23.03.2014 Views

Untitled - KNVvK - Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koude

Untitled - KNVvK - Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koude

Untitled - KNVvK - Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koude

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

KOELTECHNIEK<br />

MEDEDELINGEN<br />

VAN DE<br />

NEDERLANDSE VERENIGING<br />

VOOR<br />

KOELTECHNIEK<br />

NOVEMBER-DECEMBER 1958<br />

KOELTECHNIEK - JAARGANG 51, No. 6 - BLZ. 169-212


NEDERLANDSE VERENIGING<br />

VOOR KOELTECHNIEK<br />

GEVESTIGD TE LEIDEN<br />

OPGERICHT 23 SEPTEMBER 1908<br />

INHOUD:<br />

pag.<br />

Uitreiking van de Kamerlingh Onnes Medaille. . . . . . . . 169<br />

Herdenking van het vijftig-jarig bestaan. . . . . . . . . . . . . 186<br />

Aanwinsten bibliotheek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213<br />

Boekbespreking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213<br />

Secretariaat, Redactie en Administratie van het verenigingsorgaan<br />

,,KOELTECHNIEK”: Pasteurstraat 1, Leiden; tel.<br />

01710-21241;<br />

postrekening 97360.<br />

Druk: Plantijn, Rotterdam


Uitreiking van de<br />

Kamerlingh Onnes<br />

Medaille<br />

169<br />

aan het Natuurkundig Laboratorium der<br />

N. V. Philips' Gloeilampenfabrieken te<br />

Eindhoven.<br />

Op dinsdag 23 september 1958 vond de uitreiking plaats van de gouden<br />

Kamerlingh Onnes Medaille, welke werd toegekend aan het Natuurkundig<br />

Laboratorium der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.<br />

Deze plechtigheid ving om 10 uur aan in de grote collegezaal van het<br />

Kamerlingh Onnes Laboratorium te Leiden, welke daartoe door de directeur van<br />

het Laboratorium, prof. dr. C.J. Gorter, welwillend ter beschikking was gesteld.<br />

Zij werd bijgewoond door de Directie en vele medewerkers van de N.V. Philips<br />

met hun dames, waarvan wij noemen ir. F.J. Philips, prof. dr. H.B.G. Casimir, ir.<br />

H. Rinia, dr. J.W.L. Köhler en de oud-directeur van het Nat. Lab., prof. dr. G.<br />

Holst.<br />

Onder de genodigden bevonden zich de <strong>voor</strong>zitter en leden van de Commissie<br />

van Beoordeling tot toekenning van de Kamerlingh Onnes Medaille: prof. dr.<br />

C.J. Gorter (tevens vertegenwoordiger van de Kon. Akademie van<br />

Wetenschappen), prof. A. van Itterbeek, prof. L.H. de Langen, prof. C.F. van<br />

Oijen en ir. H.W. van Tijen. De Leidse Universiteit was vertegenwoordigd door<br />

de <strong>voor</strong>zitter van het College van Curatoren, Baron dr. J.E. de Vos van Steenwijk<br />

en de rector-magnificus, prof. dr. H.J. Lam. Als afgevaardigde van de Senaat der<br />

Technische Hogeschool te Eindhoven was aanwezig prof. dr. ir. W. L.H. Schmid,<br />

namens de Technische Hogeschool te Delft prof. ing. J. B. Westerdijk. Het Kon.<br />

Instituut van Ingenieurs deed zich vertegenwoordigen door ir. J. Lighthart, de<br />

Ned. Natuurkundige <strong>Vereniging</strong> door prof. dr. E.F.M. van der Held.<br />

De <strong>voor</strong>zitter der vereniging, prof. dr. ing. L. Váhl, heette de vele aanwezigen<br />

hartelijk welkom en hield daarna de volgende toespraak:<br />

De betekenis van het jaar 1908 <strong>voor</strong> de koeltechniek en in het bijzonder <strong>voor</strong><br />

de koeltechniek in Nederland is groot. Kamerlingh Onnes heeft in dat jaar zijn<br />

werk <strong>voor</strong> het vloeibaar maken van helium bekroond gezien. Ook zijn activiteit<br />

<strong>voor</strong> de internationale en nationale samenwerking van de wetenschapsbeoefenaren<br />

en technici, werkende op het terrein van de koeltechniek heeft in dit<br />

jaar resultaten opgeleverd.


170<br />

Het internationale koude-instituut en de <strong>Nederlandse</strong> koeltechnische vereniging<br />

zijn o.a. in dat jaar tot stand gekomen. De herdenking van zowel het vloeibaar<br />

maken van helium als ook van het oprichten van de <strong>Nederlandse</strong> Koeltechnische<br />

<strong>Vereniging</strong> 50 jaar geleden was aanleiding om in dit jaar twee gouden<br />

Kamerlingh Onnes medailles uit te reiken. De feestelijke uitreiking van de<br />

medaille aan Prof. Collins vond in juni van dit jaar plaats in de aula van de<br />

Rijksuniversiteit van deze stad, aan welke universiteit Kamerlingh Onnes als<br />

hoogleraar was verbonden.<br />

Vandaag zijn wij bijeen in de oude collegezaal, waar Kamerlingh Onnes<br />

gewoonlijk aan jongeren doceerde, ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van<br />

de oprichting van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek. Het doel van<br />

onze bijeenkomst is de feestelijke uitreiking van de Kamerlingh Onnes medaille<br />

aan het Natuurkundig Laboratorium van de N.V. Philips te Eindhoven. Ik<br />

memoreer dat deze medaille achter elkander is toegekend aan wijlen Sir Francis<br />

Simon in het jaar 1950, aan Prof. R. Plank in het jaar 1955 en aan Prof. S.C.<br />

Collins in dit jaar. Alle drie medaillisten zijn personen, die door de beoefening<br />

van de wetenschap der lage temperaturen aan de wetenschap en aan de koeltechniek<br />

bijzondere diensten hebben bewezen. Het zijn mannen, die door hun<br />

persoonlijke eigenschappen tot bijzondere prestaties in staat waren en aan wie<br />

<strong>voor</strong> deze prestaties de hoogste onderscheiding, die de ,,<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>voor</strong> Koeltechniek” kent, ten deel is gevallen. Thans is deze onderscheiding<br />

toegekend niet aan één persoon, maar aan een groep van personen, die door<br />

samenwerking een bijzondere <strong>voor</strong>uitgang tot stand hebben gebracht, waardig<br />

om bekroond te worden met de Kamerlingh Onnes medaille. Voordat ik tot een<br />

uiteenzetting van de redenen, welke tot het besluit tot uitreiking van de medaille<br />

aan het Natuurkundig Laboratorium hebben geleid overga, zij het mij vergund in<br />

te gaan op de behandeling van het feit, dat de medaille aan een groep van onderzoekers<br />

- aan een laboratorium - wordt toegekend. Het verrichten van<br />

wetenschappelijk werk in groepsverband, ,,team-work”, is in de laatste decennia<br />

sterk op de <strong>voor</strong>grond getreden. In plaats van individuele prestaties op het terrein<br />

der wetenschap treedt veelal en in toenemende mate het volbrengen van<br />

onderzoek door groepen van wetenschappelijke werkers.<br />

Deze ontwikkeling, die zich voltrok en nog aan het voltrekken is, lijkt de<br />

betekenis van de individuele wetenschapsbeoefenaar te bedreigen. Men kan zich<br />

zelfs afvragen of deze ontwikkeling niet de ondergang van de individuele<br />

wetenschappelijke onderzoeker de drager van grondslagen der <strong>voor</strong>uitgang in<br />

het verleden - betekent en of in deze ontwikkeling misschien zelfs opgesloten is<br />

de uiteindelijke ondergang van wetenschappelijke prestaties in het algemeen.<br />

Men bedenke: wetenschappelijke prestaties hebben hun oorsprong in de<br />

persoonlijke initiatieven, in de inventiviteit en fantasie van het individu.<br />

Maar is dan bij ,,team-work” de individuele werker als persoonlijkheid<br />

uitgeschakeld? Betekent ,,team-work” dat de ,,massamens”


zijn intrede heeft gedaan in ,,zuiver wetenschappelijk onderzoek” of in de<br />

fascinerende wedloop, die ,,industrieel speurwerk’ (naar een woord van G. Holst<br />

,,gericht speurwerk”) heet? Zuiver wetenschappelijk onderzoek en gericht<br />

speurwerk zijn geen contrasterende aspecten, veeleer twee facetten van<br />

wetenschapsbeoefening, waarbij men op verschillende wegen tot werken in<br />

groepsverband kan komen. Bij zuiver wetenschappelijk onderzoek kunnen leden<br />

van de groep bij<strong>voor</strong>beeld onderzoekers zijn, die op uiteenlopende terreinen der<br />

wetenschap - zo verschillend, dat zij tezamen door een enkeling niet meer te<br />

overzien zijn - hun krachten inspannen <strong>voor</strong> het bereiken van een<br />

gemeenschappelijk doel. Deze wijze van werken en samenwerken van op<br />

discrete gebieden der wetenschap gespecialiseerde deskundigen blijkt <strong>voor</strong> het<br />

oplossen van bepaalde zeer complexe wetenschappelijke problemen nuttig en<br />

zelfs nodig te zijn. Als gevolg van de lawineachtige groei van het aantal<br />

beschikbare en de <strong>voor</strong> het werk nodige gegevens, van de divergerende<br />

werkmethodes en denkwijzen in de uit elkander gegroeide takken der<br />

wetenschap en als gevolg van het ontstaan van verschillende vakjargons in de<br />

diverse takken der wetenschap wordt het <strong>voor</strong> de enkeling ondoenlijk alle<br />

aspecten van een probleem zelf in details te overzien, te behandelen en zonder<br />

hulp van collega's der andere terreinen tot nieuw inzicht, nieuw doorzicht en<br />

nieuwe wetenschappelijke resultaten te komen. Zuiver wetenschappelijk<br />

onderzoek in groepsverband wordt door de ontwikkeling der wetenschap <strong>voor</strong><br />

een verdere <strong>voor</strong>uitgang nodig.<br />

Bij gericht speurwerk kunnen in het algemeen andere redenen dan<br />

171


172<br />

de hierboven genoemde aanleiding geven tot ,,team-work”. Hier spelen factor tijd<br />

en economie een rol van betekenis. De resultaten van gericht speurwerk moeten<br />

meestal in een korte - liefst binnen een gegeven - tijd bereikt worden.<br />

Gespecialiseerde kennis en ervaring dient toegepast te worden om een efficiënte<br />

inzet van beschikbare tijd en middelen te verkrijgen. Met onderverdeling van het<br />

te verrichten speurwerk over verschillende gespecialiseerde medewerkers, die<br />

eventueel ook op hetzelfde terrein der wetenschap werken, wordt het resultaat<br />

vroeger en goedkoper bereikt.<br />

Indien wij ons afvragen welke plaats bij wetenschappelijk onderzoek in<br />

groepsverband aan de individuele wetenschappelijke werker toekomt dan is het<br />

<strong>voor</strong> het geven van een antwoord op deze vraag van waarde de meest <strong>voor</strong>name<br />

factoren te noemen, die bij het functioneren van grote researchorganisaties van<br />

betekenis zijn. Deze zijn:<br />

1) De organisatie van het wetenschappelijk onderzoek.<br />

2) De middelen, die als faciliteiten <strong>voor</strong> het onderzoek ter<br />

beschikking staan.<br />

3) De kwaliteit van de wetenschappelijke werkers, die in<br />

groepsverband het gestelde probleem behandelen.<br />

4) De persoon van de wetenschappelijke leider.<br />

In het organisatieschema van een researchbedrijf komt m.i. aan de<br />

verantwoordelijke wetenschappelijke leider een uitermate grote betekenis toe.<br />

Zijn rol bij het stellen van een probleem en het aangeven van een mogelijk<br />

geachte weg <strong>voor</strong> het oplossen van het probleem is eminent. Is deze leider in<br />

staat tot het harmonisch afstemmen van organisatie en middelen ten opzichte van<br />

het niveau van de wetenschappelijke medewerkers, dan is hiermede een<br />

<strong>voor</strong>waarde aanwezig <strong>voor</strong> het tot zijn recht komen van de bekwaamheden van<br />

de individuele medewerkers.<br />

Een bedreiging <strong>voor</strong> de inventiviteit en <strong>voor</strong> de gave van het nemen van<br />

initiatieven van de individuele onderzoeker door de druk van een boven het<br />

redelijke gegroeide organisatie of door het ondergeschikt maken van zijn geest<br />

aan de apparatuur die hem behoort te dienen, hoeft dan niet aanwezig te zijn.<br />

Krijgt daarentegen door onjuiste opzet of door disharmonische groei in een<br />

researchinstelling de ,,organisatie’ een overdreven betekenis, dan is hiervan het<br />

vervlakken van het niveau van het onderzoek het gevolg. De besten zullen de<br />

nodige, doch ontbrekende persoonlijke vrijheid missen. Een sterke vermindering<br />

van hun productiviteit, het dalen van het wetenschappelijk niveau van de groep<br />

en van haar prestaties zal niet uitblijven.<br />

En hiermede komen wij op de meest essentiële vraag, die in verband met<br />

,,team-work” gesteld kan worden. Dit is de vraag, welke eisen aan het<br />

wetenschappelijk niveau en het karakter van de medewerkers van de groep<br />

gesteld behoren te worden. Ik geloof, dat bij werken in groepsverband de<br />

organisatie en de middelen geen enkele compensatie kunnen geven <strong>voor</strong><br />

ontbrekende begaafdheid, intelli-


gentie, toewijding, inventiviteit en ,,gelukkige hand” van de individuele<br />

onderzoeker. Deze gaven, nodig <strong>voor</strong> succesvol, individueel, wetenschappelijk<br />

werken dienen nog ten behoeve van het succesvol verrichten van team-work te<br />

worden aangevuld met een verdere gave. Dit is de geschiktheid tot<br />

samenwerking met anderen en het kunnen beleven van vreugde aan<br />

gemeenschappelijk met anderen volbrachte resultaten.<br />

Door team-work bereikte resultaten zijn het bewijs, dat in het Natuurkundig<br />

Laboratorium van de N.V. Philips harmonie tussen organisatie, middelen en<br />

wetenschappelijke medewerkers bestaat en bovendien, dat de leiding van deze<br />

researchorganisatie deze harmonie weet te behouden.<br />

Het Natuurkundig Laboratorium van de N.V. Philips is volgens de conceptie<br />

van zijn eerste directeur, G. Holst, in 1914 gesticht. Dat de directie van dit<br />

bedrijf in de toenmalige periode van technische ontwikkeling de verziende blik<br />

had om tot de stichting van dit laboratorium over te gaan is <strong>voor</strong> het bedrijf en<br />

ook <strong>voor</strong> de gehele <strong>Nederlandse</strong> industriële ontwikkeling van grote betekenis<br />

geweest. De gestadige groei van het laboratorium was zeker een gevolg van zijn<br />

prestaties ten behoeve van het bedrijf; de groei van het bedrijf mede een gevolg<br />

van in het laboratorium bereikte resultaten. In het Natuurkundig Laboratorium<br />

werken natuurkundigen, scheikundigen, werktuigbouwkundige en<br />

elektrotechnische ingenieurs, medici en andere wetenschapsbeoefenaars met<br />

elkander aan vele uiteenlopende problemen. Dat naast het onderzoek over gasontlading,<br />

radio, televisie, magnetische materialen en vele andere gebieden ook<br />

research op het terrein van de productie van lage temperaturen was verricht is in<br />

1954 zeer spectaculair gebleken toen de N.V. Philips een bedrijfszekere, zonder<br />

bediening en zonder toezicht werkende, machine <strong>voor</strong> de productie van<br />

vloeibare lucht op de markt bracht.<br />

Noch de wonderlijke geschiedenis van het ontwikkelen van de Philips'<br />

koudgasmachine <strong>voor</strong> de productie van vloeibare lucht, noch de<br />

wetenschappelijke achtergronden van het ontwikkelingswerk zal ik U verhalen.<br />

Meer bevoegden dan ik zullen U na mij hierover berichten. Staat U mij echter<br />

toe, dat ik een enkel aspect van het gepresteerde naar voren breng.<br />

Het thermo-dynamisch proces, dat de grondslag is van deze koudgasmachine<br />

is reeds sinds 1827 bekend en verbonden met de naam Sterling. De productie<br />

van koude met behulp van een koudgasmachine is in 1834 beschreven door<br />

Herschel. De eerste machine werkende naar dit principe werd gebouwd in 1845<br />

door de Amerikaanse medicus Gorrie, terwijl de eerste ,,industrieel bruikbare”<br />

machine in 1862 door Kirk werd gebouwd.<br />

Bijna 100 jaren zijn sedertdien verlopen. Het proces werd verlaten en andere<br />

principes <strong>voor</strong> de koudeopwekking veroverden het terrein der industriële<br />

toepassingen. Thans is <strong>voor</strong> de koudeopwekking bij niet te lage temperaturen<br />

het compressiesysteem met verdampend koelmiddel het meest gebruikte.<br />

De productie van koude met behulp van de koudgasmachine werd<br />

173


174<br />

verlaten omdat de omvang der installatie en het verbruik aan bedrijfsmiddelen<br />

ongunstig was in vergelijking met deze waarden bij andere koelsystemen. Het<br />

getuigt van grote durf om van oudsher en algemeen als juist beschouwde<br />

opvattingen te becritiseren. Het getuigt van diep inzicht om aandacht te<br />

schenken aan een procedé, dat heette geen technisch-economische uitzichten te<br />

hebben en dit procedé tot de grondslag van een nieuwe ontwikkeling te maken.<br />

Het was de prestatie van de leiding en de groep in het Natuurkundig<br />

Laboratorium van de N.V. Philips om door toepassing van moderne inzichten<br />

over warmteoverdracht, stromingsleer en door gebruikmaking van zeer<br />

originele constructiedetails een nieuwe machine <strong>voor</strong> de productie van<br />

vloeibare lucht met verrassende eigenschappen tot stand te brengen. Alleen<br />

hierdoor echter had de moderne koudgaskoelmachine nog niet zijn<br />

wedergeboorte kunnen beleven. Het was bovendien nodig, dat nieuwe<br />

theorieën, bij<strong>voor</strong>beeld over het gedrag van regeneratoren werden bedacht en<br />

dat nieuwe fabricagetechnieken werden ontwikkeld.<br />

Op grond hiervan, mijne dames en heren, heeft het bestuur van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek op advies van een daartoe<br />

ingestelde commissie besloten de gouden Kamerlingh Onnes medaille te<br />

verlenen aan het Natuurkundig Laboratorium van de NV. Philips te Eindhoven.<br />

Na het uitspreken van deze rede overhandigde prof. Váhl de erepenning met<br />

de daarbij behorende oorkonde aan ir. H. Rinia, directeur van het Natuurkundig<br />

Laboratorium van de N.V. Philips.


