05.11.2014 Views

Onze Lieve Wetenschap april 2013 - Olvg

Onze Lieve Wetenschap april 2013 - Olvg

Onze Lieve Wetenschap april 2013 - Olvg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Onze</strong> lieve<br />

<strong>Wetenschap</strong><br />

<strong>Onze</strong> <strong>Lieve</strong> <strong>Wetenschap</strong> is het wetenschapsblad van het onze lieve vrouwe gasthuis te amsterdam | jaargang 6 | nummer 1 | April <strong>2013</strong><br />

OLVG-er, patholoog<br />

en verzetsheld<br />

J.C.Pompe<br />

CPM bij totale knie<br />

prothese<br />

Critically Appraised Topic<br />

Epidemiologica<br />

Hoe beoordeel je een systematische<br />

review?<br />

Abstract<br />

Gasbellen tijdens hysteroscopische<br />

chirurgie<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong> | 1


inhoud<br />

4<br />

Joannes Cassianus Pompe<br />

OLVG-er, inspirerend patholoog en verzetsheld. Als enige Nederlandse<br />

patholoog verbond hij zijn naam aan een ziekte die<br />

hij op het spoor kwam. Minder bekend is zijn deelname aan het<br />

Nederlands verzet. Tijdens de oorlog redde hij Joodse Amsterdammers<br />

door hen te verbergen als patiënt in het OLVG.<br />

In Historie het verhaal over deze bijzondere wetenschapper.<br />

9<br />

Kwartet onderzoekers<br />

Op 12 en 13 december 2012 vonden de jaarlijkse OLVG-wetenschapsdagen<br />

plaats. Tijdens deze dagen krijgen OLVG-ers de<br />

mogelijkheid om hun onderzoeksactiviteiten te presenteren.<br />

Vier onderzoekers werden door een deskundige jury beloond en<br />

vielen in de prijzen. In het kwartet komen de winnaars aan het<br />

woord.<br />

fotovraag<br />

Wat ziet u op de X-thorax?<br />

Op de SEH meldt zich een 58-jarige man met progressieve<br />

dyspnoe en zwelling van de linker thorax. Daarnaast<br />

is hij in twee weken tijd 10 kilo afgevallen, zonder<br />

hoesten of nachtzweten. Hij is bekend met het<br />

roken van heroïne en cocaïne, maar verder heeft hij<br />

een blanco voorgeschiedenis.<br />

De saturatie is 94% zonder zuurstof en de patiënt is<br />

tachypnoeisch. Er is sprake van een verminderd ademgeruis<br />

links en gedempte percussie over de anterieure<br />

zijde van de linker helft van de thorax. De massa op<br />

de linker thoraxhelft voelt vast elastisch aan. Overig<br />

lichamelijk onderzoek is niet afwijkend.<br />

ANTWOORD<br />

Het klinisch beeld en de X-thorax zijn verdacht voor een lymfoom. Differentiaal<br />

diagnostisch werd er nog gedacht aan een maligniteit van de<br />

long, een sarcoom, een abces of een pneumonie. Een CT-thorax en een biopt<br />

bevestigen de diagnose van een diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkin<br />

lymfoom stadium II/IV. Mieke Willemsen, AIOS SEH<br />

2 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


edactioneel<br />

Een nieuwe lente en..<br />

Dit jaar wil het niet vlotten met de lente; het is op het moment<br />

van dit schrijven ruim vijf graden kouder dan normaal.<br />

Het gevolg van klimaatveranderingen? Of juist niet?<br />

14<br />

Critically Appraised Topic<br />

Wat is de toegevoegde waarde van Continuous Passive Motion<br />

bij patiënten met een totale knieprothese? Esther Valent,<br />

verpleegkundige Orthopedie, ging op systematische wijze op<br />

zoek naar het antwoord, en laat zien dat het toepassen van<br />

Evidence Based Medicine niet alleen voorbehouden is aan<br />

medici.<br />

En verder<br />

6 Pessarium verkleint sterfte bij zwangerschap tweeling<br />

7 Cirrose te lijf: over ELVES en wetenschap<br />

8 Interview met Maarten Schutte<br />

16 Epidemiologica: systematische review<br />

18 De rol van micropartikels bij chronische nierinsufficiëntie<br />

19 Dotteren bij patiënten met atriumfibrilleren:<br />

het bloedingsrisico kan aanmerkelijk lager<br />

20 Tobramycine en SDD<br />

21 Gasbellen tijdens hysteroscopische chirurgie<br />

22 Wegwijs met Bert<br />

23 Statistieken<br />

24 Korte berichten<br />

In het OLVG werken we bewust aan<br />

klimaatverandering; namelijk aan een<br />

verandering van het wetenschapsklimaat.<br />

De kernwoorden van dit klimaat<br />

zijn: kwaliteit, kwantiteit en transparantie.<br />

We mogen als OLVG tevreden<br />

zijn met onze wetenschappelijk output:<br />

we horen in de periode 1998-<br />

2010 tot de betere ziekenhuizen qua<br />

publicatieaantallen en impactscore, zo<br />

laat onderzoek van de STZ en de NFU<br />

zien. Helemaal niet slecht, maar geen<br />

reden om op onze lauweren te rusten.<br />

Het kan altijd beter.<br />

Hoe?<br />

Een belangrijke stap was het Beleidsplan <strong>Wetenschap</strong>, met resultaten<br />

voor de korte termijn. We hebben niet stilgezeten.<br />

Eén van die resultaten is het uitrollen van EBP voor verpleegkundigen.<br />

Dit heeft geleid tot het projectplan EBP, en de afdeling<br />

Cardiologie (A3) bijt het spits af met de implementatie<br />

hiervan. Een ander resultaat is het aanwijzen van aanspreekpunten<br />

voor wetenschap binnen de units. Elke unit heeft inmiddels<br />

een aanspreekpunt en zij nemen deel aan de tweejaarlijkse<br />

bijeenkomsten van het platform wetenschap OLVG.<br />

Alleen maar successen? Nee; in <strong>2013</strong> moeten alle onderzoekers<br />

GCP gecertificeerd zijn. We hebben nog even, maar om dit te<br />

halen moeten we nog flink aan de bak. Meld je aan voor de<br />

cursus!<br />

Er zijn nog meer veranderingen. Het OLVG en het SLAZ zijn<br />

bestuurlijk gefuseerd en onze voormalige CEO Douwe Hemrika<br />

heeft sinds 1 maart als lid van de gezamenlijke RvB de functie<br />

van decaan van beide huizen. Verder werd Jaring van der<br />

Zee in februari onze nieuwe directeur Teaching Hospital, en<br />

hebben we eind maart afscheid genomen van onze directeur<br />

en tevens actief redactielid Maarten Schutte. Bedankt Maarten,<br />

voor je redactionele en wetenschappelijke inspanningen!<br />

Welkom Jaring!<br />

<strong>Onze</strong> verwachtingen op wetenschappelijk gebied zijn hoog<br />

gespannen.<br />

Kortom:<br />

”… een nieuw geluid”.<br />

Saskia Rijkenberg, klinisch epidemioloog ICU/TH<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong> | 3


