02.02.2015 Views

AIR-LIEU - Canons Regular Blog

AIR-LIEU - Canons Regular Blog

AIR-LIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>AIR</strong>-<strong>LIEU</strong><br />

TIJDSCHR1FT GEWIJD AAN DE GESCHIEDENIS<br />

DER<br />

KRUISHEREN<br />

le<br />

Aflcvering,<br />

I N HOU D t<br />

M. COLSON,<br />

De<br />

Kraisheren<br />

van<br />

VchIo<br />

tijdens de Franse Kevoliitic<br />

(Ven 3<br />

KRONIEK : Bibliocjfratic<br />

60<br />

VEERTIENDE<br />

19 5 6<br />

JAARGA N G<br />

LICHTLAND -<br />

DIEST


CL<strong>AIR</strong><br />

<strong>LIEU</strong>"<br />

Tijdschcift geipijd aan de geschiedenis dec Kruisheren, Verschijnt<br />

twcemaal per /aar op ongeveer vijftig bladzijden per nummer o[<br />

eenmaal op ongevcer honderd bladzijden.<br />

Artikels en mededelingen voor de Redactie gelid fe zenden<br />

aan: Dr A. Ramaekers, Kruisherenklooster, Diest. Voor medewerking<br />

aan de rubriek: ,,Teksten" schrijve men aan: Dr A. Van Asseldonk,<br />

PP. Croisiers, Hannut.<br />

Geschiedkundige Krjng #


CL<strong>AIR</strong>-<strong>LIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE GESCHIEDENIS<br />

DER<br />

KRUISHEREN<br />

VEERTIENDE<br />

19 5 6<br />

JAARGANG<br />

LICHTLAND -<br />

DIEST


UITGEGEVEN IN OPDRACHT VAN DE GESCHIEDKUNDIGE KRING<br />

CL<strong>AIR</strong>-<strong>LIEU</strong><br />

H. VERSTAPPENPLEIN 12, DIEST


U D I E<br />

DE KRUISHEREN VAN VENLO T1JDENS<br />

DE FRANSE REVOLUTIE<br />

(Vervolg)<br />

II<br />

DE ONDERGANG VAN HET KLOOSTER*<br />

Nadat men in het eerste hoofdstuk kennis heeft gemaakt met de<br />

Kruisheren van Venlo, zoals klooster en bewoners zich voordeden op<br />

het einde der achttiende eeuw, volgen thans hun lotgevallen onder de<br />

Franse bezetting.<br />

In de korte levensbeschrijving hierboven aan elke Kruisheer gewijd,<br />

werden met opzet alle gegevens weggelaten, die betrekking hadden<br />

op de jaren 1792-1798. Deze zijn te vinden in dit tweede gedeelte.<br />

Terwijl het klooster praktisch ophield te bestaan op 't ogenblik der<br />

uitdrijving (22 februari 1797), zal men toch zien, dat de Kruisheren<br />

— vooral de eerstvolgende maanden — nog onderling in voeling bleven.<br />

Maar door ft feit, dat ze verplicht werden elk afzonderlijk een onderkomen<br />

of nieuwe werkkring te zoeken, werd de band, die hen vroeger<br />

zo innig verenigde, steeds losser. Einde 1798 is de verstrooiing voltrokken,<br />

terwijl de politieke gebeurtenissen alle hoop op herstel meer<br />

en meer deden verdwijnen.<br />

Het heeft ook zijn nut, er nu reeds op te wijzen, dat de nieuwe<br />

burgerlijke overheden, die te Venlo door de bezetters werden aangesteld,<br />

geen Fransdolle revolutionnairen geweest zijn,<br />

Vooral wat de anti-godsdienstige maatregelen betreft, zullen de<br />

onderdanen steeds op hen mogen rekenen: bij de uitvoering ervan zijn<br />

ze uiterst traag en overtredingen laten ze gaarne oogluikend toe. Zodoende<br />

heeft men in deze jaren te Venlo zelden of nooit die hatelijke<br />

spanningen gekend, zoals dat op vele andere plaatsen wel het geval<br />

geweest is.<br />

1* Wel en Wee voor de opheffing.<br />

Eerste invasie: 1792-93.<br />

Tijdens de eerste inval der Fransen in de Oostenrijkse Nederlanden<br />

en grensgebieden, in de winter van 1792-1793, heeft men te Venlo<br />

nog tamelijk vredig verder geleefd. Want deze stad behoorde tot de


Bataafse Rcpubliek en terwijl de Fransc troepen naar de Rijn trachtten<br />

op te rukken, trokken ze voorbij de vesting Venlo, die ze rustig lieten<br />

liggen. Toch waren ze zo dicht in de omgeving, nl. te Kaldenkirchen<br />

op 6 km. afstand, dat de Franse soldaten veel in de stad kwam^n. In<br />

ft begin gebeurde dat onder fn zekere bewaking, maar later gingen ze<br />

vrij in en uit naar welgevallen. En dat zal te Venlo niet eens opzien<br />

gebaard hebben. Als oude garnizoenstad was de bevolking er aan gewoon<br />

telkens nieuwe soldaten van alle slag te zien aankomen en te<br />

zien vertrekken. En omdat de stad ook na de oorlogsverklaring aan<br />

de Bataafse Republiek gedurende deze eerste invasie niet veroverd<br />

werd, heeft men er niet de gelegenheid gehad kennis te maken met de<br />

eigenlijke Franse Revolutionnairen, tenzij door 't geen men over de<br />

gebeurtenissen in Frankrijk en elders hoord vertellen, door ooggetuigen<br />

en anderen, die gevlucht waren naar 't noorden of het oosten.<br />

Zo was er b.v. op 27 november 1792 'n Franse pastoor uit Normandie<br />

op de pastorij te Venlo aangekomen en drie dagen later, op 30 novem<br />

ber, de voor de Franse legers vluchtende bisschop van Roermond,<br />

Mgr. Philippus Damianus van Hoensbroeck. Deze laatste bleef er zelfs<br />

tot einde januari d.a.v.<br />

Met Kerstmis 1792 mocht men van de bisschop geen middernachtmissen<br />

houden, zoals vroeger. De kerken mochten pas opengaan te<br />

vijf uur *s morgens. Vermoedelijk vanwege de onrustige militaire toestand.<br />

En wellicht gebeurde het niet zonder reden, want op Kerstdag<br />

's avonds kwam *n ijlbode melden, dat de Fransen in aantocht waren<br />

,,waarop alles terstond in beweging was; de dragonders van Hessen-<br />

Cassel, twee regimenten Zwitsers, al de konstabels moesten Venlo<br />

verlaten; de commandant van Munster, de grootmajoar, de plaatsmajoor,<br />

alles trok om 11 uur de poort uit mlet kanons en bagage ...<br />

Grooter consternatie is er in Venlo in vele jaren niet gezien", zegt de<br />

kroniekschrijver 55).<br />

Om God te danken en verdere bescherming af te smeken verbood<br />

de magistraat van Venlo op 30 januari 1793 alle vermakelijkheden met<br />

vastenavond van dat jaar. En dit, zo schreven de vroede vaderen,...<br />

gezien de stad tot nog toe door iGods bescherming is gespaard gebleven,<br />

terwijl de omgeving door ft onheil van de oorlog werd getroffen<br />

... op een tijd dat wij onze nabuuren rondomme daar onder zien<br />

sugten 56).<br />

Op 1 februari echter verklaarde de Nationale Conventie te Parijs<br />

ook de oorlog aan de koning van Engeland en aan de Stadhouder der<br />

Bataafse Republiek, Willem V,<br />

Op dat ogenblik hadden de Franse troepen zich reeds enigszins<br />

teruggetrokken op de rechter Maasoever, tot bezuiden de Swalm. Op<br />

de linker oever was miaarschalk Champmorin met zijn troepen te Kessel<br />

blijven liggen, op 13 km. afstand van Venlo.<br />

55) UYTT., HI, bl. 74. Vgl ook J. HABETS-W. GOOSSENS, ta>Pv IV, biz. 34,<br />

voetnoot 2, waar gezcgd wordt, dat er in de maanden november^december 1793 tweehonderd<br />

vijftig emigranten te Venlo aankwamen, waarvan de lijst zich op het raadihuis<br />

bevindt. We konden die niet terugvinden.<br />

56) Venlo, 250 (Magistraatsrecessen: 30 jan. 1793).


Na de oorlogsverklaring van 1 februari kreeg hij bevel zo snel<br />

mogelijk het fort van Stevensweert en het fort S. Michiel (te Blerick<br />

tegenover Venlo) te bezetten, Zodra dit gedaan was moest hij onmiddellijk<br />

Venlo binnenrukken. De opperbevelhebber van de invasietroepen,<br />

generaal Dumouriez, meende dat hij zonder de vesting Venlo<br />

onmogelijk het noorden van Nederland kon veroveren. Beide forten<br />

werden door de Fransen bezet. Het fort S. Michiel was reeds eerder<br />

door de Hollandse troepen, die Venlo bezet hielden, verlaten. De<br />

Fransen begonnen aanstonds de versterkingen ervan te verbeteren.<br />

In Venlo zelf kwam Champmorin te laat Een bevelhebber der<br />

geallieerden, Brunswick-Oels, was hem voor geweest. Deze lag met<br />

10.000 Pruisische soldaten te Wesel, waar hij op 9 februari de oor<br />

logsverklaring van 1 februari vernam. Zonder een ogenblik te verliezen<br />

zette hij zich aanstonds in beweging en stond op 11 februari bij 't<br />

krieken van de dag voor de poorten van Venlo, twee uren voor de<br />

komst der Fransen. Vijf bataljons (Van Postel zegt 5.000 soldaten)<br />

rukten de stad binnen met slaande trom, en de Pruisische generaalmajoor<br />

Pirch werd tot gouverneur der stad aangesteld5).<br />

Vanaf dat ogenblik leefde men er zeker in 'n oorlogsatmosfeer.<br />

In de daarop volgende weken kwamen er in de stad regelmatig ver<br />

sterkingen toe en ook werd er van tijd tot tijd op de Fransen geschoten.<br />

Tot *n wapenfeit van wat meer belang kwam het pas op<br />

3 maart. Die dag, *n zondagmorgen, begonnen de Pruisen te 6.15 u,<br />

met groot geweld het Fort S. Michiel te beschieten 58). Klokslag 7 u.<br />

begonnen de Fransen te antwoorden. Hun eerste bom viel in de<br />

Kruisherenkerk. fn Ooggetuige, de latere kunstschilder S. F. Sax, die<br />

de mis diende in de kloosterkerk, heeft hierover 't volgende relaas<br />

nagelaten:<br />

,,In de kerk van het Kruisherenklooster St. Nicolaus hadden alle<br />

eerwaarde paters zeer vroeg de H. Mis gelezen. De laatste H. Mis<br />

zou omi zeven uren eindigen, maar de Pater die deze celebreerde, las<br />

de H. Mis zeer langzaam en ook al misschien iets ontroerd". De Pruisen<br />

waren immers al sinds 6.15 u. aan 't schieten!!! ,,Door de opschudding<br />

in de Stad was de H. Mis om zeven uren nog niet geeindigd, maar<br />

toen de eerste slag van zeven uren sloeg, viel ook de eerste bom midden<br />

door het dak der St. Nicolauskerk en door het gewelf, waaruit 'n<br />

groot stuk mee naar beneden kwam, De bom viel op de vloer der kerk,<br />

sprong daarna op de communiebank waarvan 'n groot stuk afbrak,<br />

57) A. GHUQUET, La Trahison de Dumauriez, Parijs, z.j., biz. 24 v.: ,Je n'ai<br />

d'espoir", had Dumouriez gezegd, ,,que dans l'extreme celerite de l'operation de<br />

Venlo. Si je prends Venlo avant que les Prussiens entrent ten campagne, je suis<br />

a peu pres sur du reste. Si cela n'a pas lieu, la campagne est manquee, et la defense<br />

des Pays-fias bien hasardee". — Vgl. ook Venlo, 255 (Reg. 53) waar nadere bijzonderheden<br />

te vinden zijn over de inkwartiering der Pruisische troepen op 11 februari<br />

en over 't bombardement der stad op 3 maart 1793. Zie de brieven van 23 en 25<br />

febr.; 5, 6 en 11 maart 1793.<br />

58) UYTT., m, bl. Vn, X en bl. 74-77. De Franse troepen leden op 1 maart 1793<br />

'n gevoelige nederlaag bij Aldenhoven aan de Roer. Daarop gaven de Geallieerden<br />

aan al hun troepen langs de Maas bevel om op 3 maart op alle punten tegelijk de<br />

Fransen aan te vallen. Wat dan ook overal geschiedde. Vgl. L. KEULLER,<br />

bl. 172 w.


sprong over het hoogaltaar tegen de muur in stukken, iwaar trof niemand...<br />

(de misdienaar ging aanstonds op de vlucht) . .. De priester<br />

was op dat ogenblik met de H. Mis genaderd tot aan de woorden<br />

/re missa est, las daarna spoedig het St. Joannes evangelie en verliet<br />

insgelijks de kerk" 59).<br />

Ook viel er tijdens datzelfde bombardement 'n bom in de bibliotheek,<br />

die daardoor in disordre geraekt is 60).<br />

Tot 's avonds vijf uur zijn de Fransen aan 't schieten gebleven,<br />

behoudens 'n onderbreking van 13 tot 15 u. Honderden bommen vielen<br />

in de stad en veroorzaakten veel schade. Maar ook 't Fort S. Michiel<br />

lag in puin, zodat de bezetters gedwongen waren zich terug te trekken.<br />

Trouwens op 1 maart reeds werd *t Franse leger teruggeslagen bij<br />

Aldenhoven aan de Roer en sindsdien volgde *n terugtocht over heel<br />

de lengte van 't front. Daarmee werd Venlo dus tijdens deze veldtocht<br />

niet veroverd en op 6 maart konden Hollandse troepen opnieuw de<br />

Maas oversteken en 't Fort S. Michiel bezetten. Gaudium m&ximuml<br />

zegt de kroniekschrijver 61).<br />

Na de oorlogsverklaring van 1 februari werden door de Staten der<br />

Bataafse Republiek gebeden gevraagd in alle kerken. Op 26 februari<br />

bepaalde de Bisschop van Roermond daarom, dat er in de kerken der<br />

stad om beurten biddag moest gehouden worden ,,te beginnen in de<br />

Hoge Kerk den 27, bij de Kruisheren 28, bij de paters (Minderbroeders)<br />

1 maart; op de Weide den 2, bij de Annunciaten den 3, en op<br />

de H. Geest den 4; den 5 wederom in de Grote Kerk, en zo alle 14<br />

dagen te continueren tot verder order" 62). Lang heeft dit niet geduurd.<br />

We zegden reeds, dat de Fransen na 3 maart zich terugtrokken. En<br />

op 8 maart hield men — wederom op bevel van de bisschop — ,,een<br />

mis van dankzegging voor de verlossing, met een ,,Te~Deum"; Raad,<br />

Magistraat en een mlenigte volk was daarbij tegenwoordig" 63).<br />

Al moesten de Franse troepen na de beslissende nederlaag te Neerwinden<br />

op 18 maart 1793 de Oostenrijkse Nederlanden en 't Land<br />

van Luik volledig ontruimen, toch bleef er over het gehele land een<br />

dreigende oorlogsatmosfeer hangen. De Geallieerde legers waren wel<br />

gedeeltelijk doorgedrongen tot over de Franse grenzen, maar tot 'n<br />

59) M. H. H. MIOHIELS, Een bom in de St Nicolaiis-kerk te Venlo> in De<br />

Maasgouw, 1888, bl. 21.<br />

60) Maastrioht, 2467, ,,Cataloog der Boeken en Handschriften waarin de Biblio<br />

theek van 't Cruys Hen Clooster te Venlo bestaat", bl. 16 i°.<br />

Op 14 juni 1793 vroeg de magistraat aan de inwoners van Venlo om binnen de<br />

veertien da-gen de schade op te geven, die ze door 't bombardement der Fransen<br />

op 3 maart van dat jaar geleden hadden. De schade zou van stadswege vergoed<br />

worden. Vgl. Venlo, 250; ook UYTT., Ill, bl. 80 (25 april 1793).<br />

61) ilJYTT., UI, bl. 77 v. Pastoor Van Postel spreekt van 500 bommen, anderen<br />

van 300-400. In alle geval werden er 'n driehonderdtal huizen beschadigd en acht<br />

personen gedood. Vgl. UY'TT., I, bl. 106; L. KEULLER, tsup., bl. 174-177. Vgl.<br />

A. GHUQUET, ta.p^ bl. 47-77 (Hoofdstuk II, Aix-la-Chapelle).<br />

62) UYTT., bl. 76.<br />

63) UYTT., bl. 79. ~ Vgl. ook Venlo, 1346 (Reg. 335), waarin de ,fPlacaten<br />

met verzendbrieven (van de Staten Generaal) aan den magistraat te Venlo over<br />

den jaarlijkschen biddag". In de brieven van 1793 -en 1794 wordt de toestand van<br />

't land besdhreven ten overstaan van de gebeurtenissen in Frankrijk en de eerste<br />

inval van 1792-'93.


definitieve onderwerping van de Republikeinen kwarn het niet. De<br />

hoordstad Parijs kon men niet bereiken.<br />

Na maart werd nog alle veertien dagen een biddag gehouden, totdat<br />

op M november besloten werd dit voortaan eens per maand voort te<br />

zetten; wat de magistraat 's anderendaags aan de geestelijkheid en<br />

kloosters, o.a. aan de Kruisheren, liet weten. De vikaris-generaal van<br />

t bisdom Roermond bevestigde deze maatregel op 18 decemfcer en<br />

verordende dat elke eerste maandag biddag zou zijn ,,voor den zegen<br />

over de wapens der geallieerde mogendheden". Tevens gaf hij bevel<br />

dat ook met Kerstmis 1793 geen nachtmissen mochten plaats hebben<br />

en dat de kerken slechts om vijf uur *s morgens mochten opengaan 64).<br />

Tweede invasie: 1794.<br />

Door de beroemde slag van Fleurus, 26 juni 1794, keerden de krijgskansen<br />

voorgoed ten nadele van de Geallieerden. En 't slechte nieuws<br />

van deze nederlaag moet wel zeer snel verspreid geweest zijn, want<br />

onmiddellijk begon er 'n massale uittocht naar 't noorden en naar de<br />

Rijn Op 1 juli reeds — vijf dagen na de veldslag — kwamen er te<br />

Venlo twee karren met goederen van de abdij van Averbode aan,<br />

weldra door nog vele andere gevolgd. Vanaf 1 juli tot 1 oktober hebben<br />

in de pastorij van Venlo zevenhonderd en zeven maal Heren van<br />

Averbode bij hun confrater pastoor Van Postel tijdens heen en weer<br />

reizen s middags of 's avonds gegeten. Op postdagen vertrokken toen<br />

tot vijftien postwagens tegelijk naar Nijmegen 65),<br />

Ook de Kruisheren kregen in die uittocht van vluchtelingen ruimschoots<br />

hun deel. Zo zelfs, dat, — zoals trouwens in heel de stad, —<br />

spoedig alle plaatsen in 't klooster overvol bezet waren, en prior<br />

M. Janssens gedwongen was beroep te doen op de gastvrijheid van 't<br />

klooster St. Agatha, om de prior der Augustijnen van Dowaai en twee<br />

andere religieuzen onderdak te bezorgen. ,,Zij lijden de bitterste armoede,<br />

schrijft de prior aan procurator W. Wynantz van St. Agatha,<br />

en hier te Venlo zijn alle huizen en kloosters volzet met geestelijken,'<br />

pastoors, kapelaans en anderen, mannen en vrouwen, die uit hun<br />

vaderland gevlucht zijn uit schrik gedood te worden. Zij laten hun<br />

goederen als buit aan de Franse vijanden achter, om ten minste hun<br />

leven te redden". De prior der Augustijnen kon 'n tijdlang onderduiken<br />

te St. Agatha zelf, terwijl de twee anderen bij boeren in 't nabijgeleqen<br />

Oeffelt werden ondergebracht 66) #<br />

Inmiddels werd deze tweede Franse invasie 'n echte Blitzkrieg, die<br />

einde juli wel voor 'n maand stilviel, m'aar in September met voile kracht<br />

werd voortgezet. Hoofdzakelijk was deze onderbreking te wijten aan<br />

64) UYTT., Ill, bl. 81. Het is de Vicaris-Generaal, M. A. Syben, -die 't bisdom<br />

Roermond bestuurde na de dood van Mgr. Ph.-O. van HOENSBROECK (f 17 april<br />

nuT -en te Venl° in de Paro°hi^erk be^raven op 19 april d.a.v.) Venlo, 250<br />

(Magistraatsrecessen van 29 en 30 nov 1793)<br />

«5) UYTT., Ill, bl. 84 v. '<br />

66) C R. HERMANS, ta*p,, 1,1, bl. 166.


de innerlijke beroerten, die op dit tijdstip te Parijs zelf voorvielen. Op<br />

27 juli werd er *t schrikbewind van Robespierre omvergeworpen, waar^<br />

door enkele maanden later 'n nieuwe regering aan de macht kwam:<br />

het Directoire Executif. Dit Directoire, dat regeerde van 1795-1799,<br />

zal in de Veroverde Departementen het Ancien Regime afschaffen en<br />

er de republikeinse wetgeving, — waaronder de opheffing der kloosters,<br />

— met brutaal geweld doorvoeren.<br />

Intussen stonden vanaf 5 oktober 1794 de Franse troepen een twee-<br />

de maal voor Venlo, Verschillende burgers verlieten de stad. Ook de<br />

prior der Kruisheren M. Janssens vertrok diezelfde dag, en wel ♦ ♦,<br />

ter oorsake van een overgroote vrees, die hem van syne jonkheid af<br />

bevangen hadde door de droevige belegeringe van Maastricht in den<br />

jaare 1747 welke hy mede onderstaen heeft. (Over de beschieting van<br />

Venlo door de Fransen op 3 maart 1793 wordt wijselijk geen woord<br />

gerept!). Hij vluchtte naar het Kruisherenklooster van Marten vreede<br />

gelegen 3 uuren van de oversyde van den rhyn. Voor zijn vertrek had<br />

de prior uitdrukkelijk bevel gegeven hem aanstonds te laten terughalen<br />

als de stad veroverd zou zijn. Hiervoor heeft de supprior, M. Essers,<br />

gezorgd door broeder Theodorus Dunnigey en een zekere T. Jacobs<br />

naar Marienfrede te zenden zodra dat mogelijk was, ♦ ♦. bijde versien<br />

met een magistraets pas door den commandant deser stadt onderteekent.<br />

Maar op 12 januari 1795 waren ze nog niet teruggekeerd .. ♦<br />

denkelijk uit redenen, verklaarde M. Essers, dat (zij) door de gealli~<br />

eerde troupes syn worden belet. En om zijn prior van iedere verdenking<br />

van emigratie te verontschuldigen, voegde hij er aan toe, dat de drie<br />

afwezigen . ♦. hun in gem (eld) Clooster Marien Vreede met ongedult<br />

sullen moeten ophouden, tot dat den overganck van den rhijn tot hun<br />

retour sal liber wesen 67)f Ofschoon dergelijke lange afwezigheid in *t<br />

begin der Franse bezetting aan vele personen moeilijkheden heeft<br />

bezorgd, zodat ze soms nog jaren later als ,,verdachten" werden beschouwd,<br />

toch heeft de prior van Venlo nooit enige last gehad, evenmin<br />

als de andere vluchtelingen. Uit al de tijdsdokumenten blijkt, dat de<br />

burgerlijke bewindvoerders aldaar steeds zeer gematigd zijn opgetreden<br />

en alles deden om hun medeburgers onaangenaamheden te besparen.<br />

67f) V-enlo, 2401: verklaring van 12 januari 1795. In dezelfde bundel<br />

bevinden zich nog versohillende stukken waaruit we vernemen, dat de Administratie<br />

te Gelder op 29 nivose an 3-18 jan. 1795 bevel gaf f,om op te geven het<br />

mobilair, en immobilair van de absenten of geemigreerden van de stad en bantuin van<br />

Venlo, met de waarde van dien ..." Dientengevolge liet de magistraat op 24, 25r<br />

26 jan. een Staat opmaken, door Jacobus Andriessen en Peter van Loo, van d©<br />

eigendommen der afwezigen, waarin vermeld staat betreffende prior M. Janssen:<br />

,,2°. De opgegevene mobilien op de kamer van den afwesende Prior der Cruysheeren,<br />

hem toebeliorende getaxeert op 29 (gulden) — 5 (stuivers)". Tussen 15 febr.<br />

en 14 gipril ontving de magistraat verschillende personen in verhoor omtrent hun<br />

vertrek uit de stad voor de intocht der Fransen in oktober 1795. Hier is geen enkele<br />

verklaring bij van prior M. Janssens. Was: hij toen nog steeds niet terug ^ In bundel<br />

2413 bevindt zich een lijst van personen aan wie in 't jaar 4 paspoorten werden<br />

uitgedeeld. Onder de nummers 126 en 127 staan weer didier Dtuichei en Theodopr<br />

Jacobs vermeld. Ze kregen op 12 thermidor an 4-30 juli 1796 een paspoort om naar<br />

Marien Vreed te gaan en terug te keren, Bij de tweede werd later bijgeschreven:<br />

rcstc comme charpcntier. Deze reis heeft zeker niets meer te maken met de terugkeer<br />

van de prior.<br />

8


Een tijd later verklaarde de municipaliteit zelfs aan de centrale ad~<br />

ntinistratie te Maastricht, dat er in het kanton Venlo geen enkelc<br />

emigre woonde 68).<br />

Te Venlo verwachtte men zich begin oktober aan een langdurig<br />

beleg. De zevende werden de poorten der stad gesloten, want in de<br />

magazijnen waren voldoende voorraden aan munitie en levensmiddelen<br />

voorhanden om 'n lange belegering te doorstaan. Meer uit schrik<br />

echter voor 'n hevige beschieting, dan wel uit noodzaak, werd de stad<br />

desondanks op 26 oktober overgegeven 69).<br />

Na alles wat men voorzeker tijdens de voorafgaande maanden van<br />

de duizenden vluchtelingen had horen vertellen, moeten de eerste dagen<br />

van deze bezetting 'n tamelijk gunstige indruk hebben gemaakt op de<br />

bewoners van Venlo. Het Hollandse garnizoen kon 29 oktober gepakt<br />

en gezakt vrij vertrekken, zoals bij de kapitulatie^akte bepaald was.<br />

Er deden zich geen incidenten noch enige moeilijkheid voor. En toen<br />

de Fransen enkele dagen later onderdak gevonden hadden, ging<br />

pastoor Van Postel op 31 oktober te 11 uur z'n opwachting maken bij<br />

de veroveraar der stad, generaal Francois Laurent, om hem; te begroeten<br />

en om z'n bescherming te vragen. De citoyen cure werd goed ont~<br />

vangen en kon zeer tevreden huiswaarts keren met 't volgende bemoedigende<br />

antwoord: Cure vous avez ma protection et celle de mes<br />

soldats, prechez, chantez, faites votre office comme vous avez fait<br />

auparavant, personne ne vous troublera). Waren dat nu die felle<br />

kerkvervolgers<br />

Opeising van gebouwen.<br />

Maar spoedig zouden die gunstige vooruitzichten veranderen. De<br />

eerste moeilijkheden begonnen kort daarna met het opeisen van de<br />

kerken der stad voor magazijnen en stapelplaatsen ondanks het verzet<br />

van de magistraat.<br />

Op de raadsvergadering van 20 november werd eene requisitie van<br />

68) Venlo, 256 (Brief van 13 praireal, 4e jaar - 1 juni 1796) en 't zelfde dokument:<br />

Maastricht, 1187.<br />

, 87.<br />

7^S1 l 5<br />

w7^qSmc1 bl 85t^; h KF11^' ^P-, bl. 180484, 307^318; J. HABETS.<br />

W GOOSSENS, ta-p*, IV, bl. 35. ~ Nadere bijzonderheden over de kapitulatie en<br />

de daarop volgende gebeurtenissen zijn ook te vinden in: Venlo, 243 (Reg 15, van<br />

25 okt.-8 nov. 17931) ,,Magistraatsnotulen, of resolutien genomen bij den magistraat<br />

der stad Venlo omtreat al het gheene in dc regeeringc is voorgevallen", Ziehier de<br />

zakelijke inhoud: 25 okt - 's Avonds verneemt de magistraat, dat er onderhandeld<br />

wordt over de kapitulatie. Aanstonds laat men de stadsbevelhebber, kommandant<br />

^hster, een aanbeveling afgeven, waarin hem gevraagd wordt, dat hij ,,zoude suppediteeren,<br />

als de vrije oeffening van godsdienst, behoud der kerken, en kloosters"<br />

enz. 26 okt* — De mag. besluit de Generaal der Franse troepen, Laurent, te Tegeljen,<br />

in gepaste termen te complimenteren en zijne protexie te verzoeken". Men werd<br />

goed ontvangen; de gevraagde ibescherming werd beloofd. 28 okt — Ontvangst<br />

van de generaal op 't stadhuis. 29 okt — Na het vertrek van het Hollands<br />

garnizoen zal de magistraat ,,de dry-couleurige coucarde opzetten". 8 nov» — Men<br />

zal generaal Laurent en zijn gevolg op een ,,dine" uitnodigen op 't stadhuis. Maar<br />

deze wenste dat het niet-officieel en in een privaat huis zou doorgaan. Wat dan<br />

gebeurde opwoensdag 12 nov. bij P. Berniere<br />

to) UYTT., Ill, bl. 91 v.


