Docentenhandleiding M@W - Van Gogh Museum

Museum@Work
DOCENTENHANDLEIDING VMBO onderbouw
Foto: Luuk Kramer

INHOUD DOCENTENHANDLEIDING MUSEUM@WORK
1 Beknopte achtergrondinformatie pag. 3
2 Opbouw arrangement pag. 5
3 Les 1 - Voorbereidende les pag. 6
4 Les 2 - Museumles pag. 9
5 Les 3 – Verwerking pag. 10
6 Bijlage Voorwerpen in het museum pag. 13
7 Bijlage Affiches van het Van Gogh Museum pag. 14
8 Bijlage Achtergrondinformatie: ontwerpen van affiches pag. 15
9 Bijlage Personeelsadvertentie pag. 16
10 Bijlage Beroepenkaartjes: Wat zijn je taken? pag. 17
11 Bijlage Beroepenkaartjes: Wat moet je kunnen? pag. 18
2

Beknopte achtergrondinformatie
Arrangement
Thema
Doelgroep
Vakgebied
Museum@Work
Het museum als bedrijf
Onderbouw VMBO
Kunstvakken en beroepsoriëntatie
Het arrangement
Museum@Work heeft zijn oorsprong in het door het Van Gogh Museum, het
Rijksmuseum, het Amsterdams Historisch Museum en het Stedelijk Museum
ontwikkelde GRAS-project. Met Museum@Work wil het Van Gogh Museum
leerlingen uit de onderbouw van het VMBO een positieve museumervaring bieden in
de vorm van een interactief bezoek, dat aansluit op hun eigen leef- en denkwereld.
Het arrangement richt zich daarbij op het museum als bedrijf. Leerlingen maken
actief kennis met de verschillende bedrijfsmatige activiteiten van het Van Gogh
Museum. Zo komen onder andere beveiliging, transport, inrichting en commerciële
taken aan bod. Uiteraard wordt ook aandacht besteed aan het museum als
bewaarplek van belangrijk cultureel erfgoed.
Naast Museum@Work biedt het Van Gogh Museum nog twee andere
arrangementen voor het VMBO: Haken & Ogen en Trendwatcher.
De museumdocent
Museumdocenten spelen een belangrijke rol bij het verwezenlijken van de
doelstellingen van het programma en zijn niet te vergelijken met de traditionele
rondleiders in een museum. De museumdocent die de museumles van
Museum@Work geeft vertelt niet alleen een verhaal, maar zal de leerlingen door
middel van vragen en tegenvragen zélf tot een verhaal laten komen.
Daarnaast begeleidt hij of zij de leerlingen bij een klein onderzoek en bij het maken
van gestructureerde opdrachten, die weergeven hoe het er in een bedrijf als een
museum aan toe kan gaan.
Algemene doelstellingen
• Leerlingen krijgen een bredere kijk op de wereld door middel van de
kunstvoorwerpen in het Van Gogh Museum. Deze bieden de gelegenheid het
heden en verleden met elkaar te vergelijken en in te gaan op onderwerpen die
inhaken op de eigen belevingswereld van de leerlingen.
• Leerlingen maken actief kennis met het medium museum: het museum als
bewaarplek van cultureel en kunsthistorisch erfgoed, maar ook als bedrijf.
• Leerlingen krijgen een positief beeld van het bezoek aan een museum.
3

Aansluiten op verschillen in het VMBO
Binnen het programma Museum@Work wordt op verschillende manieren rekening
gehouden met de verschillende niveaus van leerlingen in het VMBO. Zo kan een
leerling, zonder ooit eerder in een museum te zijn geweest, de opdrachten tóch met
enig gemak doorlopen. Voor de meer ervaren of snelle leerling wordt in de
museumles verdieping aangebracht.
Leerlingen in het VMBO hebben baat bij korte, succesvolle opdrachten die sterk
variëren. Tijdens hun museumbezoek worden ze dan ook uitgenodigd zelf praktisch
mee te denken met de museumdocent. Mondelinge informatie wordt beperkt tot korte
momenten. Het grootste deel van het bezoek zijn de leerlingen onder leiding van een
museumdocent bezig met praktische opdrachten.
In deze handleiding is er rekening mee gehouden dat sommige scholen er voor
kiezen om Museum@Work onderdeel te laten zijn van een groter project. In deze
docentenhandleiding zijn daarom enkele verwerkingsopdrachten opgenomen die
aansluiten bij het onderwerp van het arrangement.
4

