14.10.2013 Views

instructieboek alfa gtv - Fiat-Service

instructieboek alfa gtv - Fiat-Service

instructieboek alfa gtv - Fiat-Service

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

604.31.031 NL<br />

INSTRUCTIEBOEK ALFA<br />

GTV


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.<br />

Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa GTV ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te<br />

garanderen.<br />

Dit <strong>instructieboek</strong> helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />

De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw<br />

Alfa GTV. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden<br />

van de auto en milieubewust autorijden.<br />

In het boekje “Alfa tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat, de bijbehorende voorwaarden en een overzicht<br />

van de speciale aanvullende service voor Alfa Romeo-cliënten.<br />

Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt niet alleen een auto, maar ook de zekerheid van een uitgebreide ondersteuning<br />

en een efficiënte, snelle en wijdvertakte organisatie.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken:<br />

100% recycling. Als uw Alfa GTV buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden<br />

gerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Alfa<br />

Romeo-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen,<br />

als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat.<br />

Veel leesplezier en een goede reis.<br />

1


2<br />

Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft<br />

verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op iedere Alfa Romeo-dealer een beroep kunt doen.<br />

Het boekje “Alfa tot uw dienst”<br />

Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst“, waarin alle diensten zijn omschreven<br />

waar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van<br />

de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde<br />

onderhoudsbeurten.<br />

Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren. Regelmatig<br />

onderhoud is een essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten<br />

en zorgt ervoor dat uw Alfa Romeo voortdurend optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik.<br />

Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.<br />

<strong>Service</strong>gids<br />

Deze bevat de lijst met Alfa Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem<br />

en de naam van Alfa Romeo.<br />

De Alfa Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A“ van Alfa Romeo in het telefoonboek.<br />

Niet alle uitvoeringen, die in dit <strong>instructieboek</strong>je worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier beschr<br />

e ven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.


VEILIGHEID VAN<br />

DE INZITTENDEN<br />

Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies kan gevaar opleveren<br />

voor de inzittenden.<br />

DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />

Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boek worden gebruikt<br />

om de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat<br />

het gebruik van de auto zo min mogelijk<br />

schade aan het milieu oplevert.<br />

CONDITIE VAN<br />

DE AUTO<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies schaadt de conditie<br />

van de auto en zal in veel gevallen ook<br />

de garantie doen vervallen.<br />

3


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw Alfa<br />

GTV zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht met<br />

daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaat -<br />

regelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende<br />

onderdeel te maken krijgt.<br />

Hierna volgen kort samengevat de symbolen<br />

die vermeld staan op de plaatjes die op uw<br />

Alfa GTV zijn aangebracht met daarnaast het onderdeel<br />

waarop het symbool betrekking heeft.<br />

Bovendien zijn de symbolen naar betekenis in groepen onderverdeeld:<br />

gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting.<br />

4<br />

SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN<br />

Accu<br />

Corrosieve vloeistof.<br />

Accu<br />

Ontploffingsgevaar.<br />

Ventilateur<br />

Kan automatisch inschakelen, ook bij stilstaande<br />

motor.<br />

Expansiereservoir<br />

Draai de dop niet los als de koelvloeistof nog heet<br />

is.<br />

Bobine<br />

Hoge spanning.


Riemen en poelies<br />

Bewegende delen; niet dichtbij komen met lichaamsdelen<br />

of kledingstukken.<br />

Slangen van de airconditioning<br />

Niet openen.<br />

Gas onder hoge druk.<br />

Krik<br />

Raadpleeg het <strong>instructieboek</strong>je.<br />

VERBODSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Niet dichtbij komen met open vuur.<br />

Accu<br />

Houd kinderen op afstand.<br />

Hitteschilden - riemen - poelies - ventilateur<br />

Niet aanraken.<br />

A I R B A G Airbag passagierszijde<br />

Plaats geen kinderzitjes op de passagiersstoel zolang<br />

de airbag niet buiten werking is gesteld.<br />

WAARSCHUWINGSSYMBOLEN<br />

Katalysator<br />

Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg<br />

de paragraaf “Bescherming van het milieu“.<br />

Stuurbekrachtiging<br />

De vloeistof in het reservoir mag het maximum niveau<br />

niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel“.<br />

Remcircuit<br />

De vloeistof in het reservoir mag het maximum niveau<br />

niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel“.<br />

5


6<br />

Ruitenwissers<br />

Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in<br />

de “Vullingstabel“.<br />

Motor<br />

Gebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aangegeven<br />

in de “Vullingstabel“.<br />

Auto rijdt op milieuvriendelijke benzine<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal<br />

van ten minste 95 RON.<br />

Expansiereservoir<br />

Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in<br />

de “Vullingstabel“.<br />

VERPLICHTINGSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Bescherm de ogen.<br />

Accu - Krik<br />

Raadpleeg het <strong>instructieboek</strong>je.


INHOUD<br />

GEREED VOOR VERTREK<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

ACCESSOIRES MONTEREN<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

7


8<br />

De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de stand van zaken bij het ter<br />

perse gaan van dit <strong>instructieboek</strong>.<br />

In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt Alfa Romeo zich het recht<br />

voor te allen tijde, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting<br />

door te voeren. Wendt u voor meer informatie tot een Alfa Romeo-dealer.


Op de volgende pagina’s vindt u alle informatie<br />

die u nodig hebt voor een correct gebruik van de auto.<br />

Binnen enkele minuten kunt u zich vertrouwd maken met de belangrijkste<br />

bedieningsorganen, controlelampjes en instrumenten<br />

waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk ook de daarop volgende<br />

hoofdstukken in dit <strong>instructieboek</strong> te raadplegen.<br />

GEREED VOOR VERTREK<br />

DASHBOARD ................................................................................ pag. 10<br />

ALFA ROMEO CODE ............................................................................... 12<br />

ELEKTRONISCH DIEFSTALALARM ...................................................... 14<br />

CENTRALE PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING 16<br />

START-/CONTACTSLOT ......................................................................... 16<br />

PORTIEREN ............................................................................................... 17<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .......................................................... 18<br />

BUITENSPIEGELS .................................................................................. 19<br />

STUURWIEL .............................................................................................. 19<br />

ZITPLAATSEN ........................................................................................... 20<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ........................................................................ 21<br />

INSTRUMENTENPANEEL........................................................................ 22<br />

HENDELS AAN HET STUUR .................................................................. 23<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN ............................................... 23<br />

MISTLAMPEN EN MISTACHTERLICHTEN .......................................... 24<br />

KLIMAATREGELING ................................................................................ 24<br />

BAGAGERUIMTE ..................................................................................... 25<br />

MOTORKAP .............................................................................................. 25<br />

TANKEN MET DE ALFA ROMEO GTV ................................................. 26<br />

9


DASHBOARD<br />

fig. 1<br />

10<br />

P4Z00023


1 Uitstroomopeningen voor de zijruiten.<br />

2 Luchtroosters aan de zijkanten.<br />

3 Schakelaarpaneel: koplampverstelling,<br />

ontgrendeling van tankluikje.<br />

4 Instrumentenpaneel.<br />

5 Bedieningshendel ruitenwissers/sproeiers.<br />

6 Schakelaarpaneel: resettoets voor<br />

dagteller, lichtsterkteregelaar voor instrumentenpaneelverlichting.<br />

7 Uitstroomopeningen voor de voorruit.<br />

8 Middelste luchtroosters.<br />

9 Klokje.<br />

10 Koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />

11 Passagiersairbag (optional op bepaalde<br />

uitvoeringen/bepaalde markten).<br />

12 Dashboardkastje/documentenvak.<br />

13 Ontgrendeltoets voor kofferdeksel (in<br />

dashboardkastje).<br />

14 Bedieningsorganen voor de verwarming,<br />

ventilatie en airconditioning.<br />

15 Autoradio (optional op bepaalde uitvoeringen/bepaalde<br />

markten).<br />

16 Schakelaars voor waarschuwings -<br />

knipperlichten, mistlampen en mist -<br />

achterlichten.<br />

17 Brandstofmeter.<br />

18 Start-/contactslot.<br />

19 Hendel voor stuurwielverstelling.<br />

20 Bestuurdersairbag en claxonbediening.<br />

21 Hendel voor motorkapontgrendeling.<br />

22 Bedieningshendel buitenverlichting.<br />

23 Deksel van zekeringen- en relaiskast.<br />

11


ALFA ROMEO<br />

CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering (Alfa Romeo<br />

CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />

in als de contactsleutel wordt uitgenomen.<br />

In de handgreep van iedere sleutel<br />

zit een elektronisch component gemonteerd<br />

dat bij het starten van de motor een<br />

signaal ontvangt via een speciale antenne<br />

die in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />

Het signaal wordt omgezet in een gecodeerd<br />

signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />

van de Alfa Romeo CODE gezonden,<br />

die, als de code wordt herkend, het<br />

starten van de motor mogelijk maakt.<br />

fig. 2<br />

12<br />

P4Z00001<br />

DE SLEUTELS<br />

Bij de auto worden drie typen sleutels<br />

geleverd.<br />

De sleutel (A-fig. 2) met de bordeauxrode<br />

handgreep is de “master“-sleutel,<br />

waarvan slechts één exemplaar wordt geleverd.<br />

De overige sleutels zijn:<br />

– type 1 voor de basisuitvoeringen;<br />

– type 2 voor uitvoeringen met centrale<br />

portiervergrendeling of elektronisch diefstalalarm<br />

met afstandsbediening.<br />

fig. 3<br />

P4Z00002<br />

Afhankelijk van de uitvoering worden er<br />

twee exemplaren van de rode sleutel (Bfig.<br />

2) geleverd:<br />

– twee exemplaren van type 3 voor de<br />

basisuitvoeringen;<br />

– twee exemplaren van type 4 voor uitvoeringen<br />

met centrale portiervergrendeling<br />

of elektronisch diefstalalarm met afstandsbediening.<br />

De hoofdsleutel van type 3 dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

De hoofdsleutel van type 4 dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– de afstandsbediening van de centrale<br />

portiervergrendeling (indien van toepassing)


– het elektronische diefstalalarm (indien<br />

van toepassing)<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

Van de rode “garage“-sleutel (C-fig. 3)<br />

wordt één exemplaar geleverd. Deze sleutel<br />

past uitsluitend op de portiersloten en<br />

in het contactslot en kan bijvoorbeeld worden<br />

gebruikt wanneer u de auto in bewaring<br />

geeft. De motor kan worden gestart,<br />

maar de bagageruimte en het dashboardkastje<br />

blijven vergrendeld (mits ze met<br />

een hoofdsleutel zijn vergrendeld).<br />

Bij de sleutels wordt een CODE-card (Dfig.<br />

3) geleverd en bij auto’s met elektronisch<br />

diefstalalarm tevens twee noodsleutels<br />

(E-fig. 3); zie voor de werking het<br />

hoofdstuk “Diefstalalarm“.<br />

BELANGRIJK De codenummers op de<br />

CODE-card en de bordeauxrode mastersleutel<br />

moeten op een veilige plaats worden<br />

bewaard. Het verdient aanbeveling<br />

om de elektronische CODE op de CODEcard<br />

altijd bij u te hebben, omdat deze bij<br />

een eventuele storing voor een noodstart<br />

moet worden gebruikt.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft zijn eigen<br />

code, die in de regeleenheid van het<br />

systeem moet worden opgeslagen. Wendt<br />

u voor het opslaan van nieuwe sleutels<br />

(tot een maximum van zeven) tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Om schade aan de elektronische<br />

schakelingen in<br />

de sleutels te voorkomen,<br />

mogen de sleutels niet aan directe<br />

zonnestraling worden blootgesteld.<br />

WERKING<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in de<br />

stand STOP zet, schakelt de Alfa Romeo<br />

CODE de functies van de elektronische regeleenheid<br />

van de motor uit. Als u bij het<br />

starten van de motor de sleutel in stand<br />

MAR draait, dan stuurt de regeleenheid<br />

van de Alfa Romeo CODE een code naar de<br />

regeleenheid van de motor die, als de code<br />

wordt herkend, de blokkering van de<br />

functies opheft.<br />

Als de blokkering is opgeheven, gaat het<br />

controlelampje (A-fig. 4) op het instrumentenpaneel<br />

kort knipperen.<br />

Als de code niet wordt herkend, blijft het<br />

Alfa Romeo CODE-controlelampje (A-fig.<br />

4) samen met het EOBD-controlelampje<br />

(B-fig. 4) branden.<br />

fig. 4<br />

P4Z00003<br />

13


Volg in dat geval de aanwijzingen op die<br />

vermeld staan in de paragraaf “Alfa Romeo<br />

CODE“ in hoofdstuk 2.<br />

Als de sleutel circa 2 seconden<br />

op MAR staat en<br />

het CODE-controlelampje<br />

(A-fig. 4) gaat knipperen met intervallen<br />

van circa 0,6 seconden, dan<br />

zijn de sleutelcodes niet opgeslagen<br />

en wordt de auto niet door de Alfa Romeo<br />

CODE tegen diefstal beschermd.<br />

Wendt u direct tot een Alfa Romeodealer<br />

om de sleutelcodes te laten opslaan.<br />

14<br />

DIEFSTALALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het elektronische diefstalalarm wordt bediend<br />

via een ontvanger in het plafondlampje<br />

(A-fig. 5) en in- en uitgeschakeld<br />

via een in de sleutel (B-fig. 6) ingebouwde<br />

radiogolf-afstandsbediening.<br />

Het diefstalalarm werkt alleen als de<br />

sleutel uit het contactslot is genomen of in<br />

stand STOP staat.<br />

fig. 5<br />

P4Z00004<br />

INSCHAKELEN<br />

Druk voor inschakeling op knop (C-fig.<br />

6) van sleutel (B-fig. 6), richt de sleutel<br />

in de richting van de auto en laat de knop<br />

los. Bij de meeste uitvoeringen geeft het<br />

systeem een akoestisch signaal (“BIEP”),<br />

gaan de richtingaanwijzers ongeveer 3 seconden<br />

branden, wordt de portiervergrendeling<br />

ingeschakeld en gaat lampje (Dfig.<br />

6) branden. De led (D-fig. 7) links<br />

van het instrumentenpaneel knippert als<br />

het alarm is ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK De startblokkering wordt<br />

uitgevoerd door de Alfa Romeo CODE en<br />

wordt automatisch ingeschakeld als de<br />

contactsleutel uit het start-/contactslot<br />

wordt genomen.<br />

fig. 6<br />

P4Z00035


Bij bepaalde uitvoeringen zal, ook als de<br />

knop van de afstandsbediening niet is ingedrukt,<br />

ongeveer 30 seconden nadat de<br />

contactsleutel in stand STOP of PARK is<br />

gedraaid en een van de portieren of het<br />

kofferdeksel geopend en weer gesloten is,<br />

het alarm automatisch worden ingeschakeld.<br />

Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />

worden de portieren niet vergrendeld.<br />

UITSCHAKELEN<br />

Druk voor uitschakeling op de knop van<br />

de sleutel en laat de knop los.<br />

De knipperende led op het dashboard<br />

dooft.<br />

fig. 7<br />

P4Z00006<br />

Bij de meeste uitvoeringen geeft het<br />

alarm twee akoestische signalen (“BIEP“),<br />

gaan de richtingaanwijzers ongeveer 2 seconden<br />

knipperen en worden de portieren<br />

ontgrendeld.<br />

DIEFSTALALARM BUITEN<br />

WERKING STELLEN<br />

Als de batterijen van de afstandsbediening<br />

leeg zijn, of als er een storing is in<br />

het diefstalalarm, kunt u het systeem buiten<br />

werking stellen met de noodsleutel,<br />

die bij de sleutels van de auto is geleverd.<br />

Verwijder het deksel (A-fig. 8), verwijder<br />

de rubber kap en steek de noodsleutel in<br />

het slot (B-fig. 9) op de sirene.<br />

fig. 8<br />

P4Z00007<br />

De sirene bevindt zich rechts in de motorruimte.<br />

BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />

blijft het altijd mogelijk de centrale<br />

portiervergrendeling in en uit te schakelen<br />

met de afstandsbediening.<br />

Sleutel in stand ON = systeem ingeschakeld.<br />

Sleutel in stand OFF = systeem buiten<br />

werking;<br />

Bij bepaalde uitvoeringen kan alleen de<br />

werking van de sirene worden uitgeschakeld.<br />

fig. 9<br />

P4Z00008<br />

15


CENTRALE PORTIER-<br />

VERGRENDELING MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

Het systeem bestaat uit een in de sleutel<br />

ingebouwde zender (afstandsbediening)<br />

(B-fig. 11), en een ontvanger in het plafondlampje<br />

(A-fig. 10).<br />

Voor het ver-/ontgrendelen van de sloten<br />

moet u de zender op de auto richten en tegelijkertijd<br />

knopje (C-fig.11) indrukken en<br />

loslaten.<br />

Bij elke zender wordt een sticker geleverd,<br />

waarop het codenummer van de zender<br />

staat. Deze sticker moet (bij aflevering)<br />

in het betreffende vakje op de achterzijde<br />

van de CODE-card worden geplakt.<br />

fig. 10<br />

16<br />

P4Z00004<br />

START-/CONTACTSLOT<br />

CONTACTSLOT<br />

De sleutel kan in een van de volgende<br />

vier standen worden gezet (fig. 12):<br />

– STOP: motor uit, startblokkering en<br />

stuurslot ingeschakeld, alle verbruikers<br />

met voeding via het contactslot uitgeschakeld<br />

behalve enkele (bijv. ontgrendeling<br />

kofferdeksel en tankluikje), sleutel uitneembaar.<br />

– MAR: contact aan. Startblokkering uitgeschakeld<br />

en alle elektrische verbruikers<br />

zijn inschakelbaar met uitzondering van<br />

enkele om veiligheidsredenen (bijv. ontgrendeling<br />

kofferdeksel en tankluikje).<br />

– AVV: motor starten.<br />

fig. 11<br />

P4Z00005<br />

– PARK: motor uit, startblokkering en<br />

stuurslot ingeschakeld, parkeerverlichting<br />

automatisch ingeschakeld, sleutel uitneembaar.<br />

BELANGRIJK Om de contactsleutel in<br />

stand PARK te zetten, moet knop (A-fig.<br />

13) op het contactslot worden ingedrukt.<br />

fig. 12<br />

fig. 13<br />

P4Z00009<br />

P4Z00010


Neem altijd de sleutel uit<br />

het contactslot als de auto<br />

wordt verlaten, om onvoorzichtig<br />

gebruik van de bedieningsknoppen<br />

te voorkomen. Laat kinderen<br />

nooit alleen achter in de auto.<br />

Vergeet niet de handrem aan te trekken<br />

en schakel de eerste versnelling<br />

in bij een helling omhoog of de achteruit<br />

bij een helling omlaag.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv. bij een<br />

poging tot diefstal) moet u,<br />

voordat u weer met de auto gaat rijden,<br />

de werking van het slot laten<br />

controleren bij een Alfa Romeodealer.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen:<br />

– zet de sleutel in stand STOP of PARK,<br />

trek de sleutel uit het start-/contactslot en<br />

draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen:<br />

– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />

u de sleutel in stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel nooit<br />

uit het contactslot als de<br />

auto nog in beweging is.<br />

Bij de eerste stuur uitslag blokkeert<br />

het stuur automatisch. Dit geldt in alle<br />

gevallen, ook als de auto gesleept<br />

wordt.<br />

PORTIEREN<br />

Portiersloten ont-/vergrendelen:<br />

– Van buitenaf: draai de sleutel in het<br />

slot (A-fig. 14).<br />

– Van binnenuit: druk de knop (B-fig.<br />

15) in om te vergrendelen of trek de knop<br />

omhoog om te ontgrendelen.<br />

fig. 14<br />

P4Z00011<br />

17


Portier openen:<br />

– Van buitenaf: druk op knop (A-fig.<br />

14).<br />

– Van binnenuit: trek aan hendel (C-fig.<br />

15).<br />

fig. 15<br />

fig. 16<br />

18<br />

P4Z00012<br />

P4Z00013<br />

ELEKTRISCHE<br />

RUITBEDIENING<br />

Schakelaars op het bestuurdersportier<br />

voor (fig. 16):<br />

A - Openen/sluiten ruit aan bestuurders -<br />

zijde.<br />

B - Openen/sluiten ruit aan passagiers -<br />

zijde.<br />

Schakelaar op het passagiersportier voor<br />

(fig. 17):<br />

A - Openen/sluiten ruit aan passagiers -<br />

zijde.<br />

fig. 17<br />

P4Z00014<br />

BELANGRIJK Als u de schakelaars langer<br />

dan een seconde ingedrukt houdt, dan<br />

start de automatische werking: de ruit aan<br />

de bestuurderszijde sluit of opent geheel,<br />

terwijl de ruit aan de passagiers zijde alleen<br />

opent. De ruitbeweging stopt zodra u<br />

nogmaals op de schakelaar drukt.<br />

Ongeacht de stand van de<br />

contactsleutel en zelfs bij<br />

uitgenomen sleutel wordt<br />

de portierruit bij opening van het portier<br />

automatisch een klein stukje geopend;<br />

als u het portier sluit, sluit ook<br />

automatisch de ruit weer. Let er op<br />

dat passagiers (in het bijzonder kinderen)<br />

zich niet in de buurt van de<br />

ruiten bevinden tijdens het<br />

openen/sluiten van de portieren.


BUITENSPIEGELS<br />

Kies één van de twee spiegels met schakelaar<br />

(A-fig. 18).<br />

Verstel de gekozen spiegel met knop (Bfig.<br />

18).<br />

Indien nodig kunnen de<br />

buitenspiegels van stand<br />

(A) in stand (B) worden geklapt<br />

(fig. 19).<br />

fig. 18<br />

P4Z00201<br />

staan.<br />

fig. 19<br />

Tijdens het rijden moeten<br />

de spiegels altijd in de uitgeklapte<br />

stand (A-fig. 19)<br />

P4Z00016<br />

STUURWIEL<br />

Verstel het stuur uitsluitend<br />

als de auto stil staat.<br />

U kunt het stuurwiel verstellen m.b.v. de<br />

hendel (fig. 20):<br />

A - Stuurwiel ontgrendeld<br />

B - Stuurwiel vergrendeld.<br />

fig. 20<br />

P4Z00262<br />

19


STOELEN<br />

HANDMATIGE VERSTELLING<br />

(fig. 21)<br />

Bediening voor:<br />

A - Verstelling in lengterichting<br />

B - Omklappen van rugleuning<br />

C - Verstelling van rugleuning.<br />

fig. 21<br />

20<br />

P4Z00202<br />

ELEKTRISCHE VERSTELLING<br />

(fig. 22)<br />

Bediening voor:<br />

A - Verstelling in lengterichting<br />

B - Verstelling van rugleuning<br />

C - Verstelling van zittinghoek voor<br />

D - Verstelling van zittinghoek achter<br />

E - Hoogteverstelling<br />

F - Handmatige verstelling van lendensteun<br />

G - Handmatig omklappen van rugleuning<br />

H - Stoelverwarming.<br />

fig. 22<br />

P4Z00271<br />

De bestuurdersstoel mag<br />

alleen worden afgesteld<br />

als de auto stilstaat.


VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De hierna beschreven afstellingen<br />

moeten voordat<br />

u wegrijdt, worden uitgevoerd.<br />

Voer de afstellingen nooit in<br />

een rijdende auto uit.<br />

Maak voor het omleggen de gordel los<br />

uit de houder (A-fig. 23) op de middenstijl.<br />

Stel de hoogte van de gordelgeleider af<br />

door knop (B-fig. 23) in de drukken en de<br />

schuifring (C-fig. 23) omhoog of omlaag<br />

in één van de vergrendelde standen te zetten.<br />

fig. 23<br />

P4Z00203<br />

Pak de gesp (A-fig. 24) en trek de gordel<br />

uit totdat de gesp in de sluiting (B-fig.<br />

24) kan worden gestoken.<br />

De gordel is juist bevestigd als de gesp<br />

hoorbaar blokkeert.<br />

Druk voor het losmaken van de gordel op<br />

de knop (C-fig. 24) met het op schrift<br />

“PRESS“.<br />

fig. 24<br />

P4Z00021<br />

21


INSTRUMENTENPANEEL<br />

fig. 25<br />

1 Snelheidsmeter<br />

2 Controlelampjes (richtingaanwijzers<br />

(pijlen), verlichting, mistlampen, mistachterlichten<br />

en grootlicht).<br />

3 Toerenteller.<br />

4 Waarschuwingslampjes (laadstroom,<br />

motoroliedruk, Alfa Romeo CODE,<br />

22<br />

EOBD-systeem).<br />

5 Kilometerteller en dagteller.<br />

6 Waarschuwingslampjes (airbag, uitgeschakelde<br />

passagiersairbag, geopende<br />

portieren en kofferdeksel).<br />

7 Waarschuwingslampjes (ABS, aangetrokken<br />

handrem/te laag remvloeistof-<br />

niveau, versleten remblokken voor,<br />

veiligheidsgordels).<br />

BELANGRIJK Het meetbereik en de gevarenzone<br />

(rood) van de toerenteller en de<br />

snelheidsmeter zijn afhankelijk van de<br />

motoruitvoering van de auto.<br />

P4Z00022


HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

LINKER HENDEL (fig. 26)<br />

– Stand A = Richtingaanwijzers rechts.<br />

– Stand B = Richtingaanwijzers links.<br />

– In richting van het stuur getrokken<br />

(stand C) (stand zonder vergrendeling) =<br />

Grootlichtsignaal.<br />

– Naar voren gedrukt met ring (E) op<br />

2 (stand D) (stand met vergrendeling)<br />

= Grootlicht.<br />

– Ring (E) op 0 = Verlichting uit.<br />

– Ring (E) op 3 (of bij bepaalde uitvoeringen/markten<br />

op 6 ) =<br />

Buitenverlich ting.<br />

– Ring (E) op 2 = Dimlicht.<br />

fig. 26<br />

P4Z00024<br />

RECHTER HENDEL (fig. 27)<br />

– Stand A = Ruitenwissers uit.<br />

– Stand B = Wissen met interval met<br />

instelbare frequentie<br />

– In stand C = Continu wissen.<br />

– In stand D = Snel continu wissen.<br />

– Draaien E van de hendel = Instellen<br />

van het wisinterval.<br />

– In richting van het stuur getrokken<br />

(stand zonder vergrendeling) = Ruitensproeiers<br />

ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Als u de ruitensproeiers inschakelt,<br />

schakelen na enige seconden ook<br />

automatisch de ruitenwissers gedurende<br />

enige seconden in.<br />

fig. 27<br />

P4Z00025<br />

WAARSCHUWINGS -<br />

KNIPPERLICHTEN<br />

Druk voor uit- en inschakeling van de<br />

waarschuwingsknipperlichten op knop (Afig.<br />

28).<br />

Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten<br />

is<br />

afhankelijk van de wetgeving<br />

van het land waarin u zich bevindt.<br />

Houdt u aan de voorschriften.<br />

fig. 28<br />

P4Z00026<br />

23


MISTLAMPEN EN<br />

MISTACHTERLICHTEN<br />

Druk voor in-/uitschakeling van de mistlampen<br />

op knop (B-fig. 29).<br />

Druk voor in-/uitschakeling van de mistachterlichten<br />

op knop (C-fig. 29).<br />

fig. 29<br />

24<br />

P4Z00027<br />

KLIMAATREGELING<br />

BEDIENINGSORGANEN VOOR<br />

UITVOERINGEN MET VERWAR-<br />

MING (fig. 30)<br />

A - Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />

B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />

C - Draaiknop regeling luchtverdeling.<br />

D - Drukknop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

E - Drukknop voor in-/uitschakelen achterruit-<br />

en spiegelverwarming.<br />

fig. 30<br />

P4Z00242<br />

BEDIENINGSORGANEN VOOR<br />

UITVOERINGEN MET AIRCON-<br />

DITIONING (fig. 31)<br />

A - Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />

B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />

C - Draaiknop regeling luchtverdeling.<br />

D - Drukknop voor in-/uitschakeling aircocompressor.<br />

E - Drukknop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

F - Drukknop voor in-/uitschakeling achterruit-<br />

en spiegelverwarming.<br />

fig. 31<br />

P4Z00029


BAGAGERUIMTE<br />

Druk voor het van binnenuit ontgrendelen<br />

op knop (A-fig. 32) die uitsluitend bereikbaar<br />

is bij geopend dashboardkastje.<br />

fig. 32<br />

fig. 33<br />

P4Z00030<br />

P4Z00031<br />

BELANGRIJK De ontgrendeling is mogelijk<br />

als de contactsleutel in stand STOP<br />

staat of is uitgenomen.<br />

Draai voor het van buitenaf ontgrendelen<br />

het embleem (A-fig. 33) opzij en draai de<br />

sleutel (B-fig. 33) rechtsom.<br />

fig. 34<br />

P4Z00032<br />

MOTORKAP<br />

Openen:<br />

– Trek in het interieur aan hendel (Afig.<br />

34).<br />

Voer deze handeling alleen<br />

uit als de auto stilstaat.<br />

– Druk aan de voorzijde op de hendel<br />

(B-fig. 35) van de beveiliging en trek de<br />

motorkap omhoog.<br />

fig. 35<br />

P4Z00033<br />

25


TANKEN MET<br />

DE ALFA GTV<br />

Omdat uw auto is voorzien<br />

van systemen om het<br />

milieu te beschermen mag<br />

uitsluitend loodvrije benzine met een<br />

octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />

worden gebruikt. Tank nooit, zelfs<br />

niet in noodgevallen, loodhoudende<br />

benzine omdat hierdoor de katalysator<br />

onherstelbaar kan beschadigen.<br />

Als in de tank loodhoudende benzine<br />

terecht is gekomen (ook al is dat zeer<br />

weinig), dan MAG DE MOTOR NIET<br />

WORDEN GESTART. Probeer de benzine<br />

in de tank niet te verdunnen met<br />

loodvrije superbenzine, maar maak<br />

de tank en het brandstofcircuit geheel<br />

leeg.<br />

26<br />

Een beschadigde katalysator<br />

laat schadelijke stoffen<br />

in het uitlaatgas achter,<br />

waardoor het milieu wordt vervuild.<br />

Druk op toets (A-fig. 36) om het luikje<br />

te openen en draai de tankdop los.<br />

De dop kan tijdens het tanken m.b.v.<br />

een haakje aan het luikje (A-fig. 37) worden<br />

gehangen.<br />

fig. 36<br />

P4Z00276<br />

Om verlies te voorkomen is de tankdop<br />

via een koord (fig. 37) aan de vulopening<br />

bevestigd.<br />

BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting<br />

kan de druk in de tank iets oplopen;<br />

daarom is het normaal als u tijdens<br />

het losdraaien van de tankdop een gesis<br />

hoort.<br />

BELANGRIJK Het luikje kan alleen worden<br />

geopend als de contactsleutel in stand<br />

STOP staat of is uitgenomen.<br />

fig. 37<br />

P4Z00277


Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comfortabel<br />

in uw nieuwe auto zit.<br />

Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en<br />

leert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installaties<br />

kennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.<br />

ALFA ROMEO CODE ............................................................................. pag. ........28<br />

ELEKTRONISCH DIEFSTALALARM............................................................... .......32<br />

PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN ..... ........37<br />

START-/CONTACTSLOT .................................................................................. ........37<br />

PORTIEREN ....................................................................................................... .......39<br />

ZITPLAATSEN ................................................................................................... .......40<br />

STUURWIEL VERSTELLEN ............................................................................. .......42<br />

SPIEGELS VERSTELLEN ................................................................................. .......42<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................................................. .......43<br />

VEILIGHEIDSGORDELS .................................................................................. .......44<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................................................. .......48<br />

GORDELSPANNERS ........................................................................................ ........51<br />

AIRBAG .............................................................................................................. ........52<br />

HENDELS AAN HET STUUR .......................................................................... .......56<br />

INSTRUMENTEN .............................................................................................. .......59<br />

CONTROLE-/WAARSCHUWINGSLAMPJES ............................................... ........61<br />

KLIMAATREGELING ........................................................................................ .......66<br />

VERWARMING EN VENTILATIE .................................................................... .......68<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH .......................................................... .......73<br />

BEDIENINGSKNOPPEN ................................................................................. .......83<br />

INTERIEURUITRUSTING ................................................................................ ........87<br />

OPENDAK .......................................................................................................... .......89<br />

BAGAGERUIMTE .............................................................................................. ........91<br />

MOTORKAP ....................................................................................................... .......93<br />

KOPLAMPEN .................................................................................................... ........94<br />

ABS ................................................................................................95<br />

MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)................................................. .......98<br />

AUTORADIO ...................................................................................................... ........99<br />

TANKEN MET DE ALFA GTV ......................................................................... ......101<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU ............................................................... ......102<br />

INBOUWVOORBEREIDING TELEPASS ....................................................... ......103<br />

27


ALFA ROMEO<br />

CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering (Alfa<br />

Romeo CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />

in als de contactsleutel wordt<br />

uitgenomen.<br />

In de handgreep van iedere sleutel zit<br />

een elektronisch component gemonteerd<br />

dat bij het starten van de motor een signaal<br />

ontvangt via een speciale antenne<br />

die in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />

Het signaal wordt omgezet in een gecodeerd<br />

signaal en vervolgens aan de regel -<br />

eenheid van de Alfa Romeo CODE gezonden,<br />

die, als de code wordt herkend, het<br />

starten van de motor mogelijk maakt.<br />

fig. 1<br />

28<br />

P4Z00001<br />

DE SLEUTELS<br />

Bij de auto worden drie typen sleutels<br />

geleverd.<br />

De bordeaux-rode sleutel (A-fig. 1)<br />

waarvan u één exemplaar hebt ontvangen,<br />

is de “master“-sleutel. Deze dient<br />

voor het opslaan van de code van de andere<br />

sleutels. Wij raden u aan de sleutel<br />

alleen in uitzonderlijke gevallen te gebruiken.<br />

Bij verlies van de<br />

hoofdsleutel is het niet<br />

meer mogelijk werkzaamheden<br />

aan de Alfa Romeo<br />

CODE en de regeleenheid van de<br />

motor uit te voeren.<br />

fig. 2<br />

P4Z00002<br />

De sleutels zijn afhankelijk van het uitrustingsniveau:<br />

– type 1 voor de basisuitvoeringen;<br />

– type 2 voor uitvoeringen met centrale<br />

portiervergrendeling of elektronisch diefstalalarm<br />

met afstandsbediening.<br />

Afhankelijk van de uitvoering worden er<br />

twee exemplaren van de rode sleutel (Bfig.<br />

1) geleverd:<br />

– twee exemplaren van type 3 voor de<br />

basisuitvoeringen;<br />

– twee exemplaren van type 4 voor uitvoeringen<br />

met centrale portiervergrendeling<br />

of elektronisch diefstalalarm met afstandsbediening.<br />

De hoofdsleutel van type 3 dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).


De hoofdsleutel van type 4 dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portiersloten<br />

– het kofferdekselslot<br />

– het slot van het dashboardkastje<br />

– het op afstand ver-/ontgrendelen van<br />

de portieren (afhankelijk van de uitvoering)<br />

– het in-/uitschakelen van het diefstal -<br />

alarm (indien aanwezig)<br />

– het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

Om schade aan de<br />

elektronische schakelingen<br />

in de sleutels te<br />

voorkomen, mogen de sleutels<br />

niet aan directe zonnestraling<br />

worden blootgesteld.<br />

Van de rode “garage“-sleutel (C-fig.<br />

2), wordt één exemplaar geleverd. Deze<br />

sleutel past uitsluitend op de portiersloten<br />

en in het contactslot en kan bijvoorbeeld<br />

worden gebruikt wanneer u de auto in<br />

bewaring geeft. De motor kan worden gestart,<br />

maar de bagageruimte en het dashboardkastje<br />

blijven vergrendeld (mits ze<br />

met een hoofdsleutel zijn vergrendeld).<br />

Bij de sleutels wordt de CODE-card (Dfig.<br />

2) geleverd. Hierop staan de sleutelcodes<br />

(zowel de mechanische als de<br />

elektronische code, waarmee in noodgevallen<br />

de motor kan worden gestart) en<br />

twee vakjes voor de stickers van de afstandsbedieningen<br />

voor het diefstalalarm.<br />

Bij auto’s met diefstalalarm worden ook<br />

twee noodsleutels (E-fig. 2) geleverd;<br />

zie voor de werking het hoofdstuk “Diefstalalarm“.<br />

De CODE-card en de sleutel met bordeauxrode<br />

handgreep moeten op een veilige<br />

plaats worden opgeborgen.<br />

Wij raden u aan de elektronische code<br />

van de CODE-card altijd bij u te hebben,<br />

omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />

van een noodstart.<br />

WERKING<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in de<br />

stand STOP zet, schakelt de Alfa Romeo<br />

CODE de functies van de elektronische<br />

regeleenheid van de motor uit.<br />

Als u bij het starten van de motor de<br />

sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />

de regeleenheid van de Alfa Romeo CODE<br />

een code naar de regeleenheid van de<br />

motor die, als de code wordt herkend, de<br />

blokkering van de functies opheft.<br />

De geheime code wordt door de sleutel<br />

verzonden en heeft meer dan 4 miljard<br />

combinaties. De code wordt alleen verzonden<br />

als de regeleenheid van het systeem<br />

de code heeft herkend via een in<br />

het start-/contactslot ingebouwde antenne.<br />

29


Als de code wordt herkend, gaat lampje<br />

(A-fig. 3) op het instrumentenpaneel<br />

kort knipperen.<br />

Als de code niet wordt herkend, blijft<br />

het CODE-controlelampje (A-fig. 3)<br />

branden samen met het EOBD-lampje<br />

(B-fig. 3).<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />

in stand STOP en vervolgens opnieuw in<br />

stand MAR te draaien; als de motor geblokkeerd<br />

blijft, probeer het dan opnieuw<br />

met de andere geleverde sleutel. Als de<br />

motor dan nog niet aanslaat, voer dan<br />

zelf een noodstart uit zoals hierna beschreven,<br />

en wendt u vervolgens tot de<br />

Alfa Romeo-dealer.<br />

fig. 3<br />

30<br />

P4Z00003<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />

eigen code, die in de regeleenheid van<br />

het systeem moet worden opgeslagen.<br />

Voor het opslaan van de nieuwe sleutels<br />

(maximaal zeven), moet u zich tot de Alfa<br />

Romeo-dealer wenden.<br />

Het CODE-controlelampje kan tijdens het<br />

rijden met de contactsleutel in stand<br />

MAR gaan branden:<br />

1) Als het lampje gaat branden, betekent<br />

dit dat het systeem zichzelf controleert<br />

(bijv. als de spanning lager wordt).<br />

Zodra de auto stilstaat kan de systeemtest<br />

worden uitgevoerd: zet de motor uit,<br />

draai de contactsleutel in stand STOP;<br />

en vervolgens weer in stand MAR: het<br />

lampje gaat branden en moet na ongeveer<br />

1 seconde doven. Als het controlelampje<br />

blijft branden, dan moet de gehele<br />

procedure herhaald worden, waarbij de<br />

contactsleutel ten minste 30 seconden in<br />

stand STOP moet blijven. Als het lampje<br />

blijft branden, dan moet u zich tot de Alfa<br />

Romeo-dealer wenden.<br />

2) Als het controlelampje knippert, betekent<br />

dit dat de auto niet beveiligd wordt<br />

door de startblokkering. Wendt u onmiddellijk<br />

tot een Alfa Romeo-dealer om alle<br />

sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />

Voor het opslaan van<br />

de sleutelcodes is de<br />

bordeauxrode “master“-sleutel<br />

onmisbaar. Daarom<br />

moet deze sleutel op een veilige<br />

plaats worden bewaard en aan<br />

de Alfa Romeo-dealer samen met<br />

alle overige sleutels die in uw<br />

bezit zijn, worden overhandigd,<br />

als u een nieuwe sleutel in het<br />

systeem wilt laten opslaan. Sleutels<br />

die tijdens de opslagprocedure<br />

ontbreken, worden gewist om<br />

te voorkomen dat verloren of gestolen<br />

sleutels voor het starten<br />

van de auto kunnen worden gebruikt.<br />

BELANGRIJK Het systeem wordt<br />

door een zekering beschermd (zie “Zekeringen“).


Als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat en na<br />

ongeveer 2 seconden<br />

het CODE-controlelampje 2 keer<br />

per seconde gaat knipperen, dan<br />

wordt de auto niet afdoende<br />

door de Alfa Romeo CODE beschermd<br />

tegen eventuele diefstalpogingen.<br />

Wendt u in dit geval<br />

tot de Alfa Romeo-dealer om<br />

de sleutelcodes te laten opslaan.<br />

Bij verkoop van de auto<br />

moet aan de nieuwe<br />

eigenaar de bordeauxrode<br />

sleutel (en alle overige<br />

sleutels) alsmede de CODE-card<br />

worden overhandigd.<br />

NOODSTART<br />

Als de Alfa Romeo CODE er niet in<br />

slaagt de startblokkering op te heffen,<br />

kan de Alfa Romeo-dealer een noodstart<br />

uitvoeren met de code die op de CODEcard<br />

vermeld staat. U kunt ook zelf een<br />

noodstart uitvoeren volgens de hierna beschreven<br />

procedure.<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan om<br />

eerst de instructies goed te lezen voordat<br />

u de motor op deze wijze start.<br />

Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />

een vergissing wordt gemaakt, moet de<br />

contactsleutel in stand STOP worden gedraaid<br />

en de gehele procedure vanaf het<br />

begin (punt 1) worden herhaald.<br />

1) Lees de 5-cijferige elektronische code<br />

die op de CODE-card staat vermeld.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />

houd het ingetrapt. Het EOBD-controlelampje<br />

U gaat ongeveer acht seconden<br />

branden. Zodra het lampje is gedoofd,<br />

moet u het gaspedaal loslaten.<br />

4) Het lampje U begint te knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />

als het eerste cijfer van de code<br />

op uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden totdat het<br />

lampje U 4 seconden heeft gebrand.<br />

Zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />

gaspedaal loslaten.<br />

5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />

als het tweede cijfer van de code<br />

op uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden.<br />

31


6) Herhaal deze procedure voor de overige<br />

cijfers van de code op uw CODE-card.<br />

7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />

ingetrapt. Het lampje U gaat 4 seconden<br />

branden. Zodra het lampje is gedoofd,<br />

moet u het gaspedaal loslaten.<br />

8) Als het lampjeU ongeveer 4 seconden<br />

snel gaat knipperen, is de procedure<br />

op de juiste wijze uitgevoerd.<br />

9) Start de motor door de contactsleutel<br />

van stand MAR in stand AVV te draaien,<br />

zonder de sleutel in stand STOP te<br />

plaatsen.<br />

Als het lampje U blijft branden, draai<br />

dan de contactsleutel in stand STOP en<br />

herhaal de procedure vanaf punt 1).<br />

BELANGRIJKBij elke volgende startpoging<br />

van de motor moet deze noodstartprocedure<br />

worden herhaald. Wij raden<br />

u daarom aan om na het uitvoeren<br />

van een noodstart een Alfa Romeo-dealer<br />

te raadplegen.<br />

32<br />

DIEFSTALALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

BESCHRIJVING<br />

Het elektronische diefstalalarm wordt<br />

bediend via een ontvanger in het plafondlampje<br />

voor (A-fig. 4) en in- en uitgeschakeld<br />

via een in de sleutel (B-fig. 5)<br />

ingebouwde radiogolf-afstandsbediening.<br />

Het alarm bewaakt de portieren, de motorkap,<br />

het kofferdeksel, het start-/contactslot<br />

en de accukabels. Daarnaast regelt<br />

het de werking van de centrale portiervergrendeling.<br />

fig. 4<br />

P4Z00004<br />

BELANGRIJK De startblokkering<br />

wordt uitgevoerd door de Alfa Romeo-CO-<br />

DE en schakelt automatisch in als de sleutel<br />

uit het contactslot wordt verwijderd.<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

De afstandsbediening is ingebouwd in<br />

de sleutel (B-fig. 5) en voorzien van<br />

een toets (C-fig. 5) en een led (D-fig.<br />

5); via de toets wordt het commando gegeven<br />

en de led knippert als het signaal<br />

naar de ontvanger in het plafondlampje<br />

(A-fig. 4) wordt gezonden.<br />

BELANGRIJK Als u toets (C) indrukt<br />

en de led (D) knippert slechts één keer<br />

kort, dan moet de batterij worden vervangen,<br />

zoals hierna wordt beschreven.<br />

fig. 5<br />

P4Z00035


Programmeren<br />

Voor het programmeren van eventuele<br />

extra afstandsbedieningen, dient u zich<br />

tot de Alfa Romeo-dealer te wenden.<br />

Batterijen vervangen<br />

Als u op toets (A-fig. 6) van de afstandsbediening<br />

drukt en de led (B-fig.<br />

6) knippert 1 keer kort en de led (Dfig.<br />

7) op het dashboard blijft permanent<br />

branden (na het uitschakelen van<br />

het alarm), dan moeten de batterijen<br />

door nieuwe van hetzelfde type worden<br />

vervangen: open de kunststof huishelften<br />

bij de inkeping (C-fig. 6), plaats de<br />

nieuwe batterijen en let daarbij op de polariteit,<br />

sluit vervolgens de huishelften op<br />

elkaar aan en controleer of ze vergrendelen<br />

(fig. 6).<br />

fig. 6<br />

P4Z00036<br />

Wendt u voor meer informatie tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Ze moeten in een<br />

batterijenbak of chemobox worden<br />

gedeponeerd. Vermijd blootstelling<br />

aan open vuur en hoge<br />

temperaturen. Houd ze buiten<br />

het bereik van kinderen.<br />

fig. 7<br />

P4Z00006<br />

ALARM INSCHAKELEN<br />

Richt bij gesloten portieren, kofferdeksel<br />

en motorkap en het contactslot in<br />

stand STOP of PARK de sleutel met afstandsbediening<br />

in de richting van de auto.<br />

Druk op het knopje en laat het knopje<br />

los.<br />

Behalve bij uitvoeringen voor bepaalde<br />

landen geeft het systeem een geluidssignaal<br />

(“BIEP“), knipperen de richtingaanwijzers<br />

circa drie seconden, worden de<br />

portieren vergrendeld en gaat de led (Dfig.<br />

7) links op het dashboard branden<br />

om aan te geven dat het alarm is ingeschakeld.<br />

Het inschakelen van het alarm wordt<br />

voorafgegaan door een zelfdiagnose<br />

waarin de led met een afwijkende frequentie<br />

knippert. Als het systeem een storing<br />

vindt, dan klinkt nogmaals een<br />

akoes tisch waarschuwingssignaal.<br />

De led in de auto knippert zolang het<br />

diefstalalarm ingeschakeld blijft.<br />

33


Belangrijk De werking van het diefstalalarm<br />

kan aangepast worden aan de<br />

verschillende wettelijke eisen in de diverse<br />

landen. Wendt u uitsluitend tot de Alfa<br />

Romeo-dealer om de werking te laten instellen,<br />

zodat een onjuiste werking van<br />

het diefstalalarm wordt voorkomen.<br />

Zelfdiagnose en controle van<br />

portieren, kofferdeksel en motorkap<br />

Als u na het inschakelen van het alarm<br />

een tweede “BIEP“ hoort, moet u het<br />

systeem uitschakelen, controleren of de<br />

portieren, de motorkap en het kofferdeksel<br />

gesloten zijn en vervolgens het systeem<br />

weer inschakelen.<br />

Als de portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel niet goed gesloten zijn, worden<br />

ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.<br />

Als bij goed gesloten portieren, motorkap<br />

en kofferdeksel het geluidssignaal<br />

wordt herhaald, betekent dit dat door de<br />

zelfdiagnose van het systeem een storing<br />

is gesignaleerd in de werking van het systeem.<br />

Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

34<br />

UITSCHAKELEN<br />

U schakelt het alarm uit door het knopje<br />

van de afstandsbediening in te drukken.<br />

Het systeem voert de volgende handelingen<br />

uit (met uitzondering van bepaalde<br />

landen):<br />

– twee korte knipperingen van de richtingaanwijzers<br />

– de sirene zendt twee korte geluidssignalen<br />

(biep) uit<br />

– ontgrendeling van de portieren.<br />

BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />

blijft het altijd mogelijk de centrale<br />

portiervergrendeling in en uit te<br />

schakelen met de afstandsbediening.<br />

Als na uitschakeling van het systeem de<br />

led in de auto blijft branden (maximaal 2<br />

minuten of totdat de sleutel in stand<br />

MAR wordt gezet), moet het volgende<br />

onthouden worden:<br />

– als het lampje constant blijft branden,<br />

betekent dit dat de batterijen van de afstandsbediening<br />

leeg zijn en vervangen<br />

moeten worden;<br />

– als het lampje blijft knipperen, maar<br />

met andere intervallen dan die bij een<br />

normale signalering, dan is geprobeerd<br />

de auto open te breken.<br />

Het aantal keren knipperen geeft de reden<br />

van het alarm aan:<br />

1 x knipperen: portier rechts<br />

2 x knipperen: portier links<br />

3 x knipperen: –<br />

4 x knipperen: –<br />

5 x knipperen: –<br />

6 x knipperen: motorkap<br />

7 x knipperen: kofferdeksel<br />

8 x knipperen: losmaken kabels voor<br />

het starten van de auto<br />

9 x knipperen: losmaken accukabels of<br />

doorknippen kabels van de sleutelschakelaar<br />

10 keer knipperen: ten minste drie<br />

alarm oorzaken.


