FIAT PUNTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL
FIAT PUNTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL
FIAT PUNTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>FIAT</strong><br />
<strong>PUNTO</strong><br />
603.45.567 <strong>NL</strong><br />
INSTRUCTIEBOEK
Geachte cliënt,<br />
Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de <strong>Fiat</strong> Punto.<br />
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw <strong>Fiat</strong> Punto leert kennen en u uw auto op de juiste<br />
manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat<br />
rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />
<strong>Fiat</strong> Punto volledig te benutten.<br />
Als uw <strong>Fiat</strong> Punto buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt<br />
aan de voorwaarden van het F.A.R.E.-project. Dankzij dit project kunnen de <strong>Fiat</strong>-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en<br />
geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat. Voor het<br />
milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de onderstaande symbolen aandachtig te lezen:<br />
veiligheid van de inzittenden;<br />
conditie van de auto;<br />
bescherming van het milieu.<br />
In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />
❒ het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />
❒ een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />
Veel leesplezier en goede reis!<br />
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong> Punto beschreven worden, dient u zich aan de<br />
informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u<br />
gekocht hebt.
BRANDSTOF TANKEN<br />
K<br />
ABSOLUUT LEZEN!<br />
MOTOR STARTEN<br />
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het<br />
koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in<br />
stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Y<br />
en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven<br />
brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal).<br />
�<br />
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie<br />
EN590.<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die<br />
van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />
kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />
CODE-card<br />
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van<br />
de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de<br />
auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />
laag.<br />
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…<br />
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />
van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van het<br />
milieu) en ! (conditie van de auto).<br />
�
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
4<br />
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN<br />
DASHBOARD ...................................................................... 5<br />
INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 6<br />
SYMBOLEN ........................................................................... 11<br />
<strong>FIAT</strong> CODE ........................................................................... 11<br />
DE SLEUTELS ........................................................................ 13<br />
START-/CONTACTSLOT ................................................ 16<br />
INSTRUMENTEN ................................................................ 18<br />
DIGITAAL DISPLAY ........................................................... 22<br />
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ....................................<br />
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL<br />
24<br />
DISPLAY ................................................................................. 28<br />
ZITPLAATSEN ..................................................................... 56<br />
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 59<br />
STUURWIEL ......................................................................... 60<br />
SPIEGELS ................................................................................ 60<br />
KLIMAATREGELING .......................................................... 62<br />
VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 65<br />
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ......................<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH MET<br />
68<br />
GESCHEIDEN REGELING.................................................. 71<br />
BUITENVERLICHTING ...................................................... 78<br />
RUITEN REINIGEN ............................................................. 81<br />
CRUISE-CONTROL ........................................................... 86<br />
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 89<br />
BEDIENING .......................................................................... 91<br />
INTERIEURUITRUSTING................................................... 93<br />
OPENDAK ............................................................................ 96<br />
PORTIEREN .......................................................................... 98<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................... 100<br />
BAGAGERUIMTE ................................................................ 101<br />
MOTORKAP ......................................................................... 107<br />
ALLESDRAGERS .................................................................. 109<br />
KOPLAMPEN ........................................................................ 111<br />
ABS .......................................................................................... 113<br />
ESP ........................................................................................... 115<br />
ASR .......................................................................................... 116<br />
EOBD ...................................................................................... 119<br />
AUTORADIO ....................................................................... 120<br />
INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE TELEFOON 123<br />
EXTRA ACCESSOIRES ......................................................<br />
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
125<br />
“DUALDRIVE” ..................................................................... 126<br />
PARKEERSENSOREN ......................................................... 128<br />
TANKEN MET DE <strong>FIAT</strong> <strong>PUNTO</strong> ................................... 130<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 133
DASHBOARD<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en controle-/waarschuwingslampjes<br />
kunnen per uitvoering verschillen.<br />
1. Verstelbare uitstroomopening zijkant - 2. Vast luchtrooster zijkant - 3. Opbergvakje - 4. Claxon - 5.<br />
Instrumentenpaneel en controle-/waarschuwingslampjes - 6. Centraal, kantelbaar luchtrooster - 7. Centraal, vast<br />
luchtrooster - 8. Centrale bedieningsknoppen - - 9. Dashboardkastje - 10. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten -<br />
11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12. Aansteker - 13. Asbak - 14. Start-/contactslot -<br />
15. Hendel stuurwielverstelling - 16. Airbag voor aan bestuurderszijde - 17. Hendel motorkapontgrendeling.<br />
F0I0098m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
5
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
6<br />
INSTRUMENTENPANEEL<br />
F0I0246m<br />
Punto 1.28V - 1.3 Multijet<br />
(A) - Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
(B) - Snelheidsmeter<br />
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
(D) - Digitaal display
Uitvoeringen ACTIVE, SOUND,<br />
DYNAMIC, CLASS<br />
(A) - Snelheidsmeter<br />
(B) - Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
(D) - Toerenteller<br />
(E) - Multifunctioneel display<br />
m c waarschuwingslampjes op dieseluitvoeringen<br />
Uitvoeringen met rechts stuur<br />
F0I0008m<br />
F0I0011m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
7
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
8<br />
Uitvoeringen met rechts stuur<br />
F0I0009m<br />
F0I0012m<br />
Uitvoering EMOTION<br />
(A) - Snelheidsmeter<br />
(B) - Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
(D) - Toerenteller<br />
(E) - Instelbaar multifunctioneel display<br />
t controlelampje op uitvoeringen met<br />
Speedgear of Dualogic versnellingsbak<br />
m waarschuwingslampje op dieseluitvoeringen
Uitvoering SPORTING<br />
(A) - Snelheidsmeter<br />
(B) - Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
(D) - Toerenteller<br />
(E) - Instelbaar multifunctioneel display<br />
t controlelampje op uitvoeringen met<br />
Speedgear of Dualogic versnellingsbak<br />
Uitvoeringen met rechts stuur<br />
F0I0010m<br />
F0I0013m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
9
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
10<br />
Uitvoeringen met rechts stuur<br />
F0I0247m<br />
F0I0248m<br />
Uitvoering HGT<br />
(A) - Snelheidsmeter<br />
(B) - Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve<br />
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
met waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
(D) - Toerenteller<br />
(E) - Instelbaar multifunctioneel display<br />
m c waarschuwingslampjes op dieseluitvoeringen
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek<br />
gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht<br />
vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen<br />
als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />
Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting<br />
van de symbolen.<br />
<strong>FIAT</strong> CODE<br />
Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering (<strong>Fiat</strong> CODE). Het systeem schakelt<br />
automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen.<br />
In iedere sleutel zit een elektronisch component gemonteerd die bij het<br />
starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in<br />
het start-/contactslot is ingebouwd. Het signaal wordt bij het starten<br />
omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid van<br />
de <strong>Fiat</strong> CODE gezonden, die, als de code wordt herkend, het starten van<br />
de motor mogelijk maakt.<br />
WERKING<br />
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />
het <strong>Fiat</strong> CODE-systeem een code naar de regeleenheid van de motor die,<br />
als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft.<br />
De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het systeem de<br />
door de sleutel verzonden code heeft herkend.<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, schakelt de <strong>Fiat</strong><br />
CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit.<br />
F0I0073m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
11
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
12<br />
Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat<br />
op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje<br />
Y branden.<br />
In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand STOP<br />
en vervolgens in stand MAR te draaien; als de motor<br />
geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de<br />
andere geleverde sleutels. Als de motor dan nog niet<br />
aanslaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die in<br />
de regeleenheid van het systeem moet worden<br />
opgeslagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels<br />
(maximaal acht) moet u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
wenden.<br />
Als het lampje Y tijdens het rijden gaat<br />
branden<br />
❒ Als het lampje Y gaat branden, dan betekent dit<br />
dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij<br />
een vermindering van de spanning). Als u het<br />
systeem wilt controleren, moet u de auto stilzetten<br />
en de contactsleutel in stand STOP en vervolgens<br />
opnieuw in stand MAR draaien: als er geen enkele<br />
storing wordt gevonden, gaat het<br />
waarschuwingslampje Y niet branden.<br />
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,<br />
moet de hiervoor beschreven procedure herhaald<br />
worden en de contactsleutel langer dan 30<br />
seconden in stand STOP worden gezet. Als de<br />
storing blijft bestaan, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,<br />
wordt de code niet herkend. In dat geval moet u de<br />
sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR<br />
draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het<br />
dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als<br />
de motor dan nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />
noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en<br />
wendt u daarna tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.
DE SLEUTELS<br />
CODE-CARD<br />
Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waarop<br />
staat aangegeven:<br />
❒ de elektronische code (A) voor het uitvoeren van een noodstart (zie<br />
de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en rijden”);<br />
❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag van<br />
duplicaatsleutels aan de <strong>Fiat</strong>-dealer moet worden medegedeeld.<br />
Wij raden u aan de elektronische code (A) altijd bij u te hebben omdat<br />
deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />
BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de sleutels<br />
te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling worden<br />
blootgesteld.<br />
Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de<br />
nieuwe eigenaar.<br />
F0I0036m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
13
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
14<br />
F0I0038m<br />
F0I0039m<br />
MECHANISCHE SLEUTEL<br />
De sleutel (A), waarvan twee exemplaren zijn geleverd als de auto niet is<br />
uitgerust met afstandsbediening, dient voor:<br />
❒ het start-/contactslot;<br />
❒ de sloten van de portieren en de achterklep;<br />
❒ het openen van de tankdop;<br />
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan<br />
passagierszijde (indien aanwezig).<br />
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (indien aanwezig)<br />
De sleutel (B), die samen met de sleutel (A) wordt geleverd als de auto is<br />
uitgerust met afstandsbediening, dient voor:<br />
❒ het start-/contactslot;<br />
❒ de sloten van de portieren en de achterklep;<br />
❒ het openen van de tankdop;<br />
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan<br />
passagierszijde (indien aanwezig).<br />
De knop (C) dient voor het op afstand ont-/vergrendelen van de<br />
portieren.<br />
Het lampje (D) gaat branden als de opdracht naar de ontvanger van het<br />
systeem is verzonden.<br />
Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de interieurverlichting een<br />
vooraf vastgestelde tijd branden.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (bijv. van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden beïnvloed.
Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening<br />
Als u de knop van de afstandsbediening indrukt en het lampje op de<br />
sleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij worden<br />
vervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handel<br />
verkrijgbaar is.<br />
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:<br />
❒ open het kunststof dekseltje met behulp van een schroevendraaier op<br />
plaats (A);<br />
❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbij<br />
goed op de polariteit;<br />
❒ sluit het kunststof dekseltje.<br />
Extra afstandsbedieningen bestellen<br />
Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloop<br />
van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een<br />
identiteitsbewijs en de autopapieren mee.<br />
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of<br />
afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt<br />
vervolgens voor de afvoer.<br />
F0I0040m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
15
Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening<br />
Als u de knop van de afstandsbediening indrukt en het lampje op de<br />
sleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij worden<br />
vervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handel<br />
verkrijgbaar is.<br />
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:<br />
❒ open het kunststof dekseltje met behulp van een schroevendraaier op<br />
plaats (A);<br />
❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbij<br />
goed op de polariteit;<br />
❒ sluit het kunststof dekseltje.<br />
Extra afstandsbedieningen bestellen<br />
Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloop<br />
van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een<br />
identiteitsbewijs en de autopapieren mee.<br />
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of<br />
afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt<br />
vervolgens voor de afvoer.<br />
F0I0040m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
15
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
16<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
F0I0035m<br />
START-/CONTACTSLOT<br />
De sleutel kan in 4 standen worden gedraaid:<br />
❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot ingeschakeld. Enkele<br />
elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische<br />
ruitbediening).<br />
❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.<br />
❒ AVV: starten van de motor.<br />
❒ PARK: motor uit, parkeerverlichting aan, stuurslot ingeschakeld. Druk<br />
om de sleutel in stand PARK te kunnen draaien, op de knop (A).<br />
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bij<br />
de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand<br />
STOP en nogmaals starten.<br />
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u,<br />
voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren<br />
bij een <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om<br />
onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de<br />
handrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoog<br />
of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen achter in de<br />
auto.
STUURSLOT<br />
Inschakelen<br />
Zet de sleutel in stand STOP of PARK, trek de sleutel uit het start-<br />
/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen<br />
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR<br />
draait. F0I0035m<br />
ATTENTIE<br />
Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij de<br />
eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook<br />
als de auto gesleept wordt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
17
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
18<br />
F0I0042m<br />
F0I0041m<br />
INSTRUMENTEN<br />
TOERENTELLER<br />
De toerenteller geeft het toerental van de motor aan. Als de wijzernaald<br />
in de gevarenzone staat (rood gebied op enkele uitvoeringen), dan<br />
betekent dit dat de motor met extreem hoge toerentallen draait. Deze<br />
toerentallen mogen slechts kort worden aangehouden.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert<br />
tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.<br />
Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke of<br />
plotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.<br />
Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld de<br />
airconditioning of de aanjager wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient een<br />
geleidelijke verandering van het toerental voor het behoud van de acculading.<br />
BRANDSTOFMETER<br />
Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof (A) gaat branden (op<br />
enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het instelbare<br />
multifunctionele display) als er nog ongeveer 5 tot 7 liter brandstof in de<br />
tank aanwezig is.<br />
E- brandstoftank leeg.<br />
F- brandstoftank vol.<br />
Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige<br />
brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.<br />
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie (E) staat en het<br />
waarschuwingslampje (A) knippert, dan is er een storing in het systeem.<br />
Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten controleren.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER<br />
De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.<br />
Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillende<br />
posities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden<br />
van de auto.<br />
C - lage koelvloeistoftemperatuur.<br />
H - hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />
Als het waarschuwingslampje (B) gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), dan<br />
is de koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit en<br />
wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie (C) staat en het<br />
waarschuwingslampje (B) knippert, dan is er een storing in het systeem.<br />
Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten<br />
controleren.<br />
Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
F0I0041m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
19
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
20<br />
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
Om gebruik te maken van de informatie die het “Digitale display” en het “Instelbare multifunctionele display” kunnen<br />
leveren (met de contactsleutel in stand MAR), dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen rechts van het<br />
instrumentenpaneel en op de rechter hendel (voor de werking van de “Trip computer”). De werking wordt hierna<br />
beschreven.<br />
Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk aandachtig door te lezen.<br />
F0I0245m<br />
F0I0244m<br />
Digitaal display (indien aanwezig)<br />
Knop trip<br />
Voor weergave op het display van de volgende functies: kilometerteller<br />
totaal en dagteller.<br />
Knop h<br />
Voor het instellen van de tijd (uren - minuten).<br />
Multifunctioneel display (indien aanwezig)<br />
Knoppen +/-<br />
Voor het instellen van de tijd (uren - minuten).<br />
Knop TRIP (zie de volgende pagina)<br />
Korter dan 1 seconde indrukken (impuls), aangegeven met % in de<br />
volgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip<br />
computer te doorlopen.<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met & in de volgende<br />
beschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te zetten<br />
(reset) voor een nieuwe rit.
Instelbaar multifunctioneel display (indien aanwezig)<br />
Knoppen +/-<br />
Om de menuschermen en de opties omhoog/omlaag te doorlopen of om<br />
de weergegeven waarde te verhogen/verlagen en om de lichtsterkte te<br />
regelen (indien ingedrukt als het “Instelmenu” niet actief is).<br />
Knop MODE<br />
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met Q in de<br />
volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en/of naar het<br />
volgende scherm te gaan of het menu te openen.<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met R in de volgende<br />
beschrijvingen, om terug te keren naar het vorige scherm.<br />
Knop TRIP<br />
Korter dan 1 seconde indrukken (impuls), aangegeven met % in de<br />
volgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip<br />
computer te doorlopen.<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met & in de volgende<br />
beschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te zetten<br />
(reset) voor een nieuwe rit.<br />
F0I0242m<br />
F0I0043m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
21
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
22<br />
A B<br />
2<br />
2<br />
C<br />
D<br />
F0I0209m<br />
F0I0210m<br />
DIGITAAL DISPLAY (indien aanwezig)<br />
Voor weergave van de informatie van de Trip computer: kilometerteller<br />
totaal en dagteller.<br />
INFORMATIE OP HET DISPLAY<br />
❒ Klokje (B) (altijd weergegeven, ook bij uitgenomen contactsleutel en<br />
gesloten voorportieren).<br />
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld)<br />
(A).<br />
❒ <strong>Informatie</strong> Trip computer: kilometerteller totaal (C) of dagteller (D).<br />
Diagnosefunctie waarschuwingslampjes<br />
Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes<br />
(indien aanwezig):<br />
❒ handrem aangetrokken/te laag remvloeistofniveau;<br />
❒ ABS en EBD;<br />
❒ inschakelen/storing ESP;<br />
❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”.<br />
De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storing<br />
wordt geconstateerd.<br />
Als de controle van de lampjes is voltooid, toont het display de eventuele<br />
storing (aan één of meerdere lampjes). Bij een storing gaat het opschrift<br />
LEd Error ongeveer 10 seconden knipperen.
KLOKJE INSTELLEN<br />
Druk voor het instellen van de tijd op knopje h: de tijd kan worden<br />
ingesteld als u het knopje enkele ogenblikken ingedrukt houdt. Elke keer<br />
als u het knopje indrukt, verspringt het klokje een eenheid. Als u het<br />
knopje even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door.<br />
F0I0245m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
23
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
24<br />
F0I0031m<br />
F0I0030m<br />
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />
(indien aanwezig)<br />
Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit:<br />
INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM<br />
❒ Kilometerteller totaal (A).<br />
❒ Klokje (B).<br />
Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het display<br />
uitgeschakeld.<br />
Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportier<br />
het display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en de<br />
kilometerteller weergegeven.<br />
Als de functie “Follow me home” is ingeschakeld (zie de paragraaf “Follow<br />
me home” in dit hoofdstuk), verschijnt op de plaats van de kilometerteller<br />
een opschrift dat aangeeft hoelang de functie blijft ingeschakeld (zie de<br />
afbeelding).<br />
INFORMATIE OVER DE AUTO<br />
❒ <strong>Informatie</strong> Trip computer.<br />
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) (C)
TRIP COMPUTER<br />
Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie worden<br />
weergegeven over de werking van de auto. Schakel de functie in met de<br />
knop.<br />
De functie kan op nul worden gezet.<br />
De gegevens zijn: Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik,<br />
Huidig verbruik, Gemiddelde snelheid, Rijtijd. De gekozen informatie blijft<br />
op het display weergegeven totdat nieuwe informatie wordt gevraagd.<br />
(*) Tijdens de weergave van het Huidig verbruik, verschijnt op het display<br />
niet het opschrift TRIP.<br />
Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />
Om een nieuwe rit te beginnen, moet u, als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat, op de knop drukken volgens methode & (zie de paragraaf<br />
“Bedieningsknoppen”).<br />
BELANGRIJK De gegevens “Actieradius” en “Huidig verbruik” kunnen<br />
niet op nul worden gezet.<br />
Actieradius<br />
F0I0164m<br />
F0I0165m<br />
Afgelegde afstand<br />
Gemiddeld/<br />
Huidig(*) verbruik<br />
Gemiddelde<br />
snelheid<br />
Rijtijd<br />
F0I0166m<br />
F0I0167m<br />
F0I0168m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
25
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
26<br />
Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat nog<br />
gereden kan worden met de brandstof in de<br />
brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat de<br />
rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de<br />
indicatie “- - - -” als:<br />
❒ de actieradius kleiner is dan 50 km;<br />
❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat met<br />
stationair draaiende motor.<br />
Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegde<br />
kilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />
Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddelde<br />
brandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwe<br />
rit (*) in l/km of in l/100km.<br />
Huidig brandstofverbruik = geeft ongeveer iedere<br />
5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto<br />
stilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt op<br />
het display de indicatie “- - - -”.<br />
Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddelde<br />
snelheid van de auto aan op basis van de tijd die<br />
afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />
Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin van de<br />
nieuwe rit (*).<br />
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij<br />
alle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “—<br />
—” in plaats van de waarde. Wanneer de normale<br />
werking weer hersteld is, worden de waarden van de<br />
functies weer op normale wijze weergegeven. De<br />
waarden die voor de storing werden weergegeven<br />
worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit<br />
(*) begonnen.<br />
(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:<br />
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukken<br />
van de betreffende knop (zie de paragraaf<br />
“Bedieningsknoppen”)<br />
– “automatisch” wanneer de Afgelegde afstand de<br />
waarde 999,9 km bereikt of wanneer de Rijtijd de<br />
waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt<br />
– als de accu losgekoppeld is geweest.
DIAGNOSEFUNCTIE WAARSCHUWINGSLAMPJES<br />
Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes<br />
(indien aanwezig) op eventuele storingen:<br />
❒ handrem aangetrokken/te laag remvloeistofniveau;<br />
❒ ABS en EBD;<br />
❒ inschakelen/storing ESP;<br />
❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”.<br />
De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />
stand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storing<br />
wordt geconstateerd. Als de controle van de lampjes is voltooid, toont<br />
het display de eventuele storing (aan een of meerdere lampjes). Bij een<br />
storing gaat het opschrift LEd Err ongeveer 10 seconden knipperen.<br />
KLOKJE INSTELLEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ druk op de knop + om de tijd met een eenheid te verhogen;<br />
❒ druk op de knop – om de tijd met een eenheid te verlagen.<br />
Als u de knop even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel<br />
door.<br />
F0I0032m<br />
F0I0244m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
27
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
28<br />
F0I1000i<br />
F0I1001i<br />
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />
(indien aanwezig)<br />
Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit:<br />
INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM<br />
❒ Datum (A).<br />
❒ Kilometerteller totaal (B).<br />
❒ Klokje (C).<br />
❒ Buitentemperatuur (D).<br />
❒ <strong>Informatie</strong> over de Speedgear of Dualogic versnellingsbak (indien<br />
aanwezig) (F).<br />
Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het display<br />
uitgeschakeld.<br />
Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportier<br />
het display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en de<br />
kilometerteller weergegeven.<br />
Als de functie “Follow me home” is ingeschakeld (zie de paragraaf<br />
“Follow me home” in dit hoofdstuk) verschijnt op de plaats van de<br />
kilometerteller een opschrift dat aangeeft hoelang de functie blijft<br />
ingeschakeld (zie het hoofdstuk “Controle- en waarschuwingslampjes”).
INFORMATIE OVER DE AUTO<br />
❒ Afstand tot volgende servicebeurt.<br />
❒ <strong>Informatie</strong> Trip computer.<br />
❒ Lichtsterkteregeling van het display/instrumentenpaneel<br />
en display van automatische airconditioning<br />
met gescheiden regeling (indien aanwezig).<br />
❒ Weergave storingen/waarschuwingen.<br />
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht<br />
is ingeschakeld) (E).<br />
❒ Weergave ingeschakelde functies.<br />
❒ Herhaling informatie audiosysteem.<br />
Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedieningsknoppen<br />
(zie de vorige pagina’s) de volgende instellingen<br />
kunnen worden uitgevoerd:<br />
INSTELMENU<br />
In het “Instelmenu” kunt u met de bedieningsknoppen<br />
(zie de vorige pagina’s) de volgende instellingen<br />
invoeren:<br />
❒ SNELHEIDSLIMIET<br />
❒ TRIP B<br />
❒ KLOKJE INSTELLEN<br />
❒ TIJDWEERGAVE<br />
❒ DATUM INSTELLEN<br />
❒ INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN<br />
(indien aanwezig) (●)<br />
❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ<br />
RIJDENDE AUTO<br />
❒ EENHEID “AFSTAND”<br />
❒ EENHEID “VERBRUIK”<br />
❒ EENHEID “TEMPERATUUR”<br />
❒ TAAL INSTELLEN<br />
❒ VOLUMEREGELING<br />
WAARSCHUWINGSZOEMER<br />
❒ VOLUMEREGELING KNOPPEN<br />
❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
❒ MENU VERLATEN<br />
● De werking van het menupunt “Audio Herh.” is<br />
alleen gegarandeerd als de autoradio tijdens de<br />
productie van de auto is ingebouwd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
29
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
30<br />
STARTCONTROLE<br />
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op het display het bericht “Check bezig” weergegeven: de fase<br />
waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen. Deze fase duurt<br />
enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt op het<br />
display het bericht “Check OK”.<br />
Als er daarentegen storingen worden gevonden, raadpleeg dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.<br />
of<br />
Motor<br />
gestart? JA<br />
Als op het display een storing wordt<br />
weergegeven, zie dan de paragraaf<br />
“Lampjes en berichten” in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Geen storingen<br />
aanwezig<br />
Weergave<br />
standaardscherm<br />
Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />
automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke<br />
200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het motoroliefilter<br />
bij de 1.3 Multijet-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de volgende servicebeurt<br />
bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal kilometers of<br />
dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers<br />
(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer voor het uitvoeren van de<br />
werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).<br />
NEE
BESCHRIJVING VAN HET MENU<br />
Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen +<br />
en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de<br />
voorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm”<br />
op de volgende pagina.<br />
Italiaans<br />
Nederlands<br />
Q<br />
Engels<br />
Frans<br />
Bijvoorbeeld<br />
Duits<br />
Spaans<br />
SERVICE<br />
VOL. KNOPPEN<br />
VOL. ZOEMER<br />
TAAL<br />
Portugees<br />
MENU VERLATEN<br />
SNELH. LIM.<br />
EENHEID TEMP.<br />
TRIP B<br />
VERBRUIK<br />
Dag<br />
Bijvoorbeeld:<br />
Jaar Maand<br />
REG. KLOK<br />
WEERG. KLOK<br />
EENHEID AFST.<br />
INSTELLEN DATUM<br />
AUDIO HERH.<br />
VERG. PORT.<br />
Q<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
31
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
32<br />
TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop Q in te drukken.<br />
Druk op de knop + of – om het menu te doorlopen.<br />
BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch het menu<br />
verlaten en het vorige scherm weergegeven.<br />
In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met de knop Q) niet opgeslagen. De handeling<br />
moet dus opnieuw worden uitgevoerd.<br />
Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van de<br />
“Snelheidslimiet”).<br />
Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.<br />
In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.
Zie<br />
“Startcontrole”<br />
Voorbeeld van<br />
standaardscherm<br />
Q<br />
NEE<br />
Rijdt<br />
auto?<br />
JA<br />
Snelh. Lim.<br />
Menu verlaten<br />
Menuscherm<br />
Snelh. Lim.<br />
Trip B<br />
Instellen Klok<br />
Weerg. Klok<br />
Instellen datum<br />
Audio Herh.<br />
Vergr. Port.<br />
Eenheid Afst.<br />
Verbruik<br />
Eenheid Temp.<br />
Taal<br />
Vol. Zoemer<br />
Vol. Knoppen<br />
<strong>Service</strong><br />
Menu verlaten<br />
Uitgebreid<br />
menuscherm<br />
Zonder Connect/-<br />
Navigatiesysteem<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
33
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
34<br />
SNELHEIDSLIMIET (Snelh. Lim.)<br />
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt<br />
er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het display (zie<br />
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Q<br />
R<br />
Kies met de knoppen +/–<br />
voor in- of uitschakeling ON/OFF.<br />
De gekozen instelling knippert. Terug naar menuscherm<br />
Q<br />
R<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
Met de knop +/- kunt u de gewenste snelheid instellen. Tijdens<br />
het instellen knippert de waarde op het display. De waarde kan<br />
worden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mph<br />
afhankelijk van de hiervoor ingestelde eenheid (zie de paragraaf<br />
“Eenheid Afst.” hierna). Elke keer als u de knop +/–<br />
indrukt (impuls), wordt de waarde vijf eenheden verhoogd of verlaagd.<br />
Als u de betreffende knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />
automatisch snel door of terug.<br />
R<br />
Q
TRIP B (Trip B)<br />
Hiermee kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF).<br />
De functie geeft informatie over een “deeltraject”: Afgelegde afstand B, Verbruik B, Gemiddelde snelheid B, Rijtijd B.<br />
Zie voor meer informatie “General trip - Trip B”.<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
R<br />
Kies met de knoppen +/–<br />
voor in- of uitschakeling ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
35
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
36<br />
KLOKJE INSTELLEN (Instellen Klok)<br />
Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
+<br />
–<br />
R<br />
Q<br />
R<br />
Q<br />
Elke keer als u de knop +/– indrukt, wordt de waarde een<br />
eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/– ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.<br />
+<br />
–<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
R<br />
Q<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
R<br />
Terug naar menuscherm
WEERGAVE KLOK (Weerg. Klok)<br />
Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12h (12 uur) of 24h (24 uur). Ga voor het instellen als volgt te<br />
werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Q R<br />
Kies met de knoppen +/–<br />
voor 12 h of 24 h.<br />
R<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
37
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
38<br />
DATUM INSTELLEN (Instellen Datum)<br />
Ga voor het instellen van de datum (dag - maand - jaar) als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
+<br />
–<br />
R<br />
Q<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Elke keer als u de knop +/– indrukt, wordt de waarde een<br />
eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/– ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.<br />
+<br />
–<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
R<br />
Q<br />
R<br />
Q<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
R<br />
Terug naar menuscherm
INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN (Audio Herh.) (indien aanwezig)<br />
Met deze functie kan op het display de informatie worden weergegeven van de Radio (frequentie of RDS-bericht van<br />
het geselecteerde radiostation, automatisch zoeken starten of AutoSTore), een audio-CD (nummer van muziekstuk),<br />
een MP3-CD (nummer van muziekstuk), een MP3-card (nummer van muziekstuk) en de Cassettespeler (werking).<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
Voorbeeld van herhaling informatie<br />
van audiosysteem<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Kies met de knoppen +/– voor in- of uitschakeling<br />
ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
39
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
40<br />
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO (Vergr. Port.)<br />
Als deze functie:<br />
❒ is ingeschakeld (ON), worden de portieren automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h;<br />
❒ is uitgeschakeld (OFF), worden de portieren niet automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
R<br />
Kies met de knoppen +/–<br />
voor in- of uitschakeling ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:
EENHEID “AFSTAND” (Eenheid Afst.)<br />
Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van de<br />
eenheden als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Stel met de knoppen +/– de gewenste<br />
eenheid in (km of mijl).<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
41
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
42<br />
EENHEID “VERBRUIK” (Verbruik)<br />
Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheid<br />
is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Eenheid afstand”).<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Als u km hebt ingesteld<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Als u mijl hebt ingesteld<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Q<br />
R<br />
R<br />
Q<br />
R<br />
Stel met de knoppen +/–<br />
de eenheid van het brandstofverbruik in,<br />
km/l of l/100km.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:
EENHEID “TEMPERATUUR” (Eenheid Temp.)<br />
Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Kies met de knoppen +/– de gewenste<br />
temperatuureenheid (°C of °F).<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
43
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
44<br />
TAAL INSTELLEN (Taal)<br />
De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits, Portugees,<br />
Spaans, Frans, Nederlands). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
R<br />
Q<br />
Terug naar menuscherm
VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (Vol. Zoemer)<br />
Het volume van het akoestische signaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld worden<br />
op 8 niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld. Ga voor het instellen als<br />
volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Stel met de knoppen +/– het volume van<br />
het geluidssignaal (zoemer) in.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
45
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
46<br />
VOLUMEREGELING KNOPPEN (Vol. Knoppen)<br />
Het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van enkele knoppen in de auto, kan worden ingesteld op 8<br />
niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld. Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Stel met de knoppen +/– het volume van<br />
het geluidssignaal (zoemer) in.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
Q R<br />
R<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (<strong>Service</strong>)<br />
Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet<br />
worden uitgevoerd.<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
R<br />
Q<br />
+<br />
–<br />
Q R<br />
R<br />
Kies met de knoppen +/– de gewenste<br />
weergave, km, mijlen of dagen (dd). De<br />
geselecteerde instelling knippert.<br />
R Q<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
vervolg<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
47
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
48<br />
R<br />
Q<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />
automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke<br />
200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het motoroliefilter<br />
bij de 1.3 Multijet-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de volgende servicebeurt<br />
bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal kilometers of<br />
dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers<br />
(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer voor het uitvoeren van de<br />
werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).
