SOCIALE VERZEKERINGEN<br />
6. Afkoop pensioenrechten 4 25. Wet Poortwachter 9<br />
7. Vermogensetikettering 4 26. Vakantiewerk 9<br />
8. Houtplantages 5 27. Ontslag oudere werknemers 10<br />
9. Administratie 5 28. Wettelijk minimumloon 10<br />
10. Niet meesturen van bijlagen 5<br />
11. Investeringstijdstip 6 ARBEIDSRECHT<br />
12. Urencriterium 6 29. Anciënniteit 10<br />
13. Leeftijdscriteria bij lijfrenteaftrek 6 30. Opzegging tijdelijk contract 10<br />
14. Opschortende voorwaarde 6 31. Voorwaardelijke ontbinding 10<br />
15. Overdracht met badwill 6 32. Opzegtermijn 11<br />
16. Pensioenregelingen 6 33. Salaris en dienstjaren 11<br />
17. Waardering onroerende zaken 7 34. Loondoorbetaling bij schorsing 11<br />
18. Conserverende aanslag 7<br />
19. Uitsmeerregeling 7 VARIA<br />
35. Premiesplitsing voorkomt successierechten 11<br />
VENNOOTSCHAPSBELASTING<br />
20. Aftrek fictieve rente 8<br />
21. Waardering van schulden 8
In lopende uitkeringsgevallen zal worden voorzien.<br />
- Om in aanmerking te komen voor een Werkloos<br />
heidsuitkering dient een werknemer 39 van de<br />
52 weken voorafgaande aan de eerste uitkeringsdag te<br />
hebben gewerkt.Thans is dit 26 van de 39 weken.<br />
- De vervolguitkering en de kortdurende WW-<br />
uitkering komen te vervallen. De kortdurende<br />
WW-uitkering geldt voor werknemers die niet<br />
voldoen aan het criterium dat zij 52 dagen in het<br />
laatste jaar hebben gewerkt. De vervolguitkering<br />
geldt voor werknemers die 4 van de 5 jaren<br />
voorafgaande aan de uitkering in loondienst hebben<br />
gewerkt.<br />
- Omzetting van gesubsidieerde banen in regulier<br />
werk.<br />
- Opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen<br />
(RWI). De taken van de RWI worden overgeheveld<br />
naar de SER. De door de RWI beheerde<br />
subsidieregeling "Stimuleringsregeling<br />
Vacaturevervulling door Werklozen en met<br />
werkloosheid bedreigde werknemers" stopt.<br />
INKOMSTENBELASTING/<br />
LOONBELASTING<br />
3. Goodwillberekening<br />
Bij de geruisloze inbreng van de praktijk van een<br />
chiropractor in een <strong>BV</strong> was uitgegaan van een goodwill<br />
gelijk aan éénmaal de jaaromzet in het jaar voorafgaand<br />
aan het tijdstip van overgang. Dat leidde tot een bedrag<br />
aan goodwill van ƒ 298.000.Aan de hand daarvan werd<br />
het uit te geven aandelenkapitaal berekend op ƒ<br />
185.000.Ten tijde van de inbreng had de<br />
belastingdienst nog niet gereageerd op het verzoek van<br />
de chiropractor om een geruisloze inbreng. De<br />
inspecteur berekende vervolgens de goodwill op ƒ<br />
50.000 en de verkrijgingsprijs van de aandelen op ƒ<br />
40.000. In de procedure over de beschikking, waarbij de<br />
verkrijgingsprijs was vastgesteld, onderbouwde de<br />
chiropractor zijn goodwillberekening met de<br />
uitkomsten van een door hem onder collega's<br />
gehouden enquête. Hof Arnhem was van oordeel dat<br />
de door de chiropractor bedongen goodwill zakelijk<br />
was. De inspecteur had de uitkomsten van de enquête<br />
niet inhoudelijk bestreden.<br />
4. Studieschuld<br />
De overname van een schuld, die een werknemer heeft<br />
aan zijn oude werkgever, door de nieuwe werkgever,<br />
vormt loon voor de werknemer. De schuld was<br />
ontstaan omdat de oude werkgever de studiekosten<br />
van de werknemer vergoedde, maar een<br />
terugbetalingsregeling had opgenomen voor het geval<br />
van beëindiging van de dienstbetrekking binnen een<br />
zekere periode. Die vergoeding behoorde niet tot het<br />
loon. Door de beëindiging van het dienstverband kreeg<br />
de werknemer een schuld, omdat hem meer vergoeding<br />
was betaald dan hem volgens de regeling<br />
toekwam. Het overnemen van die schuld door de<br />
nieuwe werkgever was volgens Hof Den Bosch geen<br />
vergoeding van studiekosten maar loon en dus belast.<br />
5. Bronbelasting<br />
De Raad van Ministers van Economische Zaken en<br />
Financiën van de lidstaten van de Europese<br />
Gemeenschap heeft een regeling vastgesteld, waarbij 12<br />
lidstaten zich verplichten met ingang van l januari 2004<br />
informatie te verstrekken over rente-inkomsten van<br />
inwoners van andere lidstaten. België, Luxemburg en<br />
Oostenrijk voeren een bronheffing op rente in, die per<br />
l januari 2004 15% bedraagt, per l januari 2007 20%<br />
en per l januari 2010 35%. De opbrengst van die<br />
bronbelasting komt voor 75% toe aan het woonland en<br />
voor 25% aan het bronland. De raad wil dat met<br />
Zwitserland, Liechtenstein, Andorra, Monaco en San<br />
Marino vergelijkbare afspraken worden gemaakt als met<br />
deze drie landen over bronbelasting op rente, die aan<br />
inwoners van de EG wordt betaald. Een aantal<br />
bestaande bijzondere regelingen mag worden<br />
voortgezet tot 201 l. Het betreft de Belgische regeling<br />
voor coördinatiecentra, de Ierse regeling voor<br />
buitenlands inkomen, de Luxemburgse regeling voor<br />
houdstermaatschappijen, de Nederlandse regeling voor<br />
concernfinancieringsmaatschappijen en de vrijhandelszone<br />
van Madeira. Deze laatste regeling eindigt per 31<br />
december 201 I.<br />
6. Afkoop pensioenrechten<br />
Nederland heeft niet het recht om inkomstenbelasting<br />
te heffen over de afkoopsom van pensioenrechten, die<br />
een in het buitenland wonende persoon ontvangt. Dat<br />
heeft Hof Den Bosch vastgesteld in de procedure van<br />
een inwoner van België tegen de belastingdienst. Het<br />
hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad uit<br />
1987, waarin de afkoopsom voor pensioenrechten met<br />
een pensioenuitkering werd gelijkgesteld. Op de<br />
afkoopsom zijn de pensioenbepalingen van een verdrag<br />
ter voorkoming van dubbele belastingheffing van<br />
toepassing en niet de verdragsbepalingen voor<br />
arbeidsinkomen. Door het nadien aanpassen van de<br />
nationale wetgeving (de bepaling in de Wet op de<br />
Loonbelasting, die de afkoopsom als loon uit dienstbetrekking<br />
aanmerkt) kan niet de werking van een<br />
bestaand verdrag deels ongedaan gemaakt worden.<br />
7. Vermogensetikettering<br />
Volgens Hof Arnhem is het toegestaan bij een<br />
ingrijpende verandering van de vermogenssamenstelling<br />
bestaande schulden een andere bestemming te geven.