AUTOMATISCHE INSCHAKE-<br />

LING VAN HET ALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

Als het diefstalalarm niet met de afstandsbediening<br />

is ingeschakeld, wordt<br />

het systeem automatisch ingeschakeld na<br />

ongeveer 30 seconden nadat de contactsleutel<br />

in stand STOP of PARK is gedraaid<br />

en voor de laatste keer één van de<br />

portieren geopend en weer gesloten is.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, gaat<br />

het lampje in de auto knipperen, knipperen<br />

de richtingaanwijzers twee keer kort<br />

en klinken er twee geluidssignalen<br />

(biep).<br />

U schakelt het alarm uit door het knopje<br />

van de afstandsbediening in te drukken.<br />

Het alarm schakelt zichzelf ook automatisch<br />

in als de portieren met de sleutel<br />

worden vergrendeld.<br />

Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />

worden de portieren niet vergrendeld.<br />

WANNEER GAAT HET ALARM<br />

AF<br />

Bij ingeschakeld systeem, wordt het<br />

alarm in de volgende gevallen geactiveerd:<br />

– als één van de portieren, de motorkap<br />

of het kofferdeksel wordt geopend;<br />

– als de accu wordt losgekoppeld of de<br />

voedingskabels van het diefstalalarm of<br />

van de sleutelschakelaar worden losgemaakt;<br />

– bij een startpoging (contactsleutel in<br />

stand MAR).<br />

Afhankelijk van de uitvoering schakelt<br />

het alarm de sirene (gedurende circa 25<br />

seconden) en de richtingaanwijzers (gedurende<br />

circa 4,5 minuut) in. De weergavemethode<br />

en het aantal cyclussen zijn<br />

afhankelijk van het land waarop het<br />

alarm is ingesteld.<br />

Toch is een maximum aantal cycli voorzien<br />

voor de akoestische en zichtbare signalen.<br />

Na een alarmsignalering schakelt het<br />

systeem over naar de normale<br />

bewakings functie.<br />

ALARM ONDERBREKEN<br />

Druk op het knopje van de afstandsbediening<br />

om het alarm te onderbreken of<br />

schakel het alarm uit door het dekseltje<br />

(A-fig. 8) te verwijderen en de sleutelschakelaar<br />

op de sirene linksom in de<br />

stand OFF te draaien, nadat de kunststof<br />

dop (B-fig. 9) is verwijderd.<br />

Als u het alarm uitschakelt m.b.v. de<br />

sleutelschakelaar, dan moet het alarm<br />

weer in bedrijf worden gesteld door de<br />

sleutelschakelaar rechtsom in de stand<br />

ON te draaien. Als u dit niet doet, dan<br />

bedient het systeem alleen de centrale<br />

portiervergrendeling.<br />

fig. 8<br />

P4Z00007<br />

35


DIEFSTALALARM<br />

BUITEN WERKING STELLEN<br />

Om het diefstalalarm volledig buiten<br />

werking te stellen (bijvoorbeeld bij onderhoudswerkzaamheden<br />

aan de elektrische<br />

installatie of als de accu van de auto vervangen<br />

moet worden, enz.), moet u het<br />

dekseltje (A-fig. 8) en het rubber dopje<br />

(B-fig. 9) verwijderen en de sleutelschakelaar<br />

linksom in de stand OFF<br />

draaien. Om het systeem weer in bedrijf<br />

te stellen moet u de schakelaar rechtsom<br />

in de stand ON draaien.<br />

De sirene bevindt zich rechts in de motorruimte.<br />

fig. 9<br />

36<br />

P4Z00008<br />

BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />

kan wel de centrale portiervergrendeling<br />

m.b.v. de afstandsbediening<br />

worden bediend.<br />

BELANGRIJK Als de auto langere tijd<br />

niet wordt gebruikt (langer dan drie weken),<br />

is het raadzaam het diefstalalarm<br />

buiten werking te stellen om te voorkomen<br />

dat de accu wordt uitgeput.<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

In overeenstemming met de wetgeving<br />

in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur:<br />

– staan de verschillende typegoedkeuringen<br />

vermeld op de laatste pagina’s van<br />

dit boekje, na het <strong>alfa</strong>betische register<br />

(voor Duitsland, Nederland, Frankrijk en<br />

Spanje ook het goedkeuringscertificaat);<br />

– als voor de landen een zendmachtiging<br />

verplicht is, dan is de typegoedkeuring<br />

op de component vermeld.<br />

(afhankelijk van de uitvoering/land kan<br />

de code ook zijn aangebracht op de zender<br />

en/of ontvanger).


CENTRALE<br />

PORTIERVERGRENDE-<br />

LING MET AFSTANDS-<br />

BEDIENING<br />

Het systeem bestaat uit een in de sleutel<br />

ingebouwde zender (afstandsbediening)<br />

(B-fig. 11) en een ontvanger in<br />

het plafondlampje(A-fig. 10).<br />

Richt de zender naar de auto voor het<br />

ver-/ontgrendelen van de sloten en druk<br />

kort op de toets (C-fig. 11).<br />

fig. 10<br />

P4Z00004<br />

Elke zender is voorzien van een plaatje<br />

waarop het unieke codenummer van de<br />

bijbehorende zender staat.<br />

Dit plaatje moet (bij aflevering van de<br />

auto) in het vakje op de achterzijde van<br />

de CODE-card worden geplakt.<br />

fig. 11<br />

P4Z00005<br />

START-/CONTACTSLOT<br />

CONTACTSLOT<br />

De sleutel kan in een van de volgende<br />

vier standen worden gezet (fig. 12):<br />

– STOP: motor uit, startblokkering en<br />

stuurslot ingeschakeld, alle verbruikers<br />

met voeding via het contactslot uitgeschakeld<br />

behalve enkele (bijv. ontgrendeling<br />

kofferdeksel en tankluikje), sleutel uitneembaar.<br />

– MAR: contact aan. Startblokkering<br />

uitgeschakeld en alle elektrische verbruikers<br />

zijn inschakelbaar met uitzondering<br />

van enkele om veiligheidsredenen (bijv.<br />

ontgrendeling kofferdeksel en tankluikje).<br />

fig. 12<br />

P4Z00009<br />

37


BELANGRIJK Laat het slot niet in deze<br />

stand staan als de motor is uitgeschakeld.<br />

– AVV: motor starten.<br />

– PARK: motor uit, startblokkering en<br />

stuurslot ingeschakeld, parkeerverlichting<br />

automatisch ingeschakeld, sleutel uitneembaar.<br />

BELANGRIJK Om de sleutel in stand<br />

PARK te kunnen draaien, moet u knop<br />

(A-fig. 13) bij het contactslot indrukken.<br />

Als de motor niet aanslaat, dan<br />

moet u de sleutel terugdraaien in stand<br />

STOP en de procedure herhalen. Het<br />

contactslot is voorzien van een beveiliging<br />

die voorkomt dat de sleutel in stand<br />

AVV kan worden gedraaid, als de motor<br />

draait.<br />

fig. 13<br />

38<br />

P4Z00010<br />

BELANGRIJK De auto is uitgerust<br />

met een elektronische startblokkering die<br />

via de contactsleutel wordt bediend. Als<br />

de motor niet aanslaat zie dan ook het<br />

hoofdstuk “Alfa Romeo CODE“.<br />

Neem altijd de sleutel<br />

uit het contactslot als<br />

de auto wordt verlaten,<br />

om onvoorzichtig gebruik van de<br />

bedieningsknoppen te voorkomen.<br />

Vergeet niet de handrem<br />

aan te trekken en schakel de eerste<br />

versnelling in bij een helling<br />

omhoog of de achteruit bij een<br />

helling omlaag. Laat kinderen<br />

nooit alleen achter in de auto.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv.<br />

bij een poging tot diefstal)<br />

moet u, voordat u weer met<br />

de auto gaat rijden, de werking<br />

van het slot laten controleren bij<br />

een Alfa Romeo-dealer.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen:<br />

– zet de sleutel in stand STOP of<br />

PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />

en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen:<br />

– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />

u de sleutel in stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel<br />

nooit uit het contactslot<br />

als de auto nog in beweging<br />

is. Bij de eerste stuuruitslag<br />

blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt in alle gevallen,<br />

ook als de auto gesleept wordt.


PORTIEREN<br />

VAN BUITENAF<br />

OPENEN EN SLUITEN<br />

– Draai de sleutel, druk vervolgens op<br />

knop (A-fig. 14) en open het portier.<br />

– Sluit het portier en draai de sleutel<br />

rechtsom.<br />

VAN BINNENUIT<br />

OPENEN EN SLUITEN<br />

– Trek, om het portier te openen, aan<br />

hendel (C-fig. 15) onafhankelijk van<br />

de stand van knop (B-fig. 15).<br />

– Druk om te voorkomen dat het portier<br />

van buitenaf wordt geopend knop<br />

(B-fig. 15) omlaag.<br />

fig. 14<br />

P4Z00011<br />

Controleer voordat u<br />

een portier opent of u<br />

dit op een veilige manier<br />

kunt doen.<br />

BELANGRIJK Als een portier niet<br />

goed gesloten is, dan gaat er een waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

branden.<br />

CENTRALE PORTIERVERGREN-<br />

DELING.<br />

De centrale portiervergrendeling werkt<br />

op de sloten van beide portieren. Hierbij<br />

is het een vereiste dat beide portieren<br />

goed gesloten zijn.<br />

fig. 15<br />

P4Z00012<br />

Centraal vergrendelen:<br />

– van buitenaf: sluit de portieren en<br />

draai de sleutel in één van de voorportiersloten;<br />

– van binnenuit: sluit de portieren<br />

en druk één van de knoppen (B-fig.<br />

15) op de portieren omlaag voor het<br />

centraal vergrendelen of omhoog om de<br />

portieren te ontgrendelen.<br />

BELANGRIJK<br />

– U kunt de knop niet omlaag drukken<br />

als het portier niet goed gesloten is.<br />

– Als de portieren centraal vergrendeld<br />

zijn, dan ontgrendelen ze beide als de<br />

hendel op de binnenzijde van één van de<br />

portieren wordt uitgetrokken.<br />

– Bij een onderbreking in de elektrische<br />

voeding (doorgebrande zekering, lege accu<br />

enz.), blijft het altijd mogelijk de portieren<br />

afzonderlijk handmatig zowel van<br />

buitenaf met de sleutel als van binnenuit<br />

te ver- en ontgrendelen.<br />

39


INSTAPVERLICHTING<br />

De portieren zijn voorzien van een dorpelverlichting<br />

(A-fig. 16) die de grond<br />

naast de auto verlicht.<br />

De verlichting gaat automatisch branden<br />

bij opening van een portier.<br />

fig. 16<br />

40<br />

P4Z00037<br />

ZITPLAATSEN<br />

staat.<br />

De bestuurdersstoel<br />

mag alleen worden afgesteld<br />

als de auto stil-<br />

HANDMATIGE VERSTELLING<br />

(fig. 17)<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de beugel (A) omhoog en verplaats<br />

de stoel naar voren of naar achteren.<br />

Laat de hendel los en controleer of<br />

de stoel goed geblokkeerd is door hem<br />

naar voren en naar achteren te schuiven.<br />

Als de stoel niet goed geblokkeerd is,<br />

kan deze onverwachts verschuiven, waardoor<br />

een gevaarlijke situatie kan ontstaan.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Verstel de rugleuning door hendel (C)<br />

omhoog te trekken en de rugleuning met<br />

het bovenlichaam in de gewenste stand<br />

te drukken.<br />

Rugleuning omklappen<br />

Trek voor toegang tot het achtercompartiment<br />

de hendel (B) omhoog en kantel<br />

de rugleuning naar voren.<br />

Controleer nadat de<br />

rugleuning is teruggekanteld<br />

of deze goed<br />

vergrendeld is.<br />

fig. 17<br />

P4Z00202


STOELEN MET ELEKTRISCHE<br />

VERSTELLING (fig. 18)<br />

(indien aanwezig)<br />

De elektrische stoelverstelling werkt onder<br />

de volgende omstandigheden:<br />

1) contactsleutel in stand MAR;<br />

2) contactsleutel in stand STOP of uitgenomen:<br />

– gedurende circa 3 minuten na opening<br />

van een portier<br />

– gedurende 7 seconden na sluiten van<br />

beide portieren.<br />

fig. 18<br />

P4Z00272<br />

De bedieningsknoppen voor verstelmogelijkheden<br />

zijn:<br />

A - Verstelling in lengterichting<br />

B - Verstelling van zittinghoek voor<br />

C - Verstelling van zittinghoek achter<br />

D - Hoogteverstelling<br />

E - Verstelling van rugleuning<br />

F - Handmatige verstelling van lendensteun<br />

in de rugleuning<br />

G - Handmatig omklappen van rugleuning.<br />

fig. 19<br />

P4Z00038<br />

STOELVERWARMING (fig. 19)<br />

(indien aanwezig)<br />

De elektrisch verstelbare stoelen hebben<br />

tevens stoelverwarming.<br />

U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen<br />

met schakelaar (A) aan de<br />

buitenzijde van de stoel.<br />

Na inschakeling gaat een controlelampje<br />

(B) op de schakelaar branden.<br />

HOOFDSTEUN (fig. 20)<br />

De voorstoelen zijn uitgerust met hoofdsteunen.<br />

fig. 20<br />

P4Z00204<br />

41


STUURWIEL -<br />

VERSTELLING<br />

Het stuurwiel is in hoogte- en in lengterichting<br />

verstelbaar.<br />

Trek de hendel (A-fig. 21) naar het<br />

stuur (stand 1), stel het stuurwiel af,<br />

druk de hendel naar voren (stand 2) en<br />

controleer of de stuurkolom geblokkeerd<br />

is.<br />

den.<br />

fig. 21<br />

42<br />

De afstelling mag uitsluitend<br />

bij een stilstaande<br />

auto plaatsvin-<br />

P4Z00017<br />

SPIEGELS INSTELLEN<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />

waardoor de spiegel<br />

bij een krachtige botsing losschiet.<br />

Met het hendeltje (A-fig. 22) kunt u<br />

de spiegel in twee verschillende standen<br />

zetten: normale stand of anti-verblindingsstand.<br />

fig. 22<br />

P4Z00040<br />

BUITENSPIEGELS<br />

U kunt de spiegel afstellen m.b.v. keuzeschakelaar<br />

(A-fig. 23) en knop (Bfig.<br />

23) op de tunnelconsole.<br />

– Kies met keuzeschakelaar (A-fig.<br />

23) de gewenste spiegel (rechts of<br />

links).<br />

–Plaats knop (B-fig. 23) in één van<br />

de vier richtingen, waardoor de hiervoor<br />

gekozen spiegel wordt versteld.<br />

fig. 23<br />

P4Z00201


Als de breedte van de<br />

spiegels problemen oplevert<br />

in een nauwe<br />

doorgang dan kunnen de spiegels<br />

van stand A in stand (B-fig. 24)<br />

worden geklapt.<br />

Tijdens het rijden moeten<br />

de spiegels altijd in<br />

de uitgeklapte stand<br />

(A-fig. 24) staan.<br />

fig. 24<br />

P4Z00016<br />

Op bepaalde uitvoeringen<br />

kunnen spiegels<br />

met een gebogen spiegelglas<br />

zijn gemonteerd. De buitenspiegels<br />

met een bol spiegelglas<br />

(op bepaalde uitvoeringen)<br />

kunnen de afstandswaarneming<br />

beïnvloeden.<br />

De spiegels hebben een elektrische verwarmingsweerstand<br />

die u kunt inschakelen<br />

door toets (A-fig. 25) in te drukken.<br />

fig. 25<br />

P4Z00041<br />

ELEKTRISCHE<br />

RUITBEDIENING<br />

U kunt de zijruiten openen en sluiten door<br />

op een van de toetsen te drukken, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

BELANGRIJK Als u de schakelaars<br />

langer dan een seconde ingedrukt houdt,<br />

dan start de automatische werking: de<br />

ruit aan de bestuurderszijde sluit of opent<br />

geheel, terwijl de ruit aan de passagierszijde<br />

alleen opent. De ruitbeweging stopt<br />

zodra u nogmaals op de schakelaar<br />

drukt.<br />

Ongeacht de stand van<br />

de contactsleutel en<br />

zelfs bij uitgenomen<br />

sleutel wordt de portierruit bij<br />

opening van het portier automatisch<br />

een klein stukje geopend;<br />

als u het portier sluit, sluit ook<br />

automatisch de ruit weer. Let er<br />

op dat passagiers (in het bijzonder<br />

kinderen) zich niet in de<br />

buurt van de ruiten bevinden tijdens<br />

het openen/sluiten van de<br />

portieren.<br />

43


TOETSEN OP BESTUURDERS -<br />

PORTIER (fig. 26)<br />

A - Openen/sluiten ruit aan bestuurderszijde.<br />

B - Openen/sluiten ruit aan passagierszijde.<br />

TOETS OP<br />

PASSAGIERSPORTIER (fig. 27)<br />

Met toets (A) kan de ruit aan de passagierszijde<br />

geopend/gesloten worden.<br />

ten is.<br />

fig. 26<br />

44<br />

Houd de toets niet ingedrukt<br />

als de ruit volledig<br />

geopend of geslo-<br />

P4Z00013<br />

Het onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische<br />

ruitbediening kan gevaarlijk<br />

zijn.<br />

Controleer voor en tijdens het<br />

sluiten van een ruit altijd of de<br />

inzittenden niet verwond kunnen<br />

worden door de beweging van<br />

de ruit zelf of door in beweging<br />

gebrachte voorwerpen.<br />

Verwijder altijd de sleutel uit<br />

het contact als u de auto verlaat,<br />

om te voorkomen dat een onverwachtse<br />

inschakeling van de<br />

elektrische ruitbediening gevaar<br />

oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

fig. 27<br />

P4Z00014<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR EN ACHTER<br />

De auto is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />

met rolautomaat, waardoor<br />

veel bewegingsvrijheid ontstaat. De veiligheidsgordels<br />

voor zijn voorzien van elektronisch<br />

geregelde gordelspanners. De onderste<br />

bevestigingspunten zijn direct met<br />

de stoel verbonden, zodat de bescherming<br />

optimaal is in elke stand van de<br />

stoel.<br />

Voor maximale bescherming<br />

is het raadzaam<br />

om de rugleuning<br />

van de stoel in een zo recht mogelijke<br />

stand te plaatsen en de<br />

gordel zo strak mogelijk om<br />

borst en bekken te dragen.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voor als achter in de auto.<br />

Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op ernstig letsel<br />

of een dodelijke afloop bij<br />

een ongeval.


Maak voor het omleggen de gordel los<br />

uit de houder (A-fig. 29) op de middenstijl.<br />

Pak aan de buitenzijde van de stoel de<br />

gesp (A-fig. 28), trek de gordel uit totdat<br />

de gesp volledig in de sluiting (Bfig.<br />

28) kan worden gestoken.<br />

De veiligheidsgordel is goed vergrendeld<br />

als u tijdens het insteken van de gesp in<br />

de sluiting een duidelijke klik hoort. Voor<br />

het losmaken van de gordel moet u op<br />

toets (C-fig. 28) drukken.<br />

De rolautomaat blokkeert als u de gordel<br />

snel uittrekt, bij hard remmen of bij<br />

botsingen.<br />

Als de oprolautomaat blokkeert, laat<br />

dan de gordel een stukje teruglopen en<br />

trek de gordel vervolgens weer geleidelijk<br />

uit.<br />

fig. 28<br />

P4Z00021<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte van<br />

de gordel automatisch aangepast aan het<br />

postuur van de drager, waarbij voldoende<br />

bewegingsruimte overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

kan de rolautomaat blokkeren; dit is een<br />

normaal verschijnsel.<br />

Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om<br />

te voorkomen dat de<br />

gordelband draait.<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS VOOR<br />

Het bovenste bevestigingspunt van de<br />

veiligheidsgordels voor kan in vier verschillende<br />

standen worden gezet. Hierdoor<br />

is de gordel in hoogte verstelbaar.<br />

Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />

het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />

deze voorzorgsmaatregel werkt de<br />

gordel beter en is het risico op verwondin-<br />

gen tijdens een botsing geringer.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij over<br />

de schouder halverwege tussen nek en<br />

uiteinde van de schouder ligt.<br />

Druk om de hoogte te regelen op knop<br />

(B-fig. 29) van het vergrendelmechanisme<br />

en schuif gelijktijdig beugel(C-fig.<br />

29) in de gewenste stand.<br />

fig. 29<br />

P4Z00205<br />

45


Controleer na de afstelling<br />

altijd of de beugel<br />

in één van de vaste<br />

standen vergrendeld is door bij<br />

losgelaten knop (B-fig. 29) de<br />

beugel verder te drukken zodat<br />

het mechanisme vergrendelt in<br />

één van de vaste standen, als dit<br />

nog niet het geval was.<br />

fig. 30<br />

46<br />

P4Z00206<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIG-<br />

HEIDSGORDELS ACHTER<br />

De achterzitplaatsen zijn uitgerust met<br />

driepuntsveiligheidsgordels met een oprolautomaat.<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />

rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Voor een maximale<br />

bescherming moeten de<br />

gordels achter worden<br />

vastgemaakt, zoals in fig. 30 is<br />

aangegeven.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK<br />

VAN VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder is verplicht zich te houden<br />

aan de wettelijke voorschriften met<br />

betrekking tot het verplichte gebruik van<br />

de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />

erop attent te maken).<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel<br />

dragen tijdens een ernstig<br />

ongeval, niet alleen zelf aan<br />

gevaar worden blootgesteld<br />

maar ook gevaar opleveren voor<br />

de inzittenden voor.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel<br />

voor als achter in de<br />

auto. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op<br />

ernstig letsel of een dodelijke afloop<br />

bij een ongeval.<br />

fig. 31<br />

P4Z00207


De gordelband mag<br />

niet gedraaid zijn en<br />

moet goed tegen het lichaam<br />

van de inzittende aanliggen.<br />

Het diagonale gordelgedeelte<br />

moet via het midden van de<br />

schouder schuin over de borst<br />

liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken en<br />

niet over de buik liggen, zodat<br />

wordt voorkomen dat u tijdens<br />

een botsing onder de gordel uitschuift.Draag<br />

geen voorwerpen<br />

(sieraden, gespen, enz.) die een<br />

goed aansluiten van de gordel op<br />

het lichaam van de passagier<br />

verhinderen (fig. 31).<br />

fig. 32<br />

P4Z00208<br />

Gebruik de gordel niet<br />

voor een kind dat bij<br />

een volwassene op<br />

schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />

zou moeten beschermen (fig.<br />

32).<br />

Als de gordel aan een<br />

zware belasting wordt<br />

blootgesteld (bijvoorbeeld<br />

tijdens een ongeval), dan<br />

moet de gordel samen met de<br />

verankeringen, bevestigingspunten<br />

en de eventueel gemonteerde<br />

gordelspanners worden vervangen.<br />

Ook als de schade niet<br />

zichtbaar is, kan de gordel toch<br />

verzwakt zijn.<br />

fig. 33<br />

P4Z00209<br />

Zwangere vrouwen dienen zich bij het<br />

gebruik van veiligheidsgordels strikt aan<br />

de geldende wet- en regelgeving te houden.<br />

Het verdient aanbeveling om als<br />

voorzorgsmaatregel het onderste deel<br />

van de gordel meer naar beneden om te<br />

leggen, zodat de gordel onder de buik<br />

langs loopt (fig. 33).<br />

HOE U DE VEILIGHEIDSGOR-<br />

DELS IN OPTIMALE STAAT<br />

HOUDT<br />

– Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is.<br />

– U kunt de gordels met de hand wassen<br />

met warm water en een neutrale<br />

zeep.Knijp ze uit en laat ze in de schaduw<br />

drogen. Gebruik geen bijtende, blekende<br />

of kleurende middelen. Vermijd het<br />

gebruik van alle chemische producten die<br />

het weefsel kunnen aantasten.<br />

– Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van de oprolautomaten<br />

is alleen gegarandeerd, als ze niet<br />

nat zijn geweest.<br />

47


KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een ongeval<br />

moeten alle inzittenden zittend reizen<br />

en beschermd worden door goedgekeurde<br />

veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding<br />

met de rest van het lichaam groter<br />

en zwaarder dan dat van volwassenen,<br />

terwijl spieren en botstructuur nog<br />

niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom<br />

moeten kleine kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de<br />

veiligheidsgordels.<br />

De resultaten van het onderzoek over<br />

de optimale bescherming van kleine kinderen<br />

zijn opgenomen in de Europese<br />

ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht<br />

zijn. De systemen zijn onderverdeeld<br />

in vier groepen:<br />

Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3gewicht: 22-36 kg<br />

48<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />

tussen de groepen; daarom zijn<br />

in de handel systemen verkrijgbaar die<br />

geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien van<br />

de typegoedkeuring en van een goed<br />

vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />

dat absoluut niet mag worden verwijderd.<br />

Kinderen met een gewicht boven 36 kg<br />

of met een lengte van meer dan 1,50 m<br />

worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen,<br />

gelijkgesteld met volwassenen<br />

en moeten dan ook normaal de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen<br />

voor elke gewichtsgroep, die speciaal ontworpen<br />

en ontwikkeld zijn voor de Alfa<br />

Romeo-modellen.<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de stoel<br />

van de passagier voor<br />

als deze is uitgerust met een airbag.<br />

Als bij een ongeval de airbag<br />

in werking treedt (opblaast),<br />

kan dit ernstig letsel en zelfs de<br />

dood tot gevolg hebben, onafhankelijk<br />

van de zwaarte van<br />

het ongeluk. Kinderen kunnen op<br />

de passagiersstoel voor worden<br />

vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust<br />

met een uitschakelbare airbag<br />

aan passagierszijde. In dit<br />

geval moet u er absoluut zeker<br />

van zijn dat de airbag is uitgeschakeld<br />

(het gele waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

moet branden)


GROEP 0<br />

Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren<br />

(fig. 34) worden vervoerd in wiegjes,<br />

die het achterhoofd steunen en er voor<br />

zorgen dat bij abrupte snelheidswisselingen<br />

de nek niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel, zoals<br />

in de afbeelding is aangegeven, en het<br />

kind moet op zijn beurt worden beschermd<br />

door de gordel van het wiegje<br />

zelf.<br />

De afbeelding geeft<br />

uitsluitend richtlijnen<br />

voor de montage. Monteer<br />

het wiegje volgens de instructies<br />

die de fabrikant verplicht<br />

is bij te leveren.<br />

fig. 34<br />

P4Z00045<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg<br />

moeten worden vervoerd in een kinderzitje<br />

met een kussen (fig. 35), dat naar<br />

voren is gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />

van de auto zowel het kinderzitje<br />

als het kind op zijn plaats moet houden.<br />

De afbeeldingen dienen<br />

slechts ter illustratie<br />

van de montage.<br />

Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

fig. 35<br />

P4Z00046<br />

Er bestaan kinderzitjes<br />

die geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en<br />

1. Deze kinderzitjes kunnen worden<br />

bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben zelf<br />

gordels om het kind te beschermen.<br />

Vanwege het gewicht kan<br />

het gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />

worden gemonteerd (bijvoorbeeld<br />

als een kussen tussen<br />

het kinderzitje en de veiligheidsgordels<br />

van de auto wordt geplaatst).<br />

Houdt u voor de montage<br />

strikt aan de bijgeleverde instructies.<br />

49


GROEP 2<br />

Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />

door de veiligheidsgordels van de auto<br />

worden beschermd.<br />

Kinderen moeten zo in de kinderzitjes<br />

worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />

schuin over de borst en niet<br />

langs de nek moet liggen. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over het bekken<br />

en niet over de buik van het kind liggen<br />

(fig. 36).<br />

De afbeelding geeft<br />

uitsluitend richtlijnen<br />

voor de montage. Monteer<br />

het wiegje volgens de instructies<br />

die de fabrikant verplicht<br />

is bij te leveren.<br />

fig. 36<br />

50<br />

P4Z00047<br />

GROEP 3<br />

Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een kussen<br />

vervoerd worden (fig. 37). De borstomvang<br />

is dan van dien aard dat de kinderen<br />

gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />

steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven<br />

te worden vervoerd. Kinderen die langer<br />

zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen<br />

de veiligheidsgordels omleggen.<br />

Hieronder worden de veiligheids -<br />

normen voor het vervoeren van<br />

kinderen aangegeven.<br />

1)Plaats het kinderzitje bij voorkeur op<br />

één van de zitplaatsen achter omdat deze<br />

plaatsen bij een ongeval de meeste<br />

bescherming bieden.<br />

2) Vervoer kinderen nooit op de stoel<br />

van de passagier voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag.<br />

fig. 37<br />

P4Z00048<br />

3) Als de airbag buiten werking wordt<br />

gesteld, bij uitvoeringen waarbij dit mogelijk<br />

is, moet altijd gecontroleerd worden<br />

of het systeem ook daadwerkelijk is uitgeschakeld.<br />

Het betreffende gele waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

moet branden.<br />

4) De afbeeldingen in dit boekje geven uitsluitend<br />

richtlijnen; Houdt u bij de montage<br />

van het kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze instructies bij te<br />

leveren. Bewaar de instructies samen met<br />

het <strong>instructieboek</strong>je in de auto. Monteer<br />

geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />

ontbreken.<br />

5) Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband te<br />

trekken.<br />

6) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />

voor slechts één kind: vervoer nooit twee<br />

kinderen in één systeem.<br />

7) Controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt.<br />

8) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />

kind geen afwijkende houding aanneemt<br />

of de gordels losmaakt.<br />

9) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />

ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is<br />

sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te<br />

houden.<br />

10) Na een ongeval moet het zitje door<br />

een nieuw exemplaar worden vervangen.


GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor voorzien<br />

van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij een heftige botsing<br />

door een sensor in werking gesteld<br />

en trekt de gordel enige centimeters aan.<br />

Op deze wijze worden de inzittenden<br />

veel beter op hun plaats gehouden en<br />

wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner in werking<br />

is geweest; er kan een beetje rook<br />

ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk<br />

en duidt niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel<br />

onderhoud of smering. Elke verandering<br />

van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid<br />

verminderen. Als de gordelspanner<br />

door extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(overstromingen, zeestormen)<br />

met water en modder in contact is geweest,<br />

dan moet de spanner worden vervangen.<br />

Voor een maximale bescherming door<br />

de gordelspanners moet de veiligheidsgordel<br />

zo worden omgelegd dat hij goed<br />

aansluit op borst en bekken.<br />

De gordelspanners<br />

kunnen slechts één keer<br />

werken en treden ook<br />

in werking als de veiligheidsgordel<br />

niet is omgelegd. Wendt u als<br />

de gordelspanners hebben gewerkt<br />

tot een Alfa Romeo-dealer<br />

om de gordelspanners te laten<br />

vervangen. De levensduur van<br />

het systeem is 10 jaar gerekend<br />

vanaf de productiedatum die op<br />

een sticker staat vermeld; na deze<br />

periode moeten de gordelspanners<br />

worden vervangen.<br />

Werkzaamheden<br />

waarbij stoten, sterke<br />

trillingen of verhitting<br />

(maximaal 100°C gedurende ten<br />

hoogste 6 uur) optreden, kunnen<br />

de gordelspanners beschadigen<br />

of activeren: tot die omstandigheden<br />

worden geen trillingen die<br />

voortgebracht worden door een<br />

slecht wegdek of door contacten<br />

met kleine obstakels zoals trottoirs<br />

gerekend. Wendt u tot de<br />

Alfa Romeo-dealer als ze hebben<br />

gewerkt.<br />

Het is streng verboden<br />

de gordelspanners te<br />

demonteren of open te<br />

maken. Onderhoud van de gordelspanners<br />

moet worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

51


AIRBAG<br />

(voor bepaalde landen/uitvoeringen)<br />

De auto is uitgerust met een airbag voor<br />

de bestuurder en kan optioneel op bepaalde<br />

uitvoeringen/in bepaalde landen<br />

zijn uitgerust met een passagiersairbag<br />

(fig. 38).<br />

fig. 38<br />

52<br />

P4Z00049<br />

AIRBAGS VOOR (fig. 39)<br />

Beschrijving en werking<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die onmiddellijk<br />

in werking treedt bij een frontale<br />

botsing.<br />

De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />

luchtkussen dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte is geplaatst:<br />

– in het midden van het stuurwiel aan<br />

bestuurderszijde;<br />

– een luchtkussen met een groter volume<br />

boven het dashboardkastje aan passagierszijde.<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die on-<br />

fig. 39<br />

P4Z00050<br />

middellijk in werking treedt bij een middelzware<br />

frontale botsing.<br />

Bij een ongeval verwerkt een regeleenheid<br />

de gegevens van een vertragingssensor<br />

en zorgt ervoor, indien nodig, dat het<br />

kussen wordt opgeblazen.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam van de inzittenden<br />

voor wordt opgevangen en de kans op<br />

letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt<br />

het kussen weer leeg.<br />

Bij een botsing kan een inzittende<br />

die geen veiligheidsgordel<br />

heeft omgelegd in contact komen<br />

met een airbag die nog niet volledig<br />

opgeblazen is, waardoor de<br />

inzittende minder beschermd<br />

wordt. De airbag voor (bestuurder<br />

en passagier) is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een aanvulling. Draag<br />

dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien<br />

is het dragen van veiligheidsgordels<br />

wettelijk verplicht<br />

in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).


Bij lichte frontale botsingen (waarbij de<br />

veiligheidsgordel de inzittende op zijn<br />

plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd.<br />

Bij botsingen tegen snel vervormbare of<br />

beweegbare objecten (zoals verkeerspalen,<br />

sneeuw- of ijs-ophopingen, geparkeerde<br />

auto’s, enz), bij aanrijdingen van<br />

achteren (zoals een aanrijding door een<br />

andere auto) en bij zijdelingse aanrijdingen<br />

met andere auto’s of veiligheidsbarrières<br />

(bijvoorbeeld tegen de onderkant<br />

van de auto of de vangrail), wordt de airbag<br />

niet geactiveerd omdat geen enkele<br />

aanvullende bescherming wordt geboden<br />

ten opzichte van de veiligheidsgordels.<br />

Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd<br />

wordt, betekent dit niet dat het<br />

systeem niet goed functioneert.<br />

AIRBAG VOOR AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE<br />

(indien aanwezig)<br />

De airbag voor aan passagierszijde is<br />

ontwikkeld om de bescherming te verbeteren<br />

van een inzittende voor met omgelegde<br />

veiligheidsgordel.<br />

Als de airbag volledig opgeblazen is,<br />

vult deze het grootste deel van de ruimte<br />

tussen het dashboard en de voorpassagier.<br />

ZEER GE-<br />

VAARLIJK Bij<br />

auto’s die zijn<br />

uitgerust met een airbag voor<br />

aan passagierszijde mag geen<br />

kinderzitje op de voorstoel worden<br />

gemonteerd. Als er geen andere<br />

mogelijkheid is, moet in ieder<br />

geval de airbag aan passagierszijde<br />

(indien aanwezig) uitgeschakeld<br />

worden als het kinderzitje<br />

op de passagiersstoel<br />

voor wordt geplaatst. Ook als<br />

het niet wettelijk verplicht is, raden<br />

wij u aan, voor een optimale<br />

bescherming van de volwassenen,<br />

de airbag onmiddellijk weer<br />

in te schakelen zodra u geen kinderen<br />

meer vervoert.<br />

Airbag voor aan passagierszijde<br />

uitschakelen<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

kan de airbag voor aan passagierszijde<br />

worden uitgeschakeld.<br />

U schakelt de airbag uit door de contactsleutel<br />

in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar<br />

op de rechter zijde van de<br />

middenconsole te steken (fig. 40).<br />

Bedien de schakelaar<br />

alleen als de motor uit<br />

staat en de contactsleutel<br />

is uitgenomen.<br />

fig. 40<br />

P4Z00051<br />

53


De sleutelschakelaar (fig. 40) heeft<br />

twee standen:<br />

1) Airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld<br />

(stand ON P) het lampje op<br />

het instrumentenpaneel is gedoofd; het is<br />

absoluut verboden kinderen op de passagiersstoel<br />

voor te vervoeren.<br />

2) Airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld:<br />

(stand OFF F): het lampje<br />

op het instrumentenpaneel brandt; het<br />

is mogelijk kinderen op de passagiersstoel<br />

voor te vervoeren, waarbij ze beschermd<br />

moeten worden door passende<br />

universele systemen.<br />

Het waarschuwingslampje F op het<br />

dashboard blijft continu branden, totdat<br />

de airbag aan passagierszijde opnieuw<br />

wordt ingeschakeld.<br />

54<br />

Het waarschuwingslampje<br />

voor uitgeschakelde<br />

airbag aan passagierszijde<br />

voor F geeft eventuele<br />

storingen aan in het waarschuwingslampje<br />

van de airbag<br />

zelf ¬. In dat geval is de situatie<br />

op het instrumentenpaneel als<br />

volgt:<br />

– waarschuwingslampje storing<br />

airbag ¬ is gedoofd;<br />

– waarschuwingslampje voor<br />

uitgeschakelde airbag aan passagierszijde<br />

F knippert (langer<br />

dan de normale 4 seconden).<br />

Zet de motor onmiddellijk uit en<br />

wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait,<br />

gaat het lampje ¬ branden.<br />

Na ongeveer 4 seconden<br />

moet het lampje doven. Als het<br />

waarschuwingslampje niet gaat<br />

branden, constant blijft branden<br />

of tijdens het rijden gaat branden,<br />

moet u onmiddellijk stoppen<br />

en contact opnemen met een Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait,<br />

gaat het lampje F<br />

(met de schakelaar voor uitschakeling<br />

van airbag voor aan passagierszijde<br />

in stand ON) ongeveer<br />

4 seconden branden en vervolgens<br />

4 seconden knipperen,<br />

om aan te geven dat de airbag<br />

aan passagierszijde bij een ongeval<br />

worden geactiveerd. Hierna<br />

moet het lampje doven.<br />

Rijd altijd met beide<br />

handen op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in<br />

werking treden van de airbag,<br />

het systeem niet wordt gehinderd<br />

door obstakels die ernstig<br />

letsel kunnen veroorzaken. Rijd<br />

niet met voorover gebogen lichaam,<br />

maar ga goed rechtop<br />

zitten en steun tegen de rugleuning.


