12.07.2015 Views

Versterking van sociale cohesie

Versterking van sociale cohesie

Versterking van sociale cohesie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

worden steeds vaker geweten aan een gebrek aan <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Dat gebrek aan gevoel <strong>van</strong>verbondenheid ontstaat, volgens de heersende opvatting, als een gevolg <strong>van</strong> culturele verschillen inonze samenleving. In deze visie bevordert culturele homogeniteit de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> en voorkomt diede betreurde <strong>sociale</strong> problemen (Gowricharn, 2003). Onze eigen normen en waarden, taal of religieverschillen vaak met die <strong>van</strong> onze buurman. We vinden vaak weinig herkenning in elkaar en wetenniet hoe we aansluiting met elkaar kunnen vinden. De drempel om op elkaar af te stappen is medehierdoor hoger geworden. In deze opvatting meent men dat het gebrek aan verbondenheid en hetgroeiende percentage mensen dat zich onveilig voelt in zijn eigen buurt veroorzaakt wordt door degrote diversiteit aan culturen en gezinsvormen.In het artikel ‘E pluribus unum’ (‘Uit velen één’) stelt Putnam (2007) dat in de Verenigde Staten, inieder geval op de korte termijn, etnische diversiteit in de directe woonomgeving leidt tot afnemendesolidariteit en minder vertrouwen. In etnisch diverse buurten keren bewoners meer in zichzelf. DoorPutnam wordt dit verschijnsel hunkering down genoemd. Het vertrouwen neemt af, wederzijdse hulpen samenwerking worden zeldzamer, vriendschappen minder, en dit alles zelfs binnen de eigenetnische groep. Mensen kruipen in hun schulp (schildpadgedrag). In Nederland komt men, in deverschillende onderzoeken naar de invloed <strong>van</strong> etnische diversiteit in Nederlandse wijken, niet toteenduidige conclusies. Rovers (1997) heeft gewezen op het proces dat een zwakkesociaaleconomische situatie, een hoge migratie en een grote (etnische) heterogeniteit de <strong>sociale</strong><strong>cohesie</strong> doet afnemen. Lancee & Dronkers (2008) vinden gedeeltelijke ondersteuning voor het idee<strong>van</strong> Putnam. Volgens hen neemt in etnisch gemengde wijken zowel bij allochtonen als bij autochtonenhet onderlinge contact af. Dit effect blijft bestaan als rekening wordt gehouden met economischeachterstanden in de buurt. Lancee & Dronkers stellen dat etnische diversiteit schadelijk is voorvertrouwen in buren en de buurt, terwijl Tolsma et al. (2008a) deze conclusie relativeren en slechtsonderschrijven voor specifieke aspecten. Zij vinden dat etnische diversiteit schadelijk is voor dehoeveelheid contacten met buren (maar alleen voor lage inkomensgroepen), maar nog vaker datetnische diversiteit geen effect heeft op andere vormen <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> (sociaal vertrouwen en dekwaliteit <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> relaties). Daarnaast is er in Nederland onderzoek gedaan naar de relatie tussenetnische concentratie (totaal aandeel niet-westerse allochtonen) en interetnisch contact enbeeldvorming (zie bijvoorbeeld Dagevos, 2005; Van der Laan Bouma-Doff, 2005; Gijsberts &Dagevos, 2007; Ghaeminia, 2008; Tolsma et al., 2008b). Hieruit kwam naar voren dat er in zwartebuurten veel minder contact tussen autochtonen en allochtonen is dan in witte buurten. Het lijkt er dusop dat een sterke concentratie <strong>van</strong> allochtone bevolkingsgroepen in een wijk slecht is voor hetonderlinge contact. Voor autochtonen blijkt het wonen in een gemengde buurt juist wel goed te zijnvoor het contact; wanneer er gelegenheid is voor contact komt dit eerder tot stand. Een te snelleverkleuring <strong>van</strong> een buurt werkt echter negatief. De opvattingen <strong>van</strong> de verschillendebevolkingsgroepen over elkaar zijn minder gunstig in buurten die snel <strong>van</strong> etnische samenstelling zijnveranderd.4


