31.10.2012 Views

FIAT SEICENTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL

FIAT SEICENTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL

FIAT SEICENTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>FIAT</strong><br />

<strong>SEICENTO</strong><br />

603.45.266 <strong>NL</strong><br />

INSTRUCTIEBOEK


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Seicento.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Seicento leert kennen en u uw auto op de<br />

juiste manier zult gebruiken.<br />

Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />

Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />

Seicento volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid en die van de<br />

andere inzittenden, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />

In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerde onderhoud:<br />

• het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

• een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />

Veel leesplezier en goede reis!<br />

Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Seicento beschreven worden,<br />

dient u de informatie aan te houden die betrekking heeft op de versie, de motoruitvoering<br />

en het uitrustingsniveau van de auto die u gekocht hebt.<br />

1


VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de Seicento.<br />

Dankzij deze opvatting kon de Seicento strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De Seicento<br />

voldoet daarmee aan de hoogste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid, al voorbereid<br />

op de toekomstige normen.<br />

Daarnaast is de Seicento door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het behoud<br />

van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />

Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu<br />

en waarmee de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />

De Seicento is niet alleen een milieubewuste auto tijdens het gebruik, maar ook daarna. <strong>Fiat</strong> heeft hard gewerkt<br />

een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Aan het einde van zijn lange levensduur kan de Seicento<br />

eenvoudig ontmanteld en al zijn onderdelen gerecycleerd worden. Voor de natuur betekent dat een groot<br />

voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />

2 WEGWIJS IN UW AUTO


De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra<br />

aandacht voor vragen.<br />

Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het<br />

gaat:<br />

Veiligheid van de inzittenden.<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies kan gevaar<br />

opleveren voor de inzittenden.<br />

SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK<br />

Bescherming van het milieu.<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />

zodat het gebruik van de auto zo min<br />

mogelijk schade aan het milieu<br />

oplevert.<br />

Conditie van de auto.<br />

Attentie. Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies schaadt<br />

de conditie van de auto en zal in<br />

veel gevallen ook de garantie doen<br />

vervallen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

3


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele<br />

onderdelen van uw Seicento zijn specifiek<br />

gekleurde plaatjes aangebracht<br />

met daarop symbolen die uw aandacht<br />

vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in acht moet nemen als<br />

u met het betreffende onderdeel te<br />

maken krijgt.<br />

4 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

<strong>FIAT</strong> CODE<br />

Voor een nog betere bescherming<br />

tegen diefstal is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering (<strong>Fiat</strong><br />

CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />

in als de start-/contactsleutel<br />

wordt uitgenomen. In de handgreep van<br />

de sleutels zit een elektronisch component<br />

gemonteerd dat bij het starten<br />

van de motor een signaal ontvangt<br />

via een speciale antenne die in het<br />

start-/contactslot is ingebouwd.<br />

Dit signaal wordt omgezet in een<br />

steeds wisselende code en vervolgens<br />

aan de regeleenheid van de <strong>Fiat</strong> CO-<br />

DE gezonden, die, als de code wordt<br />

herkend, het starten van de motor<br />

mogelijk maakt.<br />

De sleutels fig. 1<br />

Bij de auto worden geleverd:<br />

– twee sleutels A als de auto is<br />

uitgerust zonder diefstalalarm;<br />

– twee sleutels A en twee afstandsbedieningen<br />

B als de auto is uitgerust<br />

met centrale portiervergrendeling met<br />

afstandsbediening en diefstalalarm.<br />

fig. 1<br />

P4Q00200


A - De sleutel met blauwe handgreep<br />

dient voor:<br />

– het starten<br />

– de portieren<br />

– de achterklep<br />

– de dop van de brandstoftank<br />

– het in-/uitschakelen van de airbag<br />

aan passagierszijde.<br />

B - Afstandsbediening voor diefstalalarm.<br />

Samen met de sleutels hebt u een<br />

CODE-card ontvangen fig. 2 waarop<br />

staat aangegeven:<br />

fig. 2<br />

P4Q00028<br />

– op de voorzijde:<br />

A - de elektronische code voor<br />

het uitvoeren van een noodstart;<br />

B - de mechanische code van de<br />

sleutels;<br />

– op de achterzijde:<br />

C - vakjes voor het aanbrengen<br />

van de codestickers van de<br />

eventuele afstandsbedieningen.<br />

De CODE-card moet op een veilige<br />

plaats worden bewaard.<br />

Wij raden u aan de elektronische<br />

code op de CODE-card altijd bij u te<br />

hebben omdat deze onmisbaar is voor<br />

het uitvoeren van een noodstart.<br />

DUPLICAATSLEUTELS<br />

Als u extra sleutels wenst, wendt u<br />

dan met alle sleutels die reeds in uw<br />

bezit zijn, en de CODE-card tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. De <strong>Fiat</strong>-dealer moet<br />

zowel de nieuwe sleutels als de reeds<br />

in uw bezit zijnde sleutels (tot<br />

een maximum van 7 sleutels) in het<br />

geheugen opslaan.<br />

De <strong>Fiat</strong>-dealer zal u vragen uw<br />

eigendomsrecht op de auto te<br />

bewijzen.<br />

Als tijdens het opslaan van een<br />

nieuwe sleutelcode de reeds opgeslagen<br />

sleutelcodes niet opnieuw worden<br />

ingevoerd, worden ze uit het<br />

geheugen gewist, zodat eventueel<br />

verloren sleutels niet meer gebruikt<br />

kunnen worden voor het starten van<br />

de motor.<br />

DE WERKING<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand STOP of PARK uitneemt,<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

5


schakelt het beveiligingssysteem de<br />

startblokkering in.<br />

Draai bij het starten van de motor de<br />

start-/contactsleutel in MAR:<br />

1) Als de code wordt herkend, gaat<br />

het controlelampje ¢ op het instrumentenpaneel<br />

kort knipperen; het<br />

beveiligingssysteem heeft de door de<br />

sleutel gezonden code herkend en de<br />

startblokkering wordt opgeheven.<br />

Draai de sleutel in stand AVV om de<br />

motor te starten.<br />

2) Als het controlelampje ¢ blijft<br />

branden, wordt de code niet herkend.<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />

in stand STOP en vervolgens in MAR<br />

te draaien; als de motor geblokkeerd<br />

blijft, probeer het dan opnieuw met de<br />

andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan zelf een noodstart uit (zie hoofdstuk<br />

NOODGEVALLEN) of raadpleeg de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Tijdens het rijden met de contactsleutel<br />

in MAR:<br />

1) Als het controlelampje ¢ tijdens<br />

het rijden gaat branden, betekent dit<br />

6 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

dat het systeem zichzelf controleert<br />

(bijv. bij een vermindering van de<br />

spanning).<br />

2) Als met de contactsleutel in MAR<br />

het controlelampje ¢ blijft knipperen,<br />

dan betekent dit dat de auto niet is<br />

beveiligd door de startblokkering.<br />

Neem contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

om alle sleutels in het geheugen te<br />

laten opslaan.<br />

BELANGRIJK Bij krachtige stoten<br />

kunnen de elektronische componenten<br />

in de sleutel beschadigd worden.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft<br />

een eigen code die verschillend is<br />

van alle andere codes, en die moet<br />

worden opgeslagen in de regeleenheid<br />

van het systeem.<br />

Bij verkoop van de auto<br />

moet de nieuwe eigenaar<br />

de sleutels van de auto<br />

(inclusief alle duplicaatsleutels<br />

waarmee de auto op dat<br />

moment is uitgerust) en de<br />

CODE-card ontvangen.<br />

DIEFSTALALARM<br />

Het diefstalalarm regelt de volgende<br />

functies:<br />

– het op afstand ver-/ontgrendelen<br />

van de portieren;<br />

– omtrekbeveiliging (openen van<br />

portieren, motorkap en achterklep);<br />

– volumetrische beveiliging (binnendringing<br />

in het interieur);<br />

– beveiliging tegen het loskoppelen<br />

of doorsnijden van de voedingskabels.<br />

DE AFSTANDSBEDIENING<br />

fig. 3<br />

De afstandsbediening is uitgerust met<br />

een knop A en een lampje B voor inschakeling<br />

van het diefstalalarm of het<br />

vergrendelen van de portieren; de<br />

knop schakelt de afstandsbediening in<br />

en het lampje knippert als de zender<br />

een code stuurt naar de ontvanger.<br />

De afstandsbediening werkt met<br />

radiogolven en moet dicht bij de auto<br />

worden bediend.


Ministeriële goedkeuring<br />

In overeenstemming met de wetgeving<br />

in ieder land ten aanzien van<br />

radiozendapparatuur:<br />

– zijn achterin dit boekje de typegoedkeuringen<br />

voor de verschillende<br />

landen gegeven.<br />

– staat, voor de landen waar een<br />

zendmachtiging verplicht is, het<br />

toelatingsnummer op de afstandsbediening.<br />

fig. 3<br />

P4Q00030<br />

DE WERKING<br />

Het diefstalalarm van de Seicento<br />

wordt bediend via de ontvanger in het<br />

plafondlampje voor (fig. 4: B knop - A<br />

lampje) en in-/uitgeschakeld via de<br />

op radiogolven werkende afstandsbediening.<br />

De sensoren C voor de interieurbeveiliging<br />

zijn in het plafondlampje<br />

geplaatst.<br />

Het systeem werkt alleen als de contactsleutel<br />

is uitgenomen in stand<br />

STOP of PARK.<br />

De regeleenheid van het diefstalalarm<br />

heeft een sirene met eigen<br />

voeding. De sirene kan buiten werking<br />

worden gesteld.<br />

fig. 4<br />

P4Q00173<br />

Diefstalalarm inschakelen: druk<br />

kort op knop A-fig. 3 van de afstandsbediening.<br />

U hoort een “biep”-geluid en<br />

de richtingaanwijzers gaan ongeveer<br />

3 seconden branden (alleen bepaalde<br />

landen).<br />

Gedurende de tijd dat het systeem<br />

is ingeschakeld, knippert het lampje<br />

A-fig. 5 links op de stuurkolombekleding.<br />

Diefstalalarm uitschakelen: druk<br />

opnieuw op de knop van de afstandsbediening.<br />

U hoort twee keer een<br />

“biep”-geluid en de richtingaanwijzers<br />

knipperen twee keer (alleen bepaalde<br />

landen).<br />

fig. 5<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

7<br />

P4Q00029


Interieurbeveiliging uitschakelen:<br />

voordat u het diefstalalarm inschakelt,<br />

is het ook mogelijk de interieurbewaking<br />

uit te schakelen. Ga als volgt<br />

te werk draai vanuit stand STOP de<br />

sleutel in stand MAR en vervolgens onmiddellijk<br />

weer in stand STOP. Trek<br />

de sleutel vervolgens uit het<br />

contactslot.<br />

Het lampje A gaat ongeveer 2<br />

seconden branden om de uitschakeling<br />

te bevestigen.<br />

U stelt de interieurbewaking weer in<br />

bedrijf (voordat u het diefstalalarm<br />

inschakelt) door de sleutel weer in<br />

stand MAR te draaien en langer dan<br />

30 seconden te wachten of door het<br />

diefstalalarm nogmaals in te schakelen.<br />

Als u bij uitgeschakelde interieurbeveiliging<br />

een via het start-/contactslot<br />

gevoede elektrische installatie wilt<br />

gebruiken (bijv. elektrische ruitbediening),<br />

moet de sleutel in stand<br />

MAR worden gedraaid, de installatie<br />

worden bediend en de sleutel binnen<br />

30 seconden weer in stand STOP<br />

worden gedraaid. Op deze manier<br />

wordt de interieurbewaking niet<br />

opnieuw ingeschakeld.<br />

8 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Sirene uitschakelen: houd de<br />

knop van de afstandsbediening<br />

gedurende 4 seconden ingedrukt<br />

tijdens het inschakelen van het diefstalalarm<br />

en laat de knop vervolgens<br />

los.<br />

Vijf “bieps” geven aan dat de sirene<br />

buiten werking is en het diefstalalarm<br />

is ingeschakeld.<br />

ZELFDIAGNOSE<br />

VAN HET SYSTEEM<br />

Als bij het inschakelen van het diefstalalarm<br />

de “biep” wordt gevolgd (na<br />

1 seconde) door een tweede, zeer<br />

korte “biep”, is het raadzaam te<br />

controleren of de portieren, de<br />

motorkap en de achterklep gesloten<br />

zijn. Probeer vervolgens nogmaals het<br />

diefstalalarm in te schakelen. Als de<br />

situatie zich herhaalt, dient u contact<br />

op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

PROGRAMMEREN<br />

VAN HET SYSTEEM<br />

Bij aflevering van de nieuwe auto is<br />

het diefstalalarm al geprogrammeerd<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer. Het verdient<br />

aanbeveling het programmeren door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />

Als u in loop der tijd een nieuwe<br />

afstandsbediening nodig hebt, dient u<br />

contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Neemt u dan de bordeauxrode<br />

sleutel, alle andere sleutels en de<br />

CODE-card mee.


BATTERIJEN VERVANGEN<br />

fig. 6<br />

Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />

drukt en de portieren<br />

worden niet vergrendeld en de<br />

richtingaanwijzers gaan niet knipperen,<br />

dan moet u de batterijen vervangen<br />

door batterijen van hetzelfde type:<br />

1) open het plastic dekseltje door de<br />

punt van een schroevendraaier in de<br />

inkeping van het oog te steken, zoals is<br />

aangegeven in de figuur;<br />

2) plaats de nieuwe batterij B<br />

volgens de aangegeven polariteit;<br />

3) sluit het plastic dekseltje.<br />

fig. 6<br />

P4Q00031<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het<br />

milieu. Ze moeten bij een<br />

daarvoor bestemd depot worden<br />

ingeleverd. Ze kunnen ook ingeleverd<br />

worden bij een <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Die zorgt vervolgens voor de<br />

afvoer.<br />

WANNEER GAAT HET<br />

ALARM AF<br />

Als het systeem is ingeschakeld, gaat<br />

het alarm in de volgende gevallen af:<br />

1) Als één van de portieren, de<br />

motorkap of de achterklep wordt<br />

geopend.<br />

2) Als de accu of de voedingskabels<br />

van het diefstalalarm worden losgemaakt.<br />

3) Als er iets in het interieur komt<br />

(volumetrische beveiliging).<br />

4) Als de contactsleutel in stand<br />

MAR wordt gedraaid.<br />

Als het alarm in werking treedt,<br />

wordt de akoestische sirene ongeveer<br />

26 seconden geactiveerd (maximaal 3<br />

maal en onderbroken door pauzes van<br />

5 seconden, als de oorzaak van het<br />

alarm blijft bestaan) en knipperen de<br />

richtingaanwijzers ongeveer 5 minuten<br />

(alleen bepaalde landen).<br />

Na een alarmsignalering schakelt het<br />

diefstalalarm over naar zijn normale<br />

bewakingsfunctie.<br />

Druk op de knop van de afstandsbediening<br />

om het alarm te onderbreken;<br />

als dit niet lukt, kunt u het alarm<br />

uitschakelen door de sleutelschakelaar<br />

fig. 7 in stand “OFF” te draaien (zie<br />

de volgende paragraaf SYSTEEM BUITEN<br />

WERKING STELLEN).<br />

fig. 7<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01054<br />

9


SYSTEEM BUITEN WERKING<br />

STELLEN<br />

Als de batterijen van de afstandsbediening<br />

leeg zijn, of als er een<br />

storing is in het diefstalalarm, kunt u<br />

het systeem buiten werking stellen<br />

met de sleutel van de sleutelschakelaar<br />

A-fig. 9, waarvan twee exemplaren<br />

zijn geleverd.<br />

Het is raadzaam de sleutels A niet<br />

in de auto te laten.<br />

Open de motorkap: de regeleenheid<br />

met sirene is voor de accu geplaatst;<br />

om het systeem buiten werking te<br />

stellen, moet u de rubber dop omhoog<br />

kantelen, de sleutel in de schakelaar<br />

steken, hem indrukken en linksom<br />

draaien (stand “OFF”): het systeem<br />

is uitgeschakeld.<br />

fig. 9<br />

10 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01055<br />

Om het systeem weer in te schakelen,<br />

drukt u de sleutel in en draait u de<br />

sleutel rechtsom (stand “ON”). Laat<br />

de sleutel niet in de schakelaar zitten.<br />

Sluit de schakelaar af met de rubber<br />

dop om te voorkomen dat er vocht of<br />

stof inkomt.<br />

Omdat het diefstalalarm<br />

stroom verbruikt, raden<br />

wij u aan het diefstalalarm<br />

met de afstandsbediening<br />

uit te schakelen en het systeem<br />

buiten werking te stellen door de<br />

sleutelschakelaar in stand “OFF”<br />

te draaien als u de auto langer<br />

dan een maand niet denkt te<br />

gebruiken. Zo voorkomt u dat de<br />

accu ontlaadt.<br />

WANNEER IS HET<br />

ALARM AFGEGAAN<br />

Als na uitschakeling van het diefstalalarm,<br />

het lampje A-fig. 5 gaat<br />

branden of knipperen, dan betekent<br />

dit dat het alarm tijdens uw afwezigheid<br />

is afgegaan:<br />

constant branden: batterij van<br />

de afstandsbediening<br />

leeg<br />

1 keer knipperen: portier<br />

rechts<br />

2 keer knipperen: portier links<br />

5 keer knipperen: volumetrische<br />

sensoren (beweging<br />

in het interieur van<br />

de auto)<br />

6 keer knipperen: motorkap<br />

7 keer knipperen: achterklep<br />

8 keer knipperen: start-/contactslotopengebroken<br />

9 keer knipperen: voedingskabels<br />

diefstalalarm<br />

onderbroken<br />

10 keer knipperen: ten minste<br />

3 oorzaken.<br />

Het lampje dooft als u de sleutel<br />

in stand MAR draait of na ongeveer<br />

2 minuten.


VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

HET GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

(ZITPLAATSEN VOOR EN<br />

ZIJZITPLAATSEN ACHTER)<br />

Maak de gordel vast door de gesp<br />

B-fig. 9 in de sluiting C te drukken,<br />

totdat hij hoorbaar blokkeert.<br />

Trek de veiligheidsgordel geleidelijk<br />

uit. Als de oprolautomaat blokkeert,<br />

laat dan de gordel een stukje teruglopen<br />

en trek hem vervolgens weer<br />

geleidelijk uit.<br />

Druk om de gordel los te maken op<br />

knop D. Begeleid de gordel tijdens het<br />

teruglopen om te voorkomen dat de<br />

gordelband draait.<br />

fig. 9<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01000<br />

11


Via de rolautomaat wordt de lengte<br />

van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager, waarbij<br />

er voldoende bewegingsruimte<br />

overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

kan de rolautomaat blokkeren; dit is<br />

een normaal verschijnsel.<br />

Bovendien blokkeert de rolautomaat<br />

als u de gordel snel uittrekt. Hij<br />

blokkeert ook bij hard remmen,<br />

botsingen en bij hoge snelheden in<br />

bochten.<br />

Voor maximale veiligheid<br />

moet u de rugleuning<br />

rechtop zetten, tegen de<br />

leuning aan gaan zitten en de<br />

gordel goed laten aansluiten op<br />

borst en bekken.<br />

12 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

ACHTER<br />

De veiligheidsgordels achter moeten<br />

worden gebruikt zoals is aangegeven<br />

in fig. 10.<br />

fig. 10<br />

Om verkeerde verbindingen te<br />

voorkomen, passen de gespen A en C<br />

van de zijgordels niet in de sluiting F<br />

van de middengordel en gesp E niet in<br />

de sluitingen B en D van de zijgordels.<br />

P4Q01001


Ga goed rechtop zitten, steun tegen<br />

de rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel<br />

dragen tijdens een ernstig<br />

ongeval, ook gevaar opleveren<br />

voor de voorpassagiers.<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

HEUPGORDEL VAN DE<br />

ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />

Gordel vastmaken: druk de gesp<br />

A-fig. 11 in de sluiting B totdat hij<br />

hoorbaar blokkeert.<br />

Gordel losmaken: druk op knop<br />

C.<br />

Gordel afstellen: stel de gordel<br />

af met klem D, trek aan uiteinde E<br />

om de gordel te verkorten en aan deel<br />

F om te verlengen.<br />

BELANGRIJK De gordel is correct<br />

afgesteld als hij goed aansluit op het<br />

bekken.<br />

fig. 11<br />

P4Q00037<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN<br />

DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

Voor de veiligheidsgordels voor zijn<br />

twee bevestigingspunten A en B-fig. 12<br />

in de portierstijl gemonteerd.<br />

Voordat u voor het eerst gaat rijden,<br />

moet de hoogte van de geleidebeugel<br />

aangepast worden aan het postuur van<br />

de inzittenden; laat indien nodig<br />

de geleidebeugel op het bovenste<br />

bevestigingspunt monteren.<br />

BELANGRIJK Laat deze handeling<br />

uitsluitend door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

uitvoeren omdat het hier de rijveiligheid<br />

betreft.<br />

fig. 12<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00018<br />

13


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS EN<br />

KINDERZITJES<br />

De gordelband mag<br />

nooit gedraaid zijn. Het<br />

diagonale gordelgedeelte<br />

moet via het midden van de<br />

schouder schuin over de borst<br />

liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken<br />

en niet over de buik liggen, zodat<br />

wordt voorkomen dat u tijdens<br />

een botsing onder de gordel uitschuift.<br />

Draag geen voorwerpen<br />

(sieraden, gespen, enz.) die een<br />

goed aansluiten van de gordel op<br />

het lichaam van de passagier<br />

verhinderen fig. 13.<br />

fig. 13<br />

14 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00038<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voorin als<br />

achterin! Rijden zonder<br />

veiligheidsgordels vergroot het<br />

risico op ernstig letsel of dodelijke<br />

afloop bij een ongeval.<br />

ZEER GEVAAR-<br />

LIJK: bij auto’s die<br />

zijn uitgerust met<br />

een airbag aan passagierszijde<br />

mag geen kinderzitje op de<br />

voorstoel worden gemonteerd.<br />

Als het absoluut noodzakelijk is<br />

een kind op de passagiersstoel<br />

voor te vervoeren, kan de airbag<br />

voor aan passagierszijde buiten<br />

werking worden gesteld. Voor<br />

een optimale bescherming van<br />

de volwassen passagier voor<br />

is het raadzaam de airbag<br />

onmiddellijk weer in werking<br />

te stellen als u geen kinderen<br />

meer vervoert.<br />

Gebruik de gordel niet<br />

voor een kind dat bij een<br />

volwassene op schoot zit,<br />

waarbij de gordel beiden zouden<br />

moeten beschermen fig. 14.<br />

fig. 14<br />

P4Q00039


Ook vrouwen die in verwachting<br />

zijn moeten een gordel dragen: ook<br />

voor hen (zowel voor de aanstaande<br />

moeder als het kind) is de kans op<br />

letsel bij een ernstig ongeval groter<br />

als ze geen gordel dragen. Uiteraard<br />

moeten zwangere vrouwen het<br />

onderste deel van de gordel meer naar<br />

beneden omleggen, zodat de gordel<br />

onder de buik langs loopt fig. 15.<br />

fig. 15<br />

P4Q00040<br />

HOE U DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

IN OPTIMALE STAAT<br />

HOUDT<br />

1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is; controleer<br />

ook of de oprolautomaat zonder<br />

haperingen werkt.<br />

2) Vervang de gordels na een<br />

ongeval, ook al zijn ze ogenschij<strong>nl</strong>ijk<br />

niet beschadigd.<br />

3) U kunt de gordels met de hand<br />

wassen met warm water en een<br />

neutrale zeep. Knijp ze uit en laat ze in<br />

de schaduw drogen. Gebruik geen<br />

bijtende, blekende of kleurende<br />

middelen. Vermijd het gebruik van<br />

alle chemische producten die het<br />

weefsel kunnen aantasten.<br />

4) Voorkom dat er vocht in de<br />

oprolautomaat komt; de werking van<br />

de oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />

als ze niet nat zijn geweest.<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij<br />

een ongeval moeten alle inzittenden<br />

zittend reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in<br />

verhouding met de rest van het<br />

lichaam groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en<br />

botstructuur nog niet volledig zijn<br />

ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />

kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

15


De resultaten van het onderzoek<br />

over de optimale bescherming van<br />

kleine kinderen zijn opgenomen in de<br />

Europese ECE/R44-voorschriften die<br />

wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />

zijn onderverdeeld in vier groepen:<br />

Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />

overlapping tussen de groepen;<br />

daarom zijn er in de handel systemen<br />

verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />

verschillende gewichtsgroepen.<br />

fig. 16<br />

16 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien<br />

van de typegoedkeuring en van een<br />

goed vastgehecht plaatje met het<br />

controlemerk, dat absoluut niet mag<br />

worden verwijderd.<br />

Kinderen met een gewicht boven 36<br />

kg of met een lengte van meer dan<br />

1,50 m worden, met betrekking tot de<br />

veiligheidssystemen, gelijkgesteld met<br />

volwassenen en moeten dan ook normaal<br />

de veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen voor elke<br />

gewichtsgroep fig. 16, die speciaal<br />

ontworpen en ontwikkeld zijn voor<br />

de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />

Wij raden u aan kinderen<br />

altijd op de zitplaatsen<br />

achter te vervoeren<br />

omdat die plaatsen bij een<br />

ongeval de meeste bescherming<br />

bieden. Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de stoel van de<br />

passagier voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

en zelfs fataal letsel tot gevolg<br />

hebben, onafhankelijk van de<br />

zwaarte van het ongeluk. In dat<br />

geval moet u er absoluut zeker<br />

van zijn dat de airbag buiten<br />

werking is gesteld (het gele<br />

lampje op het instrumentenpaneel<br />

moet branden).<br />

P4Q0010


GROEP 0<br />

Baby’s tot 10 kg moeten in wiegjes<br />

worden vervoerd die achterstevoren<br />

zijn geplaatst fig. 17, waardoor het<br />

achterhoofd wordt gesteund en bij<br />

abrupte snelheidswisselingen de nek<br />

niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats<br />

worden gehouden door de veiligheidsgordel<br />

en het kind moet op zijn beurt<br />

worden beschermd door de gordel<br />

van het wiegje zelf.<br />

In de figuur worden<br />

slechts aanwijzingen<br />

gegeven voor de montage.<br />

Houdt u voor de montage van<br />

het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

fig. 17<br />

P4Q00188<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg<br />

moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />

met een kussen fig. 18 die naar<br />

voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />

van de auto zowel het<br />

kinderzitje als het kind op zijn plaats<br />

moet houden.<br />

In de figuur worden<br />

slechts aanwijzingen<br />

gegeven voor de montage.<br />

Houdt u voor de montage van<br />

het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

fig. 18<br />

P4Q00189<br />

Er bestaan kinderzitjes<br />

die geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en 1.<br />

Deze kinderzitjes kunnen worden<br />

bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben zelf<br />

gordels om het kind te beschermen.<br />

Vanwege het gewicht kan het<br />

gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />

worden gemonteerd, waarbij een<br />

kussen tussen het kinderzitje en<br />

de veiligheidsgordels van de auto<br />

wordt geplaatst. Houdt u voor<br />

de montage strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

GROEP 2<br />

Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />

door de veiligheidsgordels van de<br />

auto worden beschermd.<br />

fig. 19<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

17<br />

P4Q00190


Kinderen moeten zo in de kinderzitjes<br />

worden geplaatst, dat het<br />

diagonale gordelgedeelte schuin over<br />

de borst en niet langs de nek moet liggen.<br />

Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken en niet over de<br />

buik van het kind liggen fig. 19.<br />

In de figuur worden<br />

slechts aanwijzingen gegeven<br />

voor de montage.<br />

Houdt u voor de montage van<br />

het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

GROEP 3<br />

Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een<br />

kussen vervoerd worden fig. 20.<br />

De borstomvang is dan van dien aard<br />

dat de kinderen gewoon tegen de<br />

rugleuning kunnen steunen en niet<br />

meer in een kinderzitje hoeven te<br />

worden vervoerd<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

18 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Hieronder zijn de richtlijnen<br />

voor een veilig vervoer van<br />

kinderen aangegeven, waaraan<br />

u zich dient te houden:<br />

1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />

op één van de zitplaatsen achter<br />

omdat deze plaatsen bij een ongeval<br />

de meeste bescherming bieden.<br />

2) Vervoer kinderen nooit op de<br />

stoel van de passagier voor als deze<br />

is uitgerust met een airbag.<br />

3) Als de airbag aan passagierszijde<br />

(optional) buiten werking wordt<br />

gesteld, moet altijd gecontroleerd<br />

worden of het betreffende gele lampje<br />

op het instrumentenpaneel brandt.<br />

fig. 20<br />

P4Q00191<br />

4) Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze instructies<br />

bij te leveren. Bewaar de instructies<br />

samen met het instructieboekje in de<br />

auto. Monteer geen gebruikte kinderzitjes<br />

waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />

ontbreken.<br />

5) Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband<br />

te trekken.<br />

6) In elk kinderzitje kan slechts één<br />

kind vervoerd worden; vervoer nooit<br />

twee kinderen in één zitje.<br />

7) Controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt.<br />

8) Zorg er tijdens de rit voor dat<br />

het kind geen afwijkende houding<br />

aanneemt of de gordels losmaakt.<br />

9)Vervoer kinderen nooit in uw<br />

armen, ook geen pasgeboren<br />

kinderen. Niemand is sterk genoeg om<br />

ze bij een ongeval vast te houden.<br />

10) Na een ongeval moet het zitje<br />

door een nieuw exemplaar worden<br />

vervangen.


GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor<br />

van de Seicento voorzien van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij een<br />

heftige botsing door een sensor in<br />

werking gesteld en trekt de gordel<br />

enige centimeters aan. Op deze wijze<br />

worden de inzittenden veel beter op<br />

hun plaats gehouden en wordt de<br />

voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner<br />

in werking is geweest; de gordel wordt<br />

niet meer opgerold, ook niet als<br />

hij wordt begeleid.<br />

De gordelspanner behoeft geen<br />

enkel onderhoud of smering. Elke<br />

verandering van de oorspronkelijke<br />

staat zal de doelmatigheid verminderen.<br />

Als de gordelspanner door<br />

extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(overstromingen, zeestormen) met<br />

water en modder in contact is geweest,<br />

dan moet hij worden vervangen.<br />

Voor een maximale bescherming<br />

door de gordelspanners moet de<br />

veiligheidsgordel zo worden omgelegd<br />

dat hij goed aansluit op borst en<br />

bekken.<br />

Als de gordelspanners in werking<br />

treden, ontsnapt er een beetje rook.<br />

Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />

niet op brand.<br />

Het is streng verboden<br />

de gordelspanners te<br />

demonteren of open te<br />

maken. Onderhoud van de<br />

gordelspanners moet worden<br />

uitgevoerd door gekwalificeerd<br />

personeel. Wendt u daarom<br />

altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

De gordelspanner kan<br />

slechts één keer worden<br />

gebruikt. Als de gordelspanner<br />

heeft gewerkt, dient u<br />

contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

om de gordelspanner te<br />

laten vervangen. Het systeem<br />

heeft een geldigheid van 10 jaar,<br />

vanaf de productiedatum die op<br />

een sticker staat vermeld. Na<br />

deze periode moet de gordelspanner<br />

worden vervangen.<br />

Werkzaamheden waarbij<br />

stoten, sterke trillingen<br />

of verhitting (maximaal<br />

100°C gedurende ten hoogste 6<br />

uur) optreden, kunnen de<br />

gordelspanners beschadigen of<br />

activeren: bij die omstandigheden<br />

horen niet trillingen die<br />

voortgebracht worden door een<br />

slecht wegdek of door contacten<br />

met kleine obstakels zoals<br />

trottoirs. Als er iets aan de<br />

gordelspanners moet gebeuren,<br />

dient u contact op te nemen<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

19


START-/CONTACT-<br />

SLOT<br />

De sleutel kan in 4 standen worden<br />

gedraaid fig. 21.<br />

– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar<br />

en stuurslot geblokkeerd.<br />

Enkele elektrische installaties werken<br />

(bijv. autoradio).<br />

– MAR: contact aan. Alle elektrische<br />

installaties werken.<br />

– AVV: starten van de motor.<br />

fig. 21<br />

20 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00004<br />

– PARK: motor uit, parkeerverlichting<br />

aan, sleutel uitneembaar, stuurslot<br />

geblokkeerd. Om de sleutel in stand<br />

PARK te kunnen draaien, moet u<br />

knop A indrukken.<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv. bij een<br />

poging tot diefstal), moet<br />

u, voordat u weer gaat rijden, de<br />

werking van het slot laten<br />

controleren bij de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Verwijder de sleutel<br />

altijd uit het contact<br />

als u uit de auto stapt.<br />

Zo voorkomt u onvoorzichtig gebruik<br />

van de bedieningsknoppen<br />

en -hendels. Vergeet de auto niet<br />

op de handrem te zetten.<br />

Schakel de eerste versnelling in<br />

als de auto op een helling<br />

omhoog staat; schakel hem in<br />

zijn achteruit als hij op een<br />

helling omlaag staat.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen: zet de sleutel in stand<br />

STOP, of PARK, trek de sleutel uit<br />

het start-/contactslot en draai het<br />

stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen: draai het stuur iets<br />

heen en weer, terwijl u de sleutel in<br />

stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel<br />

nooit uit het contactslot<br />

als de auto nog in beweging<br />

is. Bij de eerste stuuruitslag<br />

blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt ook als de auto wordt<br />

gesleept.