Plaats geen stickers of<br />

andere objecten op het<br />

stuurwiel en/of de airbagmodule<br />

aan de passagierszijde.<br />

Reis niet met voorwerpen op<br />

schoot en houd vooral geen pijp,<br />

potlood, enz in de mond. Bij een<br />

ongeval waarbij de airbag in<br />

werking treedt, kan dit ernstig<br />

letsel veroorzaken.<br />

Laat bij diefstal of poging<br />

tot diefstal, bij beschadiging<br />

of als de auto<br />

bij een overstroming onder<br />

water is geweest, de airbag<br />

door een Alfa Romeo-dealer controleren.<br />

De airbags kunnen ook<br />

inschakelen als de auto<br />

stilstaat, de contactsleutel<br />

in stand MAR staat, de<br />

motor draait en de auto wordt<br />

aangereden door een andere auto.<br />

Daarom mag zich, ook bij een<br />

stilstaande auto, absoluut geen<br />

kind op de zitplaats voor bevinden.<br />

Als bij stilstaande auto en<br />

met uitgenomen contactsleutel de<br />

airbags bij een ongeval niet in<br />

werking treden, betekent dit niet<br />

dat het systeem niet goed<br />

werkt.<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een<br />

aanvulling. De inzittenden worden<br />

uitsluitend door de veiligheidsgordels<br />

beschermd bij frontale<br />

botsingen bij lage snelheid,<br />

bij zijdelingse aanrijdingen en als<br />

de auto over de kop slaat. De<br />

gordels moeten dus altijd gedragen<br />

worden.<br />

De airbag treedt in<br />

werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een<br />

botsing waarbij alleen de gordelspanners<br />

worden geactiveerd.<br />

Bij aanrijdingen die tussen die<br />

twee drempelwaarden in liggen,<br />

treden alleen de gordelspanners<br />

in werking.<br />

55


HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

De systemen die met de hendels aan<br />

het stuur worden bediend, kunt u alleen<br />

bedienen als de contactsleutel in de stand<br />

MAR staat.<br />

BELANGRIJK Alleen als het contactslot<br />

in stand PARK staat, blijft de buitenverlichting<br />

branden, ongeacht de stand<br />

van de draaiknop.<br />

fig. 41<br />

56<br />

P4Z00052<br />

HENDEL LINKS<br />

Met hendel (A-fig. 41) bedient u de<br />

richtingaanwijzers en de buitenverlichting.<br />

Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,<br />

gaan ook de instrumentenpaneelverlichting<br />

en de symboolverlichting van<br />

de bedieningsknoppen op het dashboard<br />

branden.<br />

Buitenverlichting uitgeschakeld<br />

Als het symbool O op de draaiknop tegenover<br />

het merkstreepje staat, dan is de<br />

buitenverlichting uitgeschakeld (fig.<br />

42).<br />

fig. 42<br />

P4Z00053<br />

Buitenverlichting<br />

De buitenverlichting wordt ingeschakeld<br />

als u de draaiknop van stand O op stand<br />

3 (of bij bepaalde uitvoeringen op 6)<br />

(fig. 43) draait.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 3 branden.<br />

fig. 43<br />

P4Z00054


Dimlicht<br />

De dimlichten worden ingeschakeld als<br />

u de draaiknop van stand 3 in stand<br />

2 (fig. 44) zet.<br />

Grootlicht<br />

Als de draaiknop in stand 2 staat, dan<br />

kan worden overgeschakeld tussen dimen<br />

grootlicht door de hendel naar het<br />

dashboard te drukken (vergrendelde<br />

stand) (fig. 45).<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 1 branden.<br />

Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel<br />

wordt getrokken, dan dooft het<br />

grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />

fig. 44<br />

P4Z00055<br />

Grootlichtsignaal<br />

Het grootlichtsignaal kan worden gegeven<br />

door de hendel naar het stuurwiel te<br />

trekken (onvergrendelde stand) ongeacht<br />

de stand van de draaiknop (fig. 46).<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 1 branden.<br />

BELANGRIJKHet grootlichtsignaal<br />

wordt gegeven met het grootlicht. Om bekeuringen<br />

te vermijden, dient u zich aan<br />

de geldende verkeerswetgeving te houden.<br />

fig. 45<br />

P4Z00056<br />

Richtingaanwijzers<br />

Plaats de hendel in de (vergrendelde)<br />

stand (fig. 47):<br />

A - de rechter richtingaanwijzers worden<br />

ingeschakeld.<br />

B - de linker richtingaanwijzers worden<br />

ingeschakeld.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

het controlelampje Ÿ of Δ knipperen.<br />

Als het stuurwiel weer in de rechtuitstand<br />

komt, dan schakelen de richtingaanwijzers<br />

automatisch uit en komt de<br />

hendel weer in de middelste stand.<br />

fig. 46<br />

P4Z00057<br />

57


BELANGRIJK Als u kort richting wilt<br />

aangeven, voor het uitvoeren van een<br />

manoeuvre waarvoor het stuurwiel<br />

slechts weinig hoeft te worden verdraaid,<br />

dan drukt u de hendel iets omhoog of<br />

omlaag (A of B) zonder dat de hendel<br />

vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,<br />

gaat deze automatisch terug.<br />

fig. 47<br />

58<br />

P4Z00058<br />

HENDEL RECHTS<br />

Met hendel (A-fig. 48) bedient u de<br />

ruitenwissers en -sproeiers.<br />

Ruitenwissers<br />

De hendel kan in vier verschillende standen<br />

worden gezet (fig. 49):<br />

A - Ruitenwisser uitgeschakeld.<br />

B - Wissen met interval met instelbare<br />

frequentie.<br />

C - Langzaam continu wissen.<br />

D - Snel continu wissen.<br />

fig. 48<br />

P4Z00059<br />

Hendel (E-fig. 50) draaien = instellen<br />

van het wisinterval.<br />

fig. 49<br />

fig. 50<br />

P4Z00060<br />

P4Z00061


Ruitensproeiers<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde<br />

stand), schakelt de ruitensproeier<br />

in (fig. 51).<br />

De ruitensproeier stopt zodra u de hendel<br />

loslaat.<br />

BELANGRIJK Als u de ruitensproeiers<br />

inschakelt, schakelen na enige seconden<br />

ook automatisch de ruitenwissers gedurende<br />

enige seconden in.<br />

Als u de hendel loslaat, zal de wisser<br />

nog enkele slagen maken en vervolgens<br />

uitschakelen of doorgaan in de gekozen<br />

stand van de hendel en draaiknop (Afig.<br />

51).<br />

fig. 51<br />

P4Z00062<br />

INSTRUMENTEN<br />

BELANGRIJK Het meetbereik en de<br />

gevarenzone (rood) van de toerenteller<br />

en de snelheidsmeter zijn afhankelijk van<br />

de motoruitvoering van de auto.<br />

SNELHEIDSMETER<br />

- KILOMETERTELLER (fig. 52)<br />

A - Snelheidsmeter.<br />

B - Totaal-kilometerteller.<br />

C - Dagteller.<br />

fig. 52<br />

P4Z00063<br />

De drukknop (D-fig. 53) voor het op<br />

nul zetten van de dagteller is rechts op<br />

het instrumentenpaneel geplaatst.<br />

Druk de knop kort in voor het op nul<br />

zetten van de dagteller.<br />

fig. 53<br />

P4Z00064<br />

59


TOERENTELLER (fig. 54)<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied<br />

staat, dan draait de motor met extreem<br />

hoge toerentallen.<br />

Het is raadzaam deze toerentallen<br />

slechts kort aan te houden.<br />

De regeleenheid van de elektronische inspuiting<br />

blokkeert tijdelijk de toevoer van<br />

brandstof als de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorvermogen<br />

zal afnemen.<br />

fig. 54<br />

60<br />

P4Z00065<br />

BRANDSTOFMETER MET<br />

WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />

VOOR BRANDSTOFRESERVE<br />

(fig. 55)<br />

A - Brandstofmeter voor de voorraad<br />

brandstof in de tank.<br />

B - Waarschuwingslampje voor brandstofreserve.<br />

De tank heeft een inhoud inclusief reserve<br />

van 70 liter.<br />

Het waarschuwingslampje geeft aan dat<br />

nog ongeveer 9 liter brandstof aanwezig<br />

is.<br />

fig. 55<br />

P4Z00066<br />

KLOKJE (fig. 56)<br />

Het klokje is een elektronisch kwarts -<br />

klokje.<br />

Druk voor het instellen van de tijd op<br />

knop (A).<br />

Elke keer als u het knopje indrukt, verspringt<br />

het klokje een minuut.<br />

Als u het betreffende knopje ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch snel<br />

door.<br />

BELANGRIJK Als de elektrische voeding<br />

wordt onderbroken (bijv. door het<br />

loskoppelen van de accu of na het vervangen<br />

van de zekering) dan stopt het<br />

klokje. Als de voedingsspanning is hersteld,<br />

moet het klokje op tijd worden gezet.<br />

fig. 56<br />

P4Z00067


KOELVLOEISTOF-<br />

TEMPERATUURMETER MET<br />

WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />

VOOR TE HOGE KOELVLOEI-<br />

STOFTEMPERATUUR (fig. 57)<br />

A - Koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />

Onder normale omstandigheden staat<br />

de wijzernaald ongeveer in het midden<br />

van de schaal. Als de wijzernaald in de<br />

buurt komt van de maximale waarden,<br />

moet gas worden teruggenomen.<br />

fig. 57<br />

P4Z00068<br />

B - Waarschuwingslampje voor te hoge<br />

koelvloeistoftemperatuur.<br />

Als het lampje gaat branden, betekent<br />

dit dat de koelvloeistoftemperatuur te<br />

hoog is; het is in dat geval raadzaam de<br />

motor uit te zetten en contact op te nemen<br />

met de Alfa Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK De wijzernaald kan ook<br />

in het rode gebied komen, terwijl u met<br />

hoge buitentemperaturen langzaam rijdt.<br />

Het is in dat geval raadzaam om de auto<br />

te stoppen en de motor enige minuten<br />

uit te zetten. Rijd vervolgens verder, zo<br />

mogelijk met een hogere snelheid.<br />

CONTROLE- EN<br />

WAARSCHUWINGS -<br />

LAMPJES<br />

Ÿ<br />

Richtingaanwijzer links<br />

(knipperend)<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />

(pijlen) omlaag wordt<br />

gezet of samen met het lampje van de<br />

rechter richtingaanwijzer, als de drukknop<br />

voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

3<br />

Buitenverlichting<br />

Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Δ<br />

Richtingaanwijzer rechts<br />

(knipperend)<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />

(pijlen) omhoog wordt<br />

gezet of samen met het lampje van de<br />

linker richtingaanwijzer, als de drukknop<br />

voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

61


5<br />

Het lampje gaat branden als de mistlampen<br />

voor worden ingeschakeld.<br />

1<br />

62<br />

Mistlampen<br />

Grootlicht<br />

Het lampje gaat branden als het grootlicht<br />

wordt ingeschakeld.<br />

4<br />

Mistachterlicht<br />

Het lampje gaat branden als het mistachterlicht<br />

wordt ingeschakeld.<br />

F<br />

Uitgeschakelde passagiers -<br />

airbag (optioneel op bepaalde<br />

uitvoeringen)<br />

Het lampje brandt als de airbag aan de<br />

passagierszijde met de contactsleutel buiten<br />

werking is gesteld.<br />

¢<br />

Alfa Romeo CODE<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, dan knippert het lampje een keer<br />

en daarna dooft het. Als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat en het lampje blijft<br />

branden, dan duidt dit op een storing: zie<br />

“Alfa Romeo CODE“.<br />

Als de lampjes U en ¢tegelijk branden,<br />

dan is er een storing in de Alfa Romeo<br />

CODE.<br />

><br />

Defect in antiblokkeersysteem<br />

(ABS)<br />

Het lampje gaat branden bij een storing<br />

in het ABS-systeem. Het conventionele<br />

remsysteem blijft werken zonder antiblokkeersysteem.<br />

Neem zo spoedig mogelijk<br />

contact op met de Alfa Romeo-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling<br />

(EBD). Als de lampjes > en x<br />

gelijktijdig branden bij een draaiende<br />

motor, dan kunnen bij hard<br />

remmen de achterwielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de auto<br />

kan gaan slippen. Rijd direct<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

Alfa Romeo-dealer om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

Geopende portieren, motorkap,<br />

kofferdeksel<br />

De lampjes gaan branden wanneer de<br />

aangegeven portieren, de motorkap of<br />

het kofferdeksel niet goed zijn gesloten.


¬<br />

Storing in airbag/gordelspanners<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />

Als bij een draaiende motor het lampje<br />

gaat branden, dan is er een storing in een<br />

airbag of de gordelspanners<br />

Als het lampje ¬ niet<br />

gaat branden, blijft<br />

branden of gaat branden<br />

tijdens het rijden, zet dan<br />

onmiddellijk de motor uit en<br />

wendt u tot de Alfa Romeodealer.<br />

<<br />

Veiligheidsgordels<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, dan gaat het lampje enige seconden<br />

branden om u er aan te herinneren<br />

dat de veiligheidsgordels moeten worden<br />

omgelegd.<br />

d<br />

Versleten remblokken<br />

voor<br />

Het lampje gaat branden als u het rempedaal<br />

intrapt en de remblokken voor zijn<br />

versleten.<br />

Als het lampje d tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden, terwijl het<br />

rempedaal niet is ingetrapt,<br />

wendt u dan zo snel mogelijk tot<br />

de Alfa Romeo-dealer. Als het<br />

lampje gaat branden bij ingetrapt<br />

rempedaal, laat dan zo snel mogelijk<br />

de remblokken voor vervangen.<br />

BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust<br />

met een slijtage-indicator voor de<br />

remblokken voor moet u, als de remblokken<br />

worden vervangen, ook de remblokken<br />

achter laten controleren.<br />

Aangetrokken handrem<br />

en/of te laag remvloei-<br />

x stofniveau<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet na enige seconden doven.<br />

Het lampje brandt:<br />

– als de handrem is aangetrokken;<br />

– als het vloeistofniveau voor het remsysteem/koppelingbediening<br />

in het reservoir<br />

te laag is als gevolg van een lekkage<br />

in het hydraulische circuit;<br />

– gelijktijdig met lampje > bij een storing<br />

in de elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD).<br />

Als het lampje x tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden, controleer dan<br />

of de handrem niet is aangetrokken.<br />

Als het lampje blijft branden<br />

terwijl de handrem is losgezet,<br />

wendt u dan direct tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

63


U<br />

Storing in motormanagementsysteem<br />

(EOBD)<br />

Als u onder normale omstandigheden de<br />

contactsleutel in stand MAR draait, gaat<br />

het lampje branden. Na het starten van<br />

de motor moet het lampje doven. Het<br />

lampje gaat eerst branden om de juiste<br />

werking ervan aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden:<br />

1) constant branden: duidt op een<br />

defect in het inspuit-/ontstekingssysteem.<br />

Dit kan tot gevolg hebben dat<br />

schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,<br />

de prestaties verminderen, de auto slechter<br />

gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden doorrijden<br />

zonder te veel van de motor te eisen<br />

of met hoge snelheid te rijden. Als lang<br />

met een brandend waarschuwingslampje<br />

wordt doorgereden, kunnen beschadigingen<br />

ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk<br />

tot de Alfa Romeo-dealer. Het lampje dooft<br />

als de storing verdwijnt. De storing wordt<br />

door het systeem in het geheugen opgeslagen.<br />

2) Knipperend: mogelijke beschadiging<br />

van de katalysator (zie de paragraaf<br />

64<br />

“EOBD-systeem“ in dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal<br />

worden losgelaten zodat de motor<br />

met lage toerentallen draait en het lampje<br />

niet meer knippert; u kunt met matige<br />

snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />

moeten worden vermeden die kunnen<br />

leiden tot het opnieuw gaan knipperen<br />

van het lampje. U dient zo snel mogelijk<br />

contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden, dan<br />

dient u zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de Alfa Romeodealer.<br />

w<br />

Te lage laadstroom<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

zet, dan gaat het lampje op het instrumentenpaneel<br />

branden. Het moet doven<br />

direct nadat de motor is gestart (als de<br />

motor draait met stationair toerental, dan<br />

kan dit iets langer duren).<br />

Als het lampje blijft branden, dan moet<br />

u zich onmiddellijk tot de Alfa Romeodealer<br />

wenden.


v<br />

Te lage motoroliedruk<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven zodra de motor is aangeslagen.<br />

Een kleine vertraging in het doven van<br />

het lampje is toegestaan bij stationair<br />

draaiende motor.<br />

Als de motor zwaar belast is geweest,<br />

dan mag het lampje flauw knipperen bij<br />

stationair toerental, als het maar direct<br />

dooft zodra er iets gas wordt gegeven.<br />

Als het lampje v<br />

tijdens het rijden gaat<br />

branden, zet dan onmiddellijk<br />

de motor uit en wendt<br />

u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

çK<br />

Brandstofreserve<br />

Het lampje is ingebouwd in de brandstofmeter.<br />

Het gaat branden als er nog circa 9 liter<br />

brandstof in de tank resteert.<br />

çu<br />

Te hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

Het lampje is ingebouwd in de koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />

Als het lampje gaat branden, betekent<br />

dit dat de koelvloeistoftemperatuur te<br />

hoog is; het is in dat geval raadzaam de<br />

motor uit te zetten en contact op te nemen<br />

met de Alfa Romeo-dealer.<br />

Ingeschakeld diefstalalarm<br />

ç (optioneel op bepaalde<br />

uitvoeringen)<br />

Het lampje links op het instrumentenpaneel<br />

knippert als het diefstalalarm is ingeschakeld.<br />

65


KLIMAATREGELING<br />

fig. 58<br />

66<br />

P4Z00210


LUCHTROOSTERS (fig. 58)<br />

A - Luchtroosters voor ontwasemen/<br />

ontdooien van voorruit.<br />

B - Verstelbare uitstroomopeningen aan<br />

zijkant.<br />

C - Luchtroosters voor ontwasemen/<br />

ontdooien van zijruiten voor.<br />

D - Verstelbare luchtroosters in het midden.<br />

E - Luchtroosters in beenruimte.<br />

LUCHTROOSTERS IN HET MID-<br />

DEN EN AAN ZIJKANTEN VER-<br />

STELLEN<br />

Druk voor het openen van de luchtroosters<br />

(A-fig. 59) op de lamel bij punt<br />

(B-fig. 60).<br />

fig. 59<br />

P4Z00070<br />

De luchtstroom kan in de gewenste richting<br />

worden versteld door de lamellen<br />

van de luchtroosters (fig. 60) te draaien.<br />

fig. 60<br />

P4Z00071<br />

67


VERWARMING EN VENTILATIE<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

fig. 61<br />

A - Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />

B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />

C - Draaiknop regeling luchtverdeling.<br />

68<br />

A B C<br />

D E<br />

D - Drukknop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

E - Drukknop voor in-/uitschakelen achterruit-<br />

en spiegelverwarming.<br />

P4Z00263


DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />

LUCHTTEMPERATUUR<br />

Draai knop (A-fig.61) rechts- of linksom<br />

om de temperatuur van de lucht naar<br />

het interieur resp. te verhogen of verlagen.<br />

DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />

AANJAGERSNELHEID<br />

Met knop (B-fig.61) kan een van de<br />

aanjagersnelheden worden gekozen,<br />

waardoor de hoeveelheid lucht naar het<br />

interieur kan worden ingesteld:<br />

– In stand 0 wordt er uitsluitend lucht<br />

door de rijwind (bij een rijdende auto) in<br />

het interieur gevoerd.<br />

– In de standen 1 t/m 5 worden achtereenvolgens<br />

de vier snelheden van de<br />

aanjager ingeschakeld; als u met lage<br />

snelheid rijdt, is het raadzaam de aanjager<br />

in te schakelen voor een betere ventilatie.<br />

DRAAIKNOP VOOR LUCHTVER-<br />

DELING<br />

Door de draaiknop (C-fig.61) met het<br />

merkteken tegenover de symbolen te zetten,<br />

kunnen de volgende standen worden<br />

gekozen:<br />

¥ Luchtstroom naar de bovenste uitstroomopeningen,<br />

de uitstroomopeningen<br />

in het midden en aan de zijkant. De<br />

luchtstroom kan worden geregeld met de<br />

bedieningsorganen van de luchtroosters.<br />

μ Luchtstroom verdeeld over de hiervoor<br />

beschreven luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />

in de beenruimten.<br />

w Luchtstroom naar de beenruimten.<br />

≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />

voor en de beenruimten.<br />

- Luchtstroom naar de voorruit en zijruiten<br />

voor ontwasemen/ontdooien.<br />

Z Automatische keuze van de luchtverdeling<br />

voor een snelle ontwaseming en<br />

ontdooiing van de voorruit en zijruiten, inschakeling<br />

van de achterruitverwarming<br />

en de spiegelverwarming (zie de paragraaf<br />

“Snel ontwasemen en/of ontdooien<br />

van de voorruit, de zijruiten en de achterruit“).<br />

DRUKKNOP VOOR IN-/<br />

UITSCHAKELEN RECIRCULATIE-<br />

FUNCTIE<br />

Als u knop v (D-fig. 61) indrukt,<br />

wordt de recirculatie ingeschakeld en<br />

gaat het betreffende lampje branden.<br />

Bij ingeschakelde recirculatie komt er<br />

geen buitenlucht meer in het interieur en<br />

wordt voor bijvoorbeeld een snelle verwarming,<br />

de lucht in het interieur direct<br />

behandeld mits de aanjager in een stand<br />

tussen 1 en 5 staat.<br />

Druk de knop nogmaals in om de recirculatiefunctie<br />

uit te schakelen.<br />

69


BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

om de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat vervuilde lucht het interieur<br />

bereikt. Het is raadzaam het systeem<br />

niet lang achter elkaar te gebruiken, vooral<br />

niet als u met meerdere personen in de<br />

auto zit.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kan de lucht sneller verwarmd worden<br />

als de behandelde lucht een hogere temperatuur<br />

heeft dan de buitenlucht. Het is<br />

echter niet raadzaam deze functie in te<br />

schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />

omdat dan de ruiten aan de binnenzijde<br />

aanzienlijk sneller beslaan.<br />

70<br />

DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-<br />

SCHAKELEN ACHTERRUIT- EN<br />

SPIEGELVERWARMING.<br />

Als u knop ( (E-fig. 62) indrukt,<br />

worden de achterruitverwarming en de<br />

spiegelverwarming ingeschakeld; tegelijkertijd<br />

gaat het lampje op de schakelaar<br />

branden. De functie is voorzien van een<br />

tijdschakeling, waardoor de functie na<br />

enige minuten automatisch wordt uitgeschakeld.<br />

U kunt de verwarming eerder<br />

uitschakelen, door nogmaals op de knop<br />

te drukken.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden<br />

aan de binnenzijde van de<br />

achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming<br />

te voorkomen.<br />

Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde<br />

van de achterruit op<br />

dat de elektrische weerstandsdraden<br />

niet beschadigd worden.<br />

VERWARMING<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

temperatuur als volgt te werk:<br />

– draai knop (A-fig.62) voor de<br />

temperatuurregeling in het RODE gebied.<br />

– draai knop (B-fig.62) voor de<br />

luchtopbrengst in de gewenste stand.<br />

– draai knop (C-fig.62) voor de<br />

luchtverdeling in stand:<br />

μ Luchtstroom naar de luchtroosters in<br />

het midden en aan de zijkant en naar de<br />

uitstroomopeningen in de beenruimten<br />

(bij een koele of koude buitentemperatuur).<br />

w Voor verwarming van de beenruimten<br />

(bij een zeer koude buitentemperatuur).<br />

≤ Luchtstroomverdeling tussen voorruit<br />

en zijruiten en beenruimten in interieur<br />

(om te voorkomen dat de voorruit en de<br />

zijruiten beslaan).


Ga voor een maximale verwarming<br />

als volgt te werk:<br />

bij koude motor<br />

d.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur<br />

lager is dan 70°C (wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

staat links van<br />

het midden van de schaal van 50 tot<br />

90°C):<br />

– draai knop (A-fig. 62) rechtsom in<br />

de uiterste stand (RODE gebied);<br />

– zet draaiknop (B-fig. 62) op de<br />

eerste of tweede snelheid van de aanjager<br />

(merkteken op de knop op 1 of 2);<br />

bij warme motor<br />

d.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur<br />

fig. 62<br />

P4Z00242<br />

hoger is dan 70°C (wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

staat rechts<br />

van het midden van de schaal van 50 tot<br />

90°C):<br />

– draai knop (A-fig. 62) rechtsom in<br />

de uiterste stand (RODE gebied);<br />

– zet draaiknop (B-fig. 62) op de<br />

maximale aanjagersnelheid (merkteken<br />

op de knop op 5).<br />

ONTWASEMING<br />

EN/OF ONTDOOIING VAN DE<br />

VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />

VOOR<br />

– Schakel de recirculatie uit (lampje op<br />

knop (D-fig.62) gedoofd), als deze<br />

was ingeschakeld.<br />

– Draai knop (A-fig.62) voor regeling<br />

van de temperatuur rechtsom in de<br />

uiterste stand (RODE gebied).<br />

– Draai knop (B-fig. 62), voor regeling<br />

van de luchtopbrengst op de maximum<br />

snelheid van de aanjager.<br />

– Draai knop (C-fig. 62), voor de<br />

luchtverdeling op het symbool -.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />

zijn, kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het zicht en het comfort optimaal<br />

blijven.<br />

BELANGRIJKOntdooien vindt het<br />

snelst plaats bij een warme motor.<br />

Als het buiten extreem vochtig is en/of<br />

bij regen en/of bij grote verschillen in interieur-<br />

en buitentemperatuur, raden wij u<br />

de volgende procedure aan om het beslaan<br />

van de ruiten te voorkomen:<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampje<br />

op knop (D-fig. 62) gedoofd;<br />

– draaiknop voor de temperatuurregeling<br />

(A-fig. 62) in het rode gebied;<br />

– aanjager ten minste in stand 3;<br />

– draaiknop voor de luchtverdeling (Cfig.<br />

62) op symbool - met de mogelijkheid<br />

stand ≤ in te schakelen als de<br />

ruiten dreigen te beslaan.<br />

71


Druk om de achterruit en de buitenspiegels<br />

te ontdooien of te ontwasemen op<br />

knop ( (E-fig. 62).<br />

SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-<br />

MEN VAN DE VOORRUIT, DE<br />

ZIJRUITEN VOOR<br />

EN DE ACHTERRUIT<br />

Door inschakeling van functie Z werkt<br />

het systeem als volgt voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit, de<br />

zijruiten voor en de achterruit:<br />

– maximale luchtopbrengst en hoogste<br />

temperatuur;<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lampje<br />

v (D-fig. 62) gedoofd) waarbij<br />

lucht van buiten binnenstroomt;<br />

– luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten<br />

voor;<br />

– achterruitverwarming ingeschakeld<br />

(lampje ( (E-fig. 62) brandt);<br />

– spiegelverwarming ingeschakeld.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />

met de draaiknop voor de luchtverdeling<br />

een stand gekozen worden waarbij het<br />

zicht optimaal blijft.<br />

72<br />

BELANGRIJK De werking van functie<br />

Z is maximaal bij warme motor. Bij een<br />

“koude“ auto (lage buiten- en interieurtemperatuur<br />

en koude motor), wordt de<br />

luchtopbrengst beperkt tot 35% van de<br />

maximum capaciteit om te voorkomen<br />

dat er een grote hoeveelheid koude lucht<br />

in het interieur wordt gevoerd.<br />

VENTILATIE<br />

– draai knop (A-fig.62) voor de<br />

temperatuurregeling in het BLAUWE gebied<br />

– draai knop (B-fig.62) voor de<br />

luchtopbrengst in de gewenste stand.<br />

– zet knop (C-fig. 62) voor luchtverdeling<br />

op symbool ¥.<br />

Op kille dagen kan het nuttig zijn het interieur<br />

iets te verwarmen.<br />

Draai hiervoor knop (A-fig. 62) iets<br />

rechtsom (begin RODE gebied) en draai<br />

knop (C-fig. 62) op het symbool μ.


AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (optional op bepaalde uitvoeringen)<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

fig. 63<br />

A -Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />

B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />

C - Draaiknop luchtverdeling.<br />

D - Drukknop in-/uitschakelen aircocompressor.<br />

E - Drukknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />

F - Drukknop voor in-/uitschakeling achterruit-<br />

en spiegelverwarming.<br />

P4Z00028<br />

73


Het systeem gebruikt<br />

koelmiddel R134a, dat<br />

voldoet aan de geldende<br />

wetgeving en dat bij lekkage<br />

niet schadelijk is voor het milieu.<br />

Gebruik nooit een ander koelmiddel,<br />

omdat andere middelen ongeschikt<br />

zijn voor de componenten<br />

van het systeem.<br />

Met de airconditioning kan de gewenste<br />

temperatuur in het interieur constant worden<br />

gehouden.<br />

Ga hiervoor als volgt te werk:<br />

– stel de gewenste temperatuur in<br />

m.b.v. draaiknop (A-fig. 64);<br />

– zet draaiknop (B-fig. 64) op stand<br />

AUTO.<br />

74<br />

BELANGRIJK De compressor kan met<br />

de hand of automatisch worden in- en uitgeschakeld.<br />

Zie voor het omschakelen<br />

tussen beide mogelijkheden de paragraaf<br />

“Compressorwerking van handmatig op<br />

automatisch overschakelen”.<br />

DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />

LUCHTTEMPERATUUR<br />

Draai knop (A-fig.64) rechts- of linksom<br />

om de temperatuur van de lucht naar<br />

het interieur resp. te verhogen of verlagen.<br />

Als draaiknop (B) in stand AUTO staat<br />

en draaiknop (A) in een uiterste stand<br />

wordt gedraaid (linksom/rechtsom), worden<br />

resp. de functies voor maximale koeling<br />

en maximale verwarming ingeschakeld<br />

zoals beschreven op de volgende pagina’s.<br />

DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />

AANJAGERSNELHEID<br />

Door draaiknop (B-fig. 64) te draaien<br />

is het mogelijk:<br />

– stand AUTO te kiezen voor een optimale<br />

werking van het systeem zodat zo<br />

snel mogelijk de gewenste temperatuur<br />

wordt bereikt;<br />

– één van de vier aanjagersnelheden te<br />

kiezen om de beschikbare luchthoeveelheid<br />

te regelen en zo de gewenste temperatuur<br />

te handhaven.<br />

in stand “0” de aanjager volledig uit te<br />

schakelen: in dit geval wordt er uitsluitend<br />

lucht in het interieur gevoerd als de<br />

auto rijdt, mits de luchtrecirculatie is uitgeschakeld<br />

(lampje op toets v (Efig.<br />

64) gedoofd).


DRAAIKNOP VOOR<br />

LUCHTVERDELING<br />

Door de draaiknop (C-fig.64) met het<br />

merkteken tegenover de symbolen te zetten,<br />

kunnen de volgende standen worden<br />

gekozen:<br />

¥ Luchtstroom naar de bovenste uitstroomopeningen,<br />

de uitstroomopeningen<br />

in het midden en aan de zijkant. De<br />

luchtstroom kan worden geregeld met de<br />

bedieningsorganen van de luchtroosters<br />

μ Luchtstroom verdeeld over de hiervoor<br />

beschreven luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />

in de beenruimten.<br />

w Luchtstroom naar de beenruimten.<br />

fig. 64<br />

P4Z00029<br />

≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />

voor en de beenruimten<br />

- Luchtstroom naar de voorruit en zijruiten<br />

voor ontwasemen/ontdooien.<br />

Z Automatische keuze van de luchtverdeling<br />

voor een snelle ontwaseming en<br />

ontdooiing van de voorruit en zijruiten, inschakeling<br />

van de achterruitverwarming<br />

en de spiegelverwarming (zie de paragraaf<br />

“Snel ontwasemen en/of ontdooien<br />

van de voorruit, de zijruiten, de achterruit<br />

en de buitenspiegels“).<br />

DRUKKNOP VOOR IN-/<br />

UITSCHAKELEN<br />

AIRCONDITIONING<br />

Als u op knop √ (D-fig. 64) drukt,<br />

schakelt de aircocompressor in en gaat de<br />

aanjager op de eerste snelheid werken;<br />

ook als de draaiknop (B-fig. 64) voor<br />

de luchtopbrengst in stand 0 staat.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, brandt<br />

het betreffende lampje.<br />

De compressor werkt alleen bij een<br />

draaiende motor.<br />

75


AUTOMATISCHE OF<br />

HANDMATIGE BEDIENING VAN<br />

DE COMPRESSOR<br />

De in-/uitschakeling van de compressor<br />

kan automatisch of handmatig plaatsvinden.<br />

De omschakelprocedure is als volgt.<br />

Uitgangsomstandigheden:<br />

– contactsleutel in stand STOP;<br />

– draaiknop (A-fig. 65) rechtsom in<br />

de uiterste stand (maximale verwarming);<br />

– draaiknop (B-fig. 65) op 0;<br />

– draaiknop (C-fig. 65) op ¥.<br />

Automatische werking inschakelen:<br />

– draai de contactsleutel in stand MAR<br />

(zonder de motor te starten);<br />

– zet knop (B-fig. 65) achtereenvolgens<br />

in stand AUTO-0-AUTO-0;<br />

76<br />

– draai de contactsleutel in stand<br />

STOP.<br />

Als u de procedure herhaalt, wordt weer<br />

de handmatige werking ingeschakeld,<br />

waardoor de compressor alleen wordt ingeschakeld<br />

als u dat wilt, behalve in de<br />

gevallen v en Z die staan aangegeven<br />

in de tabel FUNCTIES VAN DE AUTO-<br />

MATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING.<br />

BELANGRIJK Als na het starten van<br />

de motor het controlelampje ingeschakelde<br />

compressor (knop D-fig. 65) ongeveer<br />

15 seconden gaat knipperen, is er<br />

een storing in de airconditioning. Wendt u<br />

tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

fig. 65<br />

P4Z00029<br />

DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-<br />

SCHAKELEN RECIRCULATIE-<br />

FUNCTIE<br />

Als u knop v (E-fig. 65) indrukt,<br />

wordt de recirculatie ingeschakeld en<br />

gaat het betreffende lampje branden.<br />

Hierdoor komt geen buitenlucht meer in<br />

het interieur en wordt de lucht in het interieur<br />

direct behandeld , mits de aanjager<br />

in een stand tussen AUTO en 4 staat of<br />

wanneer de airconditioning is ingeschakeld;<br />

lampje op knop (D-fig. 65)<br />

brandt.<br />

Druk de knop nogmaals in om de recirculatiefunctie<br />

uit te schakelen.<br />

Als de recirculatie wordt ingeschakeld,<br />

wordt automatisch ook de compressor ingeschakeld<br />

en gaat het betreffende lampje<br />

branden, om het beslaan van de ruiten<br />

te voorkomen. U kunt de compressor uitschakelen<br />

met drukknop √ (D-fig.<br />

65).


BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kunnen, afhankelijk van de werking<br />

van het systeem “Verwarming“ of “Koeling“,<br />

de gewenste omstandigheden sneller<br />

bereikt worden. Het is echter niet<br />

raadzaam deze functie handmatig in te<br />

schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />

omdat dan de ruiten aan de binnenzijde<br />

aanzienlijk sneller kunnen beslaan,<br />

vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

om de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat vervuilde lucht het interieur<br />

bereikt. Het is raadzaam het systeem<br />

niet lang achter elkaar te gebruiken, vooral<br />

niet als u met meerdere personen in de<br />

auto zit.<br />

BELANGRIJK Als de motor wordt uitgezet,<br />

onthoudt het systeem of de compressor<br />

en de recirculatiefunctie zijn ingeschakeld;<br />

deze situatie wordt aangegeven<br />

door het branden van de lampjes naast<br />

de drukknoppen (D-fig. 65) en (Efig.<br />

65). Als de motor wordt gestart,<br />

dan worden de beide functies ingeschakeld,<br />

als ze daarvoor ook ingeschakeld<br />

waren.<br />

DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-<br />

SCHAKELEN ACHTERRUIT- EN<br />

SPIEGELVERWARMING.<br />

Als u knop ( (F-fig. 65) indrukt,<br />

dan worden de achterruit- en de spiegelverwarming<br />

ingeschakeld en gaat het bijbehorende<br />

lampje branden.<br />

De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />

waardoor de functie na enige minuten<br />

automatisch wordt uitgeschakeld.<br />

U kunt de verwarming eerder uitschakelen<br />

door nogmaals de knop in te drukken.<br />

TEMPERATUURSENSOREN<br />

De sensor voor de interieurtemperatuur<br />

(G-fig. 66) bevindt zich op het instrumentenpaneel<br />

naast de knop voor regeling<br />

van de luchttemperatuur. De sensor<br />

voor de buitentemperatuur bevindt zich<br />

onder de buitenspiegel aan de passagierszijde<br />

(H-fig. 66).<br />

BELANGRIJK De sensoren mogen<br />

nooit worden opengemaakt. Wendt u bij<br />

twijfel over de juiste werking tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 66<br />

P4Z00072<br />

77


POLLENFILTER<br />

MET ACTIEVE-KOOLDEELTJES<br />

Het pollenfilter reinigt de lucht mechanisch<br />

via het elektrostatische principe, zodat<br />

de in het interieur ingevoerde lucht<br />

gezuiverd is en geen stofdeeltjes, pollen<br />

enz. bevat.<br />

Door de laag actieve kooldeeltjes aan<br />

de onderzijde van het pollenfilter wordt<br />

ook de concentratie van luchtverontreinigende<br />

bestanddelen verminderd.<br />

Het filter werkt als er buitenlucht in het<br />

interieur stroomt (recirculatie uitgeschakeld)<br />

en functioneert het best als de ruiten<br />

zijn gesloten.<br />

78<br />

Laat het filter ten minste een keer per<br />

jaar controleren door de Alfa Romeodealer,<br />

bij voorkeur aan het begin van het<br />

zomerseizoen.<br />

Als de auto veel over stoffige wegen of<br />

bij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,<br />

moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />

en vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement<br />

van de klimaat -<br />

regeling aanzienlijk beperken.<br />

KOELING<br />

Ga voor het koelen van de lucht, bij<br />

draaiende motor en gesloten ruiten, als<br />

volgt te werk:<br />

– Zet knop (A-fig. 67) voor de temperatuurregeling<br />

in de gewenste stand.<br />

– Zet knop (B-fig. 67) voor de lucht -<br />

opbrengst op:<br />

- gewenste snelheid om de luchttoevoer<br />

te regelen<br />

- AUTO als u de automatische werking<br />

van de aanjager wilt inschakelen (de gewenste<br />

temperatuur wordt hierdoor sneller<br />

bereikt).<br />

– Zet knop (C-fig. 67) voor luchtverdeling<br />

op symbool ¥.<br />

– Zij- en middenroosters: geheel open.<br />

– Druk knop √ (D-fig. 67) voor inschakeling<br />

van de compressor in (lampje<br />

brandt).<br />

Voor een gematigde koeling moet u de<br />

temperatuur verhogen door draaiknop<br />

(A-fig. 67) rechtsom te draaien.


Als de werking van de compressor automatisch<br />

wordt geregeld en met draaiknop<br />

(A-fig. 67) een lagere temperatuur<br />

wordt ingesteld dan de buitentemperatuur,<br />

wordt de compressor automatisch ingeschakeld<br />

en gaat het lampje op knop<br />

√ (D-fig. 67) branden.<br />

Ga voor maximale koeling als volgt<br />

te werk:<br />

– zet draaiknop (A-fig. 67) linksom<br />

in de uiterste stand (blauwe gebied);<br />

– zet draaiknop (B-fig. 67) op AU-<br />

TO.<br />

fig. 67<br />

P4Z00029<br />

Op deze manier wordt een minimale<br />

temperatuur verkregen met maximale<br />

luchtopbrengst.<br />

Als de recirculatie wordt ingeschakeld<br />

met knop v (E-fig. 67), wordt de<br />

lucht sneller gekoeld.<br />

Het verdient aanbeveling om de airconditioning<br />

slechts zeer kort of alleen bij<br />

zeer hoge temperaturen maximaal te laten<br />

koelen. Hierdoor wordt een te sterke<br />

afkoeling van het interieur voorkomen.<br />

ONTWASEMING<br />

EN/OF ONDOOIING VAN DE<br />

VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />

VOOR<br />

– Schakel de recirculatie uit (lampje op<br />

knop (E-fig. 67) gedoofd), als deze<br />

was ingeschakeld.<br />

– Zet knop (C-fig. 67) voor luchtverdeling<br />

op symbool -.<br />

– Schakel de compressor in (lampje op<br />

knop (D-fig. 67) brandt).<br />

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />

zijn, kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het zicht en het comfort optimaal<br />

blijven.<br />

BELANGRIJKOntdooien vindt het<br />

snelst plaats bij een warme motor.<br />

Als het buiten extreem vochtig is en/of<br />

bij regen en/of bij grote verschillen in interieur-<br />

en buitentemperatuur, raden wij u<br />

de volgende procedure aan om het beslaan<br />

van de ruiten te voorkomen:<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampje<br />

op knop (E-fig. 67) gedoofd;<br />

– aanjager ten minste op de 2e snelheid;<br />

79


– zet de knop van de luchtverdeling<br />

(C-fig. 68) op symbool - met de mogelijkheid<br />

stand ≤ in te schakelen als de<br />

ruiten dreigen te beslaan;<br />

– aircocompressor ingeschakeld, lampje<br />

op knop (D-fig. 68) brandt.<br />

BELANGRIJK Een belangrijk kenmerk<br />

van de airconditioning is dat deze de<br />

lucht ontvochtigt. Het is daarom altijd aan<br />

te raden om de aircocompressor in te<br />

schakelen met knop √ (D-fig. 68) om<br />

het beslaan van de ruiten te voorkomen.<br />

Druk om de achterruit te ontdooien of<br />

ontwasemen op knop ( (F-fig. 68).<br />

80<br />

SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-<br />

MEN VAN DE VOORRUIT, DE<br />

ZIJRUITEN VOOR, DE ACHTER-<br />

RUIT EN DE BUITENSPIEGELS<br />

Als de functie Z is ingeschakeld, werkt<br />

het systeem automatisch , zoals hierna<br />

aangegeven, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit, de zijruiten<br />

voor, de achterruit en de buitenspiegels:<br />

– maximale luchtopbrengst en hoogste<br />

temperatuur;<br />

– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lampje<br />

v (D-fig. 68) gedoofd) waarbij<br />

lucht van buiten binnenstroomt;<br />

– compressor ingeschakeld (lampje op<br />

knop √ (D-fig. 68) brandt);<br />

– luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten;<br />

– verwarming van de achterruit en de<br />

buitenspiegels ingeschakeld (lampje op<br />

toets ( (F-fig. 68) brandt).<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />

met de draaiknop voor de luchtverdeling<br />

een stand gekozen worden waarbij het<br />

zicht optimaal blijft.<br />

BELANGRIJK Bij een warme motor<br />

werkt de functie Z maximaal (zie (*)<br />

bij de tabel “Functies van de automatisch<br />

geregelde airconditioning”).


