31.10.2012 Views

603.45.891 Fiat Doblo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...

603.45.891 Fiat Doblo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...

603.45.891 Fiat Doblo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

FIAT<br />

DOBLÒ<br />

<strong>603.45.891</strong> NL<br />

INSTRUCTIEBOEK


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de <strong>Fiat</strong> Doblò.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw <strong>Fiat</strong> Doblò leert kennen en u uw auto op<br />

de juiste manier zult gebruiken.<br />

Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />

Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van<br />

uw <strong>Fiat</strong> Doblò volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in<br />

conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />

In de de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />

• het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

• een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />

Veel leesplezier en goede reis!<br />

Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong> Doblò beschreven worden, dient u zich aan<br />

de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto<br />

die u gekocht hebt.<br />

1


ABSOLUUT LEZEN!<br />

BRANDSTOF TANKEN<br />

Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.<br />

2<br />

K<br />

STARTEN VAN DE MOTOR<br />

Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig<br />

in, maar trap het gaspedaal niet in; en daarna:<br />

benzinemotoren:draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />

dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes ¢<br />

(Y) en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

Ook onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet<br />

boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.<br />

<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />

invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />

U


ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />

kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de<br />

auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />

CODE-card<br />

Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODEcard<br />

te noteren en altijd bij u te hebben, omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de<br />

auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />

laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />

van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het<br />

milieu) â (conditie van de auto).<br />

3


WELKOM AAN BOORD VAN DE <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

De <strong>Fiat</strong> Doblò is een compacte en originele auto waarmee u bent verzekerd van perfect rijplezier en een<br />

maximum aan veiligheid. Bovendien is de <strong>Fiat</strong> Doblò een auto met respect voor het milieu.<br />

Zowel de nieuwe motoren als het grote gebruiksgemak, de aandacht voor de details en het grote comfort<br />

voor de bestuurder en zijn mede-inzittenden dragen ertoe bij om de persoo<strong>nl</strong>ijkheid van uw <strong>Fiat</strong> Doblò te waarderen.<br />

En ook daarna, want u zult ontdekken dat naast de karakteristieke stijl en het temperament, door nieuwe<br />

productietechnieken de onderhoudskosten laag zullen blijven.<br />

Zo is de eerste onderhoudsbeurt van de <strong>Fiat</strong> Doblò bijvoorbeeld pas bij 20.000 km.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat <strong>Fiat</strong> hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100%<br />

recycling. Als uw <strong>Fiat</strong> Doblò buiten gebruik moet worden gesteld, zorgt <strong>Fiat</strong> ervoor dat dit op milieuvriendelijke<br />

wijze gebeurt en dat alle materialen gerecycleerd worden (volgens de wettelijke normen). Voor het milieu heeft<br />

dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />

4


SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />

De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra<br />

aandacht voor vragen.<br />

Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp<br />

het gaat:<br />

Veiligheid van de inzittenden.<br />

Let op. Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies kan<br />

gevaar opleveren voor de inzittenden.<br />

Bescherming van het milieu.<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />

zodat het gebruik van de auto zo min<br />

mogelijk schade aan het milieu oplevert.<br />

Conditie van de auto.<br />

Let op. Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies<br />

schaadt de conditie van de auto en<br />

zal in veel gevallen ook de garantie<br />

doen vervallen.<br />

5


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele<br />

onderdelen van uw <strong>Fiat</strong> Doblò zijn<br />

plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht<br />

met daarop symbolen die<br />

uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in<br />

acht moet nemen als u met het<br />

betreffende onderdeel te maken<br />

krijgt.<br />

Onder de motorkap bevindt zich<br />

een plaatje met een korte samenvatting<br />

van de symbolen fig. 1.<br />

fig. 1<br />

6 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0001b<br />

FIAT CODE<br />

Voor een nog betere bescherming<br />

tegen diefstal is de auto uitgerust<br />

met een elektronische startblokkering<br />

(<strong>Fiat</strong> CODE). Het systeem schakelt<br />

automatisch in als de start-/contactsleutel<br />

wordt uitgenomen.<br />

In de handgreep van de sleutels<br />

bevindt zich een elektronisch component,<br />

dat bij het starten van de<br />

motor een signaal ontvangt via een<br />

speciale antenne die in het start-/<br />

contactslot is ingebouwd. Dit signaal<br />

wordt omgezet in een gecodeerd<br />

signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />

van de <strong>Fiat</strong> CODE gezonden,<br />

die, als de code wordt herkend,<br />

het starten van de motor mogelijk<br />

maakt.<br />

DE SLEUTELS fig. 2<br />

Bij de auto worden geleverd:<br />

– twee sleutels A als de auto niet is<br />

uitgerust met een afstandsbediening;<br />

– een sleutel A en een sleutel B als<br />

de auto is uitgerust met een<br />

afstandsbediening voor de centrale<br />

portiervergrendeling.<br />

– Sleutel A is voor het normale<br />

gebruik en dient voor:<br />

– het starten;<br />

– het ont-/vergrendelen van de<br />

voorportieren;<br />

fig. 2<br />

F0A0002b


– het ont-/vergrendelen van de achterdeuren<br />

of de achterklep;<br />

– het ont-/vergrendelen van de zijdeuren<br />

(alleen Cargo-uitvoeringen);<br />

– de uitschakeling van de airbag aan<br />

passagierszijde.<br />

Sleutel B, met ingebouwde afstandsbediening,<br />

heeft dezelfde functies als<br />

sleutel A als de auto is uitgerust met<br />

afstandsbediening voor de centrale<br />

portiervergrendeling.<br />

Samen met de sleutels hebt u een<br />

CODE-card fig. 3 ontvangen waarop<br />

staat aangegeven:<br />

a - de elektronische code voor het<br />

uitvoeren van een noodstart (zie<br />

“Noodstart” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”);<br />

fig. 3<br />

F0A0003b<br />

b - de mechanische code van de sleutels<br />

die bij aanvraag van duplicaatsleutels<br />

aan de <strong>Fiat</strong>-dealer moet worden<br />

overhandigd.<br />

De CODE-card moet op een veilige<br />

plaats worden bewaard.<br />

Wij raden u aan de elektronische<br />

code van de CODE-card te noteren en<br />

altijd bij u te hebben, omdat deze<br />

onmisbaar is voor het uitvoeren van<br />

een noodstart.<br />

WERKING<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand STOP of PARK uitneemt, schakelt<br />

het beveiligingssysteem de startblokkering<br />

in.<br />

Draai bij het starten van de motor de<br />

start-/contactsleutel in stand MAR:<br />

1) Als de code wordt herkend, gaat<br />

het controlelampje ¢ (Y) op het instrumentenpaneel<br />

kort knipperen; het<br />

beveiligingssysteem heeft de door de<br />

sleutel gezonden code herkend en de<br />

startblokkering wordt opgeheven.<br />

Draai de sleutel in stand AVV om de<br />

motor te starten.<br />

2) Als het waarschuwingslampje ¢<br />

(Y) blijft branden, wordt de code niet<br />

herkend. In dat geval raden wij u aan de<br />

sleutel in stand STOP en vervolgens<br />

opnieuw in stand MAR te draaien; als<br />

de motor geblokkeerd blijft, probeer<br />

het dan opnieuw met de andere geleverde<br />

sleutel.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan zelf een noodstart uit (zie<br />

“Noodstart” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”) en wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Tijdens het rijden met de contactsleutel<br />

in stand MAR:<br />

1)Als het lampje ¢ (Y) gaat branden,<br />

betekent dit dat het systeem zichzelf<br />

controleert (bijv. bij een vermindering<br />

van de spanning).<br />

2) Als het controlelampje ¢ (Y)<br />

knippert, betekent dit dat de auto niet<br />

beveiligd wordt door de startblokkering.<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

om alle sleutels in het geheugen te laten<br />

opslaan.<br />

BELANGRIJK Bij krachtige stoten<br />

kunnen de elektronische componenten<br />

in de sleutel beschadigd worden.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

7


BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />

eigen code, die verschillend is van alle<br />

andere, en die in de regeleenheid van<br />

het systeem moet worden opgeslagen.<br />

DUPLICAATSLEUTELS<br />

Als u extra sleutels wenst, wendt u<br />

dan met alle sleutels die reeds in uw<br />

bezit zijn en de CODE-card tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. De <strong>Fiat</strong>-dealer moet<br />

zowel de nieuwe sleutels als de reeds<br />

in uw bezit zijnde sleutels (tot een<br />

maximum van 8 sleutels) in het geheugen<br />

opslaan. De <strong>Fiat</strong>-dealer zal u vragen<br />

uw eigendomsrecht op de auto te<br />

bewijzen.<br />

Als tijdens het opslaan van een nieuwe<br />

sleutelcode de reeds opgeslagen<br />

sleutelcodes niet opnieuw worden<br />

ingevoerd, worden ze uit het geheugen<br />

gewist, zodat eventueel verloren sleutels<br />

niet meer gebruikt kunnen worden<br />

voor het starten van de motor.<br />

Als de auto wordt verkocht, moeten<br />

alle sleutels en de CODE-card overhandigd<br />

worden aan de nieuwe eigenaar.<br />

8 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

AFSTANDSBEDIE-<br />

NING CENTRALE<br />

PORTIERVERGREN-<br />

DELING<br />

De afstandsbediening is in de contactsleutel<br />

ingebouwd en werkt op<br />

radiogolven. Druk voor het ver-/ontgrendelen<br />

van de portieren op het<br />

knopje A-fig. 4.<br />

Het knopje A schakelt de zender in<br />

en het lampje B knippert als de zender<br />

een code stuurt naar de ontvanger.<br />

Als de portieren met de afstandsbediening<br />

worden ontgrendeld, gaat<br />

de interieurverlichting een vooraf<br />

vastgestelde tijd branden.<br />

fig. 4<br />

A<br />

B<br />

F0A0004b<br />

Voor het eventueel aanvragen van<br />

extra afstandsbedieningen of het vervangen<br />

van de batterijen wordt verwezen<br />

naar de betreffende paragrafen.<br />

BELANGRIJK De frequentie van<br />

de afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (bijv. van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs<br />

enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden<br />

beïnvloed.<br />

Ministeriële goedkeuring<br />

In overeenstemming met de wetgeving<br />

in ieder land ten aanzien van<br />

radiozendapparatuur:<br />

– zijn de toelatingsnummers voor<br />

de verschillende landen opgenomen<br />

in de paragraaf “Radiogolf-afstandsbediening”<br />

in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

– staat, voor de landen waar een<br />

zendmachtiging verplicht is, het toelatingsnummer<br />

op de sleutel met<br />

afstandsbediening.


EXTRA AFSTANDS-<br />

BEDIENINGEN BESTELLEN<br />

De ontvanger kan in totaal 8<br />

afstandsbedieningen herkennen.<br />

Als u na verloop van tijd een nieuwe<br />

afstandsbediening nodig hebt,<br />

wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer en<br />

neem alle in uw bezit zijnde sleutels<br />

en de CODE-card mee.<br />

BATTERIJEN VERVANGEN<br />

Ga voor het vervangen van de batterijen<br />

door exemplaren van hetzelfde<br />

type als volgt te werk: open het<br />

kunststof dekseltje met behulp van<br />

een schroevendraaier op plaats Afig.<br />

5. Plaats de nieuwe batterijen B<br />

volgens de aangegeven polariteit;<br />

sluit het deksel.<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het<br />

milieu. Ze moeten in<br />

daarvoor bestemde containers<br />

worden gedeponeerd Ze kunnen<br />

ook ingeleverd worden bij<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt vervolgens<br />

voor de afvoer.<br />

fig. 5<br />

A<br />

B<br />

F0A0005b<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen<br />

de rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Trek de gordel uit en maak de gordel<br />

vast door de gesp A-fig. 6 in de sluiting<br />

B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.<br />

Als de gordel tijdens het uittrekken<br />

blokkeert, laat dan de veiligheidsgordel<br />

een stukje teruglopen en trek hem vervolgens<br />

weer rustig uit.<br />

fig. 6<br />

B C<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

A<br />

F0A0006b<br />

9


Druk, om de gordel los te maken, op<br />

de knop C. Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om te voorkomen dat<br />

de gordelband draait.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte<br />

van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager, waarbij<br />

voldoende bewegingsruimte overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

kan de rolautomaat blokkeren; dit is<br />

een normaal verschijnsel. Bovendien<br />

blokkeert de rolautomaat als u de gordel<br />

snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij<br />

hard remmen, botsingen en bij hoge<br />

snelheden in bochten.<br />

fig. 7<br />

Druk tijdens het rijden<br />

niet op de knop C.<br />

10 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0402b<br />

De zitplaatsen achter (indien aanwezig)<br />

zijn voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />

met rolautomaat.<br />

BELANGRIJK Voordat de veiligheidsgordel<br />

wordt vastgemaakt,<br />

moet gecontroleerd worden of de<br />

stoel goed vergrendeld is.<br />

Uitvoering 7 zitplaatsen<br />

Bij de uitvoering met 7 zitplaatsen<br />

zijn alle zitplaatsen achter (tweede<br />

en derde rij) voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />

met rolautomaat<br />

fig. 7.<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel<br />

dragen, tijdens een ernstig<br />

ongeval niet alleen zelf aan<br />

gevaar worden blootgesteld<br />

maar ook gevaar opleveren<br />

voor de inzittenden voor.<br />

SBR-systeem<br />

Alleen de personenauto- en<br />

Combi-uitvoeringen zijn uitgerust<br />

met het SBR-systeem (Seat Belt<br />

Reminder), dat bestaat uit een akoestisch<br />

waarschuwingssysteem dat,<br />

samen met het knipperende lampje<br />

< op het instrumentenpaneel, de<br />

bestuurder waarschuwt als de veiligheidsgordel<br />

niet is omlegd.<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />

het systeem uit of in te schakelen.


HOOGTEVERSTELLING VAN<br />

DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR<br />

staat.<br />

De hoogte van de gordel moet<br />

altijd worden aangepast aan het postuur<br />

van de inzittende. Zo wordt de<br />

kans op letsel bij een ongeval verkleind.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij<br />

over de schouder halverwege tussen<br />

nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />

fig. 8<br />

De veiligheidsgordels<br />

mogen alleen worden<br />

versteld als de auto stil-<br />

B<br />

A<br />

F0A0008b<br />

De geleidebeugel kan in 4 standen<br />

worden gezet.<br />

Omhoog: trek de beugel A-fig. 8<br />

omhoog in de gewenste stand.<br />

Omlaag: druk op de knop B en<br />

schuif tegelijkertijd de beugel A<br />

omlaag in de gewenste stand.<br />

Controleer na het instellen altijd of<br />

de beugel A goed vergrendeld is<br />

door hem naar beneden te duwen<br />

zonder de knop B in te drukken.<br />

Controleer na het<br />

afstellen altijd of de<br />

hoogteverstelling in één<br />

van de vaste posities is geblokkeerd.<br />

Laat hiervoor de knop<br />

los en trek de gordel omlaag,<br />

zodat het bevestigingspunt<br />

blokkeert, als dit nog niet heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor<br />

van de <strong>Fiat</strong> Doblò voorzien van gordelspanners<br />

(bij een airbag aan<br />

bestuurderszijde). Dit systeem<br />

wordt bij een heftige frontale botsing<br />

door een sensor in werking gesteld<br />

en trekt de gordel enige centimeters<br />

aan. Op deze wijze worden de inzittenden<br />

veel beter op hun plaats<br />

gehouden en wordt de voorwaartse<br />

beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner<br />

in werking is geweest; de gordel<br />

wordt niet meer opgerold, ook niet<br />

als hij wordt begeleid.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

bescherming door de gordelspanners<br />

moet de veiligheidsgordel zo<br />

worden omgelegd dat hij goed aansluit<br />

op borst en bekken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

11


Er kan een beetje rook ontsnappen.<br />

Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />

niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen<br />

enkel onderhoud of smering. Elke<br />

verandering van de oorspronkelijke<br />

staat zal de doelmatigheid verminderen.<br />

Als de gordelspanner door<br />

extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(overstromingen, zeestormen) met<br />

water en modder in contact is<br />

geweest, dan moet de spanner worden<br />

vervangen.<br />

fig. 9<br />

12 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0421b<br />

De gordelspanner<br />

werkt slechts eenmaal.<br />

Als de gordelspanners<br />

hebben gewerkt, moet u zich<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden om<br />

ze te laten vervangen. De geldigheid<br />

van het systeem staat<br />

vermeld op een plaatje fig. 9 dat<br />

zich in het dashboardkastje<br />

bevindt: laat voor het verstrijken<br />

van deze termijn het systeem<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />

Werkzaamheden waarbij<br />

stoten, sterke trillingen<br />

of verhitting (maximaal<br />

100°C gedurende ten<br />

hoogste 6 uur) optreden, kunnen<br />

de gordelspanners beschadigen<br />

of activeren: bij die<br />

omstandigheden horen niet trillingen<br />

die voortgebracht worden<br />

door een slecht wegdek of<br />

door contacten met kleine<br />

obstakels zoals trottoirbanden.<br />

Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Trekkrachtbegrenzers<br />

Dit systeem vermindert na een botsing<br />

de belasting die door de veiligheidsgordel<br />

op de schouder en de<br />

borst wordt uitgeoefend, en vergroot<br />

de bescherming omdat de<br />

schok ten gevolge van een botsing<br />

(onvermijdelijk, ook met airbag)<br />

wordt weggenomen. Het systeem is<br />

geïntegreerd in de gordelspanner.


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder is verplicht zich te<br />

houden aan de wettelijke voorschriften<br />

met betrekking tot het verplichte<br />

gebruik van de veiligheidsgordels<br />

(en de inzittenden erop attent te<br />

maken).<br />

Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />

voordat u vertrekt.<br />

fig. 10<br />

F0A0010b<br />

Voor maximale veiligheid<br />

moet u de rugleuning<br />

rechtop zetten,<br />

tegen de leuning aan gaan zitten<br />

en de gordel goed laten aansluiten<br />

op borst en bekken. Draag<br />

altijd veiligheidsgordels zowel<br />

voor als achter in de auto!<br />

Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op ernstig<br />

letsel of dodelijke afloop bij<br />

een ongeval.<br />

De gordelband mag<br />

nooit gedraaid zijn. Het<br />

diagonale gordelgedeelte<br />

moet via het midden van de<br />

schouder schuin over de borst<br />

liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken<br />

fig. 10 en niet over de buik liggen.<br />

Gebruik geen voorwerpen<br />

(wasknijpers, klemmen, enz.)<br />

die een goed aansluiten van de<br />

gordel op het lichaam verhinderen.<br />

Het is streng verboden<br />

onderdelen van de veiligheidsgordels<br />

of gordelspanners<br />

te demonteren of<br />

open te maken.<br />

Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels<br />

en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Als de gordel aan een<br />

zware belasting wordt<br />

blootgesteld (bijvoorbeeld<br />

tijdens een ongeval), dan<br />

moet de gordel samen met de<br />

verankeringen, bevestigingspunten<br />

en de gordelspanners<br />

worden vervangen. Ook als de<br />

schade niet zichtbaar is, dan kan<br />

de gordel toch verzwakt zijn.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

13


Iedere gordel dient<br />

slechts ter bescherming<br />

van een enkel persoon:<br />

gebruik de gordel niet voor een<br />

kind dat bij een volwassene op<br />

schoot zit, waarbij de gordel<br />

beiden zou moeten beschermen<br />

fig. 11. Plaats bovendien geen<br />

enkel voorwerp tussen de gordel<br />

en het lichaam van een inzittende.<br />

fig. 11<br />

14 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0011b<br />

Ook vrouwen die in verwachting<br />

zijn moeten een gordel dragen: ook<br />

voor hen (zowel voor de aanstaande<br />

moeder als het kind) is de kans op<br />

letsel bij een ernstig ongeval kleiner<br />

als ze een gordel dragen. Uiteraard<br />

moeten zwangere vrouwen het<br />

onderste deel van de gordel meer<br />

naar beneden omleggen, zodat de<br />

gordel onder de buik langs loopt fig.<br />

12.<br />

fig. 12<br />

F0A0012b<br />

HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS IN OPTIMALE<br />

STAAT HOUDT<br />

1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is; controleer<br />

ook of de oprolautomaat zonder<br />

haperingen werkt.<br />

2) Vervang de gordels na een ongeval,<br />

ook al zijn ze ogenschij<strong>nl</strong>ijk niet<br />

beschadigd. Vervang de gordels ook<br />

als de gordelspanners in werking zijn<br />

geweest.<br />

3) U kunt de gordels met de hand<br />

wassen met warm water en een neutrale<br />

zeep. Spoel ze uit en laat ze in<br />

de schaduw drogen. Gebruik geen<br />

bijtende, blekende of kleurende middelen.<br />

Vermijd het gebruik van alle<br />

chemische producten die het weefsel<br />

van de gordel kunnen aantasten.<br />

4) Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van de<br />

oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />

als ze niet nat zijn geweest.<br />

5) Vervang de gordels bij tekenen<br />

van slijtage of beschadigingen.


KINDEREN VEILIG VERVOEREN Voor optimale bescherming bij een<br />

ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />

reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssyste-<br />

ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje<br />

achterstevoren op de passagiersstoel voor als de airbag<br />

aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de<br />

airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de<br />

dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen<br />

achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de<br />

meeste bescherming bieden. Monteer absoluut geen kinderzitje op de<br />

stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij<br />

een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel<br />

en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte<br />

van het ongeluk. Indien noodzakelijk kunnen kinderen op de passagiersstoel<br />

voor worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een<br />

uitschakelbare frontairbag aan passagierszijde. In dit geval moet u er<br />

absoluut zeker van zijn dat de airbag is uitgeschakeld door te controleren<br />

of het waarschuwingslampje F op het instrumentenpaneel<br />

brandt (zie de paragraaf FRONTAIRBAGS EN ZIJ-AIRBAGS bij het onderdeel<br />

FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE). Bovendien moet de passagiersstoel<br />

zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat<br />

het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.<br />

men.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Dit is een wettelijk voorschrift volgens<br />

richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten<br />

van de Europese Unie.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in<br />

verhouding met de rest van het<br />

lichaam groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en<br />

botstructuur nog niet volledig zijn<br />

ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />

kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

15


De resultaten van het onderzoek<br />

over de optimale bescherming van<br />

kleine kinderen zijn opgenomen in<br />

de Europese ECE/R44-voorschriften<br />

die wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />

zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />

Groep 0 gewicht tot aan 10 kg<br />

Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />

overlapping tussen de groepen; daarom<br />

zijn in de handel systemen verkrijgbaar<br />

die geschikt zijn voor verschillende<br />

gewichtsgroepen.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien<br />

van de typegoedkeuring en van een<br />

goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />

dat absoluut niet mag worden<br />

verwijderd.<br />

Kinderen met een lengte van meer<br />

dan 1,50 m worden, met betrekking tot<br />

de veiligheidssystemen, gelijkgesteld<br />

met volwassenen en moeten dan ook<br />

normaal de veiligheidsgordels omleggen.<br />

16 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen voor<br />

elke gewichtsgroep. Deze zijn speciaal<br />

ontworpen en ontwikkeld voor<br />

de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />

GROEP 0 en 0+<br />

Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes<br />

worden vervoerd die achterstevoren<br />

zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd<br />

wordt gesteund en bij plotseling<br />

remmen de nek niet wordt<br />

belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel,<br />

zoals in fig. 14 is aangegeven,<br />

en het kind moet op zijn beurt<br />

worden beschermd door de gordel<br />

van het wiegje zelf.<br />

fig. 14<br />

F0A0440b<br />

De afbeelding dient<br />

alleen ter illustratie van<br />

de bevestiging. Houdt u<br />

voor de montage van het kinderzitje<br />

aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9<br />

en 18 kg moeten worden vervoerd<br />

in kinderzitjes met een kussen die<br />

naar voren fig. 15 zijn gekeerd,<br />

waarbij de veiligheidsgordel van de<br />

auto zowel het kinderzitje als het<br />

kind op zijn plaats moet houden.<br />

fig. 15<br />

F0A0441b


De afbeelding dient<br />

alleen ter illustratie van<br />

de bevestiging. Houdt u<br />

voor de montage van het kinderzitje<br />

aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

Er bestaan kinderzitjes<br />

die geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en 1.<br />

Deze kinderzitjes kunnen worden<br />

bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben<br />

zelf gordels om het kind te<br />

beschermen. Vanwege het<br />

gewicht kan het gevaarlijk zijn<br />

als ze verkeerd worden gemonteerd<br />

(bijvoorbeeld als een kussen<br />

tussen het kinderzitje en de<br />

veiligheidsgordels van de auto<br />

wordt geplaatst). Houdt u voor<br />

de montage strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

GROEP 2<br />

Kinderen met een gewicht tussen<br />

15 en 25 kg kunnen direct door de<br />

veiligheidsgordels van de auto worden<br />

beschermd. Kinderen moeten<br />

zo in de kinderzitjes worden<br />

geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />

schuin over de borst en niet<br />

langs de nek ligt. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over het bekken<br />

en niet over de buik van het kind<br />

liggen fig. 16.<br />

De afbeelding dient<br />

alleen ter illustratie van<br />

de bevestiging. Houdt u<br />

voor de montage van het kinderzitje<br />

aan de instructies. De<br />

fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren.<br />

fig. 16<br />

F0A0442b<br />

GROEP 3<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen<br />

22 en 36 kg is de borstomvang<br />

van dien aard dat de kinderen<br />

gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />

steunen en niet meer in een kinderzitje<br />

hoeven te worden vervoerd.<br />

In fig. 17 wordt een voorbeeld<br />

gegeven van de juiste positie van het<br />

kind op de achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

fig. 17<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

17<br />

F0A0443b


Geschiktheid van de zitplaatsen voor het gebruik van kinderzitjes<br />

De <strong>Fiat</strong> Doblò voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />

plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />

Groep Gewicht STOEL VOOR<br />

Passagier voor<br />

Groep 0, 0+ tot 13 kg U U X<br />

Groep 1 9 - 18 kg U U X<br />

Groep 2 15 - 25 kg U U X<br />

Groep 3 22 - 36 kg U U X<br />

18 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

STOEL ACHTER tweede rij STOEL ACHTER derde rij<br />

Passagiers zijkant en midden Passagiers aan de zijkant<br />

Legenda:<br />

U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven<br />

“groepen”.<br />

X = Stoel niet geschikt voor kinderen van deze leeftijdsgroep.


Hieronder zijn de richtlijnen<br />

voor een veilig vervoer van kinderen<br />

aangegeven. U dient zich<br />

hieraan te houden.<br />

1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />

op een van de zitplaatsen achter<br />

omdat deze plaatsen bij een<br />

ongeval de meeste bescherming bieden.<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de voorstoel<br />

aan de passagierszijde<br />

als deze is uitgerust met<br />

een frontairbag, omdat kinderen<br />

nooit op de voorstoel vervoerd<br />

mogen worden.<br />

2) Als de airbag aan passagierszijde<br />

buiten werking wordt gesteld, moet<br />

altijd gecontroleerd worden of het<br />

betreffende lampje F op het instrumentenpaneel<br />

brandt.<br />

3) Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren. Bewaar de<br />

instructies samen met het instructieboekje<br />

in de auto. Monteer geen<br />

gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />

gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />

4) Controleer of de gordels goed<br />

zijn vastgemaakt door aan de gordelband<br />

te trekken.<br />

5) Ieder veiligheidssysteem is<br />

bedoeld voor slechts één kind: vervoer<br />

nooit twee kinderen in een systeem.<br />

6) Controleer altijd of de gordel<br />

niet langs de nek van het kind loopt.<br />

7) Zorg er tijdens de rit voor dat<br />

het kind geen afwijkende houding<br />

aanneemt of de gordels losmaakt.<br />

8) Vervoer kinderen nooit in uw<br />

armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />

Niemand is sterk genoeg om ze<br />

bij een ongeval vast te houden.<br />

9) Na een ongeval moet het zitje<br />

door een nieuw exemplaar worden<br />

vervangen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

19


START-/CONTACT-<br />

SLOT<br />

De sleutel kan in 4 standen worden<br />

gedraaid fig. 26:<br />

– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar<br />

en stuur geblokkeerd.<br />

Enkele elektrische installaties kunnen<br />

werken (bijv. autoradio, elektrische<br />

ruitbediening enz.).<br />

– MAR: contact aan. Alle elektrische<br />

installaties werken.<br />

– AVV: motor starten.<br />

– PARK:motor uit, parkeerverlichting<br />

aan, sleutel uitneembaar en<br />

stuur geblokkeerd. Druk om de sleutel<br />

in stand PARK te kunnen draaien,<br />

op de knop A.<br />

fig. 26<br />

A<br />

20 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0018b<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv.<br />

bij een poging tot diefstal)<br />

moet u, voordat u weer<br />

met de auto gaat rijden, de werking<br />

van het slot laten controleren<br />

bij de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Neem altijd de sleutel<br />

uit het contactslot als de<br />

auto wordt verlaten, om<br />

onvoorzichtig gebruik van de<br />

bedieningsknoppen te voorkomen.<br />

Vergeet niet de handrem<br />

aan te trekken en schakel de<br />

eerste versnelling in bij een helling<br />

omhoog. Schakel de achteruit<br />

in als de auto op een helling<br />

omlaag staat. Laat kinderen<br />

nooit alleen achter in de auto.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen: zet de sleutel in<br />

stand STOP of PARK, trek de<br />

sleutel uit het start-/contactslot en<br />

draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen: draai het stuur iets<br />

heen en weer, terwijl u de sleutel in<br />

stand MAR draait.<br />

Verwijder de sleutel<br />

nooit uit het contactslot<br />

als de auto nog in beweging<br />

is. Bij de eerste stuuruitslag<br />

blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt in alle gevallen,<br />

ook als de auto gesleept wordt.<br />

Het is streng verboden<br />

om de-/montagewerkzaamheden<br />

uit te voeren,<br />

waarvoor wijzigingen in de<br />

stuurinrichting of de stuurkolom<br />

vereist zijn (bijv. bij montage<br />

van een diefstalbeveiliging).<br />

Hierdoor kunnen de prestaties<br />

van het systeem, de garantie en<br />

de veiligheid in gevaar worden<br />

gebracht en voldoet de auto<br />

niet meer aan de typegoedkeuring.


DASHBOARD<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen<br />

per uitvoering verschillen.<br />

1 2 3 4<br />

5 6 7 8 9 10 11<br />

23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12<br />

fig. 27<br />

1. Vast luchtrooster aan zijkant - 2. Verstelbaar luchtrooster aan zijkant - 3. Claxon - 4. Instrumentenpaneel - 5.<br />

Verstelbaar luchtrooster in het midden - 6. Opbergvak - 7. Verstelbaar luchtrooster in het midden - 8. Bedieningsknoppen<br />

in het midden - 9. Opbergvak - 10. Verstelbaar luchtrooster aan zijkant - 11. Vast luchtrooster aan zijkant - 12.<br />

Inbouwplaats luidspreker rechtsvoor -13. Dashboardkastje - 14. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning<br />

- 15. Schuif voor luchtrecirculatie - 16. Stekkerdoos - 17. Opbergvak - 18. Asbak - 19. Aansteker - 20. Start-/contactslot<br />

- 21. Hendel van stuurverstelling - 22. Hendel voor motorkapontgrendeling - 23. Inbouwplaats luidspreker linksvoor.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0019b<br />

21


INSTRUMENTENPANEEL Uitvoeringen 1.4 8V - 1.3<br />

Multijet - 1.9 Multijet<br />

A - Snelheidsmeter<br />

B - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

C - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje<br />

voor te hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

D - Toerenteller<br />

E - Multifunctioneel display<br />

De lampjes m en c zijn uitsluitend<br />

op de Dieseluitvoering aanwezig.<br />

fig. 28<br />

F0A0444b<br />

Uitvoeringen Natural Power<br />

A - Toerenteller.<br />

B - Koelvloeistoftemperatuur-<br />

fig. 29<br />

F0A0445b<br />

meter met waarschuwingslampje<br />

voor te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />

C - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve.<br />

D - Snelheidsmeter.<br />

E - Digitaal display.<br />

De lampjes m en c zijn uitsluitend<br />

op de Dieseluitvoering aanwezig.<br />

22 WEGWIJS IN UW AUTO


fig. 30 - Bij aanwezigheid van een buitentemperatuursensor en/of roetfilter<br />

bij Multijet-uitvoeringen<br />

F0A0500b<br />

Uitvoeringen 1.4 8V - 1.3<br />

Multijet - 1.9 Multijet<br />

A - Snelheidsmeter.<br />

B - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve.<br />

C - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje<br />

voor te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />

D - Toerenteller.<br />

E - Digitaal display.<br />

De lampjes m en c zijn uitsluitend<br />

op de Dieseluitvoering aanwezig.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

23


INSTRUMENTEN<br />

SNELHEIDSMETER<br />

De snelheidsmeter A-fig. 31 - 32<br />

geeft de snelheid van de auto aan.<br />

fig. 31<br />

fig. 32<br />

24 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0501b<br />

F0A0446b<br />

TOERENTELLER<br />

De toerenteller B-fig. 33 - 34<br />

geeft het toerental van de motor<br />

aan.<br />

fig. 33<br />

F0A0447b<br />

BELANGRIJK De regeleenheid<br />

van de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof<br />

als de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het<br />

motorvermogen zal afnemen. Bij stationair<br />

draaiende motor kan de toerenteller<br />

onder bepaalde omstandigheden<br />

een geleidelijke of herhaalde<br />

toerentalstijging aangeven. Dit is een<br />

normaal verschijnsel en kan voorkomen<br />

als bijvoorbeeld de airconditioning<br />

of de elektroventilateur wordt<br />

ingeschakeld. In deze gevallen dient<br />

een geringe toerentalstijging voor<br />

het behoud van de lading van de<br />

accu.<br />

fig. 34<br />

F0A0227b


BRANDSTOFMETER<br />

De wijzer geeft de hoeveelheid<br />

brandstof aan die in de tank aanwezig<br />

is. Het waarschuwingslampje Afig.<br />

35 - 36 (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het<br />

instelbare multifunctionele display)<br />

geeft aan dat er nog ongeveer 5 - 7<br />

liter brandstof aanwezig is.<br />

E - brandstoftank leeg.<br />

F - brandstoftank vol.<br />

Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:<br />

door een onregelmatige<br />

brandstoftoevoer kan de katalysator<br />

beschadigen.<br />

BELANGRIJK Als de wijzernaald<br />

op de indicatie E staat en het waarschuwingslampje<br />

A knippert, dan is<br />

er een storing in het systeem.<br />

fig. 35<br />

F0A0343b<br />

Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

om het systeem te laten controleren.<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />

TUURMETER<br />

De wijzer geeft de temperatuur aan<br />

van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger<br />

wordt dan ongeveer 50 °C.<br />

Bij normaal gebruik van de auto kan<br />

de wijzernaald op verschillende posities<br />

in het bereik staan, afhankelijk<br />

van de gebruiksomstandigheden van<br />

de auto.<br />

fig. 36<br />

F0A0225b<br />

C - Lage koelvloeistoftemperatuur<br />

H - Hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

Als het waarschuwingslampje B-fig.<br />

35 - 37 brandt (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op<br />

het instelbare multifunctionele display),<br />

dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />

te hoog; zet in dat geval de<br />

motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Als de wijzernaald in<br />

het rode gebied komt,<br />

zet dan onmiddellijk de<br />

motor uit en wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

fig. 37<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

25<br />

F0A0226b


DIGITAAL DISPLAY<br />

BEGINSCHERM fig. 38<br />

Op het beginscherm kan het volgende<br />

worden weergegeven:<br />

A - Weergave koplampafstelling<br />

(alleen als het dimlicht is ingeschakeld).<br />

B - Tijd (altijd weergegeven, ook bij<br />

uitgenomen contactsleutel en gesloten<br />

voorportieren).<br />

C - Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller).<br />

fig. 38<br />

26 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0502b<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 39<br />

A - Klokje instellen.<br />

KLOKJE INSTELLEN fig. 39<br />

Druk voor het instellen van de tijd<br />

op knopje A. Elke keer als u het<br />

knopje indrukt, verspringt het klokje<br />

een eenheid vooruit. Als u het<br />

betreffende knopje ingedrukt houdt,<br />

lopen de cijfers automatisch snel<br />

door. Als u dichtbij de juiste tijd<br />

bent, laat u het knopje los en stelt u<br />

de exacte waarde in door het knopje<br />

telkens in te drukken en los te<br />

laten.<br />

fig. 39<br />

F0A0229b<br />

CONTROLE WAARSCHU-<br />

WINGSLAMPJES fig. 40<br />

De controle wordt uitgevoerd op<br />

de volgende lampjes:<br />

– handrem aangetrokken/te laag<br />

remvloeistofniveau;<br />

– ABS- en EBD-systeem (indien<br />

aanwezig);<br />

De controle wordt automatisch<br />

uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en tijdens de normale<br />

werking als eventueel een storing<br />

wordt geconstateerd. Als de<br />

controle van de lampjes is voltooid,<br />

geeft het display de eventuele storing<br />

van een of meerdere lampjes aan<br />

door het gedurende 10 seconden<br />

knipperen van het opschrift “LED<br />

Error”.<br />

fig. 40<br />

F0A0503b


MULTIFUNCTIONEEL<br />

DISPLAY<br />

BEGINSCHERM fig. 41<br />

Op het beginscherm kan het volgende<br />

worden weergegeven:<br />

A - Weergave koplampafstelling<br />

(alleen als het dimlicht is ingeschakeld).<br />

B - Tijd.<br />

C - Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller).<br />

Opmerking Bij uitgenomen contactsleutel<br />

wordt bij het openen van<br />

een van de voorportieren het display<br />

verlicht en wordt enkele seconden<br />

de tijd en de kilometer-/mijltotaalteller<br />

weergegeven.<br />

fig. 41<br />

F0A0331b<br />

KLOKJE INSTELLEN fig. 42<br />

Druk voor het instellen van de tijd<br />

op knopje A voor het verhogen van<br />

de minuten en op knopje B voor het<br />

verlagen van de minuten. Elke keer<br />

als u het knopje indrukt, verspringt<br />

het klokje een eenheid vooruit. Als u<br />

het betreffende knopje ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch<br />

snel door. Als u dichtbij de juiste tijd<br />

bent, laat u het knopje los en stelt u<br />

de exacte waarde in door het knopje<br />

telkens in te drukken en los te<br />

laten.<br />

fig. 42<br />

F0A0340b<br />

CONTROLE WAARSCHU-<br />

WINGSLAMPJES fig. 43<br />

De controle wordt uitgevoerd op<br />

de volgende lampjes:<br />

– handrem aangetrokken/te laag<br />

remvloeistofniveau;<br />

– ABS- en EBD-systeem (indien<br />

aanwezig);<br />

De controle wordt automatisch<br />

uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en tijdens de normale<br />

werking als eventueel een storing<br />

wordt geconstateerd. Als de<br />

controle van de lampjes is voltooid,<br />

geeft het display de eventuele storing<br />

van een of meerdere lampjes aan<br />

door het gedurende 10 seconden<br />

knipperen van het opschrift “LED<br />

Error”.<br />

fig. 43<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0333b<br />

27


INSTELBAAR MUL-<br />

TIFUNCTIONEEL<br />

DISPLAY (indien<br />

aanwezig)<br />

De auto kan zijn uitgerust met een<br />

instelbaar multifunctioneel display<br />

dat, afhankelijk van de instelling, nuttige<br />

informatie levert aan de gebruiker<br />

tijdens de rit.<br />

BEGINSCHERM fig. 44<br />

Op het beginscherm kan het volgende<br />

worden weergegeven:<br />

A - Datum<br />

C - Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)<br />

C - Tijd<br />

fig. 44<br />

28 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0504b<br />

D - Buitentemperatuur (indien aanwezig)<br />

E - Weergave koplampafstelling<br />

(alleen als het dimlicht is ingeschakeld).<br />

Opmerking Bij uitgenomen contactsleutel<br />

wordt bij het openen van<br />

een van de voorportieren het display<br />

verlicht en wordt enkele seconden<br />

de tijd en de kilometer-/mijltotaalteller<br />

weergegeven.<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

fig. 45<br />

+ Om het scherm en de keuzemogelijkheden<br />

naar boven te doorlopen<br />

of de weergegeven waarde te verhogen.<br />

fig. 45<br />

F0A0512b<br />

MODE Kort indrukken voor toegang<br />

tot het menu en/of<br />

naar het volgende scherm<br />

te gaan of de keuze te<br />

bevestigen.<br />

Even ingedrukt houden om<br />

terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

– Om het scherm en de keuzemogelijkheden<br />

naar beneden te doorlopen<br />

of de weergegeven waarde te<br />

verlagen.<br />

Opmerking Bij de knoppen + en –<br />

hangt de werking van het volgende af:<br />

Lichtsterkte interieur regelen<br />

– als het beginscherm wordt weergegeven,<br />

dan kunt u hiermee de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel<br />

regelen.<br />

Setup-menu<br />

– binnen het menu kunt u het menu<br />

naar boven of beneden doorlopen;<br />

– tijdens het instellen kunt u de<br />

waarde verhogen of verlagen.


