05.02.2014 Views

Scan 1, februari 2001 - UMC Utrecht

Scan 1, februari 2001 - UMC Utrecht

Scan 1, februari 2001 - UMC Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1/01<br />

HI-TECH<br />

Nintendo-chirurgie met Robodoc<br />

>> Robotchirurgie<br />

WERVING<br />

“We moeten ons jong wetenschappelijk talent koesteren”<br />

>> Werving wetenschappelijk personeel<br />

ONDERZOEK<br />

Opensnijden of aanhaken, maar niet laten barsten<br />

>> Vergelijkend onderzoek behandelingen aneurysma


In dit nummer<br />

Voor meer informatie over de onderwerpen in dit nummer kunt u contact opnemen met<br />

<strong>Scan</strong> is een uitgave van het Universitair<br />

de stafgroep In- en Externe Communicatie van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, telefoon (030) 250 74 83<br />

Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong> dat bestaat uit het<br />

Academisch Ziekenhuis, de Medische Faculteit<br />

<strong>Utrecht</strong> en het Wilhelmina Kinderziekenhuis.<br />

3<br />

kort nieuws<br />

<strong>Scan</strong> verschijnt 6 keer per jaar in een oplage<br />

van 10.000 exemplaren.<br />

Redactie<br />

Ruth Belder, Joost van der Gevel,<br />

Alies Hoogstra, Anke Leys, Pieter Lomans,<br />

Hanneke Veenstra, Caroline Wortman en<br />

Ietje Zéguers<br />

Redactieadres<br />

6<br />

4 medische microbiologie<br />

Eén Europese taal biedt resistentie het hoofd<br />

Nintendo-chirurgie met Robodoc<br />

Als de poten van een grote spin bewegen de zwarte armen van de robot over de<br />

patiënt op de operatietafel. De chirurg zit een paar meter verderop, zijn hoofd<br />

en armen verborgen in een grijze kast. Science Fiction wordt werkelijkheid.<br />

Redactie <strong>Scan</strong><br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

Huispostnr. D01.343<br />

Postbus 85500<br />

3508 GA <strong>Utrecht</strong><br />

telefoon (030) 250 71 68<br />

fax (030) 250 54 10<br />

e-mail c.wortman@azu.nl<br />

p.lomans@rvb.azu.nl<br />

8<br />

9<br />

11<br />

kort nieuws / promoties<br />

hersenonderzoek<br />

Domino in de zenuwcel<br />

opinie<br />

Wat denk je er zelf van?<br />

Ontwerp en Lay-out<br />

X-hoogte >> Joep Loonen en Hans Lodewijkx,<br />

Tilburg<br />

Aan dit nummer werkten verder mee<br />

Tekst: Marianne Heselmans<br />

12 “We moeten ons jong wetenschappelijk talent koesteren”<br />

Jonge mensen zijn nog maar mondjesmaat warm te krijgen voor fundamenteel<br />

wetenschappelijk onderzoek. Het is hard werken voor weinig geld. Wie wil er nog<br />

uren door een microscoop turen. Saai pipetteren en centrifugeren. Jarenlang bezig<br />

zijn om het antwoord op een enkele vraag te vinden.<br />

Fotografie: Chris Timmers<br />

Digitale beeldbewerking: Wim Verrijp<br />

Coverfoto’s<br />

Chris Timmers<br />

Druk<br />

14<br />

16<br />

de grote visite<br />

Medische spijkers met koppen slaan<br />

onderwijs<br />

Tekenende gymnastiekleraar<br />

17 Opensnijden of aanhaken, maar niet laten barsten<br />

Voor de preventieve behandeling van een aneurysma, een verwijding van de buikslagader,<br />

bestaan twee verschillende methoden. Het DREAM-team van de divisie<br />

Vaatchirurgie onderzoekt welke behandeling de voorkeur verdient.<br />

Hoonte Bosch & Keuning, <strong>Utrecht</strong><br />

ISSN<br />

1385-2167<br />

De artikelen in <strong>Scan</strong> vallen onder verantwoordelijkheid<br />

van de redactie. Zij weerspiegelen<br />

niet noodzakelijkerwijs het formele bestuurlijke<br />

standpunt van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

Het overnemen van artikelen uit <strong>Scan</strong> is<br />

slechts geoorloofd met bronvermelding en na<br />

overleg met de redactie.<br />

Medewerkers die <strong>Scan</strong> willen ontvangen<br />

kunnen dit doorgeven aan hun divisieleiding.<br />

<strong>Scan</strong> wordt verspreid via de afdelingen.<br />

19<br />

20<br />

22<br />

24<br />

terzijde<br />

Als het regent schijnt de zon<br />

nucleaire geneeskunde<br />

Kleine aanpassingen, groot verschil<br />

management in de zorg<br />

Ze kloppen nu bij mij aan<br />

de promovendus achter het proefschrift<br />

Lyrisch achter de microscoop


mix<br />

kort nieuws<br />

Diagnose na een vermoeiende dag<br />

Kwaliteitsjaarverslag 1999:<br />

nadruk op ontwikkelingen<br />

in divisies<br />

Ouders zijn positief over hun ervaringen met<br />

het Sylvia Tóth Centrum in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

Dit blijkt uit een enquête onder de eerste veertig<br />

ouderparen. Kinderen met een onbegrepen<br />

ontwikkelingsachterstand, vergroeiingen na<br />

operatie van een open rug (tethered cord) of<br />

een moeilijk te behandelen epilepsie kunnen<br />

voor één dag in het centrum worden opgenomen.<br />

Ze worden dan door verschillende specialisten<br />

onderzocht. De meeste uitslagen staan voor het<br />

eind van die dag op papier, waarna de specialisfoto<br />

> Chris Timmers<br />

ten een behandelplan maken. Een enkele ouder<br />

klaagde dat de dag zwaar was: zijn kind moest<br />

lang nuchter blijven, veel onderzoeken ondergaan<br />

en uiteindelijk ook nog een lange reis naar<br />

huis afleggen. Een ander meldde daarentegen<br />

dat er zoveel afleiding was voor het kind, dat<br />

het niet eens merkte dat zijn maag leeg bleef.<br />

Vooral bij epilepsie en tethered cord konden<br />

snel conclusies worden getrokken. Als aan het<br />

eind van de opnamedag toch geen diagnose<br />

kon worden gesteld, hadden de meeste ouders<br />

in ieder geval het gevoel dat<br />

alles was gedaan. En er kán<br />

niet altijd een diagnose worden<br />

gesteld. Maar daarna is het voor<br />

de ouders vaak gemakkelijker<br />

om met hun kind om te gaan.<br />

Ouders van een bijna anderhalf<br />

jaar oud jongetje verwoordden<br />

hun ervaring als volgt: door deze<br />

dag zijn wel veel dingen duidelijker<br />

geworden. Daarbij is het<br />

ook prettig om eens te horen<br />

wat je kind wel goed doet, of<br />

waar geen afwijking te constateren<br />

valt. (...) Onze bezorgdheid<br />

is afgenomen en we kunnen<br />

meer van ons kind genieten<br />

zoals het is.<br />

HV<br />

‘Kwaliteit is iets dat in de individuele patiëntenzorg<br />

zijn weerslag moet hebben. Ketenzorg en<br />

ketenkwaliteit blijven het wenkend perspectief’,<br />

schrijft bestuursvoorzitter Blijham in de inleiding<br />

van het kwaliteitsjaarverslag 1999, dat verscheen<br />

op de valreep van 2000. Het bouwt voort op het<br />

verslag over 1998, dat door de Cliëntenraad<br />

Academische Ziekenhuizen als beste werd<br />

gewaardeerd. In het verslag over 1999 geven<br />

nagenoeg alle divisies en diensten een overzicht<br />

van wat ze in 1999 tot stand brachten aan de<br />

hand van de aandachtsgebieden van het INKmodel.<br />

Daarnaast zijn er bijdragen over de kwaliteit<br />

van onderzoek en onderwijs en rapportages<br />

van commissies zoals de Klachtencommissie, MIP,<br />

Arbo en Milieu. Hoewel het integrale kwaliteitsbeleid<br />

al in het verslagjaar onder druk van de<br />

bezuinigingsoperatie minder nadruk kreeg, zijn<br />

in tal van divisies, directies, diensten en afdelingen<br />

kwaliteitsprojecten gerealiseerd. Zo hebben<br />

enkele afdelingen met succes een certificatietraject<br />

afgesloten. In <strong>2001</strong> vormen interne visitaties<br />

en pilotprojecten ter realisatie van ketenzorg in<br />

de praktijk de fakkeldragers van het kwaliteitsprogramma.<br />

IZ<br />

Het <strong>UMC</strong>-kwaliteitsjaarverslag 1999 is op te vragen<br />

bij het secretariaat van de afdeling Interne en<br />

Externe Communicatie, telefoon 030 - 250 74 83.<br />

Website: www.STCentrum.nl<br />

Urine-incontinentie door hysterectomie niet bewezen<br />

Het is niet bewezen dat urine-incontinentie een<br />

complicatie is van hysterectomie – operatieve<br />

verwijdering van de baarmoeder. Zolang er geen<br />

goed onderzoek is gedaan dat dit wel bewijst,<br />

moeten gynaecologen patiënten die een hysterectomie<br />

ondergaan niet onnodig ongerust maken.<br />

Dit schrijven arts-onderzoeker gynaecologie Jan-<br />

Paul Roovers, gynaecoloog Huub van der Vaart,<br />

arts-epidemioloog Anske van der Bom en hoogleraar<br />

gynaecologie Peter Heintz in een reactie<br />

op een artikel in The Lancet. In augustus verscheen<br />

in het medisch wetenschappelijk week-<br />

blad een artikel waarin werd geschreven dat<br />

artsen urine incontinentie naar voren moesten<br />

brengen als mogelijke complicatie van een hysterectomie.<br />

Deze conclusie was gebaseerd op elf<br />

observationele studies.<br />

De <strong>UMC</strong>-specialisten ondervroegen vijfhonderd<br />

vrouwen die op het punt stonden een hysterectomie<br />

te ondergaan en deden een aselecte<br />

steekproef onder tweeduizend vrouwen uit de<br />

gemeente Zeist over het voorkomen van problemen<br />

van het plassen. Vrouwen die op het punt<br />

stonden een hysterectomie te ondergaan bleken<br />

meer dan vijf keer zo vaak hinderlijke urineincontinentie<br />

te hebben als vrouwen uit de controlegroep.<br />

Uit deze bevinding kan worden<br />

geconcludeerd dat urine-incontinentie niet<br />

noodzakelijk het gevolg is van de ingreep zelf.<br />

Voordat een onderzoek is uitgevoerd waar<br />

nauwkeurig gecorrigeerd wordt voor alle verschillen<br />

tussen vrouwen die wel en vrouwen die<br />

geen hysterectomie ondergaan, moeten artsen<br />

hun patiënten niet inlichten over niet-bewezen<br />

complicaties van hysterectomie, aldus de <strong>UMC</strong>specialisten.<br />

HV<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 3


tekst > Marianne Heselmans<br />

foto’s > Chris Timmers<br />

Eén Europese taal biedt<br />

Microbiologisch netwerk maakt epidemieën zichtbaar<br />

Steeds meer bacteriën zijn resistent tegen antibiotica. Helaas is nauwelijks<br />

Stel, op de handen van een medewerker bij een<br />

groot voedingsmiddelenconcern bevindt zich<br />

een schadelijke Listeriabacterie. Ongelukkigerwijs<br />

raakt een aantal pizza’s hiermee besmet.<br />

Een paar dagen later krijgen ziekenhuizen in<br />

Italië, België en Nederland patiënten met een<br />

Listeria-infectie. Tussen deze ziektegevallen<br />

wordt momenteel geen verband gelegd, want<br />

er is geen snelle en adequate informatieuitwisseling<br />

tussen bacteriologen over schadelijke<br />

bacterietypen die in de Europese ziekenhuizen<br />

opduiken. Als het echter aan de afdeling Medische<br />

Microbiologie van prof dr Jan Verhoef ligt,<br />

verandert dat snel. De Europese Unie heeft het<br />

door hen ingediende voorstel om een Genetisch<br />

Epidemiologisch Netwerk voor Europa op te richten,<br />

gehonoreerd.<br />

Dr Sylvain Brissé, afkomstig van de Universiteit<br />

van Montpellier, is voor twee jaar aangesteld als<br />

coördinator van het project in het Universitair<br />

Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong>.<br />

“We spreken niet dezelfde taal, want de genetische<br />

technieken om bacteriën te identificeren<br />

zijn nog niet gestandaardiseerd. Gevolg is dat<br />

elk laboratorium andere namen of codes gebruikt<br />

voor de stammen die worden gekarakteriseerd.<br />

Je weet niet of de bacteriestam die je bij een<br />

patiënt in <strong>Utrecht</strong> aantreft dezelfde is als die je<br />

collega bij een patiënt in Rome vond. Of je moet<br />

de bacterie uit Rome zelf ook nog eens karakteriseren,<br />

maar dat is vrij omslachtig.”<br />

Brissé gaat een internationale databank opzetten<br />

met daarin onder meer de codes, genetische vingerafdrukken,<br />

DNA-sequenties en andere karakteriseringen<br />

van bacteriestammen. Ten minste<br />

vijftien schadelijke bacteriesoorten krijgen hierin<br />

een plaats. Zoals de gevreesde Staphylococcus<br />

aureus, resistent tegen elk antibioticum op vancomycine<br />

na, Enterococcus faecium en Listeria<br />

monocytogenes. Samen zijn ze goed voor honderden<br />

verschillende, goed te onderscheiden<br />

stammen.<br />

Microbiologen in Engeland kunnen straks on line<br />

gekarakteriseerde bacteriën invoeren en kijken<br />

of hun bacterie al door Griekse of Portugese collega’s<br />

is gesignaleerd. Voorwaarde is wel dat de<br />

laboratoria op dezelfde manier bacteriemonsters<br />

bekend hoe deze gevaarlijke ziekteverwekkers zich over de wereld verspreiden,<br />

mede vanwege een Babylonische spraakverwarring onder microbiologen.<br />

Hier komt nu verandering in. Achttien Europese laboratoria, waaronder<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, gaan met hulp van een zogeheten RiboPrinter dezelfde<br />

screeningsmethoden en dezelfde namen voor bacteriestammen gebruiken.<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 4


esistentie het hoofd<br />

>> Is de bacteriestam die je bij een patiënt in <strong>Utrecht</strong> aantreft<br />