Voor de kwalificatie van een schuld wordt gekeken naar<br />
het historische verband; met andere woorden het<br />
bestedingsdoel ten tijde van het aangaan van de schuld.<br />
Uit het oordeel van het hof is af te leiden, dat onder<br />
omstandigheden het historische verband teniet gaat.<br />
Het hof kwam tot dit oordeel in de procedure van een<br />
voormalig directeur-grootaandeelhouder, die zijn belang<br />
in de <strong>BV</strong> verkocht en met de opbrengst ging beleggen.<br />
In het verleden had hij geld geleend van de <strong>BV</strong> voor<br />
consumptieve bestedingen. Hij toonde aan, dat hij sinds<br />
de verkoop van de aandelen het geheel van bezittingen<br />
en schulden als belegging aanmerkte. Het belang van de<br />
procedure lag in de kwalificatie van betaalde rente.<br />
Rente van schulden, die aan een bron van inkomen<br />
waren gekoppeld, was onder de wet IB 1964 in het<br />
betreffende jaar volledig aftrekbaar. De zogenaamde<br />
persoonlijke verplichtingenrente, dat is de rente op<br />
schulden die niet aan een bron van inkomen waren<br />
gekoppeld, was beperkt aftrekbaar.<br />
Als een ondernemer voor de financiering van zijn<br />
onderneming een rekening-courant bij een bank heeft,<br />
is een negatief saldo van die rekening-courant een<br />
ondernemingsschuld. Dat wordt niet anders indien ten<br />
laste van die rekening-courant ook privé-opnamen<br />
worden gedaan, behalve wanneer er een verband<br />
bestaat tussen de schuld in rekening-courant en<br />
bepaalde niet reguliere privé-uitgaven, zoals de<br />
financiering van substantiële privé-vermogensbestanddelen.Volgens<br />
hof en Hoge Raad brengt de<br />
omstandigheid dat de privé-opnamen van een<br />
ondernemer in een reeks van jaren de gemaakte<br />
winsten hebben overtroffen, op zichzelf niet mee dat<br />
een deel van de schuld als privé-schuld moet worden<br />
aangemerkt. Doordat de schuld tot het verplichte<br />
ondernemingsvermogen behoorde, was het ondernemingsvermogen<br />
negatief. Gevolg daarvan was in deze<br />
procedure, die speelt onder de wet IB 1964, dat de<br />
fiscale oudedagsreserve belast afnam. Onder de wet l B<br />
2001 leidt een negatief ondernemingsvermogen niet tot<br />
een verplichte afname van de FOR.Wel verhindert een<br />
negatief ondernemingsvermogen toevoeging aan de<br />
FOR.<br />
8. Houtplantages<br />
In een besluit heeft de Staatssecretaris van Financiën<br />
een toelichting gegeven op de belastbaarheid van<br />
participaties in teak- en andere houtplantages. Het<br />
besluit heeft betrekking op directe participaties, dus<br />
niet met tussenkomst van een <strong>BV</strong> of via een<br />
kapitaalverzekering. De participaties vallen in box 3.<br />
Omdat er van volle eigendom meestal geen sprake is, is<br />
de bosvrijstelling in box 3 niet van toepassing. De<br />
participaties kunnen gewaardeerd worden op aan- of<br />
verkoopprijs op of rond de waardepeildatum.<br />
Buitenlandse participaties kunnen onder een regeling<br />
ter voorkoming van dubbele belasting vallen op grond<br />
van een verdrag met het betreffende land of, als er<br />
geen verdrag is, indien er in het buitenland belasting<br />
wordt geheven. Bij financiering met geleend geld is de<br />
voorkoming van dubbele belasting van toepassing op<br />
het saldo van bezitting en schuld. Het besluit geldt met<br />
ingang van 2001.<br />
9. Administratie<br />
Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de<br />
exploitanten van een café brengt de inspecteur<br />
correcties aan op het inkomen, omdat het brutowinstpercentage<br />
van het café beduidend lager is dan<br />
het branchegemiddelde. Een compromisvoorstel wordt<br />
door de exploitanten afgewezen. Het bezwaarschrift<br />
tegen de aanslag wijst de inspecteur, nadat hij<br />
aanvullende informatie heeft gevraagd en niet gekregen,<br />
af. De inspecteur is van mening dat de administratie<br />
moet worden verworpen met verzwaring van de<br />
bewijslast, hetgeen tot gevolg heeft dat de aanslag niet<br />
juist is. Hof Arnhem is van oordeel dat de inspecteur<br />
geen ernstige gebreken in de administratie heeft<br />
aangetoond. De chikwadraattoets geeft weliswaar aan<br />
dat onregelmatigheden in de administratie waarschijnlijk<br />
zijn, maar vormt geen bewijs van die onregelmatigheden.<br />
Omdat de inspecteur zijn correcties niet<br />
heeft onderbouwd vervallen ze.<br />
10. Niet meesturen van bijlagen<br />
Een werknemer ontvangt een rentekorting op zijn<br />
hypothecaire lening, die als personeelskorting wordt<br />
aangemerkt. In plaats van het netto rentebedrag,<br />
namelijk de berekende rente minus de korting, in zijn<br />
aangifte te verwerken, gaat hij uit van het bruto<br />
bedrag. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting 1996 heeft<br />
hij het jaaroverzicht van de geldverstrekker, waarop de<br />
korting is vermeld, meegestuurd. In 1997 en 1998<br />
brengt hij de juiste bedragen in aftrek, maar in 1999<br />
vervalt hij in zijn oude fout. In 2001 legt de inspecteur<br />
navorderingsaanslagen op voor 1996 en 1999. Hof<br />
Amsterdam vernietigt de aanslag over 1996 omdat de<br />
inspecteur uit het meegestuurde overzicht had kunnen<br />
afleiden wat het juiste bedrag was, of vragen had<br />
kunnen stellen. Door geen vragen te stellen verspeelde<br />
hij volgens het hof het recht op navordering. Dat gold<br />
niet voor 1999, omdat in dat jaar geen overzicht was<br />
meegestuurd en het in aftrek gebrachte bedrag niet<br />
veel afweek van het bedrag van 1998, ondanks dat in<br />
dat laatste jaar een bijzondere post zat wegens<br />
vroegtijdige aflossing. Omdat de werknemer, gelet op<br />
zijn aangiften 1997 en 1998, kennelijk wist welk bedrag<br />
hij had moeten invullen, werd de boete over 1999<br />
gehandhaafd.<br />
Met ingang van het jaar 2001 is het aangiftebiljet<br />