SETUP-MENU<br />

Het menu bestaat uit een aantal<br />

functies dat “cyclisch” wordt weergegeven.<br />

De functies kunnen met de<br />

knoppen + en – worden gekozen,<br />

waarna u de volgende keuzemogelijkheden<br />

kunt selecteren of instellingen<br />

(setup) kunt uitvoeren.<br />

Het setup-menu kan worden geactiveerd<br />

door de knop MODE kort<br />

in te drukken.<br />

Door de knop + of – steeds in te<br />

drukken, kunt u de lijst van het<br />

setup-menu doorlopen.<br />

De werking is afhankelijk van het<br />

geselecteerde menupunt.<br />

Een menupunt selecteren<br />

– als u de knop MODE kort<br />

indrukt, kunt u in het menu de instelling<br />

selecteren die u wilt wijzigen;<br />

– met de knop + of – (door de<br />

knop telkens in te drukken) kan de<br />

nieuwe instelling worden geselecteerd;<br />

– als u de knop MODE kort<br />

indrukt, kunt u de instelling opslaan<br />

en tegelijkertijd terugkeren naar het<br />

eerder geselecteerde menupunt.<br />

“Datum” en “Klokje instellen”<br />

selecteren:<br />

– als u de knop MODE kort<br />

indrukt, kunt u de instelling selecteren<br />

die u wilt wijzigen (bijv. uren /<br />

minuten of jaar /maand /dag);<br />

– met de knop + of – (door de<br />

knop telkens in te drukken) kan de<br />

nieuwe instelling worden gewijzigd;<br />

– als u de knop MODE kort<br />

indrukt, kunt u de instelling opslaan<br />

en tegelijkertijd doorgaan naar het<br />

volgende menupunt. Als dit menupunt<br />

het laatste is, dan wordt teruggekeerd<br />

naar het daarvoor geselecteerde<br />

menupunt.<br />

Als u de knop MODE even<br />

ingedrukt houdt:<br />

– u verlaat het setup-menu en<br />

alleen de al opgeslagen wijzigingen<br />

(bevestigd door het kort indrukken<br />

van de knop MODE) worden<br />

bewaard.<br />

Het setup-menu heeft een tijdregeling;<br />

als het menu na een bepaalde<br />

tijd verdwijnt, worden alleen de<br />

door u opgeslagen wijzigingen<br />

(bevestigd door het kort indrukken<br />

van de knop MODE) bewaard.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

29


Voorbeeld:<br />

Italiano<br />

Nederlands<br />

Polski<br />

MODE<br />

druk kort op<br />

de knop<br />

+<br />

+<br />

Deutsch<br />

Português<br />

+<br />

–<br />

–<br />

+<br />

30 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

English<br />

Español<br />

Français<br />

SERVICE<br />

VOL. TOETSEN<br />

VOL. ZOEMER<br />

–<br />

–<br />

MENU VERLATEN<br />

TAAL<br />

+<br />

Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet<br />

u kort op de knop MODE drukken. Druk op de knop +<br />

of – om in het menu te navigeren.<br />

Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen<br />

alleen een beperkt menu (instellen van de snelheidslimiet)<br />

toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide<br />

menu toegankelijk. Bij uitvoeringen die zijn uitgerust<br />

met het Connect Nav+ worden veel functies op het display<br />

van het navigatiesysteem weergegeven.<br />

–<br />

–<br />

SNELH.LIM.<br />

+<br />

–<br />

MEETEENHEID TEMP.<br />

–<br />

TRIP B<br />

+ +<br />

–<br />

VERBRUIK<br />

+<br />

REG. KLOK<br />

WEERG. KLOK<br />

INSTELLEN DATUM<br />

VERGR. PORTIEREN<br />

MEETEENHEID AFSTAND<br />

–<br />

+<br />

–<br />

–<br />

Bijvoorbeeld:<br />

+<br />

+<br />

Jaar<br />

–<br />

–<br />

Dag<br />

Maand<br />

MODE<br />

druk kort<br />

op de<br />

knop<br />

+<br />

+<br />

F0A0505b


Snelheidslimiet (Snelh. Lim.)<br />

Met deze functie kan de snelheidslimiet<br />

van de auto (km/h of mph) worden<br />

ingesteld. Als deze limiet wordt<br />

overschreden, wordt de bestuurder<br />

gewaarschuwd (zie hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”).<br />

Ga voor het instellen van de snelheidslimiet<br />

als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (Off);<br />

– druk kort op de knop +; op het<br />

display knippert (On);<br />

– druk kort op de knop MODE en<br />

stel vervolgens met de knop + of –<br />

de gewenste snelheid in (tijdens de<br />

instelling knippert de waarde).<br />

Opmerking De waarde kan worden<br />

ingesteld tussen 30 en 250 km/h<br />

of tussen 20 en 155 mph, afhankelijk<br />

van de ingestelde eenheid (zie de<br />

paragraaf “Meeteenheid afstand” -<br />

(Meeteenheid Afstand”) hierna. Elke<br />

keer als u de knop + / – indrukt,<br />

wordt de waarde 5 eenheden verhoogd<br />

of verlaagd. Als u de knop +/–<br />

ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />

automatisch snel door of terug. Als u<br />

dicht bij de juiste waarde bent, stelt<br />

u de exacte waarde in door de knop<br />

telkens in te drukken en los te laten.<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Ga als volgt te werk als u de instelling<br />

wilt annuleren:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On);<br />

– druk kort op de knop –; op het<br />

display knippert (Off);<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Trip B (Trip B)<br />

Met deze optie kan de weergave<br />

van Trip B (dagteller) worden ingeschakeld<br />

(On) of uitgeschakeld (Off).<br />

Zie voor meer informatie de paragraaf<br />

“Trip computer”.<br />

Ga voor het in-/uitschakelen als<br />

volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On) of (Off),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Klokje instellen (Reg. Klok)<br />

Met deze functie kunt u het klokje<br />

instellen.<br />

Ga voor het instellen van de tijd als<br />

volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knipperen de “uren”;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knipperen de “minuten”;<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

31


– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren.<br />

Opmerking Elke keer als u de<br />

knop + of – indrukt, wordt de waarde<br />

een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />

Als u de knop ingedrukt houdt,<br />

lopen de cijfers automatisch snel<br />

door of terug. Als u dicht bij de juiste<br />

waarde bent, stelt u de exacte<br />

waarde in door de knop telkens in te<br />

drukken en los te laten.<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Tijdweergave (Weerg. Klok)<br />

Met deze functie kan de tijd worden<br />

weergegeven in 12h of 24h.<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert 12h of 24h,<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

32 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Datum instellen<br />

(Instellen Datum)<br />

Met deze functie kan de datum<br />

worden ingesteld (jaar - maand -<br />

dag).<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het “jaar”;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de “maand”;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de “dag”;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren.<br />

Opmerking Elke keer als u de<br />

knop + of – indrukt, wordt de waar-<br />

de een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />

Als u de knop ingedrukt houdt,<br />

lopen de cijfers automatisch snel<br />

door of terug. Als u dicht bij de juiste<br />

waarde bent, stelt u de exacte<br />

waarde in door de knop telkens in te<br />

drukken en los te laten.<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.


Centrale portiervergrendeling<br />

bij rijdende auto (Vergr.<br />

Portieren) (indien aanwezig)<br />

Als deze functie is ingeschakeld<br />

(ON), worden de portieren automatisch<br />

vergrendeld als de auto harder<br />

rijdt dan 20 km/h.<br />

Ga voor het inschakelen (On) of<br />

uitschakelen (Off) van deze functie<br />

als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On) of (Off),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Meeteenheid “afstand”<br />

(Meeteenheid Afst.)<br />

Met deze functie kan de meeteenheid<br />

van de afstand (km of mijl) worden<br />

ingesteld.<br />

Ga voor het instellen van de<br />

gewenste meeteenheid als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert km of mijl,<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Meeteenheid “verbruik”<br />

(Verbruik)<br />

Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />

op km (zie de vorige paragraaf),<br />

kan de meeteenheid verbruik worden<br />

ingesteld op km/l of l/100 km.<br />

Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />

op mijl (zie de vorige paragraaf),<br />

geeft het display de hoeveelheid<br />

verbruikte brandstof aan in<br />

mpg.<br />

Ga voor het instellen van de<br />

gewenste meeteenheid als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert km/l of l/100km,<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

33


Meeteenheid “temperatuur”<br />

(Meeteenheid Temp.) (indien<br />

aanwezig)<br />

Met deze functie kan de meeteenheid<br />

van de temperatuur (°C of °F)<br />

worden ingesteld.<br />

Ga voor het instellen van de<br />

gewenste meeteenheid als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert °C of °F, afhankelijk<br />

van de instelling;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Taal instellen (Taal)<br />

U kunt de taal van het display<br />

instellen: Italiaans, Engels, Duits,<br />

Portugees, Spaans, Frans, Pools en<br />

Nederlands.<br />

Ga om de gewenste taal in te stellen<br />

als volgt te werk:<br />

34 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de ingestelde<br />

“taal”;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Volumeregeling waarschuwingszoemer<br />

(Vol. Zoemer)<br />

Het volume van het akoestische<br />

signaal (buzzer) dat klinkt als er een<br />

storing of waarschuwing wordt<br />

weergegeven, kan ingesteld worden<br />

op 8 niveaus.<br />

Ga voor het instellen van het<br />

gewenste volume als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het “niveau” van<br />

het ingestelde volume;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.<br />

Volumeregeling knoppen<br />

(Vol. Toetsen)<br />

Het akoestische signaal dat klinkt<br />

bij het indrukken van de knoppen<br />

MODE, + en –, kan worden ingesteld<br />

op 8 niveaus.<br />

Ga voor het instellen van het<br />

gewenste volume als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het “niveau” van<br />

het ingestelde volume;<br />

– druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm zonder op te slaan.


Geprogrammeerd onderhoud<br />

(<strong>Service</strong>)<br />

Met deze functie kan worden weergegeven<br />

hoeveel kilometers of dagen<br />

nog resteren voordat een servicebeurt<br />

moet worden uitgevoerd.<br />

Ga voor het raadplegen van deze<br />

aanwijzingen als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de afstand in km<br />

of mijl, afhankelijk van de instelling<br />

(zie de paragraaf “Meeteenheid<br />

afstand”);<br />

– druk op de knop + of – voor<br />

weergave van de afstand in dagen;<br />

– druk kort op de knop MODE<br />

om terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Opmerking<br />

Het “Onderhoudsschema” voorziet<br />

elke 20.000 km (of elke 12.000<br />

mijl) of ieder jaar in een servicebeurt;<br />

deze weergave verschijnt<br />

automatisch als de sleutel in stand<br />

MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240<br />

mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt.<br />

De weergave wordt elke 200<br />

km (of elke 124 mijl) of om de drie<br />

dagen weergegeven. Onder de 200<br />

km wordt de weergave met kleinere<br />

intervallen weergegeven. Zie voor<br />

het vervangen van het luchtfilter, de<br />

motorolie en het motoroliefilter bij<br />

de 1.3 Multijet-uitvoering, het<br />

“Onderhoudsschema” in het hoofdstuk<br />

“Onderhoud en zorg”. De<br />

weergave is afhankelijk van de ingestelde<br />

meeteenheid in km of mijl. Als<br />

u dicht bij de volgende servicebeurt<br />

bent en u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, verschijnt op het display<br />

het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd<br />

door het aantal kilometers/mijlen of<br />

dagen dat resteert tot de volgende<br />

servicebeurt. De informatie van het<br />

“Geprogrammeerd onderhoud”<br />

wordt aangegeven in kilometers<br />

(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd),<br />

afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt.<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

voor het uitvoeren van de<br />

werkzaamheden van het<br />

“Onderhoudsschema” of van het<br />

“Jaarlijks inspectieschema”, en voor<br />

het op nul zetten van deze weergave<br />

(reset).<br />

Menu verlaten<br />

Laatste functie waarmee de instellingen<br />

uit het menuscherm worden<br />

afgesloten.<br />

Druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het beginscherm.<br />

Als u de knop indrukt, wordt teruggekeerd<br />

naar het eerste menupunt<br />

(Snelh. Lim.)<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

35


TRIP COMPUTER<br />

Algemene aanwijzingen<br />

Met de “Trip computer” kan, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat,<br />

op het display informatie worden<br />

weergegeven over de werking van de<br />

auto. Deze functie bestaat uit<br />

“General trip”, dat betrekking heeft<br />

op de hele rit van de auto, en “Trip<br />

B”, alleen aanwezig op het instelbare<br />

multifunctionele display, dat betrekking<br />

heeft op een deeltraject. Deze<br />

laatste functie vormt een onderdeel<br />

(zoals is afgebeeld in fig. 48) van het<br />

totale traject van de auto.<br />

Beide functies kunnen op nul worden<br />

gezet (reset - begin van de nieuwe<br />

rit).<br />

“General Trip” geeft informatie<br />

over:<br />

– Autonomie (actieradius)<br />

– Afgelegde afstand<br />

– Gemiddeld verbruik<br />

36 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

– Huidig verbruik (aanwezig op het<br />

multifunctionele en het instelbare<br />

multifunctionele display)<br />

– Gemiddelde snelheid<br />

– Reistijd.<br />

“Trip B”, alleen aanwezig op het<br />

instelbare multifunctionele display,<br />

geeft informatie over:<br />

– Afgelegde afstand B<br />

– Gemiddeld verbruik B<br />

– Gemiddelde snelheid B<br />

– Reistijd B.<br />

Opmerking De functie “Trip B”<br />

kan worden uitgeschakeld (zie de<br />

paragraaf “Trip B”). Het onderdeel<br />

“Autonomie” kan niet op nul gezet<br />

worden.<br />

WEERGEGEVEN GEGEVENS<br />

AUTONOMIE (*)<br />

Geeft het aantal kilometers aan dat<br />

nog gereden kan worden met de<br />

brandstof in de brandstoftank, waarbij<br />

ervan uit wordt gegaan dat de<br />

rijstijl niet verandert. Op het display<br />

verschijnt de indicatie “- - - -” als:<br />

– de actieradius kleiner is dan 50<br />

km (of 30 mijl)<br />

– als de auto langere tijd met draaiende<br />

motor stilstaat.<br />

(*) Bij de uitvoeringen Natural Power alleen<br />

voor benzineverbruik.<br />

Afgelegde afstand<br />

Geeft de afstand aan die de auto<br />

heeft afgelegd vanaf het begin van<br />

een nieuwe rit.


Gemiddeld verbruik (*)<br />

Geeft het gemiddelde brandstofverbruik<br />

vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

(*) Bij de uitvoeringen Natural Power alleen<br />

voor benzineverbruik.<br />

Huidig verbruik<br />

Geeft doorlopend de wijziging in<br />

het brandstofverbruik aan. Als de<br />

auto stilstaat met draaiende motor<br />

wordt “- - - -” op het display weergegeven.<br />

Gemiddelde snelheid<br />

Geeft de gemiddelde snelheid van<br />

de auto aan op basis van de tijd die<br />

verstreken is vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

Reistijd<br />

Geeft de verstreken tijd aan vanaf<br />

het begin van een nieuwe rit.<br />

BELANGRIJK Als er geen informatie<br />

is, verschijnt bij alle functies op<br />

de Trip computer de mededeling<br />

——” in plaats van de waarde.<br />

Wanneer de normale werking weer<br />

hersteld is, worden de waarden van<br />

de functies weer op normale wijze<br />

weergegeven. De waarden die voor<br />

de storing werden weergegeven,<br />

worden niet op nul gezet en er<br />

wordt geen nieuwe rit begonnen.<br />

Bedieningsknop TRIP<br />

fig. 46 en fig. 47 (uitvoeringen<br />

Natural Power)<br />

Met de knop TRIP krijgt u, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat,<br />

toegang tot de hiervoor beschreven<br />

gegevens en kunnen de gegevens op<br />

nul worden gezet om een nieuwe rit<br />

te beginnen:<br />

– kort indrukken voor weergave<br />

van de verschillende gegevens<br />

– even ingedrukt houden voor het<br />

op nul zetten (reset) en het beginnen<br />

van een nieuwe rit.<br />

Nieuwe rit<br />

Begint als een reset is uitgevoerd:<br />

– “handmatig” door de gebruiker<br />

d.m.v. het indrukken van de<br />

betreffende knop;<br />

– “automatisch” wanneer de “afgelegde<br />

afstand” de waarde 3999,9 km<br />

of 9999,9 km, afhankelijk van het<br />

geïnstalleerde display, bereikt of<br />

wanneer de “reistijd” de waarde<br />

99.59 (99 uur en 59 minuten)<br />

bereikt;<br />

– iedere keer als de accu losgekoppeld<br />

is geweest.<br />

BELANGRIJK Als u het systeem<br />

op nul zet terwijl het scherm van<br />

“General trip” wordt weergegeven,<br />

dan worden ook de gegevens van<br />

“Trip B” op nul gezet, terwijl bij het<br />

op nul zetten van “Trip B ” alleen de<br />

gegevens van “Trip B” op nul worden<br />

gezet.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

37


fig. 46<br />

fig. 48<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

38 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0332b<br />

fig. 47<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject<br />

GENERAL TRIP<br />

TRIP B<br />

F0A0228b<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject<br />

Procedure voor het begin van<br />

een rit<br />

Voor het op nul zetten (reset)<br />

moet u met de sleutel in stand MAR<br />

langer dan 2 seconden op de knop<br />

TRIP drukken.<br />

TRIP B<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject


LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Naast het branden van het lampje,<br />

verschijnt er bij bepaalde uitvoeringen<br />

ook een specifiek bericht en/of<br />

klinkt er een akoestisch signaal. Deze<br />

meldingen zijn kort en uit voorzorg<br />

en moeten als een aanvulling<br />

worden gezien en niet als alternatief<br />

voor de informatie in dit instructieboekje.<br />

Wij raden u daarom aan dit<br />

instructieboekje goed door te lezen.<br />

Houdt u bij een storing altijd aan<br />

de aanwijzingen die in dit hoofdstuk<br />

beschreven worden.<br />

BELANGRIJK De storingsmeldingen<br />

die op het display verschijnen,<br />

zijn onderverdeeld in twee categorieën:<br />

ernstige storingen en minder<br />

ernstige storingen.<br />

De ernstige storingen worden<br />

“cyclisch” weergegeven en herhaald<br />

totdat de oorzaak van de storing is<br />

verholpen.<br />

De minder ernstige storingen<br />

worden een bepaalde tijd “cyclisch”<br />

weergegeven.<br />

U kunt de weergavecyclus van<br />

beide categorieën onderbreken door<br />

op de knop MODE te drukken. Het<br />

lampje op het instrumentenpaneel<br />

blijft branden totdat de storing is<br />

verholpen.<br />

x<br />

REMVLOEISTOF<br />

ONVOLDOENDE<br />

(rood)<br />

AANGETROKKEN HANDREM<br />

(rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Na enkele seconden moet het<br />

lampje doven.<br />

Te laag remvloeistofniveau<br />

Het lampje gaat branden als het<br />

remvloeistofniveau in het reservoir<br />

onder het minimum niveau is<br />

gedaald, bijvoorbeeld door lekkage<br />

in het remsysteem.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

Als het lampje x tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een<br />

bericht op het display), stop dan<br />

onmiddellijk en wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Aangetrokken handrem<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

handrem wordt aangetrokken.<br />

Als de auto in beweging is, hoort u<br />

bij enkele uitvoeringen ook een<br />

akoestisch signaal.<br />

BELANGRIJK Als het lampje tijdens<br />

het rijden gaat branden, controleer<br />

dan of de handrem niet is<br />

aangetrokken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

39


STORING AIRBAG<br />

(rood) (indien aanwezig)<br />

¬<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje branden. Na enkele<br />

seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat constant branden<br />

bij een storing in het airbagsysteem.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje ¬ gaat niet<br />

branden of blijft branden tijdens<br />

het rijden, dan is er mogelijk<br />

een storing in de veiligheidssystemen;<br />

in dat geval kunnen de<br />

airbags of gordelspanners niet<br />

geactiveerd worden bij een<br />

ongeval of, in een zeer beperkt<br />

aantal gevallen, niet op de juiste<br />

wijze geactiveerd worden.<br />

Voordat u verder rijdt, dient u<br />

contact op te nemen met de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem<br />

direct te laten controleren.<br />

40 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Een defect lampje ¬<br />

(lampje gedoofd) wordt<br />

ook weergegeven doordat<br />

het lampje voor de uitgeschakelde<br />

frontairbag aan passagierszijde<br />

F langer dan de normale<br />

4 seconden knippert.<br />

TE HOGE KOELVLOEIç<br />

STOFTEMPERATUUR<br />

(rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Na enkele seconden moet het<br />

lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

motor te warm is.<br />

Als het lampje gaat branden, moeten<br />

de volgende maatregelen worden<br />

genomen:<br />

– bij normale rij-omstandigheden:<br />

stop de auto, zet de motor<br />

uit en controleer of het niveau van<br />

de koelvloeistof in het reservoir niet<br />

onder het MIN-merkteken staat. Als<br />

dit wel het geval is, wacht dan enkele<br />

minuten zodat de motor kan<br />

afkoelen, open vervolgens langzaam<br />

en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof<br />

bij en controleer of de koelvloeistof<br />

tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />

staat. Controleer ook of<br />

er geen vloeistof weglekt. Als bij het<br />

starten van de motor het lampje<br />

opnieuw gaat branden, wendt u dan<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

– als de auto onder zware<br />

bedrijfsomstandigheden wordt<br />

gebruikt (bijvoorbeeld het trekken<br />

van een aanhanger bergopwaarts of<br />

met volbeladen auto): verlaag de<br />

snelheid en breng, als het lampje blijft<br />

branden, de auto tot stilstand.<br />

Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende<br />

motor en geef iets gas voor een<br />

snellere circulatie van de koelvloeistof.<br />

Zet vervolgens de motor uit.<br />

Controleer het vloeistofniveau zoals<br />

hiervoor beschreven.<br />

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden<br />

is het raadzaam de


motor enkele minuten te laten draaien<br />

met iets ingetrapt gaspedaal voordat<br />

u de motor uitzet.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

ACCU WORDT<br />

w NIET VOLDOENDE<br />

OPGELADEN (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet doven nadat de<br />

motor is gestart (als de motor stationair<br />

draait, kan het voorkomen<br />

dat het lampje iets later dooft).<br />

Als het lampje blijft branden, wendt<br />

u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

STORING<br />

EBD (rood)<br />

x > (geel)<br />

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

de waarschuwingslampjes x<br />

en > gaan branden, dan is er een storing<br />

in het EBD-systeem of is het systeem<br />

niet beschikbaar; in dat geval<br />

kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor<br />

de auto kan gaan slippen.<br />

Rijd direct zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem<br />

te laten controleren.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

TE LAGE MOTORv<br />

OLIEDRUK (rood)<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat het lampje<br />

branden. Het moet doven nadat<br />

de motor is gestart.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

Als het lampje v tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een<br />

bericht op het display), zet dan<br />

onmiddellijk de motor uit en<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

NIET OMGELEGDE<br />

<<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDEL (rood)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel<br />

gaat continu branden als<br />

bij stilstaande auto de veiligheidsgordel<br />

aan bestuurderszijde niet goed is<br />

omgelegd. Als de auto rijdt en de veiligheidsgordels<br />

voor zijn niet goed<br />

omgelegd, dan gaat het lampje knipperen<br />

en klinkt tegelijkertijd een<br />

akoestisch signaal (zoemer). Het<br />

akoestische signaal (zoemer) van het<br />

SBR-systeem (Seat Belt Reminder)<br />

kan permanent worden uitgeschakeld<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

41


NIET GOED GESLO-<br />

TEN PORTIEREN<br />

(rood)<br />

Als een of meerdere portieren of<br />

de achterklep niet goed gesloten zijn,<br />

gaat het lampje branden (bepaalde<br />

uitvoeringen).<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display; de weergave<br />

van de symbolen ¯ / ˙ geeft<br />

aan dat het linker of rechter portier<br />

niet goed gesloten is.<br />

Als de auto in beweging is met geopende<br />

portieren/achterklep, dan<br />

klinkt er een akoestisch signaal<br />

(alleen bij uitvoeringen met instelbaar<br />

multifunctioneel display).<br />

´ U<br />

42 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

STORING IN<br />

INSPUITSYSTEEM<br />

(Multijet-uitvoeringen<br />

- geel)<br />

STORING IN MOTORMANA-<br />

GEMENTSYSTEEM EOBD<br />

(benzine-uitvoeringen - geel)<br />

Storing in inspuitsysteem<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het moet doven nadat de<br />

motor is gestart.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden, dan duidt dit<br />

op een storing in het inspuitsysteem.<br />

Dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties<br />

verminderen, de auto slechter<br />

gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid te<br />

rijden. Wendt u in dit geval zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Storing in motormanagementsysteem<br />

EOBD<br />

Als u onder normale omstandigheden<br />

de contactsleutel in stand MAR zet,<br />

dan gaat het lampje branden. Het lampje<br />

moet uitgaan als de motor is gestart.<br />

Het lampje gaat eerst branden om de<br />

juiste werking ervan aan te geven. Als<br />

het lampje blijft branden of tijdens het<br />

rijden gaat branden:<br />

– continu branden: duidt op een<br />

defect in het inspuit-/ontstekingssysteem;<br />

dit kan tot gevolg hebben dat<br />

de prestaties verminderen, de auto<br />

slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid te<br />

rijden. Als lang met een brandend<br />

waarschuwingslampje wordt doorgereden,<br />

kunnen beschadigingen ontstaan.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Het lampje dooft als de<br />

storing verdwijnt. De storing wordt<br />

door het systeem in het geheugen<br />

opgeslagen.


– knipperend: duidt op een mogelijke<br />

beschadiging van de katalysator<br />

(zie “EOBD-systeem” in dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het<br />

gaspedaal worden losgelaten zodat<br />

de motor met lage toerentallen<br />

draait en het lampje niet meer knippert;<br />

u kunt met matige snelheid<br />

doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />

moeten worden vermeden<br />

die kunnen leiden tot het opnieuw<br />

gaan knipperen van het lampje.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden (op<br />

enkele uitvoeringen verschijnt<br />

ook een bericht op het display),<br />

wendt u dan zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van<br />

het lampje U kan worden gecontroleerd<br />

met behulp van speciale<br />

apparatuur van de verkeerspolitie.<br />

Houdt u aan de wetgeving<br />

van het land waarin u rijdt.<br />

RESERVE-<br />

BRANDSTOF<br />

(geel)<br />

ç ><br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Na enkele seconden moet het<br />

lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden als er nog<br />

ongeveer 5 - 7 liter brandstof aanwezig<br />

is.<br />

BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje<br />

knippert, dan is er een<br />

storing in het systeem. Wendt u in<br />

dit geval tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

STORING ABS (geel)<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat<br />

het lampje branden. Na enkele<br />

seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden als het systeem<br />

defect of niet beschikbaar is. In<br />

dat geval blijft het remsysteem normaal<br />

werken, maar zonder de mogelijkheden<br />

van het ABS. Rijd voorzichtig<br />

verder en wendt u zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

43


AIRBAG PASSA-<br />

F<br />

GIERSZIJDE UITGE-<br />

SCHAKELD (geel)<br />

Het lampje F brandt als de frontairbag<br />

aan passagierszijde is uitgeschakeld.<br />

Als u bij ingeschakelde frontairbag<br />

aan passagierszijde de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat het lampje<br />

F ongeveer 4 seconden branden en<br />

vervolgens 4 seconden knipperen.<br />

Hierna moet het lampje doven.<br />

Het lampje F geeft bovendien<br />

eventuele storingen<br />

van het lampje ¬<br />

aan. Dit wordt aangegeven<br />

door het langer knipperen<br />

van lampje F dan de normale 4<br />

seconden. In dit geval kan het<br />

lampje ¬ geen storingen in de<br />

airbag-/gordelspannersystemen<br />

aangeven. Voordat u verder rijdt,<br />

dient u contact op te nemen met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem direct<br />

te laten controleren.<br />

44 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

VOORGLOEI-<br />

INSTALLATIE<br />

(Multijet-uitvoeringen<br />

- geel)<br />

STORING VOORGLOEI-<br />

INSTALLATIE<br />

(Multijet-uitvoeringen - geel)<br />

m c<br />

Voorgloeibougies<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Het lampje dooft als de voorgloeibougies<br />

de vooraf ingestelde<br />

temperatuur hebben bereikt. Start<br />

de motor zodra het lampje gedoofd<br />

is.<br />

BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur<br />

kan het lampje zeer<br />

kort branden.<br />

Storing in voorgloei-installatie<br />

Het lampje gaat knipperen als er<br />

een storing is in de voorgloei-installatie.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

WATER IN BRAND-<br />

STOFFILTER AAN-<br />

WEZIG (Multijet-uitvoeringen<br />

- geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Na enkele<br />

seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje c gaat branden als er water<br />

in het dieselfilter zit. Op enkele uitvoeringen<br />

gaat het lampje è branden<br />

en verschijnt er een bericht op het display.


Water in het brandstofsysteem<br />

kan het inspuitsysteem<br />

ernstig beschadigen<br />

en de motor kan onregelmatig<br />

gaan draaien. Als het<br />

lampje c of è brandt (op enkele<br />

uitvoeringen verschijnt ook<br />

een bericht op het display),<br />

wendt u dan zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om de condens<br />

af te laten tappen. Als het<br />

lampje direct na het tanken<br />

gaat branden, bestaat de mogelijkheid<br />

dat er tijdens het tanken<br />

water in de brandstoftank is<br />

gekomen: zet in dat geval<br />

onmiddellijk de motor uit en<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

STORING<br />

ELEKTRO-<br />

NISCHE<br />

STARTBLOK-<br />

KERING - FIAT CODE (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand<br />

MAR zet, dan gaat het lampje een<br />

keer knipperen en dooft vervolgens.<br />

Als het lampje, met de contactsleutel<br />

in stand MAR, blijft branden, dan<br />

duidt dit op een mogelijke storing<br />

(zie “<strong>Fiat</strong> CODE”).<br />

BELANGRIJK Als de lampjes<br />

U en Y tegelijk branden, dan<br />

duidt dit op een storing in de <strong>Fiat</strong><br />

CODE.<br />

Als bij een draaiende motor het<br />

lampje Y knippert, dan wordt de auto<br />

niet beveiligd door het systeem (zie<br />

“<strong>Fiat</strong> CODE”).<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />

alle sleutels in het geheugen te laten<br />

opslaan.<br />

¢ Y (<br />

ACHTERRUIT-<br />

VERWARMING<br />

(geel)<br />

Het lampje brandt als de achterruitverwarming<br />

is ingeschakeld.<br />

DEFECTE BUITEN-<br />

VERLICHTING (geel)<br />

W<br />

Het lampje gaat branden<br />

bij een storing in de volgende<br />

verlichting:<br />

– buitenverlichting<br />

– remlichten (behalve derde remlicht)<br />

– mistachterlichten<br />

– richtingaanwijzers<br />

– kentekenplaatverlichting.<br />

De storing kan betreffen: doorbranden<br />

van een of meer lampen,<br />

doorbranden van de bijbehorende<br />

zekering of een onderbreking in de<br />

elektrische verbinding.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

45


Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display; de weergave<br />

van de symbolen ¯ / ˙ geeft de<br />

linker- of rechterzijde aan.<br />

MISTACHTERLICHT<br />

(geel) 4<br />

Het lampje brandt als de<br />

mistachterlichten zijn ingeschakeld.<br />

46 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

VERSTOPT ROETFILh<br />

TER (uitvoeringen 1.3<br />

Multijet 85 pk en 1.9<br />

Multijet 120 pk) (geel)<br />

Het lampje gaat branden als het<br />

roetfilter verstopt is en de rijomstandigheden<br />

verhinderen dat de<br />

regeneratieprocedure automatisch<br />

wordt uitgevoerd.<br />

Voor de regeneratieprocedure en<br />

vervolgens het reinigen van het filter<br />

raden wij u aan te blijven rijden, totdat<br />

de weergave van het lampje verdwijnt.<br />

Op het display verschijnt een<br />

bericht.<br />

Als het lampje U gaat<br />

branden en er verschijnt<br />

een bericht op het display,<br />

dan kan de regeneratieprocedure<br />

niet worden uitgevoerd.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

è<br />

ALGEMENE STO-<br />

RINGSMELDING<br />

(geel)<br />

Het lampje gaat bij de volgende<br />

omstandigheden branden.<br />

Storing motoroliedruksensor<br />

Het lampje gaat branden bij een<br />

storing in de motoroliedruksensor.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te laten<br />

verhelpen.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

Snelheidslimiet overschreden<br />

Het lampje gaat branden als de auto<br />

de eerder ingestelde snelheidslimiet<br />

overschrijdt (zie “Instelbaar multifunctioneel<br />

display” in dit hoofdstuk).<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.


Storing sensor in dieselfilter<br />

Het lampje gaat branden als er een<br />

storing is in de sensor van het dieselfilter.<br />

Wendt u zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te<br />

laten verhelpen.<br />

Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

een bericht op het display.<br />

Water in dieselfilter<br />

Zie hetgeen beschreven is bij het<br />

lampje c<br />

3<br />

BUITENVERLICH-<br />

TING EN DIMLICHT<br />

(groen)<br />

FOLLOW ME HOME (groen)<br />

Buitenverlichting en dimlichten<br />

Het lampje brandt als de buitenverlichting<br />

of het dimlicht is ingeschakeld.<br />

Follow me home<br />

Het lampje gaat branden als dit systeem<br />

wordt gebruikt (zie “Follow<br />

me home” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”).<br />

Op het display verschijnt een<br />

bericht.<br />

MISTLAMPEN<br />

VOOR (groen) 5 Het lampje brandt als de<br />

mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />

RICHTINGAAN-<br />

WIJZER LINKS (groen<br />

F - knipperend)<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de richtingaanwijzerhendel omlaag<br />

wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de rechter richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

RICHTINGAAN-<br />

WIJZER RECHTS D (groen - knipperend)<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de richtingaanwijzerhendel omhoog<br />

wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

RICHTINGAANWIJy<br />

ZERS LINKS EN<br />

RECHTS (groen - knipperend)<br />

(uitvoeringen<br />

Natural Power)<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

richtingaanwijzerhendel omlaag<br />

wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de rechter richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt<br />

ingedrukt.<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

richtingaanwijzerhendel omhoog<br />

wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

47


1<br />

GROOTLICHT<br />

(blauw)<br />

Het lampje brandt als het<br />

grootlicht is ingeschakeld.<br />

KANS OP GLADHEID<br />

(uitvoeringen met instelbaar<br />

multifunctioneel display)<br />

Als de buitentemperatuur gelijk is<br />

aan of lager wordt dan 3°C, dan<br />

knippert de temperatuuraanduiding<br />

om aan te geven dat er kans op gladheid<br />

bestaat.<br />

Op het display verschijnt een<br />

bericht.<br />

BEPERKTE ACTIERADIUS<br />

(uitvoeringen met instelbaar<br />

multifunctioneel display)<br />

Op het display verschijnt een<br />

bericht om de gebruiker te waarschuwen<br />

als de actieradius van de<br />

auto kleiner wordt dan 50 km.<br />

48 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ZITPOSITIE INSTEL-<br />

LEN<br />

BESTUURDERSSTOEL<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden<br />

uitgevoerd.<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek hendel A-fig.50 omhoog en<br />

schuif de stoel naar voren of naar achteren:<br />

als u rijdt, moeten de armen<br />

licht gebogen zijn en de handen op<br />

het stuurwiel steunen.<br />

Laat de hendel los en<br />

controleer of de stoel<br />

goed geblokkeerd is<br />

door deze naar voren en naar<br />

achteren te schuiven. Als de<br />

stoel niet goed geblokkeerd is,<br />

kan deze onverwachts verschuiven,<br />

waardoor u de controle<br />

over de auto kunt verliezen.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Trek hendel E-fig. 50 omhoog.<br />

fig. 50<br />

F0A0258b


Bestuurdersstoel met armsteun<br />

en lendensteunverstelling<br />

fig. 51<br />

U kunt de armsteun F omhoog en<br />

omlaag kantelen.<br />

De lendensteunverstelling verbetert<br />

de steun in de rug. Draai aan<br />

knop G voor de instelling.<br />

fig. 51<br />

F0A0259b<br />

Bestuurdersstoel met elektrische<br />

verwarming fig. 50<br />

Druk voor het in-/uitschakelen op<br />

knop B.<br />

Bij inschakeling gaat het lampje op<br />

de knop branden.<br />

Hoogteverstelling<br />

Zet hendel C-fig. 50 omhoog om<br />

de zitting aan de voorzijde omhoog te<br />

plaatsen; zet hendel D omhoog om<br />

de zitting aan de achterzijde omhoog<br />

te plaatsen. Plaats de hendel omlaag<br />

om de zitting omlaag te zetten.<br />

BELANGRIJK De stoel kan alleen<br />

omhoog worden gezet als er niemand<br />

op de stoel zit; de zitting kan<br />

alleen omlaag geplaatst worden als u<br />

op de bestuurdersstoel zit.<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden<br />

uitgevoerd.<br />

VASTE PASSAGIERSSTOEL<br />

Rugleuning verstellen<br />

Trek hendel A-fig. 52 omhoog.<br />

fig. 52<br />

A<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

49<br />

F0A0197b


VERSCHUIFBARE PASSA-<br />

GIERSSTOEL<br />

Rugleuning verstellen<br />

Trek hendel A-fig. 52 omhoog.<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek hendel B-fig. 53 omhoog en<br />

schuif de stoel naar voren of naar<br />

achteren.<br />

fig. 53<br />

50 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

B<br />

F0A0198b<br />

Laat de hendel los en<br />

controleer of de stoel<br />

goed geblokkeerd is<br />

door deze naar voren en naar<br />

achteren te schuiven. Als de<br />

stoel niet goed geblokkeerd is,<br />

kan deze onverwachts verschuiven,<br />

waardoor u de controle<br />

over de auto kunt verliezen.<br />

NEERKLAPBARE PASSA-<br />

GIERSSTOEL VOOR<br />

Rugleuning neerklappen<br />

Trek hendel A-fig. 54 omhoog om<br />

de rugleuning neer te klappen die<br />

dan als tafel kan worden gebruikt.<br />

fig. 54<br />

F0A0250b<br />

Stoel omklappen<br />

Om meer ruimte in het interieur te<br />

krijgen kan de stoel worden omgeklapt.<br />

Ga hiervoor als volgt te werk:<br />

– klap de rugleuning neer zoals<br />

hiervoor beschreven;<br />

– trek aan hendel B-fig. 55 en klap<br />

de stoel geheel naar voren;<br />

– blokkeer de stoel door de stang<br />

A-fig. 56 in de zitting B in de stoel<br />

te steken.<br />

Om de stoel weer in de normale<br />

stand te zetten, moet u de stang A<br />

van de stoel loshaken en de rugleuning<br />

weer omhoog zetten.<br />

BELANGRIJK Als de stoel eenmaal<br />

is omgeklapt moet de stoel op<br />

zijn plaats worden gehouden door<br />

de veiligheidsstang, om te voorkomen<br />

dat tijdens het accelereren de<br />

stoel met kracht terugkeert in de<br />

oorspronkelijke stand.


