13.07.2015 Views

Quantummechanica en (niet-)lokaliteit 1 Lokale commutativiteit

Quantummechanica en (niet-)lokaliteit 1 Lokale commutativiteit

Quantummechanica en (niet-)lokaliteit 1 Lokale commutativiteit

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Quantummechanica</strong> <strong>en</strong> (<strong>niet</strong>-)<strong>lokaliteit</strong>Willem M. de MuynckTheoretische Natuurkunde, Technische Universiteit Eindhov<strong>en</strong>,e-mail: W.M.d.Muynck@tue.nl,Homepage: http://www.phys.tue.nl/ktn/Wim/muynck.htmfebruari 20061 <strong>Lokale</strong> <strong>commutativiteit</strong>To<strong>en</strong> ik, ter voorbereiding van mijn proefschrift [1] (zie ook [2]), begon met de bestuderingvan het <strong>lokaliteit</strong>sprobleem in de quantummechanica was het mijn bedoelingaan te ton<strong>en</strong> dat de quantummechanica e<strong>en</strong> lokaal-causale theorie 1 is. Er was alleaanleiding om dit te gelov<strong>en</strong>, want het probleem van de gezam<strong>en</strong>lijke meting van observabel<strong>en</strong>(coïncid<strong>en</strong>tie-meting) in causaal gescheid<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> leek slechts e<strong>en</strong> speciaalgeval te zijn van de gezam<strong>en</strong>lijke meting van compatibele observabel<strong>en</strong> (corresponder<strong>en</strong>dmet commuter<strong>en</strong>de hermitische operator<strong>en</strong>). Voor zulke meting<strong>en</strong> geldtdat de marginal<strong>en</strong> p A1 A 2(a 1 ) := ∑ a 2p A1 A 2(a 1 , a 2 ) <strong>en</strong> p A1 A 2(a 2 ) := ∑ a 1p A1 A 2(a 1 , a 2 )van de gezam<strong>en</strong>lijke kansverdeling p A1 A 2(a 1 , a 2 ) (waarin A i , i = 1, 2 compatibele observabel<strong>en</strong>zijn met eig<strong>en</strong>waard<strong>en</strong> aangeduid door resp. a 1 <strong>en</strong> a 2 ; er is in de notatierek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de mogelijkheid dat de kansverdeling<strong>en</strong> ook kunn<strong>en</strong> afhang<strong>en</strong>van de meetopstelling) voldo<strong>en</strong> aan[A 1 , A 2 ] − = O →{pA1 A 2(a 1 ) = p A1 (a 1 ),p A1 A 2(a 2 ) = p A2 (a 2 ).(1)Gelijktijdige meting, waarin A 1 <strong>en</strong> A 2 betrekking hebb<strong>en</strong> op hetzelfde tijdstip, ishiervan e<strong>en</strong> speciaal geval. Toegepast op lokale observabel<strong>en</strong>, gemet<strong>en</strong> in causaalgescheid<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2, geldt de <strong>commutativiteit</strong> van A 1 <strong>en</strong> A 2 op grond vanhet postulaat van lokale <strong>commutativiteit</strong>. Dit postulaat impliceert <strong>niet</strong> alle<strong>en</strong> datde kansverdeling in het <strong>en</strong>e gebied <strong>niet</strong> afhangt van de meetopstelling in het anderegebied (dit wordt wel parameter-onafhankelijkheid g<strong>en</strong>oemd), maar ook onafhankelijkheidvan de in het andere gebied verkreg<strong>en</strong> meetuitkomst<strong>en</strong> (uitkomstonafhankelijkheid,<strong>niet</strong> te verwarr<strong>en</strong> met statistische onafhankelijkheid). Voor lokaleobservabel<strong>en</strong>, gemet<strong>en</strong> in causaal gescheid<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> de relaties (1) word<strong>en</strong>opgevat als <strong>lokaliteit</strong>sconditiesp A1 A 2(a 1 ) = p A1 B 2(a 1 ) = p A1 (a 1 ),p A1 A 2(a 2 ) = p B1 A 2(a 2 ) = p A2 (a 2 ),(2)1 Enigszins slordig wordt dit vaak afgekort tot ‘lokale theorie’.1


waar B 1 e<strong>en</strong> andere lokale observabele is in gebied 1, die <strong>niet</strong> met A 1 hoeft tecommuter<strong>en</strong> (<strong>en</strong> analoog voor A 2 <strong>en</strong> B 2 ).Er was –<strong>en</strong> is– ge<strong>en</strong> empirische red<strong>en</strong> om te twijfel<strong>en</strong> aan de geldigheid van derelaties (1) <strong>en</strong> (2). Daarom was het in eerste instantie nogal onverwacht dat mijnpoging<strong>en</strong> om deze relaties te bewijz<strong>en</strong> door rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de invloed vanhet meetproces, blek<strong>en</strong> te fal<strong>en</strong>. Bijvoorbeeld in het geval van de quantumelektrodynamicablek<strong>en</strong> vacuumfluctuatieterm<strong>en</strong> (empirisch relevant, want verantwoordelijkvoor de Lamb-verschuiving) aanleiding te kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> tot afwijking<strong>en</strong> van (1) <strong>en</strong>(2). Soortgelijke afwijking<strong>en</strong> war<strong>en</strong> reeds eerder geconstateerd door Ruijs<strong>en</strong>aars<strong>en</strong> Hegerfeld [3, 4], die tev<strong>en</strong>s aantoond<strong>en</strong> dat deze afwijking<strong>en</strong> onder normale laboratoriumconditiesonwaarneembaar klein zijn. Dit betek<strong>en</strong>t dat voor praktischedoeleind<strong>en</strong> de quantummechanica wel kan word<strong>en</strong> beschouwd als lokaal, maar dater toch e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel <strong>lokaliteit</strong>sprobleem zou kunn<strong>en</strong> bestaan, dat zich slechtsvoordoet bij extreem nauwkeurige meting.Het is belangrijk hier op te merk<strong>en</strong> dat wat is aangetoond, is dat de quantummechanicae<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-lokale theorie is, <strong>niet</strong> dat de werkelijkheid <strong>niet</strong>-lokaal zou zijn (inde zin dat experim<strong>en</strong>teel <strong>niet</strong> voldaan zou zijn aan (1) <strong>en</strong> (2)). Terugkom<strong>en</strong>d op hetvoorbeeld van de vacuumfluctuatieterm<strong>en</strong> in de quantumelektrodynamica, valt hetop dat het ook eig<strong>en</strong>lijk helemaal <strong>niet</strong> te verwacht<strong>en</strong> is dat deze laatste theorie e<strong>en</strong>lokaal karakter heeft. Immers, e<strong>en</strong> elektron is in deze theorie ge<strong>en</strong> puntmassa; devacuumfluctuaties zijn e<strong>en</strong> intrinsiek onderdeel van het “aangeklede” fysische elektron,dat zich in ess<strong>en</strong>tie over de hele ruimte uitstrekt. De quantumelektrodynamicalijkt daarom helemaal <strong>niet</strong> in staat om “echt” lokale process<strong>en</strong> (zo die bestaan) tebeschrijv<strong>en</strong>.De overe<strong>en</strong>komst met de klassieke theorie van starre licham<strong>en</strong> dringt zich hieraan ons op: ook dit is e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-lokale theorie, want in e<strong>en</strong> star lichaam heeft e<strong>en</strong>verstoring volg<strong>en</strong>s deze theorie e<strong>en</strong> oneindig grote voortplantingssnelheid. Uiteraardhoeft dit <strong>niet</strong> te betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat zulke voortplantingssnelhed<strong>en</strong> ook in werkelijkheidbestaan: “echt” starre licham<strong>en</strong> bestaan waarschijnlijk <strong>niet</strong> in werkelijkheid. Hetbetek<strong>en</strong>t slechts dat de theorie van starre licham<strong>en</strong> e<strong>en</strong> te grove b<strong>en</strong>adering is van dewerkelijkheid om relevant te zijn voor de interne dynamica van e<strong>en</strong> “star” lichaam,zoals bijvoorbeeld e<strong>en</strong> biljartbal. Het is <strong>niet</strong> uitgeslot<strong>en</strong> dat iets dergelijks ookgeldt voor de quantumelektrodynamica, of zelfs voor de quantummechanica in hetalgeme<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong> is de quantummechanica ge<strong>en</strong> complete theorie in de zin datdeze e<strong>en</strong> exacte beschrijving geeft van de werkelijkheid, maar geeft ze slechts e<strong>en</strong>beschrijving van de werkelijkheid die geldig is voor zover voldaan is aan bepaaldeexperim<strong>en</strong>tele restricties (analoog aan de restrictie op de meetnauwkeurigheid, dietoelaat dat de klassieke theorie van starre licham<strong>en</strong> wordt toegepast op e<strong>en</strong> biljartbal,waarvan de voorzijde in werkelijkheid <strong>niet</strong> instantaan in beweging komt wanneer hijaan de achterzijde wordt aangestot<strong>en</strong> (al zal e<strong>en</strong> biljarter daar <strong>niet</strong>s van merk<strong>en</strong>)).Misschi<strong>en</strong> is de hierbov<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> van de quantummechanica eerder2


e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aardigheid van het mathematische formalisme van deze theorie dan e<strong>en</strong>k<strong>en</strong>merk van de fysische werkelijkheid.2 Fysische <strong>en</strong> metafysische <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>Het <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem, voortkom<strong>en</strong>d uit EPR <strong>en</strong> Bell, is <strong>niet</strong> hetzelfde als watin par. 1 is besprok<strong>en</strong>. Waar het daar ging om afwijking<strong>en</strong> van de <strong>lokaliteit</strong>scondities(2), zijn deze condities nu juist het uitgangspunt. Wanneer er dan tóch sprake is van<strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>, gaat het k<strong>en</strong>nelijk om iets dat wordt geacht sam<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> gaanmet deze condities: het is e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> die (2) intact laat. De teg<strong>en</strong>stelling isnu: <strong>lokaliteit</strong> op het statistische niveau van de kansverdeling<strong>en</strong> (uitgedrukt door (2))versus <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> op het niveau van het individuele object. Het feit dat alle<strong>en</strong>de kansverdeling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>niet</strong> de individuele meetuitkomst<strong>en</strong>, voor empirische toetsingop<strong>en</strong> staan, stempelt de hier bedoelde versie van het <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem weltot e<strong>en</strong> nogal metafysische aangeleg<strong>en</strong>heid: er is op het (empirische) niveau van dekansverdeling<strong>en</strong> <strong>niet</strong>s van die <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> te merk<strong>en</strong>. Als er al sprake is van <strong>niet</strong><strong>lokaliteit</strong>,dan kan dit slechts betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de individuele meetuitkomst<strong>en</strong> in e<strong>en</strong>lange reeks van meting<strong>en</strong> (<strong>en</strong>semble) erdoor e<strong>en</strong> andere volgorde kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>; derelatieve frequ<strong>en</strong>ties blijv<strong>en</strong> onveranderd. Ter onderscheiding van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> ophet niveau van de relatieve frequ<strong>en</strong>ties (in de vorm van sch<strong>en</strong>ding van (2)) wordt dezesoort van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> vaak aangeduid met zulke exotische term<strong>en</strong> als ‘passion-at-adistance’(in plaats van ‘action-at-a-distance’) [5], ‘nonseparabiliteit’ [6] of ‘peacefulcoexist<strong>en</strong>ce’ [7]. Voor e<strong>en</strong> empirist is het feit dat deze <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> zich verbergt ophet statistische niveau van de quantummechanica red<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oeg om deze met <strong>en</strong>igereserve te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>.We besprek<strong>en</strong> nu hoe het mogelijk is geweest dat er dan toch voor veel fysicie<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem is ontstaan. Voor de EPR- <strong>en</strong> Bell-problematiek is ditverschill<strong>en</strong>d. Onze conclusie zal in beide gevall<strong>en</strong> weer zijn dat het zeer de vraagis of deze <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> iets met de fysische werkelijkheid te mak<strong>en</strong> heeft; het <strong>niet</strong><strong>lokaliteit</strong>sprobleemlijkt eerder e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aardigheid van de theorie (interpretatie vande quantummechanica bij EPR, resp. verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie bij Bell). E<strong>en</strong>belangrijke red<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> kritisch onderzoek van deze problematiek is het metafysischekarakter van de <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>, dat veel overe<strong>en</strong>komst vertoont met dat vande wereldether die door Einstein om deze red<strong>en</strong> in 1905 uit de fysica is uitgebann<strong>en</strong>.Het zal dan ook zeker ge<strong>en</strong> toeval zijn dat het juist Einstein is geweest die het<strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>saspect als eerste heeft aangevoerd bij zijn kritiek op de Kop<strong>en</strong>haagseinterpretatie van de quantummechanica, uitgeoef<strong>en</strong>d aan de hand van het welbek<strong>en</strong>deEinstein-Podolsky-Ros<strong>en</strong> (EPR)-experim<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> die (overig<strong>en</strong>s op <strong>niet</strong> geheelovertuig<strong>en</strong>de wijze) heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> sprake van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> hoeft tezijn.3


