Bouwkundige detailleringen bakstenen molens ... - Monumenten.nl
Bouwkundige detailleringen bakstenen molens ... - Monumenten.nl
Bouwkundige detailleringen bakstenen molens ... - Monumenten.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Rapportage Deelonderzoek<br />
<strong>Bouwkundige</strong> <strong>detailleringen</strong> <strong>bakstenen</strong><br />
wind<strong>molens</strong><br />
In het kader van de vochtproblematiek<br />
dr ir Caspar Groot , Jos Gunneweg , ir Anne Nuijten<br />
Delft, februari 2012<br />
TU Delft, Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen
Onderzoekers<br />
dr.ir Caspar Groot<br />
Jos Gunneweg<br />
ir Anne Nuijten<br />
Onderzoek bouwkundige <strong>detailleringen</strong> <strong>bakstenen</strong> wind<strong>molens</strong><br />
Begeleidingscommissie<br />
ir M. Brouwers<br />
R. Crèvecoeur<br />
P. J. Drop<br />
B. J. M. Franken<br />
ing. J. Hofstra<br />
ir M. van Hunen<br />
J. Kneppers<br />
ir A.F. van der Ree (voorzitter)<br />
H.B.T. Sangers<br />
ing. G. A. Westenbroek<br />
Opdrachtgever<br />
<strong>Monumenten</strong>wacht Nederland<br />
Subsidiënt<br />
Provincie Zuid-Holland<br />
Supervisor<br />
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed<br />
In het kader van de vochtproblematiek<br />
1
Voorwoord<br />
In oktober 2002 werd te Zeist bij de toen nog geheten Rijksdienst voor de <strong>Monumenten</strong>zorg<br />
(RDMZ) het rapport ‘Onderzoek Vochtproblematiek Stenen Molens 1 e fase’ gepresenteerd.<br />
Middels dit rapport werd duidelijk, dat vochtproblemen bij <strong>molens</strong> niet één oorzaak hadden,<br />
omdat de achtergrond heel divers kon zijn.<br />
Besloten werd voor elk van de gesignaleerde vochtfenomenen een onderzoek te starten en<br />
daarvoor sponsorgelden te verwerven. Het is uiterst plezierig te vermelden dat dat inmiddels<br />
voor alle voorgenomen onderzoeken het geval is. Daarbij heeft natuurlijk geholpen, dat de<br />
problematiek niet alleen bij <strong>molens</strong> voorkwam, maar dat ook kastelen, kerken, vestingwerken,<br />
kortom alle gebouwen die uit massief metselwerk zijn opgetrokken, in meer of mindere mate<br />
met het probleem ‘vocht’ geconfronteerd worden. Het draagvlak van het onderzoek werd<br />
daardoor groter en de naam veranderde in ‘Totaalonderzoek aanpak vochtproblematiek<br />
massief metselwerk (monumenten)’.<br />
In 2005 verscheen de eerste rapportage ‘Kwaliteitseisen Restauratiebaksteen’, in 2007<br />
‘Kwaliteitseisen Metselmortels in Kalk’ en in februari 2011 de rapportages ‘Detectie’ en<br />
‘Injectie’.<br />
Voor u ligt nu de bundeling ‘<strong>Bouwkundige</strong> <strong>detailleringen</strong> <strong>bakstenen</strong> <strong>molens</strong>’ van een drietal<br />
onderzoeken naar de specifieke problemen van <strong>molens</strong>: ‘Hemelwaterafvoeren en<br />
voorzieningen stellingliggers’, ‘Wandafwerking molenwoning, timmerwerk en pleisterwerk’ en<br />
‘Ventilatie’.<br />
In 2012 zullen nog de algemene onderwerpen ‘Voegherstelmortels’, ’Transversaalscheuren’,<br />
‘Inboetwerk’ en ‘Uitvoeringswijze voegwerkherstel’ worden afgerond. Hiermee zal het<br />
totaalonderzoek zijn afgerond.<br />
Het onderzoek ‘<strong>Bouwkundige</strong> <strong>detailleringen</strong> <strong>bakstenen</strong> <strong>molens</strong>’ werd verricht door dr ir<br />
C.J.W.P. (Caspar) Groot, J.T.M. (Jos) Gunneweg en ir A. (Anne) Nuijten. Anne Nuijten deed<br />
dit onderzoek als Master student Civiele Techniek.<br />
De bedoeling van het onderzoek is voor <strong>molens</strong> vast te stellen welke bouwkundige<br />
oplossingen en <strong>detailleringen</strong> bij vochtproblemen al dan niet tot een goed resultaat leiden. De<br />
rapportage bevat hiervan een scala van voorbeelden en afbeeldingen. De rapportage is<br />
daardoor, naast de wetenschappelijke betekenis ervan, tevens een handig naslagwerk voor<br />
beheerders van <strong>molens</strong> en de molenaars om oplossingen te vinden voor de problemen waar<br />
men op het gebied van vocht in de dagelijkse praktijk te maken krijgt.<br />
Het probleem bij <strong>molens</strong> is vaak, dat ze in de moderne tijd een andere bestemming hebben<br />
gekregen dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn gebouwd. In veel gevallen leidt dit tot de<br />
gesignaleerde problemen.<br />
Voor de rapportage is gebruik gemaakt van een overvloed aan documentatiemateriaal<br />
toegestuurd door molenbeheerders en molenaars als reactie op een toegestuurde enquête.<br />
Hiervoor veel dank. Hun medewerking staat vermeld in bijlage A.<br />
Dit onderzoek is volledig gefinancierd door de provincie Zuid-Holland, de provincie met de<br />
meeste stenen <strong>molens</strong>. In het bijzonder zal dit rapport daarom voor deze provincie van nut<br />
zijn.<br />
U ziet op de eerste pagina overigens de logo’s van alle sponsoren van het totaalonderzoek.<br />
Ook al sponsort men een deelonderzoek, men wordt geacht aan het totaal te hebben<br />
meegewerkt.<br />
2
De begeleidingscommissie bestond bij dit onderzoek uit de heren ing. J. (Jan) Hofstra en<br />
H.B.T. (Herman) Sangers (molenconsulenten prov. Zuid-Holland), ir M. (Michiel) van Hunen<br />
(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), R. (Rob) Crèvecoeur (v.h. Centraal Lab. ICN, nu<br />
Atelier Amati Epe), J. (Jan) Kneppers (lid Vakgroep Restauratie), ir M. (Maarten) Brouwers<br />
(Rijksgebouwendienst), P. J. (Piet) Drop (Heijmans Restauratiewerken), ing. G. A. (Gerard)<br />
Westenbroek (Kon. Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten), B. J.M. (Bennie) Franken<br />
(<strong>Monumenten</strong>wacht Nederland) en ir A.F. (Arnold) van der Ree (voorzitter).<br />
Dit jaar zal het ‘Totaalonderzoek’ dus worden afgesloten. Inmiddels zijn al acties ondernomen<br />
om de diverse onderzoeken binnen de restauratievakwereld en de gebruikers van<br />
monumenten meer bekendheid te geven. Het internet zal naar verwachting daarbij van grote<br />
waarde zijn.<br />
Verder zullen de onderzoeken mogelijk leiden tot nieuwe richtlijnen of aanbevelingen. Een<br />
door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed begeleide commissie zal zich hiermee belasten.<br />
Arnold van der Ree<br />
Voorzitter begeleidingscommissie<br />
3
Samenvatting<br />
In de laatste decennia van de vorige eeuw zijn aan het oorspronkelijke bouwkundige concept<br />
voor het beperken van vochtdoorslag of lekkage bij een klassieke <strong>bakstenen</strong> windmolen, in<br />
een aantal gevallen verschillende bouwkundige elementen toegevoegd. Soms ook als na<br />
foutieve restauratieve ingrepen aan de <strong>bakstenen</strong> molenromp zelf (zoals op termijn “lekkende”<br />
voegen en/of schade door hydrofoberen) de vochtproblematiek eerder groter dan kleiner leek<br />
te zijn geworden.<br />
Daarnaast zijn in dezelfde periode ten behoeve van een geheel of gedeeltelijk veranderde<br />
functie van de molen tot woning of daaraan verwante bestemming vaak wijzigingen<br />
uitgevoerd aan de <strong>detailleringen</strong> van ramen en deuren met het doel bij regenbuien minder<br />
water binnen te krijgen en/of het tochtvrij maken van het interieur of delen daarvan. Dit ging<br />
vanzelfsprekend gepaard met een verminderde natuurlijke ventilatie. Deze natuurlijke<br />
ventilatie werd ook verminderd door beheersmatige aspecten, zoals de niet meer dagelijks<br />
vanzelfsprekende aanwezigheid van een molenaar die ramen en deuren openzette om te<br />
luchten.<br />
Een derde categorie betreft de afwerkingen van de binnenwand van de molenromp in ruimten<br />
die werden afgescheiden van het geheel om daar een woonfunctie, bestemming als museum<br />
of dergelijke aan te geven.<br />
In dit rapport wordt een analyse gegeven van de effectiviteit van de bouwkundige<br />
maatregelen die in het jongste verleden zijn voorgesteld en gerealiseerd om<br />
lekkageproblemen door regen zoveel mogelijk terug te dringen. De belangrijkste conclusie is<br />
dat verbetering van de ventilatie (in combinatie met de toepassing van ademende materialen)<br />
de meest efficiënte manier is om lekkageproblemen in massief metselwerk aan te pakken.<br />
Theoretisch kader<br />
Algemeen<br />
De belangrijkste bron van vochtdoorslag en lekkage is regen in combinatie met wind. Door de<br />
klimaatverandering neemt de kans op extreme neerslag toe (KMNI, 2011a). Een tot drie keer<br />
per jaar doen zich situaties voor met langdurige slagregen.<br />
Het zwaarste effect, regen + storm, noemt men ‘slagregen’ (in het Engels ‘winddriven-rain’).<br />
Hierbij verandert de richting waarin de regendruppels vallen van verticaal naar min of meer<br />
horizontaal (horizontale regencomponent) en worden de regendruppels met kracht tegen de<br />
gevel gejaagd. De hoek waarin de regendruppels op de muur aankomen, dus de<br />
regenbelasting op de gevel, is daarbij afhankelijk van de windsterkte.<br />
Leppers (1996) heeft de stand van het wetenschappelijk onderzoek naar slagregens<br />
samengevat en Tammes en Vos aangehaald die voor de te verwachten (maximale) horizontale<br />
slagregencomponent aangaven “dat een wand gedurende enkele uren blootgesteld kan<br />
worden aan een regenintensiteit van 10 l/m 2 /u bij een windsnelheid van 15 à 20 m/s.”<br />
Verder verandert het hygrisch gedrag van een muur bij gelijke regenintensiteit naarmate de<br />
tijd vordert door de afname van de absorptie in de tijd. Dit vanwege de verzadiging van de<br />
poriën.<br />
De aanvoer van vocht in metselwerk wordt veroorzaakt door verschillende vochtbronnen.<br />
Volgens Groot en Gunneweg (2010) kan de balans tussen aan- en afvoer van vocht, waarbij<br />
geen lekkage optreedt, in een vergelijking worden gevat (vochtbalans). Deze geeft weer dat<br />
de bij drogend weer door verdamping uit de muur tredende hoeveelheid vocht zo groot moet<br />
zijn dat bij een opvolgende regenperiode de opslag + vochtopname niet leidt tot een situatie<br />
4
waar in de gehele doorsnede van de muur het kritisch vochtgehalte (stroming) wordt<br />
overschreden.<br />
Het zal duidelijk zijn dat de uit de muur tredende hoeveelheid vocht naar binnen toe sterk<br />
wordt beïnvloed door ‘ventilatie’. Droging van binnenuit is dus belangrijk. De beweging van de<br />
drogere lucht langs de vochtige binnenzijde van de muur veroorzaakt dat watermoleculen in<br />
dampvorm zich losmaken van het muuroppervlak en worden meegevoerd in de luchtstroom.<br />
Eén à tweemaal per jaar kunnen zich aan het eind van de winter, na een lange periode van<br />
koude droge lucht, situaties voordoen van een plotselinge omslag naar een weersoort met<br />
hoge luchtvochtigheid. Dan geschiedt het omgekeerde van droging, namelijk condensvorming.<br />
Molens<br />
Voor <strong>molens</strong> geldt verder dat, meer dan bij gebouwen met vlakke muren, bij storm de<br />
horizontale regencomponent groot is en dit er nog sterker toe leidt dat het water vooral in<br />
geconcentreerde vochtstromen zich makkelijker en op een niet goed voorspelbare manier naar<br />
zij- en achterzijde van het bouwwerk verplaatst.<br />
Een incidentele lekkage hoeft niet direct aa<strong>nl</strong>eiding te zijn tot het nemen van drastische<br />
bouwkundige maatregelen. Vaak kan het verbeteren van de ventilatie voldoende zijn.<br />
Bij historisch metselwerk, met name ook bij <strong>molens</strong>, is er sprake van verschillende<br />
uitgangssituaties. Ideaal is gezond oorspronkelijk metselwerk met gave voegen, een<br />
‘ademende buitenhuid’. Hiertegenover staat gehydrofobeerd werk, muurwerk dat geheel of<br />
gedeeltelijk gepleisterd of gesausd is, met als gevolg een ‘afsluitende buitenhuid’. Door de<br />
verschillen in opzuiggedrag leidt ‘ademend’ metselwerk’ tegenover de ‘afsluitende buitenhuid’<br />
in de benaderingswijze uiteraard tot heel verschillende afwegingen met betrekking tot het al<br />
dan niet aanbrengen van extra hemelwaterafvoerende bouwkundige voorzieningen.<br />
Onderzoeksresultaten<br />
Algemeen<br />
Het algemene beeld dat uit de onderzoeksresultaten naar voren komt is dat er niet één<br />
hemelwater afvoerende bouwkundige voorziening is die in belangrijke mate bepaalt of een<br />
molenromp lekt of droog is. Men moet de situatie in zijn geheel bekijken en met name de<br />
toestand van het metsel- en voegwerk van de buitenhuid. Alles hangt met alles samen:<br />
holistisch principe.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat ook bij gezond metselwerk ‘ventilatie’ van doorslaggevende<br />
invloed is op het voorkómen van vochtdoorslag.<br />
Het beeld komt naar voren dat men zodra het metselwerk na een vakbekwame herstelbeurt<br />
weer gezond is en men heeft voorzien in een adequate ventilatie, men terughoudend kan zijn<br />
in het toevoegen van hemelwater afvoerende voorzieningen.<br />
De hypothese dat sommige regenwater opvangende bouwkundige voorzieningen zouden zijn<br />
aangebracht als symptoombestrijding van door hydrofoberen ontstane lekkage, kan uit de<br />
ontvangen antwoorden op de aan molenbeheerders gestelde vragen niet worden bevestigd.<br />
Dit betekent niet dat de hypothese hiermee is ontkracht. Het kan er mee te maken hebben<br />
dat men als molenaar c.q. molenbeheerder de restauratiegeschiedenis van de desbetreffende<br />
molen over 2 à 3 decennia moet kunnen overzien. De meeste respondenten waren niet<br />
gedurende zo’n lange periode bij hun molen betrokken.<br />
5
Hemelwaterafvoer ter plaatse van de stelling<br />
Gebleken is dat de vochtproblematiek van de molen aanzie<strong>nl</strong>ijk kan worden verminderd door<br />
het aanbrengen van een loden manchet dan wel een goot ter plaatse van de stelling. Deze<br />
invloed is voornamelijk merkbaar ter plaatse van de zolders onder de stelling. In tegenstelling<br />
tot de situatie met een loden manchet is er bij een goot kans op verstopping door inwaaiende<br />
boombladeren. Mede hierdoor is een goot onderhoudsintensiever.<br />
Indien er van oudsher geen vochtprobleem is en geen van de drie mogelijke<br />
hemelwaterafvoer systemen op de stelling aanwezig zijn, dan wordt aangeraden bij<br />
onderhoud of restauratie daar geen wijziging in aan te brengen. In alle gevallen waar wel<br />
sprake is van vochtproblemen op stellingniveau of enkele meters daaronder en deze niet te<br />
wijten zijn aan slecht metsel- en/of voegwerk is uitvoering van de loden manchet als minimum<br />
optie aan te bevelen. In geval van een gesloten buitenhuid is toepassing van een goot<br />
überhaupt aan te bevelen.<br />
Druiplatten op stellingschoren<br />
Druiplatten op stellingschoren worden veel toegepast. Uit de inventarisatie blijkt dat er vier<br />
hoofdprincipe’ s zijn ontwikkeld waarvan twee weer elk twee subvarianten kennen. Deze zijn<br />
met een beregeningsproef in het laboratorium onderzocht op effectiviteit. Hierbij bleek dat<br />
druiplatten die langs elkaar of koud tegen elkaar zijn geplaatst het water voor 91 tot 100%<br />
van de schoor afleiden. Systemen met één lat per schoor of een ingeschaafd waterholletje<br />
bleken niet effectief.<br />
De druiplatten verminderen de vochtbelasting op de aansluiting tussen stellingschoor en muur,<br />
maar verhogen de vochtbelasting op een lager gelegen stuk muur. Uit de<br />
onderzoeksresultaten kon niet worden vastgesteld in hoeverre druiplatten echt weze<strong>nl</strong>ijk tot<br />
vermindering van de vochtproblemen in het geheel leiden of deze alleen maar verplaatsen.<br />
Indien er van oudsher geen vochtproblemen zijn en er geen druiplatten aanwezig zijn, wordt<br />
aanbevolen bij onderhoud of restauratie daar geen wijziging in aan te brengen. In alle<br />
gevallen waar er wel sprake is van vochtproblemen ter plaatse van de aansluiting tussen<br />
stellingschoor en muur en voor zover niet het gevolg van slecht voegwerk, zijn druiplatten aan<br />
te bevelen.<br />
Goot langs de kaprand<br />
Bij slechts 3 van de 44 onderzochte <strong>molens</strong> is een goot langs de kaprand toegepast. Maar bij<br />
één hiervan is bekend dat dit een positieve invloed heeft gehad op de vochtproblematiek. De<br />
goten zijn slecht bereikbaar voor onderhoud.<br />
Bij gezond ademend metselwerk en effectieve ventilatie zal in het algemeen het aanbrengen<br />
van een goot rond de kaprand weinig zin hebben. Bij <strong>molens</strong> met een afgesloten buitenhuid<br />
en waar er sprake is van vochtproblemen rond raam- en deuropeningen is het ter plaatse van<br />
deze openingen aanbrengen van gootjes of iets dergelijks effectiever dan het aanbrengen van<br />
een goot rond de kaprand.<br />
Waterafvoeren rond ramen en deuren<br />
Gootjes of metselwerk-kragen boven ramen en deuren worden veelal toegepast bij <strong>molens</strong> die<br />
aan de buitenzijde een afsluitende laag hebben. De invloed op de vochtproblematiek (lekkage<br />
rond de randen van ramen en deuren) is bij deze <strong>molens</strong> niet duidelijk.<br />
Hoewel de onderzoeksresultaten geen duidelijkheid bieden lijkt het dat bij een afgesloten huid<br />
ze wel zijn aan te bevelen al kan er in extreme situaties ook lekkage door ontstaan. De RVS<br />
kraag rond de deuren op molen De Zandweg te Rotterdam is de enige uitvoeringswijze die<br />
afdoende is maar esthetisch gezien is het wel een zware ingreep. Bij ademend metselwerk zijn<br />
6
ze als regel niet nodig tenzij er op een enkele plek toch lekkage is en dit niet terug te voeren<br />
is op scheuren of anderszins slecht metselwerk.<br />
Ventilatie<br />
Hoewel de invloed van onvoldoende ventilatie op de vochtproblematiek van <strong>bakstenen</strong><br />
wind<strong>molens</strong> algemeen is erkend, blijkt uit de interpretatie van de uit dit onderzoek verkregen<br />
informatie dat de invloed van ventilatie zeer veel groter is dan eerder werd aangenomen en<br />
van doorslaggevende betekenis kan zijn op het al dan niet optreden van vochtproblemen.<br />
Ook bij gezond metselwerk.<br />
Dit is vooral terug te voeren op het niet meer terug kunnen vallen op de van oudsher<br />
intensieve beheersmatige ventilatie, het doortochten verzorgd door de molenaar. Er is een<br />
eenvoudige vuistregel ontwikkeld om de mate van beheersmatige ventilatie te kunnen<br />
bepalen. Wanneer er maar één dag in de week wordt doorgetocht is de ventilatie gemiddeld<br />
maar 13% van de op 100% gestelde situatie die van oudsher bestond. Wanneer geheel niet<br />
meer kan worden doorgetocht valt de ventilatie terug naar circa 3,4% (kieren) van wat in het<br />
ideale geval mogelijk was en dan alleen wanneer er geen sprake is van het dichtmaken van<br />
kieren en spleten.<br />
Bij het beoordelen en eventueel verbeteren van de ventilatie kan gebruik worden gemaakt van<br />
een hiertoe in dit onderzoek ontworpen vrage<strong>nl</strong>ijst met stroomschema. In gevallen waarbij de<br />
mate van beheersmatige ventilatie onvoldoende is zal het realiseren van mechanische<br />
afvoerventilatie in de vorm van het installeren van een enkele woningventilatie-unit<br />
gecombineerd met toevoeropeningen van voldoende grootte in de meeste gevallen soulaas<br />
bieden.<br />
Er is een voorbeeld waarbij met een kleine ingreep en weinig kosten een onopvallende<br />
mechanische afvoerventilatie is geïnstalleerd waarmee, blijkens een jare<strong>nl</strong>ange monitoring van<br />
het vochtgehalte in de muur, een significante verlaging van het vochtgehalte van de muur is<br />
bereikt. Een voorbeeld dat zeker navolging verdient en dat daarom in deze rapportage ook<br />
verder is uitgewerkt.<br />
Aanpassingen <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren<br />
De veronderstelde achteruitgang van de vochtigheidstoestand die de aanpassing van de<br />
detaillering van de ramen en deuren heeft op de algemene vochtproblematiek is uit de<br />
ingekomen onderzoeksgegevens niet vast te stellen. De algemene vochtigheidstoestand<br />
varieert in deze <strong>molens</strong> namelijk van zeer nat tot kurkdroog.<br />
Wijzigingen in de oorspronkelijke <strong>detailleringen</strong> van ramen en deuren moeten worden<br />
beschouwd in samenhang met de conclusies en aanbevelingen in het hoofdstuk ventilatie.<br />
Men dient terughoudend te zijn met eventuele aanpassingen. Het kunnen uitnemen van<br />
ramen of luiken of deze gedeeltelijk kunnen openen is van groot belang, evenzeer is rekening<br />
te houden met de esthetische aspecten en de evt. noodzaak tot aanvraag van een<br />
<strong>Monumenten</strong>vergunning die daar eventueel uit voort vloeit.<br />
Binnenwandafwerking molenwoning en niet molen authentieke bestemmingen<br />
Er worden vier systemen van binnenwandafwerkingen in molenwoningen of andere<br />
gecompartimenteerde ruimten met een niet molen authentieke functie onderscheiden.<br />
Pleisterwerk op de muur blijkt, naar eigentijdse maatstaven van gebruikscomfort en voor een<br />
gezonde vochthuishouding in de muur, een achterhaalde oplossing.<br />
De varianten plaatmateriaal op rachels en pleisterwerk op drager blijken bij goede detaillering<br />
droog en gaaf te blijven. Bij een ‘ademende’ buitenhuid is in principe een negatieve invloed te<br />
verwachten op het vochtgehalte van de muur als zodanig. Bij een ‘gesloten’ buitenhuid is dit<br />
bezwaar er niet.<br />
7
Een binnenwandafwerking bestaande uit spouw + isolatie + plaatmateriaal, is voor <strong>molens</strong><br />
met een ‘ademende’ buitenhuid het optimale systeem, zowel uit energetisch oogpunt als met<br />
betrekking tot woon- of verblijfscomfort als ook het bevorderen van de droging van de<br />
molenmuur. Dit alleen mits er luchtcirculatie in de spouw wordt gecreëerd.<br />
Aanbevelingen samengevat<br />
- ventilatie is zeer belangrijk, ook bij gezond metsel- en voegwerk. In veel gevallen zal<br />
mechanische afvoerventilatie (woningventilatie-unit) noodzakelijk zijn.<br />
- Een gezonde conditie van het metsel- en voegwerk moet het vertrekpunt zijn voordat men<br />
eventuele hemelwaterafvoerende bouwkundige voorzieningen overweegt.<br />
- Een goot langs de kaprand is weinig effectief.<br />
- Wanneer er bij een molenwoning of een niet molenauthentieke functie in een<br />
gecompartimenteerde ruimte een binnenwandafwerking wordt toegepast is bij een<br />
ademende buitenhuid een systeem met spouw aan te bevelen. Bij een gesloten<br />
buitenhuid volstaat evt. plaatmateriaal op rachels of pleisterwerk op drager.<br />
- Een hemelwaterafvoer t.p.v. de stelling is niet altijd nodig. Indien dit wel het geval is, is<br />
de loden manchet effectief, eenvoudig en onderhoudsarm.<br />
- Waterafvoeren rond ramen en deuren zijn alleen aan te bevelen bij een gesloten<br />
buitenhuid tenzij t.p.v. ramen en deuren lekkage is en deze niet terug te voeren is op<br />
scheuren of slecht metselwerk.<br />
- Men dient terughoudend te zijn met het aanpassen van de detaillering van ramen en<br />
deuren. Het kunnen uitnemen of openen van ramen of luiken, ook na aanpassing, is van<br />
groot belang.<br />
- Druiplatten op stellingschoren alleen toepassen als er vochtproblemen zijn bij de<br />
aansluiting tussen stellingschoor en muur. Druiplatten afwaterend langs elkaar en koud op<br />
elkaar blijken effectief, een ingeschaafd waterholletje en één lat per schoor niet.<br />
8
Summary<br />
Over the past decades of the last century a number of architectural elements have been<br />
added to various historic fired clay brick windmills in the Netherlands in an attempt to mitigate<br />
rain penetration problems. Sometimes “anti-penetration” measures such as the application of<br />
water repellents or the application of dense cement repointing and interior plasters rather<br />
aggravated than solved the leakage problems.<br />
In the same period alterations were applied to the architectural details of windows and doors<br />
as an answer to increasing comfort demands of the users: reduction of water penetration and<br />
draught. As a result of these measures the natural ventilation in the mills diminished. However<br />
even a more significant negative effect on the natural ventilation was caused by changes in<br />
the presence of the miller: in former times a daily presence by a professional miller; nowadays<br />
one or two days per week by volunteer-miller(s).<br />
In case the mills are still inhabited interior spaces are often separated for living areas from<br />
milling functions. These type of architectural changes may as well influence the moisture<br />
transport in the walls of the mills by considerable reduction of the interior ventilation.<br />
