603.45.891 Fiat Doblo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...
603.45.891 Fiat Doblo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...
603.45.891 Fiat Doblo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
FIAT<br />
DOBLÒ<br />
<strong>603.45.891</strong> NL<br />
INSTRUCTIEBOEK
Geachte cliënt,<br />
Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de <strong>Fiat</strong> Doblò.<br />
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw <strong>Fiat</strong> Doblò leert kennen en u uw auto op<br />
de juiste manier zult gebruiken.<br />
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van<br />
uw <strong>Fiat</strong> Doblò volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in<br />
conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />
In de de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />
• het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />
• een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />
Veel leesplezier en goede reis!<br />
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong> Doblò beschreven worden, dient u zich aan<br />
de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto<br />
die u gekocht hebt.<br />
1
ABSOLUUT LEZEN!<br />
BRANDSTOF TANKEN<br />
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.<br />
2<br />
K<br />
STARTEN VAN DE MOTOR<br />
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig<br />
in, maar trap het gaspedaal niet in; en daarna:<br />
benzinemotoren:draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />
dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes ¢<br />
(Y) en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />
Ook onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet<br />
boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.<br />
<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />
invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />
U
ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />
kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de<br />
auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />
CODE-card<br />
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODEcard<br />
te noteren en altijd bij u te hebben, omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de<br />
auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />
laag.<br />
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....<br />
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />
van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het<br />
milieu) â (conditie van de auto).<br />
3
WELKOM AAN BOORD VAN DE <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
De <strong>Fiat</strong> Doblò is een compacte en originele auto waarmee u bent verzekerd van perfect rijplezier en een<br />
maximum aan veiligheid. Bovendien is de <strong>Fiat</strong> Doblò een auto met respect voor het milieu.<br />
Zowel de nieuwe motoren als het grote gebruiksgemak, de aandacht voor de details en het grote comfort<br />
voor de bestuurder en zijn mede-inzittenden dragen ertoe bij om de persoo<strong>nl</strong>ijkheid van uw <strong>Fiat</strong> Doblò te waarderen.<br />
En ook daarna, want u zult ontdekken dat naast de karakteristieke stijl en het temperament, door nieuwe<br />
productietechnieken de onderhoudskosten laag zullen blijven.<br />
Zo is de eerste onderhoudsbeurt van de <strong>Fiat</strong> Doblò bijvoorbeeld pas bij 20.000 km.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat <strong>Fiat</strong> hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100%<br />
recycling. Als uw <strong>Fiat</strong> Doblò buiten gebruik moet worden gesteld, zorgt <strong>Fiat</strong> ervoor dat dit op milieuvriendelijke<br />
wijze gebeurt en dat alle materialen gerecycleerd worden (volgens de wettelijke normen). Voor het milieu heeft<br />
dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />
4
SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />
De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra<br />
aandacht voor vragen.<br />
Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp<br />
het gaat:<br />
Veiligheid van de inzittenden.<br />
Let op. Het niet of gedeeltelijk<br />
opvolgen van deze instructies kan<br />
gevaar opleveren voor de inzittenden.<br />
Bescherming van het milieu.<br />
Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />
zodat het gebruik van de auto zo min<br />
mogelijk schade aan het milieu oplevert.<br />
Conditie van de auto.<br />
Let op. Het niet of gedeeltelijk<br />
opvolgen van deze instructies<br />
schaadt de conditie van de auto en<br />
zal in veel gevallen ook de garantie<br />
doen vervallen.<br />
5
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele<br />
onderdelen van uw <strong>Fiat</strong> Doblò zijn<br />
plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht<br />
met daarop symbolen die<br />
uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />
aangeven die u in<br />
acht moet nemen als u met het<br />
betreffende onderdeel te maken<br />
krijgt.<br />
Onder de motorkap bevindt zich<br />
een plaatje met een korte samenvatting<br />
van de symbolen fig. 1.<br />
fig. 1<br />
6 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0001b<br />
FIAT CODE<br />
Voor een nog betere bescherming<br />
tegen diefstal is de auto uitgerust<br />
met een elektronische startblokkering<br />
(<strong>Fiat</strong> CODE). Het systeem schakelt<br />
automatisch in als de start-/contactsleutel<br />
wordt uitgenomen.<br />
In de handgreep van de sleutels<br />
bevindt zich een elektronisch component,<br />
dat bij het starten van de<br />
motor een signaal ontvangt via een<br />
speciale antenne die in het start-/<br />
contactslot is ingebouwd. Dit signaal<br />
wordt omgezet in een gecodeerd<br />
signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />
van de <strong>Fiat</strong> CODE gezonden,<br />
die, als de code wordt herkend,<br />
het starten van de motor mogelijk<br />
maakt.<br />
DE SLEUTELS fig. 2<br />
Bij de auto worden geleverd:<br />
– twee sleutels A als de auto niet is<br />
uitgerust met een afstandsbediening;<br />
– een sleutel A en een sleutel B als<br />
de auto is uitgerust met een<br />
afstandsbediening voor de centrale<br />
portiervergrendeling.<br />
– Sleutel A is voor het normale<br />
gebruik en dient voor:<br />
– het starten;<br />
– het ont-/vergrendelen van de<br />
voorportieren;<br />
fig. 2<br />
F0A0002b
– het ont-/vergrendelen van de achterdeuren<br />
of de achterklep;<br />
– het ont-/vergrendelen van de zijdeuren<br />
(alleen Cargo-uitvoeringen);<br />
– de uitschakeling van de airbag aan<br />
passagierszijde.<br />
Sleutel B, met ingebouwde afstandsbediening,<br />
heeft dezelfde functies als<br />
sleutel A als de auto is uitgerust met<br />
afstandsbediening voor de centrale<br />
portiervergrendeling.<br />
Samen met de sleutels hebt u een<br />
CODE-card fig. 3 ontvangen waarop<br />
staat aangegeven:<br />
a - de elektronische code voor het<br />
uitvoeren van een noodstart (zie<br />
“Noodstart” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”);<br />
fig. 3<br />
F0A0003b<br />
b - de mechanische code van de sleutels<br />
die bij aanvraag van duplicaatsleutels<br />
aan de <strong>Fiat</strong>-dealer moet worden<br />
overhandigd.<br />
De CODE-card moet op een veilige<br />
plaats worden bewaard.<br />
Wij raden u aan de elektronische<br />
code van de CODE-card te noteren en<br />
altijd bij u te hebben, omdat deze<br />
onmisbaar is voor het uitvoeren van<br />
een noodstart.<br />
WERKING<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in<br />
stand STOP of PARK uitneemt, schakelt<br />
het beveiligingssysteem de startblokkering<br />
in.<br />
Draai bij het starten van de motor de<br />
start-/contactsleutel in stand MAR:<br />
1) Als de code wordt herkend, gaat<br />
het controlelampje ¢ (Y) op het instrumentenpaneel<br />
kort knipperen; het<br />
beveiligingssysteem heeft de door de<br />
sleutel gezonden code herkend en de<br />
startblokkering wordt opgeheven.<br />
Draai de sleutel in stand AVV om de<br />
motor te starten.<br />
2) Als het waarschuwingslampje ¢<br />
(Y) blijft branden, wordt de code niet<br />
herkend. In dat geval raden wij u aan de<br />
sleutel in stand STOP en vervolgens<br />
opnieuw in stand MAR te draaien; als<br />
de motor geblokkeerd blijft, probeer<br />
het dan opnieuw met de andere geleverde<br />
sleutel.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan zelf een noodstart uit (zie<br />
“Noodstart” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”) en wendt u tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Tijdens het rijden met de contactsleutel<br />
in stand MAR:<br />
1)Als het lampje ¢ (Y) gaat branden,<br />
betekent dit dat het systeem zichzelf<br />
controleert (bijv. bij een vermindering<br />
van de spanning).<br />
2) Als het controlelampje ¢ (Y)<br />
knippert, betekent dit dat de auto niet<br />
beveiligd wordt door de startblokkering.<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
om alle sleutels in het geheugen te laten<br />
opslaan.<br />
BELANGRIJK Bij krachtige stoten<br />
kunnen de elektronische componenten<br />
in de sleutel beschadigd worden.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
7
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />
eigen code, die verschillend is van alle<br />
andere, en die in de regeleenheid van<br />
het systeem moet worden opgeslagen.<br />
DUPLICAATSLEUTELS<br />
Als u extra sleutels wenst, wendt u<br />
dan met alle sleutels die reeds in uw<br />
bezit zijn en de CODE-card tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. De <strong>Fiat</strong>-dealer moet<br />
zowel de nieuwe sleutels als de reeds<br />
in uw bezit zijnde sleutels (tot een<br />
maximum van 8 sleutels) in het geheugen<br />
opslaan. De <strong>Fiat</strong>-dealer zal u vragen<br />
uw eigendomsrecht op de auto te<br />
bewijzen.<br />
Als tijdens het opslaan van een nieuwe<br />
sleutelcode de reeds opgeslagen<br />
sleutelcodes niet opnieuw worden<br />
ingevoerd, worden ze uit het geheugen<br />
gewist, zodat eventueel verloren sleutels<br />
niet meer gebruikt kunnen worden<br />
voor het starten van de motor.<br />
Als de auto wordt verkocht, moeten<br />
alle sleutels en de CODE-card overhandigd<br />
worden aan de nieuwe eigenaar.<br />
8 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
AFSTANDSBEDIE-<br />
NING CENTRALE<br />
PORTIERVERGREN-<br />
DELING<br />
De afstandsbediening is in de contactsleutel<br />
ingebouwd en werkt op<br />
radiogolven. Druk voor het ver-/ontgrendelen<br />
van de portieren op het<br />
knopje A-fig. 4.<br />
Het knopje A schakelt de zender in<br />
en het lampje B knippert als de zender<br />
een code stuurt naar de ontvanger.<br />
Als de portieren met de afstandsbediening<br />
worden ontgrendeld, gaat<br />
de interieurverlichting een vooraf<br />
vastgestelde tijd branden.<br />
fig. 4<br />
A<br />
B<br />
F0A0004b<br />
Voor het eventueel aanvragen van<br />
extra afstandsbedieningen of het vervangen<br />
van de batterijen wordt verwezen<br />
naar de betreffende paragrafen.<br />
BELANGRIJK De frequentie van<br />
de afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (bijv. van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs<br />
enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden<br />
beïnvloed.<br />
Ministeriële goedkeuring<br />
In overeenstemming met de wetgeving<br />
in ieder land ten aanzien van<br />
radiozendapparatuur:<br />
– zijn de toelatingsnummers voor<br />
de verschillende landen opgenomen<br />
in de paragraaf “Radiogolf-afstandsbediening”<br />
in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
– staat, voor de landen waar een<br />
zendmachtiging verplicht is, het toelatingsnummer<br />
op de sleutel met<br />
afstandsbediening.
EXTRA AFSTANDS-<br />
BEDIENINGEN BESTELLEN<br />
De ontvanger kan in totaal 8<br />
afstandsbedieningen herkennen.<br />
Als u na verloop van tijd een nieuwe<br />
afstandsbediening nodig hebt,<br />
wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer en<br />
neem alle in uw bezit zijnde sleutels<br />
en de CODE-card mee.<br />
BATTERIJEN VERVANGEN<br />
Ga voor het vervangen van de batterijen<br />
door exemplaren van hetzelfde<br />
type als volgt te werk: open het<br />
kunststof dekseltje met behulp van<br />
een schroevendraaier op plaats Afig.<br />
5. Plaats de nieuwe batterijen B<br />
volgens de aangegeven polariteit;<br />
sluit het deksel.<br />
Lege batterijen zijn<br />
schadelijk voor het<br />
milieu. Ze moeten in<br />
daarvoor bestemde containers<br />
worden gedeponeerd Ze kunnen<br />
ook ingeleverd worden bij<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt vervolgens<br />
voor de afvoer.<br />
fig. 5<br />
A<br />
B<br />
F0A0005b<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen<br />
de rugleuning en leg dan de gordel om.<br />
Trek de gordel uit en maak de gordel<br />
vast door de gesp A-fig. 6 in de sluiting<br />
B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.<br />
Als de gordel tijdens het uittrekken<br />
blokkeert, laat dan de veiligheidsgordel<br />
een stukje teruglopen en trek hem vervolgens<br />
weer rustig uit.<br />
fig. 6<br />
B C<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
A<br />
F0A0006b<br />
9
Druk, om de gordel los te maken, op<br />
de knop C. Begeleid de gordel tijdens<br />
het teruglopen om te voorkomen dat<br />
de gordelband draait.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte<br />
van de gordel automatisch aangepast<br />
aan het postuur van de drager, waarbij<br />
voldoende bewegingsruimte overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
kan de rolautomaat blokkeren; dit is<br />
een normaal verschijnsel. Bovendien<br />
blokkeert de rolautomaat als u de gordel<br />
snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij<br />
hard remmen, botsingen en bij hoge<br />
snelheden in bochten.<br />
fig. 7<br />
Druk tijdens het rijden<br />
niet op de knop C.<br />
10 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0402b<br />
De zitplaatsen achter (indien aanwezig)<br />
zijn voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />
met rolautomaat.<br />
BELANGRIJK Voordat de veiligheidsgordel<br />
wordt vastgemaakt,<br />
moet gecontroleerd worden of de<br />
stoel goed vergrendeld is.<br />
Uitvoering 7 zitplaatsen<br />
Bij de uitvoering met 7 zitplaatsen<br />
zijn alle zitplaatsen achter (tweede<br />
en derde rij) voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />
met rolautomaat<br />
fig. 7.<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel<br />
dragen, tijdens een ernstig<br />
ongeval niet alleen zelf aan<br />
gevaar worden blootgesteld<br />
maar ook gevaar opleveren<br />
voor de inzittenden voor.<br />
SBR-systeem<br />
Alleen de personenauto- en<br />
Combi-uitvoeringen zijn uitgerust<br />
met het SBR-systeem (Seat Belt<br />
Reminder), dat bestaat uit een akoestisch<br />
waarschuwingssysteem dat,<br />
samen met het knipperende lampje<br />
< op het instrumentenpaneel, de<br />
bestuurder waarschuwt als de veiligheidsgordel<br />
niet is omlegd.<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />
het systeem uit of in te schakelen.
HOOGTEVERSTELLING VAN<br />
DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
VOOR<br />
staat.<br />
De hoogte van de gordel moet<br />
altijd worden aangepast aan het postuur<br />
van de inzittende. Zo wordt de<br />
kans op letsel bij een ongeval verkleind.<br />
De gordel is goed afgesteld als hij<br />
over de schouder halverwege tussen<br />
nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />
fig. 8<br />
De veiligheidsgordels<br />
mogen alleen worden<br />
versteld als de auto stil-<br />
B<br />
A<br />
F0A0008b<br />
De geleidebeugel kan in 4 standen<br />
worden gezet.<br />
Omhoog: trek de beugel A-fig. 8<br />
omhoog in de gewenste stand.<br />
Omlaag: druk op de knop B en<br />
schuif tegelijkertijd de beugel A<br />
omlaag in de gewenste stand.<br />
Controleer na het instellen altijd of<br />
de beugel A goed vergrendeld is<br />
door hem naar beneden te duwen<br />
zonder de knop B in te drukken.<br />
Controleer na het<br />
afstellen altijd of de<br />
hoogteverstelling in één<br />
van de vaste posities is geblokkeerd.<br />
Laat hiervoor de knop<br />
los en trek de gordel omlaag,<br />
zodat het bevestigingspunt<br />
blokkeert, als dit nog niet heeft<br />
plaatsgevonden.<br />
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels voor<br />
van de <strong>Fiat</strong> Doblò voorzien van gordelspanners<br />
(bij een airbag aan<br />
bestuurderszijde). Dit systeem<br />
wordt bij een heftige frontale botsing<br />
door een sensor in werking gesteld<br />
en trekt de gordel enige centimeters<br />
aan. Op deze wijze worden de inzittenden<br />
veel beter op hun plaats<br />
gehouden en wordt de voorwaartse<br />
beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />
geeft aan dat de gordelspanner<br />
in werking is geweest; de gordel<br />
wordt niet meer opgerold, ook niet<br />
als hij wordt begeleid.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale<br />
bescherming door de gordelspanners<br />
moet de veiligheidsgordel zo<br />
worden omgelegd dat hij goed aansluit<br />
op borst en bekken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
11
Er kan een beetje rook ontsnappen.<br />
Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />
niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen<br />
enkel onderhoud of smering. Elke<br />
verandering van de oorspronkelijke<br />
staat zal de doelmatigheid verminderen.<br />
Als de gordelspanner door<br />
extreme natuurlijke omstandigheden<br />
(overstromingen, zeestormen) met<br />
water en modder in contact is<br />
geweest, dan moet de spanner worden<br />
vervangen.<br />
fig. 9<br />
12 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0421b<br />
De gordelspanner<br />
werkt slechts eenmaal.<br />
Als de gordelspanners<br />
hebben gewerkt, moet u zich<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden om<br />
ze te laten vervangen. De geldigheid<br />
van het systeem staat<br />
vermeld op een plaatje fig. 9 dat<br />
zich in het dashboardkastje<br />
bevindt: laat voor het verstrijken<br />
van deze termijn het systeem<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />
Werkzaamheden waarbij<br />
stoten, sterke trillingen<br />
of verhitting (maximaal<br />
100°C gedurende ten<br />
hoogste 6 uur) optreden, kunnen<br />
de gordelspanners beschadigen<br />
of activeren: bij die<br />
omstandigheden horen niet trillingen<br />
die voortgebracht worden<br />
door een slecht wegdek of<br />
door contacten met kleine<br />
obstakels zoals trottoirbanden.<br />
Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Trekkrachtbegrenzers<br />
Dit systeem vermindert na een botsing<br />
de belasting die door de veiligheidsgordel<br />
op de schouder en de<br />
borst wordt uitgeoefend, en vergroot<br />
de bescherming omdat de<br />
schok ten gevolge van een botsing<br />
(onvermijdelijk, ook met airbag)<br />
wordt weggenomen. Het systeem is<br />
geïntegreerd in de gordelspanner.
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
De bestuurder is verplicht zich te<br />
houden aan de wettelijke voorschriften<br />
met betrekking tot het verplichte<br />
gebruik van de veiligheidsgordels<br />
(en de inzittenden erop attent te<br />
maken).<br />
Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />
voordat u vertrekt.<br />
fig. 10<br />
F0A0010b<br />
Voor maximale veiligheid<br />
moet u de rugleuning<br />
rechtop zetten,<br />
tegen de leuning aan gaan zitten<br />
en de gordel goed laten aansluiten<br />
op borst en bekken. Draag<br />
altijd veiligheidsgordels zowel<br />
voor als achter in de auto!<br />
Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op ernstig<br />
letsel of dodelijke afloop bij<br />
een ongeval.<br />
De gordelband mag<br />
nooit gedraaid zijn. Het<br />
diagonale gordelgedeelte<br />
moet via het midden van de<br />
schouder schuin over de borst<br />
liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken<br />
fig. 10 en niet over de buik liggen.<br />
Gebruik geen voorwerpen<br />
(wasknijpers, klemmen, enz.)<br />
die een goed aansluiten van de<br />
gordel op het lichaam verhinderen.<br />
Het is streng verboden<br />
onderdelen van de veiligheidsgordels<br />
of gordelspanners<br />
te demonteren of<br />
open te maken.<br />
Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels<br />
en gordelspanners<br />
moeten worden uitgevoerd<br />
door gekwalificeerd personeel.<br />
Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Als de gordel aan een<br />
zware belasting wordt<br />
blootgesteld (bijvoorbeeld<br />
tijdens een ongeval), dan<br />
moet de gordel samen met de<br />
verankeringen, bevestigingspunten<br />
en de gordelspanners<br />
worden vervangen. Ook als de<br />
schade niet zichtbaar is, dan kan<br />
de gordel toch verzwakt zijn.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
13
Iedere gordel dient<br />
slechts ter bescherming<br />
van een enkel persoon:<br />
gebruik de gordel niet voor een<br />
kind dat bij een volwassene op<br />
schoot zit, waarbij de gordel<br />
beiden zou moeten beschermen<br />
fig. 11. Plaats bovendien geen<br />
enkel voorwerp tussen de gordel<br />
en het lichaam van een inzittende.<br />
fig. 11<br />
14 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0011b<br />
Ook vrouwen die in verwachting<br />
zijn moeten een gordel dragen: ook<br />
voor hen (zowel voor de aanstaande<br />
moeder als het kind) is de kans op<br />
letsel bij een ernstig ongeval kleiner<br />
als ze een gordel dragen. Uiteraard<br />
moeten zwangere vrouwen het<br />
onderste deel van de gordel meer<br />
naar beneden omleggen, zodat de<br />
gordel onder de buik langs loopt fig.<br />
12.<br />
fig. 12<br />
F0A0012b<br />
HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS IN OPTIMALE<br />
STAAT HOUDT<br />
1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is; controleer<br />
ook of de oprolautomaat zonder<br />
haperingen werkt.<br />
2) Vervang de gordels na een ongeval,<br />
ook al zijn ze ogenschij<strong>nl</strong>ijk niet<br />
beschadigd. Vervang de gordels ook<br />
als de gordelspanners in werking zijn<br />
geweest.<br />
3) U kunt de gordels met de hand<br />
wassen met warm water en een neutrale<br />
zeep. Spoel ze uit en laat ze in<br />
de schaduw drogen. Gebruik geen<br />
bijtende, blekende of kleurende middelen.<br />
Vermijd het gebruik van alle<br />
chemische producten die het weefsel<br />
van de gordel kunnen aantasten.<br />
4) Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />
komt: de werking van de<br />
oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />
als ze niet nat zijn geweest.<br />
5) Vervang de gordels bij tekenen<br />
van slijtage of beschadigingen.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN Voor optimale bescherming bij een<br />
ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />
reizen en beschermd worden<br />
door goedgekeurde veiligheidssyste-<br />
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje<br />
achterstevoren op de passagiersstoel voor als de airbag<br />
aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de<br />
airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de<br />
dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen<br />
achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de<br />
meeste bescherming bieden. Monteer absoluut geen kinderzitje op de<br />
stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij<br />
een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel<br />
en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte<br />
van het ongeluk. Indien noodzakelijk kunnen kinderen op de passagiersstoel<br />
voor worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een<br />
uitschakelbare frontairbag aan passagierszijde. In dit geval moet u er<br />
absoluut zeker van zijn dat de airbag is uitgeschakeld door te controleren<br />
of het waarschuwingslampje F op het instrumentenpaneel<br />
brandt (zie de paragraaf FRONTAIRBAGS EN ZIJ-AIRBAGS bij het onderdeel<br />
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE). Bovendien moet de passagiersstoel<br />
zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat<br />
het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.<br />
men.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Dit is een wettelijk voorschrift volgens<br />
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten<br />
van de Europese Unie.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in<br />
verhouding met de rest van het<br />
lichaam groter en zwaarder dan dat<br />
van volwassenen, terwijl spieren en<br />
botstructuur nog niet volledig zijn<br />
ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />
kinderen door andere systemen<br />
beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
15
De resultaten van het onderzoek<br />
over de optimale bescherming van<br />
kleine kinderen zijn opgenomen in<br />
de Europese ECE/R44-voorschriften<br />
die wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />
zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg<br />
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />
overlapping tussen de groepen; daarom<br />
zijn in de handel systemen verkrijgbaar<br />
die geschikt zijn voor verschillende<br />
gewichtsgroepen.<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien<br />
van de typegoedkeuring en van een<br />
goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />
dat absoluut niet mag worden<br />
verwijderd.<br />
Kinderen met een lengte van meer<br />
dan 1,50 m worden, met betrekking tot<br />
de veiligheidssystemen, gelijkgesteld<br />
met volwassenen en moeten dan ook<br />
normaal de veiligheidsgordels omleggen.<br />
16 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen voor<br />
elke gewichtsgroep. Deze zijn speciaal<br />
ontworpen en ontwikkeld voor<br />
de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />
GROEP 0 en 0+<br />
Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes<br />
worden vervoerd die achterstevoren<br />
zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd<br />
wordt gesteund en bij plotseling<br />
remmen de nek niet wordt<br />
belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />
gehouden door de veiligheidsgordel,<br />
zoals in fig. 14 is aangegeven,<br />
en het kind moet op zijn beurt<br />
worden beschermd door de gordel<br />
van het wiegje zelf.<br />
fig. 14<br />
F0A0440b<br />
De afbeelding dient<br />
alleen ter illustratie van<br />
de bevestiging. Houdt u<br />
voor de montage van het kinderzitje<br />
aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht tussen 9<br />
en 18 kg moeten worden vervoerd<br />
in kinderzitjes met een kussen die<br />
naar voren fig. 15 zijn gekeerd,<br />
waarbij de veiligheidsgordel van de<br />
auto zowel het kinderzitje als het<br />
kind op zijn plaats moet houden.<br />
fig. 15<br />
F0A0441b
De afbeelding dient<br />
alleen ter illustratie van<br />
de bevestiging. Houdt u<br />
voor de montage van het kinderzitje<br />
aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
Er bestaan kinderzitjes<br />
die geschikt zijn voor de<br />
gewichtsgroepen 0 en 1.<br />
Deze kinderzitjes kunnen worden<br />
bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />
achter en hebben<br />
zelf gordels om het kind te<br />
beschermen. Vanwege het<br />
gewicht kan het gevaarlijk zijn<br />
als ze verkeerd worden gemonteerd<br />
(bijvoorbeeld als een kussen<br />
tussen het kinderzitje en de<br />
veiligheidsgordels van de auto<br />
wordt geplaatst). Houdt u voor<br />
de montage strikt aan de bijgeleverde<br />
instructies.<br />
GROEP 2<br />
Kinderen met een gewicht tussen<br />
15 en 25 kg kunnen direct door de<br />
veiligheidsgordels van de auto worden<br />
beschermd. Kinderen moeten<br />
zo in de kinderzitjes worden<br />
geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />
schuin over de borst en niet<br />
langs de nek ligt. Het horizontale<br />
gordelgedeelte moet over het bekken<br />
en niet over de buik van het kind<br />
liggen fig. 16.<br />
De afbeelding dient<br />
alleen ter illustratie van<br />
de bevestiging. Houdt u<br />
voor de montage van het kinderzitje<br />
aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
fig. 16<br />
F0A0442b<br />
GROEP 3<br />
Bij kinderen met een gewicht tussen<br />
22 en 36 kg is de borstomvang<br />
van dien aard dat de kinderen<br />
gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />
steunen en niet meer in een kinderzitje<br />
hoeven te worden vervoerd.<br />
In fig. 17 wordt een voorbeeld<br />
gegeven van de juiste positie van het<br />
kind op de achterbank.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
fig. 17<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
17<br />
F0A0443b
Geschiktheid van de zitplaatsen voor het gebruik van kinderzitjes<br />
De <strong>Fiat</strong> Doblò voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />
plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />
Groep Gewicht STOEL VOOR<br />
Passagier voor<br />
Groep 0, 0+ tot 13 kg U U X<br />
Groep 1 9 - 18 kg U U X<br />
Groep 2 15 - 25 kg U U X<br />
Groep 3 22 - 36 kg U U X<br />
18 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
STOEL ACHTER tweede rij STOEL ACHTER derde rij<br />
Passagiers zijkant en midden Passagiers aan de zijkant<br />
Legenda:<br />
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven<br />
“groepen”.<br />
X = Stoel niet geschikt voor kinderen van deze leeftijdsgroep.
Hieronder zijn de richtlijnen<br />
voor een veilig vervoer van kinderen<br />
aangegeven. U dient zich<br />
hieraan te houden.<br />
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />
op een van de zitplaatsen achter<br />
omdat deze plaatsen bij een<br />
ongeval de meeste bescherming bieden.<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje op de voorstoel<br />
aan de passagierszijde<br />
als deze is uitgerust met<br />
een frontairbag, omdat kinderen<br />
nooit op de voorstoel vervoerd<br />
mogen worden.<br />
2) Als de airbag aan passagierszijde<br />
buiten werking wordt gesteld, moet<br />
altijd gecontroleerd worden of het<br />
betreffende lampje F op het instrumentenpaneel<br />
brandt.<br />
3) Houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren. Bewaar de<br />
instructies samen met het instructieboekje<br />
in de auto. Monteer geen<br />
gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />
gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />
4) Controleer of de gordels goed<br />
zijn vastgemaakt door aan de gordelband<br />
te trekken.<br />
5) Ieder veiligheidssysteem is<br />
bedoeld voor slechts één kind: vervoer<br />
nooit twee kinderen in een systeem.<br />
6) Controleer altijd of de gordel<br />
niet langs de nek van het kind loopt.<br />
7) Zorg er tijdens de rit voor dat<br />
het kind geen afwijkende houding<br />
aanneemt of de gordels losmaakt.<br />
8) Vervoer kinderen nooit in uw<br />
armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />
Niemand is sterk genoeg om ze<br />
bij een ongeval vast te houden.<br />
9) Na een ongeval moet het zitje<br />
door een nieuw exemplaar worden<br />
vervangen.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
19
START-/CONTACT-<br />
SLOT<br />
De sleutel kan in 4 standen worden<br />
gedraaid fig. 26:<br />
– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar<br />
en stuur geblokkeerd.<br />
Enkele elektrische installaties kunnen<br />
werken (bijv. autoradio, elektrische<br />
ruitbediening enz.).<br />
– MAR: contact aan. Alle elektrische<br />
installaties werken.<br />
– AVV: motor starten.<br />
– PARK:motor uit, parkeerverlichting<br />
aan, sleutel uitneembaar en<br />
stuur geblokkeerd. Druk om de sleutel<br />
in stand PARK te kunnen draaien,<br />
op de knop A.<br />
fig. 26<br />
A<br />
20 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0018b<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv.<br />
bij een poging tot diefstal)<br />
moet u, voordat u weer<br />
met de auto gaat rijden, de werking<br />
van het slot laten controleren<br />
bij de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Neem altijd de sleutel<br />
uit het contactslot als de<br />
auto wordt verlaten, om<br />
onvoorzichtig gebruik van de<br />
bedieningsknoppen te voorkomen.<br />
Vergeet niet de handrem<br />
aan te trekken en schakel de<br />
eerste versnelling in bij een helling<br />
omhoog. Schakel de achteruit<br />
in als de auto op een helling<br />
omlaag staat. Laat kinderen<br />
nooit alleen achter in de auto.<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen: zet de sleutel in<br />
stand STOP of PARK, trek de<br />
sleutel uit het start-/contactslot en<br />
draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen: draai het stuur iets<br />
heen en weer, terwijl u de sleutel in<br />
stand MAR draait.<br />
Verwijder de sleutel<br />
nooit uit het contactslot<br />
als de auto nog in beweging<br />
is. Bij de eerste stuuruitslag<br />
blokkeert het stuur automatisch.<br />
Dit geldt in alle gevallen,<br />
ook als de auto gesleept wordt.<br />
Het is streng verboden<br />
om de-/montagewerkzaamheden<br />
uit te voeren,<br />
waarvoor wijzigingen in de<br />
stuurinrichting of de stuurkolom<br />
vereist zijn (bijv. bij montage<br />
van een diefstalbeveiliging).<br />
Hierdoor kunnen de prestaties<br />
van het systeem, de garantie en<br />
de veiligheid in gevaar worden<br />
gebracht en voldoet de auto<br />
niet meer aan de typegoedkeuring.
DASHBOARD<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen<br />
per uitvoering verschillen.<br />
1 2 3 4<br />
5 6 7 8 9 10 11<br />
23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12<br />
fig. 27<br />
1. Vast luchtrooster aan zijkant - 2. Verstelbaar luchtrooster aan zijkant - 3. Claxon - 4. Instrumentenpaneel - 5.<br />
Verstelbaar luchtrooster in het midden - 6. Opbergvak - 7. Verstelbaar luchtrooster in het midden - 8. Bedieningsknoppen<br />
in het midden - 9. Opbergvak - 10. Verstelbaar luchtrooster aan zijkant - 11. Vast luchtrooster aan zijkant - 12.<br />
Inbouwplaats luidspreker rechtsvoor -13. Dashboardkastje - 14. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning<br />
- 15. Schuif voor luchtrecirculatie - 16. Stekkerdoos - 17. Opbergvak - 18. Asbak - 19. Aansteker - 20. Start-/contactslot<br />
- 21. Hendel van stuurverstelling - 22. Hendel voor motorkapontgrendeling - 23. Inbouwplaats luidspreker linksvoor.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0019b<br />
21
INSTRUMENTENPANEEL Uitvoeringen 1.4 8V - 1.3<br />
Multijet - 1.9 Multijet<br />
A - Snelheidsmeter<br />
B - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
C - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje<br />
voor te hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
D - Toerenteller<br />
E - Multifunctioneel display<br />
De lampjes m en c zijn uitsluitend<br />
op de Dieseluitvoering aanwezig.<br />
fig. 28<br />
F0A0444b<br />
Uitvoeringen Natural Power<br />
A - Toerenteller.<br />
B - Koelvloeistoftemperatuur-<br />
fig. 29<br />
F0A0445b<br />
meter met waarschuwingslampje<br />
voor te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />
C - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve.<br />
D - Snelheidsmeter.<br />
E - Digitaal display.<br />
De lampjes m en c zijn uitsluitend<br />
op de Dieseluitvoering aanwezig.<br />
22 WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 30 - Bij aanwezigheid van een buitentemperatuursensor en/of roetfilter<br />
bij Multijet-uitvoeringen<br />
F0A0500b<br />
Uitvoeringen 1.4 8V - 1.3<br />
Multijet - 1.9 Multijet<br />
A - Snelheidsmeter.<br />
B - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve.<br />
C - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje<br />
voor te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />
D - Toerenteller.<br />
E - Digitaal display.<br />
De lampjes m en c zijn uitsluitend<br />
op de Dieseluitvoering aanwezig.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
23
INSTRUMENTEN<br />
SNELHEIDSMETER<br />
De snelheidsmeter A-fig. 31 - 32<br />
geeft de snelheid van de auto aan.<br />
fig. 31<br />
fig. 32<br />
24 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0501b<br />
F0A0446b<br />
TOERENTELLER<br />
De toerenteller B-fig. 33 - 34<br />
geeft het toerental van de motor<br />
aan.<br />
fig. 33<br />
F0A0447b<br />
BELANGRIJK De regeleenheid<br />
van de elektronische inspuiting blokkeert<br />
tijdelijk de toevoer van brandstof<br />
als de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het<br />
motorvermogen zal afnemen. Bij stationair<br />
draaiende motor kan de toerenteller<br />
onder bepaalde omstandigheden<br />
een geleidelijke of herhaalde<br />
toerentalstijging aangeven. Dit is een<br />
normaal verschijnsel en kan voorkomen<br />
als bijvoorbeeld de airconditioning<br />
of de elektroventilateur wordt<br />
ingeschakeld. In deze gevallen dient<br />
een geringe toerentalstijging voor<br />
het behoud van de lading van de<br />
accu.<br />
fig. 34<br />
F0A0227b
BRANDSTOFMETER<br />
De wijzer geeft de hoeveelheid<br />
brandstof aan die in de tank aanwezig<br />
is. Het waarschuwingslampje Afig.<br />
35 - 36 (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het<br />
instelbare multifunctionele display)<br />
geeft aan dat er nog ongeveer 5 - 7<br />
liter brandstof aanwezig is.<br />
E - brandstoftank leeg.<br />
F - brandstoftank vol.<br />
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:<br />
door een onregelmatige<br />
brandstoftoevoer kan de katalysator<br />
beschadigen.<br />
BELANGRIJK Als de wijzernaald<br />
op de indicatie E staat en het waarschuwingslampje<br />
A knippert, dan is<br />
er een storing in het systeem.<br />
fig. 35<br />
F0A0343b<br />
Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
om het systeem te laten controleren.<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />
TUURMETER<br />
De wijzer geeft de temperatuur aan<br />
van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger<br />
wordt dan ongeveer 50 °C.<br />
Bij normaal gebruik van de auto kan<br />
de wijzernaald op verschillende posities<br />
in het bereik staan, afhankelijk<br />
van de gebruiksomstandigheden van<br />
de auto.<br />
fig. 36<br />
F0A0225b<br />
C - Lage koelvloeistoftemperatuur<br />
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
Als het waarschuwingslampje B-fig.<br />
35 - 37 brandt (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op<br />
het instelbare multifunctionele display),<br />
dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />
te hoog; zet in dat geval de<br />
motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Als de wijzernaald in<br />
het rode gebied komt,<br />
zet dan onmiddellijk de<br />
motor uit en wendt u tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
fig. 37<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
25<br />
F0A0226b
DIGITAAL DISPLAY<br />
BEGINSCHERM fig. 38<br />
Op het beginscherm kan het volgende<br />
worden weergegeven:<br />
A - Weergave koplampafstelling<br />
(alleen als het dimlicht is ingeschakeld).<br />
B - Tijd (altijd weergegeven, ook bij<br />
uitgenomen contactsleutel en gesloten<br />
voorportieren).<br />
C - Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller).<br />
fig. 38<br />
26 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0502b<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 39<br />
A - Klokje instellen.<br />
KLOKJE INSTELLEN fig. 39<br />
Druk voor het instellen van de tijd<br />
op knopje A. Elke keer als u het<br />
knopje indrukt, verspringt het klokje<br />
een eenheid vooruit. Als u het<br />
betreffende knopje ingedrukt houdt,<br />
lopen de cijfers automatisch snel<br />
door. Als u dichtbij de juiste tijd<br />
bent, laat u het knopje los en stelt u<br />
de exacte waarde in door het knopje<br />
telkens in te drukken en los te<br />
laten.<br />
fig. 39<br />
F0A0229b<br />
CONTROLE WAARSCHU-<br />
WINGSLAMPJES fig. 40<br />
De controle wordt uitgevoerd op<br />
de volgende lampjes:<br />
– handrem aangetrokken/te laag<br />
remvloeistofniveau;<br />
– ABS- en EBD-systeem (indien<br />
aanwezig);<br />
De controle wordt automatisch<br />
uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en tijdens de normale<br />
werking als eventueel een storing<br />
wordt geconstateerd. Als de<br />
controle van de lampjes is voltooid,<br />
geeft het display de eventuele storing<br />
van een of meerdere lampjes aan<br />
door het gedurende 10 seconden<br />
knipperen van het opschrift “LED<br />
Error”.<br />
fig. 40<br />
F0A0503b
MULTIFUNCTIONEEL<br />
DISPLAY<br />
BEGINSCHERM fig. 41<br />
Op het beginscherm kan het volgende<br />
worden weergegeven:<br />
A - Weergave koplampafstelling<br />
(alleen als het dimlicht is ingeschakeld).<br />
B - Tijd.<br />
C - Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller).<br />
Opmerking Bij uitgenomen contactsleutel<br />
wordt bij het openen van<br />
een van de voorportieren het display<br />
verlicht en wordt enkele seconden<br />
de tijd en de kilometer-/mijltotaalteller<br />
weergegeven.<br />
fig. 41<br />
F0A0331b<br />
KLOKJE INSTELLEN fig. 42<br />
Druk voor het instellen van de tijd<br />
op knopje A voor het verhogen van<br />
de minuten en op knopje B voor het<br />
verlagen van de minuten. Elke keer<br />
als u het knopje indrukt, verspringt<br />
het klokje een eenheid vooruit. Als u<br />
het betreffende knopje ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch<br />
snel door. Als u dichtbij de juiste tijd<br />
bent, laat u het knopje los en stelt u<br />
de exacte waarde in door het knopje<br />
telkens in te drukken en los te<br />
laten.<br />
fig. 42<br />
F0A0340b<br />
CONTROLE WAARSCHU-<br />
WINGSLAMPJES fig. 43<br />
De controle wordt uitgevoerd op<br />
de volgende lampjes:<br />
– handrem aangetrokken/te laag<br />
remvloeistofniveau;<br />
– ABS- en EBD-systeem (indien<br />
aanwezig);<br />
De controle wordt automatisch<br />
uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en tijdens de normale<br />
werking als eventueel een storing<br />
wordt geconstateerd. Als de<br />
controle van de lampjes is voltooid,<br />
geeft het display de eventuele storing<br />
van een of meerdere lampjes aan<br />
door het gedurende 10 seconden<br />
knipperen van het opschrift “LED<br />
Error”.<br />
fig. 43<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0333b<br />
27
INSTELBAAR MUL-<br />
TIFUNCTIONEEL<br />
DISPLAY (indien<br />
aanwezig)<br />
De auto kan zijn uitgerust met een<br />
instelbaar multifunctioneel display<br />
dat, afhankelijk van de instelling, nuttige<br />
informatie levert aan de gebruiker<br />
tijdens de rit.<br />
BEGINSCHERM fig. 44<br />
Op het beginscherm kan het volgende<br />
worden weergegeven:<br />
A - Datum<br />
C - Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)<br />
C - Tijd<br />
fig. 44<br />
28 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0504b<br />
D - Buitentemperatuur (indien aanwezig)<br />
E - Weergave koplampafstelling<br />
(alleen als het dimlicht is ingeschakeld).<br />
Opmerking Bij uitgenomen contactsleutel<br />
wordt bij het openen van<br />
een van de voorportieren het display<br />
verlicht en wordt enkele seconden<br />
de tijd en de kilometer-/mijltotaalteller<br />
weergegeven.<br />
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
fig. 45<br />
+ Om het scherm en de keuzemogelijkheden<br />
naar boven te doorlopen<br />
of de weergegeven waarde te verhogen.<br />
fig. 45<br />
F0A0512b<br />
MODE Kort indrukken voor toegang<br />
tot het menu en/of<br />
naar het volgende scherm<br />
te gaan of de keuze te<br />
bevestigen.<br />
Even ingedrukt houden om<br />
terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
– Om het scherm en de keuzemogelijkheden<br />
naar beneden te doorlopen<br />
of de weergegeven waarde te<br />
verlagen.<br />
Opmerking Bij de knoppen + en –<br />
hangt de werking van het volgende af:<br />
Lichtsterkte interieur regelen<br />
– als het beginscherm wordt weergegeven,<br />
dan kunt u hiermee de lichtsterkte<br />
van het instrumentenpaneel<br />
regelen.<br />
Setup-menu<br />
– binnen het menu kunt u het menu<br />
naar boven of beneden doorlopen;<br />
– tijdens het instellen kunt u de<br />
waarde verhogen of verlagen.
