NL DRIVESYSTEMS - Nord
NL DRIVESYSTEMS - Nord
NL DRIVESYSTEMS - Nord
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Intelligent Drivesystems, Worldwide Services<br />
<strong>NL</strong><br />
B1050<br />
Gebruiks- en onderhoudsinstructies voor<br />
industriële motorreductoren SK 7207 - SK 15507<br />
<strong>DRIVESYSTEMS</strong>
Inhoud<br />
1. Inleiding ........................................................................................................................ 4<br />
1.1 Overzicht ........................................................................................................................ 4<br />
1.2 Veiligheids- en aandachtssymbolen .............................................................................. 4<br />
1.3 Reglementair gebruik ..................................................................................................... 4<br />
1.4 Veiligheidsvoorschriften ................................................................................................. 5<br />
1.5 Verdere documentatie ................................................................................................... 5<br />
1.6 Verwijdering ................................................................................................................... 5<br />
2. Reductorbeschrijving .................................................................................................. 6<br />
2.1 Type-aanduidingen en typen reductor ........................................................................... 6<br />
2.2 Typeplaatje .................................................................................................................... 7<br />
3. Opslag, transport, voorbereiding, plaatsing ............................................................. 8<br />
3.1 Opslag van de motorreductor ........................................................................................ 8<br />
3.2 Opslag op lange termijn ................................................................................................. 8<br />
3.3 Transport van de motorreductor .................................................................................... 9<br />
3.4 Voorbereidingen voor plaatsing ................................................................................... 12<br />
3.5 Plaatsing van de motorreductor ................................................................................... 12<br />
3.6 Montage van naven op de reductoren ......................................................................... 13<br />
3.7 Montage van opsteekmotorreductors .......................................................................... 14<br />
3.8 Draaimomentsteun ...................................................................................................... 16<br />
3.9 Montage van krimpschijven ......................................................................................... 16<br />
3.10 Montage van afdekkappen .......................................................................................... 17<br />
3.11 Montage van een normmotor ....................................................................................... 17<br />
3.12 Montage van de koelslang op het koelsysteem ........................................................... 19<br />
3.13 Montage van het externe koelsysteem (koelaggregaat) ............................................. 19<br />
3.14 Aanvullend lakwerk ...................................................................................................... 20<br />
4. Inbedrijfstelling .......................................................................................................... 21<br />
4.1 Oliepeil controleren ...................................................................................................... 21<br />
4.2 Smeermiddelkoeling van interne waterkoeler .............................................................. 21<br />
4.3 Smeermiddelkoeling van externe olie/waterkoeler (koelaggregaat)............................ 21<br />
4.4 Smeermiddelkoeling van externe olie/waterkoeler (koelaggregaat)............................ 22<br />
4.5 Reductorkoeling via ventilator ...................................................................................... 22<br />
4.6 Taconite-pakkingen controleren .................................................................................. 23<br />
4.7 Drukbewaking .............................................................................................................. 23<br />
4.8 Checklist ...................................................................................................................... 24<br />
5. Inspectie en onderhoud ............................................................................................ 25<br />
5.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen ............................................................................ 25<br />
5.2 Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden .................................................................. 25<br />
6. Appendix ..................................................................................................................... 29<br />
6.1 Bouwvormen en onderhoud ......................................................................................... 29<br />
6.2 Hoeveelheden smeermiddelen .................................................................................... 31<br />
6.3 Smeermiddelen ............................................................................................................ 33<br />
6.4 Aanhaalmomenten van bouten .................................................................................... 35<br />
6.5 Bedrijfsstoringen .......................................................................................................... 36<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -3-
1. Inleiding<br />
1.1 Overzicht<br />
1. Inleiding<br />
Neem deze handleiding zorgvuldig door voordat u werkzaamheden aan de motorreductor<br />
uitvoert en deze in gebruik neemt. Volg de instructies in deze handleiding altijd op. NORD<br />
Aandrijvingen accepteert geen garantieclaims voor persoonlijke letsels, materiёle en financiёle<br />
schade die veroorzaakt werd door niet-inachtneming van de handleiding, foute bediening of niet<br />
reglementair gebruik. Algemene slijtageonderdelen zoals bijv. asafdichtringen zijn van de<br />
garantie uitgesloten.<br />
Als er aan de motorreductor verdere componenten zijn gemonteerd of ingebouwd (bijv.<br />
motor, koelinstallatie, druksensor, enz.) of componenten (bijv. koelinstallatie) aan de<br />
order gekoppeld, moeten tevens de handleidingen van deze componenten in acht worden<br />
genomen.<br />
Als u de inhoud van deze handleiding niet begrijpt of als u meerdere handleidingen nodig heeft,<br />
neemt u contact op met NORD Aandrijvingen.<br />
1.2 Veiligheids- en aandachtssymbolen<br />
Let op de volgende veiligheids- en aandachtssymbolen!<br />
Gevaar!<br />
Levensgevaar en gevaar voor persoonlijk letsel<br />
Let op!<br />
Er kan schade aan de machine ontstaan.<br />
Opmerking!<br />
Nuttige informatie<br />
1.3 Reglementair gebruik<br />
Deze motorreductoren dienen voor het opwekken van een draaibeweging en zijn bedoeld voor<br />
industriële installaties. De transmissies mogen uitsluitend volgens de aanwijzingen in de<br />
technische documentatie van Getriebebau NORD ingezet worden.<br />
Gevaar!<br />
Het is niet toegelaten de installatie in EX-zones te gebruiken.<br />
De technische gegevens op het typeplaatje moeten in acht worden genomen.<br />
De documentatie dient in acht te worden genomen.<br />
Bij toepassingen waarbij uitval van een reductor of motorreductor zou kunnen leiden tot<br />
persoonlijk letsel, dienen overeenkomstige veiligheidsmaatregelen te worden genomen.<br />
-4- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