zowel slachtofferrisico als onveiligheidbeleving naar voren in het onderzoek <strong>van</strong> de Hart et al. (2002)Hoewel mensen zich over het algemeen veiliger voelen in hun eigen wijk dan in een andereomgeving, treft een groot deel <strong>van</strong> de delicten mensen in hun eigen buurt. Het blijkt dat deveiligheidsproblematiek geconcentreerd is in een beperkt aantal wijken en deze concentratie juist hetprobleem is <strong>van</strong> het maatschappelijke probleem. Buurtproblemen die bewoners signaleren hangensterk samen met criminaliteit. Waar volgens hen sprake is <strong>van</strong> veel vermogensdelicten, nemen ze ookvaker verkeersproblemen, verloedering en dreiging waar.De Amerikaanse politicoloog Robert Putnam heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen aspecten<strong>van</strong> <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>: leefbaarheid en veiligheid (Putnam 2000: 307). Volgens hem zijn wijken veiligeren is de leefbaarheid beter, wanneer zij beschikken over veel sociaal kapitaal: ‘public spaces arecleaner, people are friendlier, and the streets are safer’. Sociaal kapitaal verwijst volgens hem naar derelaties tussen mensen (vrienden, buren, vreemden), <strong>sociale</strong> netwerken en de wederzijdse normen enhet vertrouwen in anderen die eruit voortvloeien (Putnam, 1993 en 2000). Volgens Putnam heeftsociaal kapitaal betrekking op het <strong>sociale</strong> gehalte en het coöperatieve vermogen <strong>van</strong> groepen. Hetvergemakkelijkt het gezamenlijke handelen om problemen op te lossen. In het bijzonder netwerkenmet een intensieve horizontale interactie tussen de leden gaan volgens Putnam gepaard met deopbouw <strong>van</strong> veel sociaal kapitaal. Het is duidelijk dat samenwerking en wederzijds vertrouwen eenpositieve invloed hebben op het gevoel <strong>van</strong> veiligheid en het vergroten <strong>van</strong> de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Ook incriminologische en sociologische studies wordt al jaren de vraag gesteld waarom sommige buurten zoveel meer <strong>van</strong>dalisme, graffiti, vermogenscriminaliteit en geweldsmisdrijven kennen dan andere, enwaarom deze verloederingsverschijnselen en criminaliteit zo hardnekkig binnen deze buurtengeconcentreerd blijven (De Hart et al., 2002: 26). Vanaf de jaren twintig <strong>van</strong> de vorige eeuw zijn‘ecologische’ theorieën <strong>van</strong> misdaad en jeugdcriminaliteit ontwikkeld. Een kernelement <strong>van</strong> dezebenaderingen is het uitgangspunt dat ‘<strong>sociale</strong> wanorde of desorganisatie’ de voedingsbodem vormtvoor criminaliteit. Die desorganisatie wordt typerend geacht voor veel stedelijke buurten met een hogeverhuismobiliteit, waar de buren anoniem zijn, uiteenlopende etnische groepen ongemakkelijksamenleven, lokale organisaties zeldzaam zijn en kansarme jongeren deel uitmaken <strong>van</strong> eigensubculturen, afgezonderd <strong>van</strong> de wereld <strong>van</strong> volwassenen (De Hart, 2002: 26).Vooral in Amerika is er veel onderzoek gedaan naar criminaliteit in stedelijke gebieden. Zo hebbenShaw & McKay (1942) een onderzoek gedaan naar de relatie tussen delinquent gedrag en industriëlegroeiprocessen <strong>van</strong> de stad. De gebieden die zij onderzochten hadden een hoge mobiliteit, een hogebevolkingsdichtheid en kenmerkten zich door armoede en een zwakke <strong>sociale</strong> structuur. MeerdereAmerikaanse onderzoekers zijn vervolgens nagegaan in welk type wijken de criminaliteit zichconcentreerde. Schuerman & Kobrin (1986) onderzochten welke factoren in de periode tussen 1950en 1970 bijdroegen aan de verloedering en aan het ontstaan <strong>van</strong> high-crime areas in Los Angeles.Factoren die daar een rol in speelden, waren het veranderen <strong>van</strong> het woningaanbod (een toename<strong>van</strong> het aantal huurwoningen), het verdwijnen <strong>van</strong> het bedrijfsleven uit de buurt, demografischeveranderingen die tot een lagere sociaaleconomische status <strong>van</strong> de wijk leidden (een daling <strong>van</strong> het7


