12.07.2015 Views

GEDEELDE KENNIS, DUBBELE KENNIS - Vlaanderen.be

GEDEELDE KENNIS, DUBBELE KENNIS - Vlaanderen.be

GEDEELDE KENNIS, DUBBELE KENNIS - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>GEDEELDE</strong> <strong>KENNIS</strong>, <strong>DUBBELE</strong> <strong>KENNIS</strong>Aan de slag met het actieplan kennisdeling efficiënte eneffectieve praktijken – het intersectoraal jaaroverzicht2010 met bruikbare methodieken en inspirerende actiesen projecten om de effectiviteit en efficiënte van hethulp- en dienstverlenend aanbod te vergroten.1231


InhoudInleiding en dankwoord...........................................................................................................................5DEEL 1 – Kennisdeling van methodieken ter preventie, <strong>be</strong>geleiding en <strong>be</strong>handeling van (<strong>be</strong>paalde)hulpvragen en/of problematieken ...................................................................................................7De Kid-ok-kit, een interactief kinddossier gebaseerd op de rechten van de minderjarige..........................8Het procesgericht kindvolgsysteem, een methodiek om het wel<strong>be</strong>vinden van een residentieel geplaatstkind op te volgen......................................................................................................................................10Jannes de Piraat, een methodiek om kleuters te leren omgaan met (fysieke) <strong>be</strong>perkingen....................12Bobath-therapie........................................................................................................................................14Ervaringsgericht werken en sensomotorische stimulatie.........................................................................17Ondersteunende communicatie...............................................................................................................19Hooi op je Vork, een methodiek om mensen met een hersenletsel te ondersteunen en greep te latenkrijgen op hun leven.................................................................................................................................21Case-management voor jongeren, adolescenten en volwassenen met niet-aangeboren hersenletselsen/of chronische ziekten...........................................................................................................................23Het project Verkeersgetuigen...................................................................................................................25Stap Voor Stap Vooruit, een methodiek ter <strong>be</strong>geleiding van gehandicapte jongvolwassen vanuit eeninternaatsetting naar een plaatsing in de volwassenenwerking...............................................................27Voedings<strong>be</strong>geleiding bij personen met mondmotorische problemen en/of slikstoornissen....................29Het stimuleren en <strong>be</strong>nutten van de inspraakmogelijkheden van <strong>be</strong>woners en hun sociaal netwerk, tothet effectief implementeren/evalueren van corrigerende en preventieve maatregelen...........................31Op-Stap, een ar<strong>be</strong>idsoriëntatiemodule voor personen met een psychische kwetsbaarheid....................33Sociopoly..................................................................................................................................................35KiHARO, een methodiek voor het herstellen van de affectief-relationele ontwikkeling van kinderen enjongeren....................................................................................................................................................38Het Vlaggensysteem, een methodiek om te praten met kinderen en jongeren over seks en seksueelgrensoverschrijdend gedrag.....................................................................................................................41De Preventiecoaches, een methodiek die zich richt op geestelijke gezondheid in het secundair onderwijs...........................................................................................................................................................43DEEL 2 – Kennisdeling van acties en projecten die de effectiviteit en/of efficiëntie van het hulpendienstverleningsaanbod doorlichten en/of optimaliseren............................................................47Het werken met Vlaamse gezondheidsdoelstellingen inzake preventie...................................................48De aan<strong>be</strong>velingen die Domus Medica ontwikkelt, toegespitst op de tweede herziening van de aan<strong>be</strong>velinginfluenza.............................................................................................................................................50De ontwikkeling van classificerende diagnostische protocollen...............................................................533


Het expliciteren en theoretisch onderbouwen van methodieken uit het werkveld opvoedingsondersteuning...........................................................................................................................................................55De ontwikkeling van een module gezinsdiagnostiek voor de Centra voor Integrale Gezinszorg..............58De ontwikkeling van een methodiek voor anticonceptie bij kansarme (zwangere) vrouwen in Brussel...60Het onderzoeksproject ter ontwikkeling van een aan<strong>be</strong>veling ter preventie van lawaaischade................62Het onderzoek naar de ontwikkeling en evaluatie van een aan<strong>be</strong>veling met <strong>be</strong>trekking tot het audiometrischCLB-onderzoek bij kinderen uit de tweede kleuterklas...................................................................65Het onderzoek naar de uitkomsten van de modules vroegtijdige intensieve gezins<strong>be</strong>geleiding (Am<strong>be</strong>r)en ambulante pedagogische <strong>be</strong>geleiding en training voor ouders samen met hun kinderen (Tuimel).....67Een onderzoeksproject naar de evaluatie en <strong>be</strong>handeling van choreo-athetosis en secundaire dystoniebij patiënten met een hersenverlamming.................................................................................................69Een onderzoeksproject naar de <strong>be</strong>trouwbaarheid en validiteit van de Supports Intensity Scale gebruiktbij volwassenen met een fysieke <strong>be</strong>perking.............................................................................................69DEEL 3 – Kennisdeling van acties en projecten die inzetten op de kennisdeling van goedepraktijken.................................................................................................................................................72Het digitaal platform opvoedingsondersteuning.......................................................................................73CIRRO, het uitwisselingsplatform voor de LOGO’s en andere organisaties.............................................75BIJLAGE...................................................................................................................................................77Actieplan kennisdeling efficiënte en effectieve praktijken........................................................................784


INLEIDING & DANKWOORDSinds okto<strong>be</strong>r 2003 zijn alle Vlaamse welzijns- en gezondheidsvoorzieningen aan de slag met het kwaliteitsdecreet.Dit decreet zet elke voorziening voor de uitdaging om zo verantwoord mogelijke zorg aan tebieden. Verantwoorde zorg die zo effectief en efficiënt mogelijk is. Maar het uitbouwen van een effectiefen efficiënt zorg- of hulpaanbod is voor professionals geen eenvoudige opdracht. Dagelijks staan er gebruikersmet uiteenlopende maar telkens unieke hulpvragen te wachten; sommigen met een eenvoudigehulpvraag en problematiek, anderen met meervoudige en complexe vragen en problemen. De uitdaging<strong>be</strong>staat er dan in om op de vraag van elke gebruiker een passend en kwalitatief antwoord te formuleren.Maar dit is geen simpele klus. Hulp- en dienstverlening is immers geen machinaal en programmeerbaarwerk; elke hulpvraag is weer de start van een zoekproces naar de <strong>be</strong>ste methode en aanpak.De zoektocht naar goede, bruikbare methodieken is voor hulp- en dienstverleners minstens even uitdagend.Want nogal wat in <strong>Vlaanderen</strong> ontwikkelde en toegepaste preventieve, hulp- of dienstverlenendemethoden zijn niet <strong>be</strong>schreven en gedocumenteerd. Voorzieningen voelen dat ze werken, maar expliciterenhun methodieken zelden. Daar komt bij dat van vele methoden de effectiviteit nog niet is geëvalueerd.Binnen de Vlaamse welzijns- en gezondheidssectoren <strong>be</strong>staat er ook (nog) geen overtuigendetraditie van systematische kennisdeling. Doorontwikkelde, geëvalueerde methodieken vinden niet altijdde weg naar de eindgebruiker, de professional. Fora die methoden bundelen en ter <strong>be</strong>schikking stellenaan professionals, denk bijvoor<strong>be</strong>eld aan databanken, zijn in <strong>Vlaanderen</strong> weinig <strong>be</strong>schikbaar. Wat hetzoekwerk van professionals naar (effectief gebleken) methodieken lastig maakt.Met deze knelpunten als uitdaging ging het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin aan de slag.In het voorjaar van 2010 werd het actieplan “Kennisdeling efficiënte en effectieve praktijken” geformuleerd.Met dit actieplan wil het departement diensten en voorzieningen ondersteunen in de uitbouw vaneen kwaliteitsvol (evidence-based) aanbod. Daarbij wordt aangeknoopt bij evoluties die al leven op hetterrein. Het actieplan in kwestie is achteraan deze bundel te raadplegen als bijlage.Een van doelstellingen van het actieplan is het systematisch voeden en promoten van (vormen van) kennisdeling.Kennisdeling van bruikbare methodieken, maar evengoed van inspirerende acties en projectendie voorzieningen uitwerken om de effectiviteit en/of efficiëntie van hun aanbod te vergroten.En die voor<strong>be</strong>elden zijn er. Met deze bundeling willen we ze breder <strong>be</strong>kend en bruikbaar maken.Hoe gingen we daarbij tewerk? De voorbije maanden verspreidden we drie sjablonen. We <strong>be</strong>zorgdendeze aan de agentschappen en afdelingen van het <strong>be</strong>leidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.Maar ook de koepels en steunpunten kregen bij <strong>be</strong>kendmaking van het actieplan de drie sjablonen toegezonden.Drie sjablonen die focusten op respectievelijk:- Methodieken die diensten en voorzieningen uitwerkten ter preventie, <strong>be</strong>geleiding of <strong>be</strong>handeling van<strong>be</strong>paalde hulpvragen en problematieken (deel 1 van deze bundel);- Projecten en acties die diensten uitwerkten om het evidence-based werken in hun voorziening tepromoten of te vergroten (deel 2 van deze bundel);- Projecten en acties die inzetten op het <strong>be</strong>ter delen van kennis en allerhande methodieken voor hulpendienstverlening (deel 3 van deze bundel).Het resultaat van die “<strong>be</strong>vraging” vindt zijn neerslag in deze bundel. Het gebruik ervan is eenvoudig. Ukan manueel door de bundel gaan. Maar u kan ook gericht methodieken, projecten of acties opzoeken.Dit kan door in de inhoudsta<strong>be</strong>l te klikken op de methodiek, het project of de actie van uw keuze. Dooreen eenvoudige muisklik wordt u automatisch verbonden met het ingevulde sjabloon.Op die manier wil deze bundel al diegenen die <strong>be</strong>trokken zijn bij de hulp- en dienstverlening exemplarischlaten kennis maken met interessante methodieken, projecten en acties die op één of andere manier inzettenop evidence-based werken. Niet alle in deze bundel opgenomen methodieken, projecten en actiesheb<strong>be</strong>n een wetenschappelijke onderbouw. Maar laat deze bundel een middel zijn om zelf aan de slag tegaan. Om interessante methodieken zelf uit te pro<strong>be</strong>ren in uw voorziening. Of om eigen methodiekendie u in uw voorziening ontwikkeld hebt te <strong>be</strong>schrijven, te evalueren en zo bruikbaar te maken voor anderecollega’s.5


Afronden willen we graag met een woord van dank. Deze bundel is er enkel gekomen dankzij de inspanningvan velen. Alle agentschappen en afdelingen van het <strong>be</strong>leidsdomein Welzijn, Volksgezondheid enGezin werkten mee aan het <strong>be</strong>schrijven van methoden, projecten en acties. Ook het Steunpunt Expertisenetwerken,het Vlaams Welzijnsverbond en hun aangesloten voorzieningen sprongen mee op de kar.We willen hen hiervoor hartelijk danken. Hopelijk inspireert deze bundel ook andere voorzieningen endiensten om aan de slag te gaan en materiaal aan te leveren voor eventuele volgende bundels. We willendeze oefening immers nog herhalen. Niet omdat evidence-based werken een nieuw dogma is. Welomdat gerichte kennisdeling alert houdt voor wat we waarom wel/niet doen. En dat komt de kwaliteitvan het handelen altijd ten goede.Marc MorrisSecretaris-generaal Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin6


1Kennisdeling van methodieken ter preventie, <strong>be</strong>geleiding en<strong>be</strong>handeling van (<strong>be</strong>paalde) hulpvragen en/of problematiekenDEEL 17


Beschrijving van de Kid-ok-kit, een interactief kinddossier gebaseerdop de rechten van de minderjarige1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingHet decreet rechtspositie van de (jonge) minderjarige schrijft voor dat voorzieningen concrete acties moetenondernemen om de rechten van hun minderjarige cliënten te respecteren.- Doel van de methodiekDe Kid-ok-kit is een “warme” praktijkgids die geïnspireerd is op het decreet rechtspositie van deminderjarige in de Integrale Jeugdhulp. De Kid-ok-kit is een kleurrijk en gebruiksvriendelijk pakket omsemi-residentiële en mobiele jeugdvoorzieningen te helpen bij het uitbouwen van een interactief kinddossierdat de rechten van de jonge minderjarige (0-12 jaar) respecteert en concretiseert.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDe Kid-ok-kit richt zich naar organisaties die met gezinnen met jonge kinderen (0 tot 12 jaar) werken.Verder komt de methodiek in aanmerking voor gebruik binnen zowel mobiele als (semi-)residentiële organisaties.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe Kid-ok-kit is opgebouwd rond de SMART-principes: specifiek, meetbaar, accepta<strong>be</strong>l, realistisch entijdsgebonden.- SpecifiekDe Kid-ok-kit <strong>be</strong>vat een DVD met een overzicht van alle “bladen” in het kinddossier. Daarbij is erruimte om dit aan te passen aan de context van de eigen voorziening. De DVD <strong>be</strong>vat ook toelichtingstekstendie uitleggen hoe <strong>be</strong>geleiders rond specifieke thema’s kunnen werken (bijvoor<strong>be</strong>eld hoe<strong>be</strong>spreek je in een gesprek met kinderen de context van de opname, hoe werk je met kinderen metde situatieplaatjes, …).Verder <strong>be</strong>vat de Kid-ok-kit een set van kaarten met life-events waaruit het kind kan kiezen om zijnperceptie van de thuisproblematiek toe te lichten (bijvoor<strong>be</strong>eld geweld in het gezin, alcoholgebruik,seksueel grensoverschrijdend gedrag, armoede, …).- MeetbaarBij specifieke crisismomenten dient de <strong>be</strong>geleider stil te staan bij wat het kind denkt, wat het kindvoelt en wat het kind wil. Ook zijn er <strong>be</strong>geleidingsmomenten waarbij de <strong>be</strong>geleider met het kind indialoog moet gaan rond de huidige gezinsproblematiek. Het resultaat van deze gesprekken wordtopgeschreven in het kinddossier. Het kind kan dit kinddossier nadien nalezen.Doordat de Kid-ok-kit een gepersonaliseerd en individueel verhaal wordt, is dit een zeer aantoonbaarinstrument. Er worden echter geen meetbare scores mee gemeten.- Accepta<strong>be</strong>lDe Kid-ok-kit verloopt volledig conform het decreet rechtspositie van de minderjarige.- RealistischDe Kid-ok-kit is pas effectief introduceerbaar in een organisatie wanneer meerdere mensen het onderliggendevormingspakket heb<strong>be</strong>n gevolgd.8


- TijdsgebondenElke organisatie kan aan de hand van de Kid-ok-kit een kindgericht dossier uitwerken, rekening houdendmet de eigen opdracht en cultuur. De uitwerking en concretisering vraagt echter een on-goingcoaching op het terrein. Daarom wordt geadviseerd om dit instrument in te <strong>be</strong>dden in de jaarlijksekwaliteitsplanning.De vertaling van de Kid-ok-kit naar de eigen organisatie vraag een <strong>be</strong>hoorlijke tijdsinvestering. Maar de<strong>be</strong>geleidende DVD biedt daarbij inhoudelijke ondersteuning. Men adviseert wel dat geïnteresseerdeneen eendaagse vorming volgen.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is materiaal <strong>be</strong>schikbaarBij de Kid-ok-kit hoort een DVD met talloze toepasbare en kindgerichte documenten. De gebruiker kandit materiaal hertalen naar de eigen organisatie. Aanvullend <strong>be</strong>vat de Kid-ok-kit een kaartenpakket metlife-events.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiek is6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De methodiek is raadpleegbaarDe Kid-ok-kit kan voor 55 euro aangekocht worden bij <strong>be</strong>stelservice@averbode.<strong>be</strong> of bij CKG HetOpen Poortje. Bij de aanvraag verwijst men <strong>be</strong>st naar de Kid-ok-kit.Verder is de methodiek ook te <strong>be</strong>kijken op www.averbode.<strong>be</strong> of www.cegopublishers.<strong>be</strong>.- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdVzw Informant organiseert eendaagse vormingen in de Kid-ok-kit: “Mijn stem in ons verhaal”. Tijdensdeze vorming is er aandacht voor de theoretische onderbouw en de concrete toepassing van demethodiek. Deze vormingen richten zich op <strong>be</strong>geleiders uit de CKG-sector, maar eveneens op <strong>be</strong>geleidersuit de bijzondere jeugdzorg en de gehandicaptensector. Meer informatie over deze vormingssessiesis te vinden op www.jo-in.<strong>be</strong>.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldCKG Het Open PoortContactpersoonArnold Schaek en Lieve MortelmansPuttenhoflaan 252970 Schilde+32 3 383 26 51ckghops@telenet.<strong>be</strong>- De instelling die voor ondersteuning in de ontwikkeling van de methodiek voorzagHet Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs (CEGO)ContactpersoonProf. Dr. Ferre Laevers (KULeuven)- De instelling die vormingssessies in de methodiek aanbiedtVzw InformantContactpersoonJohan Moreels+32 56 20 25 159


Beschrijving van het procesgericht kindvolgsysteem, een methodiekom het wel<strong>be</strong>vinden van een residentieel geplaatst kind op te volgen1. DOEL VAN DE METHODIEKDeze methodiek wil het individuele wel<strong>be</strong>vinden en de individuele <strong>be</strong>trokkenheid van elke kind scoren,waardoor deze indicatoren meetbaar en aantoonbaar zijn. Via deze meting kan men voor elk kind eenaangepast pedagogisch handelingsplan ontwikkelen en, waar nodig, ook een verdiepende screeningplannen.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKHet kindvolgsysteem richt zich tot organisaties die met jonge kinderen (0 tot 12 jaar) werken binnen eenresidentiële context. Dit kan zowel binnen een CKG-context zijn, als binnen voorzieningen bijzonderejeugdzorg, gehandicaptenzorg, enzovoort.3. AANPAK VAN DE METHODIEKHet kindvolgsysteem start met een kindanalyse. Voor deze analyse maakt de methodiek gebruik van eenzeer visueel roosmodel. Deze roos brengt de ontwikkelingsdomeinen van het kind in kaart. Men kan elkontwikkelingsdomein inkleuren met één van volgende kleuren:- Groen: OK- Oranje: <strong>be</strong>zorgdheid- Rood: zorgwekkendDe kindroos kan tijdens het residentiële verblijf van het kind op meerdere momenten afgenomen worden.Dit maakt het mogelijk om inzicht te krijgen in de evoluties van het kind op specifieke ontwikkelingsdomeinen.In functie daarvan kunnen de <strong>be</strong>geleiders aangepaste strategieën <strong>be</strong>palen.Elke voorziening kan het kindvolgsysteem vertalen naar en in gebruik nemen in de eigen setting. Maardit vraagt een <strong>be</strong>hoorlijke tijdsinvestering, bijvoor<strong>be</strong>eld met het oog op een intern vormings<strong>be</strong>leid.De uitwerking en concretisering van het kindvolgsysteem in de eigen voorziening vraagt ook een ongoingcoaching op het terrein, alsook een stevige verankering binnen het pedagogische <strong>be</strong>leid van devoorziening. Daarom wordt geadviseerd om de methodiek in te <strong>be</strong>dden in de jaarlijkse kwaliteitsplanning.Is het kindvolgsysteem eenmaal verankerd in de voorziening, dan vraagt dit van alle <strong>be</strong>geleiders een regelmatigeparticipatie om de <strong>be</strong>treffende individuele kind-screeningsinstrumenten in te vullen.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een praktische opleiding voorzienOpdat <strong>be</strong>geleiders op een correcte manier zouden omgaan met de <strong>be</strong>grippen en scoringen van hetkindopvolgsysteem is een vorming van het Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs een meerwaarde.Aanvullend kan mogelijk eenmalige pedagogische ondersteuning vanuit de pedagogische werking vanCKG Het Open Poortje overwogen worden.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiek is10


6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldCKG Het Open PoortContactpersoonArnold SchaekPuttenhoflaan 252970 Schilde+32 3 383 26 51ckghops@telenet.<strong>be</strong>- De instelling die voor ondersteuning in de ontwikkeling van de methodiek voorzagHet Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs (CEGO)11


Beschrijving van Jannes de Piraat, een methodiek om kleuters te lerenomgaan met (fysieke) <strong>be</strong>perkingen1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingKleuters komen naar het Dominiek Savio-instituut met een verschillende voorgeschiedenis. Sommigenstappen in als kleine peuter. Anderen stappen in na een traject in het gewoon onderwijs, al danniet in combinatie met GON, revalidatie, enzovoort. Op een leeftijd waarop kleuters zich <strong>be</strong>ginnend<strong>be</strong>wust worden van hun eigen identiteit, maken ze in het semi-internaat kennis met elkaar: kleutersmet heel uiteenlopende mogelijkheden en <strong>be</strong>perkingen. Kinderen stellen zich daarbij heel wat vragen.Begeleiders stellen dit vast in de wijze waarop de kinderen met een (fysieke) <strong>be</strong>perking met elkaaromgaan.- Doel van de methodiekKinderen leren meestal al spelend. Jannes de Piraat is een methodiek die op een aangename, speelsemanier aan kinderen de kans wil bieden om het omgaan met eigen en andermans mogelijkheden en<strong>be</strong>perkingen aan bod te laten komen. In alle openheid, maar ook in een niet te <strong>be</strong>laden sfeer wil demethodiek het onderwerp fysieke <strong>be</strong>perking <strong>be</strong>spreekbaar maken.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKJannes de Piraat is <strong>be</strong>doeld voor kinderen met een mentale leeftijd tussen ongeveer 4 en 10 jaar. Demethodiek is specifiek uitgewerkt voor kinderen die geconfronteerd worden met fysieke <strong>be</strong>perkingen bijzichzelf of bij kinderen in hun omgeving. Dit kan in een dienst of instelling voor kinderen met een handicap.Maar de methodiek kan ook gebruikt worden in het gewoon onderwijs of onder broers of zussen.3. AANPAK VAN DE METHODIEK- Het figuurtje Jannes de Piraat is de kapstok van de methodiek. Jannes is een herkenbare jongen metherkenbare <strong>be</strong>perkingen: een <strong>be</strong>enspalk, een handspalk en een afgeplakt oogje. Jannes droomt ervaneen piraat te worden. En zo ge<strong>be</strong>urt het ook. Jannes wordt een (semi)stoere piraat met een houten<strong>be</strong>en, een haak in plaats van een arm en een ooglap. Jannes <strong>be</strong>leeft allerhande herkenbare avonturen:voor het eerst naar school gaan, spelen met zijn zus, op uitstap gaan, enzovoort. Jannes’ avonturenzijn opgeschreven in een groot, mooi geïllustreerd voorleesboek.- De methodiek start met het voorlezen van een verhaal van Jannes de Piraat aan de kleuters. Dan volgter een gesprek met de kinderen. Hierin kunnen de kleuters hun eigen <strong>be</strong>leving aan bod laten komen.Kinderen kunnen tijdens een kringgesprek met hun vragen en <strong>be</strong>zorgdheden terecht. Maar ze wordenniet verplicht om over zichzelf of een concrete persoon te praten. Evengoed kunnen ze hun vragen engevoelens projecteren op Jannes de Piraat.- De <strong>be</strong>leving van de kinderen kan – desgevallend – gekaderd worden in aanvullende en verdiependeactiviteiten (knutselen, spelletjes, …). Deze activiteiten zijn <strong>be</strong>schreven in een handboek. Sommigeomkaderingsactiviteiten vragen wat meer ruimte of materiaal. Maar naargelang de mogelijkheden dieeen voorziening of instelling heeft, kan men daar creatief mee omspringen.- Het voorleesboek telt 11 omkaderde verhalen. Deze kunnen naar wens gespreid worden in de tijd.Heeft de <strong>be</strong>geleider de methodiek onder de knie, dan kan hij/zij zelf verhalen toevoegen, al naargelanger zich andere thema’s of problemen aandienen.- Gedurende een namiddag kan een <strong>be</strong>geleider in een groepje werken rond één verhaal, met bijhorendkringgesprek en omkaderingsactiviteiten.- De verhalen van Jannes de Piraat zijn eigenlijk <strong>be</strong>doeld om in groep te vertellen: in een leefgroep, eenklasgroep, enzovoort. Maar <strong>be</strong>geleiders kunnen er ook individueel mee aan de slag.12