MENU VERLATEN (Menu verlaten)<br />
Laatste functie waarmee de instellingen uit het startmenu worden afgesloten.<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
R<br />
Met de knop + keert u terug naar “Snelh.<br />
Lim.” (eerste onderdeel van het menu).<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
49
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
50<br />
TRIP COMPUTER<br />
Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto.<br />
Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip B”, dat betrekking<br />
heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende grafiek) van het<br />
totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet.<br />
Met “General trip” wordt informatie over Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, huidig verbruik,<br />
Gemiddelde snelheid en Rijtijd gegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeld<br />
verbruik B, Gemiddelde snelheid B en Rijtijd B gegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld.<br />
Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MAR<br />
staat, op de knop & op de rechter hendel aan het stuur drukken volgens methode & (zie de paragraaf<br />
“Bedieningsknoppen”).<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit - Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
GENERAL TRIP<br />
TRIP B<br />
Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “General trip” wordt weergegeven, dan worden ook de<br />
gegevens van “Trip B” op nul gezet. Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “Trip B” wordt<br />
weergegeven, dan worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.<br />
BELANGRIJK De functie “Actieradius” kan niet op nul worden gezet.<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit - Begin nieuwe rit<br />
TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject
De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema):<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Vorig<br />
scherm , bijv.:<br />
% % % %<br />
(*)<br />
%<br />
(*)<br />
(*)<br />
% %<br />
= Reset “General trip” en “Trip B” behalve<br />
& “Actieradius” (zie de paragraaf “Reset general trip”).<br />
(*) (*)<br />
(*)<br />
(*)<br />
vervolg<br />
De twee schermen van ieder onderdeel<br />
van de Trip computer worden afwisselend<br />
(drie keer) weergegeven.<br />
Daarna blijft het tweede scherm vast<br />
weergegeven.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
51
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
52<br />
Trip B AAN? NEE<br />
JA<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
% % % %<br />
(*) (*) (*) (*)<br />
= “Reset Trip B” & (zie de paragraaf “Reset trip B”).
Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop te drukken volgens methode &, verschijnen op het display de<br />
volgende functies:<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Reset TRIP B<br />
& = “Reset General trip” en “Trip B” (behalve de functie<br />
“Actieradius”).<br />
& = “Reset Trip B”<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
53
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
54<br />
Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat nog<br />
gereden kan worden met de brandstof in de<br />
brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat de<br />
rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de<br />
indicatie “- - - -” als:<br />
❒ de actieradius kleiner is dan 50 km;<br />
❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat met<br />
stationair draaiende motor.<br />
Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegde<br />
kilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />
Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddelde<br />
brandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwe<br />
rit (*) in l/km of in l/100km.<br />
Huidig brandstofverbruik = geeft ongeveer iedere<br />
5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto<br />
stilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt op<br />
het display de indicatie “- - - -”.<br />
Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddelde<br />
snelheid van de auto aan op basis van de tijd die<br />
afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />
Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin van de<br />
nieuwe rit (*).<br />
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij<br />
alle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “- -<br />
- -” in plaats van de waarde. Wanneer de normale<br />
werking weer hersteld is, worden de waarden van de<br />
functies weer op normale wijze weergegeven. De<br />
waarden die voor de storing werden weergegeven<br />
worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit<br />
(*) begonnen.<br />
(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:<br />
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukken<br />
van de betreffende knop (zie de paragraaf<br />
“Bedieningsknoppen”)<br />
– “automatisch” wanneer de Afgelegde afstand de<br />
waarde 999,9 km bereikt of wanneer de Rijtijd de<br />
waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt<br />
– als de accu losgekoppeld is geweest.
LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL, DISPLAY EN BEDIENINGSKNOPPEN<br />
(LICHTSTERKTE)<br />
Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen) van het<br />
display/instrumentenpaneel en van het display van de airconditioning met gescheiden temperatuurregeling.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
Vorig scherm, bijv.:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
+<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm” –<br />
Automatisch terug naar standaardscherm<br />
na enkele seconden of<br />
door het indrukken van de knop Q<br />
Stel met de knoppen +/– de gewenste<br />
lichtsterkte in.<br />
F0I0243m<br />
+<br />
–<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
55
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
56<br />
F0I0044m<br />
F0I0045m<br />
ZITPLAATSEN<br />
ZITPLAATSEN VOOR<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de hendel (A) (aan de binnenzijde van de stoel) omhoog en schuif<br />
de stoel naar voren of naar achteren. Als u rijdt, moeten de armen licht<br />
gebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen.<br />
Hoogteverstelling (indien aanwezig)<br />
Trek de hendel (B) uit en verplaats hiermee de zitting naar wens omhoog<br />
of omlaag.<br />
BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u op<br />
de bestuurdersstoel zit.<br />
Verstellen van de rugleuning<br />
Draai de knop (C).<br />
Lendensteunverstelling (indien aanwezig)<br />
Draai de knop (D) om het steunvlak van de rugleuning aan te passen.
Stoelverwarming (indien aanwezig)<br />
U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen met de knop (A).<br />
Bij inschakeling gaat het lampje op de knop branden.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat.<br />
F0I0049m<br />
Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar<br />
voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze<br />
onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
57
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
58<br />
A<br />
F0I0075m<br />
Rugleuning naar voren klappen (3-deurs uitvoering)<br />
Trek, om de achterste zitplaatsen te bereiken, de handgreep (A) omhoog<br />
zodat de rugleuning naar voren klapt. De stoel kan nu naar voren worden<br />
geschoven door tegen de rugleuning te duwen.<br />
Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in de<br />
ingestelde stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen).<br />
Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar<br />
achteren te schuiven.
HOOFDSTEUNEN<br />
VOOR<br />
Afhankelijk van de uitvoering zijn er vaste of in hoogte verstelbare<br />
hoofdsteunen.<br />
Druk voor de verstelling op de knop (A) en verplaats de hoofdsteun<br />
omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt. Laat vervolgens de<br />
steun los en controleer of de steun goed is vergrendeld.<br />
ACHTER (indien aanwezig)<br />
Afhankelijk van de uitvoering zijn er twee of drie hoofdsteunen.<br />
Voor het verwijderen van de hoofdsteunen moet eerst de hoedenplank<br />
achter worden verwijderd (zie de paragraaf “Bagageruimte vergroten”)<br />
en vervolgens de knop (A) aan de zijkant van de twee steunen worden<br />
ingedrukt. Trek de hoofdsteun vervolgens omhoog.<br />
Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met drie hoofdsteunen achter en met<br />
een driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat op de zitplaats<br />
middenachter.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet de<br />
nek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming.<br />
Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u<br />
rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.<br />
F0I0074m<br />
A<br />
F0I0136m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
59
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
60<br />
A<br />
ATTENTIE<br />
F0I0046m<br />
F0I0047m<br />
STUURWIEL<br />
Op enkele uitvoeringen is het stuur in verticale richting (hoogte)<br />
verstelbaar:<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
❒ zet de hendel (A) in stand (1);<br />
❒ zet het stuur in de gewenste stand;<br />
❒ zet de hendel terug in stand (2) om het stuur weer te vergrendelen.<br />
SPIEGELS<br />
ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />
De achteruitkijkspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />
waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet.<br />
Met het hendeltje (A) kan de spiegel in twee standen worden gezet:<br />
normale of anti-verblindingsstand.<br />
Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat.
BUITENSPIEGELS<br />
Handbediende verstelling<br />
Van binnenuit met de knop (A). Als de breedte van de spiegels in een<br />
nauwe doorgang problemen oplevert, dan kunnen de spiegels van stand<br />
(1) in stand (2) worden geklapt.<br />
Elektrische verstelling (indien aanwezig)<br />
De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
❒ met de schakelaar (B) kiest u welke spiegel u wilt verstellen (links of<br />
rechts);<br />
❒ met de schakelaar (A) kunt de spiegel in 4 richtingen afstellen.<br />
De verwarming van de spiegels schakelt automatisch in als u de<br />
achterruitverwarming aanzet.<br />
BELANGRIJK Stel de spiegels af als de auto stilstaat en de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand (1) staan.<br />
De spiegel aan bestuurderszijde is bol, waardoor de afstandswaarneming wordt beïnvloed.<br />
F0I0048m<br />
F0I0212m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
61
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
62<br />
KLIMAATREGELING<br />
Uitvoeringen met middenconsole Uitvoeringen met tunnelconsole<br />
A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbare<br />
uitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtrooster<br />
boven - D - Centraal, vast luchtrooster - E -<br />
Luchtroosters onder<br />
F0I0217m F0I0189m<br />
A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbare<br />
uitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtrooster<br />
boven - D - Centraal, vast luchtrooster - E -<br />
Luchtroosters onder - F - Luchtroosters onder voor de<br />
zitplaatsen achter
CENTRALE LUCHTROOSTERS<br />
Uitvoeringen met airconditioning met gescheiden regeling<br />
(A) - Vast luchtrooster.<br />
(B) - Kantelbare luchtroosters.<br />
(C) - Regelknop voor de luchtopbrengst:<br />
O rooster open<br />
ç rooster dicht<br />
(D) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom:<br />
Uitvoeringen zonder airconditioning met gescheiden regeling<br />
(A) - Regelschuif voor openen/sluiten luchtstroom.<br />
UITSTROOMOPENINGEN EN LUCHTROOSTERS ZIJKANT<br />
(A) - Regelbare uitstroomopening: voor gebruik van de uitstroomopening<br />
moet op de door de pijl aangegeven plaats worden gedrukt. Stel de<br />
uitstroomopening naar wens in.<br />
(B) - Vast luchtrooster voor de zijruiten.<br />
F0I0196m<br />
F0I0250m<br />
F0I0050m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
63
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
64<br />
C<br />
F0I0051m<br />
F0I0232m<br />
LUCHTROOSTERS ONDER<br />
(C) - (D) Vaste luchtroosters voor luchttoevoer naar de beenruimten.
VERWARMING EN VENTILATIE<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
(A): draaiknop voor regeling van de<br />
luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht)<br />
(B): schuif voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie<br />
(C): draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />
(D): draaiknop voor de luchtverdeling.<br />
COMFORTABELE<br />
KLIMAATREGELING<br />
Met de draaiknop (D) kan de lucht op 5<br />
manieren over het hele interieur worden<br />
verdeeld:<br />
¥ luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />
en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />
µ voor verwarming van de beenruimte,<br />
waarbij de luchtstroom op het gelaat koel<br />
blijft (“bilevel”-stand);<br />
w voor een snellere verwarming van het<br />
interieur;<br />
≤ voor verwarming van het interieur en<br />
ontwaseming van de voorruit;<br />
Z voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.<br />
F0I0195m<br />
VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (in stand -);<br />
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai de knop (D) in stand:<br />
≤ voor verwarming van de beenruimten en ontwaseming van de<br />
voorruit;<br />
µ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de<br />
centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen op het<br />
dashboard;<br />
w voor een snelle verwarming.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
65
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
66<br />
SNELLE VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />
❒ draai de knop (A) in stand -;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />
❒ draai de knop (D) in stand w.<br />
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />
VAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN<br />
VOOR (functie MAX-DEF)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop (A) in stand -;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />
❒ draai de knop (D) in stand Z;<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand<br />
gekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of<br />
bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />
raden wij u de volgende procedure aan om<br />
het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />
❒ draai de knop (A) in stand -;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 2;<br />
❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als de<br />
ruiten niet beslagen zijn.<br />
ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />
ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS<br />
Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen.<br />
De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />
uit. Druk opnieuw op de knop ( om de<br />
functie eerder uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />
de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming<br />
te voorkomen.
REGELING AANJAGERSNELHEID<br />
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt<br />
te werk:<br />
❒ open de centrale luchtroosters en de<br />
uitstroomopeningen aan de zijkant geheel;<br />
❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai de knop (D) in stand ¥.<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Plaats de schuif (B) in stand T.<br />
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />
in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat<br />
vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam<br />
dit systeem langdurig te laten werken, omdat<br />
anders, vooral als u met meerdere personen in de<br />
auto zit, de kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />
afhankelijk van de werking van het systeem<br />
(“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden<br />
sneller worden bereikt. Het is echter niet<br />
raadzaam deze functie in te schakelen op regenachtige<br />
of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten<br />
beslaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
67
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
68<br />
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig)<br />
A B C D<br />
F0I0131m<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
(A): draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht);<br />
(B): schuif voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie;<br />
(C): draaiknop voor inschakeling van de aanjager en in-<br />
/uitschakeling van de airconditioning;<br />
(D): draaiknop voor de luchtverdeling.<br />
COMFORTABELE KLIMAATREGELING<br />
Met de draaiknop (D) kan de lucht op 5 manieren over het hele<br />
interieur worden verdeeld:<br />
¥ luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />
en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />
µ voor verwarming van de beenruimte,<br />
waarbij de luchtstroom op het gelaat koel<br />
blijft (“bilevel”-stand);<br />
w voor een snellere verwarming van het<br />
interieur;<br />
≤ voor verwarming van het interieur en<br />
ontwaseming van de voorruit;<br />
Z voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.<br />
VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (in<br />
stand -);<br />
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai de knop (D) in stand:<br />
≤ voor verwarming van de beenruimten<br />
en ontwaseming van de voorruit;<br />
µ voor lucht naar de beenruimten en<br />
koelere lucht uit de centrale<br />
luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />
op het dashboard;<br />
w voor een snelle verwarming.
SNELLE VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />
❒ draai de knop (A) in stand -;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />
❒ draai de knop (D) in stand µ.<br />
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />
VAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN<br />
VOOR (functie MAX-DEF)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop (A) in stand -;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />
❒ draai de knop (D) in stand Z;<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand<br />
gekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.<br />
BELANGRIJK Als de airconditioning is ingeschakeld,<br />
wordt het ontwasemen van de ruiten versneld omdat<br />
de lucht wordt ontvochtigd. Stel de bedieningsorganen<br />
in zoals hiervoor beschreven en schakel de<br />
airconditioning in door de knop (C) in te drukken.<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of<br />
bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />
raden wij u de volgende procedure aan<br />
om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />
❒ draai de knop (A) in stand -;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 2;<br />
❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als de<br />
ruiten niet beslagen zijn.<br />
ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />
ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS<br />
Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen.<br />
De functie schakelt na ongeveer 30 minuten<br />
automatisch uit. Druk opnieuw op de knop ( om de<br />
functie eerder uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />
de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging van de<br />
achterruitverwarming te voorkomen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
69
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
70<br />
REGELING AANJAGERSNELHEID<br />
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt<br />
te werk:<br />
❒ open de centrale luchtroosters en de<br />
uitstroomopeningen aan de zijkant geheel;<br />
❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai de knop (D) in stand ¥.<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Plaats de schuif (B) in stand T.<br />
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />
in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat<br />
vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet<br />
raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat<br />
anders, vooral als u met meerdere personen in de<br />
auto zit, de kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />
afhankelijk van de werking van het systeem<br />
(“verwarming” of “koeling”), de gewenste<br />
omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter<br />
niet raadzaam deze functie in te schakelen op<br />
regenachtige of koude dagen, om te voorkomen dat de<br />
ruiten beslaan.<br />
AIRCONDITIONING (koeling)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;<br />
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand T;<br />
❒ draai de knop (D) in stand ¥;<br />
❒ druk op de knop (C).<br />
Regeling van de koeling<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />
❒ draai de knop (A) naar rechts voor verhoging van de<br />
temperatuur;<br />
❒ draai de knop (C) naar links voor verlaging van de<br />
aanjagersnelheid.<br />
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM<br />
Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per<br />
maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het<br />
zomerseizoen de werking van de airconditioning door<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING<br />
(indien aanwezig)<br />
BESCHRIJVING<br />
Met de airconditioning met gescheiden<br />
regeling kan de temperatuur voor de<br />
bestuurder en de passagier apart worden<br />
ingesteld.<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
(A): drukknop voor luchtverdeling<br />
(B): display met informatie over<br />
airconditioning<br />
(C): interieurtemperatuursensor<br />
(D): drukknop voor inschakelen functie MAX-<br />
DEF (DEF (snelle ontdooiing/ontwaseming<br />
voorruit en zijruiten voor)<br />
(E): drukknop voor in-/uitschakelen<br />
luchtrecirculatie<br />
(F): drukknop voor inschakelen functie<br />
MONO (gelijkstellen ingestelde<br />
temperaturen) en draaiknop voor<br />
regeling van de temperatuur aan<br />
passagierszijde<br />
(G): drukknop voor in-/uitschakelen<br />
airconditioning<br />
F0I0053m<br />
(H): verhogen/verlagen aanjagersnelheid<br />
(I): drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor<br />
(L): drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische<br />
werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur aan<br />
bestuurderszijde<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
71
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
72<br />
AIRCONDITIONING INSCHAKELEN<br />
Het systeem kan op verschillende manieren worden<br />
ingeschakeld, maar aangeraden wordt eerst de<br />
gewenste temperaturen op het display in te stellen en<br />
daarna de knop AUTO in te drukken.<br />
Met de airconditioning kan de temperatuur voor de<br />
bestuurder en de passagier apart worden ingesteld.<br />
Het maximale temperatuurverschil is 7°C.<br />
De aircocompressor schakelt alleen in als de<br />
buitentemperatuur hoger is dan 4°C.<br />
ATTENTIE<br />
AUTOMATISCHE WERKING<br />
VAN DE AIRCONDITIONING (functie AUTO)<br />
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem<br />
automatisch:<br />
❒ de hoeveelheid naar het interieur toegevoerde<br />
lucht;<br />
❒ de luchtverdeling in het interieur;<br />
en worden alle eerdere handmatige instellingen<br />
opgeheven.<br />
Tijdens de automatische werking van de<br />
airconditioning (op het display verschijnt het opschrift<br />
FULL AUTO) kunt u altijd de ingestelde temperaturen<br />
veranderen en handmatig één van de volgende<br />
handelingen uitvoeren:<br />
❒ regelen aanjagersnelheid;<br />
❒ instellen luchtverdeling;<br />
❒ in-/uitschakelen recirculatie;<br />
❒ inschakelen aircocompressor.<br />
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet te<br />
gebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.
REGELING AANJAGERSNELHEID<br />
Druk op de knop p voor het verhogen/verlagen van<br />
de aanjagersnelheid.<br />
Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die worden<br />
weergegeven door de staafjes op het display:<br />
❒ maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;<br />
❒ minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.<br />
De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen verlichte<br />
staafjes), maar alleen als u de aircocompressor hebt<br />
uitgeschakeld met de knop ò.<br />
Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid<br />
weer in te schakelen, nadat de snelheid handmatig is<br />
ingesteld, moet u de knop AUTO indrukken.<br />
REGELING VAN DE LUCHTTEMPERATUUR<br />
Draai de draaiknop (L) of (F) rechts- of linksom,<br />
respectievelijk om de temperatuur aan de<br />
bestuurderszijde (draaiknop L) of de passagierszijde<br />
(draaiknop F) te verhogen/verlagen.<br />
De ingestelde temperaturen worden op het display<br />
weergegeven.<br />
Als u de draaiknoppen helemaal naar rechts of naar<br />
links draait, tot aan de uiterste waarden HI of LO,<br />
word respectievelijk de functie van de maximale<br />
verwarming of de maximale koeling ingeschakeld.<br />
Functie HI (maximale verwarming)<br />
Als u op het display een temperatuur hoger dan 32 °C<br />
instelt, wordt deze functie ingeschakeld, onafhankelijk<br />
of de instelling aan de bestuurders- of passagierszijde<br />
of aan beide zijden plaatsvindt; door deze instelling<br />
wordt het systeem niet meer gescheiden geregeld; op<br />
het display verschijnt het opschrift HI.<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld als u het<br />
interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen. Als deze<br />
functie is ingeschakeld, zijn alle handmatige instellingen<br />
toegestaan.<br />
Met de functie HI wordt de luchtverdeling ingesteld op<br />
Z en wordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld.<br />
BELANGRIJK Schakel deze functie niet in bij een<br />
koude motor om toevoer van onverwarmde lucht in<br />
het interieur te voorkomen.<br />
Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van de<br />
knop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuur<br />
op een waarde lager dan 32°C zetten; op het display<br />
wordt 32°C weergegeven.<br />
Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display een<br />
temperatuur aan van 32°C en wordt de temperatuur<br />
weer automatisch geregeld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
73
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
74<br />
Functie LO (maximale koeling)<br />
Als u op het display een temperatuur onder 16°C<br />
instelt, wordt deze functie ingeschakeld; op het display<br />
verschijnt het opschrift LO.<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld als u het<br />
interieur zo snel mogelijk wilt koelen.<br />
De functie onderbreekt de verwarming van de lucht,<br />
schakelt de recirculatiefunctie in (om te voorkomen<br />
dat warme lucht het interieur bereikt), schakelt de<br />
aircocompressor in, zet de luchtverdeling in de stand<br />
E en regelt de aanjagersnelheid automatisch.<br />
Als deze functie is ingeschakeld zijn alle handmatige<br />
instellingen toegestaan.<br />
Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van de<br />
knop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuur<br />
op een waarde hoger dan 16°C zetten; op het display<br />
wordt 16°C weergegeven.<br />
Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display een<br />
temperatuur aan van 16 °C en wordt de temperatuur<br />
weer automatisch geregeld.<br />
SNELLE ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING VAN DE VOORRUIT EN<br />
ZIJRUITEN VOOR<br />
(functie MAX-DEF)<br />
Druk op de knop - voor de automatische<br />
inschakeling (tijdgeschakeld) van alle functies die<br />
noodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen<br />
van de voorruit en de zijruiten voor.<br />
De functies zijn:<br />
❒ inschakelen van de aircocompressor (bij<br />
buitentemperatuur boven 4°C);<br />
❒ uitschakelen van de eventueel ingeschakelde<br />
recirculatiefunctie (lampje op de knop T<br />
gedoofd);<br />
❒ inschakelen van de achterruit- (lampje op de knop<br />
- brandt) en spiegelverwarming;<br />
❒ instellen van de maximale luchttemperatuur;<br />
❒ regeling van de luchtopbrengst;<br />
❒ instellen van de minimum aanjagersnelheid.<br />
BELANGRIJK Druk op de knop T voor<br />
luchttoevoer van buiten.
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Druk op de knop T.<br />
Er zijn drie mogelijkheden:<br />
❒ automatische regeling; lampje op de knop T<br />
gedoofd;<br />
❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatie altijd<br />
uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten); lampje<br />
op de knop T gedoofd;<br />
❒ geforceerde inschakeling (recirculatie altijd<br />
ingeschakeld); lampje op de knop T brandt.<br />
Als u de knop OFF indrukt, schakelt de airconditioning<br />
automatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop<br />
T brandt). Als u de knop T indrukt, kunt u de<br />
luchtrecirculatie inschakelen (lampje op de knop is<br />
gedoofd) en omgekeerd.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />
afhankelijk van de werking van het systeem<br />
(“verwarming” of “koeling”), de gewenste<br />
omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter<br />
niet raadzaam deze functie handmatig in te schakelen<br />
op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten<br />
aan de binnenzijde aanzie<strong>nl</strong>ijk sneller kunnen beslaan,<br />
vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. Wij<br />
raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen in de<br />
file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat<br />
vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet<br />
raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat<br />
anders, vooral als u met meerdere personen in de<br />
auto zit, de kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
75
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
76<br />
SYNCHRONISATIE VAN INGESTELDE<br />
TEMPERATUREN (functie MONO)<br />
Als u de knop MONO indrukt, wordt de temperatuur<br />
aan bestuurders- en passagierszijde automatisch<br />
gelijkgesteld.<br />
Draai aan de knop AUTO of MONO voor het<br />
verhogen/verlagen van de temperatuur aan beide<br />
zijden.<br />
Als u de knop MONO opnieuw indrukt of de<br />
draaiknop draait, wordt de functie uitgeschakeld.<br />
IN-/UITSCHAKELEN AIRCOCOMPRESSOR<br />
Als u de knop ò indrukt, wordt de aircocompressor<br />
ingeschakeld.<br />
Inschakelen compressor<br />
❒ lampje op de knop ò brandt;<br />
❒ weergave van het symbool ò op het display.<br />
Uitschakelen compressor<br />
❒ lampje op de knop ò gedoofd;<br />
❒ weergave van het symbool ò op het display<br />
verdwijnt.<br />
Bij uitgeschakelde aircocompressor kan de<br />
luchttemperatuur in het interieur niet lager worden<br />
dan de buitentemperatuur; in deze situatie knippert<br />
het symbool ò op het display.<br />
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het<br />
geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van de<br />
motor. De aircocompressor schakelt weer in als u<br />
opnieuw de knop ò of AUTO indrukt: in het laatste<br />
geval worden de overige handmatige instellingen<br />
gewist.
LUCHTVERDELING KIEZEN<br />
Als u één of meer knoppen Q/E/Z indrukt, dan kunt<br />
u handmatig één van de 5 mogelijke verdelingen van de<br />
lucht naar het interieur kiezen:<br />
Q Lucht uit de luchtroosters voor de ontdooiing/ontwaseming<br />
van de voorruit en de zijruiten voor.<br />
Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor<br />
en achter. Met deze luchtverdeling wordt de lucht<br />
in het interieur zo snel mogelijk verwarmd.<br />
E Lucht uit de luchtroosters in het midden en aan de<br />
zijkant van het dashboard (lichaam passagier).<br />
Q Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor<br />
en achter en de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en zijruiten voor.<br />
Deze luchtverdeling zorgt voor een goede verwarming<br />
van het interieur en voorkomt het eventuele<br />
beslaan van de ruiten.<br />
Z E Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte (warmere<br />
lucht), de luchtroosters in het midden en aan<br />
de zijkant van het dashboard en het luchtrooster<br />
achter (koelere lucht).<br />
BELANGRIJK Voor de werking van de airconditioning<br />
moet minstens een knop van de luchtverdeling<br />
Q/E/Z worden ingedrukt. Het systeem staat niet toe<br />
dat alle knoppen Q/E/Z zijn uitgeschakeld.<br />
BELANGRIJK Druk om het systeem weer in te<br />
schakelen op de knop OFF: alle functies die waren<br />
opgeslagen voor het uitzetten van de motor, worden<br />
hervat.<br />
Voor het hervatten van de automatische werking van<br />
de luchtverdeling na een handmatige instelling, moet u<br />
de knop AUTO indrukken.<br />
AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN<br />
Druk op de knop OFF. Bij uitgeschakelde<br />
airconditioning branden de lampjes op de knoppen<br />
OFF en T.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
77
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
78<br />
2<br />
å<br />
6<br />
6<br />
2<br />
6<br />
2<br />
Ÿ∆<br />
Î<br />
Î<br />
Ÿ∆<br />
Î<br />
Î<br />
7<br />
7<br />
Ÿ∆<br />
Î<br />
Î<br />
7<br />
˙<br />
˙<br />
˙<br />
F0I0065m<br />
F0I0066m<br />
F0I0067m<br />
BUITENVERLICHTING<br />
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.<br />
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR<br />
staat.<br />
BUITENVERLICHTING<br />
Draai de draaiknop in stand 6.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.<br />
DIMLICHT<br />
Draai de draaiknop in stand 2.<br />
Als het dimlicht en de mistlampen voor branden en het grootlicht wordt<br />
ingeschakeld, schakelt automatisch het dimlicht uit.<br />
GROOTLICHT<br />
Druk de hendel naar voren in de richting van het dashboard, als de<br />
draaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand).<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.<br />
Het grootlicht wordt uitgeschakeld als u de hendel naar het stuur trekt<br />
(het dimlicht wordt weer ingeschakeld).
GROOTLICHTSIGNAAL<br />
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het<br />
stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de<br />
draaiknop.<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
Zet de hendel in de vergrendelde stand:<br />
❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;<br />
❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.<br />
Op het instrumentenpaneel knippert het waarschuwingslampje Î of ¥.<br />
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit<br />
rijdt.<br />
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een handeling<br />
waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dan<br />
drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel<br />
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.<br />
6<br />
2<br />
6<br />
Ÿ∆<br />
Î<br />
Î<br />
7<br />
2 Ÿ∆<br />
Î<br />
Î<br />
˙<br />
OFF<br />
ON<br />
F0I0068m<br />
F0I0069m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
79
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
80<br />
6<br />
2<br />
Ÿ∆<br />
Î<br />
Î<br />
7<br />
˙<br />
F0I0068m<br />
“FOLLOW ME HOME”<br />
Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden<br />
verlicht.<br />
Inschakelen<br />
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te<br />
draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het<br />
uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.<br />
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langer<br />
branden, tot een maximum van 3,5 minuten; hierna schakelt de<br />
verlichting automatisch uit.<br />
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje 3 op<br />
het instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op het<br />
multifunctionele of het instelbare multifunctionele display.<br />
Uitschakelen<br />
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.
RUITEN REINIGEN<br />
RUITENWISSERS/-SPROEIERS<br />
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />
De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet:<br />
(A): ruitenwissers uitgeschakeld;<br />
(B): wissen met interval; op enkele uitvoeringen kunnen met de<br />
draaiknop (F) 4 intervalstanden worden gekozen (van zeer langzaam tot<br />
zeer snel).<br />
Als de hendel in stand (B) staat, kunt u met de draaiknop (F) uit vier<br />
intervalstanden kiezen:<br />
■ = kort interval<br />
■■ = lang interval<br />
■■ = gemiddeld interval<br />
■■■■ = snel interval<br />
(C): langzaam continu wissen;<br />
(D): snel continu wissen;<br />
(E): tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).<br />
In stand (E) werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in<br />
deze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer in<br />
stand (A) en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.<br />
F0I0096m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
81
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
82<br />
,<br />
F0I0159m<br />
“Intelligente wis-/wasregeling”<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), kunnen in<br />
een beweging de ruitensproeiers/-wissers worden ingeschakeld; als u de<br />
hendel langer dan een halve seconde bedient, schakelen de ruitenwissers<br />
automatisch in.<br />
De ruitenwissers maken nog drie slagen nadat u de hendel hebt<br />
losgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruit<br />
voltooid door een vierde slag van de ruitenwissers na enkele seconden.<br />
Als de hendel herhaaldelijk en kort (minder dan een halve seconde)<br />
wordt bediend, dan is het mogelijk om de voorruit meerdere keren te<br />
besproeien zonder de ruitenwissers in te schakelen.<br />
Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen.<br />
In die omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, die<br />
ervoor zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet<br />
wordt hervat, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.
REGENSENSOR (indien aanwezig)<br />
De regensensor bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel en staat in<br />
contact met de voorruit en zorgt ervoor dat de frequentie van de slagen<br />
van de ruitenwissers, tijdens het wissen met interval, automatisch wordt<br />
aangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.<br />
De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />
ruitenwissers (geen slagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers die<br />
ingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam continu<br />
wissen) bij hevige regen.<br />
Inschakelen<br />
Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.<br />
Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1 slag.<br />
BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.<br />
Als u de draaiknop (F) draait, dan wordt de gevoeligheid van de<br />
regensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaande<br />
ruitenwissers bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam<br />
continu wissen) sneller plaatsvindt.<br />
Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de<br />
ruitenwissers 1 slag.<br />
Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor<br />
werkt het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de regensensor<br />
zijn normale automatische werking.<br />
F0I0077m<br />
F0I0096m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
83
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
84<br />
Uitschakelen<br />
Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.<br />
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand<br />
MAR), schakelt de regensensor niet weer in, ook niet<br />
als de hendel in stand (B) is blijven staan. Voor het<br />
inschakelen van de regensensor moet de hendel in<br />
stand (A) of (C) worden gezet en daarna in stand (B).<br />
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt<br />
ingeschakeld, wordt ten minste één wisslag uitgevoerd,<br />
ook bij een droge ruit.<br />
De regensensor is in staat om de volgende<br />
omstandigheden te herkennen en zich hieraan<br />
automatisch aan te passen:<br />
❒ vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil,<br />
enz.);<br />
❒ waterstrepen veroorzaakt door versleten<br />
wisserrubbers;<br />
❒ verschil tussen dag en nacht.<br />
Schakel de regensensor niet in als de auto in een wastunnel wordt gereinigd.<br />
Controleer als er ijs op de voorruit zit, of de regensensor is uitgeschakeld.<br />
ATTENTIE<br />
Als de voorruit gereinigd moet worden, controleer dan altijd of de regensensor is<br />
uitgeschakeld.