OPBOUW ARRANGEMENT
Les 1
Tijdsduur
Werkvorm
Onderdelen
Voorbereidende les (eigen docent)
ca. 1 lesuur
klassikaal en individueel
inleidend gesprek, opdrachtkaart, film
De leerlingen maken kennis met het project ‘Museum@Work’. Ze bespreken wat een
museum is en wat daar te zien en te doen is. Aan de hand van een film krijgen ze
enig inzicht in het museum als bedrijf,waar verschillende beroepen kunnen worden
uitgeoefend.
Les 2
Tijdsduur:
Werkvorm:
Onderdelen:
Museumles (museumdocent)
75 minuten
groep van 12; voor sommige opdrachten wordt de groep in
kleinere groepjes gesplitst
kijktocht, opdrachtkaarten, praktische opdracht
Onder leiding van een museumdocent bezoeken 2 groepen van maximaal 12
leerlingen het Van Gogh Museum. Aan de hand van een onderzoeksopdracht
ontdekken de leerlingen de verschillende werkzaamheden die daar worden
uitgevoerd. Daarna worden de museumzalen bezocht, waar de leerlingen een indruk
krijgen van de collectie van het museum. Vervolgens wordt in een praktische
opdracht één van de museale werkzaamheden nader uitgelicht.
Les 3
Tijdsduur:
Werkvorm:
Onderdelen:
Verwerkingsles (eigen docent)
Afhankelijk van de gekozen verwerkingsopdracht
klassikaal en in kleine groepjes
terugkoppeling museumbezoek
In deze les wisselen de leerlingen hun ervaringen uit. De opgedane kennis over het
museum als bewaar- en werkplek wordt besproken. Ter verwerking maken de
leerlingen een personeelsadvertentie voor vacatures in het museum, of ze maken als
beeldend eindproduct een affiche voor een tentoonstelling.
5

LES 1 - VOORBEREIDENDE LES
Tijdsduur: ca. 1 lesuur
Opbouw les:
• Inleidend gesprek
• Maken en bespreken opdrachten leerlingenmateriaal
• Bekijken film
• Kort nagesprek
Voorbereiding docent:
• Lezen docentenhandleiding
• Downloaden, doornemen en kopiëren leerlingenmateriaal
Museum@Work
• Eventueel verzamelen van echte materialen als op de pagina met
afbeeldingen Voorwerpen in het museum
• Vooraf bekijken film (ca. 12 minuten)
Benodigdheden:
• Voor elke leerling een kopie van de pagina met afbeeldingen Voorwerpen
in het museum
• Voor elke leerling kopieën van het leerlingenmateriaal
• Film Museum@Work op www.vangoghmuseum.nl
Inleidend gesprek
Tijdsduur: ca. 10 minuten
Doelstelling:
• Vertellen over het aankomende museumbezoek.
• Bespreken wat een museum is en wat er te doen is.
Werkvorm: klassikaal gesprek
U introduceert het thema en alles wat daarmee gemoeid is. Op het bord zet u de
indeling van de les en de datum en de tijden van het aankomende bezoek aan het
Van Gogh Museum. Benoem ook de eventuele afspraken over vervoer. U laat de
leerlingen de afspraken in hun agenda’s noteren.
Allereerst vraagt u naar de functie van een instelling als een museum. Waarvoor
dient het? Wat is het doel ervan? Wat voor soorten musea bestaan er? Daarna
vraagt u de leerlingen voor wie een museum nou eigenlijk bedoeld is. U kunt ook een
vergelijking maken met vitrines op school waarin werk van leerlingen wordt
tentoongesteld, of met vitrines in bibliotheken waarin nieuwe boeken worden
getoond. Beide voorbeelden hebben overeenkomsten met een museum. Vervolgens
vraagt u de leerlingen naar hun eigen ervaringen met museumbezoek.
6