4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzienBij de methodiek Jannes de Piraat is een handleiding voorzien. Daarin staan de aanvullende en verdiependeactiviteiten bij de voorleesverhalen toegelicht. De handleiding is echter niet uitgegeven.- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarBij de methodiek Jannes de Piraat hoort een voorleesboek en een pop. Maar ook deze zijn niet uitgegeven.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderHet opzet van de methodiek Jannes de Piraat is opgebouwd rond de theorievorming om te werken rondzelf<strong>be</strong>eld en de verwerking van een handicap.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De methodiek kan in het Dominiek Savio-Instituut worden ingezien. Indien gewenst kan demethodiek daar gekopieerd worden.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldDominiek Savio-Instituut en de studenten van het Instituut voor Psychosociale Opleiding (KATHOhogeschool)ContactpersoonMarijke Ven+32 51 23 06 45marijke.ven@dominiek-savio.<strong>be</strong>8. VARIAAcht studenten ontwikkelden als bachelorproef de methodiek Jannes de Piraat binnen het dienstencentrumDominiek Savio. Het dienstencentrum ontving daarvoor in 2009 de Innovation Award, en dit in decategorie pedagogie.13


Beschrijving van Bobath-therapie1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingBij personen met een aangeboren hersenverlamming (cerebral palsy, CP) <strong>be</strong>staat het risico op eenvertraagde of afwijkende neuromotorische ontwikkeling. Centraal neurologische problemen (op basisvan een verstoorde sturing van het centraal zenuwstelsel, ten gevolge van de hersen<strong>be</strong>schadiging)zijn oorzaak van een motorisch deficit. De hersen<strong>be</strong>schadiging kan daarnaast ook problemen gevenop sensorisch, perceptueel en cognitief vlak. Dit is eveneens het geval bij personen met een nietaangeborenhersenletsel (NAH).Met het vorderen van de leeftijd <strong>be</strong>staat het risico op het ontwikkelen van en/of toename van afwijkendehouding- en <strong>be</strong>wegingspatronen met secundair ontstaan van spierverkortingen en gewrichtsmisvormingen.Deze zijn op hun <strong>be</strong>urt mee verantwoordelijk voor het niet verwerven van <strong>be</strong>paaldemotorische vaardigheden en/of het verlies van verworven vaardigheden.- Doel van de methodiekBobath-therapie focust zich op het oplossen van de problemen waarmee de persoon met CP of NAHin het nu geconfronteerd wordt. Daarvoor schuift de methodiek een aantal doelstellingen explicietnaar voor:o De levenskwaliteit van het kind, de jongere of volwassene met CP/NAH en zijngezin ver<strong>be</strong>teren, zowel nu als in de toekomst;o De integratie <strong>be</strong>vorderen;o De afhankelijkheid verminderen;o De spierlengte ver<strong>be</strong>teren of <strong>be</strong>houden;o De spierkracht ver<strong>be</strong>teren of <strong>be</strong>houden;o De gewrichtsamplitudes ver<strong>be</strong>teren of <strong>be</strong>houden;o De motivatie ver<strong>be</strong>teren of <strong>be</strong>houden;o De sensomotorische aanpasbaarheid ver<strong>be</strong>teren of <strong>be</strong>houden.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKBobath-therapie richt zich initieel op kinderen, jongeren en volwassenen met een aangeboren hersenverlamming(CP). Het hersenletsel – opgelopen in de pre-, peri- en/of postnatale periode – is de oorzaak vaneen vertraagde of gestoorde neuro- en sensomotorische ontwikkeling.Maar de methodiek is ook toepasbaar in het geval van personen met een niet-aangeboren hersenletsel(verworven hersen<strong>be</strong>schadiging na 2 jaar), alsook bij diagnoses waarbij de motorische ontwikkeling extrastimulatie/<strong>be</strong>handeling vereist.3. AANPAK VAN DE METHODIEKBobath-therapie staat voor een interdisciplinaire <strong>be</strong>nadering die zich richt op de toekomst van de persoonmet hersenverlamming of NAH. De methodiek focust daarbij op het oplossen van de problemen van het nu.Bobath-therapie is een totaalconcept: observatie, evaluatie van de mogelijkheden, <strong>be</strong>handeling, probleemoplossingen management tot onafhankelijkheid in het dagelijks leven. Daarbij houdt men steeds rekeningmet de persoonskenmerken, de cognitieve mogelijkheden, de leefsituatie en de <strong>be</strong>lasting van deomgeving. De aanpak is voornamelijk gericht op datgene dat de prestaties en de <strong>be</strong>trokkenheid van hetkind, de jongere of volwassene met hersenverlamming of NAH verhoogt.Een grondige multidisciplinaire observatie en analyse staan centraal in de aanpak van de Bobath-methodiek.De observatie en analyse ge<strong>be</strong>urt voor elke vaardigheid en elke moeilijkheid die de persoon methersenverlamming of NAH ondervindt bij het uitvoeren van taken in het dagelijks leven (inherent aan de14


leeftijd). De observaties en evaluatie ge<strong>be</strong>uren door middel van gestandaardiseerde evaluaties, en ditin combinatie met observaties die zoveel mogelijk plaatsvinden in het natuurlijk milieu van het kind, dejongere of de volwassene met CP of NAH.Volgende richtinggevende vragen komen van pas bij de observaties en analyses:- Wat kan het kind/de jongere/de volwassene met CP of NAH?- Wat kan het kind/de jongere/de volwassenen met CP of NAH niet?- Wat is nodig om de vaardigheid voor een <strong>be</strong>paalde taak of <strong>be</strong>zigheid te ver<strong>be</strong>teren?- Wat is het hoofdprobleem?- Wat zijn de secundaire problemen?- Hoe ver<strong>be</strong>teren wat nodig en mogelijk is?- Hoe zijn de omgevingsvoorwaarden?Na de observatie en analyse worden de korte en lange termijndoelstellingen uitgeklaard. Dit ge<strong>be</strong>urtsteeds in overleg met de persoon met de hersenverlamming of NAH en diens familie. Deze termijndoelstellingenzijn steeds georiënteerd op functionaliteit en kwaliteit van leven. Tot slot moeten de geformuleerdedoelen specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en afgebakend in de tijd zijn.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzienDeze handleiding is <strong>be</strong>schikbaar in het kader van de cursusopleidingen georganiseerd door ABBV (AssociationBelge Bobath – Belgische Bobath Vereniging)- Er is een praktische opleiding voorzieno De ABBV voorziet cursusopleidingen.o Het dienstencentrum GID(t)S – kennis- en expertisecentrum biedt een praktisch gerichte vormingsmodule‘initiatie in het Bobath-concept’ aan.- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaaro Het dienstencentrum GID(t)S – kennis- en expertisecentrum heeft, parallel aan haar vormingsmodule,een <strong>be</strong>geleidende tekst ter <strong>be</strong>schikking.o Er zijn video-opnames ter <strong>be</strong>schikking.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kader- Eén of meerdere effectonderzoeken tonen aan dat de methodiek de doelen bij de doelgroep<strong>be</strong>reiktRecent zijn er – voornamelijk vanuit de referentiecentra CP - tal van effectonderzoeken opgestart.Deze effectonderzoeken worden ondersteund door universitaire opleidingen en doctoraatsstudies.- Er zijn nauwelijks studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectief enwereldwijd toegepast <strong>be</strong>handelingsconcept is6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De handleiding bij de methodiek kan opgevraagd wordenDe handleiding is ter <strong>be</strong>schikking bij de Bobath-vereniging (ABBV) of op www.bobath.<strong>be</strong>.- De methodiek is raadpleegbaar op één of meerdere websiteswww.bobath.<strong>be</strong>- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdJaarlijks richt de ABBV in België meerdere Bobath-opleidingen in. Ook andere erkende Bobath-opleidingscentrabieden tal van opleidingen aan.- De methodiek wordt toegelicht en gedemonstreerd op congressen of studiedagenMeer informatie is terug te vinden op www.bobath.<strong>be</strong>.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de methodiekDe ABBV geeft het Bobathjournaal uit. Dit staat in voor informatie-uitwisseling tussen al wie <strong>be</strong>gaanis met het Bobath-gedachtegoed en de verspreiding van het neurodevelopmental management inBelgië. Het tijdschrift wordt opgemaakt door Bobath-therapeuten voor Bobath-therapeuten.15


7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldThe Bobath Centre,ContactgegevensBradbury House 250East End RoadEast FinchleyLondon N2 8AU+44 20 84 44 33 55- De instelling waarbinnen de methodiek in België wordt opgevolgdABBV, Association Belge Bobath – Belgische Bobath VerenigingContactpersoonJos De Cat, algemeen verantwoordelijke inhoud en cursussen+32 2 428 55 39www.bobath.<strong>be</strong>- Gebruik van de methodiek in Dominiek Savio-InstituutDienstencentrum GID(t)S, kennis- en expertisecentrum - <strong>be</strong>leidsdomein zorgContactpersoonMarjolijn Vergote+32 51 23 06 11Marjolijn.vergote@dominiek-savio.<strong>be</strong>16


Beschrijving van een methodiek in het kader van ervaringsgerichtwerken en sensomotorische stimulatie1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingPersonen met een meervoudige problematiek (motorisch, mentaal, sensorisch, gedragsmatig) lopenhet gevaar dat hun ontwikkeling extra gehypothekeerd wordt indien onvoldoende aandacht gaat naarde sensomotorische stimulatie/ontwikkeling.- Doel van de methodiekDoor ervaringsgericht te werken binnen zowel verzorging, therapie als onderwijs wordt op een ongedwongenmanier multidisciplinair aan hetzelfde doel gewerkt:o De persoon ondersteunen in de vorming van zijn zelf<strong>be</strong>eld;o De persoon steunen in de contactname met zijn omgeving en de ander;o De persoon steunen in zijn actuele ontwikkelingsmogelijkheden.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDeze methodiek is in de eerste plaats <strong>be</strong>doeld voor mentaal laag functionerende kinderen en jongerenmet een fysieke <strong>be</strong>perking. Maar ook voor kinderen en jongeren die door hun handicap regelmatig teruggeworpenworden op een ‘onveilig’ lichaam kan deze methodiek soelaas bieden. Voor verzorgers vandeze kinderen en jongeren kan de methodiek een hulpmiddel zijn om de persoon te steunen in de confrontatiemet zijn of haar lichaam.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe methodiek omvat een gevarieerd aanbod aan sensomotorische prikkels. Deze sensomotorische prikkelsworden aangeboden via specifieke activiteiten: basale stimulatie, een stiepelruimte, een senseowater<strong>be</strong>d,hydrotherapie, hippotherapie, sherborne-therapie, enzovoort. Maar ook de grondhouding vande verzorger speelt een <strong>be</strong>langrijke rol in het aanbieden van sensomotorische prikkels; de verzorger moetelke handeling zien als een zinvolle ervaring voor de persoon met een fysieke <strong>be</strong>perking.Naast voldoende sensitiviteit en emotionele <strong>be</strong>schikbaarheid is het essentieel dat de <strong>be</strong>geleider inzichtheeft in:- Het niveau en de dominante ervaringsordening volgens dewelke de persoon met defysieke <strong>be</strong>perking functioneert;- De kennis van het communicatieniveau en de communicatiemanier van de persoon met defysieke <strong>be</strong>perking;- De motorische mogelijkheden van de persoon met de fysieke <strong>be</strong>perking;- De sensorische integratie van de persoon met de fysieke <strong>be</strong>perking;- Basale stimulatie als grondhouding van respect;Bij kleuters met een meervoudige problematiek worden de opvoeders gestimuleerd voor bovenstaandeaanpak. Elke verzorgende handeling is immers meer dan gewoon iets dat moet ge<strong>be</strong>uren. Voor het kindis elke verzorgende handeling een leerervaring. Zo wordt basale stimulatie geïntegreerd in de dagelijkseverzorging van de kleuters. Extra’s ge<strong>be</strong>uren tijdens de momenten in de stiepelruimte; naast de velesensorische stimuli biedt ook het water<strong>be</strong>d daar diverse mogelijkheden. Het kan hier dus even goed gaanom het aanbieden van relaxatie of een sensorisch ‘dieet’.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is materiaal bij de methodiek <strong>be</strong>schikbaarDe methodiek is opgebouwd rond visieteksten.17


5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe methodiek is opgebouwd rond de theorievorming van Timmers-Huigens, Thyra Koeleman, Ayresen Fröhlich.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdOp verzoek kan vorming op maat georganiseerd worden.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldDienstencentrum GID(t)S – kennis- en expertiscentrum – <strong>be</strong>leidsdomein zorgContactpersoonCarine Deprez+32 51 23 06 11dsi@dominiek-savio.<strong>be</strong>18


Beschrijving van een methodiek die werkt met ondersteunende communicatie1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingSommige personen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>perkingen in hun communicatieve mogelijkheden. Die <strong>be</strong>perkingenkunnen ertoe leiden dat deze personen zich onvoldoende verbaal kunnen uitdrukken of gesprokenboodschappen niet of onvoldoende kunnen <strong>be</strong>grijpen.- Doel van de methodiekDeze methodiek heeft als doel om de communicatieve mogelijkheden van personen met communicatieve<strong>be</strong>perkingen te ver<strong>be</strong>teren. Dit houdt in:o Een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>grip van verbale boodschappen;o Een <strong>be</strong>ter uitdrukkingsvermogen voor het uiten van intentionele mededelingen.Vanuit de aanwezige communicatiemogelijkheden wil de methodiek ook zoeken naar één of meerdereaanvullende ondersteuningsvormen die individueel aangepast zijn aan de mentale en motorischemogelijkheden van de persoon.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDe methodiek richt zich op iedere persoon met een communicatieve <strong>be</strong>perking die moeilijkheden heeftom intentionele boodschappen van anderen te <strong>be</strong>grijpen én intentionele boodschappen uit te drukken.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe uitvoering van de methodiek verloopt in verschillende stappen:- Het communicatieniveau en de communicatieve mogelijkheden van de persoon worden geëvalueerd.- Vanuit de visie ‘totale communicatie’ wordt vervolgens gezocht naar één of meerdere ondersteuningsvormenom te communiceren. SMOG-gebaren, pictogrammen, Bliss-symbolen, foto’s, concreteverwijzers, letters, natuurlijke gebaren, lichaamstaal en mimiek zijn voor<strong>be</strong>elden.- Vervolgens werkt een logopedist een communicatiesysteem uit dat zo goed mogelijk aansluit bij deleefwereld van de persoon, en aangepast is aan diens functionerings- en communicatieniveau. Daarnawordt deze communicatieve ondersteuningsvorm in een logopedische therapiesetting in concretetoepassing aangeleerd aan de persoon.- De persoon leert in een concrete context met de aangeleerde vormen van ondersteunende communicatiecommuniceren. Dit kan in de leefgroep ge<strong>be</strong>uren, in de klas, thuis, enzovoort.- Geleidelijk wordt de toepassing van het communicatiesysteem getransfereerd naar de volledige leefomgevingvan de persoon.- In een laatste fase wordt er opvolging van de toepassing van het communicatiesysteem voorzien. Infunctie van wijzigingen die zich voordoen in de leefomgeving van de persoon, diens ervaringen, <strong>be</strong>levingenen activiteiten kan dit leiden tot aanpassingen van het communicatiesysteem (bijvoor<strong>be</strong>eldaanpassen van <strong>be</strong>schikbare woordenschat of aangeleerde boodschappen).4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is materiaal <strong>be</strong>schikbaaro Uitgewerkte letterkaarteno Communicatiekaarteno Communicatieboekeno Oefeningen in het softwareprogramma ‘Mind Express’19


5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe methodiek is opgebouwd rond de theorievorming over totale communicatie.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdEen vormingsaanbod op maat kan aangeboden worden aan andere organisaties7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldDienstencentrum GID(t)S, kennis- en expertisecentrum – <strong>be</strong>leidsdomein zorgContactpersoonDaisy Decoene+32 51 23 06 11daisy.decoene@dominiek-savio.<strong>be</strong>20


Beschrijving van Hooi op je Vork, een methodiek om mensen meteen hersenletsel te ondersteunen en greep te laten krijgen op hunleven1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingEen hersenletsel heeft ingrijpende gevolgen. Leven met een niet-aangeboren hersenletsel is een levenslangzoekproces, met als doel weer greep op het leven te krijgen.- Doel van de methodiekHooi Op je Vork wil mensen met een niet-aangeboren hersenletsel op zo’n manier <strong>be</strong>geleiden datze opnieuw de maximaal mogelijke autonomie over hun leven verwerven, rekening houdend met decomplexiteit en de mogelijk gevolgen van het hersenletsel.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEK- DoelgroepHooi op je Vork richt zich in de eerste plaats op <strong>be</strong>geleiders van personen met een niet-aangeborenhersenletsel (NAH). Maar ook <strong>be</strong>geleiders van personen met een aangeboren handicap kunnen gebruikmaken van de methodiek.- Contra-indicatiesDe methodiek is niet geschikt voor het <strong>be</strong>geleiden van personen met een ernstige psychiatrischeproblematiek.3. AANPAK VAN DE METHODIEKHooi op je Vork verloopt in twee fasen:- Fase 1: de <strong>be</strong>eldvorming (het ontdekken)In deze fase treedt de <strong>be</strong>geleider in gesprek met de persoon met het niet-aangeboren hersenletsel.Zo ontdekt de <strong>be</strong>geleider wie de persoon is, hoe zijn leven vroeger was en hoe zijn leven nu is.Via deze gesprekken ontdekt de persoon met NAH opnieuw zichzelf, maar dan zoals hij of zij nu is.Tijdens deze gesprekken heeft de <strong>be</strong>geleider veel aandacht voor hoe de persoon met NAH in hetleven staat. Het gaat immers over hoe de persoon de huidige situatie <strong>be</strong>leeft. Om alles te ordenen,maakt de <strong>be</strong>geleider daarvoor gebruik van 12 verschillende levensgebieden.- Fase 2: het werken met doelen (ontwikkelen)In deze tweede fase kiezen de <strong>be</strong>geleider en de persoon met NAH doelen. Daarbij wordt vertrokkenvan wat er wel nog is, en sluit de <strong>be</strong>geleider aan bij de motivatie van de persoon met NAH. Erkunnen steeds nieuwe doelen gekozen worden.Als <strong>be</strong>geleiding bij deze twee fasen, biedt de methodiek:- Een ordeningskader;- Een manier om met de persoon met NAH in gesprek te gaan over <strong>be</strong>paalde situaties;- Een werkwijze om samen met de persoon met NAH stappen te zetten in de gewenste richting.Hooi op je Vork kan gebruikt worden zolang de <strong>be</strong>geleiding van de persoon met NAH loopt.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzien- Er is een (praktische) opleiding voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarBij de methodiek hoort een boek en cd.21


5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderHooi op je Vork steunt op de inzichten rond de neuropsychologische en psycho-sociale gevolgen van eenhersenletsel.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De handleiding bij de methodiek kan opgevraagd worden- De methodiek is raadpleegbaar op één of meerdere websiteswww.hooiopjevork.nl- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerd- De methodiek wordt toegelicht en gedemonstreerd op studiedagen7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldNederlands Centrum HersenletselContactpersoonPatty van Belle-Kusse en Judith Zadoks- Verdere informatieBinnen het Dienstencentrum GID(t)S – kennis- en expertisecentrum, <strong>be</strong>leidsdomein zorg kan menverdere informatie over de methodiek opvragen.ContactpersoonFrancoise Beurms+32 51 23 06 11Francoise.<strong>be</strong>urms@dominiek-savio.<strong>be</strong>22


Beschrijving van een methodiek van case-management voor jongeren,adolescenten en volwassenen met niet-aangeboren hersenletselsen/of chronische ziekten1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingEen niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en/of chronische ziekte heeft vaak een enorme impact op hetleven van de getroffene en zijn of haar omgeving.- Doel van de methodiekDeze methodiek wil personen met NAH en/of chronische ziekten re-integreren in de maatschappij.De methodiek heeft ook een subdoel, met name het nog aanwezige potentieel van de persoon metNAH en/of een chronische ziekte aanspreken via <strong>be</strong>geleiding, onderwijs en/of ondersteunende therapie.Daarmee wil men het wel<strong>be</strong>vinden en het zinvol functioneren van de persoon in de maatschappij<strong>be</strong>vorderen.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDe methodiek richt zich op jongeren met schooluitval, adolescenten en volwassenen met NAH en/ofchronische ziekten, verkeersslachtoffers.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe methodiek kenmerkt zich door een groeipad met persoonlijke <strong>be</strong>geleiding, op maat, vraaggestuurd enin een gecoördineerd netwerk. De uitvoering van de methodiek verloopt in verschillende stappen:- De methodiek start met een intakegesprek.- De cliënt krijgt een persoonlijke <strong>be</strong>geleider toegewezen.- Er wordt een handelingsplan op maat van de cliënt opgesteld. Het handelingsplan <strong>be</strong>staat meestal uittwee luiken:o Lichaamsondersteunende therapie;o Begeleiding bij het groeipad (onderwijs, job, zinvolle (vrijetijds)activiteiten, …).Therapeuten, een persoonlijke <strong>be</strong>geleider en (indien van toepassing) een leerkracht worden ingeschakeldom het handelingsplan mee uit te voeren.Het tempo van de uitvoering van het handelingsplan is afhankelijk van de persoon met NAH en/of dechronische ziekte.De methodiek wordt aangeboden in een één-op-één relatie, en dit zowel voor het onderwijs als voor detherapie.De <strong>be</strong>geleiding van de persoon met NAH en/of de chronische ziekte ge<strong>be</strong>urt steeds in een gecoördineerdnetwerk van alle <strong>be</strong>trokken professionals (case-management).De duur van de methodiek hangt af van persoon tot persoon, alsook in functie van de vooropgesteldedoelen.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzienHet Open Therapeuticum Leuven <strong>be</strong>schikt over een draaiboek.- Er is een (praktische) opleiding voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaaro Er is didactisch materiaal/een methodiek voor deze specifieke doelgroep <strong>be</strong>schikbaar.o Testmateriaal naar het leervermogen (Fuerstein) van de cliënten is in ontwikkeling.23


5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe methodiek is gebaseerd op de theorievorming rond case-management en de Fuerstein-methode.- Eén of meerdere effectonderzoeken tonen aan dat de methodiek de doelen bij de doelgroep <strong>be</strong>reiktEen effectonderzoek door middel van getuigenissen en tevredenheidsonderzoek is in ontwikkeling.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiek is6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De methodiek is raadpleegbaar op één of meerdere websiteswww.opentherapeuticum.<strong>be</strong>- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdEr zijn stages mogelijk. Meer informatie kan ook opgevraagd worden in de setting.- De methodiek wordt toegelicht en gedemonstreerd op congressen en studiedageno ‘Een bijdrage aan maatwerk voor mensen met NAH’, februari 2009;o ‘Brug tussen onderwijs, opleiding en werk voor jongeren met NAH’, novem<strong>be</strong>r 2010.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de methodiekIn het tijdschrift Caleidoscoop verscheen een publicatie over de methodiek.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldOpen Therapeuticum LeuvenContactpersoonAnnemie SchueremansBrusselsesteenweg 603020 Herent+32 16 23 06 90 96annemie@opentherapeuticum.<strong>be</strong>8. VARIAHet Open Therapeuticum Leuven is een centrum in volle groei. De setting en haar methodiek werd uitgekozenals modelproject ‘multifunctioneel centrum’, en dit onder leiding van een veranderingsmanager.24