DASHBOARD<br />

Uitvoeringen met stuur links<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.<br />

fig. 22<br />

1. Inbouwplaats linker luidspreker - 2. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 3. Bedieningshendel<br />

buitenverlichting - 4. Claxon - 5. Instrumentenpaneel - 6. Stuurwiel met airbag - 7. Bedieningshendel ruitenwissers-<br />

/sproeiers voor/achter - 8. Centrale luchtroosters - 9. Toerenteller - 10. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit - 11. Dashboardkastje - 12. Inbouwplaats rechter luidspreker - 13. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de zijruit - 14. Aflegvak onder het dashboard - 15. Bedieningsknoppen - 16. Bedieningsknoppen<br />

elektrische ruitbediening - 17. Bedieningsknoppen voor verwarming en ventilatie - 18. Inbouwplaats autoradio/aflegvak -<br />

19. Hoogteregelaar koplampen - 20. Start-/contactslot - 21. Zekeringenkastje.<br />

P4Q01002<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

21


Uitvoeringen met stuur rechts<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.<br />

fig. 23<br />

1. Inbouwplaats linker luidspreker - 2. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 3. Uitstroomopeningen<br />

voor ontwaseming/ontdooiing voorruit - 4. Centrale luchtroosters - 5. Toerenteller - 6. Bedieningshendel<br />

buitenverlichting - 7. Hoogteregelaar koplampen - 8. Instrumentenpaneel - 9. Stuurwiel met airbag - 10. Claxon -<br />

11. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 12. Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeiers voor/<br />

achter - 13. Inbouwplaats rechter luidspreker - 14. Start-/contactslot - 15. Zekeringenkastje - 16. Bedieningsknoppen<br />

elektrische ruitbediening - 17. Inbouwplaats autoradio/aflegvak - 18.Bedieningsknoppen verwarming en ventilatie -<br />

19. Bedieningsknoppen - 20. Dashboardkastje - 21. Aflegvak onder het dashboard.<br />

22 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01003


INSTRUMENTENPANEEL<br />

P4Q01004 P4Q01005<br />

fig. 24 - Uitvoeringen met stuur links fig. 25 - Uitvoeringen met stuur rechts<br />

A. Druktoets voor het instellen van de tijd - B. Snelheidsmeter -<br />

C. Brandstofmeter - D. Druktoets voor het op nul zetten van de dagteller -<br />

E. Totaal kilometerteller/mijlenteller of dagteller F. Klokje<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

23


INSTRUMENTEN<br />

SNELHEIDSMETER<br />

MIJLENTELLER (fig. 26-27-28)<br />

A - Totaal kilometerteller of totaal<br />

mijlenteller.<br />

B - Snelheidsmeter.<br />

fig. 26<br />

fig. 27<br />

24 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01006<br />

P4Q01007<br />

C - Keuzetoets omschakeling/op nul<br />

zetten kilometerteller/mijlenteller of<br />

dagteller.<br />

Kort indrukken = omschakelen<br />

van totaalstand naar dagstand en<br />

omgekeerd<br />

Langer indrukken = dagteller op nul<br />

zetten.<br />

D - Display totaal aantal km.<br />

fig. 28 fig. 29<br />

P4Q01009<br />

BRANDSTOFMETER<br />

Het waarschuwingslampje A-fig. 29<br />

van de reservebrandstof gaat branden,<br />

als er nog 5 tot 7 liter brandstof in<br />

de tank aanwezig is.<br />

Rijd niet met een bijna lege tank:<br />

door een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

kan de katalysator<br />

beschadigen.<br />

P4Q01008


KLOK<br />

B-fig. 30 Weergave van de tijd.<br />

Druk voor het op tijd zetten van<br />

uren op knopje A-fig. 30.<br />

Elke keer als u het knopje indrukt,<br />

verspringt het klokje een eenheid.<br />

Als u het knopje even ingedrukt houdt,<br />

lopen de cijfers automatisch door.<br />

Als u dichtbij de juiste tijd bent, laat<br />

u het knopje los en stelt u de exacte<br />

tijd in door het knopje telkens in te<br />

drukken en los te laten.<br />

fig. 30<br />

P4Q01056<br />

TOERENTELLER fig. 31<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied<br />

staat, betekent dit dat de motor met<br />

extreem hoge toerentallen draait.<br />

Deze toerentallen mogen slechts kort<br />

worden aangehouden.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van<br />

de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof als<br />

de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorvermogen<br />

zal afnemen.<br />

fig. 31<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

25<br />

P4Q01010


Controle- en<br />

waarschuwingslampjes<br />

De lampjes branden in de volgende<br />

gevallen:<br />

RICHTINGy<br />

AANWIJZERS<br />

(groen) (knipperend)<br />

Als u de hendel van de richtingaanwijzers<br />

(pijlen) bedient.<br />

3<br />

BUITENVERLICHTING<br />

(groen)<br />

Als de buitenverlichting is<br />

ingeschakeld.<br />

RICHTINGAANl<br />

WIJZERS VAN EEN<br />

EVENTUELE<br />

AANHANGER (groen)<br />

Als u de hendel van de richtingaanwijzers<br />

(pijlen) bedient.<br />

26 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

GROOTLICHT<br />

1 (blauw)<br />

Als het grootlicht is<br />

ingeschakeld.<br />

><br />

(geel)<br />

DEFECT IN HET<br />

ANTI-BLOKKEER-<br />

SYSTEEM (ABS)-<br />

Als het ABS-systeem niet goed<br />

werkt. Het conventionele remsysteem<br />

blijft werken. Neem zo spoedig<br />

mogelijk contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden.<br />

Na twee seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

De auto is uitgerust met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Als<br />

bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

waarschuwingslampjes<br />

> en x gaan branden, dan is er<br />

een storing in het EBD-systeem;<br />

in dat geval kunnen bij hard<br />

remmen de achterwielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de<br />

auto kan gaan slippen. Rijd zeer<br />

voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

> gaat<br />

branden, dan is er een storing in<br />

het ABS In dat geval werkt het<br />

conventionele remsysteem op de<br />

normale manier, terwijl geen<br />

gebruik wordt gemaakt van het<br />

anti-blokkeersysteem. Onder<br />

deze omstandigheden kan ook de<br />

werking van het EBD-systeem<br />

verminderen. Ook in dit geval<br />

raden wij u aan onmiddellijk en<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer te rijden, om<br />

het systeem te laten controleren.


STORING<br />

U IN MOTOR-<br />

MANAGEMENT-<br />

SYSTEEM (EOBD) (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

Het lampje gaat eerst branden om de<br />

juiste werking ervan aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden:<br />

1. Constant branden - duidt op<br />

een defect in het inspuit-/ontstekingssyteem.<br />

Dit kan tot gevolg hebben dat<br />

schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,<br />

de prestaties verminderen, de auto<br />

slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid<br />

te rijden. Als er lang met een brandend<br />

waarschuwingslampje wordt doorgereden,<br />

kunnen beschadigingen<br />

ontstaan. Neem zo snel mogelijk<br />

contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Het lampje dooft als de storing<br />

verdwijnt. De storing wordt door het<br />

systeem in het geheugen opgeslagen.<br />

2. Knipperend lampje - duidt op<br />

de mogelijkheid dat de katalysator<br />

beschadigd wordt (zie EOBD-SYSTEEM in<br />

dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het<br />

gaspedaal worden losgelaten zodat de<br />

motor met lage toerentallen draait<br />

en het lampje niet meer knippert; u<br />

kunt met matige snelheid doorrijden<br />

waarbij rij-omstandigheden moeten<br />

worden vermeden die kunnen leiden<br />

tot het opnieuw gaan knipperen van het<br />

lampje. U dient zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden, dan<br />

dient u zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

AIRBAG PASSAGIERS-<br />

F<br />

ZIJDE UITGE-<br />

SCHAKELD (geel)<br />

Het lampje brandt als de airbag aan<br />

passagierszijde is uitgeschakeld.<br />

Als het lampje tijdens het starten van<br />

de motor gaat knipperen, duidt dit niet<br />

op een storing; het betekent alleen dat<br />

het airbagsysteem bedrijfsklaar wordt<br />

gemaakt.<br />

K<br />

BRANDSTOF-<br />

RESERVE (geel)<br />

Als er nog 5÷7 liter<br />

brandstof in de tank aanwezig is.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

27


<strong>FIAT</strong> CODE<br />

¢ (geel)<br />

In drie gevallen (met de<br />

contactsleutel in stand MAR):<br />

1. Eén maal knipperen - code van de<br />

sleutel herkend. Het is mogelijk de<br />

motor te starten.<br />

2. Constant branden - code van de<br />

sleutel niet herkend. Voer voor het<br />

starten van de motor een noodstart<br />

uit (zie hoofdstuk NOODGEVALLEN).<br />

3. Knipperend - de auto wordt<br />

niet beveiligd door het systeem. Het<br />

is mogelijk de motor te starten.<br />

28 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

x<br />

HANDREM<br />

AANGETROKKEN/-<br />

TE LAAG REM-<br />

VLOEISTOFNIVEAU (rood)<br />

In drie gevallen:<br />

1. Als de handrem is aangetrokken.<br />

2. Als de remvloeistof onder het<br />

minimum niveau is gedaald.<br />

3. Gelijktijdig met het lampje > om<br />

een storing aan te geven in de<br />

elektronische remdrukverdeling EBD.<br />

Als het lampje x tijdens<br />

het rijden gaat branden,<br />

controleer dan of de<br />

handrem niet is aangetrokken.<br />

Als het lampje blijft branden en<br />

de handrem is niet aangetrokken,<br />

moet u onmiddellijk stoppen en<br />

contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

STORING AIRBAG<br />

û (rood)<br />

Het lampje is aanwezig<br />

als er twee airbags zijn (bestuurdersen<br />

passagierszijde) of als de auto is<br />

uitgerust met een elektronische airbag<br />

aan bestuurderszijde. Het gaat<br />

branden als het systeem niet goed<br />

werkt.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat<br />

het lampje branden. Het<br />

moet na ongeveer 4 seconden<br />

doven. Als het lampje blijft<br />

branden of als het gaat branden<br />

tijdens het rijden, stop dan<br />

onmiddellijk en neem contact op<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer.


g<br />

STORING<br />

ELEKTRISCHE<br />

STUURBEKRACH-<br />

TIGING (rood)<br />

In twee gevallen:<br />

1 - Als het beschermingssysteem<br />

tegen oververhitting van de elektromotor<br />

van de stuurbekrachtiging in<br />

werking treedt na veelvuldig draaien<br />

aan het stuur. Verdraai het stuur niet<br />

en wacht totdat het lampje gedoofd is,<br />

voordat de manoeuvre wordt voorgezet.<br />

2 - Als er een storing is in de<br />

elektrische stuurbekrachtiging.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden.<br />

Na twee seconden moet het lampje<br />

doven. Als het lampje blijft branden,<br />

werkt de elektrische stuurbekrachtiging<br />

niet meer en moet er met meer<br />

kracht aan het stuur worden gedraaid.<br />

Het rijden met de auto wordt<br />

hierdoor niet beïnvloed. Neem<br />

contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

TE HOGE KOELu<br />

VLOEISTOF-<br />

TEMPERATUUR<br />

(rood)<br />

Als de motor oververhit is.<br />

Als het lampje gaat branden tijdens<br />

het rijden, moet de auto worden stilgezet<br />

met draaiende motor en moet<br />

iets gas worden gegeven om de koelvloeistof<br />

sneller te laten circuleren.<br />

Als het lampje na 2÷3 minuten niet<br />

dooft, moet de motor worden uitgezet<br />

en contact worden opgenomen<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

ACCU WORDT<br />

w NIET VOLDOENDE<br />

OPGELADEN (rood)<br />

Als er een defect is in het laadcircuit<br />

van de dynamo.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

TE LAGE MOTORv<br />

OLIEDRUK (rood)<br />

Als de motoroliedruk<br />

onder de normale waarde zakt.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

Als de motor stationair draait, kan het<br />

voorkomen dat het lampje iets later<br />

dooft.<br />

Als de motor zwaar belast is, kan het<br />

lampje gaan knipperen als de motor<br />

stationair draait. Het moet doven<br />

zodra u iets gas geeft.<br />

Als het lampje gaat<br />

branden tijdens het<br />

rijden, moet de motor<br />

worden uitgezet en contact<br />

worden opgenomen met de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

29


ZITPOSITIE<br />

INSTELLEN<br />

ZITPLAATSEN VOOR<br />

Verstel de stoelen alleen<br />

als de auto stil staat.<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek hendel A-fig. 32 omhoog en<br />

schuif de stoel naar voren of naar<br />

achteren. Als u rijdt, moeten de armen<br />

licht gebogen zijn en de handen op<br />

het stuurwiel steunen.<br />

fig. 32<br />

30 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00005<br />

Laat de hendel los en<br />

controleer of de stoel<br />

goed geblokkeerd is door<br />

hem naar voren en naar achteren<br />

te schuiven.<br />

Als de stoel niet goed geblokkeerd<br />

is, kan deze onverwachts<br />

verschuiven, waardoor<br />

een gevaarlijke situatie kan<br />

ontstaan.<br />

Verstellen van de rugleuning<br />

Draai knop B-fig. 33.<br />

fig. 33<br />

P4Q00006<br />

HOOFDSTEUNEN<br />

Zitplaatsen voor fig. 34<br />

De hoofdsteunen voor kunnen in<br />

hoogte worden versteld.<br />

Afstellen:<br />

– druk op knop A en verplaats de<br />

hoofdsteun omhoog of omlaag in<br />

de gewenste stand;<br />

– na het verstellen moet u de knop<br />

weer loslaten en controleren of de<br />

hoofdsteun goed in de zitting geborgd<br />

is door hem omhoog en omlaag<br />

te schuiven.<br />

De Sporting-uitvoering heeft vaste<br />

hoofdsteunen voor.<br />

fig. 34<br />

P4Q01011


Zitplaatsen achter fig. 35<br />

Voor de zitplaatsen achter zijn twee<br />

vaste hoofdsteunen verkrijgbaar.<br />

Druk op de twee knoppen om ze te<br />

verwijderen.<br />

Let erop dat de hoofdsteunen<br />

zo zijn ingesteld<br />

dat ze het hoofd steunen<br />

en niet de nek. Alleen in deze<br />

positie bieden ze bescherming,<br />

wanneer de auto van achteren<br />

aangereden wordt.<br />

fig. 35<br />

P4Q01012<br />

TOEGANG TOT DE<br />

ZITPLAATSEN ACHTER<br />

Van beide kanten kunt u de achterzitplaatsen<br />

gemakkelijk bereiken.<br />

Trek de hendel C-fig. 36 omhoog en<br />

klap de rugleuning naar voren.<br />

Controleer na het terugklappen<br />

of de stoel goed geblokkeerd is<br />

door naar voren en naar achteren te<br />

schuiven.<br />

fig. 36<br />

P4Q00007<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De spiegel is verstelbaar met hendel<br />

A-fig. 37.<br />

1) anti-verblindingsstand;<br />

2) normale stand.<br />

In beide standen kan de spiegel in<br />

alle richtingen worden afgesteld.<br />

De spiegel is uitgerust met een<br />

veiligheidsvoorziening: de spiegel<br />

springt tijdens een botsing los.<br />

fig. 37<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

31<br />

P4Q00010


BUITENSPIEGELS<br />

Handbediende verstelling:<br />

Van binnenuit met knop B- fig. 38.<br />

Als de breedte van de<br />

spiegel A in een nauwe<br />

doorgang problemen<br />

oplevert, dan kan de spiegel<br />

van stand 1 in stand 2 worden<br />

geklapt.<br />

Als optional is een tweede, van<br />

binnenuit verstelbare, buitenspiegel<br />

leverbaar voor de rechterzijde van<br />

de auto.<br />

fig. 38<br />

32 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00032<br />

VERWARMING EN VENTILATIE<br />

fig. 39<br />

P4Q01013<br />

1. Luchtrooster voor ontdooiing of ontwaseming van de voorruit -<br />

2. Centraal, verstelbaar luchtrooster - 3. Verstelbaar luchtrooster zijkant -<br />

4. Uitstroomopeningen zijkant voor luchttoevoer naar de beenruimte van de<br />

zitplaatsen voor.


VERSTELBARE EN<br />

REGELBARE<br />

LUCHTROOSTERS fig. 40<br />

De roosters kunnen naar boven en<br />

naar beneden gekanteld worden.<br />

A - Regelknop voor de luchtopbrengst:<br />

draai in stand ¥ rooster open<br />

draai in stand ç rooster dicht.<br />

B - Regelschuif voor het richten<br />

van de luchtstroom.<br />

C - Vast luchtrooster voor de<br />

zijruiten.<br />

fig. 40<br />

P4Q00047<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 41<br />

A - Draaiknop voor regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht).<br />

B - Draaiknop voor inschakeling<br />

van de aanjager.<br />

C - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />

D - Schuif om het recirculatiesysteem<br />

in te schakelen, waarbij er<br />

geen lucht van buiten binnenkomt.<br />

fig. 41<br />

P4Q00019<br />

VERWARMING<br />

1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

A-fig. 41: in het rode vlak.<br />

2) Draaiknop voor de aanjager B:<br />

schakel de gewenste snelheid in.<br />

3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

C: in stand:<br />

≤ voor verwarming van de beenruimte<br />

en ontwaseming van de voorruit;<br />

¥ voor lucht uit de roosters in het<br />

midden en aan de zijkant;<br />

µ voor toevoer naar de beenruimte<br />

en koelere lucht uit de uitstroomopeningen<br />

op het dashboard voor<br />

gespreide verwarming;<br />

w voor verwarming bij lage buitentemperaturen:<br />

voor een maximale<br />

luchttoevoer in de beenruimte moeten<br />

de luchtroosters in het midden en aan<br />

de zijkant worden gesloten;<br />

- voor snelle ontwaseming van de<br />

voorruit.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

33


BELANGRIJK Ga voor een snelle<br />

verwarming als volgt te werk:<br />

– sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />

– zet draaiknop A in het rode vlak;<br />

– zet draaiknop B van de aanjager op<br />

de maximale snelheid;<br />

– zet draaiknop C in stand -.<br />

ONTWASEMEN<br />

EN/OF ONTDOOIEN VAN DE<br />

ACHTERRUIT<br />

Druk op knop (.<br />

Nadat de achterruit ontwasemd is, is<br />

het raadzaam het systeem uit te<br />

schakelen.<br />

34 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Plak geen stickers op de<br />

weerstandsdraden van de<br />

achterruitverwarming: dit<br />

kan kortsluiting en oververhitting<br />

veroorzaken, waardoor de<br />

achterruit kan barsten.<br />

Snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en de zijruiten<br />

voor<br />

1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

A-fig. 41: in het rode vlak.<br />

2) Draaiknop voor de aanjager B:<br />

schakel de maximum snelheid in.<br />

3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

C: in stand -.<br />

4) Regelschuif D in stand U.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />

een stand gekozen worden waarbij het<br />

comfort optimaal blijft. Om het eventuele<br />

beslaan van de ruiten te voorkomen,<br />

moeten de volgende aanwijzingen<br />

in acht worden genomen:<br />

BELANGRIJK Als het buiten extreem<br />

vochtig is en/of bij regen en/of<br />

bij grote verschillen in interieuren<br />

buitentemperatuur, raden wij u de<br />

volgende procedure aan om het<br />

beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

– regelschuif in stand U;<br />

– draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

in het rode vlak;<br />

– draaiknop voor de aanjager ten<br />

minste in stand 2;<br />

– draaiknop voor de luchtverdeling<br />

in stand - met de mogelijkheid<br />

om stand ≤ in te schakelen, mits de<br />

ruiten niet opnieuw beslaan.<br />

Als de auto is uitgerust met airconditioning,<br />

wordt het ontwasemen<br />

van de ruiten versneld door naast de<br />

bovengenoemde instellingen ook knop<br />

√ in te drukken.


VENTILATIE<br />

1) Zij- en middenroosters: geheel<br />

open.<br />

2) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

A-fig. 41: in het blauwe vlak.<br />

3) Regelschuif D in stand U.<br />

4) Draaiknop voor de aanjager B:<br />

schakel de gewenste snelheid in.<br />

5) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

C: in stand ¥.<br />

RECIRCULATIE<br />

Met regelschuif D in stand T circuleert<br />

alleen de lucht in het interieur.<br />

BELANGRIJK Dit systeem is<br />

vooral bruikbaar bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling (in de file, in tunnels,<br />

enz.). Het is niet raadzaam dit systeem<br />

langdurig te laten werken, vooral niet<br />

als u met meer personen in de auto<br />

zit. Gebruik de recirculatie-functie niet<br />

tijdens regenachtige of koude dagen<br />

omdat hierdoor de ruiten aan de<br />

binnenzijde kunnen beslaan.<br />

HANDBEDIENDE<br />

AIRCONDITIONING<br />

De airconditioning wordt handmatig<br />

bediend.<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 42<br />

Als schakelaar E wordt ingedrukt,<br />

schakelt de aanjager automatisch op<br />

de 1 e snelheid in.<br />

A - Draaiknop voor regeling van<br />

de luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht).<br />

B - Draaiknop voor inschakeling<br />

van de aanjager.<br />

fig. 42<br />

P4Q00020<br />

C - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />

D - Schuif voor inschakeling van het<br />

recirculatiesysteem.<br />

BELANGRIJK Als u het recirculatiesysteem<br />

inschakelt, koelt de lucht<br />

bij zomerse temperaturen sneller af.<br />

Dit systeem is vooral bruikbaar bij<br />

geconcentreerde luchtvervuiling (in de<br />

file, in tunnels, enz.). Het is niet raadzaam<br />

dit systeem langdurig te laten<br />

werken, vooral niet als u met meer<br />

personen in de auto zit.<br />

E - Schakelaar voor in-/uitschakeling<br />

van de airconditioning.<br />

Het systeem gebruikt<br />

koelmiddel R134a. Bij<br />

lekkage is dit middel niet<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Gebruik in geen geval het middel<br />

R12, omdat dit middel de<br />

componenten van het systeem<br />

kan beschadigen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

35


AIRCONDITIONING<br />

(koeling)<br />

1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

A-fig. 42: in het blauwe vlak.<br />

2) Airconditioning: druk op schakelaar<br />

√ E.<br />

3) Schuif D: in stand T.<br />

4) Draaiknop voor de aanjager B:<br />

schakel de gewenste snelheid in.<br />

5) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

C: in stand ¥.<br />

Voor een gematigde koeling: zet de<br />

regelschuif in stand U, verhoog de<br />

temperatuur en verlaag de snelheid<br />

van de aanjager.<br />

Schakel de airconditioning niet in<br />

voor het verwarmen en ventileren,<br />

maar gebruik daarvoor de basisfuncties<br />

van het verwarmings- en<br />

ventilatiesysteem (zie voorgaande<br />

hoofdstuk).<br />

36 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

BELANGRIJK De airconditioning<br />

kan goed gebruikt worden om de<br />

ruiten sneller te ontwasemen, omdat<br />

de lucht droger wordt. Zet hiervoor<br />

de bedieningsknoppen op ontwasemen<br />

en schakel de airconditioning in<br />

door schakelaar √ in te drukken.<br />

ONDERHOUD VAN HET<br />

SYSTEEM<br />

Schakel in de winter de airconditioning<br />

1 keer per maand gedurende<br />

10 minuten in.<br />

Laat voor het zomerseizoen de<br />

werking van de airconditioning<br />

controleren door de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Het systeem gebruikt<br />

koelmiddel R134a. Bij<br />

lekkage is dit middel niet<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Gebruik in geen geval het middel<br />

R12, omdat dit middel de<br />

componenten van het systeem<br />

beschadigt en omdat dit middel<br />

CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen)<br />

bevat.


HENDELS AAN<br />

HET STUUR<br />

HENDEL LINKS<br />

Met de linker hendel bedient u de<br />

meeste onderdelen van de buitenverlichting.<br />

De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />

als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

Als u de buitenverlichting inschakelt,<br />

gaan ook de verlichting van het<br />

instrumentenpaneel en de bedieningsknoppen<br />

op het dashboard branden.<br />

fig. 43<br />

P4Q00049<br />

Buitenverlichting fig. 43<br />

Draai de schakelaar van stand å in<br />

stand 6. Op het instrumentenpaneel<br />

gaat het controlelampje 3 branden.<br />

Dimlicht fig. 44<br />

Draai de schakelaar van stand 6 in<br />

stand 2.<br />

fig. 44<br />

P4Q00050<br />

Grootlicht fig. 45<br />

Druk de hendel naar voren in de<br />

richting van het dashboard in stand 2.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 1 branden.<br />

Het grootlicht wordt uitgeschakeld<br />

als u de hendel naar het stuur trekt.<br />

fig. 45<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00051<br />

37


Grootlichtsignaal fig. 46<br />

Trek de hendel naar het stuur (stand<br />

zonder vergrendeling).<br />

fig. 46<br />

38 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00052<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

fig. 47<br />

Plaats de hendel:<br />

naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld<br />

naar beneden - linker richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje y knipperen.<br />

De richtingaanwijzers schakelen<br />

automatisch uit als de auto weer<br />

rechtuit rijdt.<br />

Als u kort richting aan wilt geven,<br />

druk de hendel dan iets naar boven of<br />

naar beneden zonder dat de hendel<br />

vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,<br />

gaat deze automatisch terug.<br />

fig. 47<br />

P4Q00014<br />

HENDEL RECHTS<br />

Ruitenwissers/-sproeiers fig. 48<br />

Deze werkt uitsluitend als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Standen:<br />

0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />

1 - Interval wissen.<br />

2 - Langzaam continu wissen.<br />

3 - Snel continu wissen.<br />

4 - Tijdelijk snel wissen: als u de<br />

hendel loslaat, springt deze direct<br />

weer in stand 0 en schakelen de<br />

ruitenwissers automatisch uit.<br />

fig. 48<br />

P4Q01045


Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

fig. 49 schakelen de ruitensproeiers<br />

in.<br />

fig. 49<br />

fig. 50<br />

P4Q00054<br />

P4Q00053<br />

Achterruitwisser/-sproeier<br />

Deze werkt uitsluitend als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Standen:<br />

1) draai de schakelaar van stand å in<br />

stand ' fig. 50;<br />

2) als u de hendel naar voren duwt<br />

(stand zonder vergrendeling) fig. 51,<br />

schakelen de achterruitsproeier en<br />

-wisser in; als u de hendel loslaat,<br />

schakelen ze automatisch uit.<br />

fig. 51<br />

P4Q00055<br />

PLAFONDLAMPJE<br />

Het lampje gaat automatisch branden<br />

als u één van de voorportieren opent.<br />

Het lampenglas A-fig. 52 heeft drie<br />

standen:<br />

- zijde 1 ingedrukt: lampje brandt<br />

altijd<br />

- zijde 2 ingedrukt: lampje altijd<br />

gedoofd<br />

- middenstand (neutraal): het lampje<br />

wordt in-/uitgeschakeld als het portier<br />

wordt geopend/gesloten.<br />

fig. 52<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01046<br />

39


BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

WAARSCHUWINGS-<br />

KNIPPERLICHTEN<br />

Voor inschakeling drukt u op schakelaar<br />

A-fig. 53. Deze werken<br />

onafhankelijk van de stand van de<br />

contactsleutel.<br />

Als de waarschuwingsknipperlichten<br />

zijn ingeschakeld, knippert het lampje<br />

in de schakelaar.<br />

Druk opnieuw op de schakelaar om<br />

het systeem uit te schakelen.<br />

fig. 53<br />

40 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00013<br />

Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk van<br />

de verkeersvoorschriften in het<br />

land waarin u rijdt. U dient zich<br />

aan de voorschriften te houden.<br />

SCHAKELAARS EN<br />

DRUKKNOPPEN fig. 54<br />

Deze bevinden zich onder de<br />

centrale luchtroosters.<br />

De schakelaars en drukknoppen<br />

werken alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Als u een knop indrukt, gaat op de<br />

knop zelf een controlelampje branden.<br />

fig. 54<br />

P4Q00205<br />

A - In-/uitschakeling van de mistlampen<br />

voor. Deze lampen werken alleen<br />

als de buitenverlichting is ingeschakeld.<br />

B - In-/uitschakelen van de mistachterlichten.<br />

Deze lampen werken<br />

alleen als het dimlicht of de mistlampen<br />

voor zijn ingeschakeld. De mistachterlichten<br />

schakelen uit als u de<br />

contactsleutel in STOP draait. Als de<br />

auto weer gestart wordt, moeten ze,<br />

indien nodig, opnieuw ingeschakeld<br />

worden.<br />

C - In-/uitschakeling van de achterruitverwarming.<br />

D - In-/uitschakeling van de<br />

airconditioning.


