12.07.2015 Views

Download 'Is een innovatieve school een productieve ... - VO-raad

Download 'Is een innovatieve school een productieve ... - VO-raad

Download 'Is een innovatieve school een productieve ... - VO-raad

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong><strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?Een analyse van de relatie tussen innovaties en productiviteitop scholen voor voortgezet onderwijsJos Blank,Carla Haelermans


Over deze publicatiesIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong><strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? is <strong>een</strong> van deslotpublicaties van het Innovatieprojectvan de <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>. De vraag is relevant,want bijna alle scholen voor voortgezetonderwijs werken aan innovaties. Maarwordt het onderwijs hier ook beter van?Daarover gaat dit boekje. Het beschrijftde resultaten van <strong>een</strong> kwantitatievestudie naar de relatie tussen innovatie enproductiviteit van scholen. Het onderzoekbouwt voort op de eerder verschenenpublicatie Innovatiekracht van hetvoortgezet onderwijs.Scholen hebben in <strong>een</strong> enquête aangegevenaan welk type vernieuwingenze werken. Van diezelfde scholen is deproductiviteit gemeten op de manierwaar op ook de Inspectie naar scholenkijkt: onder andere aan de hand vanexamencijfers en onvertraagde doorstroom.Het antwoord stemt positief:innoverende scholen blijken <strong>productieve</strong>rte zijn. Interessanter nog is dat dit nietvoor alle typen innovaties geldt. Scholenwerken het vaakst aan pedagogischdidactischevernieuwingen – bijvoorbeeldrond zorg en veiligheid, samenwerkingmet andere professionals en (para)medici– en wat de onderzoekers procesinnovatiesnoemen – op het gebied van deorganisatie, ICT en infrastructuur. Preciesdie twee typen innovaties zijn het minstverbonden met productiviteit. Innovatiesop het gebied van vakken & profilering ende professionalisering van docentenhebben de sterkste relatie metproductiviteit. Deze uitkomsten onderstrepennog <strong>een</strong>s dat innovaties meereffect hebben als ze direct verbonden zijnmet leren en doceren. Dat betekent dat ervoor scholen meer winst te halen is uitinnoveren, of beter gezegd: meer focus.Het Innovatieproject heeft op verschillendemanieren de focus gelegd op innovatiesop het gebied van leren en doceren. Zostaat <strong>een</strong> aantal innovaties op het gebiedvan talentontwikkeling van leerlingenbeschreven in Op zoek naar talent. Meerinspiratie en informatie over innovatiesop het gebied van talent ontwikkeling is tevinden in Beter innoveren met kwaliteitszorg.Concrete producten, waarondermanieren om talenten van leerlingeninzichtelijk te maken, zijn beschikbaargemaakt in Op Expeditie. Een greep uitde opbrengsten van Expeditie durven,delen, doen.Aandacht voor de professionaliseringvan docenten was er ook, in het bijzondervoor professionalisering door middel vanonder zoek. ‘En, heb je vandaag nog <strong>een</strong>goede vraag gesteld?’ beschrijft hoedocenten betrokken kunnen zijn bijonderzoek, en hoe dat kan bijdragenaan professionalisering.De opbrengsten van al deze en anderedeelprojecten zijn kort samengevat inVijf jaar innoveren. Opbrengsten vanhet Innovatieproject.


Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong><strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?Een analyse van de relatie tussen innovaties en productiviteitop scholen voor voortgezet onderwijsCentrum voor Innovaties enPublieke Sector Efficiëntie Studies,Technische Universiteit DelftJos Blank,Carla Haelermans


Woord voorafHet begrip productiviteit speelt tegenwoordig <strong>een</strong> belangrijke rol in het onderwijs.Scholen willen met bestaande middelen meer bereiken voor hun organisatie en hunleerlingen. Daarnaast speelt in het onderwijs ook het voorspelde lerarentekort mee.Met minder docenten moeten goede prestaties geleverd worden. Een van de mogelijkeoplossingen om de productiviteit te waarborgen of te vergroten is het effectieftoepassen van innovaties.Deze studie gaat in op de samenhang tussen innovaties en de productiviteit vanscholen in het voortgezet onderwijs. We laten zien hoe innovaties in relatie staan totde productiviteit en hoe deze de samenstelling van de inzet van middelen beïnvloedt.Verder schenken we aandacht aan de vraag of het onderwijstype en de grootte van <strong>een</strong><strong>school</strong> genoemde samenhang beïnvloeden. Deze studie is <strong>een</strong> vervolg op <strong>een</strong> eerderestudie naar de verspreiding van innovaties in het voortgezet onderwijs.Bij de totstandkoming van dit rapport hebben we van veel kanten hulp gekregen.In de eerste plaats willen we Centrale Financiën Instellingen (Cfi) bedanken voor hetverstrekken van de gegevens waarmee het model is doorgerekend. Ook bedanken weuiteraard alle scholen die bereid zijn geweest de vragenlijst in te vullen. Zonder dezescholen was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Daarnaast danken wij de <strong>school</strong>leidersdie hebben deelgenomen aan de telefonische interviews in september 2010voor hun bijdragen; deze gesprekken hebben geleid tot de waardevolle citaten die indit rapport zijn opgenomen. Tot slot willen we graag Sander Galjaard, Jelma Hoekstra,Peter Lucas, Carlijn Harink en Myra Zweekhorst bedanken voor de coördinatie van hetonderzoek vanuit de <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong> en voor hun waardevolle opmerkingen en suggesties.De uitvoering van het onderzoek was voor <strong>een</strong> belangrijk deel in handen van CarlaHaelermans (IPSE Studies).Jos BlankDirecteur Centrum voor Innovaties en Publieke Sector Efficiëntie Studies2 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


InhoudsopgaveSamenvatting 51 Inleiding 91.1 Achtergrond 101.2 Onderzoeksopdracht en onderzoeksvragen 101.3 Onderzoeksopzet 111.4 Leeswijzer 122 Literatuurstudie 132.1 Inleiding 142.2 Innovaties in het onderwijs 142.3 Onderwijsproductiviteit 143 Het budgetproductie model 173.1 Inleiding 183.2 De bekostiging van het Nederlandse voortgezet onderwijs 183.3 De economische theorie van het productiemodel 183.4 Innovaties 204 Onderzoeksgegevens 214.1 Inleiding 224.2 Productie 224.3 Inzet van middelen 224.4 Innovaties 234.5 Bewerkingen en controles 234.6 Statistische beschrijving gegevens 245 Empirische analyse 275.1 Inleiding 285.2 Innovaties en productiviteit 285.3 Innovaties en productie 305.4 Innovaties en kostenaandelen van ingezette middelen 31Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 3


6 Conclusies en beschouwingen 336.1 Inleiding 346.2 Resultaten 346.3 Beleidsimplicaties 366.4 Terugkoppeling voor scholen 37Bijlagen 39Bijlage bij hoofdstuk 3 40B3.1 Het budgetgerestricteerde indirecte productiemodel 40Bijlage bij hoofdstuk 4 43B4.1 Uitgebreide beschrijving gegevens en gegevensbronnen 43B4.2 Lijst innovaties 52B4.3 Schattingen prijzen van ingezette middelen 56B4.4 Schattingen gecorrigeerde rendementscijfers 57Bijlage bij hoofdstuk 5 59B5.1 Volledige schattingsresultaten 59B5.2 Overige schattingsresultaten 64Begrippenlijst 66Referenties 704 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


SamenvattingInleidingIn het kader van bezuinigingen speelt het begrip productiviteit tegenwoordig <strong>een</strong>belangrijke rol. Met minder geld moet hetzelfde, en liefst meer, gepresteerd worden.Dit geldt zeker in het onderwijs, waar naast bezuinigingen ook het voorspeldelerarentekort mee speelt. Met minder middelen, dan wel financieel, dan wel inmankracht, moeten toch hoge prestaties geleverd worden. Een van de mogelijkeoplossingen is het toepassen van innovaties.Deze studie gaat in op de relatie tussen innovaties en de productiviteit van scholenin het voortgezet onderwijs. We laten zien hoe innovaties, bij <strong>een</strong> gegeven budget,de prestaties en de samenstelling van de ingezette middelen beïnvloeden. Verderschenken we aandacht aan de invloed van het onderwijstype en de grootte van <strong>een</strong><strong>school</strong> op genoemde samenhang. In de conclusies komen enkele beleidsimplicatiesvan deze studie aan de orde.Het budgetproductiemodelGezien de bekostigingsstructuur van het voortgezet onderwijs in Nederland wordtvoor dit onderzoek <strong>een</strong> budgetproductiemodel gebruikt. Dit model leidt de maximaalhaalbare productie af (bijvoorbeeld in termen van diplomering of gering vroegtijdig<strong>school</strong>verlaten) op basis van de productietechnologie, <strong>een</strong> gegeven budget(de lumpsum) en prijzen van de ingezette middelen.Bij het maximaliseren van productie gaat het om <strong>een</strong> combinatie van het aantalleerlingen en de onderwijsresultaten van deze leerlingen. Dit is grafisch weergegevenin figuur 0.1.In figuur 0.1 beschikt het management over <strong>een</strong> hoeveelheid geld (het budget) en kanhet management dit aanwenden om docenten of ondersteunend personeel in dienst tenemen, maar ook om computers aan te schaffen, innovaties in te voeren, <strong>een</strong> schoonmaakdienstin te huren of de elektriciteitsrekening te betalen. Het management moetproberen dat zo te doen dat zo veel mogelijk leerlingen met <strong>een</strong> diploma met zo weinigmogelijk vertraging de <strong>school</strong> uiteindelijk verlaten.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 5


Figuur 0.1 Allocatie middelen in <strong>een</strong> <strong>school</strong> bij productmaximalisatie bij gegeven budgetSchoolbestuurLeerlingenBron: Blank (2010)In het productiemodel is het tevens mogelijk de rol van innovaties te verwerken en heteffect hiervan op de productiviteit vast te stellen.OnderzoeksgegevensVoor dit onderzoek gebruiken we gegevens over productie, ingezette middelen eninnovaties, evenals achtergrondgegevens van de leerlingen en de <strong>school</strong>. Bij deproductie gegevens onderscheiden we zes typen leerlingen en hun onderwijsrendement.We identi ficeren vier typen ingezette middelen, namelijk management, onderwijzendpersoneel, ondersteunend personeel en materiaal. Verder gebruiken we vijf categorieënvan innovaties: nieuwe vakken/profilering-innovaties, pedagogisch/didactische innovaties,procesinnovaties, professionalisering van docenten-innovaties en onderwijsketeninnovaties.ResultatenTabel 0.1 is <strong>een</strong> <strong>een</strong>voudige weergave van de relatie tussen de innovatiecategorieënen productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. De vetgedrukte, grote tekens geven <strong>een</strong> statistischbetrouwbare relatie weer. De andere tekens zijn statistisch minder veelzeggend.Tabel 0.1 laat zien dat drie van de vijf innovatiecategorieën <strong>een</strong> significante relatiehebben met de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Nieuwe vakken/profilering-innovatiesen professionalisering van docenten-innovaties hebben <strong>een</strong> positieve relatie met deonderwijsproductiviteit. Onderwijsketeninnovaties hebben <strong>een</strong> negatieve relatie met6 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Tabel 0.1 Relatie tussen innovaties en productiviteitInnovatiecategorieRelatie met productiviteitNieuwe vakken/profilering-innovaties +Pedagogisch/didactische innovaties +Procesinnovaties +Professionalisering van docenten-innovaties +Onderwijsketeninnovaties -de onderwijs productiviteit. In het laatste geval overtreffen de kosten hiervan blijkbaarde mogelijke opbrengsten. Deze uitkomst wil dus niet zeggen dat onderwijs keteninnovatiesop zich de prestaties van <strong>een</strong> <strong>school</strong> negatief beïnvloeden. Wel is het zodat eventuele prestatiewinst niet opweegt tegen extra kosten.Daarnaast beschrijft dit onderzoek de relatie tussen de innovatiecategorieën en deproductie- en kostenaandelen van ingezette middelen. Het is denkbaar dat de schaalvan <strong>een</strong> <strong>school</strong> of het type onderwijs medebepalend is voor het effect van <strong>een</strong> innovatieof dat <strong>een</strong> innovatie van invloed is op bijvoorbeeld de inzet van personeel. Deze relatiesblijken te bestaan voor nieuwe vakken/profilering-innovaties, professionalisering vandocenten-innovaties en onderwijs keteninnovaties. Het hangt echter van de innovatiecategorie,het type onderwijs en het ingezette middel af of deze relatie positief ofnegatief is.BeleidsimplicatiesDit onderzoek geeft g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidig antwoord op de vraag welke innovatiebevorderendemaatregelen direct effect hebben op de productiviteit van scholen. Methodologischeproblemen, zoals de richting van de causaliteit en selectie-effecten, maken diton mogelijk. Het is niet uit te sluiten dat goed functionerende <strong>productieve</strong> scholen meerfinanciële en organisatorische ruimte hebben om innovaties toe te passen. Het onderzoekidentificeert, zoals boven aangegeven, wel enkele kansrijke gebieden. Het is dusbelangrijk kritisch te zijn over het type innovatie waarin geïnvesteerd wordt. Meergedetailleerd onderzoek is hier op zijn plaats.Uit onderhavig onderzoek blijkt dat nieuwe vakken/profilering-innovaties <strong>een</strong> positieverelatie hebben met de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Dit lijkt erop te duiden dat scholendie zich sterk profileren en onderscheiden van concurrerende scholen <strong>een</strong> hogereproductiviteit hebben. Dit kan, zoals eerder aangegeven, echter niet als <strong>een</strong> causalerelatie gezien worden. Het is echter ook niet uit te sluiten dat deze innovaties hetIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 7


mogelijk maken inhoud beter aan te laten sluiten bij de talenten en mogelijkheden vanleerlingen. Daarnaast kunnen de nieuwe vakken ook <strong>een</strong> sterke synergie hebben met dereguliere vakken, waardoor prestaties bij de reguliere vakken verbeteren. De resultatenvan dit onderzoek lijken er verder op te wijzen dat kwaliteits verbetering van docenten<strong>een</strong> belangrijke rol speelt in de productiviteitsverbetering van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Innovatiesdie gericht zijn op de professionalisering van de docent zijn positief gerelateerd aan deprestaties van leerlingen. Ook hier geldt dat de causaliteit op dit moment niet goedbeoordeeld kan worden. Deze analyses zouden bijvoorbeeld gericht kunnen zijn op hetin kaart brengen van de kwaliteit van docenten, op basis van jaren ervaring, bevoegdheid,beoordelingen, et cetera. Hier zijn andere gegevens voor nodig dan voor onderhavigonderzoek beschikbaar zijn.De negatieve relatie tussen onderwijs keteninnovaties en productiviteit lijkt erop teduiden dat deze innovaties vooral <strong>een</strong> rol spelen voor het netwerk van de <strong>school</strong> enminder voor de productiviteit. Ook hier is nader onderzoek nodig om te bekijken wat hetdirecte effect is van de onderwijsketengerelateerde maatregelen op leerling- en <strong>school</strong>prestaties.Voor de twee innovatiecategorieën die niet in relatie lijken te staan met deproduct iviteit van de <strong>school</strong> lijkt het niet zinvol om beleidsgerelateerde maatregelen tenemen. Deze categorieën lijken weinig met de productiviteit te maken te hebben.Ten slotte is het van belang dat innovaties nauwgezetter gemeten worden, namelijkvanaf het moment van invoering. Dit betekent dat er niet all<strong>een</strong> in innovaties geïnvesteerdmoet worden, maar ook in onderzoeken die simultaan met de implementatievan de innovatie uitgevoerd worden. In dit soort onderzoeken is het beter mogelijk voorde geconstateerde methodologische problemen <strong>een</strong> oplossing te vinden.8 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


1 Inleiding “Dit onderzoek is<strong>een</strong> bevestiging datwe de strategie willenveranderen bij hetschrijven van hetjaarplan…”Dhr. H. Luyendijk,rector Dalton Den Haag9


