25.06.2019 Views

NAV News 98

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

navnews<br />

mei - juni 2019 - nr <strong>98</strong><br />

tweemaandelijks tijdschrift (verschijnt niet in juli & augustus)<br />

© Tim Van Wichelen<br />

STRAMIEN, POLO, DMOA en B-ILD aan het feest<br />

Winnaars Jo Crepain Prijzen 2019<br />

14<br />

NIEUWBOUW KLEUTER-<br />

EN BASISSCHOOL<br />

DE OESTER IN GOOIK<br />

BRUT architecture and urban design<br />

(voor THV BRUT+BO+HoeBa)<br />

Fotografie: Steven Neyrinck<br />

V.U.: Kris Baetens, St.-Clarastraat 48, 8000 Brugge - Afgiftekantoor Gent x - erkenningsnummer P802033 - Retouradres: St.-Clarastraat 48, 8000 Brugge - T 050 47 46 67 - F 050 47 46 79


02 editoriaal<br />

<strong>NAV</strong> bespreekt prioriteiten met Vlaams<br />

minister van Energie Lydia Peeters<br />

© Bart Lasuy<br />

Samen voor meer architecturale en<br />

ruimtelijke kwaliteit<br />

In ons beroep valt kwaliteit te vergelijken met een tamagotchi, zo’n virtueel<br />

kuiken dat bij gebrek aan constante zorg de digitale geest geeft. Op die<br />

nood aan zorg voor architectuur en ruimtelijke planning hebben wij als beroepsvereniging<br />

al tot vervelens toe gewezen. Dikwijls wijzen we daarbij de<br />

gemeenten op hun verantwoordelijkheid omdat zij de hen recent toebedeelde<br />

lokale autonomie onvoldoende verzilveren in een goed gefundeerd<br />

kwaliteitsbeleid. Maar je moet daarvoor over de nodige kennis en middelen<br />

beschikken, luidt dan meestal hun repliek. Kwaliteit is ook geen kwantificeerbaar<br />

gegeven waarop je als lokale overheid een waterdichte motivatie<br />

kunt bouwen als je een vergunningsaanvraag afwijst, volgt steevast als<br />

tweede - valabel - argument. Af en toe kregen we de bal ook keihard teruggeserveerd<br />

en werden we gewezen op banale appartementenarchitectuur<br />

‘waaraan toch ook een ontwerper te pas is gekomen’. Een terechte kritiek,<br />

maar als geen ander beseffen wij: de architect kan adviseren en aanbevelen<br />

wat hij wil, de finale beslissing ligt altijd in andermans handen. Dat architecten<br />

dergelijke opdrachten dan maar moeten weigeren zoals sommigen<br />

suggereren, is jammer genoeg geen optie in de markt waarin we vandaag<br />

opereren en een onaanvaardbaar zwakke positie innemen. Slotsom van de<br />

discussie: lokale overheden en architecten praten hopeloos langs elkaar<br />

heen, en als dat te lang aanhoudt, is het risico verre van denkbeeldig dat we<br />

ons allebei terugtrekken in een egelstelling. Een horrorscenario dat we zeker<br />

willen vermijden.<br />

Maar er gloort hoop aan de horizon. Enkele recente ontwikkelingen stemmen<br />

mij optimistisch. Mits de nodige inspanningen kunnen zij niet alleen<br />

de architecturale en ruimtelijke kwaliteit aanscherpen, maar ook een flinke<br />

impuls geven aan de positie van de architect. Ik heb het meer concreet over<br />

de kwaliteitskamers die enkele intercommunales voor streekontwikkeling in<br />

Oost- en West-Vlaanderen en in Brabant hebben opgezet met de bedoeling<br />

de lokale besturen te versterken, kennis uit te wisselen en de expertise<br />

te vergroten. Een tweede hoopgevende evolutie is dat de mogelijkheid die<br />

de Vlaamse regering een tijdje geleden creëerde om intergemeentelijke<br />

GECORO’s op te richten, daadwerkelijk tot resultaten begint te leiden. Twee<br />

pilootprojecten kunnen alvast rekenen op financiële ondersteuning van de<br />

(vorige) bevoegde minister van Omgeving en zullen de deelnemende gemeenten<br />

extra slagkracht geven bij hun visievorming inzake ruimtelijk beleid<br />

en hun aanpak van concrete projecten. Het is nu aan ons architecten, ruimtelijk<br />

planners en andere experts om voluit onze rol in deze organen op te nemen,<br />

zodat zij uitgroeien tot de platformen van overleg, kennisbundeling en<br />

cocreatie waarvoor we al zo lang pleiten. De tijd voor actie is aangebroken.<br />

Kati Lamens<br />

Nationaal Voorzitter<br />

Netwerk Architecten Vlaanderen<br />

Partners <strong>NAV</strong> 2019<br />

@<strong>NAV</strong>architecten<br />

www.nav.be/opinie<br />

De afgelopen maanden kwamen tienduizenden op straat om<br />

aandacht te vragen voor de klimaatdoelstellingen. Maar met het<br />

energieconsulentenproject is <strong>NAV</strong>, met de steun van het Vlaams<br />

Energieagentschap, al een tiental jaar voortrekker voor de reductie<br />

van de C02-uitstoot van onze gebouwen. Gedurende die jaren zijn<br />

de energie- of epb-eisen voor onze gebouwen almaar verstrengd en<br />

complexer geworden. De energieconsulent van <strong>NAV</strong> staat paraat om<br />

de architecten daarvan op de hoogte te houden en bij te staan in de<br />

toepassing ervan.<br />

<strong>NAV</strong> organiseerde in dat kader maar liefst 379 opleidingen en verwelkomde er 31.875 deelnemers. <strong>NAV</strong> beantwoordde<br />

tevens zo’n 4.750 helpdeskvragen van architecten. Zo’n 1.288 artikels informeerden architecten<br />

over de recentste evoluties of de oplossing voor ontwerpvraagstukken. Tijdens de Renovatiedag bracht<br />

<strong>NAV</strong> dat werk nog eens onder de aandacht bij Vlaams minister van Energie Lydia Peeters. (De ontmoeting<br />

vond plaats vóór de Vlaamse verkiezingen op 26 mei. Bij het ter perse gaan, op 7 juni, was er nog geen<br />

nieuwe Vlaamse regering gevormd.) Het vroeg niet alleen aandacht voor het vele werk dat de afgelopen<br />

jaren al is verzet, het besprak er ook de aandachtspunten voor het toekomstige EPB-beleid.<br />

<strong>NAV</strong> vraagt hierbij aandacht voor een flexibelere epb-regelgeving die meer ruimte laat voor het ontwerp,<br />

en vraagt ook aandacht voor het betaalbaar houden van energiebewust bouwen. Daarnaast moet de<br />

epb-regelgeving in haar berekeningen ook meer rekening houden met de werkelijke waarden, eerder dan<br />

de theoretische uitkomsten van een computermodel. Ten slotte wijst <strong>NAV</strong> er ook op dat een doeltreffend<br />

klimaatbeleid in de toekomst ook andere parameters in rekening moet brengen dan enkel het energieverbruik<br />

van de woning, want ook het gedrag van de gebruikers, vb. op het vlak van mobiliteit, heeft een<br />

grote impact.<br />

Continu bijscholen en informeren<br />

De epb-eisen verstrengen stapsgewijs al gedurende meer dan 10 jaar, en het aantal parameters wijzigt.<br />

Zo houden architecten bij het ontwerp tegenwoordig niet langer rekening met een K-peil en een nettoenergiebehoefte<br />

voor ruimteverwarming. Voortaan gaat het over het S-peil, naast een E-peil, een aandeel<br />

hernieuwbare energie en eisen rond oververhitting en ventilatie en de U-max waarden van vloer, muur- en<br />

dakisolatie. Daarnaast is de bestemming van belang en onderscheidt men nieuwbouw, renovatie én ingrijpende<br />

energetische renovatie. Kortom, de EPB-regelgeving mag best complex en uitgebreid genoemd<br />

worden en het continu bijscholen en informeren van architecten is dan ook noodzakelijk.<br />

Reële, blijvende nood<br />

Met het energieconsulentenproject komt <strong>NAV</strong> al een tiental jaar deze nood tegemoet en dit via infosessies,<br />

opleidingen, workshops, pockets, artikels en tools. Zo bracht <strong>NAV</strong> eind 2018 nog de EPB-wijzer uit. Die<br />

tool vat de wettelijke epb-eisen per jaartal samen voor élke mogelijke aard der werken sinds de start in<br />

2006. Ook m.b.t. de toekomstige eisen in 2019, 2020, 2021 en de langetermijndoelstellingen in 2050 licht<br />

de wijzer al een tip van de sluier. Daarnaast helpt de tool de architect om keuzes te maken naar gelang<br />

het gebouwtype, het E-peil en de hernieuwbare energie, rekening houdend met de doelstellingen van<br />

het bouwproject.<br />

Vlaams minister van Energie Lydia Peeters bezocht tijdens de Renovatiedag een doorgedreven energetische<br />

renovatie van AVENIRarchitecten in Hasselt.<br />

Hoofdredacteur: Pieter De Groote, pdg@nav.be<br />

Administratieve zetel: Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 212 26 99, fax 02 400 71 72<br />

Retouradres: Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 474 667, fax. 050 474 679<br />

Lay-out: FCOmedia, Marieke Veys<br />

Druk: Drukkerij Pattyn - Afgiftekantoor Gent x, erkenningsnummer P802033<br />

<strong>NAV</strong> <strong>News</strong> werd geseald in composteerbare bio-folie, gemaakt van maïs, en CO²-neutraal verstuurd door<br />

Nevelland i.k.v. het GREENPOST-programma van Bpost.<br />

<strong>NAV</strong> en zijn auteurs kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor de inhoud van de teksten, de interpretatie<br />

ervan, of eventuele onjuiste gegevens. Wet- en regelgeving veranderen snel. De mogelijkheid bestaat<br />

dat tekst-elementen al door nieuwe wetgeving of besluiten achterhaald zijn. We excuseren ons hiervoor.<br />

© Luc Roymans


actua 03<br />

“We moeten ruimtelijk rendement verder inbedden in onze bouwcultuur”<br />

Het verhogen van het ruimtelijk rendement moet de norm worden in Vlaanderen. De website<br />

www.ruimtelijkrendement.be wil met goede voorbeelden inspiratie bieden aan ontwikkelaars, architecten,<br />

omgevingsambtenaren of bouwheren die dagelijks bezig zijn met bouwprojecten. Door kwaliteitsvol te<br />

verdichten en functies te verweven wordt bijkomende ruimte inname vermeden.<br />

Vlaanderen wil ruimtelijk rendement verder inbedden<br />

in onze bouwcultuur. Dat is nodig want<br />

het ruimtebeslag in Vlaanderen bedraagt ondertussen<br />

33 procent. Het gaat om de ruimte die we<br />

in Vlaanderen innemen voor huisvesting, handel<br />

en industrie, transport en recreatie. Ook tuinen,<br />

parken, voetbalpleinen enz. maken daar deel van<br />

uit. Het verhogen van het ruimtelijk rendement<br />

betekent dat we meer gaan doen met het al ingenomen<br />

ruimtebeslag. Dat kan door meer activiteiten<br />

op eenzelfde oppervlakte te organiseren zonder<br />

afbreuk te doen aan de leefkwaliteit, en dat<br />

op de best gelegen plaatsen. Dat gebeurt door te<br />

kiezen voor de meest geschikte combinatie van<br />

intensivering, verweving, hergebruik en tijdelijk<br />

ruimtegebruik.<br />

De website www.ruimtelijkrendement.be beschrijft<br />

uitvoerig tien voorbeeldprojecten waarbij<br />

sprake is van kwalitatieve verdichting, verweven<br />

van functies, hergebruik enz. Het gaat bijvoorbeeld<br />

om cohousing met 22 woningen (Sint-<br />

Niklaas), renovatie tot een collectief woon-en<br />

werkproject (Antwerpen), transformatie van een<br />

oud industriegebied (Hasselt), wonen in een herbestemde<br />

school (Westvleteren) of een mix van<br />

verschillende functies (Leuven). Elk project wordt<br />

geïllustreerd met foto’s en een filmpje. De projecten<br />

liggen verspreid over Vlaanderen. De website<br />

zal de komende jaren verder aangevuld worden<br />

met nieuwe inspirerende voorbeelden van ruimtelijk<br />

rendement.<br />

Vlaams minister Koen Van den Heuvel: “De strategische<br />

visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen<br />

streeft er naar om de verdere inname van<br />

ruimte tegen 2040 naar 0 ha per dag te herleiden.<br />

Het verhogen van ruimtelijk rendement vormt één<br />

van de hoofdlijnen binnen die visie. De nieuwe<br />

website www.ruimtelijkrendement.be toont alvast<br />

aan dat er op het terrein vele mogelijkheden zijn<br />

van slim, creatief en kwalitatief ruimtegebruik.”<br />

i<br />

www.ruimtelijkrendement.be<br />

© Patrick Vanhopplinus<br />

De nieuwe website van het Vlaams Departement<br />

Omgeving werd voorgesteld door Vlaams minister<br />

van Omgeving Koen Van den Heuvel in basisschool<br />

GIBO Mariaburg in Brasschaat, waar naar een<br />

ontwerp van abv+architecten boven de nieuwe<br />

school 26 duplexwoningen werden gebouwd. V.l.n.r.<br />

<strong>NAV</strong>-voorzitter Kati Lamens, directeur Kris Baetens,<br />

Vlaams minister Koen Van den Heuvel en architect<br />

Johan Seliaerts van abv+architecten.<br />

7.000 toekomstige verbouwers op pad tijdens<br />

de Renovatiedag<br />

De 21ste editie van de Renovatiedag in mei heeft 7.000 toekomstige<br />

verbouwers op de been gebracht. Goed voor in totaal zo’n 23.000<br />

bezoeken aan 70 inspirerende renovatieprojecten. De grote<br />

belangstelling bewijst dat Vlamingen graag goed voorbereid te werk<br />

gaan, een must voor een geslaagd renovatieproject. Dat beaamde<br />

ook Vlaams minister van Energie Lydia Peeters tijdens een bezoek<br />

aan een deelnemende ingrijpende energetische renovatie van<br />

AVENIRarchitecten in Hasselt.<br />

Wie verbouwplannen koestert, zakte massaal af<br />

naar de verschillende deelnemende projecten.<br />

Bezoekers kregen niet alleen de kans om inspiratie<br />

op te doen, ze konden ook een gesprek<br />

aanknopen met de architect en de bewoners.<br />

7.000 verbouwers in spe – zo’n 1.000 bezoekers<br />

meer dan de vorige editie - kregen uit de eerste<br />

hand te horen hoe ideeën zijn omgezet naar de<br />

praktijk, welke technieken zijn toegepast en hoe<br />

de samenwerking met de bouwpartners verliep.<br />

Kortom: hoe uitgeleefde panden werden omgetoverd<br />

tot gebouwen met een ziel.<br />

Inhaalbeweging<br />

Onder de deelnemende architecten is op te meten<br />

dat renovatieopdrachten een belangrijk aandeel<br />

blijven vormen in hun portfolio. Meer dan<br />

58% van de ééngezinswoningen in Vlaanderen<br />

dateert immers van voor 1970. En tegen 2050 wil<br />

de Vlaamse Overheid dat elk huis en elk appartement<br />

even energiezuinig is als een energetisch<br />

performante nieuwbouwwoning. Dat betekent<br />

dat we voor een forse inhaalbeweging staan. “Ik<br />

stel vast dat de Vlaming bij een renovatie nu sneller<br />

de link legt met het energiezuiniger maken<br />

van zijn woning”, aldus Vlaams minister van Energie<br />

Lydia Peeters. “Maar goede voorbeelden zijn<br />

hierbij heel belangrijk. Op de Renovatiedag kan<br />

iedereen met eigen ogen vaststellen dat energetisch<br />

renoveren een pak haalbaarder is dan misschien<br />

eerst gedacht.”<br />

Renoveren op eigen ritme<br />

Langs de zijde van de verbouwers kan je niet om<br />

de trend van gefaseerd bouwen heen. Hierbij is<br />

een masterplan onontbeerlijk. Zo’n plan bevat<br />

een duidelijk einddoel en een bindende chronologie.<br />

Voor een optimaal rendement moeten de<br />

verschillende fases technisch op elkaar afgestemd<br />

worden.<br />

©Luc Roymans<br />

Rondleiding in een ingetogen authentieke woning<br />

uit 1900 met een verrassend open en nieuw verhaal<br />

met grote glaspartijen aan de achterzijde van<br />

Studio Segers Architecten uit Maaseik.<br />

Wijzigingen Onroerend Erfgoeddecreet 2019<br />

Er zijn dit en de komende jaren tal van wijzigingen in de<br />

Erfgoedregelgeving. Zo wordt de bekrachtiging van archeologienota’s<br />

vanaf april vervangen door een meldingsplicht.<br />

De belangrijkste wijzigingen aan het Onroerenderfgoedbesluit<br />

zijn:<br />

• De erkenningen van onroerenderfgoedgemeenten,<br />

intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten<br />

en onroerenderfgoeddepots<br />

worden fusievriendelijker.<br />

• De erkenning van archeologen krijgt een onderverdeling<br />

in twee types: een eerste type erkenning<br />

voor archeologen die alle vormen van<br />

archeologisch onderzoek mogen uitvoeren en<br />

een tweede type erkenning voor archeologen<br />

die enkel vooronderzoeken zonder ingreep in<br />

de bodem mogen uitvoeren en daar archeologienota’s<br />

over mogen melden. Zo zullen er<br />

meer archeologen in aanmerking komen voor<br />

een erkenning.<br />

• De bekrachtiging van archeologienota’s wordt<br />

vervangen door een meldingsplicht.<br />

• Het aantal vrijstellingen van archeologisch<br />

vooronderzoek wordt uitgebreid.<br />

• De gevallen waarbij een beheersplan een voorwaarde<br />

is voor het bekomen van een premie,<br />

worden beperkt. De verplichting geldt enkel<br />

nog bij premie-aanvragen voor UNESCO-Werelderfgoed,<br />

beschermde stads- en dorpsgezichten,<br />

landschappen en archeologische sites,<br />

en voor meerjarige subsidieovereenkomsten.<br />

• De onderzoekspremie voor de opmaak van een<br />

beheersplan verdwijnt.<br />

• De erfgoedpremie van 80 % verdwijnt, de<br />

60%-categorie, vandaag beperkt tot ZEN-erfgoed<br />

en onderwijsgebouwen wordt verruimd<br />

met beschermde gebouwen die bestemd zijn<br />

voor een erkende eredienst, beschermde goederen<br />

met een publieksfunctie in eigendom<br />

van een gemeente, autonoom gemeentebedrijf,<br />

OCMW, welzijnsvereniging of een sociale<br />

huisvestingsmaatschappij, open erfgoed en<br />

opengestelde, maalvaardige molens.<br />

• Aanvullende premies van 10 procent zijn mogelijk<br />

voor voorbeeldige beheerders en voor<br />

vzw’s die het herstel en beheer van beschermd<br />

erfgoed tot doel hebben.<br />

• De premie voor buitensporige opgravingskosten<br />

krijgt een verhoging tot 80%. Er komt bovendien<br />

een nieuwe premie voor verplicht uit<br />

te voeren archeologisch vooronderzoek met<br />

ingreep in de bodem.<br />

Wanneer zijn welke wijzigingen in werking getreden?<br />

De wijzigingen zijn gefaseerd in werking getreden,<br />

enerzijds op 1 januari 2019, anderzijds op<br />

1 april 2019. Ook de beslissingsboom van het<br />

Agentschap Onroerend Erfgoed is geüpdatet.<br />

i<br />

www.nav.be/kennis<br />

<strong>NAV</strong> Belangenbehartiging<br />

<strong>NAV</strong>-directeur Kris Baetens<br />

verzorgt de belangenbehartiging<br />

voor architecten in naam<br />

van meer dan 3 000 leden. Wilt<br />

u iets melden? tel. 02 212 26<br />

99 of info@nav.be


04 interview<br />

© DMOA<br />

“Wij creëren hoop bij conflicten”<br />

Benjamin Denef van Maggie Program, duurzame shelters voor humanitaire doeleinden<br />

In het dagelijkse leven is Benjamin Denef mede-zaakvoerder van DMOA Architecten in Heverlee. Maar minstens even<br />

bezield is hij bezig met Maggie Program, de humanitaire non-profit vleugel van DMOA. De Maggie ziet eruit als een<br />

tent, maar heeft alle voordelen van een duurzaam gebouw. Ze staat op 2 dagen recht en gaat 15 jaar mee. En kan<br />

dus perfect gebruikt worden in conflictgebieden als opvangplaats, ziekenhuis of school.<br />

Ik ontmoet Benjamin op het kantoor van DMOA.<br />

Een prachtig gebouw, opgetrokken in stampbeton,<br />

makkelijk bereikbaar met de wagen of openbaar<br />

vervoer. Binnenin mooie lichtrijke ruimtes,<br />

duurzame materialen en een prachtig zicht op<br />

Leuven. Via ingebouwde sensoren reageert de<br />

gevel bovendien op het wandeltempo van voorbijgangers<br />

met geluid. Uitgetest en goed bevonden.<br />

Een contrast met de werkomstandigheden<br />

in landen zoals Kameroen of Noord-Irak, waar<br />

Benjamin straks naartoe trekt. De Maggie zal er<br />

dienen als educatief centrum voor Yezedi-kinderen<br />

met een oorlogstrauma.<br />

“Het verschil is inderdaad groot en confronterend.<br />

Zoals de armoede in Kameroen bijvoorbeeld. Of<br />

de corruptie bij de douane in sommige landen.<br />

Of de gruwelverhalen die we ongetwijfeld in Irak<br />

zullen horen. Maar tegelijk treft het me steeds<br />

weer om te zien hoe je ondanks oorlog, armoede<br />

of conflicten gewoon via bijvoorbeeld Whatsapp<br />

vlot kan samenwerken met lokale partners.”<br />

SPOORLOOS IN DE JUNGLE<br />

“Maar het is niet altijd gemakkelijk om in dergelijke<br />

landen te werken, dat is een feit. Er kan ook<br />

gewoon zoveel mislopen. Geld dat je niet op tijd<br />

bijeen krijgt, een container die ergens vast zit, onveilige<br />

situaties… Ik kan daarvan wakker schrikken<br />

’s nachts.”<br />

“Of constant mee bezig zijn, zoals tijdens ons project<br />

in Kameroen (de Maggie is daar een internaat<br />

om zo ver wonende kinderen kans op onderwijs<br />

te geven, red.). Hoewel we de Maggies twee<br />

maanden ervoor met de container opstuurden,<br />

waren die nog steeds niet ter plaatse. Eerst stond<br />

container geblokkeerd omdat de transporteur<br />

enkele formaliteiten was vergeten te regelen. Dan<br />

was de vrachtwagen plots spoorloos in de jungle.<br />

Blijkbaar wou de chauffeur een kortere weg nemen<br />

met hellingen die de plotse regen onberijdbaar<br />

maakte. Alle communicatie was verbroken. Ik<br />

zat toen net in Griekenland met mijn gezin, maar<br />

met mijn hoofd zat ik in Kameroen. Tot onvrede<br />

van mijn reisgezellen (lacht). Ik heb echt een traan<br />

van opluchting gelaten toen de container er was.”<br />

DE ANDERE BART PEETERS<br />

Hoewel Benjamin en zijn team nu veel voldoening<br />

halen uit Maggie en echt overtuigd zijn van<br />

hun meerwaarde, was het zeker niet vanaf het<br />

begin de bedoeling om naast het architectenbureau<br />

met humanitaire projecten bezig te zijn. “Wel<br />

staan we altijd open voor nieuwe initiatieven.<br />

De ingebouwde xylofoon in onze gevel bijvoorbeeld,<br />

of de muurschildering buiten. Als we iets<br />

tof vinden, dan gaan we ervoor. Los van het feit<br />

of er return is voor ons kantoor of niet. Dat was<br />

met Maggie ook zo. Het was Bart Peeters (niet de<br />

zanger, wel een naamgenoot, red.) die ons triggerde<br />

om iets te doen voor de miljoenen vluchtelingen<br />

die hij via Artsen zonder Grenzen in de<br />

tentenkampen zag.”<br />

“Maar het project vlotte niet. Ondanks ons innovatieve<br />

concept en een aantal awards (waaronder<br />

de Belgian Building Award, red.) konden we<br />

nergens een eerste pilootproject starten met een<br />

grote ngo. We zijn dan zelf fondsen gaan verzamelen<br />

bij tal van Belgische bedrijven en serviceclubs<br />

en via samenwerking met kleinere lokale<br />

ngo’s zijn we dan toch van start gegaan. Het sociaal<br />

engagement leeft meer en meer bij bedrijven.<br />

Opmerkelijk is dat tal van baksteenfabrikanten<br />

ons project in Irak steunen, terwijl geen enkele<br />

baksteen in de Maggie steekt.”<br />

“Een piste waar we nu aan denken is om Maggie<br />

in te zetten voor commerciële projecten in België.<br />

De opbrengst vloeit dan terug naar onze humanitaire<br />

projecten. Denk maar aan een Maggie als<br />

tijdelijk klaslokaal voor een scholen met plaats<br />

tekort, of als stockageruimte voor aannemers of<br />

voor een pop-upshop… ”<br />

“Maggie heeft ons kantoor zeker beïnvloed. Zo<br />

zijn we meer opgeschoven in de richting van productontwikkelaar.<br />

Overheden schakelen ons in<br />

voor advies rond duurzaam en circulair bouwen,<br />

we zitten samen met baksteenproducenten over<br />

nieuwe, meer duurzame technieken om te bouwen…<br />

Zoiets zou zonder Maggie nooit gebeurd<br />

zijn.”<br />

EEN TENT MET EEN VERHAAL<br />

“Jammer genoeg krijgen we nog steeds moeilijk<br />

voet aan wal bij de grote ngo’s zoals de VN-Vluchtelingenorganisatie<br />

of het Rode Kruis. Ergens begrijp<br />

ik dat wel, want zij moeten miljoenen mensen<br />

tegelijk een oplossing kunnen bieden. Dus<br />

kiezen ze sneller voor de grote spelers die meteen<br />

grootschalige kwalitatieve oplossingen kunnen<br />

bieden. Waar wij wel vernieuwend zijn, is dat we<br />

contracten afsluiten met lokale aannemers. Waarmee<br />

we meteen ook voor lokale tewerkstelling<br />

zorgen.”<br />

“Wij willen een echte game changer zijn in sociaal<br />

ondernemerschap. Door onze samenwerking<br />

met lokale ngo’s en bedrijven, maar zeker ook<br />

door onze innovatie. De Maggie bestaat uit duurzame,<br />

circulaire materialen en is zo ontwikkeld<br />

dat ze 15 jaar meegaat. Maar zelfs dan hoeft het<br />

niet te stoppen. Wie wil, vervangt de zeilen door<br />

bakstenen of planken en je hebt meteen een degelijk<br />

gebouw. De structuur kan namelijk eeuwig<br />

meegaan.”<br />

“Wij creëren hoop bij conflicten. De Maggie is<br />

gewoon veel meer dan een tent, het is een verhaal.<br />

Een van Belgische bedrijven die sponsoren,<br />

van samenwerking met lokale ngo’s en bedrijven<br />

en van vrijwilligers binnen en buiten DMOA die<br />

wekenlang keihard werken. En de Maggie is echt<br />

een shelter. Mensen vinden er warmte, gezelligheid,<br />

onderdak, ontspanning, veiligheid en sociaal<br />

contact. Ik kan niet wachten tot ik in Irak ben om<br />

ons nieuwe project te realiseren. Als de container<br />

tenminste op tijd door de douane geraakt.”<br />

Redactie: Sanderijn Vanleenhove (Federatie Vrije Beroepen)<br />

© DMOA<br />

© DMOA<br />

© Studio Dann<br />

Dit artikel verscheen eerder in ‘De vrije Beroeper’, een<br />

krant voor de UNIZO/Federatie Vrije Beroepen-leden<br />

met een vrij beroep.<br />

i<br />

www.maggie-program.org


nav werkt 05<br />

<strong>NAV</strong> werfbezoeken<br />

De afgelopen maanden bood <strong>NAV</strong> haar leden de kans om<br />

verschillende interessante werven te bezoeken: het Wintercircus<br />

(01) in Gent, de Handelsbeurs (02) in Antwerpen, de<br />

projectontwikkeling Nieuw Zuid (03) in Antwerpen, en het<br />

nieuwe diensten- en cultuurcentrum (04) in Deinze.<br />

01<br />

© Arnout Fonck<br />

© Evi Polak<br />

02<br />

© Evi Polak<br />

© Evi Polak<br />

03<br />

© Evi Polak<br />

© Evi Polak<br />

04<br />

© Arnaud Tandt<br />

Ontwerpen van karaktervolle gevelbekleding en toch<br />

prestatiegericht?<br />

In het kader van de nieuwe STS 71.2 “Systemen voor de buitenisolatie van gevels” organiseerde<br />