den oorlogs commiss(aris) BARTE van d. 30 Brumaire (= 20 nov.<br />

1794) bekend gemaakt waarbij kerk en klooster der Kruisheren werden<br />

opgeeist en ... gedestineert tot een graen, meet, en brood magasyn.<br />

En alle pogingen van wegens de Magisttaet ter afwering diet te ver~<br />

geefs gedaen synde, en geconsidereert dat alle andere publycke plaetsen<br />

reeds waxen geoccupeert, Is geresolveert hier van aen de kruisbroeders<br />

kennisse te geven 71).<br />

De kerk werd pas een veertiental dagen later in gebruik genomen.<br />

Zodoende kon men er vanaf begin december tot 8 februari 1795,<br />

gedurende negen weken, geen openbare diensten verrichten. Vrij<br />

gegeven, en voor de goddelijke diensten weer opengesteld, werd de<br />

kloosterkerk op 19 april opnieuw opgeeist voor meelmagazijn, doch pas<br />

op 5 mei 's avonds vol meel en graan gedragen, zodat vanaf dat<br />

ogenblik weer geen diensten konden plaats hebben 72).<br />

Daarom zocht men kort daarna 'n andere oplpossing om de vele<br />

trouwe bezoekers der Kruisherenkerk van dienst te zijn. De zomerrefter<br />

van 't klooster werd in gereedheid gebracht en op 14 mei konden er<br />

de eerste diensten geschieden. Om zoveel mogelijk mensen in de gelegenheid<br />

te stellen mis te horen, lazen de tien Kruisheren om beurten<br />

de heilige mis vanaf half zes tot tien uur. De Kruisheren zelf zullen<br />

toen hun koorofficie wel gehouden hebben in 't zogenaamde nachtkoor,<br />

fn mooi kapelletje dat boven de sakristie, aan de evangeliekant in 't<br />

hoogkoor gelegen was. In gewone tijden werden er de nachtofficies,<br />

en 's winters, vanwege de nijpende koude in de grote ruime kerk, ook<br />

wel de dagofficies gebeden of gezongen7^).<br />

Vermoedelijk werd de kerk sindsdien voorgoed als magazijn gebruikt.<br />

Immers op 5 September 1795 verklaarde de magistraat in een<br />

brief aan de gardiaan der Minderbroeders, dat de paters in de kerke<br />

van 't Clooster de Weyde, de eenigste welke nog onbezet was, noodzakelijkerwijze<br />

mis moesten lezen om half elf en om half twaalf. Verder<br />

werd er op 28 oktober uit 't pand der Kruisheren veel haver naar<br />

71) Venlo, 243, Reg. 15 (20 nov. 1794). ~ 't Opeisen van kerken en kloosters<br />

als stapelplaatsen en dergelijke was voorwaar een ergerlijk feit, in strijd met de<br />

heiligheid van deze plaatsen, maar in vroeger eeuwen kwam net meer voor in oorlogstijd.<br />

In 1693 b.v. liet de bisschop van Gent toe, dat troepen ingekwartierd werden<br />

in de kloosters, hospitalen en kapellen der stad en dat deze als opslagplaatsen werden<br />

ingericht; dit alles om de burgerbevolking te ontlasten. Nochtans kreeg de bisschop<br />

van Rome uit een standje, omdat hij dergelijke schending der kerkelijke immuniteit<br />

had toegelaten. Vgl. L. JADIN, Relations dcs Pays-Bas, de Liege et de Tranches<br />

Comtc avec le Saint-Siege ♦ . ♦ Brussel, 1952, bl. 26, 243. Een ander geval betreft<br />

Roermond. In 't Verslag over de toestand van zijn bisdom (22 dec. 1708) klaagde<br />

Mgr. An^felus d'Oignies, dat hij in 1702 dezelfde feiten met leedwezen had moeten<br />

vaststellen in zijn bissdhopsstad, en ook op vele andere plaatsen van zijn bisdom,<br />

zonder er blijkbaar iets aan te hebben kunnen verhelpen. Vgl. J. D. M. CORNE-<br />

LISSEN, nRclationes Status'* van net bisdom Roermond, in Publications de la<br />

Sodtetc historique et archeologique dans le Limbourg, Maastricht, Deel 64 (1925)<br />

bl. 92 (onder nr. 2).<br />

72) UYTT., HI, bl. 93, 98, 103 vv.; op 23 maart 1795 kregen de Minderbroeders<br />

toelating van de magistraat om in de Kruisherenkerk dagelijks een mis te lezen<br />

om elf uur, len 's zondags om negen en elf uur . . . ,,in attentie neemende de tegenwoordige<br />

situatie van 't minderbroedersklooster alhier". Vgl. Venlo, 255 (Rea 53)<br />

7») UYTT., in, bl. 105; CHRONISTA, De Klaasbroeders van Venlo, in Kruis^<br />

triomf, jg. 13 (1933^34), bl. 135.<br />

10


Krefeld gevaren. In 1796 kwam men op 23 September na de middag<br />

negen en veertig karren haver laden in de Kruisherenkerk en drie<br />

dagen later wordt er ook veel haver van daaruit ingescheept 4).<br />

De Kruisheren hebben niet alleen klooster en kerk moeten afstaan<br />

als opslagplaatsen, ook met inkwartiering zal men hen regelmatig heb<br />

ben lastig gevallen in hun ruime kloostergebouwen. Dit kan men besluiten<br />

uit de ordonnantie van de magistraat gegeven op 30 april 1795.<br />

Hierin verklaarde deze, dat iedereen verplicht was alle niet-gebruikte<br />

kamers ter beschikldng te stellen, gezien de tegenwoordige excessive<br />

groote affluentie van allerlye agenten en geemployeerdens van de<br />

republyk binnen deze stad. En daarom, voegden ze hieraan toe, zullen<br />

Jan Gravers en Jan Commis dagelijks de ronde maken in alle Cloosters,<br />

huisen en wontngen dezer stad, geene uitgesondert ... en onderzoeken<br />

welke plaatsen beschikbaar zijn om deze vreemdelingen onderdak te<br />

geven 75).<br />

Krijgsbelastingen.<br />

'n Tweede bron van onaangenaamheden waren de aanhoudende<br />

opeisingen en belastingen. Voor wat de Kruisheren van Venlo betreft<br />

zijn verschillende gevallen bekend gebleven76).<br />

Sinds november 1794 was de Commissaris Ordonnateur Pety bezig<br />

met de inrichting van een krijgsgasthuis. Herhaaldelijk deed hij beroep<br />

op stad en bevolking om hem van de velerhande benodigdheden<br />

te voorzien, bijzonder van lijnen en pluksel voor de zieken en gebles~<br />

seerde ... Op 7 januari 1795 maakte de magistraat hiervoor de volgende<br />

aanbeveling bekend, — en richtte zich vooral tot de kloosterinstellingen,<br />

— zeggende dat zij . .. een yegelyck en insonder de kloosterluidens<br />

van byde sexen verzoeken en aenmoedigen yeder naer hun<br />

vermogen ten eersten bedlakens, lyne doekent en pluksel in het nvagasyn<br />

van 't hospitaet alhiet te leveren, en daer mede, en vooral met het<br />

maaken van pluksel by aenhoudentheid bezig te blijven . . . 7).<br />

Ingevolge een besluit van de volksrepresentant Frecine, gegeven op<br />

74) Venlo, 255 (Reg. 53); UYTT., Ill, bl. 110, 117, 119. Ook is er op 26 mei en<br />

13 sept. 1796 sprake van vele karren, die haver komen laden, maar pastoor Van<br />

Postel zegt niet uitdrukkelijk, dat deze haver uit de Kruisherenkerk gehaald werd.<br />

In alle geval nergens wordt nog vermeld, dat de kerk vrij kwam en weer voor de<br />

dienst gebruikt kon worden. Vgl. id., bl. 116 v., 129. ^ Hiermee zijn we al in<br />

September 1796. Daarna is de kerk zeker niet meer vrij gegeven. Zoals we verder nog<br />

zullen zien waren de gebouwen in juni 1797 (en zelfs op 16 okt. 1800) nog altijd<br />

door 'n oorlogscommissaris bezet, die er niet eens uit te krijgen was. Vol. Venlo, 1659<br />

(24 vend, an 9); 1698 (fol. 28, 29).<br />

75) Venlo, 2400.<br />

76) Het gaat "hier alleen over de buitengewone belastingen, opgelegd door de Franse<br />

bezettende overheden in de jaren 1795 en 1796. Van stadswege moesten de Kruisheren<br />

in 1795 de som van 176 gulden Kleefs, 8 stuivers, 1 oord betalen, ofwel in oudc<br />

munte 36 pat, 6 scholl., o strs, 0 3/4 deut. In het Register dcr Schattingen van dc Stad<br />

VcnK 1795 bevindt zich een los bijvoegsel waarin achter vele namen vermeld staat:<br />

voldaen 1795. Deze: vermelding ontbreekt echter bij: Cruiisheeren ♦ ♦ , 36 = 6= 0 =<br />

0 3/4. Vgl. Venlo, 572.<br />

77) Venlo, 245, nr. 19 (of ook 2400). Op 28 maart 1795 werd opnieuw aangedrongen<br />

linnen te leveren voor 't hospitaal. Ibidem*<br />

11


2 pluviose — 21 januari 1795 volgde drie dagen later een bevel van de<br />

magistraat, waarbij iedere burger, behalve de geheel onvermogende,<br />

verplicht werd dezelfde dag voor tien uur 's avonds ... ten behoeve<br />

van de [ransche militairen ... een paar schoenen of stevels en een rock<br />

of capotte . . . op 't raadhuis in te leveren 78).<br />

Hiernaast was reeds op 2 nivose — 22 december 1794 een algemene<br />

belasting van 25.000.000 livres uitgeschreven door de volksrepresen*-<br />

tanten bij de Noord-, Samber- en Maaslegers en de centrale admini*-<br />

stratie te Aken. Daarvan moest het arrondissement Gelder 4.000.000<br />

betalen; de stad Venlo werd belast met 107.055 1., 18 (of 16) st., 4 den.,<br />

te betalen en numerair metalique of klinkent gelt. Om hieraan te<br />

voldoen wou de stad van de ingezetenen, die het beschikbaar hadden,<br />

geld lenen tegen behoorlijke interest. Ze vroeg bijgevolg op 21<br />

januari 1795, dat men binnen tweemaal vierentwintig uren het geld<br />

zou bezorgen bij de stadsrentmeester Mooren . ., edoch niet onder de<br />

hondert guldens cleefs.<br />

Maar de mensen waren niet erg gehaast hierop in te gaan. De<br />

Kruisheren hadden blijkbaar geen geld beschikbaar en moesten op<br />

26 januari vierhonderd Franse kronen gaan lenen bij Leonardus Hoch<br />

(of Hockx), zoals blijkt uit de kwijtbrief:<br />

. . . dewijl in absentie van onsen Heer Prior de Franse republicaenen<br />

brandschattingen hebben uytgeschreven te betalen . . . soo wel hier te Venlo<br />

als te Besel en op andere plaetsen . . . Dus heeft onsen kerckmeester Leonardus<br />

Hoch sicn geoffereertt aen ons over te geven ten jaerlyksen intresse<br />

van vier ten hondert . . . vier hondert Fransche croonen . . . onder conditie<br />

dat wij hem een sufficient onderpant onder Venlo gelegen souden geven.<br />

Deshalve hebben wij hem tot onderpant gegeven twelf morgen bouwland<br />

gelegen op den hoogen wegh en bij aldien dese bovenstaende somme afgelegt<br />

wierde, soo moet die op behoorlijken tydt opgekondigt worden en in Fransche<br />

croonen doende 5 gulden 15 stuyvers Cleefs ofte waerde van die in hardt en<br />

goede munte van hondert tot hondert croonen en wederom afgelegt worden.<br />

Op 30 januari maakte de magistraat bekend, dat zich weinig liefhebbers<br />

hadden aangemeld om de stad uit de geldnood te helpen.<br />

Alsoo de magistraet ondervind, dat zedert haere publicatie van den 21 dezes<br />

zig maer wynige persoonen hebben opgedaen om aen deze stad tot betaling<br />

van haer aendeel in de uitgeschrevene Contributie in klinckent geld (nume<br />

raire metallique) eenige sommen tegens behoorlycken interesse voor te<br />

schieten . . .<br />

Bijgevolg vroeg men opnieuw om binnen de vierentwintig uren<br />

geld te letien en men voegde erbij dat men ook kon helpen met eenig<br />

gewerkt goud of silver (welk bij gebrek, en in plaats van contant geld<br />

tegens een billijk taxaat zal worden aangenomen) . .. Weer kwam er<br />

78) Venlo, 245, nr. 19 (of ook 2400). Vgl. hierbij: M. J. JANSSEN, Een min<br />

prettige vastenavond voor het eerste Fransch bestuur te Gelder in 1795, in De Maasgouw,<br />

Jg. 13 (1891), bl. 133v.<br />

12


niets of niet veel binnen, zodat de magistraat zich 's anderendaags<br />

verplicht zag de lasten als volgt te verdelen:<br />

1 ° 'n reele uitschrijving op alle huizen ..., kloosters enz.<br />

2° 'n reele uitschrijving op alle landerijen, enz.<br />

3° *n personele uitschrijving op alle huishoudingen . . . hetzij<br />

geestelijke, adellijke enz.<br />

Daarvoor zouden briefjes worden rondgedeeld om iedereen mede te<br />

delen wat hij verplicht was binnen te brengen ). Of de Kruisheren<br />

de geleende som van vierhonderd kronen bij deze gelegenheid volledig<br />

hebben afgedragen is niet bekend. In de reele uitschrijving op de huizen<br />

werden ze in de eerste klas gerangschikt en moesten bijgevolg vijftig<br />

gulden Kleefs betalen. Ook bij de personele classificatie vielen ze in de<br />

Eerste classe en betaalden viermaal dertig gulden so )#<br />

Hiermee was de geschiedenis van deze eerste Contributie voor de<br />

Kruisheren nog niet ten einde, want de geestelijkheid van 't arrondissement<br />

moest een belangrijk gedeelte van de opgelegde 4.000.000 helemaal<br />

voor eigen rekening nemen. 't Hoofd van 't parochiaal kapittel<br />

van St. Martinus werd kort nadien opgeroepen om op 12 februari naar<br />

Gelder te komen, teneinde aldaar te vernemen hoeveel er te Venlo<br />

door de geestelijkheid moest betaald worden van de belasting, die aldus<br />

bepaald was:<br />

voor de geestelijken 1.450.000 livres<br />

voor de adel 900.000 livres<br />

voor de stad- en landgemeenten 1.650.000 livres.<br />

Hij kwam terug met de boodschap, dat alle pastoors, kapelaans en<br />

benificianten, kloosters enz. van het arrondissement hun inkomsten,<br />

lasten enz. moesten opgeven te Gelder. Gezien het groot belang van<br />

deze aangelegenheid voor al de betrokken personen besloot men heel<br />

de geestelijkheid der stad samen te roepen om hierover te beraadslagen<br />

en dezelfde houding aan te nemen. Dit gebeurde op 15 februari<br />

in 't Kruisherenklooster te 11 uur. Er werd besloten 'n gevolmachtigde<br />

der geestelijkheid naar Gelder af te vaardigen met de brieven, waarin<br />

ze de gevraagde inlichtingen opgaven, en aldaar te onderhandelen<br />

over het bedrag. De meerderheid koos hiervoor Kruisheer Godefried<br />

Neerhoven, die op 17 februari vertrok. Op 22 februari kwam onverwachts<br />

het nieuws, dat de belasting van vijf en twintig millioen op<br />

een derde werd teruggebracht. Deze acht millioen moesten half in<br />

papier (de beruchte assignaten!), half in geld betaald worden en<br />

daarmee zouden alle voorgaande belastingen vervallen. Maar te<br />

Venlo was men nog niet tevreden met dit sukses. Op 17 mei<br />

^) Venlo, 1697 (f. 11); 245, nr. 19 (of ook 2400). Op 11 febr. 1795 meldde.de<br />

magistraat dat er veertien dagen uitstel verkregen was voor 't betalen van de contri<br />

butie. Ibidem* — De bijdrage der stad moest in versdhillende termijnen betaald worden<br />

Op 31 januari werd geld gevraagd tot vinding van den eersten termijn in de stads*<br />

contributie. Vgl. Venlo, 573.<br />

80) Venlo, 573: van een huis der eerste klas betaalde men 50 gulden; en verder<br />

in de tweede 35, in de derde 25, in de vierde 10, in de vijfde 5. Voor de personeelc<br />

classificatie waren er slechts vier klassen. In de eerste betaalde men 30 gulden, in de<br />

tweede 20, in de derde 10, in de vierde 5. We veronderstellent dat 't hier gaat over<br />

'het dienstpersoneel.<br />

13


was de volksrepresentant Roberjot op doortocht Op aandringen<br />

van verschillende geestelijken verminderde deze nogmaals op gevoelige<br />

wijze de aanslag van eenieder en daar de Kruisheren reeds duizend<br />

livtes in geld te Gelder betaald hadden werden zij van verdere bijdragen<br />

ontslagen si).<br />

In de loop van dit jaar zouden nog tweemaal dergelijke buitengewone<br />

belastingen worden opgelegd aan de landen tussen Maas en Rijn.<br />

Vooreerst volgde in de maand juli de zogenaamde ,,tweede contri<br />

butie", uitgeschreven door de volksrepresentant Peres te Aken, waarvoor<br />

de stad Venlo 75.283-14-6 gulden moest opbrengen. In de maand<br />

januari had het stadsbestuur weinig sukses gehad met beroep te doen<br />

op de bevolking om vrijwillig geld te lenen aan de magistraat. Daarom<br />

maakte deze door haar ordonnanties van 15 en 17 juli 1795 bekend,<br />

dat er meteen werd overgegaan tot het verdelen van 't bedrag over de<br />

hele bevolking. Nochtans stond er deze keer bij de reele uitschrijving<br />

op de huizen uitdrukkelijk vermeld, dat er een uitzondering werd gemaakt<br />

voor de woningen van die der adelijke en geestelijcken staet<br />

tot dien der arme~ en godshuysen. Deze personen moesten immers recht*<br />

streeks instaan voor een deel der opgelegde belastingen 82) t<br />

In de maand november volgde een ,,militaire contribute" van<br />

1,000.000 livres, opgelegd door de volksrepresentanten Joubert en<br />

Garreau op 12 brumaire — 3 november 1795 te Bonn. De stad<br />

Venlo kreeg 30.000 gulden te betalen. De ordonnantie van de<br />

magistraat van 6 november bepaalde, dat de notabelste burgers en<br />

ingezetenen dit bedrag aanstonds moesten voorschieten, omdat het<br />

onmogelijk was in de bepaalde tijd deze bijdrage over de bevolking<br />

te verdelen:<br />

De magistraet inhaereerende de Publicatie van heden nopende het aandeel,<br />

groot dertig Duijzend Livres, welke dese Stad in de Contributie van een<br />

millioen moet bij brengen, verklaart dat deselve door de bovenstaande<br />

Persoonen als zijnde de notabelste, binnen vier en twintig uuren, naar ontfang<br />

der Briefkens ten dien einde aan hun te depecheenen, provisioneelijk sal moeten<br />

worden voldaan . . .<br />

*s Anderendaags volgde een nieuwe ordonnantie zeggende, dat het<br />

geld niet was binnen gekomen en dat men de burgers nog tijd gaf tot<br />

fs avonds zes uur. Daarna zou de kommandant der stad zelf optreden,<br />

't geen b.v. op 8 november gebeurde ten overstaan van de pastoor der<br />

parochie J. C. van Postel, die gedwongen werd 300 gulden te be<br />

talen.<br />

8*0 UYTT., in, bl. 99, 106, 112.<br />

ra) Venlo, 245 (nr. 19) en 2400; UYTT., HI, bl. 108. — Het is niet bekend<br />

(hoeveel de Kruisheren voor deze belasting hebben moeten bijdragen. Als de admini~<br />

strateur Van Velthoven, van Roermond, op 10 november 1795 een inventaris vraagt.<br />

van de goederen der Kruisheren voegt hij er aan toe: ,,Uw zult ook de goedheid<br />

hebben daar bij te laaten voegen de autq. copien der respectieve quitantien der door<br />

hun betaalde Contributie in de 8 millioenen". We menen, dat dit op de ,,tweede.<br />

contributie" be trekking heeft. Alles -~ d.i. blijkbaar zowel de inventaris als de kwijtingen<br />

— werd op 15 november opgestuurd. Vgl. Venlo, 1659.<br />

14


De Kruisheren hebben het zover niet laten komen. Ze ontvingen<br />

op 6 november *s avonds voor zes uur hun briefje met de volgende<br />

inhoud:<br />

Nr. 37. De Cruijsheeren zullen tot de contributie uijtgeschreven volgens<br />

Publicatie van heden ten laste deser Stad, binnen 24 uren bij brengen, voorschieten<br />

en ten huijse van den Rentmeester Mooren betalen negen honderd<br />

guldens Cleefs . . .<br />

Tot bewijs van betaling ondertekende de rentmeester hun briefje<br />

met: Voldaen, Mooren. Alleen het klooster Mariaweide betaalde meer<br />

dan zij: 1900 gulden. De andere kloosters werden daarentegen minder<br />

hoog aangeslagen van 100 tot 700 gulden 83),<br />

Tenslotte volgde in het daaropvolgende jaar 1796 de beruchte ,,ge~<br />

dwongen lening" van 600 millioen (19 frimaire an 4 — 10 december<br />

1795). Op 11 februari liet de magistraat de Kruisheren schriftelijk<br />

weten, dat ze 1200 livres fransche maate moesten betalen voor de<br />

geforceerde getdleeninge. Deze som moest onmiddellijk aan de magi<br />

straat zelf uitbetaald worden en de stadsbode, die het stuk kwam<br />

afgeven, moest de prior 'n briefje laten tekenen, waarin hij verklaarde<br />

dit schrijven in goede orde ontvangen te hebben. Zekerheidshalve<br />

voegde de magistraat er de volgende vingerwijzing aan toe, waaruit<br />

moest blijken dat men aan deze betaling niet kon ontkomen:<br />

teffens soo prevenieeren wy Ued, dat volgens foesluyt van de administrate te<br />

Maestrigt van 14 deses geen beswaar nopende desen aanslag worden aangenomen<br />

eer en alvorens, dat twee derden van gemelde somme sijn betaalt,<br />

overigens recommandeeren wy Ued. ten uwen eijgen nutte en voordeel sonder<br />

veraeijen aan dese ordre te voldoen 84).<br />

Zoals uit het verder verloop dezer aangelegenheid nog zal blijken<br />

moest de aanslag van 1200 livres in drie schijven betaald worden. De<br />

eerste vierhonderd livres hebben de Kruisheren al spoedig afgedragen.<br />

Op 5 ventose 4e — 24 februari 1796 verklaarde de ontvanger van de<br />

Gedwongen Lening te Venlo, L. Beckers, dat hij een eerste som ont<br />

vangen had (la) lr tierce de la somme de doux cent livres, pour quelle<br />

la communautee du Croisiers a ete impose de contribuer dans VEmprunt<br />

force conformement Vetrait du 15e classe. Voor 9 juni d.a.v. werd ook<br />

het tweede gedeelte betaald. Want die dag werden de Kruisheren<br />

verzocht te drie uur naar het stadhuis te komen met de kwijtbrieven<br />

ten einde deze.. . tegens de coupons om te wisselen.<br />

Ofschoon het stadsbestuur bij 't uitdelen der briefjes ten strengste<br />

op betaling had aangedrongen blijkt toch uit latere dokumenten, dat<br />

het evenmin verlegen was de verdediging op zich te nemen van de<br />

hoe langs om meer misprezen en bedreigde kloosterlingen. Op<br />

20 augustus, enkele dagen voor het uitvaardigen der Opheffingswet<br />

83) UYTT., Ill, bl. Ill v.; J. HABETS-W. GOOSSENS, ta,p,, IV, bl. 38~39r<br />

Venlo, 245 (nr. 19), 2400 en 578.<br />

84) Venlo, 246, minuut van 11 februari 1796. Op dit ogenblik behoorde Venlo<br />

met meer tot 't arrondissement Gelder, maar tot foet Departement van de Nedermaas..<br />

Waar de magistraat spreekt van 14 deses, wordt natuurlijk 14 pluviose An 4 bedoeld.<br />

15


liet men aan de centrale administrate te Maastricht weten, dat alle<br />

kloosters te Venlo zonder uitzondering de opgelegde sommen betaald<br />

hadden, maar — voegden ze er aan toe —* we kunnen U verzekeren,<br />

dat verschillende van onze kloosters te hoog zijn aangeslagen, vooral<br />

*t klooster van de H. Geest ♦ . .<br />

In 't algemeen waren de kloosters over geheel het land te hoog<br />

aangeslagen in de Gedwongen Lenitig. Reeds voor 17 mei 1796 waren<br />

hierover herhaalde klachten gezonden aan de minister van finantien<br />

te Parijs, zodat deze op gemelde datum een besluit liet nemen om de<br />

kloosters, die niet konden betalen, vooruit te helpen. Krachtens dit<br />

besluit mochten die instellingen hun eigendommen hypotekeren voor ft<br />

bedrag der opgelegde sommen,.. jusqua concurrence de leurs taxes.<br />

De centrale administrate van Maastricht ontving dit besluit pas op<br />

27 juni d.a.v. Maar intussen had ze al op eigen gezag hardhandig doen<br />

optreden tegen de achterstallige betalers, waarmee de minister niet erg<br />

akkoord was en de heren van Maastricht flink op hun vingers tikte<br />

bij schrijven van 18 juli. Te Venlo heeft niemand gebruik gemaakt<br />

van deze mogelijkheid om geld op te nemen, Integendeel, de municipaliteit<br />

nam eerder een stugge houding aan tegenover de druk van<br />

hogerhand en verdedigde de belangen van haar medeburgers door<br />

herhaalde protesten, zoals men hier kan zien.<br />

Op 9 Fructidor (4e) — 26 augustus 1796 stelde de centrale admitiistratie<br />

van Maastricht een lijst op van de betaalde sommen in de<br />

Gedwongen Lening en zond een eksemplaar naar de municipaliteit van<br />

Venlo. Daaruit blijkt, dat de Kruisheren nog steeds een derde schuldig<br />

bleven. Te Venlo schreef men er als bemerking bij: ont ete impose a<br />

1200 livres mais pas en etat a pouvoir les payer, Wat de ontvanger<br />

L. Beckers op 22 fructidor 4e jaar — 8 September 1796 nog eens bevestigde<br />

in een verklaring aan de municipaliteit, zeggende dat de Cruijs<br />

Broeders . ♦ . ten agteren zijn met de betalinge van hun aandeel. . .<br />

Toen deze lijst op 10 September naar Maastricht werd terug gezon<br />

den stond er een onderschrift bij/ondertekend door enkele leden van<br />

de municipaliteit en mec/eondertekend door de commissaris van ft Uitvoerend<br />

Bewind te Venlo, Petit. Hierin wordt nog eens uitdrukkelijk<br />

herhaald, dat te Venlo al degenen, die konden bijdragen, op de lijst<br />

waren opgenomen en ... qu'il ny a pas moyen de pouvoir plus imposer<br />

la moindre chose, Maastricht gaf er op 4e complementaire 4e A. —<br />

20 September zijn goedkeuring aan. De medeondertekenitig van commis<br />

saris Petit heeft zeker iets in de weegschaal gelegd. Men mag dus wel<br />

veronderstellen, dat de Kruisheren 't laatste gedeelte niet meer hebben<br />

moeten betalen ... Die vierhonderd livres hebben ze op dat ogenblik<br />

xnogen houden om ze enkele weken later met heel hun hebben en<br />

houden te zien aanslaan als nationaal domein ... als onvervreemdbaar<br />

eigendom van het nieuwe vaderland . . . de Franse Republiek 85).<br />

85) Venlo, 246; 252 (nr. 5); 256; 1377; 1383 (de dokumenten van de vermelde<br />

datums); BRUSSEL, ALGEMEEN RIJKSARCHIEF, Papieren van Bouteville, 35<br />

OBundeltje van Messidor An 4). Vgl. verder M. CGLSON, Het Kruisherenkloostcr<br />

te Maaseik tijdens de Franse Revolutie, in De Kruisheren te Maaseik, 1476-1797,<br />

