04.05.2013 Views

OOST-lNDIË. - the Aceh Books website

OOST-lNDIË. - the Aceh Books website

OOST-lNDIË. - the Aceh Books website

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

^EDEÏ^LA NDSCH<br />

<strong>OOST</strong>-<strong>lNDIË</strong>.<br />

DOOR<br />

À. J. A.. pEÎ\LACH,<br />

Commandeur, Officier eu Ridder van verscheidene orden.<br />

Oud-Kolonel der Artillerie.<br />

's-GRAVENHAGE,<br />

JOH. IJ K E M A.<br />

1874.<br />

*%w


ö ^ &


I<br />

NEDERLANDSCH <strong>OOST</strong>-INDIË.<br />

J


NEDERLANDSCH<br />

<strong>OOST</strong>-INDIE.<br />

DOOR<br />

p.. j A. GERLACH,<br />

COMMANDEUR. OFFICIER EN RIDDER VAN VERSCHEIDENE ORDEN.<br />

OUD-KOLONEL DER ARTILLERIE.<br />

's-GRAVENHAGE.<br />

J 0 H. U K E M A.<br />

1874.<br />

,._,*.'- M M MAM


EEN WOORD VOORAF.<br />

Toen mij het voorstel werd gedaan eene geschiedenis<br />

te schrijven van de Nederlandsche Oost-Indische bezittingen,<br />

die tot leiddraad dienen kon bij het onderwijs<br />

aan Gymnasia en Hoogere Burgerscholen, was mijne eerste<br />

vraag of er behoefte bestond aan eene zoodanige handleiding.<br />

Bij de voltooiing van het werk van den heer<br />

Meinsma kon zulks met recht worden betwijfeld.<br />

Het gevoelen van bevoegde beoordeelaars stemde overeen,<br />

dat zonder iets aan de geschiedkundige waarde van diens<br />

arbeid te kort te doen, dat boek, als te uitgebreid en te<br />

kroniekmatig, voor eene handleiding bij het middelbaar<br />

onderwijs minder te verkiezen was. Men wenschte de<br />

geschiedenis van onze Oost-Indische bezittingen beknopter<br />

en de voornaamste gebeurtenissen op meer verhalende<br />

wijze behandeld te zien; men verlangde zoowel een lees<br />

als een leerboek. Ik heb getracht aan dien moeilijken<br />

eisch naar mijn beste vermogen te voldoen voor zoover<br />

het doel eener handleiding zulk eene bewerking toeliet,<br />

alsmede om de gewichtigste personen of zaken zooveel<br />

mogeljjk op den voorgrond te brengen, en ze door het<br />

overige er om heen te groepeeren, beter te doen uitkomen.<br />

Men verwachte alzoo geene volledige geschiedenis, uitsluitend<br />

naar chronologische orde bijeengebracht, maar<br />

een kort verhaal van het merkwaardigste der zich in een<br />

geregeld verband opvolgende feiten en gebeurtenissen, die<br />

invloed hadden op den algomeenen toestand, de opkomst<br />

en vooruitgang of de handhaving van ons gezag in den<br />

Oost-Indischen Archipel. Hoewel ik gewenscht had omtrent<br />

vroegere en thans bestaande Indische toestanden,<br />

1


2<br />

zoowel van maatschappelijke!! als huishoudelijken aard,<br />

een meer volledig en geschiedkundig overzicht te geven,<br />

konden zij hier en daar slechts vluchtig worden aangestipt.<br />

Zoolang de verzameling van onuitgegeven stukken uit<br />

het oud-Koloniaal-Archief niet kompleet is, blijven den<br />

geschiedschrijver vele gegevens ontbreken en zal men zich<br />

met de thans beschikbare bronnen moeten behelpen tot<br />

tijd en wijle de heer Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge zijn verdienstelijken<br />

arbeid zal hebben voltooid.<br />

Teneinde het verhaal der gebeurtenissen onafgebroken<br />

te laten volgen, kwam het mij geschikt voor, dat verhaal<br />

door een enkel woord over de vroegere geschiedenis deivolken<br />

van den O. I. Archipel waarmede de Nederlanders<br />

in aanraking kwamen, benevens eenigc bijzonderheden<br />

omtrent hun bestuur, erfopvolging, titulatuur enz. te doen<br />

voorafgaan.<br />

Naarmate bij Neèrlands jongelingschap de lust toeneemt<br />

het vaderland in zijne overzeeschè bezittingen te dienen,<br />

of zich daar een onafhankelijk bestaan te verschaffen,<br />

wordt het een vereischte ook bij het middelbaar onderwijs<br />

de kennis aan te kweeken en te bevorderen van gewesten,<br />

aan wier bloei en vooruitgang zoovele algomeene en bijzondere<br />

belangen in Nederland zijn verbonden. Moge deze<br />

handleiding daartoe dienstig zijn. Moge zij tevens als<br />

leesboek toegang vinden in den huiseljjken kring mijner<br />

medeburgers, en iets bijdragen tot de kennis van eene<br />

geschiedenis, in wier gedenkboeken naast menige treurige<br />

en beschamende bladzijde, toch ook menig roemrijk en<br />

opwekkend blad voor het Nederlandsche volk werd weggelegd.<br />

Wanneer men, te rekenen van de laatste jaren der<br />

XVI de eeuw, de geschiedrollen van den Oost-Indischen<br />

Archipel opslaat, doen zich als van zelven drie hoofdafdelingen<br />

voor.<br />

De eerste behelst de vestiging van onze voorouders in<br />

dien Archipel, benevens de opkomst en uitbreiding van<br />

het Nederlansch gezag tijdens het beheer der Vereenigde<br />

Oost-Indische Compagnie.<br />

De tweede doet de lotgevallen dezer bezittingen onder


3<br />

het bestuur van de Bataafsche republiek, van het koninkrijk<br />

Holland en 't Fransche keizerrijk benevens de Engel-<br />

8che tusschenregeering kennen.<br />

De derde bevat de geschiedenis van 't herstel en de<br />

latere uitbreiding van het Nederlandsche gezag in Oost-<br />

Indië tot op onze dagen.<br />

Ook de historie der Oost-Indische Compagnie kan gevoegelijk<br />

in drie hoofddoelen worden gesplitst: en wel in<br />

een tijdperk van ontwikkeling, een van uitbreiding en bloei,<br />

en een van verval en ontbinding.<br />

De onderverdeeling dezer tijdperken is meestal afhankelijk<br />

gemaakt van zulke voorvallen, die öf op zich zelve een geschikt<br />

rustpunt aanboden, of wier gevolgen een overwegenden<br />

invloed hadden op den verderen loop der geschiedenis,<br />

Teneinde het droge en eentoonige van den kroniekstijl<br />

eenigermate te vermijden en den lezer zoo min mogelijk<br />

met jaartallen lastig te vallen, heb ik een tijdrekenkundig<br />

overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen aan<br />

dit werkje toegevoegd. De enge grenzen aan deze handleiding<br />

gesteld, lieten niet toe ze door een aardrijkskundig<br />

overzicht te doen voorafgaan. Zij die daaraan behoefte<br />

mochten gevoelen of hunne geographische kennis van den<br />

O. I. Archipel wenschen te vermeerderen, verwijs ik naar<br />

de uitmuntende Handleiding bij de beoefening der landen<br />

volkenkunde van Nederlandsen Oosl-Indië, door Dr.<br />

J. J. de Hollander, hoogleeraar in de taal en letterkunde<br />

aan de Kon. Mil. Akademie.<br />

De voornaamste der in het Aardrijkskundig en Statistisch<br />

Woordenboek van Nederlandseli Indie' aangegeven<br />

bronnen zijn bij < het samenstellen van deze handleiding<br />

geraadpleegd, alsmede het manuscript van Pieter van Dam,<br />

advokaat der O. I. O, aan wien „bij resolutie van gecommitteerde<br />

bewindliebboren ter vergadering van de XVII,<br />

in dato 9 Juli 1693/' liet schrijven cener nauwkeurige<br />

geschiedenis der Vereenigde O. I. O werd opgedragen.<br />

Op welk een uitvoerige wijze hij aan dien last voldaan<br />

heeft, kunnen zij beoordeelen die in het een of ander<br />

onderdeel van zijn veel omvattend en hoogst belangrijk<br />

werk zijn doorgedrongen. Toch moet het met omzichtigheid<br />

geraadpleegd worden.<br />

1*


I<br />

Ook de Geschiedenis van de Nederlandsch Oost-Indische<br />

bezittingen door J. J. Meinsma, was mij bij het bewerken<br />

dezer handleiding een nuttige gids en wegwijzer.<br />

Op cenc enkele uitzondering na, is in Javaansche<br />

woorden de letter a behouden, ook waar die met een<br />

o-klank zou moeten worden uitgesproken.<br />

Den Haag Januari 1874.