Maken en bespreken opdrachten leerlingenmateriaal
Tijdsduur: ca. 25 minuten
Doelstelling:
• Leren over verschillende soorten musea en verschillende collecties.
• Bespreken wat een museum is en wat er te doen is.
Werkvorm: Zelfstandig werken; individueel of in tweetallen
Materiaal:
• Voor elke leerling het blad Voorwerpen in het museum op pagina 13.
Na de introductie gaan de leerlingen aan de slag met de individuele opdrachtenkaart
Wat is een museum? Op eenvoudige wijze worden, onder andere, vragen gesteld
over welke voorwerpen een museum kan verzamelen, over de kenmerken van
museale voorwerpen en de taken van een museum met betrekking tot de collectie.
Als de leerlingen de opdrachten hebben gemaakt, bespreekt u deze kort na. Daarna
geeft u de leerlingen het blad met de Voorwerpen in het museum.
Het gesprek gaat vervolgens geleidelijk over op het onderwerp Het museum als
bedrijf. De afgebeelde voorwerpen hebben van alles te maken met werken in het Van
Gogh Museum, maar het merendeel ervan is geen voorwerp dat direct te maken
heeft met de kunstwerken die er te zien zijn. Vraag de leerlingen wat de voorwerpen
zijn, waar ze in het museum kunnen voorkomen en bij wie (beroep) ze horen. Welke
zouden direct met de kunst te maken kunnen hebben? De voorwerpen vormen
tevens een link naar de korte film.
Identiteitspas voor de medewerkers
Tekstbordje bij een schilderij
Schoonmakerskar
Handschoenen om kunstvoorwerpen mee vast te houden
Vergrootglas voor onderzoek aan de kunstvoorwerpen
Kassasysteem voor de entree
Badge van de beveiliging
7

Bekijken film en kort nagesprek
Tijdsduur: 25 minuten (ca. 15 minuten film en 10 minuten nagesprek)
Doelstelling:
• Het ontdekken van de diversiteit aan werkzaamheden ‘achter de schermen’ in
4 grote Amsterdamse musea: het Van Gogh Museum, het Rijksmuseum, het
Amsterdams Historisch Museum en het Stedelijk Museum.
Werkvorm: Klassikaal bekijken film en klassikaal gesprek
Materiaal:
• Film Museum@Work
Noot
De film Museum@Work is gemaakt in 2002 en toont een aantal oude situaties. De
aard van de getoonde werkzaamheden is echter in principe niet veranderd.
Na de film komt u nog even terug op de voorwerpen. Welke hebben de leerlingen
herkend in de film? Als ze goed hebben gekeken, kunnen zij een aantal voorwerpen
verbinden aan bepaalde werkzaamheden. Aan het eind van de les kan de conclusie
worden getrokken, dat er veel meer activiteiten rond de verzameling van een
museum plaatsvinden dan veel mensen in eerste instantie denken.
8

LES 2 - MUSEUMLES
Tijdsduur: 1 uur en 15 minuten
Voorbereiding docent:
• Leerlingen indelen in groepen van 12
• Met de leerlingen de huisregels van het museum doornemen
• Eventueel regelen van extra begeleiders
• Organiseren van vervoer naar de musea
• Eventueel: verzamelen van de gemaakte opdrachtkaarten ná het
museumbezoek
Inhoud:
Onder begeleiding van een museumdocent ontdekken de leerlingen aan de hand van
een checklist eerst een aantal verschillende werkzaamheden in het Van Gogh
Museum. Daarna krijgen ze een korte rondleiding langs een aantal schilderijen van
Vincent van Gogh. In een interactief gesprek maken de leerlingen kennis met Vincent
van Gogh en met de manier waarop het museum omgaat met zijn schilderijen.
Het resterende tijdsdeel wordt besteed aan één specifiek onderdeel uit de
museumpraktijk, namelijk het vervoer van kunstvoorwerpen. De leerlingen pakken
daarin onder andere een transportkist met een ‘museaal voorwerp’ uit en gaan met
behulp van een Conditierapport aan de slag. De ‘museale voorwerpen’ zijn gemaakt
door een kunstenaar, die zich heeft laten inspireren door Vincent van Gogh.
Huisregels
In het Van Gogh Museum geldt een aantal regels om het bezoek zowel voor
uw groep als voor andere bezoekers prettig te laten verlopen:
• Per 12 leerlingen moet minimaal één docent/begeleider aanwezig zijn.
• U blijft als docent verantwoordelijk voor het gedrag van de leerlingen.
• Tijdens het bezoek dienen docenten/begeleiders bij de leerlingen te blijven.
• Museale objecten mogen niet worden aangeraakt.
• Het is verplicht tassen en jassen af te geven bij de groepsgarderobe.
• In de museumzalen mag niet worden gegeten, gedronken of gerookt.
• Rennen en lawaai zijn niet toegestaan.
• Het maken van foto’s en geluidsopnamen in de museumzalen is niet
toegestaan.
• Aanwijzingen van de museummedewerkers dienen te worden
opgevolgd.
Mochten er bij aankomst nog onduidelijkheden zijn, dan kunt u met uw vragen
terecht bij de museumdocent die u ontvangt.
9