3 (Niet-)<strong>lokaliteit</strong> <strong>en</strong> het EPR-experim<strong>en</strong>tLat<strong>en</strong> we ons, t<strong>en</strong>einde dit nader te bekijk<strong>en</strong>, allereerst in herinnering br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> watde aanleiding tot het EPR-artikel [8] is geweest. Dat is het Kop<strong>en</strong>haagse idee datde quantummechanica compleet is, in de zin dat het onmogelijk is e<strong>en</strong> nog gedetailleerderbeschrijving van de werkelijkheid te gev<strong>en</strong>. In het bijzonder werd hetonmogelijk geacht de quantummechanische beschrijving te completer<strong>en</strong> door middelvan de aanname dat plaats <strong>en</strong> impuls voor ieder deeltje tegelijkertijd welbepaaldewaard<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, die echter bij herhaalde meting zodanige spreiding verton<strong>en</strong> datis voldaan aan de onzekerheidsrelaties van Heis<strong>en</strong>berg 2 . Einstein had zich tot doelgesteld aan te ton<strong>en</strong> dat zo’n statistische interpretatie van de onzekerheidsrelatieswel degelijk mogelijk is, <strong>en</strong> dat de quantummechanica daarom <strong>niet</strong> compleet is.Aan het EPR-experim<strong>en</strong>t ging e<strong>en</strong> langdurige discussie tuss<strong>en</strong> Bohr <strong>en</strong> Einsteinvooraf, waarbij Einstein probeerde meting<strong>en</strong> te verzinn<strong>en</strong> waarmee de onzekerheidsrelatiesvan Heis<strong>en</strong>berg kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschond<strong>en</strong>. Maar Bohr kon steeds lat<strong>en</strong>zi<strong>en</strong> dat er sprake was van e<strong>en</strong> meetverstoring die Einstein’s poging<strong>en</strong> dwarsboomde.Deze meetverstoring was volg<strong>en</strong>s Bohr ge<strong>en</strong> toevalligheid, maar e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiëelgevolg van het feit dat de constante van Planck ongelijk nul is. De meetverstoringwas volg<strong>en</strong>s hem <strong>niet</strong> te eliminer<strong>en</strong>. Hierdoor zou het ook <strong>niet</strong> meer mogelijk zijne<strong>en</strong> duidelijk onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> object <strong>en</strong> meetapparaat. E<strong>en</strong> andere manierom dit uit te drukk<strong>en</strong>, is Bohr’s idee dat e<strong>en</strong> quantummechanische observabeleslechts welgedefiniëerd is als de betreff<strong>en</strong>de observabele daadwerkelijk wordt gemet<strong>en</strong>:het is e<strong>en</strong> contextuele eig<strong>en</strong>schap. De quantummechanica is in Bohr’s visie e<strong>en</strong>theorie die het microscopische object <strong>niet</strong> beschrijft zoals het onafhankelijk van <strong>en</strong>igemeting is, maar zoals het is in de context van de meetopstelling. Deze formuleringstaat aan de basis van het Kop<strong>en</strong>haagse idee dat zo’n object voorafgaand aan demeting ge<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> heeft, maar de met de meetopstelling corresponder<strong>en</strong>deeig<strong>en</strong>schap verwerft op het mom<strong>en</strong>t van de meting (cf. Jordan [11]).Voor Einstein was dit onacceptabel. Het idee dat e<strong>en</strong> deeltje onmiddellijk voorafgaandaan de meting zich <strong>niet</strong> ter plaatse van de detector zou hebb<strong>en</strong> bevond<strong>en</strong>,maar daarin door de meting a.h.w. wordt gematerialiseerd, moet teg<strong>en</strong> zijn opvattingvan causaliteit zijn ingegaan. Volg<strong>en</strong>s hem was het doel van de fysica het gev<strong>en</strong>van e<strong>en</strong> beschrijving van de objectieve fysische werkelijkheid, zoals deze is, onafhankelijkvan <strong>en</strong>ige interactie met e<strong>en</strong> meetinstrum<strong>en</strong>t. Het EPR-experim<strong>en</strong>t moetword<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ultieme poging van Einstein om iets te zegg<strong>en</strong> over de objectievewerkelijkheid <strong>en</strong> onder Bohr’s hierbov<strong>en</strong> vermelde meetverstoringsargum<strong>en</strong>t2 Om de discussie <strong>en</strong>igszins te beperk<strong>en</strong> gaan we hier voorbij aan de twijfelachtige rol die aande onzekerheidsrelaties van Heis<strong>en</strong>berg werd toegedacht bij de mathematische beschrijving vanhet idee van complem<strong>en</strong>tariteit in de zin van wederzijdse verstoring bij gezam<strong>en</strong>lijke meting vanincompatibele observabel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van elkaar uitsluit<strong>en</strong>de meetopstelling<strong>en</strong> (zie hiervoor bijvoorbeeldde Muynck [9, 10]; ook: http://www.phys.tue.nl/ktn/Wim/muynck.htm).4


A A J = F F = H = = J L H : B 2 : Figuur 1: Het EPR-experim<strong>en</strong>t. uit te kom<strong>en</strong>. Het experim<strong>en</strong>t is zodanig geconstrueerd dat het e<strong>en</strong> observabele lijktte kunn<strong>en</strong> met<strong>en</strong> zonder dat er interactie is tuss<strong>en</strong> object <strong>en</strong> meetapparaat. Daarmeezou Bohr’s belangrijkste wap<strong>en</strong> hem uit hand<strong>en</strong> zijn geslag<strong>en</strong>.De manier waarop Einstein dit probeerde te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong> in het EPR-experim<strong>en</strong>tis als volgt (cf. figuur 1): meet aan e<strong>en</strong> deeltjespaar e<strong>en</strong> observabele van deeltje 1(bijvoorbeeld de plaats X 1 ); kies de quantummechanische toestand van het deeltjespaarzodanig dat de meetuitkomst<strong>en</strong> x 1 van deze observabele strikt gecorreleerd zijnmet de meetuitkomst<strong>en</strong> x 2 van de corresponder<strong>en</strong>de observabele X 2 van deeltje 2;zorg ervoor dat voldaan is aan de <strong>lokaliteit</strong>sconditie dat op het mom<strong>en</strong>t van meting(van X 1 ) deeltje 2 ver verwijderd is van deeltje 1, zodat er ge<strong>en</strong> interactie is tuss<strong>en</strong>het meetapparaat <strong>en</strong> deeltje 2. We krijg<strong>en</strong> dan volg<strong>en</strong>s Einstein informatie overde individuele waarde x 2 van de plaats van deeltje 2 zonder dat dit laatste deeltjewordt verstoord door de meting aan deeltje 1. Voor Einstein was het feit dat e<strong>en</strong>naderhand uitgevoerde meting van X 2 ook inderdaad met zekerheid de waarde x 2van deze observabele oplevert die kan word<strong>en</strong> voorspeld op basis van de meetuitkomstx 1 van de eerder gemet<strong>en</strong> observabele X 1 , aanleiding om deze informatie tebeschouw<strong>en</strong> als betrekking hebb<strong>en</strong>d op e<strong>en</strong> objectieve eig<strong>en</strong>schap van deeltje 2 (hetroemruchte elem<strong>en</strong>t van fysische realiteit).De toestand van het twee-deeltjessysteem kan zodanig word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> dat <strong>niet</strong>alle<strong>en</strong> de plaats-observabel<strong>en</strong>, maar ook de impuls-observabel<strong>en</strong> van de deeltjes striktzijn gecorreleerd. Wanneer we op analoge wijze de impuls P X1 van deeltje 1 zoud<strong>en</strong>met<strong>en</strong> (in plaats van de plaats-observabele X 1 ), dan zoud<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> (ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>sobjectieve) waarde p X2 van de impuls van deeltje 2 vind<strong>en</strong>. Omdat er ge<strong>en</strong> informatiewordt overgebracht naar deeltje 2 omtr<strong>en</strong>t wélke observabele aan deeltje 1wordt gemet<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> we volg<strong>en</strong>s Einstein welbepaalde (hoewel deels onbek<strong>en</strong>de)waard<strong>en</strong> van zowel de plaats als de impuls aan e<strong>en</strong> individueel deeltje 2 toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>als objectieve eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> die het deeltje reeds voorafgaand aan de meting bezat.Dus moet de quantummechanica incompleet zijn. Dit is, ontdaan van alle toeters<strong>en</strong> bell<strong>en</strong>, de boodschap van het EPR-artikel.Bohr’s antwoord [12] op EPR ging helaas nauwelijks in op de <strong>lokaliteit</strong>sconditie.Het was eig<strong>en</strong>lijk slechts e<strong>en</strong> herhaling van zijn reacties op eerdere poging<strong>en</strong> vanEinstein: volg<strong>en</strong>s Bohr zag Einstein over het hoofd dat er ook nu sprake was van5