VERWARMING<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

temperatuur als volgt te werk:<br />

– Zet knop (A-fig. 68) voor de temperatuurregeling<br />

in de gewenste stand.<br />

– Zet knop (B-fig. 68) voor de luchtopbrengst<br />

op:<br />

- gewenste snelheid om de luchttoevoer<br />

te regelen<br />

- in stand AUTO voor automatische<br />

werking van de aanjager.<br />

fig. 68<br />

P4Z00029<br />

– Zet knop (C-fig. 68) voor de luchtverdeling<br />

in stand:<br />

μ Luchtstroom naar de luchtroosters in<br />

het midden en aan de zijkant en naar de<br />

uitstroomopeningen in de beenruimten<br />

(bij een koele of koude buitentemperatuur).<br />

w Voor verwarming van de beenruimten<br />

(bij een zeer koude buitentemperatuur).<br />

≤ Luchtstroomverdeling tussen voorruit<br />

en zijruiten en beenruimten in interieur<br />

(om te voorkomen dat de voorruit en de<br />

zijruiten beslaan).<br />

Ga voor een maximale verwarming<br />

als volgt te werk:<br />

– draai knop (A-fig. 68) rechtsom in<br />

de uiterste stand (maximale temperatuur);<br />

– zet draaiknop (B-fig. 68) op AU-<br />

TO.<br />

Op deze manier wordt snel een maximale<br />

temperatuur verkregen met een<br />

maximale luchtopbrengst (zie (*) bij de<br />

tabel “Functies van de automatisch geregelde<br />

airconditioning”).<br />

Het verdient aanbeveling om de airconditioning<br />

slechts zeer kort of alleen bij<br />

zeer lage temperaturen maximaal te laten<br />

verwarmen. Hierdoor wordt een te<br />

sterke verwarming van het interieur voorkomen.<br />

81


AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING<br />

Uitgevoerde handeling<br />

Automatisch geregelde functie<br />

Zichtbare<br />

Melding<br />

Starten van de auto (contactsleutel in<br />

de stand MAR)<br />

Ingestelde temperatuur wijzigen (Knop<br />

(A-fig. 68) rechtsom/linksom<br />

draaien)<br />

Inschakeling recirculatie (op knop (Efig.<br />

68) v) drukken)<br />

Inschakeling functie Z (knop (C-fig.<br />

68) volledig rechtsom draaien)<br />

( ) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragraaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.<br />

(*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot 35%<br />

van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interieur een te grote toevoer is van koude lucht.<br />

(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloeistoftemperatuur<br />

82<br />

Inschakeling compressor als de<br />

gewenste temperatuur lager of gelijk is<br />

aan de buitentemperatauur ( )<br />

Inschakeling compressor als de<br />

gewenste temperatuur lager of gelijk is<br />

aan de buitentemperatauur ( )<br />

Inschakeling compressor<br />

Inschakeling compressor<br />

Uitschakeling recirculatie<br />

Inschakeling achterruitverwarming<br />

Maximale luchtopbrengst (*)<br />

Maximale luchttemperatuur (**)<br />

Lampje op knop √ (D-fig. 68)<br />

brandt<br />

Lampje op knop √ (D-fig. 68)<br />

brandt<br />

Lampjes op knoppen √ (D) en v<br />

(E-fig. 68) branden<br />

Lampje op knop √ (D-fig. 68)<br />

brandt<br />

Lampje op knop v (E) gedoofd<br />

Lampje op knop ( (F) brandt<br />

Reden<br />

Om de gewenste temperatuur snel te<br />

bereiken en te handhaven<br />

Om de gewenste temperatuur snel te<br />

bereiken en te handhaven<br />

Om het beslaan van de ruiten te<br />

voorkomen<br />

Voor snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de ruiten


BEDIENINGS -<br />

ORGANEN<br />

MISTLAMPEN<br />

Druk voor inschakeling op knop (A-fig.<br />

69) op de middenconsole. De lampen<br />

werken alleen als de buitenverlichting,<br />

dimlicht/grootlicht is ingeschakeld.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 5 branden.<br />

Druk knop (A) nogmaals in om de mistlampen<br />

uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van de mistlampen aan de geldende verkeersvoorschriften.<br />

Het systeem voldoet<br />

aan de EU-normen.<br />

fig. 69<br />

P4Z000264<br />

MISTACHTERLICHT<br />

Het mistachterlicht werkt alleen als het<br />

dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />

Druk voor inschakeling op knop<br />

(B-fig. 69) op de middenconsole.<br />

Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />

lampje 4 branden.<br />

Als u de contactsleutel in stand STOP<br />

draait, schakelt het mistachterlicht automatisch<br />

uit. Het schakelt pas weer in als<br />

na het starten opnieuw op knop (B)<br />

wordt gedrukt.<br />

Druk de schakelaar nogmaals in om het<br />

mistachterlicht uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />

van het mistachterlicht aan de geldende<br />

verkeersvoorschriften. Het systeem voldoet<br />

aan de EU-normen.<br />

WAARSCHUWINGS -<br />

KNIPPERLICHTEN<br />

Druk voor inschakeling op knop (A-fig.<br />

70), ongeacht de stand van de contactsleutel.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />

het lampje in de schakelaar en werken<br />

de richtingaanwijzers en de controlelampjes<br />

voor de richtingaanwijzers op het<br />

instrumentenpaneel.<br />

Druk knop (A) nogmaals in om de<br />

waarschuwingsknipperlichten uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk<br />

van de wetgeving van het land waarin<br />

u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.<br />

fig. 70<br />

P4Z00026<br />

83


KOPLAMPVERSTELLING<br />

Bedieningsknop (A-fig. 71) links<br />

naast het instrumentenpaneel kan in vier<br />

standen worden gezet die overeenkomen<br />

met een van de onderstaande beladingsgraden.<br />

Als de auto beladen is, moet de hoogte<br />

van de koplampen worden afgesteld.<br />

Stand 0: 1 persoon (bestuurder);<br />

Stand 1: 2÷4 personen;<br />

Stand 2: 2÷4 personen en bagage in<br />

bagageruimte.<br />

Stand 3: 1 persoon (bestuurder) en bagage<br />

in bagageruimte.<br />

fig. 71<br />

84<br />

P4Z00073<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen<br />

telkens als het gewicht<br />

van de lading wijzigt.<br />

TANKKLEPJE<br />

OPENEN<br />

U opent het tankklepje door op knop<br />

(B-fig. 71) te drukken, als de contactsleutel<br />

in stand STOP staat of is uitgenomen.<br />

OP NUL ZETTEN VAN<br />

DE DAGTELLER<br />

Houd om de dagteller op nul te zetten<br />

de drukknop (A-fig. 72) rechts op het<br />

instrumentenpaneel langer dan een seconde<br />

ingedrukt.<br />

LICHTSTERKTEREGELING<br />

IN STRUMENTENPANEEL<br />

Draai voor het regelen van de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel, bij ingeschakelde<br />

buitenverlichting, knop (B-fig.<br />

72).<br />

fig. 72<br />

P4Z00074


ELEKTRISCHE ONTGRENDELING<br />

VAN HET KOFFERDEKSEL<br />

Knop (A-fig. 73) voor het ontgrendelen<br />

van het kofferdeksel in is het dashboardkastje<br />

geplaatst.<br />

BELANGRIJK De ontgrendeling is uitsluitend<br />

mogelijk als de contactsleutel in<br />

stand STOP staat of is uitgenomen.<br />

BRANDSTOF-<br />

NOODSCHAKELAAR<br />

Deze veiligheidsschakelaar springt omhoog<br />

bij een botsing boven een bepaalde<br />

intensiteit, waardoor de toevoer van<br />

brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.<br />

De schakelaar is op het linker zijpaneel<br />

onder het dashboard geplaatst.<br />

fig. 73<br />

P4Z00030<br />

Als u na een ongeval<br />

een brandstoflucht ruikt<br />

of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de<br />

schakelaar niet terug, zodat<br />

brand wordt voorkomen.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden, druk<br />

dan op knop (A-fig.74) om de brandstoftoevoer<br />

weer te herstellen.<br />

fig. 74<br />

P4Z00075<br />

HANDREM<br />

De handrem bevindt zich tussen de<br />

voorstoelen.<br />

Als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat en de handrem is aangetrokken,<br />

gaat op het instrumentenpaneel het<br />

waarschuwingslampje x branden.<br />

U kunt de handrem inschakelen door de<br />

hendel omhoog te trekken, totdat de auto<br />

niet meer kan rollen.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

– Trek hendel (A-fig. 75) iets omhoog<br />

en druk de vergrendelknop (B-fig.<br />

75) in.<br />

– Houd de knop (B) ingedrukt en laat<br />

de hendel zakken.<br />

fig. 75<br />

P4Z00076<br />

85


In noodgevallen (bijv. bergopwaarts<br />

starten) is het raadzaam de knop (Bfig.<br />

75) altijd ingedrukt te houden.<br />

De auto moet geblokkeerd<br />

zijn als de handrem<br />

enkele tanden is<br />

aangetrokken. Als dit niet het<br />

geval is, laat dan de Alfa Romeo-dealer<br />

de handrem afstellen.<br />

86<br />

VERSNELLINGSPOOK<br />

De uitvoering 2.0 T.SPARK is uitgerust<br />

met een handgeschakelde versnellingsbak<br />

met vijf versnellingen, en de uitvoering<br />

3.0 V6 24V met een handgeschakelde<br />

versnellingsbak met zes versnellingen.<br />

Om de versnellingen in te schakelen, moet<br />

u het koppelingspedaal geheel intrappen en<br />

de versnellingspook in de stand plaatsen die<br />

overeenkomt met de gekozen versnelling.<br />

Het afgebeelde schema met de standen<br />

van de versnellingen staat ook op de<br />

pook van de knop.<br />

Om de 6e versnelling in te schakelen,<br />

moet de hendel iets naar rechts geduwd<br />

worden om te voorkomen dat per ongeluk<br />

de 4e wordt ingeschakeld. Hetzelfde<br />

geldt voor het terugschakelen van de 6e naar de 5e versnelling.<br />

Voor het inschakelen van de achteruit (R)<br />

moet de auto stilstaan en de versnellings -<br />

pook vanuit de vrijstand naar rechts worden<br />

verplaatst en vervolgens naar achteren.<br />

Bij de uitvoering 3.0 V6 24V moet voor<br />

het inschakelen van de achteruit, de<br />

schuifring onder de pookknop (met de<br />

hand waarmee u de pooknop bedient)<br />

omhoog worden getrokken. Laat de<br />

schuifring los als de achteruit is ingeschakeld.<br />

Om vanuit de achteruit een andere versnelling<br />

in te schakelen, hoeft de schuifring<br />

niet omhoog te worden getrokken.<br />

Om op de juiste wijze<br />

te schakelen, moet u<br />

het koppelingspedaal<br />

geheel intrappen. Daarom mag er<br />

niets onder het pedaal liggen dat<br />

dit kan verhinderen: Let erop dat<br />

de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />

en zo de slag van de<br />

pedalen kunnen beperken.<br />

fig. 76<br />

P4Z00077


INTERIEURUITRUSTING<br />

INTERIEURVERLICHTING<br />

De interieurverlichting bestaat uit een<br />

plafondlampje (A-fig. 77) en een leeslampje<br />

(B).<br />

PLAFONDLAMPJE<br />

Het plafondlampje (A-fig. 77) gaat<br />

automatisch branden:<br />

– als de portiervergrendeling wordt uitgeschakeld<br />

met de afstandsbediening;<br />

– als de sleutel in het slot van één van<br />

de portieren wordt gestoken;<br />

– als één van de knopjes aan de binnenzijde<br />

van de portieren omhoog wordt getrokken<br />

(met uitgenomen contactsleutel);<br />

fig. 77<br />

P4Z00078<br />

– als een portier wordt geopend.<br />

Het plafondlampje dooft bij het starten<br />

van de motor of ongeveer 7 seconden na<br />

het sluiten van het portier; als het portier<br />

geopend blijft, dooft het plafondlampje<br />

na ongeveer 3 minuten.<br />

Het plafondlampje kan ook worden ingeschakeld<br />

door op de knop (C-fig.<br />

77) te drukken. Druk om het plafondlampje<br />

uit te schakelen nogmaals op de<br />

knop.<br />

LEESLAMPJE<br />

Het leeslampje (B-fig. 77) kan worden<br />

in-/uitgeschakeld door op de knop<br />

(D-fig. 77) te drukken.<br />

P4Z00079<br />

fig. 78<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Trek voor het openen van het dashboardkastje<br />

met ontgrendeld slot de hendel<br />

(A-fig. 78) omhoog.<br />

Slot in stand 1 = hendel vrij<br />

Slot in stand 2 = hendel vergrendeld.<br />

Rijd niet met geopend<br />

dashboardkastje: hierdoor<br />

kan de voorpassagier<br />

verwondingen oplopen bij<br />

een ongeval.<br />

Het dashboardkastje is voorzien van<br />

een binnenverlichting (B-fig. 79) die<br />

gaat branden als het dashboardkastje<br />

wordt geopend en de buitenverlichting is<br />

ingeschakeld.<br />

fig. 79<br />

P4Z00080<br />

87


OPBERGVAK OP TUNNEL-<br />

CONSOLE (fig. 80-81)<br />

In de tunnelconsole tussen de twee<br />

voorstoelen bevindt zich een opbergvak;<br />

het opbergvak kan bereikt worden door<br />

het klepje (A-fig. 81) omhoog te trekken.<br />

fig. 80<br />

fig. 81<br />

88<br />

P4Z00211<br />

P4Z00212<br />

ASBAK<br />

EN AANSTEKER<br />

Druk om de aansteker te gebruiken, als<br />

de sleutel in stand MAR staat, de knop<br />

(B-fig. 82) in; na enige seconden<br />

springt de knop in de beginstand en is de<br />

aansteker klaar voor gebruik.<br />

Voor gebruik van de asbak moet het<br />

dekseltje (A-fig. 82) worden geopend<br />

door er licht op te drukken.<br />

Om de asbak te legen, moet de asbak<br />

worden uitgenomen door het dekseltje<br />

iets omhoog te trekken (zoals is afgebeeld).<br />

Plaats de asbak weer in de houder en<br />

druk de asbak iets aan.<br />

fig. 82<br />

P4Z00083<br />

Bij ingeschakelde buitenverlichting is de<br />

asbak verlicht.<br />

Gebruik de asbak niet<br />

als prullenbak: papiertjes<br />

en dergelijke kunnen<br />

door peuken in brand raken.<br />

De aansteker wordt<br />

erg heet. Gebruik de<br />

aansteker voorzichtig<br />

en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: risico op<br />

brand en/of brandwonden.<br />

kelt.<br />

Controleer altijd of de<br />

aansteker na het indrukken<br />

ook uitscha


ZONNEKLEPPEN<br />

Ze kunnen voor de voorruit worden gedraaid.<br />

Op de achterkant van de zonneklep aan<br />

passagierszijde (A-fig. 83) bevindt zich<br />

een spiegeltje, terwijl de zonneklep aan<br />

bestuurderszijde (B-fig. 83) een documentenvakje<br />

bevat.<br />

fig. 83<br />

P4Z00213<br />

INBOUWVOORBEREIDING<br />

TELEFOON<br />

Als optional kan de auto zijn uitgerust<br />

met een inbouwvoorbereiding voor een<br />

mobiele telefoon.<br />

De voorbereiding bestaat uit:<br />

– antenne (met dubbele functie<br />

radio/telefoon) op de linker achterspatbord;<br />

– aansluitkabels voor antenne en elektrische<br />

voeding.<br />

Laat de installatie van<br />

de mobiele telefoon en<br />

de aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />

uitsluitend<br />

door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.<br />

Zo bent u verzekerd van<br />

het beste resultaat en wordt<br />

voorkomen dat de rijveiligheid in<br />

gevaar wordt gebracht.<br />

OPENDAK (indien aanwezig)<br />

De elektrische bediening werkt alleen<br />

als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat.<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van het opendak kan<br />

gevaarlijk zijn. Controleer<br />

voor en tijdens de bediening<br />

van de schakelaar altijd of de<br />

passagiers niet verwond kunnen<br />

worden door de beweging van<br />

het opendak zelf of door in beweging<br />

gebrachte voorwerpen.<br />

fig. 84<br />

P4Z00214<br />

89


fig. 85<br />

fig. 86<br />

90<br />

Open het dak niet bij<br />

sneeuw of ijs: het kan<br />

dan beschadigd worden.<br />

P4Z00216<br />

P4Z00215<br />

OPENEN-SLUITEN<br />

Als u op het uiteinde (1) van knop (Afig.<br />

84) drukt, opent het dak eerst in<br />

kantelstand (B-fig. 85) en vervolgens<br />

verplaatst het zich naar achteren in stand<br />

(C-fig. 86); druk op het uiteinde (2fig.<br />

84) om het dak te sluiten.Zodra u<br />

de schakelaar loslaat, blijft het dak in de<br />

stand staan waarin het zich op dat moment<br />

bevindt.<br />

Bij gesloten of gedeeltelijk geopend<br />

opendak kan het zonnescherm (A-fig.<br />

87) met de hand worden uitgeschoven.<br />

Open en sluit het dak<br />

alleen bij stilstaande<br />

auto.<br />

Verwijder altijd de<br />

contactsleutel uit het<br />

contactslot als u de auto<br />

verlaat, om te voorkomen dat<br />

het opendak per ongeluk in beweging<br />

wordt gebracht en zo gevaar<br />

kan opleveren voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

BEDIENING IN NOODGEVAL-<br />

LEN<br />

Als het opendak niet elektrisch bediend<br />

kan worden, dan kan het ook handmatig<br />

worden bediend; ga hiervoor als volgt te<br />

werk:<br />

– Verwijder het beschermdeksel (Bfig.<br />

87).<br />

fig. 87<br />

P4Z00217


– Draai met de daarvoor bestemde<br />

sleutel onder het beschermdekseltje het<br />

aandrijfmechanisme (C-fig. 88) van<br />

het opendak in de gewenste richting.<br />

Als het dak handmatig is geopend of gesloten,<br />

draait u de sleutel eerst een halve<br />

slag terug totdat u een klik hoort, en pas<br />

daarna verwijdert u de sleutel.<br />

fig. 88<br />

P4Z00218<br />

BAGAGERUIMTE<br />

Het kofferdeksel kan zowel van binnenuit<br />

als van buitenaf worden geopend.<br />

BELANGRIJK Het kofferdeksel kan<br />

van buitenaf alleen geopend worden met<br />

de hoofdsleutel.<br />

Om het kofferdeksel te sluiten, moet u<br />

met uitgenomen contactsleutel het kofferdeksel<br />

laten zakken zonder erop te drukken,<br />

totdat het kofferdeksel in het slot<br />

vergrendelt.<br />

BELANGRIJK Als het kofferdeksel<br />

niet goed gesloten is, gaat het betreffende<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />

branden.<br />

fig. 89<br />

P4Z00030<br />

VAN BINNENUIT OPENEN<br />

Druk op de knop (A-fig. 89). Deze<br />

knop is bereikbaar na het openen van het<br />

dashboardkastje.<br />

BELANGRIJK De knop(A-fig. 89)<br />

werkt alleen als de contactsleutel in stand<br />

STOP staat of is uitgenomen.<br />

VAN BUITENAF OPENEN<br />

Draai het embleem (A-fig. 90), steek<br />

de sleutel (B-fig. 90) in het slot en<br />

draai de sleutel linksom.<br />

Het kofferdeksel gaat dankzij<br />

de twee gasveren gemakkelijk<br />

open.<br />

fig. 90<br />

P4Z00031<br />

91


De gasveren zijn zo<br />

afgesteld dat het<br />

kofferdeksel op de juiste<br />

wijze wordt geopend als het<br />

deksel het oorspronkelijke gewicht<br />

heeft. Achteraf aangebrachte<br />

voorwerpen (spoiler<br />

enz.) kunnen de juiste werking<br />

en het veilige gebruik van het<br />

kofferdeksel in gevaar brengen.<br />

Als u in een gebied<br />

rijdt waar brandstof<br />

moeilijk verkrijgbaar is<br />

en u daarom reservebrandstof in<br />

een jerrycan wilt vervoeren, dan<br />

dient u zich aan de geldende<br />

wetgeving te houden. Gebruik<br />

alleen een goedgekeurde jerrycan<br />

en bevestig deze op de juiste<br />

wijze. Toch zal bij een ongeval de<br />

kans op brand groter zijn.<br />

92<br />

Bij het gebruik van de<br />

bagageruimte mogen de<br />

maximale gewichten<br />

niet worden overschreden (zie<br />

“Technische gegevens”). Controleer<br />

bovendien of de bagageruimte<br />

goed geladen is, om te<br />

voorkomen dat een voorwerp bij<br />

bruusk remmen naar voren schiet<br />

en letsel veroorzaakt.<br />

Niet goed vastgezette<br />

bagage kan bij een ongeluk<br />

de passagiers<br />

ernstig verwonden.<br />

Wanneer de bagageruimte<br />

zwaar beladen<br />

is, is het raadzaam om,<br />

voordat u in het donker gaat rijden,<br />

te controleren of de hoogte<br />

van de koplampen moet worden<br />

afgesteld (zie “Koplampverstelling”).<br />

VERLICHTING<br />

Als u het kofferdeksel opent, gaat de<br />

bagageruimteverlichting branden.<br />

Met de schakelaar (A-fig. 91) kan de<br />

bagageruimteverlichting worden uitgeschakeld.<br />

fig. 91<br />

P4Z00109


MOTORKAP<br />

De hendel voor het openen van de motorkap<br />

bevindt zich onder de bekleding<br />

van het stuurwiel.<br />

Openen<br />

– Trek aan de hendel (A-fig. 92) totdat<br />

de motorkap openspringt.<br />

– Til de motorkap iets op en duw het<br />

hendeltje (B-fig. 93) van het beveiligingsmechanisme<br />

iets omhoog.<br />

fig. 92<br />

Voer deze handeling<br />

alleen uit bij een stilstaande<br />

auto.<br />

P4Z00032<br />

De motorkap gaat<br />

dankzij de twee gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

Begeleid de motorkap tijdens het<br />

optillen.<br />

GEVAAR - ERNSTIGE<br />

VERWONDINGEN. Als u<br />

controle- of onderhoudswerkzaamheden<br />

in de motorruimte<br />

uitvoert, moet u er<br />

vooral op letten dat u uw hoofd<br />

niet stoot tegen het uitstekende<br />

deel van de motorkap.<br />

fig. 93<br />

P4Z00033<br />

Kom bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in<br />

de motorruimte niet in<br />

de buurt van de elektroventilateur<br />

als de motor nog warm is:<br />

de elektroventilateur kan, ook bij<br />

uitgeschakeld contact, onverwacht<br />

inschakelen. Wacht totdat<br />

de motor is afgekoeld.<br />

Ook sjaals, dassen of<br />

loszittende kledingstukken<br />

kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

De veren bevatten gas<br />

onder druk: demonteer<br />

deze gasveren nooit.<br />

93


Sluiten<br />

–Laat de motorkap tot op ongeveer 20<br />

cm van de motorruimte zakken en vervolgens<br />

vallen. Controleer daarna of de motorkap<br />

goed is gesloten door de motorkap<br />

op te tillen. De motorkap mag niet alleen<br />

door de beveiliging vergrendeld zijn.<br />

Druk in dit laatste geval de motorkap<br />

niet dicht, maar til hem opnieuw op en<br />

herhaal de handeling.<br />

Controleer altijd of de<br />

motorkap goed vergrendeld<br />

is, om te voorkomen<br />

dat deze tijdens het rijden<br />

open gaat.<br />

Gebruik de beveiliging<br />

(B-fig. 93) niet om de<br />

motorkap te laten zakken<br />

en om de goede werking niet<br />

in gevaar te brengen.<br />

94<br />

KOPLAMPEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk<br />

voor het comfort en de veiligheid van<br />

uzelf en de overige weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />

Wendt u voor controle of afstelling tot<br />

de Alfa Romeo-dealer.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel van<br />

de koplampen meer naar boven schijnt.In<br />

dit geval moeten de koplampen worden<br />

afgesteld zoals hierna beschreven is.<br />

Bedien de draaiknop (A-fig. 94) links<br />

naast het instrumentenpaneel.<br />

De draaiknop kan in vier standen worden<br />

gezet die overeenkomen met een<br />

van de onderstaande beladingsgraden.<br />

Stand 0 - 1 persoon (bestuurder);<br />

Stand 1 - 2÷4 personen;<br />

Stand 2 - 2÷4 personen en bagage in<br />

bagageruimte;<br />

Stand 3 - 1 persoon (bestuurder) en bagage<br />

in bagageruimte.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen<br />

telkens als het<br />

gewicht van de lading wijzigt.<br />

fig. 94<br />

P4Z00110


MISTLAMPEN VOOR<br />

AFSTELLEN<br />

De hoogte van de mistlampen kan worden<br />

afgesteld met de stelschroef (A-fig.<br />

96). Deze schroef is bereikbaar nadat<br />

het geklemde dekseltje (B-fig. 95) is<br />

verwijderd.<br />

Verwijder het dekseltje door een schroevendraaier<br />

in de opening te steken.<br />

fig. 95<br />

P4Z00111<br />

fig. 96<br />

Wendt u voor controle<br />

of afstelling tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

P4Z00112<br />

ABS<br />

De auto is uitgerust met een anti-blokkeerremsysteem<br />

(ABS). Het systeem<br />

voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor<br />

de beschikbare grip optimaal wordt<br />

benut en de auto ook tijdens een noodstop<br />

bestuurbaar en stabiel blijft.<br />

Als het ABS in werking is getreden,<br />

merkt de bestuurder dit aan een trilling in<br />

het rempedaal, die gepaard gaat met<br />

enig geluid.<br />

Dit betekent niet dat de remmen niet<br />

goed functioneren, maar is het signaal<br />

dat het ABS in werking treedt omdat de<br />

grip op de weg verminderd is. Het is daarom<br />

noodzakelijk uw snelheid aan te passen<br />

aan de weg waarop gereden wordt.<br />

Het ABS is een aanvulling op het conventionele<br />

remsysteem; bij een storing<br />

schakelt het ABS zichzelf automatisch uit,<br />

waarna alleen het conventionele remsysteem<br />

werkt.<br />

95


Als bij een storing niet meer op het antiblokkeersysteem<br />

kan worden gerekend,<br />

zal de remcapaciteit van de auto absoluut<br />

niet minder zijn.<br />

Als u niet eerder in een auto met ABS<br />

hebt gereden, raden wij u aan het systeem<br />

eerst een paar keer uit te proberen<br />

op een glad wegdek. Verlies hierbij de<br />

veiligheid niet uit het oog en houdt u aan<br />

de wetgeving van het land waarin u zich<br />

bevindt. Bovendien raden wij u aan de<br />

volgende aanwijzingen aandachtig te lezen.<br />

Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />

van het traditionele remsysteem is dat de<br />

auto optimaal bestuurbaar blijft, doordat<br />

het blokkeren van de wielen wordt voorkomen,<br />

ook bij een noodstop en in omstandigheden<br />

waarbij de grip op het wegdek<br />

beperkt is.<br />

Het gebruik van het ABS leidt niet altijd<br />

tot een kortere remweg: als bijv. ijs of<br />

verse sneeuw op de weg ligt, kan de<br />

remweg langer zijn.<br />

96<br />

Voor het beste gebruik van het antiblokkeersysteem,<br />

is het raadzaam de volgende<br />

aanwijzingen op te volgen.<br />

Het ABS maakt zoveel<br />

mogelijk gebruik van de<br />

beschikbare grip maar<br />

kan deze niet verhogen. Daarom<br />

moet op gladde weggedeelten altijd<br />

voorzichtig worden gereden<br />

en mogen er geen onnodige risico’s<br />

worden genomen.<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, betekent dit dat<br />

de grip van de banden<br />

op het wegdek gering is; u dient<br />

uw snelheid te verlagen en aan<br />

te passen aan de beschikbare<br />

grip.<br />

Bij een storing gaat<br />

het waarschuwingslampje<br />

> op het in -<br />

strumentenpaneel branden. Rijd<br />

met aangepaste snelheid naar<br />

een Alfa Romeo-dealer om de<br />

volledige werking van het systeem<br />

te laten herstellen.<br />

Wees voorzichtig bij het remmen in<br />

bochten, ook als de auto is voorzien van<br />

ABS.<br />

Het allerbelangrijkste advies is echter<br />

het volgende:<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet<br />

maar houd het rempedaal juist<br />

goed ingedrukt; op deze manier<br />

hebt u, afhankelijk van de conditie<br />

van het wegdek, de kortste<br />

remweg.


Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult u<br />

onder alle omstandigheden de remmen<br />

het beste benutten.<br />

BELANGRIJK Op auto’s die met<br />

ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />

door de fabriek voorgeschreven<br />

velgen, banden en remblokken<br />

gemonteerd worden.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd<br />

met een elektronische remdrukverdeling<br />

EBD (Electronic<br />

Brake Distributor), die via de regeleenheid<br />

en de sensoren van<br />

het ABS de prestaties van het<br />

remsysteem verhoogt.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling<br />

(EBD). Als bij een draaiende motor<br />

de waarschuwingslampjes ><br />

en x gelijktijdig gaan branden,<br />

dan is er een storing in het EBDsysteem;<br />

in dat geval kunnen bij<br />

hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor<br />

de auto kan gaan slippen. Rijd<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

Alfa Romeo-dealer om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

><br />

gaat branden, dan is er een storing<br />

in het ABS. In dat geval<br />

werkt het conventionele remsysteem<br />

op de normale manier, terwijl<br />

geen gebruik wordt gemaakt<br />

van het antiblokkeersysteem.<br />

Onder deze omstandigheden kan<br />

ook de werking van het EBDsysteem<br />

verminderen. Ook in dit<br />

geval raden wij u aan onmiddellijk<br />

en zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde Alfa Romeodealer<br />

te rijden, om het systeem<br />

te laten controleren.<br />

Als het waarschuwingslampje<br />

x voor te<br />

laag remvloeistofniveau<br />

gaat branden, stop dan onmiddellijk<br />

en raadpleeg een Alfa Romeo-dealer.<br />

Als er vloeistof lekt<br />

uit het hydraulische systeem,<br />

wordt de werking van zowel het<br />

conventionele remsysteem als<br />

het ABS in gevaar gebracht.<br />

97


EOBD<br />

(MOTOR-<br />

MANAGEMENT-<br />

SYSTEEM)<br />

Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem<br />

(European On Board Diagnosis) is<br />

conform de EU 98/69-richtlijnen (EURO<br />

3).<br />

Dit diagnosesysteem voert continu controles<br />

uit op de componenten die van invloed<br />

zijn op de emissies; bovendien kan<br />

de bestuurder door het branden van lampje<br />

U op het instrumentenpaneel een<br />

vermindering in de werking van de componenten<br />

constateren.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem controleren;<br />

– signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />

drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

98<br />

Het systeem beschikt verder nog over<br />

een diagnosestekker die aangesloten<br />

moet worden op speciale diagnose-apparatuur.<br />

De stekker maakt het mogelijk de<br />

door de regeleenheid opgeslagen storingscodes<br />

en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking van de motor<br />

te lezen.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden, dan<br />

dient u zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de Alfa Romeodealer.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />

de storing moet de Alfa Romeo-dealer<br />

voor een complete controle van het systeem,<br />

tests uitvoeren op een testbank en,<br />

zonodig, een proefrit maken die eventueel<br />

een langere afstand kan omvatten.


AUTORADIO<br />

De auto is voorbereid op de inbouw van<br />

een autoradio. Deze inbouwvoorbereiding<br />

is in twee verschillende uitvoeringen leverbaar,<br />

zoals hieronder beschreven is.<br />

STANDAARDVOORZIENING<br />

De standaardvoorziening bestaat uit:<br />

– elektrisch bedienbare antenne op het<br />

linker achterspatbord<br />

– twee midranges en twee tweeters<br />

voor in de portieren<br />

– luidsprekers achter (woofer) op de<br />

hoedenplank<br />

– een inbouwplaats voor autoradio op<br />

de middenconsole<br />

– storings-onderdrukkers<br />

– alle aansluit- en voedingskabels.<br />

COMPLEET INBOUWPAKKET<br />

MET AUTORADIO<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto kan, behalve met alle hiervoor<br />

beschreven componenten, ook worden<br />

uitgerust met een specifieke autoradio<br />

(fig. 97).<br />

fig. 97<br />

P4Z00113<br />

Alfa Romeo levert<br />

speciaal op uw auto afgestemde<br />

autoradio’s.<br />

Wendt u voor de installatie uitsluitend<br />

tot de Alfa Romeodealer;<br />

zo bent u verzekerd van<br />

het beste resultaat en worden<br />

mogelijke storingen die de garantie<br />

in gevaar kunnen brengen,<br />

uitgesloten.<br />

Als de audio-installatie<br />

(autoradio, CD-speler of<br />

cassettespeler, enz.) is<br />

uitgerust met “Diefstalbeveiligingscode”,<br />

dient u zich bij het<br />

verwijderen van de accu of het<br />

onderbreken van het voedingscircuit<br />

altijd strikt te houden aan de<br />

instructies van de fabrikant van<br />

de installatie. Deze handelingen<br />

worden namelijk gezien als het<br />

“ONBEVOEGD” verwijderen van<br />

de apparatuur.<br />

99


LUIDSPREKERS VOOR<br />

De luidsprekers voor (fig. 98) worden<br />

gemonteerd in de voorportieren.<br />

– tweeter voor de hoge tonen (A).<br />

– midrange voor de middentonen (B).<br />

fig. 98<br />

100<br />

P4Z00114<br />

LUIDSPREKERS ACHTER<br />

De luidsprekers achter(A-fig. 99)<br />

(woofer voor de lage tonen) worden aan<br />

weerszijden van de hoedenplank gemonteerd<br />

en afgedekt door beschermkappen<br />

(B-fig. 99).<br />

fig. 99<br />

P4Z00219<br />

ELEKTRISCH BEDIENBARE<br />

ANTENNE<br />

De elektrisch bedienbare antenne (Afig.<br />

100) bevindt zich in het linker achterspatbord.<br />

De antenne werkt automatisch<br />

en wordt bediend bij het in-/uitschakelen<br />

van de autoradio of de telefoon (indien<br />

aanwezig).<br />

De antenne moet schoon worden gehouden<br />

en mag niet gesmeerd worden.<br />

fig. 100<br />

P4Z00220


TANKEN MET<br />

DE ALFA GTV<br />

Door de toepassing<br />

van emissiereductiesystemen<br />

in de Alfa GTV<br />

mag u uitsluitend loodvrije benzine<br />

tanken met een octaangetal<br />

van ten minste 95 R.O.N.<br />

Om te voorkomen dat per ongeluk loodhoudende<br />

benzine wordt getankt, heeft<br />

de vulopening van de tank zodanige afmetingen<br />

dat er geen tankpistool voor<br />

loodhoudende benzine kan worden ingestoken.<br />

Kom niet dicht bij de<br />

vulopening met open<br />

vuur of een brandende<br />

sigaret: brandgevaar. Houd uw<br />

hoofd ook niet dichtbij de vulopening<br />

om te voorkomen dat u<br />

schadelijke dampen inademt.<br />

Tank nooit loodhoudende<br />

benzine omdat<br />

hierdoor de katalysator<br />

onherstelbaar kan beschadigen.<br />

Als in de tank loodhoudende benzine<br />

terecht is gekomen (ook al<br />

is dat zeer weinig), dan MAG DE<br />

MOTOR NIET WORDEN GESTART.<br />

Probeer de benzine in de tank<br />

niet te verdunnen met loodvrije<br />

superbenzine, maar maak de<br />

tank en het brandstofcircuit geheel<br />

leeg.<br />

Een beschadigde katalysator<br />

laat schadelijke<br />

stoffen in het uitlaatgas<br />

achter, waardoor het milieu<br />

wordt vervuild.<br />

DOP VAN BRANDSTOFTANK<br />

BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting<br />

kan de druk in de tank iets oplopen;<br />

daarom is het normaal als u tijdens<br />

het losdraaien van de tankdop een gesis<br />

hoort. Het is raadzaam de dop langzaam<br />

los te draaien.<br />

Druk om de tankdop te openen op de<br />

knop (A-fig. 101) links van het instrumentenpaneel.<br />

BELANGRIJK Het klepje kan alleen<br />

worden geopend als de contactsleutel in<br />

stand STOP staat of is uitgenomen.<br />

fig. 101<br />

P4Z00276<br />

101


Vervang de tankdop<br />

zonodig alleen door een<br />

ander exemplaar van<br />

hetzelfde type, anders kan de<br />

werking van het benzinedampopvangsysteem<br />

in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

Draai de tankdop linksom om hem te<br />

verwijderen.<br />

Tijdens het tanken kan de dop op het<br />

tankklepje (A-fig. 102) worden geplaatst<br />

met de betreffende haak.<br />

De tankdop zit met een koord aan het<br />

klepje vast om verlies van de dop te voorkomen<br />

(fig. 102).<br />

fig. 102<br />

102<br />

P4Z00277<br />

TANKKLEPJE OPENEN IN<br />

NOODGEVALLEN<br />

Als het niet lukt het tankklepje met de<br />

knop te openen, trek dan aan het koordje<br />

(A-fig. 103) rechts in de bagageruimte.<br />

fig. 103<br />

P4Z00117<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

Bij het ontwerp en de productie is niet<br />

alleen rekening gehouden met traditionele<br />

aspecten, zoals prestaties en veiligheid,<br />

maar is er ook veel aandacht besteed<br />

aan de groeiende milieuproblemen.<br />

De materiaalkeuze en de technische<br />

systemen en speciale voorzieningen zijn<br />

het resultaat van inspanningen die er op<br />

gericht zijn om de vervuiling van het milieu<br />

drastisch terug te dringen. Uw auto<br />

voldoet dan ook aan de strengste internationale<br />

milieunormen.<br />

GEBRUIK VAN MILIEUVRIEN-<br />

DELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de auto bevat<br />

asbest. De vulling van de stoelen en<br />

de handbediende airconditioning bevatten<br />

geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen),<br />

het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is<br />

van het gat in de ozonlaag.<br />

De kleurstoffen en de corrosiewerende<br />

behandeling van de bouten en moeren<br />

zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten<br />

dus geen lucht- en bodemverontreinigend<br />

cadmium en/of chroom.


EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

Katalysators<br />

Het uitlaatsysteem is voorzien van een<br />

katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen.<br />

De katalysator bevindt zich in<br />

een roestvast stalen houder, die bestand<br />

is tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />

De katalysators zetten onverbrande<br />

koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden<br />

in het uitlaatgas om (ook al<br />

zijn deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem,<br />

slechts in kleine<br />

hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />

stoffen.<br />

Omdat tijdens de werking<br />

de katalysator<br />

zeer warm wordt, verdient<br />

het aanbeveling niet te<br />

parkeren boven brandbare materialen<br />

(papier, brandstof, gras,<br />

droge bladeren, enz.).<br />

Lambdasondes<br />

De lambdasondes meten de hoeveelheid<br />

zuurstof in het uitlaatgas.<br />

De door de lambdasondes verzonden<br />

signalen worden door de regeleenheid<br />

van het motormanagementsysteem gebruikt<br />

om het lucht-/brandstofmengsel te<br />

regelen.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande<br />

motor, benzinedampen te voorkomen.<br />

Daarom “vangt“ dit systeem de dampen<br />

in een speciaal actieve-koolfilter.<br />

Als de motor draait, dan worden deze<br />

dampen afgezogen en verbrand in de motor.<br />

INSTALLATIE<br />

TELEPASS<br />

De auto is uitgerust met een stekker<br />

voor de voeding van de Telepass-module.<br />

Deze module kan bij gespecialiseerde zaken<br />

worden aangeschaft.<br />

De stekker bevindt zich in het plafondlampje<br />

voor.<br />

Laat de Telepass-module door de Alfa<br />

Romeo-dealer installeren.<br />

103


CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />

Door dit hoofdstuk en het volgende aandachtig door te lezen en<br />

de vermelde aanwijzingen, suggesties, en voorschriften op te volgen,<br />

kunt u het beste uit uw Alfa GTV halen op het gebied van<br />

veiligheid, prestaties, betrouwbaarheid en levensduur.In de meeste<br />

gevallen gaat het om onderwerpen met een algemeen karakter.In<br />

andere gevallen gaat het specifiek om de werking van de<br />

Alfa GTV.<br />

Lees de informatie dus aandachtig door zodat u uw auto op de<br />

beste manier kunt gebruiken.<br />

MOTOR STARTEN .................................................................................. pag. ......106<br />

VEILIG RIJDEN ................................................................................................. ......108<br />

SNEEUWKETTINGEN ...................................................................................... ......117<br />

ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST RIJDEN ............................................ ......118<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS ..................................................................... ......121<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................................................... ......122<br />

EXTRA ACCESSOIRES ..................................................................................... ......123<br />

SUGGESTIES VOOR NUTTIGE ACCESSOIRES .......................................... ......124<br />

105


MOTOR STARTEN<br />

BELANGRIJK De auto is uitgerust<br />

met een elektronische startblokkering. Zie<br />

bij startproblemen de paragraaf “ Alfa Romeo<br />

CODE”.<br />

Het is raadzaam om<br />

gedurende de eerste gebruiksperiode<br />

geen<br />

maximale prestaties van uw auto<br />

te verlangen (bijv. krachtig accelereren,<br />

langdurig rijden met<br />

hoge toerentallen en bruusk remmen).<br />

Het is zeer gevaarlijk<br />

om de motor in een afgesloten<br />

ruimte te laten<br />

draaien. De motor verbruikt<br />

zuurstof en produceert koolmonoxide<br />

dat zeer giftig is en dodelijk<br />

kan zijn.<br />

106<br />

Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging.<br />

Als de motor bij de eerste<br />

poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP en nogmaals<br />

starten.<br />

Het start-/contactslot is voorzien van een<br />

beveiligingsmechanisme, waardoor het slot<br />

niet van stand MAR in AVV kan worden<br />

gezet bij een draaiende motor.<br />

STARTEN<br />

Bij koude motor<br />

(1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

(2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

(3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in zonder het gaspedaal in te trappen, zodat<br />

wordt voorkomen dat de startmotor de<br />

versnellingsbak aandrijft en de auto gaat<br />

rijden.<br />

(4) Controleer of elektrische systemen<br />

en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral<br />

op systemen die veel vermogen vragen<br />

(bijv. de achterruitverwarming).<br />

(5) Draai de sleutel in stand AVV en<br />

laat hem los zodra de motor aanslaat.<br />

Laat de contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor stilstaat.<br />

Als de motor niet aanslaat, moet u de<br />

sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />

nogmaals starten.<br />

Bij warme motor<br />

(1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

(2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel in.<br />

(4) Controleer of elektrische systemen<br />

en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral<br />

op systemen die veel vermogen vragen<br />

(bijv. de achterruitverwarming).<br />

(5) Draai de sleutel in stand AVV en<br />

laat hem los zodra de motor aanslaat.


(6) Als de motor bij de eerste poging niet<br />

aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP en nogmaals starten. Trap<br />

het gaspedaal hierbij niet herhaaldelijk in<br />

maar houd het iets ingetrapt.<br />

BELANGRIJK Als de startpoging<br />

moeizaam verloopt, blijf dan niet langdurig<br />

proberen de motor te starten. Hierdoor<br />

zou de katalysator kunnen beschadigen.<br />

Wendt u in dat geval tot de Alfa Romeodealer.<br />

MOTOR OPWARMEN<br />

– Rijd rustig weg, laat de motor niet met<br />

hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal<br />

niet bruusk in.<br />

– Verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties, maar wacht tot de<br />

koelvloeistof een temperatuur van 50-60<br />

°C heeft bereikt.<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

– Laat het gaspedaal los en wacht tot de<br />

motor met stationair toerental draait.<br />

– Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de motor<br />

na een zware rit even “op adem“ te laten<br />

komen. Zet de motor niet onmiddellijk<br />

uit, maar laat hem even stationair draaien.<br />

Hierdoor kan de temperatuur in de<br />

motorruimte dalen.<br />

Gasgeven voordat u<br />

de motor uitzet heeft<br />

geen enkel nut en verspilt<br />

brandstof.<br />

NOODSTART<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling te laten rijden. Hierdoor<br />

zal de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Als de motor niet start (en de Alfa Romeo<br />

CODE werkt op de juiste wijze), start de<br />

motor dan met een hulpaccu, zoals wordt<br />

beschreven in het hoofdstuk “Noodgevallen“.<br />

107


VEILIG RIJDEN<br />

In deze paragraaf worden tips en aanwijzingen<br />

gegeven voor een goed en veilig<br />

gebruik van uw auto onder diverse omstandigheden.<br />

Bovendien vindt u een aantal suggesties<br />

die betrekking hebben op de belangrijkste<br />

systemen van de auto die van groot belang<br />

zijn voor de rijveiligheid.<br />

VOORDAT U WEGRIJDT<br />

Voordat u vertrekt, en in ieder geval voor<br />

het begin van een lange rit, raden wij u<br />

aan de volgende handelingen uit te voeren:<br />

– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />

in de juiste stand.<br />

– Controleer of de slag van de pedalen<br />

(vooral het rempedaal) niet door voorwerpen<br />

wordt belemmerd.<br />

– Houdt u bij het vervoeren van kinderen<br />

aan de voorschriften die vermeld staan<br />

in de paragraaf “Kinderen veilig vervoeren“<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto“.<br />

108<br />

– Controleer of de claxon goed werkt.<br />

– Controleer de werking en de conditie<br />

van de wisserbladen.<br />

– Controleer de werking van de buitenverlichting<br />

en reinig zonodig het lampenglas.<br />

– Controleer voordat u vertrekt, vooral<br />

als u in het donker rijdt, of de koplampen<br />

goed zijn afgesteld.<br />

– Controleer de onderzijde van de auto<br />

op eventuele lekkage van olie of andere<br />

vloeistoffen.<br />

– Controleer of eventuele bagage goed<br />

in de bagageruimte is geladen.<br />

– Controleer of naast uzelf ook alle overige<br />

inzittenden de veiligheidsgordel dragen.<br />

– Controleer of de handrem is uitgeschakeld<br />

en de controlelampjes op het instrumentenpaneel<br />

geen storingen aangeven.<br />

Om onverwachtse bewegingen van de<br />

auto te voorkomen, moet bij het uitschakelen<br />

van de handrem het rempedaal worden<br />

ingetrapt.<br />

Overige tips:<br />

– Lange reizen moeten in optimale conditie<br />

worden gestart en zo mogelijk van te<br />

voren worden gepland, vooral in perioden<br />

van grote drukte.<br />

– Een lichte en makkelijk verteerbare<br />

maaltijd bevordert het reactievermogen en<br />

de concentratie die noodzakelijk is om veilig<br />

te rijden.<br />

Het gebruik van alcohol,<br />

verdovende middelen<br />

en/of bepaalde medicijnen<br />

is zeer gevaarlijk. Rijd<br />

nooit onder invloed van alcohol,<br />

medicijnen of verdovende middelen.<br />

TIJDENS DE RIT<br />

– Voorzichtig rijden houdt ook in dat u<br />

alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />

van anderen. Houdt u aan de maximum<br />

snelheden en gebruik op snelwegen zo<br />

veel mogelijk de rechter rijbaan.


– Gebruik bij het wisselen van rijbaan<br />

de richtingaanwijzers.<br />

– Schakel bij zonsondergang de buitenverlichting<br />

in.<br />

– Houd voldoende afstand tot de auto’s<br />

die voor u rijden; deze afstand varieert afhankelijk<br />

van de snelheid, de weersomstandigheden,<br />

de verkeerssituatie en de<br />

conditie van het wegdek.<br />

– Laat uw hand tijdens het rijden niet<br />

op de pookknop rusten omdat door de uitgeoefende<br />

druk, ook als deze licht is, de<br />

interne onderdelen van de versnellingsbak<br />

op den duur kunnen slijten.<br />

– Rijd niet met de versnellingsbak in de<br />

vrijstand.<br />

– Laat u voet niet op het koppelingspedaal<br />

rusten als dit niet nodig is omdat<br />

hierdoor de interne onderdelen van het<br />

koppelingspedaal op den duur kunnen<br />

slijten.<br />

– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />

las pauzes in en gebruik die om een beetje<br />

te bewegen en weer op krachten te komen.<br />

– Zorg voor een constante luchtverversing<br />

in het interieur. Maak hiervoor gebruik<br />

van de vele instelmogelijkheden van<br />

het verwarmings- en ventilatiesysteem of<br />

van de airconditioning.<br />

Controleer ook altijd<br />

of naast uzelf ook alle<br />

overige inzittenden de<br />

veiligheidsgordel dragen. Rijden<br />

zonder veiligheidsgordels vergroot<br />

het risico op ernstig letsel<br />

of dodelijke afloop bij een ongeval.<br />

– Rijd nooit van een helling af met een<br />

afgezette motor: u kunt dan niet op de<br />

motor afremmen en de rem- en stuurbekrachtiging<br />

werken niet, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de bediening van het<br />

rempedaal en het stuur.<br />

– Parkeer bij pech de auto in de berm,<br />

schakel de waarschuwingsknipperlichten in<br />

en plaats de gevarendriehoek op de wettelijk<br />

verplichte afstand. U dient zich altijd<br />

aan de geldende verkeerswetgeving te<br />

houden.<br />

PARKEREN<br />

Voer voor het parkeren van de auto de<br />

volgende handelingen uit:<br />

– Zet de motor uit.<br />

– Trek de handrem aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling in als de<br />

auto op een helling omhoog staat en de<br />

achteruit bij een helling omlaag (gezien<br />

vanuit de rijrichting).<br />

– Zet de voorwielen in een zodanige<br />

stand dat de auto onmiddellijk stopt als de<br />

handremhefboom per ongeluk naar beneden<br />

wordt gezet.<br />

Laat de contactsleutel<br />

nooit in stand MAR<br />

staan omdat hierdoor<br />

de accu ontlaadt.<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

Neem de sleutel altijd<br />

uit het contactslot als u de auto<br />

verlaat.<br />

109


IN HET DONKER RIJDEN<br />

Rijden in het donker vergt veel meer concentratie,<br />

zowel fysiek als psychisch. Hierna<br />

volgen enkele tips voor het rijden in het<br />

donker:<br />

– Rijd extra voorzichtig, beperk zonodig<br />

de snelheid, vooral op onverlichte wegen.<br />

– Bewaar een veilige afstand, groter dan<br />

overdag, van de auto’s die voor u rijden.<br />

Het is moeilijk om de snelheid van andere<br />

auto’s te schatten als alleen de lichten te<br />

zien zijn.<br />

– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid:<br />

doorrijden levert gevaar op voor<br />

uzelf en voor anderen. Ga pas weer rijden<br />

na voldoende rust.<br />

– Controleer of de koplampen goed<br />

staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />

wordt uw zicht beperkt en raakt u sneller<br />

vermoeid. Als ze te hoog staan, kunnen ze<br />

andere weggebruikers hinderen.<br />

– Gebruik het grootlicht alleen buiten de<br />

bebouwde kom en als u zeker weet dat u<br />

andere weggebruikers niet hindert.<br />

– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />

als u een tegenligger ziet en passeer<br />

met dimlicht.<br />

– Zorg dat de koplampen en de achterlichten<br />

altijd schoon zijn.<br />

110<br />

ONDER SLECHTE WEERSOM-<br />

STANDIGHEDEN<br />

Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn als<br />

de rijstijl niet wordt aangepast aan de<br />

weersomstandigheden. Hierna volgen enkele<br />

tips voor het rijden onder slechte<br />

weersomstandigheden:<br />

– Op natte wegen is de wrijving tussen<br />

de banden en het wegdek aanzienlijk<br />

minder. Hierdoor is de remweg aanmerkelijk<br />

langer en de grip in de bochten minder.Beperk<br />

de snelheid en bewaar een<br />

grotere afstand van de auto’s die voor u<br />

rijden.<br />

– Zware regenval en mist beperken het<br />

zicht. Schakel daarom ook overdag, overeenkomstig<br />

de wettelijke voorschriften, het<br />

dimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaar<br />

te maken.<br />

– Rijd niet met hoge snelheid door plassen:<br />

u kunt de controle over de auto verliezen<br />

(“aquaplaning“).<br />

– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruiten<br />

niet beslaan. Stel de bedieningsknoppen<br />

van het ventilatiesysteem in, zoals is beschreven<br />

in het hoofdstuk “Wegwijs in uw<br />

auto“.<br />

– Controleer regelmatig de conditie van<br />

de ruitenwisserbladen.<br />

– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in<br />

dichte mist. Mocht u toch de weg op moeten,<br />

rijd dan uiterst voorzichtig en met<br />

aangepaste snelheid. Vermijd inhalen.<br />

– Als u plotseling moet stoppen (bij een<br />

defect, door sterke vermindering van het<br />

zicht enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook<br />

te stoppen. Zet vervolgens de waarschuwingsknipperlichten<br />

aan en, zo mogelijk,<br />

de dimlichten.<br />

IN DE BERGEN RIJDEN<br />

Het rijden in de bergen vereist extra aandacht.<br />

Hierna volgen enkele tips voor het<br />

rijden in de bergen:<br />

– Controleer voordat u vertrekt de vloeistofniveaus<br />

(motorolie,remvloeistof, koelvloeistof)<br />

en de conditie van de banden.<br />

– Rem zoveel mogelijk op de motor af<br />

en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />

Daarmee voorkomt u dat de remmen<br />

oververhit raken.<br />

– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />

motor of met de versnellingspook in de<br />

vrijstand, en absoluut nooit met uitgenomen<br />

contactsleutel.


