Bijbelstudie Romeinen 1:18-32 - Hemels Brood

stuur in handen te nemen. Gebeurt dat wel, dan zal dit niet tot een leven leiden zoals dat door God
bedoeld is.
De wijsheid van deze wereld kan imponerend zijn, maar is in Gods ogen dwaas (zie ook 1Kor.1-2).
Om te overdenken:
Het kennen van de Heere is de weg tot het groeien in wijsheid (Kol.2:2-3; 1Kor.2:6).
Mensen zijn tot dwaasheid vervallen en hun onverstandige hart is verduisterd geworden (Ef.4:17-18).
Deze dwaasheid uit zich in het feit dat ze de heerlijkheid van de onvergankelijke God hebben
ingewisseld voor afgodendienst.
Dit is merkwaardig. Eerst schudt de mens Diegene van zich af die werkelijk God is en daarna komt
daar een andere god voor in de plaats. De behoefte aan het hebben van een (G)god is dus een
basisgegeven bij de mens. Het is alleen de vraag wie die (G)god is en welke plaats de mens ten
opzichte van die (G)god heeft ingenomen. De mens zoekt blijkbaar liever een god die het product is
van zijn eigen gedachten en de projectie van zijn eigen wensen. Bij een maakbare god kun je zelf de
koning van je leven blijven. Bij de Schepper van hemel en aarde kan dat niet.
Hoe reageert God op deze aantasting van Zijn positie en deze dwaasheid van Zijn maaksel?
Vers 24-25
'Daarom ook heeft God hen in de begeerten van hun hart overgegeven aan (de) onreinheid
om hun lichamen onder elkaar te onteren.
Zij die de waarheid van God vervangen hebben door de leugen,
en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper,
Die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen.'
God geeft de mensen over in dat wat ze met hun hart begeren.
Hij heeft hen over aan de onreinheid om hun lichamen onder elkaar te onteren.
De werking van de zonde begint van binnen (besef, verstand), maar 'explodeert' naar buiten toe.
Heftig om deze reactie van God te lezen. Maar niet voor niets wordt ook direct hierna opnieuw
duidelijk gemaakt waarom God zo reageert. De mens heeft immers de waarheid van God vervangen
door de leugen en heeft het schepsel vereerd en gediend, boven de Schepper, die te prijzen is tot in
eeuwigheid! (zie ook Rom.9:5). De mens doet de Heere te kort!
Om te overdenken:
De Heere wil en moet de Koning van ons leven zijn. Hij wil in ons leven op nummer 1 staan.
Daarbij komt dat deze reactie van God misschien wel logischer is dan het in eerste instantie lijkt.
Het loslaten van Gods ordening was een keus van de mens en het gevolg hiervan is dat de mens door
God aan wanorde wordt overgegeven.
Door het loslaten van de ordening van God (de juiste plaats van de mens ten opzichte van God), geeft
de mens te kennen dat hij het volgen van zijn eigen wil belangrijker vindt dan het volgen van de wil
van zijn Schepper. Deze teksten maken duidelijk dat als de ordening van God wordt losgelaten, de wil
van de mens automatisch in het middelpunt komt te staan. Er is geen middenweg ten opzichte van
God. Wie niet God-gericht is, vervalt in ik-gerichtheid.
Om te overdenken:
Er is geen tussenweg in het dienen van de Heere. Of ónze wil of Zíjn wil heeft de leiding.
3