elkaar wederzijds uitsluit<strong>en</strong>de meetopstelling<strong>en</strong> (namelijk die voor de meting vande plaats X 1 dan wel de impuls P X1 van deeltje 1). Daarmee was voor Bohr dekous min of meer af. Zo <strong>niet</strong> voor Einstein [13], die inzag dat Bohr, t<strong>en</strong>einde decompleetheid van de quantummechanica op deze manier te redd<strong>en</strong>, moest aannem<strong>en</strong>dat de meetinteractie dan e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-lokaal karakter moet hebb<strong>en</strong>, daar het in de EPRred<strong>en</strong>eringimmers ging om welbepaalde waard<strong>en</strong> van plaats <strong>en</strong> impuls van deeltje 2(dus <strong>niet</strong> van deeltje 1). Toepassing van Bohr’s idee dat de meetcontext van belangis voor het definiër<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> observabele van deeltje 2 (<strong>en</strong> om dát deeltje ging hetEinstein), vereist dat de meetcontext voor de meting aan deeltje 1 ook als zodanigvan toepassing is op deeltje 2. Dit laatste deeltje was echter door Einstein zorgvuldigbuit<strong>en</strong> de sfeer van de meetinteractie gehoud<strong>en</strong> (ervan uitgaande dat deze interactiee<strong>en</strong> lokaal karakter heeft).Daarmee werd het <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem gebor<strong>en</strong>. Einstein zelf me<strong>en</strong>de dathet <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem zich <strong>niet</strong> voordeed als m<strong>en</strong> aannam dat, net als in deklassieke mechanica, de deeltjes al voorafgaand aan de meting welbepaalde waard<strong>en</strong>van plaats <strong>en</strong> impuls hadd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> als de quantummechanica werd gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> statistischebeschrijving van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>semble (in plaats van de Kop<strong>en</strong>haagse probabilistischebeschrijving van e<strong>en</strong> individueel deeltje). De betek<strong>en</strong>is van het EPR-probleem konvolg<strong>en</strong>s Einstein [13] word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat door de keuzemogelijkheid: ‘incompleetheidvan de quantummechanica’ óf ‘<strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>’. M<strong>en</strong> kon met Bohr uitgaan van‘compleetheid van de quantummechanica’, maar dan was m<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> tot hetaccepter<strong>en</strong> van ‘<strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>’; óf m<strong>en</strong> kon uitgaan van ‘<strong>lokaliteit</strong>’, in welk geval m<strong>en</strong>‘incompleetheid van de quantummechanica’ moest aannem<strong>en</strong>. Beide opties zoud<strong>en</strong>op<strong>en</strong> zijn, maar Einstein prefereerde uiteraard de tweede optie, omdat hij daarmeede “spooky actions at a distance” kon vermijd<strong>en</strong>.Door de fysische geme<strong>en</strong>schap werd algeme<strong>en</strong> Einstein’s keuze verworp<strong>en</strong>. Dat iswaarschijnlijk voor e<strong>en</strong> belangrijk deel het gevolg van de grote invloed van de belangrijkstefilosofische stroming van dat mom<strong>en</strong>t, het logisch empirisme, waardoor er veelkritiek was op het metafysische karakter van Einstein’s objectivistisch-realistischeinterpretatie van de quantummechanische observabel<strong>en</strong> 3 . Ook had Bohr t<strong>en</strong> gevolgevan zijn nadruk op de meting de empiristische wind mee (overig<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> onrechte,want Bohr’s interpretatie van quantummechanische observabel<strong>en</strong> was, vanwege d<strong>en</strong>iet-<strong>lokaliteit</strong>, nauwelijks minder metafysisch dan Einstein’s interpretatie). Zonderde door het empirisme aangewakkerde angst voor metafysica zou, als gevolg van degrote overe<strong>en</strong>komst van Einstein’s opvatting met de vertrouwde klassieke mechanica,vóór 1967 di<strong>en</strong>s keuze voor m<strong>en</strong>ig fysicus mogelijk aantrekkelijker zijn geweest dandie van Bohr. Het EPR-experim<strong>en</strong>t kon immers word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> selectie van3 Deze interpretatie wordt wel aangeduid in term<strong>en</strong> van ‘de quantummechanica als verborg<strong>en</strong>variabel<strong>en</strong>theorie’,waarin de observabel<strong>en</strong> de rol van verborg<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Ook e<strong>en</strong> doorvon Neumann [14] gegev<strong>en</strong> “bewijs” dat verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën <strong>niet</strong> mogelijk zoud<strong>en</strong> zijn,had, t<strong>en</strong> gevolge van di<strong>en</strong>s grote autoriteit, veel invloed. Dit “bewijs” bleek overig<strong>en</strong>s later <strong>niet</strong> tedeug<strong>en</strong>.6


deel<strong>en</strong>sembles van deeltjes 2 op basis van meetuitkomst<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> metbehulp van (herhaalde) meting<strong>en</strong> aan id<strong>en</strong>tiek geprepareerde copieën van deeltje 1.Daar is ook <strong>niet</strong>s <strong>niet</strong>-lokaals aan, want om de selectie van e<strong>en</strong> deeltje 2 te kunn<strong>en</strong>uitvoer<strong>en</strong>, is informatie nodig omtr<strong>en</strong>t het meetresultaat van het corresponder<strong>en</strong>dedeeltje 1, <strong>en</strong> deze informatie kan op klassieke, lokaal/causale wijze overgestuurdword<strong>en</strong>.Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> impliceerde Bohr’s contextualistische interpretatie dat die informatieinstantaan werd overgebracht (vergelijk Jordan’s hierbov<strong>en</strong> vermelde opvatting).Het <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem speelde in deze tijd in de discussie echter nauwelijks e<strong>en</strong>rol, mogelijk ook doordat het door Bohr werd toegedekt met behulp van één vanzijn meest ondoorgrondelijke uitsprak<strong>en</strong> [12]:“Of course there is [...] no question ofa mechanical disturbance of the system [i.e. deeltje 2, WMdM] under investigationduring the last critical stage of the measuring procedure [i.e. terwijl deeltje 1wisselwerkt met het meetapparaat <strong>en</strong> de deeltjes dus ver van elkaar verwijderd zijn,WMdM]. But ev<strong>en</strong> at this stage there is ess<strong>en</strong>tially the question of an influ<strong>en</strong>ceon the very conditions which define the possible types of predictions regarding thefuture behavior of the system [cursivering in het origineel, WMdM].” E<strong>en</strong> verwerpingvan Bohr’s antwoord aan EPR op basis van het metafysische karakter van d<strong>en</strong>iet-<strong>lokaliteit</strong> zou misschi<strong>en</strong> zelfs meer in de empiristische rede hebb<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> dane<strong>en</strong> verwerping van Einstein’s metafysica.De keuze teg<strong>en</strong> Einstein’s interpretatie werd eig<strong>en</strong>lijk pas in 1967 op wiskundigewijze gerechtvaardigd door het theorema van Koch<strong>en</strong> <strong>en</strong> Specker [15], dat aantoondedat het <strong>niet</strong> mogelijk is dat alle quantummechanische observabel<strong>en</strong> onafhankelijk vande meting tegelijkertijd welbepaalde waard<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> 4 . Dit theorema heeft <strong>niet</strong>s temak<strong>en</strong> met (<strong>niet</strong>-)<strong>lokaliteit</strong> (het geldt met name ook als alle observabel<strong>en</strong> betrekkinghebb<strong>en</strong> op één <strong>en</strong> hetzelfde deeltje), maar is het gevolg van de typische teg<strong>en</strong>stellingdie er bestaat tuss<strong>en</strong> het klassieke idee dat alle fysische groothed<strong>en</strong> compatibel zijn,<strong>en</strong> de quantummechanische Hilbertruimtestructuur. De discussie tuss<strong>en</strong> Bohr <strong>en</strong>Einstein ging over de oorzaak van incompatibiliteit van observabel<strong>en</strong>, waarbij Bohrde invloed van de meting van doorslaggev<strong>en</strong>d belang achtte. Zoals te verwacht<strong>en</strong>was, is het verschil tuss<strong>en</strong> klassieke mechanica <strong>en</strong> quantummechanica geleg<strong>en</strong> in hetbestaan van incompatibele observabel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de vraag of deze gelijktijdig welbepaaldewaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Hoe graag we, mét Einstein, ook zoud<strong>en</strong> will<strong>en</strong> datde quantummechanica e<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid beschrijft, Bohr’s contextualismelijkt toch de meest voor de hand ligg<strong>en</strong>de verklaring te gev<strong>en</strong> van die quantummechanischeincompatibiliteit. Inderdaad mog<strong>en</strong> we <strong>niet</strong> verget<strong>en</strong> dat alle empirische4 Later zijn aanzi<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong>voudiger bewijz<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> door Gre<strong>en</strong>berger, Horne, Shimony <strong>en</strong>Zeilinger [16], Mermin [17, 18, 19] <strong>en</strong> Peres [20]. Overig<strong>en</strong>s moet word<strong>en</strong> opgemerkt, dat dittheorema <strong>niet</strong> het <strong>niet</strong>-bestaan van <strong>en</strong>ig ‘elem<strong>en</strong>t van fysische realiteit’ aantoont, maar slechts datdeze laatste <strong>niet</strong> door quantummechanische observabel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerepres<strong>en</strong>teerd. Het laatonverlet de mogelijkheid van het bestaan van <strong>niet</strong>-quantummechanische ‘elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van fysischerealiteit’.7


k<strong>en</strong>nis die we over de microscopische werkelijkheid hebb<strong>en</strong>, is verkreg<strong>en</strong> door middelvan directe interactie met e<strong>en</strong> meetapparaat.In de context van het EPR-experim<strong>en</strong>t wordt Bohr’s contextualisme vaak opgevatin de hierbov<strong>en</strong> door Einstein afgewez<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-lokale zin. Het is echter <strong>niet</strong> goedin te zi<strong>en</strong> hoe <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> e<strong>en</strong> rol zou kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Immers, incompatibiliteit ise<strong>en</strong> typisch lokale aangeleg<strong>en</strong>heid (volg<strong>en</strong>s het postulaat van lokale <strong>commutativiteit</strong>kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> observabel<strong>en</strong> incompatibel zijn, die behor<strong>en</strong> tot causaal verbond<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong>).Vandaar dat incompatibiliteit wordt geassociëerd met de mogelijkheid vanonderlinge beïnvloeding bij gezam<strong>en</strong>lijke meting. Het door EPR geïnduceerde <strong>niet</strong><strong>lokaliteit</strong>sprobleemlijkt echter te mak<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> met onderlinge beïnvloeding bijgezam<strong>en</strong>lijke meting van compatibele observabel<strong>en</strong>. Dit is e<strong>en</strong> tweede red<strong>en</strong> om dit<strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem met <strong>en</strong>ig wantrouw<strong>en</strong> te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>. Het is jammer dat EPR,in plaats van de observabel<strong>en</strong> X 1 , P X1 , X 2 , P X2 , <strong>niet</strong> de observabel<strong>en</strong> X 1 , P X1 , Y 1 , P Y1hebb<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> (d.w.z. met overe<strong>en</strong>komstige commutatierelaties als de actueel gekoz<strong>en</strong>observabel<strong>en</strong>, maar betrekking hebb<strong>en</strong>d op één <strong>en</strong> hetzelfde deeltje). Dan zoude EPR-red<strong>en</strong>ering geheel dezelfde kunn<strong>en</strong> zijn geweest, zonder dat er ooit sprakezou zijn geweest van <strong>en</strong>ige <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>. In dat geval zou mogelijk reeds in1935 de nadruk meer zijn kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong> op de door het Koch<strong>en</strong>-Specker-theoremab<strong>en</strong>adrukte onmogelijkheid e<strong>en</strong> quantummechanische observabele te zi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> objectieveeig<strong>en</strong>schap van e<strong>en</strong> microscopisch object.We zoud<strong>en</strong> dus EPR kunn<strong>en</strong> verwijt<strong>en</strong> het (<strong>niet</strong>-)<strong>lokaliteit</strong>sprobleem op e<strong>en</strong> oneig<strong>en</strong>lijkemanier in de discussie te hebb<strong>en</strong> geïntroduceerd, daarmee de aandachtafleid<strong>en</strong>d van waar het h<strong>en</strong> echt om ging (namelijk, het gelijktijdige bestaan van ‘elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>van fysische realiteit’ voor zowel plaats als impuls van deeltje 2, die bepal<strong>en</strong>dzoud<strong>en</strong> zijn voor de meetuitkomst<strong>en</strong> van ev<strong>en</strong>tueel later uit te voer<strong>en</strong> quantummechanischemeting<strong>en</strong> van deze groothed<strong>en</strong>). We zoud<strong>en</strong> Bohr kunn<strong>en</strong> verwijt<strong>en</strong> dathij, door <strong>niet</strong> voldo<strong>en</strong>de consequ<strong>en</strong>t vast te houd<strong>en</strong> aan zijn contextualistische definitievan quantummechanische observabel<strong>en</strong>, heeft bijgedrag<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> misverstandwaardoor het (<strong>niet</strong>-)<strong>lokaliteit</strong>sprobleem eig<strong>en</strong>lijk pas goed van de grond is gekom<strong>en</strong>.Immers, Bohr ging (met Einstein!) ervan uit dat de (<strong>niet</strong>-lokale) correlaties tuss<strong>en</strong>de deeltjes-observabel<strong>en</strong> (namelijk die tuss<strong>en</strong> X 1 <strong>en</strong> X 2 , <strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> P X1 <strong>en</strong> P X2 )bestaan <strong>en</strong> welgedefiniëerd zijn zonder dat deze gemet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>: er wordt immersmaar aan één van de twee deeltjes gemet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> correlatie-meting vereist metingaan beide deeltjes (zoals later het geval zal zijn bij experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ter toetsing van deBell-ongelijkhed<strong>en</strong>, cf. figuur 2). Dit betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> inconsist<strong>en</strong>tie in Bohr’s antwoordop EPR. E<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>t antwoord van Bohr zou de EPR-red<strong>en</strong>ering al op grond vande ongedefiniëerdheid van de correlatie-observabel<strong>en</strong> in het EPR-experim<strong>en</strong>t hebb<strong>en</strong>moet<strong>en</strong> afwijz<strong>en</strong>. Dan zou ook het idee van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> van de meetcontext nooitzijn opgekom<strong>en</strong>, want bij meting aan zowel deeltje 1 als deeltje 2 heeft elk van dedeeltjes z’n eig<strong>en</strong> lokale meetcontext, <strong>en</strong> mog<strong>en</strong> de daarmee corresponder<strong>en</strong>de lokalemeetverstoring<strong>en</strong> (t<strong>en</strong> gevolge van de incompatibiliteit van X 1 <strong>en</strong> P X1 , respectieve-8