J.C.Pompe 1901-1945<br />

J.C. Pompe:OLVG-er,<br />

patholoog en verzets<br />

De Ziekte van Pompe is een erfelijke<br />

stofwisselingsziekte, ook wel bekend<br />

onder de naam zure-maltase deficiëntie,<br />

of glycogeenstapelingsziekte type 2.<br />

Joannes Cassianus Pompe ontdekte<br />

dat de ziekte wordt veroorzaakt door<br />

glycogeenstapeling.<br />

Muriel van Schilfgaarde, onderzoeker HKCL<br />

Muriel van<br />

Schilfgaarde<br />

Pompe’s publicatie ‘Over idiopathische hypertrophie<br />

van het hart’ werd opgetekend naar<br />

aanleiding van een mondelinge presentatie<br />

voor het genootschap ter bevordering van natuur-<br />

genees- en heelkunde te Amsterdam. Hierin<br />

is nauwkeurig de speurtocht naar de oorzaken<br />

van het overlijden van een zeven maanden oude<br />

baby beschreven. Op het eerste gezicht leek de<br />

oorzaak ‘spleno-pneumonie’. Tijdens sectie werd<br />

de luchtweginfectie bevestigd maar zag men ook<br />

een sterke vergroting van het hart die tot de diagnose<br />

‘idiopathische hypertrofie van het hart’<br />

leidde (idiopathisch: van onbekende oorzaak).<br />

Pompe onderzocht coupes van de hartspier en zag<br />

in eerste instantie een mazig netwerk waarin geen<br />

spiercel te bekennen leek. Nadere inspectie toonde<br />

echter dat de spiercellen wel degelijk aanwezig<br />

waren, maar als smalle strengen langs de randen<br />

van de mazen lagen. Pompe ontdekte vervolgens<br />

grote hoeveelheden glycogeen in het hart en later<br />

ook in alle overige organen die in eerste instantie<br />

normaal hadden geleken. Harthypertrofie<br />

waarbij de spiervezels een mazig netwerk leken<br />

te vormen was eerder beschreven, maar niet altijd<br />

was glycogeen aangekleurd en zodoende werden<br />

‘raadselachtige vacuolen’ beschreven die werden<br />

toegeschreven aan waterophopingen of tumorgroei.<br />

Pompe vervangt de eerder gestelde diagnose<br />

door ‘glycogeeninfiltratie van vrijwel alle organen,<br />

in het hart samengaande met buitensporige vergrooting’.<br />

Zijn hypothese is dat de hart-hypertrofie<br />

op een stofwisselingsstoornis berust, analoog aan<br />

een publicatie van Gierke die glycogeenstapelingsziekte<br />

type 1 beschreef. De voordracht in Amsterdam<br />

leidde tot een promotieonderzoek waarvoor<br />

Pompe literatuuronderzoek deed en een vijftal eerder<br />

beschreven en door Nederlandse pathologen<br />

bewaarde ‘glycogeenharten’ nader onderzocht. Hij<br />

promoveerde op 15 mei 1936 met zijn proefschrift<br />

Cardiomegalia glycogenica aan de Universiteit van<br />

Amsterdam. Pompe zag dus een beeld dat anderen<br />

al hadden gezien, maar concludeerde als eerste dat<br />

er geen sprake was van gaten in het weefsel maar<br />

van opgehoopt materiaal waardoor de spiercellen<br />

in verdrukking kwamen. In het ontwerp van de<br />

vorig jaar in het leven geroepen Pompe-penning<br />

(voor inspirerende pathologen) is dit verbeeld<br />

door het gebruik van verborgen informatie die pas<br />

na goed kijken zichtbaar wordt.<br />

OLVG<br />

In 1939 werd Pompe als patholoog-anatoom werkzaam<br />

in het OLVG. Pompe was naar verluid geliefd<br />

en gerespecteerd, een liefhebber van Vondel en<br />

een zeer gelovig katholiek. Hij droeg zijn proefschrift<br />

op aan vrouw en familie en sprak in Vondels<br />

4 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


inspirerend<br />

held<br />

woorden de wens uit dat hij zich nog vele jaren<br />

“met een rijp verstand, zal kwijten voor den Staat<br />

en d’eer van ’t Vaderland”. De jaren werden echter<br />

doorkruist door het uitbreken van de Tweede<br />

Wereldoorlog. Pompe werd opgeroepen voor militaire<br />

dienst maar kon na de capitulatie verder<br />

in het OLVG. Het is niet duidelijk of Pompe hier<br />

nog steeds onderzoek deed naar glycogeenstapelingsziekten,<br />

wel had hij een laboratorium en een<br />

dierverblijf voor onderzoek tot zijn beschikking.<br />

Pompe benutte de ruimtes als onderduikadres en<br />

ook werd hier een illegale zender geïnstalleerd<br />

waarmee met Engeland werd gecommuniceerd. In<br />

februari 1945 werd de zender echter gevonden en<br />

Pompe werd door de Duitse bezetter gearresteerd.<br />

Het OLVG heeft nog een geldbedrag betaald voor<br />

zijn vrijlating, maar een man die zich voordeed<br />

als tussenpersoon bedroog het ziekenhuis. Pompe<br />

kwam niet vrij. Na een bomaanslag van het verzet<br />

op een spoorlijn in Sint Pancras werd Pompe als<br />

vergeldingsactie gefusilleerd door de bezetter.<br />

Oplossing<br />

‘Toch geloof ik, dat de oplossing van het probleem<br />

als het ware in de lucht hangt’ schrijft Pompe in<br />

de aanloop van zijn eerste studie waarbij hij suc-<br />

cesvol glycogeenstapeling als oorzaak van eerder<br />

beschreven hartvergrotingen kan aanwijzen. Gedurende<br />

de latere promotiestudie hoopt Pompe de oorzaken<br />

van de glycogeenstapeling te leren kennen,<br />

maar deze blijven onbekend. Het duurde tot 1963<br />

voordat werd ontdekt dat glycogeenstapeling bij de<br />

ziekte van Pompe veroorzaakt wordt door een tekort<br />

aan het lysosomale enzym zure α-glucosidase.<br />

De bepaling van de α-glucosidase-activiteit werd<br />

een diagnostisch instrument en de deficiëntie werd<br />

nu ook ontdekt bij patiënten die wel spierzwakte<br />

vertoonden, maar waarbij het hart niet aangedaan<br />

was. Ondertussen zijn meer dan tweehonderd mutaties<br />

bekend in het gen van zure α-glucosidase,<br />

en lijkt het vraagstuk van de klinische diversiteit<br />

van het ziektebeeld opgelost. Tegenwoordig is succesvolle<br />

behandeling mogelijk met preparaten van<br />

recombinant enzym. De behandeling is echter langdurig<br />

en zeer prijzig en niet zelden worden ernstige<br />

bijwerkingen gerapporteerd. Er worden andere behandelingsmogelijkheden<br />

onderzocht om de enzymactiviteit<br />

te beïnvloeden, waaronder gentherapie.<br />

Pompe eindigt zijn proefschrift met een klassieke<br />

uitdrukking in de wetenschappelijke literatuur die<br />

ook hier van toepassing is: ‘.., al zal nog veel onderzoek<br />

verricht moeten worden, voor de talrijke problemen<br />

opgelost zijn’.<br />

‘Toch geloof ik, dat de oplossing<br />

van het probleem als het ware in de<br />

lucht hangt’<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 5


Pessarium verkleint sterfte<br />

bij zwangerschap tweeling<br />

Vroeggeboorte is de grootste oorzaak<br />

van perinatale morbiditeit en mortaliteit,<br />

en vrouwen met een meerlingzwangerschap<br />

hebben een verhoogd risico op<br />

vroeggeboorte. OLVG-gynaecoloog Dick<br />

Bekedam nam het initiatief om te onderzoeken<br />

of een pessarium de kans op<br />

vroeggeboorte en sterfte verkleint.<br />

Sophie Liem, AIOS gynaecologie, AMC<br />

Dick Bekedam, gynaecoloog OLVG<br />

In Nederland bevalt ongeveer de helft van de<br />

vrouwen met een meerlingzwangerschap voor<br />

de 37ste week, waarvan 9% voor week 32. Preventie<br />

van vroeggeboorte is een grote uitdaging<br />

in de obstetrische zorg. Half februari presenteerde<br />

Sophie Liem, AIOS gynaecologie, de resultaten van<br />

deze studie op het congres van de Society for Maternal-Fetal<br />

Medicine in San Francisco. Ook enkele<br />

kranten pikten het nieuws op, er ontstond zelfs een<br />

levendige discussie onder de lezers van nu.nl.<br />

De ProTWIN trial is een multicenter gerandomiseerde<br />

studie uitgevoerd in 40 Nederlandse ziekenhuizen.<br />

Vrouwen met een meerlingzwangerschap<br />

tussen 12 en 20 weken amenorroeduur werden geïncludeerd.<br />

De primaire uitkomstmaat was de perinatale<br />

morbiditeit en mortaliteit in beide groepen.<br />

Secundaire uitkomsten waren o.a. tijd tot bevallen,<br />

bevalling vóór 37 en 32 weken. In de interventiegroep<br />

werd het pessarium tussen 16-20 weken geplaatst.<br />

Voor het plaatsen van het pessarium werd<br />

de lengte van de cervix echoscopisch gemeten omdat<br />

bekend is dat een korte cervixlengte een risicofactor<br />

is voor vroeggeboorte. Verwijdering van het<br />

pessarium vond plaats bij een zwangerschapsduur<br />

van 36 weken, of eerder bij weeënactiviteit.<br />

813 Vrouwen werden gerandomiseerd tussen pessariumgroep<br />

(n=403) en controlegroep (n=410). Er<br />

waren 53 (14%) vrouwen in de pessariumgroep en<br />

55 (14%) in de controlegroep met tenminste één<br />

kind met een slechte perinatale uitkomst. Dus in<br />

de gehele groep was geen verschil in de primaire<br />