opleidingsniveau en een stijging <strong>van</strong> de werkloosheid) en uiterlijke tekenen <strong>van</strong> verval of verloedering<strong>van</strong> een wijk (Halsema, 1995).De conclusies <strong>van</strong> de verschillende onderzoeken in de verschillende landen komen vrij sterk metelkaar overeen. Uit de conclusies blijkt dat het gevoel <strong>van</strong> veiligheid en de leefbaarheid in een stad,wijk of buurt sterk met elkaar verbonden zijn en dat beide een sterke invloed hebben op het aanwezigzijn <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Om dit verband verder duidelijk te kunnen maken, lichten we eerst kort deinhoud <strong>van</strong> het begrip ‘leefbaarheid’ toe.Net zo min als ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ is ook ‘leefbaarheid’ een vaststaand eenduidig begrip. De interpretatieer<strong>van</strong> kan <strong>van</strong> persoon tot persoon en <strong>van</strong> plek tot plek verschillen. Wat voor de één leefbaar is, is datvoor de ander niet en andersom. Mensen beleven en waarderen plekken immers zeer verschillend.Wat men precies onder leefbaar verstaat hangt dus in sterke mate af <strong>van</strong> de normen en waardenwaarmee iemand een buurt of plek beoordeelt (VROM, 2004: 7).De algemene definitie voor leefbaarheid is: ‘geschikt om erin of ermee te kunnen leven’. In 2002 gafhet Sociaal en Cultureel Planbureau de volgende omschrijving: ‘het samenspel tussen fysiekekwaliteit, <strong>sociale</strong> kwaliteit, <strong>sociale</strong> kenmerken en veiligheid <strong>van</strong> de omgeving’ (De Hart et al., 2002).Leefbaarheid zegt dus iets over de relatie <strong>van</strong> een subject (een organisme, een persoon of eengemeenschap) en de omgeving. De term ‘geschiktheid’ heeft vaak betrekking op een minimalewaarde, voldoende, maar niet veel meer dan dat. Een leefbare wijk lijkt daarmee eenzelfdekwaliteitsniveau te duiden als een eetbaar diner of een leesbaar boek (Van Dorst, 2005).In 2005 zet Van Dorst de drie perspectieven op leefbaarheid op een rijtje:1) de kennelijke leefbaarheid als optimale match tussen mens en omgeving,2) de waargenomen leefbaarheid <strong>van</strong>uit het perspectief <strong>van</strong> de mens,3) de veronderstelde leefbaarheid <strong>van</strong>uit de omgeving gedefinieerd.Zoals we in de vorige paragraaf hebben gezien neemt het gevoel <strong>van</strong> onveiligheid vooral af wanneerde bebouwing open en ruimer is, de straten schoner, de mensen vriendelijk zijn tegen elkaar enwanneer er weinig verval of verloedering zichtbaar is. Al deze aspecten vergroten ook de leefbaarheid<strong>van</strong> een buurt of stad. In een onderzoek <strong>van</strong> VROM (2004) wordt de mate <strong>van</strong> leefbaarheid in de buurtonderverdeeld in drie hoofdthema’s: de fysieke omgeving (de openbare ruimte en de voorzieningen);de <strong>sociale</strong> omgeving (de mensen en hoe men met elkaar omgaat); overlast, criminaliteit en veiligheid.Het is dus duidelijk dat de mate <strong>van</strong> criminaliteit in de stad sterk verbonden is met de gevoeldeleefbaarheid in die stad. Is de veiligheid of het gevoel <strong>van</strong> veiligheid groot, dan heeft dat een positieveinvloed op de leefbaarheid.Hetzelfde geldt voor <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Sociale <strong>cohesie</strong> is sterk wanneer er onderlinge solidariteit is,wanneer mensen kunnen ‘meedoen’ in de wijk en wanneer er een grotere mate <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> interactie(verbondenheid) is tussen de bewoners. In hetzelfde onderzoek <strong>van</strong> VROM wordt het volgende overleefbaarheid en <strong>sociale</strong> interactie in de buurt gezegd: ‘Het is niet alleen de tevredenheid met de8