lijk X 2 <strong>en</strong> P X2 ) in staat word<strong>en</strong> geacht om de onzekerheidsrelaties van Heis<strong>en</strong>bergvan kracht te do<strong>en</strong> zijn voor de deeltjes 1 <strong>en</strong> 2 afzonderlijk. Daarmee had Bohr decompleetheid van de quantummechanica op e<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> lokale manier teg<strong>en</strong> deaanval van EPR kunn<strong>en</strong> verdedig<strong>en</strong>: <strong>niet</strong> de incompatibiliteit van X 1 <strong>en</strong> P X1 is deoorzaak van het <strong>niet</strong>-gelijktijdig bestaan van welbepaalde waard<strong>en</strong> van X 2 <strong>en</strong> P X2 ,maar de incompatibiliteit van X 2 <strong>en</strong> P X2 zélf is daarvoor verantwoordelijk.Het is zelfs <strong>niet</strong> e<strong>en</strong>s onmogelijk dat Bohr met zijn hierbov<strong>en</strong> aangehaalde ondoorgrondelijkeuitspraak zoiets ook heeft bedoeld. Als dit zo zou zijn, dan zou ditaanzi<strong>en</strong>lijk meer recht hebb<strong>en</strong> gedaan aan Bohr’s algeme<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>de overwinning opEinstein in de EPR-discussie, dan de overwinning op basis van empiristische vooring<strong>en</strong>om<strong>en</strong>heidc.q. pragmatische onverschilligheid die hem in werkelijkheid t<strong>en</strong> deelviel. Nu treft Bohr echter het verwijt dat hij zich op e<strong>en</strong> zodanig duistere manierheeft uitgedrukt, dat het wez<strong>en</strong>lijke verschil tuss<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als weergegev<strong>en</strong> infigur<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2 <strong>niet</strong> werd opgemerkt. Integ<strong>en</strong>deel, de experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ter toetsing van deBell-ongelijkhed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nog steeds algeme<strong>en</strong> aangeduid als EPR-experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,hoewel ze juist fundam<strong>en</strong>teel van die laatste verschill<strong>en</strong> doordat bij Bell aan beidedeeltjes wordt gemet<strong>en</strong>.Onze slotconclusie voor wat betreft de EPR-episode kan dus zijn dat het <strong>niet</strong><strong>lokaliteit</strong>sideevan de quantummechanica op e<strong>en</strong> nogal oneig<strong>en</strong>lijke manier is ontstaandoor het misverstand dat Bohr zich, ondanks zijn voorzichtige contextualistischeopstelling, toch heeft lat<strong>en</strong> meeslep<strong>en</strong> door Einstein’s objectivisme (hij zagover het hoofd dat ‘correlatie’ ook e<strong>en</strong> observabele is, die alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> welbepaaldewaarde heeft als deze daadwerkelijk wordt gemet<strong>en</strong>). Ook ging Bohr t<strong>en</strong> onrechtemee met Einstein’s voorstel om het EPR-experim<strong>en</strong>t te interpreter<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> metingvan e<strong>en</strong> observabele van deeltje 2: er wordt aan deeltje 2 <strong>niet</strong> gemet<strong>en</strong>. Integ<strong>en</strong>deelmoet het EPR-experim<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> (conditionele) preparatie vane<strong>en</strong> deel<strong>en</strong>semble van deeltjes 2 in e<strong>en</strong> toestand die mede wordt bepaald door selectieop basis van de meetuitkomst<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> door meting aan deeltje 1. Aan deconditioneel geprepareerde toestand<strong>en</strong> kan vervolg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> meting word<strong>en</strong> verrichtvan e<strong>en</strong> willekeurige observabele van deeltje 2. De preoccupatie van de Kop<strong>en</strong>haagseinterpretatie met ‘met<strong>en</strong>’, onder verwaarlozing van ‘preparer<strong>en</strong>’, waardoor hetEPR-experim<strong>en</strong>t op één hoop wordt gegooid met de experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ter toetsing vande Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>, is nog steeds e<strong>en</strong> <strong>niet</strong> onbelangrijke bron van misverstand<strong>en</strong>.4 (Niet-)<strong>lokaliteit</strong> <strong>en</strong> de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>We gaan nu over naar de Bell-problematiek. Ook dit probleem start met de vraagof de quantummechanica compleet is. In teg<strong>en</strong>stelling tot EPR, waar het antwoordwordt gezocht binn<strong>en</strong> de quantummechanica, word<strong>en</strong> nu verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieënin de beschouwing betrokk<strong>en</strong>, die de bedoeling hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderbouwing van de9


A A J = F F = H = = J L H : B 2 : A A J = F F = H = = J L H : B 2 : Figuur 2: Bell-experim<strong>en</strong>t. quantummechanica te lever<strong>en</strong> vergelijkbaar met de onderbouwing van de thermodynamicadoor de statistische mechanica (cf. par. 5). Compleetheid van de quantummechanicakomt overe<strong>en</strong> met de onmogelijkheid van zulke theorieën. Na e<strong>en</strong> aantaldec<strong>en</strong>nia in het verdomhoekje te hebb<strong>en</strong> gezet<strong>en</strong> op grond van hun metafysische karakter,lek<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën, ondanks het onmogelijkheidsbewijs vanvon Neumann [14], tóch mogelijk te zijn nadat Bohm [21] e<strong>en</strong> formulering van dequantummechanica had gegev<strong>en</strong> die eruit zag als e<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie.De formulering had echter e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aardigheid: er was sprake van <strong>niet</strong>-lokale interacties.Het is van belang hier op te merk<strong>en</strong> dat Einstein Bohm’s theorie <strong>niet</strong> acceptabelachtte. Vanwege het og<strong>en</strong>schijnlijk door het bestaan van Bohm’s theorie geleverdebewijs van de incompleetheid van de quantummechanica, is dit <strong>en</strong>igszins verrass<strong>en</strong>d.Ongetwijfeld zal daarbij Einstein’s aversie van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> e<strong>en</strong> rol hebb<strong>en</strong>gespeeld. Maar belangrijker is misschi<strong>en</strong> Einstein’s [22] constatering dat Bohm’stheorie het wat het (meta)fysische karakter betreft <strong>niet</strong> al te best deed. Bohm’sverborg<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>, behalve voor plaatsmeting<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> directe relatie metdoor meting verkreg<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> van fysische groothed<strong>en</strong>. Er was –zelfs in dwing<strong>en</strong>dermate dan bij de Kop<strong>en</strong>haagse interpretatie– e<strong>en</strong> meetverstoring nodig omovere<strong>en</strong>stemming met de empirische meetresultat<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong>. Dat was <strong>niet</strong> deobjectivistische theorie waar Einstein van droomde. Inderdaad is Bohm’s theori<strong>en</strong>iets anders dan e<strong>en</strong> herformulering van de quantummechanica in klassiek lijk<strong>en</strong>determ<strong>en</strong>, dus in feite e<strong>en</strong> (alternatieve) interpretatie van de quantummechanica.Aan e<strong>en</strong> echte verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie zou m<strong>en</strong> de eis will<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> dat deze deempirische meetresultat<strong>en</strong> reproduceert.Desal<strong>niet</strong>temin was Bell zodanig onder de indruk van Bohm’s theorie dat hijgeloof hechtte aan het bestaan van <strong>niet</strong>-lokale verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën ter onderbouwingvan de quantummechanica. Gesterkt door dit geloof vond hij de foutin von Neumann’s onmogelijkheidsbewijs. Het leek hem vervolg<strong>en</strong>s toe dat, zo eral e<strong>en</strong> onmogelijkheidsbewijs mogelijk was, dit alle<strong>en</strong> betrekking kon hebb<strong>en</strong> op lokaleverborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën. Bell [23] vond zo’n bewijs. Hij was in staatom voor lokale verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën ongelijkhed<strong>en</strong> af te leid<strong>en</strong>, de Bellongelijkhed<strong>en</strong>,die door de quantummechanica kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschond<strong>en</strong>. Hettheorema van Bell betek<strong>en</strong>t dat, als de quantummechanica correct is, e<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>-10


