01.11.2012 Views

FIAT PUNTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL

FIAT PUNTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL

FIAT PUNTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>FIAT</strong><br />

<strong>PUNTO</strong><br />

603.45.567 <strong>NL</strong><br />

INSTRUCTIEBOEK


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de <strong>Fiat</strong> Punto.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw <strong>Fiat</strong> Punto leert kennen en u uw auto op de juiste<br />

manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat<br />

rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />

<strong>Fiat</strong> Punto volledig te benutten.<br />

Als uw <strong>Fiat</strong> Punto buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt<br />

aan de voorwaarden van het F.A.R.E.-project. Dankzij dit project kunnen de <strong>Fiat</strong>-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en<br />

geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat. Voor het<br />

milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />

Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de onderstaande symbolen aandachtig te lezen:<br />

veiligheid van de inzittenden;<br />

conditie van de auto;<br />

bescherming van het milieu.<br />

In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />

❒ het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

❒ een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />

Veel leesplezier en goede reis!<br />

Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de <strong>Fiat</strong> Punto beschreven worden, dient u zich aan de<br />

informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u<br />

gekocht hebt.


BRANDSTOF TANKEN<br />

K<br />

ABSOLUUT LEZEN!<br />

MOTOR STARTEN<br />

Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het<br />

koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in<br />

stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Y<br />

en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven<br />

brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal).<br />

�<br />

Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie<br />

EN590.<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die<br />

van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.


ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />

kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />

CODE-card<br />

Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van<br />

de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de<br />

auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />

laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />

van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van het<br />

milieu) en ! (conditie van de auto).<br />


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

4<br />

DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN<br />

DASHBOARD ...................................................................... 5<br />

INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 6<br />

SYMBOLEN ........................................................................... 11<br />

<strong>FIAT</strong> CODE ........................................................................... 11<br />

DE SLEUTELS ........................................................................ 13<br />

START-/CONTACTSLOT ................................................ 16<br />

INSTRUMENTEN ................................................................ 18<br />

DIGITAAL DISPLAY ........................................................... 22<br />

MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ....................................<br />

INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL<br />

24<br />

DISPLAY ................................................................................. 28<br />

ZITPLAATSEN ..................................................................... 56<br />

HOOFDSTEUNEN .............................................................. 59<br />

STUURWIEL ......................................................................... 60<br />

SPIEGELS ................................................................................ 60<br />

KLIMAATREGELING .......................................................... 62<br />

VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 65<br />

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ......................<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH MET<br />

68<br />

GESCHEIDEN REGELING.................................................. 71<br />

BUITENVERLICHTING ...................................................... 78<br />

RUITEN REINIGEN ............................................................. 81<br />

CRUISE-CONTROL ........................................................... 86<br />

PLAFONDVERLICHTING ................................................. 89<br />

BEDIENING .......................................................................... 91<br />

INTERIEURUITRUSTING................................................... 93<br />

OPENDAK ............................................................................ 96<br />

PORTIEREN .......................................................................... 98<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................... 100<br />

BAGAGERUIMTE ................................................................ 101<br />

MOTORKAP ......................................................................... 107<br />

ALLESDRAGERS .................................................................. 109<br />

KOPLAMPEN ........................................................................ 111<br />

ABS .......................................................................................... 113<br />

ESP ........................................................................................... 115<br />

ASR .......................................................................................... 116<br />

EOBD ...................................................................................... 119<br />

AUTORADIO ....................................................................... 120<br />

INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE TELEFOON 123<br />

EXTRA ACCESSOIRES ......................................................<br />

ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

125<br />

“DUALDRIVE” ..................................................................... 126<br />

PARKEERSENSOREN ......................................................... 128<br />

TANKEN MET DE <strong>FIAT</strong> <strong>PUNTO</strong> ................................... 130<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 133


DASHBOARD<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en controle-/waarschuwingslampjes<br />

kunnen per uitvoering verschillen.<br />

1. Verstelbare uitstroomopening zijkant - 2. Vast luchtrooster zijkant - 3. Opbergvakje - 4. Claxon - 5.<br />

Instrumentenpaneel en controle-/waarschuwingslampjes - 6. Centraal, kantelbaar luchtrooster - 7. Centraal, vast<br />

luchtrooster - 8. Centrale bedieningsknoppen - - 9. Dashboardkastje - 10. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten -<br />

11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12. Aansteker - 13. Asbak - 14. Start-/contactslot -<br />

15. Hendel stuurwielverstelling - 16. Airbag voor aan bestuurderszijde - 17. Hendel motorkapontgrendeling.<br />

F0I0098m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

5


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

6<br />

INSTRUMENTENPANEEL<br />

F0I0246m<br />

Punto 1.28V - 1.3 Multijet<br />

(A) - Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

(B) - Snelheidsmeter<br />

(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

(D) - Digitaal display


Uitvoeringen ACTIVE, SOUND,<br />

DYNAMIC, CLASS<br />

(A) - Snelheidsmeter<br />

(B) - Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

(D) - Toerenteller<br />

(E) - Multifunctioneel display<br />

m c waarschuwingslampjes op dieseluitvoeringen<br />

Uitvoeringen met rechts stuur<br />

F0I0008m<br />

F0I0011m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

7


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

8<br />

Uitvoeringen met rechts stuur<br />

F0I0009m<br />

F0I0012m<br />

Uitvoering EMOTION<br />

(A) - Snelheidsmeter<br />

(B) - Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

(D) - Toerenteller<br />

(E) - Instelbaar multifunctioneel display<br />

t controlelampje op uitvoeringen met<br />

Speedgear of Dualogic versnellingsbak<br />

m waarschuwingslampje op dieseluitvoeringen


Uitvoering SPORTING<br />

(A) - Snelheidsmeter<br />

(B) - Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

(D) - Toerenteller<br />

(E) - Instelbaar multifunctioneel display<br />

t controlelampje op uitvoeringen met<br />

Speedgear of Dualogic versnellingsbak<br />

Uitvoeringen met rechts stuur<br />

F0I0010m<br />

F0I0013m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

9


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

10<br />

Uitvoeringen met rechts stuur<br />

F0I0247m<br />

F0I0248m<br />

Uitvoering HGT<br />

(A) - Snelheidsmeter<br />

(B) - Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

(C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

met waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

(D) - Toerenteller<br />

(E) - Instelbaar multifunctioneel display<br />

m c waarschuwingslampjes op dieseluitvoeringen


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek<br />

gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht<br />

vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen<br />

als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />

Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting<br />

van de symbolen.<br />

<strong>FIAT</strong> CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering (<strong>Fiat</strong> CODE). Het systeem schakelt<br />

automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen.<br />

In iedere sleutel zit een elektronisch component gemonteerd die bij het<br />

starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in<br />

het start-/contactslot is ingebouwd. Het signaal wordt bij het starten<br />

omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid van<br />

de <strong>Fiat</strong> CODE gezonden, die, als de code wordt herkend, het starten van<br />

de motor mogelijk maakt.<br />

WERKING<br />

Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />

het <strong>Fiat</strong> CODE-systeem een code naar de regeleenheid van de motor die,<br />

als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft.<br />

De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het systeem de<br />

door de sleutel verzonden code heeft herkend.<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, schakelt de <strong>Fiat</strong><br />

CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit.<br />

F0I0073m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

11


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

12<br />

Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat<br />

op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje<br />

Y branden.<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand STOP<br />

en vervolgens in stand MAR te draaien; als de motor<br />

geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de<br />

andere geleverde sleutels. Als de motor dan nog niet<br />

aanslaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die in<br />

de regeleenheid van het systeem moet worden<br />

opgeslagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels<br />

(maximaal acht) moet u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

wenden.<br />

Als het lampje Y tijdens het rijden gaat<br />

branden<br />

❒ Als het lampje Y gaat branden, dan betekent dit<br />

dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij<br />

een vermindering van de spanning). Als u het<br />

systeem wilt controleren, moet u de auto stilzetten<br />

en de contactsleutel in stand STOP en vervolgens<br />

opnieuw in stand MAR draaien: als er geen enkele<br />

storing wordt gevonden, gaat het<br />

waarschuwingslampje Y niet branden.<br />

❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,<br />

moet de hiervoor beschreven procedure herhaald<br />

worden en de contactsleutel langer dan 30<br />

seconden in stand STOP worden gezet. Als de<br />

storing blijft bestaan, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,<br />

wordt de code niet herkend. In dat geval moet u de<br />

sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR<br />

draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het<br />

dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als<br />

de motor dan nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />

noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en<br />

wendt u daarna tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.


DE SLEUTELS<br />

CODE-CARD<br />

Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waarop<br />

staat aangegeven:<br />

❒ de elektronische code (A) voor het uitvoeren van een noodstart (zie<br />

de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en rijden”);<br />

❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag van<br />

duplicaatsleutels aan de <strong>Fiat</strong>-dealer moet worden medegedeeld.<br />

Wij raden u aan de elektronische code (A) altijd bij u te hebben omdat<br />

deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />

BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de sleutels<br />

te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling worden<br />

blootgesteld.<br />

Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de<br />

nieuwe eigenaar.<br />

F0I0036m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

13


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

14<br />

F0I0038m<br />

F0I0039m<br />

MECHANISCHE SLEUTEL<br />

De sleutel (A), waarvan twee exemplaren zijn geleverd als de auto niet is<br />

uitgerust met afstandsbediening, dient voor:<br />

❒ het start-/contactslot;<br />

❒ de sloten van de portieren en de achterklep;<br />

❒ het openen van de tankdop;<br />

❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (indien aanwezig)<br />

De sleutel (B), die samen met de sleutel (A) wordt geleverd als de auto is<br />

uitgerust met afstandsbediening, dient voor:<br />

❒ het start-/contactslot;<br />

❒ de sloten van de portieren en de achterklep;<br />

❒ het openen van de tankdop;<br />

❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan<br />

passagierszijde (indien aanwezig).<br />

De knop (C) dient voor het op afstand ont-/vergrendelen van de<br />

portieren.<br />

Het lampje (D) gaat branden als de opdracht naar de ontvanger van het<br />

systeem is verzonden.<br />

Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de interieurverlichting een<br />

vooraf vastgestelde tijd branden.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (bijv. van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden beïnvloed.


Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening<br />

Als u de knop van de afstandsbediening indrukt en het lampje op de<br />

sleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij worden<br />

vervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handel<br />

verkrijgbaar is.<br />

Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:<br />

❒ open het kunststof dekseltje met behulp van een schroevendraaier op<br />

plaats (A);<br />

❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbij<br />

goed op de polariteit;<br />

❒ sluit het kunststof dekseltje.<br />

Extra afstandsbedieningen bestellen<br />

Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloop<br />

van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een<br />

identiteitsbewijs en de autopapieren mee.<br />

Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of<br />

afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt<br />

vervolgens voor de afvoer.<br />

F0I0040m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

15


Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening<br />

Als u de knop van de afstandsbediening indrukt en het lampje op de<br />

sleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij worden<br />

vervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handel<br />

verkrijgbaar is.<br />

Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:<br />

❒ open het kunststof dekseltje met behulp van een schroevendraaier op<br />

plaats (A);<br />

❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbij<br />

goed op de polariteit;<br />

❒ sluit het kunststof dekseltje.<br />

Extra afstandsbedieningen bestellen<br />

Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloop<br />

van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een<br />

identiteitsbewijs en de autopapieren mee.<br />

Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of<br />

afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt<br />

vervolgens voor de afvoer.<br />

F0I0040m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

15


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

16<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

F0I0035m<br />

START-/CONTACTSLOT<br />

De sleutel kan in 4 standen worden gedraaid:<br />

❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot ingeschakeld. Enkele<br />

elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische<br />

ruitbediening).<br />

❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.<br />

❒ AVV: starten van de motor.<br />

❒ PARK: motor uit, parkeerverlichting aan, stuurslot ingeschakeld. Druk<br />

om de sleutel in stand PARK te kunnen draaien, op de knop (A).<br />

Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bij<br />

de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand<br />

STOP en nogmaals starten.<br />

Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u,<br />

voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren<br />

bij een <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om<br />

onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de<br />

handrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoog<br />

of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen achter in de<br />

auto.


STUURSLOT<br />

Inschakelen<br />

Zet de sleutel in stand STOP of PARK, trek de sleutel uit het start-<br />

/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen<br />

Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR<br />

draait. F0I0035m<br />

ATTENTIE<br />

Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij de<br />

eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook<br />

als de auto gesleept wordt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

17


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

18<br />

F0I0042m<br />

F0I0041m<br />

INSTRUMENTEN<br />

TOERENTELLER<br />

De toerenteller geeft het toerental van de motor aan. Als de wijzernaald<br />

in de gevarenzone staat (rood gebied op enkele uitvoeringen), dan<br />

betekent dit dat de motor met extreem hoge toerentallen draait. Deze<br />

toerentallen mogen slechts kort worden aangehouden.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.<br />

Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke of<br />

plotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.<br />

Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld de<br />

airconditioning of de aanjager wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient een<br />

geleidelijke verandering van het toerental voor het behoud van de acculading.<br />

BRANDSTOFMETER<br />

Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof (A) gaat branden (op<br />

enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het instelbare<br />

multifunctionele display) als er nog ongeveer 5 tot 7 liter brandstof in de<br />

tank aanwezig is.<br />

E- brandstoftank leeg.<br />

F- brandstoftank vol.<br />

Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige<br />

brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.<br />

BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie (E) staat en het<br />

waarschuwingslampje (A) knippert, dan is er een storing in het systeem.<br />

Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten controleren.


KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER<br />

De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.<br />

Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillende<br />

posities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden<br />

van de auto.<br />

C - lage koelvloeistoftemperatuur.<br />

H - hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />

Als het waarschuwingslampje (B) gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), dan<br />

is de koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit en<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie (C) staat en het<br />

waarschuwingslampje (B) knippert, dan is er een storing in het systeem.<br />

Wendt u in dit geval tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten<br />

controleren.<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

F0I0041m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

19


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

20<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

Om gebruik te maken van de informatie die het “Digitale display” en het “Instelbare multifunctionele display” kunnen<br />

leveren (met de contactsleutel in stand MAR), dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen rechts van het<br />

instrumentenpaneel en op de rechter hendel (voor de werking van de “Trip computer”). De werking wordt hierna<br />

beschreven.<br />

Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk aandachtig door te lezen.<br />

F0I0245m<br />

F0I0244m<br />

Digitaal display (indien aanwezig)<br />

Knop trip<br />

Voor weergave op het display van de volgende functies: kilometerteller<br />

totaal en dagteller.<br />

Knop h<br />

Voor het instellen van de tijd (uren - minuten).<br />

Multifunctioneel display (indien aanwezig)<br />

Knoppen +/-<br />

Voor het instellen van de tijd (uren - minuten).<br />

Knop TRIP (zie de volgende pagina)<br />

Korter dan 1 seconde indrukken (impuls), aangegeven met % in de<br />

volgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip<br />

computer te doorlopen.<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met & in de volgende<br />

beschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te zetten<br />

(reset) voor een nieuwe rit.


Instelbaar multifunctioneel display (indien aanwezig)<br />

Knoppen +/-<br />

Om de menuschermen en de opties omhoog/omlaag te doorlopen of om<br />

de weergegeven waarde te verhogen/verlagen en om de lichtsterkte te<br />

regelen (indien ingedrukt als het “Instelmenu” niet actief is).<br />

Knop MODE<br />

Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met Q in de<br />

volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en/of naar het<br />

volgende scherm te gaan of het menu te openen.<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met R in de volgende<br />

beschrijvingen, om terug te keren naar het vorige scherm.<br />

Knop TRIP<br />

Korter dan 1 seconde indrukken (impuls), aangegeven met % in de<br />

volgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip<br />

computer te doorlopen.<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met & in de volgende<br />

beschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te zetten<br />

(reset) voor een nieuwe rit.<br />

F0I0242m<br />

F0I0043m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

21


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

22<br />

A B<br />

2<br />

2<br />

C<br />

D<br />

F0I0209m<br />

F0I0210m<br />

DIGITAAL DISPLAY (indien aanwezig)<br />

Voor weergave van de informatie van de Trip computer: kilometerteller<br />

totaal en dagteller.<br />

INFORMATIE OP HET DISPLAY<br />

❒ Klokje (B) (altijd weergegeven, ook bij uitgenomen contactsleutel en<br />

gesloten voorportieren).<br />

❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld)<br />

(A).<br />

❒ <strong>Informatie</strong> Trip computer: kilometerteller totaal (C) of dagteller (D).<br />

Diagnosefunctie waarschuwingslampjes<br />

Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes<br />

(indien aanwezig):<br />

❒ handrem aangetrokken/te laag remvloeistofniveau;<br />

❒ ABS en EBD;<br />

❒ inschakelen/storing ESP;<br />

❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”.<br />

De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storing<br />

wordt geconstateerd.<br />

Als de controle van de lampjes is voltooid, toont het display de eventuele<br />

storing (aan één of meerdere lampjes). Bij een storing gaat het opschrift<br />

LEd Error ongeveer 10 seconden knipperen.


KLOKJE INSTELLEN<br />

Druk voor het instellen van de tijd op knopje h: de tijd kan worden<br />

ingesteld als u het knopje enkele ogenblikken ingedrukt houdt. Elke keer<br />

als u het knopje indrukt, verspringt het klokje een eenheid. Als u het<br />

knopje even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door.<br />

F0I0245m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

23


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

24<br />

F0I0031m<br />

F0I0030m<br />

MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />

(indien aanwezig)<br />

Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit:<br />

INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM<br />

❒ Kilometerteller totaal (A).<br />

❒ Klokje (B).<br />

Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het display<br />

uitgeschakeld.<br />

Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportier<br />

het display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en de<br />

kilometerteller weergegeven.<br />

Als de functie “Follow me home” is ingeschakeld (zie de paragraaf “Follow<br />

me home” in dit hoofdstuk), verschijnt op de plaats van de kilometerteller<br />

een opschrift dat aangeeft hoelang de functie blijft ingeschakeld (zie de<br />

afbeelding).<br />

INFORMATIE OVER DE AUTO<br />

❒ <strong>Informatie</strong> Trip computer.<br />

❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) (C)


TRIP COMPUTER<br />

Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie worden<br />

weergegeven over de werking van de auto. Schakel de functie in met de<br />

knop.<br />

De functie kan op nul worden gezet.<br />

De gegevens zijn: Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik,<br />

Huidig verbruik, Gemiddelde snelheid, Rijtijd. De gekozen informatie blijft<br />

op het display weergegeven totdat nieuwe informatie wordt gevraagd.<br />

(*) Tijdens de weergave van het Huidig verbruik, verschijnt op het display<br />

niet het opschrift TRIP.<br />

Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />

Om een nieuwe rit te beginnen, moet u, als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat, op de knop drukken volgens methode & (zie de paragraaf<br />

“Bedieningsknoppen”).<br />

BELANGRIJK De gegevens “Actieradius” en “Huidig verbruik” kunnen<br />

niet op nul worden gezet.<br />

Actieradius<br />

F0I0164m<br />

F0I0165m<br />

Afgelegde afstand<br />

Gemiddeld/<br />

Huidig(*) verbruik<br />

Gemiddelde<br />

snelheid<br />

Rijtijd<br />

F0I0166m<br />

F0I0167m<br />

F0I0168m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

25


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

26<br />

Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat nog<br />

gereden kan worden met de brandstof in de<br />

brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat de<br />

rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de<br />

indicatie “- - - -” als:<br />

❒ de actieradius kleiner is dan 50 km;<br />

❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat met<br />

stationair draaiende motor.<br />

Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegde<br />

kilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />

Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddelde<br />

brandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwe<br />

rit (*) in l/km of in l/100km.<br />

Huidig brandstofverbruik = geeft ongeveer iedere<br />

5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto<br />

stilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt op<br />

het display de indicatie “- - - -”.<br />

Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddelde<br />

snelheid van de auto aan op basis van de tijd die<br />

afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />

Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin van de<br />

nieuwe rit (*).<br />

BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij<br />

alle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “—<br />

—” in plaats van de waarde. Wanneer de normale<br />

werking weer hersteld is, worden de waarden van de<br />

functies weer op normale wijze weergegeven. De<br />

waarden die voor de storing werden weergegeven<br />

worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit<br />

(*) begonnen.<br />

(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:<br />

– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukken<br />

van de betreffende knop (zie de paragraaf<br />

“Bedieningsknoppen”)<br />

– “automatisch” wanneer de Afgelegde afstand de<br />

waarde 999,9 km bereikt of wanneer de Rijtijd de<br />

waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt<br />

– als de accu losgekoppeld is geweest.


DIAGNOSEFUNCTIE WAARSCHUWINGSLAMPJES<br />

Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes<br />

(indien aanwezig) op eventuele storingen:<br />

❒ handrem aangetrokken/te laag remvloeistofniveau;<br />

❒ ABS en EBD;<br />

❒ inschakelen/storing ESP;<br />

❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”.<br />

De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storing<br />

wordt geconstateerd. Als de controle van de lampjes is voltooid, toont<br />

het display de eventuele storing (aan een of meerdere lampjes). Bij een<br />

storing gaat het opschrift LEd Err ongeveer 10 seconden knipperen.<br />

KLOKJE INSTELLEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ druk op de knop + om de tijd met een eenheid te verhogen;<br />

❒ druk op de knop – om de tijd met een eenheid te verlagen.<br />

Als u de knop even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel<br />

door.<br />

F0I0032m<br />

F0I0244m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

27


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

28<br />

F0I1000i<br />

F0I1001i<br />

INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />

(indien aanwezig)<br />

Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit:<br />

INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM<br />

❒ Datum (A).<br />

❒ Kilometerteller totaal (B).<br />

❒ Klokje (C).<br />

❒ Buitentemperatuur (D).<br />

❒ <strong>Informatie</strong> over de Speedgear of Dualogic versnellingsbak (indien<br />

aanwezig) (F).<br />

Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het display<br />

uitgeschakeld.<br />

Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportier<br />

het display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en de<br />

kilometerteller weergegeven.<br />

Als de functie “Follow me home” is ingeschakeld (zie de paragraaf<br />

“Follow me home” in dit hoofdstuk) verschijnt op de plaats van de<br />

kilometerteller een opschrift dat aangeeft hoelang de functie blijft<br />

ingeschakeld (zie het hoofdstuk “Controle- en waarschuwingslampjes”).


INFORMATIE OVER DE AUTO<br />

❒ Afstand tot volgende servicebeurt.<br />

❒ <strong>Informatie</strong> Trip computer.<br />

❒ Lichtsterkteregeling van het display/instrumentenpaneel<br />

en display van automatische airconditioning<br />

met gescheiden regeling (indien aanwezig).<br />

❒ Weergave storingen/waarschuwingen.<br />

❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht<br />

is ingeschakeld) (E).<br />

❒ Weergave ingeschakelde functies.<br />

❒ Herhaling informatie audiosysteem.<br />

Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedieningsknoppen<br />

(zie de vorige pagina’s) de volgende instellingen<br />

kunnen worden uitgevoerd:<br />

INSTELMENU<br />

In het “Instelmenu” kunt u met de bedieningsknoppen<br />

(zie de vorige pagina’s) de volgende instellingen<br />

invoeren:<br />

❒ SNELHEIDSLIMIET<br />

❒ TRIP B<br />

❒ KLOKJE INSTELLEN<br />

❒ TIJDWEERGAVE<br />

❒ DATUM INSTELLEN<br />

❒ INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN<br />

(indien aanwezig) (●)<br />

❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ<br />

RIJDENDE AUTO<br />

❒ EENHEID “AFSTAND”<br />

❒ EENHEID “VERBRUIK”<br />

❒ EENHEID “TEMPERATUUR”<br />

❒ TAAL INSTELLEN<br />

❒ VOLUMEREGELING<br />

WAARSCHUWINGSZOEMER<br />

❒ VOLUMEREGELING KNOPPEN<br />

❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

❒ MENU VERLATEN<br />

● De werking van het menupunt “Audio Herh.” is<br />

alleen gegarandeerd als de autoradio tijdens de<br />

productie van de auto is ingebouwd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

29


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

30<br />

STARTCONTROLE<br />

Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op het display het bericht “Check bezig” weergegeven: de fase<br />

waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen. Deze fase duurt<br />

enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt op het<br />

display het bericht “Check OK”.<br />

Als er daarentegen storingen worden gevonden, raadpleeg dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.<br />

of<br />

Motor<br />

gestart? JA<br />

Als op het display een storing wordt<br />

weergegeven, zie dan de paragraaf<br />

“Lampjes en berichten” in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Geen storingen<br />

aanwezig<br />

Weergave<br />

standaardscherm<br />

Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />

automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke<br />

200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het motoroliefilter<br />

bij de 1.3 Multijet-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de volgende servicebeurt<br />

bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal kilometers of<br />

dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers<br />

(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer voor het uitvoeren van de<br />

werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).<br />

NEE


BESCHRIJVING VAN HET MENU<br />

Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen +<br />

en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de<br />

voorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm”<br />

op de volgende pagina.<br />

Italiaans<br />

Nederlands<br />

Q<br />

Engels<br />

Frans<br />

Bijvoorbeeld<br />

Duits<br />

Spaans<br />

SERVICE<br />

VOL. KNOPPEN<br />

VOL. ZOEMER<br />

TAAL<br />

Portugees<br />

MENU VERLATEN<br />

SNELH. LIM.<br />

EENHEID TEMP.<br />

TRIP B<br />

VERBRUIK<br />

Dag<br />

Bijvoorbeeld:<br />

Jaar Maand<br />

REG. KLOK<br />

WEERG. KLOK<br />

EENHEID AFST.<br />

INSTELLEN DATUM<br />

AUDIO HERH.<br />

VERG. PORT.<br />

Q<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

31


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

32<br />

TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop Q in te drukken.<br />

Druk op de knop + of – om het menu te doorlopen.<br />

BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch het menu<br />

verlaten en het vorige scherm weergegeven.<br />

In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met de knop Q) niet opgeslagen. De handeling<br />

moet dus opnieuw worden uitgevoerd.<br />

Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van de<br />

“Snelheidslimiet”).<br />

Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.<br />

In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.


Zie<br />

“Startcontrole”<br />

Voorbeeld van<br />

standaardscherm<br />

Q<br />

NEE<br />

Rijdt<br />

auto?<br />

JA<br />

Snelh. Lim.<br />

Menu verlaten<br />

Menuscherm<br />

Snelh. Lim.<br />

Trip B<br />

Instellen Klok<br />

Weerg. Klok<br />

Instellen datum<br />

Audio Herh.<br />

Vergr. Port.<br />

Eenheid Afst.<br />

Verbruik<br />

Eenheid Temp.<br />

Taal<br />

Vol. Zoemer<br />

Vol. Knoppen<br />

<strong>Service</strong><br />

Menu verlaten<br />

Uitgebreid<br />

menuscherm<br />

Zonder Connect/-<br />

Navigatiesysteem<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

33


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

34<br />

SNELHEIDSLIMIET (Snelh. Lim.)<br />

Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt<br />

er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het display (zie<br />

het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Q<br />

R<br />

Kies met de knoppen +/–<br />

voor in- of uitschakeling ON/OFF.<br />

De gekozen instelling knippert. Terug naar menuscherm<br />

Q<br />

R<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

Met de knop +/- kunt u de gewenste snelheid instellen. Tijdens<br />

het instellen knippert de waarde op het display. De waarde kan<br />

worden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mph<br />

afhankelijk van de hiervoor ingestelde eenheid (zie de paragraaf<br />

“Eenheid Afst.” hierna). Elke keer als u de knop +/–<br />

indrukt (impuls), wordt de waarde vijf eenheden verhoogd of verlaagd.<br />

Als u de betreffende knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />

automatisch snel door of terug.<br />

R<br />

Q


TRIP B (Trip B)<br />

Hiermee kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF).<br />

De functie geeft informatie over een “deeltraject”: Afgelegde afstand B, Verbruik B, Gemiddelde snelheid B, Rijtijd B.<br />

Zie voor meer informatie “General trip - Trip B”.<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

R<br />

Kies met de knoppen +/–<br />

voor in- of uitschakeling ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

35


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

36<br />

KLOKJE INSTELLEN (Instellen Klok)<br />

Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

+<br />

–<br />

R<br />

Q<br />

R<br />

Q<br />

Elke keer als u de knop +/– indrukt, wordt de waarde een<br />

eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/– ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.<br />

+<br />

–<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

R<br />

Q<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

R<br />

Terug naar menuscherm


WEERGAVE KLOK (Weerg. Klok)<br />

Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12h (12 uur) of 24h (24 uur). Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Q R<br />

Kies met de knoppen +/–<br />

voor 12 h of 24 h.<br />

R<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

37


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

38<br />

DATUM INSTELLEN (Instellen Datum)<br />

Ga voor het instellen van de datum (dag - maand - jaar) als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

+<br />

–<br />

R<br />

Q<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Elke keer als u de knop +/– indrukt, wordt de waarde een<br />

eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/– ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.<br />

+<br />

–<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

R<br />

Q<br />

R<br />

Q<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

R<br />

Terug naar menuscherm


INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN (Audio Herh.) (indien aanwezig)<br />

Met deze functie kan op het display de informatie worden weergegeven van de Radio (frequentie of RDS-bericht van<br />

het geselecteerde radiostation, automatisch zoeken starten of AutoSTore), een audio-CD (nummer van muziekstuk),<br />

een MP3-CD (nummer van muziekstuk), een MP3-card (nummer van muziekstuk) en de Cassettespeler (werking).<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

Voorbeeld van herhaling informatie<br />

van audiosysteem<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Kies met de knoppen +/– voor in- of uitschakeling<br />

ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

39


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

40<br />

CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO (Vergr. Port.)<br />

Als deze functie:<br />

❒ is ingeschakeld (ON), worden de portieren automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h;<br />

❒ is uitgeschakeld (OFF), worden de portieren niet automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

R<br />

Kies met de knoppen +/–<br />

voor in- of uitschakeling ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:


EENHEID “AFSTAND” (Eenheid Afst.)<br />

Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van de<br />

eenheden als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Stel met de knoppen +/– de gewenste<br />

eenheid in (km of mijl).<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

41


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

42<br />

EENHEID “VERBRUIK” (Verbruik)<br />

Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheid<br />

is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Eenheid afstand”).<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Als u km hebt ingesteld<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Als u mijl hebt ingesteld<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Q<br />

R<br />

R<br />

Q<br />

R<br />

Stel met de knoppen +/–<br />

de eenheid van het brandstofverbruik in,<br />

km/l of l/100km.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:


EENHEID “TEMPERATUUR” (Eenheid Temp.)<br />

Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Kies met de knoppen +/– de gewenste<br />

temperatuureenheid (°C of °F).<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

43


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

44<br />

TAAL INSTELLEN (Taal)<br />

De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits, Portugees,<br />

Spaans, Frans, Nederlands). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

R<br />

Q<br />

Terug naar menuscherm


VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (Vol. Zoemer)<br />

Het volume van het akoestische signaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld worden<br />

op 8 niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld. Ga voor het instellen als<br />

volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Stel met de knoppen +/– het volume van<br />

het geluidssignaal (zoemer) in.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

45


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

46<br />

VOLUMEREGELING KNOPPEN (Vol. Knoppen)<br />

Het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van enkele knoppen in de auto, kan worden ingesteld op 8<br />

niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld. Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Stel met de knoppen +/– het volume van<br />

het geluidssignaal (zoemer) in.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

Q R<br />

R<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:


GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (<strong>Service</strong>)<br />

Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet<br />

worden uitgevoerd.<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

R<br />

Q<br />

+<br />

–<br />

Q R<br />

R<br />

Kies met de knoppen +/– de gewenste<br />

weergave, km, mijlen of dagen (dd). De<br />

geselecteerde instelling knippert.<br />

R Q<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

vervolg<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

47


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

48<br />

R<br />

Q<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />

automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke<br />

200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het motoroliefilter<br />

bij de 1.3 Multijet-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de volgende servicebeurt<br />

bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal kilometers of<br />

dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers<br />

(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer voor het uitvoeren van de<br />

werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).


