18.01.2015 Views

Bijencahier 2010

Bijencahier 2010

Bijencahier 2010

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Fascinerend, essentieel en bedreigd<br />

Bijen<br />

bio-wetenschappen en maatschappij<br />

kwartaal 4 <strong>2010</strong> € 6,–


Cahier 4 | <strong>2010</strong> | 29 e jaargang<br />

Bijen<br />

Het cahier is een<br />

uitgave van Stichting<br />

Bio-Wetenschappen en<br />

Maatschappij (BWM) en<br />

verschijnt vier maal per<br />

jaar. Elk nummer is geheel<br />

gewijd aan een thema uit<br />

de levenswetenschappen,<br />

speciaal met het oog op de<br />

maatschappelijke gevolgen<br />

ervan.<br />

Stichting BWM is<br />

ondergebracht bij de<br />

Nederlandse organisatie<br />

voor Wetenschappelijk<br />

Onderzoek (NWO).<br />

bestuur<br />

Prof. dr. E. Schroten<br />

(voorzitter), J.F.B.C.D.<br />

van Oranje M.Sc. MBA<br />

(vicevoorzitter),<br />

dr. J.J.E. van Everdingen<br />

(penningmeester), dr. A.<br />

van der Auweraert, prof.<br />

dr. P.R. Bär, prof. dr. J.M.<br />

van den Broek, prof. dr. J.T.<br />

van Dissel, prof. dr. J.P.M.<br />

Geraedts, prof. dr. J.A.<br />

Knottnerus, prof. dr. N.M.<br />

van Straalen<br />

beeldredactie<br />

B en U<br />

International Picture<br />

Service, Diemen<br />

vormgeving<br />

Studio Bassa, Culemborg<br />

druk<br />

Groen Media Services,<br />

Leiderdorp<br />

informatie en<br />

bestellingen<br />

Stichting Bio-<br />

Wetenschappen<br />

en Maatschappij<br />

Postbus 93402<br />

2509 AK Den Haag<br />

telefoon: 070-34 40 781<br />

e-mail: bwm@nwo.nl<br />

www.biomaatschappij.nl<br />

© Stichting BWM<br />

ISBN/EAN 978-90-73196-60-5<br />

Stichting BWM heeft<br />

zich ingespannen om alle<br />

rechthebbenden van de<br />

illustraties in deze uitgave<br />

te achterhalen. Mocht u<br />

desondanks menen rechten<br />

te kunnen laten gelden, dan<br />

verzoeken wij u vriendelijk<br />

om contact met ons op te<br />

nemen.<br />

CU-COC-805008<br />

redactie<br />

Dr. Tjeerd Blacquière,<br />

prof. dr. Nico van Straalen,<br />

ir. Rob Buiter (eindredacteur)<br />

bureau<br />

drs. Saskia van Driel<br />

Bio-Wetenschappen<br />

en Maatschappij


Inhoud<br />

Voorwoord 2<br />

1 In den beginne was er<br />

de honingbij 5<br />

Voor den beginne was er de solitaire bij 8<br />

2 Eén voor allen, allen voor één 13<br />

Taken in het bijenvolk 14<br />

Communicatie 17<br />

3 De evolutie van bloemetjes<br />

en bijtjes 23<br />

Foeragerende bijen gezocht 25<br />

Trouw aan een plant 28<br />

7 Bedreigde bijen 65<br />

Waarom verdwijnen de bijen 68<br />

Epiloog 78<br />

Begrippenlijst 80<br />

Meer informatie 82<br />

Auteurs 83<br />

Illustratieverantwoording 84<br />

4 Mag ik deze dans van u 33<br />

5 Brood met honing 43<br />

Honing is brandstof 45<br />

6 De genen van de bij 51<br />

Herkomst en verspreiding via genetica<br />

ontrafeld 55<br />

Genetica van verzamelgedrag 57<br />

Bescherming tegen ziekten en gif 59


Voorwoord<br />

In nederland zijn ongeveer 7.000 imkers<br />

actief. Samen hebben zij bijna 80.000 bijenvolken<br />

onder hun hoede, dat wil zeggen: in<br />

de zomer. De overgrote meerderheid van deze<br />

mensen houdt bijen als hobby. Slechts een tiental<br />

is professional, bijvoorbeeld omdat ze in dienst<br />

zijn van een zaadteeltbedrijf of een fruitteler.<br />

Dat neemt niet weg dat ook al die hobbyisten een<br />

professionele prestatie leveren. Hun bijenvolken<br />

zorgen voor de bestuiving van fruitbomen, zoals<br />

appel, kers en peer, van planten als aardbei en<br />

courgette, en ook van een landbouwgewas als<br />

koolzaad. Zouden er geen bijen en andere bestuivers<br />

meer zijn, dan zou er 10% minder voedsel<br />

geproduceerd worden. Voor Nederland kom je dan<br />

tot een derving van ruim 1 miljard euro per jaar.<br />

Omgerekend betekent dit dat één bijenvolk, van<br />

een hobbyist of niet, ¤ 12.500,- opbrengt voor de<br />

Nederlandse land- en tuinbouw.<br />

Vergrijzende imkers en stervende bijen<br />

Er was een tijd dat we veel meer imkers hadden<br />

in Nederland. Kort na de Tweede Wereldoorlog<br />

hadden we bijvoorbeeld 32.000 georganiseerde<br />

imkers. Dat aantal ging lange tijd neer, en vervolgens<br />

weer op. De definitieve terugloop werd<br />

rond 1984 ingezet. Waar de rest van de land- en<br />

tuinbouw minder boeren kreeg die samen net<br />

zoveel of zelfs meer gingen produceren, liep in de<br />

bijenhouderij zowel het aantal imkers terug, als<br />

het totaal aantal bijenvolken. Voor een deel komt<br />

deze terugloop door de vergrijzing van de imkerij.<br />

De gemiddelde Nederlandse bijenhouder is zestig<br />

jaar oud.<br />

Daarbij komt een ander, vooralsnog ongrijpbaar<br />

probleem: de wintersterfte onder de bijen. Iedere<br />

winter sterft een deel van de volken. In de zomer<br />

wordt dat probleem normaal gesproken vanzelf<br />

weer opgelost. Maar de afgelopen jaren lijkt er<br />

sprake van een veel grotere sterfte dan normaal.<br />

Onderzoek, zowel in Nederland als daarbuiten,<br />

heeft nog geen definitieve vinger op de zere plek<br />

kunnen leggen.<br />

Geen geld voor onderzoek<br />

Ondanks hun professionele prestaties, wreekt<br />

zich hier de hobbystatus van de meeste Nederlandse<br />

imkers. Professor Jacobs, een autoriteit<br />

op het gebied van bijen aan de Universiteit Gent,<br />

becijferde ooit dat bijen na koeien en varkens de<br />

grootste economische toegevoegde waarde hebben<br />

van alle ‘landbouwhuisdieren’. Ondanks die<br />

hoge economische status, kunnen de betrokken<br />

hobbyisten onmogelijk het benodigde geld voor<br />

2<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Bijen zorgen voor<br />

de bestuiving van<br />

gewassen als koolzaad.<br />

meer kennis over dit ongekende talent onder brede<br />

groepen in de samenleving wordt verspreid, hoe<br />

beter. Want het is ondertussen wel duidelijk dat<br />

het veel meer is dan een oude-mannenprobleem<br />

wanneer de bijen uit ons land verdwijnen.<br />

Voorzitter van de Nederlandse Bijenhouders<br />

Vereniging<br />

Jan Dommerholt<br />

onderzoek opbrengen waarmee de praktische<br />

problemen in de bijenhouderij onderzocht zouden<br />

moeten worden.<br />

De Nederlandse bijenhouders pleiten daarom,<br />

naar goede Nederlandse traditie, voor een heus<br />

Deltaplan, een Deltaplan Bijenhouderij. Zo vinden<br />

de bijenhouders dat het landbouwonderwijs<br />

weer, net als vroeger, bijenhouders moet opleiden.<br />

Daarnaast moet er meer oog komen voor de zogenoemde<br />

drachtplanten. Onder andere gemeenten<br />

zouden meer ‘bijenbloemen’ in hun bermen en op<br />

hun velden moeten planten en in Nederlandse bossen<br />

zouden ook weer lindebomen moeten komen.<br />

Daarnaast zou onze overheid het goede voorbeeld<br />

van ondermeer de Duitsers moeten volgen en<br />

meer geld moeten uittrekken voor onderzoek naar<br />

de problemen van de bijenhouderij.<br />

Ik ben erg enthousiast over het initiatief van<br />

de Stichting Biowetenschappen en Maatschappij<br />

om een cahier te maken over de bedreigde bij. Hoe<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 3


Na een lange geschiedenis in onze cultuur<br />

maakt de honingbij nu roerige tijden door.<br />

Maar er zijn toch nog veel meer bijen dan<br />

honingbijen alleen!<br />

4<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


1 In den beginne<br />

was er de honingbij<br />

de bijen verdwijnen.’ De krantenkoppen<br />

liegen er niet om, de<br />

laatste jaren. Imkers zien door mysterieuze<br />

oorzaken hele bijenvolken ‘Help,<br />

in het niets verdwijnen. En niemand die er iets aan<br />

lijkt te kunnen doen. Hoe erg is dat<br />

Hoe ver je ook teruggaat in de geschiedenis<br />

van de moderne mens in Europa, altijd maakte de<br />

honingbij er deel van uit. In onze regio is dat sinds<br />

het terugtrekken van het landijs na de laatste<br />

ijstijd, zo’n 10.000 jaar terug. Sommigen denken<br />

dat de honingbij hier is gebracht door de Romeinen,<br />

maar honingbijen kwamen hier van nature<br />

al voor en werden door onze voorouders al van<br />

hun honing bestolen. Wel brachten de Romeinen<br />

kennis mee over bijenhouderij, iets wat hier nog<br />

helemaal niet bestond. Je zou hooguit kunnen<br />

zeggen dat latere erfgenamen van de Romeinse<br />

cultuur – Spanjaarden, Portugezen, Engelsen en<br />

Nederlanders – de honingbij naar werelddelen<br />

hebben gebracht waar ze niet voorkwam: Amerika<br />

en Australië.<br />

De eerste bijenhouderij in Europa<br />

Het is niet vreemd dat mensen snel ‘iets hadden’<br />

met bijen. Een bijenvolk vertegenwoordigde<br />

waardevolle producten, zoals honing en bijenwas.<br />

Naast gedroogde zoete vruchten, was honing<br />

eigenlijk de enige natuurlijke goed oogstbare<br />

zoetstof. Bijenwas kon worden gebruikt voor het<br />

dichtmaken van aardewerk keukengerei en boten<br />

en voor het maken van kaarsen.<br />

Aanvankelijk werden de bijenvolken die bijvoorbeeld<br />

in een holle boom in het bos werden gevonden<br />

simpelweg beroofd van hun honing en raten<br />

met larven en poppen. Deze vorm van ‘honingjagen’<br />

bestaat nog steeds in sommige delen van<br />

Afrika en Azië. Later probeerde men bijenvolken<br />

te lokken naar nissen in muren van huizen en<br />

boerderijen. Weer later zette men gevlochten<br />

korven op, waar bijenzwermen zich spontaan in<br />

vestigden. Daardoor ontstond de mogelijkheid om<br />

te gaan imkeren: je kon de volken wegbrengen<br />

naar een plek waar op dat moment veel te halen<br />

was voor de bijen, bijvoorbeeld naar de hei. Zo<br />

verhoogde je de honingoogst.<br />

Deze primitieve vorm van imkeren was tot<br />

halverwege de negentiende eeuw nog gangbaar,<br />

maar eigenlijk was het nog steeds vooral honingjagen.<br />

Om de honing te oogsten moest je de korf<br />

‘slachten’. Pas toen in de negentiende eeuw de<br />

bijenruimte werd ontdekt (de afstand die bijen zelf<br />

aanhouden tussen hun raten), kon een kast worden<br />

ontworpen waarin de ramen los hangen. Door<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 5


Het aanhouden van<br />

‘bijenruimte’ maakt het<br />

mogelijk raten uit de kast<br />

te halen.<br />

Bijen komen al in Egyptische<br />

hiërogliefen voor.<br />

vraag 1<br />

Wat is het verschil tussen<br />

een koe en een honingbij<br />

de bijen te volgen in hun natuurlijke opbouw van<br />

het nest werden de ramen niet meer aan elkaar<br />

gebouwd. Daardoor kon de imker voortaan raten<br />

uit de kast lichten, bijvoorbeeld om het broed te<br />

bekijken, om ze daarna terug te hangen zonder het<br />

broednest te beschadigen.<br />

De allereerste imkers<br />

Uit Egyptische hiërogliefen blijkt dat in de tijd<br />

van de farao’s al een goed ontwikkelde imkerij<br />

bestond. De liggende buizen van terracotta die je<br />

op die afbeeldingen kunt zien, worden tot de dag<br />

van vandaag gebruikt in het Midden-Oosten. Deze<br />

‘bijenwoningen’ kennen geen losse ramen, maar<br />

het is toch mogelijk honing te oogsten zonder<br />

het volk te beschadigen. Bijen slaan de honing<br />

op rondom het broednest, zo ver mogelijk van de<br />

ingang. Door van de achterkant de honingraat<br />

los te snijden kan geoogst worden zonder het<br />

broednest te beschadigen. De bijen moeten dan<br />

natuurlijk wel nieuwe honingraten bouwen. In<br />

de Swattvallei (Pakistan) zijn dergelijke liggende<br />

buizen soms geïntegreerd in de muur van het<br />

huis, waarbij de achterkant vanuit de keuken kan<br />

worden geopend.<br />

Dode bijen meer dan ‘pech’<br />

De afgelopen jaren is er veel aandacht in de media,<br />

maatschappij en politiek voor de honingbijen.<br />

Het zijn vooral verontrustende berichten over het<br />

massaal sterven van bijenvolken en over de sterke<br />

achteruitgang van de bijenhouderij in Europa en<br />

Noord- Amerika. Is dat een typisch geval van ‘pech<br />

gehad’ of is er meer aan de hand Je zou kunnen<br />

zeggen dat zonder honing het leven gewoon doorgaat.<br />

En er is toch ook nog riet- en bietsuiker<br />

Naast het maken van zoetstof en was, is er nog<br />

een derde ‘dienst’ die bijen verrichten; een dienst<br />

die nog vele malen belangrijker is. De bestuiving<br />

van bloemen door bijen die stuifmeel en nectar<br />

oogsten is veel waardevoller dan alle honing en<br />

bijenwas bij elkaar. Sterker nog: bestuiving is<br />

onmisbaar. Oog voor het nut en de waarde van de<br />

bestuiving ontstond pas in de tweede helft van<br />

negentiende eeuw. In de eerste helft van de twintigste<br />

eeuw werden vervolgens talloze onderzoeken<br />

gedaan om het belang voor allerlei gewassen<br />

vast te stellen.<br />

Bijen zijn goed in massaproductie<br />

De wereldbevolking groeit nog steeds als kool. De<br />

wereldvoedselproductie zal mee moeten groeien.<br />

Dit is alleen mogelijk als er schaalvergroting<br />

optreedt. Dat betekent automatisch dat de afhankelijkheid<br />

van de honingbij nog veel groter gaat<br />

worden dan nu het geval is. Juist honingbijen rich-<br />

6<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


ten zich op grootschalig, massaal bloeiende planten,<br />

desnoods ver van hun nestholte of bijenkast.<br />

Alleen de honingbij kan worden aangevoerd bij<br />

grootschalig geteelde bloeiende gewassen. Andere<br />

bestuivers, zoals solitaire bijen en andere insecten,<br />

opereren op een veel kleinere schaal vlakbij hun<br />

nestjes, en zijn veelal moeilijk te verplaatsen.<br />

De honingbij is niet te temmen<br />

Op het eerste gezicht past de honingbij in het rijtje<br />

hond, kat, koe en kip: het lijkt een gedomesticeerd<br />

dier. Toch is de honingbij eigenlijk nooit een echt<br />

huisdier geworden, laat staan een landbouwhuisdier.<br />

Een zwerm honingbijen die werd gelokt of<br />

gevangen, werd misschien eventjes huisdier, maar<br />

een ontsnappende zwerm van een boer of imker<br />

verdween in de natuur en werd net zo makkelijk<br />

weer een wild volk. Eigenlijk was er geen verschil.<br />

Zo werkt het nog steeds in Afrika en in Zuid-Amerika,<br />

waar de meeste bijenvolken in het wild leven.<br />

Wilde honingbij en getemde bij zijn dezelfde. De<br />

honingbij valt niet te domesticeren.<br />

Dat wil niet zeggen dat imkers niet hun best<br />

hebben gedaan om bijen aan te passen aan hun<br />

behoefte. Ze hebben gezocht naar ‘superkoninginnen’<br />

waarmee ze hun volk zouden kunnen veredelen.<br />

Daarmee hebben ze gezorgd voor vermenging<br />

van de erfelijke eigenschappen van oorspronkelijk<br />

van elkaar gescheiden ondersoorten. Erg ver zijn<br />

ze niet gekomen met dat fokken en veredelen.<br />

Deze fokkers hebben hooguit, en dan alleen nog<br />

maar zo af en toe, een bijenvolk gecreëerd dat wat<br />

minder steeklustig werd en wat minder de neiging<br />

had om te zwermen. Selectie van honingbijen is<br />

ook niet zo gemakkelijk. Paring van de – al dan<br />

niet door de fokker geselecteerde – koningin met<br />

wel 15 tot 20 darren gebeurt vrij in de lucht.<br />

Uiteindelijk is de honingbij niet afhankelijk<br />

geworden van de imker. Het gedrag is nauwelijks<br />

veranderd, en bijen regelen hun voortplanting en<br />

hun huishouden nog steeds onafhankelijk van de<br />

boer of de imker. Bijen zorgen ook voor hun eigen<br />

voorraad van stuifmeel en honing voor de winter.<br />

Dat de imker ’s winters suiker moet bijvoeren is<br />

alleen omdat hij die voorraad honing eerst heeft<br />

‘gestolen’.<br />

Ook natuur vaart wel bij de bij<br />

Hoewel honingbijen belangrijk zijn voor de<br />

bestuiving van landbouwgewassen, zijn die<br />

landbouwgewassen op hun beurt maar een klein<br />

onderdeel van het voedselpakket van de honingbij.<br />

De meeste nectar en stuifmeel halen bijen van<br />

wilde planten. Het kan dan ook niet anders zijn<br />

dan dat de honingbij ook een belangrijke rol speelt<br />

in de bestuiving van rijk bloeiende planten in de<br />

natuur.<br />

Wat heeft Einstein toch met bijen!<br />

Typ ‘Einstein’ en ‘bijen’<br />

in op Google: 236.000<br />

hits. ‘Einstein’ en ‘bees’:<br />

zelfs 541.000 hits. De<br />

natuurkundige zou ooit<br />

gezegd hebben dat de<br />

mens binnen enkele<br />

jaren na het verdwijnen<br />

van de honingbij ook het<br />

veld zou ruimen. ‘Zou’,<br />

want een van de eerste<br />

hits bij de Engelstalige<br />

zoekopdracht stelt al<br />

dat die ‘famous quote’<br />

‘bogus’ is: kletskoek. Als<br />

zo’n broodje aap eenmaal<br />

rondgaat, dan is er<br />

blijkbaar geen houden<br />

meer aan.<br />

De mens zal inderdaad<br />

niet meteen verhongeren<br />

zonder honingbijen,<br />

maar recent onderzoek<br />

laat wel zien dat we veel<br />

moeten inleveren aan<br />

gezonde voedselgewassen<br />

als de bestuiving<br />

door bijen en andere<br />

bestuivers ophoudt:<br />

groenten, noten en<br />

ook genotmiddelen als<br />

koffie en chocola zijn<br />

afhankelijk van insecten<br />

als bestuivers. Bovendien<br />

is sinds de jaren<br />

tachtig ons voedselpakket<br />

wereldwijd aan het<br />

veranderen. Het blijkt<br />

vraag 2<br />

Bijenhouders claimen<br />

een belangrijke rol voor<br />

hun honingbijen in de<br />

wilde natuur. Maar die<br />

natuur redde zich toch<br />

ook prima vóór er imkers<br />

waren!<br />

Einstein had toch echt meer<br />

met natuurkunde dan met<br />

bijen.<br />

dat we steeds meer<br />

gewassen gebruiken<br />

die afhankelijk zijn van<br />

bestuiving.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 7


vraag 3<br />

Waarom is een tuin in<br />

een woonwijk aantrekkelijker<br />

voor solitaire<br />

bijen dan een agrarisch<br />

gebied<br />

Voor den beginne was er de solitaire bij<br />

Al met al is en was de honingbij van groot belang<br />

in onze cultuur en ook in de natuur. Toch kunnen<br />

entomologen (biologen die zich bezighouden met<br />

insecten) als door een bij gestoken reageren als<br />

een gesprek over bijen alleen maar over de honingbij<br />

gaat. Al ver voor de mens enig benul had van<br />

bijen, honing of was, vlogen er letterlijk duizenden<br />

verschillende soorten bijen op aarde rond.<br />

De dierenklasse van de insecten is door biologen<br />

ingedeeld in diverse zogenoemde ordes. Eén daarvan<br />

wordt gevormd door de vliesvleugeligen (de<br />

Hymenoptera). De bijen vallen samen met de wespen<br />

en mieren onder die orde. Over de hele wereld<br />

zijn maar liefst 20.000 soorten bijen bekend. Daar-<br />

De bijensteek<br />

Bijen verdedigen zichzelf<br />

en hun volk door te steken.<br />

Bijengif is een potent<br />

gif, maar je lichaam kan<br />

er ook aan wennen. De<br />

meeste imkers hebben<br />

na enige tijd met bijen te<br />

hebben gewerkt geen last<br />

meer van een bijensteek,<br />

al zullen ze meestal wel<br />

met een kap op werken<br />

om hun gezicht en<br />

ogen te beschermen.<br />

De steek van een bij kan<br />

gevaarlijk zijn wanneer<br />

er een heftige allergische<br />

reactie optreedt. Omdat<br />

er weerhaakjes zitten<br />

aan de angel van een bij,<br />

blijft de angel met de<br />

gifblaas in je huid achter<br />

wanneer je door een bij<br />

wordt gestoken. De bij<br />

overleeft dat niet. Bijen<br />

reageren ook op elkaar,<br />

wanneer een ‘vijand’<br />

wordt aangevallen. Dat<br />

verklaart de verhalen van<br />

hele zwermen dolle bijen.<br />

Als bijen wespen steken,<br />

of bijen uit een naburig<br />

volk, kunnen ze hun angel<br />

wel ongeschonden terugtrekken.<br />

Onder de verschillende<br />

ondersoorten van de<br />

honingbij is er verschil in<br />

de mate van agressie. Op<br />

Schiermonnikoog wordt<br />

bijvoorbeeld, onder de<br />

min of meer quarantaineomstandigheden<br />

van<br />

een afgelegen eiland, het<br />

ras carnica gekweekt. Dat<br />

zou een minder steeklustig<br />

ras zijn. Het andere<br />

uiterste wordt gevormd<br />

door de kruising van de<br />

Afrikaanse honingbij<br />

(Apis mellifera scutellata)<br />

met verschillende<br />

Europese ondersoorten.<br />

Die ‘geafrikaniseerde<br />

honingbij’ wordt vanwege<br />

Als een bij een mens steekt<br />

blijft de angel met de gifblaas<br />

in de huid achter.<br />

zijn relatieve agressie ook<br />

wel killer bee genoemd.<br />

Doet het altijd goed in<br />

Hollywood.<br />

Er zijn ook claims dat<br />

bijensteken genezend<br />

kunnen zijn, onder andere<br />

voor patiënten met Multiple<br />

Sclerose (MS) of artritis.<br />

De schaarse pogingen<br />

om deze claims op een<br />

deugdelijke manier te<br />

onderzoeken hebben<br />

echter nooit solide bewijs<br />

geleverd.<br />

8<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


van komen ongeveer 350 soorten voor in Nederland,<br />

onderverdeeld in zes families en zesendertig<br />

geslachten. De honingbij is één van die 350 soorten.<br />

Naast de honingbij met de wetenschappelijke<br />

naam Apis mellifera, heb je ook soorten met fraaie<br />

namen als vilt-, dikpoot-, klokjes- of slobkousbijen.<br />

Ook de hommels horen tot de bijenfamilie.<br />

De levensloop van bijen<br />

Verschillende soorten bijen hebben ook heel verschillende<br />

levenscycli. Er zijn sociale, maar vooral<br />

ook heel veel solitaire bijen. Solitair wil zeggen dat<br />

een vrouwtje haar eigen nest maakt. Ze zoekt ook<br />

haar eigen stuifmeel en nectar en in iedere broedcel<br />

legt ze één eitje. Solitaire bijen leven maar een<br />

paar weken. Wanneer een nest is gemaakt en de<br />

eitjes zijn gelegd, dan sterft de bij.<br />

Uit de eitjes komt een larve en na verpopping ontstaat<br />

weer een nieuwe volwassen bij: de imago in<br />

het jargon van de entomologen. De larven en poppen<br />

van bijen zie je normaal gesproken niet omdat<br />

ze in een nest of celletje leven, afgeschermd van de<br />

buitenwereld. Volwassen bijen zie je bijna het hele<br />

jaar door, behalve in de winter. De grote zijdebij,<br />

diverse zandbijen en de wespbijen – die inderdaad<br />

op wespen lijken – vliegen vaak in het voorjaar.<br />

Groefbijen kun je in oktober nog tegenkomen.<br />

Er bestaan verschillende manieren om de winter<br />

door te komen. De ene soort doet dat als pop, de<br />

ander als volwassen bij in een cel, afgesloten en<br />

beschermd tegen de kou. Er zijn soorten die twee<br />

generaties (cycli) per jaar hebben.<br />

Overwinteren zonder honing<br />

Solitaire bijen maken geen honing. In de wintermaanden<br />

hebben ze immers geen voedsel nodig.<br />

Solitaire bijen hebben ook een beperkte actieradius.<br />

Ze vliegen maar een paar honderd meter<br />

op zoek naar de juiste voedselplanten. Er zijn<br />

bijensoorten die maar op één soort plant vliegen.<br />

Dat maakt solitaire bijen heel afhankelijk van de<br />

Wat is een ‘imker’<br />

‘Imker’ is van oorsprong<br />

een West-Germaans<br />

woord dat nu alleen<br />

nog in het Nederlands<br />

bestaat. De herkomst is<br />

onduidelijk. Wat zeker<br />

is, is dat de eerste lettergreep<br />

teruggaat op<br />

‘imme’. Dit is een vooral<br />

in de noordoostelijke<br />

dialecten voorkomend<br />

woord, waarvan de<br />

biotoop waarin zij leven. Als de gewenste bloeiende<br />

plant er niet meer is, bijvoorbeeld omdat een<br />

terreinbeheerder te vroeg maait, dan kan zo’n bij<br />

niet voor nageslacht zorgen en sterft de soort op<br />

die locatie uit.<br />

Een eigen nest bouwen of kraken<br />

Een nest van een solitaire bij kan ongeveer tien<br />

broedcellen bevatten. Nesten kunnen op verschillende<br />

manieren worden gebouwd. Zandbijen<br />

oudste betekenis ‘bijenzwerm’<br />

lijkt te zijn. Het<br />

tweede lid zou ontstaan<br />

kunnen zijn uit ‘caer’,<br />

dat ‘korf’ betekent.<br />

De bleekvlekwespbij is een<br />

zogenoemde koekoeksbij:<br />

zij parasiteert nesten van<br />

andere bijen.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 9


Een vrouwelijke groefbij,<br />

voor de kenners iets heel<br />

anders dan een honingbij!<br />

De tuinhommel door de<br />

ogen van de Hongaarse<br />

post.<br />

kiezen voor een nest in de grond, soms wel een<br />

halve meter diep. Maskerbijen gebruiken vaak een<br />

holle riet- of andere plantenstengel. Verschillende<br />

bijensoorten gebruiken oude kevergangen in dood<br />

hout en harsbijen bouwen van boomhars hun<br />

eigen nest, hangend aan een steen of tak. Er zijn<br />

zelfs bijen die zich hebben gespecialiseerd in het<br />

kraken van een leeg slakkenhuisje. Sommige bijen<br />

bestrijken hun nest met een vloeistof die, eenmaal<br />

opgedroogd, op cellofaan lijkt. Dat zijn de zijdebijen.<br />

Behangersbijen bijten stukjes uit een blad en<br />

maken daar een kokertje van. Die kokertjes kun je<br />

in gaten of spleten vinden.<br />

Sociale bijen<br />

Sommige soorten gedragen zich sociaal. Zo nestelen<br />

zand- en roetbijen graag bij elkaar in de buurt.<br />

Ze vormen hele kolonies. Andere soorten zijn in<br />

principe solitair maar delen de nestingang met<br />

een ander vrouwtje van dezelfde soort. Daarmee<br />

verkleinen ze de kans op het bezoek van een roofinsect<br />

of een parasitair levende bij.<br />

Het kan nog socialer: er zijn bijen die een vorm<br />

van broedzorg hebben ontwikkeld. De nakomelingen<br />

van de groefbij helpen de moeder bij het<br />

verzorgen van de larven. Hommels gaan weer<br />

een stapje verder. Daar helpen de werksters één<br />

moeder (de koningin) met de verdere nestbouw, de<br />

voedselvoorziening en de zorg voor het nageslacht.<br />

Een hommelvolk sterft in de herfst. De nieuw<br />

geboren jonge koninginnen overwinteren zelfstandig<br />

om in het voorjaar weer een nieuw volkje<br />

te starten.<br />

De honingbij is het sociaalst<br />

De honingbij kent de hoogste vorm van sociaal<br />

gedrag. Het is de enige soort die helemaal geen<br />

solitaire levensfase meer kent. Nieuwe volken<br />

ontstaan doordat een groot bijenvolk zich splitst.<br />

Zo’n volk gaat ‘zwermen’. De taken in het bijenvolk<br />

zijn verdeeld tussen één koningin en duizenden<br />

werksters. Deze manier van leven wordt ook wel<br />

een eusociale (‘echt sociale’) leefwijze genoemd.<br />

Koekoeksbijen<br />

Onder de 350 soorten Nederlandse bijen komen<br />

ook bijen voor die niet zelf voor voedsel voor het<br />

nageslacht zorgen. Zij leggen stiekem een eitje in<br />

het nest van een andere bij. Soms eten ze eerst het<br />

eitje van de gastvrouwbij op voordat ze hun eigen<br />

‘koekoekseitje’ leggen. Er zijn in Nederland 97<br />

soorten koekoeksbijen bekend. Sommige soorten<br />

hebben een heel specifieke relatie met hun gastheerbij.<br />

Zo zoekt de grote bloedbij speciaal naar<br />

nesten van de grote zijdebij.<br />

10<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Ook de solitaire bijen zijn kwetsbaar<br />