Ir. H. RINIA dankte <strong>voor</strong> de aan het Natuurkundig Laboratorium te beurt<br />

gevallen onderscheiding met de volgende rede:<br />

175<br />

In het verleden is het een paar maal gebeurd dat aan een medewerker van ons<br />

laboratorium <strong>voor</strong> zijn werk een medaille is toegekend. Het is echter thans de<br />

eerste maal dat deze eer het laboratorium in zijn geheel is te beurt gevallen.<br />

Namens dit gehele laboratorium wil ik hier de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

Koeltechniek onze grote dank betuigen dat zij ons deze zeldzame onderscheiding<br />

heeft toegekend. Het vervult ons met trots en voldoening, in het<br />

bijzonder al degenen die tot het onderzoek van de koelmachine hebben<br />

bijgedragen. De waarde, waarop wij deze medaille schatten, wordt nog vergroot<br />

wanneer wij denken aan de eminente onderzoekers die hem vóór ons ontvingen<br />

en niet minder omdat hij ons wordt uitgereikt op deze <strong>voor</strong> U zo gewichtige dag.<br />

U, mijnheer de <strong>voor</strong>zitter, dank ik <strong>voor</strong> Uw vleiende woorden, die U tot ons<br />

richtte. Inderdaad komt het meer en meer <strong>voor</strong>, dat research werk door een<br />

geheel team moet geschieden, in het bijzonder dat wat wij met<br />

systeemonderzoek aanduiden, omdat één mens niet meer in staat is al het werk<br />

in een afzienbare tijd te verrichten of alle aspecten voldoende te beheersen. In<br />

ieder geval was het al lang bekend dat twee meer weten dan één, al komt het<br />

toch nog wel eens <strong>voor</strong> dat ook researchmensen dit niet schijnen in te zien. Het<br />

feit dat deze medaille aan het Natuurkundig Laboratorium in zijn geheel is<br />

toegekend, is dan ook een weerspiegeling van de wijze waarop ook dit project<br />

tot stand is gekomen. U heeft gewezen op de ook door ons zozeer nagestreefde<br />

zelfstandigheid van de individuele onderzoekers binnen het kader van het<br />

teamverband. Kenneth Mees heeft dit eens treffend uitgedrukt door op te merken<br />

dat de organisatie van research meer behoort te lijken op die van een orkest dan<br />

die van een leger. Prof. Holst heeft als een der eersten in een industrieel<br />

laboratorium deze werkwijze ingevoerd en met groot succes.<br />

Het komt mij passend <strong>voor</strong> bij deze gelegenheid iets te vertellen over het tot<br />

stand komen van onze koelmachine, waarbij ik mij zal onthouden van meer<br />

diepgaande technische details. Daarover zult U straks van Dr. Köhler meer<br />

horen. Ik heb dan tevens een ongezochte gelegenheid om de namen te noemen<br />

van enkelen, die essentiële bijdragen geleverd hebben tot het onderzoek dat aan<br />

deze machine ten grondslag ligt. Nu is de moeilijkheid bij het noemen van<br />

namen, waar de altijd willekeurige grens te leggen. Ook wanneer ik mij beperk<br />

tot de research van de koelmachine op zichzelf en dus slechts in een enkel geval<br />

iemand uit het nauw verwante onderzoek <strong>voor</strong> de heteluchtmotor noem, dan<br />

blijft deze moeilijkheid bestaan. Ik wil daarom reeds thans zeggen dat velen,<br />

wier naam ik niet zal noemen, toch bijdragen geleverd hebben die belangrijk<br />

waren bij de tot stand koming van onze koelmachine. Ook zij hebben een deel<br />

van de medaille verdiend, om het nu maar eens zo uit te drukken.


176<br />

Kort <strong>voor</strong> de laatste wereldoorlog werd mij door de toenmalige directeur van<br />

ons laboratorium, Prof. Holst, gevraagd na te gaan wat de meest geschikte<br />

,,prime mover” was van zeer klein vermogen met behulp waarvan electriciteit<br />

opgewekt kon worden t.b.v. radio-ontvangers e.d. Ik kwam toen tot de conclusie<br />

dat de heteluchtmotor hier<strong>voor</strong> mogelijk het beste geschikt was, maar tevens<br />

viel het mij toen op, hoe deze machine, die in de vorige eeuw nogal enige<br />

verbreiding gekend heeft, nooit het onderwerp was geweest van moderne<br />

research en waarbij dan ook nooit de in deze eeuw vergaderde kennis op het<br />

gebied van stromingsleer, warmte-overdracht en hitte-bestendige materialen was<br />

toegepast. Integendeel, uit de oude literatuur krijgt men de indruk dat de<br />

heteluchtmotor geleidelijk aan ook in technische opzichten was afgezakt. Het<br />

was natuurlijk bekend, dat de erin toegepaste cyclus, wanneer de machine wordt<br />

aangedreven, in staat is een temperatuurverlaging teweeg te brengen, zodat het<br />

geheel dus werkt als een koelmachine. Bij een van de eerste modellen, die<br />

overigens als heteluchtmotor nog niet bijzonder succesvol was, heb ik uit<br />

nieuwsgierigheid deze proef gedaan en tot mijn verbazing verkreeg ik terstond<br />

een temperatuurverlaging van ongeveer 40 °C. Bij volgende en betere modellen<br />

was het heel gewoon om zelfs temperatuurverlagingen te krijgen van 60 °C. tot<br />

70 °C. ten opzichte van het koelwater. Voorlopig werd deze mogelijkheid echter<br />

niet verder geëxploreerd, omdat de gebruikte cyclus in het temperatuurgebied,<br />

dat door de normale koelmachine wordt bestreken, naast <strong>voor</strong>delen ook wel<br />

enkele practische en theoretische nadelen heeft. Wel was toen reeds duidelijk,<br />

dat indien nog zeer veel lagere temperaturen dan de zoëven genoemde bereikt<br />

konden worden, men een nieuwe en interessante werkwijze verkregen zou<br />

hebben <strong>voor</strong> het verkrijgen van die lagere temperaturen. Bij onze toenmalige<br />

kennis was dit echter nog toekomstmuziek. In die tijd hield in ons laboratorium<br />

Dr. F.K. du Pré zich bezig met een onderzoek naar koelmachines in het<br />

algemeen, en hij werkte tevens mee aan de theorie van de heteluchtmotor. Hij<br />

heeft toen toch een poging ondernomen om de cyclus <strong>voor</strong> het normale koeltemperatuurgebied<br />

bruikbaar te maken, doch is mede om bovengenoemde<br />

redenen hierin niet geslaagd. Omstreeks het einde van de oorlog was <strong>voor</strong>al<br />

door het werk van wijlen Ir. Dr. Clay, <strong>voor</strong>tgezet door Dr. Schultz onze kennis,<br />

ten aanzien van de eigenschappen van de regenerator, de warmtewisselaars en<br />

de rest van de machine zover gevorderd, dat du Pré een poging ondernam om<br />

tot een werkelijk lage temperatuur te komen, waartoe hij een bestaande<br />

heteluchtmotor verbouwde. Deze eerste proef was een onverwacht succes: de<br />

met waterstof gevulde machine bleek de vloeibare luchttemperatuur te kunnen<br />

bereiken waarbij de geproduceerde koude juist voldoende was om de verliezen<br />

te dekken. Dit was in november 1945 (spoedig daarna vertrok du Pré naar de<br />

Verenigde Staten). Naar aanleiding van de gunstige resultaten van zijn proeven<br />

werd besloten het werk aan deze koelmachine krachtiger dan tot die tijd aan te<br />

vatten en wij vonden Dr. Köhler in 1946 bereid de leiding van deze groep op<br />

zich te nemen, waarbij hij dus terugkeerde tot


177<br />

werk dat naar zijn aard meer aansloot bij zijn opleiding hier in het Kamerlingh<br />

Onnes Laboratorium dan de elektronica, waarmede hij zich een aantal jaren<br />

succesvol had bezig gehouden.<br />

U hebt, mijnheer de <strong>voor</strong>zitter, zoëven gesproken over teamwerk, en over het<br />

leiden van een research team en de belangrijkheid daarvan <strong>voor</strong> het gehele<br />

werk. Ongetwijfeld geldt ook in dit geval, dat Dr. Köhler met inzet van zijn<br />

gehele persoon en door tal van eigenschappen nodig <strong>voor</strong> dit werk direct en<br />

indirect van allen wel de grootste bijdrage heeft geleverd bij het tot stand<br />

komen van de koelmachine. Het zou moeilijk geweest zijn iemand te vinden<br />

met zoveel enthousiasme, taai volhouden en <strong>voor</strong>al met zoveel aandacht <strong>voor</strong> de<br />

bij dit werk zo uiterst belangrijke details, als hij.<br />

Hij werd reeds spoedig ter zijde gestaan door Ir. Jonkers. Wegens het grote<br />

economische belang ondernamen ook zij eerst nog een poging om de cyclus te<br />

gebruiken <strong>voor</strong> de normale koeltemperaturen, wederom met ontmoedigend<br />

resultaat. Daarna werd begonnen aan een machine geschikt <strong>voor</strong> vloeibare<br />

lucht. Oppervlakkig zou men kunnen denken dat, na het door du Pré behaalde<br />

resultaat, het alleen maar nodig was een wat grotere machine te bouwen met<br />

wat geringere verliezen om tot het gewenste resultaat te komen, maar dat bleek<br />

een illusie te zijn. Al spoedig vertoonde namelijk de ontworpen machine, die<br />

overigens reeds dezelfde hoofdafmetingen had als de U allen bekende<br />

tegenwoordige vloeibare luchtmachine, eigenschappen welke op grond van de<br />

toenmalige theoretische inzichten niet konden worden verklaard. Zo was<br />

bij<strong>voor</strong>beeld, indien men de druk in de cyclus opvoerde, de geproduceerde<br />

koude niet zoals men zou verwachten evenredig met de druktoename, doch deze<br />

koudeproductie bereikte spoedig een maximum, om daarna weer af te nemen.<br />

Het werd weldra duidelijk dat een veel dieper gaand inzicht in de theorie<br />

verkregen moest worden om tot een behoorlijk werkende machine te kunnen<br />

komen. Dit is nodig omdat de onderdelen als de warmtewisselaars en de<br />

regenerator aan tegenstrijdige eisen moeten voldoen, zoals weinig schadelijke<br />

ruimte, maar toch geringe stromingsweerstand en goede warmte-overdracht.<br />

Ligt het compromis fout, dan heeft dit vaak onverwacht grote gevolgen, en<br />

bovendien moet steeds de terugwerking op de gehele cyclus worden nagegaan.<br />

Dit kon bovendien vaak moeilijk experimenteel geschieden. In sommige<br />

gevallen waren het effecten van op het eerste gezicht secundaire aard, die toch<br />

grote en vaak nadelige consequenties bleken te hebben. Bij de oplossing van<br />

deze problemen heeft Dr. Köhler gedurende een aantal jaren grote steun gehad<br />

van Dr. Schalkwijk, die de theorie verder uitbouwde.<br />

Het is een geluk geweest dat de omstandigheden bij het <strong>voor</strong> ons zo<br />

belangrijke experiment van du Pré zodanig waren, dat de uitkomst zo gunstig<br />

was, al begrepen we pas veel later waarom. Naast de moeilijkheden van<br />

principiële waren er vele andere van meer practische aard, maar daarom niet<br />

minder belangrijk en moeilijk. Zo was een tijdlang het opvoeren van olie langs<br />

zuiger en verdringer, die toch gesmeerd moeten worden, een lastig probleem.<br />

Ook


178<br />

zeer geringe hoeveelheden olie, die in de regenerator terecht kwamen, bevroren<br />

daar en veroorzaakten een verstopping. Door geduldig zoeken is het aan Ir.<br />

Jonkers en <strong>voor</strong>al Ir. Meier gelukt het verschijnsel zodanig te onderdrukken, dat<br />

een machine na 10.000 uren nog geen verstopping vertoont.<br />

Het gehele onderzoek had tegelijk de charme èn de moeilijkheid dat het uniek<br />

was; er was geen literatuur, er was niemand anders die zich ermee bezig hield.<br />

Bij verreweg de meeste onderwerpen is de <strong>voor</strong>uitgang te danken aan vondsten<br />

van vele over de wereld verspreid werkende mensen of teams, die elk hun deel<br />

bijdragen, en waarbij ieder er weer wat anders tegen aanziet. Dit <strong>voor</strong>deel ontbrak<br />

hier, het maakte de <strong>voor</strong>tgang langzaam en moeizaam, doch na het<br />

verkregen resultaat gaf het ook een des te grotere voldoening aan de<br />

onderzoekers.<br />

Het zou zeer ondankbaar van ons zijn wanneer wij bij het ontvangen van deze<br />

zo eervolle medaille niet wezen op het gedeelte wat anderen buiten het<br />

laboratorium nog bijgedragen hebben tot het succes van de machine. Het was<br />

ook in dit geval onder andere de taak en de verantwoordelijkheid van de<br />

ontwikkelafdeling, om deze machine zodanig betrouwbaar te maken, dat hij, in<br />

de uithoeken van de wereld geplaatst, 10.000 uren kon lopen zonder service<br />

nodig te hebben. Dit is een moeizame en <strong>voor</strong>al veel tijd vergende opgave<br />

geweest, die echter schitterend is gelukt. Zonder deze kwaliteit zou de machine<br />

ongetwijfeld zo'n slechte reputatie hebben gekregen, dat van een medaille geen<br />

sprake geweest zou zijn.<br />

Grote dank zijn wij eveneens verschuldigd aan de machinefabriek ,,Johan de<br />

Witt” te Dordrecht, waar met grote bekwaamheid de productie ter hand werd<br />

genomen van deze in wezen zo geheel nieuwsoortige machine waaraan hoge en<br />

ongewone eisen van precisie worden gesteld.<br />

Tenslotte heeft de Raad van Bestuur van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken<br />

nog een zeer essentiële bijdrage geleverd, niet alleen in de<br />

vorm van de fondsen, die zij <strong>voor</strong> het onderzoek beschikbaar heeft gesteld, doch<br />

nog meer in de vorm van het vertrouwen dat zij steeds heeft getoond gedurende<br />

de vele jaren die dit onderzoek heeft gevergd.<br />

Gedurende die jaren is het vele malen <strong>voor</strong>gekomen dat zich onverwachte en<br />

aanvankelijk onoverkomelijk lijkende moeilijkheden hebben <strong>voor</strong>gedaan. Het<br />

onder die omstandigheden taai volhouden en de moed niet opgeven, óók als de<br />

buitenwacht defaitistische geluiden liet horen, is misschien wel het moeilijkste<br />

van alles geweest. Vooral Dr. Köhler verdient in dezen grote lof. Des te zoeter is<br />

echter het succes geweest, bekroond door de grote onderscheiding die ons zo<br />

juist werd uitgereikt.