dezelfde als die je collega bij een patiënt in Rome vond?<br />

screenen. Dat gaat eenvoudig met behulp van<br />

de RiboPrinter. De helft van de laboratoria<br />

maakt al gebruik van deze volledig geautomatiseerde<br />

techniek om genetische vingerafdrukken<br />

van bacteriën te maken.<br />

Wassen en knippen<br />

Het gebruik van de RiboPrinter, een aan de computer<br />

aangesloten apparaat van ongeveer een<br />

meter bij een halve meter, is betrekkelijk eenvoudig.<br />

Het neemt tijdrovende en kritische handelingen<br />

voor zijn rekening, zoals het zuiveren<br />

van genetisch materiaal, het met een enzym in<br />

stukjes knippen, de stukjes op gel brengen, de<br />

gel aflezen en in grafieken en getallen vertalen.<br />

Het apparaat is genoemd naar het feit dat hij de<br />

genen van het zogeheten ribosomaal-RNA analyseert,<br />

RNA dat nodig is bij de vertaling van DNA<br />

naar eiwitten. In de evolutie is ribosomaal-RNA<br />

goed geconserveerd, zodat verschillen erin een<br />

betrouwbare indicator zijn voor die in bacterietypen.<br />

In het apparaat zakken de stukjes ribosomaal-RNA<br />

in een elektrisch veld over een gel. Hoe kleiner<br />

het stukje, hoe harder het loopt en hoe meer<br />

het onderin komt te zitten. Met al die stukjes op<br />

een verschillende plaats op de gel ontstaat dan<br />

zoiets als een vingerafdruk. Zijn de stukjes ongelijk<br />

van grootte, omdat het ribosomaal-RNA verschilt,<br />

dan is ook de vingerafdruk anders. “Er is<br />

nog veel discussie over de vraag wannéér we nu<br />

precies moeten spreken van twee verschillende<br />

stammen”, verklaart Sylvain Brissé. “Sommigen<br />

zeggen dat tenminste drie bandjes op een verschillende<br />

hoogte moeten liggen. Maar het kan<br />

natuurlijk best blijken dat het handiger is om bij<br />

twee of bij vier verschillende bandjes een bacterie<br />

een nieuwe code geven.”<br />

De omstandigheden waaronder de chemische<br />

reacties plaatsvinden, zoals de samenstelling van<br />

de gel, de temperatuur en de sterkte van het<br />

elektrisch veld, zijn in elke RiboPrinter gelijk,<br />

waardoor ook de vingerafdrukken te vergelijken<br />

zijn. De communicatie tussen laboratoria die al<br />

een RiboPrinter hebben, is dus niet moeilijk.<br />

Als ze er tenminste voor zorgen dat een bepaalde<br />

vingerafdruk één code heeft, en niet tien.<br />

Lastiger is de standaardisatie van omstandigheden<br />

bij de laboratoria die het ribosomaal RNA<br />

alleen met de hand analyseren. Behalve een<br />

protocol wordt hiervoor software ontwikkeld<br />

om de vingerafdrukken van handmatige analyses<br />

om te zetten in het soort dat de RiboPrinter<br />

maakt. “En we gaan de bacteriën natuurlijk niet<br />

alleen karakteriseren via hun ribosomaal-RNA”,<br />

voegt Brissé toe. “Waar nodig gebruiken we<br />

verfijndere technieken, die typen kunnen onderscheiden<br />

waar de RiboPrinter dat niet kan.”<br />

Vakantie met gevolgen<br />

Met de nieuwe aanpak hopen de medisch microbiologen<br />

een eventuele epidemie sneller de kop<br />

in te drukken. Nu zijn epidemieën van schadelijke<br />

bacteriën in feite nog onzichtbaar omdat<br />

onbekend is of het bij infecties om één kloon<br />

gaat, afkomstig uit één verontreinigingsbron,<br />

of om een aantal typen, afkomstig uit meer dan<br />

een bron. Deze informatie is essentieel om infecties<br />

efficiënt aan te pakken. Is bijvoorbeeld eenmaal<br />

bekend dat Italiaanse patiënten dezelfde<br />

bacterie hebben als patiënten in België en<br />

Nederland, dan kunnen epidemiologen er via<br />

vraaggesprekken of enquêtes achter komen dat<br />

ze allemaal dezelfde pizza hebben gegeten van<br />

een bepaald voedingsmiddelenconcern.<br />

Daar gaan microbiologen na wat de bron is:<br />

de apparatuur, de waterleiding, de handen van<br />

medewerkers, de balie? Is die gevonden, dan<br />

blijkt het probleem misschien wel heel eenvoudig<br />

op te lossen. Bijvoorbeeld door medewerkers<br />

beter hun handen te laten wassen.<br />

Verder hopen de onderzoekers fundamenteel<br />

inzicht te krijgen in de epidemie van bacteriën.<br />

Het weinige dat nu bekend is, is intrigerend<br />

genoeg. De afdeling Medische Microbiologie<br />

verzamelt al een aantal jaren bacteriemonsters<br />

uit de hele wereld. Uit screening van deze monsters<br />

blijkt dat de schadelijke, multiresistente<br />

Staphylococcus aureoles uit slechts een paar<br />

typen bestaat. Deze vervelende bacterie is de<br />

afgelopen eeuw dus maar een enkele keer zodanig<br />

gemuteerd dat hij resistent werd en verspreiding<br />

van deze klonen is de belangrijkste factor<br />

geweest van de infecties. Wat dat betreft kan<br />

een vakantie van iemand met een multiresistente<br />

S. aureoles voor miljoenen mensen gevolgen<br />

hebben. Zoals de Spanjaard die met een vergelijkbaar<br />

gevaarlijke bacterie, een penicillineresistente<br />

Streptococcus pneumoniae, naar IJsland<br />

reisde en de bacterie daar in een ziekenhuis binnenbracht.<br />

Met als gevolg tientallen infecties bij<br />

de IJslanders. Het opvallende is dat sommige<br />

klonen zich razendsnel verspreiden, en andere<br />

jarenlang onopgemerkt blijven. “We willen<br />

weten welke factoren de verspreiding beïnvloeden”,<br />

zegt Silvain Brissé. “Misschien is dat het<br />

vermogen van bacterietypen om op de huid te<br />

kunnen overleven. Of juist op een droge tafel.”<br />

Dat een goed beleid de resistentie-ontwikkeling<br />

kan vertragen, staat wel vast. De <strong>Utrecht</strong>se<br />

onderzoekers kwamen erachter dat in de noordelijke<br />

landen, waaronder Nederland, veel minder<br />

bacteriën resistent zijn tegen antibiotica dan<br />

in het zuiden. En dat is vrijwel zeker te danken<br />

aan een strikt beleid. Terughoudendheid in het<br />

voorschrijven van antibiotica is een pijler ervan,<br />

en het in quarantaine houden van buitenlandse<br />

patiënten de eerste twee dagen van een opname,<br />

de tweede.<br />

Het nieuwe genetisch epidemiologisch netwerk<br />

kan dus ook het antiresistentiebeleid ondersteunen<br />

door na te gaan welke maatregelen effectief<br />

zijn. Toch zijn de microbiologen er dan nog niet.<br />

Doordat ook Israëliërs of Japanners schadelijke,<br />

resistente typen naar Europese ziekenhuizen<br />

kunnen brengen, moet er eigenlijk een wereldwijd<br />

netwerk komen met standaardisatie van<br />

screeningsmethoden en naamgeving. Volgens<br />

Brissé hebben de Amerikaanse en Japanse microbiologen<br />

plannen voor vergelijkbare netwerken.<br />

Daarom willen de Europese onderzoekers, als hun<br />

eigen netwerk eenmaal goed functioneert, ook<br />

hen bij de databank en de afspraken betrekken.<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 5


tekst > Joost van der Gevel<br />

foto’s > Chris Timmers<br />

Nintendo-chirurgie met<br />

Als de poten van een grote spin bewegen<br />

de zwarte armen van de robot over de<br />

patiënt op de operatietafel. De chirurg<br />

zit een paar meter verderop, zijn hoofd<br />

en armen verborgen in een grijze kast.<br />

Science Fiction wordt werkelijkheid.<br />

Het gezin van Belien de Graaf kijkt thuis naar<br />

een videoband. “Bah, vies”, zegt de dochter van<br />

twaalf als het beeld inzoomt op de grijpertjes<br />

die de galblaas van haar moeder behoedzaam<br />

van de lever losknippen. “Fantastisch” vindt<br />

Belien het zelf. “Ik ben behandeld als een vip”,<br />

zegt ze. Ze was de eerste patiënt die in het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> met een robot werd geopereerd.<br />

“Ik twijfelde absoluut niet”, lacht Belien.<br />

“Toen ik de video voor het eerst zag ging er<br />

wel wat door me heen: je ziet jezelf van binnen.<br />

Het is eng, maar het is toch wel heel bijzonder<br />

dat een mens geopereerd wordt door een<br />

machine. Hoe is het mogelijk. Maar als je het<br />

zo terugziet, weet je dat het echt waar is.<br />

Op maandagochtend kwam dr Broeders het<br />

me vragen. Hij liet me het apparaat ook zien.<br />

Ik vond het mooi, wel interessant. Ik ben niet<br />

bang aangelegd. En toen ik het eenmaal gezien<br />

had was ik er heel rustig onder. Je merkt het<br />

natuurlijk ook niet. Voor de naaste familie was<br />

het ook heel apart. ‘Dat moet Belien weer overkomen’,<br />

zeiden ze.” Op de televisie wordt de<br />

galblaas op een tafel gelegd. De operatieassistent<br />

snijdt hem open. Hij zit vol galstenen.<br />

Beter zicht maar onhandig<br />

“Kijkoperaties – zonder robot – worden nu zo’n<br />

jaar of tien op grote schaal gedaan”, schat<br />

chirurg Ivo Broeders. “Je ziet het operatiegebied<br />

veel beter want je zit er heel dicht op. Normaal<br />

is de afstand tot je ogen toch bijna een meter.”<br />

>><br />

Kabels en katrollen<br />

Binnen de muren van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> staan twee operatierobots. Eén in de operatiekamers en één<br />

in de laboratoria van de Experimentele Cardiologie. De Da Vinci-robot opereert niet zelfstandig. Hij<br />

wordt helemaal bestuurd door de chirurg. De robot vertaalt de tegengestelde endoscopische beweging<br />

naar de gewone chirurgische beweging. Hij filtert de normale handtrillingen weg en maakt endoscopische<br />

microchirurgie mogelijk doordat grotere bewegingen met de hand verkleind worden in het<br />

operatiegebied. Een beweging over een afstand van drie of vijf centimeter wordt verfijnd naar één<br />

centimeter. Daarbij ziet de chirurg diepte door een driedimensionaal beeld, en kan hij vloeiend<br />

gecompliceerde bewegingen met hand en vingers maken doordat de handjes van de robot zijn te<br />

vergelijken met de menselijke hand. Ze hebben zes vrijheidsgraden: door een vernuftig systeem van<br />

kabels en katrollen kunnen ze op zes assen bewegen, en twee kilo kracht zetten. De Da Vinci van de<br />

eenentwintigste eeuw werkt nog volgens dezelfde principes als de uitvindingen van zijn vijftiendeeeuwse<br />

voorganger.<br />

De operatierobots zijn gefinancierd uit verschillende bronnen, waaronder een particuliere gift en<br />

het Octopuspatent.<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 6


Robodoc<br />

Maar zijn vakgenoten hebben daar volgens hem<br />

wel veel voor ingeleverd. Ze kunnen niet meer<br />

voelen wat ze doen en het werkt onhandig.<br />

Ze kijken bijvoorbeeld niet naar hun handen<br />

maar naar een monitor. En door het kantelpunt<br />

– op de plaats waar de instrumenten door kleine<br />

openingen het lichaam binnengaan – moeten<br />

ze tegengestelde bewegingen maken met lange<br />

instrumenten. “Kijkoperaties moet je echt leren<br />

en dat vergt heel veel energie”, verduidelijkt<br />

Broeders. “Wat opereren met de robot zo bijzonder<br />

maakt is dat wij een groot deel van onze<br />

oude handigheid terugkrijgen. (Zie >> kader)<br />

Alleen het gevoel nog niet. Het wordt voor een<br />

chirurg bijna weer een gewone operatie waar hij<br />

met zijn handen naar binnen kan. De ergonomie<br />

van de operatie wordt bijvoorbeeld sterk verbeterd.<br />

Je werkt in een bijna normale positie.<br />

En naar links is weer naar links: je hoeft geen<br />

tegengestelde bewegingen meer te maken.<br />

Achter de robot krijg je vreemd genoeg weer<br />

een heel natuurlijk gevoel.”<br />

Evolutie<br />

Kijkoperaties of endoscopische operaties waarbij<br />

de chirurg kijkt naar de beelden van een camera<br />

in het operatiegebied, hebben voor patiënten<br />

grote voordelen. De operatiewonden zijn kleiner,<br />

en daardoor hebben patiënten daar minder last<br />

van en kunnen ze sneller naar huis. Maar heeft<br />

het endoscopisch opereren met een robot voor<br />

patiënten nog meer voordelen? Broeders:<br />

“Ik voel me vertrouwder. Ik kan makkelijker<br />

werken. Daardoor kan ik beter opereren. Het is<br />

evolutie van de chirurgische techniek. Voor ons<br />

is de stap wel veel minder groot dan voor de<br />

hartchirurgen: wij hadden immers al de mogelijkheid<br />

om endoscopisch te opereren. Zij niet.”<br />

De armen van de robot zijn afgedekt met plastic. Chirurg Ivo Broeders zit achter het bedieningspaneel, geheel rechts.<br />

Onderzoek naar<br />

endoscopische bypassoperatie<br />

De aanloop tot de robotchirurgie in het <strong>UMC</strong> “Het basale verschil tussen normale chirurgie en<br />

<strong>Utrecht</strong> begint in maart 1993, als hoogleraar endoscopische chirurgie is dat de chirurg het<br />

experimentele cardiologie Kees Borst in Amerika operatiegebied alleen indirect via een videoverbinding<br />

kan zien. Het is een soort Nintendo-<br />

een voorloper van een operatierobot ziet. Hij wil<br />

in de toekomst bypassoperaties van de kransslagader<br />

op het hart endoscopisch kunnen uit-<br />

hartoperaties is dat je heel weinig manoeuvreerchirurgie”,<br />

glimlacht Borst. “Het probleem bij<br />

voeren. Dat leidt indirect tot de ontwikkeling ruimte hebt. Wij zoeken uit waar je precies met<br />

van de Octopus: een hartstabilisator die het die instrumenten via sneetjes van één centimeter<br />

mogelijk maakt een klein deel van het hart zo naar binnen moet gaan en hoe je voldoende<br />

stil te houden dat daar gehecht kan worden. ruimte kunt maken om endoscopisch de bypass<br />

Sindsdien hoeft voor een bypassoperatie niet te kunnen hechten aan de kransslagader, zonder<br />

van alle patiënten het hart meer te worden stilgelegd.<br />

Maar nog steeds moeten chirurgen het Dat komt neer op het vinden van een reeks han-<br />

dat je de pompfunctie van het hart belemmert.<br />

borstbeen doorzagen om het operatiegebied te dige foefjes. Er is niet één ding waardoor het<br />

benaderen. Als deze operaties endoscopisch plotseling lukt. Je moet een reeks problemen<br />

kunnen worden uitgevoerd is ook dat niet meer overwinnen. Wanneer je die allemaal onder de<br />

nodig. Sinds vorig jaar juli heeft de afdeling knie hebt, heb je succes. Zodra er bijvoorbeeld<br />

Experimentele Cardiologie de beschikking over bloed is in het operatieveld zie je niets meer.<br />

een robot voor onderzoek hiernaar. “Eind zomer Bij open borstkas kan een assistent bloed wegzuigen,<br />

spoelen of deppen. Maar bij endos-<br />

2000 is wereldwijd in vijf centra bij vijfentwintig<br />

patiënten endoscopisch een bypass aangelegd. copische operaties ontbreken die derde, vierde<br />