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER<br />
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Draai voor inschakeling van de achterruitwisser de schakelaar van stand<br />
O in stand .Duw voor inschakeling van de achterruitsproeier de<br />
hendel in de richting van het dashboard.<br />
Op enkele uitvoeringen is de wisfrequentie van de achterruitwisser<br />
gesynchroniseerd met de ruitenwissers voor.<br />
“Intelligente wis-/wasregeling”<br />
Bij enkele uitvoeringen kan, als u de hendel naar het dashboard duwt, in<br />
een beweging de achterruitsproeier/-wisser worden ingeschakeld; als u<br />
de hendel langer dan een halve seconde bedient, schakelt de<br />
achterruitwisser automatisch in.<br />
De achterruitwisser maakt nog drie slagen nadat u de hendel hebt<br />
losgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruit<br />
voltooid door een vierde slag van de achterruitwisser na enkele<br />
seconden.<br />
KOPLAMPSPROEIERS<br />
De koplampsproeiers worden automatisch ingeschakeld als het dim-<br />
/grootlicht brandt en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.<br />
Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die<br />
omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, die ervoor<br />
zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt<br />
hervat, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
,<br />
F0I0157m<br />
F0I0158m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
85
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
86<br />
Î Î<br />
OFF<br />
ON<br />
F0I0156m<br />
CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar)<br />
(indien aanwezig)<br />
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid<br />
boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij weinig<br />
verandering in de rij-omstandigheden (bijv. autosnelwegen), met een<br />
constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden, zonder bediening van<br />
het gaspedaal. Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk<br />
verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.<br />
SYSTEEM INSCHAKELEN<br />
Draai de draaiknop (A) in stand ON.<br />
Het systeem mag alleen worden ingeschakeld in de 4 e , 5 e of 6 e versnelling.<br />
Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de snelheid iets<br />
oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje Ü op het<br />
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het instelbare<br />
multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet de draaiknop (A) in stand ON en trap het<br />
gaspedaal in tot de auto met de gewenste snelheid<br />
rijdt;<br />
❒ zet de draaiknop (B) ten minste 3 seconden in stand<br />
(+) en laat vervolgens de knop los: de snelheid van<br />
de auto wordt opgeslagen en het gaspedaal kan nu<br />
worden losgelaten.<br />
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid<br />
simpel verhoogd worden door het intrappen van het<br />
gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt<br />
teruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN<br />
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het<br />
intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de<br />
opgeslagen snelheid op de volgende manier worden<br />
opgeroepen:<br />
❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer<br />
gelijk is aan de opgeslagen snelheid;<br />
❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het<br />
moment van het opslaan van de snelheid (4 e , 5 e of 6 e<br />
versnelling);<br />
❒ druk op de knop RES (C).<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe<br />
snelheid op;<br />
of<br />
❒ zet de draaiknop (B) in stand (+).<br />
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de<br />
snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />
draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de<br />
snelheid traploos.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
87
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
88<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe<br />
snelheid op;<br />
of<br />
❒ houd schakelaar (B) in stand (–), totdat de nieuwe<br />
snelheid is bereikt die automatisch wordt<br />
opgeslagen.<br />
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de<br />
snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />
draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de<br />
snelheid traploos.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
SYSTEEM INSCHAKELEN<br />
Zet de schakelaar (A) in stand OFF of de start-<br />
/contactsleutel in stand STOP. Het systeem wordt<br />
bovendien automatisch uitgeschakeld in een van de<br />
volgende gevallen:<br />
❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal;<br />
❒ bij inschakelen van het ESP of ASR (indien<br />
aanwezig);<br />
❒ bij inschakelen van een andere versnelling bij<br />
uitvoeringen met Dualogic versnellingsbak (indien<br />
aanwezig);<br />
❒ als de selectorhendel van de Dualogic<br />
versnellingsbak (indien aanwezig) per ongeluk in<br />
stand N wordt gezet.<br />
Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspook<br />
in de vrijstand of, bij uitvoeringen met Dualogic versnellingsbak, de hendel in stand N.<br />
Bij een storing of een afwijkende werking van de cruise-control, moet de draaiknop<br />
(A) in stand OFF worden gezet. Laat het systeem, na controle van de zekering, zo<br />
snel mogelijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.
PLAFONDVERLICHTING<br />
PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />
Met kantelbaar lampenglas<br />
Het lampje gaat automatisch branden als u een van de voorportieren<br />
opent en dooft als het betreffende portier wordt gesloten.<br />
Bij gesloten portieren kunt u het lampje in- en uitschakelen door op de<br />
korte zijde te drukken, zoals afgebeeld.<br />
Met spotjes<br />
Met de schakelaar (A) kunnen de plafondlampjes worden in- en<br />
uitgeschakeld.<br />
Schakelaar (B) regelt de werking van de spotjes.<br />
Met de schakelaar (A) in het midden worden de lampen (C) en (D) in-<br />
/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van de portieren.<br />
Met de schakelaar (A) naar links geschoven, zijn de lampen (C) en (D)<br />
uitgeschakeld en gaan niet branden bij het openen van de portieren.<br />
Met schakelaar (A) naar rechts geschoven, blijven de lampen (C) en (D)<br />
branden, ongeacht het openen/sluiten van de portieren.<br />
Op enkele uitvoeringen wordt de verlichting geleidelijk in-/uitgeschakeld.<br />
F0I0088m<br />
F0I0089m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
89
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
90<br />
Als de plafondverlichting uit is, wordt met schakelaar<br />
(B):<br />
❒ in linker stand, lamp (C) ingeschakeld;<br />
❒ in rechter stand, lamp (D) ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of<br />
beide schakelaars in de middelste stand staan. Op deze<br />
manier zullen de lampjes van de plafondverlichting<br />
doven bij het sluiten van de portieren, en voorkomt u<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
Brandduurregeling van de plafondverlichting<br />
Om het in- en uitstappen vooral in het donker te<br />
vergemakkelijken, hebben enkele uitvoeringen<br />
2 brandduurregelingen.<br />
Brandduurregeling bij het instappen<br />
De plafondlampjes gaan op de volgende manier<br />
branden:<br />
❒ ongeveer 10 seconden bij het ontgrendelen van de<br />
voorportieren;<br />
❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van één van de<br />
portieren;<br />
❒ ongeveer 10 seconden bij het sluiten van een<br />
portier (binnen 3 minuten).<br />
De werking van de brandduurregeling wordt<br />
onderbroken als de contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid.<br />
Brandduurregeling bij het uitstappen<br />
Als de contactsleutel uit het start-/contactslot wordt<br />
verwijderd, gaan de plafondlampjes op de volgende<br />
manier branden:<br />
❒ ongeveer 10 seconden binnen 2 minuten na het<br />
uitzetten van de motor;<br />
❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van een van de<br />
portieren;<br />
❒ ongeveer 10 seconden bij het sluiten van een<br />
portier (binnen 3 minuten).<br />
De brandduurregeling schakelt automatisch uit als de<br />
portieren worden vergrendeld.
BEDIENINGSORGANEN<br />
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN<br />
Inschakelen: druk op de schakelaar r, ongeacht de stand van de<br />
contactsleutel.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar.<br />
Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes Î en ¥<br />
branden.<br />
Uitschakelen: Druk opnieuw op de schakelaar.<br />
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)<br />
Inschakelen: druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.<br />
Uitschakelen: druk de knop nogmaals in<br />
MISTACHTERLICHT<br />
Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4.<br />
Uitschakelen: druk de knop nogmaals in.<br />
ACHTERRUITVERWARMING<br />
Inschakelen: druk op de knop (. De achterruitverwarming schakelt na<br />
ongeveer 20 minuten automatisch uit.<br />
ATTENTIE<br />
Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving<br />
van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.<br />
F0I0076m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
91
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
92<br />
ATTENTIE<br />
F0I0081m<br />
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR (FIS)<br />
Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard op de<br />
portierstijl rechtsvoor. De schakelaar springt omhoog bij een ongeval,<br />
waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.<br />
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de<br />
motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder<br />
rijden, druk dan op knop (A) om de brandstoftoevoer weer te herstellen<br />
en de verlichting weer in te schakelen.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.
INTERIEURUITRUSTING<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
Trek om het kastje te openen aan de handgreep (A), zoals door de pijl<br />
wordt aangegeven.<br />
MUNTENBAKJE<br />
Afhankelijk van de uitvoering bevindt het bakje zich op het dashboard of<br />
op de tunnelconsole.<br />
PASJES-/KAARTHOUDER<br />
Op de tunnelconsole bevinden zich openingen om telefoonkaarten,<br />
pasjes/credit-cards of tolkaarten in op te bergen.<br />
F0I0079m<br />
F0I0086m<br />
F0I0087m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
93
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
94<br />
F0I0197m<br />
F0I0080m<br />
F0I0052m<br />
AANSTEKER<br />
Druk voor het inschakelen van de aansteker de knop (A) in, als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is de<br />
aansteker klaar voor gebruik.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook<br />
uitschakelt.<br />
BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker<br />
voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico op<br />
brand en/of brandwonden.<br />
ASBAK<br />
Voor<br />
Voor gebruik: trek aan het klepje. Om de asbak (B) uit te nemen en te<br />
legen, moet u de asbak omhoog trekken in de richting van de pijl.<br />
Achter<br />
De asbak bevindt zich in de tunnelconsole en is verzonken.<br />
Trek de asbak in de richting van de pijlen om hem te gebruiken of te<br />
legen.<br />
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor papiertjes; als<br />
deze in contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.<br />
Niet-rokers kunnen de asbak voor en achter uitnemen en beschikken<br />
daarmee over een extra opbergvakje.
ZONNEKLEPPEN<br />
De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel.<br />
Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.<br />
De zonneklep aan passagierszijde is voorzien van een spiegeltje.<br />
Bij enkele uitvoeringen bevindt zich op de achterzijde van de zonneklep<br />
aan bestuurderszijde een spiegeltje voorzien van een afsluitschuifje. Om<br />
het spiegeltje te gebruiken, moet het afsluitschuifje (A) worden geopend.<br />
ZIJRUITEN ACHTER (3-deurs uitvoeringen)<br />
Dit zijn uitzetruiten. Ga voor het openen als volgt te werk:<br />
❒ plaats de hendel zoals is aangeven in de afbeelding;<br />
❒ druk de hendel naar buiten totdat de ruit geheel geopend is;<br />
❒ druk de hendel naar achteren totdat de vergrendeling inspringt.<br />
Om de ruit te sluiten, drukt u de hendel in tegenovergestelde richting<br />
totdat u een klik hoort waarmee de hendel weer in de vergrendelde<br />
stand staat.<br />
F0I0082m<br />
F0I0083m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
95
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
96<br />
F0I0084m<br />
OPENDAK (indien aanwezig)<br />
Het opendak wordt elektrisch bediend. De elektrische bediening werkt<br />
uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />
U bedient het dak met een schakelaar. Zodra u de schakelaar loslaat, blijft<br />
het dak in de stand staan waarin het zich op dat moment bevindt.<br />
DAK OPENEN<br />
Geheel openen<br />
Druk op deel (A) (symbool) van de schakelaar.<br />
Openen in kantelstand<br />
Dit is alleen mogelijk als het dak gesloten is. Druk op deel (B) van de<br />
schakelaar.<br />
DAK SLUITEN<br />
Druk op deel (B) van de schakelaar. Als het opendak in kantelstand is<br />
geopend, druk dan op deel (A) (symbool) van de schakelaar.<br />
Het opendak is voorzien van een met de hand verschuifbaar<br />
zonnescherm dat het binnendringen van direct zo<strong>nl</strong>icht verhindert. Het<br />
zonnescherm kan met behulp van een handgreep worden verschoven.
BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />
Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ook<br />
handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk:<br />
❒ licht het rooster (A) bij de door de pijl aangegeven punten (B) op en<br />
verwijder het;<br />
❒ steek de bijgeleverde schroevendraaier in zitting (C) en draai aan de<br />
schroevendraaier;<br />
❒ als het dak volledig geopend is, draait u de schroevendraaier een halve<br />
slag terug, totdat u een klik hoort, en pas daarna verwijdert u de<br />
schroevendraaier.<br />
Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan dan beschadigd worden.<br />
ATTENTIE<br />
F0I0085m<br />
F0I0094m<br />
Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te<br />
voorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar<br />
kan opleveren voor de achtergebleven inzittenden. Onzorgvuldig gebruik van het<br />
opendak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens de bediening van de<br />
schakelaar altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de beweging<br />
van het opendak zelf of door in beweging gebrachte voorwerpen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
97
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
98<br />
PORTIEREN<br />
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING<br />
Van buitenaf<br />
Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van een<br />
van de voorportieren, en draai de sleutel.<br />
Van binnenuit<br />
Sluit de portieren en druk op een van de<br />
voorportieren het knopje naar beneden (vergrendelen)<br />
of trek het knopje omhoog (ontgrendelen).<br />
Met de knopjes aan de binnenzijde van de<br />
achterportieren ver- of ontgrendelt u uitsluitend het<br />
betreffende portier.<br />
BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt<br />
niet als een van de portieren niet goed gesloten is of<br />
als er een storing in het systeem is. Na enkele<br />
pogingen schakelt het systeem ongeveer 2 minuten uit.<br />
In deze 2 minuten kunt u de portieren met de hand<br />
ver- en ontgrendelen. Na de 2 minuten is het systeem<br />
weer gereed.<br />
Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het<br />
systeem weer normaal.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT (5-deurs uitvoeringen)<br />
Hierdoor kunnen de achterportieren niet van binnenuit geopend worden.<br />
Het systeem kan alleen bij een geopend portier worden ingeschakeld:<br />
❒ stand 1 - systeem ingeschakeld (portier vergrendeld);<br />
❒ stand 2 - systeem uitgeschakeld (portier kan van binnenuit worden<br />
geopend).<br />
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het elektrisch ontgrendelen van de<br />
portieren.<br />
BELANGRIJK Schakel dit systeem altijd in als u kinderen vervoert.<br />
BELANGRIJK Controleer nadat u het veiligheidsslot bij beide portieren<br />
hebt ingeschakeld of het slot daadwerkelijk is ingeschakeld door aan de<br />
handgreep aan de binnenzijde van de portieren te trekken.<br />
F0I0129m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
99
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
100<br />
ATTENTIE<br />
F0I0154m<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (indien<br />
aanwezig)<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
Op het dashboard bevinden zich twee drukschakelaars waarmee u, als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient:<br />
(A): openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />
(B): openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />
Op bepaalde uitvoeringen:<br />
❒ kunt u gedurende ongeveer 2 minuten de zijruiten openen/sluiten als<br />
de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen (alleen bij<br />
gesloten portieren);<br />
❒ wordt de zijruit aan de bestuurderszijde automatisch geopend/gesloten<br />
als u de schakelaar (A) langer dan een halve seconde ingedrukt houdt.<br />
De beweging stopt als de ruit aan het einde van zijn slag is of als u<br />
nogmaals op de schakelaar drukt.<br />
Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer voor<br />
en tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden<br />
door de bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpen<br />
die door de ruit worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit het<br />
contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat een onverwachte inschakeling van<br />
de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.
BAGAGERUIMTE<br />
ACHTERKLEP OPENEN<br />
Van buitenaf opent u de achterklep door het slot met de contactsleutel<br />
te ontgrendelen.<br />
Van binnenuit opent u de achterklep door aan de hendel (A) naast de<br />
bestuurdersstoel te trekken.<br />
BELANGRIJK Bedien de ontgrendelhendel van de achterklep niet als de<br />
auto rijdt.<br />
De achterklep gaat dank zij de gasveren gemakkelijk open.<br />
Als u de achterklep opent gaat bij enkele uitvoeringen de<br />
bagageruimteverlichting branden.<br />
F0I0198m<br />
F0I0090m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
101
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
102<br />
ACHTERKLEP SLUITEN<br />
U sluit de achterklep door deze te laten zakken en ter<br />
hoogte van het slot te drukken, totdat u de<br />
vergrendeling hoort.<br />
Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank (luidsprekers, spoiler, enz.) kunnen,<br />
behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Bij het gebruik van de bagageruimte mag het maximum laadvermogen nooit<br />
worden overschreden (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleer<br />
bovendien of de bagage goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij<br />
bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />
Rijd niet met voorwerpen op de hoedenplank: bij een ongeval of bruusk remmen<br />
kunnen ze de passagiers verwonden.
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
Met ondeelbare achterbank<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ druk de gespen in de sluitingen (aangegeven door de pijlen) op de<br />
rugleuning;<br />
❒ trek aan de handgreep (A) in het midden van de achterzitting en klap<br />
de zitting omhoog in de richting van de pijl;<br />
❒ controleer of de beide gordels (A) van de veiligheidsgordels aan de<br />
zijkant door de bijbehorende geleidebeugels (B) lopen;<br />
❒ haak de rugleuning los door de bijbehorende zijsteunen (C) in de<br />
richting van de pijl te verplaatsen en klap de rugleuning neer, waardoor<br />
er een vlakke vloer ontstaat in de bagageruimte.<br />
Met deelbare achterbank (indien aanwezig)<br />
Het is mogelijk de bagageruimte geheel of gedeeltelijk te vergroten.<br />
OPMERKING Maak de gordel vast in de sluiting voordat u de rugleuning<br />
neerklapt.<br />
Voor een gedeeltelijke vergroting, kan alleen het rechter deel worden<br />
neergeklapt. Ga als volgt te werk:<br />
❒ verwijder de hoedenplank (zie de volgende paragraaf);<br />
❒ trek het rechter deel van de zitting omhoog met de handgreep (A);<br />
❒ druk op de knop aan de zijkant van de beide steunen en verwijder de<br />
hoofdsteunen door deze omhoog te trekken;<br />
❒ controleer of de beide gordels (C) van de veiligheidsgordels aan de<br />
zijkant door de bijbehorende geleidebeugels (D) lopen;<br />
❒ haak de rugleuning los door de zijsteun (B) te verplaatsen en klap de<br />
rugleuning naar voren, waardoor er een vlakke vloer ontstaat in de<br />
bagageruimte.<br />
F0I0190m<br />
F0I0137m<br />
F0I0191m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
103
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
104<br />
F0I0192m<br />
Om de bagageruimte geheel te vergroten, moeten beide achterzittingen<br />
omhoog worden geklapt met behulp van de handgrepen en vervolgens de<br />
rugleuningen worden neergeklapt, volgens de procedure die staat<br />
beschreven bij de ondeelbare achterbank.<br />
Bij uitvoeringen die zijn uitgerust met een driepuntsgordel met<br />
rolautomaat moet u als volgt te werk gaan:<br />
❒ druk als de gordel vastzit op de knop (zwart) van de sluiting (A);<br />
❒ begeleid de heupgordel langzaam tot aan de doorvoeropening (B) op<br />
de bovenkant van de rugleuning. Trek vervolgens de tweede gesp (C)<br />
uit de doorvoeropening;<br />
❒ trek de eerste gesp (D) uit de doorvoeropening, maak de gesp vast aan<br />
de borgpen (E) op de bekleding van de achterstijl.<br />
De gordel weer gebruiksklaar maken:<br />
❒ maak de eerste gesp (D) los van de borgpen (E);<br />
❒ steek de eerste gesp (D) in de doorvoeropening (B) zonder de gordel<br />
te draaien en zorg ervoor dat het reliëf (F) op de gesp van de gordel<br />
samenvalt met de inkeping op de doorvoeropening zelf; plaats<br />
vervolgens de tweede gesp (C) in de doorvoeropening;<br />
❒ trek de gordel rustig uit en laat de gordelband door de<br />
doorvoeropening (B) lopen. Maak vervolgens de eerste gesp (D) vast<br />
in de sluiting A (grijs met zwarte knop) waarbij de twee merktekens<br />
(twee gele balletjes, één op de gesp en één op de sluiting) moeten<br />
samenvallen.
HOEDENPLANK VERWIJDEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ maak de uiteinden van de koorden (A) los door de ogen uit de pennen<br />
los te haken;<br />
❒ trek de pennen (B) uit de zittingen (C);<br />
❒ schuif de hoedenplank in de richting van het interieur en draai hem<br />
zoals in de afbeelding is aangegeven.<br />
De losse hoedenplank kunt u vervolgens opbergen dwars tussen de<br />
rugleuningen van de voorstoelen en de opgeklapte zitting van de<br />
achterbank.<br />
BELANGRIJK Als u zware voorwerpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />
moet u controleren of de hoogteregelaars van de koplampen in de juiste<br />
stand staan (zie de paragraaf “Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />
F0I0091m<br />
F0I0092m<br />
F0I0093m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
105
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
106<br />
F0I0091m<br />
ACHTERBANK TERUGPLAATSEN<br />
Uitvoeringen met ondeelbare achterbank<br />
Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte in<br />
omgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen op de<br />
rugleuning zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven.<br />
Uitvoeringen met deelbare achterbank<br />
Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte in<br />
omgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen aan de<br />
zijkant zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven.<br />
Maak bij uitvoeringen met een heupgordel de gordel vast in de sluiting en<br />
houd daarbij de gordel omhoog. Klap vervolgens de zitting terug.<br />
Plaats bij uitvoeringen met een driepunts-veiligheidsgordel met<br />
rolautomaat de gordel in de gebruiksstand (zie de vorige pagina’s) en zorg<br />
ervoor dat de gordels klaar zijn voor gebruik.<br />
Bij het terugplaatsen van de hoedenplank moeten de twee koorden aan de zijkant (A) weer worden<br />
vastgehaakt en langs de binnenzijde van de gasveren lopen.
MOTORKAP<br />
OPENEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de hendel (A) in de richting van de pijl;<br />
❒ druk, zoals aangegeven door de pijl, op de haak (B);<br />
❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang (C) uit de klem,<br />
steek vervolgens het uiteinde van de stang in de zitting (D) op de<br />
motorkap.<br />
BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit<br />
aanstaan voordat u de motorkap optilt.<br />
C<br />
F0I0095m<br />
F0I0236m<br />
D<br />
F0I0056m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
107
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
108<br />
SLUITEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek met<br />
de andere hand de stang (C) uit zitting (B) en plaats<br />
de steunstang terug in de klem;<br />
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de<br />
motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en<br />
controleer of de motorkap goed is gesloten door<br />
de motorkap op te tillen. De motorkap mag niet<br />
alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in<br />
dit laatste geval de motorkap niet dicht, maar til<br />
hem opnieuw op en herhaal de handeling.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld<br />
is, om te voorkomen dat deze tijdens het rijden<br />
open gaat.<br />
Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen.<br />
Voer deze handelingen alleen uit als de auto stilstaat.
ALLESDRAGERS<br />
BEVESTIGINGSPUNTEN<br />
3-deurs uitvoeringen<br />
De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de in<br />
de afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst.<br />
De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven de<br />
zijruiten achter.<br />
Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) worden<br />
verwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.<br />
F0I0070m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
109
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
110<br />
F0I0071m<br />
5-deurs uitvoeringen<br />
De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de in<br />
de afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst.<br />
De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven de<br />
zijruiten achter.<br />
Bevestig de steunen van de allesdragers aan de bevestigingsbeugels.<br />
Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) worden<br />
verwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.<br />
Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog<br />
goed vastzitten.<br />
BELANGRIJK Voor beide versies (3- of 5-deurs) dient u zich strikt aan de<br />
aanwijzingen te houden die in het pakket zijn meegeleverd.<br />
De montage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”).
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />
BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort<br />
en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor optimaal<br />
zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn<br />
afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR staat<br />
en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />
Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. De stand<br />
van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.<br />
Koplampen afstellen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ druk de knop (B) in en houd de knop ingedrukt totdat een hogere<br />
stand is bereikt;<br />
❒ druk de knop (A) in en houd de knop ingedrukt totdat een lagere<br />
stand is bereikt.<br />
Het display op het instrumentenpaneel toont de stand gedurende de<br />
koplampafstelling.<br />
¯<br />
7<br />
¯<br />
1<br />
0<br />
Ÿ∆<br />
F0I0063m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
111
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
112<br />
F0I0259m<br />
F0I0260m<br />
Correcte standen op basis van de beladingsgraad<br />
Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen.<br />
Stand 1 - vijf personen.<br />
Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />
Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.<br />
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het<br />
gewicht van de lading wijzigt.<br />
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITE<strong>NL</strong>AND<br />
De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de nieuwe<br />
auto is geleverd. In die landen waarin aan de andere zijde van de weg wordt<br />
gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, een<br />
gedeelte van de koplampen worden afgeplakt volgens de aanwijzingen/afmetingen<br />
die in de afbeelding zijn aangegeven; gebruik hiervoor een ondoorzichtige<br />
sticker.<br />
De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land waar<br />
links wordt gereden naar een land waar rechts wordt gereden.
ABS (indien aanwezig)<br />
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt<br />
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren,<br />
ongeacht de conditie van het wegdek en de pedaaldruk,<br />
en verhindert daarmee het doorslippen van een<br />
of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar,<br />
zelfs bij noodstops.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische<br />
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force<br />
Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de<br />
voor- en achterwielen.<br />
Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat de<br />
grip van de banden op het wegdek gering is; u dient<br />
uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de<br />
beschikbare grip.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het<br />
remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer<br />
500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk en<br />
langdurig remmen worden vermeden.<br />
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een<br />
trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid<br />
aan te passen aan de beschikbare grip op het<br />
wegdek.<br />
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze<br />
niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden<br />
gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.<br />
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.<br />
Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingedrukt; op deze<br />
manier hebt u, afhankelijk van de conditie van het wegdek, de kortste remweg.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
113
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
114<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Storing in ABS<br />
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje > op<br />
het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht<br />
op instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”).<br />
In dat geval werkt het remsysteem op de normale<br />
manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het<br />
antiblokkeersysteem. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Storing in EBD<br />
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes ><br />
en x op het instrumentenpaneel en verschijnt er een<br />
bericht op het instelbare multifunctionele display (zie<br />
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen.<br />
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>dealer<br />
om het systeem te laten controleren.<br />
Als het waarschuwingslampje x gaat branden (op het instelbare multifunctionele<br />
display verschijnt ook een bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van<br />
zowel het conventionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
ESP (Electronic Stability<br />
Program)<br />
(indien aanwezig)<br />
Het ESP is een systeem dat de stabiliteit van de auto<br />
bewaakt als de wielen hun grip verliezen, waardoor de<br />
auto beter op koers blijft.<br />
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip<br />
op het wegdek wisselt.<br />
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Bij inschakeling gaat het lampje á op het instrumentenpaneel<br />
knipperen, om de bestuurder er op te wijzen<br />
dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.<br />
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor<br />
wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.<br />
ATTENTIE<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Als er een storing is in het ESP wordt het systeem<br />
automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje á op het<br />
instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er<br />
een bericht op het instelbare multifunctionele display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Wendt u<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
HILL HOLDER-SYSTEEM (indien aanwezig)<br />
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het<br />
wegrijden op een helling omhoog. Het systeem werkt<br />
bij draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal<br />
en als de eerste versnelling of de achteruit is<br />
ingeschakeld. Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid<br />
van het ESP ervoor dat de voorwielen ongeveer<br />
2 seconden geremd blijven waardoor u makkelijker<br />
kunt wegrijden. Na deze 2 seconden schakelt het systeem<br />
automatisch uit.<br />
Storingsmeldingen<br />
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje * op<br />
het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht<br />
op het instelbare multifunctionele display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
De prestaties van het ESP mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige en<br />
onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het wegdek,<br />
het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />
ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
115
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
116<br />
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;<br />
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem<br />
aan te trekken, de motor uit te zetten en de eerste<br />
versnelling in te schakelen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ASR (Antislip Regulation)<br />
Het ASR controleert de trekkracht van de auto en<br />
grijpt automatisch in als een of beide aangedreven<br />
wielen dreigen door te slippen.<br />
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden<br />
twee verschillende controlesystemen ingeschakeld:<br />
❒ als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert<br />
het ASR het motorvermogen;<br />
❒ als één van beide aangedreven wielen doorslipt,<br />
zorgt het ASR ervoor dat automatisch dat wiel<br />
wordt afgeremd.<br />
Als eventueel met het reservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.<br />
Blijf er echter rekening mee houden dat het reservewiel kleiner is dan de normale<br />
band en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.<br />
Voor de juiste werking van het ESP is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen<br />
van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn<br />
en de voorgeschreven afmetingen hebben.
Het ASR is vooral nuttig onder de volgende omstandigheden:<br />
❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door verandering van<br />
de wielbelasting of door te felle acceleratie;<br />
❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met de conditie<br />
van het wegdek;<br />
❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;<br />
❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).<br />
IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart.<br />
Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen<br />
van een bericht op het instelbare multifunctionele display (zie<br />
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Tijdens het rijden kunt u het systeem uitschakelen en vervolgens weer<br />
inschakelen door de schakelaar ASR OFF op de middenconsole in te<br />
drukken.<br />
ATTENTIE<br />
F0I0153m<br />
De prestaties van het systeem mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige<br />
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het<br />
wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />
ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
117
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
118<br />
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje<br />
op de schakelaar ASR OFF branden en verschijnt er<br />
een bericht op het instelbare multifunctionele display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Als het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,<br />
schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw<br />
wordt gestart.<br />
Schakel het ASR uit als u met sneeuwkettingen rijdt:<br />
onder deze omstandigheden levert het doorslaan van<br />
de aangedreven wielen juist meer trekkracht op.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Als er een storing is in het ASR, wordt het systeem<br />
automatisch uitgeschakeld en gaat het lampje V op<br />
het instrumentenpaneel constant branden. Wendt u<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat het<br />
lampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er een<br />
bericht op het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
Voor de juiste werking van het ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden van<br />
alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie<br />
zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
EOBD-SYSTEEM<br />
(benzine-uitvoeringen)<br />
Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan<br />
een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van die<br />
componenten op de auto die van invloed zijn op de<br />
emissie.<br />
Bovendien meldt het systeem, door het branden van<br />
het lampje U op het instrumentenpaneel en het verschijnen<br />
van een bericht op het instelbare multifunctionele<br />
display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”)<br />
dat de betreffende componenten defect zijn.<br />
Het doel is:<br />
❒ de werking van het systeem controleren;<br />
❒ signaleren wanneer door een storing de emissies<br />
boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />
❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte<br />
componenten te vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker<br />
die, als deze verbonden is met speciale apparatuur,<br />
het mogelijk maakt, de door de regeleenheid<br />
opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters<br />
voor de diagnose en werking van de motor, te lezen.<br />
Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de<br />
verkeerspolitie.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer voor een complete controle van het<br />
systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zonodig,<br />
een proefrit maken die eventueel een langere afstand<br />
kan omvatten.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden<br />
of knipperen tijdens het rijden (er verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele<br />
display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van het lampje U kan worden<br />
gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de<br />
wetgeving van het land waarin u rijdt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
119
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
120<br />
AUTORADIO (indien aanwezig)<br />
Als de auto niet is uitgerust met de inbouwvoorbereiding<br />
autoradio, beschikt u op het dashboard en in de<br />
portieren over een aantal opbergvakken, die de functionaliteit<br />
van het interieur vergroten.<br />
In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma is een speciale kit<br />
beschikbaar voor de “Inbouwvoorbereiding autoradio”.<br />
Raadpleeg voor de werking van de autoradio met cassettespeler/CD-speler/CDMP3-speler<br />
(indien aanwezig)<br />
het supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.<br />
INBOUWVOORBEREIDING AUTORADIO<br />
(indien aanwezig)<br />
De inbouwvoorbereiding bestaat uit: voedingskabels<br />
autoradio, voedingskabels voor de luidsprekers voor<br />
en achter, antenne en antennekabel, 4 luidsprekers in<br />
de voorportieren (2 tweeter en 2 woofer) en 2 fullrange<br />
luidsprekers achter.<br />
Luidsprekers<br />
❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een piekvermogen<br />
van 40W;<br />
❒ 2 woofer luidsprekers voor, met een diameter van<br />
165 mm en met elk een piekvermogen van 40W;<br />
❒ 2 full-range luidsprekers achter, met een diameter<br />
van 100 mm en met elk een piekvermogen van<br />
30W.
