05.04.2018 Views

brochure R'Jam_def

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Monument voor<br />

Rotterdamse<br />

Jazzmusici<br />

2018


Colofon<br />

Tekst<br />

Hans Zirkzee<br />

Vormgeving<br />

Mariska Oprel<br />

Foto’s<br />

BKOR<br />

Wim de Boek<br />

Hans Buitendijk<br />

Max Dereta<br />

DBVN.nl<br />

Carel van Hees<br />

Marvin Kleinemeijer<br />

Henk van der Kroon<br />

Nederlands Jazz Archief<br />

Koos Stadhouders<br />

Collectie Hans Zirkzee<br />

© Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial 2018<br />

Organisatie<br />

Bestuur<br />

Wim de Boek<br />

Raimondo Di Battista<br />

Jan Janssen<br />

Robert van der Kroft<br />

Ruud van Middelkoop<br />

Wim van Zon<br />

Hans Zirkzee<br />

Oud leden<br />

Dineke Baart<br />

Koos Stadhouders<br />

Arie Verheij<br />

Hans Walgenbach<br />

Michel Witte<br />

Ambassadeurs<br />

Frank van Berkel<br />

Peter Broekhuizen<br />

Jules Deelder<br />

Paul van de Laar<br />

Jim Postma<br />

Aad van der Stel<br />

Eric Vloeimans<br />

Roland Vonk<br />

Stichting Rotterdam<br />

Jazz Artists Memorial<br />

Prinses Julianalaan 92b,<br />

3062 DM Rotterdam<br />

Inschrijfnummer KvK 24478455<br />

NL 58 RABO 0155946978<br />

www.r-jam.nl<br />

www.facebook.com/Rotterdam-Jazz-Artists-Memorial-1651213685132210<br />

http://rotterdamroutes.nl/route/jazzroute-rotterdam<br />

Het RJAM project is mede gerealiseerd dankzij de financiële ondersteuning<br />

van Bureau Binnenstad, Dienst Kunst en Cultuur Rotterdam,<br />

Erasmusstichting, G. Ph. Verhagen-stichting, Stichting Bevordering van<br />

Volkskracht, Opzoomer Mee, Prins Bernhard Cultuurfonds, Woonstad<br />

Rotterdam, Gebiedscommissie Centrum en het Centrum Beeldende Kunst<br />

dat het project ook inhoudelijk en logistiek begeleidt. Zij zijn met de stichting<br />

RJAM van mening dat de Oude Binnenweg het juiste decor is voor dit<br />

historisch eerbetoon aan de Rotterdamse jazzmusici.


Monument voor<br />

Rotterdamse<br />

Jazzmusici<br />

inhoud<br />

Ontstaan van de RJAM<br />

Jazz in Rotterdam<br />

Artiesten<br />

Tony Viola<br />

Piet le Blanc<br />

David de Groot<br />

Dick Rijnooy<br />

Rob Franken<br />

Jaap Valkhoff<br />

Nico de Rooy<br />

Mitsey Smeekens<br />

Piet Noordijk<br />

Louis de Vries<br />

Meijer Wery<br />

Rita Reys<br />

Annie de Reuver<br />

Rotterdamse Jazzdag<br />

Negropalace Mephisto<br />

RJAM route<br />

3


Onthulling van het portret van Jaap Valkhoff op 21 april 2013


Stichting<br />

Rotterdam<br />

Jazz Artists<br />

Memorial<br />

Sinds 2013 verschijnen op en rond de Oude Binnenweg<br />

regelmatig portretten van overleden Rotterdamse jazzmuzikanten.<br />

Samen vormen ze een ‘jazzy’ route over de meest<br />

Rotterdamse straat van Rotterdam.<br />

Het ontstaan van RJAM<br />

Tijdens de begrafenis van de slagwerker Tony Viola op 20 oktober 2008 werd door velen<br />

gememoreerd aan het feit dat er in de stad vrijwel geen waardering is voor - en kennis<br />

over de Rotterdamse jazzmusici. De aanzienlijke respons op de inzamelingsactie<br />

voor een gedenkteken met Viola’s beeltenis motiveerde een groep centrumbewoners<br />

tot het oprichten van de stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial. Een kleine maand<br />

later kwam het gezelschap, uitgebreid met een aantal deskundigen, in Proeflokaal De<br />

Ridder bijeen voor een nadere concretisering van het project. Veel goede ideeën zijn<br />

in de kroeg ontstaan. Het plan: de herinneringen aan de Rotterdamse jazzcoryfeeën<br />

levend houden door middel van realistische portretafbeeldingen, ontworpen door gerenommeerde<br />

striptekenaars en illustratoren, uitgevoerd als duurzame, geëmailleerde<br />

borden en muurschilderingen.<br />

De Oude Binnenweg bleek voor de galerij de meest geschikte locatie. Hier was namelijk<br />

ooit het legendarische jazzpaleis Mephisto gevestigd. Het initiatief werd opgepakt door<br />

het Centrum Beeldende Kunst - zij zijn verantwoordelijk voor de beeldende kunst in de<br />

openbare ruimte - en de eerste werken kregen gestalte. Het kostte veel tijd de betrokken<br />

pandeigenaren te overtuigen van het belang van het RJAM project. Mede vanwege de<br />

financiering moest het plan gefaseerd gerealiseerd worden. Geleidelijk zag men in dat<br />

de werken van een hoge artistieke kwaliteit zijn en dat een gebouw daardoor een monumentale<br />

meerwaarde krijgt. Het RJAM project is als het ware een groeibriljant.<br />

De RJAM jazz- en striproute is een markante, door bekende striptekenaars en illustratoren<br />

getekende portrettengalerij verspreid over de Oude Binnenweg en de aangrenzende<br />

zijstraten (Boomgaardhof, Boomgaardstraat, Jacobus- en Mauritsstraat). Tot nu toe is<br />

een dertiental afbeeldingen gerealiseerd.<br />

5


Veel publiek tijdens de onthulling van de afbeelding van Jaap Valkhoff<br />

In de serie geëmailleerde borden tref je werk aan van:<br />

Theo van den Boogaard (drummer Dick Rijnooy), onthuld 21 april 2013<br />

Robert van der Kroft (saxofonist Piet le Blanc), onthuld 21 april 2013<br />

Jan Kruis † (pianist Rob Franken), onthuld 21 april 2013<br />

Martin Valkhoff (multi-instrumentalist Jaap Valkhoff), onthuld 21 april 2013<br />

Louise Lagerweij (drummer Tony Viola), onthuld 21 april 2013<br />

Wouter Tulp (violist en orkestleider David de Groot), onthuld 21 april 2013<br />

Martin Lodewijk (pianist Nico de Rooy), onthuld 21 mei 2014<br />

Lorenzo de Bruin (zangeres Mitsey Smeekens) , onthuld 21 mei 2014<br />

Erik Kriek (zangeres Annie de Reuver), onthulling verwacht voorjaar 2018<br />

De muurschilderingen zijn gemaakt door:<br />

Peter Pontiac † (trompettist Louis de Vries), onthuld 31 augustus 2014<br />

Dick Matena (saxofonist Piet Noordijk), onthuld 21 mei 2014<br />

Joost Swarte (saxofonist Meijer Wery), onthuld 20 oktober 2017<br />

Wilbert Plijnaar (zangeres Rita Reys) onthuld 20 oktober 2017<br />

Het legendarische jazzpodium Negropalace Mephisto is geëerd met een grote<br />

muurschildering aan het Boomgaardhof gemaakt door Ilse Weisfelt en Joren<br />

Jushua van Rewriters 010.


Jazz in Rotterdam<br />

De betekenis van de Rotterdamse jazzmusici valt niet te onderschatten.<br />

Rotterdam is niet alleen vanwege het North Sea<br />

Jazz Festival een echte jazzstad.<br />

In zijn met de Jacques Dutilhprijs 2016 gelauwerde boek Jazz in Rotterdam, de geschiedenis<br />

van een grote stadscultuur toont auteur Hans Zirkzee aan dat de jazz al vroeg een<br />

vruchtbare voedingsbodem vond in de zich snel ontwikkelende havenstad. De rol van<br />

de jazzmuziek in Rotterdam is bovendien veel omvangrijker dan tot nu toe is aangenomen.<br />

Haar grote sociaal-culturele, economische en promotionele betekenis moet niet<br />

worden miskend. Jazz versterkt de internationale uitstraling van Rotterdam.<br />

In het verleden viel de jazz over het algemeen in de smaak bij een hoogopgeleid en kapitaalkrachtig<br />

gehoor. Nu trekt de jazz ook een jong en gemêleerd publiek. De stichting<br />

Rotterdam Jazz Artists Memorial is er niet alleen voor de modale jazzfan en de gemiddelde<br />

stripliefhebber. Ook de ‘gewone’ Rotterdammer weet de aandacht voor de eigen<br />

musici en artiesten zeer te waarderen. Ter gelegenheid van de onthulling van de afbeeldingen<br />

van Rita Reys, Meijer Wery en Annie de Reuver heeft het Centrum Beeldende<br />

Kunst Rotterdam oktober 2017 een unieke elpee uit met zelden gehoord werk van<br />

de geportretteerde artiesten uitgebracht. De elpee is samengesteld door radiomaker<br />