variabel<strong>en</strong>theorie van de door Bell bestudeerde soort ge<strong>en</strong> goede beschrijving kangev<strong>en</strong> van de microscopische werkelijkheid. Zou de door Bell bestudeerde soort demeest algem<strong>en</strong>e lokale verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie bevatt<strong>en</strong>, dan zou de conclusiegewettigd zijn dat dan ook de microscopische werkelijkheid e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-lokaal karakterheeft. Het is echter <strong>niet</strong> e<strong>en</strong>voudig om uit te mak<strong>en</strong> wanneer de grootste algeme<strong>en</strong>heidis bereikt.Door Aspect <strong>en</strong> medewerkers [24, 25] is op overtuig<strong>en</strong>de wijze aangetoond dater experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het in figuur 2 weergegev<strong>en</strong> type bestaan, die voldo<strong>en</strong> aande voorspelling<strong>en</strong> van de quantummechanica <strong>en</strong> die daarmee de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>kunn<strong>en</strong> sch<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Tamelijk voorbarig wordt hieruit nogal e<strong>en</strong>s de conclusie getrokk<strong>en</strong>dat <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> nu experim<strong>en</strong>teel bewez<strong>en</strong> is. Weliswaar wordt erk<strong>en</strong>d dat ernog wel e<strong>en</strong> aantal zgn. “loopholes” zijn, i.e. additionele aannames naast de eisvan <strong>lokaliteit</strong>, die in plaats van de aanname van <strong>lokaliteit</strong> verantwoordelijk zoud<strong>en</strong>kunn<strong>en</strong> zijn voor de afleidbaarheid van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>, maar m<strong>en</strong> verwachtdaar vaak <strong>niet</strong> zo veel van. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lijkt het erop dat deze ontsnappingsroutesuit de conclusie dat <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> onweerlegbaar is, één voor één word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong>(bijvoorbeeld [26, 27]).Ik wil hier echter wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> additionele aanname (“loophole”) die zeer welde echte oorzaak van de afleidbaarheid van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> zijn,met di<strong>en</strong> verstande dat de <strong>lokaliteit</strong>saanname <strong>niet</strong> die ess<strong>en</strong>tiële rol speelt die Bellme<strong>en</strong>de dat ze deed. Deze aanname is verwant aan (maar uiteraard verschill<strong>en</strong>dvan) Einstein’s bij EPR gemaakte aanname dat quantummechanische observabel<strong>en</strong>e<strong>en</strong> objectieve, welbepaalde waarde bezitt<strong>en</strong> voorafgaand aan de meting, e<strong>en</strong> waardedie vervolg<strong>en</strong>s op éénduidige wijze door de meting wordt vastgelegd. De eersteversie van Bell’s bewijs deed eig<strong>en</strong>lijk iets soortgelijks als EPR, maar dan voor deverborg<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> in plaats van voor de observabel<strong>en</strong>. Bell ging ervan uit dat dewaarde van de verborg<strong>en</strong> variabele λ éénduidig <strong>en</strong> objectief is gegev<strong>en</strong> voorafgaandaan de meting, <strong>en</strong> dat de waarde van de observabele daarvan e<strong>en</strong> functie A(λ) is. Ikheb deze aanname in [9] “quasi-objectiviteit” g<strong>en</strong>oemd. Ze komt erop neer dat deverborg<strong>en</strong> variabele de rol van ‘elem<strong>en</strong>t van fysische realiteit’ op zich neemt. Nu wewet<strong>en</strong> dat Einstein’s aanname van objectiviteit van quantummechanische observabel<strong>en</strong>onhoudbaar is, is de aanname van quasi-objectiviteit e<strong>en</strong> voor de hand ligg<strong>en</strong>devolg<strong>en</strong>de stap. Het zou echter kunn<strong>en</strong> zijn dat deze stap ev<strong>en</strong>zeer ongerechtvaardigdis als de aanname van EPR. Ik zal in par. 5 beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> waarom ik d<strong>en</strong>k datdit inderdaad het geval is.In latere meer “sophisticated” afleiding<strong>en</strong> van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> wede aanname van quasi-objectiviteit in e<strong>en</strong> andere vorm terug. De meest algem<strong>en</strong>eafleiding is, d<strong>en</strong>k ik, gegev<strong>en</strong> door Clauser <strong>en</strong> Horne [28]. Hun afleiding is geldig voorstochastische, contextuele verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën (echter ook toepasbaar opdeterministische <strong>en</strong> <strong>niet</strong>-contextuele theorieën). Het uitgangspunt van deze theorieis de uitdrukking voor de experim<strong>en</strong>tele kansverdeling van de meetresultat<strong>en</strong> van11


observabele A in term<strong>en</strong> van de verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie overe<strong>en</strong>komstig∫p(a) = dλ ρ(λ)p A (a|λ). (3)ΛHierin is Λ de ruimte van de verborg<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong>, ρ(λ) de kansverdeling van deverborg<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> over die ruimte, <strong>en</strong> p A (a|λ) de conditionele kans op meetuitkomsta, gegev<strong>en</strong> de initiële waarde λ. De aanname van quasi-objectiviteit zit nu inde conditionele kans<strong>en</strong>, in de zin dat de initiële waarde van λ nu weliswaar in hetalgeme<strong>en</strong> <strong>niet</strong> op deterministische wijze de meetuitkomst bepaalt, maar dat dit, bijgegev<strong>en</strong> (ev<strong>en</strong>tueel stochastische) interactie met het meetapparaat, wél het geval isvoor de conditionele kans<strong>en</strong> p A (a|λ).Voor gezam<strong>en</strong>lijke meting<strong>en</strong> van twee observabel<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> we op analoge wijzede gezam<strong>en</strong>lijk waarschijnlijkheidsverdeling∫p(a 1 , a 2 ) = dλ ρ(λ)p A1 A 2(a 1 , a 2 |λ), (4)Λwaarin voor Bell-experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (cf. figuur 2) de <strong>lokaliteit</strong>sconditie wordt gegev<strong>en</strong>door de relatiep A1 A 2(a 1 , a 2 |λ) = p A1 (a 1 |λ)p A2 (a 2 |λ). (5)Deze laatste conditie houdt in dat, conditioneel op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> initiële waarde λvan de verborg<strong>en</strong> variabele, de meetprocess<strong>en</strong> voor observabel<strong>en</strong> A 1 <strong>en</strong> A 2 statistischonafhankelijk van elkaar zijn. Deze aannames zijn voldo<strong>en</strong>de om de zgn.Bell-Clauser-Horne-Shimony (BCHS)-ongelijkhed<strong>en</strong> af te leid<strong>en</strong> voor de waarschijnlijkhed<strong>en</strong>,waaruit dan vervolg<strong>en</strong>s de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> rechtstreeks volg<strong>en</strong>. Hier zijterzijde opgemerkt dat het in feite <strong>niet</strong> de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> zijn die experim<strong>en</strong>teelword<strong>en</strong> getoetst, maar de BCHS-ongelijkhed<strong>en</strong>, die alle<strong>en</strong> van de waarschijnlijkhed<strong>en</strong>(relatieve frequ<strong>en</strong>ties) afhang<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus onafhankelijk zijn van de precieze keuzevan de (eig<strong>en</strong>)waard<strong>en</strong> van de observabel<strong>en</strong>.De mogelijkheid van quasi-objectiviteit wordt in het algeme<strong>en</strong> als vanzelfsprek<strong>en</strong>daang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daardoor over het hoofd gezi<strong>en</strong>. Hierdoor leek <strong>lokaliteit</strong>, naasthet bestaan van verborg<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong>, de <strong>en</strong>ige aanname te zijn op grond waarvan deBell-ongelijkhed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid. Daardoor is het idee ontstaan dat deze ongelijkhed<strong>en</strong>e<strong>en</strong> onontkoombare eig<strong>en</strong>schap vorm<strong>en</strong> van lokaal-realistische theorieën. Hetzou echter wel e<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> zijn dat de aanname van quasi-objectiviteit de kwaaiepier is, <strong>en</strong> <strong>niet</strong> de <strong>lokaliteit</strong>saanname. E<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om dit te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, is dat de Bellongelijkhed<strong>en</strong>kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid alle<strong>en</strong> op grond van quasi-objectiviteit, duszonder de <strong>lokaliteit</strong>saanname. Dit kan als volgt word<strong>en</strong> ingezi<strong>en</strong>:Er bestaat e<strong>en</strong>, helaas nogal ondergewaardeerde stelling, bewez<strong>en</strong> o.a. door Rastall[29] <strong>en</strong> Fine [30], dat de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> uit de aanname van hetbestaan van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke waarschijnlijkheidsverdeling (gwv) voor de vier12


observabel<strong>en</strong> (A 1 , B 1 , A 2 , <strong>en</strong> B 2 ) die e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. Niet-afleidbaarheid van de Bellongelijkhed<strong>en</strong>kan dan e<strong>en</strong> gevolg zijn van het <strong>niet</strong>-bestaan van zo’n gwv. In e<strong>en</strong>quasi-objectivistische verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie kan zo’n gwv analoog (3) <strong>en</strong> (4)word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> als∫p(a 1 , b 1 , a 2 , b 2 ) = dλ ρ(λ)p A1 B 1 A 2 B 2(a 1 , b 1 , a 2 , b 2 |λ). (6)ΛVoor het geval van e<strong>en</strong> lokale quasi-objectivistische verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie kan,analoog (5), de conditionele waarschijnlijkheid word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig 5p A1 B 1 A 2 B 2(a 1 , b 1 , a 2 , b 2 |λ) = p A1 (a 1 |λ)p B1 (b 1 |λ)p A2 (a 2 |λ)p B2 (b 2 |λ). (7)Voor afleiding van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> is deze laatste aanname echter <strong>niet</strong> nodig;deze ongelijkhed<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> heel algeme<strong>en</strong> uit het bestaan van de gwv (6), waaringe<strong>en</strong> sprake hoeft te zijn van <strong>en</strong>ige <strong>lokaliteit</strong> in de zin dat, voor gegev<strong>en</strong> λ, meting<strong>en</strong>van e<strong>en</strong> observabele van deeltje 1 <strong>niet</strong> zoud<strong>en</strong> interferer<strong>en</strong> met meting<strong>en</strong> aan deeltje2. K<strong>en</strong>nelijk is de <strong>lokaliteit</strong>saanname overbodig.Uiteraard zou het nog zo kunn<strong>en</strong> zijn dat het <strong>niet</strong>-bestaan van e<strong>en</strong> gwv als (6)e<strong>en</strong> gevolg is van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>, zodat het uiteindelijk toch de schuld van die laatstezou zijn dat de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschond<strong>en</strong>. Dit lijkt echter <strong>niet</strong>erg waarschijnlijk. Er bestaat namelijk e<strong>en</strong> veel betere verklaring voor het <strong>niet</strong>bestaanvan de betreff<strong>en</strong>de gwv. Dat is het aloude inzicht dat er ge<strong>en</strong> gwv bestaatwanneer er incompatibele observabel<strong>en</strong> bij zijn betrokk<strong>en</strong> (in dit geval A 1 <strong>en</strong> B 1 ,respectievelijk A 2 <strong>en</strong> B 2 ). Inderdaad is het nodig, wil m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gwv als p(a 1 , b 1 , a 2 , b 2 )kunn<strong>en</strong> construer<strong>en</strong>, dat er voor elk individueel deeltjespaar gezam<strong>en</strong>lijk welbepaaldewaard<strong>en</strong> aan incompatibele observabel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d. En dit levert, netals bij het theorema van Koch<strong>en</strong> <strong>en</strong> Specker, problem<strong>en</strong> op die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> metBohr’s complem<strong>en</strong>tariteitsbeginsel. In plaats van e<strong>en</strong> (<strong>niet</strong>-lokale) interactie tuss<strong>en</strong>deeltjes <strong>en</strong> meetopstelling<strong>en</strong> in causaal gescheid<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong>, zou de aloude wederzijdseverstoring die optreedt bij gezam<strong>en</strong>lijke meting van incompatibele observabel<strong>en</strong>verantwoordelijk kunn<strong>en</strong> zijn voor het <strong>niet</strong>-bestaan van de gwv (<strong>en</strong> dus van de <strong>niet</strong>afleidbaarheidvan de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>). Maar dit laatste is het gevolg van lokaleinteracties tuss<strong>en</strong> object<strong>en</strong> <strong>en</strong> meetapparat<strong>en</strong>. Het kunn<strong>en</strong> inderdaad zeer wel delokale interacties in de gebied<strong>en</strong> van deeltjes 1 <strong>en</strong> 2 afzonderlijk zijn, die het onmogelijkmak<strong>en</strong> om voor de vier relevante Bell-experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (namelijk de meting<strong>en</strong>van, respectievelijk, de observabel<strong>en</strong>par<strong>en</strong> (A 1 , A 2 ), (A 1 , B 2 ), (B 1 , A 2 ) <strong>en</strong> (B 1 , B 2 ),die in totaal acht waard<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> voor de vier meetresultat<strong>en</strong> a 1 , b 1 , a 2 <strong>en</strong> b 2 ) dequadrupels van meetresultat<strong>en</strong> (a 1 , b 1 , a 2 , b 2 ) te vorm<strong>en</strong> die nodig zijn om e<strong>en</strong> quadrivariantegwv p(a 1 , b 1 , a 2 , b 2 ) te kunn<strong>en</strong> construer<strong>en</strong>, waaruit de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>5 Het is ev<strong>en</strong>tueel mogelijk om de verborg<strong>en</strong> variabele λ voor e<strong>en</strong> twee-deeltjessysteem te specifiër<strong>en</strong>tot (λ 1 , λ 2 ), <strong>en</strong> de integratie in (6) te nem<strong>en</strong> over Λ = Λ 1 × Λ 2 . In plaats van (7) krijg<strong>en</strong>we dan p A1 B 1 A 2 B 2(a 1 , b 1 , a 2 , b 2 |λ 1 , λ 2 ) = p A1 (a 1 |λ 1 , λ 2 )p B1 (b 1 |λ 1 , λ 2 )p A2 (a 2 |λ 1 , λ 2 )p B2 (b 2 |λ 1 , λ 2 ).Voor de red<strong>en</strong>ering maakt dit verder ge<strong>en</strong> verschil.13