Autoradio inbouwen<br />
Voor het inbouwen van de autoradio moet het vakje dat is afgebeeld,<br />
vervangen worden door het paneel dat geleverd wordt bij de optional<br />
“Inbouwvoorbereiding autoradio” en is opgeborgen in de bagageruimte.<br />
Verwijder het geklemde vakje door uw hand in het vakje te steken en<br />
deze naar boven te drukken. Schuif vervolgens het vakje in de richting<br />
van het interieur. Monteer de houder (geklemde montage) en houd de<br />
voedingskabels voor de elektrische verbinding beschikbaar.<br />
F0I0193m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
121
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
122<br />
Kleurcode kabels:<br />
B=Wit<br />
N = Zwart<br />
R = Rood<br />
AG = Blauw/Geel<br />
AR = Blauw/Rood<br />
BN = Wit/Zwart<br />
CN = Oranje/Zwart<br />
CV = Oranje/Groen<br />
NZ = Zwart/Paars<br />
RN = Rood/Zwart<br />
SN = Roze/Zwart<br />
F0I0033m<br />
Schema voor de<br />
voorbereide elektrische<br />
bedrading en extra<br />
aansluitingen<br />
A. Zekeringen- en relaiskast<br />
B. Tweeter luidspreker linker<br />
voorportier<br />
C. Tweeter luidspreker rechter<br />
voorportier<br />
D. Woofer luidspreker linker<br />
voorportier<br />
E. Woofer luidspreker rechter<br />
voorportier<br />
F. Autoradio<br />
G. Full-range luidspreker<br />
linksachter<br />
H. Full-range luidspreker<br />
rechtsachter<br />
I. Antenne<br />
L. Aansluiting op linker<br />
voorportier<br />
M. Aansluiting op rechter<br />
voorportier
INBOUWVOORBEREIDING<br />
MOBIELE TELEFOON (indien<br />
aanwezig)<br />
De inbouwvoorbereiding voor de telefoon die is<br />
gekoppeld aan de autoradio met cassettespeler, CDspeler,<br />
CDMP3-speler of navigatiesysteem, bestaat uit<br />
de volgende onderdelen:<br />
❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobiele<br />
telefoon 900/1800 MHz) op het dak;<br />
❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functie<br />
en een kabel met een 10-polige stekker.<br />
De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en de<br />
middenconsole.<br />
De inbouwvoorbereiding voor de telefoon die is<br />
gekoppeld aan de inbouwvoorbereiding voor de<br />
autoradio, bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobiele<br />
telefoon 900/1800 MHz) op het dak;<br />
❒ luidspreker met dubbele functie (autoradio en<br />
mobiele telefoon) ingebouwd in het portier aan<br />
passagierszijde;<br />
❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functie<br />
en een kabel met een 10-polige stekker.<br />
De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en de<br />
middenconsole.<br />
De handsfree kit moet u zelf aanschaffen en geschikt zijn voor uw mobiele telefoon.<br />
ATTENTIE<br />
De antenne heeft een maximaal vermogen van 20W.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
123
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
124<br />
F0I0194m<br />
Aansluitschema van de elektrische bedrading:<br />
1 MUTE-functie autoradio<br />
2 Vrij<br />
3 Massa INPUT-signaal mobiele telefoon (*)<br />
4 INPUT-signaal mobiele telefoon (*)<br />
5 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde<br />
(+) (**)<br />
6 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde<br />
(–) (**)<br />
7 Voeding via start-/contactslot (+15)<br />
8 Vrij<br />
9 Voeding (+) via accu<br />
10 Massa<br />
(*) Autoradio met cassettespeler, CD-speler, CDMP3-speler of navigatiesysteem.<br />
(**) Inbouwvoorbereiding autoradio.<br />
Plaats de microfoon bij voorkeur in de nabijheid van het plafondlampje<br />
voor.<br />
Laat de installatie van de mobiele telefoon en de aansluiting op de inbouwvoorbereiding uitsluitend<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren. Zo bent u verzekerd van het beste resultaat en wordt voorkomen dat<br />
de rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.
EXTRA ACCESSOIRES<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />
monteren die constante voeding nodig hebben<br />
(autoradio, anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), of<br />
accessoires die de elektrische installatie zwaar<br />
belasten, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u<br />
de meest geschikte installaties aanraden uit het <strong>Fiat</strong><br />
Lineaccessori-programma en controleren of de<br />
elektrische installatie van de auto geschikt is voor het<br />
extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een<br />
accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />
ATTENTIE<br />
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE<br />
TELEFOON<br />
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />
(bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden<br />
gebruikt als een aparte antenne aan de buitenkant van<br />
de auto wordt gemonteerd.<br />
BELANGRIJK Door het gebruik van een mobiele<br />
telefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparaten<br />
in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />
elektromagnetische velden die, versterkt door de<br />
reflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor de<br />
gezondheid van de inzittenden kunnen zijn, maar ook<br />
storingen in de elektrische systemen van de auto<br />
kunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in<br />
gevaar gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk beperkt door de isolerende eigenschappen<br />
van de carrosserie.<br />
Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard<br />
wieldoppen: ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun<br />
doelmatigheid tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een steile<br />
afdaling. Zorg dat niets (vloermatten, enz.) de slag van de pedalen kan beperken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
125
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
126<br />
F0I0104m<br />
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
“DUALDRIVE” (indien aanwezig)<br />
De auto kan zijn uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging<br />
“Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Met het systeem<br />
kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien van het stuur<br />
aanpassen aan de rij-omstandigheden.<br />
IN-/UITSCHAKELEN (CITY-functie)<br />
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop op het<br />
middelste deel van het dashboard.<br />
De inschakeling van de functie wordt aangegeven door het opschrift<br />
CITY op het display van het instrumentenpaneel.<br />
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waardoor<br />
makkelijker kan worden geparkeerd; deze instelling van de<br />
stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.<br />
Bij ingeschakelde CITY-functie wordt op de Sporting-uitvoering<br />
bovendien een comfortabel rijgedrag gegarandeerd omdat de auto dan<br />
minder heftig op bewegingen van het gaspedaal reageert, zowel bij<br />
accelereren als afremmen.
STORINGSMELDINGEN<br />
Eventuele storingen in het systeem worden<br />
aangegeven door het branden van het lampje g op het<br />
instrumentenpaneel en er verschijnt een bericht op<br />
het instelbare multifunctionele display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en mededelingen”).<br />
Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch<br />
bestuurbaar.<br />
BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan door<br />
externe factoren het lampje g op het<br />
instrumentenpaneel gaan branden.<br />
ATTENTIE<br />
In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, de<br />
motor ongeveer 20 seconden uitzetten en vervolgens<br />
de auto weer starten. Als het lampje g blijft branden<br />
(en het bericht op het instelbare multifunctionele<br />
display blijft weergegeven), wendt u dan zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan<br />
toenemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een<br />
normaal verschijnsel om oververhitting van de motor<br />
voor de stuurbekrachtiging te voorkomen, in deze<br />
situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de auto<br />
vervolgens weer gebruikt wordt, zal de<br />
stuurbekrachtiging weer normaal werken.<br />
Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, waardoor<br />
het stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden worden<br />
uitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als dit niet<br />
mogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet draaien),<br />
moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
127
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
128<br />
F0I0234m<br />
PARKEERSENSOREN (indien aanwezig)<br />
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto en attenderen de<br />
bestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid van<br />
obstakels achter de auto.<br />
ACTIVERING<br />
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit wordt<br />
ingeschakeld.<br />
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de<br />
frequentie van het akoestische signaal toe.<br />
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er een kort akoestisch signaal<br />
om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.<br />
Als een obstakel binnen het meetbereik van de auto wordt gesignaleerd,<br />
treedt automatisch een repeterend akoestisch signaal in werking:<br />
❒ de frequentie van het signaal neemt toe als de afstand tot het obstakel<br />
kleiner wordt;<br />
❒ het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder<br />
is dan ongeveer 30 cm;<br />
❒ het signaal blijft constant als de afstand tussen de auto en het obstakel<br />
onveranderd blijft.
Signalering<br />
Meetbereik in het midden .............. 120 cm<br />
Meetbereik aan de zijkant ................ 60 cm<br />
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordt<br />
de kortste afstand weergeven.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Als bij het inschakelen van de achteruit, storingen in de<br />
parkeersensoren worden gevonden, dan klinkt er<br />
gedurende 3 seconden een akoestisch signaal.<br />
WERKING MET AANHANGER<br />
De werking van de sensoren wordt automatisch<br />
uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel<br />
van de aanhanger wordt aangesloten op de<br />
stekkerdoos van de trekhaak.<br />
De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld<br />
als u de kabelstekker losmaakt.<br />
Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren<br />
zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sensoren om krassen of beschadigingen te<br />
voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moeten worden gereinigd met<br />
schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt<br />
gemaakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij<br />
de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.<br />
ATTENTIE<br />
De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren ligt altijd en overal bij de<br />
bestuurder. Controleer als u de auto parkeert of zich geen personen (let vooral op<br />
kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moet als een<br />
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tijdens<br />
eventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden,<br />
ook als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
129
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
130<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen<br />
obstakels op of onder de sensoren bevinden.<br />
❒ Obstakels die zich zeer dicht bij de achterkant van<br />
de auto bevinden, worden onder bepaalde<br />
omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd<br />
en kunnen dus de auto beschadigen of zelf<br />
beschadigd worden.<br />
❒ De signalen die door de sensoren gestuurd worden,<br />
kunnen veranderd zijn door beschadiging van de<br />
sensoren zelf, door vuil, sneeuw of ijs op de<br />
sensoren of door ultrasone systemen (bijv.<br />
luchtdrukremmen van vrachtwagens of<br />
pneumatische hamers) die zich in de nabijheid<br />
bevinden.<br />
TANKEN MET DE <strong>FIAT</strong> <strong>PUNTO</strong><br />
BENZINEMOTOREN<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Om vergissingen te voorkomen is de diameter van de<br />
vulpijp van de tank kleiner, zodat het vulpistool voor<br />
loodhoudende benzine er niet in past. Het octaangetal<br />
van de benzine moet ten minste 95 R.O.N. zijn.<br />
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat<br />
schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor<br />
het milieu wordt vervuild.<br />
BELANGRIJK Tank met de <strong>Fiat</strong> Punto nooit, niet in<br />
noodgevallen en ook niet een klein beetje,<br />
loodhoudende benzine. U zou de katalysator<br />
onherstelbaar beschadigen.
DIESELMOTOREN<br />
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van<br />
de dieselbrandstof verminderen door de vorming van<br />
paraffine, waardoor het brandstofsysteem niet meer<br />
goed werkt.<br />
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk<br />
van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />
voor de zomer of voor de winter is ontwikkeld (in de<br />
bergen/lage buitentemperaturen).<br />
Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikend<br />
is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de<br />
dieselbrandstof te mengen met het<br />
vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX in de verhouding<br />
die in de gebruiksaanwijzing van het middel is<br />
aangegeven. Doe eerst het middel in de tank en voeg<br />
daarna de dieselbrandstof toe.<br />
U moet het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX door<br />
de dieselbrandstof mengen voordat de dieselbrandstof<br />
door de kou van samenstelling is veranderd. Achteraf<br />
toevoegen heeft geen enkel effect.<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese<br />
specificatie EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar<br />
beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander<br />
type brandstof tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden<br />
afgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank, ook alle<br />
brandstof uit de brandstofleidingen worden afgetapt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
131
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
132<br />
ATTENTIE<br />
F0I0160m<br />
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK<br />
De tankdop is voorzien van een slot en een koord dat aan het klepje<br />
vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.<br />
Openen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ houd de dop stevig vast en draai de contactsleutel linksom;<br />
❒ draai de dop ongeveer een kwart slag linksom en verwijder de dop.<br />
BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank iets<br />
oplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van de<br />
tankdop een gesis hoort.<br />
Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals is<br />
afgebeeld.<br />
Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret:<br />
brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat<br />
u schadelijke dampen inademt.
Sluiten<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ plaats de tankdop (compleet met sleutel) en draai<br />
de dop rechtsom totdat u een of meerdere klikken<br />
hoort;<br />
❒ draai de sleutel rechtsom, neem de sleutel uit en<br />
sluit vervolgens het klepje.<br />
ATTENTIE<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren<br />
zijn:<br />
❒ driewegkatalysator (katalysator);<br />
❒ lambdasonde;<br />
❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels<br />
draaien.<br />
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:<br />
❒ oxidatiekatalysator;<br />
❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.).<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen.<br />
Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren,<br />
dennennaalden, enz.): brandgevaar.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
133
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
134<br />
VEILIGHEID<br />
VEILIGHEIDSGORDELS...................................................... 135<br />
GORDELSPANNERS ........................................................... 141<br />
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 144<br />
AIRBAGS VOOR................................................................... 150<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
(sidebags - headbags) ............................................................ 153
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel<br />
om.<br />
Maak de gordels vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken,<br />
totdat hij hoorbaar blokkeert. Als de veiligheidsgordel niet goed<br />
geblokkeerd is, dan klinkt een akoestisch signaal en verschijnt een bericht<br />
(indien aanwezig) (zie de paragraaf “Eerste waarschuwingscyclus” in dit<br />
hoofdstuk).<br />
Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan de<br />
veiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weer<br />
rustig uit.<br />
Druk op de knop (C) om de gordel los te maken. Begeleid de gordel<br />
tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast<br />
aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte<br />
overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit<br />
is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de<br />
gordel snel uittrekt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in<br />
bochten.<br />
ATTENTIE<br />
Druk niet op de knop (C) tijdens het rijden.<br />
F0I0155m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
135
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
136<br />
F0I0017m<br />
F0I0252m<br />
F0I0018m<br />
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels voor de<br />
zijzitplaatsen en een verstelbare tweepunts-heupgordel voor de middelste<br />
zitplaats.<br />
Op enkele uitvoeringen is de middelste zitplaats achter voorzien van een<br />
driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat.<br />
Om verkeerde verbindingen te voorkomen, passen de gespen van de<br />
zijgordels niet in de sluiting van de middengordel.<br />
De veiligheidsgordels op de achterbank moeten worden omgelegd zoals<br />
in de afgebeelde schema’s is aangegeven. Zie voor het neerklappen van de<br />
rugleuning de paragraaf “Bagageruimte vergroten” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bedieningsknoppen”.<br />
BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen, tijdens<br />
een ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar<br />
ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
VOOR<br />
De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur<br />
van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind.<br />
De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen<br />
nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />
De geleidebeugel kan in 4 standen worden gezet.<br />
Druk om de hoogte in te stellen op de knop (A) en schuif de beugel (B)<br />
omhoog of omlaag.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat.<br />
Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste<br />
standen. Laat de knop (A) los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugel<br />
vergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.<br />
F0I0057m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
137
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
138<br />
“EERSTE WAARSCHUWINGSCYCLUS”<br />
(lampje < op het instrumentenpaneel brandt)<br />
Het lampje < signaleert niet goed omgelegde<br />
veiligheidsgordels op de zitplaatsen voor en brandt:<br />
❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid en een van de veiligheidsgordels NIET is<br />
omgelegd;<br />
❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid en een van de veiligheidsgordels wordt<br />
losgemaakt (behalve wanneer zich ten minste een van<br />
de omstandigheden voordoet die staan beschreven in<br />
de volgende paragraaf “Signaleringscyclus” (indien<br />
aanwezig): in dat geval knippert het lampje).<br />
Het lampje moet doven als tijdens het rijden alle<br />
veiligheidsgordels zijn omgelegd, en moet gedoofd<br />
blijven als alle veiligheidsgordels worden omgelegd<br />
voordat de contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid.<br />
“SIGNALERINGSCYCLUS”<br />
(lampje < brandt en akoestisch signaal)<br />
(indien aanwezig)<br />
Als met niet omgelegde veiligheidsgordel en de<br />
contactsleutel in stand MAR, zich ten minste een van<br />
de volgende omstandigheden voordoet:<br />
❒ ongeveer 1 minuut verstreken na het losmaken van<br />
de veiligheidsgordel en met een snelheid van de<br />
auto die hoger is dan 10 km/h (2,5 km/h voor<br />
uitvoeringen zonder ABS);<br />
❒ snelheid van de auto hoger dan 25 km/h;<br />
❒ afgelegde afstand zonder omgelegde<br />
veiligheidsgordel meer dan 500 m (125 m voor<br />
uitvoeringen zonder ABS);<br />
❒ dan wordt gedurende 90 seconden een “signaleringscyclus”<br />
geactiveerd die bestaat uit het<br />
knipperen van het lampje < op het instrumentenpaneel<br />
(om aan te geven dat een van de veiligheidsgordels<br />
voor niet goed is omgelegd) en een<br />
akoestisch signaal.<br />
De cyclus wordt onmiddellijk onderbroken (lampje<br />
dooft en akoestisch signaal stopt) in een van de<br />
volgende gevallen:<br />
❒ als de veiligheidsgordel wordt omgelegd;<br />
❒ als de contactsleutel in stand STOP wordt gedraaid.
Bij beëindiging van een van de omstandigheden die<br />
leidde tot activering van de cyclus, zal de cyclus toch<br />
doorgaan tot het einde van de 90 seconden.<br />
Als na deze tijd de veiligheidsgordel niet wordt<br />
omgelegd, dan stopt het akoestische signaal en gaat het<br />
lampje < op het instrumentenpaneel constant<br />
branden.<br />
Deze akoestische en zichtbare signaleringscyclus<br />
wordt slechts één keer ingeschakeld: als de<br />
veiligheidsgordel niet wordt omgelegd, zal de cyclus<br />
niet worden herhaald.<br />
De cyclus wordt alleen herhaald als de veiligheidsgordel<br />
wordt losgemaakt en zich een van de 3<br />
omstandigheden voordoet die zorgde voor de<br />
inschakeling.<br />
BELANGRIJK De akoestische en zichtbare<br />
signaleringscyclus wordt niet geactiveerd als de<br />
“Tijdelijke uitschakeling” of de “Permanente<br />
uitschakeling” is uitgevoerd (zie de volgende<br />
paragraaf).<br />
UITSCHAKELING SIGNALERINGSCYCLUS<br />
Tijdelijke uitschakeling<br />
Tijdelijke uitschakeling van de akoestische en zichtbare<br />
signaleringscyclus.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ leg de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde om en,<br />
als de passagier aanwezig is, leg ook de<br />
veiligheidsgordel aan passagierszijde om (dit kan ook<br />
voordat de contactsleutel in stand MAR wordt<br />
gedraaid);<br />
❒ houd de veiligheidsgordel ten minste 20 seconden<br />
omgelegd (met de contactsleutel in stand MAR);<br />
❒ maak de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde los.<br />
Als de motor wordt uitgezet, wordt de signalering<br />
automatisch weer ingeschakeld en als de contactsleutel<br />
in stand MAR wordt gedraaid weer geactiveerd.<br />
Permanente uitschakeling<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem permanent<br />
uit te schakelen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
139
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
140<br />
F0I0170m<br />
F0I0184m<br />
F0I0185m<br />
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE<br />
ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />
Heupgordel zonder rolautomaat<br />
Maak de gordel vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdat<br />
hij hoorbaar blokkeert.<br />
Druk op de knop (C) om de gordel los te maken.<br />
Stel de gordel af met de klem (D). Trek aan deel (E) om de gordel te<br />
verkorten en aan deel (F) om te verlengen.<br />
BELANGRIJK De gordel is correct afgesteld als hij goed aansluit op het<br />
bekken.<br />
Driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat<br />
De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen.<br />
Gordel vastmaken: trek de gordel rustig uit de rolautomaat, zorg dat de<br />
band niet draait en laat de gordelband met zorg via de doorvoeropening<br />
naast de hoofdsteun lopen; maak vervolgens de gesp (A) vast in de<br />
sluiting (B) (grijs met zwarte knop) waarbij de twee merktekens (twee<br />
gele balletjes, één op de gesp en één op de sluiting) moeten samenvallen.<br />
Stel de gordelband vervolgens af en druk de gesp (C) in de sluiting (D)<br />
(grijs met rode knop).<br />
Gordel losmaken: druk op de knop (E), begeleid de band tot aan de<br />
sluiting (B) en druk vervolgens op de knop (F) (zwart).
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming zijn de<br />
veiligheidsgordels voor van de <strong>Fiat</strong> Punto voorzien van<br />
gordelspanners. Dit systeem trekt bij een heftige<br />
botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze<br />
wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats<br />
gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat<br />
de gordelspanner in werking is geweest; de gordel<br />
wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt<br />
begeleid.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door<br />
de gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo<br />
worden omgelegd dat hij goed aansluit op borst en<br />
bekken.<br />
ATTENTIE<br />
De gordelspanners treden alleen in werking als de<br />
veiligheidsgordels goed in de sluitingen vergrendeld<br />
zijn.<br />
Als de gordelspanners in werking treden, kan er een<br />
beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk<br />
en duidt niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of<br />
smering. Elke verandering van de oorspronkelijke staat<br />
zal de doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner<br />
door extreme natuurlijke omstandigheden<br />
(bijv. overstromingen, zeestormen) met water en<br />
modder in contact is geweest, dan moet de spanner<br />
worden vervangen.<br />
De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt,<br />
moet u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Het<br />
systeem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na deze<br />
periode moet de gordelspanner worden vervangen.<br />
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting (maximaal 100°C gedurende ten<br />
hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij die<br />
omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of door<br />
contacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
141
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
142<br />
ATTENTIE<br />
F0I0019m<br />
F0I0020m<br />
TREKKRACHTBEGRENZERS<br />
Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten<br />
van de gordels voor en achter (indien aanwezig) voorzien van<br />
trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting<br />
op de borst en schouders beperkt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES<br />
De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften<br />
met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de<br />
inzittenden erop attent te maken).<br />
Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.<br />
Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook<br />
voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op<br />
letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen. Uiteraard<br />
moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar<br />
beneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt (zoals<br />
aangegeven in de figuur).<br />
BELANGRIJK De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale<br />
gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de<br />
borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken (zoals<br />
aangegeven in de figuur) en niet over de buik liggen. Gebruik geen<br />
voorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.) die een goed aansluiten van de<br />
gordel op het lichaam verhinderen.<br />
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning<br />
aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag<br />
altijd veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto. Rijden zonder<br />
veiligheidsgordels vergroot het risico op ernstig letsel of een dodelijke afloop bij<br />
een ongeval.
BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel<br />
persoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op<br />
schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen. Plaats<br />
bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een<br />
inzittende.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
F0I0021m<br />
Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren<br />
of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een<br />
ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en<br />
de gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de<br />
schade niet zichtbaar is.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
143
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
144<br />
HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
IN OPTIMALE STAAT HOUDT<br />
Voor het juiste onderhoud van de veiligheidsgordels,<br />
moeten de volgende aanwijzingen goed in acht worden<br />
gehouden.<br />
❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet<br />
gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat<br />
zonder haperingen werkt.<br />
❒ Vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze<br />
ogenschij<strong>nl</strong>ijk niet beschadigd. Vervang de gordels<br />
ook als de gordelspanners in werking zijn geweest.<br />
❒ U kunt de gordels met de hand wassen met warm<br />
water en een neutrale zeep. Knijp ze uit en laat ze in<br />
de schaduw drogen. Gebruik geen bijtende,<br />
blekende of kleurende middelen. Vermijd het<br />
gebruik van alle chemische producten die het<br />
weefsel kunnen aantasten.<br />
❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de<br />
werking van de oprolautomaten is alleen<br />
gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest.<br />
❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of<br />
beschadigingen.<br />
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten<br />
alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden<br />
door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de<br />
rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat van<br />
volwassenen, terwijl spieren en botstructuur nog niet<br />
volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />
kinderen door andere systemen beschermd worden<br />
dan door de veiligheidsgordels.<br />
De resultaten van het onderzoek over de optimale<br />
bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de<br />
Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk<br />
verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijf<br />
groepen:<br />
Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />
Groep 0+ gewicht: 0-13 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />
BELANGRIJK Zie pagina 289 voor het monteren van<br />
Isofix kinderzitjes.
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussen<br />
de groepen; daarom zijn er in de handel systemen<br />
verkrijgbaar die geschikt zijn voor verschillende<br />
gewichtsgroepen.<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien van de<br />
typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje<br />
met het controlemerk, dat absoluut niet mag worden<br />
verwijderd.<br />
ATTENTIE<br />
Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een<br />
lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking<br />
tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met<br />
volwassenen en moeten dan ook normaal de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes<br />
opgenomen voor elke gewichtsgroep, die speciaal<br />
ontworpen en ontwikkeld zijn voor de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />
passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) is<br />
ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de<br />
zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste<br />
bescherming bieden. Kinderzitjes moeten dus niet op de zitplaats voor gemonteerd<br />
worden bij auto’s die zijn uitgerust met een airbag aan passagierszijde. Als de airbag in<br />
werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben,<br />
onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk. Kinderen kunnen op de passagiersstoel<br />
voor worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare airbag aan<br />
passagierszijde. In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag is<br />
uitgeschakeld (het waarschuwingslampje F op het instrumentenpaneel moet branden)<br />
(zie in de paragraaf “Airbags voor” het punt “Airbag voor aan passagierszijde”).<br />
Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen<br />
dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
145
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
146<br />
ATTENTIE<br />
F0I0022m<br />
F0I0023m<br />
GROEP 0 en 0+<br />
Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevoren<br />
zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling<br />
remmen de nek niet wordt belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel,<br />
zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt<br />
worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf.<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd in<br />
kinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij de<br />
veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn<br />
plaats moet houden.<br />
De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij<br />
de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is<br />
verplicht deze instructies bij te leveren.<br />
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze<br />
kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben<br />
zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk<br />
zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het<br />
kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de<br />
montage strikt aan de bijgeleverde instructies.
GROEP 2<br />
Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de<br />
veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo<br />
in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />
schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen. Het horizontale<br />
gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind<br />
liggen.<br />
GROEP 3<br />
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van<br />
dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen<br />
en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />
In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het<br />
kind op de achterbank.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
ATTENTIE<br />
F0I0024m<br />
F0I0025m<br />
De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van<br />
het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
147
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
148<br />
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES<br />
De <strong>Fiat</strong> Punto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de<br />
verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />
Zitplaatsen voor en achter (uitvoering 3- en 5-deurs)<br />
Groep<br />
Groep 0, 0+<br />
Groep 1<br />
Groep 2<br />
Groep 3<br />
Gewicht<br />
tot aan 13 kg<br />
9 - 18 kg<br />
15 - 25 kg<br />
22 - 36 kg<br />
Zitplaats<br />
voor<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
Zitplaats<br />
achter<br />
aan de zijkant<br />
ZITPLAATSEN<br />
Legenda:<br />
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven groepen.<br />
(*) = op de middelste zitplaats achter met heupgordel (zonder rolautomaat) kan geen enkel type kinderzitje worden gemonteerd<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
Zitplaats<br />
achter<br />
in het midden (met<br />
rolautomaat)<br />
U<br />
U<br />
U<br />
U<br />
Zitplaats<br />
achter<br />
in het midden<br />
(heupgordel)<br />
(*)<br />
(*)<br />
(*)<br />
(*)
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer<br />
van kinderen aangegeven. U dient zich hieraan te houden.<br />
❒ Wij raden u aan de kinderzitjes altijd op de<br />
zitplaatsen achter te monteren, omdat die plaatsen<br />
bij een ongeval de meeste bescherming bieden.<br />
❒ Als de airbag aan passagierszijde buiten werking<br />
wordt gesteld, moet altijd gecontroleerd worden, of<br />
de airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld: het<br />
betreffende lampje F op het instrumentenpaneel<br />
moet continu branden.<br />
❒ Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt<br />
aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren. Bewaar de instructies<br />
samen met het instructieboekje in de auto. Monteer<br />
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />
gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />
ATTENTIE<br />
❒ Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt<br />
door aan de gordelband te trekken.<br />
❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts één<br />
kind: vervoer nooit twee kinderen in één systeem.<br />
❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van<br />
het kind loopt.<br />
❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen<br />
afwijkende houding aanneemt of de gordels<br />
losmaakt.<br />
❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen<br />
pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om<br />
ze bij een ongeval vast te houden.<br />
❒ Na een ongeval moet het zitje door een nieuw<br />
exemplaar worden vervangen.<br />
Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust<br />
met een airbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel mogen reizen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
149
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
150<br />
AIRBAGS VOOR<br />
De auto is uitgerust met een airbag voor aan<br />
bestuurderszijde. Als optional kan de auto worden<br />
uitgerust met een airbag aan passagierszijde, zij-airbags<br />
voor en headbags (buissysteem I.T.S.).<br />
De airbags voor (bestuurder en passagier) beschermen<br />
de inzittenden voor bij een middelzware frontale<br />
botsing, door het opblazen van een luchtkussen tussen<br />
de inzittende en het stuurwiel of het dashboard.<br />
Als de airbags voor niet worden geactiveerd bij andere<br />
soorten botsingen (zijdelings, van achter, over de kop<br />
slaan, enz), betekent dit niet dat het systeem niet goed<br />
functioneert.<br />
Bij een frontale aanrijding zorgt de centrale<br />
regeleenheid ervoor, indien nodig, dat het kussen<br />
opblaast.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het<br />
lichaam van de inzittenden voor wordt opgevangen en<br />
de kans op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt<br />
het kussen weer leeg.<br />
ATTENTIE<br />
De airbags voor (bestuurder en passagier) zijn geen<br />
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />
wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).<br />
Bij een ongeval kan een inzittende die geen<br />
veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen met<br />
een airbag die nog niet volledig opgeblazen is,<br />
waardoor de inzittende minder beschermd wordt.<br />
De airbags voor worden in de volgende gevallen niet<br />
ingeschakeld:<br />
❒ bij frontale botsingen, met een ander deel van de<br />
auto dan het front, tegen makkelijk vervormbare<br />
objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de<br />
vangrail komt, grindhopen);<br />
❒ als de auto onder andere auto’s of<br />
veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld onder<br />
vrachtwagens of de vangrail);<br />
omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt<br />
geboden op de veiligheidsgordels. Als de airbag in deze<br />
gevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet dat<br />
het systeem niet goed functioneert.<br />
Plak geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het deksel van de<br />
airbag aan passagierszijde of de bekleding van de headbags aan de zijkant. Plaats<br />
geen voorwerpen op het dashboard aan passagierszijde omdat deze het correct<br />
openen van de airbag kunnen hinderen.
AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde<br />
ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.<br />
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE (indien aanwezig)<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat<br />
aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte in<br />
het dashboard geplaatst.<br />
De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen voor<br />
een optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegde<br />
veiligheidsgordels.<br />
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van de<br />
ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en het dashboard en de<br />
voorpassagier.<br />
ATTENTIE<br />
F0I0237m<br />
F0I0105m<br />
ZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />
passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) is<br />
ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Indien het noodzakelijk is het kinderzitje op<br />
de passagiersstoel voor te monteren, moet de airbag aan passagierszijde altijd worden<br />
uitgeschakeld. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven<br />
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.<br />
Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale bescherming<br />
van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen<br />
kinderen meer worden vervoerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
151
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
152<br />
F0I0064m<br />
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te<br />
vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden uitgeschakeld.<br />
De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als de<br />
contactsleutel in stand STOP is uitgenomen. Steek de contactsleutel in de<br />
daarvoor bestemde sleutelschakelaar, rechts van het dashboard. De<br />
schakelaar is alleen bereikbaar bij geopend portier.<br />
De sleutel kan bij geopend portier in beide standen in de schakelaar<br />
worden gestoken of worden uitgenomen.<br />
BELANGRIJK Bedien de schakelaar alleen als de motor is uitgezet en de<br />
contactsleutel is uitgenomen.<br />
De sleutelschakelaar heeft twee standen:<br />
❒ airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON P): het lampje<br />
F op het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut verboden<br />
kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren.<br />
❒ airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF F): het<br />
lampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is mogelijk kinderen<br />
op de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij ze beschermd moeten<br />
worden door passende universele systemen.<br />
Het waarschuwingslampje F op het dashboard blijft continu branden<br />
totdat de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld.<br />
De uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde heeft geen<br />
invloed op de werking van de zij-airbag.
ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags)<br />
(indien aanwezig)<br />
SIDEBAGS<br />
Deze bestaan uit twee verschillende, zich snel opblazende kussens in de<br />
rugleuning van de voorstoelen en hebben tot doel de borstkast van de<br />
inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse<br />
aanrijdingen.<br />
HEADBAGS<br />
De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in de<br />
hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst.<br />
De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor<br />
tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve oppervlak van<br />
de kussens.<br />
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de<br />
inzittende op zijn plaats houdt), worden de airbags niet geactiveerd.<br />
Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels absoluut noodzakelijk,<br />
want de gordel houdt de inzittende bij een zijdelingse botsing in de<br />
juiste positie en voorkomt dat de inzittende uit de auto wordt<br />
geslingerd bij zware botsingen.<br />
De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen<br />
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste<br />
landen daarbuiten).<br />
F0I0106m<br />
F0I0107m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
153
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
154<br />
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsing<br />
optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de<br />
juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de headbag<br />
op de juiste wijze worden opgeblazen.<br />
BELANGRIJK De airbags voor en/of aan de zijkant<br />
kunnen worden geactiveerd bij zware botsingen of als<br />
de auto aan de onderzijde wordt geraakt, bijvoorbeeld<br />
bij zware botsingen tegen treden of stoepranden of<br />
obstakels op het wegdek of als de auto terecht komt<br />
in grote gaten of verzakkingen in het wegdek.<br />
BELANGRIJK Als de airbags in werking treden,<br />
ontsnapt er een beetje rook. Deze rook is niet<br />
schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het<br />
oppervlak van het opgeblazen kussen en het interieur<br />
van de auto bedekt zijn met een laagje poederachtige<br />
stof: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als u<br />
hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met<br />
neutrale zeep en water wassen.<br />
BELANGRIJK Als tijdens het rijden het lampje ¬ gaat<br />
branden of het lampje F gaat knipperen<br />
(storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.<br />
Het airbag-systeem heeft een geldigheid van 10 jaar.<br />
Laat na het verstrijken van deze termijn het systeem<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere<br />
airbags zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer om de geactiveerde airbags te laten<br />
vervangen en de werking van de elektrische installatie<br />
te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de<br />
vervanging van de airbag moeten door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto,<br />
moet u contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />
systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien<br />
moet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op<br />
de hoogte gebracht worden van het gebruik en de<br />
instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen.<br />
ATTENTIE<br />
BELANGRIJK Het in werking treden van de<br />
gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor<br />
en achter (indien aanwezig) wordt door de<br />
elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het<br />
type ongeval.<br />
BELANGRIJK Het in werking treden van de<br />
gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor<br />
en achter wordt door de elektronische regeleenheid<br />
bepaald, afhankelijk van het type ongeval.<br />
Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,<br />
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.<br />
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten<br />
of in het gebied van de headbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.<br />
ATTENTIE Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het raam.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
155
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
156<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ¬ branden. Na enkele<br />
seconden moet het lampje doven. Als het waarschuwingslampje niet gaat branden<br />
of tijdens het rijden blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
De rugleuningen van de zitplaatsen voor en achter mogen niet worden bedekt met<br />
hoezen of kleden.<br />
Reis niet met voorwerpen op schoot, voor de borst en houd vooral geen pijp,<br />
potlood, enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan<br />
dit ernstig letsel veroorzaken.<br />
Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden<br />
van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel<br />
kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed<br />
rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.<br />
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een<br />
overstroming onder water is geweest, de airbag door de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de<br />
airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere<br />
auto. Ook bij een stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op de<br />
voorstoel zitten. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een<br />
ongeval geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; als<br />
een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goed<br />
werkt.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F (met de<br />
sleutelschakelaar voor uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde in stand<br />
ON) enkele seconden knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag aan<br />
passagierszijde bij een botsing wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.<br />
De stoelen mogen niet met water of stoom onder druk worden gereinigd (met de<br />
hand of in een automatische stoelenreiniger).<br />
De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij<br />
alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee<br />
drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.<br />
ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.<br />
De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. De<br />
inzittenden worden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd bij frontale<br />
botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto over de kop<br />
slaat. De gordels moeten dus altijd gedragen worden.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
157
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
158<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
MOTOR STARTEN ............................................................ 159<br />
PARKEREN ............................................................................ 162<br />
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ............. 163<br />
BRANDSTOFBESPARING ................................................ 164<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS .................................... 167<br />
WINTERBANDEN .............................................................. 170<br />
SNEEUWKETTINGEN........................................................ 171<br />
AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................................. 172
MOTOR STARTEN<br />
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:<br />
zie bij startproblemen “<strong>Fiat</strong> CODE” in het<br />
hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”.<br />
BENZINEMOTOR STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal<br />
in te trappen;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat de<br />
sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet<br />
u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u<br />
opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />
Y op het instrumentenpaneel samen met het lampje<br />
U blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand<br />
STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;<br />
als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het<br />
dan met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />
noodstart uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”) en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />
stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />
Het is raadzaam om gedurende de eerste gebruiksperiode geen maximale prestaties van uw auto<br />
te verlangen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).<br />
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet, om te voorkomen dat de<br />
accu ontlaadt.<br />
ATTENTIE<br />
Het is zeer gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De<br />
motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
159
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
160<br />
DIESELMOTOR STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpaneel<br />
gaan de lampjes m en Y branden;<br />
❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn; hoe<br />
warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal<br />
in te trappen;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijk<br />
nadat het lampje m gedoofd is. Als u te lang<br />
wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.<br />
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet<br />
u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u<br />
opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />
Y blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand<br />
STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;<br />
als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het<br />
dan met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />
stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />
Als het lampje m gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langduriger<br />
startpoging, duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u<br />
de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN<br />
(benzine en diesel)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen<br />
draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;<br />
❒ verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.<br />
Wij raden u aan te wachten tot de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
begint te bewegen.<br />
NOODSTART<br />
Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant<br />
blijft branden, kan een noodstart worden uitgevoerd<br />
met de code die op de CODE-card staat vermeld<br />
(zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel<br />
in stand STOP.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware<br />
rit even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet<br />
onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.<br />
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte<br />
dalen.<br />
Vermijd aanduwen, aanslepen of rollend starten: al deze handelingen kunnen de katalysator<br />
onherstelbaar beschadigen.<br />
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor<br />
motoren met turbocompressor, schadelijk.<br />
ATTENTIE<br />
Houd er rekening mee dat de rem- en de stuurbekrachtiging niet werken zolang de<br />
motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van<br />
het rempedaal en het stuur.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
161
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
162<br />
PARKEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;<br />
❒ schakel een versnelling in (de 1 e als de weg omhoog<br />
loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet<br />
de voorwielen iets uitgestuurd.<br />
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de<br />
wielen dan met stenen of wiggen. Laat de contactsleutel<br />
nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de accu<br />
ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd uit het<br />
contactslot als u de auto verlaat.<br />
ATTENTIE<br />
HANDREM<br />
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel<br />
omhoog trekken. Op een vlakke ondergrond hoort de<br />
auto geblokkeerd te zijn als de handrem vier of vijf<br />
tanden is aangetrokken. Op sterke hellingen en bij een<br />
beladen auto moet de handrem negen of tien tanden<br />
worden aangetrokken.<br />
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
de handrem afstellen.<br />
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel<br />
in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />
het waarschuwingslampje x branden.<br />
Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.
Handrem uitschakelen:<br />
❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop (A);<br />
❒ houd knop (A) ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x op<br />
het instrumentenpaneel dooft.<br />
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het<br />
bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.<br />
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK<br />
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel<br />
intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen<br />
(het schakelschema staat op de knop van de pook).<br />
Voor het inschakelen van de 6 e versnelling moet de pook naar rechts<br />
worden gedrukt om te voorkomen dat per ongeluk de 4 e versnelling<br />
wordt ingeschakeld. Hetzelfde geldt voor het terugschakelen van de 6 e<br />
naar de 5 e versnelling.<br />
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden<br />
ingeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />
koppelingspedaal minstens twee seconden, voordat u de achteruit<br />
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.<br />
F0I0108m<br />
F0I0109m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
163
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
164<br />
U zet de pook vanuit de vrijstand op de volgende<br />
wijze in achteruit (R):<br />
❒ trek bij de uitvoeringen 1.28V en 1.216V de schuifring<br />
(A) onder de knop omhoog en verplaats de<br />
pook naar rechts en vervolgens naar achteren;<br />
❒ verplaats bij de uitvoeringen 1.816V de pook naar<br />
rechts en vervolgens naar achteren.<br />
ATTENTIE<br />
BRANDSTOFBESPARING<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het<br />
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt<br />
wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de<br />
controles en registraties die in het<br />
“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.<br />
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.<br />
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: let<br />
erop dat de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen<br />
kunnen beperken.<br />
Laat na het schakelen de versnellingspook los. Door het rijden met een hand aan de versnellingspook<br />
wordt op het schakelmechanisme in de versnellingsbak een geringe kracht uitgeoefend, waardoor<br />
onnodige slijtage kan ontstaan.
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste een keer per<br />
maand, de spanning van de banden: als de spanning te<br />
laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik<br />
toe.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het<br />
gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de<br />
wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />
en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet<br />
meer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica van<br />
de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />
Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwerpen<br />
bij voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig<br />
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers<br />
en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />
vragen veel stroom, waardoor het<br />
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor<br />
de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik<br />
sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />
Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij<br />
voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aërodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />
accessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.<br />
RIJSTIJL<br />
Het starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien<br />
met stationair toerental en ook niet met een verhoogd<br />
toerental: onder deze omstandigheden warmt<br />
de motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en<br />
de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.<br />
Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge<br />
toerentallen te gebruiken. Op deze manier warmt de<br />
motor sneller op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een<br />
stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handeling<br />
heeft evenals het overschakelen met tussengas, geen<br />
enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
165
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
166<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de<br />
hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling<br />
voor een snelle acceleratie verhoogt het<br />
brandstofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij het<br />
oneige<strong>nl</strong>ijke gebruik van een hoge versnelling, het verbruik<br />
en de schadelijke uitlaatgasemissie toe.<br />
Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk toe bij een<br />
hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een<br />
gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en<br />
optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt<br />
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het is<br />
beter geleidelijk op te trekken en geen maximale toerentallen<br />
te gebruiken.<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de<br />
motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />
neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15<br />
tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij<br />
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in<br />
de stad met veel verkeerslichten, zal het brandstofverbruik<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen<br />
en een slecht wegdek verhogen eveneens het<br />
brandstofverbruik<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen), is<br />
het raadzaam de motor uit te zetten.
TREKKEN VAN AANHANGERS<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans<br />
moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een<br />
goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie.<br />
De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel worden uitgevoerd. Ook moet<br />
documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden<br />
met een aanhanger.<br />
Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />
Let er op dat het maximum klimvermogen van de<br />
auto door het gewicht van een aanhanger of caravan<br />
wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en u<br />
hebt langer de tijd nodig om in te halen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om<br />
te voorkomen dat u constant moet remmen.<br />
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak<br />
rust, moet worden afgetrokken van het laadvermogen<br />
van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het maximum<br />
toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt<br />
(aangegeven op de typegoedkeuring), moet u er rekening<br />
mee houden dat het maximum betrekking heeft<br />
op het totale gewicht van de aanhangwagen of caravan,<br />
inclusief accessoires en bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s<br />
met aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden<br />
dan 100 km/h.<br />
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust, werkt niet op het remsysteem van<br />
de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.<br />
Voer in geen geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsysteem<br />
van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem<br />
van de auto worden bediend.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
167
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
168<br />
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan<br />
de carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />
die hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehouden.<br />
Deze richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />
door extra informatie van de fabrikant van de trekhaak.<br />
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige<br />
EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden<br />
gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />
van de auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde<br />
stekkerverbinding worden gebruikt die kan<br />
worden bevestigd op de daarvoor bestemde steun op<br />
de trekhaak. Bovendien moet op de auto een regeleenheid<br />
voor de buitenverlichting van de aanhanger<br />
worden geïnstalleerd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13polige<br />
12ESP stekkerverbinding (CUNA/UNI- en<br />
ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij eventuele<br />
aanwijzingen van de fabrikant van de auto en/of van de<br />
fabrikant van de trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />
Eventueel elektrisch geregelde remmen of andere systemen<br />
(lier, enz) moeten rechtstreeks op de accu<br />
worden aangesloten met een kabel met een diameter<br />
van minimaal 2,5 mm2 .<br />
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier kan<br />
alleen gebruikt worden als de motor is ingeschakeld.<br />
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is<br />
slechts een aansluiting voor een eventuele elektrisch<br />
geregelde rem toegestaan en één voor een 15Wgloeilamp<br />
voor de binnenverlichting van de caravan.<br />
Gebruik voor de aansluitingen de aparte module met<br />
een kabel vanaf de accu met een diameter van ten<br />
minste 2,5 mm2 .
MONTAGESCHEMA<br />
De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø<br />
bevestigd worden met in totaal 4 M8-bouten, 2 M10bouten<br />
en 2 M12-bouten.<br />
Bij de bevestigingspunten van het achterpaneel aan de<br />
buitenzijde moeten de bevestigingsplaten van het<br />
stootblok vervangen worden door de platen rechts<br />
A en links B (onderdeelnummer 50901257 en<br />
50901258). Deze moeten aan de buitenzijde van het<br />
achterpaneel worden gemonteerd, zoals afgebeeld.<br />
De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd<br />
worden zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper<br />
die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte<br />
als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />
afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de<br />
volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />
ATTENTIE Na de montage van de<br />
trekhaak moeten de<br />
boutgaten worden afgedicht om te voorkomen<br />
dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.<br />
B<br />
M10<br />
M10<br />
376 376 30<br />
30<br />
112<br />
112<br />
440 440<br />
Achteras<br />
481 481<br />
70<br />
70<br />
Bestaande gaten<br />
n. 2 M12<br />
n. 2 M8 n. 2 M8<br />
725<br />
155 90<br />
155 90<br />
A<br />
Bestaande gaten<br />
Bestaande gaten<br />
280<br />
12<br />
A<br />
B<br />
>65<br />
385<br />
+<br />
- 35<br />
Hart trekkogel<br />
Auto<br />
volbeladen<br />
F0I0037m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
169
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
170<br />
WINTERBANDEN<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als<br />
de standaard geleverde banden.<br />
De <strong>Fiat</strong>-dealer kan u adviseren welke band het meest<br />
geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.<br />
Houdt u voor bandenmaat, de bandenspanning en de<br />
winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aangegeven<br />
in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 4 mm. Vervang de winterbanden in<br />
dat geval.<br />
ATTENTIE<br />
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden<br />
zijn de prestaties onder niet-winterse omstandigheden<br />
of wanneer er lange afstanden op de snelweg worden<br />
gereden, minder dan die van de standaard gemonteerde<br />
banden. Beperk het gebruik van winterbanden tot<br />
die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de<br />
maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid<br />
van de auto (met een marge van 5%), dan dient u<br />
in het interieur van de auto een voor de bestuurder<br />
duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsen<br />
met de maximum toegestane snelheid wanneer met<br />
die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig de<br />
EU-normen).<br />
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde<br />
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens<br />
het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden niet om.<br />
Bij winterbanden met de indicatie “Q” geldt een maximum snelheid van 160 km/h;<br />
bij winterbanden met de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van 190 km/h;<br />
bij winterbanden met de indicatie “H” geldt een maximum snelheid van 210 km/h.<br />
Deze maximum snelheden zijn in overeenstemming met de huidige wetgeving.
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de<br />
voorschriften van het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen<br />
gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden<br />
u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het <strong>Fiat</strong><br />
Lineaccessori-programma.<br />
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen<br />
nog goed gespannen zijn.<br />
BELANGRIJK Het reservewiel is niet geschikt voor de<br />
montage van sneeuwkettingen. Als u een lekke voorband<br />
hebt en er moet met sneeuwkettingen worden<br />
gereden, dan moet u een wiel van de achteras afhalen<br />
en daarvoor in de plaats het reservewiel monteren.<br />
Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop<br />
uw sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />
met een geringe dikte; de ketting mag maximaal 12<br />
mm boven het profiel van de band uitsteken.<br />
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staan<br />
aangegeven in de tabel; houdt u strikt aan deze tabel.<br />
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd<br />
kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen,<br />
geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
171
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
172<br />
AUTO LANGERE<br />
TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele<br />
maanden niet wordt gebruikt:<br />
❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde<br />
ruimte;<br />
❒ schakel een versnelling in;<br />
❒ zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;<br />
❒ maak de minkabel los van de accu en controleer de<br />
acculading; gedurende het stallen moet deze controle<br />
iedere drie maanden worden herhaald; laad de<br />
accu op als de optische meter een donkere kleur<br />
heeft zonder een groen middenstuk;<br />
❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel<br />
ze met een beschermende was;<br />
❒ reinig en conserveer de glimmende metalen delen<br />
met daarvoor geschikte middelen;<br />
❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en<br />
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los<br />
van de ruit staan;<br />
❒ zet de ruiten een klein stukje open;<br />
❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende<br />
kunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes,<br />
omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan<br />
niet kan verdampen;<br />
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal<br />
voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig;<br />
❒ als u de accukabels niet loskoppelt moet de lading<br />
iedere maand gecontroleerd worden; laad de accu<br />
op als de optische meter een donkere kleur heeft<br />
zonder groen middenstuk;<br />
❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 174<br />
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................................ 175<br />
AANGETROKKEN HANDREM ....................................... 175<br />
STORING AIRBAG .............................................................. 176<br />
UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE........ 177<br />
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL................. 177<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 178<br />
TE LAGE MOTOROLIEDRUK..........................................<br />
STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
178<br />
“DUALDRIVE”....................................................................... 179<br />
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. 180<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN........................... 182<br />
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN............................ 183<br />
BRANDSTOFRESERVE........................................................ 183<br />
STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................................<br />
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM<br />
184<br />
(EOBD).................................................................................... 185<br />
STORING ESP........................................................................ 187<br />
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE......................... 188<br />
VOORGLOEIBOUGIES....................................................... 188<br />
WATER IN BRANDSTOFFILTER..................................... 189<br />
STORING ABS....................................................................... 190<br />
ASR - TRACTIEREGELING................................................<br />
STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING -<br />
191<br />
<strong>FIAT</strong> CODE............................................................................ 192<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................... 193<br />
MISTACHTERLICHT ........................................................... 195<br />
MISTLAMPEN VOOR .......................................................... 195<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS........................................ 195<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 195<br />
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN.................... 196<br />
FOLLOW ME HOME........................................................... 196<br />
GROOTLICHT......................................................................<br />
SNELHEIDSREGELAAR<br />
196<br />
(CRUISE-CONTROL).......................................................... 196<br />
STORING SENSOR DIESELFILTER..................................<br />
MOGELIJKE IJSVORMING<br />
197<br />
OP DE WEG .......................................................................... 197<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
173
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
174<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Naast de storingsmeldingen die op het instelbare<br />
multifunctionele display worden weergeven, het<br />
akoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en het<br />
branden van het betreffende lampje (indien aanwezig),<br />
verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten<br />
(bijvoorbeeld: “Zet de motor uit”, enz.). Deze<br />
meldingen zijn kort en uit voorzorg en hebben tot<br />
doel u er op attent te maken snel actie te<br />
ondernemen als er een storing in de werking van de<br />
auto wordt gevonden. Een dergelijke melding moet<br />
echter als een aanvulling worden gezien en niet als<br />
alternatief voor de informatie in dit “Instructieboekje”.<br />
Wij raden u daarom aan dit instructieboekje goed<br />
door te lezen. Houdt u bij een storing altijd aan de<br />
aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven<br />
worden.<br />
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het<br />
instelbare multifunctionele display verschijnen, zijn<br />
onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige<br />
storingen en ernstige/minder ernstige storingen.<br />
Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkele<br />
seconden afwisselend de storingsmelding en het<br />
waarschuwingsbericht weergegeven. Deze<br />
“signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijd<br />
herhaald, waarbij de weergave die op het display werd<br />
aangegeven, onderbroken wordt. Iedere keer als u de<br />
contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus”<br />
opnieuw weergegeven, totdat de oorzaak van de<br />
storing is verholpen.<br />
Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het<br />
lampje op het instrumentenpaneel in ieder geval nog<br />
ongeveer 2 seconden ingeschakeld: als de storing is<br />
verholpen, dooft het lampje en verdwijnt het bericht<br />
van het display. Het is bovendien mogelijk de “cyclus”<br />
te onderbreken door de knop Q in te drukken: in dat<br />
geval verschijnt het scherm weer dat voor de storing<br />
op het display werd weergegeven en blijft het lampje<br />
op het instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak<br />
van de storing verholpen is.<br />
Bij ernstige/minder ernstige storingen worden<br />
gedurende enkele seconden afwisselend de<br />
storingsmelding en het waarschuwingsbericht<br />
weergegeven. Deze “signaleringscyclus” wordt<br />
ongeveer 20 seconden herhaald en verdwijnt daarna.<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet,<br />
wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven.<br />
Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het<br />
lampje op het instrumentenpaneel in ieder geval nog<br />
ongeveer 2 seconden ingeschakeld: als de storing is<br />
verholpen, dooft het lampje en verdwijnt het bericht<br />
van het display.<br />
Als de “signaleringscyclus” ten einde is (na ongeveer<br />
20 seconden) of als de knop Q wordt ingedrukt,<br />
verschijnt het scherm weer dat voor de storing op het<br />
display werd weergegeven en blijft het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van de<br />
storing verholpen is.
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het display) als het<br />
remvloeistofniveau in het reservoir onder het<br />
minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door<br />
lekkage in het remsysteem.<br />
AANGETROKKEN HANDREM (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje<br />
gaat branden als de handrem wordt aangetrokken.<br />
BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden<br />
gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook<br />
een bericht op het display), controleer dan of de<br />
handrem losgezet is.<br />
ATTENTIE<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
x<br />
x<br />
Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />
bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
175
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
176<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
¬<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
STORING AIRBAG (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje<br />
gaat constant branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het display) bij een<br />
storing in de werking van de airbag.<br />
Als het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel in<br />
stand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt<br />
ook een bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Een defect lampje ¬(lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje voor<br />
de uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden knippert.
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE<br />
UITGESCHAKELD (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als<br />
de airbag voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld.<br />
Als u bij ingeschakelde airbag voor aan passagierszijde<br />
de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4<br />
seconden branden en vervolgens 4 seconden<br />
knipperen. Hierna moet het lampje doven.<br />
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL<br />
(rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel continu branden<br />
als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is<br />
omgelegd.<br />
ATTENTIE<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
F<br />
Het lampje Fgeeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Dit<br />
wordt aangegeven door het langer knipperen van lampje F dan de normale 4<br />
seconden.Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
<<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
177
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
178<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
w<br />
v<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE<br />
OPGELADEN (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Het<br />
moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor<br />
stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje<br />
iets later dooft.<br />
Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft op<br />
het display weergegeven), wendt u dan onmiddellijk<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat<br />
het lampje op het instrumentenpaneel (indien<br />
aanwezig) branden. Direct na het starten van de<br />
motor moet het lampje doven.<br />
Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />
bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.
STORING ELEKTRISCHE<br />
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”<br />
(indien aanwezig) (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft op<br />
het display weergegeven), werkt de elektrische<br />
stuurbekrachtiging niet meer en is meer kracht<br />
nodig voor het draaien van het stuur; de auto blijft<br />
echter normaal bestuurbaar. Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
g<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
179
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
180<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
ç<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
TE HOGE<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het display) als de<br />
motor te warm is. Als het lampje gaat branden<br />
moeten de volgende maatregelen worden genomen:<br />
Bij normale rij-omstandigheden : stop de auto,<br />
zet de motor uit en controleer of het niveau van de<br />
koelvloeistof in het reservoir niet onder het MINmerkteken<br />
staat. Is dit wel het geval, wacht dan<br />
enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open<br />
vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul<br />
koelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistof<br />
tussen het MIN- en MAX-merkteken staat.<br />
Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij<br />
het starten van de motor het lampje opnieuw gaat<br />
branden, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
vervolg op volgende pagina
Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden<br />
wordt gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een<br />
aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto):<br />
verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft<br />
branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3<br />
minuten met draaiende motor en geef iets gas voor<br />
een snellere circulatie van de koelvloeistof. Zet<br />
vervolgens de motor uit. Controleer het<br />
vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.<br />
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is<br />
het raadzaam de motor enkele minuten te laten<br />
draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de<br />
motor uitzet.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
ç<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
181
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
182<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
´<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
(*)<br />
(*) Of achter (5-deurs)<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN<br />
(rood)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het display) als een of meer portieren of de<br />
achterklep niet goed gesloten zijn.<br />
De symbolen ¯/˙ op het display geven aan of het<br />
linker of rechter portier niet goed gesloten is.
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het display) als de ingestelde snelheidslimiet<br />
wordt overschreden (zie de paragraaf “Instelbaar<br />
multifunctioneel display in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bedieningsknoppen”).<br />
RESERVEBRANDSTOF (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het display) als er nog ongeveer 5 tot 7 liter<br />
brandstof in de tank aanwezig is.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
è<br />
ç<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
183
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
184<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
U<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
STORING IN INSPUITSYSTEEM (alleen<br />
dieseluitvoeringen) (rood)<br />
Als u onder normale omstandigheden de<br />
contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje<br />
op het instrumentenpaneel branden. Na enkele<br />
seconden moet het lampje doven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden<br />
gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook<br />
een bericht op het display), dan duidt dit op een<br />
storing in het inspuitsysteem. Dit kan tot gevolg<br />
hebben dat de prestaties verminderen, de auto<br />
slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden<br />
zonder te veel van de motor te eisen of met hoge<br />
snelheid te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.
STORING IN<br />
MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)<br />
(benzine-uitvoeringen) (geel)<br />
Als u onder normale omstandigheden de<br />
contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje<br />
op het instrumentenpaneel branden. Na het starten<br />
van de motor moet het lampje doven. Het lampje<br />
gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan<br />
te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden<br />
gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook<br />
een bericht op het display):<br />
❒ constant branden - duidt op een defect in het<br />
inspuit-/ontstekingssysteem; dit kan tot gevolg<br />
hebben dat de prestaties verminderen, de auto<br />
slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden<br />
zonder te veel van de motor te eisen of met hoge<br />
snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met een<br />
brandend waarschuwingslampje kan dat schade<br />
veroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
U<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
185
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
186<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
U<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Het lampje dooft als de storing verdwijnt.<br />
De storing wordt door het systeem in het geheugen<br />
opgeslagen.<br />
❒ knipperend - duidt op een mogelijke<br />
beschadiging van de katalysator (zie “EOBDsysteem”<br />
in het hoofdstuk “Dashboard en<br />
bedieningsknoppen”).<br />
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden<br />
losgelaten zodat de motor met lage toerentallen<br />
draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met<br />
matige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />
moeten worden vermeden die kunnen leiden<br />
tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat<br />
branden of knipperen tijdens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op<br />
het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van het lampje U<br />
kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt<br />
u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
STORING ESP (indien aanwezig) (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft<br />
branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />
bericht op het display), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft<br />
dit aan dat het ESP in werking is getreden.<br />
Storing Hill Holder<br />
Bij een storing gaat het lampje * op het<br />
instrumentenpaneel branden (op enkele<br />
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het<br />
display). Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
á<br />
*<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
187
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
188<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
m<br />
m<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE<br />
(alleen dieseluitvoeringen) (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het display) als er een storing is in de voorgloeiinstallatie.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
VOORGLOEIBOUGIES (alleen<br />
dieseluitvoeringen) (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Het<br />
lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf<br />
ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de<br />
motor zodra het lampje gedoofd is.<br />
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan<br />
het lampje zeer kort branden.
WATER IN BRANDSTOFFILTER<br />
AANWEZIG (alleen dieseluitvoeringen)<br />
(geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het instelbare multifunctionele display) als er<br />
water in het brandstoffilter aanwezig is.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
c<br />
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor<br />
onregelmatig doen laten draaien. Als het lampje c gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten aftappen. Als het lampje direct na het tanken<br />
weer gaat branden, is er mogelijk water in de tank gekomen: zet in dat geval de motor onmiddellijk<br />
uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
189
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
190<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
><br />
x +<br />
><br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
STORING ABS (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het display) als het<br />
systeem defect is. In dat geval blijft het remsysteem<br />
normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van<br />
het ABS. In deze situatie is het raadzaam om onder<br />
omstandigheden met weinig grip voorzichtig te<br />
rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Storing EBD<br />
Als bij draaiende motor de lampjes x en > op het<br />
instrumentenpaneel gelijktijdig gaan branden (op<br />
enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op<br />
het display), dan is er een storing in het EBDsysteem;<br />
in dat geval kunnen bij hard remmen de<br />
achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de<br />
auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten<br />
controleren.
ASR - TRACTIEREGELING (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje<br />
gaat branden samen met het lampje op de toets<br />
voor uitschakeling van het ASR-systeem als het<br />
systeem is uitgeschakeld. Het lampje knippert als het<br />
systeem inschakelt, om de bestuurder te<br />
waarschuwen dat het systeem zich aanpast aan de<br />
grip op het wegdek.<br />
Als het lampje brandt, dan is er een storing in het<br />
ASR-systeem. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
De berichten op het display verschijnen<br />
(op enkele uitvoeringen) als handmatig de ASRfunctie<br />
wordt in-/uitgeschakeld (zie “ASR-systeem” in<br />
het hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
V<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
191
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
192<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
Y<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
STORING IN ELEKTRONISCHE<br />
STARTBLOKKERING - <strong>FIAT</strong> CODE (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel één seconde<br />
knipperen waarna het dooft. Als het lampje, met de<br />
contactsleutel in stand MAR, blijft branden, dan<br />
duidt dit op een mogelijke storing (zie “<strong>Fiat</strong> Code”<br />
in het hoofdstuk “Dashboard en<br />
bedieningsknoppen”).<br />
BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijk<br />
branden, dan is er een storing in de <strong>Fiat</strong> CODE.<br />
Als bij een draaiende motor het bericht op het<br />
display verschijnt, wendt u dan onmiddellijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als bij een draaiende motor het lampje Y<br />
knippert, dan wordt de auto niet beveiligd door het<br />
systeem (zie “<strong>Fiat</strong> Code” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bedieningsknoppen”). Wendt u tot<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer om alle sleutels in het geheugen te<br />
laten opslaan.
DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het bericht (op enkele uitvoeringen) wordt op het<br />
display weergegeven als er een storing is: circuit<br />
onderbroken, lampje “ontbreekt” of is defect,<br />
lampje vervangen door een exemplaar met een<br />
verkeerd vermogen. De volgende systemen worden<br />
gecontroleerd: parkeerverlichting achter, remlichten<br />
(inclusief derde remlicht) en mistachterlicht.<br />
De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden<br />
van een of meer lampen, doorbranden van de<br />
bijbehorende zekering of een onderbreking in de<br />
elektrische verbinding.<br />
De symbolen ¯/˙ op het display (indien aanwezig)<br />
geven een storing in de verlichting links of rechts<br />
aan.<br />
vervolg op volgende pagina<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
W<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
193
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
194<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
W<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Het bericht (op enkele uitvoeringen) wordt op het<br />
display weergegeven als er een storing is: circuit<br />
onderbroken, lampje “ontbreekt” of is defect,<br />
lampje vervangen door een exemplaar met een<br />
verkeerd vermogen. De volgende systemen worden<br />
gecontroleerd: parkeerverlichting achter, remlichten<br />
(inclusief derde remlicht) en mistachterlicht.<br />
De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden<br />
van een of meer lampen, doorbranden van de<br />
bijbehorende zekering of een onderbreking in de<br />
elektrische verbinding.<br />
De symbolen ¯/˙ op het display (indien aanwezig)<br />
geven een storing in de verlichting links of rechts<br />
aan.