Roland Vonk. Te koop in de betere platenzaak en bij het Centrum Beeldende Kunst.<br />

7


Tony Viola<br />

Antonius Adrianus ‘Tony’ Viola<br />

(Rotterdam, 26 september 1935 - Rotterdam, 16 oktober 2008)<br />

Op 20 oktober 2008 werd onder grote publieke<br />

belangstelling drummer Tony Viola<br />

begraven op de Algemene Begraafplaats<br />

Crooswijk. Indrukwekkend was de laatste<br />

groet van zijn collega-slagwerker<br />

John Engels die, nadat vrijwel iedereen<br />

was vertrokken, eenzaam afscheid nam<br />

van zijn oude jazzvriend. Tony wist als<br />

kind al dat hij drummer zou worden.<br />

Het werd hem sterk afgeraden vanwege<br />

zijn klompvoeten. Tony zette door en hij<br />

ging slagwerk studeren bij de socialistische<br />

harmonievereniging Tot Steun in<br />

de Strijd en het conservatorium aan de<br />

Mathenesserlaan. Buurtgenoot en pianist<br />

Ruud Kuyper bracht hem in aanraking met<br />

de jazzmuziek. In de bebopkelder onder<br />

het café Trianon aan de Groene Hilledijk<br />

leerde hij de Rotterdamse saxofonisten<br />

Toon van Vliet, Karel Reys, Sander Sprong<br />

en Piet Noordijk kennen. De laatste nodigde<br />

hem uit voor zijn nieuwe kwartet met<br />

contrabassist Jan Fens en Ruud Kuyper.<br />

Viola werd een veel gevraagde slagwerker<br />

bij het Green Swan Sextet, The Millers, het<br />

orkest Malando, de bigband van Piet van<br />

Dijk en het Kwintet van Piet Noordijk. Tony<br />

kreeg een halfjaarcontract voor optredens<br />

in Zweden, maar hij bleef er uiteindelijk<br />

zeven jaar. Hij werkte met de in Zweden<br />

mateloos populaire Nederlandse zanger<br />

Cornelis Vreeswijk en de baritonsaxofonist<br />

Lars Gullin. Na huwelijks problemen<br />

keerde hij terug naar Nederland en hij<br />

belandde in de theaterwereld (o.a. de<br />

musical Anatevka). In 1973 had hij een<br />

engagement met vibrafonist Coen van<br />

Nassau en Piet le Blanc bij de Holland<br />

Amerika Lijn op de Statendam.<br />

Tony woonde een half jaar in New York<br />

en hij ontmoette in The Big Apple de<br />

wereldberoemde drummer Art Blakey,<br />

die zich verbaasde over de techniek die<br />

Tony met zijn klompvoeten zich eigen<br />

had gemaakt. Na Tony’s terugkeer naar<br />

Nederland in 1974 werd hij slagwerker bij<br />

Robert Long en Toon Hermans. In 1975<br />

dook hij op in een rolletje als straatmuzikant<br />

in Frans Weisz’ film Rooie Sien. Van<br />

1978 tot 1998 was hij muzikaal begeleider<br />

bij de Rotterdamse Dansacademie. Tony<br />

werkte bij talrijke producties van het<br />

RO-Theater, maar hij werd in Rotterdam<br />

echt wereldberoemd als schnabbelaar in<br />

het cafécircuit. Jarenlang verzorgde hij<br />

de zondagmiddagjazz in café De Consul<br />

met pianist Fred van Zegveld en bassist<br />

Dolf del Prado. Tony was de ontdekker<br />

van ‘Brush-art’. Hij schilderde op de muziek<br />

van zijn favoriete drummers met in<br />

verf gedoopte brushes. Een chronische<br />

schouderblessure als gevolg van een<br />

val van de stoep van zijn woning aan de<br />

Wolphaertsbocht dwong hem te stoppen<br />

met drummen. In 2001 maakte Anneloek<br />

Sollart een documentaire over zijn leven,<br />

getiteld Boom Boom Viola. John Engels,<br />

sinds eind jaren vijftig Tony’s vriend, was<br />

op 27 februari 2008 de muzikale spil tijdens<br />

de eenmalige uitreiking van de ‘Tony<br />

Viola Award’ in café Ari. Zeven maanden<br />

later stond hij aan het graf van zijn markante<br />

jazzgabber, die op 16 oktober was<br />

overleden.<br />

Louise ‘Poeki’ Lagerweij<br />

(Rotterdam, 28 december 1942)<br />

Autodidact. Specialiteit: pasteltekeningen<br />

en portretten van jazzmusici.