SETUP-MENU<br />
Het menu bestaat uit een aantal<br />
functies dat “cyclisch” wordt weergegeven.<br />
De functies kunnen met de<br />
knoppen + en – worden gekozen,<br />
waarna u de volgende keuzemogelijkheden<br />
kunt selecteren of instellingen<br />
(setup) kunt uitvoeren.<br />
Het setup-menu kan worden geactiveerd<br />
door de knop MODE kort<br />
in te drukken.<br />
Door de knop + of – steeds in te<br />
drukken, kunt u de lijst van het<br />
setup-menu doorlopen.<br />
De werking is afhankelijk van het<br />
geselecteerde menupunt.<br />
Een menupunt selecteren<br />
– als u de knop MODE kort<br />
indrukt, kunt u in het menu de instelling<br />
selecteren die u wilt wijzigen;<br />
– met de knop + of – (door de<br />
knop telkens in te drukken) kan de<br />
nieuwe instelling worden geselecteerd;<br />
– als u de knop MODE kort<br />
indrukt, kunt u de instelling opslaan<br />
en tegelijkertijd terugkeren naar het<br />
eerder geselecteerde menupunt.<br />
“Datum” en “Klokje instellen”<br />
selecteren:<br />
– als u de knop MODE kort<br />
indrukt, kunt u de instelling selecteren<br />
die u wilt wijzigen (bijv. uren /<br />
minuten of jaar /maand /dag);<br />
– met de knop + of – (door de<br />
knop telkens in te drukken) kan de<br />
nieuwe instelling worden gewijzigd;<br />
– als u de knop MODE kort<br />
indrukt, kunt u de instelling opslaan<br />
en tegelijkertijd doorgaan naar het<br />
volgende menupunt. Als dit menupunt<br />
het laatste is, dan wordt teruggekeerd<br />
naar het daarvoor geselecteerde<br />
menupunt.<br />
Als u de knop MODE even<br />
ingedrukt houdt:<br />
– u verlaat het setup-menu en<br />
alleen de al opgeslagen wijzigingen<br />
(bevestigd door het kort indrukken<br />
van de knop MODE) worden<br />
bewaard.<br />
Het setup-menu heeft een tijdregeling;<br />
als het menu na een bepaalde<br />
tijd verdwijnt, worden alleen de<br />
door u opgeslagen wijzigingen<br />
(bevestigd door het kort indrukken<br />
van de knop MODE) bewaard.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
29
Voorbeeld:<br />
Italiano<br />
Nederlands<br />
Polski<br />
MODE<br />
druk kort op<br />
de knop<br />
+<br />
+<br />
Deutsch<br />
Português<br />
+<br />
–<br />
–<br />
+<br />
30 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
English<br />
Español<br />
Français<br />
SERVICE<br />
VOL. TOETSEN<br />
VOL. ZOEMER<br />
–<br />
–<br />
MENU VERLATEN<br />
TAAL<br />
+<br />
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet<br />
u kort op de knop MODE drukken. Druk op de knop +<br />
of – om in het menu te navigeren.<br />
Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen<br />
alleen een beperkt menu (instellen van de snelheidslimiet)<br />
toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide<br />
menu toegankelijk. Bij uitvoeringen die zijn uitgerust<br />
met het Connect Nav+ worden veel functies op het display<br />
van het navigatiesysteem weergegeven.<br />
–<br />
–<br />
SNELH.LIM.<br />
+<br />
–<br />
MEETEENHEID TEMP.<br />
–<br />
TRIP B<br />
+ +<br />
–<br />
VERBRUIK<br />
+<br />
REG. KLOK<br />
WEERG. KLOK<br />
INSTELLEN DATUM<br />
VERGR. PORTIEREN<br />
MEETEENHEID AFSTAND<br />
–<br />
+<br />
–<br />
–<br />
Bijvoorbeeld:<br />
+<br />
+<br />
Jaar<br />
–<br />
–<br />
Dag<br />
Maand<br />
MODE<br />
druk kort<br />
op de<br />
knop<br />
+<br />
+<br />
F0A0505b
Snelheidslimiet (Snelh. Lim.)<br />
Met deze functie kan de snelheidslimiet<br />
van de auto (km/h of mph) worden<br />
ingesteld. Als deze limiet wordt<br />
overschreden, wordt de bestuurder<br />
gewaarschuwd (zie hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”).<br />
Ga voor het instellen van de snelheidslimiet<br />
als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (Off);<br />
– druk kort op de knop +; op het<br />
display knippert (On);<br />
– druk kort op de knop MODE en<br />
stel vervolgens met de knop + of –<br />
de gewenste snelheid in (tijdens de<br />
instelling knippert de waarde).<br />
Opmerking De waarde kan worden<br />
ingesteld tussen 30 en 250 km/h<br />
of tussen 20 en 155 mph, afhankelijk<br />
van de ingestelde eenheid (zie de<br />
paragraaf “Meeteenheid afstand” -<br />
(Meeteenheid Afstand”) hierna. Elke<br />
keer als u de knop + / – indrukt,<br />
wordt de waarde 5 eenheden verhoogd<br />
of verlaagd. Als u de knop +/–<br />
ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />
automatisch snel door of terug. Als u<br />
dicht bij de juiste waarde bent, stelt<br />
u de exacte waarde in door de knop<br />
telkens in te drukken en los te laten.<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Ga als volgt te werk als u de instelling<br />
wilt annuleren:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On);<br />
– druk kort op de knop –; op het<br />
display knippert (Off);<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Trip B (Trip B)<br />
Met deze optie kan de weergave<br />
van Trip B (dagteller) worden ingeschakeld<br />
(On) of uitgeschakeld (Off).<br />
Zie voor meer informatie de paragraaf<br />
“Trip computer”.<br />
Ga voor het in-/uitschakelen als<br />
volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On) of (Off),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Klokje instellen (Reg. Klok)<br />
Met deze functie kunt u het klokje<br />
instellen.<br />
Ga voor het instellen van de tijd als<br />
volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knipperen de “uren”;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knipperen de “minuten”;<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
31
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren.<br />
Opmerking Elke keer als u de<br />
knop + of – indrukt, wordt de waarde<br />
een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />
Als u de knop ingedrukt houdt,<br />
lopen de cijfers automatisch snel<br />
door of terug. Als u dicht bij de juiste<br />
waarde bent, stelt u de exacte<br />
waarde in door de knop telkens in te<br />
drukken en los te laten.<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Tijdweergave (Weerg. Klok)<br />
Met deze functie kan de tijd worden<br />
weergegeven in 12h of 24h.<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert 12h of 24h,<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
32 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Datum instellen<br />
(Instellen Datum)<br />
Met deze functie kan de datum<br />
worden ingesteld (jaar - maand -<br />
dag).<br />
Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het “jaar”;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de “maand”;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de “dag”;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren.<br />
Opmerking Elke keer als u de<br />
knop + of – indrukt, wordt de waar-<br />
de een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />
Als u de knop ingedrukt houdt,<br />
lopen de cijfers automatisch snel<br />
door of terug. Als u dicht bij de juiste<br />
waarde bent, stelt u de exacte<br />
waarde in door de knop telkens in te<br />
drukken en los te laten.<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.
Centrale portiervergrendeling<br />
bij rijdende auto (Vergr.<br />
Portieren) (indien aanwezig)<br />
Als deze functie is ingeschakeld<br />
(ON), worden de portieren automatisch<br />
vergrendeld als de auto harder<br />
rijdt dan 20 km/h.<br />
Ga voor het inschakelen (On) of<br />
uitschakelen (Off) van deze functie<br />
als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert (On) of (Off),<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Meeteenheid “afstand”<br />
(Meeteenheid Afst.)<br />
Met deze functie kan de meeteenheid<br />
van de afstand (km of mijl) worden<br />
ingesteld.<br />
Ga voor het instellen van de<br />
gewenste meeteenheid als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert km of mijl,<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Meeteenheid “verbruik”<br />
(Verbruik)<br />
Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />
op km (zie de vorige paragraaf),<br />
kan de meeteenheid verbruik worden<br />
ingesteld op km/l of l/100 km.<br />
Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />
op mijl (zie de vorige paragraaf),<br />
geeft het display de hoeveelheid<br />
verbruikte brandstof aan in<br />
mpg.<br />
Ga voor het instellen van de<br />
gewenste meeteenheid als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert km/l of l/100km,<br />
afhankelijk van de instelling;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
33
Meeteenheid “temperatuur”<br />
(Meeteenheid Temp.) (indien<br />
aanwezig)<br />
Met deze functie kan de meeteenheid<br />
van de temperatuur (°C of °F)<br />
worden ingesteld.<br />
Ga voor het instellen van de<br />
gewenste meeteenheid als volgt te<br />
werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert °C of °F, afhankelijk<br />
van de instelling;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Taal instellen (Taal)<br />
U kunt de taal van het display<br />
instellen: Italiaans, Engels, Duits,<br />
Portugees, Spaans, Frans, Pools en<br />
Nederlands.<br />
Ga om de gewenste taal in te stellen<br />
als volgt te werk:<br />
34 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de ingestelde<br />
“taal”;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Volumeregeling waarschuwingszoemer<br />
(Vol. Zoemer)<br />
Het volume van het akoestische<br />
signaal (buzzer) dat klinkt als er een<br />
storing of waarschuwing wordt<br />
weergegeven, kan ingesteld worden<br />
op 8 niveaus.<br />
Ga voor het instellen van het<br />
gewenste volume als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het “niveau” van<br />
het ingestelde volume;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.<br />
Volumeregeling knoppen<br />
(Vol. Toetsen)<br />
Het akoestische signaal dat klinkt<br />
bij het indrukken van de knoppen<br />
MODE, + en –, kan worden ingesteld<br />
op 8 niveaus.<br />
Ga voor het instellen van het<br />
gewenste volume als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert het “niveau” van<br />
het ingestelde volume;<br />
– druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm zonder op te slaan.
Geprogrammeerd onderhoud<br />
(<strong>Service</strong>)<br />
Met deze functie kan worden weergegeven<br />
hoeveel kilometers of dagen<br />
nog resteren voordat een servicebeurt<br />
moet worden uitgevoerd.<br />
Ga voor het raadplegen van deze<br />
aanwijzingen als volgt te werk:<br />
– druk kort op de knop MODE; op<br />
het display knippert de afstand in km<br />
of mijl, afhankelijk van de instelling<br />
(zie de paragraaf “Meeteenheid<br />
afstand”);<br />
– druk op de knop + of – voor<br />
weergave van de afstand in dagen;<br />
– druk kort op de knop MODE<br />
om terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Opmerking<br />
Het “Onderhoudsschema” voorziet<br />
elke 20.000 km (of elke 12.000<br />
mijl) of ieder jaar in een servicebeurt;<br />
deze weergave verschijnt<br />
automatisch als de sleutel in stand<br />
MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240<br />
mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt.<br />
De weergave wordt elke 200<br />
km (of elke 124 mijl) of om de drie<br />
dagen weergegeven. Onder de 200<br />
km wordt de weergave met kleinere<br />
intervallen weergegeven. Zie voor<br />
het vervangen van het luchtfilter, de<br />
motorolie en het motoroliefilter bij<br />
de 1.3 Multijet-uitvoering, het<br />
“Onderhoudsschema” in het hoofdstuk<br />
“Onderhoud en zorg”. De<br />
weergave is afhankelijk van de ingestelde<br />
meeteenheid in km of mijl. Als<br />
u dicht bij de volgende servicebeurt<br />
bent en u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, verschijnt op het display<br />
het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd<br />
door het aantal kilometers/mijlen of<br />
dagen dat resteert tot de volgende<br />
servicebeurt. De informatie van het<br />
“Geprogrammeerd onderhoud”<br />
wordt aangegeven in kilometers<br />
(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd),<br />
afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt.<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
voor het uitvoeren van de<br />
werkzaamheden van het<br />
“Onderhoudsschema” of van het<br />
“Jaarlijks inspectieschema”, en voor<br />
het op nul zetten van deze weergave<br />
(reset).<br />
Menu verlaten<br />
Laatste functie waarmee de instellingen<br />
uit het menuscherm worden<br />
afgesloten.<br />
Druk kort op de knop MODE om<br />
terug te keren naar het beginscherm.<br />
Als u de knop indrukt, wordt teruggekeerd<br />
naar het eerste menupunt<br />
(Snelh. Lim.)<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
35
TRIP COMPUTER<br />
Algemene aanwijzingen<br />
Met de “Trip computer” kan, als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat,<br />
op het display informatie worden<br />
weergegeven over de werking van de<br />
auto. Deze functie bestaat uit<br />
“General trip”, dat betrekking heeft<br />
op de hele rit van de auto, en “Trip<br />
B”, alleen aanwezig op het instelbare<br />
multifunctionele display, dat betrekking<br />
heeft op een deeltraject. Deze<br />
laatste functie vormt een onderdeel<br />
(zoals is afgebeeld in fig. 48) van het<br />
totale traject van de auto.<br />
Beide functies kunnen op nul worden<br />
gezet (reset - begin van de nieuwe<br />
rit).<br />
“General Trip” geeft informatie<br />
over:<br />
– Autonomie (actieradius)<br />
– Afgelegde afstand<br />
– Gemiddeld verbruik<br />
36 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
– Huidig verbruik (aanwezig op het<br />
multifunctionele en het instelbare<br />
multifunctionele display)<br />
– Gemiddelde snelheid<br />
– Reistijd.<br />
“Trip B”, alleen aanwezig op het<br />
instelbare multifunctionele display,<br />
geeft informatie over:<br />
– Afgelegde afstand B<br />
– Gemiddeld verbruik B<br />
– Gemiddelde snelheid B<br />
– Reistijd B.<br />
Opmerking De functie “Trip B”<br />
kan worden uitgeschakeld (zie de<br />
paragraaf “Trip B”). Het onderdeel<br />
“Autonomie” kan niet op nul gezet<br />
worden.<br />
WEERGEGEVEN GEGEVENS<br />
AUTONOMIE (*)<br />
Geeft het aantal kilometers aan dat<br />
nog gereden kan worden met de<br />
brandstof in de brandstoftank, waarbij<br />
ervan uit wordt gegaan dat de<br />
rijstijl niet verandert. Op het display<br />
verschijnt de indicatie “- - - -” als:<br />
– de actieradius kleiner is dan 50<br />
km (of 30 mijl)<br />
– als de auto langere tijd met draaiende<br />
motor stilstaat.<br />
(*) Bij de uitvoeringen Natural Power alleen<br />
voor benzineverbruik.<br />
Afgelegde afstand<br />
Geeft de afstand aan die de auto<br />
heeft afgelegd vanaf het begin van<br />
een nieuwe rit.
Gemiddeld verbruik (*)<br />
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik<br />
vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
(*) Bij de uitvoeringen Natural Power alleen<br />
voor benzineverbruik.<br />
Huidig verbruik<br />
Geeft doorlopend de wijziging in<br />
het brandstofverbruik aan. Als de<br />
auto stilstaat met draaiende motor<br />
wordt “- - - -” op het display weergegeven.<br />
Gemiddelde snelheid<br />
Geeft de gemiddelde snelheid van<br />
de auto aan op basis van de tijd die<br />
verstreken is vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
Reistijd<br />
Geeft de verstreken tijd aan vanaf<br />
het begin van een nieuwe rit.<br />
BELANGRIJK Als er geen informatie<br />
is, verschijnt bij alle functies op<br />
de Trip computer de mededeling<br />
——” in plaats van de waarde.<br />
Wanneer de normale werking weer<br />
hersteld is, worden de waarden van<br />
de functies weer op normale wijze<br />
weergegeven. De waarden die voor<br />
de storing werden weergegeven,<br />
worden niet op nul gezet en er<br />
wordt geen nieuwe rit begonnen.<br />
Bedieningsknop TRIP<br />
fig. 46 en fig. 47 (uitvoeringen<br />
Natural Power)<br />
Met de knop TRIP krijgt u, als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat,<br />
toegang tot de hiervoor beschreven<br />
gegevens en kunnen de gegevens op<br />
nul worden gezet om een nieuwe rit<br />
te beginnen:<br />
– kort indrukken voor weergave<br />
van de verschillende gegevens<br />
– even ingedrukt houden voor het<br />
op nul zetten (reset) en het beginnen<br />
van een nieuwe rit.<br />
Nieuwe rit<br />
Begint als een reset is uitgevoerd:<br />
– “handmatig” door de gebruiker<br />
d.m.v. het indrukken van de<br />
betreffende knop;<br />
– “automatisch” wanneer de “afgelegde<br />
afstand” de waarde 3999,9 km<br />
of 9999,9 km, afhankelijk van het<br />
geïnstalleerde display, bereikt of<br />
wanneer de “reistijd” de waarde<br />
99.59 (99 uur en 59 minuten)<br />
bereikt;<br />
– iedere keer als de accu losgekoppeld<br />
is geweest.<br />
BELANGRIJK Als u het systeem<br />
op nul zet terwijl het scherm van<br />
“General trip” wordt weergegeven,<br />
dan worden ook de gegevens van<br />
“Trip B” op nul gezet, terwijl bij het<br />
op nul zetten van “Trip B ” alleen de<br />
gegevens van “Trip B” op nul worden<br />
gezet.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
37
fig. 46<br />
fig. 48<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
38 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0332b<br />
fig. 47<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject<br />
GENERAL TRIP<br />
TRIP B<br />
F0A0228b<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject<br />
Procedure voor het begin van<br />
een rit<br />
Voor het op nul zetten (reset)<br />
moet u met de sleutel in stand MAR<br />
langer dan 2 seconden op de knop<br />
TRIP drukken.<br />
TRIP B<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Naast het branden van het lampje,<br />
verschijnt er bij bepaalde uitvoeringen<br />
ook een specifiek bericht en/of<br />
klinkt er een akoestisch signaal. Deze<br />
meldingen zijn kort en uit voorzorg<br />
en moeten als een aanvulling<br />
worden gezien en niet als alternatief<br />
voor de informatie in dit instructieboekje.<br />
Wij raden u daarom aan dit<br />
instructieboekje goed door te lezen.<br />
Houdt u bij een storing altijd aan<br />
de aanwijzingen die in dit hoofdstuk<br />
beschreven worden.<br />
BELANGRIJK De storingsmeldingen<br />
die op het display verschijnen,<br />
zijn onderverdeeld in twee categorieën:<br />
ernstige storingen en minder<br />
ernstige storingen.<br />
De ernstige storingen worden<br />
“cyclisch” weergegeven en herhaald<br />
totdat de oorzaak van de storing is<br />
verholpen.<br />
De minder ernstige storingen<br />
worden een bepaalde tijd “cyclisch”<br />
weergegeven.<br />
U kunt de weergavecyclus van<br />
beide categorieën onderbreken door<br />
op de knop MODE te drukken. Het<br />
lampje op het instrumentenpaneel<br />
blijft branden totdat de storing is<br />
verholpen.<br />
x<br />
REMVLOEISTOF<br />
ONVOLDOENDE<br />
(rood)<br />
AANGETROKKEN HANDREM<br />
(rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Na enkele seconden moet het<br />
lampje doven.<br />
Te laag remvloeistofniveau<br />
Het lampje gaat branden als het<br />
remvloeistofniveau in het reservoir<br />
onder het minimum niveau is<br />
gedaald, bijvoorbeeld door lekkage<br />
in het remsysteem.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
Als het lampje x tijdens<br />
het rijden gaat<br />
branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een<br />
bericht op het display), stop dan<br />
onmiddellijk en wendt u tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Aangetrokken handrem<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
handrem wordt aangetrokken.<br />
Als de auto in beweging is, hoort u<br />
bij enkele uitvoeringen ook een<br />
akoestisch signaal.<br />
BELANGRIJK Als het lampje tijdens<br />
het rijden gaat branden, controleer<br />
dan of de handrem niet is<br />
aangetrokken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
39
STORING AIRBAG<br />
(rood) (indien aanwezig)<br />
¬<br />
Als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait, gaat het<br />
lampje branden. Na enkele<br />
seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat constant branden<br />
bij een storing in het airbagsysteem.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje ¬ gaat niet<br />
branden of blijft branden tijdens<br />
het rijden, dan is er mogelijk<br />
een storing in de veiligheidssystemen;<br />
in dat geval kunnen de<br />
airbags of gordelspanners niet<br />
geactiveerd worden bij een<br />
ongeval of, in een zeer beperkt<br />
aantal gevallen, niet op de juiste<br />
wijze geactiveerd worden.<br />
Voordat u verder rijdt, dient u<br />
contact op te nemen met de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem<br />
direct te laten controleren.<br />
40 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Een defect lampje ¬<br />
(lampje gedoofd) wordt<br />
ook weergegeven doordat<br />
het lampje voor de uitgeschakelde<br />
frontairbag aan passagierszijde<br />
F langer dan de normale<br />
4 seconden knippert.<br />
TE HOGE KOELVLOEIç<br />
STOFTEMPERATUUR<br />
(rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Na enkele seconden moet het<br />
lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
motor te warm is.<br />
Als het lampje gaat branden, moeten<br />
de volgende maatregelen worden<br />
genomen:<br />
– bij normale rij-omstandigheden:<br />
stop de auto, zet de motor<br />
uit en controleer of het niveau van<br />
de koelvloeistof in het reservoir niet<br />
onder het MIN-merkteken staat. Als<br />
dit wel het geval is, wacht dan enkele<br />
minuten zodat de motor kan<br />
afkoelen, open vervolgens langzaam<br />
en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof<br />
bij en controleer of de koelvloeistof<br />
tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />
staat. Controleer ook of<br />
er geen vloeistof weglekt. Als bij het<br />
starten van de motor het lampje<br />
opnieuw gaat branden, wendt u dan<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
– als de auto onder zware<br />
bedrijfsomstandigheden wordt<br />
gebruikt (bijvoorbeeld het trekken<br />
van een aanhanger bergopwaarts of<br />
met volbeladen auto): verlaag de<br />
snelheid en breng, als het lampje blijft<br />
branden, de auto tot stilstand.<br />
Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende<br />
motor en geef iets gas voor een<br />
snellere circulatie van de koelvloeistof.<br />
Zet vervolgens de motor uit.<br />
Controleer het vloeistofniveau zoals<br />
hiervoor beschreven.<br />
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden<br />
is het raadzaam de
motor enkele minuten te laten draaien<br />
met iets ingetrapt gaspedaal voordat<br />
u de motor uitzet.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
ACCU WORDT<br />
w NIET VOLDOENDE<br />
OPGELADEN (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet doven nadat de<br />
motor is gestart (als de motor stationair<br />
draait, kan het voorkomen<br />
dat het lampje iets later dooft).<br />
Als het lampje blijft branden, wendt<br />
u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
STORING<br />
EBD (rood)<br />
x > (geel)<br />
Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />
de waarschuwingslampjes x<br />
en > gaan branden, dan is er een storing<br />
in het EBD-systeem of is het systeem<br />
niet beschikbaar; in dat geval<br />
kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />
vroegtijdig blokkeren waardoor<br />
de auto kan gaan slippen.<br />
Rijd direct zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem<br />
te laten controleren.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
TE LAGE MOTORv<br />
OLIEDRUK (rood)<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat het lampje<br />
branden. Het moet doven nadat<br />
de motor is gestart.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
Als het lampje v tijdens<br />
het rijden gaat<br />
branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een<br />
bericht op het display), zet dan<br />
onmiddellijk de motor uit en<br />
wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
NIET OMGELEGDE<br />
<<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDEL (rood)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel<br />
gaat continu branden als<br />
bij stilstaande auto de veiligheidsgordel<br />
aan bestuurderszijde niet goed is<br />
omgelegd. Als de auto rijdt en de veiligheidsgordels<br />
voor zijn niet goed<br />
omgelegd, dan gaat het lampje knipperen<br />
en klinkt tegelijkertijd een<br />
akoestisch signaal (zoemer). Het<br />
akoestische signaal (zoemer) van het<br />
SBR-systeem (Seat Belt Reminder)<br />
kan permanent worden uitgeschakeld<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
41
NIET GOED GESLO-<br />
TEN PORTIEREN<br />
(rood)<br />
Als een of meerdere portieren of<br />
de achterklep niet goed gesloten zijn,<br />
gaat het lampje branden (bepaalde<br />
uitvoeringen).<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display; de weergave<br />
van de symbolen ¯ / ˙ geeft<br />
aan dat het linker of rechter portier<br />
niet goed gesloten is.<br />
Als de auto in beweging is met geopende<br />
portieren/achterklep, dan<br />
klinkt er een akoestisch signaal<br />
(alleen bij uitvoeringen met instelbaar<br />
multifunctioneel display).<br />
´ U<br />
42 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
STORING IN<br />
INSPUITSYSTEEM<br />
(Multijet-uitvoeringen<br />
- geel)<br />
STORING IN MOTORMANA-<br />
GEMENTSYSTEEM EOBD<br />
(benzine-uitvoeringen - geel)<br />
Storing in inspuitsysteem<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het moet doven nadat de<br />
motor is gestart.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden, dan duidt dit<br />
op een storing in het inspuitsysteem.<br />
Dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties<br />
verminderen, de auto slechter<br />
gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid te<br />
rijden. Wendt u in dit geval zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Storing in motormanagementsysteem<br />
EOBD<br />
Als u onder normale omstandigheden<br />
de contactsleutel in stand MAR zet,<br />
dan gaat het lampje branden. Het lampje<br />
moet uitgaan als de motor is gestart.<br />
Het lampje gaat eerst branden om de<br />
juiste werking ervan aan te geven. Als<br />
het lampje blijft branden of tijdens het<br />
rijden gaat branden:<br />
– continu branden: duidt op een<br />
defect in het inspuit-/ontstekingssysteem;<br />
dit kan tot gevolg hebben dat<br />
de prestaties verminderen, de auto<br />
slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid te<br />
rijden. Als lang met een brandend<br />
waarschuwingslampje wordt doorgereden,<br />
kunnen beschadigingen ontstaan.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Het lampje dooft als de<br />
storing verdwijnt. De storing wordt<br />
door het systeem in het geheugen<br />
opgeslagen.
– knipperend: duidt op een mogelijke<br />
beschadiging van de katalysator<br />
(zie “EOBD-systeem” in dit hoofdstuk).<br />
Als het lampje knippert, moet het<br />
gaspedaal worden losgelaten zodat<br />
de motor met lage toerentallen<br />
draait en het lampje niet meer knippert;<br />
u kunt met matige snelheid<br />
doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />
moeten worden vermeden<br />
die kunnen leiden tot het opnieuw<br />
gaan knipperen van het lampje.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden (op<br />
enkele uitvoeringen verschijnt<br />
ook een bericht op het display),<br />
wendt u dan zo snel mogelijk tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van<br />
het lampje U kan worden gecontroleerd<br />
met behulp van speciale<br />
apparatuur van de verkeerspolitie.<br />
Houdt u aan de wetgeving<br />
van het land waarin u rijdt.<br />
RESERVE-<br />
BRANDSTOF<br />
(geel)<br />
ç ><br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Na enkele seconden moet het<br />
lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden als er nog<br />
ongeveer 5 - 7 liter brandstof aanwezig<br />
is.<br />
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje<br />
knippert, dan is er een<br />
storing in het systeem. Wendt u in<br />
dit geval tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />
systeem te laten controleren.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
STORING ABS (geel)<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat<br />
het lampje branden. Na enkele<br />
seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden als het systeem<br />
defect of niet beschikbaar is. In<br />
dat geval blijft het remsysteem normaal<br />
werken, maar zonder de mogelijkheden<br />
van het ABS. Rijd voorzichtig<br />
verder en wendt u zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
43
AIRBAG PASSA-<br />
F<br />
GIERSZIJDE UITGE-<br />
SCHAKELD (geel)<br />
Het lampje F brandt als de frontairbag<br />
aan passagierszijde is uitgeschakeld.<br />
Als u bij ingeschakelde frontairbag<br />
aan passagierszijde de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat het lampje<br />
F ongeveer 4 seconden branden en<br />
vervolgens 4 seconden knipperen.<br />
Hierna moet het lampje doven.<br />
Het lampje F geeft bovendien<br />
eventuele storingen<br />
van het lampje ¬<br />
aan. Dit wordt aangegeven<br />
door het langer knipperen<br />
van lampje F dan de normale 4<br />
seconden. In dit geval kan het<br />
lampje ¬ geen storingen in de<br />
airbag-/gordelspannersystemen<br />
aangeven. Voordat u verder rijdt,<br />
dient u contact op te nemen met<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem direct<br />
te laten controleren.<br />
44 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
VOORGLOEI-<br />
INSTALLATIE<br />
(Multijet-uitvoeringen<br />
- geel)<br />
STORING VOORGLOEI-<br />
INSTALLATIE<br />
(Multijet-uitvoeringen - geel)<br />
m c<br />
Voorgloeibougies<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Het lampje dooft als de voorgloeibougies<br />
de vooraf ingestelde<br />
temperatuur hebben bereikt. Start<br />
de motor zodra het lampje gedoofd<br />
is.<br />
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur<br />
kan het lampje zeer<br />
kort branden.<br />
Storing in voorgloei-installatie<br />
Het lampje gaat knipperen als er<br />
een storing is in de voorgloei-installatie.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
WATER IN BRAND-<br />
STOFFILTER AAN-<br />
WEZIG (Multijet-uitvoeringen<br />
- geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Na enkele<br />
seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje c gaat branden als er water<br />
in het dieselfilter zit. Op enkele uitvoeringen<br />
gaat het lampje è branden<br />
en verschijnt er een bericht op het display.
Water in het brandstofsysteem<br />
kan het inspuitsysteem<br />
ernstig beschadigen<br />
en de motor kan onregelmatig<br />
gaan draaien. Als het<br />
lampje c of è brandt (op enkele<br />
uitvoeringen verschijnt ook<br />
een bericht op het display),<br />
wendt u dan zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om de condens<br />
af te laten tappen. Als het<br />
lampje direct na het tanken<br />
gaat branden, bestaat de mogelijkheid<br />
dat er tijdens het tanken<br />
water in de brandstoftank is<br />
gekomen: zet in dat geval<br />
onmiddellijk de motor uit en<br />
wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
STORING<br />
ELEKTRO-<br />
NISCHE<br />
STARTBLOK-<br />
KERING - FIAT CODE (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand<br />
MAR zet, dan gaat het lampje een<br />
keer knipperen en dooft vervolgens.<br />
Als het lampje, met de contactsleutel<br />
in stand MAR, blijft branden, dan<br />
duidt dit op een mogelijke storing<br />
(zie “<strong>Fiat</strong> CODE”).<br />
BELANGRIJK Als de lampjes<br />
U en Y tegelijk branden, dan<br />
duidt dit op een storing in de <strong>Fiat</strong><br />
CODE.<br />
Als bij een draaiende motor het<br />
lampje Y knippert, dan wordt de auto<br />
niet beveiligd door het systeem (zie<br />
“<strong>Fiat</strong> CODE”).<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />
alle sleutels in het geheugen te laten<br />
opslaan.<br />
¢ Y (<br />
ACHTERRUIT-<br />
VERWARMING<br />
(geel)<br />
Het lampje brandt als de achterruitverwarming<br />
is ingeschakeld.<br />
DEFECTE BUITEN-<br />
VERLICHTING (geel)<br />
W<br />
Het lampje gaat branden<br />
bij een storing in de volgende<br />
verlichting:<br />
– buitenverlichting<br />
– remlichten (behalve derde remlicht)<br />
– mistachterlichten<br />
– richtingaanwijzers<br />
– kentekenplaatverlichting.<br />
De storing kan betreffen: doorbranden<br />
van een of meer lampen,<br />
doorbranden van de bijbehorende<br />
zekering of een onderbreking in de<br />
elektrische verbinding.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
45
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display; de weergave<br />
van de symbolen ¯ / ˙ geeft de<br />
linker- of rechterzijde aan.<br />
MISTACHTERLICHT<br />
(geel) 4<br />
Het lampje brandt als de<br />
mistachterlichten zijn ingeschakeld.<br />
46 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
VERSTOPT ROETFILh<br />
TER (uitvoeringen 1.3<br />
Multijet 85 pk en 1.9<br />
Multijet 120 pk) (geel)<br />
Het lampje gaat branden als het<br />
roetfilter verstopt is en de rijomstandigheden<br />
verhinderen dat de<br />
regeneratieprocedure automatisch<br />
wordt uitgevoerd.<br />
Voor de regeneratieprocedure en<br />
vervolgens het reinigen van het filter<br />
raden wij u aan te blijven rijden, totdat<br />
de weergave van het lampje verdwijnt.<br />
Op het display verschijnt een<br />
bericht.<br />
Als het lampje U gaat<br />
branden en er verschijnt<br />
een bericht op het display,<br />
dan kan de regeneratieprocedure<br />
niet worden uitgevoerd.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
è<br />
ALGEMENE STO-<br />
RINGSMELDING<br />
(geel)<br />
Het lampje gaat bij de volgende<br />
omstandigheden branden.<br />
Storing motoroliedruksensor<br />
Het lampje gaat branden bij een<br />
storing in de motoroliedruksensor.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te laten<br />
verhelpen.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
Snelheidslimiet overschreden<br />
Het lampje gaat branden als de auto<br />
de eerder ingestelde snelheidslimiet<br />
overschrijdt (zie “Instelbaar multifunctioneel<br />
display” in dit hoofdstuk).<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.
Storing sensor in dieselfilter<br />
Het lampje gaat branden als er een<br />
storing is in de sensor van het dieselfilter.<br />
Wendt u zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te<br />
laten verhelpen.<br />
Op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
een bericht op het display.<br />
Water in dieselfilter<br />
Zie hetgeen beschreven is bij het<br />
lampje c<br />
3<br />
BUITENVERLICH-<br />
TING EN DIMLICHT<br />
(groen)<br />
FOLLOW ME HOME (groen)<br />
Buitenverlichting en dimlichten<br />
Het lampje brandt als de buitenverlichting<br />
of het dimlicht is ingeschakeld.<br />
Follow me home<br />
Het lampje gaat branden als dit systeem<br />
wordt gebruikt (zie “Follow<br />
me home” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”).<br />
Op het display verschijnt een<br />
bericht.<br />
MISTLAMPEN<br />
VOOR (groen) 5 Het lampje brandt als de<br />
mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />
RICHTINGAAN-<br />
WIJZER LINKS (groen<br />
F - knipperend)<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de richtingaanwijzerhendel omlaag<br />
wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de rechter richtingaanwijzer,<br />
als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
RICHTINGAAN-<br />
WIJZER RECHTS D (groen - knipperend)<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de richtingaanwijzerhendel omhoog<br />
wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />
als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
RICHTINGAANWIJy<br />
ZERS LINKS EN<br />
RECHTS (groen - knipperend)<br />
(uitvoeringen<br />
Natural Power)<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
richtingaanwijzerhendel omlaag<br />
wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de rechter richtingaanwijzer,<br />
als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt<br />
ingedrukt.<br />
Het lampje gaat branden als de<br />
richtingaanwijzerhendel omhoog<br />
wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />
als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
47
1<br />
GROOTLICHT<br />
(blauw)<br />
Het lampje brandt als het<br />
grootlicht is ingeschakeld.<br />
KANS OP GLADHEID<br />
(uitvoeringen met instelbaar<br />
multifunctioneel display)<br />
Als de buitentemperatuur gelijk is<br />
aan of lager wordt dan 3°C, dan<br />
knippert de temperatuuraanduiding<br />
om aan te geven dat er kans op gladheid<br />
bestaat.<br />
Op het display verschijnt een<br />
bericht.<br />
BEPERKTE ACTIERADIUS<br />
(uitvoeringen met instelbaar<br />
multifunctioneel display)<br />
Op het display verschijnt een<br />
bericht om de gebruiker te waarschuwen<br />
als de actieradius van de<br />
auto kleiner wordt dan 50 km.<br />
48 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
ZITPOSITIE INSTEL-<br />
LEN<br />
BESTUURDERSSTOEL<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden<br />
uitgevoerd.<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek hendel A-fig.50 omhoog en<br />
schuif de stoel naar voren of naar achteren:<br />
als u rijdt, moeten de armen<br />
licht gebogen zijn en de handen op<br />
het stuurwiel steunen.<br />
Laat de hendel los en<br />
controleer of de stoel<br />
goed geblokkeerd is<br />
door deze naar voren en naar<br />
achteren te schuiven. Als de<br />
stoel niet goed geblokkeerd is,<br />
kan deze onverwachts verschuiven,<br />
waardoor u de controle<br />
over de auto kunt verliezen.<br />
Rugleuning verstellen<br />
Trek hendel E-fig. 50 omhoog.<br />
fig. 50<br />
F0A0258b
Bestuurdersstoel met armsteun<br />
en lendensteunverstelling<br />
fig. 51<br />
U kunt de armsteun F omhoog en<br />
omlaag kantelen.<br />
De lendensteunverstelling verbetert<br />
de steun in de rug. Draai aan<br />
knop G voor de instelling.<br />
fig. 51<br />
F0A0259b<br />
Bestuurdersstoel met elektrische<br />
verwarming fig. 50<br />
Druk voor het in-/uitschakelen op<br />
knop B.<br />
Bij inschakeling gaat het lampje op<br />
de knop branden.<br />
Hoogteverstelling<br />
Zet hendel C-fig. 50 omhoog om<br />
de zitting aan de voorzijde omhoog te<br />
plaatsen; zet hendel D omhoog om<br />
de zitting aan de achterzijde omhoog<br />
te plaatsen. Plaats de hendel omlaag<br />
om de zitting omlaag te zetten.<br />
BELANGRIJK De stoel kan alleen<br />
omhoog worden gezet als er niemand<br />
op de stoel zit; de zitting kan<br />
alleen omlaag geplaatst worden als u<br />
op de bestuurdersstoel zit.<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden<br />
uitgevoerd.<br />
VASTE PASSAGIERSSTOEL<br />
Rugleuning verstellen<br />
Trek hendel A-fig. 52 omhoog.<br />
fig. 52<br />
A<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
49<br />
F0A0197b
VERSCHUIFBARE PASSA-<br />
GIERSSTOEL<br />
Rugleuning verstellen<br />
Trek hendel A-fig. 52 omhoog.<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek hendel B-fig. 53 omhoog en<br />
schuif de stoel naar voren of naar<br />
achteren.<br />
fig. 53<br />
50 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
B<br />
F0A0198b<br />
Laat de hendel los en<br />
controleer of de stoel<br />
goed geblokkeerd is<br />
door deze naar voren en naar<br />
achteren te schuiven. Als de<br />
stoel niet goed geblokkeerd is,<br />
kan deze onverwachts verschuiven,<br />
waardoor u de controle<br />
over de auto kunt verliezen.<br />
NEERKLAPBARE PASSA-<br />
GIERSSTOEL VOOR<br />
Rugleuning neerklappen<br />
Trek hendel A-fig. 54 omhoog om<br />
de rugleuning neer te klappen die<br />
dan als tafel kan worden gebruikt.<br />
fig. 54<br />
F0A0250b<br />
Stoel omklappen<br />
Om meer ruimte in het interieur te<br />
krijgen kan de stoel worden omgeklapt.<br />
Ga hiervoor als volgt te werk:<br />
– klap de rugleuning neer zoals<br />
hiervoor beschreven;<br />
– trek aan hendel B-fig. 55 en klap<br />
de stoel geheel naar voren;<br />
– blokkeer de stoel door de stang<br />
A-fig. 56 in de zitting B in de stoel<br />
te steken.<br />
Om de stoel weer in de normale<br />
stand te zetten, moet u de stang A<br />
van de stoel loshaken en de rugleuning<br />
weer omhoog zetten.<br />
BELANGRIJK Als de stoel eenmaal<br />
is omgeklapt moet de stoel op<br />
zijn plaats worden gehouden door<br />
de veiligheidsstang, om te voorkomen<br />
dat tijdens het accelereren de<br />
stoel met kracht terugkeert in de<br />
oorspronkelijke stand.