uitkomst. Ook de secundaire uitkomsten verschilden<br />

niet tussen beide groepen. In de vooraf gespecificeerde<br />

subgroep van vrouwen met een relatief<br />

korte cervix (


Cirrose afschaffen:<br />

over ELVES en wetenschap<br />

Je kunt op vele manieren<br />

betrokken zijn bij weten–<br />

schap. Eén daarvan is als Elf.<br />

Dirk J. van Leeuwen, MDL-arts, OLVG<br />

Bijna 25 jaar geleden vormden drie jonge pathologen<br />

ELVES, en formeel de International<br />

Liver Pathology Study Group, op suggestie<br />

van hun mentor professor Peter J. Scheuer. Hij was<br />

de pathologische evenknie van professor Dame<br />

Sheila Sherlock, de meest beroemde klinische hepatologe<br />

van haar tijd. Beiden waren mijn leermeesters.<br />

Scheuer en Sherlock waren verbonden<br />

aan de Royal Free Hospital and School of Medicine<br />

in London en lid van een internationale studiegroep,<br />

de GNOMES. In de traditie van de GNOMES<br />

waren de ELVES hun kinderen. Professor Balabaud<br />

uit Bordeaux en ik voldeden aan de wens van de<br />

groep om ondersteuning<br />

te krijgen van clinici<br />

met pathologische<br />

expertise.<br />

De ELVES-groep bestaat<br />

uit zeventien leden. We<br />

hebben jaarlijks onze<br />

bijeenkomst van 2-3<br />

dagen rond een thema<br />

(benigne tumoren van<br />

de lever, premaligne<br />

galgangafwijkingen, virale<br />

hepatitis). Ieder lid<br />

stuurt 2-3 pathologiepreparaten<br />

in. We helpen<br />

soms onze gastheer door onderwijs, o.a. in Jakarta,<br />

Warschau, Amsterdam en Hongkong. We zijn<br />

gegroeid door de groep. Individuele leden worden<br />

geïnspireerd door ideeën die tijdens de bijeenkomsten<br />

werden ontwikkeld en in vele projecten werden<br />

vertaald.<br />

Een voorbeeld van de vruchten van onze bijeenkomsten<br />

is ons consensusrapport “Beyond cirrhosis”<br />

1 . We realiseerden ons hoe hopeloos verouderd<br />

de term Cirrose was.<br />

De term is nu zo’n 200 jaar oud en betekende een<br />

totaal verlittekende lever waar regeneratie van leverweefsel<br />

geen tred hield met littekenvorming. De<br />

Jaarlijkse bijeenkomst ELVES-groep<br />

gouden standaard was het aantonen van de regeneratienoduli<br />

omgeven door bindweefselschotten,<br />

meestal met behulp van een leverbiopsie. De prognose<br />

was op korte termijn fataal want de ziekte<br />

was irreversibel, zoals iedereen in de professie<br />

wist. Het bezorgde de patiënt de doodschrik en de<br />

omgeving wist het: te veel alcohol (stigmatisatie)<br />

en niet lang meer te leven….<br />

In <strong>2013</strong> blijkt:<br />

• Er zijn vele oorzaken en manifestaties van<br />

‘cirrose’.<br />

• De prognose hangt van vele factoren af, en is<br />

zeker niet altijd fataal.<br />

• Leverziekten kunnen behandeld worden<br />

(antivirale middelen, steroïden etc.).<br />

• Complicaties kunnen worden voorkomen of<br />

behandeld.<br />

• Transplantatie verlengt en verbetert de kwaliteit<br />

van leven.<br />

• Littekenvorming kan in regressie gaan.<br />

• Mogelijk is cirrose veel meer reversibel dan we<br />

dachten.<br />

We moeten dus verouderde<br />

concepten door<br />

een nieuwe benadering<br />

vervangen. Klinische informatie<br />

wordt daarbij<br />

gecomplementeerd door<br />

pathologie in de vorm<br />

van leverbiopsie en/of<br />

non-invasieve alternatieven.<br />

De ELVES rapporteerden<br />

eerder al over<br />

de beperkingen van de<br />

alternatieven van een leverbiopsie,<br />

en vooral van<br />

het simpelweg vertalen<br />

van de ernst van afwijkingen in een cijfer 2 .<br />

<strong>Wetenschap</strong>, nascholing, bijscholing, netwerken,<br />

vriendschap: Het ELVES-model is een manier om<br />

van wetenschap te genieten. Niets heeft mijn eigen<br />

professionele ontwikkeling meer beïnvloed en<br />

verrijkt.<br />

1. Hytiroglou P. et al. Beyond "cirrhosis": a proposal from<br />

the international liver pathology study group. Am J Clin<br />

Path 2012: 137; 5-7<br />

2. van Leeuwen D.J. et.al. A clinical and histopathological<br />

perspective on evolving noninvasive and invasive alternatives<br />

for liver biopsy. Clinical Gastroenterology Hepatology.<br />

2008, 6 (5):491-6<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 7


Vertrekkende TH-directeur blikt terug:<br />

‘<strong>Wetenschap</strong> terwijl er voor<br />

je gekookt wordt is passé’<br />

krijgt. Daarom heb ik de wetenschapscommissie opgericht<br />

en er mensen bij gezocht die aan wetenschap<br />

deden of zelfs epidemiologisch geschoold waren. En<br />

iemand aangesteld die olvg-geïnitieerd medisch onderzoek<br />

kon begeleiden. En later is daar iemand voor<br />

het verpleegkundig wetenschapppelijk onderzoek bij<br />

gekomen.<br />

Maarten Schutte nam afscheid als directeur van<br />

Teaching Hospital. Wij vragen hem wat hij had<br />

willen bereiken op wetenschapsgebied en wat ervan<br />

geworden is.<br />

Ineke Overtoom, Hoofd medische Bibliotheek, OLVG<br />

Maarten Schutte<br />

Je kreeg als directeur twee onderwerpen op je bord:<br />

opleiding en wetenschap. Wat waren jouw ideeën over<br />

dat laatste toen je begon?<br />

Mijn ideaalbeeld was: één groot wetenschapsbureau<br />

van waaruit alle wetenschap in huis bestuurd<br />

en ondersteund werd. Maar ik besefte al gauw dat<br />

zo’n concentratie niet haalbaar was omdat de verschillende<br />

partners eenvoudigweg niet wilden. De<br />

RvB heeft ook een poging tot bundeling gedaan<br />

maar stuitte op onverzettelijkheid. Andere ziekenhuizen<br />

bleken met hetzelfde te kampen en moesten<br />

hun ‘strijd’ ook staken. Dus ja, van dat ideaalbeeld<br />

bleef weinig over. Wat niet wil zeggen dat dit een<br />

rampzalige toestand is! Je moet de autonomie van<br />

de vakgroepen en hun eigen onderzoeksorganisatie<br />

met trialbureaus gewoon erkennen. Dat heeft ook<br />

voordelen want zij nemen die verantwoordelijkheid<br />

zelf en dat is ook stimulerend.<br />

Mijn andere ideaalbeeld was: het vestigen van een<br />

goed wetenschapsklimaat, dus dat je een huis krijgt<br />

waarin wetenschap een vanzelfsprekende plaats<br />

Als je naar de huidige situatie kijkt, is dat met plezier<br />

of met zorg?<br />

Met gemengde gevoelens. Ik zie productiedruk en<br />

mensen die tobben met het verdelen van energie en<br />

tijd. Dus die wetenschap moet er feitelijk komen in<br />

de ‘eigen’ uren. Dat heeft wetenschap in de perifere<br />

ziekenhuizen natuurlijk altijd gehad, maar mensen<br />

hebben daar nu meer moeite mee. Enerzijds zijn ze<br />

meer, zeg maar, uitgewrongen door de productiedruk,<br />

anderzijds hecht men nu meer belang aan privétijd.<br />

Dat komt niet alleen door het groeiend aantal vrouwen<br />

in deze beroepen maar ook mannen hebben thuis<br />

een andere positie dan vroeger. Er wordt niet meer<br />

voor ze gekookt terwijl zij in hun studeerkamer iets<br />

fantastisch uitdenken. Dat is ook goed zo.<br />

Wat vind jij daar zelf van?<br />

Als ik eerlijk ben: wel jammer. Je gunt mensen in zo’n<br />

soort beroep waar ook nog veel extra’s bij komen kijken<br />

een partner die de zorg voor allerlei zaken daarbuiten<br />

op zich neemt. Maar inderdaad, aan je kinderen<br />

kom je te weinig toe. Mijn dochter wilde daardoor<br />

geen arts worden, ze was bang dat ze dan nooit genoeg<br />

tijd zou hebben om er helemaal te zijn, als arts<br />

en als moeder.<br />

Wat zijn jou wensen voor de wetenschap in huis?<br />

Dat er goed gecommuniceerd wordt tussen alle mensen<br />

en gremia die zich met wetenschap bezig houden,<br />

dat iedereen weet wat waar gebeurt. Dat ook meer<br />

met elkaar gedeeld wordt op dit gebied. Daarom was<br />

ik erg blij toen ik voor het eerst de verzamelde leden<br />

van het kersverse platform <strong>Wetenschap</strong> bij elkaar zag,<br />

mét Douwe Hemrika erbij. Zo ontstaat er een gemeenschapsgevoel<br />

rond wetenschap, resulterend in een<br />

mentaliteit dat je wilt weten of een bepaalde behandeling<br />

goed is, of toch beter kan, en dat je dat bij<br />

twijfel opzoekt en met elkaar bespreekt en zonodig<br />

onderzoekt. Zo’n soort houding. Dat wil ik graag.<br />

8 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


Kwartet onderzoekers<br />

in het OLVG<br />

Op<br />

12 december<br />

jongstleden vond de<br />

OLVG-wetenschapsmiddag<br />

plaats. Artsen (niet) in opleiding,<br />

verpleegkundigen en andere onderzoekers,<br />

werkzaam in het OLVG, presenteerden hun<br />

