h 9750 - Burdastyle

FranCaiS
ABC 1 empiècement devant 1x
ABC 2 devant 1x
ABC 3 empiècement dos 2x
ABC 4 dos 2x
ABC 5 ruban de biais (encolure) 1x
ABC 6 ruban de biais (emmanchure) 2x
A 7 poche 2x
PrEParEZ lES PiECES DU PaTron En PaPiEr
Choisissez la taille du patron selon les tableaux de mesures
sur la planche: pour les enfants en fonction de la stature. Retouchez
évent. le patron en papier à raison des cm dont vos
mesures diffèrent des mesures Burda.
ABC
Découpez de la planche à patrons
pour la ROBE A les pièces 1 à 7,
pour la ROBE BC les pièces 1 à 6,
dans la taille correspondante.
T. 74 à 98
Les boutonnières sont tracées pour la t. 68. Pour les autres
tailles retracez les boutonnières: posez les pièces 3 et 4 l'une
contre l'autre. Tracez la boutonnière supérieure à la même
distance du bord d'encolure que pour la t. 68, répartissez les
autres boutonnières à intervalles de 7 cm pour la t. 68 à 80,
de 8 cm pour les t. 86 à 98.
Pour les t. 74 à 92, il faut confectionner 6 boutonnières, pour
la t. 98 7 boutonnières.
CoUPE
PLIURE DU TISSU (– – – – – –): c’est le milieu d’une pièce de
patron, mais en aucun cas un bord ou une couture. La pièce
est toujours coupée au double de sa grandeur, la ligne milieu
correspond à la pliure du tissu.
Les pièces du patron tracées en lignes discontinues sur le
plan de coupe sont posées sur le tissu, face imprimée vers
le tissu.
ABC
Les plans de coupe sur la planche à patrons montrent la
disposition des pièces du patron sur le tissu.
Il faut ajouter les SURPLUS DE COUTURE ET D’OURLET:
1,5 cm à l'ourlet et à tous les autres bords et coutures, sauf
aux bords de l'encolure et des emmanchures (qui seront gansés),
aux bords de fermeture dos et aux pièces 5 et 6 (où les
surplus nécessaires sont déjà compris).
Coupez dans la double épaisseur du tissu:
Pliez le tissu en deux en longueur, end. cont. end. Les lisières
sont superposées. Epinglez les pièces du patron sur l’envers
du tissu selon le plan de coupe. Aux bords de coupe des
pièces du patron en papier tracez les surplus sur le tissu.
Découpez les pièces le long de ces lignes.
ABC
lE rEPorT DES TraCES ET SYmbolES
Avant de retirer les pièces du patron en papier du tissu, reportez
les contours du patron (lignes de coutures et d’ourlets) et
les tracés et symboles importants à l’intérieur des pièces du
patron sur le tissu, par ex. le milieu dos, les lignes de pliure,
les boutonnières et les lignes de montage des poches. Cela
est grandement facilité par l’utilisation de papier-copie
Burda et de la roulette à copier (voyez le mode d’emploi sur
l’emballage), ou encore avec des épingles et de la craie de
tailleur. Reportez les lignes de pliureet les lignes de montage
des poches à points de bâti sur l’endroit du tissu.
ABC
EnToilaGE
Coupez l’entoilage selon les ill. et thermocollez-le sur l’envers
des pièces en tissu. Reportez les contours du patron sur
l’entoilage.
CoUTUrE
Lors de l’assemblage, les pièces sont superposées endroit
contre endroit.
ABC
ROBE
Empiècement devant et dos
1 Bâtissez l'empiècement devant end. cont. end. sur le devant
(chiffre-repère 1) et piquez.
Piquez les empiècements dos de la même manière sur les dos
(chiffre-repère 2). Surfilez les surplus et repassez-les dans les
empiècements. Pour B surpiquez la couture de montage de
l'empiècement à ras.
AC: Ruban / Galon Bâtissez-les sur l'empiècement à partir
de la couture et piquez-les à ras.
2 Pour A formez un joli NŒUD selon l'ill. avec env. 12 cm
de ruban. Posez un petit morceau de ruban autour du milieu
du nœud pour former la bague, cousez-le ensemble au dos
(2a) et cousez le nœud ainsi obtenu au milieu devant sur le
ruban déjà piqué (2b).
A
Poches
3 Surfilez la parementure, rentrez-la au fer, piquez-la selon
le tracé. Recoupez les surplus des autres bords sur 0,7 cm,
surfilez-les, rentrez-les et bâtissez-les sur l'envers. Repassez
(3a).
Bâtissez les poches sur le devant sur les lignes de montage
et piquez-les à ras (3b).
ABC
nEDErlanDS
PiECES DU PaTron: PaTroonDElEn:
Coutures des épaules
Posez les dos sur le devant end. cont. end., bâtissez les coutures
des épaules (chiffre-repère 3) et piquez. Surfilez les surplus
et ouvrez les coutures au fer.
Gansez les bords de l'encolure et des emmanchures
4 Pliez le ruban de biais (pièce 5) en deux en longueur,
repassez. Posez le ruban à nouveau à plat et repassez les
bords vers le milieu (4a).
Posez le ruban de biais autour du bord de l'encolure, bâtissez-le.
Piquez le ruban de biais à ras (4b).