CLAXON<br />

Druk voor het inschakelen van de<br />

claxon op één van de in fig. 55<br />

aangegeven delen van het stuurwiel.<br />

fig. 55<br />

P4Q01057<br />

BRANDSTOF-<br />

NOODSCHAKELAAR<br />

Deze veiligheidschakelaar springt<br />

omhoog bij een ongeval, waardoor de<br />

toevoer van brandstof wordt gestopt<br />

en de motor afslaat.<br />

Als u na een ongeval een<br />

brandstoflucht ruikt of<br />

merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de schakelaar<br />

niet weer terug, zodat brand<br />

wordt voorkomen.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder<br />

rijden, druk dan op knop A-fig. 56<br />

midden onder het dashboard (tegen<br />

het schutbord tussen het interieur en<br />

de motorruimte) om de brandstoftoevoer<br />

weer te herstellen.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel<br />

in stand STOP om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

fig. 56<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00176<br />

41


INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

ASBAK EN AANSTEKER<br />

U gebruikt deze als volgt:<br />

1) Druk op knop A om de aansteker<br />

in te schakelen; na ongeveer 15<br />

seconden springt de knop automatisch<br />

terug en is de aansteker gereed voor<br />

gebruik.<br />

Attentie. De aansteker<br />

wordt erg heet. Gebruik<br />

de aansteker voorzichtig<br />

en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: risico op<br />

brand of brandwonden.<br />

fig. 57<br />

42 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00056<br />

BELANGRIJK Controleer altijd<br />

of de aansteker na het indrukken ook<br />

uitschakelt.<br />

2) Schuif om de asbak te gebruiken<br />

het klepje B-fig. 57 open.<br />

De asbak kan uitgenomen worden.<br />

Pak voor het uitnemen het uitdrukplaatje<br />

vast en trek de asbak omhoog<br />

fig. 58.<br />

fig. 58<br />

P4Q00057<br />

Voor de zitplaatsen achter is een asbak<br />

in het zijpaneel rechts geplaatst.<br />

Om de asbak te gebruiken moet u<br />

in de richting van de pijl fig. 59<br />

drukken. Druk voor het uitnemen het<br />

uitdrukplaatje A iets omlaag.<br />

Gebruik de asbak niet<br />

als prullenbak: papiertjes<br />

en dergelijke kunnen<br />

door peuken in brand raken.<br />

fig. 59<br />

P4Q00058


ZONNEKLEPPEN fig. 60<br />

De zonnekleppen zitten aan beide<br />

zijden naast de achteruitkijkspiegel.<br />

Ze kunnen voor de voorruit of voor<br />

de zijruit worden gedraaid.<br />

De zonneklep aan bestuurderszijde<br />

heeft aan de achterkant een documentenvakje,<br />

terwijl de zonneklep aan<br />

passagierszijde voorzien is van een<br />

spiegeltje.<br />

fig. 60<br />

P4Q00060<br />

Opendak<br />

HANDBEDIEND<br />

Openen - sluiten - uitnemen<br />

fig. 61<br />

Bedien het opendak alleen<br />

als de auto stilstaat.<br />

Als optional is een uitneembaar<br />

opendak leverbaar.<br />

P4Q00022<br />

Draai om het dak te openen de<br />

draaiknop B-fig. 61 linksom. Hierdoor<br />

gaat het opendak aan de achterzijde<br />

open.<br />

Draai om het dak te sluiten de<br />

draaiknop rechtsom.<br />

Ga voor het uitnemen van het opendak<br />

als volgt te werk:<br />

– bij gesloten dak: steek een<br />

schroevendraaier in de opening A van<br />

de draaiknop B en draai de<br />

bevestigingspen een halve slag;<br />

– bij geopend dak: druk op de<br />

hendel D-fig. 62 naast de pen, kantel<br />

het opendak omhoog, maak het los<br />

uit de voorste veertjes en verwijder<br />

het opendak.<br />

fig. 62<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

43<br />

P4Q00062


Voer voor het monteren van het<br />

dak de handelingen in omgekeerde<br />

volgorde uit.<br />

Het zonnescherm verhindert het<br />

binnendringen van direct zo<strong>nl</strong>icht en<br />

kan worden verwijderd.<br />

Draai voor het wegnemen van<br />

het zonnescherm met een schroevendraaier<br />

of een muntstuk de, op de<br />

afbeelding aangegeven, schroef C-fig.<br />

61 los.<br />

Voor het opbergen van het opendak<br />

en het zonnescherm is in de bagageruimte<br />

een elastische band tegen<br />

de rugleuning van de achterbank<br />

gemonteerd, waarmee beide onderdelen<br />

vastgezet kunnen worden.<br />

44 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ELEKTRISCH BEDIEND<br />

Openen/sluiten van het<br />

vouwdak<br />

fig. 63<br />

Open het dak niet bij<br />

sneeuw of ijs: het kan dan<br />

beschadigd worden.<br />

Als optional is een elektrisch bedienbaar<br />

vouwdak leverbaar:<br />

– A-fig. 63 dak gesloten<br />

– B-fig. 64 dak geopend.<br />

P4Q00063<br />

Met de knop bedient u het opendak:<br />

– als u op de voorzijde A-fig. 65<br />

drukt, sluit het opendak;<br />

– als u op de achterzijde B drukt,<br />

opent het opendak.<br />

fig. 64<br />

fig. 65<br />

P4Q00064<br />

P4Q00023


Zodra u de knop loslaat, blijft het dak<br />

in de stand staan waarin het zich<br />

op dat moment bevindt. Voor het<br />

geheel openen of sluiten van het dak,<br />

moet de knop A ingedrukt worden<br />

gehouden.<br />

Als het elektrische systeem niet<br />

werkt, neem dan de sleutel D-fig. 67<br />

uit het documententasje. Steek de<br />

sleutel in de zitting C en draai aan de<br />

sleutel. Op deze wijze kunt u het dak<br />

met de hand bedienen.<br />

Zitting C, is bereikbaar nadat met<br />

een schroevendraaier op het aangegeven<br />

punt het geklemde dekseltje<br />

fig. 66 is opgelicht.<br />

fig. 66<br />

P4Q000156<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van het opendak kan<br />

gevaarlijk zijn. Controleer<br />

voor en tijdens de bediening van<br />

de schakelaar altijd of de passagiers<br />

niet verwond kunnen<br />

worden door de beweging van<br />

het opendak zelf of door in beweging<br />

gebrachte voorwerpen.<br />

Verwijder altijd de<br />

contactsleutel uit het<br />

contactslot als u de auto<br />

verlaat, om te voorkomen dat<br />

het opendak per ongeluk in<br />

beweging wordt gebracht en zo<br />

gevaar kan opleveren voor de<br />

achtergebleven passagiers.<br />

fig. 67<br />

P4Q000157<br />

PORTIEREN<br />

VERGRENDELEN -<br />

ONTGRENDELEN<br />

Controleer voordat u<br />

een portier opent of u dit<br />

op een veilige manier<br />

kunt doen.<br />

Van buitenaf:<br />

– Openen: Draai de sleutel in stand<br />

2-fig. 68 en trek de handgreep<br />

omhoog.<br />

Bij centrale portiervergrendeling<br />

worden na het verdraaien van de sleutel<br />

beide portieren ontgrendeld. Dit<br />

wordt aangegeven door het omhoog<br />

springen van beide knoppen B- fig. 69.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

45


– Vergrendelen: Draai de sleutel in<br />

stand 1-fig. 68 als het portier goed<br />

gesloten is.<br />

Bij centrale portiervergrendeling<br />

moeten beide portieren goed gesloten<br />

zijn. Als één van de portieren niet<br />

goed gesloten is, kunnen beide<br />

portieren niet tegelijkertijd vergrendeld<br />

worden:<br />

– als het portier dat u wilt vergrendelen<br />

niet goed gesloten is, wordt het<br />

vergrendelcommando geweigerd;<br />

– als het andere portier niet goed<br />

gesloten is, zullen de knoppen<br />

B-fig. 69 eerst naar beneden gaan<br />

en direct daarna weer omhoog.<br />

fig. 68<br />

46 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00027<br />

Van binnenuit – Vergrendelen: druk het knopje B<br />

van het betreffende portier naar<br />

beneden.<br />

Open de portieren alleen<br />

als de auto stil staat.<br />

– Openen: trek de hendel A-fig. 69<br />

naar achteren, ongeacht de stand van<br />

de vergrendelknop.<br />

Bij centrale portiervergrendeling<br />

wordt na het omhoogtrekken van één<br />

van de knoppen B automatisch ook het<br />

andere portier ontgrendeld.<br />

fig. 69<br />

P4Q01047<br />

Bij centrale portiervergrendeling<br />

heeft het omlaag drukken van een<br />

knopje op één van beide portieren tot<br />

gevolg dat ook het andere portier<br />

vergrendeld wordt, mits beide portieren<br />

goed gesloten zijn.<br />

Dit werkt hetzelfde als bij het<br />

vergrendelen met de sleutel: het direct<br />

weer omhoog springen van de knopjes<br />

geeft aan dat één van de portieren niet<br />

goed gesloten is.<br />

Druk niet op het knopje<br />

bij geopend portier; het<br />

vergrendelmechanisme<br />

werkt in deze situatie niet en kan<br />

beschadigd worden.


ELEKTRISCHE<br />

RUITBEDIENING<br />

Het systeem werkt alleen als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

De twee bedieningsknoppen fig. 70<br />

bevinden zich naast de inbouwplaats<br />

voor de autoradio (één per zijde) en<br />

dienen voor:<br />

A - openen/sluiten zijruit aan<br />

bestuurderszijde;<br />

B - openen/sluiten zijruit aan passagierszijde.<br />

fig. 70<br />

P4Q00021<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk<br />

zijn. Controleer voor en tijdens<br />

het sluiten van een ruit altijd of<br />

de passagiers niet verwond kunnen<br />

worden door de beweging<br />

van de ruit zelf of door in beweging<br />

gebrachte voorwerpen.<br />

Verwijder altijd de<br />

sleutel uit het contact als<br />

u de auto verlaat, om te<br />

voor-komen dat een onverwachtse<br />

inschakeling van de<br />

elektrische ruitbediening gevaar<br />

oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

BAGAGERUIMTE<br />

ACHTERKLEP<br />

OPENEN/SLUITEN<br />

Voor het openen van de achterklep<br />

van buitenaf ontgrendelt u het slot met<br />

de contactsleutel fig. 71.<br />

Bedien de hendel voor<br />

ontgrendeling van de<br />

achterklep nooit als de<br />

auto in beweging is.<br />

fig. 71<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

47<br />

P4Q00066


Van binnenuit opent u de achterklep<br />

door aan hendel A-fig. 73 naast de<br />

bestuurdersstoel te trekken.<br />

De achterklep gaat dank zij de<br />

gasveren gemakkelijk open.<br />

U sluit de achterklep door hem bij<br />

het slot naar beneden te duwen<br />

totdat de klep hoorbaar in het slot<br />

valt.<br />

In de achterklep bevindt zich<br />

een opening fig. 72 waarmee de<br />

achterklep op gemakkelijke wijze<br />

gesloten kan worden.<br />

fig. 72<br />

48 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01048<br />

Het maximum laadvermogen<br />

van de auto mag<br />

nooit overschreden worden<br />

(zie hoofdstuk TECHNISCHE<br />

GEGEVENS). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed geladen<br />

is, om te voorkomen dat een<br />

voorwerp bij bruusk remmen<br />

naar voren schiet en letsel<br />

veroorzaakt.<br />

Rijd niet met een<br />

geopende achterklep: het<br />

uitlaatgas kan in het<br />

interieur terecht komen.<br />

fig. 73<br />

P4Q00024<br />

Naderhand aangebrachte<br />

voorwerpen op de<br />

hoedenplank of de<br />

achterklep (luidsprekers, spoiler,<br />

enz.) kunnen een goede werking<br />

van de gasveren op de achterklep<br />

verhinderen.<br />

Als u in een gebied rijdt<br />

waar brandstof moeilijk<br />

verkrijgbaar is en u daarom<br />

reservebrandstof in een jerrycan<br />

wilt vervoeren, dan dient u<br />

dit te doen in overeenstemming<br />

met de geldende wetgeving.<br />

Gebruik alleen een goedgekeurde<br />

jerrycan die op de juiste<br />

wijze bevestigd moet worden.<br />

Toch zal bij een ongeval de kans<br />

op brand groter zijn.


VERGROTEN<br />

U kunt de bagageruimte als volgt<br />

vergroten:<br />

1) Verwijder de hoedenplank door<br />

de uiteinden van de twee koorden<br />

A-fig. 74 uit de zittingen B los te<br />

haken.<br />

fig. 74<br />

fig. 75<br />

P4Q00067<br />

P4Q00068<br />

Trek de pennen A-fig. 75 uit de<br />

zittingen en trek vervolgens de<br />

hoedenplank naar buiten.<br />

De losse hoedenplank kunt u<br />

dwars achter de rugleuningen van<br />

de voorstoelen opbergen.<br />

2) Trek het achterste gedeelte van<br />

de zitting omhoog en klap de zitting<br />

naar voren tegen de rugleuningen van<br />

de voorstoelen fig. 76.<br />

3) Trek de hendel A-fig. 77 (één aan<br />

elke zijde van de rugleuning) omhoog<br />

en klap vervolgens de rugleuning naar<br />

voren. Houd hierbij de veiligheidsgordels<br />

aan de zijkant.<br />

fig. 76<br />

P4Q01014<br />

Achterbank weer in normale stand<br />

zetten:<br />

– til de rugleuning fig. 78 op en duw<br />

deze naar achteren, totdat u de klik<br />

van het borgmechanisme hoort; zorg<br />

ervoor dat de veiligheidsgordels weer<br />

voor de rugleuning zitten;<br />

– kantel de zitting terug en zorg<br />

ervoor dat de veiligheidsgordels niet<br />

onder de zitting terecht komen.<br />

fig. 77<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00159<br />

49


De auto kan zijn uitgerust met een<br />

deelbare achterbank.<br />

Bij auto’s met een deelbare achterbank<br />

zijn er meerdere mogelijkheden<br />

om de bagageruimte te vergroten,<br />

afhankelijk van het aantal passagiers en<br />

de hoeveelheid bagage:<br />

– beide rugleuningen neergeklapt<br />

voor de grootste bagageruimte, zoals<br />

hiervoor is beschreven;<br />

– de linker rugleuning neergeklapt,<br />

zodat er nog plaats is voor 1 achterpassagier;<br />

– de rechter rugleuning neergeklapt,<br />

zodat er plaats is voor 2 achterpassagiers.<br />

fig. 78<br />

50 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00135<br />

Bagage vastzetten<br />

In de bagageruimte bevindt zich aan<br />

beide zijden van de achterbank een<br />

bevestigingspunt A-fig. 79 waaraan<br />

banden kunnen worden bevestigd,<br />

waarmee de bagage goed kan worden<br />

vastgezet.<br />

De andere bevestigingspunten<br />

bevinden zich op de achtertraverse<br />

en zijn afgedekt met rubber doppen.<br />

Voor het gebruik van deze bevestigingspunten<br />

moeten de rubber<br />

doppen worden verwijderd.<br />

fig. 79<br />

P4Q00170<br />

Niet goed vastgezette<br />

bagage kan bij een ongeluk<br />

de passagiers ernstig<br />

verwonden.<br />

BELANGRIJK Als u zware<br />

voorwerpen vervoert en ‘s nachts<br />

rijdt, moet u controleren of de hoogteregelaars<br />

van de koplampen in de<br />

juiste stand staan (zie paragraaf<br />

KOPLAMPEN in dit hoofdstuk).<br />

Bij het terugplaatsen<br />

van de hoedenplank<br />

moeten de twee koorden<br />

aan de zijkant fig. 74 weer<br />

worden vastgehaakt en langs de<br />

buitenzijde van de gasveren<br />

lopen.


MOTORKAP Motorkap openen:<br />

1) Trek de hendel fig. 80 in de<br />

richting van de pijl.<br />

Voer deze handeling<br />

alleen uit als de auto<br />

stilstaat.<br />

Controleer of de arm<br />

van de ruitenwisser tegen<br />

de ruit aanstaat voordat u<br />

de motorkap optilt.<br />

fig. 80<br />

P4Q00025<br />

2) Druk aan de zijkant op haak B<br />

zoals aangegeven in fig. 81.<br />

3) Til de motorkap op en trek<br />

gelijktijdig de steunstang B-fig. 82<br />

uit de klem A.<br />

4) Steek het uiteinde van de stang<br />

in de zitting C van de motokap.<br />

fig. 81<br />

Attentie. Als de steunstang<br />

verkeerd geplaatst<br />

wordt, kan de motorkap<br />

onverwachts dichtvallen.<br />

Wees voorzichtig als u<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog warm is,<br />

om brandwonden te voorkomen.<br />

Kom met uw handen niet in de<br />

buurt van de elektroventilateur:<br />

De elektroventilateur kan, ook bij<br />

uitgeschakeld contact, onverwachts<br />

inschakelen. Wacht<br />

totdat de motor is afgekoeld.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01015<br />

51


Pas op als u sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

draagt: deze<br />

kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

fig. 82<br />

52 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00070<br />

Motorkap sluiten:<br />

1) Houd de motorkap met een hand<br />

omhoog, trek met de andere hand de<br />

stang B-fig. 82 uit de zitting C en<br />

plaats de stang terug in de klem A.<br />

2) Laat de motorkap tot op ongeveer<br />

20 cm zakken.<br />

3) Laat de motorkap dichtvallen:<br />

hij vergrendelt nu automatisch.<br />

Controleer altijd of de<br />

motorkap vergrendeld is,<br />

om te voorkomen dat hij<br />

tijdens het rijden open gaat.<br />

IMPERIAAL/SKI-<br />

DRAGER<br />

BEVESTIGINGSPUNTEN<br />

fig. 83<br />

De bevestigingspunten voor de<br />

imperiaal/ski-drager staan op de<br />

afbeelding aangegeven.<br />

De steunen van een imperiaal/skidrager<br />

achter moeten direct boven de<br />

lijst van de zijruiten worden bevestigd.<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />

is een imperiaal/skidrager opgenomen<br />

die specifiek voor de Seicento is<br />

ontwikkeld.<br />

fig. 83<br />

P4Q00071


Controleer na enkele<br />

kilometers of de bevestigingsbouten<br />

nog goed<br />

vastzitten.<br />

Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen<br />

(zie hoofdstuk<br />

TECHNISCHE GEGEVENS).<br />

Let er bij het openen<br />

van de achterklep op dat<br />

de voorwerpen op de<br />

imperiaal niet beschadigd<br />

worden.<br />

KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn<br />

belangrijk voor het comfort en de<br />

veiligheid van uzelf en de overige<br />

weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />

Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />

moeten de koplampen op de juiste<br />

wijze zijn afgesteld.<br />

Voor controle of afstelling kunt u<br />

contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

STAND KOPLAMPEN<br />

CORRIGEREN<br />

fig. 84<br />

P4Q01016<br />

Als de auto beladen is, helt hij<br />

achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

van de koplampen meer naar<br />

boven schijnt. De stand van de koplampen<br />

moet nu worden gecorrigeerd.<br />

In het interieur van de auto bevindt<br />

zich rechts van de stuurkolom een<br />

elektrische regelknop fig. 84.<br />

Stand 0 - één of twee personen op<br />

de voorstoelen.<br />

Stand 1 - vijf personen.<br />

Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />

Stand 3 - bestuurder + maximale<br />

lading in de bagageruimte.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens<br />

als het gewicht of de<br />

plaats van de lading wijzigt<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

53


MISTLAMPEN VOOR<br />

AFSTELLEN<br />

Door aan schroef A-fig. 85-86 te<br />

draaien, kunt u de lichtbundel van<br />

deze lamp afstellen.<br />

Voor controle of afstelling kunt u<br />

contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

fig. 85 Uitvoeringen S en SX<br />

fig. 86 Uitvoering Sporting<br />

54 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01017<br />

P4Q01018<br />

ABS<br />

De auto is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem<br />

(ABS). Het<br />

systeem voorkomt dat de wielen<br />

blokkeren, waardoor de beschikbare<br />

grip optimaal wordt benut en de<br />

auto ook tijdens een noodstop<br />

bestuurbaar en stabiel blijft.<br />

Als het ABS in werking is getreden,<br />

merkt de bestuurder dit aan een trilling<br />

in het rempedaal, die gepaard gaat<br />

met enig geluid.<br />

Dit betekent niet dat het remsysteem<br />

niet goed werkt, maar geeft<br />

aan dat het ABS in werking treedt. Het<br />

geeft aan dat de grip op de weg<br />

verminderd is. Het is daarom noodzakelijk<br />

uw snelheid aan te passen aan<br />

de conditie van de weg.<br />

Het ABS is een aanvulling op het<br />

conventionele remsysteem; bij een<br />

storing schakelt het ABS zichzelf<br />

automatisch uit, waarna alleen het<br />

conventionele remsysteem werkt.<br />

Als bij een storing niet meer op het<br />

anti-blokkeersysteem kan worden<br />

gerekend, zal de remcapaciteit van de<br />

auto absoluut niet minder zijn.<br />

Als u niet eerder in een auto met<br />

ABS hebt gereden, raden wij u aan het<br />

systeem eerst een paar keer uit te<br />

proberen op een glad wegdek. Verlies<br />

hierbij de veiligheid niet uit het oog en<br />

houdt u aan de wetgeving van het land<br />

waarin u zich bevindt. Bovendien<br />

raden wij u aan de volgende aanwijzingen<br />

aandachtig te lezen.<br />

Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />

van het traditionele remsysteem<br />

is dat de auto optimaal bestuurbaar<br />

blijft doordat het blokkeren van de<br />

wielen wordt voorkomen, ook bij een<br />

noodstop en in omstandigheden waarbij<br />

de grip op het wegdek beperkt is.<br />

Het gebruik van het ABS leidt niet<br />

altijd tot een kortere remweg: als er<br />

bijv. ijs of verse sneeuw op de weg ligt,<br />

kan de remweg langer zijn.<br />

Voor het beste gebruik van het<br />

anti-blokkeersysteem, is het raadzaam<br />

de volgende aanwijzingen op te volgen.


Het ABS maakt zoveel<br />

mogelijk gebruik van de<br />

beschikbare grip maar<br />

kan deze niet verhogen. Daarom<br />

moet op gladde weggedeelten<br />

altijd voorzichtig worden gereden<br />

en mogen er geen onnodige<br />

risico’s worden genomen.<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, betekent dit dat<br />

de grip van de banden op<br />

het wegdek beperkt is; u dient uw<br />

snelheid te verlagen en aan te<br />

passen aan de beschikbare grip.<br />

Bij een storing gaat het<br />

waarschuwingslampje ><br />

op het instrumentenpaneel<br />

branden. Rijd met aangepaste<br />

snelheid naar een <strong>Fiat</strong><br />

dealer om de volledige werking<br />

van het systeem te laten<br />

herstellen.<br />

Wees voorzichtig bij het remmen in<br />

bochten, ook als de auto is voorzien<br />

van ABS.<br />

Het allerbelangrijkste advies is<br />

echter het volgende:<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet<br />

maar houd het rempedaal stevig<br />

ingetrapt; op deze manier hebt u,<br />

afhankelijk van de conditie van<br />

het wegdek, de kortste remweg.<br />

Als u deze aanwijzingen opvolgt,<br />

zult u onder alle omstandigheden de<br />

remmen het beste benutten.<br />

BELANGRIJK Op auto’s die met<br />

ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />

door de fabriek voorgeschreven velgen,<br />

banden en remblokken gemonteerd<br />

worden<br />

Het systeem wordt gecompleteerd<br />

met een elektronische remdrukverdeling<br />

EBD (Electronic Brake Distributor)<br />

die via de regeleenheid en de<br />

sensoren van het ABS de prestaties<br />

van het remsysteem verhoogt.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling (EBD).<br />

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

waarschuwingslampjes<br />

> en x gaan branden, dan is er<br />

een storing in het EBD-systeem;<br />

in dat geval kunnen bij hard remmen<br />

de achterwielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de auto kan<br />

gaan slippen. Rijd met aangepaste<br />

snelheid naar een <strong>Fiat</strong> dealer om<br />

de volledige werking van het<br />

systeem te laten controleren.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

55


Als bij stationair<br />

draaiende motor het<br />

lampje > gaat branden,<br />

is er een storing in het ABS.<br />

In dat geval werkt het conventionele<br />

remsysteem op de<br />

normale manier, terwijl geen<br />

gebruik wordt gemaakt van het<br />

anti-blokkeersysteem. Onder<br />

deze omstandigheden kan ook de<br />

werking van het EBD-systeem<br />

verminderen. Ook in dit geval<br />

raden wij u aan onmiddellijk en<br />

zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer te rijden, om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

Als het waarschuwingslampje<br />

x voor te laag<br />

remvloeistofniveau gaat<br />

branden, stop dan onmiddellijk de<br />

auto en raadpleeg de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Als er vloeistof<br />

lekt uit het hydraulische systeem,<br />

wordt de werking van zowel het<br />

conventionele remsysteem als<br />

het ABS in gevaar gebracht.<br />

56 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

AIRBAGS VOOR<br />

AIRBAGS VOOR fig. 87<br />

Beschrijving en werking<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />

is een veiligheidsvoorziening die<br />

onmiddellijk in werking treedt bij een<br />

frontale botsing.<br />

De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />

luchtkussen dat in een daarvoor<br />

bestemde ruimte is geplaatst:<br />

– in het midden van het stuurwiel<br />

aan bestuurderszijde;<br />

– een luchtkussen met een groter<br />

volume op het dashboard aan<br />

passagierszijde.<br />

fig. 87<br />

P4Q00074<br />

De airbag voor (bestuurder en<br />

passagier) is een veiligheidsvoorziening<br />

die onmiddellijk in werking treedt bij<br />

een middelzware frontale botsing.<br />

Bij een ongeval verwerkt een regeleenheid<br />

de gegevens van een<br />

vertragingssensor en zorgt ervoor,<br />

indien nodig, dat het kussen wordt opgeblazen.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam wordt opgevangen<br />

en de kans op letsel beperkt<br />

wordt. Direct daarna loopt het kussen<br />

weer leeg.<br />

Bij een ongeval kan een inzittende die<br />

geen veiligheidsgordel heeft omgelegd<br />

in contact komen met een airbag<br />

die nog niet volledig opgeblazen is,<br />

waardoor de inzittende minder<br />

beschermd wordt.<br />

De airbag voor (bestuurder en<br />

passagier) is geen vervanging voor de<br />

veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van<br />

veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />

in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).


Bij lichte frontale botsingen (waarbij<br />

de veiligheidsgordel de inzittende op<br />

zijn plaats houdt), wordt de airbag niet<br />

geactiveerd.<br />

Bij botsingen tegen snel vervormbare<br />

of beweegbare objecten (zoals<br />

verkeerspalen, sneeuw- of ijs-ophopingen,<br />

geparkeerde auto’s, enz),<br />

bij aanrijdingen van achteren (zoals een<br />

aanrijding door een andere auto)<br />

en bij zijdelingse aanrijdingen door<br />

andere auto’s of tegen veiligheidsbarrières<br />

(bijvoorbeeld tegen de<br />

onderkant van de auto of de vangrail),<br />

wordt de airbag niet geactiveerd<br />

omdat geen enkele aanvullende<br />

bescherming wordt geboden op de<br />

veiligheidsgordels.<br />

Als in deze gevallen het systeem niet<br />

in werking treedt, duidt dit niet op een<br />

storing.<br />

AIRBAG VOOR AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE<br />

De airbag voor aan passagierszijde<br />

is ontwikkeld om de bescherming te<br />

verbeteren van een inzittende voor<br />

met omgelegde veiligheidsgordel.<br />

Als de airbag volledig opgeblazen is,<br />

vult deze het grootste deel van de<br />

ruimte tussen het dashboard en de<br />

voorpassagier.<br />

ZEER GEVAAR-<br />

LIJK: bij auto’s die<br />

zijn uitgerust met<br />

een airbag aan passagierszijde<br />

mag geen kinderzitje op de voorstoel<br />

worden gemonteerd. Als<br />

het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te<br />

vervoeren, kan de airbag voor<br />

aan passagierszijde buiten<br />

werking worden gesteld. Voor<br />

een optimale bescherming van<br />

de volwassen passagier voor is<br />

het raadzaam de airbag onmiddellijk<br />

weer in te schakelen als u<br />

geen kinderen meer vervoert.<br />

Het systeem handmatig uitschakelen:<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te<br />

vervoeren, kan de airbag voor aan<br />

passagierszijde buiten werking worden<br />

gesteld.<br />

Stel de airbag buiten werking door<br />

de contactsleutel in de daarvoor<br />

bestemde schakelaar te steken. Deze<br />

bevindt zich onder het dashboard,<br />

tussen de inbouwplaats van de autoradio<br />

en het dashboardkastje fig. 88.<br />

fig. 88<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00183<br />

57


De sleutelschakelaar heeft twee<br />

standen:<br />

1) Airbag voor aan passagierszijde<br />

ingeschakeld: (stand ON P) het waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel<br />

brandt niet: het is absoluut<br />

verboden kinderen op de voorstoel<br />

te vervoeren.<br />

2) Airbag voor aan passagierszijde<br />

uitgeschakeld: (stand OFF F) het<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />

brandt: het is mogelijk<br />

om kinderen in goedgekeurde kinderzitjes<br />

op de voorstoel te vervoeren.<br />

Het waarschuwingslampje F op<br />

het instrumentenpaneel blijft continu<br />

branden totdat de airbag aan passagierszijde<br />

opnieuw wordt ingeschakeld.<br />

58 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

De airbags voor (bestuurder<br />

en passagier indien aanwezig)<br />

kunnen worden geactiveerd bij<br />

zware botsingen of als de auto<br />

aan de onderzijde wordt geraakt,<br />

bijvoorbeeld bij zware botsingen<br />

tegen drempels of stoepranden<br />

of obstakels op het wegdek of als<br />

de auto terecht komt in grote<br />

gaten of verzakkingen in het<br />

wegdek.<br />

Als de airbag in werking treedt,<br />

ontsnapt er een kleine hoeveelheid<br />

poederachtige stof en een<br />

beetje rook. Deze poederachtige<br />

stof en rook zijn niet schadelijk en<br />

duidt niet op brand.<br />

Als het lampje tijdens het rijden<br />

gaat branden (melding van een<br />

storing), moet u onmiddellijk en<br />

uitsluitend contact opnemen met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te<br />

laten verhelpen.<br />

Het airbagsysteem heeft een<br />

geldigheid van 10 jaar. Neem<br />

contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer als<br />

deze termijn verstreken is.<br />

Na een ongeval waarbij de airbag<br />

in werking is getreden, dient<br />

u contact op te nemen met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer om de airbag, de<br />

elektronische regeleenheid, de<br />

veiligheidsgordels en de gordelspanners<br />

te laten vervangen<br />

en de werking van de elektrische<br />

installatie te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden,<br />

reparaties en vervanging van<br />

de airbag moeten door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange<br />

levensduur van uw auto, moet u<br />

contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

om het systeem buiten<br />

werking te laten stellen.<br />

Bij verkoop van de auto moet<br />

de nieuwe eigenaar op de hoogte<br />

gesteld worden van het gebruik<br />

en de instructies, en moet hij het<br />

instructieboekje ontvangen.<br />

Het in werking treden van de<br />

gordelspanners en de airbags<br />

voor wordt door de elektronische<br />

regeleenheid bepaald, afhankelijk<br />

van het type ongeval. Als een van<br />

deze onderdelen niet in werking


treedt, dan duidt dat niet op een<br />

storing in het systeem.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat<br />

het lampje ¬ branden.<br />

Na ongeveer 4 seconden moet<br />

het lampje doven. Als het lampje<br />

blijft branden of als het gaat branden<br />

tijdens het rijden, stop dan<br />

onmiddellijk en neem contact op<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat<br />

het lampje F (met de<br />

blokkeerschakelaar voor de<br />

werking van de passagiersairbag<br />

in stand ON) 4 seconden branden<br />

en vervolgens 4 seconden knipperen<br />

om aan te geven dat de<br />

passagiersairbag bij een ongeval<br />

kan inschakelen. Vervolgens<br />

moet het lampje doven.<br />

Plak geen stickers of<br />

andere voorwerpen op<br />

het stuur of op de plek<br />

van de airbag aan de passagierszijde.<br />

Reis niet met voorwerpen<br />

op schoot en houd vooral geen<br />

pijp, potlood, enz. in de mond.<br />

Bij een ongeval waarbij de airbag<br />

in werking treedt, kan dit ernstig<br />

letsel veroorzaken.<br />

Rijd altijd met beide<br />

handen op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in<br />

werking treden van de airbag, het<br />

systeem niet wordt gehinderd<br />

door obstakels die ernstig letsel<br />

kunnen veroorzaken. Rijd niet<br />

met voorover gebogen lichaam<br />

maar ga goed rechtop zitten en<br />

steun tegen de rugleuning.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

59


Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij<br />

beschadiging of als de<br />

auto bij een overstroming onder<br />

water is geweest, het airbagsysteem<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

controleren.<br />

Als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat, kunnen,<br />

ook bij uitgezette motor,<br />

de airbags inschakelen als de<br />

auto stilstaat en frontaal wordt<br />

aangereden door een andere<br />

auto die met voldoende snelheid<br />

rijdt. Daarom mogen er ook als<br />

de auto stilstaat absoluut geen<br />

kinderen op de passagiersstoel<br />

voor worden geplaatst.<br />

Wij herinneren u eraan dat bij<br />

60 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

stilstaande auto zonder sleutel<br />

in het contactslot de airbags bij<br />

een ongeluk niet in treden; als<br />

in dit geval de airbags niet<br />

worden geactiveerd, betekent dit<br />

niet dat het systeem niet goed<br />

functioneert.<br />

De juiste werking van de airbags<br />

voor en de gordelspanners wordt<br />

alleen gegarandeerd als de auto<br />

niet overbeladen is.<br />

De airbag is geen<br />

vervanging voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een<br />

aanvulling. De inzittenden<br />

worden uitsluitend door de veiligheidgordels<br />

beschermd bij<br />

frontale botsingen bij lage<br />

snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen<br />

en als de auto over de kop<br />

slaat. De gordels moeten dus<br />

altijd gedragen worden.<br />

EOBD-systeem<br />

Het op de auto gemonteerde<br />

EOBD-systeem (European On<br />

Board Diagnosis) is conform de<br />

EU 98/69-richtlijnen (EURO 3).


