Bekijk alvast één hoofdstuk in preview (pdf - 1 - Inverde
Bekijk alvast één hoofdstuk in preview (pdf - 1 - Inverde
Bekijk alvast één hoofdstuk in preview (pdf - 1 - Inverde
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Deel van de Atlas der Buurtwegen uit<br />
1841. Iets ten noorden van het fort de<br />
Knocke is een herberg langs de IJzer<br />
aangeduid met de benam<strong>in</strong>g DeVogel<br />
hutcabaret. De herberg ligt recht<br />
tegenover de eendenkooi van Merkem,<br />
die niet op de kaart staat.<br />
5.2 Eendenkooien<br />
Entvoghelcoye, aendenkooie, canardière,<br />
eendenkooi, …<br />
De eendenkooi is vermoedelijk rond de 14 de eeuw ontstaan,<br />
het is een heel bijzondere jachtvorm waarbij diverse soorten<br />
wilde eenden levend gevangen werden met een vernuftig systeem<br />
van fuiken, tamme lokeenden en een ros hondje. Eendenkooien<br />
kenden hun grootste verspreid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Nederland<br />
maar waren ook <strong>in</strong> België, het Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk, Duitsland,<br />
Denemarken en Frankrijk te v<strong>in</strong>den. De oudste vermeld<strong>in</strong>g<br />
komt uit Vlaanderen, meer bepaald uit Bornem (prov<strong>in</strong>cie<br />
Antwerpen). Het is nog steeds een open vraag of de Vlam<strong>in</strong>gen<br />
dan wel de Nederlanders de uitv<strong>in</strong>ders van de eendenkooi<br />
zijn.<br />
In Vlaanderen waren ongeveer 25 eendenkooien actief. Enkel<br />
van de eendenkooien van Bornem, S<strong>in</strong>aai, Eksaarde, Berlare,<br />
Meetkerke, Loppem, Merkem en Woumen bestaan nog zichtbare<br />
relicten.<br />
Eendenkooien komen <strong>in</strong> oude teksten onder verschillende<br />
benam<strong>in</strong>gen voor: entvoghelcoye, aendenkooi, eendenkooi<br />
en canardière zijn de meest verspreide. In de oude teksten<br />
worden eendenkooien ook vaak <strong>in</strong> <strong>één</strong> adem met reigerie of<br />
zwanenwater genoemd wat verwijst naar de vroegere vangst<br />
van deze vogels voor consumptie. Dit verliep evenwel niet via<br />
In Woumen en Merkem kwamen we ook de benam<strong>in</strong>g veugelhutte<br />
(vogelhut) tegen. Een voormalige herberg-boerderij<br />
langs de IJzer <strong>in</strong> Nieuwkapelle, recht tegenover de eendenkooi<br />
van Merkem, staat op oude kaarten en is nog altijd gekend<br />
onder die naam. In Ren<strong>in</strong>ge is ook sprake van een toponiem<br />
vangnisse, wat volgens sommigen ook naar een voormalige<br />
eendenkooi verwees. Hiervoor is echter nog geen onomstotelijk<br />
bewijs gevonden.<br />
Er heerste bij de lokale bewoners vaak verwarr<strong>in</strong>g tussen<br />
eendenkooien en aanzitputten. Deze laatste worden <strong>in</strong> de<br />
volksmond ook wel eens eendenputten of eendenkooien genoemd.<br />
Dat er vroeger soms een kooi bijstond om de tamme<br />
lokeenden bij te houden, maakte de verwarr<strong>in</strong>g wellicht compleet.<br />
Daarbij komt nog dat de kooiers heel weigerachtig stonden<br />
om vreemden <strong>in</strong> de eendenkooi mee te nemen, zodat de<br />
meeste mensen er het raden naar hadden hoe een eendenkooi<br />
eruitzag en wat daar precies gebeurde.<br />
het typisch eendenkooi vangstsysteem.<br />
Rond de kooiplas bev<strong>in</strong>dt zich de zate, een oever met kort gras<br />
of blote aarde, waarop de eenden kunnen rusten. Rondom de<br />
kooiplas wordt de zate afgeboord door een lang rietscherm. 1. kooibos<br />
Het rietscherm is ongeveer twee meter hoog, zodat de kooier 2. kooipaadjes of wegeltjes<br />
er kan achter lopen zonder door de eenden te worden gezien. 3. kooiplas<br />
4. zaat, zitwal(len), de oevers van<br />
de kooiplas<br />
De vangpijpen<br />
5. langwerpig rietscherm langs de<br />
kooiplas<br />
De vangpijpen bev<strong>in</strong>den zich op de hoeken van de kooiplas 6. vangpijp<br />
en zijn kromme, versmallende slootjes waarboven een kooi- 7. kortschermen of vlaken langs de<br />
vormige constructie is gebouwd. Een vangpijp beg<strong>in</strong>t ruim vangpijpen<br />
manshoog bij de plas en wordt nauwer en lager naar het uit- 8. vangfuiknet of kooizak<br />
178 179<br />
2<br />
1<br />
7<br />
4<br />
5<br />
6<br />
De onderdelen van een<br />
eendenkooi<br />
Op kaarten en teken<strong>in</strong>gen wordt een eendenkooi vaak als een<br />
rechthoekige vijver voorgesteld, met op de vier hoeken een<br />
hoornvormige constructie. Het geheel heeft daardoor het uitzicht<br />
van een eikapsel van een rog (zeevis). Daarom spreekt<br />
men bij dit meest voorkomende type, dat ook <strong>in</strong> Merkem en<br />
Woumen wordt aangetroffen, van het roggeei type.<br />
De kooiplas<br />
De kooiplas of kooivijver is een ondiepe vijver waarop een<br />
groot aantal eenden overdag kan rusten. Op de vier hoeken<br />
van de kooiplas beg<strong>in</strong>t telkens een vangpijp. De kooiplas is<br />
meestal een halve hectare tot 1 hectare groot.<br />
3<br />
4<br />
8
Detail vangpijp: kooizak en<br />
kortschermen.<br />
e<strong>in</strong>de toe. Op het uite<strong>in</strong>de van de vangpijp bev<strong>in</strong>dt zich een<br />
fuikvormig net waar<strong>in</strong> de eenden gevangen worden en de pijp<br />
uit gaan. De vangpijpen waren oorspronkelijk vervaardigd uit<br />
(wilgen)vlechtwerk en handgemaakte netten. Later werden<br />
ook stenen en metalen constructies en kippengaas gebruikt.<br />
Meestal zijn er vier vangpijpen: <strong>één</strong> voor elke w<strong>in</strong>dricht<strong>in</strong>g.<br />
Eenden vliegen altijd op tegen w<strong>in</strong>d; daarom kiest de kooier<br />
bij het beg<strong>in</strong> van de vangst voor de vangpijp waaruit de w<strong>in</strong>d<br />
blaast. Doordat de vangpijpen gekromd zijn, kunnen de eenden<br />
op de kooiplas niet zien water <strong>in</strong> de vangpijp gebeurt.<br />
Naast de vangpijpen staan de zogenaamde kortschermen<br />
opgesteld. In Merkem en Woumen werden die vlaken of rietvlaken<br />
genoemd. Dit zijn rietschermen die elkaar gedeeltelijk<br />
overlappen. Verder <strong>in</strong> dit <strong>hoofdstuk</strong> lichten we toe waarvoor<br />
ze dienen, als we het over het kooihondje hebben.<br />
Het kooibos<br />
Rond de vijver is een bos geplant. Vaak bestaat het bos uit lage<br />
struiken en/of knotbomen dicht bij de plas en gaat het over <strong>in</strong><br />
opgaande bomen iets verder van de plas verwijderd. Eenden<br />
rusten immers graag op een beschutte vijver.<br />
De lokeenden<br />
Op de kooiplas rusten de eenden. ’s Nachts vliegen ze naar<br />
de omliggende graslanden en sloten om daar hun kostje bijeen<br />
te garen. De meeste eenden op de kooiplas kunnen nauwelijks<br />
nog worden gevangen. Ze zijn ooit eens een vangpijp<br />
<strong>in</strong>gezwommen, maar ook weer ontsnapt. Zij laten zich niet<br />
meer vangen en worden verbrande eenden genoemd. Naast<br />
de enkele honderden of zelfs duizenden verbrande eenden<br />
zwemmen er ook tien tot enkele tientallen tamme eenden,<br />
zogenaamde staleenden, die als lokeend fungeren. Verbrande<br />
eenden en staleenden, samen de vliegstal genoemd, lokken<br />
nieuwkomers mee naar de kooiplas. In augustus - september<br />
lokten ze de jonge eenden uit de streek en vanaf november<br />
kwamen de noordelijke wilde eenden mee naar de kooiplas.<br />
Het verloop van de<br />
vangst<br />
De eendenkooier, <strong>in</strong> Merkem en Woumen meestal kooibaas<br />
of kooier genoemd (<strong>in</strong> Nederland: kooiker) g<strong>in</strong>g ’s morgens <strong>in</strong><br />