1.4 Veiligheidsvoorschriften<br />
1. Inleiding<br />
Alle werkzaamheden zoals transport, opslag, plaatsing, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling,<br />
onderhoud, service en reparaties, mogen uitsluitend door vakbekwaam personeel worden<br />
uitgevoerd. Het wordt aanbevolen om reparatiewerkzaamheden aan NORD-producten door de<br />
NORD-service te laten uitvoeren.<br />
Gevaar!<br />
Montage- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd wanneer de<br />
transmissie stilstaat en afgekoeld is. De voeding van de aandrijving moet zijn uitgeschakeld<br />
en de apparatuur moet beveiligd zijn tegen abusievelijk inschakelen.<br />
Breng voor het inschakelen een aandrijfelement aan of borg de seegerringen.<br />
Neem alle veiligheidsvoorschriften in acht, ook de instructies in de afzonderlijke<br />
hoofdstukken van deze handleiding. Bovendien moeten alle landelijke en andere voorschriften<br />
worden aangehouden die betrekking hebben op veiligheid en ongevallenpreventie.<br />
Gevaar!<br />
Ernstig persoonlijk letsel en zware materiële schade kunnen het gevolg zijn van een<br />
verkeerde installatie, niet reglementair gebruik, foute bediening, niet in acht nemen van de<br />
veiligheidsvoorschriften, ongeoorloofd verwijderen van delen van de behuizing of<br />
beschermkappen evenals wijzigingen in de constructie van de motorreductor.<br />
Alle roternede delen vereisen een bescherming tegen aanraking. In standaardgevallen monteert<br />
NORD afdekkappen. Deze kappen dienen in elk geval te worden gebruikt, als er geen andere<br />
bescherming tegen aanraking kan worden geboden.<br />
1.5 Verdere documentatie<br />
Zie voor verdere informatie in de volgende documentaties:<br />
- Catalogi motorreductoren (G1050)<br />
- Gebruiks- en onderhoudsinstructies voor de elektrische motor<br />
- eventueel meegeleverde handleidingen van gemonteerde of gekoppelde opties<br />
1.6 Verwijdering<br />
Neem de plaatselijk geldende voorschriften in acht. Vooral smeermiddelen dienen te worden<br />
verzameld en op verantwoorde wijze te worden verwerkt!<br />
Onderdelen van de motorreductor: Materiaal:<br />
Tandwielen, assen, rollagers, afstelveren,<br />
borgringen, .....<br />
staal<br />
Reductorhuis, delen van behuizing, ... gietijzer<br />
Lichtmetalen reductorhuizen,<br />
lichtmetalen delen van behuizing, ...<br />
aluminium<br />
Wormwielen, bussen, ... brons<br />
Asafdichtringen, afsluitkappen,<br />
rubberelementen, ...<br />
elastomeer met staal<br />
Koppelingsonderdelen kunststof met staal<br />
Platte pakkingen asbestvrij afdichtmateriaal<br />
Tandwielolie verrijkte minerale olie<br />
Synthetische tandwielolie (sticker: CLP PG) smeermiddel op basis van polyglycol<br />
Koelslangen, schroefverbinding Koper, messing<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -5-
2. Reductorbeschrijving<br />
2.1 Type-aanduidingen en typen reductor<br />
2. Reductorbeschrijving<br />
Tandwielmotorreductor<br />
SK 7207, SK 8207, SK 9207, SK 10207<br />
SK 11207, SK 12207, SK 13207, SK 15207<br />
(2-traps)<br />
SK 7307, SK 8307, SK 9307, SK 10307<br />
SK 11307, SK 12307, SK 13307, SK 15307<br />
(3-traps)<br />
Kegelwielmotorreductoren<br />
SK 7407, SK 8407, SK 9407, SK 10407<br />
SK 11407, SK 12407, SK 13407, SK 15407<br />
(3-traps)<br />
SK 7507, SK 8507, SK 9507, SK 10507<br />
SK 11507, SK 12507, SK 13507, SK 15507<br />
(4-traps)<br />
Uitvoeringen/opties<br />
- Voetbevestiging met massieve as<br />
A Uitvoering met holle as<br />
B Bevestigingselement<br />
CC Geïntegreerde koelslang<br />
CS1 Koelsysteem olie/water<br />
CS2 Koelsysteem olie/lucht<br />
D Draaimomentsteun<br />
EA Holle as met spline<br />
ED Elastische koppelsteun<br />
EV Massieve as met tandnaafprofiel<br />
EW Aandrijfas met tandnaafprofiel<br />
F Blokflens<br />
FAN Ventilator<br />
FK Kraagflens<br />
F1 Aandrijfflens<br />
H Afdekkap<br />
IEC IEC-aanbouwnormmotor<br />
L Massieve as aan beide zijden<br />
LC Circulatiesmering<br />
MC Motorconsole<br />
MF.. Motorfundamentraam<br />
…B met rem<br />
…K met elastische koppeling<br />
…T met hydrodynamische koppeling<br />
MS.. Coulisse<br />
…B met rem<br />
…K met elastische koppeling<br />
…T met hydrodynamische koppeling<br />
MT Motorsteun<br />
NEMA NEMA-aanbouwnormmotor<br />
OA Olie expansievat<br />
OH Olieverwarming<br />
OT Oliepeilreservoir<br />
R Terugloopsper<br />
S Krimpschijf<br />
V Massieve as<br />
VL Versterkte lagering<br />
VL2 Roerwerkuitvoering<br />
VL3 Roerwerkuitvoering Drywell<br />
W Vrije aandrijfas<br />
W2 Twee aandrijfastappen<br />
W3 Drie aandrijfastappen<br />
WX Hulpaandrijving<br />
Dubbele reductoren zijn samengesteld uit twee enkele reducties. Deze moeten volgens de<br />
instructies in deze handleiding worden behandeld als twee afzonderlijke reducties. Typeaanduiding<br />
dubbele reducties: bijv. SK 13307/7282 (bestaat uit de enkele reducties SK 13307<br />
en SK 7282).<br />
-6- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
2.2 Typeplaatje<br />
Voorbeeld van uitvoering van een transmissietypeplaat<br />
2. Reductorbeschrijving<br />
Beschrijving van het typeplaatje<br />
1 Matrix-barcode<br />
2 NORD - motorreductortype<br />
3 Bedrijfsmodus<br />
4 Bouwjaar<br />
5 Serienummer<br />
6 Nominaal koppel transmissie-uitgangsas<br />
7 Aandrijfvermogen<br />
8 Gewicht i.o.m. opdrachtuitvoering<br />
9 Totale vertraging<br />
10 Inbouwpositie<br />
11 Nominaal toerental van reductoras<br />
12 Smeermiddeltype, -viscositeit en - hoeveelheid<br />
13 Klantmateriaalnummer<br />
14 Bedrijfsfactor<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -7-
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
3. Opslag, transport, voorbereiding, plaatsing<br />
Neem de algemene veiligheidsaanwijzingen in hoofdstuk 1.4, 1.3 en die in de individuele<br />
hoofdstukken in acht.<br />
3.1 Opslag van de motorreductor<br />
Bij een korte opslag vóór de inbedrijfstelling dient het volgende in acht te worden genomen:<br />
Opslag in inbouwpositie (zie hoofdstuk 6.1) en motorreductor tegen vallen beschermen<br />
Smeer onbedekte vlakken van het huis en de assen dun met olie in<br />
Bewaar de reductor in een droge ruimte<br />
Temperatuur mag niet sterk variëren en bedraagt –5 °C tot +50°C<br />
Relatieve luchtvochtigheid bedraagt minder dan 60%<br />
Niet aan direct zonlicht of UV-licht blootstellen<br />
Er mogen zich geen agressieve, corroderende stoffen (vervuilde lucht, ozon, gassen,<br />
oplosmiddelen, zuren, logen, zouten, radioactieve straling, enz.) in de omgeving bevinden<br />
De reductor mag niet aan trillingen en schokken worden blootgesteld<br />
3.2 Opslag op lange termijn<br />
Opmerking!<br />
Bij opslag- of stilstandtijden die langer duren van 9 maanden beveelt NORD Aandrijvingen als<br />
optie een opslag op lange termijn aan. Aan de hand van deze opslag op lange termijn en met<br />
de hieronder omschreven maatregelen is een opslag van ongeveer 2 jaar mogelijk. Omdat de<br />
daadwerkelijke belasting sterk afhankelijk is van de plaatselijke voorwaarden, is de termijn<br />
alleen als richtwaarde bedoeld.<br />
Toestand van de motorreductor en de opslagruimte gedurende opslag op lange termijn<br />
voor de inbedrijfstelling:<br />
Opslag in inbouwpositie (zie hoofdstuk 6.1) en motorreductor tegen vallen beschermen<br />
Transportschade aan de buitenlak dienen te worden verholpen. Aan de raakvlakken van de<br />
flens en de asuiteinden moet worden gecontroleerd of er een geschikt antiroestmiddel is<br />
aangebracht. Breng indien nodig een geschikt antiroestmiddel op de vlakken aan.<br />
De motorreductoren die geschikt zijn voor opslag op lange termijn zijn compleet gevuld met<br />
een smeermiddel of hebben een mengsel van VCI-anticorrosiemiddel en tandwielolie. (zie<br />
sticker op de motorreductor)<br />
Het afsluitkoord in de ontluchtingsplug mag tijdens de opslag niet worden verwijderd, de<br />
motorreductor moet goed afgesloten zijn.<br />