1.1 AchtergrondIn het kader van bezuinigingen speelt hetbegrip productiviteit tegenwoordig <strong>een</strong>belangrijke rol. Met minder geld moethetzelfde, en liefst meer, gepresteerdworden. Dit geldt zeker in het onderwijs,waar naast de bezuinigingen ook hetvoorspelde lerarentekort <strong>een</strong> belangrijkerol speelt. Met minder middelen, dan welfinancieel, dan wel in mankracht, moetentoch goede prestaties geleverd worden.Een van de mogelijke oplossingen diegenoemd worden, is het effectieftoepassen van innovaties.We zien dat innoveren in het onderwijs<strong>een</strong> centraal thema is in het beleid vanhet ministerie van Onderwijs, Cultuur enWetenschap (OCW) en dat de overheidde toepassing van innovaties in hetonderwijs stimuleert. Daarnaast tonenveel scholen zelf initiatief door innovatieprojectente introduceren. Veel geld enandere middelen vloeien vanuit de overheidnaar scholen en andere innovatieorganisatieswaar scholen mee samenwerken.Daarbij komt er steeds meer geldbeschikbaar om innovaties op scholen testimuleren.Het is van belang inzicht te krijgen in water met dit geld gedaan wordt. Daarnaastis het belangrijk te weten of deze financiëlestimulans ook daadwerkelijk leidttot <strong>een</strong> groei van het aantal innovatiesop <strong>een</strong> <strong>school</strong> en de product iviteit vanhet onderwijs. Het onderzoeks rapport‘Innovatiekracht van het voortgezetonderwijs’ (Blank et al., 2009) geeftinzicht in de diversiteit aan innovatieswaar scholen mee bezig zijn. Daarnaastlaat het rapport zien hoe de verspreidingvan de innovaties over scholen en overtijd eruit ziet en welke kenmerken vanscholen bepalend zijn voor de keuze om inbepaalde typen innovaties te investeren.Er is echter nog weinig tot niets bekendover de effecten van innovaties op deonderwijs productiviteit. Onderzoek moetduidelijk maken wat de relatie is tusseninnovaties en de productiviteit van <strong>een</strong><strong>school</strong>.1.2 Onderzoeksopdracht enonderzoeksvragenIn het onderwijs is tegenwoordig veelaandacht voor innovaties. De <strong>school</strong>leidingen docenten moeten besluiten ofzij al dan niet diverse innovaties toepassen,en zo ja, wanneer. Aan vullendeinformatie over innovaties en kosten eneffecten van innovaties is dus gewenst.In de publicatie ‘Innovatie kracht van hetvoortgezet onderwijs’ (Blank et al., 2009)is onderzocht met welke innovatiesscholen zich bezig houden en welkefactoren binnen <strong>een</strong> <strong>school</strong> van invloedzijn op de keuze om in bepaalde innovatieste investeren. In die publicatie zijn echterg<strong>een</strong> uitspraken gedaan over de kosten eneffecten van innovaties. Daarom heeft hetInnovatieproject van de <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong> hetCentrum voor Innovaties en PubliekeSector Efficiëntie (IPSE) Studies verzocht<strong>een</strong> vervolgonderzoek uit te voeren naarde relatie tussen innovaties en de10 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


onderwijsproductiviteit. Dit onderzoekheeft de volgende hoofdvraag:Wat is de relatie tussen innovaties ende productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>?Verder komen de volgende deelvragenaan de orde:• Hoe hangt genoemde relatie in hetbijzonder samen met de omvang ensamenstelling van de productie van<strong>een</strong> <strong>school</strong>?• Wat is de relatie tussen het aantalinnovaties op <strong>een</strong> <strong>school</strong> en de kostenaandelenvan de ingezette middelenvan deze <strong>school</strong>?Wij benadrukken dat de onderzoeks<strong>een</strong>heidvan dit onderzoek het brinnummeris. Vanwege het leesgemaknoemen wij in dit rapport de onderzoeks<strong>een</strong>heidechter <strong>een</strong> <strong>school</strong>.1.3 OnderzoeksopzetOnderhavig onderzoek is <strong>een</strong> vervolg ophet onderzoeksrapport ‘Innovatiekrachtvan het voortgezet onderwijs’ (Blank etal., 2009), waarin onder andere <strong>een</strong>innovatievragenlijst is uitgezet onderalle scholen in het voortgezet onderwijs.Dit vervolgonderzoek gebruikt dezelfdeinnovatiegegevens met <strong>een</strong> uitbreidingvan het aantal scholen en <strong>een</strong>uitgebreidere set van <strong>school</strong>gegevensvan Cfi 1 . De nadruk ligt bij dit onderzoekop de relatie tussen het aantal en typeinnovaties op <strong>een</strong> <strong>school</strong> en deproductiviteit van deze <strong>school</strong>.Dit onderzoek bestaat uit <strong>een</strong> korteliteratuurstudie, <strong>een</strong> korte beschrijvingvan het productiemodel en de bekostigingvan het Nederlands voortgezet onderwijsen <strong>een</strong> kwantitatief empirische analyse.In de analyse nemen we all<strong>een</strong> de scholenmee die de vragenlijst ingevuld hebben.Van de ongeveer 600 scholen in het voortgezetonderwijs hebben 157 scholen delijst ingevuld en teruggezonden. Enkelescholen konden echter niet meegenomenworden in de analyses doordat ergegevens ontbraken, het pro-scholen 2betrof of de scholen pas recentelijk warenopgericht. Brede scholengem<strong>een</strong>schappendie onder andere praktijkonderwijs aanbiedenzijn echter wel meegenomen.Hierdoor blijven 129 scholen over voorde analyses. De innovatiegegevens diewe voor dit onderzoek gebruiken, zijngrotendeels gelijk aan de innovatiegegevensuit Blank et al. (2009).De analyse richt zich op de samenhangtussen innovaties en de productiviteit vande <strong>school</strong>. We testen diverse modellen omde productiviteit te meten en voeren aanvullendeanalyses uit met behulp van hetmeest geschikte model. We gebruikenstatistische analyses om de relatie tusseninnovaties en productiviteit te meten.Bij dit onderdeel maken we gebruik vanregressieanalysetechnieken. Daarnaastkijken we naar de relatie van innovatiesmet de samenstelling en de omvang vande productie van <strong>een</strong> <strong>school</strong>.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 11


1.4 LeeswijzerDit rapport omvat de volgende onderdelen:in hoofdstuk 2 beschrijven we kortde meest relevante literatuur. Hoofdstuk3 geeft beknopt de bekostiging van hetNederlands voortgezet onderwijs weer enhet productiemodel toegepast op hetvoorgezet onderwijs. In hoofdstuk 4beschrijven we de belangrijkstekenmerken van de onderzoeksgegevens.In hoofdstuk 5 komen de resultaten en deanalyses naar de invloed van innovatiesop de productiviteit van de <strong>school</strong> aanbod. Hoofdstuk 6 geeft ten slotte deconclusies.1 Vanaf 1 januari 2010 is Cfi samengevoegd met deIB-groep tot DUO.2 Categorale pro-scholen zijn niet meegenomen omdatzij niet op eerlijke wijze vergeleken kunnen wordenmet andere scholen.12 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


2 Literatuurstudie“Bij innovatie is het vandoorslaggevend belangdat je draagvlak creëerten de mensen meekrijgt”Dhr. R.A. Bosman,rector OSG de Ring van Puttenin Spijkenisse13


2.1 InleidingIn dit hoofdstuk komt zowel de literatuurover onderwijseffecten van innovaties alsde literatuur over onderwijsproductiviteitkort aan bod. We geven <strong>een</strong> bondigebeschrijving van de belangrijkste studiesen verwijzen de geïnteresseerde lezerdoor naar <strong>een</strong> aantal eerder gepubliceerdeoverzichtsstudies.2.2 Innovaties in het onderwijsEen voor deze studie interessant onderzoeknaar innovaties in het onderwijskomt van Hofman et al. (2007). Zij kekennaar de internationale literatuur overinnovaties in het onderwijs en hebben <strong>een</strong>lijst gemaakt van innovaties in het voortgezetonderwijs in Nederland. Daarnaasthebben zij <strong>een</strong> database opgezet metgegevens over de innovaties en demogelijke opbrengsten hiervan. Ookontwikkelden zij <strong>een</strong> onderzoeksopzetom de invloed van onderwijsinnovaties temeten. De hoofdconclusie van dit onderzoekis dat er nu nog g<strong>een</strong> valide uitsprakengedaan kunnen worden over deeffecten van onderwijsinnovaties op basisvan grote databestanden. Zij bevelen aangoede kwantitatieve data te verzamelenom de effecten van innovaties in kaart tekunnen brengen. Een andere conclusie inHofman et al. is dat de meeste onderzoekersweinig oog hebben voor deeffecten van innovaties. De gegevensvan het onderzoek van Hofman et al. zijnechter niet voldoende om uitspraken tedoen over de invloed van innovaties.Een ander onderzoek naar innovaties inhet onderwijs komt van Waslander (2007).Zij beschrijft het innovatieprojectExpeditie durven, delen, doen en onderzoektde innovaties vanuit de socialewetenschap. Ze geeft <strong>een</strong> overzicht vande literatuur en beschrijft daarnaast deopzet en doelen van de projecten diebinnen Expeditie durven, delen, doenvallen. Deze doelen kunnen per projectverschillen. Ze beschrijft zeven factorendie belangrijk zijn voor <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong><strong>school</strong>, die ook steeds terugkeren in deinnovatieliteratuur. Waslander benadruktdat er te weinig wetenschappelijk onderzoekwordt gedaan naar de effecten vaninnovaties op scholen en dat er nietgenoeg harde bewijzen zijn voor deeffecten van innovaties.Voor <strong>een</strong> uitgebreid overzicht van studiesnaar innovaties in het onderwijs verwijzenwij naar de publicaties van Blank et al.(2009), Hofman et al. (2007) enWaslander (2007).2.3 OnderwijsproductiviteitOok in Nederland is onderzoek verrichtnaar de productiviteit van het onderwijs.Kwantitatieve Nederlandse studieskomen vooral van Blank et al.. Zij hebbenvoor het basisonderwijs (Blank et al.,2007b) en het voortgezet onderwijs (Blanket al., 2005; Blank et al., 2007a) onderzoekgedaan naar de invloed van overhead opde productiviteit van onderwijs instel lingen.Ander kwantitatief onderzoek kijkt vooralnaar de kwaliteit van onderwijs. Zo keken14 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Noailly en Koning (2009) naar de effectenvan concurrentie op de kwaliteit van hetprimair onderwijs. Zij concludeerden datde effecten weliswaar klein zijn, maardat er wel <strong>een</strong> positief effect is vanconcurrentie op de Cito-scores vanscholen. In <strong>een</strong> publicatie uit 2010concludeerden Koning en van der Wiel(2010) dat de kwaliteitsinformatie overscholen in het voortgezet onderwijs daadwerkelijkverschilt voor onder andere de<strong>school</strong>keuze. Dijkgraaf et al. (2008) kekennaar het effect van concurrentie op dekwaliteit van havo en vwo en vonden <strong>een</strong>beperkt negatief effect.Voor <strong>een</strong> uitgebreid overzicht van studiesnaar productiviteit in het onderwijsverwijzen wij naar hoofdstuk 6 uit depublicatie over productiviteit in depublieke sector van Blank et al. (2010).Er lijkt tot op heden nog g<strong>een</strong> onderzoekuitgevoerd te zijn naar het effect vaninnovaties op de onderwijsproductiviteit.In de gezondheidszorg is er echter wel<strong>een</strong> studie waarin het effect van innovatiesonderzocht wordt. Deze studie,door Blank en Van Hulst (2009), is <strong>een</strong>belangrijke informatiebron voor onderhavigonderzoek omdat innovaties hier opdezelfde manier gemeten worden en opdezelfde manier in het model voorkomen.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 15


16 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


3Het budgetproductiemodel“Het onderzoeksrapport isleuk om te lezen en ookwaardevol en handig in deontwikkeling van hetmeerjarenplan van de<strong>school</strong>”Mw. T.M. Holtrust,rector Fons Vitae Lyceum inAmsterdam17


3.1 InleidingDit hoofdstuk geeft <strong>een</strong> korte inleiding inde bekostiging van het voortgezet onderwijsin Nederland. Inzicht hierin is nodigom <strong>een</strong> goede keuze te kunnen makenvoor <strong>een</strong> economisch model. De veronderstellingenin het model moeten namelijkaansluiten bij de vigerende wet- en regelgeving.De keuze is daarbij gevallen ophet zogenoemde budgetproductie model.Dit model wordt ook in het kortbesproken.3.2 De bekostiging van hetNederlandse voortgezet onderwijsDe bekostiging van de personele enmateriële uitgaven in het voortgezetonderwijs geschiedt op grond van deWet op het Voortgezet Onderwijs (W<strong>VO</strong>).In het vo is <strong>een</strong> normatieve lumpsumbekostigingvan toepassing. Dit houdt indat op basis van <strong>een</strong> aantal normen <strong>een</strong>bedrag per <strong>school</strong> wordt toegekend aanhet bestuur waar de <strong>school</strong> toe behoort.Het bestuur van de <strong>school</strong> mag, binnenenkele wettelijke grenzen, bepalen hoe zijhet toegekende bedrag wil besteden.Met het geld uit de lumpsumbekostigingkunnen de scholen personeel aanstellenen voorzien in kosten van de materiëleinstandhouding, zoals gebouwonderhoud,inventaris en leermiddelen, energiekosten,ICT-voorzieningen en schoonmaak.De genoemde lumpsumbekostigingbetreft negentig procent van deinkomsten. Naast de lumpsum zijn erinkomsten vanuit de gem<strong>een</strong>te en ouderbijdragenen eventueel andere subsidiesvanuit de overheid.Voor <strong>een</strong> uitgebreide beschrijving van hetbekostigingssysteem van het voortgezetonderwijs verwijzen we naar Blank et al.(2007a).3.3 De economische theorie van hetproductiemodelIn deze paragraaf schetsen we de economischetheorie van de <strong>school</strong>. Dezetheorie geeft aan hoe op basis van deproductietechnologie, <strong>een</strong> gegevenbudget (de lumpsum) en prijzen van deingezette middelen de maximaal haalbareproductie (bijvoorbeeld in termen vandiplomering of geringe <strong>school</strong>uitval) kanworden afgeleid. De keuze is op dit modelgevallen omdat deze het beste aansluit bijde in paragraaf 3.2 beschrevenlumpsumbekostiging.Het is van wezenlijk belang op te merkendat de economische theorie <strong>een</strong> integraalbeeld schetst van de optimale bedrijfsvoering.Zo is het aandeel onderwijsgevendpersoneel niet zomaar <strong>een</strong>percentage, maar <strong>een</strong> grootheid dieafhankelijk is van de lumpsum, de prijzenvan de ingezette middelen, technologischeveranderingen en omgevingskenmerken.Door nieuwe technologischeontwikkelingen, bijvoorbeeld via ICT,zou de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong> bijvoorbeeldkunnen stijgen zonder dat hetaandeel onderwijsgevend personeel stijgt.Ook omgevingsfactoren kunnen daarbij18 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Figuur 3.1 Allocatie middelen in <strong>een</strong> <strong>school</strong> bij productmaximalisatie bij gegeven budgetSchoolbestuurLeerlingenBron: Blank (2010)van invloed zijn. Scholen met bijvoorbeeldoude gebouwen zijn dikwijls meer geldkwijt aan energie of onderhoud. Samenvattendbetekent dit dat de optimaleproductiviteit varieert met specifiekeomstandigheden van <strong>een</strong> <strong>school</strong>.De vraag is dan ook of <strong>een</strong> <strong>school</strong> economischemotieven heeft om voor <strong>een</strong>bepaald punt te kiezen. Dit wordt heteconomische gedrag van de <strong>school</strong>genoemd. Zo kan de <strong>school</strong> bijvoorbeeldtheoretisch gezien streven naar maximalewinst (om eigen vermogen op te bouwen),naar minimale kosten of naar maximaleprestaties. De <strong>school</strong> maakt daarbij <strong>een</strong>keuze over de samenstelling van deproductie of de samenstelling van deingezette middelen of zelfs over desamen stelling van zowel productie alsingezette middelen. In deze studie wordtuitgegaan van het maximaliseren vanproductie. Het gaat om <strong>een</strong> combinatievan het aantal leerlingen en de onderwijsresultatenvan deze leerlingen. Dit isgrafisch weergegeven in figuur 3.1.In figuur 3.1 beschikt de <strong>school</strong> over <strong>een</strong>hoeveelheid geld (het budget) en kan de<strong>school</strong> dit aanwenden om docenten ofondersteunend personeel in dienst tenemen, maar ook om computers aan teschaffen, innovaties in te voeren, <strong>een</strong>schoonmaakdienst in te huren of deelektriciteitsrekening te betalen. De<strong>school</strong> moet proberen dit dusdanig tedoen dat zoveel mogelijk leerlingen met<strong>een</strong> diploma met zo weinig mogelijk vertragingde <strong>school</strong> uiteindelijk verlaten.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 19