Tony was de ontdekker van<br />

‘Brush-art’. Hij schilderde op<br />

de muziek van zijn favoriete<br />

drummers met in verf<br />

gedoopte brushes.<br />

9


Piet le Blanc<br />

Rotterdam, 26 mei 1921 - Rotterdam, 10 december 1996<br />

Piet de Wit, beter bekend als Piet le<br />

Blanc, zat nooit om een statement verlegen.<br />

Hij was een van de opvallendste<br />

kroegtijgers in het Rotterdam van de laat<br />

20e eeuw, maar hij was ook een onderschatte<br />

allround musicus. Hij speelde<br />

alt- en baritonsax in de orkesten van Boyd<br />

Bachman, Joe Andy, de Ramblers en hij<br />

speelde tweede viool in het Amsterdams<br />

Philharmonisch Orkest. Als hij in vorm<br />

was, kwam de hele jazzgeschiedenis<br />

voorbij. De ambitieloze Piet speelde de<br />

ganse avond voor één fles jenever. Hij was<br />

een entertainer en een aartsschnabbelaar<br />

pur sang. Hij wilde de mensen het liefst<br />

vermaken. Piets vader speelde accordeon<br />

en kocht voor hem een ‘toeter’. Piet kreeg<br />

zijn saxofoonlessen van Jan Oosterhout,<br />

die het vijftigjarig artiestenjubileum en de<br />

vijfenzestigste verjaardag van Piet, dat<br />

gevierd werd in het jazzcafé Dizzy, zeer<br />

geëmotioneerd kwam opluisteren. Piets<br />

muzikale carrière begon in de harmonie<br />

van de koek- en suikerwerkfabriek van C.<br />

<strong>Jam</strong>in in Crooswijk, waar hij werkte aan<br />

de anijsoliemachine. Zijn eerste vaste engagement<br />

was in 1938 bij de Rotterdamse<br />

band The Swing Devils.<br />

Piet werd in 1954 de Nederlandse nummer<br />

één baritonsaxofonist in de poll van<br />

het jazzmagazine Rhythme. Hij werkte<br />

acht jaar voor de Holland Amerika Lijn op<br />

de Statendam en de Nieuw Amsterdam.<br />

Op 30 oktober 1994 werd voor hem een<br />

gala-avond georganiseerd in het oude<br />

Luxor Theater. De fotograaf Carel van<br />

Hees maakte in dat jaar een documentaire<br />

en een boekje over hem getiteld ‘Piet<br />

le Blanc, saxman’. Alhoewel hij vaak over<br />

geld zeurde, had hij liever waardering dan<br />

poen. Piet overleed in de nacht van 9 op<br />

10 december 1996. Er werd gecollecteerd<br />

voor zijn begrafenis. Nog tijdens zijn<br />

ziekbed had zijn vrouw Lies zijn saxofoon<br />

verkocht aan dierenwinkel De Rimboe om<br />

een openstaande rekening te betalen.<br />

Kort na zijn overlijden heeft het Museum<br />

Rotterdam Piets saxofoon teruggekocht<br />

en deze maakt nu deel uit van de collectie.<br />

‘Je krijg zo’n droge muil van dat saxofoonspelen. Dan<br />

ken ik wel piano gaan spelen, maar dan krijg je weer van<br />

die droge vingers.’<br />

Robert van der Kroft<br />

(Haarlem, 11 april 1952)<br />

Tekende de strip Sjors en Sjimmie en<br />

vanaf 1988 Clair voor het weekblad Flair.<br />

Hij is medeoprichter van het tijdschrift<br />

Zone 5300 en het Cross Comix Festival.<br />

Hij is ook deejay en hij speelde in de band<br />

Zorro.<br />

11


David de Groot<br />

Rotterdam, 25 oktober 1880 - Londen, 22 mei 1933<br />

De Rotterdammer die in de jaren rond de<br />

Eerste Wereldoorlog de meeste plaatopnames<br />

op zijn naam had staan was<br />

David de Groot. De Groot studeerde in<br />

Amsterdam. Hij raakte bekend bij het grote<br />

publiek als dirigent en soloviolist van de<br />

Amsterdamse opera. In 1907 stak hij over<br />

naar Londen om te spelen in de Royal<br />

Opera House in Covent Garden. Een jaar<br />

later voegde hij zich bij het orkest van het<br />

nieuwe Piccadilly Hotel en hij werd muzikaal<br />

leider. Twintig jaar lang bepaalde hij<br />

de muziek in het hotel. Zijn bijdrage aan de<br />

jazzmuziek bestaat uit ragtimeopnames<br />

op het His Masters Voice label, waaronder<br />

Down in Jungle Town (1911), Alexanders<br />

Ragtime Band, That Mysterious Rag<br />

(1913) en Down Home in Tennessee<br />

(1916). Tijdschrift ‘Het Leven’ van 8 januari<br />

1927 schreef: ‘David de Groot, orkestleider<br />

van het Londense Piccadilly Hotel, een<br />

der meest gevierde violisten in Engeland,<br />

heeft vooral den laatsten tijd, ook in ons<br />

land – z’n vaderland – een grotere bekendheid<br />

gekregen door ‘His Masters<br />

Voice’ grammofoonplaten, maar vooral<br />

oor de radio. De duizenden landgenooten<br />

en radioluisteraars hebben daardoor herhaaldelijk<br />

kunnen genieten van z’n subliem<br />

spel Reeds als 12-jarige knaap werden z’n<br />

muzikale talenten ontwikkeld. Eerst door<br />

zijn vader – ’n bassist – en later door den<br />

Amsterdamschen vioolpaedagoog Jozef<br />

Kramer. Wegens ‘omstandigheden’ moest<br />

z’n studie plots een einde nemen, hij ging<br />

daarom aan de slag, zoowel in buiten- als<br />

binnenland, o.a. als violist aan de Italiaanse<br />

opera te Amsterdam. Dan plotseling twee<br />

telegrafische contract-aanbiedingen: één<br />

uit Dortmund en één uit Londen. Zijn intuïtie<br />

dreef hem naar Engeland, waar hij in<br />

korte tijd naam wist te maken. De Groot<br />

en Piccadilly Hotel zijn thans als ’t ware<br />

onafscheidelijk aan elkaar verbonden.’ Tot<br />

1928 zouden zijn goede smaak en consciëntieuze<br />

werkwijze het zeer gewaardeerde<br />

muzikale klimaat bepalen van het<br />

Piccadilly Hotel. Naast het orkest formeerde<br />

hij in 1923 ook een trio dat naast hemzelf<br />

op viool, bestond uit piano en cello.<br />

De cellist en saxofonist Joseph Samehtini,<br />

eveneens van Nederlandse origine, maakte<br />

jarenlang deel uit van het trio. David de<br />

Groot was een workaholic, met het gevolg<br />

dat hij regelmatig overwerkt was en rust<br />

moest houden. Inmiddels had hij samen<br />

met zijn in Amsterdam geboren echtgenote<br />

de Britse nationaliteit aangenomen.<br />

Uit het huwelijk werd een dochter, Clara,<br />

geboren. Na zijn verbintenis met het<br />

Piccadilly Hotel maakte hij met zijn trio<br />

tournees door Groot-Brittannië en had<br />

hij een acteerrol in een speelfilm. Verder<br />

maakte hij platen, platen en nog eens platen.<br />

In 1931 werd hij leider van het grote<br />

orkest van de juist geopende New Victoria<br />

Cinema. Enige tijd later ging zijn gezondheid<br />

snel achteruit en overleed hij in zijn<br />

woning aan de bekende Baker Street in<br />

Londen op 22 mei 1933.<br />

Wouter Tulp<br />

(Rotterdam, 16 maart 1979)<br />

Volgde de opleiding illustrator aan<br />

de Willem de Kooning Academie in<br />

Rotterdam. Zijn werk loopt uiteen van<br />

karikaturen tot redactionele illustraties en<br />

animaties.


