Waker 112
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
De klok van Serooskerke
Frans van den Driest
Klokken zijn er al heel lang. Ze geven aan hoe laat het is,
worden geluid om de gemeenteleden op te roepen naar
de kerk te gaan en onder klokgelui wordt een overledene
naar de begraafplaats gebracht. De Raad van Kerken
had in maart 2020 gevraagd als teken van hoop en
troost in coronatijd op woensdagavonden om 19.00 uur
een kwartier de klokken te luiden.
Sabinianus, die van 604 tot 606 paus was, stelde in 605
in dat de kerkklokken moesten luiden voor de canonieke
uren, de dagelijkse vaste tijden waarin monniken en geestelijken
gebeden en andere rituelen moesten verrichten.
Maar klokken hadden ook een niet-kerkelijke functie. Ze
werden geluid als de stadspoorten open of dicht gingen,
bij terechtstellingen en bij gevaar zoals brand en overstromingen.
Het ambacht van klokkengieten in brons komt in Nederland
rond de achtste eeuw opgang en in de 16e eeuw gaat
men er muziek op maken in zogenaamde klokkenspellen
of carillons.
Schenking
Van 1594 tot 1679 was in Middelburg het klokkengietersgeslacht
Burgerhuys werkzaam. Dit familiebedrijf heeft
heel veel klokken voor Zeeuwse kerktorens gegoten. De
laatste klok die door een Burgerhuys werd gemaakt, was
in 1676 voor de kerktoren in Serooskerke.
De klok was vermoedelijk een schenking. Van 1567 tot
1684 was het ambacht Serooskerke in bezit van het geslacht
Van Tuyll van Serooskerke. Van 1661 tot 1677 was
Hieronymus van Tuyll van Serooskerke ambachtsheer van
Serooskerke. Heeft hij misschien Johannes Burgerhuys
opdracht gegeven een klok voor de kerktoren van Serooskerke
te gieten?
De bronzen klok met klepel uit 1676.
De klok nader bekeken
De klok weegt 365 kilo en heeft een diameter van 83 centimeter.
In een fries (versierde horizontale strook) bovenaan
de klok staat: “IOHANNES BURGERHVYS ME FECIT”
(“Gemaakt door Johannes Burgerhuys”). “ANNO DOMINI
1676” (“Het jaar 1676 ná Christus”). “SOLI DEO GLORIA”
(“Alleen aan God de eer”). Tussen de woorden in de fries
komen leeuwenkopjes voor. Verder staat er een afbeelding
van een hond en een haas. Misschien een verwijzing
naar de jacht! Boven en onder de fries zijn bladmotieven
afgebeeld.
Verder komt op de klok driemaal het wapen met drie
hondenkoppen voor. Het zijn de koppen van braks honden,
te herkennen aan hun vierkante koppen, flaporen
en uithangende tong. Ze werden als jachthond gebruikt.
Het kan niet het gemeentewapen van Serooskerke zijn
want dat bestond nog niet in 1676. Het gemeentewapen
is pas in 1816 ontstaan en is afgeleid van het wapen van
Van Tuyll van Serooskerke.
Op de klok staat het wapen met drie hondenkoppen in
een versierde omlijsting, ook wel cartouche genoemd.
Het wapen wordt geflankeerd door wildemannen. In de
heraldiek worden ze gebruikt als schildhouders. Een wildeman
is een naakte man met baard en een krans van
groen loof rond de lendenen. In zijn hand heeft hij een
knots en een groene krans in het haar.
Boven het wapenschild met de drie hondenkoppen staat
een kroon. In 1623 kreeg Philibert van Tuyll van Serooskerke,
de man die op de grafzerk in de Johanneskerk staat
afgebeeld, van koning James I van Engeland een bijzonder
voorrecht. Philibert kreeg het recht om in zijn familiewapen
een roos uit het koninklijk wapen van James I en
de kroon van Engeland op te nemen.
Links en rechts van het cartouche staat een zeemeermin.
Een mythisch wezen met het bovenlichaam van een
vrouw en in plaats van benen een vissenstaart. Zij houden
een kleed vast waarop staat: “MIDDELBVRCH” (“Middelburg”),
de plaats waar de klokkengieterij stond. Boven
het cartouche staat een engelenkopje met vleugels.
Klokkenvordering tijdens de Tweede Wereldoorlog
In 1941 gold zowel voor Duitsland als voor bezette gebieden
een klokkenvordering. In Nederland werden de eerste
klokken in 1942 uit de kerktorens gehaald.
Seys Inquart, rijkscommissaris van Nederland, sprak op
10 oktober 1942 een rede uit in Utrecht. Hij was van mening
dat het vorderen van kerkklokken volkomen legaal
was. Volgens hem is het altijd zo geweest dat tijdens oorlogen
de overwinnaars kerkschatten als oorlogsbuit meenamen
naar hun vaderland. En tegen degenen die het
niet eens waren met de vordering van kerkklokken zou
hij willen zeggen: “Mijnheer, ik verwonder mij zeer, dat
gij niet vrijwillig gekomen zijt om den Duitschen soldaat
dit koper aan te bieden, opdat hij het bolsjewisme van
uw grenzen zal afhouden.”
In Zeeland gaf het provinciaal bestuur op 25 februari
18