MISTACHTERLICHT (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.<br />
MISTLAMPEN VOOR (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
als de mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen)<br />
(knipperend)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet<br />
of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter<br />
richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen)<br />
(knipperend)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
als de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet<br />
of, tegelijkertijd met het lampje van de linker<br />
richtingaanwijzers, als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
4<br />
5<br />
R<br />
E<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
195
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
196<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
3<br />
3<br />
1<br />
Ü<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN<br />
(groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
als de buitenverlichting, de parkeerverlichting of de<br />
dimlichten worden ingeschakeld.<br />
FOLLOW ME HOME<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het display) als de functie “Follow me home”<br />
wordt ingeschakeld (zie “Follow me home”in het<br />
hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).<br />
GROOTLICHT (blauw)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
als het grootlicht wordt ingeschakeld.<br />
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-<br />
CONTROL) (indien aanwezig) (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel brandt (op<br />
enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op<br />
het display) als de draaiknop van de cruise-control in<br />
stand ON staat. In deze stand werkt het systeem.
STORING SENSOR DIESELFILTER<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />
op het display) als er een storing is in de sensor van<br />
het dieselfilter. Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.<br />
MOGELIJKE IJSVORMING<br />
OP DE WEG<br />
Als de buitentemperatuur lager wordt dan 3°C,<br />
verschijnt op het display een waarschuwingsbericht<br />
en knippert de temperatuurindicatie om te<br />
waarschuwen voor gladheid. Bovendien klinkt er een<br />
akoestisch signaal.<br />
Weergave op het instelbare multifunctionele<br />
display<br />
Lampje op het<br />
instrum.paneel<br />
è<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
197
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
198<br />
NOODGEVALLEN<br />
MOTOR STARTEN ............................................................. 199<br />
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 201<br />
FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) .......... 208<br />
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 213<br />
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN ..<br />
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING<br />
216<br />
VERVANGEN ....................................................................... 221<br />
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 223<br />
ACCU OPLADEN ............................................................... 230<br />
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ......................................... 231<br />
SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 232
MOTOR STARTEN<br />
NOODSTART<br />
Als de <strong>Fiat</strong>-CODE er niet in slaagt de startblokkering<br />
op te heffen, dan blijven de lampjes Y en U op het<br />
instrumentenpaneel branden en start de motor niet.<br />
Voor het starten van de motor is het nodig een<br />
noodstart uit te voeren.<br />
Wij raden u aan eerst de instructies goed te lezen<br />
voordat u de motor op deze wijze start. Als er tijdens<br />
deze noodstartprocedure een vergissing wordt<br />
gemaakt, moet de contactsleutel in stand STOP<br />
worden gedraaid en de gehele procedure vanaf het<br />
begin worden herhaald.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ lees de 5-cijferige elektronische code die op de<br />
CODE-card vermeld staat;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand MAR;<br />
❒ trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt:<br />
het waarschuwingslampje U op het<br />
instrumentenpaneel gaat ongeveer 8 seconden<br />
branden en dooft daarna;<br />
❒ laat het gaspedaal los en tel het aantal keren dat het<br />
lampje U knippert;<br />
❒ als het lampje evenveel keer heeft geknipperd als<br />
het eerste cijfer van de code op uw CODE-card,<br />
moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />
houden totdat het lampje U 4 seconden heeft<br />
gebrand; zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />
gaspedaal loslaten;<br />
❒ het lampje U gaat weer knipperen: als het lampje<br />
evenveel keer heeft geknipperd als het tweede<br />
cijfer van de code op uw CODE-card, moet u het<br />
gaspedaal intrappen en ingetrapt houden;<br />
❒ herhaal deze procedure voor de overige cijfers van<br />
de code op uw CODE-card;<br />
❒ houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt;<br />
het lampje U gaat 4 seconden branden; zodra het<br />
lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten;<br />
❒ als het lampje U ongeveer 4 seconden snel gaat<br />
knipperen, is de procedure op de juiste wijze<br />
uitgevoerd;<br />
❒ start de motor door de contactsleutel van stand<br />
MAR in stand AVV te draaien.<br />
Als het lampje U blijft branden, draai dan de<br />
contactsleutel in stand STOP en herhaal de procedure<br />
vanaf het eerste punt.<br />
BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging van de<br />
motor moet deze noodstartprocedure worden<br />
herhaald. Wij raden u daarom aan om na het uitvoeren<br />
van een noodstart contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
199
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
200<br />
E<br />
F0I0140m<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die<br />
ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.<br />
Ga voor het starten als volgt te werk:<br />
❒ verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s met<br />
een startkabel;<br />
❒ sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu en<br />
op de massakabel E op de motor of de versnellingsbak van de<br />
auto die gestart moet worden;<br />
❒ start de motor;<br />
❒ neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los.<br />
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />
maar wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct met<br />
elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de<br />
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van een<br />
andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege accu niet<br />
per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.<br />
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een acculader. Hierdoor kunnen de elektronische systemen<br />
worden beschadigd, in het bijzonder de regeleenheden die de inspuiting en ontsteking regelen.<br />
ATTENTIE<br />
Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste<br />
handelingen kunnen leiden tot vonken en ernstige beschadiging van de accu.<br />
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de<br />
ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret en<br />
veroorzaak geen vonken.
ROLLEND STARTEN<br />
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen,<br />
te slepen of van een helling te laten rijden. Op die<br />
wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator<br />
terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal<br />
beschadigen.<br />
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rem- en<br />
stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is<br />
aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de<br />
bediening van het rempedaal en het stuur.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
WIEL VERWISSELEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste<br />
gebruik van de krik en het reservewiel moeten de<br />
onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden<br />
genomen.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met “Fix & Go<br />
(snelle bandenreparatieset)”, zie dan de betreffende<br />
instructies in het volgende hoofdstuk.<br />
Attendeer het overige wegverkeer op de stilstaande auto m.b.v. de<br />
waarschuwingsknipperlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdens<br />
het verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, en<br />
op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is.<br />
Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de auto schuin op een<br />
helling of op een slecht wegdek staat.<br />
Het reservewiel is specifiek voor de auto; monteer het niet op andere auto’s en<br />
monteer geen reservewielen van andere auto’s. Het reservewiel mag alleen in<br />
noodgevallen worden gebruikt. Het reservewiel moet zo kort mogelijk gebruikt<br />
worden en er mag niet sneller dan 80 km/h. mee worden gereden. Op het<br />
reservewiel is een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen<br />
en de beperkingen staan vermeld met betrekking tot het gebruik van het<br />
reservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of afgedekt. Op het<br />
reservewiel mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan de<br />
volgende aanwijzingen in vier talen vermeld: ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDELIJK GEBRUIK!<br />
MAX. 80 KM/H! VERVANG ZO SNEL MOGELIJK DOOR NORMALE BAND. BEDEK DEZE<br />
AANWIJZINGEN NIET.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
201
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
202<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto.<br />
Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten.<br />
Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand<br />
moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van<br />
hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel.<br />
Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren. Het is niet<br />
toegestaan met twee of meer reservewielen te rijden. Smeer de schroefdraad van<br />
de wielbouten niet met vet in, voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen.<br />
De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de<br />
krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor het<br />
opkrikken van andere auto’s. En beslist nooit voor het uitvoeren van<br />
werkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum<br />
hefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden<br />
gebruikt. Het reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen.<br />
Als u een lekke voorband hebt, kunt u het reservewiel op de achteras plaatsen en<br />
het achterwiel op de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop<br />
uw sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maak<br />
het ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg en<br />
band. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel<br />
en houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens”<br />
zijn aangegeven.
Het is nodig te weten dat:<br />
❒ de krik 1,85 kg moet wegen;<br />
❒ de krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen;<br />
❒ de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik van<br />
hetzelfde type;<br />
❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik<br />
gemonteerd mag kunnen worden.<br />
Ga voor het verwisselen van het wiel als volgt te werk:<br />
❒ stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt<br />
gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld; zet de<br />
auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond;<br />
❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;<br />
❒ schakel de eerste versnelling of de achteruit in;<br />
❒ til de bekleding in de bagageruimte op;<br />
❒ draai de blokkeerschroef (A) los; gebruik daarvoor eventueel de<br />
sleutel (B);<br />
❒ neem de complete gereedschaphouder uit en zet de houder dicht bij<br />
het te verwisselen wiel;<br />
❒ verwijder het reservewiel;<br />
❒ bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel, moet het deksel<br />
voorzichtig worden verwijderd om beschadiging te voorkomen;<br />
❒ draai de wielbouten ongeveer een slag los met behulp van de<br />
bijgeleverde sleutel (B); schud bij uitvoeringen met lichtmetalen velgen<br />
enige malen aan de bovenkant van de carrosserie, waardoor de velg<br />
los van de wielnaaf kan komen;<br />
F0I0110m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
203
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
204<br />
D<br />
F0I0111m<br />
F0I0112m<br />
F0I0113m<br />
❒ steek de slinger in de krik en draai de slinger van de krik zo, dat hij<br />
iets omhoog komt; plaats vervolgens de krik onder de auto (zie de<br />
figuur) op de door (C) aangegeven punten, dicht bij het te verwisselen<br />
wiel;<br />
❒ draai de slinger totdat de groef (D) van de krik goed om de rand (E)<br />
van de chassisbalk valt;<br />
❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de<br />
auto vooral niet aanraken totdat de auto weer geheel op de grond<br />
staat;<br />
❒ draai de slinger en krik de auto op, totdat het wiel enkele centimeters<br />
los van de grond is;<br />
❒ draai de vier wielbouten helemaal los en trek het wiel los;<br />
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het<br />
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
❒ monteer het reservewiel, waarbij de gaten (F) over de<br />
centreerpennen (G) moeten vallen;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast;<br />
❒ draai de slinger van krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de<br />
volgorde die in de figuur is aangegeven.<br />
BELANGRIJK Monteer geen wieldeksel op het reservewiel.<br />
BELANGRIJK Als u het gemonteerde velgtype wilt vervangen<br />
(lichtmetalen velgen in plaats van stalen of omgekeerd) moet door<br />
gespecialiseerd personeel worden gecontroleerd of de wielbouten<br />
moeten worden vervangen. Het is raadzaam de vervangen wielbouten te<br />
bewaren als u in de toekomst het originele velgtype weer wilt monteren.<br />
80<br />
F0I0114m<br />
F0I0115m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
205
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
206<br />
F0I0116m<br />
F0I0117m<br />
NORMALE WIEL MONTEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en<br />
demonteer het reservewiel;<br />
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het<br />
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;<br />
❒ monteer het normale wiel, en draai de eerste bout (B) twee slagen in<br />
het gat dat het dichtst bij ventiel (A) zit;<br />
❒ bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel, moet met de palm van<br />
de hand op het wieldeksel worden geduwd (niet slaan);<br />
❒ monteer het wieldeksel, waarbij het symbool C (op het wieldeksel)<br />
zich ter hoogte van het ventiel moet bevinden; monteer vervolgens de<br />
andere 3 bouten;<br />
❒ draai de bouten handvast met de daarvoor bestemde sleutel;<br />
❒ laat de auto zakken en verwijder de krik;<br />
❒ draai de bouten verder vast volgens de eerder aangegeven volgorde.<br />
BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens<br />
het rijden loslaten.
Ter afsluiting<br />
❒ plaats het reservewiel op de daarvoor bestemde plek in de<br />
bagageruimte;<br />
❒ zet de krik terug in zijn steun volgens de aanwijzingen die staan<br />
aangegeven op de gereedschaphouder zelf;<br />
❒ berg het gebruikte gereedschap op in de houder;<br />
❒ plaats de houder inclusief het gereedschap in het reservewiel;<br />
❒ draai de blokkeerschroef (A) van de gereedschaphouder vast.<br />
Gebruik om de ventieldop los of vast te draaien het verlengstuk dat staat<br />
afgebeeld in de figuur.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
F0I0110m<br />
F0I0118m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
207
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
208<br />
F0I0120m<br />
F0I0121m<br />
F0I0016m<br />
FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET)<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto kan worden uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix &<br />
Go”, als vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.<br />
De reparatieset is in de bagageruimte onder de bekleding geplaatst en<br />
bevat:<br />
❒ een spuitbus (A) met afdichtvloeistof, een vulbuis en een sticker (B)<br />
met het opschrift “MAX 80 km/h”, die na het repareren van het wiel<br />
op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats moet worden<br />
aangebracht (op het dashboard);<br />
❒ een compressor (C) met manometer, verbindingsstukken en<br />
gereedschap voor het verwijderen van het ventiel; deze laatste zijn<br />
bereikbaar nadat het klepje (D) aan de zijkant van de compressor is<br />
geopend.<br />
BELANGRIJK Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd<br />
worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.<br />
In de afbeelding wordt weergegeven:<br />
(A): gebied van de band dat gerepareerd kan worden<br />
(gaten of scheuren met een diameter van max. 4 mm);<br />
(B): gebied dat NIET gerepareerd kan worden.<br />
BELANGRIJK Het is niet mogelijk lekken in de zijkanten van de band te<br />
repareren. Bovendien is het permanent dichtkitten van lekken op het<br />
loopvlak op minder dan 25 mm van de zijkant van de band niet<br />
gegarandeerd. Daarom moeten vooral de zijkanten van de banden goed<br />
gecontroleerd worden.
BELANGRIJK Gebruik de reparatieset niet als de band<br />
beschadigd is geraakt door het rijden met lege banden.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Het is noodzakelijk te weten dat:<br />
De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturen<br />
tussen -30ºC en +80 ºC werkt en niet geschikt is voor<br />
een permanente reparatie.<br />
De vloeistof in de band makkelijk met water kan<br />
worden verwijderd.<br />
De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum heeft.<br />
Bij schade aan de velg (zodanige vervorming van het kanaal dat er lucht wegloopt)<br />
of aan de band, buiten de gebieden die hiervoor zijn aangegeven, kan de band niet<br />
gerepareerd worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen<br />
voorwerpen (schroeven of spijkers) niet.<br />
Attentie! De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn en<br />
een prikkelend/brandend gevoel geven. Vermijd inslikking en contact met huid,<br />
ogen en kleding; spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Raadpleeg<br />
een arts bij allergische reacties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor bestemde<br />
ruimte, ver verwijderd van warmtebronnen en buiten het bereik van kinderen.<br />
Schakel de compressor niet langer dan 20 minuten in. Gevaar voor oververhitting!<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
209
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
210<br />
F0I0122m<br />
F0I0123m<br />
F0I0124m<br />
OPPOMPEN VAN DE BAND<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ plaats het te repareren wiel met het ventiel (A) in de aangegeven<br />
stand; trek vervolgens de handrem aan;<br />
❒ draai de vulbuis (B) op de spuitbus (C);<br />
❒ draai de ventieldop van de band los en verwijder het interne<br />
onderdeel van het ventiel met behulp van het gereedschap (D); plaats<br />
het niet op zand of een vuile ondergrond;
❒ steek de vulbuis (E) op het ventiel van de band, houd de spuitbus (F)<br />
met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op de<br />
spuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt;<br />
❒ draai het interne onderdeel van het ventiel weer vast met behulp van<br />
het gereedschap (G);<br />
❒ sluit vervolgens met het hendeltje (H) de slang van de compressor (L)<br />
op het ventiel van de band aan;<br />
❒ start de motor, sluit de stekker (N) aan op de aansteker (of 12Vstekkerdoos)<br />
en pomp de band op tot de juiste bandenspanning is<br />
bereikt; controleer de bandenspanning op de manometer (M); schakel<br />
de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing;<br />
❒ als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken,<br />
verplaats dan de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren,<br />
zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band<br />
vervolgens weer op;<br />
❒ als het na deze laatste handeling nog niet lukt de band op de<br />
voorgeschreven spanning te krijgen, rijd dan niet verder maar wendt u<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
F0I0125m<br />
F0I0126m<br />
F0I0127m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
211
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
212<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
F0I0119m<br />
❒ als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijk<br />
zodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld wordt; stop<br />
na ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en controleer opnieuw<br />
de bandenspanning;<br />
❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om de band te<br />
laten controleren en te repareren of om de band te laten vervangen; u<br />
moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met Fix & Go.<br />
BELANGRIJK Banden die met Fix & Go behandeld zijn, kunnen slechts<br />
tijdelijk worden gebruikt.<br />
Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plek om aan te geven<br />
dat de band behandeld is met Fix & Go. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd<br />
niet harder dan 80 km/h. Vermijd accelereren en bruusk remmen.<br />
Als de bandenspanning onder 1,3 bar is gedaald, mag niet verder worden gereden;<br />
wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt,<br />
moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor en<br />
aangetrokken handrem). Rijd vervolgens zeer voorzichtig verder.<br />
Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in slaagt de spanning op<br />
ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden; wendt u tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.
GLOEILAMP VERVANGEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
❒ als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de<br />
zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp<br />
vervangt: zie voor de plaats van de zekeringen de<br />
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk;<br />
❒ controleer voordat u een defecte lamp vervangt of<br />
de contacten niet zijn geoxideerd;<br />
❒ vervang een defecte lamp door een exemplaar van<br />
hetzelfde type en vermogen;<br />
❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen,<br />
controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de<br />
afstelling nog goed is.<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers<br />
aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.<br />
Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven met een doekje met<br />
alcohol en daarna laten drogen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters<br />
wegschieten.<br />
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden<br />
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />
Wij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />
vervangen. De juiste werking en afstelling van de buitenverlichting zijn van<br />
essentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
213
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
214<br />
F0I0128m<br />
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen<br />
zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel dat<br />
veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad<br />
en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld.<br />
De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt<br />
daarentegen op het binnendringen van water; wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
TYPEN GLOEILAMPEN<br />
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:<br />
(A) Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder<br />
de lamp door hem uit de houder te trekken.<br />
(B) Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de houder door<br />
hem iets in te drukken en linksom te draaien.<br />
(C) Buislampen: trek de lamp uit de veercontacten.<br />
(D) Halogee<strong>nl</strong>ampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken<br />
uit de zitting.
Gloeilamp Figuur Type Vermogen<br />
Grootlicht<br />
Dimlicht<br />
Parkeerlichten voor<br />
Achterlichten<br />
Richtingaanwijzers voor<br />
Richtingaanwijzers op het voorspatbord<br />
Richtingaanwijzers achter<br />
Mistlampen voor<br />
Remlichten<br />
Derde remlicht<br />
Achteruitrijlicht<br />
Mistachterlicht<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Plafondverlichting:<br />
- met kantelbaar lampenglas<br />
- met spotjes<br />
Bagageruimteverlichting<br />
D<br />
D<br />
A<br />
B<br />
B<br />
A<br />
B<br />
–<br />
B<br />
A<br />
B<br />
B<br />
A<br />
C<br />
C<br />
A<br />
H1<br />
H7<br />
W5W<br />
R10W<br />
PY21W<br />
W5W<br />
P21W/PY21W<br />
H3<br />
P21W<br />
W5W<br />
P21W<br />
P21W<br />
W5W<br />
C10W<br />
C10W<br />
W5W<br />
55W<br />
55W<br />
5W<br />
10W<br />
21W<br />
5W<br />
21W<br />
55W<br />
21W<br />
5W<br />
21W<br />
21W<br />
5W<br />
10W<br />
10W<br />
5W<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
215
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
216<br />
F0I0138m<br />
F0I0215m<br />
F0I0186m<br />
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING<br />
VERVANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, het<br />
dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen.<br />
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:<br />
(1): parkeerlicht/grootlicht;<br />
(2): dimlicht;<br />
(3): richtingaanwijzers.<br />
BELANGRIJK Monteer nadat de lampen vervangen zijn de deksels,<br />
waarbij de deksels goed vast moeten zitten (geborgd).<br />
GROOTLICHT<br />
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (1), haak de<br />
borgveer (A) los en verwijder de lamp (B).<br />
DIMLICHTEN<br />
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (2), haak de<br />
borgveer (A) los en verwijder de lamp (B).
PARKEERLICHTEN VOOR<br />
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (1), trek de stekker<br />
(A) los en verwijder de lamp (B).<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
Voor<br />
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (3), draai de stekker<br />
(A) rechtsom en verwijder de lamp (B).<br />
Op voorspatbord<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ duw het lampenglas (A) in de richting van de pijl (tegen de rijrichting<br />
van de auto in) zodat de borgveer (B) wordt ingedrukt en verwijder<br />
de unit;<br />
❒ draai het lampenglas (A) linksom en verwijder het; trek vervolgens de<br />
geklemde lamp (C) uit de zitting.<br />
F0I0188m<br />
F0I0187m<br />
F0I0139m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
217
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
218<br />
F0I0163m<br />
F0I0162m<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
Laat de lamp door de <strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />
ACHTERLICHTUNIT<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder vanuit het interieur de bovenste kunststof dop (A) met<br />
behulp van de schroevendraaier, zodat de moeren (B) zichtbaar<br />
worden;<br />
❒ plaats vanuit de bagageruimte, het verlengstuk (C) op de<br />
bevestigingsmoeren van de unit;<br />
❒ steek de schroevendraaier (D) in het daarvoor bestemde gat op het<br />
verlengstuk zelf, en draai vervolgens de moeren van de lichtunit los;<br />
❒ trek de stekker los en draai de door de pijlen aangegeven schroeven<br />
los;<br />
❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien<br />
(bajonetfitting).
De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst:<br />
(A) - Gloeilamp van achterlicht<br />
(B) - Gloeilamp van remlicht<br />
(C) - Gloeilamp van richtingaanwijzer<br />
(D) - Gloeilamp van:<br />
❒ mistachterlicht (linker unit);<br />
❒ achteruitrijlicht (rechter unit).<br />
Derde remlicht<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai bij geopende achterklep de schroeven (A) los;<br />
❒ haak de borging (B) los, open de lamphouder en verwijder de<br />
geklemde lamp (C).<br />
F0I0213m<br />
F0I0099m<br />
F0I0100m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
219
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
220<br />
F0I0102m<br />
F0I0103m<br />
KENTEKENVERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ druk om de lamp te vervangen op de lip (A) en verwijder de lampunit;<br />
❒ draai de lamphouder (B) linksom en verwijder de lamp (C).
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING<br />
VERVANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
INTERIEURVERLICHTING<br />
Met kantelbaar lampenglas<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder het plafondlampje door op de zijkant van het geklemde<br />
lampenglas te drukken op het door de pijl aangegeven punt;<br />
❒ open de lamphouder (A) en vervang de lamp.<br />
F0I0135m<br />
F0I0132m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
221
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
222<br />
F0I0133m<br />
F0I0134m<br />
F0I0101m<br />
Met spotjes<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder het plafondlampje (A) op de door de pijlen aangegeven<br />
punten;<br />
❒ open de lamphouder (B) en vervang de lamp.<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING (indien aanwezig)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder het lampenglas (A) in de richting van de pijl;<br />
❒ til het beschermdeksel (B) op en vervang de geklemde lamp.
ZEKERINGEN VERVANGEN<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering<br />
brandt door bij een storing of bij oneige<strong>nl</strong>ijk gebruik van het systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de<br />
zekering niet is doorgebrand. De verbindingsstrip (A) mag niet<br />
onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangen<br />
door een exemplaar met dezelfde stroomsterkte (ampère) (zelfde kleur).<br />
(B): zekering in goede staat;<br />
(C): zekering met doorgebrande strip.<br />
Gebruik het tangetje (D), dat zich in de zekeringenkast bevindt, voor het<br />
vervangen van de zekeringen.<br />
Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte<br />
(ampère); BRANDGEVAAR.<br />
F0I0239m<br />
Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE) doorbrandt, voer dan geen enkele reparatie uit maar<br />
wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleutel<br />
uit het contactslot is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.<br />
Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
223
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
224<br />
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN<br />
De zekeringen van de auto bevinden zich in twee zekeringenkastjes, één op het dashboard en één in de<br />
motorruimte.<br />
Zekeringenkastje op het dashboard<br />
De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de twee schroeven (A) zijn losgedraaid en het dekseltje<br />
(B) is geopend. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende<br />
pagina’s aangegeven.<br />
B<br />
A<br />
F34<br />
F36 F52 F45 F46<br />
F39 F41 F47 F33 F48<br />
F38 F43 F32 F37 F49<br />
F53 F40 F50 F42 F35<br />
F31 F44 F51 F12 F13<br />
F0I0060m
Zekeringenkastje in de motorruimte<br />
De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de borgveren (A) zijn losgehaakt en het dekseltje (B) is<br />
verwijderd. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina’s<br />
aangegeven.<br />
A<br />
A<br />
A<br />
B<br />
F54 F55<br />
F02<br />
F18<br />
F21<br />
F17<br />
F22<br />
F11<br />
F23<br />
F20<br />
F01<br />
F06<br />
F07<br />
F05<br />
F04<br />
F03<br />
F14<br />
F08<br />
F15<br />
F10<br />
F19<br />
F16<br />
F30<br />
F09<br />
F0I0059m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
225
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
226<br />
TABEL<br />
GLOEILAMP<br />
Grootlicht rechts<br />
Grootlicht links<br />
Dimlicht rechts<br />
Dimlicht links<br />
Bagageruimteverlichting<br />
Waarschuwingsknipperlichten<br />
Mistlampen voor<br />
Richtingaanwijzers<br />
Verlichting componenten op dashboard<br />
Verlichting aansteker<br />
Verlichting<br />
Plafondverlichting<br />
Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via start-/contactslot)<br />
Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via accu)<br />
Achteruitrijlichten<br />
Remlichten<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Derde remlicht<br />
VERBRUIKERS<br />
Asbak<br />
Airbag<br />
Voeding zekeringenkast dashboard: optionals<br />
ZEKERING<br />
F12<br />
F13<br />
F14<br />
F15<br />
F39<br />
F53<br />
F30<br />
F53<br />
F51<br />
F51<br />
F32<br />
F39<br />
F37<br />
F53<br />
F31<br />
F37<br />
F51<br />
F37<br />
ZEKERING<br />
F44<br />
F50<br />
F02 - MAXI FUSE<br />
AMPÈRE<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
10<br />
15<br />
10<br />
7,5<br />
7,5<br />
15<br />
10<br />
10<br />
10<br />
7,5<br />
10<br />
7,5<br />
10<br />
AMPÈRE<br />
20<br />
7,5<br />
40
VERBRUIKERS<br />
Voeding zekeringenkast dashboard: standaard uitrusting<br />
Voeding schakelaar handbediende airconditioning<br />
Voeding ABS/ESP<br />
Elektrische ruitbediening rechtsvoor<br />
Elektrische ruitbediening linksvoor<br />
Portiervergrendeling<br />
Spoelen van relais in relaiskast motorruimte<br />
Bobines van ontsteking<br />
Verbruikers motormanagementsysteem<br />
Regeleenheid ABS (via start-/contactslot)<br />
Regeleenheid motor (+ accu)<br />
Regeleenheid motor (voeding)<br />
Regeleenheid motor (via start-/contactslot)<br />
Regeleenheid parkeersensoren<br />
Regeleenheid voorgloei-installatie<br />
Claxon<br />
Aircocompressor<br />
Koplampverstelling<br />
Startsysteem<br />
Magneetklep benzinedamp-opvangsysteem<br />
Verwarming dieselfilter<br />
Impulsgever snelheidsmeter<br />
Voorgloei-systeem<br />
ZEKERING<br />
F01 - MAXI FUSE<br />
F31<br />
F04 - MAXI FUSE<br />
F48<br />
F47<br />
F38<br />
F31<br />
F22<br />
F11<br />
F42<br />
F18<br />
F17<br />
F16<br />
F31<br />
F11<br />
F10<br />
F19<br />
F13<br />
F03 - MAXIFUSE<br />
F11<br />
F20<br />
F11<br />
F54 - MAXI FUSE<br />
AMPÈRE<br />
70<br />
7,5<br />
60<br />
20<br />
20<br />
20<br />
7,5<br />
20<br />
15<br />
7,5<br />
7,5<br />
10<br />
7,5<br />
7,5<br />
15<br />
15<br />
7,5<br />
10<br />
20<br />
15<br />
20<br />
15<br />
60<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
227
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
228<br />
GEBRUIKERS<br />
Subwoofer-systeem<br />
Inspuitventielen<br />
Koplampsproeiers<br />
Achterruitverwarming<br />
Elektroventilateur koelsysteem<br />
(uitvoeringen 1.28V en 1.216V met verwarming)<br />
Brandstofpomp (uitvoering 1.28V)<br />
Brandstofpomp<br />
Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp<br />
Eerste snelheid elektroventilateur<br />
(uitvoeringen 1.28V en 1.216V met handbediende airconditioning)<br />
Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.816V en 1.9JTD)<br />
Tweede snelheid elektroventilateur<br />
(uitvoeringen 1.28V en 1.216V met handbediende airconditioning)<br />
Tweede snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.816V en 1.9JTD)<br />
Stoelverwarming voor<br />
Sensor water in brandstoffilter (dieseluitvoeringen)<br />
<strong>Service</strong>s + 30 (autoradio, regeleenheid automatische airconditioning,<br />
inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, diagnosestekker EOBD)<br />
<strong>Service</strong>s + 15 (autoradio, schakelaar automatische airconditioning, cruise-control,<br />
uitschakeling ASR-systeem, inbouwvoorbereiding mobiele telefoon,<br />
schakelaarverlichting op dashboard, schakelaar stoelverwarming, sensoren ESP-systeem,<br />
regensensor, waarschuwingslampje niet omgelegde veiligheidsgordel)<br />
Schakelaar op rempedaal<br />
Elektrische stuurbekrachtiging<br />
Elektrische stuurbekrachtiging<br />
Lambdasonde<br />
ZEKERING<br />
F36<br />
F22<br />
F09<br />
F40<br />
F06 - MAXI FUSE<br />
F22<br />
F21<br />
F43<br />
F06 - MAXIFUSE<br />
F06 - MAXIFUSE<br />
F07 - MAXIFUSE<br />
F07 - MAXIFUSE<br />
F45<br />
F35<br />
F39<br />
F49<br />
F42<br />
F35<br />
F05 - MAXIFUSE<br />
F11<br />
AMPÈRE<br />
15<br />
20<br />
20<br />
25<br />
30<br />
20<br />
15<br />
30<br />
30<br />
30<br />
50<br />
40<br />
15<br />
10<br />
10<br />
7,5<br />
7,5<br />
10<br />
60<br />
15
VERBRUIKERS<br />
Relais motorkoelsysteem<br />
Relais regeleenheid motor<br />
Verwarming elektrisch verstelbare spiegels<br />
Ruitenwissers<br />
Achterruitwisser<br />
Opendak<br />
Aanjager<br />
Beschikbaar<br />
Beschikbaar<br />
ZEKERING<br />
F18<br />
F16<br />
F41<br />
F43<br />
F52<br />
F46<br />
F08<br />
F33<br />
F34<br />
AMPÈRE<br />
7,5<br />
7,5<br />
7,5<br />
30<br />
15<br />
15<br />
30<br />
–<br />
–<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
229
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
230<br />
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor<br />
het opladen van de accu dient slechts ter informatie.<br />
Het is raadzaam deze werkzaamheden door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
te laten uitvoeren.<br />
We raden u aan de accu langzaam en met een lage<br />
stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te<br />
laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu<br />
worden beschadigd.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />
❒ maak de minklem los van de accu;<br />
❒ sluit de kabels van het laadapparaat aan op de<br />
accupolen; let hierbij op de polariteit;<br />
❒ schakel de acculader in;<br />
❒ aan het einde van het opladen: schakel eerst de<br />
acculader uit en koppel dan de accu los;<br />
❒ sluit de minklem weer aan op de accu.<br />
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />
ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde<br />
ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en<br />
ontploffingsgevaar.<br />
Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden,<br />
anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest,<br />
moet worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)<br />
en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof<br />
kan weglekken.