BEKNOPTE SCHETS DEB GESCHIEDENIS VAN<br />

DEN ABCHIPEL VOOR DE KOMST DEB<br />

NEDERLANDERS IN <strong>OOST</strong>-INDIË.<br />

INLEIDEND HOOFDSTUK.<br />

Ofschoon de Oost-Indische Archipel voor ons eerst een<br />

rechtstreeksch belang en eene meer bepaalde waarde verkrijgt,<br />

sedert het tijdstip dat die_ uitgestrekte eilanden-zee<br />

door onze voorouders werd bezocht, zoo is een terugblik<br />

op de vroegere lotgevallen van eenigo dier groote eilanden<br />

niet onbelangrijk; vooral, waar zij onuitwischbare sporen<br />

in het leven der volken hebben achtergelaten of hunne<br />

kennis voor de beoefening der latere geschiedenis dienstig<br />

kan zijn.<br />

Niettegenstaande de schaarschheid der bronnen, waaruit<br />

men bij de samenstelling der vroegere historie van deze<br />

geographisch afgesloten wereld putten kan, en in weerwil<br />

van de vele moeilijkheden, aan die bronnenstudie verbonden,<br />

doet zij toch tot den oorsprong van sommige<br />

eigenaardigheden in wetten, zeden en instellingen doordringen,<br />

die kunnen strekken tot opheldering van latere<br />

maatschappelijke toestanden. Zij voert ons meermalen tot<br />

de ware bron van vele adats en plechtigheden terug, en<br />

daarom is het niet overbodig, hier in 't kort eenige bijzonderheden<br />

uit die vroegere geschiedenis mede te doelen.<br />

Nopens den toestand der eilanden van den Indischen<br />

Archipel vóór de Hindoe-periode is weinig bekend.<br />

Van de Javanen zijn nog de meest vertrouwbare berichten<br />

tot ons gekomen. Als een oorspronkelijk landbouwend<br />

volk schijnen zij ten allen tijde aan den grond


6<br />

hunner geboorte, hunne gebruiken en instellingen (adat)<br />

en de graven hunner vaderen gehecht te zijn geweest;<br />

en hoewel de akkerbouw op een zeer lagen trap van ontwikkeling<br />

stond, kenden zij reeds vroeg de bewerking<br />

en het gebruik van ijzer en andere metalen. Zij. hadden<br />

weinig of geene behoeften, weefden kleederen uit den<br />

vezelachtigen bast van sommige boomen of planten, wisten<br />

buffels te temmen om ze tot last- of trekdieren af te richten,<br />

en dreven ook reeds eenigen handel. In kinderlijken eenvoud<br />

vereerden zij goede geesten, die naar hunne meening,<br />

de heerlijke vruchtbare natuur beheerschten en op 's menschen<br />

lot een weldadigen invloed hadden.<br />

Ofschoon veel omtrent den vroegeren maatschappelijken<br />

toestand van dit arbeidzame goedaardige maar onnadenkende<br />

volk buiten het bereik ligt der geschiedkundige<br />

nasporing, zoo schijnt echter de toenmalige godsdienstige<br />

ontwikkeling van den Javaan zich tot een eenvoudig<br />

fetischisme te hebben .bepaald. Hij waande de godheid<br />

waarnaar hij zocht, onder ieder hem onbekend voorwerp<br />

dat toevallig zijne zinnen trof of zijne verbeelding opwekte,<br />

verborgen.<br />

Deze eerste elementen voor eene verdere ontwikkeling<br />

behoefden slechts eenige leiding om later goede vruchten<br />

te kunnen dragen. Die verdere ontwikkeling ging Java<br />

te gemoet toen vóór of in den beginne van onze tijdrekening,<br />

Indische volkplanters, afstammelingen van den tak<br />

der Ariërs die Voor- en Achter-Indië onderworpen hadden,<br />

hunne zeden, taal ('t sanskrit) en godsdienst ('t brahmaïsme)<br />

op dit schoone eiland invoerden. Met eene hoogere<br />

beschaving brachten zij tevens hunne my<strong>the</strong>n en epische<br />

verhalen naar het nieuwe vaderland over.<br />

' Volgens de meest aannemelijke overlevering wordt een<br />

Brahmaansch opperhoofd, die uit Kalingga den dienst van<br />

Brahma overgebracht, en de Javaansche aera vastgesteld<br />

heeft, als de stichter eener Indische maatschappij op Java<br />

voorgesteld.<br />

Het brahmaïsme, welke leer in de veda's of heilige<br />

boeken vervat; later verschillende sekten deed ontstaan,<br />

waarvan zich enkelen door dweepzucht en wreedheid onderscheidden,<br />

werd eindelijk door eene meer zuivere, zachtere


7<br />

leer vervangen. Siddhârta een prins van Kapilavastu,<br />

in de geheimen der brahmanen ingewijd, verliet op 35jarigen<br />

leeftijd het hof zijns vaders om zich in eenzaamheid afteïonderen<br />

en aan zijne godsdienstige mijmeringen overtegeven.<br />

Hij ruilde — zoo luidt de legende — het koninklijk<br />

purper tegen de grove pij, zwaard en schepter<br />

tegen den staf des pelgrims, en maakte zich den arme<br />

gelijk. Weldra trad hij op als bestrijder der Brahmanen,<br />

trok als leeraar door het land, verbrak het kastenstelsel<br />

en opende voor de Indiaansche volkstammen eene nieuwe<br />

godsdienst-periode. De leer van dezen Boeddha, dat is:<br />

de wijze, de verlichte bij uitnemendheid, hoe dan ook<br />

later veranderd en verbasterd, was gedurende eene reeks<br />

van eeuwen, de godsdienst van meest alle Indische volken.<br />

Die godsdienst zou volgens Chineesche oorkonden, sedert<br />

de V de of VI Je eeuw onzer jaartelling op Java hebben<br />

bestaan, totdat èn brahma- èn boeddhadienst moesten<br />

wijken voor de leer van Mekka's profeet. Maar al werden<br />

de inlandsche goden door anderen verdrongen, al hadden<br />

vreemde wetten en gebruiken zich op de bestaande instellingen<br />

geënt, toch bleef het oorspronkelijke Javaansche<br />

element in vele opzichten bewaard, en is het inlandsche<br />

volkskarakter dat op verschillende zaken zijn eigenaardigen<br />

stempel gedrukt heeft, nimmer geheel verloren gegaan.<br />

Vandaar zoo menig bijgeloovig denkbeeld en vreemde handeling<br />

die men ieder oogenblik bij den inlander kan waarnemen.<br />

Zoo verklaart zich de eerbied voor de waringin, als<br />

zijnde de geheiligde boom der Hindoes. Zoo komt de vereering<br />

van ruwe steenklompen, op menige aloen-aloen, het groote<br />

plein rondom de woning (dalem) van den regent tegenover<br />

de balei of moskee (mesdjid, missigit) of wel onder eeuwen<br />

heugend geboomte opgericht, minder vreemd voor, bij de<br />

herinnering dat wâtoe-goenoeng (de steen dos bergs) waarschijnlijk<br />

een der oude inlandsche berggoden was. Al is<br />

nu de dienst van dien god sedert lang verbannen, daarom<br />

is hij niet geheel vergeten, vooral wanneer de god van den<br />

Profeet niet helpt ; en thans nog worden sommige steenen<br />

beschouwd — volgens eene oud Javaansche inscriptie —<br />

als: „een sluier tusschen de menschen en de godheid."<br />

Beeds vroeg hadden de Chineezen eenige betrekkingen


met Java aangeknoopt. Na de vestiging echter der Europeanen<br />

vindt men ze als mijnwerkers, ambachtslieden<br />

of als handelaren met sommige monopoliön begunstigd,<br />

op schier alle punten van den Archipel. Zij kunnen met<br />

de over Europa verspreide Joden vergeleken worden, en<br />

zijn op de verdere geschiedenis van onze bezittingen niet<br />

zonder invloed gebleven. Later komen wij op die staartdragende<br />

bewoners van het Hemclsche rijk terug.<br />

Hoewel de groote volksverhuizing der Maleiers eerst in<br />

de helft der XII dc eeuw plaats vond, zoo waren toch<br />

reeds vroeger volkplantingen van dit bij uitstek koloniseerond<br />

ras, over de rijke eilanden-groep van den Oost-<br />

Indischen Archipel verspreid, en hadden zich, vooral op<br />

de groote Soenda-eilanden, ook Arabieren gevestigd die,<br />

aanmatigend en trotsch, zich moer door hunne zedelijke<br />

meerderheid en titels als seid (afstammeling van Mohammed),<br />

sjeikh (eerwaardig man) of hadji (bedevaartganger<br />

naar Mekka), dan door getalsterkte hebben doen golden.<br />

Van de talen in Neêrland's Indië gesproken, alle tot<br />

den Polynesischen taaistam behoorende, vindt men onder<br />

de Javaansche taaisoorten de schoonste, de rijkste en de<br />

meest beschaafde. De Soendaneesche, minder ontwikkeld<br />

en beschaafd, behoort oorspronkelijk meer in 't westen<br />

van Java te huis, terwijl de Maleische taal op alle kustlanden<br />

de heerschende is.<br />

Al zijn nu de inlandsche overleveringen hier ruimer in<br />

aantal en rijker in waarde dan op andere eilanden van den<br />

Archipel, zoo blijft het echter zeer moeilijk om uit die<br />

duistere, verwarde en fabelachtige oorkonden, een juist<br />

denkbeeld van de vroegere geschiedenis te verkrijgen. Zoowel<br />

in geschiedkundige voorstelling als in tijdrekening vindt<br />

men somtijds een aanmerkelijk verschil, al naarmate zij uit<br />

het westelijk of' oostelijk gedeelte van Java afkomstig zijn.<br />

Nu en dan werd de reeds bestaande verwarring door verkeerde<br />

opvatting van latere schrijvers nog vermeerderd.<br />

Maar ook afgescheiden daarvan, behelzen ze dikwijls niet<br />

veel meer dan onvolledige geslachtsregisters, of de opgesmukte<br />

verhalen van persoonlijke bedrijven hunner vorsten,<br />

Zelden wordt eenige melding gemaakt van de maatschappelijke<br />

of staatkundige toestanden der volken, wier lot<br />

8


9 '<br />

gewoonlijk berustte in de hand van den njksbostuurder,<br />

die zijn heer alléén verantwoording van dat bestuur verschuldigd<br />

was.<br />

Zonder ons dan ook bezig te houden met het ontstaan<br />

en verdwijnen van zoo menigen kleinen staat in Tânah<br />

Soenda en Tânah Djâwa (liet westelijke en oostelijke<br />

gedeelte van Java), zullen wij slechts een oogenblik stilstaan<br />

bij die rijken, waarvan de opkomst, bloei of val,<br />

van invloed was op latere gebeurtenissen.<br />

De vroeger geheel op zich zelve staande Indische volkplantingen,<br />

verkregen in 't begin der VII (Ie eeuw, door<br />

de stichting van Mendang Kamoelan op Java's zuidkust,<br />

ter plaatse waar later Mataram zich verhief, een middelpunt<br />

waar veler belangen zich vereenigden en van waar<br />

het verkeer met Vóor-Indic hoe langer hoe meer toenam.<br />

Uit die vereeniging is een eerste tijdperk van staatkundige<br />

en maatschappelijke ontwikkeling voortgevloeid. Dââr<br />

schijnt de benaming tjatjah voor het eerst in zwang te<br />

zijn gekomen om een huisgezin aan te duiden, dat belastingschuldig<br />

was, welke belasting toen reeds voor<br />

zoover men kan nagaan, door den landbouwer op Java<br />

in een deel van zijn rijstgewas werd opgebracht. Tot in<br />

den aanvang der XVI^ eeuw in natura betaald, werd<br />

ze later in een geldelijke opbrengst veranderd, met<br />

uitzondering van landschappen of dorpen (dossa's) die in<br />

de behoeften aan voeding, kleeding en andere noodwendigheden<br />

voor de vorsten, den adel en de ambtenaren<br />

moesten voorzien, of later contingenten leverden aan de<br />

Oost-Indische Compagnie. Hoewel den souverein een gedeelte<br />

van do graangewassen werd toegestaan, mocht hij<br />

noch over den grond zelven beschikken, noch de rechten<br />

schenden van den landbouwer op ontgonnen en bebouwd<br />

land. Dit oen Javaansch wetboek (Soeria Alem)<br />

in 't begin der XV e eeuw bijeengebracht, kan men het<br />

gezond verstand, den practischen zin, de eenvoudige maar<br />

rechtvaardige begrippen van landbezit benevens de vrij<br />

zuivere beginselen van rechtsgevoel bij dit zachtaardige en<br />

arbeidzame volk het best leeren kennen. De akkers waren<br />

in geërfde of geschonken, in gekochte en in woeste gronden<br />

onderscheiden; en als beginsel was aangenomen dat


10<br />

hij, die bewijzen kon een stuk land ontgonnen of omheind<br />

of een oogst gezaaid of geplant te hebben, eigenaar was<br />

van dat land of dien oogst, „gelijk de gazel behoort aan<br />

hem die haar de eerste wonde heeft toegebracht." Slechts<br />

het juiste en wettige bedrag der belasting mocht in naam<br />

van den vorst worden geheven, en de wet leverde genoegzame<br />

waarborgen op tegen iedere onrechtmatige handeling.<br />

Die milde grondbeginselen werden echter bij het despotisme<br />

hunner vorsten maar al te dikwijls uit het oog verloren,<br />

en hebben verschillende wijzigingen ondergaan<br />

waarop later wordt teruggekomen.<br />

De bloei van Mendang Kamoelan was van korten duur<br />

en schijnt al spoedig op het rijk van Djanggala te zijn<br />

overgegaan, waar vele kleine staten van oostelijk Java zich<br />

bjj aansloten, en welks zetel volgens sommige overleveringen<br />

omstreeks 1078 der inlandsche aera (1156) naar<br />

Padjadjaran in 't westelijk gedeelte van Java het tegenwoordige<br />

Buitenzorg werd overgebracht. Zoo drong dan<br />

ook de Hindoe-beschaving tot de zooveel van de Javanen<br />

verschillende Soendaneezen door, en weldra strekte zich<br />

Padjadjaran tot aan Bantam uit, dat toen reeds door zijne<br />

eigene vorsten geregeerd werd.<br />

Later, door broedertwisten verdeeld, ging die eertijds<br />

zoo bloeiende staat te gronde, en zou — volgens de legende<br />

— de door zijn halven broeder verdreven vorst van<br />

Padjadjaran meer in het oosten een nieuw rijk hebben<br />

gesticht', waar zich een gedeelte zijner vorige onderdanen<br />

vestigde. Het andere gedeelte werd in kleine staatjes opgelost,<br />

later onder den naam van Proanger-regentschappen<br />

bekend. Voor dat nieuwe rijk was een schoonere toekomst<br />

ontsloten.<br />

Bij den hevigen strijd over de troonopvolging van Padjadjaran<br />

gevoerd, en die met eene verdeeling van dat rijk<br />

eindigde, waarvan een der overblijfsels tot omstreeks 1525<br />

in westelijk Java schijnt te hebben bestaan,verkreeg de<br />

stad Madjapahit (bittere vrucht) - - wellicht reeds vroeger<br />

gesticht — eene zoodanige uitbreiding, dat zij in de eerste<br />

helft der XIV eeuw reeds alle andere steden in macht en<br />

aanzien overtrof. Weldra werd zij de zetel van het groote<br />

rijk van dien naam, dat zich bijna over geheel Java uit-


1!<br />

strekte, en welks opperheerschappij ook door de meeste<br />

andere eilanden van den Archipel geheel of gedeeltelijk<br />

erkend werd. De oostelijke helft van Sumatra, het zuidelijk<br />

gedeelte van Malakka, de meeste kustlanden van Borneo<br />

en een belangrijk gedeelte van Celebes waren meer of<br />

minder aan die heerschappij onderworpen.<br />

Toen Madjapahit, omstreeks het einde der XIV e eeuw ,<br />

het toppunt van aanzien en luister bereikt had, kwamen<br />

onder de regeering van Angka Widjaja, den machtigsten<br />

en roemrijksten vorst zijner dynastie, Arabische zendelingen<br />

op Java om de banier van hun profeet ook op dien<br />

Indischen bodem te planten, 't geen reeds vroeger beproefd,<br />

maar niet gelukt was. Welig ontwikkelde zich toen de<br />

eerste kiem van den nieuwen godsdienst, door verschillende<br />

zendelingen gepredikt, waaronder raden Rahmat,<br />

neef van Angka Widjaja, door zijne deugden en uitstekende<br />

hoedanigheden, een der beste en voornaamste leiders<br />

was en weldra als soenan 1) van Ngampel (het tegenwoordige<br />

Soerabaja) vereerd werd. Van moer dan eene moskee<br />

blonk de halve maan den inlander tegen, en omstreeks<br />

het midden der XV e eeuw had de leer van Mohammed<br />

zich reeds over een groot deel van Java verspreid.<br />

Naarmate echter de vaan van den Profeet zich verhief,<br />

naar dié mate daalde het gezag en verdween de macht<br />

van Majapahit. Godsdiensttwisten, verdeeldheid tusschen<br />

de vorsten en hunne onderdanen, gebrek aan eenheid in<br />

't oppergezag waren de voorboden van zijn ondergang.<br />

Terwijl raden-Rahmat en zijne leerlingen door overreding<br />

de nieuwe begrippen trachtten in te voeren, besloot raden<br />

Patah, zeer nauw aan het koninklijke geslacht van Madjapahit<br />

verwant, doch al spoedig een dweepziek ijveraar<br />

voor het Mohamedaanscho geloof, die heidensche dynastie<br />

gewapenderhand ten onder te brengen, niettegenstaande<br />

zijn jongere broeder raden Hoesein gastvrij en met vele<br />

eerbewijzen aan het hof was ontvangen. Volgens de Javaansche<br />

overlevering huwde hij eene kleindochter van den<br />

soenan van Ngampel, stichtte meer westwaarts eene stad,<br />

1) Soenan is eene verkorting van socsoehpenan (te vereeren), later de algemeen<br />

aangenomen titel der regeerende vorsten van Mataram.


12<br />

later onder den naam van Demak de hoofdstad van het<br />

eerste Muselmansche rijk op Java, en na de voornaamsten<br />

onder de leeraars van Mohammed tot zich geroepen te hebben,<br />

verklaarde hij den oorlog aan het heidensche rijk in weerwil<br />

van al de gunsten en weldaden ook aan hem door<br />

den vorst van Madjapahit verleend. Een langdurige strijd<br />

met afwisselende kansen gevoerd, word eindelijk ten voordeele<br />

der belijders van Mekka's profeet beslist, en weldra<br />

woei zjjne vaan van de veroverde veste. Omstreeks 't jaar<br />

1478 van onze tijdrekening (1400 der Javaansche jaartelling)<br />

ging het machtige Hindoe-rijk in een Muselmansch<br />

wingewest over.<br />

De laatste koning van Madjapahit hield zich nog eenigen<br />

tijd te Malang staande, maar vluchtte al spoedig met zijne<br />

volgelingen naar Bali, waar het Hindoeïsme met vele zijner<br />

heilige schriften, geschiedkundige overleveringen en<br />

epische gedichten in do kawi-(dichter)taal bewaard is gebleven.<br />

Na de laatste vonk van de eertijds zoo onbeperkte macht<br />

dor gevallen dynastie uitgedoofd en do koninklijke insigniën<br />

benevens de rijkssieraden (poesaka en regalia) naar<br />

Demak (residentiën Samarang en Japara) te hebben overgebracht,<br />

waar een thans nog bestaande tempel ter eere<br />

van Mohammed verrees, liet raden Patah zich als het<br />

opperhoofd der geloovigen kronen en verkreeg als sultan<br />

het hoogste gezag. Onder zijne regeering schijnt het getal<br />

tjatjahs van ieder landschap als grondslag te zijn aangenomen<br />

voor alle materieele en geldelijke belastingen. A r an<br />

Madjapahit de prachtige residentie der inlandsche heerschappij<br />

bleven slechts eenigo bouwvallen over.<br />

Bij dit keerpunt in de Javaansche geschiedenis wordt<br />

voor den geschiedschrijver wel een minder duister maar<br />

wat kunst en beschaving betreft tevens een minder glansrijk<br />

tijdvak geopend.<br />

Overal waar de vaan van den Profeet zich verhief geschiedde<br />

dit ten koste der vrije staatkundige ontwikkelingof<br />

van den vooruitgang op wetenschappelijk gebied; en<br />

daar waar de heerlijkste kunstgewrochten der Hindoeperiode<br />

als om strijd verrezen, liet het Mohammedanisme<br />

niets dan puinhoopen achter.


13<br />

Vermoedelijk is het deze godsdienst-oorlog geweest waarvan<br />

de vernielende hand, door vulkanische uitbarstingen<br />

geholpen, zich over zoovele bloeiende steden en zoo menigen<br />

llindoeschen tempel heeft uitgestrekt.<br />

Terwijl dit alles in het oostelijk gedeelte van Java<br />

plaats vond, had ook meer westelijk, in Tjeribon (Tji<br />

Rebon) de leer van Mohammed onder den sjeikh Ibn Maulana<br />

later (Soenan Goenoeng Djati) en zijne zonen reeds<br />

vorderingen gemaakt: ook dââr, werden de pagoden van<br />

Boeddha eerlang door de moskeeën van Allah vervangen.<br />

Op het puin der twee laatste Hindoe-rijken verrezen achtervolgens<br />

verschillende Mohammedaansche Staten waaronder<br />

Demak — in 't midden der XVI' ,e eeuw door Padjang<br />

verdrongen — Tjeribon en Bantam de voornaamste<br />

waren. Van toen af werd de leer van den koran algemeen<br />

aangenomen, doch zonder diepen wortel te schieten of in<br />

het hart der bevolking door te dringen. De Islam heeft<br />

het oude bijgeloof nimmer geheel kunnen overwinnen.<br />

I)wcepziekoi priesters en luie hadji's die, van Mekka of<br />

van eene voorgewende reis naar de heilige stad teruggekeerd,<br />

meestal ten koste hunner dorpsgenooten leven,<br />

nemen meer nauwkeurig do voorschriften der uitwendige<br />

plichten hunner godsdienst waar.<br />

Nog voor dat die eeuw haar einde bereikte, was dicht<br />

aan het zuiderstrand, in eene arme provincie van Padjang,<br />

Mataram genaamd, de kiem gelegd van het machtigste rijk,<br />

dat sedert den val van Madjapahit ooit op Java bestond.<br />

De stichter der dynastie van Mataram, — zegt de<br />

legende — was een dor rijks grooten van Padjangs koning,<br />

die hem tot belooning van bewezen diensten bij de verovering<br />

van Demak, het landschap Mintawok of Mataram<br />

in leen had geschonken. De zoon van dezen leenman,<br />

door hoogmoed en eerzucht gedreven, weigerde na het<br />

overlijden zijns vaders de jaarlijksche hofreis naar Padjang<br />

te maken, en stond al spoedig tegen zijn woldoener op, niettegenstaande<br />

deze hem met den titel van (panembahan) in<br />

het regentschap van Mataram bevestigd, en tot senapati<br />

(bevelhebber zijner troepen) benoemd had. Na een geheel<br />

onafhankelijke houding aangenomen en 's konings krijgsmacht<br />

, afgezonden om hem tot zijn plicht te brengen, ver-


11<br />

slagen te hebben, maakte hij zich van de hoofdstad meester<br />

en was op het punt den vorst van Padjang gevangen te<br />

nemen, toen deze door nood gedwongen, den opstandeling<br />

vergiffenis schonk en zich verbond hem tot zijn opvolger<br />

te benoemen, als hij met de zijnen naar Mataram<br />

terugkeerde. De senapati keerde dan ook terug; maar<br />

nauwelijks was de koning gestorven, of hjj beschouwde<br />

zich als souverain en Padjang als vazalstaat van Mataram.<br />

Die eigendunkelijke verheffing bezorgde hem vele e'n onverzoenlijke<br />

vijanden en gedurig moest hij het zwaard<br />

trekken tot handhaving zijner macht. Eindelijk overwon<br />

hij al zijne tegenstanders, verwoestte de hoofdstad, bracli t<br />

de rijkssieraden waaraan de Javanen de eigenlijke heerschappij<br />

en njksmacht verbinden, naar Mataram over en<br />

vestigde, waar thans Pasargedé ligt, de hoofdzetel va'n<br />

een rijk dat in de latere geschiedenis van Java zoo belangrijk<br />

op den voorgrond treedt. Omstreeks het einde der<br />

XVI^ eeuw, waren de meeste oostelijke landschappen<br />

aan zijn gezag onderworpen, en moesten ook de westeljjke<br />

landen, thans de Preanger-regcntschappen, Krawang en<br />

Tjeribon uitmakende, voor de overmacht van den panembahan<br />

senapati bukken, zoodat het gebied van Mataram<br />

zich al spoedig van Bantam tot aan het Tenggersche gebergte<br />

uitstrekte, onder welks bewoners het Hindoeïsme<br />

tot heden is bewaardgebleven.<br />

Bij de nasporing der vroegere geschiedenis van Sumatra<br />

wordt den geschiedvorscher niet veel meer aangeboden<br />

dan eenige opgedolven overblijfselen van kunstwerken uit<br />

lang vervlogen tijden. Uit die verminkte afgodsbeelden,<br />

dat half vergane steenschrift en eenige duistere overleveringen,<br />

blijkt echter, dat Hindoesche volkplantingen hare<br />

taal, godsdienst en beschaving ook naar dit schoone,<br />

vruchtbare eiland hebben overgebacht. Hoezeer met tal<br />

van onjuiste voorstellingen of verdichtselen doorweven,<br />

geven die oude tradition ook hier somtijds den sleutel in<br />

handen tot eene betere beoordeeling van latere toestanden<br />

of gebeurtenissen.<br />

Hoogst merkwaardige inscription, in de nabijheid van<br />

Pagar-Roejong en Soeroeaso gevonden — waarvan ei'