In maar één centrum is men in staat twee<br />

Een reeks handige foefjes<br />

bypasses aan te leggen”, vertelt hoogleraar<br />

Kees Borst. “Het echt op het kloppend hart aanleggen<br />

van een coronaire bypass is endoscopisch<br />

nog steeds een enorme opgave en wij zoeken<br />

naar wegen en middelen om deze operaties<br />

makkelijker uitvoerbaar te maken.”<br />

en vijfde hand. Dat maakt het opereren nog<br />

extra moeilijk. Er moet ook snel een aangepaste<br />

Octopus komen, omdat er wereldwijd nog<br />

geen goede endoscopische hartstabilisator is.<br />

Maar Paul Gründeman en Rik Mansvelt Beck<br />

lijken dicht bij een oplossing te zijn.”<br />

Het eerste foefje voor de endoscopische bypassoperatie<br />

lijkt in zicht.<br />

nr 3 juli <strong>2001</strong> 7


kort<br />

nieuws<br />

Nationaal Verslavingsdebat<br />

steeds meer bekend over verslaving. De tijd lijkt rijp om meer van de wetenschappelijke<br />

bevindingen in de maatschappelijke discussie te betrekken.<br />

foto > Chris Timmers<br />

Heroïne blijkt veel minder blijvende schade aan het lichaam te veroorzaken<br />

dan roken en alcohol. Iemand die na twintig jaar heroïnegebruik stopt,<br />

heeft amper hersenschade of een vergrote lever. Inmiddels zijn er nieuwe<br />

behandelingen, zoals medicijnen tegen alcoholverslaving en worden<br />

verslaafden steeds meer als patiënten gezien. Door onderzoek naar de<br />

werking van endorfinen – heroïne-achtige stoffen in de hersenen – is ook<br />

Daarom organiseert het Rudolf Magnus Instituut voor Neurowetenschappen<br />

een nationaal verslavingsdebat. Waarom een debat en geen symposium?<br />

“Het onderwerp leent zich ervoor”, vindt hoogleraar psychofarmacologie<br />

Jan M. van Ree. “De meningen zijn heel divers. Er zijn spanningen tussen<br />

maatschappij en verslaafden. Tussen politiek en maatschappij, en binnen de<br />

politiek. Nederland is jarenlang een buitenbeentje geweest, maar langzamerhand<br />

komt er in heel Europa een tweesporenbeleid op gang gericht op<br />

gezondheidszorg en criminaliteitsbestrijding. Maar in het denken over verslaving<br />

bestaan nog steeds heel veel dogma’s en er wordt nog weinig naar<br />

elkaar geluisterd.”<br />

Wetenschappers, politici, deskundigen uit de verslavingszorg en gebruikers,<br />

voor- en tegenstanders van de meest uiteenlopende meningen, toetsen hun<br />

standpunten tijdens het Nationaal Verslavingsdebat op dinsdag 27 maart.<br />

Het debat is vrij toegankelijk en wordt gehouden in het Beatrixtheater van<br />

de Jaarbeurs in <strong>Utrecht</strong>. Als u het wilt bijwonen kunt u zich aanmelden via<br />

e-mail: verslavingsdebat@med.uu.nl of door een briefje te sturen naar:<br />

Nationaal Verslavingsdebat, p/a Rudolf Magnus Instituut voor Neurowetenschappen,<br />

postbus 85060, 3508 AB <strong>Utrecht</strong><br />

JvdG<br />

Promoties<br />

GROEI REMMEN IN HET GEZWEL<br />

Vrouwelijk geslachtshormoon speelt vaak een belangrijke<br />

rol bij de groei van borstkankergezwellen, vooral bij vrouwen<br />

in de overgang. Ongeveer tweederde van de borstkankergezwellen<br />

maakt het hormoon zelf. Die aanmaakt wordt<br />

gestimuleerd door het enzym aromatase. Remmers van dit<br />

enzym zijn effectieve medicijnen voor de behandeling van<br />

uitgezaaide borstkanker bij vrouwen na de overgang. Of dit<br />

remmend effect in het gezwel zelf plaatsvindt of in andere<br />

organen is onduidelijk. Promovendus Paul de Jong onderzocht<br />

of twee aromatase-remmers, de hormonale medicijnen<br />

vorozole en exemestane, de aanmaak van vrouwelijk<br />

geslachtshormoon in het kankergezwel remmen. Beide<br />

medicijnen bleken daar zeer effectief. De Jong onderzocht<br />

verder of de aanwezigheid van aromatase in borstkankercellen<br />

voorspelt dat behandeling met aromatase-remmers in<br />

een latere ziektefase ook succesvol is, maar dat kon hij niet<br />

aantonen.<br />

Paul de Jong - Intratumorale aromatase en aromataseremmers<br />

bij borstkanker<br />

KNIK IN SLAGADER BIJ DUURSPORTERS<br />

Een op de vijf voor de Olympische spelen van Sydney geselecteerde<br />

wielrenners en triatleten is behandeld aan doorstromingsproblemen<br />

van de bekkenslagaders. Dat juist<br />

sportbeoefening deze problemen kan veroorzaken druist<br />

tegen alle theorieën in. Lichaamsbeweging beschermt<br />

immers tegen aderverkalking, een bekende veroorzaker van<br />

barricades in het bloedvat. Looptraining is vaak dé therapie<br />

voor patiënten met doorstromingsproblemen van de bekken-<br />

of beenslagaders. Toch ontstaan juist door sporten als<br />

wielrennen en schaatsen vaatvernauwingen in de bekkenslagaders.<br />

Promovendus Goof Schep vond hiervoor een<br />

nieuwe verklaring, diagnostiek en behandeling. Bij gebogen<br />

heupen kan de bekkenslagader knikken, wat de doorstroming<br />

belemmert. Normaliter beweegt de slagader soepel<br />

mee tijdens het buigen van de heup, maar als hij vastzit aan<br />

een zijtakje van een spier wordt hij soms afgekneld. Dit is<br />

aan te tonen met magnetische resonantie angiografie of<br />

echo-Doppleronderzoek. Voor sporters zonder ernstige<br />

beschadiging van de binnenbekleding van de vaatwand,<br />

ontwikkelde Schep een eenvoudige chirurgische ingreep.<br />

De bekkenslagader wordt dan losgemaakt van de spier.<br />

In zevenentachtig procent van de gevallen leidt deze ingreep<br />

tot herstel en kunnen de patiënten hun sport weer op het<br />

oude niveau of hoger beoefenen. Bij dertien procent van de<br />

behandelde sporters blijkt de vaatwand daarvoor te ernstig<br />

beschadigd, maar verbetert de situatie wel. Schep verwacht<br />

dat ook bij gewone vaatpatiënten zo’n knik in de vaten kan<br />

voorkomen.<br />

Goof Schep - Functionele vaatproblemen in de bekkenslagaders<br />

bij duursporters<br />

Een volledig overzicht van de promoties is te vinden op<br />

internet: www.uu.nl onder nieuws en agenda.<br />

SLECHTE SCHOOLPRESTATIES<br />

VOORTEKEN VAN SCHIZOFRENIE<br />

Zo’n tien jaar voor de eerste psychose blijven de schoolprestaties<br />

van een kind dat later schizofrenie ontwikkelt<br />

achter bij die van zijn niet schizofrene tweelingbroer of -zus.<br />

De ontwikkeling loopt zo’n zeven jaar eerder uit elkaar dan<br />

bij andere tweelingen, dit schrijft Clarine van Oel in haar<br />

promotieonderzoek. Ze vergeleek discordante tweelingen<br />

– waarvan één van de twee lijdt aan schizofrenie – met een<br />

controlegroep van tweelingen.<br />

Van Oel onderzocht vooral niet-genetische risicofactoren<br />

tijdens de zwangerschap. Daarvoor gebruikte ze onder<br />

andere de vingerafdrukken. Een vingerafdruk wordt tegen<br />

het einde van de derde maand van de zwangerschap<br />

gevormd en verandert daarna niet meer. Daardoor zijn de<br />

omstandigheden in die fase eraan af te lezen.<br />

Vingerafdrukken van de ene hand spiegelen in de andere.<br />

Maar die van discordante tweelingen spiegelen duidelijk<br />

minder naadloos dan gebruikelijk. Tegen het eind van de<br />

zwangerschap treden bij discordante twee-eiige tweelingen<br />

ook meer omgevingsinvloeden op zoals bloeddrukproblemen<br />

bij de moeder. Van Oel vond verder een relatie tussen<br />

verschillende hersenstructuren en een verhoogde gevoeligheid<br />

voor schizofrenie. Het gemiddeld hersenvolume van de<br />

discordante tweelingparen is bijvoorbeeld kleiner dan bij de<br />

controlegroep. Desondanks blijken tussen de niet-zieke<br />

tweelingbroers of -zussen en de controle tweelingen vrijwel<br />

geen verschillen te bestaan in cognitieve functietesten.<br />

Clarine van Oel - Tweeling- en familiestudie naar risicofactoren<br />

voor schizofrenie<br />

JvdG<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 8


Domino in de zenuwcel<br />

tekst > Pieter Lomans<br />

foto’s > Marten Smidt<br />

Fundamenteel onderzoek van hersencel is aanknopingspunt<br />

voor neurologische en psychiatrische aandoeningen<br />

Wie weet welke genen en eiwitten een zenuwcel besturen,<br />

kan achterhalen wat er gebeurt als ze defect zijn.<br />

Marten Smidt, die werkt aan de routeplanner voor een<br />

dopamine-neuron, heeft onlangs een nieuw eiwit in het<br />

parcours ontdekt.<br />

Het menselijk brein is een cellulaire jungle.<br />

Eenvormigheid en statische toestanden zijn<br />

taboe. Dynamiek, diversiteit en plasticiteit<br />

maken de dienst uit. Moleculair bioloog Marten<br />

Smidt was aanvankelijk wat huiverig om zelfs<br />

maar een deeltje van het brein onder de loep<br />

te leggen. Daarom promoveerde hij vijf jaar<br />

geleden in Groningen op een onderzoek naar<br />

factoren die de expressie van genen in levercellen<br />

regelen.<br />

“In de lever heb je maar weinig verschillende<br />

celtypes”, zegt Smidt, “terwijl je in het brein wel<br />

honderden verschillende celtypes vindt. In feite<br />

is ieder neuron zelfs uniek, omdat het zijn eigen<br />

communicatielijnen, zijn eigen verbindingen met<br />

andere cellen heeft. Zonodig brengt een neuron<br />

of zenuwcel wijzigingen aan in de bestaande<br />

verbindingen om tegemoet te komen aan veranderende<br />

omstandigheden. Die heterogeniteit<br />

maakt het brein op moleculair niveau tot een<br />

moeilijk te onderzoeken orgaan.”<br />

Toen op het Rudolf Magnus Instituut voor neurowetenschappen<br />

(RMI) een onderzoeksplaats vrijkwam<br />

om juist die complexe zenuwcellen te gaan<br />

onderzoeken, hapte Smidt toch toe. Het brein is<br />

een bijzonder interessant orgaan en de verworven<br />

kennis bij het onderzoek naar levercellen<br />

kwam uitstekend van pas. Inzoomen op een<br />

onderdeel van de hersenen was wel noodzakelijk.<br />

Smidt: “In de groep van Peter Burbach, hoogleraar<br />

moleculaire neuro-endocrinologie, zijn we<br />

op zoek gegaan naar genen die actief zijn in het<br />

mesencephale dopaminerge systeem. Dat systeem<br />

bestaat uit een klein groepje hersencellen<br />

in de substantia nigra, dat dopamine gebruikt<br />

als neurotransmitter, een boodschapperstof in<br />

het centraal zenuwstelsel. De term substantia<br />

nigra staat voor ‘zwarte substantie’. Het is een<br />

stukje donkergekleurd weefsel, dat daardoor vrij<br />

eenvoudig te lokaliseren is in de menselijke<br />

hersenen. Dit groepje cellen speelt bovendien<br />

een belangrijke rol in neurologische en psychiatrische<br />

aandoeningen, zoals de ziekte van<br />

Parkinson en schizofrenie. In deze cellen zijn<br />

we dus gaan zoeken naar de genen en eiwitten<br />

die ervoor zorgen dat deze cellen doen wat ze<br />

doen.”<br />

Minutieus schakelsysteem<br />

Ieder mens heeft in al zijn lichaamscellen hetzelfde<br />

genenpakket zitten. Toch zit er een verschil<br />

in de bouw en functie van zijn lever-, nier-,<br />

huid-, en zenuwcel. Dat verschil wordt bepaald<br />

door een verschil in geactiveerde genen. Een<br />

huidcel heeft andere genen uit het totaalpakket<br />

geactiveerd, dan een zenuwcel. Het geactiveerde<br />

deelpakket maakt een cel tot wat ze is.<br />

In de ontwikkeling van een mensenleven kunnen<br />

alle genen in een cel aan- en uitgezet worden.<br />

Na de bevruchting, als de potentiële mens uit<br />

slechts één cel bestaat, moet er volop gedeeld,<br />

gehergroepeerd en ontwikkeld worden. Waar<br />

komen het hoofd en de handen, waar moeten<br />

pink en duim worden gesitueerd? Dat vereist<br />

Hersenweefsel van de muis, waarin het Ptx3-eiwit zwart is aangekleurd.<br />

een voortdurende sturing, terugkoppeling en<br />

specialisatie. In elke cel wordt dat ontwikkelingsproces<br />

gestuurd door het aan- en uitschakelen<br />

van genen. Dit minutieuze schakelsysteem, dat<br />

rekening houdt met invloeden van buitenaf,<br />

wordt in de ontwikkelingsbiologie bestudeerd.<br />

Smidt: “Wij beginnen in feite op het moment<br />

dat de ontwikkelingsbiologie ophoudt. Wij laten<br />

het vroege ontwikkelingspad van cel naar organisme<br />

rusten, maar richten ons op het ‘uitrijpen’<br />

en het specialiseren van de cel. Concreet: wat<br />

maakt een zenuwcel nou precies tot een mesencephale<br />

dopaminerge zenuwcel? Welke genen<br />

en eiwitten sturen dat proces en welke eiwitten<br />

en genen zijn actief om die gespecialiseerde cel<br />

in stand te houden? Welke genen en eiwitten<br />

zijn essentieel voor de functies die de cel vervult?<br />

Dat zijn de vragen waarop we ons met biochemische<br />

en moleculaire technieken hebben gestort.”<br />

Met succes. In de afgelopen vier jaar werd de rol<br />

opgehelderd van diverse eiwitten en genen die<br />

betrokken zijn bij de ontwikkeling en het functioneren<br />

van het groepje mesencephale dopaminerge<br />

(mesDA) neuronen. Dat is een zeer complex,<br />

maar logisch systeem, want oorzaak en<br />

gevolg regeren ook in de sturing van hersencellen.<br />

“Stap voor stap proberen we nu het hele<br />

biochemische parcours in kaart te brengen, dat<br />

voor een bepaalde functie in de celgroep ˘˘<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 9