Gansez les bords des emmanchures de la même manière
avec le ruban de biais (pièce 6).
ABC 1 pas voor 1x
ABC 2 voorpand 1x
ABC 3 pas achter 2x
ABC 4 achterpand 2x
ABC 5 schuine strook / halsrand 1x
ABC 6 schuine strook / armsgat 2x
A 7 zak 2x
les plans De coupe se trouvent sur la planche a patrons knipvoorbeelDen staan op het werkblaD
PaPiErEn PaTroonDElEn voorbErEiDEn
Zoek de maat in de burda-maattabel op het werkblad: kinderpatronen
volgens de lichaamslengte van het kind. Verander
evt. de papieren patroondelen met het aantal cm dat de maten
afwijken van de patroonmaat van de burda-maattabel.
ABC
Knip in de betreffende maat van het werkblad uit:
voor JURK A de delen 1 tot 7,
voor JURK BC de delen 1 tot 6.
Maat 74 tot 98
De knoopsgaten zijn voor maat 68 getekend. Bij de andere
maten de knoopsgaten opnieuw tekenen: deel 3 en 4 tegen
elkaar leggen. Het bovenste knoopsgat op dezelfde afstand
tot de halsrand tekenen als bij maat 68. De andere knoopsgaten
bij maat 68 tot 80 op een afstand van 7 cm, bij maat
86 tot 98 op een afstand van 8 cm tekenen.
Bij maat 74 tot 92 in totaal 6 knoopsgaten, bij maat 98 7
knoopsgaten.
kniPPEn
STOFVOUW (– – – – – –) betekent: dit patroondeel wordt van
dubbele stof geknipt. De streeplijn geeft het midden van het
patroondeel aan (nooit een naad of een rand!). Als u de stof
openvouwt, is het patroondeel dus twee keer zo groot.
Patroondelen waarvan de contouren met streeplijnen worden
aangegeven, worden met de beschreven kant naar beneden
op de stof gelegd.
ABC
Op de knipvoorbeelden op het werkblad ziet u hoe de patroondelen
op de stof gelegd worden.
NADEN EN ZOMEN aanknippen:
1,5 cm zoom en alle andere randen en naden, behalve de
halsrand en armsgaten (worden omboord), de achterranden
en de delen 5 en 6 (al incl. naad).
Van dubbele stof
De stof in de lengte dubbelvouwen, de goede kant ligt binnen.
De zelfkanten liggen op elkaar. De delen volgens het knipvoorbeeld
op de verkeerde kant van de stof vastspelden. Bij
de randen van de papieren patroondelen de zoom en de naden
op de stof tekenen. De delen bij deze lijnen uitknippen.
ABC
lijnEn En TEkEnTjES aanGEvEn
Voordat u een papieren patroondeel van de stof verwijdert,
neemt u de patroonlijnen (naad- en zoomlijnen) en de belangrijkste
tekentjes van de patroondelen op de stof over: bv. de
lijn voor middenachter, de vouwlijn, de knoopsgaten en de
lijnen voor de zakken. Dit gaat het beste met burda-kopieerpapier
(gebruiksaanwijzing in de verpakking) en met een
raderwieltje of met spelden en kleermakerskrijt.
De vouwlijnen en de lijnen voor de zakken met rijgsteken naar
de goede kant van stof overnemen.
ABC
TUSSEnvoErinG
Tussenvoering volgens de tekeningen knippen en aan de verkeerde
kant van de delen opstrijken. De patroonlijnen op de
tussenvoering overnemen.
naaiEn
Bij het stikken liggen de goede kanten van de delen op
elkaar.
ABC
JURK
Pas voor en achter
1 Pas voor op het voorpand vastrijgen (goede kanten op
elkaar) (naadcijfer 1) en vaststikken.
Pasdelen achter op dezelfde manier op de achterpand stikken
(naadcijfer 2). De naden zigzaggen en naar de pas toe
strijken. Bij B de aanzetnaad van de pas doorstikken.
AC: bandjes / galon vanaf de naad op de pas vastrijgen en
smal vaststikken.
2 Bij A ca. 12 cm het bandje volgens de tekening STRIK-
KEN. Een klein stukje band om het midden van de strik leggen,
de uiteinden aan de achterkant op elkaar naaien (2a) en
het strikje middenvoor op het vastgestikte bandje vastnaaien
(2b).
A
Zakken
3 De rand van het beleg zigzaggen, naar binnen omstrijken
en volgens patroon vaststikken. De andere randen tot 0,7
cm bijknippen, zigzaggen en naar binnen omvouwen, rijgen,
strijken (3a).
De zakken bij de lijnen op het voorpand rijgen en smal vaststikken
(3b).
ABC
Schoudernaden
De achterpanden op het voorpand leggen (goede kanten op
elkaar), de schoudernaden rijgen (naadcijfer 3) en stikken. Naden
apart zigzaggen en openstrijken.
Halsrand en armsgaten omboorden
4 De schuine strook (deel 5) in de lengte vouwen,
strijken. De strook weer open neerleggen, de randen naar
het midden omstrijken (4a).
De schuine strook om de halsrand heen leggen, vastrijgen.
De schuine strook smal vaststikken (4b).
Armsgaten op dezelfde manier met de schuine stroken (deel
6) omboorden.
9750_Anl.indd 3 25.11.2009 16:38:09 Uhr
9750 / 1