Annotatie bij EHRM 25 april 2006 (Dammann / Zwitserland ... - IViR
Annotatie bij EHRM 25 april 2006 (Dammann / Zwitserland ... - IViR
Annotatie bij EHRM 25 april 2006 (Dammann / Zwitserland ... - IViR
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Annotatie</strong> <strong>bij</strong> <strong>EHRM</strong> <strong>25</strong> <strong>april</strong> <strong>2006</strong> (<strong>Dammann</strong> / <strong>Zwitserland</strong>) en <strong>EHRM</strong> <strong>25</strong> <strong>april</strong> <strong>2006</strong><br />
(Stoll / <strong>Zwitserland</strong>)<br />
Verschenen in NJ 2007-11, nr. 126 en 127, p. 1262-1263.<br />
E.J. Dommering<br />
1. In deze twee Zwitserse zaken houdt het Hof zich bezig met de vraag in hoeverre een journalist<br />
gebruik mag maken van informatie die met schending van een geheimhoudingsplicht in zijn of<br />
haar handen is gekomen. Het Hof is eerder met dit soort vragen geconfronteerd in de<br />
precedenten die het in beide zaken citeert (<strong>Dammann</strong>, overweging 53 en Stoll, overweging 50).<br />
Meestal liet het als factor van betekenis meewegen dat informatie al (min of meer) tot het<br />
publieke domein behoorde (<strong>EHRM</strong> 26 november 1991, NJ 1992, 29 m.nt. EJD, de zaak<br />
Spycatcher, over het uit de school klappende oud lid van de Engelse geheime dienst; <strong>EHRM</strong> 21<br />
januari 1999, NJ 1999, 713, m.nt. EJD, de zaak Fressoz, over de belastingaangifte van de Franse<br />
fabrieksdirecteur). Daar<strong>bij</strong> kan ook het tijdsverloop een rol spelen (<strong>EHRM</strong> 22 mei 1990, NJ 1992,<br />
29, m.nt. EJD, de zaak Weber, over de persconferentie van de Zwitserse milieu activist die kritiek<br />
had op de voorbereidende strafprocedure; <strong>EHRM</strong> 18 mei 2004, NJ 2005, 410, m.nt. EJD, de zaak<br />
Plon, over de uit de schoolklappende lijfarts van president Mitterand).<br />
2. In deze zaken wordt het Hof directer met de vraag geconfronteerd. In de zaak <strong>Dammann</strong> gaat<br />
het om een journalist die een artikel schrijft over een grote bankroof en die meer wil weten over<br />
de strafrechtelijke achtergrond van de personen die zijn gearresteerd in verband met de inbraak.<br />
Hij belt daartoe met het OM. De secretaresse die hem te woord staat is zo onder de indruk dat zij<br />
een bekende journalist aan de telefoon krijgt dat zij meteen de strafbladen van de betrokkenen<br />
naar hem toe faxt. Zij handelt daarmee erg naïef, maar niettemin toch in strijd met haar<br />
ambtsgeheim. De journalist wordt veroordeeld wegens uitlokking van schending van het<br />
ambtsgeheim. De kamer van het Hof (waarin zich ook de Zwitserse president van het Hof,<br />
Wildhaber, bevindt) maakt korte metten met deze veroordeling. Wanneer een lidstaat de<br />
geheimhouding van dit soort gevoelige informatie wil waarborgen moet ze maar betere<br />
veiligheidsmaatregelen nemen. Het tekortschieten van de secretaresse komt op het conto van<br />
<strong>Zwitserland</strong>. Bijkomende afwegingsfactoren zijn: de journalist had volgens het Hof geen list of<br />
bedrog toegepast om aan de informatie te komen; uiteindelijk heeft hij journalistiek behoorlijk<br />
gehandeld door de informatie die hij niet voldoende relevant achtte niet te publiceren. Het valt<br />
op dat het Hof daar<strong>bij</strong> zijn feitelijk oordeel in plaats stelt van de nationale rechter die immers wel<br />
uitlokking van schending van een ambtsgeheim aanwezig had geacht.<br />
3. Veel moeilijker heeft dezelfde kamer het met de zaak Stoll. Onder aanvoering van Wildhaber<br />
stemmen drie rechters tegen de meerderheid van vier die een schending van artikel 10 aanwezig<br />
acht. De zaak hangt nog <strong>bij</strong> de Grand Chamber. Het gaat om de publicatie van een gelekt<br />
diplomatiek document. In deze nota, afkomstig van de Zwitserse ambassadeur in de VS,<br />
verzonden aan selecte kring van personen, geeft de ambassadeur zijn visie op de opstelling die<br />