SCHEIDINGSWANDEN<br />
Vaste scheidingswand<br />
Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />
Doblò Cargo zijn uitgerust met een<br />
vastgelaste scheidingswand.<br />
fig. 55<br />
fig. 56<br />
F0A0251b<br />
F0A0252b<br />
Vaste scheidingswand met ruitje<br />
Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />
Doblò Cargo hebben een vaste<br />
scheidingswand met een ruitje in het<br />
midden, waardoor u de lading kunt<br />
inspecteren.<br />
Beschermrooster voor de<br />
bestuurder<br />
Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />
Doblò Cargo hebben een vast rooster,<br />
dat de bestuurder beschermt<br />
tegen schuivende lading in de laadruimte.<br />
Deelbaar rooster<br />
Enkele uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong><br />
Doblò Cargo hebben een deelbaar<br />
rooster, dat de bestuurder beschermt<br />
tegen schuivende lading in<br />
de laadruimte, en dat de mogelijkheid<br />
biedt de laadruimte uit te breiden<br />
met de cabineruimte aan passagierszijde.<br />
Rooster vasthaken: Klap de stoel<br />
om zoals hiervoor beschreven, haak<br />
het rooster C-fig. 57 los uit de zitting<br />
door hendeltje E in te drukken<br />
en bevestig het aan de handgreep Dfig.<br />
58 op de stoel. Controleer of<br />
het rooster goed vergrendeld is.<br />
BELANGRIJK Als de stoel eenmaal<br />
is omgeklapt, moet de stoel aan<br />
het rooster worden bevestigd om te<br />
voorkomen dat tijdens het accelereren<br />
de stoel met kracht terugkeert<br />
in de oorspronkelijke stand.<br />
fig. 57<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
51<br />
F0A0254b
Rooster loshaken: Druk op knop<br />
E-fig. 59 om het rooster los te<br />
maken van de handgreep D en klap<br />
het rooster terug in de oorspronkelijke<br />
positie. Kantel de zitting en de<br />
rugleuning van de stoel terug.<br />
Controleer of de stoel goed vergrendeld<br />
is.<br />
C<br />
fig. 58<br />
E<br />
fig. 59<br />
D<br />
52 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
E<br />
D<br />
D<br />
F0A0187b<br />
F0A0199b<br />
TOEGANG TOT ZITPLAAT-<br />
SEN ACHTER<br />
Uitvoeringen met één zijschuifdeur<br />
(passagierszijde)<br />
Toegang vanaf de passagierszijde:<br />
open de zijschuifdeur.<br />
Toegang vanaf de bestuurderszijde:<br />
trek de handgreep F-fig. 59a<br />
omhoog om de rugleuning om te<br />
klappen.<br />
Controleer of de stoel goed<br />
geblokkeerd is door hem naar voren<br />
en naar achteren te schuiven.<br />
In noodgevallen kunnen<br />
de achterzitplaatsen ook<br />
via de bestuurderszijde<br />
verlaten worden door de<br />
bestuurdersstoel om te klappen.<br />
Uitvoeringen met twee zijschuifdeuren<br />
De achterzitplaatsen zijn bereikbaar<br />
na het openen van een van de<br />
zijschuifdeuren.<br />
Als tijdens het tanken<br />
het tankklepje openstaat<br />
(zie “Tanken met de<br />
Doblò” in dit hoofdstuk), dan<br />
kan de linker zijschuifdeur niet<br />
worden geopend.<br />
fig. 59a<br />
F0A0600b
Uitvoering 7 zitplaatsen<br />
De derde rij kan als volgt worden<br />
bereikt:<br />
– open de zijschuifdeur;<br />
– zet de hoofdsteunen omlaag (als<br />
ze in de normale stand staan) (zie de<br />
paragraaf “Hoofdsteunen”);<br />
– maak hendel A-fig. 59b los en<br />
klap de rugleuning neer op de zitting;<br />
– klap de gehele zitting om fig. 59c.<br />
Om de auto te verlaten, moeten de<br />
handelingen in omgekeerde volgorde<br />
worden uitgevoerd waarbij de<br />
hoofdsteunen omlaag moeten staan.<br />
fig. 59b<br />
F0A0403b<br />
BELANGRIJK Als de stoelen van<br />
de tweede rij zijn neergeklapt en de<br />
stoelen van de derde rij in de normale<br />
stand staan, is het niet toegestaan<br />
met de auto te rijden. Als de<br />
middelste stoel van de tweede rij is<br />
neergeklapt en de stoelen van de<br />
derde rij in de normale stand staan,<br />
dan wordt u bij het starten door een<br />
zoemer gewaarschuwd.<br />
Het is absoluut verboden<br />
te rijden met de<br />
stoelen van de tweede rij<br />
neergeklapt en met passagiers<br />
op de derde rij (zoals aangegeven<br />
op het plaatje op de stoelen<br />
zelf).<br />
fig. 59c<br />
F0A0404b<br />
HOOFDSTEUNEN<br />
Zitplaatsen voor<br />
Afhankelijk van de uitvoering zijn<br />
er:<br />
– vaste hoofdsteunen fig. 60;<br />
– hoofdsteunen met hoogteverstelling<br />
fig. 61.<br />
Verplaats de hoofdsteun omhoog<br />
of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt.<br />
Controleer of de hoofdsteun vergrendeld<br />
is.<br />
De vaste hoofdsteunen kunnen niet<br />
worden verwijderd.<br />
fig. 60<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
53<br />
F0A0036b
Let erop dat de hoofdsteunen<br />
zo zijn ingesteld<br />
dat ze het hoofd steunen<br />
en niet de nek. Alleen in deze<br />
positie bieden ze bescherming.<br />
fig. 61<br />
54 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0037b<br />
Zitplaatsen achter uitvoeringen<br />
5 zitplaatsen<br />
De hoofdsteunen achter (indien<br />
aanwezig) zijn in hoogte verstelbaar<br />
fig. 62.<br />
Voor het verwijderen van de<br />
hoofdsteunen moet eerst de hoedenplank<br />
achter worden verwijderd<br />
(zie “Bagageruimte” in dit hoofdstuk);<br />
druk vervolgens op de knoppen<br />
A-fig. 62 aan de zijkant van de<br />
twee steunen en trek de hoofdsteunen<br />
omhoog.<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden<br />
uitgevoerd.<br />
fig. 62<br />
A<br />
F0A0038b<br />
Zitplaatsen achter uitvoeringen<br />
7 zitplaatsen<br />
De hoofdsteunen van de zitplaatsen<br />
achter zijn verstelbaar fig. 62a.<br />
Om de hoofdsteunen te gebruiken,<br />
moeten ze vanuit de ruststand (1) in<br />
de gebruiksstand (2) worden gezet.<br />
Om de steun weer in de “ruststand”<br />
(1) te zetten, moet u op de knop aan<br />
de zijkant A-fig. 62b drukken en de<br />
hoofdsteun omlaag duwen.<br />
Alle hoofdsteunen achter kunnen<br />
worden weggenomen; druk hiervoor<br />
beide knoppen A in en trek de<br />
hoofdsteunen omhoog uit de zitting.<br />
fig. 62a<br />
F0A0414b
De bijzondere constructie van de<br />
hoofdsteun verhindert dat de passagier<br />
achter op de juiste wijze tegen<br />
de rugleuning kan steunen; deze constructie<br />
is nuttig omdat de passagier<br />
gedwongen wordt de hoofdsteun<br />
voor gebruik omhoog in de juiste<br />
stand te trekken.<br />
BELANGRIJK Tijdens het<br />
gebruik van de zitplaatsen achter<br />
moeten de hoofdsteunen altijd in de<br />
stand “geheel uitgetrokken” (2)<br />
staan.<br />
fig. 62b<br />
F0A0415b<br />
IN HOOGTE VERSTELBAAR<br />
STUURWIEL<br />
Op enkele uitvoeringen is het stuur<br />
in hoogte verstelbaar:<br />
1) Zet hendel A-fig. 63 in stand 1.<br />
2) Zet het stuur in de gewenste<br />
stand.<br />
3) Zet de hendel terug in stand 2<br />
om het stuur weer te vergrendelen.<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden<br />
uitgevoerd.<br />
A<br />
1<br />
fig. 63<br />
2<br />
F0A0039b<br />
BINNENSPIEGEL<br />
De binnenspiegel is verstelbaar met<br />
de hendel fig. 64:<br />
1) anti-verblindingsstand<br />
2) normale stand.<br />
De spiegel is uitgerust met een veiligheidsvoorziening:<br />
de spiegel<br />
springt tijdens een botsing los.<br />
fig. 64<br />
1<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
2<br />
55<br />
F0A0180b
BUITENSPIEGELS<br />
Met handmatige verstelling van<br />
buitenaf fig. 65<br />
Open de ruit en verstel de spiegel<br />
A rechtstreeks met de hand.<br />
fig. 65<br />
1<br />
2<br />
A<br />
56 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0041b<br />
Met handmatige verstelling van<br />
binnenuit fig. 66<br />
Bedien knop A in het interieur.<br />
Als de breedte van de<br />
spiegels in een nauwe<br />
doorgang problemen<br />
oplevert, dan kunnen de spiegels<br />
van stand 1 in stand 2 worden<br />
geklapt.<br />
1<br />
fig. 66<br />
2<br />
A<br />
F0A0042b<br />
Met elektrische verstelling fig.<br />
67<br />
De elektrische verstelling is alleen<br />
mogelijk als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat.<br />
Met schakelaar A kunt u de spiegel<br />
in 4 richtingen verstellen.<br />
Met schakelaar B kiest u welke<br />
spiegel u wilt verstellen (links of<br />
rechts).<br />
Wij raden u aan de spiegel af te<br />
stellen als de auto stilstaat en de<br />
handrem is aangetrokken.<br />
De verwarming van de spiegels schakelt<br />
automatisch in als u de achterruitverwarming<br />
aanzet.<br />
fig. 67<br />
A<br />
B<br />
F0A0178b
VERWARMING EN VENTILATIE<br />
A<br />
B C C<br />
Fig. 68 - Uitvoering met middenconsole<br />
B A<br />
A. Vaste luchtroosters aan de zijkanten - B. Verstelbare<br />
luchtroosters aan de zijkanten - C. Verstelbare luchtroosters<br />
in het midden<br />
F0A0043b<br />
A<br />
B C C<br />
Fig. 69 - Uitvoering met tunnelconsole<br />
B A<br />
A. Vaste luchtroosters aan de zijkanten - B. Verstelbare<br />
luchtroosters aan de zijkanten - C. Verstelbare luchtroosters<br />
in het midden - D. Uitstroomopeningen onder<br />
zitplaatsen achter.<br />
D<br />
D<br />
WEGWIJS IN UW AUTO 57<br />
F0A0033b
LUCHTROOSTERS IN HET<br />
MIDDEN fig. 70<br />
A - Verstelbaar luchtrooster links.<br />
B - Verstelbaar luchtrooster rechts<br />
Door direct op de luchtroosters A<br />
en B te drukken, kunt u de luchtopbrengst<br />
en de richting van de luchtstroom<br />
regelen.<br />
fig. 70<br />
fig. 71<br />
A<br />
B A<br />
B<br />
58 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0045b<br />
F0A0044b<br />
LUCHTROOSTERS AAN DE<br />
ZIJKANTEN fig. 71<br />
A - Verstelbaar luchtrooster: voor<br />
gebruik van het luchtrooster moet op<br />
de door de pijl aangegeven plaats worden<br />
gedrukt. Stel het luchtrooster naar<br />
wens in.<br />
B - Vast luchtrooster voor de zijruiten.<br />
BEDIENINGSORGANEN fig. 72<br />
A - Draaiknop voor inschakeling van<br />
de aanjager.<br />
B - Schuif voor inschakeling van het<br />
recirculatiesysteem, waarbij er geen<br />
lucht van buiten binnenkomt.<br />
C - Draaiknop voor regeling van de<br />
luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht).<br />
fig. 72<br />
A B C D<br />
F0A0046b<br />
D - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />
KLIMAATREGELING<br />
Luchtverdeling<br />
Met draaiknop D-fig. 72 kan de<br />
lucht op 5 manieren over het hele<br />
interieur worden verdeeld:<br />
¥ luchtstroom uit de luchtroosters<br />
in het midden en aan de zijkant<br />
direct op het lichaam<br />
(hoofd/lichaam);<br />
µ warmere lucht uit de uitstroomopeningen<br />
onder en koelere<br />
lucht uit de luchtroosters in het<br />
midden en op het dashboard<br />
(bilevel);<br />
w maakt gebruik van de eigenschap<br />
van warme lucht om te stijgen<br />
waardoor de lucht in het interieur<br />
sneller opwarmt;<br />
≤ verzekert u van een goede<br />
verwarming van het interieur en<br />
voorkomt tegelijkertijd het beslaan<br />
van de ruiten;
-luchtstroom geheel gericht op de<br />
voorruit en de zijruiten voor,<br />
voor ontwaseming en ontdooiing.<br />
De luchtverdeling wordt op de volgende<br />
afbeeldingen grafisch weergegeven.<br />
fig. 73<br />
F0A0176b<br />
fig. 74<br />
fig. 75<br />
F0A0201b<br />
F0A0202b<br />
fig. 76<br />
fig. 77<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0203b<br />
59<br />
F0A0204b
Verwarming<br />
1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
C: in het rode vlak.<br />
2) Draaiknop voor de aanjager A:<br />
op de gewenste snelheid.<br />
3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
D: in stand:<br />
≤ voor verwarming van de beenruimten<br />
en ontwaseming van de<br />
voorruit;<br />
µ voor lucht naar de beenruimten<br />
en koelere lucht uit de luchtroosters<br />
in het midden en op het<br />
dashboard;<br />
w voor een snelle verwarming.<br />
Snelle verwarming<br />
1) Sluit alle luchtroosters op het<br />
dashboard;<br />
2) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
C: in het rode vlak in stand<br />
-.<br />
3) Draaiknop voor de aanjager A in<br />
de vierde snelheid, in stand 4 -.<br />
60 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
4) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
D: in stand w.<br />
Snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en de zijruiten<br />
voor<br />
Deze max-def-functie kan worden<br />
ingesteld door de bedieningsknoppen<br />
op de oranje symbolen te plaatsen,<br />
dus:<br />
1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
C: in het rode vlak in stand<br />
-.<br />
2) Draaiknop voor de aanjager A:<br />
op de maximale snelheid, in stand 4<br />
-.<br />
3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
D: in stand -.<br />
4) Regelschuif B in stand Y.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn,<br />
kan een stand gekozen worden<br />
waarbij het comfort optimaal blijft.<br />
Om het eventuele beslaan van de<br />
ruiten te voorkomen, moeten de<br />
volgende aanwijzingen in acht worden<br />
genomen:<br />
BELANGRIJK Als het buiten<br />
extreem vochtig is en/of bij regen<br />
en/of bij grote verschillen in interieur-<br />
en buitentemperatuur, raden<br />
wij u de volgende procedure aan<br />
om het beslaan van de ruiten te<br />
voorkomen:<br />
– cursor B in stand Y;<br />
– draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
C: in het rode vlak in stand -;<br />
– draaiknop voor de aanjager A ten<br />
minste in de tweede snelheid, in<br />
stand 2;<br />
– draaiknop voor de luchtverdeling<br />
D: in stand - met de mogelijkheid<br />
stand ≤ in te schakelen mits de ruiten<br />
niet opnieuw beslaan;<br />
Als de auto is uitgerust met handbediende<br />
airconditioning, wordt het<br />
ontwasemen van de ruiten versneld<br />
door naast de bovengenoemde<br />
instellingen ook knop A-fig. 78 in te<br />
drukken.
Ontwasemen en/of ontdooien<br />
van de achterruit(en)<br />
Druk knop ( in. Hierdoor wordt<br />
ook de verwarming van de elektrische<br />
buitenspiegels ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat<br />
het controlelampje ( branden.<br />
Zodra de achterruit ontwasemd is,<br />
is het raadzaam de verwarming met<br />
de knop uit te schakelen.<br />
Ventilatie<br />
1) Luchtroosters in het midden en<br />
aan de zijkanten: geheel open.<br />
2) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
C: in het blauwe vlak.<br />
3) Regelschuif B in stand Y.<br />
4) Draaiknop voor de aanjager A:<br />
op de gewenste snelheid.<br />
5) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
D: in stand ¥.<br />
Recirculatie<br />
Als u de schuif B voor de recirculatie<br />
in stand T zet, circuleert<br />
alleen de lucht in het interieur.<br />
BELANGRIJK Dit systeem is<br />
vooral bruikbaar bij geconcentreerde<br />
luchtvervuiling (in de file, in tunnels<br />
enz.). Het is raadzaam het systeem<br />
alleen te gebruiken tijdens<br />
bovengenoemde omstandigheden,<br />
omdat anders, vooral als u met meerdere<br />
personen in de auto zit of tijdens<br />
koude of regenachtige dagen, de<br />
kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan, waardoor het zicht en de<br />
rij-omstandigheden in gevaar kunnen<br />
worden gebracht.<br />
HANDBEDIENDE<br />
AIRCONDITIONING<br />
(indien aanwezig)<br />
De airconditioning wordt handmatig<br />
bediend.<br />
BEDIENINGSORGANEN fig.<br />
78<br />
A - Draaiknop voor inschakeling<br />
van de aanjager en, als deze knop<br />
wordt ingedrukt, voor in-/uitschakeling<br />
van de airconditioning.<br />
De airconditioning kan alleen worden<br />
ingeschakeld als deze draaiknop<br />
in stand 1, 2, 3 of 4 - staat, en<br />
wordt aangegeven door een brandend<br />
middelste lampje op de knop<br />
zelf.<br />
fig. 78<br />
A B C D<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0047b<br />
61
In stand 0 p kan de airconditioning<br />
niet worden ingeschakeld.<br />
B - Schuif voor inschakeling van het<br />
recirculatiesysteem, waarbij er geen<br />
lucht van buiten binnenkomt.<br />
BELANGRIJK Dit systeem is<br />
vooral bruikbaar bij geconcentreerde<br />
luchtvervuiling (in de file, in tunnels<br />
enz.). Het is raadzaam het systeem<br />
alleen te gebruiken tijdens<br />
bovengenoemde omstandigheden,<br />
omdat anders, vooral als u met meerdere<br />
personen in de auto zit of tijdens<br />
koude of regenachtige dagen, de<br />
kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan, waardoor het zicht en de<br />
rij-omstandigheden in gevaar kunnen<br />
worden gebracht.<br />
C - Draaiknop voor regeling van de<br />
luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht).<br />
D - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />
62 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
De airconditioning<br />
maakt gebruik van het<br />
koelmiddel R134a. Bij<br />
lekkage is dit middel niet<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Gebruik in geen geval andere<br />
middelen, zoals R12, omdat<br />
anders de componenten van het<br />
systeem beschadigd kunnen<br />
worden.<br />
KLIMAATREGELING<br />
Zie voor de luchtverdeling en de<br />
functies van de verwarming en ventilatie<br />
het vorige hoofdstuk.<br />
BELANGRIJK De handbediende<br />
airconditioning kan goed gebruikt<br />
worden om de ruiten sneller te ontwasemen,<br />
omdat de lucht wordt<br />
ontvochtigd. Zet hiervoor de bedieningsknoppen<br />
op ontwasemen (zie<br />
het vorige hoofdstuk) en schakel de<br />
handbediende airconditioning in<br />
door knop A-fig. 78 in te drukken.<br />
Airconditioning - maximale<br />
koeling<br />
1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
C: in het blauwe vlak.<br />
2) Draaiknop voor de aanjager A in<br />
de vierde snelheid, in stand 4 -.<br />
3) Schuif B: in stand T.<br />
4) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
D: in stand ¥.<br />
5) Airconditioning: druk op knop<br />
A-fig. 78.<br />
Voor een gematigde koeling: zet de<br />
regelschuif B in stand Y, verhoog<br />
de temperatuur en verlaag de snelheid<br />
van de aanjager.
ONDERHOUD VAN HET SYS-<br />
TEEM<br />
Schakel in de winter de airconditioning<br />
1 keer per maand gedurende 10<br />
minuten in.<br />
Laat voor het zomerseizoen de<br />
werking van de airconditioning door<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.<br />
De airconditioning<br />
maakt gebruik van het<br />
koelmiddel R134a. Bij<br />
lekkage is dit middel niet<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Gebruik in geen geval het middel<br />
R12, omdat dit middel de<br />
componenten van het systeem<br />
beschadigt en omdat dit middel<br />
CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen)<br />
bevat.<br />
HENDELS AAN HET<br />
STUUR<br />
HENDEL LINKS<br />
Met de linker hendel bedient u de<br />
meeste onderdelen van de buitenverlichting.<br />
De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />
als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat. Als de buitenverlichting<br />
wordt ingeschakeld, worden ook het<br />
instrumentenpaneel, de bedieningsknoppen<br />
van de verwarming/ventilatie<br />
of airconditioning op het dashboard<br />
en de ring om de aansteker<br />
verlicht.<br />
fig. 79<br />
F0A0048b<br />
Buitenverlichting fig. 79<br />
Draai voor inschakeling de draaiknop<br />
van stand å in stand 6. Op<br />
het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 3 branden.<br />
Dimlicht fig. 80<br />
Draai voor inschakeling de draaiknop<br />
van stand 6 in stand 2.<br />
BELANGRIJK Als het dimlicht en<br />
de mistlampen voor branden en het<br />
grootlicht wordt ingeschakeld, schakelen<br />
de mistlampen voor automatisch<br />
uit.<br />
fig. 80<br />
6<br />
2 y<br />
1 ∆<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0049b<br />
63
Grootlicht fig. 81<br />
Druk voor inschakeling de hendel<br />
naar voren in de richting van het<br />
dashboard, als de draaiknop reeds in<br />
stand 2 staat.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat<br />
het controlelampje 1 branden.<br />
Het grootlicht wordt uitgeschakeld<br />
als u de hendel naar het stuur trekt.<br />
fig. 81<br />
fig. 82<br />
64 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
6<br />
2 y<br />
1 ∆<br />
F0A0050b<br />
F0A0051b<br />
Grootlichtsignaal fig. 82<br />
Trek de hendel naar het stuur<br />
(stand zonder vergrendeling).<br />
Op het instrumentenpaneel gaat<br />
het controlelampje 1 branden.<br />
Richtingaanwijzers (pijlen) fig.<br />
83<br />
Plaats de hendel:<br />
naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />
ingeschakeld<br />
naar beneden - linker richtingaanwijzer<br />
ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat<br />
het controlelampje FDof de controlelampjes<br />
R en E knipperen.<br />
fig. 83<br />
F0A0052b<br />
De richtingaanwijzers schakelen<br />
automatisch uit als de auto weer<br />
rechtuit rijdt.<br />
Als u kort richting aan wilt geven<br />
(wisselen van rijbaan), druk de hendel<br />
dan iets naar boven of naar beneden<br />
zonder dat de hendel vergrendelt.<br />
Zodra u de hendel loslaat, gaat<br />
deze automatisch terug.<br />
HENDEL RECHTS<br />
Ruitenwissers/-sproeiers fig. 84<br />
Deze werken alleen als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
fig. 84<br />
F0A0053b
INSTELLINGEN fig. 84<br />
0 - ruitenwissers uitgeschakeld;<br />
1 - ruitenwissers wissen met interval;<br />
op enkele uitvoeringen kunnen 4<br />
intervalstanden worden gekozen<br />
(van zeer langzaam tot zeer snel fig.<br />
85);<br />
2 - langzaam continu wissen;<br />
3 - snel continu wissen;<br />
4 - tijdelijk wissen: als u de hendel<br />
loslaat, springt deze direct weer in<br />
stand 0 en schakelen de ruitenwissers<br />
automatisch uit.<br />
INTELLIGENTE WIS-/WAS-<br />
REGELING fig. 86<br />
Als u de hendel naar het stuur<br />
trekt, kunnen in één beweging de<br />
fig. 85<br />
F0A0188b<br />
ruitensproeiers/-wissers worden<br />
ingeschakeld; als u de hendel voor de<br />
bediening van de ruitensproeiers langer<br />
dan een halve seconde bedient,<br />
schakelen de ruitenwissers automatisch<br />
in.<br />
Als u de hendel loslaat, maken de<br />
wissers nog drie slagen.<br />
Als de bedieningshendel herhaaldelijk<br />
en snel (minder dan een halve<br />
seconde) wordt bediend, dan is het<br />
mogelijk om de voorruit meerdere<br />
keren te besproeien zonder de ruitenwissers<br />
in te schakelen.<br />
Achterruitwisser/-sproeier<br />
(achterdeuren/achterklep met<br />
ruiten) fig. 87-88<br />
fig. 86<br />
F0A0055b<br />
Deze werkt uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Draai voor inschakeling van de achterruitwisser<br />
de schakelaar van stand<br />
å in stand '.<br />
Duw de hendel in de richting van het<br />
dashboard om de achterruitsproeier in<br />
te schakelen.<br />
INTELLIGENTE WIS-/WASRE-<br />
GELING fig. 88<br />
Als u de hendel naar het dashboard<br />
duwt, kan in één beweging de achterruitsproeier/-wisser<br />
worden ingeschakeld;<br />
als u de hendel voor de bediening<br />
van de achterruitsproeier langer dan<br />
een halve seconde bedient, schakelt de<br />
achterruitwisser automatisch in.<br />
fig. 87<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0054b<br />
65
Als u de hendel loslaat, maakt de wisser<br />
nog drie slagen.<br />
FUNCTIE “FOLLOW ME<br />
HOME”<br />
Met dit systeem kan de ruimte voor<br />
de auto een bepaalde tijd worden verlicht.<br />
Inschakelen<br />
U schakelt deze functie in door de<br />
contactsleutel in stand STOP te draaien<br />
of uit te nemen en de linker hendel<br />
binnen 2 minuten na het uitzetten van<br />
de motor naar het stuur te trekken.<br />
Telkens als u de hendel bedient, blijft<br />
de verlichting 30 seconden langer branden,<br />
tot een maximum van 210 secon-<br />
fig. 88<br />
,<br />
'<br />
66 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0189b<br />
den; hierna schakelt de verlichting<br />
automatisch uit.<br />
Telkens als de hendel wordt bediend,<br />
gaat het controlelampje 3 op het<br />
instrumentenpaneel branden en verschijnt<br />
op het display de tijd dat de<br />
functie actief blijft.<br />
Het lampje gaat branden als de hendel<br />
voor het eerst bediend wordt en blijft<br />
branden totdat de functie automatisch<br />
wordt uitgeschakeld. Telkens als de<br />
hendel wordt bediend, wordt alleen de<br />
inschakeltijd van de verlichting verlengd.<br />
Uitschakelen<br />
Houd de hendel langer dan 2 seconden<br />
naar het stuur getrokken.<br />
fig. 89<br />
6<br />
y<br />
1 ∆<br />
F0A0208b<br />
INTERIEUR-<br />
VERLICHTING<br />
MET SPOTJES<br />
Met schakelaar A-fig. 90 kunnen<br />
de lampen in het plafondlampje worden<br />
in- en uitgeschakeld.<br />
Met schakelaar B bedient u het<br />
spotje.<br />
Afhankelijk van de stand van de<br />
schakelaar zijn de volgende instellingen<br />
mogelijk:<br />
- met schakelaar A in het midden<br />
worden de spotjes C en D in-/uitgeschakeld<br />
bij het openen/sluiten van<br />
de portieren;<br />
fig. 90<br />
A<br />
C<br />
B<br />
D<br />
F0A0056b
- met schakelaar A naar links<br />
geschoven, zijn de spotjes C en D<br />
uitgeschakeld en gaan niet branden<br />
bij het openen van de portieren;<br />
- met schakelaar A naar rechts<br />
geschoven, zijn de spotjes C en D<br />
continu ingeschakeld.<br />
Met schakelaar B wordt:<br />
– in linker stand, spotje C ingeschakeld;<br />
– in rechter stand, spotje D ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Controleer voordat<br />
u de auto verlaat of beide schakelaars<br />
in de middelste stand staan.<br />
Op deze manier zullen de lampjes<br />
van de plafondverlichting doven na<br />
het sluiten van de portieren. Zo<br />
wordt voorkomen dat de accu ontlaadt.<br />
Brandduurregeling bij het<br />
instappen<br />
De plafondlampjes gaan op de volgende<br />
manier branden:<br />
– 15 seconden bij het ontgrendelen<br />
van de voorportieren;<br />
– ongeveer 7 seconden bij het sluiten<br />
(binnen de 3 minuten) van de<br />
portieren.<br />
De werking van de brandduurregeling<br />
wordt onderbroken als de contactsleutel<br />
in stand MAR wordt<br />
gedraaid.<br />
Brandduurregeling bij het uitstappen<br />
Als de contactsleutel uit het start-/<br />
contactslot wordt verwijderd, gaan<br />
de plafondlampjes op de volgende<br />
manier branden:<br />
– 3 minuten binnen 2 minuten na<br />
het uitzetten van de motor;<br />
– ongeveer 7 seconden bij het sluiten<br />
(binnen de 3 minuten) van de<br />
portieren.<br />
De brandduurregeling schakelt<br />
automatisch uit als de portieren worden<br />
vergrendeld.<br />
MET KANTELBAAR LAMPEN-<br />
GLAS<br />
Bij gesloten portieren kunt u het<br />
lampje in- en uitschakelen door op<br />
de korte zijde fig. 91 te drukken.<br />
fig. 91<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0215b<br />
67
BEDIENINGS-<br />
ORGANEN<br />
WAARSCHUWINGSKNIP-<br />
PERLICHTEN fig. 92<br />
Druk op schakelaar A, onafhankelijk<br />
van de stand van de contactsleutel.<br />
Als dit systeem is ingeschakeld,<br />
knippert het lampje op de schakelaar<br />
en tegelijkertijd het lampje FDop het instrumentenpaneel of de lampjes<br />
R en E.<br />
Druk nogmaals op de schakelaar<br />
om het systeem uit te schakelen.<br />
fig. 92<br />
A<br />
68 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0057b<br />
Het gebruik van de<br />
waarschuwingsknipperlichten<br />
is afhankelijk van<br />
de wetgeving van het land waarin<br />
u zich bevindt. Houdt u aan<br />
de voorschriften.<br />
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
fig. 93<br />
Deze zijn bij de middelste luchtroosters<br />
geplaatst.<br />
Ze werken alleen als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
A - In-/uitschakeling van de mistlampen<br />
voor.<br />
B - In-/uitschakeling van het<br />
mistachterlicht.<br />
fig. 93<br />
A<br />
B<br />
F0A0509b<br />
C - In-/uitschakeling van de achterruitverwarming.<br />
BELANGRIJK Als de mistlampen<br />
voor en het grootlicht gelijktijdig<br />
worden ingeschakeld, schakelen<br />
automatisch de dimlichten uit.<br />
Het mistachterlicht werkt alleen als<br />
het dimlicht en/of de mistlampen<br />
voor (indien aanwezig) zijn ingeschakeld.
Het mistachterlicht wordt uitgeschakeld<br />
door op knop C te drukken,<br />
door het grootlicht in te schakelen of<br />
door de contactsleutel in stand<br />
STOP te draaien. Als het dimlicht<br />
en/of de mistlampen weer worden<br />
uitgeschakeld of nadat de auto weer<br />
wordt gestart, moet het, indien<br />
nodig, opnieuw worden ingeschakeld.<br />
BRANDSTOF-<br />
NOODSCHAKELAAR<br />
De veiligheidsschakelaar die rechts<br />
onder het dashboard bereikbaar is<br />
via de aangegeven opening fig. 94,<br />
springt omhoog bij een ongeval,<br />
waardoor de toevoer van brandstof<br />
wordt gestopt en de motor afslaat.<br />
fig. 94<br />
Als u na een ongeval<br />
een brandstoflucht ruikt<br />
of merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de<br />
schakelaar niet weer terug,<br />
zodat brand wordt voorkomen.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en de auto kan nog verder rijden,<br />
druk dan op knop A om de<br />
brandstoftoevoer weer te herstellen.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel<br />
in stand STOP om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
F0A0081b<br />
INTERIEUR-<br />
UITRUSTING<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
fig. 95<br />
Trek de handgreep A in de richting<br />
van de pijl om het dashboardkastje te<br />
openen.<br />
A<br />
fig. 95<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0059b<br />
69
PASJESHOUDER - MUNTEN-<br />
HOUDER fig. 96 (indien aanwezig)<br />
Op de tunnelconsole bevinden zich<br />
houders voor pasjes/cards (telefoonkaart,<br />
tolpassen enz.) of kleingeld.<br />
fig. 96<br />
70 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0513b<br />
AANSTEKER fig. 97<br />
Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR: druk op knop A; na ongeveer<br />
15 seconden springt de knop automatisch<br />
terug en is de aansteker<br />
gereed voor gebruik.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd<br />
of de aansteker na het indrukken<br />
ook uitschakelt.<br />
Let op. De aansteker<br />
wordt erg heet. Gebruik<br />
de aansteker voorzichtig<br />
en voorkom dat hij gebruikt<br />
wordt door kinderen: risico op<br />
brand en/of brandwonden.<br />
fig. 97<br />
A<br />
F0A0062b<br />
STEKKERDOOS<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto is uitgerust met een stekkerdoos<br />
A-fig. 98 op het dashboard (links<br />
van versnellingspook) die werkt als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat. De<br />
stekkerdoos kan gebruikt worden voor<br />
de voeding van accessoires met een<br />
stroomverbruik van maximaal 15 A<br />
(vermogen 180 W).<br />
Sluit geen accessoires<br />
op de stekkerdoos aan<br />
met een stroomverbruik<br />
dat hoger is dan de aangegeven<br />
maximale waarde.<br />
Een langdurig stroomverbruik kan<br />
de accu uitputten, waardoor de<br />
motor niet meer gestart kan worden.<br />
fig. 98<br />
A<br />
MAX<br />
180W<br />
UUU<br />
F0A0063b
ASBAK fig. 99<br />
Voor gebruik: trek aan het klepje<br />
A. Om de asbak B uit te nemen en<br />
te legen, moet u de asbak omhoog<br />
trekken<br />
Niet-rokers kunnen de asbak uitnemen<br />
en beschikken daarmee over<br />
een extra opbergvakje.<br />
A<br />
fig. 99<br />
B<br />
F0A0064b<br />
DAKVAKJE fig. 100<br />
Het dakvakje is boven de zonnekleppen<br />
geplaatst. Het dakvakje dient<br />
om snel lichte voorwerpen in op te<br />
bergen (documenten, wegenkaarten<br />
enz.).<br />
BELANGRIJK Het dakvakje is<br />
ontworpen voor een belasting tot<br />
maximaal 3 kg per zijde. Plaats er<br />
geen zwaardere voorwerpen in en<br />
houdt u niet vast aan de in fig. 100<br />
aangegeven punten. Gebruik de<br />
handgrepen aan de zijkant voor<br />
ondersteuning.<br />
fig. 100<br />
F0A0506b<br />
ZONNEKLEPPEN fig. 101<br />
De zonnekleppen A zitten aan<br />
beide zijden naast de binnenspiegel.<br />
Ze kunnen, zoals is afgebeeld, voor<br />
de voorruit worden gedraaid.<br />
De zonneklep aan bestuurderszijde<br />
is voorzien van een documentenvakje<br />
en de zonneklep aan passagierszijde<br />
is voorzien van een spiegeltje<br />
fig. 101<br />
A<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0507b<br />
71
SCHUIFRUIT<br />
(verschuifbaar in lengterichting)<br />
Ze kunnen worden opengeschoven.<br />
1) Ontgrendel de schuifruit door<br />
knop A-fig. 102 in te drukken.<br />
2) Schuif de ruit in de richting van<br />
de pijl (1) totdat de gewenste stand<br />
is bereikt.<br />
3) Sluit de ruit door deze in de<br />
richting van de pijl (2) te schuiven<br />
totdat de knop vergrendelt.<br />
fig. 102<br />
72 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0408b<br />
ACHTERSTE ZIJRUITEN<br />
Dit zijn uitzetruiten.<br />
1) Plaats de hendel zoals is aangegeven<br />
in fig. 103.<br />
2) Druk de hendel naar buiten totdat<br />
de ruit geheel geopend is.<br />
3) Druk de hendel naar achteren<br />
totdat de vergrendeling inspringt.<br />
Om de ruit te sluiten, drukt u de<br />
hendel in tegenovergestelde richting<br />
totdat u een klik hoort waarmee de<br />
hendel weer in de vergrendelde stand<br />
staat.<br />
fig. 103<br />
F0A0067b<br />
DAKLUIK<br />
BELANGRIJK Open en sluit het<br />
dakluik uitsluitend bij stilstaande<br />
auto.<br />
Om het vervoer van lange voorwerpen<br />
te vergemakkelijken kan de<br />
<strong>Fiat</strong> Doblò worden uitgerust met<br />
een handig dakluik aan de achterzijde<br />
van het dak in de laadruimte.<br />
Dakluik openen<br />
Trek voor het openen van het dakluik<br />
hendel A-fig. 104 omlaag in de<br />
richting van de pijl.<br />
Steek een hand in de handgreep Bfig.<br />
105 om het openen van het luik<br />
te begeleiden.<br />
fig. 104<br />
A<br />
F0A0069b
Rijd met geopend dakluik<br />
niet harder dan 110<br />
km/h. Als harder wordt<br />
gereden, kan het luik (met een<br />
klap) sluiten.<br />
Om het laden en lossen van lange<br />
voorwerpen te vergemakkelijken,<br />
kunt u de traverse C-fig. 106<br />
omlaag kantelen.<br />
Ondersteun de traverse met de linker<br />
hand en verplaats met de rechter<br />
hand de hendel D in de richting van<br />
de pijl, totdat deze ontgrendeld is.<br />
Laat de traverse voorzichtig zakken<br />
en plaats de traverse na het laden of<br />
lossen weer in de oorspronkelijke<br />
stand.<br />
fig. 105<br />
B<br />
F0A0070b<br />
Dakluik sluiten<br />
Plaats de traverse C-fig. 106 in de<br />
uitgangspositie; steek de pen van de<br />
traverse C in de oorspronkelijke zitting,<br />
waarbij de pen moet vergrendelen.<br />
Trek het dakluik in de aangegeven<br />
richting fig. 105, met een hand in<br />
handgreep B. Het dakluik is gesloten<br />
als u het hebt horen vergrendelen.<br />
C<br />
fig. 106<br />
D<br />
F0A0071b<br />
BELANGRIJK De lading moet<br />
gelijkmatig over de traverse zijn verdeeld<br />
en met spanbanden of touw<br />
worden bevestigd.<br />
BELANGRIJK De traverse moet<br />
altijd vergrendeld in zijn zitting zijn<br />
geplaatst zodra er met de auto<br />
wordt gereden.<br />
Als u met de auto rijdt,<br />
terwijl de traverse niet is<br />
vergrendeld of niet in<br />
zijn zitting is geplaatst, dan kan<br />
er ernstige schade aan de structuur<br />
van de laadruimte ontstaan.<br />
Bovendien kunnen de<br />
achterdeuren dan uitsluitend<br />
aan de onderzijde worden vergrendeld,<br />
waardoor de scharnieren<br />
beschadigd kunnen<br />
raken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
73
PORTIEREN<br />
VOORPORTIEREN<br />
Van buitenaf openen, met de<br />
hand<br />
Voorportieren: draai de sleutel in<br />
stand 2-fig. 107 en trek de handgreep<br />
in de richting van de pijl.<br />
Van buitenaf vergrendelen, met<br />
de hand<br />
Voorportieren: sluit het portier en<br />
draai de sleutel in stand 1fig.<br />
107.<br />
Van binnenuit openen, met de<br />
hand<br />
Voorportieren: trek aan de ontgrendelhendel.<br />
fig. 107<br />
74 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
1<br />
2<br />
F0A0072b<br />
Van binnenuit vergrendelen, met<br />
de hand<br />
Voorportieren: sluit het portier en<br />
druk op (LOCK) bij de ontgrendelhendel<br />
fig. 108.<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIE-<br />
NING<br />
De drukschakelaars waarmee u de zijruiten<br />
bedient, bevinden zich, afhankelijk<br />
van de uitvoering, in het midden van<br />
het dashboard fig. 109 of op de portierpanelen<br />
aan bestuurderszijde fig.<br />
109a en passagierszijde. Deze werken<br />
uitsluitend als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
A - openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />
B - openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />
fig. 108<br />
F0A0514b<br />
Deze handelingen kunnen gedurende<br />
2 minuten worden uitgevoerd<br />
nadat de contactsleutel van stand<br />
MAR in stand STOP is gedraaid of<br />
als de contactsleutel is uitgenomen<br />
bij gesloten portieren.<br />
fig. 109<br />
fig. 109a<br />
A B<br />
F0A0074b<br />
F0A0510b
Als u de schakelaar A-fig. 109 aan<br />
bestuurderszijde langer dan een<br />
halve seconde ingedrukt houdt, gaat<br />
de ruit verder automatisch open of<br />
dicht. De beweging stopt als de ruit<br />
aan het einde van zijn slag is (of als u<br />
nogmaals op de schakelaar drukt).<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
kan gevaarlijk<br />
zijn. Controleer voor en tijdens<br />
het bedienen van de ruit altijd of<br />
de passagiers niet kunnen worden<br />
verwond door de bewegende<br />
ruiten, hetzij direct door<br />
contact met de ruit, hetzij door<br />
voorwerpen die door de ruit<br />
worden meegesleept of<br />
geraakt. Verwijder altijd de<br />
sleutel uit het contactslot als u<br />
de auto verlaat, om te voorkomen<br />
dat een onverwachtse<br />
inschakeling van de elektrische<br />
ruitbediening gevaar oplevert<br />
voor de achtergebleven passagiers.<br />
ZIJDEUREN Bij de uitvoeringen Doblò Cargo<br />
wordt de zijschuifdeur in geheel geo-<br />
Controleer of een deur<br />
veilig kan worden geopend.<br />
Controleer voor het<br />
tanken van brandstof<br />
(zie “Tanken met de<br />
Doblò” in dit hoofdstuk) of de<br />
linker schuifdeur goed is gesloten;<br />
als dit niet het geval is, dan<br />
kan de schuifdeur of het blokkeermechanisme<br />
bij geopend<br />
tankklepje worden beschadigd.<br />
Als tijdens het tanken<br />
het tankklepje openstaat<br />
(zie “Tanken met de<br />
Doblò” in dit hoofdstuk), dan<br />
kan de linker zijschuifdeur niet<br />
worden geopend.<br />
pende stand door een vangmechanisme<br />
opengehouden. Om de deur te<br />
blokkeren, moet u de deur tegen de<br />
aanslag drukken; om de deur te ontgrendelen<br />
moet u de deur krachtig<br />
naar voren trekken.<br />
Zorg er in ieder geval voor dat de<br />
deur op de juiste wijze is vastgehaakt<br />
aan het vangmechanisme.<br />
Als de auto op een steile<br />
helling omlaag geparkeerd<br />
staat, laat dan de<br />
auto niet met geopende deur in<br />
vergrendelde stand staan: als u<br />
tegen de deur stoot, kan deze<br />
losraken en naar voren schuiven.<br />
Als de auto wordt<br />
geparkeerd met geopende<br />
schuifdeuren, controleer<br />
dan of deze goed vergrendeld<br />
zijn.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
75
Van buitenaf openen/sluiten<br />
(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Cargo)<br />
Openen: draai de sleutel in stand<br />
2-fig. 110 en trek de handgreep in<br />
de richting van de pijl; schuif vervolgens<br />
de deur naar de achterkant van<br />
de auto tegen de aanslag totdat hij<br />
blokkeert.<br />
Sluiten: trek aan de handgreep aan<br />
de buitenzijde en schuif de deur naar<br />
de voorkant van de auto. Draai de<br />
sleutel in stand 1-fig. 110.<br />
Van binnenuit openen/sluiten<br />
(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Cargo)<br />
fig. 110<br />
76 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
FIAT I<br />
1<br />
2<br />
F0A0075b<br />
Openen: trek aan de ontgrendelhendel<br />
fig. 111 en schuif de deur<br />
naar de achterkant van de auto tegen<br />
de aanslag totdat hij blokkeert.<br />
Sluiten: sluit de deur door hem<br />
naar de voorkant van de auto te<br />
schuiven en druk bij “LOCK” op de<br />
ontgrendelhendel fig. 111.<br />
Van buitenaf openen/sluiten<br />
(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Personenvervoer/Combi)<br />
Openen: trek de handgreep in de<br />
richting van de pijl fig. 110 en schuif<br />
de deur naar de achterkant van de<br />
auto.<br />
fig. 111<br />
LOCK<br />
LOCK<br />
F0A0073b<br />
Sluiten: trek de handgreep in de<br />
richting van de pijl fig. 110, waardoor<br />
het slot ontgrendelt, en schuif<br />
de deur naar de voorzijde van de<br />
auto.<br />
Van binnenuit openen/sluiten<br />
(uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Personenvervoer/Combi)<br />
Openen: trek aan het ontgrendelhendeltje<br />
A-fig. 112 en schuif de<br />
deur naar de achterkant van de auto.<br />
Sluiten: trek aan het ontgrendelhendeltje<br />
A en schuif de deur naar<br />
de voorkant van de auto; vergrendel<br />
de deur door de knop B op de handgreep<br />
in te drukken.<br />
fig. 112<br />
F0A0040b
KINDERVEILIGHEIDSSLOT<br />
Dit voorkomt dat de zijschuifdeuren<br />
van binnenuit kunnen worden<br />
geopend.<br />
U schakelt het systeem in door de<br />
punt van de contactsleutel in de opening<br />
fig. 113 te steken en te draaien.<br />
Stand 1 - kinderveiligheidsslot uitgeschakeld.<br />
Stand 2 - kinderveiligheidsslot ingeschakeld.<br />
Het systeem blijft ook ingeschakeld<br />