SCHEIDINGSWANDEN<br />

Vaste scheidingswand<br />

Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />

Doblò Cargo zijn uitgerust met een<br />

vastgelaste scheidingswand.<br />

fig. 55<br />

fig. 56<br />

F0A0251b<br />

F0A0252b<br />

Vaste scheidingswand met ruitje<br />

Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />

Doblò Cargo hebben een vaste<br />

scheidingswand met een ruitje in het<br />

midden, waardoor u de lading kunt<br />

inspecteren.<br />

Beschermrooster voor de<br />

bestuurder<br />

Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />

Doblò Cargo hebben een vast rooster,<br />

dat de bestuurder beschermt<br />

tegen schuivende lading in de laadruimte.<br />

Deelbaar rooster<br />

Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />

Doblò Cargo hebben een deelbaar<br />

rooster, dat de bestuurder beschermt<br />

tegen schuivende lading in<br />

de laadruimte, en dat de mogelijkheid<br />

biedt de laadruimte uit te breiden<br />

met de cabineruimte aan passagierszijde.<br />

Rooster vasthaken: Klap de stoel<br />

om zoals hiervoor beschreven, haak<br />

het rooster C-fig. 57 los uit de zitting<br />

door hendeltje E in te drukken<br />

en bevestig het aan de handgreep Dfig.<br />

58 op de stoel. Controleer of<br />

het rooster goed vergrendeld is.<br />

BELANGRIJK Als de stoel eenmaal<br />

is omgeklapt, moet de stoel aan<br />

het rooster worden bevestigd om te<br />

voorkomen dat tijdens het accelereren<br />

de stoel met kracht terugkeert<br />

in de oorspronkelijke stand.<br />

fig. 57<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

51<br />

F0A0254b


Rooster loshaken: Druk op knop<br />

E-fig. 59 om het rooster los te<br />

maken van de handgreep D en klap<br />

het rooster terug in de oorspronkelijke<br />

positie. Kantel de zitting en de<br />

rugleuning van de stoel terug.<br />

Controleer of de stoel goed vergrendeld<br />

is.<br />

C<br />

fig. 58<br />

E<br />

fig. 59<br />

D<br />

52 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

E<br />

D<br />

D<br />

F0A0187b<br />

F0A0199b<br />

TOEGANG TOT ZITPLAAT-<br />

SEN ACHTER<br />

Uitvoeringen met één zijschuifdeur<br />

(passagierszijde)<br />

Toegang vanaf de passagierszijde:<br />

open de zijschuifdeur.<br />

Toegang vanaf de bestuurderszijde:<br />

trek de handgreep F-fig. 59a<br />

omhoog om de rugleuning om te<br />

klappen.<br />

Controleer of de stoel goed<br />

geblokkeerd is door hem naar voren<br />

en naar achteren te schuiven.<br />

In noodgevallen kunnen<br />

de achterzitplaatsen ook<br />

via de bestuurderszijde<br />

verlaten worden door de<br />

bestuurdersstoel om te klappen.<br />

Uitvoeringen met twee zijschuifdeuren<br />

De achterzitplaatsen zijn bereikbaar<br />

na het openen van een van de<br />

zijschuifdeuren.<br />

Als tijdens het tanken<br />

het tankklepje openstaat<br />

(zie “Tanken met de<br />

Doblò” in dit hoofdstuk), dan<br />

kan de linker zijschuifdeur niet<br />

worden geopend.<br />

fig. 59a<br />

F0A0600b


Uitvoering 7 zitplaatsen<br />

De derde rij kan als volgt worden<br />

bereikt:<br />

– open de zijschuifdeur;<br />

– zet de hoofdsteunen omlaag (als<br />

ze in de normale stand staan) (zie de<br />

paragraaf “Hoofdsteunen”);<br />

– maak hendel A-fig. 59b los en<br />

klap de rugleuning neer op de zitting;<br />

– klap de gehele zitting om fig. 59c.<br />

Om de auto te verlaten, moeten de<br />

handelingen in omgekeerde volgorde<br />

worden uitgevoerd waarbij de<br />

hoofdsteunen omlaag moeten staan.<br />

fig. 59b<br />

F0A0403b<br />

BELANGRIJK Als de stoelen van<br />

de tweede rij zijn neergeklapt en de<br />

stoelen van de derde rij in de normale<br />

stand staan, is het niet toegestaan<br />

met de auto te rijden. Als de<br />

middelste stoel van de tweede rij is<br />

neergeklapt en de stoelen van de<br />

derde rij in de normale stand staan,<br />

dan wordt u bij het starten door een<br />

zoemer gewaarschuwd.<br />

Het is absoluut verboden<br />

te rijden met de<br />

stoelen van de tweede rij<br />

neergeklapt en met passagiers<br />

op de derde rij (zoals aangegeven<br />

op het plaatje op de stoelen<br />

zelf).<br />

fig. 59c<br />

F0A0404b<br />

HOOFDSTEUNEN<br />

Zitplaatsen voor<br />

Afhankelijk van de uitvoering zijn<br />

er:<br />

– vaste hoofdsteunen fig. 60;<br />

– hoofdsteunen met hoogteverstelling<br />

fig. 61.<br />

Verplaats de hoofdsteun omhoog<br />

of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt.<br />

Controleer of de hoofdsteun vergrendeld<br />

is.<br />

De vaste hoofdsteunen kunnen niet<br />

worden verwijderd.<br />

fig. 60<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

53<br />

F0A0036b


Let erop dat de hoofdsteunen<br />

zo zijn ingesteld<br />

dat ze het hoofd steunen<br />

en niet de nek. Alleen in deze<br />

positie bieden ze bescherming.<br />

fig. 61<br />

54 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0037b<br />

Zitplaatsen achter uitvoeringen<br />

5 zitplaatsen<br />

De hoofdsteunen achter (indien<br />

aanwezig) zijn in hoogte verstelbaar<br />

fig. 62.<br />

Voor het verwijderen van de<br />

hoofdsteunen moet eerst de hoedenplank<br />

achter worden verwijderd<br />

(zie “Bagageruimte” in dit hoofdstuk);<br />

druk vervolgens op de knoppen<br />

A-fig. 62 aan de zijkant van de<br />

twee steunen en trek de hoofdsteunen<br />

omhoog.<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden<br />

uitgevoerd.<br />

fig. 62<br />

A<br />

F0A0038b<br />

Zitplaatsen achter uitvoeringen<br />

7 zitplaatsen<br />

De hoofdsteunen van de zitplaatsen<br />

achter zijn verstelbaar fig. 62a.<br />

Om de hoofdsteunen te gebruiken,<br />

moeten ze vanuit de ruststand (1) in<br />

de gebruiksstand (2) worden gezet.<br />

Om de steun weer in de “ruststand”<br />

(1) te zetten, moet u op de knop aan<br />

de zijkant A-fig. 62b drukken en de<br />

hoofdsteun omlaag duwen.<br />

Alle hoofdsteunen achter kunnen<br />

worden weggenomen; druk hiervoor<br />

beide knoppen A in en trek de<br />

hoofdsteunen omhoog uit de zitting.<br />

fig. 62a<br />

F0A0414b


De bijzondere constructie van de<br />

hoofdsteun verhindert dat de passagier<br />

achter op de juiste wijze tegen<br />

de rugleuning kan steunen; deze constructie<br />

is nuttig omdat de passagier<br />

gedwongen wordt de hoofdsteun<br />

voor gebruik omhoog in de juiste<br />

stand te trekken.<br />

BELANGRIJK Tijdens het<br />

gebruik van de zitplaatsen achter<br />

moeten de hoofdsteunen altijd in de<br />

stand “geheel uitgetrokken” (2)<br />

staan.<br />

fig. 62b<br />

F0A0415b<br />

IN HOOGTE VERSTELBAAR<br />

STUURWIEL<br />

Op enkele uitvoeringen is het stuur<br />

in hoogte verstelbaar:<br />

1) Zet hendel A-fig. 63 in stand 1.<br />

2) Zet het stuur in de gewenste<br />

stand.<br />

3) Zet de hendel terug in stand 2<br />

om het stuur weer te vergrendelen.<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden<br />

uitgevoerd.<br />

A<br />

1<br />

fig. 63<br />

2<br />

F0A0039b<br />

BINNENSPIEGEL<br />

De binnenspiegel is verstelbaar met<br />

de hendel fig. 64:<br />

1) anti-verblindingsstand<br />

2) normale stand.<br />

De spiegel is uitgerust met een veiligheidsvoorziening:<br />

de spiegel<br />

springt tijdens een botsing los.<br />

fig. 64<br />

1<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

2<br />

55<br />

F0A0180b


BUITENSPIEGELS<br />

Met handmatige verstelling van<br />

buitenaf fig. 65<br />

Open de ruit en verstel de spiegel<br />

A rechtstreeks met de hand.<br />

fig. 65<br />

1<br />

2<br />

A<br />

56 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0041b<br />

Met handmatige verstelling van<br />

binnenuit fig. 66<br />

Bedien knop A in het interieur.<br />

Als de breedte van de<br />

spiegels in een nauwe<br />

doorgang problemen<br />

oplevert, dan kunnen de spiegels<br />

van stand 1 in stand 2 worden<br />

geklapt.<br />

1<br />

fig. 66<br />

2<br />

A<br />

F0A0042b<br />

Met elektrische verstelling fig.<br />

67<br />

De elektrische verstelling is alleen<br />

mogelijk als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat.<br />

Met schakelaar A kunt u de spiegel<br />

in 4 richtingen verstellen.<br />

Met schakelaar B kiest u welke<br />

spiegel u wilt verstellen (links of<br />

rechts).<br />

Wij raden u aan de spiegel af te<br />

stellen als de auto stilstaat en de<br />

handrem is aangetrokken.<br />

De verwarming van de spiegels schakelt<br />

automatisch in als u de achterruitverwarming<br />

aanzet.<br />

fig. 67<br />

A<br />

B<br />

F0A0178b


VERWARMING EN VENTILATIE<br />

A<br />

B C C<br />

Fig. 68 - Uitvoering met middenconsole<br />

B A<br />

A. Vaste luchtroosters aan de zijkanten - B. Verstelbare<br />

luchtroosters aan de zijkanten - C. Verstelbare luchtroosters<br />

in het midden<br />

F0A0043b<br />

A<br />

B C C<br />

Fig. 69 - Uitvoering met tunnelconsole<br />

B A<br />

A. Vaste luchtroosters aan de zijkanten - B. Verstelbare<br />

luchtroosters aan de zijkanten - C. Verstelbare luchtroosters<br />

in het midden - D. Uitstroomopeningen onder<br />

zitplaatsen achter.<br />

D<br />

D<br />

WEGWIJS IN UW AUTO 57<br />

F0A0033b


LUCHTROOSTERS IN HET<br />

MIDDEN fig. 70<br />

A - Verstelbaar luchtrooster links.<br />

B - Verstelbaar luchtrooster rechts<br />

Door direct op de luchtroosters A<br />

en B te drukken, kunt u de luchtopbrengst<br />

en de richting van de luchtstroom<br />

regelen.<br />

fig. 70<br />

fig. 71<br />

A<br />

B A<br />

B<br />

58 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0045b<br />

F0A0044b<br />

LUCHTROOSTERS AAN DE<br />

ZIJKANTEN fig. 71<br />

A - Verstelbaar luchtrooster: voor<br />

gebruik van het luchtrooster moet op<br />

de door de pijl aangegeven plaats worden<br />

gedrukt. Stel het luchtrooster naar<br />

wens in.<br />

B - Vast luchtrooster voor de zijruiten.<br />

BEDIENINGSORGANEN fig. 72<br />

A - Draaiknop voor inschakeling van<br />

de aanjager.<br />

B - Schuif voor inschakeling van het<br />

recirculatiesysteem, waarbij er geen<br />

lucht van buiten binnenkomt.<br />

C - Draaiknop voor regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht).<br />

fig. 72<br />

A B C D<br />

F0A0046b<br />

D - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />

KLIMAATREGELING<br />

Luchtverdeling<br />

Met draaiknop D-fig. 72 kan de<br />

lucht op 5 manieren over het hele<br />

interieur worden verdeeld:<br />

¥ luchtstroom uit de luchtroosters<br />

in het midden en aan de zijkant<br />

direct op het lichaam<br />

(hoofd/lichaam);<br />

µ warmere lucht uit de uitstroomopeningen<br />

onder en koelere<br />

lucht uit de luchtroosters in het<br />

midden en op het dashboard<br />

(bilevel);<br />

w maakt gebruik van de eigenschap<br />

van warme lucht om te stijgen<br />

waardoor de lucht in het interieur<br />

sneller opwarmt;<br />

≤ verzekert u van een goede<br />

verwarming van het interieur en<br />

voorkomt tegelijkertijd het beslaan<br />

van de ruiten;


-luchtstroom geheel gericht op de<br />

voorruit en de zijruiten voor,<br />

voor ontwaseming en ontdooiing.<br />

De luchtverdeling wordt op de volgende<br />

afbeeldingen grafisch weergegeven.<br />

fig. 73<br />

F0A0176b<br />

fig. 74<br />

fig. 75<br />

F0A0201b<br />

F0A0202b<br />

fig. 76<br />

fig. 77<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0203b<br />

59<br />

F0A0204b


Verwarming<br />

1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

C: in het rode vlak.<br />

2) Draaiknop voor de aanjager A:<br />

op de gewenste snelheid.<br />

3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

D: in stand:<br />

≤ voor verwarming van de beenruimten<br />

en ontwaseming van de<br />

voorruit;<br />

µ voor lucht naar de beenruimten<br />

en koelere lucht uit de luchtroosters<br />

in het midden en op het<br />

dashboard;<br />

w voor een snelle verwarming.<br />

Snelle verwarming<br />

1) Sluit alle luchtroosters op het<br />

dashboard;<br />

2) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

C: in het rode vlak in stand<br />

-.<br />

3) Draaiknop voor de aanjager A in<br />

de vierde snelheid, in stand 4 -.<br />

60 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

4) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

D: in stand w.<br />

Snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en de zijruiten<br />

voor<br />

Deze max-def-functie kan worden<br />

ingesteld door de bedieningsknoppen<br />

op de oranje symbolen te plaatsen,<br />

dus:<br />

1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

C: in het rode vlak in stand<br />

-.<br />

2) Draaiknop voor de aanjager A:<br />

op de maximale snelheid, in stand 4<br />

-.<br />

3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

D: in stand -.<br />

4) Regelschuif B in stand Y.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn,<br />

kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het comfort optimaal blijft.<br />

Om het eventuele beslaan van de<br />

ruiten te voorkomen, moeten de<br />

volgende aanwijzingen in acht worden<br />

genomen:<br />

BELANGRIJK Als het buiten<br />

extreem vochtig is en/of bij regen<br />

en/of bij grote verschillen in interieur-<br />

en buitentemperatuur, raden<br />

wij u de volgende procedure aan<br />

om het beslaan van de ruiten te<br />

voorkomen:<br />

– cursor B in stand Y;<br />

– draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

C: in het rode vlak in stand -;<br />

– draaiknop voor de aanjager A ten<br />

minste in de tweede snelheid, in<br />

stand 2;<br />

– draaiknop voor de luchtverdeling<br />

D: in stand - met de mogelijkheid<br />

stand ≤ in te schakelen mits de ruiten<br />

niet opnieuw beslaan;<br />

Als de auto is uitgerust met handbediende<br />

airconditioning, wordt het<br />

ontwasemen van de ruiten versneld<br />

door naast de bovengenoemde<br />

instellingen ook knop A-fig. 78 in te<br />

drukken.


Ontwasemen en/of ontdooien<br />

van de achterruit(en)<br />

Druk knop ( in. Hierdoor wordt<br />

ook de verwarming van de elektrische<br />

buitenspiegels ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje ( branden.<br />

Zodra de achterruit ontwasemd is,<br />

is het raadzaam de verwarming met<br />

de knop uit te schakelen.<br />

Ventilatie<br />

1) Luchtroosters in het midden en<br />

aan de zijkanten: geheel open.<br />

2) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

C: in het blauwe vlak.<br />

3) Regelschuif B in stand Y.<br />

4) Draaiknop voor de aanjager A:<br />

op de gewenste snelheid.<br />

5) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

D: in stand ¥.<br />

Recirculatie<br />

Als u de schuif B voor de recirculatie<br />

in stand T zet, circuleert<br />

alleen de lucht in het interieur.<br />

BELANGRIJK Dit systeem is<br />

vooral bruikbaar bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling (in de file, in tunnels<br />

enz.). Het is raadzaam het systeem<br />

alleen te gebruiken tijdens<br />

bovengenoemde omstandigheden,<br />

omdat anders, vooral als u met meerdere<br />

personen in de auto zit of tijdens<br />

koude of regenachtige dagen, de<br />

kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan, waardoor het zicht en de<br />

rij-omstandigheden in gevaar kunnen<br />

worden gebracht.<br />

HANDBEDIENDE<br />

AIRCONDITIONING<br />

(indien aanwezig)<br />

De airconditioning wordt handmatig<br />

bediend.<br />

BEDIENINGSORGANEN fig.<br />

78<br />

A - Draaiknop voor inschakeling<br />

van de aanjager en, als deze knop<br />

wordt ingedrukt, voor in-/uitschakeling<br />

van de airconditioning.<br />

De airconditioning kan alleen worden<br />

ingeschakeld als deze draaiknop<br />

in stand 1, 2, 3 of 4 - staat, en<br />

wordt aangegeven door een brandend<br />

middelste lampje op de knop<br />

zelf.<br />

fig. 78<br />

A B C D<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0047b<br />

61


In stand 0 p kan de airconditioning<br />

niet worden ingeschakeld.<br />

B - Schuif voor inschakeling van het<br />

recirculatiesysteem, waarbij er geen<br />

lucht van buiten binnenkomt.<br />

BELANGRIJK Dit systeem is<br />

vooral bruikbaar bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling (in de file, in tunnels<br />

enz.). Het is raadzaam het systeem<br />

alleen te gebruiken tijdens<br />

bovengenoemde omstandigheden,<br />

omdat anders, vooral als u met meerdere<br />

personen in de auto zit of tijdens<br />

koude of regenachtige dagen, de<br />

kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan, waardoor het zicht en de<br />

rij-omstandigheden in gevaar kunnen<br />

worden gebracht.<br />

C - Draaiknop voor regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht).<br />

D - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />

62 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

De airconditioning<br />

maakt gebruik van het<br />

koelmiddel R134a. Bij<br />

lekkage is dit middel niet<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Gebruik in geen geval andere<br />

middelen, zoals R12, omdat<br />

anders de componenten van het<br />

systeem beschadigd kunnen<br />

worden.<br />

KLIMAATREGELING<br />

Zie voor de luchtverdeling en de<br />

functies van de verwarming en ventilatie<br />

het vorige hoofdstuk.<br />

BELANGRIJK De handbediende<br />

airconditioning kan goed gebruikt<br />

worden om de ruiten sneller te ontwasemen,<br />

omdat de lucht wordt<br />

ontvochtigd. Zet hiervoor de bedieningsknoppen<br />

op ontwasemen (zie<br />

het vorige hoofdstuk) en schakel de<br />

handbediende airconditioning in<br />

door knop A-fig. 78 in te drukken.<br />

Airconditioning - maximale<br />

koeling<br />

1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />

C: in het blauwe vlak.<br />

2) Draaiknop voor de aanjager A in<br />

de vierde snelheid, in stand 4 -.<br />

3) Schuif B: in stand T.<br />

4) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />

D: in stand ¥.<br />

5) Airconditioning: druk op knop<br />

A-fig. 78.<br />

Voor een gematigde koeling: zet de<br />

regelschuif B in stand Y, verhoog<br />

de temperatuur en verlaag de snelheid<br />

van de aanjager.


ONDERHOUD VAN HET SYS-<br />

TEEM<br />

Schakel in de winter de airconditioning<br />

1 keer per maand gedurende 10<br />

minuten in.<br />

Laat voor het zomerseizoen de<br />

werking van de airconditioning door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.<br />

De airconditioning<br />

maakt gebruik van het<br />

koelmiddel R134a. Bij<br />

lekkage is dit middel niet<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Gebruik in geen geval het middel<br />

R12, omdat dit middel de<br />

componenten van het systeem<br />

beschadigt en omdat dit middel<br />

CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen)<br />

bevat.<br />

HENDELS AAN HET<br />

STUUR<br />

HENDEL LINKS<br />

Met de linker hendel bedient u de<br />

meeste onderdelen van de buitenverlichting.<br />

De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />

als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat. Als de buitenverlichting<br />

wordt ingeschakeld, worden ook het<br />

instrumentenpaneel, de bedieningsknoppen<br />

van de verwarming/ventilatie<br />

of airconditioning op het dashboard<br />

en de ring om de aansteker<br />

verlicht.<br />

fig. 79<br />

F0A0048b<br />

Buitenverlichting fig. 79<br />

Draai voor inschakeling de draaiknop<br />

van stand å in stand 6. Op<br />

het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 3 branden.<br />

Dimlicht fig. 80<br />

Draai voor inschakeling de draaiknop<br />

van stand 6 in stand 2.<br />

BELANGRIJK Als het dimlicht en<br />

de mistlampen voor branden en het<br />

grootlicht wordt ingeschakeld, schakelen<br />

de mistlampen voor automatisch<br />

uit.<br />

fig. 80<br />

6<br />

2 y<br />

1 ∆<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0049b<br />

63


Grootlicht fig. 81<br />

Druk voor inschakeling de hendel<br />

naar voren in de richting van het<br />

dashboard, als de draaiknop reeds in<br />

stand 2 staat.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje 1 branden.<br />

Het grootlicht wordt uitgeschakeld<br />

als u de hendel naar het stuur trekt.<br />

fig. 81<br />

fig. 82<br />

64 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

6<br />

2 y<br />

1 ∆<br />

F0A0050b<br />

F0A0051b<br />

Grootlichtsignaal fig. 82<br />

Trek de hendel naar het stuur<br />

(stand zonder vergrendeling).<br />

Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje 1 branden.<br />

Richtingaanwijzers (pijlen) fig.<br />

83<br />

Plaats de hendel:<br />

naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld<br />

naar beneden - linker richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje FDof de controlelampjes<br />

R en E knipperen.<br />

fig. 83<br />

F0A0052b<br />

De richtingaanwijzers schakelen<br />

automatisch uit als de auto weer<br />

rechtuit rijdt.<br />

Als u kort richting aan wilt geven<br />

(wisselen van rijbaan), druk de hendel<br />

dan iets naar boven of naar beneden<br />

zonder dat de hendel vergrendelt.<br />

Zodra u de hendel loslaat, gaat<br />

deze automatisch terug.<br />

HENDEL RECHTS<br />

Ruitenwissers/-sproeiers fig. 84<br />

Deze werken alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

fig. 84<br />

F0A0053b


INSTELLINGEN fig. 84<br />

0 - ruitenwissers uitgeschakeld;<br />

1 - ruitenwissers wissen met interval;<br />

op enkele uitvoeringen kunnen 4<br />

intervalstanden worden gekozen<br />

(van zeer langzaam tot zeer snel fig.<br />

85);<br />

2 - langzaam continu wissen;<br />

3 - snel continu wissen;<br />

4 - tijdelijk wissen: als u de hendel<br />

loslaat, springt deze direct weer in<br />

stand 0 en schakelen de ruitenwissers<br />

automatisch uit.<br />

INTELLIGENTE WIS-/WAS-<br />

REGELING fig. 86<br />

Als u de hendel naar het stuur<br />

trekt, kunnen in één beweging de<br />

fig. 85<br />

F0A0188b<br />

ruitensproeiers/-wissers worden<br />

ingeschakeld; als u de hendel voor de<br />

bediening van de ruitensproeiers langer<br />

dan een halve seconde bedient,<br />

schakelen de ruitenwissers automatisch<br />

in.<br />

Als u de hendel loslaat, maken de<br />

wissers nog drie slagen.<br />

Als de bedieningshendel herhaaldelijk<br />

en snel (minder dan een halve<br />

seconde) wordt bediend, dan is het<br />

mogelijk om de voorruit meerdere<br />

keren te besproeien zonder de ruitenwissers<br />

in te schakelen.<br />

Achterruitwisser/-sproeier<br />

(achterdeuren/achterklep met<br />

ruiten) fig. 87-88<br />

fig. 86<br />

F0A0055b<br />

Deze werkt uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Draai voor inschakeling van de achterruitwisser<br />

de schakelaar van stand<br />

å in stand '.<br />

Duw de hendel in de richting van het<br />

dashboard om de achterruitsproeier in<br />

te schakelen.<br />

INTELLIGENTE WIS-/WASRE-<br />

GELING fig. 88<br />

Als u de hendel naar het dashboard<br />

duwt, kan in één beweging de achterruitsproeier/-wisser<br />

worden ingeschakeld;<br />

als u de hendel voor de bediening<br />

van de achterruitsproeier langer dan<br />

een halve seconde bedient, schakelt de<br />

achterruitwisser automatisch in.<br />

fig. 87<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0054b<br />

65


Als u de hendel loslaat, maakt de wisser<br />

nog drie slagen.<br />

FUNCTIE “FOLLOW ME<br />

HOME”<br />

Met dit systeem kan de ruimte voor<br />

de auto een bepaalde tijd worden verlicht.<br />

Inschakelen<br />

U schakelt deze functie in door de<br />

contactsleutel in stand STOP te draaien<br />

of uit te nemen en de linker hendel<br />

binnen 2 minuten na het uitzetten van<br />

de motor naar het stuur te trekken.<br />

Telkens als u de hendel bedient, blijft<br />

de verlichting 30 seconden langer branden,<br />

tot een maximum van 210 secon-<br />

fig. 88<br />

,<br />

'<br />

66 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0189b<br />

den; hierna schakelt de verlichting<br />

automatisch uit.<br />

Telkens als de hendel wordt bediend,<br />

gaat het controlelampje 3 op het<br />

instrumentenpaneel branden en verschijnt<br />

op het display de tijd dat de<br />

functie actief blijft.<br />

Het lampje gaat branden als de hendel<br />

voor het eerst bediend wordt en blijft<br />

branden totdat de functie automatisch<br />

wordt uitgeschakeld. Telkens als de<br />

hendel wordt bediend, wordt alleen de<br />

inschakeltijd van de verlichting verlengd.<br />

Uitschakelen<br />

Houd de hendel langer dan 2 seconden<br />

naar het stuur getrokken.<br />

fig. 89<br />

6<br />

y<br />

1 ∆<br />

F0A0208b<br />

INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

MET SPOTJES<br />

Met schakelaar A-fig. 90 kunnen<br />

de lampen in het plafondlampje worden<br />

in- en uitgeschakeld.<br />

Met schakelaar B bedient u het<br />

spotje.<br />

Afhankelijk van de stand van de<br />

schakelaar zijn de volgende instellingen<br />

mogelijk:<br />

- met schakelaar A in het midden<br />

worden de spotjes C en D in-/uitgeschakeld<br />

bij het openen/sluiten van<br />

de portieren;<br />

fig. 90<br />

A<br />

C<br />

B<br />

D<br />

F0A0056b


- met schakelaar A naar links<br />

geschoven, zijn de spotjes C en D<br />

uitgeschakeld en gaan niet branden<br />

bij het openen van de portieren;<br />

- met schakelaar A naar rechts<br />

geschoven, zijn de spotjes C en D<br />

continu ingeschakeld.<br />

Met schakelaar B wordt:<br />

– in linker stand, spotje C ingeschakeld;<br />

– in rechter stand, spotje D ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat<br />

u de auto verlaat of beide schakelaars<br />

in de middelste stand staan.<br />

Op deze manier zullen de lampjes<br />

van de plafondverlichting doven na<br />

het sluiten van de portieren. Zo<br />

wordt voorkomen dat de accu ontlaadt.<br />

Brandduurregeling bij het<br />

instappen<br />

De plafondlampjes gaan op de volgende<br />

manier branden:<br />

– 15 seconden bij het ontgrendelen<br />

van de voorportieren;<br />

– ongeveer 7 seconden bij het sluiten<br />

(binnen de 3 minuten) van de<br />

portieren.<br />

De werking van de brandduurregeling<br />

wordt onderbroken als de contactsleutel<br />

in stand MAR wordt<br />

gedraaid.<br />

Brandduurregeling bij het uitstappen<br />

Als de contactsleutel uit het start-/<br />

contactslot wordt verwijderd, gaan<br />

de plafondlampjes op de volgende<br />

manier branden:<br />

– 3 minuten binnen 2 minuten na<br />

het uitzetten van de motor;<br />

– ongeveer 7 seconden bij het sluiten<br />

(binnen de 3 minuten) van de<br />

portieren.<br />

De brandduurregeling schakelt<br />

automatisch uit als de portieren worden<br />

vergrendeld.<br />

MET KANTELBAAR LAMPEN-<br />

GLAS<br />

Bij gesloten portieren kunt u het<br />

lampje in- en uitschakelen door op<br />

de korte zijde fig. 91 te drukken.<br />

fig. 91<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0215b<br />

67


BEDIENINGS-<br />

ORGANEN<br />

WAARSCHUWINGSKNIP-<br />

PERLICHTEN fig. 92<br />

Druk op schakelaar A, onafhankelijk<br />

van de stand van de contactsleutel.<br />

Als dit systeem is ingeschakeld,<br />

knippert het lampje op de schakelaar<br />

en tegelijkertijd het lampje FDop het instrumentenpaneel of de lampjes<br />

R en E.<br />

Druk nogmaals op de schakelaar<br />

om het systeem uit te schakelen.<br />

fig. 92<br />

A<br />

68 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0057b<br />

Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk van<br />

de wetgeving van het land waarin<br />

u zich bevindt. Houdt u aan<br />

de voorschriften.<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

fig. 93<br />

Deze zijn bij de middelste luchtroosters<br />

geplaatst.<br />

Ze werken alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

A - In-/uitschakeling van de mistlampen<br />

voor.<br />

B - In-/uitschakeling van het<br />

mistachterlicht.<br />

fig. 93<br />

A<br />

B<br />

F0A0509b<br />

C - In-/uitschakeling van de achterruitverwarming.<br />

BELANGRIJK Als de mistlampen<br />

voor en het grootlicht gelijktijdig<br />

worden ingeschakeld, schakelen<br />

automatisch de dimlichten uit.<br />

Het mistachterlicht werkt alleen als<br />

het dimlicht en/of de mistlampen<br />

voor (indien aanwezig) zijn ingeschakeld.


Het mistachterlicht wordt uitgeschakeld<br />

door op knop C te drukken,<br />

door het grootlicht in te schakelen of<br />

door de contactsleutel in stand<br />

STOP te draaien. Als het dimlicht<br />

en/of de mistlampen weer worden<br />

uitgeschakeld of nadat de auto weer<br />

wordt gestart, moet het, indien<br />

nodig, opnieuw worden ingeschakeld.<br />

BRANDSTOF-<br />

NOODSCHAKELAAR<br />

De veiligheidsschakelaar die rechts<br />

onder het dashboard bereikbaar is<br />

via de aangegeven opening fig. 94,<br />

springt omhoog bij een ongeval,<br />

waardoor de toevoer van brandstof<br />

wordt gestopt en de motor afslaat.<br />

fig. 94<br />

Als u na een ongeval<br />

een brandstoflucht ruikt<br />

of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de<br />

schakelaar niet weer terug,<br />

zodat brand wordt voorkomen.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden,<br />

druk dan op knop A om de<br />

brandstoftoevoer weer te herstellen.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel<br />

in stand STOP om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

F0A0081b<br />

INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

fig. 95<br />

Trek de handgreep A in de richting<br />

van de pijl om het dashboardkastje te<br />

openen.<br />

A<br />

fig. 95<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0059b<br />

69


PASJESHOUDER - MUNTEN-<br />

HOUDER fig. 96 (indien aanwezig)<br />

Op de tunnelconsole bevinden zich<br />

houders voor pasjes/cards (telefoonkaart,<br />

tolpassen enz.) of kleingeld.<br />

fig. 96<br />

70 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0513b<br />

AANSTEKER fig. 97<br />

Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR: druk op knop A; na ongeveer<br />

15 seconden springt de knop automatisch<br />

terug en is de aansteker<br />

gereed voor gebruik.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd<br />

of de aansteker na het indrukken<br />

ook uitschakelt.<br />

Let op. De aansteker<br />

wordt erg heet. Gebruik<br />

de aansteker voorzichtig<br />

en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: risico op<br />

brand en/of brandwonden.<br />

fig. 97<br />

A<br />

F0A0062b<br />

STEKKERDOOS<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met een stekkerdoos<br />

A-fig. 98 op het dashboard (links<br />

van versnellingspook) die werkt als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat. De<br />

stekkerdoos kan gebruikt worden voor<br />

de voeding van accessoires met een<br />

stroomverbruik van maximaal 15 A<br />

(vermogen 180 W).<br />

Sluit geen accessoires<br />

op de stekkerdoos aan<br />

met een stroomverbruik<br />

dat hoger is dan de aangegeven<br />

maximale waarde.<br />

Een langdurig stroomverbruik kan<br />

de accu uitputten, waardoor de<br />

motor niet meer gestart kan worden.<br />

fig. 98<br />

A<br />

MAX<br />

180W<br />

UUU<br />

F0A0063b


ASBAK fig. 99<br />

Voor gebruik: trek aan het klepje<br />

A. Om de asbak B uit te nemen en<br />

te legen, moet u de asbak omhoog<br />

trekken<br />

Niet-rokers kunnen de asbak uitnemen<br />

en beschikken daarmee over<br />

een extra opbergvakje.<br />

A<br />

fig. 99<br />

B<br />

F0A0064b<br />

DAKVAKJE fig. 100<br />

Het dakvakje is boven de zonnekleppen<br />

geplaatst. Het dakvakje dient<br />

om snel lichte voorwerpen in op te<br />

bergen (documenten, wegenkaarten<br />

enz.).<br />

BELANGRIJK Het dakvakje is<br />

ontworpen voor een belasting tot<br />

maximaal 3 kg per zijde. Plaats er<br />

geen zwaardere voorwerpen in en<br />

houdt u niet vast aan de in fig. 100<br />

aangegeven punten. Gebruik de<br />

handgrepen aan de zijkant voor<br />

ondersteuning.<br />

fig. 100<br />

F0A0506b<br />

ZONNEKLEPPEN fig. 101<br />

De zonnekleppen A zitten aan<br />

beide zijden naast de binnenspiegel.<br />

Ze kunnen, zoals is afgebeeld, voor<br />

de voorruit worden gedraaid.<br />

De zonneklep aan bestuurderszijde<br />

is voorzien van een documentenvakje<br />

en de zonneklep aan passagierszijde<br />

is voorzien van een spiegeltje<br />

fig. 101<br />

A<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0507b<br />

71


SCHUIFRUIT<br />

(verschuifbaar in lengterichting)<br />

Ze kunnen worden opengeschoven.<br />

1) Ontgrendel de schuifruit door<br />

knop A-fig. 102 in te drukken.<br />

2) Schuif de ruit in de richting van<br />

de pijl (1) totdat de gewenste stand<br />

is bereikt.<br />

3) Sluit de ruit door deze in de<br />

richting van de pijl (2) te schuiven<br />

totdat de knop vergrendelt.<br />

fig. 102<br />

72 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0408b<br />

ACHTERSTE ZIJRUITEN<br />

Dit zijn uitzetruiten.<br />

1) Plaats de hendel zoals is aangegeven<br />

in fig. 103.<br />

2) Druk de hendel naar buiten totdat<br />

de ruit geheel geopend is.<br />

3) Druk de hendel naar achteren<br />

totdat de vergrendeling inspringt.<br />

Om de ruit te sluiten, drukt u de<br />

hendel in tegenovergestelde richting<br />

totdat u een klik hoort waarmee de<br />

hendel weer in de vergrendelde stand<br />

staat.<br />

fig. 103<br />

F0A0067b<br />

DAKLUIK<br />

BELANGRIJK Open en sluit het<br />

dakluik uitsluitend bij stilstaande<br />

auto.<br />

Om het vervoer van lange voorwerpen<br />

te vergemakkelijken kan de<br />

<strong>Fiat</strong> Doblò worden uitgerust met<br />

een handig dakluik aan de achterzijde<br />

van het dak in de laadruimte.<br />

Dakluik openen<br />

Trek voor het openen van het dakluik<br />

hendel A-fig. 104 omlaag in de<br />

richting van de pijl.<br />

Steek een hand in de handgreep Bfig.<br />

105 om het openen van het luik<br />

te begeleiden.<br />

fig. 104<br />

A<br />

F0A0069b


Rijd met geopend dakluik<br />

niet harder dan 110<br />

km/h. Als harder wordt<br />

gereden, kan het luik (met een<br />

klap) sluiten.<br />

Om het laden en lossen van lange<br />

voorwerpen te vergemakkelijken,<br />

kunt u de traverse C-fig. 106<br />

omlaag kantelen.<br />

Ondersteun de traverse met de linker<br />

hand en verplaats met de rechter<br />

hand de hendel D in de richting van<br />

de pijl, totdat deze ontgrendeld is.<br />

Laat de traverse voorzichtig zakken<br />

en plaats de traverse na het laden of<br />

lossen weer in de oorspronkelijke<br />

stand.<br />

fig. 105<br />

B<br />

F0A0070b<br />

Dakluik sluiten<br />

Plaats de traverse C-fig. 106 in de<br />

uitgangspositie; steek de pen van de<br />

traverse C in de oorspronkelijke zitting,<br />

waarbij de pen moet vergrendelen.<br />

Trek het dakluik in de aangegeven<br />

richting fig. 105, met een hand in<br />

handgreep B. Het dakluik is gesloten<br />

als u het hebt horen vergrendelen.<br />

C<br />

fig. 106<br />

D<br />

F0A0071b<br />

BELANGRIJK De lading moet<br />

gelijkmatig over de traverse zijn verdeeld<br />

en met spanbanden of touw<br />

worden bevestigd.<br />

BELANGRIJK De traverse moet<br />

altijd vergrendeld in zijn zitting zijn<br />

geplaatst zodra er met de auto<br />

wordt gereden.<br />

Als u met de auto rijdt,<br />

terwijl de traverse niet is<br />

vergrendeld of niet in<br />

zijn zitting is geplaatst, dan kan<br />

er ernstige schade aan de structuur<br />

van de laadruimte ontstaan.<br />

Bovendien kunnen de<br />

achterdeuren dan uitsluitend<br />

aan de onderzijde worden vergrendeld,<br />

waardoor de scharnieren<br />

beschadigd kunnen<br />

raken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

73


PORTIEREN<br />

VOORPORTIEREN<br />

Van buitenaf openen, met de<br />

hand<br />

Voorportieren: draai de sleutel in<br />

stand 2-fig. 107 en trek de handgreep<br />

in de richting van de pijl.<br />

Van buitenaf vergrendelen, met<br />

de hand<br />

Voorportieren: sluit het portier en<br />

draai de sleutel in stand 1fig.<br />

107.<br />

Van binnenuit openen, met de<br />

hand<br />

Voorportieren: trek aan de ontgrendelhendel.<br />

fig. 107<br />

74 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

1<br />

2<br />

F0A0072b<br />

Van binnenuit vergrendelen, met<br />

de hand<br />

Voorportieren: sluit het portier en<br />

druk op (LOCK) bij de ontgrendelhendel<br />

fig. 108.<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIE-<br />

NING<br />

De drukschakelaars waarmee u de zijruiten<br />

bedient, bevinden zich, afhankelijk<br />

van de uitvoering, in het midden van<br />

het dashboard fig. 109 of op de portierpanelen<br />

aan bestuurderszijde fig.<br />

109a en passagierszijde. Deze werken<br />

uitsluitend als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

A - openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />

B - openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />

fig. 108<br />

F0A0514b<br />

Deze handelingen kunnen gedurende<br />

2 minuten worden uitgevoerd<br />

nadat de contactsleutel van stand<br />

MAR in stand STOP is gedraaid of<br />

als de contactsleutel is uitgenomen<br />

bij gesloten portieren.<br />

fig. 109<br />

fig. 109a<br />

A B<br />

F0A0074b<br />

F0A0510b


Als u de schakelaar A-fig. 109 aan<br />

bestuurderszijde langer dan een<br />

halve seconde ingedrukt houdt, gaat<br />

de ruit verder automatisch open of<br />

dicht. De beweging stopt als de ruit<br />

aan het einde van zijn slag is (of als u<br />

nogmaals op de schakelaar drukt).<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk<br />

zijn. Controleer voor en tijdens<br />

het bedienen van de ruit altijd of<br />

de passagiers niet kunnen worden<br />

verwond door de bewegende<br />

ruiten, hetzij direct door<br />

contact met de ruit, hetzij door<br />

voorwerpen die door de ruit<br />

worden meegesleept of<br />

geraakt. Verwijder altijd de<br />

sleutel uit het contactslot als u<br />

de auto verlaat, om te voorkomen<br />

dat een onverwachtse<br />

inschakeling van de elektrische<br />

ruitbediening gevaar oplevert<br />

voor de achtergebleven passagiers.<br />

ZIJDEUREN Bij de uitvoeringen Doblò Cargo<br />

wordt de zijschuifdeur in geheel geo-<br />

Controleer of een deur<br />

veilig kan worden geopend.<br />

Controleer voor het<br />

tanken van brandstof<br />

(zie “Tanken met de<br />

Doblò” in dit hoofdstuk) of de<br />

linker schuifdeur goed is gesloten;<br />

als dit niet het geval is, dan<br />

kan de schuifdeur of het blokkeermechanisme<br />

bij geopend<br />

tankklepje worden beschadigd.<br />

Als tijdens het tanken<br />

het tankklepje openstaat<br />

(zie “Tanken met de<br />

Doblò” in dit hoofdstuk), dan<br />

kan de linker zijschuifdeur niet<br />

worden geopend.<br />

pende stand door een vangmechanisme<br />

opengehouden. Om de deur te<br />

blokkeren, moet u de deur tegen de<br />

aanslag drukken; om de deur te ontgrendelen<br />

moet u de deur krachtig<br />

naar voren trekken.<br />

Zorg er in ieder geval voor dat de<br />

deur op de juiste wijze is vastgehaakt<br />

aan het vangmechanisme.<br />

Als de auto op een steile<br />

helling omlaag geparkeerd<br />

staat, laat dan de<br />

auto niet met geopende deur in<br />

vergrendelde stand staan: als u<br />

tegen de deur stoot, kan deze<br />

losraken en naar voren schuiven.<br />

Als de auto wordt<br />

geparkeerd met geopende<br />

schuifdeuren, controleer<br />

dan of deze goed vergrendeld<br />

zijn.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

75


Van buitenaf openen/sluiten<br />

(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Cargo)<br />

Openen: draai de sleutel in stand<br />

2-fig. 110 en trek de handgreep in<br />

de richting van de pijl; schuif vervolgens<br />

de deur naar de achterkant van<br />

de auto tegen de aanslag totdat hij<br />

blokkeert.<br />

Sluiten: trek aan de handgreep aan<br />

de buitenzijde en schuif de deur naar<br />

de voorkant van de auto. Draai de<br />

sleutel in stand 1-fig. 110.<br />

Van binnenuit openen/sluiten<br />

(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Cargo)<br />

fig. 110<br />

76 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

FIAT I<br />

1<br />

2<br />

F0A0075b<br />

Openen: trek aan de ontgrendelhendel<br />

fig. 111 en schuif de deur<br />

naar de achterkant van de auto tegen<br />

de aanslag totdat hij blokkeert.<br />

Sluiten: sluit de deur door hem<br />

naar de voorkant van de auto te<br />

schuiven en druk bij “LOCK” op de<br />

ontgrendelhendel fig. 111.<br />

Van buitenaf openen/sluiten<br />

(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Personenvervoer/Combi)<br />

Openen: trek de handgreep in de<br />

richting van de pijl fig. 110 en schuif<br />

de deur naar de achterkant van de<br />

auto.<br />

fig. 111<br />

LOCK<br />

LOCK<br />

F0A0073b<br />

Sluiten: trek de handgreep in de<br />

richting van de pijl fig. 110, waardoor<br />

het slot ontgrendelt, en schuif<br />

de deur naar de voorzijde van de<br />

auto.<br />

Van binnenuit openen/sluiten<br />

(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Personenvervoer/Combi)<br />

Openen: trek aan het ontgrendelhendeltje<br />

A-fig. 112 en schuif de<br />

deur naar de achterkant van de auto.<br />

Sluiten: trek aan het ontgrendelhendeltje<br />

A en schuif de deur naar<br />

de voorkant van de auto; vergrendel<br />

de deur door de knop B op de handgreep<br />

in te drukken.<br />

fig. 112<br />

F0A0040b


KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />

Dit voorkomt dat de zijschuifdeuren<br />

van binnenuit kunnen worden<br />

geopend.<br />

U schakelt het systeem in door de<br />

punt van de contactsleutel in de opening<br />

fig. 113 te steken en te draaien.<br />

Stand 1 - kinderveiligheidsslot uitgeschakeld.<br />

Stand 2 - kinderveiligheidsslot ingeschakeld.<br />

Het systeem blijft ook ingeschakeld<br />

na het elektrisch ontgrendelen van<br />

de portieren.<br />

Schakel dit systeem<br />

altijd in als u kinderen<br />

vervoert.<br />

fig. 113<br />

F0A0235b<br />

ACHTERDEUREN<br />

De twee achterdeuren zijn ieder<br />

voorzien van een klemveer die de<br />

opening van de deur tot 90 graden<br />

beperkt.<br />

Het systeem van klemveren<br />

is ontwikkeld voor<br />

een beter gebruikscomfort;<br />

bij een botsing of een windstoot<br />

kunnen de veren loshaken<br />

en kunnen de deuren onverwacht<br />

dichtvallen.<br />

Het is mogelijk de openingshoek<br />

van de twee deuren te vergroten om<br />

makkelijker in en uit te laden. Dit is<br />

mogelijk door de deur iets door te<br />

drukken, waarna de deurhelft circa<br />

180 graden kan worden geopend.<br />

Als de deuren 180 graden<br />

geopend zijn, zijn ze<br />

niet meer vergrendeld.<br />

Open de deuren niet 180 graden<br />

als de auto op een helling staat<br />

of bij veel wind.<br />

Linker deur van buitenaf ontgrendelen<br />

1-fig. 114<br />

Draai de sleutel in stand 2-fig. 115<br />

en trek de handgreep in de richting<br />

van de pijl.<br />

fig. 114<br />

1 2<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

77<br />

F0A0508b


Linker deur van buitenaf vergrendelen<br />

1-fig. 114<br />

Draai de sleutel in stand 1-fig. 115.<br />

Sluit eerst de rechter<br />

deur 2-fig. 114 volledig en<br />

daarna de linker deur 1fig.<br />

114. Sluit niet beide deuren<br />

gelijktijdig.<br />

fig. 115<br />

78 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

1<br />

2<br />

F0A0077b<br />

Linker deur van binnenuit openen<br />

1-fig. 114<br />

Trek de hendel A-fig. 116 in de<br />

richting van de pijl.<br />

fig. 116<br />

fig. 117<br />

A<br />

A<br />

F0A0078b<br />

F0A0079b<br />

Rechter deur openen 2-fig. 114<br />

Trek na het openen van de linker<br />

deur de hendel A-fig. 117 in de<br />

richting van de pijl.<br />

BELANGRIJK Gebruik de handgreep<br />

A-fig. 117 uitsluitend in de<br />

aangegeven richting.<br />

ACHTERKLEP<br />

Achterklep openen/sluiten<br />

Achterklep van buitenaf openen:<br />

ontgrendel het slot fig. 118 met de<br />

contactsleutel en trek de handgreep<br />

A in de richting van de pijl.<br />

fig. 118<br />

F0A0231b


De achterklep gaat dank zij de gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