alle stilte met zijn kooihondje naar de eendenkooi. Via netjes<br />
geveegde kooipaadjes, zodat er geen takje onder de voeten<br />
kon kraken,liep hijricht<strong>in</strong>g het kooihuisje. Met een sigaret had<br />
de kooier al getest van waar de w<strong>in</strong>d waaide, zodat hij wist<br />
welke vangpijp hij moest gebruiken.<br />
In het kooihuisje bewaarde hij het vangnet en het eten voor<br />
de tamme eenden. De kooier <strong>in</strong>stalleerde eerst zijn fuiknet,<br />
de kooizak, op het open uite<strong>in</strong>de van de vangpijp die hij gaat<br />
gebruiken. De kooizak werd met een ijzeren p<strong>in</strong> <strong>in</strong> de grond<br />
vastgezet, zodat hij goed strak stond.<br />
Vervolgens floot de kooier op een lokfluitje, zodat de tamme<br />
eenden wisten dat het etenstijd was. In de vangpijp strooide<br />
hij wat graan, zodat de lokeenden al <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van de<br />
vangpijp zwommen.<br />
Nu liep de kooier ongezien, achter de kortschermen, naar het<br />
beg<strong>in</strong> van de vangpijp. Via het hondengat <strong>in</strong> het rietscherm<br />
liet hij zijn rosse kooihondje <strong>in</strong> de vangpijp los. Het hondje<br />
was zo afgericht dat het op een bepaald teken rond het eerste<br />
kortscherm begon te lopen. De eenden zagen <strong>in</strong> het rosse<br />
hondjes wellicht een vos. Of het uit nieuwsgierigheid was dan<br />
wel om soortgenoten te verwittigen, blijft onduidelijk, maar<br />
de eenden hadden de neig<strong>in</strong>g het kooihondje te volgen. De<br />
tamme lokeenden kenden het hondje maar al te goed en hadden<br />
geen aandacht voor het dier. Zij zwommen de vangpijp<br />
een kle<strong>in</strong> e<strong>in</strong>dje <strong>in</strong> want daar wachtte hun het eten.<br />
Door een kijkgat <strong>in</strong> de kortschermen hield de kooier de eenden<br />
ongezien <strong>in</strong> de gaten. Als er voldoende eenden de vangpijp<br />
b<strong>in</strong>nenzwommen, beloonde hij het kooihondje met een<br />
stukje brood en gaf hij hondje een teken zodat het naar het<br />
tweede kortscherm liep en daar opnieuw rondjes begon te<br />
lopen. Dit scenario herhaalde zich steeds opnieuw bij de volgende<br />
kortschermen en zo lokte het hondje de eenden beetje<br />
bij beetje de pijp <strong>in</strong>. Als de eenden ver genoeg waren gevorderd,<br />
kwam de kooier plots tevoorschijn: buiten het zicht van<br />
de kooivijver, maar duidelijk zichtbaar voor de eenden die<br />
de vangpijp waren <strong>in</strong>gezwommen. Hij zwaaide met zijn vest<br />
of een wit laken, waardoor de wilde eenden opschrikten en<br />
tegen de w<strong>in</strong>d <strong>in</strong> naar het uite<strong>in</strong>de van de vangpijp vlogen.<br />
Het bos rond het uite<strong>in</strong>de van de vangpijp was wat uitgedund,<br />
zodat de eenden daar een lichtrijke plek zagen en waarlangs<br />
180 181<br />
De vangpijp (ijzeren beugels, overspannen<br />
met een net) versmalt naar het<br />
e<strong>in</strong>de toe. Rechts, <strong>in</strong> het rietscherm,<br />
het hondengat.
Per uitzonder<strong>in</strong>g werden wel eens andere<br />
eenden verschalkt. In 1962 werd<br />
bijvoorbeeld <strong>in</strong> de kooi van Merkem<br />
een Siberische tal<strong>in</strong>g (Anas formosa)<br />
gevangen. Het dier werd opgezet en<br />
prijkt nog altijd op de kast <strong>in</strong> het Kasteel<br />
van Merkem.<br />
De muurdecoratie op het Kasteel van<br />
Merckem bestaat onder meer uit deze<br />
pijlstaarten. (boven l<strong>in</strong>ks)<br />
De muurdecoratie op Kasteel Foreest,<br />
bij Monique de Con<strong>in</strong>ck de Merckem,<br />
de eigenares van de eendenkooi van<br />
Merkem, is sterk door de eendenkooi<br />
geïnspireerd. Wilde eenden zijn er<br />
scher<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>slag. (boven rechts).<br />
Elke zichzelf respecterende broekratte<br />
had m<strong>in</strong>stens een kadertje van zijn<br />
geliefkoosde eenden aan de muur<br />
ophangen. Ook bij Raymond Simoen<br />
ontbreken de w<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>gen niet.<br />
(onder midden)<br />
Bij jager André Degrieck prijkten de<br />
twee soorten vierl<strong>in</strong>gen (w<strong>in</strong>ter en zomertal<strong>in</strong>gen)<br />
aan de muur (resp. onder<br />
rechts en onder l<strong>in</strong>ks). De aquarellen<br />
waren een geschenk van bevriende<br />
jagers.<br />
ze hoopten te ontsnappen. De tamme eenden bleven rustig<br />
zitten. Zij kenden dat spelletje en zwommen niet door tot<br />
het uite<strong>in</strong>de. De wilde eenden belandden uite<strong>in</strong>delijk <strong>in</strong> het<br />
fuiknet, waar de kooier zich snel heen spoedde. Vakkundig<br />
werden de eenden de nek omgedraaid en ze g<strong>in</strong>gen letterlijk<br />
en figuurlijk de pijp uit.<br />
Het fuiknet werd aan het kooihuisje gehangen en de kooier<br />
kon weer huiswaarts gaan met zijn vangst.<br />
Driel<strong>in</strong>gen, vierl<strong>in</strong>gen en<br />
blokaenden<br />
De verschillende eendensoorten van de broeken werden op<br />
basis van hun gewicht opgedeeld <strong>in</strong> drie categorieën: wilde<br />
eenden, driel<strong>in</strong>gen en vierl<strong>in</strong>gen. Twee wilde eenden werden<br />
als standaard gehanteerd bij de verkoop. Drie driel<strong>in</strong>gen of<br />
vier vierl<strong>in</strong>gen leverden ongeveer hetzelfde gewicht op. De<br />
verkoopprijs van de eenden was enkel op het gewicht en niet<br />
op de smaak of de kwaliteit van de <strong>in</strong>dividuele soortengebaseerd.<br />
Wilde eenden noemde men <strong>in</strong> Merkem en Woumen grote<br />
aenden of blokaenden.<br />
Smienten, slobeenden, pijlstaarten en krakeendenwerden<br />
tot de driel<strong>in</strong>gen gerekend. De afzonderlijke soorten driel<strong>in</strong>gen<br />
hadden ook nog eens elk een eigen naam. De smient<br />
luisterde onder meer naar de namen rostekop, fiewiew,<br />
fluitaende,siffleur, sjchufelaere of smie. Slobeend werd vaak<br />
als bekkaerd, lepelbek of souchet aangeduid. Pijlstaart en<br />
krakeend werden zelden met een dialectnaambenoemd,<br />
respectievelijk rietsteirten rietveugel werden als eens gebruikt.<br />
Duikeenden zoals brilduiker, kuifeend en tafeleend werden<br />
ook als driel<strong>in</strong>gen bestempeld, maar dan als hardedriel<strong>in</strong>gen,<br />
omdat ze met hun dicht verenkleed moeilijk te schieten waren.<br />
Ze moesten ‘‘<strong>in</strong> hun gat geschoten worden’’. Ze werden<br />
zelden <strong>in</strong> de eendenkooi gevangen. Kuifeend en tafeleend<br />
hadden ook nog specifieke benam<strong>in</strong>gen. De eerste werd kappaerd<br />
genoemd, de tweede rooaende.<br />
De tal<strong>in</strong>gen (w<strong>in</strong>ter- en zomertal<strong>in</strong>gen) noemde men vierl<strong>in</strong>gen<br />
of sarcellen (= de Franse naam). De afzonderlijke soorten<br />
werden vaak niet gespecifieerd, maar sommige jagers maakten<br />
tot het onderscheid tussenzomersarcelle of zomervierl<strong>in</strong>g<br />
en w<strong>in</strong>tersarcelle of w<strong>in</strong>tervierl<strong>in</strong>g.<br />
182 183<br />
Mannetje slobeend, <strong>in</strong> de IJzervallei<br />
meestal bekkaard of lepelbek<br />
genoemd.<br />
Koppeltje smient. In de IJzervallei<br />
werden smienten als rostekop, fiewiew,<br />
fluitaande, siffleur, sjchufelaere of smie<br />
aangeduid.