1855-1955, Diest, 1955, bl. 165467.<br />

16


Als enkele maanden later, op 3 november 1796, commissaris Leonis<br />

de inventaris der kloostergoederen komt opmaken, laten de Kruisheren<br />

hem op de lijst der kostbare voorwerpen van 't klooster aantekenen, dat<br />

ze geen zilverwerk meer in huis hebben: Tout Vargenterie ayant ete<br />

vendue pour fournir aux differente contributions. Alles hebben ze zeker<br />

niet te gelde gemaakt, vermits reeds vermeld werd dat verschillende<br />

kostbaarheden, o.a. remonstransen en beelden verstopt werden en thans<br />

nog op verschillende plaatsen worden bewaard 86 )#<br />

lnventarissen.<br />

Het past nu even stil te staan bij de vele beslommeringen, die<br />

de Kruisheren gehad hebben bij en met het opmaken van allerhande<br />

lijsten en inventarissen voor de uitvaardiging van de Opheffingswet<br />

van 1 September 1796, 't Ging er hier niet om, de bevoorrading<br />

der bevolking te verzekeren, maar wel, de uitplundering van het<br />

veroverd land zo planmatig mogelijk te kunnen uitvoeren.<br />

In 't begin van 't jaar 1795 begon de administrate van Gelder een<br />

reeks besluiten uit te vaardigen, waarin opdracht werd gegeven bevolkingslijsten<br />

aan te leggeii en de voorraden aan levensmiddelen te<br />

tellen, Zo gaf men b.v. op 13 nivose — 2 jatiuari 1795 bevel de<br />

bevolking te tellen. het vee, de granen enz..: 11 pluviose — 30 januari<br />

telling van de voorraad wijn, lakens en leder; 1 ventose — 19 februari<br />

telling van granen, vee enz.<br />

Te Venlo zette men zich aanstonds aan 't werk. Op de bevolkingslijst,<br />

die door J, F. Keuller op 14 januari werd opgemaakt staan de<br />

Kruisheren als volgt vermeld:<br />

Nummer van het huis: 478<br />

Bewoners: CruySheeren*<br />

Getal der personen: 19. ^J.<br />

Uit de telling der granen verneemt men, dat de Kruisheren enige<br />

voorraad in huis hadden, nl.:<br />

14 januari: 0 wijt<br />

12 malder rogge<br />

9 „ gerst<br />

1 „ boekweit<br />

6 februari: 14 malder rogge<br />

0 „ gerst en wijt<br />

25 februari: 0 weit, gerst enz.<br />

6 m. 3 rogge<br />

86) Venlo, 1699 (7): ,,Etat de description somimaire de l'argenterie . . . des<br />

Croisiers a Venlo".<br />

87) Venlo, 1465, waarin ook een lijst van 10 augustus 1792, opgemaakt door<br />

Willem van Oeijen. Deze vermeldt bij de Kruisheren: MSterkte des huisgezins : 13.<br />

Dienstboden : 2'\<br />

17


Sommige kloosters zoals Mariaweide en de Annunciaten staan ook<br />

vermeld op de Lgste van Paarden, Coyen, Kalveren en Verkens. Del<br />

Kruisheren ontbreken hier, zoals ook bij de opneming der quantiteit<br />

haver en hooij of strooy. Waaruit men kan besluiten, dat zij er geen<br />

boerderij op nahielden. En inderdaad op een lijst van 25 februari werd<br />

uitdrukkelijk gezegd, dat ze geen haver hadden, noch hooi of stro,<br />

noch koe.<br />

Uit deze tellingen blijkt eveneens, dat de boerderij der Kruisheren<br />

,,Vissershof" slechts een klein bedrijf moet geweest zijn. De pachter<br />

Joannes Jacobs staat achtereenvolgens op de verschillende lijsten ver<br />

meld met het volgende:<br />

13 januari 1795: 2 malder rogge<br />

0<br />

tarwe, gerst, boekweit<br />

14 januari:<br />

1<br />

3<br />

1<br />

1<br />

0<br />

paard<br />

koeien<br />

kalf<br />

rund<br />

varkens<br />

15 januari:<br />

2, 5 malder haver<br />

1000 pond hooi<br />

26 januari:<br />

300 pond stro<br />

6 februari:<br />

1 malder rogge<br />

0 „ tarwe, gerst<br />

7 februari:<br />

800 pond stro<br />

500 „ hooi<br />

0 malder haver<br />

25 februari:<br />

0 malder weid, rogge, gerst, haver<br />

200 pond hooi<br />

200 „ stro<br />

19 juni:<br />

2<br />

0<br />

2<br />

koeien<br />

paarden<br />

koeien<br />

0 runderen, ossen, varkens<br />

18 november:<br />

1 koe88)<br />

Op 16 januari 1795 werd door het stadsbestuur een bevel uitgevaardigd,<br />

dat vermoedelijk eveneens in verband stond met de zo juist<br />

besproken verordeningen van de administratie van Gelder, De inwoners<br />

van Venlo moesten binnen de vierentwintig uren opgeven<br />

hoeveel morgen land zij in bezit hadden in de bantuin van de stad,<br />

Daar velen erg traag schenen te zijn met deze aangifte, volgde op<br />

20 januari een nieuwe aanzegging. Ook de Kruisheren hebben aan<br />

deze verordening moeten voldoen, want zij hadden, naast Vissershof<br />

(achttien morgen groot), ook eenenvijftig en een halve morgen grond<br />

in de bantuin liggen 89).<br />

s8) Venlo, 1469.<br />

89) Venlo, 2400; vgl. ook Aarihangsel nr. 1,<br />

18


Bij gelegenheid van 't heffen van de ..Contribute van Gelder" in<br />

tebruan 1795 kregen alle kloosters, zoals hierboven vermeld werd<br />

bevel hun inkomsten en lasten op te geven. Kruisheer Godefridus<br />

Neerhoven moest toen in Gelder zelf gaan onderhandelen ten voordele<br />

van de geestelijkheid en heeft bij die gelegenheid een eerste<br />

inventaris meegenomen en ingeleverd90).<br />

Tot in november bleef dan alles rustig. Maar plots herleefde de<br />

belangstelling voor de eigendommen der kerkelijke instellinqen. Op<br />

19 brumaire 4e jaar — 10 november 1795 schreef de administrated<br />

Van Velthoven uit Roermond, dat hij binnen de vier dagen een staat<br />

moest hebben van de opbrengst der goederen van de Kruisheren, gelegen<br />

in net kanton Roermond, en tevens van de lasten die er op<br />

wogen. t Geen hij op de volgende wijze nader omschreef:<br />

(de) staat van alle revenuen, inkomsten, schattingen en grondlasten der Kruijsheeren<br />

... op den voet en in derzelver precisen voegen en manier gelyk die<br />

zijn opgegeeven geweest in februarij laatsleeden aan de Gedeputeerden der<br />

Geestelijfeheid tot Gelder, met dit onderscheid nogthans dat als toen gevraagd<br />

en opgegeeven zijn den Staat der Goederen geleegen in de zes Cantons van<br />

net arrondissement van Geldern en als nu maar gevraagd wordt den Staat<br />

dezelver geleegen in het Canton van Ruremonde . . .<br />

Van Velthoven vroeg verder dat men er een afschrift zou bijvoegen<br />

van de kwijtbrieven betreffende de bijdragen der Kruisheren<br />

in de acht-millioen-belasting. 't Gevraagde werd aanstonds opgemaakt<br />

en op 15 november naar de aanvrager opgestuurd 91).<br />

Op 22 vendemiaire an 4 - 14 oktober 1795 nam 'n Volksrepresentant<br />

een besluit betreffende het opmaken van inventarissen der<br />

kloostergoederen. Dit bevel kwam echter pas op 9 november te<br />

Maastricht aan en werd de twaalfde aan de municipaliteiten doorgezonden.<br />

Dientengevolge gelastte het gemeentebestuur opnieuw de<br />

kruisheren en de vrouwen-kloosters van Mariaweide, van deH.Geest<br />

en van t Trans Cedron-klooster om 'n lijst in te dienen van al hun<br />

goederen en inkomsten. De vier kloosteroversten antwoordden dat 't<br />

grootste gedeelte van hun goederen in Pruisisch Gelderland gelegen was.<br />

lengevolgevan tVredesverdragmetPruisen (Bazel,5april 1795) wer~<br />

den de landen tussen Maas enRijn niet bij de Franse Republiek ingelijfd<br />

(Wet van 1 oktober 1795) en zodoende werd ten reguarde van dat<br />

gedeelte en goederen aldaar geleegen eene geheele andete bestinnge<br />

geobserveert Ook bestond daar n aparte administratie, die reeds<br />

listen met de inventaris van goederen en inkomsten ontvangen had.<br />

Dus vroegen de respectievelijke kloosteroversten in een gezamelijk<br />

schnjven op 25 november aan 't gemeentebestuur, dat dit hierover<br />

nadere mlichtingen zou vragen om te weten of 't nog wel nodig was<br />

- m' W- 9',nY9k,Venl°' 16" en 1688- Brief van 25 «w. 1795; ook<br />

n TV 1795 (Van Yelthoven)- - I" b^del 1699 zit eveneenL ^<br />

ig^ GeIder-opflemaakt op 20 f<br />

x) Venlo, 1659. *<br />

19


nieuwe lijsten in te sturen. Ter voldoening aan het arrete van 22 Vendemiaire<br />

jongstleden maakten de Kruisheren ondcrtussen toch al het<br />

gevraagde dokument klaar: Staat en opgave der goedeven bezeeten bij<br />

het Clooster der Cruysheeren binnen Venlo met deszelven rendemen*<br />

ten, fongiere lasten, en andete schulden daatvan afgaande (2 dec),<br />

terwijl het gemeentebestuur aan de wens der kloosteroversten voldeed<br />

en op 26 november naar Maastricht schreef om uitleg. Vandaaruit<br />

antwoordde men op 12 december dat de zaak niet kon onderzocht<br />

worden, tenzij er een Franse vertaling opgestuurd werd, en men verzocht<br />

tegelijkertijd daar voortaan altijd voor te zorgen. Verdere briefwisseling<br />

werd hierover niet meer gevonden. Maar uit 't feit, dat de<br />

opgemaakte inventaris in 't archief van 't Departement terecht is gekomen<br />

kan men gerust afleiden, dat Maastricht het itizenden ervan<br />

geeist heeft92).<br />

De grijparm der Franse bestuursorganen strekte zich na een jaar<br />

bezetting steeds verder uit en wel met de blijkbare bedoeling 't veroverde<br />

land niet alleen stoffelijk maar ook geestelijk en kultureel<br />

gans uit te hollen.<br />

Op 6 brumaire an 4 — 28 oktober 1795 vroeg de centrale administratie<br />

te Maastricht aan de municipaliteit van Venlo lijsten te laten<br />

maken van de biblioteken der sekuliere en reguliere kerkelijke instellingen.<br />

Op 7 november antwoordde Venlo, dat men de brief ontvangen<br />

had, waarop kort daarna een bevel hieromtrent moet zijn uitgevaardigd,<br />

want men ziet verschillende instellingen in de loop van de maand<br />

november er met haastige spoed gevolg aan geven. Ook de Kruisheren<br />

leverden op 24 november een Cataloog der Boeken en Handschriften<br />

waarin de Bibliotheek van 't Cruys Hen Clooster te Venlo bestaat in.<br />

Deze lijst vermeldde zeshonderd tweeentachtig nummers, waarvan<br />

sommige meerdere delen of eksemplaren omvatten. Bovendien schreven<br />

ze er een bemerking onder, waarin gezegd werd dat de lijst niet gans<br />

volledig was, omdat men ze al te overhaastig had moeten opmaken ...<br />

soo wijt er veele sonder Titulatuer, andere verscheurt of van de muysen<br />

verbeeten zijn, als ook wijl onze Bibliotheek door het Bombardement<br />

van den 3 Meert 1793 in Disordre geraekt is .. . Ze meenden echter,<br />

dat deze niet vermelde eksemplaren boeken van mindere waarde<br />

war en 93).<br />

9*) Venlo 1699, 1688, 246; Hasselt 213, zie Aarah. Nr. 1. — Vgl ook, Hasselt, 209,<br />

waarin het volgende dokument: ,,A 2. — fitat general des corps et etablissemens<br />

seculiers et reguliers du Departement de la Meuse Inferieure, qui se sont conformes<br />

a l'arrete du Representant du peuple du 22 Vendemiaire an 4, apres des delais".<br />

Hierop ontbreekt het Kruisherenklooster van Venlo, terwijl de drie andere, die in<br />

't Dep. van de Nedermaas gelegen waren, er wel op staan met de volgende bemerking:;<br />

Maastricht leverde de gevraagde inlichtingen op 24 nov. 1795, Maaseik op 2 dec. en<br />

Kerniel (Kolen) op 12 jan. 1796.<br />

93) Venlo, 1373; Maastricht, 2467. — De boeken zijn na de uitdrijving der Kruis<br />

heren op 22 februari 1797 lange tijd te Venlo bewaard gebleven, te samen met die<br />

van de bibliotheek der Minderbroeders. In 1799 werden ze vermoedelijk naar<br />

Maastricht gezonden «n daar denkelijk verkocht op 23 oktober 1801 te samen met de<br />

andere bibliotheken van de opgeheven kloosters en instellingen van het departement<br />

van de Nedermaas. Vgl. hierover Venlo, 1373 (Brief van 27 pluviose an 6-15 febr.<br />

1798); Maastricht, 1187 (Brief van com. Petit aan de centr. administratie te<br />

20


't Leven gaat verder...<br />

Zoals overal elders werd men ook te Venlo herhaaldelijk verplicht<br />

de klokken te luiden voor 't genoegen van de Franse bezetters. En<br />

ofschoon dat zeker met weinig sympatie gebeurd zal zijn, toch volgden<br />

er nooit moeilijkheden uit. De pastoor en de kloosters hebben de<br />

verplichtingen, die hun hieromtrent werden opgelegd, als onontkoombare<br />

dwangmaatregelen aanvaard en uitgevoerxL<br />

't Begon op 12 maart 1795, toen de Prins van Oranje vervallen<br />

verklaard werd van al z'n titels en rechten. Verder moest er geluid<br />

worden voor 't overtrekken van de Rijn, voor de inlijving bij Frankrijk,<br />

voor de overwinning in Italie enz. enz, Het luiden der decadi<br />

(de nieuwe republikeinse rustdagen) werd verplichtend gemaakt<br />

vanaf 6 maart 1796 en begon de tiende. Na de uitdrijving der<br />

kloosterlingen moesten zelfs de klokken van de gesupprimeerde<br />

kloosters nog geluid worden bij gelegenheid der verkiezingen op<br />

22 maart 1797, Voor de klokken der Kruisheren zal dat wel bijna de<br />

laatste keer geweest zijn, dat men ze te Venlo kon horen. Op 4 juni<br />

kwam er 'n officieel verbod om voortaan nog te luiden en spoedig<br />

daarna werden de klokken uit de Kruisherenkerk weggehaald, zodat<br />

*t kloostertorentje na 20 juli voorgoed ging zwijgen94).<br />

Op 8 juli 1796 kwam het bevel om alle wapenschilden, riddertekens<br />

enz- weg te nemen, zowel in de parochiekerk als in de kloos<br />

ters, Maar als men weet, dat thans nog altijd de mooie arduinen<br />

ingangspoort van 't Klaasklooster (anno 1777) in de Vleesstraat te<br />

zien is, waarin fier 'n schild prijkt met 't Orde-kruis in top, dan<br />

mag men wel aannemen, dat deze maatregel zonder veel fanatisme<br />

uitgevoerd werd9^).<br />

Maastricht 11 ventose an 5-1 maart 1797, met antwoord); 1191 (Bundeltje Venlo.<br />

brieven van Petit aan de centr. adm.: 29 vendemiaire an 7-20 okt. 1798, 9 prairial an<br />

7-28 mei 1799, met antwoorden en bijvoegsel); 2467 (Brieven van Petit aan de centrale<br />

adm. 23 ventose (13 maartj), 15 germinal (4 april), 21 floreal (10 mei), 7 thermidor<br />

5e annee (25 juli 1797) telkens vergezeld van 't antwoord van de centrale<br />

adm.) ~ Vgl. ook J. HABETS-W. GOOSSENS, ta*p,t IV, bl. 43 v.; Openbare ver~<br />

koop van dertig duizend boekem tc Maastricht, in De Maasgbuw, jg. 5 (1883), bl.<br />

906 v.; J. P. L. SPEKKENS, L'Ecole Centrale du Dcpartement de la Meuse-Inferieure,<br />

Maestricht 1798-1804, in PubHcations, Deel 86-S7 (1950-51), bl. 111-126 (16. Bibliothegue).<br />

94) UYTT., HI, bl. 101 (12 maart 1795); 110 (13,16 sept); 114 (5,6 maart 1796);<br />

115 (10 maart); 117 (29 mei); 134 (21 Jan. 1797); 140 (21,22 maart); 141 (24<br />

maart); 145 (2,3 mei,); 146 (9 mei); 148 (4 juni); 150 (20,21 juli). ~ Venlo, 252<br />

(nr. 1), waarin het volgende briefje:<br />

♦♦Aan den Pastor, en verdere Cloosters binnen deze Stad.<br />

Den 15 ventose 4e. (= 5 maart 1796().<br />

Ingevolge besluit van de departementeele administratie, gelaste wij Ul. op den<br />

dag der decade by vervolg om negen uuren des morgens, en om twaalf uuren des<br />

s middags de klokken binnen uwe kerken te doen luiden. Heil en Broederschap".<br />

95) UYTT., Ill, bl. 120; IV, bl. 36 v. ~ Pas veel later volgde het bevel om de<br />

kerkhofkruisen, de beelden in de gevels der gebouwen en op de hoeken der straten<br />

weg te nemen (30 sept. 1797); zo ook de kruisen op de torens der kerken (10 febr.<br />

1798). Vgl. UYTT., Ill, bl. 152 v., 160 v.; of ook J. HABETS-W. GOOSSENS,<br />

ta^ IV, biz. 46, 48.<br />

21


Verschillende feiten wijzen erop, dat men 't kloosterleven en de<br />

gewone werkzaamheden tot einde 1796 zo goed en zo normaal<br />

mogelijk heeft trachten voort te zetten. Er werd reeds op gewezen,<br />

dat toen de inbeslagname van 't kerkgebouw *n definitief karakter<br />

begon te krijgen, de Kruisheren 'n noodoplossing hebben gezocht om<br />

de godsdienstoefeningen zo trouw mogelijk te houden. Ook het vol<br />

gende kan hierop wijzen.<br />

Twee Venlose seminaristen kwamen in deze tijd tot tweemaal toe<br />

bij de Kruisheren hun retraite maken als voorbereiding op het ontvangen<br />

der heilige wijdingen: een keer in *t voorjaar van 1794 en 'n tweede<br />

in december 1795, voor hun priesterwijding. Het waren Joannes Zorn<br />

(of Zom, of Zorsa) en Henricus Mathias Graven, die beiden bestemd<br />

waren om beneficianten te worden van de parochiale St. Martinuskerk.<br />

Henricus M. Graven bekwam het beneficie van Maria Moeder der<br />

Smarten op 3 mei 1794; de andere ontving er een *n tijd later. Prior<br />

M. Janssens gaf hen over 't houden van deze retraiten 'n getuigschrift<br />

mee voor de Vicaris-Generaal van 't bisdom Roermond, De eerste keer<br />

noemt hij hen schotares Dioecesis vestrae, terwijl hij in 't tweede ge<br />

tuigschrift spreekt van Domini Vicarii Ecclesiae Parochialis Sti Mat"<br />

tini, Joannes Zorn heeft dus intussentijd ook z'n beneficie bekomen 96),<br />

De Latijnse scholen zijn blijven bestaan tot September 1796,<br />

ft ogenblik van 't grote jaarlijkse verlof. De pogingen, die tijdens de<br />

daarna volgende maanden werden aangewend om de opheffing te<br />

voorkomen, steunen alle in hoofdzaak op 't feit, dat de Kruisheren<br />

onderwijs gaven; wat in artikel 20 der wet van 1 September 1796 toch<br />

als 'n toegelaten uitzondering was voorzien, Maar deze tekst kon<br />

blijkbaar zo worden uitgelegd, dat men er geen rekening mee behoefde<br />

te houden. Als 't schooljaar 1796~'97 nog begonnen werd, dan<br />

heeft men het zeker niet kunnen voltooien. Tot het laatste toe werd<br />

er in de scholen der Kruisheren Latijn, retorika en dialektika gegeven.<br />

Er waren op dat ogenblik nog drie leraren aan de scholen<br />

verbonden, met acht en twintig leerlingen. De schoollokalen, waarvoor<br />

het stadsbestuur de huur zou betalen, schijnen steeds zeer ongeschikt<br />

te zijn geweest97).<br />

96) ROBRMOND, .BISSOH. ARCHIEF, Rundel 63, 2. Van 't eerste briefje<br />

werd de datum afgescheurd en ging verloren; 't tweede is van 13 december 1795.<br />

UYTT., Ill, bl. 84, 161 Daar in 't eerste getuigschrift gesproken wordt over<br />

t,sdholares" en H. M. Graven op 3 mei 1794 beneficiant wordt te Vienlo, leiden<br />

we hieruit af dat prior M. Janssens, die dit tekent, voor deze datum prior ge^<br />

kozen werd en dat prior Van Oeijen dus in 't voorjaar 1794 gestorven is. Vgl.<br />

hierboven: voetnoot 9. *-* De naam van de beneficiant Zorn wordt zeer verschillend<br />

geschreven. Vgl. ook J. HABETS-W. GOOSSENS, t*a*p*, bl. 50 (waar Zorn staat),<br />

bl. 128 (waar sprake is van ,,Zam, Jean, beneficier").<br />

97) Maastricht, 2452. ,,Aperc.u historique de 1'Enseignement puiblique avant<br />

l'annee 1794". J. P. L. SPEKKENS gebruikte dit zelfde dokument in z'n studie<br />

L'Ecolc ccntralc, in Publications, dl. 86^87, bl. 5-186; bl. 43 zegt S. dat het<br />

college van Venlo in verval was, omdat 't slechts drie professoren en 28 leerlingen<br />

telde: ,,Ce college . . . etait en dedheance. II n'avait que 28 eleves et 3 professeurs.."<br />

Indien zijn oordeel enkel steunt op deze -gegevens, dan kunnen wij dat niet goed begrijpen,<br />

als we zien dat de toestanden elders vaak ongeveer dezellde waren op 't<br />

22


In 't burgerlijk leven der stad bleven de Kruisheren hun gewone<br />

plaats innemen. Zo werden ze ook nog op woensdag 25 mei 1796<br />

—* net zoals voorheen —* uitgenodigd om 's middags te drie uur op *t<br />

stadhuis te komen en de vergadering bij te wonen waarop de stadsrekeningen<br />

over het jaar 1795 werden voorgelegd en afgesloten 98)t<br />

Te Venlo bestond tussen de parochiele geestelijkheid en de kloosterlingen<br />

een goede verstandhouding, dat is tenminste de indruk, die<br />

men opdoet bij 't doorlezen van het interessante Dagboek van<br />

pastoor Van PosteL Vooral door 't afschaffen der tienden waren de<br />

parochiegeestelijken van alle inkomsten beroofd 99). Ten einde raad<br />

wendde de pastoor zich in augustus 1796 tot 't gemeentebestuur om<br />

'n rondhaling te mogen doen onder z'n parochianen. Het antwoord<br />

was zeer gunstig en luidde als volgt:<br />

We heb'ben dus goedgevonden te autoriseren de beide kerkmeesters, geassisteerd<br />

door den agent en adjoint municipaal om te doen op vrijdag aanstaande,<br />

zijnde den 16. dezer maand fructidor (2 September), eene generale<br />

collecte door deze stad ten uwen faveure.<br />

De kloosters bleven niet ten achter en droegen het hunne bij<br />

in natura, en zoals de andere religieuzen gaven ook de Kruisheren<br />

een malder koren. Zeer tevreden over de uitslag van deze rondhaling<br />

tekende de dankbare pastoor Van Postel hierna in z'n Dagboek aan:<br />

Haec et plus benedioat Chtistusl 10°).<br />

ogenblik der opheffing in 1796. Hi) geeft b.v. zelf voor Maastricht (Kath. Lat.<br />

School) 4 prof, en 40 lln; id. (Prot. Lat. School) 3 prof, en steeds slechts 15 tot<br />

30 lln; Munsterbilzen 4 prof, en 30-40 lln; Weert 3 prof, en 32 lln; Maaseik 3 prof,<br />

en 30 lln; Bree 3 prof, en lln. In Venlo waren bovendien ook nog andere scholen<br />

die de schoolgaande jeugd gedeeltelijk opslorpten.<br />

98) Venlo, 252 (nr. 4), waarin het volgende bericht:<br />

,,Aan 't Cruisiheeren Clooster alhier.<br />

Den 4e Praireal 4e (= 23 mei 1796)<br />

Borgers,<br />

Gij word verzogt als principaal geerfdens op woensdag aanstaande den 6 dezes,<br />

fs middags ten 3 uren te willen erscheinen op het huis der gemeente alhier om gelijk,<br />

als voortydig mede, present te wezen bij het afneemen der reekeninge dezer stad<br />

van den jaare 1795. Heil en Broederschap".<br />

) UYTT., Ill, bl. 122 w.


2* De Opheffing en haar nasleep.<br />

De ,,Opheffitiffswet" te Venlo.<br />

Na lang aarzelen begonnen de Franse wetgevende lichamen in<br />

augustus 1796 de bespreking van de wet op de Opheffing der kloosters<br />

in de geannexeerde departementen, Zonder veel beraadslaging of<br />

tegenkanting werd deze onrechtvaardige wet gestemd op 1 September<br />

en drie dagen later bekrachtigd door de Raad der Oudsten, Hoe kon<br />

't anders! Het waren uitsluitend Franse volksvertegenwoordigers en<br />

senatoren, die 'n beslissing moesten nemen over 't al of niet wegroven<br />

van de sinds lang begeerde, — en reeds degelijk geplunderde, — buit:<br />

het patrimonium der kerkelijke instellingen in de zuidelijke Nederlanden.<br />

Om de rust in *t bezette land zo weinig mogelijk in gevaar te<br />

brengen, zou men niet alle goederen ineens aanslaan: eerst werden de<br />

kloosterlingen aangepakt, daarna pas zou men met de wereldgeestelijkheid<br />

afrekenen.<br />

In 't verslag, dat volksvertegenwoordiger Mailhe over de wet had<br />

opgemaakt, kwam er 'n bewering voor, die bijzonder kwetsend was<br />

voor de kloosterlingen, nl. dat de meesten onder hen niets liever verlangden,<br />

dan hun kloosters te kunnen verlaten. Steunend op deze totaal<br />

nit de lucht gegrepen bewering, trachtte hij de wet goed te praten en<br />

daardoor n schijn van wettelijkheid te geven aan de opheffing der<br />

kloosters en aan de inbeslagname der goederen door de Republiek. De<br />

officiele pers, o.a. L'Eclair zorgde ervoor dat deze brutale leugen over<br />

het zogezegde dringend verlangen der kloosterlingen in brede kringen<br />

verspreid werd. Diep getroffen door deze lastercampagne, vroeg de<br />

geestelijke overheid, dat de kloosters schriftelijk zouden protesteren bij<br />

't Frans bestuur. Deze oproep werd aanstonds zo algemeen beantwoord,<br />

dat de hoogste Franse bewindvoerders te Brussel zich genood*<br />

noodzaakt zagen politioneel in te grijpen tegen het verspreiden van<br />

deze protesten. Ook de Kruisheren van Venlo hebben bij schrijven van<br />

10 September 1796 rechtstreeks bij *t Directoire de la Republique<br />

frangaise geprotesteerd tegen deze lasterlijke berichten, verklarende:<br />

que, loin de desirer, er de reclamer notre suppression, nous navons<br />

rien tant a coeut, que de vivte et de mouvir dans Vetat, au quel nous<br />

nous sommes devoues . . ♦101).<br />

Te Venlo werd de wet op de opheffing der kloosters op 28 Septem<br />

ber van het stadhuis afgelezen 102). Dat bracht de daaropvolgende<br />

101) P. VE&HAEGEN, La Belgigue sous la Domination frangaise 1792-1814,<br />

Brussel, 1935, II (2de «itg.). bl. 301 v.; MEOHELEN, AARTSBISSCHOPPELIJK<br />

ARGHIEF, Bundel Kruisheren, Brief van 10 sept. 1796.<br />

102) In 't departement van de Nedermaas waren reeds enkele maanden tevoren<br />

pogingen gedaan om kloosters op te heffen, nl. in verband met de Gedwongen<br />

Lening. Zo had de centrale administratie te Maastricht op 10 juni 1796 een besluit<br />

uitgevaardigd, waarbij bepaald werd, dat alle kloosters en kerkelijke instellingen,<br />

die achter waren met 't betalen van hun bijdragen voor de Gedwongen Lening zonder<br />