179<br />

De volgende spreker was dr. J.W.L. Köhler, wiens <strong>voor</strong>dracht als volgt luidde:<br />

FYSISCHE ASPECTEN BIJ DE<br />

ONTWIKKELING VAN<br />

KOUDGASKOELMACHINES<br />

door J.W.L. Köhler<br />

Natuurkundig Laboratorium N.V. Philips' Gloeilampen<br />

fabrieken ~ Eindhoven, Nederland<br />

In de jaren tussen 1870 en 1880 heeft de koudgaskoelmachine het tijdelijk<br />

tegen andere koelmethoden, <strong>voor</strong>namelijk het verdampingsproces, moeten<br />

afleggen. om pas na 75 jaar tot nieuw leven te ontwaken. Toch heeft het in die<br />

tussentijd niet aan enthousiasten ontbroken, die de charme van het proces<br />

wisten te waarderen. Dit doet reeds vermoeden, dat de essentiële problemen<br />

hier niet aan de oppervlakte liggen, doch pas bij dieper onderzoek zichtbaar<br />

worden. Mijn <strong>voor</strong>beelden zullen laten zien, dat dit inderdaad het geval is. Het<br />

systeem als zodanig lijkt zo kinderlijk eenvoudig: Compressie van een gas bij<br />

kamertemperatuur, gevolgd door expansie van dit gas bij een lage temperatuur,<br />

waarbij de overgang van het gas tussen deze temperatuurniveaus vrijwel<br />

verliesvrij geschiedt door


180<br />

toepassing van regeneratie. Precies hetzelfde doet men bij de liquefactie van<br />

gassen, en de daarbij <strong>voor</strong>komende moeilijkheden zijn reeds lang met succes<br />

bedwongen. De problemen, die bij de koudgaskoelmachine optreden, zijn dan<br />

ook van geheel andere aard. Dit spruit hoofdzakelijk <strong>voor</strong>t uit het feit dat, terwijl<br />

normale koelinstallaties opgebouwd zijn als een serieschakeling van min of meer<br />

zelfstandige apparaten, het Stirling-proces zich afspeelt in één compacte<br />

machine, die alle functies in zich verenigt. Hierdoor vindt men in deze machines<br />

geen der genoemde processen in zuivere vorm terug, maar steeds in combinatie<br />

met één of meer andere; tengevolge hiervan krijgt men met een aantal moeilijke<br />

kruiseffecten te maken. Verder geeft het periodieke karakter van het proces<br />

aanleiding tot bijzondere wiskundige moeilijkheden, analoog aan die, welke bij<br />

gelijkrichters <strong>voor</strong>komen.<br />

Eén gevolg ziet U onmiddellijk bij beschouwing van een schematische<br />

tekening van de machine. Doordat de compressiecilinder en de expansiecilinder<br />

zo dicht bij elkaar liggen, moeten de verschillende warmteuitwisselende<br />

elementen uiterst gedrongen geconstrueerd worden. Dit is tevens nodig omdat<br />

ze, om een aanvaardbare compressieverhouding te bereiken, een zeer kleine<br />

schadelijke ruimte moeten hebben, waarbij echter het stromingsverlies binnen de<br />

perken gehouden moet worden. Voor zover ik weet komt dit probleem<br />

uitsluitend bij het Stirling-proces <strong>voor</strong>; het is dan ook één der eerste punten<br />

geweest, die de groep aangepakt heeft. Dit onderzoek heeft reeds belangrijke<br />

resultaten geleverd, zoals een algemeen theoretisch verband tussen warmteoverdracht<br />

en stromingsverlies en gegevens over de stromingsweerstand bij heen<br />

en weer gaande stromen. Er ligt nog een moeilijk punt op een oplossing te<br />

wachten, namelijk het uitdrukken van de kwaliteit van een warmteuitwisselaar in<br />

één enkel kwaliteitscijfer. Dit probleem is overigens ook <strong>voor</strong> algemene<br />

warmteuitwisselaars nog niet tot ieders bevrediging opgelost, hoewel daar het<br />

schadelijke volume als complicerende factor ontbreekt.<br />

Een ander vraagstuk, waar<strong>voor</strong> de onderzoeker zich gesteld ziet, is de analyse<br />

van het proces en van de erin optredende verliezen. Hierdoor kan men namelijk<br />

de nodige gegevens verkrijgen <strong>voor</strong> de bouw van optimale machines en <strong>voor</strong> de<br />

bepaling van het nuttigste werkgebied. Men kan daarbij niet meer genoegen<br />

nemen met de grove omschrijving van het proces, die ik zojuist geschetst heb.<br />

Bij diepere beschouwing blijkt dan echter, dat de verschillende processen een<br />

dusdanig ingewikkeld samenspel volvoeren, dat men gedwongen is tot<br />

schematisering over te gaan, waarbij men natuurlijk het gevaar loopt het kind<br />

met het badwater weg te gooien. Het volgende <strong>voor</strong>beeld moge dit<br />

verduidelijken.<br />

Volgens de reeds besproken schematisering kan het proces zich afspelen in<br />

een zogenaamde drie-elementen machine, bestaande uit een compressiecilinder,<br />

een expansiecilinder en een regenerator. In dit geval moet de warmteuitwisseling<br />

met de omgeving plaats hebben via de begrenzingswanden van de compressierespectievelijk<br />

de expansieruimte. Deze uitwisseling kan men zich zo ideaal<br />

denken,


dat de processen in die ruimten isotherm verlopen. De <strong>voor</strong> dit model geldende<br />

theorie kan men in onze publicatie vinden; zij is relatief eenvoudig. Het<br />

rendement is hierbij natuurlijk het Carnot-rendement, omdat dit proces<br />

volkomen reversibel verloopt. Bij nadere beschouwing blijkt echter, dat dit<br />

ideale proces slechts met miniatuurmachines verwezenlijkt kan worden.<br />

Hierdoor is men gedwongen tussen elke cilinder en de regenerator een aparte<br />

warmteuitwisselaar aan te brengen, waarbij de zogenaamde vijf-elementen<br />

machine ontstaat. Wanneer men nu opnieuw <strong>voor</strong> het gemak isotherm gaat<br />

rekenen, komt de theorie tenslotte tot een inwendige tegenspraak. Deze leert<br />

dan namelijk, dat de warmteuitwisselaar nooit dezelfde temperatuur kan hebben<br />

als de bijbehorende cilinder. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat de warmte of<br />

koude in de cilinders geproduceerd wordt en dientengevolge vandaar door het<br />

heen en weer stromende gas naar de warmteuitwisselaar moet worden<br />

getransporteerd. Het enige middel, dat het gas ter beschikking heeft om dit<br />

zogenaamde ,,enthalpietransport” te verzorgen, is dat het heenstromend een<br />

andere temperatuur heeft dan terugstromend; hieruit volgt het genoemde<br />

temperatuurverschil.<br />

Nu kan men naar aanleiding hiervan het model van de machine iets<br />

ingewikkelder maken door tussen cilinder en warmteuitwisse-<br />

181


182<br />

laar een geschikt temperatuurverschil te introduceren, waarbij de processen in<br />

elke ruimte afzonderlijk nog steeds isotherm verlopen. De berekening van het<br />

rendement levert dan een zeer lage waarde, veel lager dan die, welke men in de<br />

praktijk vindt, en ook lager dan de waarde, die men bij aanname van<br />

adiabatische cilindertemperaturen schatten kan. Men moet dus kennelijk in de<br />

cilinders met het adiabatische temperatuurverloop rekening houden. De<br />

conclusie is bovendien, dat men bij de vijf-elementen machine het rendement<br />

slechter maakt, als men de warmteoverdracht in de cilinders verbetert; met<br />

andere woorden de warmteoverdracht mag alleen daar groot zijn, waar<br />

warmteuitwisseling met de omgeving plaats vindt. Tegen dit nieuwe inzicht is<br />

in het verleden nogal eens gezondigd. De meting en berekening van de<br />

werkelijk optredende gastemperaturen in een heen en weer stromend gas met<br />

drukvariatie, omgeven door warmteoverdragende wanden, en de invloed ervan<br />

op het vermogen en het rendement, is één van de zwaarste opgaven geweest,<br />

waar<strong>voor</strong> de groep zich gesteld zag; het is pas kort geleden, dat de resultaten in<br />

een redelijk hanteerbare vorm konden worden gebracht. Bij het praktische<br />

onderzoek werden nieuwe methoden ontwikkeld <strong>voor</strong> het registreren van snel<br />

fluctuerende gastemperaturen en <strong>voor</strong> het nauwkeurig bepalen van de fase van<br />

de periodieke drukvariatie in de machine. De absolute ijking van de hierbij gebruikte<br />

drukopnemer heeft ons lange tijd veel zorgen gebaard; zij is tenslotte<br />

gelukt met een methode, die overeenkomst vertoont met die, waarmee het<br />

absolute nulpunt bepaald wordt, dat wil zeggen door meting met onvolmaakte<br />

gassen en een onvolmaakte apparatuur, waarvan de graad van onvolmaaktheid<br />

en de invloed ervan apart bepaald wordt. Het theoretische onderzoek op dit<br />

gebied heeft ons inzicht in het gehele proces volkomen verjongd en het tevens<br />

een stevige thermodynamische grondslag gegeven. Als een merkwaardigheid<br />

wil ik hier niet onvermeld laten, dat wij tot nu toe de entropie niet bij de<br />

berekening gebruikt hebben; wij hebben ons wel eens afgevraagd of ons<br />

hierdoor niet een belangrijke vereenvoudiging ontgaan is.<br />

Met opzet heb ik het derde element in de Stirling-cyclus, de regenerator, tot<br />

het laatst bewaard. Dit zo eenvoudige en charmante onderdeel heeft namelijk<br />

zeer lang zijn geheimen weten te bewaren, en is mij misschien daarom het<br />

dierbaarst; dit kan echter ook het geval zijn wegens de enorme invloed, die de<br />

regenerator in de koelmachine heeft. Overigens biedt hij ons ook nu nog af en<br />

toe aangename en onaangename verrassingen. Terwijl wij in het begin veel nut<br />

gehad hebben van de fundamentele theorie van Hausen, zijn wij al spoedig<br />

eigen wegen moeten gaan. De oorzaak hiervan is o.a. de in de Stirling-cyc1us<br />

bestaande zeer ingewikkelde koppeling tussen de regenerator en de rest van het<br />

proces. De ontrafeling van dit effect, door ons nog steeds aangeduid met de<br />

wanhoopsnaam ,,het paradox”, heeft ons helaas geruime tijd opgehouden. Het<br />

heeft ons gedwongen diep in theorie en experiment te duiken, met als beloning<br />

de ontdekking van een nieuw kental <strong>voor</strong> de regenerator


en het bereiken van de nu als normaal beschouwde lage temperaturen.<br />

De experimentele en theoretische research aan regeneratoren heeft sedert de<br />

oprichting van de groep een belangrijke plaats bij het onderzoek ingenomen en<br />

wordt nog steeds intensief <strong>voor</strong>tgezet. Na grote inspanning is het gelukt een<br />

uitstekend functionerende regeneratormeetmachine te ontwikkelen, waarmee<br />

het mogelijk is regeneratoren onder sterk uiteen lopende belastingen,<br />

frequenties en waarden van het getal van Reynolds te onderzoeken. Deze<br />

metingen zijn uiterst moeilijk, daar de warmtelek van een regenerator met<br />

slechts enkele procenten verlies zeer klein is, en dit kleine bedrag nog met een<br />

behoorlijke nauwkeurigheid gemeten moet worden. De gegevens uit dit en uit<br />

theoretisch onderzoek kunnen het opsporen van nieuwe regeneratorweefsels<br />

aanzienlijk vereenvoudigen. Overigens moet dat wat reeds bereikt is, eigenlijk<br />

een wonder genoemd worden. Het is immers moeilijk te bevatten dat in de<br />

regenerator het gas vijftig maal per seconde afgekoeld en weer opgewarmd<br />

wordt met een fout van slechts 2 °C. bij een overbrugd temperatuurverschil van<br />

200 °C. Ook schrikt men, wanneer men zich realiseert dat in onze vloeibare<br />

lucht-machine, met een nuttig koelvermogen van 600 W, in de regenerator 20<br />

kW omgezet wordt.<br />

Men moet overigens niet denken, dat de regenerator ons louter<br />

teleurstellingen gebracht heeft. Hij reageert in sommige opzichten veel beter<br />

dan men oppervlakkig zou verwachten. Als <strong>voor</strong>beeld neem ik de invloed van<br />

de warmtecapaciteit van het regeneratormateriaal. Deze grootheid hangt in het<br />

beschouwde temperatuurgebied sterk van de temperatuur af volgens de wet van<br />

Debye. Nu heerst er, als onderdeel van het ,,paradox”, een extra enthalpietransport<br />

door de regenerator, dat o.a. bepaald wordt door de warmtecapaciteit<br />

op elk punt. Dit enthalpietransport zou dus van punt tot punt in de regenerator<br />

moeten verschillen, tengevolge van de temperatuurafhankelijkheid van de<br />

warmtecapaciteit. Dit is echter onmogelijk wegens de adiabatie van de<br />

regenerator, welke eist dat warmtestroom in elke doorsnede gelijk is. Het blijkt<br />

dat de regenerator deze moeilijkheid zeer elegant en efficient oplost. Iets<br />

dergelijks gebeurt ook om de invloed van de niet-idealiteit van het gas te<br />

compenseren. Ik betitel dan ook de regenerator wel als ,,de trouwe dienstknecht<br />

in huis”, die steeds ongevraagd maximale diensten probeert te leveren. Voor<br />

het eventueel uitbreiden van het werkgebied van de machine naar lagere<br />

temperaturen is exacte kennis van deze verschijnselen van het grootste belang.<br />

Het laatste resultaat van onze activiteit op regeneratorgebied is een<br />

aanvulling van de algemene regeneratortheorie door één onzer. Deze leert op<br />

uiterst eenvoudige grondslag een nieuw algemeen verband kennen tussen de<br />

warmteoverdracht en het rendement van alle regeneratoren met dezelfde<br />

waarde van de gereduceerde periodetijd. Hierdoor is het mogelijk geworden<br />

direct het rendement te bepalen van regeneratoren, waarvan de<br />

warmtecapaciteit groter is dan een betrekkelijk kleine waarde, dat wil zeggen<br />

van alle<br />

183


184<br />

regeneratoren, die <strong>voor</strong> de praktijk van belang zijn. Naar de oplossing van dit<br />

probleem is in de wereld reeds lang gezocht.<br />

Ik heb U in vogelvlucht een aantal natuurkundige deelproblemen van het<br />

Stirling-proces getoond. Nu wil ik nog enkele woorden wijden aan de machine<br />

als geheel; eerst bespreek ik daarbij het probleem van de optimale machine.<br />

Hierbij kan het woord optimaal zowel slaan op een machine met het hoogste<br />

rendement als op een machine met het grootste koelvermogen per eenheid van<br />

volume of gewicht. Het gaat er dan om elk onderdeel zodanig te dimensionneren,<br />

dat de machine als geheel het beste wordt. Als ik U nu vertel, dat wij<br />

bij de regenerator vijf onafhankelijk variabele grootheden kennen en bij de<br />

andere warmteuitwisselaars elk minstens drie, terwijl dan nog de fasehoek van<br />

de machine en de verhouding van de slagvolumina gevarieerd kan worden, dat is<br />

in totaal minstens dertien grootheden, dan zal het U duidelijk zijn dat wij hier<br />

met een zeer ingewikkeld probleem te maken hebben. In principe kan de<br />

wiskunde ons hier enige uitkomst brengen, doch deze leidt al spoedig tot zeer<br />

grote moeilijkheden. In eenvoudige gevallen kan men één onderdeel apart<br />

optimaal maken, als men de rest van de machine gelijk houdt. Door successieve<br />

benadering kunnen dan betere oplossingen gevonden worden. Alles bij elkaar<br />

moet hier<strong>voor</strong> kolossaal veel rekenwerk worden verricht.<br />

De Stir1ing-machine is een fraaie illustratie van het reversibele kringproces,<br />

waarmee wij allen in de thermodynamica zo vertrouwd zijn geraakt. Men ziet dit<br />

het beste aan onze demonstratiemachine, die aan de meeste Uwer wel bekend zal<br />

zijn. Immers deze éne machine kan op vier verschillende manieren gebruikt<br />

worden, nl. als koelmachine, als koudgasmotor, als warmtepomp en als heetgasmotor;<br />

daarbij wordt dan het kringproces in verschillende richtingen doorlopen<br />

en de temperatuurgrenzen verwisseld. Voor zover ik weet is het de enige<br />

machine ter wereld, die zich hiertoe leent; zij geeft eindelijk aan deze<br />

theoretische processen een tastbare realiteit. De veelzijdigheid, en tevens de<br />

charme van het proces blijkt ook duidelijk uit het feit, dat de theoretische<br />

analyse nooit rekening behoeft te houden met de vraag, of met het proces een<br />

koelmachine of een motor gemaakt wordt; de theorie is <strong>voor</strong> beide machines<br />

exact dezelfde; slechts hebben bepaalde effecten in het éne geval meer invloed<br />

dan in het andere. Daarom is het jammer, dat slechts twee van de vier<br />

mogelijkheden in de praktijk bruikbaar zijn; de theorie van de andere twee ligt<br />