<strong>NAV</strong> deze info-avonden voor 400 architecten. Aan de hand van een aantal concrete<br />

cases werd onder meer de vereenvoudiging geïllustreerd die de STS biedt in de selectie van<br />

materialen. Tevens werden de aandachtspunten in de toepassing van gevelbekledingssystemen<br />

op bestaande gebouwen belicht. Deze info-avonden vonden plaats i.h.k.v. het project<br />

ETICS iv, met steun van VLAIO.<br />

Asbest<br />

Alles wat een architect moet weten omtrent de<br />

problematiek van asbest kwam tijdens deze opleiding<br />

aan bod. Ruim 230 aanwezigen kregen uitleg<br />

over o.a. het herkennen van asbest, het wetgevend<br />

kader en hoe als architect in de praktijk om<br />

te gaan met asbest.<br />

Lezing Naad(loos)<br />

© Evi Polak<br />

© Evi Polak<br />

Tijdens deze lezingen voor 460 architecten<br />

gingen modejournaliste<br />

en auteur Veerle Windels, architect-ontwerper<br />

Bart Lens, landschapsarchitect<br />

Christian Vermander,<br />

ir.-architect Jasper Stevens en<br />

ir.-architect Karel Verstraeten op<br />

zoek naar de ideale scherpte van<br />

de naad: minimalistisch of net uitvergroot<br />

tot ornament?<br />

Werken met<br />

loontrekkenden<br />

Circulair en veranderingsgericht bouwen<br />

Als startschot voor het project ‘Circulair en veranderingsgericht bouwen’,<br />

waarrond <strong>NAV</strong> de komende 2 jaar zal werken, werd een infosessie gegeven<br />

over dit topic. Er werd aan ruim 300 aanwezigen verduidelijkt welke basisconcepten<br />

er bestaan en voor welke uitdagingen we in de toekomst staan.<br />

Het aantal architectenbureaus dat de<br />

voorkeur geeft aan architecten-medewerkers<br />

in vast dienstverband, zit in de<br />

lift. Er rijzen dan ook steeds meer vragen<br />

over dit thema, die tijdens deze cursus<br />

behandeld werden.<br />

i www.ateliercirculair.be<br />

2019<br />

nav.be/agenda<br />

©DAPh<br />

Bits & Bytes<br />

Tijdens de IT-beurs ‘Bits & Bytes’, waar verschillende partners hun digitale<br />

tools voor het architectenkantoor voorstelden, werden twee seminaries<br />

gegeven over de concrete toepassing van GDPR en cyberveiligheid<br />

binnen het architectenkantoor.<br />

Hans Wynant<br />

Hans Wynant is coördinator<br />

beweging bij <strong>NAV</strong>.


12 actueel<br />

Nieuwe technologieën, producten en inzichten voor een duurzame<br />

herstelling van betonstructuren<br />

In de media staan er tegenwoordig regelmatig berichten over de<br />

falende Belgische betonnen infrastructuur. Men stelt inderdaad<br />

situaties vast waar de toestand van het (gewapend) beton<br />

zware hinder en zelfs gevaar kan inhouden voor de gebruikers en<br />

omstaanders en waar bijgevolg een dringende interventie nodig is.<br />

Van vele betonnen structuren is de ontwerplevensduur<br />

overschreden, was het ontwerp,<br />

de uitvoering en het gebruik van materialen<br />

ontoereikend voor wat betreft de duurzaamheid,<br />

en is het onderhoud en de monitoring<br />

beperkt of (in vele gevallen) onbestaand. Men<br />

kan dus verwachten dat het aantal opdrachten<br />

voor betonherstel in de nabije toekomst enkel<br />

zal stijgen. Ook bij renovatieprojecten waar in<br />

eerste instantie geen uiterlijke problemen zijn<br />

met de betonstructuur, dienen er naargelang<br />

de situatie herstellingen, beschermingen of<br />

verstevigingen uitgevoerd te worden. Zelfs bij<br />

nieuwbouwprojecten komt regelmatig een<br />

deel betonherstel ijken.<br />

Van de 4.300-tal algemene aannemersbedrijven<br />

(KMO’s, exclusief éénmanszaken), hebben<br />

slechts een 5 % ‘betonherstel’ onder hun<br />

hoofdactiviteiten staan. Ook architectenkantoren<br />

zijn vaak minder vertrouwd met het voorschrijven<br />

van betonherstel. Nochtans worden<br />

deze ‘minder-ervaren’ bedrijven tegenwoordig<br />

praktisch allemaal met renovatieprojecten en<br />

dus betonherstel geconfronteerd. Ze zijn zich<br />

van het belang van de te volgen herstelstrategie<br />

en van de recente ontwikkelingen niet<br />

altijd of slechts beperkt bewust, waardoor ze<br />

nog vaak geconfronteerd worden met een<br />

suboptimaal resultaat, snel falende herstellingen,<br />

onvoorziene omstandigheden tijdens<br />

de uitvoering, geschillen en financiële fiasco’s,<br />

die de reeds beperkte winstmarges sterk onder<br />

druk zetten.<br />

Een betonherstelling bestaat in grote lijnen uit<br />

volgende fasen:<br />

• de diagnose van de toestand van de betonconstructie<br />

• de selectie van de herstelmethode(n)<br />

• de uitvoering van de herstellingswerken.<br />

De kwaliteit en de duurzaamheid van de uiteindelijke<br />

herstelling hangen in grote mate af<br />

van de goede benadering en uitvoering van<br />

elk van deze fasen afzonderlijk, maar ook van<br />

hun onderlinge afstemming. Om een duurzaam<br />

en kwalitatief resultaat te verkrijgen en<br />

falende herstellingen te vermijden dient de<br />

kennis van de betrokken architecten en aannemers<br />

hieromtrent verhoogd te worden.<br />

Hiertoe werd een VIS-trajectIV opgestart. Door<br />

middel van een doorgedreven collectieve aanpak<br />

via de sectorfederaties, die partner zijn in<br />

dit project, zal de beschikbare kennis tot bij<br />

© Kozymeii Kong - Pexels<br />

de betrokken bedrijven gebracht worden. Zo<br />

worden er praktische artikels gepubliceerd,<br />

typebestekken opgesteld, informatiesessies,<br />

roadshows, werfbezoeken en demodagen georganiseerd,<br />

enz. Check zeker de projectwebsite<br />

voor meer informatie en om op de hoogte<br />

te blijven van de geplande activiteiten.<br />

i<br />

www.duurzaam-betonherstel.be<br />

Verbouwing Brusselse WTC-torens:<br />

hergebruik van 95% van de materialen<br />

De Vlaamse overheid heeft de overheidsopdracht voor werken<br />

betreffende het ontwerpen, bouwen en de terbeschikkingstelling<br />

van een gebouw voor de Vlaamse overheid in Brussel aan<br />

Befimmo gegund. Het Brusselse architectuurbureau 51N4E<br />

zal in samenwerking met Jaspers-Eyers en l’AUC het project<br />

ontwerpen.<br />

Het innovatieve project, dat de naam “ZIN in<br />

No(o)rd” draagt, heeft als ambitie de emblematische<br />

WTC I en II torens in het hart van de<br />

Noordwijk te hergebruiken. In plaats van een<br />

eenvoudig hergebruik van het bestaande gebouw,<br />

voegt het ontwerp een nieuwe dimensie<br />

toe door de torens te verbinden met een<br />

nieuw volume van 14 verdiepingen met dubbele<br />

hoogte. Hierdoor ontstaat een nieuwe<br />

conditie voor een gemengde invulling, met<br />

een nieuwe manier van werken, appartementen,<br />

een hotel, sport- en vrijetijdsinfrastructuur,<br />

commerciële ruimtes en veel groen. Ook de<br />

relatie met de stad is totaal herdacht, met een<br />

open gelijkvloerse verdieping, die uit meerdere<br />

adressen bestaat, en een meervoudige relatie<br />

met de stad en de publieke ruimte ontwikkelt.<br />

Met dit nieuwe flexibele concept, wordt<br />

een nieuwe standaard gezet voor gemengde<br />

grootschalige gebouwen in Europa.<br />

Hybride gebruik<br />

Het project zet radicaal in op hergebruik, niet<br />

enkel door het bestaande gebouw te beschouwen<br />

als een materialenbank, maar ook door<br />

een vernieuwend architectuurconcept. Door<br />

slim in te spelen op de bestaande randvoorwaarden<br />

en door deze aan te vullen met een<br />

aantal strategische ingrepen en een toekomstgerichte<br />

visie, ontstaat een robuust gebouw<br />

dat zich ook in de toekomst flexibel zal kunnen<br />

aanpassen aan een wijzigend gebruik. Door de<br />

toevoeging van een nieuw volume met dubbelhoge<br />

plafondhoogtes, door het voorzien<br />

van verschillende circuits van circulatie met<br />

meerdere toegangen, en door het activeren<br />

van de stedelijke ruimte, al was het een gedeelde<br />

lobby, ontstaat een complex dat niet<br />

voor één type gebruik bedacht is, maar door<br />

de tijd heen zal kunnen evolueren.<br />

Na hun selectie hebben de architecten een<br />

werkplek opgezet op een van de verdiepingen<br />

van de WTC I toren, die ze toen samen met verschillende<br />

andere actoren tijdelijk gebruikten,<br />

om het project “on site” te ontwikkelen met de<br />

verschillende partners en deskundigen. Tegelijkertijd,<br />

en dankzij de grote investering van<br />

LabNorth1, werden in 2018 verschillende initiatieven<br />

genomen om alle mogelijkheden van<br />

de Noordwijk te verkennen. Dit was een belangrijke<br />

proefperiode voor de introductie van<br />

nieuwe soorten toepassingen in de buurt, die<br />

geleidelijk de mogelijkheden van gemengd en<br />

hybride gebruik aantonen. Hoewel ze kwetsbaar<br />

zijn, kunnen deze initiatieven de basis vormen<br />

voor een andere toekomst voor de buurt.<br />

Ongeveer 3.900 Vlaamse ambtenaren zullen<br />

in « ZIN in No(o)rd » een nieuwe, inspirerende<br />

en duurzame werkplek vinden, gericht op het<br />

idee van uitwisseling en flexibiliteit. De kantoorruimtes<br />

bieden de mogelijkheid om elkaar<br />

te ontmoeten en samen te werken in een<br />

groene en gezonde werkomgeving met gevarieerde<br />

sferen. De appartementen op de site<br />

zullen verhuurd worden en een vernieuwend<br />

concept is gepland voor het hotel, in samenwerking<br />

met een gespecialiseerde operator.<br />

“Ongezien voorbeeldproject”<br />

“Dit is een echt voorbeeldproject, op een ongeziene<br />

schaal. Het bestaande gebouw is de<br />

grondstof voor het nieuwe project: 68% wordt<br />

hergebruikt in het project zelf. Als je de recyclage<br />

op zich bekijkt wordt het gebouw tot 95%<br />

gerecycleerd. Voorbij die cijfers, laat het project<br />

ook zien hoe het circulaire denken de manier<br />

verandert waarop je architectuur concipieert.<br />

Door de grote maatvoering kan het gebruik<br />

in de toekomst evolueren: het vernieuwde<br />

project is robuust in de tijd, door de opbouw<br />

en dimensionering, door de verschillende circulatiemogelijkheden<br />

en door relatie met de<br />

stad. Door het inbrengen van groen wordt het<br />

ook een gezonde en aantrekkelijke bestemming.<br />

Die diversiteit aan condities maakt van<br />

het gebouw een vat van mogelijkheden voor<br />

een open en circulaire toekomst.” Johan Anrys,<br />

mede-oprichter van 51N4E. Redactie: 51N4E


Lerend Netwerk<br />

Hoe Circulair Bouwen vertalen naar jouw architectenkantoor?<br />

# 8 maandelijkse bijeenkomsten // oktober 2019 t.e.m. mei 2020 // Brussel – Gent<br />

CONCEPT<br />

Met dit nieuw Lerend Netwerk brengen <strong>NAV</strong> en VUB architecten<br />

met interesse in circulair en veranderingsgericht bouwen samen.<br />

<strong>NAV</strong> creëert met Atelier Circulair een omgeving waar ruimte<br />

is voor ervaringsuitwisseling van inzetbare praktijkinformatie.<br />

In een open sfeer is het mogelijk om eigen ervaringen af te<br />

toetsen met deze van collega’s. In 8 sessie gaan we o.a. na welke<br />

ontwerpkeuzes onze materialenimpact werkelijk verkleinen, en<br />

hoe collega-architecten praktische problemen reeds hebben<br />

omgezet in innovatieve oplossingen.<br />

METHODIEK<br />

Het Lerend Netwerk Atelier Circulair is een uniek concept waarbij<br />

vaste groepen architecten elkaar gedurende 8 opeenvolgende<br />

maanden ontmoeten. Elk atelier staat een thema en gastspreker<br />

die vertrouw is met de praktijk op het programma. Hier geen<br />

ruimte voor een ex cathedraverhaal. Wel een uitwisseling van<br />

ervaringen, gedachten, vragen en informatie.<br />

ERVARINGEN DEELNEMERS<br />

EERDERE LERENDE NETWERKEN<br />

“Er worden heel wat boeiende ervaringen gedeeld, zaken die ik<br />

meteen kan toepassen op m’n eigen praktijk. Een boeiende groep<br />

mensen waar we elk onze ervaringen en vragen konden op tafel<br />

leggen en delen met iedereen.”<br />

“Goede groepsspirit met collega’s, open gesprekken over concreet<br />

toepasbare issues.”<br />

“De ervaringen van collega-architecten zijn onbetaalbaar en de sfeer<br />

is perfect voor kruisbestuiving!”<br />

INFO EN<br />

INSCHRIJVEN<br />

www.ateliercirculair.be<br />

ms@nav.be<br />

02 212 26 99<br />

Met AR-CO<br />

wint u aan zekerheid<br />

Sinds 1962 staat de coöperatieve<br />

verzekeringsmaatschappij AR-CO ten dienste<br />

van de ontwerpers in de bouwsector en dekt<br />

al uw projecten, van de kleinste tot de meest<br />

ambitieuze, in België en wereldwijd (*)<br />

*behalve USA en Canada.<br />

l www.ar-co.be M info@ar-co.be J 02 538 66 33<br />

AR-CO cvba – NBB/FSMA 0330 - RPR 0406.067.338. Tasson-Snelstraat 22, 1060 Brussel. Bij K.B. erkende verzekeringsmaatschappij<br />

Takken : 13 K.B. 4/7/1979 – 9 en 16 K.B. 14/7/1<strong>98</strong>9. VDV 13-16 in LU 22/08/1995 en VDV 13 in FR 20/05/2005


08 ik vraag het aan<br />

©Elnur / Shutterstock.com<br />

De autonomie van architectuur vs<br />

het engagement van ruimtelijk ontwerpers?<br />

Sofie De Caigny (VAi) aan ir.-arch. emeritus hoogleraar André Loeckx (KULeuven)<br />