zijn af te leid<strong>en</strong> 6 . Incompatibiliteit van observabel<strong>en</strong> moet de oorzaak zijn van <strong>niet</strong>afleidbaarheidvan de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> (want als alle observabel<strong>en</strong> A 1 , B 1 , A 2 <strong>en</strong>B 2 compatibel zijn, dan bestaat er zelfs in de quantummechanica e<strong>en</strong> quadrivariantegwv). Wat er dus mis zit aan de uitdrukking<strong>en</strong> (6) <strong>en</strong> (7) is het ontbrek<strong>en</strong> van<strong>en</strong>ige refer<strong>en</strong>tie aan incompatibiliteit. Dit betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> dergelijke verborg<strong>en</strong>variabel<strong>en</strong>theorieal bij voorbaat ongeschikt moet word<strong>en</strong> geacht om de resultat<strong>en</strong>van de quantummechanica te kunn<strong>en</strong> reproducer<strong>en</strong>. In par. 5 zal ik prober<strong>en</strong> telat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> in welke richting m<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> om dit te reparer<strong>en</strong>.5 Analogie tuss<strong>en</strong> quantummechanica <strong>en</strong> thermodynamicaDe analogie tuss<strong>en</strong> de quantummechanica <strong>en</strong> de thermodynamica is al vele mal<strong>en</strong>opgemerkt (bijvoorbeeld door de Broglie [31] <strong>en</strong> door Bohm [32]). De verborg<strong>en</strong>variabel<strong>en</strong>theoriespeelt dan t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de quantummechanica e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstigerol als de statistische mechanica speelt t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de thermodynamica.Het idee is dat de quantummechanica kan word<strong>en</strong> onderbouwd door e<strong>en</strong> theorie vanstochastische process<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> deels diffusie-achtig karakter, met /2m als diffusieconstante(bijvoorbeeld Nelson [33, 34], Davidson [35]). Hoewel deze ideeën nogaltijd zeer speculatief zijn, is het misschi<strong>en</strong> toch interessant om te zi<strong>en</strong> hoe m<strong>en</strong> zoukunn<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> deze analogie te gebruik<strong>en</strong> om verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën teontwerp<strong>en</strong> waarvoor de ongelijkhed<strong>en</strong> van Bell <strong>niet</strong> afleidbaar zijn, <strong>en</strong> die toch ge<strong>en</strong>aanleiding gev<strong>en</strong> te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat er instantane beïnvloeding kan plaats vind<strong>en</strong> overgrote afstand.Wat voor de analogie van belang is, is dat e<strong>en</strong> thermodynamische grootheid<strong>niet</strong> wordt geconditioneerd op e<strong>en</strong> microtoestand (gerepres<strong>en</strong>teerd door instantanewaard<strong>en</strong> van de deeltjescoordinat<strong>en</strong> <strong>en</strong> -impuls<strong>en</strong>). T<strong>en</strong>gevolge van de eindigeduur van bijvoorbeeld e<strong>en</strong> drukmeting heeft het weinig zin om de thermodynamischedruk te beschouw<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> functie van de instantane deeltjesgroothed<strong>en</strong>. De(macroscopische) grootheid die wordt beschrev<strong>en</strong> door de thermodynamica is e<strong>en</strong>tijd-( <strong>en</strong> ruimte-)gemiddelde. Thermodynamische groothed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geconditioneerdop zog<strong>en</strong>aamde macrotoestand<strong>en</strong> (ergodische trajectoriën c.q. Gibbs’ kanonieketoestandsfuncties). De thermodynamica wordt dus <strong>niet</strong> onderbouwd door e<strong>en</strong>quasi-objectivistische theorie (in de zin dat de thermodynamische groothed<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>word<strong>en</strong> bepaald door uitdrukking<strong>en</strong> zoals (3), waarin de conditionele kans<strong>en</strong>word<strong>en</strong> geconditioneerd op microtoestand<strong>en</strong> 7 ).6 In de Muynck [9] wordt deze stelling verder onderbouwd op basis van e<strong>en</strong> mathematischebeschrijving van gezam<strong>en</strong>lijke <strong>niet</strong>-ideale meting van incompatibele observabel<strong>en</strong>.7 Dat dit og<strong>en</strong>schijnlijk in de formulering van Gibbs wél het geval is, is slechts het gevolg vande beslissing om tijd-gemiddeld<strong>en</strong> theoretisch te gaan behandel<strong>en</strong> als <strong>en</strong>semble-gemiddeld<strong>en</strong>.14


Quantummechanische meting<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met thermodynamische meting<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>dat ze ge<strong>en</strong> instantane informatie over het object gev<strong>en</strong>. Bij zo’n metingzijn meetapparaat <strong>en</strong> object gedur<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ige tijd met elkaar in interactie. Als defluctuaties in het stochastische proces, dat wordt beschrev<strong>en</strong> door λ zeer veel snellerzijn dan de macroscopische verandering<strong>en</strong>, dan is de vraag die bij de aannamevan quasi-objectiviteit direct rijst: welke van de waard<strong>en</strong> van λ die zijn doorlop<strong>en</strong>tijd<strong>en</strong>s de meting is dan bepal<strong>en</strong>d (ev<strong>en</strong>tueel in probabilistische zin) voor e<strong>en</strong> bepaaldmeetresultaat? Net als in de thermodynamica ligt het veel meer voor de handhet meetresultaat te conditioner<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> trajectorie in de ruimte van verborg<strong>en</strong>variabel<strong>en</strong>, dan op e<strong>en</strong> instantane waarde λ. Wanneer we de mogelijke trajectoriënaanduid<strong>en</strong> als λ, di<strong>en</strong>t daarom (3) vervang<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> door∫p(a) = dλ ρ(λ)p A (a|λ), (8)Λwaarin Λ de ruimte van de trajectoriën is, <strong>en</strong> de integraal moet word<strong>en</strong> geïnterpreteerdals e<strong>en</strong> pad<strong>en</strong>integraal. E<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie waarin de kans<strong>en</strong> van quantummechanischemeetresultat<strong>en</strong> de vorm (8) hebb<strong>en</strong>, noem ik ‘<strong>niet</strong>-quasi-objectivistisch’.Op zichzelf is de overgang van (3) naar (8) <strong>niet</strong> voldo<strong>en</strong>de om de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>te vermijd<strong>en</strong>: de trajectoriën λ zoud<strong>en</strong> namelijk in principe net zo goed objectieveeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn als de instantane waard<strong>en</strong> van λ. De afleiding van de Bellongelijkhed<strong>en</strong>zou dan geheel analoog aan de afleiding op basis van (6) <strong>en</strong> (7) kunn<strong>en</strong>plaatsvind<strong>en</strong>, met di<strong>en</strong> verstande dat daarin overal λ wordt vervang<strong>en</strong> door λ. Daarmeezoud<strong>en</strong> ook lokale <strong>niet</strong>-quasi-objectivistische verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën aande ongelijkhed<strong>en</strong> van Bell moet<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> we nog <strong>niet</strong> veel verder zijn.We hebb<strong>en</strong> echter in de theorie het incompatibiliteitsargum<strong>en</strong>t nog <strong>niet</strong> volledigb<strong>en</strong>ut. We hebb<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> nog maar rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> mogelijke contextualiteitvan de meting (tot uitdrukking gebracht doordat de conditionele kans<strong>en</strong>p A (a|λ) <strong>en</strong> p A (a|λ) afhankelijk zijn van de meetopstelling). Er is echter nog ge<strong>en</strong>rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met contextualiteit van de preparatie, tot uitdrukking kom<strong>en</strong>ddoordat de trajectoriën afhankelijk zijn van de experim<strong>en</strong>tele opstelling. Zo’n contextualiteitis reeds in de thermodynamica aanwezig: het is immers direct duidelijkdat de ergodische trajectoriën van deze theorie verschill<strong>en</strong>d moet<strong>en</strong> zijn voor verschill<strong>en</strong>dgevormde containers van e<strong>en</strong> gas (bepaalde del<strong>en</strong> van de ruimte zijn bijde éne container wél toegankelijk voor de ergodische trajectoriën, bij e<strong>en</strong> andersgevormde container <strong>niet</strong>). Het is zeer wel d<strong>en</strong>kbaar dat, in geval van elkaar wederzijdsuitsluit<strong>en</strong>de meetopstelling<strong>en</strong>, iets dergelijks optreedt in het analoge geval vande quantummechanica. Dit zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat ook de trajectoriën (mede) afhang<strong>en</strong>van de vraag wélke observabele wordt gemet<strong>en</strong>. Om deze red<strong>en</strong> zal ik voor demeetopstelling van de quantummechanische observabele A de mogelijke trajectoriënaanduid<strong>en</strong> met λ A , <strong>en</strong> de corresponder<strong>en</strong>de ruimte met Λ A , waar de index A verwijstnaar de meetcontext voor observabele A. De groothed<strong>en</strong> λ <strong>en</strong> λ A verhoud<strong>en</strong>15