immers al klaar. Misschien komt hierin in de toekomst nog eens een<br />

verandering.<br />

Toch moet men de reversibiliteit van het proces ook weer niet te hoog<br />

waarderen. Claude heeft zijn expansiemotor ontwikkeld omdat de Lindemethode<br />

met het Joule-Kelvin-effect hem te irreversibel was, zodat hij een<br />

aanzienlijke winst in rendement verwachtte. In de praktijk blijkt echter het<br />

rendement van beide methoden ongeveer gelijk te zijn; moderne installaties<br />

maken dan ook meestal van beide tegelijk gebruik. Dit is een goed <strong>voor</strong>beeld<br />

van wat mijn collega Schalkwijk schertsend als de vierde hoofdwet geformuleerd


heeft: ,,Het is bijna zo lang als het breed is”. Volgens deze stelling zou de<br />

technische <strong>voor</strong>uitgang in de wereld <strong>voor</strong> een belangrijk deel berusten op een<br />

verbetering van tweede orde effecten. Een ander <strong>voor</strong>beeld van deze wet geeft<br />

een vergelijking van de dieselmotor en de heet gasmotor. De eerste is essentieel<br />

irreversibel, de tweede reversibel. maar ondanks dit is het rendement van beide<br />

systemen ongeveer gelijk. Het <strong>voor</strong>deel van het éne systeem boven het andere<br />

wordt dan ook door andere eigenschappen bepaald, die niets met de<br />

thermodynamica te maken hebben, zoals bij<strong>voor</strong>beeld het geluidsniveau. Bij de<br />

koudgaskoelmachine is het niet anders. Het rendement van de vloeibare<br />

luchtmachine verschilt niet noemenswaard van dat van andere systemen,<br />

ondanks het grote onderscheid in werkingswijze; de <strong>voor</strong>delen liggen ook hier<br />

op ander terrein, zoals de grote eenvoud en de flexibiliteit. Het lijkt dus of er<br />

inderdaad een soort natuurwet bestaat, die maakt dat alle processen met een<br />

bepaald doel ongeveer hetzelfde praktische rendement hebben; men kan zich dan<br />

afvragen, waarom dit praktische rendement in het éne geval zoveel meer van het<br />

theoretische afwijkt dan in het andere. Een discussie over deze vraag zou mij<br />

echter te ver voeren.<br />

Na het <strong>voor</strong>gaande behoeft het niet te verwonderen, dat men in de vorige<br />

eeuw het Stirling-proces de rug toegekeerd heeft. Dat ook onze jongste<br />

<strong>voor</strong>gangers, Lundgard, en later Ajam, die van 1917 tot 1938 aan het proces<br />

werkten, geen succes gehad hebben, moet verklaard worden door het feit dat zij<br />

éénlingen waren. Slechts een betrekkelijk grote groep, werkend volgens<br />

moderne researchmethoden, kan een dergelijk ingewikkeld proces de baas<br />

worden.<br />

De bijeenkomst werd hierna besloten met een receptie, waar de aanwezigen<br />

gelegenheid hadden hun gelukwensen aan te bieden.<br />

185


186<br />

HERDENKING<br />

van het vijftig-jarig bestaan<br />

In de <strong>voor</strong>gaande bladzijden is verslag gedaan van de uitreiking van de<br />

Kamerlingh Onnes Medaille - de vierde sedert dit eerbewijs werd ingesteld - aan<br />

ir. H. Rinia, die de penning en de daarbij behorende oorkonde <strong>voor</strong> het<br />

Natuurkundig Laboratorium der N.V. Philips in ontvangst nam.<br />

Na deze waardige opening van onze jubileumviering spoedde een groot<br />

gezelschap zich naar de Burgerzaal in het fraaie Raadhuis van Leiden. Hier<br />

bereidde het voltallig College van Burgemeester en Wethouders een ontvangst<br />

aan onze <strong>Vereniging</strong>. De Burgemeester Jhr. Mr. F.H. van Kinschot sprak er in een<br />

zeer hartelijke toespraak zijn vreugde over uit de deelnemers aan de<br />

buitengewone algemene vergadering te mogen welkom heten in de stad, waar de<br />

wieg der vereniging heeft gestaan. Hij getuigde van de warme belangstelling van<br />

het Gemeentebestuur <strong>voor</strong> deze vereniging <strong>voor</strong> koeltechniek en gaf uiting aan<br />

zijn oprechte bewondering en dank <strong>voor</strong> hetgeen zij op nationaal en<br />

internationaal niveau heeft verricht, daarbij de hoop uitsprekend, dat zij een hoge<br />

ouderdom zal bereiken, waarbij de jeugdige gloed, die thans van haar afstraalt,<br />

niet zal verflauwen.<br />

De <strong>voor</strong>zitter, prof. Váhl, sprak in zijn antwoord zijn erkentelijkheid uit <strong>voor</strong><br />

de ontvangst, die het Gemeentebestuur de vereniging op deze dag van feestelijk<br />

herdenken, had willen bereiden, maar tevens <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>tdurende vriendelijke<br />

zorg, die het Bestuur der stad onopvallend - maar daarom niet onopgemerkt -<br />

aan ons schenkt. leder onzer weet, dat onze vereniging is gevestigd in een<br />

gebouw, dat aan de stad Leiden toebehoort. En ieder onzer ondergaat de<br />

betovering van de magnifieke ruimten, waarvan U de indrukwekkende pracht<br />

hebt weten te bewaren en die U, telkens als wij er behoefte aan hebben <strong>voor</strong> een<br />

optreden naar buiten, ter beschikking van de <strong>Vereniging</strong> stelt.<br />

Na dit bezoek verenigde men zich <strong>voor</strong> een informele koffiemaaltijd in ,,Het<br />

Gulden Vlies”.<br />

BUITENGEWONE ALGEMENE<br />

VERGADERING<br />

op 23 september 1958 in het<br />

Museum ,,De Lakenhal”.<br />

Te half drie heette de <strong>voor</strong>zitter de aanwezigen, onder wie de vertegenwoordigers<br />

van de Ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van<br />

Economische Zaken, van het Gemeentebestuur van Leiden, van het College van<br />

Curatoren der Rijksuniversiteit te Leiden, van de Technische Hogescholen te<br />

Delft en Eindhoven, van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en andere<br />

wetenschappelijke organisaties en instellingen, hartelijk welkom. Na


187


188<br />

deze begroeting, waarin ook betrokken werd de afgevaardigde van de Deutsche<br />

Kältetechnische Verein, prof. dr. K. Linge, stelde de secretaris <strong>voor</strong> een<br />

telegram aan H.M. de Koningin van de volgende inhoud te zenden:<br />

,,De <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek te Leiden, in<br />

buitengewone algemene vergadering bijeen ter herdenking van het<br />

vijftigjarig bestaan, geeft hierdoor uitdrukking van haar gevoelens<br />

van trouwen aanhankelijkheid aan Uwe Majesteit en Haar Huis”.<br />

en een tweede telegram aan de Association Française du Froid, die ook haar<br />

vijftigjarig bestaan herdacht, met de volgende bewoordingen:<br />

,,L'Association néerlandaise du froid en séance solennelle pour la<br />

commémoration de son cinquantenaire offre ses gratulations cordiales<br />

à l’occasion de votre cinquantième anniversaire et souhaite à<br />

l’Association française longue vie et brillant succès’’.<br />

Nadat de vergadering door applaus haar instemming met dit <strong>voor</strong>stel had<br />

betuigd, gaf de <strong>voor</strong>zitter een uitvoerig overzicht van enkele hoofdzaken van de<br />

ontwikkeling der koeltechniek en belichtte de secretaris-penningmeester de<br />

geschiedenis van de vereniging, waarbij hij veel nadruk liet vallen op de<br />

persoon en het werk van haar oprichter. Beider redevoeringen volgen na dit beknopt<br />

verslag in extenso. Zij verdienen de volle belangstelling van alle in de<br />

koeltechniek geïnteresseerden, niet slechts als relaas van het wel en wee der<br />

vereniging, maar mede om de vingerwijzigingen naar de toekomst, die zij<br />

bevatten.<br />

De vergadering werd hierna <strong>voor</strong>tgezet. Aan de orde was daarna de uitreiking<br />

van een oorkonde aan ir. D.J. Mink, die bij besluit van de ledenvergadering van<br />

25 februari 1958 werd benoemd tot erelid der vereniging. Nadat de <strong>voor</strong>zitter de<br />

redenen, die tot deze benoeming hadden geleid had uiteengezet, overhandigde<br />

hij aan ir. Mink de betreffende oorkonde. Ir. Mink dankte met enkele woorden<br />

<strong>voor</strong> de hem verleende onderscheiding.<br />

De enige nog in leven zijnde medeoprichter der <strong>Vereniging</strong>, de heer E.S.<br />

Kerkhoven, gaf in een geestige toespraak uiting van zijn waardering <strong>voor</strong> de<br />

wijze waarop de <strong>Vereniging</strong> steeds is geleid. Hij deed zijn woorden vergezeld<br />

gaan van een fraai geschenk, een <strong>voor</strong>zittershamer van edel hout, kunstzinnig<br />

bewerkt door de beeldhouwster, mevrouw Louise Beyerman, en de spreuk<br />

dragende ,,Door meten tot weten”, zoals bekend de kernachtige titel, die<br />

Kamerlingh Onnes gaf aan zijn inaugurele rede.<br />

De <strong>voor</strong>zitter eindigde zijn dankwoord met de belofte, dat het bestuur de<br />

doelstelling der vereniging gestadig zal nastreven en bezegelde deze belofte met<br />

de eerste slag van de hamer.


189<br />

Prof. dr. K. Linge bracht de gelukwensen over van de zusterorganisatie, de<br />

Deutsche Kältetechnische Verein. Deze felicitatie was vergezeld van een fraaie<br />

oorkonde, die in dit herdenkingsnummer, uiteraard zeer verkleind, is<br />

gereproduceerd.<br />

De buitengewone algemene vergadering vond hiermede een einde. Tijdens de<br />

direct daarop gehouden receptie complimenteerden zeer velen het Bestuur. In de<br />

receptiezaal bevond zich een bescheiden expositie van documenten op de<br />

geschiedenis der vereniging betrekking hebbende, die veel belangstelling trok.<br />

Een maaltijd in ,,Avifauna” te Alphen a/d Rijn besloot de geslaagde herdenking.


190<br />

Rede van prof. dr. ir. L. Váhl:<br />

Ontwikkeling van de Koeltechniek<br />

De ervaring leert, dat de ontwikkeling van wetenschap en techniek geen<br />

geleidelijk verlopend gebeuren is, maar dat het verkrijgen van nieuwe inzichten<br />

en de toepassing daarvan meer of minder sprongsgewijze geschiedt. Ook bij de<br />

ontwikkeling van de koeltechniek zijn perioden van snelle <strong>voor</strong>uitgang naast<br />

perioden van stagnatie aan te wijzen, gescheiden door mijlpalen in de ontwikkeling,<br />

waar nieuwe inzichten de <strong>voor</strong>uitgang hebben bevorderd. Dergelijke<br />

mijlpalen kunnen zijn:<br />

Wetenschappelijke ontdekkingen;<br />

Nieuwe wettelijke bepalingen;<br />

Het oprichten van organisaties <strong>voor</strong> wetenschappelijk onderzoek, van<br />

fabrieken <strong>voor</strong> productie of van verenigingen <strong>voor</strong> samenwerking van<br />

in de koeltechniek geïnteresseerden.<br />

Op de dag van het herdenken van de oprichting van de <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek 50 jaar geleden - ook een mijlpaal in de<br />

<strong>Nederlandse</strong> koeltechniek - heeft Uw spreker als onderwerp gekozen de<br />

behandeling van de vraag:<br />

,,In hoeverre verworven nieuwe inzichten tot verdere ontwikkeling van<br />

de Koeltechniek in Nederland hebben geleid”.<br />

Het behandelen van deze vraag zal aan de hand van enkele willekeurig<br />

gekozen <strong>voor</strong>beelden geschieden en geeft aldus geen omvattend overzicht van al<br />

dat wat in de <strong>voor</strong>bije jaren op koeltechnisch gebied in Nederland is gepresteerd<br />

of is nagelaten te doen. De bedoeling van de volgende beschouwingen is niet het<br />

geven van een historisch-statistisch overzicht, maar het geven van een bijdrage<br />

tot beter begrip van de situatie, waarin de koeltechniek in Nederland zich<br />

bevindt. Op deze wijze is het echter moeilijk om te <strong>voor</strong>komen, dat een meer of<br />

minder eenzijdig belicht beeld ontstaat. Erger nog dan dit is het feit, dat Uw<br />

spreker alleen zijn persoonlijke en dus zeer subjectieve mening kan verhalen;<br />

een mening, welke slechts sporadisch op door cijfermateriaal gedocumenteerde<br />

feiten is opgebouwd en meer op indrukken, verkregen bij<strong>voor</strong>beeld in<br />

gesprekken met tot beoordeling misschien meer bevoegden. Getracht zal worden<br />

U achtereenvolgens uiteen te zetten:<br />

1 e . Hoe de keuze van de <strong>voor</strong> de koudeproductie toegepaste koelmedia de<br />

ontwikkeling van de koeltechniek heeft beïnvloed.<br />

2 e . Hoe de constructie en de fabricage van compressoren in de loop der jaren<br />

een bepaalde ontwikkeling hebben meegemaakt.<br />

Hierna zal ik overgaan tot bespreking van een gebied der toepassingen van<br />

koude en wel die der koudeconservering van voedingsmiddelen.<br />

Ten laatste zal ik trachten een blik in de toekomst te werpen door over de<br />

mogelijke ontwikkeling van de koeltechniek op het terrein van de<br />

luchtbehandeling te spreken.


Wij kunnen beginnen met de behandeling van:<br />

191<br />

1 e . Invloed van de keuze van het koelmiddel op de ontwikkeling van de<br />

koeltechniek.<br />

Bij de produktie van kunstmatige koude blijkt bij een terugblik de meest<br />

eclatante invloed uit te gaan, niet zo zeer van het thermodynamisch systeem dat<br />

<strong>voor</strong> de koudeproduktie wordt toegepast, maar in hoge mate van de chemische<br />

stoffen, die als koelmedia <strong>voor</strong> het uitvoeren van het thermodynamisch proces in<br />

de techniek worden gebruikt. Wanneer wij uitsluitend de compressiekoelmachine<br />

als <strong>voor</strong>beeld nemen, die heden de meest verbreide representant der<br />

koudeproducerende apparaturen is, dan kunnen wij de ontwikkeling van deze<br />

machine in fasen naar het toegepaste koelmiddel indelen en wel:<br />

1 e . Het gebruik van ether als koelmiddel in de prille jeugd van de<br />

compressiekoelmachine met verdampend koelmiddel.<br />

(1834 - Perkins bouwt de eerste compressiekoelmachine met ether als<br />

koelmiddel).<br />

2 e . Lucht als koelmiddel in de koude luchtmachine.<br />

(1845 de eerste koudeluchtmachine van Gorrie; 1862 de eerste industrieel<br />

bruikbare machine van Kirk).<br />

3 e . De toepassing van ammoniak.<br />

( 1874 - Linde past ammoniak toe als koelmiddel).<br />

4 e . Het gebruik van freonen.<br />

(1930 - De produktie van freonen door Dupont- Nemour wordt op industriële<br />

schaal ter hand genomen).<br />

Het gebruik van ether heeft niet tot een bedrijfszekere koelapparatuur kunnen<br />

leiden. Het explosiegevaar als gevolg van ondichtheden was niet denkbeeldig.<br />

De ongunstige eigenschappen van dit koelmiddel waren van dien aard, dat men<br />

na een reeks mislukkingen overging tot de <strong>voor</strong> niet te lage temperaturen heden<br />

als minder aantrekkelijk beschouwde koudgasmachine met lucht als koelmiddel.<br />

Hoog energieverbruik en aanzienlijke afmetingen van de apparatuur <strong>voor</strong> een<br />

bepaalde capaciteit waren de redenen, dat lucht als koelmiddel <strong>voor</strong> algemene<br />

toepassingen weer werd verlaten.<br />

1874! Ammoniak wordt het meest toegepaste koelmiddel. Het heette niet<br />

brandbaar en niet explosief te zijn. De <strong>voor</strong>treffelijke thermodynamische<br />

eigenschappen hebben <strong>voor</strong> de toepassing gepleit en ... een geniale constructeur,<br />

Linde, heeft de constructie van de belangrijkste onderdelen aanzienlijk<br />

verbeterd. Zelfs <strong>voor</strong> koeling op schepen hebben NH 3 machines mettertijd<br />

ingang gevonden. Het feit echter, dat NH 3 schadelijk is <strong>voor</strong> de gezondheid en<br />

door zijn bijtende uitwerking op ogen en ademhalingsorganen paniek kan veroorzaken<br />

heeft zijn toepassing <strong>voor</strong> koeling van bewoonde ruimten sterk<br />

bemoeilijkt. Alleen via het secundaire koelmedium ,,pekel” of ,,water” werd het<br />

<strong>voor</strong> dit doel toegepast.