¯ Een interactie tussen twee eiwitmoleculen en een<br />

DNA-molecuul.<br />

Vanuit de neuronen in de substantia nigra (rechts) zijn<br />

de zenuwbanen te zien die contact leggen met andere<br />

hersendelen (het zwarte gebied links). ˙<br />

verantwoordelijk is”, zegt Smidt. “Het is een<br />

soort eiwit-domino, waarbij het ene eiwit het<br />

andere aan het werk zet. We weten inmiddels<br />

dat het eiwit Nurr1 noodzakelijk is voor de<br />

aanmaak van dopamine in de mesDA neuronen.<br />

Daarnaast speelt Nurr1 ook een rol in de overleving<br />

van het neuron. Op het RMI hebben we<br />

nu een nieuw eiwit ontdekt, Ptx3, dat bijzonder<br />

interessant is voor verder onderzoek. Dit Ptx3 is<br />

betrokken bij de differentiatie van de cel, waarschijnlijk<br />

in coördinatie met een andere factor,<br />

Lmx1B. Verder is Ptx3 belangrijk voor het maken<br />

van de juiste verbindingen van het neuron.”<br />

Uniek eiwit<br />

Het Ptx3-eiwit lijkt bij minstens twee belangrijke<br />

celfuncties betrokken te zijn, namelijk bij het<br />

zoeken en migreren van de cel naar zijn juiste<br />

plaats in de hersenen. Ptx3 werkt dus als een<br />

verkenner en het speelt ook een rol in het<br />

bewegen van de cel tijdens de differentiatie.<br />

Smidt: “Doordat we de ‘pathway’, het parcours<br />

van op elkaar reagerende eiwitten kennen, kunnen<br />

we een van die eiwitten ook gericht uitschakelen.<br />

Dat doen we in muizen. Muizen zijn een<br />

goed model, want de celsturing in de betreffende<br />

hersenstructuur van de muis is zo goed als zeker<br />

hetzelfde als bij de mens. Op die manier kunnen<br />

we precies zien wat er in de hersencel gebeurt<br />

als Ptx3, Lmx1B of Nurr1 niet werkt. Dat is allemaal<br />

zeer fundamenteel onderzoek, dat ver<br />

afstaat van de kliniek. Maar tegelijkertijd is het<br />

in mijn ogen wel de meest efficiënte manier om<br />

gegevens te pakken te krijgen, die vroeg of laat<br />

ook hun nut in de kliniek zullen bewijzen.”<br />

Om de trillende bewegingen van Parkinsonpatiënten<br />

te verminderen, wordt in het buitenland<br />

soms een transplantatie van zenuwcellen<br />

toegepast, die afkomstig zijn van een foetus.<br />

“De vraag is”, zegt Smidt, “of die cellen wel<br />

doen waarvoor ze bedoeld zijn. Een levercel in<br />

een nier werkt niet. Een willekeurige hersencel<br />

in een groep mesencephale dopaminerge hersencellen<br />

waarschijnlijk ook niet. Wij weten nu, dat<br />

Ptx3 uniek is voor deze kleine groep hersencellen.<br />

Wil je cellen transplanteren, screen dan vooraf<br />

op het Ptx3-eiwit, dan weet je zeker dat je de<br />

goede cellen transplanteert.”<br />

Is dat belangrijk? Jazeker. Smidt: “Communiceren<br />

is een van de belangrijkste dingen die een hersencel<br />

doet. Als een aangroeiende, getransplanteerde<br />

hersencel niet weet waar ze heen moet en<br />

met welke andere hersencentra ze contact moet<br />

leggen, dan krijg je nooit een optimaal resultaat.<br />

Met Ptx3 heb je een unieke merker in handen,<br />

die aangeeft met wat voor type hersencel je te<br />

maken hebt.”<br />

Ook in de psychiatrie kan de ontdekking van het<br />

Ptx3-eiwit van belang zijn. Schizofrenie, bijvoorbeeld,<br />

wordt meer en meer beschouwd als een<br />

ontwikkelingsstoornis van de hersenen. Hoe ontwikkelen<br />

de hersenen zich? Door het delicate<br />

patroon van aan- en uitgeschakelde genen.<br />

Dat proces wordt mogelijk in de war gestuurd<br />

door een haperend Nurr1, een mank Lmx1b of<br />

een kreupel Ptx3. Te weinig eiwit in een bepaalde<br />

ontwikkelingsfase, leidt misschien tot een<br />

gebrekkige ontwikkeling van een bepaald deel<br />

van de hersenen. Dat kan een verhoogde kans<br />

op het ontwikkelen van schizofrenie of een<br />

andere psychiatrische aandoening met zich meebrengen.<br />

“Dat zijn speculaties”, zegt Smidt, “maar niet<br />

zonder realiteitsbesef. De basis voor een betere<br />

behandeling van neurologische en psychiatrische<br />

aandoeningen ligt voor een belangrijk deel in<br />

het begrijpen van de biochemische routes die<br />

zich in de cel afspelen. Hoe gaan eiwitten interacties<br />

aan met het DNA om zo bepaalde genen<br />

aan en uit te zetten? Wat zijn de gevolgen van<br />

een defect eiwit of gen voor de ontwikkeling<br />

van een groep cellen of de hersenen als geheel?<br />

Dat zijn vragen waarop we in de komende jaren<br />

een steeds beter antwoord willen gaan geven.”<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 10


Wat denk je er zelf van?<br />

Het Informatietijdperk Heerst.<br />

Alles moet naar iedereen gecommuniceerd worden.<br />

Mededelen Moet. Ook de medische wereld is<br />

bevangen door de informatiedwang. We willen bijvoorbeeld<br />

graag een gelijkwaardige relatie tussen<br />

arts en patiënt. Dat kan alleen als de arts een<br />

patiënt optimaal informeert over zijn aandoening.<br />

Zo komt de patiënt aan het stuurwiel van zijn<br />

eigen ziekte te staan en wordt de arts een soufflerende,<br />

coachende informatieleverancier.<br />

In een redactioneel commentaar signaleerde The<br />

Lancet dat de term ‘patiënt’ terrein verliest aan termen<br />

als ‘cliënt’ of ‘klant’, terwijl de arts steeds vaker<br />

wordt aangesproken als ‘gezondheidszorgleverancier’<br />

(healthcare provider). Dat is politiek natuurlijk<br />

zeer correct. De vraag is echter wie aan die<br />

nieuwe terminologie behoefte heeft, wie er beter<br />

van wordt. Een onderzoek onder psychiatrische<br />

‘klanten’ in Groot-Brittannië wijst bijvoorbeeld<br />

uit dat het grootste deel veel liever patiënt wordt<br />

genoemd.<br />

De helft heeft zelfs een hekel aan de term ‘cliënt’.<br />

Gelijkwaardigheid tussen arts en patiënt? Met een<br />

informatiebombardement is dat zeker niet te realiseren.<br />

Het is sowieso de vraag wat we eigenlijk met<br />

die informatiedwang willen bereiken. In Scrip<br />

Magazine merkt Philip Brown op: “Er lijkt geen<br />

eind te zijn aan wat aan patiënten verteld moet<br />

worden. Maar is dat nodig? Willen we echt goed<br />

geïnformeerde patiënten of spelen we een nieuw<br />

spelletje?”<br />

In haar proefschrift over palliatieve behandeling<br />

en communicatie schreef Annemei The: “De vraag<br />

blijft bestaan of een patiënt wel de behoefte heeft<br />

om alles te weten. Artsen zijn bij wet verplicht te<br />

informeren, maar veel patiënten blijken niet met<br />

de waarheid om te kunnen gaan. Zij lijken meer<br />

behoefte te hebben aan zorg en aandacht.”<br />

Jan Molenaar, emeritus hoogleraar kinderchirurgie<br />

foto > Chris Timmers<br />

in Rotterdam, zit in zijn boek ‘De goede dokter’ op<br />

dezelfde lijn. Informatie is prima, maar dan wel<br />

met mate en afgestemd op het begrips- en incasseringsvermogen<br />

van de patiënt. Onze neiging om de<br />

autonomie van elke patiënt te benadrukken leidt<br />

soms tot een lawine aan informatie, waarschuwt<br />

Molenaar.<br />

Verder schrijft hij: “In de lange traditie van de<br />

geneeskunde kwam het verzwijgen van een pijnlijke<br />

waarheid voort uit de intentie de zieke te sparen.<br />

Iedere arts dient te weten dat het ‘recht op weten’<br />

dat in de plaats is gekomen voor de ‘vrome leugen’<br />

ook veel ongewenst verdriet met zich mee kan<br />

brengen.”<br />

Een kleine medische minderheid verweert zich<br />

dapper tegen het verplichte informatiebombardement<br />

dat op de patiënt wordt losgelaten.<br />

De chirurgen A.M.F. Hassn en A. Hassan stellen<br />

zelfs dat het juist averechts kan werken: “In de<br />

afgelopen achttien maanden hebben we zeven<br />

patiënten gehad die binnen 48 uur stierven na<br />

de mededeling dat ze ongeneeslijk ziek waren.<br />

De patiënten leidden een normaal leven, ondanks<br />

hun ongeneeslijke kanker. Er was geen aanwijsbare<br />

oorzaak voor hun vroegtijdige dood, behalve het<br />

slechte nieuws dat ze hadden ontvangen.”<br />

Waar leidt de informatiedwang en -honger toe?<br />

Tot nieuwe ziektes, zoals het ‘Internet-print-outsyndrome’,<br />

waarbij patiënten met de laatste geprinte<br />

nieuwtjes over hun eigen ziekte de behandeld arts<br />

in kennis voorbij proberen te streven. Tot het overslaan<br />

van de dokter, omdat patiënten hun diagnose<br />

zelf stellen via de adviesdienst van de National<br />

Health Service op het wereldwijde web. Een paar<br />

muisklikjes en je bent er. Is het dan verwonderlijk<br />

dat steeds meer artsen tijdens een consult aan de<br />

patiënt vragen: “En, wat denkt u er zelf van?”<br />

Hassn en Hassan vinden in elk geval dat de informatiedruk<br />

de arts-patiëntrelatie uitholt: “De wens<br />

van patiënten om de hele waarheid over hun ziekte<br />

te horen, betekent nog niet dat het ook goed voor<br />

hen is. Als artsen hebben we de verplichting om<br />

ervoor te zorgen dat we handelen in het belang<br />

van de patiënt.”<br />

Pieter Lomans<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 11


tekst > Ruth Belder<br />

foto > Chris Timmers<br />

“We moeten ons jong<br />

Dogma’s ter discussie<br />

Jonge mensen zijn nog maar mondjesmaat<br />

warm te krijgen voor fundamenteel<br />

wetenschappelijk onderzoek.<br />

Het is al niet echt ‘cool’ om je brood<br />

te willen verdienen in de gezondheidszorg.<br />

Dat is hard werken voor weinig<br />

geld. En wie wil er nog uren door een<br />

microscoop turen. Saai pipetteren en<br />

centrifugeren. Jarenlang bezig zijn om<br />

het antwoord op een enkele vraag te<br />

Het model op de foto is niet Suzanne Geerlings.<br />

vinden. “Mijn vroegere klasgenoten<br />

verklaren me inderdaad voor gek.<br />

En als ik hoor wat zij per maand<br />

binnenhalen als vennoot van een<br />

groot advocatenkantoor, geef ik ze<br />

geen ongelijk.”<br />

Als puber had internist Marc Bonten (36) dan<br />

ook op geen enkele manier de ambitie om later<br />

wetenschappelijk onderzoek te gaan doen.<br />

Hij wilde voetballer worden of op zijn minst<br />

naar de sportacademie. Maar een hardnekkige<br />

blessure stak daar een stokje voor. In de laatste<br />

jaren van zijn middelbare schooltijd belandde hij<br />

met enige regelmaat in het ziekenhuis. Wat die<br />

artsen deden leek hem een redelijk alternatief.<br />

Hij ging geneeskunde studeren in Maastricht.<br />

Als student-assistent rolde hij het onderzoekswerk<br />

in. Het onderzoek naar longontstekingen<br />

op de Intensive Care was na zijn afstuderen een<br />

belangrijke reden om te willen promoveren.<br />

Op dat moment al werd hij ‘gespot’ door de<br />

<strong>Utrecht</strong>se hoogleraar interne geneeskunde<br />

Andy Hoepelman die hem maar al te graag<br />

wilde inlijven bij zijn wetenschappelijke staf.<br />

Daar voelde Bonten wel wat voor. Het <strong>UMC</strong><br />

<strong>Utrecht</strong> had immers wat hij in Maastricht ontbeerde,<br />

een aparte en zeer gespecialiseerde<br />

afdeling infectieziekten. Maar Hoepelman moest<br />

wachten, want de jonge onderzoeker wilde eerst<br />

nog naar de States. In het Cook County Hospital<br />

in Chicago, het ziekenhuis waar de populaire<br />

televisieserie E.R. wordt opgenomen, deed hij<br />

onderzoek naar de verspreiding van bacteriën<br />

op de Intensive Care. De Amerikaanse internist<br />

Robert Weinstein bracht hem bij dat een echte<br />

wetenschapper nooit tevreden is met ‘easy<br />

answers’. Met gebruik van de medisch wetenschappelijke<br />

kennis kon geen bevredigend ant-<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 12