<strong>Zwitserland</strong> moet kiezen in de VS in de kwestie van de vergoeding van schade geleden door<br />
Holocaust slachtoffers. Het ging om de tegoeden op Zwitserse rekeningen, die, doordat ze na<br />
WO II niet waren opgeëist, aan de Zwitserse Staat waren vervallen. Over dit onderwerp liep een<br />
heftig publiek debat in <strong>Zwitserland</strong>. De Sonntags-Zeitung publiceert delen uit het stuk en doet dat<br />
op een wijze die de ambassadeur in een kwaad daglicht stelt (zie verder onder de feitelijke
samenvatting). De gehele kamer is het er over eens dat schending van het vertrouwelijke<br />
diplomatieke verkeer desastreuze gevolgen voor de internationale betrekkingen kan hebben<br />
(overwegingen 48 en 52). De meerderheid tilt net iets zwaarder aan het grote belang van het<br />
publieke debat over deze kwestie (overweging 51). In de belangrijke dissenting opinion, die een<br />
interessant debat in de Grand Chamber aankondigt, benadrukt Wildhaber dat het in casu ging om<br />
puur vertrouwelijke informatie waarvan de handhaving van de vertrouwelijkheid een groot<br />
algemeen belang diende. De publicatie uit het rapport van de ambassadeur diende, naar zijn<br />
mening, een minder groot algemeen belang dan <strong>bij</strong>voorbeeld de Watergate of de Pentagon<br />
Papers. Wildhaber hecht ook aan het feit dat de Zwitserse Raad voor de Journalistiek had<br />
geoordeeld dat Sonntags-Zeitung op een journalistiek onverantwoordelijke manier had gepubliceerd.<br />
4. Aan de hand van deze twee beslissingen is het nog moeilijk een algemene lijn in de benadering<br />
van het Hof te onderkennen (ik verschil daarin van mening met D. Voorhoof, zie zijn artikel in<br />
Mediaforum <strong>2006</strong>- 7/8, p. 203-209). Het Hof blijft in concreto de feiten van de casus afwegen.<br />
Afwegingsfactoren die van belang zijn, zijn de volgende: heeft de overheid die vertrouwelijkheid<br />
van informatie wil waarborgen voldoende veiligheidsmaatregelen genomen die te verzekeren<br />
(fouten daarin zijn haar toe te rekenen), hoe zwaar is het algemeen belang om informatie die door<br />
een niet aan de overheid toe te rekenen lek naar buiten is gekomen te publiceren, heeft de<br />
journalist de schending van het ambtsgeheim actief bevorderd, is <strong>bij</strong> de publicatie journalistiek<br />
behoorlijk gehandeld? Hoe zwaar was de opgelegde sanctie (een afwegingsfactor die het Hof<br />
trouwens in elke zaak onder ogen ziet)?<br />
5. Voor de Nederlandse situatie wijs ik naar mijn noot onder 3 <strong>bij</strong> de zaak Plon en voorts naar<br />
G.A.I. Schuijt, Vrijheid van Nieuwsgaring, Den Haag: Boom Juridisch <strong>2006</strong>, hoofdstuk 3. De zaak<br />
<strong>Dammann</strong> lijkt op de door hem besproken zaken van informatie die per vergissing <strong>bij</strong> de pers<br />
terecht komt (de fax van de advocaat aan zijn cliënt die per ongeluk <strong>bij</strong> de GPD terecht komt en<br />
de geheime zitting in het proces Mink K. waar per ongeluk de microfoon was blijven aanstaan,<br />
zodat het verhandelde ter zitting in de wachtkamer was te horen, Schuijt a.w. pp. 108-109). Het<br />
Hof Den Haag achtte in het geval van de faxvergissing de normen van de maatschapplijke<br />
zorgvuldigheid overschreden, omdat de redactie niet van de per ongeluk ontstane doorbreking<br />
van de vertrouwelijkheid had mogen profiteren (Hof Den Haag 4 maart 1999, Mediaforum 1999-4,<br />
nr. 21) De Raad van de Journalistiek achtte in het geval Mink K de journalistieke normen<br />
overschreden. (Zie ook J. Mentink, Veel Raad, weinig Baat , Rotterdam: Ad. Donker <strong>2006</strong>, p. 123).<br />
Met de uitspraken van Stoll en Damann in de hand is met name de beslissing in de zaak Mink. K.<br />
de verkeerde kant op gevallen, omdat het een aan de overheid toe te rekenen stomme fout betrof.<br />
Dat het Hof het belang van het vertrouwelijke briefverkeer van de advocaat aan zijn cliënt liet<br />
prevaleren, ondanks de begane vergissing, lijkt mij juist.