AARDAPPEL KOERIER - Bayer CropScience
AARDAPPEL KOERIER - Bayer CropScience
AARDAPPEL KOERIER - Bayer CropScience
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
'Onaangename ver rassingen op huurpercelen'<br />
De oorzaak van het groeiende ritnaaldenprobleem is volgens Den Boer<br />
een combinatie van factoren. Veruit de belangrijkste is het wegvallen van<br />
lindaan, eind jaren '90. Met deze werkzame stof waren de ritnaalden zeer<br />
doeltreffend en effectief te bestrijden. Een tweede factor die het probleem<br />
heeft vergroot is de schaalvergroting. ,,Aardappeltelers die willen groeien<br />
maken steeds vaker gebruik van huurpercelen. Omdat het verleden hiervan<br />
vaak niet bekend is, komen telers steeds vaker voor onaangename verrassingen<br />
te staan, waaronder vreterij door ritnaalden'', ze weet de buitendienstmedewerker.<br />
Ook merkt hij in de praktijk dat – sinds het wegvallen<br />
van lindaan – de gras- en graanrijke bouwplannen behoorlijk meer last<br />
hebben gekregen van ritnaalden.<br />
'Rode rassen favoriet bij ritnaald'<br />
Om schade door ritnaalden zo veel mogelijk tegen te gaan zijn volgens Den Boer<br />
vaak meerdere maatregelen nodig. Als eerste noemt hij de kniptorkit. Dit is een val<br />
waarbij de kniptormannetjes met een lokstof worden aangetrokken en gevangen.<br />
Komt het aantal gevangen kniptorren boven een kritische grens, dan kan er chemisch<br />
worden ingegrepen. Hoewel met de kniptorkit - de het beste in graszaad,<br />
grasland of graan kan worden ingezet - goede resultaten zijn te behalen, merkt<br />
Den Boer dat niet iedere aardappelteler even geschikt is om ermee te werken.<br />
,,Voor een goed resultaat moet je de vallen minimaal één keer per week controleren.<br />
Vooral de grotere teler hebben of nemen daar niet altijd de tijd voor.''<br />
De tweede maatregel is een passende rassenkeuze. Volgens Den Boer zitten er<br />
behoorlijke verschillen in gevoeligheid voor ritnaaldenschade. Vanuit de praktijk is<br />
bekend dat onder meer Asterix, Nicola, Bildtstar en Lady Cristl relatief gevoelig zijn<br />
voor schade. Opmerkelijk - en vooralsnog niet verklaarbaar - is dat ritnaalden een<br />
sterke voorkeur hebben voor rode, vastkokende soorten. Den Boer zegt percelen te<br />
hebben gezien waar bijna op streep af te zien was waar een blankschillige en een<br />
roodschillige gepoot was.<br />
Een derde optie tegen ritnaalden is de inzet van Mocap. Omdat Nedato graag duurzaam<br />
wil werken gebeurt dit nooit standaard, maar altijd in overleg. ,,We kijken<br />
altijd eerst of er met deze maatregel iets te winnen valt voor de teler. Pas als dat<br />
het geval is, adviseren we om Mocap in te zetten'', zo benadrukt Den Boer.<br />
Inzetten op combinatie van maatregelen<br />
De komende jaren blijft Nedato inzetten op een combinatie van de hiervoor genoemde maatregelen tegen de ritnaalden.<br />
Volgens Den Boer zijn de grootste excessen hiermee al uit de weg geruimd. ,,Echt zwaar door ritnaalden aangetaste partijen<br />
krijgen we nauwelijks meer binnen. Nu is het zaak om ook categorie daaronder te verminderen.'' De buitendienstmedewerker<br />
verwacht dat het online monitoringsysteem van Nedato op dit vlak nog een flinke zet in de goede richting kan geven. Met<br />
systeem kunnen telers hun eigen teeltmaatregelen en resultaten vergelijken met die van andere telers. ,,Ik verwacht dat we<br />
daardoor met de ritnaaldenbestrijding elk jaar weer een stapje vooruit komen'', zo besluit Den Boer.<br />
Ritnaalden, of koperwormen, zijn de larven van de<br />
kniptor. Ze voeden zich met plantendelen,<br />
waaronder ook aardappelen<br />
De lange weg van actieve<br />
stof naar succesmiddel<br />
Wat moet er allemaal gebeuren voordat er een nieuwe actieve stof in de Nederlandse Landbouw kan worden in<br />
gezet? En welke obstakels kun je daar zoal bij tegenkomen? Wie deze vragen praktisch en helder beantwoordt<br />
wil hebben kan prima bij Anita van Bergeijk terecht. Als technisch specialist bij <strong>Bayer</strong> <strong>CropScience</strong> houdt ze zich<br />