24


dagen en weken heel wat drukte en beroering in de stad. Op 4 oktober<br />

reeds werd 'n bijeenkomst belegd van de adelborsten i°3). Men besloot<br />

op deze vergadering 'n schriftelijk verzoek aan het gemeentebestuur<br />

aan te bieden om 't behoud der kloosters te Venlo te vragen,<br />

Het waren de acht kommandanten der adelborsten, Jacobus SAX,<br />

Martinus DE GRUIJTER, Ant. R. WILLEMSEN P. BERNIERE,<br />

P. F. CANTERS, Hendrik BOURS, G. F. RUTTEN en Joannes<br />

HORST, die zich met de uitvoering van deze zending belastten. Er<br />

werd een smeekschrift opgesteld, dat zij ondertekenden en namens<br />

geheel de bevolking aan het gemeentebestuur aanboden. Daarin werd<br />

o.a. gezegd:<br />

De ondergetekende commandanten der agt burgerwijken binnen deeze Stad<br />

geeven op aansoeken van onze gesamentlijke medeburgers met behoorlijke<br />

eerbied te kennen dat gehoort hebbende, dat bij decreet geresolveert zoude<br />

zijn de vernietiging der Cloosters en geestelijke Ordens in de Vereenigde<br />

Departementen, in bedenking zijn sulks alhier ook plaats te konne hebben,<br />

en dewijl dat tot groot nadeel deeser gemeente soude verstrekken, zo wenden<br />

wij ons tot lied am sulks voor te kamen — want om niet te spreeken<br />

van het groot nadeel dat door deeze vernieting den Koopman en ambagtsman<br />

zoude toekomen, nogte van het derven van grooten onderstand voor<br />

onsen armen en noodlijdende medenburger, die altijd in onse Cloosters hulp<br />

en troost is vindende zo willen wij III. alleenlijk onder het oog brengen<br />

het verval van instructie voor onse jonkheyt, aan welkers goede opvoeding<br />

nogtans den staat en maatschappij seer veel gelegen is.<br />

En nu vinden wij ten eersten bij de Cruysheeren de vijf eerste schoolen<br />

van de latijnsche taal waar naar bij de Minderbroeders de philosophie zo dat<br />

de ouders zonder groote kosten te maaken en hun kinders onder het oog<br />

houdende, de selve al heel verre brengen; eersijse elders behoeve te zenden,<br />

en by aldien wij deese twee Cloosters zoude moete missen zal het grootste<br />

getal van die geene die zig nu in de weetenschappen willen oeffenen, van<br />

deselve berooft blijven de Ouders niet in staat zijnde de onkosten te doen om<br />

hunne kinders elders ter studie soo lange te besteeden.<br />

Wat gangaat het Clooster Maria Weyde...<br />

♦ . . van den Heyligen Geest ...<br />

. . 4 der Annunciaten ♦ . .<br />

meer in beslag dienden genomen te worden. Te Maaseik b.v. heeft men dit besluit<br />

wilkn uitvoeren en werd het Kruisherenklooster op 9 juli in beslag genomen. Maar<br />

de minister van Finantien heeft kort daarna het bewuste besluit vernietigd en de<br />

centrale administratie van machtsmisbruik beschuldigd. Te Venlo verneemt men niets.<br />

hierover. Zoals ook uit vele andere aangelegenheden gebleken is waren er de plaatselijke<br />

nieuwe-orde


'Het is am deze reedens dat wij beneffens alle onse medeburgers en ingesetene<br />

decser stad volgens hier bij sijnde ondergeteekende lysten Ued. ons<br />

verlangen en begeerte om de Cloosters voor het algemeen welsyn der ge~<br />

meente te behouden te kennen geven Ul vrindelyk versoekende dezen onsen<br />

wensch te willen brengen en ondersteunen alwaar sulks behoort te geschieden<br />

ten eynde te bewerken dat de Cloosters in deese gemeente niet mogen<br />

gesupprimeert worden maar onverstoort blijven exteren, gelijk wij die tegenwoordig<br />

hebben in welkers vertrouwen wij Ul wenschen<br />

Heil en broederschap104).<br />

Onmiddellijk begonnen deftige burgers van huis tot huis rond te<br />

gaan om de volgende verklaring te laten tekenen;<br />

Wij ondergetekenden verklaren bij desen dat ons aangenaam sal zijn, dat<br />

voor ft algemeen welsijn de cloosters niet mogen worden gesupprimeerd,<br />

maar blijven exteren, ende dat dit ons verlangen aan de munidpaliteit magh<br />

bekent gemaakt worden, met versoek ons verlangen daar en alsoo noodig te<br />

willen brengen en ondersteunen.<br />

Zevenhonderd vierenveertig handtekens werden alzo bijeengebracht,<br />

terwijl slechts vijf personen geweigerd hadden te tekenen 105).<br />

Het smeekschrift der adelborsten en de lijsten met handtekens dragen<br />

geen dagtekening. Toch is 't duidelijk, dat men met zeer veel spoed<br />

is te werk gegaan, want op 4 oktober had die vergadering plaats en<br />

op 8 oktober reeds antwoordde het gemeentebestuur, dat het deze<br />

petitie (zal) overmaken aan de Raad der Oudste te Parijs en aan de<br />

Centrale administratie (te Maastricht) en deze ondersteunen, Daartoe<br />

moesten ze het smeekschrift in 't Frans kunnen doorzenden en 't ge<br />

meentebestuur vroeg bijgevolg zo rap mogelijk een Franse vertaling<br />

in te stureni06).<br />

Rond deze tijd zullen echter de eerste geruchten over de uitvoering<br />

der wet ook te Venlo al wel zijn doorgedrongen 1Q7). Daarom wilde<br />

men voorzeker de aktie tegen de opheffing zo uitgebreid mogelijk<br />

maken en verzocht men de kloosters zelf ook te protesteren en hun<br />

zaak te bepleiten. Dat gebeurde door 'n afzonderlijk schrijven van<br />

ieder der vijf kloosters aan het gemeentebestuur op 11 oktober. De<br />

Minderbroeders en de drie notinenkloosters schreven 'n korter briefje<br />

in de geest van 't protest der Kruisheren van 10 September. De Kruisheren<br />

waren wat uitvoeriger. Ze begonnen met aan het gemeentebestuur<br />

^t protest over te maken zoals ze dat op 10 September aan het Ditectoite<br />

Executtf te Parijs gericht hadden:<br />

La calomnie a scu reussir a repandre, que les individus des couvents dans<br />

la Belgique desiroient la suppression, elle a scu mouvoir des ecrivains des<br />

104) Venlo, 1692.<br />

105) UYTT., Ill, bl. 130; Venlo, 1692.<br />

106) Venlo, 1692.<br />

107 j Te Brussel werden de bons reeds op 8 oktober aangeboden in vele kloosters.<br />

Dus waren daar de inventarissen al onmiddellijk in de loop van de maand September<br />

opgemaakt. P. VERHAEGEN, ta.p., bl. 305 v.<br />

26


feuilles ptibliques de l'inserer dans leurs gazettes, nous vous donnerons de<br />

coeur et d'ame la declaration, que nous sommes entres dans notre etat de<br />

bonne volonte; que nous ij sommes et esperons d'ij rester, jusqu'a la fin de nos<br />

ijours, au lieu de desirer nous declarons, que jamais malheur pourroit egaler<br />

cellui de la suppression.<br />

Hierna deden ze beroep op artikel 20 van de Opheffingswet zelf,<br />

dat voorzag dat kloosters, die onderwijs gaven, niet opgeheven zouden<br />

worden:<br />

et quoique ils sont par surprise parvenue a faire arrete la suppression la loi<br />

excepte encore ceux qui donnent l'instruction a la jeunesse; nous (vous savez<br />

citoyensl) instruisons la jeunesse dans les cinq classes latines, principe pour<br />

acquerir toutes les sciences, instruction que nous avons donne du terns tres<br />

recule et authorises par les authorites constitues, d'apres ces principes, il est<br />

evident, que nous jouissons de l'exemption denonce dans Tart. 20 de l'arrete<br />

de la suppression.<br />

Daarmee waren hun argumenten niet uitgeput. Het was algemeen<br />

bekend, dat de inbeslagnemitig der kerkelijke goederen niet alleen werd<br />

ingegeven uit haat tegen de Kerk en de godsdienst, maar ook om de<br />

ledige schatkist van de Republiek te helpen vulleti108). Welnu zegden<br />

de Kruisheren, als 't hierom gaat zult ge bij de opheffing van ons<br />

klooster niet veel baat vinden. Wij zijn maar arme mensen, die juist<br />

rondkomen om te leven. Ge doet de Republiek zelf schade; want wij<br />

hebben steeds trouw onze belastingen betaald en hebben ons nooit<br />

willen onttrekken aan de lasten, die de oorlogsomstandigheden meebrachten:<br />

aussi nous ne sommes pas de ces clerges riches. Non, si Ton prend toutes<br />

nos revenues ils ne suffiront pour fournir les tiers de la pension qu'on fait<br />

esperer.<br />

Le tableau de nos possessions, quie nous avons si souvent donne, est une<br />

preuve sans contradiction, nous avons contribue de tout terns dans toutes les<br />

charges publiques, nous ne sommes pas de ceux, qui ont pretendue moins<br />

jouir des exemptions, nous avons donne notre maison pour un magasin de<br />

la Republique, nous avons loge, nous avons paye dans toutes les contributions<br />

tant ici, que dans la Gueldre Prussienne, ou nos modiques biens sont situes.<br />

Of de Kruisheren nu werkelijk overtuigd waren, dat dit schrijven<br />

hen zou redden, mogen we hard betwijfelen. Ze wisten maar al te goed<br />

wat enkele jaren tevoren in Frankrijk gebeurde, en wat er reeds op<br />

verschillende plaatsen van de Veroverde Departementen aan 't gebeuren<br />

was. Dat neemt echter niet weg, dat ze hun brief vol zelfzekerheid<br />

besluiten:<br />

Portez cela, nous vous invitons a la connoissance de legislateurs et nous<br />

ne doutons si vous appuyez notre juste demande, que nous resterons exempts<br />

108) p VBRHAEGEN, ta-p-, bl. 298.<br />

27


de la suppression, resterons dan l'etat ou nous sommes, et auquel nous somm.es<br />

devoue . . . 109).<br />

Of de indieners dezer petities de eer genoten hebben enig antwoord<br />

te ontvangen is niet bekend. Maar dat er praktisch geen rekening<br />

mee gehouden werd is zeker.<br />

De wet van 1 September 1796 bepaalde, dat ze moest uitgevoerd<br />

worden in drie fazen. Ten eerste diende er 'n zorgvuldige i n v e n-<br />

t a r i s opgemaakt van al de roerende goederen van de kloosters, om<br />

te voorkomen, dat deze zouden verdwijnen 110). Over de onroerende<br />

goederen was men voldoende ingelicht door de staten, die de kloosters<br />

zelf einde 1795 hadden moeten indienen. Na het opmaken der inventarissen<br />

moesten de b o n s worden aangeboden, bij welke gelegenheid<br />

de datum bepaald werd waarop de kloostergebouwen dienden ontruimd<br />

te worden. Tenslotte volgde dan op die vastgestelde datum de eigenlijke<br />

u i t d r ij v i n g, die zo nodig met militair geweld zou geschieden<br />

111).<br />

Ondanks alle verzoekschriften van en voor de kloosters kwam<br />

op 17 oktober reeds tegen de avond met den postwagen van Maas<br />

tricht een commissaris, zoals hij zeide om de Weide en de H. Geest<br />

te inventariseeren, en (hij) werd heel slecht op het stadhuis onthaald,<br />

mits men twijfelde of die commissie echt was. Hoopte het gemeentebestuur<br />

dan toch sukses te zullen hebben met de ingediende verzoekschriften<br />

112)4 Tien dagen later, op 28 oktober, kwamen drie andere<br />

commissarissen aan om bij de Kruisheren, de Minderbroeders en de<br />

Annunciaten de inventaris op te maken. Voor de Kruisheren was op<br />

19 oktober zekere P. J. A. Leonis benoemd, die daags na z'n aankomst<br />

met de werkzaamheden begon113).<br />

Intussen deden advokaat Bernardus H. de Groot114) en Antonius<br />

Rochus Willemsen 115) op 1 november 'n nieuwe en laatste poging<br />

om tenminstet de Kruisheren te redden. Zij richtten zich schriftelijk<br />

met 'n zeer warm pleidooi tot 'n zekere Durant, verificicateur de la<br />

regie des domaines nationaux, om de scholen bij de Kruisheren te<br />

mogen behouden. Zij zijn pijnlijk getroffen, zeggen ze, door de alarmerende<br />

gebeurtenissen, die zich op dit ogenblik afspelen (het opmaken<br />

i09i) Venlo, 1696.<br />

110) Dat gevaar was niet denkbeeldig en ondanks de inventarissen werd er nog<br />

veel verbongen of in 't geheim weggenomen. Zo ook te Venlo, waar men op<br />

8 decemiber 1796 liet omroepen ,,dat al wat nagelvast in de kloosters en nu reeds<br />

uitgebroken was, moet komen op zijn oude plaats, als brouwketels, pompen, orgelkasten,<br />

enz. Al wie van de burgers iets van de kloosters in zijn huis had, moet<br />

alles uitleveren, zoo niet, zullen zij crimineel gestraft worden". UYTT., Ill, bl. 132.<br />

Vgl. ook id, bl. 169.<br />

i")P. VERHAEGEN, ta.p., II, bl. 300 v.<br />

ii2j) ,UYTT., IH, biz. 130.<br />

113) UYTT., Ill, bl. 131; Venlo, 1689, waarin de benoeming van Paul Jean Albert<br />

Leonis op 28 vendemiaire An 5 — 19 oktober 1796 door C. F. Bourgeois, ,,Directeur<br />

de l'Enregistrement et du Domaine National du Departement de la Meuse Inferieure"<br />

tot commissaris ,,a l'effet de se transporter sans delai" naar 't Kruisherenklooster te<br />

Venlo om de inventaris op te maken.<br />

114) UYTT., Ill, bl. 83, 114, 141.<br />

us) UYTT., Ill, bl. 142.<br />

28


van de inventaris!) en die wijzen op een spoedige opheffing van 't<br />

Kruisherenklooster. Wij denken aan 't nadeel dat onze kinderen zullen<br />

lijden, door de onderbreking van hun studies. Wij wenden ons tot U,<br />

opdat gij zoudt in overweging nemen in welke moeilijke toestand<br />

wij ons bevinden, als ge bedenkt, dat de Kruisheren zich van oudsher<br />

uitsluitend bezig houden met de opvoeding der jeugd, 'n Taak, die zij<br />

steeds tot voldoening van 't souverein gezag van dit land hebben vervuld.<br />

Vooral omdat we menen, dat de wet hen uitzondert van de<br />

opheffing. Dit klooster is ons niet alleen van nut, maar ook hebben<br />

de kloosterlingen zich steeds onberispelijk gedragen. Vandaar die uitgesproketi<br />

aanhankelijkheid van hun medeburgers (zoals ge dat nog zo<br />

pas schriftelijk hebt kunnen lezen). Allen hebben maar een verlangen<br />

hieromtrent en daarom vragen ze zonder onderscheid uw bemiddeling<br />

ten voordele van deze eerlijke geestelijken, die wijs zijn zonder pijnlijke<br />

dubbelzinnigheid (); deugdzaam zonder uiterlijk vertoon; godsdienstig<br />

zonder fanatisme; gehecht aan de beoefening van de godsdienst zon<br />

der die geest van onverdraagzaamheid, die deze oneer aandoet; te<br />

alien tijde verknocht aan hun souverein, en hun leerlingen 'n zelfde<br />

plichtsbesef voorhoudend gelijk ze 't zelf zo goed vervullen; inderdaad<br />

die graad van achting verdienend . . . 116).<br />

Maar ook dit mocht niet baten. In de zitting van 3 november 1796<br />

moest het gemeentebestuur hun kortweg antwoordeti, dat voor de<br />

Kruisheren geen uitzondering kon worden gemaakt en dat ze bijgevolg<br />

juist zoals alle andere kloosters onder artikel 1 van de wet van 1 Sep<br />

tember 1796 vielenii).<br />

De inventarisatie.<br />

Verschillende bewaard gebleven dokumenten geven uitgebreide inlichtmgen<br />

over de werkzaamheden van commissaris Leonis. Het is op<br />

de eerste plaats het verslag, dat deze zelf opstelde op 4 november . . .<br />

Fait a Venlo le quatorze Brumaire 5e Art. Rep. Fse . . . bij *t beeindigen<br />

van zijn taak, en dat medeondertekend werd door prior M.<br />

Janssen, supprior M. Esser en de senior van 't klooster P. Seyben.<br />

Deze drie ondertekenden eveneens de andere dokumenten, die bij<br />

het inventariseren werden opgemaakt, en waarover verder nog sprake<br />

zal zijn us).<br />

In zijn verslag vertelt de commissaris, dat hij zijn werkzaamheden<br />

begon op 8 brumaire—29 oktober met het samenroepen van al de<br />

kloosterlingen en het voorleggen van zijn volmacht en opdracht.<br />

Dit gedaan eiste hij in naam van de wet, dat men hem de boek-<br />

116) Venlo, 1790.<br />

117) Venlo, 1790, naschrift.<br />

118) Maastricht, 1212, fol. 354-355: ,,N°. 6. Proces verbal des operations faites<br />

a la maison Religieuse connue sous le nom des Croisiers a Venlo commune de<br />

Venlo, Dep. de la Meuse Inf. en Execution de l'article 2 de la loi du 15 fructidor<br />

dernier". Op het voorafgaande blad (fol. 353) werd aangetekend, dat een afschrift<br />

van dit stuk op 16 brumaire — 6 november 1796 aan de Minister (van Finantien)<br />

gezonden werd.<br />

29


houding moest ter hand stellen, die gediend had voor *t beheer der<br />

goederen . . . tous les registres et comptes de la regie de leurs biens.<br />

Deze stukken heeft hij genummerd, geparafeerd en afgesloten . . ♦<br />

apres les avoir cotes, et paraphes, je les at vise et arrete au bas du<br />

dernier article, De ontvangsten beliepen 1798 gulden, 18 stuivers; de<br />

uitgaven 6849 gulden, 19 stuivers en 2 oorden. Het is een duur jaar<br />

geweest voor de Kruisheren!<br />

Hierna begon de commissaris verschillende staten op te maken, die<br />

hij als bijvoegsels aan zijn verslag toevoegde. Zo handelde staat ni\ 1<br />

over de bewoners van 't klooster en vermeldde hun naam, voornaam,<br />

ouderdom en beroep (of ambt); in *t geheel elf geprofesten, twee lekebroeders<br />

en vier knechten. En dit was de volledige kloostergemeenschap,<br />

verklaarden de Kruisheren, gezien niemand gebruik had willen<br />

-maken van 't besluit van six prairial an 3me — 25 mei 1795 om het<br />

klooster te verlaten H9).<br />

In staat nr. 2 werd een inventaris gemaakt van de eigendomstitels<br />

der goederen, van de inkomsten ervan en de vervaldagen. Zodoende<br />

heeft de commissaris hierbij aangegeven de naam, omschrijving en<br />

ligging der goederen, de namen van de pachters en houders, met hun<br />

woonplaats. De notarissen, die de akten verleden hadden, kon hij niet<br />

vermelden, omdat het te Venlo . . . dans ce pays . . . schreef hij, niet<br />

de gewoonte was dit voor notarissen te doen. De pachtcelen of kontrakten<br />

werden door de prokurator als onderhandse akten . . . sur sein<br />

prive . . . namens de gehele kloostergemeenschap opgemaakt 12°).<br />

In de staten 3 en 4 volgde de finantiele toestand van *t klooster in<br />

1796. De eerste staat gaf de roerende en onroerende mschulden, die<br />

6052 gulden, 5 stuivers en een oord beliepen; terwijl de tweede staat,<br />

die van de roerende en onroerende uftschulden, sloot met een bedrag<br />

van 810 gulden, en twee stuivers. In beide staten stonden alle vereiste<br />

bijzonderheden vermeld over de aard van die schulden, de notarissen,<br />

die de akten verleden hadden — hier vermeldt hij ze weer —, schuldenaars<br />

en schuldeisers, achterstallige betalingen enz.<br />

Van staat nr. 4 werd uitdrukkelijk gezegd, dat hij was opgemaakt<br />

aan de hand van 't Legerboeck, plus andere registers en papieren.<br />

Al deze stukken werden in een verzegelde kist opgesloten en onder<br />

bewaking en verantwoordelijkheid gesteld van de overheid van 't<br />

klooster tot op *t ogenblik, dat ze zouden worden opgeeist121).<br />

't Zelfde gebeurde met de voorwerpen vermeld in een laatste be-<br />

119) Staat nr. 1 werd niet terug gevonden; wel is er in Hasselt, 209 een algemene<br />

lijst, die deze inlichtingen bevestigt, nl.: MA 1. Etat general, divise par maison, des<br />

individus qui composent les Etablissemens d'homimes supprimes par la loi du 15<br />

fructidor an 4". Nr. 9 vermeldt: Kruisheren Maastricht met 8 religieuzen en 2 leke^<br />

broeders; nr. 21, Kr. Venlo met 11 rel. en 2 leke'br.; nr. 30, Kr. Kerniel met 8 rel.<br />

en 2 lekebr.; nr. 40, Kr. Maaseik met 8 rel. en 2 lekebr.<br />

120) Staat nr. 2 bevindt zich te Hasselt, 213, B. 86: ,,N°. 2. Etat des Biens et<br />

Revenus de la communaute Religieuse de Venlo, connue sous le nom des Croisiers<br />

a Venlo". — Maastricht, 1212, fol. 353 vermeldt. dat dit dokument ook op 16 bru~<br />

maire — 6 november 1796 verzonden werd aan Cen Bochct.<br />

121) Staat nr. 3 werd niet teruggevonden; staat nr. 4 bevindt zich te Hasselt,<br />

213, B. 86: ,,N° 4. Etat des dettes mobiliaires et immobiliaires actives de la commu<br />

naute Religieuse, connue sous le nom des Croisiers a Venlo".<br />

30


langrijke staat Nr, 5 over de inboedel van kerk, sakristie, biblioteek en<br />

andere plaatsen, De lijst omvat vierendertig Hummers:<br />

1. een verguld-zilveren ciborie.<br />

2. een zilveren H. Oliebusje.<br />

3. een zilveren kelk, met pateen.<br />

Dit is alles wat de Kruisheren aangaven aan voorwerpen in edele<br />

metalen. Erg weinig! Ze hebben dat zelf ook aangevoeld; het zou spoedig<br />

opvallen en diende verantwoord te worden. Een klooster met een<br />

tiental priesters, dat slechts over een zilveren kelk beschikte; en geen<br />

enkele remonstrans staat er bij. Daarom lieten ze op deze lijst een bemerking<br />

aanbrengen, waarin gezegd werd dat het zilverwerk van 't<br />

klooster in de voorafgaande maanden verkocht werd om de opgelegde<br />

belastingen te kunnen voldoen 122),<br />

4. een tinnen kelk, met pateen.<br />

5. zes kleine koperen kandelaars.<br />

6. huit bras en cuivre (kandelaars)<br />

7. een koperen kroontje.<br />

8. drie stellen ampullen, met tinnen schotel.<br />

9. een koperen wasbekken.<br />

10. een koperen wierrookvat<br />

11. een koperen wijwateremmer.<br />

12.-14. negen kazoufels.<br />

15. une echerpe()*<br />

16. drie koorkappen.<br />

17.-21. negentien kazuifels.<br />

22. vijf grote antependia.<br />

23. zes kleine „<br />

24. zes alben, met amikten.<br />

25. drie grote altaardwalen.<br />

26. drie kleine altaardwalen.<br />

27. sept lavabo (zeven vingerdoekjes)<br />

28. negen schilderijen in de kerk.<br />

29. acht schilderijen in de sakristie.<br />

30. drie missaals en acht grote koorboeken (grands breviaires de choeur)*<br />

31. vijf sohilderijen in de refter.<br />

32. drie schilderijen in de ziekenkamer.<br />

33. dertien schilderijen in de gastenkamer (a la chambre dc reception)*<br />

34. zeven schilderijen in het kloosterpand.<br />

Wat de biblioteek betreft schreef de commissaris onder deze staat,<br />

dat er een afzonderlijke boekenkataloog bij deze stukken gevoegd<br />

122) Venlof 1693: .Jnventaire de 1'argenterie provenant des communautes religieuses<br />

supprimees a Venlo, remis au Citoyen Pointe, commissaire specialement<br />

charge du recollement et Evacuation des dittes communautes". Deze lijst werd te<br />

Maastricht ingeleverd, te samen met de vermelde voorwerpen op 14 ventose an 5 —<br />

4 maart 1795. Vgl. ook Venlo, 1699 (Staat nr. 5, zie volgende voetnoot).<br />

31


werd, zodat hij daar geen nieuwe inventaris van gemaakt heeft123).<br />

De staten 2, 4, 5 werden op 3 november ondertekend; het verslag<br />

van de itiventarisatie 's anderendaags, nadat Leonis er zeven achtereenvolgende<br />

dagen aan gewerkt had, van *s morgens acht tot 's avonds<br />

zes<br />

uur.<br />

Een afzonderlijke lijst, die op 2 november was opgemaakt, vermelde<br />

de voorwerpen, welke krachtens artikel 16 van de Opheffingswet<br />

moesten verdeeld worden onder de kloosterlingen op 't ogenblik,<br />

dat zij de gebouwen gingen verlaten. Op de eerste plaats het linnen,<br />

de meubels e.a. zaken:<br />

Zes lakens in de refter.<br />

Vier en twintig servetten.<br />

Acht beddelakens.<br />

Vier dekens (couvertes)*<br />

Twee tinnen soepkommen (plats pour soupe).<br />

Zes tinnen schotels.<br />

Vierentwintig tinnen telloren.<br />

Het gereedschap van de brouwerij.<br />

line petite preterie de cuisine (keukengerief)<br />

Op de tweede plaats granen, drank en andere voorraden:<br />

Een half malder rogge.<br />

Twintig pond boter, voor acht dagen.<br />

Dertig pond vlees, voor zes dagen.<br />

Drie tonnen bier, voor drie weken.<br />

Brandstof, voor een maand.<br />

Zes pond olie voor de lampen, voor veertien dagen.<br />

Drie pond kaarsen, voor veertien dagen 124).<br />

123) Venlo, 1699: ,,N°. 5 Etat de description sommaire de l'argenterie de l'eglise et<br />

chapelle, effets de sacristie, bibiotheque, livres, manuscrits, tableaux, statuts, medailles<br />

et autre object de science et d'art, reserves a la Republique par rart. 2 de la loi<br />

du 15 Fructidor an 4 me qui se sont trouves exister dans les lieux formant l'etablissement<br />

des Croisiers a Venlo". ^ De comm. van ihet Uitv. Bewind te Venlo,<br />

Petit, liet zich herhaaldelijk uit over de geringe kunst- en wetensdhappelijke waarde<br />

van deze schilderijen en boeken. Maar vergeet niet dat dit soort lui dergelijke zaken<br />

uitsluitend en eenzijdig beoordeelden van uit revolutionair standpunt: wat nut hebben<br />

deze voorwerpen voor de doorbraak van de heilige beginselen van Vrijlheid, Gelijkheid,<br />