15<br />

een de dagteekening draagt van 578 der Javaansche aera<br />

(anno 656) — en van Adityadharma, maharadja (opperkoning)<br />

van Menangkabau afkomstig, vermelden dat het<br />

grootste deel van Sumatra,—Atjihen wellicht de Battalanden<br />

uitgezonderd — alsmede een gedeelte van Java in meerder<br />

of minder mate tot dat rijk beli oorden. Godsdienst vr i j beid<br />

schijnt er de leuze te zijn geweest van vorst en van volk ;<br />

Brahma zoowel als Boeddha werden er vereerd en gediend.<br />

Zelfs op den vroegeren toestand der Batta's schijnt die<br />

Hindoe-periode een gunstigen invloed te hebben uitgeoefend<br />

, waaraan de herinnering echter al spoedig verloren<br />

is gegaan. En toen ook in Menangkabau — de bakermat<br />

der Maleiers — de leer van Mohammed ingang vond, reeds<br />

vroeger door Arabische zendelingen in Atjih verspreid,<br />

kon die nieuwe godsdienst de bestaande toestanden in<br />

midden-Sumatra wel grootendeels wijzigen, maar niet geheel<br />

verdringen.<br />

Zoo bleef o. a. de aartsvaderlijke instelling van de Soekoeverdeeling,<br />

die waarschijnlijk aan een der vorsten — Jang<br />

di pertoe wan (hij die regeert) — van dat uitgestrekte rijk<br />

haar aanzijn te danken heeft, met de daarmede in verband<br />

staande huishoudelijke gewoonten, schier overal in de Padangsche<br />

bovenlanden en aan de westkust behouden. In de<br />

meeste streken van Sumatra hebben de afdeelingen of<br />

stammen (soekoes); over de dorpen of districten (kampongs<br />

kota's of larahs) verspreid, hunne eigene hoofden (panghoeloes).<br />

Zij maken gezamenlijk het dorps- en districtsbestuur<br />

uit, en hunne vergaderingen (panghoeloe rapat)<br />

wordt door den imam (priester) bijgewoond. Behalve deze<br />

en de hoofden, maken de burgers de leden eener soekoe<br />

uit. Pandelingen (orang ber-oetang) die wegens schulden<br />

verplicht zijn voor hunne schuldeischers te werken kunnen<br />

leden worden, van welk voorrecht de slaven voor immer<br />

zijn uitgesloten.<br />

Ieder Maleier, hoe gering ook, weet tot welke soekoe<br />

hij behoort, kent zijn panghoeloe en is hem gehoorzaam.<br />

Vooral bij het uitbarsten van den krijg zijn de soekoe's<br />

verplicht zich geheel overeenkomstig de bevelen van hunne<br />

hoofden — door pagawe's (uitvoerders der bevelen) en<br />

hoeloebalangs (voorvechters) bijgestaan — te gedragen,


16<br />

wier macht meestal van hunne meerdere of mindere populariteit,<br />

sluwheid of moed afhankelijk is, en wier voorrechten<br />

door geene geschrevene wetten, maar door de adat zijn bepaald.<br />

In onderscheidene rangen verdeeld, worden hun verschillende<br />

eeretitels als toeankoe, pamoentjakh en radja<br />

gegeven.<br />

In iedere soekoe is gewoonlijk ééne familie, waaruit de<br />

panghoeloe's voor geheel hun leven worden gekozen en<br />

wier waardigheid volgens den gewonen regel van het Maleische<br />

erfrecht van den oom in de eerste plaats op zijne<br />

neven (kamanakan) van zusterszij de overgaat. Zjjn er geene<br />

rechtstreeks tot de erfopvolging gerechtigde bloedverwanten<br />

aanwezig, dan wordt, vooral dââr waar de koran — die<br />

het erfrecht in de rechte lijn voorschrijft — meer dan de<br />

adat geldt, de nalatenschap bij uitersten wil aan de kinderen<br />

vermaakt.<br />

Noch het ijzeren juk der Padrie's noch ons vrijgevig<br />

regeeringstelsel hebben de gehech<strong>the</strong>id van den inlander aan<br />

