You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Les6<br />
Woordenschat<br />
Schrijven<br />
Luisteren en spreken<br />
Kijk <strong>op</strong> taal<br />
Je oefent<br />
• hoe je verkleinwoorden maakt.<br />
Weet je nog<br />
Je kunt achter een zelfstandig naamwoord -je zetten.<br />
Je maakt dan een verkleinwoord.<br />
Soms moet je nog een letter toevoegen: -tje, -etje of -pje.<br />
Luister altijd goed hoe je het zegt. Schrijf het woord zo<br />
makkelijk mogelijk <strong>op</strong>.<br />
Voor een verkleinwoord gebruik je in het enkelvoud nooit<br />
het lidwoord de.<br />
de fiets – het fietsje<br />
de schoen – het schoentje<br />
1<br />
2<br />
Lees de tekst.<br />
Onderstreep elf verkleinwoorden.<br />
Ik weet een leuk winkeltje. Het is in het straatje achter<br />
het kerkje. Een oud mannetje is er de baas. Hij verko<strong>op</strong>t<br />
de lekkerste dr<strong>op</strong>jes. Ook heeft hij andere lekkere<br />
dingetjes, zoals spekjes, zakjes salmiak en zuurtjes. Ik<br />
zou er best een dagje willen rondhangen. Dan at ik<br />
stiekem overal een hapje van.<br />
Hoe maak je het verkleinwoord<br />
Zet een kruisje.<br />
1 straat<br />
2 gang<br />
3 artikel<br />
4 prijs<br />
5 kamer<br />
6 folder<br />
7 duim<br />
8 zeef<br />
9 oom<br />
10 ding<br />
-je -tje -etje -pje<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
72<br />
Groep 5 – Thema 4 Geld – Week 2