woord worden geformuleerd op de vraag hoe<br />

bacteriën zich verspreiden. Na zijn terugkeer in<br />

Maastricht, gebruikte Bonten een geldprijs die<br />

hij had gewonnen voor eerder onderzoek om<br />

naar Oxford te gaan. Een idee van Weinstein.<br />

Op deze Engelse universiteit namelijk laten ze<br />

wiskundige modellen los op de mondiale verspreiding<br />

van ziektes als HIV en Hepatitis.<br />

Bonten leerde de modellen toe te spitsen op de<br />

kleinschalige situatie van een Intensive Care.<br />

dien dat veel kennis die tijdens de studie wordt<br />

opgedaan, verloren gaat. Simpelweg omdat die<br />

kennis niet wordt toegepast. Leren is niet meer<br />

wat het was. Tegenwoordig gaat het met name<br />

om het aanleren van manieren om kennis te verwerven<br />

en behouden.” De negatieve beeldvorming<br />

waar de gezondheidszorg al jaren mee<br />

kampt, baart Hoepelman zorgen. “Jonge mensen<br />

gaan liever de ICT in. Daar moet je ook hard<br />

werken, maar niet op onmogelijke uren. En het<br />

verdient een stuk beter.“ Volgens Bonten verklaren<br />

te doen.“ Haar werk is bij uitstek een voorbeeld<br />

van de brug tussen kliniek en laboratorium die<br />

Hoepelman voor ogen heeft. Geerlings had haar<br />

promotie-onderzoek ternauwernood afgerond<br />

toen ze, geheel volgens de planning, beviel van<br />

dochter Roosmarijn. De tijd drong, want<br />

Geerlings is inmiddels vijfendertig. Als haar<br />

zwangerschapsverlof erop zit, maakt ze haar<br />

opleiding af. Ze gaat vier dagen per week werken,<br />

want ze wil ook bij haar dochter kunnen<br />

zijn. Daarmee knibbelt ze wat af van de onmogelijke<br />

Patiëntendokters<br />

Hij nam de opgedane kennis en ervaring mee<br />

naar <strong>Utrecht</strong>, waar hij door hoogleraar Hoepelman<br />

met open armen werd ontvangen.<br />

Als pleitbezorger van jong wetenschappelijk<br />

talent wist Hoepelman als geen ander dat hij<br />

met Bonten een echte topper binnenhaalde.<br />

“Een wetenschapper die baanbrekend werk wil<br />

verrichten moet intelligent en inventief zijn en<br />

daarbij beschikken over een grote dosis doorzettingsvermogen.<br />

Ook mag de moed om dogma’s<br />

ter discussie te<br />

zijn vroegere klasgenoten hem inderdaad<br />

voor gek. “Als ik hoor wat zij per maand binnenhalen<br />

als vennoot van grote advocatenkantoren,<br />

geef ik ze geen ongelijk. Zij verdienen driehonderd<br />

gulden per uur. Ik nog geen vijftig. En met<br />

de nieuwe honoreringsregeling voor medisch<br />

specialisten schiet het natuurlijk niet echt op.<br />

Een beginnend specialist krijgt hetzelfde salaris<br />

als een arts-assistent.” Maar Bonten gaat nooit<br />

met tegenzin naar zijn werk. Net zo min als<br />

internist-in-opleiding Suzanne Geerlings, die bij<br />

uren waar Hoepelman het over heeft. En<br />

breekt ze meteen een lans voor de vele vrouwelijke<br />

onderzoekers die met grote zekerheid in<br />

haar voetspoor zullen volgen. Want het merendeel<br />

van de studenten geneeskunde is vrouw.<br />

Geerlings denkt dat er een mentaliteitsomslag<br />

nodig is om te voorkomen dat deze vrouwen<br />

afzien van wetenschappelijk onderzoek. “Want<br />

je moet wel heel goed kunnen plannen als je het<br />

wilt combineren met het krijgen van en zorgen<br />

voor kinderen. Om nog maar niet te spreken van<br />

stellen, niet >> “Om te voorkomen dat vrouwen afzien van wetenschappelijk onderzoek, is een mentaliteitsomslag nodig.”<br />

ontbreken. Een<br />

echte wetenschapper vraagt zich voortdurend<br />

af of wat hij hoort en ziet wel klopt.”<br />

>> “Karweitjes als pipetteren en centrifugeren horen er nu eenmaal bij.”<br />

Volgens Hoepelman mogen de academische<br />

medische centra hun jonge arts-onderzoekers<br />

wel wat meer koesteren. “Deze mensen slaan<br />

een brug tussen het fundamenteel wetenschappelijk<br />

onderzoek en het werk in de kliniek.<br />

Zij maken de vertaalslag. En dat is en blijft hard<br />

nodig”, vindt Hoepelman. In het nieuwe curriculum<br />

is volgens hem te weinig ruimte voor fundamenteel<br />

onderzoek. Als we daar niets aan doen,<br />

worden er alleen nog maar patiëntendokters<br />

opgeleid. Daarom vind ik het belangrijk dat het<br />

wetenschappelijk profiel van de Medische<br />

Faculteit <strong>Utrecht</strong> waar mogelijk wordt behouden.<br />

Geef gemotiveerde studenten de mogelijkheid<br />

om in het laatste jaar van hun studie<br />

wetenschappelijk onderzoek te doen. Dan selecteert<br />

het zich vanzelf uit.” De studie geneeskunde<br />

met een jaar verkorten is volgens Hoepelman<br />

ook geen slecht idee. “Het past uitstekend in<br />

een cultuur waar het begrip education permanente<br />

inmiddels gemeengoed is. Feit is boven-<br />

Hoepelman promoveerde op haar onderzoek<br />

naar urineweginfecties bij vrouwen met suikerziekte.<br />

Ze ontdekte dat bepaalde cellen in het<br />

lichaam van vrouwen met diabetes zich afwijkend<br />

gedragen. Dat maakt het voor bacteriën<br />

makkelijker om zich aan deze cellen te hechten,<br />

met veelvuldige en hinderlijke blaasontstekingen<br />

als gevolg. Dit resultaat leverde haar bovendien<br />

de SB ICAAC Award op. Om zich volledig te kunnen<br />

wijden aan het wetenschappelijke werk,<br />

onderbrak Geerlings drie jaar lang haar opleiding<br />

tot internist. “Dan moet je karweitjes als<br />

pipetteren en centrifugeren wel leuk vinden.<br />

Want het hoort er allemaal bij.”<br />

Zorgtaken<br />

Aan het klinische deel van Geerlings’ onderzoek<br />

deden ruim zeshonderd vrouwen mee. Zij zag ze<br />

stuk voor stuk persoonlijk. Meer dan eens liep ze<br />

linea recta met urinemonsters van de polikliniek<br />

naar het laboratorium om er haar proeven mee<br />

verminderde vruchtbaarheid na je dertigste en<br />

de grotere risico’s die een zwangerschap op latere<br />

leeftijd met zich meebrengt.” Geerlings zelf<br />

heeft geen moment overwogen om haar onderzoekswerk<br />

te staken. “Ik heb er niet voor niets<br />

zoveel in geïnvesteerd.” Ook Hoepelman is zich<br />

zeer bewust van de aanwas van vrouwelijke studenten.<br />

Hij vindt dan ook dat vrouwelijke onderzoekers<br />

de mogelijkheid moeten krijgen om<br />

wetenschappelijk werk en zorgtaken te combineren.<br />

Hij heeft bovendien de indruk dat die<br />

wens ook leeft bij jonge mannelijke onderzoekers.<br />

Hoewel mannen volgens Hoepelman doorgaans<br />

toch wat statusgevoeliger zijn. Vrouwen<br />

daarentegen kunnen hun genoegdoening ook<br />

vinden in ‘andere taken’, meent hij.<br />

wetenschappelijk talent koesteren”<br />

nr 3 juli <strong>2001</strong> 13


DE GROTE<br />

Medische spijkers met koppen<br />

Eens per week zien patiënten in het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een grote groep artsen<br />

voorbijkomen, inclusief de professor.<br />

De grote visite, het moment waarop<br />

ze horen wat de medische koers is<br />

voor de komende week. Andere<br />

medicijnen, nieuwe onderzoeken,<br />

aanvullingen op de diagnose.<br />

Aan die besluiten gaat uitgebreid<br />

overleg vooraf. In deze serie volgen<br />

we telkens een van de betrokkenen.<br />

Ditmaal: de arts-assistent.<br />

Dinsdagochtend, negen uur. De rode lamp aan<br />

de buitenkant van de conferentiekamer op C2-<br />

west geeft aan dat de ruimte bezet is. Aan tafel<br />

twee zaalartsen inwendige geneeskunde, de<br />

supervisor, de chef de clinique en de verpleegkundig<br />

teamleider. Vakantie en drukke andere<br />

werkzaamheden in deze week voor kerst doen<br />

de twee andere co-assistenten en de hoogleraar<br />

verstek gaan. Onder handbereik staat de statuskar<br />

met alle patiëntendossiers op een rij. Koffie<br />

en koekjes staan klaar. De papieren visite van<br />

nefrologie kan beginnen.<br />

Ondanks dat de deelnemers in bespreking zijn,<br />

gaan oproepseinen regelmatig af. Sommige<br />

dingen kunnen wachten tot later, andere vragen<br />

om onmiddellijke actie. Zoals die vrouw die is<br />

opgeroepen voor een niertransplantatie. Het<br />

wachten is alleen op de nier, die in de file staat<br />

bij Maarssen. Gerry Ligtenberg, supervisor van<br />

de zaalartsen en nefroloog, wordt hierover om<br />

de haverklap gebeld. Tegen elf uur steekt een<br />

verpleegkundige haar hoofd om de deur:<br />

“De nier is er!”<br />

Ankie van der Velden steekt van wal. Als internist<br />

in opleiding loopt ze vier maanden stage<br />

op deze verpleegafdeling, voor het specialisme<br />

nefrologie. Met het dossier voor zich vertelt ze<br />

over een patiënt die gisteren een niertransplantatie<br />

heeft gehad en vandaag van de medium<br />

care naar de verpleegafdeling zal gaan. Ze bladert<br />

door het dossier en licht de ziektegeschiedenis<br />

toe. Ronald Hené, chef de clinique, luistert,<br />

vraagt en verduidelijkt. Is er een CMV-bepaling<br />

gedaan om een eventueel cytomegalievirus aan<br />

te tonen? Heeft mevrouw al geplast? Dat is altijd<br />

essentieel na een niertransplantatie. Hij zoekt<br />

gegevens op in zijn elektronische agenda.<br />

“Kijk”, wijst hij op het scherm van de zakcomputer,<br />

“alle gegevens van onze patiënten die op<br />

de wachtlijst staan voor een niertransplantatie,<br />

kan ik hiermee opvragen. Ook de nummers<br />

waarop ze bereikbaar zijn. Als er een geschikte<br />

nier is, kan ik dus meteen gaan bellen.”<br />

Een volgende patiënt heeft naast een paar<br />

andere chronische aandoeningen een ernstige<br />

vorm van nierinsufficiëntie, zijn nieren werken<br />

niet goed meer. Hij krijgt al enige tijd CAPD<br />

(een vorm van dialyse via het buikvlies).<br />

Hierdoor heeft hij een candida-infectie opgelopen.<br />

Het is uiteindelijk gelukt om deze schimmel<br />

uit te schakelen, wat niet altijd mogelijk is bij<br />

patiënten die op deze manier spoelen. Een<br />

neuroloog heeft naar hem gekeken en Hené<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 14