onderzoeksresultaten en kwamen in aanmerking voor<br />

de wetenschapsprijzen 2012. Vier winnaars<br />

vertellen hier over hun onderzoek.<br />

Judith Vocking<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 9


kwartet onderzoekers in het olvg<br />

Jorik Reimerink<br />

Op zoek naar de beste behandeling<br />

bij een gescheurde buikslagader<br />

Naam: Jorik Reimerink<br />

Functie: ANIOS Chirurgie<br />

Titel onderzoek: Endovasculaire versus conventionele<br />

open chirurgische behandeling van het<br />

geruptureerde aneurysma: the Amsterdam<br />

acute aneurysm trial (AJAX-trial).<br />

Eerste prijs abstracts<br />

Wat hebben jullie onderzocht en waarom?<br />

“We hebben gekeken of patiënten met een ruptuur<br />

van een aneurysma van de abdominale aorta<br />

(buikslagader) beter af zijn met de conventionele<br />

open chirurgische behandeling (OR) of met de<br />

minimaal invasieve endovasculaire behandeling<br />

(EVAR). Bij een ruptuur is een acute operatie geïndiceerd.<br />

We zagen dat de afgelopen decennia,<br />

ondanks de verbetering van de postoperatieve<br />

zorg, geen daling in de mortaliteit opgetreden is<br />

in deze patiëntengroep. We vroegen ons af of een<br />

andere operatietechniek wel een daling tot gevolg<br />

zou hebben. Met deze studie wilden we hier<br />

antwoord op krijgen.”<br />

Hoe zijn jullie te werk gegaan?<br />

“Deze multicenter studie loopt al sinds 2004.<br />

‘Opzienbarend is, dat de open techniek<br />

veel beter scoorde dan verwacht’<br />

Het is de eerste grootschalige, gerandomiseerde<br />

studie op dit gebied; alle Amsterdamse ziekenhuizen<br />

hebben eraan deelgenomen. De zorg<br />

voor patiënten met een gescheurd aneurysma is<br />

in het kader van de studie gecentraliseerd. Dit<br />

houdt in dat AMC, OLVG en VUMC om de week<br />

dienst draaiden en alle patiënten met een gescheurd<br />

aneurysma in de regio Amsterdam naar<br />

het dienstdoende ziekenhuis gebracht werden<br />

voor operatie. Om tot vergelijkbare resultaten te<br />

komen, is in de drie centra de zorg voor deze patiëntengroep<br />

gestandaardiseerd vanaf ontvangst<br />

op de SEH tot aan het postoperatieve verblijf op<br />

de verpleegafdeling.<br />

In de zeven jaar dat de inclusiefase heeft gelopen,<br />

werden 520 patiënten met een aneurysma<br />

geïdentificeerd. Hiervan werden 466 patiënten<br />

naar een van de drie centra vervoerd. 116 Patiënten<br />

werden geschikt bevonden voor beide behandelingen<br />

en geïncludeerd in de studie. Door middel<br />

van loting werd de operatietechniek bepaald.<br />

Uiteindelijk ondergingen 57 patiënten de EVAR<br />

en 59 de OR. Primair is gekeken naar mortaliteit<br />

en ernstige complicaties dertig dagen na de operatie.<br />

Daarnaast zijn ook de noodzaak tot opname<br />

op de ICU, postoperatieve beademing en het gebruik<br />

van bloedproducten geregistreerd.”<br />

Wat zijn de belangrijkste resultaten?<br />

“We hadden verwacht dat de EVAR een positief<br />

effect zou hebben op de primaire parameters,<br />

maar dat bleek niet zo te zijn. De sterfte na<br />

dertig dagen was 21% na EVAR en 25% na OR;<br />

geen significant verschil. Het totaal aantal ernstige<br />

complicaties was minder na EVAR, maar dat<br />

bleek veroorzaakt door enkel een significant verschil<br />

in nierfalen. Ook de operatieduur verschilde<br />

niet tussen beide technieken. Wel zagen we dat<br />

patiënten na EVAR minder vaak op de ICU opgenomen<br />

werden, minder vaak beademd hoefden te<br />

worden en minder bloedproducten nodig hadden.<br />

Opzienbarend is, dat de open techniek veel beter<br />

scoorde dan verwacht en dan in eerdere studies<br />

beschreven. Mogelijk is dit een positief bijeffect<br />

van de gecentraliseerde en gestructureerde zorg<br />

in deze studie. Dit is een belangrijke reden om de<br />

centralisatie van zorg voor deze patiëntengroep<br />

in de regio voort te zetten.”<br />

Is de studie hiermee afgerond?<br />

“Dit jaar worden de resultaten van de studie in<br />

een vakblad gepubliceerd en gepresenteerd op<br />

de Chirurgendagen en op een Europees congres.<br />

Maar het onderzoek naar de behandeling van<br />

aneurysmata gaat door. De opgebouwde database<br />

bevat nog een schat aan informatie.”<br />

10 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


kwartet onderzoekers in het olvg<br />

De langetermijnvoordelen<br />

van een kijkoperatie bij<br />

darmkanker<br />

Naam: Sanne Bartels<br />

Functie: ANIOS Chirurgie<br />

Titel onderzoek: Incisional hernias and adhesion<br />

related complications: long-term follow-up of<br />

a randomized trial comparing laparoscopic with<br />

open colon resection within a fast track program<br />

(LAFA study).<br />

Tweede prijs abstracts<br />

Wat heb je onderzocht en waarom?<br />

“We hebben onderzocht wat de langetermijneffecten<br />

zijn van een open versus een laparoscopische<br />

darmresectie bij darmkanker. Hierbij hebben we specifiek<br />

gekeken naar overleving, kwaliteit van leven,<br />

het ontstaan van een littekenbreuk en obstructie<br />

van de darm door verkleving (strengileus). Uit onderzoek<br />

naar kortetermijneffecten wisten we al dat<br />

laparoscopie een aantal voordelen heeft ten opzichte<br />

van de open procedure, zoals kortere opnameduur<br />

en betere cosmetiek van het litteken. Het is echter<br />

belangrijk om ook de voordelen op lange termijn te<br />

onderzoeken, omdat bepaalde complicaties erg belastend<br />

zijn voor de patiënt en tot heropnames kunnen<br />

leiden. Minder heropnames betekent ook een<br />

kostenbesparing op de langere termijn.”<br />

Hoe heb je het aangepakt?<br />

“Tussen 2006 en 2009 zijn 400 mensen met darmkanker<br />

geïncludeerd in een gerandomiseerde trial.<br />

208 Personen ondergingen de laparoscopische ingreep,<br />

191 de open operatie. Toen ik in 2010 in de<br />

studie stapte, heb ik de follow-up gedaan. Allereerst<br />

ben ik data gaan verzamelen in het ziekenhuis en bij<br />

huisartsen. Van de 400 patiënten bleken er 70 overleden<br />

en 1 was niet te traceren. De resterende 329<br />

mensen hebben in oktober 2011 twee vragenlijsten<br />

gekregen: een gastro-intestinale vragenlijst en één<br />

over de algemene kwaliteit van leven. 85% van de<br />

vragenlijsten kwam ingevuld retour. Vervolgens heb<br />

ik de verschillende uitkomsten vergeleken voor de<br />

twee groepen. Daar is een statistische correctie op<br />

toegepast, omdat sommige mensen twee jaar daarvoor<br />

waren geopereerd en anderen al vijf jaar.”<br />

Wat waren je resultaten?<br />

“Er werd geen verschil tussen beide groepen gevonden<br />

in overleving en kwaliteit van leven. Dit verraste<br />

ons niet, omdat dit ook uit eerdere studies was<br />

gebleken.<br />

Sanne Bartels<br />

Voor het ontstaan van strengileus en littekenbreuk<br />

waren de resultaten in eerdere studies wisselend. Wij<br />

vonden echter een significant verschil in het optreden<br />

van strengileus, ook na de statistische correctie.<br />

In onze onderzoekspopulatie hadden in de open<br />

groep 14 (7,3%) mensen hiermee te kampen gekregen<br />

en in de laparoscopische 5 (2,4%).<br />

Ook was er een significant verschil in het aantal patiënten<br />

dat een littekenbreuk had ontwikkeld. In de<br />

open groep hadden 32 (16,8%) mensen deze complicatie<br />

gekregen, tegenover 21 (10,1%) in de laparoscopische<br />

groep. Wel moet hierbij vermeld worden<br />

dat we mensen gemist kunnen hebben die weinig<br />

last van de breuk hadden. De littekenbreuk moest<br />

namelijk door een arts vastgesteld zijn.<br />

Al met al kunnen we concluderen dat de resultaten<br />

van onze studie opnieuw pleiten voor het gebruik<br />

van laparoscopische chirurgie bij colonresectie”<br />

Heb je je resultaten ergens kunnen publiceren of<br />

presenteren?<br />

“Deze studie is onderdeel van mijn promotieonderzoek<br />

waarop ik eind januari ben gepromoveerd. De<br />

resultaten zijn nog niet gepubliceerd. Wel heb ik ze<br />

in oktober gepresenteerd tijdens de United European<br />

Gastroenterology Week, waar ik de top abstract prijs<br />

heb gewonnen: een bedrag van tienduizend euro dat<br />

in het onderzoekspotje van de afdeling is gegaan<br />

voor toekomstig onderzoek.”<br />

‘Er was een significant verschil in het<br />

aantal patiënten dat een littekenbreuk<br />

had ontwikkeld’<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 11


kwartet onderzoekers in het olvg<br />

de APTT niet. Die gaf te veel individuele variatie.<br />