intensief bezig met het testen van actieve stoffen en middelen voor de Nederlandse markt.<br />
De basis voor een nieuw middel wordt meestal door het researchcentrum van <strong>Bayer</strong> <strong>CropScience</strong> in het Duitse Monheim<br />
gelegd. Hier worden alle actieve stoffen ontwikkeld. Vanaf welke stadium de actieve stof voor het eerst in Nederland wordt<br />
getest hangt vooral af van de marktpotentie. Voor gewassen als granen en maïs wordt het voorwerk meestal zo lang mogelijk<br />
in Duitsland en Frankrijk uitgevoerd. De beste formulering en dosering is dan vaak al bekend, waardoor de testfase in<br />
Kniptorren leggen hun eieren in mei of juni in<br />
vochtige grond, bij voorkeur in ruigten of<br />
graspercelen<br />
Ritnaalden vreten gaatjes en gangetjes in de<br />
knollen, soms wel een paar centimeter diep.<br />
Aangetaste knollen zijn moeilijk uit te sorteren<br />
Nederland veelal wat ingekort kan worden. Voor gewassen als aardappelen en<br />
uien speelt Nederland vaak wel een belangrijk rol als test- en ontwikkelingsland.<br />
Omdat Van Bergeijk als werkgebied Noord-Nederland heeft, is zij relatief vaak<br />
betrokken bij nieuwe actieve stoffen voor aardappelen en uien. ,,Soms is het echt<br />
pionierswerk en moeten we nog helemaal uitvinden welke dosering of formulering<br />
het meest effectief en passend is. Bij Subliem hebben we er bijvoorbeeld behoorlijk<br />
lang over gedaan om de juiste verhouding tussen de werkzame stoffen pencycuron<br />
en fluoxastrobine te vinden'', zo geeft ze de lastige, maar ook uitdagende kanten<br />
van haar werk aan.<br />
Vijf vaste proefveldhouders<br />
Om de actieve stoffen op een consistente manier in de praktijk te kunnen te<br />
testen, werkt Van Bergeijk samen met een vijftal vaste proefveldhouders in Noord-<br />
Nederland. Elk seizoen worden op deze bedrijven zo'n 15 proeven weggelegd. Voor<br />
actieve stoffen die een specifieke locatie nodig hebben - bijvoorbeeld gronden met<br />
een bepaald soort onkruid - wordt meestal naar losse proefvelden gezocht.<br />
De verzorging van de gewassen, zoals bemesting en gewasbescherming, gebeurt<br />
meestal door de proefveldhouders zelf. Het specifieke spuitwerk wordt altijd uitgevoerd<br />
door een medewerker van <strong>Bayer</strong> <strong>CropScience</strong>. Behalve dat dit spuitwerk<br />
enige expertise vereist, wordt door deze werkwijze ook voorkomen dat potentiële<br />
actieve stoffen al in een vroeg stadium bekend raken bij de concurrentie. ,,In de<br />
praktijk weten de proefveldhouders dus hoogstens waartegen we spuiten, maar<br />
niet wat we spuiten.'', zo verduidelijkt Van Bergeijk.<br />
Anita van Bergeijk is technisch specialist voor Noord-Nederland.<br />
'Vroeg op de hoogte van goede middelen'<br />
Normaal gesproken zijn er twee tot drie jaar nodig om de optimale dosering, formulering,<br />
kleur, oplosbaarheid en stabiliteit van een middel vast te stellen. Daarna<br />
zijn er nog twee extra proefjaren nodig, waarin telkens minimaal vier officiële proeven<br />
moeten worden uitgevoerd. Met de resultaten van deze proeven kan een biologisch<br />
dossier worden opgebouwd voor de desbetreffende ziekte, plaag of onkruid.<br />
Wanneer het dossier compleet is, kan de het middel officieel geregistreerd worden.<br />
Meestal duurt het dan nog zo'n drie tot zes jaar voordat het middel daadwerkelijk<br />
is toegelaten. In die tussentijd gaan de zogenaamde verdiepingsproeven gewoon<br />
door. Hierbij wordt onder andere gekeken naar mogelijke mengpartners.<br />
Hoewel de weg naar succes behoorlijk lang en taai is, vindt Van Bergeijk het altijd<br />
weer een mooie uitdaging om een actieve stof op de rails te zetten naar - hopelijk<br />
- een succesvol middel. ,,Het leuke van dit werk is dat je goede middelen al ver<br />
van tevoren aan ziet komen. Minder leuk is dat je er uit concurrentieoverweging<br />
niet met iedereen over kunt praten. Op vragen als: 'komen jullie binnenkort met<br />
nóg betere middelen tegen Phytophthora of Rhizoctonia?', kan ze dus hoogstens<br />
geheimzinnig glimlachen.''<br />
6 Aardappel Koerier<br />
Aardappelpag.6-7jan09.indd 6 22-12-2008 09:26:02