Dit diagnosesysteem voert continu<br />

controles uit op de componenten<br />

die van invloed zijn op de emissies;<br />

bovendien kan de bestuurder door het<br />

branden van lampje U op het instrumentenpaneel<br />

een vermindering in<br />

de werking van de componenten<br />

constateren.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem<br />

controleren;<br />

– signaleren wanneer door een<br />

storing de emissies boven de wettelijk<br />

vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is de beschadigde componenten te<br />

vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog<br />

over een diagnosestekker die, als<br />

deze verbonden is met speciale<br />

apparatuur, het mogelijk maakt, de<br />

door de regeleenheid opgeslagen<br />

storingscodes en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking<br />

van de motor, te lezen.<br />

fig. 89<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, dan dient<br />

u zo snel mogelijk contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

61<br />

P4Q00503


BELANGRIJK Na het verhelpen<br />

van de storing moet de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

voor een complete controle van het<br />

systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />

en, zonodig, een proefrit maken<br />

die eventueel een langere afstand kan<br />

omvatten.<br />

ELEKTRISCHE<br />

STUURBEKRACH-<br />

TIGING fig. 89<br />

BELANGRIJK De elektrische stuurbekrachtiging<br />

werkt alleen als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Op de Seicento is een nieuw<br />

type elektrische stuurbekrachtiging<br />

geïnstalleerd met de naam EPAS<br />

(Electrical Power Assisted Steering).<br />

Het EPAS-systeem wordt aangedreven<br />

door een elektrische motor en<br />

bestaat uit twee onderdelen: een<br />

stuurkolom met geïntegreerde<br />

elektromotor en een elektronische<br />

regeleenheid.<br />

62 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

1) Regeleenheid elektrische<br />

stuurbekrachtiging;<br />

2) snelheidsensor van de auto;<br />

3) inspuitregeleenheid;<br />

4) motor elektrische stuurbekrachtiging;<br />

5) bedieningsgroep elektrische<br />

stuurbekrachtiging.<br />

Een regeleenheid verwerkt de<br />

gegevens van de diverse sensoren op<br />

de auto en bedient vervolgens de<br />

motor van de stuurbekrachtiging,<br />

waardoor tijdens het parkeren en in<br />

de bochten de hulpkracht van de<br />

stuurbekrachtiging optimaal is.<br />

Het systeem is geprogrammeerd om<br />

de hulpkracht aan de behoefte aan te<br />

passen: Hierdoor is er meer ondersteuning<br />

geboden bij inparkeren, maar<br />

neem de hulpkracht geleidelijk af<br />

naar mate de snelheid van de auto<br />

toeneemt.<br />

Het EPAS-systeem werkt uitsluitend<br />

als de motor draait om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt. Het systeem<br />

is uitgerust met een zelfdiagnose<br />

om eventuele storingen of foutieve<br />

gegevens te signaleren.<br />

BELANGRIJK Als het stuur bij het<br />

parkeren veel heen en weer wordt<br />

gedraaid, dan kan het stuurwiel iets<br />

zwaarder gaan draaien; dit is normaal<br />

omdat de weerstand in het stuur<br />

toeneemt als de bescherming tegen<br />

oververhitting van de elektromotor in<br />

werking treedt. Er hoeft dus geen<br />

enkele reparatie te worden uitgevoerd.<br />

Als de auto hierna weer<br />

gebruikt wordt, werkt de elektrische<br />

stuurbekrachtiging weer normaal.<br />

Zie, als het lampje gaat branden de<br />

paragraaf CONTROLE- EN WAAR-<br />

SCHUWINGSLAMPJES in het hoofdstuk<br />

WEGWIJS IN UW AUTO.<br />

<strong>SEICENTO</strong> VAN fig. 89A<br />

De hier afgebeelde uitvoering verschilt<br />

alleen van de Seicento berlina wat<br />

betreft de inhoud van de bagageruimte<br />

en beschikt alleen over twee zitplaatsen<br />

voor.


Aanwijzingen voor het laden<br />

De Seicento Van is ontworpen<br />

en goedgekeurd op basis van vastgestelde<br />

maximum gewichten:<br />

– leeggewicht<br />

– nuttig laadvermogen<br />

fig. 89a<br />

– maximum totaalgewicht<br />

– maximum voorasbelasting<br />

– maximum achterasbelasting<br />

– aanhangergewicht.<br />

Alle opgegeven maximum gewichten<br />

mogen nooit worden overschreden.<br />

P4Q00568<br />

BELANGRIJK Bij bruusk remmen,<br />

of botsingen, kan het onverwachts<br />

verschuiven van de lading gevaar opleveren<br />

voor de bestuurder en de<br />

passagier: maak de lading stevig vast<br />

voordat u wegrijdt.<br />

Gebruik voor het vastzetten van<br />

de lading metalen kabels, touwen of<br />

riemen, die stevig genoeg zijn om de<br />

lading op zijn plaats te houden.<br />

Door het opvolgen van enkele<br />

eenvoudige tips kan de veiligheid, het<br />

rijcomfort en de levensduur van de<br />

auto verbeterd worden.<br />

– verdeel de lading gelijkmatig over<br />

de vloer, als de lading op één plaats geconcentreerd<br />

moet worden, gebruik<br />

dan de laadvloer tussen de twee assen;<br />

– bedenk dat hoe lager de lading ligt,<br />

hoe lager het zwaartepunt van de<br />

auto komt te liggen. Hierdoor rijdt u<br />

veiliger: plaats daarom altijd de zwaarste<br />

lading onderop;<br />

– bedenk ten slotte dat het<br />

dynamische rijgedrag van de auto<br />

beïnvloed wordt door het vervoerde<br />

gewicht: hoe hoger het gewicht des te<br />

langer de remweg van de auto,<br />

vooral bij hoge snelheid.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

63


AUTORADIO<br />

Als u een autoradio wilt<br />

installeren na aankoop<br />

van uw auto, moet u eerst<br />

contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Deze kan u een geschikte<br />

installatie aanraden die de accu<br />

niet uitput. Door een hoog<br />

stroomverbruik bij uitgeschakeld<br />

contact wordt de accu beschadigd<br />

en kan de garantie van de<br />

accu vervallen.<br />

Als de auto niet is uitgerust met de<br />

INBOUWVOORBEREIDING AUTORADIO,<br />

beschikt u op het dashboard en in de<br />

portieren over een aantal opbergvakken,<br />

die de functionaliteit van het<br />

interieur vergroten.<br />

In het Lineaccessori-programma van<br />

<strong>Fiat</strong> is een speciale kit beschikbaar<br />

voor de INBOUWVOORBEREIDING AUTO-<br />

RADIO.<br />

64 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

STANDAARDUITRUSTING<br />

Alle uitvoeringen zijn standaard<br />

uitgerust met: voedingskabels voor de<br />

autoradio, kabels voor de luidsprekers<br />

voor in het dashboard, een antennekabel,<br />

een inbouwplaats voor de radio,<br />

inbouwplaatsen voor de luidsprekers<br />

voor.<br />

De autoradio wordt ingebouwd op de<br />

plek die met het aflegvakje is afgedekt.<br />

U verwijdert het vakje door op de<br />

borglippen A-fig. 90 te drukken.<br />

Achter het vakje zitten de voedingskabels,<br />

de aansluitkabel voor de luidsprekers<br />

en de antennekabel.<br />

fig. 90<br />

P4Q00128<br />

ANTENNE<br />

Montage:<br />

1) Verwijder de kunststof dop<br />

A-fig. 91 op het dak van de auto.<br />

2) Schroef de antenne vast.<br />

fig. 91<br />

P4Q00075


SCHEMA VOOR DE VOORBEREIDE ELEKTRISCHE BEDRADING<br />

EN EXTRA AANSLUITINGEN fig. 92<br />

fig. 92<br />

F<br />

E<br />

15<br />

22<br />

A<br />

A<br />

B<br />

D C<br />

RV<br />

CARD<br />

RN<br />

BN<br />

N<br />

<strong>NL</strong> CR<br />

ST EQ<br />

NZ<br />

SN<br />

B<br />

1 2 3 4 5 6 SEARCH SCAN.<br />

P4Q00181<br />

A - Antenne<br />

B - Aansluitstekker radio<br />

C - Luidspreker op het dashboard<br />

rechtsvoor<br />

D - Luidspreker op het dashboard<br />

linksvoor<br />

E - Zekeringen voor de voeding<br />

F - Extra zekering voor voeding<br />

van een losse versterker (bij inbouw<br />

van een geluidsinstallatie met een vermogen<br />

boven 20 + 20W).<br />

Kleurcode kabels:<br />

A=Lichtblauw - BN=Wit/Zwart - N=Zwart -<br />

NZ=Zwart/Paars - RN=Rood/Zwart -<br />

RV=Rood/Groen - SN=Roze/Zwart<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

65


LUIDSPREKERS<br />

De luidsprekers moeten in de zittingen<br />

aan het uiteinde van het dashboard<br />

worden gemonteerd.<br />

– fig. 93 luidspreker links<br />

– fig. 94 luidspreker rechts.<br />

1) Draai de 4 schroeven B los en<br />

verwijder het rooster.<br />

fig. 93<br />

fig. 94<br />

66 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q00129<br />

P4Q00130<br />

INBOUWPAKKET<br />

Naast de standaardvoorziening kan<br />

de auto uitgerust zijn met:<br />

– 2 luidsprekers voor;<br />

– een antenne die op het dak moet<br />

worden gemonteerd;<br />

– voedingskabels voor de autoradio.<br />

AUTORADIO<br />

Het volledige pakket bestaat uit:<br />

– inbouwpakket (zie vorige paragraaf);<br />

– stereo radio/cassettespeler met<br />

afneembaar front (zie voor de specificaties<br />

en werking de instructies die<br />

bij de autoradio worden geleverd).<br />

INBOUWVOOR-<br />

BEREIDING<br />

MOBIELE TELEFOON<br />

De handsfree kit moet<br />

u zelf aanschaffen en<br />

geschikt zijn voor uw<br />

mobiele telefoon.<br />

Laat de installatie van de<br />

mobiele telefoon en de<br />

aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />

uitsluitend door de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren. Zo bent u<br />

verzekerd van het beste resultaat<br />

en wordt voorkomen dat de<br />

rijveiligheid in gevaar wordt<br />

gebracht.


fig. 95<br />

P4Q01049<br />

De auto kan als optional zijn uitgerust<br />

met een inbouwvoorbereiding<br />

voor een mobiele telefoon. Deze<br />

voorbereiding bestaat uit:<br />

– een luidspreker met dubbele spoel<br />

(autoradio + mobiele telefoon) D-fig.<br />

95; deze wordt geïnstalleerd op het<br />

rechter uiteinde van het dashboard;<br />

– een antenne met dubbele functie<br />

(autoradio + mobiele telefoon) A;<br />

deze wordt geïnstalleerd op de<br />

voorzijde van het dak;<br />

– aansluitkabels voor antenne met<br />

dubbele functie B en een aansluitkabel<br />

met 10-polige stekker voor de voeding<br />

en aansluiting van de luidspreker met<br />

dubbele spoel.<br />

De stekker bevindt zich aan de<br />

linkerzijde, achter de linker luidspreker.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

67


De antenne is geschikt<br />

voor een zendvermogen<br />

tot 20W.<br />

Aansluitschema van de elektrische<br />

bedrading:<br />

N elektronische massa<br />

RG voeding (+30) beveiligd door<br />

de 15A-zekering nr. 15 (zekeringenkast)<br />

G voeding (+) verlichting, beveiligd<br />

door de 10A- zekering nr.<br />

4 (zekeringenkast)<br />

A voeding (+) via start-/contactslot,<br />

beveiligd door de 10Azekering<br />

nr. 22 (zekeringenkast)<br />

LN luidspreker met dubbele spoel<br />

(-)<br />

BR luidspreker met dubbele spoel<br />

(+).<br />

68 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Plaats de microfoon bij voorkeur in<br />

de nabijheid van het plafondlampje en<br />

zorg ervoor dat het zicht niet wordt<br />

belemmerd.<br />

De telefoonsteun kan het beste op het<br />

vlakke stuk naast de linker luidspreker<br />

C-fig. 96 worden geplaatst.<br />

Laat de montage van de<br />

mobiele telefoon en de<br />

aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />

uitsluitend door<br />

een <strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren.<br />

fig. 96<br />

P4Q01019<br />

RADIOZEND-<br />

APPARATUUR EN<br />

MOBIELE TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc)<br />

mogen alleen in de auto worden<br />

gebruikt als er een aparte antenne aan<br />

de buitenkant van de auto wordt<br />

gemonteerd.<br />

BELANGRIJK Door het gebruik<br />

van een mobiele telefoon, een 27 mczender<br />

of gelijksoortige apparaten in<br />

de auto (zonder buitenantenne)<br />

ontstaan elektromagnetische velden<br />

die, als ze worden versterkt door de<br />

reflectie in het interieur, niet alleen<br />

schadelijk voor de gezondheid van<br />

de inzittenden kunnen zijn, maar ook<br />

storingen in de elektrische systemen<br />

van de auto kunnen veroorzaken.<br />

Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar<br />

gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk beperkt<br />

door de isolerende eigenschappen van<br />

de carrosserie.


TANKEN MET DE<br />

<strong>SEICENTO</strong><br />

Door de toepassing van emissiereductiesystemen<br />

in de Seicento mag<br />

u uitsluitend loodvrije benzine tanken.<br />

Om vergissingen te voorkomen is de<br />

diameter van de vulpijp van de tank<br />

kleiner, zodat het vulpistool voor<br />

loodhoudende benzine er niet in<br />

past. Het octaangetal van de benzine<br />

moet ten minste 95 R.O.N. zijn.<br />

fig. 97<br />

P4Q01020<br />

Tank met de Seicento<br />

nooit, niet in noodgevallen<br />

en ook niet een klein<br />

beetje, loodhoudende benzine.<br />

U zou de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

Een beschadigde katalysator<br />

laat schadelijke<br />

stoffen in het uitlaatgas<br />

achter, waardoor het milieu<br />

wordt vervuild.<br />

fig. 98<br />

P4Q00076<br />

DOP VAN DE<br />

BRANDSTOFTANK<br />

De dop van de brandstoftank is voorzien<br />

van een slot.<br />

Openen:<br />

1) Druk op het door de pijl aangegeven<br />

punt en open het klepje fig. 98;<br />

2) Houd de dop stevig vast en draai<br />

de contactsleutel linksom fig. 99;<br />

3) Draai de dop ongeveer een kwart<br />

slag linksom en verwijder de dop.<br />

De dop is voorzien van een koord<br />

A-fig. 100 dat aan het tankklepje<br />

vastzit, waardoor verlies onmogelijk is.<br />

fig. 99<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

69<br />

P4Q01050


BELANGRIJK Door de hermetische<br />

afsluiting van de tank kan de<br />

druk in de tank iets verhoogd zijn:<br />

Het is daarom normaal als u bij het<br />

losdraaien van de tankdop een sissend<br />

geluid hoort.<br />

Sluiten:<br />

1) De tankdop is voorzien van een<br />

bajonetsluiting. Plaats de tankdop<br />

(compleet met sleutel) en draai de dop<br />

rechtsom totdat u één of meerdere<br />

klikken hoort.<br />

2) Houd de dop stevig vast, draai de<br />

sleutel rechtsom en neem de sleutel<br />

uit het slot. Sluit vervolgens het klepje.<br />

fig. 100<br />

70 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

P4Q01051<br />

BELANGRIJK Vervang de tankdop<br />

zonodig alleen door een ander exemplaar<br />

van hetzelfde type, anders kan de<br />

werking van het benzinedampopvangsysteem<br />

in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

Kom niet dicht bij de<br />

vulopening met open<br />

vuur of een brandende<br />

sigaret: brandgevaar. Houd uw<br />

hoofd ook niet dichtbij de<br />

vul-opening om te voorkomen<br />

dat u schadelijke dampen inademt.<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

De bescherming van het milieu is het<br />

uitgangspunt geweest in alle fasen van<br />

de ontwikkeling en productie van de<br />

<strong>Fiat</strong> Seicento. Het resultaat is zichtbaar<br />

in het gebruik van de materialen en de<br />

toepassing van systemen om de<br />

schadelijke effecten te voorkomen of<br />

drastisch te beperken.<br />

De emissiereductiesystemen voor<br />

benzinemotoren zijn:<br />

– Driewegkatalysator;<br />

– Lambdasonde;<br />

– Benzinedamp-opvangsysteem.<br />

De <strong>Fiat</strong> Seicento is klaar voor de start,<br />

met een ruime voorsprong op de<br />

strengste internationale milieu-eisen.


MOTOR<br />

STARTEN<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Het is gevaarlijk om de<br />

motor in een afgesloten<br />

ruimte te laten draaien.<br />

De motor verbruikt zuurstof en<br />

produceert koolmonoxide en andere<br />

giftige stoffen.<br />

Raak de hoogspanningskabels<br />

(bougiekabels)<br />

nooit aan als de motor<br />

draait.<br />

BELANGRIJK Het gaspedaal mag<br />

pas worden ingetrapt nadat de motor<br />

is gestart.<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />

4) Draai de start-/contactsleutel in<br />

stand AVV en laat hem los zodra de<br />

motor aanslaat.<br />

Als met de contactsleutel in stand<br />

MAR het controlelampje ¢ blijft<br />

branden, raden wij u aan de sleutel in<br />

stand STOP te draaien en vervolgens<br />

weer in MAR; als het lampje nog<br />

steeds blijft branden, probeer het dan<br />

met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan zelf een noodstart uit met de code<br />

die op de CODE-card vermeld<br />

staat (zie NOODSTART in het hoofdstuk<br />

NOODGEVALLEN) of neem contact op<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan als<br />

de motor stilstaat.<br />

MOTOR OPWARMEN NA<br />

HET STARTEN<br />

– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en trap<br />

het gaspedaal niet bruusk in.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

71


NOODSTART<br />

Als de regeleenheid van de <strong>Fiat</strong><br />

CODE de via de contactsleutel<br />

gezonden code niet herkent (controlelampje<br />

¢ op het instrumentenpaneel<br />

brandt constant) kan een noodstart<br />

worden uitgevoerd met de code die<br />

op de CODE-card vermeld staat.<br />

Zie het hoofdstuk NOODGEVALLEN.<br />

Probeer auto’s met<br />

katalysator nooit te starten<br />

door ze aan te duwen,<br />

te slepen of van een helling te<br />

laten rijden. Op die wijze kan er<br />

onverbrande brandstof in de<br />

katalysator terechtkomen, waardoor<br />

deze onherstelbaar zal<br />

beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rembekrachtiging<br />

niet werkt zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor<br />

de bediening van het rempedaal.<br />

72 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

Draai bij stationair draaiende motor<br />

de contactsleutel in stand STOP.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft geen<br />

enkel nut en verspilt<br />

brandstof.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de<br />

motor na een zware rit even “op<br />

adem” te laten komen. Zet de motor<br />

niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />

even stationair draaien. Hierdoor kan<br />

de temperatuur in de motorruimte<br />

dalen.<br />

PARKEREN<br />

Zet de motor uit, trek de handrem<br />

aan, schakel een versnelling in (de 1 e<br />

als de weg omhoog loopt, in de<br />

achteruit als de weg omlaag loopt) en<br />

zet de voorwielen iets uitgestuurd.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

blokkeer de wielen dan met stenen of<br />

wiggen.<br />

Laat de contactsleutel nooit in stand<br />

MAR staan omdat hierdoor de accu<br />

ontlaadt.<br />

Neem de sleutel altijd<br />

uit het contactslot als u<br />

de auto verlaat.


Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

HANDREM<br />

De handrem bevindt zich tussen de<br />

voorstoelen.<br />

Op een vlakke ondergrond hoort de<br />

auto geblokkeerd te zijn als de<br />

handrem vier of vijf tanden is aangetrokken.<br />

Op sterke hellingen en bij een<br />

beladen auto moet de handrem negen<br />

of tien tanden worden aangetrokken.<br />

fig. 1<br />

P4Q00078<br />

BELANGRIJK Als dit niet het<br />

geval is, laat dan de <strong>Fiat</strong>-dealer de<br />

handrem afstellen.<br />

Als bij aangetrokken handrem de<br />

contactsleutel in stand MAR staat,<br />

gaat op het instrumentenpaneel het<br />

waarschuwingslampje x branden.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

1) Trek de hendel iets omhoog en<br />

druk op de ontgrendelknop A-fig. 1;<br />

2) Houd de knop ingedrukt en laat<br />

de hendel zakken. Het waarschuwingslampje<br />

x dooft.<br />

3) Om onverwachtse bewegingen<br />

van de auto te voorkomen, moet bij<br />

het bedienen van de handrem het<br />

rempedaal worden ingetrapt.<br />

ANTI-DIEFSTALSTANG<br />

Gebruik het rempedaal voor de<br />

bevestiging van de onderste haak.<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

De standen van de pook komen overeen<br />

met de verschillende versnellingen<br />

en staan aangegeven in het schema in<br />

fig. 2 (dit schema staat ook op de knop<br />

van de pook).<br />

Als u een versnelling inschakelt, moet<br />

u het koppelingspedaal geheel intrappen.<br />

Voor het inschakelen van de<br />

achteruit (R) moet de auto stilstaan.<br />

Vervolgens plaatst u de pook vanuit<br />

zijn vrij naar rechts en vervolgens naar<br />

achteren; bij de Sporting moet tegelijkertijd<br />

de schuifring A-fig. 2 onder<br />

de knop omhoog worden getrokken.<br />

fig. 2<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

P4Q00079<br />

73


BELANGRIJK De achteruit kan<br />

alleen bij een volledig stilstaande auto<br />

worden ingeschakeld. Wacht bij een<br />

stationair draaiende motor met geheel<br />

ingetrapt koppelingspedaal ten minste<br />

2 seconden voordat u de achteruit<br />

inschakelt, om beschadiging aan de<br />

versnellingsbak te voorkomen.<br />

Om op de juiste wijze te<br />

schakelen, moet u het<br />

koppelingspedaal geheel<br />

intrappen. Daarom mag er niets<br />

onder het pedaal liggen dat dit<br />

kan verhinderen. Let erop dat<br />

extra vloermatten altijd goed<br />

vastzitten en niet de slag van de<br />

pedalen beperken.<br />

74 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

VEILIG RIJDEN<br />

Tijdens het ontwerpen van de<br />

Seicento heeft <strong>Fiat</strong> veel aandacht<br />

besteed aan de optimale veiligheid<br />

voor de inzittenden. Desalniettemin<br />

blijft het gedrag van de bestuurder<br />

van doorslaggevende betekenis voor<br />

de veiligheid op de weg.<br />

Hierna vindt u enkele eenvoudige<br />

tips en aanbevelingen om in diverse<br />

omstandigheden veilig te rijden.<br />

Hoewel u de meeste natuurlijk al kent,<br />

is het toch de moeite waard ze aandachtig<br />

te lezen.<br />

VOOR U WEGRIJDT<br />

– Controleer of de verlichting goed<br />

werkt.<br />

– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />

in de juiste stand.<br />

– Zet de hoofdsteunen zo, dat ze het<br />

hoofd steunen en niet de nek.<br />

– Controleer of de slag van de<br />

pedalen niet beperkt wordt (door<br />

matten enz.).<br />

– Controleer of eventuele kinderzitjes<br />

(stoeltjes, wiegjes, enz.) goed<br />

bevestigd zijn op de zitplaatsen achter.<br />

– Stuw eventuele bagage zorgvuldig<br />

in de bagageruimte om te voorkomen<br />

dat bij bruusk remmen voorwerpen<br />

door het interieur schieten.<br />

– Gebruik geen zware maaltijden<br />

voor een reis. Een lichte maaltijd<br />

draagt ertoe bij goede reflexen te<br />

behouden. Vermijd vooral het gebruik<br />

van alcohol.<br />

Controleer regelmatig:<br />

– bandenspanning en conditie van de<br />

banden;<br />

– niveau van het elektrolyt van de<br />

accu;<br />

– niveau van de motorolie;<br />

– niveau van de koelvloeistof en de<br />

conditie van het koelsysteem;<br />

– niveau van de remvloeistof;<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof.


TIJDENS DE RIT<br />

– De eerste regel van veilig rijden is<br />

voorzichtigheid.<br />

– Voorzichtigheid houdt ook in, dat<br />

u alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />

van anderen.<br />

– Houdt u altijd strikt aan de<br />

geldende verkeersregels van elk land<br />

waarin u rijdt en houdt u vooral aan<br />

de maximum snelheden.<br />

– Zorg er altijd voor dat naast uzelf<br />

ook alle overige inzittenden de veiligheidsgordel<br />

dragen en dat kinderen<br />

in passende zitjes worden vervoerd.<br />

Dieren dienen bij voorkeur in een van<br />

het interieur gescheiden gedeelte te<br />

worden vervoerd.<br />

– Lange reizen moeten in optimale<br />

conditie worden gestart.<br />

Rijden onder invloed van<br />

alcohol, verdovende middelen,<br />

of bepaalde<br />

medicijnen is zeer gevaarlijk voor<br />

uzelf en voor anderen.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voorin als<br />

achterin! Rijden zonder<br />

veiligheidsgordels vergroot het<br />

risico op ernstig letsel of dodelijke<br />

afloop bij een ongeval.<br />

Let op bij de montage<br />

van spoilers, lichtmetalen<br />

velgen en niet standaard<br />

wieldoppen: ze kunnen de ventilatie<br />

van de remmen verminderen<br />

en daarmee hun doelmatigheid<br />

tijdens krachtig en veelvuldig<br />

remmen; bijvoorbeeld tijdens<br />

een lange afdaling.<br />

Rijd niet met voorwerpen<br />

op de vloer voor de<br />

bestuurdersstoel: tijdens<br />

het remmen kunnen ze tussen de<br />

pedalen komen waardoor het<br />

onmogelijk is te accelereren of te<br />

remmen.<br />

Let op de dikte van<br />

eventuele vloermatten:<br />

zelfs een gering defect in<br />

het remsysteem kan tot gevolg<br />

hebben, dat het rempedaal dieper<br />

dan normaal moet worden<br />

ingetrapt.<br />

– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />

las pauzes in en gebruik die om een<br />

beetje te bewegen en weer op<br />

krachten te komen.<br />

– Zorg voor een constante luchtverversing<br />

in het interieur.<br />

– Rijd nooit van een helling af met<br />

een afgezette motor: u kunt dan niet<br />

op de motor afremmen en de<br />

rembekrachtiging werkt niet, waardoor<br />

de bediening van de remmen<br />

meer kracht vereist.<br />

Water, ijs en strooizout<br />

op de wegen kunnen zich<br />

afzetten op de remschijven<br />

waardoor de gewenste<br />

remvertraging iets later wordt<br />

bereikt.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

75


IN HET DONKER RIJDEN<br />

Enkele belangrijke tips voor het<br />

rijden in het donker:<br />

– Rijd extra voorzichtig: rijden in het<br />

donker vergt veel meer concentratie.<br />

– Beperk de snelheid, vooral op<br />

onverlichte wegen.<br />

– Stop bij de eerste tekenen van<br />

slaperigheid: doorrijden levert gevaar<br />

op voor uzelf en voor anderen. Ga pas<br />

weer rijden na voldoende rust.<br />

– Bewaar een veilige afstand, groter<br />

dan overdag, van de auto’s die voor u<br />

rijden. Het is moeilijk om de snelheid<br />

van andere auto’s te schatten als alleen<br />

de lichten te zien zijn.<br />

– Controleer of de koplampen goed<br />

staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />

wordt uw zicht beperkt en raakt u<br />

sneller vermoeid. Als ze te hoog staan,<br />

kunnen ze andere weggebruikers<br />

hinderen.<br />

– Gebruik het grootlicht alleen<br />

buiten de stad en als u zeker weet dat<br />

u andere weggebruikers niet hindert.<br />

76 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />

als u een tege<strong>nl</strong>igger ziet en<br />

passeer met dimlicht.<br />

– Houd alle lampen schoon.<br />

– Let buiten de stad op overstekende<br />

dieren.<br />

MET REGEN RIJDEN<br />

Regen en natte wegen leveren gevaar<br />

op.<br />

Op natte wegen zijn alle manoeuvres<br />

moeilijker, omdat de wrijving tussen<br />

de banden en het wegdek aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

minder is. Het gevolg is dat de remweg<br />

aanmerkelijk langer is en dat de grip<br />

op het wegdek minder is.<br />

Enkele tips voor het rijden met regen:<br />

– Beperk de snelheid en bewaar een<br />

grotere afstand van de auto’s die voor<br />

u rijden.<br />

– Als het erg hard regent, wordt ook<br />

het zicht beperkt. Ontsteek in dat<br />

geval ook overdag het dimlicht om<br />

de zichtbaarheid voor anderen te<br />

vergroten.<br />

– Rijd niet met hoge snelheid door<br />

plassen en houd het stuur stevig vast.<br />

Als u met hoge snelheid door een plas<br />

rijdt, kunt u de controle over de<br />

auto verliezen (“aquaplaning”).<br />

– Zet de bedieningsknoppen van de<br />

ventilatie op ontwasemen (zie hoofdstuk<br />

WEGWIJS IN UW AUTO), zodat u een<br />

goed zicht houdt.<br />

– Controleer regelmatig de conditie<br />

van de ruitenwisserbladen.<br />

IN DE MIST RIJDEN<br />

– Vermijd, indien mogelijk, het rijden<br />

in dichte mist.<br />

Tips bij nevel, mist of kans op mistbanken:<br />

– Beperk uw snelheid.<br />

– Ontsteek, ook overdag, het<br />

dimlicht, de mistachterlichten of de<br />

eventuele mistlampen voor. Gebruik<br />

niet het grootlicht.


BELANGRIJK Doof bij stukken<br />

met goed zicht de mistachterlichten<br />

om de weggebruikers achter u niet te<br />

hinderen.<br />

– Denk eraan dat mist de wegen ook<br />

nat maakt, waardoor manoeuvres<br />

moeilijker uit te voeren zijn en de<br />

remweg langer is.<br />

– Houd ruim afstand van de auto’s<br />

voor u.<br />

– Voorkom zoveel mogelijk abrupte<br />

snelheidswisselingen.<br />

– Vermijd zoveel mogelijk het<br />

inhalen van andere voertuigen.<br />

– Als u plotseling moet stoppen (bij<br />

een defect, door sterke vermindering<br />

van het zicht enz.), tracht dan toch<br />

buiten de rijstrook te stoppen. Zet<br />

vervolgens de waarschuwingsknipperlichten<br />

aan en, zo mogelijk, de dimlichten.<br />

Druk in een rustig ritme op de<br />

claxon als u een andere auto denkt te<br />

zien.<br />

IN DE BERGEN RIJDEN<br />

– Rem zoveel mogelijk op de motor<br />

af en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />

Daarmee voorkomt u dat de<br />

remmen oververhit raken.<br />

– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />

motor of met de versnellingspook<br />

in de vrij-stand, en absoluut<br />

nooit met uitgenomen contactsleutel.<br />

– Rijd met een matige snelheid, en<br />

vermijd het “afsnijden” van bochten.<br />

– Denk eraan dat bergopwaarts<br />

inhalen veel langzamer gaat en dat de<br />

weg daarom langer vrij moet zijn. Als<br />

u wordt ingehaald terwijl u bergopwaarts<br />

rijdt, geef de passerende<br />

auto dan de ruimte.<br />

MET SNEEUW<br />

EN IJS RIJDEN<br />

Enkele tips voor het rijden met<br />

sneeuw en ijs:<br />

– Rijd met zeer matige snelheid.<br />

– Monteer sneeuwkettingen als u op<br />

besneeuwde wegen rijdt; zie de paragraaf<br />

SNEEUWKETTINGEN in dit hoofdstuk.<br />

– Rem bij voorkeur op de motor af<br />

en vermijd bruusk remmen.<br />

– Als uw auto niet voorzien is van<br />

ABS, pas dan op dat de wielen niet<br />

blokkeren. U voorkomt dit door de<br />

druk op het rempedaal zorgvuldig te<br />

doseren.<br />

– Vermijd snel optrekken en plotseling<br />

van richting veranderen.<br />

– In de winter kan op schijnbaar<br />

droge wegen toch ijs liggen. Let<br />

daarom vooral goed op de delen van<br />

de weg die door de aanwezigheid van<br />

bomen of rotsen weinig zon krijgen,<br />

waardoor ijs kan blijven liggen.<br />

– Houd ruim afstand van de auto’s<br />

voor u.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

77


– Blijf niet te lang met een draaiende<br />

motor in diepe sneeuw stilstaan: de<br />

sneeuw kan de afvoer van uitlaatgas<br />

verhinderen, waardoor dit in het<br />

interieur kan terecht komen.<br />

MET ABS RIJDEN<br />

Het ABS is een voorziening op het<br />

remsysteem dat twee belangrijke<br />

voordelen biedt:<br />

1) Het voorkomt het blokkeren en<br />

daarmee het slippen van de wielen bij<br />

een noodstop en in omstandigheden<br />

waarbij de grip op het wegdek beperkt<br />

is.<br />

2) Het houdt de auto tijdens het<br />

remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt<br />

u tijdens het remmen obstakels<br />

ontwijken of van richting veranderen,<br />

mits de grip van de banden dit toelaat.<br />

78 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Het beste gebruik van ABS:<br />

– Bij een noodstop of bij verminderde<br />

grip voelt u een lichte trilling in het<br />

rempedaal: dit is het signaal dat het<br />

ABS werkt. Laat het pedaal niet los,<br />

maar blijf het ingetrapt houden zodat<br />

het remsysteem continu werkt.<br />

– Het ABS voorkomt het blokkeren<br />

van de wielen, maar verhoogt de grip<br />

van de banden op het wegdek niet.<br />

Houd daarom ook met auto’s met ABS<br />

een veilige afstand van de auto’s die<br />

voor u rijden en beperk de snelheid<br />

voor u een bocht inrijdt.<br />

– Het ABS dient om de bestuurbaarheid<br />

van de auto te verbeteren, en<br />

niet om harder te rijden.<br />

KOSTENBESPARING<br />

EN BEPERKING<br />

VAN DE UITSTOOT<br />

VAN SCHADELIJKE<br />

UITLAATGASSEN<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor de kosten aan de auto zo<br />

laag mogelijk blijven en de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />

beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />

de lucht-/brandstoffilters, enz.<br />

regelmatig controleren en eventueel<br />

afstellen, zoals in het onderhoudsschema<br />

is aangegeven.


Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste<br />

één keer per maand, de spanning van<br />

de banden. Als de spanning te laag is,<br />

wordt de weerstand groter en neemt<br />

het verbruik toe. Bovendien slijten<br />

hierdoor de banden sneller en<br />

verslechtert de wegligging van de<br />

auto, waardoor de veiligheid in gevaar<br />

wordt gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen<br />

bagageruimte. Het gewicht van de<br />

auto en de wieluitlijning hebben<br />

grote invloed op het brandstofverbruik<br />

en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager<br />

als u ze niet meer gebruikt. Ze<br />

verminderen de aërodynamica van de<br />

auto, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt. Gebruik voor het vervoer<br />

van volumineuze voorwerpen bij<br />

voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties<br />

alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de mistlampen, de<br />

ruitenwissers en de aanjager van het<br />

ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />

veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt (tot aan 25% in<br />

stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar<br />

wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat bij voorkeur de<br />

functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde<br />

aërodynamische accessoires kan de<br />

aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal<br />

toenemen.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat,<br />

niet warmdraaien met stationair<br />

toerental en ook niet met een hoog<br />

toerental: onder deze omstandigheden<br />

warmt de motor veel langzamer op,<br />

terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />

beter om rustig weg te rijden en geen<br />

hoge toerentallen te gebruiken. Op<br />

deze manier warmt de motor sneller op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u<br />

de motor afzet. Deze handeling heeft<br />

evenals het overschakelen met tussengas<br />

geen enkele nut. Het kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het<br />

toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen<br />

van een lage versnelling voor<br />

een snelle acceleratie verhoogt het<br />

brandstofverbruik. Op dezelfde wijze<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

79


neemt bij het oneige<strong>nl</strong>ijke gebruik van<br />

een hoge versnelling, het verbruik en de<br />

schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien<br />

slijt de motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

toe bij een hogere snelheid: Als<br />

de snelheid wordt verhoogd van 90<br />

naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />

met ongeveer 30% toe. Rijd<br />

daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige<br />

snelheid, vermijd overbodig<br />

remmen en optrekken. Dit kost brandstof<br />

en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />

daarom aan om rustig te rijden en een<br />

veilige afstand te bewaren van de auto’s<br />

die voor u rijden, waardoor u tijdig kunt<br />

reageren op gevaarlijke situaties.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de<br />

motor met hoge toerentallen draait,<br />

kost veel brandstof en verhoogt de<br />

uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Het is beter geleidelijk op te trekken<br />

en het toerental, waarbij de motor het<br />

maximum koppel levert, niet te ver te<br />

overschrijden.<br />

80 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

GEBRUIKSOMSTANDIG-<br />

HEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud<br />

starten, bereikt de motor niet de<br />

optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />

neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />

toe (van 15 tot aan 30% in<br />

stadsverkeer) maar ook de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie<br />

van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />

filerijden, waarbij overwegend lage<br />

versnellingen worden gebruikt, of in de<br />

stad waar zich veel verkeerslichten<br />

bevinden, zal het brandstofverbruik<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />

slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (stoplichten,<br />

spoorwegovergangen), is het<br />

raadzaam de motor uit te zetten.<br />

ECONOMISCH EN<br />

MILIEUBEWUST<br />

RIJDEN<br />

Het milieu is een van de uitgangspunten<br />

geweest bij de ontwikkeling<br />

van de Seicento. Het is niet voor niets<br />

dat de resultaten van zijn emissiereductiesystemen<br />

boven de geldende<br />

normen liggen.<br />

Het milieu heeft recht op maximale<br />

aandacht van iedereen.<br />

De automobilist kan door enkele<br />

simpele aanwijzingen op te volgen,<br />

voorkomen dat hij/zij onnodig schade<br />

aan het milieu toebrengt. Vaak wordt<br />

door die aanwijzingen ook het brandstofverbruik<br />

beperkt.<br />

Over dit onderwerp vindt u hierna<br />

diverse nuttige tips, die een geheel<br />

vormen met de tips met het symbool<br />

#, die u in diverse hoofdstukken van<br />

dit boekje kunt vinden.<br />

We vragen uw aandacht voor al<br />

deze tips.


VOORZORGSMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />

De correcte werking van deze<br />

systemen is niet alleen belangrijk voor<br />

het milieu, maar ook voor het rendement<br />

van de auto. Het in goede<br />

conditie houden van de systemen is<br />

de belangrijkste voorwaarde voor<br />

milieubewust en economisch rijden.<br />

De eerste eis is, dat u zich te allen<br />

tijde houdt aan het geprogrammeerd<br />

onderhoud.<br />

Gebruik voor de benzinemotoren<br />

uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Als het starten problemen oplevert,<br />

blijf dan niet proberen. Vermijd aanduwen,<br />

aanslepen of rollend starten: al<br />

deze handelingen beschadigen de<br />

katalysator. Maak bij een noodstart<br />

uitsluitend gebruik van een hulpaccu.<br />

Als de motor tijdens het rijden<br />

“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig<br />

zodat de motor zo min mogelijk wordt<br />

belast en raadpleeg snel de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van de<br />

brandstofreserve brandt, tank dan zo<br />

snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />

kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

veroorzaken, waardoor de temperatuur<br />

van de uitlaatgassen stijgt;<br />

hierdoor kan de katalysator ernstig<br />

beschadigen.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.<br />

Laat de motor voor vertrek niet<br />

warmdraaien met stationair toerental,<br />

behalve als de buitentemperaturen<br />

zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste<br />

geval moet u de motor niet langer dan<br />

30 seconden laten warmdraaien.<br />

Monteer geen andere hitteschilden<br />

en verwijder de op de katalysator en<br />

uitlaat gemonteerde schilden niet.<br />

Spuit geen reinigings- of<br />

beschermingsmiddelen<br />

op de katalysator, de<br />

lambdasonde of op het uitlaatsysteem.<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />

bereikt<br />

de katalysator hoge<br />

temperaturen. Parkeer daarom<br />

niet boven brandbare materialen<br />

(gras, droge bladeren, dennennaalden,<br />

enz.): brandgevaar.<br />

Het negeren van deze<br />

aanwijzingen kan brandgevaar<br />

opleveren.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

81


TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

BELANGRIJK Controleer of de<br />

auto geschikt is voor het trekken van<br />

een aanhanger of caravan. De auto<br />

moet worden uitgerust met een<br />

trekhaak van een goedgekeurd type en<br />

een adequate elektrische installatie.<br />

De montage van de trekhaak moet<br />

door gespecialiseerd personeel<br />

worden uitgevoerd. Ook moet documentatie<br />

worden overhandigd m.b.t.<br />

het rijden met een aanhanger.<br />

Monteer zonodig speciale achteruitkijkspiegels,<br />

waarmee u voldoet aan<br />

de geldende wetgeving.<br />

Let er op dat het maximale klimvermogen<br />

van de auto bij het trekken van<br />

een aanhangwagen wordt beperkt.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen dat u<br />

constant moet remmen.<br />

Het gewicht van de aanhanger dat op<br />

de trekhaak rust, moet worden<br />

afgetrokken van het laadvermogen van<br />

de auto.<br />

82 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Om er zeker van te zijn dat u het<br />

maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />

niet overschrijdt, moet u er<br />

rekening mee houden dat het maximum<br />

betrekking heeft op het totale gewicht<br />

van de aanhangwagen of caravan,<br />

inclusief accessoires en bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger gelden.<br />

Het ABS waarmee de<br />

auto kan zijn uitgerust,<br />

werkt niet op het remsysteem<br />

van de aanhanger. Wees<br />

daarom extra voorzichtig op<br />

gladde wegen.<br />

Voer in geen geval<br />

modificaties aan het remsysteem<br />

van de auto uit.<br />

Het remsysteem van de aanhanger<br />

moet geheel onafhankelijk<br />

van het hydraulisch remsysteem<br />

van de auto worden bediend.<br />

TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel aan de carrosserie<br />

worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />

die hierna zijn opgenomen,<br />

moeten worden aangehouden. Deze<br />

richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />

door extra informatie van de<br />

fabrikant van de trekhaak. De te<br />

installeren trekhaak moet voldoen aan<br />

de huidige EU-normen 94/20 en<br />

daarop volgende wijzigingen. Voor<br />

iedere uitvoering moet een trekhaak<br />

worden gebruikt die geschikt is voor<br />

het maximale aanhangergewicht van<br />

de auto waarop de trekhaak wordt<br />

bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een gestandaardiseerde stekker<br />

worden gebruikt die kan worden<br />

bevestigd op de daarvoor bestemde<br />

steun op de trekhaak.


fig. 3<br />

3<br />

87<br />

2<br />

3<br />

43,5 43,5<br />

900<br />

Hart trekkogel<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding<br />

(CUNA/UNI- en ISO/DINnormen)<br />

worden gebruikt, waarbij<br />

eventuele aanwijzingen van de<br />

fabrikant van de auto en/of van<br />

fabrikant van de trekhaak moeten<br />

worden opgevolgd.<br />

2<br />

87<br />

3 3<br />

Bestaand referentiegat<br />

∅ 25<br />

43,5 43,5<br />

110<br />

Beladen 385 ± 35<br />

Hart achterwielen<br />

≥65<br />

15<br />

310<br />

Een eventuele elektrisch geregelde<br />

rem (of bijv. een elektrische lier) moet<br />

rechtstreeks op de accu worden<br />

aangesloten met een kabel met een<br />

diameter van 2,5 mm 2 . Naast de op het<br />

schema aangegeven aansluitingen, is<br />

slechts een aansluiting voor een even-<br />

1<br />

1<br />

8<br />

10<br />

157<br />

152<br />

587<br />

P4Q00220<br />

tuele elektrisch geregelde rem toegestaan<br />

en één voor een 15W-gloeilamp<br />

voor de binnenverlichting van de<br />

caravan.<br />

De elektrische aansluitingen moeten<br />

afgetakt worden zoals is aangegeven in<br />

fig. 4.<br />

MONTAGESCHEMA<br />

fig. 3<br />

De trekhaak moet op de punten<br />

aangegeven met Ø bevestigd worden<br />

met in totaal 8 M8-bouten en 4 M10bouten.<br />

Alle bevestigingspunten (1) moeten<br />

voorzien zijn van vulstukken ∅ 20 x<br />

4,5.<br />

De platen aan de binnenzijde (2)<br />

moeten een dikte hebben van<br />

minimaal 4 mm.<br />

De platen aan de binnenzijde (3)<br />

moeten een dikte hebben van<br />

minimaal 5 mm.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

83


De trekhaak moet op de carrosserie<br />

gemonteerd worden zonder gaten in<br />

of vervormingen van de achterbumper<br />

die zichtbaar zijn bij gedemonteerde<br />

trekhaak.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om<br />

op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />

een (goed zichtbaar) plaatje van<br />

voldoende afmetingen en kwaliteit aan<br />

te brengen met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING<br />

70 kg.<br />

Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de<br />

boutgaten worden afgedicht<br />

om te voorkomen dat<br />

uitlaatgassen in het interieur<br />

kunnen dringen.<br />

84 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

D<br />

fig. 4<br />

E<br />

C<br />

M<br />

N<br />

V<br />

G<br />

R<br />

A<br />

6<br />

5<br />

12 7 3<br />

4<br />

A=Lichtblauw - G=Geel - M=Bruin N=Zwart - R=Rood - V=Groen<br />

AANSLUITSCHEMA VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING fig. 4<br />

A - 7-polige stekkerdoos<br />

B - Massa-aansluiting achter<br />

C - Voedingsaansluiting voor buitenverlichting<br />

D - Voedingsaansluiting voor mistachterlichten, remlichten en richtingaanwijzers<br />

E - Voedingsaansluiting voor de elektromagnetische rem op de aanhanger.<br />

A<br />

B<br />

N<br />

P4Q00178


WINTERBANDEN<br />

Deze banden zijn speciaal ontworpen<br />

voor het rijden op sneeuw en ijs en<br />

kunnen worden gemonteerd in plaats<br />

van de standaard geleverde banden.<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde<br />

maat hebben als de standaard gemonteerde<br />

banden.<br />

De <strong>Fiat</strong>-dealer kan u adviseren<br />

welke band het meest geschikt is voor<br />

het doel waarvoor u hem wilt<br />

gebruiken.<br />

Houdt u voor bandenmaat, de<br />

bandenspanning en de winterbanden<br />

exact aan de aanwijzingen die staan<br />

aangegeven in de paragraaf WIELEN in<br />

het hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS.<br />

De specifieke eigenschappen van<br />

winterbanden verminderen aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

als de profieldiepte minder is dan 4<br />

mm. In dat geval is het veiliger ze te<br />

vervangen.<br />

Door de specifieke eigenschappen<br />

van winterbanden zijn de prestaties<br />

onder niet-winterse omstandigheden<br />

of wanneer er lange afstanden op de<br />

snelweg worden gereden, minder dan<br />

die van de standaard gemonteerde<br />

banden.<br />

Beperk het gebruik van winterbanden<br />

tot die omstandigheden waarvoor<br />

ze zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden<br />

gebruikt waarvan de maximum<br />

toegestane snelheid lager is dan<br />

de topsnelheid van de auto (met een<br />

marge van 5%), dan dient u in het<br />

interieur van de auto een voor de<br />

bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />

te plaatsen met<br />

de maximum toegestane snelheid<br />

wanneer met die winterbanden wordt<br />

gereden (overeenkomstig de EUnormen).<br />

Monteer op alle vier de wielen<br />

dezelfde banden (zelfde merk en<br />

profieldiepte) voor meer veiligheid<br />

tijdens het rijden en remmen en voor<br />

een betere bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden<br />

niet om.<br />

Bij winterbanden met de<br />

indicatie “Q” mag, in<br />

overeenstemming met de<br />

geldende wetgeving, niet harder<br />

worden gereden dan 160 km/h.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

85


SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van<br />

het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen<br />

op de voorwielen gemonteerd worden<br />

(aangedreven wielen).<br />

Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />

met een geringe dikte (de ketting mag<br />

maximaal 12 mm boven het profiel van<br />

de band uitsteken).<br />

Wij raden u het gebruik aan van<br />

sneeuwkettingen uit het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />

Controleer na enkele meters rijden<br />

of de kettingen nog goed gespannen<br />

zijn.<br />

BELANGRIJK Omdat het reservewiel<br />

beperkte afmetingen heeft, is het<br />

niet geschikt voor de montage van een<br />

sneeuwketting. Als u een lekke voorband<br />

hebt, kunt u het reservewiel op<br />

de achteras plaatsen en het achterwiel<br />

op de vooras. Zo hebt u op de vooras<br />

twee normale wielen waarop u<br />

sneeuwkettingen kunt monteren<br />

86 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Houd bij gemonteerde<br />

sneeuwkettingen een gematigde<br />

snelheid aan.<br />

Vermijd kuilen, stoepranden en<br />

andere obstakels en rijd, om de<br />

banden, de wielophanging en de<br />

stuurinrichting niet te beschadigen,<br />

geen lange stukken op<br />

sneeuwvrije wegen.<br />

Om banden met bandenmaat<br />

175/50 R14”<br />

74H, die geleverd worden<br />

bij de Sporting Kit, kunnen geen<br />

sneeuwkettingen worden<br />

gemonteerd. Indien het noodzakelijk<br />

is om sneeuwkettingen<br />

te gebruiken, moeten banden<br />

met bandenmaat 155/65 R13”<br />

73H gemonteerd worden op<br />

velgen van 13” waarbij speciale<br />

wielbouten moeten worden<br />

gebruikt. Raadpleeg, voor het<br />

demonteren van de kit en het<br />

monteren van de normale wielen<br />

de aanwijzingen in het hoofdstuk<br />

NOODGEVALLEN in de paragraaf<br />

EEN LEKKE BAND.


AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als<br />

de auto enkele maanden niet wordt<br />

gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte,<br />

droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />

ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

– Maak de accukabels los van de<br />

accu (koppel altijd eerste de minkabel<br />

los) en controleer de acculading.<br />

Gedurende het stallen, moet deze<br />

controle iedere zes weken worden<br />

herhaald. Laad de accu op als de<br />

spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel het<br />

alarm dan uit met de afstandsbediening<br />

en stel het systeem buiten werking<br />

door de sleutelschakelaar in de stand<br />

“OFF” te draaien (zie DIEFSTALALARM<br />

in het hoofdstuk WEGWIJS IN UW AUTO).<br />

– Maak de gespoten plaatdelen<br />

schoon en behandel ze met een beschermende<br />

was.<br />

– Reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor geschikte<br />

middelen.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />

en achterruitwisser in met<br />

talkpoeder en laat ze los van de ruit<br />

staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes. Gebruik<br />

geen dichte plastic hoes, omdat<br />

het in en op de auto aanwezige vocht<br />

dan niet kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning +0,5 bar<br />

boven de normaal voorgeschreven<br />

spanning en controleer deze regelmatig.<br />

– Tap het koelsysteem van de motor<br />

niet af.<br />

NUTTIGE<br />

ACCESSOIRES<br />

Onafhankelijk van de wettelijk<br />

verplichtingen, raden wij u aan het<br />

volgende aan boord te hebben fig. 5:<br />

– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />

desinfecterende deppers,<br />

steriele gaascompressen, verbandgaas,<br />

pleisters enz.,<br />

– een brandblusser,<br />

– een schaar met afgeronde punten,<br />

– werkhandschoenen.<br />

De afgebeelde en beschreven<br />

voorwerpen zijn opgenomen in het<br />

<strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />

fig. 5<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

P4Q01021<br />

87


NOODSTART<br />

Als de <strong>Fiat</strong> CODE er niet in slaagt om<br />

de startblokkering op te heffen, blijven<br />

het controlelampje ¢ en het waarschuwingslampje<br />

U branden en start<br />

de motor niet. Voor het starten van<br />

de motor is het nodig een noodstart<br />

uit te voeren.<br />

Wij raden u aan eerst de<br />

instructies goed te lezen voordat<br />

u de motor op deze wijze start.<br />

Als er een vergissing wordt gemaakt,<br />

moet de contactsleutel in stand<br />

STOP gedraaid worden en de gehele<br />

procedure vanaf het begin (punt 1)<br />

worden herhaald.<br />

1) Lees de 5-cijferige elektronische<br />

code die op de CODE-card staat<br />

vermeld.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

88 NOODGEVALLEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />

houd het ingetrapt. Het waarschuwingslampje<br />

U van het inspuitsysteem<br />

gaat ongeveer 8 seconden<br />

branden. Zodra het lampje is gedoofd,<br />

moet u het gaspedaal loslaten. Het<br />

waarschuwingslampje U begint te<br />

knipperen.<br />

4) Als het lampje evenveel keer heeft<br />

geknipperd als het eerste cijfer van de<br />

code op uw CODE-card, moet u het<br />

gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />

houden totdat het lampje U 4<br />

seconden heeft gebrand. Zodra het<br />

lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal<br />

loslaten.<br />

5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />

als het lampje evenveel keer heeft<br />

geknipperd als het tweede cijfer van<br />

de code op uw CODE-card, moet u<br />

het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />

houden.<br />

6) Herhaal deze procedure voor de<br />

overige cijfers van de code op uw<br />

CODE-card.<br />

7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />

ingetrapt. Het lampje U gaat<br />

4 seconden branden. Zodra het lampje<br />

is gedoofd, moet u het gaspedaal<br />

loslaten.<br />

8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />

snel gaat knipperen, is de procedure<br />

op de juiste wijze uitgevoerd.<br />

9) Start de motor door de contactsleutel<br />

van stand MAR in stand AVV<br />

te draaien.<br />

Als het lampje U blijft branden,<br />

draai dan de contactsleutel in stand<br />

STOP en herhaal de procedure vanaf<br />

punt 1.<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende<br />

startpoging van de motor moet deze<br />

noodstartprocedure worden herhaald.<br />

Wij raden u daarom aan om na het uitvoeren<br />

van een noodstart contact op<br />

te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.


STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor<br />

worden gestart met een hulpaccu, die<br />

ten minste dezelfde capaciteit moet<br />

hebben als de lege accu (zie hoofdstuk<br />

TECHNISCHE GEGEVENS).<br />

Ga als volgt te werk:<br />

1) Verbind de pluspolen A en B-fig.<br />

1 van beide accu’s met een startkabel.<br />

2) Sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpool C van de hulpaccu en op<br />

de massakabel D van de auto.<br />

fig. 1<br />

P4Q00087<br />

BELANGRIJK Verbind de minpolen<br />

van de twee accu’s niet direct:<br />

eventuele vonken kunnen het<br />

explosieve gas ontsteken dat uit de<br />

accu kan ontsnappen.<br />

Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan<br />

boord van een andere auto, mogen<br />

tussen deze auto en de auto met de<br />

lege accu niet per ongeluk metalen<br />

delen met elkaar in verbinding staan.<br />

3) Start de motor.<br />

4) Neem als de motor draait, de<br />

kabels in de omgekeerde volgorde los.<br />

D, C, B en ten slotte A.<br />

Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />

neem contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Laat deze procedure<br />

door gespecialiseerd<br />

personeel uitvoeren.<br />

Onjuiste handelingen kunnen<br />

leiden tot vonken en ernstige<br />

beschadiging van de accu. De<br />

vloeistof in de accu is giftig en<br />

corrosief. Vermijd het contact<br />

met de huid of de ogen.<br />

Kom ook niet dicht bij een<br />

accu met open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroorzaak<br />

geen vonken.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een<br />

acculader. Hierdoor kunnen<br />

de elektronische systemen<br />

worden beschadigd, in het<br />

bijzonder de regeleenheden die<br />

de ontsteking en de inspuiting<br />

regelen.<br />

NOODGEVALLEN<br />

89


ROLLEND STARTEN EEN LEKKE BAND<br />

Algemene aanwijzingen<br />

Probeer auto’s met<br />

katalysator nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van een<br />

helling te laten rijden. Op die wijze<br />

kan er onverbrande benzine in de<br />

katalysator terechtkomen, waardoor<br />

deze onherstelbaar zal<br />

beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rembekrachtiging<br />

niet werkt zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor<br />

de bediening van het rempedaal.<br />

90 NOODGEVALLEN<br />

Voor het verwisselen van het wiel en<br />

voor het juiste gebruik van de krik en<br />

het reservewiel moeten de onderstaande<br />

voorzorgsmaatregelen in acht<br />

worden genomen.<br />

Attendeer het overige<br />

wegverkeer op de stilstaande<br />

auto m.b.v.: de<br />

waarschuwingsknipperlichten, de<br />

gevarendriehoek enz.<br />

Tijdens het verwisselen van een<br />

wiel moeten alle inzittenden de<br />

auto hebben verlaten, en op een<br />

veilige afstand van het verkeer<br />

wachten, totdat het wiel verwisseld<br />

is.<br />

Blokkeer de wielen met stenen<br />

of andere voorwerpen als de<br />

auto schuin op een helling of op<br />

een slecht wegdek staat.<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een wiel van de auto<br />

waarbij hij geleverd is. Gebruik<br />

de krik niet voor het opkrikken<br />

van andere auto’s en monteer<br />

geen reservewielen van andere<br />

auto’s.<br />

Als u het gemonteerde velgtype<br />

wilt vervangen (stalen in plaats<br />

van lichtmetalen of omgekeerd)<br />

moeten tevens alle wielbouten<br />

worden vervangen door bouten<br />

met een lengte die aangepast is<br />

aan het velgtype.<br />

Het reservewiel mag alleen in<br />

noodgevallen worden gebruikt.<br />

Het gebruik van het noodreservewiel<br />

moet tot een minimum beperkt<br />

blijven en er mag niet harder<br />

worden gereden dan 80 km/h.<br />

Bij een gemonteerd reservewiel<br />

veranderen de rij-eigenschappen<br />

van de auto. Vermijd met vol gas<br />

optrekken, bruusk remmen en<br />

hoge snelheden in de bochten.<br />

Het noodreservewiel heeft een<br />

levensduur van maximaal 3000<br />

km. Na deze afstand moet de<br />

band van het noodreservewiel<br />

vervangen worden door een<br />

nieuwe band van hetzelfde type.


Op het reservewiel mag<br />

geen sneeuwketting worden<br />

gemonteerd. Als u<br />

een lekke voorband hebt, kunt u<br />

het reservewiel op de achteras<br />

plaatsen en het achterwiel op de<br />

vooras. Zo hebt u op de vooras<br />

twee normale wielen waarop uw<br />

sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Monteer nooit een<br />

normale band op de velg<br />

van het reservewiel. Laat<br />

het verwisselde wiel zo snel<br />

mogelijk repareren en monteren.<br />

Gebruik nooit twee of meer<br />

reservewielen.<br />

Smeer de schroefdraad van de<br />

wielbouten niet met vet in voordat<br />

u ze monteert: de bouten<br />

kunnen loslopen.<br />

De wielen van de Sportkit<br />

zijn met speciale<br />

tapeinden en moeren en<br />

met tussenplaatsing van een<br />

vulstuk aan de wielnaaf bevestigd.<br />

Ook het aangepaste noodreservewiel<br />

is met moeren bevestigd.<br />

Zie voor de montage de aanwijzingen<br />

aan het eind van deze<br />

paragraaf.<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een wiel van de auto<br />

waarbij hij geleverd is of voor<br />

auto’s van hetzelfde model.<br />

Gebruik de krik niet voor het<br />

opkrikken van andere auto’s.<br />

En beslist nooit voor het<br />

uitvoeren van werkzaamheden<br />

onder de auto.<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte auto<br />

van de krik vallen.<br />

Op een sticker op de krik is het<br />

maximum hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor<br />

een zwaardere last worden<br />

gebruikt.<br />

Door een verkeerde montage<br />

kan het wieldeksel tijdens het<br />

rijden loslaten.<br />

Voer geen werkzaamheden uit<br />

aan het ventiel.<br />

Plaats geen enkel soort gereedschap<br />

tussen velg en band.<br />

Controleer regelmatig de spanning<br />

van de banden, ook van het<br />

reservewiel en houdt u daarbij<br />

aan de waarden die in het hoofdstuk<br />

TECHNISCHE GEGEVENS zijn<br />

aangegeven.<br />

NOODGEVALLEN<br />

91


2. PAK HET GEREEDSCHAP,<br />

DE KRIK EN HET<br />

RESERVEWIEL<br />

U vindt ze in de bagageruimte.<br />

– Til de bekleding op fig. 2 staan.<br />

– Neem de gereedschaphouder uit<br />

en zet de houder dicht bij het te<br />

verwisselen wiel.<br />

– Neem het gereedschap en de krik<br />

uit de houder. Verwijder het reservewiel<br />

uit de reservewielbak door de<br />

blokkeerschroef (handgreep) A-fig. 3.<br />

fig. 2<br />

92 NOODGEVALLEN<br />

P4Q00091<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type;<br />

– buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag kunnen worden.<br />

fig. 3<br />

fig. 4<br />

P4Q00092<br />

P4Q00095<br />

3. VERWISSEL HET WIEL<br />

1) Draai de wielbouten van het te<br />

verwisselen wiel ongeveer één slag los<br />

fig. 4.<br />

2) Draai de slinger van de krik zo, dat<br />

hij iets omhoog komt.<br />

3) Plaats de krik dicht bij het te<br />

verwisselen wiel.<br />

4) Controleer of groef A-fig. 5 van<br />

de krik goed om rand B van de chassisbalk<br />

valt.<br />

5) Waarschuw eventuele omstanders<br />

dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />

ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />

van de auto bevinden en de auto<br />

vooral niet aanraken totdat deze weer<br />

geheel op de grond staat.<br />

fig. 5<br />

P4Q00094


6) Draai de slinger en krik de auto<br />

de auto op, totdat het wiel enkele<br />

centimeters los van de grond is. Als u<br />

de slinger van de krik draait, moet u<br />

zorgen voor voldoende werkruimte,<br />

zodat u geen schaafwonden aan uw<br />

hand oploopt door contact met de<br />

grond. Ook de bewegende delen van<br />

de krik (schroefdraad en scharnieren)<br />

kunnen letsel veroorzaken: vermijd<br />

contact met deze onderdelen. Reinig<br />

uw handen zorgvuldig als deze met vet<br />

in contact zijn geweest.<br />

7) Draai de drie wielbouten die het<br />

wieldeksel vasthouden los en<br />

verwijder het wieldeksel. Draai<br />

vervolgens de vierde wielbout A-fig. 6<br />

los en verwijder het wiel.<br />

fig. 6<br />

P4Q00096<br />

8) Zorg ervoor dat de boutgaten en<br />

alle contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden<br />

bevatten, omdat hierdoor na verloop<br />

van tijd de wielbouten kunnen loslopen.<br />

9) Monteer het reservewiel, waarbij<br />

de centreerpen A-fig. 7 in één van<br />

de pasgaten B in de velg moet vallen.<br />

10) Draai de 4 wielbouten handvast.<br />

11) Draai de slinger van de krik<br />

zodat de auto zakt, en verwijder de<br />

krik.<br />

12) Draai de wielbouten kruiselings<br />

vast, in de volgorde die is aangegeven<br />

in fig. 8.<br />

fig. 7<br />

P4Q00203<br />

HET NORMALE WIEL<br />

MONTEREN<br />

1) Volg de hiervoor beschreven<br />

procedure, krik de auto op en<br />

demonteer het reservewiel.<br />

2) Monteer het normale wiel, waarbij<br />

u eerst de bout A -fig. 6 in het gat<br />

draait dat tegenover het ventiel zit.<br />

3) Monteer het wieldeksel, waarbij<br />

het symbool Y A- fig. 9 zich ter<br />

hoogte van het ventiel en gat B zich<br />

over de reeds gemonteerde wielbout<br />

moet bevinden.<br />

4) Plaats de andere 3 bouten en draai<br />

de bouten vast met de daarvoor<br />

bestemde sleutel.<br />

fig. 8<br />

NOODGEVALLEN<br />

P4Q00204<br />

93


5) Laat de auto zakken en verwijder<br />

de krik.<br />

6) Draai de bouten verder vast<br />

volgens de eerder aangegeven volgorde<br />

in fig. 8.<br />

Ter afsluiting:<br />

– Plaats het verwisselde wiel op de<br />

daarvoor bestemde plek in de bagageruimte<br />

en draai het wiel vast met de<br />

blokkeerschroef A-fig. 3;<br />

– Plaats de krik terug in de daarvoor<br />

bestemde zak en zet de zak vervolgens<br />

in het verwisselde wiel.<br />

fig. 9<br />

94 NOODGEVALLEN<br />

P4Q00099<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

Controleer regelmatig de spanning<br />

van de banden, ook van het reservewiel.<br />

BELANGRIJK Als u het gemonteerde<br />

velgtype wilt vervangen (stalen<br />

in plaats van lichtmetalen of<br />

omgekeerd) moeten tevens alle<br />

wielbouten worden vervangen door<br />

bouten met een lengte die aangepast<br />

is aan het velgtype. Tevens moet het<br />

reservewiel worden vervangen omdat<br />

er twee typen reservewielvelgen zijn.<br />

Het is raadzaam de vervangen<br />

wielbouten te bewaren voor als u in<br />

de toekomst het originele velgtype<br />

weer wilt monteren.<br />

fig. 10<br />

P4Q01022<br />

SPORT KIT<br />

DEMONTEREN<br />

Bij uitvoeringen met de Sport-kit<br />

moeten om banden met bandenmaat<br />

155/65 R13” 73H te kunnen monteren,<br />

enkele onderdelen van de voorwielen<br />

gedemonteerd worden, zoals hierna<br />

beschreven is:<br />

1 - draai de bevestigingsmoeren Afig.<br />

10 van het wiel los en verwijder ze;<br />

2 - verwijder de bouten B-fig. 11<br />

waarmee het vulstuk C aan de remschijf<br />

is bevestigd;<br />

3 - verwijder de vier tapeinden D van<br />

de remschijf;<br />

4 - monteer op de plaats van de<br />

bouten B de centreerpennen en draai<br />

ze vast;<br />

fig. 11<br />

P4Q00193


5 - monteer het nieuwe wiel en<br />

bevestig het met de bijbehorende<br />

bouten E-fig. 12.<br />

Bij de achterwielen moeten, na het<br />

verwijderen van het wiel, de tapeinden<br />

worden verwijderd en het nieuwe wiel<br />

gemonteerd worden. Bevestig het wiel<br />

vervolgens met de bijbehorende<br />

bouten.<br />

Het is raadzaam deze handeling door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />

Als u de wielen 175/50 R14” 74H<br />

weer wilt monteren, moet u bovenstaande<br />

handelingen in omgekeerde<br />

volgorde uitvoeren<br />

fig. 12<br />

P4Q00196<br />

EEN GLOEILAMP<br />

VERVANGEN<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische installatie<br />

die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brandgevaar<br />

veroorzaken.<br />

Wij raden u aan de<br />

lampen, indien mogelijk,<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />

vervangen. De juiste werking en<br />

afstelling van de buitenverlichting<br />

zijn van essentieel belang voor de<br />

rijveiligheid en bovendien wettelijk<br />

verplicht.<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u<br />

uitsluitend aanraken op<br />

het metalen gedeelte.<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u uitsluitend<br />

aanraken op het metalen<br />

gedeelte. Als u de bol met uw<br />

vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />

van de lamp teruglopen<br />

en kan ook de levensduur<br />

beperkt worden. Als u de bol per<br />

ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />

moet u hem schoonwrijven met<br />

een doekje met alcohol en daarna<br />

laten drogen.<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen bevatten<br />

gas onder druk. Bij<br />

breuk kunnen er glassplinters<br />

wegschieten.<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

Als een lampje niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />

is, voordat u de lamp vervangt.<br />

Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf EEN DOORGEBRANDE ZEKE-<br />

RING in dit hoofdstuk.<br />

NOODGEVALLEN<br />

95


Controleer voordat u een defect<br />

lampje vervangt of de contacten niet<br />

zijn geoxideerd.<br />

Vervang een defecte lamp door een<br />

exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />

Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om<br />

veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />

nog goed is.<br />

fig. 13<br />

96 NOODGEVALLEN<br />

TYPE LAMPEN fig. 13<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd:<br />

A. Glasfittinglampen Deze hebben<br />

een klemfitting. Verwijder de lampen<br />

door ze uit de houder te trekken.<br />

B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />

Verwijder de gloeilampen uit de<br />

lamphouder door ze iets in te drukken<br />

en linksom te draaien.<br />

P4Q00160<br />

C. Buislampen Verwijder de gloeilampen<br />

uit de contactpunten.<br />

D. Halogee<strong>nl</strong>ampen met dubbele<br />

gloeidraad Verwijder de gloeilamp<br />

door de borgveer los te haken<br />

uit de zitting.<br />

E. Halogee<strong>nl</strong>amp Verwijder de<br />

gloeilamp door de borgveer los te<br />

haken uit de zitting.<br />

GLOEILAMPEN (fig. 13) TYPE W<br />

GROOTLICHT<br />

D H4 60/55<br />

DIMLICHT<br />

D H4 60/55<br />

PARKEERLICHTEN VOOR<br />

A W5W 5<br />

RICHTINGAANWIJZERS VOOR B P21W 21<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

OP VOORSPATBORD<br />

A W5W 5<br />

RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B P21W 21<br />

REMLICHTEN/ACHTERLICHTEN B P21/5W 21/5<br />

ACHTERUITRIJLICHT<br />

B P21W 21<br />

MISTACHTERLICHT<br />

B P21W 21<br />

PLAFONDLAMPJE<br />

C CW5 5<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING B R5W 5<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

E<br />

H3 55<br />

DERDE REMLICHT<br />

A W5W 5


DEFECTE BUITEN-<br />

VERLICHTING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brandgevaar<br />

veroorzaken.<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />

vermogen EEN GLOEILAMP<br />

VERVANGEN.<br />

fig. 14<br />

P4Q01023<br />

GROOTLICHT<br />

EN DIMLICHT<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />

1) Trek eerst de stekker A-fig. 14<br />

los en verwijder vervolgens de rubberen<br />

manchet B.<br />

2) Haak de borgveer C-fig. 15 los<br />

en trek de lamp D uit de fitting.<br />

fig. 15<br />

P4Q01024<br />

3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />

erop moet letten dat de lippen<br />

E-fig. 16 op het metalen deel in de<br />

uitsparingen van de reflector vallen.<br />

4) Haak de borgveer weer vast,<br />

monteer de rubberen manchet en<br />

vervolgens de stekker.<br />

fig. 16<br />

NOODGEVALLEN<br />

97<br />

P4Q01025


PARKEERLICHTEN VOOR<br />

Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />

1) Draai de lamphouder A-fig. 17<br />

iets en trek hem uit de zitting.<br />

2) Verwijder de lamp B-fig. 18.<br />

fig. 17<br />

fig. 18<br />

98 NOODGEVALLEN<br />

P4Q01026<br />

P4Q01027<br />

3) Vervang de lamp en monteer de<br />

lamphouder A.<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

VOOR<br />

Gloeilamp (12V-21W) vervangen:<br />

1) Haak de borgveer A-fig. 19 los<br />

door hem in de in de richting van de<br />

pijl te duwen.<br />

2) Verwijder de lichtunit B-fig. 20<br />

aan de voorzijde van de auto.<br />

3) De lamphouder C is bevestigd aan<br />

de unit. Draai hem iets om hem los te<br />

maken.<br />

4) Verwijder de lamp D door hem<br />

iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

fig. 19<br />

P4Q01028<br />

5) Vervang de lamp en monteer de<br />

lamphouder in de lichtunit.<br />

6) Plaats de unit terug, waarbij de<br />

twee lippen E-fig. 21 in de geleiders<br />

F aan de zijkant van de koplamp<br />

moeten vallen.<br />

7) Haak de borgveer A-fig. 19 weer<br />

vast.<br />

fig. 20<br />

fig. 21<br />

P4Q00108<br />

P4Q00109


RICHTINGAANWIJZERS OP<br />

VOORSPATBORD<br />

Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />

1) Draai het lampenglas A-fig. 22 in<br />

de rijrichting van de auto in stand 2;<br />

fig. 22<br />

fig. 23<br />

P4Q00110<br />

P4Q00110<br />

2) Verwijder het lampenglas.<br />

3) Verwijder de lamp B-fig. 23 en<br />

vervang hem.<br />

4) Monteer het lampenglas en draai<br />

het in stand 1 om het weer vast te<br />

zetten.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp (type H3, 12V-55W)<br />

vervangen:<br />

1) Draai de twee schroeven A-fig.<br />

24 waarmee de unit aan de bumper<br />

is bevestigd, los.<br />

2) Draai de twee schroeven B-fig.<br />

25 los en verwijder de rubberen<br />

beschermkap.<br />

fig. 24<br />

P4Q00110<br />

3) Haak de borgveer C-fig. 26 los<br />

en trek de lamp D uit de zitting.<br />

4) Voer voor het monteren de<br />

hierboven beschreven handelingen in<br />

omgekeerde volgorde uit.<br />

fig. 25<br />

fig. 26<br />

NOODGEVALLEN<br />

99<br />

P4Q00110<br />

P4Q00110


ACHTERLICHTUNIT<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Draai de twee schroeven Afig.<br />

- 27 los en kantel de lichtunit naar<br />

achteren.<br />

2) Verwijder de lamphouder<br />

C-fig. 28 door de hendel D los te<br />

haken.<br />

fig. 27<br />

fig. 28<br />

100 NOODGEVALLEN<br />

P4Q00175<br />

P4Q00112<br />

3) Verwijder de gloeilampen fig. 29<br />

door ze iets in te drukken en linksom<br />

te draaien.<br />

E - 12V-21/5W duplogloeilamp van<br />

rem- en achterlicht;<br />

F - 12V-21W gloeilamp van richtingaanwijzer;<br />

G - 12V/21W-gloeilamp van achteruitrijlicht<br />

in de rechter achterlichtunit<br />

en van mistachterlicht in de linker<br />

achterlichtunit.<br />

fig. 29<br />

P4Q00113<br />

KENTEKENPLAAT-<br />

VERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Druk met een schroevendraaier<br />

op de borgveer zoals is aangegeven in<br />

fig. 30;<br />

2) Verwijder de lamphouder<br />

A-fig. 31 van de lichtunit door hem<br />

iets te draaien.<br />

fig. 30<br />

fig. 31<br />

P4Q00114<br />

P4Q00115


3) Vervang het in de lamphouder<br />

geklemde lampje (12V-5W) B-fig. 32.<br />

fig. 32<br />

fig. 33<br />

P4Q00116<br />

P4Q00117<br />

DERDE REMLICHT<br />

Gloeilamp(en) (12V-5W) vervangen:<br />

1) Draai de 5 schroeven A-fig. 33<br />

los en verwijder de complete<br />

beschermkap.<br />

2) Trek de stekker B- fig. 34 los en<br />

draai de 3 schroeven C van de lichtunit<br />

los.<br />

3) Draai de 4 schroeven D-fig. 35<br />

los en verwijder de lamphouder uit de<br />

lichtunit.<br />

fig. 34<br />

P4Q00118<br />

4) Vervang de geklemde lamp<br />

E-fig. 36.<br />

5) Monteer de lichtunit in<br />

omgekeerde volgorde.<br />

fig. 35<br />

fig. 36<br />

NOODGEVALLEN<br />

P4Q00119<br />

101<br />

P4Q00120


DEFECTE INTE-<br />

RIEURVERLICHTING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brandgevaar<br />

veroorzaken.<br />

fig. 37<br />

102 NOODGEVALLEN<br />

P4Q01029<br />

Plafondlampje voor<br />

Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />

wip met een schroevendraaier het<br />

geklemde lampenglas los, zoals is aangegeven<br />

in fig. 37.<br />

BAGAGERUIMTE-<br />

VERLICHTING<br />

Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />

wip met een schroevendraaier het<br />

geklemde lampenglas los, zoals is aangegeven<br />

in fig. 38.<br />

fig. 38<br />

P4Q01053<br />

EEN DOOR-<br />

GEBRANDE<br />

ZEKERING<br />

Het elektrische systeem wordt door<br />

zekeringen beveiligd: de zekering<br />

brandt door bij een storing of bij oneige<strong>nl</strong>ijk<br />

gebruik van het systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet<br />

werkt, controleer dan eerst of de<br />

zekering niet is doorgebrand. De<br />

verbindingsstrip mag niet onderbroken<br />

zijn. Vervang een defecte zekering<br />

door een zekering met hetzelfde<br />

ampèrage (zelfde kleur) fig. 39.<br />

A - Zekering in goede staat.<br />

B - Zekering met doorgebrande<br />

strip.<br />

fig. 39<br />

P4Q00089


Verwijder een zekering met behulp<br />

van het tangetje C uit de zekeringenkast.<br />

Vervang een defecte<br />

zekering nooit door ander<br />

materiaal. Gebruik altijd<br />

een zekering met dezelfde kleur.<br />

Controleer voordat u<br />

een zekering vervangt of<br />

de contactsleutel uit het<br />

contactslot is genomen en alle<br />

stroomgebruikers uit staan en/of<br />

zijn uitgeschakeld.<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hoger ampèrage:<br />

BRANDGEVAAR!<br />

Als een hoofdzekering<br />

(MAXI-FUSE) doorbrandt,<br />

voer dan niet zelf<br />

reparatiewerkzaamheden uit<br />

maar neem contact op met de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als de zekering opnieuw<br />

doorbrandt, raadpleeg<br />

dan de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

De componenten die door de zekeringen<br />

worden beveiligd, staan in de<br />

tabellen op de volgende pagina’s aangegeven.<br />

fig. 39<br />

P4Q00121<br />

ZEKERINGOPSTELLING<br />

De zekeringenkast bevindt zich links<br />

van het stuur. De zekeringen zijn<br />

bereikbaar nadat de schroef B-fig. 39<br />

is losgedraaid en het deksel A is<br />

verwijderd.<br />

De cijfers die op de binnenzijde van<br />

het deksel fig. 40. staan, geven de<br />

plaats van de zekeringen aan.<br />

fig. 40<br />

NOODGEVALLEN<br />

103<br />

P4Q01030


Een andere zekering van 7,5A<br />

bevindt zich naast de airconditioning,<br />

onder het dashboard, en is bereikbaar<br />

vanuit het interieur.<br />

Zekeringen in de motorruimte<br />

Een zekeringenkast links in de motorruimte,<br />

achter de accu, bevat 4<br />

hoofdzekeringen A-fig. 41 met een<br />

hoog ampèrage (MAXI-FUSE), die<br />

oververhitting van de hoofdvoedingskabels<br />

moet voorkomen, waardoor het<br />

risico op brand wordt vermeden.<br />

A - 30A - inspuitregeleenheid.<br />

B - 40A - start-/contactslot.<br />

C - 30A - elektroventilateur voor<br />

motorkoelsysteem.<br />

D - 60A - voeding zekeringenkast<br />

op het dashboard.<br />

fig. 41<br />

104 NOODGEVALLEN<br />

P4Q01031<br />

BELANGRIJK Neem voor het<br />

vervangen van één van de 4 hierboven<br />

genoemde zekeringen contact op met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Naast de vier MAXI-FUSE zekeringen<br />

zijn er vijf andere zekeringen die de volgende<br />

componenten beveiligen:<br />

E - 30A - bediening airconditioning.<br />

F - 30A - voeding optionals.<br />

G - 40A - elektrische stuurbekrachtiging.<br />

H - 60A - ABS<br />

fig. 42<br />

P4Q01032<br />

Rechts in de motorruimte bevindt<br />

zich een zekeringenkast B-fig. 42 met<br />

3 zekeringen: De zekeringen zijn<br />

bereikbaar nadat de twee moeren A<br />

zijn losgedraaid en het deksel B is<br />

verwijderd.<br />

De zekeringen fig. 43 beveiligen:<br />

1 - 7,5A - <strong>Fiat</strong> CODE en regeleenheid<br />

(+30)<br />

2 - 15A - hulpzekeringen elektronische<br />

inspuitregeleenheid<br />

en hulpzekeringen airconditioning<br />

3 - 7,5 - <strong>Fiat</strong> CODE en elektronische<br />

inspuitregeleenheid<br />

(15/54)<br />

fig. 43<br />

P4Q01033


<strong>Systeem</strong>/Component Zekering Ampèrage Plaats<br />

Parkeerlicht linksvoor<br />

Parkeerlicht rechtsvoor<br />

Achterlicht links<br />

Achterlicht rechts<br />

Dimlicht links<br />

Dimlicht rechts<br />

Grootlicht links<br />

Grootlicht rechts<br />

Remlicht links<br />

Remlicht rechts<br />

Derde remlicht<br />

Kentekenplaatverlichting links<br />

Kentekenplaatverlichting rechts<br />

Achteruitrijlicht<br />

Mistachterlicht<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

Mistlampen voor<br />

Plafondlampje<br />

Ruitenwissers-/sproeiers<br />

Claxon<br />

Elektrische ruitbediening<br />

Portiervergrendeling<br />

Achterruitverwarming<br />

Sigarenaansteker<br />

5 10A fig. 40<br />

4 10A fig. 40<br />

4 10A fig. 40<br />

5 10A fig. 40<br />

6 10A fig. 40<br />

7 10A fig. 40<br />

8 10A fig. 40<br />

9 10A fig. 40<br />

21 10A fig. 40<br />

21 10A fig. 40<br />

21 10A fig. 40<br />

4 10A fig. 40<br />

5 10A fig. 40<br />

21 10A fig. 40<br />

18 10A fig. 40<br />

16 10A fig. 40<br />

22 10A fig. 40<br />

19 15A fig. 40<br />

15 15A fig. 40<br />

25 20A fig. 40<br />

17 15A fig. 40<br />

2 25A fig. 40<br />

1 15A fig. 40<br />

14 20A fig. 40<br />

24 25A fig. 40<br />

<strong>Systeem</strong>/Component Zekering Ampèrage Plaats<br />

Koplampverstelling<br />

Instrumentenpaneel (+15)<br />

Controlelampje grootlicht<br />

Stuurkolomschakelaar:<br />

bediening verlichting<br />

Stuurkolomschakelaar: algemeen<br />

Autoradio + Accu<br />

Ontvanger diefstalalarm<br />

Opendak<br />

Airbag<br />

ABS (+15)<br />

<strong>Fiat</strong> CODE (+30)<br />

Inspuitregeleenheid (+30)<br />

Airconditioning<br />

Elektroventilateur voor<br />

motorkoelsysteem<br />

Aanjager van klimaatregeling<br />

Elektronische inspuiting/ontsteking<br />

(+15)<br />

<strong>Fiat</strong> CODE (+15)<br />

Voeding optionals<br />

Sensoren inspuitsysteem<br />

Hulpsystemen airconditioning<br />

Start-/contactslot<br />

Voeding spoel van relais<br />

Instrumentenpaneel (+30)<br />

Elektrische stuurbekrachtiging (+15)<br />

6 10A fig. 40<br />

22 10A fig. 40<br />

9 10A fig. 40<br />

13 20A fig. 40<br />

20 20A fig. 40<br />

15 15A fig. 40<br />

15 15A fig. 40<br />

11 20A fig. 40<br />

23 10A fig. 40<br />

3 10A fig. 40<br />

1 7,5A fig. 43<br />

1 7,5A fig. 43<br />

A 30A fig. 41<br />

A 30A fig. 41<br />

24 25A fig. 40<br />

3 7,5A fig. 43<br />

3 7,5A fig. 43<br />

B 30A fig. 42<br />

2 15A fig. 43<br />

2 15A fig. 43<br />

A 40A fig. 41<br />

12 7,5A fig. 40<br />

15 15A fig. 40<br />

10 10A fig. 40<br />

NOODGEVALLEN<br />

105


EEN LEGE ACCU<br />

Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO de<br />

voorzorgsmaatregelen door te lezen<br />

om een lege accu te voorkomen en<br />

om een lange levensduur van de accu<br />

te garanderen.<br />

ACCU OPLADEN<br />

Wij raden u aan de accu langzaam en<br />

met een laag ampèrage gedurende<br />

ca. 24 uur op te laden. Als u de accu<br />

langer oplaadt, kan hij worden<br />

beschadigd.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

1) Maak de accuklemmen los van de<br />

accupolen.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel het<br />

alarm dan uit met de afstandsbediening<br />

en stel het systeem buiten werking<br />

door de sleutelschakelaar in stand<br />

“OFF” (zie DIEFSTALALARM in het<br />

hoofdstuk WEGWIJS IN UW AUTO) te<br />

draaien.<br />

106 NOODGEVALLEN<br />

2) Sluit de klemmen van de acculader<br />

aan op de accupolen.<br />

3) Schakel de acculader in.<br />

4) Aan het einde van het opladen:<br />

schakel eerst de acculader uit en koppel<br />

dan de accu los.<br />

5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />

op de accupolen. Let daarbij op de<br />

polariteit.<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met de<br />

huid en de ogen. Het opladen van<br />

de accu moet worden uitgevoerd<br />

in een goed geventileerde ruimte,<br />

ver verwijderd van open vuur<br />

en vonkvormende apparaten:<br />

brand- en ontploffingsgevaar.<br />

Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid<br />

worden, anders loopt u het<br />

risico dat de accu ontploft. Als de<br />

accu bevroren is geweest, moet<br />

worden gecontroleerd of de<br />

cellen niet beschadigd zijn (risico<br />

op kortsluiting) en of de bak geen<br />

scheuren vertoont, waardoor de<br />

giftige en corrosieve vloeistof kan<br />

weglekken.<br />

STARTEN<br />

MET EEN HULPACCU<br />

Zie STARTEN MET EEN HULPACCU in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een acculader:<br />

De elektronische<br />

systemen kunnen beschadigen;<br />

in het bijzonder de regeleenheden<br />

van de ontsteking en de<br />

inspuiting.


OPKRIKKEN<br />

VAN DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf EEN LEKKE BAND in dit<br />

hoofdstuk.<br />

De boordkrik dient<br />

uitsluitend voor het verwisselen<br />

van een wiel van de<br />

auto waarbij hij geleverd is. Andere<br />

werkzaamheden zoals bijv.<br />

het opkrikken van een andere<br />

auto zijn absoluut uitgesloten.<br />

Gebruik de krik in geen enkel<br />

geval voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto.<br />

Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de<br />

krik vallen. Op een sticker op<br />

de krik is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de krik mag<br />

nooit voor een zwaardere last<br />

worden gebruikt.<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van<br />

hetzelfde type;<br />

– buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag kunnen worden.<br />

Start de motor niet als<br />

de auto is opgekrikt.<br />

Als u met een aanhanger<br />

rijdt, koppel dan eerst de<br />

aanhanger los voordat u de auto<br />

opkrikt.<br />

fig. 44<br />

P4Q00136<br />

MET DE GARAGEKRIK<br />

Voorzijde<br />

De auto mag uitsluitend worden<br />

opgekrikt met de hefarm van de krik<br />

onder versnellingsbak/differentieel.<br />

Hierbij moet een blokje hout of rubber<br />

gebruikt worden, zoals is afgebeeld<br />

in fig. 44.<br />

Achterzijde<br />

De auto mag uitsluitend worden<br />

opgekrikt door de hefarm van de krik<br />

onder de wielophanging te plaatsen.<br />

Hierbij moet een houten balkje<br />

gebruikt worden, zoals is aangegeven<br />

in fig. 45.<br />

fig. 45<br />

NOODGEVALLEN<br />

P4Q00137<br />

107


Aan de zijkant<br />

De auto kan ook aan de<br />

zijkant worden opgekrikt<br />

als op de hefarm van de<br />

hydraulische krik de speciale<br />

steun wordt gemonteerd.<br />

MET EEN HEFBRUG<br />

De auto moet zo opgekrikt worden<br />

dat de uiteinden van de hefarmen<br />

zich op de in fig. 46 aangegeven plaatsen<br />

bevinden.<br />

fig. 46<br />

108 NOODGEVALLEN<br />

P4Q00138<br />

HET SLEPEN<br />

VAN DE AUTO<br />

Bij de auto is een sleepoog geleverd.<br />

Sleepoog bevestigen:<br />

1) Verwijder het sleepoog uit de zak<br />

die zich in het reservewiel bevindt.<br />

Houdt u bij het slepen<br />

van een auto aan de wettelijke<br />

voorschriften. Dit<br />

geldt zowel voor het slepen zelf<br />

als voor het gedrag naar andere<br />

weggebruikers.<br />

Draai voor het slepen de<br />

sleutel in stand MAR en<br />

vervolgens in stand STOP<br />

zonder de contactsleutel uit het<br />

slot te verwijderen. Als de contactsleutel<br />

uit het contactslot<br />

wordt genomen, schakelt automatisch<br />

het stuurslot in waardoor<br />

het onmogelijk wordt de auto te<br />

besturen.<br />

Onthoud dat tijdens het<br />

slepen met uitgezette<br />

motor de rembekrachtiging<br />

niet werkt waardoor het<br />

nodig is krachtiger op de rem te<br />

trappen. Rijdt tijdens het slepen<br />

zo gelijkmatig mogelijk. Gebruik<br />

voor het slepen geen elastische<br />

kabels. Controleer tijdens het<br />

slepen of de sleepkabel geen<br />

carrosseriedelen kan beschadigen.


2) Verwijder met een schroevendraaier<br />

het luikje A-fig. 47 in de<br />

voorbumper.<br />

3) Draai het sleepoog B-fig. 48<br />

geheel op de schroefdraadpen. Deze is<br />

zichtbaar na het verwijderen van het<br />

luikje.<br />

fig. 47<br />

fig. 48<br />

P4Q00139<br />

P4Q00140<br />

4) Verwijder met een schroevendraaier<br />

het luikje A-fig. 49 in de<br />

achterbumper op het door de pijl<br />

aangegeven punt en draai het sleepoog<br />

B-fig. 50 geheel op de schroefdraadpen.<br />

Deze is zichtbaar na het verwijderen<br />

van het luikje. Dit sleepoog<br />

dient voor het slepen van een andere<br />

auto.<br />

fig. 49<br />

fig. 50<br />

P4Q00141<br />

P4Q00142<br />

BIJ EEN ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te<br />

blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval<br />

betrokken bent, stopt u dan op een<br />

afstand van ten minste een tiental<br />

meters van het ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de snelweg<br />

zo mogelijk in de berm en laat de<br />

vluchtstrook vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de<br />

waarschuwingsknipperlichten in.<br />

– Verlicht als het donker is met de<br />

koplampen de plaats van het ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het<br />

risico van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de<br />

gevarendriehoek goed zichtbaar en op<br />

de wettelijk voorgeschreven afstand te<br />

plaatsen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en<br />

geef zo duidelijk mogelijke informatie.<br />

Gebruik op de snelweg de daarvoor<br />

bestemde praatpalen.<br />

NOODGEVALLEN<br />

109


– Bij kettingbotsingen op de snelweg,<br />

in het bijzonder bij mist, is het risico<br />

om bij volgende botsingen betrokken<br />

te raken groot. Verlaat onmiddellijk de<br />

auto en zoek bescherming achter de<br />

vangrail.<br />

– Probeer bij geblokkeerde portieren<br />

de auto niet te verlaten door de<br />

gelaagde voorruit in te slaan. De<br />

zijruiten en de achterruit kunnen<br />

makkelijker worden ingeslagen.<br />

– Neem bij de betrokken auto’s de<br />

contactsleutel uit.<br />

– Als u brandstof of andere chemische<br />

producten ruikt, rook dan niet en<br />

doof sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van<br />

branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />

brandblusser, een wollen deken, zand<br />

of grond. Gebruik nooit water.<br />

110 NOODGEVALLEN<br />

ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />

personen die niet direct bij het ongeval<br />

betrokken zijn, zijn verplicht hulp<br />

te bieden.<br />

– Blijf niet om de gewonde heen<br />

staan.<br />

– Stel de gewonde gerust over het<br />

tijdig komen van de hulp. Blijf bij de<br />

gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />

te vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />

die de gewonde op zijn plaats houdt,<br />

los.<br />

– Geef niets te drinken aan de<br />

gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden<br />

verplaatst behalve in de gevallen die bij<br />

het volgende punt worden behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />

auto bij gevaar voor brand, verdrinking<br />

of naar beneden storten. Als u een<br />

gewonde uit de auto haalt: trek niet<br />

aan de ledematen, buig nooit het<br />

hoofd en houd, voor zover mogelijk,<br />

het lichaam in horizontale positie.<br />

VERBANDTROMMEL fig. 51<br />

De verbandtrommel moet ten<br />

minste bevatten: steriele gaasdeppers<br />

om de wond te bedekken en schoon<br />

te maken, verschillende soorten<br />

verband, pleisters van verschillende<br />

afmetingen, hechtpleister, een pak<br />

hydrofiele watten, jodium, een pak<br />

zakdoekjes, een schaar met afgeronde<br />

punten, een pincet en twee bloedstelpende<br />

zwachtels.<br />

Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />

ook een brandblusser<br />

en een deken aan boord te hebben.<br />

Zowel de verbandtrommel als de<br />

brandblusser zijn opgenomen in het<br />

<strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />

fig. 51<br />

P4Q00222


GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een<br />

reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />

samengesteld die iedere 20.000<br />

km moeten worden uitgevoerd.<br />

Onthoud echter dat het GEPROGRAM-<br />

MEERD ONDERHOUD niet volledig<br />

toereikend is om de auto in optimale<br />

staat te houden: zowel in de beginperiode<br />

voor de servicebeurt bij<br />

20.000 kilometer als daarna, tussen<br />

twee servicebeurten in, moet er<br />

regelmatig wat aandacht aan de auto<br />

worden geschonken. Controleer<br />

bijvoorbeeld regelmatig de bandenspanning<br />

en de vloeistofniveaus en vul<br />

deze laatste zonodig bij.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK De servicebeurten<br />

van het geprogrammeerd onderhoud<br />

zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />

Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />

kan het vervallen van de<br />

garantie tot gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door<br />

alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste tarieftijden<br />

worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken<br />

tijdens het uitvoeren van de diverse<br />

inspecties en controles van het<br />

geprogrammeerd onderhoud worden<br />

uitsluitend na toestemming van de<br />

klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten<br />

onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te<br />

laten verhelpen en daarmee niet te<br />

wachten tot de volgende servicebeurt.<br />

Als de auto vaak wordt<br />

gebruikt voor het trekken<br />

van aanhangers moeten<br />

er kortere intervallen worden<br />

aangehouden voor de werkzaamheden<br />

van het geprogrammeerd<br />

onderhoud.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

111


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

De servicebeurten moeten iedere 20.000 km. worden uitgevoerd.<br />

x 1000 km<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.)<br />

controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en sproeiermonden afstellen<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstofen<br />

remleidingen rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.) rubber slangen van<br />

rem- en brandstofsysteem<br />

Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen<br />

Visueel de conditie controleren van de diverse aandrijfriemen<br />

Klepspeling controleren/afstellen<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />

Luchtfilter vervangen<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

Getande distributieriem vervangen (*)<br />

Bougies vervangen<br />

112 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ●<br />

●<br />

● ●


Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />

Motorolie verversen<br />

Motoroliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />

x 1000 km<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ●<br />

●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor)<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks<br />

minder dan 20.000 km wordt<br />

gereden (bijvoorbeeld ongeveer<br />

10.000 km) is er een jaarlijks<br />

inspectieschema dat het volgende<br />

bevat:<br />

– Banden op conditie en slijtage controleren<br />

en bandenspanning eventueel<br />

herstellen (inclusief het reservewiel).<br />

– Werking verlichting (koplampen,<br />

richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur,<br />

dashboardkastje, waarschuwings-/<br />

controlelampjes, enz.) controleren<br />

– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />

voor/achter controleren en sproeiermonden<br />

afstellen.<br />

– Stand wisserbladen voor/achter<br />

controleren en wisserbladen op slijtage<br />

controleren.<br />

– Remblokken voor (schijfremmen)<br />

op conditie en slijtage controleren.<br />

– Visueel de conditie controleren<br />

van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />

uitlaat-, brandstof- en remleidingen,<br />

rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen, enz.) en rubber slangen van<br />

rem- en brandstofsysteem.<br />

– Acculading controleren.<br />

– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />

visueel controleren.<br />

– Vloeistofniveaus controleren en<br />

eventueel bijvullen (motorkoelsysteem,<br />

remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu, enz.).<br />

– Motorolie verversen.<br />

– Motoroliefilter vervangen.<br />

– Pollenfilter vervangen (indien<br />

aanwezig).<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

113


AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1.000 km of voor een<br />

lange reis controleren en eventueel<br />

bijvullen/herstellen:<br />

– koelvloeistofniveau, remvloeistofniveau,<br />

niveau elektrolyt in de accu,<br />

niveau van de ruitensproeiervloeistof,<br />

spanning en conditie van de banden.<br />

Iedere 3.000 km controleren en<br />

eventueel bijvullen: motoroliepeil<br />

Gebruik bij voorkeur producten van<br />

de FL Group omdat die speciaal zijn<br />

afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen (zie de<br />

VULLINGSTABEL in het hoofdstuk<br />

TECHNISCHE GEGEVENS).<br />

114 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK - Afstandsbediening<br />

Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />

drukt en de portieren<br />

worden niet vergrendeld en de<br />

richtingaanwijzers gaan niet knipperen,<br />

dan moet u de batterijen vervangen<br />

door batterijen van hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in<br />

het onderhoudsschema staat aangegeven<br />

als de auto overwegend onder<br />

zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />

zoals:<br />

– trekken van aanhangers of<br />

caravans;<br />

– rijden op stoffige wegen<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen onder<br />

nul;<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij huis-aan-huis bezorging of als<br />

de auto lang stilstaat).<br />

BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />

moet het luchtfilter vaker worden<br />

vervangen dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />

van motorolie en<br />

luchtfilter in relatie tot het gebruik van<br />

de auto de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor<br />

het begin van de winter te controleren,<br />

om de mogelijkheid van<br />

bevriezing van het elektrolyt te<br />

voorkomen. Voer deze controle vaker<br />

uit als de auto overwegend voor<br />

korte trajecten wordt gebruikt, of als<br />

er accessoires zijn gemonteerd die<br />

permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />

in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.


