Samenvatting Sociologie - Bulls Gym Berlaar
Samenvatting Sociologie - Bulls Gym Berlaar
Samenvatting Sociologie - Bulls Gym Berlaar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Samenvatting</strong> <strong>Sociologie</strong><br />
Inleiding<br />
<strong>Sociologie</strong> � samenlevingskunde<br />
� studie van het sociaal handelen<br />
In de sociologie gaat men op zoek naar de regelmatigheden in het sociale leven en tracht men deze<br />
op een wetenschappelijke manier te beschrijven en te verklaren.<br />
De sociologie bestudeert ook de (cultuur)patronen en structuren die voortkomen uit het sociaal<br />
handelen van mensen.<br />
1. <strong>Sociologie</strong> is een wetenschap<br />
Socioloog doet uitspraken op basis van door onderzoek vastgestelde feiten.<br />
Obeserveren, meten, analyseren en verklaren met gebruik van wetensch. methoden en technieken<br />
2. <strong>Sociologie</strong> bestudeert sociaal handelen<br />
ieder handelen met een zinvolle betrokkenheid op andere mensen<br />
� doelrationeel handelen<br />
� waarderationeel handelen<br />
� affectief of emotioneel handelen<br />
� traditioneel handelen<br />
3. Sociale wetenschap met eigen invalshoek<br />
sociologie zoekt een verklaring voor bepaalde patronen of regelmatigheden in het sociale leven in de<br />
eerst plaats in het sociale zelf.<br />
4. Een wetenschap met uiteenlopend gamma aan onderzoeksthema’s<br />
thema’s zijn heel divers<br />
Verschillende stappen in soc. onderzoek<br />
- afbakening van de onderzoeksvraag<br />
- dataverzameling: � observatie<br />
� bevraging: equêtes, diepte‐interview, focusgroepen<br />
� inhoudsanalyse<br />
� secundaire analyse<br />
- dataverwerking en –analyse<br />
- rapportering<br />
1
Cultuur<br />
= geheel van verwachtingen, normen, waarden die mensen zich als lid van een samenleving (of een<br />
deel daarvan) hebben verworven.<br />
BOUWSTENEN VAN CULTUUR<br />
1.waarden<br />
= algemene opvattingen die leven binnen een samenleving over wat goed, juist en daarom<br />
nastrevenswaardig is.<br />
Waarde heeft geen enkele absolute gelding:<br />
� cultuurelementen aan tijd en plaats gebonden<br />
� niet alle waarden zijn van even groot belang in een samenleving<br />
(waardenhiërarchie)<br />
� situaties waar waarden met elkaar in conflict komen<br />
2.normen<br />
= de gedragscodes die voorschrijven hoe mensen zich dienen te gedragen in concrete<br />
omstandigheden<br />
normen zijn dus de concretisering van waarden<br />
� gewoonteregels of conventies<br />
� zeden<br />
3.verwachtingen<br />
= opvattingen over wat kan of zal gebeuren. Ze vormen een fundamentele grondstof van het sociale.<br />
Samenleving vormt in zeker zin een weefsel van verwachtingen.<br />
� cognitieve verwachtingen<br />
� normatieve verwachtingen<br />
mechanismen om frustraties op te vangen:<br />
� humor<br />
� takt<br />
� afwachten<br />
� uitleggen<br />
� verontschuldigen<br />
VOERTUIGEN VAN CULTUUR<br />
1.materiële voorwerpen<br />
collectieve opvattingen die tot uiting komen in die materiële zaken.<br />
2.symbolen<br />
= aspect van het handelen en van de voorwerpen dat de betekenis communiceert<br />
= iets dat voor iets anders staat<br />
� verwijzende functie<br />
� expressieve functie<br />
3. symboolsystemen<br />
= symbolen worden gecombineerd en gehercombineerd tot symboosystemen<br />
belangrijkste symboolsystemen is TAAL<br />
2
Culturele verscheidenheid<br />
� dominante cultuur<br />
= cultuur in een samenleving die de toon aangeeft<br />
� subcultuur<br />
= cultuurpatroon dat in bepaalde opzichten afwijkt van, maar in andere opzichten<br />
overeenkomsten vertoont met het grotere culturele geheel waarbinnen de subcultuur<br />
voorkomt.<br />
Specialismen als universals<br />
� contracultuur<br />
= het protestelement overheerst en indien de subcultuur bedoeld is als een<br />
gemeenschappelijke reactie van een groepering op situaties die als onrechtvaardig, onjuist<br />
of frustrerend worden ervaren.<br />
Funties van een jeugdsubcultuur:<br />
� een rol in de sociale identiteitsvorming<br />
� kans op het verwerven van een zekere sociale status<br />
� groeps‐ en samenhorigheidsgevoel<br />
� symbolische grenzen: in‐group en out‐group<br />
� symbolisch protest<br />