Met empirische modellen is het mogelijkde bovenstaande theorie <strong>een</strong> cijfermatigeinvulling te geven. Deze modellen bestaanuit wiskundige vergelijkingen, waarvande parameters op basis van feitelijkegegevens worden geschat. De hiergekozen uitgangspunten leiden tot hetgebruik van <strong>een</strong> budget productie model.Met dit model is het mogelijk voor iedere<strong>school</strong> de productiviteit vast te stellen.Het empirische model is ook zo in terichten dat het mogelijk is om uitsprakente doen over de invloed van bepaaldefactoren, zoals innovaties, op deproductiviteit. Innovaties kunnen opdiverse manieren in het model wordenopgenomen. Het model met de bestemanier wordt in dit onderzoek gebruikt.De wiskundige formulering van ditmodel en de vergelijking van modellenis beschreven in de bijlage van hoofdstuk 3.3.4 InnovatiesInnovaties zijn in dit onderzoek gemetenals het aantal individuele innovatiesdat <strong>een</strong> <strong>school</strong> heeft in <strong>een</strong> innovatiecategorie.De innovatiecategorieën zijn<strong>een</strong> direct onderdeel van het hierbovenbeschreven productiemodel. Dit betekentdat de aanwezige innovaties op <strong>een</strong><strong>school</strong> meegenomen worden in detotaalprestatie van de <strong>school</strong>(productiviteit van de <strong>school</strong>).20 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


4 Onderzoeksgegevens“Het rapport geeftaan dat het niet zozeerbelangrijk is hoeveel jeinnoveert, maar vooralwaar je in innoveert”Mw. A.M. Swenneker,rector van het St. IgnatiusGymnasium in Amsterdam21


4.1 InleidingDit hoofdstuk gaat in op de gegevensverzameling.Een uitgebreide beschrijvingvan de gegevens is terug te vinden inbijlage 4.1. In dit hoofdstuk beschrijvenwe kort de drie typen gegevens die wevoor het onderzoek gebruiken: productiegegevens,gegevens over ingezettemiddelen en innovatie gegevens.Daarnaast geven we <strong>een</strong> kortestatistische beschrijving van de belangrijkstegegevens in dit onderzoek.4.2 ProductieDe meest gangbare definitie van onderwijsproductie maakt gebruik van de toegevoegdewaarde in kennis en vaardighedenper jaar (zie bijvoorbeeld Wenger,2000). Voorbeelden van relevanteproductie-indicatoren zijn: aantallenleerlingen, rendement per <strong>school</strong>type,examenresultaten, <strong>school</strong>advies en apcg 3 -leerlingen.In dit onderzoek gebruiken we devolgende productie-indicatoren:• het aantal leerlingen in jaar 1 en jaar 2en hun onderwijsrendement;• het aantal leerlingenpraktijkonderwijs 4 ;• het aantal leerlingen vmbo-b/vmbo-ken hun onderwijsrendement;• het aantal leerlingen vmbo-g/vmbo-ten hun onderwijsrendement;• het aantal leerlingen havo en hunonderwijsrendement;• het aantal leerlingen vwo en hunonderwijsrendement.Deze indicatoren zijn gecorrigeerd voorhet percentage apcg-leerlingen en destedelijkheidsg<strong>raad</strong> van de stad waarinde <strong>school</strong> gelegen is.4.3 Inzet van middelenWe onderscheiden de volgende ingezettemiddelen in dit onderzoek:• managementpersoneel;• onderwijsgevend personeel;• ondersteunend personeel;• materiaal (exclusief huur,afschrijvingen en rente).Het onderwijsondersteunende personeelen het overige ondersteunende personeelzijn hier samengevoegd in de categorieondersteunend personeel. Vanwegehet bijzondere karakter van kapitaal(gebouwen en inventaris) wordt dit nietals te verklaren grootheid of als onderdeelvan de totale kosten in de analyses verwerkt.Het management heeft immersweinig invloed op de inzet van kapitaal,vanwege de rol van de gem<strong>een</strong>te in deze.Een verdere afbakening van de verschillendeingezette middelen wordtgegeven in de begrippenlijst.Voor de drie onderscheiden personeelsgroepenhebben wij gegevens beschikbaarover het aantal fte’s, het gemiddeldebruto salaris, het percentage parttimewerkers, het percentage vrouwen, degemiddelde leeftijd en het gemiddeldeaantal jaren aan ervaring. Daarnaast zijnvoor alle ingezette middelen de totaleuitgegeven kosten per jaar beschikbaar.22 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Deze zijn gecorrigeerd voorprijsverschillen en -stijgingen.4.4 InnovatiesDe innovatiegegevens bevatteninformatie over welke innovaties vanafwelk <strong>school</strong>jaar geïntroduceerd zijn op<strong>een</strong> <strong>school</strong>. Om de gegevens op correctewijze te kunnen interpreteren verdelen wijde innovaties over vijf categorieën. Dezevijf categorieën zijn gebaseerd op belangrijkeonderwerpen uit het onderwijsbeleidvan de afgelopen jaren.De vijf categorieën zijn 5 :• nieuwe vakken/profilering (29);• pedagogisch/didactisch (40);• proces (35);• professionalisering docenten (16);• onderwijsketen (12).Tussen haakjes staat het aantal innovatiesdat tot <strong>een</strong> bepaalde categoriebehoort. De waarde van <strong>een</strong> categoriewordt bepaald door het aantal innovatiesdat in <strong>een</strong> bepaald jaar tot deze categoriebehoort. Innovaties in de categorienieuwe vakken/profilering zijn gerelateerdaan de introductie van nieuwe vakken,zoals wiskunde C en D, aan taalinnovaties,zoals tweetalig onderwijs enaan het profiel van <strong>een</strong> <strong>school</strong>, zoals <strong>een</strong>LOOT-<strong>school</strong> of <strong>een</strong> hoogbegaafdheid<strong>school</strong>.Pedagogische/didactische innovatieszijn de diensten waar <strong>een</strong> <strong>school</strong>gebruik van maakt (bijvoorbeeld psycholoogof logopedist), projecten en leerlinginnovaties,zoals leerling als coach enpersoonlijke ontwikkelingsplannen.Procesinnovaties zijn ICT-, infrastructurel<strong>een</strong> organisatorischeinnovaties. De categorie professionaliseringvan docenten bevat alle innovatiesdie gerelateerd zijn aan het docentencorps.De onderwijs keteninnovatiesbestaan uit innovaties gericht op contactmet primair of vervolgonderwijs. Eenvolledig over zicht van alle innovatiesbehorend tot de vijf categorieën staatin bijlage 4.2.4.5 Bewerkingen en controlesOp de gegevens zijn verschillendebewerkingen en controles uitgevoerd.Dit zijn bewerkingen om alle gegevens ophet brin-niveau te krijgen en de productiegegevenste corrigeren voor de achtergrondvan de leerling en de <strong>school</strong>.Uitschieters en scholen waarvan hetmerendeel van de gegevens ontbreekt,zijn uit het bestand verwijderd.Daarnaast is het bestand gecontroleerdop:• niet-plausibele waarden en missendewaarden voor variabelen;• scholen met heel lage aantallenleerlingen;• het bestaan van de scholen gedurendehet merendeel van de periode 2002-2007;• <strong>een</strong> plausibele en volledig ingevuldevragenlijst.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 23


Figuur 4.1 Kostenverdeling over de vier groepen ingezette middelen in 2007 (n=129)18%6%4%72%ManagementpersoneelOnderwijzend personeelOndersteunend personeelMateriaalManagementpersoneelOnderwijzend personeelOndersteunend personeelMateriaal4.6 Statistische beschrijvinggegevensDeze paragraaf geeft de statistischebeschrijving van de gehanteerde gegevens.Figuur Management 4.1 laat personeel771.637zien dat 72 procent van dekosten Onderwijzend voor het personeel onder 8.601.731 wijzend personeelOndersteunend personeel 493.396Management is, 18 procent voor materiaal en de resterendepersoneel 10 procent 8.601.731 voor ondersteunend enMateriaal personeel771.637 2.157.027OnderwijzendOndersteunendmanagementpersoneel 493.396personeel.Materiaal 2.157.027Figuur 4.2 laat de kosten per leerling zienvoor alle scholen in het gegevensbestand.Uit figuur 4.2 blijkt dat de kosten perleerling variëren van ongeveer 3.900 eurotot ongeveer 10.000 euro. Gemiddeld zijnde kosten per leerling 5.700 euro. De infiguur 4.2 tentoongespreide variatie inkosten per leerling is acceptabel voor ditonderzoek. Scholen met extreme waardenvan kosten per leerling, zowel aan debovenkant als aan de onderkant, zijn uitde dataverzameling verwijderd.Figuur 4.3 laat het gemiddeld aantalinnovaties per categorie in 2002 en 2007zien. Uit figuur 4.3 blijkt dat het grootsteaantal innovaties in de categorie pedagogische/didactischeinnovaties isgeïntroduceerd, gevolgd door procesinnovatiesen innovaties gericht op deprofessionalisering van de docent.Figuur 4.3 laat verder zien dat het aantalinnovaties in bijna alle categorieënverdubbeld is tussen 2002 en 2007.In totaal heeft <strong>een</strong> <strong>school</strong> gemiddeldongeveer twintig innovaties ingevoerd inhet <strong>school</strong>jaar in 2002/2003 en ongeveer45 in het <strong>school</strong>jaar 2006/2007. Daar hetkleine, individuele innovaties betreft,heeft dit in de meeste gevallen echterg<strong>een</strong> grootschalige gevolgen gehad voorde <strong>school</strong>. Wel laat het zien dat scholensteeds meer bezig zijn met innoveren enveranderen.24 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Figuur 4.2 Kosten per leerling voor alle scholen in 2007 (n=129)100001000080008000Kosten per leerling60004000Kosten per leerling6000400020002000000 25 50 Scholen 75 100 129ScholenFiguur 16 4.3 Gemiddeld totaal aantal innovaties per categorie in 2002 en 2007 (n=129)14121086420506,6 3901,54679506,6 3901,5467934,6140,6271,6369,6285,6482,617,6483,6380,64035,012074174,019234311,723864347,455924388,122694401,041264431,830844445,397194461,6605134,6140,6271,6369,6285,6482,617,6483,6380,64035,012074174,019234311,723864347,455924388,122694401,041264431,830844445,397194461,66051231,64513,75029231,64513,750292002126,64525,1493126,64525,14932007475,6443,627,6337,6313,613,64528,367684538,946924559,7674603,357964620,725364623,00357475,6443,627,6337,6313,613,64528,367684538,946924559,7674603,357964620,725364623,00357474,6Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong>4663,64586474,6<strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?4663,6458625164,64671,18364164,64671,18364Pedagogisch /didactischeinnovatiesNieuwe vakken /profileringinnovatiesProcesinnovatiesProfessionaliseringvan de docenteninnovatiesOnderwijsketeninnovaties


3 Armoedeprobleemcumulatiegebied.4 Omdat we niet beschikken over gegevens over hetonderwijsrendement van het praktijkonderwijskunnen we dit niet m<strong>een</strong>emen.5 Hierbij merken wij op dat <strong>een</strong> innovatie maar tot ééncategorie kan behoren. De auteurs hebben <strong>een</strong> keuzegemaakt als <strong>een</strong> innovatie eventueel tot meercategorieën zou kunnen behoren.26 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


5Empirische analyse“Het onderzoek geeftreden tot reflectie. Erwordt <strong>een</strong> soort spiegelvoorgehouden en dat iswel goed”Mw. A.M. Swenneker,rector van het St. IgnatiusGymnasium in Amsterdam27


Tabel 5.1 Relatie tussen innovaties en productiviteitInnovatiecategorieRelatie met productiviteitNieuwe vakken/profilering-innovaties +Pedagogisch/didactische innovaties +Procesinnovaties +Professionalisering van docenten-innovaties +Onderwijsketeninnovaties -5.1 InleidingIn dit hoofdstuk komen de resultatenvan de analyses aan de orde. Eerstbehandelen we de relatie tusseninnovaties en de productiviteit van <strong>een</strong><strong>school</strong>. Daarna kijken we naar de relatietussen inno vaties en de productie. In dithoofdstuk worden de resultaten enkel enall<strong>een</strong> gepresenteerd en beschreven.De duiding en beleidsimplicaties van deresultaten komen in hoofdstuk 6 aan bod.Tabel 5.1 laat zien dat drie van de vijfinnovatiecategorieën <strong>een</strong> relatie hebbenmet de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>.Nieuwe vakken/profilering-innovatiesen professionalisering van docenteninnovatieshebben <strong>een</strong> positieve relatiemet de onderwijsproductiviteit.Onderwijsketeninnovaties hebben <strong>een</strong>negatieve relatie met de onderwijsproductiviteit.5.2 Innovaties en productiviteitDeze sectie beschrijft de relatie tussen deinnovatiecategorieën en productiviteitvan <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Tabel 5.1 geeft <strong>een</strong><strong>een</strong>voudige weergave van deze relatie.De volledige schattingsresultaten zijn tevinden in de bijlage bij hoofdstuk 5.De vetgedrukte, grote tekens geven <strong>een</strong>statistisch betrouwbare relatie weer.De andere tekens zijn statistisch minderveelzeggend. Hier kunnen we in ditonderzoek dan ook niets over zeggen.28 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Figuur 5.1 Gezamenlijke weergave van aantal innovaties en de relatie met productiviteit,gemiddelde0,100,080,060,040,020-0,02Nieuwe vakken/profilering-innovatiesProcesinnovatiesOnderwijsketeninnovatiesPedagogisch/didactische innovatiesProfessionalisering van de docenten-innovatiesFiguur 5.1 laat de gemiddelde samenhangzien tussen de innovatiecategorieën en deproductiviteit. De hoogte van de balkgeeft de combinatie weer tussen derelatie met de productiviteit en het aantalinnovaties. Dit houdt in dat de hoogte vande balk het percentage groei weergeeftvan de productiviteit als er één extrainnovatie van de desbetreffende categoriewordt ingevoerd, gegeven het al aanwezigeaantal innovaties in die categorie.Een gearceerde balk geeft aan dat het <strong>een</strong>effect betreft waar we statistisch gezienverder g<strong>een</strong> uitspraken over kunnen doen.Een lange balk in de plus betekent dat het<strong>een</strong> positieve relatie betreft én dat degemiddelde <strong>school</strong> hier veel innovaties inheeft. Een lange balk in de min betekentdat de gemiddelde <strong>school</strong> weliswaar veelinnovaties heeft in deze categorie, maardat het <strong>een</strong> negatieve relatie betreft. Eenkorte balk in de plus betekent dat het <strong>een</strong>positieve relatie betreft, maar dat degemiddelde <strong>school</strong> weinig innovatiesheeft in deze categorie.Figuur 5.1 laat zien dat de productiviteitsgroeibij <strong>een</strong> extra nieuwe vakken/profilering-innovatie of <strong>een</strong> professionaliseringvan docenten-innovatie hetIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 29