– Rijd met een matige snelheid, en vermijd<br />

het “afsnijden“ van bochten.<br />

– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen<br />

veel langzamer gaat en dat de weg daarom<br />

langer vrij moet zijn. Als u wordt ingehaald<br />

terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de<br />

passerende auto dan de ruimte.<br />

IN DE WINTER RIJDEN<br />

Als de temperatuur onder 0 °C daalt of<br />

bij sneeuw of ijzel raden wij u het volgende<br />

aan:<br />

– Controleer voordat u vertrekt of de<br />

wisserbladen niet vast aan de voorruit zijn<br />

gevroren.<br />

– Verwijder eventuele sneeuw van het<br />

luchttoevoerrooster aan de onderzijde van<br />

de voorruit.<br />

– Blijf niet te lang met een draaiende<br />

motor in diepe sneeuw stilstaan: door de<br />

sneeuw kan de koolmonoxide van het uitlaatgas<br />

in het interieur dringen.<br />

– Zorg dat de remmen en banden in<br />

perfecte conditie zijn.<br />

– Controleer of het reservoir van de ruit<br />

en -koplampsproeiers voldoende antivries<br />

en kalkoplosser bevat.<br />

– Rem bij voorkeur op de motor af en<br />

vermijd bruusk remmen.<br />

– In de winter kan op schijnbaar droge<br />

wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral<br />

goed op de delen van de weg die door de<br />

aanwezigheid van bomen of rotsen weinig<br />

zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.<br />

BELANGRIJK Rijd om beschadiging<br />

van de banden te voorkomen, met gemonteerde<br />

sneeuwkettingen geen lange stukken<br />

op sneeuwvrije wegen. In extreme gevallen<br />

moet u zeer langzaam rijden en de<br />

sneeuwkettingen verwijderen zodra dat<br />

mogelijk is.<br />

REMMEN<br />

De remmen zijn van essentieel belang<br />

voor de rijveiligheid en dienen dus altijd<br />

perfect te functioneren.<br />

Voor een correct gebruik, een perfecte<br />

werking en een minimale slijtage van het<br />

remsysteem, raden wij u aan de volgende<br />

aanwijzingen op te volgen:<br />

– Laat tijdens het rijden de voet niet onnodig<br />

op het rempedaal rusten.<br />

– Controleer of de slag van het rempedaal<br />

niet beperkt wordt door de vloermatten<br />

of andere obstakels.<br />

– Controleer regelmatig de werking van<br />

het remsysteem en in ieder geval voor een<br />

lange rit.<br />

– Controleer op het instrumentenpaneel<br />

of het lampje voor te laag remvloeistofniveau<br />

en aangetrokken handrem x goed<br />

werkt: Als het lampje x tijdens het rijden<br />

gaat branden en blijft branden, controleer<br />

dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />

Als de handrem niet is aangetrokken,<br />

moet de auto onmiddellijk worden gestopt<br />

en het niveau van de remvloeistof worden<br />

gecontroleerd; als het niveau onvoldoende<br />

is, moet het eventuele defect in het remcircuit<br />

onmiddellijk worden verholpen. Als<br />

het controlelampje d gaat branden bij<br />

het intrappen van het rempedaal, dan zijn<br />

de remblokken versleten tot de minimum<br />

toegestane dikte. Laat de remblokken zo<br />

snel mogelijk door de Alfa Romeo-dealer<br />

vervangen.<br />

– Remvloeistof is hygroscopisch (remvloeistof<br />

trekt water aan); vervang de remvloeistof<br />

iedere twee jaar, onafhankelijk<br />

van het aantal afgelegde kilometers, om<br />

beschadiging ven het remsysteem te voorkomen.<br />

111


REMBEKRACHTIGER<br />

De auto is uitgerust met een rembekrachtiger<br />

die alleen werkt bij een draaiende<br />

motor. Bij een uitgezette motor moet<br />

daarom meer kracht worden uitgeoefend<br />

op het rempedaal om de gewenste remvertraging<br />

te bereiken.<br />

ANTI-BLOKKEERSYSTEEM<br />

(ABS)<br />

De auto is uitgerust met anti-blokkeersysteem<br />

(ABS) met elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Wij raden u aan met het<br />

volgende rekening te houden:<br />

– Tijdens het remmen kunnen lichte trillingen<br />

in het rempedaal worden gevoeld.<br />

Dit betekent dat het ABS in werking is getreden.<br />

– De prestaties van het systeem vergroten<br />

in principe de actieve veiligheid, maar<br />

mogen de bestuurder er niet toe verleiden<br />

onnodige en onverantwoorde risico’s te<br />

nemen.<br />

– De rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />

aan de weersomstandigheden, het zicht en<br />

het verkeer.<br />

– De maximale remvertraging blijft uiteraard<br />

altijd afhankelijk van de grip van<br />

112<br />

de banden op het wegdek. Bij sneeuw of<br />

ijs is de grip vanzelfsprekend veel minder,<br />

waardoor de remweg, ook met ABS, aanzienlijk<br />

langer zal zijn.<br />

Het ABS ontslaat de<br />

bestuurder niet van de<br />

verplichting voorzichtig<br />

te rijden. Dit geldt in het bijzonder<br />

op gladde of natte wegen.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling<br />

(EBD). Als de lampjes > en x<br />

bij een draaiende motor gelijktijdig<br />

gaan branden, dan is er een<br />

storing in het EBD-systeem; in<br />

dit geval kunnen bij hard remmen<br />

de achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />

waardoor de auto kan<br />

gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde Alfa<br />

Romeo-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

><br />

gaat branden dan is er een storing<br />

in het ABS-systeem. In dat<br />

geval werkt het conventionele<br />

remsysteem op de normale manier,<br />

terwijl geen gebruik meer<br />

wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem.<br />

Onder deze<br />

omstandigheden kan ook de werking<br />

van het EBD-systeem verminderen.<br />

Ook in dit geval raden<br />

wij u aan onmiddellijk en zeer<br />

voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

Alfa Romeo-dealer te rijden,<br />

om het systeem te laten controleren.<br />

STUURBEKRACHTIGING<br />

De hydraulische stuurbekrachtiging werkt<br />

alleen bij een draaiende motor. Bij stilstaande<br />

motor moet daarom meer kracht<br />

worden uitgeoefend op het stuurwiel.<br />

De stuurinrichting is een mechanisch systeem<br />

dat grote invloed heeft op de rijveiligheid.<br />

Daarom moet de auto bij een vermoedelijke<br />

storing worden stilgezet en onmiddellijk<br />

contact worden opgenomen met<br />

de Alfa Romeo-dealer.


BELANGRIJK Houd het stuurwiel in<br />

beide richtingen tot aan de aanslag, alleen<br />

voor de duur die strikt noodzakelijk<br />

is.<br />

WISSERBLADEN<br />

Controleer regelmatig de ruitenwisserbladen.<br />

Versleten of vuile wisserbladen kunnen<br />

het zicht aanzienlijk verminderen.<br />

Reinig de ruiten regelmatig door ze te ontdoen<br />

van vuil, vet- en teeraanslag. Op deze<br />

wijze wordt de levensduur van de wisserbladen<br />

aanzienlijk verlengd.<br />

Voordat u de ruitenwissers inschakelt,<br />

moet eventuele sneeuw of ijs op de ruit<br />

worden verwijderd.<br />

Wanneer de temperatuur onder 0°C is<br />

gedaald, moet, voordat de ruitenwissers<br />

worden ingeschakeld, gecontroleerd worden<br />

of er geen ijs tussen wisserblad en ruit<br />

zit: maak de wissers zonodig vrij met een<br />

anti-vriesmiddel.<br />

Schakel de ruitenwissers niet in op een<br />

droge ruit.<br />

Houdt u bij het vervangen<br />

van de wisserbladen<br />

aan de bijgeleverde<br />

instructies en aan de aanwijzingen<br />

die beschreven staan<br />

in het hoofdstuk “Onderhoud<br />

van de auto“ in dit <strong>instructieboek</strong>je.<br />

RUITEN<br />

Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />

de ruiten: ze kunnen uzelf en andere weggebruikers<br />

afleiden en het zicht belemmeren.<br />

WIELEN<br />

De krik mag alleen gebruikt<br />

worden voor het<br />

verwisselen van een wiel. Voer<br />

geen werkzaamheden uit onder<br />

de auto als deze is opgekrikt.<br />

De door de fabrikant gemonteerde wielen<br />

(velgen en banden) passen het best bij<br />

de eigenschappen van de auto en garanderen<br />

een maximum aan veiligheid en<br />

comfort onder alle normale rij-omstandigheden.<br />

Als u de op de auto gemonteerde<br />

velgen of banden wilt vervangen,<br />

dient u eerst de tabel met de toegestane<br />

band- en velgtypen in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens“<br />

te raadplegen. U kunt ook contact<br />

op te nemen met een Alfa Romeodealer.<br />

Houd altijd de combinatie tussen<br />

velg-/bandenmaat aan die<br />

oorspronkelijk onder de auto is<br />

gemonteerd.<br />

Reservewiel<br />

De auto kan worden uitgerust met een compact<br />

reservewiel (optional) dat specifiek is<br />

voor het velgtype (staal of lichtmetaal) van<br />

de standaard gemonteerde banden.<br />

BELANGRIJK Als de stalen velgen<br />

worden vervangen door lichtmetalen velgen<br />

of omgekeerd, moet ook het reservewiel<br />

worden vervangen.<br />

Het reservewiel mag alleen in noodgevallen<br />

worden gebruikt. Het gebruik van het noodreservewiel<br />

moet tot een minimum beperkt blijven<br />

en er mag niet harder worden gereden<br />

dan 80 km/h. Bij een gemonteerd reservewiel<br />

veranderen de rij-eigenschappen van de<br />

auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk<br />

remmen en hoge snelheden in de bochten.<br />

113


Het reservewiel is niet geschikt voor de<br />

montage van sneeuwkettingen. Als u een<br />

lekke voorband (aangedreven wiel) hebt<br />

en er moet met sneeuwkettingen worden<br />

gereden dan moet u een wiel van de achteras<br />

afhalen en daarvoor in de plaats het<br />

reservewiel monteren.<br />

Zo hebt u op de vooras twee normale<br />

voorwielen waarop u de sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

Controleer regelmatig of de spanning van<br />

de band van het reservewiel 4,2 bar (kg/<br />

cm2 ) bedraagt.<br />

BELANGRIJK De levensduur van de<br />

band van het reservewiel is ongeveer<br />

3.000 km. Hierna moet de band worden<br />

vervangen door een band van hetzelfde type<br />

dat geschikt is voor het gebruikte velgtype<br />

(zie “Technische gegevens“).<br />

Monteer nooit een normale band op een<br />

velg die voor een reservewiel bedoeld is.<br />

Gebruik nooit twee of meer reservewielen.<br />

Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk<br />

repareren en monteren.<br />

114<br />

Tirekit (reparatiekit voor banden)<br />

De auto kan in plaats van met een compact<br />

reservewiel worden uitgerust met een<br />

kit voor de snelle reparatie van lekke banden.<br />

Zie voor het gebruik van de kit het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen“ en de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

Plaats na het repareren<br />

van de band de stic -<br />

ker uit het reparatiekoffertje<br />

op een voor de bestuurder<br />

zichtbare plaats (bijvoorbeeld<br />

op het dashboard) om aan<br />

te geven dat de band behandeld<br />

is met de snelle reparatiekit en<br />

er voorzichtig en niet harder dan<br />

80 km/h dient te worden gereden.<br />

Rijd voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde garage om de<br />

band te laten vervangen. U moet<br />

absoluut aangeven dat de band<br />

is gerepareerd met reparatiekit.<br />

Velgen<br />

De bouten moeten met een aanhaalmoment<br />

van 100 Nm (10 kgm) worden aangedraaid.<br />

Banden<br />

De auto is voorzien van Tubeless radiaal<br />

banden, d.w.z. zonder binnenband. Voor<br />

een optimaal rijcomfort, maximale veiligheid<br />

en een lange levensduur van de banden,<br />

raden wij u aan de volgende aanwijzingen<br />

op te volgen:<br />

– Rijd met nieuwe banden de eerste<br />

100 km niet met hoge snelheden.<br />

– Beperk de snelheid in bochten, ook als<br />

de prestaties van de auto hogere snelheden<br />

toestaan.<br />

– Vermijd sterk accelereren en onnodig<br />

remmen.<br />

– Rijd niet langdurig met hoge snelheden,<br />

vooral niet op een slecht wegdek.<br />

– Zorg dat de wielen goed gebalanceerd<br />

zijn en de wieluitlijning goed is.<br />

– Voorkom dat de banden in contact komen<br />

met harde voorwerpen, zoals stoepranden<br />

(bijv. tijdens het parkeren van de<br />

auto).


– Voer geen werkzaamheden uit aan het<br />

ventiel.<br />

– Plaats geen enkel soort gereedschap<br />

tussen velg en band.<br />

– Vervang velgen die vervormingen vertonen.<br />

– Vervang bij abnormaal spanningsverlies<br />

het wiel en laat de band controleren.<br />

– Gebruik voor het balanceren speciale<br />

balanceergewichten voor tubeless-banden.Gebruik<br />

voor het balanceren van wielen<br />

met lichtmetalen velgen uitsluitend<br />

originele Alfa Romeo-balanceergewichten.<br />

– De bandenspanning, inclusief die van<br />

het reservewiel moet overeenkomen met<br />

de voorgeschreven bandenspanning (zie<br />

hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />

– Laat de banden regelmatig op beschadigingen<br />

controleren.<br />

– Gebruikte banden van onbekende herkomst<br />

of verouderde banden (ouder dan 6<br />

jaar) mogen alleen in noodgevallen en<br />

met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt.<br />

– In tubeless banden mogen geen binnenbanden<br />

gebruikt worden.<br />

– Laat de auto nooit langdurig geparkeerd<br />

staan op de rand van een stoep of<br />

op een andere oneffenheid in het wegdek.<br />

– Laat de profieldiepte van het loopvlak<br />

regelmatig controleren, en houdt u hierbij<br />

aan de wettelijk voorgeschreven minimum<br />

waarden.<br />

BELANGRIJK Bepaalde type banden<br />

zijn voorzien van slijtage-indicatoren; de<br />

banden moeten vervangen worden zodra<br />

deze indicatoren op het loopvlak zichtbaar<br />

zijn.<br />

Controleer regelmatig of de banden geen<br />

ongelijkmatige slijtage van het loopvlak<br />

vertonen; is dit het geval, raadpleeg dan<br />

een Alfa Romeo-dealer om de oorzaak te<br />

laten wegnemen.<br />

Naarmate het loopvlak van de banden<br />

slijt, neemt op natte wegen het gevaar<br />

voor aquaplaning toe.<br />

Om gelijkmatige slijtage van de banden<br />

op de vooras en achteras te verkrijgen, is<br />

het raadzaam om de banden om de<br />

10.000 - 15.000 km van as te verwisselen.<br />

Hierbij moeten de banden aan dezelfde<br />

zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />

zodat een omkering van de draairichting<br />

wordt voorkomen (fig. 1).<br />

fig. 1<br />

Verwissel de banden<br />

niet kruiselings.<br />

P4Z00221<br />

115


Bandenspanning en slijtage<br />

Als de banden op de juiste spanning<br />

worden gehouden, neemt niet alleen de<br />

levensduur van de banden toe maar ook<br />

de rijveiligheid, omdat de wegligging er<br />

door wordt beïnvloed.<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig en voor<br />

een lange rit worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude banden<br />

worden gecontroleerd; gebruik een<br />

manometer en houd de waarden aan die<br />

vermeld staan in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens“.<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage van de<br />

banden (fig. 2):<br />

fig. 2<br />

116<br />

P4Z00119<br />

A - Normale spanning: gelijkmatige<br />

slijtage van het loopvlak.<br />

Een juiste bandenspanning garandeert<br />

een maximale levensduur en een optimale<br />

grip, aangezien het loopvlak over de volle<br />

breedte contact heeft met het wegdek,<br />

waardoor de slijtage gelijkmatiger is.<br />

Een juiste bandenspanning zorgt ook<br />

voor:<br />

– Een betere wegligging van de auto.<br />

– Een uiterst soepele en nauwkeuriger<br />

besturing.<br />

– Een lager brandstofverbruik door de<br />

geringe rolweerstand van het wiel.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

Bij een te lage bandenspanning, ontstaat<br />

er een ongelijkmatige slijtage van het<br />

loopvlak (grotere slijtage aan de zijkanten)<br />

en wordt de band te heet. Hierdoor<br />

kunnen onderdelen van de band losraken<br />

en schade veroorzaken aan het karkas.<br />

Deze schade kan het leeglopen van de<br />

band of een klapband tot gevolg hebben.<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

Een te hoge bandenspanning veroorzaakt:<br />

– Een ongelijkmatige slijtage van het<br />

loopvlak (grotere slijtage in het midden).<br />

– Een vermindering van het rijcomfort.<br />

– Een grotere gevoeligheid van de banden<br />

voor schokken.<br />

BELANGRIJK Als in een uitzonderlijk<br />

geval de spanning bij warme banden<br />

wordt gecontroleerd, mag de spanning<br />

nooit worden verlaagd.


Wielen balanceren<br />

Elk wiel compleet met band wordt in de<br />

fabriek statisch en dynamisch gebalanceerd.<br />

Als de banden vervangen worden, moeten<br />

de wielen opnieuw worden gebalanceerd,<br />

om instabiliteit, overmatige slijtage<br />

van de stuurinrichting en ongelijkmatige<br />

slijtage van de banden te voorkomen.<br />

Gebruik voor het balanceren<br />

van wielen met<br />

lichtmetalen velgen de<br />

originele Alfa Romeo-balanceergewichten.<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk<br />

van de voorschriften van het<br />

land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op de<br />

voorwielen gemonteerd worden (aangedreven<br />

wielen).<br />

Vanwege het sportieve karakter van de<br />

auto, kunnen er alleen speciale sneeuwkettingen<br />

worden gemonteerd.<br />

Wij raden u aan contact op te nemen<br />

met de Alfa Romeo-dealer voordat u<br />

sneeuwkettingen aanschaft of gebruikt.<br />

Controleer na enkele meters rijden of de<br />

kettingen nog goed gespannen zijn.<br />

Op de banden 225/<br />

45 ZR17 91Y kunnen<br />

geen sneeuwkettingen<br />

gemonteerd worden.<br />

Op het reservewiel<br />

(indien aanwezig) kan<br />

geen sneeuwketting gemonteerd<br />

worden. Als u een lekke<br />

voorband hebt (aangedreven<br />

wiel) en er moet gebruik worden<br />

gemaakt van sneeuwkettingen,<br />

dan kunt u het reservewiel op de<br />

achteras plaatsen en het achterwiel<br />

op de vooras (pas zo snel<br />

mogelijk de bandenspanning<br />

aan).<br />

Zo hebt u op de vooras twee<br />

normale wielen waarop u<br />

sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Beperk de snelheid als<br />

u met sneeuwkettingen<br />

rijdt, vermijd kuilen,<br />

stoepranden en andere obstakels<br />

en rijd, om de banden, wielophanging<br />

en stuurinrichting niet te<br />

beschadigen, geen lange stukken<br />

op sneeuwvrije wegen.<br />

117


ECONOMISCH EN MI-<br />

LIEUBEWUST RIJDEN<br />

De gebruiksomstandigheden en de rijstijl<br />

hebben direct invloed op het brandstofverbruik<br />

en het milieu.<br />

Zonder van een dynamische rijstijl af te<br />

zien, kunt u door het opvolgen van de enkele<br />

eenvoudige aanwijzingen voorkomen<br />

dat onnodig schade aan het milieu wordt<br />

toegebracht. Vaak wordt ook nog het<br />

brandstofverbruik beperkt.<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor<br />

de kosten van de auto zo laag mogelijk<br />

blijven en de uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt<br />

wordt.<br />

118<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur, de beste<br />

prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik<br />

van de auto. Laat daarom tijdig de<br />

in het onderhoudsschema aangegeven<br />

werkzaamheden uitvoeren (zie bougies,<br />

lucht-/brandstoffilter, klepspeling, enz.).<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste een<br />

keer per maand, de spanning van de banden.<br />

Als de spanning te laag is, wordt de<br />

weerstand groter en neemt het verbruik<br />

toe. Bovendien slijten hierdoor de banden<br />

sneller en verslechtert de wegligging van<br />

de auto, waardoor de veiligheid in gevaar<br />

kan worden gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.<br />

Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />

en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager als u<br />

deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />

de aërodynamica van de auto, waardoor<br />

het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik<br />

voor het vervoer van volumineuze voorwerpen<br />

bij voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties alleen<br />

als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de ruitenwissers en<br />

de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />

vragen veel stroom, waardoor<br />

het brandstofverbruik toeneemt (tot<br />

aan 25% in stadsverkeer).


Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar wordt<br />

belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt<br />

(met gemiddeld 20%). Gebruik<br />

wanneer de buitentemperatuur het toelaat<br />

bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />

accessoires kan de aërodynamica<br />

negatief beïnvloeden, waardoor het<br />

brandstofverbruik zal toenemen.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat, niet<br />

warmdraaien met stationair toerental en<br />

ook niet met een verhoogd toerental: onder<br />

deze omstandigheden warmt de motor<br />

veel langzamer op, terwijl het verbruik en<br />

de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.<br />

Het is beter om rustig weg te rijden<br />

en geen hoge toerentallen te gebruiken.<br />

Op deze manier warmt de motor sneller<br />

op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u de motor<br />

afzet. Deze handeling heeft evenals het<br />

overschakelen met tussengas, geen enkel<br />

nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het<br />

toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen<br />

van een lage versnelling voor<br />

een snelle acceleratie verhoogt het brand-<br />

stofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij<br />

het oneigenlijke gebruik van een hoge<br />

versnelling, het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt<br />

de motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />

toe bij een hogere snelheid: als de snelheid<br />

wordt verhoogd van 90 naar 120<br />

km/h, neemt het brandstofverbruik met<br />

ongeveer 30% toe. Rijd daarom zoveel<br />

mogelijk met een gelijkmatige snelheid,<br />

vermijd overbodig remmen en optrekken.<br />

Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />

daarom aan om rustig te rijden en een<br />

veilige afstand te bewaren van de auto’s<br />

die voor u rijden, waardoor u tijdig kunt<br />

reageren op gevaarlijke situaties.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de motor<br />

met hoge toerentallen draait, kost veel<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen. Het is beter geleidelijk<br />

op te trekken en geen maximale<br />

toerentallen te gebruiken.<br />

119


GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud starten<br />

bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.<br />

Hierdoor neemt niet alleen<br />

het brandstofverbruik toe (van 15%<br />

tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de<br />

uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie van<br />

het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />

waarbij overwegend lage versnellingen<br />

worden gebruikt, of in de stad waar<br />

zich veel verkeerslichten bevinden, zal het<br />

brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />

slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen),<br />

is het raadzaam de motor<br />

uit te zetten.<br />

120<br />

VOORZORGMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE EMISSIEREDUCTIESYS-<br />

TEMEN<br />

De correcte werking van deze systemen is<br />

niet alleen belangrijk voor het milieu,<br />

maar ook voor het rendement van de auto.<br />

Het in goede conditie houden van de<br />

systemen is de belangrijkste voorwaarde<br />

voor milieubewust en economisch rijden.<br />

De eerste eis is, dat u zich te allen tijde<br />

houdt aan het geprogrammeerd onderhoudsschema.<br />

Gebruik voor de benzinemotoren uitsluitend<br />

loodvrije benzine.<br />

Als het starten problemen oplevert,<br />

blijf dan niet proberen. Vermijd<br />

aanduwen, aanslepen of rollend<br />

starten: al deze handelingen<br />

kunnen de katalysators beschadigen.<br />

Maak bij een noodstart uitsluitend gebruik<br />

van een hulpaccu.<br />

Als de motor tijdens het rijden “slecht<br />

loopt“, rijd dan zeer rustig zodat de motor<br />

zo min mogelijk wordt belast en raadpleeg<br />

snel een Alfa Romeo-dealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van de<br />

brandstofreserve brandt, tank dan zo snel<br />

mogelijk. Een laag brandstofniveau kan<br />

een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken,<br />

waardoor de temperatuur van<br />

de uitlaatgassen stijgt.<br />

Tijdens lange afdalingen is het raadzaam<br />

om af en toe even gas te geven. Op deze<br />

manier wordt de levensduur van de katalysator<br />

verlengd.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.


Onder normale be -<br />

drijfs om standigheden<br />

bereikt de katalysator<br />

hoge temperaturen. Parkeer<br />

daarom niet boven brandbare<br />

materialen (gras, droge bladeren,<br />

dennennaalden, enz.): brandgevaar.<br />

Monteer geen andere hitteschilden<br />

en verwijder de op de katalysator<br />

en uitlaat gemonteerde<br />

schilden niet.<br />

Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen<br />

op de katalysator,<br />

de lambdasonde en het<br />

uitlaatsysteem.<br />

Het negeren van deze<br />

aanwijzingen kan<br />

brandgevaar opleveren.<br />

TREKKEN VAN AAN-<br />

HANGERS<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Voor het trekken van aanhangers moet<br />

de auto voorzien zijn van een trekhaak<br />

van een goedgekeurd type. De door Alfa<br />

Romeo geleverde trekhaak voldoet aan alle<br />

wettelijke veiligheidsnormen. Wij raden<br />

u aan de trekhaak door een Alfa Romeodealer<br />

te laten monteren. U bent dan verzekerd<br />

van het beste resultaat, terwijl<br />

eventuele nadelige effecten op de carrosseriegarantie<br />

zijn uitgesloten.<br />

Het ABS waarmee de<br />

auto is uitgerust, werkt<br />

niet op het remsysteem<br />

van de aanhanger.<br />

Wees daarom extra voorzichtig<br />

op gladde wegen.<br />

Voer in geen geval<br />

modificaties aan het<br />

remsysteem van de auto<br />

uit voor de bediening van het<br />

remsysteem van de aanhanger.<br />

Het remsysteem van de aanhanger<br />

moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch<br />

remsysteem van de auto worden<br />

bediend.<br />

De auto/aanhangercombinatie moet voldoen<br />

aan alle wettelijke voorschriften.<br />

Onder aanhangergewicht wordt het totale<br />

gewicht van een volbeladen aanhanger<br />

verstaan inclusief alle accessoires en bagage.Controleer,<br />

om een boete te voorkomen,<br />

voor iedere rit of u het maximum<br />

toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt.<br />

Dit staat aangegeven op de typegoedkeuring.<br />

In ieder geval mag het verticale gewicht<br />

op de trekhaak de waarde niet overschrijden<br />

die vermeld is in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens“.<br />

121


Controleer bij het aankoppelen van een<br />

aanhangwagen of caravan of de waarden<br />

van het aanhangergewicht (vermeld op de<br />

typegoedkeuring) en het maximum toegestane<br />

aanhangergewicht (vermeld op een<br />

sticker op de trekhaak), hoger of gelijk zijn<br />

aan die van het totale gewicht en de belasting<br />

op de trekkogel.<br />

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN<br />

EN SUGGESTIES<br />

Hierna volgen enkele aanwijzingen voor<br />

het rijden met een aanhanger:<br />

– Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />

waarmee u voldoet aan de<br />

geldende verkeerswetgeving.<br />

– Let erop dat het klimvermogen van de<br />

auto bij het trekken van een aanhanger of<br />

caravan wordt beperkt.<br />

– Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen dat u constant<br />

moet remmen.<br />

– Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger gelden. U<br />

mag in geen geval harder rijden dan 100<br />

km/h.<br />

122<br />

AUTO LANGERE TIJD<br />

STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de auto<br />

langere tijd niet wordt gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte, droge en<br />

zo mogelijk goed geventileerde ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />

– Maak de gespoten delen schoon en<br />

behandel ze met een siliconenwas.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />

in met talkpoeder en laat ze los<br />

van de ruit staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of een<br />

ademende kunststof hoes. Gebruik geen<br />

dichte plastic hoes, omdat het in en op de<br />

auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning 0,5 bar boven<br />

de normaal voorgeschreven spanning<br />

en controleer deze regelmatig. Laat de<br />

banden, zo mogelijk, op houten blokken<br />

steunen.<br />

– Schakel het diefstalalarm (indien aanwezig)<br />

uit met de afstandsbediening; stel<br />

vervolgens het systeem buiten werking<br />

met de noodsleutel.<br />

– Maak de accukabels los van de accu<br />

(koppel altijd eerst de minkabel los) en<br />

controleer de acculading. Gedurende het<br />

stallen moet deze controle iedere vier weken<br />

worden herhaald. Laad de accu op als<br />

de spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />

WEER IN GEBRUIK NEMEN<br />

Als de auto langdurig niet gebruikt is en<br />

u wilt de auto weer in gebruik nemen,<br />

voer dan de volgende handelingen uit:<br />

– Reinig de buitenzijde van de auto niet<br />

droog af.<br />

– Controleer visueel op lekkage van<br />

vloeistoffen (olie, rem- en koppelingsvloeistof,<br />

koelvloeistof, enz.).<br />

– Vervang de motorolie en het oliefilter.<br />

– Controleer de volgende vloeistofniveaus:<br />

versnellingsbak-/differentieelolie.<br />

rem-/koppelingsvloeistof.<br />

koelvloeistof.


– Controleer het luchtfilter en vervang<br />

het zonodig.<br />

– Controleer de bandenspanning en controleer<br />

de banden op beschadigingen, inkepingen<br />

of scheuren. Vervang zonodig de<br />

banden.<br />

– Controleer de conditie van de riemen<br />

in de motor.<br />

– Controleer de acculading en sluit de<br />

accukabels aan.<br />

– Stel het diefstalalarm (indien aanwezig)weer<br />

in werking met de sleutelschakelaar.<br />

– Zet de versnellingspook in de vrijstand,<br />

start de motor en laat de motor enige<br />

minuten stationair draaien. Trap hierbij<br />

een aantal malen het koppelingspedaal<br />

in.<br />

Deze handelingen<br />

moeten in de openlucht<br />

worden uitgevoerd. Het<br />

uitlaatgas bevat koolmonoxide<br />

dat zeer giftig is en dodelijk kan<br />

zijn.<br />

– Controleer of de verschillende stroomgebruikers<br />

(koplampen, richtingaanwijzers,<br />

enz.) goed functioneren.<br />

BELANGRIJK Voor de correcte uitvoering<br />

van de vermelde werkzaamheden<br />

wordt verwezen naar de betreffende paragrafen<br />

in het hoofdstuk “Technische gegevens“.<br />

EXTRA ACCESSOIRES<br />

RADIOZENDAPPARATUUR<br />

EN MOBIELE TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc) mogen<br />

alleen in de auto worden gebruikt als een<br />

aparte antenne aan de buitenkant van de<br />

auto wordt gemonteerd.<br />

Door het gebruik van<br />

een mobiele telefoon,<br />

een 27 mc-zender of<br />

gelijksoortige apparaten in de<br />

auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />

elektromagnetische velden<br />

die, als ze worden versterkt<br />

door de reflectie in het interieur,<br />

niet alleen schadelijk voor de gezondheid<br />

van de inzittenden kunnen<br />

zijn, maar ook storingen in<br />

de elektrische systemen van de<br />

auto (zoals de regeleenheid van<br />

het motormanagementsysteem,<br />

de regeleenheid van het<br />

ABS/EBD enz.) kunnen veroorzaken.<br />

Hierdoor wordt de veiligheid<br />

in gevaar gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en<br />

ontvangstkwaliteit aanzienlijk<br />

beperkt door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.<br />

123


SUGGESTIES<br />

VOOR NUTTIGE<br />

ACCESSOIRES<br />

Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />

raden wij u aan het volgende aan<br />

boord te hebben (fig. 3):<br />

– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />

desinfecterende deppers, steriele gaascompressen,<br />

verbandgaas, pleisters enz.;<br />

– een zaklamp;<br />

– een schaar met afgeronde punten;<br />

– werkhandschoenen.<br />

De afgebeelde en beschreven voorwerpen<br />

zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />

Lineaccessori-programma.<br />

fig. 3<br />

124<br />

P4Z00120


De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt om u in geval van<br />

nood te helpen.<br />

Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen behandeld; voor<br />

elk wordt beschreven wat u zelf kunt doen om het probleem te<br />

verhelpen. Bij eventuele grotere problemen is het echter nodig<br />

een Alfa Romeo-dealer te raadplegen.<br />

Wij raden u aan deze pagina’s te lezen. Dan kunt u de informatie<br />

als het nodig is, snel vinden.<br />

NOODGEVALLEN<br />

EEN LEKKE BAND ................................................................................. pag. .....126<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................................................... ....135<br />

DEFECTE INTERIEURVERLICHTING ............................................................ ....143<br />

EEN DOORGEBRANDE ZEKERING OF RELAIS ........................................ ....145<br />

EEN LEGE ACCU ............................................................................................... ....152<br />

HET SLEPEN VAN DE AUTO .......................................................................... ....154<br />

HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................................................................. ....155<br />

BIJ EEN ONGEVAL............................................................................................ ....156<br />

125


EEN LEKKE BAND<br />

Bepaalde uitvoeringen kunnen worden<br />

uitgerust met een compact reservewiel of<br />

een kit voor de snelle reparatie van lekke<br />

banden (Tirekit).<br />

Attendeer het overige<br />

wegverkeer op de stilstaande<br />

auto m.b.v de<br />

waarschuwingsknipperlichten, de<br />

wettelijk verplichte gevarendriehoek,<br />

enz.Tijdens het verwisselen<br />

van een wiel moeten alle inzittenden<br />

de auto hebben verlaten,<br />

en op een veilige afstand<br />

van het verkeer wachten, totdat<br />

het wiel verwisseld is of de band<br />

is gerepareerd.Blokkeer de wielen<br />

met stenen of andere voorwerpen<br />

als de auto schuin op een<br />

helling of op een slecht wegdek<br />

staat.<br />

126<br />

UITVOERINGEN MET COMPACT<br />

RESERVEWIEL<br />

Voor het verwisselen<br />

van het wiel en voor het<br />

juiste gebruik van de krik<br />

en het reservewiel moeten de onderstaande<br />

voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen.<br />

De krik dient uitsluitend voor<br />

het verwisselen van een wiel<br />

van de auto waarbij hij geleverd<br />

is. Gebruik de krik niet voor het<br />

opkrikken van andere auto’s en<br />

monteer geen reservewielen van<br />

andere auto’s.<br />

Als u het gemonteerde velgtype<br />

wilt vervangen (stalen in plaats<br />

van lichtmetalen velgen of omgekeerd)<br />

moeten tevens alle wielbouten<br />

worden vervangen door<br />

bouten met een lengte die aangepast<br />

is aan het velgtype.<br />

Het reservewiel mag alleen in<br />

noodgevallen worden gebruikt.<br />

Het gebruik van het reservewiel<br />

moet tot een minimum beperkt<br />

blijven en er mag niet harder<br />

worden gereden dan 80 km/h.<br />

Bij een gemonteerd reservewiel<br />

veranderen<br />

de rij-eigenschappen<br />

van de auto. Vermijd met vol gas<br />

optrekken, bruusk remmen en hoge<br />

snelheden in de bochten.<br />

Het reservewiel heeft een levensduur<br />

van maximaal 3000<br />

km. Na deze afstand moet de<br />

band van het reservewiel vervangen<br />

worden door een nieuwe<br />

band van hetzelfde type.<br />

Monteer nooit een normale<br />

band op de velg van het reservewiel.<br />

Laat het verwisselde wiel<br />

zo snel mogelijk repareren en<br />

monteren.<br />

Het is niet toegestaan met<br />

twee of meer reservewielen te<br />

rijden.<br />

Smeer de schroefdraad van de<br />

wielbouten niet met vet in, voordat<br />

u ze monteert: de bouten<br />

kunnen loslopen.<br />

Op het reservewiel mag nooit<br />

een wieldeksel worden gemonteerd.


Op het reservewiel is<br />

een oranje sticker aangebracht<br />

waarop de belangrijkste<br />

aanwijzingen en de<br />

beperkingen staan vermeld met<br />

betrekking tot het gebruik van<br />

het reservewiel.<br />

Deze sticker mag absoluut niet<br />

worden verwijderd of afgedekt.<br />

Op de sticker staan de volgende<br />

aanwijzingen in vier talen vermeld:<br />

- ATTENTIE! Alleen tijdelijk gebruiken,<br />

80 km/h max!<br />

- Vervang zo snel mogelijk door<br />

een normaal wiel.<br />

- Bedek deze aanwijzingen niet.<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte auto<br />

van de krik vallen.<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen<br />

van een wiel van de<br />

auto waarbij de krik geleverd is<br />

of voor auto’s van hetzelfde model.<br />

Gebruik de krik niet voor het<br />

opkrikken van andere auto’s. En<br />

beslist nooit voor het uitvoeren<br />

van werkzaamheden onder de<br />

auto.<br />

Op een sticker op de<br />

krik is het maximum<br />

hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor een<br />

zwaardere last worden gebruikt.<br />

Het reservewiel is niet geschikt<br />

voor de montage van sneeuwkettingen.<br />

Als u een lekke voorband<br />

(aangedreven wiel) hebt en<br />

er moet met sneeuwkettingen<br />

worden gereden, dan moet u een<br />

wiel van de achteras afhalen en<br />

daarvoor in de plaats het reservewiel<br />

monteren. Zo hebt u op<br />

de vooras twee normale wielen<br />

waarop uw sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

Maak het ventiel niet<br />

open.<br />

Plaats geen enkel stuk<br />

gereedschap tussen velg en<br />

band.Controleer regelmatig de<br />

spanning van de banden en van<br />

het reservewiel en houdt u daarbij<br />

aan de waarden die beschreven<br />

staan in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens“.<br />

Krik de auto uitsluitend aan de<br />

zijkant op. Om beschadiging aan<br />

de rem- en brandstofleidingen te<br />

voorkomen moet de hefarm van<br />

de garagekrik in het gebied aan<br />

de voorzijde worden geplaatst.<br />

127


WIEL VERWISSELEN<br />

De richtlijnen geven aan dat:<br />

– De krik 2,600 kg moet wegen.<br />

– De krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen.<br />

– De krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type.<br />

– Buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />

kunnen worden.<br />

Ga voor het verwisselen van het wiel als<br />

volgt te werk:<br />

– Stop de auto op een plaats waar het<br />

verkeer niet in gevaar wordt gebracht en<br />

in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />

Zet de auto zo mogelijk op een<br />

vlakke en stevige ondergrond.<br />

fig. 1<br />

128<br />

P4Z00121<br />

– Trek de handrem aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling of de<br />

achteruit in.<br />

Het reservewiel, de krik en het gereedschap<br />

en het reservewiel vindt u onder de<br />

vloerbedekking in de bagageruimte.<br />

– Maak de drukknoppen los en til de<br />

bekleding op (A-fig. 1).<br />

fig. 2<br />

fig. 3<br />

P4Z00122<br />

P4Z00123<br />

– Haak de riemen (B-fig. 1) los en<br />

neem het gereedschap en de houder met<br />

de krik (C-fig. 1) uit.<br />

– Draai de blokkeerschroef ( D-fig. 2)<br />

los en neem het reservewiel compleet<br />

met bekleding uit.<br />

– Maak het elastiek los en verwijder de<br />

bekleding (A-fig. 3) van het reservewiel<br />

(B-fig. 3).<br />

fig. 4<br />

fig. 5<br />

P4Z00124<br />

P4Z00125


Bij bepaalde uitvoeringen zijn het gereedschap<br />

en de krik rechts in de bagageruimte<br />

geplaatst.<br />

– Plaats het gereedschap en het reservewiel<br />

dicht bij het te verwisselen wiel.<br />

– Verwijder het wieldeksel (A-fig. 4)<br />

(alleen bij uitvoeringen met stalen velgen)<br />

door het aan de rand op te wippen<br />

met de platte kant van de schroevendraaier<br />

uit de gereedschaptas.<br />

– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />

wiel (B-fig. 5) ongeveer een<br />

slag los.<br />

– Plaats de krik onder de auto, dichtbij<br />

het te verwisselen wiel.<br />

P4Z00126<br />

fig. 6<br />

– Draai met behulp van de slinger de<br />

krik omhoog, zodat de inkeping (A-fig.<br />

6) aan de bovenzijde van de krik om het<br />

profiel onder de carrosserie (B-fig. 6)<br />

valt, nabij het merkteken (C-fig. 6)<br />

voor of achter (afhankelijk van het te verwisselen<br />

wiel).<br />

– Draai de slinger en krik de auto op,<br />

totdat het wiel enkele centimeters los van<br />

de grond is.<br />

– Draai de wielbouten helemaal los en<br />

verwijder het wiel.<br />

– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />

contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />

omdat hierdoor na verloop van tijd<br />

de wielbouten kunnen loslopen.<br />

fig. 7<br />

P4Z00127<br />

– Monteer het reservewiel, waarbij de<br />

pen (E-fig. 7) in één van de gaten (Dfig.<br />

7) van het wiel moet vallen.<br />

– Draai de vijf wielbouten handvast.<br />

– Laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik.<br />

– Draai de bouten verder vast volgens<br />

de volgorde die is afgebeeld in (fig. 8).<br />

BELANGRIJK Op het reservewiel<br />

mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd.<br />

– Berg de krik, het gedemonteerde wiel<br />

en de gereedschaptas in de bagageruimte<br />

op.<br />

fig. 8<br />

P4Z00128<br />

129


NORMALE WIEL MONTEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Stop de auto op een plaats waar het<br />

verkeer niet in gevaar wordt gebracht en<br />

in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />

Zet de auto zo mogelijk op een<br />

vlakke en stevige ondergrond.<br />

– Trek de handrem aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling of de<br />

achteruit in.<br />

– Open het kofferdeksel.<br />

fig. 9<br />

130<br />

P4Z00124<br />

– Neem de gereedschaptas , de krik en<br />

het te monteren wiel uit en plaats ze<br />

dicht bij het te verwisselen wiel.<br />

– Verwijder het wieldeksel (A-fig. 9)<br />

(indien aanwezig) door het aan de rand<br />

op te wippen met de platte kant van de<br />

schroevendraaier uit de gereedschaptas.<br />

– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />

wiel (B-fig. 10) ongeveer één<br />

slag los.<br />

fig. 10<br />

P4Z00125<br />

– Plaats de krik onder de auto, dicht bij<br />

het te verwisselen wiel.<br />

– Draai met behulp van de slinger de<br />

krik omhoog, zodat de inkeping (A-fig.<br />

11) aan de bovenzijde van de krik om<br />

het profiel onder de carrosserie (B-fig.<br />

11) valt, nabij het merkteken (C-fig.<br />

11) voor of achter (afhankelijk van het<br />

te verwisselen wiel).<br />

P4Z00126<br />

fig. 11


– Draai de slinger en krik de auto op,<br />

totdat het wiel enkele centimeters los van<br />

de grond is.<br />

– Draai de wielbouten helemaal los en<br />

verwijder het wiel.<br />

– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />

contactvlakken van het te monteren wiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />

omdat hierdoor na verloop van tijd<br />

de wielbouten kunnen loslopen.<br />

– Monteer het wiel, waarbij de pen (Afig.<br />

12) in één van de gaten (B-fig.<br />

12) van het wiel moet vallen.<br />

– Draai de vijf wielbouten handvast.<br />

fig. 12<br />

P4Z00129<br />

Gebruik bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />

velgen de centreerpen (bepaalde uitvoeringen).<br />

– Draai de centreerpen (C-fig. 13) in<br />

één van de boutgaten in de wielnaaf.<br />

– Plaats het wiel op de pen en draai de<br />

vier bouten vast.<br />

– Draai de centreerpen los en draai de<br />

laatste bout vast.<br />

– Laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik.<br />

– Draai de wielbouten stevig vast in de<br />

volgorde die is afgebeeld in (fig. 14).<br />

fig. 13<br />

P4Z00130<br />

– Druk het wieldeksel (indien aanwezig)<br />

(A-fig. 15) voorzichtig vast. Zorg<br />

ervoor dat het ventiel uit de opening in<br />

het wieldeksel steekt. Druk op de rand<br />

van het wieldeksel, te beginnen bij de delen<br />

die het dichtst bij het ventiel zitten,<br />

totdat het wieldeksel geheel vast zit.<br />

fig. 14<br />

fig. 15<br />

P4Z00222<br />

P4Z00124<br />

131


BELANGRIJK Door een verkeerde<br />

montage kan het wieldeksel tijdens het<br />

rijden loslaten.<br />

Ter afsluiting:<br />

– Plaats het verwisselde wiel (B-fig.<br />

16) in de bekleding (A-fig. 16).<br />

– Zet het verwisselde wiel vast met de<br />

blokkeerschroef (D-fig. 17).<br />

fig. 16<br />

132<br />

P4Z00123<br />

– Laat de krik zakken (C-fig. 18),<br />

berg hem op in de houder met het gereedschap,<br />

maak de riemen vast (B-fig.<br />

18) en laat de bekleding (A-fig. 18)<br />

van de bagageruimte zakken.<br />

fig. 17<br />

P4Z00122<br />

De bouten moeten met<br />

een aanhaalmoment van<br />

100 Nm (10 kgm) worden<br />

aangedraaid.<br />

Laat zo snel mogelijk door de<br />

Alfa Romeo-dealer controleren of<br />

de wielbouten goed zijn vastgedraaid.<br />

Als de wielbouten niet voldoende<br />

zijn vastgedraaid, kunnen de<br />

bouten loslopen, waardoor er<br />

een gevaarlijke situatie ontstaat.<br />

Als de bouten daarentegen te<br />

strak zijn vastgedraaid, kunnen<br />

de wielbouten beschadigd worden,<br />

waardoor de weerstand in<br />

gevaar wordt gebracht.<br />

fig. 18<br />

P4Z00121


TIREKIT (SNELLE REPARATIE<br />

VAN BANDEN)<br />

(indien aanwezig)<br />

Bepaalde uitvoeringen kunnen worden<br />

uitgerust met een kit voor de snelle reparatie<br />

van lekke banden (Tirekit).<br />

De kit (A-fig. 19) bevindt zich links<br />

in de bagageruimte.<br />

BELANGRIJK Zie voor het gebruik<br />

van Tirekit de bijgeleverde instructies.<br />

fig. 19<br />

P4Z00223<br />

De kit voor de snelle reparatie van banden<br />

bevat (fig. 20):<br />

– een spuitbus met verdikkingsmiddel;<br />

– een compressor met manometer en<br />

verbindingsstukken;<br />

– gereedschap voor het verwijderen van<br />

het ventiel;<br />

Als u een lekke band krijgt, kan de<br />

band gerepareerd worden als de diameter<br />

van de scheur niet groter is dan 4 mm.<br />

fig. 20<br />

P4Z00133<br />

Attentie! De spuitbus<br />

bevat propyleenglycol;<br />

deze substantie kan<br />

schadelijk zijn en een prikkelend/brandend<br />

gevoel geven.<br />

Vermijd inslikking en contact met<br />

de ogen. Bewaar de spuitbus in<br />

de kit en buiten het bereik van<br />

kinderen.<br />

Op de spuitbus staat een houdbaarheidsdatum;<br />

vervang de<br />

spuitbus voordat deze datum is<br />

bereikt.<br />

Gebruik de reparatiekit niet als<br />

de band beschadigd is geraakt<br />

door het rijden met lege banden.<br />

133


Schakel de compressor<br />

niet langer dan 6 minuten<br />

in. Gevaar voor<br />

oververhitting!<br />

Als u er niet in slaagt de voorgeschreven<br />

bandenspanning te<br />

bereiken, verplaats dan de auto<br />

ongeveer 10 meter naar voren of<br />

naar achteren, zodat het verdikkingsmiddel<br />

in de band verdeeld<br />

wordt. Pomp de band vervolgens<br />

weer op.<br />

Als het na deze laatste<br />

handeling nog niet lukt<br />

de band op de voorgeschreven<br />

spanning te krijgen,<br />

mag niet verder worden gereden<br />

omdat de band te erg beschadigd<br />

is en de reparatiekit de vereiste<br />

wegligging niet kan garanderen.<br />

Roep de hulp in van de dichtstbijzijnde<br />

Alfa Romeo-dealer.<br />

134<br />

Als de band op de juiste spanning is gebracht,<br />

vertrek dan onmiddellijk zodat de<br />

verdikkingsmiddel gelijkmatig in de band<br />

verdeeld wordt.<br />

Rijd voorzichtig vooral<br />

in bochten. Rijd niet<br />

harder dan 80 km/h.<br />

Controleer na ongeveer 10 minuten opnieuw<br />

de bandenspanning. Als de bandenspanning<br />

onder 1,3 bar is gedaald,<br />

mag niet verder worden gereden. Als de<br />

bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt,<br />

moet de juiste bandenspanning<br />

worden hersteld en voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer worden<br />

gereden om de band te laten vervangen.<br />

Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning<br />

er niet in slaagt de spanning<br />

op ten minste 1,8 bar te brengen, mag<br />

niet verder worden gereden omdat de<br />

band te erg beschadigd is en de reparatiekit<br />

de vereiste wegligging niet kan garanderen;<br />

roep de hulp in van Alfa Romeo-dealer.<br />

Het verdikkingsmiddel<br />

van de snelle reparatiekit<br />

is niet geschikt<br />

voor een permanente reparatie.<br />

Plaats de sticker op<br />

een voor de bestuurder<br />

goed zichtbare plek<br />

(bijv. op het dashboard) om aan<br />

te geven dat de band behandeld<br />

is met reparatiekit. Rijd voorzichtig<br />

en niet harder dan 80<br />

km/h.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde Alfa Romeodealer<br />

om de band te laten vervangen.<br />

U moet absoluut aangeven<br />

dat de band is gerepareerd<br />

met de snelle reparatiekit.