LES 3 - VERWERKING
Tijdsduur: Door docent zelf te bepalen
Opbouw les:
• Klassikaal gesprek
• Maken verwerkingsopdracht Beeldende vakken of Beroepenoriëntatie
Doelstellingen:
• Terugkijken op het museumbezoek
• Verwerken van opgedane ervaringen en kennis in een eindopdracht
• Leren presenteren van eigen werk
Voorbereiding docent:
• Bepalen beschikbare tijd
• Maken keuze verwerkingsopdrachten
• Verzamelen, kopiëren en klaarleggen benodigde materialen
Klassikaal gesprek
Tijdsindicatie: ca. 10 minuten
U kijkt met de leerlingen terug op het museumbezoek en stelt daarbij vragen als:
Wat hebben jullie gezien? Hoe hebben jullie het ervaren? Vonden jullie het een leuk
bezoek? Waarom wel - of waarom niet? Wat vonden jullie het leukst om te doen in
het museum? Wie is het daar mee eens? Is er ook iemand met een heel andere
mening?
U kunt bij dit gesprek eventueel gebruikmaken van de opdrachtkaarten, die de
leerlingen tijdens de museumles hebben gemaakt.
Maken verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht 1: Maak je eigen personeelsadvertentie
Het museum heeft dringend mensen nodig voor verschillende functies. De
medewerkers van een uitzendbureau wordt gevraagd voor een aantal functies een
advertentiekaartje te maken, dat voor het raam van het bureau komt te hangen.
Tijdsduur: ca. 50 minuten
Materiaal:
• Personeelsadvertentie op pagina 16
• Overzichtlijsten Wat zijn je taken? en Wat moet je kunnen? van pagina 17 en
18
• Schrijfpapier
Stel de leerlingen de vraag welke beroepen ze in het museum zijn tegengekomen.
De antwoorden worden op het bord geschreven. Vervolgens kiezen ze uit de
antwoorden één beroep, waarvoor ze een personeelskaartje gaan invullen.
10

Er zijn twee manieren om de personeelsadvertentie in te vullen. De leerling kan
zelfstandig bedenken wat de antwoorden zijn op twee vragen: Wat zijn de taken die
horen bij het gekozen beroep? en Wat moet je eigenlijk kunnen om dit beroep uit te
oefenen? Met die antwoorden kan het kaartje worden ingevuld.
De leerling kan ook op weg worden geholpen met behulp van de overzichtslijsten
Wat zijn je taken? en Wat moet je kunnen? Het is de taak van de leerling de taken en
eigenschappen uit te kiezen die het beste bij het gekozen beroep passen. De
gekozen taken en eigenschappen worden op de personeelsadvertentie geschreven.
Zowel voor de vraag Wat zijn de taken die horen bij het gekozen beroep? als voor
de vraag Wat moet je eigenlijk kunnen om dit beroep uit te oefenen? geldt dat de
leerling maximaal drie antwoorden kan geven. Op deze manier wordt de leerling
gedwongen de antwoorden te geven die het beste bij het gekozen beroep passen.
De gemaakte personeelsadvertenties worden onder en boven elkaar opgehangen
zoals in een uitzendbureau en daarna klassikaal besproken.
Verwerkingsopdracht 2 Ontwerp je eigen affiche
De directeur wil graag dat meer jongeren het museum bezoeken. Daarvoor geeft hij
de afdeling Public Relations de opdracht affiches te laten ontwerpen, die er zo goed
uitzien dat jongeren ook écht naar het museum willen komen. Aan verschillende
vormgevers wordt gevraagd een ontwerp te maken voor dat affiche.
Tijdsduur: 2 à 3 lesuren
Materiaal:
• Achtergrondinformatie ontwerpen van een affiche van pagina 15
• Voorbeelden van affiches van pagina 14
• Eventueel: echte affiches
• Tekenvellen
• Gekleurd papier
• (Kleur-)potloden
• Scharen en lijm
• Linialen
• Eventueel: schildersbenodigdheden
11