inkomstenbelasting en de wijze van afhandeling van<br />
aangiftebiljetten door de belastingdienst ingrijpend<br />
veranderd. Het meesturen van eigen specificaties is niet<br />
meer mogelijk. Dat zal het opleggen van een
navorderingsaanslag niet verhinderen als de inspecteur<br />
er later achterkomt dat een onjuist standpunt is<br />
ingenomen, maar mogelijk wel het opleggen van een<br />
boete bemoeilijken omdat de belastingdienst bewust<br />
heeft afgezien van de mogelijkheid om specificaties mee<br />
te sturen. Belastingplichtigen kunnen in aangiften<br />
ingenomen standpunten expliciet toelichten in een<br />
afzonderlijk aan de belastingdienst gericht schrijven.<br />
11. Investeringstijdstip<br />
Om in aanmerking te komen voor energieinvesteringsaftrek<br />
moet binnen drie maanden na het<br />
moment waarop de investeringsverplichting is<br />
aangegaan, melding van de investering worden gedaan<br />
bij Senter, onderdeel van het Ministerie van<br />
Economische Zaken.Wanneer het investeringsmoment<br />
zich voordoet laat zich niet altijd eenvoudig bepalen. In<br />
een aan het College van Beroep voor het Bedrijfsleven<br />
voorgelegde procedure had Senter de gevraagde<br />
investeringsverklaring geweigerd, omdat de<br />
driemaandstermijn was verstreken. Het ging om de<br />
investering in HR-glas en andere isolatievoorzieningen<br />
voor een nieuw te bouwen bedrijfspand. In de<br />
procedure kwam vast te staan dat het ontwerp van het<br />
pand na de door Senter als investeringsmoment<br />
aangenomen datum ingrijpend was gewijzigd, waardoor<br />
de investering in isolatievoorzieningen beduidend<br />
anders was dan aanvankelijk was voorzien. Het College<br />
van Beroep was van oordeel dat het investeringsmoment<br />
lag op het tijdstip waarop de aannemer<br />
opdracht kreeg het gebouw volgens het gewijzigde<br />
ontwerp uit te voeren. Dat tijdstip lag minder dan drie<br />
maanden voor het aanvragen van de verklaring.<br />
12. Urencriterium<br />
De uren, die een ondernemer besteedt aan het volgen<br />
van een opleiding die is gericht op het verkrijgen of<br />
behouden van de vereiste vakbekwaamheid, tellen mee<br />
voor het urencriterium. Dat heeft de Hoge Raad<br />
vastgesteld in de procedure van een kapster, die door<br />
het meetellen van haar studie-uren wel voldeed aan het<br />
urencriterium en daardoor recht had op<br />
zelfstandigenaftrek.<br />
13. Leeftijdscriteria bij lijfrenteaftrek<br />
Om in aanmerking te komen voor premieaftrek moet<br />
een lijfrente uiterlijk ingaan in het jaar waarin iemand<br />
70 jaar oud wordt. Op grond van die bepaling worden<br />
ondernemers gedwongen uiterlijk in dat jaar hun<br />
onderneming te staken om gebruik te kunnen maken<br />
van de verhoogde aftrekmogelijkheid van lijfrentepremie<br />
bij staking van de onderneming. De<br />
mogelijkheid om de FOR om te zetten in een lijfrente<br />
doet zich in de praktijk meestal ook pas voor bij<br />
staking, omdat op eerdere momenten de liquiditeiten<br />
ontbreken. De Staatssecretaris van<br />
Financiën keurt nu goed dat de leeftijdsgrens wordt<br />
genegeerd, op voorwaarde dat de uitkeringen direct<br />
ingaan na staking. De termijn waarbinnen lijfrentepremie,<br />
die op 2001 betrekking heeft, moet zijn betaald<br />
is verlengd tot l juli <strong>2003</strong>.Als de aangifte IB 2001 al<br />
eerder is ingediend zal een verzoek om de premie<br />
alsnog in aftrek te brengen worden aangemerkt als bij<br />
de aangifte gedaan.<br />
14. Opschortende voorwaarde<br />
Een voordeel dat door de werkgever wordt toegekend<br />
onder de opschortende voorwaarde van het<br />
voortbestaan van de dienstbetrekking gedurende een<br />
zekere periode, wordt pas genoten als aan de<br />
voorwaarde is voldaan. Dat betekent, dat heffing van<br />
loonbelasting pas kan plaatsvinden over het tijdvak,<br />
waarin aan de voorwaarde is voldaan. De procedure<br />
betrof een regeling, waarbij werknemers aandelen in de<br />
werkgever konden kopen tot een zeker bedrag per<br />
jaar. De gekochte aandelen werden gehouden door een<br />
trust company. Daarnaast werden door de werkgever<br />
aandelen gekocht voor de werknemer. Die aandelen<br />
werden zijn eigendom wanneer hij vijf jaar na aankoop<br />
nog steeds in dienst zou zijn. Het bedrag dat de<br />
werkgever betaalde werd door de inspecteur als netto<br />
loon aangemerkt.<br />
15. Overdracht met badwill<br />
Bij de overdracht van zijn onderneming aan zijn zoon<br />
gaat een ondernemer uit van de aanwezigheid van<br />
badwill in plaats van goodwill. Dat vindt zijn oorzaak in<br />
de winst, die te laag is om een redelijk arbeidsinkomen<br />
aan de ondernemer te betalen, wanneer rekening wordt<br />
gehouden met de financieringsverplichtingen en de<br />
personeelskosten, die zijn toe te rekenen aan de<br />
meewerkende echtgenoot. De inspecteur weigert de<br />
aanwezigheid van badwill te accepteren en corrigeert<br />
het inkomen. Daarnaast corrigeert de inspecteur de<br />
waarde van het verkochte bedrijfspand en voegt hij de<br />
onderhoudsvoorziening bij de winst. Naar de mening<br />
van de inspecteur had de ondernemer moeten<br />
liquideren, omdat dat voordeliger voor hem was. Hof<br />
Den Haag is van oordeel dat er sprake is van<br />
onderrentabiliteit en acht de badwill juist berekend. De<br />
ondernemer is niet verplicht te liquideren als dat<br />
voordeliger zou zijn. Hij mag op grond van andere dan<br />
financiële argumenten er voor kiezen de zaak te laten<br />
voortzetten door deze te verkopen. De waarde van<br />
het pand, zoals de inspecteur die heeft berekend, is<br />
volgens het hof juist. Ook de vrijval van de<br />
onderhoudsvoorziening is juist volgens het hof.<br />
16. Pensioenregelingen<br />
Per l juli 1999 is de wet fiscale behandeling van<br />
pensioenen ingevoerd. Die wet kent een overgangsregeling<br />
voor bestaande pensioenregelingen. De
