You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Les6<br />
Woordenschat<br />
Schrijven<br />
Luisteren en spreken<br />
Kijk <strong>op</strong> taal<br />
Je oefent<br />
• met voorzetsels.<br />
Weet je nog<br />
Een voorzetsel geeft vaak een plaats aan.<br />
Een muis hangt in de suikerpot.<br />
Een andere muis zit <strong>op</strong> het aanrecht.<br />
1<br />
2<br />
Onderstreep het voorzetsel.<br />
1 Verst<strong>op</strong>pertje speel ik het liefst <strong>op</strong> zolder.<br />
2 Onder het schuine dak heeft papa een geheime kast getimmerd.<br />
3 Zelfs met je neus voor de schuifdeur zie je hem nog niet.<br />
4 Ik kan me tussen de koffers verst<strong>op</strong>pen.<br />
Maak goede zinnen.<br />
Trek een lijn.<br />
Sven lo<strong>op</strong>t naar de bomen.<br />
Sven lo<strong>op</strong>t langs de brug.<br />
Sven lo<strong>op</strong>t over het park.<br />
Sven lo<strong>op</strong>t tussen de winkel.<br />
3<br />
Onderstreep het goede voorzetsel.<br />
1 Dennis leunt naast / tegen de tafel.<br />
2 Zijn jas hangt onder / over een stoel.<br />
3 Hij zakt door / <strong>op</strong> zijn knieën om in zijn sporttas te kijken.<br />
4 Zit zijn voetbalshirt in / onder zijn tas<br />
5 Hij kan het shirt niet vinden tussen / achter al zijn spullen.<br />
12<br />
Groep 5 – Thema 1 Om je heen – Week 2