In this study an analysis is given of the effectiveness of architectural measures which were<br />
taken with a view to mitigate rain penetration problems. A mayor conclusion is that<br />
improvement of ventilation (in combination with the application of “breathing” materials) is<br />
the most effective way to diminish rain leakage discomfort.<br />
9
Inhoudsopgave<br />
1 I<strong>nl</strong>eiding ...........................................................................................................12<br />
2 Slagregen en het effect op historische massieve muren – <strong>molens</strong> in het bijzonder.....14<br />
2.1 Algemeen ........................................................................................... 14<br />
2.2 Extreme weersituaties.......................................................................... 16<br />
2.3 Condensvorming.................................................................................. 17<br />
2.4 Droging van binnenuit.......................................................................... 18<br />
2.5 Molens in het bijzonder ........................................................................ 19<br />
3 Vochtproblematiek onderzochte <strong>molens</strong> samengevat .............................................21<br />
4 Hemelwaterafvoer ter plaatse van de stelling........................................................31<br />
4.1 Doel van de voorziening ....................................................................... 31<br />
4.2 Theoretisch kader................................................................................ 31<br />
4.3 Diverse hemelwaterafvoer-systemen ter plaatse van de stelling ................ 32<br />
4.4 Verstoppingsgevaar ............................................................................. 36<br />
4.5 Onderhoud ......................................................................................... 36<br />
4.6 Invloed hemelwaterafvoer-systeem op de vochtproblematiek ................... 38<br />
4.7 Esthetiek ............................................................................................ 38<br />
4.8 Conclusie............................................................................................ 38<br />
4.9 Aanbevelingen..................................................................................... 39<br />
5 Druiplatten op stellingschoren .............................................................................40<br />
5.1 Doel van de voorziening ....................................................................... 40<br />
5.2 Theoretisch kader................................................................................ 40<br />
5.3 Bevestiging stellingschoren aan de muur ................................................ 41<br />
5.4 Diverse druiplatten op stellingschoren.................................................... 47<br />
5.5 Plaats van de afdruiplatten ................................................................... 52<br />
5.6 Invloed druiplatten op de vochtproblematiek .......................................... 52<br />
5.7 Onderzoek naar ‘de best presterende druiplat’ ........................................ 53<br />
5.8 Conclusie............................................................................................ 56<br />
5.9 Aanbevelingen..................................................................................... 57<br />
6 Goot langs de kaprand .......................................................................................58<br />
6.1 Doel van de voorziening ....................................................................... 58<br />
6.2 Theoretisch kader................................................................................ 58<br />
6.3 Buitenwandafwerking van de <strong>molens</strong> met goot ....................................... 59<br />
6.4 Onderhoud ......................................................................................... 60<br />
6.5 Invloed goot langs kaprand op de vochtproblematiek .............................. 60<br />
6.6 Esthetiek ............................................................................................ 60<br />
6.7 Conclusie............................................................................................ 61<br />
6.8 Aanbevelingen..................................................................................... 61<br />
7 Waterafvoeren rond ramen en deuren .................................................................62<br />
7.1 Doel van de voorziening & theoretisch kader .......................................... 62<br />
7.2 Diverse waterafvoeren rond ramen en deuren......................................... 62<br />
7.3 Invloed waterafvoeren rond ramen en deuren op de vochtproblematiek..... 66<br />
7.4 Esthetiek ............................................................................................ 67<br />
7.5 Conclusie............................................................................................ 67<br />
7.6 Aanbevelingen..................................................................................... 67<br />
8 Ventilatie ..........................................................................................................68<br />
8.1 Ventilatie ............................................................................................ 68<br />
10
8.2 De kwaliteit van beheersmatige ventilatie ............................................... 71<br />
8.3 Ventilatie in de onderzochte <strong>molens</strong>....................................................... 73<br />
8.4 Praktijkonderzoek Wippersmolen te Maassluis......................................... 73<br />
8.5 Vertaling resultaten mech. ventilatie Wippersmolen naar andere situaties….77<br />
8.6 Conclusies .......................................................................................... 78<br />
8.7 Onderzoek en aanbevelingen adequate molenventilatie............................ 78<br />
9 Aanpassingen <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren ......................................................81<br />
9.1 Doel van de voorziening. ...................................................................... 81<br />
9.2 Theoretisch kader................................................................................ 81<br />
9.3 Diverse <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren ................................................. 82<br />
9.4 Esthetiek ............................................................................................ 93<br />
9.5 Conclusie............................................................................................ 93<br />
9.6 Aanbevelingen..................................................................................... 93<br />
10 Binnenwandafwerking molenwoning en niet molen authentieke bestemmingen ........94<br />
10.1 Doel van de voorziening & theoretisch kader .......................................... 94<br />
10.2 Diverse binnenwandafwerkingen ........................................................... 95<br />
10.3 Invloed binnenwandafwerking op de vochtproblematiek........................... 99<br />
10.4 Esthetiek ............................................................................................ 99<br />
10.5 Conclusie............................................................................................ 99<br />
10.6 Aanbevelingen..................................................................................... 99<br />
11 Conclusies en aanbevelingen............................................................................. 100<br />
12 Literatuurlijst .................................................................................................. 102<br />
Bijlagen ................................................................................................................ 103<br />
A. Overzicht <strong>molens</strong> en respondenten .................................................................... 104<br />
B. Brief RCE en informatieformulier ....................................................................... 106<br />
C. Technische tekeningen en resultaten druiplatten ................................................. 120<br />
11
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
In de laatste decennia van de vorige eeuw zijn aan het oorspronkelijke bouwkundige concept<br />
voor het beperken van vochtdoorslag of lekkage bij een klassieke <strong>bakstenen</strong> windmolen, in<br />
een aantal gevallen verschillende bouwkundige elementen toegevoegd. Soms ook als na<br />
foutieve restauratieve ingrepen aan de <strong>bakstenen</strong> molenromp zelf (zoals op termijn “lekkende”<br />
voegen en/of schade door hydrofoberen) de vochtproblematiek eerder groter dan kleiner leek<br />
te zijn geworden.<br />
Daarnaast zijn in dezelfde periode ten behoeve van een geheel of gedeeltelijk veranderde<br />
functie van de molen tot woning of daaraan verwante bestemming vaak wijzigingen<br />
uitgevoerd aan de <strong>detailleringen</strong> van ramen en deuren met het doel bij regenbuien minder<br />
water binnen te krijgen en/of het tochtvrij maken van het interieur of delen daarvan. Dit ging<br />
vanzelfsprekend gepaard met een verminderde natuurlijke ventilatie. Deze natuurlijke<br />
ventilatie werd ook verminderd door beheersmatige aspecten, zoals de niet meer dagelijks<br />
vanzelfsprekende aanwezigheid van een molenaar die ramen en deuren openzette om te<br />
luchten.<br />
Een derde categorie betreft de afwerkingen van de binnenwand van de molenromp in ruimten<br />
die werden afgescheiden van het geheel om daar een woonfunctie, bestemming als museum<br />
of dergelijke aan te geven.<br />
Een derde categorie betreft de afwerkingen van de binnenwand van de molenromp in ruimten<br />
die werden afgescheiden van het geheel om daar een woonfunctie of dergelijke te realiseren.<br />
Dit werd gedaan door een ‘waterdichte’ binnenpleister op de muur, door een in timmerwerk<br />
uitgevoerde wandafwerking ‘op afstand` van de muur maar wel ‘op’ de muur bevestigd.<br />
Zelfs is een variant bekend waarbij de binnenwand is uitgevoerd als een soort<br />
binnenspouwmuur, geheel los van het metselwerk van de molenromp. In het verkennend<br />
onderzoek (Groot en Gunneweg, 2002) is in de paragraaf 4.8 en 4.9 een en ander globaal<br />
beschreven.<br />
Er bestaat geen goed inzicht of deze toegevoegde bouwkundige elementen c.q. bouwkundige<br />
wijzigingen het beoogde effect hadden, niets uitmaakten of evt. mogelijk averechts werkten.<br />
Ook niet in de onderhoudsgevoeligheid en of een evt. nadelige beïnvloeding van het uiterlijk<br />
wel afwoog tegen het effect van beperking van lekkage.<br />
In dit onderzoek is op basis van een theoretische benadering en de middels een enquête<br />
verzamelde ervaringen van molenaars en molenbeheerders een scherper inzicht in nut en<br />
noodzaak van deze voorzieningen verkregen. Ook zijn waar mogelijk verbeteringen ontworpen.<br />
De resultaten zijn ten slotte verwerkt tot aanbevelingen die kunnen worden toegepast bij<br />
toekomstig uit te werken restauratieplannen. Hierbij zijn de bedoelde voorzieningen /<br />
ingrepen naar hun bouwfysische effecten in drie groepen verdeeld. Hierbij worden gewijzigde<br />
<strong>detailleringen</strong> en ventilatie bewust in één groep gerangschikt.<br />
a) Hemelwater afschermende of afvoerende ingrepen zonder directe invloed op het<br />
binnenklimaat<br />
1) Hemelwaterafvoer ter plaatse van de stelling<br />
2) Druiplatten op stellingschoren<br />
3) Hemelwaterafvoer langs kaprand<br />
4) Waterafvoeren rond raam- en deuropeningen<br />
b) Waterdichtheid en tochtdichtheid bevorderende wijzigingen van <strong>detailleringen</strong> met invloed<br />
op het binnenklimaat – ventilatie<br />
5) Ventilatie algemeen<br />
12
6) Aanpassingen <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren<br />
c) Binnenwandafwerkingen en verwarming molenwoning en niet authentieke bestemmingen<br />
van de molen<br />
7a) Wandafwerking in stucwerk<br />
7b) Wandafwerking in timmerwerk<br />
Ten slotte wordt vermeld dat een belangrijk punt van onderzoek is geweest om, indien<br />
mogelijk, vast te stellen in hoeverre de extra hemelwater afvoerende bouwkundige<br />
voorzieningen werden gerealiseerd als symptoombestrijding. Dit nadat evt. na foutieve<br />
restauratieve ingrepen aan de <strong>bakstenen</strong> molenromp zelf (zoals op termijn ‘lekkende’ voegen<br />
al dan niet in combinatie met hydrofoberen) de vochtproblematiek in plaats van de verwachte<br />
vermindering, juist verergerd bleek te zijn.<br />
13
2 Slagregen en het effect op historische massieve muren –<br />
<strong>molens</strong> in het bijzonder<br />
2.1 Algemeen<br />
Bij het beschouwen van de effectiviteit van de diverse bouwkundige voorzieningen die de<br />
laatste decennia zijn ontwikkeld om op <strong>bakstenen</strong> wind<strong>molens</strong> de vochtoverlast te<br />
verminderen is het nuttig eerst in een meer algemeen kader de invloed van regen en wind op<br />
historische massieve muren in baksteenmetselwerk te beschouwen.<br />
De belangrijkste bron van vochtdoorslag en lekkage is regen in combinatie met wind. Het<br />
zwaarste effect, regen + storm, noemt men ‘slagregen’, in het Engels ‘winddriven-rain’. Hierbij<br />
verandert de richting waarin de regendruppels vallen van verticaal naar min of meer<br />
horizontaal (horizontale regencomponent) en worden de regendruppels met kracht tegen de<br />
gevel gejaagd. De hoek waarin de regendruppels op de muur aankomen, dus de<br />
regenbelasting op de gevel, is daarbij afhankelijk van de windsterkte.<br />
2.1.1 Horizontale regencomponent en regenbelasting op een gevel<br />
Leppers (1996) heeft de stand van het wetenschappelijk onderzoek naar slagregens<br />
(‘winddriven rain’) samengevat en Tammes en Vos aangehaald die voor de horizontale<br />
slagregencomponent de volgende formule vonden:<br />
Waarin:<br />
Ig = 0,14 * v * Iv<br />
Ig = horizontale neerslagintensiteit op een verticale gevel [mm/h]<br />
Iv = verticale neerslagintensiteit [mm/h]<br />
v = windsnelheid [m/s]<br />
Zij gaven vervolgens voor de te verwachten (maximale ) horizontale slagregencomponent aan<br />
“dat een wand gedurende enkele uren blootgesteld kan worden aan een regenintensiteit van<br />
10 l/m 2 /u bij een windsnelheid van 15 à 20 m/s.”<br />
Ook vond Leppers in de literatuur dat tijdens kort durende buien over het algemeen meer<br />
regen valt dan bij langdurige buien. In sommige gevallen kan in korte buien een horizontale<br />
regenintensiteit worden bereikt van 20 l /m 2 /u.<br />
Van Mook (2002) heeft na uitvoerige metingen aan een gebouw gedurende 24 maanden een<br />
computermodel ontwikkeld om de horizontale regenintensiteit op een gebouw al tijdens de<br />
ontwerpfase te kunnen voorspellen. Aangezien bij <strong>molens</strong> de vorm een gegeven is, voegt dit<br />
voor het hier behandelde onderwerp niet zoveel toe. Recent zijn er enkele belangwekkende<br />
studies verricht naar de invloed van slagregen op historische <strong>bakstenen</strong> gebouwen (Abuku e.a.<br />
2009, Briggen e.a. 2009). Deze waren voornamelijk gericht op het ontwikkelen van<br />
computersimulatiemodellen op basis waarvan de invloed op het binnenklimaat, het<br />
energieverbruik en het risico op algengroei kunnen worden bepaald.<br />
2.1.2 Hygrisch gedrag van de muur als functie van de tijd<br />
Verder verandert het hygrisch gedrag van een muur bij gelijke regenintensiteit naarmate de<br />
tijd vordert. Dit heeft te maken met het opzuiggedrag van de muur en de afname van de<br />
absorptie in de tijd door verzadiging van de poriën. Bovendien krijgt een lager gelegen<br />
muurvlak een hogere belasting dan een hoog gelegen muurvlak, omdat het niet in de muur<br />
14
opgenomen water afstroomt en cumulatief bij de regenbelasting op dat lagergelegen<br />
muurvlak optelt. Dit is in figuur 2.1 weergegeven.<br />
Figuur 2.1 Afstroming en absorptie op een muur bij slagregen<br />
2.1.3 Opstuwing op platte vlakken<br />
Behalve op de regenbelasting op gevels, heeft de wind ook grote invloed op regenwater dat al<br />
is neergekomen op platte vlakken en daar in plassen op ligt. Het idee dat wel wordt gevolgd,<br />
dat regen ‘verticaal valt’ en dus door een op afschot liggend horizontaal vlak naar een tevoren<br />
bepaald punt kan worden afgeleid is een te eenvoudige benadering. De winddruk kan een<br />
enorme opstuwing en verplaatsing van het verzamelde water veroorzaken. Het effect is<br />
moeilijk voorspelbaar, omdat dit afhankelijk is van de regenintensiteit, windrichting en<br />
windsterkte ter plaatse.<br />
2.1.4 Vochtbalans<br />
De aanvoer van vocht in metselwerk wordt veroorzaakt door verschillende vochtbronnen; te<br />
noemen zijn regen, optrekkend vocht, lekkage (bijvoorbeeld goten) en huishoudelijk vocht<br />
(koken, douche etc.). Daarnaast is er sprake van afvoer van vocht door verdamping.<br />
Volgens Groot en Gunneweg (2010) kan, met verwaarlozing van optrekkend vocht, lekkage en<br />
huishoudelijk vocht de balans tussen aan- en afvoer van vocht in een muur, waarbij geen<br />
rege<strong>nl</strong>ekkage optreedt, als volgt weergegeven worden:<br />
Vbu + Vbi ≥ 1<br />
R + O (zie schema)<br />
Vbu = verdamping naar buitenruimte<br />
Vbi = verdamping naar binnenruimte<br />
O = reeds aanwezige vocht (vóór regenbui)<br />
R = vochtopname van regen<br />
15
Aangezien de verschijnselen niet gelijktijdig optreden maar bepaald worden door de<br />
afwisseling tussen regen en droge weersperioden, kunnen we de vergelijking alleen als<br />
denkmodel gebruiken; een denkmodel dat het ademen (aan- en afvoer van vocht) visualiseert.<br />
Figuur 2.2 Schema vochtbalans<br />
Wel kan geconcludeerd worden in het geval van capillair transport dat de bij drogend weer<br />
door verdamping uit de muur tredende hoeveelheid vocht (Vbu + Vbi) zo groot moet zijn dat bij<br />
een opvolgende regenperiode de opslag + vochtopname (R + O) niet leiden tot een situatie<br />
waar in de gehele doorsnede van de muur het kritisch vochtgehalte* (stroming) wordt<br />
overschreden.<br />
* het kritisch vochtgehalte is het vochtgehalte waarbij alle poriewanden geheel zijn bedekt<br />
met een laag watermoleculen en het water in het materiaal vrij gaat stromen. Het kritisch<br />
vochtgehalte ligt ver onder het ‘verzadigingspunt’ (alle poriën gevuld).<br />
Opgemerkt wordt dat de bovenstaande redenering op gaat wanneer het vochttransport<br />
capillair is; bij scheurtjes holten ed. kan vochttransport sterk beïnvloed worden door de<br />
zwaartekracht, wind etc.<br />
Het zal duidelijk zijn dat Vbi sterk wordt beïnvloed door ‘ventilatie’. Hier wordt bij het<br />
onderdeel ventilatie nader op in gegaan.<br />
2.2 Extreme weersituaties<br />
2.2.1 Langdurige slagregen<br />
Door de klimaatverandering neemt de kans op extreme neerslag toe (KNMI, 2011a). Een tot<br />
drie keer per jaar doen zich situaties voor met langdurige slagregen.<br />
Januari 2007 was volgens (KNMI, 2011b) niet alleen extreem zacht, maar ook extreem nat,<br />
met totaal 113 mm neerslag tegen normaal 69 mm. De 18 e januari kende een sterke piek,<br />
met slagregen gedurende 9,2 uur (station Hoek van Holland), een storm WZW 8 Bf met<br />
windstoten tot maximaal 36 m/s. De neerslag van de voorafgaande 17 e januari erbij opgeteld<br />
viel in Hoek van Holland 35 mm neerslag in totaal 11 uur, dit is 3 mm/u.<br />
16<br />
Ademend:<br />
Vbu + Vbi - O ≥ R
Ook woensdag 12 + donderdag 13 januari 2011 gaf een situatie met extreem weer. Volgens<br />
waarnemingen KNMI station Hoek van Holland onafgebroken 21 uur regen; totaal 22 mm, bij<br />
ZZW wind 5 à 6 Bf met maximale windstoten van 19 m/s (7 à 8 Bf.). Voorafgaand, op 5<br />
januari, wind van zee met een sprong naar hogere temperaturen en dito luchtvochtigheid. De<br />
relatieve vochtigheid steeg van 84 naar 98%. Over beide dagen 28 mm regen gedurende<br />
onafgebroken 25 uur. Dit is een geheel andere situatie dan wat er zich gemiddeld gezien<br />
voordoet.<br />
Tijdens dergelijke situaties kan zich een lekkage voordoen in <strong>molens</strong> die globaal gesproken<br />
‘droog’ zijn. Het is niet altijd eenvoudig om daarvan de juiste oorzaak vast te stellen. Bij<br />
grondige bestudering van de situatie kan het gaan om een combinatie van oorzaken. Zo werd<br />
voor de situatie van 12 en 13 januari 2011 voor de molen te Maasland vastgesteld dat het<br />
ging om een combinatie van vochtdoorslag dóór de muur op een plek waar een<br />
geconcentreerde regenbelasting vanaf het wiekenkruis terecht kwam, lekkage langs ramen en<br />
deuren door een waterfilm die van de verzadigde muur afkwam en windstoten. Dit in<br />
combinatie met een matige tot onvoldoende ventilatie waardoor het vochtgehalte in de muur<br />
snel tot boven het kritisch vochtgehalte steeg.<br />
Een dergelijke incidentele lekkage hoeft niet direct aa<strong>nl</strong>eiding te zijn tot het nemen van<br />
drastische bouwkundige maatregelen. Vaak kan het verbeteren van de ventilatie voldoende<br />
zijn. Dit wordt in het desbetreffende hoofdstuk verder uitgelegd.<br />
2.3 Condensvorming<br />
Eén à tweemaal per jaar aan het eind van de winter kunnen zich situaties voordoen van een<br />
plotselinge omslag van het weertype waarbij een warmtefront overtrekt naar zee met warme<br />
lucht met hoge luchtvochtigheid die volgt op een periode van koude, droge lucht. In een<br />
dergelijke situatie kan het gebeuren dat de luchttemperatuur buiten hoger is dan binnen, met<br />
name betreft dat de binnenkant van de muur en ook is de luchtvochtigheid binnen veel hoger.<br />
Dan geschiedt het omgekeerde van droging, namelijk condensvorming.<br />
Wanneer men aanwezig is als een dergelijke situatie zich voordoet lijkt het of de muur ‘traant’.<br />
Dat het vocht niet uit de muur komt, maar dat het condensatievocht is, blijkt uit het feit dat<br />
ook smeedijzeren onderdelen ‘tranen’ en er daaronder zelfs plassen op de vloeren kunnen<br />
ontstaan.<br />
Bij <strong>molens</strong> die voldoende zijn geventileerd zal door het lagere vochtgehalte de temperatuur<br />
van de muur aan de binnenzijde hoger zijn en de condensvorming navenant minder dan bij<br />
een situatie met onvoldoende ventilatie.<br />
Bij een steen met 30% porievolume maakt het voor de thermische geleidbaarheid<br />
(spiegelbeeld van de isolatiewaarde) een groot verschil uit of deze droog is of nat.<br />
De thermische geleidbaarheid, labda (λ), van lucht bedraagt 0,024 W/mK, die van water 0,60<br />
W/mK. Globaal zal λ voor de droge steen (met 30% lucht) liggen op 0,43 W/mK en de natte<br />
steen (verzadigd, 30% water) op 0,60 W/mK.<br />
Hierdoor verloopt in de winter bij een nattere muur de afkoeling van buiten naar binnen<br />
sneller dan bij een drogere muur. Hierdoor kan ook worden verklaard dat bij een droge muur<br />
bij de genoemde weersomslag minder condensatie optreedt dan bij een natte muur. Een<br />
tweede orde effect is dat bij een droge muur het vochtgehalte lager is, dus kan de mindere<br />
condens nog door de muur worden geabsorbeerd, terwijl bij een natte koudere muur de<br />
grotere hoeveelheid condens van de muur af gaat stromen. Allemaal factoren die het<br />
vochtprobleem versterken, waardoor het belang van droging van binnenuit nogmaals wordt<br />
benadrukt.<br />
17
2.4 Droging van binnenuit<br />
De beweging van de drogere lucht langs de vochtige binnenzijde van de muur veroorzaakt dat<br />
watermoleculen in dampvorm zich losmaken van het muuroppervlak en worden meegevoerd<br />
in de luchtstroom. Bij een stationaire toestand gaat dit proces voort totdat er een RV van<br />
100% is bereikt. Alleen wanneer door voldoende ventilatie permanent drogere buite<strong>nl</strong>ucht<br />
wordt aangevoerd zal dit proces van droging voortgaan. Behoudens in die enkele dagen dat<br />
die verhouding omgekeerd is, doch dit is over het gehele jaar genomen van ondergeschikt<br />
belang.<br />
Droging is afhankelijk van het verschil in luchttemperatuur en relatieve vochtigheid buiten en<br />
binnen en van de doorstroomsnelheid van de lucht, het ventilatiedebiet. Uit de relatie<br />
luchttemperatuur en relatieve vochtigheid volgt de dampdruk en uit de dampdruk de<br />
vochtconcentratie in kg/m 3 . Deze waarde fluctueert sterk want deze is afhankelijk van het<br />
weer en van veranderingen binnen van de verwarming, aantal aanwezige personen,<br />