192<br />

1930! De produktie van de ,,Freonen” (verbindingen van koolstof, chloor en<br />

fluor) wordt op industriële schaal in de Verenigde Staten ter hand genomen.<br />

Freonen zijn thermodynamisch gunstig, onbrandbaar, niet-explosief en<br />

onschadelijk <strong>voor</strong> de gezondheid. Het laat zich aanzien, dat het ideale<br />

koelmiddel gevonden is <strong>voor</strong> de toepassing van directe verdamping ook bij<br />

koeling van woonruimten, schepen en wel <strong>voor</strong> geringe en grote capaciteiten.<br />

Het gebruik van de diverse freonen <strong>voor</strong> alle mogelijke toepassingen is nog<br />

steeds stijgende.<br />

Wij kunnen ons afvragen hoelang het heeft geduurd tot men in Nederland<br />

NH 3 , respectievelijk freon is gaan toepassen, nadat elders het industrieel gebruik<br />

van deze koelmiddelen is begonnen. Hoewel het gebruik van ammoniakkoelmachines<br />

reeds vroeger in Nederland ingang heeft gevonden, werd pas in<br />

1910 in een Nederlands bedrijf de eerste ammoniakcompressor gefabriceerd. Dit<br />

was 36 jaren na de constructie van de eerste ammoniakcompressor door Linde.<br />

De eerste freoncompressor in Nederland werd weliswaar reeds in 1941<br />

geconstrueerd (dus slechts 11 jaar na het begin van de industriële produktie van<br />

freon 12) maar het heeft, mede door de tweede wereldoorlog nog vele jaren<br />

geduurd <strong>voor</strong>dat van een geregelde produktie van freonmachines in Nederland<br />

gesproken kon worden.<br />

De grondslag <strong>voor</strong> de toepassing van een nieuw koelmiddel is:<br />

1 e . De kennis van de thermodynamische en andere praktisch belangrijke<br />

eigenschappen van dit koelmiddel. (Fysische, fysiologische en<br />

technologische eigenschappen).<br />

2 e . Het economisch inzicht, dat een bepaalde chemische stof als koelmiddel<br />

gezien de eisen van de praktijk en van de techniek op bepaalde terreinen<br />

<strong>voor</strong>delen biedt t.o.v. de meer algemeen toegepaste stoffen.<br />

Het feit, dat Nederland op het terrein van de toepassing van nieuwe,<br />

<strong>voor</strong>delige koelmiddelen niet in de eerste rij staat, en dit niettegenstaande de<br />

eminente plaats, welke de <strong>Nederlandse</strong> wetenschapsmensen innemen op het<br />

terrein van de thermodynamika, het uitwerken van thermodynamische<br />

diagrammen en het bepalen van de fysische eigenschappen van stoffen onder<br />

extreme verhoudingen, behoeft geen verwondering te wekken. De <strong>Nederlandse</strong><br />

koeltechnische industrie heeft in het verleden niet die omvang en betekenis<br />

gehad, dat baanbrekend werk van haar verwacht kon worden.<br />

Is in deze situatie een kentering mogelijk?<br />

De meest moderne koelmachine <strong>voor</strong> de produktie van koude bij temperaturen<br />

van - 80 °C. à – 180 °C. heeft waterstof als koelmedium. Waterstof is gekozen in<br />

verband met zijn hoog warmtegeleidingsvermogen en lage viscositeit en omdat<br />

het bij de bovengenoemde lage temperaturen zich praktisch als een ideaal gas<br />

gedraagt. Deze keuze is in Nederland gedaan. De machine is het produkt van<br />

Nederlands ontwikkelingswerk, waar<strong>voor</strong> aan het Natuurkundig


Laboratorium van de N.V. Philips vanochtend de gouden Kamerlingh Onnes<br />

medaille werd uitgereikt.<br />

Freonen zijn niet de ideale koelmiddelen gezien hun gedrag bij aanwezigheid<br />

van sporen van water en de eisen, die aan de eigenschappen van het te gebruiken<br />

smeermiddel moeten worden gesteld. De bijzondere zorg, die aan de dichtheid<br />

van de machine moet worden besteed heeft als gevolg, dat zeer bijzondere eisen<br />

aan de vakbekwaamheid van constructeur, fabricage en de koeltechnische<br />

monteur dienen te worden gesteld. Zijn niet al deze moeilijkheden te omgaan<br />

door het gebruik van lucht of water als koelmiddel? Voor het koelen van de<br />

cabines van vliegtuigen worden b.v. in de laatste tijd koelaggregaten met turboexpanders<br />

en lucht als koelmiddel gebruikt, omdat op deze manier met een<br />

minimum aan gewicht de vereiste koelcapaciteit verkregen kan worden. Zal in<br />

de toekomst lucht als koelmiddel toenemende betekenis krijgen?<br />

De verdieping van onze inzichten en onze kennis op het terrein van<br />

stromingsmachines als gevolg van de ontwikkeling van de gasturbines geven de<br />

indruk, dat er nieuwe mogelijkheden in deze richting <strong>voor</strong> de koeltechniek<br />

bestaan.<br />

2 e . Over de constructieve ontwikkeling van compressoren <strong>voor</strong><br />

koelmachines.<br />

Bij een bepaald thermodynamisch proces <strong>voor</strong> de koudeproduktie en een<br />

gekozen koudemedium <strong>voor</strong> het uitvoeren van het proces is het de constructie<br />

van de machine, welke uiteindelijk bepalend is <strong>voor</strong> bedrijfszekerheid, prijs van<br />

de machine en economie van het bedrijf. De constructieve ontwikkeling van een<br />

machine in de loop van jaren hangt van diverse factoren af van welke enkele<br />

zijn:<br />

1. De principiële opbouw van de machine, afhangende van de algemene<br />

inzichten van de constructeur (mede afkomstig van ontwikkelingen in andere<br />

takken der industrie).<br />

2. Stand van de theorie der constructieleer. (Dimensionering der onderdelen) .<br />

3. Het beschikbaar komen van nieuwe constructiematerialen.<br />

4. Het vinden van nieuwe fabricageprocédés.<br />

Ook bij de ontwikkeling van de koelmachinecompressor in de loop der jaren<br />

hebben al deze factoren medegespeeld. Houden wij alleen de grote trekken der<br />

ontwikkeling in het oog zonder acht te slaan op de bijkomstige punten dan zijn 3<br />

mijlpalen in de ontwikkeling van de industrieel bruikbare zuigercompressor <strong>voor</strong><br />

koudeproduktie aan te geven:<br />

1 e . (1872) De dubbelwerkende liggende ééncilinder-compressor van Linde doet<br />

zijn intrede in de koeltechniek. In vele bedrijven zult U dit type compressor<br />

nog ontmoeten, omdat hij zich door zijn robuste bouw goed leent <strong>voor</strong><br />

revisie, ook onder zeer primitieve omstandigheden.<br />

193


194<br />

In het nieuwe laboratorium <strong>voor</strong> werktuigbouwkunde der Technische<br />

Hogeschool te Delft wordt b.v. zo'n compressor <strong>voor</strong> demonstratieproeven<br />

gebruikt, omdat de didaktische waarde van explicatie aan een dergelijke<br />

compressor hoog is. Dit type werd ook door aanpassing aan de eigenschappen<br />

van andere koelmiddelen <strong>voor</strong> koelsystemen werkende met CO 2 , SO 2 e.a.<br />

geschikt gemaakt. De aanzienlijke plaatsruimte, die vereist is, het hoge<br />

gewicht mede met de zware fundatie welke nodig is <strong>voor</strong> het bereiken van een<br />

rustige loop der machine en de hoge kosten <strong>voor</strong> onderhoud hebben dit type<br />

machine gedoemd van de markt te verdwijnen.<br />

2 e .(1930) Vanaf omstreeks dit jaar is het de vertikale 2 en meercilinder enkelwerkende<br />

compressor, het zogenaamde ,,gelijkstroom” type, dat de markt gaat<br />

beheersen. In de Verenigde Staten ontwikkeld, wordt deze compressor weldra<br />

overal gebouwd. Voor koelcapaciteiten van ca 10.000 kcal tot ca 400.000 kcal<br />

is dit type machine de meest gebruikte.<br />

Kenmerken van de machine zijn:<br />

1 e . Roterende asafdichting (tegenover afdichting van de heen en weergaande<br />

zuigerstang bij de dubbelwerkende machine van Linde).<br />

2 e . Lichte plaatkleppen, waarbij de zuigklep in de zuiger is ingebouwd.<br />

3 e . Voor de grotere vermogens smering met behulp van een<br />

ingebouwde oliepomp.<br />

Pakkingbus! Kleppen! Smering! Dit zijn de drie hoofdpunten der constructie,<br />

waarop het met het oog op bedrijfszekerheid van compressoren aankomt. Het<br />

gewicht en de benodigde grondoppervlakte van dit type compressor is <strong>voor</strong><br />

gelijk vermogen aanzienlijk gereduceerd ten opzichte van het <strong>voor</strong>afgaande<br />

type compressor van Linde.<br />

3 e . Na 1940 doet de door de constructeuren van automobielmotoren geïnspireerde<br />

veelcilindercompressor met in V- en W-vorm geplaatste cilinders zijn intrede<br />

in de koeltechniek. Een grote cilinderdiameter bij geringe slag en concentrische<br />

plaatsing van pers- en zuigklep in een cilinderdekplaat zijn de kenmerken,<br />

waardoor ruime (bij toepassing van freonen nodige) doorlaten van de<br />

kleppen worden bereikt. Een directe koppeling met de aandrijvende<br />

elektromotor wordt door het bereikbare hoge toerental mogelijk en capaciteitsregeling<br />

door lichten van de zuigklepplaten doet meer algemeen zijn intrede.<br />

Deze veelcilindercompressoren lenen zich tot seriefabricage van de onderling<br />

uitwisselbare, genormaliseerde onderdelen en hierdoor wordt naast een laag<br />

gewicht en geringe benodigde plaatsruimte ook een redelijk lage prijs bereikt.<br />

Men kan zich afvragen wat de bijdrage van de <strong>Nederlandse</strong> machineindustrie<br />

tot deze ontwikkeling was. Naast het feit, dat in al


de drie fasen koelmachinecompressoren in Nederland in licentie van buitenlandse<br />

bedrijven zijn en worden gebouwd, heeft de <strong>Nederlandse</strong> industrie ook eigen<br />

ontwikkelingswerk gedaan, steunende op de buitenlandse ontwikkelingstendenzen.<br />

Dergelijke eigen constructies bij<strong>voor</strong>beeld ook <strong>voor</strong> koeling aan<br />

boord van schepen zijn ontwikkeld van het type van meercilinder<br />

gelijkstroomcompressoren (fase 2). Deze ontwikkeling werd door de tweede<br />

wereldoorlog afgebroken.<br />

De <strong>Nederlandse</strong> constructeurs van koelmachines kregen door deelname aan<br />

een hiertoe door de O.E.E.C. georganiseerde Europese Missie gelegenheid om na<br />

de oorlog in de Verenigde Staten de stand der techniek te bestuderen. Zij maakten<br />

daar kennis met de nieuwe ontwikkelingslijn, met de freonen en de daar<strong>voor</strong><br />

ontwikkelde ,,wisselstroom” -compressor van ontwikkelingsfase 3. Een Nederlands<br />

bedrijf heeft mede op grond van de verkregen stimulans een nieuwe<br />

eigen constructie ontwikkeld, welke compressor thans in concurrentie staat met<br />

buitenlandse fabrikaten van dezelfde ontwikkelingsfase.<br />

De <strong>Nederlandse</strong> fabrikant (trouwens elke fabrikant met een klein afzetgebied)<br />

is in een moeilijke positie en wel:<br />

1 e . Omdat het tot fabricagerijpheid ontwikkelen en zich op de fabricage instellen<br />

van deze moderne compressoren een aanzienlijke investering betekent en<br />

2 e . omdat het <strong>voor</strong>tbrengen van deze compressoren <strong>voor</strong> een concurrerende prijs<br />

gebonden is aan een fabricage in series van een bepaald minimum aantal<br />

machines per jaar.<br />

In feite kan zich in dit ontwikkelingsstadium een klein bedrijf de luxe van een<br />

zelf ontwikkelde compressor moeilijk veroorloven, zodat de kleine bedrijven in<br />

Europa - willen zij blijven bestaan - <strong>voor</strong> de keuze staan om op licentiebouw en<br />

aankoop van de meeste gereedschapeisende onderdelen van de moederfabriek<br />

over te gaan, of tot gemeenschappelijke ontwikkeling en fabricage der<br />

onderdelen en onderlinge toelevering der onderdelen te gaan besluiten.<br />

Maar is met dit type compressor de ontwikkeling afgesloten? Heeft de<br />

<strong>Nederlandse</strong> industrie dus niet meer de kans om door eigen wegen te bewandelen<br />

en door nieuwe eigen ontwikkeling in een gunstiger positie <strong>voor</strong> afzet van zijn<br />

produkten te komen? Is er reden om aan te nemen, dat wij <strong>voor</strong> een nieuwe<br />

ontwikkelingsfase staan, waarbij de <strong>Nederlandse</strong> industrie mee zou kunnen<br />

spreken? De asafdichting, de kleppen en de smering zijn de punten, die de constructeur<br />

zorg baren. Om de moeilijkheden met de asafdichting te ontgaan zijn de<br />

hermetisch gesloten motor-compressor-aggregaten ontwikkeld. Om de<br />

moeilijkheden met de kleppen te elimineren heeft men zijn toevlucht tot de<br />

roterende verdringer-compressoren genomen. Bij met de elektromotor hermetisch<br />

opgesloten centrifugaalcompressoren tenslotte, kunnen in principe asafdichting,<br />

kleppen en olie als smeermiddel geheel vervallen en kan de smering der lagers in<br />

principe door het vloeibaar koelmedium geschieden.<br />

195


196<br />

Maar zo men er in slaagt in de toekomst centrifugaalcompressoren ook <strong>voor</strong><br />

niet te grote vermogens te ontwikkelen, zullen dan niet nieuwe barrières <strong>voor</strong><br />

toepassing in de weg staan? Zou dan de geluidshinder veroorzaakt door deze<br />

compressoren tot aanvaardbare proporties teruggebracht kunnen worden? Dit zijn<br />

vragen welke door de toekomst zullen worden beantwoord. Het is te hopen, dat<br />

bij het geven van antwoorden ook <strong>Nederlandse</strong> stemmen te horen zullen zijn.<br />

3 e . Ontwikkelingslijn in het conserveren van voedingsmiddelen door koude.<br />

Onder de uiteenlopende toepassingen van koude heeft het conserveren van<br />

voedingsmiddelen in de achter ons liggende jaren de grootste betekenis gekregen.<br />

Hieraan wordt niets afgedaan door het feit dat de droom, om door koeling onze<br />

aan bederf onderhevige voedingsmiddelen <strong>voor</strong> onbeperkte tijd te kunnen<br />

conserveren, niet in vervulling is gegaan. Bij het zoeken naar de redenen van het<br />

bederf van voedingsmiddelen heeft men in de achter ons liggende jaren met<br />

behulp van biochemisch, fysiologisch en koeltechnisch onderzoek een aantal<br />

oorzaken opgespoord, die - alleen of in combinatie optredend -, verantwoordelijk<br />

zijn <strong>voor</strong> het bederf. Hoewel voedingsmiddelen van dierlijke of plantaardige<br />

oorsprong, indien ze gekoeld of bevroren worden naast gemeenschappelijke ook<br />

principieel verschillende verschijnselen vertonen, is het <strong>voor</strong> onze<br />

beschouwingen voldoende vast te stellen, dat vermindering van waarde in<br />

principe op drie groepen van oorzaken is terug te voeren namelijk:<br />

1. Veranderingen, veroorzaakt door microörganismen of door hun afbraakprodukten.<br />

2. Veranderingen, veroorzaakt door enzymen (waaronder ook stofwisselingsstoringen<br />

van levende cellen kunnen worden gerangschikt).<br />

3. Uitdroging van de voedingsmiddelen.<br />

Voor het bestrijden van deze veranderingen, die gedurende gekoeld opslaan of<br />

bewaren in bevroren toestand aanleiding geven tot bederf of vermindering van<br />

waarde, beschikt men op grond van systematisch onderzoek en langdurige<br />

ervaring over diverse middelen, die vóór, gedurende en na het bewaren moeten<br />

worden toegepast.<br />

Methoden van <strong>voor</strong>behandeling van het te bewaren produkt zijn b.v. het<br />

kiemarme aanleveren ter bewaring, speciale verpakking, een zo spoedig mogelijk<br />

na het beschikbaar komen uit te voeren <strong>voor</strong>koeling. Ook een begassing met<br />

chemische stoffen of een kortstondige temperatuur-verhoging (blancheren) wordt<br />

bij bepaalde produkten toegepast.<br />

Gedurende het bewaren bleken verschillende factoren <strong>voor</strong> het behoud van<br />

gewenste eigenschappen een rol te spelen. Hiertoe behoren: de optimale<br />

combinatie van bewaartemperatuur, vocht-


gehalte en samenstelling van de bewaarlucht, alsook de schommelingen van<br />

deze waarden naar tijd en plaats. Verder bij<strong>voor</strong>beeld bestraling met ultra violet<br />

licht, ozoniseren, absorptie van rijping bevorderende ademingsprodukten van<br />

vruchten door absorptiemiddelen, enzo<strong>voor</strong>t.<br />

Ook na het bewaren moet volgens de ervaring zorg aan de produkten worden<br />

besteed, zoals het kunstmatig laten rijpen van vruchten, het <strong>voor</strong>komen van<br />

beslaan met vocht van eieren, een speciale manier van ontdooien van<br />

vriesconserven.<br />

Het uiteindelijk resultaat hangt van al deze behandelingen af, maar de<br />

eigenschappen van het te bewaren produkt, zoals variëteit en groeiomstandigheden<br />

van plantaardige produkten bij<strong>voor</strong>beeld zijn van de<br />

allergrootste betekenis. Door selectie en kweekwijze kan een essentiële<br />

<strong>voor</strong>uitgang worden bereikt.<br />

Deze, zeker niet volledige, opsomming van de invloeden, die bij het resultaat<br />

van langdurige opslag een rol spelen, geeft U een indruk van de inspanning van<br />

onderzoekers en praktijkmensen om tot de thans aanwezige inzichten en<br />

hiermede tot een hoog ontwikkelde bewaartechniek te komen. Men mag hierbij<br />

niet uit het oog verliezen, dat de taak van de koeltechniek op het terrein van het<br />