evolkingssamenstelling die <strong>van</strong> belang is voor het beeld dat bewoners hebben <strong>van</strong> de leefbaarheid ineen wijk. Ook de kwaliteit <strong>van</strong> de <strong>sociale</strong> interactie speelt een belangrijke rol’. Ook uit dit onderzoekkwam de conclusie dat men meer tevreden was over de leefbaarheid naarmate:• er minder diversiteit was tussen verschillende etnische groepen;• er minder eenpersoonshuishoudens zijn;• er minder mensen die helemaal niet actief zijn;• er minder huurwoningen zijn;• maar er meer kinderen en ouderen in de wijk zijn.Wat ook opvalt in het onderzoek is dat het oordeel over de <strong>sociale</strong> interactie tussen mensen positieveris naarmate het aandeel mensen met een laag inkomen in de wijk hoger ligt. Dit wordt niet alleengezegd door mensen die zelf een laag inkomen hebben en in die wijken wonen, maar ook doormensen met een midden- of een hoog inkomen, die zelf niet in deze wijken wonen. Volgens dezelaatste groep ligt ook de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in de zogenoemde ‘volkswijken’ hoger. Het gaat dan wel ombuurten en wijken waar het percentage autochtonen en gezinnen hoog ligt. Uit dit VROM onderzoekblijkt dat de eerdergenoemde etnische diversiteit als een <strong>van</strong> de belangrijkere oorzaken wordt gezien<strong>van</strong> een gebrek aan <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in een wijk. Wanneer we kijken op stadsniveau dan wordt ook inHet Kleine Stedenbeleid de etnische diversiteit genoemd, hoewel iets anders geformuleerd. Het KleineStedenbeleid is een beleid dat zich richt op het versterken <strong>van</strong> de <strong>sociale</strong> samenhang in de steden.Volgens de Provincie Gelderland zijn er soms kleine steden die kampen met grootstedelijkeproblemen zoals gebrekkige integratie, sociaal-culturele spanningen, hardnekkige werkloosheid,vroegtijdig schoolverlaten en onveiligheid. Door het inzetten <strong>van</strong> het Kleine Stedenbeleid probeertmen dit soort stedelijke problemen aan te pakken en op te lossen om zo de <strong>sociale</strong> samenhang in destad te versterken (bron: provincie Gelderland). In 1994 heeft het Rijk en een aantal grote steden hetgrotestedenbeleid opgezet. Hiermee willen de overheden komen tot een stad, die veilig is en dietevens voldoet aan de steeds hogere eisen <strong>van</strong> bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers enrecreanten. Het streven is een economisch vitale stad, met hoogwaardige vestigingslocaties en eenhechte <strong>sociale</strong> samenhang (bron: VROM). Dit beleid loopt nog steeds en wordt in 30 gemeenteningezet en steeds verder aangescherpt. Zo heeft het kabinet in 2007 besloten werk te willen maken<strong>van</strong> de verloedering, onveiligheid en slechte leefbaarheid in sommige wijken in Nederland. Hiervooris 25 miljoen extra beschikbaar gesteld. Het geld is bedoeld voor steden die achterblijven op hetgebied <strong>van</strong> leefbaarheid en veiligheid. Waar de problemen zo groot zijn, dat mensen het hebbenopgegeven en wegtrekken. In dit plan worden groepen inwoners die zich aan de wederopbouw <strong>van</strong>hun wijk onttrekken weer gemobiliseerd, om de negatieve spiraal in wijken te doorbreken (bron:grotestedenbeleid).Terugkijkend op de samenhang tussen ‘veiligheid’, ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ en ‘leefbaarheid’, kunnen wezeggen dat de wisselwerking tussen de drie begrippen groot is. De mate <strong>van</strong> onveiligheid heeft eensterke invloed op hoe de leefbaarheid in een stad of buurt wordt beoordeeld en andersom ook. Zoalseerder genoemd vormt desorganisatie in een buurt of stad een voedingsbodem voor criminaliteit.9


Deze desorganisatie ontstaat onder andere door een hoge verhuismobiliteit, doordat buren elkaar nietkennen, doordat uiteenlopende etnische groepen ongemakkelijk samenleven en lokale organisatieszeldzaam zijn. Dit zijn ook duidelijke kenmerken <strong>van</strong> een gebied waar weinig <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> is.Daarnaast hebben we gezien dat de leefbaarheid in een buurt of stad hoger beoordeeld wordt,wanneer mensen vriendelijk tegen elkaar zijn en elkaar helpen. De genoemde kenmerken zijn dustevens kenmerken die de leefbaarheid in een buurt minder maken. We kunnen dus zeggen dat demate <strong>van</strong> leefbaarheid en het gevoel <strong>van</strong> veiligheid <strong>van</strong> invloed is op het feit of er een sterke <strong>sociale</strong><strong>cohesie</strong> kan ontstaan en of