wisselingen in ventilatie etc.<br />
Een voor woningen vaak gehanteerde vuistregel is dat de benodigde vochtafvoer C,<br />
gemiddeld over een jaar, 1 g/m 3 (0,001 kg/m 3 ) bedraagt: dat wil zeggen dat de binnenruimte<br />
over het jaar genomen gemiddeld 1 g meer vocht bevat dan 1 m 3 buitenruimte. Drogen wil<br />
zeggen: dat verschil opheffen en het overbodige vocht in de binnenruimte naar de<br />
buitenruimte verplaatsen via ventilatie. De vochtafvoer voor een bepaalde ruimte is dus C<br />
vermenigvuldigd met het ventilatiedebiet (het volume dat geventileerd moet worden).<br />
Om de totale vochtafvoer bij gegeven ventilatievoud te kunnen berekenen wordt de volgende<br />
algemene vochtbalansformule gehanteerd:<br />
Waarin:<br />
C = G<br />
n*V<br />
C : Cbi – Cbu = vochtafvoer (kg/ m 3 )<br />
G : vochtproductie in kg/h.<br />
n : het ventilatievoud (1/h)<br />
V : het volume van de ruimte (m 3 )<br />
We kunnen voor vochtproductie (verblijfsruimten) ook lezen de vochtonttrekking aan de<br />
binnenzijde van een <strong>bakstenen</strong> muur van de windmolen (ruimten met oorspronkelijke functie,<br />
zonder vochtproductie door menselijke activiteiten als koken etc.).<br />
We werken een rekenvoorbeeld uit voor het volume van een kleine grondzeiler, van 190 m 3<br />
bij ventilatievoud n=1.<br />
De invulling wordt dan:<br />
1 = __G__ G = 1x190 = 190 g/h = 0,19 kg/h<br />
1x190<br />
Omgerekend naar een jaarcijfer, wordt er in deze situatie 365*24u* 0,19 = 1664 liter vocht<br />
aan de muur onttrokken. We berekenen het volume metselwerk van een dergelijke<br />
molenromp op 85 m 3 . In volumeprocenten wordt er dan op jaarbasis gemiddeld over de<br />
gehele muur 1664*10 -3 / 85 * 100% = ~ 1,9% [v/v], ofwel per jaar 19 liter per m 3<br />
metselwerk aan vocht, door droging van binnenuit aan het metselwerk onttrokken.<br />
18
Terugkerend tot de vochtbalansformule gegeven in 1.1.4, Vbu + Vbi ≥ R + O , zou het<br />
vochtgehalte in de muur gelijk moeten blijven als met een ventilatievoud n=1 het saldo van<br />
vochtopname en droging van buitenaf ≤ 1,9 % zou zijn. Ofwel, dan mag de vochtconcentratie<br />
in het interieur per uur met niet meer stijgen dan 190 gram.<br />
Is dit voldoende, i.c. is een ventilatievoud van 1 voldoende bij <strong>bakstenen</strong> wind<strong>molens</strong>?<br />
Of dit waar is kan alleen via een omweg worden vastgesteld.<br />
Aangezien er geen onderzoeken bekend zijn met waarnemingen over een periode van 1 jaar,<br />
ontbreken de getalswaarden voor de parameters die houvast moeten bieden voor een<br />
betrouwbare berekening van deze balans.<br />
Hoewel zoals eerder gesteld van zeer vele factoren afhankelijk - ondermeer het feit dat<br />
droging van binnenuit gelijkmatig en bevochtiging bij slagregen geconcentreerd op de zijde<br />
van de heersende windrichting geschiedt - lijkt een dergelijke droging van binnenuit, met het<br />
genoemde percentage van 1,9, zo minimaal dat het aan de lage kant moet zijn. Een eerste<br />
hypothese is dat voor <strong>bakstenen</strong> wind<strong>molens</strong> de vuistregel van het op 1 gestelde<br />
ventilatievoud te laag zal zijn.<br />
Hier wordt verder op in gegaan bij het desbetreffende hoofdstuk ventilatie.<br />
Nb:<br />
Aan de algemene vochtbalansformule zien we ook dat, indien C bi > C bu, (vochtconcentratie –<br />
gelinkt via % RV aan luchtvochtigheid buiten > binnen) de uitkomst negatief zal zijn dus<br />
geen droging maar benatting plaats vindt (condens).<br />
2.5 Molens in het bijzonder<br />
2.5.1 Algemeen<br />
Kap, wieken en staartwerk leveren een specifiek aandeel in de regenbelasting op het<br />
metselwerk, alsmede - bij stelling<strong>molens</strong> - de stellingvloer (delen met spleten ertussen) en de<br />
schoren.<br />
Voor <strong>molens</strong> geldt verder dat, meer dan bij gebouwen met vlakke muren, bij storm de<br />
horizontale regencomponent groot is en deze er nog sterker toe leidt dat het water vooral in<br />
geconcentreerde vochtstromen zich makkelijker en op een niet goed voorspelbare manier,<br />
naar zij- en achterzijde van het bouwwerk verplaatst. Dit aspect zal bij de verschillende<br />
bouwkundige elementen die zijn onderzocht in een i<strong>nl</strong>eidende paragraaf meer specifiek<br />
worden uitgewerkt.<br />
2.5.2 Invloed muurafwerkingen op keuze extra hemelwaterafvoerende<br />
voorzieningen<br />
Bij historisch metselwerk, met name ook bij <strong>molens</strong>, is er sprake van verschillende<br />
uitgangssituaties.<br />
Ideaal is gezond oorspronkelijk metselwerk met gave voegen, we noemen dit ‘ademend’<br />
metselwerk. Hier tegenover staat gehydrofobeerd werk, muurwerk dat geheel of gedeeltelijk<br />
gepleisterd of gesausd is. Dit noemen we de ‘afsluitende’ benaderingswijze. Deze afwerkingen<br />
hebben elk een ander opzuiggedrag tot gevolg met grote gevolgen voor de vochtbelasting op<br />
de huid van het metselwerk.<br />
Het is nuttig om de eerder al genoemde invloed van de verschillende muurafwerkingen op het<br />
opzuiggedrag van de muur, dus op de te maken afwegingen met betrekking tot het al dan<br />
niet aanbrengen van extra hemelwaterafvoerende bouwkundige voorzieningen, te kunnen<br />
beoordelen.<br />
19
Daarvan is echter enig kwantitatief inzicht in de maximaal te verwachten waterhoeveelheid op<br />
een molenromp van belang. We geven een indicatie van de waterhoeveelheid die bij de in de<br />
vorige paragraaf genoemde regenintensiteit van 10 l/m 2 /u bij een windsnelheid van 15 à 20<br />
m/s op de gevel terecht komt. Herrekenend tot een hoeveelheid per minuut: 0,167 l/m 2 /min.<br />
Voor de breedte van de gevel rekenen we niet met de halve omtrek omdat dit door de naar<br />
achter weglopende ronde vorm, niet de breedte is die vanuit de windrichting gezien de<br />
regenopvang bepaalt. In plaats daarvan nemen we hiervoor de gemiddelde diameter van de<br />
romp.<br />
Een hoge stellingmolen, romphoogte 28 m, gemiddelde diameter 8 m heeft een regenvangend<br />
oppervlak van 220 m 2 en daarmee in die desbetreffende situatie (globaal) een regenbelasting<br />
van 220 x 0,167 = 37 l/min. Een grondzeiler romphoogte 10 m, gemiddeld diameter 5,5 m<br />
heeft een regenvangend oppervlak van 55 m 2 en daarmee in die desbetreffende situatie<br />
(globaal) een regenbelasting van 55 x 0,167 = 9 l/min.<br />
Hebben we een situatie van gezond oorspronkelijk metselwerk met gave voegen, ‘ademend’<br />
metselwerk dus, en we nemen het opzuiggedrag van die muur aan op IW (initiële<br />
wateropzuiging) = 2,5 [kg/m 2 /min.]. Dan is de regenintensiteit met 0,167 l/m 2 /min., veel<br />
kleiner dan de opzuiging, die 2,5 kg/m 2 /min = 2,5 l/m 2 /min bedraagt.<br />
Dit verschil is zo groot dat men mag aannemen dat, ondanks de afname van de<br />
opzuigsnelheid al het regenwater in die situatie door de muur wordt opgenomen, ondanks de<br />
afname van de opzuigsnelheid door verzadiging. Er vindt geen afstroming plaats. Er zijn geen<br />
vochtstromen over vensteropeningen en opleggingen van stellingliggers in deze situatie.<br />
(zodra verzadiging, waardoor opzuigsnelheid < regenintensiteit, begint er wel afstroming<br />
plaats te vinden; dit moment hangt sterk af van het vochtgehalte van de muur vóór de bui).<br />
Bij de situatie van gehydrofobeerd werk, of muurwerk dat geheel of gedeeltelijk gepleisterd of<br />
gesausd is , de ‘afsluitende’ benaderingswijze, nemen we aan dat het opzuiggedrag van die<br />
muur nul is, dus IW = 0 [kg/m 2 /min.]. Dan is de regenintensiteit met 0,167 l/m 2 /min., veel<br />
groter dan de opzuiging , die 0 kg m 2 /min = 0 l/m 2 /min bedraagt.<br />
Er vindt afstroming plaats; aan de voet van de stellingmolen komt de berekende 37 l / min. en<br />
bij de grondzeiler 9 l /min. terecht.<br />
Het is duidelijk dat de vochtstromen over vensteropeningen en opleggingen van stellingliggers,<br />
maar ook over scheuren en microscheuren, in deze situatie substantieel zijn.<br />
Dit betekent dat ‘ademend’ metselwerk tegenover de ‘afsluitende’ benaderingswijze uiteraard<br />
tot heel verschillende afwegingen met betrekking tot het al dan niet aanbrengen van extra<br />
hemelwaterafvoerende bouwkundige voorzieningen zullen leiden. Dit zal bij de desbetreffende<br />
paragrafen verder worden uitgewerkt.<br />
20
3 Vochtproblematiek onderzochte <strong>molens</strong> samengevat<br />
Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen welke bouwkundige<br />
oplossingen/<strong>detailleringen</strong> in stenen wind<strong>molens</strong> wel of niet goed werken om op basis<br />
daarvan aanbevelingen te doen voor toekomstige restauraties. In onderstaand figuur 3.1 is<br />
aangegeven waar in de molen de onderzochte bouwkundige voorzieningen zich bevinden. In<br />
de tabel 3.1 op de volgende bladzijden wordt een aantal specifieke karakteristieken van de<br />
onderzochte <strong>molens</strong> kort en bondig weergegeven, waaronder de bouwkundige<br />
oplossingen/<strong>detailleringen</strong>.<br />
21<br />
A.<br />
B.<br />
C.<br />
1) HWA t.p.v. stelling<br />
2) Druiplatten op<br />
stellingschoren<br />
3) HWA langs kaprand<br />
4) Waterafvoer rond raam-<br />
en deuropeningen<br />
5) Ventilatie algemeen<br />
6) Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
7) Binnenwandafwerking<br />
en verwarming<br />
molenwoning en niet<br />
molen authentieke<br />
bestemmingen<br />
Figuur 3.1 - Mogelijke bouwkundige voorzieningen in stenen wind<strong>molens</strong> om vochtproblemen te verminderen
Tabel 3.1 - Overzicht onderzochte <strong>molens</strong><br />
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
A) De Leeuw,<br />
Aalsmeer<br />
B) De Haas,<br />
Benthuizen<br />
C) Kyck Over Den<br />
Dyck, Dordrecht<br />
D) De Bernisse<br />
Molen,<br />
Geervliet<br />
E) De Hoop,<br />
Hellevoetsluis<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Museum (1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(2,3,4,5,6)<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Oorspronkelijk<br />
(1,2,3,4)<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Horeca<br />
(BG,1,2)<br />
Vulzolder (3)<br />
Oorspronkelijk<br />
(6,7,8)<br />
Stellingmolen Horeca (BG,1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(2,3,4,5)<br />
Stellingmolen Woning (BG,1),<br />
Bezoekerscentrum<br />
(2)<br />
Winkel (2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(3,4,5,6)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
Ja (3,4) Ja (1,2) Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Nee Ja (1) Nee Ja (BG,2) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Ja (6) Ja (5) Nee Ja (6) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Nee Ja (1) Nee Ja (2) Mechanisch (BG)<br />
Natuurlijk<br />
(1,2,3,4,5)<br />
BG wordt dagelijks<br />
gelucht, rest<br />
minder dan eens<br />
per week<br />
Ja (3) Ja (2) Nee Ja (3) Mechanisch (BG,1)<br />
Natuurlijk<br />
(2,3,4,5,6)<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
22<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1,2,3)<br />
Traditioneel (BG,1,2,3)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (BG,2,3,4,5,6,7,8)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (1)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (2,3,4)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG,1)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (BG,4,5)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Pleisterwerk op muur (BG-3)<br />
Elektrische kachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1)<br />
Onverwarmd<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
Elektrische kachel (BG,3)<br />
CV (BG-2)<br />
PT-folie gestuct (n.b)<br />
CV (BG-2)<br />
Pleisterwerk op muur (2)<br />
Plaatmateriaal op rachels (BG,1)<br />
Delta PT folie (BG,1)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Kurkdroog (4,5,6)<br />
Droog (BG,1,2,3)<br />
Droog (2,3,4)<br />
Vochtig (BG,1)<br />
n.b. (BG,1,2)<br />
Vochtig/Nat<br />
(3,4,5,6,7,8)<br />
Droog<br />
(BG,1,2,3,4,5)<br />
Droog<br />
(BG,1,2,3,4,5,6)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
HWA t.p.v. stelling ++<br />
Druiplatten n.b.<br />
Elek. Kachel n.b.<br />
Wandafwerking 0<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
HWA t.p.v. stelling n.b.<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Kachel / CV n.b.<br />
Druiplatten n.v.t.<br />
Waterafvoeren +<br />
Mechanische vent. n.b.<br />
CV n.b.<br />
Wandafwerking 0<br />
HWA t.p.v. stelling n.b.<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Mech. ventilatie n.b.<br />
CV n.b.<br />
Wandafwerking +<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
F) De Witte Juffer,<br />
IJzendijke<br />
G) Onverwacht /<br />
Schelvenaer,<br />
Krimpen a/d IJssel<br />
H) De Valk,<br />
Leiden<br />
I) De Zwaan,<br />
Ouddorp<br />
J) De Onvermoeide,<br />
Raamsdonksveer<br />
Stellingmolen Oorspronkelijk<br />
(BG,2,3,4,5)<br />
Museum (1)<br />
Stellingmolen Horeca (BG,1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(2,3,4)<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Museum(BG,1,<br />
2,3,4,5,6)<br />
Oorspronkelijk<br />
(4,5,6,7)<br />
Stellingmolen Museum (1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5)<br />
Stellingmolen Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5,<br />
6)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
Ja (2) Ja (1) Ja Ja (BG-4) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Ja (2) Ja (1) Nee Nee Natuurlijk<br />
(1,2,3,4,5)<br />
Ja (4) Ja (3) Nee Ja (1-4)<br />
(Ook aan de<br />
binnenzijde op<br />
de vierde<br />
verdieping)<br />
Mechanisch (BG)<br />
Molen wordt<br />
minder dan eens<br />
per week gelucht<br />
Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Nee Nee Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Nee Nee Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
minder dan eens<br />
per week gelucht<br />
23<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Traditioneel (BG,2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (1,2,3,4,5,)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1,2,3,4)<br />
Traditioneel (BG,3,4,5,6)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (4)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1,2)<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4)<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4,5)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Pleisterwerk op muur (2-5)<br />
Onverwarmd<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
CV (BG,1)<br />
Pleisterwerk op muur (BG-2)<br />
Plaatmateriaal op rachels (BG,1)<br />
CV (BG,1)<br />
Pleisterwerk op muur (BG-5)<br />
Oliekachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (BG-6)<br />
Elektrische kachel (3)<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Kurkdroog<br />
(2,3,4,5)<br />
Droog (BG,1)<br />
Kurkdroog (BG,1)<br />
Licht vochtig<br />
(2,3,4)<br />
Droog (7)<br />
Vochtig (1,2)<br />
Nat (BG,6)<br />
Zeer nat (3,4,5)<br />
Licht vochtig<br />
(BG,2,3,4,5)<br />
Vochtig (1)<br />
Droog<br />
(BG,1,2,3,4)<br />
Licht vochtig (5,6)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
HWA t.p.v. stelling ++<br />
Druiplatten +<br />
Goot langs kaprand n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
HWA t.p.v. stelling n.b.<br />
Druiplatten n.b.<br />
Mech. ventilatie 0<br />
CV 0<br />
HWA t.p.v. stelling + / 0<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
CV n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
Oliekachel 0<br />
Wandafwerking 0 / -<br />
Elektrische kachel n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
K) De Distilleerketel,<br />
Rotterdam<br />
L) De Speelman,<br />
Rotterdam<br />
M) De Hoop,<br />
Rozenburg<br />
N) De Nieuwe<br />
Palmboom,<br />
Schiedam<br />
O) De Noord,<br />
Schiedam<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5,<br />
6)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
Ja (3) Ja (2) Nee Ja (3) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Stellingmolen n.b. Nee Nee Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Stellingmolen Trouw locatie<br />
(BG)<br />
Oorspronkelijk<br />
(1,2,3,4,5)<br />
Stellingmolen Museum<br />
(BG,1,2,3)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5,6<br />
,7,8)<br />
Stellingmolen Horeca<br />
(BG,1,2)<br />
Opslag (3,4)<br />
Oorspronkelijk<br />
(5,6,7,8)<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Nee Ja (1) Nee Ja (2) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Ja (5) Ja (4) Nee Ja(5) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Nee Ja (4) Nee Ja (5) Natuurlijk<br />
(3,4,5,6,7,8)<br />
Mechanisch met<br />
warme lucht<br />
(BG,1,2)<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
24<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4,5,6)<br />
Traditioneel<br />
Traditioneel (BG,1,3,4)<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4,5,6,7)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (5)<br />
Traditioneel (BG,3,4,5,6,7)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (2,5,6,7)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Pleisterwerk op muur (BG-6)<br />
Elektrische kachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (BG)<br />
Onverwarmd<br />
Pleisterwerk op muur (1-5)<br />
Elektrische kachel (BG, 2)<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
CV (BG-3)<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
Mechanische ventilatie met warme<br />
lucht (BG-2)<br />
Elektrische kachel (3)<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Licht vochtig (6)<br />
Vochtig<br />
(BG,1,2,4.5)<br />
Nat (3)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
HWA t.p.v. stelling + / 0<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoer n.b.<br />
Kachel n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
Horren in ramen +<br />
n.b. Wandafwerking n.b.<br />
Licht vochtig<br />
(BG,1)<br />
Vochtig (4,5)<br />
Nat (2,3)<br />
Kurkdroog (8)<br />
Droog (BG,6,7)<br />
Licht vochtig<br />
(1,3,4)<br />
Vochtig (2,5)<br />
Kurkdroog<br />
(BG,1,2)<br />
Droog<br />
(3,4,5,6,7,8)<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Elek. Kachel 0<br />
Wandafwerking 0<br />
HWA t.p.v. stelling n.b.<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
CV n.b.<br />
Druiplatten n.b.<br />
Waterafvoeren +<br />
Mechanische vent. +<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
P) De vrijheid,<br />
Schiedam<br />
Q) De Walvisch,<br />
Schiedam<br />
R) Nooit Gedacht,<br />
Spijkenisse<br />
S) Aeolus,<br />
Vlaardingen<br />
T) Windlust,<br />
Wateringen<br />
Stellingmolen Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5,6<br />
,7)<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Kantoorruimte<br />
(1,2)<br />
Korenmolen<br />
(1,2,3,4,5,6,7)<br />
Stellingmolen Horeca (BG,1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(2,3,4,5,6,7)<br />
Stellingmolen Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5,6<br />
7)<br />
Stellingmolen Winkel (BG)<br />
Oorspronkelijk<br />
(1,2,3,4,5,6,7,<br />
8)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
Ja (4) Ja(3) Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie (2,3,4,5)<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Ja (4) Ja (3) Nee Nee Mechanisch<br />
(BG,1,2)<br />
(nu defect)<br />
Natuurlijk<br />
(3,4,5,6,7)<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Nee Ja (2) Ja Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Nee Ja (3) Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
Ja (5) Ja (3) Nee Ja (BG-7) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
25<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4,5,6)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (4)<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4,5,6,7)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (4)<br />
Traditioneel (BG,4,5,6,7)<br />
Traditioneel (BG,3)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1,2,4)<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4,5,6,7)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Geen binnenwandafwerkinig Kurkdroog (6,7)<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
CV (BG-2)<br />
Pleisterwerk op muur (BG-7)<br />
CV (BG-2)<br />
Plaatselijk pleisterwerk (BG,1,2,5,6)<br />
Onverwarmd<br />
Pleisterwerk op muur (BG-8)<br />
Onverwarmd<br />
Droog (2)<br />
Licht vochtig (BG)<br />
Vochtig (1,3)<br />
Nat (4,5)<br />
Droog<br />
(BG,1,2,5,6,7)<br />
Zeer nat (3,4)<br />
Droog (5,6,7)<br />
Licht vochtig<br />
(2,3,4)<br />
n.b. (BG,1,2)<br />
Nat (3,4,6)<br />
Zeer nat (5)<br />
Kurkdroog<br />
(BG,1,2,3,4,5,6,7,<br />
8)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
HWA t.p.v. stelling +/0<br />
Druiplatten n.b.<br />
Tochtramen +<br />
HWA t.p.v. stelling n.b.<br />
Druiplatten n.b.<br />
Mech. ventilatie n.b.<br />
CV n.b.<br />
Druiplatten +<br />
Goot langs kaprand ++<br />
CV ++<br />
Wandafwerking -<br />
Druiplatten n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
HWA t.p.v. stelling ++/+<br />
Druiplatten 0<br />
Waterafvoeren ++/+<br />
Wandafwerking 0<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
U) De Arend,<br />
Zuidland<br />
AA) Pendrechtse<br />
Molen,<br />
Barendrecht<br />
AB) Windvang,<br />
Goedereede<br />
AC) De Eersteling,<br />
Hoofddorp<br />
AD) Nederwaard molen<br />
no.2,<br />
Kinderdijk<br />
Stellingmolen Museum (1)<br />
Winkel (2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3,4,5)<br />
Grondzeiler Museum<br />
(BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(-1,BG,1,2,3)<br />
Grondzeiler Opslag /<br />
molenaarsverblijf<br />
(BG)<br />
Museum (1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(1,2,3)<br />
Grondzeiler Winkel (BG)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3)<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
Museum<br />
(BG,1,2,3,4)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
Nee Ja (BG) Nee Ja (2) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks/wekelijks<br />
gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Ja (1) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
26<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Traditioneel (BG,1,2,3,4)<br />
Traditioneel (2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1)<br />
Traditioneel (BG,1,2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1)<br />
Traditioneel (BG,1,2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
Onverwarmd<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1)<br />
Elektrische kachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1,2,3)<br />
Elektrische kachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1,2,3)<br />
Elektrische kachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (n.b.)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Krukdroog (4)<br />
Droog (3)<br />
Licht vochtig (4)<br />
Vochtig (2)<br />
Nat/zeer nat(BG)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
Druiplatten 0<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Zeer nat (BG,1,2) Elektrische kachel +<br />
Droog (3)<br />
Nat(2)<br />
Zeer nat (BG,1)<br />
Droog (2)<br />
Vochtig (BG,1)<br />
Nat (BG)<br />
Droog (1,2)<br />
Nat (BG)<br />
Zeer nat (3)<br />
Wandafwerking +<br />
Waterafvoeren 0<br />
Elektrische kachel n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
Elektrische kachel +<br />
Wandafwerking -<br />
CV ++<br />
Wandafwerking 0<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
AE) Nederwaard molen<br />
no.3,<br />
Kinderdijk<br />
AF) Nederwaard molen<br />
no.5,<br />
Kinderdijk<br />
AG) Nederwaard molen<br />
no.6,<br />
Kinderdijk<br />
AH) Nederwaard molen<br />
no.7,<br />
Kinderdijk<br />
AI) Nederwaard molen<br />
no.8,<br />
Kinderdijk<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(3,4)<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(3,4)<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,3,4)<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(3,4)<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(3,4)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Ja (BG) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
27<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel<br />
Traditioneel (2,3)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1)<br />
Traditioneel (1,2,3)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (1,2,3)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (1,2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1,2)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Plaatmateriaal op rachels (1,2,3)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,2)<br />