Door hun specifieke relaties met andere bijen, met<br />

speciale planten en met de rest van hun leefomgeving<br />

zijn de verschillende soorten bijen kwetsbaar.<br />

Anatomie van een werksterbij<br />

Anatomie van de bij<br />

Het is dus zeker niet terecht dat er alleen maar<br />

over honingbijen wordt gesproken als het over<br />

‘bedreigde bijen gaat’. Ook de wilde bijen verdienen<br />

aandacht en bescherming.<br />

Kop Borststuk Achterlijf<br />

antwoord 1<br />

Een moderne, gedomesticeerde<br />

koe is ‘gemaakt’<br />

door de mens. Ze lijkt<br />

niet erg meer op haar<br />

wilde voorouders. Bijen<br />

zijn nooit echt gedomesticeerd.<br />

Ze zijn nog<br />

steeds dezelfde als in de<br />

tijd voordat de mens ze<br />

in een korf lokte.<br />

Antenne<br />

Achtervleugel<br />

Voorvleugel<br />

antwoord 2<br />

Zeker, de natuur kan<br />

prima zonder imkers.<br />

Maar nu de van oorsprong<br />

Aziatische varroamijt<br />

de wilde bijenvolken<br />

heeft uitgeroeid,<br />

heeft de natuur mogelijk<br />

wel groot belang bij de<br />

bijen die imkers houden.<br />

Facetoog<br />

Proboscis (tong)<br />

Angel<br />

De dichte haren op de achterpoten<br />

worden gebruikt als stuifmeelkorf<br />

antwoord 3<br />

Solitaire bijen zijn<br />

vaak erg kieskeurig<br />

wat betreft nectar- en<br />

stuifmeelplanten. In een<br />

tuintje groeien verschillende<br />

soorten bloemen,<br />

die vaak in verschillende<br />

maanden van het jaar<br />

bloeien. Daar is meer<br />

voedsel te vinden dan<br />

op de bloemen van een<br />

gemiddelde akker. Tuintjes<br />

zijn van onschatbare<br />

waarde voor wilde bijen.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 11


Van de 350 verschillende soorten bijen in ons<br />

land leeft alleen de honingbij 100% sociaal.<br />

Zó sociaal dat een honingbijenvolk haast als<br />

één ‘superorganisme’ leeft.<br />

12<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


2 Eén voor allen,<br />

allen voor één<br />

Hoe lang je ook met honingbijen werkt,<br />

de bewondering blijft. Duizenden bijen<br />

krioelen door elkaar en lijken precies<br />

te weten wat ze moeten doen. Het volk<br />

reageert als een eenheid, als een goed geoliede<br />

machine. Je zou haast vergeten dat een bijenvolk<br />

een verzameling individuele bijen is. Het lijkt of<br />

het volk zelf allerlei beslissingen neemt, bijvoorbeeld<br />

bij het zwermen, bij de temperatuurregeling<br />

in het nest of bij het exploiteren van voedselbronnen;<br />

alsof het volk een eigen intelligentie heeft.<br />

De ‘beslissingen’ in een bijenvolk berusten niet<br />

op een georganiseerde monarchie. De koningin in<br />

een bijenvolk heet dan wel koningin, maar blijkt<br />

niet de baas die bepaalt wat er moet gebeuren. Alle<br />

individuen in het volk nemen zelf beslissingen.<br />

De manier waarop ze die beslissingen nemen leidt<br />

tot efficiënt gedrag van het hele volk. Het sociale<br />

gedrag heeft van de honingbij de meest succesvolle<br />

bij ter wereld gemaakt.<br />

Superorganisme<br />

Omdat een bijenvolk zo’n duidelijke eenheid is,<br />

in plaats van een verzameling individuele bijen,<br />

wordt een bijenvolk wel een ‘superorganisme’<br />

genoemd. De nestplaats, bijvoorbeeld een holle<br />

boom, de bijenkast van een imker, of een ongebruikte<br />

schoorsteen, dient als vaste basis waar<br />

voedsel wordt opgeslagen en waar jonge bijen<br />

worden gekweekt om dit organisme in stand<br />

te houden. Binnen deze nestplaats worden de<br />

omstandigheden zo constant mogelijk gehouden<br />

om het broed gecontroleerd te laten groeien. De<br />

bijen proberen de voedselvoorraden op peil te<br />

houden en binnen het broednest is het altijd 34<br />

tot 35 °C. Je kunt bijna spreken over de constante<br />

‘lichaamstemperatuur’ van het volk.<br />

Een nest vol voedselvoorraden en opgroeiende<br />

jonge bijen is een delicatesse voor veel andere<br />

levensvormen. Het bijenvolk moet zich daarom<br />

goed kunnen verdedigen: imkers merken dat als ze<br />

gestoken worden. Maar het is minstens zo belangrijk<br />

dat bijen een goed ontwikkeld hygiënisch<br />

gedrag hebben. Schimmels en bacteriën mogen<br />

geen kans krijgen in het bijenvolk. Een superorganisme<br />

heeft een groot aantal medewerkers nodig<br />

om dit allemaal mogelijk te maken.<br />

Bijenvolken bestaan uit zo’n 10.000 tot 20.000<br />

werksters die in dienst van het volk staan. Het bijenvolk<br />

als superorganisme is dus op veel punten<br />

vergelijkbaar met een gewoon organisme zoals wij<br />

zelf. Zoals de cellen in ons lichaam zich specialiseren<br />

en allerlei verschillende taken uitvoeren, zo<br />

specialiseren bijen zich in een volk.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 13


Evolutionair gesproken kun<br />

je een bijenvolk als een<br />

individu beschouwen.<br />

vraag 1<br />

Waarom kun je een bijenvolk<br />

wel als een superorganisme<br />

beschouwen en,<br />

zeg, een kudde paarden<br />

niet<br />

De belangrijkste reden om van een superorganisme<br />

te spreken is de natuurlijke selectie binnen<br />

de soort. Over het algemeen is het individu<br />

de eenheid die in de evolutie wordt geselecteerd.<br />

Bij honingbijen is het volk de eenheid die goed of<br />

slecht presteert en daardoor door de natuur wordt<br />

geselecteerd.<br />

Taken in het bijenvolk<br />

Het bijennest is opgebouwd uit de raten waarin<br />

voedsel wordt opgeslagen en waarin het bijenbroed<br />

wordt verzorgd. Honingbijen maken raten<br />

van was. Deze was produceren ze zelf. Onder het<br />

achterlijf bevinden zich wasklieren ‘in ruste’, die<br />

bij sommige bijen daadwerkelijk ontwikkelen<br />

tot productieve klieren. In de wasklieren worden<br />

kleine plaatjes was afgescheiden. Met hun kaken<br />

kunnen bijen de kneedbare was goed in allerlei<br />

vormen boetseren. Mooie wasraten waarvan de<br />

zeshoekige cellen perfect in elkaar vallen zijn het<br />

resultaat. De cellen worden zowel gebruikt om<br />

voedsel in op te slaan als om eieren in te leggen.<br />

Eieren worden niet verplaatst. De ontwikkelende<br />

larve en pop blijven in dezelfde cel liggen totdat de<br />

volwassen bij ‘uitloopt’.<br />

In een nest bestaan drie typen cellen. De meest<br />

voorkomende zijn de werkstercellen. Er past<br />

precies een werkster in. De mannelijke darren zijn<br />

een stuk groter dan werksters en daarvoor worden<br />

dan ook grotere cellen gemaakt. Koninginnencellen<br />

zijn heel afwijkend. In plaats van de horizontale<br />

werkster- en darrencellen zijn dit hangende<br />

cilinders.<br />

Voedsters<br />

Veel bijensoorten leggen hun eieren op een<br />

voedselpakket waarna ze de ruimte afsluiten.<br />

Honingbijen doen dit anders. Als de larfjes uit het<br />

ei beginnen te kruipen worden de cellen continu<br />

geïnspecteerd en worden de larven beetje bij<br />

beetje gevoed. Een heel leger van voedsterbijen<br />

houdt zich daarmee bezig. Deze werksters hebben<br />

hun voedersapklieren ontwikkeld. Ze eten<br />

zelf veel stuifmeel om het eiwitrijke voedersap te<br />

kunnen maken. Is de larf ver genoeg ontwikkeld<br />

om te kunnen verpoppen, dan wordt de cel door<br />

werksters afgesloten met een wasdekseltje.<br />

Thermostaat<br />

Voor een goede ontwikkeling van de pop tot volwassen<br />

bij is een constante temperatuur nodig van<br />

ongeveer 34,5 °C. Meestal moeten de bijen het nest<br />

daarom verwarmen. Ze doen dit door te trillen met<br />

hun vliegspieren waarbij ze zich tegen het broed<br />

14<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


aandrukken om de warmte uit de spieren over te<br />

dragen aan het broed.<br />

De temperatuur kan ook te ver oplopen. Net als<br />

zoogdieren moet het bijenvolk zich dan koelen<br />

door het verdampen van water. Bijen hebben<br />

echter geen zweetklieren. In plaats daarvan halen<br />

foerageerbijen water. Andere bijen nemen de druppels<br />

water over met de monddelen en hangen ze<br />

op in afzonderlijke cellen. Ondertussen wapperen<br />

weer andere bijen met hun vleugels en maken zo<br />

een luchtstroom door het nest, waardoor de verdamping<br />

groter wordt.<br />

Voedselkoerier<br />

Naast water voor de thermostaat, haalt de grote<br />

groep foerageerbijen vooral nectar en stuifmeel.<br />

Nectar wordt door voedselverwerkende bijen van<br />

de foerageerbijen overgenomen en opgeslagen.<br />

De nectar moet nog verder ingedampt worden tot<br />

honing met een suikergehalte van ongeveer 80%,<br />

zodat het niet gaat gisten.<br />

Poortwachters en poetsers<br />

Bij de opening van het nest houdt een groep werksters<br />

de wacht en valt vijanden aan die het nest<br />

willen binnendringen. Voor de hygiëne in het nest<br />

is een groep werksters als begrafenisondernemer<br />

bezig. Dode bijen en andere ongerechtigheden<br />

worden uit het nest gesleept en een eind van het<br />

nest gedeponeerd.<br />

De vorm en de oriëntatie van de raat bepalen mede of er een werkster of een koningin uit groeit.<br />

Flexwerkers<br />

Er bestaan nog veel meer taken in het bijenvolk,<br />

maar het beeld is nu al duidelijk: op elk willekeurig<br />

moment zijn er grote en kleine groepen bijen<br />

bezig met allerlei verschillende taken. In een<br />

efficiënte organisatie als het bijenvolk moeten<br />

deze taken verdeeld worden. Specialisatie lijkt<br />

handig en noodzakelijk, maar te veel specialisatie<br />

leidt tot een starre organisatie. Hoe lossen bijen dit<br />

op Honingbijen blijken zeer flexibel. Er worden<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 15


Gespecialiseerde werksters<br />

verdedigen het volk tegen<br />

bijvoorbeeld wespen.<br />

vraag 2<br />

Welke organen heeft het<br />

superorganisme ‘bijenvolk’<br />

wel, en welke niet<br />

dus geen gespecialiseerde individuen gekweekt<br />

voor bepaalde taken. Dat zie je bijvoorbeeld wel bij<br />

verschillende soorten<br />

mieren, waar alleen<br />

de soldaten vervaarlijk<br />

grote kaken hebben.<br />

Werksters van honingbijen<br />

kunnen in principe<br />

alle taken uitvoeren. Ze verdelen het werk met<br />

behulp van drie ordenende mechanismes: leeftijd,<br />

genetische achtergrond en toeval.<br />

Honingbijen zijn zeer flexibel<br />

in hun werkzaamheden<br />

Leeftijd en werkverdeling<br />

De leeftijd van werksters speelt een belangrijke rol<br />

bij het verdelen van het werk in het bijenvolk. In<br />

de eerste fase van haar leven als volwassen bij blijft<br />

een werkster in het centrum van het broednest.<br />

Cellen moeten worden schoongepoetst en netjes<br />

in vorm gekneed. Vaak ontwikkelen hun voedersapklieren<br />

waardoor deze werksters het broed<br />

kunnen verzorgen. De koningin wordt overigens<br />

ook door de werksters met voedersap gevoerd.<br />

Na een week of twee verschuiven de activiteiten<br />

van de werkster naar taken die meer in de<br />

periferie van het nest liggen. Ze gaat bijvoorbeeld<br />

helpen bij de verwerking en opslag van voedsel of<br />

bij de verdediging van de ingang. Na ongeveer drie<br />

weken zal ze haar carrière vervolgen als foerageerbij.<br />

Dat blijft ze meestal doen tot het eind van haar<br />

leven, ongeveer na vijf weken. Werksters specialiseren<br />

zich dus wel, maar stappen toch regelmatig<br />

over op een nieuwe taak. Het gevaarlijkste werk<br />

doen ze aan het eind van hun leven. Tijdens het<br />

foerageren kun je makkelijk verongelukken of<br />

opgegeten worden. Dan komt het goed uit dat je in<br />

ieder geval al veel werk hebt kunnen verzetten in<br />

het veilige broednest.<br />

Hoewel de leeftijd een belangrijke rol speelt,<br />

blijft de werkster flexibel. Worden alle foerageerbijen<br />

verwijderd, dan gaan jonge bijen versneld<br />

foerageren. Omgekeerd kunnen foerageerbijen<br />

met enige moeite hun voedersapklieren weer<br />

activeren en in geval van nood toch bijenbroed<br />

verzorgen.<br />

Genetisch profiel van de medewerkers<br />

Alle bijen in het volk zijn aan elkaar verwant. Ze<br />

hebben een en dezelfde moeder en in het geval<br />

van de darren, die uit onbevruchte eieren worden<br />

geboren, niet eens een vader. Toch zijn ook de<br />

darren niet exact hetzelfde. Bij de productie van<br />

elke nieuwe eicel worden de erfelijke eigenschappen<br />

weer op een andere manier verdeeld, zodat<br />

elk individu een beetje anders is. Bovendien<br />

heeft de koningin met meerdere darren gepaard<br />

en bewaart ze het sperma van meerdere vaders.<br />

Daardoor kunnen verschillende werksters verschillende<br />

vaders hebben. Werksters met dezelfde<br />

vader zijn voor driekwart met elkaar verwant<br />

(100% via de vader, 50% via de moeder, gemiddeld:<br />

75%). Hebben werksters een verschillende<br />

16<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Vele werksters verdelen<br />

de taken in het volk.<br />

vader, dan zijn ze maar voor een kwart met elkaar<br />

verwant (0 % via de vader, 50% via de moeder,<br />

gemiddeld 25%) (zie pagina 54). Tegenwoordig is<br />

het genoom van de honingbij helemaal bekend,<br />

zodat de genetische achtergrond van bijen die<br />

dezelfde taak uitvoeren in het bijenvolk vergeleken<br />

kan worden met andere bijen in het volk.<br />

Sommige taken blijken nauw samen te hangen<br />

met bepaalde genetische eigenschappen.<br />

Toeval en werkverdeling<br />

De belangrijkste ordening binnen een bijenvolk<br />

berust op toeval. Werksters lopen letterlijk tegen<br />

allerlei taken aan, bijvoorbeeld larven die graag<br />

gevoerd willen worden, foerageerbijen die hun<br />

lading nectar kwijt willen, dode bijen die opgeruimd<br />

moeten worden of een aanval van wespen<br />

die de ingang willen binnendringen. Bijen verwerken<br />

dus veel verschillende prikkels om specifieke<br />

taken te gaan uitvoeren. Sommige prikkels maken<br />

weinig kans. De drempel om op een prikkel in te<br />

gaan kan te hoog zijn omdat het niet bij de leeftijd<br />

van de bij past of vanwege haar specifieke<br />

genetische achtergrond. Andere bijen hebben dan<br />

een grotere kans om deze taak uit te gaan voeren.<br />

Bijen met een lage drempel voor een bepaalde taak<br />

gaan deze waarschijnlijk vlot uitvoeren als ze hem<br />

tegen komen.<br />

Communicatie<br />

De prikkels die bijen te verwerken krijgen zijn<br />

van allerlei aard. Ze kunnen vanuit hun omgeving<br />

komen, bijvoorbeeld een te lage temperatuur of<br />

een dode bij die opgeruimd moet worden. Ze kunnen<br />

ook uit de bij zelf komen, bijvoorbeeld een<br />

hongerprikkel. Veel verschillende prikkels zullen<br />

binnenkomen door communicatie met andere<br />

bijen.<br />

vraag 3<br />

Zou je de mensheid misschien<br />

ook als een superorganisme<br />

kunnen zien,<br />

net als een bijenvolk<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 17


De kasten in de kast<br />

In het bijenvolk vinden<br />

we drie duidelijk te<br />

onderscheiden sociale<br />

kasten: de koningin, de<br />

werksters en de darren.<br />

Over het algemeen zit<br />

er in een volk maar één<br />

koningin, maar dat is<br />

bepaald geen vorstin.<br />

Feitelijk is ze niets meer<br />

dan een eilegmachine:<br />

zij legt (meestal) alle<br />

eieren. Het werk is wellicht<br />

‘saai’, maar ze wordt<br />

er – genetisch gesproken<br />

– goed voor beloond. Ze<br />

wordt immers de moeder<br />

van alle individuen die<br />

in het volk ontwikkelen,<br />

zowel van de werksters<br />

als van nieuwe koninginnen<br />

en darren. Dit<br />

betekent dat haar eigenschappen<br />

in de volgende<br />

generaties bijenvolken te<br />

vinden zullen zijn.<br />

De werksters voeren alle<br />

andere taken in het bijenvolk<br />

uit, zoals foerageren,<br />

raten bouwen, voedsel<br />

verwerken of het nest<br />

schoonhouden. Alleen<br />

het voortplanten hebben<br />

ze uitbesteed aan<br />

de koningin. Hiermee<br />

planten ze zich indirect<br />

ook zelf voort, want de<br />

koningin is hun moeder<br />

en de eigenschappen<br />

Werkster Koningin Dar<br />

die de koningin doorgeeft<br />

aan de volgende<br />

generatie zijn voor een<br />

belangrijk deel ook hun<br />

eigenschappen.<br />

De werksters zijn vrouwelijke<br />

individuen, net<br />

als de koningin. Koningin<br />

en werksters ontwikkelen<br />

uit bevruchte eitjes.<br />

Elk bevrucht eitje kan in<br />

principe een koningin<br />

worden. Meestal wordt<br />

het echter een werkster<br />

en dat komt door het<br />

voer dat de larfjes krijgen.<br />

Koninginnen krijgen<br />

veel meer en beter voer<br />

als larf, de zogenoemde<br />

koninginnengelei, waardoor<br />

ze kunnen ontwikkelen<br />

tot eilegmachine.<br />

De darren ontwikkelen<br />

uit onbevruchte<br />

eitjes. Ze hebben dus<br />

alleen een moeder en<br />

geen vader. Hun taak<br />

is het bevruchten van<br />

een jonge koningin<br />

tijdens de zogenoemde<br />

bruidsvlucht. Jonge<br />

koning innen maken één<br />

of meerdere vluchten<br />

aan het begin van hun<br />

leven. Ze paren dan met<br />

ongeveer twintig darren<br />

en slaan daarbij miljoenen<br />

zaadcellen op in<br />

hun lichaam, genoeg om<br />

hun hele verdere leven<br />

bevruchte eieren te kunnen<br />

leggen.<br />

De drie typen bijen.<br />

18<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Feromonen (geur en smaakstoffen met een<br />

signaalfunctie) spelen in de communicatie tussen<br />

bijen een grote rol. De koninginnenstof is<br />

het meest bekend. Dit feromoon zorgt er onder<br />

andere voor dat de bijen ‘weten’ dat hun koningin<br />

nog in het volk zit. Rond de koningin beweegt<br />

ongeveer een dozijn bijen (de hofstaat) die haar<br />

voeren, likken en met hun antennes betasten.<br />

Ze komen daarmee onder de koninginnenstof te<br />

zitten.<br />

De hofstaat wisselt voortdurend en bijen die<br />

eruit komen betasten andere bijen in het volk<br />

extra vaak met hun antennes en wisselen voedsel<br />

uit. Zo wordt de koninginnenstof snel over heel<br />

het volk verspreid. Bijen wisselen hoe dan ook<br />

voortdurend voedsel uit van de ene naar de andere<br />

bij. Dit kan omdat ze een krop hebben waaruit<br />

ze het voedsel weer terug naar de monddelen<br />

kunnen brengen. Je kunt bijna spreken van een<br />

‘gemeenschappelijke maag’, omdat voedsel dat aan<br />

enkele bijen gegeven wordt later verdund in alle<br />

bijen wordt teruggevonden. Ongetwijfeld speelt<br />

deze voedseluitwisseling een belangrijke rol in<br />

de communicatie, al weten we niet precies welke<br />

informatie wordt doorgegeven.<br />

Een ander voorbeeld van communicatie is de<br />

danstaal die honingbijen gebruiken om elkaar op<br />

goede foerageerbronnen te wijzen. Dit is een van<br />

de meest spectaculaire vormen van gedrag in de<br />

dierenwereld (zie hoofdstuk 4).<br />

Wat denkt de bij<br />

Hoewel bijen voortdurend met elkaar communiceren<br />

is het niet zo dat elke individuele bij precies<br />

weet welke zaken zich allemaal in het bijenvolk<br />

afspelen. Dat is ook niet nodig. Als elke bij reageert<br />

op prikkels uit haar eigen directe omgeving krijg<br />

je vanzelf een ordening. De lokale reacties van de<br />

bijen sluiten over het algemeen prima op elkaar<br />

aan, zodat het net lijkt alsof het bijenvolk zelf<br />

‘denkt’.<br />

In sommige gevallen gaat het niet goed. Je ziet<br />

dat bijvoorbeeld wel eens in een periode waarin<br />

extreem veel nectar voor de bijen beschikbaar is.<br />

Alle raten kunnen dan volledig worden volgestopt<br />

met honing zodat er geen plaats meer over blijft<br />

voor het broednest, waarna het volk snel instort.<br />

Een bijenvolk met een echte eigen intelligentie<br />

was op tijd gaan luieren.<br />

De ‘hofstaat’ verzorgt de<br />

koningin (midden).<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 19


Het imkerjaar<br />

De honingbij is het best onderzochte<br />

insect op aarde. Jaarlijks verschijnen<br />

honderden wetenschappelijke publicaties<br />

over allerlei verschillende aspecten<br />

van het bijenleven. Vaak zijn het algemene studies<br />

over bijvoorbeeld fysiologie van insecten, leervermogen<br />

of vertaling van genen naar gedrag. De<br />

honingbij wordt namelijk al eeuwen gebruikt als<br />

modelinsect. Dit komt omdat ze makkelijk bij het<br />

laboratorium te kweken zijn en omdat ze vroeger<br />

als een van de zeer weinige nuttige insecten<br />

werden gezien. Bovendien zijn ze extra interessant<br />

omdat we naast de individuele bijen ook het<br />

superorganisme kunnen bestuderen, dat wil zeggen:<br />

de sociale processen in het bijenvolk. Al die<br />

kennis is bijzonder handig voor imkers. Ze hebben<br />

een flinke gereedschapskist vol met praktische en<br />

wetenschappelijke kennis.<br />

Het beheersen van de zwerm<br />

Al die kennis komt vooral van pas om het zwermen<br />

te beheersen. In het voorjaar beginnen de<br />

bijenvolken druk te foerageren en ontwikkelen ze<br />

zich snel. Tussen begin mei en eind juni worden<br />

de volken zo groot dat ze zich willen splitsen. Dit<br />

is de eigenlijke voortplanting van het bijenvolk. Er<br />

worden jonge koninginnen gekweekt en voordat<br />

deze jonge koninginnen uit hun pop kruipen<br />

vliegt de oude koningin met ongeveer de helft<br />

van de bijen het nest uit op zoek naar een nieuwe<br />

nestplaats: de voorzwerm. Als het achtergebleven<br />

volk met jonge koninginnen groot genoeg is<br />

kunnen nog één of meerdere nazwermen uit het<br />

oude nest vertrekken, waarin jonge koninginnen<br />

meevliegen. Deze natuurlijke voortplanting van<br />

bijenvolken is noodzakelijk om niet uit te sterven.<br />

Voor de imker is het niet erg praktisch. Die loopt<br />

het risico een groot deel van zijn bijen te verliezen.<br />

Imkers proberen het zwermen daarom voor te zijn<br />

en splitsen het volk liever zelf.<br />

De rest van het jaar: op je handen zitten<br />

De rest van het jaar moet de imker de bijen<br />

vooral hun gang laten gaan, behalve als het om<br />

bestrijding van de varroamijt gaat. Deze mijt is<br />

een betrekkelijk nieuwe plaag in onze westerse<br />

honingbijen. Oorspronkelijk parasiteerde deze<br />

mijt alleen honingbijen in Azië. Die kunnen er<br />

inmiddels aardig tegen, maar onze bijenvolken<br />

lopen een groot risico om te sterven door varroa<br />

(zie hoofdstuk 7). Imkers moeten daarom regelmatig<br />

de mijt bestrijden. Dat gaat vooral goed als er<br />

geen bijenbroed in het volk zit, waarin de mijten<br />

zich voortplanten. Zonder broed zitten alle mijten<br />

op de volwassen bijen. Zij kunnen bijvoorbeeld<br />

door het vernevelen van een oxaalzuuroplossing<br />

effectief worden bestreden. Slimme imkers<br />

combineren de bestrijding van varroamijten met<br />

zwermverhindering, omdat door het splitsen van<br />

het bijenvolk een periode zonder bijenbroed kan<br />

ontstaan.<br />

Selectie haalt weinig uit<br />

Net als bij huisdieren wordt ook geprobeerd de<br />

honingbij naar onze eigen inzichten te verbeteren.<br />

Er lopen bijvoorbeeld selectieprogramma’s die<br />

gericht zijn op hogere honingopbrengsten, zachtaardiger<br />

bijen of om honingbijen minder gevoelig<br />

20<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


antwoord 1<br />

Imkers proberen<br />

te allen tijde te<br />

voorkomen dat<br />

hun volken gaan<br />

zwermen (gravure<br />

ca. 1650).<br />

Binnen een bijenvolk<br />

geldt een ver doorgevoerde<br />

taakverdeling.<br />

Bovendien geldt de<br />

survival of the fittest op<br />

het niveau van een heel<br />

bijenvolk. Een genetische<br />

voorsprong of achterstand<br />

bevoordeelt of<br />

benadeelt in één keer<br />

een heel volk.<br />

antwoord 2<br />

Bijvoorbeeld afweer<br />

tegen ziektekiemen,<br />

en een spijsverteringssysteem<br />

zitten wel in een<br />

bijenvolk. Het brein is<br />

een belangrijk orgaan dat<br />

geen equivalent heeft in<br />

een bijenvolk.<br />

voor varroamijten te maken. Daarbij worden<br />

geavanceerde technieken gebruikt, zoals kunstmatige<br />

inseminatie van koninginnen. Ondanks<br />

die techniek heeft deze poging tot veredeling nog<br />

geen spectaculaire verbeteringen opgeleverd. De<br />

honingbij is eigenlijk nog een wild dier en dat<br />

komt de bijenhouder nog goed uit ook. Bijenvolken<br />

zijn bij uitstek door de natuur geselecteerd om<br />

momenten waarin zeer veel nectar aanwezig<br />

is goed te kunnen benutten. In een beperkt<br />

aantal weken kunnen ze zoveel voedsel<br />

verzamelen en opslaan dat ze daar de rest van<br />

het jaar mee verder kunnen. Deze eigenschap<br />

benut de imker, die een deel van de honingvoorraad<br />

kan oogsten. Het blijkt moeilijk om<br />

zelf beter te selecteren dan de natuur.<br />

antwoord 3<br />

Net als in een bijenvolk,<br />

kennen mensen ook een<br />

hoge mate van specialisatie.<br />

Door sommige<br />

biologen wordt ‘altruisme’<br />

ook gezien als een<br />

bewijs dat individuele<br />

mensen – en ook andere<br />

dieren, zoals verschillende<br />

apen en dolfijnen<br />

– in bepaalde gevallen<br />

meer oog hebben voor<br />

het welzijn van de groep<br />

dan voor het individu.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 21


‘Bloemetjes en bijtjes’;<br />

voor de bloem is het<br />

voortplanting, voor de<br />

bij eten. Ondanks die<br />

verschillende belangen,<br />

trekken planten en insecten<br />

verrassend goed samen op in<br />

de evolutie.<br />

22<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


3 De evolutie van<br />

bloemetjes en bijtjes<br />

De meeste dieren en planten vermenigvuldigen<br />

zich via seksuele voortplanting.<br />

Seks is zo gewoon dat je zelden stilstaat<br />

bij de vraag waaróm dat zo is. Als<br />

je er wel over nadenkt: planten en dieren die zich<br />

seksueel willen voortplanten halen zich nogal wat<br />

op de hals. Ze hebben twee vormen – mannetje en<br />

vrouwtje – die moeten samenkomen om geslachtscellen<br />

uit te wisselen. Daarbij loont het om niet<br />

de eerste de beste seksuele partner te accepteren.<br />

Voor écht evolutionair succes kun je maar beter de<br />

beste partner selecteren. Dat gaat gepaard met het<br />

ontwikkelen van allerlei eigenschappen die individuen<br />

aantrekkelijk maken als seksuele partner<br />

en mogelijkheden om de kwaliteit van partners<br />

te kunnen beoordelen. Een klassiek voorbeeld is<br />

de pauw. Een man neemt de moeite om indruk te<br />

maken met een prachtige, maar onhandige staart.<br />

Mannen met de grootste en mooiste staart die<br />

niet ten prooi vallen aan predatoren, dat moeten<br />

wel supermannen zijn en daardoor een geschikte<br />

vader voor de kinderen van het vrouwtje dat een<br />

mannetje selecteert.<br />

Seksuele uitdaging<br />

Planten hebben een nog grotere seksuele uitdaging.<br />

Ze kunnen immers niet naar elkaar toe<br />

lopen voor contact, omdat ze geworteld staan in de<br />

grond. Ze moeten dus een andere manier vinden<br />

om hun geslachtscellen te laten versmelten. Tien<br />

procent van de ongeveer 300.000 plantensoorten<br />

heeft dat vrij prozaïsch opgelost. Ze geven hun<br />

stuifmeel in groten getale mee aan de wind, in de<br />

‘verwachting’ dat een deel van dat stuifmeel wel<br />

goed terecht zal komen.<br />

De meeste planten hebben echter gekozen voor<br />

het inhuren van dieren om hun geslachtscellen<br />

over te brengen van een mannetje naar een<br />

vrouwtje. Er zijn ongeveer 200.000 diersoorten die<br />

zich daarvoor lenen. Verreweg het grootste deel<br />

daarvan zijn insecten, zoals de vele soorten bijen,<br />

kevers, mieren, wespen, vlinders en motten.<br />

Band tussen plant en bestuiver<br />

Als je de overdracht van je geslachtscellen delegeert<br />

aan een ander, dan wil je natuurlijk wel dat<br />

dit zo goed mogelijk gebeurt. Dat betekent in de<br />

praktijk dat er vaak een sterke band is ontstaan<br />

tussen de plant en de bestuivers. De plant levert<br />

de bestuiver voedsel in de vorm van nectar en<br />

stuifmeel en de bestuiver brengt het stuifmeel<br />

over naar een andere plant. Dat lijkt eenvoudiger<br />

dan het is. Tachtig procent van de bedektzadige<br />

planten (de planten die bloemen krijgen) heeft<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 23