na het elektrisch ontgrendelen van<br />
de portieren.<br />
Schakel dit systeem<br />
altijd in als u kinderen<br />
vervoert.<br />
fig. 113<br />
F0A0235b<br />
ACHTERDEUREN<br />
De twee achterdeuren zijn ieder<br />
voorzien van een klemveer die de<br />
opening van de deur tot 90 graden<br />
beperkt.<br />
Het systeem van klemveren<br />
is ontwikkeld voor<br />
een beter gebruikscomfort;<br />
bij een botsing of een windstoot<br />
kunnen de veren loshaken<br />
en kunnen de deuren onverwacht<br />
dichtvallen.<br />
Het is mogelijk de openingshoek<br />
van de twee deuren te vergroten om<br />
makkelijker in en uit te laden. Dit is<br />
mogelijk door de deur iets door te<br />
drukken, waarna de deurhelft circa<br />
180 graden kan worden geopend.<br />
Als de deuren 180 graden<br />
geopend zijn, zijn ze<br />
niet meer vergrendeld.<br />
Open de deuren niet 180 graden<br />
als de auto op een helling staat<br />
of bij veel wind.<br />
Linker deur van buitenaf ontgrendelen<br />
1-fig. 114<br />
Draai de sleutel in stand 2-fig. 115<br />
en trek de handgreep in de richting<br />
van de pijl.<br />
fig. 114<br />
1 2<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
77<br />
F0A0508b
Linker deur van buitenaf vergrendelen<br />
1-fig. 114<br />
Draai de sleutel in stand 1-fig. 115.<br />
Sluit eerst de rechter<br />
deur 2-fig. 114 volledig en<br />
daarna de linker deur 1fig.<br />
114. Sluit niet beide deuren<br />
gelijktijdig.<br />
fig. 115<br />
78 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
1<br />
2<br />
F0A0077b<br />
Linker deur van binnenuit openen<br />
1-fig. 114<br />
Trek de hendel A-fig. 116 in de<br />
richting van de pijl.<br />
fig. 116<br />
fig. 117<br />
A<br />
A<br />
F0A0078b<br />
F0A0079b<br />
Rechter deur openen 2-fig. 114<br />
Trek na het openen van de linker<br />
deur de hendel A-fig. 117 in de<br />
richting van de pijl.<br />
BELANGRIJK Gebruik de handgreep<br />
A-fig. 117 uitsluitend in de<br />
aangegeven richting.<br />
ACHTERKLEP<br />
Achterklep openen/sluiten<br />
Achterklep van buitenaf openen:<br />
ontgrendel het slot fig. 118 met de<br />
contactsleutel en trek de handgreep<br />
A in de richting van de pijl.<br />
fig. 118<br />
F0A0231b
De achterklep gaat dank zij de gasveren<br />
gemakkelijk open.<br />
BELANGRIJK Voordat de sleutel<br />
wordt gedraaid, moet deze volledig<br />
in het slot zijn gestoken.<br />
Als u de sleutel voor het uitnemen<br />
45 graden rechtsom in het slot draait,<br />
dan kan de achterklep daarna uitsluitend<br />
met de sleutel worden ontgrendeld.<br />
U sluit de achterklep door de achterklep<br />
te laten zakken en ter hoogte<br />
van het slot te drukken, totdat u<br />
de vergrendeling hoort.<br />
Til de achterklep niet<br />
aan de sleutel omhoog,<br />
zodat vervorming van de<br />
sleutel wordt voorkomen.<br />
Als u reservebrandstof<br />
in een jerrycan wilt vervoeren,<br />
dan dient u zich<br />
aan de geldende wetgeving te<br />
houden. Gebruik alleen een<br />
goedgekeurde jerrycan en<br />
bevestig deze op de juiste wijze.<br />
Toch zal bij een ongeval de kans<br />
op brand groter zijn.<br />
Het maximum laadvermogen<br />
van de auto mag<br />
nooit overschreden worden<br />
(zie hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”). Controleer bovendien<br />
of de bagageruimte goed<br />
geladen is, om te voorkomen<br />
dat een voorwerp bij bruusk<br />
remmen naar voren schiet en<br />
letsel veroorzaakt. Niet goed<br />
vastgezette bagage kan bij een<br />
ongeluk de passagiers ernstig<br />
verwonden. Rijd niet met een<br />
geopende achterklep: de uitlaatgassen<br />
kunnen in het interieur<br />
binnendringen.<br />
BELANGRIJK Als u voorwerpen<br />
vervoert en u ‘s nachts rijdt, moet u<br />
controleren of de hoogteregelaars<br />
op de koplampen in de juiste stand<br />
staan (zie “Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />
Controleer voor een goede werking<br />
van de koplampverstelling of het<br />
ladinggewicht niet groter is dan in de<br />
paragraaf “Gewichten” in het hoofdstuk<br />
“Technische Gegevens” is aangegeven.<br />
Pas op dat de voorwerpen<br />
op het imperiaal<br />
niet beschadigd worden<br />
bij het openen van de achterklep.<br />
CENTRALE PORTIERVER-<br />
GRENDELING<br />
Van buitenaf<br />
Sluit de portieren, steek de sleutel<br />
in het slot van een van de voorportieren,<br />
en draai de sleutel.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
79
Van binnenuit<br />
Druk bij gesloten portieren het<br />
vergrendelknopje op een van de portieren<br />
omlaag (voor vergrendelen) of<br />
omhoog (ontgrendelen) (<strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Personenvervoer); of druk op<br />
“LOCK” (voor vergrendelen) of trek<br />
(voor ontgrendelen) aan de hendels<br />
van de voorportieren en de zijschuifdeuren<br />
(<strong>Fiat</strong> Doblò Cargo).<br />
Met de knopjes aan de binnenzijde<br />
van de zijschuifdeuren ver- of ontgrendelt<br />
u uitsluitend de betreffende<br />
deur.<br />
BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />
(indien aanwezig)<br />
werkt niet als een portier niet goed<br />
gesloten is of als er een storing in het<br />
systeem is. Na enkele seconden<br />
schakelt het systeem ongeveer 2<br />
minuten uit. In deze 2 minuten kunt<br />
u de portieren met de hand ver- en<br />
ontgrendelen, zonder dat het elektrische<br />
systeem werkt. Na de 2 seconden<br />
is het systeem weer gereed.<br />
Als de oorzaak van de storing is<br />
opgelost, werkt het systeem weer<br />
normaal.<br />
80 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
BAGAGERUIMTE<br />
BAGAGERUIMTE VERGRO-<br />
TEN<br />
Deelbare achterbank<br />
Controleer voordat u gaat rijden of<br />
alle zitplaatsen in de rijrichting staan<br />
en goed geblokkeerd zijn. Alleen<br />
deze opstelling staat een doelmatig<br />
gebruik van de veiligheidsgordels<br />
toe.<br />
Het is mogelijk de bagageruimte<br />
geheel of gedeeltelijk te vergroten.<br />
Achterbank volledig omklappen<br />
De vergrendelmechanismen van de<br />
rugleuning en de zitting bevinden<br />
zich op de in fig. 119 aangegeven<br />
plaatsen.<br />
Trek de knoppen A-fig. 119<br />
omhoog en kantel de rugleuning naar<br />
voren.<br />
Om de gehele bank om te klappen,<br />
moet u de zitting omhoog trekken<br />
met de hendel B-fig. 120.<br />
A<br />
fig. 119<br />
fig. 120<br />
B<br />
F0A0181b<br />
F0A0182b
Achterbank gedeeltelijk<br />
omklappen (linker zitplaats)<br />
Linker rugleuning omklappen:<br />
– verwijder de hoofdsteun (indien<br />
aanwezig);<br />
– trek de knop A-fig. 121 omhoog<br />
en klap de rugleuning volledig om<br />
fig. 122.<br />
Plaats de hoofdsteun in de daarvoor<br />
bestemde zitting A-fig. 123<br />
onder de stoel.<br />
fig. 121<br />
F0A0256b<br />
Hoedenplank verwijderen<br />
De hoedenplank bestaat uit twee<br />
delen fig. 124. Ga voor volledige<br />
verwijdering als volgt te werk:<br />
1) ) Open de achterdeuren of de<br />
achterklep.<br />
fig. 122<br />
fig. 123<br />
A<br />
F0A0255b<br />
F0A0093b<br />
2) Kantel gedeelte A-fig. 124 van<br />
het paneel op gedeelte B.<br />
3) Bevestig de twee delen met<br />
behulp van de borgrubbers Cfig.<br />
125.<br />
fig. 124<br />
fig. 125<br />
C<br />
A<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
81<br />
F0A0430b<br />
F0A0087b
4) Til gedeelte B-fig. 126 op en<br />
schuif het paneel langs de ruimte achter<br />
de achterbank waarbij de hoedenplank<br />
aan de bovenzijde aan de<br />
hoedenplanksteun en middenonder<br />
aan de zitplaats gehaakt wordt.<br />
Als de achterbank volledig is omgeklapt,<br />
ga dan als volgt te werk:<br />
5) Verwijder het paneel en plaats<br />
het dwars tussen de rugleuningen<br />
van de voorstoelen en de omgeklapte<br />
achterbank.<br />
Om de hoedenplank weer te monteren,<br />
moeten de bevestigingen in<br />
het midden D-fig. 124 in de daarvoor<br />
bestemde zittingen worden<br />
bevestigd; klap vervolgens gedeelte<br />
B neer en daarna gedeelte A en controleer<br />
of ze vergrendelen in de zittingen<br />
op de hoedenplank.<br />
fig. 126<br />
82 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
B<br />
F0A0088b<br />
BELANGRIJK Als u zware voorwerpen<br />
vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />
moet u controleren of de hoogteregelaars<br />
van de koplampen in de juiste<br />
stand staan (zie de paragraaf<br />
“Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />
Achterbank in normale stand zetten:<br />
1) Controleer of de veiligheidsgordels<br />
goed in de betreffende geleidebeugels<br />
zitten.<br />
2) Kantel de zitting terug en controleer<br />
of deze goed vastgehaakt is.<br />
3) Zet de rugleuning weer rechtop<br />
en controleer of hij goed vastgehaakt<br />
zit.<br />
Uitvoering met 7 zitplaatsen<br />
Ga voor het vergroten van de bagageruimte<br />
als volgt te werk:<br />
– verwijder de hoofdsteunen uit de<br />
zittingen;<br />
– haak de rechter hendel B-fig.<br />
127 los en plaats hem in stand 1<br />
(stand “geopende hendel”); voer<br />
dezelfde handelingen uit voor de<br />
hendel aan de linkerzijde, klap vervolgens<br />
de rugleuning neer en klap<br />
de hele achterbank naar voren. De<br />
handeling wordt vergemakkelijkt<br />
door twee veren. Controleer of de<br />
achterbank volledig is omgeklapt.<br />
– plaats de hoofdsteunen in de<br />
daarvoor bestemde zittingen C-fig.<br />
128 onder de achterbank.<br />
fig. 127<br />
F0A0433b
Het is absoluut verboden<br />
de achterbank van<br />
de derde rij te gebruiken<br />
als de rugleuning is neergeklapt<br />
voor het vervoer van lading of<br />
bagage. De lading kan tegen de<br />
rugleuning van de tweede rij<br />
stoelen worden geworpen,<br />
waardoor de inzittenden ernstig<br />
kunnen worden verwond fig.<br />
127a.<br />
fig. 127a<br />
F0A0434b<br />
Ga als volgt te werk om de achterbank<br />
weer in de normale stand zetten:<br />
– controleer of de ontgrendelhendels<br />
van de rugleuning, zowel de rechter<br />
als de linker, B-fig. 127 in stand 1<br />
(geopend) staan; is dit niet het geval,<br />
dan moeten beide hendels in stand 1<br />
worden gezet;<br />
– zet eerst de rugleuning weer rechtop<br />
(zonder hem vast te haken), haak<br />
de gehele achterbank vast in de daarvoor<br />
bestemde openingen in de vloer<br />
en haak vervolgens de rugleuning vast.<br />
Controleer altijd of de<br />
stoelen goed vastgehaakt<br />
zitten in de openingen<br />
in de vloer voordat u de<br />
rugleuning vergrendelt.<br />
fig. 128<br />
F0A0405b<br />
Als u de achterbank wilt verwijderen<br />
om de bagageruimte te vergroten,<br />
moet u de gehele achterbank<br />
neerklappen, de gereedschaptas verwijderen<br />
(maar wel aan boord houden)<br />
en met hendel D-fig. 128 de<br />
achterbank uit de openingen loshaken.<br />
Voer voor de montage de handelingen<br />
in omgekeerde volgorde uit.<br />
Als u de bagageruimte nog groter<br />
wilt maken, moet u de stoelen van<br />
de tweede rij naar voren klappen; ga<br />
hiervoor als volgt te werk:<br />
– klap de stoelen aan de zijkant om<br />
(zoals aangegeven in de paragraaf<br />
“toegang tot de derde rij stoelen<br />
achter”);<br />
fig. 129<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0411b<br />
83
– klap de rugleuning van de middelste<br />
stoel neer door de lus A-fig. 129<br />
omhoog te trekken;<br />
– trek aan de lus B-fig. 130 en klap<br />
de gehele stoel om;<br />
– maak de omgeklapte stoelen met<br />
de daarvoor bestemde riemen C-fig.<br />
131 (één per stoel) vast aan de<br />
hoofdsteunen voor.<br />
BELANGRIJK Als de stoelen van<br />
de tweede rij zijn neergeklapt en de<br />
stoelen van de derde rij in de normale<br />
stand staan, dan hoort u een<br />
waarschuwingszoemer en is het niet<br />
toegestaan met de auto te rijden.<br />
fig. 130<br />
84 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0412b<br />
Om de stoelen weer terug te plaatsen,<br />
moeten de betreffende riemen<br />
C-fig. 131 worden losgehaakt, de<br />
stoelen aan de zijkant volledig worden<br />
teruggeklapt en vervolgens de<br />
zitting van de middelste stoel; trek<br />
vervolgens aan de lus A-fig. 129,<br />
klap de rugleuning omhoog en bevestig<br />
hem aan de daarvoor bestemde<br />
beugels.<br />
Het is absoluut verboden<br />
te rijden met de<br />
stoelen van de tweede rij<br />
neergeklapt en met passagiers<br />
op de derde rij (zoals aangegeven<br />
op het plaatje op de stoelen<br />
zelf).<br />
fig. 131<br />
F0A0420b<br />
BAGAGE VASTZETTEN<br />
De vloer in de bagageruimte is<br />
bekleed (optional voor uitvoeringen<br />
<strong>Fiat</strong> Doblò Cargo standaard). Er zijn<br />
voor de bevestiging van de lading<br />
haken fig. 132 aanwezig (het aantal<br />
is afhankelijk van de uitvoering) die<br />
ook bereikbaar zijn als de vloerbedekking<br />
is geplaatst.<br />
fig. 132<br />
F0A0195b
MOTORKAP<br />
Motorkap openen<br />
Voer deze handeling<br />
alleen uit als de auto stilstaat.<br />
Controleer of de<br />
armen van de ruitenwissers<br />
tegen de voorruit aanstaan<br />
voordat u de motorkap optilt.<br />
1) Trek de hendel A-fig. 133<br />
(geel) in de richting van de pijl.<br />
2) Til de motorkap iets op totdat<br />
de ontgrendelhendel zichtbaar is.<br />
fig. 133<br />
F0A0082b<br />
3) Trek aan het hendeltje A-fig.<br />
134, zoals aangegeven in de figuur.<br />
4) Til de motorkap op en trek<br />
gelijktijdig de steunstang A-fig. 135<br />
uit de klem; steek vervolgens het uiteinde<br />
van de stang in de zitting B op<br />
de motorkap.<br />
Let op. Als de steunstang<br />
verkeerd geplaatst<br />
wordt, kan de motorkap<br />
onverwachts dichtvallen.<br />
fig. 134<br />
F0A0516b<br />
Wees voorzichtig als u<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte moet verrichten<br />
en de motor nog warm<br />
is, om brandwonden te voorkomen.<br />
Wacht tot de motor is<br />
afgekoeld.<br />
Pas op met sjaals, dassen<br />
of loszittende kledingstukken<br />
omdat ook<br />
deze door de bewegende onderdelen<br />
kunnen worden gegrepen.<br />
fig. 135<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
B<br />
A<br />
85<br />
F0A0084b
Motorkap sluiten<br />
1) Houd de motorkap met een<br />
hand omhoog, trek met de andere<br />
hand de stang A-fig. 135 uit de zitting<br />
B en plaats de steunstang terug<br />
in de klem.<br />
2) Laat de motorkap tot op ongeveer<br />
20 cm van de motorruimte zakken,<br />
laat de motorkap vallen en controleer<br />
of de motorkap goed is<br />
gesloten door de motorkap op te tillen.<br />
De motorkap mag niet alleen<br />
door de beveiliging vergrendeld zijn.<br />
Druk in dit laatste geval de motorkap<br />
niet dicht, maar til hem opnieuw<br />
op en herhaal de handeling.<br />
Om veiligheidsredenen<br />
moet de motorkap tijdens<br />
het rijden altijd<br />
goed gesloten zijn. Controleer<br />
daarom altijd of de motorkap<br />
goed vergrendeld is. Als u tijdens<br />
het rijden merkt dat de<br />
motorkap niet goed is vergrendeld,<br />
stop dan onmiddellijk en<br />
sluit de motorkap op de juiste<br />
wijze.<br />
86 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
ALLESDRAGERS<br />
BEVESTIGINGSPUNTEN<br />
De bevestigingsbeugels zijn bereikbaar<br />
nadat u de rubbers op de in fig.<br />
136 aangegeven plaatsen hebt verplaatst.<br />
Bevestig de steunen van de allesdragers<br />
aan de bevestigingsbeugels.<br />
BELANGRIJK U dient zich altijd<br />
strikt aan de aanwijzingen te houden<br />
die in het pakket zijn meegeleverd.<br />
De montage moet altijd door deskundige<br />
personen worden uitgevoerd.<br />
fig. 136<br />
F0A0185b<br />
Controleer na enkele<br />
kilometers opnieuw of<br />
de bevestigingsbouten<br />
nog goed vastzitten.<br />
Verdeel de lading<br />
gelijkmatig en houd tijdens<br />
de rit rekening met<br />
een verhoogde zijwindgevoeligheid.<br />
Overschrijd nooit het<br />
maximum draagvermogen<br />
(zie hoofdstuk<br />
“Technische Gegevens”).<br />
Houdt u zorgvuldig aan<br />
de wettelijke bepalingen<br />
betreffende de maximale<br />
afmetingen.
LAADPLATEAUS<br />
De laadplateaus zijn opgenomen in<br />
het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />
Het laden met behulp<br />
van de laadplateaus mag<br />
alleen bij een stilstaande<br />
auto worden uitgevoerd en met<br />
aangetrokken handrem.<br />
Verplaats de auto niet<br />
als de laadplateaus zijn<br />
uitgetrokken.<br />
Controleer voordat u wegrijdt<br />
of de laadplateaus goed in de<br />
daarvoor bestemde ruimten<br />
vergrendeld zijn.<br />
Voor een goede werking van het<br />
laadplateau achter fig. 137 moeten<br />
de instructies worden opgevolgd<br />
die vermeld staan op het plaatje links<br />
in de laadruimte.<br />
fig. 137<br />
BELANGRIJK Het maximum<br />
draagvermogen van het laadplateau<br />
achter is 250 kg.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
87<br />
F0A0221b
Voor het juiste gebruik van het<br />
laadplateau aan de zijkant, fig.<br />
138 moet u de zijdeur openen, de<br />
handgreep A vastpakken en het laadplateau<br />
uittrekken in de richting van<br />
de pijl totdat het vergrendelt.<br />
BELANGRIJK Het maximum<br />
draagvermogen van het laadplateau<br />
aan de zijkant is 60 kg.<br />
Als het laden voltooid is, moet u de<br />
handgreep A vastpakken en het laadplateau<br />
aan de zijkant in de richting<br />
van de pijl in de daarvoor bestemde<br />
ruimte schuiven fig. 138.<br />
fig. 138<br />
88 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0234b<br />
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />
Goed afgestelde koplampen zijn<br />
belangrijk voor het comfort en de<br />
veiligheid van uzelf en de overige<br />
weggebruikers.<br />
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften<br />
met betrekking tot de koplampafstelling.<br />
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />
moeten de koplampen op de<br />
juiste wijze zijn afgesteld.<br />
Wendt u voor controle of afstelling<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
70<br />
0722:<br />
11<br />
fig. 139<br />
A C<br />
B<br />
7<br />
11 11 ∆∆<br />
F0A0085b<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
De auto is uitgerust met een elektrische<br />
koplampverstelling, die werkt<br />
met de contactsleutel in stand MAR<br />
en ingeschakeld dimlicht.<br />
Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />
Het gevolg is dat de lichtbundel<br />
meer naar boven schijnt. In<br />
dit geval moeten de koplampen worden<br />
afgesteld.<br />
Ga voor het afstellen als volgt te<br />
werk:<br />
– druk knop B-fig. 139 in en houd<br />
de knop ingedrukt totdat een van de<br />
volgende standen is bereikt (bijv.:<br />
0➟1, 1➟2, 2➟3);<br />
– druk knop A in en houd de knop<br />
ingedrukt totdat een van de volgende<br />
standen is bereikt (bijv.: 3➟2,<br />
2➟1, 1➟0).<br />
Het display C toont de stand gedurende<br />
de koplampverstelling.
Correcte standen op basis van<br />
de beladingsgraad<br />
0 - een of twee personen op de<br />
voorstoelen.<br />
1 - vijf personen.<br />
2 - vijf personen + bagage.<br />
3 - bestuurder + maximale lading in<br />
de bagageruimte.<br />
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens<br />
als het gewicht van<br />
de lading wijzigt.<br />
KOPLAMPAFSTELLING IN<br />
HET BUITENLAND<br />
De dimlichten zijn afgesteld voor<br />
gebruik in het land waarin de auto is<br />
verkocht. In die landen waarin aan de<br />
andere zijde van de weg wordt gereden,<br />
moet om het tegemoetkomende<br />
verkeer niet te verblinden, een<br />
gedeelte van de koplampen worden<br />
afgeplakt overeenkomstig de wetgeving<br />
van het land waarin u rijdt.<br />
ABS<br />
De auto kan zijn uitgerust met een<br />
anti-blokkeerremsysteem (ABS). Het<br />
systeem voorkomt dat de wielen<br />
blokkeren, waardoor de beschikbare<br />
grip optimaal wordt benut en de<br />
auto ook tijdens een noodstop<br />
bestuurbaar en stabiel blijft.<br />
Als het ABS in werking is getreden,<br />
merkt de bestuurder dit aan een trilling<br />
in het rempedaal, die gepaard<br />
gaat met enig geluid.<br />
Dit betekent niet dat het remsysteem<br />
niet goed werkt, maar geeft<br />
aan dat het ABS in werking treedt.<br />
Het geeft ook aan dat de grip op de<br />
weg verminderd is. Het is daarom<br />
noodzakelijk uw snelheid aan te passen<br />
aan de conditie van de weg.<br />
Het ABS is een aanvulling op het<br />
conventionele remsysteem; bij een<br />
storing schakelt het ABS zichzelf<br />
automatisch uit, waarna alleen het<br />
conventionele remsysteem werkt.<br />
Als bij een storing niet meer op het<br />
anti-blokkeersysteem kan worden<br />
gerekend, zal de remcapaciteit van<br />
de auto absoluut niet minder zijn.<br />
Als u niet eerder in een auto met<br />
ABS hebt gereden, raden wij u aan<br />
het systeem eerst een paar keer uit<br />
te proberen op een glad wegdek.<br />
Verlies hierbij de veiligheid niet uit<br />
het oog en houdt u aan de wetgeving<br />
van het land waarin u zich bevindt.<br />
Bovendien raden wij u aan de volgende<br />
aanwijzingen aandachtig te<br />
lezen.<br />
Het voordeel van het ABS ten<br />
opzichte van het traditionele remsysteem<br />
is dat de auto optimaal<br />
bestuurbaar blijft, doordat het blokkeren<br />
van de wielen wordt voorkomen,<br />
ook bij een noodstop en in<br />
omstandigheden waarbij de grip op<br />
het wegdek beperkt is.<br />
Het gebruik van het ABS leidt niet<br />
altijd tot een kortere remweg: als<br />
bijv. ijs of verse sneeuw op de weg<br />
ligt, kan de remweg langer zijn.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
89
Voor het beste gebruik van het<br />
anti-blokkeersysteem, is het raadzaam<br />
de volgende aanwijzingen op te<br />
volgen:<br />
Het ABS benut zo goed<br />
mogelijk de beschikbare<br />
grip, maar kan deze niet<br />
verhogen. Daarom moet op<br />
gladde weggedeelten altijd<br />
voorzichtig worden gereden en<br />
mogen er geen onnodige risico’s<br />
worden genomen.<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, betekent dit dat<br />
de grip van de banden op<br />
het wegdek gering is; u dient uw<br />
snelheid te verlagen en aan te<br />
passen aan de beschikbare grip.<br />
90 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Bij een storing gaat het<br />
waarschuwingslampje<br />
> op het instrumentenpaneel<br />
branden. Rijd met aangepaste<br />
snelheid naar een <strong>Fiat</strong>dealer<br />
en laat het systeem volledig<br />
repareren.<br />
Wees voorzichtig bij het remmen<br />
in bochten, ook als de auto is voorzien<br />
van ABS.<br />
Het allerbelangrijkste advies is echter<br />
het volgende:<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, merkt u dat aan<br />
een trilling in het rempedaal.<br />
Verlaag de remdruk niet<br />
maar houd het rempedaal juist<br />
goed ingedrukt; op deze manier<br />
hebt u, afhankelijk van de conditie<br />
van het wegdek, de kortste<br />
remweg.<br />
Als u deze aanwijzingen opvolgt,<br />
zult u onder alle omstandigheden de<br />
remmen het beste benutten.<br />
BELANGRIJK Op auto’s die met<br />
ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />
door de fabriek voorgeschreven velgen,<br />
banden en remblokken gemonteerd<br />
worden.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd<br />
met een elektronische remdrukverdeling<br />
EBD (Electronic Brake<br />
Distributor) die via de regeleenheid<br />
en de sensoren van het ABS de prestaties<br />
van het remsysteem verhogen.<br />
De auto is uitgerust<br />
met een elektronische<br />
remdrukverdeling<br />
(EBD). Als bij een draaiende<br />
motor tegelijkertijd de waarschuwingslampjes<br />
> en x gaan<br />
branden, dan is er een storing in<br />
het EBD-systeem; in dat geval<br />
kunnen bij hard remmen de<br />
achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />
waardoor de auto kan<br />
gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig<br />
naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>dealer<br />
om het systeem te laten<br />
controleren.
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
> gaat<br />
branden, dan is er een storing in<br />
het ABS-systeem. In dat geval<br />
werkt het conventionele remsysteem<br />
op de normale manier,<br />
terwijl geen gebruik wordt<br />
gemaakt van het antiblokkeersysteem.<br />
Onder deze omstandigheden<br />
kan ook de werking<br />
van het EBD-systeem verminderen.<br />
Ook in dit geval raden<br />
wij u aan onmiddellijk en zeer<br />
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer te rijden, om<br />
het systeem te laten controleren.<br />
Als het waarschuwingslampje<br />
x voor te laag<br />
remvloeistofniveau gaat<br />
branden, stop dan onmiddellijk<br />
de auto en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Als er vloeistof lekt uit<br />
het hydraulische systeem,<br />
wordt de werking van zowel het<br />
conventionele remsysteem als<br />
het ABS in gevaar gebracht.<br />
FRONTAIRBAGS EN<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
De auto is uitgerust met frontairbags<br />
aan bestuurders- en aan passagierszijde<br />
en zij-airbags voor (sidebags).<br />
FRONTAIRBAGS<br />
De frontairbags (bestuurder en<br />
passagier) beschermen de inzittenden<br />
voor bij een middelzware frontale<br />
botsing, door het opblazen van<br />
een luchtkussen tussen de inzittende<br />
en het stuurwiel of het dashboard.<br />
Als de airbags niet worden geactiveerd<br />
bij andere soorten botsingen<br />
(zijdelings, van achter, over de kop<br />
slaan enz), betekent dit niet dat het<br />
systeem niet goed functioneert.<br />
Bij een frontale botsing zorgt een<br />
regeleenheid ervoor, indien nodig,<br />
dat het kussen wordt opgeblazen.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />
waardoor het lichaam van de inzittenden<br />
voor wordt opgevangen en<br />
de kans op letsel beperkt wordt.<br />
Direct daarna loopt het kussen weer<br />
leeg.<br />
De frontairbags (bestuurder en<br />
passagier) zijn geen vervanging voor<br />
de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />
Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van<br />
veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />
in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).<br />
Bij een ongeval kan een inzittende<br />
die geen veiligheidsgordel heeft<br />
omgelegd, in contact komen met een<br />
airbag die nog niet volledig opgeblazen<br />
is. Hierdoor wordt de inzittende<br />
minder door de airbag beschermd.<br />
De frontairbags kunnen in de volgende<br />
gevallen niet worden ingeschakeld:<br />
– bij frontale botsingen, met een<br />
ander deel van de auto dan het front,<br />
tegen makkelijk vervormbare objecten<br />
(bijv. als het voorspatbord tegen<br />
de vangrail komt);<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
91
– als de auto onder andere auto’s<br />
of veiligheidsvoorzieningen schuift<br />
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of<br />
de vangrail); omdat geen enkele aanvullende<br />
bescherming wordt geboden<br />
op de veiligheidsgordels.<br />
Als de airbags in deze gevallen niet<br />
geactiveerd worden, betekent dit<br />
niet dat het systeem niet goed functioneert.<br />
Plaats geen stickers of<br />
andere objecten op het<br />
stuurwiel en het deksel<br />
van de airbagmodule aan de<br />
passagierszijde. Plaats geen<br />
voorwerpen op het dashboard<br />
aan passagierszijde omdat deze<br />
het correct opblazen van de airbag<br />
aan passagierszijde kunnen<br />
verhinderen.<br />
De frontairbags aan bestuurdersen<br />
passagierszijde zijn ontworpen<br />
voor een optimale bescherming van<br />
de inzittenden voor met omgelegde<br />
veiligheidsgordels.<br />
92 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Als de airbags volledig opgeblazen<br />
zijn, vullen zij het grootste deel van<br />
de ruimte tussen het stuurwiel en de<br />
bestuurder en het dashboard en de<br />
voorpassagier.<br />
Bij lichte frontale aanrijdingen<br />
(waarbij de werking van de veiligheidsgordel<br />
voldoende is) worden<br />
de airbags niet geactiveerd. Daarom<br />
moeten de veiligheidsgordels altijd<br />
worden gedragen; ook omdat ze bij<br />
frontale aanrijdingen er altijd voor<br />
zorgen dat de inzittende in de juiste<br />
stand wordt gehouden.<br />
fig. 140<br />
F0A0410b<br />
FRONTAIRBAG AAN<br />
BESTUURDERSZIJDE fig. 140<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />
kussen dat in een daarvoor bestemde<br />
ruimte in het midden van het<br />
stuurwiel is geplaatst.<br />
FRONTAIRBAG AAN PASSA-<br />
GIERSZIJDE fig. 141<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />
kussen met een groter volume dan<br />
dat aan bestuurderszijde. Het kussen<br />
is in een daarvoor bestemde ruimte<br />
in het dashboard geplaatst.<br />
fig. 141<br />
F0A0409b
ZEER GEVAAR-<br />
LIJK: Monteer<br />
absoluut geen kinderzitje<br />
achterstevoren op de<br />
passagiersstoel voor als de frontairbag<br />
aan passagierszijde is<br />
ingeschakeld. Als bij een ongeval<br />
de airbag in werking treedt<br />
(opblaast), kan dit ernstig letsel<br />
en zelfs de dood tot gevolg hebben.<br />
Als er geen andere mogelijkheid<br />
is, moet in ieder geval<br />
de airbag aan passagierszijde<br />
uitgeschakeld worden als het<br />
kinderzitje op de passagiersstoel<br />
voor wordt geplaatst.<br />
Bovendien moet de stoel zo ver<br />
mogelijk naar achteren zijn<br />
geschoven om te voorkomen<br />
dat het kinderzitje eventueel in<br />
aanraking komt met het dashboard.<br />
Ook als het niet wettelijk<br />
verplicht is, raden wij u aan,<br />
voor een optimale bescherming<br />
van de volwassenen, de airbag<br />
onmiddellijk weer in te schakelen<br />
zodra er geen kinderen<br />
meer vervoerd worden.<br />
Handmatig uitschakelen<br />
Als het absoluut noodzakelijk is om<br />
een kind op de voorstoel te vervoeren,<br />
kan de airbag aan passagierszijde<br />
worden uitgeschakeld.<br />
De airbag kan worden in-/uitgeschakeld<br />
als het contactslot in stand<br />
STOP staat. Bedien met de contactsleutel<br />
de daarvoor bestemde sleutelschakelaar<br />
fig. 142, rechts van het<br />
dashboard.<br />
fig. 142<br />
ON OFF<br />
PASS.<br />
AIR BAG<br />
F0A0213b<br />
BELANGRIJK Bedien de schakelaar<br />
alleen als de motor is uitgezet en<br />
de contactsleutel is uitgenomen.<br />
De sleutelschakelaar fig. 142 heeft<br />
twee standen:<br />
– frontairbag aan de passagierszijde<br />
ingeschakeld: (stand ON P): lampje<br />
F op het instrumentenpaneel is<br />
gedoofd; het is absoluut verboden<br />
kinderen op de passagiersstoel voor<br />
te vervoeren.<br />
– frontairbag aan de passagierszijde<br />
uitgeschakeld: (stand OFF F):<br />
lampje F op het instrumentenpaneel<br />
brandt; het is mogelijk kinderen<br />
op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
waarbij ze beschermd moeten<br />
worden door passende universele<br />
systemen.<br />
Het waarschuwingslampje F op<br />
het dashboard blijft continu branden<br />
totdat de airbag aan passagierszijde<br />
opnieuw wordt ingeschakeld.<br />
De uitschakeling van de frontairbag<br />
aan passagierszijde heeft geen<br />
invloed op de werking van de zij-airbag.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
93
SIDEBAGS<br />
De sidebag is een kussen dat zich<br />
snel opblaast en dat zich bevindt in<br />
de rugleuning van de voorstoel. De<br />
sidebag heeft tot doel het bove<strong>nl</strong>ichaam<br />
van de inzittenden te beschermen<br />
bij middelzware en zware zijdelingse<br />
aanrijdingen.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
De frontairbags en/of zij-airbags<br />
(indien aanwezig) kunnen worden<br />
geactiveerd bij zware botsingen of als<br />
de auto aan de onderzijde wordt<br />
geraakt, bijvoorbeeld bij zware botsingen<br />
tegen treden of stoepranden of<br />
obstakels op het wegdek of als de<br />
auto terecht komt in grote gaten of<br />
verzakkingen in het wegdek.<br />
fig. 143<br />
94 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0517b<br />
Als de airbag in werking treedt,<br />
ontsnapt een beetje rook. Deze<br />
rook is niet schadelijk en duidt niet<br />
op brand; bovendien kan het oppervlak<br />
van het opgeblazen kussen en<br />
het interieur van de auto bedekt zijn<br />
met een laagje poeder: dit poeder<br />
kan de huid en de ogen irriteren. Als<br />
u hiermee in aanraking bent gekomen,<br />
moet u zich met neutrale zeep<br />
en water wassen.<br />
Het airbagsysteem heeft een geldigheid<br />
van 14 jaar voor wat betreft de<br />
pyrotechnische lading en van 10 jaar<br />
voor wat betreft het spiraalmechanisme<br />
(zie de sticker aan de binnenzijde<br />
van het dashboardkastje). Na<br />
deze periode moeten ze door de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer worden vervangen.<br />
Na een ongeval waarbij de airbag in<br />
werking is getreden, dient u zich tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer te wenden om de<br />
airbag, de elektronische regeleenheid,<br />
de veiligheidsgordels en de gordelspanners<br />
te laten vervangen en de<br />
werking van de elektrische installatie<br />
te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden,<br />
reparaties en vervanging van de airbag<br />
moeten door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur<br />
van uw auto, moet u contact<br />
opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />
het systeem buiten werking te laten<br />
stellen.<br />
Bij verkoop van de auto moet de<br />
nieuwe eigenaar op de hoogte<br />
gesteld worden van het gebruik en<br />
de instructies, en moet hij het<br />
instructieboekje ontvangen.
Het in werking treden van de gordelspanners,<br />
de frontairbags en de<br />
zij-airbags wordt door de elektronische<br />
regeleenheid bepaald, afhankelijk<br />
van het type ongeval. Als een van<br />
deze onderdelen niet in werking<br />
treedt, dan duidt dat niet op een storing<br />
in het systeem.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje ¬ gaat niet<br />
branden of blijft branden tijdens<br />
het rijden, dan is er mogelijk<br />
een storing in de veiligheidssystemen;<br />
in dat geval kunnen de<br />
airbags of gordelspanners niet<br />
geactiveerd worden bij een<br />
ongeval of, in een zeer beperkt<br />
aantal gevallen, niet op de juiste<br />
wijze geactiveerd worden.<br />
Voordat u verder rijdt, dient u<br />
contact op te nemen met de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem<br />
direct te laten controleren.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait,<br />
gaat het lampje F (met<br />
de schakelaar voor uitschakeling<br />
van de frontairbag aan passagierszijde<br />
in stand ON) ongeveer<br />
4 seconden branden en<br />
vervolgens 4 seconden knipperen,<br />
om aan te geven dat de<br />
frontairbag en de zij-airbag<br />
(indien aanwezig) aan passagierszijde<br />
bij een ongeval worden<br />
geactiveerd. Hierna moet<br />
het lampje doven.<br />
Laat bij diefstal of een<br />
poging tot diefstal, bij<br />
beschadiging of als de<br />
auto bij een overstroming<br />
onder water is geweest, het airbagsysteem<br />
door een <strong>Fiat</strong>dealer<br />
controleren.<br />
De frontairbag treedt<br />
in werking als de botsing<br />
zwaarder is dan een botsing<br />
waarbij alleen de gordelspanners<br />
worden geactiveerd.<br />
Bij aanrijdingen die tussen die<br />
twee drempelwaarden in liggen,<br />
treden alleen de gordelspanners<br />
in werking.<br />
Plak geen stickers of<br />
andere voorwerpen op<br />
het stuur of op de plek<br />
van de airbag aan de passagierszijde.<br />
Reis niet met voorwerpen<br />
op schoot en houd vooral geen<br />
pijp, potlood enz. in de mond.<br />
Bij een ongeval waarbij de airbag<br />
in werking treedt, kan dit<br />
ernstig letsel veroorzaken.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
95
Rijd altijd met beide<br />
handen op de stuurwielrand,<br />
zodat bij het in<br />
werking treden van de airbag,<br />
het systeem niet wordt gehinderd<br />
door obstakels die ernstig<br />
letsel kunnen veroorzaken. Rijd<br />
niet met voorover gebogen<br />
lichaam, maar ga goed rechtop<br />
zitten en steun tegen de rugleuning.<br />
Bedek de rugleuning<br />
van de voorstoelen niet<br />
met hoezen of kleden<br />
die niet zijn voorbereid op het<br />
gebruik met sidebags.<br />
96 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat, kunnen,<br />
ook bij uitgezette<br />
motor, de airbags inschakelen<br />
als de auto stilstaat en de auto<br />
frontaal wordt aangereden door<br />
een andere auto die met voldoende<br />
snelheid rijdt. Daarom<br />
mogen, ook als de auto stilstaat,<br />
absoluut geen kinderen op de<br />
passagiersstoel voor worden<br />
geplaatst. Als bij een stilstaande<br />
auto en met uitgenomen contactsleutel<br />
de airbags bij een<br />
ongeval niet in werking treden,<br />
betekent dit echter niet dat het<br />
systeem niet goed werkt.<br />
De juiste werking van<br />
de frontairbags, de zijairbags<br />
en de gordelspanners<br />
is alleen gegarandeerd<br />
als het maximaal toelaatbaar<br />
gewicht van de auto niet wordt<br />
overschreden.<br />
Bij auto’s die zijn uitgerust<br />
met zij-airbags, mag<br />
de rugleuning van de<br />
stoel niet met water worden<br />
afgenomen of chemisch worden<br />
gereinigd in een automatisch<br />
wasapparaat.<br />
De airbag is geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een<br />
aanvulling. Omdat de frontairbags<br />
niet worden geactiveerd<br />
bij frontale botsingen bij lage<br />
snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen<br />
en als de auto over de<br />
kop slaat, worden in deze gevallen<br />
de inzittenden uitsluitend<br />
door de veiligheidsgordels<br />
beschermd. De gordels moeten<br />
dus altijd gedragen worden.
EOBD-SYSTEEM<br />
Met het EOBD-systeem (European<br />
On Board Diagnosis) kan een doorlopende<br />
diagnose worden uitgevoerd<br />
op die componenten op de<br />
auto die van invloed zijn op de emissie.<br />
Bovendien attendeert het systeem<br />
de bestuurder door het branden van<br />
het lampje U op het instrumentenpaneel<br />
op de veroudering van de<br />
betreffende componenten.<br />
Het doel is:<br />
– de werking van het systeem controleren;<br />
– signaleren wanneer door een storing<br />
de emissies boven de wettelijk<br />
vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />
– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is defecte componenten te vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog<br />
over een diagnosestekker die, als<br />
deze verbonden is met speciale<br />
apparatuur, het mogelijk maakt, de<br />
door de regeleenheid opgeslagen<br />
storingscodes en de specifieke parameters<br />
voor de diagnose en werking<br />
van de motor, te lezen.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden,<br />
wendt u dan zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking<br />
van het lampje U kan worden<br />
gecontroleerd met behulp van<br />
speciale apparatuur van de verkeerspolitie.<br />
Houdt u aan de<br />
wetgeving van het land waarin u<br />
rijdt.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen<br />
van de storing moet de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
voor een complete controle van het<br />
systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />
en, zonodig, een proefrit maken<br />
die eventueel een langere afstand kan<br />
omvatten.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
97
AUTORADIO<br />
Als de auto niet is uitgerust met de<br />
“Inbouwvoorbereiding autoradio”,<br />
beschikt u op het dashboard over<br />
een functioneel opbergvak.<br />
Als u direct na aankoop<br />
van de auto een autoradio<br />
wilt installeren,<br />
moet u eerst contact opnemen<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer; deze zal u<br />
instructies geven om de levensduur<br />
van de accu te behouden.<br />
Als de accu bij uitgezette motor<br />
te zwaar wordt belast, beschadigt<br />
de accu en kan de garantie<br />
op de accu vervallen.<br />
98 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
BASIS INBOUWVOORBEREI-<br />
DING<br />
Het pakket bestaat uit:<br />
– voedingskabels voor de autoradio;<br />
– voedingskabels voor de luidsprekers<br />
voor op het dashboard en in de<br />
portieren (indien aanwezig) en achter<br />
bij de uitvoeringen personenvervoer;<br />
– een inbouwplaats voor de autoradio;<br />
– een antennekabel en een antenne.<br />
UITGEBREIDE INBOUW-<br />
VOORBEREIDING<br />
Het pakket bestaat uit:<br />
– voedingskabels voor de autoradio;<br />
fig. 144<br />
F0A0162B<br />
– voedingskabels voor de luidsprekers<br />
voor op het dashboard;<br />
– 2 luidsprekers op het dashboard;<br />
– voedingskabels voor luidsprekers in<br />
de portieren (indien aanwezig);<br />
– 2 luidsprekers in de portieren;<br />
– 2 luidsprekers achter (bij de uitvoeringen<br />
personenvervoer);<br />
– voedingskabels voor luidsprekers<br />
achter;<br />
– een inbouwplaats voor de autoradio;<br />
– een antennekabel en een antenne.<br />
Luidsprekers<br />
– 2 mid-range luidsprekers op het<br />
dashboard, met een diameter van 100<br />
mm en met elk een piekvermogen van<br />
30W.<br />
– 2 woofer luidsprekers in de voorportieren,<br />
met een diameter van 165<br />
mm en met elk een piekvermogen van<br />
40W (alleen uitvoeringen Panorama).<br />
– 2 elliptische full-range luidsprekers<br />
op de hoedenplank, 95 x 154 mm met<br />
elk een piekvermogen van 20W (alleen<br />
uitvoeringen Panorama).
