Recente ontwikkelingen rondom het pleitbare standpunt - Hertoghs ...
Recente ontwikkelingen rondom het pleitbare standpunt - Hertoghs ...
Recente ontwikkelingen rondom het pleitbare standpunt - Hertoghs ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Fiscalisten hebben steeds de objectieve leer verdedigd. De daaraan ten grondslag liggende<br />
gedachte is dat een belastingplichtige geen boete verdient indien <strong>het</strong> door hem in de aangifte<br />
ingenomen <strong>standpunt</strong> pleitbaar is. Het moet niet uitmaken of de belastingplichtige slim is of<br />
een goede adviseur kan betalen. Als de inspecteur dan wel de belastingrechter van mening<br />
is dat sprake is van een pleitbaar <strong>standpunt</strong>, dan mag de belastingplichtige geen boete<br />
krijgen.<br />
Die objectieve leer is ook door de Staatssecretaris van financiën verankerd in <strong>het</strong> Besluit<br />
Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). In paragraaf 4, lid 2 van <strong>het</strong> BBBB staat: “In<br />
geval van een pleitbaar <strong>standpunt</strong> of bij afwezigheid van alle schuld (hierna te noemen:<br />
avas) legt de inspecteur geen boete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van een<br />
pleitbaar <strong>standpunt</strong> of avas, vernietigt de inspecteur de boete. Bij avas wordt geacht dat<br />
belanghebbende niet in verzuim is geweest.” Deze formulering is duidelijk geënt op een<br />
objectieve toets. Althans zo mag dit onderdeel van <strong>het</strong> BBBB worden opgevat. Op geen<br />
enkele wijze wordt een toespeling gemaakt op een voorwaarde dat de belastingplichtige dit<br />
<strong>standpunt</strong> bij <strong>het</strong> doen van de aangifte moet hebben ingenomen.<br />
Het BBBB is geen wet. Het is een beleidsregel waaraan de inspecteur is gebonden. Dat<br />
geldt niet voor de rechter die daarvan mag afwijken. Niettemin kan de belastingplichtige in<br />
een procedure een beroep doen op <strong>het</strong> BBBB via <strong>het</strong> beginsel van <strong>het</strong> opgewekte<br />
vertrouwen. Indien de belastingplichtige voordeel heeft bij toepassing van een beleidsregel<br />
zoals <strong>het</strong> BBBB kan hij de rechter vragen de inspecteur daaraan te houden. Ten aanzien van<br />
<strong>het</strong> <strong>pleitbare</strong> <strong>standpunt</strong> kan de belastingplichtige een dergelijk belang hebben. Mocht met de<br />
inspecteur een discussie ontstaan over de objectieve of subjectieve benadering, dan kan de<br />
belastingplichtige bij de rechter een beroep doen op een redelijke interpretatie van <strong>het</strong><br />
BBBB. Een redelijke interpretatie leidt mijns inziens tot een objectieve uitleg. Derhalve kan<br />
de belastingplichtige langs die weg een voor hem gunstig resultaat bereiken.<br />
Overigens volgt ook uit de fiscale literatuur dat <strong>het</strong> fiscale recht een objectieve uitleg van <strong>het</strong><br />
<strong>pleitbare</strong> <strong>standpunt</strong> kent. Een beroep op een in <strong>het</strong> BBBB verankerde objectieve benadering<br />
kan dus zo nodig worden ondersteund met de nodige visies van gezaghebbende schrijvers.<br />
<strong>Recente</strong> jurisprudentie met betrekking tot <strong>het</strong> fiscale strafrecht heeft echter duidelijk gemaakt<br />
dat de objectieve benadering op dat rechtsgebied allesbehalve vanzelfsprekend is. Daarbij<br />
doel ik op <strong>het</strong> arrest van 6 maart 2012, LJN BQ 8596. In de aan dat arrest ten grondslag<br />
liggende casus was door de belastingplichtige en zijn belastingadviseur een pleitbaar<br />
<strong>standpunt</strong> naar voren gebracht nadat de inspecteur de aangifte ter discussie had gesteld en<br />
nadat naar aanleiding daarvan een strafvervolging was gestart.<br />
De Hoge Raad overwoog in dit arrest:<br />
“(..) de rechter dient te beoordelen of hij redelijkerwijs kon en mocht menen dat de wijze<br />
waarop hij de aangifte heeft gedaan, toelaatbaar was. Indien de rechter evenwel vaststelt dat<br />
de verdachte, toen hij deze aangifte deed niet in de veronderstelling verkeerde dat de wijze<br />
waarop de aangifte is gedaan toelaatbaar was, stuit <strong>het</strong> verweer op die vaststelling af.”<br />
In deze overweging refereert de Hoge Raad onmiskenbaar aan een pleitbaar <strong>standpunt</strong> op<br />
<strong>het</strong> moment dat de belastingplichtige de aangifte deed. De vraag die vervolgens rijst is of de<br />
strafkamer van de Hoge Raad hiermee een duidelijke keuze heeft gemaakt voor een<br />
subjectieve benadering. Om die vraag goed te kunnen beantwoorden is een nadere<br />
beschouwing van <strong>het</strong> fiscale strafrecht van belang.<br />
Pagina 2