Opslag in droge ruimtes.<br />
In tropische gebieden dient de aandrijving tegen insecten te worden beschermd<br />
Temperatuur mag niet sterk variëren en bedraagt –5 °C tot +40<br />
Relatieve luchtvochtigheid bedraagt minder dan 60%<br />
Niet aan direct zonlicht of UV-licht blootstellen<br />
Er mogen zich geen agressieve, corroderende stoffen (vervuilde lucht, ozon, gassen,<br />
oplosmiddelen, zuren, logen, zouten, radioactieve straling, enz.) in de omgeving bevinden<br />
De reductor mag niet aan trillingen en schokken worden blootgesteld<br />
Maatregelen die tijdens de opslag of stilstand moeten worden getroffen<br />
Als de relatieve luchtvochtigheid
3.3 Transport van de motorreductor<br />
Gevaar!<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Ter voorkoming van persoonlijk letsel dient de gevarenzone ruim te worden beveiligd.<br />
Tijdens het transport is het levensgevaarlijk onder de motorreductor te staan.<br />
Let op!<br />
Voorkom beschadigingen aan de motorreductor. Stoten op uitstekende asuiteinden leiden tot<br />
beschadigingen binnen de motorreductor.<br />
Gebruik voldoende bemeten en hiervoor geschikte transportmiddel. De aanslaginrichtingen<br />
moeten voor het gewicht van de motorreductor geschikt. Het gewicht van de transmissie vindt u<br />
in de transportdocumentatie.<br />
De motorreductor dient tijdens het transport op de transportverpakking te worden gehouden.<br />
Deze moet zonder olievulling worden getransporteerd. Voor het transport van de motorreductor<br />
mag deze alleen aan de hiervoor bedoelde vier transportogen (1) worden vastgeslagen. Bij<br />
meerdere aandrijfeenheden en componenten kan een extra aanslagpunt nodig zijn. De<br />
asuiteinden mogen niet voor het transport worden gebruikt, omdat deze aanzienlijke schade aan<br />
de reductor kunnen veroorzaken. De op de reductor vastgeschroefde ringschroeven moeten<br />
voor het transport worden gebruikt. Als op motorreductoren een extra ringschroef op de motor is<br />
aangebracht, moet deze niet worden gebruikt. Bij het vastslaan op de ringschroeven mag geen<br />
scheve reeptrek (trek- en dwarsbelasting) ontstaan.<br />
Afbeelding 3-1: Aanslagpunten van een reductor<br />
Bij meerdere aandrijfeenheden en componenten kan een extra aanslagpunt nodig zijn.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -9-
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Reductor met motoradapter<br />
Reductors met motoradapter mogen alleen met hijskabels (2) en -kettingen of hijsbanden (1) in<br />
een hoek van 90° tot 70° t.o.v. de loodlijn worden getransporteerd. De ringschroeven aan de<br />
motor mogen niet voor transport worden gebruikt.<br />
Afbeelding 3-2: Transport reductor met motor<br />
Reductor met V-riemaandrijving<br />
Reductors met V-riemaandrijving mogen alleen met hijsbanden (1) en hijskabels (2) in een hoek<br />
van 90° (verticaal) worden getransporteerd. De hijsogen aan de motor mogen niet voor<br />
transport worden gebruikt.<br />
Afbeelding 3-3: Transport reductor met snaaraandrijving<br />
-10- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Reductor op coulisse of fundamentraam<br />
Reductors op een coulisse of fundamentraam mogen alleen met verticaal getuide hijskabels (1)<br />
of –kettingen worden getransporteerd.<br />
Afbeelding 3-4: Transport reductor op coulisse of fundamentraam<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -11-
3.4 Voorbereidingen voor plaatsing<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
De aandrijving moet worden gecontroleerd en mag alleen worden gemonteerd, als er geen<br />
beschadigingen kunnen worden vastgesteld. Vooral de asafdichtringen en afsluitkapjes moeten<br />
op beschadigingen worden gecontroleerd.<br />
De blanke oppervlakken en assen van de aandrijvingen dienen vóór het transport met olie/vet of<br />
een corrosiewerend middel tegen corrosie beschermd te worden.<br />
Verwijder vóór montage grondig de olie/het vet of het corrosiewerende midden en eventuele<br />
vervuilingen van alle assen en flensoppervlakken.<br />
Indien tijdens het gebruik een verkeerde draairichting wordt gebrukt kan dit leiden tot schade of<br />
gevaarlijke situaties en dient de juiste draairichting van de aandrijfas te worden vastgesteld met<br />
een test van de aandrijving in ontkoppelde staat en tijdens het gebruik te worden gecontroleerd.<br />
Bij reductoren met geïntegreerde terugloopblokkade staan aan de aandrijfzijde en de<br />
uitvoerzijde pijlen op de reductor. De pijlen wijzen in de draairichting van de reductor. Bij het<br />
aansluiten van de motor en de motorbesturing dient men vast te stellen, bijv. door een<br />
draaiveldcontrole, of de reductor in de gewenste draairichting kan lopen.<br />
Let op!<br />
Bij reductoren met geïntegreerde terugloopsper kan de aandrijfmotor in de geblokkeerde<br />
draairichting geschakeld worden, d.w.z. in de foute draairichting, en kan schade aan de<br />
reductor veroorzaken.<br />
Zorg dat er geen agressieve, corroderende stoffen in de omgeving van de geplaatste machine<br />
zijn of later tijdens het gebruik te verwachten zijn. Deze kunnen het metaal, de smeermiddelen of<br />
elastomeren beschadigen. Overleg in geval van twijfel met NORD Aandrijvingen en neem<br />
eventueel speciale maatregelen.<br />
Het expansievat voor olie (optie OA) moet volgens de bijgeleverde werkspecificatie WN 0-530<br />
04 worden gemonteerd.<br />
Het expansievat voor olie (optie OT) moet volgens de bijgeleverde werkspecificatie WN 0-521 30<br />
worden gemonteerd.<br />
3.5 Plaatsing van de motorreductor<br />
De ondergrond of de flens waarop de motorreductor wordt bevestigd, moet trillingsvrij, buigstijf<br />
en horizontaal zijn. De montagevlakken op de ondergrond of de flens moet conform DIN ISO<br />
2768-2 tolerantieklasse K worden uitgevoerd. Eventueel vuil op de montagevlakken van de<br />
motorreductor en de ondergrond of flens dienen zorgvuldig te worden verwijderd.<br />
Het fundament moet in overeenstemming met het gewicht en het draaimoment zijn berekend<br />
waarbij rekening is gehouden met de kracht die op de reductor uitgeoefend wordt. Te zwakke<br />
funderingen kunnen tijdens het gebruik tot een radiale en axiale uitlijnfout leiden die tijdens de<br />
stilstand niet gemeten kan worden.<br />
Bij het bevestigen van de reductor op een betonfundament met steenbouten of fundamentblokken<br />
moeten overeenkomstige uitsparingen hiervoor in het fundament worden aangebracht. Spanrails<br />
moeten in de ingestelde toestand met het betonfundament worden gegoten.<br />
De reductor moet exact met de as van de machine worden uitgelijnd om geen extra kracht door<br />
verspanning in de reductor te veroorzaken.<br />
Opmerking!<br />
De levensduur van de assen, de lagers en de koppelingen is afhankelijk van hoe exact de<br />
assen t.o.v. elkaar zijn uitgelijnd. Daarom dient altijd een nulafwijking bij het uitlijnen te<br />
worden aangehouden. Hiervoor moeten bijv. ook de voorwaarden van de koppelingen uit de<br />
speciale handleidingen worden geraadpleegd.<br />
-12- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
De toleranties van de asuiteinden en flensaansluitingen staan in de maattekening.<br />
Er mag niets aan de reductor worden gelast. De reductor mag niet als massapunt voor<br />
laswerkzaamheden worden gebruikt, omdat anders de lagers en vertandingen worden beschadigd.<br />
De reductor dient in het juiste formaat (zie hoofdst. 6.1) te worden geplaatst. Alle<br />
montagegaten van de reductorvoeten of alle flensbouten moeten worden gebruikt. De gebruikte<br />
bouten moeten minstens van kwaliteit 8.8 zijn. Haal de bouten aan met het juiste<br />
aanhaalmoment (zie hoofdst. 6.4 voor aanhaalmomenten van de bouten). Vooral bij<br />
motorreductoren met voet en flens moet voor een spanningsvrije bevestiging worden gezorgd.<br />
Gevaar!<br />
Neem bij de opstelling het onderstaande in acht om te voorkomen dat de<br />