dat bestuur kunnen uitdooven.<br />

Hoewel het denkbeeld, dat de eigendom van den grond<br />

alleen bij het Opperwezen berust algemeen heerschende is,<br />

bestaat in de meeste gewesten van Sumatra een groot verschil<br />

in de opvatting omtrent grondbezit en heerediensten.<br />

Men erkent individueel-, larah-, kampong en soekoegrondbezit,<br />

leen- of vruchtgebruik en bezitrecht op woeste gronden.<br />

Het bouwen en onderhouden der pasars (markten) en<br />

moskeeën, het bekostigen van huwelijks- en lijkfeesten<br />

'der Hoofden, behooren tot de verplichte heeredienston en<br />

belastingen.<br />

Reeds vóór dat de Maleiers over den geheelen Archipel<br />

werden verstrooid, hadden Javaansche, Maleische en Chineesche<br />

kolonisten zich op het oosterstrand aan de mondingen<br />

der bevaarbare rivieren nedergezet, en aan de<br />

Djambi, Indragiri, Kampar en Siak allengs kleine staten<br />

gevormd, die zich al spoedig aan het gezag van Menangkabau<br />

wisten te onttrekken. Ook in het zuidwesten, had<br />

Indrapoera zijne macht tot aan de Lampongs uitgebreid,<br />

welke districten even als do zuidelijke staten der oostkust,<br />

aan Javaanschen invloed onderworpen of aan Bantam<br />

cijnsbaar waren. En nadat Singapore het middelpunt werd


17<br />

van den Maleischen handel en de groote handelsweg naar<br />

China langs Sumatra's oostkust voerde, stegen die kuststaten<br />

in welvaart en aanzien, terwijl het rijk van Menangkabau<br />

al meer en meer aan macht, gezag en invloed<br />

verloor.<br />

De geschiedenis van don Molukschen Archipel vóór de<br />

komst der Nederlanders, mag evenmin worden voorbijgegaan<br />

, zonder een blik te werpen op' vroegere gebeurtenissen,<br />

welker invloed zich nog later deed gevoelen.<br />

Wanneer op Djaïlolo (Djilolo) Celebes, Boeroe, Ceram<br />

en andere eilanden de thans nog bestaande heidensche<br />

bergbewoners (Alfoeren) de oorspronkelijke bevolking hebben<br />

uitgemaakt, zijn deze al vroeg naar de hoogere binnenlanden<br />

terug gedreven als een gevolg van de nederzetting<br />

van andere stammen op hunne kusten of van oorlogen,<br />

waarbij die kustlanden in 't bezit bleven van den overwinnaar.<br />

Green wonder, dat Javanen of Maleiers uit de Soendaeilanden,<br />

eenmaal met de inboorlingen van dezen heerlijken<br />

Archipel in aanraking gekomen, zich daar trachtten<br />

te vestigen en uit te breiden; geen wonder, dat er strijd<br />

gevoerd is ter verkrijging dier kostbare specerijen, die al<br />

spoedig zoo gezocht en geliefd werden.<br />

Toen reeds werden Djilolo en omringende plaatsen waar<br />

de kruidnagelboom, en Ceram, waar do muskaatboom in<br />

het wild groeien, door Arabieren bezocht, die den rijken<br />

en gemakkebjken oogst langs Bagdad en Alexandrie naar<br />

Europa overbrachten.<br />

Aan den naam Moluksche-eilanden, vroeger onder het<br />

bestuur der zoogenaamde vier koningen, die van Djilolo<br />

of Halmahera, Ternate, Tidor en Batjan, waarvan vele<br />

andore eilandjes afhankelijk waren, werd al spoedig een<br />

ruimere beteekenis gegeven ; men paste dien toe op al de<br />

gewesten, die sedert de vestiging der Oost-Indische Compagnie<br />

onder de drie zoogenaamde oostersche gouvernementen<br />

Amboina, Banda en Ternate behoorden, op Java<br />

meer algemeen onder den naam van Groote-Oost bekend.<br />

Gedurende den loop der XIV de eeuw nam de bloei en<br />

de bevolking van Ternate door de vestiging van Javanen,<br />

Maleiers en Arabieren, die er een uitgebreiden handel<br />

2


IS<br />

dreven in specerijen, dermate toe, dat weldra de naijver<br />

der overige Moluksche vorsten of dorpsheeren verschillende<br />

oorlogen deed uitbarsten. Ze eindigden echter met vredesonderhandelingen,<br />

door het Motir-verbond bekrachtigd,<br />

waarbij den koning van Djilolo do eerste, dien van Ternate<br />

de tweede, don koning van .Tidor de derde en aan Batjan's<br />

koning de vierde plaats werd toegekend, tot dat in den<br />

aanvang der volgende eeuw die van Ternate de hoogste<br />

macht in handen kreeg.<br />

Toen de leer van Mohammed ook in dien Archipel<br />

doordrong, was Zeïr-el-âbidin, de negentiende koning van<br />

Ternate, de eerste die het nieuwe geloof omhelsde. Zijn<br />

opvolger Bajang Oellah, trachtte zijn volk door verstandige<br />

wetten en instellingen tot eene hoogere beschaving<br />

op te leiden en zou wellicht de hervormer en alleenheerscher<br />

in den Molukschen Archipel zijn geworden, zoo<br />

niet door den val van Malakka in 1511 ook Voor deze<br />

gewesten een nieuw tijdperk ware ontsloten.<br />

Voor ons zijn vooral de groep van Amboina en de Bandaeilanden<br />

merkwaardig, als gevende dien rijken oogst aan<br />

specerijen, waarvan de alleenhandcl, door zoo velen begeerd<br />

, eerst aan Portugal toebehoorde, om later op onze<br />

voorouders over te gaan. De eilanden Hitoe en Leitimor,<br />

die, door de smalle landtong van Baguala vereenigd, den<br />

naam Amboina dragen, zijn met Haroeko, Honimoa of<br />

Saparoea en Noesa-laut de voornaamste stapelplaatsen der<br />

kruidnagelen; terwijl onder de Banda-oilanden, opLonthoir<br />

of Croot-Banda, Banda-Neira en Poelo-Ai de muskaatnoot<br />

het weligst tiert.<br />

Volgens geloofwaardige overleveringen is Amboina<br />

omstreeks de helft van de XV do eeuw door volkplantingen<br />

van Ceram, Djilolo en Java bevolkt, die aanvankelijk<br />

onder vier opperhoofden een aristocratischen regeeringsvorm<br />

hadden aangenomen. Later kregen de dorpshoofden of<br />

orang kaja's eenen grooteren invloed.<br />

De Banda-eilanden schijnen evenmin een oorspronkelijke<br />

bevolking te hebben gehad : en ofschoon bij de komst der<br />

Portugeezen onder een republikeinschen regeeringsvorm<br />

staande, blijkt het, dat de bewoners vroeger door vier<br />

koningen bestuurd werden, die later slechts eene eereplaats


1!)<br />

in de vergaderingen hadden behouden toen de wezenlijke<br />

macht bij het volk berustte. De bevolking was in twee<br />

bondgenootschappen Patah- of Oeli-siwa en Patah- of Oelilima,<br />

negen- en vijfgespanschap verdeeld, wier onderlinge<br />

twisten dikwerf tot vijandelijkheden aanleiding gaven.<br />

Over de oude kronieken van Celebes en onderhoorigheden,<br />

is door den heer Roelof Blok — van 1756 tot<br />

1760 gouverneur en directeur ter zuidkust van Celebes—<br />

een beknopt verhaal geleverd, dat, uit oorspronkelijke<br />

Bonische en Makassaarsche jaarboeken geput, eene der<br />

beste bronnen is, die men omtrent de vroegere geschiedenis<br />

dier gewesten kan raadplegen. De legenden van<br />

verschillende rijken over Celebes verspreid, onder welke<br />

Loewoe een der voornaamsten was, doen hunne eerste<br />

koningen of vorsten meest allen uit den hemel nederdalen.<br />

Later door Makassar en Boni overwonnen, hebben die<br />

koninkrijkjes slechts eene zeer ondergeschikte rol vervuld.<br />

De Makassaren en Boniërs waren koene zeelieden, dapper<br />

en strijdlustig. Onder hun feodalen regeeringsvorm —<br />

eenigszins met den Europeeschen in de middeleeuwen te<br />

vergelijken — verlieten allo weerbare mannen gewillig<br />

hun dagelijksch bedrijf — meestal zeevaart en handel —<br />

om hunne leenhceren in den oorlog te volgen. In de<br />

verdere geschiedenis zal men dit krijgshaftig volk (de<br />

Boegineezen) nader leeren kennen.<br />

De Portugeezen schijnen omtrent 1525 op de zuidkust van<br />

Celebes geland en tot den handel toegelaten te zijn : onder<br />

Antonio Galvao, den zevenden gouverneur der Molukken werd<br />

er door enkele zendelingen het christendom gepredikt en eerst<br />

later do leer van Mohammed meer algemeen verkondigd.<br />

Sultan Ala oe'd-din, die in 't laatst der X\T> eeuw<br />

den troon van Makassar beklom en onder wiens bestuur<br />

Engel8chen, Hollanders en Denen handel begonnen te<br />

drijven met zijne staten, was een der beroemdste vorsten<br />

van Celebes, die de meer noordelijk gelegene landstreken<br />

veroverde of cijnsbaar maakte en den Mohammedaanschen<br />

godsdienst erkende.<br />

Ook Boni's eerste koning daalde volgens de legende uit<br />

hoogere sferen op de aarde neder, en steeg nà eene veero*


20<br />

tigjarige regeering met zijne vrouw weder naar 's hemels<br />

transen op. Onder zijn bestuur kwamen vele wetten tot<br />

stand, waaronder er zijn, die thans nog worden nagekomen,<br />

en werden de zeven kiesheeren (Matoean of Aroe Pitoe)<br />

aangesteld.<br />

De vorstenhuizen van Sopeng — van ouds mede een der<br />

machtigste rijken van Celebes — schijnen meestal met die<br />

van Boni door huwelijk verbonden te zijn geweest. De<br />

andere eertijds wellicht zelfstandige staatjes van dit eiland<br />

waren al vroeg aan de hier genoemde rijken cijnsbaar of<br />

leenplichtig, en spelen dan ook eene weinig belangrijke<br />

rol in de geschiedenis.<br />

Eindelijk een blik slaande op den staatkundigen en<br />

geographischen toestand van, Borneo, zij al dadelijk opgemerkt,<br />

dat zijne vroegere geschiedenis niet minder dan<br />

die der overige groote eilanden van den Indischen Archipel<br />

zoodanig met tastbare ongerijmdheden opgesmukt en met<br />

fabelen doorweven is, dat „do grenzen niet zijn aan te<br />

wijzen, waarop de my<strong>the</strong> in geschiedenis overgaat."<br />

Enkele vrij duistere overleveringen, waaraan weinig<br />

geschiedkundige waarde te hechten is, stemmen echter<br />

met sommige geologische feiten in zooverre overeen, dat<br />

Borneo, in de vroegste tijden slechts een klein eiland,<br />

door duizenden klippen omgeven, zich allengs ten gevolge<br />

van aanslibbing heeft uitgebreid. Men zoekt cite<br />

vergeefs naar sporen eener vroegere beschaving, naar<br />

geschreven oorkonden of andere aanwijzingen, waaruit<br />

men zich ecnig denkbeeld van vorige toestanden zou<br />

kunnen vormen, hoewel hier en daar verspreide steenen<br />

en metalen afgodsbeelden, graf heuvels en urnen aan<br />

eene Hindoe-periode doen denken. Het kustland, dooide<br />

Indische zee bespoeld, en de meeste eilanden van den<br />

Archipel hebben tot de gemengde bevolking van Borneo<br />

bijgedragen. De oorspronkelijke bewoners (de Dajaks)<br />

zijn allengs of door vreemde en Maleische volkplantingen<br />

onderworpen, óf naar de wildernis teruggedrongen, vanwaar<br />

zij zich langzamerhand over het binnenland hebben<br />

verspreid.<br />

In den uitgestrektsten zin worden thans alle belijders


2-1<br />

der leer van Mekka's profeet, al waren zij ook geheel of<br />

gedeeltelijk van Dajaksche of .Chineesche afkomst, zoowel<br />

als de Arabieren van Pontianak, de Boegineezen van de<br />

oostkust en van Mampawa, de Javaansche en Klinggaleesche<br />

kolonisten in Soekadana en Bandjermasin of de slaven<br />

van Soembawa en elders aangevoerd, gerekend tot de<br />

Maleiers te behooren.<br />

Het tijdperk der vroegste Hindoe-Javaansche of Maleische<br />

vestiging op Borneo is moeiel ij k te bepalen. Historische<br />

overleveringen verspreiden daarover weinig licht. Broenei<br />

of Borneo-proper in het noord-westen, Sambas en menig<br />

kleine staat in het Kapoeas-gebied schijnen uit het Djohoreesche<br />

rijk, Bandjermasin, Kotawaringin en Soekadana<br />

door Hindoe-Javanen van Madjapahit gekoloniseerd te zijn<br />

geworden.<br />

Volgens Maleische oorkonden moeten verscheidene rijkjes<br />

der westkust aan dat machtige Hindoe-rijk op Java leenof<br />

schatplichtig zijn geweest en sommige dynastieën ook<br />

aan de zuid- en oosterstranden, haren oorsprong aan het<br />

huis van Madjapahit te danken hebben.<br />

Dat de inwoners van Broenei vermeenen deels van Cliineesche,<br />

deels van Maleische en Arabische volkplantingen<br />

af te stammen, vindt zijn oorsprong in het vroeger vorkeer<br />

met het Chineesche rijk, waarmede in de A r II de eeuw<br />

handelsbetrekkingen waren aangeknoopt. A'ele hunner overleveringen<br />

stemmen met vroegere berichten uit China<br />

overeen, en ofschoon noch in zeden of gewoonten, noch<br />

in godsdienst of taal der Maleiers van Broenei eenige verwantschap<br />

met die der staartdragende kinderen van het<br />

Hemelsche rijk te vinden is, valt er aan eene vroegere<br />

Chineesche nederzetting aldaar niet te twijfelen.<br />

Aan het westerstrand schijnen do meeste staten afhankelijk<br />

te zijn geweest van Soekadana, oven als Bandjermasin<br />

aan de spits stond der verschillende rijkjes van de<br />

zuid- en oostkust en Broenei op de noordkust don schepter<br />

zwaaide. Soekadana is wellicht de eenige staat van Borneo,<br />

die eene aaneengeschakelde geschiedenis bezit, maar door<br />

het geheimzinnig en fabelachtig omkleedsel gaat er veel<br />

van, hare geschiedkundige waarheid verloren.<br />

Omstreeks de helft der XVI de eeuw drong de Islam tot


22<br />

op deze kusten door, en vormden zich de meeste Mohammedaansche<br />

dynastieën, die onze voorouders er vonden.<br />

Wij mogen de vroegere geschiedenis van den Oost-<br />

Indischen Archipel niet eindigen, zonder met een enkel<br />

woord te wijzen op den gewichtigen en bbjvenden invloed<br />

door enkele Europeesche staten verkregen, in gewesten,<br />

waar voorheen nimmer eenig begrip of denkbeeld van<br />

christebjken godsdienst of westersche beschaving was doorgedrongen.<br />

Waren Constantinopel en Alexandrie de stapelplaatsen<br />

geweest, vanwaar de Indische produkten, door Italiaansche<br />

kooplieden naar Venetië gevoerd, over Europa werden<br />

verspreid, zoo deed het omzeilen van Afrika's zuidelijken<br />

uithoek door Bartholomeus Diaz in 1486 de hoop verlevendigen<br />

en het voornemen rijpen, Indië langs dien weg<br />

te bereiken. En dat vertrouwen werd niet beschaamd, die<br />

hoop zou weldra vervuld worden.<br />

In 1498 liet Vasco da Gama het anker voor Kalikoet,<br />

den aiouden zetel van den Indo-Arabischen handel vallen,<br />

en was de eerste schrede gedaan in het nieuwe tijdperk,<br />

dat zich van toen af voor Indië begon te openen.<br />

Weldra werden Goa, Ormuz en Malakka de stapelplaatsen<br />

en Lissabon de hoofdmarkt der Indische produkten<br />

; de handel, waarbij Venetië en Genua zoo vele schatten<br />

gewonnen hadden, was geheel zeehandel geworden en<br />

in Portugeesche handen overgegaan.<br />

Hoewel Goa reeds in 't begin der XVI de eeuw 't middelpunt<br />

was hunner macht op het vaste land van Indië,<br />

zien wij de Portugeezen hunne handelsbetrekkingen ook<br />

over Java, Sumatra en den Archipel der Molukken uitbreiden.<br />

En naarmate die handel toenam, klom de invloed<br />

van dit ondernemend volk al hooger en liooger. Vele<br />

kustlanden waren hun cijnsbaar. Zij bezaten factorijen op<br />

Ceilon even .als op de meeste eilanden van den Archipel<br />

en hadden zich zelfs op Japan on in China gevestigd.<br />

Onder de eerste plaatsen, waar de Portugeezen zich op<br />

Java nederzetten, komen Panaroekan, Japara en Soerabaja<br />

maar vooral Gresik (Grissee) in aanmerking; ook waren


23<br />

Toeban voor den oosthoek van Java en Bantam met betrekking<br />

tot de zuidelijke staten van Sumatra voor handel<br />

en zeevaart zeer belangrijk.<br />

Maar nog voor dat die eeuw hare eerste helft bereikte,<br />

had ook de voorspoed van Portugal in Indië haar toppunt<br />

bereikt.<br />

Toen heldenmoed en geestkracht in heerschzucht en<br />

dwingelandij waren ontaard, de ridderlijke beginselen der<br />

Portugeesche edelen voor het eigenbelang en de baatzuchtige<br />

oogmerken van den handelaar moesten wijken,<br />

en de priesterstaf het heldenzwaard verving, begon Portugal's<br />

zon in het oosten te dalen. Al losser en losser werd<br />

de band, die Indië aan zijn overwinnaar bond; en toen<br />

de inquisitie ook dââr den brandstapel deed verrijzen, werd<br />

die band verscheurd en de eerbied voor den meester ging*<br />

over in haat tegen den beul. Nog voor dat Philips II in<br />

1580 meester van Portugal en dus ook van Indië werd,<br />

was bijna overal de vaan van den opstand ontrold. En<br />

ofschoon het den dapperen Ludovico de Ataïda in 1570<br />

mocht gelukken de opgestane vorsten vrij spoedig ten onder<br />

te brengen, werd het geschokte gezag niet hersteld.<br />

Waar geen openlijk verzet plaats had, wachtte men slechts<br />

eene gunstige gelegenheid af om zich aan het gehate juk<br />

van afpersing en priesterdwang te ontrukken, en die gelegenheid<br />

kwam, toen de Hollandsclie vlag zich in de<br />

zeeën van Indië vertoonde.<br />

Het begin der XVI de eeuw, toen de Indische bevolking<br />

beurtelings in aanraking kwam met de zeevarende volken<br />

van het westen, vormt een keerpunt, niet alleen in de<br />

geschiedenis en den handel van Java, maar ook in die van<br />

Sumatra en geheel den Archipel. Nauwelijks toch had Portugal<br />

als het vaderland van Alvaro Telezzo — die door<br />

een storm op de kust van Sumatra was geworpen, —<br />

zich de eer der ontdekking toegeëigend, of Diëgo Lopez<br />

Sequeira knoopte handelsbetrekkingen aan met de noordelijkste<br />

staten van dat zoo belangrijke eiland. En toen,<br />

na den val van Malakka, de Portugeezen meenden<br />

die noord- en oostcrstranden geheel aan zich te kunnen<br />

onderwerpen, behoorde Atjih onder de eerste staten die<br />

paal en perk stelden aan Portugals overmacht en geweld,


waaruit een oorlog ontstond, die met tusschenpoozen langer<br />

dan eene eeuw heeft geduurd.<br />

Ook de Moluksche Archipel, reeds vroeger door Ludovico<br />

de Var<strong>the</strong>ma bezocht, en door de Portugeezen, Archipelago<br />

de San Lazaro genaamd, was in 1511, toen<br />

Antonio d'Abreo, op last van den zegevierenden Alboquerque,<br />

er met een drietal schepen verscheen, het groote<br />

keerpunt in de geschiedenis zijner bewoners genaderd, en<br />

ging een toekomst vol jammer en ellende to gemoet.<br />

Nadat Francisco Serrao, op de terugreis van Banda<br />

naar Malakka door storm beloopen, met zijn schip van<br />

het smaldecl onder dAbreo afgeraakt en op de kust van<br />

Hitoe geland was, wist de koning van Ternate die vreemdelingen<br />

naar zijne staten te lokken, liet hen eene sterkte<br />

bouwen en beloofde den oogst zijner kruidnagelen uitsluitend<br />

en alleen aan hen te verkoopen, bijaldien zij hem<br />

tegen zijne vijanden de Tidorcczen wilden helpen. En toen<br />

in 1521 een paar Spaansche schepen — door de straat van<br />

Magollaan 1) naar den Indischen Archipel gestevend — voor<br />

Tidor het anker wierpen, en ook daar de bemanning met<br />

open armen ontvangen werd, was èn door Ternate èn door<br />

Tidor hot Trojaansche paard naar binnen gehaald.<br />

Amboina was een vorverschingsoord der Portugeezen<br />

geworden, zij bouwden eene loge nabij Hitoe-Lamma en<br />

knoopten vriendschapbetrekkingen met de jLeitimoreezen<br />

aan. Nauwelijks echter hadden zij vasten voet in de Molukken<br />

verkregen, of de Portugeesche bevelhebbers begonnen<br />

zich te mengen in de staatkundige en persoonlijke<br />

twisten der inlandscho vorsten, nu voor den een dan voor<br />

den ander partij kiezende, al naarmate hun belang het<br />

medebracht.<br />

Deze dubbelzinnige staatkunde, gepaard met hoogst willekeurige<br />

soms onmenschehjke handelingen en de gevoelige<br />

verliezen, den Portugeezen gaande weg door do inlanders<br />

toegebracht, deden hun invloed aanmerkelijk afnemen en<br />

1) Volgens dr ','^.eiiile bul van Pau- Alexander VI, zouden de landen , om<br />

de West (westwaarts van den meriiihau over Flores en Corvo) ontdekt,<br />

aan Spanje, en die om de Oost (oost-v., irts van die lijn gelegen) aan Portugal<br />

toébehooren.


L'.')<br />

maakten hunne stelling in dien Archipel en vooral op<br />

Ternate onder Antonio de Britto, Garsias Henriques en<br />

d'Ataïda schier onhoudbaar, toen Galvao in 1537 het<br />

gouvernement der Molukkon aanvaardde.<br />

Aan hem had Portugal het herstel van het verloren<br />

gezag te danken. Niet alleen wist hij zich de genegenheid<br />

der bevolking te verwerven, maar tevens de vorsten van<br />

Ternate, Djilolo en Batjan, door zijn even welwillend als<br />

beleidvol gedrag, tot een verbond van vrede en vriendschap<br />

over te halen, en alzoo den algemeenen vrede te<br />

herstellen.<br />

De kustbewoners van Hitoe bracht hij onder zijne gehoorzaamheid<br />

terug: het Christendom door den edelen<br />

Xaverius gepredikt, breidde zich weldra langs Leitimors<br />

kusten uit, waar de leer van Mohammed nog niet was<br />

doorgedrongen, en zijn bestuur werd een zegen voor dien<br />

Archipel. Maar al ras gingen de voordeden, onder Galvao<br />

behaald, weder verloren. Georgio de Castro, die hem in<br />

een zoo roemvol driejarig bestuur verving, mocht wel het<br />

fort Nostra Senhora del Rosario, door de inlanders Gamoe<br />

Lamma (groote stad) genaamd, op Ternate voltooien,<br />

maar hij verloor voor altijd het vertrouwen en de genegenheid<br />

der Ternatanen, die de Portugeezen weldra het<br />

land deden ontruimen. Hun aanmatigende trots en overdreven<br />

godsdienstijver deden hun bondgenootschap evenzeer<br />

schuwen, als hun gezag verfoeid werd uithoofde van<br />

de afpersingen on verregaande wreedheid waarmee het<br />

gepaard ging. Uit Ternate verjaagd, vestigden de Portugeezen<br />

den zetel van hun bestuur op Amboina, maar het<br />

duurde niet lang of Leitimor en Hitoe, door Javanen<br />

ondersteund, hadden zich vereenigd om den algemeenen<br />

vijand ook van daar te verdrijven. En, naarmate de koning<br />

van Ternate Saïd Berkat er in slaagde zijne macht op<br />

Ceram, Booroe, Amblauw, Manipa, Kelang, Bonoa en<br />

andere eilanden uittebreiden, ging die der Portugeezen<br />

verloren, wier gebied zich ten laatste bepaalde tot eene<br />

vestiging op Timor en Solor benevens eene sterkte op<br />

Leitimor en Tidor waar zij zich nog eenigen tijd wisten<br />

staande te houden.<br />

Op de Banda-eilanden, in 1511 almede door Antonio


2j6<br />

d'Abreo bezocht, schijnen de Portugeezen, hoewel als<br />

handelaren geduld, nimmer eenig erkend gezag te hebben<br />

uitgeoefend.<br />

Onder deze omstandigheden vertoonde zich de Nederlandsche<br />

vlag in 't begin der XVII(,C eeuw in den Molukschen<br />

Archipel.<br />

Hetzij dat de noordelijke kust van Broenei door Lorenzo<br />

de Gomez in 1518, door Don Jorge de Menezes in 1526,<br />

door de vloot van Magelhaen omstreeks 1521 of wel reeds<br />

vroeger door den beroemden Pigafetta werd bezocht, zeker<br />

is het, dat de eer der ontdekking van Borneo door Spanje<br />

aan de Portugeezen werd betwist, die echter vrijen toegang<br />

tot de havens van Broenei verkregen. Het handelsverkeer<br />

met de zuidkust was van minder belang, maar<br />

gaf aanleiding, dat er omstreeks 1690, door een Siciliaansch<br />

Theatijner monnik Antonio Ventimiglia, de eerste<br />

zaden van het Christendom op vruchtbaren bodem werden<br />

gestrooid. Tot in de binnenlanden onder de Dajaks — te<br />

Bandjermasin Bejadjoe's geheeten — doorgedrongen, stichtte<br />

hij er eene christelijke gemeente, maar kort na zijn dood<br />

ging die eerste kiem eener godsdienstige beschaving weder<br />

verloren: de pas ontloken zaden van het Christendom<br />

mochten den waardigen monnik niet lang overleven.<br />

De eerste Europeesche volken, die tot in dat verre<br />

Oosten waren doorgedrongen deden, zooals wij zagen,<br />

reeds in vele gewesten hun invloed of heerschappij beduidend<br />

gelden en ook Engel sehe schepen onder Drake en<br />

Cavendish hadden zich in den O. I. Archipel vertoond,<br />

toen door de komst van onze voorouders een nieuw tijdvak<br />

in de geschiedenis der meeste volken van die groote<br />

eilanden-zee werd geopend.<br />

Hoe kort en onvolledig nu dit overzicht hunner vroegere<br />

gedenkrollen (babads) bij gebrek aan meer degelijke bronnen,<br />

en het gemis aan de zoo noodige kennis der Jayaansche<br />

en Maleische taal- letter- en oudheidkunde ook wezen<br />

moge, zal het naar ik vertrouw, met de hier volgende<br />

aanteekeningen voldoende zijn, om de latere geschiedenis<br />

met meer gemak te kunnen volgen.<br />

't Was gedurende de laatste levensjaren van den man


27<br />

die het rijk van Mataram op de puinhoopen van Padjang<br />

deed verrijzen, dat Nederlandsclie schepen hun anker op<br />

de reede van Bantam lieten vallen. Op het einde der<br />

XVI de of in 't begin der XVII de eeuw werd hij door .een<br />

zijner zonen Mas Djalang opgevolgd, (in de geschiedenis<br />

meer bekend onder den naam van Sedjo Krapijak. naaide<br />

plaats waar hij werd begraven) wiens troonsbeklimming<br />

— door een ouder broeder, pangeran Poeger, adipati<br />

of regent van Demak betwist — tot een vierjarigen burgeroorlog<br />

aanleiding gaf.<br />

( )fschoon toen reeds een groot deel van Java aan Mataram<br />

onderworpen of cjjnsbaar was, had Bantam in lier<br />

westen, even als Blambangan in het oosten, zijne onafhankelijkheid<br />

weten te bewaren, maar steeds bevreesd<br />

eenmaal 't zij door list, 't zij door geweld voor die oppermacht<br />

te moeten bukken.<br />

Oe meeste landschappen werden uit naam van den vorst<br />

van Mataram bestuurd door stedehouders (adipati) of regenten,<br />

veelal prinsen van vorstelijk bloed (pangeran) of<br />

wel den titel van raden of mâs, toemenggoeng (legerbevelhebber)<br />

en ngabéhi voerende, die gehouden waren een<br />

zekere pachtsom te betalen en minstens eenmaal in 't jaar,<br />

de zoogenaamde hofreis aan te nemen om hem in zijne<br />

woning (kraton) hunne hulde te komen aanbieden. Zij<br />

bezaten eene autocratische macht zoo de jaarlijksche opbrengst<br />

slechts voldaan werd. Hunne medehelpers (patih)<br />

brachten de gegeven bevelen aan de mindere hoofden over,<br />

en het voeren benevens de kleur en de versierselen van<br />

den zonnescherm (pajoeng) deden voornamelijk het verschil<br />

in rang van de hoogere standen kennen. Wij dienen<br />

hier een oogenblik bij die titulatuur stil te staan voor zoo<br />

verre zij in de latere geschiedenis zal voorkomen.<br />

Bij de Javanen hangt de hoogere of lagere adeldom af<br />

van de nauwere verwantschap met den vorst, die soesoehoenan<br />

of soeltan genaamd wordt. Zijn oudste wettige<br />

gemalin draagt den titel van ratoe, de oudste der echte<br />

zonen, als troonopvolger, dien, van pangeran adipatianom<br />

en de oudste der onechte, dien van pangeran<br />

ngabéhi ; tijdens hunne kindsheid echter heeten zij anders.<br />

Verdere mannelijke en vrouwelijke afstammelingen, noemt


28<br />

men radèn of mâs naar gelang zij gesproten zijn uit een<br />

huwelijk tusschen personen van gelijken of van ongelijken<br />

rang.<br />

De titel van radèn-adipati wordt somtijds ook aan de<br />

aanzienhjksten onder den adel en de rijksgrooten, zoo als<br />

aan den rijksbestuurdei' (danoe redja of ferdana mantri)<br />

geschonken.<br />

Wedana of demang is de gewone titel der districts-hoofden,<br />

terwijl die van kliwon, mantri, loerah, bekel enz.<br />

aan ondcr-districts- of gemeentehoofden en andere beamb-.<br />

ten wordt gegeven. De djaksa is met het toezicht op de<br />

politie, de kliwon met dat over do verdeeling der werkzaamheden,<br />

de goede orde, de behoorlijke regeling der<br />

kooli- (sjouwers-)diensten; enz. belast.<br />

Het dorp (do dessa (desa), doosoen, doekoe) kan als<br />

grondslag van den maatschappehjken toestand worden aangenomen.<br />

Eene desa bestaat uit de leden van het bestuur<br />

waartoe behalve het dorpshoofd, gewoonlijk door de bevolking<br />

uit de aanzienlijkste ingezetenen gekozen, de oudste<br />

en de priester (modïn kahoem of lobé), behooren; een<br />

schrijver (djoeroe-toelis) en een politiebeambte (raksa-boemi)<br />

is meestal aan den dorpsraad toegevoegd. Deze namen<br />

echter verschillen naarmate zij in Javaansche of Soendaschc<br />

districten gebezigd worden. Verder heeft men<br />

de gegoede volksklasse, do gewone landbouwers en de<br />

orang menoempang, die geen aandeel in de rijstvelden<br />

(sawah) bezitten; deze zijn meestal ambachtslieden of daglooners<br />

(boedjang) en verrichten tegen een zeker loon de<br />

hecrediensten waartoe de gemeenteleden verplicht zijn.<br />

Priesters en krijgslieden maken geen afzonderlijken stand<br />

of kaste uit. Ieder kan priester worden, en alle weerbare<br />

mannen moeten in oorlogstijd hunne vorsten volgen.<br />

Daar waar, zooals in 't grootste gedeelte van midden-<br />

Java, het oud Hindoe-Javaanscho beginsel gehuldigd wordt<br />

„dat de vorst zich beschouwt als eigenaar van den grond",<br />

heerscht het gemeenschappelijk grondgebruik. Van de<br />

gronden in leen of in gebruik afgestaan, wordt dan gewoonlijk<br />

zekere pacht of landrente gevorderd, bestaande<br />

in Vs gedeelte der producten of de waarde daarvan,<br />

of wel in hecrediensten tot hetzelfde bedrag berekend.