Beschrijving van het project Verkeersgetuigen1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingAandacht <strong>be</strong>steden aan verkeersveiligheid en jongeren gevoelig maken voor de gevolgen van eenverkeersongeval is <strong>be</strong>langrijk. Jongeren zijn immers een kwetsbare groep in het verkeer.- Doel van de methodiekDe <strong>be</strong>doeling van het project Verkeersgetuigen is om bij relatief onervaren verkeersdeelnemers inzichtte bieden in de al dan niet blijvende gevolgen van onveilig rijgedrag. Op die manier wil dit project dementaliteit en de houding van jongeren in het verkeer positief <strong>be</strong>ïnvloeden. Het kunnen inschatten vande concrete gevolgen van onveilig gedrag in het verkeer heeft, volgens de doelstellingen van het project,meer invloed dan enkel het <strong>be</strong>spreken van de verkeersregels. Het is <strong>be</strong>langrijk op dit verantwoordelijkheidsgevoelin te spelen, want jongeren uit het vijfde of zesde jaar van het secundair onderwijsstaan op het punt als <strong>be</strong>stuurder aan het verkeer deel te nemen.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKIn West-<strong>Vlaanderen</strong> richt het project Verkeersgetuigen zich tot alle leerlingen van de derde graag secundaironderwijs van alle West-Vlaamse scholen.3. AANPAK VAN DE METHODIEK- Elke school in West-<strong>Vlaanderen</strong> kan een aanvraag indienen om mee te werken aan het project Verkeersgetuigen.De aanvraag ge<strong>be</strong>urt elektronisch via de website www.west-vlaanderen.<strong>be</strong>/verkeersgetuigen.- Het project wordt gratis aangeboden aan scholen, tenzij de school kiest voor het programma in het<strong>be</strong>zoekerscentrum Hoeve ter Kerst, in Gits. De keuze van de locatie kunnen scholen aanduiden op hetaanvraagformulier.- De volwassenenwerking van het Dominiek Savio-Instituut staat in voor de aansturing van de concreterealisatie van het project. Binnen haar dag<strong>be</strong>steding <strong>be</strong>reidde het acht verkeersgetuigen, met eenverworven letsel door een verkeersongeval, en hun <strong>be</strong>geleiders voor op een presentatie in klasgroep.De hogescholen Katho en Howest stonden mee in voor deze voor<strong>be</strong>reiding van de verkeersgetuigen.De voor<strong>be</strong>reiding hield de opmaakt van een powerpoint-presentatie in. Deze vormt de basis voor degetuigenissen in klasgroepen.- Tijdens een getuigenis in een klas staat een buddy de verkeersgetuige bij. De buddy staat in voor hetmaken van praktische afspraken met de scholen. Tijdens de getuigenis in de klas zorgt hij voor ondersteuningvan de verkeersgetuige.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is materiaal bij het project voorzienBij het project Verkeersgetuigen is een lespakket met DVD uitgewerkt. Dit lespakket “En plots is allesanders” is te downloaden op www.west-vlaanderen.<strong>be</strong>/verkeersgetuigen.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiek is.25


6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- Er is een website gewijd aan het projectMeer informatie over het project Verkeersgetuigen is te vinden op www.west-vlaanderen.<strong>be</strong>/verkeersgetuigen.- Er worden folders over het project verspreid7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktDienstencentrum GID(t)SContactpersoonGeert Vandamme, coördinator dag<strong>be</strong>steding+32 51 23 06 11geert.vandamme@dominiek-savio.<strong>be</strong>- Verschillende partners verleenden hun steun aan de ontwikkeling van het projecto Hogeschool Kathoo Hogeschool Howesto De Federale dienst politionele veiligheid Gouverneur West-<strong>Vlaanderen</strong>o De Vlaamse Gemeenschap, departement mobiliteit en openbare werkenContactpersoonFrank Debrock, hoofdcommissaris en verbindingsambtenaar bij de gouverneur West-<strong>Vlaanderen</strong>frank.debrock@ibz.fgov.<strong>be</strong>26


Beschrijving van Stap Voor Stap Vooruit, een methodiek ter <strong>be</strong>geleidingvan gehandicapte jongvolwassen vanuit een internaatsettingnaar een plaatsing in de volwassenenwerking1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingSommige jongeren met een handicap verkeren in een problematische thuissituatie. Vele van deze jongerenwachten vanuit de minderjarigenwerking een plaatsing binnen de volwassenenwerking vandezelfde instelling voor personen met een handicap af. Voor een goede overgang <strong>be</strong>reidt men dezejongeren <strong>be</strong>st op een specifieke manier voor op een definitieve plaatsing in de volwassenensetting.- Doel van de methodiekDeze methodiek wil via een doordachte werkwijze jongvolwassen personen met een handicap dieeen plaatsing in de volwassenensetting afwachten individueel <strong>be</strong>geleiden en ondersteunen.Meer specifiek heeft deze methodiek volgende concrete doelen:o De jongeren voor<strong>be</strong>reiden op het wonen binnen de volwassenenwerking, en dit op een aangepastemanier (dit is zonder de grote discrepantie tussen bijvoor<strong>be</strong>eld internaat en tehuiswerkenden);o De jongeren leren omgaan met motivatie en doelen in het leven naar de toekomst toe;o De jongeren leren omgaan met minder <strong>be</strong>geleiding, minder uren toezicht en minder voorgeplandeinvulling van de vrije tijd;o De jongeren leren instaan voor de eigen kamer en de gemeenschappelijke keuken;o Met de jongeren werken aan werkpunten die van <strong>be</strong>lang zijn voor het latere leven op‘eigen <strong>be</strong>nen’;o De jongeren leren sparen voor later.o De jongeren leren om zelf <strong>be</strong>slissingen te nemen en hen de consequenties daarvan lereninzien.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEK- DoelgroepDe methodiek richt zich op jongeren met een licht mentale handicap of jongeren met gedrags- enemotionele stoornissen vanaf 17 jaar die al eerder opgenomen waren binnen de instelling voor personenmet een handicap.Naast deze afbakening dienen ook volgende criteria vervuld te zijn:o Deze jongeren heb<strong>be</strong>n geen tot weinig perspectief op opvang in de natuurlijke thuissituatie.o Deze jongeren moeten een dag<strong>be</strong>steding heb<strong>be</strong>n, en in principe niet meer schoolgaand zijn.Heb<strong>be</strong>n ze nog niet meteen een daginvulling, dan moeten ze <strong>be</strong>reid zijn hier actief (zelf) naar opzoek te gaan. Lukt dit niet, dan moet de jongere zich hierin laten <strong>be</strong>geleiden door de opvoedersen/of andere werkvormen – bijvoor<strong>be</strong>eld een dienst ambulante <strong>be</strong>geleiding. On<strong>be</strong>taald vrijwilligerswerkkom ook in aanmerking als dag<strong>be</strong>steding.o De jongeren moeten gemotiveerd zijn om in deze werking te stappen.o Er moet samenwerking met de thuissituatie of het netwerk van de jongere mogelijk zijn.- Contra-indicatiesJongeren komen in geval van volgende situaties of kenmerken niet in aanmerking voor de methodiek:o Jongeren die van buitenaf worden aangemeld;o Jongeren die nog niet elders terecht kunnen, en tussentijdse opvang nodig heb<strong>be</strong>n;o Onvoldoende motivatie bij het intakegesprek.27


3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe methodiek richt zich op acht levensgebieden:- Dag<strong>be</strong>steding- Huisvesting- Financiën- Sociaal/maatschappelijk functioneren- Praktisch functioneren/zelfredzaamheid en huishoudelijke taken- Lichamelijk functioneren/gezondheid- Psychisch functioneren- Vrije tijd en zingevingBij elk van deze levensgebieden verkent men volgende zaken:- Mogelijkheden- Beperkingen of tekortkomingen- Zorgvragen/ondersteuningsnood- Strategieën of aanpakDeze verkenning ge<strong>be</strong>urt via acht fasen:- Aanmelding- Intake- Opname- Analyse- Planning- Uitvoering- Evaluatie- Uitstroom4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is materiaal <strong>be</strong>schikbaarEr zijn interne nota’s van de groepsleiding en de orthopedagoog ter <strong>be</strong>schikking.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe methodiek is gebaseerd op de theorieën rond persoonlijke toekomstplanning, traject<strong>be</strong>geleidingen het 8-fasenmodel.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldOrthopedagogisch Centrum Clara FeyContactpersoonPaul Van HoofBethaniënlei 52960 Sint-Job-in’t-Goor+32 3 217 03 45 of +32 3 636 01 13paul.vanhoof@fracarita.org28


Beschrijving van een methodiek in het kader van de voedings<strong>be</strong>geleidingbij personen met mondmotorische problemen en/of slikstoornissen1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingEen <strong>be</strong>perking in de mondmotoriek en/of slikstoornissen kan leiden tot een moeizaam en onveiligverloop van het eten en drinken. Dit kan op zijn <strong>be</strong>urt leiden tot allerhande gezondheidsproblemen.Maar ook tot verslikking en aspiratie van voedsel of drank in de luchtpijp.- Doel van de methodiekDeze methodiek houdt gerichte voedings<strong>be</strong>geleiding in. De methodiek streeft ernaar de persoon zooptimaal mogelijk te <strong>be</strong>geleiden, zodat hij of zij:o Voldoende kan eten en drinken;o Gevarieerd kan eten en drinken;o Op een zo normaal mogelijke manier kan eten en drinken;o Op een medisch verantwoorde manier kan eten en drinken.En dit alles op een aangename, comforta<strong>be</strong>le en veilige manier, alsook binnen een tijdspanne die eennormale maaltijd <strong>be</strong>nadert.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDe methodiek richt zich op alle personen die omwille van mondmotorische problemen en/of slikstoornissenproblemen ondervinden bij het eten en drinken.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe uitvoering van de methodiek verloopt in verschillende stappen:- De methodiek start met een diagnostische fase. Daarin wordt nagegaan wat de oorzaken en symptomenzijn van het gestoord verloop van de maaltijd. Deze diagnostische fase omvat een anamnese eneventueel functionele en medische onderzoeken.- In een volgende stap zoekt men naar mogelijke aanpassingsmogelijkheden bij het eten en drinken.Denk aan houdingsaanpassingen, aanpassingen aan het voedsel en de drank, gebruik van hulpmiddelen(aangepaste lepel en <strong>be</strong>ker) of aanvullende handelingen zoals mondcontrole. Deze aanpassingsmogelijkhedenworden uitgepro<strong>be</strong>erd.De uitvoering van deze voedings<strong>be</strong>geleiding ge<strong>be</strong>urt vanuit een interdisciplinaire <strong>be</strong>nadering. Binnendeze <strong>be</strong>nadering is er inbreng vanuit de medische en verpleegkundige dienst, kinesitherapie, ergotherapie,logopedie, de opvoedkundige dienst en een diëtist.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzien- Er is een (praktische) opleiding voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaaro Een powerpointpresentatie die toelichting bij de voedings<strong>be</strong>geleiding voorzieto Een filmopname die de uitvoering van de voedings<strong>be</strong>geleiding illustreert29


5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe voedings<strong>be</strong>geleiding ge<strong>be</strong>urt vanuit de Bobath-visie.- Eén of meerdere effectonderzoeken tonen aan dat de methodiek de doelen bij de doelgroep<strong>be</strong>reiktEr zijn wetenschappelijke <strong>be</strong>wijzen voorhanden die de effectiviteit van de methodiek demonstrerenvia <strong>be</strong>eldvorming, bijvoor<strong>be</strong>eld via slikvideo’s en manometrie.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdOp vraag kan een vorming op maat georganiseerd worden.- De methodiek wordt toegelicht en gedemonstreerd op congressen of studiedagenRegelmatig worden er Bobathopleidingen ingericht.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de methodiekEveline Leeuwenburg-Grijseels en Clairette van der Weerd schreven de methodiek neer in het boek“Hoera, ik eet!”. Meer informatie over het boek is te vinden op volgende link:http://www.hoera-ik-eet.nl/boek.html.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldDienstencentrum GID(t)S – kennis- en expertisecentrum - <strong>be</strong>leidsdomein zorgContactpersoonDaisy Decoene+32 51 23 06 11daisy.decoene@dominiek-savio.<strong>be</strong>30


Beschrijving van een methodiek die inzet op het stimuleren en <strong>be</strong>nuttenvan de inspraakmogelijkheden van <strong>be</strong>woners en hun sociaalnetwerk, tot het effectief implementeren/evalueren van corrigerendeen preventieve maatregelen1. DOEL VAN DE METHODIEKDeze methodiek heeft als doel om:- Personeel <strong>be</strong>wust te maken van de inspraakmogelijkheden van <strong>be</strong>woners;- De inspraakmogelijkheden van de <strong>be</strong>woners en hun sociaal netwerk te stimuleren en ten volle terespecteren;- De <strong>be</strong>woners en hun sociaal netwerk <strong>be</strong>wust te erkennen in hun ervaringsdeskundigheid;- De opgedane ervaringen en <strong>be</strong>levingen van <strong>be</strong>woners en hun sociaal netwerk evenwaardig te plaatsennaast de professionele doelen, gehanteerde procedures en werkmethodes;- Te garanderen dat de vragen en adviezen van <strong>be</strong>woners en hun sociaal netwerk effectief <strong>be</strong>sprokenworden binnen de organisatie, en leiden tot actie en/of minstens een gestaafd antwoord.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDeze methodiek richt zich in de eerste plaats op de <strong>be</strong>woners van een tehuis niet-werkenden, eenkleinschalig woonproject voor 16 personen met een verstandelijke/fysieke <strong>be</strong>perking. Ook hun sociaalnetwerk <strong>be</strong>hoort tot de doelgroep.Onrechtstreeks richt de methodiek zich ook op het personeel van het tehuis.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe methodiek wil <strong>be</strong>woners en hun sociaal netwerk uitnodigen tot inspraak in het reilen en zeilen vanhet tehuis. Om deze inspraakmogelijkheden te bieden, creëerde het tehuis diverse formele en informeleinspraakkanalen:- Een klachtenformulier (opgenomen in de klachtenprocedure binnen het kwaliteitshandboek);- Een tevredenheidsmeting bij de <strong>be</strong>woners, en dit aan de hand van een uitnodigend kwaliteitsspel(opgenomen in een procedure binnen het kwaliteitshandboek);- Een aparte tevredenheidsmeting bij het sociaal netwerk van de <strong>be</strong>woners;- Het gebruik van een ideeënbus, en dit levendig houden als communicatiemiddel via de huisstijl. Elkingediend idee of opmerking krijgt steevast een gemotiveerd antwoord;- Gebruik van briefjes (bijvoor<strong>be</strong>eld: “was het eten lekker vandaag?”). Daarbij krijgen <strong>be</strong>woners de mogelijkheidom ook hun wensen te uiten (bijvoor<strong>be</strong>eld: “wat zou je graag eens op het menu heb<strong>be</strong>n?”);- Systematische <strong>be</strong>vraging op habitueel overleg met het personeel naar gehoorde opmerkingen;- Bewoners worden uitgenodigd om deel te nemen aan diverse vaste of ad hoc werkgroepen.Informatie die het tehuis via de inspraakkanalen kon verzamelen, wordt aangevuld met informatie vanuithet personeel, vrijwilligers, <strong>be</strong>stuur of de ruimere omgeving. Maandelijks <strong>be</strong>spreekt de werkgroep kwaliteitdit geheel aan informatie. Daarnaast kunnen de items ook geagendeerd worden op het werkoverlegvan diverse diensten.Waar wenselijk wordt deze informatie vertaald in een actie ‘corrigerende/preventieve maatregel’. Sommigevan deze maatregelen kunnen leiden tot heuse ver<strong>be</strong>terprojecten die uit te voeren zijn op lange(re)termijn. Andere maatregelen kunnen binnen de maand gerealiseerd worden.31


Per werkjaar wordt er een lijst aangemaakt waarop alle preventieve en corrigerende maatregelen wordengenoteerd op datum. Verder wordt op deze lijst toegelicht:- Hoe de nieuwe maatregel zal worden uitgevoerd. Deze toelichting ge<strong>be</strong>urt volgens het SMART-principe:specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en tijdsgebonden.- Wie de eigenaar is van de maatregel. Deze staat in voor de verdere opvolging van de maatregel. Hij ofzij staat ook in voor het nastreven van de afgesproken realisatietermijn.- In welk stadium van uitvoering of opvolging de maatregel zich <strong>be</strong>vindt. Dit wil zeggen dat de uitvoeringvan de corrigerende en preventieve maatregelen wordt opgevolgd via een regelmatige follow-up.Daarvoor werkt de methodiek ondermeer met <strong>be</strong>paalde markeerkleuren. Een maatregel in het groenwil zeggen dat deze afgerond en geëvalueerd is.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een stappenplan voorzienHet werken met inspraakkanalen en corrigerende en preventieve maatregelen is uitgeschreven in eenprocedure.- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaaro De opmerkingen die het personeel opving bij <strong>be</strong>woners en sociaal netwerk vormen een vastagendapunt op elk werkoverleg. Dit staat ingeschreven in een sjabloon dat het werkoverlegregelt.o In de voorziening staat op een centrale plaats een uitnodigende ideeënbus.o De voorziening <strong>be</strong>schikt over diverse sjablonen waarmee <strong>be</strong>woners en/of sociaal netwerk opeen laagdrempelige manier hun ideeën en opmerkingen kunnen noteren en doorgeven.o Een bij te houden lijst met corrigerende en preventieve maatregelen.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiek is6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- Het stappenplan of scenario bij de methodiek kan opgevraagd worden7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldVzw Home Thaleia, tehuis niet-werkendenContactpersoonLieven Depuydt+32 9 280 23 10algemeen@homethaleia.<strong>be</strong>32


Beschrijving van Op-Stap, een ar<strong>be</strong>idsoriëntatiemodule voor personenmet een psychische kwetsbaarheid1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingPersonen met een psychische kwetsbaarheid vinden via de gebruikelijke kanalen niet altijd de wegnaar een job in het normaal economisch circuit. Naast psychische moeilijkheden ervaren deze personenvaak problemen op psychosociaal vlak die het traject naar tewerkstelling <strong>be</strong>moeilijken of in deweg staan. Drempels en valkuilen in stappen naar werk liggen voornamelijk in het domein van socialevaardigheden, ar<strong>be</strong>idsattitude, communicatie en zelfvertrouwen.- Doel van de methodiekDe oriëntatiemodule Op-Stap heeft als hoofddoel om vanuit een veilige sfeer samen met personenmet een psychische kwetsbaaarheid op stap te gaan en daaruit te leren. Het wil daarmee volgendedoelen <strong>be</strong>reiken:o Groeien naar meer zelfvertrouwen en een positief zelf<strong>be</strong>eld;o Evolueren naar <strong>be</strong>wuste en realistische keuzes binnen het huidige ar<strong>be</strong>idscircuit;o Stap per stap meer verantwoordelijkheid opnemen voor leven en werk;o Een stap verder zetten in de richting van werk;o Meer aandacht krijgen voor het voorkomen en het groeien in ar<strong>be</strong>idsattitudes (op tijd komen,afspraken nakomen, …);o Evolueren in specifieke, individuele <strong>be</strong>hoeftes en aandachtspunten in het kader van hetzoeken naar werk.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKOp-Stap richt zich op personen met een psychische kwetsbaarheid en/of personen met psychiatrischeziekte<strong>be</strong>elden die via de gebruikelijke kanalen de weg naar een job in het normaal economisch circuit nietvinden. Ze heb<strong>be</strong>n geen duidelijk zicht op hun mogelijkheden op de reguliere ar<strong>be</strong>idsmarkt en heb<strong>be</strong>nnood aan ar<strong>be</strong>idsmarktoriëntatie.Voorwaarde voor deelname aan de methodiek is dat de personen voldoende hersteld zijn of een zekerestabiliteit verworven heb<strong>be</strong>n. Dit met het oog op de haalbaarheid van tewerkstelling.3. AANPAK VAN DE METHODIEKDe methodiek Op-Stap gaat symbolisch en letterlijk op stap met een groep mensen. Op-Stap kan menzien als een opstapje, een extra trede van een trapje, een verhoogje dat ervoor wil zorgen dat personeneen <strong>be</strong>ter perspectief krijgen, een <strong>be</strong>ter zicht krijgen, een klare kijk krijgen op hun toekomstige loopbaan.Maar ook letterlijke stappen komen aan bod in de methodiek. Zo <strong>be</strong>zoeken de deelnemers diverse <strong>be</strong>drijven,verplaatsen ze zich voor vormingsmomenten of gaan ze langs bij <strong>be</strong>drijven waar de deelnemers huntraining op de werkvloer willen doorlopen.Op-Stap is een groepsmethodiek. Een groep telt maximum 13 deelnemers. De samenstelling van degroep ge<strong>be</strong>urt op basis van een informatiemoment en een overleg tussen de doorverwijzer (VDAB eneen gespecialiseerde dienst voor traject<strong>be</strong>geleiding en –<strong>be</strong>geleiding van personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap)en de kandidaat-deelnemer. Hierbij wordt gekeken of de deelnemer klaar is om (terug) stappen tezetten naar de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Tijdens dit verkennend gesprek worden de persoonlijke doelstellingen vande kandidaat duidelijk geformuleerd.Wordt tijdens het verkennend gesprek vastgesteld dat Op-Stap niet het passende aanbod is voor dekandidaat of als de module volzet is, dan wordt er samen met de doorverwijzer gekeken naar ander passendaanbod.33


De methodiek neemt tussen de 12 à 15 weken in <strong>be</strong>slag, afhankelijk van de regio en de periode. De methodiekbouwt op naar aantal uren per week, naar een maximum van 19u/week.De Op-Stap methodiek is opgebouwd uit drie fasen:- Communicatie en samenwerking;- Oriëntatie naar werkTijdens deze fase gaat men samen ondermeer op zoek naar antwoorden op volgende vragen:o Welke jobs <strong>be</strong>staan er?o Welke van die jobs interesseren mij het meest?o Welke zijn de gevolgen van mijn <strong>be</strong>perking in die job?o Wat zijn voor mij <strong>be</strong>langrijke voorwaarden in een job?o Waar <strong>be</strong>n ik goed in en wat kan ik minder goed?Naast groepsmomenten zijn er ook individuele gespreksmomenten. Tijdens individuele momenten kaniedere deelnemer zijn persoonlijke (werk)situatie <strong>be</strong>spreken.- Voor<strong>be</strong>reiding van de training op de werkvloer en training op de werkvloerTijdens deze fase staat men uitgebreid stil bij sollicitatievaardigheden. Tot slot gaat men op zoek naareen individuele stageplaats. Daar kan men gedurende een vastgelegde periode een <strong>be</strong>roep uitpro<strong>be</strong>ren.Bij iedere stap krijgt de deelnemer de nodige ondersteuning en hulp. De reeds aanwezige competenties,de autonomie en het gewaardeerd worden door anderen staan doorheen de cursus centraal.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzienIn een publicatie is de methodiek duidelijk uitgeschreven.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderOp-Stap is uitgewerkt op basis van het IPS-model (individual placement and support) en het leermodelvan Kolb.6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De handleiding bij de methodiek kan opgevraagd worden- Een boek of tijdschrift publiceerde over de methodiekIn een boekje wordt de Op-Stap methodiek in detail toegelicht. Het boek kreeg de titel ‘Knap Werk’.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldBij aanvang werd Op-Stap ontwikkeld in overleg met revalidatiecentrum Inghelburgh. De methodiekwerd verder ontwikkeld in overleg met VDAB (locale projectprogrammatie Brugge). De methodiekwordt nu gebruikt binnen het Dienstencentrum GID(t)S – kennis- en expertiscentrum, <strong>be</strong>leidsdomeintoeleiding naar werkContactpersoonChristel Witgeers, projectverantwoordelijke Op-Stap+32 59 51 13 50christel.witgeers@jobcentrum.<strong>be</strong>34