grootst is, gemiddeld genomen. Deproductiviteitsgroei bij <strong>een</strong> extraonderwijsketeninnovatie is weliswaarnegatief, maar is in waarde gemiddeldveel kleiner. Nieuwe vakken/profileringinnovatiesgenereren gemiddeld genomende hoogste productiviteitsgroei.5.3 Innovaties en productieDeze paragraaf beschrijft de relatie tussende invloed van het onderwijstype en de<strong>school</strong>grootte op de in figuur 5.1 weergegevenrelatie tussen innovaties en deproductiviteit. Merk op dat de weergegevenrelaties in figuur 5.1 van toepassingzijn op de ‘gemiddelde’ <strong>school</strong>.De vraag ligt voor de hand of de relatieszich in alle onderwijstypen of in allescholen met <strong>een</strong> verschillende grootte opdezelfde manier manifesteren. Tabel 5.2presenteert <strong>een</strong> <strong>een</strong>voudige weergave vande invloed van samenstelling en<strong>school</strong>grootte. De tekens laten zien ofde relatie met de innovatiecategorieënvoor de specifieke onderwijstypen groterof kleiner is dan de relatie voor de‘gemiddelde’ <strong>school</strong>. De vetgedrukte,grote tekens geven <strong>een</strong> statistischbetrouwbare relatie weer. De anderetekens zijn statistisch minder. De preciezeschattingsresultaten zijn terug te vindenin bijlage 5.2.Tabel 5.2 laat zien dat er bij drie van devijf innovatiecategorieën de statistischbetrouwbare relatie sterker is voor viervan de zes productie-indicatoren(productie per onderwijstype). Voorpedagogisch/didactische innovaties enprocesinnovaties is er g<strong>een</strong> statistischsignificant verschil met de relatie die voorde gemiddelde <strong>school</strong> geldt. Uit tabel 5.2Tabel 5.2 Invloed van onderwijstypen en <strong>school</strong>grootte op de relatie tussen innovaties enproductiviteitNieuwe vakken/profilering-innovatiesProductiejaar 1 en 2ProductiepraktijkonderwijsProductievmbo-b/kjaar 3 en 4Productievmbo-g/tjaar 3 en 4Productiehavo jaarjaar 3 en 4Productie Schoolvwo jaar 3, grootte4, 5 en 6+ + - + - + +Pedagogisch/didactischeinnovaties+ + - + - + +Procesinnovaties + + - + - + +Professionalisering + + - + - + +van docenteninnovatiesOnderwijsketeninnovaties- - + - + - -30 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


lijkt dat de relatie voor de categorieënnieuwe vakken/profilering-innovaties enprofessionalisering van docenteninnovatiessterker is voor de productievan onderwijstype jaar 1 en 2, van hetpraktijkonderwijs en van de laatste vierjaren van het vwo. Tabel 5.2 laat verderzien dat de relatie voor nieuwe vakken/profilering-innovaties zwakker is voorleerlingen van havo jaar 3 tot en met 5en dat de relatie van onderwijsketeninnovatiesmet de productiviteit zwakkeris voor leerlingen van jaar 1 en 2. Tenslotte blijkt uit tabel 5.2 dat de positieverelatie tussen innovaties en productiviteitsignificant sterker is bij grotere scholenvoor de innovatiecategorieën nieuwevakken/profilering en professionaliseringvan docenten. Verder blijkt dat denegatieve relatie tussen onderwijsketeninnovatiesen productiviteitsignificant zwakker is voor groterescholen.5.4 Innovaties en kostenaandelenvan ingezette middelenDeze sectie beschrijft de relatie tussende innovatiecategorieën en de kostenaandelenvan de ingezette middelen.Tabel 5.3 geeft <strong>een</strong> <strong>een</strong>voudige weergavevan deze relatie. De vetge drukte, grotetekens geven <strong>een</strong> statistisch betrouwbarerelatie weer. De andere tekens zijnstatistisch minder. De preciezeschattings resultaten zijn terug tevinden in bijlage 5.2.Tabel 5.3 laat zien dat er bij drie vande vijf innovatiecategorieën <strong>een</strong> relatiebestaat met de kostenaandelen vaningezette middelen die statistisch vanbetekenis is. Uit tabel 5.3 blijkt datnieuwe vakken/profilering-innovatiesTabel 5.3 Relatie tussen innovaties en kostenaandelen van ingezette middelenKostenaandeelmanagementKostenaandeelonderwijzendpersoneelKostenaandeelondersteunendpersoneelKostenaandeelmateriaalNieuwe vakken/profilering-innovatiesPedagogisch/didactischeinnovaties- - + ++ - + -Procesinnovaties - - + -Professionalisering vandocenten-innovatiesOnderwijsketeninnovaties- - + ++ + - -Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 31


en professionalisering van docenteninnovaties<strong>een</strong> significante positieverelatie hebben met de kostenaandelenvan het ondersteunend personeel enhet materiaal. Deze twee innovatiecategorieënhebben <strong>een</strong> negatieve relatiemet het kostenaandeel van het onderwijzendepersoneel. Dit laatste duidtmogelijk op <strong>een</strong> geringer ziekteverzuimonder docenten, grotere groepen ofbetere prestaties van leerlingen. Degebruikte gegevens kunnen daar verderg<strong>een</strong> uitsluitsel over geven. Onderwijsketeninnovatieshebben <strong>een</strong> negatieverelatie met de kostenaandelen van hetondersteunende personeel en hetmateriaal en <strong>een</strong> positieve relatie met hetonderwijzende personeel. Pedagogisch/didactische innovaties en proces innovatieshebben g<strong>een</strong> statistisch betekenisvollerelatie met de kosten aandelen vande ingezette middelen. Verder lijkt hetkostenaandeel manage ment aan g<strong>een</strong>enkele innovatiecategorie gerelateerd.Belangrijkste conclusie is dat innovatiesgepaard kunnen gaan met <strong>een</strong> andereinzet van middelen.32 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


6Conclusies enbeschouwingen“Ik heb zeker het gevoeldat we de goede dingendoen”Dhr. H. Luyendijk,rector Dalton Den Haag33


6.1 InleidingDit onderzoek geeft inzicht in de relatietussen innovaties en de productiviteitvan <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Hiervoor is <strong>een</strong> productiemodelgebruikt en geschat op basis vanal bestaande gegevens en gegevensverkregen uit <strong>een</strong> enquête. Dit laatstehoofd stuk bevat nogmaals kort deresultaten en de duiding van dezeresultaten. Daarna noemen we enkelebeleidsimplicaties. We sluiten af met<strong>een</strong> terugkoppeling naar de scholen.6.2 ResultatenDit onderzoek wijst uit dat er voor <strong>een</strong>aantal innovatiecategorieën <strong>een</strong> relatiebestaat tussen innovaties en deproductiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Ten eerstebestaat er <strong>een</strong> positieve relatie tussennieuwe vakken/profilering-innovatiesen de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Een<strong>school</strong> die <strong>een</strong> grotere diversiteit aanvakken aanbiedt en/of zich sterk profileert,heeft dus <strong>een</strong> hogere productiviteitdan <strong>een</strong> <strong>school</strong> die dit niet doet. Dit magechter niet als <strong>een</strong> causale relatie wordengezien. De causaliteit kan immers ook in<strong>een</strong> omgekeerde richting gelden. Het isgoed voorstelbaar dat <strong>een</strong> <strong>school</strong>aantrekkelijker is voor goede leerlingendan concurrerende scholen vanwege deaanwezigheid van bepaalde innovaties ofdat juist goed presterende scholen meerfinanciële en organisatorische ruimtehebben voor innovaties.Ten tweede bestaat er <strong>een</strong> positieverelatie tussen professionalisering vandocenten-innovaties en productiviteit.Scholen die meer investeren in hetprofessionaliseren van de docentenhebben <strong>een</strong> hogere productiviteit danscholen die hier niet of minder in investeren.Dit lijkt erop te duiden dat dekwaliteit van docenten <strong>een</strong> belangrijke rolspeelt in de prestaties van de leerlingenen daarmee de productiviteit van de<strong>school</strong>. Ook hier hoeft niet direct sprakete zijn van <strong>een</strong> causaal verband. Scholenmet goed management die hoge onderwijsprestatiesleveren, creëren wellichtook ruimte voor hun docenten om zichbijvoorbeeld bij te scholen, zonder dat descholing zelf direct gevolgen hoeft tehebben voor de prestaties van leerlingen.Hier zou meer duidelijkheid over te gevenzijn als competenties van docentenzouden zijn gemeten. De rol van dedocenten in de prestaties van leerlingenen daarmee de <strong>school</strong> wordt ook in depolitiek al enige tijd als belangrijke factorgezien.Ten derde vinden we <strong>een</strong> negatieve relatietussen onderwijsketeninnovaties enproductiviteit. Ondanks dat de onderwijsketeninnovaties<strong>een</strong> belangrijke rol lijkente spelen voor het netwerk van de <strong>school</strong>,en vooral het netwerk van het <strong>school</strong>bestuur,is er g<strong>een</strong> positieve relatie metde <strong>school</strong>prestaties. Het lijkt erop datdeze innovaties vooral voor het <strong>school</strong>bestuurbelangrijk zijn en minder voor deprestaties van de individuele scholen. Uiteerder onderzoek blijkt ook dat <strong>een</strong> groter<strong>school</strong>bestuur leidt tot meer innovaties in34 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


de categorie onderwijsketen (Blank et al.,2009). Als we ten slotte kijken naar degemiddelde aantallen ingevoerdeinnovaties per categorie kan gecon cludeerdworden dat vooral de positieverelaties van nieuwe vakken/profileringinnovatiesen professionalisering vandocenten-innovaties met de productiviteitzwaar wegen. Dit komt omdat scholenveelal in deze categorieën innovatiesingevoerd hebben.In dit onderzoek is ook gekeken naar derelatie tussen innovaties en de onderscheidentypen onderwijs. Door dit onderscheidte maken kunnen categoralescholen specifiek aflezen wat de verschillendeinnovatiecategorieën voorhun type onderwijs betekenen. Bredescholengem<strong>een</strong>schappen kunnen hierdoorjuist per onderwijstype de afwegingmaken om al dan niet in bepaaldeinnovatiecategorieën te investeren. Ditonderzoek wijst uit dat nieuwe vakken/profilering-innovaties en professiona liseringvan docenten-innovaties <strong>een</strong>positieve relatie hebben in het onderwijsaan leerlingen uit jaar 1 en 2, praktijkonderwijs,en de leerjaren 3 t/m 6 van hetvwo. Verbetering van pedagogische endidactische kwaliteiten lijkt vooral inbepaalde delen van het onderwijs effectiefte zijn, meer dan in anderen. Ten slotteblijkt dat de positieve relatie tusseninnovaties en productiviteit significantsterker is bij grotere scholen voor deinnovatiecategorieën nieuwe vakken/profilering en professionalisering vandocenten. Verder blijkt dat de negatieverelatie tussen onderwijs keteninnovatiesen productiviteit significant zwakker isvoor grotere scholen.We hebben tevens gekeken naar de relatievan innovaties met de kostenaandelenvan de ingezette middelen. Nieuwevakken/profilering-innovaties enprofessionalisering van docenteninnovatieshebben <strong>een</strong> positieve relatiemet de kostenaandelen van het ondersteunendpersoneel en het materiaal en<strong>een</strong> negatieve relatie met het kostenaandeelvan het onderwijzende personeel.Onderwijsketeninnovaties hebben <strong>een</strong>negatieve relatie met de kostenaandelenvan het ondersteunende personeel en hetmateriaal en <strong>een</strong> positieve relatie met hetonderwijzende personeel.Een praktijkvoorbeeldEen brede scholengem<strong>een</strong>schap met800 leerlingen in Arnhem heeft sinds <strong>een</strong>aantal jaren <strong>een</strong> specifiek innovatiebeleid.Op dit moment heeft deze <strong>school</strong>17 nieuwe vakken/profilering-innovaties,18 pedagogisch/didactische innovaties,20 procesinnovaties, 6 professionaliseringvan docenten-innovaties en 4 onderwijsketeninnovaties.Omdat deze <strong>school</strong> in<strong>een</strong> stedelijk gebied ligt, is hier in deanalyse rekening mee gehouden. Deproductiviteit van deze <strong>school</strong> is sterkpositief gerelateerd aan het hoge aantalnieuwe vakken/profilering-innovaties datde <strong>school</strong> heeft. Dit type innovatie heeft<strong>een</strong> positieve relatie met de productiviteitIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 35


en het feit dat de <strong>school</strong> er <strong>een</strong> hoogaantal van heeft, geeft aan dat deze zichsterk profileert en <strong>een</strong> uitgebreid pakketvan vakken aanbiedt. De <strong>school</strong> heeftechter maar 6 innovaties met betrekkingtot de professionalisering van docenten.Door meer in dit soort innovaties teinvesteren, zou de <strong>school</strong> naar allewaarschijnlijkheid <strong>een</strong> hogere productiekunnen realiseren. De <strong>school</strong> heeft relatiefweinig onderwijsketeninnovaties en zalhier dus minimale negatieve gevolgen vanondervinden.6.3 BeleidsimplicatiesDit onderzoek geeft g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidigantwoord op de vraag welke innovatiebevorderendemaatregelen direct <strong>een</strong>effect hebben op de productiviteit vanscholen. Methodologische problemen,zoals de richting van de causaliteit enselectie-effecten, maken dit onmogelijk.Het onderzoek identificeert wel <strong>een</strong> paarkansrijke gebieden. Zo laat het onderzoekzien dat twee typen innovaties <strong>een</strong>positieve relatie hebben met de productiviteiten <strong>een</strong> ander type innovatie <strong>een</strong>negatieve relatie. Het onderzoek laat duszien dat het belangrijk is kritisch te zijnover het type innovatie waarin geïn vesteerdwordt. Meer gedetailleerd onderzoekis hier op zijn plaats. Het is vanbelang dat er <strong>een</strong> gedetailleerd plan komtvoor de invoering van de innovatie(s), methierin <strong>een</strong> plan van aanpak, de geraamdekosten en het te behalen doel van deinnovatie. Daarnaast is het belangrijk deopbrengsten van de innovatie vanaf hetbegin te onderzoeken en te meten. Eengoed voorbeeld hiervan is het project‘Expeditie durven, delen, doen’ van de<strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>. Een ander voorbeeld is deInnovatie Impuls Onderwijs.Uit onderhavig onderzoek blijkt datnieuwe vakken/profilering-innovaties<strong>een</strong> positieve relatie hebben met deproductiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Dit lijkterop te duiden dat scholen die zichsterk profileren en onderscheiden vanconcurrerende scholen <strong>een</strong> hogereproductiviteit hebben. Dit kan, zoalseerder aangegeven, echter niet als <strong>een</strong>causale relatie gezien worden. Het isechter ook niet uit te sluiten dat dezeinnovaties het mogelijk maken inhoudbeter te laten aansluiten bij de talentenen mogelijkheden van leerlingen. Daarnaastkunnen de nieuwe vakken ook <strong>een</strong>sterke synergie hebben met de regulierevakken, waardoor prestaties bij dereguliere vakken verbeteren. De resultatenvan dit onderzoek lijken er verderop te wijzen dat kwaliteitsverbetering vandocenten <strong>een</strong> belangrijke rol speelt in deproductiviteitsverbetering van <strong>een</strong> <strong>school</strong>.Innovaties die gericht zijn op de professionaliseringvan de docent zijn positiefgerelateerd aan de prestaties van leerlingen.Ook hier geldt dat scherpe analysesnodig zijn om de causaliteit goedte kunnen beoordelen. Deze analyseszouden bijvoorbeeld gericht kunnen zijnop het in kaart brengen van de kwaliteitvan docenten, op basis van jaren ervaring,bevoegdheid, beoordelingen, et cetera.36 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Hier zijn andere gegevens voor nodig danvoor onderhavig onderzoek beschikbaarzijn.De negatieve relatie tussen onderwijsketeninnovatiesen productiviteit lijkterop te duiden dat deze innovaties vooral<strong>een</strong> rol spelen voor het netwerk van de<strong>school</strong> en minder voor de productiviteit.Dit kan echter met onderhavig onderzoekniet aangetoond worden. Ook hier isnader onderzoek nodig om te bekijkenwat het directe effect is van de onderwijsketengerelateerdemaatregelen opleerling- en <strong>school</strong>prestaties. Voor detwee innovatiecategorieën die niet inrelatie lijken te staan met de productiviteitvan de <strong>school</strong> lijkt het niet zinvol ombeleidsgerelateerde maatregelen tenemen. Deze categorieën lijken weinigmet de productiviteit te maken te hebben.Met het oog op de discussies over demenselijke maat en te ver doorgeschotenschaalvergroting is het goed op te merkendat <strong>een</strong> sterkere relatie tussen innovatiesen productiviteitsverbetering lijkt samente gaan met grotere scholen.Ten slotte is het van belang datinnovaties nauwgezetter gemetenworden, namelijk vanaf het moment vaninvoering. Dit betekent dat er niet all<strong>een</strong>in innovaties geïnvesteerd moet worden,maar ook in onderzoeken die simultaanmet de implementatie van de innovatieuitgevoerd worden. In dit soort onderzoekenis het beter mogelijk voor degeconstateerde methodologischeproblemen <strong>een</strong> oplossing te vinden.6.4 Terugkoppeling voor scholenAlle scholen die hebben deelgenomen aande enquête krijgen <strong>een</strong> individuele rapportagetoegestuurd naar aanleiding van ditonderzoek. Deze rapportage bevat zowelde samenvatting van dit algemenerapport als informatie toegespitst op deindividuele <strong>school</strong>. De rapportage stelt de<strong>school</strong> in staat zichzelf te vergelijken metandere scholen en met het gemiddeldebetreffende het aantal ingevoerde innovatiesper categorie en de individueleinnovaties binnen <strong>een</strong> categorie. Daarnaastgeeft de rapportage aan of de<strong>school</strong> het relatief goed doet op deinnovatiecategorieën die <strong>een</strong> positieverelatie hebben met de productiviteit.Scholen zijn hierdoor in staat zichzelf tebenchmarken en zich te verantwoorden.Een vijftal scholen is telefonisch geïnterviewdnaar aanleiding van het sectorrapporten het individuele rapport. Uitdeze interviews komt naar voren dat dezescholen het onderzoek als waardevolbeschouwen en de resultaten gebruikenom zichzelf te benchmarken ten opzichtevan andere scholen. Daarnaast gaven degeïnterviewden aan dat de resultaten heninzicht verschaffen in hoe de eigen <strong>school</strong>het doet en waar ze staan op het gebiedvan innovatie.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 37


