Besteedbaar <strong>in</strong>komen <strong>Amsterdam</strong>, 1994-2002 (x 1.000 euro)verschil1994-1994 1996 1998 2000 2002 2002gemiddeld besteedbaar <strong>in</strong>komenper persoon met 52 weken <strong>in</strong>komen<strong>Amsterdam</strong> 12,8 13,8 14,8 16,6 19,4 6,6Nederland 13,4 14,0 15,1 16,3 18,6 5,2gestandaardiseerd besteedbaarhuishoudens<strong>in</strong>komen (koopkracht<strong>in</strong>komen)<strong>Amsterdam</strong> 13,3 14,2 15,5 17,4 20,5 7,2Nederland 14,3 15,2 16,5 18,0 21,1 6,8Bron: CBS/Statl<strong>in</strong>eOpvallend is dat het verschil tussen Den Haag enUtrecht (<strong>in</strong> 1950 nog het grootste verschil tussentwee steden) geheel is verdwenen.De stijg<strong>in</strong>g van <strong>Amsterdam</strong>, Utrecht en Rotterdamis deels te verklaren door een toename van hetaantal koopwon<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> deze steden. Hierdoorlijken steden vooral jonge, hoog opgeleideautochtonen langer vast te houden.Nieuwe matenEr zijn verschillende maten voor het bepalenvan de <strong>in</strong>komenspositie van huishoudens en personen.De gangbare maat was tot voor kort hetgemiddeld besteedbaar <strong>in</strong>komen per <strong>in</strong>komenstrekker,waarbij echtparen met hun gezamenlijke<strong>in</strong>komen één <strong>in</strong>komenstrekker vormen. Hetbesteedbaar <strong>in</strong>komen geeft de vrije bested<strong>in</strong>gsruimtevan een persoon of huishouden weer.Maar deze oude def<strong>in</strong>itie van besteedbaar <strong>in</strong>komenis m<strong>in</strong>der geschikt geworden. In de def<strong>in</strong>itiewerd namelijk wel uitgegaan van echtparen enniet van ongehuwd samenwonenden.Daarom wordt <strong>in</strong> het vervolg van deze fact sheetOntwikkel<strong>in</strong>g koopkracht<strong>in</strong>komen per huishouden <strong>in</strong> <strong>Amsterdam</strong>,1994-2002 (<strong>in</strong>dexcijfers; Nederland = 100)gebruik gemaakt van het besteedbaar <strong>in</strong>komenper persoon met 52 weken <strong>in</strong>komen en hetgestandaardiseerd besteedbaar huishoudens<strong>in</strong>komen.Dit laatste <strong>in</strong>komensbegrip wordt ookwel het koopkracht<strong>in</strong>komen van een huishoudengenoemd. Het koopkracht<strong>in</strong>komen geeft niet hetgeldbedrag aan dat een huishouden bestedenkan, maar geeft aan op welk welvaartsniveau dehuishoudensleden zich bev<strong>in</strong>den (zie voor def<strong>in</strong>itiesblz. 7). 1 De focus ligt <strong>in</strong> deze fact sheet opde ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>in</strong>komenspositie tussen1994 en 2002 alsmede – waar beschikbaar – die<strong>in</strong> 2003 en 2004.<strong>Inkomensontwikkel<strong>in</strong>g</strong><strong>in</strong> <strong>Amsterdam</strong>Het gemiddeld besteedbaar <strong>in</strong>komen per persoonmet 52 weken <strong>in</strong>komen is over deze periodegestegen van 12.800 naar 19.400 euro.Het koopkracht<strong>in</strong>komen per huishouden steegeveneens: van 13.300 euro <strong>in</strong> 1994 tot 20.500euro <strong>in</strong> 2002. In 1994 lag dit koopkracht<strong>in</strong>komenper huishouden <strong>in</strong> <strong>Amsterdam</strong> nog 8,7% onderhet landelijk gemiddelde, <strong>in</strong> 2002 nog maar 2,8%.De stijg<strong>in</strong>g was met name tussen 2000 en 2002sterk. Deze stijg<strong>in</strong>g is hoofdzakelijk toe te schrijvenaan de belast<strong>in</strong>gherzien<strong>in</strong>g van 2001 die zorgdevoor een fl<strong>in</strong>ke stijg<strong>in</strong>g van de koopkracht.