13


Dick Rijnooy<br />

Rotterdam, 24 september 1913 - Rotterdam, 23 augustus 1998<br />

Dick moest van zijn ouders technisch<br />

tekenaar worden, maar hij werd drummer.<br />

Dick oefende op zijn zolderkamertje<br />

met grammofoonplaten en hij kreeg les<br />

van ‘de man van de kleine trom van het<br />

Philharmonisch’, die hem echter niet meer<br />

dan basistheorie bijbracht, want swingen<br />

deed zijn leraar allerminst. De enthousiaste<br />

jazzfan werd in december 1936 bestuurslid<br />

van de Nederlandsche Hot Club afdeling<br />

Rotterdam, eerst als penningmeester,<br />

later ook als secretaris. Bij het bombardement<br />

raakte hij zijn huis aan de Oppert en<br />

zijn platencollectie kwijt. Op 23 augustus<br />

1943 startte hij zijn professionele carrière<br />

in Dancing Belvédère op Katendrecht. Op<br />

3 november faalde het waarschuwingssysteem<br />

en de Sicherheitsdienst deed<br />

een onverhoedse inval op het moment dat<br />

het orkest, in plaats van de verordonneerde<br />

Duitse muziek te spelen, heftig stond<br />

te swingen. De dancing kon sluiten. Na<br />

Belvédère verkaste Dick Rijnooy naar de<br />

Mirador in Schiedam. Van 1 mei 1944 tot<br />

2 april 1945 speelde hij in café La Gaîté in<br />

de Tochtstraat. ‘Er kwam daar publiek dat<br />

bulkte van de centen. Veel verdiend. Veel<br />

zwart geld en veel eten. Er kwamen daar<br />

al net zo min Duitsers als op de Kaap.’<br />

Na de bevrijding en legio schnabbelwerk<br />

voor de geallieerden vormde Dick een trio<br />

met Jan Straatman en pianist Wim Struyk,<br />

The Swing Squad. Zij waren huisorkest<br />

van café De Kroon aan de Stationssingel.<br />

In juni 1946 verving hij Piet Ouwehand als<br />

slagwerker bij de Sound Diggers, een van<br />

de oudste Rotterdamse jazzorkesten. In<br />

1947 nam Dick de leiding van de Sound<br />

Diggers over van de vertrekkende pianist<br />

Cock van de Bergh. The Sound Diggers<br />

werden in 1947 een beroepsorkest met<br />

Juup Bakker als zangeres, die na twee<br />

jaar vervangen werd door Elly Roy. Zij<br />

bleef tot 1953 bij The Sound Diggers. Op<br />

het hoogtepunt telde het orkest veertien<br />

leden. Waaronder Kees en Piet Noordijk<br />

en Karel Reys. In de loop der jaren werd<br />

de band van Dick Rijnooy steeds kleiner,<br />

mede als gevolg van de opkomst van de<br />

Italiaanse orkestjes en de beatmuziek.<br />

Een tijd lang trad hij op met gezelschappen<br />

van zes, zeven man tot de band in<br />

1975 stopte als professioneel orkest.<br />

Rijnooy ging bij het Nederlandse Artiesten<br />

Management spelen met de revue Lachen<br />

mag van de dokter. Vlak voor zijn 65ste<br />

verjaardag zette Dick in 1978 een punt<br />

achter zijn professionele carrière. Een<br />

versleten heup maakte hem het drummen<br />

niet langer mogelijk. Na een geslaagde<br />

operatie nam hij in 1982 incidenteel weer<br />

plaats achter zijn slagwerk. In 1985 was<br />

Dick betrokken bij de oprichting van de<br />

Rotterdamse Artiesten Club (RAC), een<br />

vereniging van oud-artiesten. Op 23 augustus<br />

1998 overleed Dick Rijnooy wiens<br />

motto was: ‘er altijd verzorgd uitzien’.<br />

Theo van den Boogaard<br />

(Castricum, 25 maart 1948)<br />

Is bekend van zijn tekeningen voor de tijdschriften<br />

Hitweek en Aloha en de Sjef van<br />

Oekel strips, naar de creatie van Wim T.<br />

Schippers.<br />

15


Rob Franken<br />

Rotterdam, 16 augustus 1941 - Rotterdam, 7 december 1983<br />

Met de volkomen onverwachte dood op<br />

42-jarige leeftijd kwam er een einde aan<br />

de imposante muziekcarrière van Rob<br />

Franken. Franken was professional sinds<br />

1958 en speelde mee op meer dan vierhonderd<br />

langspeelplaten. Hij gold als één<br />

van de meest uitmuntende pianisten van<br />

Europa. Hij begeleidde Clark Terry, Klaus<br />

Weiss, Joe Pass, Art Farmer en Booker<br />

Ervin. Hij liep voorop in de technische<br />

ontwikkelingen van de jaren zestig en zeventig<br />

en was een pionier op de - in die<br />

tijd door jazzpuristen verguisde - Fender<br />

Rhodes piano en de ARP synthesizer.<br />

Eind jaren zestig maakte hij furore als<br />

organist in zijn eigen formatie The Rob<br />

Franken Organization en de jazzrockgroep<br />

Scope. Hij bracht het Hammondorgelspel<br />

op een hoger niveau. Hij was te horen op<br />

de imponerende soundtrack van de film<br />

Turks Fruit, maar ook in de vermaarde<br />

bigband van Kurt Edelhagen. Hij maakte<br />

platen met Harry Verbeke, Rogier van<br />

Otterloo, Herb Geller, Joop Scholten, Wim<br />

Overgaauw, Marjorie Barns en vele anderen.<br />

Rob Franken was jarenlang de vaste<br />

toetsenist van Jean ‘Toots’ Thielemans.<br />

Franken vormde voor Toots een grote<br />

inspiratiebron: ‘Van iedereen met wie ik<br />

speel leer ik, maar van wie ik het meest<br />

heb opgestoken is Rob Franken. Begin<br />

jaren zeventig had ik een kwartetje met<br />

hem. En ik vond zelf dat ik in die tijd een<br />

beetje ouderwets speelde, ik was een<br />

beetje versleten vond ik. En hij soleerde<br />

zo prachtig. Hij is zo onderschat geweest.<br />

Zelf deed hij ook altijd geringschattend<br />

over zijn spel. ‘Het zijn maar loopjes,’ zei<br />

hij altijd. Maar ja, meneer, welke loopjes?<br />

In 1973 speelde ik heel veel met Rob. Op<br />

een keer belde hij me op voor een jobke<br />

waarmee we tweehonderdvijftig gulden<br />

zouden verdienen. We moesten twee uur<br />

de studio in voor opnamen. Fumu, zei hij,<br />

functionele muziek. Muziek die ze zouden<br />

gebruiken in supermarkten en in de lift.<br />

Stella by Starlight, One Note Samba, dat<br />

soort liedjes. We namen alles in een keer<br />

op. Eerst het thema en dan allebei een<br />

chorusje. We hadden niets voorbereid.<br />

Toen ik de band terug hoorde vond ik het<br />

zo fris wat Rob speelde. Ik heb een kopie<br />

van die band meegenomen en ik ben er in<br />

gaan knippen. Net zolang tot ik een tape<br />

had met alleen de solo’s van Rob Franken.<br />

Die heb ik op een cassettebandje gezet en<br />

die heb ik gestudeerd. De woordenschat<br />

die hij in zijn improvisatie gebruikte, heb<br />

ik geanalyseerd en geleerd. En dat heeft<br />

me veel geholpen. Hij was veel jonger dan<br />

ik. Hij had pianisten als Chick Corea en<br />

Herbie Hancock bestudeerd, dat vond je<br />

in zijn manier van spelen terug. Die tape<br />

van Rob heeft me veel geholpen. Ik heb<br />

die band gebruikt zoals iemand doet die<br />

Russisch studeert of Chinees. Ik heb mezelf<br />

opgesloten en naar niets anders meer<br />

geluisterd dan de solo’s van Rob Franken.<br />

Geen andere taal meer. En ik heb er nog<br />

steeds profijt van.’ De musici waar Rob<br />

Franken mee speelde spreken tot op de<br />

dag van vandaag met het diepste respect<br />

over hem. Toch werd Franken nooit een<br />

‘grote naam’. Hij was een teruggetrokken<br />

en een bescheiden musicus, een autodidact<br />

zonder conservatoriumopleiding<br />

Jan Kruis<br />

(Rotterdam, 8 juni 1933 -<br />

Mantinge, 19 januari 2017)<br />

Begon als professioneel tekenaar bij de<br />

Toonder studio’s. Hij is bekend geworden<br />

door de semi-autobiografische strip Jan,<br />

Jans en de Kinderen.