38 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Bijlagen39


Met:(innovatie-index)= aantal innovaties van type iHierbij is:TL = translog-functie, gelijkgesteld aan 0C = totale kosten zoals gedefinieerd in dit onderzoekY i= output/productie-indicator i (i = 1,.., m)W i= prijs ingezet middel i (i = 1,.., n)Z iv= fixed input i (i = 1,.., n’)= storingstermde te schatten parametersHet model inclusief technologische veranderingIn dit onderzoek beschikken we over specifieke informatie over de technologischeverandering die er op scholen heeft plaatsgevonden. Zoals hierboven aangegeven,kunnen ook de stand van de techniek en de technologische veranderingen in het modelworden opgenomen. De technologische verandering wordt in dit onderzoek als exogenevariabele opgenomen in het model. In het hierboven beschreven model wordt tijdaangevuld door of vervangen door de innovatie-index. De aard van de technologischeverandering kan daarbij <strong>een</strong> viertal vormen aannemen. De eerste mogelijkheid neemt<strong>een</strong> neutrale vorm van technologische verandering op in het model. Dit is het <strong>een</strong>voudigstemodel waarin all<strong>een</strong> de innovatieclusters op zichzelf zijn meegenomen,zonder directe invloed van de technologische verandering op de productie of deingezette middelen. De tweede variant gaat uit van output biased technologischeveranderingen. In dit model zitten zowel de innovatieclusters als <strong>een</strong> interactie tussenIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 41


de innovatieclusters en de productievariabelen, waarbij er naar de directe relatie tussende twee kan worden gekeken. De derde mogelijkheid is het model met input biasedtechnologische verandering, waarin naast de clusters zelf, <strong>een</strong> interactie tussen deinnovatieclusters en de prijzen van ingezette middelen aanwezig is. De laatste variantis zowel input als output biased en bevat interacties van de innovatieclusters met zowelde productie als de prijzen van ingezette middelen.We vergelijken deze modellen zowel met als zonder tijdtrend. Daarnaast bestaat ooknog de mogelijkheid dat de specifieke informatie over de technologische veranderinghelemaal niets toevoegt aan het model. We kijken dus ook naar het verschil tussen demodellen met all<strong>een</strong> de tijdtrend en de modellen met de specifieke informatie over detechnologische verandering. Het zou kunnen dat de tijdtrend <strong>een</strong> goede proxy is voorhet meten van verschillen in technologie.We gebruiken <strong>een</strong> vergelijkingsmodel om te testen welk model met technologischeontwikkeling het beste is. De loglikelihood ratios die gebruikt zijn om de modellen tevergelijken staan in tabel B3.1. Het vergelijken van deze ratios wijst uit dat het modelmet input-output biased technologische verandering zonder <strong>een</strong> tijdtrend het bestemodel is.Tabel B3.1 Loglikelihood ratios voor de diverse modeloptiesZondertijdindicatieNeutraalOutputbiasedInputbiasedInput-outputbiasedInnovatie-index,met trendInnovatie-index,zonder trend6360.89 6365.00 6394.84 6415.19 6426.296352.16 6395.15 6402.79 6424.58All<strong>een</strong> trend 6364.13 6383.42 6386.23 6403.7542 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Bijlage bij hoofdstuk 4B4.1 Uitgebreide beschrijving gegevens en gegevensbronnenBestaande bronnenCfiCentrale Financiën Instellingen is verbonden aan het ministerie van Onderwijs,Cultuur en Wetenschap en is verantwoordelijk voor de verdeling van het budget overalle scholen in het voortgezet onderwijs. Daarnaast verzamelt Cfi gegevens over alleonderwijsinstellingen. Deze gegevens gebruikt Cfi voor het verdelen van het budget,maar ook voor het informeren, adviseren en van dienst zijn van de scholen eninstellingen voor hoger onderwijs. Vanaf 1 januari 2010 zijn Cfi en de IB-groepsamengevoegd tot DUO, Dienst Uitvoering Onderwijs.De database van Cfi bevat diverse typen gegevens over scholen, onderwijsinstellingenen leerlingen. Het merendeel van de bedrijfsvoeringgegevens uit dit onderzoek komenbij Cfi vandaan. Hiertoe behoren de typen en aantallen docenten en de kosten en uitgavenvan de <strong>school</strong>. Ook het grootste deel van de productiegegevens is afkomstig vanCfi. Dit zijn onder andere gegevens over aantallen leerlingen en achtergrondinformatieover deze leerlingen.OnderwijsinspectieDe Onderwijsinspectie inspecteert de resultaten van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Deze inspectie heeftniet all<strong>een</strong> betrekking op de kwaliteit van het onderwijs. Ook het correct toepassen vande wet- en regelgeving en het voeren van <strong>een</strong> gezond financieel beleid zijn onderdeelvan de inspectie. Cfi maakte het mogelijk de gegevens van de onderwijsinspectie voordit onderzoek te gebruiken. Voor het onderzoek gebruiken we de opbrengstenkaartenvan 2003 tot en met 2009. Dit zijn bijvoorbeeld gegevens over examenresultaten,instroom, doorstroom, uitstroom en basis<strong>school</strong>adviezen.Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)Het CBS verzamelt en verwerkt gegevens met het doel ze te publiceren voor onderandere beleidsmakers, wetenschappelijk onderzoek en de praktijk. Naast statistiekenover Nederland verzamelt het CBS ook Europese statistieken. Met behulp van het CBShebben wij achtergrondgegevens verkregen over de mate van stedelijkheid, degem<strong>een</strong>te en provincie waarin de <strong>school</strong> gelegen is. Daarnaast heeft het CBS onsvoorzien van informatie over prijsindices en prijsverschillen tussen regio’s.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 43


GegevensverzamelingOm meer informatie te verzamelen over het gebruik van innovaties hebben we scholengeënquêteerd door middel van <strong>een</strong> digitale vragenlijst. De vragenlijst geeft <strong>een</strong> overzichtvan 132 innovaties die relevant zijn voor de periode 2002 tot en met 2009. Degegevens zijn verzameld vanaf het <strong>school</strong>jaar 2002-2003. Om de gegevensverzamelingcompleet te maken, hadden scholen ook de optie om ‘ingevoerd vóór 2002’ aan tekruisen. In de vragenlijst konden de scholen aangeven welke van de 132 innovaties zijtoepassen en in welk jaar zij de innovatie zijn gaan gebruiken. Tevens was er de mogelijkheid innovaties toe te voegen die niet in de vragenlijst voorkomen. Daarnaast bevatde vragenlijst enkele achtergrondvragen, zoals of de <strong>school</strong> <strong>een</strong> traditioneelonderwijsbeleid heeft en met welke organisaties de <strong>school</strong> samenwerkt.De vragenlijst is met behulp van de <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong> uitgezet tussen februari 2009 en januari2010. Voor de definitieve vragenlijst en <strong>een</strong> overzicht van scholen die de lijst hebbeningevuld verwijzen wij naar Blank et al. (2009).De vragenlijst is ingevuld door 157 van de 593 scholen. Doordat we niet over de kostenen prestatiegegevens van alle scholen beschikken en we pro-scholen in de analyse nietm<strong>een</strong>emen, blijven er 129 scholen over voor de analyses. Ook voor <strong>een</strong> responsanalys<strong>een</strong> <strong>een</strong> representativiteitanalyse (logit analyse) van de steekproef verwijzen wij naarBlank et al. (2009).ProductiegegevensDe meest gangbare definitie van onderwijsproductie maakt gebruik van de toegevoegdewaarde in kennis en vaardigheden per jaar (zie bijvoorbeeld Wenger, 2000).Voorbeelden van relevante productie-indicatoren zijn: aantallen leerlingen,rendement per <strong>school</strong>type, examenresultaten, <strong>school</strong>advies en apcg 6 -leerlingen.In dit onderzoek gebruiken we de volgende indicatoren:• het aantal leerlingen in jaar 1 en jaar 2 en hun onderwijsresultaten;• het aantal leerlingen pro 7 ;• het aantal leerlingen vmbo-b/vmbo-k en hun onderwijsresultaten;• het aantal leerlingen vmbo-g/vmbo-t en hun onderwijsresultaten;• het aantal leerlingen havo en hun onderwijsresultaten;• het aantal leerlingen vwo en hun onderwijsresultaten.44 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Voor de eerste en de laatste vier indicatoren vermenigvuldigen we het aantal leerlingenmet de onderwijsresultaten van deze leerlingen. De onderwijsresultaten meten we aande hand van rendementcijfers. Deze onderwijsresultaten corrigeren we eerst met hetpercentage apcg-leerlingen. De index die zo ontstaat, wordt uiteindelijk gebruikt inhet econometrisch model. De herleiding hiervan is terug te vinden in bijlage B4.4.Uiteraard is het aantal leerlingen bepalend voor de onderwijsproductie. We makenhierbij <strong>een</strong> onderscheid naar het aantal leerlingen per onderwijssoort, te weten:• jaar 1 en 2;• havo/vwo jaar 3;• havo jaar 4 en 5;• vwo jaar 4, 5 en 6;• lwoo jaar 1-4 (leerwegondersteunend onderwijs);• vmbo jaar 3 en 4 met <strong>een</strong> onderscheid naar:• vmbo-b: basisberoepsgerichte leerweg;• vmbo-k: kaderberoepsgerichte leerweg;• vmbo-g: gemengde leerweg;• vmbo-t: theoretische leerweg.Cfi heeft ook gegevens aangeleverd over het percentage apcg-leerlingen per<strong>school</strong>jaar op hetzelfde niveau. Deze gegevens gebruiken we om onderwijsresultatenvan leerlingen te corrigeren.In het onderzoek hebben we gebruik gemaakt van het gecorrigeerd rendement voorde onderbouw en het onvertraagd rendement van de bovenbouw van de verschillendeonderwijssoorten.Op het moment van uitvoeren van dit onderzoek is de meest recente jaargang van deopbrengstenkaart 2009. In deze jaargang zijn de examenresultaten van het <strong>school</strong>jaar2007/2008 verwerkt.Overigens zijn de gegevens over onderwijsresultaten voor vmbo-b, vmbo-k, vmbo-g envmbo-t beschikbaar op het niveau van vmbo-g/vmbo-t en vmbo-b/vmbo-k als geheel.In het geval van scholen waar bijvoorbeeld zowel vmbo-g als vmbo-t voorkomt, hebbende cijfers dus betrekking op deze beide groepen. In het geval van scholen waarbijvoorbeeld all<strong>een</strong> vmbo-t voorkomt, hebben de cijfers voor het vmbo-g/vmbo-tautomatisch betrekking op all<strong>een</strong> deze vmbo t-leerlingen.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 45


Inzet van middelenWe onderscheiden de volgende ingezette middelen in dit onderzoek:• managementpersoneel;• onderwijsgevend personeel;• ondersteunend personeel;• materiaal (exclusief huur, afschrijvingen en rente).Vanwege het bijzondere karakter van kapitaal (gebouwen en inventaris) wordt dit nietals te verklaren grootheid of als onderdeel van de totale kosten in de analyses verwerkt.Het management heeft immers weinig invloed op de inzet van kapitaal, vanwege de rolvan de gem<strong>een</strong>te in deze. Een verdere afbakening van de verschillende ingezettemiddelen wordt gegeven in de begrippenlijst.Cfi heeft gegevens verschaft over de inzet van personeel. Cfi heeft het aantal voltijdbaneningedeeld in bovengenoemde groepen. In <strong>een</strong> aantal gevallen in de eerste jarenblijkt niet bekend te zijn om wat voor type personeel het gaat. Wel bekend in dezegevallen is de maximum salarisschaal van dit personeel. De ‘onbekende’ personeelsledenzijn daarom aangeleverd met <strong>een</strong> onderscheid naar de volgende groepen:• personeel onbekend schaal 1-8;• personeel onbekend schaal 9-12;• personeel onbekend in docentenschalen;• personeel onbekend schaal 13 en hoger.Aan de hand van deze indeling hebben we het onbekende personeel ingedeeld naar <strong>een</strong>van de onderscheiden ingezette middelen.Daarnaast heeft Cfi ook enkele achtergrondkenmerken van het personeel geleverd,zoals de kenmerken geslacht, leeftijd, deeltijdpercentage en ervaring.De exploitatiegegevens zijn even<strong>een</strong>s afkomstig van Cfi. De geleverde exploitatiegegevensbevatten per kalenderjaar onder andere de personeelskosten en de materiëlekosten per bestuur. Daar de onderzoeks<strong>een</strong>heid van dit onderzoek het brin-nummer is,zijn we genoodzaakt de exploitatiegegevens om te rekenen naar brin-nummer. Verderzijn de personeelskosten niet direct te onderscheiden naar verschillende categorieën,zoals eerder in deze paragraaf beschreven. Daarom heeft Cfi het gemiddeldebrutosalaris per personeelsgroep meegeleverd. Met deze bedragen kunnen depersoneels kosten van de verschillende types personeel wel goed benaderd worden.46 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