Beschrijving van de methodiek Sociopoly1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingHet <strong>be</strong>zitten van sociale vaardigheden op de werkvloer of tijdens een sollicitatieproces is van groot<strong>be</strong>lang. Het <strong>be</strong>paalt mede het welslagen van een tewerkstelling of sollicitatie. Maar dikwijls ontbrekendeze cruciale sociale vaardigheden bij de personen die men <strong>be</strong>geleidt in hun parcours naar werk.- Doel van de methodiekHet spel Sociopoly wil ervoor zorgen dat de deelnemers inzicht krijgen in de <strong>be</strong>langrijkste socialevaardigheden op de werkvloer of tijdens een sollicitatiegesprek. Het spel wil deze vaardigheden metde deelnemers ook trainen.In tweede instantie wil Sociopoly een aantal thema’s die <strong>be</strong>langrijk of uit den boze zijn op de werkvloer<strong>be</strong>spreekbaar maken. Denk aan een goede hygiëne, een verzorgd voorkomen, alcoholgebruik ofgeweld op de werkvloer.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKHet spel Sociopology kan ingezet worden door of bij verschillende groepen:- Door ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middelaars of ondersteunende diensten in trajecten naar werk;- Bij leerlingen uit het hoger technisch, <strong>be</strong>roeps- of buitengewoon secundair onderwijs, als voor<strong>be</strong>reidingop stages naar tewerkstelling;- Voor werknemers kan Sociopoly een instrument zijn om stil te staan bij de vereiste sociale vaardighedenop de werkvloer.Sociopoly kan gespeeld worden met deelnemers vanaf 16 jaar. De groep <strong>be</strong>staat uit minimum 4 en maximum12 deelnemers.3. AANPAK VAN DE METHODIEKSociopoly is een bordspel. De spelers leggen een parcours af doorheen een fictief <strong>be</strong>drijf, waarbij ze hettegen elkaar en tegen de (fictieve) superkandidaat opnemen. Alle spelers moeten in het spel als eerstehet vaste ar<strong>be</strong>idscontract trachten te <strong>be</strong>machtigen.In elke fase van het spel trainen de deelnemers een aantal vaardigheden die in deze fase <strong>be</strong>langrijk zijn.De drie fasen uit het bordspel zijn: het onthaal, de inwerkperiode en de werkvloer.De situaties en opdrachten die in het spel naar voor komen zijn realistisch. Ze vormen daardoor eengoede oefenbasis om de vereiste vaardigheden voor het sollicitatieproces en het functioneren op dewerkvloer onder de knie te krijgen. De sociale vaardigheden die aan bod komen zijn: kennismaken, afscheidnemen, een vraag stellen, iets <strong>be</strong>spreken, luisteren, kritiek geven, kritiek krijgen en neen zeggen.Deze vaardigheden worden getraind via rollenspelen. Het stappenplan waar elke speler over <strong>be</strong>schikt, isdaarbij een hulpmiddel. Indien een opdracht te <strong>be</strong>dreigend overkomt, kan de speler steeds <strong>be</strong>slissen eenhulplijn in te zetten. De drie hulplijnen zijn: een opdracht passen, een opdracht doorgeven of een nieuweopdracht nemen.Het spelen van Sociopoly duurt normaalgezien drie tot vijf uur. Een spel<strong>be</strong>geleider is aanwezig om allesin goede banen te leiden. Hij of zij kan deels zelf <strong>be</strong>slissen hoe lang het spel duurt, door al dan niet uit tewijden over <strong>be</strong>paalde onderwerpen en al dan niet veel rollenspelen te oefenen. Het spel kan ook halverwegeworden stopgezet en op een later moment worden verder gespeeld.35


4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarwww.sociopoly.<strong>be</strong>5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderSociopoly is opgebouwd rond de theorie van Structured learning therapy van Goldstein.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De methodiek is raadpleegbaar op één of meerdere websiteso www.sociopoly.<strong>be</strong>o www.speldatabase.<strong>be</strong>, zoeken op Sociopoly- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdIndien er voldoende vraag is, kan een opleiding aangeboden worden.- Aankoop van de methodiekSociopoly kan voor 20 euro aangekocht worden bij het Jobcentrum. Op www.sociopoly.<strong>be</strong> is een <strong>be</strong>stelformulierterug te vinden.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldDienstencentrum GID(t)S, kennis- en expertisecentrum, <strong>be</strong>leidsdomein toeleiding naar werkContactpersoonSarah De Wolf+32 50 39 49 30Sarah.dewolf@jobcentrum.<strong>be</strong>36


Beschrijving van KiHARO, een methodiek voor het herstellen van deaffectief-relationele ontwikkeling van kinderen en jongeren1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingKinderen en jongeren met een hechtingsproblematiek of –stoornis gecombineerd met trauma’s zoalseen echtscheidingsproblematiek, het verlies van een ouder of broer, een plaatsing, misbruik, … functionerenop affectief-relationeel vlak niet op hun normale kalenderleeftijd. Deze kinderen functionerenaffectief-relationeel op het niveau van een heel jong kind, en heb<strong>be</strong>n dus ook diezelfde noden. Metdat verschil dat <strong>be</strong>geleiders daarbij rekening moeten houden met de fysieke ontwikkeling volgens hunwerkelijke leeftijd. Daarom dient de <strong>be</strong>geleiding van deze kinderen en jongeren te worden gericht ophun affectieve-relationele leeftijd en niet op hun werkelijke leeftijd.Er zijn veel aanwijzingen dat onvoldoende <strong>be</strong>handeling van deze kinderen kan leiden tot ernstige psychiatrischeproblematieken op latere leeftijd. Maar een effectieve <strong>be</strong>geleiding van kinderen en jongerenmet ernstige gehechtheidsproblemen kan een preventief effect heb<strong>be</strong>n op het ontwikkelen vanpersoonlijkheidsproblematiek op latere leeftijd. Hoe vroeger een gepast <strong>be</strong>handelingsplan kan omgezetworden in accuraat handelen, hoe meer we ernstige problemen op latere leeftijd (zoals onderandere depressie, delinquent gedrag, verslaving en allerhande persoonlijkheidsstoornissen) kunnenvoorkomen.- Doel van de methodiekVoor de effectieve <strong>be</strong>geleiding van kinderen en jongeren met hechtingsproblemen werkt men momenteelaan de KiHARO-methodiek. KiHARO staat voor: kind in hechting en herstel van de affectiefrelationeleontwikkeling.De methodiek wil de affectief-relationele ontwikkeling van kinderen en jongeren met een hechtingsproblematiekherstellen. Deze doelstelling is op te splitsen in vier pijlers:o Herstel van hun affectief-relationele ontwikkeling;o Ik-versterking van deze kinderen en jongeren;o Verwerking van de trauma’s die deze kinderen en jongeren heb<strong>be</strong>n meegemaakt;o De kinderen, jongeren en hun context <strong>be</strong>trekken bij de opmaak van het denkkader, en op diemanier motivatieverhogend werken.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKDe KiHARO-methodiek richt zich op kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar die in een residentiële settingverblijven. Deze kinderen en jongeren heb<strong>be</strong>n een hechtingsproblematiek of –stoornis, gecombineerdmet trauma’s. Tot slot richt de methodiek zich ook op de context van deze kinderen en jongeren.37


3. AANPAK VAN DE METHODIEKFiguur 1. Traject van de KiHARO-methodiek.De KiHARO-methodiek verloopt in vijf fasen.- Fase 1: <strong>be</strong>levingsgesprekIn een eerste fase voert een specifiek daarvoor opgeleide pedagogische coördinator een <strong>be</strong>levingsgesprekmet het kind of de jongere. In dat gesprek staat het kind of de jongere centraal. Tijdens hetgesprek pro<strong>be</strong>ert de pedagogisch coördinator aan de hand van enkele kindvriendelijke oefeningen een<strong>be</strong>eld te vormen van het affectief-relationele ontwikkelingsniveau van het kind of de jongere.- Fase 2: participatie van de cliëntIn deze tweede fase worden een aantal gesprekken gevoerd.o De pedagogisch coördinator voert een gesprek met het kind of de jongere. Afhankelijk vande context en de vraag van de cliënt, kunnen de individuele <strong>be</strong>geleider of de ouders ditgesprek bijwonen. In dit gesprek vertaalt de pedagogisch coördinator de informatie uit het<strong>be</strong>levingsgesprek op een eenvoudige manier naar het kind of de jongere.o De pedagogisch coördinator kan eventueel ook een gesprek met de ouders voeren. Tijdensdit gesprek pro<strong>be</strong>ert men de ouders inzicht te bieden in de problematiek van het kind of dejongere. Tijdens dit gesprek <strong>be</strong>nadrukt men dat niemand schuld heeft. Tijdens het gesprekpro<strong>be</strong>ert de pedagogisch coördinator in samenspraak met de ouders een manier van aanpakop te maken.o De pedagogisch coördinator voert een gesprek met de individuele <strong>be</strong>geleider van het kindof de jongere. Daarin overloopt hij/zij alle informatie uit het <strong>be</strong>levingsgesprek. De individuele<strong>be</strong>geleider kan eigen observaties en <strong>be</strong>denkingen inbrengen. Op basis van deze combinatieaan gegevens <strong>be</strong>reidt men het teamgesprek voor.- Fase 3: hypothesetoetsing en constructie van een voorlopig denkkaderDe pedagogisch coördinator werkt een aantal hypothesen uit. Hij of zij maakt daarvoor gebruik van hetmateriaal uit de eerste twee fasen. Dit kan aangevuld worden met bijkomende achtergrondinformatieover de affectief-relationele ontwikkeling van het kind, alsook over mogelijke stressvolle ge<strong>be</strong>urtenissendie het meemaakte.Op basis van dit materiaal maakt de pedagogisch coördinator een voorlopig denkkader op. Dit denkkaderomvat denkpistes over:o Het kernconflict waarin het kind/de jongere verkeert;o Het affectief-relationele ontwikkelingsniveau waarin het kind of de jongere is vastgelopen;o De dynamiek die het kind of de jongere kenmerkt (hechting, separatie, individuatie van hetkind of de jongere);o De houding van de <strong>be</strong>geleider;o Stressvolle ge<strong>be</strong>urtenissen;o Krachten/hulpbronnen van het kind/de jongeren en zijn/haar context.- Fase 4: het teamgesprekTijdens een teamgesprek brengt de pedagogisch coördinator alle verzamelde informatie over aan deteamleden. Via de team<strong>be</strong>spreking pro<strong>be</strong>ert men het inzicht in de problematiek van het kind of de38


jongere nog te verdiepen en het uitgewerkte denkkader eventueel verder aan te vullen.- Fase 5: implementatie van het definitieve denkkader door het teamVertrekkende van haar denkkader werkt het team een <strong>be</strong>geleiding uit die zoveel mogelijk rekeninghoudt met de ontwikkelingen verbonden aan de affectief-relationele fase waarin het kind zich <strong>be</strong>vindt.Bij het uitwerken van deze <strong>be</strong>geleiding, zijn een aantal ingrediënten erg <strong>be</strong>langrijk:o Respect voor het mandaat dat het kind/de jongeren en zijn/haar context aan het team geeft;o Aandacht voor de basis<strong>be</strong>hoeften van het kind/de jongeren.Het is <strong>be</strong>langrijk dat het team nagaat welke basis<strong>be</strong>hoeften (eigen plek, voeding, gezondheid, lijfelijkheid,steun, <strong>be</strong>scherming, <strong>be</strong>grenzing) het nog <strong>be</strong>ter kan vervullen. In het verlengde daarvan kan hetteam een aantal acties ondernemen om de voldoening en het wel<strong>be</strong>vinden van het kind of de jongerete vergroten.o Het team kan een aantal algemene interventies en technieken inzetten. De keuze van dezeverbale en non-verbale technieken en interventies wordt sterk <strong>be</strong>paald door de dynamiekvolgens dewelke het kind of de jongere functioneert.o Tot slot kan het team een aantal specifieke interventies inzetten. Deze interventies worden<strong>be</strong>paald door het kernconflict, de dynamiek, de context, de kalenderleeftijd, stressvolle ge<strong>be</strong>urtenissen,door persoonlijke eigenschappen en ervaringen van het kind of de jongere.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een voorlopige handleiding voorzien5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe KiHARO-methodiek kadert binnen de theorievorming van Tine Maeyens over het herstellen van deaffectief-relationele ontwikkeling in kindertherapie, en dit aan de hand van de normale ontwikkeling.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De handleiding bij de methodiek kan opgevraagd wordenDe handleiding zal <strong>be</strong>schikbaar zijn vanaf februari 2012.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldBegeleidingstehuis vzw SteevlietContactpersoonCarla Berckmoes+32 9 210 50 64carla<strong>be</strong>rckmoes@steevliet.<strong>be</strong>8. VARIADe KiHARO-methodiek zal volledig afgewerkt zijn in februari 2012. Cera, een coöperatieve financiëlegroep, ondersteunt vzw Steenvliet in de ontwikkeling van de methodiek.39


Beschrijving van het Vlaggensysteem, een methodiek om te pratenmet kinderen en jongeren over seks en seksueel grensoverschrijdendgedrag1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingKinderen en jongeren zijn in ontwikkeling en stellen seksueel gedrag. Seksueel experimenteergedragmaakt daar een noodzakelijk deel van uit. De laatste jaren signaleerden ouders en professionelenechter vaker seksueel gedrag van kinderen/jongeren dat ‘opvallend’, ‘zorgwekkend’ of ‘extreem’ wordtgenoemd. Professionals die met jongeren werken zijn het erover eens dat het niet steeds duidelijk isvoor alle partijen waar grenzen liggen, en hoe men hier preventief kan op ingaan.- Doel van de methodiekHet vlaggensysteem is een methodiek om seks en seksueel grensoverschrijdend gedrag <strong>be</strong>spreekbaarte maken. Het vlaggensysteem is een duidelijke en sluitende werkwijze die opvoeders en <strong>be</strong>geleiderskan helpen bij het <strong>be</strong>oordelen van seksueel gedrag waar kinderen en jongeren bij <strong>be</strong>trokkenzijn. Een werkwijze die opvoeders en <strong>be</strong>geleiders ook in staat moet stellen om kinderen en jongereneen <strong>be</strong>tere seksuele vorming en opvoeding te geven.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEKHet vlaggensysteem kan worden gebruikt door alle professionele opvoeders en <strong>be</strong>geleiders.3. AANPAK VAN DE METHODIEKHet vlaggensysteem werkt met zes criteria die helpen <strong>be</strong>palen of seksueel gedrag van kinderen of jongerenal dan niet grensoverschrijdend is:1. Wederzijdse toestemming: <strong>be</strong>ide partijen heb<strong>be</strong>n duidelijk toestemming gegeven voor hetgedrag;2. Vrijwilligheid: alle <strong>be</strong>trokkenen zijn vrij van dwang of verleiding in een seksuele interactie;3. Gelijkwaardigheid: de partijen zijn voldoende gelijkwaardig;4. Ontwikkelingsadequaat: het gedrag komt overeen met wat van kinderen van die leeftijdwordt <strong>be</strong>schreven in de wetenschappelijke onderzoeksliteratuur;5. Contextadequaat: de context laat dit gedrag toe;6. Zelfrespecterend: het gedrag is niet zelf<strong>be</strong>schadigend of vernederend voor het kind.Aan de hand van deze criteria kan het seksueel gedrag gesitueerd worden op een lijn van accepta<strong>be</strong>lgedrag tot zwaar grensoverschrijdend gedrag. Het Vlaggensysteem gaat deze lijn in categorieën vatten.Het deel seksueel gedrag van kinderen en jongeren in vier categorieën of ‘vlaggen’ in:1. Groen: aanvaardbaar seksueel gedrag;2. Geel: licht seksueel grensoverschrijdend gedrag;3. Rood: ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag;4. Zwart: zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag.Bij elk type gedrag (groen, geel, rood, zwart) hoort een aangepaste pedagogische reactie.1. Groen: er wordt niet of positief gereageerd;2. Geel: er wordt gewaarschuwd of <strong>be</strong>grensd;3. Rood: men gaat verbieden;4. Zwart: men gaat straffen of ingrijpen.Deze pedagogische interventie laat toe vormen van seksueel (grensoverschrijdend) gedrag van kinderenen jongeren te identificeren, te wegen en er gepast op te reageren.40


4. DOELGROEP VAN DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzienBij het Vlaggensysteem werd een handleiding ontwikkeld. Deze is verkrijgbaar op de webshop vanSensoa (http://www.sensoa.<strong>be</strong>/shop_produktenreeks.php?categorieNaam=Jongeren en kinderen&hoofdCategorie=Educatief Materiaal&categorieId=7). Het pakket <strong>be</strong>staat uit:o Een boek met handleiding en leidraad;o Een draaiboek van een training voor teams van <strong>be</strong>geleiders. De <strong>be</strong>doeling is dat ‘groen seksueelgedrag’ ruimte kan krijgen, en dat men binnen het team tot een <strong>be</strong>tere afstemmingkan komen over de pedagogische lijn die gevolgd wordt.o Een educatieve kaartenset met tekeningen om in de praktijk mee aan de slag te gaan. Detekeningen geven een 40-tal situaties weer van kinderen/jongeren <strong>be</strong>trokken in seksueel(grensoverschrijdend) gedrag. De criteria om het gedrag objectief te kunnen plaatsen, worden<strong>be</strong>sproken en er wordt achtergrondinformatie verstrekt. Bij de tekeningen hoort eenleidraad die helpt om de gepaste pedagogische interventie toe te passen.o Een cd-rom. Daarop vindt men naast de tekeningen en hand-outs voor de methodieken ookeen uitgebreide normatieve lijst van seksuele gedragingen. Per leeftijdscategorie wordenmogelijke seksuele gedragingen opgelijst en op basis van de criteria wordt er een ‘vlag’ ofkwalificatie aan verbonden.- Er is een (praktische) handleiding voorzienHet open vormingsaanbod van Sensoa voorziet trainingen in het gebruik van het Vlaggensysteem(http://www.sensoa.<strong>be</strong>/2_3_3.php).5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderVoor de uitwerking van het Vlaggensysteem baseerde Sensoa zich op Ryan en Lane. Deze twee onderzoekersreikten in een hoofdstuk van hun boek ‘Juvenile sexual offending’ criteria aan om jongereplegers duidelijk te maken wanneer seksueel gedrag ‘over de grens’ gaat.- Er zijn geen effectstudies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectievemethodiek isSensoa heeft het Vlaggensysteem gedurende twee jaar gepretest. Het Vlaggensysteem werd uitgetestdoor mensen die als opvoedkundigen werken met kinderen en jongeren in instellingen, BijzondereJeugdzorg en MPI’s. Zij gaven feedback op het <strong>be</strong>staande Vlaggensysteem van Ryan en Lane. Zois het Vlaggensysteem van Sensoa verder aangegroeid.6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De handleiding bij de methodiek kan opgevraagd wordenOp de webshop van Sensoa: http://www.sensoa.<strong>be</strong>/shop.php.- Er worden één of meerdere opleidingen ingericht waar de methodiek praktisch wordt aangeleerdZie het open vormingsaanbod van Sensoa: http://www.sensoa.<strong>be</strong>/2_3_2.php.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de methodiekUitgeverij Garant publiceerde de methodiek van het Vlaggensysteem in een boek. Meer informatievindt u op http://www.maklu.<strong>be</strong>/MakluEnGarant/BookDetails.aspx?id=9789044126136.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldSensoa vzw, het Vlaams service- en expertisecentrum voor seksuele gezondheid en HIVContactpersoonErika Frans+ 32 3 238 68 68erika.frans@sensoa.<strong>be</strong>www.sensoa.<strong>be</strong>41


8. VARIAHet Vlaggensysteem kwam tot stand met feedback uit het Vlaamse werkveld en van verschillende expertsuit het buitenland. Doordat het een uniek werkinstrument is, <strong>be</strong>staat er ook in het buitenland interessevoor de methodiek. Sensoa kreeg van Movisie, het Nederlandse kennisinstituut en adviesbureauvoor maatschappelijke ontwikkeling, uitgebreide feedback. Zij zullen in Nederland dan ook instaan voorde implementatie van het Vlaggensysteem. Naast Movisie zal ook de Rutgers Nisso Groep/WPF metSensoa samenwerken in het verder doorontwikkelen en evalueren van het Vlaggensysteem voor <strong>be</strong>geleiders.Daarnaast is er ook vanuit Zweden, Noorwegen en de Franstalige gemeenschap interesse voorhet Vlaggensysteem.42


Beschrijving van de Preventiecoaches, een methodiek die zich richtop geestelijke gezondheid in het secundair onderwijs1. DOEL VAN DE METHODIEK- Risico- of probleemomschrijvingZelfdoding is in <strong>Vlaanderen</strong> een groot probleem. Per dag maken bijna drie mensen een einde aan hunleven. Bij jongeren weten we dat ruim 20% zich niet goed in zijn vel voelt en dat zelfdoding de <strong>be</strong>langrijkstedoodsoorzaak is.- Doel van de methodiekPreventiecoaches werken samen met het Centrum voor Leerlingen<strong>be</strong>geleiding (CLB), de pedagogische<strong>be</strong>geleidingsdienst en eventueel ouder-, leerkracht- en leerlingvertegenwoordigers aan het geestelijkgezondheids<strong>be</strong>leid van een secundaire school. De preventiecoaches streven daarbij volgendedoelen na:o Bevorderen van de geestelijke gezondheid, voorkomen van en vroege interventie bij mentaleproblemen, alsook de preventie van suïcide in scholen;o Ver<strong>be</strong>teren van de schoolomgeving waarin jongeren zich veilig, gewaardeerd, geëngageerden nuttig kunnen voelen;o Ontwikkelen van sociale en emotionele vaardigheden die de veerkracht, draagkracht, respect,relaties en verbondenheid van leerlingen verhogen om levensuitdagingen aan te kunnen;o Bevorderen van de geestelijke gezondheid van jongeren, werknemers, families en schoolomgeving;o Scholengemeenschappen ondersteunen een actieplan op te maken om een klimaat voor eenpositieve geestelijke gezondheid te ontwikkelen;o Scholengemeenschappen ondersteunen in het opstellen van een gedragscode omtrent hetomgaan met en voorkomen van zelfdoding.2. DOELGROEP VAN DE METHODIEK- DoelgroepHet project is <strong>be</strong>doeld voor jongeren uit het secundair onderwijs. Om deze te <strong>be</strong>reiken wordt samengewerktmet het <strong>be</strong>leidsdomein Onderwijs.De preventiecoaches heb<strong>be</strong>n ook drie intermediaire doelgroepen:o Secundaire scholen: directies en leerkrachten;o CLB’s en pedagogische <strong>be</strong>geleidingsdiensten;o Lokale <strong>be</strong>sturen: schepenen en ambtenaren van gezondheid en onderwjis.- Contra-indicatiesBinnen het <strong>be</strong>leidsdomein Onderwijs wordt het zelfsturend vermogen van de scholen sterk <strong>be</strong>waakt.De Preventiecoaches werken dan ook uitsluitend op vraag van de scholen. Voorwaarde voor participatieis dat de scholen zich inschrijven in het project Preventiecoaches op basis van een geïntegreerdgeestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid.3. AANPAK VAN DE METHODIEKPer provincie stelt het Lokaal Gezondheidsoverleg (LOGO) één preventiecoach aan. Deze coach heeft alstaak om te werken aan een geestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid. Hij of zij onderneemt daarvoor volgende acties:- Samenwerking en overleg met partners uit de sector gezondheid, geestelijke gezondheid, welzijnen onderwijs;- Een inventaris van het <strong>be</strong>staande aanbod en de <strong>be</strong>staande partners met <strong>be</strong>trekking tot geestelijkegezondheid op school;43