BELANGRIJK Voordat de sleutel<br />

wordt gedraaid, moet deze volledig<br />

in het slot zijn gestoken.<br />

Als u de sleutel voor het uitnemen<br />

45 graden rechtsom in het slot draait,<br />

dan kan de achterklep daarna uitsluitend<br />

met de sleutel worden ontgrendeld.<br />

U sluit de achterklep door de achterklep<br />

te laten zakken en ter hoogte<br />

van het slot te drukken, totdat u<br />

de vergrendeling hoort.<br />

Til de achterklep niet<br />

aan de sleutel omhoog,<br />

zodat vervorming van de<br />

sleutel wordt voorkomen.<br />

Als u reservebrandstof<br />

in een jerrycan wilt vervoeren,<br />

dan dient u zich<br />

aan de geldende wetgeving te<br />

houden. Gebruik alleen een<br />

goedgekeurde jerrycan en<br />

bevestig deze op de juiste wijze.<br />

Toch zal bij een ongeval de kans<br />

op brand groter zijn.<br />

Het maximum laadvermogen<br />

van de auto mag<br />

nooit overschreden worden<br />

(zie hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed<br />

geladen is, om te voorkomen<br />

dat een voorwerp bij bruusk<br />

remmen naar voren schiet en<br />

letsel veroorzaakt. Niet goed<br />

vastgezette bagage kan bij een<br />

ongeluk de passagiers ernstig<br />

verwonden. Rijd niet met een<br />

geopende achterklep: de uitlaatgassen<br />

kunnen in het interieur<br />

binnendringen.<br />

BELANGRIJK Als u voorwerpen<br />

vervoert en u ‘s nachts rijdt, moet u<br />

controleren of de hoogteregelaars<br />

op de koplampen in de juiste stand<br />

staan (zie “Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />

Controleer voor een goede werking<br />

van de koplampverstelling of het<br />

ladinggewicht niet groter is dan in de<br />

paragraaf “Gewichten” in het hoofdstuk<br />

“Technische Gegevens” is aangegeven.<br />

Pas op dat de voorwerpen<br />

op het imperiaal<br />

niet beschadigd worden<br />

bij het openen van de achterklep.<br />

CENTRALE PORTIERVER-<br />

GRENDELING<br />

Van buitenaf<br />

Sluit de portieren, steek de sleutel<br />

in het slot van een van de voorportieren,<br />

en draai de sleutel.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

79


Van binnenuit<br />

Druk bij gesloten portieren het<br />

vergrendelknopje op een van de portieren<br />

omlaag (voor vergrendelen) of<br />

omhoog (ontgrendelen) (<strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Personenvervoer); of druk op<br />

“LOCK” (voor vergrendelen) of trek<br />

(voor ontgrendelen) aan de hendels<br />

van de voorportieren en de zijschuifdeuren<br />

(<strong>Fiat</strong> Doblò Cargo).<br />

Met de knopjes aan de binnenzijde<br />

van de zijschuifdeuren ver- of ontgrendelt<br />

u uitsluitend de betreffende<br />

deur.<br />

BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />

(indien aanwezig)<br />

werkt niet als een portier niet goed<br />

gesloten is of als er een storing in het<br />

systeem is. Na enkele seconden<br />

schakelt het systeem ongeveer 2<br />

minuten uit. In deze 2 minuten kunt<br />

u de portieren met de hand ver- en<br />

ontgrendelen, zonder dat het elektrische<br />

systeem werkt. Na de 2 seconden<br />

is het systeem weer gereed.<br />

Als de oorzaak van de storing is<br />

opgelost, werkt het systeem weer<br />

normaal.<br />

80 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

BAGAGERUIMTE<br />

BAGAGERUIMTE VERGRO-<br />

TEN<br />

Deelbare achterbank<br />

Controleer voordat u gaat rijden of<br />

alle zitplaatsen in de rijrichting staan<br />

en goed geblokkeerd zijn. Alleen<br />

deze opstelling staat een doelmatig<br />

gebruik van de veiligheidsgordels<br />

toe.<br />

Het is mogelijk de bagageruimte<br />

geheel of gedeeltelijk te vergroten.<br />

Achterbank volledig omklappen<br />

De vergrendelmechanismen van de<br />

rugleuning en de zitting bevinden<br />

zich op de in fig. 119 aangegeven<br />

plaatsen.<br />

Trek de knoppen A-fig. 119<br />

omhoog en kantel de rugleuning naar<br />

voren.<br />

Om de gehele bank om te klappen,<br />

moet u de zitting omhoog trekken<br />

met de hendel B-fig. 120.<br />

A<br />

fig. 119<br />

fig. 120<br />

B<br />

F0A0181b<br />

F0A0182b


Achterbank gedeeltelijk<br />

omklappen (linker zitplaats)<br />

Linker rugleuning omklappen:<br />

– verwijder de hoofdsteun (indien<br />

aanwezig);<br />

– trek de knop A-fig. 121 omhoog<br />

en klap de rugleuning volledig om<br />

fig. 122.<br />

Plaats de hoofdsteun in de daarvoor<br />

bestemde zitting A-fig. 123<br />

onder de stoel.<br />

fig. 121<br />

F0A0256b<br />

Hoedenplank verwijderen<br />

De hoedenplank bestaat uit twee<br />

delen fig. 124. Ga voor volledige<br />

verwijdering als volgt te werk:<br />

1) ) Open de achterdeuren of de<br />

achterklep.<br />

fig. 122<br />

fig. 123<br />

A<br />

F0A0255b<br />

F0A0093b<br />

2) Kantel gedeelte A-fig. 124 van<br />

het paneel op gedeelte B.<br />

3) Bevestig de twee delen met<br />

behulp van de borgrubbers Cfig.<br />

125.<br />

fig. 124<br />

fig. 125<br />

C<br />

A<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

81<br />

F0A0430b<br />

F0A0087b


4) Til gedeelte B-fig. 126 op en<br />

schuif het paneel langs de ruimte achter<br />

de achterbank waarbij de hoedenplank<br />

aan de bovenzijde aan de<br />

hoedenplanksteun en middenonder<br />

aan de zitplaats gehaakt wordt.<br />

Als de achterbank volledig is omgeklapt,<br />

ga dan als volgt te werk:<br />

5) Verwijder het paneel en plaats<br />

het dwars tussen de rugleuningen<br />

van de voorstoelen en de omgeklapte<br />

achterbank.<br />

Om de hoedenplank weer te monteren,<br />

moeten de bevestigingen in<br />

het midden D-fig. 124 in de daarvoor<br />

bestemde zittingen worden<br />

bevestigd; klap vervolgens gedeelte<br />

B neer en daarna gedeelte A en controleer<br />

of ze vergrendelen in de zittingen<br />

op de hoedenplank.<br />

fig. 126<br />

82 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

B<br />

F0A0088b<br />

BELANGRIJK Als u zware voorwerpen<br />

vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />

moet u controleren of de hoogteregelaars<br />

van de koplampen in de juiste<br />

stand staan (zie de paragraaf<br />

“Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />

Achterbank in normale stand zetten:<br />

1) Controleer of de veiligheidsgordels<br />

goed in de betreffende geleidebeugels<br />

zitten.<br />

2) Kantel de zitting terug en controleer<br />

of deze goed vastgehaakt is.<br />

3) Zet de rugleuning weer rechtop<br />

en controleer of hij goed vastgehaakt<br />

zit.<br />

Uitvoering met 7 zitplaatsen<br />

Ga voor het vergroten van de bagageruimte<br />

als volgt te werk:<br />

– verwijder de hoofdsteunen uit de<br />

zittingen;<br />

– haak de rechter hendel B-fig.<br />

127 los en plaats hem in stand 1<br />

(stand “geopende hendel”); voer<br />

dezelfde handelingen uit voor de<br />

hendel aan de linkerzijde, klap vervolgens<br />

de rugleuning neer en klap<br />

de hele achterbank naar voren. De<br />

handeling wordt vergemakkelijkt<br />

door twee veren. Controleer of de<br />

achterbank volledig is omgeklapt.<br />

– plaats de hoofdsteunen in de<br />

daarvoor bestemde zittingen C-fig.<br />

128 onder de achterbank.<br />

fig. 127<br />

F0A0433b


Het is absoluut verboden<br />

de achterbank van<br />

de derde rij te gebruiken<br />

als de rugleuning is neergeklapt<br />

voor het vervoer van lading of<br />

bagage. De lading kan tegen de<br />

rugleuning van de tweede rij<br />

stoelen worden geworpen,<br />

waardoor de inzittenden ernstig<br />

kunnen worden verwond fig.<br />

127a.<br />

fig. 127a<br />

F0A0434b<br />

Ga als volgt te werk om de achterbank<br />

weer in de normale stand zetten:<br />

– controleer of de ontgrendelhendels<br />

van de rugleuning, zowel de rechter<br />

als de linker, B-fig. 127 in stand 1<br />

(geopend) staan; is dit niet het geval,<br />

dan moeten beide hendels in stand 1<br />

worden gezet;<br />

– zet eerst de rugleuning weer rechtop<br />

(zonder hem vast te haken), haak<br />

de gehele achterbank vast in de daarvoor<br />

bestemde openingen in de vloer<br />

en haak vervolgens de rugleuning vast.<br />

Controleer altijd of de<br />

stoelen goed vastgehaakt<br />

zitten in de openingen<br />

in de vloer voordat u de<br />

rugleuning vergrendelt.<br />

fig. 128<br />

F0A0405b<br />

Als u de achterbank wilt verwijderen<br />

om de bagageruimte te vergroten,<br />

moet u de gehele achterbank<br />

neerklappen, de gereedschaptas verwijderen<br />

(maar wel aan boord houden)<br />

en met hendel D-fig. 128 de<br />

achterbank uit de openingen loshaken.<br />

Voer voor de montage de handelingen<br />

in omgekeerde volgorde uit.<br />

Als u de bagageruimte nog groter<br />

wilt maken, moet u de stoelen van<br />

de tweede rij naar voren klappen; ga<br />

hiervoor als volgt te werk:<br />

– klap de stoelen aan de zijkant om<br />

(zoals aangegeven in de paragraaf<br />

“toegang tot de derde rij stoelen<br />

achter”);<br />

fig. 129<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0411b<br />

83


– klap de rugleuning van de middelste<br />

stoel neer door de lus A-fig. 129<br />

omhoog te trekken;<br />

– trek aan de lus B-fig. 130 en klap<br />

de gehele stoel om;<br />

– maak de omgeklapte stoelen met<br />

de daarvoor bestemde riemen C-fig.<br />

131 (één per stoel) vast aan de<br />

hoofdsteunen voor.<br />

BELANGRIJK Als de stoelen van<br />

de tweede rij zijn neergeklapt en de<br />

stoelen van de derde rij in de normale<br />

stand staan, dan hoort u een<br />

waarschuwingszoemer en is het niet<br />

toegestaan met de auto te rijden.<br />

fig. 130<br />

84 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0412b<br />

Om de stoelen weer terug te plaatsen,<br />

moeten de betreffende riemen<br />

C-fig. 131 worden losgehaakt, de<br />

stoelen aan de zijkant volledig worden<br />

teruggeklapt en vervolgens de<br />

zitting van de middelste stoel; trek<br />

vervolgens aan de lus A-fig. 129,<br />

klap de rugleuning omhoog en bevestig<br />

hem aan de daarvoor bestemde<br />

beugels.<br />

Het is absoluut verboden<br />

te rijden met de<br />

stoelen van de tweede rij<br />

neergeklapt en met passagiers<br />

op de derde rij (zoals aangegeven<br />

op het plaatje op de stoelen<br />

zelf).<br />

fig. 131<br />

F0A0420b<br />

BAGAGE VASTZETTEN<br />

De vloer in de bagageruimte is<br />

bekleed (optional voor uitvoeringen<br />

<strong>Fiat</strong> Doblò Cargo standaard). Er zijn<br />

voor de bevestiging van de lading<br />

haken fig. 132 aanwezig (het aantal<br />

is afhankelijk van de uitvoering) die<br />

ook bereikbaar zijn als de vloerbedekking<br />

is geplaatst.<br />

fig. 132<br />

F0A0195b


MOTORKAP<br />

Motorkap openen<br />

Voer deze handeling<br />

alleen uit als de auto stilstaat.<br />

Controleer of de<br />

armen van de ruitenwissers<br />

tegen de voorruit aanstaan<br />

voordat u de motorkap optilt.<br />

1) Trek de hendel A-fig. 133<br />

(geel) in de richting van de pijl.<br />

2) Til de motorkap iets op totdat<br />

de ontgrendelhendel zichtbaar is.<br />

fig. 133<br />

F0A0082b<br />

3) Trek aan het hendeltje A-fig.<br />

134, zoals aangegeven in de figuur.<br />

4) Til de motorkap op en trek<br />

gelijktijdig de steunstang A-fig. 135<br />

uit de klem; steek vervolgens het uiteinde<br />

van de stang in de zitting B op<br />

de motorkap.<br />

Let op. Als de steunstang<br />

verkeerd geplaatst<br />

wordt, kan de motorkap<br />

onverwachts dichtvallen.<br />

fig. 134<br />

F0A0516b<br />

Wees voorzichtig als u<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog warm<br />

is, om brandwonden te voorkomen.<br />

Wacht tot de motor is<br />

afgekoeld.<br />

Pas op met sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

omdat ook<br />

deze door de bewegende onderdelen<br />

kunnen worden gegrepen.<br />

fig. 135<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

B<br />

A<br />

85<br />

F0A0084b


Motorkap sluiten<br />

1) Houd de motorkap met een<br />

hand omhoog, trek met de andere<br />

hand de stang A-fig. 135 uit de zitting<br />

B en plaats de steunstang terug<br />

in de klem.<br />

2) Laat de motorkap tot op ongeveer<br />

20 cm van de motorruimte zakken,<br />

laat de motorkap vallen en controleer<br />

of de motorkap goed is<br />

gesloten door de motorkap op te tillen.<br />

De motorkap mag niet alleen<br />

door de beveiliging vergrendeld zijn.<br />

Druk in dit laatste geval de motorkap<br />

niet dicht, maar til hem opnieuw<br />

op en herhaal de handeling.<br />

Om veiligheidsredenen<br />

moet de motorkap tijdens<br />

het rijden altijd<br />

goed gesloten zijn. Controleer<br />

daarom altijd of de motorkap<br />

goed vergrendeld is. Als u tijdens<br />

het rijden merkt dat de<br />

motorkap niet goed is vergrendeld,<br />

stop dan onmiddellijk en<br />

sluit de motorkap op de juiste<br />

wijze.<br />

86 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ALLESDRAGERS<br />

BEVESTIGINGSPUNTEN<br />

De bevestigingsbeugels zijn bereikbaar<br />

nadat u de rubbers op de in fig.<br />

136 aangegeven plaatsen hebt verplaatst.<br />

Bevestig de steunen van de allesdragers<br />

aan de bevestigingsbeugels.<br />

BELANGRIJK U dient zich altijd<br />

strikt aan de aanwijzingen te houden<br />

die in het pakket zijn meegeleverd.<br />

De montage moet altijd door deskundige<br />

personen worden uitgevoerd.<br />

fig. 136<br />

F0A0185b<br />

Controleer na enkele<br />

kilometers opnieuw of<br />

de bevestigingsbouten<br />

nog goed vastzitten.<br />

Verdeel de lading<br />

gelijkmatig en houd tijdens<br />

de rit rekening met<br />

een verhoogde zijwindgevoeligheid.<br />

Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen<br />

(zie hoofdstuk<br />

“Technische Gegevens”).<br />

Houdt u zorgvuldig aan<br />

de wettelijke bepalingen<br />

betreffende de maximale<br />

afmetingen.


LAADPLATEAUS<br />

De laadplateaus zijn opgenomen in<br />

het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />

Het laden met behulp<br />

van de laadplateaus mag<br />

alleen bij een stilstaande<br />

auto worden uitgevoerd en met<br />

aangetrokken handrem.<br />

Verplaats de auto niet<br />

als de laadplateaus zijn<br />

uitgetrokken.<br />

Controleer voordat u wegrijdt<br />

of de laadplateaus goed in de<br />

daarvoor bestemde ruimten<br />

vergrendeld zijn.<br />

Voor een goede werking van het<br />

laadplateau achter fig. 137 moeten<br />

de instructies worden opgevolgd<br />

die vermeld staan op het plaatje links<br />

in de laadruimte.<br />

fig. 137<br />

BELANGRIJK Het maximum<br />

draagvermogen van het laadplateau<br />

achter is 250 kg.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

87<br />

F0A0221b


Voor het juiste gebruik van het<br />

laadplateau aan de zijkant, fig.<br />

138 moet u de zijdeur openen, de<br />

handgreep A vastpakken en het laadplateau<br />

uittrekken in de richting van<br />

de pijl totdat het vergrendelt.<br />

BELANGRIJK Het maximum<br />

draagvermogen van het laadplateau<br />

aan de zijkant is 60 kg.<br />

Als het laden voltooid is, moet u de<br />

handgreep A vastpakken en het laadplateau<br />

aan de zijkant in de richting<br />

van de pijl in de daarvoor bestemde<br />

ruimte schuiven fig. 138.<br />

fig. 138<br />

88 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0234b<br />

KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn<br />

belangrijk voor het comfort en de<br />

veiligheid van uzelf en de overige<br />

weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke voorschriften<br />

met betrekking tot de koplampafstelling.<br />

Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />

moeten de koplampen op de<br />

juiste wijze zijn afgesteld.<br />

Wendt u voor controle of afstelling<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

70<br />

0722:<br />

11<br />

fig. 139<br />

A C<br />

B<br />

7<br />

11 11 ∆∆<br />

F0A0085b<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

De auto is uitgerust met een elektrische<br />

koplampverstelling, die werkt<br />

met de contactsleutel in stand MAR<br />

en ingeschakeld dimlicht.<br />

Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

meer naar boven schijnt. In<br />

dit geval moeten de koplampen worden<br />

afgesteld.<br />

Ga voor het afstellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk knop B-fig. 139 in en houd<br />

de knop ingedrukt totdat een van de<br />

volgende standen is bereikt (bijv.:<br />

0➟1, 1➟2, 2➟3);<br />

– druk knop A in en houd de knop<br />

ingedrukt totdat een van de volgende<br />

standen is bereikt (bijv.: 3➟2,<br />

2➟1, 1➟0).<br />

Het display C toont de stand gedurende<br />

de koplampverstelling.


Correcte standen op basis van<br />

de beladingsgraad<br />

0 - een of twee personen op de<br />

voorstoelen.<br />

1 - vijf personen.<br />

2 - vijf personen + bagage.<br />

3 - bestuurder + maximale lading in<br />

de bagageruimte.<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens<br />

als het gewicht van<br />

de lading wijzigt.<br />

KOPLAMPAFSTELLING IN<br />

HET BUITENLAND<br />

De dimlichten zijn afgesteld voor<br />

gebruik in het land waarin de auto is<br />

verkocht. In die landen waarin aan de<br />

andere zijde van de weg wordt gereden,<br />

moet om het tegemoetkomende<br />

verkeer niet te verblinden, een<br />

gedeelte van de koplampen worden<br />

afgeplakt overeenkomstig de wetgeving<br />

van het land waarin u rijdt.<br />

ABS<br />

De auto kan zijn uitgerust met een<br />

anti-blokkeerremsysteem (ABS). Het<br />

systeem voorkomt dat de wielen<br />

blokkeren, waardoor de beschikbare<br />

grip optimaal wordt benut en de<br />

auto ook tijdens een noodstop<br />

bestuurbaar en stabiel blijft.<br />

Als het ABS in werking is getreden,<br />

merkt de bestuurder dit aan een trilling<br />

in het rempedaal, die gepaard<br />

gaat met enig geluid.<br />

Dit betekent niet dat het remsysteem<br />

niet goed werkt, maar geeft<br />

aan dat het ABS in werking treedt.<br />

Het geeft ook aan dat de grip op de<br />

weg verminderd is. Het is daarom<br />

noodzakelijk uw snelheid aan te passen<br />

aan de conditie van de weg.<br />

Het ABS is een aanvulling op het<br />

conventionele remsysteem; bij een<br />

storing schakelt het ABS zichzelf<br />

automatisch uit, waarna alleen het<br />

conventionele remsysteem werkt.<br />

Als bij een storing niet meer op het<br />

anti-blokkeersysteem kan worden<br />

gerekend, zal de remcapaciteit van<br />

de auto absoluut niet minder zijn.<br />

Als u niet eerder in een auto met<br />

ABS hebt gereden, raden wij u aan<br />

het systeem eerst een paar keer uit<br />

te proberen op een glad wegdek.<br />

Verlies hierbij de veiligheid niet uit<br />

het oog en houdt u aan de wetgeving<br />

van het land waarin u zich bevindt.<br />

Bovendien raden wij u aan de volgende<br />

aanwijzingen aandachtig te<br />

lezen.<br />

Het voordeel van het ABS ten<br />

opzichte van het traditionele remsysteem<br />

is dat de auto optimaal<br />

bestuurbaar blijft, doordat het blokkeren<br />

van de wielen wordt voorkomen,<br />

ook bij een noodstop en in<br />

omstandigheden waarbij de grip op<br />

het wegdek beperkt is.<br />

Het gebruik van het ABS leidt niet<br />

altijd tot een kortere remweg: als<br />

bijv. ijs of verse sneeuw op de weg<br />

ligt, kan de remweg langer zijn.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

89


Voor het beste gebruik van het<br />

anti-blokkeersysteem, is het raadzaam<br />

de volgende aanwijzingen op te<br />

volgen:<br />

Het ABS benut zo goed<br />

mogelijk de beschikbare<br />

grip, maar kan deze niet<br />

verhogen. Daarom moet op<br />

gladde weggedeelten altijd<br />

voorzichtig worden gereden en<br />

mogen er geen onnodige risico’s<br />

worden genomen.<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, betekent dit dat<br />

de grip van de banden op<br />

het wegdek gering is; u dient uw<br />

snelheid te verlagen en aan te<br />

passen aan de beschikbare grip.<br />

90 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Bij een storing gaat het<br />

waarschuwingslampje<br />

> op het instrumentenpaneel<br />

branden. Rijd met aangepaste<br />

snelheid naar een <strong>Fiat</strong>dealer<br />

en laat het systeem volledig<br />

repareren.<br />

Wees voorzichtig bij het remmen<br />

in bochten, ook als de auto is voorzien<br />

van ABS.<br />

Het allerbelangrijkste advies is echter<br />

het volgende:<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet<br />

maar houd het rempedaal juist<br />

goed ingedrukt; op deze manier<br />

hebt u, afhankelijk van de conditie<br />

van het wegdek, de kortste<br />

remweg.<br />

Als u deze aanwijzingen opvolgt,<br />

zult u onder alle omstandigheden de<br />

remmen het beste benutten.<br />

BELANGRIJK Op auto’s die met<br />

ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />

door de fabriek voorgeschreven velgen,<br />

banden en remblokken gemonteerd<br />

worden.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd<br />

met een elektronische remdrukverdeling<br />

EBD (Electronic Brake<br />

Distributor) die via de regeleenheid<br />

en de sensoren van het ABS de prestaties<br />

van het remsysteem verhogen.<br />

De auto is uitgerust<br />

met een elektronische<br />

remdrukverdeling<br />

(EBD). Als bij een draaiende<br />

motor tegelijkertijd de waarschuwingslampjes<br />

> en x gaan<br />

branden, dan is er een storing in<br />

het EBD-systeem; in dat geval<br />

kunnen bij hard remmen de<br />

achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />

waardoor de auto kan<br />

gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>dealer<br />

om het systeem te laten<br />

controleren.


Als bij een draaiende<br />

motor alleen het waarschuwingslampje<br />

> gaat<br />

branden, dan is er een storing in<br />

het ABS-systeem. In dat geval<br />

werkt het conventionele remsysteem<br />

op de normale manier,<br />

terwijl geen gebruik wordt<br />

gemaakt van het antiblokkeersysteem.<br />

Onder deze omstandigheden<br />

kan ook de werking<br />

van het EBD-systeem verminderen.<br />

Ook in dit geval raden<br />

wij u aan onmiddellijk en zeer<br />

voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer te rijden, om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

Als het waarschuwingslampje<br />

x voor te laag<br />

remvloeistofniveau gaat<br />

branden, stop dan onmiddellijk<br />

de auto en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Als er vloeistof lekt uit<br />

het hydraulische systeem,<br />

wordt de werking van zowel het<br />

conventionele remsysteem als<br />

het ABS in gevaar gebracht.<br />

FRONTAIRBAGS EN<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

De auto is uitgerust met frontairbags<br />

aan bestuurders- en aan passagierszijde<br />

en zij-airbags voor (sidebags).<br />

FRONTAIRBAGS<br />

De frontairbags (bestuurder en<br />

passagier) beschermen de inzittenden<br />

voor bij een middelzware frontale<br />

botsing, door het opblazen van<br />

een luchtkussen tussen de inzittende<br />

en het stuurwiel of het dashboard.<br />

Als de airbags niet worden geactiveerd<br />

bij andere soorten botsingen<br />

(zijdelings, van achter, over de kop<br />

slaan enz), betekent dit niet dat het<br />

systeem niet goed functioneert.<br />

Bij een frontale botsing zorgt een<br />

regeleenheid ervoor, indien nodig,<br />

dat het kussen wordt opgeblazen.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam van de inzittenden<br />

voor wordt opgevangen en<br />

de kans op letsel beperkt wordt.<br />

Direct daarna loopt het kussen weer<br />

leeg.<br />

De frontairbags (bestuurder en<br />

passagier) zijn geen vervanging voor<br />

de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van<br />

veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />

in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).<br />

Bij een ongeval kan een inzittende<br />

die geen veiligheidsgordel heeft<br />

omgelegd, in contact komen met een<br />

airbag die nog niet volledig opgeblazen<br />

is. Hierdoor wordt de inzittende<br />

minder door de airbag beschermd.<br />

De frontairbags kunnen in de volgende<br />

gevallen niet worden ingeschakeld:<br />

– bij frontale botsingen, met een<br />

ander deel van de auto dan het front,<br />

tegen makkelijk vervormbare objecten<br />

(bijv. als het voorspatbord tegen<br />

de vangrail komt);<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

91


– als de auto onder andere auto’s<br />

of veiligheidsvoorzieningen schuift<br />

(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of<br />

de vangrail); omdat geen enkele aanvullende<br />

bescherming wordt geboden<br />

op de veiligheidsgordels.<br />

Als de airbags in deze gevallen niet<br />

geactiveerd worden, betekent dit<br />

niet dat het systeem niet goed functioneert.<br />

Plaats geen stickers of<br />

andere objecten op het<br />

stuurwiel en het deksel<br />

van de airbagmodule aan de<br />

passagierszijde. Plaats geen<br />

voorwerpen op het dashboard<br />

aan passagierszijde omdat deze<br />

het correct opblazen van de airbag<br />

aan passagierszijde kunnen<br />

verhinderen.<br />

De frontairbags aan bestuurdersen<br />

passagierszijde zijn ontworpen<br />

voor een optimale bescherming van<br />

de inzittenden voor met omgelegde<br />

veiligheidsgordels.<br />

92 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Als de airbags volledig opgeblazen<br />

zijn, vullen zij het grootste deel van<br />

de ruimte tussen het stuurwiel en de<br />

bestuurder en het dashboard en de<br />

voorpassagier.<br />

Bij lichte frontale aanrijdingen<br />

(waarbij de werking van de veiligheidsgordel<br />

voldoende is) worden<br />

de airbags niet geactiveerd. Daarom<br />

moeten de veiligheidsgordels altijd<br />

worden gedragen; ook omdat ze bij<br />

frontale aanrijdingen er altijd voor<br />

zorgen dat de inzittende in de juiste<br />

stand wordt gehouden.<br />

fig. 140<br />

F0A0410b<br />

FRONTAIRBAG AAN<br />

BESTUURDERSZIJDE fig. 140<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />

kussen dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte in het midden van het<br />

stuurwiel is geplaatst.<br />

FRONTAIRBAG AAN PASSA-<br />

GIERSZIJDE fig. 141<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />

kussen met een groter volume dan<br />

dat aan bestuurderszijde. Het kussen<br />

is in een daarvoor bestemde ruimte<br />

in het dashboard geplaatst.<br />

fig. 141<br />

F0A0409b


ZEER GEVAAR-<br />

LIJK: Monteer<br />

absoluut geen kinderzitje<br />

achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als de frontairbag<br />

aan passagierszijde is<br />

ingeschakeld. Als bij een ongeval<br />

de airbag in werking treedt<br />

(opblaast), kan dit ernstig letsel<br />

en zelfs de dood tot gevolg hebben.<br />

Als er geen andere mogelijkheid<br />

is, moet in ieder geval<br />

de airbag aan passagierszijde<br />

uitgeschakeld worden als het<br />

kinderzitje op de passagiersstoel<br />

voor wordt geplaatst.<br />

Bovendien moet de stoel zo ver<br />

mogelijk naar achteren zijn<br />

geschoven om te voorkomen<br />

dat het kinderzitje eventueel in<br />

aanraking komt met het dashboard.<br />

Ook als het niet wettelijk<br />

verplicht is, raden wij u aan,<br />

voor een optimale bescherming<br />

van de volwassenen, de airbag<br />

onmiddellijk weer in te schakelen<br />

zodra er geen kinderen<br />

meer vervoerd worden.<br />

Handmatig uitschakelen<br />

Als het absoluut noodzakelijk is om<br />

een kind op de voorstoel te vervoeren,<br />

kan de airbag aan passagierszijde<br />

worden uitgeschakeld.<br />

De airbag kan worden in-/uitgeschakeld<br />

als het contactslot in stand<br />

STOP staat. Bedien met de contactsleutel<br />

de daarvoor bestemde sleutelschakelaar<br />

fig. 142, rechts van het<br />

dashboard.<br />

fig. 142<br />

ON OFF<br />

PASS.<br />

AIR BAG<br />

F0A0213b<br />

BELANGRIJK Bedien de schakelaar<br />

alleen als de motor is uitgezet en<br />

de contactsleutel is uitgenomen.<br />

De sleutelschakelaar fig. 142 heeft<br />

twee standen:<br />

– frontairbag aan de passagierszijde<br />

ingeschakeld: (stand ON P): lampje<br />

F op het instrumentenpaneel is<br />

gedoofd; het is absoluut verboden<br />

kinderen op de passagiersstoel voor<br />

te vervoeren.<br />

– frontairbag aan de passagierszijde<br />

uitgeschakeld: (stand OFF F):<br />

lampje F op het instrumentenpaneel<br />

brandt; het is mogelijk kinderen<br />

op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

waarbij ze beschermd moeten<br />

worden door passende universele<br />

systemen.<br />

Het waarschuwingslampje F op<br />

het dashboard blijft continu branden<br />

totdat de airbag aan passagierszijde<br />

opnieuw wordt ingeschakeld.<br />

De uitschakeling van de frontairbag<br />

aan passagierszijde heeft geen<br />

invloed op de werking van de zij-airbag.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

93


SIDEBAGS<br />

De sidebag is een kussen dat zich<br />

snel opblaast en dat zich bevindt in<br />

de rugleuning van de voorstoel. De<br />

sidebag heeft tot doel het bove<strong>nl</strong>ichaam<br />

van de inzittenden te beschermen<br />

bij middelzware en zware zijdelingse<br />

aanrijdingen.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

De frontairbags en/of zij-airbags<br />

(indien aanwezig) kunnen worden<br />

geactiveerd bij zware botsingen of als<br />

de auto aan de onderzijde wordt<br />

geraakt, bijvoorbeeld bij zware botsingen<br />

tegen treden of stoepranden of<br />

obstakels op het wegdek of als de<br />

auto terecht komt in grote gaten of<br />

verzakkingen in het wegdek.<br />

fig. 143<br />

94 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0517b<br />

Als de airbag in werking treedt,<br />

ontsnapt een beetje rook. Deze<br />

rook is niet schadelijk en duidt niet<br />

op brand; bovendien kan het oppervlak<br />

van het opgeblazen kussen en<br />

het interieur van de auto bedekt zijn<br />

met een laagje poeder: dit poeder<br />

kan de huid en de ogen irriteren. Als<br />

u hiermee in aanraking bent gekomen,<br />

moet u zich met neutrale zeep<br />

en water wassen.<br />

Het airbagsysteem heeft een geldigheid<br />

van 14 jaar voor wat betreft de<br />

pyrotechnische lading en van 10 jaar<br />

voor wat betreft het spiraalmechanisme<br />

(zie de sticker aan de binnenzijde<br />

van het dashboardkastje). Na<br />

deze periode moeten ze door de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer worden vervangen.<br />

Na een ongeval waarbij de airbag in<br />

werking is getreden, dient u zich tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer te wenden om de<br />

airbag, de elektronische regeleenheid,<br />

de veiligheidsgordels en de gordelspanners<br />

te laten vervangen en de<br />

werking van de elektrische installatie<br />

te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden,<br />

reparaties en vervanging van de airbag<br />

moeten door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact<br />

opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />

het systeem buiten werking te laten<br />

stellen.<br />

Bij verkoop van de auto moet de<br />

nieuwe eigenaar op de hoogte<br />

gesteld worden van het gebruik en<br />

de instructies, en moet hij het<br />

instructieboekje ontvangen.


Het in werking treden van de gordelspanners,<br />

de frontairbags en de<br />

zij-airbags wordt door de elektronische<br />

regeleenheid bepaald, afhankelijk<br />

van het type ongeval. Als een van<br />

deze onderdelen niet in werking<br />

treedt, dan duidt dat niet op een storing<br />

in het systeem.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje ¬ gaat niet<br />

branden of blijft branden tijdens<br />

het rijden, dan is er mogelijk<br />

een storing in de veiligheidssystemen;<br />

in dat geval kunnen de<br />

airbags of gordelspanners niet<br />

geactiveerd worden bij een<br />

ongeval of, in een zeer beperkt<br />

aantal gevallen, niet op de juiste<br />

wijze geactiveerd worden.<br />

Voordat u verder rijdt, dient u<br />

contact op te nemen met de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem<br />

direct te laten controleren.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait,<br />

gaat het lampje F (met<br />

de schakelaar voor uitschakeling<br />

van de frontairbag aan passagierszijde<br />

in stand ON) ongeveer<br />

4 seconden branden en<br />

vervolgens 4 seconden knipperen,<br />

om aan te geven dat de<br />

frontairbag en de zij-airbag<br />

(indien aanwezig) aan passagierszijde<br />

bij een ongeval worden<br />

geactiveerd. Hierna moet<br />

het lampje doven.<br />

Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij<br />

beschadiging of als de<br />

auto bij een overstroming<br />

onder water is geweest, het airbagsysteem<br />

door een <strong>Fiat</strong>dealer<br />

controleren.<br />

De frontairbag treedt<br />

in werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een botsing<br />

waarbij alleen de gordelspanners<br />

worden geactiveerd.<br />

Bij aanrijdingen die tussen die<br />

twee drempelwaarden in liggen,<br />

treden alleen de gordelspanners<br />

in werking.<br />

Plak geen stickers of<br />

andere voorwerpen op<br />

het stuur of op de plek<br />

van de airbag aan de passagierszijde.<br />

Reis niet met voorwerpen<br />

op schoot en houd vooral geen<br />

pijp, potlood enz. in de mond.<br />

Bij een ongeval waarbij de airbag<br />

in werking treedt, kan dit<br />

ernstig letsel veroorzaken.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

95


Rijd altijd met beide<br />

handen op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in<br />

werking treden van de airbag,<br />

het systeem niet wordt gehinderd<br />

door obstakels die ernstig<br />

letsel kunnen veroorzaken. Rijd<br />

niet met voorover gebogen<br />

lichaam, maar ga goed rechtop<br />

zitten en steun tegen de rugleuning.<br />

Bedek de rugleuning<br />

van de voorstoelen niet<br />

met hoezen of kleden<br />

die niet zijn voorbereid op het<br />

gebruik met sidebags.<br />

96 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat, kunnen,<br />

ook bij uitgezette<br />

motor, de airbags inschakelen<br />

als de auto stilstaat en de auto<br />

frontaal wordt aangereden door<br />

een andere auto die met voldoende<br />

snelheid rijdt. Daarom<br />

mogen, ook als de auto stilstaat,<br />

absoluut geen kinderen op de<br />

passagiersstoel voor worden<br />

geplaatst. Als bij een stilstaande<br />

auto en met uitgenomen contactsleutel<br />

de airbags bij een<br />

ongeval niet in werking treden,<br />

betekent dit echter niet dat het<br />

systeem niet goed werkt.<br />

De juiste werking van<br />

de frontairbags, de zijairbags<br />

en de gordelspanners<br />

is alleen gegarandeerd<br />

als het maximaal toelaatbaar<br />

gewicht van de auto niet wordt<br />

overschreden.<br />

Bij auto’s die zijn uitgerust<br />

met zij-airbags, mag<br />

de rugleuning van de<br />

stoel niet met water worden<br />

afgenomen of chemisch worden<br />

gereinigd in een automatisch<br />

wasapparaat.<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een<br />

aanvulling. Omdat de frontairbags<br />

niet worden geactiveerd<br />

bij frontale botsingen bij lage<br />

snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen<br />

en als de auto over de<br />

kop slaat, worden in deze gevallen<br />

de inzittenden uitsluitend<br />

door de veiligheidsgordels<br />

beschermd. De gordels moeten<br />

dus altijd gedragen worden.


EOBD-SYSTEEM<br />

Met het EOBD-systeem (European<br />

On Board Diagnosis) kan een doorlopende<br />

diagnose worden uitgevoerd<br />

op die componenten op de<br />

auto die van invloed zijn op de emissie.<br />

Bovendien attendeert het systeem<br />

de bestuurder door het branden van<br />

het lampje U op het instrumentenpaneel<br />

op de veroudering van de<br />

betreffende componenten.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem controleren;<br />

– signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk<br />

vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog<br />

over een diagnosestekker die, als<br />

deze verbonden is met speciale<br />

apparatuur, het mogelijk maakt, de<br />

door de regeleenheid opgeslagen<br />

storingscodes en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking<br />

van de motor, te lezen.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand MAR draait en<br />

het lampje U gaat niet<br />

branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden,<br />

wendt u dan zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking<br />

van het lampje U kan worden<br />

gecontroleerd met behulp van<br />

speciale apparatuur van de verkeerspolitie.<br />

Houdt u aan de<br />

wetgeving van het land waarin u<br />

rijdt.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen<br />

van de storing moet de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

voor een complete controle van het<br />

systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />

en, zonodig, een proefrit maken<br />

die eventueel een langere afstand kan<br />

omvatten.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

97


AUTORADIO<br />

Als de auto niet is uitgerust met de<br />

“Inbouwvoorbereiding autoradio”,<br />

beschikt u op het dashboard over<br />

een functioneel opbergvak.<br />

Als u direct na aankoop<br />

van de auto een autoradio<br />

wilt installeren,<br />

moet u eerst contact opnemen<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer; deze zal u<br />

instructies geven om de levensduur<br />

van de accu te behouden.<br />

Als de accu bij uitgezette motor<br />

te zwaar wordt belast, beschadigt<br />

de accu en kan de garantie<br />

op de accu vervallen.<br />

98 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

BASIS INBOUWVOORBEREI-<br />

DING<br />

Het pakket bestaat uit:<br />

– voedingskabels voor de autoradio;<br />

– voedingskabels voor de luidsprekers<br />

voor op het dashboard en in de<br />

portieren (indien aanwezig) en achter<br />

bij de uitvoeringen personenvervoer;<br />

– een inbouwplaats voor de autoradio;<br />

– een antennekabel en een antenne.<br />

UITGEBREIDE INBOUW-<br />

VOORBEREIDING<br />

Het pakket bestaat uit:<br />

– voedingskabels voor de autoradio;<br />

fig. 144<br />

F0A0162B<br />

– voedingskabels voor de luidsprekers<br />

voor op het dashboard;<br />

– 2 luidsprekers op het dashboard;<br />

– voedingskabels voor luidsprekers in<br />

de portieren (indien aanwezig);<br />

– 2 luidsprekers in de portieren;<br />

– 2 luidsprekers achter (bij de uitvoeringen<br />

personenvervoer);<br />

– voedingskabels voor luidsprekers<br />

achter;<br />

– een inbouwplaats voor de autoradio;<br />

– een antennekabel en een antenne.<br />

Luidsprekers<br />

– 2 mid-range luidsprekers op het<br />

dashboard, met een diameter van 100<br />

mm en met elk een piekvermogen van<br />

30W.<br />

– 2 woofer luidsprekers in de voorportieren,<br />

met een diameter van 165<br />

mm en met elk een piekvermogen van<br />

40W (alleen uitvoeringen Panorama).<br />

– 2 elliptische full-range luidsprekers<br />

op de hoedenplank, 95 x 154 mm met<br />

elk een piekvermogen van 20W (alleen<br />

uitvoeringen Panorama).


Autoradio inbouwen<br />

Voor het inbouwen van de autoradio<br />

moet het vakje dat staat afgebeeld<br />

in fig. 145 worden verwijderd.<br />

Verwijder het geklemde vakje door<br />

uw hand in het vakje te steken en<br />

deze naar boven te drukken. Schuif<br />

vervolgens het vakje in de richting<br />

van het interieur.<br />

fig. 145<br />

F0A0096B<br />

INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE TELE-<br />

FOON<br />

De inbouwvoorbereiding bestaat<br />

uit:<br />

– antenne met dubbele functie<br />

(autoradio + mobiele telefoon), op<br />

het dak;<br />

– antennekabel voor de antenne<br />

met dubbele functie en een kabel<br />

met een 10-polige stekker fig. 146;<br />

– luidspreker met dubbele spoel<br />

(autoradio + mobiele telefoon), op<br />

het dashboard aan passagierszijde.<br />

4 3 2 1<br />

10 9 8 7 6 5<br />

fig. 146<br />

F0A0099b<br />

De antenne is geschikt<br />

voor een zendvermogen<br />

tot 20W.<br />

Aansluitschema van de elektrische<br />

bedrading:<br />

1 MUTE-functie autoradio.<br />

2 Vrij.<br />

3 Massa INPUT-signaal mobiele<br />

telefoon.<br />

4 INPUT-signaal mobiele telefoon.<br />

5 Luidspreker met dubbele functie<br />

op dashboard aan passagierszijde<br />

(+).<br />

6 Luidspreker met dubbele functie<br />

op dashboard aan passagierszijde<br />

(-).<br />

7 Voeding via start-/contactslot<br />

(+15).<br />

8 Vrij.<br />

9 Voeding (+) via accu.<br />

10 Massa.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

99


Laat de installatie van de mobiele<br />

telefoon en de aansluiting op de<br />

inbouwvoorbereiding in de auto uitsluitend<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren.<br />

Bij de <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer<br />

is de 10-polige stekker bereikbaar<br />

door een schroevendraaier te plaatsen<br />

op het punt dat aangegeven is in<br />

fig. 147. Til de tunnelbekleding op<br />

en trek de stekker uit.<br />

Bij de <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo is de 10polige<br />

stekker bereikbaar na het losdraaien<br />

van de schroeven van het<br />

opbergvak die zijn aangegeven in fig.<br />

148. Plaats een schroevendraaier op<br />

het ingesneden gedeelte van de tunnelconsole<br />

en trek de stekker uit.<br />

fig. 147<br />

100 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0A0210b<br />

De handsfree kit moet<br />

u zelf aanschaffen en<br />

geschikt zijn voor uw<br />

mobiele telefoon.<br />

Laat de installatie van<br />

de mobiele telefoon en<br />

de aansluiting op de<br />

inbouwvoorbereiding in de auto<br />

uitsluitend door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

uitvoeren. Zo bent u verzekerd<br />

van het beste resultaat en<br />

wordt voorkomen dat de rijveiligheid<br />

in gevaar wordt<br />

gebracht.<br />

fig. 148<br />

F0A0211b<br />

RADIOZENDAPPARA-<br />

TUUR EN MOBIELE<br />

TELEFOON<br />

Radiozendapparaten (mobiele telefoons,<br />

27 mc en dergelijke) mogen<br />

alleen in de auto worden gebruikt<br />

met een aparte antenne aan de buitenkant<br />

van de auto.<br />

BELANGRIJK Het gebruik van<br />

dergelijke apparaten in de auto (zonder<br />

buitenantenne) kan niet alleen<br />

schadelijk zijn voor de gezondheid<br />

van de inzittenden, maar kan ook<br />

storingen in de elektrische systemen<br />

van de auto veroorzaken. Hierdoor<br />

wordt de veiligheid in gevaar<br />

gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk beperkt<br />

door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.<br />

Houdt u bij het gebruik van mobiele<br />

telefoons (GSM, GPRS, UMTS)<br />

met het officiële EU-keurmerk, strikt<br />

aan de instructies die door de fabrikant<br />

van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.