De gegevens over de personeelskosten en voltijdbanen voor elk type personeel dienenals basis voor de meting van de prijzen van de ingezette middelen. We veronderstellendat er naast prijsverschillen in de loop der tijd ook regionale prijsverschillen ontstaan.Zo verschillen lonen bijvoorbeeld door wisselende schaarsteverhoudingen op arbeidsmarktenin verschillende regio’s. Ook in de materiële sfeer bestaan regionaleverschillen, onder andere door verschillen in gem<strong>een</strong>telijke belastingen en rechten.De regionale prijsverschillen worden geschat met statistische technieken op basisvan de personeelskosten per type voltijdbaan. In deze analyse wordt gecorrigeerdvoor kenmerken van het personeel, zoals geslacht, ervaring en deeltijdpercentage.Ook wordt er gecorrigeerd voor het aandeel brug- en vmbo-leerlingen op <strong>een</strong> <strong>school</strong>.Docenten die les geven aan vmbo’ers kunnen <strong>een</strong> andere onderwijsbevoegdheid hebbendan docenten die les geven aan bijvoorbeeld vwo-leerlingen. Met het aandeel vmbo’ersproberen we hiervoor te corrigeren. Alle scholen in <strong>een</strong>zelfde regio en in <strong>een</strong>zelfde jaarkrijgen zo dezelfde prijs toegewezen voor iedere onderscheiden categorie personeel,waarbij we wel <strong>een</strong> onderscheid maken tussen pro-scholen en de andere categorieën.Bijlage B4.3 staat uitgebreid stil bij de genoemde berekeningen. De geconstrueerdeprijzen corrigeren niet voor relatief duur personeel (hoge anciënniteit) op <strong>een</strong> <strong>school</strong>.Relatief duur personeel vertaalt zich dus in het personeelsvolume.Voor de prijs van het materiaal hanteren we consumentenprijsindexcijfers van hetCBS uitgesplitst naar de verschillende materiële kostensoorten. Indexcijfers verschillenall<strong>een</strong> tussen jaren, maar aangezien we voor de verschillende materiële componentenverschillende prijsindexcijfers gebruiken en deze wegen met het kostenaandeel per<strong>school</strong>, ontstaat er toch variatie tussen scholen. Bijlage B4.3 gaat hier dieper op in.InnovatiegegevensDe innovatiegegevens komen uit de enquête en bevatten informatie over welke innovatiesvanaf welk <strong>school</strong>jaar geïntroduceerd zijn op <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Om de gegevens opcorrecte wijze te kunnen interpreteren, verdelen wij de innovaties over vijf categorieën.Deze vijf categorieën zijn gebaseerd op belangrijke onderwijsbeleidonderwerpen van deafgelopen jaren.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 47


De vijf categorieën zijn 8 :• nieuwe vakken/profilering (29);• pedagogisch/didactisch (40);• proces (35);• professionalisering docenten (16);• onderwijsketen (12).Tussen haakjes staat het aantal innovaties dat tot <strong>een</strong> bepaalde categorie behoort. Dewaarde van <strong>een</strong> categorie wordt bepaald door het aantal innovaties dat in <strong>een</strong> bepaaldjaar tot deze categorie behoort.Innovaties in de categorie nieuwe vakken/profilering zijn gerelateerd aan de introductievan nieuwe vakken, zoals wiskunde C en D, aan taalinnovaties, zoals tweetalig onderwijsen aan het profiel van <strong>een</strong> <strong>school</strong>, zoals <strong>een</strong> LOOT-<strong>school</strong> of <strong>een</strong> hoogbegaafdheid<strong>school</strong>.Pedagogische/didactische innovaties zijn de diensten waarvan <strong>een</strong> <strong>school</strong>gebruik maakt (bijvoorbeeld psycholoog of logopedist), projecten en leerlinginnovaties,zoals leerling als coach en persoonlijke ontwikkelingsplannen. Procesinnovaties zijnICT-, infrastructurele en organisatorische innovaties. De categorie professionaliseringvan docenten bevat alle innovaties die gerelateerd zijn aan het docentenkorps. Deonderwijsketeninnovaties bestaan uit innovaties gericht op contact met primair ofvervolgonderwijs.Bewerkingen en controlesOp de gegevens zijn verschillende bewerkingen en controles uitgevoerd. Allereerst zijnde gegevens uit de verschillende bronnen aan elkaar gekoppeld tot één analysebestand.Daar de rendementsgegevens op vestigingsniveau beschikbaar zijn, moeten dezegeaggregeerd worden naar het hogere niveau van brin-nummers. We houden hierrekening met het aantal leerlingen per vestiging. Deze gegevens zijn afkomstig uitde IDU-bestanden 9 van de Onderwijsinspectie.Naast het aggregeren van de gegevens over onderwijsresultaten (rendementen)corrigeren we de gegevens over de bovenbouw ook voor sociale kenmerken van de<strong>school</strong>. Het gaat om het percentage leerlingen uit <strong>een</strong> armoedeprobleem cumulatiegebied(apcg-leerlingen) en het percentage inwoners dat in zeer sterk stedelijkegebieden woont (deze cijfers zijn op het gem<strong>een</strong>teniveau beschikbaar bij het CBS).Het rendement van de onderbouw is reeds gecorrigeerd voor het <strong>school</strong>advies. Eencorrectie voor genoemde kenmerken blijkt hier (statistisch gezien) niet meer zinvol te48 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


zijn. Een correctie op de gegevens van de bovenbouw blijkt uitermate zinvol en isderhalve ook gemaakt.Tot slot blijkt in enkele gevallen dat er bij <strong>een</strong> <strong>school</strong> wel gegevens beschikbaar zijnover het aantal leerlingen, maar niet over onderwijsresultaten (rendementen). In dez<strong>een</strong>kele gevallen worden deze gegevens geïmputeerd door bijvoorbeeld gebruik te makenvan waarnemingen in eerdere of latere jaren van deze scholen of door gebruik te makenvan het gemiddelde op het betreffende <strong>school</strong>type.Naast genoemde bewerkingen rekenen we de exploitatiegegevens om van kalenderjaarnaar <strong>school</strong>jaar om de gegevens zo goed mogelijk <strong>een</strong> op <strong>een</strong> te kunnen vergelijken metde overige gegevens in dit onderzoek. We zijn hierbij uitgegaan van <strong>een</strong> gewogengemiddelde van twee op<strong>een</strong>volgende kalenderjaren. Bij deze omrekening is rekeninggehouden met het aantal maanden dat <strong>een</strong> bepaald <strong>school</strong>jaar in <strong>een</strong> kalenderjaar valt(7 maanden, respectievelijk 5 maanden) en de verhouding tussen het aantal leerlingenin op<strong>een</strong>volgende <strong>school</strong>jaren. Voor het <strong>school</strong>jaar 2004/2005 bijvoorbeeld, gaan we uitvan 5/12 van de kosten in het kalenderjaar 2004 en 7/12 van de kosten in het kalenderjaar2005. Verder krijgen de breuken (5/12 en 7/12) nog <strong>een</strong> extra gewicht mee. De breukdie betrekking heeft op 2004 krijgt <strong>een</strong> gewicht dat rekening houdt met de verhoudingtussen het aantal leerlingen in het <strong>school</strong>jaar 2003/2004 en 2004/2005. De breuk diebetrekking heeft op 2005 krijgt <strong>een</strong> gewicht dat rekening houdt met de verhoudingtussen het aantal leerlingen in het <strong>school</strong>jaar 2004/2005 en 2005/2006.Naast de genoemde bewerkingen en berekeningen is het van belang verschillendecontroles uit te voeren op de gegevens en de gegevens te beoordelen op plausibiliteit.Uitschieters bijvoorbeeld kunnen resultaten wezenlijk beïnvloeden. Daarom is er <strong>een</strong>uitgebreide gegevenscontrole uitgevoerd. Bij de bepaling van de uitschieters hebben wij<strong>een</strong>voudige kengetallen berekend. We hebben onder andere de volgende kengetallenuitgerekend:• totale kosten per leerling;• het aantal docenten per leerling;• het aantal directieleden per leerling.Voor alle drie de kengetallen hebben we <strong>een</strong> filter aangemaakt die de extreme waardenwegfiltert of verwijdert uit het analysebestand. Verder is <strong>een</strong> filter aangebracht voor deophoging van de som van de berekende salariskosten per type personeel (op basis vande inschaling) naar de personeelskosten. Extreme ophogingen zijn uit het bestandIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 49


verwijderd. Ook zijn beschrijvende statistieken uitgedraaid van alle gegevensafzonderlijk en zijn deze gecontroleerd op uitschieters.Daarnaast is het bestand gecontroleerd op:• niet-plausibele waarden en missende waarden voor variabelen;• scholen met heel lage aantallen leerlingen;• het bestaan van de scholen gedurende het merendeel van de periode 2002-2007;• <strong>een</strong> plausibel en volledig ingevulde vragenlijst.Ten slotte zijn scholen met ontbrekende gegevens uit het bestand verwijderd.Het gecorrigeerde bestand noemen we het analysebestand.Statistische beschrijving van gegevensTabel B4.1 geeft de statistische beschrijving van de gegevens die voor dit onderzoekgebruikt zijn. In tabel B4.1 zien we dat het totaal aantal leerlingen op <strong>een</strong> <strong>school</strong>varieert van 160 tot 6000. In het praktijkonderwijs zit het laagste aantal leerlingenen jaar 1 en 2 hebben het hoogste aantal leerlingen. We zien dat het gecorrigeerderendement gemiddeld genomen het hoogste is voor de onderbouw, gevolgd door beidevmbo-categorieën. Tabel B4.1 laat verder zien dat het overgrote merendeel van hetpersoneel in de categorie onderwijzend personeel valt. Deze zelfde verdeling is terug tevinden in de kosten per groep van ingezette middelen. Uit tabel B4.1 blijkt dat de totalekosten van <strong>een</strong> <strong>school</strong> gemiddeld 12 miljoen euro bedragen.50 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Tabel B4.1 Statistische beschrijving van de gegevens in 2007 (n=129)Gemiddelde StandaarddeviatieMinimum MaximumAantal leerlingen jaar 1 en 2 720 446 79 2535Aantal leerlingen havo 4/5 204 142 0 708Aantal leerlingen havo/vwo 3/4/5 172 105 0 599Aantal leerlingen praktijkonderwijs 19 50 0 273Aantal leerlingen vwo 4/5/6 234 147 0 655Aantal leerlingen vmbo-b/k 191 198 0 814Aantal leerlingen vmbo-g/t 196 158 0 838Totaal aantal leerlingen 1734 1035 158 5971Gecorrigeerd rendement vmbo-g/t 0,9 0,07 0,62 1,01Gecorrigeerd rendement havo 0,7 0,09 0,49 0,89Gecorrigeerd rendement vwo 0,71 0,11 0,17 0,92Gecorrigeerd rendement onderbouw 1,02 0,06 0,79 1,18Gecorrigeerd rendement vmbo-b/k 0,91 0,07 0,63 1,02Aantal fte’s management 9 8 1 44Aantal fte’s onderwijzend personeel 135 87 15 468Aantal fte’s ondersteunend personeel 25 18 3 119Totaal aantal fte’s 168 107 19 616Totale kosten (x1000 euro) 12517 827 1484 53973Kosten management (x1000 euro) 772 665 77 3239Kosten onderwijzend personeel 8602 5565 962 3612(x1000 euro)Kosten ondersteunend personeel 493 369 58 2491(x1000 euro)Kosten materiaal (x1000 euro) 2157 1604 313 9628Aantal nieuwe vakken/profileringinnovaties5,24 2,88 0 12Aantal pedagogische/didactische 14,69 4,88 2 26innovatiesAantal procesinnovaties 12,81 4,06 3 23Aantal professionalisering van 7,22 2,83 0 14docent-innovatiesAantal onderwijsketeninnovaties 4,39 2,2 0 10Totaal aantal innovaties in 2007 43,57 13,49 8 73Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 51


B4.2 Lijst innovatiesTabel B4.2 Lijst met innovatiesNieuwe vakken / profilering (32)Nieuw vak (8)Natuur, leven en technologie (NLT)Wiskunde DWiskunde CVak over vrijetijdsbestedingVak over sociale vaardighedenVak over de media (bijvoorbeeldjournalistiek, tv, radio)Vak specifiek gericht op verzamelen,verwerken en gebruik van informatieEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieProfilering (13)(Hoog)begaafdheidsprofiel<strong>school</strong>LOOT-<strong>school</strong>/sportklassenScience-klassenTechnasiumKunst<strong>school</strong>/cultuur<strong>school</strong>Netwerk<strong>school</strong>Maatschappij<strong>school</strong>Vwo+-<strong>school</strong>Vooropleiding conservatoriumVooropleiding dansTheater<strong>school</strong>Specifieke profilering vmboEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieTaal (11)Tweetalig onderwijs (TTO)Grammatica voor alle talen in één vakSpecifieke lessen gericht optaalachterstandDeelname aan project ‘Certi Lingua’Deelname aan DELF ScolaireDeelname aan Anglia-taalexamensProject gericht op andere modernevreemde talenLiteratuurvak voor alle talen samenProject over jeugdliteratuur in onderbouwProject over klassieke talenEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieProfessionalisering docenten (17)Onderwijzend personeel (17)Elektronisch bekwaamheidsdossier/digitaal portfolio voor docentenPersoonlijk ontwikkelingsplan docentenCoaches voor (teams van) docentenPlatte organisatiestructuurIntervisie voor docentenAlle docenten hebben eigen laptopBijscholing is verplicht gesteld voordocentenSchool is opleidings<strong>school</strong>Docenten worden naar prestatie beloondNieuwe beschrijving van docentfuncties(LB, LC en LD)Docenten ontwikkelen zelf (niet-digitaal)lesmateriaalMet meer docenten tegelijk lesgeven aanen coachen van leerlingenDocentenrol is coachen in plaats vanlesgeven52 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Werken met teams van docenten (inplaats van in vakgroepen)Docententeams krijgen volledigebeleidsvrijheid bij bepalen vakinhoudEen gezamenlijk vakwerkplan pervakgroepEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieOnderwijsketen (14)Aansluiting bij de praktijk (8)Extra aandacht sectororiëntatie vmboLeerwerktrajecten voor vmbo-leerlingenProfielwerkstuk bij externe opdrachtgeverMaatschappelijke stageInternationalisering (uitwisseling, stage,of samenwerking)Vmbo 3e en 4e jaar meer dan 75% van detijd stageLeerlingen zetten eigen bedrijf op enrunnen dit volledig zelfstandigEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieAansluiting vanuit primair onderwijs ennaar vervolgonderwijs (6)Leerlingen volgen al geregeld colleges bijpotentiële vervolgopleidingWetenschapsoriëntatieproject (leerlingenmotiveren voor wo)Voorbereidingstraject havisten voor hboGastlessen/projecten voorbasis<strong>school</strong>leerlingenVooraanmelding mogelijk voor moeilijkeleerlingen van primair onderwijsEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieProces (38)Administratief/organisatorisch (14)Enquêtes onder leerlingen houdenAanwezigheidsregistratiesysteem metpasjeSystematisch enquêteren van oudleerlingenEenzelfde toets voor alle leerlingen vanhetzelfde jaar voor hetzelfde vak ophetzelfde momentDocenten vangen lesuitval van anderedocenten opBepaalde taken uitbesteden aanuitzendbureau dat leerlingen inhuurtWerken met ouderklankbordgroepen en/of leerlingenpanelsRooster aangepast aan werken metmodules (in plaats van <strong>een</strong> weekrooster)Geperiodiseerd werken, waarbij bepaaldevakken all<strong>een</strong> in bepaalde periodengegeven wordenInnovatieve uren inroosteren voorsectordirecteurenNadruk op doorlopende leerlijnenSponsoring van (activiteiten op) de <strong>school</strong>door externenIn onderbouw worden leerlingen nietonderscheiden op niveau (vmbo, havo envwo) maar all<strong>een</strong> op leerjaarEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieICT (15)Digitale <strong>school</strong>bordenEr wordt meer dan 50% van de tijddigitaal lesmateriaal gebruiktIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 53