17


Jaap Valkhoff<br />

Rotterdam, 16 augustus 1910 - Hoek van Holland, 3 juli 1992<br />

Jaap begon met accordeonspelen toen<br />

hij drie jaar oud was. Ook zijn zussen<br />

Marie, Jopie en zijn broer Arie bespeelden<br />

het schippersklavier. Rond 1920<br />

werden zij lid van de accordeonvereniging<br />

D ‘Accordeon, waar Jaap reeds<br />

op zijn twaalfde jaar twintig leerlingen<br />

had. Op zijn zeventiende kreeg hij zijn<br />

eerste vaste engagement in de dancing<br />

Alcazar. Hij startte rond 1927 The Three<br />

Hawcourts met Jopie en Arie. De verengelste<br />

naam van het trio was een idee<br />

van Theo Moens, de vermaarde gastheer<br />

van dancing Pschorr. Toen Jopie<br />

verkering kreeg, werd zij vervangen door<br />

de slagwerker Frans Beekmans. Het trio<br />

kreeg meer swing. Altsaxofonist Jan<br />

Scholmeijer, wiens vader reparateur van<br />

accordeons was, bracht Jaap de grondbeginselen<br />

van het saxofoonspel bij. Jaap<br />

kocht een Conn tenorsax. Hij was verzot<br />

op de Amerikaanse swingmuziek. The<br />

Hawcourts debuteerden voor de AVRO<br />

radio in 1932. Tijdens hun langdurige<br />

engagement in de Cosmopoliet keerde<br />

Jopie eind 1935 terug bij het trio, dat nu<br />

verder ging als kwartet. Arie had inmiddels<br />

contrabas leren spelen. Jaap begon met<br />

baritonsax en zang. In 1936 startte Jaap<br />

een jazzy orkest onder zijn eigen naam<br />

met Jopie, Arie, drummer Jaap Kooiman<br />

en de saxofoniste Annie van ’t Zelfde.<br />

In 1937 maakte Jaap deel uit van het<br />

ensemble Secco’s Gitanos, geleid door<br />

de uit nazi-Duitsland gevluchte joodse<br />

violist Hans ‘Secco’ Seligsohn. Met dit<br />

orkest zette Jaap als eerste in Nederland<br />

de swingaccordeon op plaat. Tijdens de<br />

oorlog werkte Jaap bij het orkest Piet van<br />

Dijk en was hij muzikaal leider van het<br />

orkest van de Deense entertainer Boyd<br />

Bachmann. Na de bevrijding speelde Jaap<br />

in het VARA het radio-orkest Accordeola<br />

met onder anderen Jan Gorissen en<br />

Johnny Holshuysen. Jaap begon cafés De<br />

Paardenstal in de Zwarte Paardenstraat,<br />

de Taboe Bar in de Teilingerstraat en hij<br />

opende later met zijn broer Arie de Oase<br />

Bar in de Schilderstraat. Zij namen een<br />

aantal platen op, die de sfeer en de gezelligheid<br />

van de Oase Bar voor een groter<br />

publiek bereikbaar maakten. Jaap verliet<br />

in 1966 de kroeg in de Schilderstraat en<br />

hij opende op 7 september 1967 in de<br />

Proveniersstraat café De Horlepiep. Het<br />

uitbaten van een kroeg en het dagelijks<br />

optreden werd Jaap teveel. In 1975 hield<br />

hij de horeca voor gezien en hij volgde<br />

Piet Koopmans op bij het accordeontrio<br />

de Three Jacksons, die miljoenen platen<br />

verkochten. Op 3 juli 1992 werd Jaap in<br />

Hoek van Holland van zijn fiets gereden<br />

en overleed. Jaap Valkhoff schreef meer<br />

dan tweehonderd liedjes waaronder de<br />

Rotterdamse schlagers Langs de Maas,<br />

Dat kan alleen in Rotterdam, Hand in<br />

Hand Kameraden, Denk je nog aan die<br />

Tijd en het onsterfelijke Diep in mijn<br />

Hart, maar Valkhoff, die als geen ander<br />

zijn liefde voor ‘zijn’ Rotterdam bezong,<br />

was ook een productieve componist van<br />

Jordanese smartlappen<br />

Martin Valkhoff<br />

(Rotterdam, 29 januari 1956)<br />

Is de jongste zoon van Jaap Valkhoff. Hij<br />

is werkzaam als archeologisch tekenaar<br />

bij het Bureau Oudheidkundig Onderzoek<br />

Rotterdam. Martin speelt vanaf zijn 9e<br />

gitaar.<br />

19


Nico de Rooy<br />

Nicolaas ‘Nico’ de Rooij<br />

(Rotterdam, 27 februari 1906 - Den Haag, 17 februari 1959)<br />

Nico was een van de meest prominente<br />

Nederlandse jazzpianisten. Vóór zijn eerste<br />

engagement in december 1920 begeleidde<br />

hij zijn ouders, die als het zangduo<br />

De Rooy op kermissen werkten. Nico’s<br />

broer, Casper, speelde viool en ook zijn<br />

zoons werden artiest. Nico junior is concertpianist.<br />

Zijn jongste zoon Karel werd<br />

wereldberoemd als Mini van het komisch<br />

duo Mini &Maxi. Ook Nico’s vrouw Mimi<br />

stamt uit een artiestenfamilie. Haar vader<br />

was de Rotterdamse dirigent Karel Das<br />

van Grol. Mimi speelde viool en saxofoon.<br />

Nico maakte zijn eerste plaatopname<br />

in 1926 met het Belgische orkest The<br />

Original Berkeley’s Five. Hij was hiermee<br />

de derde Nederlandse jazzmusicus, die<br />

(na Louis de Vries en Joop de Leur) een<br />

plaatopname maakte. Hij werkte met<br />

Eddy Roos, The Midnight Rounders, The<br />

Kentucky Kardinals, Jack en Louis de<br />

Vries, Marek Weber, Louis Davids, Robert<br />

‘Bobby’ Martin en de Decibels. Op 26 augustus<br />

1935 remplaceerde hij Theo Uden<br />

Masman tijdens de befaamde plaatopnames<br />

van de Ramblers met Coleman<br />

Hawkins. Hij begeleidde Connie Boswell<br />

en de zangeres en comédienne Sophie<br />

Tucker. Tussen zijn lange engagementen<br />

door trad hij op als allround solopianist.<br />

Van 1940 tot en met maart 1941 werkte hij<br />

bij de bands van trompettist Levie ‘Louis’<br />

Bannett, de Surinaamse saxofonist Lex<br />

van Spall en het orkest Piet van Dijk met<br />

onder andere Arie Valkhoff op bas en<br />

Jaap Valkhoff, tweede tenorsax. In april<br />

1943 verbond hij zich aan het orkest van<br />

Arie Maasland. In 1944 was Nico solopianist<br />

in de Rotterdamse bar Destin en het<br />

Amsterdamse café Parasiana. Tijdens de<br />

Hongerwinter bestond zijn gage uit een<br />

dagelijkse warme maaltijd. Kort na de<br />

bevrijding toerde hij door België met het<br />

orkest van Piet van Dijk en verzorgde hij<br />

radio-uitzendingen van Radio Herrijzend<br />

Nederland. In 1946 vierde hij op 29 oktober<br />

in de Haagse dierentuin zijn (uitgestelde)<br />

25-jarig jubileum als musicus.<br />

Aan het eind van zijn leven werkte Nico<br />

de Rooij voornamelijk als solopianist.<br />

Zijn laatste engagement was begin 1959<br />

in het Rotterdamse Chez Bâton in de<br />

Hartmanstraat.<br />

Martin Lodewijk<br />

(Rotterdam, 30 april 1939)<br />

Begon in 1957 met het tekenen van<br />

stripverhalen. Hij brak door met zijn creatie<br />

Agent 327. Lodewijk won in 1978 de<br />

Stripschapprijs. Hij is medeoprichter van<br />

de band Chickenfeed.