Evolutie <strong>in</strong> het aantal eenden<br />
W<strong>in</strong>tergasten<br />
De <strong>in</strong>terviews met de oudere bewoners en jagers van de IJzervallei geven wellicht een goed beeld van de soorten eenden<br />
die je er <strong>in</strong> die tijd als w<strong>in</strong>tergast of als doortrekker kon aantreffen. Dat soortengamma verschilt trouwens niet zoveel van<br />
het huidige soortenbestand (als we exoten even buiten beschouw<strong>in</strong>g laten). Over de aantallen van de eenden <strong>in</strong> vroegere<br />
tijden is veel m<strong>in</strong>der <strong>in</strong>formatie voorhanden. We kunnen echter aannemen dat de meeste soorten nu aanzienlijk talrijker zijn<br />
dan toen, <strong>in</strong> de eerste plaats omdat de populaties <strong>in</strong> heel Noordwest-Europa s<strong>in</strong>dsdien sterk zijn toegenomen (althans bij de<br />
meeste soorten). Ook lokale factoren speelden een belangrijke rol bij de stijg<strong>in</strong>g van het aantal watervogels <strong>in</strong> de IJzervallei.<br />
Tot e<strong>in</strong>d de jaren de ’50 waren er geen echte rustgebieden en was er bijna overal een hoge jachtdruk. Dat veranderde toen<br />
de Blankaart <strong>in</strong> 1959 <strong>in</strong> beheer kwam van de toenmalige Belgische Vogel en Natuurreservaten (BNVR). Vanaf dan is ook wat<br />
cijfermateriaal over aantallen eenden beschikbaar via aanteken<strong>in</strong>gen en publicaties van Paul Houwen. In de jaren ’60 en de<br />
eerste helft van de jaren ’70 meldde Paul voor de Blankaart vrij stabiele en relatief lage aantallen (1.000-3.000 exemplaren).<br />
Over de aantallen <strong>in</strong> de IJzerbroeken, buiten de Blankaart, komen we m<strong>in</strong>der te weten. Wellicht pleisterden hier slechts lage<br />
aantallen omdat er <strong>in</strong> die tijd nog altijdvrij <strong>in</strong>tensief werd gejaagd. Alleen bij grote overstrom<strong>in</strong>gen (<strong>in</strong> 1966 - 67 bijvoorbeeld)<br />
maakte Paul Houwen gewag van vele duizenden eenden <strong>in</strong> de broeken. Houwen & Timmerman (1969) vermeldden dat <strong>in</strong> waterrijke<br />
w<strong>in</strong>ters het aantal eenden tot 20.000 kon oplopen, hoewel dit niet met concrete telgegevens werd gestaafd.<br />
Toen midden de jaren ’70 het grote waterspaarbekken <strong>in</strong> de broeken van Woumen en Merkem werd gebouwd, ontstond er<br />
een tweede groot rustgebied voor watervogels. Dat vertaalde zich <strong>in</strong> een verdere toename van de aantallen.<br />
De comb<strong>in</strong>atie van grote rustgebieden en geschikte voedselgebieden <strong>in</strong> de overstroombare IJzerbroeken zorgde ervoor dat<br />
het Blankaartgebied <strong>één</strong> van de belangrijkste Vlaamse overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gs- en doortrekgebieden voor watervogels werd. Aantallen<br />
van 30.000 tot 40.000 eenden zijn de laatste 15 tot 20 jaar geen uitzonder<strong>in</strong>g. Voor diverse soorten (smient, slobeend,<br />
w<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>g, pijlstaart) heeft het gebied zelfs een <strong>in</strong>ternationale betekenis gekregen.<br />
In absolute aantallen is de smient met ruime voorsprong de talrijkste eendensoort. In de meeste w<strong>in</strong>ters loopt het aantal vlot<br />
op tot meer dan 20.000. Uitzonderlijk waren er ruim 78.000 exemplaren tijdens de w<strong>in</strong>ter 2002 - 03.<br />
Andere talrijke soorten zijn wilde eend (regelmatig tot ruim 6.000 exemplaren), w<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>g (regelmatig meer dan 2.000<br />
exemplaren, zelfs bijna 10.000 tijdens de w<strong>in</strong>ter 2001/2002), slobeend (regelmatig meer dan 400, uitzonderlijk tot ruim<br />
1.600 <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter 2000 - 2001), pijlstaart (sterk variabele aantallen met geregeld meer dan 200 exemplaren en zelfs 2.350<br />
exemplaren <strong>in</strong> 2001 - 2002), krakeend (regelmatig 150 tot 250 exemplaren) en bergeend (100 tot af en toe meer dan 400<br />
exemplaren).<br />
Bij al deze soorten is er een duidelijk positief verband tussen de aanwezige aantallen en het optreden van overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
de broeken. De overstroomde graslanden zijn niet alleen een optimaal foerageergebied maar de overstrom<strong>in</strong>gen maken het<br />
gebied ook ontoegankelijker en zo m<strong>in</strong>der gevoelig voor verstor<strong>in</strong>g. Duikeenden zoals tafeleend en kuifeend zijn veel m<strong>in</strong>der<br />
van die overstrom<strong>in</strong>gen afhankelijk. Deze soorten verschenen eigenlijk pas <strong>in</strong> grotere aantallen <strong>in</strong> de IJzervallei na de bouw<br />
van het grote en relatief diepe waterspaarbekken.<br />
Zoals eerder vermeld, zijn bijna alle soorten eenden de voorbije decennia <strong>in</strong> de IJzervallei toegenomen. De belangrijkste uitzonder<strong>in</strong>g<br />
daarop is de zomertal<strong>in</strong>g. In de nazomer en vroege herfst behoorde deze soort vroeger tot het courante jachtwild<br />
en vermeldde Paul Houwen <strong>in</strong> de jaren ’60 groepen van 50 tot 100 exemplaren. Tegenwoordig is een groepje van een 10-tal<br />
exemplaren al meer dan het vermelden waard.<br />
Wat eenden en andere watervogels betreft, staat de Handzamevallei wat <strong>in</strong> de schaduw van de IJzerbroeken. In perioden<br />
zonder overstrom<strong>in</strong>gen pleisteren er kle<strong>in</strong>e groepjes watervogels, vooral door het ontbreken van grotere waterplassen. Bij<br />
overstrom<strong>in</strong>gen lopen de aantallen echter sterk op en kunnen er tot meer dan 10.000 eenden worden geteld (vooral smient,<br />
w<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>g en pijlstaart). Er is ook een duidelijke uitwissel<strong>in</strong>g van eenden tussen het Blankaartgebied en de Handzamevallei.<br />