Stel de leerlingen de vraag of ze denken dat er veel jongeren zijn die naar een
museum gaan. Waarom zou een museumdirecteur dat graag willen? Weten ze dat
musea speciale mensen in dienst hebben die het museum meer bekendheid moeten
geven, en die manieren bedenken om meer mensen te laten komen? Kennen ze de
termen PR, Public Relations en Marketing? Op welke manieren zou een afdeling PR
meer jonge mensen naar het museum kunnen ‘lokken’? Het Van Gogh Museum is
bijvoorbeeld open op vrijdagavond – en dan is er onder andere muziek, of zijn er
theatrale voorstellingen.
U vraagt de leerlingen om, net als een afdeling PR of Marketing, na te denken hoe
jongeren overgehaald kunnen worden om naar het museum te komen. Wat zou er te
doen moeten zijn? En: wat blijft het belangrijkste in een museum?
Daarna verwerken ze hun boodschap in een affiche. De leerlingen kunnen verder op
weg geholpen worden door een korte uitleg te geven over het ontwerpen van
affiches, bijvoorbeeld met behulp van posters die zijn opgehangen in de klas en met
de afbeeldingen op pagina 14 van deze handleiding. Twee daarvan zijn posters voor
een tentoonstelling, één is gericht op het Vrijdagavondpubliek en één is een
afbeelding van (een detail van) een schilderij van Vincent van Gogh. Uiteraard
krijgen de gemaakte affiches na afloop een plek in het lokaal, of elders in de school.
12

VOORWERPEN IN HET MUSEUM
13

AFFICHES VAN HET VAN GOGH MUSEUM
14

ACHTERGRONDINFORMATIE: ONTWERPEN VAN AFFICHES
Musea gebruiken verschillende manieren om publiek naar tentoonstellingen te
lokken. Eén daarvan is het affiche.
Omdat mensen tegenwoordig overspoeld worden met beeldinformatie (op straat, op
televisie, in tijdschriften, op internet), moet een ontwerper van affiches goed
nadenken over de boodschap die moet worden gegeven. Als mensen naar een
affiche van een museum kijken, moeten ze direct worden geprikkeld om naar het
museum te komen. Daarom moet een affiche er niet alleen goed uitzien, maar ook
eenvoudig zijn. In andere communicatiemiddelen (zoals folders of flyers) kan meer
informatie worden gegeven. Een goed tentoonstellingsaffiche bestaat dan ook uit
niet meer dan een paar elementen:
• Een duidelijke en aansprekende afbeelding
• Een titel
• Het logo van het museum
• De data
Het resultaat hiervan is een affiche dat een bepaalde sfeer uitstraalt. De uitstraling
moet passen bij het museum. Voor elk museum is dit weer anders, want in onze tijd
wordt een museum ook vaak gezien als een merk, dat je meteen moet kunnen
herkennen. Daarbij is ook de doelgroep belangrijk: welke mensen wil je prikkelen om
naar het museum te komen? De ontwerper moet dus rekening houden met
afbeeldingen waar bepaalde groepen mensen graag naar kijken. En dat is niet voor
iedere groep hetzelfde!
Een duidelijke en aansprekende afbeelding
Eén afbeelding is voldoende om mensen nieuwsgierig te maken. Veel meer
informatie is niet nodig, want het beeld doet het werk. Iedereen die geïnteresseerd
raakt door de afbeelding zal zelf zorgen dat hij of zij ergens anders meer informatie
vindt, bijvoorbeeld over openingstijden en toegangsprijzen.
Een titel
Tegenwoordig wordt voor tentoonstellingen vaak voor een zo kort mogelijke titel
gekozen. Een lange titel past minder goed op het affiche. Bovendien moeten er vaak
kleinere letters voor worden gebruikt, waardoor de titel minder opvalt.
Het logo van het museum
In het logo van het museum gaat het vooral om de naam. Een logo zorgt voor de
herkenbaarheid. Je kunt het vergelijken met de logo’s van kledingmerken. Daarom
zal het logo ook zo groot mogelijk op het affiche worden gedrukt.
De data
De data op een affiche geven aan wanneer een tentoonstelling begint en wanneer
deze eindigt.
15