Plaatmateriaal op rachels (1,2)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Plaatmateriaal op rachels (BG,1,2,3)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Plaatmateriaal op rachels (BG,3)<br />
Spouw, isolatie, plaatmateriaal (1,2)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Spouw isolatie, plaatmateriaal (BG,1,2)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Vochtig (BG)<br />
n.b (1,2,3,4)<br />
Droog (BG,1,4)<br />
Nat (2,3)<br />
Droog (BG,1,2)<br />
Licht vochtig (3)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
CV +/0<br />
Wandafwerking 0<br />
CV +/0<br />
Wandafwerking 0<br />
CV +<br />
Wandafwerking n.b.<br />
Droog (BG,1,2,3) Waterafvoeren 0<br />
Licht vochtig (4)<br />
Vochtig (BG)<br />
Nat (1,2,3)<br />
CV n.b.<br />
Wandafwerking 0<br />
CV n.b.<br />
Wandafwerking 0<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
AJ) Wippersmolen,<br />
Maassluis<br />
AK) De Kerkmolen,<br />
Molenaarsgraaf<br />
AL) D’Oranjeboom,<br />
Nieuwe-Tonge<br />
AM) Stenen<br />
grondzeiler,<br />
Oostvoorne<br />
AN) Kooijwijkse molen,<br />
Oud-Alblas<br />
Grondzeiler Opslagruimte<br />
en<br />
schakelstation<br />
gemaal (BG)<br />
Oorspronkelijk<br />
(1,2,3)<br />
Grondzeiler Woning (BG,1)<br />
Museum (BG,1)<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3)<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2,3)<br />
Grondzeiler Woning<br />
(BG,1,2)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Mechanische<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
minder dan eens<br />
per week gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Ja Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
minder dan eens<br />
per week gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Mechanisch (1)<br />
Natuurlijk (BG,2)<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
28<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Traditioneel (1,2)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG)<br />
Traditioneel (1)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (BG,1,2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel<br />
Traditioneel (1)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1) Droog (BG,1,2,3)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1,2)<br />
Houtkachel (BG)<br />
Droog (2)<br />
Licht vochtig<br />
(BG,1)<br />
Nat (BG)<br />
Geen binnenwandafwerking Droog (3)<br />
Licht vochtig (1,2)<br />
Vochtig (BG)<br />
Geen binnenwandafwerking Kurkdroog<br />
(BG,1,2,3)<br />
Plaatmateriaal op rachels (BG)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Kurkdroog (BG)<br />
Licht vochtig (1,2)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
Mech. Ventilatie +<br />
Houtkachel +<br />
Wandafwerking 0<br />
n.v.t.<br />
Goot langs kaprand n.b.<br />
CV / mech. vent. +/0<br />
Wandafwerking +<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
AO) Adermolen,<br />
Rijpwetering<br />
AP) Stenen<br />
grondzeiler,<br />
Rockanje<br />
AQ) Googermolen,<br />
Roelofarendsveen<br />
AR) Groeneveldse<br />
molen,<br />
Schipluiden<br />
AS) Knipmolen,<br />
Voorschoten<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2)<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2)<br />
Grondzeiler Woning (1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,3,4)<br />
Grondzeiler Museum (BG,1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,3)<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
dagelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
29<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG,1)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Ramen hebben moderne<br />
detaillering met ventilatiedeel<br />
Deuren n.b.<br />
Traditioneel (3)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG,1)<br />
Moderne detaillering<br />
tochtdicht (BG,1)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1)<br />
Onverwarmd<br />
Pleisterwerk op muur (BG)<br />
Onverwarmd<br />
Spouw, isolatie, plaatmateriaal,<br />
geventileerd (1,2)<br />
CV (BG,1,2)<br />
Tegeltjes & gesausd (BG)<br />
Elektrische kachel (BG)<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1,2)<br />
Onverwarmd<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
Nat (BG,1) Wandafwerking n.b.<br />
Droog (BG,1,2) Wandafwerking n.b.<br />
Zeer nat (BG)<br />
n.b. (1,2,3,4)<br />
Kurkdroog<br />
(BG,1,2,3)<br />
Licht vochtig<br />
(BG,1)<br />
CV 0/-<br />
Wandafwerking +<br />
Elektrische kachel n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
Wandafwerking 0<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
Molen Type molen Gebruik<br />
(verdieping)<br />
AT) Boterhuismolen,<br />
Warmond<br />
AU) Kokmolen,<br />
Warmond<br />
AV) Zwanburgermolen,<br />
Warmond<br />
AW) Zuidwijksemolen,<br />
Wassenaar<br />
Grondzeiler n.b. (BG,1,2)<br />
Oorspronkelijk<br />
(3)<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,1,2)<br />
Grondzeiler Oorspronkelijk<br />
(BG,2)<br />
Grondzeiler Verblijf (1)<br />
Oorspronkelijk<br />
(BG,2)<br />
<strong>Bouwkundige</strong> oplossingen/<strong>detailleringen</strong> (verdieping)<br />
1)<br />
HWA<br />
t.p.v.<br />
stelling<br />
2)<br />
Druiplatten<br />
op stellingschoren<br />
A B C<br />
3)<br />
HWA langs<br />
kaprand<br />
4)<br />
Waterafvoer<br />
rond ramen<br />
en deuren<br />
5)<br />
Ventilatie<br />
algemeen<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
wekelijks gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Ja (n.b.) Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
minder dan eens<br />
per week gelucht<br />
n.v.t. n.v.t. Nee Nee Natuurlijke<br />
ventilatie<br />
Molen wordt<br />
minder dan eens<br />
per week gelucht<br />
30<br />
6)<br />
Detaillering raam- en<br />
deuropeningen<br />
Traditioneel<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel<br />
Traditioneel (BG,1,2)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel (1)<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
Traditioneel<br />
Moderne detaillering met<br />
ventilatiedeel (BG)<br />
7)<br />
Binnenwandafwerking en<br />
verwarming molenwoning en niet<br />
molen authentieke bestemmingen<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
Onverwarmd<br />
Pleisterwerk op muur (BG,1,2)<br />
Onverwarmd<br />
Pleisterwerk op muur (BG)<br />
Onverwarmd<br />
Geen binnenwandafwerking<br />
Onverwarmd<br />
Vochtproblematiek<br />
Algemeen<br />
vochtkarakter<br />
(per verdieping)<br />
Kurkdroog<br />
(BG,1,2,3)<br />
Droog (2)<br />
Licht vochtig<br />
(BG,1)<br />
Vochtig (BG)<br />
Zeer nat (BG,1)<br />
Licht vochtig (1)<br />
Vochtig (BG)<br />
Verbeterd/ verslechterd<br />
door voorzieningen<br />
n.v.t.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
Waterafvoeren n.b.<br />
Wandafwerking n.b.<br />
n.v.t.<br />
++ Sterk verbeterd<br />
+ Verbeterd<br />
0 Gelijk gebleven<br />
- Verslechterd<br />
n.b. Niet bekend
4 Hemelwaterafvoer ter plaatse van de stelling<br />
4.1 Doel van de voorziening<br />
De oplegging van de stellingliggers in de molenromp is een kwetsbare zone. Een van de<br />
maatregelen om bij stelling<strong>molens</strong> de vochtoverlast te verminderen is het aanbrengen van<br />
een hemelwaterafvoer systeem op de stelling. Het doel van het systeem is om te<br />
voorkomen dat er water tussen de stellingligger en het metselwerk komt.<br />
Ter plaatse van de oplegging van de stellingligger in de romp van de molen is de dekking<br />
vaak niet meer dan één steen. Aan de binnenzijde zijn op deze hoogte namelijk ook de<br />
balken van de maalzolder opgelegd. Bij regenval loopt het water langs de stellingligger de<br />
muur in. Rondom de zolderbalk ontstaat een vochtig klimaat. Wanneer de balkkop gaaf is<br />
en er ruimte is tussen het metselwerk en de balkkop is er meestal geen vochtoverlast.<br />
Echter, wanneer de stellingligger rot is zal deze water opzuigen en vasthouden. Via de<br />
balkkop kan er dan bij zware regenval lekkage ontstaan in het eronder gelegen metselwerk<br />
of kan het via de balkkop gaan lekken in de eronder gelegen zolder (Groot en Gunneweg,<br />
2002).<br />
Figuur 4.1 – Doorsnede stellingligger - zolderbalk Figuur 4.2 – HWA t.p.v. stelling<br />
4.2 Theoretisch kader<br />
Bij het beoordelen van de keuze of het aanbrengen van een hemelwaterafvoer ter plaatse<br />
van de stelling al dan niet zin heeft, speelt een belangrijke rol het opzuiggedrag van de<br />
molenmuur boven stellingniveau. Bij normaal gezond metsel- en voegwerk zal het water uit<br />
een regenbui in belangrijke mate worden opgenomen door de muur en bij de eerst<br />
volgende droge periode via verdamping weer worden afgestaan aan de buite<strong>nl</strong>ucht. Dan zal<br />
de waterbelasting op de zone van de stellingliggers minimaal zijn.<br />
Bij een gehydrofobeerde muur, wat is af te raden maar in een aantal gevallen wel de<br />
situatie is, zal er nauwelijks sprake zijn van vochtopname. Dan is de vochtbelasting op de<br />
zone van de oplegging van de stellingliggers hoog. Idem wanneer de buitenzijde van de<br />
muur boven de stelling ooit is voorzien van een dan al niet geverfde, weinig poreuze<br />
pleisterlaag. In het geval de muur zonder een pleisterlaag is afgewerkt met een<br />
verfsysteem zal het van de eigenschappen van dat verfsysteem afhangen hoe de muur zich<br />
zal gedragen.<br />
31
Overigens is in een extreem geval (De Valk) gebleken dat bij een gehydrofobeerde muur<br />
toch geen water in een recent na het hydrofoberen gemaakte hemelwaterafvoer kwam. De<br />
in die periode ook aangebrachte harde cementvoegen bleken na verloop van tijd namelijk<br />
door de ontstane zogenaamde hechtvlakspleet zo ‘lek’ te zijn, dat het water de muur in<br />
kwam en via scheuren in de mortelvoeg door de muur naar binnen ging en dus niet in de<br />
goot belandde.<br />
4.3 Diverse hemelwaterafvoer-systemen ter plaatse van de stelling<br />
A. Loden manchet<br />
Er is een loden manchet in de muur gefraisd en op het binnenste stellingdeel tot over<br />
de rand geplaatst. De inkassingen van de stellingliggers zijn beschermd. Het water<br />
loopt langs de zijkant van het binnenste stellingdeel omlaag. Deze voorziening is onder<br />
andere toegepast bij De Walvisch, De Vrijheid en De Nieuw Palmboom te Schiedam.<br />
Figuur 4.3 - Schema A, Loden manchet<br />
Figuur 4.4 – Loden manchet t.p.v. de stelling bij molen De Walvisch te Schiedam<br />
B. Goot<br />
Er is een goot geplaatst waarin een in de muur gefraisde loden manchet hangt. Deze is<br />
voorzien van één of meer hemelwaterafvoeren. Het water kan op verschillende<br />
manieren worden afgevoerd. Bij de Leeuw te Aalsmeer, Windlust te Wateringen en<br />
Kyck Over Den Dyck te Dordrecht loopt het water via een standpijp omlaag en wordt<br />
het water afgevoerd via het riool. Bij molen De Leeuw is de goot niet op de stelling,<br />
maar onder het riet geplaatst. Bij De Hoop te Hellevoetsluis, De Distilleerketel te<br />
Rotterdam en De Valk te Leiden loopt het water via een standpijp omlaag welke niet<br />
aangesloten is op het riool. Aangezien al dit water geconcentreerd wordt geloosd vlak<br />
naast de muur op de begane grond kan dit lokaal voor vochtproblemen op de begane<br />
grond zorgen.<br />
32
Een derde optie is het water naar de buitenkant van de stelling af te voeren vanwaar<br />
het naar beneden valt. Dit is het geval bij De Witte Juffer te IJzendijke.<br />
Figuur 4.5 – Schema B1, Goot met afvoer langs de romp<br />
Figuur 4.6 – Goot en afvoer van molen De Leeuw te Aalsmeer<br />
Figuur 4.7 – Goot en afvoer van molen Windlust te Wateringen<br />
33
Figuur 4.8 – Goot en afvoer van molen Kyck Over Den Dyck te Dordrecht<br />
Figuur 4.9 – Goot en afvoer van molen De Valk te Leiden<br />
Figuur 4.10 – Goot en afvoer van molen De Distilleerketel te Rotterdam<br />
Figuur 4.11 – Schema B2, Goot met afvoer naar de buitenrand van de stelling<br />
34
Figuur 4.12 – Goot bij de Witte Juffer te IJzendijke (rechts), afvoer naar de buitenrand van<br />
de stelling (links)<br />
C. Bitumineuze strookbedekking<br />
Over een aantal van de binnenste stellingdelen zijn platen gelegd welke zijn bedekt met<br />
bitumineus materiaal. Deze voorziening leidt het hemelwater verder van de muur, maar<br />
ook dit grote platte vlak zelf vangt water op.<br />
Figuur 4.13 – Schema C, Stelling gedeeltelijk dicht gelegd met platen welke zijn bedekt met<br />
bitumen<br />
Er wordt een strook muur tussen liggers en schoren van de stelling extra beschermd.<br />
Dit muurgedeelte blijkt in de praktijk normaal gesproken, doordat het in de schaduw<br />
ligt en de voegen geen thermische degradatie ondervinden, vrij gaaf te blijven. Om<br />
constructieve redenen is de muur hier ook dikker dan boven de stelling; de vraag is of<br />
de extra bescherming op die plaats nodig is.<br />
Het totaal van het verzamelde water – veel meer dan bij systeem A of B - loopt hierbij<br />
langs de rand van de platen omlaag en komt onder de stelling geconcentreerd op de<br />
muur terecht. Door de grote vochtbelasting op de muur kunnen vochtproblemen onder<br />
het beschermde muurgedeelte ontstaan welke in de oorspronkelijke situatie niet of in<br />
mindere vorm aanwezig waren. Dit probleem doet zich vooral voor wanneer de<br />
windsnelheid laag is. Bij harde wind zal het water over de platen stromen naar de<br />
andere zijde van de molen waar het er geconcentreerd vanaf valt, maar door de wind<br />
zal het water niet op de muur maar naast de molen terecht komen.<br />
De bitumineuze strookbedekking is toegepast bij molen Onverwacht / Schelvenaer te<br />
Krimpen a/d IJssel. Hier is het systeem niet geplaatst naar aa<strong>nl</strong>eiding van een<br />
vochtprobleem in de molen, maar is deze voorziening al bij de bouw in 1993<br />
35
aangebracht. Bij De Witte Molen in Nijmegen is het systeem uitgebreid met een<br />
opvanggoot en een paar hemelwaterafvoeren. Hierdoor is het kostbaarder,<br />
onderhoudsintensiever en esthetisch meer verstorend geworden zonder dat de<br />
effectiviteit ervan is aangetoond.<br />
In het Oosten van het land wordt de bitumineuze strookbedekking regelmatig<br />
toegepast. Men staat daar positief tegenover deze beschermende maatregel. De<br />
onderzoekers zijn minder overtuigd van de effectiviteit van deze maatregel vooral<br />
omdat meer water geconcentreerd onder de strook de muur zal treffen.<br />
4.4 Verstoppingsgevaar<br />
Figuur 4.14 – Platen bedekt met bitumen bij molen Onverwacht / Schelvenaer te Krimpen<br />
a/d IJssel<br />
Figuur 4.15 – Platen bedekt met bitumen aangevuld met opvanggoot en<br />
hemelwaterafvoeren bij De Witte Molen te Nijmegen<br />
Bij <strong>molens</strong> waarbij er op de stelling een goot is geplaatst kan er gevaar zijn voor<br />
inwaaiende boombladeren welke een verstopping kunnen veroorzaken. Van de <strong>molens</strong> met<br />
goot is er alleen bij molen De Hoop en De Leeuw gevaar voor inwaaiende boombladeren en<br />
daarmee ook kans op verstopping. Bij molen Kyck Over Den Dyck, molen De Valk, De Witte<br />
Juffer, De Distilleerketel en molen Windlust, is dit niet het geval.<br />
4.5 Onderhoud<br />
De loden manchet en de platen bedekt met bitumen vergen zeer weinig periodiek<br />
onderhoud, slechts het onderhouden van het lood. De opvanggoten vergen in de meeste<br />
gevallen meer onderhoud. De goten waarbij er kans op verstopping bestaat worden vaker<br />
schoongemaakt dan de goten waarbij dit niet het geval is. De resultaten van het onderzoek<br />
zijn:<br />
36
- De goot wordt twee keer per jaar schoongemaakt (De Valk en De Leeuw)<br />
- De goot wordt één keer per jaar schoongemaakt (De Hoop en Windlust)<br />
- De goot wordt eens in de drie jaar schoongemaakt (De Witte Juffer)<br />
- De goot wordt nooit schoongemaakt (Kyck Over Den Dyck, De Distilleerketel)<br />
37
4.6 Invloed hemelwaterafvoer-systeem op de vochtproblematiek<br />
De goot heeft bij molen De Valk, De Distilleerketel en molen Windlust de<br />
vochtigheidstoestand in de zolders onder de stelling verbeterd en sterk verbeterd bij De<br />
Leeuw en De Witte Juffer. De loden manchet heeft bij molen de Vrijheid de<br />
vochtigheidstoestand ter plaatse van de zolders onder de stelling verbeterd.<br />
Bij molen De Valk zorgt de goot slechts voor een kleine verbetering. Dit komt doordat er<br />
veel van het water wat boven de stelling op de muur komt de muur intrekt in plaats van<br />
dat het langs de muur loopt en in de goot terecht komt. Bij een muur welke veel water<br />
opzuigt kan de goot dus nog wel effect hebben, maar het effect is vele malen kleiner dan<br />
bij een meer ‘gesloten’ muur. Bij De Valk blijkt dit ook uit de hoeveelheid water die uit de<br />
afvoer van de goot komt. Deze is veel minder dan te verwachten is gezien het oppervlak<br />
van de muur wat zich boven de stelling bevindt.<br />
Bij <strong>molens</strong> Kyck Over Den Dyck, De Hoop, Onverwacht / Schelvenaer, De Nieuwe<br />
Palmboom en De Walvisch is het niet bekend welke invloed het hemelwaterafvoer-systeem<br />
heeft op de vochtproblematiek in de molen. Bij molen Onverwacht/ Schelvenaer komt dit<br />
doordat deze voorziening al bij de bouw van de molen is aangebracht.<br />
4.7 Esthetiek<br />
- Variant A heeft weinig invloed op het beeld van de molen.<br />
- Bij variant B kan/kunnen voornamelijk de standpijp(en) een grote invloed hebben op<br />
het beeld van de molen. Bij molen De Leeuw is de goot boven de stelling onder het riet<br />
geplaatst. Deze is ook uitgesproken opvallend.<br />
- Variant C is vanaf de onderzijde sterk in beeld en beïnvloedt ook het beeld wanneer<br />
men op de stelling loopt. Zeker wanneer er ook nog een opvanggoot en standpijpen<br />
aan zijn toegevoegd.<br />
4.8 Conclusie<br />
Effectiviteit<br />
Uit de onderzoeksgegevens kwam geen informatie over welke invloed C heeft op de<br />
vochtproblematiek. Redelijkerwijs zou deze invloed er wel moeten zijn en de verwachting is<br />
dat deze positief is. Gebleken is dat de vochtproblematiek van de molen aanzie<strong>nl</strong>ijk kan<br />
worden verminderd door het aanbrengen van een goot. Deze invloed is voornamelijk<br />
merkbaar ter plaatse van de zolders onder de stelling.<br />
Onderhoud<br />
Bij een tweetal <strong>molens</strong> is er bij de goot kans op verstopping door inwaaiende<br />
boombladeren. Mede hierdoor is een goot onderhoudsintensiever dan een loden manchet<br />
en of het dicht leggen van een deel van de stelling met platen bedekt met bitumineus<br />
materiaal.<br />
Esthetiek<br />
Variant A heeft weinig invloed op het beeld van de molen. Variant B heeft voornamelijk<br />
invloed op het beeld van de molen door de standpijp. De platen met bitumineus materiaal<br />
en de eventuele opvanggoot en standpijpen in variant C beïnvloeden het beeld van de<br />
molen sterk.<br />
38
Tabel 4.1 – Samenvatting<br />
A. Loden manchet B. Goot C. Bitumineuze<br />
dakbedekking<br />
Effectiviteit + +/++ n.b.<br />
Onderhoudsarm ++ - ++<br />
Esthetiek + - -<br />
4.9 Aanbevelingen<br />
39<br />
++ Zeer positief<br />
+ Positief<br />
0 Neutraal<br />
- Negatief<br />
n.b. Niet bekend<br />
De behandelde hemelwaterafvoer-systemen ter plaatse van de stelling moeten vooral<br />
gezien worden als een mogelijke zone bescherming van het metsel- en houtwerk ter plekke<br />
van de stelling (zie figuur 4.3). Deze zone is kwetsbaar omdat daar veel hout samenkomt<br />
waardoor het metselwerk minder robuust kan zijn.<br />
Indien er van oudsher geen vochtprobleem en geen van de drie hemelwaterafvoersystemen<br />
op de stelling aanwezig zijn, is het aan te bevelen bij onderhoud of restauratie<br />
daar geen wijziging in aan te brengen.<br />
A)<br />
In alle gevallen waar wel sprake is van vochtproblemen op stellingniveau en enkele meters<br />
daaronder en deze niet te wijten zijn aan slecht metsel- en/of voegwerk is uitvoering A,<br />
loden manchet, als minimum optie aan te bevelen.<br />
B)<br />
In geval de molenmuur gehydrofobeerd of uitwendig gepleisterd is dan wel met een weinig<br />
dampdoorlatende muurverf geverfd, is toepassing van B (goot) aan te bevelen.<br />
C)<br />
Onduidelijk is of bij bitumineuze strookbedekking het voordeel van de bescherming van het<br />
metselwerk direct onder de stelling opweegt tegen het nadeel van de extra vochtbelasting<br />
meer naar beneden in het metselwerk van de romp.
5 Druiplatten op stellingschoren<br />
5.1 Doel van de voorziening<br />
Het regenwater dat rechtstreeks op de stellingdelen valt, druipt langs de zijkanten van de<br />
planken omlaag. Ter plaatse van de stellingschoren komt het water op de<br />
binnen/bovenkanten daarvan en stroomt vervolgens ook over de zijkanten. Het water wordt<br />
er al naar gelang de sterkte en de richting van de heersende wind deels vanaf geblazen.<br />
Anderdeels blijft het als een waterfilm op het hout en stroomt het naar de ontmoeting<br />
tussen binnenkant schoor en muur. Deze heeft een door schoor en muur gaand (meestal<br />
afwaterend geboord) anker, dat staat op een console of neut of is een enkele keer ingekast<br />
in het metselwerk. Dit is eveneens een kwetsbare zone voor wat betreft lekkage.<br />
Figuur 5.1 – Aansluiting stellingschoor - muur Figuur 5.2 – HWA t.p.v. stelling<br />
Om te voorkomen dat het water via de schoren naar de ontmoeting tussen binnenkant<br />
schoor en muur stroomt en eventueel ook via het anker naar binnen, zijn er bij veel <strong>molens</strong><br />
op de schoren druiplatten geplaatst. Deze druiplatten leiden het water van de schoor af.<br />
In het oorspronkelijke bouwconcept van stelling<strong>molens</strong> (historische bouwbestekken etc.) is<br />
van een voorziening om het water af te leiden niets te vinden. Er zijn echter in de<br />
afgelopen decennia verschillende vormen van afdruiplatten op stellingschoren ontwikkeld<br />
waarvan de ene effectiever is dan de andere.<br />
5.2 Theoretisch kader<br />
Het water stroomt via de schoor, langs de druiplat(ten) en valt naar een lager gelegen deel<br />
van de muur. Afhankelijk van de locatie van de druiplatten komt het water terecht op<br />
dezelfde verdieping of één tot twee verdiepingen onder de ontmoeting tussen<br />
stellingschoor en muur. Hier komt het water geconcentreerd op de muur terecht met<br />
mogelijke lokale vochtproblemen tot gevolg.<br />
Ter plaatse van de ontmoeting tussen binnenkant schoor en muur komt het water<br />
geconcentreerd op de muur terecht. Afhankelijk van de staat van het metsel- en voegwerk<br />
zal de muur in meer of mindere mate dit water opzuigen. Deze hoge vochtbelasting kan<br />
lekkage tot gevolg hebben. Ook kan het water langs de stellingankers naar binnen lopen.<br />
40
Door het plaatsen van druiplatten op de stellingschoren zal minder water t.p.v. de<br />
stellingschoor de muur bereiken, maar dit water dat van de druiplatten valt komt<br />
geconcentreerd terecht op een lager gelegen deel muur met mogelijke lokale<br />
vochtproblemen tot gevolg. Het hangt erg af van het opzuiggedrag van dit stuk muur of<br />
deze vochtbelasting voor lokale vochtproblemen kan zorgen. Dat de muur op deze plaatsen<br />
vochtig is kan men onder andere zien doordat de voegmortel aangetast is of dat er sprake<br />
is van korstmossen, mossen of algen.<br />
Figuur 5.3 – Waterstroom bij<br />
een stellingschoor zonder<br />
druiplatten<br />
Figuur 5.4 – Waterstroom bij<br />
een stellingschoor met<br />
druiplatten<br />
41<br />
Figuur 5.5 – Waterstroom bij<br />
regen met wind bij een<br />
stellingschoor met druiplatten<br />
Om te bepalen of het aanbrengen van druiplatten op de stellingschoren zin heeft, zal er<br />
allereerst gekeken moeten worden naar de soort aansluiting tussen stellingschoor en muur.<br />
5.3 Bevestiging stellingschoren aan de muur<br />
De stellingschoren kunnen op verschillende manieren bevestigd worden aan de muur. De<br />
varianten die voorkwamen bij de onderzochte <strong>molens</strong> zijn schoren welke zijn geplaatst op<br />
een gemetselde kraag, schoren geplaatst op consoles en schoren bevestigd met<br />
muurankers en met een kunststof plaatje tussen schoor en muur.<br />
A. De schoren zijn geplaatst op een gemetselde kraag<br />
De schoren zijn op een gemetselde kraag geplaatst en met muurankers bevestigd.<br />
Deze manier van bevestigen van de schoren is toegepast bij molen Kyck Over Den Dyck,<br />
De Zwaan, De Onvermoeide, De Hoop en De Arend. Bij molen Kyck Over Den Dyck, De<br />
Hoop en De Arend zijn druiplatten toegepast. Bij molen de Zwaan en De Onvermoeide<br />
zijn geen druiplatten toegepast.