hermafrodiete bloemen. Dat betekent dat ze zowel<br />

meeldraden (mannelijke geslachtsorganen) als<br />

een stamper (vrouwelijk geslachtsorgaan) bevatten.<br />

Om te voorkomen<br />

dat de bestuiver een<br />

bloem of een plant<br />

met haar eigen stuifmeel<br />

bevrucht, zijn<br />

de twee seksen vaak<br />

in de tijd gescheiden<br />

actief. De meeldraden en de stamper hebben een<br />

verschillende ontwikkelingstijd. Het kan ook zijn<br />

dat het stuifmeel niet in staat is de eigen eicellen<br />

De bij wil veel nectar,<br />

de bloem wil veel bestuivers<br />

De reuzenaronskelk of<br />

penisplant trekt met een<br />

kadaverlucht bestuivers<br />

aan.<br />

te bevruchten. Bij de reusachtige bloem van de<br />

reuzenaronskelk, die met haar kadavergeur kevers<br />

aantrekt als bestuivers, openen de vrouwelijke<br />

bloemen eerst. Pas ongeveer twee dagen later gaan<br />

de mannelijke bloemen open.<br />

Interesse van bestuivers<br />

Voor bestuivende insecten zijn nectar en stuifmeel<br />

belangrijke voedselbronnen. Voor bijen en<br />

hommels zijn dit zelfs de enige voedselbronnen.<br />

Bijen hebben speciale structuren op hun achterpoten<br />

waarin ze stuifmeel verzamelen. Een honingbij<br />

die iets meer dan 100 mg weegt kan ongeveer<br />

10 tot 20 mg stuifmeel verzamelen en naar het<br />

nest brengen. Dat is een flinke prestatie: vliegen<br />

met 20% van je eigen lichaamsgewicht aan ballast.<br />

Bijen die gaan zwermen nemen zelfs tot 40% van<br />

hun lichaamsgewicht aan honing mee!<br />

Stuifmeel bevat eiwitten die belangrijk zijn voor<br />

de groei en reproductie van de bijen. Nectar bevat<br />

suikers die een belangrijke energiebron vormen.<br />

Het gehalte aan suikers in nectar kan oplopen tot<br />

70%. Daarnaast zitten er ook kleine hoeveelheden<br />

aminozuren, vetten en mineralen in nectar. Ook<br />

deze bestanddelen kunnen van groot belang zijn<br />

voor de bestuivers.<br />

Planten weten bestuivers dus te interesseren in<br />

hun bloemen door voedsel aan te bieden. Daaronder<br />

bevindt zich ook het waardevolle stuifmeel.<br />

Tijdens het verzamelen van het stuifmeel in<br />

de korfjes op haar achterpoten komt een werkster<br />

helemaal onder het stuifmeel te zitten. Het<br />

stuifmeel van planten die door insecten bestoven<br />

worden is wat plakkerig en de haren van bijen hebben<br />

haakjes waardoor het stuifmeel makkelijk in<br />

de vacht van de bij blijft hangen.<br />

Tegengestelde belangen<br />

Bijen die het meeste voedsel van een goede kwaliteit<br />

verzamelen hebben de beste overlevingskansen.<br />

Voor bijen is het daarom gunstig om bloemen<br />

24<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


De bij moet wel stuifmeel<br />

komen halen, maar liefst<br />

niet te veel drinken.<br />

te vinden met zo veel mogelijk nectar en stuifmeel<br />

van een hoge kwaliteit. Voor de plant is het<br />

juist gunstig als de bij zoveel mogelijk bloemen<br />

bezoekt. Daarvoor moeten de bloemen niet te veel<br />

voedsel aanbieden. Minder voedsel leidt immers<br />

tot meer vliegbewegingen en dus tot meer overdracht<br />

van stuifmeel.<br />

Bloemen hebben een bijna doortrapte strategie<br />

om de kans op bezoek van insecten te vergroten.<br />

In nectar zitten namelijk ook stoffen die de kwaliteit<br />

van de nectar als voedselbron reduceren. Zo<br />

bevat de nectar van tabaksplanten een beetje van<br />

het neurotoxische nicotine en ook een verteringsremmer.<br />

Biologen hebben zich lang afgevraagd<br />

waarom een plant giftige stoffen in zijn nectar zou<br />

doen. Het blijkt dat door deze toevoeging bestuivers<br />

de bloemen korter bezoeken en op zoek gaan<br />

naar andere bloemen. Op die manier worden ze<br />

effectievere bestuivers. In tabaksplanten die geen<br />

nicotine in hun nectar hebben wordt ongeveer<br />

70% meer nectar verzameld dan in planten die<br />

wel nicotine in hun nectar hebben. De plant is wel<br />

gebaat bij bezoeken van de bestuivers, maar als de<br />

bestuivers te lang blijven hangen dan kost het de<br />

plant te veel energie en wordt er te weinig bestoven.<br />

Foeragerende bijen gezocht<br />

Ongeveer tweederde van de planten met bloemen<br />

maakt gebruik van de diensten van insecten voor<br />

hun voortplanting. Die planten wachten niet als<br />

een muurbloempje totdat er een bestuiver langskomt<br />

maar adverteren hun bloemen in geuren en<br />

kleuren. Planten concurreren immers om de aandacht<br />

van bestuivers. Als de ene plant niet wordt<br />

bezocht, en de ander wel, dan kan de eerste zijn<br />

genen niet doorgeven.<br />

Bestuivers gebruiken geur, kleur en vorm als<br />

vraag 1<br />

Wat zijn de voor- en<br />

nadelen van het inhuren<br />

van bestuivers voor je<br />

voortplanting (als bloem)<br />

in vergelijking met windbestuiving<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 25


Bijen zien dezelfde bloem in<br />

andere kleuren dan mensen.<br />

Y<br />

De bijenorchis lokt bijen<br />

door te doen alsof haar<br />

bloem een bij is.<br />

goed herkenbare signalen van de aanwezigheid<br />

van bloemen. Onderzoekers hebben traditioneel<br />

veel aandacht voor de rol van bloemkleuren.<br />

Daarbij moet je bedenken dat insecten een ander<br />

deel van het kleurenspectrum zien dan mensen.<br />

Insecten zien bijvoorbeeld ook ultraviolet (zie<br />

pagina 40 en 41).<br />

Daarnaast spelen bloemgeuren een heel belangrijke<br />

rol. Bloemen produceren complexe geurmengsels<br />

van tientallen tot wel meer dan honderd<br />

componenten. In totaal zijn er 1.700 verschillende<br />

geurcomponenten bekend. Daarmee kunnen<br />

planten, als ware parfumeurs, heel verschillende<br />

mengsels maken.<br />

Geurstoffen spelen ook een belangrijke rol in de<br />

biologie van insecten. Feromonen worden gebruikt<br />

in interacties met soortgenoten. Sociale insecten<br />

zoals honingbijen gebruiken een heel arsenaal<br />

aan feromonen. Daarnaast worden geuren veel<br />

gebruikt door insecten bij het zoeken naar voedsel<br />

of het vermijden van vijanden. Het is dan ook<br />

niet zo verwonderlijk dat planten geuren gebruiken<br />

voor het aantrekken van hun bestuivers.<br />

De geurstoffen die planten gebruiken voor het<br />

aantrekken van bestuivers blijken ook nog eens te<br />

worden gebruikt als bouwsteen voor de feromonen<br />

die bestuivers onderling gebruiken. Planten lijken<br />

hun bestuivers dus aan te trekken door gebruik te<br />

maken van de taal van deze insecten.<br />

Een extreem voorbeeld zijn de orchideeën<br />

van het geslacht Ophrys, die de sekslokstoffen<br />

van bepaalde solitaire bijen, zoals de zandbijen<br />

(Andrena) namaken. Daarmee kunnen ze mannelijke<br />

zandbijen aantrekken. Deze mannetjes<br />

proberen met de bloem te paren en krijgen dan<br />

26<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


pakketjes stuifmeel van de bloem mee. De orchideeën<br />

bootsen de sekslokstoffen zó goed na dat de<br />

bijen er meer dan eens instinken. Bij een volgend<br />

bloembezoek levert de bij dan het stuifmeel af bij<br />

de nieuwe bloem. Zo lijkt deze bij meer voor de<br />

voortplanting van de orchidee te zorgen dan voor<br />

zijn eigen seksleven. Als dat echt het geval was,<br />

dan zou dit verschijnsel natuurlijk geen lang leven<br />

beschoren zijn. Een bij die alleen met bloemen<br />

paart maakt geen nageslacht. Waarschijnlijker is<br />

het dat de kosten die het orchideebezoek met zich<br />

meebrengen prima opwegen tegen de baten van<br />

het gebruik van het feromoon om zelf een seksuele<br />

partner te vinden.<br />

Er zit wel een nadeel aan het openlijk adverteren<br />

van de aanwezigheid van je bloemen. Je kunt er<br />

bijvoorbeeld ongenode gasten mee aantrekken,<br />

zoals nectardieven, stuifmeelrovers of insecten die<br />

het op je bladeren gemunt hebben. Om dit risico te<br />

verminderen kunnen planten afwerende stoffen<br />

in hun nectar stoppen, zoals de nicotine in de nectar<br />

van de tabaksplant. Dit zorgt niet alleen voor<br />

korter en gevarieerder bloemenbezoek, het leidt<br />

ook tot een afname van nectardieven. Zo blijft de<br />

nectar als beloning beschikbaar voor bestuivers.<br />

Planten moeten zich de planteneters van het lijf<br />

houden en kunnen dat doen door zo min mogelijk<br />

herkenbaar te zijn, bijvoorbeeld door zo min<br />

mogelijk geuren te verspreiden. Tijdens de reproductie<br />

moet dat principe overboord. Dan moet de<br />

plant die nadelen zien te minimaliseren. Dat kan<br />

door de bloemgeuren zo kort mogelijk te verspreiden.<br />

Zo verspreiden bloemen die door nachtactieve<br />

motten worden bestoven hun geuren alleen ’s<br />

nachts. Zodra de bestuiving heeft plaatsgevonden,<br />

neemt de productie van bloemgeuren af. Dat kan<br />

al binnen enkele minuten gebeuren zoals bij de<br />

orchidee Cataseum maculatum. Bij andere planten<br />

kan het een kwestie van uren of dagen zijn. Ook de<br />

bloemkleur verandert nadat succesvolle bestuiving<br />

heeft plaatsgevonden.<br />

Bijen onthouden bloemkenmerken<br />

Voor bijen is het van groot belang om zo efficiënt<br />

mogelijk te foerageren. Vliegen kost veel energie<br />

en de bij wil dus zoveel mogelijk voedsel per vlucht<br />

halen. Succes bij het foerageren leidt tot gedragsveranderingen<br />

in honingbijen. Ze leren van hun<br />

successen. Tijdens een succesvol bezoek aan een<br />

voedselrijke bloem kunnen de kleur, de vorm en<br />

de geur van die bloem geleerd worden. Daarmee<br />

creëren de bijen een zoekbeeld waardoor ze efficienter<br />

zoeken naar de volgende bloem.<br />

Honingbijen leren, net zoals de honden van<br />

Pavlov, door associatie. De geur, kleur of vorm<br />

van een bloem die een beloning (nectar, stuifmeel)<br />

oplevert, kan op deze manier geleerd<br />

worden net zoals honden het geluid van een bel<br />

na een paar keer associëren met het aanbieden<br />

van voedsel. Beroemd is het onderzoek van<br />

Konrad Lorenz aan het begin van de twintigste<br />

eeuw. Hij onderzocht hoe honingbijen kleuren<br />

De Oostenrijkse<br />

gedragsbioloog Konrad<br />

Lorenz (1903 - 1989).<br />

vraag 2<br />

Welke andere dieren<br />

dan insecten bestuiven<br />

planten<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 27


Bloemetjes en bijtjes zijn de<br />

essentie van de evolutie.<br />

leren. Tegenwoordig weten we dat bijen geuren<br />

nóg sneller kunnen leren dan kleuren. Ook leidt<br />

het leren van geuren tot een sterker effect op het<br />

gedrag dan het leren van kleuren. Honingbijen<br />

die met succes voedsel<br />

hebben gehaald, geven<br />

hun ervaringen ook<br />

door aan hun zusters<br />

in het nest. Dit gebeurt<br />

in het nest waar de<br />

werksters die met<br />

voedsel binnenkomen<br />

een zogenaamde kwispeldans uitvoeren, waarmee<br />

informatie over richting en afstand wordt<br />

overgedragen terwijl de geuren die de werkster<br />

met zich meedraagt informatie over de aard van<br />

de voedselbron overdragen.<br />

Bloemetjes en bijtjes zijn de<br />

essentie van de evolutie<br />

Trouw aan een plant<br />

Hoewel honingbijen in principe generalisten zijn,<br />

die stuifmeel van een groot aantal planten kunnen<br />

eten, zijn ze in de praktijk toch kieskeurig.<br />

Dit heeft te maken met het aanbod en de relatieve<br />

kwaliteit van het beschikbare stuifmeel. Die zijn<br />

afhankelijk van het seizoen en de lokale omstandigheden.<br />

Individuele honingbijen specialiseren zich doorgaans<br />

op een plantensoort via associatief leren.<br />

Die specialisatie kan beperkt zijn tot een vlucht<br />

of een dag. Voor de bij levert dat een verhoging op<br />

van de foerageerefficiëntie. Voor planten betekent<br />

het dat de kansen op overdracht van pollen naar<br />

soortgenoten wordt vergroot.<br />

Voor de bijen blijft het van belang om de<br />

omgeving af te zoeken naar mogelijk nog betere<br />

28<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


alternatieven. Zulk exploratief gedrag wordt door<br />

verkenners uitgevoerd en hun bevindingen kunnen<br />

er toe leiden dat haalbijen naar een nieuwe<br />

voedselbron worden gestuurd. De verkenners<br />

informeren de haalbijen via de kwispeldans over<br />

de beschikbare voedselbronnen. De verkenner<br />

die informatie over de meest profijtelijke voedselbron<br />

verspreidt, rekruteert de meeste haalbijen.<br />

De bijen foerageren vaak op planten die massaal<br />

bloeien, in een straal tot ongeveer tien kilometer<br />

rondom het nest. Dat laat zien dat honingbijen<br />

flinke afstanden afleggen om stuifmeel en nectar<br />

te verzamelen.<br />

Kosten en baten van de samenwerking<br />

De economische waarde van de diensten die insecten<br />

aan de voortplanting van onze gewassen leveren,<br />

is ruim 1 miljard euro. Veel groenten en fruit,<br />

zoals appels, tomaten, courgettes en klein fruit<br />

zijn afhankelijk van de bestuiving door honingbijen<br />

en andere bestuivers. Voor veel land- en<br />

tuinbouwbedrijven zijn bestuivers zoals honingbijen<br />

cruciaal voor hun omzet. Daarnaast zorgen<br />

insecten ook voor de bestuiving van planten in de<br />

natuur. Zonder bestuivende insecten zouden veel<br />

planten zich niet kunnen voortplanten en zou de<br />

diversiteit aan planten er heel anders uit zien. Juist<br />

de specialisatie die is opgetreden tussen planten<br />

en hun bestuivers zorgt ook voor de diversiteit aan<br />

planten die we op aarde hebben.<br />

Het hele proces, van insecten aantrekken om<br />

stuifmeel op te halen tot aan het ontvangen van<br />

stuifmeel, kent veel kosten en baten voor zowel de<br />

plant als de bestuivers. Beide staan onder natuurlijke<br />

selectiedruk om met zo min mogelijk kosten<br />

zo veel mogelijk baten te genereren. Tot de kosten<br />

van de planten horen bijvoorbeeld de risico’s dat je<br />

als plant nectardieven of planteneters aantrekt in<br />

plaats van bestuivers. Tot de kosten voor de bestuivers<br />

horen de risico’s dat je naar planten gaat die te<br />

weinig of helemaal geen voedsel te bieden hebben<br />

maar wel van je diensten gebruik maken. De baten<br />

bestaan uiteindelijk voor zowel de plant als de<br />

bestuiver uit het produceren van zoveel mogelijk<br />

nakomelingen.<br />

Door de wederkerige relatie ontstaat een winwin<br />

situatie, waarbij zowel de plant investeringen<br />

doet als de bestuiver. Daarbij heeft ieder zijn eigen<br />

‘agenda’. Deze benadering lijkt misschien niet veel<br />

op een liefdesrelatie maar veeleer op een politiekeconomische<br />

afweging. Eigenlijk is dat ook precies<br />

wat er in de natuur gebeurt: ieder organisme is<br />

– onbewust – onderworpen aan kosten–baten analyses.<br />

Wie daarin het beste is, dat wil zeggen wie<br />

meer nakomelingen produceert dan zijn concurrerende<br />

soortgenoten, draagt het meest bij aan de<br />

kwaliteiten van de volgende generatie en daarmee<br />

aan de evolutionaire ontwikkeling. Dat is precies<br />

de kern van de biologie zoals die door Charles Darwin<br />

ontdekt is. En van het proces waarover wij het<br />

bloemetjes-bijtjes verhaal vertellen: de succesvolle<br />

voorplanting.<br />

vraag 3<br />

Zandbijen ‘paren’ soms<br />

met orchideeën. Is het<br />

alleen de geur van de<br />

bloem die de zandbijen<br />

fopt<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 29


Bestuiving van cultuurgewassen<br />

Bij veel cultuurgewassen (planten die<br />

gekweekt worden als voedsel of voor<br />

de sier) is bestuiving van bloemen voor<br />

het uitgroeien van vruchten en zaden<br />

essentieel. In bloemen vind je vruchtbeginsels (de<br />

vrouwelijke voortplantingsorganen) en meeldraden<br />

(de mannelijke voortplantingsorganen). Uit<br />

de meeldraden komt stuifmeel vrij en tijdens de<br />

bestuiving verhuist dat stuifmeel naar de stamper<br />

van het vruchtbeginsel. Na aankomst op de<br />

stamper kiemen de stuifmeelkorrels en groeit er<br />

per korrel één buisje door het vruchtbeginsel naar<br />

de zaadknoppen. Daar zitten de eigenlijke eicel-<br />

len. Daar versmelt het erfelijke materiaal uit de<br />

stuifmeelkorrel met het erfelijke materiaal in de<br />

eicel. Pas na deze bevruchting kunnen zaadknoppen<br />

uitgroeien tot zaad en het vruchtbeginsel<br />

uitgroeien tot een vrucht. Zonder bevruchting<br />

worden vruchtbeginsels vaak door de plant afgeworpen.<br />

Bulkgewassen, zoals rijst, tarwe, gerst en maïs<br />

vertrouwen op de wind voor hun bestuiving.<br />

Aardappels worden vegetatief, via de knollen,<br />

vermeerderd. Krenten kunnen worden geoogst na<br />

zelfbestuiving. Maar bij de bestuiving van veel<br />

smakelijke vruchten en groenten spelen bijen, en<br />

In de glastuinbouw wordt<br />

veel met bijen gewerkt.<br />

30


ook andere insecten zoals hommels, solitaire bijen<br />

en vliegen, vaak een belangrijke rol.<br />

Bijenvolken worden in het voorjaar naar de<br />

boomgaarden gebracht om de fruitbloesem te<br />

bestuiven. Minder bekend is dat bijenvolken ook<br />

een belangrijke rol spelen bij de teelt van andere<br />

vruchten zoals aardbeien, frambozen, bosbessen,<br />

meloenen en vruchtgroenten zoals aubergine,<br />

courgette en paprika. Bij de teelten in afgesloten<br />

ruimtes, zoals kassen en ‘tunnels’, zijn bestuivers<br />

onontbeerlijk voor de vruchtzetting. Daar zijn de<br />

omstandigheden niet erg gunstig voor gewone<br />

bijenvolken; dit is meer het terrein van de beroepsimker.<br />

Bij radijs, wortel, pastinaak of kool is het<br />

belang van bestuiving misschien niet direct duidelijk,<br />

want een knol, wortel of bladerknop hoeft<br />

toch niet bestoven te worden om voor consumptie<br />

geschikt te zijn Het zaadje waaruit deze groenten<br />

worden geteeld is echter wél het resultaat van<br />

bestuiving door bijen.<br />

Ruilbeurs voor stuifmeel<br />

Bestuiving hangt niet alleen af van bijen die van<br />

bloem tot bloem vliegen. Door uitwisseling van<br />

stuifmeel tussen bijen in de kast is er ook indirecte<br />

bestuiving. Het bijenvolk is als een poederdoos<br />

van stuifmeel: alle bijen in de kast komen<br />

in aanraking met het stuifmeel dat door het volk<br />

wordt binnen gebracht. Terwijl de individuele bij<br />

vaak foerageert op één individuele boom, kan door<br />

uitwisseling van stuifmeel in de kast die boom<br />

toch worden bestoven met stuifmeel van een<br />

soortgenoot. De hele bijenkast is als een ruilbeurs<br />

voor stuifmeelkorrels! Planten die grote afstanden<br />

van elkaar verwijderd zijn, kunnen zo toch<br />

door bijen bestoven worden en hun erfelijke<br />

eigenschappen uitwisselen. De honingbij<br />

speelt op deze manier als bestuiver van cultuurgewassen<br />

én wilde flora, een ongeëvenaarde<br />

rol.<br />

antwoord 1<br />

Voordelen: je kunt toe<br />

met minder stuifmeel<br />

dan bij windbestuiving.<br />

Dat scheelt energie. Je<br />

bent ook niet afhankelijk<br />

van de windrichting voor<br />

de voortplanting.<br />

Nadelen: je bent afhankelijk<br />

van de beslissingen<br />

van de bestuiver, je moet<br />

investeren in reclame om<br />

de bestuivers te lokken<br />

en die reclame kan ook<br />

dieren met minder goede<br />

bedoelingen aantrekken.<br />

antwoord 2<br />

Vogels zoals kolibri’s,<br />

zoogdieren zoals vleermuizen,<br />

of reptielen zoals<br />

gekko’s.<br />

antwoord 3<br />

Insecten gebruiken naast<br />

geur ook vorm en kleur<br />

bij het selecteren van<br />

een seksuele partner.<br />

Geur werkt op langere<br />

afstanden dan kleur en<br />

vorm. Ophrysbloemen<br />

lijken vaak niet alleen<br />

qua geur maar ook qua<br />

vorm, beharing en kleur<br />

op de vrouwtjes van hun<br />

bestuivende bijen.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 31


De dans waarmee<br />

honing bijen onderling<br />

communiceren spreekt tot de<br />

verbeelding. Mensen kunnen<br />

als hoogste communicerende<br />

organismen nog veel leren<br />

van dansende bijen.<br />

32<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


4 Mag ik deze dans<br />

van u<br />

Het leven in sociale verbanden heeft<br />

veel voordelen. Het levert ook problemen<br />

op die solitair levende dieren niet<br />

hebben. Voedsel verzamelen voor de<br />

hele bijenkolonie is bijvoorbeeld niet eenvoudig.<br />

In een kolonie van honderd bijen, zoals een hommelkolonie,<br />

kan elk individu nog op goed geluk<br />

voedsel zoeken rondom het nest zonder nestgenoten<br />

voor de voeten te lopen. Voor een honingbijenkolonie<br />

met meer dan 20.000 bijen is dat echter<br />

onmogelijk. Er is een goede organisatie nodig om<br />

een groot gebied rond de kolonie te verkennen<br />

en nestgenoten de beste voedselbronnen te laten<br />

exploiteren.<br />

Honingbijen hebben een opmerkelijk gedrag<br />

ontwikkeld om dit probleem op te lossen: de<br />

bijentaal of bijendans. We weten precies hoe dit<br />

gedrag werkt door het baanbrekende onderzoek<br />

van de Duitse onderzoeker Karl von Frisch. In 1923<br />

schreef hij het boek Die Sprache der Bienen (De taal<br />

van de bijen). Daarin omschrijft hij zeer nauwkeurig<br />

zijn vele experimenten met honingbijen.<br />

Om het gedrag te bekijken plaatste hij een honingbijenkolonie<br />

in een observatiekast met glazen<br />

wanden. Vervolgens leidde hij enkele bijen naar<br />

een voedselbron met suikerwater die een eindje<br />

van de kolonie af in het veld stond. Hij merkte deze<br />

bijen met verfstippen en keek wat ze deden als ze<br />

volgetankt met suikerwater in de kolonie terugkwamen.<br />

Tot zijn grote verbazing zag hij dat ze<br />

een soort rondedans deden en dat nestgenoten erg<br />

geïnteresseerd waren in dit gedrag. Zó geïnteresseerd<br />

zelfs dat er een paar direct uitvlogen en even<br />

later de suikerwaterbron vonden. Ook zij deden<br />

een rondedans na terugkomst in het nest.<br />

Tegelijkertijd zag Karl von Frisch bijen terugkomen<br />

met pollenkorfjes vol met stuifmeel. Deze<br />

bijen deden geen rondedans, maar iets dat hij de<br />

kwispeldans noemde: kort heen-en-weer schudden<br />

met het achterlijf in één bepaalde richting<br />

gevolgd door een snelle ommekeer rechts- of<br />

linksom. Hij dacht dan ook dat nectarverzamelende<br />

bijen een rondedans doen, en stuifmeelverzamelaars<br />

een kwispeldans om nestgenoten te<br />

laten weten wat ze gevonden hebben. Deze conclusie<br />

was net zo logisch als fout. Gelukkig heeft hij<br />

later zelf de correcte ontcijfering voor dit gedrag<br />

gevonden. De rondedans is voor communicatie<br />

over voedsel dichtbij het nest, de kwispeldans is<br />

voor communicatie over voedselbronnen verder<br />

weg.<br />

In 1946 publiceerde Von Frisch zijn nieuwste<br />

bevindingen die als een schok aankwamen in de<br />

rest van de wereld. De honingbij bleek een zeer<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 33