Broedende eenden<br />
De IJzer- en Handzamevallei herbergen ook <strong>in</strong> het broedseizoen heel wat eendensoorten. De algemeenste soort –zowel<br />
vroeger als nu- is ongetwijfeld de wilde eend, die een heel brede habitatkeuze heeft. Slobeend en zomertal<strong>in</strong>g zijn meer<br />
specifiek gebonden aan vochtige graslanden met veel sloten en zijn bijgevolg gevoelig voor een <strong>in</strong>tensiver<strong>in</strong>g van het landbouwgebruik<br />
(bijvoorbeeld vroeger maaien) en verdrog<strong>in</strong>g. Vooral zomertal<strong>in</strong>g is momenteel aanzienlijk m<strong>in</strong>der talrijk dan<br />
omstreeks 1960.<br />
Er zijn ook een hele reeks soorten die zich pas de laatste decennia als (jaarlijkse) broedvogel <strong>in</strong> het gebied hebben gevestigd:<br />
bergeend (eerste broedgeval <strong>in</strong> 1982), kuifeend (eerste broedgeval <strong>in</strong> 1976) en krakeend (eerste broedgeval <strong>in</strong> 1988).<br />
De opkomst van deze soorten <strong>in</strong> de IJzervallei past <strong>in</strong> een algemene areaaluitbreid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Vlaanderen en West-Europa. Van<br />
tafeleend zijn tot op heden maar enkele broedgevallen bekend. Wellicht komen ook regelmatig enkele paartjes w<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>g<br />
tot broeden, maar zekere broedgevallen zijn <strong>in</strong> de laatste tientallen jaren op <strong>één</strong> hand te tellen. Heel onregelmatige broedvogels<br />
zijn smient en pijlstaart, waarvan het echte broedareaal zich een stuk noordelijker, <strong>in</strong> Scand<strong>in</strong>avië en Rusland, bev<strong>in</strong>dt.<br />
De opbrengst van de<br />
eendenkooien<br />
In de wettelijk toegestane periode werden <strong>in</strong> Merkem ”serieuze<br />
aantallen” voor de consumptie gevangen. Pierre baron<br />
de Con<strong>in</strong>ck de Merckem, de vader van de huidige eigenares<br />
van de eendenkooi, moest zich destijds <strong>in</strong> een proces tegen<br />
de jagers verdedigen. Ze beweerden dat hij meer dan 2.000<br />
eenden v<strong>in</strong>g vóór de aanvang van de jacht. Zijn dochters en de<br />
jachtwachter deden dit af als overdreven. Exacte vangstcijfers<br />
werden echter niet zomaar meegedeeld.<br />
In Merkem g<strong>in</strong>g de helft van de eenden naar de kooier en de<br />
andere helft naar de eigenaar.<br />
De bewer<strong>in</strong>g van André Decap, de laatste kooiman <strong>in</strong> de eendenkooi<br />
van Woumen, dat de jaarlijkse vangst 100 tot 200 vogels<br />
per jaar betrof, heeft wellicht te maken met het feit dat<br />
hij niet graag de juiste aantallen meedeelde. Zelfs zijn eigen<br />
k<strong>in</strong>deren mochten de vangst maar zelden zien. Volgens een<br />
vriend des huizes werden er ook wel eens <strong>in</strong> Brugge heimelijk<br />
eenden verkocht, omdat die daar meer opbrachten. Uiteraard<br />
mocht dat de eigenares niet ter ore komen. Vragen over de<br />
eendenoogst werden meestal op enigsz<strong>in</strong>s geheimz<strong>in</strong>nig gelach<br />
onthaald. Verhalen over zware zakken vol hout en dergelijke<br />
lieten veel vermoeden, maar gaven geen details over<br />
exacte aantallen. De dochter van André Decap, Cécile, sprak<br />
over 0, 1, 2, 10 tot 15 eenden per dag en dat gedurende ongeveer<br />
vijf maanden per jaar. De zondag werd er niet gekooid.<br />
Een gemiddelde dagelijkse vangst van circa 5 eenden brengt<br />
ons bij ongeveer 750 vogels die jaarlijks via deze eendenkooi<br />
<strong>in</strong> de keuken terechtkwamen.<br />
De verdel<strong>in</strong>g van de vangst was <strong>in</strong> Woumen aanvankelijk een<br />
derde voor de kooiman, later werd dit de helft. Het grootste<br />
deel van de opbrengst was voor de baron.<br />
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest André Decap kooien<br />
voor de Duitsers. Er waren bij de Duitsers voor- en tegenstanders<br />
van de eendenkooi. De kooiman werd zelfs even gearresteerd.<br />
Uite<strong>in</strong>delijk mocht hij wél verder werken, maar de<br />
opbrengst was voor de Duitse officieren. André Decap probeerde<br />
de Duitsers wel eens om de tu<strong>in</strong> te leiden door wat<br />
eenden onder <strong>in</strong> een zak met brandhout te verstoppen. Toen<br />
ze echter de truc doorzagen, kreeg hij een fl<strong>in</strong>k pak slaag.<br />
De vangstcijfers <strong>in</strong> verschillende eendenkooien zijn verder<br />
moeilijk vergelijkbaar. De grootte van de kooi en vooral de ligg<strong>in</strong>g<br />
konden enorm variëren en bepaalden <strong>in</strong> heel sterke mate<br />
de vangst. Uit een vergelijk<strong>in</strong>g met historische gegevens over<br />
de opbrengsten <strong>in</strong> bijvoorbeeld Bornem moeten we de kooien<br />
van Merkem en zeker die van Woumen toch eerder als kle<strong>in</strong>e<br />
broertjes beschouwen.<br />
De eendenkooi van<br />
Merkem<br />
Een parscheel waer de aendekoye is opstaende<br />
De oudst gekende vermeld<strong>in</strong>g van deze eendenkooi gaat terug<br />
tot 1591. Toen lagen er 26 forten en sterkten op de IJzer en de<br />
Ieperlee, waaronder <strong>één</strong> ter kooie.<br />
Bij de opsomm<strong>in</strong>g van de eigendommen van de Seigneurie de<br />
Merckem is <strong>in</strong> 1620 al sprake van ‘‘eene vrye voghelrie, swanerie<br />
ende rijgherie’’. Charles de Con<strong>in</strong>ck de Merckem (1878)<br />
184 185<br />
Charles baron de Con<strong>in</strong>ck de Merckem<br />
(°Gent 1836, † Merkem 1895) is de<br />
auteur van een boekje dat de annalen<br />
van Merkem chronologisch weergeeft<br />
(de Con<strong>in</strong>ck de Merckem, 1878). Uit<br />
dat boekje halen we vermeld<strong>in</strong>gen<br />
van de eendenkooi van Merkem vanaf<br />
1620.