overgangsregeling loopt tot 30 juni 2004 en houdt in,<br />
dat de pensioenopbouw volgens de oude regels mag<br />
gebeuren. Dat betekent, dat tot die datum een<br />
opbouwpercentage van 2,33% per dienstjaar kan<br />
worden gehanteerd en dat de bijtelling voor het privégebruik<br />
auto in de pensioengrondslag mag worden<br />
meegenomen, terwijl de AOW-inbouw in het<br />
ouderdomspensioen lager is dan thans is toegestaan. Na<br />
aanpassing van de pensioenregeling aan de nieuwe<br />
wetgeving hoeven opgebouwde rechten niet te worden<br />
aangepast.Wel moet bij latere aanpassing op grond van<br />
salarisaanpassing rekening gehouden worden met de<br />
lagere opbouwpercentages. In een besluit geeft de<br />
Staatssecretaris van Financiën een uitwerking van de<br />
toepassing van de nieuwe regels in de praktijk. Per l juli<br />
2004 wordt een berekening gemaakt van de<br />
opgebouwde pensioenrechten volgens de oude en<br />
volgens de nieuwe regels. Het verschil in uitkomst is<br />
het excedent OP. Dit excedent verandert niet in de<br />
loop van de tijd en zal als een afzonderlijk recht<br />
moeten worden bijgehouden naast de op basis van de<br />
nieuwe wetgeving op te bouwen pensioenaanspraken.<br />
Voor het Tijdelijke Ouderdomspensioen (TOP) keurt<br />
de staatssecretaris goed, dat voor op l juni 1999<br />
bestaande pensioenregelingen de hoogte van het TOP<br />
wordt bepaald op basis van een AOW-overbrugging en<br />
een premiecompensatie alsof de nieuwe wetgeving<br />
gedurende de gehele looptijd van de pensioenregeling<br />
van toepassing is geweest.<br />
17. Waardering onroerende zaken<br />
In een procedure over de afschrijving op verhuurde<br />
onroerende zaken is in geschil of ondergrond en opstal<br />
samen een bedrijfsmiddel vormen of twee afzonderlijke<br />
bedrijfsmiddelen zijn. Naar het oordeel van het hof is in<br />
het algemeen sprake van één bedrijfsmiddel en kan<br />
slechts onder bijzondere omstandigheden van<br />
afzonderlijke bedrijfsmiddelen sprake zijn, bijvoorbeeld<br />
in het geval de opstallen met enige regelmaat worden<br />
gesloopt en vervangen door nieuwe, omdat zij geen<br />
functie meer hebben binnen de onderneming. Die<br />
situatie is hier niet aan de orde.Verder is de<br />
restwaarde van de onroerende zaken in geschil. De<br />
inspecteur stelt deze op de contante waarde van de<br />
toekomstige grondwaarde, waarbij hij een jaarlijkse<br />
stijging van 2% veronderstelt. Naar het oordeel van het<br />
hof houdt dat standpunt het risico in, dat de<br />
restwaarde te hoog wordt vastgesteld waardoor de<br />
afschrijving te laag blijkt te zijn.Volgens het hof mag de<br />
restwaarde geschat worden op een vast percentage van<br />
de aanschafprijs van een onroerende zaak.<br />
Afschrijving op bedrijfsmiddelen ten laste van de winst<br />
is toegestaan met inachtneming van een restwaarde en<br />
over de geschatte gebruiksduur van het bedrijfsmiddel.<br />
Als het bedrijfsmiddel een waardeverandering<br />
ondergaat, waardoor het blijvend een hogere waarde<br />
heeft dan de boekwaarde is verdere afschrijving niet<br />
meer mogelijk. Dat heeft de Hoge Raad al in 1958 in<br />
een arrest bepaald. Het arrest is met name voor<br />
onroerende zaken van toepassing gezien de vaak lange<br />
gebruiksduur en de waardeontwikkeling daarvan door<br />
de jaren heen. Afschrijving van onroerende zaken vindt<br />
veelal plaats door de aankoopprijs te splitsen in een<br />
gedeelte voor de grond, waarop niet wordt<br />
afgeschreven en een gedeelte voor de opstal, waarop<br />
wordt afgeschreven tot een zekere restwaarde is<br />
bereikt. Hof Arnhem is van oordeel, dat waardestijging<br />
van de grond ertoe leidt dat de restwaarde hoger is<br />
dan aanvankelijk was verondersteld. Gevolg daarvan is<br />
een beperking van de afschrijvingsmogelijkheden. Het<br />
oordeel van het hof is gebaseerd op het eerder<br />
genoemde arrest en op taxatierapporten die de<br />
belastingdienst had laten opmaken. Die rapporten<br />
gaven een beduidend hogere grondwaarde aan dan de<br />
oorspronkelijk aan de grond toegekende waarde.<br />
18. Conserverende aanslag<br />
Bij emigratie vanuit Nederland kan de Nederlandse<br />
belastingdienst een conserverende aanslag opleggen<br />
(een aanslag ter behoud van rechten) voor de in<br />
Nederland verschuldigde heffing over de afkoop of<br />
vervreemding van pensioen- en lijfrentepolissen. De<br />
aanslag blijft 10 jaar staan, en voor die periode wordt<br />
uitstel van betaling verleend. Na 10 jaar vervalt de<br />
aanslag indien de polis niet is vervreemd of afgekocht.<br />
In een zaak voor het Gerechtshof in Den Haag werd<br />
de conserverende aanslag bestreden met als argument<br />
dat deze een belemmering voor het vrije verkeer van<br />
mensen vormt. Naar het oordeel van het hof<br />
ontbreekt een objectieve rechtvaardigingsgrondslag<br />
voor de aanslag. Het hof stelde de belastingplichtige in<br />
het gelijk. Ook in een conclusie van het Europese Hof<br />
van Justitie wordt een conserverende aanslag op<br />
(Franse) aanmerkelijk belang winst afgewezen.<br />
19. Uitsmeerregeling<br />
Tot de invoering van de Wet Inkomstenbelasting 2001<br />
gold voor nabetaling van pensioen- en<br />
arbeidsinkomsten of uitkeringen een Uitsmeerregeling.<br />
De regeling diende om progressienadeel te<br />
compenseren voor inkomsten in een jaar die<br />
betrekking hadden op voorgaande jaren en bij<br />
uitbetaling in die jaren belast zouden zijn tegen een<br />
lager tarief. Nu de Uitsmeerregeling is vervallen heeft<br />
de staatssecretaris een overgangsregeling goedgekeurd.<br />
Inkomsten uit jaren vóór 2001 die na 2000 zijn<br />
genoten worden op verzoek van belastingplichtige<br />
belast tegen het gemiddelde marginale belastingtarief<br />
over de betrokken jaren. Het verzoek moet worden<br />
ingediend binnen drie jaren na de datum van de aanslag.