vraag 1<br />

Om je te kunnen oriënteren<br />

op waar je je bevindt<br />

heb je op zijn minst een<br />

soort referentie nodig.<br />

Wat kan een bij als<br />

referentie gebruiken en<br />

de meeste andere dieren<br />

niet<br />

precieze symbolische taal te hebben om de afstand<br />

en richting van een voedselbron aan te geven.<br />

Nestgenoten kunnen deze informatie oppikken<br />

uit de dans en komen vaak precies op de aangegeven<br />

plaats aan, soms wel tien kilometer van de<br />

kolonie af. De bijendans wordt sindsdien gezien<br />

als een van de meest geavanceerde communicatiesystemen<br />

bij dieren.<br />

De bijendans is een van<br />

de meest geavanceerde<br />

communicatiesystemen bij<br />

Door te kwispelen<br />

en rondjes te draaien<br />

communiceert een werkster<br />

met haar collega’s.<br />

Robotbijen en dansdialecten<br />

Sommige onderzoekers waren niet overtuigd dat<br />

de informatie uit de bijendans echt gebruikt werd<br />

door de dansvolgers.<br />

Hun argument was dat<br />

de danser evengoed<br />

een geurspoor achtergelaten<br />

kon hebben<br />

tussen de voedselbron<br />

en de nestkast. De dans<br />

zou dan simpelweg<br />

dieren nestgenoten aansporen<br />

om het geurspoor te<br />

volgen. In 1989 bewees<br />

de Deense onderzoeker Axel Michelsen op elegante<br />

wijze dat toch echt informatie uit de kwispeldans<br />

wordt gebruikt door de ‘dansvolgers’ om<br />

de locatie van de voedselbron te achterhalen. Hij<br />

ontwikkelde een robotbij die exact de dansbewegingen<br />

kon nabootsen. Als de robotbij in de dans<br />

een voedselbron aangaf op bijvoorbeeld 200 meter<br />

afstand in noordelijke richting, kwamen er op die<br />

voedselbron inderdaad dansvolgers aan zonder dat<br />

er ooit eerder een nestgenoot was geweest.<br />

Het team van Von Frisch en zijn opvolger Martin<br />

Lindauer hebben nog allerlei andere ontdekkingen<br />

gedaan. Zo geven de dansen van de verschillende<br />

rassen van onze honingbij de afstand anders weer.<br />

Het zijn als het ware dialecten, waar soms vlotte<br />

dansers, soms langdradige dansers hetzelfde proberen<br />

duidelijk te maken.<br />

Efficiënte bijentaal<br />

Met behulp van de bijendanscommunicatie<br />

kunnen honingbijenkolonies zeer efficiënt grote<br />

voedselbronnen exploiteren binnen een straal van<br />

enkele kilometers van hun nest. Hiervoor is taakverdeling<br />

essentieel. Een kleine groep bijen vliegt<br />

op eigen gelegenheid uit om voedselbronnen te<br />

zoeken. Deze verkenners speuren systematisch de<br />

omgeving af naar nectar- of stuifmeelleverende<br />

planten. Het grootste deel van de bijen blijft in het<br />

nest en wacht tot de verkenners terugkomen met<br />

voedsel. Ze volgen de dans, gaan op zoek naar de<br />

voedselbron en als ze die vinden en goedkeuren<br />

gaan ze zelf ook dansen. Op die manier wordt er<br />

voor grotere en betere bronnen meer gedanst in<br />

de kolonie en dus ook meer gerekruteerd (dat wil<br />

zeggen dansvolgers worden gemobiliseerd voor<br />

het foerageren). Als de bron op begint te raken<br />

stoppen de bijen met dansen en worden er geen<br />

nestgenoten meer aangespoord tot foerageren.<br />

De danscommunicatie is bepaald niet perfect. Er<br />

zijn zowel ‘schrijffouten’ als ‘afleesfouten’. Ten eerste<br />

is de uitvoering van de dans niet altijd exact.<br />

Een dans voor een verre bron geeft, door onnauwkeurigheid<br />

in zowel richting als afstand, meestal<br />

34<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Dansen in dialect<br />

Als bijendans ‘taal’ is,<br />

bestaat er dan ook zoiets<br />

als een dialect Volgens<br />

een Chinees onderzoek<br />

uit 2008 wel!<br />

Om bijen uit verschillende<br />

streken of zelfs uit<br />

verschillende werelddelen<br />

met elkaar te laten<br />

communiceren moet je<br />

eerst een belangrijke<br />

horde nemen. Vreemde<br />

bijen worden normaal<br />

gesproken niet getolereerd<br />

in een volk, dus<br />

voor ze elkaars danstaal<br />

kunnen bekijken, zijn de<br />

vreemdelingen meestal<br />

al uitgemoord. De Chinezen<br />

hebben dan ook lang<br />

moeten experimenteren<br />

voor ze een bijenvolk<br />

konden samenstellen<br />

uit zowel Europese als<br />

Aziatische bijen. Voor de<br />

volledigheid: de koningin<br />

was een Aziatische.<br />

Het gemengde volk<br />

kreeg op een gecontroleerde<br />

manier nectarbronnen<br />

voorgeschoteld,<br />

zodat afstand en richting<br />

ten opzichte van de<br />

bijenkorf steeds precies<br />

bekend waren. Vervolgens<br />

keken de onderzoekers<br />

hoe de verschillende<br />

bijen dansten voor die<br />

bronnen. Wat bleek: de<br />

Aziatische bijen kwispelden<br />

langer voor een<br />

bepaalde bron dan een<br />

Europese. Ook de hoek<br />

van het achterlijf van de<br />

Aziaten stond bij de dans<br />

voor een specifieke bron<br />

een stuk schuiner dan<br />

die van de Europeanen.<br />

De schuinere Aziatische<br />

hoek zou de Europeanen<br />

net een verkeerde kant<br />

op kunnen sturen, terwijl<br />

ze door een langere<br />

kwispeldans te ver zouden<br />

kunnen doorvliegen.<br />

Maar: de verschillende<br />

soorten bijen konden<br />

elkaar prima verstaan!<br />

Er was niet meer of<br />

minder ‘onbegrip’ waar<br />

te nemen dan in een<br />

normaal, homogeen<br />

bijenvolk.<br />

De Chinezen trokken een<br />

ver gaande conclusie<br />

uit hun dialectenonderzoek.<br />

De Aziatische<br />

bij en de Europese zijn<br />

vermoedelijk zes tot acht<br />

miljoen jaar geleden uit<br />

een gemeenschappelijke<br />

voorouder ontstaan.<br />

Maar die miljoenen jaren<br />

hebben niet verhinderd<br />

dat de bijen elkaars<br />

taal nog wel kunnen<br />

begrijpen, ondanks de<br />

duidelijke ‘dialecten’ die<br />

ze gebruiken. Of is het<br />

bijenbrein, hoe minuscuul<br />

ook, toch flexibel<br />

genoeg om zelfs te kunnen<br />

‘vertalen’<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 35


Tom Seeley merkte zijn bijen<br />

met kleuren en nummers<br />

om zo het dansgedrag te<br />

kunnen onderzoeken.<br />

een gebied van ongeveer één hectare aan. Dat is<br />

voor het vinden van een veld bloeiend koolzaad<br />

natuurlijk voldoende, maar niet voor het opsporen<br />

van een bloeiende lindeboom. Ten tweede is<br />

het volgen van een dans erg moeilijk, vooral voor<br />

onervaren bijen. De snelle dansbewegingen vinden<br />

plaats in het donker op een verticale raat vol<br />

met bijen. De dansvolger moet zo lang mogelijk<br />

precies achter de ronddansende bij blijven om de<br />

informatie op te pikken.<br />

De Noord-Amerikaanse onderzoeker Tom Seeley<br />

heeft in detail onderzocht hoe succesvol de rekruten<br />

zijn in het vinden van de voedselbronnen. Hij<br />

werkte daarvoor op Appledore Island, een afgelegen<br />

eiland voor de kust van Maine. Dit eiland<br />

heeft geen natuurlijke honingbijen, waardoor het<br />

ideaal is voor experimenteel werk met bijen. Seeley<br />

merkte alle bijen met nummers en kleuren, liet<br />

iemand de wacht houden bij de voedselbronnen<br />

en observeerde al het dansgedrag in de kolonie.<br />

Enkele verkenners vonden een voedselbron en<br />

begonnen te dansen. Verrassend genoeg kostte<br />

het de dansvolgers meer tijd om de aangeboden<br />

suikerwaterbron te vinden dan dat het de verkennerbijen<br />

kostte om zonder dansinformatie zelf een<br />

voedselbron te vinden. Het leek er dus op dat het<br />

efficiënter zou zijn om een kolonie met verkennerbijen<br />

te hebben en de bijendans maar te vergeten.<br />

Het bleek echter dat de kwaliteit van de bronnen<br />

die de verkenners vonden lang niet altijd goed<br />

was, terwijl de dansvolgers altijd de beste bronnen<br />

vonden. Voor slechte bronnen wordt namelijk<br />

niet gedanst. De bijendans maakt het dus mogelijk<br />

voor de grote honingbijenkolonie om heel gericht<br />

alleen de beste voedselbronnen te exploiteren.<br />

De balans van de dans<br />

Levert de danscommunicatie uiteindelijk ook<br />

meer voedsel voor de kolonie Om dit te testen vergeleken<br />

Kirk Visscher en collega’s kolonies waarin<br />

bijen belemmerd werden in het aangeven van de<br />

goede danslocatie met gewone kolonies. Door de<br />

bijenraten in een kolonie horizontaal te zetten<br />

konden de bijen niet goed de richting aangeven.<br />

Normaal gebruiken dansers de zwaartekrachtrichting<br />

om de hoek tussen voedselbron en de<br />

zon aan te geven in de donkere bijenkast. Op een<br />

horizontale raat kan dit niet. Uit het onderzoek<br />

bleek dat als er voedsel te vinden is op vele plekken<br />

in het landschap rondom de kolonie, de bijendans<br />

niet leidde tot hogere nectar- en stuifmeeloogst.<br />

Echter wanneer de voedselbronnen wijdverspreid<br />

in het landschap voorkwamen leverde de bijendans<br />

meer voedsel op.<br />

Dansdemocratie tijdens de volksverhuizing<br />

De bijendans zorgt er ook voor dat een zwerm<br />

bijen een geschikte nieuwe woonplaats vindt.<br />

Honingbijen planten zich voort door middel van<br />

36<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


het zogenoemde zwermen. Een groep van 10.000<br />

tot 20.000 bijen verlaat de kolonie met de oude<br />

koningin, vliegt ergens heen en kampeert tijdelijk<br />

aan bijvoorbeeld een boomtak totdat een permanente<br />

woning is gevonden. Maar hoe vindt zo’n<br />

volk op drift een nieuwe woning Wijst de koningin<br />

de weg of is er een democratisch proces Wordt<br />

de eerste de beste locatie uitgekozen Hoe weten<br />

die duizenden bijen waar ze heen moeten gaan<br />

Het sturen van een grote groep mensen is vrijwel<br />

onmogelijk en we weten ook maar al te goed<br />

hoe moeilijk het is om consensus te bereiken bij<br />

het formeren van een kabinet of het aanleggen van<br />

een snelweg. De al eerder genoemde onderzoeker<br />

Tom Seeley heeft met veel geduld en vernuft<br />

onderzoek gedaan naar precies deze vragen. En<br />

met groot succes! Het raadsel van het beslissingsproces<br />

tijdens de huizenjacht van een bijenzwerm<br />

is grotendeels door hem opgelost. Hij schrijft<br />

daarover in zijn boek Honeybee democracy.<br />

Seeley verhuisde weer naar Appledore Island,<br />

deze keer vanwege het feit dat daar geen natuurlijke<br />

nestgelegenheden zijn voor bijen. Er zijn geen<br />

grote bomen en de geschikte holtes in de onderzoeksgebouwen<br />

werden gedicht. Hij kon de keuze<br />

tussen geschikte nestlocaties dus goed manipuleren.<br />

Door nestkasten te bouwen met verschillende<br />

afmetingen en openinggroottes kon hij de bijen<br />

laten kiezen wat voor hen de beste woning was.<br />

Vierduizend bijen werden individueel gemerkt<br />

en bij een ‘kunstzwermbord’ uit hun bijenkast<br />

gegooid. Ze vormden snel een zwerm op ooghoogte<br />

die gemakkelijk geobserveerd kon worden.<br />

Het was al langer bekend dat de bijendans ook<br />

vraag 2<br />

Waarom zou een bij kennis<br />

over een superrijke<br />

nectarbron niet gewoon<br />

voor zichzelf houden<br />

Een imker vangt een vrije<br />

zwerm bijen van een fiets op<br />

de Dam.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 37


Het Het kiezen kiezen van van een een voedselbron woning<br />

10.00 uur: Twee verkenners<br />

hebben elk een woning<br />

gevonden en vertellen er<br />

over door te dansen.<br />

10.00 uur<br />

13.00 uur: De dansvolgers<br />

zijn zelf gaan kijken<br />

en dansen nu ook. De<br />

rechterboom is het meest<br />

overtuigend. De meeste<br />

bijen (in blauw) kiezen<br />

hiervoor.<br />

13.00 uur<br />

16.00 uur: Bijna alle<br />

verkenners gaan voor de<br />

rechterboom. Het besluit is<br />

bijna genomen, misschien<br />

vertrekken ze vandaag nog.<br />

16.00 uur<br />

38<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


gebruikt wordt bij de huizenjacht. Martin Lindauer<br />

had dat in de jaren vijftig ontdekt. Hij zag<br />

dansende bijen aan de buitenkant van de zwerm,<br />

decodeerde de danslocatie en zag dat de zwerm<br />

de nieuwe locatie koos waar het meest voor werd<br />

gedanst. Het lukte hem soms zelfs om mee te<br />

sprinten met de wegvliegende zwerm en zo te<br />

ontdekken in welk gebouw of boomholte ze neerstreken.<br />

Consensus of beslissing bij meerderheid<br />

Een verhuizing van een zwerm bijen duurt over<br />

het algemeen één tot drie dagen. In het begin<br />

wordt een groot aantal locaties aangegeven door<br />

de verschillende dansers. Al deze locaties zijn<br />

geschikte nestplekken, want alleen verkenners<br />

die een goede nestplek vinden dansen ervoor na<br />

terugkomst bij de zwerm. De favoriete bijenwoning<br />

blijkt een holte met een inhoud van meer dan<br />

twintig liter, een paar meter boven de grond met<br />

een kleine opening op het zuiden aan de onderkant<br />

van de holte.<br />

Seeley zag dat het aantal potentiële woningen<br />

waarvoor werd gedanst gaandeweg tot slechts één<br />

plek werd teruggebracht. Maar hoe Het bleek niet<br />

via ‘consensus’ in de zwerm te gaan: in de zwerm<br />

wordt niet de nestplek met de meeste dansers<br />

gekozen en vervolgens vliegen de bijen daar naartoe.<br />

In plaats van consensus in de zwerm, valt de<br />

beslissing juist bij de nestplek, wanneer voldoende<br />

bijen die zelfde nestplek hebben gevonden. Dit<br />

wordt de quorum-hypothese genoemd.<br />

Het bewijs tegen de consensus-hypothese was<br />

de observatie dat de zwerm soms al vertrekt voordat<br />

alle dansers één enkele nestplek aanduiden.<br />

Bovendien konden de onderzoekers een zwerm<br />

laten splitsen door twee identieke nestplekken aan<br />

te bieden. Het aantal aanhangers voor beide kasten<br />

nam even sterk toe waardoor de twee coalities<br />

tegelijkertijd besloten naar hun eigen favoriete<br />

plek te vliegen in verschillende richtingen. Een<br />

elegant experiment liet vervolgens zien dat het<br />

keuzemoment inderdaad het aantal huizenjagers<br />

bij een nestkast blijkt te zijn. De verhuiskeuze<br />

bleek veel langer te duren wanneer vijf identieke<br />

nestkasten naast elkaar werden gezet in plaats van<br />

slechts één. Met vijf kasten verdeelden de verkenners<br />

zich en kregen ze de indruk dat er nog niet<br />

genoeg volgelingen waren voor hun kast. Daardoor<br />

wachtten ze met het nemen van de beslissing<br />

voor de eigenlijke intrek in de nieuwe woning. Die<br />

beslissing is doorgaans overigens goed te horen en<br />

te zien. De hele coalitie bijen van de gekozen kast<br />

vliegt terug naar de zwerm en maakt een hoog<br />

geluid terwijl ze rondrennen over de zwerm. Dit<br />

is het signaal voor de andere bijen om hun vliegspieren<br />

op te warmen en zich klaar te maken voor<br />

vertrek.<br />

Snel beslissen Dansen!<br />

De bijendans is een goed voorbeeld van complexe<br />

communicatie die is geëvolueerd omdat betere<br />

communicatie over voedsel en een geschikte<br />

nestplek ook betere groei, reproductie en overleving<br />

van de soort tot gevolg heeft. De omgeving<br />

bepaalt in welke omstandigheden de bijendans<br />

voordeel oplevert. Zo gebruiken de meeste sociale<br />

bijen die in het tropisch regenwoud leven geursporen<br />

of andere communicatiesystemen omdat de<br />

bijendans slechts werkt in twee dimensies en niet<br />

in het driedimensionale regenwoud. De bijencommunicatie<br />

is zeer fascinerend en inspirerend en<br />

maakt snelle, efficiënte beslissingen mogelijk<br />

onder moeilijke omstandigheden. Daar kunnen<br />

wij misschien nog wat van leren bij onze maandenlange<br />

vergadersessies bij kabinetsformaties.<br />

vraag 3<br />

Is de bijendans een taal<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 39


Liever geen polaroid<br />

Het ging altijd zo mooi: kleine bijenvolkjes<br />

zorgden er bij een Nederlandse<br />

kweker voor dat een bepaalde soort<br />

potplant effectief werd bestoven, zodat<br />

er aartjes met veel zaden werden gevormd. Daaruit<br />

werden jonge plantjes gekweekt om te verkopen<br />

aan andere kwekers. De handel ging zelfs zó goed<br />

dat de kweker voor deze teelt een fonkelnieuwe,<br />

veel grotere kas liet bouwen, met een modern<br />

dubbelwandig en dus energiebesparend kasdek,<br />

gemaakt van de kunststof polycarbonaat.<br />

Ook in de nieuwe kas deden de planten het<br />

prachtig. Ze kwamen al snel in bloei. De bijenvolkjes<br />

werden weer van stal gehaald om de bloemen<br />

te bestuiven. Maar op dat moment ging het mis.<br />

Zodra de bijenkasten open werden gezet in de<br />

nieuwe kas vlogen de bijen meteen naar de nok<br />

van de kas. Geen enkele bij bezocht de bloemen,<br />

maar ook geen enkele bij keerde terug naar de<br />

kast. Bovendien gedroegen de bijen zich heel<br />

vreemd. Normaal gaan bijen zich eerst op een<br />

nieuwe plek oriënteren: ze vliegen horizontale<br />

cirkels rond de kast, die steeds wijder worden.<br />

Zodra ze de plek in hun geheugen hebben geprent<br />

Ultraviolet licht wordt tot<br />

een golflengte van 375<br />

nanometer tegengehouden<br />

door polycarbonaat (PC).<br />

Een andere kunststof,<br />

polymethylmethacrylaat<br />

(PMMA), laat licht door<br />

vanaf 300 nanometer.<br />

Glas laat het licht door<br />

vanaf 325 nanometer. Het<br />

gevolg: bijen en hommels<br />

kunnen zich bij gebrek<br />

aan ultraviolet licht niet<br />

oriënteren onder een<br />

kasdek van polycarbonaat.<br />

relatieve fotonenverdeling/nanometer<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

Zicht van de bij in de kas<br />

glas<br />

PMMA<br />

PC<br />

5<br />

0<br />

-5<br />

300 325 350 375 400<br />

golflengte in nanometer<br />

40<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


vertrekken ze in een rechte lijn. Maar nu vlogen<br />

de bijen meteen verticaal omhoog, soms zelfs met<br />

loops, zoals een stuntvliegtuig die maakt, om te<br />

eindigen tegen het kasdek.<br />

mels vaak problemen. In de plastic folie zitten<br />

meestal stoffen die het UV-licht opnemen.<br />

Daarmee voorkomt de fabrikant van het<br />

plastic dat het materiaal onder invloed van<br />

het UV-licht bros wordt. Tegen de tijd dat het<br />

plastic oud wordt zijn die UV-blokkeerders<br />

verdwenen. En inderdaad, op dat moment gaat<br />

het de bijen en hommels in zo’n kas ook weer<br />

beter.<br />

UV-licht als kompas<br />

Een kas van polycarbonaat (PC) in plaats van glas<br />

laat geen ultraviolet licht door. Ultraviolet is voor<br />

mensen onzichtbaar, maar voor bijen is het één<br />

van de zichtbare kleuren van het licht. Sterker: de<br />

bijen gebruiken het ultraviolette deel van het licht<br />

om de polarisatie (de ‘trilrichting’) van de lichtgolven<br />

te zien. Dat geeft de bijen informatie over de<br />

stand van de zon, zelfs als er wolken voor zitten.<br />

Daarmee kunnen bijen zich oriënteren. Bij gebrek<br />

aan UV-licht, lijkt het kunststof kasdek te werken<br />

als een soort polaroid zonnebril: de polarisatie van<br />

het licht – die wij zien als hinderlijke schittering,<br />

maar die voor bijen als een kompas werkt – wordt<br />

in deze kas gefilterd.<br />

Na deze onverwachte ontdekking van de potplantenkweker<br />

zijn proeven gedaan in dezelfde<br />

kassen, aangevuld met proeven in een kas van<br />

polymethylmethacrylaat (PMMA). Die proeven<br />

lieten zien dat bijen niet per definitie een hekel<br />

hebben aan ‘plastic’ kassen. In de PMMA-kas<br />

konden zowel bijen als hommels prima de weg<br />

terug vinden, zelfs nog beter dan onder glas. In de<br />

PC-kas bleef het tobben. Bij het doormeten van het<br />

licht in de kassen bleek dat PMMA alle ultraviolet<br />

doorlaat, dat glas een deel van het UV absorbeert,<br />

en dat PC bijna alle UV tegenhoudt.<br />

Ook bij teelten in zogenoemde tunnelkassen,<br />

met plastic folie als kasdek, hebben bijen en homantwoord<br />

1<br />

Dankzij de polarisatie en<br />

dankzij ultraviolet licht<br />

kan een bij altijd zien<br />

waar de zon staat, ook<br />

als het bewolkt is.<br />

antwoord 2<br />

Aan nectar uit een bloem<br />

heeft een bij niet veel.<br />

Pas als het is ingedikt tot<br />

honing wordt het een<br />

waardevolle voedselbron.<br />

En daar heeft een bij de<br />

rest van het volk voor<br />

nodig. Ze kan dus maar<br />

beter blijven communiceren<br />

over rijke bronnen.<br />

antwoord 3<br />

Bijendans is zonder<br />

twijfel communicatie.<br />

Maar het onderwerp van<br />

gesprek is wel beperkt.<br />

Waar mensen met hun<br />

taal over van alles en<br />

nog wat kunnen communiceren,<br />

kunnen<br />

bijen ‘slechts’ posities<br />

doorgeven over plaats en<br />

kwaliteit van voedsel of<br />

een geschikte woonplek.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 41


Alles wat een bij nodig heeft voor haar<br />

voeding zit in bloemen. Van waterige nectar<br />

en droog stuifmeel bereidt ze rijke honing en<br />

bijenbrood om ook een schrale winter door<br />

te komen.<br />

42<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


5 Brood met honing<br />

vraag 1<br />

Behalve nectar, zijn er<br />

nog meer ‘zoete sapstromen’<br />

in een plant. Welke<br />

Veel bloemen hebben insecten, zoals bijvoorbeeld<br />

bijen, nodig om stuifmeel van<br />

de ene naar de ander bloem te brengen.<br />

Maar dat zal de bijen strikt genomen<br />

worst wezen. De bijen bezoeken de bloemen niet<br />

om het stuifmeel van de ene bloem naar de andere<br />

te transporteren maar om voedsel te verzamelen.<br />

Er is sprake van wederkerige afhankelijkheid.<br />

Alles wat een bij nodig heeft, zoals koolhydraten,<br />

aminozuren, vitaminen en sporenelementen,<br />

wordt door de bloem gemaakt in de vorm van<br />

nectar en stuifmeel. De bij is voor honderd procent<br />

afhankelijk van bloemen om te kunnen leven.<br />

Omgekeerd zijn veel planten dus afhankelijk van<br />

bestuivende insecten om het stuifmeel van de ene<br />

bloem naar de andere te brengen. Op die manier<br />

ontstaat een goede uitwisseling van plantengenen.<br />

Er zijn overigens ook diverse planten, zoals<br />

grassen en bomen, die geen insecten nodig hebben<br />

voor het transport van stuifmeel, de zogenoemde<br />

windbestuivers.<br />

Het is niet zo dat bijen pure nectar drinken en<br />

stuifmeelkorrels opeten. Nectar heeft in zijn pure<br />

vorm te weinig energie. Het wordt daarom door<br />

de bijen geconcentreerd tot energierijke en lang<br />

houdbare honing. Onbewerkt stuifmeel zou in een<br />

bijenkast meteen verschimmelen. De bijen maken<br />

er daarom ‘bijenbrood’ van: lang houdbare stuifmeelbrokken,<br />

afgemaakt met een laagje honing.<br />

Bijen leven van dit geconserveerde voedsel en<br />

slaan dit ook op als wintervoorraad. Een bijenvolk<br />

overwintert als volk met de koningin en 5.000 tot<br />

8.000 bijen. Zo’n volk verbruikt in de winter ongeveer<br />

12 kilo suiker, wat qua energie overeenkomt<br />

met 15 kilo honing.<br />

Vele hapjes maken een vol pakhuis<br />

Een bijenvolk verzamelt in de lente en zomer 20<br />

tot 50 kilo stuifmeel en zelfs honderden kilo’s<br />

nectar. Het is voedsel voor nu en later, als wintervoorraad.<br />

Dit zijn indrukwekkende hoeveelheden<br />

als je bedenkt dat een bij dit in porties van<br />

30 tot 40 microliter nectar en 10 tot 15 milligram<br />

stuifmeel naar de bijenkast brengt. Elke bij eet in<br />

haar leven ongeveer 1,5 gram suiker en 65 milligram<br />

stuifmeel. Dit is ongeveer de inhoud van<br />

één stuifmeelcel in een bijenkast. In een bijenvolk<br />

zitten in de zomer 15.000 tot 20.000 werksters<br />

die na het ei-, larve en popstadium 5 tot 6<br />

weken leven. In de zomer verzorgen zij dagelijks<br />

15.000 tot 20.000 larven, naast het verzamelen<br />

van nectar en stuifmeel. In de winter bestaat een<br />

bijenvolk uit een koningin en 5.000 tot 8.000<br />

bijen die 6 maanden leven en eten. In die periode<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 43


Op deze foto is duidelijk<br />

te zien waar de bij het<br />

(blauwe) stuifmeel opslaat.<br />

zijn er slechts weinig larven die gevoed moeten<br />

worden.<br />

Niet iedere plantensoort produceert evenveel<br />

stuifmeel en nectar. Bovendien is die hoeveelheid<br />

afhankelijk van het weer en de grondsoort.<br />

Het is dan ook niet precies uit te rekenen hoeveel<br />

bloemen bezocht moeten worden om de bovengenoemde<br />

hoeveelheden te kunnen verzamelen. Stel<br />

dat elke bloem 5 milligram nectar levert, wat overeenkomt<br />

met 1 milligram suiker, dan moet een bijenvolk<br />

voor elke kilo suiker een miljoen bloemen<br />

bezoeken. Een bij kan wel 4 tot 6 kilometer vliegen<br />

om het voedsel te verzamelen. Toch wordt het<br />

meeste zo dicht mogelijk bij huis gehaald, binnen<br />

een straal van 1,5 kilometer van de kast. Daarmee<br />

beslaat een bijenvolk een oppervlakte van 7 vierkante<br />

kilometer.<br />

Van nectar en stuifmeel maak je honing en brood<br />

Het suikergehalte van nectar varieert van enkele<br />

procenten tot meer dan de helft. Gemiddeld is het<br />

20%. Om te voorkomen dat de nectar gaat gisten<br />

wordt het door de bijen ingedikt tot een suikergehalte<br />

van 80%. Tijdens dit proces worden met het<br />

bijenspeeksel enzymen toegevoegd (zie pagina 48<br />

en 49).<br />

Stuifmeel is rijk aan eiwitten, vetten en suikers<br />

en is een goede voedingsbodem voor allerlei<br />

micro-organismen en mijten. Stuifmeel wordt<br />

daarom geconserveerd, door het in de cellen van<br />

de raat te stoppen en het af te dekken met honing.<br />

De van nature op de planten aanwezige gisten<br />

en bacteriën verbruiken de aanwezige zuurstof.<br />

Daardoor ontstaat een anaëroob klimaat (zonder<br />

zuurstof) in de stuifmeelcel. Onder deze zuurstofloze<br />

omstandigheden blijven vooral de melkzuurbacteriën<br />

actief. Die bacteriën zorgen voor een<br />

zure omgeving, wat er samen met de afwezigheid<br />

van zuurstof voor zorgt dat het stuifmeel lang<br />

houdbaar blijft. Door de melkzuurvergisting zoals<br />

dit proces heet, wordt het stuifmeel ook gemakkelijker<br />

verteerbaar voor de bijen. Bovendien wordt<br />

het bijenbrood zoals het dan wordt genoemd (raat<br />

met opgeslagen stuifmeel / stuifmeelcellen), verrijkt<br />

met aminozuren van de bacteriën.<br />

De voedster verdeelt het brood<br />

Honingbijen hebben dus heel praktische manieren<br />

ontwikkeld om hun voedsel lang te kunnen<br />

bewaren. Daarnaast hebben ze een bijzondere<br />

manier om de voedingsstoffen uit het bijenbrood<br />

goed over de bijen te verdelen. Dit loopt via de<br />

voedsterbijen. Alleen bijen van 3 tot 14 dagen<br />

oud kunnen het bijenbrood eten en verteren. Zij<br />

44<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Het ene stuifmeel is het andere niet<br />