zich tot elkaar als <strong>niet</strong>-quantummechanische tot quantummechanische ‘elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>van fysische realiteit’, waarbij de laatste afhang<strong>en</strong> van de meetcontext. We kunn<strong>en</strong>nu de uitdrukking (8) nader bepal<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig∫p(a) = dλ A ρ(λ A )p A (a|λ A ). (9)Λ AElkaar uitsluit<strong>en</strong>de meetopstelling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gekarakteriseerd doordathun trajectoriënruimt<strong>en</strong> van elkaar verschill<strong>en</strong>: Λ A ≠ Λ B als A <strong>en</strong> B corresponder<strong>en</strong>met elkaar uitsluit<strong>en</strong>de experim<strong>en</strong>tele opstelling<strong>en</strong>. Zoals ik in par. 4 heb opgemerkt,is het de incompatibiliteit van observabel<strong>en</strong> die verantwoordelijk moet zijn voorhet sch<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>. Inderdaad kan incompatibiliteit nu e<strong>en</strong>afleiding van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> analoog (6) <strong>en</strong> (7) blokker<strong>en</strong>. Immers bestaater t<strong>en</strong> gevolge van elkaar uitsluit<strong>en</strong>de meetopstelling<strong>en</strong> in geval van incompatibeleobservabel<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke trajectoriënruimte Λ voor alle meting<strong>en</strong> dieword<strong>en</strong> uitgevoerd in e<strong>en</strong> test van de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>: de trajectoriën λ A 1zijn inhet algeme<strong>en</strong> <strong>niet</strong> dezelfde als de trajectoriën λ B 1daar A 1 <strong>en</strong> B 1 incompatibel zijn(<strong>en</strong> analoog voor λ A 2<strong>en</strong> λ B 2). Daardoor kan er ge<strong>en</strong> conditionele gwv van de vorm(7) word<strong>en</strong> geconstrueerd, op basis waarvan voor de lokale theorie analoog (6) <strong>en</strong>(7) de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid. Daarmee is het mogelijkom incompatibiliteit van quantummechanische observabel<strong>en</strong> ook op het niveau vande verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie te implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> manier die nauw aansluitbij Bohr’s contextualistische karakterisering van quantummechanische observabel<strong>en</strong>,zonder dat het nodig is superluminale invloed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ver van elkaar verwijderdedeeltjes aan te nem<strong>en</strong> om de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> te vermijd<strong>en</strong>.Hier zij nog opgemerkt dat trajectoriën λ Avan de <strong>niet</strong>-quasi-objectivistischetheorie ge<strong>en</strong> puntvormige object<strong>en</strong> zijn, maar dat deze betrekking hebb<strong>en</strong> op de uitgebreideruimte-tijdgebied<strong>en</strong> waarover de “ergodische” middeling wordt uitgevoerd.Ze hebb<strong>en</strong> daarom e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-lokaal karakter. Betek<strong>en</strong>t dit dat tóch <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>nodig is om aan de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> te ontkom<strong>en</strong>? Het is, na alle poging<strong>en</strong> om<strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> buit<strong>en</strong> spel te zett<strong>en</strong>, opmerkelijk dat het antwoord op deze vraage<strong>en</strong> gekwalificeerd ‘Ja’ is. Hoewel contextualiteit de ess<strong>en</strong>tie uitmaakt van het typischeverschil tuss<strong>en</strong> de quantummechanica <strong>en</strong> de klassieke mechanica, is in de hiervoorgestelde aanpak de <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> van de trajectoriën noodzakelijk om die contextualiteiteffectief te do<strong>en</strong> zijn. Hier is echter ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>die aanleiding zou moet<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> tot, bijvoorbeeld, inseparabiliteit van deeltjes 1<strong>en</strong> 2 in EPR- <strong>en</strong> Bell-experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Het is voldo<strong>en</strong>de dat alle<strong>en</strong> deeltje 1 <strong>en</strong> hetmeetapparaat voor A 1 dan wel B 1 inseparabel zijn, respectievelijk, deeltje 2 <strong>en</strong> hetmeetapparaat voor A 2 dan wel B 2 (in de interactionele zin van Bohr). Deeltjes 1<strong>en</strong> 2 kunn<strong>en</strong> als afzonderlijke object<strong>en</strong> beschouwd word<strong>en</strong> zodra we in staat zijn eronafhankelijk van elkaar aan te met<strong>en</strong>.16


Hier wreekt zich bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de in par. 1 gemelde slordigheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> vanhet <strong>niet</strong>-onderscheid<strong>en</strong> van <strong>lokaliteit</strong> <strong>en</strong> causaliteit. Er hoeft ge<strong>en</strong> superluminalebeïnvloeding te bestaan tuss<strong>en</strong> ver van elkaar verwijderde deeltjes. Maar de hier bedoeld<strong>en</strong>iet-<strong>lokaliteit</strong> hoeft ook <strong>niet</strong> te betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat er superluminale beïnvloedingzou moet<strong>en</strong> bestaan binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> (<strong>niet</strong>-lokaal) microscopisch object, c.q. binn<strong>en</strong> hetbereik van e<strong>en</strong> trajectorie λ A . Niet-puntvormige object<strong>en</strong> zoals biljartball<strong>en</strong>, containersgevuld met zich in thermisch ev<strong>en</strong>wicht bevind<strong>en</strong>d gas, <strong>en</strong> elem<strong>en</strong>taire deeltjes,lat<strong>en</strong> zich zeer wel rijm<strong>en</strong> met de lichtsnelheid als maximale signaalsnelheid, ookal kan dit betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat theorieën als de theorie van starre licham<strong>en</strong>, de thermodynamica<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> zelfs de quantummechanica hun aansprak<strong>en</strong> op universelegeldigheid verliez<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nog slechts toepasbaar zijn binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beperkt toepassingsgebied(dat voor de laatste twee theorieën overig<strong>en</strong>s nog altijd zeer groot is!): in alledrie de gevall<strong>en</strong> zou de <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> van de door de theorie beschrev<strong>en</strong> object<strong>en</strong> wele<strong>en</strong>s slechts e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering van de werkelijkheid kunn<strong>en</strong> zijn, die <strong>niet</strong> in strijd komtmet de waarneming omdat die laatste daarvoor <strong>niet</strong> nauwkeurig g<strong>en</strong>oeg is (vergelijkpar. 1).Voor de quantummechanica zou de toepasbaarheid zich kunn<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> totprocess<strong>en</strong> die zo “langzaam” zijn dat de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde stochastische process<strong>en</strong>naar (lokaal) ev<strong>en</strong>wicht relaxer<strong>en</strong> in tijd<strong>en</strong> die kort zijn vergelek<strong>en</strong> met dequantummechanische meettijd<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat de quantummechanica slechtsprocess<strong>en</strong> beschrijft die, analoog aan de quasi-statische process<strong>en</strong> van de thermodynamica,slechts gerealiseerd word<strong>en</strong> via overgang<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtstoestand<strong>en</strong> (inwelk geval er binn<strong>en</strong> het toepassingsgebied van de quantummechanica sprake kanzijn van e<strong>en</strong> soort van “ergodiciteit” die analoog is aan die welke optreedt in e<strong>en</strong>statistische onderbouwing van de thermodynamica). Het <strong>niet</strong>-lokale karakter vande theorie is dan slechts e<strong>en</strong> gevolg van e<strong>en</strong> beperking van de quantummechanischemeting tot zodanige meetprocedures dat alle<strong>en</strong> informatie wordt verkreg<strong>en</strong> over e<strong>en</strong>uitgebreid gebied, de trajectorie. Net als bij de theorie van starre licham<strong>en</strong> heeftdeze <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> ge<strong>en</strong> andere fysische betek<strong>en</strong>is dan e<strong>en</strong> beperking van de door detheorie beschrev<strong>en</strong> fysica tot meetprocedures die ge<strong>en</strong> kleinere details waarnem<strong>en</strong>dan de <strong>niet</strong>-lokale ‘elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van fysische realiteit’ van de betreff<strong>en</strong>de theorie.Als we in staat zoud<strong>en</strong> zijn nauwkeuriger meting<strong>en</strong> te do<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> we mogelijkhet toepassingsgebied van de quasi-objectivistische theorie kunn<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>.Op grond van de hierbov<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>gezette ideeën kan m<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> te bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>wat voor experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> m<strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> om buit<strong>en</strong> het toepassingsgebiedvan de quantummechanica te gerak<strong>en</strong>. Daartoe zou m<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> naar <strong>niet</strong>ev<strong>en</strong>wichtstoestand<strong>en</strong>van de stochastische theorie. Er vanuit gaand dat het toepassingsgebiedvan de quantummechanica overe<strong>en</strong>stemt met dat van e<strong>en</strong> stochastischetheorie met diffusieconstante /2m, krijgt m<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> elektron dat zich bevindtin e<strong>en</strong> ruimte met de afmeting<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> atoom, e<strong>en</strong> relaxatietijd van de orde van10 −16 seconde, waarin e<strong>en</strong> <strong>niet</strong>-ev<strong>en</strong>wichtstoestand naar ev<strong>en</strong>wicht relaxeert. Dat17


etek<strong>en</strong>t dat m<strong>en</strong>, om afwijking<strong>en</strong> van de quantummechanica te vind<strong>en</strong>, aanzi<strong>en</strong>lijksneller dan 10 −16 seconde zou moet<strong>en</strong> met<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> onder die condities zou e<strong>en</strong>meting mogelijk e<strong>en</strong> instantane waarde van λ kunn<strong>en</strong> test<strong>en</strong> (in plaats van e<strong>en</strong> metde quantummechanica corresponder<strong>en</strong>de trajectorie λ A ), zodat voldaan zou kunn<strong>en</strong>zijn aan quasi-objectiviteit. Onder zulke omstandighed<strong>en</strong> zou mogelijk moet<strong>en</strong> zijnvoldaan aan de ongelijkhed<strong>en</strong> van Bell. Zulke korte meettijd<strong>en</strong> zijn experim<strong>en</strong>teelnog <strong>niet</strong> gehaald, al zijn we in het femtosecond<strong>en</strong>gebied daar nu misschi<strong>en</strong> ook weer<strong>niet</strong> zo ver van verwijderd. In ieder geval is het, uitgaande van deze ideeën, begrijpelijkwaarom zelfs het zgn. “switching” experim<strong>en</strong>t van Aspect [25] (“switching”frequ<strong>en</strong>tie 50 MHz) zich ruimschoots binn<strong>en</strong> het toepassingsgebied van de quantummechanicabevond, <strong>en</strong> dus de ongelijkhed<strong>en</strong> van Bell kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschond<strong>en</strong>.6 Slotopmerking<strong>en</strong>Resumer<strong>en</strong>d kom<strong>en</strong> we tot de conclusie dat het (<strong>niet</strong>-)<strong>lokaliteit</strong>sprobleem in de quantummechanicae<strong>en</strong> nogal verwarr<strong>en</strong>de aangeleg<strong>en</strong>heid is. De hardnekkigheid ervanduidt erop dat er bij het belev<strong>en</strong> van de quantummechanica e<strong>en</strong> sterke intuïtie isdat er iets <strong>niet</strong>-lokaals aan de hand is. Deze intuïtie heeft mogelijk zijn oorsprongin de gedachte dat elem<strong>en</strong>taire deeltjes ge<strong>en</strong> puntdeeltjes zijn, maar uitgebreide object<strong>en</strong>die zich voelbaar kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> ver van de plaats waar zich op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>mom<strong>en</strong>t hun zwaartepunt bevindt. We hebb<strong>en</strong> in par. 1 gezi<strong>en</strong> dat er inderdaadaanleiding zou kunn<strong>en</strong> zijn om in zulke term<strong>en</strong> te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Ook in par. 5 komt dez<strong>en</strong>iet-<strong>lokaliteit</strong> terug, nu als onderdeel van e<strong>en</strong> de quantummechanica onderbouw<strong>en</strong>deverborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie. Tóch zijn we, om zowel theoretische als experim<strong>en</strong>telered<strong>en</strong><strong>en</strong>, <strong>niet</strong> snel g<strong>en</strong>eigd om deze <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> te associër<strong>en</strong> met superluminaleinvloed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ver van elkaar verwijderde object<strong>en</strong>, of die nu empirisch toetsbaarzijn of <strong>niet</strong> (par. 2).Het is onmogelijk om e<strong>en</strong> analyse van het <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sprobleem van de quantummechanicate gev<strong>en</strong> zonder daarbij de interpretatie van de quantummechanicain de beschouwing te betrekk<strong>en</strong>. Helaas is het onmogelijk om dit hier in volleomvang te do<strong>en</strong>. Met name heb ik <strong>niet</strong> kunn<strong>en</strong> ingaan op de noodzaak om, t<strong>en</strong>eindehet verschil tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> EPR-experim<strong>en</strong>t (figuur 1) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Bell-experim<strong>en</strong>t(figuur 2) goed te kunn<strong>en</strong> appreciër<strong>en</strong>, Bohr’s contextualistisch-realistische interpretatiete vervang<strong>en</strong> door wat in de Muynck [9] e<strong>en</strong> empiristische interpretatiewordt g<strong>en</strong>oemd. In deze laatste interpretatie wordt het f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>ologische karaktervan de quantummechanica serieus g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, in de zin dat quantummechanischeobservabel<strong>en</strong> <strong>niet</strong> geïnterpreteerd word<strong>en</strong> als eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de microscopischeobject<strong>en</strong> (of dat nu, met Einstein, objectief is, dan wel, met Bohr, contextueel),maar als labels van wijzerposities van quantummechanische meetapparat<strong>en</strong> (vooreig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de microscopische object<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> beroep moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong>18


op verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorieën). De empiristische interpretatie tracht e<strong>en</strong> belangrijkebron van verwarring te eliminer<strong>en</strong>, die is geleg<strong>en</strong> in het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van waard<strong>en</strong>aan quantummechanische observabel<strong>en</strong> waar deze observabel<strong>en</strong> <strong>niet</strong> actueel word<strong>en</strong>gemet<strong>en</strong>. Zoals we in par. 3 hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, ligt het gebruik om dit wél te do<strong>en</strong> aande basis van de door EPR geïnduceerde <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sproblematiek.E<strong>en</strong> soortgelijke inperking van de probleemstelling geldt ook t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> vande behandeling van Bell-experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in par. 4. In de eerste plaats is het mogelijkom de ongelijkhed<strong>en</strong> van Bell af te leid<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de quantummechanica. Debetek<strong>en</strong>is van deze ongelijkhed<strong>en</strong> is dan in wez<strong>en</strong> <strong>niet</strong> verschill<strong>en</strong>d van die van hettheorema van Koch<strong>en</strong> <strong>en</strong> Specker, namelijk evid<strong>en</strong>tie dat het <strong>niet</strong> mogelijk is omgezam<strong>en</strong>lijk (c.q. gelijktijdig) waard<strong>en</strong> aan incompatibele quantummechanische observabel<strong>en</strong>toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> zonder in strijd te kom<strong>en</strong> met het Hilbertruimteformalisme.In de Muynck [9] is deze problematiek uitvoerig bestudeerd op basis van e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eralisatievan het quantummechanische formalisme waarin observabel<strong>en</strong> <strong>niet</strong> word<strong>en</strong>gerepres<strong>en</strong>teerd door hermitische operator<strong>en</strong>, maar door positieve operatorwaardigemat<strong>en</strong>. In deze formulering is de irrelevantie van <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> voor sch<strong>en</strong>ding vande Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> tamelijk evid<strong>en</strong>t.In de tweede plaats kunn<strong>en</strong> de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid binn<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>variabel<strong>en</strong>theorieën.In de fysische literatuur is het geme<strong>en</strong>goed om afleidbaarheidvan de Bell-ongelijkhed<strong>en</strong> toe te rek<strong>en</strong><strong>en</strong> aan wat wel ‘lokaal realisme’ wordt g<strong>en</strong>oemd,i.e. de aanname dat de werkelijkheid kan word<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong>lokale verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theorie. Zoals echter blijkt uit de mogelijkheid deze ongelijkhed<strong>en</strong>zowel puur op basis van de quantummechanica als voor alle verborg<strong>en</strong>variabel<strong>en</strong>theorieënvan de quasi-objectivistische soort (cf. vergelijking (6)) af te leid<strong>en</strong>,is dit e<strong>en</strong> door de historie ingeslep<strong>en</strong> sprookje. In het bijzonder berust de vaakgehoorde uitspraak dat de experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van Aspect [24, 25] e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>teel bewijszoud<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> van de <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong> van de microscopische werkelijkheid, op e<strong>en</strong>uiterst dubieuze logische red<strong>en</strong>ering: het ziet over het hoofd dat quasi-objectiviteitwel e<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> goede eig<strong>en</strong>schap zou kunn<strong>en</strong> zijn van e<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>-variabel<strong>en</strong>theoriedie de quantummechanische resultat<strong>en</strong> moet reproducer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarom moet word<strong>en</strong>gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële (maar onterechte) additionele aanname in de afleiding<strong>en</strong> vande Bell-ongelijkhed<strong>en</strong>. In par. 5 hebb<strong>en</strong> we gezi<strong>en</strong> dat deze aanname e<strong>en</strong> “loophole”verteg<strong>en</strong>woordigt zo groot als e<strong>en</strong> schuurdeur.In par. 5 is t<strong>en</strong>slotte betoogd dat de <strong>niet</strong>-<strong>lokaliteit</strong>sproblematiek van de quantummechanicagrote overe<strong>en</strong>komst vertoont met overe<strong>en</strong>komstige problem<strong>en</strong> in theorieënals de klassieke theorie van starre licham<strong>en</strong> <strong>en</strong> de thermodynamica. Deze problematiek,voorzover opgemerkt, heeft voor die laatste theorieën echter nooit geleid totveel discussie, ongetwijfeld omdat daar, in teg<strong>en</strong>stelling tot de quantummechanica,ge<strong>en</strong> compleetheidsclaims geld<strong>en</strong>. Nu uit de mogelijkheid én de toepasbaarheid (deMuynck [9]) van e<strong>en</strong> geg<strong>en</strong>eraliseerd quantummechanisch formalisme blijkt dat zo’ncompleetheidsclaim ook voor de standaard-quantummechanica e<strong>en</strong> dubieuze zaak19


is, lijkt het verantwoord om ook in het geval van deze laatste theorie te gelov<strong>en</strong> ine<strong>en</strong> beperkte toepasbaarheid van het formalisme (dat geldt overig<strong>en</strong>s net zo goedvoor het geg<strong>en</strong>eraliseerde formalisme). Misschi<strong>en</strong> dat de discussie tuss<strong>en</strong> Bohr <strong>en</strong>Einstein uiteindelijk nog wel e<strong>en</strong>s in e<strong>en</strong> gelijkspel zou kunn<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>, wanneer<strong>en</strong>erzijds Einstein’s <strong>lokaliteit</strong> <strong>en</strong> Bohr’s contextualiteit, <strong>en</strong> anderzijds de fout<strong>en</strong> diedoor beid<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gemaakt, naar waarde word<strong>en</strong> geschat.Refer<strong>en</strong>ties[1] Willem M. de Muynck, On the necessity and suffici<strong>en</strong>cy of local commutativityfor causality in quantum mechanics, Proefschrift UvA, 1984, gepubliceerd inFound. of Phys. 14, 111, 199 (1984).[2] W.M. de Muynck, Ned. Tijdschr. v. Natk. 52(1), pag. 23-27 (1986).[3] S.N.M. Ruijs<strong>en</strong>aars, Ann. Phys. (N.Y.) 137, 33 (1981).[4] G.C. Hegerfeldt and S.N.M. Ruijs<strong>en</strong>aars, Phys. Rev. D 22, 377 (1980); S.N.M.Ruijs<strong>en</strong>aars, Ann. Phys. (N.Y.) 137, 33 (1981).[5] M. Redhead, Incomplet<strong>en</strong>ess, nonlocality, and realism, Clar<strong>en</strong>don Press, Oxford,1987.[6] B. d’Espagnat, Conceptual Foundations of Quantum Mechanics, W.A. B<strong>en</strong>jamin,Inc., Reading, Mass., 1976.[7] A. Shimony, Proc. Internat. Symp. on the Found. of Quantum Mechanics, S.Kamefuchi et al. (eds), Phys. Soc. Japan, Tokyo, 1983, pag. 225.[8] A. Einstein, B. Podolsky, and N. Ros<strong>en</strong>, Phys. Rev. 47, 777 (1935).[9] Willem M. de Muynck, Foundations of quantum mechanics, an empiricist approach,Fundam<strong>en</strong>tal theories of physics, vol. 127, Kluwer Academic Publishers,Dordrecht, Boston, London, 2002.[10] W.M. de Muynck, Found. of Phys. 34, 717-770 (2004).[11] P. Jordan, Erk<strong>en</strong>ntnis 4, 215 (1934).[12] N. Bohr, Phys. Rev. 48, 696 (1935).[13] A. Einstein, Dialectica 2, 320 (1948).[14] J. von Neumann, Mathematische Grundlag<strong>en</strong> der Quant<strong>en</strong>mechanik, Springer,Berlin, 1932; of, Mathematical foundations of quantum mechanics, PrincetonUniv. Press, 1955.20


[15] S. Koch<strong>en</strong> and E.P. Specker, J. Math. and Mech. 17, 59 (1967).[16] D.M. Gre<strong>en</strong>berger, M.A. Horne, A. Shimony, and A. Zeilinger, Am. Journ.Phys. 58, 1131 (1990); D.M. Gre<strong>en</strong>berger, M. Horne, and A. Zeilinger, “Goingbeyond Bell’s theorem”, in Bell’s Theorem, Quantum Theory, and Conceptionsof the Universe, ed. M. Kafatos (Kluwer Academic Publishers, Dordrecht,1989), pag. 73.[17] N.D. Mermin, Phys. Rev. Lett. 65, 3373 (1990).[18] N.D. Mermin, Physics Today, June 1990, 9.[19] N.D. Mermin, Rev. Mod. Phys. 65, 803 (1993).[20] A. Peres, Journ. of Phys. 24A, L175 (1991).[21] D. Bohm, Phys. Rev. 85, 166, 180 (1952).[22] A. Einstein, in Sci<strong>en</strong>tific papers pres<strong>en</strong>ted to Max Born, Oliver and Boyd, Edinburgh,1953, pag. 33.[23] J.S. Bell, Physics 1, 195 (1964).[24] A. Aspect, P. Grangier, and G. Roger, Phys. Rev. Lett 47, 460 (1981).[25] A. Aspect, J. Dalibard, and G. Roger, Phys. Rev. Lett. 49, 1804 (1982).[26] G. Weihs, T. J<strong>en</strong>newein, C. Simon, H. Weinfurter, and A. Zeilinger, Phys. Rev.Lett. 81, 5039 (1998).[27] M.A. Rowe, D. Kielpinski, V. Meyer, C.A. Sackett, W.M. Itano, C. Monroe,and D.J. Wineland, Nature 409, 791 - 794 (15 Feb 2001).[28] J.F. Clauser and M.A. Horne, Phys. Rev. D 10, 526 (1974).[29] P. Rastall, Found. of Phys. 13, 555 (1983).[30] A. Fine, Journ. Math. Phys. 23, 1306 (1982); Phys. Rev. Lett. 48, 291 (1982).[31] L. de Broglie, La thermodynamique de la particule isolée, Gauthier–Villars,1964; L. de Broglie, Diverses question de mécanique et de thermodynamiqueclassiques et relativistes, Springer-Verlag, 1995.[32] D. Bohm, Phys. Rev. 89, 458 (1953).[33] E. Nelson, Dynamical theories of Brownian motion, Princeton University Press,1967.21


[34] E. Nelson, Quantum fluctuations, Princeton University Press, 1985.[35] M.P. Davidson, Physica 96A, 465 (1979).22

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!