27.01.2015 Views

MS-2004-3 GIJSBERTS - Migrantenstudies

MS-2004-3 GIJSBERTS - Migrantenstudies

MS-2004-3 GIJSBERTS - Migrantenstudies

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De concentratie van minderheden in een buurt en wederzijdse beeldvorming<br />

Een nog openstaande vraag is of er op theoretische gronden een relatie kan worden verondersteld<br />

tussen het aandeel allochtonen in een buurt en wederzijdse opvattingen tussen autochtonen en<br />

allochtonen. Wederom kan deze relatie op basis van de etnische competitietheorie worden gelegd<br />

(Olzak 1992; Taylor 1998). Het is waarschijnlijk dat negatieve oordelen over de andere groep variëren<br />

naar gelang de mate van (ervaren) competitie in een buurt. Verondersteld kan worden dat autochtonen<br />

die in een buurt met veel minderheden wonen deze aanwezigheid als bedreigend ervaren voor hun<br />

positie. Als gevolg van deze ervaren dreiging, zouden bewoners van deze buurten wel eens negatiever<br />

kunnen oordelen over minderheden. Daarnaast kan de snelheid van het ‘verkleuringsproces’ van<br />

belang zijn. De afgelopen jaren zijn de aandelen allochtonen in een aantal buurten snel toegenomen.<br />

Deze ontwikkeling zou een aanvullend negatief effect kunnen hebben op beeldvorming omtrent<br />

minderheden.<br />

Voor opvattingen van autochtonen zijn relaties tussen de aanwezigheid van minderheden in<br />

verschillende contexten als buurt of land en negatieve houdingen ten aanzien van deze minderheden<br />

meermalen vastgesteld (Quillian 1995; Coenders en Scheepers 1998; Lubbers 2001; Gijsberts et al.<br />

<strong>2004</strong>). Met betrekking tot allochtonen is echter veel minder bekend over een mogelijke relatie tussen<br />

het wonen in een concentratiebuurt en negatieve opvattingen over autochtonen. Wel is uit ander<br />

onderzoek duidelijk geworden dat er een vrij sterke relatie is tussen concentratie en sociaal-culturele<br />

integratie (Dagevos <strong>2004</strong>). Het maakt voor de integratie dus uit of minderheden in ‘witte’ of in<br />

‘zwarte’ buurten wonen. Dit artikel moet duidelijk maken of hetzelfde geldt voor het hebben van<br />

negatieve opvattingen over autochtonen.<br />

Mocht er inderdaad een relatie worden gevonden tussen de mate van concentratie in een buurt<br />

en/of de toename hierin en de beeldvorming over en weer, dan rest de vraag waarom deze relatie er is.<br />

Een eerste veronderstelling is, zoals hierboven reeds aangeduid, gebaseerd op de etnische<br />

competitietheorie en stelt dat een concentratie van minderheden in een buurt negatief uitwerkt op de<br />

beeldvorming onder autochtonen omdat autochtonen zich in een situatie met veel minderheden in<br />

hogere mate bedreigd voelt door deze aanwezigheid (Olzak 1992; Quillian 1995). Het ervaren van<br />

deze dreiging speelt in dit geval dus een interveniërende rol in de relatie tussen het wonen in een<br />

concentratiebuurt en negatieve opvattingen onder autochtonen. Of het ervaren van dreiging ook voor<br />

allochtonen een rol speelt, kan met de huidige gegevens helaas niet worden onderzocht.<br />

Een tweede veronderstelling berust op de contacthypothese die er van uitgaat dat onbekend<br />

onbemind maakt: negatieve beeldvorming treedt op als gevolg van het ontbreken van contacten tussen<br />

autochtonen en allochtonen. Juist in concentratiebuurten zijn de ontmoetingskansen tussen<br />

autochtonen en allochtonen lager (Van Praag 2003a) en als gevolg hiervan opvattingen over en weer<br />

wellicht negatiever. In dit geval zouden sociale contacten dus een interveniërende rol spelen in de<br />

relatie tussen het wonen in een concentratiebuurt en negatieve opvattingen over de andere groep: in<br />

4

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!