29<br />

In de meeste Soenda-landen daarentegen is het grondbezit<br />

individueel en kan de eigenaar naar goedvinden over zijn<br />

grond beschikken, behoudens het opbrengen aan zijn landheer<br />

van do gewone belasting, 't zij in producten, geld<br />

of arbeid. Ook vindt men daar meer kampongs en gehuchten<br />

(kleine buurten) in stede van dessa's, die gemeenten<br />

(kaloe rahan) vormen, door een loerah bestuurd.<br />

De negerijen in de Molukken, de kota's op Sumatra<br />

en de kampongs in Atjih waren in vele opzichten op dergelijke<br />

wijze als de dessa's ingericht, 't Behoeft evenwel<br />

geen betoog dat, waar de inrichting der districts- en dorpsbesturen<br />

even als de namen en titels der onderscheidene<br />

waardigheidsbekleeders reeds verschillen, naarmate zij in 't<br />

oosten, in 't westen of in de vorstenlanden van Java voorkomen,<br />

die verschillen op de overige eilanden nog meer<br />

uiteenloopend zijn.<br />

Bij den oorßpronkoljjken, eigenaardigen trap van beschaving<br />

der volken aan den O. I. A., waarop de verschijningder<br />

Portugeezen weinig of geen invloed uitoefende, vond<br />

men overal en vindt men ook thans nog groote voorliefde<br />

voor de aloude gebruiken en instellingen waarvan sommigen<br />

hier met een enkel woord zijn besproken.<br />

Zóó was grootendcels de maatschappelijke toestand toen<br />

de Nederlanders met de Javaansche, Soendaneesche en<br />

Maleische bevolkingen in aanraking kwamen: later zullen<br />

wij zien dat die toestand ; vooral wat het inlandsen bestuur<br />

betreft, wel hier en daar eenige wijziging maar geene<br />

groote verandering heeft ondergaan.


,<br />

EERSTE GEDEELTE.<br />

Nederlandsen Oost-Indië. voor en onder het beheer van<br />

de Yereenigde Oost-Indische Compagnie.<br />

J


EERSTE TIJDVAK.<br />

DE VESTIGING VAN ONZE VOOROUDERS,<br />

DE OPKOMST VAN HET NEDERLANDSCH GEZAG<br />

EN DE ONTWIKKELING VAN DE VER-<br />

EENIGDE <strong>OOST</strong>-INDISCHE COMPAGNIE IN DEN<br />

<strong>OOST</strong>-INDISCHEN ARCHIPEL.<br />

1595-1678.<br />

HOOFSTUK I.<br />

DB EERSTE TOCHTEN DER NEDERLANDERS NAAR <strong>OOST</strong>-<br />

INDIË ONDER VERSCHILLENDE COMPAGNIEËN.<br />

1595—1602.<br />

Toen op het einde der XVI de eeuw het sluiten der<br />

Spaansche en Portugeesehe havens voor Hollandsche en<br />

Zeeuwsche schepen, de verbodsplakaten van Leycester<br />

en Britsche naijver, den bloei en de uitbreiding van onzen<br />

handel al meer en meer bedreigden, waren het juist deze<br />

schijnbaar zoo ongunstige omstandigheden, die een krachtigen<br />

stoot gaven aan Neêrlands ondernemingsgeest en<br />

nieuwere, ruimere handelswegen deden openen. Men<br />

brandde van verlangen, geleden hoon te wreken, geleden<br />

schade en verliezen te herstellen. De voorzichtige Hollandsehe<br />

koopman berekende reeds bij voorbaat de winsten<br />

eener rechtstreeksche vaart op Indië, wanneer die rijke<br />

producten — tot hiertoe niet anders dan door een dikwerf<br />

l>elemmerden tusschenhandel op Lissabon te verkrijo-pn —<br />

hun voortaan uit de eerste hand zouden toevloeien.<br />

Gehard iu den strijd voor hun onafhankelijk volksbe-<br />

3


staan en door stoute tochten tot kloeke zeelui gevormd,<br />

gevoelden onze voorouders zich weldra sterk genoeg om<br />

met eigen schepen den Indischen Archipel te bereiken.<br />

Bezield met de zucht naar ontwikkeling en vooruitgang,<br />

dien geest van onderzoek en onderneming welke de grootste<br />

bezwaren doet overwinnen, konden ook zij bij het toenemend<br />

gevoel van eigen kracht, niet achterblijven in een<br />

tijd, waar overal en schier op elk gebied van wetenschap,<br />

van nijverheid en kunst, leven en beweging werd waargenomen.<br />

Onze handel in de Oost- en Witte zeeën, ten gevolge<br />

waarvan Archangel als koopstad verrees, de reizen naar<br />

Brazilië en de westkust van Afrika, de vaart door de<br />

Caledonischc en de graanhandel in de Middellandsche zee,<br />

waren voor schippers en zeelieden een oefenschool geweest,<br />

nu zij de meer nederige rol van vrachtvaarders<br />

tegen den naam van Oost-Indievaarders willen ruilen.<br />

Nauwelijks was dan ook door Philips II de handel op<br />

Portugal verboden, en na de verovering van Antwerpen<br />

en het sluiten van de Schelde een goed deel van Brabant's<br />

en Vlaanderen's handel, nijverheid en kapitaal naar Holland<br />

overgebracht, of de rechtstreeksche vaart op Indië<br />

werd het doelwit van veler streven.<br />

Hadden Engelsche zeelieden reeds sedert 1553 op verschillende<br />

tochten, doch steeds tevergeefs beproefd, China<br />

lang het noorden van Azië te bereiken, zoo besloten ook<br />

de Staten-Generaal, vooral op het herhaald aandringen<br />

van Balthazar de Moucheron - - het hoofd van 't voornaamste<br />

handelshuis in Zeeland — door twee aanzienlijke<br />

magistraten, Jacob Valck en François Maelson ondersteund,<br />

eenige schepen daarvoor uit te rusten.<br />

Op den 5 den Juni 1594 vingen Cornells Cornelisz. van<br />

Enkhuizen, Brandt IJsbrandts en Willem Barendsz. de<br />

e vaar volle reize aan en kwamen in September behouden<br />

terug, met berichten, die een goeden uitslag beloofden.<br />

Het volgende jaar stevenden zeven schepen onder dezelfde<br />

aanvoerders uit Texel naar zee; maar bitter teleur<br />

gesteld in hunne verwachting, door sneeuwstormen en<br />

ijsvelden teruggedreven, lieten zij den 18 den October weder<br />

het anker op de vaderlandsche kusten vallen.