Autoradio inbouwen<br />
Voor het inbouwen van de autoradio<br />
moet het vakje dat staat afgebeeld<br />
in fig. 145 worden verwijderd.<br />
Verwijder het geklemde vakje door<br />
uw hand in het vakje te steken en<br />
deze naar boven te drukken. Schuif<br />
vervolgens het vakje in de richting<br />
van het interieur.<br />
fig. 145<br />
F0A0096B<br />
INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE TELE-<br />
FOON<br />
De inbouwvoorbereiding bestaat<br />
uit:<br />
– antenne met dubbele functie<br />
(autoradio + mobiele telefoon), op<br />
het dak;<br />
– antennekabel voor de antenne<br />
met dubbele functie en een kabel<br />
met een 10-polige stekker fig. 146;<br />
– luidspreker met dubbele spoel<br />
(autoradio + mobiele telefoon), op<br />
het dashboard aan passagierszijde.<br />
4 3 2 1<br />
10 9 8 7 6 5<br />
fig. 146<br />
F0A0099b<br />
De antenne is geschikt<br />
voor een zendvermogen<br />
tot 20W.<br />
Aansluitschema van de elektrische<br />
bedrading:<br />
1 MUTE-functie autoradio.<br />
2 Vrij.<br />
3 Massa INPUT-signaal mobiele<br />
telefoon.<br />
4 INPUT-signaal mobiele telefoon.<br />
5 Luidspreker met dubbele functie<br />
op dashboard aan passagierszijde<br />
(+).<br />
6 Luidspreker met dubbele functie<br />
op dashboard aan passagierszijde<br />
(-).<br />
7 Voeding via start-/contactslot<br />
(+15).<br />
8 Vrij.<br />
9 Voeding (+) via accu.<br />
10 Massa.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
99
Laat de installatie van de mobiele<br />
telefoon en de aansluiting op de<br />
inbouwvoorbereiding in de auto uitsluitend<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren.<br />
Bij de <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer<br />
is de 10-polige stekker bereikbaar<br />
door een schroevendraaier te plaatsen<br />
op het punt dat aangegeven is in<br />
fig. 147. Til de tunnelbekleding op<br />
en trek de stekker uit.<br />
Bij de <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo is de 10polige<br />
stekker bereikbaar na het losdraaien<br />
van de schroeven van het<br />
opbergvak die zijn aangegeven in fig.<br />
148. Plaats een schroevendraaier op<br />
het ingesneden gedeelte van de tunnelconsole<br />
en trek de stekker uit.<br />
fig. 147<br />
100 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
F0A0210b<br />
De handsfree kit moet<br />
u zelf aanschaffen en<br />
geschikt zijn voor uw<br />
mobiele telefoon.<br />
Laat de installatie van<br />
de mobiele telefoon en<br />
de aansluiting op de<br />
inbouwvoorbereiding in de auto<br />
uitsluitend door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
uitvoeren. Zo bent u verzekerd<br />
van het beste resultaat en<br />
wordt voorkomen dat de rijveiligheid<br />
in gevaar wordt<br />
gebracht.<br />
fig. 148<br />
F0A0211b<br />
RADIOZENDAPPARA-<br />
TUUR EN MOBIELE<br />
TELEFOON<br />
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,<br />
27 mc en dergelijke) mogen<br />
alleen in de auto worden gebruikt<br />
met een aparte antenne aan de buitenkant<br />
van de auto.<br />
BELANGRIJK Het gebruik van<br />
dergelijke apparaten in de auto (zonder<br />
buitenantenne) kan niet alleen<br />
schadelijk zijn voor de gezondheid<br />
van de inzittenden, maar kan ook<br />
storingen in de elektrische systemen<br />
van de auto veroorzaken. Hierdoor<br />
wordt de veiligheid in gevaar<br />
gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk beperkt<br />
door de isolerende eigenschappen<br />
van de carrosserie.<br />
Houdt u bij het gebruik van mobiele<br />
telefoons (GSM, GPRS, UMTS)<br />
met het officiële EU-keurmerk, strikt<br />
aan de instructies die door de fabrikant<br />
van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze bevinden zich in de achterbumper<br />
van de auto en attenderen<br />
de bestuurder via een repeterend<br />
geluidssignaal op de aanwezigheid<br />
van obstakels achter de auto.<br />
ACTIVERING<br />
De sensoren worden automatisch<br />
geactiveerd als de achteruit wordt<br />
ingeschakeld.<br />
Als de afstand tot het obstakel achter<br />
de auto kleiner wordt, neemt de<br />
frequentie van het geluidssignaal toe.<br />
AKOESTISCH WAARSCHU-<br />
WINGSSYSTEEM<br />
Als de achteruit wordt ingeschakeld,<br />
treedt automatisch een repeterend<br />
geluidssignaal in werking (een<br />
kort piepgeluid om de activering van<br />
het systeem aan te geven).<br />
De frequentie van het geluidssignaal:<br />
– neemt toe als de afstand tot het<br />
obstakel kleiner wordt;<br />
– klinkt ononderbroken als de<br />
afstand tot het obstakel minder is<br />
dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk<br />
als de afstand tot het obstakel<br />
groter wordt;<br />
– blijft constant als de afstand tot<br />
het obstakel onveranderd blijft.<br />
BELANGRIJK Als er een storing<br />
in het parkeersysteem is, wordt de<br />
bestuurder gewaarschuwd door een<br />
alarmsignaal dat in werking treedt bij<br />
het inschakelen van de achteruit.<br />
De sensoren zijn aan de vorm van<br />
de achterbumper aangepast waardoor<br />
het bereik optimaal is.<br />
fig. 149<br />
F0A0518b<br />
Signalering:<br />
Meetbereik in het midden ... 130 cm<br />
Meetbereik bij de hoeken ...... 60 cm<br />
Meetbereik minimaal/maximaal .........<br />
25/180 cm<br />
Als meerdere sensoren een obstakel<br />
signaleren, zal de regeleenheid de<br />
kortste afstand weergegeven.<br />
Het parkeersysteem schakelt, ook<br />
bij ingeschakelde achteruit, automatisch<br />
uit als de auto meer dan 50<br />
meter heeft afgelegd of als de snelheid<br />
hoger is dan 30 km/h.<br />
Om de juiste werking<br />
van de sensoren te<br />
garanderen, moeten ze<br />
regelmatig worden schoongemaakt.<br />
Als de achterbumper<br />
bedekt is met ijs, sneeuw, modder<br />
enz., kan de juiste werking<br />
van de sensoren worden gehinderd,<br />
waardoor de prestaties<br />
van het systeem verminderen.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
101
TANKEN MET DE<br />
FIAT DOBLÒ<br />
Controleer voor het<br />
tanken van brandstof of<br />
de linker schuifdeur<br />
goed is gesloten; als dit niet het<br />
geval is, dan kan de schuifdeur<br />
of het blokkeermechanisme bij<br />
geopend tankklepje worden<br />
beschadigd.<br />
Als tijdens het tanken<br />
het tankklepje openstaat,<br />
dan kan de linker<br />
zijschuifdeur niet worden geopend.<br />
102 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
MET BENZINEMOTOR<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Om vergissingen te voorkomen is<br />
de diameter van de vulpijp van de<br />
tank kleiner, zodat het vulpistool<br />
voor loodhoudende benzine er niet<br />
in past.<br />
Het octaangetal van de benzine<br />
moet ten minste 95 RON zijn.<br />
BELANGRIJK Een beschadigde<br />
katalysator laat schadelijke stoffen in<br />
het uitlaatgas achter, waardoor het<br />
milieu wordt vervuild.<br />
BELANGRIJK Tank nooit, niet in<br />
noodgevallen en ook niet een klein<br />
beetje, loodhoudende benzine. U<br />
zou de katalysator onherstelbaar<br />
beschadigen.<br />
MET DIESELMOTOR<br />
De dieselmotoren zijn<br />
uitsluitend geschikt voor<br />
dieselbrandstof voor<br />
motorvoertuigen die voldoet<br />
aan Europese specificaties<br />
EN590. Het gebruik van andere<br />
producten of mengsels kan de<br />
motor onherstelbaar beschadigen<br />
en het vervallen van de<br />
garantie tot gevolg hebben.<br />
Mocht u onverhoopt een ander<br />
type brandstof tanken, dan mag<br />
de motor niet worden gestart<br />
en moet de brandstoftank worden<br />
afgetapt. Ook als de motor<br />
slechts kort heeft gedraaid,<br />
moet naast de brandstoftank,<br />
ook alle brandstof uit de brandstofleidingen<br />
worden afgetapt.
Bij lage buitentemperaturen kan de<br />
vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />
verminderen door de vorming van<br />
paraffine, waardoor het brandstofsysteem<br />
niet meer goed werkt.<br />
Om dit probleem te voorkomen<br />
wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />
dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />
voor de zomer, voor de winter en<br />
voor zeer lage temperaturen (bergachtige<br />
gebieden) is ontwikkeld.<br />
Als dieselbrandstof wordt getankt<br />
die niet toereikend is voor de<br />
gebruikstemperatuur, raden wij aan<br />
de dieselbrandstof te mengen met<br />
het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL<br />
MIX in de verhouding die in de<br />
gebruiksaanwijzing van het middel is<br />
aangegeven. Doe eerst het middel in<br />
de tank en voeg daarna de dieselbrandstof<br />
toe.<br />
TANKDOP fig. 150<br />
Controleer voor het<br />
tanken van brandstof of<br />
de linker schuifdeur<br />
goed is gesloten; als dit niet het<br />
geval is, dan kan de schuifdeur<br />
of het blokkeermechanisme bij<br />
geopend tankklepje worden<br />
beschadigd.<br />
Als tijdens het tanken<br />
het tankklepje openstaat,<br />
dan kan de linker<br />
zijschuifdeur niet worden geopend.<br />
Openen:<br />
1) Draai de dop ongeveer een kwart<br />
slag linksom en verwijder de dop.<br />
BELANGRIJK Door de hermetische<br />
afsluiting van de tank kan de<br />
druk in de tank iets verhoogd zijn.<br />
Het is daarom normaal als u bij het<br />
losdraaien van de tankdop een sissend<br />
geluid hoort.<br />
2) Plaats tijdens het tanken de dop<br />
in de uitsparing op het klepje, zoals is<br />
afgebeeld.<br />
Sluiten:<br />
De tankdop is voorzien van een<br />
bajonetsluiting. Plaats de tankdop en<br />
draai de dop rechtsom totdat u een<br />
of meerdere klikken hoort.<br />
fig. 150<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
103<br />
F0A0219b
Bij enkele uitvoeringen is dop voorzien<br />
van een mechanisch slot; om te<br />
tanken moet de dop met de contactsleutel<br />
worden losgedraaid.<br />
Kom niet dicht bij de<br />
vulopening met open<br />
vuur of een brandende<br />
sigaret: brandgevaar. Houd uw<br />
hoofd ook niet dichtbij de vulopening<br />
om te voorkomen dat u<br />
schadelijke dampen inademt.<br />
BELANGRIJK Vervang de tankdop<br />
zonodig alleen door een ander<br />
exemplaar van hetzelfde type, anders<br />
kan de werking van het benzinedamp-opvangsysteem<br />
in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
104 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
De bescherming van het milieu is<br />
het uitgangspunt geweest in alle<br />
fasen van de ontwikkeling en productie<br />
van de <strong>Fiat</strong> Doblò. Het resultaat<br />
is zichtbaar in het gebruik van de<br />
materialen en de toepassing van systemen<br />
om de schadelijke effecten te<br />
verminderen of drastisch te beperken.<br />
De emissiereductiesystemen voor<br />
benzinemotoren zijn:<br />
– driewegkatalysator;<br />
– Lambdasondes (zuurstofsensoren);<br />
– benzinedamp-opvangsysteem.<br />
De emissiereductiesystemen voor<br />
dieselmotoren zijn:<br />
– oxidatiekatalysator;<br />
– uitlaatgasrecirculatiesysteem (<br />
EGR);<br />
– roetfilter (DPF);<br />
– Lambdasondes (indien aanwezig).<br />
De <strong>Fiat</strong> Doblò is klaar voor de start,<br />
met een ruime voorsprong op de<br />
strengste internationale milieu-eisen.
DPF-ROETFILTER (DIESEL<br />
PARTICULATE FILTER)<br />
(voor uitvoeringen Multijet 1.3<br />
85 pk en 1.9 120 pk)<br />
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate<br />
Filter) is een mechanisch filter<br />
in het uitlaatsysteem dat de partikels<br />
in het uitlaatgas van dieselmotoren<br />
opvangt.<br />
Het filter vangt bijna de totale hoeveelheid<br />
roetdeeltjes op, waardoor<br />
voldaan wordt aan de huidige/toekomstige<br />
wettelijke normen.<br />
Tijdens het normale gebruik van de<br />
auto registreert de inspuitregeleenheid<br />
een aantal gegevens met betrekking<br />
tot het gebruik (gebruiksduur,<br />
type traject, bereikte temperatuur<br />
enz.) en berekent de hoeveelheid verzameld<br />
roet in het filter.<br />
Het filter verzamelt de roetdeeltjes<br />
en moet periodiek worden geregenereerd<br />
(schoongemaakt) door de roetdeeltjes<br />
te verbranden.<br />
De regeneratieprocedure wordt<br />
geregeld door de inspuitregeleenheid<br />
op basis van de hoeveelheid opgevangen<br />
roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden<br />
van de auto.<br />
Tijdens de regeneratie kan het volgende<br />
worden waargenomen: een<br />
beperkte toerentalverhoging, inschakeling<br />
van de elektroventilator, een<br />
beperkte toename van de rook uit de<br />
uitlaat en een hogere temperatuur bij<br />
de uitlaat. Dit zijn geen storingen en<br />
deze situatie heeft geen invloed op<br />
het milieu of het gedrag van de auto.<br />
Als het betreffende bericht op het<br />
display verschijnt, zie dan de paragraaf<br />
“Lampjes en berichten”.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
105
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
MOTOR STARTEN 4) Draai de contactsleutel in stand<br />
AVV en laat de sleutel los zodra de<br />
motor aanslaat.<br />
Het is zeer gevaarlijk<br />
om de motor in afgesloten<br />
ruimten te laten<br />
draaien. De motor verbruikt<br />
zuurstof en produceert kooldioxide,<br />
koolmonoxide en andere<br />
giftige gassen.<br />
Raak de hoogspanningskabels(bougiekabels)<br />
nooit aan als de<br />
motor draait.<br />
BENZINEMOTOR STARTEN<br />
1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />
3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />
in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />
106 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Als de motor bij de eerste poging niet<br />
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />
in stand STOP voordat u opnieuw<br />
start.<br />
Als met de contactsleutel in stand<br />
MAR het controlelampje ¢ (Y)<br />
samen met het waarschuwingslampje<br />
U blijft branden, raden wij u aan de<br />
sleutel in stand STOP te draaien en<br />
vervolgens weer in stand MAR; als het<br />
lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />
het dan met de andere geleverde<br />
sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan zelf een noodstart uit (zie<br />
“Noodstart” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”) en wendt u tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan als<br />
de motor stilstaat.<br />
DIESELMOTOR STARTEN<br />
1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />
3) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR. Op het instrumentenpaneel<br />
gaan de controlelampjes U, m en<br />
¢ (Y) branden.<br />
4) Wacht tot de lampjes U en ¢<br />
(Y) gedoofd zijn.<br />
5) Wacht tot het lampje m<br />
gedoofd is. Hoe warmer de motor,<br />
hoe sneller het lampje dooft.<br />
6) Trap het koppelingspedaal geheel<br />
in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />
7) Draai de contactsleutel in stand<br />
AVV nadat het lampje m gedoofd is.<br />
Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies<br />
weer afgekoeld.<br />
Als het lampje m gedurende<br />
60 seconden gaat knipperen na<br />
het starten of tijdens een lang-
durige startpoging, dan<br />
duidt dat op een storing<br />
in het voorgloeisysteem.<br />
Als de motor aanslaat, kunt u<br />
de auto op de gewone manier<br />
gebruiken, maar wendt u zo<br />
snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als de motor bij de eerste poging<br />
niet aanslaat, moet u de sleutel<br />
terugdraaien in stand STOP voordat<br />
u opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand<br />
MAR het controlelampje ¢ (Y)<br />
blijft branden, raden wij u aan de<br />
sleutel in stand STOP te draaien en<br />
vervolgens weer in stand MAR; als<br />
het lampje nog steeds blijft branden,<br />
probeer het dan met de andere geleverde<br />
sleutels.<br />
Wendt u, als de motor nog niet<br />
aanslaat, tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan<br />
als de motor stilstaat.<br />
MOTOR OPWARMEN NA<br />
HET STARTEN<br />
(benzine en diesel)<br />
– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />
met hoge toerentallen draaien en<br />
trap het gaspedaal niet bruusk in.<br />
– Verlang de eerste kilometers<br />
geen maximale prestaties. Wij raden<br />
u aan te wachten tot de wijzernaald<br />
van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
begint te bewegen.<br />
NOODSTART<br />
Als de regeleenheid van de <strong>Fiat</strong><br />
CODE de via de contactsleutel<br />
gezonden code niet herkent (controlelampje<br />
¢ (Y) op het instrumentenpaneel<br />
brandt constant), kan een<br />
noodstart worden uitgevoerd met<br />
de code die op de CODE-card vermeld<br />
staat.<br />
Zie het hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />
Probeer auto’s nooit te<br />
starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van<br />
een helling af te laten rijden. Op<br />
die wijze kan er onverbrande<br />
brandstof in de katalysator<br />
terechtkomen, waardoor deze<br />
onherstelbaar zal beschadigen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />
niet werken<br />
zolang de motor niet is aangeslagen,<br />
waardoor meer kracht<br />
nodig is voor de bediening van<br />
het rempedaal en het stuur.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
107
MOTOR UITZETTEN<br />
Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP terwijl de motor stationair<br />
draait.<br />
Gasgeven voordat u de<br />
motor uitzet heeft geen<br />
enkel nut, verspilt<br />
brandstof en is, vooral voor<br />
motoren met turbocompressor,<br />
schadelijk.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de<br />
motor na een zware rit even “op<br />
adem” te laten komen. Zet de motor<br />
niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />
even stationair draaien. Hierdoor<br />
kan de temperatuur in de motorruimte<br />
dalen.<br />
108 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
PARKEREN<br />
Schakel een versnelling in (de 1e als<br />
de weg omhoog loopt, de achteruit<br />
als de weg omlaag loopt) en zet de<br />
voorwielen iets uitgestuurd. Als de<br />
auto op een steile helling staat, blokkeer<br />
de wielen dan met stenen of<br />
wiggen.<br />
Laat de contactsleutel nooit in<br />
stand MAR staan omdat hierdoor<br />
de accu ontlaadt.<br />
Neem de sleutel altijd uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat.<br />
A<br />
fig. 1<br />
Laat kinderen nooit<br />
alleen achter in de auto.<br />
F0A0034b<br />
HANDREM<br />
De handrem bevindt zich tussen de<br />
voorstoelen.<br />
Om de handrem in te schakelen,<br />
moet u de hendel omhoog trekken. Op<br />
een vlakke ondergrond hoort de auto<br />
geblokkeerd te zijn als de handrem vier<br />
of vijf tanden is aangetrokken. Op<br />
steile hellingen en bij een beladen auto<br />
moet de handrem negen of tien tanden<br />
worden aangetrokken.<br />
BELANGRIJK Als dit niet het geval<br />
is, laat dan de <strong>Fiat</strong>-dealer de handrem<br />
afstellen.<br />
Als de handrem is aangetrokken en<br />
de contactsleutel in stand MAR staat,<br />
gaat op het instrumentenpaneel het<br />
waarschuwingslampje x branden.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
1) Trek de hendel iets omhoog en<br />
druk op de ontgrendelknop A-fig. 1.<br />
2) Houd de knop ingedrukt en en laat<br />
de hendel zakken. Het lampje x dooft.<br />
3) Om onverwachte bewegingen van<br />
de auto te voorkomen, moet bij het<br />
bedienen van de handrem het rempedaal<br />
worden ingetrapt.
GEBRUIK VAN DE<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
Om de versnellingen in te schakelen,<br />
moet u het koppelingspedaal<br />
geheel intrappen en vervolgens de<br />
versnellingspook in een van de in het<br />
schema aangegeven standen fig. 2<br />
plaatsen (dit schema staat ook op de<br />
knop van de pook).<br />
BELANGRIJK De achteruit kan<br />
alleen bij een stilstaande auto worden<br />
ingeschakeld. Wacht bij een<br />
draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />
koppelingspedaal minstens 2<br />
seconden, voordat u de achteruit<br />
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat de tandwielen beschadigen.<br />
Achteruit (R) vanuit de vrijstand<br />
inschakelen:<br />
– plaats de pook naar rechts en<br />
vervolgens naar achteren.<br />
Om bij de uitvoeringen 1.4 8V en<br />
1.6 16V de achteruit (R) in te schakelen,<br />
moet u vanuit de vrijstand de<br />
schuifring A-fig. 3 onder de pookknop<br />
omhoog trekken en de pook<br />
naar rechts en vervolgens naar achteren<br />
verplaatsen.<br />
fig. 2<br />
F0A0103b<br />
Om op de juiste wijze<br />
te schakelen, moet u het<br />
koppelingspedaal geheel<br />
intrappen. Daarom mag er niets<br />
onder het pedaal liggen dat dit<br />
kan verhinderen: let erop dat de<br />
vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />
en zo de slag van de<br />
pedalen kunnen beperken.<br />
fig. 3<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
109<br />
F0A0422b
KOSTENBESPARING EN BEPERKING<br />
VAN DE UITSTOOT VAN SCHADELIJKE UITLAATGASSEN<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />
waardoor de kosten van de auto zo<br />
laag mogelijk blijven en de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />
beperkt wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur,<br />
de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />
de lucht-/brandstoffilters, de<br />
inspuitventielen enz, regelmatig controleren<br />
en eventueel afstellen/vervangen,<br />
zoals in het ONDERHOUDS-<br />
SCHEMA is aangegeven.<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste<br />
een keer per maand, de spanning van<br />
de banden: als de spanning te laag is,<br />
wordt de weerstand groter en neemt<br />
110 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
het verbruik toe. Bovendien slijten<br />
hierdoor de banden sneller en verslechtert<br />
de wegligging van de auto,<br />
waardoor de veiligheid in gevaar kan<br />
worden gebracht.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.<br />
Het gewicht van de auto<br />
(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />
hebben grote invloed op het<br />
brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager<br />
als u deze niet meer gebruikt.<br />
Ze verminderen de aërodynamica<br />
van de auto, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt. Gebruik voor het<br />
vervoer van volumineuze voorwerpen<br />
bij voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties<br />
alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de verstralers, de ruitenwissers<br />
en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />
vragen<br />
veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt (tot aan +25% in<br />
stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel<br />
energie, waardoor de motor zwaar<br />
wordt belast en het brandstofverbruik<br />
sterk toeneemt (met gemiddeld<br />
+20%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />
het toelaat bij voorkeur<br />
de functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aerodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde<br />
aerodynamische accessoires kan de<br />
aerodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal<br />
toenemen.
RIJSTIJL<br />
Starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat,<br />
niet warmdraaien met stationair toerental<br />
en ook niet met een hoog toerental:<br />
onder deze omstandigheden<br />
warmt de motor veel langzamer op,<br />
terwijl het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />
beter om rustig weg te rijden en geen<br />
hoge toerentallen te gebruiken. Op<br />
deze manier warmt de motor sneller<br />
op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u<br />
de motor afzet. Deze handeling evenals<br />
het overschakelen met tussengas, hebben<br />
geen enkel nut. Het kost brandstof<br />
en verhoogt de uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg<br />
het toelaten de hoogste versnelling.<br />
Het inschakelen van een lage versnelling<br />
voor een snelle acceleratie verhoogt<br />
het brandstofverbruik. Op<br />
dezelfde wijze neemt bij het oneige<strong>nl</strong>ij-<br />
ke gebruik van een hoge versnelling,<br />
het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />
toe. Bovendien slijt de<br />
motor hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
toe bij een hogere snelheid: als<br />
de snelheid wordt verhoogd van 90<br />
naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />
met ongeveer 30% toe. Rijd<br />
daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige<br />
snelheid, vermijd overbodig<br />
remmen en optrekken. Dit kost brandstof<br />
en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />
daarom aan om rustig te rijden en een<br />
veilige afstand te bewaren van de auto’s<br />
die voor u rijden, waardoor u tijdig<br />
kunt reageren op gevaarlijke situaties<br />
(bijv. kettingbotsingen).<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken waarbij de<br />
motor met hoge toerentallen draait,<br />
kost veel brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen. Het<br />
is beter geleidelijk op te trekken en het<br />
toerental waarbij het maximum koppel<br />
wordt geleverd, niet te overschrijden.<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud<br />
starten bereikt de motor niet de optimale<br />
bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />
neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />
toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer)<br />
maar ook de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie van<br />
het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />
filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen<br />
worden gebruikt, of in de<br />
stad waar zich veel verkeerslichten<br />
bevinden, zal het brandstofverbruik<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />
slecht wegdek verhogen eveneens het<br />
brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (bijv.:<br />
spoorwegovergangen), is het raadzaam<br />
de motor uit te zetten.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
111
ECONOMISCH EN<br />
MILIEUBEWUST RIJDEN<br />
Het milieu is een van de uitgangspunten<br />
geweest bij de ontwikkeling<br />
van de <strong>Fiat</strong> Doblò. Het is niet voor<br />
niets dat resultaten van zijn emissiereductiesystemen<br />
boven de geldende<br />
normen liggen.<br />
Het milieu heeft recht op maximale<br />
aandacht van iedereen.<br />
De automobilist kan door enkele<br />
simpele aanwijzingen op te volgen,<br />
voorkomen dat hij/zij onnodig schade<br />
aan het milieu toebrengt. Vaak<br />
wordt door die aanwijzingen ook het<br />
brandstofverbruik beperkt.<br />
Over dit onderwerp vindt u hierna<br />
diverse nuttige tips, die een geheel<br />
vormen met de tips met het symbool<br />
#, die u in diverse hoofdstukken van<br />
dit boekje kunt vinden.<br />
We vragen uw aandacht voor al deze<br />
tips.<br />
112 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
VOOR HET BEHOUD VAN<br />
DE EMISSIEREDUCTIE-<br />
SYSTEMEN<br />
De correcte werking van deze systemen<br />
is niet alleen belangrijk voor<br />
het milieu, maar ook voor het rendement<br />
van de auto. Het in goede<br />
conditie houden van de systemen is<br />
de belangrijkste voorwaarde voor<br />
milieubewust en economisch rijden.<br />
De eerste eis is, dat u zich te allen<br />
tijde houdt aan het GEPROGRAM-<br />
MEERD ONDERHOUD.<br />
Gebruik voor de benzinemotoren<br />
uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Als het starten problemen oplevert,<br />
blijf dan niet proberen. Vermijd<br />
aanduwen, aanslepen of rollend starten:<br />
al deze handelingen kunnen de<br />
katalysator beschadigen. Maak bij<br />
een noodstart uitsluitend gebruik<br />
van een hulpaccu.<br />
Als de motor tijdens het rijden<br />
“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig<br />
zodat de motor zo min mogelijk<br />
wordt belast en wendt u zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als het waarschuwingslampje van<br />
de brandstofreserve brandt, tank dan<br />
zo snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />
kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />
veroorzaken, waardoor<br />
de temperatuur van de uitlaatgassen<br />
stijgt; hierdoor kan de katalysator<br />
ernstig beschadigen.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.<br />
Laat de motor voor vertrek niet<br />
warmdraaien met stationair toerental,<br />
behalve als de buitentemperaturen<br />
zeer laag zijn. Maar ook in dit<br />
laatste geval moet u de motor niet<br />
langer dan 30 seconden laten warmdraaien.<br />
Monteer geen andere hitteschilden<br />
en verwijder de op de katalysator en<br />
uitlaat gemonteerde schilden niet.
Spuit geen reinigingsofbeschermingsmiddelen<br />
op de katalysator,<br />
de lambdasondes en het uitlaatsysteem.<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />
bereikt<br />
de katalysator hoge temperaturen.<br />
Parkeer daarom niet<br />
boven brandbare materialen<br />
(gras, droge bladeren, dennennaalden<br />
enz.): brandgevaar.<br />
Het negeren van deze<br />
aanwijzingen kan brandgevaar<br />
opleveren.<br />
TREKKEN VAN<br />
AANHANGERS<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voor het trekken van aanhangwagens<br />
of caravans moet de auto uitgerust<br />
zijn met een trekhaak van een<br />
goedgekeurd type en een adequate<br />
elektrische installatie. De montage<br />
van de trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel worden uitgevoerd.<br />
Ook moet documentatie<br />
worden overhandigd m.b.t. het rijden<br />
met een aanhanger.<br />
Monteer zonodig speciale en/of<br />
extra achteruitkijkspiegels, waarmee<br />
u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />
Let er op dat het maximum klimvermogen<br />
van de auto door het<br />
gewicht van een aanhanger of caravan<br />
wordt beperkt. Ook de remweg<br />
wordt langer en u hebt langer de tijd<br />
nodig om in te halen.<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens<br />
het afdalen om te voorkomen<br />
dat u constant moet remmen.<br />
Het gewicht van de aanhanger dat<br />
op de trekhaak rust, moet worden<br />
afgetrokken van het laadvermogen<br />
van de auto.<br />
Om er zeker van te zijn dat u het<br />
maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />
niet overschrijdt, moet u er<br />
rekening mee houden dat het maximum<br />
betrekking heeft op het totale<br />
gewicht van de aanhangwagen of<br />
caravan, inclusief accessoires en<br />
bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger<br />
gelden. U mag in geen geval harder<br />
rijden dan 100 km/h.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
113
Het ABS waarmee de<br />
auto kan zijn uitgerust,<br />
werkt niet op het remsysteem<br />
van de aanhanger.<br />
Wees daarom extra voorzichtig<br />
op gladde wegen.<br />
Voer in geen geval<br />
modificaties aan het<br />
remsysteem van de auto<br />
uit. Het remsysteem van de<br />
aanhanger moet geheel onafhankelijk<br />
van het hydraulisch<br />
remsysteem van de auto worden<br />
bediend.<br />
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel aan de carrosserie<br />
worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />
die hierna zijn opgenomen, moeten<br />
worden aangehouden. Deze richtlijnen<br />
worden eventueel aangevuld door<br />
extra informatie van de fabrikant van<br />
de trekhaak.<br />
114 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
De te installeren trekhaak moet voldoen<br />
aan de huidige EU-normen 94/20<br />
en daarop volgende wijzigingen.<br />
Voor iedere uitvoering moet een<br />
trekhaak worden gebruikt die geschikt<br />
is voor het maximale aanhangergewicht<br />
van de auto waarop de trekhaak wordt<br />
bevestigd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een gestandaardiseerde stekker worden<br />
gebruikt die kan worden bevestigd<br />
op de daarvoor bestemde steun op de<br />
trekhaak.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding<br />
(CUNA/UNI- en ISO/DINnormen)<br />
worden gebruikt, waarbij<br />
eventuele aanwijzingen van de fabrikant<br />
van de auto en/of van fabrikant van de<br />
trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />
Gebruik voor de elektrische aansluitingen<br />
de aparte module voor de aanhangerverlichting.<br />
Een eventueel elektrisch geregelde<br />
rem of een ander systeem (lier enz.)<br />
moet rechtstreeks op de accu worden<br />
aangesloten met een kabel met een diameter<br />
van minimaal 2,5 mm 2 .<br />
Naast de op het schema aangegeven<br />
aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />
voor een eventuele elektrisch geregelde<br />
rem toegestaan en een voor een<br />
15W-gloeilamp voor de binnenverlichting<br />
van de caravan.<br />
Gebruik voor de aansluitingen de<br />
aparte module met een kabel vanaf de<br />
accu met een diameter van ten minste<br />
2,5 mm 2 .<br />
MONTAGESCHEMA<br />
De trekhaak moet op de aangegeven<br />
punten bevestigd worden (zie schema<br />
fig. 4 ).<br />
De verstevigingsplaat 1 moet een<br />
minimale dikte hebben van 6 mm. De<br />
bevestigingspunten 2 moeten voorzien<br />
zijn van vulstukken met een ∅ van 16<br />
mm en een dikte van 2 mm. De trekhaak<br />
moet op de punten aangegeven<br />
met Ø bevestigd worden met in totaal<br />
6 M8-bouten en 4 M10-bouten.<br />
De trekhaak moet aan de carrosserie<br />
worden bevestigd waarbij de bumper<br />
moet worden aangepast m.b.v. het<br />
masker dat bij de montageset is geleverd.
Na de montage van de trekhaak is het<br />
leeggewicht van de auto toegenomen<br />
met circa 15,5 kg.<br />
Na een afstand van 1000 km moet<br />
gecontroleerd worden of de bevestigingsbouten<br />
van de trekhaak nog goed<br />
zijn bevestigd. Wendt u hiervoor tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om<br />
op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />
een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />
afmetingen en kwaliteit aan te<br />
brengen met de volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60<br />
kg.<br />
Na de montage van de<br />
trekhaak moeten de<br />
boutgaten worden afgedicht<br />
om te voorkomen dat uitlaatgassen<br />
in het interieur kunnen<br />
dringen.<br />
M10-bout<br />
fig. 4<br />
DOORSN. A-A<br />
M10-bout<br />
Hart achteras<br />
3 M8-bouten<br />
Bestaande moeren<br />
3 M8-bouten<br />
Bestaande moeren<br />
Bestaande<br />
opening<br />
M10-bout<br />
Bestaande opening<br />
M10-bouten<br />
Bestaande opening<br />
Bestaande opening<br />
Grondlijn<br />
Volbeladen auto<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Hart trekkogel<br />
115<br />
F0A0207b
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />
afhankelijk van de voorschriften van<br />
het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen<br />
op de voorwielen gemonteerd worden<br />
(aangedreven wielen).<br />
De banden waarop<br />
sneeuwkettingen<br />
gemonteerd kunnen<br />
worden en het type sneeuwketting<br />
staan aangegeven in de<br />
volgende tabel; houdt u strikt<br />
aan deze tabel.<br />
116 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Wij raden u het gebruik aan van<br />
sneeuwkettingen uit het <strong>Fiat</strong><br />
Lineaccessori-programma.<br />
Controleer na enkele meters rijden<br />
of de kettingen nog goed gespannen<br />
zijn.<br />
Banden waarop sneeuwkettingen<br />
gemonteerd<br />
kunnen worden<br />
185/65 R15<br />
175/75 R14<br />
Houd bij<br />
gemonteerde<br />
sneeuwkettingen<br />
een matige snelheid aan; rijd<br />
niet harder dan 50 km/h.<br />
Vermijd kuilen, stoepranden en<br />
andere obstakels en rijd, om de<br />
auto en het wegdek niet te<br />
beschadigen, geen lange stukken<br />
op sneeuwvrije wegen.<br />
Type sneeuwketting dat gebruikt moet worden<br />
Sneeuwkettingen waarvan de dikte boven het profiel<br />
maximaal 12 mm is.
WINTERBANDEN<br />
Deze banden zijn speciaal ontworpen<br />
voor het rijden op sneeuw en ijs<br />
en kunnen worden gemonteerd in<br />
plaats van de standaard geleverde<br />
banden.<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde<br />
maat hebben als de standaard geleverde<br />
banden.<br />
De <strong>Fiat</strong>-dealer kan u adviseren<br />
welke band het meest geschikt is<br />
voor het doel waarvoor u hem wilt<br />
gebruiken.<br />
Houdt u voor de bandenmaat en de<br />
bandenspanning van de winterbanden<br />
exact aan de aanwijzingen die<br />
staan aangegeven in de paragraaf<br />
“Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
De specifieke eigenschappen van<br />
winterbanden verminderen aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
als de profieldiepte minder is dan<br />
4 mm. In dat geval is het veiliger ze<br />
te vervangen.<br />
Door de specifieke eigenschappen<br />
van winterbanden zijn de prestaties<br />
onder niet-winterse omstandigheden<br />
of wanneer er lange afstanden op de<br />
snelweg worden gereden, minder<br />
dan die van de standaard gemonteerde<br />
banden.<br />
Beperk het gebruik van winterbanden<br />
tot die omstandigheden waarvoor<br />
ze zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden<br />
gebruikt waarvan de maximum<br />
toegestane snelheid lager is dan de<br />
topsnelheid van de auto (met een<br />
marge van 5%), dan dient u in het<br />
interieur van de auto een voor de<br />
bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />
te plaatsen met de<br />
maximum toegestane snelheid wanneer<br />
met die winterbanden wordt<br />
gereden (overeenkomstig de EUnormen).<br />
Monteer op alle vier de wielen<br />
dezelfde banden (zelfde merk en<br />
profieldiepte) voor meer veiligheid<br />
tijdens het rijden en remmen en<br />
voor een betere bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden<br />
niet om.<br />
Bij winterbanden met<br />
de indicatie “T” geldt<br />
een maximum snelheid<br />
van 190 km/h. Deze maximum<br />
snelheid is in overeenstemming<br />
met de huidige wetgeving.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
117
AUTO LANGERE TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als<br />
de auto enkele maanden niet wordt<br />
gebruikt:<br />
– Zet de auto in een overdekte,<br />
droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />
ruimte.<br />
– Schakel een versnelling in.<br />
– Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
– Maak de accukabels los van de<br />
accu (koppel altijd eerst de minkabel<br />
los) en controleer de acculading.<br />
Gedurende het stallen moet deze<br />
controle iedere drie maanden worden<br />
herhaald. Laad de accu op als de<br />
spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />
118 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met het elektronisch diefstalalarm,<br />
schakel dan het alarm uit met<br />
de afstandsbediening.<br />
– Maak de gespoten plaatdelen<br />
schoon en behandel ze met een<br />
beschermende was.<br />
– Reinig en conserveer de glimmende<br />
metalen delen met daarvoor<br />
geschikte middelen.<br />
– Smeer de wisserrubbers van de<br />
ruitenwissers en achterruitwisser in<br />
met talkpoeder en laat ze los van de<br />
ruit staan.<br />
– Zet de ruiten een klein stukje<br />
open.<br />
– Dek de auto af met een stoffen of<br />
een ademende kunststof hoes.<br />
Gebruik geen dichte plastic hoes,<br />
omdat het in en op de auto aanwezige<br />
vocht dan niet kan verdampen.<br />
– Breng de bandenspanning 0,5 bar<br />
boven de normaal voorgeschreven<br />
spanning en controleer deze regelmatig.<br />
– Tap het koelsysteem van de<br />
motor niet af.
NOODSTART<br />
Als de <strong>Fiat</strong> CODE er niet in slaagt<br />
de startblokkering op te heffen, dan<br />
blijven de lampjes ¢ (Y) en U<br />
branden en slaat de motor niet aan.<br />
Voor het starten van de motor is<br />
het nodig een noodstart uit te<br />
voeren.<br />
Wij raden u aan om eerst de<br />
instructies goed te lezen, voordat u<br />
de motor op deze wijze start. Als er<br />
een vergissing wordt gemaakt, moet<br />
de contactsleutel in stand STOP<br />
worden gedraaid en de gehele<br />
procedure vanaf het begin (punt 1)<br />
worden herhaald.<br />
1) Lees de 5-cijferige elektronische<br />
code die op de CODE-card vermeld<br />
staat.<br />
2) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
NOODGEVALLEN<br />
3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />
houd het ingetrapt. Het lampje U<br />
gaat ongeveer 8 seconden branden.<br />
Zodra het lampje is gedoofd, moet u<br />
het gaspedaal loslaten en u<br />
voorbereiden op het tellen van het<br />
aantal keren dat het lampje U<br />
knippert.<br />
4) Als het lampje evenveel keer<br />
heeft geknipperd als het eerste cijfer<br />
van de code op uw CODE card,<br />
moet u het gaspedaal intrappen en<br />
ingetrapt houden totdat het lampje<br />
U 4 seconden heeft gebrand.<br />
Zodra het lampje is gedoofd, moet u<br />
het gaspedaal loslaten.<br />
5) Het lampje U gaat weer<br />
knipperen: als het lampje evenveel<br />
keer heeft geknipperd als het<br />
tweede cijfer van de code op uw<br />
CODE-card, moet u het gaspedaal<br />
intrappen en ingetrapt houden.<br />
6) Herhaal deze procedure voor<br />
de overige cijfers van de code op uw<br />
CODE-card.<br />
7) Houd bij het laatste cijfer het<br />
gaspedaal ingetrapt. Het lampje U<br />
gaat 4 seconden branden. Zodra het<br />
lampje is gedoofd, moet u het<br />
gaspedaal loslaten.<br />
8) Als het lampje U ongeveer 4<br />
seconden snel gaat knipperen, is de<br />
procedure op de juiste wijze<br />
uitgevoerd.<br />
9) Start de motor door de<br />
contactsleutel van stand MAR in<br />
stand AVV te draaien.<br />
Als het lampje U blijft branden,<br />
draai dan de contactsleutel in stand<br />
STOP en herhaal de procedure<br />
vanaf punt 1).<br />
BELANGRIJK Bij elke volgende<br />
startpoging van de motor moet deze<br />
noodstartprocedure worden<br />
herhaald. Wij raden u daarom aan<br />
om na het uitvoeren van een<br />
noodstart contact op te nemen met<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
NOODGEVALLEN<br />
119
STARTEN MET EEN HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de motor<br />
worden gestart met een hulpaccu,<br />
die ten minste dezelfde capaciteit<br />
moet hebben als de lege accu.<br />
Ga als volgt te werk fig. 1:<br />
1) Verbind de pluspolen (+ teken<br />
nabij de pool) van de beide accu’s<br />
met een startkabel.<br />
2) Sluit een tweede startkabel aan<br />
op de minpool (–) van de hulpaccu<br />
en op de massakabel E op de motor<br />
of de versnellingsbak van de auto die<br />
gestart moet worden.<br />
BELANGRIJK Verbind de<br />
minklemmen van de twee accu’s niet<br />
direct met elkaar: eventuele vonken<br />
kunnen het explosieve gas ontsteken<br />
dat uit de accu kan ontsnappen. Als<br />
de hulpaccu is geïnstalleerd aan<br />
boord van een andere auto, mogen<br />
tussen deze auto en de auto met de<br />
lege accu niet per ongeluk metalen<br />
delen met elkaar in verbinding staan.<br />
120 NOODGEVALLEN<br />
3) Start de motor.<br />
4) Neem als de motor draait, de<br />
kabels in de omgekeerde volgorde<br />
los.<br />
Als de motor na enkele pogingen<br />
niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />
maar wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
fig. 1<br />
F0A0106b<br />
Laat deze procedure<br />
door gespecialiseerd<br />
personeel uitvoeren.<br />
Onjuiste handelingen kunnen<br />
leiden tot vonken en ernstige<br />
beschadiging van de accu. De<br />
vloeistof in de accu is giftig en<br />
corrosief. Vermijd het contact<br />
met de huid en de ogen. Kom<br />
ook niet dicht bij een accu met<br />
open vuur of een brandende<br />
sigaret en veroorzaak geen<br />
vonken.<br />
Gebruik voor een<br />
noodstart beslist nooit<br />
een accusnellader: de<br />
elektronische systemen kunnen<br />
beschadigen; in het bijzonder<br />
de regeleenheden van de<br />
ontsteking en de inspuiting.