De ontwerpen van de Brits-Iraakse architect Zaha<br />

Hadi behoorde, tot een nieuwe golf van autonome<br />

architectuur. Foto: het Heydar Aliyev Centre in het<br />

Azerbeidzjaanse Baku.<br />

Sofie De Caigny: “Het besef groeit bij de publieke<br />

opinie dat we voor grote maatschappelijke transities<br />

staan die allemaal een sterke ruimtelijke component<br />

hebben. Mijn indruk is dat de autonomie<br />

van de architectuur en het groeiend maatschappelijk<br />

engagement van ruimtelijke ontwerpers<br />

niet in spanning ten opzichte van elkaar moeten<br />

staan, maar elkaar net kunnen versterken. Ik heb<br />

jou mogen kennen als iemand die deze twee aspecten<br />

van de architectuur steeds ondersteund<br />

en gestimuleerd heeft. Ik ben benieuwd naar<br />

jouw visie hierop en vraag me af welke raad je ons<br />

architecten en schrijvers over architectuur, hierin<br />

kan geven.<br />

André Loeckx: “Oei Sofie, jouw vraag is best ‘het<br />

vragen waard’; een beetje zwaar dat wel: ‘maatschappelijke<br />

transities’, ‘autonomie van de architectuur’,<br />

‘maatschappelijke engagement’... Het zijn<br />

termen waaraan je de saga van heel de twintigste<br />

eeuwse architectuur kan ophangen. Termen ook<br />

die redelijk helder schijnen maar bij nader inzicht<br />

eerder rizomatisch spinrag dan paradigmatische<br />

labels blijken te zijn.<br />

Voor mij was, in het begin van de jaren zeventig,<br />

het opnieuw aan de orde stellen van ‘de autonomie<br />

van de architectuur’ een ware revelatie in de<br />

barre tijden van het uitdoven van het Team-Ten<br />

modernisme, van de sociologische hetze tegen<br />

‘de onmenselijkheid van de architectuur’, van de<br />

participatiegolf die de architectuurscène overspoelde.<br />

Hoe helder klonk de term ‘autonomie’ in<br />

de neo-realistische en neo-rationalistische toonaarden<br />

van Rossi en Grassi. Hoe gretig ontdekten<br />

we de typo-morfologie: Muratori, Quatremère<br />

de Quincy, Panerai en Castex, Fortier. Het leek<br />

een theoretische lifeline in postmoderne tijden<br />

waarin oliecrisissen de bouwopdrachten deden<br />

opdrogen en grote verhalen niet meer mochten<br />

van postmoderne filosofen. Ons eigen ARAU en<br />

‘la Reconstruction de la Ville Européenne’ leken<br />

zowaar de verzoening van sociologie en architectuur<br />

in te luiden en zich als alternatief aan te<br />

dienen voor de ondraaglijke lichtheid van ‘les<br />

Nouveaux Plaisirs d’ Architecture’ die het olijke<br />

kapitalistisch postmodernisme van Jencks en Graves<br />

achterna liepen. Autonomie en maatschappelijk<br />

engagement: zo verschillend en zo krachtig<br />

als ‘accord d’écarts’(Kristeva). Maar Grassi maakte<br />

plaats voor Léon Krier, Rossi ging global en ‘ la<br />

Reconstruction de la Ville Européenne’ ontaardde<br />

in vastgoedbanaliteit. Postmodernisme werd volgens<br />

Koolhaas de geijkte stijl van de generieke<br />

stad en haar productiewijze: in het beste geval<br />

‘decorated shed’ (Venturi). De architectuur ruilde<br />

haar autonomie, haar eigenzinnigheid, haar resiliëntie<br />

voor het gestaag spijzigen van de opdrachtenportefeuille.<br />

Niet dat er geen weerstand door<br />

het autonome meer geboden werd: daar zorgden<br />

architecten zoals Kollhoff, Moneo, Siza en vele anderen<br />

wel voor. Maar de paradigmatische drive<br />

was er uit. Geen nood: een nieuwe golf autonomie<br />

kwam aangerold. Getalenteerde architecten<br />

zoals Eisenman, Tschumi, Hadid vonden esthetische<br />

inspiratie in suprematisme, constructivisme<br />

en avantgarde modernisme, die ze kruidden met<br />

intrigerende concepten à la carte, geplukt uit de<br />

Franse kritische filosofie van Derrida, Foucault,<br />

Deleuze. Met de cultuur- en maatschappijkritische<br />

lading van het Franse denken hadden de<br />

‘kritisch-autonome’ ontwerpers het evenwel<br />

moeilijk. Meermaals raakte hun architectuur verstrikt<br />

in pogingen om kritische filosofie te vertalen<br />

in een hypergesofistikeerde architectonische<br />

vormgeving, ter vervanging van maatschappelijk<br />

engagement. Mary McLeod veegde Eisenman en<br />

co publiek de mantel uit: hun deconstuctivistische<br />

obsessie met ‘het andere’ maakte het architectuurdenken<br />

blind voor de architectuurnoden<br />

van zoveel concrete ‘anderen’ daarbuiten, op<br />

straat: vrouwen, kinderen, migranten, kleurlingen,<br />

armen... Ten einde raad werd op de Angelsaksische<br />

architectuurscène dan maar ‘de postkritische<br />

periode’ afgekondigd. Bevrijd van kritische ballast<br />

en gerustgesteld door Fukuyama’s ‘einde van de<br />

geschiedenis’ (en dus van de maatschappelijke<br />

strijd), put een schare ontwerpers en schrijvers<br />

gretig inspiratie uit de verwikkelingen van de systeemtheorie<br />

of uit de toolboxen van de digitale<br />

revolutie en schaart zich met optimisme achter<br />

de beloften van een neoliberale wereldorde. Voor<br />

anderen is de geschiedenis niet ten einde maar<br />

is dit geen tijd voor grote historische veranderingen<br />

of zijn deze in elk geval buiten het bereik<br />

van de architectuur. Met professionele toewijding<br />

verkennen zij de mogelijkheden van een pragmatisch<br />

reformisme, voelen daarbij geen behoefte<br />

aan filosofische rugdekking of verwijzen uit de<br />

verte naar filosofieën die meer op de haalbaarheid<br />

van maatschappelijk resultaat betrokken<br />

zijn, zoals het Pragmatisme van Dewey en Rorty.<br />

Architectonisch pragmatisme impliceert niet zich<br />

neerleggen bij vastgoed middelmaat; maar het<br />

is evenminin gediend met kritische charges verbeeld<br />

in extreme architectuur. En dan zijn er de architecten,<br />

pragmatici of niet, die bewogen raken<br />

door de klimaatcatastrofe en resoluut gaan voor<br />

duurzaamheid. Ze zijn steeds talrijker en zoeken<br />

hun weg door een indrukwekkende hoeveelheid<br />

data, duiding en debat ter zake.<br />

En bij ons? Bij ons lijken de wisselvalligheden<br />

van de internationale architectuurscène minder<br />

indruk te maken op het architectuurdenken<br />

en de architectuurpraktijk. Het defilé van de hits<br />

en de sterren van de architectuur blijft iets voor<br />

tentoonstellingen of gastoptredens. Ligt het aan<br />

Geert Bekaert die er in slaagde de architectuur ‘for<br />

the better and the worse’ te koppelen met de gemeenplaats?<br />

De gemeenplaats als gewone plaats<br />

en plaats van het gewone, van de dingen en de<br />

mensen zoals ze zijn. Je hoeft maar een blik te<br />

werpen op de tweejaarlijkse oogst van de Jaarboeken<br />

Architectuur Vlaanderen: ‘Architectuur<br />

op Maat’, ‘Architectuur Middenin’... De jaarboeken<br />

lezen als een kroniek van de betrekkingen<br />

- aftastende, intieme, dagelijkse, terughoudende<br />

- tussen autonoom kunnen en maatschappelijke<br />

gevoeligheid. Zachte autonomie evenwel en onderhuidse<br />

maatschappelijke interesse, geen radikale<br />

architectuurtaal, geen scherp maatschappelijk<br />

engagement.<br />

Zoals dat vaak het geval is met historische excursies,<br />

draagt mijn kleine kroniek van de paringsdans<br />

tussen autonomie en maatschappelijk<br />

engagement weinig bij tot een beter inzicht. Zou<br />

een theoretische insteek meer opleveren? Ik betwijfel<br />

het: theoretische pogingen tot duiding<br />

verdwalen al gauw in een labyrint van betekenissen.<br />

Wat wordt bedoeld met ‘de autonomie van<br />

de architectuur’? Is dat het onzegbare van de<br />

architectuur als kunst? Heeft dat te maken met<br />

het eigene van de architectonische vormgeving?<br />

Slaat autonomie op de typologie als ‘Dictionnaire<br />

de l’Architecture’? Staat autonomie voor de eigen<br />

disciplinaire geschiedenis? Slaat de autonomie op<br />

de eigenheid van het bouwen of op deze van de<br />

gebouwde ruimte? Of gaat het over de relatieve<br />

autonomie van de gebouwde vorm ten overstaan<br />

van functie en gebruik? Of duidt autonomie op<br />

het eigen besloten netwerk van vertogen en media,<br />

ontwerpers en critici, schrijvers en lezers, producers<br />

en influencers?<br />

Met de term ‘maatschappelijk engagement’ is het<br />

niet veel beter gesteld. Over welke maatschappelijke<br />

kwesties gaat het? Gaat het over verantwoordelijk<br />

omgaan met immer schaarse middelen?<br />

Gaat het over actieve solidariteit met zorgbehoevenden<br />

in precaire woonsituaties? Gaat het over<br />

rechtvaardige verdeling van ruimtelijke kwaliteiten<br />

en over de beschikbaarheid van noodzakelijke<br />

voorzieningen? Gaat het om het recht op schoonheid<br />

en kwaliteit in precaire buurten? Gaat het<br />

over wonen en ruimtegebruik door verschillende<br />

groepen van bewoners en gebruikers? Gaat het<br />

over exclusieve toeëigening van ruimte, over gentrification<br />

en over het onbetaalbaar geworden<br />

wonen? Gaat maatschappelijk engagement over<br />

participatie en beslissingsbevoegdheid omtrent<br />

ruimtelijke ingrepen? Gaat het over het publieke<br />

belang, over de publieke ruimte, over de beeldkwaliteit<br />

ervan? Over veiligheid op straat? Over de<br />

verstoorde balans tussen de publieke, de private<br />

en de collectieve ruimte? Viseert maatschappelijk<br />

engagement de impact van de ontwikkelaars? Of<br />

deze van de regelgevers, de beleidsmakers, de<br />

bestuurders? Gaat het over ecologie en klimaat?<br />

Over de rechten van een volgende generatie? En<br />

over welke soort en welke gradatie van engagement<br />

gaat het? Algemene interesse en empathie<br />

voor maatschappelijke noden? Weigeren van<br />

opdrachten met negatief maatschappelijk effect?<br />

Ruimte afdwingen in onderwijs, onderzoek, vakkringen<br />

en populaire media voor stevig denkwerk<br />

en debat omtrent ruimtelijke-maatschappelijke


Natuurlijk ventileren<br />

een verademing<br />

TOT-27<br />

E-peil punten<br />

kwesties? Professionele expertise in het ontwerpproces<br />

doen gelden omtrent specifieke ruimtebehoeften en ruimtegebruiken<br />

van diverse groepen ruimtegebruikers? Advocacy<br />

voor zwakkere, minder mondige belanghebbenden<br />

in de plannings- ontwerp- en bouwopdracht? Inzet voor<br />

effectieve participatie? Actieve deelname aan politieke organisaties<br />

en burgerbewegingen die opkomen voor ruimtelijk-maatschappelijke<br />

kwesties?<br />

En wat antwoorden op de hierboven gestelde vraag over de<br />

relatie tussen autonomie en maatschappelijk engagement<br />

als noch een kroniek noch een duiding van de begrippen<br />

voldoende houvast bieden? Verder dan enkele persoonlijke<br />

posities kom ik helaas niet.<br />

1] Alvast leer ik uit de kroniek van pakweg een halve eeuw<br />

architectuurperikelen die ik van veraf of van nabij meemaakte<br />

dat autonomie en maatschappelijk engagement steeds<br />

samen voorkomen maar dat deze coëxistentie zich op heel<br />

verschillende manieren kan voltrekken: van bittere tegenstelling<br />

tot perfecte synergie.<br />

2] Autonomie en maatschappelijk engagement zijn twee<br />

verschillende dimensies van de architectuur die elk een eigen<br />

logica , een eigen rizoom van betekenissen en praktijken,<br />

een eigen spectrum van waarden en eigen wijzen van<br />

ontwikkeling hebben. Beide of een van beide miskennen<br />

doet afbreuk aan de architectuur.<br />

3] Zowel autonomie als maatschappelijk engagement openen<br />

een waaier van zinvolle betekenissen en praktijken.<br />

Maar voor mij maakt ‘arbeid aan de vorm’ (planopbouw,<br />

tektoniek, materialisatie, beeldkwaliteit etc) in elk geval deel<br />

uit van de kern van de autonomie en heeft maatschappelijk<br />

engagement een programmatische en een activistische<br />

lading die verder gaan dan interesse voor het sociale in de<br />

gebouwde ruimte en bij het ontwerpen.<br />

4] In recente vertogen en praktijken merk ik een verschuiving<br />

naar meer aandacht voor processen, organisatiestructuren<br />

en maatschappelijke randvoorwaarden, ten nadele<br />

van de arbeid aan de vorm. En dit terwijl de inzet van de<br />

opdracht en het harde spel van het projectproces juist behoefte<br />

hebben aan adequate, gevatte, wervende, innoverende<br />

vormgeving.<br />

5] Nagenoeg alle prangende maatschappelijke kwesties<br />

hebben een ruimtelijke dimensie. En wanneer dergelijke<br />

kwesties aan de orde zijn in de ontwerpopdracht denk ik<br />

dat de stelling van Bekaert omtrent het samenspel van gemeenplaats<br />

en poëzie ontoereikend wordt en dat een radicaler<br />

engagement nood heeft aan een radicaler beroep op<br />

de autonomie.<br />

6] Of het de logische lijn van mijn vertoog ten goede komt,<br />

weet ik niet, maar tot slot wil ik stellen dat de beste bijdrage<br />

die ontwerpers kunnen bieden aan een radicaler maatschappelijk<br />

engagement bestaat uit een doorgedreven<br />

arbeid aan de vorm. ‘Arbeid’ die volop steunt op wat de architectuurdiscipline<br />

in haar bewogen geschiedenis aan inzichten<br />

en cases verzameld heeft. ‘Vorm’ die sterk genoeg is<br />

om zich als actor te affirmeren op de scène van belangrijke<br />

ruimtelijke-maatschappelijke kwesties zoals klimaatherstel,<br />

herverdeling, versterking van de democratie, fier en open<br />

burgerschap.<br />

Opgetekend door Staf Bellens<br />

CHECK MY<br />

STORY ABOUT<br />

INDOOR AIR<br />

QUALITY<br />

www.worldofoxygen.com<br />

Een gezonde en comfortabele leefomgeving in combinatie met een laag<br />

energieverbruik dankzij een evenwichtige combinatie van basisventilatie,<br />

ventilatieve koeling en buitenzonwering.<br />

No more<br />

space to insulate<br />

Ultradunne vacuümisolatie veilig beschermd<br />

door harde PIR-platen voor platte daken en terrassen<br />

Met zijn extreem thermisch isolatievermogen van 0,006 W/mK in de kern en maximale<br />

dikte van amper 45 mm, is Deck-VQ ® dé oplossing voor het isoleren van platte daken en<br />

terrassen waar de ruimte om te isoleren beperkt is. Performant isoleren zonder moeite,<br />

het kan.<br />

Voor meer informatie kunt u terecht op www.recticelinsulation.be<br />

of volg #spacetoinsulate<br />

Porotherm D r y fi x<br />

Plug & Spray<br />

Sneller, beter en efficiënter bouwen<br />

Wienerberger introduceert met Porotherm D r y fi x<br />

een baanbrekende techniek voor bouwen met PLS<br />

lij mstenen. Met de Porotherm Dryfi x extra spuitbus kan<br />

het voortaan nog sneller, beter en effi ciënter.<br />

André Loeckx<br />

© Studio Dann<br />

Sofie De Caigny<br />

Aannemer Jelle Bekaert<br />

(Algemene Bouwwerken<br />

Jelle Bekaert)<br />

Drie maal tij dswinst<br />

Jelle Bekaert ziet nog voordelen: “In de overgang naar de winter<br />

kan het plots gaan vriezen en dan worden de werken stilgelegd.<br />

Nu kan er tot -5°C verder gewerkt worden. Met warme<br />

handschoenen natuurlij k.”<br />

“Bij de opstart moet geen lij m meer gemaakt worden.<br />

Geen rolbakken die steeds opnieuw gevuld moeten worden.<br />

Dat betekent een behoorlij ke tij dswinst en ook werkcomfort.<br />

Moet er even gepauzeerd worden, even de spuitmond reinigen<br />

met Dryfix cleaner en je doet gewoon verder, zonder tij dverlies.<br />

Plug & Spray…”<br />

En er is nog tij dswinst, zegt Jelle Bekaert: “Geen afwas meer<br />

op het einde van de dag en minder materiaal op te bergen.<br />

Afwassen doen we alleen nog thuis, na het avondeten.”<br />

Geïnteresseerd om een gecertifi ceerde Porotherm D ryfi x aannemer te worden?<br />

Voor meer info contacteer ons: T 056/24 96 27, opleidingen@wienerberger.com<br />

www.porotherm.be


10 interview<br />

© Miles Fischler<br />

“Men noemt ons wel eens beleidsfluisteraars”<br />

Roeland Dudal – Architecture Workroom Brussels<br />

Architecture Workroom Brussels bestaat tien jaar. In die tijd evolueerde het tot een<br />

think-and-do-tank voor innovatie binnen de architectuur, stedenbouw en andere aan de<br />

ruimtelijke ontwikkeling gelinkte disciplines. We hadden met hen een gesprek over de –<br />

noodzakelijk – veranderende rol van de architect.<br />

We ontmoeten Roeland Dudal op een warme lentedag<br />

enkele maanden voor de verkiezingen – het<br />

rekeningrijden beheerst even het nieuws. Het kantoor<br />

van Architecture Workroom Brussels bevindt<br />

zich tijdelijk in de Guimardstraat, na een verblijf in<br />

de WTC I-toren waar ze de culturele manifestatie<br />

You Are Here organiseerden. Roeland Dudal kijkt<br />

echter uit naar het nieuwe kantoor waar ze binnen<br />

enkele maanden willen intrekken, liefst opnieuw<br />

in de Noordwijk: “minder corporate en dichter bij<br />

de actie”. ‘Brussels’ in Architecture Workroom Brussels<br />

verwijst immers niet enkel naar de werkplek,<br />

de locatie van het kantoor, maar ook naar hun<br />

voornaamste laboratorium: de stadsregio Brussel.<br />

Roeland Dudal: “Joachim Declerck en ik hebben<br />

in 2008 Architecture Workroom bedacht als een<br />

culturele werkplaats voor architectuur en stedenbouw.<br />

We positioneerden ons toen mentaal in de<br />

driehoek tussen de meer klassieke cultuurhuizen,<br />

het beleid en de reguliere ontwerppraktijk. Met<br />

steun van de culturele overheid konden we aan<br />

de slag als producent van culturele ruimte via<br />

tentoonstellingen, seminaries, lezingen, debatten<br />

en het maken van publicaties. Onze missie was<br />

om de positie van de architect in de samenleving<br />

opnieuw te bevragen omdat we het gevoel<br />

hadden dat de bijdrage van de architect aan het<br />

maatschappelijk debat en aan de bouwproductie<br />

relatief beperkt was. Bij de oprichting kregen<br />

we steun van een aantal Brusselse architecten<br />

als stichtende leden, omdat ze onze overtuiging<br />

deelden dat het debat over architectuur en de<br />

relatie tussen architectuur en de stad Brussel als<br />

laboratorium onvoldoende ruimte kreeg. Gaandeweg<br />

is Architecture Workroom uitgegroeid tot een<br />

heel hybride organisatie waar we naast cultuurproductie<br />

met subsidies, ook actief op zoek gaan<br />

naar andere contexten om samen met ontwerpers<br />

en experten nieuwe thema’s op de publieke<br />

en beleidsagenda te krijgen. Dat gebeurt via beleidsvoorbereidend<br />

ontwerponderzoek waarin<br />

we met andere ontwerpers innovatieve modellen<br />

voor architectuur en stedenbouw ontwikkelen.<br />

We zijn een ontwerppraktijk die niet bouwt, maar<br />

dat staat helemaal niet gelijk met een ontwerppraktijk<br />

die zich zou beperken tot theoretische<br />

modellen. Er zit een soort drang in om impact te<br />

hebben op de gebouwde realiteit. Toch tekenen<br />

we zelden in op klassieke architectuuropdrachten,<br />

01 02<br />

maar willen we liever deelnemen aan processen<br />

die tot nieuwe ontwerpopgaves leiden of waarbij<br />

de ontwerpvraag in vraag gesteld kan worden,<br />

processen die architectuur mogelijk maken.”<br />

Bieden architectuurwedstrijden<br />

architecten ook niet de mogelijkheid om<br />

de opgave in vraag te stellen?<br />

Roeland Dudal: “Er zijn veel situaties waar de<br />

architect de capaciteit heeft om niet alleen het<br />

antwoord maar ook de vraag op zich te ontwerpen<br />

en in vraag te stellen. In een veranderende<br />

maatschappij veranderen de ontwerpopgaves.<br />

Als de manier waarop we denken te moeten wonen<br />

wijzigt, dus zal de vraag naar een woning<br />

ook moeten veranderen. De organisatie van een<br />

reguliere ontwerppraktijk laat heel vaak niet toe<br />

om de vraag in vraag te stellen. Als je bijvoorbeeld<br />

in een publieke aanbesteding de vraag niet beantwoordt,<br />

voldoe je niet aan het bestek van de<br />

procedure. Het is dus in vele gevallen om economische,<br />

procedurele of strategische redenen niet<br />

mogelijk om de vraag in vraag te stellen, hoezeer<br />

daar soms ook aanleiding toe is. Via ontwerpwedstrijden<br />

kan je daar een klein beetje op inbreken.<br />

Het is ook één van onze hoofdmissies geweest<br />

om net die contexten te creëren waar dit – veel<br />

meer dan anders – mogelijk wordt. Het kader van<br />

een cultureel project of een tentoonstelling rond<br />

een bepaald thema biedt de uitgelezen kans voor<br />

architecten om aan agenderend ontwerpend<br />

onderzoek te doen. In die culturele vrije ruimte<br />

kunnen ze, los van economische of wetgevende<br />

bezwaren, met voorstellen komen die eigenlijk<br />

eerder een nieuwe vraag aanreiken dan wel de<br />

oplossing bieden. Dat werd door de sector vrij<br />

snel gewaardeerd en de ruimte die we maken om<br />

via ontwerponderzoek tot betere architectuur te<br />

komen is eigenlijk één van de kerntaken van de<br />

Architecture Workroom geworden.”<br />

Als u over de sector spreekt, bedoelt u<br />

waarschijnlijk de architecten. Beseffen<br />

de opdrachtgevers ook dat ze een<br />

begeleider bij het proces kunnen<br />

gebruiken?<br />

Roeland Dudal: “Het speelt inderdaad niet alleen<br />

aan de ontwerpende kant. Het is zeker en misschien<br />

zelfs nog meer aan de opdrachtgevende<br />

kant dat je vaststelt dat mensen wel snappen dat<br />

ze buiten de business as usual om zouden moeten<br />

kunnen, maar dat het systeem waarbinnen ze<br />

werken dat niet toelaat. Meestal hebben bepaalde<br />

overheidspartijen weliswaar hun eigen sectorale<br />

doelstellingen in het vizier, maar zijn ze niet in<br />

staat meerwaarde te creëren via wisselwerking<br />

met andere sectoren. We zijn ervan overtuigd dat<br />

het ontwerpdenken in staat is om mensen rond<br />

de tafel te verzamelen. Door gezamenlijk te tekenen<br />

wat elke partij apart als ambities en doelstellingen<br />

heeft, ontstaat vaak een gedeelde figuur<br />

waardoor mensen gaan beseffen dat ze elkaar<br />

eerder nodig hebben dan dat hun belangen tegenstrijdig<br />

zouden zijn.”<br />

Roeland Dudal: “Dankzij onze ervaringen tijdens<br />

de manifestatie You Are Here, in 2018 in Brussel<br />

naar aanleiding van de architectuurbiënnale van<br />

Rotterdam IABR-2018+2020 The Missing Link, beseffen<br />

we dat om de economische, ecologische<br />

en solidariteitsdoelstellingen te halen de samenleving<br />

tegelijkertijd een systeem- en een gedragsverandering<br />

nodig heeft. Zie het thema mobiliteit.<br />

We weten bijna allemaal – zeker beleidsmakers<br />

zijn ervan overtuigd – dat de afhankelijkheid<br />

van de individuele wagen het mobiliteitsysteem<br />

letterlijk vastgereden heeft. De publieke ruimte<br />

in de stad wordt voor 70 à 80% ingepalmd door<br />

auto’s die ofwel stilstaan omdat ze 95% van de tijd<br />

geparkeerd zijn, ofwel omdat ze in de file staan.<br />

Dat is niet langer houdbaar. We moeten dringend


interview 11<br />

naar een model waar we meer mobiliteit in de<br />

stad kunnen organiseren met minder voertuigen,<br />

met gedeelde voertuigen en een vorm van multimodaliteit,<br />

en met aandacht voor de verschillende<br />

snelheden van mobiliteit. Die objectieven zijn gekend.<br />

Jammer genoeg, hoe hard we het daar ook<br />

over eens zijn, moeten beleidsmakers toegeven<br />

dat ze niet goed weten hoe we nu van het huidige<br />

systeem naar die nieuwe toekomst geraken.<br />

Als je hen vraagt hoe we die dominante wagens<br />

stap voor stap uit het straatbeeld kunnen krijgen,<br />

dan vinden ze het moeilijk, want ze durven niet<br />

aan de gratis parkeerplaats voor de deur van de<br />

individuele autobestuurder te raken. Hetzelfde<br />

zien we bij de discussie rond het rekeningrijden.<br />

Als de politiek er iets probeert aan te doen, lopen<br />

ze zich snel vast. De maatschappij zit op vele<br />

thema’s gevangen in een patstelling. Daar ligt een<br />

kans voor architecten, want het probleem is dat<br />

de mensen die het moeten gaan doen niet kunnen<br />

verbeelden wat de kwaliteiten zijn van een<br />

eventuele gedragsverandering en hoe de stad<br />

eruit zou kunnen zien als effectief de helft van<br />

de publieke ruimte teruggewonnen wordt om er<br />

speelpleinen, groenruimte, fietspaden en tracés<br />

voor openbaar vervoer in aan te leggen. Mensen<br />

weten heel goed wat ze zouden verliezen bij<br />

zo’n transitie, maar niet altijd wat ze erbij kunnen<br />

winnen. Architecten en stedenbouwkundigen<br />

hebben wel die capaciteiten om te verbeelden<br />

wat we met die ruimte zouden kunnen doen, en<br />

daarmee misschien wel een belangrijke hefboom<br />

in handen om het draagvlak te creëren voor zo’n<br />

systeemverandering.”<br />

Stel dat dit een oproep is voor<br />

architecten. Hoe kunnen ze hieraan<br />

bijdragen? Weinig bureaus zitten in jullie<br />

positie.<br />

Roeland Dudal: “Het is niet evident voor de architectuurpraktijk<br />

om die rol op te nemen. Die is er<br />

niet op georganiseerd, economisch niet, en eigenlijk<br />

ook niet op het vlak van expertise. Het is zeker<br />

niet zo dat dit een rol kan zijn voor de architect<br />

alleen. We stellen wel vast dat er een nieuw soort<br />

praktijk ontstaat waar architecten deel van kunnen<br />

gaan uitmaken, waarbij het vormgeven van<br />

de samenleving een maatschappelijke beweging<br />

wordt samen met andere actoren. Die actoren<br />

kunnen heel divers zijn, van privaatontwikkelaars<br />

over publieke actoren tot burgers. Vorig jaar ontstond<br />

er in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen<br />

een publiek debat over luchtkwaliteit<br />

en verkeersveiligheid rond scholen, aangestuurd<br />

door verontwaardigde ouders van leerlingen die<br />

er school lopen. Door die ouders uit te nodigen<br />

samen met architecten en experten aan de slag te<br />

gaan in workshops binnen de tentoonstelling You<br />

Are Here, konden zij uiteindelijk zelf met concrete<br />

ideeën naar lokale beleidsmakers, schooldirecties<br />

en bevoegde instanties stappen. Als er vandaag<br />

15 scholen zijn waar ze van onderuit aan die<br />

schoolomgeving werken, volgend jaar misschien<br />

150 en binnen twee jaar 1500 dan hebben we op<br />

zoveel plaatsen tegelijk een verandering in werking<br />

gezet dat automatisch het plan voor schone<br />

lucht in onze steden gerealiseerd zal worden, niet<br />

van bovenaf, maar van onderuit. Diezelfde dynamiek<br />

zie je ook bij Ringland. Bij het mobiliseren<br />

van actoren en belangenorganisaties rond grote<br />

maatschappelijke transities heb je veel baat bij<br />

de verbeeldingskracht van de ontwerppraktijk ter<br />

ondersteuning van het creëren van een draagvlak<br />

en het blootleggen van kansen voor oplossingen.”<br />

Hoe kan je toch van bovenaf impact<br />

hebben? De politiek lijkt zich soms<br />

minder bewust van de expertise van<br />

architecten, waarop ze een beroep<br />

kan doen. Het is jullie wel al gelukt om<br />

enkele deuren open te duwen.<br />

Roeland Dudal: “We hebben inderdaad beseft<br />

dat er niet alleen sociale en maatschappelijke,<br />

maar ook beleidsinnovatie nodig is. Er zijn wel<br />

eens stemmen in de sector die ons beleidsfluisteraars<br />

noemen, die door in te breken op de voorliggende<br />

beleidsvragen eigenlijk de beleidsmakers<br />

opvoeden over welke keuzes ze kunnen maken in<br />

functie van het maatschappijbeeld dat ze willen<br />

realiseren. Ik wil hier terugkomen op het basisidee<br />

van de ‘workroom’: de vrije denkruimte. Je ziet dat<br />

het beleid in het huidige systeem zich onvoldoende<br />

snel kan vernieuwen en dus is er een bypass<br />

nodig om aan te tonen dat er een systeemfout<br />

zit tussen uitdagingen en de oplossingen die het<br />

systeem nu kan aanreiken. Vaak gebruiken wij de<br />

culturele setting als bypass, zoals het creëren van<br />

een werkruimte – de letterlijke vertaling van workroom<br />

– in een tentoonstelling, waarbij je partijen<br />

uitnodigt om los van hun dagelijkse manier van<br />

werken die uitdagingen te benaderen. Van daaruit<br />

ontstaan vaak nieuwe inzichten en nieuwe praktijken<br />

die eenmaal terug in de beleidscontext leiden<br />

tot andere keuzes dan diegene die voorlagen.”<br />

Niet alleen de politiek, maar ook de<br />

bouwsector heeft last van traagheid. In<br />

de manier waarop we ons in de sector<br />

organiseren zit er weinig innovatie. Jullie<br />

behoren tot een kleine groep bureaus<br />

die een stap hebben gezet in een nieuwe<br />

vorm van organiseren.<br />

Roeland Dudal: “Onze bouwpraktijk is heel sterk<br />

georganiseerd volgens normen en verantwoordelijkheidsstructuren.<br />

De bouwsector, in de betekenis<br />

van het samenspel tussen architect, aannemer,<br />

materialenproducent, klant of gebruiker<br />

en andere actoren, loopt heel vaak vast in zijn<br />

klassieke manier van werken, terwijl voor sommige<br />

doelstellingen net heel wat vrijheid en experimenteerruimte<br />

mogelijk zou moeten zijn.<br />

Het verduurzamen van een gebouw op het vlak<br />

van energie moet bijvoorbeeld verder gaan dan<br />

het eindeloos isoleren, wat een heel simplistisch<br />

antwoord is op een veel complexer probleem. Een<br />

ander voorbeeld is de manier waarop een jonge<br />

architectuurpraktijk als BC Architects niet alleen<br />

architecten en stedenbouwkundigen zijn, maar<br />

nu ook bezig zijn met het heruitvinden en produceren<br />

van materialen die honderd procent hernieuwbaar<br />

zijn. Ze maken leemstenen van samengestampte<br />

en gedroogde aarde die niet verlijmd<br />

of gebakken zijn. Als je zo’n muur niet meer nodig<br />

hebt kan je die perfect teruggeven aan de aarde.<br />

Daarvoor hebben ze een praktijk opgezet waarbij<br />

ze tegelijkertijd ontwerper, aannemer en materialenproducent<br />

zijn, iets wat eigenlijk volgens de<br />

wet van 1939 verboden is. De inzichten die bij BC<br />

Architects ontstaan zijn heel rijk en dwingen ons<br />

als ontwerppraktijk om naar andere samenwerkingen<br />

te gaan en dat soort regels te gaan herzien in<br />

functie van het veel meer benutten van de rol die<br />

de architect kan hebben in dat soort processen.”<br />

Vandaag zien we soms meer<br />

innovatie bij ontwikkelaars dan<br />

architectenbureaus, ook omdat zij er<br />

de financiële ruimte voor hebben. Zo<br />

trekken zij expertise binnen en ontstaat<br />

het risico op termijn dat de rol van de<br />

architect zal uitgehold worden.<br />

Roeland Dudal: “Algemeen is het zo dat in de<br />

maatschappij technologische vernieuwing veel<br />

sneller gaat dan maatschappelijke vernieuwing.<br />

In de bouwpraktijk zie je dat promotoren zich<br />

razendsnel bijscholen om veel beter gewapend<br />

te zijn voor de uitdagingen die op ons afkomen.<br />

De sociaal-maatschappelijke innovatie die nodig<br />

is om binnen een project ook winsten en<br />

meerwaarde voor iedereen te creëren gaat veel<br />

trager. We zien dat architecten vanwege de sectorrealiteit<br />

en economische druk heel weinig<br />

ruimte binnen het eigen bureau kunnen maken<br />

om ook aan ontwerp- en praktijkvernieuwing te<br />

doen, naast alle technologische innovatie die zij<br />

moeten verwerken. Dat is zeker problematisch en<br />

zorgt ervoor dat ze niet de capaciteit hebben om<br />

hun rol in vol ornaat te spelen. Ik denk dat daar<br />

potentieel ook een zoektocht inzit over hoe je een<br />

ontwerpbureau organiseert en positioneert in de<br />

markt van de ontwerpopgaves. Waarbij we ons inderdaad<br />

moeten hoeden voor te nauwe marges,<br />

want anders hol je alleen maar achter de feiten<br />

aan en kun je niet de volle troeven van het ontwerpen<br />

inzetten.”<br />

De 23ste verdieping van de WTC-I toren werd tijdens<br />

You Are Here, omgetoverd tot World Transformation<br />

Center, een gedeelde werkruimte voor maatschappelijke<br />

en ruimtelijke innovatie. © Tim Van de Velde<br />

03 04<br />

01. Werksessie van het participatief traject Air<br />

for Schools waar ouders samen met ontwerpers<br />

de schoolomgeving hertekenen voor een betere<br />

luchtkwaliteit.<br />

02. De maquette is het resultaat van de typologische<br />

verkenning voor het energie-efficiënt ontwerp<br />

van een nieuwbouwtoren door CIVIC Architects in<br />

het kader van IABR–Atelier Rotterdam.<br />

03. Gezamenlijke lunch tijdens de wekelijkse publieke<br />

rondleidingen.<br />

04. In de thematische kamer ‘WATER’ wordt de<br />

wateropgave inzichtelijk gemaakt van de schaal<br />

van de woning (maquette rechts) tot de schaal van<br />

de wereld (wereldkaart en wereldbol).<br />

05. De kaart van ‘Vlaanderen, meest verharde<br />

oppervlakte van Europa’ komt aan bod tijdens een<br />

rondleiding in de thematische kamer ‘FRAGMENTS’.<br />

06. De maquette brengt het werk van burgerinitiatief<br />

BYE BYE Kleine Ring samen met het werk van<br />

de onderzoekers van de Masterclass Zoom In Zoom<br />

Out: het Hypercentrum van Brussel: van piétonnier<br />

naar stadsproject, BCO-BSI en perspective.brussels.<br />

i<br />

www.architectureworkroom.eu<br />

Arnaud Tandt<br />

Ingenieur-architect<br />

Arnaud Tandt is freelance<br />

redacteur van <strong>NAV</strong>.<br />

05 06<br />

instagram.com/<br />

arnaudtandt


12 publiredactioneel<br />

Wet Peeters en Wet Ducarme: een stand van zaken<br />

Op 25 april ll. is in de federale Kamer een tweede wet goedgekeurd die een verzekeringsplicht oplegt<br />

voor bepaalde bouwpartners. De Wet Ducarme zal vanaf 1 juli 2019 naast architecten ook andere<br />

dienstverleners verplichten om hun burgerlijke beroepsaansprakelijkheid te verzekeren. Het gaat daarbij<br />

om o.a. landmeters-experten, veiligheids- en gezondheidscoördinatoren… Het is een aanvulling op de Wet<br />