Militaire kaart van Beaulieu, van<br />
de omgev<strong>in</strong>g van het Fort Knocke <strong>in</strong><br />
Merkem, uit de periode 16671690.<br />
De kaart geeft een canardière weer,<br />
weliswaar op de andere oever van<br />
de IJzer dan waarde eendenkooi van<br />
Merkem <strong>in</strong> werkelijkheid ligt. De exacte<br />
locatie is hier niet van belang. Beaulieu<br />
wil vooral het Fort Knocke tonen. De<br />
vorm van de percelen en de locatie van<br />
de eendenkooi zijn onnauwkeurig en<br />
slechts als benaderende en decoratieve<br />
aanduid<strong>in</strong>gen op te vatten.<br />
Plan du fort de Knocke et de ses<br />
environs. Kaart uit het militair archief<br />
van V<strong>in</strong>cennes, gedateerd 9 juni 1694<br />
en bedoeld om over te maken aan de<br />
Villeroy. De waterlopen <strong>in</strong> de broeken<br />
zijn op deze kaart aanzienlijk correcter<br />
weergegeven dan bijvoorbeeld op de<br />
Ferrariskaart. Ook de eendenkooi is afgebeeld,<br />
zij het niet erg gedetailleerd.<br />
Er is bijvoorbeeld geen spoor van vorm<br />
of aantal vangpijpen waar te nemen.<br />
vertaalt dit als ‘‘une chasse aux canards, aux oiseaux, aux<br />
hérons et aux cygnes’’. In 1644 is er sprake van ‘’een parscheel<br />
waer de Canarderie ofte aendekoye is opstaende’’. In hetzelfde<br />
jaar is er ook sprake van ‘‘De Eyntvogel Coye’’. De heer van<br />
Merckem houdt ook een leen: ‘‘le 118 fief: un canardsauvage<br />
à la StBavon’’. Wanneer dit leen voor het eerst werd gegeven,<br />
weten we helaas nog niet maar het is erg waarschijnlijk<br />
dat de kooi nog aanzienlijk ouder kan zijn. De meeste lenen<br />
zijn immers middeleeuws, hoewel er tot de 16de en 17de<br />
eeuw nog altijd lenen werden gecreëerd.<br />
De Flou (1928) vermeldt de plaatsnaam ‘’de coye de vrye vogelrye<br />
genaemt’’ van 1772. Het Kooivaartje of Kooivaardeken<br />
(op recente kaarten tot Koevaartje vervormd) staat als een<br />
watergang<strong>in</strong> Merkem en Woumen vanaf 1699 bekend.<br />
Op de kaart van Ferraris (1780) staat de eendenkooi niet aangegeven.<br />
Op de kaarten van het Militair geografisch Instituut<br />
vanaf 1861 wordt de kooi wél weergegeven. De kooi had vier<br />
vangpijpen.<br />
Herstel na de Eerste Wereldoorlog<br />
In de Eerste Wereldoorlog werd de kooi grondig verwoest.<br />
Het kooibos van Merkem stond <strong>in</strong> 1914-1918 haast permanent<br />
onder water en werd volledig na de Eerste Wereldoorlog<br />
herplant. Omdat bomen met reiger- of aalscholvernesten destijds<br />
werden gekapt, schieten ook van die periode nog amper<br />
exemplaren over. Een knotwilg met een stamomtrek van ruim<br />
4 m is wellicht <strong>één</strong> van de we<strong>in</strong>ige overblijvende bomen van<br />
de naoorlogse aanplant.<br />
Verder bestaat het kooibos van Merkem momenteel uit zomereiken,<br />
Canadapopulieren, zwarte els, gewone es, schietwilgen<br />
en een enkele l<strong>in</strong>de. In de struiklaag staat veel gewone<br />
vlier, naast Gelderse roos, sleedoorn, meidoorn, hondsroos,<br />
dauw- en gewone braam, sneeuwbes en Canadese kornoelje.<br />
Het kooibos is <strong>in</strong> rabatten gelegd. Daarop overheersen bramen<br />
en brandnetels. Dagkoekoeksbloem en bosandoorn zorgen<br />
voor een beetje kleur. In de greppels, tussen de rabatten,<br />
is gele lis de meest opvallend bloeiende soort.<br />
De hovenier van het Kasteel van Merkem, Georges Cailliau,<br />
wist de kooi vrij goed te beschrijven, omdat hij elk jaar hielp<br />
bij het herstellen van de kooi. Ook Françoise barones de Con<strong>in</strong>ck<br />
de Merckem her<strong>in</strong>nerde zich nog heel wat details. Het<br />
onderste gedeelte van de vangpijp bestond uit vlechtwerk van<br />
zo’n halve meter hoog, met wilg en rodewiedauw (Canadese<br />
kornoelje, Cornus sericea) als vlechtmateriaal. De kornoeljes<br />
werden <strong>in</strong> het kasteelpark speciaal voor dit doele<strong>in</strong>de gekweekt.<br />
Alleen de onderste tien tot tw<strong>in</strong>tig centimeter van<br />
de vangpijpen werden niet dichtgevlochten, omdat men<br />
doorheen die spleet het slijk makkelijker uit de vangpijpen<br />
zou kunnen gooien bij het dichtslibben. Boven die gevlochten<br />
strook bestond de kooi nog enkel uit halfronde hoepels, overspannen<br />
met een net. In het beg<strong>in</strong> van de vangpijpen stond<br />
water, zodat de eenden de pijpen konden b<strong>in</strong>nenzwemmen.<br />
Meer naar het uite<strong>in</strong>de waren de vangpijpen droog. Het kooihuisje<br />
bestond uit riet. Ook de kortschermen waren uit riet<br />
vervaardigd, al gebruikte men ook wel eens roggestro. Jaarlijks,<br />
na de jachtperiode, werden de rietschermen hersteld.<br />
Het riet voor de schermen werd voornamelijk gesneden <strong>in</strong> de<br />
Blankaart, maar ook langs waterlopen <strong>in</strong> de broeken of aan<br />
de Knockebrug.<br />
186 187<br />
De eendenkooi van Merkem is ongeveer<br />
2,5 ha groot. Tussen de bomen ligt<br />
de kooiplas verscholen.<br />
Deze knotwilg <strong>in</strong> het kooibos van<br />
Merkem is <strong>één</strong> van de we<strong>in</strong>ige knotbomen<br />
<strong>in</strong> het bos. Het bos werd na de<br />
Eerste Wereldoorlog heraangeplant.<br />
Deze boom, met een omtrek van 404<br />
cm, dateert vermoedelijk van deze<br />
aanplant.