DEFECTE<br />

BUITENVERLICHTING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen<br />

storingen in de werking en zelfs<br />

brandgevaar veroorzaken.<br />

Wij raden u aan defecte<br />

gloeilampen, indien<br />

mogelijk, door de Alfa<br />

Romeo-dealer te laten vervangen.<br />

De juiste werking en afstelling<br />

van de buitenverlichting zijn<br />

van essentieel belang voor de rijveiligheid<br />

en bovendien wettelijk<br />

verplicht.<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

– Als een lampje niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />

is, voordat u de lamp vervangt.<br />

– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Een doorgebrande zekering“<br />

in dit hoofdstuk.<br />

– Controleer, voordat u een defecte<br />

lamp vervangt, of de contacten niet zijn<br />

geoxideerd.<br />

– Vervang een defecte lamp door eenzelfde<br />

type met hetzelfde vermogen. Een<br />

lamp met een te laag vermogen geeft te<br />

weinig licht; een lamp met een te hoog<br />

vermogen verbruikt te veel energie.<br />

– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen<br />

altijd of de afstelling nog<br />

goed is.<br />

135


TYPEN GLOEILAMPEN<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd (fig. 21):<br />

A. Glasfittinglampen<br />

Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lamp door hem uit de houder<br />

te trekken.<br />

fig. 21<br />

136<br />

B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />

Verwijder de lamp uit de houder door<br />

hem iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

C. Buislampen<br />

Verwijder de lamp door de lamp uit de<br />

veercontacten los te maken.<br />

P4Z00134<br />

D. Halogeenlampen<br />

(mistlampen voor)<br />

Verwijder de lamp door de borgveer los<br />

te haken.<br />

E. Halogeenlampen<br />

(dimlicht en grootlicht)<br />

Verwijder de lamphouder door hem<br />

linksom te draaien en uit de zitting te<br />

trekken. Vervang de complete unit.


GLOEILAMP TYPE W<br />

GROOTLICHT E (HB3) 60<br />

DIMLICHT E (HB3) 60<br />

PARKEERLICHTEN VOOR A (W5W) 5<br />

RICHTINGAANWIJZERS VOOR B (P21W) 21<br />

RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD A (W5W) 5<br />

RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B (P21W) 21<br />

REMLICHTEN/PARKEERLICHTEN ACHTER B (P21W/R5W) 21/5<br />

ACHTERUITRIJLICHTEN B (P21W) 21<br />

MISTACHTERLICHT B (P21W) 21<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING A (W5W) 5<br />

MISTLAMPEN VOOR D (H3) 55<br />

DERDE REMLICHT A (W5W) 5<br />

LEESLAMPJE C (H6W) 6<br />

PLAFONDLAMPJE VOOR B (C10W) 10<br />

Halogeenlampen mag<br />

u uitsluitend aanraken<br />

op het metalen gedeelte.<br />

Als u de bol met uw vingers<br />

aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />

van de lamp teruglopen en kan<br />

ook de levensduur beperkt worden.<br />

Als u de bol per ongeluk<br />

toch hebt aangeraakt, moet u de<br />

bol schoonwrijven met een doekje<br />

met alcohol en daarna laten<br />

drogen.<br />

Halogeenlampen bevatten<br />

gas onder druk.<br />

Bij breuk kunnen er<br />

glassplinters wegschieten.<br />

137


KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />

voor het dimlicht (A-fig. 22) en het<br />

grootlicht (B-fig. 22) opgenomen.<br />

Om deze gloeilampen te kunnen vervangen,<br />

moet u het beschermdeksel (Cfig.<br />

23) verwijderen door de schroeven<br />

(D-fig. 23) los te draaien.<br />

Dimlicht en grootlicht<br />

Beide gloeilampen moeten op dezelfde<br />

manier vervangen worden (type E, vermogen<br />

60W):<br />

– Draai de lamphouder (E-fig. 24)<br />

linksom en trek hem uit de zitting.<br />

– Verwijder de borglip (F-fig. 24) en<br />

maak de stekker (G-fig. 24) los.<br />

fig. 22<br />

138<br />

P4Z00135<br />

– Monteer een nieuwe lamphouder met<br />

lamp op de stekker.<br />

BELANGRIJK Plaats de lamphouder<br />

op de juiste wijze in de reflector, waarbij<br />

de merktekens moeten samenvallen met<br />

de uitsparingen in de reflector.<br />

– Plaats de lamphouder op de reflector<br />

en draai de lamphouder rechtsom.<br />

– Monteer het eerder verwijderde beschermdeksel<br />

(C-fig. 23) en draai de<br />

bevestigingsschroeven vast (D-fig. 23).<br />

fig. 23<br />

P4Z00136<br />

Als de koplampen niet<br />

goed zijn afgesteld, is<br />

de werking minder en<br />

kunnen ze andere weggebruikers<br />

hinderen.<br />

Laat in geval van twijfel de<br />

lampen door de Alfa Romeodealer<br />

controleren en eventueel<br />

afstellen.<br />

fig. 24<br />

P4Z00137


ONDERSTE KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />

voor de parkeerverlichting, de richtingaanwijzers<br />

en de mistlampen voor opgenomen.<br />

fig. 25<br />

fig. 26<br />

P4Z00138<br />

P4Z00139<br />

Om deze gloeilampen te kunnen vervangen,<br />

moet u de complete unit verwijderen<br />

door de twee schroeven (B-fig.<br />

26) los te draaien. Deze schroeven zijn<br />

bereikbaar nadat het geklemde dekseltje<br />

(A-fig. 25) is verwijderd.<br />

Verwijder het dekseltje door een schroevendraaier<br />

in de opening te steken.<br />

Monteer de unit door de pen (C-fig.<br />

27) in de zitting te steken en de schroeven<br />

(B-fig. 26) vast te draaien.<br />

fig. 27<br />

P4Z00140<br />

Parkeerlichten voor<br />

Gloeilamp (type A, vermogen 5W) vervangen:<br />

– Verwijder de lichtunit, draai de lamphouder<br />

(A-fig. 28) en trek hem uit de<br />

zitting.<br />

– Verwijder het lampje (B-fig. 28) en<br />

vervang het.<br />

– Monteer de lamphouder.<br />

– Monteer de lichtunit.<br />

fig. 28<br />

P4Z00141<br />

139


Richtingaanwijzers voor<br />

Gloeilamp (type B, vermogen 21W)<br />

vervangen:<br />

– Verwijder de lichtunit, draai de lamphouder<br />

(A-fig. 29) en trek hem uit de<br />

zitting.<br />

– Vervang het lampje (B-fig. 29)<br />

met bajonetfitting.<br />

– Monteer de lamphouder.<br />

– Monteer de lichtunit.<br />

fig. 29<br />

140<br />

P4Z00142<br />

Mistlampen voor<br />

Wendt u voor het afstellen van de mistlampen<br />

tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

Gloeilamp (type D, vermogen 55W)<br />

vervangen:<br />

– Verwijder de lichtunit, draai het beschermdeksel<br />

(A-fig. 30) en trek het<br />

deksel los zonder de stekker los te maken.<br />

– Maak de stekker (B-fig. 30) los<br />

van het lampje.<br />

– Haak de klemveren (C-fig. 31) los.<br />

– Vervang het lampje (D-fig. 31).<br />

– Ga in omgekeerde volgorde te werk<br />

fig. 30<br />

P4Z00143<br />

voor de montage van de nieuwe gloeilamp.<br />

– Monteer de lichtunit.<br />

Als de koplampen niet<br />

goed zijn afgesteld, is<br />

de werking minder en<br />

kunnen ze andere weggebruikers<br />

hinderen.<br />

Laat in geval van twijfel de<br />

lampen door de Alfa Romeodealer<br />

controleren en eventueel<br />

afstellen.<br />

fig. 31<br />

P4Z00144


RICHTINGAANWIJZERS OP<br />

VOORSPATBORD<br />

Ga voorzichtig te werk<br />

bij het verwijderen van<br />

de richtingaanwijzerunit<br />

op het voorspatbord zodat de<br />

carrosserie en het lampenglas<br />

niet beschadigd worden.<br />

Gloeilamp (type A, 5W) vervangen:<br />

– Verwijder de richtingaanwijzerunit<br />

(A-fig. 32) compleet met lamphouder<br />

door de unit eerst naar voren te duwen<br />

(1) en vervolgens het achterste deel los<br />

te maken (2).<br />

– Verwijder de lamphouder (B-fig.<br />

32) door hem iets te draaien.<br />

– Verwijder het geklemde lampje (Cfig.<br />

32) en vervang het.<br />

– Plaats de lamphouder in de richtingaanwijzerunit,<br />

monteer de unit en controleer<br />

of de borgveer vasthaakt.<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

ACHTER, ACHTERLICHTEN,<br />

REMLICHTEN, ACHTERUITRIJ -<br />

LICHTEN EN MISTACHTERLICHT<br />

Gloeilampen (type B, vermogen: richtingaanwijzer<br />

en mistachterlicht 21W -<br />

achteruitrijlicht 21W - achterlicht/remlicht<br />

5/21W):<br />

– Draai de bevestigingsknoppen van de<br />

bekleding in de bagageruimte los en verwijder<br />

de bekleding.<br />

A-fig. 33 - Richtingaanwijzers, achterlichten<br />

en remlichten.<br />

B-fig. 33 - Achteruitrijlichten en mistachterlicht.<br />

fig. 32<br />

P4Z00145<br />

– Draai de hendeltjes (C-fig. 33) en<br />

verwijder de betreffende achterlichtunit.<br />

– Vervang het lampje met bajonetfitting.<br />

– Monteer de achterlichtunit en vergrendel<br />

de unit door de hendeltjes (C-fig.<br />

33) te draaien.<br />

– Maak de bekleding vast met de knoppen.<br />

fig. 33<br />

P4Z00146<br />

141


DERDE REMLICHT<br />

Gloeilampen (type A, vermogen 5W)<br />

vervangen:<br />

– Verwijder het beschermdeksel (Afig.<br />

34).<br />

fig. 34<br />

fig. 35<br />

142<br />

P4Z00224<br />

P4Z00225<br />

– Draai de bevestigingsschroeven (Bfig.<br />

35) van de lamphouder los (C-fig.<br />

35) en verwijder de lamphouder.<br />

– Vervang de lampjes (D-fig. 36).<br />

– Monteer de lamphouder en het beschermdeksel,<br />

waarbij de centreerpennen<br />

(1-fig. 35) op de juiste wijze in de<br />

openingen (2-fig. 35) op de hoedenplank<br />

moeten zijn gestoken.<br />

fig. 36<br />

P4Z00226<br />

EXTRA REMLICHT<br />

OP ACHTERSPOILER<br />

(bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

– Draai de twee bevestigingsschroeven<br />

van de lichtunit (A-fig. 37) los.<br />

– Verwijder de unit, maak de stekker<br />

los door de borglip los te haken en vervang<br />

de complete unit.<br />

– Sluit de stekker aan en maak de<br />

twee bevestigingsschroeven weer vast.<br />

fig. 37<br />

P4Z00227


KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type A, vermogen 5W) vervangen:<br />

– Verwijder de geklemde lichtunit (Afig.<br />

38).<br />

– Draai de lamphouder (B-fig. 38),<br />

trek hem uit de zitting en vervang het<br />

lampje (C-fig. 38).<br />

– Monteer de unit in de zitting.<br />

fig. 38<br />

P4Z00149<br />

DEFECTE INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDLAMPJE<br />

EN LEESLAMPJE<br />

Gloeilamp van plafondlampje (type C,<br />

vermogen 10W) en gloeilamp van leeslampje<br />

(type B, vermogen 6W) vervangen:<br />

– Licht het plafondlampje (A-fig. 39)<br />

bij de door de pijl aangegeven punten op<br />

en verwijder het.<br />

– Maak het lampje los door het naar<br />

buiten te trekken uit de veercontacten en<br />

vervang het. Controleer of het nieuwe<br />

lampje goed vastzit in de veercontacten.<br />

– Monteer het plafondlampje.<br />

fig. 39<br />

P4Z00150<br />

Controleer tijdens de<br />

montage van de plafondverlichting<br />

of de<br />

elektrische bedrading op de juiste<br />

wijze geplaatst is en niet in<br />

aanraking komt met de randen<br />

van de plafondverlichting of de<br />

borglippen.<br />

143


DORPELVERLICHTING<br />

– Verwijder de geklemde verlichting<br />

(A-fig. 40).<br />

– Maak het scherm (B-fig. 40) los.<br />

– Vervang het lampje (C-fig. 40) (type<br />

A, vermogen 5W).<br />

– Monteer het scherm en de verlichting.<br />

fig. 40<br />

144<br />

P4Z00151<br />

VERLICHTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Gloeilamp (type C, vermogen 5W) vervangen:<br />

– Verwijder het geklemde lampenglas<br />

(A-fig. 41).<br />

– Verwijder het lampje (B-fig. 41) uit<br />

de veercontacten en vervang het.<br />

– Zorg ervoor dat het nieuwe lampje<br />

goed in de veercontacten vastzit.<br />

– Monteer het lampenglas.<br />

fig. 41<br />

P4Z00152<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

Gloeilamp (type C, vermogen 10W)<br />

vervangen:<br />

– Verwijder het geklemde lampenglas<br />

(A-fig. 42).<br />

– Verwijder het buislampje (B-fig.<br />

42) door het naar buiten te trekken,<br />

plaats het nieuwe lampje en zorg ervoor<br />

dat het goed in de veercontacten vastzit.<br />

– Monteer het lampenglas.<br />

fig. 42<br />

P4Z00153


EEN DOORGEBRANDE<br />

ZEKERING OF RELAIS<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

(fig. 43)<br />

Als een elektrisch onderdeel niet werkt,<br />

controleer dan eerst of de zekering niet is<br />

doorgebrand.<br />

A - Zekering in goede staat.<br />

B - Zekering met doorgebrande strip.<br />

Verwijder een defecte zekering met behulp<br />

van het tangetje (C) uit de zekeringenkast.<br />

Vervang een doorgebrande zekering<br />

door een exemplaar met dezelfde stroomsterkte<br />

(zelfde kleur).<br />

fig. 43<br />

P4Z00154<br />

Vervang een defecte<br />

zekering nooit door ander<br />

materiaal.<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hogere stroomsterkte<br />

(ampèrage); BRANDGE-<br />

VAAR.<br />

Controleer, voordat u<br />

een zekering vervangt,<br />

of de contactsleutel uit<br />

het contactslot is genomen en alle<br />

stroomgebruikers uit staan<br />

en/of zijn uitgeschakeld.<br />

Als de zekering opnieuw<br />

doorbrandt,<br />

wendt u dan tot de Alfa<br />

Romeo-dealer. Raadpleeg voor<br />

de plaats van de zekeringen de<br />

tabellen op pag.150 en 151.<br />

145


Om de plaats van de zekeringen en relais<br />

makkelijker te bepalen, zijn ze onderverdeeld<br />

in de volgende paragrafen:<br />

A - Hoofdzekeringen<br />

B - Zekeringen en relais in de zekeringenkast<br />

C - Zekeringen en relais op hulpsteun<br />

D - Zekeringen en relais in de motorruimte<br />

E - Zekeringen en relais op traverse van<br />

de achterbank.<br />

Dezelfde onderverdeling wordt gehanteerd<br />

in de tabellen op pag.150 en 151.<br />

146<br />

A - HOOFDZEKERINGEN<br />

Naast de zekeringen die de afzonderlijke<br />

componenten beveiligen, is de auto<br />

voorzien van een aantal zekeringen die<br />

alle voedingskabels beschermen met uitzondering<br />

van de kabel van de startmotor<br />

en de kabel tussen startmotor en dynamo.Deze<br />

twee kabels worden beschermd<br />

tegen oververhitting en mechanische druk<br />

door speciaal isolatiemateriaal.<br />

De hoofdzekeringen bevinden zich in de<br />

motorruimte, in en eventueel op een houder.<br />

fig. 44<br />

P4Z00156<br />

De zekeringen zijn bereikbaar nadat het<br />

deksel (fig. 44) verwijderd is uit de<br />

borgveren aan de zijkant.<br />

De systemen die door de hoofdzekeringen<br />

(fig. 45) worden beveiligd, staan in<br />

de tabellen op pag. 150 en 151.<br />

fig. 45<br />

P4Z00281


B - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

IN DE ZEKERINGENKAST<br />

De zekeringen en relais van de belangrijkste<br />

systemen bevinden zich in een zekeringenkastje<br />

onder het dashboard, links<br />

van het stuur.<br />

Ze zijn bereikbaar nadat het deksel (Afig.<br />

46) is verwijderd door de bevestigingspennen<br />

los te draaien.<br />

Door aan de hendel (B-fig. 47) met<br />

het opschrift “FUSE” te trekken, zal de<br />

zekeringenkast in een stand komen waardoor<br />

de zekeringen en relais gemakkelijk<br />

bereikbaar worden.<br />

Bij iedere zekering is een symbool aangebracht<br />

dat de belangrijkste elektrische component<br />

aangeeft dat door de betreffende zekering<br />

wordt beveiligd.<br />

fig. 46<br />

P4Z00157<br />

Verticaal in het midden van de zekeringenkast<br />

bevinden zich reservezekeringen.<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan na het<br />

vervangen van een zekering de voorraad<br />

zekeringen met originele Alfa Romeo-onderdelen<br />

aan te vullen. Het gebruik van<br />

soortgelijke zekeringen met iets afwijkende<br />

specificaties kan de werking en de veiligheid<br />

van de auto in gevaar brengen.<br />

De systemen die door de zekeringen in<br />

de zekeringenkast (fig. 48) worden beveiligd,<br />

staan in de tabellen op pag.150<br />

en 151.<br />

Relais (fig. 48)<br />

In de zekeringenkast zijn ook de volgende<br />

relais geplaatst:<br />

A - Grootlicht<br />

fig. 47<br />

P4Z00158<br />

B - Voeding services via start-/contactslot<br />

behalve bij het starten<br />

C - Dimlicht<br />

D - Claxon<br />

E - Achterruit- en spiegelverwarming<br />

F - Buitenverlichting.<br />

fig. 48<br />

P4Z00159<br />

147


C - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

OP HULPSTEUN<br />

De zekeringen en relais van enkele verbruikers<br />

zijn geplaatst op een hulpsteun<br />

in een klein kastje boven de hoofdzekeringenkast.<br />

Ze zijn bereikbaar nadat het deksel (Afig.<br />

49) is verwijderd door de bevestigingspennen<br />

los te draaien.<br />

De systemen die door de zekeringen<br />

worden beveiligd zijn genummerd van 24<br />

tot 29 (fig. 49/A) en staan in de tabellen<br />

op pag. 150 en 151.<br />

fig. 49<br />

148<br />

P4Z00157<br />

Relais (fig. 49/A)<br />

A - Relais 1e snelheid elektroventilateur.<br />

B - Relais 2e snelheid elektroventilateur.<br />

C - Relais 2e snelheid elektroventilateur<br />

nr. 2 voor motorkoelsysteem (uitvoering<br />

3.0 V6 24V).<br />

Verder zijn er de volgende relais:<br />

– Knippersignaal waarschuwingsknipperlichten<br />

en richtingaanwijzers<br />

– Relais mistlampen voor.<br />

– Relais mistachterlicht.<br />

Om deze zekeringen te bereiken, moet<br />

het instrumentenpaneel worden verwijderd:<br />

wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

fig. 49/A<br />

P4Z00282<br />

D - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

IN DE MOTORRUIMTE<br />

De zekeringen en relais aan de linkerzijde<br />

in de motorruimte zijn afgedekt (fig.<br />

50). Ze zijn bereikbaar nadat de bescherming<br />

is verwijderd door de bevestigingsschroeven<br />

los te draaien, zoals is afgebeeld.<br />

BELANGRIJK De plaats van de zekeringen<br />

en relais is afhankelijk van de uitvoering<br />

en het land; het is daarom raadzaam,<br />

ook in geval van een eventuele<br />

storing, contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

De systemen die door de zekeringen in<br />

de motorruimte worden beveiligd, staan<br />

op pag. 150 en 151:<br />

– fig. 51 = uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

– fig. 52 = uitvoering 3.0 V6 24V.<br />

fig. 50<br />

P4Z00161


Relais (fig. 51-52)<br />

A - Relais met diode van inspuitsysteem<br />

B - Relais brandstofpomp<br />

C - Relais aircocompressor (uitvoeringen<br />

met automatisch geregelde airconditioning).<br />

fig. 51<br />

fig. 52<br />

P4Z00162<br />

P4Z00267<br />

E - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />

OP TRAVERSE VAN DE ACH-<br />

TERBANK<br />

De zekeringen en relais zijn bereikbaar<br />

vanuit de bagageruimte nadat het com -<br />

pacte reservewiel of de reparatiekit en de<br />

bekleding uit de bagageruimte is verwijderd<br />

(fig. 53). Wendt u voor het vervangen<br />

van zekeringen of relais tot de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

De systemen die door de zekeringen op<br />

de traverse van de achterbank (fig. 54)<br />

worden beveiligd, staan in de tabellen op<br />

pag. 150 en151.<br />

fig. 53<br />

P4Z00228<br />

Relais (fig. 54)<br />

A - Relais voeding elektrisch verstelbare<br />

stoelen (indien aanwezig)<br />

C - Relais tankklepje en systemen die<br />

werken met de contactsleutel in stand<br />

STOP<br />

C - Relais kofferdeksel en systemen die<br />

werken met de contactsleutel in stand<br />

STOP.<br />

fig. 54<br />

P4Z00229<br />

149


Systeem / Component Zekeringnr. Ampère Plaats<br />

Parkeerverlichting linksvoor 22 10A fig. 48<br />

Parkeerverlichting rechtsvoor 23 10A fig.48<br />

Parkeerverlichting linksachter 23 10A fig. 48<br />

Parkeerverlichting rechtsachter 22 10A fig.48<br />

Dimlicht links 11 10A fig. 48<br />

Dimlicht rechts 12 10A fig. 48<br />

Grootlicht links 15 10A fig. 48<br />

Grootlicht rechts 16 10A fig. 48<br />

Derde remlicht 19 20A fig. 48<br />

Kentekenplaatverlichting links 23 10A fig. 48<br />

Kentekenplaatverlichting rechts 22 10A fig. 48<br />

Achteruitrijlichten 20 20A fig. 48<br />

Mistachterlicht 8 10A fig. 48<br />

Waarschuwingsknipperlichten 7 10A fig. 48<br />

Richtingaanwijzers 8 10A fig. 48<br />

Mistlampen voor 10 10A fig. 48<br />

26 10A fig. 49/A<br />

Verlichting dashboardkastje 23 10A fig. 48<br />

150<br />

Systeem / Component Zekeringnr. Ampère Plaats<br />

Plafondlampje voor en<br />

bagageruimteverlichting 17 20A fig. 48<br />

Ruitenwissers/-sproeiers 13 20A fig. 48<br />

Claxon 19 20A fig. 48<br />

Elektrische ruitbediening 8 10A fig. 48<br />

en portiervergrendeling 17 20A fig. 48<br />

Elektrische ruitbediening 24 20A fig. 49/A<br />

25 20A fig. 49/A<br />

Stuurkolomschakelaars 8 10A fig. 48<br />

Controlelampje buitenverlichting 23 10A fig. 48<br />

Achterruitverwarming 21 30A fig. 48<br />

Elektrisch verstelbare buitenspiegels 17 20A fig. 48<br />

Aansteker 14 20A fig. 48<br />

Koplampverstelling 23 10A fig. 48<br />

Instrumentenpaneel 22 10A fig. 48<br />

8 10A fig. 48<br />

18 25A fig. 48<br />

Controlelampje grootlicht 16 10A fig. 48<br />

Controlelampje achterruitverwarming 21 30A fig. 48<br />

Autoradio 17 20A fig. 48


Systeem / Component Zekeringnr Ampère Plaats<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon 17 20A fig. 48<br />

10 10A fig. 48<br />

Diefstalalarm 7 10A fig. 48<br />

20 20A fig. 48<br />

18 25A fig. 48<br />

Afstandsbediening 20 20A fig. 48<br />

Telepass 20 20A fig. 48<br />

Verlichting bedieningsknoppen 23 10A fig. 48<br />

Opendak 20 20A fig. 48<br />

Elektrisch regelbare stoelverwarming 20 20A fig. 48<br />

Airbag 28 10A fig. 49/A<br />

ABS 27 10A fig. 49/A<br />

34 60A fig. 54<br />

Alfa Romeo CODE 5 7,5A fig. 45<br />

Airconditioning 3 30A fig. 45<br />

14 20A fig. 48<br />

Elektroventilateur voor<br />

motorkoelsysteem 1 60A fig. 45<br />

Elektroventilateur nr. 2 7 50A fig. 45<br />

voor motorkoelsysteem<br />

(uitvoering 3.0 V6 24V)<br />

Aanjager 3 30A fig. 45<br />

Systeem / Component Zekeringnr Ampère Plaats<br />

Inspuitsysteem<br />

– voor alle uitvoeringen 6 7,5A fig. 45<br />

– voor uitvoering 2.0 T.SPARK 30 15A fig. 51<br />

31 15A fig. 51<br />

– voor uitvoering 3.0 V6 24V 30 15A fig. 52<br />

32 15A fig. 52<br />

Elektronische inspuiting-ontsteking 2 30A fig. 45<br />

Elektrisch bedienbare antenne 17 20A fig. 48<br />

Alle systemen die werken met<br />

de contactsleutel in stand MAR,<br />

werken niet<br />

Bijna alle systemen<br />

en elektrische componenten<br />

4 30A fig. 45<br />

werken niet 35 80A fig. 54<br />

Relais op traverse achterbank 36 30A fig. 54<br />

151


EEN LEGE ACCU<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de auto worden<br />

gestart met een hulpaccu, die ten minste<br />

dezelfde capaciteit moet hebben als de<br />

lege accu (zie het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens“).<br />

De accu (fig. 57) is in de bagageruimte<br />

geplaatst en wordt afgedekt (fig.<br />

56).<br />

fig. 55<br />

152<br />

P4Z00167<br />

Voor het bereiken van de accu, moet u<br />

de kunststof sluitingen (A-fig. 56) losdraaien,<br />

de knop (B-fig. 56) verwijderen<br />

en vervolgens de bekleding opzij<br />

schuiven.<br />

Het starten met een hulpaccu is niet<br />

schadelijk voor de Alfa Romeo CODE en<br />

moet als volgt worden uitgevoerd:<br />

– Schakel alle stroomverbruikers uit die<br />

niet absoluut noodzakelijk zijn.<br />

fig. 56<br />

P4Z00231<br />

– Verbind de pluspolen (1-fig. 55)<br />

van de beide accu’s (+ teken nabij de<br />

pool) met een startkabel.<br />

– Sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpolen (2-fig. 55) van beide accu’s<br />

(– teken nabij de pool).<br />

– Start de motor.<br />

– Neem, als de motor draait, de kabels<br />

in de omgekeerde volgorde los.<br />

– Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />

wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

Monteer na het beeïndigen van de procedure<br />

de bescherming op de accu.<br />

fig. 57<br />

P4Z00273


Laat deze procedure<br />

door gespecialiseerd<br />

personeel uitvoeren.<br />

Onjuiste handelingen kunnen leiden<br />

tot vonken en ernstige beschadiging<br />

van de accu. De vloeistof<br />

in de accu is giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met de<br />

huid of de ogen.<br />

Kom ook niet dicht bij een accu<br />

met open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroorzaak geen vonken.<br />

Om beschadiging aan<br />

het elektrische systeem<br />

te voorkomen, dient u<br />

de instructies van de fabrikant<br />

van de startkabels strikt op te<br />

volgen. De startkabels moeten<br />

een zodanige lengte hebben dat<br />

de beide auto’s elkaar niet raken.<br />

Gebruik voor een<br />

noodstart beslist nooit<br />

een acculader. Hierdoor<br />

kunnen de elektronische systemen<br />

worden beschadigd, in het<br />

bijzonder de regeleenheden die<br />

de inspuiting en ontsteking regelen.<br />

Bij het los- en vastkoppelen<br />

van de accuklemmen<br />

kunnen er<br />

vonken ontstaan waardoor de<br />

elektronische systemen kunnen<br />

beschadigen. Laat deze werkzaamheden<br />

door gespecialiseerd<br />

personeel uitvoeren.<br />

153


HET SLEPEN VAN DE<br />

AUTO<br />

Bij de auto is een sleepoog geleverd.<br />

Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaptas<br />

in de bagageruimte en kan aan<br />

de voorzijde of achterzijde bevestigd worden.<br />

Neem het sleepoog (A-fig. 58) uit de<br />

gereedschaptas en draai het oog op de<br />

schroefdraadpen. De schroefdraadpen is<br />

bereikbaar via de opening (B-fig. 58)<br />

in de voorbumper.<br />

Draai het sleepoog geheel op de<br />

schroefdraadpen.<br />

fig. 58<br />

154<br />

P4Z00168<br />

Controleer of het<br />

sleep oog goed bevestigd<br />

is (A-fig. 58) (er<br />

moeten ongeveer 18 draaibewegingen<br />

worden gemaakt); de<br />

schroefdraadpen is bereikbaar<br />

via de opening (B-fig. 58) in de<br />

bumper.<br />

Maak de schroefdraad zorgvuldig<br />

schoon, voordat u het sleep -<br />

oog in de schroefdraadboring<br />

draait.<br />

HET SLEPEN VAN<br />

EEN ANDERE AUTO<br />

Verwijder het geklemde deksel (A-fig.<br />

59) op de achterbumper en draai het<br />

sleepoog (B-fig. 59) geheel op de<br />

schroefdraadpen die bereikbaar is via de<br />

opening in de bumper.<br />

fig. 59<br />

P4Z00169<br />

Draai voor het slepen<br />

de sleutel in stand MAR<br />

en vervolgens in stand<br />

STOP zonder de contactsleutel<br />

uit het slot te verwijderen. Als<br />

de contactsleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen, schakelt<br />

automatisch het stuurslot in<br />

waardoor het onmogelijk wordt<br />

de auto te besturen. Houd er bij<br />

het slepen rekening mee dat de<br />

rem- en stuurbekrachtiging niet<br />

werken, waardoor meer kracht<br />

nodig is voor de bediening van<br />

het rempedaal en het stuur. Gebruik<br />

voor het slepen geen elastische<br />

kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens<br />

het slepen of de sleepkabel geen<br />

carrosseriedelen kan beschadigen.<br />

Houdt u bij het slepen van<br />

een auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Dit geldt zowel voor<br />

het slepen zelf als voor het gedrag<br />

naar andere weggebruikers.


HET OPKRIKKEN<br />

VAN DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Een lekke band“ in<br />

dit hoofdstuk.<br />

De richtlijnen geven aan dat:<br />

– De krik 2,600 kg moet wegen.<br />

– De krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen.<br />

– De krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type.<br />

– Buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />

worden.<br />

Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de<br />

krik vallen. De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een wiel van de auto waarbij de<br />

krik geleverd is of voor auto’s<br />

van hetzelfde model. Gebruik de<br />

krik niet voor het opkrikken van<br />

andere auto’s. En beslist nooit<br />

voor het uitvoeren van werkzaamheden<br />

onder de auto.<br />

Op een sticker op de<br />

krik is het maximum<br />

hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor een<br />

zwaardere last worden gebruikt.<br />

MET DE HEFBRUG OF GARA-<br />

GEKRIK<br />

De auto mag uitsluitend worden opgekrikt<br />

door de hefarm van de garagekrik<br />

of de hefbrug in het aangegeven gebied<br />

te plaatsen (fig. 60).<br />

Om beschadiging aan<br />

de rem- en brandstofleidingen<br />

te voorkomen<br />

moet de hefarm van de garagekrik<br />

of de hefbrug in het aangegeven<br />

gebied aan de voorzijde<br />

worden geplaatst (fig. 61).<br />

fig. 60<br />

fig. 61<br />

P4Z00230<br />

P4Z00171<br />

155


BIJ EEN ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval betrokken<br />

bent, stopt u dan op een afstand<br />

van ten minste een tiental meters van het<br />

ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de snelweg zo<br />

mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook<br />

vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten<br />

in.<br />

– Verlicht als het donker is met de koplampen<br />

de plaats van het ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het risico<br />

van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />

goed zichtbaar en op de wettelijk<br />

voorgeschreven afstand te plaatsen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en geef zo<br />

duidelijk mogelijke informatie. Gebruik op de<br />

snelweg de daarvoor bestemde praatpalen.<br />

– Bij kettingbotsingen op de snelweg,<br />

in het bijzonder bij mist, is het risico om<br />

bij volgende botsingen betrokken te raken<br />

groot. Verlaat onmiddellijk de auto<br />

en zoek bescherming achter de vangrail.<br />

156<br />

– Probeer bij geblokkeerde portieren de<br />

auto niet te verlaten door de gelaagde<br />

voorruit in te slaan. De zijruiten en de<br />

achterruit kunnen makkelijker worden ingeslagen.<br />

– Neem bij de betrokken auto’s de contactsleutel<br />

uit.<br />

– Als u brandstof of andere chemische<br />

producten ruikt, rook dan niet en doof sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van branden,<br />

zelfs als deze klein zijn, de brandblusser,<br />

een wollen deken, zand of<br />

grond. Gebruik nooit water.<br />

ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />

personen die niet direct bij het ongeval<br />

betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden.<br />

– Blijf niet om de gewonde heen staan.<br />

– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />

komen van de hulp. Blijf bij de gewonde<br />

om eventuele paniekaanvallen te<br />

vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />

die de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />

– Geef niets te drinken aan de gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden verplaatst<br />

behalve in de gevallen die bij het<br />

volgende punt worden behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />

auto bij gevaar voor brand, verdrinking of<br />

naar beneden storten. Als u een gewonde<br />

uit de auto haalt: trek niet aan de ledematen,<br />

buig nooit het hoofd en houd,<br />

voor zover mogelijk, het lichaam in horizontale<br />

positie.


VERBANDTROMMEL (fig. 62)<br />

De verbandtrommel moet ten minste<br />

bevatten:<br />

– steriele gaasdeppers, om de wond te<br />

bedekken en schoon te maken;<br />

– verschillende soorten verband;<br />

– pleisters van verschillende afmetingen;<br />

– hechtpleister;<br />

– een pak hydrofiele watten;<br />

– een flesje jodium;<br />

– een pak zakdoekjes;<br />

– een schaar met afgeronde punten;<br />

– een pincet;<br />

– twee bloedstelpende zwachtels.<br />

De verbandtrommel is opgenomen in<br />

het Alfa Romeo Lineaccessori-programma.<br />

fig. 62<br />

P4Z00172<br />

157


Een goed en regelmatig onderhoud van de auto is de beste manier<br />

om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere<br />

tijd te garanderen.<br />

Onthoud verder dat het nauwkeurig aanhouden van de<br />

onderhoudsnormen die aangegeven zijn met het afgebeelde<br />

symbool, de noodzakelijke voorwaarden vormen om de<br />

garantie te behouden.<br />

Op de volgende pagina’s staat het onderhoudsschema en de controles<br />

die uitgevoerd dienen te worden voor een goed onderhoud.<br />

Wij raden u aan de in het onderhoudsschema voorgeschreven<br />

handelingen bij de vastgestelde kilometerstanden te laten uitvoeren.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ........................................ pag.............160<br />

ONDERHOUDSSCHEMA ........................................................................ ...........162<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ........................................................... ...........164<br />

NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN ............... ...........166<br />

LUCHTFILTER ........................................................................................... ...........179<br />

STOF-/POLLENFILTER ........................................................................... ...........180<br />

ACCU .......................................................................................................... ...........181<br />

ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN ................................................. ...........185<br />

BOUGIES ................................................................................................... ...........186<br />

WISSERBLADEN ...................................................................................... ...........186<br />

RUITENSPROEIERS ................................................................................. ...........187<br />

CARROSSERIE .......................................................................................... ...........187<br />

INTERIEUR ................................................................................................ ...........190<br />

159


GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

In de motorruimte bevinden zich vele<br />

bewegende delen, componenten die hoge<br />

temperaturen kunnen bereiken en hoogspanningskabels<br />

die gevaar kunnen opleveren<br />

voor degene die niet bekend zijn<br />

met de werking ervan.<br />

Bij onderhoudswerkzaamheden moeten<br />

de volgende voorzorgsmaatregelen worden<br />

genomen:<br />

– Zet de motor af en wacht tot deze is<br />

afgekoeld.<br />

– Onthoud dat bij een warme motor de<br />

elektroventilateur, afhankelijk van de<br />

temperatuur van de motorkoelvloeistof,<br />

automatisch kan inschakelen.<br />

– Rook niet en gebruik geen open vuur.<br />

– Houd altijd een brandblusser binnen<br />

handbereik.<br />

– Gebruik de bij de auto geleverde krik<br />

niet om de auto op te krikken voor werkzaamheden<br />

onder de auto.<br />

160<br />

De bij de auto geleverde<br />

krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen<br />

van een wiel. De auto mag niet<br />

met de krik worden opgekrikt<br />

voor het uitvoeren van andere<br />

werkzaamheden. Wendt u bij<br />

voorkeur tot een Alfa Romeodealer<br />

om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan<br />

de Alfa Romeodealer.Als<br />

u toch zelf onderhoud<br />

of kleine reparaties verricht, controleer<br />

dan of u over het juiste<br />

speciale gereedschap en de noodzakelijke<br />

originele Alfa Romeoonderdelen<br />

en de voorgeschreven<br />

bedrijfsvloeistoffen beschikt.<br />

Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u daarmee<br />

geen ervaring hebt.<br />

Pas op als u sjaals,<br />

dassen of andere loszittende<br />

kledingstukken<br />

draagt: deze kunnen door de bewegende<br />

delen worden gegrepen.<br />

GEVAAR - ERNSTIGE<br />

VERWONDINGEN. Als u<br />

controle- of onderhoudswerkzaamheden<br />

in de motorruimte<br />

uitvoert, moet u er<br />

vooral op letten dat u uw hoofd<br />

niet stoot tegen het uitstekende<br />

deel van de motorkap.<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen<br />

licht ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.