Broederlijkheid In een brief van 11 ventose an 5 — 1


hi de gebedeu der geloovigcn en In het H. Offer der<br />

Eerw. Priesters word aanbe voleu de Ziel van Zaliger<br />

den Hoogwuardigsten Hccrt<br />

GERARDUS HERMANS,<br />

Geboren te Venlo 23 Nor. . . 1764<br />

Word aldaar als Kniisheer gekieed 10 Feb. 1783<br />

Geprofest den 10 Febr.. . . 1784<br />

Priester gewijd te Boerinonde 18 Decetub. 1787<br />

Lector der H. Godgeieerdheid. . 1792<br />

Als Kruisheer gesapprimeerd 27 Feb. 1796,<br />

Hector der latijnsche scholen te Grave 12 Aug. 1798<br />

Pastoor te Weurt . 1801<br />

Pastoor te Over-Asselt 9 April. . 1805<br />

Landdeken Tan het .District Nijmogcn en<br />

Bissclioppelijke Vicaris Generaal . 1813<br />

A'icaria Generaal Apostolijk over de Noord<br />

Nederlandsche Dislricten van het voormalige<br />

Bisdoin van Roermonde • 1821<br />

Pastoor le Grave • . . . 1821<br />

Bidder der oide van den Nedeilandschen<br />

Leeuw 22 Maart • . . 1S32<br />

Commissaris Generaal tier Kruisheercn Ordc<br />

13 Jan 1839<br />

Ovcrleden te Grave den 23 Aug. . 1811<br />

Zegel van de prior van Venlo.<br />

Hi heh hel goede bey vert; daarom zul iknict<br />

Icschuavid ivorden — (want) ik heb cenen goeden<br />

strijdgexircdcn, mij/ien loop voltrokkcn, hot goloo/<br />

bavaard. Foot het overige is mi) do kroon<br />

der get cgiiyheid toegclegd, wclke de ffaer, de<br />

7'egtcaardige regter, mi) geven sal,<br />

Eccl: LI. 24- II. Tim: IV. 7, 8.<br />

Gciradige llecrc Jesus geef zijne Ziel de cetmige rust.<br />

Zeyel van het Kruisherenklooster<br />

van Venlo,<br />

Te Grave ^ !»ij L R v.w


****<br />

DEN ZBBR BBRWAARDIGBN OBBIl<br />

Wilheimus MathiasKanters,<br />

Gcboren te Venlo, den 8. Blaart<br />

1759.<br />

Doet zijne plegtige professte in<br />

heL kloosler dor EE. Kruishecren<br />

te Vcnlo, den 10 February<br />

1784 , en wordt bet volgende<br />

jaar Prioster gewijd.<br />

Ne««mt, tor oorzake der supprcssie<br />

van hot kloostcr van Vcnlo<br />

in 1707, zijn vcrblijf in bet<br />

Kruisheorenklooster In Rruggc,<br />

bij Roennnnd, wnar bij ook la<br />

ter gesupprtmecrd is.<br />

Na verder ccnige jaren hot Roctoraat<br />

der LatijnselieSchool Le<br />

Grave vraargcnomen to, bobben<br />

, wordt hij in September<br />

1805 in bet klooster te St. Aga<br />

tha ingolijfd.<br />

Ovcriijdtaldaar, na voorzien tc<br />

7.1jn von do. laaLstc IIII. Sacramenten,<br />

ondur de gebeden zijner<br />

omslaande modebroeders,<br />

in den gezegendcu ouderdoni<br />

van 90 jaron , 10 maanden en<br />

11 da£!'n,den 1'J Januarij 1830.<br />

WSl JJAMA ! JOZtlT ! AUG'l.'Sll\tr!k(<br />

kViti voor ilr .icl vun /itltucr diu Wei iicnvaardru Ut»i '<br />

FRAXCISKUS AXTOXIliS VER.EliLE\,<br />

Prifstcr !'.6<br />

in 179» dv Hi|»|urs.-u* i>i«>!i>i>.riK!i-fn.<br />

(Jtbt.rui ie Vt-iir*.> >!«•» 'Jl .Innuarij l«Trt<br />

Onlvniff lift urJiVVird m firt k(uit^lcr te Vfiilu- l~i\Ki<br />

PmhltT i!fwi|(I t«- l-i!«i«»:i-: u '\ Ii'r.i<br />

■Ab-M-lriU bcnuc^iu te i.i-ii'ini !- '0<br />

tic d >e Vfiirny, na met de H. II. Sokrnir.entc» voorta<br />

le 2ij:i gt-wee*!, lieu IJ Fei-iuarij<br />

In rijnc peboortrplaats Icriit'irtket-nl, wisl h«j door rijn vcr.r*<br />

bee! !is sediaiT ti'iierrni te jlivhiin rn wirnl \uti a Men {••:ic!»t<br />

eri i>t:iimJ. (Itj wes c-.n f!ia:i vait'i'^ti. o.Jf en ^cik^nuuihii't^.<br />

ru oii(Iank>' zijnc zwakkc lirrclianins at1-!oil'mis, hi-rciltiv liii Ji :t<br />

trri;/en undtTuum vun ruua b- jaien.— liij xi.n zachtt'ii doo't<br />

bevund ztch , on.it r ;mti«-rv, Prii Mt-i:., de I'tiugnuunligitc U >t<br />

van den U'ljnifUiilu ri.', (ieiicitint dtr luui-hn'iui, (In* o|


Zoals vroeger reeds gezegd werd, lagen een deel der eigendommen<br />

van de Venlose kloosters buiten het gebied der Negen Verenigde<br />

Departementen. Hieromtrent dienden bijzondere maatregelen getroffen<br />

te worden voor de toepassing van de Opheffingswet. De Kruisheren<br />

werden verzocht voor de zoveelste keer een lijst in te dienen betreffende<br />

hun goederen gelegen in het arrondissement Gelder . . . qui<br />

sont situes dans les paijs entre Meuse et Rhijn. Deze lijst werd 10<br />

december 1796 klaar gemaakt en was vermoedelijk een afschrift van<br />

het in 1795 gemaakte dokument. Zij vermeldde de boerderijen, landerijen,<br />

weilanden gelegen in de gemeenten Leuth, Velden, Straelen,<br />

Blerick; alsook de kapitalen belegd in Velden, Straelen, Blerick en<br />

(Maas-)Bree. Zij werd aati de municipaliteit van Venlo voorgelegd op<br />

haar zitting van 15 december d.a.v. 125).<br />

Het weigeren der bons.<br />

Daarmee was de eerste faze voor de Kruisheren van Venlo ten einde.<br />

De tweede en derde zouden nu spoedig volgen in de maanden januari<br />

en februari 1797. In welke gemoedstoestand de Kruisheren die winter<br />

hebben doprgebracht zal aanstonds duidelijk worden. Want nu ze<br />

zagen, dat de herhaalde pogingen om hun uitdrijving te voorkomen<br />

zonder gunstig gevolg bleven, werden ze zich bewust, dat ook voor hen<br />

binnenkort het uur der beproeving naderde. Weldra mochten ze 'n<br />

nieuwe commissaris verwachten, die hun de bons kwam aanbieden,<br />

waarna dan twintig dagen later de ontruiming der kloostergebouwen<br />

moest volgen.<br />

Evenals de overgrote meerderheid der kloosterlingen waren ze vastbesloten<br />

deze bons te weigeren. Ze wilden geenszins medewerken aan 't<br />

vervreemden der kerkelijke goederen; ze wilden in geen geval ook<br />

maar 'n schijn van goedkeuring geven aan deze wettelijk ingerichte<br />

roof. En van de andere kant hebben ze eveneens de argumenten ge~<br />

kend, waarmee sommige theologen ft aannemen der bons meenden te<br />

kunnen verantwoorden: men bevond zich in 'n uiterste noodtoestand<br />

en door 't aannemen der bons onderwierp men zich slechts aan 'n<br />

voorbijgaande dwangmaatregel, waardoor men nog kon redden wat er<br />

te redden viel12^).<br />

Gezien van uit deze gemoedstoestand van twijfel en onzekerheid<br />

moet en kan men ft otiroerend briefje begrijpen waarmee prior M.<br />

Janssens ... nomine totius communitatis ..., voegde hij er uitdrukkelijk<br />

bij, — namens heel zijn kloostergemeenschap bij de Vicaris Generaal<br />

te Roermond om raad vroeg. Het briefje is niet gedagtekend,<br />

maar begint met te zeggen, dat z o j u i s t de inventaris is opgemaakt<br />

der roerende en onroerende goederen ... facta modo bonorum nostro~<br />

rum im. et mobilium inventarisatione. . . Het werd niet verzonden per<br />

post; misschien om het gevaar van het onderscheppen te voorkomen en<br />

125) Venlo, 1699 ,,Extrait des Biens des Croisiers qui sont situes dans les paijs<br />

entre Meuse et Rhijn, Venlo le 20 frimaire Tan 5 de la revolution Francaise — (10<br />

december 1796)". V<br />

126) P. VERHAEGEN, t.a,p,, II, W. 304 v.<br />

33


ook wel om aanstonds 'n beslissend antwoord te hebben. Iemand werd<br />

naar Roermond afgevaardigd en zodoende werd het antwoord ver^<br />

wacht ♦.. per praesentem dominum latorem ..,<br />

Hisce in extremis angustiarum circumstantiis... In deze uiterst<br />

angstvolle omstandigheden, schrijft de prior, vrezen we dat we, tegen<br />

ons aller verlangen in, met macht en geweld verjaagd zullen worden<br />

uit onze gemeenschappelijke bezittingen en goederen. Maar we me"<br />

*ien, dat we deze geenszins moeten en ook niet kunnen verkopen,<br />

noch tegen wat men noemt bons, noch tegen gereed geld, omdat er<br />

meestal eeuwigdurende vrome stichtingen aan verbotiden zijn. Immers<br />

als we bons of gereed geld aannemen, sluiten we daardoor een koop~<br />

akte af, waarbij wij van onze kant afstand doen van die goederen<br />

en vrome stichtingen, wat ons, volgens ons oordeel, in geen geval<br />

is toegelaten. Bijgevolg smeken we U nederig ons te laten weten wat<br />

gij hierover denkt en welk rechtskundig advies gij ons hierin kunt<br />

geven!127). Uit de houding die de Kruisheren op 19 januari d.a.v.<br />

aannamen moeten we besluiten, dat Vicaris Generaal van Roermond<br />

hun de raad heeft gegeven de bons zonder meer te weigeren.<br />

Op 15 januari 1797 benoemde de directeur der registratie en domeinen<br />

te Maastricht, Bourgeois, 'n zekere citoyen Cousturier tot<br />

commissaris om de bons te plaatsen in het klooster van St. Gerlach<br />

en in die van Roermond en Venlo128). Cousturier kwam fs anderendaags<br />

reeds te Venlo aan en begon de volgende dagen zijn werkzaamheden<br />

in de kloosters van de H. Geest en van de Minderbroeders.<br />

De negentiende 's morgens kwam hij bij de Kruisheren aanbellen en<br />

de bons aanbieden. Deze werden door alien eenparig geweigerd en<br />

daarmee was het lot der Venlose Kruisheren voorgoed bezworen 129).<br />

Nog drie weken en 'n nieuwe commissaris zou zich aanmelden voor<br />

de uitdrijving 13°).<br />

De uitdrijving.<br />

Hiervoor werd Pointe benoemd, de commissaris van 't Uitvoerend<br />

Bewind in 't kanton Achel, voor deze gelegenheid . . xommissaire<br />

specialement charge du recollement et Evacuation des dittes commnunautes<br />

. . . religieuses supprimees a Venlo. Zijn opdracht bestond er<br />

dus niet alleen in de Kruisheren uit te drijven maar ook aan de hand<br />

127) ROERMOND, BISSCHOFPELIJK ARCHIEF, Bundel 63, 1.<br />

128) UYTT., Ill, i>L 134; Venlo, 258, fol. 69 r° en v\<br />

129) Hasselt, 214, brief van 1 pluviose an 5 — 20 januari 1797. Hierin schrijft<br />

Jan Frans Keuller aan Commissaris Cousturier, dat z'n broer Jan Godfried daags te<br />

voren de bon geweigerd heeft ,,a l'exemple de ces confreres", zonder hierbij ook maar<br />

iemand uit te zonderen. Pastoor Van Postel zegt echter, dat alle Kruisheren de bon<br />

weigerden, behalve Neerhoven. UYTT., Ill, bl. 134. In de bundel Hasselt, 214 bevinden<br />

zich. de stukken van al de andere Kruisheren, die enige tijd later de bon toch<br />

gevraagd hebben, behalve van Neerhoven.<br />

13Oi) Op de inventaris der kerkgoederen (Staat nr. 5 van 3 nov. 1796) werd een<br />

aantekening aangebracht, meldende dat de Kruisheren op 9 februari 1797 zouden<br />

worden uitgedreven: a sortir le 21 pluviose, Dit was de gewone eindterm, twee<br />

decaden na het aanbieden der bons. Praktisch heeft men echter te Venlo een maand<br />

gewacht<br />

34


van de opgemaakte inventarissen een ,,schouwing" te houden van de<br />

vermelde yoorwerpen, dw.z. nagaan of alles er nog was en of er<br />

geen beschadigingen waren aangebracht Commissaris Leonis had<br />

immers op 4 november 1796 klooster en inboedel achter gelaten onder<br />

de bewaking en verantwoordelijkheid van de oversten van het kloos<br />

ter 131),<br />

Commissaris Pointe kwam op 20 februari 's avonds te Venlo aan<br />

en gmg aanstonds, rond zes uur nog, naar 't Kruisherenklooster, vergezeld<br />

van J. G. Heldenbeutel adjoint municipal — in plaats van A.<br />

Graven agent municipal die afwezig was, — en de commissaris van<br />

het Directoire te Venlo, R. Petit, Hij riep alle kloosterlingen samen<br />

en begon met 't voorlezen zijner machtigingsbrieven/Ik heb hen dan<br />

gevraagd, zo gaat de commissaris in zijn procesyerbaal hierover<br />

verder, om mij de registers, papieren karters en alle an|ere voorwerpen<br />

ter hand te stellen. Prior M. Janssens antwoordde daarop, dat al<br />

deze stukken zich in een gesloten en verzegeld koffer bevonden 132).<br />

Samen zijn ze dit koffer gaan openmaken en ze stelden vast, dat het<br />

inderdaad 'n massa papieren en perkamenten bevatte, waarvan de<br />

commissaris 't volgende meenam: ten lste: 'n register der rekeningen<br />

en inkomsten ... un registre en flamand sut lequel nous a ete declare<br />

etre porte les comptes des revenus de la communaute susditte♦. .; ten<br />

2de: n stapel papieren . , . des papiets flamands qui nous out ete<br />

declares content des obligations, cedules, Baux etc. appartenants a<br />

la communaute ...<br />

De rest . . . divers objets de cette meme nature . . . liet hij in de<br />

kist achter; hij sloot ze en verzegelde ze opnieuw. Inderdaad als men<br />

hem van ieder stuk eerst een Franse vertaling had moeten geven dan<br />

was 't zeker waar *t geen hij hieraan toevoegde: quit auroit fallu un<br />

terns considerable pour Venumeration et inventaive des autres papiets<br />

et existants. Procurator G. Hermans heeft hem toen fn heel stel reke<br />

ningen en schuldvorderingen voorgelegd, die nog allemaal moesten<br />

betaald worden o.a. een wegens agterstaenden jaarlijkschen hen den<br />

domesticen schuldig, ten bedrage van 582 - 0 - 0 gulden.<br />

Ondertussen was het al bijna acht uur geworden en dus wel laat<br />

genoeg, vermits de commissaris 's atiderendaags 's morgens reeds om<br />

1797 Venl°' 1693' "InVentaire de rar«enterie • • •" (H ventose an 5 — 4 maart<br />

132) Meer dan zes jaren later werd prior M. Janssen nogmaals ter verantwoordina<br />

geroepen betreffende de ardhieven van 't klooster. De onderprefekt van Roermond,<br />

A Ziger, gaf hiertoe opdracht aan de burgemeester van Venlo, bij schrijven van<br />

7 Prairial an XI ~ 27 mei 1803: ,,je vous prie, Citoien Maire, d'appeller au pres de<br />

vous au Regu de la presente les citoiens dont les noms sont designes dans le tableau<br />

ci apres . . .' Deze lijst vermeldt o.a. ,,Martin Janssen Prieur, Melchior Esser<br />

bs Prieur (die al op 6 dec. 1797 overleden was). Hierachter liet A. Ziger een<br />

op strenge toon gegeven bevel volgen: ,,Vous les interpellerez de vous faire la<br />

Remise de tous les Titres et papiers dependant de 1'Etablissement auquel chacun<br />

d eux etait precedemment attache et vous leur observerez que le moindre retard la<br />

momdre Recalcitrance peut, independemment des dispositions penales prononces par<br />

la loi, leur faire encourir la perte de leurs titres a pension.<br />

Je vous aurai la plus veritable obligation de me transmettre de suite et sans le<br />

moindre delai les titres que vous aurez recouvert ou la reponse des personnes a aui<br />

je vous recommande de les demander . . ." Vgl. Venlo, 1659.<br />

35


acht uur opnieuw wilde beginnen met de verdere werkzaamheden 133).<br />

Maar de ijver van die eerste avond was tijdens de nacht blijkbaar<br />

bekoeld, want op 21 februari kwamen ze pas om twee uur na de<br />

middag terug, thans vergezeld van de municipale agent zelf, A. Graven,<br />

De Kruisheren werden weer bijeengeroepen en samen begaven ze<br />

zich naar de sacristie. De vroeger gemaakte zeer gedetailleerde inventaris<br />

werd voor de dag gehaald en in plaats van deze lijst met<br />

vierendertig onderdelen nauwkeurig over te schrijven in zijn procesverbaal<br />

stelde de commissaris zich tevreden met alles te groeperen<br />

in dertien punten, waarvan 't laatste omvatte: vijfenveertig schilderijen<br />

tant dans la sacristie, egiise, infirmerie, refectoire, chambre de<br />

reception que cloitre. Hij wilde zich nu naar de bibliotheek begeven,<br />

die vlak bij de kerk op 't verdiep gelegen was, maar hij stelde vast,<br />

dat de trap die er heen leidde, verdwetien was, Dan maar langs 'n<br />

ladder naar boven geklauterd. In de bibliotheek zag het er erg wanordelijk<br />

uit, wat hem deed aantekenen: nous avonstrouveunebiblioteque<br />

pas dans le meilleur etat. Het ontnam hem aanstonds de lust hier een<br />

nauwkeurig onderzoek in te stellen, om te weten of al de boeken, die<br />

in de inventaris vermeld stonden, nog wel aanwezig waren. Hij vond<br />

het eenvoudiger de deur te sluiten en deze opnieuw te verzegelen.<br />

Want deze boeken zouden toch naar 't gemeentehuis worden overgebracht<br />

en het onderzoek kon daar ook nog wel gebeuren, meende hij.<br />

't Was weer zes uur geworden en hij wenste blijkbaar niet zo laat<br />

door te werken als de voorgaande dag. Hij sloot dit nieuwe procesverbaal<br />

zeggende dat hij 's anderendaags zou verder gaan en ft onderzoek<br />

beeindigen 134).<br />

Op 22 februari kwam het gezelschap rond 11 uur fs morgens terug;<br />

Heldenbeutel verving weer A. Graven. Het werd nu de plechtige slotzitting!<br />

De volledige communauteit kwam samen en de commissaris<br />

herinnerde hen de wetten en besluiten betreffende de opheffing der<br />

kloosters. Hij legde hen uit hoe ze zich voortaan te gedragen hadden<br />

in de nieuw aanvaarde loopbaan. ... dans la nouvelle carriere quils<br />

avoient embrassee... / En 't proces-verbaal vervolgde aldus: Ik heb<br />

hen gevraagd of ze gebruik wilden maken van de vrijheid, die ik hen<br />

zou laten, — dit volgens de wens en de bedoeling van de wet, — om<br />

hun klooster te verlaten. Pijnlijke stilte .. . rien ne me fut repondu et<br />

tes membres paroissaient ne pas acceder a la demande que je leurs<br />

133) Venlo, 1697, 1699. — De inhoud van de hier vermelde kist werd later naar<br />

Maastricht gezonden, waar er uitvoerige inventarissen van werden opgemaakt. Vele<br />

van deze dokumenten (we deden hieromtrent slechts enkele steekproeven) berusten<br />

thans in het Rijksardhief in Limburg, afdeling Karters, Kruisheren Venlo. Zie<br />

Maastricht, 4757 (nr. 1, bl. 113, 117-127, 128; nr. 3, bl 2 r° en nr. 9, bl. 3v°);<br />

475« (nr, 23, 28); 4759 (H, bl. 117, cah. 1); 4762 (bl. 37 r°); 4763. Dit laatste is<br />

een Etat sommaire des Diplomes et titres conserves pour rhistoire. Bullcs des Papcs,<br />

cartulaircs et autrcs pieces, waarin stukken vermeld worden, die helaas te Maastricht<br />

niet meer te vinden zijn, nl.: 5me paquet: Bulles du 17e siedc (Bixllen van P. Paulus<br />

V, Alexander VII, Innocentius X en Innocentius XII aan de Kruisheren van Venlo);<br />

6me paquett Bulles du 18e siecle (Bullen van P. Clemens XI en Benedictus XIII, aan<br />

de Kruisheren van Venla). — Vgl. oofc Inventarissen van het Oud-Provinciaal<br />

Archief in Limburg, in De Maasgouw, jg. 7 (1885), bl. 1053 w.<br />

134) Venlo, 1699.<br />

36


adressai. . . Geen enkele der Kruisheren sprak een woord; maar dat<br />

zwijgen klonk scherper dan welk ander protest ook. Na enkele ogenblikken<br />

gewacht te hebben gaf de commissaris zijn bevel in naam van<br />

de wet en eiste, dat de Kruisheren 't klooster, dat ze nog steeds bewoonden,<br />

aanstonds zouden ontruimen; zo niet dan zag hij zich verplicht<br />

beroep te doen op de gewapende macht. Bij deze nieuwe aan<br />

der aanstelde.. . 136). Tegen 't vallen van de avond omtrent vijf uur<br />

zijn de Kruisheren stil vertrokken ♦.. 137).<br />

's Anderendaags volgden de Minderbroeders, 24 februari de Zusters<br />

van ft Trans Cedron-klooster, 25 februari die van het H, Geest-klooster.<br />

Het klooster Mariaweide kon voorlopig nog blijven bestaan, omdat<br />

135j Vienlo, 1699 (4). Ook Neerhoven tekent hier samen met de acderen. Broeder<br />

Martinus van Thienen overleed 31 dec. 1796. Commissaris Cousturier had op 19<br />

januari nog 11 bons bij zich voor de Iheren en 2 bons voor de broeders van 't<br />

klooster. Hasselt, 214.<br />

136) UYTT., IH, bl. 135. Maastricht, 1214 bevat een dossier met stukken over<br />

de uitbetaling der bewakers van gesupprimeerde huizen. 't Kruisherenklooster van<br />

Venlo wordt er niet in vermeld. Het zou ook niet lang bewaakt moeten worden,<br />

vermits het reeds een maand later verkooht werd, zoals verder volgt. Op 23 ventose<br />

an 5 - 13 maart 1797 vroeg comm. Petit aan de centrale adm. te Maastricht om<br />

geld, voor de uitbetaling van de bewakers der gesupprimeerde kloosters. Kort<br />

daarna antwoordde Maastricht, dat de bewakers zelf een aanvraag moesten indienen<br />

voor 't uitbetalen van hun loon en dat er een bewijs bij moest zijn van de munidpaliteit,<br />

waarin gezegd werd of er onder hun toezicht ja dan niet schade was aangebracht<br />

aan de bewaakte goederen. Verder moest het loon vanaf 1 germinal *-*<br />

21 maart berekend worden ,,a raison de 20 sols par jour". Ook was het zekerder<br />

hen in dienst te faouden tot na de verkoop der goederen. Op 15 germinal


men voor dit geval als reden aanvaard had, dat de zusters onderwijs<br />

gaven. Maar ook zij zouden fn jaar later hetzelfde lot ondergaan op<br />

17maart 1798 138).<br />

Alvorens Venlo te verlaten heeft Pointe er nog voor gezorgd, dat<br />

de kostbare en waardevolle voorwerpen naar de centrale administratie<br />

van Maastricht gezonden werden. Voor wat de Kruisheren betreft<br />

waren dat de zilveren ciborie, kelk en oliebusje. Administrates A. F.<br />

Prisse ondertekende op 14 ventose an 5 — 4 maart 1797 een ontvangstbewijs,<br />

waarin gezegd werd, dat hij het door commissaris Pointe<br />

aangeslagen zilverwerk ontvangen had 139).<br />

Intussen was reeds op 9 februari 1797 een deskundige aangesteld om<br />

de nationale doflaeinen te schatten in de kantotis Roermond, Venlo en<br />

Nedercruchten. |Deze Antoine Guillaume van Mulbracht (uit Nedercruchten)<br />

heeft later verschillende goederen der Kruisheren geschat<br />

en er procesverbalen van opgemaakt140). Het Kruisherenklooster<br />

zelf kan hij niet geschat hebben, omdat de verkoop reeds op 9 ventose<br />

an 5 — 27 februari 1797 beslist was. Vermoedelijk deed dit commis<br />

saris Petit, die later ook als zodanig bedrijvig was te Venlo en omgeving.<br />

In het desbetreffende dossier wordt uitdrukkelijk vermeld, dat<br />

de procesverbalen van Affiche IV ontbraken 14i), De waarde van<br />

het klooster werd geschat op 8.000 livres en daarin waren begrepen:<br />

,,Een kloosterhuis, voordkomende van de gewezene Kruisheeren, kerk,<br />

een kwartier voor den Prior, en eenige andere gebouwen, een kleine<br />

tuin, zamen groot omtrent 15 groote roeden" 142).<br />

138) UYTT., HI, bl. 135 v., 164. — Bij 't beeindigen van zijn werkzaamheden<br />

leverde de municipaliteit van Venlo een gunstig getuigschrift af aan commissaris<br />

Pointe. Hierin werd gezegd: lste dat hij zijn taak als ,,commissaire special a l'effet<br />

de proceder a l'evacuatiori de quatre communaute Regligieuse dans cette commune"<br />

volbracht heeft tussen 1-10 ventose (19-28 febr. 1796); 2de dat hij dit gedaan heeft<br />

met zeer veel takt „. . . que le dit Citoyen a employe autant de prudence d'humanite<br />

et de probite qu'un fonctionnaire public republicain pouvait en employer dans des<br />

operations aussi critiques que celles dont il etait charge . . .". ft Is een minute, zonder<br />

datum, uit: Venlo 1659.<br />

139) Venlo, 1693, ,,Inventaire de l'argenterie . . ." (14 ventose an 5 — 4 maart<br />

1797;).<br />

140) UYTT., Ill, bl. 136, 142; Maastridht, 1263 (Aff. 20, art. 1, 2, 3). Vgl. ook<br />

Venlo, 258, fol. 78 v°, waar een afschrift te vinden is van de aanstelling van Van<br />

Mulbraoht Daarin wordt onder meer gezegd: „. . . il aura soin de commencer par<br />

les fermes qui etaient exploites par les membres d'un convent, afin que ces fennes<br />

soient vendues conjointement avec les maisons conventuelles, eglises . . . Maestricht,<br />

21 pluviose an 5" — 9 febr. 1797. De Kruisheren van Venlo hadden al hun boerderijen<br />

verpacht. Door hen zelf werden sleahtsi enkele landerijen in de onmiddellijke<br />

omigeving van de stad uitgebaat, zoals hierboven reeds gezegd Werd.<br />

141) Venlo, 1370 (Aff. IV); Maastricht, 1158 (dossier Petit; ook dat van Van<br />

'Mulbracht) en 1262. — Van Mulbracht vroeg op 26 germinal an 5 — 15 april 1796<br />

een voorschot voor onkosten, die hij gemaakt had bij 't sdhatten van nationale<br />

goederen. De centrale administratie antwoordde, dat men van hem nog geen enkel<br />

procesverbaal ontvangen 'had en dat zij die eerst in thun bezit moesten hebblen<br />

alvorens hem iets betaald kon worden. Op 25 vendemiaire an 10 — 17 okt. 1801<br />

was Vani Mulbracht nog steeds niet uitbetaald en hernieuwde hij zijn aanvraag.<br />

Vgl. Maastricht, 1158 (dossier Van Mulbracht).<br />

142) UYTT., Ill, bl. 142 v. Van Postel geeft hier andere getallen: voor de Kruis<br />

heren 7.000 livres, voor de Annunciaten 9.000, het klooster van de H. Geest 6000.<br />

Volgens de aanplakbrieven, die de verkoop aankondigden, moet het 8.000 en 12.000<br />

38


Vermoedelijk hebben de Kruisheren na hun uitdrijving voldaan aan<br />

het besluit van het Uitvoerend Bewind van 16 nivose an 5 — 5 januari<br />

1797. De centrale administrate van Maastricht had op 1 pluviose an 5<br />

— 20 januari 1797 bevel gegeven dit besluit op vijfhonderd eksemplaren<br />

te laten drukken in de twee talen en ter bekendmaking aan de<br />

municipaliteiten te zenden 143).<br />

Volgens dit besluit moesten de uitgedreven kloosterlingen . .. aus~<br />

sitot apres leur sortie. . . zich gaan aanmelden bij de municipaliteit om<br />

er inlichtingen te geven over het klooster, waartoe ze behoord hadden;<br />

over de plaats, waar ze gingen wonen; over het beroep, dat ze voornemens<br />

waren uit te oefenen; over de middelen van bestaan. ,,Bijaldien,<br />

stond er in artikel 4, de Ex-religieusen verzuimen zich te gedraagen<br />

overeenkomstig dit besluit, zo zullen zy naar luid van het 5de artykel<br />

als landlopers, en slegte lieden worden aangemerkt en als zodanig<br />

behandeld" 1*4).<br />

Wat de Kruisheren van Vetilo betreft weet men alleen nog, dat<br />

G. Hermans en W. Kanters in 't najaar 1798 een getuigschrift vroegen<br />

aan de municipaliteit van Venlo, waarin moest worden bevestigd, dat<br />

zij op 27 februari 1797 verklaard hadden zich onderscheidenlijk in<br />

Leuth en in Briiggen te vestigen. Het is dus waarschijnlijk, dat ook<br />

de andere kloosterlingen dergelijke verklaringen hebben afgelegd, ofschoon<br />

die niet bekend zijn i«).<br />

Aanvaarden en gebruik der bons.<br />

Langs de pauselijke nuntiatuur te Keulen drong intussen 't nieuws<br />

door van de beslissing van Rome betreffende 't aannemen der bons. Op<br />

4 februari 1797 gaf de commissie der Franse Aangelegenheden aan<br />

de kloosterlingen de toelating bons aan te nemen en er kerkelijke<br />

goederen mee te kopen, nochtans onder de uitdrukkelijke voorwaarde,<br />

dat men deze goederen later, als dat weer mogelijk werd, zou teruggeven<br />

aan de rechtmatige eigenaars 146).<br />

Deze mogelijkheid moet op 't einde van de maand te Venlo bekend<br />

zijn geworden. Vandaar dat de Kruisheren op dat ogenblik hun wei~<br />

gerende houding in zake de bons met zeer veel aarzeling en terugzijn.<br />

Zie Dc Maasgouw, jg. 12 (1890), biz. 48. (Het klooster van de H. Geest wordt<br />

hierbij niet vermeld. Vpor de Kruisheren zie ook de verkoopakte van 23 maart 1797:<br />

Venlo, 258, fol. 93 v°; en 1370 (Aff. IV).<br />

143) Maastricht, 794.<br />

144) Maastricht, 794 & 4385; hierin e(en rondschrijven van Girard, de cominissaris<br />

van 't llitv. Bewind in 't Dep. van de Nedermaas, aan al de commissarissen in de<br />

kantons, over de nalatigheid zowel van de municipaliteiten als van de comimissarissen<br />

zelf l>ij de uitvoering van dit ibesluit. Hij eiste tenslotte voor 1 germinal — 21 maart<br />