VENNOOTSCHAPSBELASTING<br />
20. Aftrek fictieve rente<br />
Van een internationaal concern is de holding in Ierland<br />
gevestigd. Dit is een beursgenoteerde vennootschap. In<br />
Nederland is een dochtermaatschappij gevestigd, die als<br />
tussenholding fungeert. Deze tussenholding heeft een<br />
aantal eveneens in Nederland gevestigde<br />
(klein)dochtermaatschappijen. De tussenholding koopt<br />
een meerderheidsbelang in een vennootschap die deel<br />
uitmaakt van een ander concern. De koopsom bedraagt<br />
ongeveer ƒ 60 miljoen. Deze wordt gefinancierd door<br />
een lening van de Ierse Holding. Deze heeft het aan de<br />
Nederlandse vennootschap geleende geld door uitgifte<br />
van eigen aandelen verkregen. Over de geldlening kan<br />
rente worden gevraagd. In het boekjaar 1993/1994 heeft<br />
de holding geen rente berekend. De Nederlandse<br />
vennootschap brengt fictieve rente ten laste van het<br />
resultaat en verwerkt deze als informele kapitaalstorting.<br />
In geschil is of de Nederlandse vennootschap recht<br />
heeft op renteaftrek. De inspecteur heeft renteaftrek<br />
geweigerd omdat die naar zijn mening in strijd is met<br />
doel en strekking van de wet. Hof Arnhem stelt vast dat<br />
de verwerving van het belang in de vennootschap een<br />
zakelijk belang dient, namelijk de uitbreiding van het<br />
concern. De financiering van de koopsom voor het<br />
aandelenpakket hangt daarmee samen en is dus<br />
eveneens zakelijk. Binnen het concern was geen vrij<br />
vermogen beschikbaar voor de financiering van de<br />
overname. Alleen de Ierse Holding kon, als beursgenoteerde<br />
vennootschap, eenvoudig tot uitgifte van<br />
aandelen komen en zo de koopsom financieren.<br />
Vervolgens kon de holding dit bedrag als eigen<br />
vermogen in de Nederlandse vennootschap storten of<br />
aan de Nederlandse vennootschap lenen.Voor de lening<br />
werden de volgende argumenten aangevoerd:<br />
- de positie van de schuldeiser is flexibeler, want<br />
aflossing van een lening is eenvoudiger dan<br />
terugbetaling van kapitaal;<br />
- er is geen kapitaalsbelasting verschuldigd;<br />
- een lening is minder risicodragend dan eigen<br />
vermogen.<br />
Volgens het hof was belastingbesparing of-vermijding<br />
niet het doorslaggevende motief om te kiezen voor een<br />
lening. Daarom had de Nederlandse vennootschap<br />
recht op aftrek van rente ten laste van de winst,<br />
ondanks het feit, dat deze in Ierland niet is belast.<br />
Ierland heft alleen belasting over werkelijk ontvangen<br />
rente.<br />
21. Waardering van schulden<br />
Bij de waardering van verplichtingen hoeft geen<br />
rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat<br />
de crediteur af zal zien van het recht op nakoming. Pas<br />
als bijna zeker is dat een schuld niet geheel hoeft te<br />
worden voldaan, is er aanleiding tot een lagere<br />
waardering dan de nominale waarde van de schuld,<br />
aldus de Hoge Raad in het cassatieberoep van<br />
Financiën tegen de gelijkluidende uitspraak van Hof Den<br />
Bosch. De procedure betrof een pensioenvoorziening<br />
die was ondergebracht bij een tot een fiscale eenheid<br />
behorende pensioen-<strong>BV</strong>, waarvan de zetel in 1993 was<br />
verplaatst naar de Antillen. In 1994 vond een<br />
aanpassing van de pensioenvoorziening plaats vanwege<br />
een verhoging van de salarissen. Eind 1994 zagen de<br />
pensioengerechtigden af van hun pensioenaanspraken.<br />
Hoewel de constructie naar de mening van het hof was<br />
opgezet om de pensioenvoorziening laag belast uit te<br />
kunnen keren, was de <strong>BV</strong> niet verplicht in<br />
1993 de pensioenvoorziening lager te waarderen. In de<br />
procedure over de aanslag vennootschapsbelasting<br />
1994 stelde het hof vast dat de feitelijke leiding van de<br />
pensioen-<strong>BV</strong> niet naar de Antillen was verplaatst.<br />
Daardoor was de vrijval van de voorziening alsnog in<br />
Nederland belast.<br />
22. Liquidatieverlies<br />
Na het staken van haar onderneming heeft een <strong>BV</strong> de<br />
vordering, die zij heeft op een 100%-dochtermaatschappij,<br />
afgewaardeerd wegens de slechte<br />
vermogenspositie van de dochter. Dat leidt tot een<br />
verlies bij de <strong>BV</strong>. De afgewaardeerde vordering wordt<br />
vervolgens in hetzelfde jaar gestort op een nieuw<br />
uitgegeven aandeel van de dochter. Daardoor realiseert<br />
de <strong>BV</strong> winst tot het bedrag van de afwaardering, zodat<br />
per saldo het resultaat van deze transacties neutraal is.<br />
Als gevolg van deze handelingen is het opgeofferde<br />
bedrag voor de deelneming in de dochter verhoogd<br />
met de nominale waarde van de vordering tot een<br />
bedrag van ƒ 107 miljoen.Vervolgens worden de<br />
aandelen in de <strong>BV</strong> verkocht. Enkele jaren later wordt<br />
de dochter-<strong>BV</strong> geliquideerd. De <strong>BV</strong> wil het<br />
liquidatieverlies, bestaande uit het opgeofferde bedrag<br />
verminderd met de liquidatie-uitkering, ten laste van<br />
haar resultaat brengen. Dat wordt, volgens Hof Den<br />
Haag terecht, geweigerd. De enige waarde van de<br />
dochtermaatschappij, die geen activiteiten meer ontplooide,<br />
was het opgeofferde bedrag en de mogelijkheid<br />
een liquidatieverlies te claimen. De <strong>BV</strong> zelf<br />
verrichtte al enkele jaren geen activiteiten meer. Dat<br />
betekent dat het verlies op de dochter toen al<br />
aanwezig was. Oude verliezen van <strong>BV</strong>'s met stilgelegde<br />
ondernemingen zijn na overdracht van de aandelen<br />
niet verrekenbaar met nieuwe winsten. Dat gold ook<br />
voor het liquidatieverlies op de deelneming.<br />
23. Waardering pensioenverplichting<br />
De feitelijke leiding van een <strong>BV</strong> is verplaatst naar de<br />
Nederlandse Antillen. Na deze zetelverplaatsing wordt<br />
de pensioenverplichting, die de <strong>BV</strong> heeft jegens de<br />
directeur-grootaandeelhouder, overgedragen aan een<br />
nieuw opgerichte Antilliaanse vennootschap.