Hun energie halen bijen<br />

uit nectar, de echte<br />

voedingswaarde komt<br />

uit stuifmeel. Maar het<br />

ene stuifmeel blijkt<br />

beter dan het andere.<br />

Toch is het niet zo dat<br />

bijen bewust de beste<br />

planten opzoeken voor<br />

het meest voedzame<br />

stuifmeel. Anders<br />

gezegd: ze pakken wat<br />

er voor handen is, of dat<br />

nou een ‘vette hamburger’<br />

is of een ‘broodje<br />

gezond’.<br />

Omdat bijen een<br />

behoorlijk groot gebied<br />

rond hun nest (de kast)<br />

bestrijken, komen ze<br />

over het algemeen wel<br />

aan voldoende gevarieerd<br />

voedsel. Maar<br />

vooral in agrarische<br />

gebieden kan het nog<br />

wel eens mis gaan. In<br />

een Frans onderzoek<br />

bleek ooit dat 60% van<br />

het stuifmeel in een bijenvolk<br />

van maïs afkomstig<br />

was. Een beetje is<br />

niet erg, maar zó veel<br />

maïs is toch wat veel<br />

van het goede, want<br />

bij een te eenzijdig<br />

dieet blijkt de kracht<br />

van een volk meetbaar<br />

achteruit te gaan. Er<br />

kunnen eerder ziekten<br />

toeslaan en zelfs het<br />

conserveren van honing<br />

gaat slechter wanneer<br />

er te weinig gevarieerd<br />

stuifmeel wordt<br />

aangevoerd. Bijen<br />

hebben dus behoefte<br />

aan biodiversiteit in het<br />

plantenleven rond hun<br />

woonplaats.<br />

vraag 2<br />

De imker oogst honing<br />

uit de bijenkast. Hij geeft<br />

er een suikeroplossing<br />

voor terug. De bijen lijken<br />

daar geen probleem mee<br />

te hebben. Hoe kan dat<br />

slaan de eiwitten, vetten, vitaminen en mineralen<br />

op in het zogenoemde vetlichaam in het achterlijf.<br />

Alleen in de periode dat de bijen bijenbrood<br />

moeten eten, maken ze de enzymen aan om dit<br />

bijenbrood te kunnen verteren, daarna niet meer.<br />

Ongeveer de helft van het eiwit wordt opgeslagen<br />

in de vorm van het opslageiwit vitellogenine. Dit<br />

is een zogenoemd glyco-lipoproteïne, dat zowel<br />

eiwit en suiker als vet bevat.<br />

Het eiwit uit het eiwitvetlichaam wordt door<br />

bijen van twee tot drie weken oud in speciale klieren<br />

omgezet in eiwitrijk voedersap. Via dit voedersap<br />

worden de eiwitten, vetten en mineralen door<br />

die jonge bijen verdeeld over het volk. De bijen die<br />

dit doen worden dan ook voedsterbijen genoemd.<br />

De bijenkoningin wordt continu gevoerd door<br />

de voedsterbijen. Ook de larven in het bijenvolk<br />

worden voortdurend gevoed met het voedersap.<br />

Jonge bijen tot 3 dagen oud krijgen dit voedersap<br />

om snel sterk te worden. Er zijn terugkoppelingsmechanismen<br />

die ervoor zorgen dat het<br />

voedersap goed wordt verdeeld over de koningin,<br />

de larven en de jonge bijen. Via de route van stuifmeel,<br />

bijenbrood en voedersap ontstaat een vrij<br />

constante kwaliteit van<br />

de eiwitvoeding in het<br />

bijenvolk.<br />

Wanneer een bijenvolk<br />

steeds voldoende<br />

stuifmeel kan verzamelen<br />

van diverse plantensoorten,<br />

kunnen het<br />

vetlichaam en ook de voedersapklieren zich goed<br />

ontwikkelen. De kwaliteit van het voedersap is<br />

in zo’n geval ook beter dan wanneer er stuifmeelschaarste<br />

is.<br />

Honing is brandstof<br />

Bijen eten de opgeslagen honing om energie te<br />

hebben voor de verzamelvluchten en om de normale<br />

stofwisseling op gang te houden. Daarnaast<br />

is het brandstof voor de ‘interne kachel’. Honing-<br />

Bijenbrood: vergist stuifmeel<br />

met aminozuren, maak af met<br />

een beetje honing<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 45


Bij honger eet je de kinderen op<br />

Afhankelijk van de kwaliteit van het bijenbrood<br />

bouwen de bijen een rijk tot minder rijk vetlichaam<br />

op. Er is een kritisch minimum. Wanneer<br />

er te weinig eiwit is om de koningin, de larven en<br />

de jonge bijen te kunnen voeren krijgt de koningin<br />

kwalitatief mindere koninginnengelei te eten<br />

en ze gaat minder eitjes leggen. Ook eten de bijen<br />

de eitjes en jonge larven op. Op die manier recyclen<br />

ze eiwitten, vetten en mineralen en wordt een<br />

minimale kwaliteit van bijen en broed gehandhaafd.<br />

Kapers op de kust<br />

Dankzij hun hygiënische manier van leven en<br />

door de goede conservering van het voedsel hebben<br />

bijenvolken weinig last van ziekten. Toch<br />

zijn er een paar die de voedselvoorziening van de<br />

bijen erg dwars kunnen zitten. De mijt Varroa destructor<br />

bijvoorbeeld, en de microsporidia Nosema<br />

Stuifmeel van verschillende<br />

bloemen/kleuren wordt<br />

opgeslagen in de raat.<br />

bijen vliegen bij luchttemperaturen tussen 10 en<br />

38 °C. Onder de 10 °C kan een bij niet meer vliegen.<br />

Bij een temperatuur van 7 °C of minder kan dit<br />

koudbloedige dier zelfs niet meer bewegen. Het<br />

broed, de eitjes, de larven en de poppen hebben<br />

een temperatuur nodig van 34 tot 35 °C om te eten<br />

en te groeien. Om boven de kritische ondertemperatuur<br />

te komen, vormen de bijen in de winter een<br />

tros. Aan de buitenkant van die tros is de temperatuur<br />

tussen 9 en 14 °C. Binnenin loopt de temperatuur<br />

op tot 34 °C als er broed is, en wat lager als er<br />

geen broed is.<br />

Hoewel alle insecten koudbloedig zijn en dus de<br />

temperatuur van de omgeving aannemen, hebben<br />

bijen een manier gevonden om hun lichaamstemperatuur<br />

enigszins te reguleren. De bijen eten<br />

honing en bewegen hun vliegspieren. Door de<br />

activiteit van de vliegspieren komt de benodigde<br />

warmte vrij. Die warmte kunnen de bijen verrassend<br />

nauwkeurig reguleren.<br />

46<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


apis en Nosema ceranae (eencellige schimmelachtige<br />

parasieten). Varroa parasiteert de poppen.<br />

Daardoor kunnen de bijen minder vitellogenine<br />

maken. Of dit nu een direct effect van de mijt is<br />

of van virussen die vanwege de parasitering in<br />

de poppen terecht komen is niet bekend. Hoe dan<br />

ook, omdat de bijen minder vitellogenine kunnen<br />

maken zullen ze ook minder voedersap produceren<br />

en meer moeite hebben om voldoende eiwitreserves<br />

op te bouwen voor de winter.<br />

Beide Nosema’s parasiteren de zogenoemde<br />

ventriculus van de honingbij. Dat is het deel van<br />

het darmstelsel waar de bij enzymen produceert<br />

die nodig zijn voor de vertering van het stuifmeel<br />

en waar ook de voedingsstoffen uit het stuifmeel<br />

worden opgenomen in het bijenbloed, de haemolymfe.<br />

Door de parasitering met Nosema werkt de<br />

darm slecht. Daardoor kan de bij minder reserve<br />

opbouwen, wat weer ten koste gaat van de weerstand<br />

en levensverwachting.<br />

Bij voedselgebrek zullen<br />

de werksters deze larven<br />

gewoon weer opeten.<br />

vraag 3<br />

Alle bijen in een volk zijn<br />

ongeveer even groot en<br />

even zwaar. Bij hommels<br />

is dat niet zo. Vanwaar<br />

dat verschil<br />

Voedseluitwisseling tussen<br />

bijen wordt trophallaxis<br />

genoemd.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 47


Meer dan suiker<br />

Met een soort<br />

centrifuge wordt<br />

honing uit de raat<br />

geslingerd.<br />

Honingbijen verzamelen nectar van<br />

verschillende bloemen. Die dikken<br />

ze in tot het watergehalte minder is<br />

dan 20%. Daarna wordt de stroperige<br />

vloeistof opgeslagen in de raten, die door de bijen<br />

worden afgesloten met een dekseltje van was. Een<br />

imker kan de raten ‘ontzegelen’. Door ze te slingeren<br />

in een soort centrifuge stroomt de honing<br />

eruit. Hij steelt dan eigenlijk het reservevoedsel<br />

dat de bijen hadden opgeslagen voor tijden van<br />

schaarste.<br />

Soms is er in de natuur schaarste aan goede<br />

nectarbronnen. In jaren dat er veel luizen zijn,<br />

gebruiken de bijen ook wel de zoete uitwerpselen<br />

van de luizen, de zogenoemde honingdauw die de<br />

luizen op bladeren achterlaten, als grondstof voor<br />

honing. Die honing heet volgens de warenwet dan<br />

ook ‘honingdauwhoning’. In Duitsland en Oostenrijk<br />

zijn de consumenten nogal verzot op donkere<br />

dennenhoning. Dat is zo’n honingdauwhoning.<br />

Glucose (druivensuiker, 31%) en fructose<br />

(vruchtensuiker, 38%) vormen het hoofdbestanddeel<br />

van honing. De overige suikers zijn di- en<br />

trisachariden, waaronder onze ‘gewone’ suiker:<br />

saccharose. Meestal is honing, door het indikken<br />

van de nectar, fysisch gesproken, een oververzadigde<br />

oplossing van glucose. Deze suikersoort<br />

kristalliseert dan ook na enige tijd: de honing<br />

‘versuikert’. Bij koolzaadhoning is dat al na enkele<br />

dagen het geval, bij lindehoning na enkele maanden.<br />

Er zijn ook plantensoorten met een overmaat<br />

aan fructose in de nectar. Die suikersoort kristalliseert<br />

nooit en de honing van die bloemen blijft<br />

jarenlang vloeibaar. Acaciahoning en sinaasappelbloesemhoning<br />

zijn daarvan goede voorbeelden.<br />

Of een honing snel versuikert hangt dus vooral<br />

samen met de verhouding glucose/fructose. Daarnaast<br />

zijn ook het watergehalte en de bewaartemperatuur<br />

van invloed.<br />

Suikers vormen het hoofdbestanddeel van<br />

honing maar de andere stoffen uit de nectar<br />

dragen bij aan de kleur, smaak en eigenschappen<br />

van het product. Honing is duidelijk meer dan<br />

suikerwater. Zo is heidehoning roodbruin van<br />

kleur en krachtig van smaak en acaciahoning licht<br />

met een meer neutrale smaak. Er bestaan zelfs<br />

bittere honingsoorten, bijvoorbeeld van de Zuid-<br />

Europese aardbeiboom. In Turkije, rond de Zwarte<br />

Zee, wordt honing gewonnen die voor de mens<br />

48<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


giftig is. Dat komt door de nectar van de Pontische<br />

rododendron.<br />

Bijen verrijken de honing<br />

Bijen voegen zelf ook nog stoffen toe tijdens de<br />

honingbereiding, vooral diverse enzymen. Eén<br />

daarvan is amylase, dat zetmeel uit sommige stuifmeelkorrels<br />

omzet in de suiker maltose. Een ander<br />

enzym is invertase, dat saccharose – de suiker<br />

zoals die wordt gewonnen uit biet- en rietsuiker<br />

– splitst in glucose en fructose. Daarnaast voegen<br />

bijen glucose-oxidase toe. Dit enzym doet in<br />

honing zelf niets, maar bij verdunnen met water,<br />

speeksel of wondvocht ontleedt een klein deel van<br />

de glucose in gluconzuur en waterstofperoxide.<br />

Dat peroxide heeft een sterke bacterieremmende<br />

werking. Vandaar dat er de laatste jaren – al was<br />

het maar omdat steeds meer bacteriën resistent<br />

worden tegen antibiotica – een groeiende belangstelling<br />

bestaat voor het gebruik van honing bij<br />

slecht genezende wonden en brandwonden. Vooral<br />

de onderzoekers Molan uit Nieuw-Zeeland en<br />

Postmes uit Nederland hebben veel onderzoek<br />

gedaan naar deze antibiotische eigenschap. Tegenwoordig<br />

kun je zelfs met honing geïmpregneerde<br />

pleisters kopen, en ook honingzalf.<br />

Wondermiddeltjes<br />

Behalve was en honing, maken bijen nog andere<br />

producten. Propolis is een kleverige, bruine, harsachtige<br />

stof die bijen verzamelen van bladknoppen<br />

van verschillende bomen en planten, in onze<br />

streken vooral van de populier. Bijen gebruiken<br />

deze hars om er kieren en gaten in de bijenkast<br />

mee te dichten. In het bijenvolk gaat propolis<br />

bacteriegroei tegen en daarmee de verspreiding<br />

van sommige ziektes. Juist daarom<br />

wordt propolis ook door de mens gebruikt:<br />

het werkt effectief tegen ziekteverwekkende<br />

bacteriën, schimmels en virussen. Met name<br />

de werking tegen virussen is ook wetenschappelijk<br />

bewezen. Vooral het hoge gehalte<br />

aan flavonoïden, ongeveer 15%, speelt daarbij<br />

een rol.<br />

Koninginnengelei is afkomstig uit<br />

bepaalde klieren van jonge werksterbijen en<br />

is het speciale voedsel voor de larve waaruit<br />

de toekomstige bijenkoningin zal komen.<br />

Een koningin leeft wel 3 jaar, de andere bijen<br />

maar enkele maanden. Geen wonder dat dit<br />

aanleiding geeft tot speculaties: als ik maar<br />

koninginnengelei eet, leef ik extra lang.<br />

Koninginnengelei is rijk aan B-vitamines,<br />

maar gedroogde biergist bezit hogere gehaltes.<br />

Koninginnengelei ziet troebel wit en<br />

smaakt wat zuur. Het bevat 67% water, 12%<br />

eiwit en verder wat vet en suikers en nog een<br />

bijzonder vetzuur. Er wordt een voor de mens<br />

gunstig effect aan toegeschreven bij vermagering,<br />

depressies en bij gebrek aan eetlust.<br />

antwoord 1<br />

In Noord-Amerika tappen<br />

mensen de eerste sapstroom<br />

na de winter uit<br />

de bast van de Canadese<br />

esdoorn af. Na verhitten<br />

en indampen kun je daar<br />

de beroemde maple syrup<br />

van maken (ahornsiroop).<br />

Luizen gebruiken die<br />

sapstroom ook. Van luizenuitwerpselen<br />

maken<br />

bijen op hun beurt weer<br />

‘honingdauwhoning’.<br />

antwoord 2<br />

Honing heeft geen of<br />

nauwelijks voedingswaarde,<br />

het is voornamelijk<br />

brandstof voor de<br />

winter. Suiker is net zo’n<br />

goede brandstof.<br />

antwoord 3<br />

Bijenlarven groeien op in<br />

gelijke cellen, dus groter<br />

kunnen ze alvast niet<br />

worden. Maar kleiner<br />

worden ze ook niet,<br />

want als er gebrek aan<br />

voedsel is krijgen ze niet<br />

minder per larve, maar<br />

worden er minder larven<br />

opgevoed. Hommels die<br />

opgroeien in tijden van<br />

schaarste blijven kleiner,<br />

en de cellen zijn ook<br />

variabel.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 49


Al wist de honingbij er zelf<br />

niets van, toch was 2006<br />

een mijlpaal in haar leven. In<br />

dat jaar werd het complete<br />

genoom van de honingbij in<br />

kaart gebracht.<br />

50<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


6 De genen van de bij<br />

Het wordt letterlijk iedere dag eenvoudiger<br />

voor wetenschappers om<br />

het erfelijke materiaal van mensen,<br />

dieren, planten en micro-organismen<br />

te bestuderen. De erfelijke informatie staat in het<br />

genoom van een plant of een dier geschreven met<br />

slechts vier letters: de zogenoemde nucleotiden<br />

A, C, T en G. Het complete DNA van de honingbij<br />

bevat grofweg 262 miljoen nucleotiden, een<br />

stuk minder dan de 3 miljard nucleotiden uit het<br />

genoom van de mens. Combinaties van nucleotiden<br />

vormen samen de genen, die de bouwtekeningen<br />

zijn voor eiwitten. Deze eiwitten vormen<br />

weer de basis voor de erfelijke eigenschappen die<br />

bepalen hoe een organisme eruit ziet en functioneert.<br />

In het genoom van honingbijen zijn zo’n 10.000<br />

genen gevonden, minder dan de helft van de<br />

23.000 genen van de mens, maar ook een stuk<br />

minder dan de 13.000 genen van de fruitvlieg. Niet<br />

alleen het aantal genen is belangrijk, ook de volgorde<br />

van genen in het genoom. In soorten die sterker<br />

aan elkaar verwant zijn, mag je verwachten<br />

dat de volgorde van de genen vergelijkbaar is. Toch<br />

hebben de fruitvlieg en de honingbij maar 10%<br />

van hun genen op een vergelijkbare plek. Bij mens<br />

en kip is die gelijkenis 85%. Genetisch gezien lijk<br />

je dus meer op een kip, dan een honingbij op een<br />

fruitvlieg.<br />

Van gen naar functie<br />

Voor een compleet inzicht in het genoom, kijk je<br />

niet alleen naar het aantal en de volgorde van de<br />

genen, maar juist ook naar de functie. In de evolutie<br />

veranderen iedere generatie kleine stukjes<br />

in het DNA. Veel van die veranderingen hebben<br />

geen consequenties, anderen worden ‘uitgefilterd’,<br />

omdat ze niet met het leven verenigbaar<br />

zijn. De DNA-volgorde in veel genen is juist erg<br />

goed ‘geconserveerd’. Daardoor kun je de kennis<br />

over de biologische functie van genen in bepaalde<br />

organismen toepassen op andere soorten. Zo is<br />

het mogelijk om met behulp van kennis over het<br />

genoom van mensen en fruitvliegen, ook de genen<br />

van honingbijen in bepaalde functionele groepen<br />

in te delen.<br />

Een familie sociale genen<br />

Vaak blijken er voor biologische functies meerdere<br />

genen met vergelijkbare structuur te<br />

bestaan, zogenaamde genfamilies. De grootte<br />

van zulke genfamilies kan toe- of afnemen in de<br />

evolutie. Dat proces wordt onder andere gestuurd<br />

door natuurlijke selectie. Genfamilies die code-<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 51


Mens en kip staan dichter<br />

bij elkaar dan bij en<br />

fruitvlieg.<br />

Genetische verwantschap<br />

kip<br />

mens<br />

fruitvlieg<br />

malariamug<br />

sluipwesp<br />

honingbij<br />

nematode<br />

1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0<br />

tijd sinds afsplitsing (miljoen jaar geleden)<br />

vraag 1<br />

Door de ‘haploïde vaders’<br />

voor de werksters, en<br />

door het afwezig zijn<br />

van een vader voor de<br />

mannelijke bijen, is de<br />

genetische verwantschap<br />

binnen een groep<br />

honingbijen veel sterker<br />

dan binnen een menselijk<br />

gezin. Maar welke<br />

mensen hebben een<br />

nóg sterkere genetische<br />

verwantschap dan bijenbroers<br />

of -zussen<br />

ren voor belangrijke eigenschappen zijn vaak<br />

groter dan genfamilies voor minder belangrijke<br />

eigenschappen. Hét kenmerk dat honingbijen<br />

onderscheidt van veel andere insecten is hun<br />

sociale levenswijze. Het is dan ook te verwachten<br />

dat deze eigenschap een belangrijke rol heeft<br />

gespeeld in de evolutie van het honingbijengenoom<br />

(zie de tabel op pagina 53).<br />

Het mooiste voorbeeld van een genfamilie die is<br />

toegenomen en een nieuwe functie heeft gekregen<br />

is te vinden in de genen die coderen voor de<br />

koninginnengelei of royal jelly. Koninginnengelei<br />

wordt geproduceerd in klieren in de kop van de<br />

werksters. Deze stof speelt een belangrijke rol in<br />

de sociale organisatie van de honingbijen. Larven<br />

die van de werksters koninginnengelei krijgen,<br />

ontwikkelen zich als koningin. Krijgen ze dit niet,<br />

dan ontwikkelen ze zich als gewone werksters.<br />

De koninginnengelei-eiwitten (major royal jelly<br />

proteins, MRJP) worden gecodeerd door negen<br />

genen die zijn geëvolueerd uit één enkel gen. Van<br />

dit gen is slechts één kopie terug te vinden in<br />

fruitvliegen. Daar speelt het een rol in het paargedrag<br />

en de pigmentatie. Terwijl de basis voor de<br />

sociale levenswijze van honingbijen al is gelegd<br />

in een gemeenschappelijke voorouder, hebben<br />

de major royal jelly protein genen dus een compleet<br />

nieuwe functie gekregen in honingbijen.<br />

Genen voor geuren en smaken<br />

Naast genen voor koninginnengelei, heeft de sociale<br />

levenswijze van de honingbij ook haar sporen<br />

achtergelaten in andere genen. Een belangrijk<br />

onderdeel van socialiteit is onderlinge communicatie.<br />

Bij honingbijen gebeurt dit vooral via geuren<br />

(feromonen). Zo verspreidt de koningin een feromoon,<br />

de koninginnenstof, dat voorkomt dat haar<br />

werksters in opstand komen en gaan zwermen.<br />

Andere feromonen worden gebruikt om nestgenoten<br />

van indringers te onderscheiden. Naast de<br />

52<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


hoofdrol in de communicatie tussen bijen spelen<br />

geuren ook een belangrijke rol in het herkennen<br />

van bloemen. Het is dan ook niet verwonderlijk<br />

dat er in honingbijen ruim twee keer zoveel genen<br />

voorkomen die coderen voor geurreceptoren, als<br />

bij de fruitvlieg.<br />

In tegenstelling tot deze overmaat aan genen<br />

voor geurreceptoren, zijn er betrekkelijk weinig<br />

genen voor smaakreceptoren aanwezig in het<br />

honingbijengenoom. In niet-sociale dieren zou<br />

dit problemen kunnen opleveren bij het herkennen<br />

van gifstoffen in het voedsel. Een vergissing<br />

kan fataal aflopen en het smaaksysteem is<br />

dan ook doorgaans goed ontwikkeld bij plantenetende<br />

insecten. Bijenlarven lopen een veel<br />

kleiner risico, ze worden namelijk gevoerd door<br />

volwassen werksterbijen waardoor de kans op<br />

schadelijke gifstoffen in de voeding klein is. Een<br />

vergissing is nog steeds fataal voor de voerende<br />

werksterbij, maar omdat werksters in overvloed<br />

aanwezig zijn en alleen de koningin bijdraagt<br />

aan de volgende generatie, is er geen natuurlijke<br />

selectie voor het in stand houden van een verfijnd<br />

smaaksysteem. Het behouden van de genen voor<br />

deze ongebruikte functie is dan ook veel minder<br />

van belang. Ook hier is dus de sociale levenswijze<br />

van bijen bepalend voor de structuur van het<br />

genoom. Omgekeerd is ook de genetische structuur<br />

van de honingbij cruciaal voor het verklaren<br />

van de sociale levenswijze.<br />

Deze en andere voorbeelden maken duidelijk<br />

dat het genoom en de sociale levenswijze van de<br />

honingbij elkaar in de loop van de evolutie hebben<br />

gevormd. Door naar de genen te kijken kunnen we<br />

meer te weten komen over de sociale levenswijze<br />

die de honingbij zo succesvol maakt. Deze gedetailleerde<br />

kennis is vervolgens te gebruiken in de<br />

strijd tegen bijenziekten, maar ook om het nut van<br />

de bij voor de imker te verbeteren. We bespreken<br />

drie voorbeelden in detail.<br />

Genfamilie Functie Aantal genen<br />

in vergelijking<br />

met fruitvlieg<br />

Koninginnengelei<br />

Cuticula-eiwitten<br />

Voeden van<br />

bijenlarven<br />

Stabiliteit van<br />

buitenste huidlagen<br />

Meer<br />

Minder<br />

Mogelijke betekenis voor de levenswijze van bijen<br />

Broedzorg<br />

ontwikkeling sociale ‘kasten’<br />

Beschermde omgeving van het bijenvolk staat een<br />

simpeler huidstructuur toe<br />

Geurreceptoren Reuk Meer Gedetailleerde communicatie met behulp van geuren,<br />

herkennen van volkgenoten,<br />

herkennen van bloemen<br />

Verschillen in de omvang<br />

van genfamilies en de<br />

mogelijke betekenis voor<br />

de sociale levenswijze van<br />

honingbijen. Genfamilies<br />

die coderen voor belangrijke<br />

functies zijn groter dan<br />

genfamilies voor minder<br />

belangrijke functies.<br />

Bron: Nature, Honeybee Genome<br />

Sequencing Consortium, 2006<br />

Smaakreceptoren Smaak Minder Voeden van bijenlarven; co-evolutie tussen bloemen en<br />

bijen<br />

Immuniteit<br />

Bescherming<br />

tegen besmettelijke<br />

ziekten<br />

Minder<br />

Paradoxaal: sociale levenswijze zorgt voor een hygiënische<br />

leefomgeving, maar ook voor een hoge vatbaarheid voor<br />

ziektekiemen<br />

Ontgiftingsgenen<br />

Bescherming<br />

tegen lichaamsvreemde<br />

stoffen<br />

Minder<br />

Sociale levenswijze zorgt voor een beschermde leefomgeving<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 53


Geslachtsbepaling, verwantschappen en socialiteit bij de honingbij<br />

De meeste dieren zijn<br />

diploïd. Dat wil zeggen<br />

dat ze van ieder chromosoom<br />

twee versies hebben:<br />

één van de vader en<br />

één van de moeder. Veel<br />

soorten hebben aparte<br />

geslachtschromosomen,<br />

die bepalen wat het<br />

geslacht van het organisme<br />

wordt. Bij zoogdieren<br />

hebben mannetjes<br />

een Y-chromosoom<br />

en een X-chromosoom,<br />

de vrouwtjes hebben<br />

twee X-chromosomen.<br />

Als een individu het<br />

Y-chromosoom van zijn<br />

vader krijgt, wordt het<br />

zelf ook een mannetje,<br />

krijgt het van de vader<br />

het X-chromosoom, dan<br />

wordt het een vrouwtje.<br />

De vader is dus<br />

geslachtsbepalend. Bij<br />

vogels, vlinders en vissen<br />

werkt de geslachtsbepaling<br />

precies andersom:<br />

daar heeft het vrouwtje<br />

verschillende geslachtschromosomen:<br />

‘WZ’<br />

voor het vrouwtje en<br />

‘ZZ’ voor het mannetje.<br />

De moeder is bij deze<br />

dieren dus geslachtsbepalend.<br />

a<br />

Geslachtsbepaling (a) en onderlinge verwantschappen (b) bij honingbijen<br />

dar<br />

werkster/koningin<br />

Bij honingbijen en de<br />

meeste andere vliesvleugeligen<br />

werkt<br />

geslachtsbepaling heel<br />

anders. Honingbijen zijn<br />

haplodiploïd. Dat wil<br />

zeggen dat vrouwtjes<br />

(werksters en koninginnen)<br />

twee sets chromosomen<br />

hebben (diploïd)<br />

en mannetjes maar één<br />

set (haploïd). Bevruchte<br />

eieren resulteren dan<br />

ook in dochters, onbevruchte<br />

eieren in zonen<br />

(zie a in de figuur, links).<br />

Hierdoor is het berekenen<br />

van verwantschappen<br />

tussen individuen<br />

(het gemiddeld aantal<br />

genen dat individuen<br />

met elkaar gemeen<br />

hebben) binnen een<br />

bijenvolk lastiger dan bij<br />

mensen.<br />

Mensen delen gemiddeld<br />

50% van hun genen<br />

met elke ouder, je bent<br />

dus voor 50% verwant<br />

aan je vader en voor 50%<br />

aan je moeder. Ook met<br />

volle broers of zussen is<br />

de verwantschap 50%,<br />

met grootouders is dit<br />

25%. Omdat mannelijke<br />

bijen (darren) uit onbevruchte<br />

eieren ontstaan,<br />

hebben ze geen vader.<br />

Al hun genen komen<br />

van hun moeder. Darren<br />

zijn dan ook voor 100%<br />

verwant aan de koningin.<br />

Op haar beurt is de<br />

koningin slechts voor<br />

50% verwant aan haar<br />

dochters.<br />

De haplodiploïde<br />

geslachtsbepaling<br />

zorgt er ook voor dat<br />

er binnen een kolonie<br />

een hoge verwantschap<br />

bestaat tussen<br />

werksters. Werksters<br />

krijgen alle genen van de<br />

vader en een helft van<br />

koningin<br />

dar<br />

De genetica achter het geslacht van bijen.<br />

b<br />

75%<br />

(50-100)<br />

50%<br />

dar<br />

100%<br />

werkster/koningin<br />

50%<br />

0%<br />

25% (0-50)<br />

koningin<br />

100%<br />

50%<br />

50% (0-100) 50%<br />

(0-100)<br />

dar<br />

de koningin. Werksters<br />

van dezelfde dar zijn<br />

dus voor gemiddeld<br />

75% genetisch verwant,<br />

terwijl ze maar voor<br />

50% verwant zijn aan<br />

de koningin. Vaak zijn<br />

koninginnen gepaard<br />

met meerdere darren.<br />

Hierdoor veranderen<br />

de verwantschappen<br />

binnen een bijenvolk<br />

aanzienlijk, ze worden<br />

gemiddeld genomen<br />

lager.<br />

Als het gaat om het<br />

bevoordelen van de<br />

eigen genen, moeten<br />

werksters hun zussen<br />

minstens zo goed<br />

beschermen als de<br />

koningin. Een aanval<br />

op een zus is immers<br />

ook een aanval op 75%<br />

van de eigen genen. Op<br />

deze manier vormen de<br />

genetische verwantschappen<br />

de basis van<br />

de sociale levenswijze<br />

van honingbijen. Het<br />

totaal overzicht van de<br />

verwantschap binnen<br />

de kolonie is afgebeeld<br />

rechts in de figuur (b).<br />

54<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Herkomst en verspreiding<br />