1797 ingeliaht te worden hierover om verslag uit te kunnen brengen bij de Minister<br />

van Politie.<br />

145)' VenJo, 258 (fol. 163 r°, 168 r°). Vgl. Maastricht, 794, waar dergelijke lijst<br />

te vinden is over de verklaringen van de kloosterlingen van Maaseik, en 4386, voor<br />

de kantons Montenaken, Borgloon, Bilzen, Bree, Mechelen, Meersen, Achel en<br />

Kortessem.<br />

146) P. VEJRiHAEGEN, ta,p,, II, bl. 305.<br />

39


houdendheid zullen wijzigen. Pas verschillende maanden later ziet men<br />

hen met gerust gemoed van deze toelating gebruik maken.<br />

Op de dag van de uitdrijving der Kruisheren, 4 ventose an 5 —<br />

22 f-ebruari 1797, richtte de vrederechter, vroegere voorzitter van ft<br />

Hof van Justitie, Hilarius Gerardus Poell een schrijven aan de municipaliteit,<br />

waarin hij toelating vroeg om tijdelijk in een kamer van het<br />

H. Geest-klooster 's zondags mis te laten lezen. Als reden hiervoor<br />

gaf hij op, dat hij ver weg woonde van de grote kerk en dat zijn<br />

werkzaamheden hem zeer druk in beslag namen. Dit, — schreef hij, —<br />

tot op 't ogenblik dat *t H. Geest-klooster zal verkocht worden en in<br />

afwachting dat de bevolking de Kruisherenkerk als parochie zal krijgen<br />

♦ ♦ . en attendant que Veglise des Croisiers soit donnee a la commune<br />

pour une paroisse.<br />

Nadat de departementale administratie deze gunst had ingewilligd<br />

wendde H, G. Poell zich op 11 maart tot pastoor Van Postel, met wie<br />

hij eveneens klaar kwam. Zo kon de uitgedreven Kruisheer van Maas<br />

tricht H. M. Dungelhoeff, die zich bij zijn familie te Venlo had teruggetrokken,<br />

op zondag 12 maart voor 't eerst van deze regeling gebruik<br />

maken 147),<br />

Rond dezelfde tijd hadden verschillende mensen te Venlo de koppen<br />

bij elkaar gestoken om een poging te wagen tot het verkrijgen der<br />

Kruisherenkerk voor de eredienst. Toen dit ontvanger Edmond J. A.<br />

Poell ter ore kwam, reed hij zelf 11 maart op eigen houtje ,,met expresse<br />

voiture" naar Maastricht om dit voor mekaar te krijgen en ,,hetpluimken<br />

te verdienen die kerk bekomen te hebben", zegt Van Postel. Op 15<br />

maart moest hij echter onverrichter zake terugkeren ,,wijl niets te<br />

krijgen was dan door de kerk te kopen" 148). *s Anderendaags ,,heeft<br />

hij met enige anderen overal de gesupprimeerde mannen en vrouwen<br />

gaan spreken en heeft alle moeite gedaan om enigen over te halen tot<br />

het nemen van bons, om de kerk der Kruisheren daarmee te kopen.<br />

De Prior zelf had de heren, die buiten woonden, binnen de stad doen<br />

komen, opdat zij bons zouden aannemen. ,,Mijnheer de Prior, zei een<br />

van hen, ga eens (= ons) voor, neemt gij de bons eerst, dan zullen<br />

wij volgen". Maar de Prior durfde niet voor op, on daarmee bleef<br />

alles rusten. Ik weet maar een heer, kruisheer Syben, die zelf zou<br />

aangenomen hebben met deze woorden: fk Heb geen bons van doen,<br />

ik zal wel toekomen voor mij, maar wilt gij mijn bon hebben voor ons<br />

kerk te kopen, neemt ze" 149).<br />

Op deze verklaring is men dan blijkbaar ingegaan zodat aanstonds<br />

de nodige stappen gedaan werden om de Kruisherenkerk terug te<br />

147) Venlo, 1659; UYTT., Ill, bl. 137.<br />

148) UYTT., m, 137 v. — Vgl. ook een brief van P. Berniere en L. Beckers aan<br />

de municipaliteit van Venlo, 26 ventose an 5 — 16 maart 1797, waarin ze zeggen:<br />

dat verschillende burgers met droefheid vernomen hebben, dat Poell er niet in geslaagd<br />

is de Kruisherenkerk te verkrijgen ,,pour ij exercer le Culte, vu que le<br />

ancienne paroisse seul n'ij suffisoit pas . . .". Daarom werd aan hen opgedragen een<br />

poging te doen om de Mlnderbroederskerk te bekomen, want dez&~ kerk was niet<br />

opgenomen tussen de nationale goederen, die dezer dagen verkocht moesten worden.<br />

Venlo, 1698.<br />

14«1) UYTT., Ill, bl. 138.<br />

40


kri/gen. De dd. notaris F. L. N. op den Oordt te Venlo stelde op<br />

26 ventose an 5 — 16 maart een verklaring op waarin bevestigd werd:<br />

ten eerste, dat Pierre Sijben, ci devant Religieu dans le monasteve des<br />

Croisiers a Venlo nouvellement supptime notaris Le Febvre van Maas<br />

tricht aanstelde om in zijn naam zijn bon te vragen en aan te nemen<br />

bij de centrale administratie te Maastricht; ten tweede dat P. Seijben<br />

aan deze notaris opdracht gaf daarmee te kopen: de Kruisherenkerk,<br />

het klooster en al de daarbij behorende huizen .. . VEglise de Croisiers<br />

a Venlo, avec le couvent et maisons ij appartenantes.<br />

Op 28 maart diende Le Febvre een aanvraag in bij het departementaal<br />

bestuur te Maastricht tot het bekomen van de bon van P. Seijben.<br />

Op de vergadering van 31 maart werd hieraan een gunstig gevolg gegeven<br />

en op de aanvraagbrief werd de volgende randbemerking aangetekend:<br />

Renvoye au directeur des domaines avec invitation de faire<br />

droit a la presente reclamation. De dienst der nationale domeinen kon<br />

bijgevolg de gevraagde bon afleveren 150).<br />

De verkoop van 't klooster was aangekondigd door Affiche IV<br />

(art 14), van 27 februari en 1 maart 1797. De inmijning had plaats<br />

op 17 maart en de eigenlijke toewijzing op 23 maart. Notaris Le<br />

Febvre bleek de enige liefhebber te zijn en verkreeg deze eigendommen,<br />

aan drie vierde van de vastgestelde prijs, voor zes duizend livres,<br />

namens P. Seijben151).<br />

Eens deze eerste stap gezet is t goed te begrijpen, dat men opnieuw<br />

is komen aandringen om nog andere goederen met bons terug te kopen.<br />

De prior liet zich overtuigen en ontbood G. Hermans, die te Leuth<br />

woonde, en P. Geusen, die bij de pastoor van Baarlo verbleef, om op<br />

27 maart nog eens samen te komen binnen de stad en kapittel te<br />

houden samen met de andere heren, die nog te Venlo waren. Hij stelde<br />

hun voor, dat er nog enkele hun bons zouden vragen om daarmee de<br />

huizen en boerderijen aan te kopen, die bij 't klooster hoorden. ,,Maar<br />

het unanieme antwoord was: ,,heer prior gij voorop, dan zullen wij<br />

volgen"; deze wilde niet en zo de heren ook niet En hiermee was het<br />

kapittel geeindigd" 152).<br />

16°) Venlo, 258, fol. 76 v°-77 r°; Maastricht, 1276; Hasselt, 214, Brief van<br />

1 germinal an 5 — 21 maart 1797 (Bon nr. 4608).<br />

15V Venlo, 258 (fol. 93 v°) en 1370 (Aff. IV); UYTT., Ill, bl. 142 v.; De<br />

Maasgouw, Jg. 12 (1890), bl. 48: ,,An V, 3 germinal — 23 Maart. Reg. des domaines<br />

Nationaux N° 1 (proces-^verbaux d'estimation) en N° 15 (proces-«verbaux d'adjuduration).<br />

Affiche IV, Art. 14.<br />

Kruisheren te Venlo*<br />

Te Venlo :het kloosterhuis enz. aldus beschreven in het proces-verbal d'adjudi"<br />

cation. (De beschrijving in de proces-verbaux d'estimation ontbreekt). ,,Une maison<br />

conventuelle provenante des ci-devant croisiers, eglise, un quartier pour le directeur,<br />

quelques batiments, un petit jardin, le tout contenant quinze grandes verges" . . .<br />

,,porte a un revenu annuel de quatre cent livres, et un capital a huit mille livres".<br />

Aan Emmanuel Joseph Lefebvre te Maastricht, voor Pierre Syben, ex-kruisheer te<br />

Venlo. Voor 6.000 livres". Vgl Maastricht, 1262 en 1276.<br />

152) UYTT., HI, bl. 143. Vgl. eveneens ibidem, bl. 151, waar Uyttenbroeck uit<br />

het Munidpaliteits Dagregister van 1796-18010 der stad Venlo, n lijst geeft van<br />

religieuzen, die bons hebben aangenomen ,,om geannexeerde goederen hier ... of<br />

41


Daags daarna waren prior M. Janssen, G. Hermans en P. J. Geusen<br />

op bezoek bij him confrater te Bruggen. In bijzijn van notaris J. F.<br />

Schmitz en de getuigen J. Math. Oeben en J. M. Buschgens droeg<br />

P. Seijben de aangekochte goederen tegen een lijfrente over op zijn<br />

drie confraters. In de bij die gelegenheid opgestelde akte verklaarde<br />

hij, dat hij met de ontvangen bon notaris Le Febvre van Maastricht<br />

het Kruisherenklooster en -kerk van Venlo had laten kopen, dat hij<br />

zich inmiddels bij zijn familie te Bruggen gevestigd had en dat zijn<br />

hoge ouderdom en de daarmee verbonden lichamelijke zwakheid hem<br />

niet toelieten zijn domicilie te veranderen en in Venlo zijn eigendommen<br />

te gaan bewonen. Daarom, zegde hij, heeft hij met de genoemde<br />

confraters een overeenkomst gesloten, waarbij hij van zijn kant al z'n<br />

rechten op de gehele eigendom en ook op het overig gedeelte van zijn<br />

bon aan deze personen afstaat. De drie Kruisheren verplichtten zich<br />

van hun kant aan P. Seijben jaarlijks, en zo lang hij zou leven, ge~<br />

zamenlijk een som van driehonderd gulden Kleefs te betalen. Welke<br />

akte P. Seijben plechtig ondertekende als: F. Petrus Seijben Ord. S. C.<br />

Senior et jubilarius Venlonensis, naast al de andere vermelde personen.<br />

P. Seijben had zeer voorzichtig gehandeld met aanstonds deze<br />

schikkingen te treffen. Deze immers moesten het in de toekomst mogelijk<br />

maken eens — wanneer — kerk en klooster terug te geven<br />

aan de rechtmatige eigenaars. Nog geen maand later stierf hij plotseling<br />

op 21 april 1797. Op de dag zijner begrafenis 24 april d.a.v.<br />

bevestigde een zekere Wilhelm Gortz — misschien zijn schoonbroer<br />

— ten overstaan van dezelfde notaris Schmitz te Bruggen de schik<br />

kingen die P. Seijben voor zijn afsterven getroffen had. In deze akte<br />

zegde Gortz, dat P. Seijben op 24 maart laatstleden bij hem in huis<br />

— Seijben's geboortehuis — verbleef... in meiner behausing als in<br />

Seine eltetlichen Geburtshaus . . .; dat deze hem in kennis had gesteld<br />

van 't aannemen van de bon, van de koop van kerk en klooster en van<br />

de overdracht dezer eigendommen aan zijn drie confraters. Waaruit<br />

men mag besluiten, dat de familie van de overledene op generlei wijze<br />

aanspraak wenste te maken op de onlangs verworven goederen 153).<br />

Zoals gezegd, gingen Janssen, Hermans en Geusen op 28 maart<br />

naar Bruggen op bezoek bij P. Seijben. Wat daar verder nog besproken<br />

elders aan te koopen, of om te dienen voor verder levensonderhoud". Volgens deze<br />

lijst hebben de Kruisheren J. F. Richardt en F. A. Vermeulen bons aangenomen op<br />

31 maart 1797; M. Janssens, M. Esser, W. Kanters, G. Hermans, J. P. Geusen,<br />

J. Thijsm op 11 juli; Th. Dunichy op 27 juli. Uit hetgeen nog volgt blijkt dat deze<br />

datums niet juist overeenkomen met die der aangehaalde dokumenten, ofschoon er<br />

tooh maar 'n kleine speling is, waaraan verder geen belang behoeft gehecht te<br />

worden.<br />

153) Venlo, 258, fol. 93 v°*-94 r°. UYTT., m, bl. 143 v., waar Van Postel<br />

schijnt te willen zeggen, dat men pas na de dood van P. Seijben de juiste toedradit<br />

van de zaak geweten heeft: „ (april 1797) 21. is de heer SYBEN, kruisheer, te<br />

Bruggen over den berg, zijne geboorteplaats, sttbiet overleden. Men heeft na zijnen<br />

dood een akt gevonden, door hem nog levend geteekend, waarbij hij aan den heer<br />

Prior . . . de heeren HERMANS en GEUSEN, de kerk en klooster, welke hij voor<br />

zijnen bon gekodht had, achterliet". Op 27 maart schreef Van Postel echter reeds<br />

op in zijn dagboek, dat ,,de Prior der Kruisheeren zijn kerk- en klooster voor den<br />

bon van den heer SYBEN bekomen" had.<br />

42


of besloten werd is niet bekend, maar uit de gebeurtenissen, die hier<br />

onmiddellijk bij aansluiten kan men wellicht afleiden, dat er te Briiggen<br />

beslist werd ook de andere eigendommen van ft klooster, die in de<br />

gemeente Venlo gelegen waren, terug te kopen.<br />

Met deze bedoeling gaven J. F. Richardt op 11 germinal an 5 —<br />

31 maart 1797 en F. A. Vermeulen op 14 germinal — 3 april d.a.v.<br />

aan notaris Le Febvre van Maastricht opdracht hun bons aan te<br />

vragen en hun die te bezorgen. De bon van Richardt vroeg hij aan<br />

op 3 april en kreeg diezelfde dag nog de goedkeuring van 't departementaal<br />

bestuur 154). Zijn aanvraag van 8 april voor F. A. Vermeulen<br />

werd echter terug gezonden aan de municipaliteit van Venlo om te<br />

weten of er geen schade berokkend werd aan de kloostergebouwen<br />

vanaf 't ogenblik, dat deze nationaal bezit geworden waren. In dat<br />

geval moest er een schadevergoeding worden afgehouden op 't bedrag<br />

van de bon. Op 15 april volgde de toelating de bon uit te keren, met<br />

de volgende verantwoording: attendu que la vente de la ci-devant<br />

maison conventuelle des Croisiers est faite et que pat consequent il ne<br />

peut ette exerce aucune retenue sur le bon du reclamant, le ditecteur<br />

des domaines nationaux est invite a la lui delivrer par la voie de son<br />

fonde de pouvoir155).<br />

Zodra men zeker was over deze bons te kuntien beschikken, stelden<br />

Seijben, Richardt en Vermeulen op 25 germinal an 5 — 14 april 1797<br />

dezelfde notaris aan om in hun naam de rest van de kloostergoederen<br />

in en rond Venlo te kopen . ♦. afin de soumissionner en leur nom et<br />

pour leur compte onze maisons situees dans la commune, la cense<br />

nominee Vissershof, et toutes autres terres et jardins situees sous la<br />

Banlieue de Venlo, aijant appartenus au le susdit couvent supprimes ...<br />

Vervolgens legden zij er de nadruk op, dat zij het aan Le Febvre<br />

overlieten er voor te geven, wat hij redelijk zou vinden, maar dat dit<br />

bedrag in geen geval de waarde van de bons mocht overschrijden . . .<br />

mais paijables toute fois en bons . ..156).<br />

154) Venlo, 258, fol. 81 r° & v°; Hasselt, 214, Brief van 14 germinal an 5 -<br />

3 april 1797 (Bon nr. 4606).<br />

1550 Hasselt, 214, Brief van 19 germinal an 5 — 8 april 1797, met 'n naschrift<br />

van 26 germinal — 15 april (Bon nr. 4600).<br />

168) Venlo, 258, fol. 84 v°. — De bon van Richardt werd nooit gebruikt voor<br />

bedoelde aankoop. Deze immers gaf op 11 Thermidor an 5 — 29 juli 1797 een<br />

nieuwe volmacht aan Jean Pierre Peters Cultivateur demeurant dans la Commune<br />

d*yyoz Canton de Seraing, Departemcnt de l'ourte om in zijn naam en met zijn bon<br />

nationale goederen te kopen. Dit yvoz = Ivoz en hoort tegenwoordig tot de ge<br />

meente Ramet (prov. Luik). Vgl. Venlo, 258, fol. 107 r°. In deze gemeente Ramet-<br />

Ivoz lagen hoofdzakelijk nationale goederen afkomstig van het kapittel van St. Paulus<br />

van Luik en van de abdij van Val. St. Lambert. Van gronden van deze laatste abdij<br />

afkomstig kocht een zekere Peters de Ramet een stuk van 86 a. Vgl. I. DELATTE,<br />

La vente des Biens du Clerge dans le Departement de rOurthe 1797-1810, z.p.,<br />

1951, bl. 110.


Terwijl zich dit allemaal tijdens het voorjaar 1797 in en rond het<br />

Kruisherenklooster afspeelde, bleven de gebouwen als opslagplaatscn<br />

bezet door 'n oorlogscommissaris. Toen P. Seijben ze gekocht had<br />

hoopte men vroeg of laat dat de kerk als parochie zou kunnen worden<br />

ingericht. Hij zelf kon er niet aan denken ze te gaan bewonen. Zijn<br />

plots afsterven stelde Janssen, Hermans en Geusen volledig in bezit<br />

van het kloosterdomein. Deze twee laatsten hadden echter een onderkomen<br />

— en vermoedelijk ook wel een werkkring — gevonden te<br />

Leuth en te Baarlo. Zij zullen er niet aan gedacht hebben naar Venlo<br />

terug te keren. Prior Janssen daarentegen, die ,,ergens" in de stad<br />

een voorlopig verblijf had gevonden, heeft spoedig het besluit genomen<br />

terug zijn intrek te nemen in het klooster. Trouwens hoe zou hij er<br />

beter voor hebben kunnen zorgen, dat de gebouwen niet aan vernieling<br />

bloot stonden en dat ze voor een mogelijk herstel van de<br />

kloostergemeenschap bewaard bleven.<br />

Om zijn eigendomsrecht te bewijzen liet de prior op 2 floreal 5e jaar<br />

— 16 mei 1797 de hiertoe vereiste' bewijsstukken inschrijven in de<br />

registers van de municipaliteit te Venlo, nL:<br />

1. de verkoopakte van 23 maart, waarbij P. Seijben eigenaar<br />

was geworden.<br />

2. de akte van 28 maart, waarbij P. Seijben zijn eigendom tegen<br />

een lijfrente overdroeg aan Janssen e.a.<br />

3. de akte van 24 april, waarbij W. Gortz de rechten van de drie<br />

Kruisheren erkende157).<br />

Op de tweede plaats wendde hij zich tot de oorlogscommissaris, die<br />

hij vroeg de kerk te willen ontruimen en hem de sleutels te overhandigen.<br />

Maar deze weigerde zonder meer, er zich op beroepende,<br />

dat hij eerst *n andere plaats moest toegewezen krijgen om z'n voorraden<br />

te bergen. Daarom richtte prior M. Janssens op 17 mei 1797<br />

*n schrijven aan de heren van 't gemeent-ebestuur, opdat zij de oorlogs<br />

commissaris 'n andere plaats zouden aanwijzen, die, volgens de prior,<br />

makkelijk kon gevonden worden. Hij zelf, in elk geval, wilde op staande<br />

voet de kerk ontruimd zien, de sleutels ontvangen en in 't bezit komen<br />

van z'n wettelijke eigendom. Maar ook deze klacht mocht niet baten.<br />

Drie weken later, 8 juni, moest de prior nogmaals aandringen bij 't<br />

gemeentebestuur. Hij zei nu, dat hij 't kloostergebouw zelf wilde gaan<br />

bewonen en daarvoor vooral het gelijkvloers nodig had, wat juist door<br />

de kommandant bezet bleef. ,,Trouwens, schreef de prior, de officieren<br />

ontvangen geld van de Republiek om hun logementen te betalen en zij<br />

moeten dus met de eigenaars der gebouwen onderhandelen over 't<br />

huren van lokalen. De omstandigheden laten me echter niet toe fn<br />

kwartier te verhuren aan de kommandant. Ik heb hem al gevraagd het<br />

gebouw te willen ontruimen, maar hij wil niet weggaan. *t Gemeente<br />

bestuur nu heeft dit gebouw aan de kommandant aangeboden, toen dit<br />

nog als nationaal domein beschouwd werd. Ik vraag U dus ervoor te<br />

willen zorgen de nodige schikkingen te treffen, opdat de kommandant<br />

157) Venlo, 258, fol. 93 v°-94 r°.<br />

44


het kan ontruimen en opdat ik bezit kan nemen van mijn eigendom,<br />

zoals de wet mij dat toestaat"158).<br />

'n Drietal maanden later is de opvatting betreffende 't aannemen<br />

of weigeren der bons bepaald veranderd. Onder invloed der beslissing<br />

van de Romeinse Kurie hebben velen hun bons aangevraagd en gekregen.<br />

Dat heeft in die korte tijd *n nieuw klimaat geschapen. Het<br />

aanvaarden der bons werd voortaan beschouwd als de normale uitweg<br />

in deze moeilijke tijdsomstandigheden. Zo zien we dan ook, dat er bij<br />

ft aanvragen der bofts van zes andere Kruisheren en de lekebroeder<br />

Dunichy 'n geheel andere formuul gebruikt wordt. Bij de eerste aan<br />

vragen in maart-april was 't telkens een . .. ex~religieux du couvent<br />

des Croisiers a Venlo, desirant d'obtenir le ban de quinze mille livres,<br />

que la republique accorde aux religieux de son sexe.<br />

Nu zijn de aanvragers van de bons ci-devant ctoiciers . . . etant<br />

induit en erteur au sujet des bons et desirant de jouir de la bonte de<br />

la Republique . . ♦<br />

Het is niet notaris Le Febvre van Maastricht, maar de Venlose<br />

advokaat Joannes Aegidius Conraetz, die thans belast wordt de bons<br />

aan te vragen. Sinds lang behartigde hij de belangen van 't klooster,<br />

zoals blijkt uit 'n verklaring van prior M. Janssens, waarin hij op<br />

29 augustus 1796 getuigt 'n bedrag van twaalfhonderd Kleefse guldens<br />

schuldig te zijn aan . .. Den Botget Conraetz door mij, ondergess. met<br />

consent van de geheele gemeente geemployeett sijnde tot het waar~<br />

neemen van 's kloosters affaitens. ♦. wegens reysen, costen, devoiren,<br />

en considerabele vacatien . . .159),<br />

Voor de eerste maal ziet men advokaat Conraetz optreden in de<br />

zomer van 1797 en wel gezamenlijk voor prior M. Janssens, supprior<br />

M. Esser, en de Kruisheren W. Kanters, G, Hermans, P. J. Geusen<br />

en F. Thijm. In een eerste brief van begin juni — hij heeft de slechte<br />

gewoonte z'n brieven niet te dagtekenen, — waarop hij de negende<br />

juni antwoord krijgt, zegt hij van zichzelf, dat hij fonde du pouvoit<br />

was van de citojens ci dessus norrtmes . . . a Vexception du citojen<br />

Richard qui Va obtenue il y a du temp. Waarom hij er deze hier nog<br />

bij haalt en tegelijk F, A. Vermeulen verzwijgt. begrijpen we niet goed.<br />

Het doet er ook niet toe. De administratie van 't departement liet hem<br />

antwoorden, dat hij zich eerst moest wenden tot de municipaliteit van<br />

't kanton Venlo a Veffet de faire constater par voie d'expertise les<br />

158,) Venlo, 1698 (f. 28, 29). Of de prior in zijn poging geslaagd is, kon niet<br />

worden achterhaald. Op 16 oktober 1800 echter richtte zich J. E. Conraetz met een<br />

gelijkaardig verzoek tot de burgemeester van Venlo. Daarin zegde hij, dat de kerk<br />

bezet bleef door een zekere Crepeau, die er niet uit wilde gaan voordat hij een<br />

ander gebouw ter beschikking kreeg. Conraetz had het betwiste gcbouw thans zelf<br />

nodig len eiste bijgevolg gebruik te kunnen maken van zijn wettig verworven eigen<br />

dom, Vgl. Venlo, 1659. «— Er mag hierbij wel op gewezen worden, dat de brieven,<br />

die prior M. Janssen op 17 mei en 8 juni 1797 aan de municipaliteit zond, eigenihandig<br />

geschreven waren door dezelfde J. E. Conraetz en sledhts door de prior<br />

ondertekend werden.<br />

159) Maastridht, 3140 (VI, 1). Hij liet z'n briefwisseling bestellen te Maastricht<br />

zelf ,,chez le C(itoyen) van de Brouck rue destoc() pres la porte de notre Dame".<br />

Hasselt, 214, op de omslag van nr. 1228.<br />

45


degradations qui ont eu lieu dans la cijdevant maison conventuelle des<br />

Ctoisiers 160).<br />

Eigenaardig, dat men er nu weer eens op terugkomt, ofschoon men<br />

hoger reeds gezien heeft, dat dit bij de aanvraag van de ban van<br />

F, A. Vermeulen al niet m,eer nodig geoordeeld werd, omdat 't klooster<br />

reeds verkocht was. Administratieve nauwgezetheid! In alle geval 't<br />

werd opnieuw geeist en er werd ook aan voldaan. Het getuigschrift<br />

moest medeondertekend worden door de municipale agent en door de<br />

commissaris van 't Ditectoire ter plaatse. Op 21 prairial — 16 juni<br />

voldeden J, Heutgens 16i) en P. Ebusi62),


zij hem tegelijkertijd, om voor hen en met him bons, nationale goederen<br />

te kopen, die hij zelf het meest passend oordeelde 166).<br />

Uit nog bestaande lijsten van de verkoop der kloostergoederen blijkt,<br />

dat geen enkele van deze groep Kruisheren hun bons persoonlijk<br />

gebruikt hebben om er eigendommen mee te bemachtigen 167). Het is<br />

de procurator van *t klooster Gerardus Hermans, die in 't najaar 1797<br />

bedrijvig geweest is om de hand te leggen op verschillende van hun<br />

vroegere kloostergoederen. Vooreerst kocht hij zelf, of door bemiddeling<br />

van de reeds gekende advokaat J. E. Conraetz, het volgende:<br />

a) op 13 fructidor an 5 — 30 augustus 1797 vier huizen en<br />

Vissershof te Venlo, en Claeshof (= Ovenbeekhof) te Besel;<br />

alles afkomstig van de Kruisheren168).<br />

b) op 14 brumaire an 6 — 4 november 1797 vier huizen te Venlo,<br />

ook afkomstig van de Kruisheren 169).<br />

Maar hiernaast werden er op 13 vendemiaire an 6 — 4 oktober 1797<br />

en op 3 brumaire an 6 — 24 oktober 1797 landerijen en weilanden<br />

verkocht, alle gelegen in de omgeving van Venlo en afkomstig van<br />

de Kruisheren. In beide gevallen is het een zekere Conrard Schreurs,<br />

landbouwer te Venlo, die deze goederen opkocht; de eerste keer deed<br />

hij het zelf, de tweede keer door bemiddeling van Gerard Hermans 170).<br />

Als men er nu op let, dat de zuster van de procurator der Kruisheren,<br />

Hendrina getrouwd was met een Conrard Schreurs, dan mag hier wel<br />

een zeker familieverband gezocht worden, en tegelijkertijd naar een<br />

geheime of mondelinge afspraak betreffende de toekomst van deze<br />

goederen 17i).<br />

Op 11 augustus stelde ook de lekebroeder Derk Dunichy advokaat<br />

Conraetz aan om voor hem dezelfde stappen te doen: z'n bon aanvragen<br />

en er nationale goederen mee kopen. Op 24 augustus gaf het<br />

departementaal bestuur opdracht tot uitbetaling onder dezelfde voorwaarden,<br />

als bij 't voorgaande geval, nl. sur la representation d*un<br />

certificat authentique de Vadministration Mple constatant Vindividuality<br />

de Vex religieux Dunichij, son etat de maladie, s'it est dans cet etat<br />

ou son defaut de moijen pecuniaire pour faire le voijage de Venloo a<br />

Maestricht.<br />

Het gemeentebestuur leverde dit getuigschrift af op 26 augustus<br />

en het werd twee dagen later te Roermond ingeschreven. De uitbetaling<br />

zal dan wel spoedig daarop gevolgd zijn )<br />

166) Venlo, 258, fol. 102 v°.<br />

167) Maastricht, 1831 en 1832.<br />

M8) Maastricht, 1263 en 1277 (telkens Aff. 20, art. 1, 2, 3).<br />

169) Maastricht, 1264 en 1278 (telkens Aff. 26 bis, art. 3, 4, 5, 6).<br />

170) Maastricht, 1264 en 1278 (telkens Aff. 23, art. 6; Aff. 25, art. 10).<br />

171) GHRONISTA, De Zwarte Lieve Vrouw van Venlo, in Kruistriomf, jg. 17<br />

(1937-38), bl. 194.<br />

172) Hasselt, 214, Brief nr. 868, betreffende bon nr. 1380; Brief van 9 fructidor an 5<br />

— 26 augustus 1797; Venlo, 258, fol. 108 r° & v°, 112 v°~113 r°. — Tien jaren later<br />

in juni 1807 heeft br. Derk Dunichy een aanvraag ingediend tot het bekomien van<br />

een kerkelijk pensioen. Qp 5 nov. d.a.v. werd hem dit toegestaan, omdat het bewezen<br />

was, dat hij wel een bon ontvangen had, maar deze nooit gebruikte. In ditzelfde<br />

dossier bevindt zich een getuigschrift van de gemeente Kleef (afgeleverd op<br />