Toekomstontwikkelingsplan voorleerlingen (beroepenoriëntatie)Vraaggestuurd onderwijs (m<strong>een</strong>emen watleerlingen willen)Toegepast onderwijsplan (leerling bepaalteigen onderwijsproces)Een andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieBètagerichtProject waarbij alle bètavakken betrokkenwordenNadruk op verbetering techniekonderwijsGebruik Edulabs (exacte vakken inmodules aanbieden op pc)Een andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieLessen en methode (16)Meer vakken aanbieden ter verbredingProject debatterenProject over actualiteit en het nieuwsMultidisciplinaire projecten(vakoverstijgend)Lesgeven aan grotere groepen leerlingentegelijk (colleges)Extra vakbegeleiding voor leerlingen diezwak zijn in het desbetreffende vakZelfstandig moment (Z-moment)ingebouwd tijdens ieder lesuurHuiswerkarme <strong>school</strong>Leerprocesbegeleiding centraal in deonderbouwVerlengde en/of verkorte lessenHet beleid van de <strong>school</strong> is om weektakente gebruiken in plaats van dagtakenMeermalen per jaar centraal examenafnemen (flexibel examineren)Pedagogisch/didactische nadruk bijlesgeven op het vmboLeren door onderzoeken(proefondervindelijk leren)Onderwijsprojecten worden door oudersgeorganiseerd en begeleidEen andere door de <strong>school</strong> genoemdeinnovatieIs <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 55


B4.3 Schattingen prijzen van ingezette middelenHet bepalen van de regioprijs gebeurt in twee stappen. In eerste instantie wordtonderstaande vergelijking geschat:up siregio jiJaar ki= unitprijs van personeelscategorie s voor <strong>school</strong> i (personeelskosten per fte);= dummyvariabele voor regio j en <strong>school</strong> i die aangeeft of <strong>school</strong> i zich inregio j bevindt;= dummyvariabele voor jaar k en <strong>school</strong> i die aangeeft of de waarnemingvan <strong>school</strong> i betrekking heeft op jaar k;%ond_vmbo i= aandeel onderbouwleerlingen + bovenbouw vmbo-leerlingen op <strong>school</strong> i;%vrouw si= het aandeel vrouwen van de fte’s in personeelscategorie s op <strong>school</strong> i;%deeltijd si= het percentage deeltijders van de fte’s in personeelscategorie s op<strong>school</strong> i;ervaring si= gemiddelde ervaring (in jaren) fte’s in personeelscategorie s op <strong>school</strong> i;, , , , , , en = de te schatten parameters.De regioprijs is dan gelijk aan:wps i= benaderde regioprijs ingezet middel s.Voor het uitrekenen van de prijs voor materiaal hanteren we <strong>een</strong> andere methode.We zijn in bezit van gegevens per <strong>school</strong> over verschillende materiële kostensoorten.Over aantallen ingezet materiaal weten we echter niets. Daardoor kunnen we de regioprijzenvoor materiaal niet schatten, omdat de unitkosten niet uit te rekenen zijn. Viahet CBS hebben we prijsindexcijfers voor de verschillende materiële kosten compo nen tenverkregen 10 . Door deze met het kostenaandeel van de bijbehorende materiaalcomponentte vermenigvuldigen en te sommeren over alle materiaal componenten,hebben we toch <strong>een</strong> materiaalprijs berekend die tussen instellingen verschilt. Bovendienhouden we rekening met de prijsontwikkeling in de <strong>school</strong>periode 2003/2004 toten met 2005/2006, door de CBS-indexcijfers over de kalenderjaren 2003-2006 om terekenen naar indexcijfers voor het <strong>school</strong>jaar 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006.56 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


In formulevorm ziet de berekening er als volgt uit:waarin:wmat i= prijs materiaal <strong>school</strong> i;Kmatcomp ki= kosten materiaalcomponent k voor <strong>school</strong> i;Kmat i= materiaalkosten <strong>school</strong> i;PI k= prijsindexcijfer materiaalcomponent k.Het materiaal is, om de materiële prijs te berekenen, opgesplitst in de volgendecomponenten:• dotatie onderhoudsvoorziening, klein onderhoud en exploitatie;• energie en water;• schoonmaakkosten;• heffingen;• inventaris, apparaten en leermiddelen;• overige materiële kosten.Voor de verschillende componenten zijn prijsindexcijfers verzameld, voor de overigemateriële kosten is het totale consumentenprijsindexcijfer gebruikt.B4.4 Schattingen gecorrigeerde rendementscijfersAls kwaliteitsindicator is in dit onderzoek het onvertraagd rendement gebruikt.In eerste instantie hebben we de rendementcijfers gecorrigeerd. De volgendevergelijking is hiervoor gebruikt:waarin:rend ij= het rendement van <strong>school</strong> i voor onderwijs j;%apcg ij= het percentage apcg-leerlingen op <strong>school</strong> i voor onderwijs j;%stedelijken i= het percentage inwoners dat in <strong>een</strong> zeer sterk of sterk stedelijkgebied woont in de gem<strong>een</strong>te waar <strong>school</strong> i zich bevindt;fout ij= de foutterm;a 1, a 2, a 3= de te schatten parameters.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 57


Bijlage bij hoofdstuk 5B5.1 Volledige schattingsresultatenTabel B5.1 Volledige schattingsresultaten input-output biased productiemodelParameter Estimate StandarderrorT-statisticP-valueA0 Constante -0.302 0.016 -19.037 [.000]A1Nieuwe vakken/0.007 0.002 3.572 [.000]profilering-innovatiesA2Pedagogisch/0.001 0.002 0.309 [.757]didactische innovatiesA3 Procesinnovaties 0.002 0.001 1.526 [.127]A4Professionalisering van 0.004 0.002 2.432 [.015]docenten-innovatiesA5Onderwijsketeninnovaties-0.002 0.001 -1.959 [.050]B1 Productie-indicator 1 -0.060 0.028 -2.102 [.036]B2 Productie-indicator 2 0.425 0.012 36.331 [.000]B3 Productie-indicator 3 0.074 0.013 5.655 [.000]B4 Productie-indicator 4 0.019 0.018 1.104 [.270]B5 Productie-indicator 5 0.085 0.023 3.610 [.000]B6 Productie-indicator 6 0.016 0.016 0.947 [.344]B11 Productie-indicator 1 * 0.088 0.067 1.319 [.187]productie-indicator 1B12 Productie-indicator 1 * 0.218 0.018 12.437 [.000]productie-indicator 2B13 Productie-indicator 1 * -0.019 0.018 -1.098 [.272]productie-indicator 3B14 Productie-indicator 1 * -0.007 0.023 -0.309 [.757]productie-indicator 4B15 Productie-indicator 1 * -0.122 0.033 -3.641 [.000]productie-indicator 5B16 Productie-indicator 1 * -0.008 0.020 -0.393 [.695]productie-indicator 6B22 Productie-indicator 2 * 0.056 0.034 1.652 [.098]productie-indicator 2B23 Productie-indicator 2 * 0.009 0.010 0.913 [.361]productie-indicator 3B24 Productie-indicator 2 *productie-indicator 4-0.020 0.011 -1.750 [.080]Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 59


Parameter Estimate StandarderrorB25 Productie-indicator 2 *productie-indicator 5B26 Productie-indicator 2 *productie-indicator 6B33 Productie-indicator 3 *productie-indicator 3B34 Productie-indicator 3 *productie-indicator 4B35 Productie-indicator 3 *productie-indicator 5B36 Productie-indicator 3 *productie-indicator 6B44 Productie-indicator 4 *productie-indicator 4B45 Productie-indicator 4 *productie-indicator 5B46 Productie-indicator 4 *productie-indicator 6B55 Productie-indicator 5 *productie-indicator 5B56 Productie-indicator 5 *productie-indicator 6B66 Productie-indicator 6 *productie-indicator 6T-statisticP-value0.076 0.016 4.756 [.000]-0.058 0.008 -7.456 [.000]-0.004 0.001 -2.509 [.012]-0.005 0.009 -0.552 [.581]-0.002 0.012 -0.174 [.862]0.002 0.008 0.241 [.809]-0.029 0.016 -1.762 [.078]0.011 0.022 0.528 [.598]0.003 0.014 0.209 [.835]-0.002 0.001 -1.320 [.187]0.066 0.024 2.749 [.006]-0.007 0.004 -1.776 [.076]C1Prijs managementpersoneel0.034 0.001 28.456 [.000]/ kostenC2Prijs onderwijzend 0.389 0.010 38.370 [.000]personeel / kostenC3Prijs ondersteunend 0.028 0.001 34.599 [.000]personeel / kostenC4 Prijs materiaal / kosten 0.096 0.003 33.909 [.000]C11Prijs managementpersoneel-0.009 0.004 -1.992 [.046]/ kosten *Prijs managementpersoneel/ kostenC12Prijs managementpersoneel/ kosten *Prijs onderwijzendpersoneel / kosten-0.017 0.005 -3.226 [.001]60 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Parameter Estimate StandarderrorC13Prijs managementpersoneel/ kosten *Prijs ondersteunendpersoneel / kostenC14Prijs managementpersoneel/ kosten *Prijs materiaal / kostenC22Prijs onderwijzendpersoneel / kosten *Prijs onderwijzendpersoneel / kostenC23Prijs onderwijzendpersoneel / kosten *Prijs ondersteunendpersoneel / kostenC24Prijs onderwijzendpersoneel / kosten*Prijs materiaal / kostenC33Prijs ondersteunendpersoneel / kosten *Prijs ondersteunendpersoneel / kostenC34Prijs ondersteunendpersoneel / kosten*Prijs materiaal / kostenC44Prijs materiaal / kosten*prijs materiaal / kostenE11 Productie-indicator 1 *prijs managementpersoneel/ kostenE12 Productie-indicator 1 *prijs onderwijzendpersoneel / kostenE13 Productie-indicator 1 *prijs ondersteunendpersoneel / kostenE14 Productie-indicator 1 *prijs materiaal / kostenE21 Productie-indicator 2 *prijs managementpersoneel/ kostenE22 Productie-indicator 2 *prijs onderwijzendpersoneel / kostenT-statisticP-value0.018 0.003 7.126 [.000]-0.006 0.002 -3.179 [.001]-0.077 0.013 -5.743 [.000]-0.053 0.006 -8.851 [.000]-0.030 0.004 -6.784 [.000]0.023 0.004 5.137 [.000]-0.002 0.001 -1.735 [.083]-0.007 0.004 -1.754 [.079]0.000 0.000 0.000 [1.00]0.000 0.000 0.000 [1.00]0.000 0.000 0.000 [1.00]0.000 0.000 0.000 [1.00]0.013 0.001 14.967 [.000]0.166 0.007 22.904 [.000]Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 61


Parameter Estimate StandarderrorE23 Productie-indicator 2 *prijs ondersteunendpersoneel / kostenE24 Productie-indicator 2 *prijs materiaal / kostenE31 Productie-indicator 3 *prijs managementpersoneel/ kostenE32 Productie-indicator 3 *prijs onderwijzendpersoneel / kostenE33 Productie-indicator 3 *prijs ondersteunendpersoneel / kostenE34 Productie-indicator 3 *prijs materiaal / kostenE41 Productie-indicator 4 *prijs managementpersoneel/ kostenE42 Productie-indicator 4 *prijs onderwijzendpersoneel / kostenE43 Productie-indicator 4 *prijs ondersteunendpersoneel / kostenE44 Productie-indicator 4 *prijs materiaal / kostenE51 Productie-indicator 5 *prijs managementpersoneel/ kostenE52 Productie-indicator 5 *prijs onderwijzendpersoneel / kostenE53 Productie-indicator 5 *prijs ondersteunendpersoneel / kostenE54 Productie-indicator 5 *prijs materiaal / kostenE61 Productie-indicator 6 *prijs managementpersoneel/ kostenT-statisticP-value0.012 0.001 20.284 [.000]0.043 0.002 21.095 [.000]0.000 0.001 0.532 [.595]-0.004 0.007 -0.634 [.526]-0.001 0.000 -1.620 [.105]-0.001 0.002 -0.475 [.635]0.001 0.001 1.212 [.225]-0.003 0.011 -0.305 [.760]0.000 0.001 -0.347 [.728]-0.002 0.003 -0.830 [.406]0.002 0.001 1.481 [.139]0.037 0.016 2.374 [.018]0.002 0.001 1.706 [.088]0.008 0.004 2.066 [.039]0.000 0.001 -0.408 [.683]62 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Parameter Estimate StandarderrorE62 Productie-indicator 6 *prijs onderwijzendpersoneel / kostenE63 Productie-indicator 6 *prijs ondersteunendpersoneel / kostenE64 Productie-indicator 6 *prijs materiaal / kostenF2Correctie op productieindicator2F3Correctie op productieindicator3F4F5F6i1i2i3i4i5i6j1j2j3j4Correctie op productieindicator4Correctie op productieindicator5Correctie op productieindicator6Innovaties * productieindicator1Innovaties * productieindicator2Innovaties * productieindicator3Innovaties * productieindicator4Innovaties * productieindicator5Innovaties * productieindicator6Innovaties * prijsmanagement / kostenInnovaties * prijsonderwijzend personeel/ kostenInnovaties * prijsondersteunendpersoneel / kostenInnovaties * prijsmateriaal / kostenT-statisticP-value-0.018 0.009 -1.956 [.050]-0.002 0.001 -2.398 [.016]-0.005 0.002 -2.241 [.025]1.025 0.029 35.294 [.000]0.048 0.035 1.359 [.174]0.050 0.064 0.790 [.429]0.226 0.072 3.160 [.002]-0.303 0.082 -3.681 [.000]2.177 0.984 2.212 [.027]0.414 0.155 2.676 [.007]-0.082 0.164 -0.496 [.620]0.570 0.387 1.471 [.141]-1.037 0.512 -2.025 [.043]0.701 0.286 2.449 [.014]0.107 0.036 3.005 [.003]1.135 0.381 2.976 [.003]0.090 0.029 3.073 [.002]0.325 0.103 3.157 [.002]Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 63


B5.2 Overige schattingsresultatenOnderwijs keteninnovatiesNieuwevakken/profileringPedagogisch/didactischProcesinnovatiesProfessionaliseringvan docentenOnderwijsketeninnovatiesTabel B5.2 Relatie tussen innovaties en productie-indicatoren deel 1Productie jaar 1 en 2ProductiepraktijkonderwijsProductievmbo-b/k jaar3 en 4Productie vmbo-g/tjaar 3 en 4Schatting T-Waarde Schatting T-Waarde Schatting T-Waarde Schatting T-Waarde0.015 3.087 0.003 2.106 -0.001 -0.521 0.004 1.3640.001 0.316 0.000 0.306 -0.000 -0.268 0.000 0.3030.004 1.534 0.001 1.320 -0.000 -0.493 0.001 1.0480.009 2.315 0.002 1.744 -0.000 -0.512 0.002 1.231-0.005 -2.081 -0.001 -1.547 0.000 0.506 -0.001 -1.156Tabel B5.3 Relatie tussen innovaties en productie-indicatoren deel 2Productie havo jaar3,4 en 5Productie vwo jaar 3,4, 5 en 6SchoolgrootteSchatting T-Waarde Schatting T-Waarde Schatting T-waardeNieuwe vakken/profilering -0.007 -1.956 0.005 2.188 0.019 5.050Pedagogisch/didactisch -0.001 -0.309 0.000 0.310 0.001 0.315Proces innovaties -0.002 -1.263 0.001 1.320 0.005 1.654Profes sionalisering vandocenten-0.004 -1.620 0.003 1.756 0.011 2.8240.002 1.490 -0.002 -1.579 -0.006 -2.33864 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Tabel B5.4 Relatie tussen innovaties en kostenaandelen ingezette middelenNieuwevakken/profileringPedagogisch/didactischProcesinnovatiesProfes ­sionaliseringvan docentenOnderwijsketeninnovatiesKostenaandeelmanagementKostenaandeelo nderwijzendpersoneelKostenaandeelondersteunendpersoneelKostenaandeelmateriaalSchatting T-waarde Schatting T-waarde Schatting T-waarde Schatting T-waarde-0.00003 0.056 -0.00122 -3.572 0.00042 3.572 0.00083 3.5720.00000 0.005 -0.00009 -0.309 0.00003 0.309 0.00006 0.309-0.00001 0.024 -0.00033 -1.526 0.00011 1.526 0.00022 1.526-0.00002 0.038 -0.00070 -2.432 0.00024 2.432 0.00048 2.4320.00001 -0.031 0.00041 1.959 -0.00014 -1.959 -0.00028 -1.959Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 65