Peeters-Borsus, die al sinds 1 juli vorig jaar van kracht is en vooral voor aannemers en stabiliteitsbureaus<br />

geldt. Hierna leest u de visie van verzekeraar AR-CO op deze recente evoluties.<br />

ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />

Tijdens een periode van 11 jaar, van 1 juli 2007<br />

t.e.m. 30 juni 2018, konden architecten hun fantastische<br />

maar ook zo risicovolle beroep uitoefenen<br />

in de zekerheid dat ze voor het overgrote<br />

deel van deze risico’s over een toereikende verzekeringsdekking<br />

beschikten. Met de komst van de<br />

wet Peeters-Borsus werd deze verplichting sedert<br />

1 juli 2018 echter afgeschaft!<br />

De bestaande situatie van alle lopende polissen<br />

voor architecten werd verlengd tot op de volgende<br />

vervaldag, in de praktijk tot eind 2018. Maar<br />

vanwege het uitblijven van een tweede ‘aanvullende’<br />

wet, die de wettelijke verzekeringsplicht<br />

voor (o.a.) architecten opnieuw moest invoeren,<br />

was er sedert 1/1/2019 een echt vacuüm ontstaan.<br />

Zo komt het dat de Orde van Architecten geconfronteerd<br />

werd met situaties waarbij bepaalde<br />

architectenkantoren zonder verzekeringsdekking<br />

kwamen te zitten. Dit botst met de deontologische<br />

verzekeringsplicht, die door de Orde onveranderd<br />

is gelaten. Het in de wet voorziene Tarificatiebureau<br />

is op heden nog niet operationeel,<br />

waardoor hier geen oplossing kan worden aan<br />

gegeven.<br />

WET DUCARME<br />

Goed een jaar later kwam er dan toch de noodzakelijke<br />

aanvullende tweede wet, de zogenaamde<br />

wet Ducarme. Het Federaal parlement stemde op<br />

24 april 2019 de wet betreffende de verplichte<br />

verzekering van de beroepsaansprakelijkheid<br />

voor alle ontwerpers en dienstverleners in de<br />

bouwsector. De Wet moet nog door de Koning<br />

getekend worden en gepubliceerd. Maar vanaf 1<br />

juli 2019 treedt hij in werking.<br />

Waar de Wet Peeters de verzekeringsplicht uitbreidde<br />

tot aannemers van de gesloten ruwbouw<br />

en stabiliteitsbureaus maar die beperkt tot de<br />

tienjarige aansprakelijkheid voor woningbouw,<br />

legt deze tweede wet, de Wet Ducarme, de verplichting<br />

op aan elke professioneel die ‘intellectuele<br />

of hoofdzakelijk immateriële prestaties<br />

verricht’ om zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid<br />

in het kader van onroerende werken in België<br />

(met uitzondering van de tienjarige aansprakelijkheid)<br />

te verzekeren<br />

Standpunt <strong>NAV</strong>: Belangrijke stap richting<br />

gelijkschakeling verzekeringsplicht voor alle<br />

bouwpartners<br />

<strong>NAV</strong> is tevreden dat deze noodzakelijke aanvulling op de<br />

Wet Peeters-Borsus, die al sinds 1 juli vorig jaar van<br />

kracht is, eindelijk een feit is. Toch dient in de toekomst het<br />

onevenwicht tussen de verzekeringsplicht voor aannemers<br />

enerzijds en die voor dienstverleners (waaronder architecten)<br />

anderzijds verder te worden weggewerkt.<br />

Vanwege de toenemende complexiteit van bouwprojecten en het steeds breder wordend<br />

wetgevende kader, blijkt dat het beroep en de rol van architect steeds meer deel gaan uitmaken<br />

is van een multidisciplinaire aanpak, waardoor architecten almaar vaker omringd worden<br />

door een groeiend aantal adviseurs, al of niet met een erkend statuut.<br />

Hierbij stellen we vast dat sommige raadgevers verzekerd zijn, zij het soms onvoldoende, maar<br />

anderen helemaal niet. Om een einde te maken aan deze situatie en om veel eigenaars te behoeden<br />

voor grote teleurstellingen was een verzekeringsplicht voor alle dienstverleners nodig.<br />

<strong>NAV</strong> is daarom tevreden met het goedgekeurde wetsvoorstel. De nieuwe wet voorziet in een<br />

verplichting voor alle intellectuele beroepen in de bouwsector om hun burgerlijke aansprakelijkheid<br />

te verzekeren wanneer zij aan de slag gaan in project van onroerende werken.<br />

Bijkomende stappen nodig<br />

Voor <strong>NAV</strong> betekent deze wet een essentiële stap voorwaarts in het nemen van verantwoordelijkheid<br />

voor alle betrokken dienstverleners in de bouw en dus voor de bescherming van<br />

de consument. Deze nieuwe wet moet het complement vormen met de zogenaamde Wet<br />

Peeters, die de discriminatie die architecten ondergingen in het kader van de tienjarige aansprakelijkheid,<br />

gedeeltelijk heeft gecorrigeerd.<br />

Het is echter duidelijk dat er nog steeds een principiële discriminatie bestaat tussen de dienstverleners<br />

in de bouw (waaronder de architecten) en de aannemers die slechts gehouden zijn<br />

hun 10-jarige aansprakelijkheid te verzekeren. <strong>NAV</strong> is van mening dat er bijkomende stappen<br />

nodig zijn om ook de aannemers een gelijke verzekeringsplicht op te leggen.<br />

Daarnaast vindt <strong>NAV</strong> het jammer dat de Wet Peeters beperkt blijft tot de 10-jarige aansprakelijkheid<br />

en dan nog enkel in de woningbouw. Ook de controleplicht voor de architect ten<br />

aanzien van de attesten van de aannemer blijft een pijnpunt.<br />

Algemeen gejuich op de parlementaire banken,<br />

maar is dat gejuich terecht?<br />

DOEL VAN DEZE WETTEN?<br />

Met deze tweede wet wordt een aanvulling gerealiseerd<br />

op de Wet Peeters. Zij is het sluitstuk<br />

van de hervorming waarmee ministers Peeters<br />

en Ducarme een oplossing hebben willen geven<br />

aan de in 2007 uitgesproken ‘discriminatie’ door<br />

het Grondwettelijk Hof, die vooral het ontbreken<br />

van een gelijkaardige verzekeringsplicht voor de<br />

andere bouwactoren betrof. Daarenboven stellen<br />

de ministers dat de hoofdreden de verbetering<br />

van de bescherming van de consument-bouwheer<br />

is.<br />

De verzekeringsplicht werd uitgebreid naar alle<br />

dienstverleners in het bouwgebeuren: op zich<br />

een goede zaak. Dit valt samen met de tendens<br />

waarbij de opdracht van de architect dikwijls beperkt<br />

is tot de gesloten ruwbouwopdracht. Een<br />

gegeven dat met de uitspraak van het Hof van<br />

Cassatie van 9 januari 2017 m.b.t. deze verplichte<br />

tussenkomst van de architect er niet minder zal<br />

op worden. Dit zogenaamde ‘tegelarrest’ stelt dat<br />

de wettelijke tussenkomst van de architect zich<br />

mag beperken tot de gesloten ruwbouwwerken.<br />

Daarom leggen heel wat andere beroepen zich<br />

op deze afwerkingsmarkt toe. Een verplichte verzekering<br />

voor deze actoren is dan ook een terechte<br />

beslissing in het belang van de consument.<br />

TOENEMENDE COMPLEXITEIT<br />

In deze ogenschijnlijk eenvoudige wetten zit een<br />

enorme complexiteit. Het gevaar bestaat hierin<br />

dat men er te snel zou in berusten. Twee wetten<br />

kunnen nu eenmaal de indruk wekken dat alles<br />

nu beter geregeld is dan in 1 wet, maar niets is<br />

minder waar.<br />

De opdeling van de risico’s in tienjarige aansprakelijkheid<br />

voor woningbouw enerzijds en de<br />

burgerlijke beroepsaansprakelijk anderzijds zorgt<br />

voor veel complexiteit. We zullen steeds meer<br />

worden geconfronteerd met situaties waarbij<br />

meer partijen aantreden, omringd door verschillende<br />

verzekeraars en bovendien met wisselende<br />

dekkingsbedragen en uitsluitingen. Deze toenemende<br />

complexiteit wordt de grote uitdaging<br />

voor de toekomst. Niet enkel voor de totaalverzekeraars,<br />

maar vooral voor de architecten. Zij<br />

worden in bepaalde gevallen al snel met verschillende<br />

verzekeraars geconfronteerd, met een<br />

toenemend risico op een niet gedekte schade<br />

waarvoor ze de eigen verdediging zullen moeten<br />

organiseren.<br />

Een tweede opmerking is dat de te verzekeren<br />

bedragen in beide wetten ogenschijnlijk werden<br />

gelijkgesteld aan de bedragen die reeds lang golden<br />

in de zogenaamde Wet Laruelle. Maar is dat<br />

ook zo in werkelijkheid?<br />

WORDT DE CONSUMENT ER BETER VAN?<br />

Neen, we stellen vast dat de verzekeraar zich voor<br />

de tienjarige aansprakelijkheidsdekking tevreden<br />

heeft gesteld met de dekking van de heropbouwwaarde<br />

van het goed voor gebouwen met een<br />

waarde lager dan 500.000 euro. Deze uitgeholde<br />

dekking tot de heropbouwwaarde zorgt ervoor<br />

dat de consument-bouwheer sneller zal moeten<br />

gaan aankloppen bij de aansprakelijke actor zelf,<br />

met het risico op insolvabiliteit. Iedereen weet dat<br />

bij een ernstige schade (vb. instorting) de schade<br />

aangericht aan de buurpanden en derden niet<br />

meer binnen het verzekerde bedrag zullen vallen.<br />

De omschrijving van het bouwwerk is evenmin<br />

erg duidelijk: in hoofdzaak dienstig voor bewoning<br />

in België. Partieel beroeps en bewoning is<br />

al af te wegen. Studentenkoten, kloosters en assistentiewoningen<br />

bij een woonzorgcentrum zijn<br />

uitgesloten, net zoals alle andere bouwwerken.<br />

De Wetgever heeft dus blijkbaar de bescherming<br />

van de consument wel in gedachten gehad, maar<br />

bij de uitwerking ervan is deze consument nu<br />

veel minder beschermd dan voorheen.<br />

EN DE ARCHITECT?<br />

De wetgever heeft helemaal niet stilgestaan bij<br />

de situatie van de architect. Deze is immers bij de<br />

strikte toepassing van de wet heel wat slechter af<br />

dan voorheen. Het is dus uitermate belangrijk dat<br />

u zich hier als architect bewust van bent. Bij relatief<br />

kleine opdrachten (denk aan rijwoningen in<br />

oude stadskernen) schuilt immers een groot gevaar<br />

op schade die de gewaarborgde bedragen<br />

al snel overstijgt. Om die reden ook stelt AR-CO al<br />

jarenlang als standaard een veel hogere dekking<br />

voor dan wettelijk is opgelegd.<br />

Niet alleen het gewaarborgde bedrag kan sterk<br />

ontoereikend zijn. Daarnaast heeft de wetgever in<br />

tal van uitsluitingen voorzien. Een belangrijk deel<br />

van de vroegere dekking, namelijk de tienjarige<br />

aansprakelijkheid voor niet-woongebouwen, is<br />

niet meer opgenomen! Als uw verzekeraar deze<br />

wetten strikt toepast, dan weet u zich in veel van<br />

deze gevallen nauwelijks verzekerd. De bouwheer<br />

zal het graag horen.<br />

De huidige evolutie beschermt uw patrimonium<br />

als architect onvoldoende. Laat ons dus even stilstaan<br />

bij de in de wetten voorziene uitsluitingen.<br />

Enkele wettelijke<br />

uitsluitingsmogelijkheden<br />

• De vijfde uitsluiting in de tienjarige aansprakelijkheidswet<br />

Peeters is onthutsend! Als er zich<br />

een schade aandient m.b.t. een onderdeel<br />

waarvan tijdens de werf of oplevering al sprake<br />

was geweest dan kan deze simpelweg worden<br />

uitgesloten van dekking. M.a.w. als u als professioneel<br />

handelend architect uw job goed uitoefent<br />

en in uw werfverslagen of de oplevering<br />

reeds melding maakte van een probleem dat<br />

finaal tot een schadegeval zou leiden tijdens de<br />

tienjarige aansprakelijkheidsperiode, dan staat<br />

u in de kou en mag u zelf opdraaien voor de<br />

schade, meer zelfs, dan mag u ook voorzien in<br />

uw eigen verdediging. Verzekeraars die dergelijke<br />

uitsluitingen quasi ‘achteloos’ mee in hun<br />

voorwaarden opnemen, hebben niet direct de<br />

bescherming van de verzekerden voor ogen.<br />

• Bij de tienjarige aansprakelijkheid is er ook<br />

geen tussenkomst meer voor lichamelijke<br />

schade, noch voor zuiver immateriële of esthetische<br />

schade noch voor schades onder 2.500<br />

euro (geïndexeerd loopt dit bedrag nu al op tot<br />

ruim 3.150 euro).<br />

• Als u tijdens de ontwerpfase of bij uitvoering<br />

geconfronteerd wordt met een budgetoverschrijding,<br />

dan zal u zich ook niet meer verzekerd<br />

weten voor deze schade!


publiredactioneel 13<br />

Noteer dus dat er in sommige schadegevallen helemaal<br />

geen dekking meer zal zijn. Om die reden<br />

is het uitermate belangrijk om de inhoud en de<br />

uitsluitingen in uw polis uit te pluizen, te vergelijken<br />

en dan te kiezen. Er is een steeds verder uithollende<br />

erosie van de dekkingen ingezet.<br />

Niet zelden gaat deze beperktere dekking dan<br />

ook nog gepaard met een bijpremie. Dit blijft tegenstrijdig.<br />

AR-CO heeft – volledig in overeenstemming met<br />

haar coöperatieve gedachte – ervoor gekozen<br />

om haar verzekerden de meest optimale dekking<br />

te blijven bieden gelijk aan deze van de Wet Laruelle<br />

en dat bovendien tegen een lagere premie<br />

voor heel wat van haar verzekerden. Daarmee<br />

roept AR-CO concreet een halt toe aan de voortschrijdende<br />

verschraling van jullie bescherming.<br />

Daikin warmtepompen!<br />

voor een duurzame toekomst<br />

Steven<br />

Daelman<br />

Arch. Steven Daelman is uitvoerend<br />

bestuurder bij verzekeringscoöperatieve<br />

AR-CO<br />

Van kleine woningen tot grote kantoorruimtes<br />

Daikin biedt de ruimste keuze aan oplossingen voor verwarming en koeling voor alle toepassingen en persoonlijke voorkeuren. Of u nu een<br />

woning bouwt, een winkel inricht of een hotel renoveert, we hebben producten voor verwarming en koeling die aan de behoefte van uw<br />

klant tegemoetkomen.<br />

www.daikin.be • 0800 840 22<br />

Wienerberger introduceert Passaqua,<br />

de waterpasserende kleiklinker<br />

In het marktsegment van hoogwaardig<br />

bestratingsmateriaal was er vraag naar kleiklinkers<br />

voor een waterdoorlatende verharding. Passaqua werd<br />

ontwikkeld door Wienerberger en zorgt ervoor dat water<br />

lokaal kan infiltreren in de bodem.<br />

Dankzij de waterpasserende kleiklinkers infiltreert het regenwater op een natuurlijke wijze<br />

in de bodem. Daardoor blijft de grondwatervoorraad beter op peil en wordt het overstromingsrisico<br />

ingeperkt.<br />

Passaqua met slimme afstandshouders<br />

Passaqua is een strengpers kleiklinker met afstandhouders voor voegen van 6 mm breed.<br />

De kleiklinker zelf laat het water niet door, maar laat het “passeren” via de bredere voegen.<br />

Het voegaandeel van een verhardingsproject met Passaqua is zo ongeveer 10% van de<br />

totale oppervlakte. Dat is minimaal vereist voor een waterdoorlatende verharding.<br />

De Passaqua kleiklinkers zijn verkrijgbaar in 4 kleuren. Passaqua heeft een authentieke<br />

uitstraling en wordt met de jaren mooier. Dankzij de waterpasserende voeg vloeit het<br />

water snel weg. Daardoor is er minder kans op de groei van algen, mossen en onkruid in<br />

de voegen. De combinatie van de intrinsieke duurzaamheid, de esthetische kwaliteiten en<br />

de waterpasserende eigenschappen zijn de belangrijkste troeven.<br />

Van terras tot openbare ruimte<br />

De Passaqua is bijzonder geschikt voor terrassen en opritten van particuliere woningen en<br />

verkavelingen, verharde evacuatiewegen voor de brandweer en verhardingen van openbare<br />

ruimtes zoals parkings, pleinen, voet- en fietspaden…<br />

i<br />

www.wienerberger.be<br />

Omgebouwde koten Willy Van Der Meeren:<br />

Circulair (ver)bouwen zonder compromissen<br />

Wetenschappers van de VUB renoveerden recent acht<br />

van de befaamde studentenkoten op de campus van de<br />

Vrije Universiteit Brussel in Etterbeek, enkel en alleen<br />

met herbruikbare bouwmaterialen die later in een ander<br />

gebouw geïnstalleerd kunnen worden. Het resultaat van dit<br />

ambitieuze project is het gloednieuwe ‘Circular Retrofit Lab’.<br />

Vijftien organisaties in zeven landen deden<br />

onderzoek naar circulaire bouwmethodes<br />

en businessmodellen met fondsen van het<br />

Europese Horizon 2020-project. Voor het<br />

Circular Retrofit Lab deed het team van VUBprof.<br />

Niels De Temmerman – bestaande uit<br />

Stijn Brancart, Stijn Elsen, Wesley Lanckriet,<br />

Anne Paduart en Jeroen Poppe – in eerste<br />

instantie onderzoek naar circulaire bouwmethodes<br />

-en systemen. Die kennis pasten<br />

ze toe tijdens de renovatie van de studentenkoten,<br />

waarbij enkel bouwmaterialen<br />

gebruikt zijn die demonteerbaar, omkeerbaar<br />

en herbruikbaar zijn. Het is de eerste<br />

keer dat in Europa zo’n circulair renovatieproject<br />

succesvol wordt uitgevoerd. Het<br />

Circular Retrofit Lab zal in eerste instantie<br />

dienst doen als uithangbord voor circulair<br />

bouwen en als eventruimte, maar kan ook<br />

voor andere doeleinden gebruikt worden:<br />

“Het volledige concept van het Circular Retrofit<br />

Lab vertrekt vanuit het veranderingsgericht<br />

bouwen: het Lab kan ooit terug dienst doen<br />

als studentenkot, of als studeerruimte, laboratorium,<br />

leslokaal of zelfs een ecologisch gastenverblijf.<br />

De tijd dat 1 gebouw 1 functie had<br />

is voorbij. Dit pilootproject bewijst ook dat de<br />

vooroordelen die nog vaak heersen rond circulair<br />

bouwen onterecht zijn: deze nieuwe, innovatieve<br />

systemen bieden even veel kwaliteit,<br />

comfort en (architecturale) vrijheid als traditionele<br />

bouwsystemen en -methodes.” aldus prof.<br />

Niels De Temmerman.<br />

Met steun van de bouwwereld<br />

Voor de realisatie van dit project, sloeg de<br />

VUB ook de handen in elkaar met verschillende<br />

partners uit de bouwwereld. Concreet<br />

werd de façade gebouwd met een modulair<br />

systeem van prefab gevelpanelen ontwikkeld<br />

door Reynaers Aluminium, Beneens<br />

en Jonckheere Projects. Voor het interieur<br />

van het Circular Retrofit Lab gebruikten de<br />

onderzoekers een droogvloersysteem met<br />

afwerking van Tarkett en vier verschillende<br />

binnenwandsystemen ontwikkeld door<br />

Saint-Gobain, Systimber, Geberit en Juu-<br />

Noo – respectievelijk een demonteerbaar<br />

wandsysteem, een wandsysteem met houten<br />

balken, een modulaire bouwkit en een<br />

snel verplaatsbaar en aanpasbaar klittenbandsysteem.<br />

Slimme technieken voor de<br />

verwarming, verlichting en watervoorzieningen<br />

van het Circular Retrofit Lab werden<br />

dan weer ontwikkeld door bedrijven zoals<br />

Jaga, Bao Living, Zehnder en de VUB spinoff<br />

Lumency. Algemeen aannemer Groep<br />

Van Roey leidde de coördinatie van het volledige<br />

project in goede banen, Kaderstudio<br />

en MK Engineering hielpen met het architecturale<br />

ontwerp en de technieken.


14<br />

© Tim Van Wichelen<br />

Juryrapport<br />

Laat los, die bescheidenheid<br />

Als de laureaten van de Jo Crepain Prijzen indicatief zijn<br />

voor onze sector dan mogen we op beide oren slapen.<br />

Zelden hebben we zoveel inspirerende voorbeelden van<br />

goed gerunde architectenbureaus met verfrissende<br />

ideeën ontdekt als in deze editie.<br />

Als de laureaten van de Jo Crepain Prijzen indicatief<br />

zijn voor onze sector dan mogen we op beide<br />

oren slapen. Zelden hebben we zoveel inspirerende<br />

voorbeelden van goed gerunde architectenbureaus<br />

met verfrissende ideeën ontdekt als<br />

in deze editie.<br />

Het spreekt voor zich dat de jury en <strong>NAV</strong> erg<br />

blij zijn met deze vaststelling. Bij de opstart van<br />

de Jo Crepain Prijzen in 2012 – ondertussen zijn<br />

we met deze tweejaarlijkse traditie al aan de 3de<br />

editie toe – was het er ons als initiatiefnemers immers<br />

om te doen om aan de hand van lichtende<br />

voorbeelden te bewijzen dat goed ondernemerschap<br />

en creatief meesterschap hand in hand<br />

kunnen gaan. We zijn dan ook maar wat blij dat<br />

die bewijsvoeringen deze editie sterker zijn dan<br />

ooit. Met dit juryrapport lichten we u graag toe<br />

waarom we dat vinden.<br />

JO CREPAIN PRIJS VOOR BELOFTEVOL<br />

STARTEND ARCHITECTENBUREAU 2019<br />

Pas vijf jaar geleden opgericht door vier prille<br />

dertigers kenmerkt het Gentse net architectuur<br />

zich door een stevige ambitie en dito groei. Het<br />

blinkt uit in ontwerpkracht, de gedrevenheid om<br />

te onderzoeken en het in vraag stellen van conventionele<br />

bouwsystemen. Ze voeren testen uit<br />

met mini-warmtenetten, proberen de gebouwschil<br />

te reduceren, gebruiken gevelstenen om<br />

een dragende steense muur mee op te bouwen<br />

of draaien uitvoeringsvolgordes om. Ook hun<br />

groepswoningenbouwprojecten, waarbij ze de<br />

strikte opdeling tussen appartementen en grondgebonden<br />

woningen verlaten, vormen een mooi<br />

voorbeeld.<br />

Het wemelt van de ideeën bij m u r m u u r, zowel<br />

op architectuur- als op ondernemingsvlak. Van bij<br />

de start in Ronse – later kwam er een bijhuis in<br />

Gent – is er veel aandacht geweest voor de efficiëntie<br />

van hun processen en voor het uitwerken<br />

van een duidelijke visie, eigen expertises en unieke<br />

tools, zoals zelfgeschreven tijdsregistratiesoftware.<br />

Het bureau is in volle evolutie en vertoont<br />

durf, zo blijkt ook uit het project Familia, een herontwikkeling<br />

van een cinemacomplex in Ronse<br />

tot kantoren en appartementen. Het project zal in<br />

de toekomst ook het hoofdkantoor van m u r m u<br />

u r huisvesten. Het project is gestart als een eigen<br />

ontwikkelingsproject van twee van de vennoten<br />

met twee andere private partijen, van de aankoop<br />

van de grond tot en met de bouwaanvraag. Later<br />

in het proces werd Groep Monument betrokken<br />

voor de financiering en ontwikkeling van de overige<br />

units van het gebouw.<br />

Het meeste indruk maakte echter B-ILD uit Brussel.<br />

Het bureau van zaakvoerder Kelly Hendriks<br />

lijkt van de drie genomineerden de meest comfortabele<br />

spreidstand te hebben gevonden tussen<br />

architecturale vrijheid van denken enerzijds<br />

en een nuchtere bedrijfsvoering met een klantgerichte<br />

visie anderzijds. Vernieuwend is het financiële<br />

rendement dat per project open besproken<br />

wordt met het volledige kantoor, in functie van<br />

het inzicht bieden aan en responsabiliseren van<br />

medewerkers. Het bureau durft daarnaast moeilijk<br />

te doen en heeft een duidelijke visie over<br />

waar het naartoe wil. De eerste tien jaar heeft<br />

het gewerkt aan het uitbouwen van een mooie<br />

portfolio, een opdracht die goed gelukt is en die<br />

hen ook contacten buiten de landsgrenzen heeft<br />

opgeleverd. Hoewel de weg ernaartoe nog niet<br />

helemaal duidelijk is, wil het bureau de komende<br />

tien jaar grotere projecten kunnen aannemen,<br />

omdat dit een nog professionelere aanpak mogelijk<br />

maakt. Daarvoor zal het kantoor meer medewerkers<br />

moeten aannemen. De jury is er van<br />

overtuigd dat dit bureau een erg mooie toekomst<br />

staat te wachten en kent het daarom de Jo Crepain<br />

Prijs 2019 voor Beloftevol Startend Architectenbureau<br />

toe.<br />

© Tim Van Wichelen © Tim Van Wichelen © Tim Van Wichelen<br />

B-ILD uit Brussel won de Prijs voor Beloftevol Startend Architectenbureau. Van de drie genomineerden lijkt B-ILD<br />

de meest comfortabele spreidstand te hebben gevonden tussen architecturale vrijheid van denken enerzijds en<br />

een nuchtere bedrijfsvoering met een klantgerichte visie anderzijds. Het bureau durft moeilijk te doen en heeft<br />

een duidelijke visie over waar het naartoe wil. De jury is ervan overtuigd dat dit bureau een erg mooie toekomst<br />

staat te wachten.<br />

DMOA ging met de prijs voor Innovatief Architectenbureau tot en met 10 medewerkers aan de haal. De<br />

circulaire shelter Maggie is waarschijnlijk hun meest mediagenieke project, maar onder de motorkap van dit<br />

bureau zit véél paardenkracht. Het bureau houdt ervan risico’s te nemen, maar is nooit roekeloos. Dankzij een<br />

uitgekiende bedrijfsstructuur zal het bureau ook de volgende jaren volop kunnen inzetten op innovatie.<br />

Bij de kantoren met meer dan 10 medewerkers was POLO Architects aan het feest. Veel kilometers op de teller,<br />

maar toch blijven vernieuwen: dat is het adagium. Centraal in een innovatieve interne structuur staat POLO<br />

LABS, dat verantwoordelijk is voor o.a. het ontwerpend onderzoek en de link met de academische wereld.