OPKRIKKEN VAN DE AUTO<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf “Wiel verwisselen” in dit hoofdstuk.<br />
MET DE GARAGEKRIK<br />
Voorzijde<br />
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt met de hefarm van de krik<br />
onder versnellingsbak/differentieel. Hierbij moet een blokje rubber<br />
gebruikt worden (zie de figuur).<br />
Aan de zijkant<br />
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de krik bij<br />
de betreffende merktekens te plaatsen, zoals is aangegeven in de figuur.<br />
Gebruik hierbij een blokje rubber van voldoende omvang.<br />
MET EEN HEFBRUG<br />
De auto moet zo opgekrikt worden dat de uiteinden van de hefarmen<br />
zich op de in de figuur aangegeven plaatsen bevinden.<br />
F0I0171m<br />
F0I0172m<br />
F0I0173m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
231
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
232<br />
F0I0238m<br />
F0I0251m<br />
SLEPEN VAN DE AUTO<br />
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de<br />
gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte.<br />
SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ verwijder met een schroevendraaier de dop (A) in de bumper op de<br />
door de pijl aangegeven plek;<br />
❒ verwijder het sleepoog uit de houder;<br />
❒ draai het sleepoog (B) geheel op de schroefdraad achter of voor.
SLEPEN VAN AUTO’ S MET SPEEDGEAR OF<br />
DUALOGIC VERSNELLINGSBAK<br />
Bij uitvoeringen die zijn uitgerust met een Speedgear<br />
of Dualogic versnellingsbak moet, naast het uitvoeren<br />
van de bovenstaande aanwijzingen, het bij dit<br />
instructieboekje behorende supplement worden<br />
geraadpleegd.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder<br />
de contactsleutel te verwijderen. Als de contactsleutel wordt verwijderd, schakelt<br />
automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.<br />
Houd er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet<br />
werken, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en<br />
het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig<br />
mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan<br />
beschadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften.<br />
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers.<br />
Start de motor niet tijdens het slepen van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
233
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
234<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... 235<br />
ONDERHOUDSSCHEMA ................................................. 236<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ...................................... 238<br />
AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........................ 238<br />
NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. 241<br />
POLLENFILTER .................................................................... 249<br />
LUCHTFILTER ...................................................................... 249<br />
DIESELFILTER (green filter) .............................................. 252<br />
ACCU ..................................................................................... 253<br />
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 257<br />
RUBBER SLANGEN ............................................................ 259<br />
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ..................... 259<br />
KOPLAMPSPROEIERS ........................................................ 261<br />
CARROSSERIE ...................................................................... 262<br />
INTERIEUR ............................................................................ 264
GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor<br />
een lange levensduur onder optimale omstandigheden.<br />
Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een reeks controle- en<br />
onderhoudsbeurten samengesteld die iedere 20.000<br />
km moeten worden uitgevoerd.<br />
Bedenk echter dat het geprogrammeerd onderhoud<br />
niet volledig toereikend is om de auto in optimale staat<br />
te houden: zowel in de beginperiode voor de<br />
servicebeurt bij 20.000 km als daarna, tussen twee<br />
servicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht aan<br />
de auto worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />
regelmatig de bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />
en vul deze laatste zonodig ook bij.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten van het<br />
geprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikant<br />
voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze<br />
servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot<br />
gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste<br />
tarieftijden worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het<br />
uitvoeren van de diverse inspecties en controles van<br />
het geprogrammeerd onderhoud worden uitsluitend<br />
na toestemming van de klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine<br />
defecten onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />
verhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgende<br />
servicebeurt.<br />
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van<br />
aanhangers moeten er kortere intervallen worden<br />
aangehouden voor de werkzaamheden van het<br />
geprogrammeerd onderhoud.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
235
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
236<br />
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
x 1000 km<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning<br />
eventueel herstellen<br />
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />
waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren<br />
en sproeiermonden afstellen.<br />
Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen<br />
op slijtage controleren.<br />
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage<br />
controleren (uitvoering 1.816V)<br />
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage<br />
controleren<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en<br />
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />
rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en<br />
rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)<br />
Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen<br />
(behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)<br />
Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren<br />
Klepspeling controleren/afstellen (uitvoeringen 1.9 JTD<br />
en 1.9 Multijet)<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ● ●
x 1000 km<br />
Klepspeling controleren/afstellen (uitvoering 1.28V)<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren (dieseluitvoeringen)<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)<br />
Brandstoffilter vervangen (“green filter”)<br />
(dieseluitvoeringen)<br />
Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />
Luchtfilter vervangen (uitvoeringen 1.9 JTD en 1.9 Multijet) ( ❏)<br />
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen<br />
(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)<br />
Getande distributieriem controleren (■)<br />
Getande distributieriem vervangen (*) (■)<br />
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />
Inspuiting/ontsteking controleren<br />
(m.b.v. diagnosestekker)<br />
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />
Motorolie verversen ( ❏)<br />
Oliefilter vervangen ( ❏)<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />
Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />
(*) Of iedere 3 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:<br />
- langdurig gebruik in warme en koude klimaten;<br />
- in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor;<br />
- gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
( ❏)<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
Iedere 30.000 km bij uitvoering 1.3 Multijet<br />
(■) Behalve uitvoering 1.3 Multijet<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
237
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
238<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA<br />
Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 km<br />
wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.000 km) is<br />
er een jaarlijks inspectieschema dat het volgende<br />
omvat:<br />
❒ banden op conditie en slijtage controleren en<br />
bandenspanning eventueel herstellen (inclusief het<br />
reservewiel);<br />
❒ werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />
interieur, waarschuwings-/controlelampjes, enz.)<br />
controleren;<br />
❒ werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter<br />
controleren en sproeiermonden afstellen;<br />
❒ stand wisserbladen voor en achter controleren en<br />
wisserbladen op slijtage controleren;<br />
❒ remblokken voor (schijfremmen) op conditie en<br />
slijtage controleren;<br />
❒ visueel de conditie controleren van: motor,<br />
versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-, brandstof- en<br />
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen,<br />
enz.) en rubber slangen van rem- en<br />
brandstofsysteem;<br />
❒ acculading controleren (met behulp van optische<br />
hydrometer);<br />
❒ conditie van diverse aandrijfriemen visueel<br />
controleren;<br />
❒ vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen<br />
(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />
accu, enz.);<br />
❒ motorolie verversen;<br />
❒ motoroliefilter vervangen;<br />
❒ pollenfilter vervangen (indien aanwezig).<br />
AANVULLENDE<br />
WERKZAAMHEDEN<br />
Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en<br />
eventueel bijvullen:<br />
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />
❒ niveau van de remvloeistof;<br />
❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />
❒ conditie en spanning van de banden.<br />
Iedere 3.000 km het motoroliepeil controleren en<br />
eventueel bijvullen.<br />
Gebruik bij voorkeur producten van de FL Selenia<br />
omdat die speciaal zijn afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen<br />
(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”).
BELANGRIJK - Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in het<br />
onderhoudsschema staat aangegeven als de auto<br />
overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden<br />
rijdt, zoals:<br />
❒ trekken van aanhangers of caravans;<br />
❒ rijden op stoffige wegen;<br />
❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij<br />
buitentemperaturen onder nul;<br />
❒ veel langdurig stationair-draaiende motor of lange<br />
ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik als taxi of<br />
bij huis-aan-huis bezorging).<br />
BELANGRIJK - Luchtfilter<br />
Als de auto over stoffige wegen rijdt, moet het<br />
luchtfilter vaker worden vervangen dan in het<br />
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval van<br />
motorolie en luchtfilter in relatie tot het gebruik van<br />
de auto de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK - Pollenfilter<br />
Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bij<br />
geconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />
vaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam als<br />
een beperking in de capaciteit van de ventilatie wordt<br />
geconstateerd.<br />
BELANGRIJK - Dieselfilter<br />
Door het gebruik van dieselbrandstof van een kwaliteit<br />
die niet overeenkomt met de Europese specificatie<br />
EN590, kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />
vaker te vervangen dan in het “Onderhoudsschema”<br />
staat aangegeven.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
239
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
240<br />
BELANGRIJK - Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor het begin van de<br />
winter te controleren, om de mogelijkheid van<br />
bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.<br />
Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend<br />
voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er<br />
accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij<br />
uitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt in<br />
het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.<br />
Als de auto in warme klimaten wordt gebruikt of<br />
onder zeer zware bedrijfsomstandigheden, dan moet<br />
de acculading (elektrolyt) vaker gecontroleerd worden<br />
dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleine<br />
reparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke<br />
originele <strong>Fiat</strong>-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelf<br />
onderhoudswerkzaamheden uit, als u daarmee geen ervaring hebt.
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
BELANGRIJK Tijdens het<br />
bijvullen mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende specificaties<br />
niet gemengd worden: als de<br />
specificaties van de vloeistoffen<br />
verschillen, kan de auto ernstig<br />
beschadigd worden.<br />
BELANGRIJK Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen licht<br />
ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
1 Motorolie - 2 Accu -<br />
3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />
/koplampsproeiervloeistof -<br />
5 Koelvloeistof.<br />
uitvoering 1.28V<br />
uitvoeringen 1.216V en 1.416V<br />
1<br />
5<br />
2<br />
3<br />
4<br />
F0I0231m<br />
F0I0072m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
241
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
242<br />
uitvoering 1.816V<br />
uitvoering 1.3 Multijet<br />
F0I0233m<br />
F0I0148m<br />
1 Motorolie - 2 Accu -<br />
3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />
/koplampsproeiervloeistof -<br />
5 Koelvloeistof<br />
1 Motorolie - 2 Accu -<br />
3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />
/koplampsproeiervloeistof -<br />
5 Koelvloeistof
1 Motorolie - 2 Accu -<br />
3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />
/koplampsproeiervloeistof -<br />
5 Koelvloeistof<br />
5<br />
uitvoeringen 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />
1<br />
2<br />
3 4<br />
F0I0211m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
243
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
244<br />
uitvoering 1.28V<br />
uitvoeringen 1.216V en 1.416V<br />
uitvoering 1.816V<br />
F0I0208m<br />
F0I0130m<br />
F0I0205m<br />
MOTOROLIE<br />
Oliepeil controleren<br />
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en<br />
enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />
Het oliepeil moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op de oliepeilstok<br />
staan. Het verschil tussen het MIN - en MAX-merkteken komt overeen<br />
met ongeveer 1 liter olie.<br />
Motorolie bijvullen<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet er<br />
via de olievulopening motorolie tot aan het MAX-merkteken worden<br />
bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, na regelmatige controles, boven het<br />
MAX-niveau blijft, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het juiste niveau te<br />
laten herstellen.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u de<br />
motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na<br />
enige minuten het oliepeil controleren.
Motorolieverbruik<br />
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400<br />
gram per 1000 km.<br />
De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit<br />
betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km<br />
stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de<br />
gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met andere specificaties dan de olie<br />
waarmee de motor is gevuld.<br />
ATTENTIE<br />
uitvoering 1.3 Multijet<br />
uitvoeringen 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />
F0I0151m<br />
F0I0204m<br />
Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de<br />
motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme<br />
motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding. Pas<br />
op met sjaals, dassen of loszittende kledingstukken omdat ook deze door de<br />
bewegende onderdelen kunnen worden gegrepen.<br />
Afgetapte motorolie en gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.<br />
Het is raadzaam om het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter door de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
245
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
246<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
F0I0054m<br />
F0I0147m<br />
KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM<br />
Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een<br />
koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het<br />
expansiereservoir staan.<br />
Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van 50% gedemineraliseerd<br />
water en PARAFLU UP van FL Selenia, langzaam via de vulopening van<br />
het expansiereservoir te gieten.<br />
Een mengsel van PARAFLU UP en gedemineraliseerd water in een<br />
mengverhouding van 50% beveiligt tot een temperatuur van –35°C.<br />
BELANGRIJK Draai bij een warme motor de dop van het<br />
expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.<br />
Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof. Als eventueel moet<br />
worden bijgevuld, gebruik dan vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het<br />
motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden gemengd<br />
met welke andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor<br />
absoluut niet worden gestart en moet u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden.<br />
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een<br />
exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar<br />
worden gebracht.
RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF<br />
Verwijder dop (A) en vul het reservoir met een mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding:<br />
❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer;<br />
❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter.<br />
Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />
onverdund gebruiken.<br />
Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van<br />
fundamenteel belang voor een optimaal zicht.<br />
Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de<br />
motorruimte bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen<br />
ontbranden.<br />
F0I0145m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
247
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
248<br />
F0I0055m<br />
REMVLOEISTOF<br />
Controleer of de remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat.<br />
Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die<br />
voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA<br />
TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />
remsysteem door de fabriek is gevuld.<br />
BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan).<br />
Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt<br />
in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te<br />
vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
Wees voorzichtig als u de dop van het reservoir losdraait om te voorkomen dat de vloeistof in<br />
contact komt met de lak. Als dit toch gebeurt, moet de lak onmiddellijk met water worden<br />
afgespoeld.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt<br />
gemorst, moet de lak onmiddellijk worden gewassen met water en zeep en daarna<br />
met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te<br />
worden geraadpleegd.<br />
Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof<br />
moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden,<br />
omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd.
POLLENFILTER<br />
Dit bevindt zich onder het dashboard dicht bij de middenconsole aan<br />
passagierszijde.<br />
VERVANGEN<br />
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel en neem het te<br />
vervangen filterelement uit.<br />
LUCHTFILTER<br />
VERVANGEN<br />
Uitvoering 1.28V<br />
Draai de schroeven aan de zijkant en die op het deksel van het luchtfilter<br />
los, verwijder het deksel (A) en neem het te vervangen filterelement (B)<br />
uit.<br />
F0I0152m<br />
F0I0218m<br />
F0I0219m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
249
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
250<br />
F0I0061m<br />
F0I0062m<br />
F0I0149m<br />
Uitvoeringen 1.216V en 1.416V<br />
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te<br />
vervangen filterelement (C) uit.<br />
Uitvoering 1.3 Multijet<br />
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te<br />
vervangen filterelement (C) uit.
Uitvoeringen 1.816V - 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te<br />
vervangen filterelement (C) uit.<br />
F0I0150m<br />
F0I0220m<br />
F0I0221m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
251
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
252<br />
DIESELFILTER (“green filter”)<br />
CONDENS AFTAPPEN (dieseluitvoeringen)<br />
BELANGRIJK Water in het brandstofsysteem kan het<br />
inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor<br />
onregelmatig doen laten draaien. Als het<br />
waarschuwingslampje c op het instrumentenpaneel<br />
gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt een<br />
waarschuwing op het instelbare multifunctionele<br />
display), wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
om het systeem te laten aftappen.<br />
ATTENTIE<br />
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de<br />
motor onregelmatig doen laten draaien. Als het waarschuwingslampje c op het<br />
instrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt een<br />
waarschuwing op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan<br />
onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten aftappen.
ACCU<br />
De accu van de <strong>Fiat</strong> Punto is “onderhoudsarm”: onder normale<br />
omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te worden met<br />
gedestilleerd water.<br />
ACCULADING CONTROLEREN<br />
De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische<br />
meter, die zichtbaar is via de inspectieopening, te controleren.<br />
Zie de volgende tabel of de sticker (zie de afbeelding) op de accu.<br />
Helderwitte kleur<br />
Donkere kleur zonder<br />
groen middenstuk<br />
Donkere kleur<br />
met groen middenstuk<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Elektrolyt bijvullen<br />
Accu niet voldoende opgeladen<br />
Niveau elektrolyt en acculading onvoldoende<br />
Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
Accu opladen (het is raadzaam dit<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren)<br />
Geen enkele handeling<br />
F0I0058m<br />
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />
ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: branden<br />
ontploffingsgevaar.<br />
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schade<br />
aan de accu en kan de accu openbarsten.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
253
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
254<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu<br />
met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.<br />
Als de accu vervangen wordt door een accu met<br />
andere specificaties, vervallen de<br />
onderhoudsintervallen die in het<br />
“Onderhoudsschema” staan aangegeven.<br />
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich<br />
strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant<br />
van de accu.<br />
Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de<br />
auto.<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele telefoon, enz.),<br />
raden wij u aan contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties<br />
aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het verdient aanbeveling een defecte accu<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen. De dealer beschikt over de uitrusting voor het op<br />
milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen verwerken van defecte accu’s.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om<br />
bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats<br />
worden bewaard.<br />
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen altijd<br />
beschermen met een speciale bril.
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR<br />
VAN DE ACCU TE VERLENGEN<br />
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en<br />
de levensduur te verlengen, dient u de volgende<br />
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen.<br />
❒ wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de<br />
portieren, de motorkap en de achterklep goed<br />
gesloten zijn; de plafondverlichting moet gedoofd<br />
zijn;<br />
❒ schakel de plafondverlichting uit: de auto is in ieder<br />
geval uitgerust met een systeem voor automatische<br />
uitschakeling van de interieurverlichting;<br />
❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik van<br />
stroomverbruikers als de motor uitstaat (bijv.<br />
autoradio, waarschuwingsknipperlichten);<br />
❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische<br />
installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de<br />
minpool van de accu los.<br />
❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd<br />
minder dan 50% geladen is (optische hydrometer is<br />
donker gekleurd zonder groen middenstuk), raakt<br />
door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de<br />
capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu<br />
dan gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturen<br />
onder -10°C).<br />
Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan de<br />
paragraaf “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk<br />
“Starten en rijden”.<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />
monteren die constante voeding nodig hebben<br />
(diefstalalarm, handsfree kit, enz.), of accessoires die<br />
de elektrische installatie zwaar belasten, wendt u dan<br />
tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u de meest geschikte<br />
installaties uit het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />
aanraden en controleren of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik<br />
of dat het noodzakelijk is een accu met een grotere<br />
capaciteit te monteren.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
255
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
256<br />
Deze stroomverbruikers blijven continu stroom<br />
verbruiken ook als de motor is uitgezet, waardoor de<br />
accu geleidelijk kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />
(standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet<br />
minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de<br />
volgende tabel staat vermeld:<br />
Accu van Maximaal toegestaan stroomverbruik<br />
40 Ah 24 mA<br />
44 Ah 27 mA<br />
50 Ah 30 mA
WIELEN EN BANDEN<br />
De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de twee<br />
weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning<br />
moet bij koude banden worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste<br />
waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van<br />
de banden:<br />
(A): juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.<br />
(B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
(C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.<br />
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het<br />
land waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
❒ Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde<br />
contacten tussen banden en stoepranden, kuilen, en andere obstakels.<br />
Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen.<br />
❒ Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bulten<br />
of slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt u dan tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
F0I0177m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
257
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
258<br />
❒ Rijd nooit met een te zwaar beladen auto:<br />
hierdoor kunnen de banden en de velgen<br />
ernstig beschadigd worden;<br />
❒ Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en<br />
verwissel het wiel om beschadiging van de<br />
band, de velg, de wielophanging en de<br />
stuurinrichting te voorkomen.<br />
❒ Banden verouderen, ook als zij weinig of<br />
nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het<br />
loopvlak en op de wangen geven aan dat<br />
de band verouderd is. Banden die langer<br />
dan zes jaar onder een auto gemonteerd<br />
zijn, moeten dan ook door een specialist<br />
worden gecontroleerd. Dit geldt in het<br />
bijzonder voor het reservewiel.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
❒ Monteer nooit gebruikte banden of<br />
banden, waarvan de herkomst onbekend<br />
is.<br />
❒ Bij de montage van een nieuwe band moet<br />
ook het ventiel vernieuwd worden.<br />
❒ Om een gelijke slijtage van de banden op<br />
de vooras en de achteras te verkrijgen, is<br />
het raadzaam de banden om de 10.000 ÷<br />
15.000 km van as te verwisselen. Hierbij<br />
moeten de banden aan dezelfde zijde van<br />
de auto gemonteerd blijven, zodat een<br />
omkering van de draairichting wordt<br />
voorkomen.<br />
Bedenk dat de wegligging ook afhankelijk is van een juiste bandenspanning.<br />
Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er<br />
onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan.<br />
Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de<br />
linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd.<br />
Voer geen lakwerkzaamheden uit bij lichtmetalen velgen die een temperatuur<br />
vereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen<br />
hierdoor in gevaar worden gebracht.
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van het rem- en<br />
brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften<br />
van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan.<br />
Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere<br />
tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen<br />
ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren,<br />
waardoor het betreffende systeem gaat lekken.<br />
Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.<br />
ATTENTIE<br />
RUITENWISSERS/<br />
ACHTERRUITWISSER<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een<br />
schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA<br />
PROFESSIONAL SC 35 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of<br />
versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste een<br />
maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het<br />
mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen.<br />
❒ wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,<br />
moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen<br />
wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig vrij<br />
met een anti-vriesmiddel;<br />
❒ verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de<br />
ruit om de wisserbladen te beschermen en<br />
oververhitting van de ruitenwissermotor te<br />
voorkomen;<br />
❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op<br />
een droge ruit in.<br />
Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk, omdat ze het zicht onder<br />
extreme atmosferische omstandigheden aanzie<strong>nl</strong>ijk beperken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
259
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
260<br />
F0I0181m<br />
F0I0182m<br />
Wisserbladen vervangen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ til de wisserarm (A) van de voorruit en plaats het wisserblad onder<br />
een hoek van 90° ten opzichte van de arm;<br />
❒ druk op de lip (B) van de veerklem en verwijder het wisserblad van de<br />
arm (A);<br />
❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm<br />
moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.<br />
Wisserblad achter vervangen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ kantel het dopje (A) omhoog, draai de moer (B) los, waarmee de<br />
wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as;<br />
❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer<br />
zorgvuldig vast;<br />
❒ kantel het dopje naar beneden.
RUITENSPROEIERS<br />
Voorruit (ruitensproeiers)<br />
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in<br />
het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf “Niveaus controleren” in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn.<br />
Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt.<br />
U kunt de richting van de sproeiermonden afstellen door met een<br />
schroevendraaier in de uitsparing (A) te draaien.<br />
De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit<br />
worden gericht.<br />
Achterruit (achterruitsproeier)<br />
U kunt de richting van de sproeiermond op dezelfde manier afstellen als<br />
bij de ruitensproeier voor. De sproeiermond bevindt zich boven de<br />
achterruit.<br />
KOPLAMPSPROEIERS<br />
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goede staat<br />
zijn.<br />
De koplampsproeiers werken automatisch als het dim-/grootlicht brandt<br />
en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.<br />
F0I0206m<br />
F0I0169m<br />
F0I0207m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
261
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
262<br />
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE<br />
INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />
❒ luchtverontreiniging;<br />
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat);<br />
❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen, zoals<br />
stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en<br />
steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden<br />
onderschat.<br />
<strong>Fiat</strong> heeft voor de <strong>Fiat</strong> Punto de beste technologische<br />
oplossingen toegepast om de carrosserie efficiënt<br />
tegen roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
❒ de toepassing van aangepaste spuittechnieken en<br />
lakproducten die de auto de benodigde weerstand<br />
tegen roest en schurende elementen verlenen;<br />
❒ het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />
plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid;<br />
❒ het aanbrengen van een gespoten beschermende<br />
waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de<br />
motorruimte en verschillende holle ruimtes, met<br />
een hoog beschermend vermogen;<br />
❒ het aanbrengen van een beschermende kunststof<br />
laag op kwetsbare delen: onderzijde van de<br />
portieren, binnenzijde van de spatborden, naden,<br />
randen, enz.;<br />
❒ toepassing van “open” holle ruimtes om<br />
condensvorming te voorkomen en binnendringend<br />
water af te voeren, waardoor roest van binnenuit<br />
wordt voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de <strong>Fiat</strong> Punto is de carrosserie tegen doorroesten<br />
van alle originele componenten van de carrosserie en<br />
van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de<br />
specifieke voorwaarden van deze garantie wordt<br />
verwezen naar het boekje “SERVICE EN<br />
GARANTIEHANDLEIDING”.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />
CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische functie ook een<br />
beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals<br />
krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om<br />
roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient met<br />
de originele lak te worden uitgevoerd (zie “Plaatje met<br />
informatie over de carrosserielak” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot<br />
wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van het<br />
gebruik van de auto en van de omgeving. Het is<br />
raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke<br />
luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met<br />
strooizout.<br />
De juiste wasmethode:<br />
❒ verwijder de antenne van het dak als u de auto in<br />
een wastunnel wast, om te voorkomen dat deze<br />
beschadigt;<br />
❒ spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage<br />
druk af;<br />
❒ was de auto met een zachte spons met een<br />
oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons<br />
regelmatig uit;<br />
❒ spoel de auto af met schoon water en droog de<br />
auto met warme lucht of een schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals randen van portieren,<br />
achterklep, motorkap en de koplampranden moeten<br />
niet vergeten worden, omdat daar water kan blijven<br />
staan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassen<br />
niet onmiddellijk binnen te zetten, maar de auto nog<br />
even buiten te laten staan, zodat waterresten buiten<br />
kunnen verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog<br />
warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde<br />
wijze worden gewassen als de gespoten<br />
carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien<br />
harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen<br />
beschadigen, waardoor de kans op roestvorming<br />
wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo<br />
goed mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdat<br />
door de agressieve bestanddelen de lak kan<br />
beschadigen.<br />
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden<br />
gewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
263
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
264<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een<br />
daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />
schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te<br />
voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de<br />
binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische<br />
weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet<br />
worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van<br />
de draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte na het<br />
winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij<br />
moet er goed op worden gelet dat de waterstralen<br />
niet direct met de elektronische regeleenheden in<br />
contact komen. Laat dit verzorgen door een<br />
gespecialiseerd bedrijf.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte<br />
moet de contactsleutel in stand STOP staan en de<br />
motor koud zijn. Controleer na het reinigen of de<br />
verschillende beschermingen (rubber kappen, deksels,<br />
enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn.<br />
ATTENTIE<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />
geen water is blijven staan (dooiwater van<br />
sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),<br />
waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou<br />
kunnen worden.<br />
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING<br />
Verwijder stof met een zachte borstel of een<br />
stofzuiger. Voor een nog betere reiniging van de<br />
stoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te<br />
maken.<br />
Reinig de zittingen met een vochtige spons en een<br />
oplossing van neutrale zeep.<br />
Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het<br />
reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens<br />
het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.
MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />
Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets<br />
vochtige doek, zonder hard te drukken.<br />
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en<br />
absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel de<br />
plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd met<br />
water en een neutrale zeep.<br />
Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek<br />
dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de<br />
instructies op de verpakking strikt moeten worden<br />
opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of producten op<br />
basis van alcohol<br />
ATTENTIE<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visuele<br />
effect van de componenten niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het<br />
glas van het instrumentenpaneel schoon te maken.<br />
Bewaar nooit spuitbussen in de auto: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet<br />
worden blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de zomer kan de<br />
temperatuur in het interieur ver boven deze waarde oplopen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
265
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
266<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................. 267<br />
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN 269<br />
MOTOR ................................................................................. 270<br />
INSPUITING ......................................................................... 271<br />
TRANSMISSIE ....................................................................... 271<br />
REMMEN ................................................................................ 272<br />
WIELOPHANGING ............................................................ 272<br />
STUURINRICHTING ......................................................... 272<br />
WIELEN ................................................................................. 273<br />
AFMETINGEN ...................................................................... 277<br />
PRESTATIES .......................................................................... 280<br />
GEWICHTEN ....................................................................... 281<br />
VULLINGSTABEL ................................................................ 283<br />
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN ....................... 285<br />
BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 287<br />
CO 2 -EMISSIE .......................................................................... 288<br />
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR<br />
“ISOFIX”-KINDERZITJE .................................................... 289
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Wij raden u aan nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />
zijn op de typeplaatjes ingeslagen en bevinden zich op de<br />
volgende plaatsen:<br />
1 - Typeplaatje met identificatiegegevens.<br />
2 - Chassisnummer.<br />
3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak.<br />
4 - Motorcode.<br />
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte en<br />
bevat de volgende informatie:<br />
A - Naam van de fabrikant.<br />
B - Nummer typegoedkeuring.<br />
C - Identificatiecode van het autotype.<br />
D - Chassisnummer.<br />
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.<br />
F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger.<br />
G - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />
H - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />
I - Motortype.<br />
L - Code van de carrosserie-uitvoering.<br />
M - Nummer voor onderdelen.<br />
N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij dieselmotoren).<br />
F0I0199m<br />
F0I0014m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
267
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
268<br />
F0I0146m<br />
F0I0015m<br />
CHASSISNUMMER<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter<br />
voorstoel.<br />
Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild en<br />
bevat de volgende gegevens:<br />
❒ type van de auto (ZFA188000);<br />
❒ oplopend productienummer.<br />
PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en bevat<br />
de volgende informatie:<br />
A - Fabrikant van de lak.<br />
B - Kleurbenaming.<br />
C - Kleurcode.<br />
D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />
MOTORCODE<br />
De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het motortype<br />
en een oplopend productienummer.