Enkele dagen na deze overdracht ziet de pensioengerechtigde<br />
af van zijn aanspraken. De inspecteur legt<br />
een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting op aan<br />
de <strong>BV</strong> in verband met het afzien van de pensioenverplichting.<br />
Volgens Hof Den Bosch beschikte de<br />
inspecteur over het voor navordering vereiste nieuwe<br />
feit, omdat hij bij het opleggen van de aanslag geen zicht<br />
had op wat er met de overgedragen pensioenverplichting<br />
was gebeurd. Bij het einde van de<br />
belastingplicht in Nederland van de <strong>BV</strong> moest rekening<br />
gehouden worden met de kans dat zou worden<br />
afgezien van de pensioenaanspraken. Die kans stelde<br />
het hof, overeenkomstig een aantal vergelijkbare<br />
gevallen, op 95%. Dat betekende, dat 95% van de<br />
pensioenvoorziening tot de winst moest worden<br />
gerekend in het jaar van zetelverplaatsing van de <strong>BV</strong>.<br />
Hof Den Bosch heeft inmiddels een aantal uitspraken<br />
gedaan over de waardering van een pensioenverplichting<br />
op het moment van zetelverplaatsing van een<br />
pensioen-<strong>BV</strong>. In alle gevallen werd rekening gehouden<br />
met de na de zetelverplaatsing gedane afstand van<br />
pensioenrechten, door in de waardering van de<br />
pensioenvoorziening rekening te houden met de kans,<br />
dat niet zou worden afgezien. Die kans stelde het hof<br />
in de onderhavige procedure op 5%. De vrijval bedroeg<br />
derhalve 95% van de berekende pensioenvoorziening.<br />
Het ging overigens om een naar Antilliaans recht<br />
opgerichte vennootschap, waarvan de feitelijke leiding<br />
slechts korte tijd in Nederland was gevestigd. In die<br />
periode werd de pensioenvoorziening overgedragen.<br />
Zou de overdracht hebben plaatsgevonden wanneer de<br />
feitelijke leiding niet in Nederland was gevestigd, dan<br />
zou Nederland geen belasting hebben kunnen heffen,<br />
omdat de eindafrekeningsbepaling uit de<br />
inkomstenbelasting dan geen toepassing had gevonden.<br />
OMZETBELASTING<br />
24. Omzetbelasting management <strong>BV</strong>'s<br />
Een <strong>BV</strong>, die de directie voert over een andere <strong>BV</strong> en<br />
daarvoor een managementfee in rekening brengt, is<br />
ondernemer voor de BTW. Dat betekent dat BTW in<br />
rekening moet worden gebracht over de vergoeding,<br />
tenzij sprake is van vrijgestelde prestaties. De <strong>BV</strong>,<br />
waarvoor in deze casus de werkzaamheden werden<br />
verricht, was vrijgesteld van omzetbelasting omdat zij<br />
onder de vrijstelling voor vermogensbeheer viel. De<br />
directie-<strong>BV</strong> trad zelfstandig op als fondsbeheerder en<br />
had daarbij bijna volledige beoordelingsvrijheid en<br />
beslissingsbevoegdheid.Volgens het hof verrichtte de<br />
directie—<strong>BV</strong> een apart deel van de werkzaamheden van<br />
de vermogensbeheer-<strong>BV</strong> en voldeden die werkzaamheden<br />
aan de omschrijving van vermogensbeheer in de<br />
wet. Daarom gold voor de directie-<strong>BV</strong> de vrijstelling<br />
voor vermogensbeheer. Daarvoor is niet van belang dat<br />
de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid en voor<br />
rekening van een ander worden verricht. Ook is niet<br />
nodig voor de vrijstelling dat voldaan wordt aan de<br />
beheerdersomschrijving van de Wet Toezicht<br />
Beleggingsinstellingen.<br />
SOCIALE VERZEKERINGEN<br />
25. Wet Poortwachter<br />
Sinds de invoering van de Wet Verbetering Poortwachter<br />
moeten werkgever en werknemer tegelijkertijd<br />
met de WAO-aanvraag een reïntegratieverslag<br />
inleveren bij het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemers<br />
Verzekeringen).<br />
Aan de hand van dit verslag wordt beoordeeld of beide<br />
partijen genoeg inspanningen hebben geleverd om de<br />
zieke werknemer weer aan het werk te helpen. Als de<br />
werkgever in gebreke blijft bij de uitvoering van de wet<br />
dan moet de werkgever het loon van de werknemer<br />
langer doorbetalen, ook na de wachttijd van een<br />
ziektejaar. De periode waarover extra<br />
loonbetalingsplicht wordt vastgesteld is afhankelijk van<br />
het verzuim en bedraagt maximaal een jaar. Het UWV<br />
kan ook bij een tweede verzuim een loondoorbetalingsperiode<br />
vaststellen. Die periode wordt<br />
afgestemd op de tijd die nodig is om het verzuim te<br />
herstellen met een minimum van twee maanden.<br />
26. Vakantiewerk<br />
Vakantiewerk is populair onder'kinderen', en nu de<br />
vakantieperiode voor de deur staat willen wij u op de<br />
fiscale gevolgen hiervan wijzen. Inkomen van kinderen<br />
wordt bij de kinderen zelf belast. De kinderen hebben<br />
recht op de arbeidskorting van maximaal 1.766 euro.<br />
De teveel ingehouden loonbelasting kan door middel<br />
van eenTj biljet worden teruggevraagd, uiterlijk binnen<br />
3 jaar na het einde van het kalenderjaar.Voor<br />
thuiswonende kinderen jonger dan 16 jaar heeft het<br />
inkomen geen gevolgen voor de kinderbijslag. Kinderen<br />
van 16 en 17 jaar en uit huis wonende kinderen jonger<br />
dan 16 jaar, kunnen worden gekort op de kinderbijslag.<br />
Indien in een kwartaal het netto loon meer bedraagt<br />
dan 1.024 euro dan vervalt de dubbele kinderbijslag.<br />
Bij een inkomen boven 1.662 euro vervalt de gehele<br />
kinderbijslag. In de vakantieperiode geldt een extra<br />
vrijstelling van 1.050 euro. Voor de Studiefinanciering<br />
geldt een grens van 9.847 euro. Indien een student<br />
meer verdient dan wordt de studiefinanciering gekort.