de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> toeneemt of afneemt. Andersom zouden we dus ookvoorzichtig kunnen zeggen dat hoe sterker de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> is, hoe minder criminaliteit er in de buurtzal zijn en hoe groter de leefbaarheid. In de goede voorbeelden die wij voor dit project zullenbeschrijven, zullen wij de insteek op al deze drie aspecten meenemen en onderzoeken.4. Nieuwe vormen <strong>van</strong> <strong>cohesie</strong>Zoals we in de inleiding al aangaven, willen we ons bij dit vraagstuk niet alleen bezighouden metmanieren om verbindingen te versterken en veiligheid te vergroten. We willen tevens kijken of hetbuurtniveau nog steeds het juiste niveau is om <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> te bevorderen. Om dat te achterhalenis het belangrijk om onszelf het volgende af te vragen: is het nodig en slim om te blijven kijken naar deoude manieren om <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> te versterken; wat bindt men tegenwoordig en waar heeft menbehoefte aan?Wellicht kunnen we eens bezien of er een andere manier is om <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> te versterken. ZoalsDe Hart et al. (2002: 319) in hun onderzoek zeggen, heeft er geen uitholling <strong>van</strong> de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>over de hele linie plaatsgevonden, maar lijkt er wel sprake te zijn <strong>van</strong> een wisseling <strong>van</strong> de wacht,waarbij oude vormen <strong>van</strong> <strong>cohesie</strong> steeds meer worden ver<strong>van</strong>gen door nieuwe. Sociale <strong>cohesie</strong> blijktzich niet altijd negatief te ontwikkelen, in tegenstelling tot wat in de beleidskringen en binnengemeenten de laatste jaren vaak wordt aangenomen. Er wordt bij het maken <strong>van</strong> beleid rondom<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> vaak gefocust op de probleemgebieden. Wellicht kunnen we eens uitgaan <strong>van</strong>datgene wat wel goed gaat. Sociale <strong>cohesie</strong> maakt namelijk al jaren een golvende beweging en wordtafhankelijk <strong>van</strong> de processen die er in de samenleving gaande zijn sterker of juist zwakker. Aan hetbegin <strong>van</strong> deze verkenning hebben we al aangegeven dat <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> telkens een opleving heeftin perioden waarin men in de samenleving zoekt naar een nieuwe balans tussen ontwikkelingenbinnen de cultuur en de structuur. Daarnaast is de betrokkenheid <strong>van</strong> de burgers bij de samenleving,gemeten aan de hand <strong>van</strong> allerlei opvattingen en gedragingen, wel <strong>van</strong> karakter veranderd en minder<strong>van</strong>zelfsprekend geworden, maar zij blijkt zeker nog wel aanwezig te zijn. Het is alleen zo dat oudevormen <strong>van</strong> <strong>cohesie</strong> steeds meer worden ver<strong>van</strong>gen door nieuwe. Een vergelijking tussenNederlandse wijken leert dat <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> qua vormgeving en effecten varieert naar lokale context.Er is een grote variatie in de betrokkenheid <strong>van</strong> mensen op verschillende niveaus. Dezebetrokkenheid verschilt per maatschappelijke sector en <strong>sociale</strong> categorie. Zo is er misschien minder10


<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> op buurtniveau, maar heeft de functie zich verplaatst en verspreid naar(maatschappelijke) organisaties, het onderwijs, de informele zorg en vrijetijdsbesteding. . Het kangaan om de kinderop<strong>van</strong>g, scholen, centra voor werk en inkomen, ziekenhuizen of sportverenigingendie enkele belangrijke onderdelen vormen <strong>van</strong> de <strong>sociale</strong> infrastructuur. Al deze ‘sectoren’ hebbenbelangrijke functies binnen de <strong>sociale</strong> infrastructuur die mensen in staat stelt maatschappelijkvolwaardig te functioneren. Zij leveren min of meer standaarddiensten aan burgers. Iedereen maakthier<strong>van</strong> in bepaalde situaties voor korte of langere tijd