<strong>voor</strong>komen van bederf van voedingsmiddelen een sociaal-economische taak is.<br />

Het gaat erom om op een lonende wijze, bij<strong>voor</strong>beeld door koeling de gaping<br />

tussen tijdstip van produktie en van consumptie te overbruggen en een lonend<br />

vervoer mogelijk te maken tussen plaats van produktie en plaats van<br />

consumptie.<br />

Een juiste <strong>voor</strong>behandeling, gekoelde opslag en gekoeld transport zijn<br />

schakels van de ketting tussen producent en consument en op het ogenblik zeker<br />

niet de zwakste schakels.<br />

197<br />

Indien wij thans nagaan in hoeverre de verworven inzichten in Nederland tot<br />

ontwikkeling van toepassingen van de koeltechniek bij het conserveren van<br />

voedingsmiddelen heeft geleid, dan ziet men het volgende:<br />

De nieuwe inzichten op het terrein van snelkoelen van vlees zijn vrijwel in de<br />

gehele private, vleesverwerkende industrie doorgedrongen. Enkele openbare<br />

slachthuizen zijn eveneens tot de moderne wijze van koelen overgegaan.<br />

Bij de bewerking en distributie van melk - een van de zeer belangrijke<br />

produkten van ons land - wordt volgens, deskundigen onvoldoende gebruik<br />

gemaakt van de koeltechniek. De behandeling van de vraag of een meer<br />

systematisch en spoedig na het melken toegepast koelen van de melk alleen<br />

voldoende is om de kwaliteit van onze consumptiemelk op het hoogste - in<br />

ander landen bereikte peil te brengen valt buiten de grenzen van het te<br />

behandelen onderwerp.<br />

Bij het bewaren van vis in het tijdsverloop tussen de vangst en de consumptie<br />

wordt in Nederland ruim en doeltreffend gebruik gemaakt van de bekende en<br />

gebruikelijke methodes van koeling. Helaas zijn deze methodes onvoldoende<br />

<strong>voor</strong> het bewaren van vis in onbevroren toestand gedurende de lange tijden, die<br />

<strong>voor</strong> een


198<br />

economisch bedrijven van visvangst op ver verwijderde visgronden nodig is.<br />

Nieuwe methodes zijn in het buitenland in ontwikkeling. De middelen <strong>voor</strong> het<br />

in praktijk beproeven van deze nieuwe methoden onder <strong>Nederlandse</strong><br />

omstandigheden ontbreken helaas. Wil men de hoogzeevisserij in Nederland<br />

behouden, dan zou op dit terrein toegepast wetenschappelijk onderzoek moeten<br />

worden verricht. Op het terrein van gekoeld bewaren van tuinbouwprodukten is<br />

in Nederland na de tweede wereldoorlog veel goed werk verricht. De aandacht<br />

was niet zo zeer gericht op fundamenteel onderzoek, maar meer op de<br />

praktische toepassingen van elders verkregen inzichten op <strong>Nederlandse</strong><br />

produkten en <strong>Nederlandse</strong> omstandigheden. Terwijl bij de gekoelde<br />

bewaarplaatsen van tuinbouwprodukten, bij<strong>voor</strong>beeld van appelen, het streven<br />

bestaat de bouwkosten minimaal te houden, desnoods ten koste van de<br />

duurzaamheid van de installatie of ten koste van concessies in de maximaal te<br />

bereiken bewaartijd, wordt bij de bouw van koelhuizen ten behoeve van<br />

transitoverkeer van alle mogelijke goederen (havenkoelhuizen ) veel aandacht<br />

besteed aan een zo veelzijdig mogelijk gebruik desnoods ten koste van zeer<br />

hoge investeringen. Dit is een begrijpelijke tegenstelling. Het bewaren van<br />

appelen geschiedt gedurende enkele maanden per jaar. De bewaarkosten<br />

drukken op een betrekkelijk geringe goederenomzet per jaar en per kubieke<br />

meter ruimte. Bij transitokoelhuizen tracht men door een zo groot mogelijke<br />

flexibiliteit in de bedrijfsomstandigheden een zo hoog mogelijk bezettingspercentage<br />

van de ruimen met kostbare goederen te bereiken. De<br />

goederenomzet per kubieke meter <strong>voor</strong> koelhuisruimte per jaar is groot. Dit<br />

<strong>voor</strong>beeld illustreert enigszins de noodzaak <strong>voor</strong> grote differentiatie in de bouw<br />

van koelhuizen. Zo bouwt men dan ook een bewaarplaats <strong>voor</strong> het rijpen van<br />

kaas anders dan een koelhuis <strong>voor</strong> transitoverkeer van kaas om hierdoor een<br />

maximale nuttigheid te krijgen. Een koelhuis <strong>voor</strong> het bewaren van bevroren<br />

vis moet met het oog op mogelijke uitdroging van niet verpakte vis aan andere<br />

eisen voldoen dan een koelhuis <strong>voor</strong> vochtigheidsdicht verpakte bevroren<br />

visfilets.<br />

De vraag welke plaats vriesconserven in onze samenleving in de toekomst<br />

zullen innemen is moeilijk te beantwoorden. Het fascinerend, bijna dramatisch<br />

verloop van de belangstelling <strong>voor</strong> vriesconserven in de Verenigde Staten<br />

gedurende en na de tweede wereldoorlog geeft ons geen enkel houvast. De<br />

techniek van het bevriezen, opslaan en distribueren is hoog ontwikkeld en de<br />

bereikbare resultaten zijn economisch niet onaantrekkelijk. Maar men mag niet<br />

uit het oog verliezen, dat <strong>voor</strong> een verdere uitbouw van de vriesindustrie het<br />

kweken van <strong>voor</strong> bevriezing meer geschikte variëteiten nodig is, dat de<br />

kookgewoonten van de conservatieve bevolking hierbij van zeer groot belang<br />

zijn en dat het gebruik van vriesconserven bovendien afhankelijk is van de<br />

levensstandaard en de wijze waarop de huisvrouw haar leven wenst in te<br />

richten.


199<br />

4 e . De ontwikkeling van de koeltechniek ten behoeve van lucht,<br />

behandeling.<br />

De toepassing van kunstmatige koude ten behoeve van koeling van door<br />

mensen bewoonde ruimten heeft tot nu toe in Nederland geen rol van betekenis<br />

gespeeld, daar wij geen gebrek hebben aan natuurlijke koude. In het buitenland<br />

en in hoofdzaak in de Verenigde Staten is in de laatste jaren een<br />

indrukwekkende, nieuwe ontwikkeling in de constructie, fabricage en het<br />

gebruik van koeltechnische installaties <strong>voor</strong> luchtbehandeling waar te nemen.<br />

Deze ontwikkeling stelt door haar omvang zelfs de sprookjesachtige<br />

ontplooiing van de fabricage van auto's en koelkasten in de schaduw; zij wordt<br />

gedragen door de koeltechnische industrie.<br />

De zomer-winterklimaatregeling van bewoonde ruimten verovert stormenderhand<br />

de geografisch daar<strong>voor</strong> in aanmerking komende gebieden van de<br />

Verenigde Staten. Ook als deze ontwikkeling naar Europa overslaat is het te<br />

betwijfelen of ze in Nederland zal worden toegepast. Ons klimaat schept in dit<br />

opzicht geen behoeften.<br />

Maar er is een andere reden, op grond waarvan men in Nederland in een niet<br />

te verre toekomst een soortgelijke ontwikkeling kan verwachten. De stijgende<br />

prijs van fossiele brandstoffen en de snelle <strong>voor</strong>uitgang van de laatste jaren in<br />

de ontwikkeling en bouw van kernreactors <strong>voor</strong> opwekking van elektriciteit<br />

doet veronderstellen dat men meer en meer gebruik zal gaan maken van<br />

elektriciteit <strong>voor</strong> het bereiken en behouden van een behaaglijke temperatuur in<br />

bewoonde ruimten gedurende de wintermaanden. Door toepassing van de<br />

warmtepomp is het mogelijk om - met gebruikmaking van elektrische energie -<br />

warmte, die bij lage temperaturen in lucht, grond en grondwater beschikbaar is<br />

op een temperatuurniveau te brengen, dat <strong>voor</strong> het verwarmen van bewoonde<br />

ruimten nodig is. De warmtepompinstallaties, die thans <strong>voor</strong> het koelen en<br />

verwarmen van woonruimten in Amerika en ook hier en daar in ons land in<br />

bedrijf zijn, zijn de facto koeltechnische installaties, die op een hoger<br />

temperatuurniveau dan in de koeltechniek gebruikelijk is, werken. Er zal veel<br />

ontwikkelingswerk en een omstelling in de constructie van de gebouwen nodig<br />

zijn om de koelmachine-warmtepomp in Nederland <strong>voor</strong> verwarmingsdoeleinden<br />

ingang te doen vinden. Uw spreker is echter van mening, dat deze<br />

ontwikkeling niet te stuiten is en dat het slechts een kwestie van tempo - en dus<br />

van tijd - is wanneer de realisatie van de verwarming van woningen door de<br />

industrie ter hand zal worden genomen.<br />

De ontwikkeling van de produktie van koude en van zijn toepassingen in<br />

Nederland hangt af van een aantal mensen, waarvan de meesten lid zijn van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> van Koeltechniek en elkaar geregeld in de<br />

vergaderingen van onze vereniging ontmoeten. De taak van onze vereniging is<br />

volgens de statuten: ,,De ontwikkeling der koeltechniek te bevorderen”. Zij<br />

doet dit door samenbundelen van de goede krachten van allen, die hieraan wensen<br />

mede te werken. Maar ... zijn de beschikbare krachten voldoende <strong>voor</strong> het<br />

naar behoren vervullen van deze taak?


200<br />

Er zijn in ieder geval meer deskundigen en koeltechnisch geschoolde krachten<br />

nodig, dan er nu beschikbaar zijn. In alle lagen der produktie is een tekort aan<br />

deze krachten. De ontwikkeling van de industrie wordt geremd door een tekort<br />

aan ingenieurs, technici en koeltechnische monteurs.<br />

Wel, mijne heren en dames, de overheid heeft een begin gemaakt met het ter<br />

beschikking stellen van middelen om de bron waaruit deskundigen moeten<br />

komen tot een rijke bron te maken: Aan de Technische Hogeschool te Delft,<br />

waar sinds een reeks van jaren ook werktuigkundige ingenieurs met goede<br />

koeltechnische kennis worden opgeleid, wordt weldra een nieuw, goed<br />

geoutilleerd koeltechnisch laboratorium geopend, dat, naar ik hoop, nieuwe<br />

mogelijkheden <strong>voor</strong> de ontwikkeling van de koeltechniek zal kunnen openen.<br />

Ik mag ook memoreren, dat op initiatief van onze vereniging in 1951 een<br />

stichting <strong>voor</strong> koeltechnisch onderwijs (S.K.O.) werd opgericht met het doel de<br />

vakbekwaamheid en het aantal van <strong>Nederlandse</strong> koeltechnische monteurs op peil<br />

te brengen en te houden. Door het ontbreken van middelen is deze stichting een<br />

moeilijk bestaan beschoren. Het is mijn mening, dat het de taak van de Overheid<br />

is om hier een helpende hand te bieden. Indien er op de ingeslagen weg gestadig<br />

wordt <strong>voor</strong>tgewerkt en als bovendien de koeltechnische industrie door<br />

coördinatie van haar krachten en standaardisatie van haar produkten haar<br />

activiteiten kan ontplooien op het afzetgebied van een verenigd Europa, op<br />

grond van eigen ontwikkelingswerk, dan staat de <strong>Nederlandse</strong> koeltechniek <strong>voor</strong><br />

een gunstige toekomst.


Rede van dr. K. Reitsma:<br />

Vijftig jaren!<br />

201<br />

De opdracht, welke ik van het bestuur ontving om hedenmiddag, in de<br />

buitengewone algemene vergadering van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

Koeltechniek ter herdenking van haar 50-jarig bestaan, het waard te voeren heb<br />

ik gaarne aanvaard.<br />

Het is <strong>voor</strong> mij een grote eer te mogen plaats nemen in de rij van mannen die op<br />

hoogtijdagen van onze vereniging, het gehoor mochten bepalen bij de vervlogen<br />

jaren en de resultaten, die konden worden geboekt; het is bovendien <strong>voor</strong> mij<br />

persoonlijk, die van deze 50 jaren precies de helft heb medegemaakt, een<br />

buitengewoon genoegen geweest in het verleden te duiken, bekende<br />

persoonlijkheden weer <strong>voor</strong> de geest te halen en heel het wel en wee van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek nog eens in gedachten te herleven.<br />

Ik stel mij <strong>voor</strong> mijn bespreking in drie delen te splitsen, namelijk door in de<br />

eerste plaats aandacht te schenken aan de oprichter, prof dr. Kamerlingh Onnes;<br />

vervolgens zeer kort aan het tijdperk van 1908 tot en met de wereldoorlog en<br />

ten slotte aan de nieuwste geschiedenis na de wereldoorlog tot op de dag van<br />

vandaag.<br />

Wie was professor Kamerlingh Onnes en hoe kwam hij ertoe de <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek te stichten? Dat ik in de eerste plaats de<br />

schijnwerper richt op de persoon van Kamerlingh Onnes (een bespreking van<br />

zijn ,,werk” zou buiten mijn bevoegdheid en het kader van deze herdenking<br />

vallen) vindt zijn oorzaak hierin, dat bij vroegere herdenkingen deze eminente<br />

geleerde en grote persoonlijkheid aan een ieder volkomen bekend was, als het<br />

ware ,,in levende lijve” <strong>voor</strong> de geest gehaald kan worden. Nu, reeds meer dan<br />

30 jaar na zijn dood, zijn er nog maar weinigen, alleen de zeer ouderen onder<br />

ons, die Kamerlingh Onnes en zijn glorierijke tijd hebben medegemaakt. Stof,<br />

waaruit men een beeld van deze man kan construeren is er te over; zo werden<br />

reeds tijdens zijn leven enige gedenkboeken geschreven (ter gelegenheid van<br />

zijn 25- en 40-jarig professoraat) en ten slotte verscheen na zijn dood - hij<br />

overleed in 1926 - een prachtig uitgevoerd werk, verlucht met vele foto's en<br />

geschreven door vrienden en medewerkers, getiteld ,,In memoriam Heike<br />

Kamerlingh Onnes”.<br />

Heike Kamerlingh Onnes werd de 21 ste september 1853 te Groningen<br />

geboren, waar hij ook de H.B.S. en de Universiteit bezocht. Zijn grote<br />

begaafdheid bleek reeds spoedig. Als 17-jarige deed hij, na oude talen bij<br />

gestudeerd te hebben, admissie-examen tot de universiteit. Even daarna, in<br />

1871, verwierf hij een gouden medaille vaar de beantwoording van een door de<br />

Faculteit der Wis- en Natuurkunde te Utrecht uitgeschreven prijsvraag, het jaar<br />

daarop een dito, zilveren, medaille te Groningen. Bovendien verwierf hij in dat<br />

jaar te Heidelberg tijdens een studieverblijf aldaar een zoge-


202<br />

naamde seminariumprijs. Dit gaf hem recht op een der twee toen bestaande<br />

assistentsplaatsen, welke ook enige tijd door hem is bezet. In 1879 promoveerde<br />

hij te Groningen tot doctor in de wis- en natuurkunde op een proefschrift<br />

getiteld ,,Nieuwe bewijzen <strong>voor</strong> de aswenteling der aarde”, welk proefschrift<br />

toen reeds sterk de aandacht trok.<br />

Men verhaalt, dat de faculteit na de verdediging van het proefschrift door<br />

Kamerlingh Onnes geen behoefte had aan de gebruikelijke beraadslaging en<br />

onmiddellijk tot de promotie overging. Men denke niet, dat al deze bewijzen<br />

van gedegen studie Kamerlingh Onnes verhinderden deel te nemen aan het<br />

Groningse studentenleven. Het tegendeel is waar, hij heeft volop van het<br />

student zijn genoten en zijn capaciteiten als leider bleken reeds uit het feit dat<br />

hij president is geweest van het studentencorps. Na enige jaren verblijf aan de<br />