<strong>Inkomensontwikkel<strong>in</strong>g</strong><strong>in</strong> de stadsdelenEr bestaan grote verschillen tussen de stadsdelenBron: CBS/Statl<strong>in</strong>ewat betreft het gemiddeld besteedbaar <strong>in</strong>komenper persoon met 52 weken <strong>in</strong>komen.In de centrale stadsdelen (b<strong>in</strong>nen de r<strong>in</strong>g A10) zijndeze hoger dan <strong>in</strong> de andere stadsdelen. B<strong>in</strong>nende r<strong>in</strong>g liggen ze <strong>in</strong> de meeste stadsdelenzelfs boven het landelijke gemiddelde. De hoogste<strong>in</strong>komens zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de stadsdelenCentrum (vooral <strong>in</strong> de grachtengordel), Oud-Zuid
Gemiddeld besteedbaar <strong>in</strong>komen per persoon met 52 weken <strong>in</strong>komen, 2002<strong>Amsterdam</strong>: 19.400 euro21.200 – < 35.800 euro19.500 – < 21.200 euro18.300 – < 19.500 euro17.500 – < 18.300 euro15.400 – < 17.500 eurobuiten beschouw<strong>in</strong>gBron: CBS/Statl<strong>in</strong>e/O+S11511010510095908580en ZuiderAmstel. Geuzenveld-Slotermeer enBos en Lommer kennen het laagste gemiddeldbesteedbaar <strong>in</strong>komen per persoon.Het koopkracht<strong>in</strong>komen per huishouden verschilteveneens per stadsdeel. In de centrale stadsdelenen de zuidelijke as (Centrum, Oud-Zuid enZuiderAmstel) ligt het koopkracht<strong>in</strong>komen perhuishouden ruim boven het Nederlandse gemiddeldeen is het verschil met het landelijk gemiddeldes<strong>in</strong>ds 1996 groter geworden.In Slotervaart wijkt de koopkracht het m<strong>in</strong>st af vanhet landelijke gemiddelde, de koopkracht is hiertussen 1996 en 2002 wel iets achteruit gegaan.Koopkracht<strong>in</strong>komen, 1996-2002 (<strong>in</strong>dexcijfers; Nederland = 100)1996199820002002Nederland <strong>Amsterdam</strong> Centrum Geuzenveld-SlotermeerWestelijke Tu<strong>in</strong>steden, <strong>Amsterdam</strong>-Noord en ZuidoostBron: CBS/Statl<strong>in</strong>eDe koopkracht was <strong>in</strong> 2002 het laagste <strong>in</strong> destadsdelen Bos en Lommer (19,0% onder hetlandelijke gemiddelde) en Geuzenveld-Slotermeer(15,6% lager).Geuzenveld-Slotermeer kende de grootste dal<strong>in</strong>g<strong>in</strong> koopkracht, met 2,4% tussen 1996 en 2002.De stadsdelen Zeeburg en Centrum kenden dehoogste procentuele stijg<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> koopkracht met15,0 resp. 8,3%. In Zeeburg was de stijg<strong>in</strong>g metname te danken aan de bouw van nieuwe duurderewon<strong>in</strong>gen op de Oostelijke eilanden.Inkomensverdel<strong>in</strong>gHet aandeel huishoudens <strong>in</strong> <strong>Amsterdam</strong> met lage<strong>in</strong>komens (de laagste 40% van de landelijke verdel<strong>in</strong>g2 ) is <strong>in</strong> de periode 1998-2002 gedaald van57% naar 54%.Daarb<strong>in</strong>nen is het aandeel huishoudens met deallerlaagste <strong>in</strong>komens (de laagste 10%) – metname tussen 2000 en 2002 – juist toegenomenonder <strong>in</strong>vloed van de economische neergangna 2000, die <strong>in</strong> <strong>Amsterdam</strong> blijkbaar sterker doorwerktedan <strong>in</strong> de rest van Nederland.Het aandeel midden- en hoge <strong>in</strong>komens <strong>in</strong><strong>Amsterdam</strong> is licht gestegen, met 1,4 resp. 1,2%.Deze stijg<strong>in</strong>g wordt mede veroorzaakt door eenstijg<strong>in</strong>g van het aandeel hoog opgeleide jongeautochtonen en westerse allochtonen <strong>in</strong> de stad.Los van de schommel<strong>in</strong>gen veroorzaakt doorde conjunctuur lijkt de belangrijkste trend een