15<br />

DO 22 JUNI<br />

DO 22<br />

© Tim Van Wichelen<br />

© Tim Van Wichelen<br />

De Carrièreprijs was voor STRAMIEN. De jury kent de Prijs uitdrukkelijk toe aan het hele bureau. Toch kunnen we ook de individuele verdienste van de dit jaar afscheidnemende vennoten Peter Vermeulen en Peter Leroy niet negeren.<br />

Zij hebben immers een grote hand gehad, zowel in hoe de opvolging van het kantoor is geregeld als bij grote maatschappelijke debatten zoals RINGLAND.<br />

JO CREPAIN PRIJS VOOR INNOVATIEF<br />

ARCHITECTENBUREAU < 10<br />

MEDEWERKERS 2019<br />

Het Antwerpse architectuur- en onderzoeksatelier<br />

RE-ST werd in 2010 opgericht door Tim Vekemans<br />

en Dimitri Minten met de bedoeling om<br />

“het architectenberoep door te denken”. Want<br />

wat RE-ST architecten nog? Deze parafrase, gebaseerd<br />

op een publicatie van Geert Bekaert uit<br />

1968, is voor dit bureau nog steeds brandend<br />

actueel als centrale vraag bij hun onderzoeksactiviteiten.<br />

Hun ‘praktijk van het bouwen’ – zeg maar<br />

de architectuurafdeling – hebben ze immers uitgebreid<br />

met een ‘praktijk van het niet-bouwen’.<br />

Door telkens uit te gaan van de maximale ruimtelijke<br />

opportuniteiten van het bestaande patrimonium,<br />

zoeken ze tactieken voor ruimtelijke<br />

oplossingen zonder nieuwe ruimte in te nemen.<br />

Het bureau beschikt bovendien over een onmiskenbaar<br />

fingerspitzengefühl om dit discours te<br />

laten doordringen door een goed uitgekiende<br />

communicatie.<br />

Het Gentse TRANS van Bram Aerts en Carolien<br />

Pasmans gooit sinds de oprichting in 2011 hoge<br />

ogen met vernieuwende oplossingen, zowel<br />

typologisch, constructief als procesmatig. Architectuur<br />

en stedenbouw worden daarbij vaak<br />

aan elkaar verbonden. In Gent werd een ‘Urban<br />

Factory’ gerealiseerd, Ryhove, dat het tot op de<br />

shortlist voor de Mies van der Rohe Award 2019<br />

schopte. TRANS is een sterke pleitbezorger van<br />

de maakindustrie in de stad, met naast Ryhove<br />

ook de UCO site en het Balenmagazijn in Gent als<br />

recente realisaties. Het bureau zet daarnaast hard<br />

in op samenwerkingsmodellen, zoals de ‘grondcoalitie’.<br />

Dat concept heeft collectiviteitswinsten<br />

bij omvangrijke gebiedsontwikkelingen tot doel:<br />

een model waarin diverse grondeigenaars, overheden,<br />

particulieren, … samenwerken om perceelsoverschrijdende<br />

ambities waar te maken,<br />

zonder te raken aan het individuele eigendomsrecht.<br />

TRANS helpt ten slotte mee de barrières<br />

tussen academische wereld en praktijk doorbroken<br />

door mee hun schouders te zetten onder een<br />

Academisch Ontwerp Bureau i.s.m. de KULeuven<br />

Faculteit Architectuur Sint-Lucas Gent.<br />

Van de drie genomineerden vond de jury echter<br />

het Leuvense DMOA het meest veelzijdige<br />

en uitgebalanceerde bureau. De Maggie, de circulaire<br />

shelter die het tot in het MOMA in New<br />

York schopte en uitmondde in een non-profit<br />

spin-off, duikt momenteel op in Zuid-Kameroen,<br />

Noord-Irak, Bangladesh, Kenia en Tanzania. Dit<br />

project staat momenteel hoog op de agenda<br />

bij dit bureau en is waarschijnlijk ook hun meest<br />

mediagenieke project, maar onder de motorkap<br />

van dit bureau zit véél paardenkracht. Zo heeft<br />

OVAM DMOA aangesteld als expert voor studies<br />

rond brownfields en blackfields, met circulaire<br />

stedenbouw en architectuur als centraal uitgangspunt.<br />

Het bureau is ook onderzoekspartner<br />

bij diverse andere proefprojecten in verband<br />

met circulair bouwen. DMOA zit op de grens van<br />

productontwikkeling en architectuur en dat is<br />

net de plaats waar innovatieve oplossingen met<br />

betrekking tot het circulaire bouwen te vinden<br />

zijn. DMOA meent dat er nood is aan modulaire<br />

systeembouw, waarbij het nuttig is om over het<br />

bouwen van een woning na te denken alsof het<br />

een product is. Het bureau houdt er dan wel van<br />

risico’s te nemen om onbetreden paden te kunnen<br />

betreden, maar is nooit roekeloos. Een uitgeschreven<br />

bedrijfsstructuur van bij het de start<br />

van het bureau, een duidelijke opdeling van de<br />

verschillende activiteiten in spin offs, een volgehouden<br />

nacalculatie en een interne structuur die<br />

de afgelopen jaren verder op punt is gezet, zorgen<br />

er bovendien voor dat zaakvoerders Matthias<br />

Mattelaer en Benjamin Denef ook de volgende<br />

jaren volop zullen kunnen inzetten op innovatie.<br />

De unieke cocktail van engagement, toekomstvisie<br />

en ondernemingszin maken van dit bureau de<br />

verdiende winnaar Jo Crepain Prijs voor Innovatief<br />

Architectenbureau < 10 medewerkers 2019.<br />

JO CREPAIN PRIJS VOOR INNOVATIEF<br />

ARCHITECTENBUREAU ≥ 10<br />

MEDEWERKERS 2019<br />

Bij de genomineerden in deze categorie is de<br />

schaalgrootte en de leeftijd van elk bureau erg<br />

verschillend, maar op het vlak van innovatie zijn<br />

ze sterk aan elkaar gewaagd. Zo trekt OYO Architects<br />

uit Gent voluit de kaart van stedelijke transformatie,<br />

cocreatie en internationalisering, met<br />

projecten in maar liefst 9 talen. De ambitie blijkt<br />

uit de snelle groei – 8 jaar na de start telt het bureau<br />

25 werknemers – en de hoge innovatiegraad<br />

in de ontwerpen. Het bureau bulkt van de ideeën<br />

en etaleert veel energie en is in die zin erg beloftevol.<br />

Volgens de jury kan OYO nog meer vruchten<br />

plukken van het beschikbare talent indien het<br />

verder aandacht schenkt aan het doseren van dit<br />

alles, een besef dat ook bij de zaakvoerders lijkt<br />

te leven.<br />

Als winnaar kiest de jury in deze categorie voor<br />

POLO Architects uit Antwerpen. Kan een bureau<br />

met de meeste kilometers op de teller en de<br />

meeste medewerkers aan boord ook het innovatiefst<br />

zijn? Dit bureau, in 2015 doelbewust van<br />

naam veranderd van ‘Poponcini & Lootens’ naar<br />

‘POLO’, bewijst dat het kan. Het bureau groeide<br />

op korte tijd van een 60-tal naar een 100-tal medewerkers<br />

en maakte er een erezaak van om geen<br />

medewerkers te laten gaan, ook niet in economische<br />

crisistijden. De laatste jaren werd er gewerkt<br />

aan een transformatie van de interne organisatie.<br />

Om in het fel gegroeide kantoor toch een dynamiek<br />

te behouden, creëerde POLO units van 10<br />

à 12 medewerkers die elk als een architectenbu-<br />

Duurzaamheid is het kernwoord bij B-architecten<br />

reau fungeren, met de nodige onderlinge dialoog<br />

uit Antwerpen, en dat op drie niveaus.<br />

<strong>NAV</strong><br />

Niet<br />

enveloppe<br />

en<br />

170x170<br />

kruisbestuiving<br />

pms.indd<br />

van<br />

1<br />

dien. Via celdeling kan het<br />

alleen de projecten moeten immers duurzaam bureau zo verdere groei makkelijk aan. Centraal in<br />

zijn, B-architecten maakt er ook een erezaak van die structuur staat POLO LABS, dat verantwoordelijk<br />

om ook het sociale oogpunt niet uit het oog te<br />

is voor de haalbaarheidsstudies, de wedstrij-<br />

verliezen. Dat doet het bureau door goede doelen<br />

den, het ontwerpend onderzoek en de link met<br />

te steunen, maar ook door zich met succes de academische wereld. De organisatiestructuur<br />

te mengen in het maatschappelijk debat d.m.v. heeft zijn efficiëntie bewezen. Dit gekoppeld aan<br />

publicaties, het zetelen in kwaliteitskamers… Een het engagement van beide heren in het onderwijs<br />

derde duurzame aspect ligt in de eigen onderneming<br />

en de beroepsvereniging en de duidelijke<br />

(lees: de medewerkers). Vanuit een interne visie op de toekomst van het beroep als ruimtelijk<br />

noodzaak en mede op vraag van die medewerkers<br />

strateeg, maken van POLO een terechte winnaar<br />

heeft het bureau de afgelopen jaren erg hard in deze categorie.<br />

getimmerd aan een organisatie met zelfsturende<br />

teams met veel autonomie, met een erg duidelijke<br />

JO CREPAIN CARRIÈREPRIJS 2019<br />

structuur op verschillende niveaus en erg<br />

veel aandacht voor het welzijn van de medewerkers.<br />

De finaliteit van die transitie lijkt de jury nog<br />

in ontwikkeling, maar de omslag die reeds is gemaakt<br />

is indrukwekkend.<br />

© Tim Van Wichelen<br />

Voor de Jo Crepain Carrièreprijs koos de jury dit<br />

jaar voor STRAMIEN uit Antwerpen. De bekroning<br />

is tweeledig in die zin dat innovatie al sinds<br />

oudsher in het DNA van het bureau vervat zit,<br />

bijvoorbeeld op het <strong>NAV</strong> vlak van enveloppe bouwteams, 170x170 nieuwe pms.indd 1<br />

woonvormen, het studiewerk naar de overkapping<br />

van de Antwerpse ring… Dat DNA wordt<br />

op een organische manier doorgegeven door het<br />

goed voorbereid ingroeien van telkens nieuwe<br />

generaties vennoten. De jury kent de Prijs uitdrukkelijk<br />

toe aan het hele bureau, zoals ook in de<br />

andere categorieën ook het geval is. Toch kan de<br />

jury ook de individuele verdienste van de dit jaar<br />

afscheidnemende vennoten Peter Vermeulen en<br />

Peter Leroy niet negeren. Zij hebben immers een<br />

grote hand gehad, zowel in hoe de opvolging is<br />

geregeld als bij grote maatschappelijke debatten<br />

zoals RINGLAND. Ook toonden ze engagement<br />

voor hun sector door kennis door te geven aan<br />

collega’s of representatiefuncties op te nemen.


16 kennis<br />

SPEELPLAATS DE FONTEIN<br />

concept<br />

© Architectenbureau Kristof De Lange<br />

In dit ontwerp werd extra aandacht besteed aan een<br />

duurzame, milieubewuste opbouw .<br />

Bovendien bevat de speelplaats nu een uitdagende mix<br />

aan speelactiviteiten, zoals kruiptunnels, een<br />

blotevoetenpad, klimpalen en een speelse waterpomp.<br />

Door het contact met het groen wordt buitenspelen extra<br />

gestimuleerd.<br />

01<br />

Onthardingsprojecten: best practices<br />

Voormalig minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege<br />

voorzag in 2018 en 2019 telkens vijf miljoen euro voor initiatieven die<br />

ontharding van de bodem (het wegnemen van beton, asfalt of gebouwen)<br />

stimuleren. Een tweede projectoproep werd onlangs (15 mei) afgesloten.<br />

We inspireren aan de hand van vier best practices.<br />

De Vlaamse Regering zet fors in op het klimaatrobuuster en leefbaarder<br />

maken van onze regio en nabije omgeving, alsook het<br />

versterken van de lokale of bovenlokale open ruimte. Het Departement<br />

Omgeving lanceerde verleden en dit jaar de projectoproep<br />

‘Proeftuinen ontharding’ met de bedoeling initiatieven en inspanningen<br />

rond ontharding te stimuleren en ondersteunen. <strong>NAV</strong> deed<br />

eind vorig jaar een oproep inzake gerealiseerde voorbeelden. We<br />

selecteerden uit de inzendingen vier inspirerende projecten.<br />

SPEELPLAATS OMGETOVERD TOT<br />

AVONTUURLIJKE GROENE OASE<br />

De bestaande speelplaats van basisschool De<br />

Fontein in Sint-Niklaas was oorspronkelijk een<br />

klassieke speelplaats in betonklinkers. Op initiatief<br />

van de school en oudervereniging kwam het<br />

idee om de speelplaats (1.400 m²) open te breken<br />

en om te toveren tot een groene oase van 800<br />

m² met leuke speelhoeken en verborgen plekjes.<br />

Ook enkele ouders staken de handen uit de mouwen<br />

om mee te werken aan de uitvoering.<br />

De speelplaats bevat nu een uitdagende mix van<br />

speelactiviteiten zoals kruiptunnels, een blotevoetenpad,<br />

klimpalen en een speelse waterpomp.<br />

Architectenbureau Kristof De Lange besteedde in<br />

het ontwerp van het concept extra aandacht aan<br />

een duurzame, milieubewuste opbouw. De doordachte<br />

plantenkeuze en onderhoudsvriendelijke<br />

De doordachte plantenkeuze en onderhoudsvriendelijke<br />

materialen zorgen voor een langetermijngerichte valpartij’ of het watercircuit waarmee<br />

bestaande kinderen circulatie kunnen van spelen. en naar<br />

materialen zorgen voor een duurzame ,lange termijn<br />

inrichting. Er werd geopteerd voor gerichte inheemse, inrichting. De<br />

de klaslokalen wordt niet gehinderd. Ook is er de ruimte<br />

voor een speelplaats geschikte beplanting en robuuste<br />

plantensoorten aangezien de activiteiten omgeving georganiseerd van de kunnen refter worden. valt wordt opge-<br />

Het regenwater dat op het dak<br />

voorzien voor een heuse buitenklas, waar aangepaste<br />

rond de planten intensief wordt belopen door vangen in een ondergrondse ton<br />

de kinderen. De keuze werd ook bepaald in functie<br />

van de hoogtes zodat toezicht mogelijk blijft. water stroomt vervolgens langs<br />

van 4.000 liter. Het opgepompte<br />

Door de recuperatie van de betonklinkers van de een uitgeholde boomstam naar<br />

bestaande speelplaats werd een oerdegelijk materiaal<br />

hergebruikt voor de nieuwe zitbanken. De wordt opgevangen en terug naar<br />

beneden, waar het op het einde<br />

stenen banken zijn goedkoop en vragen zo goed de regenton gaat.<br />

als geen onderhoud.<br />

De bestaande circulatie van en naar de klaslokalen<br />

wordt niet gehinderd. Er is ook ruimte voorzien<br />

voor een buitenklas, waar aangepaste activiteiten<br />

georganiseerd kunnen worden. Door het contact<br />

met het groen wordt buitenspelen extra gestimuleerd.<br />

Een eyecatcher is de ‘boomstamwater-<br />

01. Op initiatief van de school en oudervereniging<br />

kwam het idee om de speelplaats open te breken en<br />

om te toveren tot een groene oase van 800 m² met<br />

leuke speelhoeken en verborgen plekjes.<br />

02. De speelplaats bevat een uitdagende mix van<br />

speelactiviteiten zoals kruiptunnels, een blotevoetenpad,<br />

klimpalen en een speelse waterpomp.<br />

Architectenbureau De Lange bv ovv bvba<br />

Sint-Gillisbaan 16 9100 Sint-Niklaas<br />

03 .296 67 68 - www.kristofdelange.be<br />

Pagina 2/2<br />

© Architectenbureau Kristof De Lange<br />

© Architectenbureau Kristof De Lange<br />

© Jessy van der Werff<br />

02 07


kennis 17<br />

GROENE RUSTPLAATS IN HET HART<br />

VAN DE STAD<br />

1010 architecture urbanism stond in samenwerking<br />

met Infrabureau Demey in voor het ontwerp<br />

van het vernieuwde de Coninckplein in Roeselare.<br />

Het plein aan de Sint-Amandskerk was voorheen<br />

volledig verhard in kasseistenen en deed dienst<br />

als parking. Vooraleer de stad met de feitelijke<br />

heraanleg kon starten, werd er een archeologisch<br />

onderzoek uitgevoerd aan de hand van proefsleuven.<br />

Hierbij werden geen archeologische vondsten<br />

ontdekt. Het plein werd vervolgens omgevormd<br />

tot een groene ontmoetingsplek met een<br />

grasplein en extra bomen in het hart van de stad.<br />

Van de totale oppervlakte (4.930 m²) werd 1.444<br />

m² onthard. De zitbanken nodigen uit tot rusten<br />

of keuvelen onder de grote platanen die een extra<br />

buffer vormen tegen het autoverkeer dat voortaan<br />

rond het plein wordt geleid. Het vernieuwde<br />

plein is nu ook een locatie voor kleinere evenementen<br />

op maat.<br />

Roeselare is met dit onthardingsproject niet aan<br />

zijn proefstuk toe. De stad legt bij de heraanleg<br />

van het openbaar domein de focus op extra vergroening.<br />

Er wordt onder meer op toegezien dat<br />

de opvang van hemelwater bij afstroom van verhardingen<br />

terechtkomt in bestaande of nieuwe<br />

groenzones en wadi’s. Waar mogelijk worden<br />

bestaande ongebruikte verhardingen omgezet<br />

in extra waterdoorlatende groenzones die zowel<br />

een functionele als een esthetische meerwaarde<br />

hebben. Andere gerealiseerde voorbeelden zijn<br />

de TRAX omgevingsaanleg (100% beton omgezet<br />

naar 50% groen), de vergroening van het centrum<br />

van Beveren (uitbraak bestaande verharding en<br />

omvorming tot nieuwe groenzone), de heraanleg<br />

van de Expo-parking en het zwembad Schiervelde<br />

(omvorming van volledig verdichte parking<br />

tot groene parking met hagen, bomen en waterdoorlatende<br />

grasdallen) en het Marie-Louise De<br />

Meesterplein (omzetten van 100% verharding<br />

naar extra groenzones). Naar de toekomst staat<br />

het promoten en ondersteunen van vergroening<br />

van speelplaatsen op het programma.<br />

03<br />

03. Het de Coninckplein was voorheen volledig verhard in kasseistenen en deed dienst als parking. Van de<br />

totale oppervlakte (4.930 m²) werd 1.444 m² onthard, waardoor het plein nu een plaats van ontmoeting en<br />

beleving is.<br />

© Stad Roeselare<br />

HIGHTECH IN WILDE BLOEMENWEIDE<br />

SVR-ARCHITECTS ontwierp in opdracht van ontwikkelaar<br />

Biovest Bioscape in Zwijnaarde een<br />

nieuwe campus voor een tiental biotechbedrijven.<br />

Het architectenbureau mocht het project<br />

ontwerpen vanaf haalbaarheid en stedenbouwkundig<br />

plan tot en met de inrichting van de labo’s<br />

voor de huurders.<br />

Van het vroegere laagbouwconglomeraat werd<br />

één gebouw behouden en grondig gerenoveerd.<br />

De terreinoppervlakte bestaat nog steeds uit<br />

04<br />

© SVR-ARCHITECTS<br />

05<br />

12.400 m², de footprint van de bebouwing werd<br />

in vergelijking met vroeger praktisch gehalveerd<br />

(6.000 m² = 48%, momenteel 3.100 m² = 25%).<br />

Daar waar de bruto vloeroppervlakte vroeger<br />

10.000 m² bedroeg is dit nu 16.500 m².<br />

Bioscape werd eind verleden jaar officieel geopend.<br />

Met een knipoog naar de Amerikaanse<br />

universiteitscampussen is Bioscape een echt ‘life<br />

science park’ met ongeveer 16.200 m² laboruimte,<br />

waar dagelijks bijna 500 medewerkers hun talenten<br />

ontplooien.<br />

© SVR-ARCHITECTS<br />

Bioscape omvat vier hoogtechnologische<br />

labo-gebouwen die rond<br />

een centraal plein georganiseerd<br />

zijn. Op die manier rendeert de verharding<br />

zowel als toegang als ontmoetingsruimte.<br />

Er is ook een afzonderlijk parkeergebouw<br />

voorzien onder 2.000 m² groendak. Het<br />

groen park is zichtbaar vanaf de kruising E19xE40<br />

in het industriepark Zwijnaarde. Uitgevoerd in zilverkleurig<br />

aluminium en glas, staan de vier asymmetrisch<br />

ingeplante individuele gebouwen met<br />

vier tot zes bovengrondse verdiepingen middenin<br />

een zee van wilde bloemen. Het ‘hoofd’ van elk<br />

gebouw, met daarin de inkom, de faciliteiten en<br />

de trap, geeft uit op een ruim plein, voorzien van<br />

grote tegels met gras tussenin. Het achterliggend<br />

‘lichaam’ met de labo’s en de kantoren, is telkens<br />

volledig omgeven door groen, met korenbloemen<br />

en papavers tot dicht tegen de muren en ramen.<br />

De campus is ontworpen als een doorwaadbaar,<br />

transparant geheel, omgeven door een wilde<br />

bloemenweide, hoge grassen en jonge bomen.<br />

Tussen de gebouwen in zorgen wadi’s voor verfrissing<br />

en voor een ecologische waterhuishouding.<br />

Het overtollige regenwater wordt ter plaatste<br />

geïnfiltreerd in de bodem in wadi’s vol water<br />

06<br />

minnende plantengroei.<br />

Hoewel architectuur, aanleg en beplanting de<br />

campus een duidelijke identiteit geven, zorgen<br />

de vijvers, de bomen en de hoge grassen tussen<br />

de gebouwen voor een zekere privacy voor elke<br />

onderneming.<br />

04. Uitgevoerd in zilverkleurig aluminium en glas,<br />

staan de vier individuele gebouwen met vier tot zes<br />

bovengrondse verdiepingen middenin een zee van<br />

wilde bloemen.<br />

05. De campus is ontworpen als een doorwaadbaar,<br />

transparant geheel, omgeven door een wilde<br />

bloemenweide, hoge grassen en jonge bomen.<br />

06. Inplantingsplan Bioscape<br />

RIJKSWACHTKAZERNE WORDT<br />

COHOUSINGPROJECT<br />

POLYGOON Architectuur realiseerde in samenwerking<br />

met Jouri De Pelecijn een onthardingsproject<br />

waarbij een rijkswachtkazerne in Deurne<br />

werd herbestemd tot cohousingproject. Hierbij<br />

werd doordacht gebruikgemaakt van de oorspronkelijke<br />

structuren.<br />

De vraag kwam van vier bevriende gezinnen die<br />

een samenwoonproject voor ogen hadden. Hierbij<br />

werden de volgende vereisten vooropgesteld:<br />

op fietsafstand van het stadscentrum, gemeenschappelijke<br />

functies en een gedeelde tuin, voldoende<br />

behoud van de privacy. De bestaande<br />

situatie omvatte 892,69 m² (inclusief kelder en<br />

garages), de nieuwe 1.033,71 m² (inclusief kelder<br />

en uitbreiding).<br />

De voormalige rijkswachtkazerne werd omgevormd<br />

tot vier gelijkwaardige gezinswoningen.<br />

Er werd een extra scheidingsmuur geplaatst die<br />

de oorspronkelijke middelste travee doormidden<br />

snijdt. Hierdoor kon de binnenindeling en karakteristieke<br />

baksteenarchitectuur van de voorgevel<br />

behouden worden. Om de vier woningen een<br />

gelijkaardige oppervlakte te geven, kregen de<br />

buitenste units een extra uitbouw op de eerste<br />

verdieping.<br />

De tuin en fietsberging worden gedeeld. De kelder<br />

onder het oorspronkelijke volume werd ingericht<br />

als gemeenschappelijke wasplaats.<br />

Het terrein was oorspronkelijk voor meer dan de<br />

helft bebouwd en verhard. Tijdens de verbouwing<br />

werden de garages die op de oorspronkelijke binnenkoer<br />

stonden afgebroken, de verhardingen en<br />

parkeerplaatsen voor een groot stuk vervangen<br />

door groen, en werd er compact uitgebreid in<br />

houtskeletbouw. De woningen kregen een grote<br />

gemeenschappelijke tuin van ongeveer 1.000 m²<br />

en twee gemeenschappelijke voortuinen (met<br />

in het midden een beperkte verharde zone voor<br />

autodelen), waardoor de buurt een groen uitzicht<br />

kreeg. De bewoners kijken nu vanuit de eetkamers<br />

uit op de tuin, wat een verademing is in het<br />

drukke Deurne. Voor de herbestemming was de<br />

ruimte aan de straatkant bestraat en diende ze als<br />

parkeerplaats. Doordat de huidige bewoners aan<br />

autodelen doen kwam er plaats vrij om de troef<br />

van de Zuidgerichte ligging uit te spelen.<br />

08<br />

07. Naast de grote gemeenschappelijke woning<br />

kregen de woningen twee gemeenschappelijke<br />

voortuinen met in het midden een beperkte verharde<br />

zone voor autodelen.<br />

08. De woningen kregen een grote gemeenschappelijke<br />

tuin van ongeveer 1.000 m² en twee gemeenschappelijke<br />

voortuinen, waardoor de buurt een<br />

groen uitzicht kreeg.<br />

i<br />

www.omgevingvlaanderen.be/ontharden<br />

Tilly<br />

Baekelandt<br />

© Wouter Struyf<br />

Tilly Baekelandt (Baekelandt<br />

Writings) is freelance journaliste<br />

gespecialiseerd in bouw, architectuur,<br />

opleiding en onderwijs.