Figuur 5.6 – Bevestigingsmethode A: schoren geplaatst op gemetselde kraag<br />
Figuur 5.7 – Schoor geplaatst op gemetselde kraag bij molen Kyck Over Den Dyck te Dordrecht<br />
Figuur 5.8 – Schoren geplaatst op gemetselde kraag bij molen De Zwaan te Ouddorp (links)<br />
en molen De Onvermoeide te Raamsdonkveer (rechts)<br />
42
Figuur 5.9 – Schoren geplaatst op gemetselde kraag bij molen De Hoop te Rozenburg<br />
Figuur 5.10 – Schoren geplaatst op gemetselde kraag bij molen De Arend te Zuidland<br />
43
B. De schoren zijn geplaatst op consoles<br />
De stellingschoren zijn geplaatst op consoles, voornamelijk van hardsteen gemaakt. Bij<br />
het overgrote deel van de onderzochte <strong>molens</strong> zijn de stellingschoren op deze manier<br />
bevestigd.<br />
Het is te verwachten dat bij een dergelijke oplegging de vochtproblemen groter zullen<br />
zijn dan bij een gemetselde kraag omdat de verschillende materialen verschillend op<br />
temperatuurwisselingen reageren en er bij de hardstenen console eerder spleten<br />
ontstaan, waardoor het water naar binnen kan gaan.<br />
De stellingschoren zijn op consoles geplaatst bij molen De Leeuw, De Bernisse Molen,<br />
De Hoop te Hellevoetsluis, De Witte Juffer, Onverwacht / Schevenaer, De Valk, De<br />
Distilleerketel, De Speelman, De Nieuwe Palmboom, De Noord, De Vrijheid, De<br />
Walvisch, Nooit Gedacht, Aeolus en Windlust te Wateringen. Bij bijna al deze <strong>molens</strong><br />
zijn druiplatten op de schoren geplaatst. Alleen bij De Speelman te Rotterdam is dit niet<br />
het geval.<br />
Figuur 5.11 – Bevestigingsmehtode B: schoren geplaatst op consoles<br />
Figuur 5.12 – Schoren geplaatst op consoles bij De Bernisse Molen te Geervliet<br />
44
Figuur 5.13 – Schoren geplaatst op consoles bij De Witte Juffer te IJzendijke<br />
Figuur 5.14 – Schoren geplaatst op consoles bij De Onverwacht/Schelvenaer te Krimpen a/d<br />
IJssel<br />
Figuur 5.15 – Schoren geplaatst op consoles bij molen De Valk te Leiden<br />
Figuur 5.16 – Schoren geplaatst op consoles bij molen De Leeuw te Aalsmeer (links), De<br />
Distilleerketel te Rotterdam (midden) en molen De Walvisch te Schiedam (rechts)<br />
45
Figuur 5.17 – Schoren geplaatst op consoles bij molen Aeolus te Vlaardingen<br />
Figuur 5.18 – Schoren geplaatst op consoles bij molen Windlust te Wateringen<br />
C. Op kunststof plaatjes met muurankers<br />
Bij molen De Haas te Benthuizen zijn de stellingschoren bevestigd aan de muur met<br />
muurankers en is er tussen de stellingschoor en de muur een kunststof plaatje<br />
bevestigd. Het doel van dit kunststof plaatje is vermoedelijk om te voorkomen dat de<br />
balkkop met de vochtige muur in aanraking kan komen om zodoende te voorkomen dat<br />
deze gaat rotten. De ankers zijn bij De Haas afwaterend geplaatst waardoor er via deze<br />
ankers geen water de muur in kan lopen. Ook bij deze molen zijn er druiplatten op de<br />
schoren bevestigd.<br />
Figuur 5.19 – Bevestigingsmehtode C: schoren bevestigd met muurankers,<br />
kunststof plaatjes tussen schoor en muur<br />
46
Figuur 5.20 – Schoor op kunststof plaatjes met muurankers bevestigd bij molen De Haas te<br />
Benthuizen<br />
5.4 Diverse druiplatten op stellingschoren<br />
De soorten druiplatten op de stellingschoren die bij de onderzochte <strong>molens</strong> zijn gevonden<br />
zijn latten langs elkaar of latten koud tegen elkaar (in verstek).<br />
A. Latten langs elkaar<br />
Er zijn vier latten langs elkaar geplaatst. Het water wat langs de bovenkant en<br />
vervolgens zijkanten van de stellingschoor omlaag druipt, stroomt via het eerste latje<br />
naar het tweede latje en valt vervolgens van dit latje af en komt op een lager gelegen<br />
stuk muur terecht.<br />
Druiplatten die langs elkaar zijn geplaatst zijn toegepast bij 9 van de 22 onderzochte<br />
stelling<strong>molens</strong>, te weten De Leeuw, De Haas, De Witte Juffer, Onverwacht /<br />
Schelvenaer, De Valk, De Distilleerketel, De Hoop te Rozenburg, Aeolus en molen<br />
Windlust te Wateringen. Van aantasting van voegmortel op de plaats waar het water<br />
via de druiplatten op de muur komt is alleen bij De Distilleerketel sprake. Bij deze<br />
molen is net als bij De Leeuw sprake van korstmossen, mossen of algen op de muur,<br />
wat duidt op een vochtige muur.<br />
Bij molen De Leeuw, De Witte Juffer, De Valk en Aeolus zijn er algen te vinden daar<br />
waar het water de muur raakt. Bij molen Onverwacht / Schelvenaer en molen Windlust<br />
te Wateringen zijn er waar het water de muur raakt korstmossen te zien, ook een<br />
indicatie dat de muur op deze plaatsen erg vochtig is. Van de onderzochte <strong>molens</strong> met<br />
deze voorziening zijn er alleen bij molen de Hoop te Rozenburg geen aanwijzingen die<br />
duiden op een vochtige muur daar waar het water de muur raakt.<br />
Figuur 5.21 – Druiplatten langs elkaar bij molen De Leeuw te Aalsmeer<br />
47
Figuur 5.22 – Druiplatten langs elkaar en algen op molenmuur bij molen De Haas te Benthuizen<br />
Figuur 5.23 – Druiplatten langs elkaar en algen op molenmuur bij molen De Witte Juffer te<br />
IJzendijke<br />
Figuur 5.24 – Druiplatten langs elkaar en korstmossen op molenmuur bij<br />
molen Onverwacht/Schelvenaer te Krimpen a/d IJssel<br />
48
Figuur 5.25 – Druiplatten langs elkaar en algen op molenmuur bij molen De Valk te Leiden<br />
Figuur 5.26 – Druiplatten langs elkaar bij molen De Distilleerketel te Rotterdam<br />
Figuur 5.27 – Druiplatten langs elkaar bij molen De Hoop te Rozenburg<br />
Figuur 5.28 – Druiplatten langs elkaar bij molen De Vriendschap te Veenendaal, het vocht komt<br />
vanaf de druiplat op de afzaat van het raam<br />
49
Figuur 5.29 – Druiplatten langs elkaar en algen op molenmuur bij molen Aeolus te Vlaardingen<br />
Figuur 5.30 – Druiplatten langs elkaar en korstmossen op molenmuur bij molen Windlust te<br />
Wateringen<br />
B. Latten koud tegen elkaar<br />
Er zijn vier latten koud tegen elkaar aan geplaatst. Deze optie is iets arbeidsintensiever<br />
dan de latten langs elkaar, maar heeft vrijwel hetzelfde effect. Het water wat langs de<br />
bovenkant en vervolgens zijkanten van de stellingschoor omlaag druipt, valt via de<br />
druiplatten omlaag op een lager gelegen stuk muur.<br />
Latten koud tegen elkaar zijn toegepast bij 8 van de 22 onderzochte stelling<strong>molens</strong>, te<br />
weten De Bernisse Molen, De Hoop te Hellevoetsluis, De Nieuwe Palmboom, De Noord,<br />
De Vrijheid, De Walvisch, Nooit Gedacht en De Arend. Bij De Nieuwe Palmboom en<br />
Nooit Gedacht is op de plaats waar het water de muur raakt sprake van aantasting van<br />
voegmortel. Ook zijn er bij deze <strong>molens</strong>, net als bij De Hoop en bij De Arend, algen,<br />
korstmossen of mossen op de muur te zien welke op z’n minst duidelijk maken dat de<br />
muur op deze plaatsen vochtig is. Bij de muur van De Noord, De Walvisch en De<br />
Bernisse Molen is er geen sprake van aantasting van voegmortel, algen, korstmossen of<br />
mossen. Bij De Bernisse Molen komt dit doordat de molen onderbouwd is en het water<br />
via de druiplatten op het dak terecht komt.<br />
50
Figuur 5.31 – Druiplatten koud tegen elkaar bij De Bernisse Molen te Geervliet<br />
Figuur 5.32 – Druiplatten koud tegen elkaar bij De Walvisch te Schiedam en bij De Arend te<br />
Zuidland<br />
51
C. Ingeschaafd waterholletje<br />
Bij molen De Vier Winden te Monster werd een variant aangetroffen in de vorm van<br />
een ingeschaafd waterhol.<br />
Figuur 5.33 – Ingeschaafd waterholletje in schoren bij molen De Vier Winden te Monster<br />
5.5 Plaats van de afdruiplatten<br />
Meestal worden de afdruiplatten dicht bij de afsteuning op de muur aangebracht, een<br />
enkele keer ook ongeveer halverwege de lengte van de schoor. Dit heeft bij lagere<br />
stelling<strong>molens</strong> het voordeel dat het opgevangen water niet de muur meer raakt maar op<br />
het maaiveld valt.<br />
5.6 Invloed druiplatten op de vochtproblematiek<br />
De druiplatten hebben volgens de respondenten bij de Witte Juffer in IJzendijke een<br />
positieve invloed gehad op de verdieping waar de schoren aan de muur bevestigd waren.<br />
Bij molen De Noord in Schiedam, De Windlust te Wateringen en De Arend in Zuidland is het<br />
effect van de druiplatten neutraal geweest. Bij een groot deel van de onderzochte <strong>molens</strong> is<br />
niet bekend wat de invloed van de druiplatten op de vochtproblematiek is geweest. Bij de<br />
Distilleerketel in Rotterdam komt dit doordat deze al vanaf de bouw aanwezig waren.<br />
De druiplatten worden geplaatst om te voorkomen dat er water naar de ontmoeting tussen<br />
schoor en muur stroomt. Echter, het water wordt niet opgevangen en afgevoerd, maar<br />
verplaatst waardoor het op de plaats waar het vervolgens de muur raakt nog steeds<br />
vochtproblemen kan veroorzaken. Uiteraard zal het water meer verspreid op de muur<br />
terecht komen en is dit stuk muur over het algemeen minder gevoelig voor vochtproblemen<br />
dan ter plaatse van een aansluiting, maar de algen en korstmossen op de onderzochte<br />
<strong>molens</strong> tonen wel aan dat er een vochtprobleem blijft bestaan.<br />
52
5.7 Onderzoek naar ‘de best presterende druiplat’<br />
Op 3 februari 2011 is er een beregeningsproef gedaan om de hiervoor genoemde typen<br />
druiplatten (zes varianten) te testen en te kunnen vergelijken. In Appendix C staan de<br />
technische tekeningen van de verschillende typen druiplatten en de resultaten van de proef.<br />
5.7.1 Uitgangspunten regenbelasting<br />
Om de verschillende druiplatten te testen is er uitgegaan van de maximale regenintensiteit<br />
die voor kan komen in Nederland. Hierbij wordt een waarde van 30 mm/uur aangehouden<br />
(FLOODsite, 2011), wat gelijk is aan 0,50 l/m 2 /min. In de proef heeft de schoor een<br />
breedte van 0,1 m en een lengte van 1 m. Op ongeveer 10 cm van het einde van de schoor<br />
komt het water erop. Hierdoor blijft er een lengte over van 0,9 m. De horizontale<br />
component wanneer de schoor onder 45 o staat is 0,64 m. Dit resulteert in een oppervlak<br />
van 0,1 * 0,64 = 0,064 m 2 . De regenbelasting op de schoor is dus 0,50 l/m 2 /min * 0,064<br />
m 2 = 0,032 l/min. Aangezien deze waarde zo laag is dat deze nauwelijks te regulieren is, is<br />
bij de proef een regenintensiteit gebruikt die zo dicht mogelijk in de buurt van deze waarde<br />
komt, echter in een range van 0,050 tot 0,150 l/min.<br />
5.7.2 Uitvoering<br />
Er is een opstelling gemaakt van een gedeelte van een stellingschoor. Hierop werden<br />
ongeveer halverwege de druiplatten bevestigd. Onder de druiplatten is een opvangbak<br />
geplaatst, net als aan het einde van de schoor. Ook is er onder de ondersteuning van de<br />
‘schoor’ een doek geplaatst die eventueel overig water wat langs de staander liep op kon<br />
vangen.<br />
Gedurende 2 minuten liep er water van de schoor af met een regenintensiteit van 0,050 tot<br />
0,150 l/min. Het deel wat door de druiplatten werd tegengehouden viel in de daaronder<br />
staande bak. Het deel wat erlangs stroomde viel in de bak onder het uiteinde van de schoor<br />
of kwam in de doek onderaan de staander terecht. Na afloop van de proef werd een<br />
emmer met dezelfde intensiteit gevuld gedurende 2 minuten om te verifiëren of de totale<br />
hoeveelheid gewogen water overeenkomt met wat er uit de slang kwam in 2 minuten.<br />
Hieronder zijn afbeeldingen te zien van de opstellingen van verschillende varianten<br />
druiplatten en het stromen van het water langs de druiplatten.<br />
Figuur 5.34 Opstelling beregeningsproef druiplatten<br />
53
Figuur 5.35 A1. Druiplatten langs elkaar, haaks op elkaar geplaatst<br />
Figuur 5.36 A2. Druiplatten langs elkaar, schuin geplaatst<br />
Figuur 5.37 A3. Druiplatten langs elkaar, onderste lat afwaterend<br />
54
5.7.3 Resultaten<br />
Figuur 5.38 B. Druiplatten koud tegen elkaar geplaatst<br />
Figuur 5.39 D1. Ingefraisd waterholletje, rechte hoek boven<br />
Figuur 5.40 D2. Ingefraisd waterholletje, rechte hoek onder<br />
De hoeveelheid water in de twee bakken onder de ‘schoor’, de doek en het water in de<br />
emmer werden na afloop gewogen. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in Appendix<br />
C. Vanuit deze gegevens is het percentage tegengehouden water door de druiplatten<br />
berekend, welke voor elk type druiplat wordt gegeven in Tabel 5.1.<br />
55
Type druiplat<br />
Tabel 5.1 Percentage tegengehouden water per type druiplat<br />
56<br />
Tegengehouden water<br />
[%]<br />
A1. Druiplatten langs elkaar, haaks op elkaar geplaatst 91<br />
A2. Druiplatten langs elkaar, schuin geplaatst 100<br />
A3. Druiplatten langs elkaar, onderste lat afwaterend 100<br />
B. Druiplatten koud tegen elkaar 100<br />
D1. Ingeschaafd waterholletje, rechte hoek boven 0<br />
D2. Ingeschaafd waterholletje, rechte hoek beneden 0<br />
Uit de tabel blijkt dat de varianten met druiplatten langs elkaar (A1, A2 en A3) en de<br />
druiplatten koud tegen elkaar (B) zeer goed werken en dat de varianten met een<br />
ingeschaafd waterholletje (D1, D2) niet blijken te werken. Dit laatste is jammer omdat dit<br />
in esthetisch opzicht de minst opvallende oplossing is.<br />
Volledigheidshalve moet wel worden vermeld dat de proef is gedaan ‘zonder wind’ welke in<br />
een situatie in de werkelijkheid zeker invloed zal hebben op het effect.<br />
Van de druiplatten die wel goed presteren zijn esthetisch gezien de varianten A2 en A3,<br />
druiplatten langs elkaar, het minst beeldverstorend.<br />
5.8 Conclusie<br />
Van de 22 onderzochte stelling<strong>molens</strong> waren er 3 zonder druiplatten.<br />
Verder kwam naar voren dat bij de <strong>molens</strong> waarbij de stellingschoren op een gemetselde<br />
kraag waren opgelegd er minder vaak druiplatten zijn toegepast dan bij oplegging op<br />
consoles. Dit zou erop kunnen wijzen dat er ook daadwerkelijk minder vaak<br />
vochtproblemen zijn bij een oplegging op een gemetselde kraag dan bij een oplegging op<br />
consoles. Hierbij speelt ook een rol dat de uitkraging zoveel langs de muur afstromend<br />
water opvangt dat wat er via de schoren bij komt maar een betrekkelijk klein gedeelte is<br />
van het totaal.<br />
Bij een groot gedeelte van de onderzochte <strong>molens</strong> zijn druiplatten geplaatst. Alle drie de<br />
beschreven druiplatten werken op dezelfde wijze en ze zouden een overeenkomstig effect<br />
moeten hebben. Bij veel van de onderzochte <strong>molens</strong> is echter niet duidelijk welke invloed<br />
de druiplatten hebben gehad ter plaatse van de aansluiting stellingschoor met de muur. Bij<br />
de <strong>molens</strong> waarvan het wel bekend is was deze invloed positief of neutraal.<br />
Uit de beregeningsproef bleek dat druiplatten die langs elkaar of koud tegen elkaar zijn<br />
geplaatst het water voor 91 tot 100% van de schoor af leiden. Eén lat per schoor of een<br />
ingefraisd waterholletje bleken niet effectief.<br />
De druiplatten verminderen de vochtbelasting op de aansluiting tussen stellingschoor en<br />
muur, maar verhogen de vochtbelasting op een lager gelegen stuk muur. Bij veel <strong>molens</strong> is<br />
er op die plaats sprake van aantasting van voegmortel of zijn er algen, korstmossen en<br />
mossen te zien.<br />
Uit de onderzoeksresultaten kon niet worden vastgesteld in hoeverre druiplatten echt<br />
weze<strong>nl</strong>ijk tot vermindering van de vochtproblemen leiden of deze alleen maar verplaatsen.
5.9 Aanbevelingen<br />
Indien er van oudsher geen vochtproblemen zijn en er geen druiplatten aanwezig zijn, bij<br />
onderhoud of restauratie daar geen wijziging in aanbrengen.<br />
In alle gevallen waar er wel sprake is van vochtproblemen ter plaatse van de aansluiting<br />
tussen stellingschoor en muur, voor zover niet het gevolg van slecht voegwerk, zijn<br />
druiplatten aan te bevelen. Wanneer druiplatten worden geplaatst zijn de varianten waarbij<br />
de latten langs elkaar of koud tegen elkaar worden geplaatst aan te bevelen. Afgeraden<br />
wordt om een holletje in te fraisen.<br />
57
6 Goot langs de kaprand<br />
6.1 Doel van de voorziening<br />
Het regenwater dat op de kap van een molen<br />
valt, loopt langs de kap omlaag en komt<br />
geconcentreerd op de romp terecht. Afhankelijk<br />
van de vorm en grootte van de kap komt het<br />
water ongeveer 1,5 meter onder de onderzijde<br />
van de kap op het metselwerk terecht. Doordat<br />
het water hierop geconcentreerd terecht komt<br />
kan dit mogelijk lokale vochtproblemen tot gevolg<br />
hebben.<br />
Afhankelijk van de staat van het metsel- en<br />
voegwerk zal de muur in meer of mindere mate<br />
dit water opzuigen. Deze hoge vochtbelasting kan<br />
lekkage tot gevolg hebben. Het hangt erg af van<br />
het opzuiggedrag van dit stuk muur of deze<br />
vochtbelasting voor lokale vochtproblemen zorgt.<br />
Het doel van de goot langs de kaprand is het<br />
opvangen van het druipwater van de kaprand<br />
zodat dit niet op het metselwerk terecht komt.<br />
6.2 Theoretisch kader<br />
58<br />
Figuur 6.1 – Goot langs de kaprand<br />
Bij het beoordelen van de keuze of het aanbrengen van een goot langs de kaprand al dan<br />
niet zin heeft, speelt het opzuiggedrag van de molenmuur een belangrijke rol. Bij normaal<br />
gezond metsel- en voegwerk zal het water uit een regenbui in belangrijke mate worden<br />
opgenomen door de muur en bij de eerst volgende droge periode weer worden afgestaan<br />
aan de buite<strong>nl</strong>ucht. De lokale vochtbelasting die ontstaat door het water dat langs de kap<br />
op het metselwerk terecht komt zal hierbij geen probleem vormen.<br />
Wanneer de buitenmuur gehydrofobeerd, geteerd of bepleisterd is met een weinig poreus<br />
materiaal zal er nauwelijks sprake zijn van vochtopname en stroomt het water langs de<br />
muur. In deze gevallen is de vochtbelasting op voornamelijk raam- en deuropeningen of<br />
eventuele scheuren aan de buitenzijde van de muur hoog. In het geval de muur zonder een<br />
pleisterlaag is afgewerkt met een verfsysteem zal het van de eigenschappen van dat<br />
verfsysteem afhangen hoe de muur zich zal gedragen. Wanneer een goot langs de kaprand<br />
is aangebracht zal een gedeelte van het regenwater worden opgevangen en afgevoerd naar<br />
beneden waardoor de vochtbelasting op de openingen vermindert.<br />
De vraag is hierbij wel hoeveel water er daadwerkelijk langs de kap naar beneden loopt en<br />
in de goot belandt. Wanneer het waait staat de kop in de richting van de wind. Het meeste<br />
water komt via de wieken tegen de askop en valt een aantal meter lager op de molenromp<br />
of het water wordt van de wieken afgeblazen en slaat tegen de romp (Figuur 6.3). De goot<br />
langs de kaprand loopt niet door onder de askop, maar begint hiernaast pas (Figuur 6.2).<br />
Juist onder dit gedeelte, waar wel veel water opgevangen zou kunnen worden, bevindt zich<br />
dus geen goot. De goot zou in dit geval weinig invloed hebben.
Als de wind van de zijkant komt, wat beheersmatig geen wenselijke situatie is, zou 20%<br />
van de hoeveelheid regenwater opgevangen kunnen worden. Wanneer het motregent en<br />
niet waait is er ongeveer 50% vermindering van de regenbelasting op de muur.<br />
Figuur 6.2 – Bovenaanzicht kap met goot Figuur 6.3 – Water dat langs de wieken en askop<br />
loopt<br />
6.3 Buitenwandafwerking van de <strong>molens</strong> met goot<br />
Bij 3 van de 44 onderzochte <strong>molens</strong> is er een goot langs de kaprand toegepast. Dit is het<br />
geval bij De Witte Juffer te IJzendijke, molen Nooit Gedacht te Spijkenisse en de stenen<br />
grondzeiler te Oostvoorne.<br />
De Witte Juffer is boven de stelling aan de buitenzijde gestuct. Deze stuclaag is hard en<br />
afsluitend. De stenen grondzeiler te Oostvoorne is aan de ZW zijde gedeeltelijk geteerd.<br />
Beide <strong>molens</strong> hebben aan de regenzijde een afsluitende laag. Molen Nooit Gedacht is aan<br />
de westzijde bepleisterd, maar het is niet bekend met welk materiaal.<br />
Figuur 6.4 – Goot langs kaprand bij Molen De Witte Juffer en bij de stenen grondzeiler te Oostvoorne<br />
59
6.4 Onderhoud<br />
De goot langs de kaprand bij molen Nooit Gedacht wordt eens per jaar ontstopt. Bij De<br />
Witte Juffer zou de goot ook eens per jaar schoongemaakt moeten worden, maar de<br />
molenaar kan slecht bij de goot om deze schoon te maken en maakt deze dus minder vaak<br />
schoon. Wanneer er niets aan gedaan wordt, raakt de goot volgens de molenaar na 2 à 3<br />
jaar verstopt. De stenen grondzeiler in Oostvoorne wordt nooit schoongemaakt. Hier is<br />
geen sprake van verstoppingsgevaar.<br />
6.5 Invloed goot langs kaprand op de vochtproblematiek<br />
Bij molen Nooit Gedacht te Spijkenisse is de vochtigheidstoestand na het aanbrengen van<br />
de goot sterk verbeterd op de vierde en vijfde verdieping van de molen (de molen heeft 7<br />
zolders). De bovenste zolders van deze molen zijn op dit moment droog en de onderste<br />
zolders licht vochtig. Bij de Witte Juffer te IJzendijke en de stenen grondzeiler te<br />
Oostvoorne is niet bekend wat de invloed van de goot langs de kaprand is geweest. Alle<br />
zolders van De Witte Juffer en de stenen grondzeiler te Oostvoorne zijn op dit moment<br />
droog tot kurkdroog.<br />
Aangezien het water bij deze voorziening afgevoerd wordt via een pijp, zal het water ook<br />
echt weggevoerd worden van de molen en niet geconcentreerd op een andere plek op de<br />
muur geloosd worden. Verwacht wordt dan ook dat de goot in ieder geval geen nadelige<br />
invloed kan hebben op de vochtproblematiek.<br />
6.6 Esthetiek<br />
De Witte Juffer heeft een zinken goot langs de kaprand, molen Nooit Gedacht heeft een<br />
koperen goot en de stenen grondzeiler in Oostvoorne heeft een goot gemaakt van RVS. De<br />
zinken goot bij De Witte Juffer beïnvloedt het beeld van de molen beperkt. Daarentegen<br />
valt de RVS goot bij de grondzeiler te Oostvoorne wel erg op, maar misstaat niet. Bij de<br />
grondzeiler te Oostvoorne is de afvoerpijp passend bij de molen en mooi weggewerkt. Bij<br />
De Witte Juffer is deze afvoerpijp minder fraai, maar ook niet uitgesproken opvallend.<br />
Figuur 6.5 – Zinken goot langs de kaprand bij molen De Witte Juffer te IJzendijke<br />
60
Figuur 6.6 – RVS goot langs de kaprand en afvoer bij de stenen grondzeiler te Oostvoorne (rechts:<br />
waterafvoer kaprand + aansluiting voor sprinkler)<br />
6.7 Conclusie<br />
Het effect van een goot langs de kaprand is zeer afhankelijk van of de kop wel of niet in de<br />
wind staat en van de windsterkte in relatie tot de neerslagintensiteit. Waarschij<strong>nl</strong>ijk is het<br />
effect gemiddeld genomen aan de lage kant.<br />
Bij 3 van de 44 onderzochte <strong>molens</strong> is een goot langs de kaprand toegepast. Bij één van de<br />
drie is bekend dat deze een positieve invloed heeft gehad op de vochtproblematiek en bij<br />
de andere twee is dit onbekend. De verwachting is dat doordat het water ook daadwerkelijk<br />
afgevoerd wordt de invloed op de vochtproblematiek neutraal tot licht positief tot is.<br />
De goten zijn slecht bereikbaar voor onderhoud. Wanneer er geen sprake is van<br />
verstoppingsgevaar hoeft dit geen probleem te zijn, maar wel wanneer er jaarlijks<br />
schoongemaakt moet worden.<br />
Afhankelijk van het gekozen materiaal voor de goot langs de kaprand kan de goot een<br />
opvallend onderdeel van de molen zijn.<br />
6.8 Aanbevelingen<br />
Indien er van oudsher geen vochtproblemen zijn en er geen goot langs de kaprand<br />
aanwezig is, dit bij onderhoud of restauratie zo laten.<br />
Bij <strong>molens</strong> waarbij de romp zowel naar buiten als naar binnen ademend is, maar waar toch<br />
vochtproblemen zijn vlak onder de kap tot een aantal verdiepingen eronder en er sprake is<br />
van slecht voegwerk, eerst voegwerkherstel uitvoeren en zo nodig de ventilatie verbeteren.<br />
De situatie één jaar of 2 à 3 jaar daarna nogmaals evalueren.<br />
Bij <strong>molens</strong> die gehydrofobeerd, geteerd of bepleisterd zijn met een niet ademende laag en<br />
waar er sprake is van vochtproblemen rond raam- en deuropeningen is het ter plaatse van<br />
deze openingen aanbrengen van gootjes of iets dergelijks effectiever (zie hoofdstuk 7).<br />
Bij gezond metselwerk en effectieve ventilatie zal in het algemeen het aanbrengen van een<br />
goot rond de kaprand weinig zin hebben.<br />
61
7 Waterafvoeren rond ramen en deuren<br />
7.1 Doel van de voorziening & theoretisch kader<br />
Waterafvoeren rond ramen en deuren hebben<br />
tot doel het over de buitenhuid afstromende<br />
water af te leiden van de muuropeningen. Zo<br />
wordt voorkomen dat met name bij slagregen<br />
het water door de kieren in de sponningen<br />
naar binnen wordt geperst.<br />
Ook hier is het verschil aanwezig van een<br />
‘afgesloten’ of een ‘ademende’ buitenhuid.<br />
Bij een ademende buitenhuid zal in principe<br />
om redenen zoals eerder uiteengezet er weinig<br />
noodzaak zijn tot het aanbrengen van de hier<br />
besproken voorziening. Het binnenkomen bij<br />
regen kan echter veraangenaamd worden door<br />
een waterafvoer, zodat druppeloverlast wordt<br />
voorkomen.<br />
Wanneer de molen een afgesloten buitenhuid<br />
heeft zal het water bij een regenbui<br />
geconcentreerd bij de raam en deur openingen<br />
terecht komen en daar mogelijk lekkage<br />
veroorzaken. Om deze vochtbelasting te<br />
verkleinen kunnen er waterafvoeren rond<br />
ramen en deuren toegepast worden.<br />
62<br />
Figuur 7.1 – Waterafvoeren rond ramen<br />
en deuren<br />
Bij langdurige slagregen met zware windstoten kan het bij een bepaalde windrichting toch<br />
gebeuren dat een stroom water dat uit een gootje omlaag druipt toevallig precies over een<br />
raam- of deurvlak in een hoek van de kozijnaansluiting wordt geblazen en door de grote<br />
winddruk naar binnen wordt geperst. In een dergelijk geval ontstaat een grotere lekkage<br />
dan zonder gootje het geval zou zijn geweest.<br />
7.2 Diverse waterafvoeren rond ramen en deuren<br />
Bij 15 van de 44 onderzochte <strong>molens</strong> zijn waterafvoeren rond ramen en deuren toegepast.<br />
Deze voorziening komt bij de onderzochte <strong>molens</strong> veel vaker voor bij stelling<strong>molens</strong> (12<br />
van de 21) dan bij grondzeilers (3 van de 23). De soorten waterafvoeren rond ramen en<br />
deuren die bij de onderzochte <strong>molens</strong> zijn aangetroffen zijn een loodslab ter plaatse van de<br />
rollaag boven de opening, een roestvast stalen V boven de deuren, een uitstekende rollaag<br />
boven de openingen en afdakjes boven de deuren.<br />
A. Rondgezette loodslab ter plaatse van de rollaag boven de opening<br />
Er is een loodslab in de muur gefraisd ter plaatse van de rollaag boven een raam- of<br />
deuropening. Hierdoor wordt het water terzijde van de openingen afgevoerd.<br />
Deze voorziening is toegepast bij molen Windvang te Goedereede, Kyck Over Den Dyck<br />
te Dordrecht, De Bernisse Molen te Geervliet, De Hoop te Hellevoetsluis, De Valk te<br />
Leiden, De Hoop te Rozenburg en de Arend te Zuidland.