gebruik (Roes, 2002). Daarnaast zijn devoorzieningen de concentratiepunten <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> netwerken en ontmoetingsplaatsen voor mensen uituiteenlopende <strong>sociale</strong> milieus (<strong>cohesie</strong>functie). Tevens vervullen de sectoren een belangrijke functiebij het signaleren <strong>van</strong> problemen waar personen, gezinnen of groepen mee te kampen hebben(signaleringsfunctie). Bovendien spelen zij veelal een belangrijke rol bij het bestrijden <strong>van</strong>achterstanden en het bevorderen <strong>van</strong> het volwaardig functioneren <strong>van</strong> meer kwetsbare personen engroepen. Het is dus niet onlogisch om de kracht <strong>van</strong> die <strong>sociale</strong> netwerken te gebruiken om zo de<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> te versterken.Men moet zich er wel bewust <strong>van</strong> zijn dat de buurt voor sommige groepen zoals vitale ouderen, jongegezinnen en kinderen zelf nog steeds belangrijk is. Ook voor kwetsbare groepen is de buurt belangrijk.Zij kunnen op sociaal en economisch gebied veel baat hebben bij een sterke <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in debuurt. Het is daarom ook interessant om in het kader <strong>van</strong> dit maatschappelijke vraagstuk te kijken naaraanpassingen in de dienstverlening ten behoeve <strong>van</strong> risicogroepen en gemarginaliseerde burgers. Zovragen de verscheidenheid, de ernst, de verwevenheid en de permanentie <strong>van</strong> veel <strong>sociale</strong> problemeneen sterk geïndividualiseerde aanpak die rekening houdt met persoonsgebonden factoren die tengrondslag liggen aan de (dreigende) marginalisering (Roes, 2002). Dienstverleners proberen cliëntente activeren en <strong>sociale</strong> netwerken te benutten om veranderingen te bewerkstelligen. Deze aanpak isbekend als trajectbegeleiding, ketenbenadering, maatwerk, <strong>sociale</strong> activering en vraagsturing, envereist een samenspel <strong>van</strong> vele instanties. Deze dienstverlening dient bovendien in de directeomgeving <strong>van</strong> de cliënt te worden aangeboden. Dat veronderstelt een gedifferentieerde, fijnmazige<strong>sociale</strong> infrastructuur, met name in de concentratiewijken 1 (Roes, 2002).Uit het voorgaande blijkt dat culturele diversiteit een heikel punt is binnen het versterken <strong>van</strong> <strong>sociale</strong><strong>cohesie</strong>. Hoewel er enige discussie is over de invloed die etnische diversiteit heeft op de <strong>sociale</strong><strong>cohesie</strong>, is het een feit dat het gebrek aan herkenning in elkaar en de mindere mate <strong>van</strong>eenvormigheid in opvattingen, gedragingen, normen en waarden, geen positief effect hebben op hetgevoel <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> verbondenheid in de buurt. De vraag die we ons dus wellicht moeten stellen is ofculturele diversiteit wel de oorzaak is <strong>van</strong> het veronderstelde <strong>cohesie</strong>tekort in multiculturelesamenlevingen. Misschien moeten we de focus niet leggen op de diversiteit <strong>van</strong> de culturen, maar ophet feit dat men elkaars grenzen en rele<strong>van</strong>t geachte normen overschrijdt. Wanneer men op deze1 Deze wijken zijn als maatschappelijk integratiekader verzwakt als gevolg <strong>van</strong> migratie en neerwaartse <strong>sociale</strong> mobiliteit. Hierzijn veel huishoudens gevestigd met een ernstige maatschappelijke achterstand. Deze concentratie <strong>van</strong> huishoudens met eenrelatief slechte leefsituatie geeft de <strong>sociale</strong> problematiek een extra dimensie. Het zijn ook de wijken met fysieke verloedering enveel criminaliteit.11