35<br />

Na deze mislukte tochten, waaraan Jan Huyghen van<br />

Linschoten, Jacob van Heemskerk, Gerrit de Veer en<br />

andere beroemde mannen deelnamen, begrepen de Algemeene<br />

Staten en die van Holland en Zeeland daaraan<br />

geene landspcnningen meer te moeten besteden. Zij loofden<br />

evenwel eene premie uit van ƒ25.000, en vrijdom van<br />

rechten voor een zeker aantal jaren „voor hem, die met<br />

eigen middelen en krachten den handelsweg bij Noorden<br />

om naar China en Japan mocht vinden." En men gaf den<br />

moed niet verloren.<br />

Op den 10 de " Mei 1596 wendden op nieuw twee schepen —<br />

door de Amsterdamsche regeering uitgerust — onder Barendsz.,<br />

Jacob van Heemskerk en Jan Cornelisz. Rijp,<br />

den steven naar het barre noorden.<br />

Wie kent niet den ongelukkigen afloop van den te recht<br />

zoo beroemden maar jammervollen tocht naar die onherbergzame<br />

kusten, de uitgestane ellende en de nooit genoeg<br />

te prijzen volharding, waarmede onze wakkere zeelieden<br />

de grootste gevaren trotseerden?<br />

Nu men zich langs de Noord-pool geen weg had weten<br />

te banen, moest Indic door het zuiden worden bereikten<br />

daarvoor schenen de kansen niet ongunstig.<br />

Aan vele Nederlanders, zooals van Linschoten, Gerrit<br />

Dirksz. bijgenaamd China, de gebroeders Houtman uit<br />

Gouda en anderen, waren de geheimen nopens de groote<br />

vaart en den handel op Indië niet onbekend gebleven.<br />

Spanje, door eigenbelang en winzucht gedreven, was zelfs<br />

onstaatkundig genoeg geweest om de in beslag genomen<br />

Nederlandsche schepen voor zijn eigen handel te bezigen<br />

en den schippers als 't ware den weg te wijzen, dien zij<br />

te volgen hadden. Geen wonder dus dat beroemde aardrijkskundigen<br />

als Gerard Mercator, Petrus Plancius', en<br />

kooplieden als Hudde, Pauw en anderen er op uit waren<br />

zich de opgedane ondervinding dier landgenooten ten nutte<br />

te maken, om de zoo zeer begeerde schatten rechtstreeks<br />

uit het Oosten naar hier te doen afvloeien.<br />

De uitvoerige berichten van Cornelis Houtman — in<br />

1594 uit Lissabon, toen de stapelplaats van den Indischen<br />

handel, teruggekeerd — deden al spoedig een tiental Amsterdamsche<br />

kooplieden besluiten zich tot eene compagnie<br />

3*


36<br />

te vereenigen — welke de Compagnie van Verre genaamd'<br />

werd — om een smaldeel van vier schepen tot de Indische<br />

vaart langs de Kaap de Goede Hoop uit te rusten. Op<br />

den 2 den April 1595 onder Pieter Dirksz. Keyser alsopperste<br />

piloot of hoofd van de stuurlieden, en Cornelis<br />

Houtman als opperste commies of hoofd van den handel<br />

nitgezeild, liet dit eskader na eene reis van ongeveer 15<br />

maanden, en veel tegenspoed zoowel door ziekte der bemanning<br />

en onkunde der schippers, als door twist en verdeeldheid<br />

veroorzaakt, in Juni 1596 het anker op de<br />

noordkust van Java vallen.<br />

Bjj hunne aankomst vonden onze zeelieden de Portugeezen<br />

te Bantam gevestigd, dat na den val van Padjadjaran,<br />

de bloeiendste staat der Soenda-landen geworden<br />

was, en zijne heerschappij ook over eenige gewesten<br />

op Sumatra uitstrekte. Ten gevolge der minderjarigheid<br />

van den troonopvolger, wiens vader in een oorlog tegen<br />

l'alembang sneuvelde, was Bantam ondereen driemanschap<br />

verdeeld: den rijksbestuurder, die de uitvoerende macht<br />

in handen had, den havenmeester (sjahbandar) en den admiraal<br />

der vloot (laksamana).<br />

Aanvankelijk in vreedzame verstandhouding met de inwoners<br />

, knoopten de Hollanders eenige handelsbetrekkingen<br />

aan en scheen de reis goede vruchten te zullen dragen.<br />

Al spoedig echter werden hier, even als later op andere<br />

plaatsen van Java's en Madoera's kusten, de nadeelige<br />

gevolgen ondervonden van het onhandig bestuur van Houtman<br />

en den bekrompen koopmansgeest der overige commiezen.<br />

De onwil of het ruwe gedrag van het scheepsvolk<br />

gaven bovendien gereede aanleiding, dat de Bantammer*<br />

aan de inblazingen der Portugeezen geloofden, die de Nederlanders<br />

als eervergeten zeeroovers afschilderden. Zoo<br />

moesten Houtman en eenigen der zijnen, te Bantam gevangen<br />

genomen, zich voor 2000 spaansche matten loskoopen.<br />

Zoo werden in Sidajoe eenige schepelingen verraderlijk<br />

vermoord, waarover door hunne kameraden te<br />

Arosbaja op de daaraan onschuldige Madoereezen eene<br />

bloedige wraak werd genomen. List en geweld, verraad en<br />

trouweloosheid van beide zijden, hadden de spanning doen<br />

toenemen, en de indruk was alles behalve gunstig bij


:s7<br />

«lezen eersten tocht der blondharige Westerlingen in den<br />

Oosterscheri Archipel achtergelaten. En toen na eene afwezigheid<br />

van ruim 28 maanden, drie ontredderde schepen<br />

(de Amsterdam was als geheel reddeloos verlaten en<br />

in brand gestoken), met een derde der bemanning, bijna<br />

zonder lading in Augustus 1597 de reê van Texel opzeilden<br />

; was menig gunstig vooruitzicht en veler hoop in rook<br />

vervlogen. Toch waren de verkregen uitkomsten niet<br />

onbelangrijk en werden de schepelingen te Amsterdam met<br />

klokkengelui en trompetgeschal ontvangen. De weg was<br />

gebaand, de verre en moeilijke reis volbracht. Het kleine<br />

Nederland had zijne vlag in het Oosten vertoond en plaats<br />

genomen onder de zeemogendheden van Europa. Al waren<br />

de materiëele winsten niet groot, men had veel gewonnen<br />

aan kennis en ondervinding.<br />

Wel verre van zich door den minder gelukkigen uitslag<br />

van dezen tocht te laten afschrikken, rustte de Compagnie<br />

op nieuw vier schepen en twee jachten uit, terwijl terzelfder<br />

tijd eene andere, even als de eerste door de Staten<br />

van Holland ondersteund, twee groote schepen en een<br />

jacht deden gereed maken. Ten gevolge echter der samensmelting<br />

van die twee maatschappijen, sedert onder den<br />

naam van Oude Compagnie bekend, werden die bodems<br />

onder den admiraal Jacob Cornelisz. van Neck, en den viceadmiraal<br />

Wybrand van Warwijck tot ééne vloot vereenigd.<br />

Deze titels, geheel verschillend van de waardigheid, later aan<br />

onze Hollandsche en Zeeuwsche vlootvoogden verleend , waren<br />

algemeen bij de verschillende Compagnieën aangenomen.<br />

Op den l 3ten Mei 1598 wendde de vloot, door Jacoben<br />

s van Heemskerk vergezeld, den steven naar het<br />

Oosten. Ruimschoots van oorlogsbehoeften en geschonken<br />

voor de Indiaansche vorsten voorzien, bereikten die schepen<br />

gelukkig hunne bestemming. Nadat van Warwijck op<br />

een onbewoond eiland, door de Portugeezen Ilha do Cerne<br />

genoemd, maar door hem ter eere van „Zijne Prinselijcke<br />

Excellentie", in Mauritius herdoopt, eene veilige haven en<br />

uitmuntende ververschingplaats gevonden had, hereenigde<br />

hij zich op den laatsten dag des jaars met 't overige der<br />

vloot op de reede van Bantam, waar van Neck reeds in<br />

November was aangekomen,


38<br />

Ofschoon de admiraal in den beginne met vele zwarigheden<br />

te kampen had, gelukte het hem toch al spoedig,<br />

de ongunstige stemming der inlanders tegenover zijne<br />

landgenooten — een gevolg van Houtman's onhandig gedrag<br />

en de lastertaal der Portugeezen — aanmerkelijk te<br />

wijzigen. Hij wist den rijksbestuurder voor zich te winnen,<br />

vrijen handel te verkrijgen, en eene kostbare lading aan<br />

boord te brengen, zoodat hij met vier rijk beladen schepen,<br />

geschenken aan prins Maurits en keur van specerijen<br />

naar 't moederland terugkeerde.<br />

Middelerwijl stevenden van Warwijck als vlootvoogd,<br />

en van Heemskerk als vice-admiraal naar de Moluksche<br />

eilanden, op welke reis ook de noordkust van Java en<br />

voornamelijk Jakatra, Toeban, Gresik en Joartan werden<br />

bezocht.<br />

Op den 3 den Maart 1599 wapperde de Hollandsche vlag<br />

voor 't eerst op de ree van Hitoe en ankerde het smaldeel<br />

onder van Warwijk voor Hitoelama, aan de noordkust<br />

van Amboina gelegen. Van Heemskerk verkreeg op<br />

Banda met veel moeite eene lading, vestigde er twee<br />

kantoren, waarvan dat onder Adriaan van Veen het voornaamste<br />

was, en bereikte na eene lange maar gelukkige<br />

reis in Mei van 't jaar 1600 de vaderlandsche kust.<br />

Ook op Amboina waren vriendschapsbetrekkingen met<br />

den capitan Hitoe — een titel door de Britto voor bewezen<br />

diensten aan 't hoofd van Hitoe's bevolking geschonken<br />

en bij de Compagnie in eere gehouden — aangeknoopt,<br />

met den koning van Ternate, die tegen Tidor<br />

en de Spaansch-Portugeezen krijg voerde, een verbond<br />

gesloten en een vaste prijs voor de levering van kruidnagelen<br />

bedongen. Vervolgens stichtte de admiraal een handelskantoor<br />

op Ternate — waar Frank van der Does als<br />

opzichter achterbleef — en had het geluk, omstreeks vier<br />

, maanden later dan van Heemskerk, een rijke lading binnen<br />

te brengen.<br />

Aan deze beide verdienstelijke mannen had Nederland<br />

zijne eerste handelsbetrekkingen in den Molukschen Archipel<br />

te danken.<br />

In vele opzichten waren de omstandigheden ons gunstig.<br />

Menig volk van die vruchtbare eilanden-groep, de druk-


39<br />

kende heerschappij der Portugeezen moede, beschouwde<br />

de komst der Hollanders als een zegen voor zijn land en<br />

als een middel om zich van dat gehate juk te ontslaan.<br />

Zonder zich er over te bekommeren of hun geen nieuwe,<br />

wellicht nog drukkender kluisters zouden worden aangelegd,<br />

knoopten de inlanders betrekkingen aan, die al<br />

spoedig in een wedcrzijdsch verbond tegen den gemecnschappelijken<br />

vijand overgingen, waarbij dan veelal het<br />

een of ander monopolie of bijzondere handelsvoordeelon<br />

bedongen werden.<br />

In een ander gedeelte echter van den Archipel was men<br />

aanvankelijk minder gelukkig.<br />

In Maart 1598, op nieuw maar thans voor rekeningvan<br />

Zeeuwsche kooplieden met twee schepen naar het<br />

noorden van Sumatra gezonden, werd Cornelis Houtman,<br />

voornamelijk op aanhitsing der Portugeezen en gedeeltelijk<br />

ten gevolge zijner onvoorzichtige handelingen, te Atjih<br />

met velen der zijnen verraderlijk vermoord. Zijn broeder<br />

Frederik, bleef er gedurende meer dan twee jaren gevangen,<br />

en de schepen moesten bijna zonder lading en<br />

zonder volk torugkooren. Maar al was elke reis niet even<br />

voordeelig, en al moesten er somtijds bloedige offers op<br />

deze verre kusten vallen, toch waren de verkregen uitkomsten<br />

over 't algemeen hoogst belangrijk.<br />

Op Java, Amboina, Banda en Ternate waren factorijen<br />

opgericht en vele rijk beladen schepen liepen onze<br />

havens binnen, al mocht Sebald de Weert slechts één<br />

schip terugbrengen van de vijf, waarmede hij mot Jacques<br />

Mahu en Simon de Cordes in Juni 1598 vertrokken was,<br />

om Oost-Indië door de Straat van Magollaan te bereiken.<br />

Men gaf den moed niet op, en compagnieën verrezen als<br />

om strijd, ten einde schepen voor de groote vaart gereed<br />

te maken.<br />

Al die verschillende maatschappijen werden onder zekere<br />

bepalingen door de regeering ondersteund en sommigen<br />

maakten goede zaken.<br />

Steven van der Hagen, in April 1599 door de oude<br />

Comp, met eene vloot naar Indië gezonden, sloot een ofen<br />

defensief verbond met de hoofden van Hitoe's kust,<br />

liet er eene sterkte bouwen, door hem kasteel van


40<br />

Verre, doch door de inlanders Kota Warwijck genoemd,<br />

en deed eene Javaansche vloot, die het op onze in Banda<br />

gevestigde factorijen gemunt had, al spoedig afdeinzen.<br />

De eene tocht volgt nu op don anderen. Nog eer de<br />

XVI de eeuw ten einde liep, vertrokken twee vloten, ieder<br />

van vier schepen, naar den O. I. Archipel. De eene onder<br />

Jacob AVilkens, werd door de oude Comp, uitgerust, de<br />

andere onder Paulus van Caerden en Pieter Both, door<br />

de zich noemende Nieuwe Brabantsche Compagnie, waarvan<br />

Isaac Lemaire een der bestuurders was.<br />

Wilkens, die te Bantam voor twee schepen eene lading<br />

peper bekwam, te vergeefs door hem in Atjih gezocht,<br />

zond bij zijn terugkeer naar liet moederland, twee andere'<br />

onder Cornelis van Heemskerk naar de Molukken, waar<br />

hem vrijdom van tol en ankergeldon werd verleend, ofschoon<br />

hij genoodzaakt was, uit vrees voor oen aanval<br />

der Portugeezen de zwakke bezetting van het kasteel mede<br />

te voeren; en na in Bali een voordeelig handels verbon d<br />

gesloten te hebben, koerde ook hij met eene rijke lading<br />

weder.<br />

Van Caerden slaagde in Atjih niet beter dan zijn voorganger.<br />

Door den edelen Houtman met gevaar van zijn<br />

leven voor de trouwelooze handelingen van don sultan<br />

gewaarschuwd — aan wien hij reeds een vrij belangrijk<br />

voorschot op de te verkrijgen peper verstrekt had — nam<br />

hij zich voor zijn eigen rechter te zijn. Door gramschap<br />

verblind, beging hij de fout, om ter vergoeding zijner<br />

voorschotten en geleden schade, eenige voor anker liggende<br />

schepen hunne lading te ontnemen. Ten gevolge van<br />

deze ondoordachte en niet te rechtvaardigen handel wijze,<br />

werd aan Neêrlands eerlijkheid en goede trouw in Atjih<br />

een gevoeligen schok en aan de Nieuwe Brabantsche Comp,<br />

eon aanzienlijk verlies toegebracht. Zij was genoodzaakt<br />

later eene schadevergoeding van 50,000 realen 1) aan de<br />

reeders van die beroofde schepen uit te keeren.<br />

In het eerste jaar der XA r II de eeuw, werd van Neck op<br />

nieuw door de Oude Comp., wier schepen de voordeeligsto<br />

reizen maakten, en die zich gaarne het monopolie der Tn-<br />

) Een reaal was acht en veertig stuivers of zestig lichte stuiver


Ü<br />

disclie vaart had toegeëigend, met eene vloot naar zee<br />

gezonden. Ook de Nieuwe Brabantsche trachtte door het<br />

uitzenden van een paar schepen onder Guljam Seneschal<br />

als admiraal en Cornelis Pietersz. als opperkoopman de<br />

geleden schade te herstellen. Beide vloten echter, vermochten<br />

niet aan de hooggespannen verwachting te beantwoorden.<br />

Na eene mislukte poging om de Portugeeschc sterkte<br />

op Tidor te bemachtigen, bij welken aanval van Neck<br />

drie vingers werden afgeschoten, en geen voldoende lading<br />

in de Molukken kunnende verkrijgen, trachtte hij in China<br />

een handelsweg te openen: maar ook die tocht voldeed<br />

niet aan de verwachting. Voor Makao door de Portugeezen<br />

aangevallen, verloor hij een twintigtal manschappen, waarvan<br />

de meesten, even alsof het zeeroovcrs waren, meedoogenloos<br />

werden opgehangen. Beter slaagde hij te Patani,<br />

vanwaar een zijner onderbevelhebbers, Cornelis van Foreest,<br />

met eene goede lading naar Nederland terugkeerde. Twee<br />

andere schepen, die onder Caspar van Groesbergen de<br />

kusten van Cochin-China bezochten, leden groote verliezen<br />

en hadden met vele wederwaardigheden te kampen.<br />

De andere vloot bracht de Nieuwe Brabantsche Comp,<br />

ook weinig voordeel aan, en moest te Priaman — waar<br />

bemanning en goederen in beslag werden genomen — tot<br />

hare schade, de gevolgen van van Caerden's roekeloos<br />

gedrag voor Atjih ondervinden.<br />

Bij de uitbreiding van onze betrekkingen op die verwijderde<br />

kusten, begon men meer en meer behoefte te<br />

gevoelen aan eene centralisatie van krachten; en toen het<br />

wedijveren van een achttal compagnieën, door winzucht<br />

en monopolie-geest beheerscht, den pas ontluikenden handel<br />

dreigde te ondermijnen, werden vooral door 's Landsadvocaat<br />

Johan van Oldenbarnevelt pogingen aangewend,<br />

om dien stand van zaken te wijzigen.<br />

Het beoogde doel werd gedeeltelijk bereikt, door de<br />

samenvoeging van de te Amsterdam gevestigde compagnieën,<br />

waarbij de reeders van Hoorn, Alkmaar en Enkhuizen<br />

zich aansloten; de Staten-Generaal haddon echter<br />

te vergeefs beproefd eene vereeniging der reederijen van<br />

Holland en Zeeland tot stand te brengen.


42<br />

Jacob van Heemskerk, in 1601 met acht schepen voor<br />

rekening dezer vereenigdc maatschappij in zee gestoken,<br />

stichtte, na te Demak met de inlanders slaags te zijn geweest,<br />

waarbij hij eenige gevangenen moest achterlaten,<br />

een handelskantoor te Joartan en maakte zich van de<br />

kostbare lading van eenige Portugeesche schepen meester.<br />

Terzelfder tijd was eene kleine vloot, door de Oude<br />

Comp, uitgerust, onder Wolfert Hermansz. naar Java vertrokken,<br />

waar hij door zijn heldhaftig gedrag den inlander<br />

met eerbied naar onze vlag deed opzien, en onzen zedelijken<br />

invloed aanmerkelijk verhoogde. In Straat Soenda<br />

aangekomen, vernam hij dat eene Spaansche vloot van 30<br />

zeilen, onder don Andreas Furtado de Mendoça en Thomas<br />

de Loysa op Bantam's kusten kruiste. Onmiddellijk stond<br />

zijn besluit vast die vloot aan te tasten, door Spanje afgezonden<br />

om don Nederlandschen handel met één slag te<br />

vernietigen, en den zoo gehaten mededinger voor altijd te<br />

verdrijven. Met bewondering zag de Indiaan, hoe die<br />

trotsche armade, waarvan het admiraalschip alleen meer<br />

koppen telde dan het geheele smaldeel van Hermansz.,<br />

door die geringe macht werd bestookt en met verlies van<br />

twee groote schepen moest wijken.<br />

Zoo werd ook dâdr der Spanjaarden trots gefnuikt en<br />

terwijl hunne galjoenen de ondergane vernedering wreken<br />

door het vernielen van duizenden specerijboomen op de<br />

Moluksche eilanden, wijst men langs Bantam's kust met<br />

eerbied en ontzag op Hollands kleine schepen.<br />

Maar ook andere zeeën worden bezocht. Olivier van<br />

Noord, de 'eerste van onze landgenooten, die eene reis<br />

rondom de aarde volbracht, vertoonde Neêrland's vlag<br />

voor Broenei (Borneo proper), waarbij echter meer buit<br />

en roem dan handelsvoordeelen werden behaald.<br />

De mare van het toenemend aanzien dier vreemde zeelieden<br />

— reeds tot de uiterste grenzen van den Archipel doorgedrongen<br />

— en het verval dor Portugeezen brachten tevens<br />

eene verbetering te weeg in hunne verhouding tegenover<br />

den sultan van Atjih. Hoe meer Inj Portugals vriendschapsbetuigingen<br />

begon te wantrouwen, hoe vredelievender<br />

hij werd voor zijne Nederlandsche bezoekers. Dit<br />

bleek duidelijk toen Gerard de Roy, opperkoopman op


43<br />

de Zeelandia — met nog drie andere schepen door eene<br />

vereenigde Zeeuwsche Compagnie uitgerust, het anker voor<br />

Atjih liet vallen. Zonder losprijs liet de sultan Houtman<br />

en zijne medegevangenen vrij, gaf vergunning tot de oprichting<br />

eener handelsfactorij (de Zeeland), die weldra door<br />

eene belangrijke vertakking te Goezeratte gevolgd werd,<br />

en vaardigde een gezantschap af naar Maurits, dat hem<br />

in zijne legerplaats te Grave werd voorgesteld.<br />

Kort daarna gelukte het aan Joris Spilbergh ook den<br />

oppermachtigen keizer van Ceilon, den maharadja van<br />

Kandia, door zijn moedig on beleidvol gedrag voor zich<br />

te winnen. Der Portugeezen aanmatigingen moede, beloofde<br />

hij niet alleen zijne krachtdadige ondersteuning, maar<br />

droeg hem tevens eene vertrouwelijke zonding aan prins<br />

Maurits op. Naar Aijih gestevend, besloot Spilbergh,<br />

die tot dusverre meer roem dan voordeel behaald had,<br />

met de Britscho bevelhebbers James Lancaster en Middleton<br />

een aanslag te wagen op het Portugeesche schip, dat jaarlijks<br />

met eene rijke lading van Bengale naar Malakka<br />

overstak ; en werkelijk viel hun de begeerde prooi in handen,<br />

zoodat de admiraal al spoedig met een kostbaar beladen<br />

schip naar Zeeland kon tcrugkeeren.<br />

Door onze kleine republiek werden èn in Europa èn in<br />

Indië groote dingen tot stand gebracht. Met recht mocht<br />

(ji'otius dan ook schrijven:<br />

„De faem deser saeken tot d'andere wereldt overgcbraght<br />

sijnde, heeft niet alleen allen ijdelen arghwacn<br />

doen verdwijnen, maer ook de meeste hunner (inlandsche<br />

volken) ingeboesomt, dat er voor hen meer sekerheit w r as<br />

in de vriendtschap der Hollanders als in der Spanjaerden<br />

slaevernij."<br />

Doch naarmate de verschillende maatschappijen hare<br />

handelsbetrekkingen uitbreidden, begonnen zich luider<br />

stemmen tegen deze vereenigingen te verheffen.<br />

De Staten der Vereenigde .Nederlanden besloten dan ook<br />

krachtiger op te treden. Zij begrepen niet langer te mogen<br />

dralen om al die afzonderlijke belangen in één algemeen<br />

belang, en de verschillende compagnieën tot één<br />

groot handelslichaam te vereenigen. De mededinging toch<br />

van zoovele op elkander naijverige maatschappijen gaf aan-


Il<br />

leiding tot botsingen van allerlei aard, waardoor de meeste<br />

winsten verloren gingen. Bovendien werd meer krachtsinspanning<br />

en machtsontwikkoling vereischt om den vijand<br />

liet hoofd te bieden, verkregen rechten te handhaven,<br />

eenheid te brengen, waar verdeeldheid zulke wrange<br />

vruchten opleverde, en de opkomst van het Nederlandseh<br />

gezag te steunen.<br />

HOOFDSTUK IL<br />

VAN DE OPRICHTING DER VEREENIGDE O. I. COMPAGNIE<br />

TOT AAN HET BESTUUR VAN DEN EERSTEN GOUVERNEUR-<br />

GENERAAL ONZER O. I. BEZITTINGEN.<br />

1602—1610.<br />

Nadat gecommitteerden uit de Staten en van de verschillende<br />

compagnieën, — door de Staten-Generaal te<br />

's Hage bijeengeroepen — hunne schriftelijke adviezen<br />

hadden ingezonden, opende s'Lands-advokaat Johan van 01denbarnevelt<br />

in de eerste maand van 't jaar 1602 de vergadering.<br />

Na vele onderhandelingen, en in weerwil der<br />

bezwaren door de Zeeuwsche afgevaardigden, vooral van<br />

Vere en Vlissingen gemaakt, werd men het omtrent de<br />

hoofdzaak eens. Een genoegzaam onafhankelijk en zelfstandig<br />

werkend lichaam, moest als algemecnc handelsmaatschappij,<br />

den alleenhandel erlangen op de landen beoosten<br />

de Kaap de Goede Hoop tot aan de Straat van<br />

Magellaan, on al de reeds bestaande compagnieën of vennootschappen<br />

waaraan ieder Nederlander kon deelnemen,<br />

zouden daarin worden opgenomen.<br />

Door het beschikken over groote kapitalen en uitgebreide<br />

middelen, moest die maatschappij weerstand kunnen bieden<br />

aan de wisselvalligheden van den handel. Zij zou tevens<br />

bij machte zijn om verkregen rechten of eigendommen<br />

tegen iederen vijand te beschermen, en te waken zoowel<br />

tegen de hebzucht dor Indische vorsten, als voor hare<br />

veelzijdige belangen.


45<br />

Op den 20 steu Maart van 't zelfde jaar, verkreeg dat<br />

krachtig element van 't Nederlandseh gezag in Indië —<br />

onder den naam van Vereenigde Oost-Indische Compagnie<br />

in 't leven geroepen — haar eerste octrooi voor den tijd<br />

van 21 jaren.<br />

Artikelsgewijze werden de beginselen omtrent inrichting<br />

en bestuur, regeling der verhouding tegenover den Staat<br />

en de ingezetenen, alsmede eenige overgangsbepalingen er<br />

in opgenomen. De bewindhebbers wier aantal op zestig<br />

bepaald was, moesten elk een aandeel van minstens<br />

/' 6000 bezitten; voor die van Hoorn en Enkhuizen was<br />

de helft voldoende. Alle ingezetenen — mits zich binnen<br />

den tijd van vijf maanden aanmeldende, — werden<br />

als deelnemers toegelaten en konden nà iedere tienjarige<br />

rekening, waartoe de Compagnie verplicht was, hunne<br />

gelden terugnemen. De 150.000 gulden, voor het octrooi<br />

betaald, werden door de Algemeene Staten als hun aandeel<br />

ingelegd, 't Algemeen beheer over deze maatschappij,<br />

met een kapitaal van ongeveer zes en een half millioen<br />

guldeu opgericht, werd aan zeventien bewindhebbers opgedragen.<br />

[Kamer van XVII, ook wel eenvoudig de Zeventien<br />

genoemd.) De verdeeling was als volgt : acht voor<br />

de Kamer van Amsterdam, vier voor die van Zeeland,<br />

twee voor de Kamers van de Maas (Delft en Rotterdam)<br />

en twee voor die van hot Noorderkwartier (Hoorn on<br />

Enkhuizen): de zeventiende werd beurtelings door de drie<br />

laatste Kamers benoemd.<br />

Hoezeer het geschiedkundig verhaal van deze stichting<br />

zich in weinige woorden laat samenvatten, geeft ze uit<br />

een staatkundig oogpunt aanleiding tot velerlei beschouwing<br />

zooals later blijken zal.<br />

Hoe krachtig die maatschappelijke handelsvereeniging<br />

ook mocht schijnen, reeds van stonden af, werd de kiem<br />

gelegd van haren ondergang. Ten einde hare privilegiën<br />

in stand te houden, verkregene monopoliën te handhaven<br />

en te beschermen, werd zij gedwongen de rol van koopman<br />

met die van oorlogvoerende macht en souverein te vereenigen.<br />

Die noodlottige vereeniging waaraan de Compagnie<br />

zich bij tijds had moeten onttrekken, ondermijnde reeds vroeg<br />

hare krachten en moest later haren val ten gevolge hebben.