VISITE<br />

slaan<br />

tekst > Caroline Wortman<br />

foto’s > Chris Timmers<br />

vraagt wat zijn conclusie is. In de status staan<br />

drie mogelijke neurologische problemen<br />

genoemd en hij wil weten welke de meest waarschijnlijke<br />

is. Van der Velden spreekt af de neuroloog<br />

te bellen. Ze legt uit wat het medicatiebeleid<br />

is geweest en stelt voor dat op basis van bloeduitslagen<br />

te veranderen. De anderen gaan ermee<br />

akkoord.<br />

Na de bespreking van elke patiënt pakt Hené<br />

een bandrecorder en spreekt langzaam en duidelijk<br />

de situatie van de patiënt en het afgesproken<br />

beleid in. Het secretariaat typt de bandjes later<br />

uit en stopt de gegevens in de medisch dossiers.<br />

In een ander bed ligt een vrouw met een acute<br />

nierinsufficiëntie. Van der Velden vertelt en<br />

Ligtenberg vult aan, stelt vragen en geeft advies.<br />

Het medicatiebeleid wordt besproken. Wel of<br />

niet weer beginnen met een bepaald medicijn.<br />

De voors en tegens worden tegen elkaar afwogen.<br />

Voorzichtig beginnen in een lage dosering, luidt<br />

de afspraak. Verder heeft de patiënt gehoorklachten.<br />

Van der Velden vraagt of ze nu de<br />

consulent KNO-arts moet inschakelen of dat<br />

mevrouw een poliklinische afspraak krijgt.<br />

Poliklinisch, luidt het advies.<br />

Leefregels<br />

De andere zaalarts nefrologie is Willem Bax,<br />

ook internist-in-opleiding. Hij beschrijft de ziektegeschiedenis<br />

van een van zijn patiënten, een man<br />

die een week geleden een nieuwe nier heeft<br />

gekregen. Hij bladert in het dossier om bloeduitslagen<br />

op te zoeken. Vraagt aan de verpleegkundige<br />

of de urineproductie goed is. Ze overhandigt<br />

hem de patiëntlijst waarop bloeddruk,<br />

temperatuur en urineproductie staan. Probleem<br />

van deze patiënt is dat hij rookt en fors overgewicht<br />

heeft. Twee leefgewoonten die slecht<br />

zijn voor zijn gezondheid. Is het zinvol om zo<br />

iemand een nieuwe nier te geven, wordt<br />

gevraagd. Het blijkt geen absolute reden om<br />

het niet te doen. Hené staat op en tekent een<br />

grafiek op een flip-over die in de hoek staat.<br />

“Deze patiënten hebben een bepaald risico om<br />

te overlijden, dat is deze rechte lijn. Dat risico is<br />

uiteraard ook afhankelijk van leeftijd en andere<br />

factoren. In de eerste weken na de niertransplantatie<br />

neemt dat risico iets toe, maar daarna<br />

daalt het. Verder verbetert de kwaliteit van<br />

leven sterk. Als hij zich tenminste aan de leefregels<br />

houdt.”<br />

Ligtenberg zegt dat het beleid is om mensen in<br />

de periode voordat ze geopereerd worden, goed<br />

voor te lichten over de negatieve effecten van<br />

slechte leefgewoonten. Ze stelt voor om de revalidatie-arts<br />

en de fysiotherapeut in te schakelen<br />

om meneer te activeren. In combinatie met een<br />

dieetadvies van de diëtist en een rookverbod.<br />

Omdat de patiënt een trage indruk maakt,<br />

vraagt ze verder of zijn schildklierhormoon te<br />

laag kan zijn. Bax controleert of deze bloedbepaling<br />

gedaan is.<br />

Hangijzers<br />

Niet alleen medische zaken komen aan bod, regelmatig<br />

staan de artsen en de verpleegkundige stil<br />

bij psychosociale aspecten. Een patiënt van<br />

Willem Bax met ernstige nierproblemen is sinds<br />

vier jaar aan de dialyse. Bijkomend probleem is<br />

zijn slechte longfunctie. Hij blijft totdat zijn toestand<br />

stabiel is en staat op de wachtlijst voor<br />

een nieuwe nier. Omdat zowel de artsen als de<br />

verpleging van mening zijn dat hij zichzelf verwaarloost,<br />

wordt voorgesteld maatschappelijk<br />

werk in te schakelen om een oogje in het zeil te<br />

houden. Ligtenberg vraagt of een transplantatie<br />

wel een optie is vanwege zijn slechte bloedgassen.<br />

Is er een reële kans dat hij van de beademing<br />

komt? Vorig week is dat wel gelukt toen hij op<br />

de intensive care lag met een longontsteking<br />

veroorzaakt door pneumococcen. Maar gaat het<br />

de volgende keer weer zo? Ligtenberg vindt de<br />

winst van het niet meer spoelen voor deze<br />

patiënt niet duidelijk. Ze oppert om er nog een<br />

keer uitgebreid over te praten met hem en zijn<br />

vrouw. Ze legt uit dat sommige zeventigplussers<br />

op de wachtlijst willen omdat hun familie hen<br />

daartoe aanzet. Afgesproken wordt om met<br />

hem te praten en zijn casus mee te nemen naar<br />

de volgende transplantatiebespreking.<br />

Wel of geen bloedtransfusie geven is de vraag<br />

bij een volgende patiënt. Een paar dagen geleden<br />

heeft hij een nieuwe nier gehad. Het gaat<br />

redelijk goed, alleen het hemoglobinegehalte is<br />

laag. Een patiënt met zo’n laag Hb en zonder<br />

nierproblemen zou allang een bloedtransfusie<br />

hebben gekregen. Bij deze patiënt ligt het wat<br />

moeilijker: zijn hoge bloeddruk zal er nog meer<br />

door stijgen. Hené adviseert geen transfusie te<br />

geven en ook te wachten met dialyseren.<br />

Omdat het om een man van in de dertig gaat is<br />

de kans groot dat zijn hart de bloedarmoede<br />

wel aankan.<br />

Het laatste dossier gaat terug in de kar en dat is<br />

het sein om te vertrekken. Het echte visite lopen<br />

begint nu.<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 15


Een<br />

tekst > Joost van der Gevel<br />

foto > Chris Timmers<br />

Ton Gielen werd in december 2000 uitgeroepen<br />

tot docent van het jaar.<br />

Ook een docent van het jaar moet een<br />

leermeester hebben gehad, iemand die<br />

hem inspireerde en misschien zelfs<br />

blijvend heeft beïnvloed. Wie was zijn<br />

inspirator en wat heeft hij van zijn<br />

leermeester overgenomen?<br />

tekenende<br />

gymnastiekleraar<br />

“<br />

Ik moet heel lang terug. Oorspronkelijk ben ik<br />

opgeleid als gymnastiekleraar, in Den Haag op<br />

een van de vijf academies voor lichamelijke<br />

opvoeding. Mijn docent daar, Karel Du Chatinier,<br />

leerde ons de anatomie. Dat boeide mij van het<br />

begin af aan. Hij was een zeer inspirerend en<br />

aimabel man die heel boeiend kon vertellen en<br />

prachtig kon tekenen. Wij – de studenten –<br />

tekenden dat allemaal na. (Ook professor Hillen<br />

geeft zijn colleges soms nog zo.) Du Chatinier<br />

kon vanwege een ziekte zijn linkerarm niet<br />

gebruiken. Hij stond vaak voor de klas met een<br />

sigaret in de hand van die arm. Met de rechter<br />

tekende hij op het bord schematische maar toch<br />

zo natuurgetrouw mogelijke anatomische schetsen<br />

en tussendoor tilde hij daarmee de andere<br />

op om een trekje van zijn sigaret te nemen.<br />

Nadat ik vijf jaar gymnastiekleraar was, begreep<br />

ik dat ik dat niet tot mijn 65ste wilde blijven. Ik<br />

zocht er iets anders bij. Via Du Chatinier ben ik<br />

gaan informeren en door zijn contacten kwam ik<br />

in 1969 hier bij de Anatomie, samen met een<br />

vriend. We konden hier een paar middagen in<br />

de week werken. We gaven onderwijs en deden<br />

onderzoek. Wat ik op de academie had geleerd<br />

was de basis voor mijn manier van lesgeven.<br />

Anatomie leer je als op de kleuterschool: veel<br />

plaatjes kijken en tekenen. En tekenen leer je<br />

door het veel te doen. Pas met de opkomst van<br />

de moderne audiovisuele middelen ben ik overgegaan<br />

op natuurgetrouwe afbeeldingen via<br />

overheadsheets en dia’s en minder tekenen, ook<br />

door tijdgebrek. In het begin gebruikte ik bij het<br />

lesgeven in de anatomie aan een opleiding voor<br />

fysiotherapie en een opleiding lagere akte gymnastiek<br />

nog mijn oude collegedictaat en maakte<br />

ik dezelfde tekeningen. Ik moet dat hier nog<br />

ergens hebben.<br />

Gielen zoekt onderin een metalen boekenkast<br />

tussen de mappen. Hij haalt er een klein geblokt<br />

multomapje uit en bladert er doorheen.<br />

Kijk, dit is de basis, zegt hij terwijl hij naar kleine<br />

kleurige schetsen wijst, dit zijn ook de plaatjes<br />

die je nog steeds in iedere anatomieatlas tegenkomt.<br />

Begin zeventiger jaren gaf hoogleraar anatomie<br />

en embryologie Van Doorenmaalen mij de kans<br />

om ook college te geven. Dat iemand die nog<br />

niet universitair was opgeleid college kon geven,<br />

was niet zonder meer gebruikelijk. Van Doorenmaalen<br />

gaf ons ook veel vrijheid. Wij hadden<br />

destijds een vrij grote, jonge staf. We volgden<br />

elkaars colleges en gaven elkaar feedback.<br />

Dat was heel leerzaam. Omdat ik toch wilde<br />

weten wat mijn studenten leerden, ging ik in<br />

1972 terwijl ik hier werkte de studie geneeskunde<br />

volgen. In mijn vrije tijd zonder hoorcolleges.<br />

De practica mocht ik deels tijdens mijn<br />

werk volgen en de collegedictaten kreeg ik van<br />

mijn eigen student-assistenten.<br />

In mijn werk, baseerde ik mij voor mijn lessen in<br />

die eerste jaren nog heel erg op Du Chatinier.<br />

Bijvoorbeeld in de manier waarop ik mijn verhaal<br />

vertelde, de opbouw. En nog steeds betrek ik<br />

net als hij de studenten graag zoveel mogelijk<br />

actief bij de les. In grote groepen is dat natuurlijk<br />

minder mogelijk dan in kleine. Maar je moet<br />

spontaan uitstapjes kunnen maken naar aanleiding<br />

van een vraag. Daar geniet ik tijdens colleges<br />

”<br />

nog steeds van.<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 16


Opensnijden of aanhaken,<br />

maar niet laten barsten<br />

tekst > Pieter Lomans<br />

foto’s > DREAM-project<br />

Onderzoek naar behandeling van buikaneurysma<br />

Voor de preventieve behandeling van een aneurysma, een verwijding van de buikslagader, bestaan twee<br />

verschillende methoden. Het DREAM-team van de divisie Vaatchirurgie onderzoekt welke behandeling de<br />

voorkeur verdient. Eenvoudig is dat niet.<br />

Na plaatsing van een<br />

endo-prothese krimpt<br />

het aneurysma.<br />

“Het is een controversieel onderwerp”, zegt<br />

vaatchirurg Jan Blankensteijn als hij een toelichting<br />

geeft op het ‘DREAM’-project, dat onlangs<br />

is goedgekeurd door het College van Zorgverzekeraars.<br />

In samenwerking met ruim twintig<br />

andere ziekenhuizen gaat hij in het project twee<br />

verschillende operatietechnieken voor het buikaneurysma<br />

met elkaar vergelijken.<br />

Een buikaneurysma is een verwijding van de<br />

grote lichaamsslagader in de buik. Vooral bij<br />

oudere mensen, met name bij mannen, komt<br />

een dergelijke bloedvatballon vrij vaak voor.<br />

Blankensteijn, projectleider van het onderzoek:<br />

“Zes tot zeven van de honderd mannen boven<br />

de zeventig hebben zo’n aneurysma. Meestal<br />

hebben ze daar geen last van, hooguit wat vage<br />

buikklachten, en wordt het aneurysma ongemerkt<br />

steeds groter. Jaarlijks is de kans op het<br />

barsten van het aneurysma ongeveer twee procent.<br />

Dat risico is niet zo groot, maar opgeteld<br />

over meerdere jaren neemt de kans aanzienlijk<br />

toe. Barst het aneurysma, dan leidt dat meestal<br />

tot de dood. De helft van de patiënten sterft<br />

vrijwel onmiddellijk. De andere helft haalt misschien<br />

het ziekenhuis, maar van hen overlijdt<br />

weer ruim de helft tijdens een spoedoperatie.”<br />

Mensen met een aneurysma behoren medisch<br />

tot een bijzondere groep. De meeste van hen<br />

zijn geen patiënt, omdat ze niet eens weten dat<br />

ze een aneurysma hebben. Wordt het aneurysma<br />

gevonden – meestal per toeval tijdens een medische<br />

controle – dan zijn ze nog steeds niet ziek.<br />

Maar door de groeiende bloedvatballon wordt<br />

de kans op het barsten steeds groter. Barst het<br />

aneurysma, dan is het veelal te laat.<br />

Preventief ingrijpen is een optie, maar brengt<br />

weer andere risico’s mee. De kans op overlijden<br />

tijdens de preventieve ingreep is zes, zeven procent.<br />

Het gaat om een zware, ingrijpende operatie<br />

bij oudere mensen. Hun buik wordt opengelegd,<br />

waarna het aneurysma wordt vervangen door<br />

een kunststof buisje. Een verblijf van twee<br />

weken in het ziekenhuis, waarvan enkele dagen<br />

op de intensive care (IC), is standaard. Daarna<br />

hebben mensen niet zelden nog zes tot twaalf<br />

maanden nodig voor ze weer helemaal de oude<br />

zijn.<br />

Geneeskundig dilemma<br />

Blankensteijn: “De operatie wordt al vijftig jaar<br />

uitgevoerd. We weten inmiddels dat het alleen<br />

maar zin heeft om preventief in te grijpen als<br />

het aneurysma een doorsnede heeft van vijfeneenhalve<br />

centimeter of meer. Alleen dan weegt<br />

het eenmalige operatierisico op tegen de kans<br />

dat het aneurysma binnen afzienbare termijn zal<br />

barsten.”<br />

“Geneeskunde schept in zo’n geval een behoorlijk<br />

dilemma”, zegt Monique Prinssen, artsonderzoeker<br />

en coördinator van DREAM (Dutch<br />

Randomised Endovascular Aneurysm Management).<br />

“Je verandert vaak per toeval ineens van een<br />

gezonde mens in een patiënt. Je voelt je niet<br />

ziek, maar krijgt te horen dat je een groot aneurysma<br />

hebt. Dat de kans op barsten van het<br />

aneurysma en overlijden zo groot is, dat een<br />

preventieve operatie moet worden overwogen.<br />

En dat de kans om daaraan te overlijden ruim<br />

vijf procent is. Ga er maar aanstaan…”<br />

Tien jaar geleden werd een nieuwe techniek<br />

geïntroduceerd, die gebruik maakt van een<br />

endo-prothese. De prothese bestaat uit een<br />

opvouwbaar buisje, dat vanuit de lies via de<br />

bloedbaan naar de plaats van bestemming wordt<br />

geschoven. Aangekomen op de plaats van<br />

bestemming, wordt de prothese in het aneurysma<br />

opengeklapt. De boven- en onderkant van de<br />

prothese klemmen zich met speciale haakjes vast<br />

aan de vaatwand, waardoor in het aneurysma<br />

een nieuw, kunststof bloedvat ontstaat met de<br />

juiste diameter. ˘˘<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 17


Endo-prothese in de buikholte<br />

bij een grote operatie.<br />

De buikslagader ligt achter de buik,<br />

vlakbij de ruggengraat. Hier een zijaanzicht,<br />

waarbij het slinken van het<br />

aneurysma duidelijk zichtbaar is.<br />

Prinssen: “Het resultaat is vergelijkbaar met de<br />

grote operatie, want ook hier plaats je een<br />

kunststof buisje dat het aneurysma vervangt en<br />

buitenspel zet. Maar de ingreep is aanzienlijk<br />

lichter. De patiënt krijgt slechts een sneetje in de<br />

lies om de prothese in te brengen en hij kan de<br />

volgende dag alweer naar huis. Vaak met het<br />

gevoel alsof er niets is gebeurd. Bovendien is de<br />

kans om aan deze operatie te overlijden verwaarloosbaar<br />

klein.”<br />

De nieuwe techniek met de endo-prothese is<br />

echter niet bij iedereen te gebruiken. De prothese<br />

moet bijvoorbeeld goed vastgehaakt kunnen<br />

worden aan de vaatwand. Dat is lang niet altijd<br />

mogelijk. Uiteindelijk komen minder dan vier<br />

van de tien patiënten in aanmerking voor zo’n<br />

endo-prothese.<br />

De conclusie lijkt dan duidelijk: behandel iedereen<br />

met een endo-prothese die ervoor in aanmerking<br />

komt en help de rest met de traditionele,<br />

grote operatie. “Dat laatste klopt, omdat we<br />

daarvoor geen alternatief hebben”, zegt<br />

Blankensteijn, “maar het eerste is nog maar de<br />

vraag. Er spelen nog meer zaken die in de afweging<br />

moeten worden betrokken.”<br />

De financiën, bijvoorbeeld. De grote operatie<br />

kost, inclusief IC en ziekenhuisopname, 15.000<br />

tot 20.000 gulden. Dat zijn eenmalige kosten,<br />

want de geopereerde patiënt is definitief van<br />

zijn kwaal verlost. De liesoperatie is ongeveer<br />

5.000 gulden goedkoper, maar daar komt nog<br />

wel 15.000 gulden bij voor de prothese.<br />

Statistische acrobatiek<br />

Blankensteijn: “Dat is nog niet het hele verhaal.<br />

Tien jaar ervaring met endo-protheses heeft ons<br />

geleerd dat een halfjaarlijkse controle met een<br />

CT-scan noodzakelijk is, omdat haakjes soms loslaten,<br />

protheseweefsel kan scheuren of het<br />

aneurysma alsnog dreigt te barsten. Na plaatsing<br />

van een endo-prothese is de jaarlijkse kans op<br />

een willekeurige additionele ingreep – groot of<br />

klein – ongeveer tien procent. De kans op het<br />

barsten van het aneurysma blijft ongeveer één<br />

procent, ondanks de behandeling. Zowel de duizend<br />

gulden van de jaarlijkse controle, als de<br />

kosten van een eventuele ingreep moeten nog<br />

in de prijsvergelijking worden meegenomen.”<br />

Geld is niet het enige criterium. Ook de kwaliteit<br />

van leven telt. Om een zo algemeen mogelijk<br />

beeld te krijgen worden daarom ook de kans op<br />

sterfte tijdens de operatie, mogelijke complicaties,<br />

opnameduur en de resultaten na de ingreep in<br />

het DREAM-onderzoek meegenomen. Na drie<br />

jaar wordt de balans opgemaakt, op basis van<br />

vierhonderd operaties. De helft van de patiënten<br />

heeft dan een endo-prothese gekregen, terwijl<br />

het lot de andere helft heeft aangewezen voor<br />

een grote operatie.<br />

Prinssen, die op het onderzoek hoopt te promoveren:<br />

“Begin jaren negentig leek het verschil<br />

tussen de grote operatie en het sneetje in de lies<br />

zo groot, dat een gerandomiseerd onderzoek<br />

minder voor de hand lag. Nu het resultaat van<br />

de endo-prothese toch minder voordelig is dan<br />

we aanvankelijk dachten, wordt een vergelijking<br />

steeds noodzakelijker.”<br />

Na drie jaar DREAM-onderzoek hopen we heldere<br />

antwoorden te kunnen geven”, zegt<br />

Blankensteijn. “De kans bestaat, dat de endoprothese<br />

dan wat beter scoort dan de grote<br />

operatie. Maar het zou me ook niet verbazen<br />

als na vijf of zeven jaar de grote operatie weer<br />

wat beter uit de bus komt dan de endo-prothese.<br />

In principe kunnen we dat in diezelfde patiëntengroep<br />

onderzoeken.”<br />

Het DREAM-onderzoek moet een duidelijk beeld<br />

opleveren van de voor- en nadelen van beide<br />

ingrepen. “Desondanks”, zegt Blankensteijn,<br />

“blijft het voor iedereen bij wie ineens een buikaneurysma<br />

wordt gevonden een uitermate moeilijke<br />

keuze. Psychologisch is het een zware kluif.<br />

Heb je de mogelijkheid om tussen beide operaties<br />

te kiezen, dan is enige statistische acrobatiek<br />

vereist om de zaken op een rijtje te zetten.<br />

En zelfs dan weet je niet of je de juiste keuze<br />

maakt, omdat statistiek is gebaseerd op grote<br />

groepen. Dat zegt weinig over wat er uiteindelijk<br />

met de individuele patiënt zal gebeuren.”<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 18