via genetica ontrafeld<br />

De genetica heeft ons de laatste jaren veel geleerd<br />

over de indeling van soorten en hun onderscheid<br />

(taxonomie) en over de ontstaansgeschiedenis van<br />

soorten (fylogenie). In het pregenetica tijdperk<br />

kon je alleen de verschillen in vorm, grootte en<br />

kleur (morfologie) bestuderen, en de verschillen<br />

in gedrag. Nu kun je stukken DNA vergelijken<br />

tussen individuen. Zo kun je onderzoeken hoeveel<br />

verschillende soorten en ondersoorten er in een<br />

bepaalde groep organismen zijn. Je kunt ook kijken<br />

welke soorten het meest aan elkaar verwant<br />

zijn en dus waarschijnlijk zijn ontstaan uit één<br />

gezamenlijke voorouder.<br />

Om de verwantschap tussen twee individuen<br />

te bepalen, kun je kijken naar de volgorde van de<br />

‘genetische letters’, de nucleotiden. In de figuur<br />

staat een hypothetisch voorbeeld. Van drie soorten<br />

insecten wordt de nucleotidenvolgorde in<br />

een specifiek stukje DNA bepaald. Soort A levert<br />

ATCGAATG, soort B: ATCGAATC en soort C: TTC-<br />

GAACT. Als je deze reeksen vergelijkt, blijkt dat er<br />

tussen soort A en soort B maar één letter verschilt<br />

(G of C op het eind). Dit betekent dat de twee soorten<br />

nauw verwant zijn. Ze zijn dus ontstaan uit<br />

een gezamenlijke voorouder die pas recent in de<br />

evolutie is gesplitst in de twee soorten. Vergelijk je<br />

vervolgens soort C met soorten A en B, dan blijken<br />

er drie letters te verschillen (T in plaats van A op 1,<br />

en CT in plaats van TG of TC op het eind). Het DNA<br />

van soort C heeft dus wel overeenkomsten met het<br />

DNA van de ander twee soorten, maar minder dan<br />

tussen de soorten A en B. Dit betekent dat soort C<br />

wel verwant is aan de andere soorten, maar dat ze<br />

een minder recente voorouder delen. De hypothetische<br />

stamboom van deze drie soorten staat in de<br />

figuur. In dit voorbeeld ging de vergelijking tussen<br />

slechts acht nucleotiden, in werkelijkheid worden<br />

bij dit soort onderzoeken duizenden nucleotiden<br />

vergeleken, soms zelfs het hele genoom.<br />

vraag 2<br />

Mede dankzij de genetica<br />

hebben we tegenwoordig<br />

ook een goed<br />

beeld van de herkomst<br />

van de moderne mens.<br />

Welke overeenkomst is<br />

er met de herkomst van<br />

bijen<br />

Hypothetische stamboom op basis van DNA-volgorden<br />

Uit de vergelijking van het<br />

DNA volgt de stamboom.<br />

soort A) ‘ATCGAATG’<br />

soort B) ‘ATCGAATC’<br />

soort C) ‘TTCGAACT’<br />

eerste<br />

splitsing<br />

tweede<br />

splitsing<br />

nu<br />

tijdsschaal<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 55


De geschiedenis in de genen van de honingbij<br />

Bij het onderzoek naar de taxonomie en fylogenie<br />

van het honingbijengeslacht Apis zijn zowel morfologische<br />

als genetische kenmerken vergeleken.<br />

Het geslacht Apis is ongeveer 30 tot 40 miljoen<br />

jaar geleden ontstaan en bestaat uit tien beschreven<br />

soorten. Negen van deze soorten honingbijen<br />

komen alleen in Azië voor. De tiende soort (A.<br />

mellifera) komt van nature voor van Afrika tot het<br />

Midden-Oosten en Noord-Europa. Europese kolonisten<br />

hebben de soort geïntroduceerd in grote<br />

delen van de rest van de wereld.<br />

Binnen de soort A. mellifera bestaan nog eens<br />

dertig ondersoorten. Elke ondersoort krijgt nog<br />

een derde aanduiding na “Apis” en “mellifera”,<br />

bijvoorbeeld Apis mellifera iberiensis, de Iberische<br />

honingbij. In een onderzoek uit 2006 is de evolutionaire<br />

afstamming van tien van deze ondersoorten<br />

uitgebreid onderzocht. De ondersoorten<br />

onderscheiden zich duidelijk in morfologische<br />

kenmerken en ook in genetische kenmerken in<br />

het DNA. In de figuur staat een evolutionaire<br />

stamboom van de tien ondersoorten weergegeven.<br />

De genetische verschillen tussen de ondersoorten<br />

wordt weergegeven door de lengte van<br />

de lijnen. De lijnen tussen A. m. mellifera en A. m.<br />

iberiensis zijn bijvoorbeeld erg kort. Er zijn dus<br />

weinig verschillen in het DNA. Dit betekent dat<br />

de ondersoorten sterk aan elkaar verwant zijn; ze<br />

zijn recent uit een gemeenschappelijke voorouder<br />

geëvolueerd. De lijnen tussen A. m. mellifera en A.<br />

m. intermissa zijn een stuk langer, wat duidt op<br />

meer genetische verschillen. Ze zijn minder verwant<br />

aan elkaar en ze deelden langer geleden een<br />

gemeenschappelijke voorouder.<br />

Het valt op dat de soorten clusteren in vier<br />

Evolutionaire stamboom van de honingbijsoort Apis mellifera<br />

OOST-EUROPA<br />

NOORD- EN WEST-EUROPA<br />

A. m. ligustica<br />

A. m. mellifera<br />

A. m. carnica<br />

A. m. iberiensis<br />

WEST-AZIË<br />

AFRIKA<br />

A. m. intermissa<br />

A. m. scutellata<br />

A. m. syriaca<br />

A. m. caucasica<br />

A. m. anatoliaca<br />

A. m. lamarckii<br />

56<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


geografische gebieden, West- en Noord-Europa,<br />

Afrika, Oost-Europa en het Midden-Oosten. Deze<br />

informatie geeft een beeld van het verloop van de<br />

evolutie van de ondersoorten en de migratie naar<br />

de verschillende geografische gebieden. De ondersoorten<br />

die in West- en Noord-Europa voorkomen<br />

zijn bijvoorbeeld veel meer verwant aan de Afrikaanse<br />

ondersoorten dan aan de Oost-Europese<br />

ondersoorten. Het lijkt er dan ook sterk op dat A.<br />

mellifera is ontstaan in (sub)tropisch Afrika en dat<br />

er twee onafhankelijke migraties zijn geweest<br />

naar Eurazië: één via het Iberische schiereiland<br />

naar West- en Noord-Europa en één ten zuiden van<br />

de Alpen richting het Midden-Oosten en Oost-<br />

Europa.<br />

Genetica van verzamelgedrag<br />

Het verzamelen van voedsel – foerageren in biologenjargon<br />

– is bij honingbijen een van de belangrijkste<br />

taken van de werksters. Werksters beginnen<br />

hun leven met het uitvoeren van specifieke<br />

taken in het bijenvolk. Na een paar weken schakelen<br />

ze over op het verzamelen van nectar en pollen<br />

buiten het volk. De tijd die de werksters in het<br />

bijenvolk doorbrengen wordt voor een belangrijk<br />

deel bepaald door de omstandigheden in dat volk.<br />

Als er relatief weinig foerageerbijen zijn, zullen<br />

werksters eerder beginnen met foerageren. Zijn<br />

er genoeg foerageerbijen dan blijven ze langer de<br />

taken binnenshuis uitvoeren. Wat de verhouding<br />

is tussen honingbijen die binnen en buiten het<br />

bijenvolk werken, wordt bepaald met behulp van<br />

feromonen.<br />

Vrouwtjes van de meeste bloembezoekende<br />

insecten maken tijdens het foerageren de keuze<br />

tussen het verzamelen van nectar of pollen (stuifmeel).<br />

Buiten de voortplantingsperiode verzamelen<br />

ze vooral het energierijke nectar, dat voor een<br />

groot deel bestaat uit koolhydraten. Tijdens de<br />

voortplantingsperiode hebben ze meer eiwit nodig<br />

en schakelen ze over op pollen. Ook werksters van<br />

honingbijen maken tijdens het foerageren de keus<br />

tussen nectar en pollen. Voor bijenhouders is de<br />

verhouding tussen nectar en pollen belangrijk.<br />

Door middel van onderzoek is aangetoond dat je<br />

genetische lijnen kunt selecteren die gemiddeld<br />

meer nectar verzamelen (een nectarlijn) of juist<br />

meer stuifmeel (een pollenlijn). Dat dit mogelijk<br />

is, bewijst dat het foerageergedrag in ieder geval<br />

voor een deel genetisch wordt bepaald.<br />

De werksters van pollenlijnen verzamelen niet<br />

alleen meer pollen, de<br />

nectar die ze verzamelen<br />

bevat ook minder<br />

koolhydraten. Bovendien<br />

zijn de werksters<br />

korter bezig met andere<br />

taken in het bijenvolk<br />

en dus beginnen ze eerder met foerageren. De<br />

werksters van pollenlijnen hebben ook grotere<br />

eierstokken dan werksters van nectarlijnen. Dit<br />

is een bijzonder gegeven als je weet dat werksters<br />

zich niet zelf voortplanten, maar dit overlaten aan<br />

de koningin.<br />

Je kunt nectarbijen of<br />

stuifmeelbijen selecteren<br />

Het verzamelgen ‘for’<br />

Er is veel onderzoek gedaan naar de genetica van<br />

foerageergedrag, niet alleen bij honingbijen, maar<br />

ook bijvoorbeeld bij fruitvliegen en de nematode<br />

Caenorhabditis elegans. Bij fruitvliegen is een gen<br />

gevonden dat een belangrijke rol speelt in het foe-<br />

Caenorhabditis elegans is<br />

een favoriet proefdier.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 57


Bijen hebben weinig genen<br />

voor ziekteresistentie<br />

rageergedrag: for, naar het Engelse foraging. Twee<br />

varianten van for resulteren in twee verschillende<br />

gedragstypen. In de aanwezigheid van voedsel legt<br />

het eerste type een veel<br />

grotere afstand af en<br />

verlaat het ook eerder<br />

foerageerlocaties dan<br />

het tweede type.<br />

Bij de nematode<br />

C. elegans is een gen<br />

gevonden dat erg veel lijkt op het for gen van de<br />

fruitvlieg: het egl-4 gen. Dit gen is waarschijnlijk<br />

een ‘ortholoog’ van for in fruitvliegen. Orthologe<br />

genen zijn genen die gevonden worden in verschillende<br />

soorten en die zijn ontstaan uit een gen dat<br />

al voorkwam in de gemeenschappelijke voorouder<br />

van de verschillende soorten. Vaak hebben orthologe<br />

genen dan ook een vergelijkbare functie binnen<br />

de verschillende soorten. Bij C. elegans zorgt<br />

egl-4 voor dezelfde verschillen in foerageergedrag<br />

als for in de fruitvliegen. Individuen met de ene<br />

of de andere variant van het gen leggen grotere of<br />

kleine afstanden af.<br />

De genetica achter foerageergedrag is niet<br />

eenvoudig. De oogkleur van fruitvliegen wordt<br />

bijvoorbeeld bepaald door één enkel gen: de ene<br />

variant geeft donkere ogen, de andere lichte. Het<br />

foerageergedrag van honingbijen is een stuk<br />

Genetica in de strijd tegen de bijensterfte<br />

De ‘verdwijnziekte’ heeft<br />

in de meest extreme<br />

gevallen geleid tot het<br />

uitsterven van 50 of zelfs<br />

90% van de bijenvolken<br />

in de Verenigde Staten.<br />

Er worden verschillende<br />

mogelijke oorzaken<br />

genoemd (zie hoofdstuk<br />

7). Recent genetisch<br />

onderzoek heeft nieuwe<br />

aanwijzingen gegeven<br />

over wat er gebeurt in<br />

aangetaste bijenvolken.<br />

Onderzoekers verzamelden<br />

DNA van de achtergebleven<br />

individuen in<br />

dertig aangetaste bijenvolken.<br />

Hetzelfde deden<br />

ze in 21 gezonde bijenvolken.<br />

Van dit totale<br />

DNA werd de volgorde<br />

bepaald, het zogenaamde<br />

metagenoom. Deze<br />

metagenomen bestaan<br />

dus niet alleen uit bijen-<br />

DNA, maar ook uit het<br />

DNA van ziekteverwekkers.<br />

Door de metagenomen<br />

te vergelijken met<br />

beschikbare informatie<br />

uit een zogenoemde<br />

sequentiedatabase (Gen-<br />

Bank), kregen de onderzoekers<br />

een nauwkeurig<br />

beeld van de aanwezige<br />

ziekteverwekkers. Over<br />

het algemeen bleken<br />

aangetaste volken veel<br />

meer schadelijke microorganismen<br />

te bevatten<br />

dan gezonde volken.<br />

Om een beter idee te krijgen<br />

van de hoofdschuldigen,<br />

werd ook gekeken<br />

naar welke organismen er<br />

precies aanwezig waren<br />

in de afzonderlijke volken.<br />

In 25 van de 30 aangetaste<br />

volken bleek het<br />

Israel Acute Paralysis Virus<br />

(IAPV) voor te komen,<br />

tegenover slechts in 1 van<br />

de 21 gezonde volken. Ter<br />

vergelijking: alle aangetaste<br />

volken bevatten<br />

ook het Kashmir Bee Virus<br />

(KBV) en de eencellige<br />

Nosema ceranae parasiet.<br />

Deze twee organismen<br />

zijn eerder ook in verband<br />

gebracht met de verdwijnziekte,<br />

maar bleken<br />

nu ook voor te komen<br />

in 80% van de gezonde<br />

volken. Ondanks deze<br />

relatie tussen IAPV en de<br />

verdwijnziekte is deze<br />

vergelijking van metagenomen<br />

niet voldoende<br />

om zonder meer het IAPV<br />

virus ook als hoofdschuldige<br />

aan te wijzen. Misschien<br />

grijpt het virus wel<br />

zijn kans nadat de echte<br />

schuldige het volk heeft<br />

verzwakt. Deze studie<br />

laat wel duidelijk het<br />

belang en de verregaande<br />

mogelijkheden van het<br />

huidige genoomonderzoek<br />

zien.<br />

58<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Fruitvliegjes op een<br />

grapefruit.<br />

gecompliceerder. Meerdere genen dragen bij aan<br />

deze eigenschap en verschillende varianten gaan<br />

vaak vloeiend in elkaar over. Het foerageergedrag<br />

van de honingbij wordt door tenminste vier genen<br />

beïnvloed, pln-1, pln-2, pln-3 en pln-4. De genen<br />

pln-1 en pln-2 hebben invloed op de hoeveelheid<br />

pollen die de werksters verzamelen en ze beïnvloeden<br />

het suikergehalte van de verzamelde nectar.<br />

Het gen pln-4 (ook wel Amor genoemd) blijkt een<br />

ortholoog te zijn van het for-gen in fruitvliegen.<br />

Het heeft ook invloed op het foerageergedrag. In<br />

de hersenen van foeragerende werksters komen<br />

hogere concentraties voor van de eiwitten waarvoor<br />

pln-4 codeert dan in de hersenen van werksters<br />

die in het nest blijven. Hoe deze genen het<br />

foerageergedrag precies beïnvloeden is nog onduidelijk.<br />

De grote lijn is wel helder: een deel van de<br />

variatie in verzamelgedrag van honingbijen is<br />

genetisch bepaald. Dit betekent dat het dus mogelijk<br />

moet zijn om bijen (koninginnen) te selecteren<br />

op het verzamelgedrag van de werksters.<br />

Zo zou je dus theoretisch bijenstammen kunnen<br />

creëren die meer opbrengen voor de bijenhouder.<br />

Bescherming tegen ziekten en gif<br />

Dieren die samenleven in groepen zijn door het<br />

contact met soortgenoten gevoelig voor besmetting<br />

met ziektekiemen. Honingbijen lopen<br />

misschien nog wel meer risico door de enorme<br />

omvang en de genetische gelijkenis van een<br />

bijenvolk. Er is altijd wel een werkster die ergens<br />

wat kan oplopen. Als die bij gevoelig is voor die<br />

ziekteverwekker is meteen het hele volk de klos. Er<br />

zijn dan ook veel bijenziekten bekend, waaronder<br />

virussen, bacteriën, schimmels en protisten. Ook<br />

de problemen rond de verdwijnziekte zijn mogelijk<br />

het gevolg van een combinatie van ziekteverwekkers<br />

(zie pagina 60). Afweer tegen ziektekie-<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 59


Sluipwesp plaatst honingbijen genetisch in perspectief<br />

De genetica van de sluipwesp Nasonia zegt ook veel over<br />

honingbijen.<br />

Vanuit evolutionair<br />

oogpunt is het goed om<br />

te kijken naar de erfelijke<br />

informatie van organismen<br />

die aan honingbijen<br />

verwant zijn. Zo plaatst<br />

de ontcijfering van het<br />

genoom van de sluipwesp<br />

Nasonia een aantal<br />

belangrijke ontdekkingen<br />

in het honingbijengenoom<br />

in perspectief.<br />

Sluipwespen zijn nauw<br />

verwant aan honingbijen.<br />

Net als honingbijen zijn<br />

sluipwespen haplodiploïd.<br />

In tegenstelling tot<br />

honingbijen zijn sluipwespen<br />

niet sociaal. Een<br />

vrouwtje legt haar eieren<br />

in het lichaam van andere<br />

insecten, waar ze zich<br />

ontwikkelen tot volwassen<br />

sluipwespen. Deze<br />

parasitaire levenswijze<br />

maakt sluipwespen tot<br />

natuurlijke vijanden van<br />

veel insecten. Het is een<br />

eigenschap die sluipwespen<br />

juist aantrekkelijk<br />

maakt voor biologische<br />

bestrijding van plaaginsecten<br />

in de landbouw.<br />

Het verschil in levensstijl<br />

tussen beide insecten<br />

maakt het mogelijk om<br />

te bepalen of de eigenaardigheden<br />

van het<br />

genoom van honingbijen<br />

echt worden veroorzaakt<br />

door de evolutie van een<br />

sociale levenswijze. De<br />

sluipwesp blijkt vreemd<br />

genoeg ook meer genen<br />

te hebben die coderen<br />

voor major royal jellyachtige<br />

eiwitten. De<br />

sluipwesp blijkt zelfs het<br />

grootste aantal MJRP<br />

genen te hebben van alle<br />

tot nu toe onderzochte<br />

insecten. De precieze<br />

functie van deze genen<br />

in sluipwespen is nog<br />

onbekend. Het is wel<br />

duidelijk dat ze in alle<br />

levensfasen (larve, pop,<br />

volwassen wesp) actief<br />

zijn. Deze ontdekking<br />

maakt in ieder geval<br />

duidelijk dat het grote<br />

aantal MJRP-genen in de<br />

honingbij niet alleen een<br />

gevolg kan zijn van de<br />

evolutie van een sociale<br />

levenswijze.<br />

Een vergelijkbare verrassing<br />

is dat sluipwespen,<br />

net als honingbijen, niet<br />

meer dan de helft van het<br />

aantal genen voor afweer<br />

tegen ziekten bezitten<br />

vergeleken met fruitvliegen<br />

en muggen. In tegenstelling<br />

tot de honingbij,<br />

heeft een sluipwesp niet<br />

de beschikking over de<br />

relatief schone omgeving<br />

van het bijenvolk. In<br />

plaats daarvan worden<br />

sluipwespen tijdens hun<br />

parasitaire ontwikkeling<br />

waarschijnlijk zelfs blootgesteld<br />

aan een relatief<br />

groot aantal ziekteverwekkers.<br />

Waarom hebben<br />

ze dan toch zo’n gering<br />

aantal genen voor afweer<br />

tegen ziekten<br />

Het is wachten op de ontcijfering<br />

van het genoom<br />

van andere insecten met<br />

verschillende levenswijzen,<br />

voor we kunnen<br />

begrijpen hoe de verschillen<br />

en overeenkomsten<br />

tussen soorten tot stand<br />

zijn gekomen tijdens de<br />

evolutie. Deze kennis is<br />

van belang, bijvoorbeeld<br />

als we deze nuttige dieren<br />

optimaal willen inzetten<br />

bij voedselproductie,<br />

bij de bestuiving, of als<br />

bestrijder van schadelijke<br />

plaaginsecten.<br />

60<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


men is dus van groot belang voor de honingbij.<br />

Toch is het aantal genen dat codeert voor de afweer<br />

in de honingbij juist erg gering. Het genoom van<br />

de honingbij bevat slechts eenderde van het aantal<br />

genen dat codeert voor afweer vergeleken met<br />

fruitvliegen en muggen.<br />

Ook voor deze paradox biedt een blik op de<br />

sociale levenswijze van de honingbij uitkomst.<br />

Een belangrijk voordeel van het leven in een groep<br />

is de mogelijkheid tot ‘sociale verdediging’ tegen<br />

ziekten. Bijen vertonen verschillende vormen van<br />

hygiënisch gedrag die de verspreiding van ziekten<br />

kunnen verhinderen. Zo poetsen werksterbijen<br />

elkaar schoon, worden de bijenlarven gescheiden<br />

van elkaar in aparte cellen opgevoed, en heeft elk<br />

bijenvolk een speciale groep werksterbijen die het<br />

bijenvolk verdedigen tegen verschillende dragers<br />

van ziekten. Door deze sociale ziektebestrijding,<br />

wordt de individuele ziektebescherming minder<br />

belangrijk. Deze beschermde sociale omgeving<br />

zou kunnen verklaren waarom er in het genoom<br />

van honingbijen minder genen voor ziekteresistentie<br />

worden gevonden dan bij fruitvliegen en<br />

muggen. In tegenstelling tot het relatief schone<br />

bijenvolk, groeien fruitvliegen en muggen op in<br />

een omgeving van rottend voedsel of stilstaand<br />

water, wat een groter beroep doet op de individuele<br />

bescherming tegen ziekten. Dat dit toch niet<br />

de enige verklaring kan zijn voor het lagere aantal<br />

genen voor ziekteresistentie in de honingbij blijkt<br />

uit het recent opgehelderde genoom van de sluipwesp<br />

(zie kader op pagina 60).<br />

Slecht bewapend tegen gif<br />

Behalve de continue verdediging tegen ziekten,<br />

moeten bijen zich ook wapenen tegen lichaamsvreemde<br />

gifstoffen. Omdat bijen vaak worden<br />

gehouden voor de bestuiving in landbouwgebieden<br />

zijn bijvoorbeeld insecticiden erg riskant.<br />

Zelfs wanneer bijen niet direct doodgaan door<br />

contact met landbouwgif, kunnen deze stoffen<br />

een negatief effect hebben op het leervermogen<br />

en het voedselzoekgedrag. Deze gevoeligheid van<br />

bijen is ook terug te vinden in het genoom. De<br />

belangrijkste groep van genen die te maken hebben<br />

met ontgifting is beduidend kleiner dan bij<br />

andere insecten. In vergelijking met fruitvliegen<br />

en muggen heeft de honingbij 30 tot 50% minder<br />

van deze genen. In de vrije natuur werd dit gebrek<br />

aan individuele bescherming opgevangen door de<br />

beschermde omgeving van het bijenvolk. Bovendien<br />

is nectar van oorsprong een relatief veilige<br />

voedselbron. Wanneer een plant giftige nectar zou<br />

produceren laten de bijen deze plant al snel links<br />

liggen bij de bestuiving. Zo’n plant wordt dus niet<br />

bestoven en plant zich niet voort. Er is dus een<br />

gebrek aan natuurlijke selectie op efficiënte ontgiftingsprocessen.<br />

Dat maakt honingbijen extra<br />

gevoelig voor verontreinigingen die door de mens<br />

worden veroorzaakt.<br />

Dit is slechts een van de vele voorbeelden die<br />

het belang van de genetica laten zien voor de<br />

bijenteelt. Een betere kennis van de genetica van<br />

honingbijen kan in de toekomst voordelig zijn<br />

voor de bijenteelt. We krijgen steeds betere inzichten<br />

in de genetica die de werking van belangrijke<br />

kenmerken bepaalt, zoals de aanmaak van koninginnengelei.<br />

De kennis over de genetica achter<br />

verzamelgedrag zou ingezet kunnen worden om<br />

de verhouding tussen nectar en pollen in een bijenkast<br />

te optimaliseren. Ook bij de bestrijding van<br />

bijensterfte kan de genetica hulp bieden, bijvoorbeeld<br />

door de selectie van bijen die resistent zijn<br />

tegen ziektekiemen of die efficiënter schoonmaakgedrag<br />

vertonen. Beter inzicht in de genetica kan<br />

dus theoretisch bijdragen aan een meer gezonde<br />

en duurzame bijenhouderij.<br />

vraag 3<br />

Bij veel dieren bepalen<br />

geslachtschromosomen<br />

of nakomelingen mannetjes<br />

of vrouwtjes worden.<br />

Bij de meeste vliesvleugelige<br />

insecten wordt<br />

dit bepaald door het wel<br />

of niet bevruchten van<br />

de eieren. Welke andere<br />

‘afwijkende’ systemen<br />

van geslachtsbepaling<br />

bestaan in het dierenrijk<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 61


Flying doctors, stofzuigers en snuffel<br />

In de vacht van een bij blijven fijne deeltjes<br />

tot 50 mm hangen. Dat is handig, want op die<br />

manier kunnen ze stuifmeel verzamelen.<br />

Tijdens de vlucht van de ene bloem naar de<br />

andere wordt het stuifmeel uit de geveerde haren<br />

gekamd en in de corbicula gepropt, het stuifmeelkorfje<br />

aan de achterpoten. Maar niet al het stuifmeel<br />

wordt uit het haarkleed gekamd. Een deel<br />

blijft achter en wordt binnen het volk, door fysiek<br />

contact tussen bijen, overgedragen op andere<br />

bijen.<br />

Het stuifmeel in de corbicula wordt bijenvoedsel.<br />

Het deel dat achterblijft in het haarkleed is<br />

beschikbaar voor de bestuiving van bloemen.<br />

Het stuifmeel zit vrij los in het haarkleed. Dit<br />

vergemakkelijkt het uitkammen tijdens de vlucht<br />

maar ook de afgifte aan de plakkerige stampers<br />

waardoor de bevruchting plaats vindt en ook de<br />

onderlinge uitwisseling in het bijenvolk.<br />

Tot zover de bedoelingen van Moeder Natuur.<br />

Van dit gegeven wordt sinds kort ook gebruik<br />

gemaakt bij de inzet van honingbijen als flying<br />

doctors of als snuffelpalen. Want behalve stuifmeel<br />

worden ook alle andere fijne deeltjes die via<br />

de lucht in de bloem terechtkomen verzameld.<br />

Ook dit materiaal zal gedeeltelijk in de stuifmeel-<br />

Behalve stuifmeel nemen<br />

bijen ongewild ook andere<br />

fijne korreltjes uit hun<br />

omgeving mee.<br />

62<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


palen<br />

cellen in de raat terecht komen en gedeeltelijk in<br />

het haarkleed achterblijven en op andere bijen<br />

worden overgedragen.<br />

Bij als verspreider van handige schimmels<br />

Door bijen bij het verlaten van de kast door een<br />

bakje met onschadelijke (antagonistische) schimmels<br />

te laten lopen, komen deze in het haarkleed<br />

terecht. Een deel hiervan komt vervolgens op<br />

de bloemen die door de bijen bezocht worden.<br />

De door de bijen meegebrachte antagonistische<br />

schimmels gaan in de bloem groeien en voorkomen<br />

op deze manier dat schadelijke (pathogene)<br />

schimmels zich in de bloem kunnen gaan vestigen.<br />

Dit gebruik van bijen als flying doctors is<br />

vooral beperkt tot de kassen. De bijen worden hier<br />

gedwongen op de bloemen in de kas te vliegen en<br />

de antagonistische schimmels komen dan op die<br />

bloemen terecht waarvoor ze bedoeld zijn.<br />

Zware metalen tussen het stuifmeel<br />

Samen met het stuifmeel verzamelen bijen ook<br />

alle andere deeltjes van vergelijkbare grootte en<br />

brengen die naar de bijenkast. De bijenkast is<br />

daarmee een snuffelpaal geworden waarin de<br />

verontreinigingen binnen het vlieggebied van de<br />

bijen samen worden gebracht. Door de bijen of het<br />

stuifmeel te onderzoeken op verontreinigingen<br />

zoals zware metalen die met fijnstof op de bloemen<br />

terecht komen, kan vastgesteld worden welke<br />

verontreinigingen op de bloemen en dus ook op<br />

de groenten of speeltoestellen in dit gebied terecht<br />

zijn gekomen. Behalve voor zware metalen kunnen<br />

bijen ook gebruikt worden voor het opsporen<br />

van radioactief materiaal, bestrijdingsmiddelen<br />

en micro-organismen die via de lucht<br />

worden verspreid.<br />

Stofzuigen<br />

Paprikakwekers huren vaak bijenvolken voor<br />

in de kas. Dat is niet per se om de paprikaplanten<br />

te bestuiven; die redden zich ook met<br />

zelfbestuiving. Ze huren vooral veel volken<br />

omdat bijen zoveel stuifmeel weghalen. Dat<br />

is gunstig omdat stuifmeel van paprika erg<br />

allergeen is bij inademing door mensen. Veel<br />

werknemers in de kassen krijgen last van<br />

ernstige allergie en astma. Het blijkt dat de<br />

klachten van deze mensen veel minder worden<br />

wanneer er honingbijen in de kas aanwezig<br />

zijn. Doordat de bijen ’s morgens meteen nadat<br />

de bloemen opengaan het stuifmeel weghalen,<br />

worden de werknemers tijdens het plukken en<br />

snoeien minder blootgesteld. Ook met hommels<br />

in plaats van honingbijen blijkt dit goed<br />

te gaan. Er is wel een kans op nieuwe klachten:<br />

bijensteken.<br />

antwoord 1<br />

Alleen eeneiige tweelingen<br />

– feitelijk klonen<br />

– hebben een sterkere<br />

verwantschap dan de<br />

bijen binnen één volk.<br />

antwoord 2<br />

Net als de honingbij is<br />

ook de moderne mens in<br />

Afrika ontstaan. Vanuit<br />

Afrika werd vervolgens<br />

de rest van de wereld<br />

bevolkt.<br />

antwoord 3<br />

Bij veel reptielen en<br />

een enkele vogelsoort<br />

(zoals een Australische<br />

wilde kalkoensoort) is de<br />

geslachtsbepaling afhankelijk<br />

van de temperatuur<br />

waarbij de eieren<br />

ontwikkelen.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 63


Bijna elke nieuwe lente<br />

herhaalt zich hetzelfde<br />

geluid: de bijenvolken<br />

hebben de winter niet<br />

overleefd! Is hier echt sprake<br />

van een serieus probleem<br />

64<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


7 Bedreigde bijen<br />

Bijen zijn belangrijk. Die notie is bij veel<br />

mensen vagelijk aanwezig, al dan niet<br />

geholpen door een vermeende uitspraak<br />

van Einstein, die waarschijnlijk op het<br />

schap bij de ‘Broodjes Aap’ thuishoort (zie kader<br />

op pagina 7). Toch geven berichten over stervende<br />

bijenvolken een gevoel van naderend onheil. Wat<br />

zijn de feiten en wat is fictie<br />

Bijen én imkers zijn bedreigd<br />

Al jaren gaan de aantallen imkers en bijenvolken<br />

achteruit in Europa en in de Verenigde Staten.<br />

Ronduit drastisch was de terugval in de voormalige<br />

Sovjet-Unie, toen die rond 1990 uiteenviel. In<br />

een paar jaar kelderde het aantal met 8 miljoen<br />

volken. Ook in Nederland neemt het aantal imkers<br />

en bijenvolken gestaag af sinds de Tweede Wereldoorlog.<br />

Toch zijn de aantallen nog langer geleden<br />

wel eens even laag geweest als nu.<br />

In <strong>2010</strong> waren in Nederland tussen 7.000 en<br />

8.000 imkers actief, met ieder gemiddeld vijf<br />

bijenvolken in de winter, en het dubbele aantal<br />

in de zomer. Dat gemiddelde aantal laat al zien<br />

dat de meeste imkers geen beroeps zijn, maar<br />

hobby-imkers. Een belangrijke reden voor de<br />

terugloop in het aantal imkers is de opbrengst<br />

van de honing: als imker kun je er nauwelijks aan<br />

verdienen. Heel lang geleden was honing het enige<br />

ruim beschikbare zoetmiddel, maar die rol is door<br />

biet- en rietsuiker overgenomen. Bijenhoning van<br />

de imkers moet sindsdien als delicatesse verkocht<br />

worden, voor een aanmerkelijk hogere prijs dan<br />

een pak suiker. Door het grote aanbod van honing<br />

uit opkomende honinglanden als Argentinië,<br />

China en Turkije, zijn de prijzen sterk gedaald.<br />

Naast de dalende prijzen is de imkerij ook<br />

moeilijker geworden door de komst van een ernstige<br />

parasiet, de varroamijt. Bovendien gaat de<br />

bloemenrijkdom, vooral op het boerenland, hard<br />

achteruit. Al met al is de beroepsgroep sterk aan<br />

het verouderen. Wie wil nog zo’n hard en zwaar<br />

beroep Zelfs onder hobby-imkers slaat de vergrijzing<br />

toe. Het blijkt heel moeilijk jonge mensen te<br />

interesseren, hoe hard de oude imkers ook roepen<br />

dat de jeugd zich de leukste hobby van de wereld<br />

ontzegt.<br />

De mysterieuze ‘verdwijnziekte’<br />

De gestage achteruitgang van de imkerij is één<br />

ding, vooral vervelend voor mensen met een<br />

hang naar nostalgie. De verdwijning van hele<br />

bijenvolken, dát raakt mensen. Dreigende namen<br />

als ‘verdwijnziekte, colony loss, wintersterfte of<br />

Colony Collapse Disorder (CCD), hebben de alarmbel-<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 65