46<br />

Geene staatsbelangen of knjgsverrichtingen kunnen op<br />

den duur aan kooplieden of handelsagenten worden toevertrouwd;<br />

daardoor gaat niet alleen de ware koopmansgeest,<br />

maar tevens het prestige van de aonveremc macht verloren!<br />

De waarheid echter der oud-Hollandsche leuze: „Eendracht<br />

maakt macht", die bij de oprichting dezer Comp,<br />

had voorgezeten, werd door do meest verrassende uitkomsten<br />

ook in Indië ten volle bevestigd. Steeds talrijker<br />

werden de vloten, om vereenigd of in smaldeelen gesplitst,<br />

nieuwe handelswegen te openen, Spanje te bestrijden en<br />

Neêrlands vlag langs die verre Oosterstranden te doen<br />

eerbiedigen.<br />

Al spoedig bleek liet, hoe Nederland, de vroeger zoo<br />

knellende banden verbrekende, thans in 't volle gevoel<br />

van eigenkracht, als vrije handeldrijvènde natie optrad,<br />

en zijne hoogste belangen aan even geschikte als dappere'<br />

mannen had toevertrouwd.<br />

Terwijl van Warwijck, met eene 14 zeilen sterke vloot<br />

door de Vereenigde Compagnie naar zee gezonden<br />

waarvan het eerste eskader onder den vice-admiraal de<br />

Weert reeds vroeger vertrokken was — handelsbetrekkingen<br />

aanknoopte op de westkust van Borneo, werd de<br />

handel op Java door het oprichten van kantoren bevestigd<br />

of verder uitgebreid. Deze admiraal ondersteunde den<br />

sultan van Djohor tegen den gemeenschappelijken vijand,<br />

en was de eerste Hollandsche bezoeker der staartdragende<br />

kinderen van het Hemelsche Rijk. Ook had de Compagnie<br />

hem eene belangrijke uitbreiding van den handel op Patani,<br />

eene goed gebouwde steenen loge te Bantam, alsmede eene<br />

veilige ankerplaats in de baai van Pehoe tusschen de<br />

Chineesche kust en het eiland Tajowan (Formosa) te danken.<br />

De Weert, die door zijn edele inborst en onkreukbare<br />

trouw de reeds verkregen invloed zoowel te Ceilon als te<br />

Atjih aanzienlijk had vermeerderd, mocht de vruchten niet<br />

plukken van 't geen hij met zooveel zorg had voorbereid<br />

en viel bij zijne terugkomst op Ceilon, door zijn minder<br />

voorzichtig gedrag onder het moordstaal van Don Joao<br />

koning van Kandia, die in een oogenblik van drift en<br />

opgewondenheid vergat, wat hij der vriendschap en gastvrijheid<br />

verschuldigd was.


(7<br />

Van lieverlede namen de tochten naar den 0. I. Archipel<br />

een meer oorlogzuchtig karakter aan, en werd van<br />

der Hagen op nieuw met eene goed bemande vloot — de<br />

eerste die voor do tienjarige rekening werd uitgerust -<br />

naar zee gezonden. In naam van den Prins en de Staten<br />

sloot hij een of- en defensief verbond met den samorin<br />

van Kalikoet, alsmede handelsverdragen met andere vorsten<br />

van Vóór-Indië; en maakte Amboina tot het eerste<br />

wingewest der pas opgerichte Compagnie, na zijne vlag<br />

onverschrokken voor Goa — den zetel van Portugal's<br />

macht in Indië — vertoond, en voel voordeel op den<br />

vijand behaald te hebben. Ook daar viel den inlander de<br />

keten te zwaar, w r aaraan hij door Portugeeschc willekeur<br />

en heerschzucht gekluisterd was; ook dââr zag men in de<br />

komst onzer voorouders hulp en bescherming tegen den<br />

overmoedigen vijand en in hun bondgenootschap den aanbrekenden<br />

dageraad van vrijheid en geluk. Gelukkig wisten<br />

zij niet, welk een jammervolle toekomst hun wachtte.<br />

In 't begin van 1605 met 9 schepen de schoone baai<br />

van Ambon binnengeloopen, liet van der Hagen 't geheele<br />

eiland opeischen, en toen Gaspar de Melo de hem toevertrouwde<br />

sterkte overgaf, verdween er de laatste schaduw<br />

van Portugal's heerschappij en ging het oppergezag in<br />

Nederlandsehe handen over.<br />

Die sterkte door Frederik Houtman 1) — den eersten<br />

der lange reeks van gouverneurs van Amboina en de Molukken<br />

— Victoria genoemd, bleef lang de zetel van het<br />

Indisch bestuur. Bij een plechtig aangegaan verbond, zwoeren<br />

do kapitein en de vier opperhoofden van Hitoe trouw<br />

aan de Staten-Generaal, waarbij de Comp, tevens den<br />

alleenhandel in kruidnagelen verkreeg.<br />

Ook op Banda gelukte het, een dergelijk kontrakt te<br />

sluiten en eenige handelskantoren op te richten.<br />

1) Door hem zijn de zoogen. hongitochten ingebteld, waarbij de inlander«<br />

verplicht waren als scheppers (roeiers) on hunne corra-corra's, een toHit<br />

rondom de eilanden te doen in 't belang der algemecue veiligheid. Later<br />

werd van die verplichting door sommige gouverneurs eeu schandelijk misbruik<br />

gemaakt.


48<br />

Op Tidor en Ternate had de vice-admiraal Cornells Bas-<br />

. tiaansz. meer en langer strijd te voeren, eer Hollands macht<br />

in zooverre tegen die van Spanje kon opwegen, dat een<br />

getrouw nakomen der reeds vroeger gesloten contracten<br />

mogelijk werd. Te vergeefs was de Portugeesche sterkte<br />

van Tidor opgeëischt, hoewel reeds een paar groote schepen<br />

onder 't vuur harer batterijen geënterd en verbrand<br />

waren. Te vergeefs had men een goeden uitslag verwacht<br />

van een geregeld beleg; alles stuitte af op de dappere bezetting<br />

en de stevige muren der veste, toen het na veel<br />

inspanning gelukte ze stormenderhand in te nemen.<br />

Men beging echter de fout er eene veel te geringe bezetting<br />

achter te laten, waardoor het aan Pedro d'Acunha<br />

(Spanje's gouverneur van Manilla) in 't begin van 1606<br />

gelukte, dit eiland op nieuw aan zijn gezag te onderwerpenr<br />

Ternate te veroveren en den naar Djilolo gevluchten koning<br />

verraderlijk gevangen te nemen. Doch al ging niet<br />

alles naar wensch, men gaf daarom den moed niet verloren.<br />

Niettegenstaande Filips III in 1605 aan de afvallige<br />

Nederlanden den handel met zijne Indische bezittingen op<br />

doodstraf had ontzegd, stevenden steeds nieuwe vloten<br />

derwaarts. En al mochten Cornelis Matelief de jonge en<br />

Pifeter Willemsz. Verhoeff, niet altijd in hunne pogingen<br />

slagen, toch had de O. I. Comp, veel aan deze dappere<br />

mannen te danken.<br />

Gedwongen om bij het naderen van eene sterke vloot<br />

onder Alfonso de Castro, de reede van het door hem nauw<br />

ingeslotene Malakka te verlaten — van welke stad hij zich<br />

geen meester had kunnen maken -- en genoodzaakt het<br />

gevecht tegen zulk eene geduchte overmacht te staken,<br />

wendde Matelief den steven naar Djohor, om den koning<br />

van dat land en ons kantoor te Batoesawer tegen een<br />

mogelijken aanval der Portugeezen te beveiligen. Nauwelijks<br />

echter was het gros der vijandelijke scheepsmacht voor<br />

Malakka verdwenen, of hij keerde onmiddellijk terug, veroverde<br />

drie schepen en had het geluk de overige, tot<br />

bewaking van de stad achtergelaten, van daar te verdrijven.<br />

s<br />

Na zijne vloot op den 6 de " Januari 1607 in twee eskaders<br />

verdeeld te hebben, stevende hij met het eene naar<br />

i


-1!)<br />

de Molukken, waar men met klimmend verlangen naar<br />

ondersteuning uitzag, terwijl het andere onder Olivier de<br />

Vivére Atjih bezocht. Hij sloot er een nieuw verbond met<br />

den sultan, dat later (1610) door dezen noch erkend,<br />

noch nagekomen werd, zoodat het denkbeeld van eene<br />

blijvende vestiging in dat rijk al spoedig werd opgegeven.<br />

Te laat in de Moluksche wateren aangekomen ter bescherming<br />

van den koning van Ternate, die — zooals wij zagen —<br />

door d'Acunha uit zijne staten verjaagd was en in Manilla<br />

gevangen gehouden werd, trachtte Matelief de zaken toch<br />

zoo veel mogelijk te herstellen. Het fort Malajoe (latei-<br />

Oranje genoemd) werd op korten afstand van 's vijands<br />

hoofdkwartier (Gamoe Lamma) aangelegd, en moest zoowel<br />

tot bescherming van onzen handel, als tot toevluchtsoord<br />

van de naar Djilolo uitgeweken Ternatanen dienen, wanneer<br />

zij met hunnen nieuw verkozen koning Modafar mochten<br />

terugkeeren. Bovendien deed hij de Hoogmogende<br />

Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden als<br />

beschermers van Ternate erkennen, waarbij door den koning<br />

plechtig beloofd werd de oorlogskosten te betalen en<br />

de kruidnagelen uitsluitend aan de Comp, af te staan.<br />

Niet geslaagd zijnde om ook China tot het sluiten 'van<br />

een handelstraktaat over te halen, liet Matelief Jacques<br />

l'Hermite als president of directeur der Bantamsche factorij<br />

achter, onder wiens ijverig bestuur de handel aanmerkelijk<br />

toenam, en maakte zich gereed met eenige schepen<br />

en twee Siameesche gezanten naar Nederland tem* te<br />

keeren. °<br />

Overtuigd dat het eene groote fout was om in den Archipel<br />

te gelijker tijd èn oorlog te voeren èn handel te<br />

dnjven, nam hij zich voor, de Comp, zulks ernstig te ontraden.<br />

Maar als of men dit reeds in 't moederland begrepen<br />

had, ontving hij kort voor zijne terugreize, eene geheime<br />

instructie in dien zin van de Kamer der XVTI Den<br />

vlootvoogden werd daarbij aangeschreven om de handels<br />

belangen vooreerst te doen wijken voor het krachtdadig<br />

voortzetten van den oorlog. Verder moest óf Malakka eenomen<br />

óf Djohor versterkt en bezet worden.<br />

Nauwelijks liet dan ook op den 6 Januari 1608 eene vloot<br />

van zeven schepen onder van Caérden - na eene ver-<br />

4


50<br />

geefsche poging tot bcmachtiging van het Portugeesche<br />

fort op Mozambique — het anker voor Bantam vallen,<br />

of hij werd door Matelief met den inhoud der nieuwe<br />

insti'uctiën bekend gemaakt.<br />

Van Caerden, wien het meer aan beleid en bedaard<br />

overleg, dan aan moed en goeden wil ontbrak, was niet<br />

gelukkig in zijne ondernemingen. Hoewel Tafasaho, een<br />

vijandelijk fort op het eiland Makjan hem in handen viel,<br />

werd hij op den 17 September 1608 genoodzaakt zich aan<br />

Don Pedro de Hereda over te geven, tegen wiens galeien<br />

het kleine vaartuig, waarmede hij van Djilolo terugkeerde,<br />

niet bestand was, en moest tot 1610 als krijgsgevangene<br />

te Gamoe Lamma verblijven.<br />

Intuschen weerden de Molukken aanhoudend bedreigd.<br />

Twee onzer schepen waren bij eene hevige zeebeving verloren<br />

gegaan, en gebrek aan leeftocht en munitie maakte<br />

het verblijf aldaar hoe langer hoe moeilijker, terwijl Spanje<br />

uit zijne Philippijnsche bezittingen steeds versterking kon<br />

ontvangen.<br />

Gelukkig dat de Spanjaarden niet veel boter toegerust waren<br />

dan wij, en een even groot gebrek aan scheepsmacht<br />

on levensmiddelen eene algemecne aanvallende beweging<br />

voor hen niet raadzaam maakte; anders was die schoone<br />

en rijke Archipel wellicht voor Nederland verloren gegaan.<br />

Bijna ter zelfder tijd hadden in het moederland gebeurtenissen<br />

plaats, die niet zonder invloed bleven op de geschiedenis<br />

van Indië.<br />

Toen namelijk de hachelijke toestand, waarin de Molukken<br />

verkeerden, er bekend werd, waren bereids geheime<br />

onderhandelingen over vrcdesvoorwaarden of althans<br />

nopens een wapenstilstand mot Spanje aangeknoopt, 't Was<br />

dus raadzaam, hoe ook de uitslag wezen mocht, dat de<br />

'/aken der Comp, eene gunstige wending in het Oosten<br />

hadden genomen, ten einde dâàr, bij eene vredelievende<br />

oplossing, vasten voet te behouden, en in tegenovergestelden<br />

zin zoo krachtig mogelijk te kunnen optreden. Zoo<br />

lang de twistvraag der vrije vaart buiten Europa nog niet<br />

te onzen voordeele was beslist, zag men het vreemde<br />

verschijnsel, dat de handelstand oorlog verkoos boven


51<br />

vrede. „Oorlog! of vrije vaart en vrede overal", waarvoor<br />

-ook door Hugo de Groot, den historiograaf der O. I. C.,<br />

zoo krachtig werd geijverd, was en bleef de algemeene<br />

leuze : tot dat eindelijk het bekende 12jarig bestand op 9<br />

April 1609 te Antwerpen werd gesloten.<br />

't Was een moeilijke tijd voor de Comp., die toen en reeds<br />

vroeger, in eigen boezem met gevaarlijke vijanden had te<br />

strijden. Immers schrandere mannen en behendige kooplieden,<br />

zooals de Moucheron, Lijntgens, Lemaire en anderen<br />

, hevig tegen haar ingenomen, hadden door tusschenkomst<br />

der Fransche gezanten de Buzanval en Jeannin,<br />

Hendrik IV en zijn minister de Villeroy tot het stichten<br />

«ener Fransche Compagnie voor den Indischen handel<br />

weten over te halen. En zoo het der scherpzinnigheid van<br />

onzen gezant, den uitstekenden diplomaat François Aerssen<br />

niet gelukt was, al die aanslagen der koloniale oppositie<br />

in overleg met Frankrijk te verijdelen, had de Comp, dââr<br />

e wellicht even lastige en gevaarlijke mededingster als<br />

hare oudere zuster in Engeland 1) te bestrijden gehad.<br />

Intusschen moest aan den benarden toestand in do Molukken<br />

een einde komen, geleden verlies hersteld, en ons<br />

voortdurend gezag aldaar verzekerd worden. Met medewerking<br />

der Staten-Generaal, wendde dan ook eene meer<br />

tot den oorlog dan tot den handel uitgeruste vloot van 13<br />

schepen, onder het opperbevel van Pieter Willemsz. Verhoeff<br />

den steven naar Indië, die, ofschoon hij zich in den<br />

zeeslag voor Gibraltar als een flink zeeman en kloek bevelhebber<br />

had onderscheiden, bij deze expeditie bijzonder<br />

ongelukkig was en maar gedeeltelijk aan zijn geheimen<br />

lastbrief kon voldoen. In den breedon krijgsraad werd<br />

op den 19 den Februari 1609 bepaald, dat do vice-admiraal<br />

François Wittert met een viertal schepen, na op Makassar<br />

een verbond gesloten en leeftocht ingenomen te hebben,<br />

de Molukken tegen iederen aanval zou trachten te<br />

«beschermen. Het overige der vloot zou met hetzelfde doel<br />

zijn koers richten naar Banda, ten einde aan de drin-<br />

1) Aan deze handelmaatschappij, door den graaf van Cumberland in "t<br />

ileven geroepen, werd reeds in 1600 door Elisabeth octrooi verleend, nitaloitend<br />