Als<br />

het<br />

regent<br />

schijnt<br />

de<br />

zon<br />

Donder en bliksem,<br />

hel en verdoemenis.<br />

Het gaat tekeer alsof de laatste dag is aangebroken.<br />

Het noodweer is bijna net zo snel voorbij als het kwam<br />

opzetten. Vogels kwinkeleren weer. De lucht vult zich<br />

met de vertrouwde geluiden. Alleen het platgeregende<br />

gras, de gezwollen beek en een natte eik vertellen nog<br />

dat het noodweer is geweest.<br />

Ik luister naar het stromen van de beek. Kabbelend<br />

water dat kwettert in de stilte na de storm. Het regent<br />

niet meer, maar de machtige takken van de eik druppelen<br />

nog na. Alsof de regen niet meteen begreep dat hij<br />

ook hier moest vallen. Takken vertragen de tijd.<br />

De kringetjes op het water worden meegevoerd door<br />

de stroom. Lang blijven ze niet leven. Ze worden groter,<br />

vervormen, gaan in elkaar over en doven uit. De rivier<br />

is een meanderend kerkhof van gestorven cirkels.<br />

Alleen door de lichtstralen van de zon, stekkerloze<br />

gloeilamp in de ruimte, dringen de cirkels op het water<br />

door tot in mijn ogen. Acht minuten oud zonlicht<br />

weerkaatst op het wateroppervlak en bereikt mijn<br />

gezicht. Ik zie de cirkels vechten voor hun leven.<br />

Dat ik de groeiende watercirkels zo mooi ruimtelijk zie,<br />

ligt aan het aantal ogen. Mijn linkeroog ontvangt het<br />

zonlicht net iets eerder of later dan mijn rechteroog.<br />

Mijn hersenen vertalen dat minimale verschil waanzinnig<br />

snel in diepte, in prachtige plaatjes met drie dimensies.<br />

Ik zie voor en achter, boven en beneden. Ik weet<br />

waar de eik staat en in welke richting de cirkels verdwijnen.<br />

Ogen geven ruimte aan de wereld, ontwerpen haar.<br />

Wie het vermogen om te zien verliest, verliest een<br />

wereld. Ik merk het. Ik loop te zoeken, loop tegen dingen<br />

aan. Dat doet dubbel pijn. De zon, die de hele wereld<br />

voor mij in lichterlaaie zette zodat ik haar kon zien,<br />

schijnt niet meer. Ineens is de zichtbare ruimte uit mijn<br />

leven weggevallen, de diepte verdwenen.<br />

Zonnestralen lichten nu niet meer bij, ik voel alleen nog<br />

maar hun warmte.<br />

De regen ritselt in de bomen, tokkelt op de daken,<br />

druppelt in de goot. Wie moet luisteren, zoals ik,<br />

hoort de regendruppels als zonnetjes uiteen spatten.<br />

Zonnetjes van geluid, die de wereld verlichten met hun<br />

ruis. Mijn hersenen vertalen die ruis in levendige plaatjes<br />

met drie dimensies.<br />

Ik zie de wereld niet meer, ik hoor haar. Een regenbui<br />

bombardeert de wereld met duizenden bronnen van<br />

geluid. De wereld vult zich, begint te baden in het licht.<br />

Als de regen voorbij is loop ik vaak naar het park, waar<br />

de takken van de bomen de tijd vertragen. Ik hoor hoe<br />

de cirkels op het water zich uit de voeten maken, hoe de<br />

wereld tot leven komt.<br />

Als het regent schijnt de zon.<br />

Pieter Lomans<br />

foto > Chris Timmers<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 19


tekst > Joost van der Gevel<br />

foto > Chris Timmers<br />

Kleine aanpassingen,<br />

De behandeling met radioactief jodium<br />

van patiënten met een te snel werkende<br />

schildklier kan aanzienlijk betere<br />

resultaten opleveren. Dat stelt nucleair<br />

geneeskundige Hans van Isselt, die in<br />

januari promoveerde op de resultaten<br />

van zijn onderzoek.<br />

Van Isselt merkte dat het voor het slagingspercentage<br />

van de behandeling niet uitmaakt of de<br />

dosis ruw wordt geschat of volgens de gangbare<br />

methoden zo zuiver mogelijk berekend. “Al tientallen<br />

jaren vertrouwen we binnen het vakgebied<br />

op wat er in de boeken staat”, zegt Van<br />

Isselt verwonderd. “Dat staat eigenlijk niet meer<br />

fundamenteel ter discussie. Er is een kleine vijftien<br />

jaar gezocht naar manieren om de juiste<br />

dosis te bepalen, maar na 1965 eigenlijk niet<br />

meer. Terwijl de techniek sindsdien juist vooral in<br />

ons vak een hoge vlucht heeft genomen. Ik ken<br />

al heel lang de klinische praktijk van de patiëntengroep.<br />

Het gaat vaak goed, maar het pakt<br />

lang niet altijd zo uit als wij het graag zouden<br />

zien. Door kleine aanpassingen is bijvoorbeeld<br />

een methode om de schildklier te meten veel<br />

nauwkeuriger te maken. Terwijl het gros van<br />

de collega’s niet beter weet dan dat dit nog een<br />

goede methode is. Wij zitten er soms vijftig procent<br />

naast in de berekening van de grootte van<br />

de schildklier. In die gevallen geven we dus een<br />

verkeerde dosis.”<br />

Een op de drie<br />

Sinds 1946 worden patiënten met een te snelle<br />

schildklierwerking door bijvoorbeeld de ziekte<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 20<br />

Het model op de foto is niet Alba van Antwerpen.


groot verschil<br />

Behandeling ziekte van Graves met radioactief jodium<br />

Opgejaagd, niet opgesloten<br />

van Graves behandeld met radioactief jodium.<br />

Ze krijgen deze therapie als ze met medicijnen<br />

niet zijn te genezen. De behandeling wordt in<br />

Nederland zo’n vierduizend keer per jaar uitgevoerd.<br />

Het radioactieve jodium schakelt een deel<br />

van de schildkliercellen uit. En in eenderde van<br />

alle gevallen lukt het om in één behandeling<br />

zoveel cellen uit te schakelen dat er precies<br />

genoeg functionerend schildklierweefsel overblijft<br />

om patiënten een normaal leven te laten leiden<br />

zonder medicijnen. In nog eenderde van de<br />

gevallen zijn één of meer vervolgbehandelingen<br />

nodig.<br />

Het berekenen van de benodigde dosis is afhankelijk<br />

van de grootte van de schildklier, de mate<br />

waarin deze het toegediende jodium opneemt<br />

en de verblijftijd van het radioactieve jodium in<br />

de schildklier. De schildklier is het enige orgaan<br />

in het lichaam dat jodium opneemt en er wat<br />

mee doet. Andere klierweefsels scheiden het<br />

direct weer uit, maar de schildklier gebruikt het<br />

voor de aanmaak van schildklierhormoon. Als je<br />

jodium in radioactieve vorm toedient neemt de<br />

schildklier een aanzienlijk deel op. Bij iemand<br />

met een opnamepercentage van negentig komt<br />

bijna alles wat je toedient daar terecht waar je<br />

het hebben wilt.<br />

Naar één behandeling<br />

Van Isselt stelt voor om de schildkliergrootte met<br />

gestandaardiseerde echografische metingen te<br />

bepalen en het opnamevermogen zo kort mogelijk<br />

van te voren te meten, omdat dat in korte<br />

tijd heel sterk kan variëren. Ook verwacht hij de<br />

verblijftijd nauwkeuriger te kunnen voorspellen.<br />

Dit kan bijvoorbeeld door twee kort op elkaar<br />

volgende metingen na een kleine proefdosis.<br />

Op deze manier is de gangbare berekening van<br />

de dosis te verfijnen waardoor nauwkeuriger is<br />

te schatten welke dosis individuele patiënten<br />

een normale functie van de schildklier oplevert.<br />

“Want bij een goedaardige afwijking als de<br />

ziekte van Graves is het toch primair onze inzet<br />

om mensen na één behandeling een goed functionerende<br />

schildklier te geven”, stelt de promovendus.<br />

Alba van Antwerpen komt voor de derde keer<br />

terug voor de behandeling van een te snel werkende<br />

schildklier: “Mijn hart gaat vaak heel erg<br />

tekeer. Net alsof je heel hard hebt gerend.<br />

Ik word er ’s nachts wakker van. Dan voel ik me<br />

opgejaagd en kan ik niet meer in slaap komen.<br />

Ik moet ook altijd bezig zijn. Wat dat betreft<br />

ben ik blij dat ik geen te trage schildklier heb,<br />

want ik heb een drieling. Dan is het wel handig<br />

radioactieve capsule hebben geslikt.” Het effect<br />

van de straling is pas na weken tot maanden<br />

merkbaar. Door de radioactiviteit gaat een klein<br />

deel van de cellen werkelijk kapot, maar de helft<br />

wordt functioneel uitgeschakeld. Die produceren<br />

alleen geen hormoon meer. Schildklieren worden<br />

ook werkelijk wat kleiner. Ongeveer eenderde<br />

van de schildkliermassa verdwijnt door de<br />

behandeling.<br />

als je snel bent in alles.”<br />

Nucleair geneeskundige Hans van Isselt behandelt<br />

onder meer patiënten met de ziekte van<br />

Graves, een auto-immuunziekte waarbij de<br />

schildklier teveel schildklierhormoon maakt.<br />

Patiënten zijn continu moe en ze vallen af.<br />

Met die klachten komen ze vaak bij de huisarts.<br />

Verder hebben ze het altijd warm, ze transpireren<br />

veel, en hebben hartkloppingen, trillende vingers<br />

en een gejaagd gevoel. Ze zijn emotioneler dan<br />

De deur kan niet op slot<br />

Dagelijks worden op de afdeling Nucleaire<br />

Geneeskunde voor patiënten capsules afgeleverd.<br />

Die worden op bestelling in de reactor in Petten<br />

gemaakt. De halveringstijd van radioactief jodium<br />

is acht dagen. Na een aantal weken is er al niets<br />

meer te vinden. Als patiënten één dag worden<br />

opgenomen verdwijnt al tien tot veertig procent<br />

via de urine. Daarom blijven ze de eerste dag in<br />

ze daarvoor waren en<br />

prikkelbaar. Door de<br />

aard van de klachten<br />

>> “Een dik boek en voor eten wordt gezorgd”<br />

wordt de ziekte van Graves vaak pas laat herkend.<br />

Bovendien komt de ziekte vijf keer vaker<br />

voor bij vrouwen en valt hij ook nogal eens<br />

samen met de overgang. Ook daardoor zijn de<br />

klachten niet altijd direct terug te voeren op de<br />

schildklier.<br />

het ziekenhuis. De urine wordt in tanks onder in<br />

het ziekenhuis opgeslagen tot de radioactiviteit<br />

is vervallen.<br />

Patiënten krijgen tijdens de behandeling een<br />

eenpersoonskamer, waar ze niet van af mogen.<br />

Maar de deur kan niet op slot: ze zitten dus niet<br />

werkelijk opgesloten. Ze krijgen die eerste dag<br />

Capsule uit loden potje<br />

Is de diagnose eenmaal gesteld dan worden<br />

patiënten eerst één tot anderhalf jaar behandeld<br />

met medicijnen. In twintig tot veertig procent<br />

van de gevallen gaat de ziekte dan spontaan<br />

over. Voor de rest moet een andere oplossing<br />

worden gevonden. Vroeger was dat altijd een<br />

chirurgische ingreep. Die geeft snel effect, maar<br />

het is een zware operatie en tachtig tot negentig<br />

procent van de patiënten heeft binnen een<br />

jaar een te lage schildklierfunctie en moet dan<br />

hormoontabletten slikken. Een behandeling met<br />

radioactief jodium is dus een goed alternatief.<br />

“Het enige dat mensen van die behandeling<br />

merken is dat ze uit een loden potje een capsule<br />

te slikken krijgen”, vertelt Van Isselt. “Alleen<br />

door een meting kunnen we zien dat ze die<br />

geen bezoek, behalve van verpleegkundigen.<br />

Wel hebben ze extra voorzieningen zoals video<br />

en telefoon op de kamer. “Vaak hebben patiënten<br />

via via nogal vervelende verhalen gehoord<br />

over de behandeling”, vertelt Van Isselt.<br />

“Over een bunker, een luik en een blad met<br />

eten. Niets is minder waar.” Alba van Antwerpen<br />

relativeert de verhalen uit ervaring: “Het is echt<br />

niet slecht hoor. Ik heb de opname iedere keer<br />

als heel prettig ervaren. Je trekt oude kleren aan<br />

die je weg kunt gooien. En van de behandeling<br />

voel je niets. Je slikt zo’n capsule en je wordt<br />

niet misselijk. Het doet ook geen pijn. Ik drink<br />

heel veel water, thee of cola. Ik heb een dik boek<br />

bij me, een video en een CD, en voor eten wordt<br />

gezorgd. Je moet er gewoon niet bij stilstaan<br />

dat het raam niet open kan.”<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 21


tekst > Caroline Wortman<br />

foto’s > Chris Timmers<br />

Ze kloppen nu bij mij aan!<br />

Nieuwe functie vp-manager<br />

De afkorting vp staat vaak voor verpleegkundige. Maar niet altijd. Een vp-manager<br />

in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> is geen verpleegkundig maar een vak- en personeelsmanager.<br />