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
Uitvoeringen<br />
1.28V zonder stuurbekrachtiging<br />
1.28V met stuurbekrachtiging<br />
1.216V<br />
1.416V<br />
1.416V Sporting<br />
1.816V<br />
1.3 Multijet<br />
1.9JTD<br />
1.9JTD Sporting<br />
1.9 Multijet<br />
1.9 Multijet HGT<br />
Motorcode<br />
188A4000<br />
188A4000<br />
188A5000<br />
843A1000<br />
843A1000<br />
188A6000<br />
188A9000<br />
188A7000<br />
188A7000<br />
188B2000<br />
188B2000<br />
Code van de carrosserie-uitvoering<br />
3-deurs<br />
5-deurs<br />
188AXA1A 00X<br />
188AXA1A 00Y<br />
188AXB1A 02N<br />
188AXM1A 20<br />
188AXM1B 22<br />
188AXF1A 12D<br />
188AXH1A 16B<br />
188AXG1A 13E<br />
188AXG1A 13F<br />
188AXL1A 18B<br />
188AXL1A 1B<br />
188BXA1A 01Y<br />
188BXA1A 01W<br />
188BXB1A 03N<br />
188BXM1A 21<br />
–<br />
188BXF1A 15C<br />
188BXH1A 17B<br />
188BXG1A 14C<br />
–<br />
188BXL1A 19B<br />
–<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
269
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
270<br />
MOTOR<br />
ALGEMEEN<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Aantal kleppen per cilinder<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Compressieverhouding<br />
Max. vermogen (EU) kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental: min -1<br />
Max. koppel (EU) Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental: min -1<br />
Bougies<br />
Brandstof<br />
1.28V<br />
188A4000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
2<br />
70,8x 78,86<br />
1242<br />
9,8 : 1<br />
44<br />
60<br />
5000<br />
102<br />
10<br />
2500<br />
<strong>Fiat</strong> BKR5EZ<br />
<strong>Fiat</strong> RC10YCC<br />
NGK BKR5EZ<br />
Champion<br />
RC10YCC<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
(specificatie<br />
EN228)<br />
1.216V<br />
188A5000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
4<br />
70,8x 78,86<br />
1242<br />
10,6 : 1<br />
59<br />
80<br />
5000<br />
114<br />
11<br />
4000<br />
<strong>Fiat</strong> DCPR8E-N<br />
NGK<br />
DCPR7E-N<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
(specificatie<br />
EN228)<br />
1.416V<br />
843A1000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
4<br />
72 x 84<br />
1368<br />
11 : 1<br />
70<br />
95<br />
5800<br />
128<br />
13<br />
4500<br />
<strong>Fiat</strong> DCPR8E-N<br />
NGK<br />
DCPR7E-N<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
(specificatie<br />
EN228)<br />
1.816V<br />
188A6000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
4<br />
82 x 82,7<br />
1747<br />
10,3 : 1<br />
96<br />
130<br />
6300<br />
164<br />
17<br />
4300<br />
<strong>Fiat</strong> BKR6EZ<br />
<strong>Fiat</strong> RC10YCC<br />
NGK BKR6EZ<br />
Champion<br />
RC10YCC<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
95 RON<br />
(specificatie<br />
EN228)<br />
1.3 Multijet<br />
188A9000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
4<br />
69,6x 82<br />
1248<br />
18 : 1<br />
51<br />
70<br />
4000<br />
180<br />
18<br />
1750<br />
–<br />
Diesel voor<br />
motorvoertuigen<br />
(specificatie<br />
EN590)<br />
1.9 JTD<br />
188A7000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
2<br />
82 x 90,4<br />
1910<br />
18,45 : 1<br />
63<br />
85<br />
3500<br />
196<br />
20<br />
1500<br />
–<br />
Diesel voor<br />
motorvoertuigen<br />
(specificatie<br />
EN590)<br />
1.9 Multijet<br />
188B2000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
2<br />
82 x 90,4<br />
1910<br />
18,0 : 1<br />
74<br />
100<br />
4000<br />
260<br />
26<br />
1750<br />
–<br />
Diesel voor<br />
motorvoertuigen<br />
(specificatie<br />
EN590)
BRANDSTOFSYSTEEM<br />
Brandstofsysteem<br />
TRANSMISSIE<br />
Versnellingsbak<br />
Koppeling<br />
Aandrijving<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V<br />
Multipoint gefaseerde sequentiële inspuiting: geïntegreerde<br />
elektronische inspuiting/ontsteking zonder<br />
brandstofretourleiding (retur<strong>nl</strong>ess)<br />
1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />
Elektronisch geregelde directe inspuiting met<br />
“Common Rail”. Turbocompressor en intercooler<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit (zes bij bepaalde uitvoeringen)<br />
en één versnelling achteruit.<br />
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag. Met hydraulische bediening.<br />
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />
Voor<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
271
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
272<br />
REMMEN<br />
Voetrem:<br />
– voor<br />
– achter<br />
Handrem<br />
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later<br />
wordt bereikt.<br />
WIELOPHANGING<br />
Voor<br />
Achter<br />
STUURINRICHTING<br />
Type<br />
Minimum draaicirkel<br />
(tussen stoepranden) m<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />
Schijfremmen (op enkele uitvoeringen zelfventilerende schijfremmen)<br />
Trommelremmen of schijfremmen (op enkele uitvoeringen)<br />
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen.<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />
Onafhankelijke wielophanging, type McPherson<br />
Torsieas en torsietraverse<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />
Tandheugelstuurhuis eventueel met elektrische<br />
stuurbekrachtiging (indien aanwezig)<br />
10,5
WIELEN<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de<br />
typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die<br />
van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />
te houden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven<br />
afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van<br />
hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
RESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband.<br />
WIELUITLIJNING<br />
Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm.<br />
De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat.<br />
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN<br />
Voorbeeld: 185/60 R 14 82 H<br />
185 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken).<br />
60 = Hoogte/breedte-verhouding (H/ S) (percentage).<br />
R = Radiaalband<br />
14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).<br />
82 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />
F0I0034m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
273
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
274<br />
Beladingsindex (draagvermogen)<br />
60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />
61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />
62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />
63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />
64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />
65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />
66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />
67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />
68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />
69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />
70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />
71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />
72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />
73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />
74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />
75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />
76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />
77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />
78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />
79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />
80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />
81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />
82 = 475 kg 106 = 950 kg<br />
83 = 487 kg<br />
Maximale snelheid<br />
Q = max. 160 km/h.<br />
R = max. 170 km/h.<br />
S = max. 180 km/h.<br />
T = max. 190 km/h.<br />
U = max. 200 km/h.<br />
H = max. 210 km/h.<br />
V = max. 240 km/h.<br />
W = max. 270 km/h.<br />
Y = max. 300 km/h.<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING<br />
OP DE VELGEN<br />
Voorbeeld: 5 1/2 J x 14 H2 35<br />
5 1/2 = breedte van de velg<br />
(in inch) (1).<br />
J = velgbedprofiel (deel<br />
aan de zijkanten<br />
waarop de band<br />
steunt) (2).<br />
14 = montagediameter<br />
in inch (komt overeen<br />
met die van de<br />
band die gemonteerd<br />
moet worden)<br />
(3 = Ø).<br />
H2 = vorm en aantal<br />
“humps” (vorm van<br />
de velgrand die de<br />
wang van de tubeless<br />
band op zijn<br />
plaats houdt).<br />
35 = diepte van de velgbolling<br />
(afstand tussen<br />
het montagevlak<br />
van de velg op<br />
de naaf en het velghart).
UITVOERING VELGMAAT BANDENMAAT RESERVEWIEL<br />
Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat<br />
1.28V zonder<br />
stuurbekrachtiging 5.00B x 13” ET 35 155/80 R13 79T 155/80 R13 79Q (M+S) 4.5B x 13” ET 35 135/80 B13 82M<br />
1.28V met stuurbekr.<br />
1.216V -<br />
1.4 16V zonder ESP<br />
1.3 Multijet zonder ESP<br />
1.416V met ESP<br />
1.3 Multijet met ESP<br />
1.416V/1.9JTD<br />
Sporting<br />
1.816V HGT<br />
1.9 Multijet HGT<br />
1.816V Emotion<br />
1.9JTD<br />
5 1/2 Jx14” - 35 165/70 R14 81T 165/70 R14 81Q (M+S)<br />
6Jx14” ET 35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />
6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
5 1/2 Jx14” - 35 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />
6Jx14” ET 35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />
6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />
4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />
6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />
6Jx15” ET 37 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 35 125/80 R15 95M<br />
6 Jx15” ET 37 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
6Jx15” ET 37 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
5 1/2Jx14” ET 35 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />
6Jx14” ET35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />
6Jx145” ET33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
1.9 Multijet 6Jx15” ET 31,5 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
Emotion 6Jx15” ET33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />
4B x 15” ET 35 125/80 R15 95M<br />
4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />
4B x 15” ET 35 125/80 R15 95M<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
275
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
276<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
UITVOERING STANDAARD BANDEN RESERVEWIEL<br />
Bandenmaat Bij gemiddelde belanding Volbeladen<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
1.28V zonder<br />
stuurbekrachtig.<br />
155/80 R13 79T 2,0 1,9 2,2 2,2 2,8<br />
1.28V met<br />
stuurbekrachtig.<br />
165/70 R14 81T<br />
185/60 R14 82H<br />
185/55 R15 82V<br />
2,0 1,9 2,2 2,1 2,8<br />
1.216V - 1.416V<br />
165/70 R14 81T<br />
185/60 R14 82H<br />
2,0 1,9 2,2 2,1<br />
2,8<br />
185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3<br />
1.416V Sporting 185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3<br />
1.9JTD<br />
Sporting<br />
185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3<br />
2,8<br />
1.3 Multijet<br />
1.816V -<br />
1.9 Multijet<br />
165/70 R14 81T<br />
185/60 R14 82H<br />
185/55 R15 82V<br />
2,2 2,1 2,4 2,3 2,8<br />
185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3 4,2<br />
185/60 R14 82H<br />
1.9JTD<br />
185/55 R15 82V<br />
2,4 2,1 2,4 2,3 2,8<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude<br />
banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.
AFMETINGEN<br />
De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />
hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />
met standaardbanden.<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />
auto.<br />
Inhoud bagageruimte<br />
Inhoud bij onbeladen auto<br />
(VDA-norm) 264 dm3 Uitvoeringen 3-deurs A B C D E F (*) G (**) H (*)<br />
3840 804 2460 576 1480 1398 1660 1392<br />
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />
(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.<br />
F0I0201m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
277
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
278<br />
F0I0200m<br />
De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />
hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />
met standaardbanden.<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />
auto.<br />
Inhoud bagageruimte<br />
Inhoud bij onbeladen auto<br />
(VDA-norm) 264 dm3 Uitvoeringen SOUND,<br />
SPORTING, HGT A B C D E F (*) G (**) H (*)<br />
3843 800 2460 583 1480 1398 1660 1392<br />
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />
(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.
De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />
hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />
met standaardbanden.<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />
auto.<br />
Inhoud bagageruimte<br />
Inhoud bij onbeladen auto<br />
(VDA-norm) 297 dm3 Uitvoeringen 5-deurs A B C D E F (*) G (**) H (*)<br />
3865 804 2460 601 1480 1398 1660 1392<br />
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />
(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm<br />
F0I0202m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
279
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
280<br />
PRESTATIES<br />
Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.<br />
1.28V 1.216V 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9 JTD 1.9 Multijet<br />
155 172 178 205 164 173 185
GEWICHTEN<br />
Gewichten (kg)<br />
Rijklaar gewicht<br />
(met volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires): 3-deurs<br />
5-deurs<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder: 3/5-deurs<br />
Max. toelaatbaar<br />
gewicht (**)<br />
– vooras: 3/5-deurs<br />
– achteras: 3/5-deurs<br />
– totaalgewicht: 3-deurs<br />
5-deurs<br />
Gewicht van de aanhanger<br />
– geremd: 3/5-deurs<br />
– ongeremd: 3/5-deurs<br />
Max. dakbelasting: 3/5-deurs<br />
Max. gewicht op de<br />
trekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs<br />
1.28V<br />
860<br />
875<br />
510<br />
750<br />
750<br />
1370<br />
1385<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />
beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
( ● ) Voor bepaalde markten.<br />
1.216V<br />
920<br />
935<br />
510<br />
780<br />
750<br />
1430<br />
1445<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.416V<br />
960<br />
975<br />
510<br />
820<br />
750<br />
1470<br />
1485<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
281
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
282<br />
Gewichten (kg)<br />
Rijklaar gewicht<br />
(met volle reservoirs, reservewiel,<br />
gereedschap en accessoires): 3-deurs<br />
5-deurs<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />
de bestuurder: 3/5-deurs<br />
Max. toelaatbaar<br />
gewicht (**)<br />
– vooras: 3/5-deurs<br />
– achteras: 3/5-deurs<br />
– totaalgewicht: 3-deurs<br />
5-deurs<br />
Gewicht van de aanhanger<br />
– geremd: 3/5-deurs<br />
– ongeremd: 3/5-deurs<br />
Max. dakbelasting: 3/5-deurs<br />
Max. gewicht op de<br />
trekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs<br />
1.816V<br />
1040<br />
1055<br />
510<br />
850<br />
750<br />
1550<br />
1565<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.3 Multijet<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />
beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
( ● ) Voor bepaalde markten.<br />
965<br />
980<br />
510<br />
820<br />
750<br />
1475<br />
1490<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.9 JTD<br />
1040<br />
1055<br />
510<br />
900<br />
750<br />
1550<br />
1565<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1.9 Multijet<br />
1075<br />
1090<br />
510<br />
900<br />
750<br />
1585<br />
1600<br />
1000/400( ● )<br />
400<br />
75<br />
60
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank:<br />
incl. een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraul. remcircuit voor/achter:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Reservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter<br />
met koplampsproeiers:<br />
1.28V 1.216V 1.416V<br />
liter kg liter kg liter kg<br />
47<br />
5 - 7<br />
4,2<br />
2,5<br />
2,8<br />
1,65<br />
0,40<br />
0,45<br />
1,5<br />
(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,5<br />
1,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
47<br />
5 - 7<br />
(❒) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />
4,5<br />
2,5<br />
2,8<br />
1,65<br />
0,40<br />
0,45<br />
1,5<br />
(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,5<br />
1,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
47<br />
5 - 7<br />
4,5<br />
2,5<br />
2,8<br />
1,65<br />
–<br />
0,45<br />
1,5<br />
(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,5<br />
1,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1.816V<br />
liter kg<br />
47<br />
5 - 7<br />
5,8<br />
3,7<br />
4,1<br />
1,98<br />
–<br />
0,65<br />
1,5<br />
(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
3,3<br />
3,65<br />
1,8<br />
–<br />
–<br />
–<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Loodvrije superbenzine met<br />
octaangetal van ten minste 95<br />
R.O.N (specificatie EN228)<br />
Mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 50% PARAFLU UP<br />
SELENIA 20K (❒)<br />
TUTELA CAR ZC 75 Synth<br />
TUTELA TOP 4<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC 35<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
283
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
284<br />
Brandstoftank:<br />
incl. een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraul. remcircuit voor/achter:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Reservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter<br />
met koplampsproeiers:<br />
(❍) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR SAE 5W-40.<br />
(❏) Uitvoering 1.3 Multijet<br />
1.3 Multijet 1.9 JTD 1.9 Multijet<br />
liter kg liter kg liter kg<br />
49<br />
5 - 7<br />
6,0<br />
2,85<br />
3,0<br />
1,98<br />
0,40<br />
0,45<br />
1,5<br />
4,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
49<br />
5 - 7<br />
6,2<br />
4,0<br />
4,3<br />
1,98<br />
0,40<br />
0,45<br />
1,5<br />
4,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
49<br />
5 - 7<br />
6,2<br />
4,0<br />
4,3<br />
1,98<br />
0,40<br />
0,65<br />
1,5<br />
4,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Diesel voor motorvoertuigen<br />
(specificatie EN590)<br />
Mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 50% PARAFLU UP<br />
SELENIA TURBO DIESEL (❍)<br />
SELENIA WR (❏)<br />
TUTELA CAR ZC 75 Synth<br />
TUTELA TOP 4<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL<br />
SC 35
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren (❒)<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren (❍)<br />
(uitvoeringen 1.9JTD<br />
en 1.9 Multijet)<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren<br />
(uitvoering<br />
1.3 Multijet)<br />
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.<br />
Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis, die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA A1 en API SL.<br />
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA B3 en API CD.<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis,<br />
die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API<br />
CF en <strong>FIAT</strong> 9.55535-M2.<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en<br />
<strong>FIAT</strong> 9.55535-M2.<br />
Aanbev. smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
SELENIA 20K<br />
SELENIA<br />
PERFORMER<br />
SELENIA<br />
TURBO DIESEL<br />
SELENIA WR<br />
SELENIA WR<br />
Toepassing<br />
(❒) Bij gebruik onder zware klimatologische omstandigheden, adviseren wij SELENIA PERFORMER SAE 5W-30 motorolie.<br />
(❍) Bij gebruik onder zware klimatologische omstandigheden, adviseren wij SELENIA WR SAE 5W-40 motorolie.<br />
F0I0028m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
285
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
286<br />
Gebruik<br />
Olie en vetten<br />
voor<br />
krachtoverbrengingen<br />
Remvloeistof<br />
Antivries voor<br />
radiateur<br />
Toevoeging voor<br />
dieselbrandstof<br />
Vloeistof voor ruitensproeiers<br />
voor/achter<br />
en koplampsproeiers<br />
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Synthetische SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots<br />
aan de specificaties<br />
API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV.<br />
Olie type “ATF DEXRON III”.<br />
Vet op basis van lithiumzepen.<br />
Indringingsgetal <strong>NL</strong>GI 0.<br />
Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen,<br />
indringingsgetal: <strong>NL</strong>GI=2, bevat molybdeenbisulfide.<br />
Synthetische remvloeistof FMVSS nr 116 DOT 4, ISO 4925,<br />
SAE J-1704, CUNA NC 956-01.<br />
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis<br />
van glycol-monoethyleen voor koelsysteem.<br />
Met organische formule gebaseerd op O.A.T.-technologie.<br />
Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,<br />
ASTM D 3306.<br />
Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />
voor dieselmotoren.<br />
Mengsel van alcoholen, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />
CUNA NC 956-II.<br />
Aanbev. smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 Synth<br />
TUTELA GI/E<br />
TUTELA<br />
MRM ZERO<br />
TUTELA STAR 500<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU UP (●)<br />
DIESEL MIX<br />
TUTELA<br />
PROFESSIONAL SC<br />
35<br />
Toepassing<br />
(●) BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.<br />
Mech. versnellingsbakken<br />
en differentieels<br />
Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />
Homokinetische koppelingen<br />
aan zijde differentieel<br />
Homokinetische koppelingen<br />
aan zijde wiel<br />
Hydraulisch remsysteem<br />
en koppelingbediening<br />
Motorkoelsysteem.<br />
Mengverhouding: 50%<br />
gedemineraliseerd water<br />
en 50% PARAFLU UP<br />
Vermengen met dieselolie<br />
(25 cm per 10 liter)<br />
Onverdund of<br />
met water gebruiken
BRANDSTOFVERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de volgende tabel is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die<br />
in EU-normen is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />
❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />
❒ een rit buiten de stad: hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaal<br />
gebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />
❒ gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de<br />
testrit buiten de stad voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de<br />
auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties<br />
die de aërodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.<br />
Brandstofverbruik volgens EU 1999/100-normen (liter x 100 km) Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />
1.28V 7,3 4,8 5,7<br />
1.216V 7,6 5,0 6,0<br />
1.416V 7,8 5,1 6,1<br />
1.416V Sporting 8,8 5,3 6,6<br />
1.816V 11,5 6,4 8,3<br />
1.3 Multijet 5,6 3,9 4,5<br />
1.9 JTD 6,6 4,0 4,9<br />
1.9 JTD Sporting 7,2 4,2 5,3<br />
1.9 Multijet 7,3 4,1 5,3<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
287
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
288<br />
CO 2 -EMISSIE<br />
De CO 2 -emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject.<br />
CO 2 -emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km)<br />
Benzine-uitvoeringen<br />
1.28V 1.216V 1.416V 1.416V 1.816V<br />
Sporting<br />
136 142 145 156 197<br />
Diesel-uitvoeringen<br />
1.3 Multijet 1.9JTD 1.9JTD Sporting 1.9 Multijet<br />
119 130 140 140
Montagevoorbereiding voor<br />
“Isofix”-kinderzitje (indien<br />
aanwezig)<br />
De <strong>Fiat</strong> Punto is voorbereid voor de montage van<br />
Isofix-kinderzitjes, een nieuw gestandaardiseerd<br />
Europees systeem voor het vervoeren van kinderen.<br />
Isofix is een extra mogelijkheid die het gebruik van<br />
traditionele kinderzitjes niet uitsluit. De Isofix-kinderzitjes<br />
zijn er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.<br />
Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moet<br />
het kinderzitje aan de daarvoor bestemde beugels<br />
worden bevestigd. Deze bevinden zich tussen de rugleuning<br />
en zitting van de achterbank of in de bekleding<br />
daarvan.<br />
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel<br />
kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje<br />
rechts.<br />
Vanwege het verschil in omvang, kunnen op de achterbank<br />
maximaal drie traditionele kinderzitjes worden<br />
gemonteerd en bij de Isofix-bevestigingen slechts<br />
twee. Op de passagiersstoel voor kunnen alleen traditionele<br />
kinderzitjes worden gemonteerd.<br />
In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma is het Kiddy<br />
Isofix-kinderzitje opgenomen. Deze is goedgekeurd<br />
volgens de Europese ECE-R44/03 -voorschriften en<br />
geschikt voor kinderen met een gewicht tot 18 kg,<br />
waarbij het zitje in de rijrichting van de auto moet<br />
worden geplaatst, en voor kinderen met een gewicht<br />
tot 13 kg, waarbij het zitje tegen de rijrichting in moet<br />
worden geplaatst (groepen 0, 0+ en 1). Wij raden u<br />
dit kinderzitje aan omdat het speciaal voor de <strong>Fiat</strong><br />
Punto is ontworpen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
289
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
290<br />
ATTENTIE<br />
F0I0026m<br />
MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE<br />
Groep 0 en 0+<br />
Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13 kg)<br />
moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind door<br />
de gordels (D) van het zitje beschermd worden.<br />
Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitje<br />
in de rijrichting worden bevestigd.<br />
Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />
❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken)<br />
staat;<br />
❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitje<br />
met de bevestigingshaken (C) in de beugels;<br />
❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />
❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />
proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />
verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak is<br />
vergrendeld.<br />
Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting in wordt geplaatst, moet de<br />
passagiersstoel voor volledig naar achteren worden geschoven, zodat de<br />
rugleuning van de stoel en het kinderzitje elkaar raken.<br />
Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste<br />
wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in ieder<br />
geval aan de montage-instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te<br />
leveren.
Groep 1<br />
Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />
❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken)<br />
staat;<br />
❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitje<br />
met de bevestigingshaken (C) in de beugels;<br />
❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />
❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet de<br />
bovenste gordel (deze bevindt zich in het bovenste vakje van het kinderzitje)<br />
aan de ring in de bagageruimte worden bevestigd;<br />
❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />
proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />
verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak is<br />
vergrendeld.<br />
In deze opstelling wordt het kind ook beschermd door de veiligheidsgordels<br />
van de auto en door de bovenste gordel: zie de handleiding van het<br />
kinderzitje voor het correct omleggen van de veiligheidsgordels van de<br />
auto.<br />
F0I0027m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
291
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
292<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94<br />
ABS (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113<br />
Accu<br />
- acculading controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .253<br />
- opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230<br />
- starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . .200<br />
- vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .254<br />
Achterruitsproeier<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />
- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247<br />
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92<br />
Achterruitwisser<br />
- achterruitsproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />
- intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . . . .85<br />
- wisserblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259<br />
Achteruitrijlicht<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .277<br />
Airbags aan de zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153<br />
Airbags voor<br />
- airbag voor aan bestuurderszijde . . . . . . . . .151<br />
- airbag voor aan passagierszijde<br />
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152<br />
- airbag voor aan passagierszijde . . . . . . . . . . .151<br />
Airconditioning, automatisch met<br />
gescheiden regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71<br />
Airconditioning, handbediend . . . . . . . . . . . . . .68<br />
Allesdragers<br />
- bevestigingspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109<br />
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94<br />
ASR (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116<br />
Auto langere tijd stallen . . . . . . . . . . . . . . . . .172<br />
Autoradio<br />
- autoradio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121<br />
- inbouwvoorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . .120<br />
- schema van de voorbereide<br />
bedrading en aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . .122<br />
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101-102-103<br />
Bagageruimte vergroten . . . . . . . . . . . . . . . . .103<br />
Bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . .222<br />
Banden<br />
- standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .275<br />
- verklaring van de codering op de banden . . .273<br />
- winterbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170<br />
Bedieningsknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />
Bescherming van het milieu . . . . . . . . . . . . . . .133<br />
Bougies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270<br />
Brandstof<br />
- brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18<br />
- brandstofnoodschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . .92<br />
- verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287<br />
Brandstofbesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .164<br />
Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287<br />
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60-61<br />
Buitenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />
Carrosserie<br />
- carrosserie-uitvoeringen . . . . . . . . . . . . . . . .269<br />
- onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262<br />
Centrale portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . .98<br />
CO2-emissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .288<br />
Cruise-control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86<br />
Dashboard en bedieningsknoppen . . . . . . . . . . .4<br />
Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93<br />
Derde remlicht<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />
Dieselfilter (green filter) . . . . . . . . . . . . . . . . .252<br />
Digitaal display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22<br />
Dimlicht<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216<br />
Dop van de brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . .132<br />
Drukknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20<br />
Dualdrive (elektrische stuurbekrachtiging) . .126<br />
EBD (elektronische remdrukverdeling) . . . . .113<br />
Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . .100<br />
EOBD (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119<br />
ESP (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115<br />
Extra accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .125<br />
<strong>Fiat</strong> CODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11<br />
FIS (brandstofnoodschakelaar) . . . . . . . . . . . . .92<br />
Fix & Go (snelle bandenreparatieset) . . . . . .208<br />
Follow me home (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . .80<br />
Gereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .206<br />
Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281<br />
Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .213<br />
Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141<br />
Grootlicht<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />
- grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216<br />
Grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79<br />
Hendels aan het stuur . . . . . . . . . . . . . . . . .78-81<br />
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59<br />
Hoogteregelaar koplampen . . . . . . . . . . . . . .111<br />
Identificatiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .267<br />
Identificatieplaatjes . . . . . . . . . . . . . . . . . .267-268<br />
Instelbaar multifunctioneel display . . . . . . . . . .28<br />
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18<br />
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6<br />
Intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . .82-85<br />
Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264<br />
Interieuruitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93<br />
Interieurverlichting<br />
- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . .221<br />
Isofix (montagevoorbereiding kinderzitje) . . .289<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .220<br />
Kinderen veilig vervoeren . . . . . . . . . . . . . . .144<br />
Kinderveiligheidsslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter . . . . . . . . . . . .19<br />
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111-112<br />
Koplampsproeiers<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />
Koplampverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111<br />
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271<br />
Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203<br />
Lampjes en berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .173<br />
Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63-64<br />
Mistachterlicht<br />
- bedieningsknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />
Mistlampen voor<br />
- bedieningsknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218<br />
Mobiele telefoon<br />
- inbouwvoorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . .123<br />
Motor<br />
- brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271<br />
- starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .159-160<br />
- identificatiecode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269<br />
- specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270<br />
Motor starten<br />
- starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . .200<br />
- rollend starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201<br />
- noodstart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161<br />
- start-/contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16<br />
- benzinemotor starten . . . . . . . . . . . . . . . . .159<br />
- dieselmotor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .160<br />
- motor opwarmen na het starten . . . . . . . . .161<br />
- motor uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161<br />
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .107<br />
Motorolie<br />
- technische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . .286<br />
- oliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244<br />
Motorolieverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245<br />
Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264<br />
Multifunctioneel display . . . . . . . . . . . . . . . . . .24<br />
Niveau motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . .246<br />
Niveau motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244<br />
Niveau remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248<br />
Niveau ruitensproeier-/<br />
koplampsproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . .247<br />
Niveaus controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241<br />
Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .198<br />
Olie en vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285<br />
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234<br />
- aanvullende werkzaamheden<br />
- geprogrammeerd onderhoud . . . . . . . . . . . .235<br />
- jaarlijks inspectieschema . . . . . . . . . . . . . . .238<br />
- onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . .236<br />
Opendak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96<br />
Opkrikken van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . .231<br />
Parkeersensoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128<br />
Parkeerverlichting<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />
- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . .217-219<br />
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162<br />
Plafondverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89<br />
Pollenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249<br />
Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98<br />
Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .280<br />
Radiozendapparatuur en mobiele telefoon . . .125<br />
Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83<br />
Remlichten<br />
- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />
Remmen<br />
- handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162<br />
- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248<br />
- voetrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272<br />
Richtingaanwijzers<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79<br />
- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . .217-219<br />
Rubber slangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259<br />
Ruiten<br />
- uitzetruiten achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95<br />
- reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264<br />
Ruitensproeiers<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81<br />
- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247<br />
Ruitenwissers<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81<br />
- intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . . . .82<br />
- wisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259<br />
- ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261<br />
Slepen van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232<br />
Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13<br />
Smeermiddelen (specificaties) . . . . . . . . . . . .285<br />
Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .171<br />
Start-/contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16<br />
Starten en wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158<br />
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56-57-58<br />
Stuurinrichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272<br />
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17<br />
Stuurwielverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60<br />
Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11<br />
Tanken met de <strong>Fiat</strong> Punto . . . . . . . . . . . . . . . .130<br />
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266<br />
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18<br />
Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271<br />
Trekken van aanhangers . . . . . . . . . . . . . . . . .167<br />
Trekkrachtbegrenzers . . . . . . . . . . . . . . . . . .142<br />
Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134<br />
Veiligheidsgordels<br />
- algemene richtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .142<br />
- gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .135<br />
- onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144<br />
- hoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137<br />
Velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .274<br />
Versnellingsbak (gebruik van) . . . . . . . . . . . . .163<br />
Vullingstabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .283<br />
Waarschuwingsknipperlichten<br />
- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />
Wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201<br />
Wielen<br />
- reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203<br />
- verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201<br />
Wielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272<br />
Wieluitlijning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .273<br />
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223<br />
Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN<br />
EN RIJDEN<br />
LAMPJES<br />
EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
293
OLIE VERVERSEN?<br />
DE EXPERTS<br />
ADVISEREN<br />
SELENIA.<br />
Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />
producten van de FL Group.<br />
Bij de werkplaatsen van het <strong>Fiat</strong>-dealernet<br />
kunt u Selenia-motorolie verkrijgen.<br />
35.000 Motorexperts in heel<br />
Europa adviseren Selenia voor een<br />
maximale bescherming van de<br />
motor in uw auto.<br />
VRAAG UW DEALER<br />
NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met SE-<br />
LENIA 20K; een synthetische motorolie die voldoet<br />
aan de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />
SELENIA 20K verbetert de eigenschappen van de<br />
motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />
bescherming.<br />
SELENIA 20K<br />
Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJspecificaties<br />
voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren.<br />
Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij<br />
hoge temperaturen.<br />
SELENIA PERFORMER<br />
Speciale motorolie voor een optimale werking van<br />
benzinemotoren onder zeer extreme klimatologische<br />
omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />
SELENIA TURBO DIESEL<br />
Motorolie voor normale, turbo- of multiklepsdieselmotoren.<br />
Voordelen:<br />
• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />
• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />
• optimale reiniging van de motor.<br />
SELENIA WR DIESEL<br />
Speciale motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren<br />
voor een optimale werking onder zeer extreme<br />
klimatologische omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />
ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />
VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />
SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />
(*) ASTM D445<br />
Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />
motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />
kunnen de verversingsintervallen worden verlengd<br />
tot 20.000 km, waarbij een langdurige reiniging<br />
is gegarandeerd.<br />
SELENIA: DE KRACHT ACHTER UW MOTOR<br />
%<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10 86420<br />
0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />
km<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.
UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND RESERVEWIEL<br />
Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
1.2 8V zonder stuurbekr.<br />
1.2 8V elektrische<br />
stuurbekrachtiging<br />
1.2 16V - 1.4 16V<br />
1.416V Sporting<br />
1.9 JTD Sporting<br />
1.3 Multijet<br />
1,816V -<br />
1.9 Multijet<br />
1.9JTD<br />
155/80 R13 79T<br />
165/70 R14 81T<br />
185/60 R14 82H<br />
185/55 R15 82H<br />
165/70 R14 81T<br />
185/60 R14 82H<br />
185/55 R15 82H<br />
185/55 R15 82H<br />
185/55 R15 82H<br />
165/70 R14 81T<br />
185/60 R14 82H<br />
185/55 R15 82H<br />
185/55 R15 82V<br />
185/60 R14 82H<br />
185/55 R15 82H<br />
MOTOROLIE VERVERSEN<br />
BRANDSTOFTANK (liters)<br />
2,0<br />
2,0<br />
2,0<br />
2,2<br />
2,4<br />
2,2<br />
2,4<br />
2,4<br />
2,4<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />
liter kg liter kg liter kg liter kg<br />
Motorcarter 2,5 2,2 3,7 3,3 2,85 2,5 4,0 3,5<br />
Motorcarter en filter 2,8 2,5 4,1 3,65 3,0 2,6 4.3 3,7<br />
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V 1.3 Multijet - 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />
Inhoud van de brandstoftank 47 49<br />
Reserve 5 - 7 5 - 7<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine (specificatie EN228) met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />
Druknummer. 603.45.567<strong>NL</strong> - III/2003 - 1 e editie - Printed in the Netherlands by van Setten 2<br />
Eindredactie Satiz - Turijn<br />
1,9<br />
1,9<br />
1,9<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,2<br />
2,2<br />
2,1<br />
2,4<br />
2,4<br />
2,4<br />
2,4<br />
2,4<br />
2,4<br />
2,8<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,8<br />
2,8<br />
2,8<br />
2,8<br />
2,8<br />
4,2<br />
2,8<br />
2,8
NEDERLANDS<br />
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze<br />
publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.