PARKEERSENSOREN<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze bevinden zich in de achterbumper<br />

van de auto en attenderen<br />

de bestuurder via een repeterend<br />

geluidssignaal op de aanwezigheid<br />

van obstakels achter de auto.<br />

ACTIVERING<br />

De sensoren worden automatisch<br />

geactiveerd als de achteruit wordt<br />

ingeschakeld.<br />

Als de afstand tot het obstakel achter<br />

de auto kleiner wordt, neemt de<br />

frequentie van het geluidssignaal toe.<br />

AKOESTISCH WAARSCHU-<br />

WINGSSYSTEEM<br />

Als de achteruit wordt ingeschakeld,<br />

treedt automatisch een repeterend<br />

geluidssignaal in werking (een<br />

kort piepgeluid om de activering van<br />

het systeem aan te geven).<br />

De frequentie van het geluidssignaal:<br />

– neemt toe als de afstand tot het<br />

obstakel kleiner wordt;<br />

– klinkt ononderbroken als de<br />

afstand tot het obstakel minder is<br />

dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk<br />

als de afstand tot het obstakel<br />

groter wordt;<br />

– blijft constant als de afstand tot<br />

het obstakel onveranderd blijft.<br />

BELANGRIJK Als er een storing<br />

in het parkeersysteem is, wordt de<br />

bestuurder gewaarschuwd door een<br />

alarmsignaal dat in werking treedt bij<br />

het inschakelen van de achteruit.<br />

De sensoren zijn aan de vorm van<br />

de achterbumper aangepast waardoor<br />

het bereik optimaal is.<br />

fig. 149<br />

F0A0518b<br />

Signalering:<br />

Meetbereik in het midden ... 130 cm<br />

Meetbereik bij de hoeken ...... 60 cm<br />

Meetbereik minimaal/maximaal .........<br />

25/180 cm<br />

Als meerdere sensoren een obstakel<br />

signaleren, zal de regeleenheid de<br />

kortste afstand weergegeven.<br />

Het parkeersysteem schakelt, ook<br />

bij ingeschakelde achteruit, automatisch<br />

uit als de auto meer dan 50<br />

meter heeft afgelegd of als de snelheid<br />

hoger is dan 30 km/h.<br />

Om de juiste werking<br />

van de sensoren te<br />

garanderen, moeten ze<br />

regelmatig worden schoongemaakt.<br />

Als de achterbumper<br />

bedekt is met ijs, sneeuw, modder<br />

enz., kan de juiste werking<br />

van de sensoren worden gehinderd,<br />

waardoor de prestaties<br />

van het systeem verminderen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

101


TANKEN MET DE<br />

FIAT DOBLÒ<br />

Controleer voor het<br />

tanken van brandstof of<br />

de linker schuifdeur<br />

goed is gesloten; als dit niet het<br />

geval is, dan kan de schuifdeur<br />

of het blokkeermechanisme bij<br />

geopend tankklepje worden<br />

beschadigd.<br />

Als tijdens het tanken<br />

het tankklepje openstaat,<br />

dan kan de linker<br />

zijschuifdeur niet worden geopend.<br />

102 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

MET BENZINEMOTOR<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Om vergissingen te voorkomen is<br />

de diameter van de vulpijp van de<br />

tank kleiner, zodat het vulpistool<br />

voor loodhoudende benzine er niet<br />

in past.<br />

Het octaangetal van de benzine<br />

moet ten minste 95 RON zijn.<br />

BELANGRIJK Een beschadigde<br />

katalysator laat schadelijke stoffen in<br />

het uitlaatgas achter, waardoor het<br />

milieu wordt vervuild.<br />

BELANGRIJK Tank nooit, niet in<br />

noodgevallen en ook niet een klein<br />

beetje, loodhoudende benzine. U<br />

zou de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

MET DIESELMOTOR<br />

De dieselmotoren zijn<br />

uitsluitend geschikt voor<br />

dieselbrandstof voor<br />

motorvoertuigen die voldoet<br />

aan Europese specificaties<br />

EN590. Het gebruik van andere<br />

producten of mengsels kan de<br />

motor onherstelbaar beschadigen<br />

en het vervallen van de<br />

garantie tot gevolg hebben.<br />

Mocht u onverhoopt een ander<br />

type brandstof tanken, dan mag<br />

de motor niet worden gestart<br />

en moet de brandstoftank worden<br />

afgetapt. Ook als de motor<br />

slechts kort heeft gedraaid,<br />

moet naast de brandstoftank,<br />

ook alle brandstof uit de brandstofleidingen<br />

worden afgetapt.


Bij lage buitentemperaturen kan de<br />

vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />

verminderen door de vorming van<br />

paraffine, waardoor het brandstofsysteem<br />

niet meer goed werkt.<br />

Om dit probleem te voorkomen<br />

wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />

dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />

voor de zomer, voor de winter en<br />

voor zeer lage temperaturen (bergachtige<br />

gebieden) is ontwikkeld.<br />

Als dieselbrandstof wordt getankt<br />

die niet toereikend is voor de<br />

gebruikstemperatuur, raden wij aan<br />

de dieselbrandstof te mengen met<br />

het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL<br />

MIX in de verhouding die in de<br />

gebruiksaanwijzing van het middel is<br />

aangegeven. Doe eerst het middel in<br />

de tank en voeg daarna de dieselbrandstof<br />

toe.<br />

TANKDOP fig. 150<br />

Controleer voor het<br />

tanken van brandstof of<br />

de linker schuifdeur<br />

goed is gesloten; als dit niet het<br />

geval is, dan kan de schuifdeur<br />

of het blokkeermechanisme bij<br />

geopend tankklepje worden<br />

beschadigd.<br />

Als tijdens het tanken<br />

het tankklepje openstaat,<br />

dan kan de linker<br />

zijschuifdeur niet worden geopend.<br />

Openen:<br />

1) Draai de dop ongeveer een kwart<br />

slag linksom en verwijder de dop.<br />

BELANGRIJK Door de hermetische<br />

afsluiting van de tank kan de<br />

druk in de tank iets verhoogd zijn.<br />

Het is daarom normaal als u bij het<br />

losdraaien van de tankdop een sissend<br />

geluid hoort.<br />

2) Plaats tijdens het tanken de dop<br />

in de uitsparing op het klepje, zoals is<br />

afgebeeld.<br />

Sluiten:<br />

De tankdop is voorzien van een<br />

bajonetsluiting. Plaats de tankdop en<br />

draai de dop rechtsom totdat u een<br />

of meerdere klikken hoort.<br />

fig. 150<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

103<br />

F0A0219b


Bij enkele uitvoeringen is dop voorzien<br />

van een mechanisch slot; om te<br />

tanken moet de dop met de contactsleutel<br />

worden losgedraaid.<br />

Kom niet dicht bij de<br />

vulopening met open<br />

vuur of een brandende<br />

sigaret: brandgevaar. Houd uw<br />

hoofd ook niet dichtbij de vulopening<br />

om te voorkomen dat u<br />

schadelijke dampen inademt.<br />

BELANGRIJK Vervang de tankdop<br />

zonodig alleen door een ander<br />

exemplaar van hetzelfde type, anders<br />

kan de werking van het benzinedamp-opvangsysteem<br />

in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

104 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

De bescherming van het milieu is<br />

het uitgangspunt geweest in alle<br />

fasen van de ontwikkeling en productie<br />

van de <strong>Fiat</strong> Doblò. Het resultaat<br />

is zichtbaar in het gebruik van de<br />

materialen en de toepassing van systemen<br />

om de schadelijke effecten te<br />

verminderen of drastisch te beperken.<br />

De emissiereductiesystemen voor<br />

benzinemotoren zijn:<br />

– driewegkatalysator;<br />

– Lambdasondes (zuurstofsensoren);<br />

– benzinedamp-opvangsysteem.<br />

De emissiereductiesystemen voor<br />

dieselmotoren zijn:<br />

– oxidatiekatalysator;<br />

– uitlaatgasrecirculatiesysteem (<br />

EGR);<br />

– roetfilter (DPF);<br />

– Lambdasondes (indien aanwezig).<br />

De <strong>Fiat</strong> Doblò is klaar voor de start,<br />

met een ruime voorsprong op de<br />

strengste internationale milieu-eisen.


DPF-ROETFILTER (DIESEL<br />

PARTICULATE FILTER)<br />

(voor uitvoeringen Multijet 1.3<br />

85 pk en 1.9 120 pk)<br />

Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate<br />

Filter) is een mechanisch filter<br />

in het uitlaatsysteem dat de partikels<br />

in het uitlaatgas van dieselmotoren<br />

opvangt.<br />

Het filter vangt bijna de totale hoeveelheid<br />

roetdeeltjes op, waardoor<br />

voldaan wordt aan de huidige/toekomstige<br />

wettelijke normen.<br />

Tijdens het normale gebruik van de<br />

auto registreert de inspuitregeleenheid<br />

een aantal gegevens met betrekking<br />

tot het gebruik (gebruiksduur,<br />

type traject, bereikte temperatuur<br />

enz.) en berekent de hoeveelheid verzameld<br />

roet in het filter.<br />

Het filter verzamelt de roetdeeltjes<br />

en moet periodiek worden geregenereerd<br />

(schoongemaakt) door de roetdeeltjes<br />

te verbranden.<br />

De regeneratieprocedure wordt<br />

geregeld door de inspuitregeleenheid<br />

op basis van de hoeveelheid opgevangen<br />

roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden<br />

van de auto.<br />

Tijdens de regeneratie kan het volgende<br />

worden waargenomen: een<br />

beperkte toerentalverhoging, inschakeling<br />

van de elektroventilator, een<br />

beperkte toename van de rook uit de<br />

uitlaat en een hogere temperatuur bij<br />

de uitlaat. Dit zijn geen storingen en<br />

deze situatie heeft geen invloed op<br />

het milieu of het gedrag van de auto.<br />

Als het betreffende bericht op het<br />

display verschijnt, zie dan de paragraaf<br />

“Lampjes en berichten”.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

105


CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

MOTOR STARTEN 4) Draai de contactsleutel in stand<br />

AVV en laat de sleutel los zodra de<br />

motor aanslaat.<br />

Het is zeer gevaarlijk<br />

om de motor in afgesloten<br />

ruimten te laten<br />

draaien. De motor verbruikt<br />

zuurstof en produceert kooldioxide,<br />

koolmonoxide en andere<br />

giftige gassen.<br />

Raak de hoogspanningskabels(bougiekabels)<br />

nooit aan als de<br />

motor draait.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />

106 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Als de motor bij de eerste poging niet<br />

aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />

in stand STOP voordat u opnieuw<br />

start.<br />

Als met de contactsleutel in stand<br />

MAR het controlelampje ¢ (Y)<br />

samen met het waarschuwingslampje<br />

U blijft branden, raden wij u aan de<br />

sleutel in stand STOP te draaien en<br />

vervolgens weer in stand MAR; als het<br />

lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />

het dan met de andere geleverde<br />

sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan zelf een noodstart uit (zie<br />

“Noodstart” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”) en wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan als<br />

de motor stilstaat.<br />

DIESELMOTOR STARTEN<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />

3) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR. Op het instrumentenpaneel<br />

gaan de controlelampjes U, m en<br />

¢ (Y) branden.<br />

4) Wacht tot de lampjes U en ¢<br />

(Y) gedoofd zijn.<br />

5) Wacht tot het lampje m<br />

gedoofd is. Hoe warmer de motor,<br />

hoe sneller het lampje dooft.<br />

6) Trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />

7) Draai de contactsleutel in stand<br />

AVV nadat het lampje m gedoofd is.<br />

Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies<br />

weer afgekoeld.<br />

Als het lampje m gedurende<br />

60 seconden gaat knipperen na<br />

het starten of tijdens een lang-


durige startpoging, dan<br />

duidt dat op een storing<br />

in het voorgloeisysteem.<br />

Als de motor aanslaat, kunt u<br />

de auto op de gewone manier<br />

gebruiken, maar wendt u zo<br />

snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand STOP voordat<br />

u opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand<br />

MAR het controlelampje ¢ (Y)<br />

blijft branden, raden wij u aan de<br />

sleutel in stand STOP te draaien en<br />

vervolgens weer in stand MAR; als<br />

het lampje nog steeds blijft branden,<br />

probeer het dan met de andere geleverde<br />

sleutels.<br />

Wendt u, als de motor nog niet<br />

aanslaat, tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor stilstaat.<br />

MOTOR OPWARMEN NA<br />

HET STARTEN<br />

(benzine en diesel)<br />

– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en<br />

trap het gaspedaal niet bruusk in.<br />

– Verlang de eerste kilometers<br />

geen maximale prestaties. Wij raden<br />

u aan te wachten tot de wijzernaald<br />

van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

begint te bewegen.<br />

NOODSTART<br />

Als de regeleenheid van de <strong>Fiat</strong><br />

CODE de via de contactsleutel<br />

gezonden code niet herkent (controlelampje<br />

¢ (Y) op het instrumentenpaneel<br />

brandt constant), kan een<br />

noodstart worden uitgevoerd met<br />

de code die op de CODE-card vermeld<br />

staat.<br />

Zie het hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling af te laten rijden. Op<br />

die wijze kan er onverbrande<br />

brandstof in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor deze<br />

onherstelbaar zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken<br />

zolang de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht<br />

nodig is voor de bediening van<br />

het rempedaal en het stuur.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

107


MOTOR UITZETTEN<br />

Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP terwijl de motor stationair<br />

draait.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft geen<br />

enkel nut, verspilt<br />

brandstof en is, vooral voor<br />

motoren met turbocompressor,<br />

schadelijk.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de<br />

motor na een zware rit even “op<br />

adem” te laten komen. Zet de motor<br />

niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />

even stationair draaien. Hierdoor<br />

kan de temperatuur in de motorruimte<br />

dalen.<br />

108 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

PARKEREN<br />

Schakel een versnelling in (de 1e als<br />

de weg omhoog loopt, de achteruit<br />

als de weg omlaag loopt) en zet de<br />

voorwielen iets uitgestuurd. Als de<br />

auto op een steile helling staat, blokkeer<br />

de wielen dan met stenen of<br />

wiggen.<br />

Laat de contactsleutel nooit in<br />

stand MAR staan omdat hierdoor<br />

de accu ontlaadt.<br />

Neem de sleutel altijd uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat.<br />

A<br />

fig. 1<br />

Laat kinderen nooit<br />

alleen achter in de auto.<br />

F0A0034b<br />

HANDREM<br />

De handrem bevindt zich tussen de<br />

voorstoelen.<br />

Om de handrem in te schakelen,<br />

moet u de hendel omhoog trekken. Op<br />

een vlakke ondergrond hoort de auto<br />

geblokkeerd te zijn als de handrem vier<br />

of vijf tanden is aangetrokken. Op<br />

steile hellingen en bij een beladen auto<br />

moet de handrem negen of tien tanden<br />

worden aangetrokken.<br />

BELANGRIJK Als dit niet het geval<br />

is, laat dan de <strong>Fiat</strong>-dealer de handrem<br />

afstellen.<br />

Als de handrem is aangetrokken en<br />

de contactsleutel in stand MAR staat,<br />

gaat op het instrumentenpaneel het<br />

waarschuwingslampje x branden.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

1) Trek de hendel iets omhoog en<br />

druk op de ontgrendelknop A-fig. 1.<br />

2) Houd de knop ingedrukt en en laat<br />

de hendel zakken. Het lampje x dooft.<br />

3) Om onverwachte bewegingen van<br />

de auto te voorkomen, moet bij het<br />

bedienen van de handrem het rempedaal<br />

worden ingetrapt.


GEBRUIK VAN DE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

Om de versnellingen in te schakelen,<br />

moet u het koppelingspedaal<br />

geheel intrappen en vervolgens de<br />

versnellingspook in een van de in het<br />

schema aangegeven standen fig. 2<br />

plaatsen (dit schema staat ook op de<br />

knop van de pook).<br />

BELANGRIJK De achteruit kan<br />

alleen bij een stilstaande auto worden<br />

ingeschakeld. Wacht bij een<br />

draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />

koppelingspedaal minstens 2<br />

seconden, voordat u de achteruit<br />

inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat de tandwielen beschadigen.<br />

Achteruit (R) vanuit de vrijstand<br />

inschakelen:<br />

– plaats de pook naar rechts en<br />

vervolgens naar achteren.<br />

Om bij de uitvoeringen 1.4 8V en<br />

1.6 16V de achteruit (R) in te schakelen,<br />

moet u vanuit de vrijstand de<br />

schuifring A-fig. 3 onder de pookknop<br />

omhoog trekken en de pook<br />

naar rechts en vervolgens naar achteren<br />

verplaatsen.<br />

fig. 2<br />

F0A0103b<br />

Om op de juiste wijze<br />

te schakelen, moet u het<br />

koppelingspedaal geheel<br />

intrappen. Daarom mag er niets<br />

onder het pedaal liggen dat dit<br />

kan verhinderen: let erop dat de<br />

vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />

en zo de slag van de<br />

pedalen kunnen beperken.<br />

fig. 3<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

109<br />

F0A0422b


KOSTENBESPARING EN BEPERKING<br />

VAN DE UITSTOOT VAN SCHADELIJKE UITLAATGASSEN<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor de kosten van de auto zo<br />

laag mogelijk blijven en de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />

beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />

de lucht-/brandstoffilters, de<br />

inspuitventielen enz, regelmatig controleren<br />

en eventueel afstellen/vervangen,<br />

zoals in het ONDERHOUDS-<br />

SCHEMA is aangegeven.<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste<br />

een keer per maand, de spanning van<br />

de banden: als de spanning te laag is,<br />

wordt de weerstand groter en neemt<br />

110 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

het verbruik toe. Bovendien slijten<br />

hierdoor de banden sneller en verslechtert<br />

de wegligging van de auto,<br />

waardoor de veiligheid in gevaar kan<br />

worden gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.<br />

Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het<br />

brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager<br />

als u deze niet meer gebruikt.<br />

Ze verminderen de aërodynamica<br />

van de auto, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt. Gebruik voor het<br />

vervoer van volumineuze voorwerpen<br />

bij voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties<br />

alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de ruitenwissers<br />

en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />

vragen<br />

veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt (tot aan +25% in<br />

stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar<br />

wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (met gemiddeld<br />

+20%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat bij voorkeur<br />

de functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aerodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde<br />

aerodynamische accessoires kan de<br />

aerodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal<br />

toenemen.


RIJSTIJL<br />

Starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat,<br />

niet warmdraaien met stationair toerental<br />

en ook niet met een hoog toerental:<br />

onder deze omstandigheden<br />

warmt de motor veel langzamer op,<br />

terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />

beter om rustig weg te rijden en geen<br />

hoge toerentallen te gebruiken. Op<br />

deze manier warmt de motor sneller<br />

op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u<br />

de motor afzet. Deze handeling evenals<br />

het overschakelen met tussengas, hebben<br />

geen enkel nut. Het kost brandstof<br />

en verhoogt de uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg<br />

het toelaten de hoogste versnelling.<br />

Het inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie verhoogt<br />

het brandstofverbruik. Op<br />

dezelfde wijze neemt bij het oneige<strong>nl</strong>ij-<br />

ke gebruik van een hoge versnelling,<br />

het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toe. Bovendien slijt de<br />

motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

toe bij een hogere snelheid: als<br />

de snelheid wordt verhoogd van 90<br />

naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />

met ongeveer 30% toe. Rijd<br />

daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige<br />

snelheid, vermijd overbodig<br />

remmen en optrekken. Dit kost brandstof<br />

en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />

daarom aan om rustig te rijden en een<br />

veilige afstand te bewaren van de auto’s<br />

die voor u rijden, waardoor u tijdig<br />

kunt reageren op gevaarlijke situaties<br />

(bijv. kettingbotsingen).<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de<br />

motor met hoge toerentallen draait,<br />

kost veel brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen. Het<br />

is beter geleidelijk op te trekken en het<br />

toerental waarbij het maximum koppel<br />

wordt geleverd, niet te overschrijden.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud<br />

starten bereikt de motor niet de optimale<br />

bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />

neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />

toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer)<br />

maar ook de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie van<br />

het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />

filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen<br />

worden gebruikt, of in de<br />

stad waar zich veel verkeerslichten<br />

bevinden, zal het brandstofverbruik<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />

slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (bijv.:<br />

spoorwegovergangen), is het raadzaam<br />

de motor uit te zetten.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

111


ECONOMISCH EN<br />

MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

Het milieu is een van de uitgangspunten<br />

geweest bij de ontwikkeling<br />

van de <strong>Fiat</strong> Doblò. Het is niet voor<br />

niets dat resultaten van zijn emissiereductiesystemen<br />

boven de geldende<br />

normen liggen.<br />

Het milieu heeft recht op maximale<br />

aandacht van iedereen.<br />

De automobilist kan door enkele<br />

simpele aanwijzingen op te volgen,<br />

voorkomen dat hij/zij onnodig schade<br />

aan het milieu toebrengt. Vaak<br />

wordt door die aanwijzingen ook het<br />

brandstofverbruik beperkt.<br />

Over dit onderwerp vindt u hierna<br />

diverse nuttige tips, die een geheel<br />

vormen met de tips met het symbool<br />

#, die u in diverse hoofdstukken van<br />

dit boekje kunt vinden.<br />

We vragen uw aandacht voor al deze<br />

tips.<br />

112 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD VAN<br />

DE EMISSIEREDUCTIE-<br />

SYSTEMEN<br />

De correcte werking van deze systemen<br />

is niet alleen belangrijk voor<br />

het milieu, maar ook voor het rendement<br />

van de auto. Het in goede<br />

conditie houden van de systemen is<br />

de belangrijkste voorwaarde voor<br />

milieubewust en economisch rijden.<br />

De eerste eis is, dat u zich te allen<br />

tijde houdt aan het GEPROGRAM-<br />

MEERD ONDERHOUD.<br />

Gebruik voor de benzinemotoren<br />

uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Als het starten problemen oplevert,<br />

blijf dan niet proberen. Vermijd<br />

aanduwen, aanslepen of rollend starten:<br />

al deze handelingen kunnen de<br />

katalysator beschadigen. Maak bij<br />

een noodstart uitsluitend gebruik<br />

van een hulpaccu.<br />

Als de motor tijdens het rijden<br />

“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig<br />

zodat de motor zo min mogelijk<br />

wordt belast en wendt u zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van<br />

de brandstofreserve brandt, tank dan<br />

zo snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />

kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

veroorzaken, waardoor<br />

de temperatuur van de uitlaatgassen<br />

stijgt; hierdoor kan de katalysator<br />

ernstig beschadigen.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.<br />

Laat de motor voor vertrek niet<br />

warmdraaien met stationair toerental,<br />

behalve als de buitentemperaturen<br />

zeer laag zijn. Maar ook in dit<br />

laatste geval moet u de motor niet<br />

langer dan 30 seconden laten warmdraaien.<br />

Monteer geen andere hitteschilden<br />

en verwijder de op de katalysator en<br />

uitlaat gemonteerde schilden niet.


Spuit geen reinigingsofbeschermingsmiddelen<br />

op de katalysator,<br />

de lambdasondes en het uitlaatsysteem.<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />

bereikt<br />

de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet<br />

boven brandbare materialen<br />

(gras, droge bladeren, dennennaalden<br />

enz.): brandgevaar.<br />

Het negeren van deze<br />

aanwijzingen kan brandgevaar<br />

opleveren.<br />

TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhangwagens<br />

of caravans moet de auto uitgerust<br />

zijn met een trekhaak van een<br />

goedgekeurd type en een adequate<br />

elektrische installatie. De montage<br />

van de trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel worden uitgevoerd.<br />

Ook moet documentatie<br />

worden overhandigd m.b.t. het rijden<br />

met een aanhanger.<br />

Monteer zonodig speciale en/of<br />

extra achteruitkijkspiegels, waarmee<br />

u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />

Let er op dat het maximum klimvermogen<br />

van de auto door het<br />

gewicht van een aanhanger of caravan<br />

wordt beperkt. Ook de remweg<br />

wordt langer en u hebt langer de tijd<br />

nodig om in te halen.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen<br />

dat u constant moet remmen.<br />

Het gewicht van de aanhanger dat<br />

op de trekhaak rust, moet worden<br />

afgetrokken van het laadvermogen<br />

van de auto.<br />

Om er zeker van te zijn dat u het<br />

maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />

niet overschrijdt, moet u er<br />

rekening mee houden dat het maximum<br />

betrekking heeft op het totale<br />

gewicht van de aanhangwagen of<br />

caravan, inclusief accessoires en<br />

bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger<br />

gelden. U mag in geen geval harder<br />

rijden dan 100 km/h.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

113


Het ABS waarmee de<br />

auto kan zijn uitgerust,<br />

werkt niet op het remsysteem<br />

van de aanhanger.<br />

Wees daarom extra voorzichtig<br />

op gladde wegen.<br />

Voer in geen geval<br />

modificaties aan het<br />

remsysteem van de auto<br />

uit. Het remsysteem van de<br />

aanhanger moet geheel onafhankelijk<br />

van het hydraulisch<br />

remsysteem van de auto worden<br />

bediend.<br />

TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel aan de carrosserie<br />

worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />

die hierna zijn opgenomen, moeten<br />

worden aangehouden. Deze richtlijnen<br />

worden eventueel aangevuld door<br />

extra informatie van de fabrikant van<br />

de trekhaak.<br />

114 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

De te installeren trekhaak moet voldoen<br />

aan de huidige EU-normen 94/20<br />

en daarop volgende wijzigingen.<br />

Voor iedere uitvoering moet een<br />

trekhaak worden gebruikt die geschikt<br />

is voor het maximale aanhangergewicht<br />

van de auto waarop de trekhaak wordt<br />

bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een gestandaardiseerde stekker worden<br />

gebruikt die kan worden bevestigd<br />

op de daarvoor bestemde steun op de<br />

trekhaak.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding<br />

(CUNA/UNI- en ISO/DINnormen)<br />

worden gebruikt, waarbij<br />

eventuele aanwijzingen van de fabrikant<br />

van de auto en/of van fabrikant van de<br />

trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />

Gebruik voor de elektrische aansluitingen<br />

de aparte module voor de aanhangerverlichting.<br />

Een eventueel elektrisch geregelde<br />

rem of een ander systeem (lier enz.)<br />

moet rechtstreeks op de accu worden<br />

aangesloten met een kabel met een diameter<br />

van minimaal 2,5 mm 2 .<br />

Naast de op het schema aangegeven<br />

aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />

voor een eventuele elektrisch geregelde<br />

rem toegestaan en een voor een<br />

15W-gloeilamp voor de binnenverlichting<br />

van de caravan.<br />

Gebruik voor de aansluitingen de<br />

aparte module met een kabel vanaf de<br />

accu met een diameter van ten minste<br />

2,5 mm 2 .<br />

MONTAGESCHEMA<br />

De trekhaak moet op de aangegeven<br />

punten bevestigd worden (zie schema<br />

fig. 4 ).<br />

De verstevigingsplaat 1 moet een<br />

minimale dikte hebben van 6 mm. De<br />

bevestigingspunten 2 moeten voorzien<br />

zijn van vulstukken met een ∅ van 16<br />

mm en een dikte van 2 mm. De trekhaak<br />

moet op de punten aangegeven<br />

met Ø bevestigd worden met in totaal<br />

6 M8-bouten en 4 M10-bouten.<br />

De trekhaak moet aan de carrosserie<br />

worden bevestigd waarbij de bumper<br />

moet worden aangepast m.b.v. het<br />

masker dat bij de montageset is geleverd.


Na de montage van de trekhaak is het<br />

leeggewicht van de auto toegenomen<br />

met circa 15,5 kg.<br />

Na een afstand van 1000 km moet<br />

gecontroleerd worden of de bevestigingsbouten<br />

van de trekhaak nog goed<br />

zijn bevestigd. Wendt u hiervoor tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om<br />

op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />

een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te<br />

brengen met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60<br />

kg.<br />

Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de<br />

boutgaten worden afgedicht<br />

om te voorkomen dat uitlaatgassen<br />

in het interieur kunnen<br />

dringen.<br />

M10-bout<br />

fig. 4<br />

DOORSN. A-A<br />

M10-bout<br />

Hart achteras<br />

3 M8-bouten<br />

Bestaande moeren<br />

3 M8-bouten<br />

Bestaande moeren<br />

Bestaande<br />

opening<br />

M10-bout<br />

Bestaande opening<br />

M10-bouten<br />

Bestaande opening<br />

Bestaande opening<br />

Grondlijn<br />

Volbeladen auto<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Hart trekkogel<br />

115<br />

F0A0207b


SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van<br />

het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen<br />

op de voorwielen gemonteerd worden<br />

(aangedreven wielen).<br />

De banden waarop<br />

sneeuwkettingen<br />

gemonteerd kunnen<br />

worden en het type sneeuwketting<br />

staan aangegeven in de<br />

volgende tabel; houdt u strikt<br />

aan deze tabel.<br />

116 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

Wij raden u het gebruik aan van<br />

sneeuwkettingen uit het <strong>Fiat</strong><br />

Lineaccessori-programma.<br />

Controleer na enkele meters rijden<br />

of de kettingen nog goed gespannen<br />

zijn.<br />

Banden waarop sneeuwkettingen<br />

gemonteerd<br />

kunnen worden<br />

185/65 R15<br />

175/75 R14<br />

Houd bij<br />

gemonteerde<br />

sneeuwkettingen<br />

een matige snelheid aan; rijd<br />

niet harder dan 50 km/h.<br />

Vermijd kuilen, stoepranden en<br />

andere obstakels en rijd, om de<br />

auto en het wegdek niet te<br />

beschadigen, geen lange stukken<br />

op sneeuwvrije wegen.<br />

Type sneeuwketting dat gebruikt moet worden<br />

Sneeuwkettingen waarvan de dikte boven het profiel<br />

maximaal 12 mm is.


WINTERBANDEN<br />

Deze banden zijn speciaal ontworpen<br />

voor het rijden op sneeuw en ijs<br />

en kunnen worden gemonteerd in<br />

plaats van de standaard geleverde<br />

banden.<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde<br />

maat hebben als de standaard geleverde<br />

banden.<br />

De <strong>Fiat</strong>-dealer kan u adviseren<br />

welke band het meest geschikt is<br />

voor het doel waarvoor u hem wilt<br />

gebruiken.<br />

Houdt u voor de bandenmaat en de<br />

bandenspanning van de winterbanden<br />

exact aan de aanwijzingen die<br />

staan aangegeven in de paragraaf<br />

“Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

De specifieke eigenschappen van<br />

winterbanden verminderen aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

als de profieldiepte minder is dan<br />

4 mm. In dat geval is het veiliger ze<br />

te vervangen.<br />

Door de specifieke eigenschappen<br />

van winterbanden zijn de prestaties<br />

onder niet-winterse omstandigheden<br />

of wanneer er lange afstanden op de<br />

snelweg worden gereden, minder<br />

dan die van de standaard gemonteerde<br />

banden.<br />

Beperk het gebruik van winterbanden<br />

tot die omstandigheden waarvoor<br />

ze zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden<br />

gebruikt waarvan de maximum<br />

toegestane snelheid lager is dan de<br />

topsnelheid van de auto (met een<br />

marge van 5%), dan dient u in het<br />

interieur van de auto een voor de<br />

bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />

te plaatsen met de<br />

maximum toegestane snelheid wanneer<br />

met die winterbanden wordt<br />

gereden (overeenkomstig de EUnormen).<br />

Monteer op alle vier de wielen<br />

dezelfde banden (zelfde merk en<br />

profieldiepte) voor meer veiligheid<br />

tijdens het rijden en remmen en<br />

voor een betere bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden<br />

niet om.<br />

Bij winterbanden met<br />

de indicatie “T” geldt<br />

een maximum snelheid<br />

van 190 km/h. Deze maximum<br />

snelheid is in overeenstemming<br />

met de huidige wetgeving.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

117


AUTO LANGERE TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als<br />

de auto enkele maanden niet wordt<br />

gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte,<br />

droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />

ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

– Maak de accukabels los van de<br />

accu (koppel altijd eerst de minkabel<br />

los) en controleer de acculading.<br />

Gedurende het stallen moet deze<br />

controle iedere drie maanden worden<br />

herhaald. Laad de accu op als de<br />

spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />

118 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met het elektronisch diefstalalarm,<br />

schakel dan het alarm uit met<br />

de afstandsbediening.<br />

– Maak de gespoten plaatdelen<br />

schoon en behandel ze met een<br />

beschermende was.<br />

– Reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor<br />

geschikte middelen.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de<br />

ruitenwissers en achterruitwisser in<br />

met talkpoeder en laat ze los van de<br />

ruit staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje<br />

open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes.<br />

Gebruik geen dichte plastic hoes,<br />

omdat het in en op de auto aanwezige<br />

vocht dan niet kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning 0,5 bar<br />

boven de normaal voorgeschreven<br />

spanning en controleer deze regelmatig.<br />

– Tap het koelsysteem van de<br />

motor niet af.


NOODSTART<br />

Als de <strong>Fiat</strong> CODE er niet in slaagt<br />

de startblokkering op te heffen, dan<br />

blijven de lampjes ¢ (Y) en U<br />

branden en slaat de motor niet aan.<br />

Voor het starten van de motor is<br />

het nodig een noodstart uit te<br />

voeren.<br />

Wij raden u aan om eerst de<br />

instructies goed te lezen, voordat u<br />

de motor op deze wijze start. Als er<br />

een vergissing wordt gemaakt, moet<br />

de contactsleutel in stand STOP<br />

worden gedraaid en de gehele<br />

procedure vanaf het begin (punt 1)<br />

worden herhaald.<br />

1) Lees de 5-cijferige elektronische<br />

code die op de CODE-card vermeld<br />

staat.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

MAR.<br />

NOODGEVALLEN<br />

3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />

houd het ingetrapt. Het lampje U<br />

gaat ongeveer 8 seconden branden.<br />

Zodra het lampje is gedoofd, moet u<br />

het gaspedaal loslaten en u<br />

voorbereiden op het tellen van het<br />

aantal keren dat het lampje U<br />

knippert.<br />

4) Als het lampje evenveel keer<br />

heeft geknipperd als het eerste cijfer<br />

van de code op uw CODE card,<br />

moet u het gaspedaal intrappen en<br />

ingetrapt houden totdat het lampje<br />

U 4 seconden heeft gebrand.<br />

Zodra het lampje is gedoofd, moet u<br />

het gaspedaal loslaten.<br />

5) Het lampje U gaat weer<br />

knipperen: als het lampje evenveel<br />

keer heeft geknipperd als het<br />

tweede cijfer van de code op uw<br />

CODE-card, moet u het gaspedaal<br />

intrappen en ingetrapt houden.<br />

6) Herhaal deze procedure voor<br />

de overige cijfers van de code op uw<br />

CODE-card.<br />

7) Houd bij het laatste cijfer het<br />

gaspedaal ingetrapt. Het lampje U<br />

gaat 4 seconden branden. Zodra het<br />

lampje is gedoofd, moet u het<br />

gaspedaal loslaten.<br />

8) Als het lampje U ongeveer 4<br />

seconden snel gaat knipperen, is de<br />

procedure op de juiste wijze<br />

uitgevoerd.<br />

9) Start de motor door de<br />

contactsleutel van stand MAR in<br />

stand AVV te draaien.<br />

Als het lampje U blijft branden,<br />

draai dan de contactsleutel in stand<br />

STOP en herhaal de procedure<br />

vanaf punt 1).<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende<br />

startpoging van de motor moet deze<br />

noodstartprocedure worden<br />

herhaald. Wij raden u daarom aan<br />

om na het uitvoeren van een<br />

noodstart contact op te nemen met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

NOODGEVALLEN<br />

119


STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor<br />

worden gestart met een hulpaccu,<br />

die ten minste dezelfde capaciteit<br />

moet hebben als de lege accu.<br />

Ga als volgt te werk fig. 1:<br />

1) Verbind de pluspolen (+ teken<br />

nabij de pool) van de beide accu’s<br />

met een startkabel.<br />

2) Sluit een tweede startkabel aan<br />

op de minpool (–) van de hulpaccu<br />

en op de massakabel E op de motor<br />

of de versnellingsbak van de auto die<br />

gestart moet worden.<br />

BELANGRIJK Verbind de<br />

minklemmen van de twee accu’s niet<br />

direct met elkaar: eventuele vonken<br />

kunnen het explosieve gas ontsteken<br />

dat uit de accu kan ontsnappen. Als<br />

de hulpaccu is geïnstalleerd aan<br />

boord van een andere auto, mogen<br />

tussen deze auto en de auto met de<br />

lege accu niet per ongeluk metalen<br />

delen met elkaar in verbinding staan.<br />

120 NOODGEVALLEN<br />

3) Start de motor.<br />

4) Neem als de motor draait, de<br />

kabels in de omgekeerde volgorde<br />

los.<br />

Als de motor na enkele pogingen<br />

niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />

maar wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

fig. 1<br />

F0A0106b<br />

Laat deze procedure<br />

door gespecialiseerd<br />

personeel uitvoeren.<br />

Onjuiste handelingen kunnen<br />

leiden tot vonken en ernstige<br />

beschadiging van de accu. De<br />

vloeistof in de accu is giftig en<br />

corrosief. Vermijd het contact<br />

met de huid en de ogen. Kom<br />

ook niet dicht bij een accu met<br />

open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroorzaak geen<br />

vonken.<br />

Gebruik voor een<br />

noodstart beslist nooit<br />

een accusnellader: de<br />

elektronische systemen kunnen<br />

beschadigen; in het bijzonder<br />

de regeleenheden van de<br />

ontsteking en de inspuiting.