18 kennis<br />

Pleisterwerken: vóór of na de dekvloer?<br />

Pleisterwerken vinden traditioneel plaats na de installatie van de<br />

leidingen, kanalen en elektriciteitskabels en vóór de uitvoering van de<br />

vloeropbouw. De plafonneerders stellen zich evenwel de vraag of de<br />

fasering van de werken niet gereorganiseerd moet worden om beter<br />

te beantwoorden aan de nieuwe bouwmethoden en -eisen.<br />

Enkele nodige aanpassingen<br />

De laatste jaren moesten de bouwprocessen en<br />

-technieken aangepast worden om rekening te<br />

houden met de energie- reglementeringen – onder<br />

meer inzake de luchtdichtheid van gebouwen<br />

– en om nieuwe technologieën te integreren.<br />

Vroeger moesten er voor de speciale technieken<br />

immers enkel waterleidingen en elektriciteitskabels<br />

in de vloer voorzien worden. Tegenwoordig<br />

komen daar onder meer ook vloerverwarmingsbuizen,<br />

ventilatiekanalen en kabels voor domotica<br />

bij.<br />

In bepaalde situaties zou het interessant kunnen<br />

zijn om de fasering van de werken te reorganiseren.<br />

De tabel geeft een overzicht van de risico’s die<br />

gepaard gaan met de traditionele fasering en met<br />

twee alternatieve faseringen. Ter vereenvoudiging<br />

werd er geen rekening gehouden met de eerste<br />

fase, namelijk de plaatsing van de speciale technieken.<br />

Een andere oplossing bestaat erin om de<br />

speciale technieken tussen de pleisterwerken en<br />

de isolatie van de vloer uit te voeren. Deze variant<br />

komt in dit artikel evenwel niet aan bod.<br />

Voor- en nadelen van een reorganisatie van de<br />

werken<br />

Zoals in de tabel weergegeven wordt, zijn het<br />

risico op vallen en op het beschadigen van de<br />

verschillende op de vloer aanwezige speciale<br />

technieken de voornaamste nadelen van de traditionele<br />

fasering. Wanneer de afwerkingen (bv. binnenschrijnwerk<br />

en vensterbanken) aangebracht<br />

zijn, moet de plafonneerder bovendien vaak een<br />

tweede keer tussenkomen om de deuken die veroorzaakt<br />

werden door de verschillende bouwberoepen<br />

te herstellen en bij te werken. Hoewel dit<br />

ook het geval is bij de andere faseringen, is het<br />

risico op beschadigingen hier wel kleiner omdat<br />

er na de pleisterwerken minder interventies vereist<br />

zijn.<br />

We willen eraan herinneren dat een langdurige<br />

blootstelling van een materiaal aan vocht<br />

(ook luchtvochtigheid) aanleiding kan geven tot<br />

schimmelontwikkeling, een aantasting van het<br />

oppervlak of – in extreme gevallen – een beschadiging<br />

van de bepleistering. De problemen die te<br />

wijten zijn aan het feit dat er bij de uitvoering en<br />

de droging van de dekvloer veel vocht vrijkomt,<br />

kunnen vermeden worden door te opteren voor<br />

de eerste alternatieve fasering, omdat de pleisterwerken<br />

hierbij als laatste uitgevoerd worden.<br />

Indien men voor een van de twee alternatieve<br />

faseringen kiest, moet de plafonneerder rekening<br />

houden met een aantal nogal ongewone moeilijkheden<br />

en voorzorgen. Het betreft hier voornamelijk<br />

beschermingsmaatregelen die genomen<br />

moeten worden om de vloeropbouw niet te<br />

beschadigen of te bevuilen. Zo zouden er onder<br />

de poten van de steigers drukverdeelplaten aangebracht<br />

moeten worden om te vermijden dat<br />

het oppervlak van de dekvloer beschadigd zou<br />

raken (alternatief nr. 1) of dat het voor de isolatie<br />

gebruikte gespoten polyurethaan doorponst zou<br />

worden (alternatief nr. 2). Om de dekvloer niet te<br />

bevuilen (bv. afzettingen en stof ) en de hechting<br />

van de latere afwerking niet in het gedrang te<br />

brengen, moet er ook een dekzeil voorzien worden.<br />

Bij de eerste alternatieve fasering moet er voor de<br />

dekvloer een zekere droogtijd in acht genomen<br />

worden alvorens met de pleisterwerken aan te<br />

vangen en dit, om te vermijden dat het oppervlak<br />

van de dekvloer beschadigd zou raken. Volgens<br />

de TV 189 is de stapeling van materiaal en materieel<br />

bij cementgebonden dekvloeren toegelaten<br />

na 15 dagen (7 dagen bij anhydrietgebonden<br />

dekvloeren), voor zover dit goed verdeeld gebeurt<br />

en er geen puntbelastingen optreden. Een<br />

volledige ingebruikname is mogelijk na 28 dagen<br />

(15 dagen bij anhydrietgebonden dekvloeren).<br />

Voorafgaandelijke voorwaarden<br />

Alvorens de plafonneerder de werken aanvat,<br />

moet de opdrachtgever hem alle nuttige aanduidingen<br />

verschaffen in verband met het te bepleisteren<br />

oppervlak. Dit wordt bepaald door rekening<br />

te houden met de dikte van de verschillende lagen<br />

(egalisatie, isolatie, dekvloer, afwerking) en de<br />

eventuele aanwezigheid van een vochtscherm.<br />

Het is niet toegelaten om dit scherm te overbruggen<br />

met een capillair materiaal (bv. een gipsgebonden<br />

bepleistering). Dit risico is relatief beperkt<br />

Aanzienlijke obstructie van de vloer tijdens de<br />

pleisterwerken.<br />

bij het eerste alternatief.<br />

Aangezien de luchtdichtheid bij muren uit metselwerk<br />

gewaarborgd wordt door de binnenbepleistering,<br />

moet men de continuïteit van het<br />

luchtscherm aan de muurvoeten en ter hoogte<br />

van de doorboringen doorheen de gebouwschil<br />

(warmwaterverdeelleidingen, verwarmingsleidingen<br />

en collectoren) verzekeren. De TV 255 reikt<br />

hiervoor verschillende oplossingen aan. Dit punt<br />

moet – ongeacht de fasering – in aanmerking genomen<br />

worden bij de coördinatie van de werken.<br />

Wat de voorbereidende werkzaamheden en de<br />

randvoorwaarden voor de pleisterwerken betreft,<br />

stellen de TV’s 199 en 201 een aantal specifieke<br />

aanbevelingen voor die in acht genomen moeten<br />

worden wanneer men voor een van de twee alternatieve<br />

faseringen opteert.<br />

Coördinatie en voorzorgsmaatregelen<br />

Men kan verschillende faseringen overwegen die<br />

elk hun voor- en nadelen hebben. Deze moeten<br />

geval per geval beoordeeld worden. Over het algemeen<br />

dient men er evenwel op toe te zien dat<br />

de verschillende bouwberoepen goed gecoördineerd<br />

worden.<br />

Redactie: M. Lignian, ing., hoofdadviseur, afdeling<br />

Technisch advies, WTCB<br />

Risico’s die gepaard gaan met de verschillende faseringen (schaal van 0 tot 3, van minst tot meest risicovol).<br />