Polytechnische School te Delft, waar hij als assistent reeds colleges gaf in de<br />

natuurkunde, aanvaardde hij de 11 e november 1882 het ambt van hoogleraar in<br />

de experimentele fysica en de meteorologie aan de rijksuniversiteit te Leiden,<br />

een functie die hij 42 jaar vervuld heeft, namelijk totdat de door de wet gestelde<br />

leeftijdsgrens hem tot aftreden dwong.<br />

Reeds in zijn inaugurale rede, die de kenmerkende titel ,,Door meten tot<br />

weten” droeg, stelde hij zich ten doel het uitvoeren van nauwkeurige,<br />

kwantitatieve onderzoekingen tot vermeerdering van onze kennis van de aard en<br />

het gedrag der stof. Aan het in deze rede in algemene trekken neergelegde<br />

werkprogramma is Kamerlingh Onnes steeds getrouw gebleven.<br />

Zoals Prof. M. de Haas, één onzer vroegere <strong>voor</strong>zitters, in zijn herdenkingsrede<br />

in 1926 uitsprak, heeft hij, dank zij zijn onbegrensd idealisme,<br />

zijn grote werkkracht, zijn organiserend talent en niet het minst zijn hartstocht<br />

<strong>voor</strong> systematische wetenschappelijke arbeid een vrijwel primitief natuurkundig<br />

laboratorium kunnen uitbouwen tot een volledig toegerust ,,Kryogeen”-<br />

laboratorium, waarin de meest uiteenlopende onderzoekingen zijn verricht bij<br />

temperaturen tussen 0 °C. en een breukdeel van een graad boven het absolute<br />

nulpunt.<br />

Van deze onderzoekingen is niet alleen bij de mannen der wetenschap, doch<br />

ook bij het grote publiek het meest bekend geworden het vloeibaar maken van<br />

helium, hetgeen aan Kamerlingh Onnes als eerste, op 10 juli 1908, gelukte. Ter<br />

herdenking van dit feit is enige maanden geleden, hier te Leiden, een groot<br />

internationaal fysisch congres gehouden. Het laboratorium zelf had niet alleen<br />

in het binnenland, doch ook in het buitenland grote bekendheid verworven,<br />

zodat een stroom van buitenlandse geleerden korter of langer tijd in dit<br />

laboratorium hebben gewerkt en onderzoekingen verricht bij temperaturen, die<br />

op geen andere plaats ter wereld ter beschikking stonden.<br />

Merkwaardig mag het genoemd worden, dat, ofschoon Kamerlingh Onnes<br />

volkomen opening van zaken gaf en nauwkeurig zijn onderzoekingen in de<br />

wetenschappelijke pers publiceerde, het bijna 15 jaar duurde, alvorens het ook<br />

elders gelukte helium vloeibaar te


maken, een feit, dat hij toeschreef aan zijn kundige medewerkers, en zij aan zijn<br />

inspirerend leiderschap.<br />

Dat hem vele onderscheidingen, waaronder in 1913 de Nobelprijs, ten deel<br />

zijn gevallen, wordt hier slechts terloops vermeld.<br />

De vraag mag worden verwacht, hoe een bij uitstek wetenschapsmens er toe<br />

kwam om zich te interesseren <strong>voor</strong> de toepassing van de koeltechniek buiten het<br />

laboratorium, waarbij in de regel niet (en toen zeker niet) zulke lage<br />

temperaturen worden gebezigd als daarbinnen. Daar<strong>voor</strong> zijn twee redenen aan<br />

te geven; in de eerste plaats deze, dat evenals Kamerlingh Onnes zich tijdens<br />

zijn studietijd niet afgewend had van de studentenmaatschappij, hij later grote<br />

belangstelling toonde <strong>voor</strong> maatschappelijke vraagstukken. Het is, zoals Dr.<br />

Muller in 1948 zo juist stelde, zonder twijfel de bedoeling van Prof. Kamerlingh<br />

Onnes geweest, zo niet een brug te slaan, dan toch nauwer verband te brengen<br />

tussen de zuivere wetenschap enerzijds en de toegepaste wetenschap, d.i. de<br />

techniek, anderzijds. Het doel dat hiermede bereikt kon worden was de<br />

bevordering van de volkswelvaart, zowel door verbetering van de volksvoeding<br />

en daarmede de volksgezondheid, als door rationalisatie van de produktie-,<br />

bewarings- en transportmiddelen op dit gebied.<br />

De andere reden was m.i., dat in 1908 te Parijs het eerste internationale<br />

congres werd gehouden op het gebied van de koeltechniek. Dit congres,<br />

uitvloeisel van een Frans initiatief, werd nodig geacht om alle werkers op het<br />

gebied der kunstmatige koude uit de gehele wereld eens bijeen te roepen: ,,Il<br />

faut que les résultats acquis dans ce domaine par les agriculteurs, les<br />

commerçants, les industriels, les hygiénistes et les savants d'un grand nombre<br />

de pays soient officiellement portés à la connaissance de tous ceux qui sont<br />

susceptibles d'en bénéficier’’ lezen we in een prospectus van het organisatiecomité.<br />

Ter bevordering van de <strong>Nederlandse</strong> belangen bij dit eerste congres werd een<br />

comité gevormd onder leiding van Kamerlingh Gnnes, die ook, met enige<br />

andere leden, de <strong>Nederlandse</strong> regering vertegenwoordigde. Van dit comité<br />

maakte o.a. deel uit een van mijn <strong>voor</strong>gangers, de toenmalige directeur van het<br />

gemeentelijk slachthuis te Leiden, Dr. D.A. de Jong, de latere hoogleraar in de<br />

vergelijkende Ziektekunde en de heer ir. J.F.H. Koopman, die later vele jaren<br />

het secretariaat der <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek zou leiden.<br />

Toen het eerste internationale congres veel succes oogstte, vond men het<br />

jammer, dat het eenmaal verkregen onderling contact verloren zou gaan.<br />

Ter gelegenheid van het congres sprak Kamerlingh Onnes, die te Parijs een<br />

gevierde gast was en als ,,le gentleman du zéro absolu” werd betiteld, als volgt:<br />

,,C'est une oeuvre de la plus haute importance que celle dont la France a pris<br />

l'initiative. La science du froid et de ses applications touche à tous les pays et à<br />

toutes les couches sociales’’. En verder:<br />

,,Il serait infiniment désirable de voir sortir de cette réunion une organisation<br />

permanente qui en continuerait les travaux’’.<br />

203


204<br />

Deze organisatie, de Association internationale du Froid, werd met<br />

krachtdadige hulp van Kamerlingh Onnes inderdaad gesticht. In de oorlog van<br />

1914-1918 te niet gegaan, herrees ze daarna als Institut International du Froid<br />

(waarbij opnieuw Kamerlingh Onnes één der gangmakers was, die het<br />

wetenschappelijk contact tussen Geallieerden en Centrale Rijken, zoals de<br />

oorlogvoerende landen destijds heetten, zo spoedig mogelijk trachtte te<br />

herstellen).<br />

Het laatste, het Institut verschilt in zoverre van zijn <strong>voor</strong>ganger, dat de leden<br />

van het Institut gevormd worden door de verschillende staten, wat bij de<br />

Association niet het geval was.<br />

Werkte Kamerlingh Onnes op deze wijze met krachtige hand mede aan de<br />

internationale organisatie van de koeltechniek, tegelijkertijd had de<br />

samenbundeling op nationaal terrein zijn aandacht.<br />

In de vergadering van de leden van het Nederlands Comité <strong>voor</strong> het eerste<br />

internationaal <strong>Koude</strong>congres, op 13 juli 1908 in het Natuurkundig laboratorium<br />

(thans Kamerlingh Onnes laboratorium) te Leiden gehouden, werd op <strong>voor</strong>stel<br />

van Kamerlingh Onnes besloten een <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> de Koeltechniek op te<br />

richten. Door de secretaris, de heer ir. J.F.H. Koopman, werd in ,,De Ingenieur”<br />

van 1 augustus 1908 en het ,,Algemeen Handelsblad” van 10 augustus 1908<br />

hiervan mededeling gedaan en het nut van een dergelijke vereniging aangetoond.<br />

Op 23 september 1908 had ten huize van Kamerlingh Onnes en onder zijn leiding<br />

een bijeenkomst plaats, waar de ,,<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek”<br />

werd opgericht en de van te voren door Kamerlingh Onnes en Prof. Siertsema-<br />

Delft opgestelde statuten werden goedgekeurd en aangenomen. Voorzitter werd,<br />

hoe kon het anders, Kamerlingh Onnes, die deze functie tot aan zijn dood, in<br />

1926, op een buitengewone en allerzijds gewaardeerde wijze bekleedde.<br />

Secretaris werd de reeds eerder genoemde ir. Koopman, die ook lange jaren,<br />

namelijk tot 1936, de pen <strong>voor</strong> de vereniging heeft gevoerd en wiens markante<br />

persoonlijkheid op geen enkel koeltechnisch evenement in binnen- en buitenland<br />

ontbrak. Ten slotte wil ik van deze oprichtersvergadering nog memoreren, dat<br />

één der toen aanwezigen ook thans weer aanwezig is, namelijk de heer E.S.<br />

Kerkhoven, ons zeer gewaardeerd erelid, wiens naam onverbrekelijk verbonden<br />

blijft aan de stichting in 1948 van het Kamerlingh Onnes fonds tot uitreiking van<br />

een gouden erepenning <strong>voor</strong> uitzonderlijke verdiensten op het gebied van de<br />

koeltechniek.<br />

Ik ben mij zeer wel bewust, dat ik de persoon en het werk van Kamerlingh<br />

Onnes zeer onvolledig en van een bepaalde zijde heb geschetst. Aangezien ik<br />

echter nog enige woorden wil en moet wijden aan de vijftig jaar, die na de<br />

oprichting der vereniging volgden, moet ik echter deze periode besluiten met de<br />

overtuiging uit te spreken, dat Nederland zich gelukkig mag achten, dat een man<br />

van het formaat van Kamerlingh Onnes gedurende lange jaren de primus inter<br />

pares is geweest in de wetenschap der lage temperaturen, en dat wij,<br />

koeltechnici, niet dankbaar genoeg kunnen zijn, dat hij niet ingekapseld werd<br />

door zijn wetenschappelijke beslommeringen, noch het beneden zich achtte om<br />

zijn gehele kunnen


205<br />

en kennen in te zetten <strong>voor</strong> de ontwikkeling van de koeltechniek in de ruimste<br />

zin en de toepassing daarvan in het maatschappelijk leven.<br />

Ik veronderstel, dat U zich nu met enige ongerustheid afvraagt of ik nu de<br />

volgende vijftig jaren van het bestaan onzer vereniging op dezelfde uitvoerige<br />

wijze met U ga bespreken als het ontstaan. Dat is niet het geval en dat wordt mij<br />

ook wel gemakkelijk gemaakt, doordat <strong>voor</strong>treffelijke herdenkingsredevoeringen<br />

werden gehouden bij het 25-jarig jubileum door Prof. dr. M. de Haas (Meded.<br />

71/72 1934), bij het 30-jarig jubileum door Prof. dr. W.H. Keesom (Meded.<br />

82/1939) en bij het 40-jarig jubileum door de toenmalige <strong>voor</strong>zitter, Dr. ir. W.J.<br />

Muller (Meded. 96/1948).<br />

Ik zou dus ten aanzien van de eerste veertig jaar slechts in herhalingen<br />

vervallen. Daarom acht ik het beter mij te bepalen tot de laatste 10 jaren. en<br />

daarbij dan alleen op de hoofdzaken het licht te laten vallen. Misschien zou ik<br />

alleen mogen opmerken, dat volgens de foto's, in tegenstelling met nu, de<br />

vergaderingen in den beginne bezocht werd door een klein aantal, zeer ernstige<br />

en waardige heren en dat de <strong>voor</strong>zitter de excursies leidde in geklede jas met<br />

hoge hoed. Merkwaardig is echter dat, volgens de verslagen, dit gezelschap<br />

regelmatig in toejuichingen uitbarstte, iets wat men zeker niet verwacht zou<br />

hebben en thans in onze zoveel vrijere, moderne tijd, zelden meer <strong>voor</strong>komt.<br />

De <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek, die na de oorlog 1940-1945<br />

door de grote ijver en tact van de toenmalige <strong>voor</strong>zitter, Prof. C.F. van Oijen, uit<br />

de as herrezen was, heeft zich in 1948 bij haar 40-jarig bestaan als het ware<br />

opnieuw <strong>voor</strong>gesteld en bezonnen op haar belangrijke taak in de maatschappij.<br />

Dat zij daarbij, evenals vroeger, alle geledingen in het oog heeft gehouden, blijkt<br />

wel uit de volgende, onvolledige, opsomming van onderwerpen, die nadien in<br />

haar vergaderingen aan de orde werden gesteld. Ik noem, wat de techniek<br />

betreft: de constructie van verschillende onderdelen van koelinstallaties<br />

(luchtkoelers, verdampers, compressoren), stoomstraalkoelinstallaties, de<br />

koudgaskoelmachine, thermostaten <strong>voor</strong> de koeltechniek, terwijl speciaal onderstreept<br />

moge worden de behandeling van isolatie-vraagstukken, waar<strong>voor</strong> in<br />

1955 door onze vereniging een prijsvraag werd uitgeschreven. Meestal waren<br />

aan deze vergaderingen excursies verbonden.<br />

Het gekoelde bewaren van levensmiddelen werd besproken ten aanzien van<br />

vlees (snelkoelen), zuivel (bezocht werden het Ned. Instituut <strong>voor</strong> Zuivelonderzoek<br />

te Ede en enige zuivel-inrichtingen) waarbij speciaal de bewaring van<br />

het artikel kaas de aandacht trok (Bodegraven ), van aardappelen, van groente en<br />

fruit (o.a. werd het Instituut <strong>voor</strong> Bewaring en Verwerking van tuinbouwrodukten<br />

te Wageningen bezocht) en vis (daartoe werd een bezoek gebracht aan<br />

het nieuwe Centraal Visserij laboratorium T.N.O. te IJmuiden). De bouw van<br />

koelhuizen, zo ook van diepvrieskluizen, was in be-


206<br />

handeling; het gekoelde wegtransport, zowel per trein als per vrachtauto, evenals<br />

per schip, had de belangstelling, benevens het daarbij aansluitende veembedrijf.<br />

Moeilijk te rubriceren vallen de vergaderingen gewijd o.a. aan het bevriezen<br />

van waterleidingen. de koeltechniek op het gebied der geneeskunde, het<br />

zoutbedrijf van de N.V. Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo en het<br />

Staatsmijnbedrijf. Laat ik als modern onderwerp noemen: ,,De ijsafzetting op<br />

vliegtuigen” dat echter niet in onze vergaderingen, doch in onze Mededelingen<br />

uitvoerig werd behandeld. Verschillende bijeenkomsten werden gewijd aan<br />

onderwijsproblemen, o.a. ter bespreking van een uitvoerig rapport omtrent de<br />

opleiding van koeltechnisch personeel, opgesteld door een door onze <strong>Vereniging</strong><br />

in het leven geroepen commissie. Deze besprekingen leidden tot de stichting (met<br />

andere organisaties) van de ,,Stichting Koeltechnisch Onderwijs” (S.K.O.).<br />

Hoogtepunten van onze bijeenkomsten waren die, waarin aan Prof. Simon<br />

(Oxford), Prof. Plank (Karlsruhe) en Prof. Collins (Ver. Staten) de in 1948 in het<br />

leven geroepen gouden Kamerlingh Onnes medaille <strong>voor</strong> uitzonderlijke verdiensten<br />

op het gebied der koeltechniek werd uitgereikt.<br />

Ook het traditioneel bezoek aan het Kamerlingh Onnes laboratorium had<br />

gedurende dit tijdvak plaats.<br />

Het zou te veel van Uw krachten vergen, indien aan alle werkzaamheden, die<br />

onze vereniging verder verrichtte, naast het houden van vergaderingen en<br />

excursies, belangrijke aandacht zou worden geschonken. Hier zij alleen vermeld,<br />

dat op allerlei gebied en aan diverse instanties adviezen, vaak zeer uitvoerige,<br />

werden verstrekt, en dat in verschillende commissies, zo dit ons gevraagd werd,<br />

werd medegewerkt (veiligheids<strong>voor</strong>schriften, normalisatie koelkasten, technische<br />

woordenlijsten, taalzuivering).<br />

Een belangrijk feit, dat zeker vermelding verdient, is de oprichting in 1957 van<br />

een Werkgroep Koeltechniek onder leiding van de professoren Váhl en Taconis,<br />

welke groep zich bezig houdt met wetenschappelijk onderzoek op het gebied der<br />

koeltechniek. Deze groep, die zich onder auspiciën onzer vereniging heeft<br />

geplaatst, ontplooit een verheugende activiteit en hield verschillende vergaderingen.<br />