- Het versterken van en ondersteunen van scholen bij de ontwikkeling van een systematisch en coherentaanbod rond geestelijke gezondheid in scholen;- Integratie zoeken binnen het gezondheids<strong>be</strong>leid op school en linken aan andere gezondheidsthema’s;- Een analyse van de capaciteit van het netwerk in het aanbieden van een coherent aanbod;- Indien noodzakelijk strategieën, methoden en technieken opzoeken of ontwikkelen om de capaciteitop te bouwen;- Detectie van specifieke noden en <strong>be</strong>hoeften bij de intermediaire of uiteindelijke doelgroep;- Promotie van het aanbod geestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid op school in een op wetenschappelijke inzichtengebaseerd overkoepelend kader.Elke school kan gratis aanspraak maken op de ondersteuning van de preventiecoach geestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid.De preventiecoach zal op vraag van een school met de school samenwerken om het geestelijkgezondheids<strong>be</strong>leid in de school te ontwikkelen, uit te breiden of te verfijnen. Dit ge<strong>be</strong>urt bij voorkeurin samenwerking met het CLB, de pedagogische <strong>be</strong>geleidingsdienst en eventueel ouder-, leerkracht- enleerlingvertegenwoordigers. Van de scholen wordt het engagement gevraagd om op verschillende niveaus(individuele leerling, klas, school, omgeving) en via verschillende methodieken (educatie, structurelemaatregelen en regelgeving, vroegdetectie en doorverwijzing) te werken aan het wel<strong>be</strong>vinden opschool.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een (praktische) opleiding voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarOm met scholen een geestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid uit te werken, hanteren de preventiecoaches onderstaandematrix. Deze matrix is gebaseerd op de matrix voor alle gezondheids<strong>be</strong>leid in scholen, enwerd voor dit project aangepast voor een geestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid.EducatieStructurele maatregelenAfsprakenLeerling Klas School Omgeving5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe methodiek van de preventieve gezondheidscoaches steunt op onderzoek van Jané, Llopis et al.(2005). Deze onderzoekers <strong>be</strong>schreven in een review de effectiviteit van geestelijke gezondheids<strong>be</strong>vordering.Zij schuiven brede schoolinterventies gericht op meerdere gezondheidsuitkomsten naarvoor als een voor<strong>be</strong>eld van werkzame interventies. Daarbij wordt gestreefd naar een positief schoolklimaatwaarbij een gevoel van identiteit en verbondenheid wordt ontwikkeld. Ouders worden daar bijvoorkeur bij <strong>be</strong>trokken. Een dergelijke effectieve strategie leidt tot:o Een <strong>be</strong>tere geestelijke gezondheid;o Een verhoging van sociale vaardigheden;o Een vermindering van angst en depressieve symptomen.De methodiek van de preventiecoaches ligt eveneens in de lijn van onderzoek van Groen et al. (2005).Hun onderzoek wees uit dat geestelijke gezondheids<strong>be</strong>vordering op school effectief is wanneer:o Het gericht is op geestelijke gezondheid, eerder dan op geestelijke gezondheidsproblemen;o Het continu en op langere termijn wordt aangeboden;o Het ook een verandering van het schoolklimaat inhoudt;o Het voorbij de muren van het klaslokaal gaat en ook mogelijkheden biedt de aangeleerdevaardigheden in te oefenen;o Het een gehele school<strong>be</strong>nadering gebruikt;o Het gericht is op hoogrisicogroepen voor het aanleveren van copingvaardigheden, de ontwikkelingvan sociale vaardigheden en goede relaties met leeftijdsgenoten;44


o Het focust op de ver<strong>be</strong>tering van de zelfachting, zelfconcept en copingvaardigheden als eenuniversele aanpak; alsook gericht op specifieke levensge<strong>be</strong>urtenissen.- Één of meerdere effectonderzoeken tonen aan dat de methodiek de doelen bij de doelgroep<strong>be</strong>reiktDe matrix is een methodiek waarvan de werking is aangetoond.- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekisHet inzetten van preventiecoaches is een Vlaamse methode waarvan de effectiviteit zal moeten blijkenuit de participatie van scholen. In 2012 volgt er een evaluatie van het project.6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- De methodiek wordt toegelicht en gedemonstreerd op congressen of studiedagenDe methodiek van de preventiecoaches werd voorgesteld op het vijfde Vlaamse Geestelijke Gezondheidscongres,in septem<strong>be</strong>r 2010. Meer informatie is te vinden op http://www.ggzcongres.<strong>be</strong>/programma2010.html.- AndereDe methodiek wordt aangereikt door de preventiecoaches, die als proces<strong>be</strong>geleiders scholen bijstaanin het opstellen van een geïntegreerd geestelijk gezondheids<strong>be</strong>leid.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- Het Vlaams Actieplan SuïcidepreventieHet Vlaams Actieplan Suïcidepreventie <strong>be</strong>vat een aantal complementaire strategieën om depressieen zelfdoding te voorkomen. Het project van de Preventiecoaches kadert binnen de eerste en vijfdestrategie van dit plan: de <strong>be</strong>vordering van de geestelijke gezondheid en aandacht voor specifieke doelgroepen.- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldHet Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (Vigez) ontwikkelde de matrixvoor gezondheids<strong>be</strong>leid in scholen.ContactpersoonOlaf Moonsolaf.moons@vigez.<strong>be</strong>- De instelling waarbinnen de methodiek wordt opgevolgdHet project Preventiecoaches wordt opgevolgd door het Agentschap Zorg en Gezondheid, afdelingPreventie, Eerstelijns- en Thuiszorg, team Preventie.ContactpersoonMarjolijn Van den Berg+ 32 2 553 35 23Marjolijn.vanden<strong>be</strong>rg@wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/Ziektes/Depressie-en-zelfdoding/Preventiecoaches-geestelijkegezondheid45


8. VARIA- De contactgegevens van de provinciale preventiecoaches geestelijke gezondheido West-vlaanderenLOGO West-vlaanderen – Mohsen ZaghedenKloosterstraat 258510 Marke+32 56 44 07 94mohsen.zagheden@logowvl.<strong>be</strong>o Oost-<strong>Vlaanderen</strong>LOGO regio Aalst – Sylvie AckaertKorte Nieuwstraat 129300 Aalst+32 53 41 75 58preventiecoach@logodender.<strong>be</strong>o BrusselLOGO regio Brussel – Vlaamse GemeenschapscommissieLombardstraat 411000 Brussel+32 2 548 05 94frieda.van.assche@vgc.<strong>be</strong>o Vlaams-BrabantLOGO Zenneland – Loes HuylebroeckKerkpleinweg 41742 Ternat+32 2 417 60 43 46loes.huylebroeck@preventiecoachvlbr.<strong>be</strong>o AntwerpenLOGO Antwerpen – Elke Keyen<strong>be</strong>rgConsciencestraat 412018 Antwerpen+32 3 605 15 82elke.keyen<strong>be</strong>rg@logoantwerpen.<strong>be</strong>o LimburgCarla VanherleUniversiteitslaan 13500 Hasselt+32 11 23 82 41cvanherle@limburg.<strong>be</strong>46


2Kennisdeling van acties en projecten die de effectiviteit en/of efficiëntievan het hulp- en dienstverleningsaanbod doorlichten en/of optimaliserenDEEL 247


Beschrijving van het werken met Vlaamse gezondheidsdoelstellingeninzake preventie1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTVia het werken met gezondheidsdoelstellingen wil de Vlaamse gemeenschap een planmatig, preventiefgezondheids<strong>be</strong>leid voeren. Met dit <strong>be</strong>leid wil het op vlak van een omschreven gezondheidsthema of –problemen gezondheidswinst (langer en gezonder leven) realiseren.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECT- DoelgroepDe preventieve gezondheidsdoelstellingen richten zicht tot de Vlaamse <strong>be</strong>volking en de Brusselse<strong>be</strong>volking die <strong>be</strong>roep doen op voorzieningen die geacht worden Vlaams te zijn.De preventieve gezondheidsdoelstellingen richten zich ook op een intermediaire groep, met namealle personen, diensten en voorzieningen die een bijdrage kunnen leveren tot het preventieve gezondheids<strong>be</strong>leid,ook al maken zij strikt genomen geen deel uit van de gezondheidszorg.- Contra-indicatiesHet werken met gezondheidsdoelstellingen is minder doelmatig naarmate het gezondheidsthemaof –probleem zeldzaam is of naarmate er onvoldoende evidentie is dat de gezamenlijke inzet van eenbrede waaier van personen, diensten of voorzieningen <strong>be</strong>langrijk is om gezondheidswinst te realiseren.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet werken met gezondheidsdoelstellingen verloopt volgens een gefaseerde aanpak:- Op basis van de gezondheidsindicatoren omschrijft de <strong>be</strong>voegde minister een gezondheidsthema of–probleem waarrond hij een gezondheidsdoelstelling wenst te formuleren.- De minister initieert een voortraject naar een gezondheidsconferentie. Hiervoor kan de minister eenwerkgroep oprichten.- In een volgende fase gaat de gezondheidsconferentie van start. Hierin zetelen vertegenwoordigersvan de Vlaamse regering, inhoudelijke deskundigen, de doelgroepen, het lokaal gezondheidsoverleg(LOGO’s), partnerorganisaties, de individuele zorgaanbieders en instanties die mee gestalte kunnengeven aan het facetten<strong>be</strong>leid. Dit is het <strong>be</strong>leid dat buiten het domein van de gezondheidszorg valt enbijdraagt tot het <strong>be</strong>vorderen, <strong>be</strong>schermen of <strong>be</strong>houden van gezondheid.De gezondheidsconferentie staat in voor de verdere uitwerking van voorstellen of conclusies. Deminister kan de gezondheidsconferentie daarvoor opsplitsen in werkgroepen. Concreet zal de gezondheidsconferentieeen voorstel van gezondheidsdoelstelling formuleren. Dit voorstel omvat deformulering van de breed gedragen meetbare gezondheidsdoelstellingen, de preventiestrategieën omze te realiseren en een simulatie van de nodig geachte middelen hiervoor. De gezondheidsconferentiebakent ook af tegen welke datum de gezondheidsdoelstelling moet <strong>be</strong>reikt worden; doorgaans wordteen gezondheidsdoelstelling geformuleerd voor een periode van ten minste vijf jaar.- De strategische adviesraad geeft advies over de conclusies van de gezondheidsconferentie.- Na dit advies wordt een voorstel van nieuwe of herziene gezondheidsdoelstelling voorgelegd aan deVlaamse regering, vervolgens aan het Vlaams parlement.- Na goedkeuring door de Vlaamse regering en het Vlaams parlement werken alle organisaties diegesubsidieerd worden voor taken van preventieve gezondheidszorg mee aan de realisatie van deVlaamse gezondheidsdoelstelling.- De Vlaamse regering rapporteert over de gezondheidsindicatoren en over de stand van zaken van deVlaamse gezondheidsdoelstellingen.48


4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/HET PROJECT- Decreet van 21 novem<strong>be</strong>r 2003 <strong>be</strong>treffende het preventieve gezondheids<strong>be</strong>leid en de memorievan toelichting bij dit decreetTe raadplegen op http://www.juriwel.<strong>be</strong>/smartsite.net?id=10188.5. WERKZAAMHEID VAN DE ACTIE/HET PROJECT- De methodiek kan gelinkt worden aan een theoretisch kaderDe Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en vele andere landen en regio’s werken al met deze methodiek.- Eén of meerdere effectonderzoeken tonen aan dat de methodiek de doelen bij de doelgroep<strong>be</strong>reiktEr zijn geen onderzoeken gevoerd op de effecten van de generieke methodiek, dit is het werken metgezondheidsdoelstellingen. Maar bij het kiezen van preventiestrategieën om een <strong>be</strong>paalde gezondheidsdoelstellingte realiseren, wordt wel rekening gehouden met het <strong>be</strong>schikbaar zijn van effectonderzoek.- Er zijn geen effectstudies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectievemethodiek is6. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/HET PROJECT- De methodiek is raadpleegbaar op één of meerdere websiteshttp://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/Beleid/Gezondheidsdoelstellingen/- De methodiek wordt toegelicht en gedemonstreerd op congressen of studiedagenHet agentschap Zorg & Gezondheid richt rond een gezondheidsdoelstelling steeds een gezondheidsconferentiein. Meer informatie over deze conferenties is te vinden op de website van het agentschap:http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/Beleid/Gezondheidsdoelstellingen/- Een boek of tijdschrift publiceerde over de methodiekIn opdracht van de Vlaamse Gezondheidsraad voerde het toenmalige Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie(Vigez) in 2001 een voor<strong>be</strong>reidend onderzoek met het oog op de bijsturing en aanvullingvan de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldVlaams Agentschap Zorg & GezondheidAfdeling Preventie, Eerste Lijn en Thuiszorg, team PreventieContactpersoonPieter Vandenbulcke+32 2 553 35 94pieter.vandenbulcke@wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>8. VARIAHet team preventie van het Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid voelt de noodzaak aan om onderandere volgende aspecten van het werken met Vlaamse gezondheidsdoelstellingen nog verder uit tewerken:- Het niveau waarop gezondheidsdoelstellingen worden geformuleerd (bv. effect of tussenstappen dieindicatoren zijn voor het <strong>be</strong>leid);- De voorwaarden waaraan preventiestrategieën moeten voldoen;- De mate waarin de gezondheidsconferentie de nood aan financiële middelen moet inschatten;- De wijze waarop regering en parlement omgaan met de goedkeuring van de gezondheidsdoelstelling(bv. parlement keurt doelstellingen en algemene preventiestrategieën goed en regering voert dit verderuit in een (meerjarig) actieplan);- De wijze waarop de realisatie van de gezondheidsdoelstellingen wordt geëvalueerd en hoe hieroverwordt gerapporteerd aan ondermeer het parlement.49


Beschrijving van de aan<strong>be</strong>velingen die Domus Medica ontwikkelt,toegespitst op de tweede herziening van de aan<strong>be</strong>veling influenza1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTVia de ontwikkeling en verspreiding van wetenschappelijk onderbouwde guidelines wil Domus Medicahet huisartsgeneeskundig handelen aansturen. Er wordt immers verwacht dat huisartsen de aan<strong>be</strong>velingenvolgen, tenzij de huisartsen praktijkrelevante redenen heb<strong>be</strong>n om ervan af te wijken.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTElke aan<strong>be</strong>veling richt zich op meerdere doelgroepen:- De praktijkvoerende huisartsen: zij toetsen hun handelen aan de verspreide aan<strong>be</strong>velingen;- Alle artsen (specialisten en preventieartsen) en andere eerstelijnswerkers: de aan<strong>be</strong>veling is een <strong>be</strong>langrijkeaanzet voor de taakomschrijving van de verschillende hulpverleners;- Studenten in basisopleiding geneeskunde en de <strong>be</strong>roepsopleiding huisartsgeneeskunde: de aan<strong>be</strong>velingis een nuttig referentiepunt;- Onderzoekers en onderzoeksgroepen: de researchagenda, zoals opgenomen in de aan<strong>be</strong>velingen, iseen stimulans voor onderzoek.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECT- Een vastgesteld probleem met de kwaliteit van het geneeskundig handelen vormt steeds de aanleidingvoor de ontwikkeling van een aan<strong>be</strong>veling.In het geval van influenza vormde het feit dat van de (door derden aan<strong>be</strong>volen) doelgroepen slechtseen deel effectief ingeënt werd het probleem.- Voor de ontwikkeling van een aan<strong>be</strong>veling wordt steeds een auteursgroep samengesteld. Sinds enkelejaren is deze auteursgroep multidisciplinair samengesteld, op basis van eerstelijnsdisciplines en/of specialisten.Voor de uitwerking van een aan<strong>be</strong>veling voor influenza <strong>be</strong>stond de auteursgroep uitsluitend uit artsen.Want het overgrote deel van de griepsvaccins wordt nu al door de huisartsen toegediend aan de risicogroepen.Slechts een <strong>be</strong>perkt deel wordt toegediend door orgaanspecialisten.- Vervolgens moet het domein van de aan<strong>be</strong>veling omschreven worden.Voor influenza <strong>be</strong>perkte dit zich tot het thuiswonende patiëntele van de huisarts. De vaccinaties inhet kader van de ar<strong>be</strong>idsgeneeskunde en vaccinaties aan <strong>be</strong>woners van woonzorgcentra werden nietmeegerekend; deze settings vragen een specifieke <strong>be</strong>nadering.- In één of meerdere vergaderingen verfijnt de auteursgroep de klinische vragen.In het geval van influenza ging het over volgende specifieke klinische vragen:o Over de werkzaamheid van vaccinatie en medicamenteuze profylaxis bij de verschillendedoelgroepen die omwille van verhoogde kwetsbaarheid in aanmerking zouden komen vooreen preventief initiatief;o Over de manier waarop de geselecteerde doelgroepen het aanbod moeten krijgen;o Over welke informatie moet overgedragen worden aan de geselecteerde doelgroepen;o Over welke bijkomende voorzorgen nodig zijn.- In een volgende fase verdeelt de auteursgroep de klinische vragen onderling, en gaat daarmee aande slag voor de literatuurstudie. Volgens een op voorhand vastgestelde werkwijze – een stapsgewijzezoekstrategie – gaat elk lid van de auteursgroep op zoek naar wetenschappelijke publicaties over éénof meerdere klinische vragen. Elk gevonden artikel wordt volgens gevalideerde criteria van de DutchCochrane <strong>be</strong>oordeeld. Enkel de meest hoogstaande artikels mogen worden geselecteerd om bij tedragen aan het <strong>be</strong>antwoorden van de klinische vragen.- Bij een volgende bijeenkomst <strong>be</strong>spreekt de auteursgroep het voorstel van antwoord op de klinischevragen. Bij twijfel over <strong>be</strong>paalde klinische vragen hakt de auteursgroep samen knopen door.50


- In een volgende stap stuurt de auteursgroep de ontwerptekst van aan<strong>be</strong>veling rond naar een aantalexperts op het gebied van – in dit geval – influenza. Van hen wordt op voorhand ook een <strong>be</strong>langenverklaringgevraagd. Op specifiek daarvoor ontwikkelde bladen geven de experts met referentiesonderbouwde commentaar. Parallel hiermee wordt de tekst ook nagelezen door de redactie van hetwetenschappelijke ledenblad “Huisarts nu”.- Vervolgens <strong>be</strong>spreekt de auteursgroep de commentaren van de experts. Dit kan, met motivatie, aldan niet aanleiding geven tot een aanpassing van de tekst.- De aangepaste aan<strong>be</strong>veling wordt in het veld getest op uitvoerbaarheid. Meestal ge<strong>be</strong>urt dit door deaan<strong>be</strong>veling te laten <strong>be</strong>spreken en te <strong>be</strong>commentariëren in een viertal lokgroepen. De auteursgroep<strong>be</strong>spreekt de verslagen van deze toetsingen. Op basis daarvan kan de auteursgroep de aan<strong>be</strong>velingnogmaals aanpassen.- Nadien <strong>be</strong>zorgt de auteursgroep de aan<strong>be</strong>veling, samen met alle relevante achtergrondmateriaal, aanhet Centrum voor Evidence-based Medicine (CEBAM). CEBAM stelt een panel samen dat zal <strong>be</strong>oordelenof de correcte procedure voor richtlijnontwikkeling werd gevolgd. Is dit het geval dan zal de aan<strong>be</strong>velinggevalideerd woren. Zoniet moet de auteursgroep een deel van het werk opnieuw uitvoeren.- De aan<strong>be</strong>veling wordt gepubliceerd op de webstek van Domus Medica. De publicatie wordt <strong>be</strong>geleidmet een aantal pers<strong>be</strong>richten in de medische weekbladen.- Tot slot verschijnt er jaarlijks een opvolgrapport. Hierin wordt nagegaan of voor de kernboodschappenrecent nieuwe studies zijn verschenen die een vervroegde herziening van de aan<strong>be</strong>veling noodzakelijkmaken. Sowieso moet een herziene versie van de aan<strong>be</strong>veling ontwikkeld worden, ten laatste vijf jaarna de publicatie van de oorspronkelijke aan<strong>be</strong>veling.4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- Er is een stappenplan of scenario voorzienHet algemeen stramien voor de ontwikkeling van aan<strong>be</strong>velingen van goede medische praktijkvoeringis te vinden op de website van Domus Medica: http://www2.domusmedica.<strong>be</strong>/files/Stramien_aan<strong>be</strong>velingen_2007.pdf.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Er is aanvullend materiaal <strong>be</strong>schikbaarEen aan<strong>be</strong>veling op zich volstaat vaak niet om het gedrag van huisartsen te veranderen. Domus Medicazet daarom aanvullend nog een reeks andere producten in. Afhankelijk van het onderwerp overweegtDomus Medica:o Folders voor patiënten en artsen;o Kennistoetsen op de webstek;o Pakketten voor <strong>be</strong>spreking in lokgroepen;o Lobbyen bij de producenten van medische software gericht op aanpassing van de programma’s;o Workshops over het gebruik van het elektronisch medisch dossier;o … .- Het project of de actie is raadpleegbaar op één of meerdere websitesEen overzicht van alle aan<strong>be</strong>velingen van Domus Medica is raadpleegbaar via volgende website: http://www.domusmedica.<strong>be</strong>/kwaliteit/aan<strong>be</strong>velingen/overzicht.html.- De actie of het project wordt toegelicht op congressen of studiedagenOm de één à twee jaar organiseert Domus Medica een aan<strong>be</strong>velingendag. Op die dag presenteren zenieuwe aan<strong>be</strong>velingen.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de actie of het projecto Na validering verschijnt de aan<strong>be</strong>veling in het wetenschappelijke ledenblad “Huisarts nu”.o Om de twee jaar verschijnt er een bundeling van alle gevalideerde aan<strong>be</strong>velingen van DomusMedica. De versie van 2009 telde een 800-tal bladzijden. De bundeling kan aangekocht wordenop de webshop: http://www2.domusmedica.<strong>be</strong>/page.aspx?name=Kwaliteits<strong>be</strong>vordering&id=31&catid=139.- Deelname aan overlegplatformsSpecifiek voor influenza neemt Domus Medica nog deel aan het Vlaams Griepplatform. Op die manier<strong>be</strong>vordert Domus Medica dat de doelgroepen gelijkluidende informatie krijgen over het onderwerp.51


Domus Medica zelf blijft zo op de hoogte van de initiatieven van andere organisaties.Via de inbreng van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid (IMC) krijgt Domus Medica ookzicht op de stand van zaken en evoluties op gebied van vaccinatie van <strong>be</strong>paalde doelgroepen.6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktDomus Medcia vzwSint-Hu<strong>be</strong>rtusstraat 582600 BerchemContactpersoonMartine De Raedt en dr. Frans Govaerts+32 3 281 16 16martine.deraedt@domusmedica.<strong>be</strong>52