De poster behandelt het effect van het gebruik van<br />

Cofact als antidotum tegen Rivaroxaban. Cofact bevat<br />

factor X; de stollingsfactor die door Rivaroxaban<br />

wordt geremd. Op basis van de eerdere resultaten<br />

hebben we de APTT hierbij buiten beschouwing gelaten.<br />

Naast de PT hebben we het effect op de ETP<br />

(endogene trombin potential) gemeten.”<br />

Jasper Dinkelaar<br />

Hoe kunnen we een nieuw<br />

antistollingsmedicijn remmen?<br />

Naam: Jasper Dinkelaar<br />

Functie: Klinisch chemicus in opleiding<br />

Titel onderzoek: In vitro assessment of the applicability<br />

of Prothrombin Complex Concentrate<br />

as antidote for the direct Factor Xa inhibitor<br />

Rivaroxaban.<br />

OLVG Posterprijs 2012<br />

Waarom dit onderzoek?<br />

“Sinds enige tijd zijn er nieuwe orale coagulantia op<br />

de markt die worden gebruikt in plaats van vitamine<br />

K-antagonisten. Deze middelen werken zo voorspelbaar,<br />

dat regelmatige bloedafname om de stolling te<br />

bepalen niet meer nodig is. Naar ons idee ontbrak<br />

er echter een schakel in het verhaal, namelijk hoe<br />

we het gebruik ervan kunnen meten. Dit kan bijvoorbeeld<br />

belangrijk zijn in geval van een overdosis,<br />

als je iemand verdenkt van therapieontrouw, of<br />

als iemand op de Eerste Hulp binnenkomt en acuut<br />

geopereerd moet worden.<br />

Het onderzoek waarover mijn poster gaat, beschrijft<br />

een tweede stap in een al langer lopend onderzoek.<br />

Eerder hebben we gekeken of we de spiegel van het<br />

middel Rivaroxaban konden bepalen met behulp van<br />

de bestaande tests, onder andere PT (protrombinetijd)<br />

en APTT (geactiveerde partiële tromboplastinetijd).<br />

De PT bleek een redelijke parameter te zijn,<br />

‘Het is altijd spannend of iemand je<br />

niet nét voor is’<br />

Hoe hebben jullie het onderzoek opgezet?<br />

“Er is bloed afgenomen bij negen gezonde vrijwilligers.<br />

In vitro zijn aan de bloedsamples verschillende<br />

doseringen Rivaroxaban toegevoegd, waaraan we<br />

vervolgens verschillende doseringen Cofact hebben<br />

toegevoegd. Deze doseringen komen overeen met<br />

wat in de kliniek gebruikelijk is. Op dezelfde manier<br />

hebben we het effect van verschillende doseringen<br />

Cofact op de ETP gemeten.”<br />

Wat zijn de resultaten?<br />

“Het blijkt dat de PT geen geschikte parameter is<br />

om het stollingseffect van Cofact bij het gebruik<br />

van Rivaroxaban te meten. De PT reageert namelijk<br />

nauwelijks op de toevoeging van Cofact. De EPT<br />

blijkt wel een geschikte parameter te zijn. We zien<br />

dan dat er een hoge dosis Cofact nodig is om de in<br />

vitro bloedstolling op voldoende niveau te krijgen.”<br />

Hebben deze resultaten gevolgen voor de<br />

patiëntenzorg?<br />

“Deze conclusie hebben we kunnen trekken op basis<br />

van onze in vitro bevindingen en met wat we weten<br />

vanuit de literatuur. Om echt beleid te maken, hebben<br />

we klinische informatie nodig. Die kan verkregen<br />

worden uit een trial. Maar omdat het gebruik<br />

van Rivaroxaban over het algemeen geen complicaties<br />

geeft, zal het lastig zijn om het benodigde<br />

aantal patiënten in een studie te includeren. Samenwerking<br />

met andere centra zal dan noodzakelijk<br />

zijn, misschien zelfs internationaal.”<br />

Hebben jullie de resultaten ook elders kunnen<br />

presenteren/publiceren?<br />

“Het ziet ernaar uit dat we deze studie kunnen publiceren<br />

in het gerenommeerde tijdschrift The Journal<br />

of Thrombosis and Haemostasis. Verder ga ik de<br />

resultaten presenteren op het hematologiecongres<br />

van de Nederlandse Vereniging voor Hematologie en<br />

proberen we om ook op het internationale stollingscongres<br />

(ISTH) een praatje te houden. Er zijn veel<br />

laboratoria bezig met soortgelijke studies. De concurrentie<br />

is dus groot en het is altijd spannend of<br />

iemand je niet nét voor is. Het is daarom extra leuk<br />

dat we dit onderzoek als routinelaboratorium in het<br />

OLVG kunnen doen en dan ook nog internationaal<br />

meedoen.”.’<br />

12 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


kwartet onderzoekers in het olvg<br />

Eenduidigheid heelt<br />

alle wonden<br />

Namen en functies: Ageeth Bond, verpleegkundige<br />

Cardio-thoracale Chirurgie, Kathy van den<br />

Breul-Schilder en Wieke Hoolsema, verpleegkundigen<br />

Maag-Darm-Leverchirurgie<br />

Titel onderzoek: Eenduidigheid heelt alle<br />

wonden.<br />

OLVG Verpleegkundige scriptieprijs 2012<br />

Waarom dit onderzoek?<br />

“Tijdens onze laatste leerwerkperiode voor de duale<br />

HBO-V opleiding werkten we op de drie verschillende<br />

afdelingen van de unit Chirurgie. Alle drie liepen we<br />

er tegenaan dat de wondzorgrapportage in het verpleegkundig<br />

dossier onvolledig, onsystematisch en<br />

niet eenduidig was. Hierdoor hadden verpleegkundigen<br />

vaak onvoldoende informatie om de gewenste<br />

wondzorg te leveren. De afdelingsleiders waren direct<br />

enthousiast toen we aangaven dit als afstudeeronderwerp<br />

aan te willen pakken. Voor ons onderzoek<br />

hebben we gekeken hoe de informatie rondom wondzorg<br />

–wondaspecten, wondbehandeling en wondgenezing–<br />

binnen de unit Chirurgie van het OLVG het<br />

beste gerapporteerd en opgenomen kan worden in<br />

het Elektronisch Verpleegkundig Dossier (EVD).”<br />

Hoe zijn jullie te werk gegaan?<br />

“Het onderzoek bestond uit een literatuur- en een<br />

praktijkgedeelte. In de literatuur hebben we achtergrondinformatie<br />

verzameld over wonden, rapportage<br />

in het algemeen en wondzorgrapportage. Voor de<br />

wetenschappelijk onderbouwing zijn tevens enkele<br />

databases geraadpleegd, zoals Cochrane, PubMed en<br />

CINAHL.<br />

Voor het praktijkgedeelte hebben we een nulmeting<br />

gedaan in dertig verpleegkundige dossiers van de<br />

unit Chirurgie. Daarnaast zijn knelpunten en wensen<br />

in kaart gebracht door middel van twee half gestructureerde<br />

groepsinterviews met diverse verpleegkundigen<br />

van de unit. Om te achterhalen wat essentieel<br />

is in de wondzorgrapportage hebben we expertinterviews<br />

gedaan met een vaatchirurg en een decubitusverpleegkundige.<br />

Tot slot is een verpleegkundige van<br />

de afdeling Chirurgie in het AMC geïnterviewd over<br />

hun manier van rapporteren. Dit in het kader van<br />

best practice onderzoek.”<br />

Wat zijn jullie bevindingen en waar heeft dat toe<br />

geleid?<br />

“Zoals verwacht, bleek uit zowel de nulmeting als de<br />

groepsinterviews dat er nog veel winst te behalen<br />

valt ten aanzien van de wondzorgrapportage. Op ba-<br />

Ageeth Bond en Wieke Hoolsema<br />

sis van de diverse interviews en het literatuuronderzoek<br />

hebben we een wondzorgformulier ontwikkeld<br />

voor open, complexe wonden. We hebben hiervoor<br />

een aantal in de literatuur beschreven wondclassificatiemodellen<br />

gebundeld. Het is een overzichtelijk<br />

en gebruiksvriendelijk formulier geworden. Bij<br />

opname van de patiënt of bij het ontstaan van de<br />

wond, moet de situatie uitgebreid beschreven en<br />

gelokaliseerd worden. Daarna hoeft de verpleegkundige<br />

slechts twee keer per week te registreren –tenzij<br />

de situatie verandert– en bij ontslag.”<br />

Gaat er nu iets veranderen in het OLVG ten aanzien<br />

van de rapportage van wondzorg?<br />

“Het is de bedoeling dat het formulier uiteindelijk<br />

opgenomen wordt in het EVD. Voor nu hebben we<br />

een papieren versie gemaakt, die gebruikt kan worden<br />

voor een pilot op de chirurgische verpleegafdelingen.<br />

Om het gebruik tot een succes te maken,<br />

hebben we een aantal aanbevelingen gedaan. Eén<br />

daarvan is dat de attitude van verpleegkundigen ten<br />

aanzien van het invullen van de wondzorgformulieren<br />

positief veranderd dient te worden. Dit kan door<br />

middel van implementatiestrategieën.”<br />

Komt er nog een vervolgonderzoek?<br />

Vooralsnog niet. Wel lijkt het ons nuttig om opnieuw<br />

een dossiermeting te doen na implementatie van<br />

het wondzorgformulier. Wij zijn van mening dat de<br />

nieuwe manier van werken ten goede komt aan de<br />

kwaliteit en continuïteit van zorg voor alle patiënten<br />

met complexe wonden, en of dat ook zo is kunnen<br />

we dan aantonen.<br />

‘Het is de bedoeling dat het formulier<br />

opgenomen wordt in het EVD’<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 13