De neerslag daarvan kan men als artikelen of verslagen in onze<br />

Mededelingen vinden, die daardoor een waardevolle hoeveelheid copij van<br />

uitnemend gehalte ontvingen.<br />

Deze ,,Mededelingen” verschenen tot 1955 ongeveer 2 à 3 maal per jaar. In dat<br />

jaar werd overgegaan tot het opnemen van advertenties ten einde de steeds<br />

stijgende drukkosten te kunnen opvangen. Dit bracht echter mede, dat thans 6<br />

exemplaren per jaar het licht moeten zien, hetgeen <strong>voor</strong> het secretariaat, dat de<br />

redactie voert, de grote moeilijkheid medebrengt <strong>voor</strong> meer copij te moeten<br />

zorgen. Op de duur zal een scheiding tussen deze twee taken, redactie en<br />

secretariaat, willen beide goed verzorgd worden, niet kunnen uitblijven.<br />

Het archief en de bibliotheek van de vereniging zijn bij de ramp van het<br />

Bezuidenhoutkwartier te 's-Gravenhage in 1945 ook een


207<br />

prooi der vlammen geworden. De bibliotheek wordt stap <strong>voor</strong> stap weer<br />

opgebouwd en het archief regelmatig verrijkt door giften van belangstellende<br />

leden, die <strong>voor</strong> ons waardevol materiaal, dat door hen wordt opgeruimd, afstaan.<br />

Een kleine collectie van op deze wijze verkregen interessante stukken is heden<br />

<strong>voor</strong> U tentoongesteld.<br />

Internationaal bestaat er regelmatig contact met onze zusterorganisaties, zowel<br />

rechtstreeks als via het Institut International du Froid. Aan het 8 ste Internationaal<br />

<strong>Koude</strong>congres te Londen (1951) en het 9 e te Parijs (1955) werden door vele<br />

landgenoten deelgenomen en rapporten uitgebracht. De reorganisatie van het<br />

I.I.F. in 1954, waaraan onze toenmalige <strong>voor</strong>zitter Prof. Gorter, krachtig heeft<br />

medegewerkt, heeft aan dit instituut nieuw leven ingeblazen, zich o.a. uitende in<br />

een groot aantal commissievergaderingen, welker <strong>voor</strong>bereiding niet alleen aan<br />

de organisatie van het I.I.F., maar ook aan de landelijke secretariaten hoge eisen<br />

stelt. Het aantal enquêtes en de lengte der vragenlijsten groeit angstwekkend en<br />

is haast niet meer te verwerken. De band tussen de koeltechnici in de gehele<br />

wereld (want ook de Ver. Staten en Rusland zijn thans lid geworden) is daardoor<br />

echter veel steviger geworden en het I.I.F. doet op haar gebied uitstekend werk.<br />

Ik wil niet eindigen, alvorens nog twee belangrijke feiten te vermelden,<br />

namelijk dat het onderwijs o.a. in de koeltechniek te Delft in 1952 werd<br />

toevertrouwd aan onze huidige <strong>voor</strong>zitter Prof dr. Váhl, terwijl aan het ons zo<br />

vertrouwde Kamerlingh Onnes laboratorium eerst, in 1950, een lector, later, in<br />

1954, een bijzonder hoogleraar in de koeltechniek werd verbonden in de persoon<br />

van Prof. Taconis, onze tweede <strong>voor</strong>zitter.<br />

Dat beide heren een zo prominente plaats in onze vereniging hebben willen<br />

innemen, bewijst, dat ook zij overtuigd zijn van de idee, die Kamerlingh Onnes<br />

reeds bezielde, om in de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Koeltechniek een<br />

samenwerking van wetenschap en techniek na te streven, tot heil van ons<br />

vaderland.<br />

Zo ben ik dan weer geëindigd met de naam van hem, Prof. Kamerlingh<br />

Onnes, waarmede ik ook ben begonnen, en zonder welke de geschiedenis van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> koeltechniek niet geschreven kan worden. Als we na deze terugblik<br />

<strong>voor</strong>uit willen zien, wat is dan onze taak?<br />

Ik meen deze niet beter te kunnen weergeven, dan met de woorden van ook<br />

één onzer <strong>voor</strong>gangers, Ir. G. Ferguson, die in 1949 het volgende zeide: ,,Zoals<br />

ons kennen en kunnen goeddeels te danken is aan arbeid in het verleden verricht<br />

door generaties, die aan de onze zijn <strong>voor</strong>afgegaan, zo zal onze arbeid niet alleen<br />

ons eigen leven, maar ook dat van komende generaties gunstig kunnen beinvloeden.<br />

Een dankbaarheidsplicht, die wij tegenover het <strong>voor</strong>geslacht hebben,<br />

dient aan het nageslacht ingelost te worden”.


208<br />

David Jacobus Mink<br />

adviserend ingenieur <strong>voor</strong> koel- techniek te<br />

Haarlem<br />

benoemd tot erelid<br />

In het jaar 1917 werd David Jacobus Mink, werktuigkundig ingenieur, lid van<br />

onze vereniging.<br />

Na 17 jaar ingenieurspraktijk bij diverse firma's - waarvan het grootste<br />

gedeelte op het terrein der koeltechniek - volgden in de loopbaan van de heer<br />

Mink 38 jaren intensief werken als raadgevend ingenieur <strong>voor</strong> koeltechniek. Hij<br />

heeft als onafhankelijk enkeling gevochten <strong>voor</strong> een hoog technisch peil van de<br />

door hem ontworpen installaties. Hij is de representatieve figuur van een goede<br />

technische raadsman, die <strong>voor</strong>tdurend actief blijft om zijn kennis op het niveau<br />

van de laatste ontwikkeling op zijn gebied te houden en toch conservatief genoeg<br />

is om alleen het in de praktijk beproefde toe te passen.<br />

Voor de industriële ontwikkeling van een land bestaat in een groot aantal<br />

gevallen de behoefte aan een schakel tussen fabrikant en opdrachtgever. De<br />

opdrachtgever heeft een onafhankelijke deskundige nodig om hem te behoeden<br />

<strong>voor</strong> aanschaffingen tegen de ,,laagste prijs” en die in staat is hem de op den duur<br />

economisch meest verantwoorde oplossing aan de hand te doen.<br />

Deze deskundige zal ook met de volle inzet van zijn persoonlijkheid waken<br />

<strong>voor</strong> de juiste uitvoering van zijn wel doordachte opzet. Achtendertig jaar lang<br />

was de heer Mink een dergelijke schakel in de industriële ontwikkeling.<br />

Zeventien abattoirs en acht belangrijke uitbreidingen van bestaande installaties,<br />

elf koelhuizen, negen ijsfabrieken en vele andere installaties danken hun bestaan<br />

aan de gedegen en toegewijde arbeid van de heer Mink.<br />

De algemene vergadering van 25 februari 1958 besloot hem tot erelid van onze<br />

vereniging te benoemen.


209


210<br />

Message à la mémoire de<br />

Kamelingh Onnes<br />

On honore cette année la mémoire de Kamerlingh Onnes en commémorant la<br />

liquéfaction de l'hélium réalisée pour la première fois par ce grand physicien, il<br />

y a cinquante ans, en 1908.<br />

En même temps, l'Association Néerlandaise du Froid fête actuellement son<br />

Cinquantenaire et la fondation de ce Groupement est due à l'initiative de ce<br />

même Kamerlingh Onnes dont c'est là une raison supplémentaire d'honorer la<br />

mémoire en 1958.<br />

Je me permets aujourd'hui, à cette occasion, de faire entendre la voix de<br />

l'Institut International du Froid. Pour notre Institut, en effet, 1908 est aussi une<br />

date faste, puisque cette année là se réunit à Paris le Premier Congrès<br />

International du Froid et, en même temps, se décida la création d'une<br />

Association Internationale du Froid qui devait se transformer, une dizaine<br />

d'années plus tard, en Institut International du Froid.<br />

Et précisément ce grand savant hollandais dont nous honorons aujourd'hui la<br />

mémoire fut l’un des pionniers de cette Association. La même année qu'il<br />

apportait à la Science une contribution d'importance primordiale, il contribuait<br />

aussi, par son initiative, à créer la grande famille internationale du Froid. Lors<br />

de la cérémonie d'ouverture du Premier Congrès International du Froid, en<br />

octobre 1908, dans le grand amphithéâtre de la vieille Sorbonne empli de<br />

milliers de Congressistes, Kamerlingh Onnes proposait solennellement que les<br />

travaux de ce Premier Congrès fûssent consolidés et perpétués par la création<br />

d'une organisation internationale permanente.<br />

Laissez-moi citer quelques lignes de ce discours qui est à la genèse de notre<br />

Institut International du Froid:<br />

,,Il serait infiniment désirable de voir sortir de cette réunion une organisation<br />

permanente qui en continuerait les travaux. Cette organisation, ayant son centre à<br />

Paris et ses ramifications partout, pourrait réunir toutes les intelligences qui<br />

s'intéressent aux basses températures’’.<br />

Après avoir rappelé le développement du laboratoire cryogène de Leyde,<br />

Kamerlingh Onnes continuait ainsi:<br />

,,En inscrivant à son programme les recherches relatives aux basses températures,<br />

l'Association internationale se créerait des droits à la reconnaissance de ceux qui<br />

tirent profit du froid industriel. Paris est bien le lieu qui convient pour fonder cette<br />

organisation et l'heure y est propice".<br />

Ces paroles étaient décisives. Aussitôt le Congrès terminé, la constitution de<br />

l'organisation internationale souhaité par Kamerlingh Onnes était étudiée<br />

activement et en janvier 1909 l’Association Internationale du Froid prenait<br />

officiellement naissance.


Kamerlingh Onnes fût encore l'un des principaux artisans, en 1920 de la<br />

transformation de cette Association en Institut International du Froid, qui<br />

conférait à cette Organisation un poids et un rayonnement plus considérable.<br />

Jusqu'à sa mort, en 1926, Kamerlingh Onnes demeura Vice-Président du<br />

Comité Directeur de I'Institut International du Froid et Président de sa Première<br />

Commission, consacrée à la science des très basses températures. Sans compter,<br />

il fit bénéficier cet Institut de son immense compétence et de son dévouement.<br />

L'Institut International du Froid tout entier s'associe à l'hommage qui est<br />

rendu aujourd'hui à Kamerlingh Onnes et exprime ici, par ce message, sa<br />

reconnaissance et sa fidélité à la mémoire de ce grand savant.<br />

211<br />

Le Directeur<br />

de l'Institut International du Froid,<br />

R. THEVENOT<br />

der Deutsche Kältetechnische Verein<br />

Entbietet der<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> koeltechniek<br />

Zur Feier Ihres 50-Jährigen Bestehens die herzlichsten Glückwunsche in Würdigung<br />

der grossartigen Erfolge der in der <strong>Vereniging</strong> zusammengeschlossen Niederlandischen<br />

Wissenschaftler und Ingenieure auf allen Gebietet der Kältetechnik,<br />

Der Vorsitzende<br />

Karlsruhe, im september 1958


213<br />

AANWINSTEN BIBLIOTHEEK<br />

De Raadgevend Ingenieur. Tijdschrift <strong>voor</strong> de raadgevend ingenieur en zijn<br />

opdrachtgever; 1 ste Jaargang no. 1 - september 1958 e.v.<br />

Centraal Technisch Instituut T.N.O. Jaarverslag 1957 (Koningskade 5, 's-<br />

Gravenhage).<br />

Stichting <strong>voor</strong> de Normalisatie in Nederland. Jaarverslag 1957.<br />

W.F. Stoecker - Refrigeration and Air Conditioning.<br />

Ed. McGraw-Hill Book Company Inc., London 1958.<br />

BOEKBESPREKING<br />

De Raadgevend~Ingenieur. Tijdschrift <strong>voor</strong> de raadgevende<br />

ingenieur en zijn opdrachtgever.<br />

Hoofdredacteur Ir. M.H.W. van Eyk.<br />

Uitgave: De Hofstad- Vakpers, Den Haag.<br />

Abonnementsprijs ƒ 15,- per jaar.<br />

Het is in tijden van verhoogde technische activiteit en ontwikkeling een<br />

behoefte van de actieve groepen om van hun bestaan en werk blijk te geven aan<br />

leden van de groep en aan geïnteresseerden buiten de groep. Het gevolg van dit<br />

streven is, dat in de laatste jaren het aantal tijdschriften toeneemt en wel in die<br />

mate dat het volgen van de ontwikkeling op meer dan een vakgebied door<br />

tijdsgebrek moeilijkheden kan geven. Een beperking van het aantal tijdschriften<br />

en van het aantal artikelen die verschijnen, zou gewenst zijn.<br />

Beoordeelt men onder het aspect van het bovenstaande het verschijnen van<br />

het nieuwe tijdschrift ,,De Raadgevend-Ingenieur”, dan is in het eerste ogenblik<br />

bij de kritisch denkende waarnemer twijfel aanwezig over de juistheid van het<br />

besluit van de redactie het tijdschrift te doen verschijnen.<br />

Bij het lezen van het eerste nummer, dat ingeleid is met een woord <strong>voor</strong>af<br />

door de Rector Magnificus van de Technische Hogeschool te Delft, Prof. Dr. O.<br />

Bottema, door de <strong>voor</strong>zitter van de ONRI, ir. J.A.G. v.d. Steur en met een woord<br />

ten geleide door redactie en uitgever, valt het echter niet moeilijk om van<br />

mening te veranderen en tot de overtuiging te komen dat dit tijdschrift een hiaat<br />

opvult en <strong>voor</strong> ,,de raadgevend ingenieur en zijn opdrachtgever” van positieve<br />

waarde zou kunnen blijken te zijn.<br />

In de koeltechniek is <strong>voor</strong> de raadgevend ingenieur een plaats van grote<br />

betekenis te scheppen. Het Bestuur van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

Koeltechniek heeft van deze opvatting blijk kunnen geven ter gelegenheid van<br />

het vieren van haar 50~jarig bestaan door het toekennen van het<br />

erelidmaatschap aan Ir. D.J. Mink, raadgevend ingenieur te Haarlem, waarmede<br />

niet alleen de persoon van Ir. Mink geëerd werd, maar tevens op de be-


214<br />

tekenis van de raadgevende ingenieurs in de koeltechniek gewezen kon worden.<br />

Moge de redactie van het nieuwe tijdschrift ,,De Raadgevend-Ingenieur” erin<br />

slagen het niveau van dit blad te behouden op het niveau dat blijkt uit het eerste<br />

nummer, verschenen in september 1958.<br />

Centraal Technisch Instituut T.N.O.:<br />

Jaarverslag 1957.<br />

Het jaarverslag 1957 van het Centraal Technisch Instituut T.N.O. geeft weer<br />

een overzicht van de activiteit van het instituut op zijn zeer uitgebreide<br />

werkterrein, waaronder chemische techniek en warmtetechniek de <strong>voor</strong>naamste<br />

plaatsen innemen.<br />

Van de elektrodialytische ontzouting van brak water en van zeewater en<br />

proces-vloeistoffen mag worden gezegd, dat het ontwikkelingsstadium op<br />

laboratoriumschaal en op semi-technische schaal is beëindigd. In de pers<br />

verschenen hierover reeds uitgebreide berichten.<br />

Doch dit is slechts één van de ca. 35 onderwerpen waarvan de ontwikkeling<br />

in 1957 nader wordt besproken. Daarnaast werden ten behoeve van de industrie<br />

nog een zeer groot aantal onderzoekingen uitgevoerd of adviezen gegeven. Ter<br />

illustratie noemen wij hier slechts enkele van de onderwerpen, waaraan het<br />

instituut werkt:<br />

het mechanisme van het verstuiven van vloeistoffen;<br />

de verbetering van het rendement en de capaciteit van verstuivingsdrogers;<br />

modelproeven <strong>voor</strong> het vaststellen van het stromingsbeeld van gassen<br />

of vloeistoffen in bepaalde installaties;<br />

onderzoek van drooglopende lagers, onderzoek van het maalproces<br />

om tot een geringer energieverbruik te komen;<br />

diverse aspecten van de werking en het nuttig effect van verwarmingsapparaten<br />

zowel <strong>voor</strong> huishoudelijk gebruik als <strong>voor</strong> industriële<br />

toepassing.<br />

Voor de onderzoekingen beschikt het instituut over een uitgebreid bezit aan<br />

apparaten en instrumenten en een rijke ervaring van de met de onderzoekingen<br />

belaste medewerkers, terwijl <strong>voor</strong> specialistische hulp op gebieden die<br />

gedeeltelijk buiten het werkterrein van het instituut liggen, nauw wordt<br />

samengewerkt met de in het bijzonder op de betreffende gebieden georiënteerde<br />

T.N.O.-instituten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!