Beschrijving van de ontwikkeling van classificerende diagnostischeprotocollen1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTMet het ontwikkelen en implementeren van classificerende diagnostische protocollen (CDP) wenst hetVlaams Agentschap voor Personen met een Handicap:- Standaarden aan te bieden volgens dewelke kwalitatief goede diagnostiek van veel voorkomendestoornissen die kunnen leiden tot een handicap moet verlopen;- Instanties uit verschillende sectoren die met diagnostische gegevens werken de kans te bieden omde kwaliteit van de geleverde diagnostiek <strong>be</strong>ter te <strong>be</strong>oordelen;- Dat binnen alle <strong>be</strong>trokken sectoren binnen de Vlaamse Gemeenschap die met diagnostiek van stoornissente maken heb<strong>be</strong>n dezelfde taal wordt gesproken en dezelfde <strong>be</strong>grippen worden gebruikt.Indicatiestellingsprotocollen heb<strong>be</strong>n tot doel de aanvraag van VAPH-cliënten om te zetten in de gepasteondersteuning.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTMet de ontwikkeling van classificerende diagnostische protocollen richt het VAPH zich op verschillendedoelgroepen:- De multidisciplinaire teams vormen de voornaamste doelgroep. Zij stellen voor personen met eenhandicap een verslag op dat deel uitmaakt van hun aanvraag tot ondersteuning bij het VAPH. In functievan die aanvraag verzamelen zij onder andere diagnostische gegevens. Aan de hand van de CDP kunnenzij de kwaliteit van die diagnostische gegevens zelf <strong>be</strong>oordelen.- De medewerkers en commissies van het VAPH kunnen de CDP <strong>be</strong>nutten om de kwaliteit van de aangeleverdediagnostische gegevens te <strong>be</strong>oordelen.- Ook andere instanties die met diagnostische gegevens werken en die moeten <strong>be</strong>oordelen, kunnennuttig gebruik maken van de CDP.De indicatiestellingsprotocollen zijn specifiek <strong>be</strong>doeld voor het VAPH. Medewerkers uit het agentschapkunnen deze hanteren om de passende VAPH-ondersteuning te adviseren. .3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe classificerende diagnostische protocollen zijn in ontwikkeling via volgend pad:- In eerste instantie richtte het VAPH een stuurgroep op. In deze stuurgroep zetelden vertegenwoordigersvan het VAPH, het departement Onderwijs en Vorming, ProDia (protocollering DiagnostiekCLB’s), Integrale Jeugdhulp, de VDAB, het Vlaams Forum voor Diagnostiek en het Steunpunt Expertisenetwerkenvzw.- De stuurgroep stelde een lijst samen van te ontwikkelen protocollen. Deze lijst telde enerzijds eengroep van meer ‘medische’ protocollen (niet-aangeboren hersenletsel, incontinentie, dementie, …) enanderzijds een groep met bijvoor<strong>be</strong>eld verstandelijke handicap, autismespectrumstoornissen, enzovoort.- Onder coördinatie van het VAPH werkten experten uit het werkveld (artsen, academici en praktijkmensen)deze classificerende diagnostische protocollen uit.In een verder stadium zullen de protocollen worden geïmplementeerd binnen de werking van hetVAPH, en indien mogelijk ook in andere <strong>be</strong>trokken sectoren.Naast de hulpmiddelenfiches (protocollering van het hulpmiddelenaanbod) worden ook indicatiestellingsprotocollenontwikkeld voor andere VAPH-ondersteuning: Zorg in Natura (opname in voorzieningen)en Persoonsgebonden Budgetten (Persoonlijke-Assistentiebudgetten).53


4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- Er is een stappenplan of scenario voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarDe protocollen zullen ter <strong>be</strong>schikking worden gesteld. Bij de protocollen zal een handleiding horen.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Er zal een website gewijd worden aan het projectZodra de CDP’s geconsolideerd zijn, zullen de protocollen ter <strong>be</strong>schikking gesteld worden op de websitewww.vaph.<strong>be</strong>.- Er zal vorming worden voorzienDeze vorming zal worden ingericht voor de multidisciplinaire teams, alsook intern voor leden van hetVAPH.- Een boek of tijdschrift publiceerde over het initiatiefIn Schittekatte, M. (2010). Kwalificatie van instrumenten die toelaten IQ’s te <strong>be</strong>rekenen. Psychologos,25, 1. In dit artikel vermeldt de auteur een uittreksel uit het CDP ‘Verstandelijke Handicap’.6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktVlaams Agentschap voor Personen met een HandicapContactpersoonGreet Callens+32 2 225 86 29Greet.callens@vaph.<strong>be</strong>7. VARIAHet project is nog in ontwikkeling. Momenteel zijn er een zevental CDP’s geconsolideerd, waaronder:- Pervasieve ontwikkelingsstoornissen minderjarigen- Pervasieve ontwikkelingsstoornissen meerderjarigen- Verstandelijke handicap- Epilepsie- Cerebrovasculair accident- Chronisch obstructief pulmonaire diseaseVoor de indicatiestellingsprotocollen IMB zijn er ‘hulpmiddelenfiches’ opgesteld die tot het toekennenvan gepaste aanpassingen en hulpmiddelen voor personen moeten leiden. Deze zijn nog niet vollediggeconsolideerd.Het indicatiestellingsprotocol ZORG, binnen de VAPH-sector gekend als het zorgzwaarte-instrument,wordt momenteel verfijnd voor bijzondere doelgroepen, en is dus nog niet geconsolideerd.54


Beschrijving van het expliciteren en theoretisch onderbouwen vanmethodieken uit het werkveld opvoedingsondersteuning1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTEXPOO, het Vlaams Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning, werd opgericht naar aanleidingvan het decreet aangaande de organisatie van opvoedingsondersteuning (juni 2007). EXPOO heeft tweegrote opdrachten:- Kennis inzake opvoeden en opvoedingsondersteuning verzamelen, verrijken en toegankelijk maken;- Het werkveld opvoeden en opvoedingsondersteuning praktisch ondersteunen met vorming entrainingen.EXPOO maakt deze opdrachten op diverse manieren waar. In 2010 startte EXPOO met het project methodiek<strong>be</strong>schrijving.Binnen het project startte EXPOO met het <strong>be</strong>schrijven en theoretisch onderbouwenvan twee methodieken voor opvoedingsondersteuning: pedagogisch adviseren en opvoedcursus. Hetrichtte daarvoor twee methodiekontwikkelingskringen op. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid aan de<strong>be</strong>trokken praktijkwerkers om hun kennis over een methodiek voor opvoedingsondersteuning te systematiseren.Na afronding van de <strong>be</strong>schrijving zal EXPOO de twee methoden aan het werkveld aanbiedenvia het digitaal platform www.expoo.<strong>be</strong>. Op deze manier wenst EXPOO aan opvoedingsondersteunerskwalitatieve methoden aan te bieden die ze ook zelf kunnen inzetten.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTMet het <strong>be</strong>schrijven van methoden voor opvoedingsondersteuning wil EXPOO al diegenen die op éénof andere manier professioneel met opvoedingsondersteuning te maken heb<strong>be</strong>n, <strong>be</strong>reiken: lokale coördinatoren,deelnemers van lokale netwerken, Vlaams coördinatoren (JWZ), provinciale steunpunten,aanbieders opvoedingsondersteuning, welzijnswerkers die in hun werkdomein in aanraking komen metopvoedingsondersteuning, studenten, … .3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet project telt drie fasen:- VerkenningsrondeIn een verkenningsronde raadpleegde EXPOO de <strong>be</strong>schikbare literatuur over binnen- en buitenlandseprojecten die eveneens aan de slag gingen met het <strong>be</strong>schrijven en delen van methodieken.- Samenstelling methodiekontwikkelingskringen en engageren procese<strong>be</strong>geleiding en rapporteurEXPOO richtte twee methodiekontwikkelingskringen op, één voor pedagogisch adviseren en éénvoor ouderbijeenkomst. Elke kring telde een vijftal praktijkwerkers die sterk vertrouwd zijn met dete <strong>be</strong>schrijven methodiek voor opvoedingsondersteuning. Ter <strong>be</strong>geleiding en monitoring van debijeenkomsten engageerde EXPOO een proces<strong>be</strong>geleider. Het voorzag ook een rapporteur.- Bijeenkomsten methodiekontwikkelingskringenVoor de <strong>be</strong>schrijving en theoretische onderbouwing van elke methodiek voorzag EXPOO een vijftalbijeenkomsten.4. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Er is een website aan het project gewijdDe methodieken zullen te vinden zijn op http://www.expoo.<strong>be</strong>/oo-<strong>be</strong>eld/methodieken.5. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen het project werd ontwikkeld55


EXPOO, het Vlaams expertisecentrum voor opvoedingsondersteuningContactpersoonNele Travers en Steven Strynckx+32 2 533 13 43nele.travers@expoo.<strong>be</strong> en steven.strynckx@expoo.<strong>be</strong>www.expoo.<strong>be</strong>56


Beschrijving van de ontwikkeling van een module gezinsdiagnostiekvoor de Centra voor Integrale Gezinszorg1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTMet dit project wenste het departement Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (afdeling Welzijn & Samenleving)in de Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG’s) een module gezinsdiagnostiek te installeren. Dezemodule moet de mogelijkheid bieden om diagnostiek over het gezinsfunctioneren aan te leveren.Gezinsdiagnostiek is een methodiek om voor gezinnen in <strong>be</strong>geleiding in een CIG op wetenschappelijkewijze – door middel van een aangepast diagnostisch instrumentarium en assessment – diagnostiek overhet gezinsfunctioneren aan te leveren. Met het inzetten van deze module moeten de CIG’s:- Inzicht verkrijgen in de verschillende factoren die samenhangen met gezins- en/of opvoedingsproblemendie door de verschillende gezinsleden worden gesignaleerd, en- Achterhalen hoe deze problemen in het gezin/de opvoeding kunnen worden <strong>be</strong>ïnvloed om het probleemte verminderen of te elimineren, zodat positief opvoeden mogelijk wordt.De module gezinsdiagnostiek heeft een operationeel doel, namelijk uitklaren:- Voor welke ontwikkelingstaken het gezin staat;- Hoe ouderschap een haalbare plaats kan krijgen in het gezin;- Hoe het gezin, indien geïndiceerd, geholpen kan worden in haar ouderschap, via (bijsturing van)<strong>be</strong>handeling en/of <strong>be</strong>geleiding.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTEen module gezinsdiagnostiek is <strong>be</strong>doeld voor gebruik binnen de Centra voor Integrale Gezinszorg(CIG’s). Een CIG is een voorziening die zorgt voor de ambulante <strong>be</strong>geleiding of de residentiële of semiresidentiëleopvang en <strong>be</strong>geleiding van aanstaande ouders, ouders en kinderen.Het centrum biedt opname en <strong>be</strong>geleiding aan gezinnen en gezinsleden waarvan het gezinsfunctionerenzo diepgaand problematisch is geworden dat gezinsdesintegratie een werkelijke dreiging vormt.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTVijf Centra voor Integrale Gezinszorg werkten mee aan de ontwikkeling van de module gezinsdiagnostiek:CIG Ten Anker, CIG De Merode, CIG Ter Leye, CIG De Vogelzang en CIG Tamar. De ontwikkeling vande module verliep in twee fasen:- In fase 1 (septem<strong>be</strong>r 2007 – septem<strong>be</strong>r 2008) stonden CIG Ten Anker en CIG De Merode in voor volgendeopdrachteno Inventarisatie van <strong>be</strong>staande instrumenten en methoden voor gezinsdiagnostiek door middelvan literatuuronderzoek en veldwerk;o Ontwikkeling van een typemodule en draaiboek gezinsdiagnostiek, en dit zowel inhoudelijkals organisatorisch;o Implementatie van de module gezinsdiagnostiek, met in<strong>be</strong>grip van een kleinschalig onderzoekin de CIG’s;o Bestudering van de randvoorwaarden voor implementatie van de module gezinsdiagnostiek,gevolgd door een terugkoppeling.- Fase 2 van het project (decem<strong>be</strong>r 2008 – juni 2010) stond in het teken van een pilootproject binnenéén Centrum voor Integrale Gezinszorg. CIG Ten Anker zorgde voor de aansturing van het pilootproject.Het CIG zorgde daarbij voor de uitwerking, opstart en realisatie van het pilootproject, zoals <strong>be</strong>schrevenin het inhoudelijk en organisatorisch draaiboek van de typemodule gezinsdiagnostiek. Concreet hielddit volgende opdrachten in:o Opstart van het implementatiescenario in CIG Ten Anker;o Implementatie van de acties in CIG Ten Anker, en dit zoals <strong>be</strong>schreven in het inhoudelijk en57


organisatorisch draaiboek van de module gezinsdiagnostiek;o Uitwerking van een model ter borging van de opgedane ervaringen, alsook van de ontwikkelingvan informatieoverdracht naar andere CIG’s;o Training, vorming en opleiding van diagnostici binnen het CIG;o Verdere opvolging van concrete consequenties van het pilootproject in de lokale netwerken.Aftoetsing van deze consequenties met de lokale netwerken.CIG Ten Anker kon bij de implementatie van het pilootproject rekenen op wetenschappelijke ondersteuning.De universiteit Gent zorgde hiervoor, in samenwerking met het testpracticum van de FaculteitPsychologie en Pedagogische Wetenschappen en het Centrum voor Migratie en Integratie Studies vande Universiteit Antwerpen. Deze wetenschappelijke partners hadden de opdracht om het methodischaanbod van de typemodule gezinsdiagnostiek inhoudelijk te verdiepen. En wel door middel van volgendeactiviteiten:- Uitwerken van parameters voor een eerste meting naar de effecten van de typemodule gezinsdiagnostiekop de doelgroep en de voorziening;- Bestuderen van het effect van de typemodule gezinsdiagnostiek op de kwaliteit en inhoud van hetbreder hulpverleningsaanbod;- Bijsturen van de werking van de typemodule gezinsdiagnostiek. Daarbij werden modaliteiten voor deborging van de kwaliteit van de typemodule geïnstalleerd.De wetenschappelijke partners voerden deze opdrachten uit in nauwe samenwerking met de projectmedewerkeruit CIG Ten Anker.Tijdens het proefdraaien van de typemodule gezinsdiagnostiek in CIG Ten Anker voerden de wetenschappelijkeonderzoekers ook volgende deeltaken uit:- Concrete toetsing van het inhoudelijk en organisatorisch draaiboek voor het uitvoeren van gezinsdiagnostiek;- Eerste effect<strong>be</strong>schrijving van de installatie van de typemodule gezinsdiagnostiek op het <strong>be</strong>staandeaanbod binnen CIG Ten Anker, met in<strong>be</strong>grip van het <strong>be</strong>studeren van de extrapoleerbaarheid van detypemodule naar de brede sector. Concreet <strong>be</strong>studeerden de onderzoekers de mogelijkheid om gezinsdiagnostiekinhoudelijk te koppelen aan handelingsplannen. Ze werkten daarbij aan een model vanhandelingsplanning;- Beschouwende toetsing en evaluatie van het draaiboek op zijn inhoudelijke en organisatorische haalbaarheiden validiteit. Hierin zit vervat:o De toetsing van de toepassing van het deontologisch kader aan concrete diagnostische vragenen evaluatie;o Verdere toetsing en aanzetten tot modificatie van de geselecteerde methodische instrumenten.- Behoefteonderzoek binnen de sector naar bijkomende diagnostische instrumenten in het kader vande reeds aanwezige of verwezen doelgroep binnen de sector;- Verdiepende expertise-uitbouw rondom diagnostische meetinstrumenten/methodieken gericht op despecifieke opdracht en doelgroep van de CIG’s: gezinsdiagnostiek naar kinderen tussen 0 en 2 jaar,gezinsdiagnostiek naar anderstaligen.4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- Er is een inhoudelijk en organistorisch draaiboek <strong>be</strong>schikbaarDit draaiboek is opgenomen in het onderzoeksrapport. Dit is te raadplegen op volgende weblink:https://wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>/applicaties/kenniscentrum/themas/kindengezin/rapport.asp?id=81.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Het stappenplan of scenario bij het project kan opgevraagd wordenHet draaiboek kan opgevraagd worden zodra het onderzoeksrapport vrijgegeven wordt.- Het project of de actie is raadpleegbaar op één of meerdere websitesVan zodra het onderzoeksrapport vrijgegeven wordt, zal dit te downloaden zijn op volgende link: https://wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>/applicaties/kenniscentrum/themas/kindengezin/rapport.asp?id=81.58


6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktCIG Ten Anker is trekker van het project.ContactpersoonIsa<strong>be</strong>lle Dekeyser+32 59 25 51 33isa<strong>be</strong>lle.dekeyser@cigtenanker.<strong>be</strong>- De instelling waarbinnen de actie of het project wordt opgevolgdDepartement Welzijn, Volksgezondheid & GezinAfdeling Welzijn & SamenlevingContactpersoonGoedele Schoukens+32 2 553 34 30goedele.schoukens@wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>59


Beschrijving van de ontwikkeling van een methodiek voor anticonceptiebij kansarme (zwangere) vrouwen in Brussel1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECT- Risico- of probleemomschrijvingLiteratuuronderzoek en <strong>be</strong>vragingen bij Brusselse organisaties en ziekenhuizen wijzen uit dat anticonceptieeen knelpunt vormt bij kansarme/kwetsbare vrouwen in Brussel. Er zijn in Brussel meerzwangerschapsafbrekingen dan in de rest van het land. De <strong>be</strong>langrijkste oorzaak van ongewenstezwangerschappen is foutief of geen gebruik van anticonceptie.- Doel van de methodiekMet deze methodiek wil men kansarme/kwetsbare vrouwen in Brussel:o Inlichten over het volledige aanbod van anticonceptie, om hen op die manier te <strong>be</strong>geleidenin het maken van een <strong>be</strong>wuste keuze;o Weerbaarder maken en voor zichzelf laten opkomen ten aanzien van partners en artsen;o Onwetendheid over vruchtbaarheid en anatomie wegwerken, en dit door basisinformatie teverschaffen;o Bespreekbaar maken van taboes en mythes over anticonceptie en seksualiteit.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe methodiek is <strong>be</strong>doeld voor kwetsbare (zwangere) vrouwen in Brussel. De methodiek kan worden ingezetdoor zorg- en hulpverleners die in contact komen met deze kwetsbare (zwangere) vrouwen: vroedvrouwen,verpleegkundigen, sociale diensten, diensten gezinszorg, artsen, gynaecologen, ziekenhuizen,vrouwenorganisaties, onthaalbureaus, wijkgezondheidscentra, enzovoort.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe methodiek is sinds 2008 in ontwikkeling. Volgend tijdspad schetst de ontwikkeling:- 2008-2009Er ge<strong>be</strong>urde een literatuuronderzoek en <strong>be</strong>vraging naar (knelpunten van) anticonceptiegebruik bijkansarme/kwetsbare vrouwen in Brussel.- 2010Naar aanleiding van de <strong>be</strong>vraging van 2008-2009 werd <strong>be</strong>slist één gestandaardiseerd didactisch vormingspakketover anticonceptie op maat van kansarme/kwetsbare doelgroepen te maken. 2010 staatin het teken van de optimalisering van dit vormingspakket. Dit zal ge<strong>be</strong>uren op basis van de evaluatiegegevensvan 2009 en aan de hand van ervaringsinput door Sensoa, het Vlaams service- en expertisecentrumvoor seksuele gezondheid en HIV. Op basis van dit proces wil men in 2010 het cursuspakkettheoretisch evalueren.- 2011Het vormingspakket, zoals uitgewerkt op basis van de theoretische evaluatie, zal worden uitgetest enindien nodig verder bijgestuurd. Op basis daarvan wil men komen tot een gestandaardiseerd ‘<strong>be</strong>st’vormingspakket over anticonceptie, en dit op maat van kansarme/kwetsbare vrouwen in Brussel.- 20122012 zal in het teken staan van het ter <strong>be</strong>schikking stellen van het eindpakket aan geïnteresseerdeorganisaties met hulp- of zorgverleners en terreinwerkers die in contact komen met kwetsbare/kansarme(zwangere) vrouwen in Brussel. Men zal daarbij waarschijnlijk <strong>be</strong>paalde voorwaarden hanteren,bijvoor<strong>be</strong>eld de garanties dat de organisaties de professionele handleiding bij het eindpakket respecteren.Het is immers zeer <strong>be</strong>langrijk dat het pakket zal worden gebruikt bij de juiste doelgroep en opde juiste manier. Het verspreiden van het eindpakket zal waarschijnlijk ge<strong>be</strong>uren door één of meerderevormingsdagen in te richten.60


Naast de verspreiding van het eindpakket zal worden nagegaan in welke mate het ontwikkelde materiaal<strong>be</strong>antwoordt aan de <strong>be</strong>hoeften van soortgelijke organisaties elders in <strong>Vlaanderen</strong>, en die vragendepartij zijn om aan de slag te gaan met het materiaal. Vervolgens zal ook nagegaan worden hoe degrootstedelijke context geëxtrapoleerd kan worden naar de Vlaamse stedelijke context.4. MATERIAAL BIJ DE METHODIEK- Er is een handleiding voorzien bij de methodiek- Er is een (praktische) handleiding voorzienOpleidingen zullen worden ingericht vanaf 2012.- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarEr is didactisch visueel materiaal bij de methodiek <strong>be</strong>schikbaar.5. WERKZAAMHEID VAN DE METHODIEK- Er zijn geen studies voorhanden, maar de dagelijkse ervaring leert dat dit een effectieve methodiekis6. VERSPREIDING VAN DE METHODIEK- Er zullen één of meerdere opleidingen worden ingericht waar de methodiek praktisch wordtaangeleerdDergelijke opleidingen zullen worden ingericht vanaf 2012.- De methodiek zal worden toegelicht en gedemonstreerd op congressen of studiedagenWordt voorzien vanaf 2012.7. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de methodiek werd ontwikkeldExpertisecentrum Kraamzorg Volle MaanKoningsstraat 294-2961210 BrusselContactpersoonHanan Ben Abdeslam+32 2 229 25 58hanan.<strong>be</strong>n.abdeslam@familiehulp.<strong>be</strong>61


Beschrijving van het onderzoeksproject ter ontwikkeling van eenaan<strong>be</strong>veling ter preventie van lawaaischade1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTMet dit studieproject wil men in de eerste plaats komen tot de formulering van een aan<strong>be</strong>veling over depreventie van lawaaislechthorendheid bij (jonge) adolescenten, zoals die kan worden toegepast tijdens depreventieve medische consulten door de Centra voor Leerlingen<strong>be</strong>geleiding (CLB).Als subdoelen kunnen worden geformuleerd:- Verwerven van inzicht in de mogelijkheden en grenzen van preventiecampagnes voor lawaaischade.Men <strong>be</strong>studeert hierbij wat de rol van het CLB hierin kan zijn, in het bijzonder van de medische consulenten.- Verwerven van inzicht in de bruikbaarheid van oto-akoestische-emissies (OAE) bij de opsporing vanlawaaischade bij (jonge) adolescenten.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet project richt zich tot leerlingen van:- Het vijfde leerjaar lager onderwijs;- De eerste graad van het secundair onderwijs;- De derde graad van het secundair onderwijs.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTOm de mogelijkheden en grenzen van preventiecampagnes voor lawaaischade in kaart te brengen, voerdende onderzoekers een systematisch literatuuronderzoek. Aan de hand van de database van PubMedwerden volgende topics <strong>be</strong>studeerd:- Prevalentie en omgang van het probleem;- Pathogenese;- Risico- en <strong>be</strong>schermende factoren;- Welke geluiden kunnen het gehoor <strong>be</strong>schadigen;- Preventieve maatregelen;- Gevolgen voor gezondheidseducatie;- Aan<strong>be</strong>velingen.Dit literatuuronderzoek werd afgerond eind 2010.In een tweede fase gingen de onderzoekers de bruikbaarheid van oto-akoestische emissies (OAE) inde CLB’s voor de opsporing van lawaaischade bij (jonge) adolescenten na. De onderzoekers steldendaarvoor een onderzoeksprotocol op. Ze dienden dit ter goedkeuring in bij de Ethische Commissie. Ditonderzoeksprotocol zag er als volgt uit:- Alle leerlingen uit het vijfde leerjaar, de eerste en derde graad secundair onderwijs die <strong>be</strong>geleidworden door het Vrij CLB Antwerpen-Middengebied of het Vrij CLB Regio-Gent en dat jaar een preventiefmedisch consulent kregen aangeboden, worden uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek.Ouders en jongeren werden per brief op voorhand op de hoogte gesteld van het onderzoek.Ouders en jongeren (ouder dan 12 jaar) hadden de mogelijkheid om deelname aan het onderzoekte weigeren.- Vóór het preventief medisch consult vulde elke leerling een vragenlijst in die peilde naar de omgangvan de leerling met geluid, gebruik van mp3, enzovoort.- Nadien kwam de leerling individueel bij de onderzoeker. Deze voerde de klassieke audiometrischetesten uit zoals een otoscopie en een tympanometrie. Daarnaast testte de onderzoeker het gehoorvan de leerling met een OAE.- Alle testgegevens werden verzameld en anoniem verwerkt in een databank.62