motorreductor te warm wordt en personen gewond raken:<br />
Reductoren of motorreductoren kunnen tijdens of kort na het bedrijf hete oppervlakken<br />
hebben. Let op verbrandingsgevaar! Breng eventueel een bescherming tegen aanraking aan.<br />
Koele lucht van de motorventilator moet bij motorreductoren ongehinderd naar de<br />
reductor kunnen stromen.<br />
3.6 Montage van naven op de reductoren<br />
Let op!<br />
Oefen geen schadelijke axiale kracht uit tijdens de montage van naven in de reductor.<br />
In- en uitgaande aandrijfelementen zoals koppelingen en tandwielen op de in- en uitgaande as<br />
van de motorreductor moeten worden aangebracht met daarvoor geschikte torsievoorzieningen<br />
die geen schadelijke axiale krachten op de motorreductor uitoefenen. Het is in het bijzonder niet<br />
toegestaan om naven met een hamer aan te brengen.<br />
Gebruik de schroefdraad van de assen aan de voorzijde. U vergemakkelijkt de montage<br />
wanneer u van tevoren een dun laagje smeermiddel aanbrengt op de naaf of de naaf kort<br />
verwarmt tot ongeveer 100 °C.<br />
Afbeelding 3-5: Voorbeeld van een eenvoudige torsievoorziening<br />
Gevaar!<br />
In- en uitgaande elementen zoals riemaandrijvingen, kettingaandrijvingen en koppelingen<br />
moeten worden voorzien van een afdekkap.<br />
In- en uitgaande elementen mogen de maximaal toegelaten, in de catalogus aangegeven,<br />
radiale krachten FR en axiale krachten FA van de reductor niet overschrijden. In het<br />
bijzonder bij riemen en kettingen dient daarbij op de spanning te worden gelet. Extra belasting<br />
door ongebalanceerde naven is niet toegestaan. De radiale kracht dient zo dicht mogelijk bij de<br />
reductor te worden uitgeoefend.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -13-
3.7 Montage van opsteekmotorreductors<br />
Let op!<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Bij ondeskundige montage kunnen de lagers, tandwielen, assen en behuizing worden<br />
beschadigd.<br />
De opsteekmotorreductor moet met geschikte torsievoorzieningen op de as worden gemonteerd,<br />
zodat geen schadelijke axiale krachten op de motorreductor worden uitgeoefend. Het is in het<br />
bijzonder niet toegestaan met een hamer op de motorreductor te slaan.<br />
Het monteren en later demonteren verloopt gemakkelijker wanneer u de as en de naaf van<br />
tevoren van een dun laagje smeermiddel met een corrosiewerende werking voorziet.<br />
Opmerking!<br />
Afbeelding 3-6: Smeermiddel op de as en naaf aanbrengen<br />
Met het bevestigingselement (optie B) kan de motorreductor op assen met of zonder<br />
installatiesteun worden bevestigd. Haal de bout van het bevestigingselement met het<br />
bijbehorende aanhaalmoment aan. (Zie hoofdst. 6.4 voor aanhaalmomenten van bouten)<br />
Afbeelding 3-7: Montage<br />
-14- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
1 Bevestigingselement<br />
2 Borgring<br />
3 Montage - schroefdraadstang<br />
4 Montage – schroefdraadmoer<br />
5 Borgschroef<br />
6 Beschermende kap<br />
7 Schroefdraadstang demontage<br />
8 Demontage-element<br />
9 Demontage - schroefdraadmoer<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Afbeelding 3-8: Fixering<br />
Afbeelding 3-9: Demontage<br />
Zorg dat de momentsteun bij het aanbrengen van een opsteekmotorreductor met momentsteun<br />
niet te strak wordt aangespannen. De niet-verspannende montage verloopt door een elastisch<br />
element (optie DG) gemakkelijker gemaakt.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -15-
3.8 Draaimomentsteun<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
De lengte van de draaimomentsteun kan binnen een bepaald bereik worden ingesteld. De<br />
draaimomentsteun bestaat uit een flens met bouten (1), schroefdraadbout (2), onderhoudsvrije<br />
scharnierkop (3) en een montageplaat met bout (4).<br />
De montage dient aan de zijde van de installatie te worden uitgevoerd om het buigingsmoment<br />
op de machine-as klein te houden. Een trek- en dwarsbelasting en het inbouwen naar boven of<br />
onderen is toegelaten.<br />
Het verspannen van de draaimomentsteun tijdens de montage of het gebruik dient te worden<br />
voorkomen, omdat anders de levensduur van de lagering van de uitgangsassen korter kan<br />
worden. De draaimomentsteunen zijn niet geschikt voor het overdragen van dwarsbelasting,<br />
daarom mogen deze alleen in combinatie met motoradapters of koppelingen die geen<br />
dwarsbelasting kunnen overdragen, worden gebruikt.<br />
Bij aandrijvingen met motoradapter bevindt zich de draaimomentsteun tegenover het<br />
lantaarnstuk.<br />
De motorreductor wordt via de schroefdraadbouten en de moeren van de draaimomentsteun<br />
horizontaal uitgelijnd en wordt met de contramoeren geborgd.<br />
3.9 Montage van krimpschijven<br />
Let op!<br />
Afbeelding 3-10: Toegelaten afwijkingen van de draaimomentsteun bij inbouw<br />
Men dient de handleiding van de krimpschijf in acht te nemen.<br />
-16- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
3.10 Montage van afdekkappen<br />
Gevaar!<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Krimpschijven en vrij draaiende asuiteinden moeten tegen aanrakingen worden<br />
beschermd om letsels te voorkomen. Een afdekkap (optie H) kan als bescherming dienen.<br />
Als er geen toereikende bescherming tegen ongewild aanraken is aangebracht, dient de<br />
producent van de installatie of machine hiervoor te zorgen d.m.v. speciale montagedelen.<br />
Alle bevestigingsbouten moeten worden gebruikt en met het geschikte aanhaalmoment worden<br />
vastgeschroefd. (Zie hoofdst. 6.4 voor aanhaalmomenten van bouten)<br />
3.11 Montage van een normmotor<br />
De maximaal toegelaten motorgewichten in de volgende tabel mogen bij het aanbouwen van<br />
een IEC-adapter niet worden overschreden:<br />
IECmotorformaat<br />
NEMA-<br />
motorformaat<br />
Max.<br />
motorgewicht<br />
[kg]<br />
IECmotorformaat<br />
NEMA-<br />
motorformaat<br />
Max.<br />
motorgewicht<br />
[kg]<br />
Maximaal toegelaten motorgewichten<br />
63 71 80 90 100 112 132<br />
56C 143T 145T 182T 184T 210T<br />
25 30 40 50 60 80 100<br />
160 180 200 225 250 280 315<br />
250T 280T 324T 326T 365T<br />
200 250 350 500 700 1000 1500<br />
Transnorm 315 355 400 450<br />
Max.<br />
motorgewicht<br />
[kg]<br />
1500 2200 3200 4400<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -17-
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Werkwijze bij het aansluiten van een normmotor op de IEC-adapter (optie IEC) / NEMA-adapter<br />
1. Reinig de motoras en flensvlakken van de motor en de adapter en controleer deze op<br />
beschadigingen. De bevestigingsbouten en toleranties van de motor moeten voldoen aan<br />
DIN EN 50347 / NEMA MG1 part 4.<br />
2. Plaats de koppelingshuls op de motoras, zodat de motorseegerring bij het aanbrengen in de<br />
groef van de koppelingshuls valt.<br />
3. De koppelingshuls op de motoras monteren volgens de gegevens van de motorfabrikant.<br />
Het asuiteinde van de motor moet aan de kopkant gelijk met de koppeling worden ingesteld.<br />
(Zie afbeelding 3-11)<br />
4. Borg de helften van de koppeling met de spindel. Voorzie de spindel voor het inschroeven<br />
van een dun laagje borgmiddel zoals Loctite 242 of Loxeal 54-03 en haal deze aan met het<br />
bijbehorende aanhaalmoment. (Zie hoofdst. 6.4 voor aanhaalmomenten van bouten)<br />
5. Wij raden u aan om een de flensvlakken van de motor en adapter af te dichten bij plaatsing<br />
buiten en in een vochtige omgeving. Smeer de flensvlakken voordat de motor wordt<br />
gemonteerd volledig in met een borgmiddel bijv. Loctite 574 of Loxeal 58-14, zodat de flens<br />
goed kan afdichten.<br />
6. Monteer de motor op de adapter. Vergeet hierbij niet de bijgeleverde tandkrans of tandhuls.<br />
7. Haal de bouten van de adapter aan met het bijbehorende aanhaalmoment. (Zie hoofdst. 6.4<br />
voor aanhaalmomenten van bouten)<br />