ROLLEND STARTEN EEN LEKKE BAND<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling af te laten rijden.<br />

Op die wijze kan er<br />

onverbrande brandstof in de<br />

katalysator terechtkomen,<br />

waardoor deze onherstelbaar<br />

zal beschadigen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en<br />

stuurbekrachtiging niet<br />

werken zolang de motor niet is<br />

aangeslagen, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal<br />

en het stuur.<br />

Algemene aanwijzingen<br />

Voor het verwisselen van het wiel<br />

en voor het juiste gebruik van de<br />

krik en het reservewiel moeten de<br />

onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen.<br />

Op een sticker op de<br />

krik is het maximum<br />

hefvermogen<br />

aangegeven; de krik mag nooit<br />

voor een zwaardere last<br />

worden gebruikt.<br />

De krik dient uitsluitend voor<br />

het verwisselen van een wiel<br />

van de auto waarbij de krik<br />

geleverd is of voor auto’s van<br />

hetzelfde model. Gebruik de<br />

krik niet voor het opkrikken<br />

van andere auto’s. En beslist<br />

nooit voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto.<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte auto<br />

van de krik vallen.<br />

Attendeer het overige<br />

wegverkeer op de<br />

stilstaande auto m.b.v:<br />

de waarschuwingsknipperlichten,<br />

de (wettelijk verplichte)<br />

gevarendriehoek enz.<br />

Tijdens het verwisselen van<br />

een wiel moeten alle<br />

inzittenden de auto hebben<br />

verlaten, en op een veilige<br />

afstand van het verkeer<br />

wachten, totdat het wiel<br />

verwisseld is.<br />

Blokkeer de wielen met<br />

stenen of andere voorwerpen<br />

als de auto schuin op een<br />

helling of op een slecht wegdek<br />

staat.<br />

Het bijgeleverde reservewiel<br />

behoort bij de auto waarbij het<br />

geleverd is; gebruik het<br />

reservewiel niet bij andere<br />

auto’s en monteer geen<br />

reservewielen van andere<br />

auto’s.<br />

NOODGEVALLEN<br />

121


Smeer de schroefdraad<br />

van de wielbouten niet<br />

met vet in voordat u ze<br />

monteert: de bouten kunnen<br />

loslopen.<br />

Door een verkeerde montage<br />

kan het wieldeksel tijdens het<br />

rijden loslaten.<br />

Maak het ventiel absoluut niet<br />

open.<br />

Plaats geen enkel stuk<br />

gereedschap tussen velg en<br />

band.<br />

Controleer regelmatig de<br />

spanning van de banden, ook<br />

van het reservewiel en houdt u<br />

daarbij aan de waarden die in<br />

het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens” zijn aangegeven.<br />

WIEL VERWISSELEN<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik 1,85 kg weegt<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

vereist<br />

– de krik niet kan worden<br />

gerepareerd. Bij een defect moet de<br />

122 NOODGEVALLEN<br />

krik door een krik van hetzelfde<br />

type worden vervangen<br />

– behalve de slinger geen enkel<br />

ander gereedschap op de krik<br />

gemonteerd mag worden.<br />

Ga voor het verwisselen van<br />

een wiel als volgt te werk:<br />

1) Stop de auto op een plaats waar<br />

het verkeer niet in gevaar wordt<br />

fig. 2<br />

A<br />

F0A0040b<br />

gebracht en in alle veiligheid het wiel<br />

kan worden verwisseld. Zet de auto<br />

zo mogelijk op een vlakke en stevige<br />

ondergrond.<br />

2) Zet de motor uit en trek de<br />

handrem aan.<br />

3) Schakel de eerste versnelling of<br />

de achteruit in.<br />

4) Verplaats de rugleuning van de<br />

linker voorstoel (bij de <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Cargo) naar voren door de hendel<br />

A-fig. 2 omhoog te trekken en pak<br />

de gereedschaptas nadat het<br />

aangegeven elastiek fig. 3 is<br />

losgemaakt, of til de achterbank op<br />

(bij de <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer)<br />

aan de hendel B-fig. 4 en pak de<br />

gereedschaptas nadat het<br />

aangegeven elastiek fig. 5 is<br />

fig. 3<br />

F0A0094b


losgemaakt en plaats de tas nabij het<br />

te vervangen wiel.<br />

5) Pak de wielsleutel.<br />

6) Draai met behulp van de<br />

wielsleutel A-fig. 6 de borgbout van<br />

het reservewiel los.<br />

BELANGRIJK De borgbout is<br />

bereikbaar nadat het luikje in de<br />

dorpelbekleding is geopend.<br />

7) Maak de wielsteun los van de<br />

borghaak en verwijder het wiel.<br />

8) Schud bij uitvoeringen met<br />

lichtmetalen velgen enige malen aan<br />

de bovenkant van de carrosserie,<br />

waardoor de velg los van de<br />

wielnaaf kan komen.<br />

fig. 4<br />

F0A0429b<br />

9) Draai de wielbouten ongeveer<br />

een slag los met behulp van de<br />

bijgeleverde sleutel.<br />

10) Draai met het wieltje A-fig. 7<br />

de krik iets omhoog en plaats de<br />

krik onder de auto bij de<br />

merktekens A-fig. 8 dicht bij het te<br />

verwisselen wiel.<br />

fig. 5<br />

fig. 6<br />

A<br />

F0A0428b<br />

F0A0107b<br />

11) Steek de slinger in de krik, en<br />

draai de slinger van de krik zo, dat<br />

hij iets omhoog komt en de groef<br />

A-fig. 9 van de krik goed om de<br />

rand B van de chassisbalk valt.<br />

12) Waarschuw eventuele<br />

omstanders dat de auto wordt<br />

opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich<br />

niet in de nabijheid van de auto<br />

bevinden en de auto vooral niet<br />

fig. 7<br />

fig. 8<br />

A<br />

NOODGEVALLEN<br />

123<br />

F0A0424b<br />

F0A0109b


aanraken totdat de auto weer<br />

geheel op de grond staat.<br />

13) Draai de slinger en krik de<br />

auto op, totdat het wiel enkele<br />

centimeters los van de grond is. Als<br />

u de slinger draait, moet u zorgen<br />

voor voldoende werkruimte, zodat<br />

u geen schaafwonden aan uw hand<br />

oploopt door contact met de grond.<br />

Ook de bewegende delen van de<br />

krik (schroefdraad en scharnieren)<br />

kunnen letsel veroorzaken: vermijd<br />

contact met deze onderdelen. Reinig<br />

uw handen zorgvuldig als deze met<br />

vet in contact zijn geweest.<br />

14) Draai de vier wielbouten<br />

helemaal los en verwijder het wiel.<br />

fig. 9<br />

124 NOODGEVALLEN<br />

B<br />

A<br />

F0A0110b<br />

15) Zorg ervoor dat de boutgaten<br />

en alle contactvlakken van het<br />

reservewiel schoon zijn en geen<br />

onzuiverheden bevatten, omdat<br />

hierdoor na verloop van tijd de<br />

wielbouten kunnen loslopen.<br />

16) Monteer het wiel, waarbij de<br />

pasgaten A-fig. 10 over de<br />

centreerpennen B moeten vallen.<br />

17) Plaats bij uitvoeringen met een<br />

klein wieldeksel, eerst het deksel<br />

voordat de vier wielbouten worden<br />

vastgedraaid.<br />

18) Draai de slinger van de krik<br />

zodat de auto zakt, en verwijder de<br />

krik.<br />

A<br />

fig. 10<br />

A<br />

B<br />

F0A0111b<br />

19) Draai de wielbouten<br />

kruiselings vast, in de volgorde die<br />

staat aangegeven in fig. 11.<br />

20) Plaats bij uitvoeringen met een<br />

groot wieldeksel het symbool “<br />

fig. 12 bij het ventiel en draai de<br />

vier wielbouten vast zoals is<br />

aangegeven bij punt 19).<br />

fig. 11<br />

fig. 12<br />

1<br />

4<br />

3<br />

F0A0112b<br />

F0A0519b


Ter afsluiting<br />

1) Plaats het verwisselde wiel in de<br />

reservewielhouder onder de<br />

laadvloer en maak de borghaak A -<br />

fig. 14 weer vast in de borgveer B.<br />

2) Haak het bovenste deel van de<br />

steunstang C-fig. 15 vast aan de<br />

borgveer D en draai de borgbout<br />

van de steun fig. 6 vast.<br />

fig. 13<br />

fig. 14<br />

F0A0520b<br />

F0A0280b<br />

Bij enkele Personenvervoeruitvoeringen<br />

wordt in plaats van het<br />

normale reservewiel een specifiek<br />

noodreservewiel gebruikt; plaats dit<br />

reservewiel als volgt in de houder:<br />

– plaats het noodreservewiel met<br />

de binnenzijde van de velg F-fig. 14<br />

naar boven gekeerd<br />

– haak het onderste deel van de<br />

steunstang C-fig. 16 vast aan de<br />

borgveer D en draai de borgbout<br />

van de steun fig. 6 vast.<br />

fig. 15<br />

F0A0281b<br />

3) Berg de krik en de gereedschappen<br />

op in de gereedschaptas.<br />

4) Plaats de gereedschaptas achter<br />

de linker voorstoel bij de <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Cargo of onder de achterbank bij de<br />

<strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer.<br />

5) Bevestig de gereedschaptas met<br />

het elastiek.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

Controleer regelmatig de spanning<br />

van de banden, ook van het<br />

reservewiel.<br />

Gebruik om de ventieldop los of<br />

vast te draaien het verlengstuk fig.<br />

13.<br />

fig. 16<br />

D<br />

NOODGEVALLEN<br />

C<br />

125<br />

F0A0282b


SNELLE BANDEN-<br />

REPARATIESET FIX<br />

& GO automatic<br />

De snelle reparatieset Fix & Go<br />

automatic is in een daarvoor<br />

bestemde houder in de<br />

bagageruimte geplaatst.<br />

De reparatieset bevat fig. 16a:<br />

– een spuitbus A met<br />

afdichtvloeistof, die voorzien is van:<br />

– een vulbuis B<br />

– een sticker C met het<br />

opschrift “max. 80 km/h”. Na het<br />

repareren van het wiel moet deze<br />

sticker op een voor de bestuurder<br />

goed zichtbare plaats worden<br />

aangebracht (op het dashboard)<br />

fig. 16a<br />

126 NOODGEVALLEN<br />

F0A0540b<br />

– een informatiefolder fig. 16b,<br />

voor een correct gebruik van de<br />

snelle reparatieset. De folder moet<br />

overhandigd worden aan het<br />

personeel dat de band die behandeld<br />

is met de bandenreparatieset, moet<br />

repareren<br />

– een compressor D met<br />

manometer en verbindingsstukken,<br />

die in het vak zijn te vinden<br />

– een paar werkhandschoenen die<br />

in het zijvak van de compressor zijn<br />

te vinden<br />

– adapters voor het oppompen van<br />

diverse voorwerpen.<br />

In de houder van de<br />

bandenreparatieset zijn ook de<br />

schroevendraaier en het sleepoog te<br />

vinden.<br />

fig. 16b<br />

F0A0541b<br />

Overhandig de<br />

informatiefolder aan het<br />

personeel dat de band<br />

moet repareren die behandeld<br />

is met de bandenreparatieset.<br />

Als u een lekke band<br />

krijgt, kan de band<br />

gerepareerd worden als<br />

de diameter van het lek niet<br />

groter is dan 4 mm.<br />

Het is niet mogelijk<br />

lekken aan de zijkanten<br />

van de band te<br />

repareren. Gebruik de<br />

reparatieset niet als de band<br />

beschadigd is geraakt door het<br />

rijden met een lege band.


Bij schade aan de velg<br />

(zodanige vervorming<br />

van het kanaal dat er<br />

lucht wegloopt) kan de band<br />

niet gerepareerd worden.<br />

Verwijder de eventueel in de<br />

band binnengedrongen voorwerpen<br />

(schroeven of spijkers)<br />

niet.<br />

HET IS NOODZAKELIJK TE<br />

WETEN DAT:<br />

De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />

tussen –20°C en<br />

+50°C werkt.<br />

De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum<br />

heeft.<br />

De compressor niet<br />

langer dan 20 minuten<br />

achter elkaar mag<br />

worden ingeschakeld. Gevaar<br />

voor oververhitting. De snelle<br />

reparatieset is niet geschikt<br />

voor permanente reparatie; de<br />

gerepareerde banden mogen<br />

daarom slechts tijdelijk worden<br />

gebruikt.<br />

De spuitbus bevat<br />

ethyleenglycol. Bevat<br />

latex: kan een allergische<br />

reactie veroorzaken.<br />

Schadelijk bij inslikken.<br />

Irriterend voor de ogen. Kan<br />

overgevoeligheid veroorzaken<br />

bij inademing en contact.<br />

Vermijd contact met ogen, huid<br />

en kleding. Spoel bij contact<br />

onmiddellijk overvloedig met<br />

water. Vermijd braken bij<br />

inslikking, spoel de mond uit,<br />

drink veel water en raadpleeg<br />

onmiddellijk een arts. Houd<br />

buiten het bereik van kinderen.<br />

Het product mag niet gebruikt<br />

worden door astmatische<br />

patiënten. Adem de dampen<br />

niet in tijdens het vullen en<br />

oppompen. Raadpleeg onmiddellijk<br />

een arts bij allergische<br />

reacties. Bewaar de spuitbus in<br />

de daarvoor bestemde ruimte,<br />

ver verwijderd van warmtebronnen.<br />

De afdichtvloeistof<br />

heeft een houdbaarheidsdatum.<br />

Vervang de spuitbus<br />

voordat de houdbaarheidsdatum<br />

van de<br />

afdichtvloeistof is verstreken.<br />

Spuitbussen en afdichtvloeistof<br />

zijn schadelijk voor het milieu.<br />

Houdt u voor het afvoeren van<br />

deze producten aan de<br />

wettelijke normen.<br />

OPPOMPEN VAN DE<br />

BAND<br />

Doe de handschoenen aan die<br />

bij de snelle bandenreparatieset<br />

zijn geleverd.<br />

– Trek de handrem aan. Draai<br />

de ventieldop los, neem de vulbuis<br />

A-fig. 16c uit en draai de ring Bfig.<br />

16c op het ventiel van de band;<br />

NOODGEVALLEN<br />

127


– controleer of de schakelaar E-fig.<br />

16f van de compressor in stand 0<br />

(uitgeschakeld) staat, start de motor,<br />

steek de stekker D-fig. 16e in de<br />

dichtstbijzijnde contactdoos en schakel<br />

de compressor in door de schakelaar<br />

E-fig. 16f in stand I (ingeschakeld) te<br />

zetten. Pomp de band op tot de juiste<br />

bandenspanning is bereikt (zie de<br />

paragraaf “Bandenspanning” in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Controleer de bandenspanning op de<br />

manometer F. Voor een nauwkeurige<br />

aflezing moet de compressor worden<br />

uitgeschakeld;<br />

– als u er niet in slaagt binnen 5<br />

minuten de bandenspanning op ten<br />

minste 1,5 bar te krijgen, koppel dan<br />

de compressor los van het ventiel en<br />

de contactdoos en verplaats<br />

fig. 16c<br />

128 NOODGEVALLEN<br />

F0A0543b<br />

vervolgens de auto ongeveer 10 meter<br />

naar voren of naar achteren, zodat de<br />

afdichtvloeistof in de band verdeeld<br />

wordt; pomp de band vervolgens weer<br />

op;<br />

– als u er ook dan niet in slaagt om,<br />

binnen 5 minuten na inschakeling van<br />

de compressor, de spanning op ten<br />

minste 1,8 bar te brengen, mag niet<br />

verder worden gereden, omdat de<br />

band te erg beschadigd is en de<br />

reparatieset de vereiste wegligging niet<br />

kan garanderen; wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer;<br />

– als de band op de juiste spanning is<br />

gebracht (zie de paragraaf<br />

“Bandenspanning” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”), vertrek dan<br />

onmiddellijk;<br />

fig. 16d<br />

F0A0544b<br />

Plaats de sticker op<br />

een voor de bestuurder<br />

goed zichtbare plaats<br />

om aan te geven dat de band<br />

behandeld is met de snelle<br />

bandenreparatieset. Rijd<br />

voorzichtig vooral in bochten.<br />

Rijd niet harder dan 80 km/h.<br />

fig. 16e<br />

fig. 16f<br />

F0A0539b<br />

F0A0545b


Vermijd bruusk accelereren en<br />

remmen.<br />

– stop na ongeveer 10 minuten en<br />

controleer opnieuw de<br />

bandenspanning; vergeet niet de<br />

handrem aan te trekken;<br />

Als de bandenspanning<br />

onder 1,8 bar is gedaald,<br />

mag niet verder worden<br />

gereden: de snelle reparatieset<br />

Fix&Go automatic kan de<br />

vereiste wegligging niet<br />

garanderen omdat de band te<br />

erg beschadigd is. Wendt u tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

– herstel, als een spanning van ten<br />

minste 1,8 bar wordt gemeten, de<br />

juiste spanning (met draaiende<br />

motor en aangetrokken handrem)<br />

en rijd verder;<br />

– rijd zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

U moet absoluut<br />

aangeven dat de band is<br />

gerepareerd met de<br />

snelle bandenreparatieset.<br />

Overhandig de informatiefolder<br />

aan het personeel dat de band<br />

moet repareren die behandeld<br />

is met de bandenreparatieset.<br />

ALLEEN VOOR HET<br />

CONTROLEREN EN<br />

HERSTELLEN VAN DE<br />

SPANNING<br />

De compressor kan ook worden<br />

gebruikt voor het herstellen van de<br />

bandenspanning. Maak de<br />

snelkoppeling los en verbind de<br />

koppeling direct met het ventiel van<br />

de band; op deze manier wordt de<br />

spuitbus niet met de compressor<br />

fig. 16g<br />

F0A0546b<br />

verbonden en wordt de<br />

afdichtvloeistof niet in de band<br />

gespoten.<br />

PROCEDURE VOOR HET<br />

VERVANGEN VAN DE<br />

SPUITBUS<br />

Ga als volgt te werk voor het<br />

vervangen van de spuitbus fig. 16h:<br />

– maak de koppeling A los; draai<br />

de te vervangen spuitbus linksom en<br />

trek de spuitbus omhoog; plaats de<br />

nieuwe spuitbus en draai de spuitbus<br />

rechtsom; sluit de koppeling A aan<br />

op de spuitbus en plaats de<br />

doorzichtige vulbuis B in het<br />

daarvoor bestemde vak.<br />

fig. 16h<br />

NOODGEVALLEN<br />

129<br />

F0A0542b


EEN GLOEILAMP VERVANGEN<br />

Modificaties of<br />

reparaties aan de<br />

elektrische installatie<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen<br />

rekening wordt gehouden met<br />

de technische specificaties van<br />

het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand<br />

veroorzaken.<br />

Wij raden u aan<br />

defecte gloeilampen,<br />

indien mogelijk, door de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen.<br />

De juiste werking en afstelling<br />

van de buitenverlichting zijn<br />

van essentieel belang voor de<br />

rijveiligheid en bovendien<br />

wettelijk verplicht.<br />

130 NOODGEVALLEN<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen mag<br />

u uitsluitend aanraken<br />

op het metalen<br />

gedeelte. Als u de bol met uw<br />

vingers aanraakt, zal de<br />

lichtopbrengst van de lamp<br />

teruglopen en kan ook de<br />

levensduur beperkt worden. Als<br />

u de bol per ongeluk toch hebt<br />

aangeraakt, moet u de bol<br />

schoonwrijven met een doekje<br />

met alcohol en daarna laten<br />

drogen.<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen<br />

bevatten gas onder<br />

druk. Bij breuk kunnen<br />

er glassplinters wegschieten.<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

– Als een lamp niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet<br />

doorgebrand is, voordat u de lamp<br />

vervangt.<br />

– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Een doorgebrande<br />

zekering” in dit hoofdstuk.<br />

– Controleer voordat u een lamp<br />

vervangt of de contacten niet zijn<br />

geoxideerd.<br />

– Vervang een defecte lamp door<br />

een exemplaar van hetzelfde type en<br />

vermogen.<br />

– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om<br />

veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />

nog goed is.<br />

BELANGRIJK Aan de binnenzijde<br />

kan de koplamp een beetje beslagen<br />

zijn: dit duidt niet op een defect, maar<br />

is een natuurlijk verschijnsel dat<br />

veroorzaakt wordt door een lage<br />

temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad<br />

en verdwijnt snel als de<br />

koplampen worden ingeschakeld. De<br />

aanwezigheid van druppels aan de<br />

binnenzijde van de koplamp duidt<br />

daarentegen op het binnendringen van<br />

water: wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.


TYPEN GLOEILAMPEN<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd fig. 17:<br />

A Glasfittinglampen<br />

Deze zijn voorzien van een<br />

klemfitting.<br />

A<br />

B<br />

C<br />

fig. 17<br />

D<br />

E<br />

F0A098b<br />

Verwijder de lamp door de lamp<br />

uit de houder te trekken.<br />

B Gloeilampen met<br />

bajonetfitting<br />

verwijder de lamp uit de houder<br />

door hem iets in te drukken en<br />

linksom te draaien.<br />

C Buislampen<br />

Gloeilamp<br />

Grootlicht<br />

Dimlicht<br />

Buitenverlichting voor<br />

Richtingaanwijzers voor<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />

Mistlampen voor<br />

Achterlichten<br />

en Remlichten<br />

Derde remlicht<br />

Richtingaanwijzers achter<br />

Achteruitrijlichten<br />

Mistachterlicht<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Plafondverlichting:<br />

– met kantelbaar lampenglas<br />

– met spotjes<br />

Bagageruimteverlichting<br />

Fig. 17<br />

E<br />

D<br />

A<br />

B<br />

A<br />

E<br />

B<br />

B<br />

B<br />

B<br />

B<br />

A<br />

C<br />

A<br />

Verwijder de lamp door hem uit<br />

de veercontacten los te maken.<br />

D-E Halogee<strong>nl</strong>amppen<br />

Verwijder de lamp door de<br />

borgveer los te haken uit de<br />

zitting.<br />

Type<br />

H1<br />

H7<br />

W5W<br />

PY21W<br />

W5W<br />

H1<br />

P21W/5W<br />

P21W<br />

PY21W<br />

P21W<br />

P21W<br />

W5W<br />

C10W<br />

W5W<br />

NOODGEVALLEN<br />

Vermogen<br />

55W<br />

55W<br />

5W<br />

21W<br />

5W<br />

55W<br />

21/5W<br />

21W<br />

21W<br />

21W<br />

21W<br />

5W<br />

10W<br />

10W<br />

5W<br />

131


DEFECTE BUITENVERLICHTING<br />

Modificaties of<br />

reparaties aan de<br />

elektrische installatie<br />

die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen<br />

rekening wordt gehouden met<br />

de technische specificaties van<br />

het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand<br />

veroorzaken.<br />

Zie voor het type lamp en het<br />

bijbehorende vermogen “Een<br />

gloeilamp vervangen” in dit<br />

hoofdstuk.<br />

fig. 18<br />

132 NOODGEVALLEN<br />

F0A0523b<br />

GROOTLICHT<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />

1) Verwijder het beschermdeksel<br />

C-fig. 18 door het linksom te<br />

draaien.<br />

2) Haak de borgveer A-fig. 19 los,<br />

trek de stekker B los en verwijder<br />

de lamp C.<br />

fig. 19<br />

F0A0521b<br />

DIMLICHT<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />

1) Verwijder het beschermdeksel<br />

B-fig. 18 door het linksom te<br />

draaien.<br />

2) Haak de borgveren A-fig. 20<br />

los, trek de stekker B los en<br />

verwijder de lamp C.<br />

fig. 20<br />

F0A0522b


BUITENVERLICHTING<br />

VOOR<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Verwijder het beschermdeksel<br />

B-fig. 18 door het linksom te<br />

draaien.<br />

2) Draai de lamphouder A-fig. 21,<br />

trek hem uit de zitting en verwijder<br />

de geklemde lamp B uit de stekker<br />

A.<br />

fig. 21<br />

A<br />

A<br />

B<br />

F0A0123b<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

VOOR<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Draai de lamphouder A-fig. 22<br />

en verwijder hem uit de zitting.<br />

2) Verwijder de lamp B (met<br />

bajonetfitting) door hem iets in te<br />

drukken en linksom te draaien.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />

1) Haak de borgveren A-fig. 18<br />

los en trek de stekker B los.<br />

2) Haak de borgveer A-fig. 22 los,<br />

trek de stekker B los en verwijder<br />

de lamp C.<br />

fig. 22<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0A0121b<br />

133


RICHTINGAANWIJZERS OP<br />

VOORSPATBORD<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Duw het lampenglas A-fig. 24<br />

in de richting van de pijl, zodat de<br />

veerklem wordt ingedrukt en<br />

verwijder de unit.<br />

2) Draai het lampenglas linksom en<br />

verwijder het. Trek vervolgens de<br />

geklemde lamp uit de zitting.<br />

fig. 24<br />

134 NOODGEVALLEN<br />

F0A0524b<br />

ACHTERLICHTUNIT<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

Bij uitvoeringen met achterstijlbekleding:<br />

1) Verwijder vanuit het interieur<br />

het kunststof deksel fig. 25 uit de<br />

zitting van de luidspreker en<br />

verwijder de bovenste kunststof dop<br />

A-fig. 26 met behulp van de<br />

bijgeleverde schroevendraaier, zodat<br />

de bevestigingsbout B van de<br />

achterlichtunit bereikbaar is.<br />

fig. 25<br />

F0A0149b<br />

Bij uitvoeringen zonder achterstijlbekleding:<br />

1) Verwijder vanuit het interieur<br />

de bovenste kunststof dop C-fig. 27<br />

met behulp van de bijgeleverde<br />

schroevendraaier, zodat de<br />

bevestigingsbout D van de<br />

achterlichtunit bereikbaar is.<br />

fig. 26<br />

fig. 27<br />

A B<br />

C<br />

D<br />

F0A0146b<br />

F0A0147b


2) Steek de bijgeleverde sleutel Afig.<br />

28 op de bevestigingsbout van<br />

de lichtunit.<br />

3) Draai de bouten los, steek de<br />

schroevendraaier in de opening op<br />

het verlengstuk B-fig. 28 en gebruik<br />

hem om de bevestigingsmoeren van<br />

de lichtunit los te draaien.<br />

Bij de uitvoeringen met zeven<br />

zitplaatsen, moet u de<br />

bevestigingsbout van de lichtunit<br />

losdraaien met behulp van het<br />

verlengstuk B-fig. 28. Steek het<br />

verlengstuk in de bout via de<br />

opening C-fig. 28a.<br />

4) Draai nadat de bevestigingsbout<br />

is losgedraaid, de bevestigingsmoeren<br />

aan de buitenzijde van de<br />

lichtunit los, zoals is aangegeven in<br />

fig. 29.<br />

fig. 28<br />

F0A0401b<br />

fig. 28a<br />

fig. 29<br />

F0A0406b<br />

F0A0525b<br />

5) Draai om de stekker los te<br />

maken de bevestigingsbouten los die<br />

zijn aangegeven door pijlen in<br />

fig. 30.<br />

6) Verwijder de lampen (met<br />

bajonetfitting) door ze iets in te<br />

drukken en linksom te draaien.<br />

A - Gloeilamp van remlicht.<br />

B - Gloeilamp van richtingaanwijzer.<br />

C - Gloeilamp van achteruitrijlicht.<br />

D - Gloeilamp van achterlicht.<br />

E - Gloeilamp van mistachterlicht.<br />

fig. 30<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0A0526b<br />

135


DERDE REMLICHT<br />

Voor het vervangen van de<br />

gloeilamp moet u de linker deurhelft<br />

of de achterklep openen en de<br />

bouten A en B -fig. 31 losdraaien.<br />

Verwijder het lampenglas vanaf de<br />

buitenzijde uit de zitting.<br />

Verwijder de geklemde gloeilamp<br />

B-fig. 32 en vervang de lamp.<br />

fig. 31<br />

fig. 32<br />

136 NOODGEVALLEN<br />

B<br />

F0A0528b<br />

F0A0144b<br />

KENTEKENPLAAT-<br />

VERLICHTING<br />

Druk om de lamp te vervangen op<br />

de lip fig. 33, verwijder de unit,<br />

draai de lamphouder A-fig. 34<br />

linksom en verwijder de lamp B.<br />

fig. 33<br />

fig. 34<br />

F0A0527b<br />

F0A0529b<br />

DEFECTE<br />

INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet<br />

correct worden uitgevoerd en<br />

waarbij geen rekening wordt<br />

gehouden met de technische<br />

specificaties van het systeem,<br />

kunnen storingen in de werking<br />

en zelfs brand veroorzaken.<br />

Zie voor het type lamp en het<br />

bijbehorende vermogen “Een<br />

gloeilamp vervangen” in dit<br />

hoofdstuk.


PLAFONDVERLICHTING<br />

Met kantelbaar lampenglas<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Verwijder het plafondlampje fig.<br />

35 door de geklemd gemonteerde<br />

rand van het lampenglas bij de pijl<br />

los te trekken.<br />

fig. 35<br />

fig. 36<br />

A<br />

F0A0142b<br />

F0A0200b<br />

2) Open de lamphouder A-fig. 36<br />

en vervang de doorgebrande lamp.<br />

Met spotjes<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Trek het plafondlampje A-fig.<br />

37 los bij het door de pijlen<br />

aangegeven punt.<br />

2) Open de lamphouder A-fig. 38.<br />

3) Vervang de doorgebrande lamp.<br />

fig. 37<br />

A<br />

F0A0140b<br />

BAGAGERUIMTE-<br />

VERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

1) Trek het plafondlampje A-fig.<br />

39 los bij het door de pijl<br />

aangegeven punt.<br />

2) Open de lamphouder B en<br />

verwijder de geklemde lamp C.<br />

fig. 38<br />

fig. 39<br />

NOODGEVALLEN<br />

A<br />

A C B<br />

137<br />

F0A0172b<br />

F0A0138b


EEN DOORGE-<br />

BRANDE ZEKERING<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Het elektrische systeem wordt<br />

door zekeringen beveiligd: de<br />

zekering brandt door bij een storing<br />

of bij oneige<strong>nl</strong>ijk gebruik van het<br />

systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet<br />

werkt, controleer dan eerst of de<br />

zekering niet is doorgebrand. De<br />

verbindingsstrip A-fig. 40 mag niet<br />

onderbroken zijn. Is dit wel het<br />

geval, dan moet u de zekering<br />

vervangen door een exemplaar met<br />

dezelfde stroomsterkte (ampère)<br />

(zelfde kleur).<br />

fig. 40<br />

A<br />

C<br />

B<br />

138 NOODGEVALLEN<br />

D<br />

F0A0118b<br />

B - Zekering in goede staat<br />

C - Zekering met doorgebrande<br />

strip.<br />

Verwijder een zekering met behulp<br />

van het tangetje D uit de<br />

zekeringenkast.<br />

Vervang een defecte<br />

zekering nooit door<br />

metaaldraad of ander<br />

materiaal. Gebruik altijd een<br />

zekering met dezelfde kleur.<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hogere<br />

stroomsterkte (ampère);<br />

BRANDGEVAAR.<br />

Als een hoofdzekering<br />

(MAXI-FUSE) doorbrandt,<br />

voer dan geen<br />

enkele reparatie uit maar<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Controleer, voordat u<br />

een zekering vervangt,<br />

of de contactsleutel uit<br />

het contactslot is genomen en<br />

alle stroomgebruikers uit staan<br />

en/of zijn uitgeschakeld.<br />

Als de zekering<br />

opnieuw doorbrandt,<br />

wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>dealer.


De zekeringen van de <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

bevinden zich in twee<br />

zekeringenkasten, een op het<br />

dashboard en een in de<br />

motorruimte.<br />

De zekeringen in de<br />

zekeringenkast op het dashboard<br />

zijn bereikbaar na het verwijderen<br />

van het deksel op de in fig.<br />

41aangegeven punten.<br />

De componenten die door de<br />

zekeringen worden beveiligd, staan<br />

in de tabellen op de volgende<br />

pagina’s aangegeven.<br />

fig. 41<br />

F34<br />

F46<br />

F45<br />

F52<br />

F36<br />

F48<br />

F33<br />

F47<br />

F41<br />

F39<br />

F49<br />

F37<br />

F32<br />

F43<br />

F38<br />

F35<br />

F42<br />

F50<br />

F40<br />

F53<br />

F13<br />

F12<br />

F51<br />

F44<br />

F31<br />

NOODGEVALLEN<br />

139<br />

F0A0151b


De zekeringen in de<br />

zekeringenkast in de motorruimte<br />

zijn bereikbaar nadat de borgveren<br />

A-fig. 42 zijn losgehaakt en het<br />

deksel B is verwijderd.<br />

De componenten die door de<br />

zekeringen worden beveiligd, staan<br />

in de tabellen op de volgende<br />

pagina’s aangegeven.<br />

OPMERKING: De zekering van<br />

het voorgloeisysteem (60 A) is<br />

geïntegreerd in de kabelbundel maar<br />

bevindt zich naast de verdeelkast in<br />

de motorruimte in het deksel<br />

waardoor de zekering makkelijk<br />

bereikbaar is.<br />

fig. 42<br />

A<br />

B<br />

A<br />

140 NOODGEVALLEN<br />

A<br />

F02<br />

F18<br />

F21<br />

F17<br />

F22<br />

F11<br />

F23<br />

F01<br />

F06<br />

F07<br />

F05<br />

F04<br />

F03<br />

F14<br />

F08<br />

F15<br />

F10<br />

F19<br />

F16<br />

F30<br />

F20 F09<br />

F0A0152b


ZEKERINGENTABEL<br />

Grootlicht rechts<br />

Grootlicht links<br />

Dimlicht rechts<br />

Dimlicht links<br />

Bagageruimteverlichting<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

Mistlampen voor<br />

Richtingaanwijzers<br />

Verlichting componenten op dashboard<br />

Verlichting<br />

Plafondverlichting<br />

Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via start-/contactslot)<br />

Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding vanaf accu )<br />

Achteruitrijlichten<br />

Remlichten<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Derde remlicht<br />

Aansteker<br />

Airbag<br />

Voeding zekeringenkast dashboard: optionals<br />

Voeding zekeringenkast dashboard: standaard uitrusting<br />

Voeding ABS (pomp)<br />

Elektrische ruitbediening rechtsvoor<br />

Elektrische ruitbediening linksvoor<br />

Portiervergrendeling<br />

Bobines<br />

Secundaire verbruikers motormanagementsysteem<br />

Regeleenheid ABS (via start-/contactslot)<br />

Regeleenheid motor (+ accu)<br />

Figuur Zekering Ampère<br />

42<br />

42<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

42<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

42<br />

42<br />

42<br />

41<br />

41<br />

41<br />

42<br />

42<br />

41<br />

42<br />

F14<br />

F15<br />

F12<br />

F13<br />

F42<br />

F53<br />

F30<br />

F53<br />

F51<br />

F32<br />

F42<br />

F37<br />

F53<br />

F31<br />

F37<br />

F51<br />

F37<br />

F44<br />

F50<br />

F02 – MAXI FUSE<br />

F01 – MAXI FUSE<br />

F04 – MAXI FUSE<br />

F48<br />

F47<br />

F38<br />

F22<br />

F11<br />

F42<br />

F18<br />

10<br />

10<br />

10<br />

10<br />

10<br />

10<br />

15<br />

10<br />

7,5<br />

15<br />

10<br />

10<br />

10<br />

7,5<br />

10<br />

7,5<br />

10<br />

20<br />

7,5<br />

40<br />

70<br />

40<br />

20<br />

20<br />

20<br />

20<br />

15<br />

7,5<br />

7,5<br />

NOODGEVALLEN<br />

141


Regeleenheid motor (voeding)<br />

Regeleenheid motor (via start-/contactslot)<br />

Regeleenheid voorgloei-installatie<br />

Claxon<br />

Drukknop voor inschakelen handbediende airconditioning<br />

Start-/contactslot<br />

Aircocompressor<br />

Koplampverstelling<br />

Magneetklep benzinedamp-opvangsysteem<br />

Impulsgever snelheidsmeter<br />

Inspuitventielen<br />

Achterruitverwarming<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem<br />

Brandstofpomp<br />

Brandstofpomp<br />

Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp<br />

Extra stekkerdoos<br />

Voeding ABS (klep)<br />

Eerste snelheid elektroventilateur<br />

(uitvoeringen met handbediende airconditioning)<br />

Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoering 1.3 - 1.9 Multijet)<br />

Tweede snelheid elektroventilateur<br />

(uitvoering 1.4 - 1.6 met handbediende airconditioning)<br />

Tweede snelheid elektroventilateur (uitvoering 1.3 - 1.9 Multijet)<br />

Stoelverwarming<br />

<strong>Service</strong>s + 30 (autoradio, mobiele telefoon, diagnosestekker)<br />

142 NOODGEVALLEN<br />

Figuur Zekering Ampère<br />

42<br />

42<br />

42<br />

42<br />

41<br />

42<br />

42<br />

41<br />

42<br />

42<br />

42<br />

41<br />

42<br />

42<br />

42<br />

41<br />

41<br />

42<br />

42<br />

42<br />

42<br />

42<br />

41<br />

41<br />

F17<br />

F16<br />

F11<br />

F10<br />

F31<br />

F03 – MAXI FUSE<br />

F19<br />

F13<br />

F11<br />

F11<br />

F22<br />

F40<br />

F06 – MAXI FUSE<br />

F22<br />

F21<br />

F43<br />

F44<br />

F05 – MAXI FUSE<br />

F06 – MAXI FUSE<br />

F06 – MAXI FUSE<br />

F07 – MAXI FUSE<br />

F07 – MAXI FUSE<br />

F45<br />

F39<br />

10<br />

7,5<br />

15<br />

15<br />

7,5<br />

20<br />

7,5<br />

10<br />

15<br />

15<br />

20<br />

30<br />

30<br />

20<br />

15<br />

30<br />

20<br />

30<br />

30<br />

40<br />

60<br />

40<br />

15<br />

10


<strong>Service</strong>s +15 (autoradio, mobiele telefoon,<br />

schakelaarverlichting op dashboard, elektrisch bedienbare spiegels,<br />

aanhanger, schakelaarverlichting stoelverwarming)<br />

Lambdasondes (zuurstofsensoren)<br />

Spiegelverwarming<br />

Relais motorkoelsysteem<br />

Relais regeleenheid motor<br />

Relais elektropomp<br />

Relais aanjager van verwarming<br />

in het interieur<br />

Wisselrelais demping zoemer veiligheidsgordels<br />

Ruitenwissers<br />

Achterruitwisser<br />

Aanjager<br />

Subwoofer<br />

Vrij<br />

Vrij<br />

Vrij<br />

Vrij<br />

Vrij<br />

Vrij<br />

Figuur Zekering Ampère<br />

41<br />

42<br />

41<br />

42<br />

42<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

41<br />

42<br />

41<br />

41<br />

42<br />

41<br />

41<br />

41<br />

42<br />

F49<br />

F11<br />

F41<br />

F18<br />

F16<br />

F31<br />

F31<br />

F49<br />

F43<br />

F52<br />

F08<br />

F36<br />

F35<br />

F09<br />

F33<br />

F34<br />

F46<br />

F23<br />

7,5<br />

15<br />

7,5<br />

7,5<br />

7,5<br />

7,5<br />

7,5<br />

7,5<br />

30<br />

15<br />

30<br />

15<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

NOODGEVALLEN<br />

143


EEN LEGE ACCU<br />

Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />

“Onderhoud van de auto” de<br />

voorzorgsmaatregelen door te lezen<br />

om een lege accu te voorkomen en<br />

om een lange levensduur van de<br />

accu te garanderen.<br />

ACCU OPLADEN<br />

We raden u aan de accu langzaam<br />

en met een lage stroomsterkte<br />

(ampère) gedurende ca. 24 uur op<br />

te laden. Als u de accu langer<br />

oplaadt, kan de accu worden<br />

beschadigd.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

1) Maak de accuklemmen los van<br />

de accupolen.<br />

BELANGRIJK Als de auto is<br />

uitgerust met een diefstalalarm,<br />

schakel dan het alarm uit met de<br />

afstandsbediening.<br />

144 NOODGEVALLEN<br />

2) Sluit de klemmen van de<br />

acculader aan op de accupolen.<br />

3) Schakel de acculader in.<br />

4) Aan het einde van het opladen:<br />

schakel eerst de acculader uit en<br />

koppel dan de accu los.<br />

5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />

op de accupolen. Let daarbij op de<br />

polariteit.<br />

De vloeistof in de accu<br />

is giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met<br />

de huid en de ogen. Het<br />

opladen van de accu moet<br />

worden uitgevoerd in een goed<br />

geventileerde ruimte, ver<br />

verwijderd van open vuur en<br />

vonkvormende apparaten:<br />

brand- en ontploffingsgevaar.<br />

STARTEN MET<br />

EEN HULPACCU<br />

Zie “Starten met een hulpaccu” in<br />

dit hoofdstuk.<br />

Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu<br />

ontdooid worden, anders loopt<br />

u het risico dat de accu<br />

ontploft. Als de accu bevroren<br />

is geweest, moet worden<br />

gecontroleerd of de cellen niet<br />

beschadigd zijn (risico op<br />

kortsluiting) en of de bak geen<br />

scheuren vertoont, waardoor<br />

de giftige en corrosieve<br />

vloeistof kan weglekken.<br />

Gebruik voor een<br />

noodstart beslist nooit<br />

een acculader: de<br />

elektronische systemen kunnen<br />

beschadigen; in het bijzonder<br />

de regeleenheden van de<br />

ontsteking en de inspuiting.