De kooiplas van de eendenkooi van<br />
Merkem, gefotografeerd <strong>in</strong> 2009. Op<br />
deze foto zien we dat er <strong>één</strong> knotboom<br />
dicht bij de oever staat, maar dat de<br />
meeste opgaande populieren wat<br />
verder van kooiplas zijn aangeplant.<br />
Wellicht was er ook hier een vorm van<br />
gradatie <strong>in</strong> de beplant<strong>in</strong>g, die vroeger<br />
meer uitgesproken was.<br />
Kooiman Gerard van Peperstraete<br />
samen met hovenier Georges Cailliau<br />
bij een vangpijp van de eendenkooi van<br />
Merkem, anno 1959.<br />
Kooier Gerard Van Peperstraete (l<strong>in</strong>ks),<br />
bezoeker Luc Bousiqué (midden) en<br />
hovenier van het kasteel van Merkem<br />
Georges Cailliau (rechts) <strong>in</strong> de uitgedroogde<br />
kooiplas van de eendenkooi<br />
van Merkem, <strong>in</strong> 1959. In dat jaar<br />
werd de kooivijver heruitgegraven en<br />
werden de oevers met betonplaten<br />
verstevigd.<br />
De kooiplas van Merkem was zo’n 80 m lang en 55 m breed.<br />
In 1959 stond de kooiplas droog. Dat was het moment om de<br />
kooi helemaal opnieuw <strong>in</strong> te richten. Bij de heraanleg werd<br />
<strong>in</strong>spiratie opgedaan <strong>in</strong> de eendenkooien van Meetkerke, Bornem<br />
en twee eendenkooien <strong>in</strong> Nederland.De plas werd mach<strong>in</strong>aal<br />
uitgediept, de oevers met betonnen platen verstevigd<br />
en het houten vlechtwerk van de vangpijpen werd door betonnen<br />
platen en metalen, gebogen staven vervangen. Halfronde<br />
beugels over de vangpijpen waren overspannen met<br />
kippengaas. Op het e<strong>in</strong>de kon het vangfuiknet worden aangehecht.<br />
Het orig<strong>in</strong>ele kooihuisje werd eveneens <strong>in</strong> 1959 vervangen<br />
door een bakstenen exemplaar van ongeveer 6m² groot<br />
met een dak van golfplaten.<br />
Dit was een herstel volgens het orig<strong>in</strong>ele vangpijptype, maar<br />
met nieuwe materialen. De vangpijpen waren iets ongelijk <strong>in</strong><br />
lengte, maar elk ongeveer 40 meter lang en afgeboord met<br />
zes tot acht kortschermen van vier meter en een laatste van<br />
vijf meter. De meest gebruikte noordelijke vangpijp zou iets<br />
langer geweest zijn. Gekloven tre<strong>in</strong>bielzen en metalen profielen<br />
verv<strong>in</strong>gen de voormalige houten palen van de rietschermen.<br />
Langs de kooivijver en ook langsheen de holle zijde van<br />
de gebogen vangpijpen stond <strong>één</strong> lang rietscherm. Langs de<br />
lengte van de kooiplas was er een 10 m brede zate, waarop de<br />
eenden konden slapen en rusten.<br />
Na het verbod om eenden te van gen met eendenkooien <strong>in</strong><br />
1972, verkommerde de kooi en nam de natuur het over. Deze<br />
kooi heeft ondertussen een grote natuurwaarde gekregen.<br />
Door de omgevende sloot is ze goed afgesloten voor het publiek.<br />
Daardoor is het een aantrekkelijke rustplaats voor eenden,<br />
behalve <strong>in</strong> het jachtseizoen… De reiger- en aalscholverkolonie<br />
<strong>in</strong> het bos doen het goed. De kooivijver is een typische<br />
bosvijver met veel bladval en schaduw.<br />
Tussen de bramen en omgevallen bomen laten restanten van<br />
de vangpijpen slechtseen benaderende <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de<br />
vroegere kooi toe. Hier en daar resteren de balken van de rietschermen<br />
en metalen beugels met zelfs nog wat kippendraad.<br />
Ook het ijzer waarmee het vangfuiknet werd vastgezet, is nog<br />
terug te v<strong>in</strong>den.Het kooihuisje is weliswaar vervallen maar<br />
staat nog stevig recht.<br />
De kooister van Merkem<br />
De oudst gekende kooier van Merkem was een vrouw! Rozalie<br />
Dekeyrel was getrouwd met Amandus Decap. Amandus was<br />
sukkelde met zijn gezondheid en het was Rozalie die het werk<br />
<strong>in</strong> de kooi voor haar reken<strong>in</strong>g nam. Precieze data kennen we<br />
niet, maar er bestaat nog een foto uit de 19de eeuw van Rozalie,<br />
voor haar huisje aan de Rhille <strong>in</strong> Woumen. Rozalie kooide<br />
zeker al vóór 1860, aangezien vanf 1860 haar zoons al als<br />
kooiers actief waren. Rozalie kon te voet naar de kooi, maar<br />
een groot deel van het jachtseizoen was de kooi alleen via het<br />
water bereikbaar. Dagelijks boomde ze haar schute over de<br />
Houtensluisvaart, de Orkaan, de Stenensluisvaart en het Kooivaartje<br />
tot bij de kooi, waar ze een vaste aanlegplaats had bij<br />
de brede sloot rond het kooibos.<br />
Amandus en Rozalie hadden verschillende k<strong>in</strong>deren, waarvan<br />
René en Valentijn ons hier meest <strong>in</strong>teresseren. René (Neten)<br />
Decap volgde zijn moeder op als kooier <strong>in</strong> Merkem. Hij was<br />
er actief tot de Eerste Wereldoorlog.Valentijn (Falen) was de<br />
eerste kooier van de eendenkooi van Woumen.<br />
Na de Eerste Wereldoorlog deden twee generaties Van Peperstraetes<br />
hun <strong>in</strong>trede. Arsène Van Peperstraete liet zijn eerdere<br />
jobs als herderen molenaarsknecht <strong>in</strong> Voormezele <strong>in</strong> de steek<br />
voor de taak van kooier en jachtwachter <strong>in</strong> Merkem. Zijn zoon<br />
Gerard nam later het roer van hem over. Diens dochter Gerarda<br />
Van Peperstraete trouwde met Ivan Desot, die nog net<br />
voor het verbod eendenkooien te gebruiken <strong>in</strong> 1972, Gerard<br />
Van Peperstraete assisteerde. Het kooien was toen al een<br />
bijberoep. Arsène en Gerard hadden een hoofd<strong>in</strong>komen als<br />
landbouwer. Ivan Desot, de laatste nog levende hulp-kooiman<br />
188 189<br />
De noordelijke vangpijp <strong>in</strong> de eendenkooi<br />
van Merkem is de best bewaarde.<br />
De jachtwachter van het Kasteel van<br />
Merkem, Ivan Desot, toont het kooihuisje<br />
<strong>in</strong> het kooibos. Er was een voederbak<br />
voor de eenden en een kle<strong>in</strong>e<br />
zitbank voor de kooier. De kooizak werd<br />
te drogen gehangen aan een haak aan<br />
de buitenkant.<br />
Ivan Desot demonstreert het werktuig<br />
om de rietvlaken te herstellen. Aan de<br />
haak werd een draad vastgemaakt<br />
en die werd door het riet van de kortschermen<br />
gestoken om het riet aan de<br />
andere kant te kunnen vastb<strong>in</strong>den. Een<br />
tweede persoon aan de andere kant<br />
maakte de draad los, nam het werktuig<br />
over en deed hetzelfde <strong>in</strong> de omgekeerde<br />
richt<strong>in</strong>g.
Rozalie Dekeyrel, gefotografeerd voor<br />
haar huisje op het gehucht de Rhille<br />
<strong>in</strong> Woumen, circa 1880, op 94jarige<br />
leeftijd. Rozalie is de oudste kooier van<br />
de eendenkooi van Merkem die we<br />
konden traceren.<br />
René Decap (?) met zijn kooihondje<br />
bij de <strong>in</strong> wilgenhouten gemaakte<br />
vangpijpen.<br />
<strong>in</strong> Vlaanderen, was kraanman en <strong>in</strong> bijberoep jachtwachter<br />
voor alle eigendommen van de familie de Con<strong>in</strong>ck de Merckem<br />
<strong>in</strong> Merkem.<br />
In tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>in</strong> Woumen, kooiden de Van Peperstraetes<br />
altijd alleen. De eigenaars hielden nauwelijks controle en<br />
hielpen zeker niet kooien zoals <strong>in</strong> de Blankaart wél regelmatig<br />
gebeurde.<br />
Een tiental staleenden, <strong>in</strong> Merkem roepers genoemd, kregen<br />
meestal geplette haver. Die had het voordeel ten opzichte van<br />
andere granen dat ze bleef drijven op het water. Het uitstrooien<br />
van de haver gebeurde net voor het kooien. Er werd ook<br />
wel bijgevoerd met gerst, gras, eendenkroos of hennepzaad.<br />
De roepers waren afgericht met een fluitje dat de kooiman liet<br />
horen bij het beg<strong>in</strong> van het vangen. Ivan Desot bewaart het<br />
fluitje van de kooi van Merkem nog altijd. Het hangt aan een<br />
koordje, samen met de sleutel van het hek van het kooibos, de<br />
enige toegang over land. Het verdere verloop van de vangst<br />
volgde het klassieke, hierboven beschreven patroon. Ook hier<br />
werd een ros hondje gebruikt. Het ras was niet belangrijk; de<br />
kleur wél. In de geschikte periode werd er dagelijks gekooid.<br />
Dat gebeurde <strong>één</strong> keer <strong>in</strong> de vroege voormiddag. Weekend en<br />
zondag waren toen nog niet <strong>in</strong> de mode als rustdag, dit blijkbaar<br />
<strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de Blankaart, waar op zondag niet<br />
werd gekooid.<br />
De laatste eigenares, Monique de Con<strong>in</strong>ck de Merckem erfde<br />
de kooi voornamelijk omdat haar man, Roger van Caloen, ge<strong>in</strong>teresseerd<br />
was <strong>in</strong> het r<strong>in</strong>gen van vogels en de kooi daarvoor<br />
wou gebruiken. Na haar huwelijk <strong>in</strong> 1946 verhuisde ze naar<br />
Brugge, waarna ze ten hoogste nog <strong>één</strong> keer per jaar de kooi<br />
bezocht. Wél vroegen de eigenaars aan de landbouwers die<br />
hooiweiden hadden rond de kooi dit buiten het hooiseizoen<br />
niet te betreden, zodat de rust <strong>in</strong> de kooi bewaard bleef.<br />
190 191<br />
Uit een oud fotoalbum van omstreeks<br />
1900 diept de barones van Merkem<br />
drie foto’s op waarop de oude eendenkooi<br />
van Merkem nog te bewonderen<br />
valt. Op de eerste foto staat vermoedelijk<br />
kooier René Decap samen met een<br />
onbekende dame en het kooihondje<br />
voor <strong>één</strong> van de rietvlaken van de kooi.<br />
De foto’s zijn niet exact gedateerd,<br />
maar <strong>in</strong> het album zitten gedateerde<br />
foto’s van 1890 tot 1907. Mogelijk is<br />
deze foto nog veel ouder.