Circulaire economie en milieu top of mind bij Derbigum<br />

Bij Derbigum, de Belgische<br />

fabrikant van bitumen<br />

dakbanen, staan circulaire<br />

economie en zorg voor het<br />

milieu sterk in zijn bedrijfs-<br />

DNA ingeschreven.<br />

Koen Sneiders, Recycling & waste expert bij<br />

Derbigum vertelt: “Toen Derbigum in 1999 op<br />

zijn productiesite in Perwez de eerste versie van<br />

de “Macalusor” installeerde, was dit oorspronkelijk<br />

met de bedoeling om voor het productieafval<br />

een economisch verantwoorde oplossing te<br />

bieden. Tot dan werd immers alle productieafval<br />

van afgewerkte dakbanen, bij gebrek aan alternatieve<br />

oplossingen, noodgedwongen richting<br />

stortplaats afgevoerd. De Macalusor liet toe het<br />

productieafval opnieuw te verwerken in nieuwe<br />

dakbanen, zonder kwaliteitsverlies.”<br />

De eerste stap in duurzaam denken en doen<br />

was gezet. Een visie die zich door de jaren heen<br />

verder zou ontwikkelen en die al snel resulteerde<br />

in het behalen van een ISO 14001-certificaat<br />

en de EMAS-norm. Deze evolutie betekende<br />

ook het ontstaan van een compleet nieuw<br />

gamma waarin gerecycleerd materiaal is verwerkt:<br />

de Derbigum® NT-dakbanen. Hierin<br />

vindt men de toplaag Derbigum® NT, welke<br />

vandaag 25% gerecycleerd materiaal bevat, en<br />

de onderlaag Derbicoat® NT, die 30% gerecycleerd<br />

materiaal bevat.<br />

Herbestemming is ook circulair<br />

De dakbanen van Derbigum hebben een bewezen<br />

levensduur van 40 jaar, zelfs meer in<br />

praktijk. Bij een herbestemming van een bestaand<br />

gebouw (industrieel of ander) is het<br />

niet steeds noodzakelijk om het dak of de waterdichting<br />

te vervangen: indien, na een grondige<br />

dakinspectie, blijkt dat de dakbedekking<br />

nog in orde is, kan de bestaande dakbaan als<br />

onderlaag dienen voor een nieuwe, bijkomende<br />

dakopbouw, volgens de in voege zijnde<br />

normen.<br />

Om de eindklant mee in het circulair traject<br />

te krijgen, stelt Derbigum ondertussen ook,<br />

voor bepaalde werven met de<br />

Derbigum NT-producten, een<br />

terugnamecertificaat voor. Met<br />

deze werkwijze garandeert Derbigum<br />

aan zijn klant de volledige<br />

terugname van de bitumineuze<br />

roofing wanneer het dak, aan het<br />

einde van zijn levensduur, gerenoveerd<br />

wordt en het nodig is<br />

om de bestaande dakbanen van<br />

het dak halen.<br />

Zuiver water recupereren<br />

Een plat dak is perfect geschikt voor de recuperatie<br />

van regenwater mits het bekleed is met<br />

de juiste dakbedekking. Regenwater is echter<br />

pas herbruikbaar als het ook van goede kwaliteit<br />

is. Daarom heeft Derbigum zich toegelegd<br />

op de ontwikkeling van een bitumen dakbaan<br />

speciaal voor de recuperatie van regenwater :<br />

Derbigum® Aquatop.<br />

Deze bitumen dakbaan is aan de bovenkant<br />

voorzien van een acrylcoating die de opvang<br />

van regenwater, afkomstig van het dak, perfect<br />

toelaat. De tegenhanger van het WTCB in<br />

Duitsland, het MFPA in Leipzig (Gesellschaft für<br />

Materialforschung und Prüfungsanstalt für das<br />

Bauwesen Leipzig mbH), heeft hier trouwens<br />

onderzoek naar gedaan en een certificaat uitgereikt.<br />

Hierin wordt bevestigd dat het regenwater<br />

afkomstig van deze daken pH-neutraal is<br />

en dus uitstekend hergebruikt kan worden.<br />

i<br />

www.derbigum.be


ecensie 19<br />

Dierendonckblancke: Selected Works 2007-2019<br />

De eerste monografie over<br />

het Gentse architectenbureau<br />

Dierendonck Blancke is een<br />

must-read.<br />

Het boek verscheen gelijktijdig met de opening<br />

van de overzichtstentoonstelling in BOZAR. In<br />

2009 waren de Gentse architecten daar al eerder<br />

te gast binnen de NICHE-reeks met een maquette<br />

van het gemeenschapscentrum in Avelgem. Met<br />

dit project raakten ze niet alleen bekend bij een<br />

breder publiek, maar ook ondergetekende leerde<br />

hen toen kennen. Het gebouw verrees immers<br />

quasi in de tuin van het ouderlijke huis. De wedstrijd,<br />

georganiseerd door Anno ’02, werd door<br />

Dierendonckblancke architecten gewonnen samen<br />

met Stefaan Onraet, Tom Callebaut en Jonas<br />

Desmyter. Het gemeenschapscentrum, na voltooiing<br />

Spikkerelle gedoopt naar een personage van<br />

Stijn Streuvels, werd ingepland op de rand tussen<br />

de dorpskern en de Scheldemeersen, naast een<br />

imposante neogotische kerk. De architecten stapelden<br />

het programma met de theaterzaal boven<br />

de foyer en de polyvalente ruimte. De betonnen<br />

sokkel, met naast de polyvalente ruimte ook een<br />

jeugdhuis met verzonken buitenruimte, werd in<br />

de helling geschoven. Deze geste resulteerde in<br />

een kubus die als vreemd element kon opboksen<br />

tegen de kerk. In het wedstrijdontwerp opende<br />

de foyer zich naar het centrum, met grote glazen<br />

gevelvlakken en de oplopende onderzijde van de<br />

theaterzaal als uitnodigend gebaar. De rest van het<br />

volume werd in deze ontwerpfase met baksteen<br />

bekleed. Mede om budgettaire redenen slonken<br />

in het uiteindelijke ontwerp de vensteropeningen<br />

en werd de kubus bekleed met wit geprofileerd<br />

staal. De zaal draaide ook van richting, waardoor<br />

de onderliggende foyer vandaag uitkijkt over het<br />

meersenlandschap. Zijn we altijd eerder een koele<br />

minnaar van de metalen huid geweest, dan valt er<br />

op het schema niets af te dingen. De helderheid<br />

van de opbouw met de stapeling van het programma<br />

en de ontdubbeling van de buitenmuur<br />

voor de verticale circulatie en om akoestische redenen<br />

bleek bijzonder genereus. De dubbelhoge<br />

polyvalente ruimte krijgt veel daglicht door de glazen<br />

wanden aan de hoger gelegen foyer en kantoorzone,<br />

zoals te zien op de iconische foto door<br />

Kristien Daem van gepensioneerden die in de<br />

“fuifzaal” petanque spelen op banen in kunstgras.<br />

Het oeuvre van Dierendonckblancke architecten<br />

ontwikkelde zich de afgelopen tien jaar op<br />

dezelfde bedachtzame wijze. Hun werk onopvallend<br />

noemen is een stap te ver, maar de rode folly<br />

bovenop een Gentse burgerwoning is bijna een<br />

aberratie in hun oeuvre, ook al werkt het op die<br />

plek. Hun gebouwen laten zich opmerken zonder<br />

alle aandacht op te eisen, van inplanting tot in de<br />

materiaal- en detailbeheersing. Alles binnen hun<br />

ontwerpen klopt: prikkelend zonder ooit te irriteren.<br />

De presentatie in het boek en op de tentoonstelling<br />

getuigt van dezelfde bescheiden nuchterheid.<br />

Het boek documenteert vijftien projecten<br />

met plannen en foto’s. Alle projecten worden in<br />

hun afgewerkte staat getoond, want zelfs die in<br />

uitvoering worden met puntgave maquettes gepresenteerd.<br />

De maquette van het schitterende<br />

woonproject Condor – met een zilvermetalen<br />

huid – bracht ons op de tentoonstelling zelfs in<br />

lichte vervoering. Die keuze voor de presentatie<br />

valt te begrijpen, maar toch is het jammer dat het<br />

ontstaansproces hiermee volledig weggesaneerd<br />

wordt. Schijnbaar achteloos lijken deze perfect<br />

uitgewerkte en gedoseerde projecten uit het niets<br />

ontstaan te zijn. Dit is niet alleen een smeekbede<br />

om een inkijk te krijgen in de rommeliger kant van<br />

de praktijk – zelfs de proefmaquettes uitgestald op<br />

de tentoonstelling waren bijna té perfect – maar<br />

het project in Avelgem leert dat hun schema’s<br />

doorheen de transformaties alleen maar sterker<br />

worden. Misschien dat ook deze zijde van hun verhaal<br />

in een volgend boek belicht kan worden. Vandaag<br />

biedt het boek misschien geen inkijk in de<br />

genese, maar wel ruimschoots in de realisatie van<br />

hun schitterende ontwerpen en daarom alleen als<br />

is dit boek – zeker voor wie de tentoonstelling gemist<br />

heeft – een must-read.<br />

Dierendonckblancke: Selected Works 2007-<br />

2019, Lisa De Visscher & Iwan Strauven (ed.), BOZAR<br />

BOOKS, A+ Architecture in Belgium en Verlag der<br />

Buchhandlung Walther König, 2019, 240 p.<br />

Redactie: Arnaud Tandt<br />

Warmteterugwinapparaten:<br />

hun prestaties op de proef gesteld<br />

Naast vraaggestuurde ventilatie is balansventilatie met<br />

warmteterugwinning een van de meest courante technieken ter<br />

beperking van warmteverliezen door ventilatie. Het rendement van<br />

de gebruikte warmtewisselaar heeft evenwel een grote invloed op de<br />

globale prestaties van dit ventilatietype. Welk rendement mag men in<br />

werkelijke omstandigheden verwachten?<br />

Het principe van een balansventilatiesysteem berust<br />

op een volledig mechanische luchttoevoer<br />

en -afvoer (systeem D volgens de norm NBN D 50-<br />

001). Vermits deze systemen doorgaans uitgerust<br />

zijn met een warmtewisselaar, spreekt men ook<br />

van warmteterugwinningssystemen.<br />

De aan de vochtige ruimten onttrokken warme<br />

lucht wordt gebruikt om de verse buitenlucht<br />

door middel van een warmtewisselaar voor te<br />

verwarmen. Deze voorverwarmde verse lucht<br />

wordt vervolgens in de droge ruimten van het<br />

gebouw geblazen. Dankzij deze techniek worden<br />

de warmteverliezen door de ventilatie beperkt en<br />

het energieverbruik voor de verwarming verminderd.<br />

Een andere techniek die hier courant voor<br />

toegepast wordt, is de vraaggestuurde ventilatie.<br />

Temperaturen die gedurende een week aan de in- en uitgangen van<br />

een van de beproefde installaties gemeten werden.<br />

Het rendement van de warmteterugwinapparaten<br />

kan bepaald worden door in gestandaardiseerde<br />

omstandigheden laboratoriumproeven<br />

uit te voeren. Het WTCB heeft op zijn beurt het<br />

rendement van meerdere warmteterugwinapparaten<br />

in werkelijke omstandigheden in situ kunnen<br />

meten.<br />

Beoordeling van de prestaties<br />

De globale energieprestaties van het ventilatiesysteem<br />

kunnen beoordeeld worden op het niveau<br />

van:<br />

• het rendement van de ventilatiegroep zelf:<br />

kunnen de in-situresultaten vergeleken worden<br />

met de resultaten van de laboratoriumproeven?<br />

• de globale efficiëntie: welke elementen hebben<br />

een invloed op de prestaties van de volledige<br />

installatie?<br />

In situ gemeten rendement van de ventilatiesystemen<br />

De grafiek op de volgende pagina geeft de temperaturen<br />

weer die gedurende een week aan de<br />

in- en uitgangen van een van de beproefde systemen<br />

gemeten werden. Hieruit blijkt dat het op<br />

basis van deze temperaturen berekende rendement<br />

gedurende de betreffende periode relatief<br />

constant blijft: het bedraagt 80 % (tegenover 84 %<br />

in het laboratorium). Het verschil is dus vrij klein.<br />

Voor het merendeel van de in de meetcampagne<br />

bestudeerde ventilatiegroepen ligt het rendement<br />

tussen de 70 en de 90 %. Over het algemeen<br />

leunen de in-situresultaten dicht aan bij deze die<br />

in het laboratorium gemeten werden. De lange<br />

versie van dit artikel zal hier dieper op ingaan.<br />

Factoren die de globale efficiëntie van het systeem<br />

beïnvloeden<br />

De globale efficiëntie van de warmteterugwinning<br />

is niet beperkt tot het thermische rendement<br />

van het warmteterugwinapparaat. Hieronder<br />

worden enkele essentiële factoren besproken<br />

die een rechtstreekse invloed kunnen hebben op<br />

de prestaties en dus ook op de energiebesparing<br />

op gebouwniveau.<br />

- Onbalans tussen de afvoer- en toevoerdebieten<br />

Naarmate de onbalans tussen de afvoer- en toevoerdebieten<br />

toeneemt, vermindert het rendement.<br />

Als het rendement van een warmtewisselaar<br />

in balans 80 % bedraagt en de onbalans<br />

tussen de debieten 20 % (bv. 200 m³/h bij de<br />

afvoer en 250 m³/h bij de inblazing), zal het uiteindelijke<br />

in-siturendement gelijk zijn aan 64 %.<br />

Bijgevolg is het aangeraden om de afvoer- en<br />

toevoerdebieten bij het ontwerp op elkaar af te<br />

stemmen en de initiële balans tussen beide te<br />

verzekeren door de debieten bij de indienststelling<br />

correct af te stellen (zie TV 258). Om deze<br />

balans ook op termijn te behouden, worden<br />

bepaalde ventilatiesystemen uitgerust met een<br />

automatisch regelsysteem, dat bovendien gevaloriseerd<br />

wordt in de EPB-berekening (zie www.<br />

epbd.be en de lange versie van dit artikel).<br />

- Isolatie van bepaalde luchtkanalen<br />

Door ‘koude’ kanalen doorheen verwarmde ruimten<br />

of ‘warme’ kanalen doorheen niet-verwarmde<br />

ruimten te laten passeren, vermindert de globale<br />

efficiëntie van de warmteterugwinning. Zo kan<br />

een 3m lang, niet-geïsoleerd kanaal met een diameter<br />

van 200 mm in een typische installatie (debiet<br />

van 250 m³/h) 10 % van de terug te winnen<br />

energie verloren doen gaan.<br />

Bijgevolg is het ten stelligste aangeraden om bepaalde<br />

kanalen te isoleren. In de TV 258 worden<br />

hiervoor enkele praktische oplossingen aangereikt.<br />

De technische specificaties STS P 73-1 beschrijven<br />

op hun beurt verschillende isolatieklassen<br />

en de bijbehorende isolatiediktes.<br />

- Luchtdichtheid van de kanalen<br />

De aanwezigheid van lekken impliceert dat een<br />

deel van de voorverwarmde lucht buiten het beschermde<br />

volume van het gebouw verloren kan<br />

gaan en/of dat de luchtverversing in bepaalde<br />

ruimten niet gewaarborgd is. Het is dus eveneens<br />

noodzakelijk om luchtdichte kanalen aan te wenden.<br />

Ook hiervoor worden er praktische oplossingen<br />

voorgesteld in de TV 258.<br />

- Beschermingssystemen tegen bevriezing<br />

De warmtewisselaar wordt door middel van bijvoorbeeld<br />

een bypass of een verwarmingsweerstand<br />

beschermd tegen bevriezing. Deze bescherming<br />

kan evenwel de globale efficiëntie van<br />

het systeem lichtjes doen dalen. In een regio met<br />

een gemiddeld klimaat wordt dit rendementsverlies<br />

op jaarbasis op ongeveer 5 % geschat.<br />

Redactie:<br />

S. Pecceu, ir., projectleider, laboratorium Verwarming<br />

en ventilatie, WTCB<br />

S. Caillou, dr. ir, adjunct-laboratoriumhoofd, laboratorium<br />

Verwarming en ventilatie, WTCB<br />

Via de WTCB-Mail blijft u op de hoogte van de<br />

verschijning van de lange versie van dit artikel:<br />

WTCB-Dossiers 2019/2.10


20 kennis<br />

© WTCB<br />

Herziening van de TV 215: veranderingen op til voor het dampscherm<br />

Door de vele evoluties in het domein van de platte daken<br />

drong de herziening van de TV 215 zich op. Vermits<br />

deze herziening bijna afgewerkt is, kunnen we reeds een<br />

tipje van de sluier oplichten, meer bepaald omtrent het<br />

hoofdstuk over het dampscherm. Welke nieuwigheden<br />

zult u hierin terugvinden?<br />

Noot: Dit artikel heeft voornamelijk betrekking op<br />

warme daken en omkeerdaken. Het gaat dus niet<br />

dieper in op specifieke configuraties zoals compactdaken<br />

(zie de WTCB-Dossiers 2012/2.6).<br />

FUNCTIE VAN HET DAMPSCHERM<br />

De functiebeschrijving van het dampscherm<br />

werd bijgewerkt door onder meer:<br />

• zijn rol als luchtscherm te benadrukken en te<br />

wijzen op de mogelijks aanzienlijke vochttoevoer<br />

ten gevolge van een gebrekkige luchtdichtheid<br />

• de aspecten met betrekking tot het gebruik<br />

van het dampscherm als tijdelijk afdichtingsmembraan<br />

tijdens de werken te ontwikkelen,<br />

vermits deze situatie vaak voorkomt en veelal<br />

bepalend is voor de keuze en de uitvoering van<br />

het dampscherm. Zo zijn polyethyleenfolies<br />

en louter met een glasvlies gewapende membranen<br />

op een ondergrond van geprofileerde<br />

staalplaten niet geschikt voor dit gebruik<br />

• de compartimentering van de isolatie te detailleren<br />

(d.w.z. de verdeling van deze laag in<br />

compartimenten door de dakafdichting en het<br />

dampscherm met elkaar te verbinden, teneinde<br />

de omvang van een eventuele infiltratie te<br />

beperken). Naast het klassieke compartimenteringsschema<br />

voor twee verenigbare materialen,<br />

zal het herziene hoofdstuk ook schema’s<br />

bevatten voor twee onverenigbare materialen<br />

(zie afbeelding 1) en voor de compartimentering<br />

van een tweelaagse isolatie (zie afbeelding<br />

2). Om de efficiëntie van de compartimentering<br />

te verbeteren, willen we eraan herinneren<br />

dat het aange raden is om deze op de asbuiltplannen<br />

aan te duiden en maatregelen te<br />

treffen om eventuele waterlekken op te sporen<br />

(zie TV 229, bijlage 4).<br />

EIGENSCHAPPEN VAN HET<br />

DAMPSCHERM<br />

Ook de fysische eigenschappen van de materialen<br />

komen in de herziening aan bod, te beginnen<br />

met de toelichting van enkele noties die vaak een<br />

zekere verwarring zaaien, zoals:<br />

• de coëfficiënt voor de waterdampdiffusieweerstand<br />

µ<br />

• de diffusiedikte µd (of Sd)<br />

• de gecorrigeerde diffusiedikte (µd)corr (ook<br />

wel de equivalente diffusiedikte genoemd (µd)<br />

eq), die rekening houdt met de invloed van de<br />

uitvoering.<br />

De herziening van de TV 215 vermeldt enkele<br />

µ- en µd-waarden voor gebruikelijke materialen.<br />

Het is evenwel moeilijk om de (µd)corr-waarde<br />

van een uitgevoerd product te bepalen. Zo kan<br />

een onderbreking (bv. doorboring door een bevestiging<br />

of plooi in een overlapping) bij gebruik<br />

van een polyethyleenfolie of andere dunne membranen<br />

aanleiding geven tot een groot verschil<br />

tussen de µd- en de (µd)corr- waarde. Om deze<br />

reden zal een polyethyleenfolie maximaal tot de<br />

dampschermklasse E2 (5 m ≤ (µd)corr < 25 m)<br />

kunnen behoren, zelfs wanneer ze over een hoge<br />

µd-waarde beschikt. Bij bitumineuze materialen is<br />

het verschil tussen de µd- en de (µd)corr-waarde<br />

in principe kleiner.<br />

KWALITEIT VAN HET DAMPSCHERM<br />

Wat de kwaliteit van het dampscherm betreft,<br />

geeft tabel 14 van de huidige TV 215 een overzicht<br />

van de voor warme daken te gebruiken<br />

dampschermklassen (E1 tot E4) in functie van de<br />

eigenschappen van de dakvloer en de binnenklimaatklasse.<br />

Deze tabel kan gebruikt worden als<br />

alternatieve oplossing voor meer gedetailleerde<br />

berekeningen. Voor gebouwen waar de jaarlijkse<br />

gemiddelde dampdruk groter is dan 3.000 Pa<br />

is het evenwel aangeraden om sowieso over te<br />

gaan tot een dergelijke berekening.<br />

Voormelde tabel is gebaseerd op berekeningen<br />

volgens de Glasermethode. In het kader van de<br />

herziening van de TV 215 werd hij echter aangepast<br />

op basis van dynamische berekeningen.<br />

Verder werden de rekenhypothesen bijgeschaafd<br />

om beter te beantwoorden aan de werkelijkheid<br />

(bv. een plat dak, beschaduwd door een naar het<br />

noorden gerichte muur, die zich dus ten zuiden<br />

van het dak bevindt, in plaats van een dak met<br />

een helling van 45° met een noordelijke oriëntatie).<br />

Er werd beslist om de aanbevelingen enkel<br />

aan te passen wanneer ze strenger mochten blijken<br />

dan de geldende.<br />

Voor houten dakvloeren of dakvloeren uit geprofileerde<br />

staalplaten bleken de dynamische<br />

berekeningen iets minder streng te zijn. Bijgevolg<br />

werd er hiervoor geen enkele wijziging aangebracht<br />

in de tabel.<br />

Voor dakvloeren uit ‘nieuw’ beton (of nieuwe cementgebonden<br />

afschotlagen die een zekere hoeveelheid<br />

bouwvocht kunnen bevatten) leverden<br />

de dynamische berekeningen voor de binnenklimaatklassen<br />

I tot III en een dampscherm van de<br />

klasse E3 (25 m ≤ (µd)corr < 200 m) condensatiehoeveelheden<br />

van iets meer dan 200 g/m² op, zoals<br />

tegenwoordig aanbevolen wordt. Theoretisch<br />

impliceert dit dat men een dampscherm van de<br />

klasse E4 ((µd)corr ≥ 200 m) zou moeten toepassen.<br />

Men zou in dit geval echter ook kunnen blijven<br />

gebruikmaken van een dampscherm van de<br />

klasse E3 aangezien:<br />

• de maximale condensatiehoeveelheid slechts<br />

lichtjes overschreden wordt (ongeveer 250 g/<br />

m² aan condensaten)<br />

• de toepassing van een µd-waarde van 100 m<br />

(tussenliggende waarde) dichter aanleunt bij<br />

de werkelijkheid dan de ondergrens van 25m<br />

• de impact van een eventuele (zwakke) condensatiehoeveelheid<br />

waarschijnlijk kleiner zal<br />

zijn, gelet op de huidige isolatiediktes.<br />

Voor de binnenklimaatklasse IV blijft een dampscherm<br />

van de klasse E4 van toepassing.<br />

Voor dakvloeren uit ‘droog’ beton (renovatie) stelt<br />

een voetnoot in tabel 14 dat er voor de binnenklimaatklassen<br />

I tot III geen dampscherm voorzien<br />

hoeft te worden. Uit de dynamische berekeningen<br />

is evenwel gebleken dat men in aanwezigheid<br />

van een binnenklimaatklasse III en een isolatie<br />

uit minerale wol de voorkeur dient te geven<br />

aan een dampscherm van de klasse E1. Bijgevolg<br />

is het aangeraden om in het geval van een dakvloer<br />

uit droog beton en een binnenklimaatklasse<br />

III voortaan een dampscherm van deze klasse toe<br />

te passen. Verder werden er maar weinig wijzigingen<br />

aangebracht in de tabel.<br />

In de rest van de tekst werden er wel nog een aantal<br />

aanpassingen doorgevoerd. Zo werd er een<br />

korte beschrijving van de intussen verschenen<br />

zelfklevende dampschermen en hygrovariabele<br />

dampremmen toegevoegd. Voor meer details<br />

verwijzen we naar de herziene TV die binnenkort<br />

zal verschijnen.<br />

Compartimentering indien de dakafdichting en het dampscherm<br />

onverenigbaar zijn.<br />

Compartimentering van een tweelaagse isolatie.<br />

Redactie: E. Noirfalisse, ir., laboratoriumhoofd, laboratorium<br />

Isolatie- en dichtingsmaterialen, WTCB<br />

Tilmans, ir., laboratoriumhoofd, laboratorium Hygrothermie,<br />

WTCB.


Euromaf_277x190_20190508.qxp_Opmaak 1 8/05/19 14:26 Pagina 1<br />

U de CREATIVITEIT,<br />

wij uw BIJSTAND en ZEKERHEID,<br />

samen de grootste PROFESSIONALITEIT!<br />

Gyproc®<br />

De sterkste gipsplaat.<br />

Getest door experts.<br />

.<br />

www.gyprochabito.be


22 kennis<br />

01<br />

Cohousing: Hoe pak je het aan?<br />

Het aantal cohousingprojecten zit in de lift en alle indicaties suggereren dat<br />

deze vorm van wonen een blijver is. Maar hoe pakt u een cohousingopdracht<br />

aan? We legden de vraag voor aan enkele collega’s die de stap al hebben gezet<br />

en bundelden hun ervaringen en tips in twee afleveringen. In onze vorige editie<br />

spitsten we ons toe op de contractuele, administratieve en uitvoeringsaspecten.<br />

Deze keer gaan we dieper in op het ontwerp, de groepsdynamiek en op vragen<br />

rond de betaalbaarheid, impact en toekomstverwachtingen.<br />

We kregen input van volgende ontwerpers:<br />

- ingenieur-architect Xavier Avontroodt, partner van Stramien,<br />

een bureau dat in Vlaanderen al vele jaren de kar van<br />

cohousing trekt;<br />

- architect Lode Goethals van BAST architects & engineers,<br />

gespecialiseerd in bio-ecologisch bouwen;<br />

- ingenieur-architect Erik Vandenpoel van BOGDAN & VAN<br />

BROECK, het bureau dat momenteel in Gent het grootste<br />

cohousingproject van Vlaanderen realiseert in samenwerking<br />

met drie cohousinggroepen en een wijkgezondheidscentrum.<br />

HOE VERHOUDT DE ARCHITECT ZICH<br />

TOT DE GROEP?<br />

Xavier Avontroodt: “Indien nodig moet je de<br />

groep wijzen op ontwerpprincipes die het samenwonen<br />

bevorderen, om te vermijden dat je<br />

een veredeld samenwonen krijgt dat ver af staat<br />

van het concept cohousing, maar waarin louter<br />

02<br />

03<br />

het tuinhuis en de wasruimte worden gedeeld.<br />

Een basisprincipe is dat de gemeenschappelijke<br />

leefruimte, meestal de keuken, heel gemakkelijk<br />

bereikbaar is, beter zelfs dan de eigen voordeur.<br />

Zo wakker je het gebruik van die ruimte als hart<br />

van de gemeenschap aan. Als er familieleden op<br />

bezoek komen, moet het een evidentie zijn dat je<br />

hen in de gemeenschappelijke ruimte opwacht<br />

en dat die mensen rechtstreeks naar daar komen.<br />

De inplanting van die ruimte vergt de nodige<br />

aandacht. Vorig jaar bezocht ik in Berlijn een<br />

Baugruppe die van een restruimte een gemeenschapslokaal<br />

had gemaakt. Omdat die ruimte<br />

verkeerd georiënteerd was, werkte dat absoluut<br />

niet.”<br />

Lode Goethals: “Normaal verloopt het overleg<br />

via een of meerdere door de groep afgevaardigde<br />

personen. Veelal werkt dat heel goed. Wanneer<br />

de dynamiek van een groep dan toch eens<br />

niet goed zit , voel je dat meteen. De communicatie<br />

is niet helder, beslissingen blijven uit, men<br />

komt terug op al genomen beslissingen. Op dat<br />

ogenblik moet je tijdig op tafel durven te kloppen<br />

en het thema bespreekbaar maken. Degene<br />

die de groep vertegenwoordigt, moet dan zijn/<br />

haar verantwoordelijkheid nemen. Tijdens de<br />

persoonlijke gesprekken met de bewoners over<br />

de inrichting van hun eigen woning moet je een<br />

scherp onderscheid maken tussen de individuele<br />

en de gemeenschappelijke doelen, en duidelijk<br />

afbakenen wat je taak precies inhoudt.”<br />

Erik Vandenpoel: “Wij hebben de bewoners<br />

van bij de eerste pennentrek bij het project Bijgaardehof<br />

betrokken. In samenspraak met alle al<br />

gekende deelnemers werd een programma van<br />

eisen opgesteld, dat reikte van de constellatie en<br />

inplanting van de gebouwen tot de keuze van<br />

materiaalpaletten en een beeldkwaliteitsplan.<br />

Op basis daarvan hebben wij het masterplan<br />

gemaakt. Zo krijg je een breed gedragen project.<br />

Het vergt een fikse tijdsinvestering en herpositioneert<br />

ook onze rol als ontwerpteam. We hebben<br />

de grote lijnen van het project uitgezet en werden<br />

daarvoor sterk gestuurd door het karakter en<br />

de diversiteit van de groep.”<br />

HOE BELANGRIJK IS NAAST<br />

HET SOCIALE HET ECOLOGISCH<br />

ENGAGEMENT?<br />

Xavier Avontroodt: “Dat vormt dikwijls een essentieel<br />

onderdeel van een cohousingproject.<br />

Ik denk dan onder meer aan deelauto’s en hernieuwbare<br />

energie. Dikwijls zie je dat groepsleden<br />

elkaar daarin aanporren. Een deelnemer met specifieke<br />

kennis die dat weet over te brengen, kan<br />

de anderen er toe overhalen om een stap verder<br />

te zetten. Alleen blijven de financiële consequenties<br />

dikwijls een hinderpaal. Infrastructuur delen is<br />

goed voor de portemonnee, maar zelfs dan blijven<br />

bv. warmtepompen met grondboringen erg<br />

duur.”<br />

Lode Goethals: “De cohousinggroep van Drongen<br />

klopte bij ons aan omdat zij iets verder wou<br />

gaan op ecologisch vlak. Wij hebben de traditionele<br />

betonplaat die een grote CO2-voetafdruk<br />

heeft, vervangen door een opbouw uit glasschuimgranulaten<br />

en een randfundering. Verder<br />

hebben we geen regenwateraansluiting op de<br />

straat doordat we alles op eigen terrein infiltreren.<br />

We werken met een houtskeletstructuur, waar<br />

mogelijk nagroeibare isolatie, een gevel van in<br />

thermisch verduurzaamd hout en keramische tegels<br />

en dakpannen. De verharding beperken we<br />

tot het hoogst noodzakelijke. De woningen hebben<br />

een balansventilatie en geo-warmtepompen.”<br />

Erik Vandenpoel: “In Bijgaardehof kozen de<br />

groepen bewust voor een hemelwaterneutrale<br />

en gasvrije site en een hoogperformante, bijna<br />

energieneutrale nieuwbouw. De energie voor de<br />

ruimteverwarming en het sanitair warm water<br />

wordt opgewekt door een BEO-veld, waarvoor<br />

een vijftigtal boringen nodig waren. Het voordeel


08<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

kennis 23<br />

van een project met een dergelijke omvang is dat<br />

die kost wordt gedeeld. Er komen ook zonnepanelen,<br />

maar de totale oppervlakte is bescheiden<br />

omdat er vrij veel terrassen en dakterrassen zijn.<br />

In middelhoogbouw blijft de voor zonnepanelen<br />

beschikbare oppervlakte altijd een uitdaging.<br />

Het regenwater wordt hoofdzakelijk voor de toiletten<br />

gerecupereerd en de putten hebben een<br />

overstort naar een centrale wadi in de binnenhof.<br />

Een overstort naar de stadsriolering was verplicht,<br />

maar eigenlijk overbodig omdat alles is gedimensioneerd<br />

op hergebruik. De materialenkeuze gebeurde<br />

zo ecologisch mogelijk in samenspraak<br />

met de opdrachtgevers. Er is geopteerd voor een<br />

flexibele structuur met een kader in betonbouw,<br />

terwijl alle isolatie en afwerkingsmaterialen een<br />

prima duurzaamheidsprofiel hebben. Omdat er<br />

veel moest worden gesloopt, hebben we in het<br />

lastenboek opgenomen dat de aannemer voor<br />

een aantal bouwelementen een inventaris van<br />

herbruikbare materialen moet opstellen. Die kunnen<br />

dan circulair opnieuw worden toegepast in<br />

de gemeenschappelijke delen of verkocht op de<br />

tweedehandsmarkt.”<br />

01. In Stene (Oostende) ging Cohousing Boldershof<br />

in zee met Stramien (i.s.m. LMS Vermeersch bvba)<br />

om 11 eengezinswoningen en 8 appartementen te<br />

realiseren, en een historische hoeve om te vormen<br />

tot een gemeenschapshuis in een gemeenschappelijke<br />

tuin.<br />

02. Vlakbij het station en de dorpskern van Wijgmaal<br />

ontwikkelt Stramien in opdracht van Wijg&Co<br />

een cohousingproject voor 33 gezinnen. Naast een<br />

mix van eengezinswoningen, appartementen en<br />

studio’s komt er een gemeenschappelijk paviljoen.<br />

03. Nieuwmoer Kalmthout: In 2016 won Stramien<br />

de ontwerpwedstrijd die de sociale huisvestingsmaatschappijen<br />

De Ideale Woning en Arro<br />

Antwerpen hadden uitgeschreven voor een groene<br />

wijk in het centrum van het dorp. De komende jaren<br />

komen daar 100 sociale woningen, verdeeld over zes<br />

woonerven waar zaken gemeenschappelijk worden<br />

gedeeld.<br />

04. BOGDAN & VAN BROECK realiseert in samenwerking<br />

met LAND landschapsarchitecten op de voormalige<br />

bedrijfssite van Malmar in Sint-Amandsberg<br />

het cohousingproject Bijgaardehof. Opdrachtgevers<br />

zijn de cohousinggroepen Wijgaard, Spore en Biotope,<br />

het wijkgezondheidscentrum Kappellenberg<br />

en de overkoepelende organisatie waarbinnen de<br />

partners de centrale hof, de parking, de tuinmuren<br />

en een atelier delen.<br />

05. Haringrokerij: In 1<strong>98</strong>8 vormden zes gezinnen,<br />

onder wie dat van Peter Vermeulen van Stramien en<br />

Ringland, een oude haringrokerij aan het Antwerpse<br />

Zuid om tot een woonproject. © Stramien.<br />

04<br />

MAAKT COHOUSING BOUWEN<br />

BETAALBAARDER?<br />

Xavier Avontroodt: “Cohousing is geen financiële<br />

wonderoplossing, tenzij je de strategie van de sociale<br />

huisvesting hanteert en iedereen exact dezelfde<br />

oplossingen biedt. Maar in een groep heb<br />

je altijd meer bemiddelde mensen die andere<br />

keuzes maken. Omdat de aannemer daardoor uiteindelijk<br />

met allemaal verschillende woningen zit,<br />

zal hij voor bv. het gipskarton niet de laagst mogelijke<br />

prijs aanrekenen. Zoals ik daarnet al aangaf,<br />

maakt delen ook niet alle oplossingen haalbaar.<br />

De meerkost voor een warmtepomp met grondboringen,<br />

vergeleken met de klassieke gasketel,<br />

moet gespreid worden over het totale aantal<br />

vierkante meter. Omdat cohousers normaal kleiner<br />

wonen, kan die meerkost per vierkante meter<br />

zwaar doorwegen.”<br />

Lode Goethals: “Betaalbaarheid is vandaag zelden<br />

de reden om in cohousing te stappen. Je ontmoet<br />

daar vooral een middenklassepubliek van<br />

tweeverdieners. Dankzij de gemeenschap krijg je<br />

wel veel terug voor je investering. Kinderen hebben<br />

er een grote tuin, de levenskwaliteit is beter.<br />

Voor wie die gemeenschappelijke delen geen<br />

meerwaarde hebben, is cohousing echter weinig<br />

interessant.”<br />

Erik Vandenpoel: “Als je cohousing vergelijkt<br />

met een klein appartement, is het niet goedkoper.<br />

Maar die vergelijking loopt mank. Naast hun<br />

woning krijgen de bewoners in Bijgaardehof een<br />

heleboel gedeelde zaken ter beschikking: logeerkamers,<br />

een ruim speellokaal voor de kinderen,<br />

een grote gemeenschappelijke ruimte, een atelier<br />

om te klussen, verschillende soorten tuinen met<br />

zelfs een daktuin met een dakserre voor groenteteelt<br />

in een van de groepen. Als je dat optelt, kom<br />

je uit bij het comfort van een vrijstaande woning,<br />

waar die extra zaken een groot deel van de tijd<br />

onbenut blijven. In Bijgaardehof krijg je zo kwaliteitsvol<br />

wonen met een sociaal engagement in<br />

een stedelijke context. Vanuit die optiek krijg je bij<br />

cohousing meer waar voor je geld.”<br />

WAT HEBT U UIT DE PROJECTEN<br />

GELEERD?<br />

Xavier Avontroodt: “Heel belangrijk in cohousing<br />

is voldoende privacy, bv. in de vorm van een terras<br />

waar je je kan terugtrekken. Gelijkheid is ook een<br />

essentieel gegeven. Niemand mag het gevoel<br />

krijgen dat hij in een resthoekje wordt gedrumd.<br />

Eventueel moet iedereen wat inleveren om tot<br />

een gelijke verdeling te komen, wat natuurlijk<br />

niet gemakkelijk is. Verder moet je attent zijn voor<br />

deelnemers die alleen op hun ding focussen.<br />

Eerst komt de groep, dan pas het individuele belang.<br />

Indien nodig moet je als architect de leden<br />

daarop wijzen.”<br />

Lode Goethals: “Cohousers moeten concurreren<br />

met commerciële ontwikkelaars. Daardoor moeten<br />

ze zich dikwijls tevreden stellen met percelen<br />

die een promotor niet interesseren omdat<br />

ze moeilijker te ontwikkelen zijn. Dat vergt meer<br />

ontwerpkracht van de architect. Verder moet je<br />

evenveel aandacht besteden aan de privacy als<br />

aan het gemeenschappelijke, anders is cohousing<br />

niet duurzaam als samenlevingsmodel. Uiteindelijk<br />

is het geen commune, maar eerder een goed<br />

nabuurschap waar je net iets meer moet overeenkomen<br />

dan gebruikelijk omdat je zaken deelt.”<br />

Erik Vandenpoel: “Dikwijls wordt onderschat in<br />

welke mate architectuur de dirigent is van sociale<br />

interactie. Wij moeten zorgen voor een correct<br />

evenwicht tussen cohesie, dé kracht van<br />

cohousingprojecten, en privacy. Mensen ontmoeten<br />

elkaar, delen auto’s, infrastructuur en objecten,<br />

zorgen voor de kinderen van anderen, oefenen<br />

samen een hobby uit. De architectuur moet<br />

dat faciliteren. Zo is iedere voordeur via een buitencirculatie<br />

vrij toegankelijk en vlot bereikbaar.<br />

Daardoor moet je niet eerst een inkomhal passeren<br />

en zie je de buren thuiskomen, de kinderen<br />

spelen et cetera, wat de sociale cohesie verhoogt.<br />

Bovendien zorgen glazen voordeuren ervoor<br />

dat je, als je passeert, ziet of er iemand thuis is.<br />

De buitentrappen en passerellen zijn voldoende<br />

ruim bemeten om als ontmoetingsplek te kunnen<br />

fungeren. De site, in feite een soort eilandje in de<br />

stad, wordt doorwaadbaar, zodat wandelaars in<br />

het stadspark gerust even een toertje over de binnenhof<br />

kunnen maken.”<br />

IS COHOUSING EEN BLIJVER?<br />

Wie cohousing zegt, denkt meteen aan Denemarken.<br />

Daar is deze woonvorm goed ingeburgerd.<br />

Harde cijfers ontbreken, maar de onderzoekers<br />

Peter Jakobsen en Henrik Gutzon Larsen* citeren<br />

bronnen die gewagen van 1% tot 5% van de<br />

Deense bevolking. Volgens een infografiek (2015)<br />

van de grote Britse verzekeringsmakelaar Towergate<br />

Insurance** zou zelfs 8% van de Deense gezinnen<br />

in cohousinggroepen wonen. Hoe zien de<br />

architecten dat in ons land evolueren?<br />

Xavier Avontroodt: “Cohousing is een blijver en<br />

er zullen steeds meer projecten komen, maar de<br />

markt is niet klaar om er een standaard van te maken.”<br />

Lode Goethals: “Cohousing is een van de modellen<br />

voor de toekomst, maar voor een beperkt<br />

publiek. Waardevoller dan het woonaspect vind<br />

ik het achterliggende overlegmodel, dat je attitudes,<br />

skills en een open mind voor nieuwigheden<br />

bijbrengt die je ook elders kunt gebruiken:<br />

op het werk, in de ouderraad, in je onmiddellijke<br />

omgeving. Dat model is geen exclusiviteit van cohousing,<br />

maar is er zeker mee vergroeid. ”<br />

Erik Vandenpoel: “Cohousing en misschien nog<br />

meer coliving vormt een valabel alternatief voor<br />

iedere woonvorm, zeker voor de vrijstaande woning<br />

die vanuit duurzaamheidsoverwegingen<br />

geen toekomst meer heeft, en biedt als surplus de<br />

sociale interactie. Maar het is niet voor iedereen<br />

weggelegd. Er blijven ook vragen. Wat als mensen<br />

verhuizen of de gezinssamenstelling wijzigt? Een<br />

interessante denkpiste is het inruilen van medeeigendom<br />

voor coöperatieve aandelen. We hopen<br />

dat de overheid de werking daarvan zal vergemakkelijken<br />

en progressief zal ondersteunen.”<br />

*Peter Jakobsen & Henrik Gutzon Larsen (2018):<br />

An alternative for whom?<br />

The evolution and socio-economy of Danish cohousing,<br />

Urban Research & Practice, DOI:<br />

https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/175<br />

35069.2018.1465582<br />

**Community 2.0: is cohousing the future of urban<br />

design’ (2015): https://www.towergateinsurance.<br />

co.uk/commercial-property-insurance/<br />

is-cohousing-the-future<br />

Staf Bellens<br />

05<br />

Staf Bellens (CD Media<br />

Productions) is freelance<br />

journalist gespecialiseerd<br />

in bouw, renovatie,<br />

architectuur en wonen in<br />

de brede betekenis.