Een personeelsadvertentie in een vakblad voor<br />

operatie-assistenten trok de aandacht van Harry<br />

Oussoren, vak- en personeelsmanager op het<br />

OK-complex. “Ik was waarnemend hoofd orthopedie<br />

in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis in<br />

Amsterdam. Die leidinggevende functie beviel<br />

me goed omdat je invloed hebt op de manier<br />

van werken. Toen zag ik die advertentie, waarin<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een vp-manager vroeg. Zowel<br />

de functiebeschrijving als de coachende stijl van<br />

leidinggeven waar de organisatie zich sterk voor<br />

maakt, spraken me aan.” Sinds een half jaar<br />

werkt hij op sector west-2 van het OK-complex.<br />

Het OK-complex bestaat uit vier sectoren met elk<br />

een aantal specialismen, en een team dat rouleert.<br />

Naast de snijdende specialisten werken<br />

hier operatie- en anesthesie-assistenten, perfusionisten<br />

en algemeen medewerkers. De locatiemanager<br />

Zorg is verantwoordelijk voor de gang<br />

van zaken op de afdeling en rapporteert aan het<br />

manager Zorg van de DPAP.<br />

Elke sector heeft een eigen vp-manager die<br />

ervoor zorgt dat alles erbinnen goed verloopt.<br />

Deze functie bestaat sinds 1999 en is het gevolg<br />

van de nieuwe organisatiestructuur die ontstond<br />

door de samenvoeging van het vroegere OKcentrum<br />

en de Anesthesiologie. Deze integratie<br />

was op haar beurt weer nodig vanwege de fusie<br />

tussen het Wilhelmina Kinderziekenhuis en het<br />

voormalige AZU.<br />

De specialismen gynaecologie, urologie, kaakchirurgie<br />

en plastische chirurgie horen bij de<br />

sector waar Oussoren fulltime werkt. Om het<br />

gevoel met de praktijk niet te verliezen, werkt<br />

hij een dag per week mee. “Ik ben verantwoordelijk<br />

voor de kwaliteit van de zorgverlening,<br />

dus moet ik op de hoogte zijn van ontwikkelingen.<br />

Verder vind ik het gewoon leuk om mee te<br />

draaien in het team.”<br />

Schuiven<br />

’s Ochtends controleert Oussoren of alles volgens<br />

planning verloopt. Zijn de operaties begonnen?<br />

Is het operatieprogramma voor die dag veranderd?<br />

Om half 9 zit hij met vier collega-vpmanagers<br />

om de tafel. “We bespreken problemen,<br />

zoals spoedoperaties en zieke werknemers, en<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 22<br />

>><br />

Bijna twee jaar geleden werd deze nieuwe functie in de Divisie voor Peri-operatieve<br />

zorg, Anesthesie en Pijnbestrijding (DPAP) geïntroduceerd.<br />

Vp-manager Bregt Michel: “Mijn belangrijkste doel is te zorgen voor een goedlopende afdeling waar<br />

mensen met plezier werken, door faciliteiten te bieden waardoor dat kan. Dat lukt en dat is leuk.”<br />

Functie vp-manager<br />

Personeelsmanagement, kwaliteit van zorgverlening en het patiëntenzorgproces, dat zijn de voorlopige<br />

resultaatgebieden die in de functiebeschrijving staan. Verder maakt hij beleid om de vakinhoudelijke<br />

ontwikkelingen te stimuleren. Carina Drijver, manager Zorg ad interim van DPAP: “Zoals je bij een<br />

jonge functie vaker ziet, ontwikkelt die zich nog steeds. Budgetbewaking en het ontwikkelen van beleid<br />

behoren officieel nog niet tot de functie-inhoud, maar moeten wel wezenlijk deel van de functie gaan<br />

vormen. Het accent ligt nu op personeelsmanagement en het vakinhoudelijke aspect. Meewerken is<br />

ontzettend belangrijk om zicht te houden wat er op de werkvloer gebeurt, maar een aanvulling met<br />

resultaatgebieden gericht op bedrijfsvoering is van belang.”


Vp-manager Harry Oussoren: “Ik probeer mensen zo in te<br />

zetten dat het werk voor hen aantrekkelijk blijft en dat de<br />

operaties kunnen doorgaan. Het is een uitdaging om dit<br />

goed te regelen.”<br />

proberen hiervoor oplossingen te vinden door<br />

zodanig met de planning of de mensen te schuiven<br />

dat alle operaties kunnen doorgaan. Als ik<br />

geen oplossing zie, overleg ik met mijn locatiemanager<br />

Zorg en die beslist of een operatie<br />

wordt uitgesteld. In dat geval neemt hij contact<br />

op met de behandelend chirurg die de vervelende<br />

boodschap aan de patiënt doorgeeft.”<br />

Omdat er op elk moment iets kan veranderen,<br />

loopt hij regelmatig de operatiekamers in om te<br />

kijken of alles goed gaat. Tussen de middag is er<br />

weer een overleg met de andere vp-managers<br />

om na te gaan of er bijvoorbeeld met het operatieprogramma<br />

moet worden geschoven.<br />

Binnen bepaalde grenzen valt er wel wat te<br />

regelen doordat OK-assistenten voor meer dan<br />

één specialisme inzetbaar zijn. Oussoren:<br />

“Ik probeer mensen zo in te zetten dat het werk<br />

voor hen aantrekkelijk blijft en dat de operaties<br />

kunnen doorgaan. Het is een uitdaging om dit<br />

goed te regelen.”<br />

Verder houdt hij zich vooral bezig met personeelsmanagement:<br />

het voeren van plannings- en<br />

beoordelingsgeprekken met de medewerkers en<br />

het regelen van de selectieprocedure van sollicitanten.<br />

“Een van de extra’s die het werken in<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> zo interessant maken, is de<br />

onderwijstaak. Een OK-assistent staat hier met<br />

zijn neus bovenop nieuwe operaties of operatiemethoden<br />

en is hier nauw bij betrokken door<br />

het meedenken over of maken van nieuwe protocollen<br />

en het instrueren van collega’s. Dat is voor<br />

velen een reden om te kiezen voor een academisch<br />

ziekenhuis.”<br />

Tot nu toe voldoet de baan aan zijn verwachtingen.<br />

“Ik heb het enorm naar mijn zin. Het werk<br />

is afwisselend, ik krijg alle mogelijkheden om me<br />

te ontwikkelen en zowel mijn team als de andere<br />

vp-managers en de locatiemanager Zorg zijn<br />

enthousiast en gemotiveerd. Voor het team is de<br />

overgang van teamleider naar vp-manager niet<br />

zo groot. Vroeger klopten ze bij de teamleider<br />

aan en nu bij mij.”<br />

Geen vacatures<br />

“Deze baan is geknipt voor mij omdat ik mijn<br />

eigen beroepsgroep aanstuur”, zegt Bregt Michel,<br />

van huis uit IC-verpleegkundige en sinds april<br />

2000 vp-manager op de recovery van de OK<br />

Dagbehandeling. “Zo blijf ik ook vakinhoudelijk<br />

betrokken. De afdeling telt ook een vp-manager<br />

voor OK-assistenten en een voor anesthesieassistenten.<br />

De functie bestaat sinds maart 1999<br />

en is ontstaan door de reorganisatie die de integratie<br />

van AZU en WKZ met zich meebracht. De<br />

vp-managers rapporteren aan de locatiemanager.<br />

Michel werkt twintig uur per week; de ene week<br />

twee dagen en de andere week drie. Doordat ze<br />

op verschillende dagen werkt, ziet ze ook teamleden<br />

die parttime werken minstens om de week.<br />

Vanwege haar kleine dienstverband werkt ze<br />

alleen bij uitzondering mee. “In de periode<br />

rondom de Kerst willen veel mensen vrij nemen.<br />

Door dan zelf een paar dagen in te springen kan<br />

ik dat regelen.”<br />

Haar dag begint om half 8 ‘op zaal’, waar patiënten<br />

binnenkomen voor de operatie. De meesten<br />

komen van huis en gaan terug als ze weer zijn<br />

bijgekomen na de ingreep. Maar er komen ook<br />

patiënten die zijn opgenomen voor bijvoorbeeld<br />

een eenvoudige oogoperatie of het inbrengen<br />

van een centraal veneuze lijn (een infuus in een<br />

groot bloedvat, bedoeld om medicijnen of voedingsstoffen<br />

toe te dienen). “Ik ga na of er<br />

genoeg personeel is. Bij ziekte zijn we redelijk<br />

flexibel: dan krijgt elke IC-verpleegkundige er de<br />

zorg voor één patiënt bij. Omdat het in de regel<br />

niet om ernstig zieke mensen gaat is dat geen<br />

probleem. Een operatie wordt nooit afgelast<br />

omdat er te weinig verpleegkundigen op de<br />

recovery zijn! Mijn team is gemotiveerd en<br />

flexibel: doordat er veel parttimers werken is het<br />

gemakkelijk om te schuiven met dagen.<br />

Gelukkig hebben we geen tekort aan personeel,<br />

er zijn geen vacatures. Het is dan ook aantrekkelijk<br />

werk: je begeleidt een patiënt vanaf het<br />

moment dat hij een OK-jasje aandoet tot aan<br />

het afscheid ’s middags. Je bouwt contact op met<br />

iemand. Verder krijg je zowel met eenvoudige<br />

als met meer complexe ziektebeelden te maken<br />

en die mix maakt het werk interessant.<br />

Bovendien werk je tijdens kantooruren en is<br />

het werk altijd af als je naar huis gaat. Elke dag<br />

heeft weer een nieuwe start. Dat hele pakket<br />

spreekt veel mensen aan.”<br />

Geen weerstand<br />

Haar dagelijks werk bestaat vooral uit personeelsmanagement<br />

en het optimaal laten draaien<br />

van de afdeling. “Doordat het team lang zonder<br />

vp-manager heeft gefunctioneerd, lossen ze veel<br />

problemen zelf op zodat ik me kan richten op<br />

andere zaken. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met<br />

het opzetten van een samenwerkingsvorm met<br />

andere beroepsgroepen en het organiseren van<br />

beleidsmiddagen voor de hele afdeling.”<br />

Is deze baan wat ze ervan verwachtte? “Mijn<br />

belangrijkste doel is te zorgen voor een goedlopende<br />

afdeling waar mensen met plezier werken,<br />

door faciliteiten te bieden waardoor dat<br />

kan. Dat lukt en dat is leuk. Wat me erg mee is<br />

gevallen, is het ontbreken van weerstand bij het<br />

team. Ik kon me voorstellen dat de mensen niet<br />

stonden te juichen toen ik kwam omdat ze het<br />

zo lang alleen hadden gerooid. Maar nee, ze<br />

waren heel open en blij dat ze weer een aanspreekpunt<br />

hadden. Het enige wat me tot nu<br />

toe is tegengevallen is het nemen van impopulaire<br />

beslissingen. Een teamlid wilde bijvoorbeeld<br />

op afwijkende tijden werken. Ik heb er lang over<br />

nagedacht en mijn licht opgestoken op een<br />

andere afdeling die er ervaring mee had.<br />

Omdat het daar tegenviel vond ik dat deze<br />

wijziging niet in het belang van de afdeling was.<br />

En daar gaat het uiteindelijk om: niet om wat ik<br />

wil of wat goed is voor die collega, maar om het<br />

geheel. Ik heb dus nee gezegd en voet bij stuk<br />

gehouden, maar dat was wel moeilijk.”<br />

nr 1 <strong>februari</strong> <strong>2001</strong> 23


Iedere week promoveren er onderzoekers in de geneeskunde of medische biologie.<br />

Wat drijft ze? Waarom kiest een onderzoeker juist voor dat onderwerp?<br />

En wat is het resultaat van zo’n fascinatie? Een zoektocht naar de mens achter<br />

een proefschrift.<br />

Lyrisch achter de microscoop<br />

tekst > Joost van der Gevel | foto boven > Chris Timmers | foto onder > Rebecca Kiekens<br />

Rebecca Kiekens temidden van de commissie,<br />

vlnr. Jan van de Winkel (Immunotherapie), Theo Thepen<br />

(Immunotherapie), Edward Knol (Dermatologie) en<br />

Carla Bruijnzeel-Koomen (Dermatologie).<br />

Doorsnede van de huid van een patiënt met allergisch<br />

eczeem. De geactiveerde macrofagen slaan hun tentakels uit<br />

en zijn duidelijk te zien. “Kijk eens hoe prachtig die cel in<br />

beeld is. Er zijn momenten dat je lyrisch achter de microscoop<br />

zit.”<br />

Rebecca Kiekens (1972) studeerde medische<br />

biologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.<br />

Ze liep stage bij de afdeling Humane<br />

Genetica van de VU en bij de afdeling Speciële<br />

Klinische Immunologie in het AMC. Na haar<br />

studie was ze, tot ze AIO werd bij de afdeling<br />

Dermatologie in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, nog vrijwillig<br />

stagiaire bij de afdeling Immunologie<br />

in het AMC. “Want ik wilde doorgaan en zes<br />

jaar geleden was het moeilijk om een baan te<br />

krijgen.”<br />

Waarom koos je juist dit onderwerp?<br />

Je eindigt nooit met het idee waar je mee<br />

begint. Je kijkt naar een ziektebeeld en zodra<br />

je meer begrijpt van wat er misgaat, kun je ook<br />

zien hoe het normaal gaat. Oorspronkelijk<br />

onderzocht ik de rol van macrofagen – een<br />

soort witte bloedcellen – bij allergisch eczeem.<br />

Dat interesseerde me omdat het over het<br />

immuunsysteem gaat.<br />

Onderzoek doen is op zich al interessant.<br />

Ik vind het heel boeiend om zelf te proberen<br />

achter nieuwe dingen te komen, of zelf iets<br />

nieuws te verzinnen. Er zijn momenten dat ik<br />

helemaal lyrisch achter de microscoop zit.<br />

Wat was je hypothese?<br />

De vraag was of macrofagen een rol spelen bij<br />

allergisch eczeem. Patiënten met allergisch<br />

eczeem hebben last van een chronische ontsteking<br />

van de huid. Die wordt veroorzaakt door<br />

een verkeerde reactie van het afweersysteem<br />

op allergenen in de lucht zoals graspollen en<br />

de huisstofmijt. De ziekte is niet te genezen en<br />

er is weinig bekend over de rol van macrofagen<br />

bij ontstekingsreacties. Bij allergisch eczeem<br />

doen die eigenlijk hun werk té goed.<br />

Wat zijn de resultaten van je onderzoek?<br />

Bij patiënten met allergisch eczeem vond ik op<br />

die chronisch ontstoken plekken in de huid heel<br />

veel actieve macrofagen. Die hielden de ontsteking<br />

in stand. Op het oppervlak van die macrofagen<br />

bleek een receptor te zitten die antistoffen<br />

kan binden. De receptor brengt die antistoffen<br />

in de cel. Aan die receptor kun je ook andere<br />

stoffen binden, die dan in de macrofaag worden<br />

gebracht. Op die manier heb ik een middel ontwikkeld<br />

dat zich bindt aan die actieve macrofagen<br />

en waaraan een deel zit dat giftig voor ze<br />

is. Zodra dat in de cel komt sterft deze en stopt<br />

ook de ontstekingsreactie. Dat giftige deel is<br />

niet schadelijk voor andere cellen en doordat<br />

het alleen werkt op die actieve macrofagen,<br />

kan het in lage concentraties in de huid worden<br />

ingespoten. Hoe specifieker je geneesmiddel hoe<br />

minder de bijwerkingen. Als je de macrofagen<br />

uitschakelt stopt de ontsteking. Maar daarmee<br />

is de oorzaak van het eczeem niet opgelost.<br />

Je geneest dus niet de ziekte, maar je neemt<br />

wel de symptomen weg.<br />

Wat gebeurt er nu met de uitkomsten van<br />

jouw onderzoek?<br />

We onderzoeken of we op basis hiervan een<br />

medicijn kunnen maken. We testen het middel<br />

momenteel bij patiënten. Uit de resultaten moet<br />

blijken of het inderdaad een goed middel is om<br />

de ontstekingen bij allergisch eczeem te remmen.<br />

Wat ga je nu doen?<br />

Ik ga hier verder met onderzoek naar macrofagen.<br />

Ik ga het effect van zonlicht op veroudering van<br />

de huid bekijken. Misschien levert dat iets op<br />

waardoor we uiteindelijk minder rimpels krijgen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!