De eendenlokfluit van kooiman Gerard<br />
van Peperstraete.<br />
Roger Van Caloen r<strong>in</strong>gde enkele jaren<br />
op de eendenkooi van Merkem circa<br />
19601971. (onder rechts)<br />
Vangpijp gemaakt van wilgenstokken<br />
en overspannen met een handgemaakt<br />
net. In de vangpijp zitten de tamme<br />
lokeende<br />
n<br />
R<strong>in</strong>gwerk <strong>in</strong> de eendenkooi van Merkem<br />
Ondanks het feit dat Paul Houwen en zijn r<strong>in</strong>gersgroep Tr<strong>in</strong>ga heel wat eenden r<strong>in</strong>gden op de Blankaart werden daar maar<br />
we<strong>in</strong>ig dieren van uit het buitenland teruggemeld. Van wilde eend zijn er slechts twee teruggemeld<strong>in</strong>gen: eentje uit Breda<br />
(Nederland) een ander uit de moerassen van Merlimont (Noord-Frankrijk).<br />
Roger van Caloen r<strong>in</strong>gde van 1951 tot 1972 tal van soorten eenden <strong>in</strong> de eendenkooi van Merkem. Daar waren de terugmeld<strong>in</strong>gen<br />
heel wat succesvoller. Ze geven ons een verbazend beeld van de herkomst van de eenden waar men het <strong>in</strong> de<br />
eendenkooien en de aanzitputten op gemunt had.Dit r<strong>in</strong>gen gebeurde echter niet volgens het klassieke systeem van de eendenkooi.<br />
Er kwam geen kooihond aan te pas. Alleen de eenden die per toeval de vangpijpen <strong>in</strong>zwommen, werden ger<strong>in</strong>gd.<br />
Dat lukte niet altijd even goed. Niet zelden werd er geen enkele eend gevangen,<strong>in</strong> het beste geval werden een tiental. De<br />
kooiers waren trouwens niet enthousiast over dit r<strong>in</strong>gen. De ger<strong>in</strong>gde eenden waren immers ook verbrand en konden niet<br />
meer teruggevangen worden.<br />
Wilde eenden ger<strong>in</strong>gd <strong>in</strong> de eendenkooi, werden teruggerapporteerd uit Denemarken, Duitsland, Europees Rusland, F<strong>in</strong>land,<br />
Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland, Polenen Zweden teruggezien. Een locatie <strong>in</strong> Europees Rusland lag 3.436 km van<br />
Merkem verwijderd. Eén eend vloog, na ger<strong>in</strong>gd te zijn, nog 6 jaar, 10 maand en 13 dagen rond.<br />
In de eendenkooi ger<strong>in</strong>gde slobeenden werden teruggemeld uit Aziatisch en Europees Rusland, Denemarken, F<strong>in</strong>land, Frankrijk,<br />
Groot-Brittannië, Ierland, Marokko, Nederland, Polen, Spanje en Zweden. De hervangst <strong>in</strong> Aziatisch Rusland lag op 3.686<br />
km van Merkem. De langst gedragen r<strong>in</strong>g was 3 jaar, 5 maand en 7 dagen oud.<br />
Een pijlstaart ger<strong>in</strong>gd <strong>in</strong> de eendenkooi <strong>in</strong> 1958 werd teruggemeld uit Europees Rusland op een afstand van 2.499 km.<br />
W<strong>in</strong>tertal<strong>in</strong>gen werden later teruggemeld uit Denemarken, Duitsland, Europees Rusland, F<strong>in</strong>land, Frankrijk, Groot-Brittannië,<br />
Ierland, Italie, Nederland,Noorwegen, Polen, Portugal, Spanje, Turkije en Zweden. De verst gevlogen afstand bedroeg<br />
3.325 km (Europees Rusland). De langst gedragen r<strong>in</strong>g was zes jaar,1 maand en 16 dagen oud.<br />
Zomertal<strong>in</strong>gen werden teruggemeld uit Denemarken, Duitsland, Europees Rusland, Frankrijk, Italië, Marokko, Senegal en<br />
Tsjechoslovakije. De zomertal<strong>in</strong>g die naar Senegal vloog, legde een recordafstand van maar liefst 4.478 km af. De langst gedragen<br />
r<strong>in</strong>g was 8 jaar, 9 maand en 25 dagen oud.<br />
Smienten vlogen recordafstanden van 4.105 en 5.621 km, tot <strong>in</strong> Aziatisch Rusland! Ze werden daar <strong>in</strong> het zelfde jaar of het<br />
jaar erop opgemerkt. Eentje vloog net iets m<strong>in</strong>der ver, maar nog altijd 3.454 km, tot <strong>in</strong> Europees Rusland. Deze kranige eendendame<br />
had daar amper twee maand voor nodig! Overigens werden er ook smienten <strong>in</strong> Denemarken teruggevangen. De<br />
langst gedragen r<strong>in</strong>g was 6 jaar, 6 maand en 23 dagen oud.<br />
Na het wettelijk verbod eendenkooien te gebruiken <strong>in</strong> 1972 probeerde Roger van Caloen tevergeefs toelat<strong>in</strong>g te krijgen om<br />
verder te r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de eendenkooi. Dat werd echter niet toegestaan.<br />
192 193
Koevaardeke (= Kooivaartje) en kooibos<br />
van Merkem.<br />
Valentijn (Falen, Phil) Decap was de<br />
eerste kooier van de eendenkooi van<br />
de Blankaart. Hij leerde de stiel van<br />
zijn moeder Rozalie Dekeyrel, die <strong>in</strong><br />
Merkem kooide.<br />
De eendenkooi van de Blankaart <strong>in</strong> Woumen<br />
De jongste kooi van Vlaanderen<br />
Toen Gustave baron de Con<strong>in</strong>ck de Merckem <strong>in</strong> 1860 het dome<strong>in</strong><br />
De Blankaart kocht, liet hij er een kasteel bouwen en<br />
aan de oostelijke zijde van de Blankaartvijver een eendenkooi<br />
<strong>in</strong>richten. Het is de meest recent aangelegde Vlaamse kooi.<br />
Kooibos en –plas zijn samen ongeveer 1,5 ha groot.<br />
De kooi van de Blankaart is logischerwijze op deze van het nabije<br />
Merkem geïnspireerd. Niet alleen de kooimannen, maar<br />
ook de eigenaars, bewoners van het kasteel van de Blankaart<br />
en het kasteel van Merkem, waren elkaars broers. De eigenaars<br />
<strong>in</strong>spireerden zich, zoals <strong>in</strong> Merkem, bij herstell<strong>in</strong>gen<br />
aan de kooi na de Eerste Wereldoorlog <strong>in</strong> Meetkerke en <strong>in</strong><br />
Nederland. Het is waarschijnlijk dat de kooi wijzig<strong>in</strong>gen onderg<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de loop der tijden. Logischerwijze leken de kooi en<br />
de werkwijze <strong>in</strong> de kooi van Woumen aanvankelijk sterk op<br />
die van Merkem. Mettertijd ontwikkelden zich toch een aantal<br />