AT


Volgens de voorhanden zijnde dokumenten moet Godefridus Neerhoven<br />

bon Nr. 4607 gehad hebben. Betreffende zijn aanvraag zijn er<br />

geen stukken bewaard gebleven in de gebruikte dossiers. Pastoor Van<br />

Postel zegt echter, dat hij de bon aanvaard had, toen commissaris<br />

Cousturier deze kwam aanbieden op 19 januari 1797. Nochtans bleef<br />

hij ook daarna tot en met de uitdrijving op 22 februari in *t klooster<br />

samen wonen met de andere Kruisheren, wat enigszins mag verwonderen<br />

als men bedenkt, dat over *t algemeen — zeker voor de beslissing<br />

van Rome — ,,bonnisten" uit iedere gemeenschap geweerd werden 173).<br />

En dan mogen we ons hier afvragen waarom men zo sterk is komen<br />

aandringen bij de Kruisheren e.a. om toch bons aan te nemen voor<br />

de terugkoop van de Kruisherenkerk. Het ware toch vanzelfsprekend<br />

geweest, dat men zich eerst tot Godefridus Neerhoven zou gewend<br />

hebben, als hij reeds op 19 januari z'n bon zou hebben aangenomen.<br />

Van al de Kruisheren blijft nu nog tenslotte Godefridus Keuller<br />

over, met bon Nr. 4605. Hij zelf heeft te samen met zijn medebroeders<br />

de bon geweigerd. Maar het was z'n broer Jan Frans Keuller, die te<br />

Venlo woonde, schoolmeester geweest was en in april 1798 municipaal<br />

agent zou worden, die deze bon ging vragen. Hij richtte zich daarvoor<br />

onmiddellijk, op 20 januari reeds, tot commissaris Cousturier, die de<br />

stad nog niet verlaten had, en stelde zich voor als de v o o g d van<br />

z'n broer. Maar Cousturier wenste in deze aangelegenheid blijkbaar<br />

geen beslissing te nemen en maakte het verzoek over aan de directeur<br />

der nationale domeinen te Maastricht. Deze meende dat het geval niet<br />

eens in overweging genomen kon worden a moins que le petitiormaire<br />

en justifie par un acte authentique que son frere est interdit.<br />

Nochtans had J. F. Keuller bij zijn aanvraag twee getuigschriften<br />

gevoegd, beide opgemaakt op 20 januari. Een eerste van vrederechter<br />

Poell betreffende de geestestoestand van z'n broer en 'n tweede van<br />

de municipaliteit van 't kanton Venlo, dat dit eerste getuigenis uitdrukkelijk<br />

bevestigde, zeggende que le citoyen Gfroi Keuller qui y est<br />

designe a reelement perdu Vorgane du bon sens et que foi doit etre<br />

ajoutee a la dite attestation . . ♦<br />

In Maastricht vond men echter deze verklaringen niet afdoende.<br />

Daarom vroeg J. F. Keuller thans 'n bewijs aan twee geneesheren te<br />

Venlo, P. J. Herckenrath en G. van Grieken. Zij verklaarden dat<br />

Kruisheer Keuller inderdaad leed dune maladie de nerfs tres forte<br />

que ce tellement troubla ces sens quil est hors d'etat a pouvoir se<br />

diriger lui meme, laquelle maladie lui restant toujours, il est tres essentiel<br />

quil soit muni d'un tuteur qui non settlement soit charge a la sur~<br />

veillance de ses interets, mais aussi de la personne. De municipaliteit<br />

wettigde nog diezelfde dag deze verklaring, waarop J. F. Keuller<br />

aanstonds 'n nieuwe aanvraag indiende bij de administratie van het<br />

23 april 1807), waaruit blijkt dat, volgens de registers van de katolieke eredienst,<br />

aldaar gedoopt werd op 25 oktober 1747: Jean Theodore, wettige zoon van George<br />

DUNNIOHiHEIJ en Marguerite DOIJENS. Z'n peter en meter waren Theodore<br />

Raedemaeker en Petronella van de Sandt. Vgl. Maastricht, 2005.<br />

its) UYTT., Ill, bl. 143 v., 146.<br />

48


VENLO: Binnenzicht der vroegere Kruisherenkerk.


f-rt<br />

INRI<br />

VENLO: Kruisbeeld in de vroegere Kruisherenkerk.


departement te Maastricht, met bijvoeging van gemelde stukken.<br />

In Maastricht toonde men zich tamelijk lastig, want op 24 februari<br />

werd 't geheel dossier terug gestuurd aan Le Cen Keuller habitant de<br />

Venlo, omdat het nog niet in orde was en men gaf bovendien 'n flink<br />

standje mee aan de ondertekenaars, zeggende:<br />

Les certificats qui accompagnent votre lettre du 23 du mois dernier (= 11<br />

februari!) etant vicieux par le Defaut de formalite de l'Enregistrement nous<br />

vous les renvoyons afin de vous mettre a meme de faire reparer cette erreur<br />

qui devrait couter a ceux qui les ont delivres l'aimende determines par la loi.<br />

Renvoyez les nous aussitot quils seront revetus de cette formalite afin de<br />

prononcer sur votre demande.<br />

J. F. Keuller gaf de moed niet op, hij schreef op 3 maart dat hij<br />

alles in orde terugstuurde, liet 's anderendaags de stukken inschrijven<br />

te Roermond en wachtte geduldig de uiteindelijke beslissing af. In de<br />

vergadering van 25 ventose an 5 — 13 maart 1797 werden de stukken<br />

nagezien, in orde bevonden en bijgevolg kreeg de directeur der domeinen<br />

opdracht de bon uit te betalen, maar . ♦ . niet aan de aanvrager<br />

zelf, doch aan z'n broer Jean Godefroy Keuller . . . ofwel als citoyen<br />

Jean [Frangois] Keuller de bon in ontvangst wilde nemen, dan kon<br />

dat alleen gebeuren sur la presentation par ce dernier dun acte de<br />

curatelle en due forme passe par dev&nt le Juge de paix du canton 174).<br />

Na al *t voorgaande had hij er dit ook nog wel voor over,.<br />

Want op 30 ventose an 5 — 20 maart 1797 verscheen J. F. Keuller,<br />

in gezelschap van Louis Meyer, voor de vrederechter van Venlo, H.<br />

G. Poell. Zij verklaarden dat ze de naaste verwanten waren van<br />

Joannes Godefridus en dat deze sinds enkele jaren geestesziek was.<br />

Zodoende, vervolgden zij, was *t noodzakelijk een voogd over hem<br />

aan te stellen en daarvoor kwamen zij nu naar de vrederechter. Welke<br />

verklaring deze aldus opnam . . . que le dit J. G. Keuller avoit UEsprit<br />

malade depuis quelques annees quainsi il Etoit necessair de Lui nommer<br />

un Tuteur Raison pourquoi les Comparants sont comparu devant nous.<br />

Verder wordt er gezegd, dat men familieraad had gehouden over<br />

deze aangelegenheid en dat de keuze gevallen was op Jan Frans<br />

Keuller ... Pour regir et Administrer la Personne et biens du malade<br />

J. G. Keuller. En Jan Frans Keuller verklaarde deze verantwoordelijkheid<br />

op zich te willen nemen en zijn taak getrouw te zullen vervullen . ♦.<br />

.. . le dit Jean Francois Keuller ici present a declare accepter la quatite<br />

du Tuteur et promts en Remplir [idetlement les devoirs ,.. 175),<br />

Nadat hij dan eindelijk de reeds zolang aangevraagde bon ontvangen<br />

had, heeft Jan Frans uitgezien naar een geschikt nationaal<br />

domein, dat een inkomen kon opbrengen voor zijn broer. Zijn keuze<br />

is gevallen op een boerderij ,,Het Ham", gelegen te Roermond en<br />

afkomstig van de Munsterabdij. Geschat op 28.800 fr. heeft hij dit<br />

goed moeten kopen voor 35.000 fr. op 3 praireal an 5 — 22 mei 1797.<br />

Hij heeft er de bons voor gebruikt van zijn broer . . Auquel il est<br />

174) Hasselt, 214, Brief nr. 908 me bijvoegsels en naschriften (Bon nr. 4605).<br />

175i) Maastricht, 1276 (bijvoegsel Aff. 10, art. 1).<br />

49


nomme tuteur pour cause de demence ... en van Maria Jacob Swaters,<br />

ex~Annonciate van Venlo, die hem hiervoor de vereiste volmacht<br />

gegeven had 176).<br />

Verkoop van kloostergoederen,<br />

Volledigheidshalve zij hier vermeld, dat de Kruisheren ook de rest<br />

van de aangeslagen goederen, die in die dagen te koop werden aangeboden,<br />

hebben teruggekocht.<br />

Onmiddellijk nadat alle kloosterlingen uitgedreven waren werden<br />

de kerkornamenten op 26 februari uit de gesupprimeerde kloosters<br />

weggehaald en naar *t stadhuis gebracht. Men deed de waarde ervan<br />

schatten door de koster C. Hermans en door de voddenkoopman Van<br />

Loo 177).<br />

De eerste maart liet de municipaliteit een Advertentie uithangen<br />

over de aanstaande verkoop dezer goederen, terwijl ze tevens dezelfde<br />

dag een eksemplaar hiervan naar Roermond, Blerick, Besel, Belfeld<br />

en de omliggende dorpen liet zenden. Daarin werd de koopdag als<br />

volgt aangekondigd:<br />

Men laet weten aan een jegelijk, als dat op aanstaande Maandagh die<br />

weesen zal den 16 Ventose / 6 maart 1797 des morgens van negen tot elf,<br />

en des Na de Middags van twee tot vier uuren op het huis der Gemeente<br />

binnen de Stadt Venlo publikelyk, en aan den meest biedende zullen verkogt<br />

worden Eene quantiteit Priester Gewaaden, Aantipendiums, Kandelaars,<br />

Wirookx Vaaten, Schilderijen en meer andere Kerkelijke Ornementen, Geprovenieert<br />

van de Gesuprimeerde Qoosters binnen dese Stadt.<br />

Iemand daarin Gaading hebbende komen ten dage en Uure aanhoore de<br />

conditien leesen, en doen hun profyt 178).<br />

Op de vastgestelde dag begon de verkoop op het stadhuis. ,,In 't<br />

eerste ging alles stil en dan werd veel door de Kruisheren en Paters<br />

(Minderbroeders) ingekocht, slechts een stuiver hoger dan geschat<br />

was. Ook hebben de twee kerkmeesters De Gruyter en Rutten veel<br />

ingekocht van het lijnwaad en de misklederen. Na de middag kwamen<br />

vele Fransen hogen, maar toen begonnen de burgers ook, zodat geen<br />

Fransman iets gekregen heeft. Daar was zwaar debat: de Fransen<br />

wilden, men zou alles in 't Frans oproepen. De ontvanger Poell viel<br />

daartegen uit en zei: te Parijs zal men voor de Nederlanders niet in<br />

't Vlaams roepen, enz., en alles werd in 't Venloos geroepen en verkocht,<br />

en om 4 uur was alles gedaan" 179).<br />

Op 28 ventose an 5 — 18 maart 1797 werd voor de laatste keer<br />

de verkoop aangeplakt van de kerkmeubelen enz. .. . boiseries et<br />

autels ., . Commissaris Petit schreef hierover aan de centrale admini-<br />

176) Maastricht, 1276 (Aff. 10, art. 1).<br />

it) UYTT., m, bl. 136; Maastricht, 1187 (Brief van Petit aan de Centrale adin.:<br />

11 ventose an 5 — 1 maart 1797).<br />

178) Venlo, 258, fol. 75 v°.<br />

179) UYTT., Ill, bl. 137.<br />

50


stratie, dat hij er te voren reeds van overtuigd was, dat deze voorwerpen<br />

geen kopers zouden vinden, als ze in hun geheel, — ter plaatse waar<br />

ze zich bevonden — werden aangeboden, Maar zodra het bewezen zou<br />

zijn, dat dit inderdaad zo was, dan wilde Petit alles laten afbreken,<br />

uit elkaar nemen en stuksgewijze doen verkopen 180).<br />

Achteraf bleek dat de commissaris zich onnodige zorgen had gemaakt.<br />

Nadat de verkoop in de morgen van 8 april nog was omgeklopt<br />

ging deze 'snamiddags door zonder dat dit moeilijkheden opleverde.<br />

Bij de Kruisheren kocht de procurator G. Hermans de altaren, de<br />

predikstoel, de orgelkast enz. voor een bedrag van 112 gulden Kleefsloll<br />

Maanden later vroeg de centrale administratie inlichtingen over de<br />

opbrengst van de verkoop van de inboedels der kloosters .. • le mobilier<br />

national! Uit 't antwoord van de directeur der nationale domeinen van<br />

9 brumaire an 6 — 30 oktober 1797 verneemt men dat deze verkoop,<br />

voor wat de Kruisheren van Venlo betreft 345 ~ 14 - 6 livres had<br />

opgebrachti82)t<br />

Praktisch gesproken waren de Kruisheren van Venlo ongeveer twee<br />

maanden na de uitdrijving weer in 't bezit van een belangrijk deel van<br />

hun onrechtmatig ontnomen eigendommen: kerk, klooster, meubelen<br />

en ornam en ten.<br />

Sommige zaken echter werden niet verkocht, zodat ze geen kans<br />

kregen deze te bemachtigen, nl. alles wat tot rechtstreeks gebruik van<br />

de gemeenschap of van de staatskas bestemd werd: schilderijen, boeken,<br />

zilverwerk en tenslotte de klokken. Het lot dezer laatste zij hier<br />

nog even besproken; de rest werd hierboven reeds behandeld.<br />

Het was Commissaris Petit, die er spoed achter zette om alle aangeslagen<br />

goederen verkocht en opgeruimd te krijgen. Want hij wist,<br />

dat de Venlose kloosterlingen, otidanks de uitdrijving, de hoop niet<br />

hadden opgegeven eens de brutaal afgebroken levenswijze weer te<br />

kunnen hernemen en voortzetten. Ja zelfs die hoop, dat droombeeld<br />

moest hun geheel en al worden ontnomen. Zo schreef hij uitdrukkelijk<br />

in de brief, die hij op 25 ventose an 5 — 13 maart 1797 aan de centrale<br />

administratie richtte: .. . iI faut oter tout Vespoir quont encore les ex~<br />

religieux de rentrer dans leur cloitre. En tegelijkertijd vroeg Petit, dat<br />

180) Maastricht, 2467. ~ Comm. Petit vroeg op 18 fruct. an 5 ~ 4 sept 1797<br />

aan A» ^trale administratie om uitbetaling voor zijn werkzaamheden, verricht<br />

dagen, als schatter van nationale goederen de mes vacations pour<br />

estimation des biens fonds provenant des ex-croisiers". De hierbij gestaat<br />

was verdeeld in twee 'kolommen. De eerste vermeldde 19 procesen<br />

en de datums van ihet sahatten der ,,»Proprietes non baties", ODaemaakt<br />

«T* aP I .JUH m797; de tWeede 13 P^cesverbalen en datums van 't<br />

sAatten van ,,Batimens", tussen 6-29 juli 1797. De centrale adm. keurde de uit<br />

betaling goed op 27 fruct. an 5 ~ 13 sept. 1797. Vgl. Maastricht, 1158 (dossier<br />

" M. H. H.<br />

51


men hem zou laten weten of hij de klokken uit de torens mocht laten<br />

halen en wat hij er verder mee moest doen.<br />

Maastricht antwoordde, dat hij ze voorlopig met rust diende te<br />

laten. De regering overwoog een plan om de klokken af te staan aan<br />

iemand, die ze voor haar zou te gelde maken. Afwachten was dus de<br />

boodschap, tot op rt ogenblik, dat iemand gezonden werd om ze in<br />

ontvangst te nemen.<br />

Dit gebeurde op 20 juli 1797. Toen ,,werden door de Franschen<br />

de klokken uit den toren der Kruisheerenkerk gedaan en weggevoerd<br />

naar Luik, een Waal had die alle gekocht voor 6 stuivers Kleefsch<br />

per pond", schrijft Van Postel in zijn dagboek.<br />

De klokken van Vetilo en Roermond werden op 28 juli in het groot<br />

klooster (S. Agnes) te Maaseik samengebracht; vandaar gingen ze<br />

naar Maastricht waar op 28 thermidor an 5 — 15 augustus 1797 de<br />

klokken der gesupprimeerde klooster gewogen werden, in opdracht<br />

van de compagnie Lannoy. Van de Kruisheren van Venlo waren er<br />

vier klokken bij, de crapaudines ontbraken. Ze wogen te samen:<br />

Poids du Pays 348<br />

Poidsdu mare 1.072 183),<br />

Toen de municipaliteit van Venlo iti haar zitting van 23 vendemiaire<br />

an 6 — 14 oktober 1797 een besluit van het Uitvoerend Bewind (12<br />

vendemiaire — 3 oktober) moest bekend maken, waardoor ook in de<br />

Negen Verenigde Departementen het gebruik der klokken verboden<br />

werd, had dit voor de kloosterklokken der Kruisheren alle zin ver-<br />

Ioreni84).<br />

Rond ,,Verklaring" en ,,Eed'\<br />

\ Frans bestuur wilde in de Veroverde Departementen slechts<br />

geleidelijk aan de Franse anti-godsdienstige wetten in voege brengen.<br />

Dit om de gemoederen van 't volk zo weinig mogelijk te kwetsen en<br />

het niet verder afkerig te maken van de idealen van Vrijheid, Gelijkheid<br />

en Broederlijkheid. Toen dan de opheffing der kloosters tamelijk<br />

gunstig verlopen was, kon men met de sekuliere geestelijkheid gaan<br />

afrekenen.<br />

Om voorafgaandelijk alle weerstand te breken werd in *t voorjaar<br />

1797 de wet van 7 vendemiaire an 4 — 29 September 1795 ook hier<br />

van kracht. Daardoor moesten de priesters, die *n ambt bekleedden,<br />

'n belofte van onderdanigheid aan de wetten der Republiek afleggen.<br />

Als ze deze ,,verklaring" zouden doen, dan kon de opheffing van<br />

kerken, seminaries enz. zonder verdere moeilijkheden geschieden; deden<br />

189)) UYTT.t III, bl. 150; Venlo, 2467; Maastricht, 1187; S. DROST, De Kroniek<br />

Op 't Endt, in De Maasgouw, jg. 28 (1906), bl. 53.<br />

184) UYTT., Ill, bl. 153 (16 okt); Venlo, 258, fol. 120 v°. In opdracht van de<br />

minister had de centrale administratie op 3 prairial an 4 — 22 mei 1796 reeds inlichtingen<br />

gevraagd over 'het aanslaan van kloosterklokken, nl. in die instellingen<br />

waar de helft plus een der leden gevlucht was. Venlo antwoordde edhter op 13<br />

prairial an 4 — 1 juni 1796 dat er in haar kanton geen enkel dergelijk geval zich<br />

voordeed. Vgl. Maastricht, 1187.<br />

52


ze 't echter niet, dan kon men hen zeer gemakkelijk opstandig verklaren<br />

en buiten de wet stellen185). Praktisch gold deze verplichting<br />

dus alleen voor de priesters, die in de parochies werkzaam waren: de<br />

pastoors en de kapelaans. Binnen de tien dagen na de afkondiging der<br />

wet moesten ze de Verklaring afleggen voor *t plaatselijk gemeentebestuur;<br />

anders mochten ze hun ambt niet langer uitoefenen. Zoals<br />

dat het geval geweest was met de bons, vormden er zich aanstonds<br />

twee kampen tussen de geestelijken. Het werd een pijnlijke strijd, die<br />

door de wet van 19 fructidor an 5 — 5 September 1797 geweldig zou<br />

verscherpt worden. Deze tweedracht zou pas eindigen na 't sluiten<br />

van 't Konkordaat tussen Napoleon en de Paus in 1802; en zelfs<br />

daarna bleven nog plaatselijk wrijvingen voortleven.<br />

In Venlo werd de wet over de Verklaring op 22 mei 1797 'smorgens<br />

om 10 uur afgekondigd. Acht dagen later, op 29 mei, belegde<br />

men 'n vergadering van de geestelijkheid der stad, met de bedoeling<br />

de algemene houding te bepalen, die tegenover de Verklaring zou<br />

aangenomen worden. 't Besluit was, dat men twee afgevaardigden<br />

naar Roermond zou sturen om te vragen wat er daar gedaan werd.<br />

Toen men 's anderendaags vernam, dat daar niemand de Verklaring<br />

wou afleggen, besloten ook alle geestelijken te Venlo eenparig zich<br />

hieraan te houden. Welke Venlose Kruisheren hierbijhoorden, staat<br />

nergens vermeld, maar ft is zeker dat verschillende onder hen, o.a.<br />

prior M. Janssens op dat ogenblik nog in de stad waren. De daaropvolgende<br />

dagen heeft niemand mis gelezen. *s Avonds voor Pinksteren,<br />

3 juni, kwam echter het bericht, dat alle priesters, die geen publieke<br />

ambtenaren waren, vrij konden mislezen. Toen hebben op Pinksterdag<br />

en volgende dagen alien publiek misgelezen, zo regulieren als<br />

wereldgeestelijken (behalve natuurlijk de Witheren, pastoor Van Pos~<br />

tel en z'n kapelaans) 186).<br />

Groot was de vreugde toen de Vicaris-Generaal van Roermond op<br />

27 juni aan de pastoor liet weten, dat de wet op de Verklaring herroepen<br />

werd. Zoals te Maastricht en te Roermond reeds gebeurd was,<br />

zong men 's anderendaags ook te Venlo 'n Te Deum. Des te groter<br />

zal de teleurstelling geweest zijn, toen er enkele weken later, op<br />

20 augustus, 'n tegenbericht kwam dat de Verklaring wel moest<br />

worden af gelegd, en nu door alle geestelijken, zo regulieren als<br />

sekulieren. Diezelfde dag nog liet pastoor Van Postel de jobstijding<br />

door de koster aan alle geestelijken van Venlo rondzeggen 187).<br />

Maar *t zou nog erger worden! De kerkvervolging begon voor goed<br />

in de nazomer 1797, om pas een jaar later — tijdens de bange en<br />

spannende weken van de Boerenkrijg — haar toppunt te bereiken. Op<br />

16 September werd te Venlo de wet van 19 fructidor an 5 afgekondigd,<br />

die aan alle priesters zonder onderscheid de Bed van haat aan 't<br />

185) P. VERHAEGEN, ta*p,, II, bl. 278 v., 315 v. De tekst der verklaring<br />

luidde: ,Je reconnais que Timiversalite des citoyens fran^ais est le souverain, et je<br />

promets soumission et obeissance aux lois de la republique". Vgl. de volledige bepalingen<br />

hieromtrent in Annuaire Ecclesiastigue dc TArchevcdic de Malines pour<br />

I860, Leuven, z.j. (Tweede gedeelte: Analectes, bl. 20 w.)<br />

18a) UYTTM in, bl. 147 v.<br />

i8T) UYTT.f III, bl. 149 v.<br />

53


Koningschap oplegde. De reeds bestaande tweedracht onder de geeste<br />

lijkheid werd thans nog groter en scherper. De ene partij beweerde,<br />

dat de wetgever onder deze eed slechts *n belofte verstond,<br />

'n belofte om niets te doen ten voordele van 't herstel van het koning<br />

schap in Frankrijk en zich te onthouden van iedere aanval op de<br />

regering. De aanhangers dezer mening meenden deze eed te mogen<br />

afleggen, en Vicaris-Generaal Rougrave, van Luik, meende zelfs de<br />

eed te moeten afleggen, waartoe hij dan ook kort daarna z'n<br />

geestelijken trachtte te verplichten. De andere partij daarentegen —<br />

met aan hun hoofd de Kardinaal van Mechelen, Mgr. Van Franckenberg,<br />

— beweerde dat 't ging over de haat aan de persoon van de<br />

koning en over de uitvoering van alle wetten, ook de meest ergerlijke.<br />

Daarom weigerden ze zonder meer de eed af te leggen. Te Roermond<br />

waren Vicaris-Generaal M. A. Syben en de geestelijkheid in 't algemeen<br />

overtuigd, dat de eed ongeoorloofd was. Vandaar dat er in heel<br />

't bisdom zeer weinig priesters te vinden waren, die de eed wilden<br />

afleggen, evenmin als in de overige bisdommen, behalve daar, waar<br />

de hogere geestelijken het voorbeeld gaven en de eed aflegden. De<br />

toestand werd nu zo ellendig, dat pastoor Van Postel op 't einde van<br />

't jaar 1797 in zijn dagboek terecht aantekende: Finis anni, ast nan<br />

miseriael188).<br />

De centrale administrate te Maastricht eiste op 21 november 'n<br />

volledige en allernauwkeurigste lijst van de priesters, die in 't departement<br />

verbleven, met opgave van 't al of niet afleggen van de eed.<br />

Deze lijsten moesten binnen de veertien dagen ingeleverd worden.<br />

Maar het stootte de gemeentebesturen tegen de borst hun priesters<br />

over te dragen. Pas na herhaald aandringen kreeg men de gevraagde<br />

lijsten drie maanden later binnen en werd er op 3 maart 1798 fn<br />

algemene tafel bekend gemaakt waarop het kanton Venlo voorkomt<br />

met vier en dertig priesters, van wie geen enkele de eed had afgelegd<br />

189 )♦<br />

Van de op 22 februari uitgedreven Kruisheren van Venlo verbleven<br />

er einde 1797 nog slechts vier op *t grondgebied der Verenigde<br />

Departementen. Van de anderen waren er reeds twee overleden: Syben<br />

en Esser, De overigen waren elders gaan wonen. Neerhoven was ver*-<br />

huisd, zonder enig spoor achter te laten, om pas rond 1800 te S.<br />

Agatha aan te komen; Hermans was te Leuth, Kanters te Briiggen,<br />

Geusen te Baarlo; de teologanten Vermeulen en Thym gingen<br />

r,ergens" hun studies voortzetten.<br />

Praktisch was er niemand te Venlo achtergebleven dan prior<br />

Janssen, de Kruisheren Richardt, Keuller en de lekebroeder Derk<br />

Dunichy. Voor wat de eed betreft werd deze laatste met rust gelaten,<br />

vermits alleen de priesters verplicht werden hem af te leggen.<br />

Nadat de wet aldaar was afgekondigd op 16 September 1797 weigerde<br />

heel de geestelijkheid van Venlo de eed af te leggen: ook de<br />

Kruisheren Janssen, Esser (f 8 dec), Richardt en Keuller. Zo staan<br />

188) R VERHAGEN, taup* m, bl. 207; J. DARIS, ta.p+, III, bl. 138439; UYTT.,<br />

in, bl. 152, 156 v.<br />

189) J. DARTS, tsup., IV, bl. 44 v.<br />

54


ze vermeld op de lijst van 14 germinal an 6 — 3 april 1798 190).<br />

Maar in januari van dit jaar was de toestand, ook te Venlo, al erg<br />

verscherpt. Toen pastoor Van Postel en zijn kapelaans, na een herhaalde<br />

uitnodiging hiertoe, halsstarrig de eed bleven weigeren, werden<br />

ze uit hun woning verjaagd. En 24 februari, — schreef Van Postel<br />

in zn Dagboek, — ,,kwam een gerucht dat vrij droef was om te<br />

hooren: alle geestelijken moesten den eed doen of zouden gedeporteerd<br />

worden over zee. Dit kwam van het stadhuis, door den gendarm<br />

!Jin^;Ei*w^uwil19 van 9oede hand 2iJn de drie heeren:<br />

WARRIMONT, SOETEN en VAN BEERS, den 25. kort voor middag<br />

de Maas overgegaan, naar Blerick (Pruisisch gebied). De andere<br />

zwarten (niet alle) hebben ook de stad verlaten" i9i).<br />

Men mag veronderstellen, dat eveneens prior Janssen rond deze<br />

tijd vertrokken is. Einde mei verbleef hij te Elten, gelegen aan de overkant<br />

van de Rijn, langs de weg Emmerik-Arnhem. Daar verzamelden<br />

zich tientallen gevluchte priesters !92).<br />

Niet alien hebben hun heil gezocht in de vlucht. De laatste dagen<br />

van tebruari begonnen een negental priesters voor en na de eed af<br />

te leggen, zowel regulieren als sekulieren. Op 28 februari bood zich<br />

ook als laatste in deze reeks Kruisheer Jan Richardt aan. ,,Deze zei-<br />

. d -d^ o ' * is mii evenveel of er een koning is of een hansworst<br />

in Parijs! Sommigen van de beedigden zijn hierna beginnen mis te<br />

lezen, ,,maar Jan RICHARDT is niet gezien". Wat er wel op wijst,<br />

dat hn de eed slechts heeft afgelegd om aan ft gevaar der deportatie<br />

te ontkomen en rustig ter plaatse te kunnen blijven. Zijn weinig wilsbo<br />

IS Udin9 past volkomen in '* kader van z'n vroegere levens-<br />

Vanaf dat ogenblik begon een zeer sombere tijd voor de bevolkina<br />

en de geestelijkheid. Vele priesters werden aangehouden weggevoerd<br />

en in de droeyigste omstandigheden van gevang naar gevang gesleurd.<br />

Untelbare anderen moesten onderduiken of hun heil zoeken in 't buitenland.<br />

In September werd de noodhoorn geblazen: ,,toen grepen ons<br />

jongens naar vaders geweer!" De Boerenkrijg brak los, honderden<br />

gmgen vechten en sterven ,,voor outer en heerd". De zwarte vlaa<br />

wapperde aan de kerktorens. a<br />

Ten einde raad beval het Uitvoerend Bewind te Parijs op 4 november<br />

de a gemene deportatie van alle priesters. n Lijst van ongeveer 7500<br />

ongelukkigen. Over heel 't gebied der Negen Departementen werden<br />

uitgebreide razzias gehouden op niet-beedigde priesters 194) In deze<br />

toestand van angst en verwarring legde Jan Godfried Keuller op 17<br />

november de eed af in tegenwoordigheid van de sekretaris Sijben en<br />

van zijn broer Jan Frans Keuller, die sinds 20 april municipal agent<br />

190) Maastricht, 2039.<br />

ioi) uytt., HI, bl. 157 v., 161.<br />

llll HEEE" m- bl- 174' voetnoot 1.<br />

^! "ITI., HI ,bl. 161 v., 193; Venlo, 1381.<br />

55


geworden was. De invloed van deze zal hier wel nict vreemd aan geweest<br />

zijn. Trad hij immers sinds jan, 1797 niet op als vcx>gd van zijn<br />

zwakzinnige en overspannen broer Heeft hij er misschien het eenvoudigste<br />

middel in gezien om zijn ziekelijke broer de deportatie of<br />

het onderduiken te besparen ld5).<br />

Op de algemene deportatielijst stonden ook de namen van de Venlose<br />

Kruisheren Janssen, Esser, Richardt en Keuller196). Met opdracht<br />

al de niet-beedigde priesters van 't kanton aan te houden en weg te<br />

voeren kwamen op 14 december een zekere G. D. F. Pierson aan 't<br />

hoofd van veertien gendarmen naar Venlo. Toen ze zich bij Richardt<br />

en Keuller aanboden, vernamen ze, dat deze de eed hadden afgelegd<br />

en dus in regel waren. Janssen werd niet thuis gevonden, zodat ze<br />

over hem aantekenden: absent depuis six mois. Wat Esser betreft werd<br />

hun medegedeeld, dat hij sinds geruimen tijd overleden was: mort<br />

depuis environ six mois. Op een later opgemaakte Etat nominatif des<br />

Pretres qui ayant ete frappes de Deportation nen ont pas ete releves<br />

prijken steeds dezelfde namen: Janssen, Esser, Richardt, Keuller 197) ♦<br />

De gespannen toestand tussen de twee partijen, beedigde en met*-<br />

beedigde priesters, bleef voortbestaan tot na *t sluiten van ft Konkordaat.<br />