Critically Appraised Topic<br />

CPM bij totale knie<br />

prothese; zin of onzin?<br />

Wat is de toegevoegde waarde van de<br />

Continuous Passive Motion (CPM) bij<br />

patiënten met een totale knieprothese?<br />

Esther Valent, senior verpleegkundige Orthopedie en<br />

Gynaecologie, lid VSC, OLVG<br />

Achtergrond:<br />

Om de kniefunctie na een Totale Knie Arthroplastiek<br />

(TKA) te verbeteren kregen patiënten in het<br />

OLVG tijdens de postoperatieve fase Continuous<br />

Passive Motion (CPM). Voor CPM werd gebruikgemaakt<br />

van een motorschiene. Deze werd drie maal<br />

per dag een uur bij de patiënt in bed geplaatst,<br />

het been werd erop gelegd en de motorschiene<br />

flecteerde en extendeerde de knie in een ingesteld<br />

aantal graden. Het is de bedoeling dat de patiënt<br />

de knie uiteindelijk tot 90° flecteert omdat dit de<br />

hoek is die nodig is om bijvoorbeeld op een stoel<br />

te kunnen zitten en te kunnen fietsen.<br />

Het in bed tillen van de motorschiene is belastend<br />

voor de verpleegkundige. Patiënten geven wisselende<br />

signalen af. Sommigen vinden het een prettige<br />

manier van oefenen, anderen geven aan dat<br />

het oefenen op de motorschiene vervelend of zelfs<br />

pijnlijk is. Reden genoeg om uit te zoeken hoeveel<br />

CPM nu bijdraagt aan de kniefunctie voor patiënten<br />

met een TKA. Dit leverde de volgende PICO op:<br />

P: Patiënt die een totale knie prothese heeft<br />

gekregen<br />

I: Postoperatief gebruik van CPM<br />

C: Geen gebruik van de CPM<br />

O: Betere kniefunctie (flexie en extensie)<br />

14 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


Zoekstrategie en uitkomst:<br />

In januari <strong>2013</strong> is gezocht naar Systematic Reviews<br />

en/of Meta-Analyses van Randomized Controlled<br />

Trails (RCT’s) in PUBMED. De volgende zoektermen<br />

zijn gebruikt: “continuous passive motion” “total<br />

knee arthroplasty” “Meta-Analysis, Review, English”.<br />

Dit leverde achttien hits op.<br />

Inclusiecriterium artikelen: RCT.<br />

Exclusiecriteria artikelen: meer dan zes uur per dag<br />

CPM, start CPM later dan op de tweede dag na de<br />

operatie en Computer Assisted TKA.<br />

Eén artikel 1 bleek geschikt voor het beantwoorden<br />

van de PICO-vraag. In het Cochrane review zijn twintig<br />

‘randomised controlled trails’ opgenomen waarin<br />

naast de standaard postoperatieve zorg en therapie<br />

onderscheid werd gemaakt in groepen met en zonder<br />

CPM. Uit de twintig onderzoeken zijn er zeven geselecteerd<br />

die vergelijkbaar zijn met de situatie in het<br />

OLVG en voldeden aan de in- en exclusiecriteria. Een<br />

onderzoek uit Singapore was helaas niet beschikbaar<br />

waardoor zes onderzoeken overbleven. De onderzoeksresultaten<br />

staan weergegeven in de tabel.<br />

Conclusie:<br />

Uit de Cochrane review blijkt dat er sterk bewijs<br />

is dat CPM de passieve en actieve flexie verhoogt<br />

(gemiddeld 2-3 graden). De conclusie in deze<br />

review is dan ook dat het effect van CPM op de<br />

‘range of motion (ROM)’ te klein is om het gebruik<br />

te rechtvaardigen.<br />

Het gebruik van CPM heeft geen toegevoegde<br />

waarde na Totale Knie Arthroplastiek.<br />

Niveau van aanbeveling: 1<br />

Commentaar:<br />

Bij alle onderzoeken wordt de flexie bepaald met<br />

een goniometer. Het is algemeen bekend dat het<br />

gebruik van een goniometer meetafwijkingen van<br />

of +/- 5° kent. Ook bestaat er twijfel over de validiteit,<br />

intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid<br />

van de goniometer 2 .<br />

Klinische relevantie<br />

Op de afdeling Orthopedie wordt de motorschiene<br />

niet meer standaard gebruikt, maar alleen op indicatie<br />

van orthopeed en fysiotherapeut bij onvoldoende<br />

flexie van de knie na TKA.<br />

Referenties<br />

1 Cochrane Database Syst Rev. 2010 Mar 17;(3):CD004260.<br />

Continuous passive motion following total knee arthroplasty<br />

in people with arthritis. Harvey LA, et al.<br />

2 Bennet L.A. et al., A Comparison of 2 Continuous Passive<br />

Motion Protocols After Total Knee Arthroplasty – A Controlled<br />

en Randomized Study, The Journal of Arthroplasty<br />

Vol. 20 No. 2 2005.<br />

Auteur<br />

& datum<br />

Bennet,<br />

2005<br />

Chiarello,<br />

1997<br />

Denis,<br />

2006<br />

Harms,<br />

1991<br />

Lenssen,<br />

2003<br />

Nielsen,<br />

1988<br />

Type<br />

studie<br />

Level Patiënt<br />

groep<br />

RCT 1b N=147<br />

osteoarthritis<br />

RCT 1b N=45 Primary<br />

unil<br />

ateral knee<br />

arthroplasty,<br />

degenerative<br />

joint disease<br />

RCT 1b N=81 TKA<br />

osteoarthritis<br />

Interventie Controle Uitkomst<br />

maat<br />

I : CPM 6 hr/<br />

day, 5 days,<br />

start POD0 II:<br />

CPM 6 hr/day,<br />

5 days, start<br />

POD1. standard<br />

care<br />

II:3-5 hr/day,<br />

III: 3-5 hr/day<br />

IV: 10-12 hr/<br />

day, V: 10-12<br />

hr/day CPM<br />

startPOD1-3<br />

standard care<br />

II 35min CPM/<br />

day<br />

III 2hr CPM/day<br />

at POD2<br />

standard care<br />

RCT 2b N=113 CPM 6 hr/day,<br />

Osteo-arthrosis start (POD0),<br />

of rheumatoid<br />

arthritis, TKA<br />

and standard<br />

care.<br />

RCT 1b N=40<br />

Osteo<br />

Arthritis TKA.<br />

RCT 1b N=50 TKA,<br />

arthrosis.<br />

CPM 4 hr/day,<br />

Standard care<br />

CPM 4 hr/day,<br />

till POD 2-12<br />

III:No-CPM<br />

(standard care)<br />

Started POD1<br />

1hr/day<br />

I:No-CPM<br />

(standard care)<br />

Started POD 1-3,<br />

daily.<br />

I No-CPM<br />

(standard care)<br />

Start POD 1<br />

No-CPM (standard<br />

care) start POD1<br />

No-CPM Standard<br />

care Start POD1,<br />

40min/day<br />

II: No-CPM. Started<br />

POD 2.<br />

Knee flexion,<br />

with gonio<br />

meter (°)<br />

ROM (dgrs)<br />

with gonio<br />

meter<br />

ROM flexion<br />

and extension<br />

with gonio<br />

meter<br />

Flexion and<br />

extension with<br />

gonio<br />

meter<br />

ROM with<br />

gonio<br />

meter,<br />

Knee motion<br />

with gonio<br />

meter<br />

Resultaten<br />

POD5 : Active flexion I:69.4°<br />

II:78.7° III:(No-CPM) 64.9°<br />

p=0.008 and p


EPIDEMIOLOGICA<br />

Zo lees en beoordeel je een<br />

systematische review<br />

Heb je wel eens een CAT gemaakt?<br />

Dan heb je vast ook wel eens een<br />

‘systematic review’ gelezen. Maar hoe<br />

weet je of deze goed uitgevoerd en dus<br />

betrouwbaar is? En wat is eigenlijk een<br />

meta-analyse?<br />

Lea Dijksman, onderzoekcoördinator en epidemioloog OLVG<br />

Er zijn verschillende manieren om een review samen<br />

te stellen. De meest eenvoudige is een verhalende<br />

review: een opsomming van verschillende<br />

onderzoeken. Deze reviews lezen vaak het makkelijkst,<br />

maar zijn niet erg betrouwbaar als ‘evidence’.<br />

Het is immers aan de schrijver van het stuk vrij<br />

om artikelen al dan niet te citeren. De mening van<br />

desbetreffende auteur zal dan ook in het artikel<br />

doorschemeren.<br />

Een systematische review daarentegen is volgens<br />

vaste regels opgesteld (zie www.gradeworkinggroup.org/).<br />

Een van de belangrijkste kenmerken van een systematische<br />

review is dat hij reproduceerbaar is. Dit<br />

houdt in dat een andere onderzoeker, met de genoemde<br />

criteria uit het artikel, de search en het wel<br />

of niet includeren van artikelen, op precies dezelfde<br />

artikelen zal komen als de auteur van het stuk.<br />

Lea Dijksman<br />

Nut en verschil<br />

In ‘<strong>Onze</strong> <strong>Lieve</strong> <strong>Wetenschap</strong>’ is vorig jaar al aandacht<br />

besteed aan het nut van een systematische<br />

review en het verschil met een verhalende review.<br />

Ik vat het hier nog even samen.<br />

Een review is een samenvatting van meerdere onderzoeksartikelen.<br />

Een goed uitgevoerde review<br />

bevat alle beschikbare literatuur over een bepaalde<br />

onderwerp in een bepaalde tijdsperiode. Voor<br />

een CAT erg handig: het bespaart je tijd en geeft<br />

een duidelijk overzicht.<br />

Check van Systematische review:<br />

• reproduceerbaarheid<br />

(zoektermen, selectie artikelen)<br />

• heterogeniteit (I2, poolen, corrigeren voor<br />

heterogeniteit)<br />

• publication bias (Funnel plot)<br />

Beoordelen systematische review<br />

Bij het beoordelen van een systematische review<br />

kan je gebruik maken van verschillende methodes,<br />

bijvoorbeeld GRADE of de checklist van de Cochrane<br />

collaboration. In deze checklists komen o.a. de<br />

onderstaande punten aan bod.<br />

• Zoekstrategie: Denk hierbij aan de zoektermen<br />

in pubmed. Zijn alle mogelijke synoniemen<br />

gebruikt?<br />

• Hoe zijn de artikelen beoordeeld? Alle artikelen<br />

die met de search gevonden zijn, moeten worden<br />

beoordeeld op toepasbaarheid en kwaliteit<br />

door twee onafhankelijke beoordelaars.<br />

• Poolen. Is er gepoold in het artikel? Zijn de<br />

gegevens samengevat in een grafiek (en getal)?<br />

Dit kan alleen als er rekening is gehouden met<br />

de heterogeniteit.<br />

• Heterogeniteit. Zijn de geselecteerde studies<br />

vergelijkbaar? Ofwel: kunnen ze gepoold<br />

worden?<br />

Meta-analyse<br />

Er is sprake van een meta-analyse in een systematische<br />

review als de gegevens van de verschillende<br />

onderzoeken zijn samengevat. Je ziet dan in de review<br />

verschillende soorten plotjes: forest plots en<br />

funnel plots. Wat laten deze grafieken nu zien?<br />

Bij een forest plot (zie figuur 1) zie je per plot<br />

een uitkomst. Elk onderzoek dat deze uitkomst<br />

16 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


eschrijft staat in het plotje als een vierkant met<br />

betrouwbaarheidsinterval (uitsteeksels). Als deze<br />

vierkantjes worden gepoold (samengevat) staat<br />

het ruitje (of wybertje) onderaan het plaatje. Het<br />

midden van het ruitje is het samengevatte effect.<br />

De twee (horizontale) uiterste puntjes zijn het betrouwbaarheidsinterval<br />

voor het effect. Je ziet in<br />

het voorbeeld dat het niet voorbij de 0 gaat en dus<br />

een (significant) effect is. Diëten lijkt meer effect<br />

te geven dan sporten bij deze patiënten.<br />

Let altijd op de I 2 . Dit getal geeft weer hoeveel<br />

heterogeniteit er tussen de verschillende studies<br />

is. Hierbij geldt: hoe hoger het getal, hoe meer<br />

heterogeniteit. En dus hoe slechter je de studies<br />

kan samenvatten. De I 2 in ons voorbeeld is 86%.<br />

Geen homogene data dus! In dit geval zou je de<br />

data niet zondermeer in een wybertje mogen samenvatten.<br />

Denk daarnaast ook aan de mogelijke<br />

klinische heterogeniteit. Geen appels met peren<br />

vergelijken! In ons voorbeeld gooien de onderzoekers<br />

verschillende soorten diëten en verschillende<br />

soorten sporten op een hoop. Zijn deze wel te vergelijken?<br />

Op grond van zowel de klinische als de<br />

statistische heterogeniteit in dit review was het<br />

beter geweest om de data niet te poolen.<br />

Soms staat er ook een funnel-plot in het artikel.<br />

Dit plotje ziet er idealiter uit als een tent (of gelijkbenige<br />

driehoek). Wat geeft dit weer? De verschillende<br />

studies zijn in deze grafiek weergegeven<br />

met grootte van het effect en grootte van de<br />

studie. Bovenin staan de grote studie (met klein<br />

betrouwbaarheidsinterval) en onderin de kleine<br />

studies. Als er geen sprake is van publicatiebias<br />

(en dus dat alle mogelijke uitgevoerde studies zijn<br />

gepubliceerd, inclusief de kleine met geen of een<br />

negatief effect), is het plaatje symmetrisch. Als<br />

dit niet het geval is, zou je uiteindelijke effect<br />

wel eens kleiner kunnen zijn dan het effect dat je<br />

in het forest-plot zag!<br />

Hulp bij het beoordelen van de kwaliteit?<br />

Kijk op cochrane.org/beoordelings formulieren-enandere-downloads<br />

of kijk op mijnleerportaal.olvg.nl<br />

(wetenschap-educatie).<br />

Figuur 1 uit: ‘Exercise for overweight or obesity, Shaw et al. Cochrane review 2009.’<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 17


Abstract<br />

De rol van micropartikels bij<br />

chronische nierinsufficiëntie<br />

M. Trappenburg, M. van Schifgaarde, F. Frerichs, H. Spronk, H.ten Cate, C. de Fijter, W.Terpstra, A.Leyte<br />

Marijke Trappenburg, AIOS Interne Geneeskunde<br />

dialyse(HD)-patiënten. Er was een controlegroep<br />

van 10 gezonde vrijwilligers. Bij de HD-patiënten<br />

werd gekeken voor en na de dialyse. Mate en aard<br />

van endotheelactivatie werd bepaald door middel<br />

van de von-Willebrandfactor en het propeptide hiervan.<br />

Micropartikels bepaalden we middels een flowcytometer<br />

en er werd trombinegeneratie gemeten<br />

van deze micropartikels.<br />

Marijke<br />

Trappenburg<br />

Achtergrond<br />

Hart- en vaatziekten zijn de belangrijkste oorzaak<br />

voor de toename in morbiditeit en mortaliteit bij<br />

patiënten met chronische nierinsufficiëntie. Wij<br />

vroegen ons af of endotheelactivatie en micropartikels<br />

een rol hebben in de verhoogde stollingsneiging<br />

van deze patiënten. Micropartikels zijn kleine<br />

blaasjes (


Abstract<br />

Dotteren bij patiënten met<br />

atriumfibrilleren: het bloedingsrisico<br />

kan aanmerkelijk lager<br />

W.J.M Dewilde, T. Oirbans, F.W. A Verheugt, J.C Kelder, B.J.G. L De Smet, J.P Herrman, T. Adriaenssens,<br />