4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- er is een stappenplan of scenario voorzienVoor het <strong>be</strong>studeren van de bruikbaarheid van oto-akoestische emissies voor de opsporing van lawaaischadebij (jonge) adolescenten door het CLB werd een studieprotocol opgesteld.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Het stappenplan of scenario bij het project of de actie kan opgevraagd worden6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktDe Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ)ContactpersoonProf. Dr. Karel Hoppenbrouwers en Dr. Karen Van DoorslaerOnze Lieve Vrouwstraat 423000 Leuven+32 16 30 89 40info@vwvj.<strong>be</strong> of karen.vandoorslaer@vwvj.<strong>be</strong>7. VARIADe formulering van deze aan<strong>be</strong>veling voor de preventie van lawaaigehoorschade kadert in de ontwikkelingvan een standaard. De Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg werkthier aan in opdracht van de Vlaamse minister <strong>be</strong>voegd voor volksgezondheid.63


Beschrijving van het onderzoek naar de ontwikkeling en evaluatievan een aan<strong>be</strong>veling met <strong>be</strong>trekking tot het audiometrisch CLB-onderzoekbij kinderen uit de tweede kleuterklas1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTDit onderzoeksproject heeft als doel om:- de sensitiviteit en de specificiteit van audiometrisch onderzoek na te gaan ten opzichte van de nugeldende gouden standaard voor gehoorscreening;- de haalbaarheid van audiometrisch onderzoek in de Centra voor Leerlingen<strong>be</strong>geleiding (CLB) tetesten.Aansluitend wordt er nagegaan of tympanometrie een meerwaarde kan <strong>be</strong>tekenen in de <strong>be</strong>sluitvormingvan de CLB’s.Met dit onderzoek wil men komen tot het opstellen van een standaard voor het gehooronderzoek bijkleuters. Op die manier wil men <strong>be</strong>reiken dat de CLB’s werken met een evidence-based, wetenschappelijkverantwoorde en uniforme methodiek, en dit zowel op vlak van afnamemethodiek als op vlak vanverwijs<strong>be</strong>leid.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet onderzoek richt zich tot kleuters uit de tweede kleuterklas van het normale onderwijs.De gebruikers van de aan<strong>be</strong>veling voor audiometrisch onderzoek zijn de paramedische werkers en artsenuit de CLB-setting.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe uitwerking en uitvoering van dit onderzoeksproject verliep in verschillende stadia:- Vier Master na Master studenten jeugdgezondheidszorg heb<strong>be</strong>n in het kader van hun masterproefonderzoek naar audiometrisch onderzoek verricht.- De resultaten van dit onderzoek werden aangevuld met de voorstellen zoals geformuleerd door dewerkgroep gehoor binnen de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg(VWVJ). Al deze <strong>be</strong>vindingen werden geïntegreerd in een aan<strong>be</strong>veling. Er was in deze fase van deontwikkeling ook al overleg met experten (Prof. Dr. Bart Vinck, dienst audiologie Universitair ZiekenhuisGent).- Na goedkeuring door de Ethische commissie van de Katholieke Universiteit Leuven en de UniversiteitGent heeft de aan<strong>be</strong>veling proef gedraaid in het Vrij CLB Gent. Vóór de start van het pilootproject werdeen informatiesessie ingericht voor de paramedische werker en artsen van het CLB. Daarbij werdende methodiek en de noodzakelijke achtergrondinformatie toegelicht. De schooldirecties en de ouderswerden per brief ingelicht over het proefproject. Zij konden deelname van hun kind aan het projectweigeren.- Het onderzoek naar de aan<strong>be</strong>veling startte in januari 2009. Vanaf april 2009 werd er ook steekproefgewijsgetest met de gouden standaard voor gehoorscreening. In de periode septem<strong>be</strong>r 2009 tot januari2010 werden geen kleuters getest. In februari 2010 startte men opnieuw met de testing, dit maal toten met april 2010.Het onderzoeksluik in 2009 vond plaats in de medische circuits van het VCLB Gent. Het onderzoeksgedeeltein 2010 ge<strong>be</strong>urde op school.- In de periode april tot en met augustus 2010 werd de databank met audiometrische, otoscopische entympanometrische gegevens van ruim 2000 geoptimaliseerd. Ook de statistische analyses ge<strong>be</strong>urdenin deze periode.- In het najaar van 2010 lag er een voorstel tot standaard voor het testen van gehoor bij kleuters op tafel.64


Figuur 1. Schematische voorstelling van het studiedesign.4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- er is materiaal <strong>be</strong>schikbaaro De vier vermelde masterproeven zijn <strong>be</strong>schikbaar. Deze masterproeven vormen de basis vande pilootstudie.o Er zijn werkdocumenten <strong>be</strong>schikbaar. Deze zijn opgesteld ter informatie van de paramedischewerkers en artsen in het VCLB Gent.o De masterproef van Dr. H. Desmidt is <strong>be</strong>schikbaar. Hierin worden de eerste analyses op deonderzoeksgegevens <strong>be</strong>komen in de periode van januari 2009 tot half april 2009 <strong>be</strong>sproken.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- De actie of het project wordt toegelicht op congressen of studiedagenDe Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg richtte op 12 decem<strong>be</strong>r 2008een Referatendag in. De ontwikkeling van de aan<strong>be</strong>veling voor audiometrisch onderzoek kwam hieraan bod. De documenten zijn te raadplegen op http://www.vwvj.<strong>be</strong>/uploads/documentenbank/8af718270e4874539d8badb066d4a194.pdf.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de actie of het projectHet opzet van de studie is uitgebreid <strong>be</strong>schreven in de masterproef van Dr. H. Desmidt. Deze is teraadplegen op volgende link: www.opleiding-jgz.<strong>be</strong>.De vier andere masterproeven zijn te raadplegen via volgende referenties:o Vermeire, E. Audiometrie in het kader van de gehoorscreening in het CLB: mate van uniformiteitvan huidige werkwijze en knelpunten. Een vooronderzoek. GGS Jeugdgezondheidszorg,eindverhandeling academiejaar 2002-2003.o Deleeck, A. Audiometrie in het kader van gehoorscreening in het CLB: een onderzoek alsaanzet tot het creëren van leeftijdsspecifieke audiometrische referentieprofielen. GGSJeugdgezondheidszorg, eindverhandeling academiejaar 2003-2004.o Neyrinck, M. Audiometrie in de CLB-praktijk: een aanzet tot het opstellen van referentieprofielenin vergelijking met <strong>be</strong>staande databanken. Grafische voorstelling voor praktischgebruik. GGS Jeugdgezondheidszorg, eindverhandeling academiejaar 2004-2005.o Van Doorslaer, K. Gehoorscreening van kleuters in het CLB: een onderzoek naar doelstellingenen knelpunten. Jeugdgezondheidszorg, eindverhandeling academiejaar 2004-2005.65


6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie/het project werd ontwikkeldDe studie was een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voorJeugdgezondheidszorg (VWVJ), de Universiteit Gent en het Vrije CLB Gent.ContactpersoonProf. Dr. Karel Hoppenbrouwers, Dr. Cécile Guérin en Dr. K. Vandoorslaer (VWVJ)Prof. Dr. B. Vinck (Universiteit Gent)Dr. H. Desmidt (Vrij CLB Gent)+32 9 269 89 00hilde.desmidt@vclbgent.<strong>be</strong>7. VARIA- De Centra voor Leerlingen<strong>be</strong>geleiding voeren bij schoolgaande kinderen en jongeren al tientallen jarengehooronderzoek uit als onderdeel van de preventieve periodieke consulten. De leeftijden waaropde screening dient te ge<strong>be</strong>uren, zijn wettelijk vastgelegd (zie Besluit van de Vlaamse regering van17/03/2000 tot <strong>be</strong>paling van sommige opdrachten van de CLB).- Voor de gehoorscreening door middel van audiometrie heeft de overheid in het verleden geen eenduidigerichtlijnen opgesteld. In opdracht van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezinwerkt de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg sinds enkele jaren aande ontwikkeling van een standaard gehoorscreening voor het CLB.66


Beschrijving van het onderzoek naar de uitkomsten van de modulesvroegtijdige intensieve gezins<strong>be</strong>geleiding (Am<strong>be</strong>r) en ambulantepedagogische <strong>be</strong>geleiding en training voor ouders samen met hunkinderen (Tuimel)1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTBinnen het agentschap Kind & Gezin <strong>be</strong>staan de module “vroegtijdige intensieve gezins<strong>be</strong>geleiding” ofde Am<strong>be</strong>rmodule, en de module “ambulante pedagogische <strong>be</strong>geleiding en training voor ouders samenmet hun kinderen” of de Tuimelmodule. Met dit onderzoeksproject <strong>be</strong>oogde het agentschap Kind & Gezineen wetenschappelijke evaluatie te maken van de Am<strong>be</strong>r- en de Tuimelmodule. Het agentschap haddaarbij twee centrale doelstellingen voor ogen:- Het grondig analyseren van de modules inzake programma-theorie;- Het meten van de effectiviteit van de modules.Door middel van onderzoeksvragen naar de programma-theorie wenste het agentschap Kind & Gezin nate kijken:- Wat kenmerkend is voor de aanpak van de Am<strong>be</strong>r- en Tuimelmodules;- Hoe (goed) het programma is geconceptualiseerd;- Hoe plausi<strong>be</strong>l veranderingen en effecten zijn als gevolg van het programma.Door middel van onderzoeksvragen over de modules zelf wenste het agentschap na te gaan:- Hoe programma-activiteiten worden uitgevoerd (procesevaluatie);- Wat de resultaten of uitkomsten zijn van het programma.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe Am<strong>be</strong>rmodule richt zich op (alleenstaande) ouders met een jonge baby (0-6 maanden bij start of 1maand voor de <strong>be</strong>valling) en tienermoeders. Het <strong>be</strong>treft kwetsbare geïsoleerde gezinnen die <strong>be</strong>reid zijntot het dragen van opvoedingsverantwoordelijkheid, maar waarbij de basale levensvoorwaarden voor debaby niet vervuld zijn of waarbij hierover een ernstige <strong>be</strong>zorgdheid is bij verwijzers.De Tuimelmodule richt zich op gezinnen met jonge kinderen van bij de geboorte tot 6 jaar. Het gaat omkwetsbare, geïsoleerde gezinnen die <strong>be</strong>reid zijn tot het dragen van opvoedingsverantwoordelijkheid, meteen expliciete hulpvraag met <strong>be</strong>trekking tot de opvoeding van hun kind(eren).3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTIn een onderzoek werden de Am<strong>be</strong>r- en Tuimelmodules onderzocht op hun werkzaamheid. Dit onderzoekge<strong>be</strong>urde op twee manieren:- Beide modules werden onderzocht op de aanwezigheid van 13 algemeen en specifiek werkzamefactoren. Op die manier werd nagegaan of de modules op theoretisch niveau potentie hadden omverandering te realiseren bij hun doelpubliek.- Op empirische wijze werd nagegaan of de modules op korte en op langere termijn (2,5 maanden) resulterenin probleemreductie inzake adequate zorg aan de kinderen, en dit ingeschat door de hulpverleneren de ouders zelf. Daarvoor werd gebruik gemaakt van een praktijkgestuurd effectonderzoek. Ditis een onderzoek waarin onderzoekers en <strong>be</strong>geleiders gezamenlijk optrekken met als doel informatiete verzamelen waarmee het effect van het praktisch handelen van de <strong>be</strong>handelaars nader verhelderden getoetst wordt. Zo werden de items die werden gebruikt om de geboden zorg in kaart te brengen,ontwikkeld in samenwerking met de ontwikkelaars en gebruikers van de Am<strong>be</strong>r- en Tuimelmodules.Concreet werd tijdens het onderzoek nagegaan wat er in de praktijk met het inzetten van de modules67


ge<strong>be</strong>urt en in welke mate de modules veranderingen realiseren na de <strong>be</strong>geleiding, en dit op het vlakvan aangeboden zorg en de emotionele <strong>be</strong>schikbaarheid van de ouder(s). Daarvoor werden kenmerkenvan cliënten voor en na het inzetten van de Am<strong>be</strong>r- of Tuimelmodule gemeten. Het verschil tussende voor- en nameting gaf dan een indicatie van de effectiviteit van de interventie. Om dit verschil temeten verzamelden hulpverlener van 1/12/2006 tot en met 29/8/2008 gegevens. Ouders en hulpverlenersvulden vragenlijsten in; hulpverleners vulden er twee in, ouders vulden er één in. Ze vulden devragenlijsten op verschillende meetmomenten in:o Voor de hulpverleners: 2 meetmomenten, pre en post het inzetten van de Am<strong>be</strong>r- of Tuimelmodule;o Voor de ouder(s): 3 meetmomenten, pre, post en 2,5 maanden na het inzetten van de Am<strong>be</strong>rofTuimelmodule.De eerste meting ge<strong>be</strong>urde één maand na de opstart van de <strong>be</strong>geleiding. Ze peilde naar de zorg voor hetkind en de emotionele <strong>be</strong>schikbaarheid. De tweede meting vond plaats op het einde van de <strong>be</strong>geleiding.Tijdens deze meting werden dezelfde uitkomstvaria<strong>be</strong>len gebruikt. De derde meting werd gemiddeld 10weken of 2,5 maanden na de <strong>be</strong>ëindiging van de <strong>be</strong>geleiding uitgevoerd. Door de ouders werd dan nogeen vragenlijst ingevuld inzake de emotionele <strong>be</strong>schikbaarheid.4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- Het onderzoeksrapport is <strong>be</strong>schikbaarHet onderzoeksrapport is opvraagbaar bij het agentschap Kind & Gezin, via onderstaande contactpersonen.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Het stappenplan of scenario bij het project of de actie kan opgevraagd wordenHet onderzoeksrapport is opvraagbaar bij het agentschap Kind & Gezin, via onderstaande contactpersonen.- De actie of het project wordt toegelicht op congressen of studiedagenDe resultaten van het effectonderzoek op de Am<strong>be</strong>r- en Tuimelmodules werd voorgesteld op hetVlaams Congres Kinder- en Jeugdpsychiatrie, in septem<strong>be</strong>r 2009. Meer informatie is te vinden opvolgende link: http://www.vckjpp.<strong>be</strong>/vckjpp2009/symposia2009.html#s09.6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktVrije Universiteit BrusselFaculteit voor Psychologie & Educatiewetenschappen, vakgroep OrthopsychologieContactpersoonProf. Dr. Johan Vanderfaeillie+32 2 629 36 52Johan.vanderfaeillie@vub.ac.<strong>be</strong>- De instelling waarbinnen het project werd opgevolgdAgentschap Kind & GezinBeleidsteam Preventieve GezinsondersteuningContactpersoonBenedikte Van den Bruel+32 2 533 14 59Benedikte.vandenbruel@kindengezin.<strong>be</strong>68


Beschrijving van een onderzoeksproject naar de evaluatie en <strong>be</strong>handelingvan choreo-athetosis en secundaire dystonie bij patiëntenmet een hersenverlamming1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTDit onderzoeksproject wil een gestandaardiseerd meetinstrument ontwikkelen om dystonie en choreoathetosebij patiënten met een hersenverlamming te objectiveren. Hiervoor wordt een nieuwe klinischemeetschaal ontwikkeld die voldoende <strong>be</strong>trouwbaar, valide en sensitief moet zijn om de ernst en gradatievan choreo-athetose en dystonie van de dyskinetische groep van mensen met een hersenverlamming tedocumenteren.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet project richt zich op alle voorzieningen die zorgen bieden aan patiënten met een hersenverlamming.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe ontwikkeling van de klinische meetschaal verloopt in verschillende fasen:- Fase 1: studie van de psychometrische kenmerken van <strong>be</strong>staande schalen;- Fase 2: ontwikkeling van de nieuwe meetschaal;- Fase 3: wetenschappelijk evalueren van de nieuwe meetschaal;- Fase 4: implementeren van de nieuwe meetschaal in de klinische praktijk.4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- Er is een stappenplan of scenario voorzien- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarHet onderzoeksproject levert een nieuwe meetschaal, wetenschappelijke publicaties en presentaties op.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Het project of de actie is deels raadpleegbaar op één of meerdere websiteso http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1469-8749.2009.03581.x/abstracto http://www.kuleuven.<strong>be</strong>/wieiswie/nl/person/00056375- De actie of het project wordt toegelicht op congressen of studiedagenAnnual conference of the European academy of childhood disability, Brussel, 27-29 mei 2010.- Een boek of tijdschrift publiceerde over de actie of het projecto Monbaliu, E., Ortibus, E., Roelens, F., Desloovere, K., Declerck, J., Prinzie, P., De Cock, P.,Feys, H. (2010). Rating scales for dystonia in cerebral palsy: reliability and validity. Developmentalmedicine and child neurology, 52, 570-575. [DOI: 10.1111/j.1469-8749.2009.03581.x]o Monbaliu, E., Ortibus, E., De Cat, J., Feys, H. (2010). Dyskinetic cerebral palsy: pathologicalsigns and clinical evaluation. Developmental medicine and child neurology, 52.- Er worden vormingssessies in (zuster)voorzieningen georganiseerdMonbaliu, E., Pathological signs and therapeutic options in patiens with dyskinetic cerebral palsy.o Interne studiedag MPI Ten Dries, Landegem, 1 februari 2010o Interne studiedag MPI Sint-Gerardus, Diepen<strong>be</strong>ek, 9 maart 2010o Interne studiedag MPI Sint-Jozef, Antwerpen, 31 maart 2010o Interne studiedag MPI Sint-Gregorius en MPI Lodewijk, Kwatrecht, 21 okto<strong>be</strong>r 2010.69


6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktDienstencentrum GID(t)S, Kennis- en expertisecentrum, in samenwerking met de Katholieke UniversiteitLeuven, afdeling Fa<strong>be</strong>r en de Universiteit Utrecht, afdeling orthopedagogiekContactpersoonElegast Monbaliu+32 51 23 08 74elegast.monbaliu@fa<strong>be</strong>r.kuleuven.<strong>be</strong>7. VARIAHet voorgestelde onderzoeksproject maakt deel uit van een ruimer doctoraatsproject dat kadert binneneen onderzoekslijn ‘hersenverlamming’ van het kennis- en expertisecentrum van het dienstencentrumGID(t)S.70


Beschrijving van een onderzoeksproject naar de <strong>be</strong>trouwbaarheid envaliditeit van de Supports Intensity Scale gebruikt bij volwassenenmet een fysieke <strong>be</strong>perking1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTDe Supports Intensity Scale (SIS) is een instrument dat ontwikkeld werd in de Verenigde Staten. Hetis geschikt om de zorg<strong>be</strong>hoeften bij personen met een mentale <strong>be</strong>perking te meten. Sinds kort wordtdeze schaal in <strong>Vlaanderen</strong> ook gebruikt bij personen met een fysieke <strong>be</strong>perking. Maar zorgverleners diedeze schaal heb<strong>be</strong>n ingevuld, geven aan dat dit instrument onvoldoende rekening houdt met <strong>be</strong>paaldeaspecten van de zorgvraag van personen met een fysieke <strong>be</strong>perking. Dit onderzoeksproject wil daaromde <strong>be</strong>trouwbaarheid en validiteit van de SIS wetenschappelijk onderzoeken bij een representatieve steekproefvan 65 personen met een fysieke <strong>be</strong>perking.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTDit project richt zich op alle voorzieningen die zorg bieden aan personen met een fysieke <strong>be</strong>perking.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet onderzoeksproject verloopt grosso modo in twee fasen:- Studie van de psychometrische kenmerken van de SIS bij een steekproef van 65 personen. Meerspecifiek wordt hier de <strong>be</strong>trouwbaarheid en de validiteit van het meetinstrument geëvalueerd.- Voor<strong>be</strong>reiden van een publicatie over dit onderzoeksproject.4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/PROJECT- Er is een stappenplan of scenario voorzien- Er zijn wetenschappelijke publicaties bij dit project <strong>be</strong>schikbaar5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/PROJECT- Een boek of tijdschrift publiceerde over de actie of het projectSmit, W., Sab<strong>be</strong>, B., & Prinzie, P. (in press). Reliability and validity of the Supports Intensity Scale (SIS)measured in adults with physical disabilities. Journal of developmental and physical disabilities.6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktDienstencentrum GID(t)S, kennis- en expertisecentrum, in samenwerking met de Universiteit Utrecht,afdeling orthopedagogiekContactpersoonProf. Dr. Peter Prinzie+32 51 23 08 74p.prinzie@uu.nl71


3Kennisdeling van acties en projecten die inzetten op de kennisdeling vangoede praktijkenDEEL 372