Een loodslab ter plaatse van de rollaag boven de opening wordt veelal toegepast bij<br />
<strong>molens</strong> waarbij de binnenzijde of de buitenzijde van de molenromp van een afsluitende<br />
laag is voorzien. Van de Bernisse Molen, de Hoop te Hellevoetsluis en de Distilleerketel<br />
is in ieder geval bekend dat zij zijn gehydrofobeerd.<br />
Figuur 7.2 – Loodslab t.p.v. de rollaag boven de opening bij molen Windvang te Goedereede<br />
en molen Kyck Over Den Dyck te Dordrecht<br />
Figuur 7.3 – Loodslab t.p.v. de rollaag boven de opening bij De Bernisse Molen te Geervliet<br />
Figuur 7.4 – Loodslab t.p.v. de rollaag boven de opening bij De Valk te Leiden<br />
63
Figuur 7.5 – Loodslab t.p.v. de rollaag boven de opening bij De Distilleerketel te Rotterdam,<br />
De Hoop te Rozenburg en bij molen De Arend te Zuidland<br />
B. Roestvast stalen V boven de deuren<br />
Bij molen De Haas bij Benthuizen is boven de deuren een roestvast stalen waterafvoer<br />
met een V-vorm geplaatst. Het water dat langs de buitenzijde van de muur loopt wordt<br />
via deze stalen V terzijde van de deuropening afgevoerd. Water dat zich al in de muur<br />
bevindt zal door deze voorziening niet naar buiten worden geleid. Deze molen is<br />
gedeeltelijk aan de buitenzijde bepleisterd.<br />
Figuur 7.6 – Staven V boven de deuren bij De Haas te Benthuizen<br />
64
C. Rond de deur lopende RVS kraag<br />
Op molen De Zandweg te Rotterdam werd een voorziening aangetroffen in de vorm<br />
van een rond de deuropening lopende RVS kraag. Dit is een afdoende voorziening die<br />
ook bij slagregen en wind uit uitee<strong>nl</strong>opende richtingen lekkage zal voorkomen.<br />
Esthetisch gezien is het wel een zware ingreep.<br />
Figuur 7.7 – Rond de gehele deur lopende RVS kraag bij molen De Zandweg te Rotterdam<br />
D. Uitstekende rollaag boven de openingen<br />
Boven de deur- en raamopeningen bevindt zich een uitstekende rollaag. Deze<br />
voorziening is toegepast bij De Witte Juffer te IJzendijke en molen Windlust te<br />
Wateringen en dateert waarschij<strong>nl</strong>ijk van de bouw. Ook deze <strong>molens</strong> hebben aan de<br />
buitenzijde een afgesloten huid (bij De Witte Juffer alleen boven stellingniveau).<br />
Figuur 7.8 – Uitstekende rollaag boven de openingen bij De Witte Juffer te IJzendijke<br />
65
Figuur 7.9 – Uitstekende rollaag boven de openingen bij molen Windlust te Wateringen<br />
E. Afdakjes boven de deuren<br />
Sommige <strong>molens</strong> hadden van oudsher afdakjes boven de deuren. Deze voorziening is<br />
aangetroffen bij De Nieuwe Palmboom en De Noord te Schiedam en bij Nederwaard<br />
No.7 te Kinderdijk.<br />
7.3 Invloed waterafvoeren rond ramen en deuren op de vochtproblematiek<br />
Bij de Bernisse Molen en De Noord hebben de waterafvoeren op de tweede respectievelijk<br />
vijfde zolder rond de ramen en deuren (loodslab t.p.v. de rollaag boven de opening) een<br />
positieve invloed gehad op de vochtigheidstoestand van de tweede rersp. vijfde zolder. De<br />
invloed die het heeft gehad op de andere zolders is niet bekend.<br />
Bij molen Windlust hebben de waterafvoeren (uitstekende rollaag boven de opening) zelfs<br />
een positief tot zeer positief effect gehad. Bij molen Windvang en Nederwaard molen no.7<br />
hebben de waterafvoeren geen positief noch een negatief effect gehad. Bij de overige<br />
<strong>molens</strong> is niet bekend wat de invloed op de vochtigheidstoestand is geweest.<br />
Zoals eerder aangegeven is er bij een ademende buitenhuid weinig noodzaak zijn tot het<br />
aanbrengen van waterafvoeren rond ramen en deuren. Dit in tegenstelling tot de <strong>molens</strong><br />
met een afsluitende buitenhuid.<br />
Om te zien of dit beeld in de praktijk ook terug te zien is, is van iedere onderzochte molen<br />
waarvan bekend is dat deze een afsluitende buitenhuid heeft beschreven of hier wel of<br />
geen waterafvoeren zijn geplaatst en of deze vanaf de bouw aanwezig waren. Bezien is of<br />
de waterafvoeren de vochtigheidstoestand hebben verbeterd en wat de huidige<br />
vochtigheidstoestand is.<br />
66
Molens<br />
Tabel 7.1. Werking van de waterafvoeren bij <strong>molens</strong> met een afsluitende buitenhuid<br />
Gehydrofobeerd<br />
Waterafvoer<br />
en aanwezig<br />
Vanaf bouw<br />
aanwezig<br />
67<br />
Verbetering<br />
vochtigheidstoestand<br />
De Bernisse Molen, Geervliet Ja Nee + Droog<br />
De Hoop, Hellevoetsluis Ja Nee n.b Droog<br />
Huidige<br />
vochtigheidstoestand<br />
Pendrechtse Molen, Barendrecht Nee n.v.t. n.v.t. Zeer nat<br />
De Valk, Leiden Ja Nee n.b.<br />
Vochtig tot zeer<br />
nat<br />
De Distilleerketel, Rotterdam Ja Nee n.b. Vochtig tot nat<br />
De Vrijheid, Schiedam Nee n.v.t. n.v.t. Kurkdroog tot nat<br />
Gepleisterd / gesausd<br />
De Witte Juffer, IJzendijke Ja Ja n.b.<br />
Droog tot<br />
kurkdroog<br />
Windlust, Wateringen Ja Ja +/++ Kurkdroog<br />
Uit de ordening van de gegevens uit het onderzoek kwam geen duidelijk beeld naar voren<br />
of de waterafvoeren rond ramen en deuren bij gehydrofobeerde <strong>molens</strong> een gunstige<br />
invloed op de vochtproblematiek hebben gehad.<br />
De twee <strong>molens</strong> die gepleisterd of gesausd zijn, blijken droog tot kurkdroog, doch dit zal in<br />
hoofdzaak met de aard van de buitenwandafwerking te maken hebben en in mindere mate<br />
wellicht ook met de aanwezigheid van de waterafvoeren. Aannemelijk is dat wanneer deze<br />
er niet zouden zijn geweest de vochtbelasting op de kieren rond ramen en deuren bij<br />
extreme situaties groter zou zijn.<br />
7.4 Esthetiek<br />
De aangetroffen loden gootjes en de roestvast stalen V zijn zo bescheiden dat ze weinig<br />
effect op het beeld opleveren. De gemetselde naar buiten uitstekende rollaag en de<br />
afdakjes boven de deuren behoren tot de bouwconcepten en zijn daardoor geïntegreerd in<br />
het beeld.<br />
7.5 Conclusie<br />
Waterafvoeren rond ramen en deuren worden veelal toegepast bij <strong>molens</strong> die aan de<br />
buitenzijde een afsluitende laag hebben. De invloed op de vochtproblematiek is bij deze<br />
<strong>molens</strong> niet duidelijk. Voor het binnenkomen in een molen kunnen gootjes rond deuren een<br />
‘verwelkomend’ effect hebben, ook bij ademende muren, doordat vallende druppels in de<br />
deuropening worden voorkomen.<br />
7.6 Aanbevelingen<br />
Bij ademend metselwerk zijn waterafvoeren rond ramen en deuren als regel niet nodig<br />
tenzij er op een enkele plek toch lekkage is en dit niet terug te voeren is op scheuren of<br />
anderszins slecht metselwerk.<br />
Hoewel de onderzoeksresultaten geen duidelijkheid bieden lijkt het dat bij een afgesloten<br />
huid waterafvoeren wel zijn aan te bevelen al kan er in extreme situaties ook lekkage door<br />
ontstaan.
8 Ventilatie<br />
8.1 Ventilatie<br />
Bij de bouw van wind<strong>molens</strong> is waarschij<strong>nl</strong>ijk nooit<br />
nagedacht over ventilatie en het effect op het<br />
drogen van muren.<br />
De detaillering van deuren, luiken en vensters,<br />
geplaatst in sponningen in het metselwerk, hadden<br />
voldoende kieren om te voorzien in ‘tocht’, ofwel<br />
natuurlijke ventilatie. Bovendien werden wanneer de<br />
molen maalde, vooral bij koren<strong>molens</strong> aan de lijzijde,<br />
de luiken in de vensteropeningen uitgenomen om te<br />
luchten wegens stofoverlast.<br />
Bij het niet geregeld meer in bedrijf zijn van <strong>molens</strong><br />
veranderde het beheer en werd het luchten minder.<br />
In een enkel geval bleef dit helemaal achterwege.<br />
Naarmate het gebruik veranderde werden ramen en<br />
deuren door eigentijdse <strong>detailleringen</strong> om redenen<br />
van verblijfscomfort en energiebesparing tochtdicht<br />
gemaakt. Dit werd in de moderne tijd ook wel<br />
gedaan nadat door hydrofoob maken van de<br />
buitenkant er een hogere regenbelasting op<br />
vensteropeningen ontstond en bij slagregen met<br />
lucht, ook water door de kieren naar binnen werd<br />
geperst. Daarnaast werden zolderluiken kiervrij<br />
gemaakt en open trapgaten afgesloten met luiken.<br />
68<br />
Figuur 8.1 – Ventilatie<br />
Het tocht- en waterdicht maken van de deur- en vensteropeningen en het tochtdicht maken<br />
van zolderluiken had grote invloed op het drogen van de muur van binnenuit. Die droging<br />
ontstaat wanneer ‘droge’ lucht langs een nat muuroppervlak strijkt, waardoor<br />
watermoleculen van het vocht in het oppervlak van de muur in dampvorm door de lucht<br />
worden meegenomen.<br />
8.1.1 Natuurlijke ventilatie<br />
Dit ontstaat op twee verschillende manieren:<br />
1. Tocht, veroorzaakt door drukverschillen tussen binnen en buiten. Als er wind op een<br />
deur of vensteropening staat zal de ventilatie sterk toenemen. Er zijn ‘kieren’ nodig.<br />
Open deuren en ramen aan de lijzijde van de betreffende ruimte hebben een<br />
versterkend effect.<br />
2. Het ‘schoorsteen effect’. In het kort komt dit neer op een verschil in luchtdichtheid bij<br />
verschillen in binnen en buitentemperatuur. Bij hogere binnentemperatuur zal de lucht<br />
binnen omhoog stijgen. Bij lagere temperatuur net andersom. Uiteraard is ook hier<br />
nodig dat beneden en boven voldoende kieren zijn om de doorstroming van buite<strong>nl</strong>ucht<br />
mogelijk te maken.<br />
Bij natuurlijke ventilatie kan men behoudens het openen van ramen en deuren geen<br />
invloed uitoefenen op de doorstroming. De ‘spleten’ zijn een bouwkundig gegeven. Daarom<br />
wordt wel gesproken van ‘ongecontroleerde ventilatie’. Wanneer men in ruimten met
aangepaste <strong>detailleringen</strong> in de ramen of deuren afsluitbare ventilatieroosters maakt<br />
ontstaat een vorm van gecontroleerde natuurlijke ventilatie.<br />
Wanneer men ramen en deuren open zet spreekt men in het taalgebruik van de<br />
ventilatietechnologen van spuiventilatie. In dit onderzoeksrapport gaat het om het door de<br />
molenaar of beheerder open zetten van (meerdere) ramen en deuren. We spreken hier van<br />
‘beheersmatige ventilatie’ of, gezien de afhankelijkheid van de menselijke factor, ‘luchten’.<br />
Een belangrijke stelregel is dat er bij natuurlijke ventilatie qua luchtdoorlatend oppervlak<br />
evenveel oppervlak moet zijn voor afvoer als voor toetreding van de buite<strong>nl</strong>ucht en er in de<br />
zoldervloeren voldoende openingen zijn om een verticale stroming mogelijk te maken.<br />
Bij wind<strong>molens</strong> zijn de openingen op de kapzolder, de spleten rondom de klossen in de<br />
steigergaten en de kieren tussen de kuip en het kruiwerk van groot belang voor een goede<br />
ventilatie.<br />
8.1.2 Mechanische ventilatie<br />
Men kan het ventilatiedebiet verhogen door het installeren van een vorm van mechanische<br />
ventilatie. Hierdoor kan, met een kleiner oppervlak van spleten en kieren voor de aanvoer<br />
van lucht en een betrekkelijk klein oppervlak van een uitblaasopening, een groter debiet<br />
worden bereikt.<br />
We spreken in zo’n situatie van mechanische afvoerventilatie. Dit, omdat de toevoer niet<br />
apart door een zelfstandige ventilator wordt geregeld.<br />
8.1.3 Debiet – ventilatievoud / verversingsfactor - algemeen<br />
De luchtdoorstroming wordt in jargon het ventilatiedebiet genoemd en uitgedrukt in [dm 3 /s]<br />
of in [m 3 /u]. Het aantal malen dat de inhoud van een ruimte per uur wordt ververst, wordt<br />
ventilatievoud of verversingsfactor genoemd. Ventilatie heeft hier vooral te maken met de<br />
gezondheidsaspecten van bewoners en gebruikers, niet - zoals bij <strong>bakstenen</strong> <strong>molens</strong> - het<br />
drogen van de buitenmuur. Het gaat in beide gevallen wel in belangrijke mate om het<br />
afvoeren van vocht.<br />
Voor woningen en ruimten met publieksbestemmingen zijn de verversingsfactoren in wet<br />
en regelgeving (o.a. Bouwbesluit, NEN 1087) vastgelegd.<br />
In de ventilatietechniek wordt als vuistregel gehanteerd dat het ventilatievoud of de<br />
verversingsfactor in de meeste gebouwen moet zijn ~1 . Voor woningen < 1, voor<br />
kantoorgebouwen en andere functies meestal > 1, oplopend tot 1,5 à 2 in bijzondere<br />
situaties.<br />
Bij een verversingsfactor van stel 1,5, hebben we bij een inhoud van de ruimte van 70 m 3 ,<br />
een debiet van 105 m 3 /u of 105 *10 3 / 3600 ~ 30 dm 3 /s nodig.<br />
Voor woningen zijn rekenmodellen ontwikkeld om ventilatiecapaciteit en oppervlakte van<br />
kieren en ventilatieroosters per ruimte nauwkeurig te berekenen.<br />
8.1.4 Debiet – ventilatievoud / verversingsfactor - <strong>molens</strong><br />
Normen en ventilatie-rekenmodellen voor <strong>molens</strong> bestaan niet. Toch kan het nuttig zijn om<br />
bij benadering een getalswaarde vast te stellen voor de verversingsfactor. Al is daar voor<br />
de situatie van natuurlijke ventilatie uiteraard geen berekening aan te koppelen. Enerzijds<br />
omdat de natuur de onder- of overdruk bepaalt, die van moment tot moment verschilt,<br />
anderzijds de aan- en afvoer openingen, kieren en spleten, nauwelijks zijn op te meten en<br />
69
er bovendien grote veranderingen in de situatie optreden wanneer er een of meerdere<br />
ramen of deuren worden geopend.<br />
Voorts omdat dit, zoals in hoofdstuk 2 ‘Slagregen en het effect op historische massieve<br />
muren – <strong>molens</strong> in het bijzonder’ is aangegeven, ook zal afhangen van de intrinsieke<br />
hygrische eigenschappen van het metselwerk, dat van geval tot geval verschilt. Wel is daar<br />
al aangegeven, dat over het algemeen een ventilatievoud van n = 1 te laag zal zijn, i.c. tot<br />
onvoldoende droging zal leiden.<br />
Het debiet zal in ieder geval zodanig moeten zijn dat de luchtvochtigheid zo laag blijft dat<br />
de houten onderdelen gevrijwaard blijven van de ontwikkeling van houtrot. Houtrot<br />
ontwikkelt zich bij een vochtgehalte hoger dan 21 gew. % in hout.<br />
We nemen een hypothetisch ventilatievoud van 2 en maken de rekensom van hoofdstuk<br />
2.4 opnieuw. Dan hebben we bij een inhoud van de ruimte van 190 m 3 , (kleine<br />
grondzeiler), een verversing nodig van 380 m 3 /u, dus een debiet van 380 m 3 /u of<br />
380/3600*1000 = 106 dm 3 /s.<br />
We passen dit toe op het rekenvoorbeeld uit hoofdstuk 1 waar bij een verversingsfactor n<br />
= 1 een droging werd bereikt van G = 0,19 kg/h. Dit zou bij n = 2 opleveren G = 0,38 kg/h<br />
en per jaar<br />
365 * 24 * 0,38 = 3.328 liter vocht aan de muur onttrokken. Bij het op 85 m 3 berekende<br />
volume<br />
metselwerk in volumeprocenten op jaarbasis gemiddeld over de gehele muur 3,33 / 85 *<br />
100% = 3,9% [v/v] vocht door droging van binnenuit aan het metselwerk onttrokken.<br />
Terugkerend tot de vochtbalans zou het vochtgehalte in de muur gelijk blijven als het saldo<br />
van vochtopname en droging van buitenaf ≤ 3,9 % zou zijn. Dit is in vergelijking met een<br />
verversingsfactor n = 1 een waarde die qua orde van grootte meer aannemelijk is om tot<br />
een droge molen te leiden.<br />
In het hierna volgende zullen wij zien in hoeverre dit een realistisch uitgangspunt is.<br />
Figuur 8.2 – Ventilatie in een grondzeiler Figuur 8.3 – Ventilatie in een stelingmolen<br />
70
8.2 De kwaliteit van beheersmatige ventilatie<br />
8.2.1 Toevoer bij gesloten of geopende molendeur<br />
Het is nuttig een rekenkundige benadering te maken van het toevoer oppervlak dat een<br />
molendeur oplevert in gesloten en in open toestand. De benadering die we voor deze ene<br />
molendeur uitwerken geeft een beeld voor de gehele ventilatietoestand van een bepaalde<br />
molen.<br />
Nemen we een deur van ca. 60 x 200 cm in de dag gemeten. Naar buiten draaiend en<br />
klassiek gevat in een steensponning met onder een schuin gelegde rol en ook een sponning.<br />
De kier wordt niet zozeer bepaald door de spleet tussen de omtrek van de deur en het<br />
metselwerk van de zijkant van de steensponning. Die kan makkelijk 5 à 10 mm bedragen.<br />
Echter, dan moet de lucht nog tussen de achterzijde van het deurhout, het aa<strong>nl</strong>egvlak en<br />
het metselwerk heen. Is dat volmaakt uitgevoerd dan bedraagt deze kier nul. Maar dat is<br />
niet het geval. We hebben de onregelmatigheid in het aa<strong>nl</strong>egvlak van de metselstenen van<br />
de sponning en de eventuele scheluwte van de deur etc. Moeilijker is om voor die kier een<br />
getalswaarde te noemen. Laten we eens aannemen 0 – 6 mm, gemiddeld 3 mm. Dan<br />
hebben we een toevoeroppervlak van:<br />
2 x (60 + 200) x 0,3 ~ 150 cm 2 .<br />
Wanneer de molenaar de deur open zet, hebben we ineens een toevoeropening van:<br />
60 * 200 = 12.000 cm 2<br />
12.000 / 150 ~ 80 keer zo groot!<br />
Luchten door een deur (in de hele molen een deur en verschillende ramen open te zetten)<br />
heeft dus een enorme invloed!<br />
8.2.2 Invloed van beheersmatige ventilatie – ‘luchten’<br />
Om verschillende situaties rekenkundig met elkaar te kunnen vergelijken introduceren we<br />
voor de effectieve toevoercapaciteit per week, de eenheid cm 2 x u/w. Dat is de effectieve<br />
toevoeropening in cm 2 vermenigvuldigd met het aantal uren dat deze in een week (168 uur)<br />
beschikbaar is.<br />
a. Oorspronkelijk, molen dagelijks in bedrijf<br />
Stel, vroeger in de periode dat de molen nog dagelijks in bedrijf was, zette de molenaar<br />
aan de leizijde een deur open, nemen we aan alle dagen behalve zondag, 6 dagen in<br />
de week van 07.00u tot 18.00u. Effectieve toevoercapaciteit:<br />
Deur 6 x 10 u = 60u<br />
Toevoeroppervlak deur = 12.000 cm 2<br />
60u x 12.000 cm 2 = 720.000 (cm 2 x u)/w<br />
Kieren (7 x 24) – 60 u = 108 u<br />
108 u x 150 cm 2 = 16.200 (cm 2 x u)/w<br />
Totaal 720.000 + 16.200 = 736.000 cm 2 x u/w<br />
b. Vrijwillig molenaar één dag per week<br />
Als we gaan naar een vrij ideale situatie dat een vrijwillige molenaar 1 dag per week 6<br />
uur aanwezig is, dan wordt de rekensom:<br />
Deur 1 x 6 u = 6u<br />
Toevoeroppervlak deur = 12.000 cm 2<br />
6u x 12.000 cm 2 = 72.000 (cm 2 x u)/w<br />
Kieren (7 x 24) – 6 u = 162 u<br />
162 u x 150 cm 2 = 24.300 (cm 2 x u)/w<br />
Totaal 72.000 + 24.300 = 96.300 (cm 2 x u)/w<br />
71
c. Molen wordt niet gelucht<br />
Indien er niet een molenaar is om wekelijks minimaal een keer te luchten, wordt de<br />
rekensom:<br />
Kieren 168u x 150cm 2 = 25.200 (cm 2 x u)/w<br />
8.2.3 Resumé<br />
Stellen we de situatie a) als ideaal, op 100% dan wordt het beeld:<br />
Effectieve toevoercapaciteit<br />
a. oorspronkelijk, molen dagelijks in bedrijf 736.000 cm 2 x u/w = 100,0 %<br />
b. vrijwillig molenaar één dag per week 96.300 cm 2 x u/w / 7360 = 13,0 %<br />
c. molen wordt niet gelucht 25.200 cm 2 x u/w / 7360 = 3,4 %<br />
Figuur 8.4 – Mate van beheersmatige ventilatie (doortochten)<br />
Uitgaande van voldoende droging bij het openen van een deur gedurende 10 uur tijdens 6<br />
dagen in de week (zie berekening 8.2.2) dan zou er een continu aanwezige toevoeropening<br />
moeten zijn van:<br />
736.000 [(cm 2 x u)/w] / 168 [u/w] = 4380 cm 2<br />
Denken we aan een rooster gaas of louvres, dan zal de doorlaat misschien effectief maar<br />
70% zijn dus moeten we uitgaan van:<br />
4380 [cm 2 ] / 0,7 ~ 6300 cm 2 .<br />
In principe zou een vierkant met zijden √6300 dus ~ 80 cm voldoen. Het is duidelijk dat<br />
we, bouwkundig en esthetisch, zo’n deur niet kunnen maken!<br />
Wanneer men niet dagelijks kan luchten is al gauw een vorm van mechanische ventilatie<br />
noodzakelijk waardoor een continue luchtstroming ontstaat welke onafhankelijk is van wind<br />
of windstilte. Daardoor kan dus met een kleinere toevoeropening worden volstaan. Echter<br />
ook weer niet ‘te’ klein. Nadere beschouwing hiervan in paragraaf 8.4, ‘Praktijkonderzoek<br />
Wippersmolen te Maassluis’.<br />
72
Het is waarschij<strong>nl</strong>ijk dat het verschijnsel van condensvorming in de niet tevoren aan te<br />
geven 1 à 2 weken per jaar in januari of februari, zich toch nog zal voordoen, maar in ieder<br />
geval minder hevig zal zijn en nadien ook sneller weer droog!<br />
8.3 Ventilatie in de onderzochte <strong>molens</strong><br />
8.3.1 Ventilatie<br />
In 37 van de 44 onderzochte <strong>molens</strong> is er sprake van in hoofdzaak natuurlijke ventilatie. In<br />
6 <strong>molens</strong> was er sprake van mechanische ventilatie in gecompartimenteerde ruimten met<br />
een eigen van de oorspronkelijke molenfunctie afwijkende bestemming.<br />
Dit betreft De Bernisse molen, De Hoop te Hellevoetsluis, Onverwacht / Schelvenaer, De<br />
Noord, De Walvisch, Kooijwijkse Molen. De Wippersmolen te Maassluis is de enige molen<br />
waar uitsluitend vanwege de bestrijding van vochtdoorslag een mechanische<br />
afvoerventilatie is geïnstalleerd. Dit geval werd apart onderzocht.<br />
In het geval van de Bernisse Molen, Onverwacht / Schelvenaer en de Noord hebben de<br />
<strong>molens</strong> op de verdiepingen in de molen waar de unit is geplaatst een horecafunctie. Bij<br />
molen De Hoop en de Kooijwijkse Molen heeft de molen een woonfunctie en bij de<br />
Walvisch is op de betreffende verdiepingen een winkel of kantoor gevestigd. Belangrijk om<br />
vast te stellen is dat het hier gaat om compartimentering.<br />
Het effect van de in bepaalde compartimenten geïnstalleerde mechanische ventilatie op de<br />
vochtproblematiek, vaak gecombineerd met verwarming, is niet bij alle <strong>molens</strong> bekend. Bij<br />
de <strong>molens</strong> waar deze wel bekend is, de Noord, de Kooijwijkse Molen en de Wippersmolen,<br />
is deze positief. De Kooijwijkse Molen heeft een licht vochtige muur. Bij alle andere <strong>molens</strong><br />
is de muur droog tot kurkdroog. De conclusies betreffende de Wippersmolen volgen hierna.<br />
8.3.2 Verwarming<br />
Bij alle <strong>molens</strong> waar mechanische ventilatie is toegepast (zie hierboven) is er ook een<br />
verwarmingssysteem toegepast. In deze <strong>molens</strong>, op molen De Noord te Schiedam na, is er<br />
op de onderste zolders, in gecompartimenteerde ruimten, een CV geplaatst. Bij molen De<br />
Noord worden de onderste zolders verwarmd doordat er een mechanisch ventilatiesysteem<br />
is toegepast met warme lucht. De derde zolder wordt verwarmd met een elektrische kachel.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat verwarming leidt tot droge muren. Het betreft<br />
gecompartimenteerde gedeelten met een woon- of horecabestemming waar ook sprake is<br />
van natuurlijke of mechanische ventilatie. Hierdoor wordt er ook vocht afgevoerd. Anders<br />
zou er een stationaire situatie ontstaan met een nieuw evenwicht waardoor de droging<br />
uiteindelijk stopt.<br />
Het verwarmen van de gehele molen zou zeker een gunstig effect hebben op de droging,<br />
maar gezien de hoge energiekosten en de effecten op het vochtgehalte van de houten<br />
onderdelen (krimp, kromtrekken, scheurvorming en los komen van houten kammen<br />
(tanden) en wiggen in het gaande werk), is dat zowel onhaalbaar als ongewenst.<br />
8.4 Praktijkonderzoek Wippersmolen te Maassluis<br />
In de Wippersmolen te Maassluis is in 2005 mechanische ventilatie geplaatst om het<br />
vochtgehalte in de molen te verlagen. In de twee deuren op de begane grond zijn toen<br />
roosters geplaatst. Dit gebeurde in het kader van een vochtsanerende restauratiebeurt van<br />
de romp. Voor het voegwerk, binnenpleisterwerk en muurverf werd gekozen voor<br />
‘ademende’ in plaats van - wat voorheen aanwezig was – ‘afsluitende’ materialen.<br />
73
De unit is boven in de molen, onder tegen de kapzolder balklaag, gehangen. Type en<br />
capaciteit konden, omdat deze unit om esthetische redenen zwart was gespoten, niet met<br />
volledige zekerheid worden vastgesteld maar het gaat om een gewone woningventilatie<br />
unit, met hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk een capaciteit van 325 m3 /h ofwel 325.000 / 3600 sec ~ 90<br />
dm 3 /s.<br />
Vóórdat de ventilatie unit en de roosters in de deuren geplaatst werden, was de molen<br />
vrijwel potdicht. Er kwam een beetje tocht langs de twee deuren op de begane grond.<br />
Daarnaast zitten er op de begane grond nog 4 roosters met een luik die ook sinds de bouw<br />
aanwezig waren, maar meestal waren gesloten. Deze roosters hebben elk een oppervlak<br />
van minimaal 100 cm 2 , samen 400 cm 2 . Op de eerste verdieping zijn drie zetramen<br />
aanwezig waarlangs het ook tocht. De overige ramen in de molen zijn tochtdicht. Op de<br />
kapzolder waren in het kader van een eerdere restauratie de steigergaten dichtgemetseld<br />
om duiven te weren. Besloten werd om deze niet weer open te breken.<br />
Figuur 8.5 – Luchtstroom vóór het plaatsen<br />
van de ventilatieunit<br />
74<br />
Figuur 8.6 – Wippersmolen te Maassluis<br />
Figuur 8.7 – Rooster in de gevel bij de Wippersmolen te Maassluis, sinds de bouw aanwezig
Ventilatieunit<br />
Figuur 8.8 – Luchtstroom na het plaatsen<br />
van de ventilatieunit<br />
75<br />
Figuur 8.9 – Ventilatieunit<br />
Figuur 8.10 – Rooster in de deur bij de Wippersmolen te Maassluis, ingebouwd in 2005<br />
8.4.1 Berekening ventilatievoud<br />
Met hulp van een deskundige werd nagegaan of de toevoercapaciteit voldoende was en<br />
werd vervolgens een globale berekening gemaakt van de verversingsfactor (het<br />
ventilatievoud). De inhoud van de molenromp wordt als volgt berekend.<br />
Inhoud molen<br />
Buitendiameter basis 6,5 m<br />
Buitendiameter onder kap 4,5 m<br />
Gemiddelde buitendiameter 5,5 m<br />
Hoogte molen 8 m<br />
Inhoud molen 190 m 3<br />
Oppervlakte deurroosters en gevelroosters<br />
In de beide deuren zijn in het kader van het installeren van de mechanische<br />
afvoerventilatie i<strong>nl</strong>aatroosters geplaatst met een buitenwerkse afmeting van 12,5 x 29 cm<br />
= 363 cm 2 . De totale vrije doorlaat is 220 cm 2 per deur, samen 440 cm 2 .