M. Vrolix, A.A.C. M Heestermans, M.M Vis, J.G.P Tijsen, A.W van ‘t Hof, J.M ten Berg<br />

Freek W.A. Verheugt, cardioloog OLVG<br />

Achtergrond<br />

Patiënten met atriumfibrilleren of een mechanische<br />

hartklep worden vaak langdurig behandeld<br />

met orale anticoagulantia. Tussen de 20-30% van<br />

deze patiënten hebben daarnaast ook een ischemische<br />

hartziekte waarvoor een dotterbehandeling<br />

met stent geïndiceerd is. Om trombose in de stent<br />

te voorkomen krijgen deze patiënten dubbele therapie<br />

met aspirine en clopidogrel. Deze combinatie<br />

van anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers<br />

leidt vaak tot belangrijke bloedingen.<br />

In dit onderzoek hebben we de gebruikelijke antistolling<br />

(vitamine K-antagonist, clopidogrel en aspirine)<br />

vergeleken met een nieuwe strategie waarbij<br />

aspirine wordt weggelaten.<br />

Methode<br />

Na hun dotterbehandeling hebben we onmiddellijk<br />

576 patiënten met een goede indicatie voor vitamine<br />

K-antagonisten gerandomiseerd naar triple<br />

therapie (vitamine K-antagonist, clopidogrel en<br />

aspirine) of duale therapie (de aspirine weggelaten)<br />

en een jaar gevolgd. Het belangrijkste eindpunt<br />

was het optreden van bloedingen.<br />

Resultaten<br />

Het bloedingsrisico op een jaar hebben we teruggebracht<br />

van 45% naar 20% (p < 0.001).<br />

Vooral gastro-intestinale bloedingscomplicaties<br />

werden voorkomen. Deze gunstige uitkomsten werden<br />

bereikt zonder een toename van ischemische<br />

complicaties zoals een beroerte, hartinfarct of<br />

stenttrombose.<br />

Discussie<br />

Deze eerste gerandomiseerde trial op dit gebied<br />

laat duidelijk zien dat het weglaten van aspirine<br />

bij triple therapie het bloedingsrisico zeer aanzienlijk<br />

reduceert, zonder een toename van gevreesde<br />

ischemische complicaties bij deze hoogrisico<br />

patiëntengroep.<br />

Dat het bloedingsrisico zou worden teruggebracht<br />

was niet onverwacht, maar zeker niet met<br />

zo’n groot percentage. Het onderzoek is te klein<br />

om met zekerheid de ischemische risico’s uit te<br />

sluiten. Hiervoor is een onderzoek met meer dan<br />

10.000 patiënten nodig.<br />

Conclusie<br />

Het weglaten van aspirine bij triple therapie na<br />

dotteren bij atriumfibrilleren leidt tot een grote reductie<br />

van het bloedingsrisico. Dit is een aantrekkelijke<br />

en eenvoudige oplossing voor het probleem<br />

van bloedingen bij deze hoogrisicopatiëntengroep.<br />

Meer onderzoek is nodig om de richtlijnen op dit<br />

punt definitief te wijzigen.<br />

W.J.M Dewilde et al. Use of clopidogrel with or without<br />

aspirin in patients taking oral anticoagulant therapy and<br />

undergoing percutaneous coronary intervention: an openlabel,<br />

randomised, controlled trial. The Lancet, <strong>2013</strong>.<br />

Freek Verheugt<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 19


Abstract<br />

Tobramycine in bloed en urine bij<br />

toediening SDD?<br />

H.M. Oudemans-van Straaten 1 , H. Endeman 1 , R.J. Bosman 1, M.E. Attema-de Jonge 2 , M.L. van<br />