Als de auto vaak<br />

wordt gebruikt voor<br />

het trekken van aanhangers<br />

moeten er kortere intervallen<br />

worden aangehouden<br />

voor de werkzaamheden van<br />

het geprogrammeerd onderhoud.<br />

Belangrijk. Tijdens het<br />

bijvullen mogen de<br />

vloeistoffen met verschillende<br />

specificaties niet gemengd<br />

worden: als de specificaties<br />

van de vloeistoffen verschillen,<br />

kan de auto ernstig beschadigd<br />

worden.<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een goede werking van de auto<br />

en een lange levensduur. Zorg er daarom<br />

voor dat de onderhoudsbeurten tijdig<br />

worden uitgevoerd. Dankzij de verdergaande<br />

ontwikkeling van het product<br />

kunnen deze bij hogere kilometerstanden<br />

worden uitgevoerd.<br />

De service- en inspectiebeurten moeten<br />

iedere 20.000 km worden uitgevoerd.<br />

Het blijft echter altijd nuttig om regelmatig<br />

wat aandacht aan de auto te<br />

schenken, bijvoorbeeld door het systematisch<br />

controleren van de vloeistofniveaus<br />

en de spanning van de banden.<br />

Denk er altijd aan dat een goed onderhoud<br />

van de auto de beste manier is om<br />

de prestaties en de veiligheid van de auto<br />

gedurende langere tijd te garanderen.<br />

Daarbij wordt ook het milieu ontzien en<br />

blijven de exploitatiekosten laag.<br />

Onthoud verder dat het nauwkeurig<br />

aanhouden van de onderhoudsnormen<br />

die aangegeven zijn met het symbool —<br />

de noodzakelijke voorwaarden vormen<br />

om de garantie te behouden.<br />

De Alfa Romeo-dealer kan van te voren<br />

om een prijsopgave worden gevraagd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />

door de Alfa Romeo-dealer te laten<br />

verhelpen en daarmee niet te wachten<br />

tot de volgende servicebeurt.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten van<br />

het geprogrammeerd onderhoud zijn door<br />

de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />

van deze servicebeurten kan het<br />

vervallen van de garantie tot gevolg hebben.<br />

161


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

Banden op conditie en slijtage controleren<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van de schijfremmen voor controleren<br />

Conditie remblokken van de schijfremmen achter controleren<br />

Conditie stofhoezen aandrijfassen, stuurbekrachtiging, scharnierkappen<br />

en conditie brandstof- en remleidingen controleren<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming<br />

(uitlaat, brandstof- en remleidingen) en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

Poly-V-aandrijfriem visueel controleren<br />

Slag handrem controleren<br />

Uitlaatgasemissie controleren<br />

Werking benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />

Luchtfilter vervangen<br />

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling,<br />

stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem<br />

Getande distributieriem (**) en Poly-V-aandrijfriem vervangen<br />

Aandrijfriem tegengesteld draaiende balansassen vervangen<br />

(alleen uitvoering 2.0 T.SPARK)<br />

(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij uitvoeringen met<br />

een 2.0 T-Spark-motor de distributieriem om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen<br />

162<br />

x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180


Bougies vervangen<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren<br />

Motorolie en oliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of om het jaar)<br />

Stof-/pollenfilter controleren<br />

x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

BELANGRIJK Om de goede werking van de motor te garanderen (en ook om de garantie te behouden) moet in bepaalde landen<br />

het inlaatsysteem iedere 80.000 km worden vervangen. Informeer hiernaar bij de Alfa Romeo-dealer.<br />

163


JAARLIJKS<br />

INSPECTIESCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan<br />

20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld<br />

ongeveer 10.000 km) is er een JAARLIJKS<br />

INSPECTIESCHEMA dat het volgende omvat:<br />

- Banden op conditie en slijtage controleren<br />

en bandenspanning eventueel herstellen<br />

(inclusief het reservewiel, indien aanwezig).<br />

– Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipper -<br />

lichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,waarschuwings-/controlelampjes,<br />

enz.) controleren.<br />

– Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren<br />

en sproeiers afstellen<br />

– Stand wisserbladen controleren en<br />

wisserbladen op slijtage controleren.<br />

– Remblokken voor (schijfremmen) op<br />

conditie en slijtage controleren.<br />

– Visueel de conditie controleren van:<br />

motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-,<br />

brandstof- en remleidingen, rubber<br />

delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber<br />

slangen van rem- en brandstofsys-<br />

164<br />

teem.<br />

– Acculading controleren.<br />

– Conditie van diverse aandrijfriemen visueel<br />

controleren.<br />

– Vloeistofniveaus controleren en eventueel<br />

bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />

ruitensproeiers, accu, enz.).<br />

– Motorolie verversen.<br />

– Motoroliefilter vervangen.<br />

– Pollenfilter vervangen (alleen auto’s met<br />

automatisch geregelde airconditioning).<br />

AANVULLENDE WERKZAAM-<br />

HEDEN<br />

Iedere 1000 km of voor een lange<br />

reis controleren en eventueel bijvullen:<br />

– niveau van de motorkoelvloeistof<br />

– niveau van de remvloeistof/vloeistofniveau<br />

hydraulische koppelingbediening<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof<br />

– conditie en spanning van de banden.<br />

Iedere 3000 km het motoroliepeil<br />

controleren en eventueel bijvullen.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van de<br />

FL Group omdat die speciaal zijn afgestemd<br />

op de Alfa Romeo-modellen (zie<br />

de “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen“ in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens“).<br />

BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in het<br />

onderhoudsschema staat aangegeven als<br />

de auto overwegend onder zware<br />

bedrijfs omstandigheden rijdt, zoals:<br />

– trekken van aanhangers of caravans<br />

– stoffige wegen<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen onder nul<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aanhuis<br />

bezorging of als de auto lang stilstaat).


BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />

moet het luchtfilter vaker worden vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema staat<br />

aangegeven.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />

van motorolie en luchtfilter<br />

in relatie tot het gebruik van de auto de<br />

Alfa Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK - Pollenfilter<br />

(alleen uitvoeringen met automatisch geregelde<br />

airconditioning)<br />

Als de auto veel over stoffige wegen<br />

rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />

moet het filter met actieve koolstof<br />

vaker worden vervangen; dit is vooral<br />

raadzaam als een beperking in de capaciteit<br />

van de ventilatie wordt geconstateerd.<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor het<br />

begin van de winter te controleren, om<br />

de mogelijkheid van bevriezing van het<br />

elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de auto<br />

overwegend voor korte trajecten wordt<br />

gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />

die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />

in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.<br />

Controleer de acculading (elektrolyt) vaker<br />

dan is voorgeschreven in het onderhoudsschema<br />

in dit hoofdstuk, als de auto<br />

wordt gebruikt in warme klimaten of<br />

onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />

BELANGRIJK - Afstandsbediening<br />

Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />

drukt en het lampje op de afstandsbediening<br />

knippert één keer kort,<br />

dan moet u de batterijen vervangen door<br />

nieuw exemplaren van hetzelfde type.<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen<br />

licht ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

Belangrijk. Tijdens het<br />

bijvullen mogen de<br />

vloeistoffen met verschillende<br />

specificaties niet gemengd<br />

worden: als de specificaties<br />

van de vloeistoffen verschillen,<br />

kan de auto ernstig beschadigd<br />

worden.<br />

Als de auto vaak gebruikt<br />

wordt voor het<br />

trekken van aanhangers<br />

of caravans, moeten er kortere<br />

intervallen worden aangehouden<br />

dan in het onderhoudsschema<br />

staan aangegeven.<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan<br />

de Alfa Romeodealer.Als<br />

u toch zelf onderhoud of<br />

kleine reparaties verricht, controleer<br />

dan of u over het juiste speciale<br />

gereedschap en de noodzakelijke<br />

originele Alfa Romeo-onderdelen<br />

en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. Voer<br />

niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u daarmee geen ervaring<br />

hebt.<br />

165


NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN<br />

166<br />

k<br />

1) motorolie<br />

π<br />

2) rem-/koppelingsvloeistof<br />

+<br />

3) ruitensproeiervloeistof<br />

fig. 1<br />

UITVOERING 2.0 T.SPARK<br />

P4Z00280<br />

n<br />

4) koelvloeistof<br />

∂<br />

5) olie van de<br />

stuurbekrachtiging


k<br />

1) motorolie<br />

π<br />

2) rem-/koppelingsvloeistof<br />

+<br />

3) ruitensproeiervloeistof<br />

fig. 2<br />

UITVOERING 3.0 V6 24V<br />

P4Z00279<br />

n<br />

4) koelvloeistof<br />

∂<br />

5) olie van de<br />

stuurbekrachtiging<br />

167


MOTOROLIEPEIL<br />

CONTROLEREN<br />

Fig. 4: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

Fig. 5: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

Controleer het oliepeil als de auto op<br />

een vlakke ondergrond staat en enige minuten<br />

(circa 5) na het uitzetten van de<br />

motor.Verwijder de oliepeilstok (A) en<br />

maak de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />

geheel terug, verwijder de peilstok<br />

en controleer of het niveau tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op de peilstok<br />

staat.<br />

Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />

komt overeen met ongeveer 1<br />

liter olie.<br />

fig. 4<br />

168<br />

P4Z00175<br />

BELANGRIJK De motor van een nieuwe<br />

auto moet nog worden ingereden. Dit<br />

betekent dat het motorolieverbruik pas<br />

na de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />

Het motorolieverbruik hangt af van de<br />

rijstijl en de gebruiksomstandigheden van<br />

de auto.<br />

fig. 5<br />

P4Z00278<br />

Wees voorzichtig als u<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog warm is,<br />

om brandwonden te voorkomen.


MOTOROLIE BIJVULLEN<br />

Fig. 4: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

Fig. 5: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

Als het olieniveau dicht bij of op het<br />

MIN-merkteken staat, moet, na het verwijderen<br />

van de dop (B), via de olievulopening<br />

motorolie tot aan het MAX-merkteken<br />

worden bijgevuld.<br />

Tijdens het bijvullen van de motorolie<br />

mag nooit het MAX-niveau worden overschreiden.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen van de<br />

olie de motor enkele seconden laten<br />

draaien, vervolgens de motor uitzetten en<br />

na enige minuten (ongeveer 5) het oliepeil<br />

controleren.<br />

Onthoud dat bij een<br />

warme motor de elektroventilateur,afhankelijk<br />

van de temperatuur van de<br />

motorkoelvloeistof, automatisch<br />

kan inschakelen en verwondingen<br />

kan veroorzaken.<br />

Gebruik voor het bijvullen<br />

geen olie met andere<br />

specificaties (classificatie,<br />

viscositeit) dan de<br />

reeds in de motor aanwezige<br />

olie.<br />

Tijdens het bijvullen of<br />

verversen van de motorolie<br />

mag nooit het<br />

MAX-niveau worden overschreden.<br />

Als het motoroliepeil te<br />

hoog is, kan de olie worden aangezogen<br />

via het blow-by circuit.<br />

169


MOTOROLIE VERVERSEN<br />

Fig. 6: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

Fig. 7: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

De frequentie waarmee de motorolie<br />

moet worden ververst, is afhankelijk van<br />

het aantal afgelegde kilometers, de ver -<br />

streken tijd na de laatste verversing en de<br />

gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

De motorolie moet bij een warme motor<br />

worden afgetapt om het uitstromen van<br />

de afgewerkte olie te vergemakkelijken.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Zorg dat de auto op een vlakke ondergrond<br />

staat, de handrem is aangetrokken,<br />

de motor is afgezet en nog warm is.<br />

fig. 6<br />

170<br />

P4Z00178<br />

– Plaats een geschikte opvangbak onder<br />

de aftapplug onder de auto.<br />

– Verwijder zowel de olievuldop als de<br />

peilstok om het aftappen te vergemakkelijken.<br />

– Draai de aftapplug (A) onderaan het<br />

carter los en tap de olie volledig af.<br />

fig. 7<br />

Verwijder de aftapplug<br />

voorzichtig; de olie<br />

kan zeer warm zijn.<br />

P4Z00179<br />

– Vervang het oliefilter (zie volgende<br />

paragraaf).<br />

– Reinig de aftapplug en monteer de<br />

plug.<br />

– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />

(zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />

de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen“ in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens“).<br />

– Sluit de vuldop.<br />

– Start de motor en laat de motor 10-<br />

15 seconden stationair draaien. Zet de<br />

motor uit en controleer na ongeveer 15<br />

minuten het motoroliepeil, zodat de olie<br />

in de oliepan heeft kunnen terugstromen.<br />

– Maak de peilstok schoon en controleer<br />

of het oliepeil niet boven het MAXmerkteken<br />

staat.<br />

– Steek de peilstok geheel in de opening.<br />

– Controleer de aftapplug en het oliefilter<br />

op lekkage.


BELANGRIJK<br />

Vanwege de toegevoegde reinigingsmiddelen,<br />

kan de nieuwe olie al na een korte<br />

tijd een donkere kleur krijgen. Dit is een<br />

normaal verschijnsel en het is dus niet nodig<br />

om de olie vaker te verversen dan is<br />

voorgeschreven. Wanneer de olieproducten<br />

van de aanbevolen merken (zie de<br />

tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen“ in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens“) niet verkrijgbaar<br />

zijn, dan kunt u producten van andere<br />

merken gebruiken, mist ze de voorgeschreven<br />

classificatie en viscositeit hebben.<br />

In dat geval is het raadzaam de motorolie<br />

en het oliefilter na 10.000 km te vervangen.<br />

Dankzij de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s<br />

van de smeermiddelenfabrikanten<br />

en de voortdurende technologische<br />

verbeteringen, kunnen er nieuwe<br />

handelsnamen ontstaan die afwijken van<br />

de namen die vermeld staan in de tabel<br />

“Specificaties van de smeermiddelen en<br />

vloeistoffen“. Raadpleeg in geval van<br />

twijfel de Alfa Romeo-dealer. In ieder geval<br />

moeten de gebruikte smeermiddelen<br />

altijd voldoen aan de voorgeschreven specificaties.<br />

Houdt u bij het verwerken van afgewerkte<br />

olie aan de geldende voorschriften.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters bevatten<br />

stoffen die<br />

schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Het is raadzaam om het verversen<br />

van de motorolie en het vervangen<br />

van het oliefilter door de<br />

Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

De dealer beschikt over<br />

de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen verwerken<br />

van afgewerkte olie en oliefilters.<br />

171


MOTOROLIEFILTER<br />

VERVANGEN<br />

Fig. 8: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

Fig. 9: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

fig. 8<br />

172<br />

P4Z00180<br />

Ga voor het vervangen van het oliefilter<br />

als volgt te werk:<br />

– Draai het filterelement (A) met een<br />

passende sleutel los en verwijder het.<br />

– Smeer de afdichtring van het nieuwe<br />

filter in met motorolie.<br />

– Schroef het nieuwe filter met de<br />

hand op het cilinderblok vast.<br />

fig. 9<br />

P4Z00181<br />

BELANGRIJK Het oliefilter moet bij<br />

elke verversing van de motorolie worden<br />

vervangen.


NIVEAU CONTROLEREN<br />

EN OLIE MECHANISCHE<br />

VERSNELLINGSBAK EN<br />

DIFFERENTIEEL BIJVULLEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het controleren van het<br />

oliepeil en het verversen van de versnellingsbak-/differentieelolie<br />

dient slechts<br />

ter informatie.<br />

Wij raden u aan deze werkzaamheden<br />

door de Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

Het oliepeil moet op een vlakke ondergrond<br />

en bij een uitgezette en koude motor<br />

worden gecontroleerd.<br />

Ga afhankelijk van de uitvoering als<br />

volgt te werk:<br />

Uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

Voer voor het controleren van het oliepeil<br />

de volgende werkzaamheden uit:<br />

– Verwijder de vuldop (A-fig. 10)<br />

om het oliepeil in de versnellingsbak/differentieel<br />

te controleren; het oliepeil<br />

moet tot aan de onderrand van de opening<br />

reiken.<br />

fig. 10<br />

P4Z00182<br />

Ga voor het verversen van de olie (bij<br />

een warme versnellingsbak en differentieel)<br />

als volgt te werk:<br />

– Plaats een geschikte opvangbak onder<br />

de aftapplug (B-fig.10) onder de<br />

auto.<br />

– Verwijder zowel de vuldop (A) als<br />

de aftapplug (B) en tap de olie volledig<br />

af.<br />

– Maak de aftapplug (B) schoon en<br />

schroef hem vast.<br />

– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />

(A) (zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />

de tabel “Specificaties van de<br />

smeermiddelen en vloeistoffen“ in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />

– Controleer of het oliepeil tot aan de<br />

onderrand van de opening reikt. Maak de<br />

vuldop schoon en schroef hem vast.<br />

173


Uitvoering 3.0 V6 24V<br />

Voer voor het controleren van het oliepeil<br />

de volgende werkzaamheden uit:<br />

– Trek de peilstok (A) uit en maak<br />

hem schoon.<br />

– Steek de peilstok volledig in de buis,<br />

trek hem uit en controleer of het oliepeil<br />

op het merkteken op de peilstok staat.<br />

– Steek tenslotte de peilstok weer volledig<br />

in de buis.<br />

fig. 11<br />

174<br />

P4Z00183<br />

Ga voor het verversen van de olie (bij<br />

een warme versnellingsbak en differentieel)<br />

als volgt te werk:<br />

– Plaats een geschikte opvangbak onder<br />

de aftapplug (B-fig.11) onder de<br />

auto.<br />

– Verwijder zowel de peilstok (A) en<br />

de aftappluggen voor de versnellingsbakolie<br />

(B) en/of de differentieelolie (C) en<br />

tap de olie volledig af.<br />

– Maak de aftappluggen (B) en/of<br />

(C) schoon en schroef ze vast.<br />

– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />

(A) (zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />

de tabel “Specificaties van de<br />

smeermiddelen en vloeistoffen“ in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />

– Controleer het oliepeil (zie volgende<br />

paragraaf).


KOELVLOEISTOFNIVEAU<br />

CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />

Controleer regelmatig of het koelvloeistofniveau<br />

in het expansiereservoir zich<br />

tussen het MIN- en MAX-merkteken<br />

bevindt. Controleer het niveau bij een<br />

koude motor en als de auto op een vlakke<br />

ondergrond staat. Als het niveau te<br />

laag is, moet de dop (A) van het expansiereservoir<br />

worden verwijderd en de<br />

koelvloeistof worden bijgevuld.<br />

1: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

2: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

1 2<br />

fig. 12<br />

P4Z00185<br />

Verwijder bij een warme<br />

motor nooit de dop<br />

van het expansiereservoir,<br />

om brandwonden te voorkomen.<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang de<br />

dop zonodig alleen door<br />

een exemplaar van hetzelfde type,<br />

anders kan de werking van<br />

het systeem in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

Het anti-vriesmengsel<br />

in het koelsysteem beschermt<br />

tot een temperatuur<br />

van –35 °C. Gebruik voor<br />

het bijvullen anti-vries PARAFLU<br />

FOR ALFA ROMEO. Dit product is<br />

verkrijgbaar bij de Alfa Romeodealer.<br />

175


OLIEPEIL VAN DE STUURBE-<br />

KRACHTIGING CONTROLEREN<br />

Fig. 14: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />

Fig. 15: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

Controleer of de olie van de stuurbekrachtiging<br />

nog op het maximale niveau<br />

staat.<br />

fig. 14<br />

fig. 15<br />

176<br />

P4Z00186<br />

P4Z00187<br />

De controle moet worden uitgevoerd als<br />

de auto op een vlakke ondergrond staat<br />

en bij een stilstaande koude motor.:<br />

– Reinig de vuldop (A) en de bovenzijde<br />

van het reservoir, maak de ontluchtingsslang<br />

(B) los en verwijder de dop.<br />

Controleer of het oliepeil op het MAXmerkteken<br />

van op de oliepeilstok staat.<br />

– Draai de dop weer vast, monteer de<br />

ontluchtingsslang op de aansluiting op de<br />

plug.<br />

OLIE VAN DE STUURBEKRACH-<br />

TIGING BIJVULLEN<br />

Als het olieniveau lager is dan voorgeschreven,<br />

vul dan bij met een van de producten<br />

uit de tabel “Specificaties van de<br />

smeermiddelen en vloeistoffen“ in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”. Vul als<br />

volgt bij:<br />

– Start de motor en wacht tot het olieniveau<br />

in het reservoir stabiliseert.<br />

– Draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />

een aantal malen naar uiterst rechts<br />

en uiterst links.<br />

– Vul vloeistof bij tot het “MAX”merkteken<br />

is bereikt, monteer de vuldop<br />

en maak de ontluchtingsslang weer vast.<br />

Het olieverbruik van de<br />

stuurbekrachtiging is<br />

zeer laag; als na het bijvullen<br />

de olie binnen korte tijd<br />

weer moet worden bijgevuld,<br />

moet het systeem door een Alfa<br />

Romeo-dealer op eventuele lekkage<br />

worden gecontroleerd.<br />

BELANGRIJK Wendt u voor onderhoudswerkzaamheden<br />

of eventuele reparaties<br />

tot een Alfa Romeo-dealer.<br />

Voorkom dat de olie<br />

van de stuurbekrachtiging<br />

in contact komt<br />

met warme delen van de motor:<br />

de olie is ontvlambaar.


REM-/KOPPELINGSVLOEISTOF<br />

CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />

Controleer of het vloeistofniveau nog op<br />

het maximumniveau staat.<br />

Gebruik voor het bijvullen of de periodieke<br />

verversing (iedere twee jaar) één van<br />

de producten uit de tabel “Specificaties<br />

van de smeermiddelen en vloeistoffen“ in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens“.<br />

Controleer regelmatig de werking van<br />

het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel:<br />

als u op de dop (B-fig.<br />

16) van het reservoir (A-fig. 16) (met<br />

de contactsleutel in stand MAR) drukt,<br />

moet het waarschuwingslampje x<br />

gaan branden.<br />

fig. 16<br />

P4Z00188<br />

Zorg dat bij het losdraaien<br />

van de vuldop<br />

(B-fig. 16) de elektrische<br />

aansluitingen niet<br />

losraken. Vermijd contact tussen<br />

de vloeistof en de lak. Als er per<br />

ongeluk vloeistof wordt gemorst,<br />

moet de lak onmiddellijk<br />

worden afgespoeld met water.<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat<br />

er synthetische remvloeistof<br />

en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het<br />

gebruik van minerale vloeistoffen<br />

moet absoluut worden vermeden,<br />

omdat de rubbers in het<br />

remsysteem door deze vloeistoffen<br />

kunnen worden beschadigd.<br />

Rem-/koppelings -<br />

vloeistof is giftig en<br />

zeer corrosief. Als per<br />

ongeluk remvloeistof wordt gemorst,<br />

moet de lak onmiddellijk<br />

worden gewassen met water en<br />

zeep en daarna met veel water<br />

worden afgespoeld. Bij inslikken<br />

dient onmiddellijk een arts te<br />

worden geraadpleegd.<br />

177


RUITENSPROEIERVLOEISTOF<br />

CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />

Verwijder de dop en controleer visueel<br />

het vloeistofniveau in het reservoir (Afig.<br />

17).<br />

BELANGRIJK Gebruik voor het bijvullen<br />

één van de speciaal in de handel verkrijgbare<br />

producten en controleer of ze<br />

bescherming bieden tegen kalkaanslag<br />

en bevriezing.Raapleeg bij twijfel de Alfa<br />

Romeo-dealer. Deze kan u de meest geschikte<br />

producten aanbevelen.<br />

fig. 17<br />

178<br />

P4Z00189<br />

Enkele in de handel<br />

verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen<br />

zijn<br />

licht ontvlambaar. In de motorruimte<br />

bevinden zich warme onderdelen<br />

die bij contact de vloeistof<br />

kunnen doen ontbranden.<br />

Gebruik de ruitensproeiers<br />

niet als het<br />

reservoir leeg is om<br />

schade aan de pompmotor te<br />

voorkomen.<br />

Rijd niet met een leeg<br />

ruitensproeierreservoir:<br />

de ruitensproeiers zijn<br />

van fundamenteel belang voor<br />

een optimaal zicht.


LUCHTFILTER<br />

Het luchtfilter is verbonden met de systemen<br />

die de luchttemperatuur en luchthoeveelheid<br />

meten. Deze sturen elektrische<br />

signalen naar de regeleenheid, die<br />

noodzakelijk zijn voor een correct functioneren<br />

van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />

De beschrijving van de<br />

procedure voor het vervangen<br />

van het filter<br />

dient slechts ter informatie.<br />

Wendt u tot een Alfa Romeodealer<br />

om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

Als het filter niet op de juiste<br />

wijze, zoals hierna is beschreven,<br />

wordt vervangen en als de<br />

voorzorgsmaatregelen niet in<br />

acht worden genomen, dan kan<br />

de veiligheid tijdens het rijden in<br />

gevaar komen.<br />

Als veel over stoffige<br />

wegen wordt gereden,<br />

moet het filter vaker<br />

worden vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Als het filter wordt<br />

gereinigd, kan het beschadigd<br />

worden, waardoor<br />

ernstige schade aan de motor<br />

kan ontstaan.<br />

Ga voor het vervangen van het filter als<br />

volgt te werk:<br />

Fig. 18-19-20: uitvoering 2.0<br />

T.SPARK<br />

Fig. 21-22: uitvoering 3.0 V6 24V<br />

fig. 18<br />

P4Z00191<br />

– Draai de bevestigingsschroeven los<br />

en verwijder de bescherming aan de linkerzijde<br />

in de motorruimte.<br />

– Draai de bevestigingsschroeven (A)<br />

van het deksel (B) en de steun (C), indien<br />

aanwezig, los.<br />

fig. 19<br />

fig. 20<br />

P4Z00190<br />

P4Z00192<br />

179


– Til het deksel (B) voorzichtig op om<br />

beschadiging aan de rubberen verbindingsmof<br />

te voorkomen.<br />

– Verwijder het filter (D).<br />

fig. 21<br />

fig. 22<br />

180<br />

P4Z00193<br />

P4Z00194<br />

– Plaats het nieuwe filter en monteer<br />

het deksel op de juiste wijze.<br />

– Draai de bevestigingsschroeven (A)<br />

van het deksel vast.<br />

STOF-/POLLENFILTER<br />

(alleen uitvoeringen met automatisch geregelde<br />

airconditioning)<br />

Het filter filtert de lucht mechanisch en<br />

elektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.<br />

Laat het stof-/pollenfilter ten minste<br />

één keer per jaar controleren door de Alfa<br />

Romeo-dealer, bij voorkeur aan het begin<br />

van het zomerseizoen.Als de auto veel in<br />

stadsverkeer of over stoffige wegen rijdt,<br />

moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />

dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

BELANGRIJK Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement van de klimaatregeling<br />

aanzienlijk beperken.


ACCU<br />

De accu bevindt zich in de bagageruimte<br />

en wordt beschermd door bekleding.<br />

Om de accu te bereiken. moet u de<br />

kunststof sluitingen (A-fig. 23) losdraaien,<br />

de knop (B-fig. 23) verwijderen<br />

en de bekleding opzij plaatsen.<br />

De accu is “onderhoudsarm“: onder normale<br />

gebruiksomstandigheden hoeft het<br />

elektrolyt niet bijgevuld te worden.<br />

fig. 23<br />

P4Z00231<br />

Controleer echter regelmatig of het elektrolyt<br />

zich tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />

op de accu (fig. 24) bevindt.<br />

Als het niveau van het<br />

elektrolyt zich onder<br />

het MIN-merkteken bevindt,<br />

dient u zich tot de Alfa<br />

Romeo-dealer te wenden.<br />

Bij bepaalde uitvoeringen kan de accu<br />

voorzien zijn van een optische hydrometer<br />

(A-fig. 25) voor de controle van het<br />

elektrolytniveau en de acculading.<br />

fig. 24<br />

P4Z00232<br />

De accu is “onderhoudsarm“ en uitgerust<br />

met een controlemeter; onder normale<br />

gebruiksomstandigheden is het niet nodig<br />

gedestilleerd water bij te vullen.<br />

Daarom moet de juiste werking ervan<br />

regelmatig gecontroleerd worden m.b.v.<br />

de optische controlemeter op het deksel<br />

van de accu. De meter moet een donkere<br />

kleur hebben en een groen<br />

middenstuk.Als de meter daarentegen<br />

een heldere lichte kleur heeft, of donker<br />

gekleurd is zonder groen middenstuk,<br />

dient u contact op te nemen met de Alfa<br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 25<br />

P4Z00268<br />

181


Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het is raadzaam<br />

om de accu door de Alfa<br />

Romeo-dealer te laten vervangen.<br />

De dealer beschikt over de<br />

uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen de accu af<br />

te voeren.<br />

Onoordeelkundige<br />

montage van elektrische<br />

apparatuur kan<br />

ernstige schade toebrengen aan<br />

de auto. Als u na aanschaf van<br />

uw auto accessoires wilt monteren<br />

die constante voeding nodig<br />

hebben (diefstalalarm, autoradio,<br />

mobiele telefoon, enz.), raden<br />

wij u aan contact op te nemen<br />

met de Alfa Romeo-dealer. Deze<br />

kan u de meest geschikte installaties<br />

aanraden en controleren of<br />

het noodzakelijk is een accu met<br />

een grotere capaciteit te monteren.<br />

182<br />

Als u de auto langere<br />

tijd stalt in extreem<br />

koude omstandigheden<br />

moet, om bevriezing te voorkomen,<br />

de accu worden verwijderd<br />

en op een verwarmde plaats<br />

worden bewaard.<br />

Bij werkzaamheden<br />

aan de accu of in de<br />

buurt van de accu, moet<br />

u uw ogen altijd beschermen met<br />

een speciale bril.<br />

Als de accu wordt gebruikt<br />

met een te laag<br />

elektrolytniveau, wordt<br />

de accu onherstelbaar beschadigd;<br />

de accubak kan barsten<br />

waardoor het accuzuur kan weglekken.<br />

ACCULADING MET OPTISCHE<br />

HYDROMETER CONTROLEREN<br />

De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />

worden door de kleur van de optische<br />

meter te controleren.<br />

Zie de volgende tabel of de sticker (fig.<br />

26) op de accu bij punt (B-fig. 25).<br />

fig. 26<br />

P4Z00269


Helderwitte<br />

kleur<br />

Donkere kleur<br />

zonder groen middenstuk<br />

Donkere kleur<br />

met groen middenstuk<br />

Elektrolyt<br />

bijvullen<br />

Accu niet voldoende opgeladen<br />

Niveau elektrolyt<br />

en acculading<br />

onvoldoende<br />

ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de<br />

procedure voor het opladen van de accu<br />

dient slechts ter informatie. Wendt u tot<br />

een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam en<br />

met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende<br />

ca. 24 uur op te laden. Als u de<br />

accu langer oplaadt, kan de accu worden<br />

beschadigd.<br />

Wendt u tot de<br />

Alfa Romeo-dealer<br />

Opladen (wij raden u aan<br />

om u tot de Alfa Romeo-dealer te<br />

wenden)<br />

Geen enkele handeling<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel het alarm<br />

dan uit met de afstandsbediening en stel<br />

het systeem buiten werking door de sleutelschakelaar<br />

in stand “OFF“ te draaien<br />

(zie “Diefstalalarm“ in het hoofdstuk<br />

“Wegwijs in uw auto“).<br />

– Maak de accuklemmen los van de<br />

accupolen.<br />

– Sluit de klemmen van de acculader<br />

aan op de accupolen.<br />

– Schakel het laadapparaat in.<br />

– Aan het einde van het opladen: schakel<br />

eerst de acculader uit en koppel dan<br />

de accu los.<br />

– Sluit de accuklemmen weer aan op<br />

de accupolen. Let daarbij op de polariteit.<br />

De vloeistof in de accu<br />

is giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met de<br />

huid en de ogen. Het opladen van<br />

de accu moet worden uitgevoerd in<br />

een goed geventileerde ruimte, ver<br />

verwijderd van open vuur en<br />

vonkvormende apparaten: branden<br />

ontploffingsgevaar.<br />

183


Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid<br />

worden, anders loopt u het<br />

risico dat de accu ontploft. Als de<br />

accu bevroren is geweest, moet<br />

worden gecontroleerd of de cellen<br />

niet beschadigd zijn (risico op<br />

kortsluiting) en of de bak geen<br />

scheuren vertoont, waardoor de<br />

giftige en corrosieve vloeistof<br />

kan weglekken.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50% geladen is,<br />

raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor<br />

loopt de capaciteit en het startvermogen<br />

terug. Ook is de accu dan gevoeliger<br />

voor bevriezing (bij temperaturen onder<br />

-10°C). Zie als u de auto langere tijd<br />

niet gebruikt de paragraaf “Auto langere<br />

tijd stallen“.<br />

184<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE<br />

VERLENGEN<br />

Houdt u, om snel ontladen van de accu<br />

te voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />

zorgvuldig aan de volgende aanbevelingen:<br />

– De klemmen moet altijd goed zijn<br />

bevestigd.<br />

– Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />

van stroomverbruikers als de motor<br />

uit staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />

parkeerverlichting, enz.).<br />

– Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de portieren, de motorkap en<br />

het kofferdeksel goed gesloten zijn. Hiermee<br />

wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />

blijft branden.<br />

– Maak voordat werkzaamheden aan<br />

de elektrische installatie van de auto worden<br />

uitgevoerd eerst de minpool van de<br />

accu los.<br />

– Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante<br />

voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />

handsfree kit navigatiesysteem met antidiefstalsatellietbewaking,<br />

enz.), dient u<br />

contact op te nemen met de Alfa Romeodealer.Deze<br />

kan u de meest geschikte in-<br />

stallaties aanraden en controleren of de<br />

elektrische installatie van de auto geschikt<br />

is voor het extra stroomverbruik of<br />

dat het noodzakelijk is een accu met een<br />

grotere capaciteit te monteren.<br />

Deze stroomverbruikers blijven continu<br />

stroom verbruiken ook bij een uitgenomen<br />

contactsleutel (geparkeerde auto,<br />

motor uitgezet), waardoor de accu geleidelijk<br />

kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />

(standaard en achteraf gemonteerd<br />

accessoires) moet minder zijn dan<br />

0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de<br />

volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van<br />

maximum stroomverbruik<br />

bij stilstaande motor<br />

70 Ah 42 mA<br />

100 Ah 60 mA


Als grote stroomverbruikers, zoals verwarming<br />

van het babyflesje, stofzuiger,<br />

mobiele telefoon, enz. bij uitgezette motor<br />

van voedingsspanning worden voorzien,<br />

dan zal de accu sneller ontladen.<br />

– Als aan boord van de auto extra systemen<br />

moeten worden geïnstalleerd,<br />

moet goed op de juiste aansluitingen worden<br />

gelet. Niet correcte elektrische verbindingen<br />

kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor<br />

de elementaire elektronische systemen.<br />

– Als de auto langere tijd niet wordt<br />

gebruikt, is het raadzaam de accuklemmen<br />

los te maken van de accupolen<br />

(maak eerst de minklem los). Controleer<br />

de acculading als de accu voorzien is van<br />

een optische hydrometer. Laad de accu<br />

op als de optische hydrometer (A-fig.<br />

25) geen groene kleur heeft (wendt u<br />

bij voorkeur tot een Alfa Romeo-dealer).<br />

Controleer daarna de acculading iedere<br />

drie maanden.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50% geladen is<br />

(optische hydrometer is donker gekleurd<br />

met groen middenstuk), raakt door sulfatering<br />

beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit<br />

en het startvermogen terug. Ook<br />

is de accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />

(bij temperaturen onder -10°C)<br />

– Als de accu wordt gebruikt met een<br />

te laag elektrolytniveau, raakt de accu<br />

beschadigd en kan de accu openbarsten.<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Bij een normaal gebruik van de auto<br />

zijn speciale voorzorgsmaatregelen niet<br />

nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende aanwijzingen<br />

nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden<br />

aan de elektrische installatie<br />

of bij een noodstart:<br />

– Zet de motor altijd uit voordat de accu<br />

wordt losgekoppeld.<br />

– Koppel de accu altijd los als de accu<br />

moet worden opgeladen.<br />

– Gebruik bij een noodstart altijd een<br />

hulpaccu en geen acculader.<br />

– Controleer de aansluiting van de polen<br />

en de conditie van de verbinding tussen<br />

de accu en de elektrische installatie.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit aan als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

– Controleer nooit d.m.v. kortsluiting of<br />

er spanning aanwezig is.<br />

185


– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden<br />

aan de carrosserie. Verwijder<br />

zonodig de regeleenheden als ze door de<br />

werkzaamheden aan te hoge temperaturen<br />

worden blootgesteld.<br />

Als aan boord van de<br />

auto extra systemen<br />

moeten worden geïnstalleerd,<br />

moet goed op de juiste<br />

aansluitingen worden gelet. Niet<br />

correcte elektrische verbindingen<br />

kunnen gevaarlijk zijn, vooral<br />

voor de elementaire elektronische<br />

systemen (ontsteking, inspuiting,<br />

ABS...). Een niet correcte installatie<br />

van een autoradio, diefstalalarm,<br />

mobiele telefoon, enz. kan<br />

tot storingen in de elektronische<br />

regeleenheden leiden en de garantie<br />

in gevaar brengen. Wendt<br />

u voor deze werkzaamheden tot<br />

de Alfa Romeo-dealer. Het<br />

stroomverbruik van na aankoop<br />

van de auto gemonteerde accessoires<br />

mag niet hoger zijn dan 20<br />

mA (bij stilstaande motor).<br />

186<br />

BOUGIES<br />

Indien de motor onregelmatig loopt,<br />

laat dan de bougies uitsluitend door de<br />

Alfa Romeo-dealer controleren.<br />

De bougies moeten bij<br />

de kilometerstanden<br />

worden vervangen die<br />

in het Onderhoudsschema zijn<br />

aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />

bougies van het voorgeschreven<br />

type (zie tabel “Brandstofsysteem-Ontsteking”<br />

in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Bougies met een afwijkende<br />

warmtegraad of waarvan de<br />

voorgeschreven levensduur niet<br />

is gegarandeerd, kunnen motorstoringen<br />

veroorzaken.<br />

RUITENWISSER -<br />

BLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon en controleer de conditie. Vervang<br />

de wisserbladen als het rubber vervormd<br />

of versleten is.<br />

BELANGRIJK Op de wisserbladen zijn<br />

sproeiermonden gemonteerd; wendt u<br />

voor het vervangen van de wisserbladen<br />

tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

Rijden met versleten<br />

ruitenwisserbladen is<br />

gevaarlijk, omdat ze<br />

het zicht onder extreme atmosferische<br />

omstandigheden aanzienlijk<br />

beperken.


RUITENSPROEIERS<br />

Controleer of de straal van de ruitensproeiers<br />

voor goed is afgesteld en voldoende<br />

kracht heeft.<br />

Controleer als de sproeiers niet goed<br />

werken of de ruitensproeiermonden niet<br />

verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met<br />

een speld worden doorgeprikt.<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE INVLOEDEN<br />

Alfa Romeo past constructieve technologische<br />

oplossingen toe om de carrosserie<br />

zo goed mogelijk tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste oorzaken van roest<br />

zijn:<br />

– Luchtverontreiniging.<br />

– Zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm en<br />

vochtig klimaat).<br />

– Strooizout of gladheidbestrijdingsmiddelen,<br />

waarmee in de winter de wegen<br />

worden bestrooid.<br />

Voor een nog betere bescherming tegen<br />

roest zijn de volgende maatregelen genomen:<br />

– De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />

en lakproducten die de auto<br />

de benodigde weerstand tegen roest en<br />

schurende elementen verlenen.<br />

– Het gebruik van verzinkte plaatdelen<br />

met een hoge corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

laag op de onderzijde, in de wielkuipen,<br />

in de motorruimte en in verschillende holle<br />

ruimtes met daarvoor geschikte producten<br />

die goed aan het metaal hechten en<br />

een hoog beschermend vermogen hebben.<br />

– Het gebruik van lakken met een hoge<br />

weerstand tegen atmosferische verontreinigingen.<br />

– Toepassing van “open“ holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen,<br />

waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen.<br />

De onderzijde van de carrosserie is voorzien<br />

van een speciale beschermlaag.Indien<br />

deze beschermlaag moet worden<br />

hersteld, moeten de uitlaat, de lambdasonde<br />

en de driewegkatalysator beschermd<br />

worden als er wasachtige, oliehoudende,<br />

kunststof en/of ontvlambare<br />

producten worden aangebracht.Wendt u<br />

bij voorkeur tot een Alfa Romeo-dealer<br />

om deze werkzaamheden uit te laten<br />

voeren.<br />

187


TIPS VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE CARROSSERIE<br />

Industriële neerslag of andere vervuiling,<br />

teervlekken, dode insecten, enz. dienen<br />

zo snel mogelijk van de lak verwijderd<br />

te worden.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen, omdat<br />

de lak door harsdruppels, boomknoppen,<br />

enz. kan beschadigen.<br />

Voorkom dat tijdens het bijvullen olie,<br />

remvloeistof, koelvloeistof, elektrolyt van<br />

de accu, enz. op de lak terecht komt.<br />

Gebeurt dit toch, dan moet het betreffende<br />

gedeelte van de carrosserie onmiddellijk<br />

worden gereinigd en de auto<br />

grondig worden gewassen.<br />

188<br />

LAK<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van de<br />

laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden<br />

bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.<br />

Het normale onderhoud van de auto beperkt<br />

zich tot wassen, waarbij de frequentie<br />

afhankelijk is van het gebruik van de auto<br />

en van de omgeving.<br />

Het is beter de auto vaker te wassen<br />

bij:<br />

– bij sterke luchtvervuiling<br />

– het rijden over wegen met strooizout<br />

– het parkeren onder bomen waar<br />

harsdruppels vanaf kunnen vallen.<br />

Bij de Alfa Romeo-dealer is een complete<br />

lijn producten verkrijgbaar voor het onderhoud<br />

en het reinigen van de auto<br />

(shampoo, was, polish, lakstiften, vlekkenverwijderaar,<br />

schoonmaakmiddelen,<br />

enz.).<br />

De eigenschappen van deze producten<br />

zijn afgestemd op de lakken, afdichtingen<br />

en sierlijsten van de Alfa Romeo-auto’s.<br />

Wij raden u aan deze producten door<br />

het personeel van de Alfa Romeo-dealer<br />

te laten aanbrengen: zo wordt het beste<br />

resultaat gegarandeerd en ieder mogelijk<br />

ongemak uitgesloten dat de garantie in<br />

gevaar kan brengen.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de auto<br />

bij voorkeur worden gewassen<br />

op een plaats waar het afvalwater<br />

direct wordt opgevangen en<br />

gezuiverd.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Spoel de auto eerst met een waterstraal<br />

onder lage druk af.<br />

2) Was de auto met een zachte spons<br />

en een oplossing van water en 2-4%<br />

shampoo; spoel daarbij de spons regelmatig<br />

uit.


3) Spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht of een<br />

schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de randen<br />

van de portieren, kofferdeksel, motorkap<br />

en de koplampranden moeten niet<br />

vergeten worden, omdat daar water kan<br />

blijven staan.<br />

Het verdient aanbeveling de auto na het<br />

wassen niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />

maar de auto nog even buiten te laten<br />

staan, zodat waterresten buiten kunnen<br />

verdampen.Was de auto nooit als hij<br />

lang in de zon heeft gestaan of als de<br />

motorkap nog warm is: omdat dan de<br />

glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen op<br />

dezelfde wijze worden gewassen als de<br />

gespoten carrosseriedelen. Alleen voor<br />

het verwijderen van hardnekkig vuil, raden<br />

wij u aan speciale producten te gebruiken.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen<br />

zo snel en zo goed mogelijk van de<br />

lak verwijderd te worden, omdat door de<br />

agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen.<br />

Voor een betere bescherming van de lak<br />

verdient het aanbeveling de auto regelmatig<br />

in de was te zetten met speciaal<br />

daarvoor bestemde producten (siliconenwas),<br />

die een beschermende laag op de<br />

lak aanbrengen.<br />

RUITEN<br />

Gebruik voor het schoonmaken van de<br />

ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />

Gebruik een schone, zachte<br />

doek om krassen en beschadigingen te<br />

voorkomen.<br />

Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde<br />

van de achterruit op,<br />

dat de elektrische weerstandsdraden<br />

van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd. Veeg<br />

voorzichtig in de richting van de<br />

draden.<br />

189


MOTORRUIMTE<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig te laten<br />

uitspuiten. Laat dit verzorgen door<br />

een gespecialiseerd bedrijf.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de<br />

motorruimte bij voorkeur worden<br />

uitgespoten op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt opgevangen<br />

en gezuiverd.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van<br />

de motorruimte moet de contactsleutel in<br />

stand STOP staan en de motor koud<br />

zijn. Controleer na het reinigen of de verschillende<br />

beschermingen (rubber kappen,<br />

deksels, enz.) nog op hun plaats zitten<br />

en niet beschadigd zijn.<br />

190<br />

Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte raden<br />

wij het gebruik aan<br />

van “FULCRON” Dit middel is<br />

verkrijgbaar bij de Alfa Romeodealer.<br />

Gebruik uitsluitend alkalische<br />

oplossingen zonder soda bij<br />

voorkeur met metasilicaat.<br />

Na het uitspuiten van de motorruimte,<br />

moet de motorruimte<br />

volgens een speciale methode<br />

grondig worden gespoeld en gedroogd.<br />

In een normale wastunnel<br />

wordt de motorruimte niet<br />

goed genoeg gespoeld.<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de<br />

vloerbedekking geen water is blijven<br />

staan (dooiwater van sneeuwresten aan<br />

schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),<br />

waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />

zou kunnen worden.<br />

STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING REINIGEN<br />

– Verwijder stof met een zachte borstel.<br />

– Verwijder vetvlekken met een speciaal<br />

daarvoor bestemd product. Volg de<br />

bijgeleverde instructies nauwgezet op.<br />

– Voor een nog grondigere reiniging<br />

kunnen de stoelen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van neutrale zeep<br />

worden afgenomen. Houdt u aan de voorgeschreven<br />

mengverhouding.


MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />

SCHOONMAKEN<br />

– Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />

of een iets vochtige doek, zonder<br />

hard te drukken<br />

– Dep een vochtige vlek of vet met<br />

een droge en absorberende doek en wrijf<br />

daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />

met een doek of zeem bevochtigd met<br />

water en een neutrale zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel<br />

de vlek dan met een speciaal<br />

schoonmaakmiddel, waarbij de instructies<br />

op de verpakking strikt moeten worden<br />

opgevolgd.<br />

Gebruik nooit alcohol<br />

of producten op basis<br />

van alcohol.<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals petroleum<br />

of wasbenzine<br />

voor het reinigen van de interieurdelen<br />

van de auto. De elektrostatische<br />

lading die tijdens het<br />

reinigen door het wrijven ontstaat,<br />

kan brand veroorzaken.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Verwijder, indien nodig, stof, vuil, enz.<br />

van de koplamp- en achterlichtglazen<br />

(en/of van de richtingaanwijzers op het<br />

voorspatbord) m.b.v een zachte spons en<br />

een oplossing van water en neutrale<br />

zeep.<br />

Gebruik nooit chemische oplossingen<br />

en/of alcohol of benzine, ammoniak,<br />

aceton, enz. Deze producten kunnen de<br />

onderdelen beschadigen en de helderheid<br />

doen afnemen ,waardoor de rijveiligheid<br />

in gevaar wordt gebracht.<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen om<br />

het visuele effect van de componenten<br />

niet te wijzigen.<br />

ken.<br />

Gebruik nooit alcohol<br />

of benzine om het glas<br />

van het instrumentenpaneel<br />

schoon te ma-<br />

Gebruik nooit alcohol of<br />

benzine om het glas van<br />

het instrumentenpaneel<br />

schoon te maken. Bewaar<br />

nooit spuitbussen in de auto. Ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen mogen<br />

niet worden blootgesteld aan<br />

temperaturen boven 50°C. In de<br />

zomer kan de temperatuur in het<br />

interieur ver boven deze waarde<br />

op lopen.<br />

191


Op de volgende pagina’s staan de belangrijkste technische gegevens<br />

van de auto.Voor de “technici“ en de “liefhebbers“ zullen<br />

deze pagina’s waarschijnlijk de belangrijkste van het hele boekje<br />

zijn.<br />

Het raadplegen van deze pagina’s is noodzakelijk voor de identificatie<br />

van belangrijke en nog niet genoemde eigenschappen van<br />

uw auto.<br />

Technische gegevens<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS .......................................................... pag.............194<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ........................... ...........195<br />

AFMETINGEN ........................................................................................... ...........196<br />

MOTOR ...................................................................................................... ...........197<br />

VULLINGSTABEL ...................................................................................... ...........197<br />

MOTOROLIEVERBRUIK .......................................................................... ...........198<br />

BAGAGERUIMTE ..................................................................................... ...........198<br />

GEWICHTEN ............................................................................................. ...........198<br />

BRANDSTOFSYSTEEM - ONTSTEKING .............................................. ...........199<br />

ELEKTRISCHE INSTALLATIE ................................................................. ...........199<br />

PRESTATIES .............................................................................................. ...........199<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ......................................................................... ..........200<br />

CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT ............................................................ ...........201<br />

REMMEN ................................................................................................... ..........202<br />

STUURINRICHTING ................................................................................ ..........202<br />

TRANSMISSIE .......................................................................................... ..........202<br />

SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN . ..........203<br />

WIELUITLIJNING...................................................................................... ..........205<br />

VELGEN EN BANDEN ............................................................................. ..........205<br />

193


IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

Wij raden u aan nota te nemen van de<br />

identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />

zijn op de typeplaatjes ingeslagen<br />

en bevinden zich op de in (fig. 1) aangegeven<br />

plaatsen.<br />

A - Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />

B - Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

C - Chassisnummer<br />

D - Motornummer.<br />

fig. 1<br />

194<br />

P4Z00233<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />

motorruimte, naast de bovenste schokdemperbevestiging<br />

rechts en bevat de<br />

volgende gegevens:<br />

– Identificatiecode van het autotype.<br />

– Oplopend productienummer(chassisnummer).<br />

MOTORNUMMER<br />

Het motornummer is ingeslagen:<br />

– Op het cilinderblok bij het uitlaatspruitstuk<br />

(uitvoering 2.0 T.SPARK).<br />

– Op het cilinderblok bij het vliegwiel<br />

(uitvoering 3.0 V6 24V).<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

(fig. 2)<br />

Het plaatje is aangebracht aan de binnenzijde<br />

van het kofferdeksel en bevat<br />

de volgende informatie:<br />

A - Fabrikant van de lak.<br />

B - Kleurbenaming.<br />

C - Kleurcode.<br />

D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />

fig. 2<br />

P4Z00197


TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het typeplaatje (fig. 3) is ingeslagen<br />

in de motorruimte, naast de bovenste<br />

schokdemperbevestiging links.<br />

Het typeplaatje bevat de volgende gegevens:<br />

A. Nummer nationale typegoedkeuring<br />

B. Chassisnummer<br />

C. Maximaal toelaatbare gewichten volgens<br />

de nationale wetgeving<br />

D. Type en eventuele aanvullende gegevens<br />

E. Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />

F. Ingeslagen fabrikantnaam.<br />

MOTORCODES -<br />

CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

Motorcode<br />

Code van de carrosserie-uitvoering<br />

fig. 3<br />

P4Z00198<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

AR 32310<br />

916C2C00 35<br />

AR 16105<br />

916C1B00 33<br />

195


AFMETINGEN<br />

fig. 4<br />

1508 voor 3.0 V6 24V (*) 1530 voor 3.0 V6 24V<br />

– De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met lichtmetalen velgen. – De hoogte heeft betrekking op<br />

een onbelaste auto.<br />

– Afhankelijk van de uitvoering kan de auto worden uitgerust met een achterspoiler en voorspoiler.<br />

196<br />

P4Z00234


MOTOR<br />

Plaats<br />

Aantal en en opstelling<br />

cilinders<br />

Cyclus<br />

Boring<br />

Slag<br />

Cilinderinhoud<br />

Maximaal vermogen<br />

kW EU<br />

pk EU<br />

min -1<br />

Max. koppel<br />

NM EU<br />

KGM EU<br />

MIN -1<br />

DWARS VOORIN<br />

4 IN LIJN<br />

OTTO<br />

83 MM<br />

91 MM<br />

1970 CM 3<br />

110<br />

150<br />

6300<br />

181<br />

18,5<br />

3800<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

DWARS VOORIN<br />

6 IN V VAN 60°<br />

OTTO<br />

93 MM<br />

72,6 MM<br />

2959 CM 3<br />

160<br />

218<br />

6300<br />

265<br />

27,0<br />

5000<br />

VULLINGSTABEL<br />

Brandstofsoort<br />

Inhoud brandstoftank<br />

Incl. een reserve van<br />

Motorolie (hoeveelheid<br />

voor periodieke<br />

verversing,<br />

inclusief vervanging<br />

oliefilter)<br />

Versnellingsbak-/<br />

differentieelolie<br />

Inhoud motorkoelsysteem<br />

Inhoud ruitensproeierreservoir<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

Loodvrije superbenzine met octaangetal<br />

van ten minste 95 (R.O.N.)<br />

70 liter<br />

9 liter (circa)<br />

4,40 liter<br />

2,0 liter<br />

8,4 liter<br />

5 liter (circa)<br />

70 liter<br />

9 liter (circa)<br />

5,90 liter<br />

2,0 liter<br />

11,7 liter<br />

5 liter (circa)<br />

197


MOTOROLIEVERBRUIK<br />

De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit<br />

betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷<br />

6000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en<br />

de gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

BAGAGERUIMTE<br />

Inhoud<br />

(met compact reservewiel)<br />

Inhoud(met reparatiekit<br />

en zonder<br />

compact reservewiel)<br />

198<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

110 dm 3<br />

155 dm 3<br />

110 dm 3<br />

155 dm 3<br />

GEWICHTEN<br />

Rijklaargewicht<br />

Max. toelaatbaar<br />

gewicht (*)<br />

Nuttig laadvermogen<br />

inclusief de bestuurder (**)<br />

Gewicht van de<br />

aanhanger (***)<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

1370 kg<br />

1780 kg<br />

410 kg<br />

1000 kg<br />

50 kg<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

1415 kg<br />

1820 kg<br />

405 kg<br />

1000 kg<br />

50 kg<br />

(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het<br />

is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />

beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak,<br />

enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(***) Max. toegestane snelheid lager dan 100 km/h.


BRANDSTOFSYSTEEM -<br />

ONTSTEKING<br />

Brandstofsysteem<br />

Stationair toerental (min -1)<br />

Bougies<br />

Vervangingsinterval<br />

Ontstekingsvolgorde<br />

Elektronische inspuiting<br />

Multi-Point BOSCH<br />

ME7.3.1 EOBD<br />

840 ± 50<br />

NGK PRF6B +<br />

NGK PMR7A (*)<br />

[NGK BKR6EKPA +]<br />

[NGK PMR7A] (*)<br />

100.000 km<br />

1-3-4-2<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

(*) Elke cilinder heeft twee bougies; één van elk type<br />

Elektronische inspuiting<br />

Multi-Point BOSCH<br />

ME3.1 EOBD<br />

700 ± 20<br />

NGK PFR6B<br />

100.000 KM<br />

1-4-2-5-3-6<br />

[ ] Als alternatief<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die<br />

niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />

wordt gehouden met de technische specificaties van het<br />

systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar<br />

veroorzaken.<br />

ELEKTRISCHE INSTALLATIE<br />

Bedrijfsspanning<br />

Accucapaciteit<br />

Dynamo<br />

12 Volt<br />

70 Ah<br />

100 A<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

12 Volt<br />

70 Ah<br />

120 A<br />

Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie<br />

die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />

wordt gehouden met de technische specificaties van<br />

het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar<br />

veroorzaken.<br />

PRESTATIES<br />

Topsnelheid<br />

Acceleratie<br />

van 0-100 km/h<br />

Kilometer met staande start<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

215 km/h (*) 242 km/h (**)<br />

8,5 s<br />

29,4 s<br />

(*) Met aërodynamische kit +5 km/h<br />

(**) Met aërodynamische kit 248 km/h<br />

6,8 s<br />

26,9 s<br />

199


BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten<br />

volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is<br />

vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />

– een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door<br />

een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />

– een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />

in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik<br />

van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert<br />

tussen de 0 en 120 km/h;<br />

– gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de<br />

waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit<br />

buiten de stad voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek, bedrijfsomstandigheden,<br />

verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, algemene conditie<br />

van de auto, uitrustingsniveau, lading van de auto, imperiaal<br />

op het dak en de aanwezigheid van andere accessoires die de<br />

aërodynamica kunnen beïnvloeden, kunnen in de praktijk een<br />

brandstofverbruik opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tijdens<br />

de hierboven beschreven tests zijn bereikt (zie de paragraaf<br />

“Economisch en milieubewust rijden” in het hoofdstuk “Wegwijs<br />

in uw auto”).<br />

200<br />

Brandstofverbruik volgens<br />

EU 1999/100-normen<br />

(liter x 100 km) 2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

Stadsverkeer<br />

Buitenweg<br />

Gecombineerd<br />

13,3<br />

6,8<br />

9,2<br />

16,8<br />

8,7<br />

11,7


CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />

De CO 2 -emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd<br />

traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />

tabel weergegeven<br />

2.0 T.SPARK<br />

3.0 V6 24V<br />

220<br />

278<br />

CO 2 -emissie volgens<br />

EU 1999/100-normen (g/km)<br />

201


REMMEN<br />

Remmen<br />

Voetrem<br />

202<br />

voor<br />

achter<br />

Geventileerde<br />

schijfremmen<br />

Schijfremmen<br />

STUURINRICHTING<br />

Type<br />

Diameter draaicirkel<br />

(tussen stoepranden)<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

Geventileerde<br />

schijfremmen<br />

Schijfremmen<br />

Antiblokkeersysteem (ABS) met elektronische<br />

remdrukverdeling.Rembekrachtiger. Waarschuwings -<br />

lampje versleten remblokken voor.<br />

Milieuvriendelijke remvoeringen.<br />

Bediend met handremhefboom,<br />

werkend op de achterwielen<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

Tandheugelstuurhuis Hydraulische bekrachtiging<br />

met oliereservoir in motorruimte<br />

11,2 m 12,0 m<br />

TRANSMISSIE<br />

Versnellingsbak<br />

Koppeling<br />

Aandrijving<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

Vijf versnellingen vooruit<br />

plus achteruit<br />

Enkelvoudige droge plaat<br />

met hydraulische<br />

bediening<br />

Voor<br />

Met zes versnellingen<br />

vooruit plus achteruit<br />

(gesynchroniseerd)<br />

Enkelvoudige droge plaat<br />

met hydraulische<br />

bediening<br />

Voor


SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeermiddelen Toepassing<br />

voor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren (*)<br />

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis<br />

voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ.<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-30<br />

op synthetische basis voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A1 en API<br />

SJ.<br />

Aanbevolen bij temperaturen onder –20° C.<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

(*) Bij uitgesproken sportief gebruik van de auto wordt de geheel synthetische motorolie SELENIA RACING 10W60 aanbevolen.<br />

BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.<br />

SAE 10W-40<br />

SAE 5W-40<br />

SAE 5W-30<br />

40°<br />

30°<br />

20°<br />

10°<br />

0°<br />

-10°<br />

-20°<br />

-30°<br />

°C<br />

P4Z00270<br />

203


Olie en vetten<br />

voor krachtover -<br />

brengingen<br />

Vloeistof voor rem -<br />

systeem<br />

Antivries<br />

voor radiateur<br />

Vloeistof voor<br />

ruitensproeiers<br />

204<br />

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeermiddelen Toepassing<br />

voor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen<br />

Synthetische olie SAE 75W-90 EP voldoet ruimschoots aan de specificaties API<br />

GL-5 en MIL L-2105 D LEV.<br />

Olie ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W.<br />

Vet op basis van lithiumzepen bevat molybdeensulfide,<br />

indringingsgetal NLGI = 2.<br />

Synthetische remvloeistof, NHTSA nr. 116 DOT 4, ISO 4925, SAE J-1703,<br />

CUNA NC 956-01.<br />

Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen, corrosiewerend,<br />

CUNA NC 956-16.<br />

Mengsel van alcohol en oppervlakte actieve-stoffen CUNA NC 956-II.<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA CAR TOP 4<br />

FOR ALFA ROMEO<br />

PARAFLU FOR<br />

ALFA ROMEO<br />

DP1<br />

Mechanische versnellings -<br />

bakken en differentieels<br />

Hydr. stuurbekrachtiging<br />

Homokinetische koppelingen<br />

Hydraulische remsysteem<br />

en koppelingbediening<br />

Mengverhouding:<br />

50% tot –35°<br />

Onverdund of met water<br />

gebruiken


WIELUITLIJNING<br />

(onbelaste auto in rijklare staat)<br />

Voorwielen<br />

– camber<br />

– caster<br />

– toespoor<br />

Achterwielen<br />

– camber<br />

– caster<br />

– toespoor<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

–0° 30’<br />

2° 59’<br />

–2 mm<br />

–1° 14’<br />

0° 27’<br />

3 mm<br />

0° 56’<br />

2° 42’<br />

–2 mm<br />

–2°<br />

0° 46’<br />

3 mm<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Standaarduitrusting<br />

– velgmaat<br />

– bandenmaat (tubeless)<br />

Als optional leverbaar voor<br />

bepaalde uitvoeringen/markten<br />

– velgmaat (lichtmetaal)<br />

– bandenmaat (tubeless)<br />

Als optional leverbaar voor bepaalde<br />

uitvoeringen/markten<br />

– velgmaat (lichtmetaal)<br />

– bandenmaat (tubeless)<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

6J x 15“ (staal)<br />

195/60 R15 88W<br />

MICHELIN MXV 3A TL<br />

PIRELLI P4000E<br />

6.5J x 16“<br />

205/50 R16 87Y<br />

BRIDGESTONE<br />

EXPEDIA<br />

GOOD YEAR<br />

EAGLE TOURING<br />

NCT3 4 RIB<br />

PIRELLI TL P ZERO<br />

7.5J x 17”<br />

225/45 ZR17 91Y<br />

6.5J x 16“<br />

(lichtmetaal)<br />

205/50 R16 87Y<br />

BRIDGESTONE<br />

EXPEDIA<br />

GOOD YEAR<br />

EAGLE TOURING NCT3<br />

PIRELLI TL P ZERO<br />

7.5J x 17“<br />

225/45 ZR17 91Y<br />

–<br />

7.5J x 17”<br />

225/45 ZR17 91Y<br />

205


Bandenspanning in koude<br />

toestand in bar (kg/cm 2)<br />

Reservewiel<br />

– velgmaat<br />

(met stalen velgen)<br />

– velgmaat<br />

(met lichtmetalen velgen)<br />

– bandenmaat<br />

– spanning in bar (kg/cm 2)<br />

(*) Met stalen velgen<br />

206<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V Op banden met maat 225/45 ZR17 91Y<br />

kunnen geen sneeuwkettingen worden ge-<br />

Voor 2,7 - (2,3)*<br />

Achter 2,5 - (2,1)*<br />

4J x 15” C35<br />

4J x 15” C26<br />

T125/80 R15 96M<br />

4,2<br />

Voor 2,7<br />

Achter 2,5<br />

–<br />

4J x 16” C24<br />

T125/80 R16 97M<br />

Belangrijk: De auto is uitgerust met tubeless banden. Zie de<br />

aanwijzingen over het gebruik van de banden in het algemeen en<br />

de specifieke aanbevelingen voor tubeless-banden in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto“. Houdt u bij vervanging van de banden<br />

aan de oorspronkelijke velg/bandcombinatie.<br />

Belangrijk: Indien langdurig met zeer hoge snelheden wordt<br />

gereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />

In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

4,2<br />

monteerd.<br />

Banden waarop sneeuwkettingen kunnen worden<br />

gemonteerd: er passen uitsluitend sneeuwkettingen op<br />

banden met maat 205/45 ZR16 REINFORCED of 205/45 R16<br />

87W REINFORCED.<br />

Winterbanden:<br />

– velgmaat (lichtmetaal): 6.5J x 16”<br />

– banden (tubeless): 205/45<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat<br />

u zich aan de voorgeschreven afmetingen<br />

houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden<br />

van hetzelfde merk en hetzelfde type.


VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN<br />

Hieronder wordt de codering van de banden, die op de banden<br />

is aangebracht, aangegeven en de betekenis van de codering.<br />

De codering kan één van de twee hieronder aangegeven vormen<br />

hebben.<br />

Voorbeeld:<br />

205/50 R 16 87 Y<br />

of<br />

225/45 ZR 17<br />

205, 225 = Nominale breedte (afstand in mm tussen de flanken).<br />

50, 45 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage).<br />

R = Radiaalband.<br />

ZR = Radiaalband voor snelheden boven 240 km/h.<br />

16, 17 = Diameter van de velg (in inch).<br />

87 = Beladingsindex (draagvermogen), bijv. 87 = 545 kg. Niet<br />

bij ZR-banden.<br />

Y, Z = Snelheidsindex. Bij ZR-banden bevindt snelheidsindex Z<br />

zich voor de R.<br />

Draagvermogen<br />

60 = 250 kg 72 = 355 kg 84 = 500 kg 96 = 710 kg<br />

61 = 257 kg 73 = 365 kg 85 = 515 kg 97 = 730 kg<br />

62 = 265 kg 74 = 375 kg 86 = 530 kg 98 = 750 kg<br />

63 = 272 kg 75 = 387 kg 87 = 545 kg 99 = 775 kg<br />

64 = 280 kg 76 = 400 kg 88 = 560 kg 100 = 800 kg<br />

65 = 290 kg 77 = 412 kg 89 = 580 kg 101 = 825 kg<br />

66 = 300 kg 78 = 425 kg 90 = 600 kg 102 = 850 kg<br />

67 = 307 kg 79 = 437 kg 91 = 615 kg 103 = 875 kg<br />

68 = 315 kg 80 = 450 kg 92 = 630 kg 104 = 900 kg<br />

69 = 325 kg 81 = 462 kg 93 = 650 kg 105 = 925 kg<br />

70 = 335 kg 82 = 475 kg 94 = 670 kg 106 = 950 kg<br />

71 = 345 kg 83 = 487 kg 95 = 690 kg<br />

Snelheidsindex<br />

Q = tot 160 km/h. H = tot 210 km/h.<br />

R = tot 170 km/h V = boven 210 km/h.<br />

S = tot 180 km/h. ZR = boven 240 km/h.<br />

T = tot 190 km/h. W = tot 270 km/h.<br />

U = tot 200 km/h. Y = tot 300 km/h.<br />

Maximale snelheid bij winterbanden<br />

Q M+S = tot 160 km/h.<br />

T M+S = tot 190 km/h.<br />

H M+S = tot 210 km/h.<br />

207


Voor de AlfaGTV zijn specifieke en exclusieve accessoires<br />

ontworpen die goed harmoniëren met de stilistische aspecten<br />

van de Alfa GTV. Deze accessoires sluiten niet alleen perfect aan<br />

bij de vormgeving van de auto maar zijn ook handig en functioneel<br />

onder alle gebruiksomstandigheden van uw Alfa<br />

GTV.<br />

Zo heeft Alfa Romeo, om het sportieve karakter van de Alfa<br />

GTV te benadrukken, lichtmetalen velgen, met leer beklede<br />

sturen, pookknoppen en leren stoelbekleding ontworpen die goed<br />

passen bij het design van de auto, en waarmee een persoonlijk en<br />

sportief accent wordt aangebracht<br />

Voor het veilig vervoeren van uw kinderen is er in het Alfa Romeo<br />

Lineaccessori-programma een reeks kinderzitjes opgenomen, die<br />

voldoen aan de strengste Europese normen.<br />

U vindt alle leverbare accessoires terug in de speciale catalogus bij uw<br />

Alfa Romeo-dealer, die ook uw eventuele vragen op dit gebied kan<br />

beantwoorden.<br />

Op de volgende pagina’s zijn schema’s en beschrijvingen opgenomen<br />

voor het juist monteren van een aantal accessoires. De montage<br />

moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.<br />

Alfa Romeo heeft het personeel van de dealer via speciale trainingen<br />

voor de AlfaGTV opgeleid.<br />

ACCESSOIRES MONTEREN<br />

TREKHAAK ...................................................................................... pag. 210<br />

209


TREKHAAK<br />

TREKHAAK<br />

MONTEREN (fig. 1)<br />

In het onderstaande schema zijn de bevestigingspunten<br />

voor de trekhaak op de<br />

carrosserie aangegeven.<br />

Deze bevestigingspunten moeten onver -<br />

anderd blijven, ongeacht de vorm en de<br />

afmetingen van de trekhaak. Voor de mechanische<br />

verbinding tussen de trekhaak<br />

en de aanhanger moet gebruik worden<br />

gemaakt van:<br />

– Een kogeltrekhaak klasse 2, model<br />

“ISO 50” (tabel CUNA NC 138-40).<br />

– Een aanhangerkoppeling klasse 2,<br />

model “CUNA 502” (tabel CUNA NC<br />

438-40).<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om op<br />

dezelfde hoogte als de trekkogel een<br />

(goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te brengen<br />

met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 50 kg<br />

210<br />

Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de<br />

boutgaten worden afgedicht<br />

om te voorkomen dat uit -<br />

laatgassen in het interieur kunnen<br />

dringen.<br />

ELEKTRISCHE AANSLUITING<br />

De elektrische aansluiting voor de<br />

aanhanger moet worden bevestigd op de<br />

steun op de trekhaak.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een 7-polige 12V stekkerverbinding gebruikt<br />

worden<br />

Wendt u voor de elektrische aansluiting<br />

van de aanhanger tot de Alfa Romeo-dealer.<br />

Op de elektrische installatie<br />

van de auto<br />

mogen geen stroomverbruikers<br />

(ventilator, koelkast,<br />

enz.) van de aanhanger worden<br />

aangesloten.<br />

Naast de op het schema aangegeven<br />

aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />

voor een eventuele elektrisch geregelde<br />

rem toegestaan en één voor een 15Wgloeilamp<br />

voor de binnenverlichting van<br />

de caravan.<br />

De elektrisch geregelde rem moet rechtstreeks<br />

op de accu worden aangesloten<br />

met een kabel met een diameter van 2,5<br />

mm2.


fig. 1<br />

2 moeren M10<br />

4 moeren M8<br />

Gezien vanaf A<br />

4 moeren M8<br />

2 moeren M10<br />

Gezien vanaf C<br />

Gezien vanaf B<br />

P4Z00235<br />

211


Aansteker .................................88<br />

ABS (antiblokkeer- remsysteem) ...95-112<br />

Accessoires monteren..................209<br />

Accu.........................................181<br />

- Accu opladen .........................183<br />

- Acculading controleren.............182<br />

- Tips......................................184<br />

- Starten met een hulpaccu ........152<br />

Achteruitkijkspiegel.......................42<br />

Achteruitrijlichten<br />

- Gloeilamp vervangen ..............141<br />

Achteruitrijlichten<br />

- Gloeilamp vervangen ..............141<br />

Afmetingen van de auto ..............196<br />

Afstandsbediening diefstalalarm......32<br />

- Batterijen vervangen.................33<br />

- Ministeriële goedkeuring.....36-220<br />

Airbag.........................................52<br />

- Airbag voor aan passagierszijde ..53<br />

- Airbags voor ............................52<br />

- Algemene opmerkingen.............54<br />

212<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

- Uitschakeling airbag aan passagiers -<br />

zijde...........................................53<br />

Airconditioning, automatisch<br />

- Bedieningsknoppen..............73-74<br />

Alfa Romeo CODE ....................12-28<br />

Antiblokkeersysteem (ABS).....95-112<br />

Asbak.........................................88<br />

Auto langere tijd stallen...............122<br />

- Weer in gebruik nemen ...........122<br />

Autoradio ....................................99<br />

Bagageruimte<br />

- Inhoud..................................198<br />

- Openen...................................91<br />

- Verlichting ...............................92<br />

Bagageruimteverlichting<br />

- Beschrijving .............................92<br />

- Gloeilamp vervangen ..............144<br />

Banden<br />

- Band-/velgtypen....................205<br />

- Bandenspanning ...116-206-omslag<br />

- Bandenspanning en slijtage......116<br />

- Bij een lekke band..................126<br />

- Praktische tips........................114<br />

- Reparatiekit (Tirekit)........114-133<br />

- Reservewiel(thuiskomer).........126<br />

- Verklaring van bandencodering .207<br />

Bedieningsknoppen ......................83<br />

Bescherming van het milieu .........102<br />

Beschermplaat motor..................168<br />

Binnenverlichting<br />

- Gloeilamp vervangen ..............143<br />

- Inschakelen .............................87<br />

Bougies (belangrijke<br />

aanwijzingen)............................186<br />

Brandstof tanken...................26-101<br />

Brandstof<br />

Brandstofmeter ............................60<br />

Brandstofmeter ............................60<br />

Brandstofnoodschakelaar...............85<br />

Brandstofreserve (waarschuwingslampje)<br />

.....................................60<br />

Brandstofsysteem - Ontsteking<br />

(technische gegevens) ................199


Brandstoftank (inhoud)...............197<br />

- Tankklepje openen.............84-101<br />

Brandstofverbruik .......................200<br />

Buitenspiegels.........................19-42<br />

- Ontwasemen ...........................43<br />

Buitenverlichting<br />

- Gloeilamp vervangen achter.....141<br />

- Gloeilamp vervangen voor .......139<br />

- Inschakelen .............................56<br />

Carrosserie (onderhoud) ............187<br />

Carrosserie-uitvoeringen...............195<br />

CO 2 -emissie via de uitlaat ............201<br />

Controle- en waarschuwingslampjes 61<br />

Correct gebruik van de auto .........105<br />

Dashboard.................................10<br />

Dashboardkastje...........................87<br />

Derde remlicht<br />

- Gloeilamp vervangen ..............142<br />

Diefstalalarm ..........................14-32<br />

- Afstandsbediening ....................32<br />

- Alarm onderbreken ...................35<br />

- Automatische inschakeling van het<br />

alarm .........................................35<br />

- Batterijen afstandsbediening<br />

vervangen...................................33<br />

- Buiten werking stellen...............36<br />

- Inschakelen .............................33<br />

- Ministeriële goedkeuring van<br />

de afstandsbediening .............36-220<br />

- Uitschakelen............................34<br />

- Wanneer gaat het alarm af ........35<br />

Dimlicht<br />

- Gloeilamp vervangen ..............138<br />

- Inschakelen .............................57<br />

Dop van brandstoftank................102<br />

Dorpelverlichting<br />

- Gloeilamp vervangen ..............144<br />

Economisch en milieubewust<br />

rijden........................................118<br />

Elektrisch bedienbare antenne ......100<br />

Elektrisch verstelbare buitenspiegels 42<br />

Elektrische installatie<br />

(technische gegevens) ................199<br />

Elektrische ruitbediening ...........18-43<br />

Elektrische ontgrendeling<br />

kofferdeksel ................................91<br />

Elektronische inspuiting en ontsteking(technische<br />

gegevens) ......199<br />

Elektronische regeleenheden<br />

(belangrijke aanwijzingen) ..........185<br />

EOBD-systeem .............................98<br />

Extra accessoires ........................123<br />

Geprogrammeerd onderhoud .....160<br />

- Aanvullende werkzaamheden...164<br />

- Algemeen..............................161<br />

- Jaarlijks inspectieschema .........164<br />

- Onderhoudsschema ................162<br />

- Voorzorgsmaatregelen.............160<br />

Gereed voor vertrek ........................9<br />

Gereedschap..............................128<br />

Gewichten (technische gegevens).198<br />

Gloeilampen vervangen<br />

- Algemene aanwijzingen...........135<br />

- Typen gloeilampen...........136-137<br />

Gordelspanners op de<br />

veiligheidsgordels .........................51<br />

Grootlicht<br />

- Gloeilamp vervangen ..............138<br />

213


- Inschakelen .............................57<br />

Grootlichtsignaal...........................57<br />

Hendels aan het stuur ............23-56<br />

Hoofdsteun..................................41<br />

Hoogteverstelling van de koplampen<br />

(schakelaar)................................84<br />

Identificatiegegevens van de auto194<br />

Instrumentenpaneel......................22<br />

Instrumenten ...............................59<br />

- Lichtsterkteregeling<br />

instrumentenpaneel .....................84<br />

Interieur (onderhoud) .................190<br />

Interieuruitrusting .........................87<br />

Interieurverlichting<br />

- Gloeilamp vervangen ..............143<br />

- Inschakelen .............................87<br />

Jaarlijks inspectieschema............164<br />

Katalysator..............................103<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

- Gloeilamp vervangen ..............143<br />

214<br />

Kilometerteller .............................59<br />

- Knopje op nul zetten dagstand ..84<br />

Kinderen veilig vervoeren...............48<br />

Kinderveiligheidssystemen .............48<br />

Klimaatregeling .......................24-66<br />

Klokje.........................................60<br />

Knopje op nul zetten dagstand .......84<br />

Koelvloeistof<br />

- Koelvloeistoftemperatuurmeter ...61<br />

- Vloeistofniveau controleren<br />

en bijvullen................................175<br />

- Waarschuwingslampje<br />

te hoge temperatuur.....................61<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter .......61<br />

Kofferdeksel<br />

- Van binnenuit openen...........85-91<br />

- Van buitenaf openen.................91<br />

Koplampen<br />

- Gloeilamp vervangen ..............138<br />

- Koplampverstelling ...................84<br />

Koppeling<br />

- vloeistofniveau controleren<br />

en bijvullen................................177<br />

Krik (belangr. aanwijzingen) .126-127<br />

Lambdasonde...........................103<br />

Leeslampje..................................87<br />

- Gloeilamp vervangen ..............143<br />

Luchtfilter (vervangen)................179<br />

Luchtroosters ...............................67<br />

Mistachterlicht<br />

- Gloeilamp vervangen ..............141<br />

- Inschakelen ........................24-83<br />

Mistlampen voor .....................24-83<br />

- Afstellen..................................95<br />

- Gloeilamp vervangen ..............140<br />

- Inschakelen ........................24-83<br />

Motor (technische gegevens).......197<br />

- Identificatiecode.....................195<br />

- Noodstart .........................31-107<br />

- Startblokkering<br />

(Alfa Romeo CODE) .................12-28<br />

- Starten bij warme motor..........106<br />

- Starten bij koude motor...........106<br />

- Uitschakelen..........................107<br />

Motorkap openen ....................25-93<br />

Motorkoelsysteem<br />

- Koelvloeistoftemperatuurmeter ...61


- Vloeistofniveau controleren<br />

en bijvullen................................175<br />

- Waarschuwingslampje te hoge<br />

temperatuur ................................65<br />

Motorolie<br />

- Bijvullen................................169<br />

- Filter (vervangen) ..................172<br />

- Hoeveelheid voor verversing197omslag<br />

- Oliepeil controleren.................168<br />

- Verbruik ................................198<br />

- Verversen..............................170<br />

- Waarschuwingslampje te lage<br />

motoroliedruk ..............................65<br />

Motoroliefilter (vervangen)..........172<br />

Motorolieverbruik .......................198<br />

Motorruimte ...........................25-93<br />

- Uitspuiten..............................190<br />

Niveaus controleren, bijvullen<br />

en verversen..............................166<br />

Noodgevallen ..........................125<br />

Olie van stuurbekrachtiging<br />

- Bijvullen................................176<br />

- Oliepeil controleren.................176<br />

Oliepeil controleren en<br />

olie verversen ............................173<br />

Onder moeilijke klimatologische<br />

omstandigheden .......................110<br />

Onderhoud van de auto...............159<br />

Onderhoudsschema ....................162<br />

Ongeval (bij een).......................156<br />

Ontwasemen-Ontdooien<br />

- Buitenspiegels ................43-70-77<br />

- Achterruitverwarming ...........70-77<br />

- Voorruit en zijruiten voor.......71-79<br />

Opbergvak op tunnelconsole ..........88<br />

Opendak.....................................89<br />

- Openen in noodgevallen............90<br />

Opkrikken van de auto................155<br />

- Krik (belangrijke aanwijzingen) 155<br />

Parkeren van de auto................109<br />

Portieren ................................17-39<br />

- Centrale portiervergrendeling<br />

.....................16-37-39<br />

- Instapverlichting .......................40<br />

- Van binnenuit openen en sluiten .39<br />

- Van buitenaf openen en sluiten...39<br />

- Waarschuwingslampje sluiten .....62<br />

Prestaties van de auto<br />

(technische gegevens) ................199<br />

Punten waar de auto opgekrikt<br />

mag worden..............................155<br />

Reinigen en onderhoud<br />

- Carrosserie ............................187<br />

- Interieur................................190<br />

- Kunststof interieurdelen ...........191<br />

- Lak ......................................188<br />

- Motorruimte ..........................190<br />

- Ruiten...................................189<br />

Reinigen ...................................189<br />

Relais<br />

- In motorruimte.......................148<br />

- In zekeringenkast...................147<br />

- Op hulpsteun .........................148<br />

- Op traverse van de achterbank .149<br />

Rem-/koppelingsvloeistof<br />

- Vloeistofniveau controleren en<br />

bijvullen....................................177<br />

215


Rembekrachtiger ........................112<br />

Remlichten<br />

- Gloeilamp vervangen........142-141<br />

Remmen ( technische gegevens)..202<br />

- Handrem.................................85<br />

- Praktische tips........................111<br />

- Vloeistofniveau controleren en<br />

bijvullen....................................177<br />

Reservewiel (thuiskomer)..................<br />

- Belangrijke aanwijzingen.........126<br />

Richtingaanwijzers<br />

- Bedieningshendel .....................57<br />

- Controle- en waarschuwings -<br />

lampjes.......................................61<br />

- Gloeilamp vervangen voor .......140<br />

- Gloeilamp vervangen achter.....141<br />

- Gloeilamp vervangen op voorspatbord<br />

.........................................141<br />

Ruiten ......................................113<br />

Ruitensproeiers<br />

- Inschakelen .............................59<br />

- Vloeistofniveau controleren en<br />

bijvullen....................................178<br />

Ruitensproeiervloeistof<br />

216<br />

- Vloeistofniveau controleren en<br />

bijvullen....................................178<br />

Ruitenwissers<br />

- Inschakelen .............................58<br />

- Wisserbladen vervangen..........186<br />

Slepen van de auto...................154<br />

Slepen van een andere auto ........154<br />

Sleutels<br />

- Contact-/portiersleutels ........12-28<br />

- Noodsleutel voor diefstal -<br />

alarm ...............................12-28-35<br />

Sloten<br />

- Bagageruimte ..........................91<br />

- Dashboardkastje.......................87<br />

- Opbergvak op tunnelconsole ......88<br />

- Portieren.................................39<br />

Smeermiddelen (specificaties)......203<br />

Sneeuwkettingen .......................117<br />

Snelheidsmeter ............................59<br />

Stadslicht<br />

- Gloeilamp vervangen achter.....141<br />

- Gloeilamp vervangen voor .......139<br />

- Inschakelen .............................56<br />

Start-/contactslot ....................16-37<br />

Starten van de motor..................106<br />

- Bij koude motor .....................106<br />

- Bij warme motor ....................106<br />

- In noodgevallen.................31-107<br />

- Met een hulpaccu...................152<br />

- Motor opwarmen....................107<br />

- Motor uitzetten ......................107<br />

- Start-/contactslot ................16-37<br />

Stoelen<br />

- Elektrische verstelling ...........20-41<br />

- Handmatige verstelling .........20-40<br />

- Hoofdsteun..............................41<br />

- Verwarming.............................41<br />

Stoelen instellen......................40-41<br />

Stof-/pollenfilter ........................180<br />

Stuurbekrachtiging<br />

- Oliepeil controleren en bijvullen 176<br />

- Praktische tips........................112<br />

Stuurinrichting<br />

- Hendel voor stuurverstelling .......42<br />

- Technische gegevens...............202<br />

Stuurslot ................................17-38<br />

Stuurwiel


(hendel stuurwielverstelling) .....19-42<br />

Stuurwielverstelling..................19-42<br />

Suggesties voor nuttige<br />

accessoires................................124<br />

Tanken met de Alfa Romeo ...26-101<br />

Tankklepje<br />

- Elektrisch openen...............84-101<br />

- In noodgevallen .....................102<br />

Technische gegevens...................193<br />

Telefoon (inbouwvoorbereiding) .....89<br />

Telepass (inbouwvoorbereiding) ...103<br />

Temperatuursensoren ....................77<br />

Tijdens de rit..............................108<br />

Tips voor het rijden .....................111<br />

Tirekit ................................114-133<br />

Toerenteller .................................60<br />

Transmissie (technische gegevens)202<br />

Trekhaak...................................210<br />

Trekken van aanhangers .......121-210<br />

Typen gloeilampen...............136-137<br />

Veilig rijden<br />

- In de bergen..........................110<br />

- In de winter...........................111<br />

- In het donker.........................110<br />

Veiligheidsgordels ....................21-44<br />

- Algemene opmerkingen.............46<br />

- Gebruik van de veiligheidsgordels<br />

achter..............................46<br />

- Gordelspanners ........................51<br />

- Hoe ze in optimale staat te<br />

houden.......................................47<br />

- Hoogteverstelling veiligheidsgordels<br />

voor ................................45<br />

- Veiligheidsgordels voor en achter 44<br />

Velgen ...............................114-205<br />

Verlichting dashboardkastje<br />

- Beschrijving .............................87<br />

- Gloeilamp vervangen ..............144<br />

Versnellingsbak-/differentieel<br />

- Oliepeil controleren en olie<br />

verversen ..................................173<br />

Versnellingspook ..........................86<br />

Verwarming en ventilatie...............68<br />

- Bedieningsknoppen..............68-69<br />

Vloeistoffen (specificaties)...........111<br />

Voordat u wegrijdt......................108<br />

Voorzorgsmaatregelen (voor het<br />

behoud)....................................160<br />

Vullingstabel (technische<br />

gegevens).................................197<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

- Inschakelen ........................23-83<br />

Waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve ..........................65<br />

Waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve ..........................60<br />

Waarschuwingslampje elektronische<br />

sleutel(Alfa Romeo Code)..............62<br />

Waarschuwingslampje EOBD/-<br />

Zelfdiagnose................................64<br />

Waarschuwingslampje gesloten<br />

portieren en kofferdeksel...............62<br />

Waarschuwingslampje storing in<br />

ABS............................................62<br />

Waarschuwingslampje storing in<br />

airbag/gordelspanners..................63<br />

Waarschuwingslampje te hoge<br />

koelvloeistoftemperatuur ...............65<br />

217


Waarschuwingslampje te lage<br />

laadstroom naar accu....................64<br />

Waarschuwingslampje te lage<br />

motoroliedruk ..............................65<br />

Waarschuwingslampje uitgeschakelde<br />

airbag aan passagierszijde .............62<br />

Waarschuwingslampje<br />

veiligheidsgordels .........................63<br />

Waarschuwingslampje versleten<br />

remblokken voor..........................63<br />

Wegwijs in uw auto ......................27<br />

Wiel verwisselen ........................128<br />

Wielen balanceren......................117<br />

Wielen<br />

- Afmetingen en technische<br />

gegevens ..................................205<br />

- Balanceren ............................117<br />

- Praktische tips........................113<br />

- Reparatiekit (Tirekit)........114-133<br />

- Sneeuwkettingen ...................117<br />

Wieluitlijning .............................205<br />

Winter<br />

Wisserbladen<br />

- Praktische tips........................113<br />

218<br />

- Vervangen.............................186<br />

Zekeringen en relais<br />

- Algemeen..............................145<br />

- Hoofdzekeringen....................146<br />

- Zekeringen en relais in<br />

motorruimte ..............................148<br />

- Zekeringen en relais in<br />

zekeringenkast ..........................147<br />

- Zekeringen en relais op<br />

hulpsteun..................................148<br />

- Zekeringen en relais op traverse<br />

van de achterbank......................149<br />

- Zekeringentabel...............150-151<br />

Zonnekleppen..............................89


219


220<br />

RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

Landencode Land Nummer<br />

typegoedkeuring<br />

A Oostenrijk CEPT LPD D<br />

B België RTT/D/X1238 - RTT/D/X1180<br />

CH Zwitserland BAKOM 96.0331.K.P<br />

D Duitsland G127064H<br />

E Spanje E01960330 - E00950904<br />

F Frankrijk 960186PPL 0<br />

GB Groot Brittannië 11698<br />

GR Griekenland ΥΠΜΕ⁄ΔΤΕΕ⁄ΕΚ401/02/08/96<br />

I Italië DGPGF/SEGR/2/03/336985/FO/0000982<br />

IRL Ierland TRA2452075<br />

NL Nederland NL96040272<br />

P Portugal ICP-016TC-96<br />

Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.


P4Z00236<br />

P4Z00237<br />

P4Z00238<br />

P4Z00239<br />

221


222<br />

P4Z00241<br />

P4Z00240


MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA<br />

De motor van uw auto is door de fabriek<br />

afgeleverd met Selenia-olie.<br />

Bij de werkplaatsen van het Alfa Romeodealernet<br />

kunt u Selenia 20K-motorolie<br />

verkrijgen die speciaal is afgestemd op<br />

de eisen van uw motor.<br />

35.000 deskundigen in heel Europa<br />

adviseren Selenia voor een maximale<br />

bescherming en een perfecte werking<br />

van uw motor.<br />

Zorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.<br />

UW MONTEUR ADVISEERT SELENIA


WAAROM SELENIA?<br />

De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met Alfa Romeo Selenia<br />

20K, de olie voor automobilisten met een sportief hart.<br />

Alfa Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aan<br />

de zwaarste internationale eisen, waardoor de geavanceerde technische<br />

eigenschappen van uw motor volledig tot hun recht kunnen komen. De olie<br />

garandeert optimale prestaties en een maximale bescherming van de motor<br />

onder de zwaarste bedrijfsomstandigheden. Een belangrijk aspect daarbij is<br />

dat de olie is afgestemd op een gebruiksduur van maximaal 20.000 km<br />

(vandaar de naam 20K).<br />

Alfa Romeo Selenia 20K is geschikt voor moderne multikleppen-benzinemotoren,<br />

met of zonder turbocompressor, en biedt de volgende voordelen:<br />

– een vermindering van het brandstofverbruik met maximaal 2%;<br />

– een vlotte koude start tot buitentemperaturen van ca. -25 0 C;.<br />

– een maximaal smerend vermogen, ook bij zeer zware thermische en<br />

mechanische belastingen;<br />

– een optimale werking van de katalysator.<br />

Voor motoren met een hoog specifiek vermogen, die onder uitsproken<br />

sportieve omstandigheden worden gebruikt, adviseren wij olie van het type<br />

SELENIA Racing te gebruiken.


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Met stalen velgen<br />

Met lichtmetalen velgen<br />

Reservewiel<br />

Voor 2,3<br />

Achter 2,1<br />

Voor 2,7<br />

Achter 2,5<br />

4,2<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

SERVICE<br />

–<br />

–<br />

Voor 2,7<br />

Achter 2,5<br />

Als lange tijd met maximum snelheid wordt gereden, moet de bandenspanning<br />

met 0,3 bar worden verhoogd.<br />

4,2<br />

Op banden met maat 225/45 ZR17 91Y<br />

kunnen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd.<br />

Banden waarop sneeuwkettingen kunnen worden<br />

gemonteerd: er passen uitsluitend sneeuwkettingen op<br />

banden met maat 205/45 ZR16 REINFORCED of 205/45 R16<br />

87W REINFORCED.<br />

DIREZIONE QUALITÀ<br />

MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />

Hoeveelheid voor periodieke<br />

verversing (met vervanging<br />

oliefilter) 4,40 5,90<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

BRANDSTOFTANK (liter)<br />

Inhoud van brandstoftank<br />

Brandstofreserve (ongeveer)<br />

ASSISTENZA TECNICA<br />

Viale Alfa Romeo 20020 Arese (MI)<br />

Copyright by <strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />

Publicatienummer 60431031 - 1e editie - 09/2000<br />

Printed in the Netherlands<br />

Alle rechten zijn voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, alleen met schriftelijke<br />

toestemming van <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A. Eindredactie Satiz - Turijn<br />

70<br />

9<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum<br />

octaangetal van 95 RON.<br />

70<br />

9


SERVICE Nr. NL. 60431031 - 1 e ED. NL

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!