Voorts waren in de gevel bij de bouw van de molen 4 roosters geplaatst met een totale<br />
oppervlakte van 600 cm 2 . Voor deze roosters zijn luiken geplaatst. Als deze open staan is<br />
de capaciteit van deze roosters 600 cm 2 .<br />
Totale oppervlakte van de i<strong>nl</strong>aatroosters bedraagt thans 440 + 600 = 1040 cm 2 .<br />
Luchtsnelheid door toevoerroosters<br />
Capaciteit unit of debiet, 90 (dm 3 /s) / 1040 cm 2 = 0,087 dm 3 /cm 2 /s, hetgeen redelijk werd<br />
bevonden.<br />
Ventilatievoud<br />
We berekenen dit als n = debiet / inhoud = 325 / 190 = 1,71<br />
8.4.2 Vochtgehalte monitoring<br />
Er is vanaf een nulmeting in maart 2002 periodiek het vochtgehalte in de muur gemonitord<br />
(zie Tabel 8.1) tot medio 2009, drie jaar na de oplevering van de restauratie. Een<br />
combinatie van maatregelen (verwijderen ‘dichte’ binnenpleister en vervangen door een<br />
dampdoorlatende pleister, vervanging dichte cementvoegen door damp-open voegen, het<br />
aanbrengen van de mechanische ventilatie) leidde ertoe dat het vochtgehalte in de muur<br />
van 25% [m/m] naar 4,5% [m/m] terug liep en het binnenklimaat veranderde van<br />
permanent klam en koud naar gemiddeld behaaglijk en droog.<br />
Op grond hiervan zou kunnen worden vastgesteld, dat in het samenspel van sanerende<br />
maatregelen, de installatie van mechanische afvoerventilatie in belangrijke mate heeft<br />
bijgedragen tot een droge molen.<br />
Tabel 8.1 – Vochtgehalten Wippersmolen te Maassluis (meetpunt: ZW 3,5 m boven de begane<br />
grondvloer)<br />
Datum<br />
vocht %<br />
[M/M]<br />
1 26-03-02 23,5%<br />
2 13-06-05 13,5%<br />
3 20-03-06 3,7%<br />
4 23-08-06 4,6%<br />
5 13-06-07 4,1%<br />
6 25-08-09 4,5%<br />
7 15-02-11 6,9%<br />
Om meer zekerheid te verkrijgen is op 15 februari 2011, door Nuijten en Gunneweg in<br />
aanwezigheid van de heer Sekrève van HHS Delfland, een aanvullende trime monitoring<br />
gedaan. Dit was aan het eind van een vrij natte winterperiode. Op deze dag was het weer<br />
zonnig en zacht. Op de begane grond was het kouder dan buiten, maar droog. Op de<br />
pleisterlaag plaatselijk een zoutpoes (drukt de kalkverf af) waaruit blijkt dat er<br />
vochttransport (= droging) van buiten naar binnen plaats vindt. De eerste zolder was ook<br />
vrij koud, maar wel zeer droog. Hier schilferen oude witsellagen af door droging. De trime<br />
meting resulteerde in een vochtgehalte van 6,9% [M/M].<br />
76
Op grond daarvan mag worden vastgesteld dat een continue mechanische afvoerventilatie<br />
ook in de winterperiode zeer gunstig werkt op het vochtgehalte in de muur.<br />
Vochtpercentages aan de westzijde van 10 a 12% zijn niet ongebruikelijk.<br />
Eerder beredeneerden we dat een ventilatieoud n = 1 te laag zou zijn en een waarde n = 2<br />
mogelijk zou voldoen. Het ventilatievoud in de onderhavige situatie bedraagt n = 1,7 en<br />
blijkt te voldoen.<br />
Het is de enige waarde die getalsmatig houvast biedt, hetgeen betekent dat binnen de<br />
beperkingen van dit onderzoek met een zekere bandbreedte als aanbeveling wordt<br />
aangehouden de waarde:<br />
n = 1,2 - 2.<br />
8.5 Vertaling resultaten mechanische ventilatie Wippersmolen naar andere<br />
situaties<br />
8.5.1 Grondzeilers<br />
De inhoud van een grondzeiler kan variëren van een kleine (Wippersmolen Maassluis) van<br />
190 m 3 tot een grote, bijvoorbeeld de stenen molen aan de Kinderdijk, van 280 m 3 .<br />
Er zijn standaard woningventilatie-units met twee capaciteiten op de markt, een met 325<br />
m 3 /u bij 150 Pa en een van 415 m 3 /u bij 150 Pa (ITHO, 2011).<br />
Bij een grote grondzeiler kan de versie van 415 m 3 /u bij 150 Pa worden toegepast.<br />
De toevoercapaciteit zoals deze bij de Wippersmolen voldoende bleek was netto circa 1000<br />
cm 2 , dat wil zeggen visuele doorlaat. Voor de totale buitenwerkse afmetingen komt men al<br />
snel op 1600 cm 2 . Bij een toepassing van de grotere unit in de grotere grondzeiler zouden<br />
deze waarden evenredig moeten worden vergroot tot 160% derhalve 1600 respectievelijk<br />
2500 cm 2 .<br />
Volgens ventilatiedeskundigen verdient het aanbeveling een gelijkstroom unit toe te passen,<br />
omdat deze zuiniger zijn in het energieverbruik en nauwkeuriger te regelen. De kosten zijn<br />
buitengewoon bescheiden t.o.v. de te bereiken effecten op de vochtproblematiek.<br />
- Prijs installatie 1 unit inclusief montage, snelbouwsteiger, ronde sparing door muur<br />
en het maken van passende toevoerroosters ~ € 3.000,- à € 3.500,- incl. btw.<br />
- Energiekosten zijn bij een vermogen van circa 42 W ongeveer € 80,- à € 90,- per<br />
jaar.<br />
8.5.2 Stelling<strong>molens</strong><br />
Een stellingmolen beschouwen we v.w.b. mechanische ventilatie voor het deel boven de<br />
stelling als een grondzeiler. Zie hierboven.<br />
Op de zolders boven de stelling kan bij vochtoverlastproblemen mechanische ventilatie<br />
(vergelijkbaar met de oplossing voor grondzeilers, zoals hierboven behandeld) worden<br />
overwogen en toegepast.<br />
Op de zolders onder de stelling is mechanische ventilatie, misschien met uitzondering van<br />
de zolder onder de stelling, zowel niet haalbaar als niet nodig. Immers hoe lager hoe dikker<br />
de muur, tot wel het dubbele van boven de stelling, waardoor enerzijds de kans op<br />
vochtdoorslag minder is (snelheid van vochtdoorslag vermindert met de muurdikte), terwijl<br />
ook het volume van het metselwerk per m 2 binnenwandoppervlak verdubbelt.<br />
77
8.6 Conclusies<br />
- Hoewel de invloed van onvoldoende ventilatie op de vochtproblematiek van <strong>bakstenen</strong><br />
wind<strong>molens</strong> algemeen is erkend, blijkt uit de interpretatie van de uit dit onderzoek<br />
verkregen informatie dat de invloed van ventilatie zeer veel groter is dan eerder werd<br />
aangenomen en van doorslaggevende betekenis kan zijn op het al dan niet optreden<br />
van vochtproblemen.<br />
- Dit is vooral terug te voeren op het niet meer gerealiseerd kunnen worden van de van<br />
oudsher intensieve beheersmatige ventilatie, het doortochten verzorgd door de<br />
molenaar.<br />
- Wanneer er maar één dag in de week wordt doorgetocht (10 uur) is de ventilatie<br />
gemiddeld maar 13% van de op 100% gestelde situatie die van oudsher bestond.<br />
- Wanneer de beheersmatige situatie zo is dat er in het geheel niet meer kan worden<br />
doorgetocht valt de ventilatie terug naar circa 3,4% van wat in het ideale geval<br />
mogelijk was en dan alleen wanneer er geen sprake is van het dichtmaken van kieren<br />
en spleten.<br />
(zie ook bij conclusies hoofdstuk ‘aanpassing <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren‘).<br />
- Om voldoende droging van binnenuit te verkrijgen is een ventilatievoud of<br />
verversingsfactor n ~ 1 , die als vuistregel voor o.a. woningen wordt gehanteerd niet<br />
toereikend. Uit het praktijkonderzoek is gebleken, dat een ventilatievoud of<br />
verversingsfactor n = 1,7 - 2 moet worden gerealiseerd om voldoende droging van<br />
binnenuit te krijgen.<br />
- In veel gevallen zal het realiseren van mechanische afvoerventilatie in de vorm van het<br />
installeren van een woningventilatie-unit gecombineerd met toevoeropeningen van<br />
voldoende grootte de enige manier zijn om tot een situatie van een vooralsnog<br />
toereikend geachte ventilatiecapaciteit van n = 1,7 - 2 te kunnen komen. Dit is qua<br />
omvang, investering en energieverbruik een zeer bescheiden ingreep.<br />
8.7 Onderzoek en aanbevelingen adequate molenventilatie<br />
Met behulp van onderstaande vragen kan snel beoordeeld worden of de manier van<br />
ventileren effectief is. Deze vragen zijn samengevat in een stroomschema in<br />
Figuur 8.<br />
In geval van horizontale compartimentering, wanneer men vanwege brandveiligheid of<br />
energiebesparing trapgaten heeft afgedicht met een luik, dient de ventilatie per verdieping<br />
te worden beoordeeld.<br />
78
Is de binnenruimte muf, kil, klam of vochtig?<br />
- Zo nee: er mag worden aangenomen dat de ventilatie voldoende is<br />
- Zo ja: Is metsel- en voegwerk buitenhuid in orde?<br />
- Zo nee: eerst herstel metsel- en voegwerk uitvoeren<br />
- Zo ja: dan mag worden aangenomen dat de ventilatie onvoldoende is.<br />
- Is er een royale luchtdoorstroomopening in de diverse zolders (trapgaten<br />
etc.)?<br />
- Zo nee: deze dan realiseren. Indien niet mogelijk zorgen voor voldoende<br />
spleten en openingen voor toe- en afvoer per zolder. Ga door naar<br />
volgende vraag.<br />
Zie Figuur 8.10 op de volgende pagina.<br />
- Hoeveel uren per week wordt de molen gelucht?<br />
- > 30 uur / week Aanbeveling: proberen het aantal uren<br />
beheersmatige ventilatie te vergroten<br />
- < 30 uur / week Aanbeveling: installeren mechanische<br />
afvoerventilatie met voldoende grootte van de<br />
toevoerroosters. (Capaciteit en toevoerroosters zoals<br />
hierboven voor grondzeilers en stelling<strong>molens</strong> is uitgewerkt)<br />
Bij vochtproblemen kan men indien geen significante verbetering van de beheersmatige<br />
ventilatie kan worden gerealiseerd en men nog niet tot mechanische ventilatie wil besluiten<br />
proberen tijdelijk de continue natuurlijke ventilatie te vergroten door aan de oostzijde van<br />
de molen een aantal ramen/luiken tijdelijk te vervangen door in de steensponningen<br />
passende houten frames bespannen met draadgaas.<br />
Bij twijfel over het aspect ventilatie kan het afsteken van rookpatronen een manier zijn om<br />
daar snel een oordeel over te krijgen. Aan de hand van de duur van het verdwijnen van de<br />
rook kan bepaald worden wat het huidige ventilatievoud is.<br />
Een dergelijke rooktest kan door verschillende bedrijven gedaan worden, zoals bijvoorbeeld Bevico te<br />
Barendrecht, Bacol te Barendrecht of Breijer te Rotterdam. Kosten inspectie inclusief afsteken<br />
rookpatronen en globaal beoordelen verversingsfactor etc. inclusief rapportage € 800 à 900,- incl. btw.<br />
79
Molenventilatie<br />
Is de binnenruimte muf, kil,<br />
klam, vochtig?<br />
Nee Ja<br />
Er mag worden aangenomen<br />
dat de ventilatie voldoende is<br />
> 30 uur/week<br />
Aanbeveling:<br />
Proberen het aantal uren<br />
beheersmatige ventilatie te<br />
vergroten<br />
Er mag worden aangenomen<br />
dat ventilatie onvoldoende is<br />
Is er een royale doorstroomopening<br />
in de diverse zolders<br />
(trapgaten etc.)?<br />
Zo nee: deze dan realiseren.<br />
Indien niet mogelijk zorgen voor<br />
voldoende spleten en openingen<br />
voor toe- en afvoer per zolder.<br />
Hoeveel uren per week wordt<br />
de molen gelucht?<br />
Figuur 8.10 - Stroomschema molenventilatie<br />
80<br />
< 30uur/week<br />
Aanbeveling:<br />
Installeren mechanische<br />
afvoerventilatie met voldoende<br />
grootte toevoerroosters.<br />
Capaciteit en toevoerroosters<br />
zoals hierboven voor<br />
grondzeilers en stelling<strong>molens</strong><br />
is uitgewerkt.
9 Aanpassingen <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren<br />
9.1 Doel van de voorziening<br />
De <strong>detailleringen</strong> van ramen en deuren in <strong>molens</strong><br />
kunnen globaal worden ingedeeld in traditionele<br />
<strong>detailleringen</strong> waarbij natuurlijke ventilatie door<br />
kieren mogelijk is, namelijk zetramen of –luiken<br />
en deuren in een steensponning. Deze kunnen<br />
ook worden uitgenomen waardoor optimaal kan<br />
worden doorgetocht.<br />
Daarnaast zijn er traditionele schuifraamkozijnen<br />
met schuifraam en gietijzeren ramen al dan niet<br />
met ventilatiedeel.<br />
Door functieveranderingen worden moderne<br />
<strong>detailleringen</strong> toegepast om lekkage via de<br />
randen van de ramen en deuren te voorkomen en<br />
tocht te weren.<br />
In dit hoofdstuk volgt een inventarisatie van de<br />
verschillende soorten <strong>detailleringen</strong> van ramen en<br />
deuren en de invloed die deze aanpassingen<br />
mogelijk (gehad) hebben op de ventilatie en de<br />
vocht-problematiek.<br />
9.2 Theoretisch kader<br />
81<br />
Figuur 9.1 – Detaillering ramen<br />
en deuren<br />
Wijzigingen in de oorspronkelijke <strong>detailleringen</strong> van ramen en deuren moeten worden<br />
beschouwd in samenhang met de conclusies en aanbevelingen in het hoofdstuk ventilatie.<br />
Dergelijke wijzigingen hangen vaak samen met compartimentering voor andere dan de<br />
oorspronkelijke molenfunctie met name woon- en horecafuncties. In dat geval dienen deze<br />
wijzigingen te worden beoordeeld in samenhang met de eisen voor ventilatie die volgens<br />
het Bouwbesluit voor dergelijke ruimten gelden. Daar wordt in dit onderzoek niet op in<br />
gegaan, behoudens dat ook hier de mogelijkheid om ramen af en toe geheel open te<br />
kunnen zetten, luchten, van groot belang blijft.<br />
Voor het overige beperken wij ons tot aanpassingen in ruimten die de oorspronkelijke<br />
molenfunctie hebben behouden. Deze zijn vaak aangebracht in situaties waarin <strong>molens</strong> leeg<br />
stonden en een molenaar of beheerder weinig aanwezig waren.<br />
De aanpassingen betreffen meestal het waterdicht maken van sponningen en aansluitingen,<br />
zodat bij extreme slagregen geen lekkage ontstaat. Tegelijk vermindert hierdoor de voor<br />
droge muren zo noodzakelijke natuurlijke ventilatie. Als dit voorkomt in een situatie dat er<br />
al van weinig beheersmatige ventilatie, luchten, sprake is dan kan dit dramatische gevolgen<br />
hebben voor de vochthuishouding in de muur. Men kan dit compenseren door het<br />
aanbrengen van ventilatieroosters in het raamhout.<br />
In het hoofdstuk ventilatie is aangenomen dat er bij ramen en deuren in een steensponning<br />
een spleet van gemiddeld 3 mm breedte bestaat. Bij een raam of luik van 60 x 110 cm is<br />
het doorlaat oppervlak dan 100 cm 2 . Dit betekent dat het water- en tochtdicht maken
daarvan gecompenseerd moet worden door een ventilatierooster in dat raam met een<br />
visuele doorlaat van 60% van in totaal 160 cm 2 ofwel ~ 5 x 32 cm buitenwerks.<br />
Dit lijkt mooier dan het is omdat dit qua ventilatie gelijk blijft met de vorige situatie, die<br />
mogelijk al onvoldoende was. Het nu gemaakte visueel zo nadrukkelijk aanwezige<br />
ventilatierooster compenseert alleen de tocht, maar verbetert niets!<br />
Bij optimale beheersmatige ventilatie zou in principe dit aanbrengen van een compenserend<br />
ventilatierooster niet nodig zijn. Men wordt echter sterker afhankelijk van hoe de<br />
beheersmatige ventilatie in de praktijk effect heeft. Als dit tegenvalt is er sprake van een<br />
achteruitgang in de natuurlijke ventilatie, dus ontstaat een risico op vochtproblemen.<br />
Om die reden moet altijd een compenserend ventilatierooster worden aangebracht behalve<br />
wanneer men tegelijk met het water- en tochtdicht maken mechanische ventilatie realiseert.<br />
9.3 Diverse <strong>detailleringen</strong> ramen en deuren<br />
We onderscheiden 5 categorieën <strong>detailleringen</strong>.<br />
A. Traditionele <strong>detailleringen</strong>- zetramen en deuren in steensponning<br />
Oorspronkelijk waren er in veel <strong>molens</strong> de vensteropeningen uitgevoerd als<br />
steensponningen waarin een zogenaamd zetraam koud in de muur was geplaatst. Deze<br />
ramen hielden het regenwater buiten, maar maakten tegelijkertijd, door tocht langs de<br />
kieren, natuurlijke ventilatie mogelijk. Bij een groot deel van de onderzochte <strong>molens</strong><br />
zitten er nog zetramen in de molen, bij elke molen nog in een gedeelte, vaak op de<br />
bovenste zolders.<br />
Bij De Distilleerketel, molen De Noord te Schiedam, molen Nooit Gedacht te Spijkenisse<br />
en de Knipmolen te Voorschoten is er lekkage rond de deur. Bij De Arend, De Vrijheid<br />
te Schiedam, molen Windvang en D’Orangeboom is er lekkage rond zowel de deuren<br />
als de zetramen. Bij De Kerkmolen te Molenaarsgraaf, de Kokmolen te Warmond, de<br />
Zwanburgermolen te Warmond en de Zuidwijksemolen te Wassenaar is er lekkage rond<br />
de zetramen.<br />
Figuur 9.2 – Zetramen, De Haas te Benthuizen<br />
82
Figuur 9.3 – Zetramen en deur in steensponning, De Zwaan te Ouddorp<br />
Figuur 9.4 – Zetraam en deuren in steensponning, De Distilleerketel te Rotterdam<br />
Figuur 9.5 – Zetramen en deur in steensponning, Windlust te Wateringen<br />
Figuur 9.6 – Zetramen en deur in steensponning, De Arend te Zuidland<br />
83
Figuur 9.7 – Zetramen en deur in steensponning, Windvang te Goedereede<br />
Figuur 9.8 – Zetraam, De Kerkmolen te Molenaarsgraaf<br />
Figuur 9.9 – Zetraam en deur in steensponning, D’Oranjeboom te Nieuwe-Tonge<br />
Figuur 9.10 – Deur in steensponning, Knipmolen te Voorschoten<br />
84
Figuur 9.11 – Zetramen, Kokmolen te Warmond<br />
Figuur 9.12 – Zetramen, Zuidwijksemolen te Wassenaar<br />
B. Gietijzeren ramen<br />
Vanaf de 19 e eeuw werden er in <strong>molens</strong> ook gietijzeren ramen toegepast, vaak met een<br />
ventilatiedeel. Deze ramen werden in de dag van de muuropening geplaatst en<br />
aangesmeerd met specie waardoor deze tochtdicht werden en alleen ventilatie mogelijk<br />
was wanneer het raam geopend werd. Molens waarbij gietijzeren ramen zijn toegepast<br />
met ventilatiedeel zijn Molen No.2, No.5, No.6, No.7 en No.8 te Kinderdijk en De<br />
Stenen Grondzeiler te Rockanje. Lekkage rondom deze ramen zijn er bij de Molen No.5<br />
te Kinderdijk.<br />
Er zijn ook <strong>molens</strong> met gietijzeren ramen zonder ventilatiedeel. Dit zijn De Hoop te<br />
Rozenburg en molen Nooit Gedacht te Spijkenisse. Rondom deze ramen is er geen<br />
lekkage.<br />
In de hiervoor genoemde <strong>molens</strong> zijn er ook ander typen ramen terug te vinden.<br />
Figuur 9.13 – Gietijzeren raam zonder ventilatiedeel, De Hoop te Rozenburg<br />
85
Figuur 9.14 – Gietijzeren ramen met ventilatiedeel, Molen No. 5 te Kinderdijk (links), Molen<br />
No. 7 te Kinderdijk (midden), Molen No. 8 te Kinderdijk (rechts)<br />
Figuur 9.15 – Gietijzeren ramen met ventilatiedeel, Grondzeiler te Rockanje<br />
C. Gemoderniseerde <strong>detailleringen</strong> - tochtdicht gemaakt<br />
Bij <strong>molens</strong> waarbij er een aantal zolders een andere bestemming hebben gekregen dan<br />
de oorspronkelijke, zoals een woonfunctie of restaurant, zijn de ramen en deuren vaak<br />
voorzien van een moderne detaillering, vaak tochtdicht. Molens waarbij er sprake is van<br />
moderne detaillering die tochtdicht is zijn De Bernisse Molen te Geervliet, Molen No.7 te<br />
Kinderdijk, Kooijwijkse Molen te Oud-Alblas, De Adermolen te Rijpwetering en de<br />
Knipmolen te Voorschoten.<br />
Bij geen van de <strong>molens</strong> zijn er vochtproblemen rond deze ramen.<br />
Figuur 9.16 – Moderne detaillering - tochtdicht, De Bernisse Molen te Geervliet<br />
86
Figuur 9.17 – Moderne detaillering - tochtdicht, De Adermolen te Rijpwetering<br />
Figuur 9.18 – Moderne detaillering - tochtdicht, Knipmolen te Voorschoten<br />
D. Klassieke <strong>detailleringen</strong> met kozijn waarin schuif- of draairaam of deuren<br />
In een aantal <strong>molens</strong> zijn er in plaats van steensponningen op sommige plaatsen van<br />
oudsher kozijnen waarin de ramen en deuren zijn geplaatst. De ramen zijn uitgevoerd<br />
als schuif- of draairaam (ventilatiedeel). Dit betreft vaak koren<strong>molens</strong> die met een<br />
molenaarswoning zijn gebouwd.<br />
In de volgende <strong>molens</strong> zitten in ieder geval ramen of deuren met een ventilatiedeel: De<br />
Leeuw te Aalsmeer, Kyck Over Den Dyck te Dordrecht, De Witte Juffer te IJzendijke,<br />
Onverwacht/ Schelvenaer te Krimpen a/d IJssel, De Valk te Leiden, De Hoop te<br />
Rozenburg, De Walvisch te Schiedam, De Aeolus te Vlaardingen, De Hoop te<br />
Hellevoetsluis, De Nieuwe Palmboom te Schiedam, De Noord te Schiedam, De Vrijheid<br />
te Schiedam, Pendrechtse Molen te Barendrecht, Windvang te Goedereede, De<br />
Eersteling te Hoofddorp, Molens No.3, No.5, No.6, No.7 en No.8 te Kinderdijk, De<br />
Kerkmolen te Molenaarsgraaf, Stenen Grondzeiler te Oostvoorne, de Kooijwijkse Molen<br />
te Oud-Alblas, Googermolen te Roelofarendsveen, Groeneveldse Molen te Schipluiden,<br />
Boterhuismolen te Warmond, Kokmolen te Warmond, Zwanburgermolen te Warmond<br />
en de Zuidwijksemolen te Wassenaar.<br />
Molens No.3, No.5, No.6, No.7 en No.8 te Kinderdijk, de Kooijwijkse Molen en de<br />
Googermolen worden (gedeeltelijk) bewoond. De Kerkmolen heeft een museumfunctie<br />
en woonfunctie gekregen. In molen De Leeuw zit een winkel en een museum. Molen<br />
De Valk, de Nieuwe Palmboom, de Pendrechtse Molen, molen Windvang en de<br />
Groeneveldse Molen hebben (soms gedeeltelijk) een museumfunctie gekregen. Molen<br />
Onverwacht/Schelvenaer en molen De Noord hebben een horecafunctie op de onderste<br />
zolders. Molen de Walvisch heeft een winkel en kantoorruimte op de onderste zolders.<br />
In molen De Hoop te Hellevoetsluis zit op de onderste zolders een woning, een winkel<br />
en een bezoekerscentrum. De detaillering is bij veel <strong>molens</strong> van oudsher aanwezig,<br />
maar in een aantal <strong>molens</strong> is deze detaillering het gevolg van een functieverandering.<br />
87
Bij molen Onverwacht/Schelvenaer, De Valk, De Hoop te Rozenburg, De Walvisch, De<br />
Hoop te Hellevoetsluis, De Vrijheid, de Pendrechtse Molen, molen Windvang, De<br />
Eersteling, Molen No.3 en Molen No.5 te Kinderdijk, De Kerkmolen, Googermolen en<br />
Kokmolen is er lekkage rond deze ramen en/of deuren.<br />
Figuur 9.19 – Ramen en deur in kozijn , De Leeuw te Aalsmeer<br />
Figuur 9.20 – klassieke detaillering min of meer tochtdicht, Kyck Over Den Dyck te Dordrecht<br />
Figuur 9.21 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, De Witte Juffer te IJzendijke<br />
88
Figuur 9.22 – Ramen en deur met ventilatiedeel (gedeeltelijk authentiek, gedeeltelijk modern),<br />
Onverwacht/ Schelvenaer te Krimpen a/d IJssel<br />
Figuur 9.23 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, De Valk te Leiden<br />
Figuur 9.24 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, De Hoop te Rozenburg<br />
Figuur 9.25 – Authentieke deur, De Walvisch te Schiedam<br />
89
Figuur 9.26 – Authentieke ramen en deur met ventilatiedeel, De Aeolus te Vlaardingen<br />
Figuur 9.27 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, Pendrechtse Molen te Barendrecht<br />
Figuur 9.28 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, Windvang te Goedereede<br />
Figuur 9.29 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, De Eersteling te Hoofddorp<br />
90
Figuur 9.30 – Authentiek raam en deur met ventilatiedeel, Molen No.5 te Kinderdijk<br />
Figuur 9.31 – Authentieke ramen (links, midden) en modern raam (rechts) met ventilatiedeel,<br />
Molen No.8 te Kinderdijk<br />
Figuur 9.32 – Authentieke ramen en deur met ventilatiedeel, De Kerkmolen te Molenaarsgraaf<br />
Figuur 9.33 – Authentieke ramen met ventilatiedeel, Stenen Grondzeiler te Oostvoorne<br />
91
Figuur 9.34 – Authentieke ramen en deur met ventilatiedeel, Groeneveldse Molen te Schipluiden<br />
Figuur 9.35 – Authentieke deur, Kokmolen te Warmond<br />
E. Toegevoegde ventilatieroosters in authentieke ramen en deuren<br />