Afbeelding 3-11: Montage van de koppeling op de motoras<br />
Let op!<br />
Men dient de handleiding van de gemonteerde krimpschijf in acht te nemen.<br />
-18- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
3.12 Montage van de koelslang op het koelsysteem<br />
Voor de toe- en afvoer van het koelmiddel bevinden zich in het deksel van de behuizing<br />
aansluitingen met G1/2-pijpschroefdraad voor het monteren van buizen en slangleidingen.<br />
Verwijder de afsluitdoppen vóór de montage uit de tapgaten en spoel de koelslang, zodat er<br />
geen verontreinigingen in het koelsysteem terecht kunnen komen. De aansluitstompen dienen<br />
met het koelvloeistofsysteem, dat de klant tot stand dient te brengen, te worden verbonden. De<br />
doorstroomrichting van de koelvloeistof is willekeurig.<br />
Let op!<br />
De aansluitstukken mogen tijdens en na de montage niet worden verdraaid, anders kan<br />
de koelslang (zie pos. 3 afbeelding 3-12) worden beschadigd. Er dient voor te worden<br />
gezorgd, dat er geen externe krachten op de koelslang kunnen inwerken.<br />
Als er voor de koelslang een doseer unit is geschakeld, dient de aansluiting overeenkomstig te<br />
worden verlengd. Het koelwater dient via de hoeveelheidsregelaar te worden toegevoerd. Men<br />
dient de handleiding van de doseer unit in acht te nemen.<br />
Afbeelding 3-12: Koeldeksel met gemonteerde koelslang<br />
3.13 Montage van het externe koelsysteem (koelaggregaat)<br />
Let op!<br />
Pos.3<br />
Bij de montage moet de aparte documentatie van de producent in acht genomen worden.<br />
Sluit het koelsysteem aan volgens afbeelding 3-14. In overleg met NORD kan een ander<br />
aansluitingsschema overeengekomen worden.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -19-
Let op!<br />
3. Opslag, transport,<br />
voorbereiding, plaatsing<br />
Gebruik bij een circulatiesmering (LC) het door NORD meegeleverde aansluitschema.<br />
Afbeelding 3-13: Industriële reductor met koelsystemen CS1 en CS2<br />
Afbeelding 3-14: Hydraulische schema industriële reductor met koelsystemen CS1 en CS2<br />
3.14 Aanvullend lakwerk<br />
Let op!<br />
(1) Zuigaansluiting reductor<br />
(2) Zuigaansluiting pomp / koelsysteem<br />
(3) Drukaansluiting koelsysteem<br />
(4) Drukaansluiting reductor<br />
(5) Temperatuurbewaking (optioneel)<br />
Als de motorreductor na de montage wordt gelakt, mogen de asafdichtringen,<br />
rubberelementen, drukontluchtingskleppen, slangen en typeplaatjes, stickers en<br />
motorkoppelingsdelen niet met verf, lak en oplosmiddelen in contact komen, omdat deze<br />
anders beschadigd raken of niet leesbaar zijn.<br />
-20- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
4. Inbedrijfstelling<br />
4.1 Oliepeil controleren<br />
4. Inbedrijfstelling<br />
Controleer vóór de inbedrijfstelling het oliepeil. Zie hiervoor hoofdst. 5.5.<br />
4.2 Smeermiddelkoeling van interne waterkoeler<br />
Voorzichtig!<br />
De aandrijving mag pas in gebruik worden genomen, nadat de koelslang op het<br />
koelvloeistofsysteem is aangesloten en het koelvloeistofsysteem in gebruik werd genomen.<br />
Het koelmiddel moet eenzelfde warmtecapaciteit hebben als water (specifieke warmtecapaciteit<br />
bij 20°C c = 4,18 kJ/(kgK). Als koelmiddel wordt gebruikswater zonder luchtbellen en bezinkbare<br />
stoffen aangeraden. De waterhardheid moet tussen 1° dH en 15° dH, de pH-waarde moet tussen<br />
pH 7,4 en pH 9,5 liggen. Aan het koelwater mogen geen agressieve vloeistoffen worden<br />
toegevoegd!<br />
De koelmiddeldruk mag max. 8 bar bedragen. De vereiste hoeveelheid koelmiddel bedraagt<br />
10l/min en de koelmiddelinlaattemperatuur mag niet hoger dan 40° C zijn, aanbevolen wordt<br />
10°C.<br />
Het verdient aanbeveling om aan de koelmiddelinlaat een drukregelaar of iets dergelijks te<br />
monteren, om schades door een te hoge druk te voorkomen.<br />
Bij dreigende vorst is de klant ervoor verantwoordelijk, dat er op tijd een passend antivriesmiddel<br />
aan het koelwater wordt toegevoegd.<br />
De koelwatertemperatuur en de doorstroomhoeveelheid van het koelwater moeten door de<br />
klant worden gecontroleerd en gewaarborgd.<br />
Opmerking!<br />
Met een warmtehoeveelheidsregelaar in de koelwatertoevoer kan de hoeveelheid koelwater<br />
aan de daadwerkelijke voorwaarden worden aangepast.<br />
4.3 Smeermiddelkoeling van externe olie/waterkoeler (koelaggregaat)<br />
Let op!<br />
Men dient de handleiding van de koelinstallatie in acht te nemen.<br />
De olie-/waterkoeler bestaat minimaal uit een motorpomp, een filter en een<br />
plaatwarmtewisselaar. Daarnaast heeft u een drukschakelaar nodig om de werking van de pomp<br />
en de smering te controleren.<br />
Voorzichtig!<br />
De aandrijving mag pas in gebruik worden genomen, nadat de koelsmeerinstallatie is<br />
aangesloten en in bedrijf werd genomen.<br />
Voorzichtig!<br />
De filters van de koelinstallatie moeten regelmatig worden gecontroleerd en bij activering van<br />
de verontreinigingsindicatie worden vervangen.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -21-
Opmerking!<br />
4. Inbedrijfstelling<br />
Met een warmtehoeveelheidsregelaar in de koelwatertoevoer kan de hoeveelheid koelwater<br />
aan de daadwerkelijke voorwaarden worden aangepast.<br />
4.4 Smeermiddelkoeling van externe olie/waterkoeler (koelaggregaat)<br />
Let op!<br />
Men dient de handleiding van de koelinstallatie in acht te nemen.<br />
Voorzichtig!<br />
De aandrijving mag pas in gebruik worden genomen, nadat de koel-/smeerinstallatie is<br />
aangesloten en in bedrijf werd genomen.<br />
Voorzichtig!<br />
De filters van de koelinstallatie moeten regelmatig worden gecontroleerd en bij activering van<br />
de verontreinigingsindicatie worden vervangen.<br />
Voorzichtig!<br />
Er moet voor voldoende luchttoevoer worden gezorgd. Het ventilatierooster en de<br />
ventilatorbladen moeten schoon worden gehouden.<br />
De temperatuur wordt via een optionele thermostaat geregeld die in de lekbak van de reductor is<br />
aangebracht.<br />
4.5 Reductorkoeling via ventilator<br />
Voorzichtig!<br />
Er moet voor voldoende luchttoevoer worden gezorgd. Het ventilatierooster en de<br />
ventilatorbladen moeten schoon worden gehouden.<br />
Gevaar!<br />
Ventilatoren moeten worden afgedekt om letsel te voorkomen. Een afdekkap (optie H) kan<br />
als bescherming dienen. Als er geen toereikende bescherming tegen ongewild aanraken is<br />
aangebracht, dient de producent van de installatie of machine hiervoor te zorgen d.m.v.<br />
speciale montagedelen.<br />
Voorzichtig!<br />
De bescherming moet op beschadigingen (bijv. door ondeskundig transport) worden<br />
gecontroleerd omdat contact met de ventilator tot overbelasting van de reductor kan leiden.<br />
-22- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
4.6 Taconite-pakkingen controleren<br />
4. Inbedrijfstelling<br />
Indien er Taconite-pakkingen zijn ingebouwd, moet worden gecontroleerd of er een tussenruimte<br />
tussen de lagerdeksels (pos.1 en pos.2) aanwezig is en met vet gevuld is. De nasmering wordt<br />
via de kegelsmeernippel M10x1 - DIN 71412 (pos.3) uitgevoerd.<br />
Afbeelding 4-1: Controle van een Taconite-afdichting<br />
4.7 Drukbewaking<br />
De drukbewaker is een elektrische schakelaar die bij reductors met circulatiesmering en gerichte<br />
smering de smeerdruk bewaakt. Wordt de vooringestelde druk onderschreden, dan wordt het<br />
afgegeven elektrische signaal door de drukbewaking onderbroken. Analyseer het betreffende<br />
signaal.<br />
Voorzichtig!<br />
Sluit de drukbewaker vóór inbedrijfstelling correct aan. De drukbewaker kan alleen samen met<br />
een bewakingssysteem worden gebruikt.<br />
Opmerking!<br />
Pos.1<br />
Met vet gevulde tussenruimte<br />
Pos.3<br />
Pos.2<br />
Beoordeel de werking van de drukbewaker pas na inbedrijfstelling van de pomp, omdat eerst<br />
druk opgebouwd moet worden.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -23-
4.8 Checklist<br />