MENU VERLATEN (Menu verlaten)<br />

Laatste functie waarmee de instellingen uit het startmenu worden afgesloten.<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

R<br />

Met de knop + keert u terug naar “Snelh.<br />

Lim.” (eerste onderdeel van het menu).<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

49


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

50<br />

TRIP COMPUTER<br />

Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto.<br />

Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip B”, dat betrekking<br />

heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende grafiek) van het<br />

totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet.<br />

Met “General trip” wordt informatie over Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, huidig verbruik,<br />

Gemiddelde snelheid en Rijtijd gegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeld<br />

verbruik B, Gemiddelde snelheid B en Rijtijd B gegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld.<br />

Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />

Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, op de knop & op de rechter hendel aan het stuur drukken volgens methode & (zie de paragraaf<br />

“Bedieningsknoppen”).<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit - Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

GENERAL TRIP<br />

TRIP B<br />

Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “General trip” wordt weergegeven, dan worden ook de<br />

gegevens van “Trip B” op nul gezet. Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “Trip B” wordt<br />

weergegeven, dan worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.<br />

BELANGRIJK De functie “Actieradius” kan niet op nul worden gezet.<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit - Begin nieuwe rit<br />

TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject


De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema):<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Vorig<br />

scherm , bijv.:<br />

% % % %<br />

(*)<br />

%<br />

(*)<br />

(*)<br />

% %<br />

= Reset “General trip” en “Trip B” behalve<br />

& “Actieradius” (zie de paragraaf “Reset general trip”).<br />

(*) (*)<br />

(*)<br />

(*)<br />

vervolg<br />

De twee schermen van ieder onderdeel<br />

van de Trip computer worden afwisselend<br />

(drie keer) weergegeven.<br />

Daarna blijft het tweede scherm vast<br />

weergegeven.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

51


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

52<br />

Trip B AAN? NEE<br />

JA<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

% % % %<br />

(*) (*) (*) (*)<br />

= “Reset Trip B” & (zie de paragraaf “Reset trip B”).


Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop te drukken volgens methode &, verschijnen op het display de<br />

volgende functies:<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Reset TRIP B<br />

& = “Reset General trip” en “Trip B” (behalve de functie<br />

“Actieradius”).<br />

& = “Reset Trip B”<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

53


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

54<br />

Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat nog<br />

gereden kan worden met de brandstof in de<br />

brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat de<br />

rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de<br />

indicatie “- - - -” als:<br />

❒ de actieradius kleiner is dan 50 km;<br />

❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat met<br />

stationair draaiende motor.<br />

Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegde<br />

kilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />

Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddelde<br />

brandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwe<br />

rit (*) in l/km of in l/100km.<br />

Huidig brandstofverbruik = geeft ongeveer iedere<br />

5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto<br />

stilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt op<br />

het display de indicatie “- - - -”.<br />

Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddelde<br />

snelheid van de auto aan op basis van de tijd die<br />

afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />

Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin van de<br />

nieuwe rit (*).<br />

BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij<br />

alle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “- -<br />

- -” in plaats van de waarde. Wanneer de normale<br />

werking weer hersteld is, worden de waarden van de<br />

functies weer op normale wijze weergegeven. De<br />

waarden die voor de storing werden weergegeven<br />

worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit<br />

(*) begonnen.<br />

(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:<br />

– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukken<br />

van de betreffende knop (zie de paragraaf<br />

“Bedieningsknoppen”)<br />

– “automatisch” wanneer de Afgelegde afstand de<br />

waarde 999,9 km bereikt of wanneer de Rijtijd de<br />

waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt<br />

– als de accu losgekoppeld is geweest.


LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL, DISPLAY EN BEDIENINGSKNOPPEN<br />

(LICHTSTERKTE)<br />

Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen) van het<br />

display/instrumentenpaneel en van het display van de airconditioning met gescheiden temperatuurregeling.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

Vorig scherm, bijv.:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

+<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm” –<br />

Automatisch terug naar standaardscherm<br />

na enkele seconden of<br />

door het indrukken van de knop Q<br />

Stel met de knoppen +/– de gewenste<br />

lichtsterkte in.<br />

F0I0243m<br />

+<br />

–<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

55


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

56<br />

F0I0044m<br />

F0I0045m<br />

ZITPLAATSEN<br />

ZITPLAATSEN VOOR<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de hendel (A) (aan de binnenzijde van de stoel) omhoog en schuif<br />

de stoel naar voren of naar achteren. Als u rijdt, moeten de armen licht<br />

gebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen.<br />

Hoogteverstelling (indien aanwezig)<br />

Trek de hendel (B) uit en verplaats hiermee de zitting naar wens omhoog<br />

of omlaag.<br />

BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u op<br />

de bestuurdersstoel zit.<br />

Verstellen van de rugleuning<br />

Draai de knop (C).<br />

Lendensteunverstelling (indien aanwezig)<br />

Draai de knop (D) om het steunvlak van de rugleuning aan te passen.


Stoelverwarming (indien aanwezig)<br />

U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen met de knop (A).<br />

Bij inschakeling gaat het lampje op de knop branden.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat.<br />

F0I0049m<br />

Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar<br />

voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze<br />

onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

57


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

58<br />

A<br />

F0I0075m<br />

Rugleuning naar voren klappen (3-deurs uitvoering)<br />

Trek, om de achterste zitplaatsen te bereiken, de handgreep (A) omhoog<br />

zodat de rugleuning naar voren klapt. De stoel kan nu naar voren worden<br />

geschoven door tegen de rugleuning te duwen.<br />

Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in de<br />

ingestelde stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen).<br />

Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar<br />

achteren te schuiven.


HOOFDSTEUNEN<br />

VOOR<br />

Afhankelijk van de uitvoering zijn er vaste of in hoogte verstelbare<br />

hoofdsteunen.<br />

Druk voor de verstelling op de knop (A) en verplaats de hoofdsteun<br />

omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt. Laat vervolgens de<br />

steun los en controleer of de steun goed is vergrendeld.<br />

ACHTER (indien aanwezig)<br />

Afhankelijk van de uitvoering zijn er twee of drie hoofdsteunen.<br />

Voor het verwijderen van de hoofdsteunen moet eerst de hoedenplank<br />

achter worden verwijderd (zie de paragraaf “Bagageruimte vergroten”)<br />

en vervolgens de knop (A) aan de zijkant van de twee steunen worden<br />

ingedrukt. Trek de hoofdsteun vervolgens omhoog.<br />

Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met drie hoofdsteunen achter en met<br />

een driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat op de zitplaats<br />

middenachter.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet de<br />

nek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming.<br />

Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u<br />

rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.<br />

F0I0074m<br />

A<br />

F0I0136m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

59


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

60<br />

A<br />

ATTENTIE<br />

F0I0046m<br />

F0I0047m<br />

STUURWIEL<br />

Op enkele uitvoeringen is het stuur in verticale richting (hoogte)<br />

verstelbaar:<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

❒ zet de hendel (A) in stand (1);<br />

❒ zet het stuur in de gewenste stand;<br />

❒ zet de hendel terug in stand (2) om het stuur weer te vergrendelen.<br />

SPIEGELS<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De achteruitkijkspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />

waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet.<br />

Met het hendeltje (A) kan de spiegel in twee standen worden gezet:<br />

normale of anti-verblindingsstand.<br />

Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat.


BUITENSPIEGELS<br />

Handbediende verstelling<br />

Van binnenuit met de knop (A). Als de breedte van de spiegels in een<br />

nauwe doorgang problemen oplevert, dan kunnen de spiegels van stand<br />

(1) in stand (2) worden geklapt.<br />

Elektrische verstelling (indien aanwezig)<br />

De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

❒ met de schakelaar (B) kiest u welke spiegel u wilt verstellen (links of<br />

rechts);<br />

❒ met de schakelaar (A) kunt de spiegel in 4 richtingen afstellen.<br />

De verwarming van de spiegels schakelt automatisch in als u de<br />

achterruitverwarming aanzet.<br />

BELANGRIJK Stel de spiegels af als de auto stilstaat en de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand (1) staan.<br />

De spiegel aan bestuurderszijde is bol, waardoor de afstandswaarneming wordt beïnvloed.<br />

F0I0048m<br />

F0I0212m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

61


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

62<br />

KLIMAATREGELING<br />

Uitvoeringen met middenconsole Uitvoeringen met tunnelconsole<br />

A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbare<br />

uitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtrooster<br />

boven - D - Centraal, vast luchtrooster - E -<br />

Luchtroosters onder<br />

F0I0217m F0I0189m<br />

A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbare<br />

uitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtrooster<br />

boven - D - Centraal, vast luchtrooster - E -<br />

Luchtroosters onder - F - Luchtroosters onder voor de<br />

zitplaatsen achter


CENTRALE LUCHTROOSTERS<br />

Uitvoeringen met airconditioning met gescheiden regeling<br />

(A) - Vast luchtrooster.<br />

(B) - Kantelbare luchtroosters.<br />

(C) - Regelknop voor de luchtopbrengst:<br />

O rooster open<br />

ç rooster dicht<br />

(D) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom:<br />

Uitvoeringen zonder airconditioning met gescheiden regeling<br />

(A) - Regelschuif voor openen/sluiten luchtstroom.<br />

UITSTROOMOPENINGEN EN LUCHTROOSTERS ZIJKANT<br />

(A) - Regelbare uitstroomopening: voor gebruik van de uitstroomopening<br />

moet op de door de pijl aangegeven plaats worden gedrukt. Stel de<br />

uitstroomopening naar wens in.<br />

(B) - Vast luchtrooster voor de zijruiten.<br />

F0I0196m<br />

F0I0250m<br />

F0I0050m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

63


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

64<br />

C<br />

F0I0051m<br />

F0I0232m<br />

LUCHTROOSTERS ONDER<br />

(C) - (D) Vaste luchtroosters voor luchttoevoer naar de beenruimten.


VERWARMING EN VENTILATIE<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

(A): draaiknop voor regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht)<br />

(B): schuif voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie<br />

(C): draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />

(D): draaiknop voor de luchtverdeling.<br />

COMFORTABELE<br />

KLIMAATREGELING<br />

Met de draaiknop (D) kan de lucht op 5<br />

manieren over het hele interieur worden<br />

verdeeld:<br />

¥ luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />

en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />

µ voor verwarming van de beenruimte,<br />

waarbij de luchtstroom op het gelaat koel<br />

blijft (“bilevel”-stand);<br />

w voor een snellere verwarming van het<br />

interieur;<br />

≤ voor verwarming van het interieur en<br />

ontwaseming van de voorruit;<br />

Z voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.<br />

F0I0195m<br />

VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (in stand -);<br />

❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai de knop (D) in stand:<br />

≤ voor verwarming van de beenruimten en ontwaseming van de<br />

voorruit;<br />

µ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de<br />

centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen op het<br />

dashboard;<br />

w voor een snelle verwarming.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

65


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

66<br />

SNELLE VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />

❒ draai de knop (A) in stand -;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />

❒ draai de knop (D) in stand w.<br />

SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />

VAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN<br />

VOOR (functie MAX-DEF)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop (A) in stand -;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />

❒ draai de knop (D) in stand Z;<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand<br />

gekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of<br />

bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende procedure aan om<br />

het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />

❒ draai de knop (A) in stand -;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 2;<br />

❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als de<br />

ruiten niet beslagen zijn.<br />

ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />

ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS<br />

Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen.<br />

De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />

uit. Druk opnieuw op de knop ( om de<br />

functie eerder uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />

de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming<br />

te voorkomen.


REGELING AANJAGERSNELHEID<br />

Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt<br />

te werk:<br />

❒ open de centrale luchtroosters en de<br />

uitstroomopeningen aan de zijkant geheel;<br />

❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />

❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai de knop (D) in stand ¥.<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Plaats de schuif (B) in stand T.<br />

Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat<br />

vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam<br />

dit systeem langdurig te laten werken, omdat<br />

anders, vooral als u met meerdere personen in de<br />

auto zit, de kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />

afhankelijk van de werking van het systeem<br />

(“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden<br />

sneller worden bereikt. Het is echter niet<br />

raadzaam deze functie in te schakelen op regenachtige<br />

of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten<br />

beslaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

67


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

68<br />

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig)<br />

A B C D<br />

F0I0131m<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

(A): draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht);<br />

(B): schuif voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie;<br />

(C): draaiknop voor inschakeling van de aanjager en in-<br />

/uitschakeling van de airconditioning;<br />

(D): draaiknop voor de luchtverdeling.<br />

COMFORTABELE KLIMAATREGELING<br />

Met de draaiknop (D) kan de lucht op 5 manieren over het hele<br />

interieur worden verdeeld:<br />

¥ luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />

en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />

µ voor verwarming van de beenruimte,<br />

waarbij de luchtstroom op het gelaat koel<br />

blijft (“bilevel”-stand);<br />

w voor een snellere verwarming van het<br />

interieur;<br />

≤ voor verwarming van het interieur en<br />

ontwaseming van de voorruit;<br />

Z voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.<br />

VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (in<br />

stand -);<br />

❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai de knop (D) in stand:<br />

≤ voor verwarming van de beenruimten<br />

en ontwaseming van de voorruit;<br />

µ voor lucht naar de beenruimten en<br />

koelere lucht uit de centrale<br />

luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />

op het dashboard;<br />

w voor een snelle verwarming.


SNELLE VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />

❒ draai de knop (A) in stand -;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />

❒ draai de knop (D) in stand µ.<br />

SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />

VAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN<br />

VOOR (functie MAX-DEF)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop (A) in stand -;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />

❒ draai de knop (D) in stand Z;<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand<br />

gekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.<br />

BELANGRIJK Als de airconditioning is ingeschakeld,<br />

wordt het ontwasemen van de ruiten versneld omdat<br />

de lucht wordt ontvochtigd. Stel de bedieningsorganen<br />

in zoals hiervoor beschreven en schakel de<br />

airconditioning in door de knop (C) in te drukken.<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of<br />

bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende procedure aan<br />

om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />

❒ draai de knop (A) in stand -;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 2;<br />

❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als de<br />

ruiten niet beslagen zijn.<br />

ONTWASEMING/ONTDOOIING<br />

ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS<br />

Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen.<br />

De functie schakelt na ongeveer 30 minuten<br />

automatisch uit. Druk opnieuw op de knop ( om de<br />

functie eerder uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />

de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging van de<br />

achterruitverwarming te voorkomen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

69


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

70<br />

REGELING AANJAGERSNELHEID<br />

Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt<br />

te werk:<br />

❒ open de centrale luchtroosters en de<br />

uitstroomopeningen aan de zijkant geheel;<br />

❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />

❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai de knop (D) in stand ¥.<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Plaats de schuif (B) in stand T.<br />

Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat<br />

vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet<br />

raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat<br />

anders, vooral als u met meerdere personen in de<br />

auto zit, de kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />

afhankelijk van de werking van het systeem<br />

(“verwarming” of “koeling”), de gewenste<br />

omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter<br />

niet raadzaam deze functie in te schakelen op<br />

regenachtige of koude dagen, om te voorkomen dat de<br />

ruiten beslaan.<br />

AIRCONDITIONING (koeling)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;<br />

❒ draai de knop (C) in stand 4 -;<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand T;<br />

❒ draai de knop (D) in stand ¥;<br />

❒ druk op de knop (C).<br />

Regeling van de koeling<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ plaats de schuif (B) in stand Y;<br />

❒ draai de knop (A) naar rechts voor verhoging van de<br />

temperatuur;<br />

❒ draai de knop (C) naar links voor verlaging van de<br />

aanjagersnelheid.<br />

ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM<br />

Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per<br />

maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het<br />

zomerseizoen de werking van de airconditioning door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.


AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING<br />

(indien aanwezig)<br />

BESCHRIJVING<br />

Met de airconditioning met gescheiden<br />

regeling kan de temperatuur voor de<br />

bestuurder en de passagier apart worden<br />

ingesteld.<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

(A): drukknop voor luchtverdeling<br />

(B): display met informatie over<br />

airconditioning<br />

(C): interieurtemperatuursensor<br />

(D): drukknop voor inschakelen functie MAX-<br />

DEF (DEF (snelle ontdooiing/ontwaseming<br />

voorruit en zijruiten voor)<br />

(E): drukknop voor in-/uitschakelen<br />

luchtrecirculatie<br />

(F): drukknop voor inschakelen functie<br />

MONO (gelijkstellen ingestelde<br />

temperaturen) en draaiknop voor<br />

regeling van de temperatuur aan<br />

passagierszijde<br />

(G): drukknop voor in-/uitschakelen<br />

airconditioning<br />

F0I0053m<br />

(H): verhogen/verlagen aanjagersnelheid<br />

(I): drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor<br />

(L): drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische<br />

werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur aan<br />

bestuurderszijde<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

71


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

72<br />

AIRCONDITIONING INSCHAKELEN<br />

Het systeem kan op verschillende manieren worden<br />

ingeschakeld, maar aangeraden wordt eerst de<br />

gewenste temperaturen op het display in te stellen en<br />

daarna de knop AUTO in te drukken.<br />

Met de airconditioning kan de temperatuur voor de<br />

bestuurder en de passagier apart worden ingesteld.<br />

Het maximale temperatuurverschil is 7°C.<br />

De aircocompressor schakelt alleen in als de<br />

buitentemperatuur hoger is dan 4°C.<br />

ATTENTIE<br />

AUTOMATISCHE WERKING<br />

VAN DE AIRCONDITIONING (functie AUTO)<br />

Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem<br />

automatisch:<br />

❒ de hoeveelheid naar het interieur toegevoerde<br />

lucht;<br />

❒ de luchtverdeling in het interieur;<br />

en worden alle eerdere handmatige instellingen<br />

opgeheven.<br />

Tijdens de automatische werking van de<br />

airconditioning (op het display verschijnt het opschrift<br />

FULL AUTO) kunt u altijd de ingestelde temperaturen<br />

veranderen en handmatig één van de volgende<br />

handelingen uitvoeren:<br />

❒ regelen aanjagersnelheid;<br />

❒ instellen luchtverdeling;<br />

❒ in-/uitschakelen recirculatie;<br />

❒ inschakelen aircocompressor.<br />

Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet te<br />

gebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.


REGELING AANJAGERSNELHEID<br />

Druk op de knop p voor het verhogen/verlagen van<br />

de aanjagersnelheid.<br />

Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die worden<br />

weergegeven door de staafjes op het display:<br />

❒ maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;<br />

❒ minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.<br />

De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen verlichte<br />

staafjes), maar alleen als u de aircocompressor hebt<br />

uitgeschakeld met de knop ò.<br />

Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid<br />

weer in te schakelen, nadat de snelheid handmatig is<br />

ingesteld, moet u de knop AUTO indrukken.<br />

REGELING VAN DE LUCHTTEMPERATUUR<br />

Draai de draaiknop (L) of (F) rechts- of linksom,<br />

respectievelijk om de temperatuur aan de<br />

bestuurderszijde (draaiknop L) of de passagierszijde<br />

(draaiknop F) te verhogen/verlagen.<br />

De ingestelde temperaturen worden op het display<br />

weergegeven.<br />

Als u de draaiknoppen helemaal naar rechts of naar<br />

links draait, tot aan de uiterste waarden HI of LO,<br />

word respectievelijk de functie van de maximale<br />

verwarming of de maximale koeling ingeschakeld.<br />

Functie HI (maximale verwarming)<br />

Als u op het display een temperatuur hoger dan 32 °C<br />

instelt, wordt deze functie ingeschakeld, onafhankelijk<br />

of de instelling aan de bestuurders- of passagierszijde<br />

of aan beide zijden plaatsvindt; door deze instelling<br />

wordt het systeem niet meer gescheiden geregeld; op<br />

het display verschijnt het opschrift HI.<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld als u het<br />

interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen. Als deze<br />

functie is ingeschakeld, zijn alle handmatige instellingen<br />

toegestaan.<br />

Met de functie HI wordt de luchtverdeling ingesteld op<br />

Z en wordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld.<br />

BELANGRIJK Schakel deze functie niet in bij een<br />

koude motor om toevoer van onverwarmde lucht in<br />

het interieur te voorkomen.<br />

Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van de<br />

knop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuur<br />

op een waarde lager dan 32°C zetten; op het display<br />

wordt 32°C weergegeven.<br />

Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display een<br />

temperatuur aan van 32°C en wordt de temperatuur<br />

weer automatisch geregeld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

73


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

74<br />

Functie LO (maximale koeling)<br />

Als u op het display een temperatuur onder 16°C<br />

instelt, wordt deze functie ingeschakeld; op het display<br />

verschijnt het opschrift LO.<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld als u het<br />

interieur zo snel mogelijk wilt koelen.<br />

De functie onderbreekt de verwarming van de lucht,<br />

schakelt de recirculatiefunctie in (om te voorkomen<br />

dat warme lucht het interieur bereikt), schakelt de<br />

aircocompressor in, zet de luchtverdeling in de stand<br />

E en regelt de aanjagersnelheid automatisch.<br />

Als deze functie is ingeschakeld zijn alle handmatige<br />

instellingen toegestaan.<br />

Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van de<br />

knop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuur<br />

op een waarde hoger dan 16°C zetten; op het display<br />

wordt 16°C weergegeven.<br />

Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display een<br />

temperatuur aan van 16 °C en wordt de temperatuur<br />

weer automatisch geregeld.<br />

SNELLE ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING VAN DE VOORRUIT EN<br />

ZIJRUITEN VOOR<br />

(functie MAX-DEF)<br />

Druk op de knop - voor de automatische<br />

inschakeling (tijdgeschakeld) van alle functies die<br />

noodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen<br />

van de voorruit en de zijruiten voor.<br />

De functies zijn:<br />

❒ inschakelen van de aircocompressor (bij<br />

buitentemperatuur boven 4°C);<br />

❒ uitschakelen van de eventueel ingeschakelde<br />

recirculatiefunctie (lampje op de knop T<br />

gedoofd);<br />

❒ inschakelen van de achterruit- (lampje op de knop<br />

- brandt) en spiegelverwarming;<br />

❒ instellen van de maximale luchttemperatuur;<br />

❒ regeling van de luchtopbrengst;<br />

❒ instellen van de minimum aanjagersnelheid.<br />

BELANGRIJK Druk op de knop T voor<br />

luchttoevoer van buiten.


RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Druk op de knop T.<br />

Er zijn drie mogelijkheden:<br />

❒ automatische regeling; lampje op de knop T<br />

gedoofd;<br />

❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatie altijd<br />

uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten); lampje<br />

op de knop T gedoofd;<br />

❒ geforceerde inschakeling (recirculatie altijd<br />

ingeschakeld); lampje op de knop T brandt.<br />

Als u de knop OFF indrukt, schakelt de airconditioning<br />

automatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop<br />

T brandt). Als u de knop T indrukt, kunt u de<br />

luchtrecirculatie inschakelen (lampje op de knop is<br />

gedoofd) en omgekeerd.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />

afhankelijk van de werking van het systeem<br />

(“verwarming” of “koeling”), de gewenste<br />

omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter<br />

niet raadzaam deze functie handmatig in te schakelen<br />

op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten<br />

aan de binnenzijde aanzie<strong>nl</strong>ijk sneller kunnen beslaan,<br />

vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. Wij<br />

raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen in de<br />

file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat<br />

vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet<br />

raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat<br />

anders, vooral als u met meerdere personen in de<br />

auto zit, de kans aanzie<strong>nl</strong>ijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

75


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

76<br />

SYNCHRONISATIE VAN INGESTELDE<br />

TEMPERATUREN (functie MONO)<br />

Als u de knop MONO indrukt, wordt de temperatuur<br />

aan bestuurders- en passagierszijde automatisch<br />

gelijkgesteld.<br />

Draai aan de knop AUTO of MONO voor het<br />

verhogen/verlagen van de temperatuur aan beide<br />

zijden.<br />

Als u de knop MONO opnieuw indrukt of de<br />

draaiknop draait, wordt de functie uitgeschakeld.<br />

IN-/UITSCHAKELEN AIRCOCOMPRESSOR<br />

Als u de knop ò indrukt, wordt de aircocompressor<br />

ingeschakeld.<br />

Inschakelen compressor<br />

❒ lampje op de knop ò brandt;<br />

❒ weergave van het symbool ò op het display.<br />

Uitschakelen compressor<br />

❒ lampje op de knop ò gedoofd;<br />

❒ weergave van het symbool ò op het display<br />

verdwijnt.<br />

Bij uitgeschakelde aircocompressor kan de<br />

luchttemperatuur in het interieur niet lager worden<br />

dan de buitentemperatuur; in deze situatie knippert<br />

het symbool ò op het display.<br />

De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het<br />

geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van de<br />

motor. De aircocompressor schakelt weer in als u<br />

opnieuw de knop ò of AUTO indrukt: in het laatste<br />

geval worden de overige handmatige instellingen<br />

gewist.


LUCHTVERDELING KIEZEN<br />

Als u één of meer knoppen Q/E/Z indrukt, dan kunt<br />

u handmatig één van de 5 mogelijke verdelingen van de<br />

lucht naar het interieur kiezen:<br />

Q Lucht uit de luchtroosters voor de ontdooiing/ontwaseming<br />

van de voorruit en de zijruiten voor.<br />

Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor<br />

en achter. Met deze luchtverdeling wordt de lucht<br />

in het interieur zo snel mogelijk verwarmd.<br />

E Lucht uit de luchtroosters in het midden en aan de<br />

zijkant van het dashboard (lichaam passagier).<br />

Q Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor<br />

en achter en de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en zijruiten voor.<br />

Deze luchtverdeling zorgt voor een goede verwarming<br />

van het interieur en voorkomt het eventuele<br />

beslaan van de ruiten.<br />

Z E Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte (warmere<br />

lucht), de luchtroosters in het midden en aan<br />

de zijkant van het dashboard en het luchtrooster<br />

achter (koelere lucht).<br />

BELANGRIJK Voor de werking van de airconditioning<br />

moet minstens een knop van de luchtverdeling<br />

Q/E/Z worden ingedrukt. Het systeem staat niet toe<br />

dat alle knoppen Q/E/Z zijn uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Druk om het systeem weer in te<br />

schakelen op de knop OFF: alle functies die waren<br />

opgeslagen voor het uitzetten van de motor, worden<br />

hervat.<br />

Voor het hervatten van de automatische werking van<br />

de luchtverdeling na een handmatige instelling, moet u<br />

de knop AUTO indrukken.<br />

AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN<br />

Druk op de knop OFF. Bij uitgeschakelde<br />

airconditioning branden de lampjes op de knoppen<br />

OFF en T.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

77


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

78<br />

2<br />

å<br />

6<br />

6<br />

2<br />

6<br />

2<br />

Ÿ∆<br />

Î<br />

Î<br />

Ÿ∆<br />

Î<br />

Î<br />

7<br />

7<br />

Ÿ∆<br />

Î<br />

Î<br />

7<br />

˙<br />

˙<br />

˙<br />

F0I0065m<br />

F0I0066m<br />

F0I0067m<br />

BUITENVERLICHTING<br />

Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.<br />

De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat.<br />

BUITENVERLICHTING<br />

Draai de draaiknop in stand 6.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.<br />

DIMLICHT<br />

Draai de draaiknop in stand 2.<br />

Als het dimlicht en de mistlampen voor branden en het grootlicht wordt<br />

ingeschakeld, schakelt automatisch het dimlicht uit.<br />

GROOTLICHT<br />

Druk de hendel naar voren in de richting van het dashboard, als de<br />

draaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand).<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.<br />

Het grootlicht wordt uitgeschakeld als u de hendel naar het stuur trekt<br />

(het dimlicht wordt weer ingeschakeld).


GROOTLICHTSIGNAAL<br />

Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het<br />

stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de<br />

draaiknop.<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

Zet de hendel in de vergrendelde stand:<br />

❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;<br />

❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.<br />

Op het instrumentenpaneel knippert het waarschuwingslampje Î of ¥.<br />

De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit<br />

rijdt.<br />

Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een handeling<br />

waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dan<br />

drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel<br />

vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.<br />

6<br />

2<br />

6<br />

Ÿ∆<br />

Î<br />

Î<br />

7<br />

2 Ÿ∆<br />

Î<br />

Î<br />

˙<br />

OFF<br />

ON<br />

F0I0068m<br />

F0I0069m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

79


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

80<br />

6<br />

2<br />

Ÿ∆<br />

Î<br />

Î<br />

7<br />

˙<br />

F0I0068m<br />

“FOLLOW ME HOME”<br />

Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden<br />

verlicht.<br />

Inschakelen<br />

U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te<br />

draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het<br />

uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.<br />

Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langer<br />

branden, tot een maximum van 3,5 minuten; hierna schakelt de<br />

verlichting automatisch uit.<br />

Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje 3 op<br />

het instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op het<br />

multifunctionele of het instelbare multifunctionele display.<br />

Uitschakelen<br />

Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.


RUITEN REINIGEN<br />

RUITENWISSERS/-SPROEIERS<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet:<br />

(A): ruitenwissers uitgeschakeld;<br />

(B): wissen met interval; op enkele uitvoeringen kunnen met de<br />

draaiknop (F) 4 intervalstanden worden gekozen (van zeer langzaam tot<br />

zeer snel).<br />

Als de hendel in stand (B) staat, kunt u met de draaiknop (F) uit vier<br />

intervalstanden kiezen:<br />

■ = kort interval<br />

■■ = lang interval<br />

■■ = gemiddeld interval<br />

■■■■ = snel interval<br />

(C): langzaam continu wissen;<br />

(D): snel continu wissen;<br />

(E): tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).<br />

In stand (E) werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in<br />

deze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer in<br />

stand (A) en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.<br />

F0I0096m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

81


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

82<br />

,<br />

F0I0159m<br />

“Intelligente wis-/wasregeling”<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), kunnen in<br />

een beweging de ruitensproeiers/-wissers worden ingeschakeld; als u de<br />

hendel langer dan een halve seconde bedient, schakelen de ruitenwissers<br />

automatisch in.<br />

De ruitenwissers maken nog drie slagen nadat u de hendel hebt<br />

losgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruit<br />

voltooid door een vierde slag van de ruitenwissers na enkele seconden.<br />

Als de hendel herhaaldelijk en kort (minder dan een halve seconde)<br />

wordt bediend, dan is het mogelijk om de voorruit meerdere keren te<br />

besproeien zonder de ruitenwissers in te schakelen.<br />

Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen.<br />

In die omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, die<br />

ervoor zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet<br />

wordt hervat, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.


REGENSENSOR (indien aanwezig)<br />

De regensensor bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel en staat in<br />

contact met de voorruit en zorgt ervoor dat de frequentie van de slagen<br />

van de ruitenwissers, tijdens het wissen met interval, automatisch wordt<br />

aangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.<br />

De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />

ruitenwissers (geen slagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers die<br />

ingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam continu<br />

wissen) bij hevige regen.<br />

Inschakelen<br />

Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.<br />

Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1 slag.<br />

BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.<br />

Als u de draaiknop (F) draait, dan wordt de gevoeligheid van de<br />

regensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaande<br />

ruitenwissers bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam<br />

continu wissen) sneller plaatsvindt.<br />

Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de<br />

ruitenwissers 1 slag.<br />

Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor<br />

werkt het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de regensensor<br />

zijn normale automatische werking.<br />

F0I0077m<br />

F0I0096m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

83


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

84<br />

Uitschakelen<br />

Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.<br />

Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand<br />

MAR), schakelt de regensensor niet weer in, ook niet<br />

als de hendel in stand (B) is blijven staan. Voor het<br />

inschakelen van de regensensor moet de hendel in<br />

stand (A) of (C) worden gezet en daarna in stand (B).<br />

Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt<br />

ingeschakeld, wordt ten minste één wisslag uitgevoerd,<br />

ook bij een droge ruit.<br />

De regensensor is in staat om de volgende<br />

omstandigheden te herkennen en zich hieraan<br />

automatisch aan te passen:<br />

❒ vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil,<br />

enz.);<br />

❒ waterstrepen veroorzaakt door versleten<br />

wisserrubbers;<br />

❒ verschil tussen dag en nacht.<br />

Schakel de regensensor niet in als de auto in een wastunnel wordt gereinigd.<br />

Controleer als er ijs op de voorruit zit, of de regensensor is uitgeschakeld.<br />

ATTENTIE<br />

Als de voorruit gereinigd moet worden, controleer dan altijd of de regensensor is<br />

uitgeschakeld.


ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Draai voor inschakeling van de achterruitwisser de schakelaar van stand<br />

O in stand .Duw voor inschakeling van de achterruitsproeier de<br />

hendel in de richting van het dashboard.<br />

Op enkele uitvoeringen is de wisfrequentie van de achterruitwisser<br />

gesynchroniseerd met de ruitenwissers voor.<br />

“Intelligente wis-/wasregeling”<br />

Bij enkele uitvoeringen kan, als u de hendel naar het dashboard duwt, in<br />

een beweging de achterruitsproeier/-wisser worden ingeschakeld; als u<br />

de hendel langer dan een halve seconde bedient, schakelt de<br />

achterruitwisser automatisch in.<br />

De achterruitwisser maakt nog drie slagen nadat u de hendel hebt<br />

losgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruit<br />

voltooid door een vierde slag van de achterruitwisser na enkele<br />

seconden.<br />

KOPLAMPSPROEIERS<br />

De koplampsproeiers worden automatisch ingeschakeld als het dim-<br />

/grootlicht brandt en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.<br />

Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die<br />

omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, die ervoor<br />

zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt<br />

hervat, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

,<br />

F0I0157m<br />

F0I0158m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

85


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

86<br />

Î Î<br />

OFF<br />

ON<br />

F0I0156m<br />

CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar)<br />

(indien aanwezig)<br />

Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid<br />

boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij weinig<br />

verandering in de rij-omstandigheden (bijv. autosnelwegen), met een<br />

constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden, zonder bediening van<br />

het gaspedaal. Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk<br />

verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN<br />

Draai de draaiknop (A) in stand ON.<br />

Het systeem mag alleen worden ingeschakeld in de 4 e , 5 e of 6 e versnelling.<br />

Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de snelheid iets<br />

oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje Ü op het<br />

instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het instelbare<br />

multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).


SNELHEID OPSLAAN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet de draaiknop (A) in stand ON en trap het<br />

gaspedaal in tot de auto met de gewenste snelheid<br />

rijdt;<br />

❒ zet de draaiknop (B) ten minste 3 seconden in stand<br />

(+) en laat vervolgens de knop los: de snelheid van<br />

de auto wordt opgeslagen en het gaspedaal kan nu<br />

worden losgelaten.<br />

Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid<br />

simpel verhoogd worden door het intrappen van het<br />

gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt<br />

teruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN<br />

Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het<br />

intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de<br />

opgeslagen snelheid op de volgende manier worden<br />

opgeroepen:<br />

❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer<br />

gelijk is aan de opgeslagen snelheid;<br />

❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het<br />

moment van het opslaan van de snelheid (4 e , 5 e of 6 e<br />

versnelling);<br />

❒ druk op de knop RES (C).<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe<br />

snelheid op;<br />

of<br />

❒ zet de draaiknop (B) in stand (+).<br />

Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de<br />

snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />

draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de<br />

snelheid traploos.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

87


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

88<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe<br />

snelheid op;<br />

of<br />

❒ houd schakelaar (B) in stand (–), totdat de nieuwe<br />

snelheid is bereikt die automatisch wordt<br />

opgeslagen.<br />

Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de<br />

snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />

draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de<br />

snelheid traploos.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN<br />

Zet de schakelaar (A) in stand OFF of de start-<br />

/contactsleutel in stand STOP. Het systeem wordt<br />

bovendien automatisch uitgeschakeld in een van de<br />

volgende gevallen:<br />

❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal;<br />

❒ bij inschakelen van het ESP of ASR (indien<br />

aanwezig);<br />

❒ bij inschakelen van een andere versnelling bij<br />

uitvoeringen met Dualogic versnellingsbak (indien<br />

aanwezig);<br />

❒ als de selectorhendel van de Dualogic<br />

versnellingsbak (indien aanwezig) per ongeluk in<br />

stand N wordt gezet.<br />

Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspook<br />

in de vrijstand of, bij uitvoeringen met Dualogic versnellingsbak, de hendel in stand N.<br />

Bij een storing of een afwijkende werking van de cruise-control, moet de draaiknop<br />

(A) in stand OFF worden gezet. Laat het systeem, na controle van de zekering, zo<br />

snel mogelijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.


PLAFONDVERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING VOOR<br />

Met kantelbaar lampenglas<br />

Het lampje gaat automatisch branden als u een van de voorportieren<br />

opent en dooft als het betreffende portier wordt gesloten.<br />

Bij gesloten portieren kunt u het lampje in- en uitschakelen door op de<br />

korte zijde te drukken, zoals afgebeeld.<br />

Met spotjes<br />

Met de schakelaar (A) kunnen de plafondlampjes worden in- en<br />

uitgeschakeld.<br />

Schakelaar (B) regelt de werking van de spotjes.<br />

Met de schakelaar (A) in het midden worden de lampen (C) en (D) in-<br />

/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van de portieren.<br />

Met de schakelaar (A) naar links geschoven, zijn de lampen (C) en (D)<br />

uitgeschakeld en gaan niet branden bij het openen van de portieren.<br />

Met schakelaar (A) naar rechts geschoven, blijven de lampen (C) en (D)<br />

branden, ongeacht het openen/sluiten van de portieren.<br />

Op enkele uitvoeringen wordt de verlichting geleidelijk in-/uitgeschakeld.<br />

F0I0088m<br />

F0I0089m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

89


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

90<br />

Als de plafondverlichting uit is, wordt met schakelaar<br />

(B):<br />

❒ in linker stand, lamp (C) ingeschakeld;<br />

❒ in rechter stand, lamp (D) ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of<br />

beide schakelaars in de middelste stand staan. Op deze<br />

manier zullen de lampjes van de plafondverlichting<br />

doven bij het sluiten van de portieren, en voorkomt u<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

Brandduurregeling van de plafondverlichting<br />

Om het in- en uitstappen vooral in het donker te<br />

vergemakkelijken, hebben enkele uitvoeringen<br />

2 brandduurregelingen.<br />

Brandduurregeling bij het instappen<br />

De plafondlampjes gaan op de volgende manier<br />

branden:<br />

❒ ongeveer 10 seconden bij het ontgrendelen van de<br />

voorportieren;<br />

❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van één van de<br />

portieren;<br />

❒ ongeveer 10 seconden bij het sluiten van een<br />

portier (binnen 3 minuten).<br />

De werking van de brandduurregeling wordt<br />

onderbroken als de contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid.<br />

Brandduurregeling bij het uitstappen<br />

Als de contactsleutel uit het start-/contactslot wordt<br />

verwijderd, gaan de plafondlampjes op de volgende<br />

manier branden:<br />

❒ ongeveer 10 seconden binnen 2 minuten na het<br />

uitzetten van de motor;<br />

❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van een van de<br />

portieren;<br />

❒ ongeveer 10 seconden bij het sluiten van een<br />

portier (binnen 3 minuten).<br />

De brandduurregeling schakelt automatisch uit als de<br />

portieren worden vergrendeld.


BEDIENINGSORGANEN<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN<br />

Inschakelen: druk op de schakelaar r, ongeacht de stand van de<br />

contactsleutel.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar.<br />

Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes Î en ¥<br />

branden.<br />

Uitschakelen: Druk opnieuw op de schakelaar.<br />

MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)<br />

Inschakelen: druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.<br />

Uitschakelen: druk de knop nogmaals in<br />

MISTACHTERLICHT<br />

Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4.<br />

Uitschakelen: druk de knop nogmaals in.<br />

ACHTERRUITVERWARMING<br />

Inschakelen: druk op de knop (. De achterruitverwarming schakelt na<br />

ongeveer 20 minuten automatisch uit.<br />

ATTENTIE<br />

Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving<br />

van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.<br />

F0I0076m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

91


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

92<br />

ATTENTIE<br />

F0I0081m<br />

BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR (FIS)<br />

Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard op de<br />

portierstijl rechtsvoor. De schakelaar springt omhoog bij een ongeval,<br />

waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.<br />

Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de<br />

motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder<br />

rijden, druk dan op knop (A) om de brandstoftoevoer weer te herstellen<br />

en de verlichting weer in te schakelen.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.


INTERIEURUITRUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Trek om het kastje te openen aan de handgreep (A), zoals door de pijl<br />

wordt aangegeven.<br />

MUNTENBAKJE<br />

Afhankelijk van de uitvoering bevindt het bakje zich op het dashboard of<br />

op de tunnelconsole.<br />

PASJES-/KAARTHOUDER<br />

Op de tunnelconsole bevinden zich openingen om telefoonkaarten,<br />

pasjes/credit-cards of tolkaarten in op te bergen.<br />

F0I0079m<br />

F0I0086m<br />

F0I0087m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

93


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

94<br />

F0I0197m<br />

F0I0080m<br />

F0I0052m<br />

AANSTEKER<br />

Druk voor het inschakelen van de aansteker de knop (A) in, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is de<br />

aansteker klaar voor gebruik.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook<br />

uitschakelt.<br />

BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker<br />

voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico op<br />

brand en/of brandwonden.<br />

ASBAK<br />

Voor<br />

Voor gebruik: trek aan het klepje. Om de asbak (B) uit te nemen en te<br />

legen, moet u de asbak omhoog trekken in de richting van de pijl.<br />

Achter<br />

De asbak bevindt zich in de tunnelconsole en is verzonken.<br />

Trek de asbak in de richting van de pijlen om hem te gebruiken of te<br />

legen.<br />

BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor papiertjes; als<br />

deze in contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.<br />

Niet-rokers kunnen de asbak voor en achter uitnemen en beschikken<br />

daarmee over een extra opbergvakje.


ZONNEKLEPPEN<br />

De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel.<br />

Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.<br />

De zonneklep aan passagierszijde is voorzien van een spiegeltje.<br />

Bij enkele uitvoeringen bevindt zich op de achterzijde van de zonneklep<br />

aan bestuurderszijde een spiegeltje voorzien van een afsluitschuifje. Om<br />

het spiegeltje te gebruiken, moet het afsluitschuifje (A) worden geopend.<br />

ZIJRUITEN ACHTER (3-deurs uitvoeringen)<br />

Dit zijn uitzetruiten. Ga voor het openen als volgt te werk:<br />

❒ plaats de hendel zoals is aangeven in de afbeelding;<br />

❒ druk de hendel naar buiten totdat de ruit geheel geopend is;<br />

❒ druk de hendel naar achteren totdat de vergrendeling inspringt.<br />

Om de ruit te sluiten, drukt u de hendel in tegenovergestelde richting<br />

totdat u een klik hoort waarmee de hendel weer in de vergrendelde<br />

stand staat.<br />

F0I0082m<br />

F0I0083m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

95


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

96<br />

F0I0084m<br />

OPENDAK (indien aanwezig)<br />

Het opendak wordt elektrisch bediend. De elektrische bediening werkt<br />

uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

U bedient het dak met een schakelaar. Zodra u de schakelaar loslaat, blijft<br />

het dak in de stand staan waarin het zich op dat moment bevindt.<br />

DAK OPENEN<br />

Geheel openen<br />

Druk op deel (A) (symbool) van de schakelaar.<br />

Openen in kantelstand<br />

Dit is alleen mogelijk als het dak gesloten is. Druk op deel (B) van de<br />

schakelaar.<br />

DAK SLUITEN<br />

Druk op deel (B) van de schakelaar. Als het opendak in kantelstand is<br />

geopend, druk dan op deel (A) (symbool) van de schakelaar.<br />

Het opendak is voorzien van een met de hand verschuifbaar<br />

zonnescherm dat het binnendringen van direct zo<strong>nl</strong>icht verhindert. Het<br />

zonnescherm kan met behulp van een handgreep worden verschoven.


BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />

Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ook<br />

handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk:<br />

❒ licht het rooster (A) bij de door de pijl aangegeven punten (B) op en<br />

verwijder het;<br />

❒ steek de bijgeleverde schroevendraaier in zitting (C) en draai aan de<br />

schroevendraaier;<br />

❒ als het dak volledig geopend is, draait u de schroevendraaier een halve<br />

slag terug, totdat u een klik hoort, en pas daarna verwijdert u de<br />

schroevendraaier.<br />

Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan dan beschadigd worden.<br />

ATTENTIE<br />

F0I0085m<br />

F0I0094m<br />

Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te<br />

voorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar<br />

kan opleveren voor de achtergebleven inzittenden. Onzorgvuldig gebruik van het<br />

opendak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens de bediening van de<br />

schakelaar altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de beweging<br />

van het opendak zelf of door in beweging gebrachte voorwerpen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

97


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

98<br />

PORTIEREN<br />

CENTRALE PORTIERVERGRENDELING<br />

Van buitenaf<br />

Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van een<br />

van de voorportieren, en draai de sleutel.<br />

Van binnenuit<br />

Sluit de portieren en druk op een van de<br />

voorportieren het knopje naar beneden (vergrendelen)<br />

of trek het knopje omhoog (ontgrendelen).<br />

Met de knopjes aan de binnenzijde van de<br />

achterportieren ver- of ontgrendelt u uitsluitend het<br />

betreffende portier.<br />

BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt<br />

niet als een van de portieren niet goed gesloten is of<br />

als er een storing in het systeem is. Na enkele<br />

pogingen schakelt het systeem ongeveer 2 minuten uit.<br />

In deze 2 minuten kunt u de portieren met de hand<br />

ver- en ontgrendelen. Na de 2 minuten is het systeem<br />

weer gereed.<br />

Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het<br />

systeem weer normaal.


KINDERVEILIGHEIDSSLOT (5-deurs uitvoeringen)<br />

Hierdoor kunnen de achterportieren niet van binnenuit geopend worden.<br />

Het systeem kan alleen bij een geopend portier worden ingeschakeld:<br />

❒ stand 1 - systeem ingeschakeld (portier vergrendeld);<br />

❒ stand 2 - systeem uitgeschakeld (portier kan van binnenuit worden<br />

geopend).<br />

Het systeem blijft ook ingeschakeld na het elektrisch ontgrendelen van de<br />

portieren.<br />

BELANGRIJK Schakel dit systeem altijd in als u kinderen vervoert.<br />

BELANGRIJK Controleer nadat u het veiligheidsslot bij beide portieren<br />

hebt ingeschakeld of het slot daadwerkelijk is ingeschakeld door aan de<br />

handgreep aan de binnenzijde van de portieren te trekken.<br />

F0I0129m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

99


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

100<br />

ATTENTIE<br />

F0I0154m<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (indien<br />

aanwezig)<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

Op het dashboard bevinden zich twee drukschakelaars waarmee u, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient:<br />

(A): openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />

(B): openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />

Op bepaalde uitvoeringen:<br />

❒ kunt u gedurende ongeveer 2 minuten de zijruiten openen/sluiten als<br />

de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen (alleen bij<br />

gesloten portieren);<br />

❒ wordt de zijruit aan de bestuurderszijde automatisch geopend/gesloten<br />

als u de schakelaar (A) langer dan een halve seconde ingedrukt houdt.<br />

De beweging stopt als de ruit aan het einde van zijn slag is of als u<br />

nogmaals op de schakelaar drukt.<br />

Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer voor<br />

en tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden<br />

door de bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpen<br />

die door de ruit worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit het<br />

contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat een onverwachte inschakeling van<br />

de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.


BAGAGERUIMTE<br />

ACHTERKLEP OPENEN<br />

Van buitenaf opent u de achterklep door het slot met de contactsleutel<br />

te ontgrendelen.<br />

Van binnenuit opent u de achterklep door aan de hendel (A) naast de<br />

bestuurdersstoel te trekken.<br />

BELANGRIJK Bedien de ontgrendelhendel van de achterklep niet als de<br />

auto rijdt.<br />

De achterklep gaat dank zij de gasveren gemakkelijk open.<br />

Als u de achterklep opent gaat bij enkele uitvoeringen de<br />

bagageruimteverlichting branden.<br />

F0I0198m<br />

F0I0090m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

101


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

102<br />

ACHTERKLEP SLUITEN<br />

U sluit de achterklep door deze te laten zakken en ter<br />

hoogte van het slot te drukken, totdat u de<br />

vergrendeling hoort.<br />

Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank (luidsprekers, spoiler, enz.) kunnen,<br />

behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Bij het gebruik van de bagageruimte mag het maximum laadvermogen nooit<br />

worden overschreden (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleer<br />

bovendien of de bagage goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij<br />

bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

Rijd niet met voorwerpen op de hoedenplank: bij een ongeval of bruusk remmen<br />

kunnen ze de passagiers verwonden.


BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

Met ondeelbare achterbank<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ druk de gespen in de sluitingen (aangegeven door de pijlen) op de<br />

rugleuning;<br />

❒ trek aan de handgreep (A) in het midden van de achterzitting en klap<br />

de zitting omhoog in de richting van de pijl;<br />

❒ controleer of de beide gordels (A) van de veiligheidsgordels aan de<br />

zijkant door de bijbehorende geleidebeugels (B) lopen;<br />

❒ haak de rugleuning los door de bijbehorende zijsteunen (C) in de<br />

richting van de pijl te verplaatsen en klap de rugleuning neer, waardoor<br />

er een vlakke vloer ontstaat in de bagageruimte.<br />

Met deelbare achterbank (indien aanwezig)<br />

Het is mogelijk de bagageruimte geheel of gedeeltelijk te vergroten.<br />

OPMERKING Maak de gordel vast in de sluiting voordat u de rugleuning<br />

neerklapt.<br />

Voor een gedeeltelijke vergroting, kan alleen het rechter deel worden<br />

neergeklapt. Ga als volgt te werk:<br />

❒ verwijder de hoedenplank (zie de volgende paragraaf);<br />

❒ trek het rechter deel van de zitting omhoog met de handgreep (A);<br />

❒ druk op de knop aan de zijkant van de beide steunen en verwijder de<br />

hoofdsteunen door deze omhoog te trekken;<br />

❒ controleer of de beide gordels (C) van de veiligheidsgordels aan de<br />

zijkant door de bijbehorende geleidebeugels (D) lopen;<br />

❒ haak de rugleuning los door de zijsteun (B) te verplaatsen en klap de<br />

rugleuning naar voren, waardoor er een vlakke vloer ontstaat in de<br />

bagageruimte.<br />

F0I0190m<br />

F0I0137m<br />

F0I0191m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

103


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

104<br />

F0I0192m<br />

Om de bagageruimte geheel te vergroten, moeten beide achterzittingen<br />

omhoog worden geklapt met behulp van de handgrepen en vervolgens de<br />

rugleuningen worden neergeklapt, volgens de procedure die staat<br />

beschreven bij de ondeelbare achterbank.<br />

Bij uitvoeringen die zijn uitgerust met een driepuntsgordel met<br />

rolautomaat moet u als volgt te werk gaan:<br />

❒ druk als de gordel vastzit op de knop (zwart) van de sluiting (A);<br />

❒ begeleid de heupgordel langzaam tot aan de doorvoeropening (B) op<br />

de bovenkant van de rugleuning. Trek vervolgens de tweede gesp (C)<br />

uit de doorvoeropening;<br />

❒ trek de eerste gesp (D) uit de doorvoeropening, maak de gesp vast aan<br />

de borgpen (E) op de bekleding van de achterstijl.<br />

De gordel weer gebruiksklaar maken:<br />

❒ maak de eerste gesp (D) los van de borgpen (E);<br />

❒ steek de eerste gesp (D) in de doorvoeropening (B) zonder de gordel<br />

te draaien en zorg ervoor dat het reliëf (F) op de gesp van de gordel<br />

samenvalt met de inkeping op de doorvoeropening zelf; plaats<br />

vervolgens de tweede gesp (C) in de doorvoeropening;<br />

❒ trek de gordel rustig uit en laat de gordelband door de<br />

doorvoeropening (B) lopen. Maak vervolgens de eerste gesp (D) vast<br />

in de sluiting A (grijs met zwarte knop) waarbij de twee merktekens<br />

(twee gele balletjes, één op de gesp en één op de sluiting) moeten<br />

samenvallen.


HOEDENPLANK VERWIJDEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ maak de uiteinden van de koorden (A) los door de ogen uit de pennen<br />

los te haken;<br />

❒ trek de pennen (B) uit de zittingen (C);<br />

❒ schuif de hoedenplank in de richting van het interieur en draai hem<br />

zoals in de afbeelding is aangegeven.<br />

De losse hoedenplank kunt u vervolgens opbergen dwars tussen de<br />

rugleuningen van de voorstoelen en de opgeklapte zitting van de<br />

achterbank.<br />

BELANGRIJK Als u zware voorwerpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,<br />

moet u controleren of de hoogteregelaars van de koplampen in de juiste<br />

stand staan (zie de paragraaf “Koplampen” in dit hoofdstuk).<br />

F0I0091m<br />

F0I0092m<br />

F0I0093m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

105


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

106<br />

F0I0091m<br />

ACHTERBANK TERUGPLAATSEN<br />

Uitvoeringen met ondeelbare achterbank<br />

Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte in<br />

omgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen op de<br />

rugleuning zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven.<br />

Uitvoeringen met deelbare achterbank<br />

Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte in<br />

omgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen aan de<br />

zijkant zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven.<br />

Maak bij uitvoeringen met een heupgordel de gordel vast in de sluiting en<br />

houd daarbij de gordel omhoog. Klap vervolgens de zitting terug.<br />

Plaats bij uitvoeringen met een driepunts-veiligheidsgordel met<br />

rolautomaat de gordel in de gebruiksstand (zie de vorige pagina’s) en zorg<br />

ervoor dat de gordels klaar zijn voor gebruik.<br />

Bij het terugplaatsen van de hoedenplank moeten de twee koorden aan de zijkant (A) weer worden<br />

vastgehaakt en langs de binnenzijde van de gasveren lopen.


MOTORKAP<br />

OPENEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de hendel (A) in de richting van de pijl;<br />

❒ druk, zoals aangegeven door de pijl, op de haak (B);<br />

❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang (C) uit de klem,<br />

steek vervolgens het uiteinde van de stang in de zitting (D) op de<br />

motorkap.<br />

BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit<br />

aanstaan voordat u de motorkap optilt.<br />

C<br />

F0I0095m<br />

F0I0236m<br />

D<br />

F0I0056m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

107


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

108<br />

SLUITEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek met<br />

de andere hand de stang (C) uit zitting (B) en plaats<br />

de steunstang terug in de klem;<br />

❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de<br />

motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en<br />

controleer of de motorkap goed is gesloten door<br />

de motorkap op te tillen. De motorkap mag niet<br />

alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in<br />

dit laatste geval de motorkap niet dicht, maar til<br />

hem opnieuw op en herhaal de handeling.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld<br />

is, om te voorkomen dat deze tijdens het rijden<br />

open gaat.<br />

Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen.<br />

Voer deze handelingen alleen uit als de auto stilstaat.


ALLESDRAGERS<br />

BEVESTIGINGSPUNTEN<br />

3-deurs uitvoeringen<br />

De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de in<br />

de afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst.<br />

De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven de<br />

zijruiten achter.<br />

Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) worden<br />

verwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.<br />

F0I0070m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

109


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

110<br />

F0I0071m<br />

5-deurs uitvoeringen<br />

De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de in<br />

de afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst.<br />

De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven de<br />

zijruiten achter.<br />

Bevestig de steunen van de allesdragers aan de bevestigingsbeugels.<br />

Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) worden<br />

verwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.<br />

Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog<br />

goed vastzitten.<br />

BELANGRIJK Voor beide versies (3- of 5-deurs) dient u zich strikt aan de<br />

aanwijzingen te houden die in het pakket zijn meegeleverd.<br />

De montage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).


KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort<br />

en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor optimaal<br />

zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn<br />

afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR staat<br />

en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. De stand<br />

van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.<br />

Koplampen afstellen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ druk de knop (B) in en houd de knop ingedrukt totdat een hogere<br />

stand is bereikt;<br />

❒ druk de knop (A) in en houd de knop ingedrukt totdat een lagere<br />

stand is bereikt.<br />

Het display op het instrumentenpaneel toont de stand gedurende de<br />

koplampafstelling.<br />

¯<br />

7<br />

¯<br />

1<br />

0<br />

Ÿ∆<br />

F0I0063m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

111


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

112<br />

F0I0259m<br />

F0I0260m<br />

Correcte standen op basis van de beladingsgraad<br />

Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen.<br />

Stand 1 - vijf personen.<br />

Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />

Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.<br />

BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het<br />

gewicht van de lading wijzigt.<br />

KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITE<strong>NL</strong>AND<br />

De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de nieuwe<br />

auto is geleverd. In die landen waarin aan de andere zijde van de weg wordt<br />

gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, een<br />

gedeelte van de koplampen worden afgeplakt volgens de aanwijzingen/afmetingen<br />

die in de afbeelding zijn aangegeven; gebruik hiervoor een ondoorzichtige<br />

sticker.<br />

De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land waar<br />

links wordt gereden naar een land waar rechts wordt gereden.


ABS (indien aanwezig)<br />

Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt<br />

dat tijdens het remmen de wielen blokkeren,<br />

ongeacht de conditie van het wegdek en de pedaaldruk,<br />

en verhindert daarmee het doorslippen van een<br />

of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar,<br />

zelfs bij noodstops.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische<br />

remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force<br />

Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de<br />

voor- en achterwielen.<br />

Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat de<br />

grip van de banden op het wegdek gering is; u dient<br />

uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de<br />

beschikbare grip.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

BELANGRIJK Voor een maximale werking van het<br />

remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer<br />

500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk en<br />

langdurig remmen worden vermeden.<br />

INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een<br />

trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />

geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid<br />

aan te passen aan de beschikbare grip op het<br />

wegdek.<br />

Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze<br />

niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden<br />

gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.<br />

Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingedrukt; op deze<br />

manier hebt u, afhankelijk van de conditie van het wegdek, de kortste remweg.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

113


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

114<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Storing in ABS<br />

Bij een storing brandt het waarschuwingslampje > op<br />

het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht<br />

op instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”).<br />

In dat geval werkt het remsysteem op de normale<br />

manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het<br />

antiblokkeersysteem. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Storing in EBD<br />

Bij een storing branden de waarschuwingslampjes ><br />

en x op het instrumentenpaneel en verschijnt er een<br />

bericht op het instelbare multifunctionele display (zie<br />

het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>dealer<br />

om het systeem te laten controleren.<br />

Als het waarschuwingslampje x gaat branden (op het instelbare multifunctionele<br />

display verschijnt ook een bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van<br />

zowel het conventionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.


ESP (Electronic Stability<br />

Program)<br />

(indien aanwezig)<br />

Het ESP is een systeem dat de stabiliteit van de auto<br />

bewaakt als de wielen hun grip verliezen, waardoor de<br />

auto beter op koers blijft.<br />

De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip<br />

op het wegdek wisselt.<br />

INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Bij inschakeling gaat het lampje á op het instrumentenpaneel<br />

knipperen, om de bestuurder er op te wijzen<br />

dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.<br />

INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor<br />

wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.<br />

ATTENTIE<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Als er een storing is in het ESP wordt het systeem<br />

automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje á op het<br />

instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er<br />

een bericht op het instelbare multifunctionele display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Wendt u<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

HILL HOLDER-SYSTEEM (indien aanwezig)<br />

Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het<br />

wegrijden op een helling omhoog. Het systeem werkt<br />

bij draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal<br />

en als de eerste versnelling of de achteruit is<br />

ingeschakeld. Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid<br />

van het ESP ervoor dat de voorwielen ongeveer<br />

2 seconden geremd blijven waardoor u makkelijker<br />

kunt wegrijden. Na deze 2 seconden schakelt het systeem<br />

automatisch uit.<br />

Storingsmeldingen<br />

Bij een storing brandt het waarschuwingslampje * op<br />

het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht<br />

op het instelbare multifunctionele display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

De prestaties van het ESP mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige en<br />

onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het wegdek,<br />

het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />

ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

115


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

116<br />

BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;<br />

verlaat dus nooit de auto zonder de handrem<br />

aan te trekken, de motor uit te zetten en de eerste<br />

versnelling in te schakelen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ASR (Antislip Regulation)<br />

Het ASR controleert de trekkracht van de auto en<br />

grijpt automatisch in als een of beide aangedreven<br />

wielen dreigen door te slippen.<br />

Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden<br />

twee verschillende controlesystemen ingeschakeld:<br />

❒ als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert<br />

het ASR het motorvermogen;<br />

❒ als één van beide aangedreven wielen doorslipt,<br />

zorgt het ASR ervoor dat automatisch dat wiel<br />

wordt afgeremd.<br />

Als eventueel met het reservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.<br />

Blijf er echter rekening mee houden dat het reservewiel kleiner is dan de normale<br />

band en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.<br />

Voor de juiste werking van het ESP is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen<br />

van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn<br />

en de voorgeschreven afmetingen hebben.


Het ASR is vooral nuttig onder de volgende omstandigheden:<br />

❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door verandering van<br />

de wielbelasting of door te felle acceleratie;<br />

❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met de conditie<br />

van het wegdek;<br />

❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;<br />

❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).<br />

IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart.<br />

Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen<br />

van een bericht op het instelbare multifunctionele display (zie<br />

het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Tijdens het rijden kunt u het systeem uitschakelen en vervolgens weer<br />

inschakelen door de schakelaar ASR OFF op de middenconsole in te<br />

drukken.<br />

ATTENTIE<br />

F0I0153m<br />

De prestaties van het systeem mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige<br />

en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het<br />

wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />

ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

117


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

118<br />

Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje<br />

op de schakelaar ASR OFF branden en verschijnt er<br />

een bericht op het instelbare multifunctionele display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Als het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,<br />

schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw<br />

wordt gestart.<br />

Schakel het ASR uit als u met sneeuwkettingen rijdt:<br />

onder deze omstandigheden levert het doorslaan van<br />

de aangedreven wielen juist meer trekkracht op.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Als er een storing is in het ASR, wordt het systeem<br />

automatisch uitgeschakeld en gaat het lampje V op<br />

het instrumentenpaneel constant branden. Wendt u<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat het<br />

lampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er een<br />

bericht op het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

Voor de juiste werking van het ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden van<br />

alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie<br />

zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.