Als de auto wordt gebruikt in<br />

warme klimaten of onder zeer zware<br />

bedrijfsomstandigheden moet de<br />

acculading (elektrolyt) vaker worden<br />

gecontroleerd dan is voorgeschreven<br />

in het ONDERHOUDSSCHEMA in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Als u toch zelf<br />

onderhoud of kleine reparaties<br />

verricht, controleer dan of u over<br />

het juiste speciale gereedschap<br />

en de noodzakelijke originele<br />

<strong>Fiat</strong>-onderdelen en de voorgeschreven<br />

bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. Voer niet zelf<br />

onderhoudswerkzaamheden uit,<br />

als u daarmee geen ervaring<br />

hebt.<br />

NIVEAUS CONTROLEREN<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht<br />

ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

fig. 1<br />

Pas op als u sjaals,<br />

dassen of loszittende<br />

kledingstukken draagt:<br />

deze kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof -<br />

5. Koelvloeistof.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

115<br />

P4Q01038


MOTOROLIE<br />

Controleer het oliepeil als de auto<br />

op een vlakke ondergrond staat en<br />

enige minuten (circa 5) na het uitzetten<br />

van de motor.<br />

Het oliepeil moet altijd tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op de<br />

oliepeilstok B-fig. 2 staan.<br />

Het verschil tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken komt overeen met<br />

ongeveer 1 liter.<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder<br />

het MIN-merkteken staat, moet er via<br />

de olievulopening A, motorolie tot aan<br />

het MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />

Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken<br />

overschrijden.<br />

fig. 2<br />

116 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

P4Q01039<br />

Wees bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in<br />

de motorruimte extra<br />

voorzichtig als de motor nog<br />

warm is: gevaar voor verbranding.<br />

Onthoud dat bij een warme<br />

motor de elektroventilateur<br />

onverwachts kan inschakelen:<br />

kans op verwonding.<br />

Belangrijk. Tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd worden:<br />

als de specificaties van de vloeistoffen<br />

verschillen, kan de auto<br />

ernstig beschadigd worden.<br />

BELANGRIJK Laat na het bijvullen<br />

of verversen van de olie de motor<br />

enige seconden draaien, zet vervolgens<br />

de motor af en controleer na enige<br />

minuten het oliepeil.<br />

Vul nooit motorolie bij<br />

met andere specificaties<br />

dan de olie waarmee de<br />

motor is gevuld.<br />

MOTOROLIEVERBRUIK<br />

De motor van een nieuwe auto moet<br />

nog worden ingereden. Dit betekent<br />

dat het motorolieverbruik pas na de<br />

eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de<br />

gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters bevatten<br />

stoffen die schadelijk<br />

zijn voor het milieu. Het is<br />

raadzaam om het verversen van<br />

de motorolie en het vervangen<br />

van het oliefilter door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

te laten uitvoeren. De<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer beschikt over de<br />

uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen verwerken<br />

van afgewerkte olie en oliefilters.


KOELVLOEISTOF Het niveau van de koelvloeistof moet<br />

gecontroleerd worden bij een koude<br />

motor en moet tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken op het expansiere-<br />

Draai bij een warme<br />

motor de dop van het<br />

expansiereservoir nooit<br />

los: gevaar voor verbranding.<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang de<br />

dop zonodig alleen door<br />

een exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking van<br />

het systeem in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

fig. 3<br />

P4Q01040<br />

servoir staan.<br />

Een te laag niveau bijvullen door langzaam<br />

via de vulopening A-fig. 3 een<br />

mengsel van 50% gedestilleerd water<br />

en 50% PARAFLU 11 van de FL<br />

Group te gieten totdat het niveau<br />

dicht bij het MAX-merkteken staat.<br />

Een mengsel van PARAFLU 11 en<br />

gedestilleerd water in een mengverhouding<br />

van 50% beveiligt tot een<br />

temperatuur van –35°C.<br />

VLOEISTOF VOOR<br />

RUITENSPROEIERS/<br />

ACHTERRUITSPROEIER<br />

Verwijder voor het bijvullen van<br />

vloeistof dop A-fig. 4.<br />

Gebruik een mengsel van water en<br />

DPI in de volgende mengverhouding:<br />

30% DPI en 70% water in de zomer.<br />

50% DPI en 50% water in de winter.<br />

Rijd nooit met een leeg<br />

ruitensproeierreservoir:<br />

de ruitensproeiers zijn<br />

van fundamenteel belang voor<br />

een optimaal zicht.<br />

Enkele in de handel<br />

verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen<br />

zijn<br />

licht ontvlambaar. Als de vloeistoffen<br />

in contact komen met de<br />

warme delen van de motor<br />

kunnen ze ontbranden.<br />

fig. 4<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

117<br />

P4Q01041


REMVLOEISTOF<br />

Controleer of het remvloeistofniveau<br />

nog op het maximumniveau<br />

staat. Controleer regelmatig de<br />

werking van het waarschuwingslampje<br />

op het instrumentenpaneel: als u op<br />

het deksel van het reservoir drukt<br />

(met de contactsleutel in stand MAR),<br />

moet het waarschuwingslampje x<br />

gaan branden.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />

remvloeistof worden gebruikt die<br />

voldoet aan de “DOT”-specificaties.<br />

Het verdient aanbeveling TUTELA<br />

TOP4 remvloeistof te gebruiken;<br />

dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />

remsysteem door de fabriek is gevuld.<br />

fig. 5<br />

118 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

P4Q01042<br />

Voorkom contact tussen<br />

de zeer corrosieve<br />

remvloeistof en de lak. Als<br />

er remvloeistof wordt gemorst,<br />

moet de lak onmiddellijk met<br />

water worden afgespoeld.<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat er<br />

synthetische remvloeistof<br />

en geen minerale vloeistof moet<br />

worden gebruikt. Het gebruik<br />

van vloeistoffen met andere<br />

specificaties moet absoluut<br />

worden vermeden, omdat de<br />

rubbers in het remsysteem door<br />

deze vloeistoffen kunnen worden<br />

beschadigd.<br />

BELANGRIJK Remvloeistof is<br />

hygroscopisch (het trekt water aan).<br />

Daarom verdient het aanbeveling, als<br />

de auto overwegend wordt gebruikt<br />

in gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />

de remvloeistof vaker te<br />

vervangen dan in het ONDERHOUDS-<br />

SCHEMA wordt aangegeven.<br />

LUCHTFILTER<br />

VERVANGEN<br />

Draai de bouten A-fig. 6 los, verwijder<br />

het deksel B en neem het te<br />

vervangen filterelement C-fig. 7 uit.<br />

fig. 6<br />

fig. 7<br />

P4Q01043<br />

P4Q01044


ACCU<br />

De accu van de <strong>Fiat</strong> Seicento is<br />

“onderhoudsarm”: onder normale<br />

gebruiksomstandigheden is het niet<br />

nodig gedestilleerd water bij te vullen.<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet<br />

een originele accu met dezelfde<br />

specificaties worden geïnstalleerd. Als<br />

de accu vervangen wordt door een accu<br />

met andere specificaties, vervallen<br />

de onderhoudsintervallen die in het<br />

ONDERHOUDSSCHEMA in dit hoofdstuk<br />

staan aangegeven; voor het onderhoud<br />

van de nieuwe accu dient u zich strikt<br />

te houden aan de aanwijzingen van de<br />

fabrikant van de accu.<br />

Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het verdient<br />

aanbeveling een defecte accu door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen,<br />

omdat deze beschikt over de<br />

uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen, verwerken<br />

van defecte accu’s.<br />

VLOEISTOFNIVEAU VAN DE<br />

ACCU (elektrolyt)<br />

Het vloeistofniveau moet worden gecontroleerd<br />

(en eventueel bijgevuld)<br />

overeenkomstig de intervallen die<br />

staan aangegeven in het ONDERHOUDS-<br />

SCHEMA in dit hoofdstuk. Laat deze<br />

handelingen door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

uitvoeren.<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief. Vermijd<br />

het contact met de<br />

huid of de ogen. Houd open vuur<br />

en vonkvormende apparaten<br />

verwijderd van de accu: brand- en<br />

ontploffingsgevaar.<br />

Onoordeelkundige montage<br />

van elektrische en<br />

elektronische apparatuur<br />

kan ernstige schade toebrengen<br />

aan de auto.<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE<br />

ACCU TE VERLENGEN<br />

Wanneer u de auto parkeert,<br />

controleer dan of de portieren, de<br />

motorkap en de achterklep goed gesloten<br />

zijn. De interieurverlichting<br />

moet gedoofd zijn.<br />

Voorkom zoveel mogelijk het<br />

gebruik van stroomverbruikers als<br />

de motor uit staat (bijv. autoradio,<br />

waarschuwingsknipperlichten enz.).<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50%<br />

geladen is, raakt door sulfatering<br />

beschadigd. Hierdoor loopt de<br />

capaciteit en het startvermogen terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />

bevriezing (bij temperaturen onder -<br />

10°C).<br />

Als u de auto langere tijd niet<br />

gebruikt, zie AUTO LANGERE TIJD STALLEN<br />

in het hoofdstuk CORRECT GEBRUIK VAN<br />

DE AUTO.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

119


Als u na aanschaf van uw auto<br />

accessoires wilt monteren die<br />

constante voeding nodig hebben<br />

(diefstalalarm, handsfree mobiele<br />

telefoon, satellietnavigatiesysteem,<br />

enz.), dient u contact op te nemen met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties aanraden en<br />

controleren of het noodzakelijk is een<br />

accu met een grotere capaciteit te<br />

monteren.<br />

Deze stroomverbruikers blijven<br />

continu stroom verbruiken ook bij een<br />

uitgenomen contactsleutel (geparkeerde<br />

auto, motor uitgezet), waardoor de<br />

accu geleidelijk kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze<br />

accessoires (standaard en achteraf<br />

gemonteerd accessoires) moet minder<br />

zijn dan 0,6 mA x Ah (van de<br />

accu), zoals in de volgende tabel staat<br />

vermeld:<br />

120 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

ACCU<br />

VAN<br />

MAXIMUM STROOM-<br />

VERBRUIK BIJ STIL-<br />

STAANDE MOTOR<br />

40A 24 mA<br />

Bedenk dat bij het inschakelen van<br />

grote stroomverbruikers zoals:<br />

verwarming van het babyflesje, stofzuiger,<br />

mobieletelefoon, koelbox, enz.,<br />

bij een uitgezette motor, de accu sneller<br />

zal ontladen.<br />

BELANGRIJK Als aan boord van<br />

de auto extra systemen moeten<br />

worden geïnstalleerd, moet goed<br />

op de juiste aansluitingen worden<br />

gelet. Niet correcte elektrische<br />

verbindingen kunnen gevaarlijk<br />

zijn, vooral voor de elementaire<br />

elektronische systemen.<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Bij een normaal gebruik van de auto<br />

zijn speciale voorzorgsmaatregelen<br />

niet nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende<br />

aanwijzingen nauwkeurig op te volgen<br />

bij werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie of bij een noodstart:<br />

– Koppel de accu nooit los van de<br />

elektrische installatie bij een draaiende<br />

motor.<br />

– Koppel de accuklemmen los alvorens<br />

de accu met een acculader op<br />

te laden.<br />

– Gebruik nooit een acculader voor<br />

het starten van de motor, maar<br />

gebruik een hulpaccu.<br />

– Let op een goede aansluiting<br />

tussen de accu en de elektrische installatie,<br />

zowel wat betreft de juiste<br />

aansluitwijze als de juiste verbinding<br />

tussen de polen en de kabeluiteinden.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit<br />

aan als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.


– Controleer de polariteit niet door<br />

middel van vonken.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

los voor het uitvoeren van<br />

laswerkzaamheden aan de carrosserie.<br />

Verwijder de regeleenheden als de<br />

temperatuur boven de 80°C stijgt<br />

(bijzondere werkzaamheden aan de<br />

carrosserie, enz.).<br />

BELANGRIJK Een niet correcte<br />

installatie van een radio en/of diefstalalarm<br />

kan tot storingen in de elektronische<br />

regeleenheden leiden.<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brandgevaar<br />

veroorzaken.<br />

WIELEN EN<br />

BANDEN<br />

BANDENSPANNING<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig, om<br />

de twee weken en voor een lange rit,<br />

worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude<br />

banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />

Houd er daarom rekening<br />

mee, dat bij een controle of oppompen<br />

van warme banden de spanning<br />

0,3 bar hoger moet zijn dan bij koude<br />

banden.<br />

Zie voor de juiste waarde van de<br />

bandenspanning WIELEN in het hoofdstuk<br />

TECHNISCHE GEGEVENS.<br />

Bedenk dat ook de<br />

wegligging afhankelijk is<br />

van een juiste bandenspanning.<br />

Een onjuiste bandenspanning<br />

veroorzaakt een onregelmatige slijtage<br />

van de banden fig. 15:<br />

A - Juiste spanning: gelijkmatige<br />

slijtage van het loopvlak.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />

van de zijkanten van het loopvlak.<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

fig. 8<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

121<br />

P4Q00086


Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de band<br />

te heet, waardoor er<br />

onherstelbare inwendige schade<br />

aan de band kan ontstaan.<br />

Banden moeten worden vervangen<br />

als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />

altijd aan de bepalingen van het land<br />

waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />

wielen optrekken, enz.<br />

Vermijd ook harde contacten tussen<br />

banden en stoepranden, kuilen, en<br />

andere obstakels. Het langdurig rijden<br />

op een slecht wegdek kan de banden<br />

beschadigen.<br />

Controleer de banden regelmatig op<br />

scheuren in de wangen en bulten of<br />

slijtplekken op het loopvlak. Raadpleeg<br />

zonodig de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

122 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto. Hierdoor kunnen de banden en<br />

de velgen ernstig beschadigd worden.<br />

Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om<br />

beschadiging van de band, de velg, de<br />

wielophanging en de stuurinrichting te<br />

voorkomen.<br />

Banden verouderen ook als zij<br />

weinig worden gebruikt. Scheurtjes in<br />

het loopvlak en op de wangen geven<br />

aan dat de band verouderd is. Banden<br />

die langer dan zes jaar onder een<br />

auto gemonteerd zijn, moeten dan<br />

ook door een specialist worden<br />

gecontroleerd. Dit geldt in het<br />

bijzonder voor het reservewiel.<br />

Monteer nooit gebruikte banden of<br />

banden, waarvan de herkomst<br />

onbekend is.<br />

De Seicento is voorzien van tubeless<br />

banden zonder binnenband. In dit<br />

type band mag nooit een binnenband<br />

worden gemonteerd.<br />

Bij de montage van een nieuwe band<br />

moet ook het ventiel vernieuwd<br />

worden.<br />

Om een gelijke slijtage van de banden<br />

op de vooras en de achteras te<br />

verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />

om de 10.000 - 15.000 km van as te<br />

verwisselen. Hierbij moeten de banden<br />

aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd<br />

blijven, zodat een omkering van<br />

de draairichting wordt voorkomen.<br />

Verwissel de banden<br />

niet kruiselings, waarbij<br />

de banden van de rechterzijde<br />

aan de linkerzijde en<br />

omgekeerd worden gemonteerd.


RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van het<br />

rem- en brandstofsysteem zeer<br />

nauwkeurig de voorschriften van het<br />

geprogrammeerd onderhoudsschema<br />

aan. Ozon, hoge temperaturen en het<br />

gedurende langere tijd ontbreken van<br />

vloeistof in een systeem zorgen ervoor<br />

dat de slangen uitdrogen en<br />

scheuren, waardoor het betreffende<br />

systeem gaat lekken. Daarom is zorgvuldige<br />

controle noodzakelijk.<br />

RUITENWISSERS/<br />

ACHTERRUITWISSER<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel;<br />

wij raden DPI aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het<br />

rubber vervormd of versleten is. Het<br />

verdient aanbeveling ten minste één<br />

maal per jaar de wisserbladen te<br />

vervangen.<br />

Rijden met versleten<br />

ruitenwisserbladen is<br />

gevaarlijk, omdat ze het<br />

zicht onder extreme atmosferische<br />

omstandigheden aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

beperken.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />

is het mogelijk beschadigingen<br />

van het rubber te voorkomen.<br />

– Wanneer de temperatuur onder<br />

0°C is gedaald, moet er gecontroleerd<br />

worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />

en ruit zit: Verwijder zonodig het<br />

ijs met antivries.<br />

– Verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de ruit: om de wisserbladen<br />

te beschermen en oververhitting<br />

van de ruitenwissermotor te<br />

voorkomen.<br />

– Schakel de ruiten-/achterruitwisser<br />

niet op een droge ruit in.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

123


Wisserbladen vervangen.<br />

1) Trek de wisserarm A-fig. 9 van<br />

de voorruit en plaats het wisserblad<br />

onder een hoek van 90 ° ten opzichte<br />

van de arm.<br />

2) Druk op de lip B van de veerklem<br />

in het wisserblad en druk het wisserblad<br />

naar beneden uit de arm A.<br />

3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />

de lip in de zitting op de wisserarm<br />

moet vallen. Controleer of het<br />

wisserblad geborgd is.<br />

fig. 9<br />

124 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

P4Q00131<br />

Wisserblad achter vervangen<br />

1) Kantel het dopje A-fig. 10<br />

omhoog en draai de bevestigingsmoer<br />

B-fig. 11 van de wisserarm los. Trek<br />

de complete wisserarm los van de<br />

draaipen.<br />

fig. 10<br />

fig. 11<br />

P4Q00132<br />

P4Q00133<br />

2) Plaats de nieuwe wisserarm in de<br />

juiste stand en draai de moer B zorgvuldig<br />

vast.<br />

3) Kantel het dopje A omlaag.<br />

RUITENSPROEIERS fig. 12-13<br />

Als de ruitensproeiers niet werken,<br />

controleer dan eerst het niveau in het<br />

ruitensproeiertankje: zie NIVEAUS<br />

CONTROLEREN in dit hoofdstuk.<br />

Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />

niet verstopt zijn.<br />

Deze kunnen zonodig met een speld<br />

worden doorgeprikt.<br />

fig. 12<br />

P4Q00126


Stel de sproeiermonden zodanig af<br />

dat de straal de ruit raakt op het hoogste<br />

punt in de slag van de ruitenwissers.<br />

fig. 13<br />

P4Q00127<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE<br />

INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van<br />

roest zijn:<br />

– luchtverontreiniging;<br />

– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm<br />

en vochtig klimaat);<br />

– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende<br />

elementen, zoals stoffige omgeving,<br />

opwaaiend zand, modder en steenslag<br />

op de lak en de onderzijde moet niet<br />

worden onderschat.<br />

<strong>Fiat</strong> heeft voor uw Seicento de beste<br />

technologische oplossingen toegepast<br />

om de carrosserie efficiënt tegen<br />

roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

– De toepassing van aangepaste<br />

spuittechnieken en lakproducten die<br />

de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende elementen<br />

verlenen.<br />

– Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />

plaatdelen met een hoge<br />

corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

beschermende waslaag op de onderzijde,<br />

in de wielkuipen, in de motorruimte<br />

en verschillende holle ruimtes,<br />

met een hoog beschermend<br />

vermogen.<br />

– Het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare<br />

delen: onderzijde van de portieren,<br />

binnenzijde van de spatborden, naden,<br />

randen, enz.<br />

– Toepassing van “open” holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen en<br />

binnendringend water af te voeren,<br />

waardoor roest van binnenuit wordt<br />

voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de Seicento is de carrosserie<br />

tegen doorroesten van alle originele<br />

componenten van de carrosserie en<br />

van alle dragende delen gegarandeerd.<br />

Voor de specifieke voorwaarden van<br />

deze garantie wordt verwezen naar de<br />

“SERVICE- EN GARANTIEHAND-<br />

LEIDING”.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

125


TIPS VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van<br />

de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />

worden bijgewerkt om roestvorming te<br />

voorkomen.<br />

Het bijwerken dient met de originele<br />

lak te worden uitgevoerd (zie het<br />

hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS).<br />

Het normale onderhoud van de<br />

auto beperkt zich tot wassen, waarbij<br />

de frequentie afhankelijk is van het<br />

gebruik van de auto en van de omgeving.<br />

Het is raadzaam de auto vaker te<br />

wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />

of bij het rijden over wegen met<br />

strooizout.<br />

126 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de auto bij<br />

voorkeur worden gewassen op<br />

een plaats waar het afvalwater<br />

direct wordt opgevangen en<br />

gezuiverd.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Verwijder de antenne van het dak<br />

om te voorkomen dat deze beschadigt<br />

als u de auto wast in een autowasserette.<br />

2) Spoel de auto eerst met een<br />

waterstraal onder lage druk af.<br />

3) Was de auto met een zachte<br />

spons met een oplossing van neutrale<br />

zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />

uit.<br />

4) Spoel de auto af met schoon<br />

water en droog de auto met warme<br />

lucht of een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de<br />

randen van de portieren, achterklep<br />

en motorkap en de koplampranden<br />

moeten niet vergeten worden, omdat<br />

daar water kan blijven staan.<br />

Het verdient aanbeveling de auto na<br />

het wassen niet onmiddellijk binnen te<br />

zetten, maar de auto nog even buiten<br />

te laten staan, zodat waterresten<br />

buiten kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als<br />

de motorkap nog warm is: omdat dan<br />

de glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen<br />

kunnen op dezelfde wijze worden<br />

gewassen als de gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen,<br />

aangezien harsdruppels bij langere<br />

inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />

waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />

dienen zo snel en zo goed mogelijk van<br />

de lak verwijderd te worden, omdat<br />

door de agressieve bestanddelen de<br />

lak kan beschadigen.


Voor het behoud van de auto<br />

verdient het aanbeveling de auto<br />

regelmatig in de was te zetten.<br />

Als de laklaag door de aanhechting<br />

van smog dof is geworden, kan de lak<br />

met autopolish behandeld worden.<br />

Deze autopolish brengt niet alleen een<br />

beschermende laag aan maar polijst de<br />

lak ook.<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van<br />

de ruiten een daarvoor geschikt<br />

schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />

schone, zachte doek om krassen en<br />

beschadigingen te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het<br />

schoonmaken van de binnenzijde van<br />

de achterruit op, dat de elektrische<br />

weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd.<br />

Veeg voorzichtig in de richting van de<br />

draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig<br />

te laten uitspuiten. Laat dit<br />

verzorgen door een gespecialiseerd<br />

bedrijf.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het water.<br />

Daarom moet de motorruimte<br />

bij voorkeur worden<br />

uitgespoten op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt<br />

opgevangen en gezuiverd.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte moet de motor<br />

koud zijn en de contactsleutel in stand<br />

STOP staan. Controleer na het<br />

reinigen of de verschillende beschermingen<br />

( rubberkappen, deksels, enz.)<br />

nog op hun plaats zitten en niet<br />

beschadigd zijn.<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de<br />

vloerbedekking geen water is blijven<br />

staan (dooiwater van sneeuwresten<br />

aan schoenen, lekkende paraplu’s,<br />

enz.), waardoor roestvorming op de<br />

bodem veroorzaakt zou kunnen<br />

worden.<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals<br />

petroleum of wasbenzine<br />

voor het reinigen van de<br />

interieurdelen van de auto. De<br />

elektrostatische lading die tijdens<br />

het reinigen door het wrijven<br />

ontstaat, kan brand veroorzaken.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

127


STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING REINIGEN<br />

– Verwijder stof met een zachte<br />

borstel of een stofzuiger.<br />

– Reinig de zittingen met een<br />

vochtige spons en een oplossing van<br />

neutrale zeep.<br />

– Voor het oplossen van eventuele<br />

vetvlekken, raden wij het gebruik aan<br />

van specifieke producten.<br />

128 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

MET LEER BEKLEDE<br />

STOELEN SCHOONMAKEN<br />

– Verwijder droog vuil met een<br />

zeemleer of een iets vochtige doek,<br />

zonder hard te drukken.<br />

– Dep een vochtige vlek of vet met<br />

een droge en absorberende doek en<br />

wrijf daarbij niet. Behandel de plek<br />

vervolgens met een doek of zeem<br />

bevochtigd met water en een neutrale<br />

zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />

behandel de vlek dan met een speciaal<br />

schoonmaakmiddel, waarbij de<br />

instructies op de verpakking strikt<br />

moeten worden opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit<br />

alcohol of benzine om het glas van het<br />

instrumentenpaneel schoon te maken.<br />

KUNSTSTOF<br />

INTERIEURDELEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />

om het visuele effect van de componenten<br />

niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit<br />

alcohol of benzine om het glas van het<br />

instrumentenpaneel schoon te maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto. Ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen<br />

mogen niet worden blootgesteld<br />

aan temperaturen boven 50°C. In<br />

de zomer kan de temperatuur in<br />

het interieur tot ver boven deze<br />

waarde oplopen.


IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in<br />

de bodemplaat rechts in de bagageruimte<br />

fig. 1.<br />

Het is bereikbaar nadat de vloerbedekking<br />

is opgetild en bevat de volgende<br />

gegevens:<br />

– type van de auto: ZFA 187000<br />

– oplopend productienummer.<br />

fig. 1<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

P4Q00080<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is in het cilinderblok<br />

ingeslagen en bestaat uit het motortype<br />

en een oplopend productienummer.<br />

TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het typeplaatje fig. 2 bevat de<br />

volgende identificatiegegevens:<br />

A - Naam van de fabrikant<br />

B - Nummer typegoedkeuring<br />

C - Identificatiecode van het autotype<br />

fig. 2<br />

P4Q00081<br />

D - Chassisnummer<br />

E - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto<br />

F - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto met aanhanger<br />

G - Max. toelaatbare voorasbelasting<br />

H - Max. toelaatbare achterasbelasting<br />

I - Motortype<br />

L - Code van de carrosserie-uitvoering<br />

M - Nummer voor de onderdelen.<br />

Het typeplaatje is links in de bagageruimte<br />

aangebracht fig. 3.<br />

fig. 3<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

P4Q00100<br />

129


PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Het plaatje fig. 4 is aangebracht op<br />

de binnenzijde van de achterklep.<br />

Het bevat de volgende informatie:<br />

A - Fabrikant van de lak<br />

B - Kleurbenaming<br />

C - Kleurcode<br />

D - Kleurcode voor bijwerken en<br />

overspuiten.<br />

fig. 4<br />

130 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

P4Q00082<br />

MOTORCODES -<br />

CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

Uitvoering Typecode Code<br />

van de motor van de carrosserie uitvoering<br />

S - SX<br />

187A1.000<br />

187AXC1A 02<br />

Sporting<br />

187A1.000<br />

187AXC1A 02B<br />

Sport KIT (Abarth)<br />

187A1.000<br />

187AXC1A 02C<br />

Van<br />

187A1.000<br />

187CXC1A 00


MOTOR<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU): kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Max koppel (EU): Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Bougies<br />

Brandstof<br />

1108 cm 3<br />

187A1.000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

70 x 72<br />

1108<br />

9,6<br />

40<br />

54<br />

5000<br />

88<br />

9,0<br />

2750<br />

NGK BKR5EZ<br />

Loodvrije benzine<br />

95 RON<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

131


INSPUITING<br />

ONTSTEKING<br />

Geïntegreerde multipoint elektronische<br />

inspuiting en ontsteking: één<br />

regeleenheid regelt zowel inspuitduur<br />

van de inspuiting (benzinedosering) als<br />

de ontstekingsvervroeging.<br />

Stationair toerental:<br />

750 ±50 min -1 .<br />

132 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

BOUGIES<br />

Schone en goede bougies met de juiste<br />

warmtegraad zijn van doorslaggevend<br />

belang voor een goede werking van de<br />

motor en een lage uitstoot van<br />

schadelijke stoffen van de motor.<br />

De informatie die de bougie levert<br />

aan een deskundige is een belangrijke<br />

bron voor het opsporen van de<br />

storing, ook als deze niet door de ontsteking<br />

wordt veroorzaakt. Het is<br />

daarom belangrijk dat bij storingen in<br />

de motorwerking de bougies worden<br />

gecontroleerd door de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

De bougies moeten bij<br />

de kilometerstanden<br />

worden vervangen die in<br />

het ONDERHOUDSSCHEMA zijn<br />

aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />

bougies van het voorgeschreven<br />

type: Bougies met een afwijkende<br />

warmtegraad kunnen motorstoringen<br />

veroorzaken.<br />

TRANSMISSIE<br />

KOPPELING<br />

Zelfstellende, mechanische bediende<br />

koppeling met koppelingspedaal<br />

zonder vrije slag.<br />

HANDGESCHAKELDE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />

vooruit en één versnelling achteruit.<br />

Rechte eindoverbrenging en<br />

differentieel ingebouwd in het<br />

versnellingsbakhuis.<br />

Aandrijving van de voorwielen m.b.v.<br />

aandrijfassen die via tripoïde koppelingen<br />

verbonden zijn met het<br />

differentieel en via homokinetische<br />

koppelingen met de wielen.