OPKRIKKEN VAN<br />

DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Een lekke band”<br />

in dit hoofdstuk.<br />

De krik dient<br />

uitsluitend voor het<br />

verwisselen van een wiel<br />

van de auto waarbij de krik<br />

geleverd is. Gebruik de krik<br />

niet voor het opkrikken van<br />

andere auto’s. En beslist nooit<br />

voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto.<br />

Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de<br />

krik vallen. Op een sticker op<br />

de krik is het maximum<br />

hefvermogen aangegeven; de<br />

krik mag nooit voor een<br />

zwaardere last worden<br />

gebruikt.<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

vereist;<br />

- de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van<br />

hetzelfde type;<br />

– behalve de slinger geen enkel<br />

ander gereedschap op de krik<br />

gemonteerd mag worden.<br />

MET DE GARAGEKRIK<br />

Voorzijde<br />

De auto mag uitsluitend worden<br />

opgekrikt met de hefarm van de krik<br />

onder versnellingsbak/differentieel.<br />

Hierbij moet een blokje rubber<br />

gebruikt worden, zoals is afgebeeld<br />

in fig. 43.<br />

fig. 43<br />

NOODGEVALLEN<br />

145<br />

F0A0427b


Aan de zijkant<br />

De auto mag uitsluitend worden<br />

opgekrikt door de hefarm van de<br />

krik bij de betreffende merktekens<br />

te plaatsen, zoals is aangegeven in<br />

fig. 44. Gebruik hierbij een blokje<br />

rubber van voldoende omvang.<br />

fig. 44<br />

146 NOODGEVALLEN<br />

F0A0530b<br />

MET EEN HEFBRUG<br />

De auto moet zo opgekrikt<br />

worden dat de uiteinden van de<br />

hefarmen zich op de in fig.45<br />

aangegeven plaatsen bevinden.<br />

fig. 45<br />

F0A0134<br />

SLEPEN VAN<br />

DE AUTO<br />

Bij de auto is een sleepoog<br />

geleverd.<br />

Sleepoog bevestigen:<br />

1) Neem het sleepoog uit de<br />

gereedschaptas.<br />

2) Verwijder het deksel uit de<br />

bumper met behulp van de<br />

schroevendraaier op het door de<br />

pijl aangegeven punt fig. 46.<br />

3) Draai het sleepoog A-fig. 46<br />

geheel op de schroefdraadpen.<br />

fig. 46<br />

F0A0531b


B-fig. 47 - sleepoog achter voor<br />

het slepen van een<br />

andere auto.<br />

Houdt u bij het slepen<br />

van een auto aan de<br />

wettelijke voorschriften.<br />

Dit geldt zowel voor het slepen<br />

zelf als voor het gedrag naar<br />

andere weggebruikers.<br />

fig. 47<br />

F0A0417b<br />

Draai voor het slepen<br />

de sleutel in stand MAR<br />

en vervolgens in stand<br />

STOP zonder de contactsleutel<br />

uit het slot te verwijderen. Als<br />

de contactsleutel uit het<br />

contactslot wordt genomen,<br />

schakelt automatisch het<br />

stuurslot in waardoor het<br />

onmogelijk wordt de auto te<br />

besturen.<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rembekrachtiging<br />

en de eventuele hydraulische<br />

stuurbekrachtiging niet<br />

werken zolang de motor niet is<br />

aangeslagen, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal<br />

en het stuur. Gebruik voor het<br />

slepen geen elastische kabels en<br />

rijd zo gelijkmatig mogelijk.<br />

Controleer tijdens het slepen of<br />

de sleepkabel geen carrosseriedelen<br />

kan beschadigen.<br />

BIJ EEN<br />

ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te<br />

blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval<br />

betrokken bent, stopt u dan op een<br />

afstand van ten minste een tiental<br />

meters van het ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de<br />

snelweg zo mogelijk in de berm en<br />

laat de vluchtstrook vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de<br />

waarschuwingsknipperlichten in.<br />

– Verlicht als het donker is met de<br />

koplampen de plaats van het<br />

ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het<br />

risico van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de<br />

gevarendriehoek goed zichtbaar en<br />

op de wettelijk voorgeschreven<br />

afstand te plaatsen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en<br />

geef zo duidelijk mogelijke<br />

informatie. Gebruik op de snelweg<br />

de daarvoor bestemde praatpalen.<br />

NOODGEVALLEN<br />

147


– Bij kettingbotsingen, in het<br />

bijzonder bij mist, is het risico om<br />

bij volgende botsingen betrokken te<br />

raken groot. Verlaat onmiddellijk de<br />

auto en zoek bescherming achter de<br />

vangrail.<br />

- Probeer bij geblokkeerde<br />

portieren de auto niet te verlaten<br />

door de gelaagde voorruit in te<br />

slaan. De zijruiten en de achterruit<br />

kunnen makkelijker worden<br />

ingeslagen.<br />

– Neem bij de betrokken auto’s de<br />

contactsleutel uit het contactslot.<br />

– Als u brandstof of andere<br />

chemische producten ruikt, rook<br />

dan niet en doof sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van<br />

branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />

brandblusser, een wollen deken,<br />

zand of aarde. Gebruik nooit water.<br />

148 NOODGEVALLEN<br />

ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook<br />

de personen die niet direct bij het<br />

ongeval betrokken zijn, zijn verplicht<br />

hulp te bieden.<br />

– Blijf niet om de gewonde heen<br />

staan.<br />

– Stel de gewonde gerust over het<br />

tijdig komen van de hulp. Blijf bij de<br />

gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />

te vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />

die de gewonde op zijn<br />

plaats houdt, los.<br />

– Geef niets te drinken aan de<br />

gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden<br />

verplaatst behalve in de gevallen die<br />

bij het volgende punt worden<br />

behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit<br />

de auto bij gevaar voor brand,<br />

verdrinking of naar beneden storten.<br />

Als u een gewonde uit de auto haalt:<br />

trek niet aan de ledematen, buig<br />

nooit het hoofd en houd, voor<br />

zover mogelijk, het lichaam in<br />

horizontale positie.<br />

VERBANDTROMMEL<br />

Wij raden u aan om naast de<br />

verbandtrommel ook een brandblusser<br />

en een deken aan boord te<br />

hebben.<br />

De verbandtrommel kan worden<br />

opgeborgen in het opbergvak zoals<br />

is aangegeven in fig. 48.<br />

fig. 48<br />

F0A0511b


GEPROGRAM-<br />

MEERD ONDER-<br />

HOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een<br />

reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />

samengesteld die iedere<br />

20.000 km moeten worden uitgevoerd.<br />

Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />

onderhoud niet volledig<br />

toereikend is om de auto in optimale<br />

staat te houden: zowel in de beginperiode<br />

voor de servicebeurt bij<br />

20.000 kilometer als daarna, tussen<br />

twee servicebeurten in, moet regelmatig<br />

wat aandacht aan de auto worden<br />

geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />

regelmatig de bandenspanning<br />

en de vloeistofniveaus en<br />

vul deze laatste zonodig bij.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK De servicebeurten<br />

van het geprogrammeerd onderhoud<br />

zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />

Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />

kan het vervallen van de<br />

garantie tot gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door<br />

alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste tarieftijden<br />

worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken<br />

tijdens het uitvoeren van de<br />

diverse inspecties en controles van<br />

het geprogrammeerd onderhoud,<br />

worden uitsluitend na toestemming<br />

van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten<br />

onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te<br />

laten verhelpen en daarmee niet te<br />

wachten tot de volgende servicebeurt.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

149


GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA<br />

De onderhoudsbeurten moeten iedere 20.000 km worden uitgevoerd<br />

x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning event. herstellen<br />

Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur,<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

sproeiermonden afstellen<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

Stand wisserbladen en wisserbladen op slijtage controleren voor/ /achter ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Visueel de conditie controleren van: bodemplaatbescherming, uitlaat,<br />

brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en<br />

● ● ●<br />

rubber slangen van rem- en brandstofsysteem<br />

Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

controleren en mechanismen smeren<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

Conditie van aandrijfriem voor hulporganen visueel controleren<br />

● ●<br />

Aandrijfriem voor hulporganen vervangen<br />

●<br />

Klepspeling controleren/afstellen (uitvoeringen 1.4 8V en 1.9 Multijet)<br />

● ● ●<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

● ● ● ●<br />

Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren (dieseluitvoeringen)<br />

● ● ● ●<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />

● ●<br />

Brandstoffilter vervangen (Multijet-uitvoeringen)<br />

● ● ●<br />

150 ONDERHOUD VAN DE AUTO


x 1000 km<br />

Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />

Luchtfilter vervangen (Multijet-uitvoeringen)<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />

ruitenwissers, accu enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

(behalve uitvoering 1.3 Multijet)<br />

Getande distributieriem vervangen<br />

(behalve uitvoering 1.3 Multijet) (*)<br />

Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />

Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoeringen zonder DPF (O)<br />

Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen met DPF)<br />

(of om de 24 maanden) (**)<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />

Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ●<br />

●<br />

● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

(●) (●) (●) (●) (●) (●) (●) (●) (●)<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

(*) Of iedere 4 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor, stoffige omgeving)<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

(O) Iedere 30.000 km of 24 maanden bij Multijet-uitvoeringen<br />

(**) Het vervangingsinterval van de motorolie en het oliefilter hangt af van de gebruiksomstandigheden van de auto en wordt aangegeven door middel<br />

van lampjes of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

151


JAARLIJKS INSPEC-<br />

TIESCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks<br />

minder dan 20.000 km wordt<br />

gereden (bijvoorbeeld ongeveer<br />

10.000 km) is er een jaarlijks<br />

inspectieschema dat het volgende<br />

omvat:<br />

– Banden op conditie en slijtage<br />

controleren en bandenspanning<br />

eventueel herstellen (inclusief het<br />

reservewiel).<br />

– Werking verlichting (koplamp-/<br />

achterlichtunits, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />

interieur, dashboardkastje,<br />

waarschuwings-/controlelampjes<br />

enz.) controleren.<br />

– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />

voor/achter controleren en sproeiermonden<br />

afstellen.<br />

– Stand wisserbladen controleren<br />

en wisserbladen op slijtage controleren<br />

voor/achter.<br />

– Remblokken voor (schijfremmen)<br />

op conditie en slijtage controleren.<br />

152 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

– Vergrendelmechanismen van de<br />

motorkap en achterklep op vervuiling<br />

controleren en mechanismen<br />

smeren.<br />

– Visueel de conditie controleren<br />

van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />

uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />

rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen enz.) en rubber slangen van<br />

rem- en brandstofsysteem.<br />

– Acculading controleren.<br />

– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />

visueel controleren.<br />

– Vloeistofniveaus controleren en<br />

eventueel bijvullen (motorkoelsysteem,<br />

remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu enz.).<br />

– Motorolie verversen.<br />

– Motoroliefilter vervangen.<br />

– Pollenfilter vervangen (indien aanwezig).<br />

AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1.000 km of voor een<br />

lange reis controleren en eventueel<br />

bijvullen: koelvloeistofniveau, remvloeistofniveau,<br />

niveau van de ruitensproeiervloeistof,<br />

conditie en spanning<br />

van de banden.<br />

Iedere 1.000 km controleren en<br />

eventueel bijvullen: motoroliepeil.<br />

Gebruik bij voorkeur producten<br />

van FL Selenia die speciaal zijn<br />

afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen (zie<br />

“Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).


BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in<br />

het onderhoudsschema staat aangegeven<br />

als de auto overwegend onder<br />

zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />

zoals:<br />

– trekken van caravans of aanhangers<br />

– rijden op stoffige wegen<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen<br />

onder nul<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij gebruik als taxi of bij<br />

huis-aan-huis bezorging) of als de<br />

auto lang stilstaat.<br />

BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen<br />

rijdt, moet het luchtfilter vaker worden<br />

vervangen dan in het<br />

Onderhoudsschema in dit hoofdstuk<br />

staat aangegeven. Raadpleeg bij twijfel<br />

over de vervangingsinterval van<br />

motorolie en luchtfilter in relatie tot<br />

het gebruik van de auto, de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

BELANGRIJK - Pollenfilter<br />

Als de auto veel over stoffige<br />

wegen rijdt of bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />

vaker worden vervangen; dit is vooral<br />

raadzaam als een beperking in de<br />

capaciteit van de airconditioning<br />

wordt geconstateerd.<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor<br />

het begin van de winter te controleren,<br />

om de mogelijkheid van bevriezing<br />

van het elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit<br />

als de auto overwegend voor korte<br />

trajecten wordt gebruikt, of als er<br />

accessoires zijn gemonteerd die permanent,<br />

ook bij uitgeschakeld contact,<br />

stroom verbruiken. Dit geldt in<br />

het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.<br />

Controleer de acculading (elektrolyt)<br />

vaker dan is voorgeschreven in<br />

het Onderhoudsschema in dit hoofdstuk,<br />

als de auto wordt gebruikt in<br />

warme klimaten of onder zeer zware<br />

bedrijfsomstandigheden.<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als u<br />

toch zelf onderhoud of kleine<br />

reparaties verricht, controleer<br />

dan of u over het juiste speciale<br />

gereedschap en de noodzakelijke<br />

originele <strong>Fiat</strong>-onderdelen en<br />

de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. Voer niet<br />

zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u daarmee geen<br />

ervaring hebt.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

153


NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van<br />

stuurbekrachtiging.<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen<br />

licht ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

Belangrijk; tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd<br />

worden: als de specificaties van<br />

de vloeistoffen verschillen, kan<br />

de auto ernstig beschadigd worden.<br />

154 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

fig. 1 - Uitvoering 1.4 8V<br />

F0A0535b


fig. 2 - Uitvoering 1.9 Multijet<br />

F0A0264b<br />

1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van<br />

stuurbekrachtiging.<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen<br />

licht ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

Belangrijk; tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd<br />

worden: als de specificaties van<br />

de vloeistoffen verschillen, kan<br />

de auto ernstig beschadigd worden.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

155


fig. 3 - Uitvoering 1.3 Multijet<br />

156 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0A0345b<br />

1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van<br />

stuurbekrachtiging.<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen<br />

licht ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

Belangrijk; tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd<br />

worden: als de specificaties van<br />

de vloeistoffen verschillen, kan<br />

de auto ernstig beschadigd worden.


MOTOROLIE<br />

fig. 6, 7, 8<br />

Controleer het oliepeil als de auto<br />

op een vlakke ondergrond staat en<br />

enige minuten (circa 5) na het uitzetten<br />

van de motor.<br />

Het oliepeil moet altijd tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op de<br />

oliepeilstok staan.<br />

Het verschil tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken komt overeen<br />

met ongeveer 1 liter olie.<br />

Wees bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in<br />

de motorruimte extra<br />

voorzichtig als de motor nog<br />

warm is: gevaar voor verbranding.<br />

Onthoud dat bij een<br />

warme motor de elektroventilateur<br />

onverwacht kan inschakelen:<br />

kans op verwonding.<br />

Vul nooit motorolie bij<br />

met andere specificaties<br />

dan de olie waarmee de<br />

motor is gevuld.<br />

fig. 6 - Uitvoeringen 1.4 8V<br />

F0A0536b<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder<br />

het MIN-merkteken staat, moet via<br />

de olievulopening motorolie tot aan<br />

het MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />

Het olieniveau mag nooit het<br />

MAX-merkteken overschrijden.<br />

fig. 7 - Uitvoeringen 1.3 Multijet<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

157<br />

F0A0346b


BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />

ook na herhaalde controles,<br />

boven het MAX-merkteken staat,<br />

laat dan de <strong>Fiat</strong>-dealer het oliepeil<br />

herstellen.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />

het verversen van de olie, moet u de<br />

motor enige seconden laten draaien,<br />

vervolgens de motor uitzetten en na<br />

enige minuten het olieniveau controleren.<br />

fig. 8 - Uitvoeringen 1.9 Multijet<br />

158 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0A0265b<br />

MOTOROLIEVERBRUIK<br />

Als richtlijn geldt een maximaal<br />

motorolieverbruik van ongeveer 400<br />

gram per 1000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto<br />

moet nog worden ingereden. Dit<br />

betekent dat het motorolieverbruik<br />

pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km<br />

stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de<br />

gebruiksomstandigheden van de<br />

auto.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters<br />

bevatten stoffen die<br />

schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Het is raadzaam om het verversen<br />

van de olie en het vervangen<br />

van het oliefilter door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

te laten uitvoeren. De<br />

dealer beschikt over de uitrusting<br />

voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de wettelijke<br />

bepalingen verwerken van<br />

afgewerkte olie en oliefilters.


KOELVLOEISTOF fig. 11<br />

Draai bij een warme motor de<br />

dop van het expansiereservoir<br />

nooit los: gevaar voor verbranding.<br />

Het niveau van de koelvloeistof<br />

moet gecontroleerd<br />

worden bij een koude<br />

motor en moet tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken op het reservoir<br />

staan.<br />

Een te laag niveau bijvullen door<br />

langzaam via de vulopening van het<br />

expansiereservoir, een mengsel van<br />

50% gedestilleerd water en 50%<br />

PARAFLU 11 van de FL Selenia<br />

te gieten, totdat het niveau dicht bij<br />

het MAX-merkteken staat.<br />

fig. 11<br />

F0A0262b<br />

BELANGRIJK Het koelsysteem<br />

staat onder druk. Vervang de dop<br />

zonodig alleen door een exemplaar<br />

van hetzelfde type, anders kan de<br />

werking van het systeem in gevaar<br />

worden gebracht.<br />

Een mengsel van PARAFLU 11 en<br />

gedestilleerd water in een mengverhouding<br />

van 50% beveiligt tot een<br />

temperatuur van –35°C.<br />

RUITENSPROEIER-<br />

VLOEISTOF<br />

Om de vloeistof bij te vullen, de<br />

dop van het reservoir A-fig. 12 verwijderen<br />

en de telescopische vulpijp<br />

B uittrekken totdat deze vergrendelt.<br />

Gebruik een mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC35 in de volgende mengverhouding:<br />

30% TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35 en 70% water in de<br />

zomer; 50% TUTELA PROFES-<br />

SIONAL SC 35 en 50% water in<br />

de winter. Bij temperaturen onder<br />

–20°C TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35 onverdund gebruiken.<br />

fig. 12<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0A01263b<br />

159


Rijd niet met een leeg<br />

ruitensproeierreservoir:<br />

de ruitensproeiers zijn<br />

van fundamenteel belang voor<br />

een optimaal zicht.<br />

OLIE VAN DE STUURBE-<br />

KRACHTIGING fig. 13<br />

Controleer de olie van de stuurbekrachtiging<br />

bij een koude motor en<br />

als de auto op een vlakke ondergrond<br />

staat. De olie moet tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op het<br />

oliereservoir staan.<br />

fig. 13<br />

160 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0A0261b<br />

Bij zeer warme olie kan de olie<br />

boven het MAX-merkteken staan.<br />

Zonodig kan het niveau worden bijgevuld<br />

met olie, die dezelfde specificaties<br />

moet hebben als de reeds in<br />

het systeem aanwezige olie.<br />

Voorkom dat de olie<br />

van de stuurbekrachtiging<br />

in contact komt<br />

met warme delen van de<br />

motor: de olie is licht ontvlambaar.<br />

Het olieverbruik van de<br />

stuurbekrachtiging is<br />

zeer laag; als na het bijvullen<br />

de olie binnen korte tijd<br />

weer moet worden bijgevuld,<br />

moet het systeem door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

op eventuele lekkage<br />

worden gecontroleerd.<br />

REM- EN KOPPELINGS-<br />

VLOEISTOF fig. 14-15<br />

Controleer of het remvloeistofniveau<br />

nog op het maximum niveau<br />

staat.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />

remvloeistof worden gebruikt die<br />

voldoet aan de DOT 4-specificaties.<br />

Het verdient aanbeveling Tutela<br />

TOP 4 remvloeistof te gebruiken;<br />

dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />

remsysteem door de fabriek is<br />

gevuld.<br />

fig. 14<br />

F0A0126b


Voorkom contact tussen<br />

de zeer corrosieve<br />

vloeistof en de lak. Als<br />

remvloeistof wordt gemorst,<br />

moet de lak onmiddellijk met<br />

water worden afgespoeld.<br />

De remvloeistof is giftig<br />

en zeer corrosief. Als<br />

per ongeluk remvloeistof<br />

wordt gemorst, moeten de<br />

betreffende delen onmiddellijk<br />

worden gewassen met water en<br />

neutrale zeep en daarna met<br />

veel water worden afgespoeld.<br />

Bij inslikken dient onmiddellijk<br />

een arts te worden geraadpleegd.<br />

fig. 15<br />

F0A0127b<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat<br />

synthetische remvloeistof<br />

en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het<br />

gebruik van minerale vloeistoffen<br />

moet absoluut worden vermeden,<br />

omdat de rubbers in het<br />

remsysteem door deze vloeistoffen<br />

worden beschadigd.<br />

BELANGRIJK De remvloeistof is<br />

hygroscopisch (trekt water aan).<br />

Daarom verdient het aanbeveling, als<br />

de auto overwegend wordt gebruikt<br />

in gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />

de vloeistof vaker te vervangen<br />

dan in het Onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

POLLENFILTER<br />

Het pollenfilter bevindt zich onder<br />

het dashboard dicht bij de middenconsole<br />

aan passagierszijde.<br />

Als de auto veel over stoffige<br />

wegen rijdt of bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />

vaker worden vervangen dan staat<br />

aangegeven in het onderhoudsschema<br />

in dit hoofdstuk; dit is vooral<br />

raadzaam als een beperking in de<br />

capaciteit van de ventilatie wordt<br />

geconstateerd.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

161


VERVANGEN fig. 16<br />

Draai de vier bouten A los, verwijder<br />

het deksel en neem het te vervangen<br />

filterelement B uit.<br />

fig. 16<br />

162 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

A<br />

B<br />

F0A0150b<br />

LUCHTFILTER<br />

VERVANGEN<br />

Benzine-uitvoeringen<br />

Draai de schroeven rondom en op<br />

het luchtfilterdeksel los, verwijder<br />

het deksel A-fig. 17 en neem het te<br />

vervangen filterelement uit.<br />

fig. 17<br />

F0A0534b<br />

Uitvoeringen 1.9 Multijet<br />

Draai de 3 schroeven A-fig. 18 op<br />

het luchtfilterdeksel los, verwijder<br />

het deksel B-fig. 19 en neem het te<br />

vervangen filterelement C uit.<br />

B<br />

fig. 18<br />

fig. 19<br />

A<br />

B<br />

A<br />

C<br />

A<br />

F0A0155b<br />

F0A0156b


Uitvoeringen 1.3 Multijet<br />

Draai de schroeven D-fig. 21 los,<br />

verwijder het deksel E en neem het<br />

te vervangen filterelement uit.<br />

fig. 21<br />

fig. 22<br />

F0A0347b<br />

F0A0523b<br />

ACCU<br />

De accu van de auto is “onderhoudsarm”:<br />

onder normale omstandigheden<br />

hoeft het elektrolyt niet<br />

bijgevuld te worden met gedestilleerd<br />

water.<br />

Helderwitte<br />

kleur<br />

Donkere kleur<br />

zonder<br />

groen middenstuk<br />

Donkere kleur met<br />

groen middenstuk<br />

Elektrolyt bijvullen<br />

Accu niet voldoende opgeladen<br />

Niveau elektrolyt en acculading<br />

voldoende<br />

ACCULADING CONTROLEREN<br />

fig. 22<br />

De acculading kan gecontroleerd<br />

worden door de kleur van de optische<br />

meter, die zichtbaar is via de<br />

inspectieopening, te controleren.<br />

Zie de volgende tabel of de sticker<br />

(zie de afbeelding) op de accu.<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

Accu opladen (het is raadzaam<br />

dit door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />

uitvoeren)<br />

Geen enkele handeling<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

163


De vloeistof in de accu<br />

is giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met<br />

de huid en de ogen. Houd open<br />

vuur en vonkvormende apparaten<br />

verwijderd van de accu:<br />

brand- en ontploffingsgevaar.<br />

Als de accu werkt met<br />

een zeer laag vloeistofniveau,<br />

ontstaat onherstelbare<br />

schade aan de accu en kan<br />

de accu openbarsten.<br />

164 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet<br />

een originele accu met dezelfde specificaties<br />

worden geïnstalleerd.<br />

Als de accu vervangen wordt door<br />

een accu met andere specificaties,<br />

vervallen de onderhoudsintervallen<br />

die in het “Onderhoudsschema”<br />

staan aangegeven. Voor het onderhoud<br />

van de nieuwe accu dient u zich<br />

strikt te houden aan de aanwijzingen<br />

van de fabrikant van de accu.<br />

Onoordeelkundige<br />

montage van elektrische<br />

en elektronische apparatuur<br />

kan ernstige schade toebrengen<br />

aan de auto.<br />

Als u na aanschaf van uw auto<br />

accessoires wilt monteren (diefstalalarm,<br />

mobiele telefoon<br />

enz.), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties aanraden<br />

en controleren of het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere<br />

capaciteit te monteren.<br />

Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het is raadzaam<br />

om de accu door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

te laten vervangen. De<br />

dealer beschikt over de uitrusting<br />

voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de wettelijke<br />

bepalingen afvoeren van de<br />

accu.


Als u de auto langere<br />

tijd stalt in extreem<br />

koude omstandigheden<br />

moet, om bevriezing te voorkomen,<br />

de accu worden verwijderd<br />

en op een verwarmde<br />

plaats worden bewaard.<br />

Bij werkzaamheden<br />

aan de accu of in de<br />

buurt van de accu, moet<br />

u uw ogen altijd beschermen<br />

met een speciale bril.<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />

TE VERLENGEN<br />

Om het snel ontladen van de accu te<br />

voorkomen en de levensduur te<br />

verlengen, dient u de volgende aanwijzingen<br />

nauwkeurig op te volgen:<br />

– wanneer u de auto parkeert,<br />

controleer dan of de portieren, de<br />

motorkap, de schuifdeuren en de achterdeuren/achterklep<br />

goed gesloten<br />

zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de<br />

interieurverlichting blijft branden;<br />

– schakel de interieurverlichting uit:<br />

de auto is in ieder geval uitgerust met<br />

een systeem voor automatische uitschakeling<br />

van de interieurverlichting;<br />

– voorkom zoveel mogelijk het<br />

gebruik van stroomverbruikers als de<br />

motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten<br />

enz.);<br />

– maak voordat werkzaamheden aan<br />

de elektrische installatie van de auto<br />

worden uitgevoerd eerst de minpool<br />

van de accu los;<br />

– de klemmen moeten altijd goed zijn<br />

bevestigd.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50%<br />

geladen is (optische hydrometer is<br />

donker gekleurd zonder groen middenstuk),<br />

raakt door sulfatering<br />

beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit<br />

en het startvermogen terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />

bevriezing (al bij temperaturen<br />

onder –10°C).<br />

Als u de auto langere tijd niet<br />

gebruikt, zie dan “Auto langere tijd<br />

stallen” in het hoofdstuk “Correct<br />

gebruik van de auto”.<br />

Als u na aanschaf van uw auto<br />

accessoires wilt monteren die constante<br />

voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />

handsfree kit enz.), of<br />

accessoires die de elektrische installatie<br />

zwaar belasten, raden wij u aan<br />

contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Deze kan u de meest geschikte<br />

installaties uit het <strong>Fiat</strong><br />

Lineaccessori-programma aanraden<br />

en controleren of de elektrische<br />

installatie van de auto geschikt is<br />

voor het extra stroomverbruik of<br />

dat het noodzakelijk is een accu met<br />

een grotere capaciteit te monteren.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

165


Deze stroomverbruikers blijven<br />

continu stroom verbruiken ook als<br />

de motor is uitgezet, waardoor de<br />

accu geleidelijk kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van<br />

deze accessoires (standaard en achteraf<br />

gemonteerde accessoires)<br />

moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah<br />

(van de accu), zoals in de volgende<br />

tabel staat vermeld:<br />

Accu van Maximum<br />

stroomverbruik<br />

bij stilstaande<br />

motor<br />

40 Ah 24 mA<br />

50 Ah 30 mA<br />

60 Ah 36 mA<br />

166 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Bij een normaal gebruik van de auto<br />

zijn speciale voorzorgsmaatregelen<br />

niet nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende<br />

aanwijzingen nauwkeurig op te volgen<br />

bij werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie of bij een noodstart:<br />

– Koppel de accu nooit los van de<br />

elektrische installatie bij een draaiende<br />

motor.<br />

– Koppel de accuklemmen altijd los<br />

als de accu moet worden opgeladen.<br />

Moderne laadapparaten kunnen een<br />

spanning leveren tot 20V.<br />

– Gebruik bij een noodstart nooit<br />

een acculader voor het starten van<br />

de motor, maar gebruik een hulpaccu.<br />

– Let op een goede aansluiting tussen<br />

de accu en de elektrische installatie,<br />

zowel wat betreft de juiste aansluitwijze<br />

als de juiste verbinding tussen<br />

de polen en de kabeluiteinden.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit<br />

aan als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

– Controleer de polariteit niet<br />

door middel van vonken.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

los voor het uitvoeren van<br />

laswerkzaamheden aan de carrosserie.<br />

Verwijder de regeleenheden als<br />

de temperatuur boven de 80°C stijgt<br />

(bijzondere werkzaamheden aan de<br />

carrosserie enz.).<br />

BELANGRIJK Een niet correcte<br />

installatie van een radio en/of<br />

diefstalalarm kan tot storingen in de<br />

elektronische regeleenheden leiden.<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en<br />

waarbij geen rekening wordt<br />

gehouden met de technische<br />

specificaties van het systeem,<br />

kunnen storingen in de werking<br />

en zelfs brand veroorzaken.


WIELEN EN BAN-<br />

DEN<br />

BANDENSPANNING<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig,<br />

om de twee weken en voor een<br />

lange rit, worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude<br />

banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />

Houd er daarom rekening<br />

mee, dat bij een controle of oppompen<br />

van warme banden de spanning<br />

0,3 bar hoger moet zijn dan bij<br />

koude banden.<br />

Zie voor de juiste waarde van de<br />

bandenspanning “Wielen” in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />

Bedenk dat ook de<br />

wegligging afhankelijk is<br />

van een juiste bandenspanning.<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage<br />

van de banden fig. 22:<br />

A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />

van het loopvlak.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

fig. 22<br />

A B C<br />

F0A0173b<br />

Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de<br />

band te heet, waardoor<br />

onherstelbare inwendige schade<br />

aan de band kan ontstaan.<br />

Banden moeten worden vervangen<br />

als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />

altijd aan de bepalingen van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voorkom bruusk remmen, met<br />

spinnende wielen optrekken enz.<br />

Vermijd ook harde contacten tussen<br />

banden en stoepranden, kuilen,<br />

en andere obstakels. Het langdurig<br />

rijden op een slecht wegdek kan de<br />

banden beschadigen.<br />

Controleer de banden regelmatig<br />

op scheuren in de wangen en bulten<br />

of slijtplekken op het loopvlak.<br />

Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

167


Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto: hierdoor kunnen de banden<br />

en de velgen ernstig beschadigd<br />

worden.<br />

Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om<br />

beschadiging van de band, de velg, de<br />

wielophanging en de stuurinrichting<br />

te voorkomen.<br />

Banden verouderen, ook als zij weinig<br />

of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes<br />

in het loopvlak en op de wangen<br />

geven aan dat de band verouderd is.<br />

Banden die langer dan zes jaar onder<br />

een auto gemonteerd zijn, moeten<br />

dan ook door een specialist worden<br />

gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />

voor het reservewiel.<br />

Monteer nooit gebruikte banden of<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.<br />

De <strong>Fiat</strong> Doblò is voorzien van tubeless<br />

radiaalbanden zonder binnenband.<br />

In dit type band mag nooit een<br />

binnenband worden gemonteerd.<br />

168 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Bij de montage van een nieuwe<br />

band moet ook het ventiel vernieuwd<br />

worden.<br />

Om een gelijke slijtage van de banden<br />

op de vooras en de achteras te<br />

verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />

om de 10.000 - 15.000 km van as<br />

te verwisselen. Hierbij moeten de<br />

banden aan dezelfde zijde van de<br />

auto gemonteerd blijven, zodat een<br />

omkering van de draairichting wordt<br />

voorkomen.<br />

Verwissel de banden<br />

niet kruiselings, waarbij<br />

de banden van de rechterzijde<br />

aan de linkerzijde en<br />

omgekeerd worden gemonteerd.<br />

RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van<br />

het remsysteem en het brandstofsysteem<br />

zeer nauwkeurig de voorschriften<br />

aan van het “Geprogrammeerd<br />

onderhoudsschema” in dit hoofdstuk.<br />

Ozon, hoge temperaturen en<br />

het gedurende langere tijd ontbreken<br />

van vloeistof in een systeem zorgen<br />

ervoor dat de slangen uitdrogen<br />

en scheuren, waardoor het<br />

betreffende systeem gaat lekken.<br />

Daarom is zorgvuldige controle<br />

noodzakelijk.


RUITENWISSERS/<br />

ACHTERRUITWIS-<br />

SER<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel;<br />

wij raden TUTELA PROFES-<br />

SIONAL SC 35 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het<br />

rubber vervormd of versleten is. Het<br />

verdient aanbeveling ten minste één<br />

maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />

is het mogelijk beschadigingen<br />

van het rubber te voorkomen:<br />

– Wanneer de temperatuur onder<br />

0°C is gedaald, moet gecontroleerd<br />

worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />

en ruit zit. Maak de wissers<br />

zonodig vrij met een anti-vriesmiddel.<br />

– Verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de ruit: om de wisser-<br />

bladen te beschermen en oververhitting<br />

van de ruitenwissermotor te<br />

voorkomen.<br />

– Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser<br />

niet op een droge ruit in.<br />

Rijden met versleten<br />

ruitenwisserbladen is<br />

gevaarlijk, omdat hierdoor<br />

het zicht onder extreme<br />

atmosferische omstandigheden<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk wordt beperkt.<br />

Wisserbladen vervangen<br />

1) Trek de wisserarm A-fig. 23<br />

van de voorruit en plaats het wisserblad<br />

onder een hoek van 90° ten<br />

opzichte van de arm.<br />

2) Druk op de lip B van de veerklem<br />

en verwijder het wisserblad van<br />

de arm A.<br />

3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />

de lip in de zitting op de wisserarm<br />

moet vallen. Controleer of het<br />

wisserblad geborgd is.<br />

A<br />

fig. 23<br />

B<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

169<br />

F0A0157b


Wisserblad achter vervangen<br />

1) Til het dopje A-fig. 24 en fig.<br />

25 omhoog, draai de bevestigingsmoer<br />

B los en verwijder de wisserarm.<br />

2) Plaats de nieuwe wisserarm in<br />

de juiste stand en draai de moer<br />

zorgvuldig vast.<br />

3) Kantel het dopje dicht.<br />

fig. 24<br />

B<br />

A<br />

170 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0A0158b<br />

RUITENSPROEIERS<br />

Als de ruitensproeiers niet werken,<br />

controleer dan eerst het niveau in<br />

het ruitensproeiertankje: zie<br />

“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk.<br />

Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />

niet verstopt<br />

zijn. Deze kunnen zonodig met een<br />

speld worden doorgeprikt.<br />

De richting van de stralen van de<br />

ruitensproeiers fig. 26 kan worden<br />

afgesteld. Stel de sproeiermonden<br />

zodanig af dat de stralen de ruit raken<br />

op het hoogste punt in de slag van de<br />

ruitenwissers.<br />

fig. 25<br />

B<br />

A<br />

F0A0159b<br />

De straal van de achterruitsproeier<br />

fig. 27 kan worden gericht door de<br />

richting van de sproeiermond af te<br />

stellen.<br />

fig. 26<br />

fig. 27<br />

F0A0160b<br />

F0A0161b


CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE INVLOE-<br />

DEN<br />

De belangrijkste oorzaken van<br />

roest zijn:<br />

– luchtverontreiniging<br />

– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm<br />

en vochtig klimaat)<br />

– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen,<br />

zoals stoffige omgeving,<br />

opwaaiend zand, modder en steenslag<br />

op de lak en de onderzijde moet<br />

niet worden onderschat.<br />

<strong>Fiat</strong> heeft voor uw <strong>Fiat</strong> Doblò de<br />

beste technologische oplossingen<br />

toegepast om de carrosserie efficiënt<br />

tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

– De toepassing van aangepaste<br />

spuittechnieken en lakproducten die<br />

de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende elementen<br />

verlenen.<br />

– Het gebruik van verzinkte (of<br />

voorbehandelde) plaatdelen met een<br />

hoge corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

beschermende waslaag op de onderzijde,<br />

in de wielkuipen, in de motorruimte<br />

en verschillende holle ruimtes,<br />

met een hoog beschermend vermogen.<br />

– Het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare<br />

delen: onderzijde van de portieren,<br />

binnenzijde van de spatborden,<br />

naden, randen enz.<br />

– Toepassing van “open” holle<br />

ruimtes om condensvorming te<br />

voorkomen en binnendringend<br />

water af te voeren, waardoor roest<br />

van binnenuit wordt voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de <strong>Fiat</strong> Doblò is de carrosserie<br />

tegen doorroesten van alle originele<br />

componenten van de carrosserie en<br />

van alle dragende delen gegarandeerd.<br />

Voor de specifieke voorwaar-<br />

den van deze garantie wordt verwezen<br />

naar de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding”.<br />

TIPS VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende<br />

functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen<br />

van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />

worden bijgewerkt om roestvorming<br />

te voorkomen.<br />

Het bijwerken dient met de originele<br />

lak te worden uitgevoerd (zie<br />

het “Plaatje met informatie over de<br />

carrosserielak” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Het normale onderhoud van de<br />

auto beperkt zich tot wassen, waarbij<br />

de frequentie afhankelijk is van<br />

het gebruik van de auto en van de<br />

omgeving. Het is raadzaam de auto<br />

vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />

of bij het rijden over<br />

wegen met strooizout.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

171


Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het<br />

water. Daarom moet de<br />

auto bij voorkeur worden<br />

gewassen op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt<br />

opgevangen en gezuiverd.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Verwijder de antenne van het dak<br />

als u de auto in een wastunnel wast, om<br />

te voorkomen dat deze beschadigt.<br />

2) Spoel de auto eerst met een<br />

waterstraal onder lage druk af.<br />

3) Was de auto met een zachte spons<br />

met een oplossing van neutrale zeep;<br />

spoel daarbij de spons regelmatig uit.<br />

4) Spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht of<br />

een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de<br />

randen van de portieren, achterdeur,<br />

motorkap en de koplampranden moeten<br />

niet vergeten worden, omdat daar<br />

water kan blijven staan. Het verdient<br />

aanbeveling de auto na het wassen niet<br />

onmiddellijk binnen te zetten, maar de<br />

auto nog even buiten te laten staan,<br />

172 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

zodat waterresten buiten kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als de<br />

motorkap nog warm is: de glans van de<br />

lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />

op dezelfde wijze worden gewassen<br />

als de gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen,<br />

aangezien harsdruppels bij langere<br />

inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />

waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />

dienen zo snel en zo goed mogelijk van<br />

de lak verwijderd te worden, omdat<br />

door de agressieve bestanddelen de lak<br />

kan beschadigen.<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van<br />

de ruiten een daarvoor geschikt<br />

schoonmaakmiddel. Gebruik een schone,<br />

zachte doek om krassen en beschadigingen<br />

te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het<br />

schoonmaken van de binnenzijde van<br />

de achterruit op, dat de elektrische<br />

weerstandsdraden van de achterruit-<br />

verwarming niet worden beschadigd.<br />

Veeg voorzichtig in de richting van de<br />

draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig<br />

te laten uitspuiten. Hierbij mag de<br />

waterstraal niet direct op de elektronische<br />

regeleenheden worden gericht.<br />

Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd<br />

bedrijf.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het<br />

water. Daarom moet de<br />

motorruimte bij voorkeur worden<br />

uitgespoten op een plaats<br />

waar het afvalwater direct<br />

wordt opgevangen en gezuiverd.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte moet de contactsleutel<br />

in stand STOP staan en de<br />

motor koud zijn. Controleer na het<br />

reinigen of de verschillende beschermingen<br />

(rubber kappen, deksels enz.)<br />

nog op hun plaats zitten en niet<br />

beschadigd zijn.


INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder<br />

de vloerbedekking geen water is blijven<br />

staan (dooiwater van sneeuwresten<br />

aan schoenen, lekkende paraplu’s<br />

enz.), waardoor roestvorming<br />

op de bodem veroorzaakt zou kunnen<br />

worden.<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals<br />

petroleum of wasbenzine<br />

voor het reinigen van de<br />

interieurdelen van de auto. De<br />

elektrostatische lading die tijdens<br />

het reinigen door het wrijven<br />

ontstaat, kan brand veroorzaken.<br />

STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING REINIGEN<br />

– Verwijder stof met een zachte<br />

borstel of een stofzuiger.<br />

– Reinig de zittingen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van neutrale<br />

zeep.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDE-<br />

LEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />

om het visuele effect van de<br />

componenten niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit<br />

alcohol of benzine om het glas van<br />

het instrumentenpaneel schoon te<br />

maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto.<br />

Ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen mogen niet worden<br />

blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 50°C. In de zomer kan de<br />

temperatuur in het interieur<br />

ver boven deze waarde oplopen.<br />

LEREN STUURWIEL/POOK-<br />

KNOP<br />

Reinig deze componenten uitsluitend<br />

met water en neutrale zeep.<br />

Gebruik nooit alcohol of producten<br />

op basis van alcohol.<br />

Voordat u speciale producten<br />

gebruikt voor het reinigen van de<br />

interieurdelen, moet u eerst de aanwijzingen<br />

op het etiket van het product<br />

lezen en controleren of het<br />

geen alcohol en/of substanties op<br />

basis van alcohol bevat.<br />

Als tijdens het reinigen van de<br />

voorruit met speciaal daarvoor<br />

bestemde producten, druppels op<br />

het leer van het stuurwiel of de<br />

pookknop terechtkomen, moeten<br />

deze onmiddellijk worden verwijderd<br />

en het betreffende gebied met<br />

water en neutrale zeep worden afgenomen.<br />

BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig<br />

bij het gebruik van mechanische<br />

diefstalbeveiligingen op het<br />

stuurwiel om beschadiging van de<br />

leren bekleding te voorkomen.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

173


IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

VAN DE AUTO fig. 1<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in<br />

de bodemplaat naast de rechter<br />

voorstoel.<br />

Het is bereikbaar nadat het klepje<br />

in de vloerbedekking is opgetild en<br />

bevat de volgende gegevens:<br />

– type van de auto ZFA 223000;<br />

– oplopend productienummer.<br />

fig. 1<br />

174 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

F0A0163b<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is ingeslagen in het<br />

motorblok aan de zijde van de versnellingsbak,<br />

en bestaat uit het<br />

motortype en een oplopend productienummer.<br />

fig. 2 - Uitvoering 1.4 8V<br />

F0A0537b<br />

TYPEPLAATJE MET IDENTI-<br />

FICATIEGEGEVENS<br />

Het typeplaatje A-fig. 2-3 is op de<br />

fronttraverse in de motorruimte<br />

aangebracht.<br />

fig. 3 - Uitvoeringen Multijet<br />

F0A0538b


Het typeplaatje fig. 4 bevat de volgende<br />

identificatiegegevens:<br />

A - Naam van de fabrikant.<br />

B - Nummer typegoedkeuring.<br />

C - Identificatiecode van het autotype.<br />

D - Chassisnummer.<br />

E - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto.<br />

F - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto met aanhanger.<br />

fig. 4<br />

F I A T<br />

N<br />

A<br />

B<br />

C D<br />

E Kg<br />

F Kg<br />

1- G Kg<br />

2- H Kg<br />

MOTORE-ENGINE I<br />

VERSIONE-VERSION L<br />

N°PER RICAMBI<br />

N°FOR SPARES M<br />

F0A0167b<br />

G - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />

H - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />

I - Motortype.<br />

L - Code van de carrosserie-uitvoering.<br />

M - Nummer voor de onderdelen.<br />

N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />

(alleen bij dieselmotoren).<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Het plaatje fig. 5 is aangebracht op<br />

de binnenzijde van de motorkap.<br />

Het bevat de volgende informatie:<br />

A - Fabrikant van de lak.<br />

B - Kleurbenaming.<br />

C - Kleurcode.<br />

D - Kleurcode voor bijwerken en<br />

overspuiten.<br />

fig. 5<br />

B<br />

C<br />

D<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

A<br />

F0A0169b<br />

175


MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

EUROPESE TYPEGOEDKEURING<br />

Uitvoeringen<br />

1.4 8V<br />

Panorama<br />

Panorama - Hoog dak<br />

Family 7 zitplaatsen<br />

Cargo<br />

Cargo - Hoog dak<br />

Cargo - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo Hoog dak - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo - Verhoogd draagvermogen<br />

Cargo Hoog dak - Verhoogd draagvermogen<br />

Cargo Lange wielbasis<br />

Cargo Lange wielbasis - Beperkt draagvermogen<br />

Combi 5 zitplaatsen<br />

176 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Motorcode<br />

350 A 1000<br />

Code van de carrosserie-uitvoering<br />

223AXP1A10<br />

223AXP1A10B<br />

223AXP1A10C<br />

223AXP1AX<br />

223AXP1BX<br />

223AXP1AY<br />

223AXP1BY<br />

223WXP1AX<br />

223WXP1BX<br />

223WXP1AXL<br />

223WXP1AYL<br />

223WXP1AZ


Uitvoeringen<br />

1.3 Multijet<br />

1.3 Multijet 85 pk<br />

Panorama<br />

85 pk Panorama<br />

85 pk Panorama - Hoog dak<br />

Panorama N1<br />

85 pk Family 7 zitplaatsen<br />

Cargo - Lange wielbasis<br />

Cargo<br />

Cargo - Hoog dak<br />

Cargo - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo Hoog dak - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo - Verhoogd draagvermogen<br />

Cargo Hoog dak - Verhoogd draagvermogen<br />

Combi 5 zitplaatsen<br />

Motorcode<br />

199 A 2000<br />

233 A 9000<br />

Code van de carrosserie-uitvoering<br />

223AXN1A09<br />

223AXM1A08<br />

223AXM1A08B<br />

223AXN1AAZ<br />

223AXM1A08C<br />

223WXN1AAXL<br />

223ZXN1AAX<br />

223ZXN1ABX<br />

223ZXN1AAY<br />

223ZXN1ABY<br />

223WXN1AAX<br />

223WXN1ABX<br />

223WXN1AAZ<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

177


Uitvoeringen<br />

1.9 Multijet 100 pk<br />

1.9 Multijet 105 pk<br />

1.9 Multijet 120 pk<br />

Panorama<br />

120 pk Panorama<br />

120 pk Panorama - Hoog dak<br />

+DPF Panorama<br />

Cargo - Lange wielbasis<br />

Cargo - Lange wielbasis - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo<br />

Cargo - Hoog dak<br />

Cargo - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo Hoog dak - Beperkt draagvermogen<br />

Cargo - Verhoogd draagvermogen<br />

Combi 5 zitplaatsen<br />

178 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Motorcode<br />

223 B 2000<br />

223 B 1000<br />

186 A 9000<br />

Code van de carrosserie-uitvoering<br />

223AXL1A07<br />

223AXH1A06<br />

223AXH1A06B<br />

223AXH1A06C<br />

223WXL1AAXL<br />

223WXL1AAYL<br />

223ZXL1AAX<br />

223ZXL1ABX<br />

223ZXL1AAY<br />

223WXL1AAX<br />

223WXL1ABX<br />

223WXL1AAZ


MOTOR<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Maximum vermogen (EU):<br />

kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Maximum koppel (EU):<br />

Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Bougies NGK<br />

Brandstof<br />

1.4<br />

350A 1000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

72,0 x 84<br />

1368<br />

11,1 : 1<br />

57<br />

77<br />

6000<br />

115<br />

11,7<br />

3000<br />

ZKR7A - 10<br />

Loodvrije benzine 95 RON<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

179


ALGEMENE INFORMATIE<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Maximum vermogen (EU):<br />

kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Maximum koppel (EU):<br />

Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Brandstof<br />

(*) Voor bepaalde uitvoeringen/markten<br />

180 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.3 Multijet<br />

75 pk<br />

199 A2 000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

69,6 x 82<br />

1248<br />

17,6 : 1<br />

55<br />

75<br />

4000<br />

190<br />

19,4<br />

1750<br />

Diesel<br />

1.3 Multijet<br />

85 pk<br />

233 A9 000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

69,6 x 82<br />

1248<br />

17,6 : 1<br />

62<br />

85<br />

4000<br />

200<br />

20,4<br />

1750<br />

Diesel<br />

1.9 Multijet<br />

100 pk*<br />

223 B2 000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

82,0 x 90,4<br />

1910<br />

18,0 : 1<br />

74<br />

100<br />

4000<br />

200<br />

20,4<br />

1750<br />

Diesel<br />

1.9 Multijet<br />

105 pk<br />

223 B1 000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

82,0 x 90,4<br />

1910<br />

18,0 : 1<br />

77<br />

105<br />

4000<br />

200<br />

20,4<br />

1750<br />

Diesel<br />

1.9 Multijet<br />

120 pk<br />

186 A9 000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

82,0 x 90,4<br />

1910<br />

18,0 : 1<br />

88<br />

120<br />

4000<br />

200<br />

20,4<br />

1750<br />

Diesel


INSPUITING/ONTSTEKING<br />

Benzine-uitvoeringen<br />

Multipoint gefaseerde sequentiële<br />

inspuiting: geïntegreerde elektronische<br />

inspuiting/ontsteking zonder<br />

brandstofretourleiding (retur<strong>nl</strong>ess).<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan het brandstofsysteem<br />

die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand<br />

veroorzaken.<br />

INSPUITING/ONTSTEKING<br />

Multijet-uitvoeringen<br />

Elektronisch geregelde directe<br />

inspuiting Multijet “Common Rail”<br />

met turbocompressor en intercooler.<br />

BOUGIES<br />

Schone en goede bougies met de<br />

juiste warmtegraad zijn van doorslaggevend<br />

belang voor een goede werking<br />

van de motor en een lage uitstoot<br />

van schadelijke stoffen van de<br />

motor.<br />

De informatie die de bougie levert<br />

aan een deskundige is een belangrijke<br />

bron voor het opsporen van de storing,<br />

ook als deze niet door de ontsteking<br />

wordt veroorzaakt. Het is<br />

daarom belangrijk dat bij storingen in<br />

de motorwerking de bougies worden<br />

gecontroleerd door de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

De bougies moeten bij<br />

de kilometerstanden<br />

worden vervangen die in<br />

het onderhoudsschema zijn<br />

aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />

bougies van het voorgeschreven<br />

type: Bougies met een<br />

afwijkende warmtegraad kunnen<br />

motorstoringen veroorzaken.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

181


TRANSMISSIE<br />

KOPPELING<br />

Zelfstellend<br />

bediening.<br />

met hydraulische<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />

vooruit en een versnelling achteruit.<br />

Rechte eindoverbrenging en differentieel<br />

ingebouwd in het versnellingsbakhuis.<br />

Aandrijving van de voorwielen<br />

m.b.v. aandrijfassen die via homokinetische<br />

koppelingen verbonden zijn<br />

met het differentieel en de wielen.<br />

182 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

REMMEN<br />

VOETREM<br />

Voor:<br />

– geventileerde schijfremmen met<br />

zwevende remtangen.<br />

Achter:<br />

– trommelremmen met zelfstellende<br />

remschoenen.<br />

Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />

remsysteem.<br />

Onderdrukrembekrachtiger.<br />

ABS met 4 sensoren en EBD.<br />

Automatisch zelfstellend mechanisme<br />

voor de speling van de remvoeringen.<br />

Uitvoeringen zonder ABS hebben<br />

een lastafhankelijke remdrukregelaar<br />

in het hydraulische circuit van de<br />

achterremmen.<br />

HANDREM<br />

De handrem werkt mechanisch<br />

d.m.v. een handremhefboom op de<br />

remschoenen van de achterwielen.<br />

WIELOPHANGING<br />

VOORWIELOPHANGING<br />

Onafhankelijke wielophanging, type<br />

McPherson met smeedstalen wieldraagarmen<br />

bevestigd aan een subframe.<br />

Schroefveren en stabilisatorstang.<br />

Hydraulische, dubbelwerkende<br />

telescopische schokdempers.<br />

ACHTERWIELOPHANGING<br />

Starre achteras met bladveren.<br />

Hydraulische, dubbelwerkende<br />

telescopische schokdempers.<br />

Stabilisatorstang op de uitvoeringen<br />

<strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer.