EOBD-SYSTEEM<br />

(benzine-uitvoeringen)<br />

Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan<br />

een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van die<br />

componenten op de auto die van invloed zijn op de<br />

emissie.<br />

Bovendien meldt het systeem, door het branden van<br />

het lampje U op het instrumentenpaneel en het verschijnen<br />

van een bericht op het instelbare multifunctionele<br />

display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”)<br />

dat de betreffende componenten defect zijn.<br />

Het doel is:<br />

❒ de werking van het systeem controleren;<br />

❒ signaleren wanneer door een storing de emissies<br />

boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />

❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte<br />

componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker<br />

die, als deze verbonden is met speciale apparatuur,<br />

het mogelijk maakt, de door de regeleenheid<br />

opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking van de motor, te lezen.<br />

Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de<br />

verkeerspolitie.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer voor een complete controle van het<br />

systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zonodig,<br />

een proefrit maken die eventueel een langere afstand<br />

kan omvatten.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden<br />

of knipperen tijdens het rijden (er verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele<br />

display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van het lampje U kan worden<br />

gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de<br />

wetgeving van het land waarin u rijdt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

119


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

120<br />

AUTORADIO (indien aanwezig)<br />

Als de auto niet is uitgerust met de inbouwvoorbereiding<br />

autoradio, beschikt u op het dashboard en in de<br />

portieren over een aantal opbergvakken, die de functionaliteit<br />

van het interieur vergroten.<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma is een speciale kit<br />

beschikbaar voor de “Inbouwvoorbereiding autoradio”.<br />

Raadpleeg voor de werking van de autoradio met cassettespeler/CD-speler/CDMP3-speler<br />

(indien aanwezig)<br />

het supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.<br />

INBOUWVOORBEREIDING AUTORADIO<br />

(indien aanwezig)<br />

De inbouwvoorbereiding bestaat uit: voedingskabels<br />

autoradio, voedingskabels voor de luidsprekers voor<br />

en achter, antenne en antennekabel, 4 luidsprekers in<br />

de voorportieren (2 tweeter en 2 woofer) en 2 fullrange<br />

luidsprekers achter.<br />

Luidsprekers<br />

❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een piekvermogen<br />

van 40W;<br />

❒ 2 woofer luidsprekers voor, met een diameter van<br />

165 mm en met elk een piekvermogen van 40W;<br />

❒ 2 full-range luidsprekers achter, met een diameter<br />

van 100 mm en met elk een piekvermogen van<br />

30W.


Autoradio inbouwen<br />

Voor het inbouwen van de autoradio moet het vakje dat is afgebeeld,<br />

vervangen worden door het paneel dat geleverd wordt bij de optional<br />

“Inbouwvoorbereiding autoradio” en is opgeborgen in de bagageruimte.<br />

Verwijder het geklemde vakje door uw hand in het vakje te steken en<br />

deze naar boven te drukken. Schuif vervolgens het vakje in de richting<br />

van het interieur. Monteer de houder (geklemde montage) en houd de<br />

voedingskabels voor de elektrische verbinding beschikbaar.<br />

F0I0193m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

121


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

122<br />

Kleurcode kabels:<br />

B=Wit<br />

N = Zwart<br />

R = Rood<br />

AG = Blauw/Geel<br />

AR = Blauw/Rood<br />

BN = Wit/Zwart<br />

CN = Oranje/Zwart<br />

CV = Oranje/Groen<br />

NZ = Zwart/Paars<br />

RN = Rood/Zwart<br />

SN = Roze/Zwart<br />

F0I0033m<br />

Schema voor de<br />

voorbereide elektrische<br />

bedrading en extra<br />

aansluitingen<br />

A. Zekeringen- en relaiskast<br />

B. Tweeter luidspreker linker<br />

voorportier<br />

C. Tweeter luidspreker rechter<br />

voorportier<br />

D. Woofer luidspreker linker<br />

voorportier<br />

E. Woofer luidspreker rechter<br />

voorportier<br />

F. Autoradio<br />

G. Full-range luidspreker<br />

linksachter<br />

H. Full-range luidspreker<br />

rechtsachter<br />

I. Antenne<br />

L. Aansluiting op linker<br />

voorportier<br />

M. Aansluiting op rechter<br />

voorportier


INBOUWVOORBEREIDING<br />

MOBIELE TELEFOON (indien<br />

aanwezig)<br />

De inbouwvoorbereiding voor de telefoon die is<br />

gekoppeld aan de autoradio met cassettespeler, CDspeler,<br />

CDMP3-speler of navigatiesysteem, bestaat uit<br />

de volgende onderdelen:<br />

❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobiele<br />

telefoon 900/1800 MHz) op het dak;<br />

❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functie<br />

en een kabel met een 10-polige stekker.<br />

De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en de<br />

middenconsole.<br />

De inbouwvoorbereiding voor de telefoon die is<br />

gekoppeld aan de inbouwvoorbereiding voor de<br />

autoradio, bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobiele<br />

telefoon 900/1800 MHz) op het dak;<br />

❒ luidspreker met dubbele functie (autoradio en<br />

mobiele telefoon) ingebouwd in het portier aan<br />

passagierszijde;<br />

❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functie<br />

en een kabel met een 10-polige stekker.<br />

De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en de<br />

middenconsole.<br />

De handsfree kit moet u zelf aanschaffen en geschikt zijn voor uw mobiele telefoon.<br />

ATTENTIE<br />

De antenne heeft een maximaal vermogen van 20W.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

123


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

124<br />

F0I0194m<br />

Aansluitschema van de elektrische bedrading:<br />

1 MUTE-functie autoradio<br />

2 Vrij<br />

3 Massa INPUT-signaal mobiele telefoon (*)<br />

4 INPUT-signaal mobiele telefoon (*)<br />

5 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde<br />

(+) (**)<br />

6 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde<br />

(–) (**)<br />

7 Voeding via start-/contactslot (+15)<br />

8 Vrij<br />

9 Voeding (+) via accu<br />

10 Massa<br />

(*) Autoradio met cassettespeler, CD-speler, CDMP3-speler of navigatiesysteem.<br />

(**) Inbouwvoorbereiding autoradio.<br />

Plaats de microfoon bij voorkeur in de nabijheid van het plafondlampje<br />

voor.<br />

Laat de installatie van de mobiele telefoon en de aansluiting op de inbouwvoorbereiding uitsluitend<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren. Zo bent u verzekerd van het beste resultaat en wordt voorkomen dat<br />

de rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.


EXTRA ACCESSOIRES<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />

monteren die constante voeding nodig hebben<br />

(autoradio, anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), of<br />

accessoires die de elektrische installatie zwaar<br />

belasten, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u<br />

de meest geschikte installaties aanraden uit het <strong>Fiat</strong><br />

Lineaccessori-programma en controleren of de<br />

elektrische installatie van de auto geschikt is voor het<br />

extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een<br />

accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />

ATTENTIE<br />

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE<br />

TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden<br />

gebruikt als een aparte antenne aan de buitenkant van<br />

de auto wordt gemonteerd.<br />

BELANGRIJK Door het gebruik van een mobiele<br />

telefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparaten<br />

in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />

elektromagnetische velden die, versterkt door de<br />

reflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor de<br />

gezondheid van de inzittenden kunnen zijn, maar ook<br />

storingen in de elektrische systemen van de auto<br />

kunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in<br />

gevaar gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk beperkt door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.<br />

Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard<br />

wieldoppen: ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun<br />

doelmatigheid tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een steile<br />

afdaling. Zorg dat niets (vloermatten, enz.) de slag van de pedalen kan beperken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

125


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

126<br />

F0I0104m<br />

ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

“DUALDRIVE” (indien aanwezig)<br />

De auto kan zijn uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging<br />

“Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Met het systeem<br />

kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien van het stuur<br />

aanpassen aan de rij-omstandigheden.<br />

IN-/UITSCHAKELEN (CITY-functie)<br />

Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop op het<br />

middelste deel van het dashboard.<br />

De inschakeling van de functie wordt aangegeven door het opschrift<br />

CITY op het display van het instrumentenpaneel.<br />

Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waardoor<br />

makkelijker kan worden geparkeerd; deze instelling van de<br />

stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.<br />

Bij ingeschakelde CITY-functie wordt op de Sporting-uitvoering<br />

bovendien een comfortabel rijgedrag gegarandeerd omdat de auto dan<br />

minder heftig op bewegingen van het gaspedaal reageert, zowel bij<br />

accelereren als afremmen.


STORINGSMELDINGEN<br />

Eventuele storingen in het systeem worden<br />

aangegeven door het branden van het lampje g op het<br />

instrumentenpaneel en er verschijnt een bericht op<br />

het instelbare multifunctionele display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en mededelingen”).<br />

Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch<br />

bestuurbaar.<br />

BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan door<br />

externe factoren het lampje g op het<br />

instrumentenpaneel gaan branden.<br />

ATTENTIE<br />

In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, de<br />

motor ongeveer 20 seconden uitzetten en vervolgens<br />

de auto weer starten. Als het lampje g blijft branden<br />

(en het bericht op het instelbare multifunctionele<br />

display blijft weergegeven), wendt u dan zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan<br />

toenemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een<br />

normaal verschijnsel om oververhitting van de motor<br />

voor de stuurbekrachtiging te voorkomen, in deze<br />

situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de auto<br />

vervolgens weer gebruikt wordt, zal de<br />

stuurbekrachtiging weer normaal werken.<br />

Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, waardoor<br />

het stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden worden<br />

uitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als dit niet<br />

mogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet draaien),<br />

moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

127


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

128<br />

F0I0234m<br />

PARKEERSENSOREN (indien aanwezig)<br />

Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto en attenderen de<br />

bestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid van<br />

obstakels achter de auto.<br />

ACTIVERING<br />

De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit wordt<br />

ingeschakeld.<br />

Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de<br />

frequentie van het akoestische signaal toe.<br />

AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />

Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er een kort akoestisch signaal<br />

om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.<br />

Als een obstakel binnen het meetbereik van de auto wordt gesignaleerd,<br />

treedt automatisch een repeterend akoestisch signaal in werking:<br />

❒ de frequentie van het signaal neemt toe als de afstand tot het obstakel<br />

kleiner wordt;<br />

❒ het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder<br />

is dan ongeveer 30 cm;<br />

❒ het signaal blijft constant als de afstand tussen de auto en het obstakel<br />

onveranderd blijft.


Signalering<br />

Meetbereik in het midden .............. 120 cm<br />

Meetbereik aan de zijkant ................ 60 cm<br />

Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordt<br />

de kortste afstand weergeven.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Als bij het inschakelen van de achteruit, storingen in de<br />

parkeersensoren worden gevonden, dan klinkt er<br />

gedurende 3 seconden een akoestisch signaal.<br />

WERKING MET AANHANGER<br />

De werking van de sensoren wordt automatisch<br />

uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel<br />

van de aanhanger wordt aangesloten op de<br />

stekkerdoos van de trekhaak.<br />

De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld<br />

als u de kabelstekker losmaakt.<br />

Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren<br />

zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sensoren om krassen of beschadigingen te<br />

voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moeten worden gereinigd met<br />

schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt<br />

gemaakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij<br />

de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.<br />

ATTENTIE<br />

De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren ligt altijd en overal bij de<br />

bestuurder. Controleer als u de auto parkeert of zich geen personen (let vooral op<br />

kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moet als een<br />

hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tijdens<br />

eventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden,<br />

ook als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

129


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

130<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen<br />

obstakels op of onder de sensoren bevinden.<br />

❒ Obstakels die zich zeer dicht bij de achterkant van<br />

de auto bevinden, worden onder bepaalde<br />

omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd<br />

en kunnen dus de auto beschadigen of zelf<br />

beschadigd worden.<br />

❒ De signalen die door de sensoren gestuurd worden,<br />

kunnen veranderd zijn door beschadiging van de<br />

sensoren zelf, door vuil, sneeuw of ijs op de<br />

sensoren of door ultrasone systemen (bijv.<br />

luchtdrukremmen van vrachtwagens of<br />

pneumatische hamers) die zich in de nabijheid<br />

bevinden.<br />

TANKEN MET DE <strong>FIAT</strong> <strong>PUNTO</strong><br />

BENZINEMOTOREN<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Om vergissingen te voorkomen is de diameter van de<br />

vulpijp van de tank kleiner, zodat het vulpistool voor<br />

loodhoudende benzine er niet in past. Het octaangetal<br />

van de benzine moet ten minste 95 R.O.N. zijn.<br />

BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat<br />

schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor<br />

het milieu wordt vervuild.<br />

BELANGRIJK Tank met de <strong>Fiat</strong> Punto nooit, niet in<br />

noodgevallen en ook niet een klein beetje,<br />

loodhoudende benzine. U zou de katalysator<br />

onherstelbaar beschadigen.


DIESELMOTOREN<br />

Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van<br />

de dieselbrandstof verminderen door de vorming van<br />

paraffine, waardoor het brandstofsysteem niet meer<br />

goed werkt.<br />

Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk<br />

van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />

voor de zomer of voor de winter is ontwikkeld (in de<br />

bergen/lage buitentemperaturen).<br />

Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikend<br />

is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de<br />

dieselbrandstof te mengen met het<br />

vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX in de verhouding<br />

die in de gebruiksaanwijzing van het middel is<br />

aangegeven. Doe eerst het middel in de tank en voeg<br />

daarna de dieselbrandstof toe.<br />

U moet het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX door<br />

de dieselbrandstof mengen voordat de dieselbrandstof<br />

door de kou van samenstelling is veranderd. Achteraf<br />

toevoegen heeft geen enkel effect.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese<br />

specificatie EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar<br />

beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander<br />

type brandstof tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden<br />

afgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank, ook alle<br />

brandstof uit de brandstofleidingen worden afgetapt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

131


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

132<br />

ATTENTIE<br />

F0I0160m<br />

DOP VAN DE BRANDSTOFTANK<br />

De tankdop is voorzien van een slot en een koord dat aan het klepje<br />

vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.<br />

Openen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ houd de dop stevig vast en draai de contactsleutel linksom;<br />

❒ draai de dop ongeveer een kwart slag linksom en verwijder de dop.<br />

BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank iets<br />

oplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van de<br />

tankdop een gesis hoort.<br />

Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals is<br />

afgebeeld.<br />

Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret:<br />

brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat<br />

u schadelijke dampen inademt.


Sluiten<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ plaats de tankdop (compleet met sleutel) en draai<br />

de dop rechtsom totdat u een of meerdere klikken<br />

hoort;<br />

❒ draai de sleutel rechtsom, neem de sleutel uit en<br />

sluit vervolgens het klepje.<br />

ATTENTIE<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren<br />

zijn:<br />

❒ driewegkatalysator (katalysator);<br />

❒ lambdasonde;<br />

❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels<br />

draaien.<br />

De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:<br />

❒ oxidatiekatalysator;<br />

❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.).<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren,<br />

dennennaalden, enz.): brandgevaar.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

133


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

134<br />

VEILIGHEID<br />

VEILIGHEIDSGORDELS...................................................... 135<br />

GORDELSPANNERS ........................................................... 141<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 144<br />

AIRBAGS VOOR................................................................... 150<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

(sidebags - headbags) ............................................................ 153


VEILIGHEIDSGORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel<br />

om.<br />

Maak de gordels vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken,<br />

totdat hij hoorbaar blokkeert. Als de veiligheidsgordel niet goed<br />

geblokkeerd is, dan klinkt een akoestisch signaal en verschijnt een bericht<br />

(indien aanwezig) (zie de paragraaf “Eerste waarschuwingscyclus” in dit<br />

hoofdstuk).<br />

Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan de<br />

veiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weer<br />

rustig uit.<br />

Druk op de knop (C) om de gordel los te maken. Begeleid de gordel<br />

tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte<br />

overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit<br />

is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de<br />

gordel snel uittrekt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in<br />

bochten.<br />

ATTENTIE<br />

Druk niet op de knop (C) tijdens het rijden.<br />

F0I0155m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

135


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

136<br />

F0I0017m<br />

F0I0252m<br />

F0I0018m<br />

De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels voor de<br />

zijzitplaatsen en een verstelbare tweepunts-heupgordel voor de middelste<br />

zitplaats.<br />

Op enkele uitvoeringen is de middelste zitplaats achter voorzien van een<br />

driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat.<br />

Om verkeerde verbindingen te voorkomen, passen de gespen van de<br />

zijgordels niet in de sluiting van de middengordel.<br />

De veiligheidsgordels op de achterbank moeten worden omgelegd zoals<br />

in de afgebeelde schema’s is aangegeven. Zie voor het neerklappen van de<br />

rugleuning de paragraaf “Bagageruimte vergroten” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bedieningsknoppen”.<br />

BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen, tijdens<br />

een ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar<br />

ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.


HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR<br />

De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur<br />

van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen<br />

nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />

De geleidebeugel kan in 4 standen worden gezet.<br />

Druk om de hoogte in te stellen op de knop (A) en schuif de beugel (B)<br />

omhoog of omlaag.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat.<br />

Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste<br />

standen. Laat de knop (A) los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugel<br />

vergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.<br />

F0I0057m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

137


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

138<br />

“EERSTE WAARSCHUWINGSCYCLUS”<br />

(lampje < op het instrumentenpaneel brandt)<br />

Het lampje < signaleert niet goed omgelegde<br />

veiligheidsgordels op de zitplaatsen voor en brandt:<br />

❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid en een van de veiligheidsgordels NIET is<br />

omgelegd;<br />

❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid en een van de veiligheidsgordels wordt<br />

losgemaakt (behalve wanneer zich ten minste een van<br />

de omstandigheden voordoet die staan beschreven in<br />

de volgende paragraaf “Signaleringscyclus” (indien<br />

aanwezig): in dat geval knippert het lampje).<br />

Het lampje moet doven als tijdens het rijden alle<br />

veiligheidsgordels zijn omgelegd, en moet gedoofd<br />

blijven als alle veiligheidsgordels worden omgelegd<br />

voordat de contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid.<br />

“SIGNALERINGSCYCLUS”<br />

(lampje < brandt en akoestisch signaal)<br />

(indien aanwezig)<br />

Als met niet omgelegde veiligheidsgordel en de<br />

contactsleutel in stand MAR, zich ten minste een van<br />

de volgende omstandigheden voordoet:<br />

❒ ongeveer 1 minuut verstreken na het losmaken van<br />

de veiligheidsgordel en met een snelheid van de<br />

auto die hoger is dan 10 km/h (2,5 km/h voor<br />

uitvoeringen zonder ABS);<br />

❒ snelheid van de auto hoger dan 25 km/h;<br />

❒ afgelegde afstand zonder omgelegde<br />

veiligheidsgordel meer dan 500 m (125 m voor<br />

uitvoeringen zonder ABS);<br />

❒ dan wordt gedurende 90 seconden een “signaleringscyclus”<br />

geactiveerd die bestaat uit het<br />

knipperen van het lampje < op het instrumentenpaneel<br />

(om aan te geven dat een van de veiligheidsgordels<br />

voor niet goed is omgelegd) en een<br />

akoestisch signaal.<br />

De cyclus wordt onmiddellijk onderbroken (lampje<br />

dooft en akoestisch signaal stopt) in een van de<br />

volgende gevallen:<br />

❒ als de veiligheidsgordel wordt omgelegd;<br />

❒ als de contactsleutel in stand STOP wordt gedraaid.


Bij beëindiging van een van de omstandigheden die<br />

leidde tot activering van de cyclus, zal de cyclus toch<br />

doorgaan tot het einde van de 90 seconden.<br />

Als na deze tijd de veiligheidsgordel niet wordt<br />

omgelegd, dan stopt het akoestische signaal en gaat het<br />

lampje < op het instrumentenpaneel constant<br />

branden.<br />

Deze akoestische en zichtbare signaleringscyclus<br />

wordt slechts één keer ingeschakeld: als de<br />

veiligheidsgordel niet wordt omgelegd, zal de cyclus<br />

niet worden herhaald.<br />

De cyclus wordt alleen herhaald als de veiligheidsgordel<br />

wordt losgemaakt en zich een van de 3<br />

omstandigheden voordoet die zorgde voor de<br />

inschakeling.<br />

BELANGRIJK De akoestische en zichtbare<br />

signaleringscyclus wordt niet geactiveerd als de<br />

“Tijdelijke uitschakeling” of de “Permanente<br />

uitschakeling” is uitgevoerd (zie de volgende<br />

paragraaf).<br />

UITSCHAKELING SIGNALERINGSCYCLUS<br />

Tijdelijke uitschakeling<br />

Tijdelijke uitschakeling van de akoestische en zichtbare<br />

signaleringscyclus.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ leg de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde om en,<br />

als de passagier aanwezig is, leg ook de<br />

veiligheidsgordel aan passagierszijde om (dit kan ook<br />

voordat de contactsleutel in stand MAR wordt<br />

gedraaid);<br />

❒ houd de veiligheidsgordel ten minste 20 seconden<br />

omgelegd (met de contactsleutel in stand MAR);<br />

❒ maak de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde los.<br />

Als de motor wordt uitgezet, wordt de signalering<br />

automatisch weer ingeschakeld en als de contactsleutel<br />

in stand MAR wordt gedraaid weer geactiveerd.<br />

Permanente uitschakeling<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem permanent<br />

uit te schakelen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

139


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

140<br />

F0I0170m<br />

F0I0184m<br />

F0I0185m<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE<br />

ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />

Heupgordel zonder rolautomaat<br />

Maak de gordel vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdat<br />

hij hoorbaar blokkeert.<br />

Druk op de knop (C) om de gordel los te maken.<br />

Stel de gordel af met de klem (D). Trek aan deel (E) om de gordel te<br />

verkorten en aan deel (F) om te verlengen.<br />

BELANGRIJK De gordel is correct afgesteld als hij goed aansluit op het<br />

bekken.<br />

Driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat<br />

De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen.<br />

Gordel vastmaken: trek de gordel rustig uit de rolautomaat, zorg dat de<br />

band niet draait en laat de gordelband met zorg via de doorvoeropening<br />

naast de hoofdsteun lopen; maak vervolgens de gesp (A) vast in de<br />

sluiting (B) (grijs met zwarte knop) waarbij de twee merktekens (twee<br />

gele balletjes, één op de gesp en één op de sluiting) moeten samenvallen.<br />

Stel de gordelband vervolgens af en druk de gesp (C) in de sluiting (D)<br />

(grijs met rode knop).<br />

Gordel losmaken: druk op de knop (E), begeleid de band tot aan de<br />

sluiting (B) en druk vervolgens op de knop (F) (zwart).


GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming zijn de<br />

veiligheidsgordels voor van de <strong>Fiat</strong> Punto voorzien van<br />

gordelspanners. Dit systeem trekt bij een heftige<br />

botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze<br />

wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats<br />

gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat<br />

de gordelspanner in werking is geweest; de gordel<br />

wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt<br />

begeleid.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door<br />

de gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo<br />

worden omgelegd dat hij goed aansluit op borst en<br />

bekken.<br />

ATTENTIE<br />

De gordelspanners treden alleen in werking als de<br />

veiligheidsgordels goed in de sluitingen vergrendeld<br />

zijn.<br />

Als de gordelspanners in werking treden, kan er een<br />

beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk<br />

en duidt niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of<br />

smering. Elke verandering van de oorspronkelijke staat<br />

zal de doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner<br />

door extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(bijv. overstromingen, zeestormen) met water en<br />

modder in contact is geweest, dan moet de spanner<br />

worden vervangen.<br />

De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt,<br />

moet u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Het<br />

systeem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na deze<br />

periode moet de gordelspanner worden vervangen.<br />

Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting (maximaal 100°C gedurende ten<br />

hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij die<br />

omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of door<br />

contacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

141


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

142<br />

ATTENTIE<br />

F0I0019m<br />

F0I0020m<br />

TREKKRACHTBEGRENZERS<br />

Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten<br />

van de gordels voor en achter (indien aanwezig) voorzien van<br />

trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting<br />

op de borst en schouders beperkt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES<br />

De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften<br />

met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de<br />

inzittenden erop attent te maken).<br />

Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook<br />

voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op<br />

letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen. Uiteraard<br />

moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar<br />

beneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt (zoals<br />

aangegeven in de figuur).<br />

BELANGRIJK De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale<br />

gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de<br />

borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken (zoals<br />

aangegeven in de figuur) en niet over de buik liggen. Gebruik geen<br />

voorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.) die een goed aansluiten van de<br />

gordel op het lichaam verhinderen.<br />

Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning<br />

aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag<br />

altijd veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto. Rijden zonder<br />

veiligheidsgordels vergroot het risico op ernstig letsel of een dodelijke afloop bij<br />

een ongeval.


BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel<br />

persoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op<br />

schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen. Plaats<br />

bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een<br />

inzittende.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

F0I0021m<br />

Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren<br />

of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een<br />

ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en<br />

de gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de<br />

schade niet zichtbaar is.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

143


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

144<br />

HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

IN OPTIMALE STAAT HOUDT<br />

Voor het juiste onderhoud van de veiligheidsgordels,<br />

moeten de volgende aanwijzingen goed in acht worden<br />

gehouden.<br />

❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet<br />

gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat<br />

zonder haperingen werkt.<br />

❒ Vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze<br />

ogenschij<strong>nl</strong>ijk niet beschadigd. Vervang de gordels<br />

ook als de gordelspanners in werking zijn geweest.<br />

❒ U kunt de gordels met de hand wassen met warm<br />

water en een neutrale zeep. Knijp ze uit en laat ze in<br />

de schaduw drogen. Gebruik geen bijtende,<br />

blekende of kleurende middelen. Vermijd het<br />

gebruik van alle chemische producten die het<br />

weefsel kunnen aantasten.<br />

❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de<br />

werking van de oprolautomaten is alleen<br />

gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest.<br />

❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of<br />

beschadigingen.<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten<br />

alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de<br />

rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat van<br />

volwassenen, terwijl spieren en botstructuur nog niet<br />

volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />

kinderen door andere systemen beschermd worden<br />

dan door de veiligheidsgordels.<br />

De resultaten van het onderzoek over de optimale<br />

bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de<br />

Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk<br />

verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijf<br />

groepen:<br />

Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 0+ gewicht: 0-13 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

BELANGRIJK Zie pagina 289 voor het monteren van<br />

Isofix kinderzitjes.


Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussen<br />

de groepen; daarom zijn er in de handel systemen<br />

verkrijgbaar die geschikt zijn voor verschillende<br />

gewichtsgroepen.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien van de<br />

typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje<br />

met het controlemerk, dat absoluut niet mag worden<br />

verwijderd.<br />

ATTENTIE<br />

Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een<br />

lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking<br />

tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met<br />

volwassenen en moeten dan ook normaal de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes<br />

opgenomen voor elke gewichtsgroep, die speciaal<br />

ontworpen en ontwikkeld zijn voor de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />

ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) is<br />

ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de<br />

zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste<br />

bescherming bieden. Kinderzitjes moeten dus niet op de zitplaats voor gemonteerd<br />

worden bij auto’s die zijn uitgerust met een airbag aan passagierszijde. Als de airbag in<br />

werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben,<br />

onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk. Kinderen kunnen op de passagiersstoel<br />

voor worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare airbag aan<br />

passagierszijde. In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag is<br />

uitgeschakeld (het waarschuwingslampje F op het instrumentenpaneel moet branden)<br />

(zie in de paragraaf “Airbags voor” het punt “Airbag voor aan passagierszijde”).<br />

Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen<br />

dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

145


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

146<br />

ATTENTIE<br />

F0I0022m<br />

F0I0023m<br />

GROEP 0 en 0+<br />

Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevoren<br />

zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling<br />

remmen de nek niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel,<br />

zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt<br />

worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf.<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd in<br />

kinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij de<br />

veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn<br />

plaats moet houden.<br />

De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij<br />

de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is<br />

verplicht deze instructies bij te leveren.<br />

Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze<br />

kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben<br />

zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk<br />

zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het<br />

kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de<br />

montage strikt aan de bijgeleverde instructies.


GROEP 2<br />

Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de<br />

veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo<br />

in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />

schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind<br />

liggen.<br />

GROEP 3<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van<br />

dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen<br />

en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />

In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het<br />

kind op de achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

ATTENTIE<br />

F0I0024m<br />

F0I0025m<br />

De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van<br />

het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

147


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

148<br />

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES<br />

De <strong>Fiat</strong> Punto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de<br />

verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />

Zitplaatsen voor en achter (uitvoering 3- en 5-deurs)<br />

Groep<br />

Groep 0, 0+<br />

Groep 1<br />

Groep 2<br />

Groep 3<br />

Gewicht<br />

tot aan 13 kg<br />

9 - 18 kg<br />

15 - 25 kg<br />

22 - 36 kg<br />

Zitplaats<br />

voor<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Zitplaats<br />

achter<br />

aan de zijkant<br />

ZITPLAATSEN<br />

Legenda:<br />

U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven groepen.<br />

(*) = op de middelste zitplaats achter met heupgordel (zonder rolautomaat) kan geen enkel type kinderzitje worden gemonteerd<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Zitplaats<br />

achter<br />

in het midden (met<br />

rolautomaat)<br />

U<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Zitplaats<br />

achter<br />

in het midden<br />

(heupgordel)<br />

(*)<br />

(*)<br />

(*)<br />

(*)


Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer<br />

van kinderen aangegeven. U dient zich hieraan te houden.<br />

❒ Wij raden u aan de kinderzitjes altijd op de<br />

zitplaatsen achter te monteren, omdat die plaatsen<br />

bij een ongeval de meeste bescherming bieden.<br />

❒ Als de airbag aan passagierszijde buiten werking<br />

wordt gesteld, moet altijd gecontroleerd worden, of<br />

de airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld: het<br />

betreffende lampje F op het instrumentenpaneel<br />

moet continu branden.<br />

❒ Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt<br />

aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren. Bewaar de instructies<br />

samen met het instructieboekje in de auto. Monteer<br />

geen gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />

gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />

ATTENTIE<br />

❒ Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt<br />

door aan de gordelband te trekken.<br />

❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts één<br />

kind: vervoer nooit twee kinderen in één systeem.<br />

❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van<br />

het kind loopt.<br />

❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen<br />

afwijkende houding aanneemt of de gordels<br />

losmaakt.<br />

❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen<br />

pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om<br />

ze bij een ongeval vast te houden.<br />

❒ Na een ongeval moet het zitje door een nieuw<br />

exemplaar worden vervangen.<br />

Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel mogen reizen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

149


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

150<br />

AIRBAGS VOOR<br />

De auto is uitgerust met een airbag voor aan<br />

bestuurderszijde. Als optional kan de auto worden<br />

uitgerust met een airbag aan passagierszijde, zij-airbags<br />

voor en headbags (buissysteem I.T.S.).<br />

De airbags voor (bestuurder en passagier) beschermen<br />

de inzittenden voor bij een middelzware frontale<br />

botsing, door het opblazen van een luchtkussen tussen<br />

de inzittende en het stuurwiel of het dashboard.<br />

Als de airbags voor niet worden geactiveerd bij andere<br />

soorten botsingen (zijdelings, van achter, over de kop<br />

slaan, enz), betekent dit niet dat het systeem niet goed<br />

functioneert.<br />

Bij een frontale aanrijding zorgt de centrale<br />

regeleenheid ervoor, indien nodig, dat het kussen<br />

opblaast.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het<br />

lichaam van de inzittenden voor wordt opgevangen en<br />

de kans op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt<br />

het kussen weer leeg.<br />

ATTENTIE<br />

De airbags voor (bestuurder en passagier) zijn geen<br />

vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />

wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).<br />

Bij een ongeval kan een inzittende die geen<br />

veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen met<br />

een airbag die nog niet volledig opgeblazen is,<br />

waardoor de inzittende minder beschermd wordt.<br />

De airbags voor worden in de volgende gevallen niet<br />

ingeschakeld:<br />

❒ bij frontale botsingen, met een ander deel van de<br />

auto dan het front, tegen makkelijk vervormbare<br />

objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de<br />

vangrail komt, grindhopen);<br />

❒ als de auto onder andere auto’s of<br />

veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld onder<br />

vrachtwagens of de vangrail);<br />

omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt<br />

geboden op de veiligheidsgordels. Als de airbag in deze<br />

gevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet dat<br />

het systeem niet goed functioneert.<br />

Plak geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het deksel van de<br />

airbag aan passagierszijde of de bekleding van de headbags aan de zijkant. Plaats<br />

geen voorwerpen op het dashboard aan passagierszijde omdat deze het correct<br />

openen van de airbag kunnen hinderen.


AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.<br />

AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE (indien aanwezig)<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat<br />

aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte in<br />

het dashboard geplaatst.<br />

De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen voor<br />

een optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegde<br />

veiligheidsgordels.<br />

Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van de<br />

ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en het dashboard en de<br />

voorpassagier.<br />

ATTENTIE<br />

F0I0237m<br />

F0I0105m<br />

ZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) is<br />

ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Indien het noodzakelijk is het kinderzitje op<br />

de passagiersstoel voor te monteren, moet de airbag aan passagierszijde altijd worden<br />

uitgeschakeld. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven<br />

om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.<br />

Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale bescherming<br />

van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen<br />

kinderen meer worden vervoerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

151


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

152<br />

F0I0064m<br />

AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te<br />

vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden uitgeschakeld.<br />

De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als de<br />

contactsleutel in stand STOP is uitgenomen. Steek de contactsleutel in de<br />

daarvoor bestemde sleutelschakelaar, rechts van het dashboard. De<br />

schakelaar is alleen bereikbaar bij geopend portier.<br />

De sleutel kan bij geopend portier in beide standen in de schakelaar<br />

worden gestoken of worden uitgenomen.<br />

BELANGRIJK Bedien de schakelaar alleen als de motor is uitgezet en de<br />

contactsleutel is uitgenomen.<br />

De sleutelschakelaar heeft twee standen:<br />

❒ airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON P): het lampje<br />

F op het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut verboden<br />

kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren.<br />

❒ airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF F): het<br />

lampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is mogelijk kinderen<br />

op de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij ze beschermd moeten<br />

worden door passende universele systemen.<br />

Het waarschuwingslampje F op het dashboard blijft continu branden<br />

totdat de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld.<br />

De uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde heeft geen<br />

invloed op de werking van de zij-airbag.


ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags)<br />

(indien aanwezig)<br />

SIDEBAGS<br />

Deze bestaan uit twee verschillende, zich snel opblazende kussens in de<br />

rugleuning van de voorstoelen en hebben tot doel de borstkast van de<br />

inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse<br />

aanrijdingen.<br />

HEADBAGS<br />

De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in de<br />

hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst.<br />

De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor<br />

tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve oppervlak van<br />

de kussens.<br />

Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de<br />

inzittende op zijn plaats houdt), worden de airbags niet geactiveerd.<br />

Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels absoluut noodzakelijk,<br />

want de gordel houdt de inzittende bij een zijdelingse botsing in de<br />

juiste positie en voorkomt dat de inzittende uit de auto wordt<br />

geslingerd bij zware botsingen.<br />

De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen<br />

van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste<br />

landen daarbuiten).<br />

F0I0106m<br />

F0I0107m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

153


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

154<br />

BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsing<br />

optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de<br />

juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de headbag<br />

op de juiste wijze worden opgeblazen.<br />

BELANGRIJK De airbags voor en/of aan de zijkant<br />

kunnen worden geactiveerd bij zware botsingen of als<br />

de auto aan de onderzijde wordt geraakt, bijvoorbeeld<br />

bij zware botsingen tegen treden of stoepranden of<br />

obstakels op het wegdek of als de auto terecht komt<br />

in grote gaten of verzakkingen in het wegdek.<br />

BELANGRIJK Als de airbags in werking treden,<br />

ontsnapt er een beetje rook. Deze rook is niet<br />

schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het<br />

oppervlak van het opgeblazen kussen en het interieur<br />

van de auto bedekt zijn met een laagje poederachtige<br />

stof: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als u<br />

hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met<br />

neutrale zeep en water wassen.<br />

BELANGRIJK Als tijdens het rijden het lampje ¬ gaat<br />

branden of het lampje F gaat knipperen<br />

(storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.<br />

Het airbag-systeem heeft een geldigheid van 10 jaar.<br />

Laat na het verstrijken van deze termijn het systeem<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere<br />

airbags zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer om de geactiveerde airbags te laten<br />

vervangen en de werking van de elektrische installatie<br />

te laten controleren.


Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de<br />

vervanging van de airbag moeten door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur van uw auto,<br />

moet u contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />

systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien<br />

moet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op<br />

de hoogte gebracht worden van het gebruik en de<br />

instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen.<br />

ATTENTIE<br />

BELANGRIJK Het in werking treden van de<br />

gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor<br />

en achter (indien aanwezig) wordt door de<br />

elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het<br />

type ongeval.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden van de<br />

gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor<br />

en achter wordt door de elektronische regeleenheid<br />

bepaald, afhankelijk van het type ongeval.<br />

Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,<br />

dan duidt dat niet op een storing in het systeem.<br />

Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten<br />

of in het gebied van de headbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.<br />

ATTENTIE Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het raam.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

155


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

156<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ¬ branden. Na enkele<br />

seconden moet het lampje doven. Als het waarschuwingslampje niet gaat branden<br />

of tijdens het rijden blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

De rugleuningen van de zitplaatsen voor en achter mogen niet worden bedekt met<br />

hoezen of kleden.<br />

Reis niet met voorwerpen op schoot, voor de borst en houd vooral geen pijp,<br />

potlood, enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan<br />

dit ernstig letsel veroorzaken.<br />

Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden<br />

van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel<br />

kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed<br />

rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.<br />

Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een<br />

overstroming onder water is geweest, de airbag door de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.


ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de<br />

airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere<br />

auto. Ook bij een stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op de<br />

voorstoel zitten. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een<br />

ongeval geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; als<br />

een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goed<br />

werkt.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F (met de<br />

sleutelschakelaar voor uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde in stand<br />

ON) enkele seconden knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag aan<br />

passagierszijde bij een botsing wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.<br />

De stoelen mogen niet met water of stoom onder druk worden gereinigd (met de<br />

hand of in een automatische stoelenreiniger).<br />

De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij<br />

alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee<br />

drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.<br />

ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.<br />

De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. De<br />

inzittenden worden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd bij frontale<br />

botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto over de kop<br />

slaat. De gordels moeten dus altijd gedragen worden.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

157


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

158<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

MOTOR STARTEN ............................................................ 159<br />

PARKEREN ............................................................................ 162<br />

HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ............. 163<br />

BRANDSTOFBESPARING ................................................ 164<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS .................................... 167<br />

WINTERBANDEN .............................................................. 170<br />

SNEEUWKETTINGEN........................................................ 171<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................................. 172


MOTOR STARTEN<br />

De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:<br />

zie bij startproblemen “<strong>Fiat</strong> CODE” in het<br />

hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal<br />

in te trappen;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat de<br />

sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />

Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet<br />

u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u<br />

opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />

Y op het instrumentenpaneel samen met het lampje<br />

U blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand<br />

STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;<br />

als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het<br />

dan met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />

noodstart uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”) en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />

stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />

Het is raadzaam om gedurende de eerste gebruiksperiode geen maximale prestaties van uw auto<br />

te verlangen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).<br />

Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet, om te voorkomen dat de<br />

accu ontlaadt.<br />

ATTENTIE<br />

Het is zeer gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De<br />

motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

159


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

160<br />

DIESELMOTOR STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpaneel<br />

gaan de lampjes m en Y branden;<br />

❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn; hoe<br />

warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal<br />

in te trappen;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijk<br />

nadat het lampje m gedoofd is. Als u te lang<br />

wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.<br />

Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />

Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet<br />

u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u<br />

opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />

Y blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand<br />

STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;<br />

als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het<br />

dan met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />

stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />

Als het lampje m gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langduriger<br />

startpoging, duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u<br />

de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.


MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN<br />

(benzine en diesel)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen<br />

draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;<br />

❒ verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.<br />

Wij raden u aan te wachten tot de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

begint te bewegen.<br />

NOODSTART<br />

Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant<br />

blijft branden, kan een noodstart worden uitgevoerd<br />

met de code die op de CODE-card staat vermeld<br />

(zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel<br />

in stand STOP.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware<br />

rit even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet<br />

onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.<br />

Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte<br />

dalen.<br />

Vermijd aanduwen, aanslepen of rollend starten: al deze handelingen kunnen de katalysator<br />

onherstelbaar beschadigen.<br />

Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor<br />

motoren met turbocompressor, schadelijk.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat de rem- en de stuurbekrachtiging niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van<br />

het rempedaal en het stuur.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

161


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

162<br />

PARKEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;<br />

❒ schakel een versnelling in (de 1 e als de weg omhoog<br />

loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet<br />

de voorwielen iets uitgestuurd.<br />

Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de<br />

wielen dan met stenen of wiggen. Laat de contactsleutel<br />

nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de accu<br />

ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd uit het<br />

contactslot als u de auto verlaat.<br />

ATTENTIE<br />

HANDREM<br />

De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />

Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel<br />

omhoog trekken. Op een vlakke ondergrond hoort de<br />

auto geblokkeerd te zijn als de handrem vier of vijf<br />

tanden is aangetrokken. Op sterke hellingen en bij een<br />

beladen auto moet de handrem negen of tien tanden<br />

worden aangetrokken.<br />

BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

de handrem afstellen.<br />

Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel<br />

in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje x branden.<br />

Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.


Handrem uitschakelen:<br />

❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop (A);<br />

❒ houd knop (A) ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x op<br />

het instrumentenpaneel dooft.<br />

Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het<br />

bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.<br />

HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK<br />

Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel<br />

intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen<br />

(het schakelschema staat op de knop van de pook).<br />

Voor het inschakelen van de 6 e versnelling moet de pook naar rechts<br />

worden gedrukt om te voorkomen dat per ongeluk de 4 e versnelling<br />

wordt ingeschakeld. Hetzelfde geldt voor het terugschakelen van de 6 e<br />

naar de 5 e versnelling.<br />

BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden<br />

ingeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />

koppelingspedaal minstens twee seconden, voordat u de achteruit<br />

inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.<br />

F0I0108m<br />

F0I0109m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

163


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

164<br />

U zet de pook vanuit de vrijstand op de volgende<br />

wijze in achteruit (R):<br />

❒ trek bij de uitvoeringen 1.28V en 1.216V de schuifring<br />

(A) onder de knop omhoog en verplaats de<br />

pook naar rechts en vervolgens naar achteren;<br />

❒ verplaats bij de uitvoeringen 1.816V de pook naar<br />

rechts en vervolgens naar achteren.<br />

ATTENTIE<br />

BRANDSTOFBESPARING<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het<br />

brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt<br />

wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de<br />

controles en registraties die in het<br />

“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.<br />

Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.<br />

Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: let<br />

erop dat de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen<br />

kunnen beperken.<br />

Laat na het schakelen de versnellingspook los. Door het rijden met een hand aan de versnellingspook<br />

wordt op het schakelmechanisme in de versnellingsbak een geringe kracht uitgeoefend, waardoor<br />

onnodige slijtage kan ontstaan.


Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste een keer per<br />

maand, de spanning van de banden: als de spanning te<br />

laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik<br />

toe.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het<br />

gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de<br />

wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />

en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet<br />

meer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica van<br />

de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />

Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwerpen<br />

bij voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig<br />

hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers<br />

en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />

vragen veel stroom, waardoor het<br />

brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor<br />

de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij<br />

voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />

accessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien<br />

met stationair toerental en ook niet met een verhoogd<br />

toerental: onder deze omstandigheden warmt<br />

de motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en<br />

de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.<br />

Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge<br />

toerentallen te gebruiken. Op deze manier warmt de<br />

motor sneller op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een<br />

stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handeling<br />

heeft evenals het overschakelen met tussengas, geen<br />

enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

165


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

166<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de<br />

hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie verhoogt het<br />

brandstofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij het<br />

oneige<strong>nl</strong>ijke gebruik van een hoge versnelling, het verbruik<br />

en de schadelijke uitlaatgasemissie toe.<br />

Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk toe bij een<br />

hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een<br />

gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en<br />

optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het is<br />

beter geleidelijk op te trekken en geen maximale toerentallen<br />

te gebruiken.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de<br />

motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />

neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15<br />

tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij<br />

overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in<br />

de stad met veel verkeerslichten, zal het brandstofverbruik<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen<br />

en een slecht wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen), is<br />

het raadzaam de motor uit te zetten.


TREKKEN VAN AANHANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhangwagens of caravans<br />

moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een<br />

goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie.<br />

De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel worden uitgevoerd. Ook moet<br />

documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden<br />

met een aanhanger.<br />

Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />

waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />

Let er op dat het maximum klimvermogen van de<br />

auto door het gewicht van een aanhanger of caravan<br />

wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en u<br />

hebt langer de tijd nodig om in te halen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om<br />

te voorkomen dat u constant moet remmen.<br />

Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak<br />

rust, moet worden afgetrokken van het laadvermogen<br />

van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het maximum<br />

toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt<br />

(aangegeven op de typegoedkeuring), moet u er rekening<br />

mee houden dat het maximum betrekking heeft<br />

op het totale gewicht van de aanhangwagen of caravan,<br />

inclusief accessoires en bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s<br />

met aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden<br />

dan 100 km/h.<br />

Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust, werkt niet op het remsysteem van<br />

de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.<br />

Voer in geen geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsysteem<br />

van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem<br />

van de auto worden bediend.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

167


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

168<br />

TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan<br />

de carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />

die hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehouden.<br />

Deze richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />

door extra informatie van de fabrikant van de trekhaak.<br />

De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige<br />

EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />

Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden<br />

gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />

van de auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde<br />

stekkerverbinding worden gebruikt die kan<br />

worden bevestigd op de daarvoor bestemde steun op<br />

de trekhaak. Bovendien moet op de auto een regeleenheid<br />

voor de buitenverlichting van de aanhanger<br />

worden geïnstalleerd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13polige<br />

12ESP stekkerverbinding (CUNA/UNI- en<br />

ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij eventuele<br />

aanwijzingen van de fabrikant van de auto en/of van de<br />

fabrikant van de trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />

Eventueel elektrisch geregelde remmen of andere systemen<br />

(lier, enz) moeten rechtstreeks op de accu<br />

worden aangesloten met een kabel met een diameter<br />

van minimaal 2,5 mm2 .<br />

BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier kan<br />

alleen gebruikt worden als de motor is ingeschakeld.<br />

Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is<br />

slechts een aansluiting voor een eventuele elektrisch<br />

geregelde rem toegestaan en één voor een 15Wgloeilamp<br />

voor de binnenverlichting van de caravan.<br />

Gebruik voor de aansluitingen de aparte module met<br />

een kabel vanaf de accu met een diameter van ten<br />

minste 2,5 mm2 .


MONTAGESCHEMA<br />

De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø<br />

bevestigd worden met in totaal 4 M8-bouten, 2 M10bouten<br />

en 2 M12-bouten.<br />

Bij de bevestigingspunten van het achterpaneel aan de<br />

buitenzijde moeten de bevestigingsplaten van het<br />

stootblok vervangen worden door de platen rechts<br />

A en links B (onderdeelnummer 50901257 en<br />

50901258). Deze moeten aan de buitenzijde van het<br />

achterpaneel worden gemonteerd, zoals afgebeeld.<br />

De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd<br />

worden zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper<br />

die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte<br />

als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de<br />

volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />

ATTENTIE Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de<br />

boutgaten worden afgedicht om te voorkomen<br />

dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.<br />

B<br />

M10<br />

M10<br />

376 376 30<br />

30<br />

112<br />

112<br />

440 440<br />

Achteras<br />

481 481<br />

70<br />

70<br />

Bestaande gaten<br />

n. 2 M12<br />

n. 2 M8 n. 2 M8<br />

725<br />

155 90<br />

155 90<br />

A<br />

Bestaande gaten<br />

Bestaande gaten<br />

280<br />

12<br />

A<br />

B<br />

>65<br />

385<br />

+<br />

- 35<br />

Hart trekkogel<br />

Auto<br />

volbeladen<br />

F0I0037m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

169


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

170<br />

WINTERBANDEN<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als<br />

de standaard geleverde banden.<br />

De <strong>Fiat</strong>-dealer kan u adviseren welke band het meest<br />

geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.<br />

Houdt u voor bandenmaat, de bandenspanning en de<br />

winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aangegeven<br />

in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 4 mm. Vervang de winterbanden in<br />

dat geval.<br />

ATTENTIE<br />

Door de specifieke eigenschappen van winterbanden<br />

zijn de prestaties onder niet-winterse omstandigheden<br />

of wanneer er lange afstanden op de snelweg worden<br />

gereden, minder dan die van de standaard gemonteerde<br />

banden. Beperk het gebruik van winterbanden tot<br />

die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de<br />

maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid<br />

van de auto (met een marge van 5%), dan dient u<br />

in het interieur van de auto een voor de bestuurder<br />

duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsen<br />

met de maximum toegestane snelheid wanneer met<br />

die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig de<br />

EU-normen).<br />

Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde<br />

merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens<br />

het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden niet om.<br />

Bij winterbanden met de indicatie “Q” geldt een maximum snelheid van 160 km/h;<br />

bij winterbanden met de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van 190 km/h;<br />

bij winterbanden met de indicatie “H” geldt een maximum snelheid van 210 km/h.<br />

Deze maximum snelheden zijn in overeenstemming met de huidige wetgeving.


SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de<br />

voorschriften van het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen<br />

gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden<br />

u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het <strong>Fiat</strong><br />

Lineaccessori-programma.<br />

Controleer na enkele meters rijden of de kettingen<br />

nog goed gespannen zijn.<br />

BELANGRIJK Het reservewiel is niet geschikt voor de<br />

montage van sneeuwkettingen. Als u een lekke voorband<br />

hebt en er moet met sneeuwkettingen worden<br />

gereden, dan moet u een wiel van de achteras afhalen<br />

en daarvoor in de plaats het reservewiel monteren.<br />

Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop<br />

uw sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

BELANGRIJK Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />

met een geringe dikte; de ketting mag maximaal 12<br />

mm boven het profiel van de band uitsteken.<br />

De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staan<br />

aangegeven in de tabel; houdt u strikt aan deze tabel.<br />

Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd<br />

kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen,<br />

geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

171


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

172<br />

AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de auto enkele<br />

maanden niet wordt gebruikt:<br />

❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde<br />

ruimte;<br />

❒ schakel een versnelling in;<br />

❒ zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;<br />

❒ maak de minkabel los van de accu en controleer de<br />

acculading; gedurende het stallen moet deze controle<br />

iedere drie maanden worden herhaald; laad de<br />

accu op als de optische meter een donkere kleur<br />

heeft zonder een groen middenstuk;<br />

❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel<br />

ze met een beschermende was;<br />

❒ reinig en conserveer de glimmende metalen delen<br />

met daarvoor geschikte middelen;<br />

❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en<br />

achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los<br />

van de ruit staan;<br />

❒ zet de ruiten een klein stukje open;<br />

❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende<br />

kunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes,<br />

omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan<br />

niet kan verdampen;<br />

❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal<br />

voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig;<br />

❒ als u de accukabels niet loskoppelt moet de lading<br />

iedere maand gecontroleerd worden; laad de accu<br />

op als de optische meter een donkere kleur heeft<br />

zonder groen middenstuk;<br />

❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.


LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 174<br />

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................................ 175<br />

AANGETROKKEN HANDREM ....................................... 175<br />

STORING AIRBAG .............................................................. 176<br />

UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE........ 177<br />

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL................. 177<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 178<br />

TE LAGE MOTOROLIEDRUK..........................................<br />

STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

178<br />

“DUALDRIVE”....................................................................... 179<br />

TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. 180<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN........................... 182<br />

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN............................ 183<br />

BRANDSTOFRESERVE........................................................ 183<br />

STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................................<br />

STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM<br />

184<br />

(EOBD).................................................................................... 185<br />

STORING ESP........................................................................ 187<br />

STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE......................... 188<br />

VOORGLOEIBOUGIES....................................................... 188<br />

WATER IN BRANDSTOFFILTER..................................... 189<br />

STORING ABS....................................................................... 190<br />

ASR - TRACTIEREGELING................................................<br />

STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING -<br />

191<br />

<strong>FIAT</strong> CODE............................................................................ 192<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................... 193<br />

MISTACHTERLICHT ........................................................... 195<br />

MISTLAMPEN VOOR .......................................................... 195<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS........................................ 195<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 195<br />

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN.................... 196<br />

FOLLOW ME HOME........................................................... 196<br />

GROOTLICHT......................................................................<br />

SNELHEIDSREGELAAR<br />

196<br />

(CRUISE-CONTROL).......................................................... 196<br />

STORING SENSOR DIESELFILTER..................................<br />

MOGELIJKE IJSVORMING<br />

197<br />

OP DE WEG .......................................................................... 197<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

173


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

174<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Naast de storingsmeldingen die op het instelbare<br />

multifunctionele display worden weergeven, het<br />

akoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en het<br />

branden van het betreffende lampje (indien aanwezig),<br />

verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten<br />

(bijvoorbeeld: “Zet de motor uit”, enz.). Deze<br />

meldingen zijn kort en uit voorzorg en hebben tot<br />

doel u er op attent te maken snel actie te<br />

ondernemen als er een storing in de werking van de<br />

auto wordt gevonden. Een dergelijke melding moet<br />

echter als een aanvulling worden gezien en niet als<br />

alternatief voor de informatie in dit “Instructieboekje”.<br />

Wij raden u daarom aan dit instructieboekje goed<br />

door te lezen. Houdt u bij een storing altijd aan de<br />

aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven<br />

worden.<br />

BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het<br />

instelbare multifunctionele display verschijnen, zijn<br />

onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige<br />

storingen en ernstige/minder ernstige storingen.<br />

Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkele<br />

seconden afwisselend de storingsmelding en het<br />

waarschuwingsbericht weergegeven. Deze<br />

“signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijd<br />

herhaald, waarbij de weergave die op het display werd<br />

aangegeven, onderbroken wordt. Iedere keer als u de<br />

contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus”<br />

opnieuw weergegeven, totdat de oorzaak van de<br />

storing is verholpen.<br />

Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het<br />

lampje op het instrumentenpaneel in ieder geval nog<br />

ongeveer 2 seconden ingeschakeld: als de storing is<br />

verholpen, dooft het lampje en verdwijnt het bericht<br />

van het display. Het is bovendien mogelijk de “cyclus”<br />

te onderbreken door de knop Q in te drukken: in dat<br />

geval verschijnt het scherm weer dat voor de storing<br />

op het display werd weergegeven en blijft het lampje<br />

op het instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak<br />

van de storing verholpen is.<br />

Bij ernstige/minder ernstige storingen worden<br />

gedurende enkele seconden afwisselend de<br />

storingsmelding en het waarschuwingsbericht<br />

weergegeven. Deze “signaleringscyclus” wordt<br />

ongeveer 20 seconden herhaald en verdwijnt daarna.<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet,<br />

wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven.<br />

Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het<br />

lampje op het instrumentenpaneel in ieder geval nog<br />

ongeveer 2 seconden ingeschakeld: als de storing is<br />

verholpen, dooft het lampje en verdwijnt het bericht<br />

van het display.<br />

Als de “signaleringscyclus” ten einde is (na ongeveer<br />

20 seconden) of als de knop Q wordt ingedrukt,<br />

verschijnt het scherm weer dat voor de storing op het<br />

display werd weergegeven en blijft het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van de<br />

storing verholpen is.


TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het display) als het<br />

remvloeistofniveau in het reservoir onder het<br />

minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door<br />

lekkage in het remsysteem.<br />

AANGETROKKEN HANDREM (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje<br />

gaat branden als de handrem wordt aangetrokken.<br />

BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden<br />

gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook<br />

een bericht op het display), controleer dan of de<br />

handrem losgezet is.<br />

ATTENTIE<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

x<br />

x<br />

Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />

bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

175


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

176<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

¬<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

STORING AIRBAG (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje<br />

gaat constant branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het display) bij een<br />

storing in de werking van de airbag.<br />

Als het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel in<br />

stand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt<br />

ook een bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Een defect lampje ¬(lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje voor<br />

de uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden knippert.


AIRBAG PASSAGIERSZIJDE<br />

UITGESCHAKELD (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als<br />

de airbag voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld.<br />

Als u bij ingeschakelde airbag voor aan passagierszijde<br />

de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4<br />

seconden branden en vervolgens 4 seconden<br />

knipperen. Hierna moet het lampje doven.<br />

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL<br />

(rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel continu branden<br />

als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is<br />

omgelegd.<br />

ATTENTIE<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

F<br />

Het lampje Fgeeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Dit<br />

wordt aangegeven door het langer knipperen van lampje F dan de normale 4<br />

seconden.Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

<<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

177


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

178<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

w<br />

v<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE<br />

OPGELADEN (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor<br />

stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje<br />

iets later dooft.<br />

Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft op<br />

het display weergegeven), wendt u dan onmiddellijk<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat<br />

het lampje op het instrumentenpaneel (indien<br />

aanwezig) branden. Direct na het starten van de<br />

motor moet het lampje doven.<br />

Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />

bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.


STORING ELEKTRISCHE<br />

STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”<br />

(indien aanwezig) (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft op<br />

het display weergegeven), werkt de elektrische<br />

stuurbekrachtiging niet meer en is meer kracht<br />

nodig voor het draaien van het stuur; de auto blijft<br />

echter normaal bestuurbaar. Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

g<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

179


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

180<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

ç<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

TE HOGE<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het display) als de<br />

motor te warm is. Als het lampje gaat branden<br />

moeten de volgende maatregelen worden genomen:<br />

Bij normale rij-omstandigheden : stop de auto,<br />

zet de motor uit en controleer of het niveau van de<br />

koelvloeistof in het reservoir niet onder het MINmerkteken<br />

staat. Is dit wel het geval, wacht dan<br />

enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open<br />

vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul<br />

koelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistof<br />

tussen het MIN- en MAX-merkteken staat.<br />

Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij<br />

het starten van de motor het lampje opnieuw gaat<br />

branden, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

vervolg op volgende pagina


Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden<br />

wordt gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een<br />

aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto):<br />

verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft<br />

branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3<br />

minuten met draaiende motor en geef iets gas voor<br />

een snellere circulatie van de koelvloeistof. Zet<br />

vervolgens de motor uit. Controleer het<br />

vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.<br />

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is<br />

het raadzaam de motor enkele minuten te laten<br />

draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de<br />

motor uitzet.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

ç<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

181


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

182<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

´<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

(*)<br />

(*) Of achter (5-deurs)<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN<br />

(rood)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het display) als een of meer portieren of de<br />

achterklep niet goed gesloten zijn.<br />

De symbolen ¯/˙ op het display geven aan of het<br />

linker of rechter portier niet goed gesloten is.


SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het display) als de ingestelde snelheidslimiet<br />

wordt overschreden (zie de paragraaf “Instelbaar<br />

multifunctioneel display in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bedieningsknoppen”).<br />

RESERVEBRANDSTOF (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het display) als er nog ongeveer 5 tot 7 liter<br />

brandstof in de tank aanwezig is.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

è<br />

ç<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

183


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

184<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

U<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

STORING IN INSPUITSYSTEEM (alleen<br />

dieseluitvoeringen) (rood)<br />

Als u onder normale omstandigheden de<br />

contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje<br />

op het instrumentenpaneel branden. Na enkele<br />

seconden moet het lampje doven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden<br />

gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook<br />

een bericht op het display), dan duidt dit op een<br />

storing in het inspuitsysteem. Dit kan tot gevolg<br />

hebben dat de prestaties verminderen, de auto<br />

slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden doorrijden<br />

zonder te veel van de motor te eisen of met hoge<br />

snelheid te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.


STORING IN<br />

MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)<br />

(benzine-uitvoeringen) (geel)<br />

Als u onder normale omstandigheden de<br />

contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje<br />

op het instrumentenpaneel branden. Na het starten<br />

van de motor moet het lampje doven. Het lampje<br />

gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan<br />

te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden<br />

gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook<br />

een bericht op het display):<br />

❒ constant branden - duidt op een defect in het<br />

inspuit-/ontstekingssysteem; dit kan tot gevolg<br />

hebben dat de prestaties verminderen, de auto<br />

slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden doorrijden<br />

zonder te veel van de motor te eisen of met hoge<br />

snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met een<br />

brandend waarschuwingslampje kan dat schade<br />

veroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

U<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

185


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

186<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

U<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Het lampje dooft als de storing verdwijnt.<br />

De storing wordt door het systeem in het geheugen<br />

opgeslagen.<br />

❒ knipperend - duidt op een mogelijke<br />

beschadiging van de katalysator (zie “EOBDsysteem”<br />

in het hoofdstuk “Dashboard en<br />

bedieningsknoppen”).<br />

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden<br />

losgelaten zodat de motor met lage toerentallen<br />

draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met<br />

matige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />

moeten worden vermeden die kunnen leiden<br />

tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat<br />

branden of knipperen tijdens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op<br />

het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van het lampje U<br />

kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt<br />

u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.


STORING ESP (indien aanwezig) (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft<br />

branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />

bericht op het display), wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft<br />

dit aan dat het ESP in werking is getreden.<br />

Storing Hill Holder<br />

Bij een storing gaat het lampje * op het<br />

instrumentenpaneel branden (op enkele<br />

uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het<br />

display). Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

á<br />

*<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

187


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

188<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

m<br />

m<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE<br />

(alleen dieseluitvoeringen) (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het display) als er een storing is in de voorgloeiinstallatie.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

VOORGLOEIBOUGIES (alleen<br />

dieseluitvoeringen) (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Het<br />

lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf<br />

ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de<br />

motor zodra het lampje gedoofd is.<br />

BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan<br />

het lampje zeer kort branden.


WATER IN BRANDSTOFFILTER<br />

AANWEZIG (alleen dieseluitvoeringen)<br />

(geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het instelbare multifunctionele display) als er<br />

water in het brandstoffilter aanwezig is.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

c<br />

Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor<br />

onregelmatig doen laten draaien. Als het lampje c gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten aftappen. Als het lampje direct na het tanken<br />

weer gaat branden, is er mogelijk water in de tank gekomen: zet in dat geval de motor onmiddellijk<br />

uit en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

189


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

190<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

><br />

x +<br />

><br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

STORING ABS (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het display) als het<br />

systeem defect is. In dat geval blijft het remsysteem<br />

normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van<br />

het ABS. In deze situatie is het raadzaam om onder<br />

omstandigheden met weinig grip voorzichtig te<br />

rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Storing EBD<br />

Als bij draaiende motor de lampjes x en > op het<br />

instrumentenpaneel gelijktijdig gaan branden (op<br />

enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op<br />

het display), dan is er een storing in het EBDsysteem;<br />

in dat geval kunnen bij hard remmen de<br />

achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de<br />

auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten<br />

controleren.


ASR - TRACTIEREGELING (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje<br />

gaat branden samen met het lampje op de toets<br />

voor uitschakeling van het ASR-systeem als het<br />

systeem is uitgeschakeld. Het lampje knippert als het<br />

systeem inschakelt, om de bestuurder te<br />

waarschuwen dat het systeem zich aanpast aan de<br />

grip op het wegdek.<br />

Als het lampje brandt, dan is er een storing in het<br />

ASR-systeem. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

De berichten op het display verschijnen<br />

(op enkele uitvoeringen) als handmatig de ASRfunctie<br />

wordt in-/uitgeschakeld (zie “ASR-systeem” in<br />

het hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

V<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

191


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

192<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

Y<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

STORING IN ELEKTRONISCHE<br />

STARTBLOKKERING - <strong>FIAT</strong> CODE (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel één seconde<br />

knipperen waarna het dooft. Als het lampje, met de<br />

contactsleutel in stand MAR, blijft branden, dan<br />

duidt dit op een mogelijke storing (zie “<strong>Fiat</strong> Code”<br />

in het hoofdstuk “Dashboard en<br />

bedieningsknoppen”).<br />

BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijk<br />

branden, dan is er een storing in de <strong>Fiat</strong> CODE.<br />

Als bij een draaiende motor het bericht op het<br />

display verschijnt, wendt u dan onmiddellijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als bij een draaiende motor het lampje Y<br />

knippert, dan wordt de auto niet beveiligd door het<br />

systeem (zie “<strong>Fiat</strong> Code” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bedieningsknoppen”). Wendt u tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer om alle sleutels in het geheugen te<br />

laten opslaan.


DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het bericht (op enkele uitvoeringen) wordt op het<br />

display weergegeven als er een storing is: circuit<br />

onderbroken, lampje “ontbreekt” of is defect,<br />

lampje vervangen door een exemplaar met een<br />

verkeerd vermogen. De volgende systemen worden<br />

gecontroleerd: parkeerverlichting achter, remlichten<br />

(inclusief derde remlicht) en mistachterlicht.<br />

De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden<br />

van een of meer lampen, doorbranden van de<br />

bijbehorende zekering of een onderbreking in de<br />

elektrische verbinding.<br />

De symbolen ¯/˙ op het display (indien aanwezig)<br />

geven een storing in de verlichting links of rechts<br />

aan.<br />

vervolg op volgende pagina<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

W<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

193


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

194<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

W<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Het bericht (op enkele uitvoeringen) wordt op het<br />

display weergegeven als er een storing is: circuit<br />

onderbroken, lampje “ontbreekt” of is defect,<br />

lampje vervangen door een exemplaar met een<br />

verkeerd vermogen. De volgende systemen worden<br />

gecontroleerd: parkeerverlichting achter, remlichten<br />

(inclusief derde remlicht) en mistachterlicht.<br />

De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden<br />

van een of meer lampen, doorbranden van de<br />

bijbehorende zekering of een onderbreking in de<br />

elektrische verbinding.<br />

De symbolen ¯/˙ op het display (indien aanwezig)<br />

geven een storing in de verlichting links of rechts<br />

aan.


MISTACHTERLICHT (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.<br />

MISTLAMPEN VOOR (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

als de mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen)<br />

(knipperend)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet<br />

of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter<br />

richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen)<br />

(knipperend)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

als de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet<br />

of, tegelijkertijd met het lampje van de linker<br />

richtingaanwijzers, als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

4<br />

5<br />

R<br />

E<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

195


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

196<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

3<br />

3<br />

1<br />

Ü<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN<br />

(groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

als de buitenverlichting, de parkeerverlichting of de<br />

dimlichten worden ingeschakeld.<br />

FOLLOW ME HOME<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het display) als de functie “Follow me home”<br />

wordt ingeschakeld (zie “Follow me home”in het<br />

hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).<br />

GROOTLICHT (blauw)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

als het grootlicht wordt ingeschakeld.<br />

SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-<br />

CONTROL) (indien aanwezig) (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel brandt (op<br />

enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op<br />

het display) als de draaiknop van de cruise-control in<br />

stand ON staat. In deze stand werkt het systeem.


STORING SENSOR DIESELFILTER<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht<br />

op het display) als er een storing is in de sensor van<br />

het dieselfilter. Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.<br />

MOGELIJKE IJSVORMING<br />

OP DE WEG<br />

Als de buitentemperatuur lager wordt dan 3°C,<br />

verschijnt op het display een waarschuwingsbericht<br />

en knippert de temperatuurindicatie om te<br />

waarschuwen voor gladheid. Bovendien klinkt er een<br />

akoestisch signaal.<br />

Weergave op het instelbare multifunctionele<br />

display<br />

Lampje op het<br />

instrum.paneel<br />

è<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

197


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

198<br />

NOODGEVALLEN<br />

MOTOR STARTEN ............................................................. 199<br />

WIEL VERWISSELEN .......................................................... 201<br />

FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) .......... 208<br />

GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 213<br />

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN ..<br />

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING<br />

216<br />

VERVANGEN ....................................................................... 221<br />

ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 223<br />

ACCU OPLADEN ............................................................... 230<br />

OPKRIKKEN VAN DE AUTO ......................................... 231<br />

SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 232


MOTOR STARTEN<br />

NOODSTART<br />

Als de <strong>Fiat</strong>-CODE er niet in slaagt de startblokkering<br />

op te heffen, dan blijven de lampjes Y en U op het<br />

instrumentenpaneel branden en start de motor niet.<br />

Voor het starten van de motor is het nodig een<br />

noodstart uit te voeren.<br />

Wij raden u aan eerst de instructies goed te lezen<br />

voordat u de motor op deze wijze start. Als er tijdens<br />

deze noodstartprocedure een vergissing wordt<br />

gemaakt, moet de contactsleutel in stand STOP<br />

worden gedraaid en de gehele procedure vanaf het<br />

begin worden herhaald.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ lees de 5-cijferige elektronische code die op de<br />

CODE-card vermeld staat;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand MAR;<br />

❒ trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt:<br />

het waarschuwingslampje U op het<br />

instrumentenpaneel gaat ongeveer 8 seconden<br />

branden en dooft daarna;<br />

❒ laat het gaspedaal los en tel het aantal keren dat het<br />

lampje U knippert;<br />

❒ als het lampje evenveel keer heeft geknipperd als<br />

het eerste cijfer van de code op uw CODE-card,<br />

moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />

houden totdat het lampje U 4 seconden heeft<br />

gebrand; zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />

gaspedaal loslaten;<br />

❒ het lampje U gaat weer knipperen: als het lampje<br />

evenveel keer heeft geknipperd als het tweede<br />

cijfer van de code op uw CODE-card, moet u het<br />

gaspedaal intrappen en ingetrapt houden;<br />

❒ herhaal deze procedure voor de overige cijfers van<br />

de code op uw CODE-card;<br />

❒ houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt;<br />

het lampje U gaat 4 seconden branden; zodra het<br />

lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten;<br />

❒ als het lampje U ongeveer 4 seconden snel gaat<br />

knipperen, is de procedure op de juiste wijze<br />

uitgevoerd;<br />

❒ start de motor door de contactsleutel van stand<br />

MAR in stand AVV te draaien.<br />

Als het lampje U blijft branden, draai dan de<br />

contactsleutel in stand STOP en herhaal de procedure<br />

vanaf het eerste punt.<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging van de<br />

motor moet deze noodstartprocedure worden<br />

herhaald. Wij raden u daarom aan om na het uitvoeren<br />

van een noodstart contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

199


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

200<br />

E<br />

F0I0140m<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die<br />

ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.<br />

Ga voor het starten als volgt te werk:<br />

❒ verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s met<br />

een startkabel;<br />

❒ sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu en<br />

op de massakabel E op de motor of de versnellingsbak van de<br />

auto die gestart moet worden;<br />

❒ start de motor;<br />

❒ neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los.<br />

Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />

maar wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct met<br />

elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de<br />

accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van een<br />

andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege accu niet<br />

per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.<br />

Gebruik voor een noodstart beslist nooit een acculader. Hierdoor kunnen de elektronische systemen<br />

worden beschadigd, in het bijzonder de regeleenheden die de inspuiting en ontsteking regelen.<br />

ATTENTIE<br />

Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste<br />

handelingen kunnen leiden tot vonken en ernstige beschadiging van de accu.<br />

De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de<br />

ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret en<br />

veroorzaak geen vonken.


ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen,<br />

te slepen of van een helling te laten rijden. Op die<br />

wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal<br />

beschadigen.<br />

BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rem- en<br />

stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is<br />

aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal en het stuur.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

WIEL VERWISSELEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste<br />

gebruik van de krik en het reservewiel moeten de<br />

onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden<br />

genomen.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met “Fix & Go<br />

(snelle bandenreparatieset)”, zie dan de betreffende<br />

instructies in het volgende hoofdstuk.<br />

Attendeer het overige wegverkeer op de stilstaande auto m.b.v. de<br />

waarschuwingsknipperlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdens<br />

het verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, en<br />

op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is.<br />

Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de auto schuin op een<br />

helling of op een slecht wegdek staat.<br />

Het reservewiel is specifiek voor de auto; monteer het niet op andere auto’s en<br />

monteer geen reservewielen van andere auto’s. Het reservewiel mag alleen in<br />

noodgevallen worden gebruikt. Het reservewiel moet zo kort mogelijk gebruikt<br />

worden en er mag niet sneller dan 80 km/h. mee worden gereden. Op het<br />

reservewiel is een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen<br />

en de beperkingen staan vermeld met betrekking tot het gebruik van het<br />

reservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of afgedekt. Op het<br />

reservewiel mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan de<br />

volgende aanwijzingen in vier talen vermeld: ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDELIJK GEBRUIK!<br />

MAX. 80 KM/H! VERVANG ZO SNEL MOGELIJK DOOR NORMALE BAND. BEDEK DEZE<br />

AANWIJZINGEN NIET.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

201


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

202<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto.<br />

Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten.<br />

Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand<br />

moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van<br />

hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel.<br />

Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren. Het is niet<br />

toegestaan met twee of meer reservewielen te rijden. Smeer de schroefdraad van<br />

de wielbouten niet met vet in, voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen.<br />

De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de<br />

krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor het<br />

opkrikken van andere auto’s. En beslist nooit voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum<br />

hefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden<br />

gebruikt. Het reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen.<br />

Als u een lekke voorband hebt, kunt u het reservewiel op de achteras plaatsen en<br />

het achterwiel op de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop<br />

uw sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maak<br />

het ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg en<br />

band. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel<br />

en houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens”<br />

zijn aangegeven.


Het is nodig te weten dat:<br />

❒ de krik 1,85 kg moet wegen;<br />

❒ de krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen;<br />

❒ de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik van<br />

hetzelfde type;<br />

❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik<br />

gemonteerd mag kunnen worden.<br />

Ga voor het verwisselen van het wiel als volgt te werk:<br />

❒ stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt<br />

gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld; zet de<br />

auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond;<br />

❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;<br />

❒ schakel de eerste versnelling of de achteruit in;<br />

❒ til de bekleding in de bagageruimte op;<br />

❒ draai de blokkeerschroef (A) los; gebruik daarvoor eventueel de<br />

sleutel (B);<br />

❒ neem de complete gereedschaphouder uit en zet de houder dicht bij<br />

het te verwisselen wiel;<br />

❒ verwijder het reservewiel;<br />

❒ bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel, moet het deksel<br />

voorzichtig worden verwijderd om beschadiging te voorkomen;<br />

❒ draai de wielbouten ongeveer een slag los met behulp van de<br />

bijgeleverde sleutel (B); schud bij uitvoeringen met lichtmetalen velgen<br />

enige malen aan de bovenkant van de carrosserie, waardoor de velg<br />

los van de wielnaaf kan komen;<br />

F0I0110m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

203


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

204<br />

D<br />

F0I0111m<br />

F0I0112m<br />

F0I0113m<br />

❒ steek de slinger in de krik en draai de slinger van de krik zo, dat hij<br />

iets omhoog komt; plaats vervolgens de krik onder de auto (zie de<br />

figuur) op de door (C) aangegeven punten, dicht bij het te verwisselen<br />

wiel;<br />

❒ draai de slinger totdat de groef (D) van de krik goed om de rand (E)<br />

van de chassisbalk valt;<br />

❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />

ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de<br />

auto vooral niet aanraken totdat de auto weer geheel op de grond<br />

staat;<br />

❒ draai de slinger en krik de auto op, totdat het wiel enkele centimeters<br />

los van de grond is;<br />

❒ draai de vier wielbouten helemaal los en trek het wiel los;<br />

❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het<br />

reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />

hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;


❒ monteer het reservewiel, waarbij de gaten (F) over de<br />

centreerpennen (G) moeten vallen;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast;<br />

❒ draai de slinger van krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de<br />

volgorde die in de figuur is aangegeven.<br />

BELANGRIJK Monteer geen wieldeksel op het reservewiel.<br />

BELANGRIJK Als u het gemonteerde velgtype wilt vervangen<br />

(lichtmetalen velgen in plaats van stalen of omgekeerd) moet door<br />

gespecialiseerd personeel worden gecontroleerd of de wielbouten<br />

moeten worden vervangen. Het is raadzaam de vervangen wielbouten te<br />

bewaren als u in de toekomst het originele velgtype weer wilt monteren.<br />

80<br />

F0I0114m<br />

F0I0115m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

205


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

206<br />

F0I0116m<br />

F0I0117m<br />

NORMALE WIEL MONTEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en<br />

demonteer het reservewiel;<br />

❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het<br />

reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />

hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;<br />

❒ monteer het normale wiel, en draai de eerste bout (B) twee slagen in<br />

het gat dat het dichtst bij ventiel (A) zit;<br />

❒ bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel, moet met de palm van<br />

de hand op het wieldeksel worden geduwd (niet slaan);<br />

❒ monteer het wieldeksel, waarbij het symbool C (op het wieldeksel)<br />

zich ter hoogte van het ventiel moet bevinden; monteer vervolgens de<br />

andere 3 bouten;<br />

❒ draai de bouten handvast met de daarvoor bestemde sleutel;<br />

❒ laat de auto zakken en verwijder de krik;<br />

❒ draai de bouten verder vast volgens de eerder aangegeven volgorde.<br />

BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens<br />

het rijden loslaten.


Ter afsluiting<br />

❒ plaats het reservewiel op de daarvoor bestemde plek in de<br />

bagageruimte;<br />

❒ zet de krik terug in zijn steun volgens de aanwijzingen die staan<br />

aangegeven op de gereedschaphouder zelf;<br />

❒ berg het gebruikte gereedschap op in de houder;<br />

❒ plaats de houder inclusief het gereedschap in het reservewiel;<br />

❒ draai de blokkeerschroef (A) van de gereedschaphouder vast.<br />

Gebruik om de ventieldop los of vast te draaien het verlengstuk dat staat<br />

afgebeeld in de figuur.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

F0I0110m<br />

F0I0118m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

207


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

208<br />

F0I0120m<br />

F0I0121m<br />

F0I0016m<br />

FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET)<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto kan worden uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix &<br />

Go”, als vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.<br />

De reparatieset is in de bagageruimte onder de bekleding geplaatst en<br />

bevat:<br />

❒ een spuitbus (A) met afdichtvloeistof, een vulbuis en een sticker (B)<br />

met het opschrift “MAX 80 km/h”, die na het repareren van het wiel<br />

op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats moet worden<br />

aangebracht (op het dashboard);<br />

❒ een compressor (C) met manometer, verbindingsstukken en<br />

gereedschap voor het verwijderen van het ventiel; deze laatste zijn<br />

bereikbaar nadat het klepje (D) aan de zijkant van de compressor is<br />

geopend.<br />

BELANGRIJK Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd<br />

worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.<br />

In de afbeelding wordt weergegeven:<br />

(A): gebied van de band dat gerepareerd kan worden<br />

(gaten of scheuren met een diameter van max. 4 mm);<br />

(B): gebied dat NIET gerepareerd kan worden.<br />

BELANGRIJK Het is niet mogelijk lekken in de zijkanten van de band te<br />

repareren. Bovendien is het permanent dichtkitten van lekken op het<br />

loopvlak op minder dan 25 mm van de zijkant van de band niet<br />

gegarandeerd. Daarom moeten vooral de zijkanten van de banden goed<br />

gecontroleerd worden.


BELANGRIJK Gebruik de reparatieset niet als de band<br />

beschadigd is geraakt door het rijden met lege banden.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Het is noodzakelijk te weten dat:<br />

De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturen<br />

tussen -30ºC en +80 ºC werkt en niet geschikt is voor<br />

een permanente reparatie.<br />

De vloeistof in de band makkelijk met water kan<br />

worden verwijderd.<br />

De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum heeft.<br />

Bij schade aan de velg (zodanige vervorming van het kanaal dat er lucht wegloopt)<br />

of aan de band, buiten de gebieden die hiervoor zijn aangegeven, kan de band niet<br />

gerepareerd worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen<br />

voorwerpen (schroeven of spijkers) niet.<br />

Attentie! De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn en<br />

een prikkelend/brandend gevoel geven. Vermijd inslikking en contact met huid,<br />

ogen en kleding; spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Raadpleeg<br />

een arts bij allergische reacties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor bestemde<br />

ruimte, ver verwijderd van warmtebronnen en buiten het bereik van kinderen.<br />

Schakel de compressor niet langer dan 20 minuten in. Gevaar voor oververhitting!<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

209


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

210<br />

F0I0122m<br />

F0I0123m<br />

F0I0124m<br />

OPPOMPEN VAN DE BAND<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ plaats het te repareren wiel met het ventiel (A) in de aangegeven<br />

stand; trek vervolgens de handrem aan;<br />

❒ draai de vulbuis (B) op de spuitbus (C);<br />

❒ draai de ventieldop van de band los en verwijder het interne<br />

onderdeel van het ventiel met behulp van het gereedschap (D); plaats<br />

het niet op zand of een vuile ondergrond;


❒ steek de vulbuis (E) op het ventiel van de band, houd de spuitbus (F)<br />

met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op de<br />

spuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt;<br />

❒ draai het interne onderdeel van het ventiel weer vast met behulp van<br />

het gereedschap (G);<br />

❒ sluit vervolgens met het hendeltje (H) de slang van de compressor (L)<br />

op het ventiel van de band aan;<br />

❒ start de motor, sluit de stekker (N) aan op de aansteker (of 12Vstekkerdoos)<br />

en pomp de band op tot de juiste bandenspanning is<br />

bereikt; controleer de bandenspanning op de manometer (M); schakel<br />

de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing;<br />

❒ als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken,<br />

verplaats dan de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren,<br />

zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band<br />

vervolgens weer op;<br />

❒ als het na deze laatste handeling nog niet lukt de band op de<br />

voorgeschreven spanning te krijgen, rijd dan niet verder maar wendt u<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

F0I0125m<br />

F0I0126m<br />

F0I0127m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

211


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

212<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

F0I0119m<br />

❒ als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijk<br />

zodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld wordt; stop<br />

na ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en controleer opnieuw<br />

de bandenspanning;<br />

❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om de band te<br />

laten controleren en te repareren of om de band te laten vervangen; u<br />

moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met Fix & Go.<br />

BELANGRIJK Banden die met Fix & Go behandeld zijn, kunnen slechts<br />

tijdelijk worden gebruikt.<br />

Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plek om aan te geven<br />

dat de band behandeld is met Fix & Go. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd<br />

niet harder dan 80 km/h. Vermijd accelereren en bruusk remmen.<br />

Als de bandenspanning onder 1,3 bar is gedaald, mag niet verder worden gereden;<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt,<br />

moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor en<br />

aangetrokken handrem). Rijd vervolgens zeer voorzichtig verder.<br />

Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in slaagt de spanning op<br />

ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden; wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.


GLOEILAMP VERVANGEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

❒ als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de<br />

zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp<br />

vervangt: zie voor de plaats van de zekeringen de<br />

paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk;<br />

❒ controleer voordat u een defecte lamp vervangt of<br />

de contacten niet zijn geoxideerd;<br />

❒ vervang een defecte lamp door een exemplaar van<br />

hetzelfde type en vermogen;<br />

❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen,<br />

controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de<br />

afstelling nog goed is.<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers<br />

aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.<br />

Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven met een doekje met<br />

alcohol en daarna laten drogen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters<br />

wegschieten.<br />

Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden<br />

uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

Wij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />

vervangen. De juiste werking en afstelling van de buitenverlichting zijn van<br />

essentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

213


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

214<br />

F0I0128m<br />

BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen<br />

zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel dat<br />

veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad<br />

en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld.<br />

De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt<br />

daarentegen op het binnendringen van water; wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

TYPEN GLOEILAMPEN<br />

Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:<br />

(A) Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder<br />

de lamp door hem uit de houder te trekken.<br />

(B) Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de houder door<br />

hem iets in te drukken en linksom te draaien.<br />

(C) Buislampen: trek de lamp uit de veercontacten.<br />

(D) Halogee<strong>nl</strong>ampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken<br />

uit de zitting.


Gloeilamp Figuur Type Vermogen<br />

Grootlicht<br />

Dimlicht<br />

Parkeerlichten voor<br />

Achterlichten<br />

Richtingaanwijzers voor<br />

Richtingaanwijzers op het voorspatbord<br />

Richtingaanwijzers achter<br />

Mistlampen voor<br />

Remlichten<br />

Derde remlicht<br />

Achteruitrijlicht<br />

Mistachterlicht<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Plafondverlichting:<br />

- met kantelbaar lampenglas<br />

- met spotjes<br />

Bagageruimteverlichting<br />

D<br />

D<br />

A<br />

B<br />

B<br />

A<br />

B<br />

–<br />

B<br />

A<br />

B<br />

B<br />

A<br />

C<br />

C<br />

A<br />

H1<br />

H7<br />

W5W<br />

R10W<br />

PY21W<br />

W5W<br />

P21W/PY21W<br />

H3<br />

P21W<br />

W5W<br />

P21W<br />

P21W<br />

W5W<br />

C10W<br />

C10W<br />

W5W<br />

55W<br />

55W<br />

5W<br />

10W<br />

21W<br />

5W<br />

21W<br />

55W<br />

21W<br />

5W<br />

21W<br />

21W<br />

5W<br />

10W<br />

10W<br />

5W<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

215


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

216<br />

F0I0138m<br />

F0I0215m<br />

F0I0186m<br />

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING<br />

VERVANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, het<br />

dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen.<br />

De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:<br />

(1): parkeerlicht/grootlicht;<br />

(2): dimlicht;<br />

(3): richtingaanwijzers.<br />

BELANGRIJK Monteer nadat de lampen vervangen zijn de deksels,<br />

waarbij de deksels goed vast moeten zitten (geborgd).<br />

GROOTLICHT<br />

Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (1), haak de<br />

borgveer (A) los en verwijder de lamp (B).<br />

DIMLICHTEN<br />

Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (2), haak de<br />

borgveer (A) los en verwijder de lamp (B).


PARKEERLICHTEN VOOR<br />

Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (1), trek de stekker<br />

(A) los en verwijder de lamp (B).<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

Voor<br />

Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (3), draai de stekker<br />

(A) rechtsom en verwijder de lamp (B).<br />

Op voorspatbord<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ duw het lampenglas (A) in de richting van de pijl (tegen de rijrichting<br />

van de auto in) zodat de borgveer (B) wordt ingedrukt en verwijder<br />

de unit;<br />

❒ draai het lampenglas (A) linksom en verwijder het; trek vervolgens de<br />

geklemde lamp (C) uit de zitting.<br />

F0I0188m<br />

F0I0187m<br />

F0I0139m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

217


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

218<br />

F0I0163m<br />

F0I0162m<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

Laat de lamp door de <strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />

ACHTERLICHTUNIT<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder vanuit het interieur de bovenste kunststof dop (A) met<br />

behulp van de schroevendraaier, zodat de moeren (B) zichtbaar<br />

worden;<br />

❒ plaats vanuit de bagageruimte, het verlengstuk (C) op de<br />

bevestigingsmoeren van de unit;<br />

❒ steek de schroevendraaier (D) in het daarvoor bestemde gat op het<br />

verlengstuk zelf, en draai vervolgens de moeren van de lichtunit los;<br />

❒ trek de stekker los en draai de door de pijlen aangegeven schroeven<br />

los;<br />

❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien<br />

(bajonetfitting).


De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst:<br />

(A) - Gloeilamp van achterlicht<br />

(B) - Gloeilamp van remlicht<br />

(C) - Gloeilamp van richtingaanwijzer<br />

(D) - Gloeilamp van:<br />

❒ mistachterlicht (linker unit);<br />

❒ achteruitrijlicht (rechter unit).<br />

Derde remlicht<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai bij geopende achterklep de schroeven (A) los;<br />

❒ haak de borging (B) los, open de lamphouder en verwijder de<br />

geklemde lamp (C).<br />

F0I0213m<br />

F0I0099m<br />

F0I0100m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

219


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

220<br />

F0I0102m<br />

F0I0103m<br />

KENTEKENVERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ druk om de lamp te vervangen op de lip (A) en verwijder de lampunit;<br />

❒ draai de lamphouder (B) linksom en verwijder de lamp (C).


GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING<br />

VERVANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

INTERIEURVERLICHTING<br />

Met kantelbaar lampenglas<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder het plafondlampje door op de zijkant van het geklemde<br />

lampenglas te drukken op het door de pijl aangegeven punt;<br />

❒ open de lamphouder (A) en vervang de lamp.<br />

F0I0135m<br />

F0I0132m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

221


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

222<br />

F0I0133m<br />

F0I0134m<br />

F0I0101m<br />

Met spotjes<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder het plafondlampje (A) op de door de pijlen aangegeven<br />

punten;<br />

❒ open de lamphouder (B) en vervang de lamp.<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING (indien aanwezig)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder het lampenglas (A) in de richting van de pijl;<br />

❒ til het beschermdeksel (B) op en vervang de geklemde lamp.


ZEKERINGEN VERVANGEN<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering<br />

brandt door bij een storing of bij oneige<strong>nl</strong>ijk gebruik van het systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de<br />

zekering niet is doorgebrand. De verbindingsstrip (A) mag niet<br />

onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangen<br />

door een exemplaar met dezelfde stroomsterkte (ampère) (zelfde kleur).<br />

(B): zekering in goede staat;<br />

(C): zekering met doorgebrande strip.<br />

Gebruik het tangetje (D), dat zich in de zekeringenkast bevindt, voor het<br />

vervangen van de zekeringen.<br />

Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte<br />

(ampère); BRANDGEVAAR.<br />

F0I0239m<br />

Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE) doorbrandt, voer dan geen enkele reparatie uit maar<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleutel<br />

uit het contactslot is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.<br />

Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

223


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

224<br />

TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN<br />

De zekeringen van de auto bevinden zich in twee zekeringenkastjes, één op het dashboard en één in de<br />

motorruimte.<br />

Zekeringenkastje op het dashboard<br />

De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de twee schroeven (A) zijn losgedraaid en het dekseltje<br />

(B) is geopend. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende<br />

pagina’s aangegeven.<br />

B<br />

A<br />

F34<br />

F36 F52 F45 F46<br />

F39 F41 F47 F33 F48<br />

F38 F43 F32 F37 F49<br />

F53 F40 F50 F42 F35<br />

F31 F44 F51 F12 F13<br />

F0I0060m


Zekeringenkastje in de motorruimte<br />

De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de borgveren (A) zijn losgehaakt en het dekseltje (B) is<br />

verwijderd. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina’s<br />

aangegeven.<br />

A<br />

A<br />

A<br />

B<br />

F54 F55<br />

F02<br />

F18<br />

F21<br />

F17<br />

F22<br />

F11<br />

F23<br />

F20<br />

F01<br />

F06<br />

F07<br />

F05<br />

F04<br />

F03<br />

F14<br />

F08<br />

F15<br />

F10<br />

F19<br />

F16<br />

F30<br />

F09<br />

F0I0059m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

225


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

226<br />

TABEL<br />

GLOEILAMP<br />

Grootlicht rechts<br />

Grootlicht links<br />

Dimlicht rechts<br />

Dimlicht links<br />

Bagageruimteverlichting<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

Mistlampen voor<br />

Richtingaanwijzers<br />

Verlichting componenten op dashboard<br />

Verlichting aansteker<br />

Verlichting<br />

Plafondverlichting<br />

Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via start-/contactslot)<br />

Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via accu)<br />

Achteruitrijlichten<br />

Remlichten<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Derde remlicht<br />

VERBRUIKERS<br />

Asbak<br />

Airbag<br />

Voeding zekeringenkast dashboard: optionals<br />

ZEKERING<br />

F12<br />

F13<br />

F14<br />

F15<br />

F39<br />

F53<br />

F30<br />

F53<br />

F51<br />

F51<br />

F32<br />

F39<br />

F37<br />

F53<br />

F31<br />

F37<br />

F51<br />

F37<br />

ZEKERING<br />

F44<br />

F50<br />

F02 - MAXI FUSE<br />

AMPÈRE<br />

10<br />

10<br />

10<br />

10<br />

10<br />

10<br />

15<br />

10<br />

7,5<br />

7,5<br />

15<br />

10<br />

10<br />

10<br />

7,5<br />

10<br />

7,5<br />

10<br />

AMPÈRE<br />

20<br />

7,5<br />

40


VERBRUIKERS<br />

Voeding zekeringenkast dashboard: standaard uitrusting<br />

Voeding schakelaar handbediende airconditioning<br />

Voeding ABS/ESP<br />

Elektrische ruitbediening rechtsvoor<br />

Elektrische ruitbediening linksvoor<br />

Portiervergrendeling<br />

Spoelen van relais in relaiskast motorruimte<br />

Bobines van ontsteking<br />

Verbruikers motormanagementsysteem<br />

Regeleenheid ABS (via start-/contactslot)<br />

Regeleenheid motor (+ accu)<br />

Regeleenheid motor (voeding)<br />

Regeleenheid motor (via start-/contactslot)<br />

Regeleenheid parkeersensoren<br />

Regeleenheid voorgloei-installatie<br />

Claxon<br />

Aircocompressor<br />

Koplampverstelling<br />

Startsysteem<br />

Magneetklep benzinedamp-opvangsysteem<br />

Verwarming dieselfilter<br />

Impulsgever snelheidsmeter<br />

Voorgloei-systeem<br />

ZEKERING<br />

F01 - MAXI FUSE<br />

F31<br />

F04 - MAXI FUSE<br />

F48<br />

F47<br />

F38<br />

F31<br />

F22<br />

F11<br />

F42<br />

F18<br />

F17<br />

F16<br />

F31<br />

F11<br />

F10<br />

F19<br />

F13<br />

F03 - MAXIFUSE<br />

F11<br />

F20<br />

F11<br />

F54 - MAXI FUSE<br />

AMPÈRE<br />

70<br />

7,5<br />

60<br />

20<br />

20<br />

20<br />

7,5<br />

20<br />

15<br />

7,5<br />

7,5<br />

10<br />

7,5<br />

7,5<br />

15<br />

15<br />

7,5<br />

10<br />

20<br />

15<br />

20<br />

15<br />

60<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

227


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

228<br />

GEBRUIKERS<br />

Subwoofer-systeem<br />

Inspuitventielen<br />

Koplampsproeiers<br />

Achterruitverwarming<br />

Elektroventilateur koelsysteem<br />

(uitvoeringen 1.28V en 1.216V met verwarming)<br />

Brandstofpomp (uitvoering 1.28V)<br />

Brandstofpomp<br />

Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp<br />

Eerste snelheid elektroventilateur<br />

(uitvoeringen 1.28V en 1.216V met handbediende airconditioning)<br />

Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.816V en 1.9JTD)<br />

Tweede snelheid elektroventilateur<br />

(uitvoeringen 1.28V en 1.216V met handbediende airconditioning)<br />

Tweede snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.816V en 1.9JTD)<br />

Stoelverwarming voor<br />

Sensor water in brandstoffilter (dieseluitvoeringen)<br />

<strong>Service</strong>s + 30 (autoradio, regeleenheid automatische airconditioning,<br />

inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, diagnosestekker EOBD)<br />

<strong>Service</strong>s + 15 (autoradio, schakelaar automatische airconditioning, cruise-control,<br />

uitschakeling ASR-systeem, inbouwvoorbereiding mobiele telefoon,<br />

schakelaarverlichting op dashboard, schakelaar stoelverwarming, sensoren ESP-systeem,<br />

regensensor, waarschuwingslampje niet omgelegde veiligheidsgordel)<br />

Schakelaar op rempedaal<br />

Elektrische stuurbekrachtiging<br />

Elektrische stuurbekrachtiging<br />

Lambdasonde<br />

ZEKERING<br />

F36<br />

F22<br />

F09<br />

F40<br />

F06 - MAXI FUSE<br />

F22<br />

F21<br />

F43<br />

F06 - MAXIFUSE<br />

F06 - MAXIFUSE<br />

F07 - MAXIFUSE<br />

F07 - MAXIFUSE<br />

F45<br />

F35<br />

F39<br />

F49<br />

F42<br />

F35<br />

F05 - MAXIFUSE<br />

F11<br />

AMPÈRE<br />

15<br />

20<br />

20<br />

25<br />

30<br />

20<br />

15<br />

30<br />

30<br />

30<br />

50<br />

40<br />

15<br />

10<br />

10<br />

7,5<br />

7,5<br />

10<br />

60<br />

15


VERBRUIKERS<br />

Relais motorkoelsysteem<br />

Relais regeleenheid motor<br />

Verwarming elektrisch verstelbare spiegels<br />

Ruitenwissers<br />

Achterruitwisser<br />

Opendak<br />

Aanjager<br />

Beschikbaar<br />

Beschikbaar<br />

ZEKERING<br />

F18<br />

F16<br />

F41<br />

F43<br />

F52<br />

F46<br />

F08<br />

F33<br />

F34<br />

AMPÈRE<br />

7,5<br />

7,5<br />

7,5<br />

30<br />

15<br />

15<br />

30<br />

–<br />

–<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

229


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

230<br />

ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor<br />

het opladen van de accu dient slechts ter informatie.<br />

Het is raadzaam deze werkzaamheden door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

te laten uitvoeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam en met een lage<br />

stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te<br />

laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu<br />

worden beschadigd.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

❒ maak de minklem los van de accu;<br />

❒ sluit de kabels van het laadapparaat aan op de<br />

accupolen; let hierbij op de polariteit;<br />

❒ schakel de acculader in;<br />

❒ aan het einde van het opladen: schakel eerst de<br />

acculader uit en koppel dan de accu los;<br />

❒ sluit de minklem weer aan op de accu.<br />

De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />

ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde<br />

ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en<br />

ontploffingsgevaar.<br />

Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden,<br />

anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest,<br />

moet worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)<br />

en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof<br />

kan weglekken.