27. Ontslag oudere werknemers<br />
Het kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend<br />
waarin werkgevers worden verplicht de<br />
werkloosheiduitkering gedeeltelijk te vergoeden<br />
voor werknemers van 57,5 jaar en ouder die<br />
worden ontslagen. De bijdrage voor de werkgever<br />
met meer dan 25 werknemers bedraagt 30% van<br />
de bruto uitkering inclusief sociale lasten voor<br />
werkgevers. Voor werkgevers die tussen de 10 en<br />
25 werknemers in dienst hebben is de bijdrage<br />
15%, en voor werkgevers met minder dan 10<br />
werknemers is er geen bijdrage. De maximale<br />
bijdrage bedraagt 3% van de loonsom en wordt<br />
gedurende maximaal 7,5 jaar geheven. De regeling<br />
geldt niet voor werknemers die na hun 50° in dienst<br />
zijn getreden.<br />
28. Wettelijk minimumloon<br />
De minimum(jeugd)lonen bedragen per l april <strong>2003</strong><br />
(bruto per maand, per week en per dag, in euro's,<br />
exclusief vakantiebijslag):<br />
Percentage<br />
minimumloon<br />
Vanaf 23 jaar 100%<br />
Vanaf 22 jaar 85%<br />
Vanaf 21 jaar 72,5%<br />
Vanaf 20 jaar 61,5%<br />
Vanaf 19 jaar 52,5%<br />
Vanaf 18 jaar 45,5%<br />
Vanaf 17 jaar 39,5%<br />
Vanaf 16 jaar 34,5%<br />
Vanaf 15 jaar 30%<br />
ARBEIDSRECHT<br />
29. Anciënniteit<br />
per<br />
maand<br />
1249,20<br />
1061,80<br />
905,65<br />
768,25<br />
655,85<br />
568,40<br />
493,45<br />
430,95<br />
374,75<br />
per<br />
week<br />
288,30<br />
245,05<br />
209,00<br />
1 77,30<br />
151,35<br />
131,15<br />
1 1 3,85<br />
99,45<br />
86,50<br />
Indien een onderneming om bedrijfseconomische<br />
reden gereorganiseerd wordt dan dient men<br />
ontslag aan te vragen bij het CWI (Centrum voor<br />
Werk en Inkomen). Men kan ook individuele<br />
ontbindings-verzoeken indienen bij de<br />
kantonrechter. In het geval het een collectief<br />
ontslag betreft is het zogenaamde<br />
anciënniteitsbeginsel van toepassing.Werknemers<br />
met het kortste dienstverband komen het eerst<br />
voor ontslag in aanmerking, indien de werknemer<br />
met het langste dienstverband in staat is de<br />
overgebleven functie te vervullen. Slechts in<br />
uitzonderlijke gevallen kan van deze regel worden<br />
afgeweken.<br />
per<br />
dag<br />
57,66<br />
49,01<br />
41,80<br />
35,46<br />
30,27<br />
26,23<br />
22,77<br />
19,89<br />
17,30<br />
Opmerkelijk is daarom de uitspraak van de<br />
kantonrechter in Amsterdam die het een werkgever in<br />
de ICT branche toestond om de arbeidsovereenkomst<br />
met werknemers te ontbinden die langer dan twee<br />
maanden geen declarabele uren hadden gemaakt. In de<br />
arbeidsovereenkomst was opgenomen dat werknemers<br />
elders gedetacheerd werden en daardoor krijgt de<br />
arbeidsovereenkomst tevens het karakter van<br />
uitzendovereenkomst. Het kan van de werkgever niet<br />
verlangd worden dat hij werknemers die een opdracht<br />
hebben ontslaat en de werkloze werknemer op die<br />
opdracht aanstelt, ondanks het aan de kant zetten van<br />
het anciënniteitsbeginsel.<br />
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
heeft naar aanleiding van deze uitspraak het<br />
ontslagbesluit gewijzigd. Er is een onderscheid<br />
gekomen tussen echte uitzendorganisaties en<br />
detacheerbureaus. Detacheerders mogen uitsluitend<br />
nog van het anciënniteitsbeginsel afwijken indien zij aan<br />
kunnen tonen dat een werknemer voor een bepaalde<br />
opdracht specifieke kwaliteiten heeft en daardoor<br />
onmisbaar is.<br />
30. Opzegging tijdelijk contract<br />
Een tijdelijk contract wordt bij voortzetting van de<br />
dienstbetrekking niet automatisch omgezet in een<br />
contract voor onbepaalde tijd. Indien niets wordt<br />
afgesproken dan wordt onder dezelfde voorwaarden<br />
en voor dezelfde duur weer een overeenkomst voor<br />
bepaalde tijd gesloten. Pas na drie tijdelijke contracten<br />
of verlenging na drie jaar, ontstaat een overeenkomst<br />
voor onbepaalde tijd. Een arbeidsovereenkomst die<br />
door de werkgever aan het eind van de derde periode<br />
werd beëindigd kon aldus rechtsgeldig ten einde<br />
komen. De werknemer voerde ten onrechte aan dat er<br />
geen nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd<br />
was gemaakt en er daarom een overeenkomst voor<br />
onbepaalde tijd was.<br />
31. Voorwaardelijke ontbinding<br />
Een werknemer werd in 1997 op staande voet<br />
ontslagen. De werkgever vroeg tevens ontbinding aan<br />
van de arbeidsovereenkomst voor het geval het ontslag<br />
op staande voet niet werd geaccepteerd. De<br />
kantonrechter ontbond de overeenkomst met<br />
vaststelling van een ontbindingsvergoeding van f<br />
200.000 te betalen 4 weken nadat zou vaststaan dat de<br />
overeenkomst niet zou worden ontbonden door het<br />
ontslag op staande voet.<br />
Het ontslag op staande voet werd door de rechtbank in<br />
2001 verworpen en de werkgever betaalde de<br />
ontbindingsvergoeding en het achterstallige loon (over<br />
2 maanden). De werknemer eiste hierop rentevergoeding<br />
over de ontbindingsvergoeding over de<br />
periode 1997-2001. De Hoge Raad oordeelde<br />
uiteindelijk dat het nietig verklaren van het ontslag op<br />
staande voet betekende dat dit nooit had plaatsgehad.