REMMEN<br />

VOETREM<br />

Voor:<br />

– schijfremmen met zwevende remtangen,<br />

en één remcilinder per wiel.<br />

Achter:<br />

– trommelremmen met zelfstellende<br />

remschoenen en één remcilinder per<br />

wiel.<br />

Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />

remsysteem.<br />

Onderdrukrembekrachtiger van 7”.<br />

ABS met 4 sensoren (indien aanwezig).<br />

Automatisch zelfstellend mechanisme<br />

voor de speling van de remvoeringen.<br />

Remdrukregelaars (2) in het<br />

hydraulische remcircuit van de<br />

achterremmen<br />

HANDREM<br />

De handrem werkt mechanisch<br />

d.m.v. een handremhefboom op de<br />

remschoenen van de achterwielen.<br />

Water, sneeuw en<br />

strooizout op wegen<br />

kunnen zich afzetten op<br />

de remschijven waardoor de<br />

gewenste remvertraging iets<br />

later wordt bereikt.<br />

Let op bij de montage<br />

van spoilers, lichtmetalen<br />

velgen en niet standaard<br />

wieldoppen: ze kunnen de ventilatie<br />

van de remmen verminderen<br />

en daarmee hun doelmatigheid<br />

tijdens krachtig en<br />

veelvuldig remmen; bijvoorbeeld<br />

tijdens een lange afdaling.<br />

WIELOPHANGING<br />

Voor: Onafhankelijk met onderste<br />

wieldraagarmen en veer<br />

poten bestaande uit een<br />

gegoten naafdrager die vast<br />

verbonden is met de<br />

Achter:<br />

hydraulische, dubbelwerkende<br />

telescoopschokdemper.<br />

Coaxiaal ten opzichte van<br />

de geplaatste schroefveer<br />

met aanslagrubbers. “For<br />

life” gesmeerde stuurkogels.<br />

Stabilisatorstang aan de<br />

carrosserie en aan de<br />

wieldraagarmen bevestigd.<br />

Onafhankelijk met schroefveren.<br />

Getrokken wieldraagarmen,<br />

opgehangen in<br />

bussen en gasgevulde<br />

dubbelwerkende telescoopschokdempers.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

133


STUURINRICHTING<br />

Samendrukbare, energie-absorberende<br />

stuurkolom met twee<br />

cardankoppelingen.<br />

“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />

Aantal stuuromwentelingen van aanslag<br />

tot aanslag (ongeveer) ........... 3,9<br />

Minimum draaicirkel: 10,5 meter<br />

(gemiddelde van alle uitvoeringen).<br />

Als optional elektronisch geregelde<br />

stuurbekrachtiging<br />

134 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Geperst stalen of lichtmetalen velgen;<br />

verschillende wielbouten voor<br />

montage van de twee velgtypen<br />

(afwijkende afmetingen en onderling<br />

niet uitwisselbaar).<br />

Tubeless radiaalbanden.<br />

Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />

alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in<br />

het instructieboekje afwijken van die<br />

van de typegoedkeuring, dient u zich<br />

altijd aan de gegevens van de<br />

typegoedkeuring te houden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat u zich aan de voorgeschreven<br />

afmetingen houdt en dat<br />

alle wielen zijn voorzien van banden<br />

van hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

Lichtmetalen velgen mogen nooit met<br />

de wielbouten voor stalen velgen worden<br />

gemonteerd en omgekeerd. Zie<br />

voor het juiste gebruik van de<br />

wielbouten en velgen EEN LEKKE BAND<br />

in het hoofdstuk NOODGEVALLEN.<br />

Het is mogelijk 14” velgen met<br />

bandenmaat 175/50 R14” 74H te<br />

monteren. Deze zijn in de Sport kit<br />

van het <strong>Fiat</strong>-Lineaccessori-programma<br />

opgenomen.<br />

De montage wijkt volledig<br />

af van de andere wielen.<br />

Ook is er een specifiek<br />

reservewiel.<br />

Monteer de wielen volgens de<br />

aanwijzingen die bij de Sport kit<br />

worden geleverd. Controleer of<br />

bij de achterwielen de minimum<br />

afstand van de band vanaf het<br />

verticale deel van de wielkuip<br />

groter is dan 15 mm. Monteer de<br />

nieuwe wielen niet als u daar<br />

geen ervaring mee hebt.<br />

Het is raadzaam de montage<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.


WINTERBANDEN<br />

Gebruik winterbanden zoals is aangegeven<br />

in het hoofdstuk WINTERBANDEN.<br />

RESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg.<br />

Tubeless band.<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />

met een geringe dikte, zie hoofdstuk<br />

SNEEUWKETTINGEN.<br />

Uitvoering<br />

Van<br />

1108 cm 3<br />

Sporting<br />

Sport kit<br />

S - SX<br />

Velgmaat<br />

5Bx13 H<br />

5Bx13H<br />

5bBx13 H2<br />

5bBx14 H2<br />

5Bx13 H<br />

5bBx14 H2<br />

5Bx13 H<br />

5bBx13” H2<br />

WIELUITLIJNING<br />

Toespoor gemeten tussen de velgranden<br />

van de voorwielen: -1 ± 1<br />

mm.<br />

De waarden zijn van toepassing op<br />

een onbelaste auto in rijklare staat.<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING OP DE BANDEN<br />

Bijvoorbeeld: 185/60 R 14 82 H<br />

185 = Nominale breedte<br />

(afstand tussen de wangen in<br />

mm).<br />

60 = Hoogte/breedte-verhouding<br />

(percentage).<br />

Bandenmaat<br />

Standaard<br />

155/65 R13-73T<br />

165/55 R13-70H<br />

175/50 R14-74H<br />

155/65 R13-73T<br />

–<br />

Bandenmaat<br />

Optional<br />

–<br />

145/70R 13-71H<br />

–<br />

175/50R 14-74H<br />

155/65R 13-73T<br />

–<br />

–<br />

165/55R 13-70H<br />

R = Radiaalband.<br />

14 = Diameter van de velg (in inch).<br />

82 = Code van het draagvermogen.<br />

H = Maximale snelheid.<br />

Snelheidscodering<br />

Q = tot aan 160 km/h.<br />

R = tot aan 170 km/h.<br />

S = tot aan 180 km/h.<br />

T = tot aan 190 km/h.<br />

U = tot aan 200 km/h.<br />

H = tot aan 210 km/h.<br />

V = boven de 210 km/h.<br />

Winter-<br />

banden<br />

145/70 R13-71Q M+S<br />

–<br />

–<br />

145/70 R13-71Q M+S<br />

155/65 R13-73H M+S<br />

145/70 R13-71Q M+S<br />

–<br />

Reservewiel<br />

velgmaat bandenmaat<br />

5Bx13H 155/65R13-73T<br />

4bJx13H 135/70R13-68T<br />

- -<br />

4bJx13H 135/70R13-68T<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

135


AFMETINGEN<br />

Lengte mm<br />

Breedte (❒) mm<br />

Hoogte bij onbelaste auto (▲) mm<br />

Oversteek<br />

voor mm<br />

achter mm<br />

Wielbasis mm<br />

Spoorbreedte<br />

voor (▼)<br />

achter<br />

mm<br />

mm<br />

Inhoud bagageruimte bij onbeladen auto<br />

(VDA-norm): dm 3<br />

136 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Berlina<br />

3337<br />

1508<br />

1420<br />

637<br />

500<br />

2200<br />

1277<br />

1270<br />

170 (*)<br />

Van<br />

3337<br />

1508<br />

1440<br />

637<br />

500<br />

2200<br />

1275<br />

1268<br />

(❒) Afhankelijk van de velgmaat of de uitvoeringen kunnen de afmetingen kleine verschillen vertonen.<br />

(*) Met neergeklapte achterbank: - tot aan de ruiten 440 dm 3<br />

- tot aan het dak 810 dm 3 (hierbij moet een tweede<br />

buitenspiegel gemonteerd worden)<br />

(▲) Uitvoering Sporting mm 1412<br />

(▼) Uitvoering Sporting mm 1293<br />

810<br />

PRESTATIES<br />

Max. snelheid na de inrijperiode in<br />

(km/h). ............................................. 150


GEWICHTEN<br />

Gewichten (in kg)<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en accessoires) (1)<br />

Nuttig laadvermogen<br />

(5 personen + 50 kg of 1 persoon + 330 kg)<br />

Max. toelaatbaar gewicht (2)<br />

– vooras<br />

– achteras<br />

– totaalgewicht<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Gewicht op de trekhaak<br />

Max. dakbelasting<br />

Berlina<br />

(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met<br />

hetzelfde gewicht daalt.<br />

(2) Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

760<br />

450<br />

610<br />

720<br />

1210<br />

400<br />

200<br />

28<br />

30<br />

VAN<br />

735<br />

465<br />

610<br />

630<br />

1200<br />

400<br />

350<br />

28<br />

30<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

137


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel<br />

Hydraul. circuit van de automatisch bediende koppeling:<br />

Stuurhuis:<br />

Homokinetische koppelingen en<br />

in stofhoezen (ieder):<br />

Hydraul. remcircuit voor en achter:<br />

Reservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter:<br />

138 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1108 cm 3<br />

liter kg<br />

38 –<br />

5÷7,5 –<br />

4 –<br />

3,1 2,8<br />

3,5 3,1<br />

2,4 2,15<br />

– –<br />

– 0,10<br />

– 0,08<br />

0,4 –<br />

1,8 –<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije superbenzine met<br />

octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />

Mengsel van gedestil. water en 50%<br />

PARAFLU 11<br />

SELENIA 20 K<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA TOP 4<br />

K 854<br />

TUTELA MRM 2<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en DPI


SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik<br />

Smering<br />

voor benzinemotoren<br />

Olie en vetten<br />

voor krachtoverbrengingen<br />

Specificaties van de smeermiddelen en de vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis<br />

voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3 en API SJ<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis voldoet<br />

ruimschoots aan de specificaties ACEA A3 en API SJ<br />

Aanbevolen voor temperaturen onder de –20°C<br />

SAE 75W-80 EP olie<br />

Voldoet aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105D LEV<br />

Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />

N.L.G.I. = 2, bevat molybdeenbisulfide.<br />

Aanbevolen<br />

smeermiddelen en<br />

vloeistoffen<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA PERFORMER<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA<br />

MRM2<br />

SAE 10W-40<br />

Toepassing<br />

SAE 5W-30<br />

Mechanische<br />

versnellingsbakken en<br />

differentieels<br />

Homokinetische<br />

koppelingen<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

40°<br />

30°<br />

20°<br />

10°<br />

0°<br />

-10°<br />

-20°<br />

-30°<br />

°C<br />

139


Gebruik<br />

Smeermiddel<br />

voor stuurhuis<br />

Vloeistof voor hydraulisch<br />

remsysteem<br />

Anti-vries<br />

voor radiateurs<br />

Vloeistof voor ruitensproeiers<br />

voor/achter<br />

140 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Specificaties van de smeermiddelen en de vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal: N.L.G.I. 000,<br />

bevat molybdeensulfide.<br />

Synthetische remvloeistof, F.M.V.S.S. nr. 116 DOT 4 ISO 4925,<br />

CUNA NC 956 - 01<br />

Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycolmonoethyleen,<br />

corrosiewerend CUNA NC 956 - 16<br />

Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-11<br />

Aanbevolen smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

K854<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU 11<br />

DPI<br />

Toepassing<br />

Mengverhouding: 50%<br />

tot –35 °C<br />

Onverdund of met<br />

water gebruiken


BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofgebruik dat in de<br />

tabellen is opgenomen, is gemeten<br />

volgens een vastgestelde testmethode<br />

die in EU-normen is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten<br />

tijdens:<br />

– een stadsrit, opgebouwd uit een<br />

koude start gevolgd door een<br />

gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer.<br />

– een testrit buiten de stad,<br />

waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />

in alle versnellingen en waarmee<br />

een normaal gebruik van de auto<br />

buiten de stad wordt gesimuleerd.<br />

De snelheid varieert tussen de 0 en<br />

120 km/h;<br />

– voor het bepalen van het gecombineerde<br />

brandstofverbruik: telt<br />

de waarde van de stadsrit mee voor<br />

37% en de waarde van de rit buiten de<br />

stad voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />

bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />

atmosferische omstandigheden,<br />

algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />

lading van de auto, imperiaal<br />

op het dak en de aanwezigheid van<br />

andere accessoires die de aërodynamica<br />

kunnen beïnvloeden kunnen in de<br />

praktijk een brandstofverbruik opleveren,<br />

dat afwijkt van de resultaten die<br />

tijdens de hierboven beschreven tests<br />

zijn bereikt (zie KOSTENBESPARING EN<br />

BEPERKING VAN DE UITSTOOT VAN SCHA-<br />

DELIJKE UITLAATGASSEN in het hoofdstuk<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO).<br />

Brandstofverbruik volgens EU<br />

1999/100-normen (liter x 100 km) S - SX Sporting Abarth<br />

Stadsverkeer 8,3 8,8<br />

Buitenweg 4,7 5,2<br />

Gecombineerd 6,0 6,5<br />

CO 2 -EMISSIE<br />

De CO 2 -emissie bij de uitlaat is<br />

gemeten op een gemiddeld gecombineerd<br />

traject. De maximale waarden<br />

zijn in onderstaande tabel weergegeven.<br />

CO 2 -emissie<br />

volgens EU<br />

1999/100-normen<br />

(g/km)<br />

S-SX 143<br />

Sporting<br />

Abarth 155<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

141


BANDENSPANNING<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.<br />

142 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Bandenmaat Gemidd. belading Volbeladen Reserve-<br />

Voor. Achter. Voor. Achter. wiel<br />

Alle uitvoeringen 155/65 R13” 73T 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

165/55 R13” 70H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

175/50 R14” 74H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

135/70 R13” 68T – – – – 2,5<br />

Winterbanden<br />

145/70 R13” 71Q M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

155/65 R13” 73H M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

VAN 155/65 R13 73T 2,0 2,0 2,2 2,2 *<br />

Winterbanden<br />

145/70 R13” 71Q M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

* Het reservewiel is gelijk. De bandenspanning is dus hetzelfde.


RADIOGOLF-AFSTANDBEDIENING:<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

Internationale<br />

landencode<br />

A<br />

B<br />

CH<br />

D<br />

DK<br />

E<br />

F<br />

GB<br />

GR<br />

H<br />

I<br />

IRL<br />

<strong>NL</strong><br />

P<br />

PL<br />

Land<br />

Oostenrijk<br />

België<br />

Zwitserland<br />

Duitsland<br />

Denemarken<br />

Spanje<br />

Frankrijk<br />

Groot Brittannië<br />

Grieke<strong>nl</strong>and<br />

Hongarije<br />

Italië<br />

Ierland<br />

Nederland<br />

Portugal<br />

Polen<br />

Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.<br />

Toelatingscode<br />

CEPT L PD F<br />

RTT/D/X 1238<br />

BAKOM 96.0331 K.P.<br />

G129383H - G127064H<br />

9747<br />

E01960332<br />

960186 PPL 0<br />

11699<br />

Y∏ME/∆TEE/EK411/23/10/96 - Y∏ME/∆TEE/EK399/11/10/96<br />

EB - 28295/97<br />

DGPGF/SEGR/2/03/336420/FO/000894/31/05/96<br />

DGPGF/SEGR/2/03/337911/FO/001694/04/09/96<br />

TRA 24/5/207/7 - TRA 24/5/207/5<br />

<strong>NL</strong> 96040274<br />

ICP - 016 TC - 96<br />

011/98<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

143


B<br />

Z<br />

T<br />

B<br />

Z<br />

T<br />

G129<br />

383H<br />

G127<br />

064H<br />

Attesté<br />

ART<br />

Conforme<br />

144 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

atc<br />

date<br />

pres.<br />

960186 PPL 0<br />

17/04/96<br />

TRW<br />

Radiocom<br />

Privées France<br />

Professionnel<br />

ministerie van verkeer en waterstaat<br />

<strong>NL</strong> 96040274<br />

E D.G.Tel. E01960332


Aansteker........................................42<br />

ABS ......................................................54<br />

Accu<br />

- accu vervangen.............................119<br />

- elektrolyt controleren................119<br />

- nuttige tips ....................................119<br />

- opladen...........................................106<br />

- starten met een hulpaccu ....89-106<br />

Achterklep .........................................47<br />

Achterruitverwarming.....................40<br />

Achterruitwisser<br />

- bediening..........................................39<br />

- ruitensproeier ..............................124<br />

- vloeistofniveau..............................117<br />

- wisserblad......................................123<br />

Achteruitrijlicht ..............................100<br />

Afmetingen ......................................136<br />

Airbag..................................................56<br />

- airbag passagier ..............................57<br />

- algemene opmerkingen.................58<br />

Airconditioning, handbediend<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

- airconditioning(koeling)................36<br />

- bedieningsknoppen........................35<br />

- onderhoud.......................................36<br />

Analoog klokje ..................................25<br />

Asbak...................................................42<br />

Auto langere tijd stallen..................87<br />

Autoradio<br />

- antenne.............................................64<br />

- inbouwvoorbereiding....................66<br />

- inbouwvoorbereiding mobiele<br />

telefoon............................................66<br />

- luidsprekers.....................................66<br />

- radiozendapparatuur en mobiele<br />

telefoon............................................68<br />

- schema van de voorbereide<br />

bedrading en aansluitingen...........65<br />

- standaarduitrusting ........................64<br />

Bagageruimte<br />

- lading vastzetten.............................50<br />

- openen..............................................47<br />

- vergroten .........................................49<br />

Banden<br />

- bandenspanning............................142<br />

- onderhoud.....................................121<br />

- typen...............................................134<br />

- wiel verwisselen .............................90<br />

- winterbanden..................................85<br />

Bandenspanning ..............................142<br />

Bediening van de klimaatregeling..33<br />

Bedieningsknoppen ..........................40<br />

Behoud van de<br />

emissiereductiesystemen .............81<br />

Bij een ongeval................................109<br />

Binnenverlichting<br />

- bediening..........................................39<br />

- gloeilamp vervangen....................102<br />

Bougies.....................................131-132<br />

Brandstof<br />

Brandstofmeter.................................24<br />

Brandstof-noodschakelaar..............41<br />

Brandstofverbruik -<br />

CO2-emissie.................................141<br />

Buitenspiegels<br />

145


- achteruitkijkspiegel........................31<br />

- buitenspiegels..................................32<br />

Buitenverlichting<br />

- bediening..........................................37<br />

- gloeilamp achter vervangen.......100<br />

- gloeilamp voor vervangen............98<br />

Carrosserie<br />

- bescherming tegen atmosferische<br />

invloeden .......................................125<br />

- carrosseriegarantie......................125<br />

- tips voor het behoud..................126<br />

- uitvoeringen..................................130<br />

Centrale portiervergrendeling ......45<br />

Claxon.................................................41<br />

Controle- en<br />

waarschuwingslampjes..................26<br />

Correct gebruik van de auto.........71<br />

Dashboard.......................................21<br />

Derde remlicht...............................101<br />

Diefstalalarm<br />

- afschriklampje....................................7<br />

- afstandsbediening .............................6<br />

- batterijen vervangen........................9<br />

146 ALFABETISCH REGISTER<br />

- diefstalalarm uitschakelen ............10<br />

- ministeriële goedkeuring .....7 - 143<br />

- systeem programmeren..................8<br />

- wanneer gaat het alarm af..............9<br />

- wanneer is het alarm afgegaan....10<br />

- werking...............................................7<br />

- zelfdiagnose .......................................8<br />

Differentieel ....................................132<br />

Dimlicht<br />

- bediening..........................................37<br />

- gloeilamp vervangen......................97<br />

Dop van de brandstoftank..............69<br />

Drukknoppen ....................................40<br />

Economisch rijden .........................78<br />

Elektrische ruitbediening ................47<br />

Elektrische stuurbekrachtiging ......61<br />

Elektronische regeleenheden ......120<br />

EOBD-systeem .................................60<br />

<strong>Fiat</strong>-Code startblokkering ..............4<br />

- gebruik.....................................92-107<br />

Gebruiksomstandigheden............80<br />

Gereedschap .....................................92<br />

Gewichten .......................................137<br />

Gloeilampen<br />

- algemene aanwijzingen..................95<br />

- buitenverlichting vervangen.........97<br />

- interieurverlichting<br />

vervangen ......................................102<br />

- typen .................................................96<br />

Gordelspanners ................................19<br />

Grootlicht<br />

- bediening..........................................37<br />

- grootlicht-signaal............................38<br />

- gloeilamp vervangen......................97<br />

Handrem .................................73-133<br />

Hendels aan het stuur<br />

- linker hendel ...................................37<br />

- rechter hendel................................38<br />

Hoofdsteunen ...................................30<br />

Identificatiegegevens....................129<br />

Imperiaal/skidrager...........................52<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele<br />

telefoon............................................66<br />

Instrumenten.....................................24


Instrumentenpaneel .........................23<br />

Interieurverlichting<br />

- bediening..........................................39<br />

- gloeilamp vervangen....................102<br />

Kentekenplaatverlichting...........100<br />

Kilometerteller .................................24<br />

Kinderen veilig vervoeren ..............15<br />

Koplampen<br />

- koplampen afstellen.......................53<br />

- koplampverstelling.........................53<br />

Koppeling.........................................132<br />

Kostenbesparing...............................78<br />

Krik<br />

- opmerkingen ...................................90<br />

Lak ...................................................126<br />

Luchtfilter.........................................118<br />

Luchtrecirculatie...............................35<br />

Mistachterlicht<br />

- drukknop in-/uitschakeling...........40<br />

- gloeilamp vervangen....................100<br />

Mistlampen voor<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

- afstellen ............................................54<br />

- drukknop voor in-/uitschakeling.40<br />

- gloeilamp vervangen......................99<br />

Mobiele telefoons<br />

- opmerkingen ...................................68<br />

- inbouwvoorbereiding....................66<br />

Motor<br />

- identificatiegegevens ...................131<br />

- koelsysteem ..................................117<br />

- motorcode ....................................130<br />

- oliepeil controleren.....................116<br />

- ontsteking/inspuiting ...................132<br />

Motor starten<br />

- motor opwarmen na het starten71<br />

- motor uitzetten..............................72<br />

- noodstart ...................................72-88<br />

- start-/contactslot ...........................20<br />

- starten met een hulpaccu ....89-106<br />

- starten van de motor....................71<br />

Motorkap ...........................................51<br />

Motorolie<br />

- oliepeil controleren.....................116<br />

- technische specificaties...............139<br />

- verbruik..........................................116<br />

Motorruimte (reinigen) ................127<br />

Niveau van de<br />

motorkoelvloeistof......................117<br />

Niveau van de motorolie .............116<br />

Niveau van de remvloeistof.........118<br />

Niveau van de<br />

ruitenspoeiervloeistof.................117<br />

Noodgevallen ....................................88<br />

Nuttige accessoires..........................87<br />

Olieverbruik.................................116<br />

Onderhoud van de auto<br />

- aanvullende werkzaamheden ....114<br />

- geprogrammeerd onderhoud ...111<br />

- jaarlijks inspectieschema ............113<br />

- onderhoudsschema.....................112<br />

Ontwasemen/ontdooien<br />

- achterruit.........................................34<br />

- voorruit............................................34<br />

- zijruiten voor ..................................34<br />

Opendak<br />

- elektrisch bediend..........................44<br />

- handbediend....................................43<br />

Opkrikken van de auto.................107<br />

147


Parkeren..........................................71<br />

Plafondlampje<br />

- bediening..........................................39<br />

- gloeilampje vervangen.................102<br />

Portieren ............................................45<br />

Prestaties..........................................136<br />

Radiogolf-afstandsbediening<br />

- gebruik................................................6<br />

- typegoedkeuring ..........................143<br />

Radiozendapparatuur ......................68<br />

Remlichten.......................................100<br />

Remmen<br />

- vloeistofniveau..............................118<br />

- voetrem .........................................133<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

- bediening..........................................38<br />

- gloeilamp achter vervangen.......100<br />

- gloeilamp op voorspatbord<br />

vervangen.........................................99<br />

- gloeilamp voor vervangen............98<br />

Rijstijl...................................................79<br />

Rubber slangen ...............................123<br />

Ruiten (reinigen).............................127<br />

148 ALFABETISCH REGISTER<br />

Ruitensproeiers<br />

- bediening..........................................38<br />

- vloeistofniveau..............................117<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening..........................................38<br />

- ruitensproeiers.............................124<br />

- wisserbladen .................................123<br />

Signalen voor een correct gebruik<br />

van uw auto.......................................3<br />

Slepen van de auto.........................108<br />

Sleutels ..................................................4<br />

- duplicaatsleutels................................5<br />

Smeermiddelen (specificaties).....139<br />

Sneeuwkettingen ..............................86<br />

Snelheid (maximum)......................136<br />

Snelheidsmeter .................................24<br />

Specificaties van de<br />

smeermiddelen.............................139<br />

Start-/contactslot..............................20<br />

Startblokkering <strong>Fiat</strong>-CODE..............4<br />

Stoelen<br />

- kinderen (vervoeren)....................15<br />

- reinigen ..........................................128<br />

- toegang tot de zitplaatsen achter31<br />

- verstellen in lengterichting...........30<br />

- verstellen van de rugleuning........30<br />

Stuurinrichting ..........................61-134<br />

Stuurslot.............................................20<br />

Symbolen ..............................................4<br />

Tanken met de <strong>Fiat</strong> Seicento .......69<br />

Technische gegevens.....................129<br />

Toerenteller ......................................25<br />

Transmissie......................................132<br />

Trekken van aanhangers<br />

- montageschema..............................83<br />

- opmerkingen ...................................82<br />

- trekhaak installeren.......................82<br />

Van....................................................62<br />

Veilig rijden<br />

- in de bergen rijden ........................77<br />

- in de mist rijden .............................76<br />

- in het donker rijden ......................76<br />

- met ABS rijden ...............................78<br />

- met regen rijden.............................76<br />

- met sneeuw en ijs rijden ..............77<br />

- tijdens de rit....................................75


- voor u wegrijdt...............................74<br />

Veilig en milieubewust rijden...........2<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene opmerkingen.................14<br />

- gebruik..............................................11<br />

- gebruik van de heupgordel<br />

middenachter..................................13<br />

- gebruik van de veiligheidsgordel<br />

achter................................................12<br />

- hoogteverstelling............................13<br />

- kinderen veilig vervoeren ............15<br />

- onderhoud.......................................15<br />

Ventilatie ............................................35<br />

Verbandtrommel (E.H.B.O.)........110<br />

Versnellingsbak<br />

- gebruik van de versnellingsbak ...73<br />

- type .................................................132<br />

Verstelbare en regelbare<br />

luchtroosters ..................................33<br />

Verwarming .......................................33<br />

Vullingstabel.....................................138<br />

Waarschuwingsknipperlichten.......<br />

- bediening..........................................40<br />

Wegwijs in uw auto ...........................4<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

Wielen<br />

- onderhoud.....................................121<br />

- reservewiel......................................90<br />

- typen...............................................134<br />

- verwisselen......................................92<br />

Wielophanging ................................133<br />

Wieluitlijning ...................................135<br />

Wisserbladen voor en achter .....123<br />

Zekeringen....................................102<br />

Zitpositie instellen............................30<br />

Zonnekleppen ...................................43<br />

149


SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />

Selenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet<br />

aan de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />

Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de<br />

motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />

bescherming.<br />

SELENIA 20K<br />

Top quality fuel economy motorolie volgens API<br />

SJ-specificaties voor normale, turbo- of multiklepsmotoren.<br />

Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij<br />

hoge temperaturen.<br />

SELENIA PERFORMER<br />

Speciale motorolie voor een optimale<br />

motorwerking onder zeer extreme klimatologische<br />

omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />

ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />

VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />

SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />

(*) ASTM D445<br />

Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />

motoren en dank zij de uitstekende chemische<br />

stabiliteit kunnen de verversingsintervallen worden<br />

verlengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige<br />

reiniging is gegarandeerd.<br />

SELENIA. DE KRACHT ACHTER MODERNE MOTOREN<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10 86420<br />

0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />

km<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.


OLIE VERVERSEN?<br />

DE EXPERTS<br />

ADVISEREN<br />

SELENIA.<br />

Uw auto is ontwikkeld met de<br />

producten van FL Group.<br />

<strong>Fiat</strong> adviseert u dan ook om bij de eerstvolgende<br />

olieverversing Selenia motorolie<br />

te gebruiken.<br />

35.000 Motorexperts in Europa<br />

adviseren Selenia voor een maximale<br />

bescherming van de motor in uw auto.<br />

VRAAG UW DEALER<br />

NAAR SELENIA.


152 ALFABETISCH REGISTER<br />

NOTITIES


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Bandenmaat Bij gemidd. belading Bij volle belading Reserve-<br />

Voor Achter Voor Achter wiel<br />

Alle uitvoeringen 155/65 R13” 73T 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

165/55 R13” 70H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

175/50 R14” 74H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

Winter-<br />

135/70 R13” 68T – – – – 2,5<br />

banden 145/70 R13” 71Q M+S<br />

155/65 R13” 73H M+S<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,0<br />

2,0<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,3<br />

–<br />

–<br />

VAN 155/65 R13 73T 2,0 2,0 2,2 2,2 *<br />

Winterbanden<br />

145/70 R13” 71Q M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.<br />

MOTOROLIE VERVERSEN 1108 cm 3<br />

liter kg<br />

Motorcarter 3,1 2,8<br />

Motorcarter en filter 3,5 3,1<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

BRANDSTOFTANK (liter) 1108 cm 3<br />

liter<br />

Inhoud van brandstoftank 38<br />

Brandstofreserve 5 ÷ 7,5<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />

Druknummer 603.45.266 - VIII/2000 - 1e Editie - Printed in the Netherlands by van Setten 2<br />

Eindredactie Satiz - Turijn


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Symbolen .................................................................. 4<br />

<strong>FIAT</strong> CODE.............................................................. 4<br />

Diefstalalarm............................................................. 6<br />

Veiligheidsgordels ................................................... 11<br />

Kinderen veilig vervoeren .................................... 15<br />

Gordelspanners ...................................................... 19<br />

Start-/contactslot .................................................... 20<br />

Dashboard ............................................................... 21<br />

Instrumentenpaneel ............................................... 23<br />

Instrumenten ........................................................... 24<br />

Controle- en waarschuwingslampjes ................. 26<br />

Zitpositie instellen .................................................. 30<br />

Verwarming en ventilatie ...................................... 32<br />

Airconditioning, handbediend .............................. 35<br />

Hendels aan het stuur ........................................... 37<br />

Plafondlampje .......................................................... 39<br />

Bedieningsknoppen ................................................ 40<br />

Interieuruitrusting .................................................. 42<br />

Opendak ................................................................... 43<br />

Portieren .................................................................. 45<br />

Bagageruimte ........................................................... 47<br />

Motorkap ................................................................. 51<br />

Imperiaal/skidrager ................................................. 52<br />

Koplampen ............................................................... 53<br />

ABS ............................................................................ 54<br />

Airbags voor ............................................................ 56<br />

EOBD-systeem ....................................................... 60<br />

Elektrische stuurbekrachtiging ............................. 61<br />

Seicento VAN ......................................................... 62<br />

Autoradio ................................................................. 64<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon ............ 66<br />

Tanken met de <strong>Fiat</strong> Seicento ............................... 69<br />

Bescherming van het milieu ................................. 70<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Motor starten........................................................... 71<br />

Parkeren ................................................................... 72<br />

Handgeschakelde versnellingsbak ....................... 73<br />

Veilig rijden .............................................................. 74<br />

Kostenbesparing en beperking van de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen ................................ 78<br />

Economisch en milieubewust rijden ................... 80<br />

Trekken van aanhangers ....................................... 82<br />

Winterbanden ......................................................... 85<br />

Sneeuwkettingen .................................................... 86<br />

Auto langere tijd stallen ........................................ 87<br />

Nuttige accessoires ................................................ 87<br />

NOODGEVALLEN<br />

Noodstart ................................................................ 88<br />

Starten met een hulpaccu...................................... 89<br />

Rollend starten ....................................................... 90<br />

Een lekke band ........................................................ 90<br />

Een gloeilamp vervangen ....................................... 95<br />

Defecte buitenverlichting ..................................... 97<br />

Defecte interieurverlichting ................................. 102<br />

Een doorgebrande zekering ................................. 102<br />

Een lege accu ........................................................... 106<br />

Het opkrikken van de auto .................................. 107<br />

Het slepen van de auto ......................................... 108<br />

Bij een ongeval ........................................................ 109<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Geprogrammeerd onderhoud ............................. 111<br />

Onderhoudsschema ............................................... 112<br />

Jaarlijks inspectieschema ....................................... 113<br />

Aanvullende werkzaamheden .............................. 114<br />

Niveaus controleren .............................................. 115<br />

Luchtfilter ................................................................. 118<br />

Accu .......................................................................... 119<br />

Elektronische regeleenheden ............................... 120<br />

Wielen en banden .................................................. 121<br />

Rubber slangen ....................................................... 123<br />

Ruitenwissers ......................................................... 123<br />

Carrosserie .............................................................. 125<br />

Interieur ................................................................... 127<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Identificatiegegevens .............................................. 129<br />

Motorcodes - carrosserie-uitvoeringen ............ 130<br />

Motor ........................................................................ 131<br />

Bougies ..................................................................... 132<br />

Transmissie .............................................................. 132<br />

Remmen ................................................................... 133<br />

Wielophanging ........................................................ 133<br />

Stuurinrichting ......................................................... 134<br />

Wielen ...................................................................... 134<br />

Afmetingen ............................................................... 136<br />

Prestaties .................................................................. 136<br />

Gewichten ............................................................... 137<br />

Vullingstabel ............................................................. 138<br />

Specificaties van de smeermiddelen en<br />

vloeistoffen .............................................................. 139<br />

Brandstofverbruik .................................................. 141<br />

CO 2 -emissie bij de uitlaat .................................... 141<br />

Bandenspanning ...................................................... 142<br />

Radiogolf-afstandsbediening:<br />

ministeriële goedkeuring ....................................... 143


NEDERLANDS<br />

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze<br />

publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!