21


Mitsey Smeekens<br />

Mitsey ‘Mitzy’ Smeekens<br />

Rotterdam, 4 oktober 1920 - Rotterdam, 5 oktober 2008<br />

De als Mirza Wilhelmina Snijders geboren<br />

Mitsey Smeekens leerde in haar jeugd<br />

zingen met langspeelplaten en werkte op<br />

17-jarige leeftijd als ouvreuse in het Arena<br />

theater, dat beschikte over een groot orkest<br />

en een microfooninstallatie. Tijdens<br />

het schoonmaken van de orkestbak<br />

zong zij stiekem met pianobegeleiding<br />

van één van haar collega’s het bekende<br />

chanson J’attendrai en zij werd ontdekt.<br />

In 1939 won zij een door Dirk Reese en<br />

Theo Moens georganiseerde croonwedstrijd<br />

in de Dancing Pschorr met A-Tisket<br />

A-Tasket, een kinderliedje dat in de versie<br />

van zangeres Ella Fitzgerald in 1938 een<br />

wereldhit was. Dankzij haar succes in<br />

de croonwedstrijd kreeg zij het aanbod<br />

om in het orkest van de pianist Martin<br />

Roman te zingen. In dat orkest speelde<br />

Gerard Smeekens trompet. Met hem trad<br />

zij, drie maanden vóór de Duitse inval, in<br />

het huwelijk. Mitsey verhuisde in 1941 van<br />

Hillegersberg naar Amsterdam en werkte,<br />

na de arrestatie van de joodse Martin<br />

Roman, met de Surinaamse musici Kid<br />

Dynamite en Lex van Spall. Zij zong na het<br />

verbod op Engelse teksten in het Frans,<br />

Spaans, Italiaans en Nederlands en weigerde<br />

lid te worden van de Kultuurkamer.<br />

Gerard Smeekens werd tegen het einde<br />

van de oorlog in Duitsland vermoord. Na<br />

de bevrijding werkte Mitsey anderhalf jaar<br />

bij het orkest van de voormalige drummer<br />

Bill Stanford (Willy Siehl) in de Canadian<br />

Officers Park Club in Amsterdam. Mitsey<br />

was met haar Radio-quartet en het orkest<br />

van Arnold Brinkman eind jaren veertig<br />

regelmatig te beluisteren op de AVRO- en<br />

KRO-radio. De zangeres keerde in 1953<br />

terug naar Rotterdam waar zij trouwde<br />

met de pianist Herman Houtman, die<br />

sinds 1948 haar vaste begeleider was. Zij<br />

trad op in El Amra, de Scotch Inn en de<br />

Plaza in Rotterdam. Zij begon omstreeks<br />

1958 haar eigen Perdido Trio met de contrabassist<br />

Will Nieland, Joop Korzelius<br />

(slagwerk, vibrafoon) en Herman Houtman<br />

(piano). Mitsey en Herman openden op<br />

3 mei 1962 het café De Doofpot aan de<br />

Nieuwe Binnenweg, dat zij na een jarenlange<br />

en succesvolle exploitatie in 1978<br />

verkochten. Mitsey bleef ook na het overlijden<br />

van haar tweede man actief in de<br />

muziek. Het laatste nummer dat zij zong<br />

was Georgia on my Mind tijdens de viering<br />

van haar 88ste verjaardag. Een dag later<br />

overleed zij.<br />

Lorenzo de Bruin<br />

(Rotterdam, 21 juli 1967)<br />

Kon eerder tekenen dan lopen. Hij kreeg<br />

het vak thuis met de paplepel ingegoten.<br />

Zijn vader was kunstschilder en reclametekenaar<br />

Kok de Bruin.<br />

23


Piet Noordijk<br />

Rotterdam, 26 mei 1932 – Hellevoetsluis, 8 oktober 2011<br />

Piet kwam ter wereld in een zeer muzikale,<br />

maar arme familie. Hij raakte op jonge<br />

leeftijd, gefascineerd door het drumspel<br />

van zijn achttien jaar oudere broer Tonny,<br />

verslingerd aan de jazz. Zijn eerste en,<br />

naar eigen zeggen, belangrijkste leraar<br />

was zijn zeventien jaar oudere broer Kees,<br />

die hem tijdens de laatste jaren van de<br />

Tweede Wereldoorlog de grondbeginselen<br />

van het klarinetspel bijbracht. Op 14-jarige<br />

leeftijd leerde hij het ensemblespel in de<br />

arbeidersmuziekvereniging Tot Steun in<br />

de Strijd. Piet trad toe als eerste klarinettist<br />

bij het Rotterdams Kamerorkest, een<br />

gezelschap onder leiding van de dirigent<br />

Piet Ketting. Hij schnabbelde ‘s nachts<br />

in de Rotterdamse kroegen en was vaak<br />

te laat voor de ochtendrepetities van het<br />

Kamerorkest. Toen Ketting ter ore kwam<br />

dat Piet ook jazzmuziek speelde, kreeg<br />

de jonge blazer zijn congé. Op instigatie<br />

van mevrouw Willebeek Lemaire verwierf<br />

Piet een studiebeurs voor het Rotterdams<br />

conservatorium waar hij lessen volgde bij<br />

de basklarinettist Harrend Vlag. Piet studeerde<br />

vijf à zes uur per dag en behaalde<br />

in 1954 cum laude zijn orkestdiploma<br />

voor klarinet. In die tijd raakte hij bevangen<br />

door het virtuoze en innovatieve spel<br />

van de bebopsaxofonist Charlie Parker.<br />

Piet moest en zou de saxofoon erbij gaan<br />

spelen. Broer Kees deed hem een goudgelakte<br />

Selmer altsaxofoon cadeau. In<br />

korte tijd maakte hij zich het spelen op het<br />

instrument eigen. In het nachtclubcircuit<br />

ontplooide hij zich als een allrounder en hij<br />

speelde zich in de kijker van de pianiste en<br />

zangeres Pia Beck, met wie hij zijn eerste<br />

radio-uitzending maakte. Noordijk kreeg<br />

een aanbieding voor het sextet van de<br />

violist Frans Poptie, maar hij moest deze<br />

lucratieve klus wegens het vervullen van<br />

de militaire dienstplicht in augustus 1954<br />

opzeggen. Zijn muzikale kwaliteit was<br />

zijn meerderen niet ontgaan en hij werd<br />

van de luchtdoelartillerie in Ossendrecht<br />

overgeplaatst naar de Dienst Welzijn en<br />

Ontspanning. Na de militaire dienst speelde<br />

hij in The All Stars van de slagwerker<br />

Wessel Ilcken en het Ger van Leeuwen<br />

Kwartet, een ensemble dat regelmatig<br />

voor de radio optrad en zorgde voor zijn<br />

groeiende faam bij het grote publiek. Piet<br />

voelde zich nooit te goed om in nachtclubs<br />

te spelen, maar de ongezonde<br />

arbeidsomstandigheden en het overlijden<br />

van zijn vader deden hem in 1962<br />

besluiten het allround kwintet van zijn<br />

broer Kees te verruilen voor een zekerder<br />

bestaan als gastsolist bij radio-orkesten,<br />

als The Skymasters, The Ramblers en<br />

Malando. In 1963 werd hij benaderd door<br />

pianist Misha Mengelberg. Het klikte tussen<br />

de twee en zij formeerden een combo<br />

dat een mix bracht van bebop en de vrijere<br />

jazzmuziek. Het Misha Mengelberg-<br />

Piet Noordijk Kwartet, met de slagwerker<br />

Han Bennink en achtereenvolgens<br />

Jacques Schols, Ruud Jacobs en Rob<br />

Langereis op contrabas, maakte furore in<br />

de Nederlandse jazzwereld en speelde als<br />

enige Europese band tussen de jazzgroten<br />

op het Newport Jazz Festival in 1966<br />

in New York. Het succes ging echter gepaard<br />

met conflicten. De meer traditionele<br />

opvattingen van Noordijk botsten regelmatig<br />

met de avant-gardistische aanpak<br />

van Mengelberg en Bennink. Hij keerde<br />

de zogenaamde free jazz de rug toe en<br />

verdiende zijn brood met studiowerk, The<br />

Storktown Dixie Kids en zijn eigen kwartet.<br />

In 1978 kreeg hij zijn eerste vaste baan<br />

als lead-altist bij het Metropole Orkest.<br />

De muzikale omnivoor, gezegend met<br />

een lyrische, heldere en loepzuivere toon,<br />

maakte in 1980 met Loverman zijn eerste<br />

echte jazzplaat onder eigen naam. Vele<br />

opnames zouden nog volgen. Piet werd<br />

gevraagd door internationaal vermaarde<br />

jazzmusici, als Johnny Griffin, Billy<br />

Eckstein, Oliver Nelson, Hank Mobley,<br />

Toots Thielemans en Wynton Marsalis. Na<br />

zijn pensionering bij het Metropole Orkest<br />

in 1992 kon hij gaan doen wat eigenlijk<br />

graag wilde: jazz maken voor zijn plezier.<br />

Na een kort ziekbed als gevolg van longkanker<br />

overleed Piet Noordijk op 8 oktober<br />