ROLLEND STARTEN EEN LEKKE BAND<br />
Probeer auto’s nooit te<br />
starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van<br />
een helling af te laten rijden.<br />
Op die wijze kan er<br />
onverbrande brandstof in de<br />
katalysator terechtkomen,<br />
waardoor deze onherstelbaar<br />
zal beschadigen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rem- en<br />
stuurbekrachtiging niet<br />
werken zolang de motor niet is<br />
aangeslagen, waardoor meer<br />
kracht nodig is voor de<br />
bediening van het rempedaal<br />
en het stuur.<br />
Algemene aanwijzingen<br />
Voor het verwisselen van het wiel<br />
en voor het juiste gebruik van de<br />
krik en het reservewiel moeten de<br />
onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />
in acht worden genomen.<br />
Op een sticker op de<br />
krik is het maximum<br />
hefvermogen<br />
aangegeven; de krik mag nooit<br />
voor een zwaardere last<br />
worden gebruikt.<br />
De krik dient uitsluitend voor<br />
het verwisselen van een wiel<br />
van de auto waarbij de krik<br />
geleverd is of voor auto’s van<br />
hetzelfde model. Gebruik de<br />
krik niet voor het opkrikken<br />
van andere auto’s. En beslist<br />
nooit voor het uitvoeren van<br />
werkzaamheden onder de auto.<br />
Als de krik niet juist geplaatst<br />
wordt, kan de opgekrikte auto<br />
van de krik vallen.<br />
Attendeer het overige<br />
wegverkeer op de<br />
stilstaande auto m.b.v:<br />
de waarschuwingsknipperlichten,<br />
de (wettelijk verplichte)<br />
gevarendriehoek enz.<br />
Tijdens het verwisselen van<br />
een wiel moeten alle<br />
inzittenden de auto hebben<br />
verlaten, en op een veilige<br />
afstand van het verkeer<br />
wachten, totdat het wiel<br />
verwisseld is.<br />
Blokkeer de wielen met<br />
stenen of andere voorwerpen<br />
als de auto schuin op een<br />
helling of op een slecht wegdek<br />
staat.<br />
Het bijgeleverde reservewiel<br />
behoort bij de auto waarbij het<br />
geleverd is; gebruik het<br />
reservewiel niet bij andere<br />
auto’s en monteer geen<br />
reservewielen van andere<br />
auto’s.<br />
NOODGEVALLEN<br />
121
Smeer de schroefdraad<br />
van de wielbouten niet<br />
met vet in voordat u ze<br />
monteert: de bouten kunnen<br />
loslopen.<br />
Door een verkeerde montage<br />
kan het wieldeksel tijdens het<br />
rijden loslaten.<br />
Maak het ventiel absoluut niet<br />
open.<br />
Plaats geen enkel stuk<br />
gereedschap tussen velg en<br />
band.<br />
Controleer regelmatig de<br />
spanning van de banden, ook<br />
van het reservewiel en houdt u<br />
daarbij aan de waarden die in<br />
het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens” zijn aangegeven.<br />
WIEL VERWISSELEN<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
– de krik 1,85 kg weegt<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
vereist<br />
– de krik niet kan worden<br />
gerepareerd. Bij een defect moet de<br />
122 NOODGEVALLEN<br />
krik door een krik van hetzelfde<br />
type worden vervangen<br />
– behalve de slinger geen enkel<br />
ander gereedschap op de krik<br />
gemonteerd mag worden.<br />
Ga voor het verwisselen van<br />
een wiel als volgt te werk:<br />
1) Stop de auto op een plaats waar<br />
het verkeer niet in gevaar wordt<br />
fig. 2<br />
A<br />
F0A0040b<br />
gebracht en in alle veiligheid het wiel<br />
kan worden verwisseld. Zet de auto<br />
zo mogelijk op een vlakke en stevige<br />
ondergrond.<br />
2) Zet de motor uit en trek de<br />
handrem aan.<br />
3) Schakel de eerste versnelling of<br />
de achteruit in.<br />
4) Verplaats de rugleuning van de<br />
linker voorstoel (bij de <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Cargo) naar voren door de hendel<br />
A-fig. 2 omhoog te trekken en pak<br />
de gereedschaptas nadat het<br />
aangegeven elastiek fig. 3 is<br />
losgemaakt, of til de achterbank op<br />
(bij de <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer)<br />
aan de hendel B-fig. 4 en pak de<br />
gereedschaptas nadat het<br />
aangegeven elastiek fig. 5 is<br />
fig. 3<br />
F0A0094b
losgemaakt en plaats de tas nabij het<br />
te vervangen wiel.<br />
5) Pak de wielsleutel.<br />
6) Draai met behulp van de<br />
wielsleutel A-fig. 6 de borgbout van<br />
het reservewiel los.<br />
BELANGRIJK De borgbout is<br />
bereikbaar nadat het luikje in de<br />
dorpelbekleding is geopend.<br />
7) Maak de wielsteun los van de<br />
borghaak en verwijder het wiel.<br />
8) Schud bij uitvoeringen met<br />
lichtmetalen velgen enige malen aan<br />
de bovenkant van de carrosserie,<br />
waardoor de velg los van de<br />
wielnaaf kan komen.<br />
fig. 4<br />
F0A0429b<br />
9) Draai de wielbouten ongeveer<br />
een slag los met behulp van de<br />
bijgeleverde sleutel.<br />
10) Draai met het wieltje A-fig. 7<br />
de krik iets omhoog en plaats de<br />
krik onder de auto bij de<br />
merktekens A-fig. 8 dicht bij het te<br />
verwisselen wiel.<br />
fig. 5<br />
fig. 6<br />
A<br />
F0A0428b<br />
F0A0107b<br />
11) Steek de slinger in de krik, en<br />
draai de slinger van de krik zo, dat<br />
hij iets omhoog komt en de groef<br />
A-fig. 9 van de krik goed om de<br />
rand B van de chassisbalk valt.<br />
12) Waarschuw eventuele<br />
omstanders dat de auto wordt<br />
opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich<br />
niet in de nabijheid van de auto<br />
bevinden en de auto vooral niet<br />
fig. 7<br />
fig. 8<br />
A<br />
NOODGEVALLEN<br />
123<br />
F0A0424b<br />
F0A0109b
aanraken totdat de auto weer<br />
geheel op de grond staat.<br />
13) Draai de slinger en krik de<br />
auto op, totdat het wiel enkele<br />
centimeters los van de grond is. Als<br />
u de slinger draait, moet u zorgen<br />
voor voldoende werkruimte, zodat<br />
u geen schaafwonden aan uw hand<br />
oploopt door contact met de grond.<br />
Ook de bewegende delen van de<br />
krik (schroefdraad en scharnieren)<br />
kunnen letsel veroorzaken: vermijd<br />
contact met deze onderdelen. Reinig<br />
uw handen zorgvuldig als deze met<br />
vet in contact zijn geweest.<br />
14) Draai de vier wielbouten<br />
helemaal los en verwijder het wiel.<br />
fig. 9<br />
124 NOODGEVALLEN<br />
B<br />
A<br />
F0A0110b<br />
15) Zorg ervoor dat de boutgaten<br />
en alle contactvlakken van het<br />
reservewiel schoon zijn en geen<br />
onzuiverheden bevatten, omdat<br />
hierdoor na verloop van tijd de<br />
wielbouten kunnen loslopen.<br />
16) Monteer het wiel, waarbij de<br />
pasgaten A-fig. 10 over de<br />
centreerpennen B moeten vallen.<br />
17) Plaats bij uitvoeringen met een<br />
klein wieldeksel, eerst het deksel<br />
voordat de vier wielbouten worden<br />
vastgedraaid.<br />
18) Draai de slinger van de krik<br />
zodat de auto zakt, en verwijder de<br />
krik.<br />
A<br />
fig. 10<br />
A<br />
B<br />
F0A0111b<br />
19) Draai de wielbouten<br />
kruiselings vast, in de volgorde die<br />
staat aangegeven in fig. 11.<br />
20) Plaats bij uitvoeringen met een<br />
groot wieldeksel het symbool “<br />
fig. 12 bij het ventiel en draai de<br />
vier wielbouten vast zoals is<br />
aangegeven bij punt 19).<br />
fig. 11<br />
fig. 12<br />
1<br />
4<br />
3<br />
F0A0112b<br />
F0A0519b
Ter afsluiting<br />
1) Plaats het verwisselde wiel in de<br />
reservewielhouder onder de<br />
laadvloer en maak de borghaak A -<br />
fig. 14 weer vast in de borgveer B.<br />
2) Haak het bovenste deel van de<br />
steunstang C-fig. 15 vast aan de<br />
borgveer D en draai de borgbout<br />
van de steun fig. 6 vast.<br />
fig. 13<br />
fig. 14<br />
F0A0520b<br />
F0A0280b<br />
Bij enkele Personenvervoeruitvoeringen<br />
wordt in plaats van het<br />
normale reservewiel een specifiek<br />
noodreservewiel gebruikt; plaats dit<br />
reservewiel als volgt in de houder:<br />
– plaats het noodreservewiel met<br />
de binnenzijde van de velg F-fig. 14<br />
naar boven gekeerd<br />
– haak het onderste deel van de<br />
steunstang C-fig. 16 vast aan de<br />
borgveer D en draai de borgbout<br />
van de steun fig. 6 vast.<br />
fig. 15<br />
F0A0281b<br />
3) Berg de krik en de gereedschappen<br />
op in de gereedschaptas.<br />
4) Plaats de gereedschaptas achter<br />
de linker voorstoel bij de <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Cargo of onder de achterbank bij de<br />
<strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer.<br />
5) Bevestig de gereedschaptas met<br />
het elastiek.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
Controleer regelmatig de spanning<br />
van de banden, ook van het<br />
reservewiel.<br />
Gebruik om de ventieldop los of<br />
vast te draaien het verlengstuk fig.<br />
13.<br />
fig. 16<br />
D<br />
NOODGEVALLEN<br />
C<br />
125<br />
F0A0282b
SNELLE BANDEN-<br />
REPARATIESET FIX<br />
& GO automatic<br />
De snelle reparatieset Fix & Go<br />
automatic is in een daarvoor<br />
bestemde houder in de<br />
bagageruimte geplaatst.<br />
De reparatieset bevat fig. 16a:<br />
– een spuitbus A met<br />
afdichtvloeistof, die voorzien is van:<br />
– een vulbuis B<br />
– een sticker C met het<br />
opschrift “max. 80 km/h”. Na het<br />
repareren van het wiel moet deze<br />
sticker op een voor de bestuurder<br />
goed zichtbare plaats worden<br />
aangebracht (op het dashboard)<br />
fig. 16a<br />
126 NOODGEVALLEN<br />
F0A0540b<br />
– een informatiefolder fig. 16b,<br />
voor een correct gebruik van de<br />
snelle reparatieset. De folder moet<br />
overhandigd worden aan het<br />
personeel dat de band die behandeld<br />
is met de bandenreparatieset, moet<br />
repareren<br />
– een compressor D met<br />
manometer en verbindingsstukken,<br />
die in het vak zijn te vinden<br />
– een paar werkhandschoenen die<br />
in het zijvak van de compressor zijn<br />
te vinden<br />
– adapters voor het oppompen van<br />
diverse voorwerpen.<br />
In de houder van de<br />
bandenreparatieset zijn ook de<br />
schroevendraaier en het sleepoog te<br />
vinden.<br />
fig. 16b<br />
F0A0541b<br />
Overhandig de<br />
informatiefolder aan het<br />
personeel dat de band<br />
moet repareren die behandeld<br />
is met de bandenreparatieset.<br />
Als u een lekke band<br />
krijgt, kan de band<br />
gerepareerd worden als<br />
de diameter van het lek niet<br />
groter is dan 4 mm.<br />
Het is niet mogelijk<br />
lekken aan de zijkanten<br />
van de band te<br />
repareren. Gebruik de<br />
reparatieset niet als de band<br />
beschadigd is geraakt door het<br />
rijden met een lege band.
Bij schade aan de velg<br />
(zodanige vervorming<br />
van het kanaal dat er<br />
lucht wegloopt) kan de band<br />
niet gerepareerd worden.<br />
Verwijder de eventueel in de<br />
band binnengedrongen voorwerpen<br />
(schroeven of spijkers)<br />
niet.<br />
HET IS NOODZAKELIJK TE<br />
WETEN DAT:<br />
De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />
tussen –20°C en<br />
+50°C werkt.<br />
De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum<br />
heeft.<br />
De compressor niet<br />
langer dan 20 minuten<br />
achter elkaar mag<br />
worden ingeschakeld. Gevaar<br />
voor oververhitting. De snelle<br />
reparatieset is niet geschikt<br />
voor permanente reparatie; de<br />
gerepareerde banden mogen<br />
daarom slechts tijdelijk worden<br />
gebruikt.<br />
De spuitbus bevat<br />
ethyleenglycol. Bevat<br />
latex: kan een allergische<br />
reactie veroorzaken.<br />
Schadelijk bij inslikken.<br />
Irriterend voor de ogen. Kan<br />
overgevoeligheid veroorzaken<br />
bij inademing en contact.<br />
Vermijd contact met ogen, huid<br />
en kleding. Spoel bij contact<br />
onmiddellijk overvloedig met<br />
water. Vermijd braken bij<br />
inslikking, spoel de mond uit,<br />
drink veel water en raadpleeg<br />
onmiddellijk een arts. Houd<br />
buiten het bereik van kinderen.<br />
Het product mag niet gebruikt<br />
worden door astmatische<br />
patiënten. Adem de dampen<br />
niet in tijdens het vullen en<br />
oppompen. Raadpleeg onmiddellijk<br />
een arts bij allergische<br />
reacties. Bewaar de spuitbus in<br />
de daarvoor bestemde ruimte,<br />
ver verwijderd van warmtebronnen.<br />
De afdichtvloeistof<br />
heeft een houdbaarheidsdatum.<br />
Vervang de spuitbus<br />
voordat de houdbaarheidsdatum<br />
van de<br />
afdichtvloeistof is verstreken.<br />
Spuitbussen en afdichtvloeistof<br />
zijn schadelijk voor het milieu.<br />
Houdt u voor het afvoeren van<br />
deze producten aan de<br />
wettelijke normen.<br />
OPPOMPEN VAN DE<br />
BAND<br />
Doe de handschoenen aan die<br />
bij de snelle bandenreparatieset<br />
zijn geleverd.<br />
– Trek de handrem aan. Draai<br />
de ventieldop los, neem de vulbuis<br />
A-fig. 16c uit en draai de ring Bfig.<br />
16c op het ventiel van de band;<br />
NOODGEVALLEN<br />
127
– controleer of de schakelaar E-fig.<br />
16f van de compressor in stand 0<br />
(uitgeschakeld) staat, start de motor,<br />
steek de stekker D-fig. 16e in de<br />
dichtstbijzijnde contactdoos en schakel<br />
de compressor in door de schakelaar<br />
E-fig. 16f in stand I (ingeschakeld) te<br />
zetten. Pomp de band op tot de juiste<br />
bandenspanning is bereikt (zie de<br />
paragraaf “Bandenspanning” in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Controleer de bandenspanning op de<br />
manometer F. Voor een nauwkeurige<br />
aflezing moet de compressor worden<br />
uitgeschakeld;<br />
– als u er niet in slaagt binnen 5<br />
minuten de bandenspanning op ten<br />
minste 1,5 bar te krijgen, koppel dan<br />
de compressor los van het ventiel en<br />
de contactdoos en verplaats<br />
fig. 16c<br />
128 NOODGEVALLEN<br />
F0A0543b<br />
vervolgens de auto ongeveer 10 meter<br />
naar voren of naar achteren, zodat de<br />
afdichtvloeistof in de band verdeeld<br />
wordt; pomp de band vervolgens weer<br />
op;<br />
– als u er ook dan niet in slaagt om,<br />
binnen 5 minuten na inschakeling van<br />
de compressor, de spanning op ten<br />
minste 1,8 bar te brengen, mag niet<br />
verder worden gereden, omdat de<br />
band te erg beschadigd is en de<br />
reparatieset de vereiste wegligging niet<br />
kan garanderen; wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer;<br />
– als de band op de juiste spanning is<br />
gebracht (zie de paragraaf<br />
“Bandenspanning” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”), vertrek dan<br />
onmiddellijk;<br />
fig. 16d<br />
F0A0544b<br />
Plaats de sticker op<br />
een voor de bestuurder<br />
goed zichtbare plaats<br />
om aan te geven dat de band<br />
behandeld is met de snelle<br />
bandenreparatieset. Rijd<br />
voorzichtig vooral in bochten.<br />
Rijd niet harder dan 80 km/h.<br />
fig. 16e<br />
fig. 16f<br />
F0A0539b<br />
F0A0545b
Vermijd bruusk accelereren en<br />
remmen.<br />
– stop na ongeveer 10 minuten en<br />
controleer opnieuw de<br />
bandenspanning; vergeet niet de<br />
handrem aan te trekken;<br />
Als de bandenspanning<br />
onder 1,8 bar is gedaald,<br />
mag niet verder worden<br />
gereden: de snelle reparatieset<br />
Fix&Go automatic kan de<br />
vereiste wegligging niet<br />
garanderen omdat de band te<br />
erg beschadigd is. Wendt u tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
– herstel, als een spanning van ten<br />
minste 1,8 bar wordt gemeten, de<br />
juiste spanning (met draaiende<br />
motor en aangetrokken handrem)<br />
en rijd verder;<br />
– rijd zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
U moet absoluut<br />
aangeven dat de band is<br />
gerepareerd met de<br />
snelle bandenreparatieset.<br />
Overhandig de informatiefolder<br />
aan het personeel dat de band<br />
moet repareren die behandeld<br />
is met de bandenreparatieset.<br />
ALLEEN VOOR HET<br />
CONTROLEREN EN<br />
HERSTELLEN VAN DE<br />
SPANNING<br />
De compressor kan ook worden<br />
gebruikt voor het herstellen van de<br />
bandenspanning. Maak de<br />
snelkoppeling los en verbind de<br />
koppeling direct met het ventiel van<br />
de band; op deze manier wordt de<br />
spuitbus niet met de compressor<br />
fig. 16g<br />
F0A0546b<br />
verbonden en wordt de<br />
afdichtvloeistof niet in de band<br />
gespoten.<br />
PROCEDURE VOOR HET<br />
VERVANGEN VAN DE<br />
SPUITBUS<br />
Ga als volgt te werk voor het<br />
vervangen van de spuitbus fig. 16h:<br />
– maak de koppeling A los; draai<br />
de te vervangen spuitbus linksom en<br />
trek de spuitbus omhoog; plaats de<br />
nieuwe spuitbus en draai de spuitbus<br />
rechtsom; sluit de koppeling A aan<br />
op de spuitbus en plaats de<br />
doorzichtige vulbuis B in het<br />
daarvoor bestemde vak.<br />
fig. 16h<br />
NOODGEVALLEN<br />
129<br />
F0A0542b
EEN GLOEILAMP VERVANGEN<br />
Modificaties of<br />
reparaties aan de<br />
elektrische installatie<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen<br />
rekening wordt gehouden met<br />
de technische specificaties van<br />
het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand<br />
veroorzaken.<br />
Wij raden u aan<br />
defecte gloeilampen,<br />
indien mogelijk, door de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen.<br />
De juiste werking en afstelling<br />
van de buitenverlichting zijn<br />
van essentieel belang voor de<br />
rijveiligheid en bovendien<br />
wettelijk verplicht.<br />
130 NOODGEVALLEN<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen mag<br />
u uitsluitend aanraken<br />
op het metalen<br />
gedeelte. Als u de bol met uw<br />
vingers aanraakt, zal de<br />
lichtopbrengst van de lamp<br />
teruglopen en kan ook de<br />
levensduur beperkt worden. Als<br />
u de bol per ongeluk toch hebt<br />
aangeraakt, moet u de bol<br />
schoonwrijven met een doekje<br />
met alcohol en daarna laten<br />
drogen.<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen<br />
bevatten gas onder<br />
druk. Bij breuk kunnen<br />
er glassplinters wegschieten.<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
– Als een lamp niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet<br />
doorgebrand is, voordat u de lamp<br />
vervangt.<br />
– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf “Een doorgebrande<br />
zekering” in dit hoofdstuk.<br />
– Controleer voordat u een lamp<br />
vervangt of de contacten niet zijn<br />
geoxideerd.<br />
– Vervang een defecte lamp door<br />
een exemplaar van hetzelfde type en<br />
vermogen.<br />
– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan om<br />
veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />
nog goed is.<br />
BELANGRIJK Aan de binnenzijde<br />
kan de koplamp een beetje beslagen<br />
zijn: dit duidt niet op een defect, maar<br />
is een natuurlijk verschijnsel dat<br />
veroorzaakt wordt door een lage<br />
temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad<br />
en verdwijnt snel als de<br />
koplampen worden ingeschakeld. De<br />
aanwezigheid van druppels aan de<br />
binnenzijde van de koplamp duidt<br />
daarentegen op het binnendringen van<br />
water: wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.
TYPEN GLOEILAMPEN<br />
Op de auto zijn verschillende typen<br />
gloeilampen gemonteerd fig. 17:<br />
A Glasfittinglampen<br />
Deze zijn voorzien van een<br />
klemfitting.<br />
A<br />
B<br />
C<br />
fig. 17<br />
D<br />
E<br />
F0A098b<br />
Verwijder de lamp door de lamp<br />
uit de houder te trekken.<br />
B Gloeilampen met<br />
bajonetfitting<br />
verwijder de lamp uit de houder<br />
door hem iets in te drukken en<br />
linksom te draaien.<br />
C Buislampen<br />
Gloeilamp<br />
Grootlicht<br />
Dimlicht<br />
Buitenverlichting voor<br />
Richtingaanwijzers voor<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />
Mistlampen voor<br />
Achterlichten<br />
en Remlichten<br />
Derde remlicht<br />
Richtingaanwijzers achter<br />
Achteruitrijlichten<br />
Mistachterlicht<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Plafondverlichting:<br />
– met kantelbaar lampenglas<br />
– met spotjes<br />
Bagageruimteverlichting<br />
Fig. 17<br />
E<br />
D<br />
A<br />
B<br />
A<br />
E<br />
B<br />
B<br />
B<br />
B<br />
B<br />
A<br />
C<br />
A<br />
Verwijder de lamp door hem uit<br />
de veercontacten los te maken.<br />
D-E Halogee<strong>nl</strong>amppen<br />
Verwijder de lamp door de<br />
borgveer los te haken uit de<br />
zitting.<br />
Type<br />
H1<br />
H7<br />
W5W<br />
PY21W<br />
W5W<br />
H1<br />
P21W/5W<br />
P21W<br />
PY21W<br />
P21W<br />
P21W<br />
W5W<br />
C10W<br />
W5W<br />
NOODGEVALLEN<br />
Vermogen<br />
55W<br />
55W<br />
5W<br />
21W<br />
5W<br />
55W<br />
21/5W<br />
21W<br />
21W<br />
21W<br />
21W<br />
5W<br />
10W<br />
10W<br />
5W<br />
131
DEFECTE BUITENVERLICHTING<br />
Modificaties of<br />
reparaties aan de<br />
elektrische installatie<br />
die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen<br />
rekening wordt gehouden met<br />
de technische specificaties van<br />
het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand<br />
veroorzaken.<br />
Zie voor het type lamp en het<br />
bijbehorende vermogen “Een<br />
gloeilamp vervangen” in dit<br />
hoofdstuk.<br />
fig. 18<br />
132 NOODGEVALLEN<br />
F0A0523b<br />
GROOTLICHT<br />
Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />
1) Verwijder het beschermdeksel<br />
C-fig. 18 door het linksom te<br />
draaien.<br />
2) Haak de borgveer A-fig. 19 los,<br />
trek de stekker B los en verwijder<br />
de lamp C.<br />
fig. 19<br />
F0A0521b<br />
DIMLICHT<br />
Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />
1) Verwijder het beschermdeksel<br />
B-fig. 18 door het linksom te<br />
draaien.<br />
2) Haak de borgveren A-fig. 20<br />
los, trek de stekker B los en<br />
verwijder de lamp C.<br />
fig. 20<br />
F0A0522b
BUITENVERLICHTING<br />
VOOR<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Verwijder het beschermdeksel<br />
B-fig. 18 door het linksom te<br />
draaien.<br />
2) Draai de lamphouder A-fig. 21,<br />
trek hem uit de zitting en verwijder<br />
de geklemde lamp B uit de stekker<br />
A.<br />
fig. 21<br />
A<br />
A<br />
B<br />
F0A0123b<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
VOOR<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Draai de lamphouder A-fig. 22<br />
en verwijder hem uit de zitting.<br />
2) Verwijder de lamp B (met<br />
bajonetfitting) door hem iets in te<br />
drukken en linksom te draaien.<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />
1) Haak de borgveren A-fig. 18<br />
los en trek de stekker B los.<br />
2) Haak de borgveer A-fig. 22 los,<br />
trek de stekker B los en verwijder<br />
de lamp C.<br />
fig. 22<br />
NOODGEVALLEN<br />
F0A0121b<br />
133
RICHTINGAANWIJZERS OP<br />
VOORSPATBORD<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Duw het lampenglas A-fig. 24<br />
in de richting van de pijl, zodat de<br />
veerklem wordt ingedrukt en<br />
verwijder de unit.<br />
2) Draai het lampenglas linksom en<br />
verwijder het. Trek vervolgens de<br />
geklemde lamp uit de zitting.<br />
fig. 24<br />
134 NOODGEVALLEN<br />
F0A0524b<br />
ACHTERLICHTUNIT<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
Bij uitvoeringen met achterstijlbekleding:<br />
1) Verwijder vanuit het interieur<br />
het kunststof deksel fig. 25 uit de<br />
zitting van de luidspreker en<br />
verwijder de bovenste kunststof dop<br />
A-fig. 26 met behulp van de<br />
bijgeleverde schroevendraaier, zodat<br />
de bevestigingsbout B van de<br />
achterlichtunit bereikbaar is.<br />
fig. 25<br />
F0A0149b<br />
Bij uitvoeringen zonder achterstijlbekleding:<br />
1) Verwijder vanuit het interieur<br />
de bovenste kunststof dop C-fig. 27<br />
met behulp van de bijgeleverde<br />
schroevendraaier, zodat de<br />
bevestigingsbout D van de<br />
achterlichtunit bereikbaar is.<br />
fig. 26<br />
fig. 27<br />
A B<br />
C<br />
D<br />
F0A0146b<br />
F0A0147b
2) Steek de bijgeleverde sleutel Afig.<br />
28 op de bevestigingsbout van<br />
de lichtunit.<br />
3) Draai de bouten los, steek de<br />
schroevendraaier in de opening op<br />
het verlengstuk B-fig. 28 en gebruik<br />
hem om de bevestigingsmoeren van<br />
de lichtunit los te draaien.<br />
Bij de uitvoeringen met zeven<br />
zitplaatsen, moet u de<br />
bevestigingsbout van de lichtunit<br />
losdraaien met behulp van het<br />
verlengstuk B-fig. 28. Steek het<br />
verlengstuk in de bout via de<br />
opening C-fig. 28a.<br />
4) Draai nadat de bevestigingsbout<br />
is losgedraaid, de bevestigingsmoeren<br />
aan de buitenzijde van de<br />
lichtunit los, zoals is aangegeven in<br />
fig. 29.<br />
fig. 28<br />
F0A0401b<br />
fig. 28a<br />
fig. 29<br />
F0A0406b<br />
F0A0525b<br />
5) Draai om de stekker los te<br />
maken de bevestigingsbouten los die<br />
zijn aangegeven door pijlen in<br />
fig. 30.<br />
6) Verwijder de lampen (met<br />
bajonetfitting) door ze iets in te<br />
drukken en linksom te draaien.<br />
A - Gloeilamp van remlicht.<br />
B - Gloeilamp van richtingaanwijzer.<br />
C - Gloeilamp van achteruitrijlicht.<br />
D - Gloeilamp van achterlicht.<br />
E - Gloeilamp van mistachterlicht.<br />
fig. 30<br />
NOODGEVALLEN<br />
F0A0526b<br />
135
DERDE REMLICHT<br />
Voor het vervangen van de<br />
gloeilamp moet u de linker deurhelft<br />
of de achterklep openen en de<br />
bouten A en B -fig. 31 losdraaien.<br />
Verwijder het lampenglas vanaf de<br />
buitenzijde uit de zitting.<br />
Verwijder de geklemde gloeilamp<br />
B-fig. 32 en vervang de lamp.<br />
fig. 31<br />
fig. 32<br />
136 NOODGEVALLEN<br />
B<br />
F0A0528b<br />
F0A0144b<br />
KENTEKENPLAAT-<br />
VERLICHTING<br />
Druk om de lamp te vervangen op<br />
de lip fig. 33, verwijder de unit,<br />
draai de lamphouder A-fig. 34<br />
linksom en verwijder de lamp B.<br />
fig. 33<br />
fig. 34<br />
F0A0527b<br />
F0A0529b<br />
DEFECTE<br />
INTERIEUR-<br />
VERLICHTING<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet<br />
correct worden uitgevoerd en<br />
waarbij geen rekening wordt<br />
gehouden met de technische<br />
specificaties van het systeem,<br />
kunnen storingen in de werking<br />
en zelfs brand veroorzaken.<br />
Zie voor het type lamp en het<br />
bijbehorende vermogen “Een<br />
gloeilamp vervangen” in dit<br />
hoofdstuk.
PLAFONDVERLICHTING<br />
Met kantelbaar lampenglas<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Verwijder het plafondlampje fig.<br />
35 door de geklemd gemonteerde<br />
rand van het lampenglas bij de pijl<br />
los te trekken.<br />
fig. 35<br />
fig. 36<br />
A<br />
F0A0142b<br />
F0A0200b<br />
2) Open de lamphouder A-fig. 36<br />
en vervang de doorgebrande lamp.<br />
Met spotjes<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Trek het plafondlampje A-fig.<br />
37 los bij het door de pijlen<br />
aangegeven punt.<br />
2) Open de lamphouder A-fig. 38.<br />
3) Vervang de doorgebrande lamp.<br />
fig. 37<br />
A<br />
F0A0140b<br />
BAGAGERUIMTE-<br />
VERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Trek het plafondlampje A-fig.<br />
39 los bij het door de pijl<br />
aangegeven punt.<br />
2) Open de lamphouder B en<br />
verwijder de geklemde lamp C.<br />
fig. 38<br />
fig. 39<br />
NOODGEVALLEN<br />
A<br />
A C B<br />
137<br />
F0A0172b<br />
F0A0138b
EEN DOORGE-<br />
BRANDE ZEKERING<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Het elektrische systeem wordt<br />
door zekeringen beveiligd: de<br />
zekering brandt door bij een storing<br />
of bij oneige<strong>nl</strong>ijk gebruik van het<br />
systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet<br />
werkt, controleer dan eerst of de<br />
zekering niet is doorgebrand. De<br />
verbindingsstrip A-fig. 40 mag niet<br />
onderbroken zijn. Is dit wel het<br />
geval, dan moet u de zekering<br />
vervangen door een exemplaar met<br />
dezelfde stroomsterkte (ampère)<br />
(zelfde kleur).<br />
fig. 40<br />
A<br />
C<br />
B<br />
138 NOODGEVALLEN<br />
D<br />
F0A0118b<br />
B - Zekering in goede staat<br />
C - Zekering met doorgebrande<br />
strip.<br />
Verwijder een zekering met behulp<br />
van het tangetje D uit de<br />
zekeringenkast.<br />
Vervang een defecte<br />
zekering nooit door<br />
metaaldraad of ander<br />
materiaal. Gebruik altijd een<br />
zekering met dezelfde kleur.<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hogere<br />
stroomsterkte (ampère);<br />
BRANDGEVAAR.<br />
Als een hoofdzekering<br />
(MAXI-FUSE) doorbrandt,<br />
voer dan geen<br />
enkele reparatie uit maar<br />
wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Controleer, voordat u<br />
een zekering vervangt,<br />
of de contactsleutel uit<br />
het contactslot is genomen en<br />
alle stroomgebruikers uit staan<br />
en/of zijn uitgeschakeld.<br />
Als de zekering<br />
opnieuw doorbrandt,<br />
wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>dealer.
De zekeringen van de <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
bevinden zich in twee<br />
zekeringenkasten, een op het<br />
dashboard en een in de<br />
motorruimte.<br />
De zekeringen in de<br />
zekeringenkast op het dashboard<br />
zijn bereikbaar na het verwijderen<br />
van het deksel op de in fig.<br />
41aangegeven punten.<br />
De componenten die door de<br />
zekeringen worden beveiligd, staan<br />
in de tabellen op de volgende<br />
pagina’s aangegeven.<br />
fig. 41<br />
F34<br />
F46<br />
F45<br />
F52<br />
F36<br />
F48<br />
F33<br />
F47<br />
F41<br />
F39<br />
F49<br />
F37<br />
F32<br />
F43<br />
F38<br />
F35<br />
F42<br />
F50<br />
F40<br />
F53<br />
F13<br />
F12<br />
F51<br />
F44<br />
F31<br />
NOODGEVALLEN<br />
139<br />
F0A0151b
De zekeringen in de<br />
zekeringenkast in de motorruimte<br />
zijn bereikbaar nadat de borgveren<br />
A-fig. 42 zijn losgehaakt en het<br />
deksel B is verwijderd.<br />
De componenten die door de<br />
zekeringen worden beveiligd, staan<br />
in de tabellen op de volgende<br />
pagina’s aangegeven.<br />
OPMERKING: De zekering van<br />
het voorgloeisysteem (60 A) is<br />
geïntegreerd in de kabelbundel maar<br />
bevindt zich naast de verdeelkast in<br />
de motorruimte in het deksel<br />
waardoor de zekering makkelijk<br />
bereikbaar is.<br />
fig. 42<br />
A<br />
B<br />
A<br />
140 NOODGEVALLEN<br />
A<br />
F02<br />
F18<br />
F21<br />
F17<br />
F22<br />
F11<br />
F23<br />
F01<br />
F06<br />
F07<br />
F05<br />
F04<br />
F03<br />
F14<br />
F08<br />
F15<br />
F10<br />
F19<br />
F16<br />
F30<br />
F20 F09<br />
F0A0152b
ZEKERINGENTABEL<br />
Grootlicht rechts<br />
Grootlicht links<br />
Dimlicht rechts<br />
Dimlicht links<br />
Bagageruimteverlichting<br />
Waarschuwingsknipperlichten<br />
Mistlampen voor<br />
Richtingaanwijzers<br />
Verlichting componenten op dashboard<br />
Verlichting<br />
Plafondverlichting<br />
Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via start-/contactslot)<br />
Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding vanaf accu )<br />
Achteruitrijlichten<br />
Remlichten<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Derde remlicht<br />
Aansteker<br />
Airbag<br />
Voeding zekeringenkast dashboard: optionals<br />
Voeding zekeringenkast dashboard: standaard uitrusting<br />
Voeding ABS (pomp)<br />
Elektrische ruitbediening rechtsvoor<br />
Elektrische ruitbediening linksvoor<br />
Portiervergrendeling<br />
Bobines<br />
Secundaire verbruikers motormanagementsysteem<br />
Regeleenheid ABS (via start-/contactslot)<br />
Regeleenheid motor (+ accu)<br />
Figuur Zekering Ampère<br />
42<br />
42<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
42<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
42<br />
42<br />
42<br />
41<br />
41<br />
41<br />
42<br />
42<br />
41<br />
42<br />
F14<br />
F15<br />
F12<br />
F13<br />
F42<br />
F53<br />
F30<br />
F53<br />
F51<br />
F32<br />
F42<br />
F37<br />
F53<br />
F31<br />
F37<br />
F51<br />
F37<br />
F44<br />
F50<br />
F02 – MAXI FUSE<br />
F01 – MAXI FUSE<br />
F04 – MAXI FUSE<br />
F48<br />
F47<br />
F38<br />
F22<br />
F11<br />
F42<br />
F18<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
15<br />
10<br />
7,5<br />
15<br />
10<br />
10<br />
10<br />
7,5<br />
10<br />
7,5<br />
10<br />
20<br />
7,5<br />
40<br />
70<br />
40<br />
20<br />
20<br />
20<br />
20<br />
15<br />
7,5<br />
7,5<br />
NOODGEVALLEN<br />
141
Regeleenheid motor (voeding)<br />
Regeleenheid motor (via start-/contactslot)<br />
Regeleenheid voorgloei-installatie<br />
Claxon<br />
Drukknop voor inschakelen handbediende airconditioning<br />
Start-/contactslot<br />
Aircocompressor<br />
Koplampverstelling<br />
Magneetklep benzinedamp-opvangsysteem<br />
Impulsgever snelheidsmeter<br />
Inspuitventielen<br />
Achterruitverwarming<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem<br />
Brandstofpomp<br />
Brandstofpomp<br />
Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp<br />
Extra stekkerdoos<br />
Voeding ABS (klep)<br />
Eerste snelheid elektroventilateur<br />
(uitvoeringen met handbediende airconditioning)<br />
Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoering 1.3 - 1.9 Multijet)<br />
Tweede snelheid elektroventilateur<br />
(uitvoering 1.4 - 1.6 met handbediende airconditioning)<br />
Tweede snelheid elektroventilateur (uitvoering 1.3 - 1.9 Multijet)<br />
Stoelverwarming<br />
<strong>Service</strong>s + 30 (autoradio, mobiele telefoon, diagnosestekker)<br />
142 NOODGEVALLEN<br />
Figuur Zekering Ampère<br />
42<br />
42<br />
42<br />
42<br />
41<br />
42<br />
42<br />
41<br />
42<br />
42<br />
42<br />
41<br />
42<br />
42<br />
42<br />
41<br />
41<br />
42<br />
42<br />
42<br />
42<br />
42<br />
41<br />
41<br />
F17<br />
F16<br />
F11<br />
F10<br />
F31<br />
F03 – MAXI FUSE<br />
F19<br />
F13<br />
F11<br />
F11<br />
F22<br />
F40<br />
F06 – MAXI FUSE<br />
F22<br />
F21<br />
F43<br />
F44<br />
F05 – MAXI FUSE<br />
F06 – MAXI FUSE<br />
F06 – MAXI FUSE<br />
F07 – MAXI FUSE<br />
F07 – MAXI FUSE<br />
F45<br />
F39<br />
10<br />
7,5<br />
15<br />
15<br />
7,5<br />
20<br />
7,5<br />
10<br />
15<br />
15<br />
20<br />
30<br />
30<br />
20<br />
15<br />
30<br />
20<br />
30<br />
30<br />
40<br />
60<br />
40<br />
15<br />
10
<strong>Service</strong>s +15 (autoradio, mobiele telefoon,<br />
schakelaarverlichting op dashboard, elektrisch bedienbare spiegels,<br />
aanhanger, schakelaarverlichting stoelverwarming)<br />
Lambdasondes (zuurstofsensoren)<br />
Spiegelverwarming<br />
Relais motorkoelsysteem<br />
Relais regeleenheid motor<br />
Relais elektropomp<br />
Relais aanjager van verwarming<br />
in het interieur<br />
Wisselrelais demping zoemer veiligheidsgordels<br />
Ruitenwissers<br />
Achterruitwisser<br />
Aanjager<br />
Subwoofer<br />
Vrij<br />
Vrij<br />
Vrij<br />
Vrij<br />
Vrij<br />
Vrij<br />
Figuur Zekering Ampère<br />
41<br />
42<br />
41<br />
42<br />
42<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
41<br />
42<br />
41<br />
41<br />
42<br />
41<br />
41<br />
41<br />
42<br />
F49<br />
F11<br />
F41<br />
F18<br />
F16<br />
F31<br />
F31<br />
F49<br />
F43<br />
F52<br />
F08<br />
F36<br />
F35<br />
F09<br />
F33<br />
F34<br />
F46<br />
F23<br />
7,5<br />
15<br />
7,5<br />
7,5<br />
7,5<br />
7,5<br />
7,5<br />
7,5<br />
30<br />
15<br />
30<br />
15<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
NOODGEVALLEN<br />
143
EEN LEGE ACCU<br />
Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />
“Onderhoud van de auto” de<br />
voorzorgsmaatregelen door te lezen<br />
om een lege accu te voorkomen en<br />
om een lange levensduur van de<br />
accu te garanderen.<br />
ACCU OPLADEN<br />
We raden u aan de accu langzaam<br />
en met een lage stroomsterkte<br />
(ampère) gedurende ca. 24 uur op<br />
te laden. Als u de accu langer<br />
oplaadt, kan de accu worden<br />
beschadigd.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
1) Maak de accuklemmen los van<br />
de accupolen.<br />
BELANGRIJK Als de auto is<br />
uitgerust met een diefstalalarm,<br />
schakel dan het alarm uit met de<br />
afstandsbediening.<br />
144 NOODGEVALLEN<br />
2) Sluit de klemmen van de<br />
acculader aan op de accupolen.<br />
3) Schakel de acculader in.<br />
4) Aan het einde van het opladen:<br />
schakel eerst de acculader uit en<br />
koppel dan de accu los.<br />
5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />
op de accupolen. Let daarbij op de<br />
polariteit.<br />
De vloeistof in de accu<br />
is giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met<br />
de huid en de ogen. Het<br />
opladen van de accu moet<br />
worden uitgevoerd in een goed<br />
geventileerde ruimte, ver<br />
verwijderd van open vuur en<br />
vonkvormende apparaten:<br />
brand- en ontploffingsgevaar.<br />
STARTEN MET<br />
EEN HULPACCU<br />
Zie “Starten met een hulpaccu” in<br />
dit hoofdstuk.<br />
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu<br />
ontdooid worden, anders loopt<br />
u het risico dat de accu<br />
ontploft. Als de accu bevroren<br />
is geweest, moet worden<br />
gecontroleerd of de cellen niet<br />
beschadigd zijn (risico op<br />
kortsluiting) en of de bak geen<br />
scheuren vertoont, waardoor<br />
de giftige en corrosieve<br />
vloeistof kan weglekken.<br />
Gebruik voor een<br />
noodstart beslist nooit<br />
een acculader: de<br />
elektronische systemen kunnen<br />
beschadigen; in het bijzonder<br />
de regeleenheden van de<br />
ontsteking en de inspuiting.
OPKRIKKEN VAN<br />
DE AUTO<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf “Een lekke band”<br />
in dit hoofdstuk.<br />
De krik dient<br />
uitsluitend voor het<br />
verwisselen van een wiel<br />
van de auto waarbij de krik<br />
geleverd is. Gebruik de krik<br />
niet voor het opkrikken van<br />
andere auto’s. En beslist nooit<br />
voor het uitvoeren van<br />
werkzaamheden onder de auto.<br />
Als de krik niet juist<br />
geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de<br />
krik vallen. Op een sticker op<br />
de krik is het maximum<br />
hefvermogen aangegeven; de<br />
krik mag nooit voor een<br />
zwaardere last worden<br />
gebruikt.<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
vereist;<br />
- de krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van<br />
hetzelfde type;<br />
– behalve de slinger geen enkel<br />
ander gereedschap op de krik<br />
gemonteerd mag worden.<br />
MET DE GARAGEKRIK<br />
Voorzijde<br />
De auto mag uitsluitend worden<br />
opgekrikt met de hefarm van de krik<br />
onder versnellingsbak/differentieel.<br />
Hierbij moet een blokje rubber<br />
gebruikt worden, zoals is afgebeeld<br />
in fig. 43.<br />
fig. 43<br />
NOODGEVALLEN<br />
145<br />
F0A0427b
Aan de zijkant<br />
De auto mag uitsluitend worden<br />
opgekrikt door de hefarm van de<br />
krik bij de betreffende merktekens<br />
te plaatsen, zoals is aangegeven in<br />
fig. 44. Gebruik hierbij een blokje<br />
rubber van voldoende omvang.<br />
fig. 44<br />
146 NOODGEVALLEN<br />
F0A0530b<br />
MET EEN HEFBRUG<br />
De auto moet zo opgekrikt<br />
worden dat de uiteinden van de<br />
hefarmen zich op de in fig.45<br />
aangegeven plaatsen bevinden.<br />
fig. 45<br />
F0A0134<br />
SLEPEN VAN<br />
DE AUTO<br />
Bij de auto is een sleepoog<br />
geleverd.<br />
Sleepoog bevestigen:<br />
1) Neem het sleepoog uit de<br />
gereedschaptas.<br />
2) Verwijder het deksel uit de<br />
bumper met behulp van de<br />
schroevendraaier op het door de<br />
pijl aangegeven punt fig. 46.<br />
3) Draai het sleepoog A-fig. 46<br />
geheel op de schroefdraadpen.<br />
fig. 46<br />
F0A0531b
B-fig. 47 - sleepoog achter voor<br />
het slepen van een<br />
andere auto.<br />
Houdt u bij het slepen<br />
van een auto aan de<br />
wettelijke voorschriften.<br />
Dit geldt zowel voor het slepen<br />
zelf als voor het gedrag naar<br />
andere weggebruikers.<br />
fig. 47<br />
F0A0417b<br />
Draai voor het slepen<br />
de sleutel in stand MAR<br />
en vervolgens in stand<br />
STOP zonder de contactsleutel<br />
uit het slot te verwijderen. Als<br />
de contactsleutel uit het<br />
contactslot wordt genomen,<br />
schakelt automatisch het<br />
stuurslot in waardoor het<br />
onmogelijk wordt de auto te<br />
besturen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rembekrachtiging<br />
en de eventuele hydraulische<br />
stuurbekrachtiging niet<br />
werken zolang de motor niet is<br />
aangeslagen, waardoor meer<br />
kracht nodig is voor de<br />
bediening van het rempedaal<br />
en het stuur. Gebruik voor het<br />
slepen geen elastische kabels en<br />
rijd zo gelijkmatig mogelijk.<br />
Controleer tijdens het slepen of<br />
de sleepkabel geen carrosseriedelen<br />
kan beschadigen.<br />
BIJ EEN<br />
ONGEVAL<br />
– Het is belangrijk altijd rustig te<br />
blijven.<br />
– Als u niet direct bij het ongeval<br />
betrokken bent, stopt u dan op een<br />
afstand van ten minste een tiental<br />
meters van het ongeluk.<br />
– Stop bij ongevallen op de<br />
snelweg zo mogelijk in de berm en<br />
laat de vluchtstrook vrij.<br />
– Zet de motor uit en schakel de<br />
waarschuwingsknipperlichten in.<br />
– Verlicht als het donker is met de<br />
koplampen de plaats van het<br />
ongeval.<br />
– Wees voorzichtig, voorkom het<br />
risico van een aanrijding.<br />
– Geef het ongeval aan door de<br />
gevarendriehoek goed zichtbaar en<br />
op de wettelijk voorgeschreven<br />
afstand te plaatsen.<br />
– Waarschuw de hulpinstanties en<br />
geef zo duidelijk mogelijke<br />
informatie. Gebruik op de snelweg<br />
de daarvoor bestemde praatpalen.<br />
NOODGEVALLEN<br />
147
– Bij kettingbotsingen, in het<br />
bijzonder bij mist, is het risico om<br />
bij volgende botsingen betrokken te<br />
raken groot. Verlaat onmiddellijk de<br />
auto en zoek bescherming achter de<br />
vangrail.<br />
- Probeer bij geblokkeerde<br />
portieren de auto niet te verlaten<br />
door de gelaagde voorruit in te<br />
slaan. De zijruiten en de achterruit<br />
kunnen makkelijker worden<br />
ingeslagen.<br />
– Neem bij de betrokken auto’s de<br />
contactsleutel uit het contactslot.<br />
– Als u brandstof of andere<br />
chemische producten ruikt, rook<br />
dan niet en doof sigaretten.<br />
– Gebruik voor het blussen van<br />
branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />
brandblusser, een wollen deken,<br />
zand of aarde. Gebruik nooit water.<br />
148 NOODGEVALLEN<br />
ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook<br />
de personen die niet direct bij het<br />
ongeval betrokken zijn, zijn verplicht<br />
hulp te bieden.<br />
– Blijf niet om de gewonde heen<br />
staan.<br />
– Stel de gewonde gerust over het<br />
tijdig komen van de hulp. Blijf bij de<br />
gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />
te vermijden.<br />
– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />
die de gewonde op zijn<br />
plaats houdt, los.<br />
– Geef niets te drinken aan de<br />
gewonde.<br />
– De gewonde mag nooit worden<br />
verplaatst behalve in de gevallen die<br />
bij het volgende punt worden<br />
behandeld.<br />
– Haal de gewonde uitsluitend uit<br />
de auto bij gevaar voor brand,<br />
verdrinking of naar beneden storten.<br />
Als u een gewonde uit de auto haalt:<br />
trek niet aan de ledematen, buig<br />
nooit het hoofd en houd, voor<br />
zover mogelijk, het lichaam in<br />
horizontale positie.<br />
VERBANDTROMMEL<br />
Wij raden u aan om naast de<br />
verbandtrommel ook een brandblusser<br />
en een deken aan boord te<br />
hebben.<br />
De verbandtrommel kan worden<br />
opgeborgen in het opbergvak zoals<br />
is aangegeven in fig. 48.<br />
fig. 48<br />
F0A0511b
GEPROGRAM-<br />
MEERD ONDER-<br />
HOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur,<br />
de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een<br />
reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />
samengesteld die iedere<br />
20.000 km moeten worden uitgevoerd.<br />
Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />
onderhoud niet volledig<br />
toereikend is om de auto in optimale<br />
staat te houden: zowel in de beginperiode<br />
voor de servicebeurt bij<br />
20.000 kilometer als daarna, tussen<br />
twee servicebeurten in, moet regelmatig<br />
wat aandacht aan de auto worden<br />
geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />
regelmatig de bandenspanning<br />
en de vloeistofniveaus en<br />
vul deze laatste zonodig bij.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
BELANGRIJK De servicebeurten<br />
van het geprogrammeerd onderhoud<br />
zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />
Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />
kan het vervallen van de<br />
garantie tot gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door<br />
alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste tarieftijden<br />
worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken<br />
tijdens het uitvoeren van de<br />
diverse inspecties en controles van<br />
het geprogrammeerd onderhoud,<br />
worden uitsluitend na toestemming<br />
van de klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
eventuele kleine defecten<br />
onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te<br />
laten verhelpen en daarmee niet te<br />
wachten tot de volgende servicebeurt.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
149
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA<br />
De onderhoudsbeurten moeten iedere 20.000 km worden uitgevoerd<br />
x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning event. herstellen<br />
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />
bagageruimte, interieur,<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
sproeiermonden afstellen<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
Stand wisserbladen en wisserbladen op slijtage controleren voor/ /achter ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Visueel de conditie controleren van: bodemplaatbescherming, uitlaat,<br />
brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en<br />
● ● ●<br />
rubber slangen van rem- en brandstofsysteem<br />
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
controleren en mechanismen smeren<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
Conditie van aandrijfriem voor hulporganen visueel controleren<br />
● ●<br />
Aandrijfriem voor hulporganen vervangen<br />
●<br />
Klepspeling controleren/afstellen (uitvoeringen 1.4 8V en 1.9 Multijet)<br />
● ● ●<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
● ● ● ●<br />
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren (dieseluitvoeringen)<br />
● ● ● ●<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />
● ●<br />
Brandstoffilter vervangen (Multijet-uitvoeringen)<br />
● ● ●<br />
150 ONDERHOUD VAN DE AUTO
x 1000 km<br />
Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />
Luchtfilter vervangen (Multijet-uitvoeringen)<br />
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />
ruitenwissers, accu enz.)<br />
Getande distributieriem controleren<br />
(behalve uitvoering 1.3 Multijet)<br />
Getande distributieriem vervangen<br />
(behalve uitvoering 1.3 Multijet) (*)<br />
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />
Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoeringen zonder DPF (O)<br />
Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen met DPF)<br />
(of om de 24 maanden) (**)<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ●<br />
●<br />
● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
(●) (●) (●) (●) (●) (●) (●) (●) (●)<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
(*) Of iedere 4 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor, stoffige omgeving)<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />
(O) Iedere 30.000 km of 24 maanden bij Multijet-uitvoeringen<br />
(**) Het vervangingsinterval van de motorolie en het oliefilter hangt af van de gebruiksomstandigheden van de auto en wordt aangegeven door middel<br />
van lampjes of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
151
JAARLIJKS INSPEC-<br />
TIESCHEMA<br />
Voor auto’s waarmee jaarlijks<br />
minder dan 20.000 km wordt<br />
gereden (bijvoorbeeld ongeveer<br />
10.000 km) is er een jaarlijks<br />
inspectieschema dat het volgende<br />
omvat:<br />
– Banden op conditie en slijtage<br />
controleren en bandenspanning<br />
eventueel herstellen (inclusief het<br />
reservewiel).<br />
– Werking verlichting (koplamp-/<br />
achterlichtunits, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />
interieur, dashboardkastje,<br />
waarschuwings-/controlelampjes<br />
enz.) controleren.<br />
– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />
voor/achter controleren en sproeiermonden<br />
afstellen.<br />
– Stand wisserbladen controleren<br />
en wisserbladen op slijtage controleren<br />
voor/achter.<br />
– Remblokken voor (schijfremmen)<br />
op conditie en slijtage controleren.<br />
152 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
– Vergrendelmechanismen van de<br />
motorkap en achterklep op vervuiling<br />
controleren en mechanismen<br />
smeren.<br />
– Visueel de conditie controleren<br />
van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />
uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />
rubber delen (stofkappen,<br />
hoezen enz.) en rubber slangen van<br />
rem- en brandstofsysteem.<br />
– Acculading controleren.<br />
– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />
visueel controleren.<br />
– Vloeistofniveaus controleren en<br />
eventueel bijvullen (motorkoelsysteem,<br />
remsysteem, ruitensproeiers,<br />
accu enz.).<br />
– Motorolie verversen.<br />
– Motoroliefilter vervangen.<br />
– Pollenfilter vervangen (indien aanwezig).<br />
AANVULLENDE<br />
WERKZAAMHEDEN<br />
Iedere 1.000 km of voor een<br />
lange reis controleren en eventueel<br />
bijvullen: koelvloeistofniveau, remvloeistofniveau,<br />
niveau van de ruitensproeiervloeistof,<br />
conditie en spanning<br />
van de banden.<br />
Iedere 1.000 km controleren en<br />
eventueel bijvullen: motoroliepeil.<br />
Gebruik bij voorkeur producten<br />
van FL Selenia die speciaal zijn<br />
afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen (zie<br />
“Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).