OPKRIKKEN VAN DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Wiel verwisselen” in dit hoofdstuk.<br />

MET DE GARAGEKRIK<br />

Voorzijde<br />

De auto mag uitsluitend worden opgekrikt met de hefarm van de krik<br />

onder versnellingsbak/differentieel. Hierbij moet een blokje rubber<br />

gebruikt worden (zie de figuur).<br />

Aan de zijkant<br />

De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de krik bij<br />

de betreffende merktekens te plaatsen, zoals is aangegeven in de figuur.<br />

Gebruik hierbij een blokje rubber van voldoende omvang.<br />

MET EEN HEFBRUG<br />

De auto moet zo opgekrikt worden dat de uiteinden van de hefarmen<br />

zich op de in de figuur aangegeven plaatsen bevinden.<br />

F0I0171m<br />

F0I0172m<br />

F0I0173m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

231


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

232<br />

F0I0238m<br />

F0I0251m<br />

SLEPEN VAN DE AUTO<br />

Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de<br />

gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte.<br />

SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ verwijder met een schroevendraaier de dop (A) in de bumper op de<br />

door de pijl aangegeven plek;<br />

❒ verwijder het sleepoog uit de houder;<br />

❒ draai het sleepoog (B) geheel op de schroefdraad achter of voor.


SLEPEN VAN AUTO’ S MET SPEEDGEAR OF<br />

DUALOGIC VERSNELLINGSBAK<br />

Bij uitvoeringen die zijn uitgerust met een Speedgear<br />

of Dualogic versnellingsbak moet, naast het uitvoeren<br />

van de bovenstaande aanwijzingen, het bij dit<br />

instructieboekje behorende supplement worden<br />

geraadpleegd.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder<br />

de contactsleutel te verwijderen. Als de contactsleutel wordt verwijderd, schakelt<br />

automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.<br />

Houd er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet<br />

werken, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en<br />

het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan<br />

beschadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers.<br />

Start de motor niet tijdens het slepen van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

233


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

234<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... 235<br />

ONDERHOUDSSCHEMA ................................................. 236<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ...................................... 238<br />

AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........................ 238<br />

NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. 241<br />

POLLENFILTER .................................................................... 249<br />

LUCHTFILTER ...................................................................... 249<br />

DIESELFILTER (green filter) .............................................. 252<br />

ACCU ..................................................................................... 253<br />

WIELEN EN BANDEN ....................................................... 257<br />

RUBBER SLANGEN ............................................................ 259<br />

RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ..................... 259<br />

KOPLAMPSPROEIERS ........................................................ 261<br />

CARROSSERIE ...................................................................... 262<br />

INTERIEUR ............................................................................ 264


GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor<br />

een lange levensduur onder optimale omstandigheden.<br />

Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een reeks controle- en<br />

onderhoudsbeurten samengesteld die iedere 20.000<br />

km moeten worden uitgevoerd.<br />

Bedenk echter dat het geprogrammeerd onderhoud<br />

niet volledig toereikend is om de auto in optimale staat<br />

te houden: zowel in de beginperiode voor de<br />

servicebeurt bij 20.000 km als daarna, tussen twee<br />

servicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht aan<br />

de auto worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />

regelmatig de bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />

en vul deze laatste zonodig ook bij.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten van het<br />

geprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikant<br />

voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze<br />

servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot<br />

gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste<br />

tarieftijden worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het<br />

uitvoeren van de diverse inspecties en controles van<br />

het geprogrammeerd onderhoud worden uitsluitend<br />

na toestemming van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine<br />

defecten onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />

verhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgende<br />

servicebeurt.<br />

Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van<br />

aanhangers moeten er kortere intervallen worden<br />

aangehouden voor de werkzaamheden van het<br />

geprogrammeerd onderhoud.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

235


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

236<br />

ONDERHOUDSSCHEMA<br />

x 1000 km<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning<br />

eventueel herstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />

waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren<br />

en sproeiermonden afstellen.<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen<br />

op slijtage controleren.<br />

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage<br />

controleren (uitvoering 1.816V)<br />

Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage<br />

controleren<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en<br />

bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />

rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en<br />

rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)<br />

Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen<br />

(behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)<br />

Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren<br />

Klepspeling controleren/afstellen (uitvoeringen 1.9 JTD<br />

en 1.9 Multijet)<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ● ●


x 1000 km<br />

Klepspeling controleren/afstellen (uitvoering 1.28V)<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren (dieseluitvoeringen)<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)<br />

Brandstoffilter vervangen (“green filter”)<br />

(dieseluitvoeringen)<br />

Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />

Luchtfilter vervangen (uitvoeringen 1.9 JTD en 1.9 Multijet) ( ❏)<br />

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen<br />

(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren (■)<br />

Getande distributieriem vervangen (*) (■)<br />

Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren<br />

(m.b.v. diagnosestekker)<br />

Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />

Motorolie verversen ( ❏)<br />

Oliefilter vervangen ( ❏)<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />

Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />

(*) Of iedere 3 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:<br />

- langdurig gebruik in warme en koude klimaten;<br />

- in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor;<br />

- gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

( ❏)<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

Iedere 30.000 km bij uitvoering 1.3 Multijet<br />

(■) Behalve uitvoering 1.3 Multijet<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

237


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

238<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 km<br />

wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.000 km) is<br />

er een jaarlijks inspectieschema dat het volgende<br />

omvat:<br />

❒ banden op conditie en slijtage controleren en<br />

bandenspanning eventueel herstellen (inclusief het<br />

reservewiel);<br />

❒ werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />

interieur, waarschuwings-/controlelampjes, enz.)<br />

controleren;<br />

❒ werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter<br />

controleren en sproeiermonden afstellen;<br />

❒ stand wisserbladen voor en achter controleren en<br />

wisserbladen op slijtage controleren;<br />

❒ remblokken voor (schijfremmen) op conditie en<br />

slijtage controleren;<br />

❒ visueel de conditie controleren van: motor,<br />

versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-, brandstof- en<br />

remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen,<br />

enz.) en rubber slangen van rem- en<br />

brandstofsysteem;<br />

❒ acculading controleren (met behulp van optische<br />

hydrometer);<br />

❒ conditie van diverse aandrijfriemen visueel<br />

controleren;<br />

❒ vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen<br />

(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu, enz.);<br />

❒ motorolie verversen;<br />

❒ motoroliefilter vervangen;<br />

❒ pollenfilter vervangen (indien aanwezig).<br />

AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en<br />

eventueel bijvullen:<br />

❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />

❒ niveau van de remvloeistof;<br />

❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />

❒ conditie en spanning van de banden.<br />

Iedere 3.000 km het motoroliepeil controleren en<br />

eventueel bijvullen.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van de FL Selenia<br />

omdat die speciaal zijn afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen<br />

(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”).


BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in het<br />

onderhoudsschema staat aangegeven als de auto<br />

overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden<br />

rijdt, zoals:<br />

❒ trekken van aanhangers of caravans;<br />

❒ rijden op stoffige wegen;<br />

❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij<br />

buitentemperaturen onder nul;<br />

❒ veel langdurig stationair-draaiende motor of lange<br />

ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik als taxi of<br />

bij huis-aan-huis bezorging).<br />

BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen rijdt, moet het<br />

luchtfilter vaker worden vervangen dan in het<br />

“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval van<br />

motorolie en luchtfilter in relatie tot het gebruik van<br />

de auto de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK - Pollenfilter<br />

Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bij<br />

geconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />

vaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam als<br />

een beperking in de capaciteit van de ventilatie wordt<br />

geconstateerd.<br />

BELANGRIJK - Dieselfilter<br />

Door het gebruik van dieselbrandstof van een kwaliteit<br />

die niet overeenkomt met de Europese specificatie<br />

EN590, kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />

vaker te vervangen dan in het “Onderhoudsschema”<br />

staat aangegeven.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

239


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

240<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor het begin van de<br />

winter te controleren, om de mogelijkheid van<br />

bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend<br />

voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er<br />

accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij<br />

uitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt in<br />

het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.<br />

Als de auto in warme klimaten wordt gebruikt of<br />

onder zeer zware bedrijfsomstandigheden, dan moet<br />

de acculading (elektrolyt) vaker gecontroleerd worden<br />

dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleine<br />

reparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke<br />

originele <strong>Fiat</strong>-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelf<br />

onderhoudswerkzaamheden uit, als u daarmee geen ervaring hebt.


NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

BELANGRIJK Tijdens het<br />

bijvullen mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende specificaties<br />

niet gemengd worden: als de<br />

specificaties van de vloeistoffen<br />

verschillen, kan de auto ernstig<br />

beschadigd worden.<br />

BELANGRIJK Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen licht<br />

ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

1 Motorolie - 2 Accu -<br />

3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />

/koplampsproeiervloeistof -<br />

5 Koelvloeistof.<br />

uitvoering 1.28V<br />

uitvoeringen 1.216V en 1.416V<br />

1<br />

5<br />

2<br />

3<br />

4<br />

F0I0231m<br />

F0I0072m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

241


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

242<br />

uitvoering 1.816V<br />

uitvoering 1.3 Multijet<br />

F0I0233m<br />

F0I0148m<br />

1 Motorolie - 2 Accu -<br />

3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />

/koplampsproeiervloeistof -<br />

5 Koelvloeistof<br />

1 Motorolie - 2 Accu -<br />

3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />

/koplampsproeiervloeistof -<br />

5 Koelvloeistof


1 Motorolie - 2 Accu -<br />

3 Remvloeistof - 4 Ruiten-<br />

/koplampsproeiervloeistof -<br />

5 Koelvloeistof<br />

5<br />

uitvoeringen 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />

1<br />

2<br />

3 4<br />

F0I0211m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

243


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

244<br />

uitvoering 1.28V<br />

uitvoeringen 1.216V en 1.416V<br />

uitvoering 1.816V<br />

F0I0208m<br />

F0I0130m<br />

F0I0205m<br />

MOTOROLIE<br />

Oliepeil controleren<br />

Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en<br />

enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />

Het oliepeil moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op de oliepeilstok<br />

staan. Het verschil tussen het MIN - en MAX-merkteken komt overeen<br />

met ongeveer 1 liter olie.<br />

Motorolie bijvullen<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet er<br />

via de olievulopening motorolie tot aan het MAX-merkteken worden<br />

bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />

BELANGRIJK Als het motoroliepeil, na regelmatige controles, boven het<br />

MAX-niveau blijft, wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het juiste niveau te<br />

laten herstellen.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u de<br />

motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na<br />

enige minuten het oliepeil controleren.


Motorolieverbruik<br />

Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400<br />

gram per 1000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit<br />

betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km<br />

stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de<br />

gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met andere specificaties dan de olie<br />

waarmee de motor is gevuld.<br />

ATTENTIE<br />

uitvoering 1.3 Multijet<br />

uitvoeringen 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />

F0I0151m<br />

F0I0204m<br />

Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de<br />

motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme<br />

motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding. Pas<br />

op met sjaals, dassen of loszittende kledingstukken omdat ook deze door de<br />

bewegende onderdelen kunnen worden gegrepen.<br />

Afgetapte motorolie en gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Het is raadzaam om het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter door de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

245


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

246<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

F0I0054m<br />

F0I0147m<br />

KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM<br />

Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een<br />

koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het<br />

expansiereservoir staan.<br />

Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van 50% gedemineraliseerd<br />

water en PARAFLU UP van FL Selenia, langzaam via de vulopening van<br />

het expansiereservoir te gieten.<br />

Een mengsel van PARAFLU UP en gedemineraliseerd water in een<br />

mengverhouding van 50% beveiligt tot een temperatuur van –35°C.<br />

BELANGRIJK Draai bij een warme motor de dop van het<br />

expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.<br />

Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof. Als eventueel moet<br />

worden bijgevuld, gebruik dan vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het<br />

motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden gemengd<br />

met welke andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor<br />

absoluut niet worden gestart en moet u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden.<br />

Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een<br />

exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar<br />

worden gebracht.


RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF<br />

Verwijder dop (A) en vul het reservoir met een mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding:<br />

❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer;<br />

❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter.<br />

Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />

onverdund gebruiken.<br />

Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van<br />

fundamenteel belang voor een optimaal zicht.<br />

Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de<br />

motorruimte bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen<br />

ontbranden.<br />

F0I0145m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

247


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

248<br />

F0I0055m<br />

REMVLOEISTOF<br />

Controleer of de remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die<br />

voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA<br />

TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />

remsysteem door de fabriek is gevuld.<br />

BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan).<br />

Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt<br />

in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te<br />

vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

Wees voorzichtig als u de dop van het reservoir losdraait om te voorkomen dat de vloeistof in<br />

contact komt met de lak. Als dit toch gebeurt, moet de lak onmiddellijk met water worden<br />

afgespoeld.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt<br />

gemorst, moet de lak onmiddellijk worden gewassen met water en zeep en daarna<br />

met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te<br />

worden geraadpleegd.<br />

Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden,<br />

omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd.


POLLENFILTER<br />

Dit bevindt zich onder het dashboard dicht bij de middenconsole aan<br />

passagierszijde.<br />

VERVANGEN<br />

Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel en neem het te<br />

vervangen filterelement uit.<br />

LUCHTFILTER<br />

VERVANGEN<br />

Uitvoering 1.28V<br />

Draai de schroeven aan de zijkant en die op het deksel van het luchtfilter<br />

los, verwijder het deksel (A) en neem het te vervangen filterelement (B)<br />

uit.<br />

F0I0152m<br />

F0I0218m<br />

F0I0219m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

249


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

250<br />

F0I0061m<br />

F0I0062m<br />

F0I0149m<br />

Uitvoeringen 1.216V en 1.416V<br />

Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te<br />

vervangen filterelement (C) uit.<br />

Uitvoering 1.3 Multijet<br />

Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te<br />

vervangen filterelement (C) uit.


Uitvoeringen 1.816V - 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />

Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te<br />

vervangen filterelement (C) uit.<br />

F0I0150m<br />

F0I0220m<br />

F0I0221m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

251


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

252<br />

DIESELFILTER (“green filter”)<br />

CONDENS AFTAPPEN (dieseluitvoeringen)<br />

BELANGRIJK Water in het brandstofsysteem kan het<br />

inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor<br />

onregelmatig doen laten draaien. Als het<br />

waarschuwingslampje c op het instrumentenpaneel<br />

gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt een<br />

waarschuwing op het instelbare multifunctionele<br />

display), wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

om het systeem te laten aftappen.<br />

ATTENTIE<br />

Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de<br />

motor onregelmatig doen laten draaien. Als het waarschuwingslampje c op het<br />

instrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt een<br />

waarschuwing op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan<br />

onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te laten aftappen.


ACCU<br />

De accu van de <strong>Fiat</strong> Punto is “onderhoudsarm”: onder normale<br />

omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te worden met<br />

gedestilleerd water.<br />

ACCULADING CONTROLEREN<br />

De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische<br />

meter, die zichtbaar is via de inspectieopening, te controleren.<br />

Zie de volgende tabel of de sticker (zie de afbeelding) op de accu.<br />

Helderwitte kleur<br />

Donkere kleur zonder<br />

groen middenstuk<br />

Donkere kleur<br />

met groen middenstuk<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Elektrolyt bijvullen<br />

Accu niet voldoende opgeladen<br />

Niveau elektrolyt en acculading onvoldoende<br />

Wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

Accu opladen (het is raadzaam dit<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren)<br />

Geen enkele handeling<br />

F0I0058m<br />

De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />

ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: branden<br />

ontploffingsgevaar.<br />

Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schade<br />

aan de accu en kan de accu openbarsten.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

253


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

254<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu<br />

met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.<br />

Als de accu vervangen wordt door een accu met<br />

andere specificaties, vervallen de<br />

onderhoudsintervallen die in het<br />

“Onderhoudsschema” staan aangegeven.<br />

Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich<br />

strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant<br />

van de accu.<br />

Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de<br />

auto.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele telefoon, enz.),<br />

raden wij u aan contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties<br />

aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />

Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het verdient aanbeveling een defecte accu<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen. De dealer beschikt over de uitrusting voor het op<br />

milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen verwerken van defecte accu’s.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om<br />

bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats<br />

worden bewaard.<br />

Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen altijd<br />

beschermen met een speciale bril.


PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR<br />

VAN DE ACCU TE VERLENGEN<br />

Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en<br />

de levensduur te verlengen, dient u de volgende<br />

aanwijzingen nauwkeurig op te volgen.<br />

❒ wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de<br />

portieren, de motorkap en de achterklep goed<br />

gesloten zijn; de plafondverlichting moet gedoofd<br />

zijn;<br />

❒ schakel de plafondverlichting uit: de auto is in ieder<br />

geval uitgerust met een systeem voor automatische<br />

uitschakeling van de interieurverlichting;<br />

❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik van<br />

stroomverbruikers als de motor uitstaat (bijv.<br />

autoradio, waarschuwingsknipperlichten);<br />

❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de<br />

minpool van de accu los.<br />

❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd<br />

minder dan 50% geladen is (optische hydrometer is<br />

donker gekleurd zonder groen middenstuk), raakt<br />

door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de<br />

capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu<br />

dan gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturen<br />

onder -10°C).<br />

Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan de<br />

paragraaf “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk<br />

“Starten en rijden”.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />

monteren die constante voeding nodig hebben<br />

(diefstalalarm, handsfree kit, enz.), of accessoires die<br />

de elektrische installatie zwaar belasten, wendt u dan<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u de meest geschikte<br />

installaties uit het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />

aanraden en controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik<br />

of dat het noodzakelijk is een accu met een grotere<br />

capaciteit te monteren.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

255


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

256<br />

Deze stroomverbruikers blijven continu stroom<br />

verbruiken ook als de motor is uitgezet, waardoor de<br />

accu geleidelijk kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />

(standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet<br />

minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de<br />

volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van Maximaal toegestaan stroomverbruik<br />

40 Ah 24 mA<br />

44 Ah 27 mA<br />

50 Ah 30 mA


WIELEN EN BANDEN<br />

De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de twee<br />

weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning<br />

moet bij koude banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste<br />

waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van<br />

de banden:<br />

(A): juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.<br />

(B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

(C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.<br />

Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

❒ Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde<br />

contacten tussen banden en stoepranden, kuilen, en andere obstakels.<br />

Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen.<br />

❒ Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bulten<br />

of slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt u dan tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

F0I0177m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

257


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

258<br />

❒ Rijd nooit met een te zwaar beladen auto:<br />

hierdoor kunnen de banden en de velgen<br />

ernstig beschadigd worden;<br />

❒ Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en<br />

verwissel het wiel om beschadiging van de<br />

band, de velg, de wielophanging en de<br />

stuurinrichting te voorkomen.<br />

❒ Banden verouderen, ook als zij weinig of<br />

nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het<br />

loopvlak en op de wangen geven aan dat<br />

de band verouderd is. Banden die langer<br />

dan zes jaar onder een auto gemonteerd<br />

zijn, moeten dan ook door een specialist<br />

worden gecontroleerd. Dit geldt in het<br />

bijzonder voor het reservewiel.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

❒ Monteer nooit gebruikte banden of<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.<br />

❒ Bij de montage van een nieuwe band moet<br />

ook het ventiel vernieuwd worden.<br />

❒ Om een gelijke slijtage van de banden op<br />

de vooras en de achteras te verkrijgen, is<br />

het raadzaam de banden om de 10.000 ÷<br />

15.000 km van as te verwisselen. Hierbij<br />

moeten de banden aan dezelfde zijde van<br />

de auto gemonteerd blijven, zodat een<br />

omkering van de draairichting wordt<br />

voorkomen.<br />

Bedenk dat de wegligging ook afhankelijk is van een juiste bandenspanning.<br />

Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er<br />

onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan.<br />

Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de<br />

linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd.<br />

Voer geen lakwerkzaamheden uit bij lichtmetalen velgen die een temperatuur<br />

vereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen<br />

hierdoor in gevaar worden gebracht.


RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van het rem- en<br />

brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften<br />

van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan.<br />

Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere<br />

tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen<br />

ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren,<br />

waardoor het betreffende systeem gaat lekken.<br />

Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.<br />

ATTENTIE<br />

RUITENWISSERS/<br />

ACHTERRUITWISSER<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een<br />

schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA<br />

PROFESSIONAL SC 35 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of<br />

versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste een<br />

maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het<br />

mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen.<br />

❒ wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,<br />

moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen<br />

wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig vrij<br />

met een anti-vriesmiddel;<br />

❒ verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de<br />

ruit om de wisserbladen te beschermen en<br />

oververhitting van de ruitenwissermotor te<br />

voorkomen;<br />

❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op<br />

een droge ruit in.<br />

Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk, omdat ze het zicht onder<br />

extreme atmosferische omstandigheden aanzie<strong>nl</strong>ijk beperken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

259


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

260<br />

F0I0181m<br />

F0I0182m<br />

Wisserbladen vervangen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ til de wisserarm (A) van de voorruit en plaats het wisserblad onder<br />

een hoek van 90° ten opzichte van de arm;<br />

❒ druk op de lip (B) van de veerklem en verwijder het wisserblad van de<br />

arm (A);<br />

❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm<br />

moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.<br />

Wisserblad achter vervangen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ kantel het dopje (A) omhoog, draai de moer (B) los, waarmee de<br />

wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as;<br />

❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer<br />

zorgvuldig vast;<br />

❒ kantel het dopje naar beneden.


RUITENSPROEIERS<br />

Voorruit (ruitensproeiers)<br />

Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in<br />

het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf “Niveaus controleren” in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn.<br />

Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt.<br />

U kunt de richting van de sproeiermonden afstellen door met een<br />

schroevendraaier in de uitsparing (A) te draaien.<br />

De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit<br />

worden gericht.<br />

Achterruit (achterruitsproeier)<br />

U kunt de richting van de sproeiermond op dezelfde manier afstellen als<br />

bij de ruitensproeier voor. De sproeiermond bevindt zich boven de<br />

achterruit.<br />

KOPLAMPSPROEIERS<br />

Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goede staat<br />

zijn.<br />

De koplampsproeiers werken automatisch als het dim-/grootlicht brandt<br />

en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.<br />

F0I0206m<br />

F0I0169m<br />

F0I0207m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

261


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

262<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE<br />

INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />

❒ luchtverontreiniging;<br />

❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat);<br />

❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen, zoals<br />

stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en<br />

steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden<br />

onderschat.<br />

<strong>Fiat</strong> heeft voor de <strong>Fiat</strong> Punto de beste technologische<br />

oplossingen toegepast om de carrosserie efficiënt<br />

tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

❒ de toepassing van aangepaste spuittechnieken en<br />

lakproducten die de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende elementen verlenen;<br />

❒ het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />

plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid;<br />

❒ het aanbrengen van een gespoten beschermende<br />

waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de<br />

motorruimte en verschillende holle ruimtes, met<br />

een hoog beschermend vermogen;<br />

❒ het aanbrengen van een beschermende kunststof<br />

laag op kwetsbare delen: onderzijde van de<br />

portieren, binnenzijde van de spatborden, naden,<br />

randen, enz.;<br />

❒ toepassing van “open” holle ruimtes om<br />

condensvorming te voorkomen en binnendringend<br />

water af te voeren, waardoor roest van binnenuit<br />

wordt voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de <strong>Fiat</strong> Punto is de carrosserie tegen doorroesten<br />

van alle originele componenten van de carrosserie en<br />

van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de<br />

specifieke voorwaarden van deze garantie wordt<br />

verwezen naar het boekje “SERVICE EN<br />

GARANTIEHANDLEIDING”.


TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />

CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische functie ook een<br />

beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals<br />

krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om<br />

roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient met<br />

de originele lak te worden uitgevoerd (zie “Plaatje met<br />

informatie over de carrosserielak” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot<br />

wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van het<br />

gebruik van de auto en van de omgeving. Het is<br />

raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke<br />

luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met<br />

strooizout.<br />

De juiste wasmethode:<br />

❒ verwijder de antenne van het dak als u de auto in<br />

een wastunnel wast, om te voorkomen dat deze<br />

beschadigt;<br />

❒ spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage<br />

druk af;<br />

❒ was de auto met een zachte spons met een<br />

oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons<br />

regelmatig uit;<br />

❒ spoel de auto af met schoon water en droog de<br />

auto met warme lucht of een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals randen van portieren,<br />

achterklep, motorkap en de koplampranden moeten<br />

niet vergeten worden, omdat daar water kan blijven<br />

staan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassen<br />

niet onmiddellijk binnen te zetten, maar de auto nog<br />

even buiten te laten staan, zodat waterresten buiten<br />

kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog<br />

warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde<br />

wijze worden gewassen als de gespoten<br />

carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien<br />

harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen<br />

beschadigen, waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo<br />

goed mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdat<br />

door de agressieve bestanddelen de lak kan<br />

beschadigen.<br />

Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden<br />

gewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

263


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

264<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een<br />

daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />

schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te<br />

voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de<br />

binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische<br />

weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet<br />

worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van<br />

de draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte na het<br />

winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij<br />

moet er goed op worden gelet dat de waterstralen<br />

niet direct met de elektronische regeleenheden in<br />

contact komen. Laat dit verzorgen door een<br />

gespecialiseerd bedrijf.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte<br />

moet de contactsleutel in stand STOP staan en de<br />

motor koud zijn. Controleer na het reinigen of de<br />

verschillende beschermingen (rubber kappen, deksels,<br />

enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn.<br />

ATTENTIE<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />

geen water is blijven staan (dooiwater van<br />

sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),<br />

waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou<br />

kunnen worden.<br />

STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING<br />

Verwijder stof met een zachte borstel of een<br />

stofzuiger. Voor een nog betere reiniging van de<br />

stoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te<br />

maken.<br />

Reinig de zittingen met een vochtige spons en een<br />

oplossing van neutrale zeep.<br />

Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het<br />

reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens<br />

het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.


MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />

Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets<br />

vochtige doek, zonder hard te drukken.<br />

Dep een vochtige vlek of vet met een droge en<br />

absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel de<br />

plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd met<br />

water en een neutrale zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek<br />

dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de<br />

instructies op de verpakking strikt moeten worden<br />

opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of producten op<br />

basis van alcohol<br />

ATTENTIE<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visuele<br />

effect van de componenten niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het<br />

glas van het instrumentenpaneel schoon te maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen in de auto: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet<br />

worden blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de zomer kan de<br />

temperatuur in het interieur ver boven deze waarde oplopen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

265


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

266<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................. 267<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN 269<br />

MOTOR ................................................................................. 270<br />

INSPUITING ......................................................................... 271<br />

TRANSMISSIE ....................................................................... 271<br />

REMMEN ................................................................................ 272<br />

WIELOPHANGING ............................................................ 272<br />

STUURINRICHTING ......................................................... 272<br />

WIELEN ................................................................................. 273<br />

AFMETINGEN ...................................................................... 277<br />

PRESTATIES .......................................................................... 280<br />

GEWICHTEN ....................................................................... 281<br />

VULLINGSTABEL ................................................................ 283<br />

SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN ....................... 285<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 287<br />

CO 2 -EMISSIE .......................................................................... 288<br />

MONTAGEVOORBEREIDING VOOR<br />

“ISOFIX”-KINDERZITJE .................................................... 289


IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Wij raden u aan nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />

zijn op de typeplaatjes ingeslagen en bevinden zich op de<br />

volgende plaatsen:<br />

1 - Typeplaatje met identificatiegegevens.<br />

2 - Chassisnummer.<br />

3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak.<br />

4 - Motorcode.<br />

TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte en<br />

bevat de volgende informatie:<br />

A - Naam van de fabrikant.<br />

B - Nummer typegoedkeuring.<br />

C - Identificatiecode van het autotype.<br />

D - Chassisnummer.<br />

E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.<br />

F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger.<br />

G - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />

H - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />

I - Motortype.<br />

L - Code van de carrosserie-uitvoering.<br />

M - Nummer voor onderdelen.<br />

N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij dieselmotoren).<br />

F0I0199m<br />

F0I0014m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

267


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

268<br />

F0I0146m<br />

F0I0015m<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter<br />

voorstoel.<br />

Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild en<br />

bevat de volgende gegevens:<br />

❒ type van de auto (ZFA188000);<br />

❒ oplopend productienummer.<br />

PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en bevat<br />

de volgende informatie:<br />

A - Fabrikant van de lak.<br />

B - Kleurbenaming.<br />

C - Kleurcode.<br />

D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het motortype<br />

en een oplopend productienummer.


MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

Uitvoeringen<br />

1.28V zonder stuurbekrachtiging<br />

1.28V met stuurbekrachtiging<br />

1.216V<br />

1.416V<br />

1.416V Sporting<br />

1.816V<br />

1.3 Multijet<br />

1.9JTD<br />

1.9JTD Sporting<br />

1.9 Multijet<br />

1.9 Multijet HGT<br />

Motorcode<br />

188A4000<br />

188A4000<br />

188A5000<br />

843A1000<br />

843A1000<br />

188A6000<br />

188A9000<br />

188A7000<br />

188A7000<br />

188B2000<br />

188B2000<br />

Code van de carrosserie-uitvoering<br />

3-deurs<br />

5-deurs<br />

188AXA1A 00X<br />

188AXA1A 00Y<br />

188AXB1A 02N<br />

188AXM1A 20<br />

188AXM1B 22<br />

188AXF1A 12D<br />

188AXH1A 16B<br />

188AXG1A 13E<br />

188AXG1A 13F<br />

188AXL1A 18B<br />

188AXL1A 1B<br />

188BXA1A 01Y<br />

188BXA1A 01W<br />

188BXB1A 03N<br />

188BXM1A 21<br />

–<br />

188BXF1A 15C<br />

188BXH1A 17B<br />

188BXG1A 14C<br />

–<br />

188BXL1A 19B<br />

–<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

269


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

270<br />

MOTOR<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Aantal kleppen per cilinder<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU) kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental: min -1<br />

Max. koppel (EU) Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental: min -1<br />

Bougies<br />

Brandstof<br />

1.28V<br />

188A4000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

2<br />

70,8x 78,86<br />

1242<br />

9,8 : 1<br />

44<br />

60<br />

5000<br />

102<br />

10<br />

2500<br />

<strong>Fiat</strong> BKR5EZ<br />

<strong>Fiat</strong> RC10YCC<br />

NGK BKR5EZ<br />

Champion<br />

RC10YCC<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

(specificatie<br />

EN228)<br />

1.216V<br />

188A5000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

4<br />

70,8x 78,86<br />

1242<br />

10,6 : 1<br />

59<br />

80<br />

5000<br />

114<br />

11<br />

4000<br />

<strong>Fiat</strong> DCPR8E-N<br />

NGK<br />

DCPR7E-N<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

(specificatie<br />

EN228)<br />

1.416V<br />

843A1000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

4<br />

72 x 84<br />

1368<br />

11 : 1<br />

70<br />

95<br />

5800<br />

128<br />

13<br />

4500<br />

<strong>Fiat</strong> DCPR8E-N<br />

NGK<br />

DCPR7E-N<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

(specificatie<br />

EN228)<br />

1.816V<br />

188A6000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

4<br />

82 x 82,7<br />

1747<br />

10,3 : 1<br />

96<br />

130<br />

6300<br />

164<br />

17<br />

4300<br />

<strong>Fiat</strong> BKR6EZ<br />

<strong>Fiat</strong> RC10YCC<br />

NGK BKR6EZ<br />

Champion<br />

RC10YCC<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

(specificatie<br />

EN228)<br />

1.3 Multijet<br />

188A9000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

4<br />

69,6x 82<br />

1248<br />

18 : 1<br />

51<br />

70<br />

4000<br />

180<br />

18<br />

1750<br />

–<br />

Diesel voor<br />

motorvoertuigen<br />

(specificatie<br />

EN590)<br />

1.9 JTD<br />

188A7000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

2<br />

82 x 90,4<br />

1910<br />

18,45 : 1<br />

63<br />

85<br />

3500<br />

196<br />

20<br />

1500<br />

–<br />

Diesel voor<br />

motorvoertuigen<br />

(specificatie<br />

EN590)<br />

1.9 Multijet<br />

188B2000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

2<br />

82 x 90,4<br />

1910<br />

18,0 : 1<br />

74<br />

100<br />

4000<br />

260<br />

26<br />

1750<br />

–<br />

Diesel voor<br />

motorvoertuigen<br />

(specificatie<br />

EN590)


BRANDSTOFSYSTEEM<br />

Brandstofsysteem<br />

TRANSMISSIE<br />

Versnellingsbak<br />

Koppeling<br />

Aandrijving<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V<br />

Multipoint gefaseerde sequentiële inspuiting: geïntegreerde<br />

elektronische inspuiting/ontsteking zonder<br />

brandstofretourleiding (retur<strong>nl</strong>ess)<br />

1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />

Elektronisch geregelde directe inspuiting met<br />

“Common Rail”. Turbocompressor en intercooler<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit (zes bij bepaalde uitvoeringen)<br />

en één versnelling achteruit.<br />

Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag. Met hydraulische bediening.<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

Voor<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

271


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

272<br />

REMMEN<br />

Voetrem:<br />

– voor<br />

– achter<br />

Handrem<br />

BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later<br />

wordt bereikt.<br />

WIELOPHANGING<br />

Voor<br />

Achter<br />

STUURINRICHTING<br />

Type<br />

Minimum draaicirkel<br />

(tussen stoepranden) m<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />

Schijfremmen (op enkele uitvoeringen zelfventilerende schijfremmen)<br />

Trommelremmen of schijfremmen (op enkele uitvoeringen)<br />

Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen.<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />

Onafhankelijke wielophanging, type McPherson<br />

Torsieas en torsietraverse<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet<br />

Tandheugelstuurhuis eventueel met elektrische<br />

stuurbekrachtiging (indien aanwezig)<br />

10,5


WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de<br />

typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die<br />

van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />

te houden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven<br />

afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van<br />

hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

RESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband.<br />

WIELUITLIJNING<br />

Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm.<br />

De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat.<br />

VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN<br />

Voorbeeld: 185/60 R 14 82 H<br />

185 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken).<br />

60 = Hoogte/breedte-verhouding (H/ S) (percentage).<br />

R = Radiaalband<br />

14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).<br />

82 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />

F0I0034m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

273


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

274<br />

Beladingsindex (draagvermogen)<br />

60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />

61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />

62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />

63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />

64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />

65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />

66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />

67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />

68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />

69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />

70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />

71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />

72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />

73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />

74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />

75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />

76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />

77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />

78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />

79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />

80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />

81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />

82 = 475 kg 106 = 950 kg<br />

83 = 487 kg<br />

Maximale snelheid<br />

Q = max. 160 km/h.<br />

R = max. 170 km/h.<br />

S = max. 180 km/h.<br />

T = max. 190 km/h.<br />

U = max. 200 km/h.<br />

H = max. 210 km/h.<br />

V = max. 240 km/h.<br />

W = max. 270 km/h.<br />

Y = max. 300 km/h.<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING<br />

OP DE VELGEN<br />

Voorbeeld: 5 1/2 J x 14 H2 35<br />

5 1/2 = breedte van de velg<br />

(in inch) (1).<br />

J = velgbedprofiel (deel<br />

aan de zijkanten<br />

waarop de band<br />

steunt) (2).<br />

14 = montagediameter<br />

in inch (komt overeen<br />

met die van de<br />

band die gemonteerd<br />

moet worden)<br />

(3 = Ø).<br />

H2 = vorm en aantal<br />

“humps” (vorm van<br />

de velgrand die de<br />

wang van de tubeless<br />

band op zijn<br />

plaats houdt).<br />

35 = diepte van de velgbolling<br />

(afstand tussen<br />

het montagevlak<br />

van de velg op<br />

de naaf en het velghart).


UITVOERING VELGMAAT BANDENMAAT RESERVEWIEL<br />

Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat<br />

1.28V zonder<br />

stuurbekrachtiging 5.00B x 13” ET 35 155/80 R13 79T 155/80 R13 79Q (M+S) 4.5B x 13” ET 35 135/80 B13 82M<br />

1.28V met stuurbekr.<br />

1.216V -<br />

1.4 16V zonder ESP<br />

1.3 Multijet zonder ESP<br />

1.416V met ESP<br />

1.3 Multijet met ESP<br />

1.416V/1.9JTD<br />

Sporting<br />

1.816V HGT<br />

1.9 Multijet HGT<br />

1.816V Emotion<br />

1.9JTD<br />

5 1/2 Jx14” - 35 165/70 R14 81T 165/70 R14 81Q (M+S)<br />

6Jx14” ET 35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />

6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

5 1/2 Jx14” - 35 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />

6Jx14” ET 35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />

6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />

4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />

6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />

6Jx15” ET 37 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 35 125/80 R15 95M<br />

6 Jx15” ET 37 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

6Jx15” ET 37 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

5 1/2Jx14” ET 35 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />

6Jx14” ET35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)<br />

6Jx145” ET33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

1.9 Multijet 6Jx15” ET 31,5 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

Emotion 6Jx15” ET33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)<br />

4B x 15” ET 35 125/80 R15 95M<br />

4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P<br />

4B x 15” ET 35 125/80 R15 95M<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

275


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

276<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

UITVOERING STANDAARD BANDEN RESERVEWIEL<br />

Bandenmaat Bij gemiddelde belanding Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

1.28V zonder<br />

stuurbekrachtig.<br />

155/80 R13 79T 2,0 1,9 2,2 2,2 2,8<br />

1.28V met<br />

stuurbekrachtig.<br />

165/70 R14 81T<br />

185/60 R14 82H<br />

185/55 R15 82V<br />

2,0 1,9 2,2 2,1 2,8<br />

1.216V - 1.416V<br />

165/70 R14 81T<br />

185/60 R14 82H<br />

2,0 1,9 2,2 2,1<br />

2,8<br />

185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3<br />

1.416V Sporting 185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3<br />

1.9JTD<br />

Sporting<br />

185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3<br />

2,8<br />

1.3 Multijet<br />

1.816V -<br />

1.9 Multijet<br />

165/70 R14 81T<br />

185/60 R14 82H<br />

185/55 R15 82V<br />

2,2 2,1 2,4 2,3 2,8<br />

185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3 4,2<br />

185/60 R14 82H<br />

1.9JTD<br />

185/55 R15 82V<br />

2,4 2,1 2,4 2,3 2,8<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude<br />

banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.


AFMETINGEN<br />

De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />

hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />

met standaardbanden.<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />

auto.<br />

Inhoud bagageruimte<br />

Inhoud bij onbeladen auto<br />

(VDA-norm) 264 dm3 Uitvoeringen 3-deurs A B C D E F (*) G (**) H (*)<br />

3840 804 2460 576 1480 1398 1660 1392<br />

(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />

(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.<br />

F0I0201m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

277


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

278<br />

F0I0200m<br />

De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />

hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />

met standaardbanden.<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />

auto.<br />

Inhoud bagageruimte<br />

Inhoud bij onbeladen auto<br />

(VDA-norm) 264 dm3 Uitvoeringen SOUND,<br />

SPORTING, HGT A B C D E F (*) G (**) H (*)<br />

3843 800 2460 583 1480 1398 1660 1392<br />

(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />

(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.


De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />

hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />

met standaardbanden.<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />

auto.<br />

Inhoud bagageruimte<br />

Inhoud bij onbeladen auto<br />

(VDA-norm) 297 dm3 Uitvoeringen 5-deurs A B C D E F (*) G (**) H (*)<br />

3865 804 2460 601 1480 1398 1660 1392<br />

(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />

(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm<br />

F0I0202m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

279


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

280<br />

PRESTATIES<br />

Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.<br />

1.28V 1.216V 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9 JTD 1.9 Multijet<br />

155 172 178 205 164 173 185


GEWICHTEN<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht<br />

(met volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires): 3-deurs<br />

5-deurs<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder: 3/5-deurs<br />

Max. toelaatbaar<br />

gewicht (**)<br />

– vooras: 3/5-deurs<br />

– achteras: 3/5-deurs<br />

– totaalgewicht: 3-deurs<br />

5-deurs<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

– geremd: 3/5-deurs<br />

– ongeremd: 3/5-deurs<br />

Max. dakbelasting: 3/5-deurs<br />

Max. gewicht op de<br />

trekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs<br />

1.28V<br />

860<br />

875<br />

510<br />

750<br />

750<br />

1370<br />

1385<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />

beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

( ● ) Voor bepaalde markten.<br />

1.216V<br />

920<br />

935<br />

510<br />

780<br />

750<br />

1430<br />

1445<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.416V<br />

960<br />

975<br />

510<br />

820<br />

750<br />

1470<br />

1485<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

281


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

282<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht<br />

(met volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires): 3-deurs<br />

5-deurs<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder: 3/5-deurs<br />

Max. toelaatbaar<br />

gewicht (**)<br />

– vooras: 3/5-deurs<br />

– achteras: 3/5-deurs<br />

– totaalgewicht: 3-deurs<br />

5-deurs<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

– geremd: 3/5-deurs<br />

– ongeremd: 3/5-deurs<br />

Max. dakbelasting: 3/5-deurs<br />

Max. gewicht op de<br />

trekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs<br />

1.816V<br />

1040<br />

1055<br />

510<br />

850<br />

750<br />

1550<br />

1565<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.3 Multijet<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />

beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

( ● ) Voor bepaalde markten.<br />

965<br />

980<br />

510<br />

820<br />

750<br />

1475<br />

1490<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.9 JTD<br />

1040<br />

1055<br />

510<br />

900<br />

750<br />

1550<br />

1565<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.9 Multijet<br />

1075<br />

1090<br />

510<br />

900<br />

750<br />

1585<br />

1600<br />

1000/400( ● )<br />

400<br />

75<br />

60


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraul. remcircuit voor/achter:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Reservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter<br />

met koplampsproeiers:<br />

1.28V 1.216V 1.416V<br />

liter kg liter kg liter kg<br />

47<br />

5 - 7<br />

4,2<br />

2,5<br />

2,8<br />

1,65<br />

0,40<br />

0,45<br />

1,5<br />

(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,5<br />

1,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

47<br />

5 - 7<br />

(❒) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />

4,5<br />

2,5<br />

2,8<br />

1,65<br />

0,40<br />

0,45<br />

1,5<br />

(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,5<br />

1,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

47<br />

5 - 7<br />

4,5<br />

2,5<br />

2,8<br />

1,65<br />

–<br />

0,45<br />

1,5<br />

(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,5<br />

1,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1.816V<br />

liter kg<br />

47<br />

5 - 7<br />

5,8<br />

3,7<br />

4,1<br />

1,98<br />

–<br />

0,65<br />

1,5<br />

(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

3,3<br />

3,65<br />

1,8<br />

–<br />

–<br />

–<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije superbenzine met<br />

octaangetal van ten minste 95<br />

R.O.N (specificatie EN228)<br />

Mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 50% PARAFLU UP<br />

SELENIA 20K (❒)<br />

TUTELA CAR ZC 75 Synth<br />

TUTELA TOP 4<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC 35<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

283


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

284<br />

Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraul. remcircuit voor/achter:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Reservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter<br />

met koplampsproeiers:<br />

(❍) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR SAE 5W-40.<br />

(❏) Uitvoering 1.3 Multijet<br />

1.3 Multijet 1.9 JTD 1.9 Multijet<br />

liter kg liter kg liter kg<br />

49<br />

5 - 7<br />

6,0<br />

2,85<br />

3,0<br />

1,98<br />

0,40<br />

0,45<br />

1,5<br />

4,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

49<br />

5 - 7<br />

6,2<br />

4,0<br />

4,3<br />

1,98<br />

0,40<br />

0,45<br />

1,5<br />

4,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

49<br />

5 - 7<br />

6,2<br />

4,0<br />

4,3<br />

1,98<br />

0,40<br />

0,65<br />

1,5<br />

4,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Diesel voor motorvoertuigen<br />

(specificatie EN590)<br />

Mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 50% PARAFLU UP<br />

SELENIA TURBO DIESEL (❍)<br />

SELENIA WR (❏)<br />

TUTELA CAR ZC 75 Synth<br />

TUTELA TOP 4<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC 35


SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren (❒)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren (❍)<br />

(uitvoeringen 1.9JTD<br />

en 1.9 Multijet)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren<br />

(uitvoering<br />

1.3 Multijet)<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.<br />

Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis, die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA A1 en API SL.<br />

Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA B3 en API CD.<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis,<br />

die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API<br />

CF en <strong>FIAT</strong> 9.55535-M2.<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en<br />

<strong>FIAT</strong> 9.55535-M2.<br />

Aanbev. smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

SELENIA<br />

TURBO DIESEL<br />

SELENIA WR<br />

SELENIA WR<br />

Toepassing<br />

(❒) Bij gebruik onder zware klimatologische omstandigheden, adviseren wij SELENIA PERFORMER SAE 5W-30 motorolie.<br />

(❍) Bij gebruik onder zware klimatologische omstandigheden, adviseren wij SELENIA WR SAE 5W-40 motorolie.<br />

F0I0028m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

285


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

286<br />

Gebruik<br />

Olie en vetten<br />

voor<br />

krachtoverbrengingen<br />

Remvloeistof<br />

Antivries voor<br />

radiateur<br />

Toevoeging voor<br />

dieselbrandstof<br />

Vloeistof voor ruitensproeiers<br />

voor/achter<br />

en koplampsproeiers<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Synthetische SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots<br />

aan de specificaties<br />

API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV.<br />

Olie type “ATF DEXRON III”.<br />

Vet op basis van lithiumzepen.<br />

Indringingsgetal <strong>NL</strong>GI 0.<br />

Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen,<br />

indringingsgetal: <strong>NL</strong>GI=2, bevat molybdeenbisulfide.<br />

Synthetische remvloeistof FMVSS nr 116 DOT 4, ISO 4925,<br />

SAE J-1704, CUNA NC 956-01.<br />

Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis<br />

van glycol-monoethyleen voor koelsysteem.<br />

Met organische formule gebaseerd op O.A.T.-technologie.<br />

Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,<br />

ASTM D 3306.<br />

Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />

voor dieselmotoren.<br />

Mengsel van alcoholen, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-II.<br />

Aanbev. smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 Synth<br />

TUTELA GI/E<br />

TUTELA<br />

MRM ZERO<br />

TUTELA STAR 500<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU UP (●)<br />

DIESEL MIX<br />

TUTELA<br />

PROFESSIONAL SC<br />

35<br />

Toepassing<br />

(●) BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.<br />

Mech. versnellingsbakken<br />

en differentieels<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

Homokinetische koppelingen<br />

aan zijde differentieel<br />

Homokinetische koppelingen<br />

aan zijde wiel<br />

Hydraulisch remsysteem<br />

en koppelingbediening<br />

Motorkoelsysteem.<br />

Mengverhouding: 50%<br />

gedemineraliseerd water<br />

en 50% PARAFLU UP<br />

Vermengen met dieselolie<br />

(25 cm per 10 liter)<br />

Onverdund of<br />

met water gebruiken


BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de volgende tabel is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die<br />

in EU-normen is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />

❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />

❒ een rit buiten de stad: hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaal<br />

gebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />

❒ gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de<br />

testrit buiten de stad voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de<br />

auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties<br />

die de aërodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.<br />

Brandstofverbruik volgens EU 1999/100-normen (liter x 100 km) Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />

1.28V 7,3 4,8 5,7<br />

1.216V 7,6 5,0 6,0<br />

1.416V 7,8 5,1 6,1<br />

1.416V Sporting 8,8 5,3 6,6<br />

1.816V 11,5 6,4 8,3<br />

1.3 Multijet 5,6 3,9 4,5<br />

1.9 JTD 6,6 4,0 4,9<br />

1.9 JTD Sporting 7,2 4,2 5,3<br />

1.9 Multijet 7,3 4,1 5,3<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

287


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

288<br />

CO 2 -EMISSIE<br />

De CO 2 -emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject.<br />

CO 2 -emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km)<br />

Benzine-uitvoeringen<br />

1.28V 1.216V 1.416V 1.416V 1.816V<br />

Sporting<br />

136 142 145 156 197<br />

Diesel-uitvoeringen<br />

1.3 Multijet 1.9JTD 1.9JTD Sporting 1.9 Multijet<br />

119 130 140 140


Montagevoorbereiding voor<br />

“Isofix”-kinderzitje (indien<br />

aanwezig)<br />

De <strong>Fiat</strong> Punto is voorbereid voor de montage van<br />

Isofix-kinderzitjes, een nieuw gestandaardiseerd<br />

Europees systeem voor het vervoeren van kinderen.<br />

Isofix is een extra mogelijkheid die het gebruik van<br />

traditionele kinderzitjes niet uitsluit. De Isofix-kinderzitjes<br />

zijn er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.<br />

Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moet<br />

het kinderzitje aan de daarvoor bestemde beugels<br />

worden bevestigd. Deze bevinden zich tussen de rugleuning<br />

en zitting van de achterbank of in de bekleding<br />

daarvan.<br />

Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel<br />

kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje<br />

rechts.<br />

Vanwege het verschil in omvang, kunnen op de achterbank<br />

maximaal drie traditionele kinderzitjes worden<br />

gemonteerd en bij de Isofix-bevestigingen slechts<br />

twee. Op de passagiersstoel voor kunnen alleen traditionele<br />

kinderzitjes worden gemonteerd.<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma is het Kiddy<br />

Isofix-kinderzitje opgenomen. Deze is goedgekeurd<br />

volgens de Europese ECE-R44/03 -voorschriften en<br />

geschikt voor kinderen met een gewicht tot 18 kg,<br />

waarbij het zitje in de rijrichting van de auto moet<br />

worden geplaatst, en voor kinderen met een gewicht<br />

tot 13 kg, waarbij het zitje tegen de rijrichting in moet<br />

worden geplaatst (groepen 0, 0+ en 1). Wij raden u<br />

dit kinderzitje aan omdat het speciaal voor de <strong>Fiat</strong><br />

Punto is ontworpen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

289


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

290<br />

ATTENTIE<br />

F0I0026m<br />

MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE<br />

Groep 0 en 0+<br />

Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13 kg)<br />

moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind door<br />

de gordels (D) van het zitje beschermd worden.<br />

Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitje<br />

in de rijrichting worden bevestigd.<br />

Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />

❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken)<br />

staat;<br />

❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitje<br />

met de bevestigingshaken (C) in de beugels;<br />

❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />

❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />

proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />

verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak is<br />

vergrendeld.<br />

Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting in wordt geplaatst, moet de<br />

passagiersstoel voor volledig naar achteren worden geschoven, zodat de<br />

rugleuning van de stoel en het kinderzitje elkaar raken.<br />

Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste<br />

wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in ieder<br />

geval aan de montage-instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te<br />

leveren.


Groep 1<br />

Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />

❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken)<br />

staat;<br />

❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitje<br />

met de bevestigingshaken (C) in de beugels;<br />

❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />

❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet de<br />

bovenste gordel (deze bevindt zich in het bovenste vakje van het kinderzitje)<br />

aan de ring in de bagageruimte worden bevestigd;<br />

❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />

proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />

verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak is<br />

vergrendeld.<br />

In deze opstelling wordt het kind ook beschermd door de veiligheidsgordels<br />

van de auto en door de bovenste gordel: zie de handleiding van het<br />

kinderzitje voor het correct omleggen van de veiligheidsgordels van de<br />

auto.<br />

F0I0027m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

291


DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

292<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94<br />

ABS (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113<br />

Accu<br />

- acculading controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .253<br />

- opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230<br />

- starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . .200<br />

- vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .254<br />

Achterruitsproeier<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />

- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247<br />

Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92<br />

Achterruitwisser<br />

- achterruitsproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />

- intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . . . .85<br />

- wisserblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259<br />

Achteruitrijlicht<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />

Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .277<br />

Airbags aan de zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153<br />

Airbags voor<br />

- airbag voor aan bestuurderszijde . . . . . . . . .151<br />

- airbag voor aan passagierszijde<br />

uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152<br />

- airbag voor aan passagierszijde . . . . . . . . . . .151<br />

Airconditioning, automatisch met<br />

gescheiden regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71<br />

Airconditioning, handbediend . . . . . . . . . . . . . .68<br />

Allesdragers<br />

- bevestigingspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109<br />

Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94<br />

ASR (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116<br />

Auto langere tijd stallen . . . . . . . . . . . . . . . . .172<br />

Autoradio<br />

- autoradio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121<br />

- inbouwvoorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . .120<br />

- schema van de voorbereide<br />

bedrading en aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . .122<br />

Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101-102-103<br />

Bagageruimte vergroten . . . . . . . . . . . . . . . . .103<br />

Bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . .222<br />

Banden<br />

- standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .275<br />

- verklaring van de codering op de banden . . .273<br />

- winterbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170<br />

Bedieningsknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />

Bescherming van het milieu . . . . . . . . . . . . . . .133<br />

Bougies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270<br />

Brandstof<br />

- brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18<br />

- brandstofnoodschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . .92<br />

- verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287<br />

Brandstofbesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .164<br />

Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287<br />

Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60-61<br />

Buitenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />

Carrosserie<br />

- carrosserie-uitvoeringen . . . . . . . . . . . . . . . .269<br />

- onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262<br />

Centrale portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . .98<br />

CO2-emissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .288<br />

Cruise-control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86<br />

Dashboard en bedieningsknoppen . . . . . . . . . . .4<br />

Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93<br />

Derde remlicht<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />

Dieselfilter (green filter) . . . . . . . . . . . . . . . . .252<br />

Digitaal display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22<br />

Dimlicht<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216<br />

Dop van de brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . .132<br />

Drukknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20<br />

Dualdrive (elektrische stuurbekrachtiging) . .126<br />

EBD (elektronische remdrukverdeling) . . . . .113<br />

Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . .100<br />

EOBD (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119<br />

ESP (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115<br />

Extra accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .125<br />

<strong>Fiat</strong> CODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11<br />

FIS (brandstofnoodschakelaar) . . . . . . . . . . . . .92<br />

Fix & Go (snelle bandenreparatieset) . . . . . .208<br />

Follow me home (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . .80<br />

Gereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .206<br />

Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281<br />

Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .213<br />

Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141<br />

Grootlicht<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />

- grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216<br />

Grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79<br />

Hendels aan het stuur . . . . . . . . . . . . . . . . .78-81<br />

Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59<br />

Hoogteregelaar koplampen . . . . . . . . . . . . . .111<br />

Identificatiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .267<br />

Identificatieplaatjes . . . . . . . . . . . . . . . . . .267-268<br />

Instelbaar multifunctioneel display . . . . . . . . . .28<br />

Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18<br />

Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6<br />

Intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . .82-85<br />

Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264<br />

Interieuruitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93<br />

Interieurverlichting<br />

- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . .221<br />

Isofix (montagevoorbereiding kinderzitje) . . .289<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .220<br />

Kinderen veilig vervoeren . . . . . . . . . . . . . . .144<br />

Kinderveiligheidsslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter . . . . . . . . . . . .19<br />

Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111-112<br />

Koplampsproeiers<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85<br />

Koplampverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111<br />

Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271<br />

Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203<br />

Lampjes en berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .173<br />

Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249


Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63-64<br />

Mistachterlicht<br />

- bedieningsknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />

Mistlampen voor<br />

- bedieningsknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218<br />

Mobiele telefoon<br />

- inbouwvoorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . .123<br />

Motor<br />

- brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271<br />

- starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .159-160<br />

- identificatiecode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269<br />

- specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270<br />

Motor starten<br />

- starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . .200<br />

- rollend starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201<br />

- noodstart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161<br />

- start-/contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16<br />

- benzinemotor starten . . . . . . . . . . . . . . . . .159<br />

- dieselmotor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .160<br />

- motor opwarmen na het starten . . . . . . . . .161<br />

- motor uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161<br />

Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .107<br />

Motorolie<br />

- technische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . .286<br />

- oliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244<br />

Motorolieverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245<br />

Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264<br />

Multifunctioneel display . . . . . . . . . . . . . . . . . .24<br />

Niveau motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . .246<br />

Niveau motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244<br />

Niveau remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248<br />

Niveau ruitensproeier-/<br />

koplampsproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . .247<br />

Niveaus controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241<br />

Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .198<br />

Olie en vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285<br />

Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234<br />

- aanvullende werkzaamheden<br />

- geprogrammeerd onderhoud . . . . . . . . . . . .235<br />

- jaarlijks inspectieschema . . . . . . . . . . . . . . .238<br />

- onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . .236<br />

Opendak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96<br />

Opkrikken van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . .231<br />

Parkeersensoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128<br />

Parkeerverlichting<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78<br />

- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . .217-219<br />

Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162<br />

Plafondverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89<br />

Pollenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249<br />

Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98<br />

Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .280<br />

Radiozendapparatuur en mobiele telefoon . . .125<br />

Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83<br />

Remlichten<br />

- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219<br />

Remmen<br />

- handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162<br />

- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248<br />

- voetrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272<br />

Richtingaanwijzers<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79<br />

- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . .217-219<br />

Rubber slangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259<br />

Ruiten<br />

- uitzetruiten achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95<br />

- reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264<br />

Ruitensproeiers<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81<br />

- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81<br />

- intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . . . .82<br />

- wisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259<br />

- ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261<br />

Slepen van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232<br />

Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13<br />

Smeermiddelen (specificaties) . . . . . . . . . . . .285<br />

Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .171<br />

Start-/contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16<br />

Starten en wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158<br />

Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56-57-58<br />

Stuurinrichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272<br />

Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17<br />

Stuurwielverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60<br />

Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11<br />

Tanken met de <strong>Fiat</strong> Punto . . . . . . . . . . . . . . . .130<br />

Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266<br />

Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18<br />

Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271<br />

Trekken van aanhangers . . . . . . . . . . . . . . . . .167<br />

Trekkrachtbegrenzers . . . . . . . . . . . . . . . . . .142<br />

Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene richtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .142<br />

- gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .135<br />

- onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144<br />

- hoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137<br />

Velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .274<br />

Versnellingsbak (gebruik van) . . . . . . . . . . . . .163<br />

Vullingstabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .283<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91<br />

Wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201<br />

Wielen<br />

- reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203<br />

- verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201<br />

Wielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272<br />

Wieluitlijning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .273<br />

Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223<br />

Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES<br />

EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

VAN DE AUTO<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

293


OLIE VERVERSEN?<br />

DE EXPERTS<br />

ADVISEREN<br />

SELENIA.<br />

Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />

producten van de FL Group.<br />

Bij de werkplaatsen van het <strong>Fiat</strong>-dealernet<br />

kunt u Selenia-motorolie verkrijgen.<br />

35.000 Motorexperts in heel<br />

Europa adviseren Selenia voor een<br />

maximale bescherming van de<br />

motor in uw auto.<br />

VRAAG UW DEALER<br />

NAAR SELENIA.


SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met SE-<br />

LENIA 20K; een synthetische motorolie die voldoet<br />

aan de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />

SELENIA 20K verbetert de eigenschappen van de<br />

motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />

bescherming.<br />

SELENIA 20K<br />

Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJspecificaties<br />

voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren.<br />

Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij<br />

hoge temperaturen.<br />

SELENIA PERFORMER<br />

Speciale motorolie voor een optimale werking van<br />

benzinemotoren onder zeer extreme klimatologische<br />

omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />

SELENIA TURBO DIESEL<br />

Motorolie voor normale, turbo- of multiklepsdieselmotoren.<br />

Voordelen:<br />

• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />

• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />

• optimale reiniging van de motor.<br />

SELENIA WR DIESEL<br />

Speciale motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren<br />

voor een optimale werking onder zeer extreme<br />

klimatologische omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />

ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />

VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />

SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />

(*) ASTM D445<br />

Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />

motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />

kunnen de verversingsintervallen worden verlengd<br />

tot 20.000 km, waarbij een langdurige reiniging<br />

is gegarandeerd.<br />

SELENIA: DE KRACHT ACHTER UW MOTOR<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10 86420<br />

0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />

km<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.


UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND RESERVEWIEL<br />

Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

1.2 8V zonder stuurbekr.<br />

1.2 8V elektrische<br />

stuurbekrachtiging<br />

1.2 16V - 1.4 16V<br />

1.416V Sporting<br />

1.9 JTD Sporting<br />

1.3 Multijet<br />

1,816V -<br />

1.9 Multijet<br />

1.9JTD<br />

155/80 R13 79T<br />

165/70 R14 81T<br />

185/60 R14 82H<br />

185/55 R15 82H<br />

165/70 R14 81T<br />

185/60 R14 82H<br />

185/55 R15 82H<br />

185/55 R15 82H<br />

185/55 R15 82H<br />

165/70 R14 81T<br />

185/60 R14 82H<br />

185/55 R15 82H<br />

185/55 R15 82V<br />

185/60 R14 82H<br />

185/55 R15 82H<br />

MOTOROLIE VERVERSEN<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

2,0<br />

2,0<br />

2,0<br />

2,2<br />

2,4<br />

2,2<br />

2,4<br />

2,4<br />

2,4<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />

liter kg liter kg liter kg liter kg<br />

Motorcarter 2,5 2,2 3,7 3,3 2,85 2,5 4,0 3,5<br />

Motorcarter en filter 2,8 2,5 4,1 3,65 3,0 2,6 4.3 3,7<br />

1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V 1.3 Multijet - 1.9JTD - 1.9 Multijet<br />

Inhoud van de brandstoftank 47 49<br />

Reserve 5 - 7 5 - 7<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine (specificatie EN228) met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />

Druknummer. 603.45.567<strong>NL</strong> - III/2003 - 1 e editie - Printed in the Netherlands by van Setten 2<br />

Eindredactie Satiz - Turijn<br />

1,9<br />

1,9<br />

1,9<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,2<br />

2,2<br />

2,1<br />

2,4<br />

2,4<br />

2,4<br />

2,4<br />

2,4<br />

2,4<br />

2,8<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,8<br />

2,8<br />

2,8<br />

2,8<br />

2,8<br />

4,2<br />

2,8<br />

2,8


NEDERLANDS<br />

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze<br />

publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!