langer sprake van hoge sterftecijfers, maar niet zo<br />

massaal over het hele continent. Het ene jaar veel<br />

sterfte in de ene regio of het ene land, een ander<br />

jaar weer elders.<br />

Is bijenhouderij echt een<br />

‘oude-mannenhobby’<br />

Aan het eind van de winter<br />

wacht de imker op de eerste poep<br />

len op scherp gezet. En dergelijke berichten zijn<br />

sinds het begin van dit millennium een jaarlijks<br />

terugkerend fenomeen. Elk voorjaar opnieuw<br />

schrikken imkers van volken die in de afgelopen<br />

winter zijn verdwenen of gestorven. De geschrokken<br />

imker trekt aan de bel, en regionale, landelijke<br />

en internationale pers besteden aandacht aan het<br />

mysterieuze verdwijnen van de bijen. Het leidt<br />

zelfs tot vragen in de<br />

Tweede Kamer, het<br />

Europarlement en de<br />

Amerikaanse senaat.<br />

De enorme sterfte<br />

van bijenvolken in de<br />

Verenigde Staten in<br />

2006 en 2007 zorgde voor bijzonder grote ophef,<br />

vooral ook omdat het bijna overal in het land<br />

optrad. Onderzoekers in de VS beschreven de<br />

verdwijning van bijen daar als een nieuw fenomeen<br />

onder de noemer CCD. In Europa was al<br />

Wachten op de eerste poep<br />

Als het goed is, zorgt een imker in het najaar voor<br />

voldoende reservevoer voor zijn bijenvolk, in de<br />

vorm van suiker of honing. Dan mag hij ervan<br />

uitgaan dat het volk de winter overleeft en dat<br />

in het voorjaar, zodra de weersomstandigheden<br />

gunstig worden, de bijen weer actief worden. Het<br />

signaal voor de bijen is de buitentemperatuur. Als<br />

die overdag boven de tien graden komt vliegen<br />

ze uit. Meestal is de eerste keer op een mooie dag<br />

in februari. In sommige zachte winters vliegen<br />

ze ook al wel eerder. Bij die eerste uitvlucht in<br />

het voorjaar moeten de bijen heel nodig poepen,<br />

ze hebben dat maanden moeten ophouden. Je<br />

mag blij zijn als dat niet op ‘maandag – wasdag’<br />

gebeurt, want de was kan linea recta terug de<br />

machine in. Op verschillende plaatsen in het land<br />

zijn in het verleden zelfs rechtszaken aangespannen<br />

om bijenstallen uit de buurt van woonwijken<br />

te krijgen.<br />

Een goede imker voelt aan wanneer de dag van<br />

de eerste vlucht is aangebroken en riskeert graag<br />

poep in zijn haar: hij wil weten hoe het er voor<br />

staat: vliegen en poepen wel alle volken Als dan<br />

een deel van de kasten geen in- en uitvliegende<br />

bijen laat zien is er wat mis. De imker doet zo’n<br />

kast open en ontdekt dan soms dat de kast bijna<br />

helemaal leeg is, zonder bijen maar vaak nog wel<br />

met raten vol suiker. Het volk is letterlijk verdwenen.<br />

Het kan ook gebeuren dat ze niet zijn verdwenen,<br />

maar allemaal op een bult dood onderin de<br />

kast liggen. Dat laatste gebeurt meestal in landen<br />

met lange, strenge winters. Het kan ook na een<br />

relatief strenge Hollandse winter gebeuren.<br />

Normaal hangen bijen in de winter met z’n allen<br />

in een warme tros bij elkaar. Hoe kouder, hoe dich-<br />

66<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Soms blijven dode bijen<br />

in de korf achter, soms<br />

verdwijnen de bijen nog<br />

voor ze sterven.<br />

ter op elkaar. Bijen die sterven vallen uit die tros.<br />

Als de hele winter koud is, dan zijn ook de speciale<br />

‘lijkbezorgers’ onder de bijen niet actief, en blijven<br />

de dode collega’s onderin de kast liggen. Als de<br />

bijen al in het najaar sterven, bij redelijke temperaturen,<br />

kunnen de lijkbezorgers nog wel af en toe<br />

actief worden en vind je geen dode bijen in de kast<br />

terug. Bovendien vliegen bijen die terminaal zijn<br />

vaak zelf uit, en keren dan niet terug. Dat kan ook<br />

tijdens zachte winters gebeuren.<br />

Een beetje dood is normaal<br />

Eigenlijk gebeurt het elk jaar wel dat een klein deel<br />

van de volken de winter niet overleeft. Soms komt<br />

dit door voedselgebrek, soms zelfs doordat de bijen<br />

in de verkeerde hoek van de kast zaten, terwijl aan<br />

de andere kant nog wel voer zat. Het kan ook zijn<br />

dat een koningin sneuvelt. Een volk dat in de winter<br />

de koningin verliest kan geen nieuwe koningin<br />

kweken. Mocht zo’n volk toch het voorjaar halen,<br />

dan valt het snel uiteen, omdat de ‘samenbindende’<br />

koninginnenstof ontbreekt. Tien procent sterfte,<br />

soms vijftien, dat is vrij normaal. Geen imker die<br />

daarover klaagt. De laatste jaren zijn de verliezen<br />

bijna elk voorjaar veel hoger, tot wel een kwart van<br />

de volken.<br />

In 2007 was de bijensterfte in de VS ruim 30%.<br />

Bovendien ‘liepen veel volken heel snel leeg’.<br />

Slechts een handjevol jonge bijen en de koningin<br />

bleven in de kast achter, met heel veel ‘gesloten<br />

broed’. Dat zijn cellen in de honingraat waar nooit<br />

meer een bij uit zal kruipen, omdat het koud is<br />

geworden. Meestal zaten er ook nog grote voorraden<br />

suiker of honing en stuifmeel in de raten. Veel<br />

van deze gevallen deden zich voor in nazomer en<br />

herfst.<br />

Paniek!<br />

Imkers en kwekers in de VS schokken zich rot van<br />

dit fenomeen. En terecht. Alleen al de amandelteelt<br />

vraag 1<br />

Bijen worden belaagd<br />

door veel ziekteverwekkers.<br />

Waarom is juist de<br />

varroamijt zo’n ernstige<br />

bedreiging<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 67


In het wild komen<br />

nauwelijks nog bijenvolken<br />

voor.<br />

vraag 2<br />

De Aziatische honingbij<br />

is bestand tegen<br />

de varroamijt. Het zou<br />

mooi zijn als onze bijen<br />

ook resistent werden.<br />

Waarom zal dat niet<br />

gemakkelijk lukken<br />

in Californië heeft bijna de helft van alle volken<br />

van de VS nodig tijdens de bloei. Minder bijen<br />

betekent minder amandelen!<br />

Allerlei mogelijke en onmogelijke verklaringen<br />

zijn de wereld in geslingerd. Toch blijkt, als je<br />

nuchter kijkt, in de geschiedenis dit soort slechte<br />

jaren wel vaker voor te komen. De verliezen zijn<br />

zelfs wel groter geweest. Ook toen werd gesproken<br />

van ‘verdwijnziekte’. Wat wel nieuw is: bijna<br />

overal in de wereld komen nu dit soort slechte<br />

jaren voor, en frequenter dan voorheen. De jaren<br />

dat de sterfte volgens het boekje 10% of minder<br />

was, die worden zeldzaam. Alleen op het zuidelijk<br />

halfrond gaat alles nog wel goed.<br />

Bijen in Afrika en in Zuid-Amerika zijn voor<br />

het grootste deel nog wilde volken. Slechts<br />

een klein deel wordt gehouden door imkers.<br />

Bovendien zijn het andere ondersoorten van de<br />

honingbij. In volken van die ondersoorten doet<br />

de varroamijt, een schadelijke parasiet, het minder<br />

goed dan bij onze bijen. In Australië zijn de<br />

bijen wel van Europese herkomst, maar daar is de<br />

situatie gunstiger omdat de varroamijt daar niet<br />

voorkomt. Nog niet.<br />

Waarom verdwijnen de bijen<br />

Bij gebrek aan een eenduidige oorzaak kan werkelijk<br />

alles worden aangedragen als oorzaak van de<br />

bijensterfte. Vroeger ging het goed met de bijen,<br />

nu niet meer. Wat is er veranderd Je zou zeggen:<br />

bijna alles. We internetten en telefoneren mobiel,<br />

we zijn dikker dan tien jaar geleden – de imkers<br />

dus ook – en er vliegen steeds meer vliegtuigen.<br />

De boer schoffelt minder en spuit meer, of hij<br />

koopt zaad dat al met insecticiden is behandeld.<br />

Met zoveel verschillen tussen toen en nu, moet<br />

je zoeken naar waarschijnlijke oorzaken. Zijn de<br />

gsm-masten de boosdoeners Zijn dikkere imkers<br />

slomer en minder adequaat Vervuilen vliegtuigen<br />

ook het bijenluchtruim Gaan ze ten onder aan het<br />

landbouwgif<br />

Het ligt voor de hand dat veel verschillende factoren<br />

een rol (kunnen) spelen in de problemen van<br />

de bijen. Daarbij moet je ook de minder logische<br />

verklaringen niet vergeten. Zo zou het zomaar<br />

kunnen dat zorgen rond de financiële crisis de<br />

imker nopen minder aandacht aan zijn bijen te<br />

geven, waardoor ze meer ziekten oplopen. Hieronder<br />

staan de negen meest logische verklaringen (in<br />

willekeurige volgorde).<br />

1. De biodiversiteit loopt terug<br />

Door de intensivering van de landbouw en door<br />

het in gebruik nemen van land voor stedenbouw,<br />

68<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


industrieterreinen en wegen, gaat het areaal<br />

waar bijen kunnen leven en foerageren achteruit.<br />

Bovendien wordt het gebruikte land steeds armer<br />

aan bloeiende planten: wel veel groen, maar weinig<br />

bloei. Die achteruitgang is vooral sterk op het<br />

agrarische platteland. Hooiland (het bloemrijkste<br />

type grasland) bestaat niet meer, en veel grasland<br />

is vervangen door akkers met snijmaïs. Ook op<br />

graanakkers zie je nauwelijks bloemen. De naam<br />

‘korenbloem’ is archaïsch geworden.<br />

Het is dan ook opmerkelijk dat veel wilde bijen<br />

en ook honingbijen het beter doen in stedelijk<br />

gebied dan op het platteland. Voor honingbijen<br />

betekent deze ontwikkeling dat het voedselpakket<br />

in de vorm van stuifmeel soortenarmer is geworden.<br />

Er zijn zelfs perioden zonder enig aanbod van<br />

stuifmeel. Op zo’n moment moet een volk op zijn<br />

reserves teren. Zeker als dat in de nazomer gebeurt<br />

is dat een slechte opmaat naar de winter. De winter<br />

is de langste te overbruggen schrale periode<br />

voor bijen. Alleen als de voorbereiding in de zomer<br />

goed was, dus met steeds voldoende aanbod van<br />

goed voedsel en voldoende wintervoorraad, komt<br />

een bijenvolk de winter door.<br />

2. Varroa<br />

De ernstigste bedreiging voor honingbijen en<br />

imkers is zonder twijfel de parasiet Varroa destructor<br />

(zie kader op pagina 70). Vanaf het moment dat<br />

deze mijt in bijenvolken in Europa en Amerika<br />

opdook, heeft zij een spoor getrokken van dode<br />

bijenvolken. Inmiddels is alleen Australië nog vrij<br />

van de mijt. Sinds de komst van varroa zijn de in<br />

het wild levende volken in Europa en in Noord-<br />

Amerika uitgestorven. Als je nog een volk ziet<br />

in een holle boom, dan is dat waarschijnlijk een<br />

zwerm die bij een imker is ‘ontsnapt’. Zo’n zwerm<br />

houdt het hooguit een of twee jaar vol.<br />

Volken van imkers overleven de varroamijt<br />

wel omdat zij vanaf het begin de mijt bestrijden<br />

met chemische middelen. Dat bestrijden is niet<br />

met één keer klaar. Het lukt nooit om alle mijten<br />

te doden, en na enige tijd hebben ze zich weer<br />

sterk vermeerderd zodat opnieuw bestreden moet<br />

worden. Tot de komst van varroa was de imkerij<br />

in Nederland helemaal vrij van bestrijdingsmiddelen.<br />

Dat is helaas verleden tijd. Gelukkig zijn de<br />

huidige bestrijdingsmiddelen steeds vaker van<br />

natuurlijke oorsprong. De milieuschade blijft<br />

daarmee beperkt.<br />

Varroamijten zijn snel resistent geworden tegen<br />

chemische middelen. Helaas grijpen nog veel<br />

imkers naar chemische middelen die niet officieel<br />

zijn toegelaten, maar wel stiekem verkrijgbaar.<br />

In bijenwas worden inmiddels veel residuen van<br />

chemische middelen aangetroffen, ook uit de landbouw.<br />

De middelen tegen varroa staan op nummer<br />

één.<br />

De mijt zorgt heel direct voor schade en verzwakking<br />

van de bijen door het stelen van eiwit<br />

en het verminderen van het geboortegewicht van<br />

Sommige boeren doen nog<br />

moeite om wilde bloemen<br />

langs de akkers te zaaien.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 69


de bijen. Varroa draagt ook andere ziektekiemen<br />

over en zorgt voor een algehele vermindering van<br />

de weerstand. Een aantal virussen die vroeger<br />

sporadisch voorkwamen zijn dankzij varroa heel<br />

algemeen geworden. Bovendien gaven deze virussen<br />

vroeger bijna nooit symptomen, terwijl ze nu<br />

vaak zorgen voor het instorten van bijenvolken<br />

die te veel mijten herbergen. Ook bacterieziekten,<br />

zoals Europees vuilbroed, lijken door varroa een<br />

duwtje in de rug te krijgen.<br />

Varroa<br />

Varroa destructor is een<br />

mijt die van oorsprong<br />

alleen werd aangetroffen<br />

in volken van de<br />

Aziatische bijensoort Apis<br />

ceranae. De vorige eeuw<br />

is de mijt overgestapt<br />

naar onze honingbijen.<br />

In de jaren zeventig en<br />

tachtig is varroa aan een<br />

ware opmars over Europa<br />

en Amerika begonnen.<br />

De vrouwelijke mijt is<br />

zo groot als een speldenknop,<br />

donkerrood<br />

en glanzend. Ze zijn te<br />

vinden op de bijen, waar<br />

ze zich vastklemmen op<br />

de thorax, het borststuk.<br />

Daar zuigen ze haemolymfe<br />

op: het ‘bloed’ van<br />

de bij. De meeste mijten<br />

zitten goed verstopt in<br />

de gesloten cellen met<br />

poppen van de bijen.<br />

Daar zijn ze ingestapt,<br />

van de rug van een bij,<br />

net voordat de larf zich<br />

gaat verpoppen en dus<br />

net voordat de cel wordt<br />

afgesloten met een dekseltje.<br />

In de cel plant de<br />

mijt zich voort.<br />

In de cel bijt de mijt de<br />

pop aan. De gemaakte<br />

wond wordt open gehouden<br />

als ‘voederplaats’.<br />

Zowel de mijt als haar<br />

jongen kunnen daar<br />

haemolymfe tappen. Op<br />

dat moment beginnen<br />

bij de vrouwelijke mijt<br />

de eierstokken actief te<br />

worden. Achtereenvolgens<br />

wordt één mannetje<br />

en een aantal vrouwtjes<br />

geproduceerd. Als deze<br />

vrouwtjes na een paar<br />

tussenstadia volwassen<br />

zijn, worden ze bevrucht<br />

door het mannetje. Tegen<br />

de tijd dat de pop van de<br />

bij verandert in een volwassen<br />

bij, twaalf dagen<br />

na het begin van het<br />

verpoppen, en ze breekt<br />

uit de cel, zijn maximaal<br />

twee mijtendochters volwassen<br />

geworden. Deze<br />

stappen op de bij en laten<br />

De donkere speldenknop achter de kop van de bij is een<br />

varroamijt.<br />

zich naar een nieuwe<br />

plek vervoeren. Ook de<br />

moedermijt kan zich naar<br />

een nieuwe geschikte cel<br />

laten vervoeren, waar ze<br />

opnieuw een gezinnetje<br />

kan stichten. De jongere<br />

zusjes en het mannetje<br />

gaan verloren. Bij het<br />

schoonpoetsen van de<br />

cellen door de werksters<br />

worden ze verwijderd.<br />

De bij die ontstaat uit<br />

een pop die tegen wil en<br />

dank gastheer was van<br />

een mijtenfamilie is veel<br />

minder vitaal dan een<br />

normale pasgeboren bij.<br />

Ze is lichter, heeft minder<br />

eiwit, en is veel vaker<br />

besmet met allerlei ziekten,<br />

via de wond die de<br />

mijt heeft gemaakt. Als in<br />

een bijenvolk veel mijten<br />

zitten, zullen veel van de<br />

jonge bijen een slechte<br />

conditie hebben of ziek<br />

zijn. Daardoor kan het<br />

gehele volk verzwakken<br />

en te gronde gaan.<br />

70<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


3. Andere parasieten<br />

Naast varroa hebben allerlei andere parasieten het<br />

gemunt op de Hof van Eden die een goed gevoed<br />

bijenvolk feitelijk is. Dat is altijd zo geweest, en<br />

met de meeste parasieten kan een bijenvolk goed<br />

omgaan. Er is evenwicht ontstaan tussen gastheer<br />

en parasiet. Dat betekent nog niet dat zulke parasieten<br />

niet heel schadelijk kunnen zijn, en soms<br />

zelfs fataal. Ook mensen kunnen aan een eenvoudig<br />

griepje sterven. Dat is dan wel vaak door een<br />

combinatie met andere kwalen die de weerstand<br />

verminderen. Zo zal het ook bij bijen werken:<br />

varroa, of een periode met gebrek aan voedsel,<br />

vermindert de weerstand van bijen, waardoor ze<br />

bijvoorbeeld vatbaarder worden voor de ziekteverwekker<br />

nosema. Nosema is een eencellige parasiet<br />

in de darmen van volwassen bijen. Het is bekend<br />

dat hij toeslaat in of na perioden van voedselgebrek<br />

of na een regenachtige zomer waarin de bijen<br />

minder kunnen vliegen en meer bloemen verregenen.<br />

In slechte jaren kunnen door nosema heel<br />

veel volken het loodje leggen.<br />

Behalve nosema hebben bijen nog te maken<br />

met een keur aan parasieten, belagers en ziekten:<br />

virussen, bacteriën, eencelligen, mijten, vliegen,<br />

wespen, vogels, beren en zelfs imkers.<br />

4. De imker<br />

Het lijkt een beetje oneerbiedig om de imker bij<br />

de belagers te noemen. Hij – slechts zelden een<br />

vrouw – doet toch zijn best om de bijen goed te<br />

verzorgen Jazeker, maar de imker doet dat niet<br />

onbaatzuchtig. Hij wil de bijen uiteindelijk wel<br />

beroven van hun wintervoorraad honing. En als<br />

hij niet oppast draagt hij heel gemakkelijk bij aan<br />

het veroorzaken of verspreiden van ziekten.<br />

Bij het analyseren van de wintersterfte is vaak<br />

geen verband te vinden met de regio of de directe<br />

omgeving van de bijenstanden. Vaak heeft de ene<br />

imker heel veel sterfte, en zijn buurman helemaal<br />

niet. Dat maakt het aannemelijk dat de manier van<br />

werken, die tussen imkers enorm kan verschillen,<br />

van belang is voor sterfte of juist overleven van<br />

volken. Het is zelfs zo dat sommige imkers nooit<br />

last hebben van wintersterfte. Uit onderzoek in<br />

ons omringende landen bleek steeds weer dat de<br />

besmetting met varroa bepaalt of een volk doodgaat<br />

of overleeft. En die varroabesmetting, die valt<br />

of staat weer met de werkwijze van de imker.<br />

Een goede bestrijding van ziekten is nog geen<br />

absolute garantie dat de bijenvolken zullen overleven.<br />

Het is wel één van de voorwaarden. Als je niet<br />

goed bestrijdt gaan de bijen vrijwel zeker dood.<br />

En daar wringt de schoen, veel imkers bestrijden<br />

varroa niet op een goede manier. Ze zijn vooral<br />

vaak te laat met bestrijden. Dan kun je misschien<br />

de meeste mijten nog wel doden, maar de schade is<br />

dan al gedaan. De bijen zijn besmet met virussen<br />

en hebben een slechte conditie. Ze kunnen dan ook<br />

in afwezigheid van mijten een lange winter niet<br />

overleven.<br />

Op deze microscopische<br />

opname van bijenpoep<br />

zijn vooral sporen te zien<br />

van de eencellige parasiet<br />

Nosema. Temidden van de<br />

honderden uitwerpselen<br />

ligt een (stervormige)<br />

stuifmeelkorrel.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 71


Via zijn manier van werken<br />

heeft de imker grote invloed<br />

op het welzijn van zijn volk.<br />

5. Pesticiden<br />

In de land- en tuinbouw, maar ook in het openbaar<br />

groen en bij mensen thuis, worden veel bestrijdingsmiddelen<br />

gebruikt. Het ligt voor de hand dat<br />

een insecticide dat een bepaald plaaginsect moet<br />

doden, ook een risico is voor andere insecten zoals<br />

bijen. Om schade te voorkomen zouden ‘niet-doelorganismen’<br />

niet aan het middel mogen worden<br />

blootgesteld. Dat kun je bereiken door gebruik<br />

op bloeiende gewassen te verbieden, of door op<br />

bepaalde momenten te spuiten. Voor een middel<br />

een toelating krijgt moet het aan heel veel eisen<br />

voldoen (zie pagina 76 en 77).<br />

Sommige planten bevatten van zichzelf giftige<br />

stoffen tegen vraatzuchtige insecten. Nicotine uit<br />

tabak is zo’n natuurlijk insecticide. Op basis van<br />

nicotine zijn nieuwe insecticiden ontwikkeld, de<br />

neonicotinen. Het voordeel van deze middelen<br />

is dat ze ‘systemisch’ werken: ze worden door de<br />

plant opgenomen en in de plant getransporteerd.<br />

De plant wordt zo ‘van binnenuit’ oneetbaar voor<br />

vraatzuchtige rupsen. Vaak wordt het middel al op<br />

het zaad aangebracht. Groot voordeel is dat geen<br />

gif verloren gaat in het gras, het werkt langer (een<br />

gespoten middel is vaak al na een dag weer verdwenen<br />

of afgebroken) en je hoeft ook veel minder<br />

te gebruiken.<br />

Natuurlijk zijn er ook nadelen. Neonicotinen<br />

blijven erg lang werkzaam en ze zijn erg giftig.<br />

Ook lang nadat de te bestrijden rups dood is kan<br />

in de plant, ook in de nectar en in het stuifmeel,<br />

nog gif zitten. Op dat moment zou nog schade aan<br />

bijen kunnen optreden.<br />

In proeven met bijen en hommels in laboratoria<br />

blijken deze neonicotinen erg giftig te zijn. Als<br />

je bijen of hommels op een voertafel suikerwater<br />

geeft met neonicotinen erin, blijken ze niet<br />

terug te komen voor een volgende voederbeurt. Ze<br />

vinden ook vaak de kast of het hommelboxje niet<br />

terug. De stof heeft ze gedesoriënteerd. Maar deze<br />

effecten werden pas gezien bij concentraties die in<br />

nectar en stuifmeel nooit worden aangetroffen. Bij<br />

veldstudies waarin de onderzoekers bijenvolken<br />

plaatsten bij zonnebloemen die als zaad neonicotinen<br />

hadden meegekregen, is geen schade aan de<br />

volken vastgesteld. Ze bleken in de daaropvolgende<br />

winter ook niet bovengemiddeld te sterven. Waarschijnlijk<br />

is de blootstelling aan het middel in de<br />

praktijk beperkt genoeg om geen schade te geven.<br />

Toch stellen Franse imkers dat door de toepassing<br />

hun honingoogsten op zonnebloem achteruit<br />

gingen, en dat de volken nadelige effecten ondervonden.<br />

Een groot onderzoek tussen 2002 en 2005,<br />

in vijf Franse provincies, moest duidelijkheid<br />

scheppen. Er werd geen verband gevonden tussen<br />

de honingproductie en het gifgebruik, ook al werden<br />

sporen van de middelen aangetroffen in de bijenkasten,<br />

in stuifmeel en honing. Er was wel een<br />

verband met de kwaliteit van de verzorging van<br />

de volken door de imkers. Sommige ‘aangetaste’<br />

volken bleken verwaarloosd, sommige waren<br />

72<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


De amandelteelt<br />

is afhankelijk van<br />

insectenbestuiving,<br />

maar er wordt ook<br />

insecticide gebruikt.<br />

bijna verhongerd en sommige waren besmet met<br />

ziekten. Ondanks deze studie zijn diverse neonicotinen<br />

nu verboden in Frankrijk. De bijensterfte<br />

is gebleven.<br />

6. Genetisch gemodificeerde gewassen<br />

Een plant kan ook weerstand tegen vraat krijgen<br />

als bepaalde erfelijke eigenschappen worden<br />

ingebouwd, hetzij via genetische manipulatie,<br />

dan wel via klassieke veredeling. Een gen dat op<br />

die manier kan worden ingebouwd is bijvoorbeeld<br />

het gen dat codeert voor de aanmaak van<br />

stoffen die giftig zijn voor insecten. Een bekend<br />

voorbeeld is Bt maïs. Daarin is een gen gebouwd<br />

uit de bacterie Bacillus thuringiensis. De plant met<br />

het Bt-gen maakt zelf stoffen die giftig zijn voor<br />

de rupsen van de Amerikaanse maïsstengelboorder,<br />

een plaaginsect dat moeilijk met andere middelen<br />

is te bestrijden.<br />

De vrees bestond dat bijen schade zouden kunnen<br />

lijden wanneer het Bt-gif ook in het stuifmeel<br />

van de maïs terecht zou komen. Daar is nog niets<br />

van gebleken. Bt-toxinen zijn vaak heel specifiek<br />

voor bepaalde insecten, een voordeel ten opzichte<br />

van normale insecticiden. Ook van allerlei andere<br />

genetisch gemodificeerde (GMO) gewassen is geen<br />

schade voor bijen aangetoond. Natuurlijk moet<br />

wel steeds alles goed onderzocht worden voordat<br />

een GMO-gewas kan worden vrijgegeven.<br />

7. Mondialisering<br />

De wereld is een groot dorp geworden. Die mondialisering<br />

heeft directe gevolgen voor de honingbijen<br />

en de bijenhouderij. De beroepsimkerij in<br />

Europa en in Noord-Amerika staat onder economische<br />

druk doordat honing grootschalig en goedkoop<br />

wordt geproduceerd in Argentinië en China.<br />

Dat is ongunstig voor de sector en remt ontwikkelingen<br />

en vernieuwing. De sector is daardoor ook<br />

sterk aan het vergrijzen.<br />

vraag 3<br />

Waarom is het erg als<br />

honingbijen zouden<br />

verdwijnen We kunnen<br />

toch wel zonder honing<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 73


De Aziatische hoornaar<br />

heeft Europa bereikt door<br />

mee te liften met Chinees<br />

aardewerk.<br />

Y<br />

Een bijenkoningin kan ook<br />

via kunstmatige inseminatie<br />

worden bevrucht.<br />

Er zijn ook directe effecten. Door het uitwisselen<br />

van bijenvolken tussen landen en werelddelen<br />

kunnen belagers normale geografische en<br />

ecologische barrières oversteken. Doordat Europese<br />

honingbijen naar Azië zijn vervoerd, kon de<br />

varroamijt overstappen van de Indische honingbij<br />

naar de Europese. Onlangs is ook ontdekt dat<br />

‘onze’ parasiet Nosema apis grotendeels is verdreven<br />

door Nosema ceranae, een verwant organisme<br />

dat afkomstig is van de Indische honingbij. De<br />

kleine bijenkastkever, afkomstig uit de zuidelijk<br />

helft van Afrika geeft veel overlast in Noord-<br />

Amerika en in Australië. Uit het gemak waarmee<br />

deze kever nieuwe gebieden heeft gevonden, mag<br />

je aannemen dat hij vroeg of laat ook Europa zal<br />

bereiken.<br />

Imkers hebben op zoek naar ‘betere bijen’ ook<br />

wereldwijd gesleept met koninginnen. Daardoor<br />

zijn oorspronkelijk geografisch gescheiden<br />

ondersoorten van onze honingbij, met hun lokale<br />

aanpassingen aan klimaat en seizoen, vermengd<br />

geraakt.<br />

Onafhankelijk van bijenhouders kunnen ook<br />

nieuwe plagen opduiken. Zo is de Aziatische hoornaar<br />

Vespa velutina (een grote wesp) via import van<br />

Chinees aardewerk in Frankrijk terecht gekomen.<br />

Het dier is bezig met een snelle opmars. Deze wesp<br />

zal ook Nederland en België wel vinden. Hoornaars<br />

eten graag bijen.<br />

Ook het binnenkomen van exotische planten<br />

kan grote gevolgen hebben. De exotische reuzenbalsemien<br />

is erg populair bij bijen. De bloemen<br />

leveren ook veel nectar. Andere, inheemse planten<br />

worden door de reuzenbalsemien van hun bestuivers<br />

bestolen. Geen insect kijkt nu bijvoorbeeld<br />

nog om naar moerasandoorn. Een ander voorbeeld:<br />

slangenkruid uit Europa is als exoot binnengekomen<br />

in Australië. Het is daar nu erg talrijk<br />

en populair onder de bijen, maar het levert voor<br />

mensen giftige honing.<br />

8. Klimaatverandering<br />

Door de opwarming van de aarde kunnen plantensoorten<br />

‘aan de wandel gaan’. Aan de noordgrens<br />

van hun verspreidingsgebied kunnen ze andere<br />

soorten verdringen, rond de zuidgrens van hun<br />

verspreidingsgebied kunnen soorten verdwijnen.<br />

Dat alles kan gevolgen hebben voor bijen. Ook kan<br />

woestijnvorming door opwarming het leefge-<br />

74<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


ied voor bijen beperken. Sommige parasieten<br />

zijn vanwege hun levenscyclus erg gevoelig voor<br />

temperatuur en kunnen zich bijvoorbeeld met<br />

zachtere winters heel anders gaan gedragen. Ook<br />

kunnen nieuwe parasieten gaan oprukken. De<br />

honingbijen zelf zullen een temperatuurverandering<br />

niet zo snel lastig vinden: ze komen voor van<br />

de evenaar tot de poolcirkels en zijn na de ijstijden<br />

ook heel snel achter het smeltende landijs aan<br />

weer naar het noorden opgetrokken.<br />

9. Genetische basis<br />

Vanouds waren honingbijen wilde dieren, waarvan<br />

sommige werden gehouden in bijenkorven<br />

van imkers. Gaandeweg kwamen de gehouden<br />

bijen in de meerderheid, althans in Europa, en zat<br />

een minderheid nog in het wild in holle bomen.<br />

Toch bepaalde vooral de natuur de genetische<br />

samenstelling van de bijenvolken. Nu door varroa<br />

alle wilde Europese volken zijn weggevaagd, ligt<br />

het hele erfgoed van de honingbij in handen van<br />

de imker. Als imkers met z’n allen zouden gaan<br />

selecteren om varroaresistentie te krijgen, zouden<br />

ze onherroepelijk andere genetische eigenschappen<br />

verliezen; eigenschappen waarvan de imkers<br />

de potentiële waarde niet eens kennen.<br />

Imkers zoeken altijd naar eigenschappen die<br />

goed zijn voor het bedrijf: hij wil niet worden<br />

gestoken, hij wil veel honing, en wat al niet meer.<br />

De natuur selecteert veel breder: op overleving<br />

van de soort. Het is daarom belangrijk geworden<br />

dat de honingbij wordt beschermd tegen de grillen<br />

van de bijenhouderij. Op verschillende plekken in<br />

Europa moeten de oorspronkelijke ondersoorten<br />

en hun genen behouden blijven. Waarschijnlijk<br />

zullen de bijen of de imkers ze ooit allemaal nog<br />

hard nodig hebben.<br />

door varroa, zijn er in de VS en in Frankrijk weer<br />

bijenvolken in het wild gevonden die heel lang<br />

in leven blijven, ondanks de mijt. Natuurlijke<br />

selectie blijkt weer de beste kansen te bieden. En<br />

dat komt goed uit, want we zullen de honingbijen<br />

de komende decennia nog harder nodig hebben<br />

dan nu. Mensen gebruiken steeds meer gewassen<br />

die bestuiving behoeven, en met de toename van<br />

de schaalgrootte zal juist de honingbij de meest<br />

geschikte bestuiver zijn. Daardoor zal bijenhouderij<br />

belangrijker worden, en daardoor ook weer een<br />

veel levensvatbaarder en wellicht ‘sexier’ beroep.<br />

Wat zal de klimaatverandering<br />

doen met<br />

honingbijen<br />

Natuurlijke selectie biedt hoop<br />

Ondanks het aanvankelijke uitsterven van de<br />

wilde bijenvolken in Noord-Amerika en Europa<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 75