In de Wippersmolen te Maassluis zijn ventilatieroosters geplaatst in de deuren. Dit is<br />
aangepast als onderdeel van het mechanisch ventilatiesysteem. Door de roosters in de<br />
deuren wordt verse lucht aangevoerd welke afgevoerd wordt via een mechanische<br />
ventilatie-unit op de bovenste zolder. Bij molen De Zandweg te Rotterdam zijn<br />
ventilatierooster in de ramen en de deur aangebracht.<br />
Figuur 9.36 – Deuren met ventilatierooster, Wippersmolen te Maassluis<br />
92
9.4 Esthetiek<br />
Figuur 9.37 – Deur en raam met ventilatierooster, Molen de Zandweg te Rotterdam<br />
Volstaan wordt met de stelling dat authenticiteit altijd de grootste esthetische waarde heeft.<br />
Dit zal ook een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag voor een<br />
<strong>Monumenten</strong>vergunning.<br />
9.5 Conclusie<br />
De veronderstelde achteruitgang van de vochtigheidstoestand. die de aanpassing van de<br />
detaillering van ramen en deuren heeft op de vochtproblematiek is uit de ingekomen<br />
onderzoeksgegevens niet vast te stellen. Deze varieert namelijk van zeer nat tot kurkdroog.<br />
Zoals al eerder vermeld hangt de vochtigheidstoestand in een molen van vele factoren af<br />
en er wordt uit de gegevens dan ook niet een direct verband zichtbaar tussen de<br />
ventilatiemogelijkheid t.p.v. ramen en deuren en de huidige vochtigheidstoestand. Het<br />
betreft bovendien ook vaak een gecompartimenteerde situatie op slechts één zolder,<br />
waardoor geen compleet beeld wordt verkregen.<br />
9.6 Aanbevelingen<br />
Wijzigingen in de oorspronkelijke <strong>detailleringen</strong> van ramen en deuren moeten worden<br />
beschouwd in samenhang met de conclusies en aanbevelingen in het hoofdstuk ventilatie.<br />
Men dient terughoudend te zijn met eventuele aanpassingen.<br />
Indien de mate van beheersmatige ventilatie 100% is, zullen meestal de oorspronkelijke<br />
<strong>detailleringen</strong> gehandhaafd kunnen blijven. Bij lekkage in enkele extreme situaties per jaar<br />
zal het binnengelekte water bij flink doortochten snel weer zijn verdampt zodra het droog is.<br />
Gewenste wijzigingen die samenhangen met compartimentering voor andere dan de<br />
oorspronkelijke molenfunctie met name woon- en horecafuncties, dienen te worden<br />
beoordeeld in samenhang met de eisen voor ventilatie die volgens het Bouwbesluit voor<br />
dergelijke ruimten gelden.<br />
Ook in dergelijke gevallen blijft de mogelijkheid om ramen af en toe geheel open te zetten,<br />
te kunnen ‘luchten’, van groot belang.<br />
93
10 Binnenwandafwerking molenwoning en niet molen<br />
authentieke bestemmingen<br />
10.1 Doel van de voorziening & theoretisch kader<br />
Oorspronkelijk waren <strong>bakstenen</strong> wind<strong>molens</strong> aan de<br />
binnenzijde schoon metselwerk, soms gedeeltelijk<br />
gesausd met witkalk en/of afgepleisterd met een<br />
kalkpleister.<br />
Door functieveranderingen en hogere eisen aan<br />
wooncomfort bij van oudsher bewoonde <strong>molens</strong> zijn<br />
in de loop van de voorbije decennia voor<br />
gecompartimenteerde ruimten een aantal<br />
verschillende binnenwandafwerkingen ontwikkeld.<br />
Welk type wand geschikt is aan de binnenzijde van<br />
de molen hangt bouwfysisch gezien af van de<br />
afwerking van de buitenzijde van de molen, i.c. of de<br />
buitenhuid ademend of gesloten is.<br />
Bij een gesloten buitenhuid (vochtgehalte in muur<br />
laag) kan er gekozen worden voor een<br />
binnenwandafwerking die direct tegen de<br />
binnenwand geplaatst wordt. In <strong>molens</strong> die een<br />
authentieke buitenhuid hebben, dus ademend, kan<br />
het beste een binnenwandafwerking met<br />
geventileerde spouw toegepast worden.<br />
10.1.1 Wandafwerking in pleisterwerk<br />
94<br />
Figuur 10.1 – Binnenwandafwerking<br />
molenwoning en niet molen authentieke<br />
bestemmingen<br />
Van oudsher werden <strong>molens</strong> aan de binnenzijde vaak geverfd met witkalk. In het<br />
woongedeelte werd de muur soms bepleisterd met een damp-open pleistersysteem en<br />
daarna geverfd met witkalk. Dit was een ademend pleistersysteem wat samen met<br />
ventilatie het mogelijk maakte dat de muur na een regenperiode kon drogen. Veel<br />
gebruikers vinden tegenwoordig het verpoeieren van de witkalk onacceptabel waardoor er<br />
andere typen verf worden gebruikt als minerale verf en latexverf.<br />
Een minerale verf is damp-open, maar beïnvloedt toch het drooggedrag nadelig. Niet<br />
damp-open zijn latex verven. Wanneer deze verf over een poreuze pleisterlaag wordt<br />
gesausd wordt de wand dampdicht en kan de verflaag zelfs van de muur afgedrukt worden.<br />
10.1.2 Wandafwerking in timmerwerk<br />
Wanneer de buitenhuid van de molen ademend is, is het belangrijk om ventilatie aan de<br />
binnenzijde mogelijk te maken (zie hoofdstuk 8, Ventilatie). De oude<br />
binnenwandafwerkingen (plaatmateriaal op rachels) maken deze ventilatie niet mogelijk,<br />
waardoor bij vochtdoorslag het vocht in het hout en de bekleding kan trekken en de muur<br />
steeds natter wordt. Dit is een onwenselijke situatie.<br />
Een meer eigentijdse wandafwerking is pleisterwerk op drager met afstandhouders. Dit<br />
systeem maakt ventilatie wel mogelijk. Ook zijn er binnenwandafwerkingen die naast de
spouw ook een isolatielaag hebben. Hierbij wordt droging gecombineerd met thermische<br />
isolatie.<br />
10.2 Diverse binnenwandafwerkingen<br />
De binnenwandafwerkingen in <strong>molens</strong> die bewoond worden of een niet-molen-authentieke<br />
functie hebben kunnen worden ingedeeld in pleisterwerk op de muur (A), plaatmateriaal op<br />
rachels (B), pleisterwerk op drager (C) en een opbouw van geventileerde spouw, isolatie en<br />
plaatmateriaal (D). Met niet-molen-authentieke functie wordt bijvoorbeeld een<br />
horecafunctie bedoeld. Voor een winkel of museum in een molen hoeft de molen vaak niet<br />
te worden aangepast aan deze functie en daarom worden deze <strong>molens</strong> buiten beschouwing<br />
gelaten.<br />
A. Pleisterwerk op de muur<br />
In een aantal <strong>molens</strong> is als binnenbewerking pleisterwerk op de muur toegepast, te<br />
weten molen Nooit Gedacht te Spijkenisse (vochtigheidstoestand muur niet bekend),<br />
Nederwaard molen no.2 (muur BG: nat, 1 e en 2 e : droog) en no.5 te Kinderdijk (muur<br />
BG en 1 e : droog, 2 e : nat) en De Kerkmolen te Molenaarsgraaf (muur BG: nat/licht<br />
vochtig, 1 e : licht vochtig). In al deze <strong>molens</strong> is deze wandafwerking gecombineerd met<br />
een verwarmingssysteem, variërend van een houtkachel tot een CV.<br />
Molen Nooit Gedacht heeft gedeeltelijk een horecafunctie en is op de betreffende<br />
zolders bepleisterd met een gipspleister. Molen Windvang heeft een molenaarsverblijf<br />
en Nederwaard molen no.2, no.5 en de Kerkmolen worden bewoond. De muren hebben<br />
op die zolders een pleisterlaag. Bij Nederwaard no.2 is er een kalkpleister toegepast<br />
met witkalk, bij Nederwaard no.5 cement- en gipspleister met minerale verf en witkalk<br />
en bij de Kerkmolen cementpleister met latex.<br />
De helft van de <strong>molens</strong> heeft dus een combinatie van pleisterwerk en werk wat<br />
ademend is en de andere helft niet. Voor zover bekend heeft geen van de <strong>molens</strong> een<br />
afsluitende laag aan de buitenzijde. Bij de <strong>molens</strong> met een afsluitende binne<strong>nl</strong>aag kan<br />
het water dus waarschij<strong>nl</strong>ijk wel in de muur trekken, maar kan het vocht niet<br />
verdampen naar de binnenzijde van de molen en ontstaat er de kans dat het<br />
pleisterwerk, wanneer dit niet ademend is, er vanaf gedrukt zal worden. Ook<br />
energetisch (lagere thermische isolatiewaarde) is dit ongunstig.<br />
Figuur 10.2 Variant A, Pleisterwerk op de muur<br />
95
Figuur 10.3 Pleisterwerk (variant A) bij Nederwaard molen no.5 te Kinderdijk<br />
Figuur 10.4 Pleisterwerk (variant A) bij de Kerkmolen te Molenaarsgraaf<br />
B. Plaatmateriaal op rachels<br />
De <strong>molens</strong> waarbij als binnenafwerking t.p.v. de woning plaatmateriaal op rachels is<br />
toegepast zijn De Hoop te Hellevoetsluis (muur molen: droog), de Nederwaard <strong>molens</strong><br />
no.3 (vochtigheidstoestand muur niet bekend), no.5 (muur 1 e : droog, 2 e : nat), no.6<br />
(muur BG, 1 e , 2 e : droog), no.7 (muur BG: droog) te Kinderdijk en de Kooijwijkse Molen<br />
te Oud-Alblas (muur BG: kurkdroog). Bij al deze <strong>molens</strong> is er op deze verdiepingen ook<br />
een CV geplaatst.<br />
Figuur 10.5 Variant B, Plaatmateriaal op rachels<br />
96
Figuur 10.6 Plaatmateriaal op rachels bij Nederwaard molen no.5 te Kinderdijk<br />
Figuur 10.7 Plaatmateriaal op rachels bij Nederwaard molen no.7 te Kinderdijk<br />
C. Pleisterwerk op drager<br />
Bij De Bernisse Molen te Geervliet (muur molen: droog) en de Hoop te Hellevoetsluis<br />
(muur molen: droog) is t.p.v. de zolders met horecafunctie respectievelijk woonfunctie<br />
een delta PT folie toegepast. Dit is een pleisterwerk op drager. Deze is bij beide <strong>molens</strong><br />
toegepast in combinatie met een CV.<br />
Figuur 10.8 Variant C, Pleisterwerk op drager (met afstandhouders)<br />
97
Figuur 10.9 PT folie bij De Bernisse Molen te Geervliet<br />
D. Spouw, isolatie, plaatmateriaal, geventileerd/ongeventileerd<br />
Bij Nederwaard molen no.7 (muur molen: droog) en no.8 (muur BG: vochtig, 1 e en 2 e :<br />
nat) te Kinderdijk is er t.p.v. de woning in de molen een wandsysteem toegepast met<br />
spouw, isolatie en plaatmateriaal. Bij het oude systeem in Nederwaard no.8 waren<br />
platen op rachels aangebracht, die in de zomer van 2010 zijn vervangen door een<br />
systeem met spouw, isolatie en plaatmateriaal.<br />
Bij de Googermolen te Roelofarendsveen is dezelfde opbouw gebruikt bij het maken<br />
van de ‘hangwoning’ in de molen. De hangwoning, naar een concept van ing. L. Verbij,<br />
wordt door een spouw gescheiden gehouden van de wand en de vloer van de molen.<br />
De opbouw van binnen naar buiten is: gipsplaat, steenwoldeken en ‘tyfek-folie’. De<br />
‘tyfek-folie’ is waterdicht van buiten naar binnen en dampdoorlatend van binnen naar<br />
buiten.<br />
Figuur 10.10 Variant D, Spouw, isolatie, plaatmateriaal, geventileerd/ongeventileerd<br />
Figuur 10.11 Spouw, dampdoorlatende laag, isolatie, plaatmateriaal bij Nederwaard molen no.8 te<br />
Kinderdijk<br />
98
10.3 Invloed binnenwandafwerking op de vochtproblematiek<br />
Bij molen De Hoop te Hellevoetsluis, de Googermolen en de Kooijwijkse molen is de invloed<br />
van de wandafwerking positief. De hangwoning in de Googermolen heeft naast de positieve<br />
invloed die het gehad heeft op de vochtigheidstoestand ook een aanzie<strong>nl</strong>ijke<br />
energiebesparing tot gevolg gehad (Groot & Gunneweg, 2002).<br />
Bij De Bernisse Molen, Nederwaard <strong>molens</strong> no.2, no.3, no.5, no.7 en de Kerkmolen is de<br />
invloed neutraal. Molen Nooit Gedacht is de enige molen waarbij de invloed negatief is<br />
geweest. Van Nederwaard molen no.6 en no.8 is de invloed op de vochtigheidstoestand<br />
niet bekend.<br />
10.4 Esthetiek<br />
Niet relevant, omdat door de keuze voor de functie van deze ruimten het idee van ‘schoon<br />
metselwerk’ is verlaten en kleur en structuur van de binnenwandafwerking verder aspecten<br />
zijn die uitsluitend afhangen van de smaak van de bewoners/gebruikers.<br />
10.5 Conclusie<br />
Systeem A<br />
Uit de beschrijvingen en de foto’s blijkt dat het pleisterwerk vochtig wordt met plaatselijk<br />
afdrukken van de muurverf. Bij een cementpleister waarover gips (niet ademend) zal de<br />
molenmuur steeds natter en het binnenoppervlak steeds kouder worden (condens).<br />
We moeten dit systeem beschouwen als een achterhaalde oplossing.<br />
Systeem B / systeem C<br />
Met een goede detaillering en de juiste keuze voor de folie blijkt een binnenwandafwerking<br />
van dit type droog en gaaf te blijven. Bij een ‘ademende’ buitenhuid is er echter in principe<br />
een negatieve invloed te verwachten op het vochtgehalte van de muur als zodanig.<br />
Bij een ‘gesloten’ buitenhuid is dit bezwaar er niet.<br />
Systeem D<br />
Dit is voor <strong>molens</strong> met een ‘ademende’ buitenhuid het optimale systeem. Zowel uit<br />
energetisch oogpunt als met betrekking tot woon- of verblijfscomfort als ook het<br />
bevorderen van de droging van de molenmuur. Wat dit laatste betreft is wel de voorwaarde<br />
dat er luchtcirculatie in de spouw wordt gecreëerd.<br />
10.6 Aanbevelingen<br />
Molens met een ‘ademende’ buitenhuid: systeem D met spouwventilatie.<br />
Molen met een ‘gesloten’ buitenhuid: systeem B / systeem C.<br />
99
11 Conclusies en aanbevelingen<br />
Conclusies<br />
Het algemene beeld dat uit de onderzoeksresultaten naar voren komt is dat er niet één<br />
hemelwater afvoerende bouwkundige voorziening is die in belangrijke mate bepaalt of een<br />
molenromp lekt of droog is. Men moet de situatie in zijn geheel bekijken en met name de<br />
toestand van het metsel- en voegwerk van de buitenhuid. Alles hangt met alles samen:<br />
holistisch principe.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat ook bij gezond metselwerk ‘ventilatie’ van doorslaggevende<br />
invloed is op het voorkómen van vochtdoorslag. Er is een praktijkvoorbeeld uitgewerkt<br />
waarbij met een kleine ingreep en weinig kosten een onopvallende mechanische<br />
afvoerventilatie is geïnstalleerd waarmee, blijkens een jare<strong>nl</strong>ange monitoring van het<br />
vochtgehalte in de muur, een significante verlaging van het vochtgehalte van de muur is<br />
bereikt. Een voorbeeld dat navolging verdient.<br />
Het beeld komt naar voren dat men zodra het metselwerk na een vakbekwame herstelbeurt<br />
weer gezond is en men heeft voorzien in een adequate ventilatie, men terughoudend kan<br />
zijn in het toevoegen van hemelwater afvoerende voorzieningen.<br />
De hypothese dat sommige regenwater opvangende bouwkundige voorzieningen zouden<br />
zijn aangebracht als symptoombestrijding van door hydrofoberen ontstane lekkage, kan uit<br />
de ontvangen antwoorden op de gestelde vragen niet worden bevestigd. Dit betekent niet<br />
dat de hypothese hiermee is ontkracht. Het kan er mede mee te maken hebben dat men<br />
als molenaar/molenbeheerder de restauratiegeschiedenis van een desbetreffende molen<br />
dan over 2 à 3 decennia moet kunnen overzien. De meeste respondenten waren niet<br />
gedurende zo’n lange periode bij de desbetreffende molen betrokken.<br />
Aanbevelingen<br />
Bovenstaande kan worden samengevat in de volgende aanbevelingen:<br />
- Ventilatie is zeer belangrijk, ook bij gezond metsel- en voegwerk. In veel gevallen<br />
zal mechanische afvoerventilatie (woningventilatie-unit) noodzakelijk zijn.<br />
- Een gezonde conditie van het metsel- en voegwerk moet het vertrekpunt zijn<br />
voordat men eventuele hemelwaterafvoerende bouwkundige voorzieningen<br />
overweegt<br />
- Een goot langs de kaprand is weinig effectief.<br />
- Wanneer er bij een molenwoning of een niet-molen-authentieke functie in een<br />
gecompartimenteerde ruimte een binnenwandafwerking wordt toegepast is bij een<br />
ademende buitenhuid een systeem met spouw aan te bevelen. Bij een gesloten<br />
buitenhuid volstaat evt. plaatmateriaal op rachels of pleisterwerk op drager.<br />
- Een hemelwaterafvoer t.p.v. de stelling is niet altijd nodig. Indien dit wel het geval<br />
zou zijn is een loden manchet effectief, eenvoudig en onderhoudsarm.<br />
- Waterafvoeren rond ramen en deuren zijn alleen aan te bevelen bij een gesloten<br />
buitenhuid, tenzij t.p.v. ramen en deuren lekkage is en deze niet terug te voeren is<br />
op scheuren of slecht metselwerk.<br />
100
- Men dient terughoudend te zijn met het aanpassen van de detaillering van ramen<br />
en deuren. Het kunnen uitnemen of openen van ramen of luiken, ook na<br />
aanpassing, is van groot belang.<br />
- Druiplatten op stellingschoren alleen toepassen als er vochtproblemen zijn bij de<br />
aansluiting tussen stellingschoor en muur. Druiplatten afwaterend langs elkaar en<br />
koud op elkaar blijken effectief, een ingeschaafd waterholletje en één lat per<br />
schoor niet.<br />
101
12 Literatuurlijst<br />
Boeken en artikelen<br />
- Abuku, Janssen en Roels (2009): Impact of wind-driven rain on historic brick wall<br />
buildings in a moderately cold and humid climate: numerical analyses of mould<br />
growth, indoor climate and energy concumption, Energy and Buildings, Volume 41,<br />
page 101-110, 2009<br />
- Bakker, F.E., Rijpers A.M.A.D., Vervoorn, A.J. (1999): Bouwfysica, termen en<br />
begrippen in de bouw, SBR<br />
- Briggen, Blocken, Schellen (2009): Wind-driven rain on the façade of a<br />
monumental tower: Numerical simulation, full-scale validation and sensitivity<br />
analyses; Building and Environment, Volume 44, iss. 8 1675-1690<br />
- Groot, C.J.W.P. en Gunneweg, J.T.M. (2002): Vochtproblematiek stenen <strong>molens</strong>,<br />
Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, Technische Universiteit Delft,<br />
Delft<br />
- Groot, C.J.W.P en Gunneweg, J.T.M. (2010) ‘Drie gemonitorde succesvol<br />
gesaneerde gevallen van vochtproblematiek massief metselwerk’ Delft<br />
(ongepubliceerd artikel)<br />
- Leppers, R.F.R. (1996): Vochttransport door gelijmde baksteenconstructies,<br />
Vakgroep FAGO, Faculteit Bouwkunde, TU Eindhoven, Eindhoven<br />
- Mook, F.J.R. van (2002): Driving Rain on Building Envelopes, M.Sc. Thesis,<br />
Faculteit Bouwkunde, TU Eindhoven, Eindhoven<br />
- Boot-Dijkhuis, R.J. ; Smits, P. ; Nieman, H.M. ; Linden, A.C. van der (2008):<br />
Praktijkboek Bouwfysica, SBR, Rotterdam<br />
Websites<br />
- DHG Nederland (2011): Hoe ventileren, gepubliceerd op<br />
http://www.dhgnederland.<strong>nl</strong>/verversingsfactoren.htm (bekeken op 17 februari 2011)<br />
- FLOODsite (2011): Intensiteit neerslag, gepubliceerd op<br />
http://www.floodsite.net/juniorfloodsite/html/<strong>nl</strong>/student/thingstoknow/hydrology/n<br />
eerslagintensiteit.html (bekeken op 1 februari 2011)<br />
- ITHO (2011): Ventilatie hele huis, gepubliceerd op<br />
http://www.itho.<strong>nl</strong>/index.php?pageID=105 (bekeken op 16 februari 2011)<br />
- KNMI (2011a): http://www.knmi.<strong>nl</strong>/cms/content/66938/9.__neerslag_in_nederland<br />
- KNMI (2011b): Klimatologische Dienst: seizoensoverzicht, winter 2006/2007,<br />
gepubliceerd op<br />
http://www.knmi.<strong>nl</strong>/klimatologie/maand_en_seizoensoverzichten/seizoen/win07.ht<br />
ml (bekeken op 17 februari 2011)<br />
- Kort, E. (2010): Hoe maak ik een ventilatiebalansberekening voor een woning?,<br />
gepubliceerd op<br />
http://www.ekbouwadvies.<strong>nl</strong>/bouwbesluit/ventilatie/ventilatiebalansberekening.asp<br />
(bekeken op 20 december 2010)<br />
- Wikipedia (2010): Ventilatie, gepubliceerd op http://<strong>nl</strong>.wikipedia.org/wiki/Ventilatie<br />
(bekeken op 20 december 2010)<br />
102
Bijlagen<br />
A. Overzicht <strong>molens</strong> en respondenten<br />
B. Brief RCE en informatieformulier<br />
C. Technische tekeningen en resultaten druiplatten<br />
103
A. Overzicht <strong>molens</strong> en respondenten<br />
Molen Plaats Provincie Respondent<br />
A De Leeuw Aalsmeer N-H R. Berkovits<br />
B De Haas Benthuizen Z-H A. de Ruiter<br />
C Kyck Over Den Dyck Dordrecht Z-H W. van Bruggen<br />
D De Bernisse Molen Geervliet Z-H A.C. de Gruijter<br />
E De Hoop Hellevoetsluis Z-H J.W. Hage<br />
F De Witte Juffer IJzendijke Z T. Koops<br />
G<br />
Onverwacht/<br />
Schelvenaer<br />
Krimpen a/d IJssel Z-H H.C. Kammeraat<br />
H De Valk Leiden Z-H H. van der Lelie<br />
I De Zwaan Ouddorp Z-H J.W. de Winter<br />
J De Onvermoeide Raamsdonksveer N-B S. Pieper<br />
K De Distilleerketel Rotterdam Z-H F.A. Speelman<br />
L De Speelman Rotterdam Z-H C. de Hoog<br />
M De Hoop Rozenburg Z-H N. Groenheide<br />
N De Nieuwe Palmboom Schiedam Z-H -<br />
O De Noord Schiedam Z-H R.E. Batenburg<br />
P De Vrijheid Schiedam Z-H B.P. Batenburg<br />
Q De Walvisch Schiedam Z-H F. Prins<br />
R Nooit Gedacht Spijkenisse Z-H J. van Kranenburg<br />
S Aeolus Vlaardingen Z-H S. van der Marel<br />
T Windlust Wateringen Z-H G. Middendorp<br />
U De Arend Zuidland Z-H J. Wijnhoven<br />
104
Molen Plaats Provincie Respondent<br />
AA Pendrechtse Molen Barendrecht Z-H B. Zinkweg<br />
AB Windvang Goedereede Z-H W. de Vries<br />
AC De Eersteling Hoofddorp N-H A. van Rijn<br />
AD<br />
AE<br />
AF<br />
AG<br />
AH<br />
AI<br />
Nederwaard molen<br />
no.2<br />
Nederwaard molen<br />
no.3<br />
Nederwaard molen<br />
no.5<br />
Nederwaard molen<br />
no.6<br />
Nederwaard molen<br />
no.7<br />
Nederwaard molen<br />
no.8<br />
Kinderdijk Z-H L. van den Berg<br />
Kinderdijk Z-H C. van den Berg<br />
Kinderdijk Z-H A. Hoek<br />
Kinderdijk Z-H A. Wisse<br />
Kinderdijk Z-H H.A. Bronkhorst<br />
Kinderdijk Z-H A. Wisse<br />
AJ Wippersmolen Maassluis Z-H J.C. Sekrève<br />
AK De Kerkmolen Molenaarsgraaf Z-H A.P. Stolk<br />
AL D’Oranjeboom Nieuwe-Tonge Z-H W. Herrewijnen<br />
AM Stenen grondzeiler Oostvoorne Z-H M. Molenaar<br />
AN Kooijwijkse molen Oud-Alblas Z-H E. Rozendaal<br />
AO Adermolen Rijpwetering Z-H W. Haazebroek<br />
AP Stenen grondzeiler Rockanje Z-H A. boutkam<br />
AQ Googermolen Roelofarendsveen Z-H J.A. van der Donk<br />
AR Groeneveldse molen Schipluiden Z-H R. van Zijll<br />
AS Knipmolen Voorschoten Z-H J. Waltman<br />
AT Boterhuismolen Warmond Z-H J.G. Hoogenboom<br />
AU Kokmolen Warmond Z-H P. Pijnnaken<br />
AV Zwanburgermolen Warmond Z-H L.H. van den Berg<br />
AW Zuidwijksemolen Wassenaar Z-H R. Wendel<br />
105
B. Brief RCE en informatieformulier<br />
In april 2010 is in het kader van de vochtproblematiek een informatieformulier verstuurd<br />
betreffende bouwkundige <strong>detailleringen</strong> in <strong>bakstenen</strong> wind<strong>molens</strong>. Deze is verstuurd naar<br />
het merendeel van de stenen grondzeilers en stelling<strong>molens</strong> in de provincie Zuid-Holland en<br />
enkele voor dit onderzoek interessante <strong>molens</strong> buiten de provincie.<br />
In deze Appendix is dit informatieformulier toegevoegd samen met de begeleidende brief<br />
van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.<br />
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
C. Technische tekeningen en resultaten druiplatten<br />
Op 3 februari 2011 is een beregeningsproef gehouden waarbij zeven verschillende typen<br />
druiplatten zijn getest en vergeleken. In deze Appendix zijn de technische tekeningen<br />
gegeven van de druiplatten en de onderzoeksresultaten in tabelvorm.<br />
De volgende tekeningen zijn toegevoegd:<br />
- A1. Druiplatten langs elkaar, haaks op elkaar geplaatst<br />
- A2. Druiplatten langs elkaar, schuin geplaatst<br />
- A3. Druiplatten langs elkaar, onderste lat afwaterend<br />
- B. Druiplatten koud tegen elkaar geplaatst<br />
- D1. Ingeschaafd waterholletje, rechte hoek boven<br />
- D2. Ingeschaafd waterholletje, rechte hoek beneden<br />
- Resultaten beregeningsproef druiplatten A1/A2/A3<br />
- Resultaten beregeningsproef druiplatten B/D1/D2<br />
120
121
122
123
124
125
126
127
128