Beschrijving van het digitaal platform opvoedingsondersteuning1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTEXPOO, het Vlaams expertisecentrum opvoedingsondersteuning, werd opgericht naar aanleiding van hetdecreet aangaande de organisatie van opvoedingsondersteuning (juni 2007). EXPOO heeft twee groteopdrachten:- Kennis inzake opvoeden en opvoedingsondersteuning verzamelen, verrijken en toegankelijk maken;- Het werkveld van opvoeding en opvoedingsondersteuning praktisch ondersteunen met vorming entrainingen.Om kennisdeling te <strong>be</strong>vorderen werkt EXPOO aan de ontwikkeling van de digitale platformen www.expoo.<strong>be</strong>en www.groeimee.<strong>be</strong>. Het hoofddoel van het digitale platform valt uiteen in twee doelen:- Kennis over opvoedingsondersteuning, <strong>be</strong>schikbaar in <strong>Vlaanderen</strong> en het buitenland, die bruikbaaris voor de actoren werkzaam in dit werkgebied op één plaats toegankelijk maken.- Informatie over opvoeden en opvoedingsondersteuning toegankelijk delen met ouders en andereopvoedingsverantwoordelijken.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTSamen met het tweevoudig doel van het project valt ook de doelgroep uiteen in twee grote groepen:- www.expoo.<strong>be</strong> richt zich tot allen die op één of andere manier met opvoedingsondersteuning temaken heb<strong>be</strong>n: lokale coördinatoren, deelnemers van lokale netwerken, Vlaamse coördinatoren(JWZ), provinciale steunpunten, aanbieders opvoedingsondersteuning, welzijnswerkers die in hunwerkdomein in aanraking komen met opvoedingsondersteuning, studenten, pers, enzovoort.- www.groeimee.<strong>be</strong> richt zich tot alle opvoedingsverantwoordelijken (ouders, grootouders, professioneleen niet-professionele opvang, enzovoort) die informatie willen over het opvoeden van kleineen grote kinderen.Gezien de nauwe band tussen de informatie die geboden wordt op <strong>be</strong>ide onderdelen van het digitaalplatform staan <strong>be</strong>ide onderdelen open voor elke doelgroep. Er is ook een permanente verwijzing naar hetandere onderdeel op het digitaal platform.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet digitaal platform werd ontwikkeld in volgende stappen:- EXPOO analyseerde met een denktank met afvaardiging van de sector de nood aan informatie overopvoeding en opvoedingsondersteuning, en hoe deze <strong>be</strong>st gestructureerd wordt.- Een externe firma realiseerde het digitaal platform.- EXPOO richtte een redactieraad op. Via zes wekelijkse bijeenkomsten zorgde deze voor de uitwerkingvan de planning, de opvolging en evaluatie, alsook het communicatieplan. Naast de fysiekebijeenkomsten werkte de redactieraad met een virtueel platform; hier kon informatie gepost worden,dossiers nagelezen worden, enzovoort.- EXPOO legde contacten en pleegde overleg met partners die tevens informatie over opvoeding enopvoedingsondersteuning te bieden hadden.- EXPOO zorgde voor een wekelijkse update van het digitaal platform met informatie.- EXPOO maakte het digitaal platform <strong>be</strong>kend.- Het digitaal platform is online sinds decem<strong>be</strong>r 2009- EXPOO voorziet in 2011 een gebruikersevaluatie van het digitaal platform.4. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/HET PROJECT- Er is een website gewijd aan het kennisdelingsprojectwww.expoo.<strong>be</strong> en www.groeimee.<strong>be</strong>.73


- Het initiatief rond kennisdeling wordt toegelicht op congressen of studiedagenHet derde Vlaams congres opvoedingsondersteuning, http://www.expoo.<strong>be</strong>/derde-vlaams-congres.5. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktEXPOO, het expertisecentrum opvoedingsondersteuningContactpersoonSteven Strynckx en Nele Travers+32 533 13 43info@expoo.<strong>be</strong>www.expoo.<strong>be</strong>74


Beschrijving van CIRRO, het uitwisselingsplatform voor de LOGO’sen andere organisaties1. DOEL VAN DE ACTIE/HET PROJECTCIRRO is een ICT-uitwisselingsplatform. Het systeem wenst uitwisseling van gegevens over de werkingvan organisaties gesubsidieerd en/of erkend door het Vlaams agentschap Zorg & Gezondheid mogelijk temaken. Daarmee wil het:- Informatie, kennis en ervaringen op een gestructureerde en projectmatige manier uitwisselen tussenhet agentschap Zorg & Gezondheid, de LOGO’s (de samenwerkingsverbanden voor loco-regionaalgezondheidsoverleg en –organisatie) en partnerorganisaties;- De werking van de LOGO’s en <strong>be</strong>trokkenen ondersteunen, opvolgen, evalueren en aansturen.2. DOELGROEP VAN DE ACTIE/HET PROJECTHet uitwisselingsplatform CIRRO – Communicatie, Interactie, Resultaatsgerichtheid, Registratie en Ondersteuning– richt zich tot:- Het agentschap Zorg & Gezondheid, meer <strong>be</strong>paald alle medewerkers die inhoudelijk de werkingvan de LOGO’s opvolgen;- De LOGO’s;- De partnerorganisaties, meer <strong>be</strong>paald zij die ondersteuning geven aan de LOGO’s.In de toekomst is het de <strong>be</strong>doeling om stap voor stap meerdere organisaties waarmee het agentschapZorg & Gezondheid een band heeft (via subsidie of erkenning) toegang te geven tot het uitwisselingsplatform.3. AANPAK VAN DE ACTIE/HET PROJECTEen projectleider werd aangesteld voor de ontwikkeling van het uitwisselingsplatform. Daarnaast werdenverschillende structuren opgericht: een projectmanagementgroep, een stuurgroep en een werkgroep.Afgevaardigden van de LOGO’s en partnerorganisaties werden, als toekomstige gebruikers van het systeem,in een vroege fase van de ontwikkeling geëngageerd in de werkgroep. Zo creëerde het agentschapdraagvlak en mede-eigenaarschap. Verder schakelde het agentschap externe consultants en IT-medewerkersin voor concrete deelaspecten van de ontwikkeling van het CIRRO-uitwisselingsplatform.De ontwikkeling van het uitwisselingsplatform startte met een business-analyse onder leiding van eenexterne consultant. Deze onderzocht de verschillende objecten en de onderlinge relaties van het toekomstigesysteem. Het resultaat hiervan is te vinden in het rapport “business analyse”. Op basis hiervan werdovergegaan van conceptuele analyse naar functionele analyse. In deze analyse werden de elementenuit de business analyse vertaald naar concrete toepassingen in het systeem en naar de ICT-structuurdie hiervoor nodig is. Er is gekozen voor een internet gebaseerd platform met uitwisselingen in tweerichtingen:- Van agentschap en partnerorganisaties naar de LOGO’s;- Van de LOGO’s naar elkaar en naar het agentschap en de partnerorganisaties.Het systeem laat ondermeer toe om vanuit het agentschap naar de partnerorganisaties, werkzaam in hetsysteem, te communiceren wat van hen verwacht wordt.Het CIRRO-uitwisselingsplatform is sinds 17 novem<strong>be</strong>r 2010 operationeel.75


4. MATERIAAL BIJ DE ACTIE/HET PROJECT- Er is een stappenplan of scenario voorzienEen projectplan is ter <strong>be</strong>schikking- Er is ander materiaal <strong>be</strong>schikbaarEen conceptueel ontwerp en business analyse is ter <strong>be</strong>schikking. Een draaiboek veranderingsmanagementvolgt nog.5. VERSPREIDING VAN DE ACTIE/HET PROJECT- Het stappenplan of scenario bij het project of de actie kan opgevraagd worden- Er is een draaiboek en/of handleidingen <strong>be</strong>schikbaarGebruikers van CIRRO kunnen rekenen op een draaiboek en handleiding. Deze is te raadplegen ophttp://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/Applicaties-ICT/CIRRO/.- AndereAlle stappen in het kader van de communicatie over dit project moeten nog worden samengebracht inhet draaiboek veranderingsmanagement. In dit draaiboek zal aandacht worden <strong>be</strong>steed aan de communicatieover dit uitwisselingsplatform, ondermeer via website, LOGO-flashes en studiedagen. Inhet draaiboek zal er eveneens aandacht gaan naar de interne veranderingen die dit uitwisselingsplatformzal teweegbrengen binnen het agentschap Zorg & Gezondheid.6. ACHTERGRONDINFORMATIE- De instelling waarbinnen de actie of het project werd uitgewerktVlaams agentschap Zorg & GezondheidContactpersoonChristophe Van Horen<strong>be</strong>eck, projectleiderJoëlle Konings, inhoudelijke verantwoordelijke+32 2 553 36 83 of +32 2 553 37 15cirro@vlaanderen.<strong>be</strong>christophe.vanhoren<strong>be</strong>eck@wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>joelle.konings@wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/Applicaties-ICT/CIRRO/76


BIJLAGE77


AAN DE SLAG MET EFFICIËNTE EN EFFECTIEVE PRAKTIJKEN INHET BELEIDSDOMEIN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN.1. EFFICIËNTE EN EFFECTIEVE PRAKTIJKEN ALS KANSWie als praktijkwerker hulp- en dienstverlening aanbiedt, staat voor een hele uitdaging. Dagelijks staan ercliënten met een unieke hulpvraag te wachten; sommigen met een eenvoudige hulpvraag en problematiek,anderen met meervoudige en complexe vragen en problemen. De uitdaging <strong>be</strong>staat er dan in om opde vraag van elke cliënt een passend en kwalitatief antwoord te formuleren. En dit is geen eenvoudigeklus. Hulp- en dienstverlening is immers geen machinaal en programmeerbaar werk; elke hulpvraag istelkens weer de start van een zoekproces naar de <strong>be</strong>ste methode en aanpak. Terwijl op hetzelfde momentover de schouder van de praktijkwerker een kritisch publiek meekijkt. Cliënten verwachten dat zezo snel en zo goed mogelijk vooruit geholpen worden. Overheden en het management van voorzieningenvragen dan weer meer garanties dat de geleverde hulp- en dienstverlening zo effectief en efficiëntmogelijk verloopt.Bij het aanbieden van hulp- en dienstverlening komt dus erg veel inzet, creativiteit, relationele vaardighedenen ervaring kijken. Maar ook de professionele kennis en vaardigheden die een praktijkwerker inzet,kunnen doorslaggevend zijn in het proces en de uitkomst van de hulpverlening. En met deze combinatiekomt het evidence-based handelen in het vizier. Evidence-based werken impliceert dat een professionalzijn hulpverlenend antwoord baseert op een combinatie van drie elementen:- wensen, <strong>be</strong>hoeften en verwachtingen van de cliënt;- eigen expertise en ervaring;- empirisch <strong>be</strong>wijs.Deze combinatie biedt de meeste garanties op een kwaliteitsvolle, veilige, effectieve en efficiënte hulpofdienstverlening. Voor de eerste twee van deze drie aspecten kan de praktijkwerker meestal op zichzelfterugvallen. Hij is diegene die de wensen en <strong>be</strong>hoeften van de cliënt <strong>be</strong>st kan inschatten. Daarnaast leertde praktijkwerker uit zijn ervaring welke (methodische) aanpak, met ook oog voor de relatie hulpverlenercliënt,(meer) vruchten afwerpt bij een <strong>be</strong>paalde hulpvraag of problematiek. Aanvullend kan de professionaldan zijn eigen expertise en de wensen van de cliënt tegen het licht van de wetenschap en de kennisen ervaring van anderen houden. En net voor deze oefening heeft de praktijkwerker vaak niet voldoendeaan zichzelf. Met name het vinden van en werken met goed gedocumenteerde bronnen is in dit verbandgeen sinecure. In <strong>Vlaanderen</strong> verlopen het ontsluiten en de kennisdeling van (onderbouwde) methodenuit binnen- én buitenland niet evident. Hiervoor zijn een aantal redenen.Nogal wat in <strong>Vlaanderen</strong> toegepaste preventieve, hulp- of dienstverlenende methoden zijn niet <strong>be</strong>schrevenen gedocumenteerd. We voelen dat ze werken, maar expliciteren dat zelden. De doelgroep en deconcrete doelstellingen van een hulpverleningspraktijk worden niet vaak afgebakend en gedefinieerd.Een duidelijke en duidende proces<strong>be</strong>schrijving van een methodiek is een zeldzaamheid. Daar komt bijdat van vele methodes de effectiviteit nog niet is geëvalueerd. Bovendien is de informatiestroom overin het buitenland ontwikkelde en geëvalueerde methoden nauwelijks bij te houden. Deze stroom is voorpraktijkwerkers ook niet hanteerbaar.Dat de Vlaamse welzijns- en gezondheidssectoren geen overtuigende traditie van systematische kennisdelingheb<strong>be</strong>n, verwondert dan ook niet. Doorontwikkelde, geëvalueerde methoden vinden niet altijd deweg naar de eindgebruiker, de professional. Fora die methoden bundelen en ter <strong>be</strong>schikking stellen aanprofessionals, denk bijvoor<strong>be</strong>eld aan databanken, zijn in <strong>Vlaanderen</strong> weinig <strong>be</strong>schikbaar. Wat het zoekwerkvan professionals naar (effectief gebleken) methoden lastig maakt.78


Ondertussen zoeken vele praktijkwerkers wel naar werkmethodes om bij hun cliënten een zo goed mogelijkhulpverlenend resultaat te <strong>be</strong>reiken. Overheden, steunpunten en ondersteuningsstructuren zoekennaar methodes om hierin te kunnen ondersteunen. Het komt er dus op aan om de dynamiek die weterugvinden op het terrein, bij de overheid, de steunpunten en ondersteuningsstructuren met <strong>be</strong>trekkingtot (meer) kennisdeling en –uitwisseling over efficiënte en effectieve praktijken te versterken. Niet omdatde hulp- en dienstverlening zoals die vandaag presteert niet zou voldoen. Wel om de kans te grijpen de<strong>be</strong>staande hulp- en dienstverlening te enten op goede praktijken, op aangetoonde effecten.2. DE BESTAANDE DYNAMIEK VERSTERKENOm in die context (de aandacht voor) het evidence-based paradigma op de agenda te houden, en verderingang te laten vinden in de werkwijze van voorzieningen en hulpverleners, zetten we vanuit het departementWelzijn, Volksgezondheid en Gezin een vijftal acties op. Deze acties zijn uitgewerkt met goedkeuringvan de <strong>be</strong>leidsraad van het <strong>be</strong>leidsdomein.2. 1. IntervisieforaSinds juni 2010 organiseert het departement (een viertal) intervisiefora (per jaar). Bedoeling is om met alle<strong>be</strong>trokkenen van gedachten te wisselen over de uitbouw van een Vlaamse hulp- en dienstverlening dieoog heeft voor evidence-based handelen. Voor deelname aan deze fora richten we ons tot alle partners:- ambtenaren van de agentschappen en afdelingen van het <strong>be</strong>leidsdomein;- stafmedewerkers van koepels, steunpunten, federaties, ondersteuningsstructuren en expertisecentra;- management van hulp- of dienstverlenende voorzieningen.Uit het <strong>be</strong>leid en/of de praktijk gegroeide initiatieven die investeren in een evidence-based hulp- of dienstverleningstaan centraal op een intervisieforum. Dit kan een geprotocolleerde methodiek zijn, opgezetteevaluatieonderzoeken op een methodiek of kennisdelende instrumenten.Op de fora zullen deze initiatieven voorgesteld en <strong>be</strong>sproken worden. Een presentatie wordt steeds gevolgddoor een vragenronde en discussie.2.2. Wetenschappelijk onderzoekVan veel in <strong>Vlaanderen</strong> toegepaste methoden voor preventie, hulp- en dienstverlening ontbreekt nog eenheldere verantwoording en onderbouw voor de effectiviteit ervan. Jaarlijks zal het departement binnende onderzoeksprogrammatie van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en/of het KenniscentrumWVG nagaan of er mogelijkheden zijn voor praktijkgestuurde evaluatieonderzoeken. Met onderzoeksmiddelenvan het Kenniscentrum WVG zal tegen het jaareinde van 2010 een eerste effectonderzoekworden uit<strong>be</strong>steed. Dergelijk praktijkgestuurd evaluatieonderzoek neemt in de reële hulp- of dienstverlenendecontext de werkzaamheid van een toegepaste methodiek wetenschappelijk onder de loep. Ditge<strong>be</strong>urt steeds in een nauwe samenwerking tussen onderzoekers en uitvoerende professionals.De mogelijkheden voor het stimuleren en uitvoeren van praktijkgestuurd evaluatieonderzoek liggen nietenkel bij het Steunpunt WVG of het Kenniscentrum WVG. Vele steunpunten, koepels, federaties, ondersteuningsstructurenen expertisecentra heb<strong>be</strong>n de opdracht om een kwaliteitsvolle en wetenschappelijkonderbouwde aanpak van problematieken en hulpvragen te ondersteunen. Alle <strong>be</strong>etjes helpen.2.3. Bestaande expertise kenbaar en deelbaar maken via <strong>be</strong>schrijving van methodiekenHet departement wil, we gaven het al aan, de kennisdeling van praktijkexpertise <strong>be</strong>vorderen. Het wilgoede preventieve methoden of methoden voor hulp- of dienstverlening aan cliënten met een <strong>be</strong>paaldehulpvraag of problematiek toegankelijk maken voor het praktijkveld.Expertise kenbaar en deelbaar maken veronderstelt dat voor de methode in kwestie zo concreet als mogelijkduidelijk is wie en wat de methode wil <strong>be</strong>reiken en hoe ze <strong>be</strong>st wordt uitgevoerd.79


Om daartoe een aanzet te geven ontwikkelde het departement een invulsjabloon (zie bijlage) dat volgendegegevens over een methodiek verzamelt:- naam van de methodiek- doel en doelgroep van de methodiek- aanpak van de methodiek (een <strong>be</strong>knopt overzicht van de opbouw en werkwijze van de methodiek)- materiaal bij de methodiek (aan te kruisen keuzemogelijkheden)- werkzaamheid van de methodiek (aan te kruisen keuzemogelijkheden)- verspreiding van de methodiek (aan te kruisen keuzemogelijkheden)- verdere achtergrondinformatie bij de methodiek (ondermeer over contactpersoon)We nodigden de agentschappen en afdelingen van het <strong>be</strong>leidsdomein uit ons sjablonen met voor hen <strong>be</strong>kendehulp- en dienstverlenende methodieken te <strong>be</strong>zorgen. We willen deze actie de komende maandenverbreden naar de koepels, steunpunten, ondersteuningsstructuren, federaties en expertisecentra. Ookzij zullen via dit sjabloon methodieken kunnen aanleveren.Al zeker voor het jaar 2010 zal het departement de aangeleverde sjablonen bundelen in een jaaroverzicht.Uiteraard kan en wil dit geen volledig overzicht zijn. De opgenomen methodieken genieten dan ook geenvoorkeur op andere methodieken die (nog) niet in het overzicht zijn opgenomen. Een dergelijk jaaroverzichtwil professionals exemplarisch laten kennis maken met interessante methodieken, ook om te prikkelenen uit te dagen om de eigen aanpak voor de collega’s te expliciteren. Zo krijgt de aandacht vooreffectiviteit, efficiëntie en kennisdeling stapsgewijs verder vorm.Het eerste jaaroverzicht zal eind dit jaar <strong>be</strong>schikbaar zijn. Het departement zal dit overzicht <strong>be</strong>zorgen aande agentschappen en afdelingen van het <strong>be</strong>leidsdomein. Maar ook aan de koepels, federaties, steunpunten,expertisecentra en ondersteuningsstructuren. Deze kunnen het jaaroverzicht op hun <strong>be</strong>urt verspreidenonder de voorzieningen binnen hun sector.2.4. Een stap verder: de oprichting van een KennisplatformWaar de vermelde sjablonen een eerste opstap zijn naar het verzamelen van geëxpliciteerde hulpverleningspraktijken,blijft het een opdracht om kennisdeling meer structureel uit te bouwen.Het Wetenschappelijk Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft de nood aan een breed (maarhanteerbaar) kennisdelend forum ook aangevoeld. Daarom zal het Steunpunt tegen het jaareinde van2010 effectresultaten uit eigen onderzoek of reviews binnen het steunpuntprogramma ter <strong>be</strong>schikkingstellen op haar website.Binnen de doelstellingen van het jaarplan 2012 – onder voor<strong>be</strong>houd van de verderzetting van het/eenSteunpunt WVG - wenst het Steunpunt bovenstaande actie te verbreden. Het Steunpunt WVG hooptom vanaf dan zoveel mogelijke kennis over effectonderzoeken en goede praktijken te bundelen en ter<strong>be</strong>schikking te stellen aan het praktijkveld. Om dit idee vorm te geven, overweegt het Steunpunt de organisatievan een seminarie of consultatieronde. Daarbij zal het met vertegenwoordigers en sleutelfigurenuit het werkveld overleggen over de instrumenten en de wijze waarop het kennis van goede praktijkenwil delen.2.5. VormingVele hulp- en dienstverleners in <strong>Vlaanderen</strong> heb<strong>be</strong>n ondertussen al kennisgemaakt met het evidencebasedparadigma. De meesten heb<strong>be</strong>n de term al horen waaien, sommigen heb<strong>be</strong>n er al meer overgelezen. In enkele sectoren is het paradigma al goed doorgedrongen; evidence-based werken is er een<strong>be</strong>langrijke kwaliteitsstandaard voor het aanbieden van hulp- of dienstverlening. Maar de meeste professionalszijn nog maar weinig vertrouwd met de concrete vertaling van het evidence-based paradigmanaar de praktijk. Daardoor zijn de onwetendheid en de vrees soms groot, maar ook de nieuwsgierigheid.Op tweejaarlijkse basis zal het departement WVG een symposium organiseren dat gewijd is aan evidence-basedwerken, effectieve praktijken en de kennisdeling ervan. Op dit publieksmoment zullen deelnemersvia lezingen en workshops kunnen kennismaken met of zich verdiepen in de theorie en praktijkvan protocollering, standaardisering, evaluatieonderzoek en instrumenten om goede praktijken te delen.Het eerstvolgende symposium zal in het voorjaar van 2011 plaatsvinden.80


3. EEN <strong>GEDEELDE</strong> OPDRACHT EN EEN PERMANENTE UITDAGINGHet uitvoeren van bovenstaande acties staat of valt met de medewerking van alle partners. We vermelddenniet toevallig al verschillende keren de agentschappen en afdelingen van het <strong>be</strong>leidsdomein WVG,het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de koepels, steunpunten, ondersteuningsstructuren,federaties en expertisecentra.We nodigen deze partners uit om waar mogelijk bij de acties aan te sluiten. Dit kan door mee te werkenaan de uitvoering van de acties. Maar ook door terug te koppelen over de inhoudelijke of procesmatigeaspecten van het actieplan. Dit kan leiden tot een bijsturing van het actieplan in functie van de reële noden,wensen en verwachtingen van diegenen die in de praktijk aan de slag gaan met het evidence-basedparadigma, de professionals.De interesse voor het evidence-based paradigma wordt nogal eens gekaderd binnen de huidige kosten<strong>be</strong>sparingenen het toenemend economisch denken. Evidence-based werken wordt dan geassocieerdmet een inperking van de professionele vrijheid en staat synoniem voor het verplicht prioritair hanterenvan opgelegde interventies. Soms leeft ook de vrees dat methodieken die hun effectiviteit nog niet heb<strong>be</strong>nkunnen aantonen, per definitie uitgesloten zullen zijn voor gebruik.Het zou onverstandig zijn om het evidence-based paradigma enkel te implementeren om kosten<strong>be</strong>sparenderedenen. Het is geen tijdelijke, economische optie die ons ertoe aanzet evidence-based handelenop de agenda te zetten. De permanente uitdaging die ons daartoe aanzet is om de kwaliteit van dehulpverlening te <strong>be</strong>vorderen, ook door het delen van kennis over efficiënte en effectieve praktijken vanhulp- en dienstverlening.Wat uiteraard niet wegneemt dat, telkens opnieuw, de eind<strong>be</strong>slissing over de in te zetten methodiekbij de hulpverlener ligt. Met de driedelige combinatie 1°) wensen en <strong>be</strong>hoeften van de cliënt, 2°) eigenexpertise en ervaring en 3°) empirisch <strong>be</strong>wijs over wat volgens onderzoek de meest effectieve methodeblijkt, is de professional de enige die kan <strong>be</strong>slissen welke aanpak aangewezen is voor de cliënt in kwestie.81


COLOFONSamenstellingDepartement Welzijn, Volksgezondheid en GezinAfdeling Beleidsontwikkeling en Kenniscentrum WVGSofie De Smet en Véronique VandezandeVerantwoordelijke uitgeverMarc MorrisSecretaris-generaalDepartement Welzijn, Volksgezondheid en GezinEllipsgebouw – Koning Al<strong>be</strong>rt II-laan 35, bus 301030 BrusselGrafische vormgevingIngrid Van Rintel, Departement voor het Algemeen Regerings<strong>be</strong>leid, afdeling CommunicatieHet jaaroverzicht is ook te vinden op het internet:www.welzijnengezondheid.<strong>be</strong>www.kenniscentrumwvg.<strong>be</strong>82

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!