De werkgever was gehouden om vanaf 1997 rente te<br />
betalen. De door de kantonrechter benoemde termijn<br />
van 4 weken deed daar niets aan af.<br />
32. Opzegtermijn<br />
De wet staat toe dat van de wettelijke opzegtermijn<br />
wordt afgeweken bij CAO of individuele arbeidsovereenkomst.<br />
Wordt de opzegtermijn voor de<br />
werknemer verlengd dan moet de opzegtermijn voor<br />
de werkgever minimaal twee keer zo lang zijn als de<br />
opzegtermijn voor de werknemer. Een werkgever en<br />
een werknemer waren een opzegtermijn van twee<br />
maanden voor de werknemer en drie maanden voor de<br />
werkgever overeengekomen. De kantonrechter<br />
oordeelde dat de overeengekomen opzegtermijnen<br />
onjuist waren en de bepalingen daarom nietig waren.<br />
De wettelijke opzegtermijnen zijn dan van toepassing.<br />
In dit geval was dit l maand voor beide partijen.<br />
33. Salaris en dienstjaren<br />
Voor het berekenen van de ontslagvergoeding bij het<br />
ontbinden van een arbeidsovereenkomst door de<br />
kantonrechter wordt de zogenaamde kantonrechtersformule<br />
toegepast. De formule vermenigvuldigt<br />
de diensttijd in jaren met het laatste maandsalaris en<br />
een leeftijdsafhankelijke factor.Voor de factor telt de<br />
diensttijd na de 50 verjaardag dubbel, de diensttijd na<br />
de 40° verjaardag telt voor anderhalf. Een werkgever<br />
vroeg ontbinding aan voor een werknemer die kort<br />
daarvoor haar fulltime dienstverband had omgezet in<br />
een parttime dienstverband. De kantonrechter in<br />
Rotterdam stelde vast dat er geen peildatum voor het<br />
salaris wordt genoemd in de aanbeveling van de Kring<br />
van Kantonrechters. Omdat de werkneemster kort<br />
voor het ontbindingsverzoek minder was gaan werken<br />
en zij niet wist van het ontbindingsverzoek hanteerde<br />
de kantonrechter het fulltime salaris. De kantonrechter<br />
in Utrecht kende aan een werknemer een<br />
ontbindingsvergoeding toe berekend met een factor 2.<br />
De werknemer was 57 jaar oud en de werkgever had<br />
niets gedaan om ander passend werk voor de<br />
werknemer te vinden.<br />
34. Loondoorbetaling bij schorsing<br />
Een werknemer die zich ernstig had misdragen was<br />
door zijn werkgever op non-actief gesteld. Het salaris<br />
werd niet uitbetaald en de werkgever vroeg ontbinding<br />
aan voor de arbeidsovereenkomst. Een jaar later werd<br />
de arbeidsovereenkomst ontbonden. De werknemer<br />
eiste loondoorbetaling over de periode dat hij<br />
geschorst was. De Rechtbank in Breda had geoordeeld<br />
dat de werkgever geen loon door hoeft te betalen als<br />
de werknemer niet werkt. Dit is alleen anders indien<br />
de oorzaak in redelijkheid voor rekening van de<br />
werkgever dient te komen. Dit was in deze casus niet<br />
het geval want de werknemer had zich misdragen. De<br />
Hoge Raad haalde deze redenering onderuit. Het<br />
schorsen van een werknemer is een besluit van de<br />
werkgever en ligt dus in zijn risicosfeer. Een werkgever<br />
kan zich niet éénzijdig onttrekken aan zijn verplichting<br />
om loon door te betalen, ook niet als er gegronde<br />
reden is om een werknemer te schorsen. Dit is alleen<br />
mogelijk indien in de arbeidsovereenkomst van de<br />
bepalingen in de wet is afgeweken. De Hoge Raad heeft<br />
de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak<br />
doorverwezen naar het Gerechtshof in Breda.<br />
35. Premiesplitsing voorkomt successierechten<br />
Tot het vermogen van een overleden persoon behoort<br />
een vijftal door haar gesloten koopsompolissen. De<br />
uitkering bij overlijden komt volgens de polissen toe<br />
aan de erfgenamen; de uitkering bij in leven zijn op de<br />
einddatum aan de inmiddels overledene. Op twee van<br />
de polissen staat aangegeven dat de premie voor de<br />
uitkering bij overlijden voor rekening van de<br />
erfgenamen is. Op de andere polissen staat geen<br />
premiesplitsing vermeld. In geschil is of over de<br />
uitkeringen uit de polissen successierecht moet<br />
worden betaald door de erfgenamen. Naar het oordeel<br />
van Hof Den Bosch voldoen de twee polissen met<br />
premiesplitsing aan de voorwaarden die door de<br />
Staatssecretaris van Financiën in een besluit uit 1997<br />
zijn gesteld aan dergelijke polissen.Wie de premie heeft<br />
betaald is niet van belang; alleen van belang is wie de<br />
premie volgens de polis verschuldigd is. Die<br />
uitkeringen horen daarom niet tot de nalatenschap. De<br />
andere polissen kennen geen premiesplitsing en<br />
vormen dus een erfrechtelijke verkrijging volgens de<br />
Successiewet.<br />
Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor verstrekte juistheid en volledigheid van de gegevens.
Administratie<br />
Belastingen<br />
Accountancy<br />
Salarissen<br />
Automatisering<br />
Detachering<br />
STEMERDINK & VERHOEK<br />
Administratie- en Belastingadvieskantoor B.V.<br />
STEMERDINK<br />
<strong>Registeraccountants</strong><br />
Turfstekerstraat 46 1431 GE Aalsmeer<br />
Tel. 0297-326252 Fax 0297-323698 E-mail sv@ccountents.nl