verschillen.<br />
De kooi zelf was van het roggeei type met een langere oost-<br />
en zuidpijp en twee kortere vangpijpen van ongeveer 15 meter.<br />
De noordpijp was de beste vangpijp. Naast elke vangpijp<br />
stonden zes tot acht kortschermen. Het afneembare vangfuiknet<br />
was 4 meter lang en had 4 uit gele wiedauw (Salix x<br />
rubens variëteit Basfordiana) vervaardigde hoepels. Zo bleef<br />
het altijd mooi open om de vlotte vlucht naar het e<strong>in</strong>de van<br />
het fuiknet te vergemakkelijken. Er stond een kooihuisje met<br />
een houten geraamte en rieten wanden.<br />
Het kooibos van de Blankaart werd hoofdzakelijk aangeplant<br />
met schietwilgen en Canadapopulieren en af en toe een es<br />
of eik. In de struiklaag overheersten vlier, bramen, grauwe<br />
wilg (en zijn kruis<strong>in</strong>gen met geoorde en katwilg), <strong>één</strong>stijlige<br />
meidoorn, veldiep, vuilboom en hondsroos. Haagw<strong>in</strong>de, bitterzoet,<br />
hop en valse w<strong>in</strong>gerd maakten het kooibos vrijwel<br />
ondoordr<strong>in</strong>gbaar, behalve op de kooipaadjes.<br />
De kooiplas van Woumen was kle<strong>in</strong>er dan die van Merkem.<br />
Lengte en breedte bedroegen ongeveer 50 m.<br />
De kooiers van Woumen<br />
De eerste kooiman, Valentijn (Falen, Phil) Decap, leerde de<br />
stiel van zijn moeder Rozalie Dekeyrel, die <strong>in</strong> Merkem kooide.<br />
Zijn broer René volgde zijn moeder op <strong>in</strong> Merkem en Valentijn<br />
kreeg de kooi van de Blankaart toegewezen.<br />
Zijn zoon Désiré volgde hem later op en die gaf op zijn beurt<br />
zijn kennis door aan André Decap, de laatste kooier van de<br />
Blankaart. Wat we nu weten over de kooi van de Blankaart,<br />
is vooral aan de verhalen van André te danken, maar ook zijn<br />
dochters konden nog heel wat details toelichten.<br />
Vanaf zijn boerderijtje kon André Decap langs een paadje<br />
(sletse) naar de kooi. Als het water te hoog stond, gebruikte hij<br />
zijn schute. Van aan de Blankaartvijver liep een kle<strong>in</strong> kanaaltje<br />
door het rietmoeras tot aan het kooibos.<br />
Het kooien <strong>in</strong> Woumen<br />
Over het vangen zijn uiteenlopende gegevens vernomen.<br />
Kooiman André Decap beweerde dat dit <strong>één</strong> keer <strong>in</strong> de voor-<br />
en <strong>één</strong> keer <strong>in</strong> de namiddag gebeurde. Zijn k<strong>in</strong>deren Annie en<br />
Cecile dachten later dat het alleen tijdens de voormiddag was,<br />
omdat de “verse eenden” ’s nachts toekwamen en nadien zou<br />
het vangen niet veel z<strong>in</strong> meer hebben gehad. Op topmomenten<br />
werd wel eens vier tot vijf keer na elkaar gevangen, maar<br />
dat was heel uitzonderlijk. Alleen als de w<strong>in</strong>d uit het oosten<br />
kwam, het heel koud was en er veel nieuwe eenden toekwamen,<br />
gebeurde dat wel eens.<br />
In Woumen werd er bijna altijd met twee mensen gekooid.<br />
Kooier André Decap volgde achter de schermen het kooihondje,<br />
terwijl iemand anders bij het beg<strong>in</strong> van die rietvlaken bleef<br />
zitten. Meestal was dat zijn dochter Cecile, die van haar tiende<br />
tot haar tw<strong>in</strong>tigste <strong>in</strong> de kooi hielp. Cecile moest, als de eenden<br />
ver genoeg <strong>in</strong> de vangpijp waren gevorderd, tevoorschijn<br />
spr<strong>in</strong>gen en met haar jas of een wit laken zwaaien. Soms deed<br />
Cecile dit niet zelf, maar de eigenares van de kooi, mevrouw<br />
Kempynck. Op die manier hield ze ook een oogje <strong>in</strong> het zeil<br />
over de opbrengst van de vangst, zodat de kooiman haar<br />
daarover niet te veel moest wijsmaken. André Decap trok het<br />
hondje wel eens kleren aan om de eenden nog nieuwsgieriger<br />
te maken. Dit zal toch wel bij een enkele keer gebleven zijn,<br />
want geen van zijn beide dochters kon zich dat her<strong>in</strong>neren.<br />
In de w<strong>in</strong>ter moest men soms ijs kappen om een pijp open te<br />
houden. De losgekapte ijsschotsen werden onder het andere<br />
ijs geduwd.<br />
De staleenden, gemiddeld zo’n 15, werden met haver gevoederd,<br />
maar ook met gerst, eendenkroos of oud brood, soms<br />
tot 1600 kg per jaar. Om een stal tamme eenden te kweken,<br />
gebruikte André Decap verschillende werkwijzen: eendeneieren<br />
laten uitbroeden onder een kip en de jongen kortwieken<br />
of pas uit het ei gekomen eendenkuikens vangen, thuis opkweken<br />
en kortwieken of tijdens de laatste vangstdagen van<br />
het seizoen enkele eenden kortwieken. Die laatste broedden<br />
dan op de kooiplas of <strong>in</strong> de onmiddellijke omgev<strong>in</strong>g. André<br />
Decap v<strong>in</strong>g buiten het jachtseizoen, <strong>in</strong> het voorjaar, ook zomertal<strong>in</strong>gen<br />
en kortwiekte ze vervolgens. Deze g<strong>in</strong>gen dan<br />
broeden <strong>in</strong> de grachtjes <strong>in</strong> de omliggende broeken. Soms zaten<br />
er wel honderd koppels zomertal<strong>in</strong>g <strong>in</strong>dertijd! Het verschil<br />
tussen de tamme eenden en de wilde eenden was op de plas<br />
194 195<br />
Désiré Decap op zijn schute, gefotografeerd<br />
door botanicus Jean Massart<br />
<strong>in</strong> 1912. Massart beschrijft de foto als<br />
iemand die riet aan het maaien is op<br />
de Blankaart.<br />
De eendenkooi van de Blankaart, zoals<br />
weergegeven <strong>in</strong> Priem (1998). De foto<br />
is niet gedateerd.<br />
André Decap met hond. Het is niet<br />
helemaal duidelijk of dit een kooihond<br />
was. André had ook nog tal van andere<br />
honden en de familieleden zijn het niet<br />
altijd eens over welke hond een kooihond<br />
was en welke niet. In elk geval<br />
is duidelijk dat de kooihonden niet tot<br />
een bepaald, onmiddellijk herkenbaar<br />
ras behoorden.