manier naar het probleem kijkt, dan ontstaat er meer ruimte voor verbeteringen. Het is bekend dat<strong>sociale</strong> grenzen verschuiven, plooibaar zijn en niet consequent (kunnen) worden gehandhaafd(Gowricharn, 2003). Voor dit maatschappelijke vraagstuk is het daarom interessant om bij het bekijken<strong>van</strong> mogelijke nieuwe vormen <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>, ook te kijken naar bindingen tussen diverseetniciteiten. Ook in een multiculturele samenleving kunnen mensen met elkaar betrokken zijn. Mensenof groepen met geheel verschillende achtergronden en waarden kunnen zeer goed met elkaarsamenwerken en samenleven (De Hart et al., 2002; 332). Het gaat erom, dat iedere burger kandeelnemen aan de samenleving, zowel in sociaalstructureel als sociaal-cultureel opzicht. Desociaalstructurele dimensie gaat over toegang tot de bestaansbronnen (onderwijs, arbeid, inkomen,huisvesting enzovoort). Buurten en wijken waar meer behoefte is aan <strong>sociale</strong> activiteiten ofvoorzieningen kunnen zich te goed doen aan een groot aantal praktijkvoorbeelden en onderzoeken opdit gebied, zoals opgenomen in de publicaties Buurtgerichte <strong>sociale</strong> activering (Freitag et al., 2003) en‘Samenlevingsopbouw in Rotterdam: het Opzoomeren’ (Van der Graaf, 2001).Over de ontwikkeling <strong>van</strong> de sociaal-culturele dimensie in onze samenleving zijn minder eenduidigeuitspraken te doen. De bestaande culturele diversiteit roept steeds vaker een politieke discussie op.Deze diversiteit hoeft de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in de samenleving echter niet te bedreigen, wanneerindividuen en groepen een minimum aan democratische waarden en spelregels accepteren en elkaarsopvattingen respecteren. Het is dus belangrijk om te kijken waar op dit moment de behoefte ligt watbetreft het versterken <strong>van</strong> de <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in Nederland. We moeten daarbij het cement vindenwaarmee we verbindingen kunnen maken, en deze verbindingen tussen individuen en groepen inonze multiculturele samenleving benadrukken. Daarbij ligt de focus niet meer op de negatieve klankdie aan het begrip ‘diversiteit’ wordt gehangen, maar op het positieve, iets wat we kunnen inzetten engebruiken om <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> te versterken.BronnenlijstBlokland-Potter, T. (1998)Wat stadsbewoners bindt. Sociale relaties in een achterstandswijk. Kampen: Kok Agora.Dagevos, J. (2005)Gescheiden werelden. De etnische signatuur <strong>van</strong> vrijetijdscontacten <strong>van</strong> minderheden. In: Sociologie,jg. 1, nr. 1, p. 52-69.Dorst, M.J. <strong>van</strong> (2005)Een duurzaam leefbare woonomgeving. Delft: Eburon.Durkheim, E. (1893)De la division du travail social. Parijs: Alcan.Duyvendak, J.W. (1997)12


Waar blijft de politiek? Essays over paarse politiek, maatschappelijk middenveld en <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>.Amsterdam: Boom.Duyvendak, J.W. & L. Veldboer (2001)Meeting point Nederland. Over samenlevingsopbouw, multiculturaliteit en <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>.Amsterdam: Boom.Freitag T., I. Leene & C. Tenhaeff (2003)Buurtgerichte <strong>sociale</strong> activering. Methodiekbeschrijving voor een gebiedsgerichte aanpak. Utrecht:NIZW.Ghaeminia, S. (2008)Wederzijdse integratie. De nabijheid <strong>van</strong> contacten. De invloed <strong>van</strong> individuele, buurt-, engemeentekenmerken op de interetnische contacten <strong>van</strong> allochtonen en autochtonen. Master thesis.Nijmegen: Radboud Universiteit.Gijsberts, M. & J. Dagevos (2007)The socio-cultural integration of ethnic minorities in the Netherlands. Identifying neighborhood effectson multiple integration outcomes. In: Housing Studies, jg. 22, nr. 5, p. 805-831.Gowricharn, R. (2003)Sociale <strong>cohesie</strong> en culturele diversiteit. Blad Bestuurskunde, jg. 12, nr. 8, p. 344-353.Graaf, P. <strong>van</strong> der (2001)Samenlevingsopbouw in Rotterdam: het Opzoomeren. In: J.W. Duyvendak & L. Veldboer (2001)Meeting point Nederland: over samenlevingsopbouw, multiculturaliteit en <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Amsterdam:Boom, p. 139-157.Halsema, F. (1995)Ontspoord. Opstellen over criminaliteit en rechtshandhaving. Amsterdam: Wiardi Beckman Stichting.Hart, J. de, F. Knol, C. Maas-de Waal & T. Roes (2002)Zekere banden. Sociale <strong>cohesie</strong>, leefbaarheid en veiligheid. Den Haag: Sociaal en CultureelPlanbureau.Heuvelhof, E.F. ten (1996)Instituties rondom technisch complexe projecten. In: J.A. de Bruijn, P. de Jong, A.F.A. Korsten, W.P.C.<strong>van</strong> Zanten (red.), Grote projecten. Besluitvorming en management. Alphen aan den Rijn: SamsomTjeenk Willink, p. 108-119.Jacobs, J. (1961)13