PERSONEELSADVERTENTIE
16

BEROEPENKAARTJES: WAT ZIJN JE TAKEN?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je verzorgt
rondleidingen door
het museum.
Je maakt
programma’s voor
scholieren.
Je schrijft teksten
voor
tentoonstellingen.
Je herstelt oude en
beschadigde
schilderijen.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je onderhoudt
contacten met
belangrijke relaties.
Je bent
verantwoordelijk voor
al het personeel.
Je geeft leiding aan
het hele museum.
Je doet onderzoek
naar schilderijen en
tekeningen.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je helpt bij de
opbouw van
tentoonstellingen.
Je registreert de
uitgifte van sleutels
en toegangspassen.
Je neemt de telefoon
aan.
Je zorgt voor de
schilderijen in het
depot.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je beantwoordt de
vragen van
bezoekers.
Je verkoopt de
audiotours bij de
Audiobalie.
Je wijst bezoekers
de weg in het
museum.
Je houdt de glazen
vitrines in het
museum schoon.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je onderhoudt het
schilderwerk van de
muren.
Je onderhoudt de
verwarming en de
airco.
Je ruimt tafels af bij
het museumcafé.
Je let goed op dat
bezoekers de kunst
niet beschadigen.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je bedient en
repareert machines
en apparaten.
Je controleert alle
betalingen van het
museum.
Je werkt op het
kantoor van de
directeur.
Je vervoert kunst
naar verschillende
bestemmingen.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je houdt de
museumzalen
schoon.
Je typt brieven,
regelt afspraken en
verzend de post.
Je ontwerpt posters,
folders en
briefpapier.
Je controleert de
toegangsbewijzen
van de bezoekers.
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Wat zijn je taken?
Je ontwerpt de
tekstbordjes bij de
schilderijen.
Je verkoopt
ansichtkaarten en
souvenirs.
Je zorgt voor de
veiligheid van de
kunst en de mensen.
Je verkoopt
toegangskaarten.
17

BEROEPENKAARTJES: WAT MOET JE KUNNEN?
Wat moet je
kunnen?
Je kunt goed
omgaan met
mensen.
Wat moet je
kunnen?
Je weet veel van wat
er in musea moet
gebeuren.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in
tekstverwerkingsprogramma’s.
Wat moet je
kunnen?
Je blijft rustig in
spannende en
stressvolle situaties
Wat moet je
kunnen?
Je hebt veel kennis
van schilderijen en
tekeningen.
Wat moet je
kunnen?
Je kunt jezelf goed
presenteren in het
openbaar.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in het
geven van
informatie.
Wat moet je
kunnen?
Je hebt ervaring met
machines en
apparaten.
Wat moet je
kunnen?
Je bent
klantvriendelijk.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in het
werken met je
handen.
Wat moet je
kunnen?
Je kunt goed
zelfstandig werken.
Wat moet je
kunnen?
Je bent creatief.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in het
werken met
bouwmaterialen.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in
samenwerken.
Wat moet je
kunnen?
Je hebt oog voor
details.
Wat moet je
kunnen?
Je bent vriendelijk en
klantgericht, ook in
vervelende situaties.
Wat moet je
kunnen?
Je werkt nauwkeurig.
Wat moet je
kunnen?
Je vindt het niet erg
om buiten kantooruren
te werken.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in het
werken met
tekenmaterialen.
Wat moet je
kunnen?
Je hebt een groot
verantwoordelijkheidsgevoel.
Wat moet je
kunnen?
Je kunt kleuren goed
van elkaar
onderscheiden.
Wat moet je
kunnen?
Je bent in het bezit
van rijbewijs C (voor
vrachtwagens).
Wat moet je
kunnen?
Je hebt verstand van
schildertechnieken.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in
leiding geven.
Wat moet je
kunnen?
Je durft te werken
met kostbare
voorwerpen.
Wat moet je
kunnen?
Je kent (en houdt je
aan) de
verkeersregels.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in
hoofdrekenen.
Wat moet je
kunnen?
Je kunt snel werken,
maar ook netjes en
zorgvuldig.
Wat moet je
kunnen?
Je werkt heel graag
in een team.
Wat moet je
kunnen?
Je kunt goed
organiseren.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in het
schrijven van
brieven.
Wat moet je
kunnen?
Je bent goed in het
schrijven van teksten.
18