Gebruik van symbolen in subculturen:<br />
� bestaand symbool in een andere context plaatsen<br />
� plaatsen van bepaalde objecten binnen een andere sociale groep<br />
� betekenis van het oorspronkelijke object overdrijven<br />
� combineren van bestaande betekenissen tot een geheime taal of code<br />
Negatieve rapportering over jeugdsubculturen:<br />
� exaggeration<br />
� veralgemening<br />
� distorsion<br />
� perspectivisme<br />
Commercialisering van subcultuur:<br />
� betekenis te grabbel leggen<br />
� banalisering en trivialisering<br />
� betekenis van bepaalde subculturele elementen worden bevrozen<br />
3
Socialisatie en sociale controle<br />
SOCIALISATIE<br />
= geheel aan leersprocessen waardoor een individu zich de waarden en normen van een<br />
samenleving eigen maakt.<br />
� internalisatie<br />
= waarden en normen die aanvankelijk geheel buiten ons bestaan, langzamerhand<br />
geabsorbeerd worden en een deel van onszelf worden.<br />
� primaire socialisatie<br />
kleine groepen gekenmerkt door directe contacten<br />
vb. gezin en peergroup<br />
G.H. Mead<br />
� 0‐3 jaar = simpele imitatie<br />
� 4‐6 jaar = play‐stadium<br />
� vanaf 7 jaar = game‐stadium<br />
� secundaire socialisatie<br />
formele organisaties<br />
vb. bedrijfsleven, school, leger<br />
mensen leren hoe ze zich moeten gedragen in formele omstandigheden en omgevingen<br />
� tertiaire socialisatie<br />
socialisatie via massamedia<br />
informeel leren<br />
socialisatie = klassenspecifiek<br />
naargelang sociale klasse waarin je opgroeit zal het socialisatieproces op een andere manier<br />
verlopen<br />
middenklasse => elaborated code<br />
arbeidersklasse => restricted code<br />
socialisatie = geslachtsspecifiek<br />
sekse = biologisch geslacht<br />
gender = sociaal geslacht<br />
SOCIALE CONTROLE<br />
= geheel aan beïnvloedingsprocessen dat door individuen en door groepen wordt<br />
gehanteerd om andere individuen de in de samenleving of de groepering geldende waarden<br />
en normen te doen naleven.<br />
Positieve sancties = beloningen<br />
Negatieve sancties = straffen, geldboetes …<br />
Externe sancties = uitgevoerd w langs de sociale omgeving om<br />
Internet sancties = deel uitmaken van gesocialiseerde persoonlijkheid<br />
4
Macht<br />
= vermogen om de gedragingen van anderen te beïnvloeden overeenkomstig met de<br />
bedoelingen van de machthebber.<br />
� economische macht<br />
� sociale macht<br />
� politiek macht<br />
� culturele macht<br />
� deskundigheidsmacht<br />
Gezag<br />
= een specifieke machtsvorm waarbij de beïnvloeding gebeurt met instemming van diegene<br />
waarover macht wordt uitgeoefend.<br />
� Charismatisch gezag<br />
� Traditioneel gezag<br />
� Rationeel‐legaal gezag<br />
5
Deviantie<br />
Deviant gedrag = gedrag dat afwijkt van de normen van een groep of samenleving<br />
Crimineel gedrag = deviant gedrag dat de elementaire wetten van de samenleving<br />
overtreedt.<br />
Scheiding tussen normaal en deviant is relatief<br />
Afhankelijk van 3 factoren: cultuur van samenlevingsverband, tijdstip en sociale positie van<br />
handelend individu<br />
Verklaringen voor deviant gedrag:<br />
� Biologische verklaringen => biologische afwijkingen<br />
� Psychologische verklaringen => afwijkende persoonlijkheidsfactoren<br />
� Sociologische verklaringen => rol van sociale omgeving<br />
Labelingstheorie van BECKER<br />
de manier waarop mensen reageren op deviant gedrag staat centraal<br />
=> stigmatiserend effect<br />
Sociale controle‐theorie van TRAVIS HIRSCHI<br />
In iedereen schuilt een geboren misdadiger<br />
� vraagt zich af wrm de meeste mensen geen crimineel gedrag vertonen<br />
sociale band mensen en gemeenschap<br />
� attachment<br />
� commitment<br />
� involvement<br />
� belief<br />
Anomietheorie van MERTON<br />
Zocht verklaring voor criminaliteit vooral in de kloof tussen de levensdoelen die mensen<br />
voor zichzelf stellen en de beperkte middelen die beschikbaar zijn om die doelen op legale<br />
en maatschappelijk geaccepteerde wijze te bereiken.<br />
5 individuele aanpassingsreacties:<br />
conformisten vb. meerderheid<br />
ritualisten vb. kleurloze bureaucraat<br />
teruggetrokkenen vb. landloper<br />
vernieuwers vb. maffia<br />
rebellen vb. hippies<br />