STUURINRICHTING<br />

Energie-absorberend stuurwiel.<br />

Samendrukbare, energie-absorberende<br />

stuurkolom.<br />

“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />

“For life” gesmeerde stuurkogels.<br />

Minimum draaicirkel tussen stoepranden:<br />

10,5 meter (gemiddelde van<br />

alle uitvoeringen); 11,8 m voor<br />

Bestel-uitvoeringen Lange wielbasis.<br />

STRUCTUUR<br />

Zelfdragende carrosserie met dragende<br />

delen van hoogresistent meerlaags<br />

materiaal voor een gecontroleerde<br />

energie-absorptie tijdens een<br />

ongeval.<br />

Verstevigingsbalken in de portieren<br />

voor bescherming in geval van een<br />

zijdelingse aanrijding en voor versteviging<br />

van de kooiconstructie in het<br />

interieur bij een frontale botsing.<br />

De voor- en achterzijde van de carrosserie<br />

zijn zodanig ontworpen dat<br />

de reparatiekosten laag blijven bij<br />

aanrijdingen met lage snelheid.<br />

WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Geperst hoogresistent-stalen of<br />

lichtmetalen velgen.<br />

Tubeless radiaalbanden.<br />

Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />

alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in<br />

het instructieboekje afwijken van die<br />

van de typegoedkeuring, dient u zich<br />

altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />

te houden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat u zich aan de voorgeschreven<br />

afmetingen houdt en dat alle<br />

wielen zijn voorzien van banden van<br />

hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

Lichtmetalen velgen mogen nooit<br />

met de wielbouten voor stalen velgen<br />

worden gemonteerd en omgekeerd.<br />

Zie voor het juiste gebruik<br />

van de wielbouten en velgen “Een<br />

lekke band” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”.<br />

RESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg.<br />

Tubeless band.<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />

met een geringe dikte (zie het<br />

hoofdstuk “Sneeuwkettingen”).<br />

WIELUITLIJNING<br />

Toespoor gemeten tussen de velgranden<br />

van de voorwielen: 0 ± 1<br />

mm.<br />

De waarden zijn van toepassing op<br />

een onbelaste auto in rijklare staat.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

183


VERKLARING VAN<br />

BANDENCODERING<br />

Hieronder wordt de codering van<br />

de banden, die op de banden is aangebracht,<br />

aangegeven en de betekenis<br />

van de codering.<br />

Voorbeeld: 185/65 R 15 88 T<br />

185 = Nominale breedte (S, afstand<br />

in mm tussen de flanken).<br />

65 = Hoogte/breedte-verhouding<br />

(H/S, percentage).<br />

R = Radiaalband.<br />

15 = Diameter van de velg in inch<br />

(Ø).<br />

88 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />

T = Snelheidsindex.<br />

184 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Snelheidsindex<br />

Q = tot 160 km/h.<br />

R = tot 170 km/h.<br />

S = tot 180 km/h.<br />

T = tot 190 km/h.<br />

U = tot 200 km/h.<br />

H = tot 210 km/h.<br />

V = tot 240 km/h.<br />

Maximale snelheid bij winterbanden<br />

Q M+S = tot 160 km/h<br />

T M+S = tot 190 km/h<br />

H M+S = tot 240 km/h.<br />

fig. 6<br />

F0A0257b<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING<br />

OP DE VELGEN<br />

Hieronder wordt de codering die<br />

op de velgen is aangebracht, aangegeven<br />

en de betekenis van de codering.<br />

Voorbeeld: 5 1 /2J x 15 H2<br />

51 /2 = breedte van de velg in inch<br />

(1)<br />

J = velgbedprofiel (deel aan de<br />

zijkanten waarop de band<br />

steunt) (2)<br />

15 = montagediameter in inch<br />

(komt overeen met die<br />

van de band die gemonteerd<br />

moet worden) (3 = Ø)<br />

H2 = vorm en aantal “humps”<br />

(vorm van de velgrand die<br />

de wang van de tubeless<br />

band op zijn plaats houdt)


Uitvoeringen Velgen Velgen Banden Minimum afmetingen Banden Reservewiel<br />

stalen lichtmetalen standaard optional winterbanden<br />

aangepaste uitvoering (**) (*)<br />

Personenvervoer 5,5 J x 15H2-ET32 5,5 J x 15H2-ET32 185/65 R15 88T 185/65 R15 88T 185/65 R15 88Q (M+S) 125/80 R15 95M<br />

Family (7 zitplaatsen) 5,5 J x 15H2-ET32 5,5 J x 15H2-ET32 185/65 R15 92T 185/65 R15 88T 185/65 R15 88Q (M+S) –<br />

Cargo 5,5 J x 15H2-ET32 5,5 J x 15H2-ET32 185/65 R15 92T 185/65 R15 92S 185/65 R15 92Q (M+S) –<br />

standaard draagvermogen/ 175/75 R14 92S<br />

Combi N1 175/70 R14 92S<br />

Cargo 5,5 J x 14H2-ET32 5,5 J x 14H2-ET32 175/75 R14 99T 175/75 R14 95S 175/75 R14 95Q (M+S) –<br />

verhoogd draagvermogen/<br />

Lange wielbasis/<br />

Combi N1 (indien aanwezig)<br />

175/70 R14 95S<br />

Personenvervoer<br />

Natural Power<br />

5,5 J x 14H2-ET32 5,5 J x 14H2-ET32 175/70 R14 95T 175/70 R14 88T 175/70 R14 88T (M+S) –<br />

Cargo Natural Power 5,5 J x 14H2-ET32 5,5 J x 14H2-ET32 175/70 R14 95T 175/70 R14 95T 175/70 R14 88T (M+S) (***) –<br />

(*) Toegestaan zijn banden met een snelheidsindex die hoger is dan Q en een beladingsindex die hoger is dan de aangegeven waarde<br />

(**) Als de banden worden vervangen, is het raadzaam banden te gebruiken met een beladings- en snelheidindex die gelijk of hoger is dan de standaard gemonteerde banden.<br />

(***) Bij winterbanden 175/70 R14 88T (M+S) is de maximale toelaatbare achterasbelasting gelijk aan 1120 kg<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Uitvoeringen Bandenmaat Bij gemiddelde belading Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

Personenvervoer 185/65 R15 88T 2,3 (*) 2,3 (*) 2,3 2,7<br />

Family (7 zitplaatsen) 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />

Cargo standaard draagvermogen/Combi N1 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />

Cargo verhoogd draagvermogen/Lange wielbasis/<br />

Combi N1 (indien aanwezig)<br />

175/75 R14 99T 3,0 3,5 3,0 3,5<br />

Personenvervoer Natural Power 175/70 R14 95T 2,6 3,0 2,6 3,0<br />

Cargo Natural Power 175/70 R14 95T 2,8 3,5 2,8 3,5<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />

(*) Max. 3 personen + 50 kg.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

185


PRESTATIES<br />

Maximale snelheid na de inrijperiode<br />

in km/h:<br />

1.4 .................................................. 148<br />

1.4 hoog dak ................................ 145<br />

1.4 7 zitplaatsen ........................ 145<br />

1.3 Multijet 75 pk .................... 146<br />

1.3 Multijet 85 pk .................... 153<br />

1.3 Multijet 85 pk hoog dak...... 150<br />

1.3 Multijet 85 pk 7 zitplaatsen 150<br />

1.9 Multijet 100/105 pk .......... 168<br />

1.9 Multijet 120 pk ....................175<br />

1.9 Multijet 120 pk hoog dak ....172<br />

1.9 Multijet 120 pk 7 zitplaatsen172<br />

186 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

AFMETINGEN<br />

fig. 6<br />

De afmetingen zijn aangegeven in<br />

mm.<br />

De hoogte heeft betrekking op een<br />

onbelaste auto.<br />

Inhoud laadruimte (uitvoeringen<br />

<strong>Fiat</strong> Doblò Cargo) bij onbeladen<br />

auto: 3,2 m 3 .<br />

Inhoud bagageruimte (uitvoeringen<br />

<strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer) bij<br />

onbeladen auto:<br />

– achterbank in normale stand 750<br />

dm 3 ;<br />

– met volledig neergeklapte achterbank<br />

3000 dm 3 .<br />

F0A0533b


Afmetingen <strong>Fiat</strong> Doblò <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo <strong>Fiat</strong> Doblò <strong>Fiat</strong> Doblò <strong>Fiat</strong> Doblò<br />

Cargo Korte wielbasis Lange wielbasis Personenvervoer Personenvervoer Combi<br />

Korte wielbasis Hoog dak<br />

Hoog dak<br />

A<br />

B<br />

C<br />

D<br />

E<br />

F (*)<br />

G (*)<br />

H<br />

I<br />

L<br />

M<br />

833<br />

2583<br />

837<br />

4253<br />

2345<br />

1831<br />

1514<br />

1505<br />

1722<br />

454<br />

2591<br />

833<br />

2583<br />

837<br />

4253<br />

–<br />

2086<br />

1514<br />

1505<br />

1722<br />

454<br />

2591<br />

833<br />

2963<br />

837<br />

4633<br />

–<br />

1817<br />

1514<br />

1505<br />

1722<br />

454<br />

2591<br />

(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />

833<br />

2583<br />

837<br />

4253<br />

2332<br />

1818<br />

1514<br />

1505<br />

1722<br />

454<br />

2591<br />

833<br />

2583<br />

837<br />

4253<br />

–<br />

2073<br />

1514<br />

1505<br />

1722<br />

454<br />

2591<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

833<br />

2583<br />

837<br />

4253<br />

2332<br />

1818<br />

1514<br />

1505<br />

1722<br />

454<br />

2591<br />

187


GEWICHTEN<br />

Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en<br />

accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

▼ Voor bepaalde markten, indien aanwezig.<br />

188 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.4 8V<br />

1190<br />

730<br />

1010<br />

1150<br />

1920<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1270<br />

730<br />

1010<br />

1150<br />

2000<br />

1200<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 100▼/105PK<br />

Multijet<br />

1280<br />

730<br />

1010<br />

1150<br />

2010<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Verhoogd draagvermogen<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en<br />

accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

▼ Optional voor bepaalde markten<br />

1.4 8V<br />

1190<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2040<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1270<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2120<br />

1200<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 100▼/105 PK<br />

Multijet<br />

1280<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2130<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

189


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Hoog dak<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en<br />

accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

190 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.4 8V<br />

1210<br />

730<br />

1010<br />

1150<br />

1940<br />

1000<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1290<br />

730<br />

1010<br />

1150<br />

2020<br />

1200<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.9 100▼/105 PK<br />

Multijet<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

* Voor bepaalde markten, indien aanwezig<br />

1300<br />

730<br />

1010<br />

1150<br />

2030<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis- Hoog dak - Verhoogd draagvermogen<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en<br />

accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

▼ Optional voor bepaalde markten<br />

1.4 8V<br />

1210<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2060<br />

1000<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1290<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2140<br />

1200<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.9 100▼/105 PK<br />

Multijet<br />

1300<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2150<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

191


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Lange wielbasis<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en<br />

accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

▼ Optional voor bepaalde markten<br />

192 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.4 8V<br />

1240<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2090<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1320<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2170<br />

1200<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 100▼/105 PK<br />

Multijet<br />

1330<br />

850<br />

1010<br />

1270<br />

2180<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Beperkt draagvermogen (indien van toepassing)<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

1.4 8V<br />

1190<br />

570<br />

1010<br />

1150<br />

1760<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1270<br />

570<br />

1010<br />

1150<br />

1840<br />

1200<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 105PK<br />

Multijet<br />

1280<br />

570<br />

1010<br />

1150<br />

1850<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

193


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Hoog dak - Beperkt draagvermogen (indien van<br />

toepassing)<br />

1.4 8V<br />

1.3 75PK<br />

1.9 105PK<br />

Multijet<br />

Multijet<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

194 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1210<br />

570<br />

1010<br />

1150<br />

1780<br />

1000<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1290<br />

570<br />

1010<br />

1150<br />

1860<br />

1200<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1300<br />

570<br />

1010<br />

1150<br />

1870<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Lange wielbasis - Beperkt draagvermogen (indien van toepassing)<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

1.4 8V<br />

1240<br />

570<br />

1010<br />

1270<br />

1810<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1320<br />

570<br />

1010<br />

1270<br />

1890<br />

1200<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 105PK<br />

Multijet<br />

1330<br />

570<br />

1010<br />

1270<br />

1900<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

195


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

196 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.4 8V<br />

1230<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1830<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 85PK<br />

Multijet<br />

1330<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1930<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 105PK<br />

Multijet<br />

1320<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1920<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 120 PK<br />

Multijet<br />

1340<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1940<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer - Hoog dak<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

1.4 8V<br />

1250<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1850<br />

1000<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.3 85PK<br />

Multijet<br />

1350<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1950<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.9 120PK<br />

Multijet<br />

1360<br />

5p+225<br />

1010<br />

1085<br />

1960<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

197


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer - 7 zitplaatsen<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

198 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.4 8V<br />

1320<br />

7p+75<br />

1010<br />

1100<br />

1920<br />

1000<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1420<br />

7p+75<br />

1010<br />

1100<br />

2020<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60<br />

1.9 120PK<br />

Multijet<br />

1430<br />

7p+75<br />

1010<br />

1100<br />

2030<br />

1300<br />

500<br />

–<br />

60


Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Combi N 1<br />

Rijklaar gewicht (met<br />

volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaal:<br />

Trekgewichten:<br />

– geremd<br />

– ongeremd<br />

Max. dakbelasting<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger)<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />

dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

1.4 8V<br />

1240<br />

680<br />

1010<br />

1150<br />

1920<br />

1000<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.3 75PK<br />

Multijet<br />

1320<br />

680<br />

1010<br />

1150<br />

2000<br />

1200<br />

500<br />

100<br />

60<br />

1.9 120PK<br />

Multijet<br />

1330<br />

680<br />

1010<br />

1150<br />

2010<br />

1300<br />

500<br />

100<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

199


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

inclusief een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Handgeschakelde versnellingsbak:<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging<br />

Hydraul. remcircuit<br />

voor en achter:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />

en achterruitsproeier:<br />

200 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.4<br />

liter kg<br />

60 –<br />

5 - 7 –<br />

7 –<br />

2,4 2,1<br />

2,6 2,25<br />

1,98 1,8<br />

1,3 1,2<br />

0,5 –<br />

0,55 –<br />

7 _<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije superbenzine met octaangetal<br />

van ten minste 95 RON<br />

Mengsel van 50% gedestil. water<br />

en 50% PARAFLU 11<br />

SELENIA 20K (❒)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/E<br />

TUTELA TOP4<br />

TUTELA TOP4<br />

Mengsel van water en TUTELA PRO-<br />

FESSIONAL SC 35<br />

(❒) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA PERFORMER MUL-<br />

TIPOWER


Brandstoftank:<br />

inclusief een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Handgeschakelde versnellingsbak:<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging<br />

Hydraul. remcircuit<br />

voor en achter:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />

en achterruitsproeier:<br />

1.3 Multijet<br />

liter kg<br />

60 –<br />

5 - 7 –<br />

6,5 –<br />

3,0 (■) 2,6 (■)<br />

3,2 (■) 2,8 (■)<br />

1,98 1,8<br />

1,3 1,2<br />

0,5 –<br />

0,55 –<br />

7 –<br />

1.9 Multijet<br />

liter kg<br />

60 –<br />

5 - 7 –<br />

6,5 –<br />

4,0 (❍) 3,5 (❍)<br />

4,3 (❍) 3,7 (❍)<br />

1,98 1,8<br />

1,3 1,2<br />

0,5 –<br />

0,55 –<br />

7 –<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Diesel voor motorvoertuigen<br />

(specificatie EN590)<br />

Mengsel van 50% gedestil. water<br />

en 50% PARAFLU 11<br />

SELENIA TURBO DIESEL (❍)<br />

SELENIA WR (■)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/E<br />

TUTELA TOP4<br />

TUTELA TOP4<br />

Mengsel van water en TUTELA<br />

PROFESSIONAL SC 35<br />

(❍) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA WR.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS 201


SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren (*)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren (**)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren<br />

(uitv. 1.3 Multijet)<br />

(*) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA PERFORMER MUL-<br />

TIPOWER.<br />

(**) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA WR.<br />

202 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.<br />

Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis<br />

die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA A1-A5 -<br />

API SL en FIAT 9.55535-M1.<br />

Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA B3 en API CD.<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en FIAT<br />

9.55535-M2.<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en FIAT<br />

9.55535-M2<br />

Aanbev. smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

MULTIPOWER<br />

SELENIA<br />

TURBO DIESEL<br />

SELENIA<br />

WR<br />

Toepassing<br />

F0A0175b


Gebruik<br />

Olie en vetten voor<br />

krachtoverbrengingen<br />

Remvloeistof<br />

Antivries voor<br />

radiateur<br />

Toevoeging voor<br />

dieselbrandstof<br />

Vloeistof voor<br />

ruitensproeiers<br />

en achterruitsproeier<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

SAE 75W-80 EP olie, die ruimschoots voldoet aan de specificaties<br />

API GL-5 en MIL-L-2105D LEV<br />

Olie type ATF DEXRON II D LEV, SAE 10 W<br />

Synthetische remvloeistof FMVSS nr. 116, DOT 4, ISO<br />

4925, SAE J-1703, CUNA NC 956-01<br />

Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen,<br />

corrosiewerend, CUNA NC 956-16<br />

Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />

voor dieselmotoren<br />

Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-II<br />

Aanbev. smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 Synth<br />

TUTELA GI/E<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU 11<br />

DIESEL MIX<br />

TUTELA PROFES-<br />

SIONAL SC 35<br />

Toepassing<br />

Mech. versnellingsbakken<br />

en differentieels<br />

Hydraulische<br />

stuurbekrachtiging<br />

Hydr. remsysteem en<br />

koppelingbediening<br />

Motorkoelsysteem.<br />

Mengverhouding<br />

: 50% tot -35 °C<br />

Vermengen met<br />

dieselolie<br />

(25 cm 3 per 10 liter)<br />

Onverdund of verdund<br />

met water gebruiken<br />

TECHNISCHE GEGEVENS 203


BRANDSTOF-<br />

VERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabel<br />

is opgenomen, is gemeten volgens een<br />

vastgestelde testmethode die in EUnormen<br />

is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten<br />

volgens onderstaande procedure:<br />

– een stadsrit: opgebouwd uit<br />

een koude start gevolgd door een<br />

gesimuleerde, normale testrit in<br />

stadsverkeer.<br />

– een rit buiten de stad: waarbij<br />

veelvuldig wordt geaccelereerd in<br />

alle versnellingen en waarmee een<br />

normaal gebruik van de auto buiten<br />

de stad wordt gesimuleerd. De snelheid<br />

varieert tussen de 0 en 120<br />

km/h;<br />

– gecombineerd: voor het bepalen<br />

van het gecombineerde brandstofverbruik<br />

telt de waarde van de<br />

stadsrit mee voor 37% en de waarde<br />

van de testrit buiten de stad voor<br />

63%.<br />

204 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />

bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />

atmosferische<br />

omstandigheden, rijstijl, algemene<br />

conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />

lading van de auto,<br />

imperiaal op het dak, gebruik van<br />

de airconditioning en de<br />

aanwezigheid van andere accessoires<br />

die de aerodynamica kun-<br />

nen beïnvloeden, kunnen in de<br />

praktijk een brandstofverbruik<br />

opleveren, dat afwijkt van de<br />

resultaten die tijdens de hierboven<br />

beschreven tests zijn bereikt<br />

(zie “Kostenbesparing en beperking<br />

van de uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen” in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto”).<br />

Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)<br />

Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />

1.4 9,2 6,3 7,4<br />

1.4 hoog dak 9,4 6,5 7,6<br />

1.4 7 zitplaatsen 9,2 6,3 7,4<br />

1.3 Multijet 75 pk 6,5 4,7 5,4<br />

1.3 Multijet 85 pk 6,7 4,8 5,5<br />

1.3 Multijet 85 pk hoog dak 6,8 4,9 5,6<br />

1.3 Multijet 85 pk 7 zitplaatsen 6,7 4,8 5,5<br />

1.9 Multijet 100/105 pk 7,5 4,8 5,8<br />

1.9 Multijet 120 pk 7,5 5,2 6,1<br />

1.9 Multijet 120 pk hoog dak 7,7 5,3 6,2<br />

1.9 Multijet 120 pk 7 zitplaatsen 7,5 5,2 6,1


CO2-EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />

De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />

tabel weergegeven. CO2-emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km)<br />

1.4 174<br />

1.4 hoog dak 178<br />

1.4 7 zitplaatsen 174<br />

1.3 Multijet 75 pk 142<br />

1.3 Multijet 85 pk 145<br />

1.3 Multijet 85 pk hoog dak 148<br />

1.3 Multijet 85 pk 7 zitplaatsen 145<br />

1.9 Multijet 100/105 pk 153<br />

1.9 Multijet 120 pk 160<br />

1.9 Multijet 120 pk hoog dak 163<br />

1.9 Multijet 120 pk 7 zitplaatsen 160<br />

TECHNISCHE GEGEVENS 205


RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />

Landencode Land Toelatingscode<br />

B België RTT/D/X1924<br />

Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat het toelatingsnummer<br />

op de handgreep van de sleutel.<br />

206 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

CH Zwitserland BAKOM 99.0415 KP<br />

D Duitsland TPS A100282L CEPT LPD - D<br />

DK Denemarken CEPT SRD feDK<br />

E Spanje 01 00 0100<br />

F Frankrijk 99 0346 PPL 0<br />

GB Groot-Brittannië BPS037<br />

GR Grieke<strong>nl</strong>and TA 232<br />

I Italië –<br />

IRL Ierland TRA 24/5/ 107/11<br />

L Luxemburg 9942599-01 L2432/10562-01J<br />

N Noorwegen NO99000251<br />

P Portugal ICP-053TC-99<br />

S Zweden Ue990108<br />

SF Fi<strong>nl</strong>and FI99080046


Aansteker.................................... 70<br />

ABS.................................................. 89<br />

Accu<br />

- opladen......................................... 144<br />

- starten met een hulpaccu ........ 144<br />

- vervangen..................................... 164<br />

- vloeistofniveau (elektrolyt)...... 163<br />

Achterdeuren................................ 77<br />

Achterklep ..................................... 79<br />

Achterruitsproeier<br />

- bediening...................................... 65<br />

- vloeistofniveau............................ 159<br />

Achterruitverwarming ................ 68<br />

Achterruitwisser<br />

- bediening...................................... 65<br />

- intelligente wis-/wasregeling.... 66<br />

- ruitensproeier............................. 170<br />

- wisserblad.................................... 169<br />

Achteruitrijlicht ............................ 134<br />

Afmetingen..................................... 186<br />

Afstandsbediening centrale<br />

portiervergrendeling ................. 8<br />

Allesdragers<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

- bevestigingspunten..................... 86<br />

Asbak<br />

- voor .............................................. 71<br />

Auto langere tijd stallen.............. 118<br />

Autoradio....................................... 98<br />

- autoradio inbouwen.................. 99<br />

- inbouwvoorbereiding................ 98<br />

Bagageruimte<br />

- bagage vastzetten....................... 84<br />

- openen en sluiten ...................... 79<br />

- vergroten..................................... 80<br />

Bagageruimteverlichting.............. 134<br />

Banden<br />

- bandenspanning .......................... 184<br />

- een lekke band ........................... 121<br />

- standaard ..................................... 185<br />

- verklaring van bandencodering 184<br />

Bandenspanning ............................ 185<br />

Bedieningsknoppen ...................... 68<br />

Benzinedamp-opvangsysteem.... 104<br />

Bescherming van het milieu ....... 104<br />

Beschermrooster voor de<br />

bestuurder................................... 51<br />

Bij een ongeval.............................. 147<br />

- als er gewonden zijn.................. 148<br />

- verbandtrommel ........................ 148<br />

Bougies<br />

-onderhoud................................... 181<br />

- type ............................................... 179<br />

Brandstof<br />

- brandstofmeter .......................... 25<br />

- brandstofnoodschakelaar......... 69<br />

- tanken met de <strong>Fiat</strong> Doblò........ 102<br />

- vullingstabel................................. 200<br />

Brandstofnoodschakelaar ........... 69<br />

Brandstofverbruik ........................ 204<br />

Buitenverlichting<br />

- bediening...................................... 63<br />

- gloeilamp achter vervangen..... 134<br />

- gloeilamp voor vervangen........ 133<br />

Carrosserie<br />

- carrosserie-uitvoeringen.......... 176<br />

-onderhoud................................... 171<br />

CO2-emissie via de uitlaat ......... 205<br />

Correct gebruik van de auto..... 106<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

207


Dakluik (openen/sluiten) ............ 72<br />

Dashboard ..................................... 21<br />

Dashboardkastje........................... 69<br />

Deelbaar rooster.......................... 51<br />

Derde remlicht ............................. 136<br />

Digitaal klokje........................... 26-27<br />

Dop van brandstoftank ............... 103<br />

Driewegkatalysator...................... 104<br />

EBD (elektronische<br />

remdrukverdeling)..................... 91<br />

Elektrische ruitbediening ............ 74<br />

Elektronische regeleenheden .... 166<br />

EOBD-systeem ............................. 97<br />

<strong>Fiat</strong> CODE (startblokkering)... 6<br />

Follow me home .......................... 66<br />

Frontairbags en zij-airbags.......... 91<br />

- airbag passagierszijde handmatig<br />

uitschakelen................................. 93<br />

- algemene opmerkingen............. 94<br />

Gebruik van de<br />

versnellingsbak............................ 109<br />

Gereedschap ................................. 121<br />

Gewichten...................................... 188<br />

Gloeilamp (vervangen van een). 130<br />

208 ALFABETISCH REGISTER<br />

- algemene aanwijzingen.............. 130<br />

- lamptypen .................................... 131<br />

Gordelspanners ............................ 11<br />

Grootlicht<br />

- bediening...................................... 64<br />

- gloeilamp vervangen.................. 131<br />

- grootlichtsignaal ......................... 64<br />

Handbediende airconditioning<br />

- airconditioning............................ 61<br />

- bediening...................................... 61<br />

- klimaatregeling............................ 62<br />

- luchtverdeling ............................. 59<br />

- onderhoud................................... 63<br />

Handrem................................ 108-182<br />

Hendels aan het stuur<br />

- hendel links ................................. 63<br />

- hendel rechts .............................. 64<br />

Hoofdsteunen<br />

- achter ........................................... 54<br />

- voor .............................................. 53<br />

Identificatiegegevens .................. 174<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele<br />

telefoon........................................ 99<br />

Instrumenten................................. 23<br />

Instrumentenpaneel..................... 22<br />

Interieur.......................................... 173<br />

- stoelen reinigen en kunststof<br />

interieurdelen ............................. 173<br />

Interieuruitrusting ........................ 69<br />

Jaarlijks inspectieschema.......... 152<br />

Kentekenplaatverlichting......... 136<br />

Kinderen veilig vervoeren.......... 15<br />

Kinderveiligheidsslot.................... 77<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter 25<br />

Koplampafstelling<br />

(hoogteregelaar) ........................ 88<br />

Koplampen<br />

- aanpassen aan het buite<strong>nl</strong>and.. 89<br />

- hoogteverstelling koplampen .. 88<br />

- koplampen afstellen................... 89<br />

- koplampverstelling..................... 88<br />

Koplampverstelling ...................... 88<br />

Koppeling ....................................... 182<br />

- vloeistofniveau............................ 160<br />

Kostenbesparing en beperking van<br />

uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen ................................ 110<br />

Krik.................................................. 122<br />

Laadplateaus ................................ 87


Lak ................................................... 171<br />

Lambdasondes............................... 104<br />

Luchtfilter<br />

- vervangen..................................... 162<br />

Luchtrecirculatie........................... 61<br />

Luchtroosters................................ 58<br />

Maximum snelheid................... 186<br />

Mistachterlicht<br />

- bedieningsknop........................... 68<br />

- gloeilamp vervangen.................. 134<br />

Mistlampen voor<br />

- bedieningsknop........................... 68<br />

- gloeilamp vervangen.................. 133<br />

Mobiele telefoon<br />

- inbouwvoorbereiding................ 99<br />

Motor<br />

- brandstofsysteem....................... 181<br />

- identificatie .................................. 176<br />

- inschakelen .................................. 181<br />

- technische gegevens.................. 179<br />

Motor starten ............................... 105<br />

- benzinemotor starten............... 106<br />

- dieselmotor starten................... 107<br />

- motor opwarmen na het<br />

starten .......................................... 107<br />

- motor uitzetten.......................... 108<br />

- noodstart ............................ 107-119<br />

- rollend starten............................ 121<br />

- start-/contactslot ....................... 20<br />

- starten met een hulpaccu ........ 120<br />

Motor uitzetten ............................ 107<br />

Motorkap ....................................... 85<br />

Motorolie<br />

- niveau controleren .................... 157<br />

- technische gegevens.................. 202<br />

Motorolieverbruik........................ 158<br />

Motorruimte<br />

- uitspuiten ..................................... 172<br />

Niveau motorkoelvloeistof ..... 159<br />

Niveau motorolie......................... 157<br />

Niveau olie van de<br />

stuurbekrachtiging ..................... 160<br />

Niveau remvloeistof .................... 160<br />

Niveau ruitensproeiervloeistof . 159<br />

Niveaus controleren.................... 154<br />

Noodreservewiel ......................... 185<br />

- vervangen..................................... 122<br />

Noodgevallen ................................ 119<br />

Oliepeil hydraulische<br />

stuurbekrachtiging ..................... 160<br />

Onderhoud en zorg..................... 149<br />

- aanvullende werkzaamheden .. 152<br />

- geprogrammeerd onderhoud . 149<br />

- geprogrammeerd<br />

onderhoudsschema ................... 150<br />

- jaarlijks inspectieschema .......... 152<br />

Ontwasemen<br />

- achterruit..................................... 61<br />

- elektrisch verstelbare spiegels 61<br />

- voorruit........................................ 60<br />

- zijruiten voor .............................. 60<br />

Opbergconsole ............................. 71<br />

Opkrikken van de auto............... 145<br />

Oxidatiekatalysator...................... 104<br />

Parkeersensoren ....................... 101<br />

Parkeren......................................... 107<br />

Plaatje met identificatiegegevens 174<br />

Plaatje met informatie over de<br />

carrosserielak ............................. 175<br />

Plafondverlichting<br />

- bediening...................................... 67<br />

- vervangen..................................... 137<br />

Plafondverlichting ......................... 66<br />

- gloeilampen vervangen ............. 137<br />

Pollenfilter...................................... 161<br />

Prestaties........................................ 186<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

209


Radiogolf-afstandsbediening.... 8<br />

- batterijen vervangen.................. 9<br />

- toelatingscodes........................... 206<br />

Radiozendapparatuur .................. 100<br />

Remlichten..................................... 134<br />

Remmen<br />

- vloeistofniveau............................ 160<br />

- voetrem ....................................... 181<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

- bediening...................................... 64<br />

- gloeilamp achter vervangen..... 134<br />

- gloeilamp op voorspatbord<br />

vervangen..................................... 134<br />

- gloeilamp voor vervangen........ 133<br />

Rubber slangen ............................. 168<br />

Ruiten (reinigen)........................... 172<br />

Ruitensproeiers<br />

- bediening...................................... 64<br />

- vloeistofniveau............................ 159<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening...................................... 64<br />

- intelligente wis-/wasregeling.... 65<br />

- ruitensproeiers........................... 170<br />

- wisserbladen ............................... 169<br />

SBR-systeem............................... 10<br />

Scheidingswanden......................... 51<br />

210 ALFABETISCH REGISTER<br />

- beschermrooster voor de<br />

bestuurder................................... 51<br />

- deelbaar rooster ........................ 51<br />

- vaste scheidingswand met ruitje 51<br />

-vaste scheidingswand ................ 50<br />

Slepen van de auto....................... 146<br />

Sleutels............................................ 6<br />

- duplicaatsleutels ......................... 8<br />

Smeermiddelen ............................. 202<br />

Sneeuwkettingen .......................... 116<br />

Spiegels<br />

- binnenspiegel............................... 55<br />

- buitenspiegels.............................. 55<br />

- elektrische bediening ................ 56<br />

Start-/contactslot ......................... 20<br />

Startblokkering <strong>Fiat</strong> CODE........ 6<br />

Stoelen<br />

- instellen........................................ 48<br />

- met elektrische verwarming.... 49<br />

- neerklapbare passagiersstoel .. 50<br />

- reinigen......................................... 173<br />

- toegang tot de zitplaatsen achter52<br />

Stoelverstelling.............................. 48<br />

Storing in elektronische<br />

remdrukverdeling (EBD).......... 90<br />

Structuur ........................................ 183<br />

Stuurinrichting............................... 183<br />

Stuurslot......................................... 20<br />

Stuurwielverstelling...................... 55<br />

Symbolen........................................ 6<br />

Tanken met de <strong>Fiat</strong> Doblò ....... 102<br />

Technische gegevens ................... 174<br />

Toerenteller .................................. 24<br />

Transmissie.................................... 182<br />

Trekken van aanhangers<br />

- belangrijke aanwijzingen ........... 113<br />

- montageschema.......................... 114<br />

- trekhaak monteren.................... 114<br />

Trip computer .............................. 36<br />

Uitlaatgasrecirculatie ................ 104<br />

Uitstroomopeningen<br />

in het interieur ........................... 58<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene opmerkingen............. 13<br />

- gebruik.......................................... 9<br />

- hoogteverstelling........................ 11<br />

-onderhoud................................... 14<br />

Velgen..................................... 183-185<br />

Ventilatie ........................................ 57<br />

Verbandtrommel.......................... 148<br />

Versnellingsbak


- gebruik van de versnellingsbak 109<br />

- technische gegevens.................. 182<br />

Verwarming ................................... 57<br />

Voorportieren............................... 74<br />

Vullingstabel................................... 200<br />

Waarschuwings-/<br />

controlelampjes.......................... 39<br />

Waarschuwingsknipperlichten .. 68<br />

Wegwijs in uw auto..................... 6<br />

Wiel verwisselen.......................... 122<br />

Wielophanging .............................. 182<br />

Wieluitlijning ................................. 183<br />

Winterbanden............................... 117<br />

Wisserbladen voor en achter.... 169<br />

Zekeringen<br />

- in zekeringenkast<br />

in motorruimte .......................... 140<br />

-in zekeringenkast op dashboard139<br />

- vervangen..................................... 138<br />

- zekeringentabel .......................... 141<br />

Zijdeuren........................................ 75<br />

Zijruiten achter............................. 72<br />

Zijruiten in het midden............... 72<br />

Zitpositie instellen ....................... 48<br />

Zonnekleppen ............................... 71<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

211


NOTITIES


214 ALFABETISCHE REGISTER<br />

Vraag uw dealer naar<br />

®<br />

®


Olie verversen? De experts adviseren Selenia.<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia, een<br />

motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale<br />

specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge<br />

technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties<br />

van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.<br />

De Selenia-kwaliteit garandeert een reeks technologisch geavanceerde producten:<br />

SELENIA 20K<br />

API SL motorolie voor optimale prestaties<br />

en maximale bescherming tegen slijtage bij benzinemotoren<br />

met en zonder turbo of multiklepsmotoren.<br />

SELENIA PERFORMER<br />

Ideale olie voor bescherming van de nieuwe generatie<br />

benzinemotoren, zelfs onder de zwaarste bedrijfssituaties<br />

en extreemste klimatologische omstandigheden.<br />

Garandeert een beperking van het brandstofverbruik<br />

(Energy conserving).<br />

SELENIA TD<br />

Olie voor (multikleps-)dieselmotoren met en zonder<br />

turbo voor een optimale reiniging van de motor en<br />

stabiliteit bij hoge temperaturen.<br />

SELENIA WR<br />

Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren<br />

Optimale koude start, maximale bescherming<br />

tegen slijtage, optimale werking van hydraulische<br />

klepstoters, beperking van het verbruik en stabiliteit<br />

bij hoge temperaturen.<br />

De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia Performer 5W-40, Selenia Racing en Selenia Digitech.<br />

Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com.


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Uitvoeringen Bandenmaat Bij gemiddelde belading Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

Personenvervoer 185/65 R15 88T 2,3 (*) 2,3 (*) 2,3 2,7<br />

Family (7 zitplaatsen) 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />

Cargo standaard draagvermogen/Combi N1 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />

Cargo verhoogd draagvermogen/Lange wielbasis/<br />

Combi N1 (indien aanwezig)<br />

175/75 R14 99T 3,0 3,5 3,0 3,5<br />

Personenvervoer Natural Power 175/70 R14 95T 2,6 3,0 2,6 3,0<br />

Cargo Natural Power 175/70 R14 95T 2,8 3,5 2,8 3,5<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />

(*) Max. 3 personen + 50 kg.<br />

MOTOROLIE VERVERSEN<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

1.4 1.3 Multijet 1.9 Multijet<br />

liter kg liter kg liter kg<br />

Carter 2,4 2,1 3,0 2,6 4,0 3,5<br />

Motorcarter en filter<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

2,6 2,25 3,2 2,8 4,3 3,7<br />

Tankinhoud........................................................................................................................ 60<br />

Reserve .......................................................................................................................... 5 - 7<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />

Importeur voor Nederland: <strong>Fiat</strong> Auto Nederland b.v. - Singaporestraat 92-100 -1175RA Lijnden<br />

Druknummer <strong>603.45.891</strong>NL - VIII/2005 - 1 e editie<br />

Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie Middenbeemster


NEDERLANDS<br />

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit<br />

boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt<br />

u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!