BegrippenlijstApcg-leerlingenLeerling met <strong>een</strong> herkomst uit <strong>een</strong>armoede probleemcumulatiegebied,zoals geregistreerd bij Cfi.Autonome productiviteitsontwikkeling/groeiDe ontwikkeling van de productiviteitdie overblijft na correctie voor explicietgemodelleerde kenmerken van hetproductieproces (zoals schaaleffecten,prijzen ingezette middelen en budget).Het verwijst naar de gevolgen vantechnologische veranderingen,veranderingen in wet- en regelgevingof andere omgevingskenmerken.Autonome ontwikkeling/groeikostenaandelenDe ontwikkeling van de gemiddeldekostenaandelen die overblijft na correctievoor expliciet gemodelleerde kenmerkenvan de kostenstructuur (zoals prijzen vaningezette middelen).Budgetgerestricteerd indirectproductiemodelEen benadering van de productiestructuurin formele termen, waarbij <strong>een</strong> relatiewordt gelegd tussen de verschillendeproductie-indicatoren, prijzen vaningezette middelen, kosten entechnische ontwikkelingen.Constante schaalvoordelenSituatie waarin <strong>een</strong> procentuele toenamevan de inzet van middelen leidt tot <strong>een</strong>gelijke procentuele toename van deproductie of het productievolume.EenpitterZie éénscholenbestuur.EénscholenbestuurEen scholenbestuur waar één <strong>school</strong>onder valt.FusieHet samengaan van instellingen.BestuurOverkoepelende organisatie waartoe<strong>een</strong> of meer brin-nummers behoren.BrinBasis registratie instellingen van allescholen. Aan elke <strong>school</strong> wordt <strong>een</strong>nummer ter identificatie toegekend:het brin-nummer.InnovatieDe introductie van <strong>een</strong> nieuw procesof product en/of <strong>een</strong> substantiëleverandering van <strong>een</strong> bestaand procesof product.InnovatiekrachtDe mate waarin nieuwe ideeën, goederen,diensten en processen worden ingevoerd.66 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


KostenZie totale kosten.zittenblijven, de etniciteit van leerlingenen de mate van verstedelijking.Marginale kostenDe kosten die voortvloeien uit deproductie van <strong>een</strong> extra <strong>een</strong>heid van <strong>een</strong>bepaald type product.MateriaalMateriaal wordt in dit onderzoekgebruikt voor alles wat niet onderpersoneels- of kapitaalkosten valt. Deinzet van materiaal omvat onder andere:dotatie onderhoudsvoorziening, kleinonderhoud en exploitatie, energie enwater, schoonmaak, heffingen, inventaris,apparaten en leermiddelen en overigeniet-personeel- en niet-kapitaalkosten.Materiële kostenKosten die samenhangen met de inzetvan materiaal.MeerscholenbestuurEen meerscholenbestuur is <strong>een</strong>scholenbestuur waar meerdere scholenonder vallen.OnderwijsresultatenEen maat voor de kwaliteit van hetonderwijs van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Onderwijsresultatenworden uitgedrukt in hetgecorrigeerde rendement van de onderbouwen het onvertraagde, (door ons zelf)gecorrigeerde rendement van de ver schillendeonderdelen van de bovenbouw. Decorrectie heeft betrekking op het <strong>school</strong>adviesvan leerlingen, de mate vanOnderwijstypenDeze worden in dit onderzoek gebruiktom het onderscheid tussen verschillendetypen onderwijs aan te geven in hetvoortgezet onderwijs. Het onderscheidwordt bepaald door het onderwijsniveau.Het gaat hier om <strong>een</strong> onderscheid tussende verschillende soorten vmbo, havo envwo.Personeel: managementManagement volgens de indelingvan CASO aangevuld met: hoofd administratie,hoofd interne dienst, hoofdafdeling automatisering, hoofd afdelingfinanciële zaken, hoofd secretariaat ensectorcoördinator.Personeel: onderwijsgevendOnderwijzend personeel volgens CASO.Aangevuld met instructeurs.Personeel: ondersteunendOnderwijsondersteunend personeelvolgens CASO (OOP). Aangevuld mettoezichthouder hoofd bibliotheek/mediatheek,medewerker bibliotheek/mediatheek,controle functionaris anderstaligeleerlingen, maatschappelijke deskundige,psychologisch assistent, stagiair, <strong>school</strong>maatschappelijkwerker. Daarnaast ookbeheerspersoneel, administratiefpersoneel en overige volgens CASO.Aangevuld met technische onder wijsassistent.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 67


PersoneelskostenKosten die samenhangen met de inzet vanpersoneel (inclusief sociale lasten endergelijke).Prijzen ingezette middelenDe kosten per <strong>een</strong>heid ingezet middel.ProductieDe totale toegevoegde waarde voortgebrachtdoor <strong>een</strong> <strong>school</strong>. In dit rapportwordt de productie van <strong>een</strong> <strong>school</strong> weergegevendoor <strong>een</strong> aantal productieindicatoren.Voor ieder onderdeel van de<strong>school</strong>, zoals bijvoorbeeld de onderbouwen de bovenbouw van het vmbo, wordtafzonderlijk <strong>een</strong> productie-indicatorberekend. Iedere productie-indicator is<strong>een</strong> combinatie van het leerlingaantalen de gemiddelde onderwijsresultaten(=rendement) van de leerlingen. Productieheeft dus met de grootte van de <strong>school</strong>,de samenstelling van de <strong>school</strong> en degeleverde onderwijskwaliteit te maken(voor zover te kwantificeren).ProductiestructuurHet geheel van relaties tussen deomvang en samenstelling van deingezette middelen en de omvang ensamenstelling van de productie.Productie-indicatorMaatstaf voor door <strong>een</strong> voorzieningafgeleverde eindproducten.ProductiviteitVerhouding tussen het productievolum<strong>een</strong> het volume van ingezette middelen.Rendement onderbouwHet rendement onderbouw is <strong>een</strong>percentage gebaseerd op de gegevensvan de leerlingen die zijn overgegaanvan leerjaar twee naar leerjaar drie. Hetrendement onderbouw is <strong>een</strong> optellingvan plus- en minpunten. Het feitelijkerendementscijfer wordt door de inspectievan het onderwijs gecorrigeerd voor decombinatie van de adviezen van debasis<strong>school</strong>, de <strong>school</strong>soort waarin dezeleerlingen onderwijs volgen in het derdeleerjaar, en het eventuele zittenblijvenvan deze leerlingen in het eerste entweede leerjaar. Hierbij tellen ook de leerlingenmee die de vestiging na het tweedeleerjaar verlaten hebben en elders in hetderde leerjaar onderwijs zijn gaan volgen.Rendement bovenbouwVan het derde leerjaar naar diplomazonder zittenblijven. Door IPSE Studiesgecorrigeerd voor de mate van stedelijkheidin de gem<strong>een</strong>te waar de <strong>school</strong>gevestigd is en het percentage apcgleerlingenop <strong>een</strong> <strong>school</strong>.SchaaleffectHet effect van de schaal van het budgetop de productie per <strong>een</strong>heid budget.68 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


SchaalelasticiteitDe verandering van de productie dieoptreedt door <strong>een</strong> verandering in hetbudget.SchaalnadeelEen minder dan proportionele veranderingvan de productie die optreedt door <strong>een</strong>verandering in het budget.VragenlijstEnquête die we aan alle scholen in hetvoortgezet onderwijs hebben gestuurd.Hierin vragen we of ze <strong>een</strong> bepaaldeinnovatie hebben ingevoerd en in welk<strong>school</strong>jaar.SchaalvoordeelEen meer dan proportionele veranderingvan de productie die optreedt door <strong>een</strong>verandering in het budget.SchoolDit is in dit rapport gelijk aan <strong>een</strong> brin.Hiertoe kunnen dus meer vestigingenbehoren.Technische ontwikkelingZie autonome productiviteitsontwikkelingen.Totale kostenSom van alle kosten verbonden aan deinzet van middelen in het productieproces.Hieronder vallen dus personeelskostenen materiaalkosten. De kapitaalkosten,huur en afschrijvingen zijn nietmeegenomen in dit onderzoek.VestigingEen onderdeel van <strong>een</strong> brin. Het betreft<strong>een</strong> gebouw van het brin. Een brin kangevestigd zijn op meer vestigingen.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 69


ReferentiesBlank, J., Dumay, A., Haelermans, C., Heezik van,A., Hulst van, B. L., & Koot, P. (2010). Is de ziekte vanBaumol te behandelen? - Een verkennend onderzoek naar demogelijkheden om de productiviteit in de publieke sector tevergroten. Delft: Centrum voor Innovatie en PubliekeSector Efficiëntie Studies.Blank, J. L. T. (2010). Principes van productiviteitsmeting.Elementaire handleiding voor kwantitatief onderzoek naar deproductiviteit, doelmatigheid, effectiviteit en kwaliteit van depublieke sector. Maastricht: Shaker Publishing B.V.Blank, J. L. T., Aa van der, R., van Hulst, B., Koot, P., &van Zutphen, F. (2005). Bureau of lessenaar: Een onderzoeknaar de meting van bureaucratie in onderwijsinstellingen.Rotterdam: ECORYS.Koning, P., & van der Wiel, K. (2010). Kwaliteitsinformatiemiddelbare scholen maakt verschil. EconomischStatistische Berichten, 95(4585), 294-297.Noailly, J., & Koning, P. (2009). Schoolkeuze,concurrentie en kwaliteit in het basisonderwijs.Economisch Statistische Berichten, 94(554), 118-120.Waslander, S. (2007). Leren over Innoveren. Utrecht:<strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>.Wenger, J. W. (2000). What do <strong>school</strong>s produce?Implications of multiple outputs in education.Contemporary Economic Policy, 18(1), 27-36.Blank, J. L. T., Haelermans, C., & van Hulst, B. (2009).Innovatiekracht van het voortgezet onderwijs. Utrecht/Delft:<strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>/Instituut voor Publieke Sector EfficiëntieStudies.Blank, J. L. T., Koot, P. M., & van Hulst, B. (2007a).Overhead of Onderwijs - Een benchmark van de allocatie vanmiddelen in onderwijsinstellingen voor voortgezet onderwijs.Delft/Rotterdam: IPSE Studies/ECORYS.Blank, J. L. T., Koot, P. M., & van Hulst, B. L. (2007b).Basisonderwijs en bureaucratie - Een empirisch onderzoeknaar de allocatie van middelen in basisscholen. Delft/Rotterdam: IPSE Studies/ECORYS.Blank, J. L. T., & van Hulst, B. L. (2009). ProductiveInnovations in Hospitals: An Empirical Research on theRelation betw<strong>een</strong> Technology and Productivity in theDutch Hospital Industry. Health Economics, 18(3), 665-679.Dijkgraaf, E., Geest van der, S. A., & Jong de, J. M. (2008).Effect van concurrentie op de kwaliteit van het HA<strong>VO</strong> enVWO. Rotterdam: SEOR.Grosskopf, S., Hayes, K. J., & Taylor, L. L. (2009). Therelative efficiency of charter <strong>school</strong>s. Annals of Public andCooperative Economics, 80(1), 67-87.Hofman, W. H. A., Hofman, R. H., Dijkstra, B. J., de Boom,J., & Meeuwisse, M. (2007). Innovaties in het voortgezetonderwijs - Een verkenning van innovaties en effecten in hetvoortgezet onderwijs. Groningen/Rotterdam: UOCG &GION/RISBO Contract Research BV.70 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? 71


ColofonOver het InnovatieprojectHet Innovatieproject vande <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong> heeft de af ­gelopen jaren gewerkt aankwaliteitsverbetering vanhet voortgezet onderwijsdoor scholen te faciliterenen te ondersteunen bijinnovatietrajecten.Innovaties met dit doel,afkomstig van scholenzelf, zijn wetenschappelijkonderzocht en onderbouwd.Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>? is <strong>een</strong>publicatie van dr. Jos Blank en Carla Haelermans MSc.in opdracht van het Innovatieproject van de <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>.De auteurs zijn beiden verbonden aan het Centrum voorInnovaties en Publieke Sector Efficiëntie Studies van deTU-Delft.Deze publicatie is te bestellen via www.vo-<strong>raad</strong>.nl.TekstJos Blank, Carla HaelermansRedactieSander Galjaard, Carlijn Harink, Jelma Hoekstra,Esther Horsmans, Peter Lucas en Myra ZweekhorstInnovatieproject <strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>OntwerpOSAGE / communicatie en ontwerp, UtrechtFotografie<strong>VO</strong>-<strong>raad</strong>Joost van VelsenDrukGravo Offset, PurmerendISBN9789081410137Utrecht, januari 201172 Is <strong>een</strong> <strong>innovatieve</strong> <strong>school</strong> <strong>een</strong> <strong>productieve</strong> <strong>school</strong>?


In deze reeks verschenen ook:• Vijf jaar innoveren• Scholen voorop• Op zoek naar talent• ‘En, heb je vandaag nog <strong>een</strong> goedevraag gesteld?’• Het debat over onderwijskwaliteit• Duurzaam vernieuwen• Op Expeditie• Kennisnetwerken• Beter innoveren met kwaliteitszorg• Verder na Slash21• Durven, delen, doen en… doorgevenDeze brochure is gedrukt op FSC papier, door <strong>een</strong> FSC-gecertificeerd bedrijf.FSC, de Forest Stewardship Council (Raad voor Goed Bosbeheer), is <strong>een</strong> internationale organisatie,opgericht in 1993, die verantwoord bosbeheer stimuleert. FSC stelt wereldwijde standaarden voorbosbeheer op, met daaraan gekoppeld <strong>een</strong> keurmerk. Basis voor deze standaarden, die per land ofregio verder worden uitgewerkt, zijn de 10 FSC-principes voor goed bosbeheer. Als boseigenarenzich aan de FSC standaarden houden kan hun bos worden gecertificeerd. Onafhankelijkecontroleurs zien toe op naleving van de regels.


Het begrip productiviteit speelt tegenwoordig <strong>een</strong> belangrijke rol in het onderwijs.Scholen willen met bestaande middelen meer bereiken voor hun organisatie enhun leerlingen. Daarnaast speelt ook het voorspelde lerarentekort mee. Met minderdocenten moeten toch goede prestaties geleverd worden. Een van de mogelijkeoplossingen om de productiviteit te vergroten is het toepassen van innovaties.De vraag is wel of innovaties daadwerkelijk bijdragen aan productiviteitsverbetering.Het is voor scholen en de overheid daarom belangrijk om inzicht te hebben in derelatie tussen innovaties en de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>.Deze studie gaat in op genoemde relatie. We laten zien hoe innovaties, product iviteit,onderwijstype, <strong>school</strong>grootte en de samenstelling van ingezette middelen met elkaarsamenhangen. Er blijkt voor enkele innovatiecategorieën <strong>een</strong> significante relatie tebestaan met de productiviteit van <strong>een</strong> <strong>school</strong>. Deze relatie is <strong>een</strong> aantal gevallenpositief maar in <strong>een</strong> enkel geval ook negatief. Deze studie is <strong>een</strong> vervolg op <strong>een</strong> studieover de verspreiding van innovaties in het voortgezet onderwijs.Deze publicatie is interessant voor ieder<strong>een</strong> die betrokken is bij innovaties in hetvoortgezet onderwijs in Nederland.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!