BELANGRIJK - Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in<br />
het onderhoudsschema staat aangegeven<br />
als de auto overwegend onder<br />
zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />
zoals:<br />
– trekken van caravans of aanhangers<br />
– rijden op stoffige wegen<br />
– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />
km) en bij buitentemperaturen<br />
onder nul<br />
– veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage snelheden<br />
(bijv. bij gebruik als taxi of bij<br />
huis-aan-huis bezorging) of als de<br />
auto lang stilstaat.<br />
BELANGRIJK - Luchtfilter<br />
Als de auto over stoffige wegen<br />
rijdt, moet het luchtfilter vaker worden<br />
vervangen dan in het<br />
Onderhoudsschema in dit hoofdstuk<br />
staat aangegeven. Raadpleeg bij twijfel<br />
over de vervangingsinterval van<br />
motorolie en luchtfilter in relatie tot<br />
het gebruik van de auto, de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
BELANGRIJK - Pollenfilter<br />
Als de auto veel over stoffige<br />
wegen rijdt of bij geconcentreerde<br />
luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />
vaker worden vervangen; dit is vooral<br />
raadzaam als een beperking in de<br />
capaciteit van de airconditioning<br />
wordt geconstateerd.<br />
BELANGRIJK - Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor<br />
het begin van de winter te controleren,<br />
om de mogelijkheid van bevriezing<br />
van het elektrolyt te voorkomen.<br />
Voer deze controle vaker uit<br />
als de auto overwegend voor korte<br />
trajecten wordt gebruikt, of als er<br />
accessoires zijn gemonteerd die permanent,<br />
ook bij uitgeschakeld contact,<br />
stroom verbruiken. Dit geldt in<br />
het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />
accessoires.<br />
Controleer de acculading (elektrolyt)<br />
vaker dan is voorgeschreven in<br />
het Onderhoudsschema in dit hoofdstuk,<br />
als de auto wordt gebruikt in<br />
warme klimaten of onder zeer zware<br />
bedrijfsomstandigheden.<br />
Vertrouw het onderhoud<br />
in principe toe aan<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als u<br />
toch zelf onderhoud of kleine<br />
reparaties verricht, controleer<br />
dan of u over het juiste speciale<br />
gereedschap en de noodzakelijke<br />
originele <strong>Fiat</strong>-onderdelen en<br />
de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />
beschikt. Voer niet<br />
zelf onderhoudswerkzaamheden<br />
uit, als u daarmee geen<br />
ervaring hebt.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
153
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />
- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />
- 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van<br />
stuurbekrachtiging.<br />
Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen<br />
licht ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
Belangrijk; tijdens het<br />
bijvullen mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd<br />
worden: als de specificaties van<br />
de vloeistoffen verschillen, kan<br />
de auto ernstig beschadigd worden.<br />
154 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
fig. 1 - Uitvoering 1.4 8V<br />
F0A0535b
fig. 2 - Uitvoering 1.9 Multijet<br />
F0A0264b<br />
1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />
- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />
- 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van<br />
stuurbekrachtiging.<br />
Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen<br />
licht ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
Belangrijk; tijdens het<br />
bijvullen mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd<br />
worden: als de specificaties van<br />
de vloeistoffen verschillen, kan<br />
de auto ernstig beschadigd worden.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
155
fig. 3 - Uitvoering 1.3 Multijet<br />
156 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
F0A0345b<br />
1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />
- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />
- 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van<br />
stuurbekrachtiging.<br />
Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen<br />
licht ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
Belangrijk; tijdens het<br />
bijvullen mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd<br />
worden: als de specificaties van<br />
de vloeistoffen verschillen, kan<br />
de auto ernstig beschadigd worden.
MOTOROLIE<br />
fig. 6, 7, 8<br />
Controleer het oliepeil als de auto<br />
op een vlakke ondergrond staat en<br />
enige minuten (circa 5) na het uitzetten<br />
van de motor.<br />
Het oliepeil moet altijd tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken op de<br />
oliepeilstok staan.<br />
Het verschil tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken komt overeen<br />
met ongeveer 1 liter olie.<br />
Wees bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in<br />
de motorruimte extra<br />
voorzichtig als de motor nog<br />
warm is: gevaar voor verbranding.<br />
Onthoud dat bij een<br />
warme motor de elektroventilateur<br />
onverwacht kan inschakelen:<br />
kans op verwonding.<br />
Vul nooit motorolie bij<br />
met andere specificaties<br />
dan de olie waarmee de<br />
motor is gevuld.<br />
fig. 6 - Uitvoeringen 1.4 8V<br />
F0A0536b<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder<br />
het MIN-merkteken staat, moet via<br />
de olievulopening motorolie tot aan<br />
het MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />
Het olieniveau mag nooit het<br />
MAX-merkteken overschrijden.<br />
fig. 7 - Uitvoeringen 1.3 Multijet<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
157<br />
F0A0346b
BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />
ook na herhaalde controles,<br />
boven het MAX-merkteken staat,<br />
laat dan de <strong>Fiat</strong>-dealer het oliepeil<br />
herstellen.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />
het verversen van de olie, moet u de<br />
motor enige seconden laten draaien,<br />
vervolgens de motor uitzetten en na<br />
enige minuten het olieniveau controleren.<br />
fig. 8 - Uitvoeringen 1.9 Multijet<br />
158 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
F0A0265b<br />
MOTOROLIEVERBRUIK<br />
Als richtlijn geldt een maximaal<br />
motorolieverbruik van ongeveer 400<br />
gram per 1000 km.<br />
De motor van een nieuwe auto<br />
moet nog worden ingereden. Dit<br />
betekent dat het motorolieverbruik<br />
pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km<br />
stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />
hangt af van de rijstijl en de<br />
gebruiksomstandigheden van de<br />
auto.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte oliefilters<br />
bevatten stoffen die<br />
schadelijk zijn voor het milieu.<br />
Het is raadzaam om het verversen<br />
van de olie en het vervangen<br />
van het oliefilter door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
te laten uitvoeren. De<br />
dealer beschikt over de uitrusting<br />
voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de wettelijke<br />
bepalingen verwerken van<br />
afgewerkte olie en oliefilters.
KOELVLOEISTOF fig. 11<br />
Draai bij een warme motor de<br />
dop van het expansiereservoir<br />
nooit los: gevaar voor verbranding.<br />
Het niveau van de koelvloeistof<br />
moet gecontroleerd<br />
worden bij een koude<br />
motor en moet tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken op het reservoir<br />
staan.<br />
Een te laag niveau bijvullen door<br />
langzaam via de vulopening van het<br />
expansiereservoir, een mengsel van<br />
50% gedestilleerd water en 50%<br />
PARAFLU 11 van de FL Selenia<br />
te gieten, totdat het niveau dicht bij<br />
het MAX-merkteken staat.<br />
fig. 11<br />
F0A0262b<br />
BELANGRIJK Het koelsysteem<br />
staat onder druk. Vervang de dop<br />
zonodig alleen door een exemplaar<br />
van hetzelfde type, anders kan de<br />
werking van het systeem in gevaar<br />
worden gebracht.<br />
Een mengsel van PARAFLU 11 en<br />
gedestilleerd water in een mengverhouding<br />
van 50% beveiligt tot een<br />
temperatuur van –35°C.<br />
RUITENSPROEIER-<br />
VLOEISTOF<br />
Om de vloeistof bij te vullen, de<br />
dop van het reservoir A-fig. 12 verwijderen<br />
en de telescopische vulpijp<br />
B uittrekken totdat deze vergrendelt.<br />
Gebruik een mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC35 in de volgende mengverhouding:<br />
30% TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35 en 70% water in de<br />
zomer; 50% TUTELA PROFES-<br />
SIONAL SC 35 en 50% water in<br />
de winter. Bij temperaturen onder<br />
–20°C TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35 onverdund gebruiken.<br />
fig. 12<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
F0A01263b<br />
159
Rijd niet met een leeg<br />
ruitensproeierreservoir:<br />
de ruitensproeiers zijn<br />
van fundamenteel belang voor<br />
een optimaal zicht.<br />
OLIE VAN DE STUURBE-<br />
KRACHTIGING fig. 13<br />
Controleer de olie van de stuurbekrachtiging<br />
bij een koude motor en<br />
als de auto op een vlakke ondergrond<br />
staat. De olie moet tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken op het<br />
oliereservoir staan.<br />
fig. 13<br />
160 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
F0A0261b<br />
Bij zeer warme olie kan de olie<br />
boven het MAX-merkteken staan.<br />
Zonodig kan het niveau worden bijgevuld<br />
met olie, die dezelfde specificaties<br />
moet hebben als de reeds in<br />
het systeem aanwezige olie.<br />
Voorkom dat de olie<br />
van de stuurbekrachtiging<br />
in contact komt<br />
met warme delen van de<br />
motor: de olie is licht ontvlambaar.<br />
Het olieverbruik van de<br />
stuurbekrachtiging is<br />
zeer laag; als na het bijvullen<br />
de olie binnen korte tijd<br />
weer moet worden bijgevuld,<br />
moet het systeem door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
op eventuele lekkage<br />
worden gecontroleerd.<br />
REM- EN KOPPELINGS-<br />
VLOEISTOF fig. 14-15<br />
Controleer of het remvloeistofniveau<br />
nog op het maximum niveau<br />
staat.<br />
Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />
remvloeistof worden gebruikt die<br />
voldoet aan de DOT 4-specificaties.<br />
Het verdient aanbeveling Tutela<br />
TOP 4 remvloeistof te gebruiken;<br />
dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />
remsysteem door de fabriek is<br />
gevuld.<br />
fig. 14<br />
F0A0126b
Voorkom contact tussen<br />
de zeer corrosieve<br />
vloeistof en de lak. Als<br />
remvloeistof wordt gemorst,<br />
moet de lak onmiddellijk met<br />
water worden afgespoeld.<br />
De remvloeistof is giftig<br />
en zeer corrosief. Als<br />
per ongeluk remvloeistof<br />
wordt gemorst, moeten de<br />
betreffende delen onmiddellijk<br />
worden gewassen met water en<br />
neutrale zeep en daarna met<br />
veel water worden afgespoeld.<br />
Bij inslikken dient onmiddellijk<br />
een arts te worden geraadpleegd.<br />
fig. 15<br />
F0A0127b<br />
Het symbool π op het<br />
reservoir geeft aan dat<br />
synthetische remvloeistof<br />
en geen minerale vloeistof<br />
moet worden gebruikt. Het<br />
gebruik van minerale vloeistoffen<br />
moet absoluut worden vermeden,<br />
omdat de rubbers in het<br />
remsysteem door deze vloeistoffen<br />
worden beschadigd.<br />
BELANGRIJK De remvloeistof is<br />
hygroscopisch (trekt water aan).<br />
Daarom verdient het aanbeveling, als<br />
de auto overwegend wordt gebruikt<br />
in gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />
de vloeistof vaker te vervangen<br />
dan in het Onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
POLLENFILTER<br />
Het pollenfilter bevindt zich onder<br />
het dashboard dicht bij de middenconsole<br />
aan passagierszijde.<br />
Als de auto veel over stoffige<br />
wegen rijdt of bij geconcentreerde<br />
luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />
vaker worden vervangen dan staat<br />
aangegeven in het onderhoudsschema<br />
in dit hoofdstuk; dit is vooral<br />
raadzaam als een beperking in de<br />
capaciteit van de ventilatie wordt<br />
geconstateerd.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
161
VERVANGEN fig. 16<br />
Draai de vier bouten A los, verwijder<br />
het deksel en neem het te vervangen<br />
filterelement B uit.<br />
fig. 16<br />
162 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
A<br />
B<br />
F0A0150b<br />
LUCHTFILTER<br />
VERVANGEN<br />
Benzine-uitvoeringen<br />
Draai de schroeven rondom en op<br />
het luchtfilterdeksel los, verwijder<br />
het deksel A-fig. 17 en neem het te<br />
vervangen filterelement uit.<br />
fig. 17<br />
F0A0534b<br />
Uitvoeringen 1.9 Multijet<br />
Draai de 3 schroeven A-fig. 18 op<br />
het luchtfilterdeksel los, verwijder<br />
het deksel B-fig. 19 en neem het te<br />
vervangen filterelement C uit.<br />
B<br />
fig. 18<br />
fig. 19<br />
A<br />
B<br />
A<br />
C<br />
A<br />
F0A0155b<br />
F0A0156b
Uitvoeringen 1.3 Multijet<br />
Draai de schroeven D-fig. 21 los,<br />
verwijder het deksel E en neem het<br />
te vervangen filterelement uit.<br />
fig. 21<br />
fig. 22<br />
F0A0347b<br />
F0A0523b<br />
ACCU<br />
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:<br />
onder normale omstandigheden<br />
hoeft het elektrolyt niet<br />
bijgevuld te worden met gedestilleerd<br />
water.<br />
Helderwitte<br />
kleur<br />
Donkere kleur<br />
zonder<br />
groen middenstuk<br />
Donkere kleur met<br />
groen middenstuk<br />
Elektrolyt bijvullen<br />
Accu niet voldoende opgeladen<br />
Niveau elektrolyt en acculading<br />
voldoende<br />
ACCULADING CONTROLEREN<br />
fig. 22<br />
De acculading kan gecontroleerd<br />
worden door de kleur van de optische<br />
meter, die zichtbaar is via de<br />
inspectieopening, te controleren.<br />
Zie de volgende tabel of de sticker<br />
(zie de afbeelding) op de accu.<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
Accu opladen (het is raadzaam<br />
dit door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />
uitvoeren)<br />
Geen enkele handeling<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
163
De vloeistof in de accu<br />
is giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met<br />
de huid en de ogen. Houd open<br />
vuur en vonkvormende apparaten<br />
verwijderd van de accu:<br />
brand- en ontploffingsgevaar.<br />
Als de accu werkt met<br />
een zeer laag vloeistofniveau,<br />
ontstaat onherstelbare<br />
schade aan de accu en kan<br />
de accu openbarsten.<br />
164 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet<br />
een originele accu met dezelfde specificaties<br />
worden geïnstalleerd.<br />
Als de accu vervangen wordt door<br />
een accu met andere specificaties,<br />
vervallen de onderhoudsintervallen<br />
die in het “Onderhoudsschema”<br />
staan aangegeven. Voor het onderhoud<br />
van de nieuwe accu dient u zich<br />
strikt te houden aan de aanwijzingen<br />
van de fabrikant van de accu.<br />
Onoordeelkundige<br />
montage van elektrische<br />
en elektronische apparatuur<br />
kan ernstige schade toebrengen<br />
aan de auto.<br />
Als u na aanschaf van uw auto<br />
accessoires wilt monteren (diefstalalarm,<br />
mobiele telefoon<br />
enz.), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties aanraden<br />
en controleren of het noodzakelijk<br />
is een accu met een grotere<br />
capaciteit te monteren.<br />
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het is raadzaam<br />
om de accu door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
te laten vervangen. De<br />
dealer beschikt over de uitrusting<br />
voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de wettelijke<br />
bepalingen afvoeren van de<br />
accu.
Als u de auto langere<br />
tijd stalt in extreem<br />
koude omstandigheden<br />
moet, om bevriezing te voorkomen,<br />
de accu worden verwijderd<br />
en op een verwarmde<br />
plaats worden bewaard.<br />
Bij werkzaamheden<br />
aan de accu of in de<br />
buurt van de accu, moet<br />
u uw ogen altijd beschermen<br />
met een speciale bril.<br />
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />
TE VERLENGEN<br />
Om het snel ontladen van de accu te<br />
voorkomen en de levensduur te<br />
verlengen, dient u de volgende aanwijzingen<br />
nauwkeurig op te volgen:<br />
– wanneer u de auto parkeert,<br />
controleer dan of de portieren, de<br />
motorkap, de schuifdeuren en de achterdeuren/achterklep<br />
goed gesloten<br />
zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de<br />
interieurverlichting blijft branden;<br />
– schakel de interieurverlichting uit:<br />
de auto is in ieder geval uitgerust met<br />
een systeem voor automatische uitschakeling<br />
van de interieurverlichting;<br />
– voorkom zoveel mogelijk het<br />
gebruik van stroomverbruikers als de<br />
motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten<br />
enz.);<br />
– maak voordat werkzaamheden aan<br />
de elektrische installatie van de auto<br />
worden uitgevoerd eerst de minpool<br />
van de accu los;<br />
– de klemmen moeten altijd goed zijn<br />
bevestigd.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50%<br />
geladen is (optische hydrometer is<br />
donker gekleurd zonder groen middenstuk),<br />
raakt door sulfatering<br />
beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit<br />
en het startvermogen terug.<br />
Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />
bevriezing (al bij temperaturen<br />
onder –10°C).<br />
Als u de auto langere tijd niet<br />
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd<br />
stallen” in het hoofdstuk “Correct<br />
gebruik van de auto”.<br />
Als u na aanschaf van uw auto<br />
accessoires wilt monteren die constante<br />
voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />
handsfree kit enz.), of<br />
accessoires die de elektrische installatie<br />
zwaar belasten, raden wij u aan<br />
contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Deze kan u de meest geschikte<br />
installaties uit het <strong>Fiat</strong><br />
Lineaccessori-programma aanraden<br />
en controleren of de elektrische<br />
installatie van de auto geschikt is<br />
voor het extra stroomverbruik of<br />
dat het noodzakelijk is een accu met<br />
een grotere capaciteit te monteren.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
165
Deze stroomverbruikers blijven<br />
continu stroom verbruiken ook als<br />
de motor is uitgezet, waardoor de<br />
accu geleidelijk kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van<br />
deze accessoires (standaard en achteraf<br />
gemonteerde accessoires)<br />
moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah<br />
(van de accu), zoals in de volgende<br />
tabel staat vermeld:<br />
Accu van Maximum<br />
stroomverbruik<br />
bij stilstaande<br />
motor<br />
40 Ah 24 mA<br />
50 Ah 30 mA<br />
60 Ah 36 mA<br />
166 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
ELEKTRONISCHE<br />
REGELEENHEDEN<br />
Bij een normaal gebruik van de auto<br />
zijn speciale voorzorgsmaatregelen<br />
niet nodig.<br />
Het is echter nodig de volgende<br />
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen<br />
bij werkzaamheden aan de elektrische<br />
installatie of bij een noodstart:<br />
– Koppel de accu nooit los van de<br />
elektrische installatie bij een draaiende<br />
motor.<br />
– Koppel de accuklemmen altijd los<br />
als de accu moet worden opgeladen.<br />
Moderne laadapparaten kunnen een<br />
spanning leveren tot 20V.<br />
– Gebruik bij een noodstart nooit<br />
een acculader voor het starten van<br />
de motor, maar gebruik een hulpaccu.<br />
– Let op een goede aansluiting tussen<br />
de accu en de elektrische installatie,<br />
zowel wat betreft de juiste aansluitwijze<br />
als de juiste verbinding tussen<br />
de polen en de kabeluiteinden.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
nooit los en sluit ze nooit<br />
aan als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
– Controleer de polariteit niet<br />
door middel van vonken.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
los voor het uitvoeren van<br />
laswerkzaamheden aan de carrosserie.<br />
Verwijder de regeleenheden als<br />
de temperatuur boven de 80°C stijgt<br />
(bijzondere werkzaamheden aan de<br />
carrosserie enz.).<br />
BELANGRIJK Een niet correcte<br />
installatie van een radio en/of<br />
diefstalalarm kan tot storingen in de<br />
elektronische regeleenheden leiden.<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en<br />
waarbij geen rekening wordt<br />
gehouden met de technische<br />
specificaties van het systeem,<br />
kunnen storingen in de werking<br />
en zelfs brand veroorzaken.
WIELEN EN BAN-<br />
DEN<br />
BANDENSPANNING<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het reservewiel, moet regelmatig,<br />
om de twee weken en voor een<br />
lange rit, worden gecontroleerd.<br />
De bandenspanning moet bij koude<br />
banden worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />
toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />
Houd er daarom rekening<br />
mee, dat bij een controle of oppompen<br />
van warme banden de spanning<br />
0,3 bar hoger moet zijn dan bij<br />
koude banden.<br />
Zie voor de juiste waarde van de<br />
bandenspanning “Wielen” in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
Bedenk dat ook de<br />
wegligging afhankelijk is<br />
van een juiste bandenspanning.<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />
een onregelmatige slijtage<br />
van de banden fig. 22:<br />
A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />
van het loopvlak.<br />
B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />
aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />
in het midden van het loopvlak.<br />
fig. 22<br />
A B C<br />
F0A0173b<br />
Door een te lage bandenspanning<br />
wordt de<br />
band te heet, waardoor<br />
onherstelbare inwendige schade<br />
aan de band kan ontstaan.<br />
Banden moeten worden vervangen<br />
als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />
altijd aan de bepalingen van het<br />
land waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voorkom bruusk remmen, met<br />
spinnende wielen optrekken enz.<br />
Vermijd ook harde contacten tussen<br />
banden en stoepranden, kuilen,<br />
en andere obstakels. Het langdurig<br />
rijden op een slecht wegdek kan de<br />
banden beschadigen.<br />
Controleer de banden regelmatig<br />
op scheuren in de wangen en bulten<br />
of slijtplekken op het loopvlak.<br />
Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
167
Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />
auto: hierdoor kunnen de banden<br />
en de velgen ernstig beschadigd<br />
worden.<br />
Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />
band en verwissel het wiel om<br />
beschadiging van de band, de velg, de<br />
wielophanging en de stuurinrichting<br />
te voorkomen.<br />
Banden verouderen, ook als zij weinig<br />
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes<br />
in het loopvlak en op de wangen<br />
geven aan dat de band verouderd is.<br />
Banden die langer dan zes jaar onder<br />
een auto gemonteerd zijn, moeten<br />
dan ook door een specialist worden<br />
gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />
voor het reservewiel.<br />
Monteer nooit gebruikte banden of<br />
banden, waarvan de herkomst onbekend<br />
is.<br />
De <strong>Fiat</strong> Doblò is voorzien van tubeless<br />
radiaalbanden zonder binnenband.<br />
In dit type band mag nooit een<br />
binnenband worden gemonteerd.<br />
168 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Bij de montage van een nieuwe<br />
band moet ook het ventiel vernieuwd<br />
worden.<br />
Om een gelijke slijtage van de banden<br />
op de vooras en de achteras te<br />
verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />
om de 10.000 - 15.000 km van as<br />
te verwisselen. Hierbij moeten de<br />
banden aan dezelfde zijde van de<br />
auto gemonteerd blijven, zodat een<br />
omkering van de draairichting wordt<br />
voorkomen.<br />
Verwissel de banden<br />
niet kruiselings, waarbij<br />
de banden van de rechterzijde<br />
aan de linkerzijde en<br />
omgekeerd worden gemonteerd.<br />
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van<br />
het remsysteem en het brandstofsysteem<br />
zeer nauwkeurig de voorschriften<br />
aan van het “Geprogrammeerd<br />
onderhoudsschema” in dit hoofdstuk.<br />
Ozon, hoge temperaturen en<br />
het gedurende langere tijd ontbreken<br />
van vloeistof in een systeem zorgen<br />
ervoor dat de slangen uitdrogen<br />
en scheuren, waardoor het<br />
betreffende systeem gaat lekken.<br />
Daarom is zorgvuldige controle<br />
noodzakelijk.
RUITENWISSERS/<br />
ACHTERRUITWIS-<br />
SER<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon met een schoonmaakmiddel;<br />
wij raden TUTELA PROFES-<br />
SIONAL SC 35 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het<br />
rubber vervormd of versleten is. Het<br />
verdient aanbeveling ten minste één<br />
maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />
is het mogelijk beschadigingen<br />
van het rubber te voorkomen:<br />
– Wanneer de temperatuur onder<br />
0°C is gedaald, moet gecontroleerd<br />
worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />
en ruit zit. Maak de wissers<br />
zonodig vrij met een anti-vriesmiddel.<br />
– Verwijder eventueel opgehoopte<br />
sneeuw van de ruit: om de wisser-<br />
bladen te beschermen en oververhitting<br />
van de ruitenwissermotor te<br />
voorkomen.<br />
– Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser<br />
niet op een droge ruit in.<br />
Rijden met versleten<br />
ruitenwisserbladen is<br />
gevaarlijk, omdat hierdoor<br />
het zicht onder extreme<br />
atmosferische omstandigheden<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk wordt beperkt.<br />
Wisserbladen vervangen<br />
1) Trek de wisserarm A-fig. 23<br />
van de voorruit en plaats het wisserblad<br />
onder een hoek van 90° ten<br />
opzichte van de arm.<br />
2) Druk op de lip B van de veerklem<br />
en verwijder het wisserblad van<br />
de arm A.<br />
3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />
de lip in de zitting op de wisserarm<br />
moet vallen. Controleer of het<br />
wisserblad geborgd is.<br />
A<br />
fig. 23<br />
B<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
169<br />
F0A0157b
Wisserblad achter vervangen<br />
1) Til het dopje A-fig. 24 en fig.<br />
25 omhoog, draai de bevestigingsmoer<br />
B los en verwijder de wisserarm.<br />
2) Plaats de nieuwe wisserarm in<br />
de juiste stand en draai de moer<br />
zorgvuldig vast.<br />
3) Kantel het dopje dicht.<br />
fig. 24<br />
B<br />
A<br />
170 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
F0A0158b<br />
RUITENSPROEIERS<br />
Als de ruitensproeiers niet werken,<br />
controleer dan eerst het niveau in<br />
het ruitensproeiertankje: zie<br />
“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk.<br />
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />
niet verstopt<br />
zijn. Deze kunnen zonodig met een<br />
speld worden doorgeprikt.<br />
De richting van de stralen van de<br />
ruitensproeiers fig. 26 kan worden<br />
afgesteld. Stel de sproeiermonden<br />
zodanig af dat de stralen de ruit raken<br />
op het hoogste punt in de slag van de<br />
ruitenwissers.<br />
fig. 25<br />
B<br />
A<br />
F0A0159b<br />
De straal van de achterruitsproeier<br />
fig. 27 kan worden gericht door de<br />
richting van de sproeiermond af te<br />
stellen.<br />
fig. 26<br />
fig. 27<br />
F0A0160b<br />
F0A0161b
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN<br />
ATMOSFERISCHE INVLOE-<br />
DEN<br />
De belangrijkste oorzaken van<br />
roest zijn:<br />
– luchtverontreiniging<br />
– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm<br />
en vochtig klimaat)<br />
– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen,<br />
zoals stoffige omgeving,<br />
opwaaiend zand, modder en steenslag<br />
op de lak en de onderzijde moet<br />
niet worden onderschat.<br />
<strong>Fiat</strong> heeft voor uw <strong>Fiat</strong> Doblò de<br />
beste technologische oplossingen<br />
toegepast om de carrosserie efficiënt<br />
tegen roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
– De toepassing van aangepaste<br />
spuittechnieken en lakproducten die<br />
de auto de benodigde weerstand<br />
tegen roest en schurende elementen<br />
verlenen.<br />
– Het gebruik van verzinkte (of<br />
voorbehandelde) plaatdelen met een<br />
hoge corrosiebestendigheid.<br />
– Het aanbrengen van een gespoten<br />
beschermende waslaag op de onderzijde,<br />
in de wielkuipen, in de motorruimte<br />
en verschillende holle ruimtes,<br />
met een hoog beschermend vermogen.<br />
– Het aanbrengen van een beschermende<br />
kunststof laag op kwetsbare<br />
delen: onderzijde van de portieren,<br />
binnenzijde van de spatborden,<br />
naden, randen enz.<br />
– Toepassing van “open” holle<br />
ruimtes om condensvorming te<br />
voorkomen en binnendringend<br />
water af te voeren, waardoor roest<br />
van binnenuit wordt voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de <strong>Fiat</strong> Doblò is de carrosserie<br />
tegen doorroesten van alle originele<br />
componenten van de carrosserie en<br />
van alle dragende delen gegarandeerd.<br />
Voor de specifieke voorwaar-<br />
den van deze garantie wordt verwezen<br />
naar de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding”.<br />
TIPS VOOR HET BEHOUD<br />
VAN DE CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
functie ook een beschermende<br />
functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen<br />
van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />
worden bijgewerkt om roestvorming<br />
te voorkomen.<br />
Het bijwerken dient met de originele<br />
lak te worden uitgevoerd (zie<br />
het “Plaatje met informatie over de<br />
carrosserielak” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Het normale onderhoud van de<br />
auto beperkt zich tot wassen, waarbij<br />
de frequentie afhankelijk is van<br />
het gebruik van de auto en van de<br />
omgeving. Het is raadzaam de auto<br />
vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />
of bij het rijden over<br />
wegen met strooizout.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
171
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het<br />
water. Daarom moet de<br />
auto bij voorkeur worden<br />
gewassen op een plaats waar<br />
het afvalwater direct wordt<br />
opgevangen en gezuiverd.<br />
De juiste wasmethode:<br />
1) Verwijder de antenne van het dak<br />
als u de auto in een wastunnel wast, om<br />
te voorkomen dat deze beschadigt.<br />
2) Spoel de auto eerst met een<br />
waterstraal onder lage druk af.<br />
3) Was de auto met een zachte spons<br />
met een oplossing van neutrale zeep;<br />
spoel daarbij de spons regelmatig uit.<br />
4) Spoel de auto af met schoon water<br />
en droog de auto met warme lucht of<br />
een schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de<br />
randen van de portieren, achterdeur,<br />
motorkap en de koplampranden moeten<br />
niet vergeten worden, omdat daar<br />
water kan blijven staan. Het verdient<br />
aanbeveling de auto na het wassen niet<br />
onmiddellijk binnen te zetten, maar de<br />
auto nog even buiten te laten staan,<br />
172 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
zodat waterresten buiten kunnen verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als de<br />
motorkap nog warm is: de glans van de<br />
lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />
op dezelfde wijze worden gewassen<br />
als de gespoten carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen,<br />
aangezien harsdruppels bij langere<br />
inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />
waardoor de kans op roestvorming<br />
wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />
dienen zo snel en zo goed mogelijk van<br />
de lak verwijderd te worden, omdat<br />
door de agressieve bestanddelen de lak<br />
kan beschadigen.<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van<br />
de ruiten een daarvoor geschikt<br />
schoonmaakmiddel. Gebruik een schone,<br />
zachte doek om krassen en beschadigingen<br />
te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het<br />
schoonmaken van de binnenzijde van<br />
de achterruit op, dat de elektrische<br />
weerstandsdraden van de achterruit-<br />
verwarming niet worden beschadigd.<br />
Veeg voorzichtig in de richting van de<br />
draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig<br />
te laten uitspuiten. Hierbij mag de<br />
waterstraal niet direct op de elektronische<br />
regeleenheden worden gericht.<br />
Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd<br />
bedrijf.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het<br />
water. Daarom moet de<br />
motorruimte bij voorkeur worden<br />
uitgespoten op een plaats<br />
waar het afvalwater direct<br />
wordt opgevangen en gezuiverd.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />
van de motorruimte moet de contactsleutel<br />
in stand STOP staan en de<br />
motor koud zijn. Controleer na het<br />
reinigen of de verschillende beschermingen<br />
(rubber kappen, deksels enz.)<br />
nog op hun plaats zitten en niet<br />
beschadigd zijn.
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder<br />
de vloerbedekking geen water is blijven<br />
staan (dooiwater van sneeuwresten<br />
aan schoenen, lekkende paraplu’s<br />
enz.), waardoor roestvorming<br />
op de bodem veroorzaakt zou kunnen<br />
worden.<br />
Gebruik nooit ontvlambare<br />
producten zoals<br />
petroleum of wasbenzine<br />
voor het reinigen van de<br />
interieurdelen van de auto. De<br />
elektrostatische lading die tijdens<br />
het reinigen door het wrijven<br />
ontstaat, kan brand veroorzaken.<br />
STOELEN EN STOFFEN<br />
BEKLEDING REINIGEN<br />
– Verwijder stof met een zachte<br />
borstel of een stofzuiger.<br />
– Reinig de zittingen met een vochtige<br />
spons en een oplossing van neutrale<br />
zeep.<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDE-<br />
LEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />
om het visuele effect van de<br />
componenten niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit<br />
alcohol of benzine om het glas van<br />
het instrumentenpaneel schoon te<br />
maken.<br />
Bewaar nooit spuitbussen<br />
in de auto.<br />
Ontploffingsgevaar.<br />
Spuitbussen mogen niet worden<br />
blootgesteld aan temperaturen<br />
boven 50°C. In de zomer kan de<br />
temperatuur in het interieur<br />
ver boven deze waarde oplopen.<br />
LEREN STUURWIEL/POOK-<br />
KNOP<br />
Reinig deze componenten uitsluitend<br />
met water en neutrale zeep.<br />
Gebruik nooit alcohol of producten<br />
op basis van alcohol.<br />
Voordat u speciale producten<br />
gebruikt voor het reinigen van de<br />
interieurdelen, moet u eerst de aanwijzingen<br />
op het etiket van het product<br />
lezen en controleren of het<br />
geen alcohol en/of substanties op<br />
basis van alcohol bevat.<br />
Als tijdens het reinigen van de<br />
voorruit met speciaal daarvoor<br />
bestemde producten, druppels op<br />
het leer van het stuurwiel of de<br />
pookknop terechtkomen, moeten<br />
deze onmiddellijk worden verwijderd<br />
en het betreffende gebied met<br />
water en neutrale zeep worden afgenomen.<br />
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig<br />
bij het gebruik van mechanische<br />
diefstalbeveiligingen op het<br />
stuurwiel om beschadiging van de<br />
leren bekleding te voorkomen.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
173
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
VAN DE AUTO fig. 1<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in<br />
de bodemplaat naast de rechter<br />
voorstoel.<br />
Het is bereikbaar nadat het klepje<br />
in de vloerbedekking is opgetild en<br />
bevat de volgende gegevens:<br />
– type van de auto ZFA 223000;<br />
– oplopend productienummer.<br />
fig. 1<br />
174 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
F0A0163b<br />
MOTORCODE<br />
De motorcode is ingeslagen in het<br />
motorblok aan de zijde van de versnellingsbak,<br />
en bestaat uit het<br />
motortype en een oplopend productienummer.<br />
fig. 2 - Uitvoering 1.4 8V<br />
F0A0537b<br />
TYPEPLAATJE MET IDENTI-<br />
FICATIEGEGEVENS<br />
Het typeplaatje A-fig. 2-3 is op de<br />
fronttraverse in de motorruimte<br />
aangebracht.<br />
fig. 3 - Uitvoeringen Multijet<br />
F0A0538b
Het typeplaatje fig. 4 bevat de volgende<br />
identificatiegegevens:<br />
A - Naam van de fabrikant.<br />
B - Nummer typegoedkeuring.<br />
C - Identificatiecode van het autotype.<br />
D - Chassisnummer.<br />
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto.<br />
F - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto met aanhanger.<br />
fig. 4<br />
F I A T<br />
N<br />
A<br />
B<br />
C D<br />
E Kg<br />
F Kg<br />
1- G Kg<br />
2- H Kg<br />
MOTORE-ENGINE I<br />
VERSIONE-VERSION L<br />
N°PER RICAMBI<br />
N°FOR SPARES M<br />
F0A0167b<br />
G - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />
H - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />
I - Motortype.<br />
L - Code van de carrosserie-uitvoering.<br />
M - Nummer voor de onderdelen.<br />
N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />
(alleen bij dieselmotoren).<br />
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Het plaatje fig. 5 is aangebracht op<br />
de binnenzijde van de motorkap.<br />
Het bevat de volgende informatie:<br />
A - Fabrikant van de lak.<br />
B - Kleurbenaming.<br />
C - Kleurcode.<br />
D - Kleurcode voor bijwerken en<br />
overspuiten.<br />
fig. 5<br />
B<br />
C<br />
D<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
A<br />
F0A0169b<br />
175
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
EUROPESE TYPEGOEDKEURING<br />
Uitvoeringen<br />
1.4 8V<br />
Panorama<br />
Panorama - Hoog dak<br />
Family 7 zitplaatsen<br />
Cargo<br />
Cargo - Hoog dak<br />
Cargo - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo Hoog dak - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo - Verhoogd draagvermogen<br />
Cargo Hoog dak - Verhoogd draagvermogen<br />
Cargo Lange wielbasis<br />
Cargo Lange wielbasis - Beperkt draagvermogen<br />
Combi 5 zitplaatsen<br />
176 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Motorcode<br />
350 A 1000<br />
Code van de carrosserie-uitvoering<br />
223AXP1A10<br />
223AXP1A10B<br />
223AXP1A10C<br />
223AXP1AX<br />
223AXP1BX<br />
223AXP1AY<br />
223AXP1BY<br />
223WXP1AX<br />
223WXP1BX<br />
223WXP1AXL<br />
223WXP1AYL<br />
223WXP1AZ
Uitvoeringen<br />
1.3 Multijet<br />
1.3 Multijet 85 pk<br />
Panorama<br />
85 pk Panorama<br />
85 pk Panorama - Hoog dak<br />
Panorama N1<br />
85 pk Family 7 zitplaatsen<br />
Cargo - Lange wielbasis<br />
Cargo<br />
Cargo - Hoog dak<br />
Cargo - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo Hoog dak - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo - Verhoogd draagvermogen<br />
Cargo Hoog dak - Verhoogd draagvermogen<br />
Combi 5 zitplaatsen<br />
Motorcode<br />
199 A 2000<br />
233 A 9000<br />
Code van de carrosserie-uitvoering<br />
223AXN1A09<br />
223AXM1A08<br />
223AXM1A08B<br />
223AXN1AAZ<br />
223AXM1A08C<br />
223WXN1AAXL<br />
223ZXN1AAX<br />
223ZXN1ABX<br />
223ZXN1AAY<br />
223ZXN1ABY<br />
223WXN1AAX<br />
223WXN1ABX<br />
223WXN1AAZ<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
177
Uitvoeringen<br />
1.9 Multijet 100 pk<br />
1.9 Multijet 105 pk<br />
1.9 Multijet 120 pk<br />
Panorama<br />
120 pk Panorama<br />
120 pk Panorama - Hoog dak<br />
+DPF Panorama<br />
Cargo - Lange wielbasis<br />
Cargo - Lange wielbasis - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo<br />
Cargo - Hoog dak<br />
Cargo - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo Hoog dak - Beperkt draagvermogen<br />
Cargo - Verhoogd draagvermogen<br />
Combi 5 zitplaatsen<br />
178 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Motorcode<br />
223 B 2000<br />
223 B 1000<br />
186 A 9000<br />
Code van de carrosserie-uitvoering<br />
223AXL1A07<br />
223AXH1A06<br />
223AXH1A06B<br />
223AXH1A06C<br />
223WXL1AAXL<br />
223WXL1AAYL<br />
223ZXL1AAX<br />
223ZXL1ABX<br />
223ZXL1AAY<br />
223WXL1AAX<br />
223WXL1ABX<br />
223WXL1AAZ
MOTOR<br />
ALGEMEEN<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Compressieverhouding<br />
Maximum vermogen (EU):<br />
kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Maximum koppel (EU):<br />
Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Bougies NGK<br />
Brandstof<br />
1.4<br />
350A 1000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
72,0 x 84<br />
1368<br />
11,1 : 1<br />
57<br />
77<br />
6000<br />
115<br />
11,7<br />
3000<br />
ZKR7A - 10<br />
Loodvrije benzine 95 RON<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
179
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Compressieverhouding<br />
Maximum vermogen (EU):<br />
kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Maximum koppel (EU):<br />
Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Brandstof<br />
(*) Voor bepaalde uitvoeringen/markten<br />
180 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.3 Multijet<br />
75 pk<br />
199 A2 000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
69,6 x 82<br />
1248<br />
17,6 : 1<br />
55<br />
75<br />
4000<br />
190<br />
19,4<br />
1750<br />
Diesel<br />
1.3 Multijet<br />
85 pk<br />
233 A9 000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
69,6 x 82<br />
1248<br />
17,6 : 1<br />
62<br />
85<br />
4000<br />
200<br />
20,4<br />
1750<br />
Diesel<br />
1.9 Multijet<br />
100 pk*<br />
223 B2 000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
82,0 x 90,4<br />
1910<br />
18,0 : 1<br />
74<br />
100<br />
4000<br />
200<br />
20,4<br />
1750<br />
Diesel<br />
1.9 Multijet<br />
105 pk<br />
223 B1 000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
82,0 x 90,4<br />
1910<br />
18,0 : 1<br />
77<br />
105<br />
4000<br />
200<br />
20,4<br />
1750<br />
Diesel<br />
1.9 Multijet<br />
120 pk<br />
186 A9 000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
82,0 x 90,4<br />
1910<br />
18,0 : 1<br />
88<br />
120<br />
4000<br />
200<br />
20,4<br />
1750<br />
Diesel
INSPUITING/ONTSTEKING<br />
Benzine-uitvoeringen<br />
Multipoint gefaseerde sequentiële<br />
inspuiting: geïntegreerde elektronische<br />
inspuiting/ontsteking zonder<br />
brandstofretourleiding (retur<strong>nl</strong>ess).<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan het brandstofsysteem<br />
die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand<br />
veroorzaken.<br />
INSPUITING/ONTSTEKING<br />
Multijet-uitvoeringen<br />
Elektronisch geregelde directe<br />
inspuiting Multijet “Common Rail”<br />
met turbocompressor en intercooler.<br />
BOUGIES<br />
Schone en goede bougies met de<br />
juiste warmtegraad zijn van doorslaggevend<br />
belang voor een goede werking<br />
van de motor en een lage uitstoot<br />
van schadelijke stoffen van de<br />
motor.<br />
De informatie die de bougie levert<br />
aan een deskundige is een belangrijke<br />
bron voor het opsporen van de storing,<br />
ook als deze niet door de ontsteking<br />
wordt veroorzaakt. Het is<br />
daarom belangrijk dat bij storingen in<br />
de motorwerking de bougies worden<br />
gecontroleerd door de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
De bougies moeten bij<br />
de kilometerstanden<br />
worden vervangen die in<br />
het onderhoudsschema zijn<br />
aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />
bougies van het voorgeschreven<br />
type: Bougies met een<br />
afwijkende warmtegraad kunnen<br />
motorstoringen veroorzaken.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
181
TRANSMISSIE<br />
KOPPELING<br />
Zelfstellend<br />
bediening.<br />
met hydraulische<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />
vooruit en een versnelling achteruit.<br />
Rechte eindoverbrenging en differentieel<br />
ingebouwd in het versnellingsbakhuis.<br />
Aandrijving van de voorwielen<br />
m.b.v. aandrijfassen die via homokinetische<br />
koppelingen verbonden zijn<br />
met het differentieel en de wielen.<br />
182 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
REMMEN<br />
VOETREM<br />
Voor:<br />
– geventileerde schijfremmen met<br />
zwevende remtangen.<br />
Achter:<br />
– trommelremmen met zelfstellende<br />
remschoenen.<br />
Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />
remsysteem.<br />
Onderdrukrembekrachtiger.<br />
ABS met 4 sensoren en EBD.<br />
Automatisch zelfstellend mechanisme<br />
voor de speling van de remvoeringen.<br />
Uitvoeringen zonder ABS hebben<br />
een lastafhankelijke remdrukregelaar<br />
in het hydraulische circuit van de<br />
achterremmen.<br />
HANDREM<br />
De handrem werkt mechanisch<br />
d.m.v. een handremhefboom op de<br />
remschoenen van de achterwielen.<br />
WIELOPHANGING<br />
VOORWIELOPHANGING<br />
Onafhankelijke wielophanging, type<br />
McPherson met smeedstalen wieldraagarmen<br />
bevestigd aan een subframe.<br />
Schroefveren en stabilisatorstang.<br />
Hydraulische, dubbelwerkende<br />
telescopische schokdempers.<br />
ACHTERWIELOPHANGING<br />
Starre achteras met bladveren.<br />
Hydraulische, dubbelwerkende<br />
telescopische schokdempers.<br />
Stabilisatorstang op de uitvoeringen<br />
<strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer.