Ogtrop 3 , D.F. Zandstra 1 , E.J.F. Franssen 2<br />

1 Afdeling Intensive Care, 2 Apotheek, 3 Klinische microbiologie, OLVG<br />

Heleen Oudemans-van Straaten, intensivist<br />

myxine-E en amphotericine-B. Tobramycine werd<br />

in bloed en urine gemeten, bij 71 patiënten 24<br />

uur na opname en vervolgens dagelijks gedurende<br />

zeven dagen, en bij 34 patiënten alleen in de eerste<br />

24 uur na opname.<br />

Heleen Oudemansvan<br />

Straaten<br />

Inleiding<br />

Intensive Care-patiënten hebben een verhoogde<br />

gevoeligheid voor infecties. Een deel van deze infecties<br />

wordt veroorzaakt door bacteriën die eerst<br />

de mondkeelholte en het maagdarmkanaal van de<br />

patiënt koloniseren. IC-patiënten krijgen daarom<br />

selectieve darmdecontaminatie (SDD), locale antibiotica<br />

die normaal niet in het bloed worden<br />

opgenomen.Tobramycine is één van de componenten<br />

van SDD. Bij ernstige ziekte kan echter<br />

de barrièrefunctie van de darm door shock of infecties<br />

verminderen. Doel van deze studie was om<br />

te meten hoe vaak en in welke mate er lekkage is<br />

van tobramycine vanuit de darm in het bloed, of<br />

er uitscheiding is van tobramycine in de urine, en<br />

of er een relatie is tussen de lekkage van tobramycine<br />

en de ernst van de functiestoornis van de<br />

bloedcirculatie, de nieren en andere organen.<br />

Methode<br />

Voor deze prospectieve cohortstudie kregen ernstig<br />

zieke IC-patiënten vier keer per dag volgens<br />

protocol SDD, bestaande uit tobramycine, poly-<br />

Resultaten<br />

Bij 83 patiënten werd tobramycine-lekkage vastgesteld.<br />

Bij 99% van de patiënten werd er tenminste<br />

op één van de dagen tobramycine in de<br />

urine aangetoond (>0.5 mg/L), bij 49% was de<br />

concentratie ≥1 mg/L. De hoogste tobramycineconcentratie<br />

in het bloed was significant geassocieerd<br />

met de dosering van vasopressoren,<br />

met nier- en leverfunctiestoornissen, en met de<br />

concentratie van C-reactive protein. Logistische<br />

regressieanalyse toonde aan dat een hoge dopaminedosering<br />

en een lage urineproductie op de<br />

dag van opname significante voorspellers van tobramycinelekkage<br />

waren. Wij konden geen schade<br />

van tobramycine aan de nier aantonen.<br />

Conclusie<br />

De meerderheid van de acuut zieke IC-patiënten<br />

die tobramycine in het maagdarmkanaal krijgen<br />

in het kader van SDD heeft sporen van tobramycine<br />

in het bloed. Dit zijn vooral de patiënten met<br />

ernstige shock, ernstige ontsteking en daaropvolgende<br />

nierfunctiestoornis. Dit suggereert dat een<br />

combinatie van verlies van darmbarrière en verminderde<br />

uitscheiding door de nier een rol spelen.<br />

Een onverwachte bevinding van deze studie is dat<br />

de helft van de patiënten in de urine een tobramycineconcentratie<br />

heeft die hoger is dan de therapeutische<br />

dalspiegel, waarmee urineweginfecties<br />

kunnen worden voorkomen.<br />

H.M. Oudemans et al. Presence of tobramycin in blood and<br />

urine during selective decontamination of the digestive tract<br />

in critically ill patients, a prospective cohort study, Critical<br />

Care. 2011;15(5<br />

20 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


Abstract<br />

Gasbellen tijdens hysteroscopische<br />

chirurgie bij gebruik van mono- of<br />

bipolaire diathermie<br />

B. A. Dyrbye, L. E. Overdijk, P.J. van Kesteren, P. de Haan, R. K. Riezebos, E. A. Bakkum,<br />

B. M. Rademaker OLVG<br />

Bart Rademaker, anesthesioloog en hoofdonderzoeker OLVG<br />

Achtergrond<br />

Bij hysteroscopische myoom-enucleatie en endometriumresectie<br />

wordt zowel mono- als bipolaire<br />

diathermie gebruikt. In het algemeen is het een<br />

veilige techniek, maar recent onderzoek heeft aangetoond<br />

dat er problemen kunnen ontstaan, wanneer<br />

er tijdens de ingreep veel spoelvloeistof via<br />

de baarmoeder het lichaam in komt (intravasatie).<br />

Saturatie- en bloeddrukdaling, ritmestoornissen,<br />

ECG-veranderingen en ventilatieverslechtering<br />

zijn alle beschreven, soms met ernstige gevolgen.<br />

Aanvankelijk werd verondersteld dat de vloeistofintravasatie<br />

alleen de reden was voor deze veranderingen,<br />

maar door eigen observaties met behulp<br />

van slokdarmechocardiografie zijn we erachter gekomen<br />

dat gasembolieën een belangrijke rol spelen.<br />

Deze gasembolieën ontstaan tijdens het branden<br />

met het mono- of bipolaire diathermisch mes.<br />

Met dit onderzoek hebben we onderzocht of er een<br />

verschil is bij gebruik van mono- en bipolaire diathermie<br />

in de mate waarin gasembolieën worden<br />

gezien. Tevens is er gekeken of er een relatie is<br />

met de hoeveelheid intravasatie.<br />

Methode<br />

We hebben vijftig patiënten die een hysteroscopische<br />

myoomresectie of een ablatie van het endometrium<br />

ondergingen geïncludeerd en gerandomiseerd<br />

voor gebruik van mono- of bipolaire<br />

diathermie. Met slokdarmechocardiografie werd<br />

de mate van gasembolisatie bepaald op een vijfpuntsschaal<br />

(gradering van 0 tot IV) door een voor<br />

de groepen geblindeerde beoordelaar. De intravasatie<br />

werd gemeten.<br />

Resultaten<br />

Er waren veneuse gasembolieën zichtbaar in alle<br />

patiënten op één na. De hoogste incidentie van<br />

graad IV-embolieën deed zich voor wanneer bipolaire<br />

diathermie werd gebruikt (42% versus 13%;<br />

P = .031). Bij twee patiënten zagen we embolieën<br />

in de arteriële circulatie (paradoxale embolieën).<br />

Wanneer de intravasatie boven de liter kwam, werden<br />

er vaker graad IV-embolieën gezien (P =.0.49)<br />

Discussie en conclusie<br />

Tijdens hysteroscopische chirurgie waren gasembolieën<br />

te zien bij gebruik van zowel mono- als<br />

bipolaire diathermie. Bij intravasatie van een liter<br />

of meer stijgt de incidentie en de ernst van<br />

de gasembolieën. Hoewel het gebruikelijk is om<br />

intravasatie tot wel tweeënhalve liter te accepteren,<br />

kan men daar met deze nieuwe gegevens<br />

vraagtekens bij zetten.<br />

B.A.Dyrbye et al. Gas embolism during hysteroscopic surgery<br />

using bipolar or monopolar diathermia: a randomized controlled<br />

trial. American Journal of Obstetrics and Gynecology.<br />

2012;207:271.e1-6.<br />

Bart Rademaker<br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 21


Wegwijs met Bert<br />

Pijlsnel alle Elsevier-media<br />

doorzoeken: Clinical Key<br />

Bert Berenschot, informatiespecialist Medische bibliotheek<br />

Sinds eind vorig jaar beschikt de bibliotheek van<br />

het OLVG over toegang tot Clinical Key. Wat zijn<br />

de voordelen van deze nieuwe zoekmachine? En<br />

wanneer kan je beter gebruik maken van PubMed?<br />

Bert Berenschot<br />

Het nut van Clinical Key is meervoudig. Eerst<br />

de grote getallen: Clinical Key biedt online<br />

toegang tot zo’n 500 tijdschriften van Elsevier<br />

en ruim 1.000 geneeskundige boeken. Daarnaast<br />

zijn de 3,7 miljoen afbeeldingen uit de boeken<br />

apart geïndexeerd zodat je gemakkelijk foto’s,<br />

tekeningen of tabellen kunt vinden over een bepaald<br />

onderwerp. Deze kun je zo aan een powerpoint<br />

toevoegen vanuit dit programma. Verder is<br />

er toegang tot ruim 12.000 video’s met bijvoorbeeld<br />

(operatie)technieken en echo’s, en 4.600<br />

richtlijnen van diverse organisaties.<br />

Daarnaast wil Clinical Evidence een praktisch hulpmiddel<br />

zijn om snel iets op te zoeken in de spreekkamer,<br />

iets waarvoor Up-to-Date tot nu toe vooral<br />

een handig hulpmiddel is gebleken. Een belangrijke<br />

feature in dit opzicht is First Consult.<br />

Als voorbeeld typte ik lyme in. Tijdens het typen<br />

verschijnen al opties, maar als je op search klikt<br />

kom je in het volgende scherm, zie afb. 1.<br />

Het menu in de linkerbalk biedt de mogelijkheid extra<br />

zoekcriteria toe te voegen zoals Content Type<br />

(alleen boeken, relevante tijdschriftartikelen, First<br />

Consult, Guidelines etc.), Studietype (meta-analyse,<br />

RCT etc.) en tijdvak. Hou in de gaten dat het<br />

hier - behalve wat betreft Medline - gaat om Elsevier-bronnen.<br />

Dat zijn er veel en dat is handig als<br />

je je snel wilt inlezen in een onderwerp, maar het is<br />

niet voldoende voor het schrijven van een artikel,<br />

het maken van een CAT, of een systematic review.<br />

Dan is een degelijke opgezette search in PubMed<br />

nodig. Voor hulp kun je contact opnemen met de<br />

informatiespecialisten van de Medische Bibliotheek<br />

OLVG.<br />

Bibliotheek@olvg.nl 3805<br />

22 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>


Statistieken<br />

OLVG Publicaties<br />

Lea Dijksman, onderzoekscoördinator OLVG<br />

45<br />

40<br />

35<br />

Het aantal publicaties van één of meer OLVG-medewerkers<br />

van 2010 tot en met 2012, opgesplitst naar afdeling<br />

aantal 2010 aantal 2011 aantal 2012<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Algemene Chirurgie<br />

Hartcentrum OLVG<br />

Dermatologie<br />

Gynaecologie/Verloskunde<br />

Interne Geneeskunde<br />

Keel-Neus-Oorziekten<br />

Kindergeneeskunde<br />

Longgeneeskunde<br />

Maag-Darm-Leverziekten<br />

Neurologie<br />

Oogheelkunde<br />

Orthopedie<br />

Plastische Chirurgie<br />

Psychiatrie en Medische Psychologie<br />

Urologie<br />

Anesthesiologie & Operatiekamers<br />

Apotheek<br />

HKCL<br />

Intensieve Geneeskunde<br />

Medische Microbiologie<br />

Pathologie<br />

Radiologie<br />

Reumatologie<br />

Spoedeisende Hulp<br />

Huisartsen<br />

TH<br />

Scan deze QR-code voor<br />

een overzicht van alle<br />

publicaties van het OLVG.<br />

colofon<br />

<strong>Onze</strong> <strong>Lieve</strong> <strong>Wetenschap</strong> (speciale editie van het<br />

OLVG Magazine) is een onafhankelijk, wetenschappelijke<br />

uitgave van Teaching Hospital van het<br />

<strong>Onze</strong> <strong>Lieve</strong> Vrouwe Gasthuis. Met deze uitgave wil<br />

het OLVG wetenschappelijk onderzoek stimuleren<br />

en praktisch ondersteunen. De uitgave verschijnt<br />

twee keer per jaar en wordt in de eigen organisatie<br />

en onder Santeon- en STZ-ziekenhuizen in<br />

Nederland verspreid.<br />

Redactie<br />

Dr. L.C. Baak, maag- darm- leverarts; drs. A. Berenschot,<br />

medewerker bibliotheek; dr. P.S. van Dam,<br />

internist, voorzitter CWOO; drs. L.M. Dijksman,<br />

onderzoekscoördinator; drs. M.G. van Pampus,<br />

gynaecoloog; drs. S. Rijkenberg, klinisch epidemioloog<br />

ICU en Bureau <strong>Wetenschap</strong>; dr. M. van<br />

Schilfgaarde, onderzoeker HKCL; dr. V.A.B. Scholtes,<br />

onderzoekscoördinator orthopedie,<br />

dr. M.F. Schutte, directeur Teaching Hospital;<br />

drs. W. Stilma, ICU verpleegkundige, R. Zeijpveld,<br />

communicatiemedewerker.<br />

Redactie- en administratieadres<br />

<strong>Onze</strong> <strong>Lieve</strong> Vrouwe Gasthuis<br />

<strong>Wetenschap</strong>sblad<br />

t.a.v. L.M. Dijksman<br />

Postbus 95500<br />

1090 HM Amsterdam<br />

Telefoon: (020) 599 40 17<br />

Fax: (020) 599 28 82<br />

E-mail: wetenschap@olvg.nl<br />

Hoofdredactie: Saskia Rijkenberg/Lea Dijksman<br />

Bladcoördinator: Saskia Rijkenberg<br />

Eindredactie: Ronald Zeijpveld/Ineke Overtoom<br />

Interviews: Judith Vocking, www. pieroppapier.nl<br />

Cartoon: Jaap Stiemer, www.jaapstiemer.nl<br />

Vormgeving: Grafisch servicebureau Ruparo,<br />

www.ruparo.nl<br />

Foto’s en illustraties: Sascha van Holt en<br />

Joep Maeijer, Audiovisuele Zaken OLVG<br />

Druk: Grafisch servicebureau: Ruparo,<br />

www.ruparo.nl<br />

Oplage: 750 stuks<br />

Oproep<br />

Wilt u ook onderzoeksresultaten publiceren?<br />

Heeft u een interessant artikel dat u wilt delen?<br />

Of wilt u reageren op het magazine?<br />

Neem dan contact op met onze redactie.<br />

wetenschap@olvg.nl<br />

Jaargang 6 nummer 1, <strong>april</strong> <strong>2013</strong><br />

<strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>| 23


korte berichten<br />

Cursus Evidence Based<br />

Medicine in het OLVG<br />

Hoe stel ik een klinische vraag op als PICO?<br />

En hoe vind ik het best beschikbare bewijs<br />

om een klinische vraag te beantwoorden? Op<br />

maandag 23 september en dinsdag 24 september<br />

<strong>2013</strong> organiseert Teaching Hospital<br />

weer de tweedaagse cursus Evidence Based<br />

Medicine in de klinische praktijk. De cursus<br />

is bestemd voor specialisten, artsen in opleiding<br />

en verpleegkundigen met affiniteit voor<br />

wetenschappelijk onderzoek. Meer weten? Ga<br />

naar de cursuscatalogus op: mijnleerportaal.<br />

olvg.nl<br />

Abstracts<br />

gezocht!<br />

<strong>Onze</strong> <strong>Lieve</strong> <strong>Wetenschap</strong><br />

is op zoek naar abstracts.<br />

Heb jij onlangs<br />

een onderzoek gepubliceerd<br />

en wil je hierover<br />

een Nederlandse samenvatting<br />

schrijven? Dan<br />

is dit je kans om in <strong>Onze</strong><br />

<strong>Lieve</strong> <strong>Wetenschap</strong> te<br />

staan! Meer weten?<br />

wetenschap@olvg.nl<br />

Beeld: 24_korte berichten: platform wetenschap<br />

(laatste persoon rechts mag eraf geknipt<br />

worden)<br />

CAT-walk 2012<br />

OLVG CAT-walk!<br />

Platform <strong>Wetenschap</strong> OLVG<br />

<strong>Wetenschap</strong> is één van de speerpunten<br />

van het OLVG. Daarom hebben de<br />

Commissie <strong>Wetenschap</strong>pelijk Onderzoek<br />

OLVG en Bureau <strong>Wetenschap</strong> eind<br />

november de eerste stap gezet voor<br />

het oprichten van ‘het OLVG Platform<br />

<strong>Wetenschap</strong>’. Doel van dit platform<br />

is het stimuleren en coördineren van<br />

wetenschappelijke activiteiten in de<br />

units en in het OLVG. Inmiddels is er<br />

binnen iedere unit een staflid gevonden<br />

dat bereid is om te fungeren als<br />

contactpersoon en aanspreekpunt voor<br />

wetenschap. Het Platform <strong>Wetenschap</strong><br />

zal twee keer per jaar bijeenkomen.<br />

Meer informatie? L.M.Dijksman@<br />

olvg.nl of mijnleerportaal.olvg.nl<br />

(wetenschap)<br />

Op 12 juni vindt de CAT-walk <strong>2013</strong> plaats van<br />

13.30-18.00 in hotel Arena! Tijdens deze middag<br />

worden de tien beste Critically Appraised<br />

Topics gepresenteerd aan het publiek. Een deskundige<br />

jury beoordeelt tijdens de CAT-walk<br />

de voordrachten op presentatie, originaliteit<br />

en correcte toepassing van EBM. Degene met<br />

de beste voordracht sleept de hoofdprijs in de<br />

wacht. Informatie over dit evenement is te vinden<br />

op het intranet en op mijnleerportaal.olvg.<br />

nl (wetenschap). Meer weten?<br />

teachinghospital@olvg.nl<br />

24 | <strong>Onze</strong> lieve wetenschap, April <strong>2013</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!