2011 in zijn woonplaats Hellevoetsluis


Dick Matena<br />

(Den Haag, 24 april 1943)<br />

Begon in 1960 op 17-jarige leeftijd<br />

bij de Toonder Studio’s. Hij<br />

maakt de laatste jaren vooral<br />

naam met zijn realistische bewerkingen<br />

van klassiekers uit de<br />

Nederlandse literatuur.<br />

25


Louis de Vries wordt toe geblazen door Michael Varekamp


Louis de Vries<br />

Vianen, 6 januari 1905 - Zwolle, 5 september 1935<br />

Louis de Vries woonde het grootste deel<br />

van zijn jonge leven in de toenmalige<br />

joodse buurt rond de Kruiskade. Hij was<br />

de oudste zoon van de amateur-trompettist<br />

Arend de Vries en de broer van Jack,<br />

Izaak en Clara die allen ook uitmuntende<br />

koperblazers waren. Louis de Vries was<br />

de eerste Nederlandse jazzsolist waarvan<br />

in de Verenigde Staten een plaat werd<br />

uitgebracht. Hij begon zijn imposante<br />

carrière in het bioscooporkest van Max<br />

Tak. Hij toerde met de grote buitenlandse<br />

orkesten van onder anderen Oscar Logan,<br />

Edgar Adler, Kai Ewans, Marek Weber,<br />

Julian Fuhs, Dajos Bela en Ben Berlin.<br />

Alle vedetten uit die tijd kenden Louis de<br />

Vries. In 1933 completeerde hij het orkest<br />

van zijn broer Jack, The Internationals.<br />

Medio november 1934 speelde de<br />

band in het Grand Café Sihlporte in het<br />

Zwitserse Zürich, waar zij bezoek kregen<br />

van de wereldberoemde trompettist Louis<br />

Armstrong. De in topvorm verkerende De<br />

Vries hield zijn zenuwen niet meer in bedwang,<br />

hij verloor zijn concentratie, hij kon<br />

niet meer fraseren en hij stortte op het podium<br />

figuurlijk in elkaar. Zijn buitengewone<br />

techniek liet hem op het hoogtepunt van<br />

zijn imposante carrière in de steek. Na afloop<br />

kwam Armstrong het podium op. Hij<br />

bedankte de band en sloeg zijn arm om<br />

de schouder van De Vries. Hij richtte zich<br />

tot het publiek en zei dat Louis de Vries<br />

een van de grootste trompettisten ter wereld<br />

is. Louis de Vries vertrok in februari<br />

1935 naar Engeland. Hij maakte daar opnames<br />

met Valaida Snow, de orkesten van<br />

Bert Ambrose en Henry Hall. In de zomer<br />

van 1935 speelde Louis in het orkest The<br />

Jumping Jacks van zijn stadgenoot Arie<br />

Maasland (later bekend als Malando) en<br />

hij maakte opnames met de Ramblers.<br />

Kort nadat Louis de Vries een contract<br />

had getekend voor een anderhalf jaar durende<br />

tournee in de Verenigde Staten met<br />

het Paramount Orkest raakte hij op 31 augustus<br />

1935 levensgevaarlijk gewond bij<br />

een verkeersongeluk in Hattemerbroek.<br />

Een aantal dagen later overleed hij in het<br />

R.K. Ziekenhuis in Zwolle op 5 september<br />

1935. Het magazine ‘De Jazzwereld’<br />

sprak van een onherstelbaar verlies. De<br />

familie De Vries zou van verder onheil niet<br />

gespaard blijven<br />

Peter Pontiac<br />

(Beverwijk, 28 april 1951-<br />

Amsterdam, 20 januari 2015)<br />

Is geboren onder naam Peter Pollmann.<br />

Hij debuteerde in de tijdschriften Aloha<br />

en Tante Leny Presenteert. Autodidact<br />

Pontiac tekende vooral underground<br />

strips, posters en platenhoezen.<br />

27


Meijer Wery<br />

Rotterdam, 24 januari 1892 - Rotterdam, 12 oktober 1978<br />

Meijer Wery (geboren Werij) stamt uit een<br />

zeer muzikale familie van artiesten en kermisreizigers.<br />

Hij begon als klarinettist in<br />

het orkest van zijn vader. Meijer trad op als<br />

violist in het Casino Variété, café Palatinat<br />

en café-concert De Matador. Later maakte<br />

Wery deel uit van het bekende salonorkest<br />

van Marcello Lanfredi, het Italiaanse<br />

Heeren Orkest van Gaetano di Vito en Mr.<br />

Masseltop. Hoewel hij voornamelijk klassieke<br />

muziek maakte, is Meijer Wery ook<br />

jazzdocent en pionier op de saxofoon.<br />

Hij was met onder andere Jules Zagwijn<br />

en dirigent Willem Feltzer medeoprichter<br />

van het Genootschap Tot Onderlinge<br />

Kunstbeoefening, het latere Rotterdams<br />

Philharmonisch Orkest. Meijer Wery was<br />

bovendien een zeer maatschappelijk geëngageerde<br />

musicus. Hij werd al in 1918 lid<br />

van de Rotterdamsche Toonkun stenaars<br />

Vereeniging, een van de voorlopers van<br />

de Nederlandse Toonkunstenaars Bond<br />

(NTB). In het begin van de jaren twintig gaf<br />

Wery vioollessen en doceerde hij saxofoon<br />

aan de Muziekscholen Maatschappij<br />

ter Bevordering der Toonkunst en het<br />

muzieklyceum van Willem Feltzer, dat in<br />

april 1929 als eerste in Nederland een<br />

jazzopleiding startte. Wery speelde<br />

saxofoon bij de harmonieorkesten onder<br />

leiding van Bart Verhallen, Ben Geijsel<br />

en Eduard Flipse. Bij het RPhO speelde<br />

hij viool, basklarinet en saxofoon.<br />

Volgens muziekrecensent Ton Verhiel<br />

was Meijer Wery de eerste solosaxofonist<br />

bij een Nederlands symfonieorkest. Zijn<br />

uitvoering van het razend moeilijke De<br />

Lachende Saxophoon van Rudy Wiedoeft<br />

maakte hem bekend bij het grote publiek.<br />

Met studiemateriaal en grammofoonplaten<br />

uit Amerika en een moderne saxofoon<br />

maakte hij zich het jazzspel eigen. Op 21<br />

november 1940 werd Wery door de NSB<br />

ontheven van zijn functie als voorzitter van<br />

de Rotterdamse afdeling van de NTB. De<br />

Nazi’s dwongen Wery te verhuizen naar<br />

Amsterdam. In 1941 werd hij gearresteerd<br />

wegens zijn betrokkenheid bij de<br />

Februaristaking. Hardnekkig ontkende<br />

hij tijdens het verhoor ook zijn joodse afkomst.<br />

Op 15 mei 1941 moesten op bevel<br />

van de bezetter alle joodse musici uit de<br />

orkesten worden ontslagen. In zijn laatste<br />

week bij het RPhO ontving Wery een, door<br />

hem zeer gewaardeerde, steunbetuiging<br />

van het Rotterdamse publiek die was<br />

ondertekend met Leve de muziek - Leve<br />

het Vaderland. Hij schnabbelde illegaal bij<br />

het Concertgebouw Orkest, het Operette<br />

Gezelschap van Boskamp, circus Mikini,<br />

het Goois Symphonie Orkest en het<br />

Joods Symphonie Orkest. Na de bevrijding<br />

keerde Wery terug naar het RPhO<br />

waar hij zich sterk maakte voor de oprichting<br />

van een bedrijfspensioenfonds voor<br />

de musici. Wery kwam eind 1950 met succes<br />

in het geweer tegen de voorgenomen<br />

fusie van het Residentie Orkest met het<br />

RPhO. Na zijn pensionering in 1957 hield<br />

hij tot op zeer hoge leeftijd zijn eigen lespraktijk<br />

aan. Op 18 mei 1966 was hij gast<br />

bij het galaconcert van het Rotterdams<br />

Philharmonisch Orkest ter gelegenheid<br />

van de opening van het concert- en congresgebouw<br />

de Doelen. In december<br />

1976 benoemde de NTB hem tot erelid.<br />

Meijer Wery overleed 12 oktober 1978 op<br />

86-jarige leeftijd in Rotterdam


Joost Swarte<br />

(Heemstede, 24 december 1947)<br />

Is striptekenaar en grafisch ontwerper.<br />

Hij begon in 1971 zijn eigen striptijdschrift<br />

Modern Papier en tekende voor Aloha,<br />

Tante Leny presenteert, Vrij Nederland,<br />

Humo en The New Yorker. Swarte staat<br />

op de foto naast Jenny Wery, de dochter<br />

van Meijer Wery.<br />

29


Wilbert Plijnaar<br />

(Rotterdam, 12 februari 1954)<br />

Is bekend als co-auteur van Sjors &<br />

Sjimmie en Claire. Hij is illustrator,<br />

striptekenaar en scenarist van succesvolle<br />

tekenfilms, zoals Despicable<br />

Me en de Ice Age films. Wilbert is een<br />

neef van Rita Reys.