24 kennis<br />

Hoe dimensioneer ik mijn sanitairwarmwaterproductie-installatie?<br />

Het is niet zo eenvoudig om een sanitairwarmwaterproductieinstallatie<br />

correct te dimensioneren. Zo moet men enerzijds het<br />

gewenste comfort en het verbruik van de gebruikers verzekeren,<br />

waardoor er vaak overgedimensioneerd wordt. Anderzijds wordt het<br />

steeds belangrijker om energiezuinige installaties te ontwerpen, wat<br />

dan net weer een zo nauwkeurig mogelijke dimensionering vereist.<br />

Types sanitairwarmwaterproductie<br />

We onderscheiden twee types sanitairwarmwaterproductie:<br />

• productie in doorstroom, waarbij het warme<br />

water ogenblikkelijk aangemaakt wordt en niet<br />

opgeslagen wordt. Dergelijke installaties worden<br />

gedimensioneerd op basis van het piekdebiet,<br />

dat afhankelijk is van het gebouwtype<br />

en de erin aanwezige sanitaire uitrusting, en<br />

vereisen hogere vermogens dan de toestellen<br />

met opslag<br />

• productie met opslag of accumulatie. Dergelijke<br />

installaties zijn voorzien van een geïntegreerde<br />

of afzonderlijke opslagtank, waardoor<br />

ze een lager vermogen vergen om eenzelfde<br />

verbruik te dekken. Deze toestellen worden gedimensioneerd<br />

op basis van het gebouwtype,<br />

de erin aanwezige sanitaire uitrusting en het<br />

aantal personen dat de installatie zal gebruiken.<br />

Aangezien dit aantal vaak varieert tijdens<br />

de levensduur van de installatie, is het aangewezen<br />

om een schatting te maken van de<br />

maximale bezetting (bv. op basis van het aantal<br />

slaapkamers in de woning).<br />

Te gebruiken dimensioneringsmethoden<br />

Tot voor kort bestond er in België geen norm voor<br />

de te gebruiken dimensioneringsmethode. Eind<br />

2017 kwam daar verandering in met de publicatie<br />

van de norm NBN EN 12381-3. Aangezien de in<br />

deze norm vermelde standaardwaarden echter<br />

niet altijd tot een nauwkeurige dimensionering<br />

leiden, moet de norm aangevuld worden met een<br />

nationale bijlage.<br />

In afwachting van deze bijlage kunnen de installaties<br />

gedimensioneerd worden volgens:<br />

• de norm DIN 1<strong>98</strong>8-300 voor de productie van<br />

sanitair warm water in doorstroom. Een recente<br />

WTCB-meetcampagne heeft immers aangetoond<br />

dat de volgens de methode uit deze<br />

norm berekende piekdebieten voor appartementsgebouwen<br />

het dichtst aanleunen bij de<br />

effectief gemeten debieten (zie de WTCB-Dossiers<br />

2013/3.14). Deze norm voorziet vrij hoge<br />

piekdebieten en vermogens voor eengezinswoningen.<br />

De volgens de norm NBN EN 12831-<br />

3 berekende piekdebieten liggen evenwel nog<br />

veel hoger<br />

• de norm DIN 4708-2 voor de productie van sanitair<br />

warm water met opslag. De methode uit<br />

deze norm is tot op heden van toepassing in<br />

Duitsland en wordt ook in België courant gebruikt.<br />

PV-curven voor eengezinswoningen<br />

Om een sanitairwarmwaterproductie-installatie<br />

te dimensioneren, moet men het vereiste nuttige<br />

vermogen (P) van het productietoestel (d.i.<br />

de hoeveelheid warm water die per tijdseenheid<br />

door de installatie afgegeven wordt) en eventueel<br />

het nuttige volume (V) van een boiler (*) (d.i.<br />

het volume dat steeds op temperatuur gehouden<br />

wordt) bepalen. Alle combinaties van vermogen<br />

en volume die voldoen om aan één bepaalde sanitairwarmwatervraag<br />

te beantwoorden, vormen<br />

samen een PV-curve (zie afbeelding). Dergelijke<br />

curven kunnen gebruikt worden om het vermogen<br />

voor de productie van sanitair warm water af<br />

te stemmen op het vermogen dat nodig is voor<br />

ruimteverwarming en dit, door het opslagvolume<br />

aan te passen. Op die manier wordt de ketel niet<br />

overge- dimensioneerd.<br />

Op basis van de normen DIN 4708-2 en DIN 1<strong>98</strong>8-<br />

300 werden er PV-curven berekend voor eengezinswoningen<br />

met een standaarduitrusting (één<br />

tot zes slaapkamers, één badkamer met een douche<br />

of bad en een wastafel en één gootsteen in<br />

de keuken) en een watertemperatuur van 60 °C.<br />

De PV-curven vermelden:<br />

• het nuttige vermogen voor de productie van<br />

sanitair warm water in doorstroom (bolletje op<br />

de verticale as in de grafiek)<br />

• het nuttige vermogen in functie van het nuttige<br />

boiler- volume en het aantal slaapkamers.<br />

Wanneer het snijpunt van het nuttige vermogen<br />

en het nuttige volume zich in de grafiek op een<br />

PV-curve bevindt, is het toestel goed gedimensioneerd<br />

om in de sanitairwarmwatervraag van<br />

de betreffende woning te kunnen voorzien. Als<br />

het erboven ligt, is het overgedimensioneerd en<br />

omgekeerd. De methode uit de norm DIN 4708-2<br />

werd bovendien geëxtrapoleerd naar grotere volumes<br />

om bijvoorbeeld ook toegepast te kunnen<br />

worden op warmtepompen met een beperkt vermogen<br />

(zie stippellijnen).<br />

PV-curven voor een eengezinswoning met één badkamer en voor water op 60 °C.<br />

Omzetting naar reëel vermogen en volume<br />

Het nuttige boilervolume moet omgerekend<br />

worden naar het reële boilervolume, rekening<br />

houdend met de plaats van de temperatuursensor<br />

die de inschakeling van de waterverwarming<br />

bedient. Zo moet het nuttige volume van een<br />

boiler waarbij de temperatuursensor zich in het<br />

midden bevindt en waarvan enkel de bovenste<br />

helft continu op temperatuur gehouden wordt,<br />

verdubbeld worden om tot het reële volume te<br />

komen.<br />

Het nuttige vermogen dient bovendien nog vermeerderd<br />

te worden met de stilstandsverliezen<br />

(defaultwaarde uit bijlage B van de norm NBN EN<br />

12381-3 of productspecifieke waarden uit de Ecodesigngegevens)<br />

en eventueel met de continue<br />

distributieverliezen van een circulatiesysteem.<br />

Volgende stappen<br />

Momenteel wordt er voor de opstelling van de<br />

nationale bijlage bij de norm NBN EN 12381-3<br />

nog onderzocht of men kleiner kan dimensioneren<br />

zonder aan comfort in te boeten. Hierbij<br />

worden ook de ontwikkelingen in het buitenland<br />

op de voet gevolgd. Tot nog toe werden er echter<br />

ook in onze buurlanden nog geen nationale bijlagen<br />

gepubliceerd.<br />

(*) De term ‘boiler’ (letterlijk toestel voor de productie<br />

van warm water of verwarmingsketel)<br />

wordt in België soms verkeerdelijk gebruikt in de<br />

zin van reservoir of opslagtank.<br />

Redactie: B. Bleys, ir., laboratoriumhoofd, laboratorium<br />

Watertechnieken, WTCB<br />

REKENVOORBEELD<br />

We gaan uit van een eengezinswoning met<br />

drie slaap¬kamers. Om deze woning te verwarmen,<br />

is er een nuttig vermogen van 10<br />

kW nodig. In de grafiek kan men aflezen dat<br />

dit vermogen ook volstaat voor de productie<br />

van sanitair warm water, voor zover er geen<br />

circulatieleidingen voor sanitair warm water<br />

zijn en men een boiler plaatst met een nuttig<br />

volume van 75 l. Indien men opteert voor een<br />

boiler waarbij de temperatuursensor zich in<br />

het mid¬den bevindt, is er een reëel volume<br />

van 150 l vereist.<br />

Deck-VQ ® vacuümisolatie voor appartement in Sint-Idesbald<br />

De terrassen van het appartementsgebouw ‘residentie Bellevue’<br />

in Sint-Idesbald zijn gerenoveerd en duurzaam geïsoleerd met de<br />

nieuwe Deck-VQ ® vacuümisolatiepanelen van Recticel Insulation.<br />

Lieven Claus (Dakwerken Bruneel): “Voor dit<br />

project in Sint-Idesbald plaatsten we Deck-VQ®<br />

vacuümisolatie van Recticel Insulation, geleverd<br />

via Defrancq. Met een warmtegeleidingscoëfficiënt<br />

(lambda) van 0,006 W/mK in de kern<br />

(VIP) – de beste prestaties op de markt – en<br />

een beperkte dikte van 45mm was het al mogelijk<br />

om een R D<br />

-waarde van 5,00 m²K/W te bereiken.<br />

Bovendien biedt de Deck VQ® oplossing<br />

een uitstekende bescherming van het vacuüm<br />

isolatiepaneel (kortweg VIP) door middel van<br />

hoge densiteit PIR-platen, wat een extra zekerheid<br />

biedt tijdens de installatie. De panelen zijn<br />

beschikbaar in verschillende standaardafmetingen<br />

waarmee Recticel voor ons een legplan<br />

op maat uittekende. De Deck-VQ® panelen zijn<br />

te verwerken zoals een standaard PIR-isolatiepaneel.<br />

Ze laten zich eenvoudig verlijmen op<br />

de ondergrond met een PU-kleefschuim. Op<br />

de Deck-VQ® panelen kunnen de meeste dakdichtingen<br />

(kunststof of bitumenbaan) worden<br />

toegepast. Door de ‘omkasting’ is de fragiele vacuümisolatie<br />

veilig beschermd en is schade bij<br />

het plaatsen zo goed als uitgesloten.”<br />

De innovatieve ultradunne Deck-VQ® VIP-panelen<br />

zijn dé oplossing voor het isoleren van<br />

platte daken en terrassen waar de ruimte om te<br />

isoleren beperkt is. Recticel Insulation maakt altijd<br />

een legplan op maat voor een eenvoudige<br />

montage. Hiertoe bestaan Deck-VQ® isolatiepanelen<br />

in 4 formaten. De ultradunne<br />

Deck-VQ® panelen zijn<br />

een snelle en kostenefficiënte oplossing<br />

omdat er geen structurele aanpassingen<br />

nodig zijn bij de renovatie van terrassen<br />

en platte daken. Het resultaat is een eersteklas<br />

isolatie die u heel wat voordelen biedt bij de<br />

uitvoering van diverse dakdetails zoals bij de<br />

toegangsdeur tot het terras. De Deck-VQ® panelen<br />

hebben een dikte van amper 45 mm<br />

met een VIP-kern van 25 mm. Deze VIP heeft<br />

een warmtegeleidingscoëfficiënt van 0,006 W/<br />

mK, de laagste op de markt.<br />

Deck-VQ®: specificaties<br />

• Thermische prestaties van de VIP-kern:<br />

0,006 W/mK<br />

• Druksterkte: ≥ 150 kPa<br />

• Treksterkte: ≥ 80 kPa<br />

• Brandgedrag: Euroclass E<br />

• Certificaties: ETA 18/0846<br />

• Standaardafmetingen: 600 × 1200 mm,<br />

300 × 1200 mm, 600 × 600 mm,<br />

300 × 600 mm<br />

• Thermische prestaties van Deck-VQ®:<br />

Dikte R D<br />

-waarde<br />

45 mm 5,00 m²K/W<br />

60 mm 7,50 m²K/W<br />

i<br />

www.recticelinsulation.be


nieuw<br />

De ‘My Protect’-tool vereenvoudigt de verzekeringsadministratie<br />

en controletaak attesten woningbouw<br />

voor architecten<br />

Persoonlijke<br />

service<br />

in complexe<br />

verzekeringen<br />

Tel. (+32) 2 411 41 14 • www.protect.be<br />

Protect is een Belgische nicheverzekeraar in de bouwwereld.<br />

We zijn gespecialiseerd in het verzekeren van de beroepsaansprakelijkheid<br />

van architecten en ingenieurs. In deze sector zijn we dé referentie.<br />

Daarnaast geniet je als verzekerde bij Protect van:<br />

> permanente juridische bijstand door onze studiedienst<br />

> opleiding en preventie<br />

> je eigen ‘My Protect’-omgeving op onze website<br />

> onze persoonlijke aanpak en gespecialiseerd beheer<br />

Wij helpen je graag!<br />

Ontdek op www.protect.be wat wij voor jou kunnen doen en hoe<br />

we jouw werk kunnen verlichten. Of beter nog: kom eens langs<br />

in ons kantoor in Brussel, of bel voor een afspraak in je eigen kantoor.<br />

Verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 1.009<br />

Tuinscherm<br />

Neighbours®<br />

NIEUW<br />

Gepatenteerd montagesysteem.<br />

Fabrikant van gevelbekleding, gevelbekledingen tuinafsluiting en terrassen & terrassen in hout<br />

Fabricant de bardages et terrasses en bois<br />

Woodface® Padoek<br />

Selected by<br />

Kortrijk<br />

Architect: Bontinck architecture and engineering<br />

Project: Take Off Brantsandpatents<br />

Free Willy®<br />

• Originele, unieke,<br />

architecturale concepten<br />

• Grote keuze in<br />

houtsoorten en profielen<br />

• Sterke technische ondersteuning<br />

W.R. Ceder met geïntegreerde verdoken ventilatieopeningen.<br />

Project : L-door Sectionaal poorten<br />

Doorniksesteenweg 202<br />

8580 Avelgem, België<br />

Bezoek onze<br />

toonzaal – expopark<br />

en ontvang een gratis inspiratiebox<br />

Tel.: +32 (0)56 96 71 40<br />

info@outdoorwoodconcepts.be<br />

www.outdoorwoodconcepts.be


26 helpdesk<br />

Het gebeurt regelmatig dat er architectenwedstrijden<br />

01worden georganiseerd voor het ontwerp van bepaalde<br />

bouwwerken. Er wordt hiervoor door de organisator een bestek<br />

uitgeschreven met de wedstrijdvoorwaarden (men moet bijvoorbeeld<br />

rekening houden met specifiek omschreven stedenbouwkundige<br />

voorwaarden), waaraan men zich verplicht moet houden. Wat zijn<br />

de btw-gevolgen van de deelname aan een wedstrijd door een<br />

deelnemende architect?<br />

Eerst en vooral moet hier een onderscheid worden<br />

gemaakt tussen een wedstrijd waar geen of<br />

wel een inleg moet voor worden betaald door de<br />

architect.<br />

In het eerste geval is er, volgens de btw-wetgeving,<br />

geen sprake van een “prijskamp”. Onder<br />

prijskamp wordt verstaan alle spelen, competities<br />

of wedstrijden, onder welke benaming ook,<br />

waarbij de deelnemers, om kans te maken op<br />

een prijs of premie, een creatieve bijdrage moet<br />

leveren, zoals het aanleveren van een ontwerp.<br />

Wanneer de deelname aan de wedstrijd dan tot<br />

gevolg zou hebben dat er tussen de winnende<br />

architect en de organisator van de wedstrijd een<br />

contract tot stand komt waarbij de winnaar een<br />

vergoeding krijgt, moet er op deze vergoeding<br />

btw worden afgedragen. De architect heeft voor<br />

de organisator een dienst (maken van een ontwerp)<br />

verricht in ruil voor een vergoeding. Over<br />

deze dienstprestatie moet btw worden afgedragen<br />

wanneer de architect gewone btw-plichtige<br />

is (en bijvoorbeeld geen kleine ondernemer),<br />

aangezien de “gewone” btw-spelregels hier van<br />

toepassing zijn.<br />

Wanneer de deelnemende architect echter wel<br />

een inleg moet betalen voor deelname aan de<br />

wedstrijd, gaat het om een “prijskamp”, waarbij<br />

moet onderzocht worden of de btw-vrijstelling<br />

van artikel 44, §3, 13° Wbtw moet worden toegepast.<br />

Wanneer de prijskamp tot gevolg heeft dat er<br />

tussen de winnaar(s) en de organisator een contract<br />

tot stand komt, is de bovenvermelde btwvrijstelling<br />

niet van toepassing op de vergoeding<br />

die door de organisator hiervoor wordt betaald<br />

aan de architect. Op deze vergoeding zal in principe<br />

btw moeten worden afgedragen door de<br />

btw-plichtige architect.<br />

De vergoeding die de organisator van een architectenwedstrijd<br />

uitkeert aan de deelnemers van<br />

de wedstrijd wiens ingezonden ontwerpen aan<br />

de opgelegde eisen voldoen, is dan weer van<br />

btw vrijgesteld wanneer er geen overeenkomst<br />

tot stand komt. Er wordt dan een vergoeding betaald<br />

wegens deelname aan een prijskamp, wat<br />

expliciet wordt vrijgesteld van btw. Het is bovendien<br />

aannemelijk dat hieronder ook de vergoeding<br />

valt voor de onkosten die werden gemaakt<br />

in het kader van de uitvoering van de opdracht.<br />

De btw-wetgeving heeft het over “de vergoeding<br />

die wordt uitgekeerd”. Hieronder kan ook de vergoeding<br />

voor de onkosten vallen.<br />

Wanneer de uitkering van de vergoeding echter<br />

tot gevolg heeft dat de organisator rechten op<br />

de bekroonde ontwerpen verkrijgt, gaat het om<br />

de prijs voor een dienstprestatie, ongeacht of de<br />

organisator al dan niet het ontwerp zal verwezenlijken.<br />

Er zal dan ook in principe btw moeten<br />

worden afgedragen door de btw-plichtige architect.<br />

Wanneer uit de overeenkomst zou blijken dat de<br />

deelnemer zijn auteursrecht overdraagt aan de<br />

organisator, dan moet worden nagekeken of de<br />

btw-vrijstelling voor contract van uitgave eventueel<br />

van toepassing is of het verlaagd btw-tarief<br />

van 6%.<br />

Ik heb met de bouwheer een contract met een<br />

02ereloonbepaling op basis van een procent op de<br />

uitvoeringskost. Nu wil de bouwheer geen inzicht verschaffen in de<br />

kosten en stelt zelfs dat hij het ereloon maar wil betalen op een deel<br />

van de bouwkosten. Hoe kunnen we hierop reageren?<br />

In deze wordt het ereloon van de architect blijkbaar<br />

berekend op de waarde van de bouwwerken.<br />

Zonder kennis te hebben van de overeenkomst<br />

die tussen partijen is afgesloten, zie ik niet in waarom<br />

de bouwheer plots slechts een ereloon wenst<br />

te betalen berekend op een deel van de globale<br />

waarde van de bouwwerken.<br />

Op de bouwheer rust (zoals op elke contractspartij)<br />

de verplichting om de overeenkomst tussen<br />

partijen uit te voeren te goeder trouw en de uitvoering<br />

van de overeenkomst mogelijk te maken.<br />

Gelet op de afspraken tussen partijen lijkt het in<br />

deze noodzakelijk dat alle nuttige documenten zoals<br />

offertes en facturen door de bouwheer worden<br />

voorgelegd om het ereloon te kunnen berekenen.<br />

Wanneer de bouwheer dit niet doet, dient de architect<br />

hem dienaangaande per aangetekend<br />

schrijven formeel in gebreke te stellen en hem aan<br />

te manen om de nodige documenten voor te leggen.<br />

Daarbij dient tevens benadrukt te worden dat<br />

het ereloon wordt begroot op de globale waarde<br />

van de bouwwerken en niet op slechts een deel<br />

daarvan. Blijft de bouwheer weigeren dan kan<br />

de architect overgaan tot de ontbinding van de<br />

overeenkomst waarbij een schadevergoeding kan<br />

gevorderd worden. De ontbinding van de overeenkomst<br />

is een manier om een overeenkomst te<br />

beëindigen wegens een contractuele wanprestatie<br />

van de tegenpartij. Zulke ontbinding kan gerechtelijk<br />

of buitengerechtelijk gebeuren. Het is<br />

alleszins noodzakelijk dat een dossier wordt opgebouwd<br />

waaruit blijkt dat de bouwheer in gebreke<br />

blijft en dat de architect terecht tot de ontbinding<br />

wil overgaan.<br />

Daarnaast kan aan de rechter worden gevraagd<br />

dat hij de bouwheer beveelt om alle nuttige stukken<br />

voor te brengen teneinde te totale bouwkost<br />

te kunnen berekenen.<br />

Mr. Joris Wouters, GSJ advocaten<br />

03<br />

Hoe moet de “oppervlakte” berekend worden bij<br />

het verlaagd btw-tarief? Is dit de bewoonbare<br />

oppervlakte? Of de totale vloeroppervlakte met inbegrip van<br />

zolders, kelders...? Bruto of netto?<br />

Als de oppervlakte van het oude gedeelte<br />

groter is dan de helft van de woning na<br />

de uitvoering van de werken, dan is er nog<br />

steeds sprake van een verbouwing en blijft<br />

het verlaagd tarief van toepassing. Is dit niet<br />

het geval, dan moet er met 21% btw worden<br />

gefactureerd. Het betreft hier de vloeroppervlakte.<br />

Die moet worden gemeten vanaf en<br />

tot de buitenkanten van de opgaande muren.<br />

Er moet bovendien rekening worden<br />

gehouden met de totale oppervlakte van<br />

ieder vlak gedeelte, dus ook met ‘verloren’<br />

oppervlakte, zoals onder een schuin dak.<br />

Ook de oppervlakte van bergruimte, kelder,<br />

zolder en in- of aangebouwde garage moet<br />

mee in aanmerking worden genomen.<br />

Leslie Rottiers, SBB Adviseurs & Accountants<br />

Wat zijn de verantwoordelijkheden bij een melding van werken<br />

04waarvoor een architect vereist is? Is de opvolging van<br />

deze werken dan ook door de architect uit te voeren? Wat met de<br />

10-jarige aansprakelijkheid?<br />

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei<br />

2003 bepaalt welke handelingen zijn vrijgesteld<br />

van de medewerking van de architect. Overeenkomstig<br />

artikel 1/1, 1° van dit Besluit moet men<br />

verplicht beroep doen op een architect voor constructieve<br />

wijzigingen. Daarnaast bepaalt het Besluit<br />

van de Vlaamse regering van 16 juli 2010 de<br />

meldingsplichtige handelingen. In deze gevallen<br />

volstaat het dat de werken gemeld worden aan<br />

het College van Burgemeester en Schepenen<br />

en is geen stedenbouwkundige vergunning vereist.<br />

Op basis van deze twee Besluiten zal aldus<br />

bepaald moeten worden of 1) er beroep moet<br />

worden gedaan op een architect, en 2) een stedenbouwkundige<br />

vergunning moet worden<br />

aangevraagd of dat een melding van de werken<br />

voldoende is.<br />

In het geval dat er constructieve wijzigingen worden<br />

uitgevoerd waarvoor geen stedenbouwkundige<br />

vergunning vereist is (vb. in het geval dat er<br />

geen functiewijziging wordt doorgevoerd en het<br />

aantal wooneenheden niet wordt gewijzigd) en<br />

er verplicht beroep moet worden gedaan op een<br />

architect, lijkt dezelfde verantwoordelijkheden op<br />

de architect te rusten als bij werken waarvoor een<br />

bouwvergunning nodig zijn.<br />

De tienjarige aansprakelijkheid van artikelen<br />

1792 en 2270 B.W. kan in principe ook bij de meldingsplicht<br />

van toepassing zijn, doch zal worden<br />

gekeken moeten worden of de concrete werken<br />

onder de toepassingsvoorwaarden van artikelen<br />

1792 en 2270 B.W. vallen. Overeenkomstig artikel<br />

1729 B.W. en artikel 2270 B.W. zijn de aannemer<br />

en de architect gedurende tien jaar aansprakelijk<br />

voor het geheel of gedeeltelijk tenietgaan<br />

van een gebouw door een gebrek in de bouw.<br />

Onder de tienjarige aansprakelijkheid vallen de<br />

overeenkomsten die architecten sluiten met hun<br />

opdrachtgever met het oog op de oprichting van<br />

een gebouw of een groot werk. Onder gebouw<br />

kan worden verstaan : ‘elke materiële constructie<br />

die vast in de grond wordt geplaatst met duurzame<br />

materialen’. Dat de tienjarige aansprakelijkheid<br />

ook van toepassing is op een ‘groot werk’<br />

vindt zijn oorsprong in artikel 2270 B.W., welke<br />

bepaalt dat ‘architecten en aannemers ontslagen<br />

zijn van hun aansprakelijkheid met betrekking<br />

tot de grote werken die zij hebben uitgevoerd<br />

of geleid’. Met grote werken heeft de wetgever<br />

van 1804 blijkbaar niet gedacht aan uitrustingsgoederen<br />

of onderdelen van een gebouw, maar<br />

aan belangrijke bouwkundige werken, die niet<br />

per se ‘gebouwen’ hoeven te zijn in de normale<br />

betekenis van het woord, zoals bijvoorbeeld een<br />

weg, een brug,… Toch heeft de rechtspraak in de<br />

loop van de jaren het begrip ‘groot werk’ ruimer<br />

geïnterpreteerd en uitgebreid tot de onderdelen<br />

of uitrustingsgoederen van het gebouw. Onder<br />

een groot werk kan dan ook worden verstaan ‘de<br />

belangrijke onderdelen van een gebouw, namelijk<br />

de werken die noodzakelijk of essentieel zijn<br />

voor een gebouw en waarvan de stevigheid en<br />

de duurzaamheid slechts door het verstrijken van<br />

een zeker tijdsverloop kan blijven en waarvan de<br />

stevigheid gedurende ten minste tien jaren mag<br />

worden beschouwd’. Niettegenstaande de 10-jarige<br />

aansprakelijkheid doorgaans betrekking lijkt<br />

te hebben op de werken waarvoor een stedenbouwkundige<br />

vergunning vereist is en niet op de<br />

eerder beperkte werken waarvoor een melding<br />

volstaat, kan het m.i. niet uitgesloten worden dat<br />

voor zulke werken de 10-jarige aansprakelijkheid<br />

in het gedrang komt. Dit zal evenwel steeds in<br />

concreto, afhankelijk van de concrete omstandigheden,<br />

moeten worden onderzocht. In geval van<br />

betwisting zal de rechter hierover, geval per geval,<br />

oordelen.<br />

Mr. Lotte Bertjens, GSJ advocaten<br />

Melanie<br />

Vercruysse<br />

Arch. Melanie Vercruysse is<br />

energieconsulent en adviseur<br />

van de studiedienst van <strong>NAV</strong>.<br />

U kan bij haar terecht voor alle<br />

vragen i.v.m. epb.<br />

U kan haar bereiken via<br />

energieconsulent@nav.be<br />

Julie Alboort<br />

Ir.-arch. Julie Alboort is<br />

coördinator van de<br />

studiedienst van <strong>NAV</strong>.<br />

U kan haar bereiken via<br />

helpdesk@nav.be<br />

Sofie Demon<br />

Arch. Sofie Demon is adviseur<br />

van de studiedienst van<br />

<strong>NAV</strong>. U kan haar bereiken via<br />

helpdesk@nav.be


MEESTERLIJK<br />

MAATWERK<br />

Door te investeren in innovatie en vakmanschap kiest<br />

Pouleyn als familiebedrijf resoluut voor expertise en<br />

toewijding. Pouleyn is voor u de perfecte partner in uw<br />

out-of-the-box project. Uw klassevol en tijdloos design kan<br />

in samenwerking met Pouleyn uitgebouwd worden tot een<br />

architecturaal pareltje, waar warmte en esthetiek hand in<br />

hand gaan met functionaliteit.<br />

WWW.POULEYN.BE<br />

RAMEN - DEUREN - POORTEN<br />

Geen speeltijd<br />

voor de architect!<br />

Verzekeringsprofessionals<br />

ten dienste van<br />

bouwprofessionals<br />

De nieuwe wetgeving op de verzekering van de tienjarige<br />

aansprakelijkheid voor de residentiële projecten krijgt nu pas<br />

daadwerkelijk haar consequenties in de praktijk:<br />

Uw polis werd aangepast, maar was de doorgevoerde<br />

premieverhoging wel noodzakelijk voor uw dossier?<br />

Op de werf wordt u geconfronteerd met aannemers<br />

die niet verzekerd zijn, wat met de controleplicht?<br />

Hoe verloopt de verzekeringsaangifte en de aanvraag<br />

van de attesten per werf?<br />

Is een globale polis aan te bevelen?<br />

Relevante vragen waarmee wij u graag verderhelpen. Als gespecialiseerd makelaar<br />

staan wij onze klanten bij om klaarheid te brengen. Uw creativiteit en onze expertise<br />

voor een zorgeloos verloop. Samen met u om mooie projecten te realiseren.<br />

CEA BELGIUM<br />

Notarisstraat 66 B-1050 Brussel T +32 (0)2 761 94 00 F +32 (0)2 761 94 01<br />

info@cea-belgium.be www.cea-belgium.be FSMA : 00000740


viega.be/Over-ons<br />

© Photo: Allianz Arena München Stadion GmbH<br />

MODERNE ARCHITECTUUR<br />

VOOR DE BELANGRIJKSTE<br />

90 MINUTEN VAN DE WEEK.<br />

En een buisleidingsysteem dat elke dag<br />

in de hoogste klasse speelt.<br />

In de voetbaltempel van München zorgt in totaal 8.000 meter Sanpress ervoor dat overal en altijd onberispelijk<br />

drinkwater ter beschikking is. Het buisleidingsysteem van roestvrij staal zorgt niet alleen voor optimale stroomen<br />

hygiënekenmerken, maar blinkt ook uit door zijn extreem lange levensduur en rendabele arbeidskosten.<br />

Viega. Connected in quality.<br />

Allianz Arena, München, Duitsland

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!