Verboden gif<br />

Gif, landbouwgif, landbouwbestrijdingsmiddel,<br />

gewasbeschermingsmiddel…<br />

het zijn allemaal aanduidingen<br />

van dezelfde producten, en in principe<br />

zijn ze ook allemaal wettelijk verboden in Nederland<br />

en de rest van de EU. In principe, maar niet in<br />

feite, want tegelijk vertegenwoordigen deze middelen<br />

ook een groot economisch belang. Meer dan<br />

dat: dankzij dit gif kunnen boeren boeren zonder<br />

failliet te gaan aan onbeheersbare ziekten en plagen<br />

in hun gewas. De keerzijde zijn de risico’s voor<br />

mens, dier en milieu, inclusief bijen. Het gebruik<br />

van bestrijdingsmiddelen is een klassiek dilemma<br />

tussen voordelen en risico’s. In onze maatschappij<br />

lossen we zulke dilemma’s op met wetten.<br />

De bestrijdingsmiddelenwet verbiedt alle<br />

gebruik van alle bestrijdingsmiddelen, tenzij een<br />

officiële toelating wordt gegeven voor beperkte tijd<br />

en beperkte toepassingen. Eén officiële, onafhankelijke<br />

organisatie, het College voor de Toelating<br />

van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden,<br />

het Ctgb, kan toelatingen verlenen namens de<br />

minister. Het Ctgb besluit alleen tot toelating van<br />

een middel als beoordeling van uitgebreide onderzoeksresultaten<br />

leidt tot de conclusie dat het middel<br />

werkt en de risico’s beperkt en aanvaardbaar<br />

Het effect van gif wordt<br />

eerst getest op bijen, voor<br />

het wordt toegelaten.<br />

76<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


zijn. Dat geldt voor de risico’s voor mens, milieu en<br />

dus ook voor de bij.<br />

Middelen voor gebruik in omstandigheden<br />

waarbij bijen en hommels kunnen worden blootgesteld,<br />

krijgen alleen een toelating als uitgebreid<br />

onderzoek heeft aangetoond dat de risico’s voor<br />

bijen en hommels minimaal zijn. Zulk onderzoek<br />

is kostbaar en de aanvrager van de toelating moet<br />

het onderzoek daarom zelf uitvoeren of betalen.<br />

Maar is het dan nog wel objectief en betrouwbaar<br />

Zou die belanghebbende, doorgaans een grote<br />

chemische firma, niet in de verleiding komen het<br />

resultaat bij te buigen in de gewenste richting van<br />

‘veilig’<br />

Natuurlijk bestaat die verleiding! En natuurlijk<br />

houdt het Ctgb rekening met die verleiding.<br />

Daarom zijn er talloze veiligheden ingebouwd in<br />

de hele beoordelingsprocedure. Dat zijn niet alleen<br />

voorgeschreven onderzoeksprotocollen en certificering<br />

van correcte uitvoering van die protocollen.<br />

Dat zijn ook de onafhankelijkheid van het Ctgb<br />

en de deskundigheid van zijn medewerkers. Het<br />

is bovenal de juridische aansprakelijkheid van de<br />

belanghebbende firma, als achteraf mocht blijken,<br />

bijvoorbeeld door schade aan bijenvolken in de<br />

praktijk, dat de onderzoeksresultaten ‘bijgebogen’<br />

waren.<br />

Internationale bijenbeschermers<br />

De wijze van onderzoek en beoordeling en risicobeheersing<br />

is het resultaat van jarenlange ontwikkeling<br />

en verfijning door de meeste betrokken<br />

deskundigen in Europa, verenigd in de internationale<br />

Bee Protection Group, en ten slotte vastgelegd<br />

in Europese en nationale wetten. Toch is de<br />

uiteindelijke beoordelingswijze door het Ctgb<br />

niet statisch. Nieuwe middelen met nieuwe<br />

werkingsmechanismen, nieuwe toepassingsmethoden,<br />

nieuwe blootstellingsroutes, eerder<br />

over het hoofd geziene risico’s, ze kunnen<br />

allemaal aanpassing van de beoordelingswijze<br />

nodig maken.<br />

In Nederland organiseert de Plantenziektenkundige<br />

Dienst met alle belanghebbenden<br />

jaarlijks een werkgroep om de schades door<br />

bestrijdingsmiddelen aan bijenvolken over het<br />

afgelopen seizoen te evalueren. De werkgroep<br />

traceert geconstateerde schades naar de oorzaak,<br />

en gebruikt de conclusies om herhaling<br />

in de toekomst te voorkomen. Op Europees<br />

niveau organiseert de Bee Protection Group<br />

geregeld evaluaties en stelt aanpassingen van<br />

de onderzoeks- en beoordelingsprocedures<br />

voor. De gestaag afgenomen bijenschades door<br />

bestrijdingsmiddelen getuigen gelukkig van<br />

de effectiviteit van deze aanpak van risicobeheersing<br />

van het ‘verboden gif ’.<br />

antwoord 1<br />

De varroamijt is in onze<br />

streken een nieuwe parasiet<br />

waaraan de bij zich<br />

nog niet heeft kunnen<br />

aanpassen. De mijt heeft<br />

een voorsprong, want die<br />

kende al wel bijen (uit<br />

zijn bakermat Azië). En:<br />

mijten dragen veel virussen<br />

bij zich.<br />

antwoord 2<br />

Resistentie kan alleen<br />

ontstaan door een hoge<br />

selectiedruk, dus door<br />

aanwezigheid van varroa.<br />

Volken die er niet tegen<br />

kunnen zullen doodgaan.<br />

Maar dat kan een imker<br />

zich niet permitteren,<br />

dus moet hij varroa wel<br />

bestrijden. Daarmee verdwijnt<br />

de selectiedruk.<br />

antwoord 3<br />

Dit is zonder overdrijving<br />

de hamvraag van dit<br />

cahier. De belangrijkste<br />

waarde van honingbijen<br />

is hun bestuivingsarbeid:<br />

heel veel van onze<br />

voedselgewassen hebben<br />

die bestuiving nodig om<br />

vruchten te maken. Ook<br />

in de natuur hebben veel<br />

planten bestuivers nodig<br />

om zaden te vormen.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 77


Epiloog: als de laatste imker het licht uitdoet…<br />

Als imkers uitsterven, dan zullen<br />

honingbijen op eigen kracht in de<br />

natuur moeten overleven. In Nederland<br />

valt dat niet mee. De traditionele<br />

huisvesting van een bijenvolk is de holle boom,<br />

en als er ooit een holle boom langs de weg staat,<br />

dan wordt deze – met reden – omgezaagd. Slecht<br />

gevoegde schoorstenen of eekhoornnestkasten<br />

kunnen ook wel voldoen, maar het aantal vrij<br />

gevestigde volken in Nederland is toch niet meer<br />

dan hooguit één procent van de populatie. Naast<br />

de zoektocht naar een geschikte woning, moeten<br />

bijenvolken zich ook kunnen verweren tegen<br />

parasieten en predatoren. Met de meeste van<br />

deze belagers is er een actuele wapenwedloop<br />

waarbij de bijen voorlopig winnen. Met de varroamijt<br />

(zie kader op pagina 70) is het een ander<br />

verhaal. Oosterse honingbijen hebben minder<br />

last van de mijt, omdat ze samen met de mijt zijn<br />

geëvolueerd. Door co-evolutie is bij de oosterse<br />

bij het gedrag aangepast. Bijen ontruimen daar<br />

werkster-broedcellen met actieve moedermijten.<br />

Op haar beurt heeft de oosterse mijt zich gespecialiseerd<br />

op voortplanting in het darrenbroed. Bij<br />

ons is het een heel ander verhaal. De mijt is per<br />

ongeluk in Europa geïntroduceerd. Onze westerse<br />

honingbij en de varroamijt hebben elkaar, evolutionair<br />

gezien, recent ontmoet en voorlopig wint de<br />

varroamijt. Imkers helpen de bijen door de mijten<br />

te bestrijden. Als de imkers er niet meer zijn en<br />

de bijen zichzelf moeten redden, kunnen de bijen<br />

zich net als de oosterse bijen via natuurlijke selectie<br />

aanpassen aan deze parasiet.<br />

Imkers staan dan ook voor een duivels dilemma:<br />

zonder bestrijding van de mijt sterven de meeste<br />

bijenvolken en dankzij bestrijding ligt een<br />

natuurlijk evenwicht niet in het verschiet. Terwijl<br />

mijten resistent zijn geworden voor chemische<br />

bestrijdingsmiddelen, zijn er gelukkig diverse<br />

initiatieven om bijen te selecteren die minder<br />

gevoelig zijn voor mijten. Er zijn ook alternatieve<br />

bestrijdingsmiddelen zoals organische zuren en<br />

etherische oliën.<br />

Als imkers uitsterven, worden geen bijenkasten<br />

meer geplaatst bij gewassen. Bijen worden vaak<br />

gebruikt bij buitenteelten, zoals appel, peer of<br />

blauwe bes en bij teelten in kassen zoals zaadteelt,<br />

courgette, paprika of aubergine. Bij veel teelten<br />

zal de afwezigheid van bijenbestuiving leiden tot<br />

een verminderde opbrengst. In andere gevallen<br />

zal het ontbreken van bijen deze teelten vrijwel<br />

onmogelijk maken. Behalve honingbijen zijn er<br />

veel andere bloembezoekers, zoals solitaire bijen<br />

en vlinders, die ook een rol spelen bij bestuiving.<br />

Maar omdat er in een bijenkast heel veel werksters<br />

zitten die hun bestuivingtaak kunnen uitvoeren,<br />

én die bijenkast naar willekeur kan worden<br />

ingezet, is de honingbij van enorm economisch<br />

belang. Voor commerciële teelten die voor een<br />

goede opbrengst afhankelijk zijn van insectenbestuiving,<br />

is gokken op van nature aanwezige<br />

bestuivers geen optie.<br />

Imkers kunnen niet uitsterven<br />

Uiteindelijk zullen de imkers niet uitsterven. Dat<br />

is domweg geen optie! In Nederland is nu nog 95%<br />

van de imkers hobbymatig met hun bijenvolken<br />

78<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Als de hobbyimkers<br />

verdwijnen, nemen<br />

commerciële bedrijven<br />

hun werk zonder twijfel<br />

over.<br />

in de weer. Zij zetten hun volken vaak met veel<br />

plezier bij de gewassen van verschillende telers.<br />

Daarbij spelen weinig harde regels van vraag<br />

en aanbod. Een meer commerciële imkerij – bij<br />

toenemend gebrek aan hobbyimkers – die aan de<br />

vraag naar bijenvolken van zaadtelers en tuinders<br />

van vruchtgroenten en fruitboeren moet voldoen,<br />

zal nu en in de toekomst wel meer regels van<br />

vraag en aanbod volgen. Zaadtelers hebben vaak<br />

een imkerij binnen het bedrijf of huren volken<br />

van de handvol beroepsimkers die ons land telt.<br />

Hierbij ontstaat een wederzijdse afhankelijkheid;<br />

de imker zorgt voor de volken en de zaadteler voor<br />

de producties waar de bestuiving moet gebeuren.<br />

Zolang tuinders gewassen telen die bestuiving<br />

door bijen nodig hebben, zullen er imkers zijn die<br />

volken leveren.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 79


Begrippenlijst<br />

Bij<br />

In de volksmond is een honingbij (Apis mellifera)<br />

gewoon dé bij. In de biologie bestaan er maar<br />

liefst 20.000 verschillende soorten bijen, waarvan<br />

er 350 in Nederland voorkomen. De honingbij<br />

is in die zin bijzonder dat ze als enige een<br />

100% sociaal leven leidt. Een bijenvolk bestaat<br />

daardoor het hele seizoen, ook in de winter.<br />

Broed<br />

Jonge bijen (de larven en poppen) worden broed<br />

genoemd. Een imker maakt een duidelijk verschil<br />

tussen open of gesloten broed. Een larve<br />

zit in een open cel in de raat. Wanneer de larve<br />

gaat verpoppen wordt de cel gesloten met een<br />

dekseltje van was.<br />

Co-evolutie<br />

Wanneer twee organismen zich in de loop van<br />

duizenden of miljoenen jaren voortdurend aan<br />

elkaar aanpassen, spreek je van co-evolutie.<br />

Zo zijn bloeiende planten en bepaalde soorten<br />

insecten van elkaar afhankelijk geworden: de<br />

een voor de voortplanting, de ander voor eten.<br />

Dar<br />

De mannelijke bij ontstaat uit niet bevruchte<br />

eitjes van de koningin. De enige functie van<br />

darren is om tijdens de zogenoemde bruidsvlucht<br />

een koningin van voldoende sperma te<br />

voorzien waarmee zij de rest van haar leven<br />

haar duizenden eitjes kan bevruchten.<br />

Fylogenie<br />

De studie van de ontstaansgeschiedenis van een<br />

groep organismen.<br />

Haplodiploïd (haploïd en diploïd)<br />

De meeste planten en dieren hebben twee sets<br />

chromosomen in iedere cel, één van de vader en<br />

één van de moeder (diploïd). Onbevruchte organismen<br />

hebben maar één set chromosomen:<br />

alleen van de moeder (haploïd). Wanneer het<br />

geslacht wordt bepaald door het aantal chromosomen,<br />

zoals bij bijen (haploïd: mannetjes,<br />

diploïd: vrouwtjes) spreek je van een haplodiploïd<br />

systeem.<br />

Hommel<br />

Een andere, veel voorkomende en goed zichtbare<br />

bijengroep is die van de hommels (Bombus<br />

spec.). Hommels leven minder sociaal dan<br />

honingbijen, maar een stuk socialer dan de vele<br />

soorten solitaire bijen. Het hommelvolk bestaat<br />

alleen in het voorjaar en de zomer (sociale fase).<br />

’s Winters (over-)leven alleen eenzame koninginnen<br />

(solitaire fase).<br />

Honing<br />

Pas wanneer bijen nectar uit bloemen indikken<br />

en verrijken met sappen uit hun eigen<br />

lijf, wordt het honing. In bloemen zit dus geen<br />

honing. Voor bijen is honing de energievoorraad<br />

voor de winter.<br />

Koningin<br />

In een bijenvolk is de koningin niets meer en<br />

niets minder dan de eilegmachine. Zij zorgt<br />

voor het nageslacht van het volk en wordt dus<br />

vertroeteld door de duizenden werksters. Ze<br />

‘regeert’ niet actief over een volk. Via een feromoon,<br />

de ‘koniginnenstof ’ is haar aanwezigheid<br />

wel bepalend voor de activiteiten in het volk.<br />

Valt de koningin weg dan verandert het gedrag<br />

van de werksters.<br />

80<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Nectar<br />

Planten maken nectar in hun bloemen om<br />

insecten te lokken, die dan weer voor de bestuiving<br />

kunnen zorgen. Nectar is over het algemeen<br />

vrij waterig, met een klein beetje zoetstof.<br />

Pas wanneer het wordt ingedikt, kunnen bijen<br />

er honing van maken.<br />

Pollen<br />

Plantenkenners en ook bijenhouders spreken<br />

over ‘pollen’ als ze het over stuifmeel hebben.<br />

(Ze hebben het dan over ‘het pollen’). In de<br />

bijenhouderij wordt met pollen vaak stuifmeel<br />

bedoeld dat al door bijen is verrijkt en geconserveerd.<br />

Het wordt letterlijk aangestampt en met<br />

nectar gesloten, zodat het gaat fermenteren.<br />

Solitaire bij<br />

De meeste van de 20.000 bijensoorten op aarde<br />

zijn, in tegenstelling tot honingbijen, solitaire<br />

soorten. Het vrouwtje zorgt in haar eentje voor<br />

één of enkele eitjes, dus zonder de hulp van een<br />

sociaal volk van werksters.<br />

Superorganisme<br />

Eén plant, of één dier is een organisme. Vanwege<br />

de enorm sociale manier van leven, en<br />

vanwege de hoge mate van specialisatie, wordt<br />

een volk van vele duizenden individuele bijen<br />

ook wel als één organisme aangeduid: een<br />

superorganisme.<br />

Taxonomie<br />

Letterlijk is taxonomie de wetenschap van het<br />

‘indelen’ (‘taxon’ is Grieks voor ‘groep’). In de<br />

biologie houdt de taxonomie zich bezig met het<br />

vinden, beschrijven, indelen en benoemen van<br />

organismen.<br />

Verdwijnziekte<br />

Iedere winter sterft een deel van de bijenvolken.<br />

De laatste jaren lijkt die sterfte groter dan normaal.<br />

Omdat stervende bijen vaak het volk verlaten<br />

wordt wel gesproken van verdwijnziekte.<br />

Andere termen zijn Colony Collapse Disorder,<br />

CCD, of het meer neutrale ‘wintersterfte’.<br />

Was<br />

Was was lange tijd een van de belangrijkste<br />

producten die uit een bijenvolk kon worden<br />

gehaald. Het wordt geproduceerd in de wasklieren<br />

van de honingbij. Zij gebruikt het om raten<br />

mee te bouwen, als tijdelijke behuizing voor het<br />

nageslacht en als opslag voor stuifmeel en wintervoedsel<br />

(honing). Mensen gebruik(t)en het<br />

om kaarsen van te maken of om keukengerei of<br />

boten waterdicht te maken.<br />

Werkster<br />

De meeste bijen in een volk zijn werksters: de<br />

bevruchte nakomelingen van de koningin.<br />

Werksters hebben in hun leven verschillende<br />

taken, van verzorging van de koningin of het<br />

broed, de verdediging van het volk, tot het zoeken<br />

of halen van voedsel.<br />

Zwermen<br />

Wanneer een deel van een bijenvolk met een<br />

koningin de oude plek verlaat, spreekt een imker<br />

van ‘zwermen’. Het is de eigenlijke voorplanting<br />

van een heel bijenvolk. Een imker zal altijd proberen<br />

een vrije zwerm weer in een nieuwe kast<br />

te krijgen, al was het maar voor het geld. In deze<br />

tijden van verdwijnende bijen is een bijenvolk<br />

vele tientallen, zo niet honderden euro’s waard.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 81


Meer informatie<br />

www.wildebijen.nl<br />

Op deze site is het meest complete overzicht<br />

te vinden van alle Nederlandse bijen, waaronder<br />

die ene: de honingbij. Van de 350 soorten<br />

worden er 213 uitgebreid beschreven. Je kunt<br />

ook zoeken op soortnaam, op een bijenkalender<br />

kijken wanneer welke soort te zien is en in een<br />

plantengids kijken welke planten goed zijn voor<br />

welke bijen.<br />

www.bijen.wur.nl<br />

Deze site biedt informatie over het bijenonderzoek<br />

van Wageningen Universiteit en<br />

Researchcentrum (WUR). Veel verschillende<br />

onderzoeks terreinen zijn te bekijken, net als<br />

een apart dossier rond de bijensterfte.<br />

www.bijenhouders.nl<br />

Er zijn diverse verenigingen van imkers. Op<br />

hun sites is veel informatie te vinden die specifiek<br />

is gericht op imkers; tot een handboek bijenhouderij<br />

aan toe. De Nederlandse Bijenhoudersvereniging<br />

(NBV) is te vinden op internet<br />

via bijenhouders.nl.<br />

www.anibijen.nl<br />

Ook deze site is van een vereniging van imkers:<br />

de Algemene Nederlandse Imkersvereniging,<br />

ANI.<br />

www.bijenhuis.nl<br />

Imkers shoppen (online, of in Wageningen) bij<br />

het Bijenhuis. Van beschermende kleding voor<br />

imkers, via de specifieke gereedschappen, tot<br />

‘honingslingers’ (vanaf ongeveer 300 euro) aan<br />

toe.<br />

www.bijenhouden.nl<br />

Eén van de fora van bijenhouders heet bijenhouden.nl.<br />

Het geeft de gebruikelijke actualiteiten,<br />

agenda en achtergrondinformatie.<br />

www.imkerpedia.nl<br />

Een Nederlandstalige encyclopedie over het<br />

houden van honingbijen, onderdeel van het<br />

bekende Wikipedia. De informatie varieert van<br />

historische figuren uit de imkerij tot imkermethoden,<br />

maandbladen en een bijengids.<br />

Praktische informatie<br />

Bijenzwerm gevonden<br />

Wie een bijenzwerm heeft gevonden, maakt<br />

makkelijk vrienden bij de imker. Wie hem<br />

ophaalt, mag hem namelijk houden (tenzij<br />

onomstotelijk is bewezen dat de zwerm uit de<br />

kast van de buurman komt). Bel dus de eerste<br />

de beste imker of bijenhoudersvereniging en zij<br />

zullen de zwerm graag komen ophalen.<br />

Gestoken door een bij<br />

Verwijder de angel met de nagel of door met de<br />

botte kant van een mes over de steek te gaan. Bij<br />

een steek in de hand: denk er aan om je ring(en)<br />

af te doen.<br />

Door de steekplaats te verwarmen kun je het<br />

gif inactiveren. Later zal juist koelen de zwelling<br />

kunnen verminderen. Als de pijn lang<br />

aanhoudt, wanneer er buiten de steekplaats<br />

ook verder op het lichaam reacties optreden of<br />

wanneer iemand in de mond wordt gestoken:<br />

bel 1-1-2!<br />

82<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


Auteurs<br />

Dit cahier is samengesteld door:<br />

Dr. Tjeerd Blacquière (redacteur, hoofdstukken 1<br />

en 7, kaders bij hoofdstukken 4 en 6) geeft leiding<br />

aan het bijenonderzoek van Wageningen<br />

Universiteit en Researchcentrum<br />

Prof. dr. Nico van Straalen (redactie) is hoogleraar<br />

dierecologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam<br />

en bestuurslid van de Stichting Biowetenschappen<br />

en Maatschappij.<br />

Ir. Rob Buiter (eindredactie) is vrijgevestigd wetenschapsjournalist.<br />

Dr. Pieter Oomen (kader bij hoofdstuk 7) is werkzaam<br />

bij de Plantenziektekundige Dienst en<br />

voorzitter van de internationale Bee Protection<br />

Group van de International Commission for<br />

Plant-Bee Relationships.<br />

Dr. Bart Pannebakker (hoofdstuk 6) is evolutionair<br />

geneticus aan de Rijksuniversiteit Groningen.<br />

Drs. Sjef van der Steen (hoofdstuk 4 en kader bij<br />

hoofdstuk 4) is bijenonderzoeker bij Wageningen<br />

Universiteit en Research centrum.<br />

De volgende auteurs hebben bijgedragen aan de totstandkoming<br />

van dit cahier:<br />

Dr. Willem Boot (hoofdstuk 2 en kader bij hoofdstuk<br />

3) is mede-eigenaar van het imkerbedrijf<br />

Inbuzz.<br />

Dr. Johan Calis (kader bij hoofdstuk 2 en epiloog)<br />

is mede-eigenaar van het imkerbedrijf Inbuzz.<br />

Prof. dr. Marcel Dicke (hoofdstuk 3) is hoogleraar<br />

entomologie aan Wageningen Universiteit en<br />

Researchcentrum.<br />

Drs. Jaap Kerkvliet (kader bij hoofdstuk 5) is oudmedewerker<br />

van de Voedsel en Warenautoriteit,<br />

VWA.<br />

Huib Koel (hoofdstuk 1) is imker en daarnaast ook<br />

liefhebber en onderzoeker van andere bijen dan<br />

de honingbij.<br />

Drs. Kim Meijer (hoofdstuk 6) doet promotieonderzoek<br />

aan plant-insectinteracties aan de<br />

Rijksuniversiteit Groningen.<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen 83


Illustratieverantwoording<br />

Foto omslag: Shutterstock<br />

Shutterstock: p. 2, 10 o, 14, 24, 25, 42, 44, 50, 73,<br />

74 b, 75<br />

Hollandse Hoogte, Amsterdam: p. 4, 7, 8, 12, 19, 27,<br />

30, 32, 34, 37, 64, 67, 68, 79<br />

Keith Schengili-Roberts / Wikimedia Commons:<br />

p. 6 inzet<br />

Thinkstock.com: p. 6<br />

Huib Koel / www.wildebijen.nl: p. 9<br />

Joseph Berger / Bugwood.org: p. 10 b<br />

Magnus Manske / Wikimedia Commons: p. 11<br />

John Carter Brown Library, Brown University,<br />

Archive of Early American Images: p. 15<br />

iStockphoto.com: p. 16<br />

Bram Cornelissen, bijen@wur Plant Research<br />

International, Wageningen: p. 17, 28, 46-47 o, 66<br />

Tekeningen overgenomen uit: A. von Rauschenfels,<br />

Atlas der Bienenzucht (1901): p. 18<br />

Artwork from University of Toronto Wenceslaus<br />

Hollar Digital Collection: p. 21<br />

Hans Smid / www.bugsinthepicture.com: p. 22<br />

Luis Nunes Alberto / Wikimedia Commons:<br />

p. 26 o<br />

(c) Dr Klaus Schmitt, Weinheim www.uvir.eu:<br />

p. 26 lb, rb<br />

Loet van Moll - Illustraties, Aalten: p. 35<br />

Thomas D. Seeley / Department of Neurobiology<br />

and Behavior, Cornell University, Ithaca,<br />

New York: p. 36, 38<br />

Nino Barbieri / Wikimedia Commons: p. 37 inzet<br />

Theo Pasveer BNO Cartographics, Deventer: p. 40,<br />

52, 54, 55, 56<br />

Waugsberg / Wikimedia Commons: p. 46 b, 47 b<br />

Klaas de Gelder / Flickr.com: p. 48<br />

Kbradman / Wikipedia.org: p. 57<br />

Jack Dykinga / USDA Agricultural Research<br />

Service: p. 59<br />

Bart Pannebakker / RUG, Goningen: p. 60<br />

Muhammad Mahdi Karim (www.micro2macro.<br />

net)/Wikimedia Commons: p. 62<br />

Tjeerd Blacquière, bijen@wur Plant Research<br />

International, Wageningen: p. 69<br />

Scott Bauer / USDA Agricultural Research Service:<br />

p. 70<br />

Dr. F. Neumann, Aulendorf: p. 71<br />

Bram van de Biezen / B en U, Diemen: p. 72<br />

Stephen Ausmus / USDA Agricultural Research<br />

Service, Bugwood.org: p. 74 o<br />

bijen@wur Plant Research International,<br />

Wageningen: p. 76<br />

84<br />

kwartaal 4 december <strong>2010</strong> bijen


De inhoud van dit<br />

cahier is slechts van<br />

informatieve aard en geen<br />

vervangingsmiddel voor<br />

professioneel medisch<br />

advies. Raadpleeg bij<br />

medische problemen altijd<br />

uw arts.


In dit nummer:<br />

> Waarom de bijen verdwijnen<br />

> Genetica helpt bijenonderzoek<br />

> Gezamenlijke evolutie van bloemetjes en bijtjes<br />

> Het bijenvolk als superorganisme<br />

> Dansen om te communiceren<br />

> Geschiedenis van bijenhouderij<br />

Redactie:<br />

Tjeerd Blacquière<br />

Nico van Straalen<br />

Rob Buiter (eindredactie)<br />

Met een voorwoord van de voorzitter<br />

van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging<br />

Bijen. Tot voor kort werden ze vooral in één adem<br />

genoemd met bloemetjes als het over de voorplanting<br />

ging. Vandaag de dag zijn bijen steeds<br />

vaker synoniem met sterfte.<br />

Honingbijen zijn sinds mensenheugenis<br />

geliefd vanwege de honing die ze produceren.<br />

Vroeger waren ze ook nuttig vanwege de was<br />

waarmee de bij zijn raat maakt en waarmee de<br />

mens kaarsen produceerde of waarmee boten<br />

of keukengerei waterdicht konden worden<br />

gemaakt. De belangrijkste functie van bijen is<br />

evenwel de bestuiving van bloemen. Als de bijen<br />

verdwijnen, dan worden heel veel bloemen niet<br />

meer bestoven; niet alleen in de natuur, maar ook<br />

op onze akkers en in onze boomgaarden.<br />

Dit cahier beschrijft niet alleen de<br />

geschiedenis en de biologie van de honingbij.<br />

Het bespreekt ook de verschillende mogelijke<br />

oorzaken voor het verdwijnen van de bijen.<br />

Boven alles geeft dit cahier voeding aan de<br />

fascinatie voor een insect dat – meer dan ooit –<br />

ons leven beheerst.<br />

Bio-Wetenschappen<br />

en Maatschappij

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!