4. Inbedrijfstelling<br />
Checklist<br />
Onderwerp van controle controle op:<br />
Informatie<br />
zie hoofdstuk<br />
Is de ontluchtingsschroef ingeschroefd? Hfst. 3.3<br />
Komt de vereiste bouwvorm overeen met de daadwerkelijke<br />
inbouwpositie?<br />
Hfst. 6.1<br />
Zijn de externe krachten op de reductoras toegestaan (kettingspanning)? Hfst. 3.5<br />
Is de momentsteun correct gemonteerd? Hfst. 3.6<br />
Is een bescherming tegen aanraken aangebracht bij draaiende<br />
onderdelen?<br />
Hfst. 3.8<br />
Is het koelaggregaat aangesloten? Hfst. 3.11/4.3<br />
Is bij Taconite-pakkingen een tussenruimte met vet te zien? Hfst. 4.5<br />
Is de drukbewaker correct aangesloten en werkt hij? Hfst. 4.7<br />
-24- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
5. Inspectie en onderhoud<br />
5.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen<br />
5. Inspectie en onderhoud<br />
Inspectie- en onderhoudsintervallen Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden<br />
Minstens om de 6 maanden - Visuele controle<br />
- Controle van de loopgeluiden<br />
- Oliepeil controleren<br />
- Vet nasmeren<br />
- Oliefilter controleren<br />
- Ventilatoren op verontreiniging controleren<br />
- Taconite-pakkingen nasmeren<br />
Bij bedrijfstemperaturen tot 80°C<br />
Telkens na 10000 bedrijfsuren,<br />
minstens eenmaal per 2 jaar<br />
(bij vulling met synthetische producten<br />
wordt het interval verdubbeld)<br />
Bij hogere temperaturen of extreme<br />
bedrijfsomstandigheden (hoge<br />
luchtvochtigheid, agressieve omgeving<br />
en hoge temperatuurfluctuaties dienen<br />
de olieverversingintervallen gehalveerd<br />
te worden.<br />
- Olie vervangen<br />
- Oliefilter vervangen<br />
- Ontluchtingsplug of beluchtingsfilter reinigen of<br />
vervangen<br />
Informatie<br />
zie<br />
hoofdstuk<br />
minstens om de 10 jaar - Algehele revisie 5.2<br />
5.2 Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden<br />
Onderhouds- en servicewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd,<br />
vakbekwaam personeel worden uitgevoerd.<br />
Montage- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd wanneer<br />
de motorreductor stilstaat. De voeding van de aandrijving moet zijn uitgeschakeld en de<br />
apparatuur moet beveiligd zijn tegen abusievelijk inschakelen.<br />
Visuele controle<br />
Controleer de motorreductor op lekkage. De reductor moet tevens worden gecontroleerd op<br />
zichtbare schade zoals scheuren in leidingen, slangaansluitingen en rubberstootkussens. Bij<br />
lekkages, zoals bijv. druppelende tandwielolie of eventueel koelwater, beschadigingen en<br />
scheuren, de reductor laten repareren. Neem contact op met de klantenservice van NORD.<br />
Controle van de loopgeluiden<br />
Wanneer er bij de motorreductor ongebruikelijke loopgeluiden en/of vibraties optreden, kan dat<br />
inhouden dat er zich een schade aan de motorreductor aandient. In dat geval moet de<br />
motorreductor worden stilgezet en moet er een algemene revisie worden uitgevoerd.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -25-<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2<br />
5.2
5. Inspectie en onderhoud<br />
Oliepeil controleren<br />
In hoofdst. 6.1 worden de bouwvormen beschreven met de positie van de bijbehorende<br />
oliepeilbouten. Bij dubbele motorreductors dient het oliepeil van beide reductors te worden<br />
gecontroleerd. De drukontlasting moet zich op de positie bevinden die in hoofdst. 6.1 wordt<br />
beschreven.<br />
Voor reductortypen waarbij de olie niet in de fabriek is aangevuld, dient de olie te worden<br />
aangebracht voordat het peil wordt gecontroleerd. (zie "Olie vervangen")<br />
Oliepeil controleren:<br />
1. Het oliepeil mag alleen bij een stilstaande afgekoelde motorreductor worden<br />
gecontroleerd. Er is een beveiliging tegen abusievelijke inschakeling van de apparatuur.<br />
2. Motorreductor met oliepeilbout: Draai de oliepeilbout van de betreffende bouwvorm los. (zie<br />
Hfst. 6.1) Het oliepeil in de reductor moet worden gecontroleerd en eventueel met de<br />
overeenkomstige soort olie worden gecorrigeerd.<br />
3. Reductor met oliekijkglas of oliepeilglas: Het oliepeil in de reductor kan direct aan het<br />
kijkglas worden afgelezen en eventueel met de overeenkomstige soort olie worden<br />
gecorrigeerd. Het correcte oliepiel ligt bij het midden van het kijkglas.<br />
4. Motorreductor met oliepeilstok: Het oliepeil in de reductor moet tussen de onderste en<br />
bovenste markering bij een geheel ingeschroefde peilstok liggen (zie afbeelding 5-1). Het<br />
oliepeil moet eventueel met dezelfde oliesoort worden gecorrigeerd.<br />
5. Motorreductor met expansievat voor olie: Het oliepeil moet met behulp van de schroefstop<br />
met peilstok (schroefdraad G1¼) in het expansievat voor olie worden gecontroleerd. Het<br />
oliepeil moet tussen de onderste en bovenste markering bij een geheel ingeschroefde<br />
peilstok liggen (zie afbeelding 5-1). Het oliepeil moet eventueel met dezelfde oliesoort<br />
worden gecorrigeerd. Deze reductoren mogen uitsluitend in de in hoofdst. 6.1 aangegeven<br />
bouwvorm worden gebruikt.<br />
6. Oliepeilbout resp. schroefstop met peilstok en alle van tevoren losgedraaide<br />
schroefverbindingen moeten weer correct zijn vastgeschroefd.<br />
Afbeelding 5-1: Controleer het oliepeil met de peilstok<br />
Vet nasmeren<br />
Bij sommige uitvoeringen van motorreductors (roerwerkuitvoeringen VLII en VLIII) is een<br />
voorziening voor aanvullende smering beschikbaar. Via de smeernippel moet het buitenste<br />
wentellager met ca. 20-25 g. vet worden nagesmeerd.<br />
Aanbevolen vetsoorten: Petamo GHY 133N (zie paragraaf 6.2 Firma Klüber Lubrication).<br />
Oliefilter controleren<br />
De oliefilters beschikken over een optische of elektromechanische verontreinigingsindicatie. Als<br />
er een verontreiniging wordt weergegeven, moet het oliefilter overeenkomstig de handleiding<br />
van het betreffende koelaggregaat worden vervangen.<br />
-26- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
Taconite-pakkingen nasmeren<br />
5. Inspectie en onderhoud<br />
De smeernippel van de Taconite-pakkingen moeten zo lang met vet worden gevuld tot er schoon<br />
vet uit de smeertussenruimte loopt. Uitlopend smeervet verwijderen en verwerken. Aanbevolen<br />
vetsoorten: Petamo GHY 133N (zie paragraaf 6.2 Firma Klüber Lubrication).<br />
Opmerking!<br />
Een optimale nasmering bereikt u door de reductoras bij het smeren in stappen van 45° te<br />
draaien en zolang smeervet erin te persen tot er schoon vet uit de spleet naar buiten komt.<br />
Ventilatoren op verontreiniging controleren<br />
De inlaat- en aftapopening aan de ventilatorkap en de beluchtingsrotor moeten schoon worden<br />
gehouden.<br />
Gevaar!<br />
Het is niet toegelaten voor het reinigen hogedrukreinigers en perslucht te gebruiken,<br />
omdat er stofdeeltjes of water in de motorreductor kunnen binnendringen en letsels<br />
kunnen worden veroorzaakt.<br />
Gevaar!<br />
Voordat de motorreductor weer in bedrijf wordt gesteld, moet u de aanwijzingen van<br />
Hfst. 4.4 in acht nemen!<br />
Olie vervangen<br />
In de afbeeldingen in hoofdst. 6.1 zijn een bouwvormspecifieke olieaftapplug, oliepeilbout en<br />
drukluchtontlasting weergegeven.<br />
Werkwijze:<br />
1. Opvangreservoir onder de olieaftapplug resp. het olieaftapkraantje zetten.<br />
2. Draai de oliepeilbout resp. schroefstop met peilstok bij gebruik van een oliepeilreservoir<br />
en de olieaftapplug helemaal los.<br />
Gevaar!<br />
Pas op voor gevaar door hete olie!<br />
3. Laat alle olie uit de motorreductor lopen.<br />
4. Als de boutborging in het schroefdraad van de olieaftapplug of oliepeilbout is<br />
beschadigd, brengt u een nieuwe oliepeilbout aan of reinigt u het schroefdraad en brengt<br />
u een nieuw laagje borgmiddel (bijv. Loctite 242 of Loxeal 54-03) aan voordat u de bout<br />