Te Venlo werden op 29 april 1802 alle geestelijken van beide<br />

partijen door 't gemeentebestuur samengeroepen op *t stadhuis vx<br />

tegenwoordigheid van de burgerlijke autoriteiten en van een menigte<br />

der voornaamste ingezetenen. Na 'n korte plechtigheid bood de burgemeester<br />

tot verzoening de nieuwe pastoor Van Veulen (pastoor Van<br />

Postel was 5 juni 1800 gestorven) de hand ,,hetwelk door alien die<br />

tegenwoordig waren met geestdrift werd nagevolgd. De geestelijken<br />

zonder onderscheid, of zij al dan niet den eed gedaan hadden, omarmden<br />

elkatider, gaven elkander de hand en de verzoening was<br />

algemeen , .. Nooit is er grooter vreugde alhier gezien ..." 198).<br />

195) UYTT., in, bl. 170, 193; Venlo, 1381.<br />

196) J. DARIS, ta*p., IV, bl. 120 v., 161. Wel stond er op de deportatielijst onder<br />

Venlo nog 'n Kruisheer uit Maastricht, H. Martinus Dungelhoeff. Hij kwam na de<br />

uitdrijving te Venlo wonen bij z'n familie, te samen met z'n broer Petrus, fn<br />

Karmeliet uit Mechelen. Beide gebroeders legden eveneens de eed af. UYTT., HI,<br />

bl. 137, 161 v., 191 w. Ook op de andere dokumenten, die op de eed en deportatie<br />

betrekking hebben staat hij gewoonlijk te samen met de Kruisheren van Venlo vermeld.<br />

19T) Maastricht, 795; 800.<br />

198) UYTT., Ill, bl. 191 v.<br />

56


Besluit-<br />

Vcnlo heeft de revolutiejaren ondergaan in een sfeer van betrekkelijke<br />

rust. Ook daar betckcnde deze tijd het einde van *t Ancien Regime.<br />

Eeuwenoude, eerbiedwaardige tradities verdwenen uit het maatschappelijk<br />

en godsdienstig leven der stad. Nieuwe, opgelegde levensvormen<br />

dienden aanvaard te worden. Maar uit het Dagboek van pastoor Van<br />

Postel en andere dokumenten uit die tijd ziet men dat deze veranderingen<br />

nooit tot scherpe en hatelijke wrijvingen hebben aanleiding gegeven.<br />

Dit wil geenszins zeggen, dat de bevolking er naar verlangde,<br />

het op prijs stelde of bereidwillig aanvaardde. Neen, ook daar hield<br />

men zo lang mogelijk vast aan de bestaande orde van zaken. De<br />

,,nieuwe orde", die zo bitter weinig eerbied betoonde voor wat de be<br />

volking sinds eeuwen heilig en dierbaar was, werd slechts aativaard<br />

met tegenzin, als *t m o e s t, d.w.z. als dit ,,moeten" onontkoombare<br />

dwang was geworden.<br />

Verschillende omstandigheden hebben er toe bijgedragen dat de be<br />

volking van Venlo in die moeilijke tijd zo lijdzaam, verduldig en weinig<br />

prikkelbaar bleek te zijn.<br />

Op de eerste plaats het feit, dat Venlo sinds lang een garnizoenstad<br />

geworden was, ten gevolge van het derde Barriere-traktaat van 15<br />

november 1715. Hierdoor behoorde de vesting tot de Generaliteit van<br />

de Republiek der Zeven verenigde Nederlanden. De aanwezigheid van<br />

vaak elkaar afwisselende troepen zal wel de nodige onaangenaamheden<br />

voor de bevolking hebben meegebracht. Zodoende moet 't voor<br />

hen weinig verschil hebben gemaakt, voor wat inkwartiering en opeisingen<br />

betreft, of in februari 1793 de 11.000 Pruisische soldaten<br />

aankwamen, die hen als vrienden kwamen ,,beschermen'\ of dat anderhalf<br />

jaar later de Franse legers als vijanden de stad veroverden en<br />

voortaan bezet hielden; tenminste tijdens de eerste maanden.<br />

Op de tweede plaats was Venlo een stad van zakenlui. Gelegen aan<br />

het knooppunt van grote verkeersaders en voorzien van een belangrijke<br />

binnenhaven was ze uitgegroeid tot een voor die tijd vrij aanzienlijk<br />

han del seentrum. Dat had van vele bewoners nuchtere zakenmensen<br />

gemaakt, die het met iedereen moesten kunnen vinden; mensen<br />

die verplicht waren te leven van vriend en vijand; levensrealisten, die<br />

water bij hun wijn konden doen, die zich gemakkelijker dan anderen<br />

wisten aan te passen aan wisselende tijdsomstandigheden, zonder daarom<br />

aanstonds nieuwe levensbeginselen te aanvaarden.<br />

Op de derde plaats dient hier in aanmerking genomen, dat er het<br />

Hof van Justitie van Gelder gevestigd was, waardoor er in de stad<br />

tamelijk veel ontwikkelde en op bestuursgebied ervaren krachten voorhanden<br />

waren. Toen de inlijving bij Frankrijk een gans nieuwe bestuursinrichting<br />

meebracht, vond men ter plaatse gemakkelijk de<br />

nodige personen om deze in werking te brengen. En als de eerst benoemde<br />

kandidaten niet meer voldeden, dan waren er weer atideren<br />

om hun plaatsen in te nemen, zonder dat het nodig bleek beroep te<br />

doen op buitenstaanders. Maar geen enkele van deze personen scheen<br />

iets te maken te hebben met kringen, die revolutionnair gezind waren.<br />

Toch was 't noodzakelijk in ieder kanton een persoon te vinden op wie<br />

57


de Fransen honderd ten honderd staat konden maken; de com~<br />

missaris van 't Uitvoerend bewind, het alziend oog van de nieuwe<br />

administrate, dat moest waken over de uitvoering van de Franse<br />

wetten en dat in alles en voor alles de belangen van de Republiek<br />

wilde behartigen. Het is een opvallend feit, dat men daarvoor te Venlo<br />

geen geschikte persoonlijkheid kon vinden, want die post werd zonder<br />

onderbreking door Franse onderdanen bezet.<br />

In 't licht van deze omstandigheden is het te begrijpen, dat de<br />

Kruisheren van Venlo 't niet zo lastig hebben gehad tijdens de laatste<br />

jaren van hun bestaan als kloostergemeenschap, als velen van hun<br />

ordebroeders of andere kloosters, die elders hetzelfde lot ondergaan<br />

hebben.<br />

In deze moeilijke jaren houden zij het hoofd koel. Ze zoeken geen<br />

martelaarschap, doch vluchten evenmin het gevaar. Als ze tijdens de<br />

zomermaanden van juli tot oktober 1794 hotiderden vluchtelingen zien<br />

voorbijtrekken, denken zij er niet aan hun heil te zoeken achter de Rijn.<br />

Als de inbeslagneming van hun kerk een blijvend karakter aanneemt,<br />

zetten ze de godsdienstoefeningen in een ,,noodkerk" voort. Als 't<br />

gevaar der opheffing van het klooster meer en meer nadert, stellen zij<br />

zich des te ijveriger te weer om deze te voorkomen. Als de Opheffingswet<br />

de kloosters, die onderwijs geven uitzondert, houden ze zich aan<br />

deze redplank krampachtig vast. Als ze 't later enigszins met hun<br />

geweten in overeenstemming kunnen brengen, kopen ze klooster en<br />

eigendommen zoveel mogelijk terug met de bedoeling ze te redden<br />

en voor mogelijke opvolgers te bewaren.<br />

Toen de Kruisheren van Venlo plechtig verklaarden nous riavons<br />

rien tant a coeur que de vivre et mourir dans Vetat au quel nous nous<br />

sommes devoues legden ze daarin geheel hun innige levensovertuiging<br />

neer. Hoe is 't immers anders te verklaren, dat ze in die tijd nog twee<br />

jonge mensen in hun gemeenschap opnemen; waar vonden ze de moed<br />

om hun de nodige opleiding te geven tot het priesterschap, als ze niet<br />

van plan waren hun kloosterleven tegen alle hoop in voort te zetten.<br />

Dat waren toch geen mensen, die zaten te wachten op hun bevrijders<br />

om verlost te worden uit de ,,gevangenissen" van hun kloosters, waarin<br />

ze eens vrijwillig waren ingetreden. Zelfs de wispelturige Richardt<br />

geeft er nooit enig blijk van.<br />

Er is geen enkel feit bekend, dat er op kan wijzen, dat deze kloosterlingen<br />

de invloed hadden ondergaan van de geestesstromingen der<br />

achttiende eeuw. Nooit zien we hen enige genegenheid betonen aan de<br />

revolutie, onder welke vorm ook. Dat gaat zelfs op voor de twee<br />

Kruisheren, die tenslotte toch de Eed van haat hebben afgelegd. De<br />

tijd, waarop zij dat doen, en de omstandigheden waarin, bewijzen, dat<br />

ze het niet deden uit enige overtuiging of welwillendheid tegenover<br />

de nieuwe orde.<br />

Zoals reeds gezegd, hebben de Kruisheren van Venlo de eerst geweigerde<br />

bons toch aanvaard en gebruikt, niet alleen om in hun<br />

levensonderhoud te voorzien, maar ook met de bedoeling de kloostergoederen<br />

te redden voor de Orde. Dat hun dit uiteindelijk niet gelukt<br />

is, moet worden toegeschreven aan het feit, dat de Orde pas na 1840<br />

kon heropleven. Het is echter wel gelukt de eigendommen te redden<br />

58


voor de KerL Zij wisten, dat aan deze goederen vrome stichtingen<br />

verbonden waren, waarvoor het voorgeslacht de verantwoordelijkheid<br />

en de zorg had opgenomen. Te samen met de eigendommen hebben<br />

zij op hun beurt zowel het eigendomsrecht en vruchtgebruik, als de<br />

lasten, die eraan gehecht waren, aanvaard.<br />

In 1831 hebben de drie Kruisheren Hermans, Geusen en Vermeulen<br />

alles overgedragen aan de S. Martinusparochie van Venlo. En daardoor<br />

is het mogelijk geweest, dat klooster, kerk, huizen, boerderijen<br />

en landerijen tot op de dag van vandaag ,,kerkelijke goederen" gebleven<br />

zijn en dat de ,,vrome stichtingen" niet verloren gitigen. Hier heel die<br />

geschiedenis laten volgen zou te ver voeren; we hopen er later op<br />

terug te komen.<br />

Het feit echter mocht niet onvermeld blijven, omdat het voorwaar<br />

niet de geringste verdienste geweest is van de laatste Kruisheren van<br />

Venlo, die na de uitdrijving vele jaren voortref felijk werkzaam geweest<br />

zijn in de parochiele zielzorg.<br />

/r. M. Cohort, o.s.c.<br />

59


K R O N I E K<br />

BIBLIOGRAFIE<br />

In 1954 verscheen bij Nijhoff in Den Haag Bibliotheca Catholica Neerlandica, een<br />

repertorium van 18754 geestelijke werken, tussen 1500 en 1727 in ci%,<br />

1(1), 57 ev. die echter Petit Discours van 1616 en Gloriosi Corporis van 1664 niet<br />

gekend<br />

heeft;<br />

A. COLLEY (n. 8193; cf. Hermans, 1(2), 55);<br />

TH. DUBLANC (nn. 11829, 11941, 13008, 13451, 14419; cf. Hermans, 1(2) 100<br />

ew, bij wie Clavis Coeli van 1673 ontbreekt);<br />

TH. DALENIUS (n. 7927; cf. Hermans, 1(2), 56);<br />

J. DARDEIUS (8457: Ecclesiastae encomia de vanitate ♦ ♦ ♦ Item rosarium marianae<br />

sanctitatis* Luik, 1632 8577: Thomas a Kempis . ♦ . lusus poeticus. Luik, 1633 terwijl<br />

Hermans, I(2\), 54 slechts over het laatste spreekt, maar dat versahenen is in 1663)*<br />

H. GERRISHEM, (576; cf. Hermans, 1(2), 10);<br />

A. HERTZWORMS (10210, 11749, 11979, 11985, 13907, 14349, 14390, 14595;<br />

cf. Hermans, 1(2), 113t die Vacantia 1684 en Religio 1684 mist, terwijl de BibL<br />

Cath. Neerl. de Oeffeninghe van Devotie verkeerdelijk aan M. Lambrechts toeschrijft;<br />

cf. Hermans, 1(2), 115);<br />

G. VAN LITH (7967, 8505, 9674; cf. Hermans, 1(2), 47 die Lucerna, 1643 mist);<br />

P. PINCHARE (9249, cf. Hermans, 1(1), 76);<br />

W. PORTZ (14726, cf. Hermans, 1(2), 116);<br />

A. TONSORIUS (11260, cf. Hermans, 1(2), 95);<br />

A. VREESE (9949: Funiculus triplex trium votorum. Leuven, Lipsius, 1645; BibL<br />

Cath. Neerl. mist Aegis Aegidio Vresana, cf. Hermans 1(2), 57);<br />

H. WOESTENRAEOT (7000, 7888, 10718, 10726. cf. Hermans, 1(2), 44 ew.);<br />

Breviaria (747, 12174, 18188; cf. Hermans, 1(2), 42, 89, 120); Constituties van 1660<br />

(11609; cf. Hermans, HI, 261); Twee werkjes: over de Broederschap v. d. Allerh.<br />

Drievuldigdheid (17536; cf. Hermans, 1(2), 121); over de >H. Odilia (13280; cf. Her<br />

mans, 1(1), 58).<br />

We missen in deze Bibliotheca:<br />

M. BROUWER, Een excellente oeffeninghe van het lijden ende passie OJELJ.C,<br />

1610;<br />

H. RUSSELIUS, Chronicon Crudferorum, Keulen, Kraft, 1635;<br />

Adam VOSMEER uit Delft, Condones in Dominicas et Festa, Keulen, 1618;<br />

L. PRIX, Abrege de la vie de • ♦ ♦ & Leonard, Tournai, Quinque, 1618.<br />

L. H.<br />

60


Bibliotheca Missionum, ,,begonnen von Pater Robert STREIT, o,m.i., und fortgefiihrt<br />

von P. Joh. DINDLNGER, o.m.i.'\ In 1954 verscheen bij Herder in Freiburg<br />

thet XIXe en XXe deel, met de Afrikanische Missionsliteratur von, 1910-1940. In deze<br />

twee lijvige boekdelen wordt de literatuur aangegeven van 40 religieuze instituten<br />

(alfabetisch gerangschikt) die zich in Afrika aan het missiewerk wijden, zowel de<br />

aiparte werken als de verwijzing naar de artikels die in de voornaamste missietijd<br />

schriften verschenen zijn. Oe Afrikaanse missieliteratuur der Kruisheren vinden we<br />

in deel XIX, p. 736-745. Onder nr. 9830 worden 41 Kruisheren in alphabetische<br />

orde vermeld; naam, artikels die verschenen in De Zegepraal des Kruises en<br />

Kruistriomf, en eventueel andere tijdschriften; biografische gegevens over elke auteur,<br />

waarop dan de apart uitgegeven Werken volgen. Deze literatuur is bijgehouden tot<br />

1940; enkele latere artikels worden vermeld als ze geschiedkundige of biografisdhe<br />

gegevens bevatten, zo ibv. de artikels die bij het 25-jarig bestaan der Kruisherenmissie<br />

in 1946 gepubliceerd werden, en de sterfdata van sommige missionarissen na 1940.<br />

De lijsten ien biografische gegevens zijn zeer volledig, hoewel in de spelling der<br />

geboorteplaatsen nogal eens vergissingen voorkomen. Is er bijzondere literatuur over<br />

een der schrijvers aanwezig, dan wordt deze vermeld, b.v. over Mgr, Konings of<br />

Mgr. Blessing; anders wordt voor de biografische notas verwezen naar het archief<br />

der Orde. Nr. 9831 geeft Anonyma, niet ondertekende artikels over de Kruisheren<br />

missie.<br />

In deel XX worden onder de Rrudergenossenschaften op p. 501, nr 9926 de Bree<br />

ders van S. Gabriel vermeld, waarbij de Berichte die over hen in bovengenoemde<br />

missietijdschriften verschenen afzonderlijk worden aangegeven, 'n enkel artikel in<br />

Sint Gabriel, en de in Bondo door hen uitgegeven werkjes in of over de inlandse taal.<br />

Bij de Zusters staan op p. 554 onder nr 9995 de Zusters van het H. Hart van<br />

Maria van Berlaer, onder nr. 10072 de Ursulinen van Luik, met de artikels over of<br />

van hen in De Zegepraal of Kruistriomf* De inlandse -breeders en zusters uit de<br />

'Kruisherenmissie worden onder de Einheimische Briider* und Schwestergenossen*<br />

schaften niet veraneld. Wei staan onder de Missionsartzliche Tatigkeit de missiedokters<br />

C. Capelle en Theunissen met enkele verwijzingen naar de missietijdschriften<br />

der Orde (p. 606-607).<br />

In de lijst waarin o.a. alle decreten van de H. Stoel in betrekking met de Afrikaanse<br />

missies staan aangegeven, ingedeeld volgens 't jaar, wordt Bondo meermalen vernoemd,<br />

nl. de oprichting van de prefectuur in 1926, van 'het vicariaat in 1937, en het<br />

decretum dismembrationis van Niangara en Bondo in 1941.<br />

A. R.<br />

De Bijdragen voor de Geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de<br />

Nederlanden, XX (1955), geven op p. 175 en 177 enkele foto's der hi. Kreuzkapelle<br />

te Haussen bij Waldbreitbach in het Wiedtal (D.). Deze kapel werd in 1694 door<br />

de Ehrensteinse kruisheer, Bartholomeus Friderici, van 1683 tot 1699 pastoor van<br />

Waldbreitbach, gebouwd.<br />

Op een rots te Haussen stond eertijds in een nis een kruisbeeld dat door een<br />

andersdenkende in de Wied geworpen, in 1667 weer gevonden, op die rots herplaatst<br />

en van dan af druk vereerd werd. Er zouden vele wonderen gebeurd zijn. Daarom<br />

liet Friderici daar een eenvoudige kapel bouwen, witte muren en blauwleien daken,<br />

schoon van proporties, schitterend gelegen in het ruige, groene Wiedtal. Het kruis<br />

beeld plaatste hij in een barokke retabel, geflankeerd door de kruisheiligen, Petrus en<br />

Andreas. Later bouwden de kluizenaars cellen tegen de kapel.<br />

Aanleiding tot het plaatsen dezer foto's in genoemde ,,Bijdragen" waren de feiten,<br />

61


dat in 1862 in deze Kreuzkapelle de Congregatie der Breeders Frandskanen en in<br />

1863 de Congregatie der Frandscanessen van Waldbreitbach gesticht werden.<br />

P. Cunibertus Sloots O.F.M. schetst de geschiedenis dezer Zusters maar vergeet bij<br />

de nederlandse kloosters dat te Uden (St. Odilia-peel) in de kruisherenparochie te<br />

vernoemen,<br />

De Kreuzkapelle te Haussen is voor enige tijd keurig gerestaureerd. De kunstzinnige<br />

Friderid heeft later als prior van Ehrenstein, 1699-1721 veel barokke kunst,<br />

preekstoel, altaren, monstrans en misschien ook het koorgestoelte voor de kloosterkerk<br />

verworven.<br />

Over de Kreuzkapelle verscheen: Ktirzer doch klarer en wahrer Bericht / von dcm<br />

heiligen / durch viele wunderbarlich Begebenheiten Beriihmten / Kreuz / welches<br />

zwischen Ober* und Nieder Breydbach an der bekannten so genannten / Witbach,<br />

im Ampt Neuerberg, Collnischen Territorii / Erz, Stifft Trierischer Geistlicher Juris*<br />

diction / in einer hierzu neu aufgerichteter Creuz~Kirchen nunmehr aufbehalten, / und<br />

durch einen grossen Zu / lauff des Volcks verehrt wird* / Aus dem im Jahre 1599<br />

dartiber gemachten Protocoll ktirzlich ausgezogen, Coin, 1754. L. H.<br />

R. BRAGARD, Les Couvents et les enceintes urbaines a Liege, Huy et Dinant,<br />

in Bulletin de la Sodete royale ,,Le Vieux Liege", 1954, p. 271-279.<br />

In een vroegere jaargang van dit tijdschrift, 1952, in een artikel over de stichting<br />

van het Frandskanenklooster te Luik, had Bragard reeds de aandacht gevestigd op<br />

het verband tussen de kloosterstichtingen in sommige stedlen en de ontwikkeling der<br />

stadsverdediging, zodat bij voorkeur bij uitbreiding of herstel der stadsmuren nieuwe<br />

kloosterstichtingen werden aanvaard of aangemoedigd. Die kloosters immers, gelegen<br />

vlak naast de stadsvesten, vormden met ihun hoge en sterke munen, meer dan gewone<br />

burgershuizen een schild tegen de belegeraars. De auteur haalde de Kruisheren van<br />

Luik en Dinant hiervoor mede als voorbeeld aan (p. 137 en 138). Nu komt thij op<br />

dit onderwerp terug en behandelt speciaal de betrekkingen van stadsbestuur en<br />

kloosters in de drie voornaamste steden van het prinsbisdom. De stichting van meerdere<br />

kloosters in de stad Luik o.a. van dat der Kruisheren, staat volgens Bragard in<br />

direct verband met de uitbreiding der stad. Daar de parochies meer in het centrum<br />

der stad lagen, waren nieuwe kerken vooral in de buitenwijken noocbakelijk, zodat<br />

de religieuzen zich daar bij voorkeur vestigden. Maar bisschop en stad eisten een<br />

tegenprestatie die bestond in het bijdragen tot de bouw der nieuwe stadsvesten,<br />

waartoe ook de Luikse Kruisheren moesten meehelpen, Spedaal de bedelorden waren<br />

welkom, zowel om hun arbeidsprestaties als am 't feit dat ze geen goederen kondien<br />

bezitten; zodat de reguliere kanunniken binnen de steden weinig uitbreiding konden<br />

nemen. (S. wijst hier op de stichtingen van reg. kan. te Hoei buiten de stad, o.a. de<br />

Kruisheren, en op de wetgeving der ,,dode hand" tegen het goederenlbezit der<br />

kloosters). Vooral na vernielende oorlogen en beroerten namen de stichtingen in<br />

de steden toe, omdat het stadsbestuur in z'n precaire toestand hun hulp nodig had.<br />

De wederopbouw van Dinant na het beleg en de verwoesting der stad in 1467 eiste<br />

de hulp der religieuzen, zodat de komst der Kruisheren er welkom was. Ze moditen<br />

bouwen met materiaal van de vernielde huizen en vesten, 'n visvijver hebben op de<br />

stadsgrachten, maar de stad behield zich het recht voor om op de scheidsmuren verdedigingstorens<br />

te bouwen. S. staaft zijn stelling met meerdere andere voorbeelden.<br />

Of die verschillende stichtinglen juist om die redenen gebeurden en al de aangehaalde<br />

voorbeelden bewijskracht hebben voor de stelling van Bragard, zal niet altijd even<br />

gemakkelijk uit te maken zijn. Toch opent dit artikel interessante gezichtspunten.<br />

62<br />

A. R.


Daar oos vroegere Liber-ordinarius, soort dlrectoriwn en ritual* grotendeels<br />

RS^


D. R. R. POST, Kerkelijke Verhoudingen in Nederland voor de Reformatie van<br />

c* 1500 tot c 1580, Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1954.<br />

In dit magistrate werk toont S. rustig, gedegen en zeker aan, dat de massale geloofsafval<br />

in Noord-Nederland niet veroorzaakt is door de vele tekorfcen en fouten van<br />

katolieken en clerus. S. ontleedt in talrijke voorbeelden die gebreken: afhankelijkheid<br />

van de clerus van staat en leken, geringe ontwikkeling, concubinaat, geldzucht, lauwheid<br />

en overladen eredienst; gebreken die werden geduld en ihoogstens aanleiding<br />

maar geen oorzaak tot afval waren. De Noord-Nederlandse Kerk zou niet zo getroffen<br />

zijn, als de geest van Trente boven de Mberdijk evenveel tijd gekregen nad om clerus<br />

en volk te doordringen als in het zuiden. We wijzen hier slechts op wat S. terloops<br />

over de Kruisheren zegt, feiten die hij met tientallen andere aanhaalt am zijn canclu-<br />

'sies te staven.<br />

In het le hfdst. § 3 over de synoden vermeldt S., dat op de buitengewone synode<br />

van 1549 te Utrecht de prior der Kruisheren van Goes aanwezig was. We weten<br />

uit J(X)STB>TGh1vI1ULLER, Provindale en synodalc statuten, biz. 260, dat prior<br />

Jasper van Kloetingen daar, nadat versdhillende kapittels en pastoors de Formula<br />

Reformationis, door Karel V uitgevaardigd, thadden aanvaard, de Formula ,,pro se<br />

et dicto suo conventu acceptat, salvis privilegiis et exemtionibus". Hij was sohijnbaar<br />

de enige van de regulieren, die op deze synode voor de exemptie op kwam.<br />

Pelgrom Pullen, 'n voortreffelijk seculier priester, begon de taak van geestelijk<br />

leidsman onder leiding van 2 Kruisheren bij de reg. kanonikessen te Venray (144),<br />

waarsohijnlijk Jan Haenen van Linden en Gerrit van Nijmegen of van Gelder, beiden<br />

van St. Agatha.<br />

S. waarschuwt bij het begin van het 3de hfdst. voor vergissingen over het aantal<br />

kloosters, aard en naam der kloosterlingen en levert het bewijs, ho© zelfs de beste<br />

historici in deze doolhof moeten verdwalen, als hij ons mededeelt, dat de Kruisbfoeders<br />

(van Hoe!) te Culemborg een klooster hadden. (159, 360).<br />

Gaarne had S. aanvullingen en verbeteringen op zijn vroegere studie over het<br />

,,Aantal en de roeping tot het kloosterleven in de 16e eeuw" ontvangen. We zijn<br />

zo gelukkig aan dit verlangen te hebben voldaan in dit tijdschrift 9 (1951), 82 evv<br />

en konden aan z'n visie over de N.-Ned. Kruisherenkloosters weinig verbeteren (146).<br />

Op bldz. 192-196 bespreekt S. de ekonomische positie der kloosters en zegt van<br />

het Kruisherenklooster te Scharmer b. Groningen dat het 96 ha grond exploiteerde<br />

en 281 ha verpachtte; het klooster Ter-Apel kon buiten de zelf geexploiteerde grond<br />

nog 500 ha verhuren. Vergeleken bij de kloosters van Aduard, Selwerd en Heiligerlee,<br />

die resp. 3334, 220 en 354 ha exploiteerden en 5510, 1455 en 890 «ha verhuurden,<br />

■hadden Ter-Apel en Scharmer niet veel te bieden. Niet te verwonderen dat de<br />

leken maatregelen namen tegen dit grootgrondbezit zodat Ter-Apel sinds 1568<br />

steeds renten en gronden moest verkopen, zonder nog schenkingen te verwerven (222).<br />

Over de opheffing van ihet klooster te Goes spreekt S. op biz. 240; over de observatie<br />

der Kruisheren op biz. 360 ev; op biz. 385 over den gebedsbroederschap tussen<br />

de zusters van het Old Convent te Zwolle en de Kruisheren, wat we beter een participatie<br />

dier Zusters aan de orde van het H. Kruis kunnen noemen dan een broederschap,<br />

zoals uit het originele dokument blijkt. (Clairlieu, 1955, p. 85).<br />

De donaten der Kruisheren mochten slechts vier maal per jaar communiceren, weinig<br />

vergeleken met andere kloosterlingen, die 't eens in de maand of om de 14 dagen<br />

deden (409). Dat leke-broeders op jaargetijden van ordesgenoten 500 Pater-nosters<br />

baden (463), geschiedde niet uit bijzondere devotie voor dit aantal Pater-nosters maar<br />

uit nood, omdat deze broeders meestal analpihabeten, in geen psalter of gebedenboek<br />

konden lezen of mediteren en toch moesten bidden. L. H.<br />

64


Kruiskapel te Haussen bij Waltbreitbach.<br />

Het onlangs herstelde interieur.


Kruiskapel te Haussen bij Waltbreitbach.<br />

Exterieur volgens 'n oude schilderi|.<br />

(Zie biz. 61-62).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!