The Death and Life of Great American Cities. New York: Random House and Vintage Books.Laan Bouma-Doff, W. <strong>van</strong> der (2005)De buurt als belemmering? Assen: Van Gorcum.Lancee, B. & J. Dronkers (2008)Etnische diversiteit. Sociaal vertrouwen in de buurt en contact <strong>van</strong> autochtonen en allochtonen met deburen. In: Migrantenstudies, jg. 24, nr. 4, p. 224-249.Lupi, Tineke (2005)Buurtbinding. Van veenkolonie tot VINEX-wijk. Amsterdam: Aksant Platvoet, Leo & Maarten <strong>van</strong>Poelgeest (2005), Amsterdam als Emancipatiemachine. Bussum: THOTHPerry, C.A. (1929)The neighborhood unit. In: T. Adams (Ed.), Neighborhood and Community Planning. Regional Plan ofNew York and the Environs, vol. VII. New York: New York Regional Plan Association.Pinkster, F.M. (2008)De <strong>sociale</strong> betekenis <strong>van</strong> de buurt. Een onderzoek naar de relatie tussen het wonen in een arme wijken <strong>sociale</strong> mobiliteit. Amsterdam: Amsterdam University Press.Putnam, R.D. (1993)Making democracy work. Princeton: Princeton University Press.Putnam, R.D. (2000)Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon and Schuster.Putnam, R.D. (2007)E pluribus unum. Diversity and community in the twenty-first century. The 2007 Johan Skytte PrizeLecture. In: Scandinavian Political Studies, jg. 30, nr. 2, p. 137-174.Roes, T. (2002)Sociale <strong>cohesie</strong> en <strong>sociale</strong> infrastructuur. Verkenning <strong>van</strong> beleidsmogelijkheden en bestuurlijkemodellen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.Rovers, B. (1997)De buurt een broeinest? Een onderzoek naar de invloed <strong>van</strong> woonomgeving op jeugdcriminaliteit.Nijmegen: Ars Aequi Libri.Schnabel, P., R. Bijl & J. de Hart (2008)Betrekkelijke betrokkenheid. Studies in <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.14


Schuerman, L. & S. Kobrin (1986)Community careers in crime. In: A.J. Reiss & M. Tonry (red.). Communities and crime. Chicago:University of Chicago press.Schuyt, K. (2001)Onderbroken ritme. Opvoeding, onderwijs en <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in een gefragmenteerde wereld.Amsterdam: Vossiuspers AUP.Selle, P. & K. Strømsnes (2001)Membership and democracy. In: P. Dekker & E. Uslaner (Eds.), Social capital and participation ineveryday life. Londen: Routledge, p. 134-147.Shaw, C.R. & H.D. McKay (1942)Juvenile delinquency and urban areas. Chicago: University of Chicago press.Simmel, G (1918)Der Konflikt der modernen Kultur. München-Leipzig: Duncker & Humblot.Tolsma, J., M. Lubbers & M. Coenders (2008a)Ethnic competition and opposition to ethnic intermarriage in the Netherlands. A multi-level approach.In: European Sociological Review, jg. 24, nr. 2, p. 215-230.Tolsma, J., T. <strong>van</strong> der Meer & M. Gesthuizen (2008b)Unity in diversity. The impact of neighborhood and municipality characteristics on dimensions of socialcohesion in the Netherlands. Ongepubliceerde paper.Tönnies, F. (1935)Gemeinschaft und Gesellschaft. Grundbegriffen der reinen Soziologie. Darmstadt: WissenschaftlicheBuchgesellschaft.Uyterlinde, M. (1999)In de buurt <strong>van</strong> <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Doctoraalscriptie. Utrecht: Universiteit Utrecht.VROM (2004)Leefbaarheid <strong>van</strong> wijken, Deze publicatie is te downloaden <strong>van</strong> www.vrom.nl.InternetGrotestedenbeleid: http://www.grotestedenbeleid.nl/huidig_beleid/SocialeHerovering/Provincie Gelderland: http://www.gelderland.nlVROM: http://www.vrom.nlWikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Sociale_<strong>cohesie</strong>15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!