terugplaatst. Als de afdichtring is beschadigd, brengt u een nieuwe afdichtring aan.<br />
5. Plaats de dichtring, draai de olieaftapplug in de boring en haal de bout met het<br />
bijbehorende aanhaalmoment aan. (Zie hoofdst. 6.4 voor aanhaalmomenten van<br />
bouten)<br />
6. Nieuwe olie van dezelfde soort via de oliepeilboring met een geschikt trechter vullen tot<br />
de olie uit de oliepeilboring begint te stromen. (De olie kan ook worden bijgevuld via de<br />
ontluchtingsschroef of een schroefstop die boven het oliepeil ligt.) Vul, bij gebruik van<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -27-
Oliefilter vervangen<br />
5. Inspectie en onderhoud<br />
een oliepeilreservoir, de olie door de bovenste opening (schroefdraad G1¼), totdat het<br />
oliepeil zoals in paragraaf 5.2 beschreven, is ingesteld.<br />
7. Wacht minstens 15 minuten, bij gebruik van een oliepeilreservoir minimaal 30 min. na<br />
het vullen voordat u het oliepeil controleert en ga te werk zoals beschreven is in<br />
paragraaf 5.2.<br />
Het oliefilter moet overeenkomstig de handleiding van de leverancier worden vervangen.<br />
Ontluchtingsplug of beluchtingsfilter reinigen of vervangen<br />
In geval van sterke vervuiling schroeft u de ontluchtingsplug of het beluchtingsfilter uit, en reinigt<br />
u dit grondig of u schroeft evt. een nieuwe ontluchtingsplug met nieuwe pakking in of een nieuw<br />
beluchtingsfilter.<br />
Algehele revisie<br />
Hiervoor moet de motorreductor volledig worden gedemonteerd. De volgende werkzaamheden<br />
worden uitgevoerd:<br />
Alle onderdelen worden gereinigd.<br />
Alle onderdelen worden gecontroleerd op beschadiging.<br />
Alle beschadigde onderdelen worden vervangen.<br />
Alle rollenlagers worden vervangen.<br />
Terugloopblokkeringen (indien van toepassing) moeten worden vervangen.<br />
Alle afdichtingen, asafdichtringen en Nilos-ringen worden vervangen.<br />
Kunststof- en elastomeeronderdelen van de motorkoppeling worden vervangen.<br />
De algehele revisie moet in een speciale werkplaats met bijbehorende uitrusting worden<br />
uitgevoerd door vakbekwaam personeel dat de nationale wet- en regelgevingen in acht neemt.<br />
Wij raden u aan de algehele revisie te laten uitvoeren door NORD Aandrijvingen.<br />
-28- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
6. Appendix<br />
6.1 Bouwvormen en onderhoud<br />
nr. Schroef<br />
draad<br />
Opmerking!<br />
6. Appendix<br />
De uitvoering en de positie van de olieafvoer, ontluchting en het oliepeil moeten als allereerste<br />
uit de maattekening worden afgelezen. Als hier geen gegevens in staan, kunnen de volgende<br />
gegevens worden gebruikt.<br />
7<br />
(6)<br />
(naargelang montage)<br />
6<br />
(naargelang montage)<br />
Afbeelding 6-1: Positie van de oliebouten in de motorreductor<br />
Inbouwpositie<br />
4<br />
(aan beide zijden)<br />
M1 M2 M3 M4 M5 M6<br />
1 G1 A S1 E S1 A / E A / E<br />
2 G1 E S1 A S1 A / E A / E<br />
3 G1 E S E S1 S S1<br />
4 G1 E --- E S S1 S<br />
5 G1 --- --- --- --- --- ---<br />
6 G1 A / E 2) A / E 2) A S1 S1<br />
7 G1 S1 E S1 A S1 S1<br />
8 G1 S A S1 E A E<br />
9 G1 S1 A S E E A<br />
10 G1 A E E A S1 S1<br />
3<br />
(aan beide zijden)<br />
A Olie-aftap<br />
Toelichting<br />
E Ontluchting<br />
S Oliepeilbout<br />
G Gesloten<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -29-<br />
1)<br />
2)<br />
2<br />
(aan beide zijden)<br />
9<br />
1<br />
(aan beide zijden)<br />
10<br />
Speciaal oliepeil<br />
Naargelang dekselmontage<br />
8
Inbouwposities tandwieltransmissie<br />
M6<br />
Aandrijving boven<br />
(verticaal)<br />
M4<br />
Aandrijfzijde onder<br />
(staand)<br />
Inbouwposities kegelwielmotorreductoren<br />
M6<br />
Aandrijving boven<br />
(verticaal)<br />
M4<br />
Aandrijfzijde onder<br />
(staand)<br />
6. Appendix<br />
M1<br />
Standaard plaatsing 2-traps<br />
(horizontaal)<br />
M5<br />
Aandrijfzijde onder<br />
(verticaal)<br />
M3<br />
Standaard plaatsing 3-traps<br />
(horizontaal)<br />
M3<br />
Standaard plaatsing 3-traps<br />
(horizontaal)<br />
M2<br />
Aandrijfzijde boven<br />
(staand)<br />
M1<br />
Standaard plaatsing 2-traps<br />
(horizontaal)<br />
M5<br />
Aandrijfzijde onder<br />
(verticaal)<br />
M2<br />
Aandrijfzijde boven<br />
(staand)<br />
-30- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
6.2 Hoeveelheden smeermiddelen<br />
Opmerking!<br />
6. Appendix<br />
Nadat het smeermiddel is vervangen en vooral na de eerste vulling kan het oliepeil in de<br />
eerste bedrijfsuren iets veranderen, omdat de oliekanalen en holle ruimtes pas tijdens het<br />
bedrijf langzaam worden gevuld. Het oliepeil ligt dan altijd nog binnen de toegelaten<br />
tolerantie.<br />
Als er op nadrukkelijke aanvraag door de klant tegen een hogere prijs een oliekijkglas wordt<br />
ingebouwd, raden wij aan om na bedrijf van ca. 2 uur het oliepeil te corrigeren, omdat dit bij<br />
een stilstaande, afgekoelde motorreductor in het oliekijkglas zichtbaar is. Het oliepeil kan pas<br />
daarna via het kijkglas worden gecontroleerd.<br />
Opmerking!<br />
De aangegeven vulhoeveelheden zijn richtwaarden. De exacte waarden variëren afhankelijk<br />
van de exacte overbrenging. Tijdens het vullen in elk geval op het oliepeil voor de juiste<br />
hoeveelheid olie letten.<br />
Opmerking!<br />
Tandwielmotorreductor<br />
De tussen haakjes gezette waarden zijn geldig bij circulatiesmering.<br />
[L] M1 M2 M3 M4 M5 2) M6 2) max 3)<br />
SK 7207 36 45 36 48 46 46 62<br />
SK 7307 36 45 36 48 46 46 62<br />
SK 8207 44 55 44 59 57 57 76<br />
SK 8307 44 55 44 59 57 57 76<br />
SK 9207 57 71 57 76 74 74 98<br />
SK 9307 57 71 57 76 74 74 98<br />
SK 10207 72 89 72 96 92 92 123<br />
SK 10307 72 89 72 96 92 92 123<br />
SK 11207 105 130 ( 50 ) 105 140 ( 40 ) 135 ( 45 ) 135 ( 45 ) 180<br />
SK 11307 105 130 ( 50 ) 105 140 ( 40 ) 135 ( 45 ) 135 ( 45 ) 180<br />
SK 12207 116 185 ( 83 ) 116 203 ( 65 ) 199 ( 69 ) 199 ( 69 ) 268<br />
SK 12307 116 185 ( 83 ) 116 203 ( 65 ) 199 ( 69 ) 199 ( 69 ) 268<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -31-
6. Appendix<br />
[L] M1 M2 M3 M4 M5 2) M6 2) max 3)<br />
SK 13207 154 256 ( 107 ) 154 290 ( 73 ) 268 ( 95 ) 268 ( 95 ) 363<br />
SK 13307 154 256 ( 107 ) 154 290 ( 73 ) 268 ( 95 ) 268 ( 95 ) 363<br />
SK 15207 358 415 ( 160 ) 335 450 ( 125 ) 405 ( 170 ) 412 ( 163 ) 575<br />
SK 15307 358 415 ( 160 ) 335 450 ( 125 ) 405 ( 170 ) 412 ( 163 ) 575<br />
Kegelwielmotorreductoren<br />
[L] M1 M2 M3 M4 1) M5 2) M6 2) max 3)<br />
SK 7407 38 47 38 50 49 49 64<br />
SK 7507 38 47 38 50 49 49 64<br />
SK 8407 47 58 47 62 60 60 79<br />
SK 8507 47 58 47 62 60 60 79<br />
SK 9407 61 75 61 80 78 78 102<br />
SK 9507 61 75 61 80 78 78 102<br />
SK 10407 77 94 77 10 97 97 128<br />
SK 10507 77 94 77 10 97 97 128<br />
SK 11407 112 137 ( 57 ) 112 147 ( 47 ) 142 ( 52 ) 147 ( 47 ) 187<br />
SK 11507 112 137 ( 57 ) 112 147 ( 47 ) 142 ( 52 ) 147 ( 47 ) 187<br />
SK 12407 126 195 ( 93 ) 126 213 ( 75 ) 209 ( 79 ) 209 ( 79 ) 278<br />
SK 12507 126 195 ( 93 ) 126 213 ( 75 ) 209 ( 79 ) 209 ( 79 ) 278<br />
SK 13407 168 270 ( 121 ) 168 304 ( 87 ) 282 ( 109 ) 282 ( 109 ) 377<br />
SK 13507 168 270 ( 121 ) 168 304 ( 87 ) 282 ( 109 ) 282 ( 109 ) 377<br />
SK 15407 382 439 ( 184 ) 359 474 ( 149 ) 429 ( 194 ) 436 ( 187 ) 599<br />
SK 15507 382 439 ( 184 ) 359 474 ( 149 ) 429 ( 194 ) 436 ( 187 ) 599<br />
-32- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
6.3 Smeermiddelen<br />
Vetten voor rollenlagers<br />
Soort<br />
smeermiddel<br />
Smeervet<br />
minerale<br />
oliebasis<br />
Synthetisch<br />
smeervet<br />
Biologisch<br />
afbreekbaar vet<br />
Foodgrade<br />
smeervet<br />
Omgevingstemperatuur<br />
-30 … 60°C Energrease<br />
LS 2<br />
Energrease<br />
LS-EP 2<br />
Longtime PD<br />
2<br />
-50 … 40°C - Optitemp LG<br />
2<br />
-25 … 80°C Energrease<br />
SY 2202<br />
-25 … 40°C Biogrease<br />
EP 2<br />
6. Appendix<br />
RENOLIT<br />
GP 2<br />
RENOLIT<br />
LZR 2 H<br />
RENOLIT JP<br />