STUURINRICHTING<br />
Energie-absorberend stuurwiel.<br />
Samendrukbare, energie-absorberende<br />
stuurkolom.<br />
“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />
“For life” gesmeerde stuurkogels.<br />
Minimum draaicirkel tussen stoepranden:<br />
10,5 meter (gemiddelde van<br />
alle uitvoeringen); 11,8 m voor<br />
Bestel-uitvoeringen Lange wielbasis.<br />
STRUCTUUR<br />
Zelfdragende carrosserie met dragende<br />
delen van hoogresistent meerlaags<br />
materiaal voor een gecontroleerde<br />
energie-absorptie tijdens een<br />
ongeval.<br />
Verstevigingsbalken in de portieren<br />
voor bescherming in geval van een<br />
zijdelingse aanrijding en voor versteviging<br />
van de kooiconstructie in het<br />
interieur bij een frontale botsing.<br />
De voor- en achterzijde van de carrosserie<br />
zijn zodanig ontworpen dat<br />
de reparatiekosten laag blijven bij<br />
aanrijdingen met lage snelheid.<br />
WIELEN<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Geperst hoogresistent-stalen of<br />
lichtmetalen velgen.<br />
Tubeless radiaalbanden.<br />
Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />
alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in<br />
het instructieboekje afwijken van die<br />
van de typegoedkeuring, dient u zich<br />
altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />
te houden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />
dat u zich aan de voorgeschreven<br />
afmetingen houdt en dat alle<br />
wielen zijn voorzien van banden van<br />
hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
Lichtmetalen velgen mogen nooit<br />
met de wielbouten voor stalen velgen<br />
worden gemonteerd en omgekeerd.<br />
Zie voor het juiste gebruik<br />
van de wielbouten en velgen “Een<br />
lekke band” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”.<br />
RESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg.<br />
Tubeless band.<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />
met een geringe dikte (zie het<br />
hoofdstuk “Sneeuwkettingen”).<br />
WIELUITLIJNING<br />
Toespoor gemeten tussen de velgranden<br />
van de voorwielen: 0 ± 1<br />
mm.<br />
De waarden zijn van toepassing op<br />
een onbelaste auto in rijklare staat.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
183
VERKLARING VAN<br />
BANDENCODERING<br />
Hieronder wordt de codering van<br />
de banden, die op de banden is aangebracht,<br />
aangegeven en de betekenis<br />
van de codering.<br />
Voorbeeld: 185/65 R 15 88 T<br />
185 = Nominale breedte (S, afstand<br />
in mm tussen de flanken).<br />
65 = Hoogte/breedte-verhouding<br />
(H/S, percentage).<br />
R = Radiaalband.<br />
15 = Diameter van de velg in inch<br />
(Ø).<br />
88 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />
T = Snelheidsindex.<br />
184 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Snelheidsindex<br />
Q = tot 160 km/h.<br />
R = tot 170 km/h.<br />
S = tot 180 km/h.<br />
T = tot 190 km/h.<br />
U = tot 200 km/h.<br />
H = tot 210 km/h.<br />
V = tot 240 km/h.<br />
Maximale snelheid bij winterbanden<br />
Q M+S = tot 160 km/h<br />
T M+S = tot 190 km/h<br />
H M+S = tot 240 km/h.<br />
fig. 6<br />
F0A0257b<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING<br />
OP DE VELGEN<br />
Hieronder wordt de codering die<br />
op de velgen is aangebracht, aangegeven<br />
en de betekenis van de codering.<br />
Voorbeeld: 5 1 /2J x 15 H2<br />
51 /2 = breedte van de velg in inch<br />
(1)<br />
J = velgbedprofiel (deel aan de<br />
zijkanten waarop de band<br />
steunt) (2)<br />
15 = montagediameter in inch<br />
(komt overeen met die<br />
van de band die gemonteerd<br />
moet worden) (3 = Ø)<br />
H2 = vorm en aantal “humps”<br />
(vorm van de velgrand die<br />
de wang van de tubeless<br />
band op zijn plaats houdt)
Uitvoeringen Velgen Velgen Banden Minimum afmetingen Banden Reservewiel<br />
stalen lichtmetalen standaard optional winterbanden<br />
aangepaste uitvoering (**) (*)<br />
Personenvervoer 5,5 J x 15H2-ET32 5,5 J x 15H2-ET32 185/65 R15 88T 185/65 R15 88T 185/65 R15 88Q (M+S) 125/80 R15 95M<br />
Family (7 zitplaatsen) 5,5 J x 15H2-ET32 5,5 J x 15H2-ET32 185/65 R15 92T 185/65 R15 88T 185/65 R15 88Q (M+S) –<br />
Cargo 5,5 J x 15H2-ET32 5,5 J x 15H2-ET32 185/65 R15 92T 185/65 R15 92S 185/65 R15 92Q (M+S) –<br />
standaard draagvermogen/ 175/75 R14 92S<br />
Combi N1 175/70 R14 92S<br />
Cargo 5,5 J x 14H2-ET32 5,5 J x 14H2-ET32 175/75 R14 99T 175/75 R14 95S 175/75 R14 95Q (M+S) –<br />
verhoogd draagvermogen/<br />
Lange wielbasis/<br />
Combi N1 (indien aanwezig)<br />
175/70 R14 95S<br />
Personenvervoer<br />
Natural Power<br />
5,5 J x 14H2-ET32 5,5 J x 14H2-ET32 175/70 R14 95T 175/70 R14 88T 175/70 R14 88T (M+S) –<br />
Cargo Natural Power 5,5 J x 14H2-ET32 5,5 J x 14H2-ET32 175/70 R14 95T 175/70 R14 95T 175/70 R14 88T (M+S) (***) –<br />
(*) Toegestaan zijn banden met een snelheidsindex die hoger is dan Q en een beladingsindex die hoger is dan de aangegeven waarde<br />
(**) Als de banden worden vervangen, is het raadzaam banden te gebruiken met een beladings- en snelheidindex die gelijk of hoger is dan de standaard gemonteerde banden.<br />
(***) Bij winterbanden 175/70 R14 88T (M+S) is de maximale toelaatbare achterasbelasting gelijk aan 1120 kg<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Uitvoeringen Bandenmaat Bij gemiddelde belading Volbeladen<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
Personenvervoer 185/65 R15 88T 2,3 (*) 2,3 (*) 2,3 2,7<br />
Family (7 zitplaatsen) 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />
Cargo standaard draagvermogen/Combi N1 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />
Cargo verhoogd draagvermogen/Lange wielbasis/<br />
Combi N1 (indien aanwezig)<br />
175/75 R14 99T 3,0 3,5 3,0 3,5<br />
Personenvervoer Natural Power 175/70 R14 95T 2,6 3,0 2,6 3,0<br />
Cargo Natural Power 175/70 R14 95T 2,8 3,5 2,8 3,5<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />
(*) Max. 3 personen + 50 kg.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
185
PRESTATIES<br />
Maximale snelheid na de inrijperiode<br />
in km/h:<br />
1.4 .................................................. 148<br />
1.4 hoog dak ................................ 145<br />
1.4 7 zitplaatsen ........................ 145<br />
1.3 Multijet 75 pk .................... 146<br />
1.3 Multijet 85 pk .................... 153<br />
1.3 Multijet 85 pk hoog dak...... 150<br />
1.3 Multijet 85 pk 7 zitplaatsen 150<br />
1.9 Multijet 100/105 pk .......... 168<br />
1.9 Multijet 120 pk ....................175<br />
1.9 Multijet 120 pk hoog dak ....172<br />
1.9 Multijet 120 pk 7 zitplaatsen172<br />
186 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
AFMETINGEN<br />
fig. 6<br />
De afmetingen zijn aangegeven in<br />
mm.<br />
De hoogte heeft betrekking op een<br />
onbelaste auto.<br />
Inhoud laadruimte (uitvoeringen<br />
<strong>Fiat</strong> Doblò Cargo) bij onbeladen<br />
auto: 3,2 m 3 .<br />
Inhoud bagageruimte (uitvoeringen<br />
<strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer) bij<br />
onbeladen auto:<br />
– achterbank in normale stand 750<br />
dm 3 ;<br />
– met volledig neergeklapte achterbank<br />
3000 dm 3 .<br />
F0A0533b
Afmetingen <strong>Fiat</strong> Doblò <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo <strong>Fiat</strong> Doblò <strong>Fiat</strong> Doblò <strong>Fiat</strong> Doblò<br />
Cargo Korte wielbasis Lange wielbasis Personenvervoer Personenvervoer Combi<br />
Korte wielbasis Hoog dak<br />
Hoog dak<br />
A<br />
B<br />
C<br />
D<br />
E<br />
F (*)<br />
G (*)<br />
H<br />
I<br />
L<br />
M<br />
833<br />
2583<br />
837<br />
4253<br />
2345<br />
1831<br />
1514<br />
1505<br />
1722<br />
454<br />
2591<br />
833<br />
2583<br />
837<br />
4253<br />
–<br />
2086<br />
1514<br />
1505<br />
1722<br />
454<br />
2591<br />
833<br />
2963<br />
837<br />
4633<br />
–<br />
1817<br />
1514<br />
1505<br />
1722<br />
454<br />
2591<br />
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />
833<br />
2583<br />
837<br />
4253<br />
2332<br />
1818<br />
1514<br />
1505<br />
1722<br />
454<br />
2591<br />
833<br />
2583<br />
837<br />
4253<br />
–<br />
2073<br />
1514<br />
1505<br />
1722<br />
454<br />
2591<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
833<br />
2583<br />
837<br />
4253<br />
2332<br />
1818<br />
1514<br />
1505<br />
1722<br />
454<br />
2591<br />
187
GEWICHTEN<br />
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en<br />
accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
▼ Voor bepaalde markten, indien aanwezig.<br />
188 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.4 8V<br />
1190<br />
730<br />
1010<br />
1150<br />
1920<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1270<br />
730<br />
1010<br />
1150<br />
2000<br />
1200<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 100▼/105PK<br />
Multijet<br />
1280<br />
730<br />
1010<br />
1150<br />
2010<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Verhoogd draagvermogen<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en<br />
accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
▼ Optional voor bepaalde markten<br />
1.4 8V<br />
1190<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2040<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1270<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2120<br />
1200<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 100▼/105 PK<br />
Multijet<br />
1280<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2130<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
189
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Hoog dak<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en<br />
accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
190 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.4 8V<br />
1210<br />
730<br />
1010<br />
1150<br />
1940<br />
1000<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1290<br />
730<br />
1010<br />
1150<br />
2020<br />
1200<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.9 100▼/105 PK<br />
Multijet<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
* Voor bepaalde markten, indien aanwezig<br />
1300<br />
730<br />
1010<br />
1150<br />
2030<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis- Hoog dak - Verhoogd draagvermogen<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en<br />
accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
▼ Optional voor bepaalde markten<br />
1.4 8V<br />
1210<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2060<br />
1000<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1290<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2140<br />
1200<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.9 100▼/105 PK<br />
Multijet<br />
1300<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2150<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
191
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Lange wielbasis<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en<br />
accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
▼ Optional voor bepaalde markten<br />
192 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.4 8V<br />
1240<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2090<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1320<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2170<br />
1200<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 100▼/105 PK<br />
Multijet<br />
1330<br />
850<br />
1010<br />
1270<br />
2180<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Beperkt draagvermogen (indien van toepassing)<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
1.4 8V<br />
1190<br />
570<br />
1010<br />
1150<br />
1760<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1270<br />
570<br />
1010<br />
1150<br />
1840<br />
1200<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 105PK<br />
Multijet<br />
1280<br />
570<br />
1010<br />
1150<br />
1850<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
193
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Korte wielbasis - Hoog dak - Beperkt draagvermogen (indien van<br />
toepassing)<br />
1.4 8V<br />
1.3 75PK<br />
1.9 105PK<br />
Multijet<br />
Multijet<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
194 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1210<br />
570<br />
1010<br />
1150<br />
1780<br />
1000<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1290<br />
570<br />
1010<br />
1150<br />
1860<br />
1200<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1300<br />
570<br />
1010<br />
1150<br />
1870<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Cargo - Lange wielbasis - Beperkt draagvermogen (indien van toepassing)<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
1.4 8V<br />
1240<br />
570<br />
1010<br />
1270<br />
1810<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1320<br />
570<br />
1010<br />
1270<br />
1890<br />
1200<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 105PK<br />
Multijet<br />
1330<br />
570<br />
1010<br />
1270<br />
1900<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
195
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
196 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.4 8V<br />
1230<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1830<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 85PK<br />
Multijet<br />
1330<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1930<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 105PK<br />
Multijet<br />
1320<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1920<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 120 PK<br />
Multijet<br />
1340<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1940<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer - Hoog dak<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
1.4 8V<br />
1250<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1850<br />
1000<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.3 85PK<br />
Multijet<br />
1350<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1950<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.9 120PK<br />
Multijet<br />
1360<br />
5p+225<br />
1010<br />
1085<br />
1960<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
197
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Personenvervoer - 7 zitplaatsen<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
198 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.4 8V<br />
1320<br />
7p+75<br />
1010<br />
1100<br />
1920<br />
1000<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1420<br />
7p+75<br />
1010<br />
1100<br />
2020<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60<br />
1.9 120PK<br />
Multijet<br />
1430<br />
7p+75<br />
1010<br />
1100<br />
2030<br />
1300<br />
500<br />
–<br />
60
Gewichten (kg) - Uitvoeringen <strong>Fiat</strong> Doblò Combi N 1<br />
Rijklaar gewicht (met<br />
volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaal:<br />
Trekgewichten:<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Max. dakbelasting<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger)<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (dakluik, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />
gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen<br />
dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
1.4 8V<br />
1240<br />
680<br />
1010<br />
1150<br />
1920<br />
1000<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.3 75PK<br />
Multijet<br />
1320<br />
680<br />
1010<br />
1150<br />
2000<br />
1200<br />
500<br />
100<br />
60<br />
1.9 120PK<br />
Multijet<br />
1330<br />
680<br />
1010<br />
1150<br />
2010<br />
1300<br />
500<br />
100<br />
60<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
199
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank:<br />
inclusief een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Handgeschakelde versnellingsbak:<br />
Hydraulische stuurbekrachtiging<br />
Hydraul. remcircuit<br />
voor en achter:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />
en achterruitsproeier:<br />
200 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1.4<br />
liter kg<br />
60 –<br />
5 - 7 –<br />
7 –<br />
2,4 2,1<br />
2,6 2,25<br />
1,98 1,8<br />
1,3 1,2<br />
0,5 –<br />
0,55 –<br />
7 _<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Loodvrije superbenzine met octaangetal<br />
van ten minste 95 RON<br />
Mengsel van 50% gedestil. water<br />
en 50% PARAFLU 11<br />
SELENIA 20K (❒)<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA GI/E<br />
TUTELA TOP4<br />
TUTELA TOP4<br />
Mengsel van water en TUTELA PRO-<br />
FESSIONAL SC 35<br />
(❒) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA PERFORMER MUL-<br />
TIPOWER
Brandstoftank:<br />
inclusief een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Handgeschakelde versnellingsbak:<br />
Hydraulische stuurbekrachtiging<br />
Hydraul. remcircuit<br />
voor en achter:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />
en achterruitsproeier:<br />
1.3 Multijet<br />
liter kg<br />
60 –<br />
5 - 7 –<br />
6,5 –<br />
3,0 (■) 2,6 (■)<br />
3,2 (■) 2,8 (■)<br />
1,98 1,8<br />
1,3 1,2<br />
0,5 –<br />
0,55 –<br />
7 –<br />
1.9 Multijet<br />
liter kg<br />
60 –<br />
5 - 7 –<br />
6,5 –<br />
4,0 (❍) 3,5 (❍)<br />
4,3 (❍) 3,7 (❍)<br />
1,98 1,8<br />
1,3 1,2<br />
0,5 –<br />
0,55 –<br />
7 –<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Diesel voor motorvoertuigen<br />
(specificatie EN590)<br />
Mengsel van 50% gedestil. water<br />
en 50% PARAFLU 11<br />
SELENIA TURBO DIESEL (❍)<br />
SELENIA WR (■)<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA GI/E<br />
TUTELA TOP4<br />
TUTELA TOP4<br />
Mengsel van water en TUTELA<br />
PROFESSIONAL SC 35<br />
(❍) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA WR.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS 201
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren (*)<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren (**)<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren<br />
(uitv. 1.3 Multijet)<br />
(*) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA PERFORMER MUL-<br />
TIPOWER.<br />
(**) Onder zeer strenge klimatologische omstandigheden bevelen wij het gebruik van de volgende motorolie aan: SELENIA WR.<br />
202 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.<br />
Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis<br />
die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA A1-A5 -<br />
API SL en FIAT 9.55535-M1.<br />
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA B3 en API CD.<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en FIAT<br />
9.55535-M2.<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en FIAT<br />
9.55535-M2<br />
Aanbev. smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
SELENIA 20K<br />
SELENIA<br />
PERFORMER<br />
MULTIPOWER<br />
SELENIA<br />
TURBO DIESEL<br />
SELENIA<br />
WR<br />
Toepassing<br />
F0A0175b
Gebruik<br />
Olie en vetten voor<br />
krachtoverbrengingen<br />
Remvloeistof<br />
Antivries voor<br />
radiateur<br />
Toevoeging voor<br />
dieselbrandstof<br />
Vloeistof voor<br />
ruitensproeiers<br />
en achterruitsproeier<br />
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
SAE 75W-80 EP olie, die ruimschoots voldoet aan de specificaties<br />
API GL-5 en MIL-L-2105D LEV<br />
Olie type ATF DEXRON II D LEV, SAE 10 W<br />
Synthetische remvloeistof FMVSS nr. 116, DOT 4, ISO<br />
4925, SAE J-1703, CUNA NC 956-01<br />
Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen,<br />
corrosiewerend, CUNA NC 956-16<br />
Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />
voor dieselmotoren<br />
Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen<br />
CUNA NC 956-II<br />
Aanbev. smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 Synth<br />
TUTELA GI/E<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU 11<br />
DIESEL MIX<br />
TUTELA PROFES-<br />
SIONAL SC 35<br />
Toepassing<br />
Mech. versnellingsbakken<br />
en differentieels<br />
Hydraulische<br />
stuurbekrachtiging<br />
Hydr. remsysteem en<br />
koppelingbediening<br />
Motorkoelsysteem.<br />
Mengverhouding<br />
: 50% tot -35 °C<br />
Vermengen met<br />
dieselolie<br />
(25 cm 3 per 10 liter)<br />
Onverdund of verdund<br />
met water gebruiken<br />
TECHNISCHE GEGEVENS 203
BRANDSTOF-<br />
VERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de tabel<br />
is opgenomen, is gemeten volgens een<br />
vastgestelde testmethode die in EUnormen<br />
is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten<br />
volgens onderstaande procedure:<br />
– een stadsrit: opgebouwd uit<br />
een koude start gevolgd door een<br />
gesimuleerde, normale testrit in<br />
stadsverkeer.<br />
– een rit buiten de stad: waarbij<br />
veelvuldig wordt geaccelereerd in<br />
alle versnellingen en waarmee een<br />
normaal gebruik van de auto buiten<br />
de stad wordt gesimuleerd. De snelheid<br />
varieert tussen de 0 en 120<br />
km/h;<br />
– gecombineerd: voor het bepalen<br />
van het gecombineerde brandstofverbruik<br />
telt de waarde van de<br />
stadsrit mee voor 37% en de waarde<br />
van de testrit buiten de stad voor<br />
63%.<br />
204 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />
bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />
atmosferische<br />
omstandigheden, rijstijl, algemene<br />
conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />
lading van de auto,<br />
imperiaal op het dak, gebruik van<br />
de airconditioning en de<br />
aanwezigheid van andere accessoires<br />
die de aerodynamica kun-<br />
nen beïnvloeden, kunnen in de<br />
praktijk een brandstofverbruik<br />
opleveren, dat afwijkt van de<br />
resultaten die tijdens de hierboven<br />
beschreven tests zijn bereikt<br />
(zie “Kostenbesparing en beperking<br />
van de uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen” in het hoofdstuk<br />
“Correct gebruik van de auto”).<br />
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)<br />
Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />
1.4 9,2 6,3 7,4<br />
1.4 hoog dak 9,4 6,5 7,6<br />
1.4 7 zitplaatsen 9,2 6,3 7,4<br />
1.3 Multijet 75 pk 6,5 4,7 5,4<br />
1.3 Multijet 85 pk 6,7 4,8 5,5<br />
1.3 Multijet 85 pk hoog dak 6,8 4,9 5,6<br />
1.3 Multijet 85 pk 7 zitplaatsen 6,7 4,8 5,5<br />
1.9 Multijet 100/105 pk 7,5 4,8 5,8<br />
1.9 Multijet 120 pk 7,5 5,2 6,1<br />
1.9 Multijet 120 pk hoog dak 7,7 5,3 6,2<br />
1.9 Multijet 120 pk 7 zitplaatsen 7,5 5,2 6,1
CO2-EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />
De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />
tabel weergegeven. CO2-emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km)<br />
1.4 174<br />
1.4 hoog dak 178<br />
1.4 7 zitplaatsen 174<br />
1.3 Multijet 75 pk 142<br />
1.3 Multijet 85 pk 145<br />
1.3 Multijet 85 pk hoog dak 148<br />
1.3 Multijet 85 pk 7 zitplaatsen 145<br />
1.9 Multijet 100/105 pk 153<br />
1.9 Multijet 120 pk 160<br />
1.9 Multijet 120 pk hoog dak 163<br />
1.9 Multijet 120 pk 7 zitplaatsen 160<br />
TECHNISCHE GEGEVENS 205
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />
Landencode Land Toelatingscode<br />
B België RTT/D/X1924<br />
Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat het toelatingsnummer<br />
op de handgreep van de sleutel.<br />
206 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
CH Zwitserland BAKOM 99.0415 KP<br />
D Duitsland TPS A100282L CEPT LPD - D<br />
DK Denemarken CEPT SRD feDK<br />
E Spanje 01 00 0100<br />
F Frankrijk 99 0346 PPL 0<br />
GB Groot-Brittannië BPS037<br />
GR Grieke<strong>nl</strong>and TA 232<br />
I Italië –<br />
IRL Ierland TRA 24/5/ 107/11<br />
L Luxemburg 9942599-01 L2432/10562-01J<br />
N Noorwegen NO99000251<br />
P Portugal ICP-053TC-99<br />
S Zweden Ue990108<br />
SF Fi<strong>nl</strong>and FI99080046
Aansteker.................................... 70<br />
ABS.................................................. 89<br />
Accu<br />
- opladen......................................... 144<br />
- starten met een hulpaccu ........ 144<br />
- vervangen..................................... 164<br />
- vloeistofniveau (elektrolyt)...... 163<br />
Achterdeuren................................ 77<br />
Achterklep ..................................... 79<br />
Achterruitsproeier<br />
- bediening...................................... 65<br />
- vloeistofniveau............................ 159<br />
Achterruitverwarming ................ 68<br />
Achterruitwisser<br />
- bediening...................................... 65<br />
- intelligente wis-/wasregeling.... 66<br />
- ruitensproeier............................. 170<br />
- wisserblad.................................... 169<br />
Achteruitrijlicht ............................ 134<br />
Afmetingen..................................... 186<br />
Afstandsbediening centrale<br />
portiervergrendeling ................. 8<br />
Allesdragers<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
- bevestigingspunten..................... 86<br />
Asbak<br />
- voor .............................................. 71<br />
Auto langere tijd stallen.............. 118<br />
Autoradio....................................... 98<br />
- autoradio inbouwen.................. 99<br />
- inbouwvoorbereiding................ 98<br />
Bagageruimte<br />
- bagage vastzetten....................... 84<br />
- openen en sluiten ...................... 79<br />
- vergroten..................................... 80<br />
Bagageruimteverlichting.............. 134<br />
Banden<br />
- bandenspanning .......................... 184<br />
- een lekke band ........................... 121<br />
- standaard ..................................... 185<br />
- verklaring van bandencodering 184<br />
Bandenspanning ............................ 185<br />
Bedieningsknoppen ...................... 68<br />
Benzinedamp-opvangsysteem.... 104<br />
Bescherming van het milieu ....... 104<br />
Beschermrooster voor de<br />
bestuurder................................... 51<br />
Bij een ongeval.............................. 147<br />
- als er gewonden zijn.................. 148<br />
- verbandtrommel ........................ 148<br />
Bougies<br />
-onderhoud................................... 181<br />
- type ............................................... 179<br />
Brandstof<br />
- brandstofmeter .......................... 25<br />
- brandstofnoodschakelaar......... 69<br />
- tanken met de <strong>Fiat</strong> Doblò........ 102<br />
- vullingstabel................................. 200<br />
Brandstofnoodschakelaar ........... 69<br />
Brandstofverbruik ........................ 204<br />
Buitenverlichting<br />
- bediening...................................... 63<br />
- gloeilamp achter vervangen..... 134<br />
- gloeilamp voor vervangen........ 133<br />
Carrosserie<br />
- carrosserie-uitvoeringen.......... 176<br />
-onderhoud................................... 171<br />
CO2-emissie via de uitlaat ......... 205<br />
Correct gebruik van de auto..... 106<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
207
Dakluik (openen/sluiten) ............ 72<br />
Dashboard ..................................... 21<br />
Dashboardkastje........................... 69<br />
Deelbaar rooster.......................... 51<br />
Derde remlicht ............................. 136<br />
Digitaal klokje........................... 26-27<br />
Dop van brandstoftank ............... 103<br />
Driewegkatalysator...................... 104<br />
EBD (elektronische<br />
remdrukverdeling)..................... 91<br />
Elektrische ruitbediening ............ 74<br />
Elektronische regeleenheden .... 166<br />
EOBD-systeem ............................. 97<br />
<strong>Fiat</strong> CODE (startblokkering)... 6<br />
Follow me home .......................... 66<br />
Frontairbags en zij-airbags.......... 91<br />
- airbag passagierszijde handmatig<br />
uitschakelen................................. 93<br />
- algemene opmerkingen............. 94<br />
Gebruik van de<br />
versnellingsbak............................ 109<br />
Gereedschap ................................. 121<br />
Gewichten...................................... 188<br />
Gloeilamp (vervangen van een). 130<br />
208 ALFABETISCH REGISTER<br />
- algemene aanwijzingen.............. 130<br />
- lamptypen .................................... 131<br />
Gordelspanners ............................ 11<br />
Grootlicht<br />
- bediening...................................... 64<br />
- gloeilamp vervangen.................. 131<br />
- grootlichtsignaal ......................... 64<br />
Handbediende airconditioning<br />
- airconditioning............................ 61<br />
- bediening...................................... 61<br />
- klimaatregeling............................ 62<br />
- luchtverdeling ............................. 59<br />
- onderhoud................................... 63<br />
Handrem................................ 108-182<br />
Hendels aan het stuur<br />
- hendel links ................................. 63<br />
- hendel rechts .............................. 64<br />
Hoofdsteunen<br />
- achter ........................................... 54<br />
- voor .............................................. 53<br />
Identificatiegegevens .................. 174<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele<br />
telefoon........................................ 99<br />
Instrumenten................................. 23<br />
Instrumentenpaneel..................... 22<br />
Interieur.......................................... 173<br />
- stoelen reinigen en kunststof<br />
interieurdelen ............................. 173<br />
Interieuruitrusting ........................ 69<br />
Jaarlijks inspectieschema.......... 152<br />
Kentekenplaatverlichting......... 136<br />
Kinderen veilig vervoeren.......... 15<br />
Kinderveiligheidsslot.................... 77<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter 25<br />
Koplampafstelling<br />
(hoogteregelaar) ........................ 88<br />
Koplampen<br />
- aanpassen aan het buite<strong>nl</strong>and.. 89<br />
- hoogteverstelling koplampen .. 88<br />
- koplampen afstellen................... 89<br />
- koplampverstelling..................... 88<br />
Koplampverstelling ...................... 88<br />
Koppeling ....................................... 182<br />
- vloeistofniveau............................ 160<br />
Kostenbesparing en beperking van<br />
uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen ................................ 110<br />
Krik.................................................. 122<br />
Laadplateaus ................................ 87
Lak ................................................... 171<br />
Lambdasondes............................... 104<br />
Luchtfilter<br />
- vervangen..................................... 162<br />
Luchtrecirculatie........................... 61<br />
Luchtroosters................................ 58<br />
Maximum snelheid................... 186<br />
Mistachterlicht<br />
- bedieningsknop........................... 68<br />
- gloeilamp vervangen.................. 134<br />
Mistlampen voor<br />
- bedieningsknop........................... 68<br />
- gloeilamp vervangen.................. 133<br />
Mobiele telefoon<br />
- inbouwvoorbereiding................ 99<br />
Motor<br />
- brandstofsysteem....................... 181<br />
- identificatie .................................. 176<br />
- inschakelen .................................. 181<br />
- technische gegevens.................. 179<br />
Motor starten ............................... 105<br />
- benzinemotor starten............... 106<br />
- dieselmotor starten................... 107<br />
- motor opwarmen na het<br />
starten .......................................... 107<br />
- motor uitzetten.......................... 108<br />
- noodstart ............................ 107-119<br />
- rollend starten............................ 121<br />
- start-/contactslot ....................... 20<br />
- starten met een hulpaccu ........ 120<br />
Motor uitzetten ............................ 107<br />
Motorkap ....................................... 85<br />
Motorolie<br />
- niveau controleren .................... 157<br />
- technische gegevens.................. 202<br />
Motorolieverbruik........................ 158<br />
Motorruimte<br />
- uitspuiten ..................................... 172<br />
Niveau motorkoelvloeistof ..... 159<br />
Niveau motorolie......................... 157<br />
Niveau olie van de<br />
stuurbekrachtiging ..................... 160<br />
Niveau remvloeistof .................... 160<br />
Niveau ruitensproeiervloeistof . 159<br />
Niveaus controleren.................... 154<br />
Noodreservewiel ......................... 185<br />
- vervangen..................................... 122<br />
Noodgevallen ................................ 119<br />
Oliepeil hydraulische<br />
stuurbekrachtiging ..................... 160<br />
Onderhoud en zorg..................... 149<br />
- aanvullende werkzaamheden .. 152<br />
- geprogrammeerd onderhoud . 149<br />
- geprogrammeerd<br />
onderhoudsschema ................... 150<br />
- jaarlijks inspectieschema .......... 152<br />
Ontwasemen<br />
- achterruit..................................... 61<br />
- elektrisch verstelbare spiegels 61<br />
- voorruit........................................ 60<br />
- zijruiten voor .............................. 60<br />
Opbergconsole ............................. 71<br />
Opkrikken van de auto............... 145<br />
Oxidatiekatalysator...................... 104<br />
Parkeersensoren ....................... 101<br />
Parkeren......................................... 107<br />
Plaatje met identificatiegegevens 174<br />
Plaatje met informatie over de<br />
carrosserielak ............................. 175<br />
Plafondverlichting<br />
- bediening...................................... 67<br />
- vervangen..................................... 137<br />
Plafondverlichting ......................... 66<br />
- gloeilampen vervangen ............. 137<br />
Pollenfilter...................................... 161<br />
Prestaties........................................ 186<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
209
Radiogolf-afstandsbediening.... 8<br />
- batterijen vervangen.................. 9<br />
- toelatingscodes........................... 206<br />
Radiozendapparatuur .................. 100<br />
Remlichten..................................... 134<br />
Remmen<br />
- vloeistofniveau............................ 160<br />
- voetrem ....................................... 181<br />
Richtingaanwijzers (pijlen)<br />
- bediening...................................... 64<br />
- gloeilamp achter vervangen..... 134<br />
- gloeilamp op voorspatbord<br />
vervangen..................................... 134<br />
- gloeilamp voor vervangen........ 133<br />
Rubber slangen ............................. 168<br />
Ruiten (reinigen)........................... 172<br />
Ruitensproeiers<br />
- bediening...................................... 64<br />
- vloeistofniveau............................ 159<br />
Ruitenwissers<br />
- bediening...................................... 64<br />
- intelligente wis-/wasregeling.... 65<br />
- ruitensproeiers........................... 170<br />
- wisserbladen ............................... 169<br />
SBR-systeem............................... 10<br />
Scheidingswanden......................... 51<br />
210 ALFABETISCH REGISTER<br />
- beschermrooster voor de<br />
bestuurder................................... 51<br />
- deelbaar rooster ........................ 51<br />
- vaste scheidingswand met ruitje 51<br />
-vaste scheidingswand ................ 50<br />
Slepen van de auto....................... 146<br />
Sleutels............................................ 6<br />
- duplicaatsleutels ......................... 8<br />
Smeermiddelen ............................. 202<br />
Sneeuwkettingen .......................... 116<br />
Spiegels<br />
- binnenspiegel............................... 55<br />
- buitenspiegels.............................. 55<br />
- elektrische bediening ................ 56<br />
Start-/contactslot ......................... 20<br />
Startblokkering <strong>Fiat</strong> CODE........ 6<br />
Stoelen<br />
- instellen........................................ 48<br />
- met elektrische verwarming.... 49<br />
- neerklapbare passagiersstoel .. 50<br />
- reinigen......................................... 173<br />
- toegang tot de zitplaatsen achter52<br />
Stoelverstelling.............................. 48<br />
Storing in elektronische<br />
remdrukverdeling (EBD).......... 90<br />
Structuur ........................................ 183<br />
Stuurinrichting............................... 183<br />
Stuurslot......................................... 20<br />
Stuurwielverstelling...................... 55<br />
Symbolen........................................ 6<br />
Tanken met de <strong>Fiat</strong> Doblò ....... 102<br />
Technische gegevens ................... 174<br />
Toerenteller .................................. 24<br />
Transmissie.................................... 182<br />
Trekken van aanhangers<br />
- belangrijke aanwijzingen ........... 113<br />
- montageschema.......................... 114<br />
- trekhaak monteren.................... 114<br />
Trip computer .............................. 36<br />
Uitlaatgasrecirculatie ................ 104<br />
Uitstroomopeningen<br />
in het interieur ........................... 58<br />
Veiligheidsgordels<br />
- algemene opmerkingen............. 13<br />
- gebruik.......................................... 9<br />
- hoogteverstelling........................ 11<br />
-onderhoud................................... 14<br />
Velgen..................................... 183-185<br />
Ventilatie ........................................ 57<br />
Verbandtrommel.......................... 148<br />
Versnellingsbak
- gebruik van de versnellingsbak 109<br />
- technische gegevens.................. 182<br />
Verwarming ................................... 57<br />
Voorportieren............................... 74<br />
Vullingstabel................................... 200<br />
Waarschuwings-/<br />
controlelampjes.......................... 39<br />
Waarschuwingsknipperlichten .. 68<br />
Wegwijs in uw auto..................... 6<br />
Wiel verwisselen.......................... 122<br />
Wielophanging .............................. 182<br />
Wieluitlijning ................................. 183<br />
Winterbanden............................... 117<br />
Wisserbladen voor en achter.... 169<br />
Zekeringen<br />
- in zekeringenkast<br />
in motorruimte .......................... 140<br />
-in zekeringenkast op dashboard139<br />
- vervangen..................................... 138<br />
- zekeringentabel .......................... 141<br />
Zijdeuren........................................ 75<br />
Zijruiten achter............................. 72<br />
Zijruiten in het midden............... 72<br />
Zitpositie instellen ....................... 48<br />
Zonnekleppen ............................... 71<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
211
NOTITIES
214 ALFABETISCHE REGISTER<br />
Vraag uw dealer naar<br />
®<br />
®
Olie verversen? De experts adviseren Selenia.<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia, een<br />
motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale<br />
specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge<br />
technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties<br />
van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.<br />
De Selenia-kwaliteit garandeert een reeks technologisch geavanceerde producten:<br />
SELENIA 20K<br />
API SL motorolie voor optimale prestaties<br />
en maximale bescherming tegen slijtage bij benzinemotoren<br />
met en zonder turbo of multiklepsmotoren.<br />
SELENIA PERFORMER<br />
Ideale olie voor bescherming van de nieuwe generatie<br />
benzinemotoren, zelfs onder de zwaarste bedrijfssituaties<br />
en extreemste klimatologische omstandigheden.<br />
Garandeert een beperking van het brandstofverbruik<br />
(Energy conserving).<br />
SELENIA TD<br />
Olie voor (multikleps-)dieselmotoren met en zonder<br />
turbo voor een optimale reiniging van de motor en<br />
stabiliteit bij hoge temperaturen.<br />
SELENIA WR<br />
Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren<br />
Optimale koude start, maximale bescherming<br />
tegen slijtage, optimale werking van hydraulische<br />
klepstoters, beperking van het verbruik en stabiliteit<br />
bij hoge temperaturen.<br />
De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia Performer 5W-40, Selenia Racing en Selenia Digitech.<br />
Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Uitvoeringen Bandenmaat Bij gemiddelde belading Volbeladen<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
Personenvervoer 185/65 R15 88T 2,3 (*) 2,3 (*) 2,3 2,7<br />
Family (7 zitplaatsen) 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />
Cargo standaard draagvermogen/Combi N1 185/65 R15 92T 2,3 2,7 2,3 2,7<br />
Cargo verhoogd draagvermogen/Lange wielbasis/<br />
Combi N1 (indien aanwezig)<br />
175/75 R14 99T 3,0 3,5 3,0 3,5<br />
Personenvervoer Natural Power 175/70 R14 95T 2,6 3,0 2,6 3,0<br />
Cargo Natural Power 175/70 R14 95T 2,8 3,5 2,8 3,5<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />
(*) Max. 3 personen + 50 kg.<br />
MOTOROLIE VERVERSEN<br />
BRANDSTOFTANK (liters)<br />
1.4 1.3 Multijet 1.9 Multijet<br />
liter kg liter kg liter kg<br />
Carter 2,4 2,1 3,0 2,6 4,0 3,5<br />
Motorcarter en filter<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />
2,6 2,25 3,2 2,8 4,3 3,7<br />
Tankinhoud........................................................................................................................ 60<br />
Reserve .......................................................................................................................... 5 - 7<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />
Importeur voor Nederland: <strong>Fiat</strong> Auto Nederland b.v. - Singaporestraat 92-100 -1175RA Lijnden<br />
Druknummer <strong>603.45.891</strong>NL - VIII/2005 - 1 e editie<br />
Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie Middenbeemster
NEDERLANDS<br />
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit<br />
boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt<br />
u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.