Rita Reys<br />

Rotterdam, 21 december 1924 - Breukelen 28 juli 2013<br />

Hartstocht, trots, volharding en professionalisme<br />

typeren de als Maria Everdina<br />

Reijs geboren Rita Reys. Zij stamde uit<br />

een zeer muzikaal en groot gezin dat tien<br />

kinderen telde. In Crooswijk woonde de<br />

familie Reijs in hetzelfde pand als de evenzo<br />

muzikale familie Valkhoff. Nederlands<br />

bekendste jazz-zangeres begon haar carrière<br />

rond 1940 bij The Hawaïan Minstrels<br />

van gitarist Frans van Lankeren en bij het<br />

orkest van Klaas van Beeck, die haar een<br />

grote carrière voorspelde. Na de bevrijding<br />

trouwde Rita met slagwerker Wessel<br />

Ilcken. Met hem werkte zij in de band<br />

van Lex van Spall en het orkest van Ted<br />

Powder, waarvan de stichting RJAM kortgeleden<br />

een unieke opname heeft ontdekt.<br />

Met het orkest Piet van Dijk toerde<br />

zij maanden door Spanje en Noord-Afrika.<br />

In 1950 startte zij haar eigen sextet waarmee<br />

zij werkte in Duitsland, Engeland en<br />

Zweden. In 1955 verscheen de driedelige<br />

Nederlandse productie Jazz Behind the<br />

Dikes met Rita’s indrukwekkende vertolking<br />

van My Funny Valentine. De producer<br />

van het Amerikaanse Columbia label,<br />

George Avakian, hoorde Rita zingen in de<br />

Amsterdamse jazzclub Sheherezade en<br />

hij nodigde haar in 1956 uit voor een toer<br />

door de Verenigde Staten. Met Art Blakey<br />

& The Jazz Messengers nam zij de elpee<br />

The Cool Voice of Rita Reys op. In New<br />

York gaf zij optredens met onder anderen<br />

Hank Mobley, Horace Silver, Lester Young<br />

en Donald Byrd. Een jaar later toerde ze<br />

opnieuw in de V.S. met Chico Hamilton,<br />

Oscar Pettiford, Zoot Sims en Clark Terry.<br />

Kort na haar terugkeer in Nederland overleed<br />

Wessel Ilcken op 13 juli 1957 aan de<br />

gevolgen van een hersenbloeding. Toch<br />

trad Rita dezelfde avond op voor een<br />

televisie-uitzending vanuit Loosdrecht.<br />

Haar Rotterdamse doorzettingsvermogen<br />

- als kind was zij medeverantwoordelijk<br />

voor het huishouden - hielp haar door<br />

deze moeilijke periode heen. In 1960<br />

won zij het internationale jazzfestival van<br />

Juan-les-Pins, begeleid door het trio van<br />

pianist Pim Jacobs. Met hem trad zij in<br />

datzelfde jaar in het huwelijk. Sinds het<br />

festival droeg Rita Reys de titel Europe’s<br />

First Lady of Jazz. In samenwerking met<br />

orkestleider en arrangeur Rogier van<br />

Otterloo nam zij vier elpees op: Rita Reys<br />

Sings Burt Bacharach, Rita Reys Sings<br />

Michel Legrand, Rita Reys Sings George<br />

Gershwin en Rita Reys Sings Antonio<br />

Carlos Jobim. Rita werd geprezen om haar<br />

tekstbehandeling, haar trefzekere timing<br />

en frasering. Ze was hard voor anderen,<br />

maar ook voor zichzelf. Ondanks haar onverbloemde<br />

en directe uitspraken dwong<br />

ze door haar professionalisme en werklust<br />

respect af bij het grote publiek. In 1981<br />

werd bij haar borstkanker geconstateerd.<br />

Strijdvaardig overwon zij deze ziekte. Ze<br />

maakte kort daarna een nieuwe start met<br />

een overweldigend optreden voor een<br />

uitverkocht Concertgebouw tijdens een<br />

Nederlands jazzgala. Zij liet ‘de rotzooi’,<br />

zoals zij het zelf noemde, achter zich. Met<br />

het trio van Pim Jacobs nam zij in 1992<br />

twee nieuwe American Songbook-albums<br />

op. Een geplande tournee ter gelegenheid<br />

van haar zeventigste verjaardag werd uitgesteld<br />

wegens ziekte van Pim. Hoewel<br />

Rita er alle vertrouwen in had dat hij zou<br />

genezen, overleed hij op 3 juli 1996. Rita<br />

wilde zonder Pim niet meer optreden,<br />

maar zij knokte zich terug en formeerde<br />

eind 1996 een nieuw ensemble met pianist<br />

Lex Jasper, drummer Peter Ypma en<br />

bassist Ruud Jacobs. ‘Als ik zing vergeet<br />

ik alles,’ zei ze. Zelfs op hoge leeftijd wist<br />

Rita Reys iedereen telkens weer te verrassen<br />

met haar soepele swing, vitaliteit en<br />

stembeheersing. Haar stem werd donkerder<br />

en rijper. Zij zong maar liefst op twintig<br />

edities van het North Sea Jazz Festival.<br />

Daarnaast coachte Rita jonge talenten,<br />

zoals Fay Claassen, Izaline Calister en de<br />

Rotterdamse zangeressen Kim Hoorweg<br />

en Margriet Sjoerdsma. Op 6 juli 2013<br />

trad Rita Reys op voor een uitverkochte<br />

en uitzinnige North Sea Jazz Club in<br />

Amsterdam. Zij was net hersteld van een<br />

heupoperatie. Het zou haar laatste optreden<br />

worden. 25 juli 2013 werd zij getroffen<br />

door een hersenbloeding, waaraan zij in<br />

de nacht van 27 op 28 juli 2013 overleed.<br />

31


Annie de Reuver<br />

Anna Maria Clasina ‘Annie’ de Reuver<br />

Rotterdam, 19 februari 1917 - Rotterdam, 1 januari 2016<br />

Annie de Reuver werd geboren aan de<br />

Gedempte Slaak. De liefde voor de muziek<br />

kreeg Annie mee van haar Brabantse<br />

moeder en haar grootouders, die na het<br />

zondagse kerkbezoek in de kroeg accordeon<br />

speelden en zongen. Gedurende<br />

haar schooltijd startte zij met twee<br />

vrienden het zangtrio The Rhythm Aces.<br />

Tijdens hun optreden in hotel Coomans<br />

in juni 1934 ontmoette zij de leden van de<br />

amateur bigband The Blue Blowers, die<br />

er ook optraden. Annie werd gevraagd<br />

met de band een aantal nummers mee te<br />

zingen. Zij kende slechts drie songs waarmee<br />

zij desondanks toch veel succes had:<br />

It don’t mean a Thing, St. Louis Blues en<br />

Moonglow. The Blue Blowers waren in<br />

1931 opgericht door trompettist Kees van<br />

Munster. Op een middag in januari 1935<br />

bezoeken Annie en de violist Jaap van<br />

Veen de dancing Pschorr, voor haar de<br />

mooiste dancing van Europa, waar op dat<br />

moment de The Ramblers optreden. Zij<br />

zou best bij de band willen zingen. Jaap<br />

benadert Masman en Annie mag een<br />

nummer meedoen. Theo Uden Masman<br />

is hierover zo tevreden dat hij haar vraagt<br />

dezelfde avond tijdens een rechtstreekse<br />

uitzending voor de AVRO-radio I can’t<br />

give you anything but love en Nasty Man<br />

te zingen. Het is het begin van een regelmatige<br />

samenwerking met de Ramblers.<br />

Zij wordt geen vaste lady-crooner van de<br />

band, volgens Masman is daarvoor geen<br />

geld. Op 4 februari 1935 maakte het orkest<br />

de fameuze opnames met saxofonist<br />

Coleman Hawkins. Annie zingt: Some of<br />

these Days, Hands across the table en<br />

I only have eyes for you. Annie: ‘Ik was<br />

doodsbang voor die Hawkins Ik vond het<br />

een enge man die vreselijk naar de drank<br />

rook. ‘s Morgens om tien uur was ie al<br />

strontlazarus, de whisky walmde je tegemoet.<br />

Maar door die opnamen ben ik wel<br />

als het ware onsterfelijk geworden, want<br />

die zijn over heel de wereld uitgebracht.’<br />

Annie blijft bij de Blue Blowers zingen en<br />

vormt haar eigen septet met onder andere<br />

Willy Langestraat (klarinet), Martin<br />

Beekmans (slagwerk), Jan Kelder (trompet)<br />

en bassist Frans de Guise. Tijdens<br />

de oorlogsjaren werkte zij met het orkest<br />

van Nico de Vries, de Decibels, The Swing<br />

Stars, het orkest van Dick Willebrandts,<br />

Boyd Bachmann en het AVRO-dansorkest<br />

van Hans Mossel. In 1944 wordt haar verboden<br />

om op te treden, omdat zij weigert<br />

lid te worden van de Kultuurkamer. Honger<br />

dwong haar op dit besluit terug te komen.<br />

Met het orkest van Scott Powel, een bigband<br />

van dienstplichtige Amerikaanse militairen,<br />

verzorgt zij op 12 november 1945<br />

in de Rivièrahal het eerste concert van een<br />

Amerikaanse dansorkest in Nederland na<br />

de bevrijding. In 1946 zingt zij bij The Red,<br />

White en Blue Stars onder leiding van<br />

Willy Kok. Deze band was de voorloper<br />

van de Skymasters, volgens velen in die<br />

tij de beste bigband van Europa. In juni<br />

1947 emigreerde zij met haar man Jack<br />

Philips naar Venezuela. In 1951 keert zij<br />

terug bij de Skymasters. In de jaren vijftig<br />

speelt Annie voor de Nederlandse militairen<br />

met haar het orkest De Reuvertjes.<br />

In samenwerking met de componist en<br />

arrangeur Tom Erich legt zij zich toe op<br />

Nederlandstalige liedjes als Harmonica<br />

Jim, Wenen, Lied van het Pierement, Veel<br />

bittere tranen en het bekende Kijk eens in<br />

de poppetjes van mijn ogen. Jarenlang<br />

werd zij door het blad Tuney Tunes uitgeroepen<br />

tot de meest populaire zangeres<br />

van Nederland. Eind jaren zestig boekte<br />

Annie succes als platenproducer en talentscout<br />

bij de platenmaatschappijen<br />

Dureco, CNR en Telstar van Johnny Hoes.<br />

Zij was de ‘ontdekker’ van onder anderen<br />

Ben Cramer, Vader Abraham, Oscar Harris<br />

en de Kermisklanten. Op haar zeventigste<br />

produceerde zij de hit Kleine Jodeljongen<br />

van Manke Nelis. Annie de Reuver overleed<br />

op 1 januari 2016 in haar geliefde<br />

Rotterdam op 98-jarige leeftijd.


Op haar zeventigste produceerde<br />

zij de hit Kleine Jodeljongen van<br />

Manke Nelis.<br />

Erik Kriek<br />

(Amsterdam, 18 november 1966)<br />

Werkte als illustrator voor onder andere<br />

Vrij Nederland, de VPRO gids. Hij is vooral<br />

bekend om zijn reeks Gutsman. Hij won in<br />

2017 met In the Pines - 5 murder ballads<br />

de prijs voor het beste album van het jaar.<br />

33


Het legendarische jazzpodium Negropalace Mephisto is aan het Boomgaardhof geëerd met<br />

een grote muurschildering gemaakt door Ilse Weisfelt en Joren Jushua van Rewriters 010.


De herinnering<br />

aan de<br />

Rotterdamse<br />

jazzmusici<br />

Het Negro Palace Mephisto aan de (Oude) Binnenweg 94<br />

werd vanaf de start een groot succes. Het voormalige cabaret<br />

‘De Hel’ was een pijpenla van achtentwintig bij tien meter.<br />

Voor de ingang van het Negro Palace stond de goud gegalonneerde Surinaamse portier,<br />

tapdanser en drummer Jacky Blue (Frits Blijd). Het podium bevond zich ter hoogte<br />

van het midden aan de rechterwand. Tegenover het podium was de kop van Mephisto<br />

gebouwd. In zijn opengesperde mond konden bezoekers plaats nemen. Zij werden<br />

bediend door een twintigtal Surinaamse kelners onder leiding van Freddy Suncar. Het<br />

Negro Palace had een capaciteit van tweehonderd toeschouwers. De entree was gratis,<br />

maar de consumptieprijzen waren gepeperd. De directeur en concertpromotor Jacques<br />

Papier opende op vrijdag 6 november 1936, aanvankelijk nog zonder vergunning, zijn<br />

jazzpodium met de band van de Surinaamse trompettist en showman Teddy Cotton<br />

(Theodoor Kantoor). Tot aan de brand op 11 mei 1938 traden grote, internationale jazzartiesten<br />

op, waaronder Coleman Hawkins, Bobby Martin, Freddy Johnson, Benny Carter<br />

en Johnny Dunn.<br />

35


Ferri Ronteltap maakte ter gelegenheid van het Cross Comix festival op<br />

8 oktober 2016 en 20 oktober 2017 een prachtige korte documentaire<br />

over de RJAM die permanent is te zien op de grote videowall in Theater<br />

Rotterdam.<br />

Caro van der Pluijm (BKOR), Ruud van<br />

Middelkoop (RJAM), Raimono di Battista<br />

(RJAM), Anton Goudsmit (gitaar), Kim<br />

Hoorweg (zang) en Dick A. van den Berg<br />

(deejay) zijn blij met de RJAM elpee.


Saxofonist Benjamin Herman bracht<br />

tijdens de Rotterdamse Jazzdag op 8<br />

mei 2016 een ode aan de overleden<br />

Rotterdamse jazzmusici.<br />

37


oute<br />

10<br />

6<br />

4<br />

5<br />

8<br />

3<br />

7<br />

9<br />

2<br />

1<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

13<br />

14


14<br />

11<br />

12<br />

13<br />

13<br />

Rotterdam Jazz Artists Memorial route<br />

1 #2 Nico de Rooy (Eendrachtsplein)<br />

2 #2 Louis de Vries is Oude Binnenweg,<br />

maar officieel huisnummer Eendrachtsplein<br />

3 #121a Rob Franken (Oude Binnenweg)<br />

4 #117a Rita Reys (Jacobusstraat)<br />

5 #115 Dick Rijnooy (Jacobusstraat)<br />

6 #115 Mitsey Smeekens (Jacobusstraat)<br />

7 #134 Jaap Valkhoff (Oude Binnenweg)<br />

8 #113 David de Groot (Oude Binnenweg)<br />

9 #132 Piet Noordijk (Mauritsstraat)<br />

10 #107 Meijer Wery (Mauritsstraat)<br />

11 #120 Piet le Blanc (Oude Binnenweg)<br />

12 #120 Annie de Reuver (Oude Binnenweg)<br />

13 #120 Mephisto (Boomgaardhof)<br />

14 #102 Tony Viola (Oude Binnenweg)<br />

39


De jazz is<br />

anno 2018<br />

nog steeds<br />

springlevend<br />

In samenwerking met verschillende partijen stelt de stichting<br />

Rotterdam Jazz Artists Memorial zich tot doel de herinnering<br />

aan de Rotterdamse jazzmusici levend te houden. Zij draagt<br />

daarmee ook bij tot de artistieke en cultuurhistorische verlevendiging<br />

van de binnenstad.<br />

Zoals gezegd, het RJAM project heeft het kaliber van een groeibriljant. Ook jazzmusici<br />

ontsnappen niet aan de alles verslindende tijd. Alhoewel de jazz menigmaal voor dood<br />

is verklaard, is de muziek anno 2018 nog steeds springlevend. De portrettengalerij zal<br />

dus regelmatig worden aangevuld.<br />

Op de rol staan: een tableau dat de musici die actief waren tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog voor het voetlicht plaatst, bijvoorbeeld: Louis Bannet (trompet), Pauky<br />

Kosman (zang en trompet), Clara de Vries (trompet), Dick Willebrandts (piano en orkestleider)<br />

en Annie van ’t Zelfde (saxofoon). De portretten van Wim Koopmans (zang,<br />

accordeon), Jan Laurens Hartong (piano en orkestleider), Ger van Voorden (saxofoon)<br />

plus een eerbetoon aan de Rotterdamse accordeonisten, zoals de recentelijk overleden<br />

Toos Endlich, The Willards, Accordeola en The Three Jacksons.


Monument voor<br />

Rotterdamse<br />

Jazzmusici<br />

www.rjam.nl


43


45

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!