1619<br />
Tribol 4747 RENOLIT<br />
HLT 2<br />
RENOLIT<br />
LST 2<br />
- PLANTOGEL<br />
2 S<br />
-25 … 40°C - Obeen UF 2 RENOLIT<br />
G 7 FG 1<br />
- Mobilux EP 2 Gadus S2<br />
V100 2<br />
- - -<br />
PETAMO<br />
GHY 133 N<br />
Klüberplex<br />
BEM 41-132<br />
Klüberbio<br />
M 72-82<br />
Klübersynth<br />
UH1 14-151<br />
Mobiltemp<br />
SHC 32<br />
Mobil SHC<br />
Grease 102<br />
EAL<br />
Mobilgrease<br />
FM 222<br />
Cassida<br />
EPS2<br />
Naturelle<br />
Grease EP2<br />
Cassida<br />
RLS2<br />
Deze tabel geeft vergelijkbare vetten voor rollagers van verschillende fabrikanten weer. In een<br />
vetsoort kan van merk worden gewisseld. Bij het wisselen van de vetsoort of bij een andere<br />
omgevingstemperatuur moet contact worden opgenomen met NORD Aandrijvingen, omdat er<br />
anders geen garantie voor de werking van onze motorreductor kan worden verleend.<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -33-
6. Appendix<br />
Smeermiddelentabel<br />
Deze tabel geeft vergelijkbare smeermiddelen van verschillende fabrikanten weer. In een<br />
viscositeit en smeermiddelsoort kan van oliemerk worden gewisseld. Bij het wisselen van de<br />
viscositeit of smeermiddelsoort moet contact worden opgenomen met NORD Aandrijvingen,<br />
omdat er anders geen garantie voor de werking van onze motorreductor kan worden verleend.<br />
Type<br />
smeermiddel<br />
Minerale olie<br />
Synthetische<br />
olie<br />
(Polyglycol)<br />
Synthetische<br />
olie<br />
(koolwaterstof)<br />
Biologisch<br />
afbreekbare olie<br />
Foodgrade olie<br />
ISO VG<br />
AGMA<br />
CLP 220<br />
AGMA 5EP<br />
CLP 320<br />
AGMA 6EP<br />
CLP 680<br />
AGMA 8EP<br />
CLP PG 220<br />
AGMA 5EP<br />
CLP PG 320<br />
AGMA 6EP<br />
CLP PG 680<br />
AGMA 8EP<br />
CLP HC 220<br />
AGMA 5EP<br />
CLP HC 320<br />
AGMA 6EP<br />
CLP HC 680<br />
AGMA 8EP<br />
CLP E 220<br />
AGMA 5EP<br />
CLP E 320<br />
AGMA 6EP<br />
CLP E 680<br />
AGMA 8EP<br />
CLP PG H1 220<br />
AGMA 5EP<br />
CLP PG H1 320<br />
AGMA 6EP<br />
CLP PG H1 680<br />
AGMA 8EP<br />
Energol<br />
GR-XP 220<br />
Energol<br />
GR-XP 320<br />
Energol<br />
GR-XP 680<br />
Enersyn<br />
SG-XP 220<br />
Enersyn<br />
SG-XP 320<br />
Enersyn<br />
SG-XP 680<br />
Enersyn<br />
EP-XF 220<br />
Enersyn<br />
EP-XF 320<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Alpha SP 220<br />
Alpha MAX 220<br />
Optigear BM 220<br />
Tribol 1100 / 220<br />
Alpha SP 320<br />
Alpha MAX 320<br />
Optigear BM 320<br />
Tribol 1100 / 320<br />
Alpha SP 680<br />
Optigear BM 680<br />
Tribol 1100 / 680<br />
Tribol 1300 / 220<br />
Tribol 1300 / 320<br />
Tribol 1300 / 680<br />
Optigear Synth X<br />
220<br />
Tribol 1710 / 220<br />
Optigear Synth X<br />
320<br />
Tribol 1710 / 320<br />
Optigear Synth X<br />
680<br />
Tribol BioTop<br />
1418 / 220<br />
Tribol BioTop<br />
1418 / 320<br />
- -<br />
Renolin CLP 220<br />
Renolin CLP 220<br />
Plus Gearmaster<br />
CLP 220<br />
Renolin CLP 320<br />
Renolin CLP 320<br />
Plus Gearmaster<br />
CLP 320<br />
Renolin CLP 680<br />
Renolin CLP 680<br />
Plus Gearmaster<br />
CLP 680<br />
Renolin PG 220<br />
Gearmaster PGP<br />
220<br />
Renolin PG 320<br />
Gearmaster PGP<br />
320<br />
Renolin PG 680<br />
Gearmaster PGP<br />
680<br />
Renolin Unisyn<br />
CLP 220<br />
Gearmaster SYN<br />
220<br />
Renolin Unisyn<br />
CLP 320<br />
Gearmaster SYN<br />
320<br />
Renolin Unisyn<br />
CLP 680<br />
Gearmaster SYN<br />
680<br />
Plantogear 220<br />
S Gearmaster<br />
ECO 220<br />
Plantogear 320<br />
S Gearmaster<br />
ECO 320<br />
Plantogear 680<br />
S Gearmaster<br />
ECO 680<br />
- Optileb GT 220 -<br />
- Optileb GT 320 -<br />
- Optileb GT 680 -<br />
Klüberoil GEM 1<br />
- 220 N<br />
Klüberoil GEM 1<br />
- 320 N<br />
Klüberoil GEM 1<br />
- 680 N<br />
Klübersynth GH<br />
6 - 220<br />
Klübersynth GH<br />
6 - 320<br />
Klübersynth GH<br />
6 - 680<br />
Klübersynth<br />
GEM 4 - 220N<br />
Klübersynth<br />
GEM 4 - 320N<br />
Klübersynth<br />
GEM 4 - 680N<br />
Klübersynth<br />
GEM 2 - 220<br />
Klübersynth<br />
GEM 2 - 320<br />
Mobilgear 600<br />
XP 220 Mobilgear<br />
XMP 220<br />
Mobilgear 600<br />
XP 320 Mobilgear<br />
XMP 320<br />
Mobilgear 600<br />
XP 680 Mobilgear<br />
XMP 680<br />
Shell Omala F<br />
220<br />
Shell Omala F<br />
320<br />
-34- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Mobil SHC 630<br />
Mobil SHC 632<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Shell Omala S4<br />
WE 220<br />
Shell Cassida<br />
WG 220<br />
Shell Omala S4<br />
WE 320<br />
Shell Cassida<br />
WG 320<br />
Shell Omala S4<br />
WE 680<br />
Shell Cassida<br />
WG 680<br />
Shell Omala S4<br />
GX 220<br />
Shell Omala S4<br />
GX 320<br />
Shell Omala S4<br />
GX 680<br />
Shell Naturelle<br />
Gear Fluid EP<br />
220<br />
Shell Naturelle<br />
Gear Fluid EP<br />
320<br />
- - -<br />
Klübersynth UH1<br />
6 - 220<br />
Klübersynth UH1<br />
6 - 320<br />
Klübersynth UH1<br />
6 - 680<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Shell Cassida<br />
WG 220<br />
Shell Cassida<br />
WG 320<br />
Shell Cassida<br />
WG 680
6.4 Aanhaalmomenten van bouten<br />
Afmeting<br />
6. Appendix<br />
Aanhaalmomenten van bouten [Nm]<br />
Schroefverbindingen in de<br />
stevigheidsklasse Sluitdoppen<br />
8.8 10.9 12.9<br />
Schroefverbind<br />
ingen voor<br />
buizen/slangen<br />
Tapeinde aan<br />
koppeling<br />
M4 3,2 5 6 - - -<br />
M5 6,4 9 11 - - 2<br />
M6 11 16 19 - - -<br />
M8 27 39 46 5 - 10<br />
M10 53 78 91 8 - 17<br />
M12 92 135 155 27 - 40<br />
M16 230 335 390 - - -<br />
M20 460 660 770 - - -<br />
M24 790 1150 1300 80 - -<br />
M30 1600 2250 2650 170 - -<br />
M36 2780 3910 4710 - - -<br />
M42 4470 6290 7540 - - -<br />
M48 6140 8640 16610 - - -<br />
M56 9840 13850 24130 - - -<br />
G ½ - - - - 20 -<br />
G ¾ - - - - 20 -<br />
G 1 - - - 20 20 -<br />
G1¼ - - - 20 20 -<br />
www.nord.com B1050-<strong>NL</strong>-0213 -35-
6.5 Bedrijfsstoringen<br />
6. Appendix<br />
Storingen in de motorreductor<br />
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing<br />
abnormale geluiden,<br />
trillingen<br />
er lekt olie uit de motorreductor<br />
of motor<br />
er lekt olie uit de<br />
ontluchtingsschroef<br />
motorreductor wordt te warm<br />
klap bij inschakelen,<br />
vibreren<br />
aandrijfas draait niet terwijl motor<br />
draait<br />
Druk bij drukbewaker te laag<br />
Let op!<br />
te weinig olie of<br />
beschadigd lager of<br />
beschadigde tandwielen<br />
Afdichting is defect<br />
Oliepeil niet in orde of<br />
verkeerde of vuile olie of<br />
ongunstige<br />
bedrijfsomstandigheden<br />
verkeerde inbouwsituatie of<br />
beschadiging van motorreductor<br />
motorkoppeling defect of<br />
reductorbevestiging los of<br />
rubberelement defect<br />
breuk in motorreductor of<br />
motorkoppeling defect of<br />
krimpschijf slipt<br />
Pomp verpompt geen olie of<br />
lekkage in de leiding<br />
Neem contact op met NORD-<br />
Service<br />
Neem contact op met NORD-<br />
Service<br />
Olie vervangen<br />
expansievat voor olie (optie OA)<br />
gebruiken<br />
Neem contact op met NORD-<br />
Service<br />
Elastomeer tandkrans vervangen,<br />
Motor- en reductorbevestigingsbouten<br />
aanhalen,<br />
rubberelement vervangen<br />
Neem contact op met NORD-<br />
Service<br />
Controleer de pomp en de<br />
leidingen<br />
Schakel bij alle storingen in de motorreductor onmiddellijk de aandrijving uit!<br />
-36- B1050-<strong>NL</strong>-0213 www.nord.com
NORD Drivesystems | Global vor Ort<br />
Headquarters:<br />
www.nord.com/locator<br />
Getriebebau NORD GmbH & Co. KG<br />
Rudolf-Diesel-Straße 1<br />
22941 Bargteheide, Germany<br />
Fon +49 (0) 4532 / 289 - 0<br />
Fax +49 (0) 4532 / 289 - 2253<br />
info@nord.com, www.nord.com<br />
Member of the NORD <strong>DRIVESYSTEMS</strong> GROUP<br />
<strong>DRIVESYSTEMS</strong><br />
Mat.-Nr. 6052905/0213