negatieve waardering kan leiden tot:<br />
- verwarring<br />
- angst en/of klimaat van wantrouwen<br />
- verstoring van maatschappelijke orde<br />
- besmetting van anderen<br />
positieve effecten:<br />
zorgt voor aandacht voor bepaalde problematiek<br />
6
Posities, status en rollen<br />
POSITIES<br />
= de plaats die iemand inneemt in de maatschappij of in een groepering, in verhouding tot<br />
anderen.<br />
= plaats in een netwerk van sociale relaties<br />
positiestel = combinatie van posities die een persoon tegelijkertijd bekleedt.<br />
2 wijzen van positiebekleding:<br />
‐ toewijzing<br />
‐ verwerving<br />
ROLLEN<br />
= De bundel aan verwachtingen die gelden ten overstaan van een bepaalde persoon in een<br />
bepaalde positie<br />
2 soorten rolconflicten (tegenstrijdige verwachtingen):<br />
‐ intern rolconflict<br />
‐ extern rolconflict<br />
STATUS<br />
= de waardering die door andere mensen wordt toegekend aan de positie als dusdanig, los<br />
van de persoon die deze positie op een gegeven moment bezet.<br />
- statushiërarchie<br />
- statuscongruentietheorie<br />
ROLATTRIBUTEN EN STATUSSYMBOLEN<br />
Rolattributen = Uiterlijke kenmerken die nodig zijn om een rol te kunnen vervullen of ter<br />
herkenning van een positiebekleder.<br />
Statussymbolen = Wnr rolattributen niet enkel of niet in de eerste plaats dienen als ulitaire<br />
en/of herkenningstekens maar verwijzen naar rijkdom, macht of prestige.<br />
7
Groeperingen<br />
= verzameling mensen die op één of andere manier is af te grenzen van andere mensen.<br />
Maastaven voor classificeren van groeperingen:<br />
1. aantal leden<br />
2. mate van interactie: intensiteit, duurzaamheid<br />
3. al dan niet aanwezigheid van gemeenschappelijke waarden, normen, opvattingen en<br />
doeleinden<br />
4. samenhorigheidsgevoel<br />
5. interne structuur<br />
Groep<br />
= een verzameling van mensen die regelmatig, veelvuldig en intensief contact met elkaar<br />
hebben en gemeenschappelijke waarden en normen delen.<br />
Collectiviteit<br />
= vrij tot zeer grote groepering waarvan de leden wel op basis van gemeenschappelijke<br />
waarden of belangen een zekere samenhorigheid kennen, maar waarin de leden niet met<br />
alle medeleden directe interactie en communicatie onderhouden.<br />
Sociale categorie<br />
= groepering van mensen die noch interactie en communicatie, noch gemeenschappelijke<br />
waarden en normen kennen, maar die toch één eigenschap gemeen hebben.<br />
Togetherness‐situation<br />
= situatie waarbij mensen met elkaar in interactie treden door de gemeenschappelijkheid<br />
van de situatie waarin ze zich op dat moment bevinden.<br />
Lidmaatschapsgroepering<br />
Referentiegroepering<br />
Anticiperende socialisatie<br />
= mensen richten zich in hun gedrag naar de waarden en normen van een groepering<br />
Factoren die bepalen dat men niet‐lidmaatschapsgroeperingen tot referentie nemen:<br />
- positie<br />
- prestige<br />
- verkiesbaarheid van het niet‐lid<br />
- mobiliteitsgraad van een samenleving<br />
8
Verzuiling<br />
= naast en tegenover elkaar bestaan van georganiseerde blokken binnen de samenleving op<br />
basis van een levensbeschouwelijk en/of ideologisch criterium.<br />
3 grote zuilen: katholieke, socialistische en liberale<br />
formele structuur = organisatorische structuur van een groepering, een netwerk<br />
informele structuur = feitelijke gedragingen<br />
Sociologische betekenis voor groepsleden:<br />
- sociale identiteit<br />
- geborgenheid<br />
- referentiekader<br />
- onderscheiden van anderen<br />
Sociologische betekenis voor groepsleden:<br />
- socialisatie, socio‐culturele verschillen bestaan voort<br />
- stabiliteit<br />
9
Sociale stratificatie<br />
Sociale ongelijkheid<br />
= verschijnsel waarbij er sociaal gecreëerde verschillen bestaan tussen individuen die<br />
daardoor minder of meer waardering genieten.<br />
Sociale stratificatie<br />
= vereenvoudiging van sociale ongelijkheid tot een systeem met verschillende lagen<br />
opdeling in klassen<br />
� lagere sociale klasse<br />
� middenklasse<br />
� hogere sociale klasse<br />
sociale mobiliteit<br />
= iedere stijging of daling van een persoon of groepering van het ene niveau van sociale<br />
stratificatie naar een ander<br />
10