in de zeeën van den Indischen Archipel.<br />

4*


52<br />

gende bevelen uit het moederland te voldoen, om de-<br />

Specerij-eilanden vóór den l 8ten September, 't zij door traktaten;<br />

't zij door geweld aan de Comp, te verbinden. Het<br />

verzoek van den admiraal om eene sterkte aan te leggen,<br />

gaf al dadelijk aanleiding tot wantrouwen, verzet en verraad—<br />

waaraan een Britsche „captain-adventurer" met name<br />

Keeling, die met zijn schip voor Banda lag, niet vreemd<br />

is gebleven. En toen men werkelijk tot hot aanleggen van<br />

eene versterkte stelling overging, werd Verhoeff met een<br />

veertigtal der zijnen — onder voorwendsel oener onderhandeling<br />

— op Neira in eene hinderlaag gelokt, en evenals<br />

de op Lontoir gevestigde Hollanders door de Bandaneezen<br />

in koelen bloede vermoord.<br />

De dood van Verhoeff en zoovele dappere mannen was,,<br />

onder de gegevene omstandigheden, een schier onherstelbaar<br />

verlies, dat de schromelijkste gevolgen kon na zich<br />

sleepen. Gelukkig werd de waardigheid van onder-admiraal<br />

aan Simon Jansz. Hoen, een ervaren zeeman opgedragen,<br />

die, al mocht hij zijn voorganger niet in alles evenaren,<br />

echter het in hem gestelde vertrouwen ten volle verdiende.<br />

Hij begreep, hier ernstig te moeten doortasten en liet dien<br />

dubbelen moord niet ongewroken. Geheel Neira was weldra<br />

in onze macht en met al zijne dorpen en vaartuigen der<br />

vlammen ten prooi. Het aangelegde fort (Nassau) werd<br />

voltooid, het schip van Keeling verjaagd, een voor de Comp,<br />

voordeelig aanbod van vrede en onderwerping der Bandaneezen<br />

aangenomeu, en Jacob de Bitter tot gouverneur<br />

van Banda-Neira aangesteld.<br />

Ook op Amboina werden vroeger gesloten traktaten bevestigd<br />

en door eenige hoofden van Ceram en Manipa<br />

onderteekend, Tidor's kust, destijds de hoofdzetel der<br />

Portugeezen in de Molukken, geblokkeerd, en van alle<br />

toevoer afgesneden.<br />

Het dorp Takomi op Ternate (later Willemstad genoemd)<br />

werd verschanst, het Spaansche fort op Batjan genomenr<br />

dat — beter versterkt — onder den naam van Barnevelt<br />

door Adriaan van der Dussen bezet bleef, en een of- en<br />

defensief verbond met den vorst van dat eiland gesloten,<br />

waarbij "de Comp, den uitsluitenden handel in kruidnagelen<br />

verkreeg. Al spoedig echter gingen deze behaalde


m<br />

voordeden bij den plotselingen dood van Hoen, (aan vergiftiging<br />

toegeschreven) in Januari 1610 weder verloren,<br />

toen het bevel op den breeden krijgsraad, spottenderwijze<br />

„de Staten van Banda uit de sehippersvloot" geheeten,<br />

overging; en weinig goeds tot stand werd gebracht.<br />

Met verlangen zag men dan ook naar de terugkomst<br />

van Wittert uit, die na Motir versterkt en in goeden staat<br />

van verdediging' gebracht te hebben, de Spanjaarden in<br />

hunne Philippijnsche bezittingen was gaan bestoken. Maar<br />

't scheen dat het noodlot de drie bevelhebbers dezer vloot<br />

bestemd had eenen geweldigen dood te sterven, ook Wittert<br />

keerde niet weder. Hij sneuvelde met de meesten deizijnen<br />

, na den Spaanschen handel veel afbreuk gedaan<br />

n een aanzienlijken buit behaald te hebben. Slechts één<br />

zijner schepen bleef bij dien noodlottigen zeeslag gespaard,<br />

en bracht de droevige tijding naar de Molukken over.<br />

En nog w r as de maat der rampen niet vol. Het schandelijk<br />

gedrag van den jongen koning Modafar deed op<br />

Ternate, en't verschijnen van een Engelsch schip, ook te<br />

Banda het pas gebluschte vuur van den opstand weder<br />

ontbranden.<br />

Naijver en winzucht deden den Brit meer en meer<br />

heulen met den Maleier, wiens specerijen hij tegen wapenen<br />

en munitie in ruil nam. Hierdoor bleef het bestaan,<br />

de uitbreiding en de alleenhandel der Comp, in de Molukken<br />

steeds bedreigd, vooral toen van Caerden, tegen<br />

een 50tal Spaansche krijgslieden uitgewisseld en in 1610<br />

als gouverneur van die eilandengroep erkend, kort daarna<br />

op nieuw gevangen werd genomen.<br />

Veel goeds echter stond hier tegenover. Op Java waren<br />

verscheidene kantoren gevestigd. Samuel Bloemaert had<br />

reeds in 1604 handelsbetrekkingen met den sultan van Sambas<br />

aangeknoopt, die zich weldra over Mampawa, Landak<br />

en andere kustlanden van Borneo uitstrekten. En waren<br />

door Paulus van Sold (1606), de Bitter en Maarten<br />

Maartensz. (1608) op de zuidkust van Azië nieuwe bronnen<br />

voor handel en zeevaart geopend, ook de zending naaiden<br />

sjoogun van Japan (1609) bleef niet zonder gevolg.<br />

Menig verloren geacht landgenoot werd er teruggevonden,<br />

en de invloed van een Adams, Quackernaeck en van Sant-


54<br />

voort — vroeger als arme schipbreukelingen der ongelukkige<br />

Magellaansche vloot op Nippons kust geland, —<br />

thans mannen van aanzien en gezeten kooplieden, wierp<br />

voor de aangevangen handelsbetrekkingen met dat geheimzinnig<br />

rijk goede vruchten af. Aan Jacques Specx, als.<br />

directeur van de te Firato opgerichte loge achtergelaten,,<br />

werd de handel op al de Japansche havens toegestaan.<br />

Zeven jaren waren sedert het aan de Vereenigde O. L<br />

Comp, verleende octrooi voorbij gegaan: zeven jaren van<br />

voorspoed en vooruitgang, waarvan wij de voornaamstegebeurtenissen<br />

leerden kennen. Neêrlands vestiging en<br />

uitbreiding in Indië was een feit, en niet meer te betwisten,<br />

al bleven de Spanjaarden er den strijd volhouden onder<br />

voorwendsel dat zij geene officieële mededeeling van eenigbestand<br />

tusschen hunnen koninklijken meester en zijne<br />

wederspannige Nederlandsche onderdanen hadden ontvangen.<br />

Zelfs de minder gunstige toestand te Bantam en<br />

in de Molukken kon tegen de zoo gelukkig verkregen<br />

uitkomst niet opwegen.<br />

Toch kon die uitkomst betere vruchten afwerpen. Erbestond<br />

tweedracht tusschen de bevelvoerders, en gemis<br />

aan een algemeen toezicht. Mannen die later een roemvolle<br />

plaats verwierven in de geschiedenis, maakten zich<br />

dikwijls aan grove misbruiken en oneerlijkheid schuldig T.<br />

terwijl gebrek aan vaste beginselen, leiding en uitvoeringr,<br />

al meer en meer de behoefte deed gevoelen aan een<br />

krachtig éénhoofdig bestuur.<br />

Toen de Staten-Generaal, dan ook op voordracht der<br />

Kamer van XVII den 29 sten November 1609 een gouverneur-generaal<br />

van Oost-Indie hadden benoemd, ging ons<br />

gezag in den Archipel een nieuwe toekomst tegen. Het<br />

tijdperk van de opkomst van het Nederlandsch gezag was<br />

in dat van ontwikkeling overgegaan.


55<br />

HOOFDSTUK III.<br />

DE <strong>OOST</strong>-INDISCHE ARCHIPEL ONDER HET BESTUUR<br />

DER EERSTE GOUVERNEURS-GENERAAL TOT AAN<br />

DAT VAN ANTONIE VAN DIEMEN.<br />

1610—1636.<br />

Ten einde een juister denkbeeld van den toenmaligen<br />

toestand te verkrijgen, was het noodig iets langer bij het<br />

verhaal van de opkomst van 't Nederlandsch gezag in Oostlndië<br />

stil te staan, dan de grenzen dezer handleiding over<br />

't geheel gedoogen. 't Was noodig te doen uitkomen, met<br />

hoeveel moeite en inspanning de eerste vestiging onzer voorouders<br />

in dien voor 't moederland zoo belangrijken Archipel<br />

gepaard ging, met hoeveel bezwaren van allerlei aard de<br />

Vereenigde O.-I. C. in den aanvang had te kampen.<br />

Thans zullen wij de mannen volgen, die voor de belangen<br />

dezer groote handelmaatschappij moesten waken, en van<br />

wier meerdere of mindere bekwaamheid , ruime of be-<br />

krompen inzichten ;<br />

hare verdere ontwikkeling en uit-<br />

breiding, alsmede de handhaving van ons gezag grootendeels<br />

afhankelijk waren. Men vergeté echter niet, welk<br />

een groote invloed door politieke, financieële of andere<br />

toestanden daarop kon worden uitgeoefend.<br />

Pieter Both van Amersfoort, een strikt eerlijk, streng,<br />

eenvoudig man, werd de eerste gouverneur-generaal van<br />

Neêrlands-Indië.<br />

Van een vrijgeleide van Spanje's koning en een afschrift<br />

van het twaalfjarig bestand voorzien, verseheen<br />

hij met eene rijk uitgeruste vloot van acht schepen,<br />

waarop eenige troepen, handwerkslieden en kolonistenhuisgezinnen,<br />

op den 19 den December 1610 voor Bantam.<br />

De zaken waren daar geenszins vooruit gegaan. Door Spaanschen<br />

en Portugeeschen invloed bewerkt was het bestuur<br />

den Hollanders zelfs zóó vijandig gezind, dat de opperlandvoogd<br />

begreep, bij tijds voor een toevluchtsoord te<br />

moeten zorgen, te meer daar de Spanjaarden zich ongenegen<br />

betoonden het bestand te erkennen en de vijandelijk-


56<br />

heden te staken. Hij zocht het te Jakatra, welk oord tevens<br />

tot zetel van het bestuur en vereenigingspunt („Algemeen<br />

Eendez-vouz" zooals het genoemd werd) der schepen zou<br />

kunnen dienen.<br />

Aan 't voorstel echter, den koning van dat land gedaan,<br />

om eene sterkte te bouwen aan den oever der<br />

Tjiliwong, waar reeds eene factory of loge bestond, werd<br />

geen gevolg gegeven; er kon dus voorals nog geen algemeen<br />

vereenigingspunt worden aangewezen. Vele inlandsche<br />

vorsten en regenten, die don titel voerden van radja,<br />

sultan, enz., werden door de Hollanders in den beginne<br />

„koning" genoemd; zoo ook de vorst van Jakatra, die geen<br />

onafhankelijk koning, maar leenplichtig aan Bantam was.<br />

In 't begin van het volgende jaar werd een raad van<br />

lndië van vijf leden, (later meermalen gewijzigd) — den<br />

gouverneur-generaal ter ondersteuning en voorlichting toegevoegd<br />

— door Both in zijn werkkring bevestigd, waarop<br />

hij naar de Molukken vertrok om er de verdedigingsmiddelen,<br />

het bestuur en den handel te regelen.<br />

Weldra vormden de door hem medegebrachte kolonisten<br />

op Ambon, de eerste Nederlandsche volkplanting in den<br />

O.-I. Archipel.<br />

Met de opperhoofden van Banda werd eene overeenkomst<br />

gesloten waarbij gedurende vijf jaren het monopolie<br />

in specerijen tegen vastgestelde prijzen was verkregen, en<br />

ofschoon de beschikbare krijgsmacht niet toeliet, overal<br />

aanvallenderwijzo tegen de Spanjaarden te werk te gaan,<br />

waren toch een paar forten op Tidor in zijne handen gevallen,<br />

eonige der voornaamste punten beter versterkt en<br />

van bezetting voorzien. Ook verkreeg men vasten voet<br />

op Boeton en Timor, en toen Both naar Bantam terugkeerde,<br />

waar zijne tegenwoordigheid vereischt werd, liet hij<br />

Eeael als gouverneur van de Molukken achter.<br />

In Bantam had de Comp, veel schade geleden zoowel<br />

door 't vijandelijk optreden van den rijksbestuurder als<br />

tengevolge van het nalatig gedrag harer eigen dienaren.<br />

Ten einde nu een strenger toezicht mogelijk te maken en<br />

meer eenheid te brengen in de handelszaken, benoemde hjj<br />

Coen, tot directeur en boekhouder-generaal van de kantoren<br />

te Bantam en te Jakatra.


57<br />

Hier ontmoeten wij voor het eerst den man , die met<br />

recht als de grondlegger van het Nederlandsch gezag in<br />

den O.-I. Archipel beschouwd wordt. De man wiens erkende<br />

kunde, vas<strong>the</strong>id van karakter enhooge verdiensten<br />

al spoedig, zelfs in ondergeschikte rollen een overwegenden<br />

invloed verkreeg , is in dit hoofdstuk de hoofdfiguur<br />

waarom al het overige zich groepeert.<br />

Na op voorstel van den panembahan van Mataram, die<br />

later den titel van sultan aannam, in 1613 eene loge te Japara<br />

gevestigd, en een gezantschap onder den commandeur Gaspar<br />

van Zurck naar dien machtigen vorst te hebben afgezonden,<br />

gaf Both, wiens diensttijd ten einde liep, op den 6 den November<br />

1614 zijne hooge betrokking aan Gerard Reynst — een<br />

der meest invloedrijke bewindhebbers — over. Kort daarna<br />

de terugreis aannemende, mocht hij evenwel in 't moederland<br />

niet wederkeeren ; op de kust van Mauritius door<br />

een hevigen storm beloopen, werd zijn schip tegen de<br />

klippen verbrijzeld, en de diepte der zee het graf van<br />

den eersten opperlandvoogd van Neêrlands-Indie.<br />

Zijn opvolger, voor den tijd van 5 jaren tot gouverneurgeneraal<br />

benoemd en nauwkeurig met scheepvaart en<br />

handelsbelangen bekend, zond Picter van den Broeck<br />

naar de oevers der Roode Zee, om ook dààr handelsbetrekkingen<br />

aan te knoopen. Te Aden, Mocka en Soeratte<br />

werden al spoedig kantoren opgericht, en de raad<br />

van Indie op nieuw samengesteld, waarin nevens den<br />

admiraal van der Hagen, die door zijne tijdige verschijning<br />

in de Straat van Malakka, een aanval van Juan da<br />

Silva op Bantam had verijdeld , ook Coen als directeurgeneraal<br />

van alle kantoren in Indië zitting nam. Van<br />

toen af gaf hij als raadslid onbeschroomd zijn oordeel<br />

zoowel over het bestuur in Indië, als over de handelingen<br />

van het opperbewind in Nederland te kennen, zonder een<br />

van beiden te sparen.<br />

Intusschen hadden de Engelschen, die niet alleen als<br />

mededingers in zeevaart en handel, maar meer dan eens<br />

als verbitterde vijanden optraden, tegenover den door ons<br />

bezetten oever der Tjiliwong eene loge opgericht, en in<br />

de Molukken op Poelo Ai vasten voet weten te verkrijgen,


58<br />

ofschoon Neêrlands gezag op de overige Bandaeilanden<br />

gehandhaafd bleef.<br />

Naar Java wedergekeerd, waar Coen zich als directeur<br />

van den handel, op meesterlijke wijze tusschen den al<br />

meer en meer toenemenden naijver der Engelschen en de<br />

steeds hooger klimmende eischen van Bantams rijksbestuurder<br />

en Jakatra's koning wist staande houden , trachtte<br />

Reynst te- vergeefs eene verlaging van het toltarief en<br />

opheffing van andere lasten te verkrijgen, terwijl ook<br />

eene zending naar Mataram mislukte.<br />

Reeds lijdende uit den Molukschen Archipel teruggekomen,<br />

mocht hij het einde van 1615 niet beleven.<br />

Den 7 den December overleed de tweede gouverneur-generaal<br />

te Jakatra, na slechts één jaar in zijne betrekking werkzaam<br />

te zijn geweest.<br />

Dr. Laurens Reael, gouverneur der Molukken, werd<br />

op den 19 am Juli van het volgende jaar, door den raad<br />

van Indië — die voor de eerste maal van dat benoemingsrecht<br />

gebruik maakte — tot opperlandvoogd van Neêrlandsch<br />

Indië aangesteld. Onder zijn bestuur gelukte het<br />

den commandeur Jan Dirkszoon Lam de Engelschen<br />

onder Samuel Castleton van de Banda-eilanden te verwijderen<br />

en Poelo Ai te hernemen. Hierdoor werden de<br />

Bandaneezen wel tot een beter nakomen van de vroeger<br />

gesloten overeenkomsten genoodzaakt, maar de Engelschen<br />

— die zich ook op Poelo Run gevestigd hadden —<br />

bleven in hunne vijandige pogingen volharden en berokkenden<br />

de Comp, veel nadeel. De vredelievende gouverneur-generaal<br />

trachtte te vergeefs de zaken te schikken,<br />

daar hem de voldoende middelen ontbraken om met meer<br />

kracht op te treden, vooral toen het Nederlandsch eskader<br />

onder Lam, op den 28 Bten October, nabij de baai van<br />

Manilla in een bloedig zeegevecht, waarbij ongeveer 250<br />

Nederlanders sneuvelden, door de Spanjaarden werd uiteen<br />

geslagen.<br />

Gelukkig echter waren ook zij na het einde van den<br />

strijd niet bij machte om iets van belang tegen onze kantoren<br />

in de Molukken te ondernemen.<br />

De naijver der Engelsche O. I. Compagnie openbaarde<br />

zich overal, waar zij slechts eenigszins in staat was hare


59<br />

wezenlijke of vermeende rechten te doen gelden en te<br />

handhaven, 't geen voornamelijk te Bantam en in de<br />

Molukken tot velerlei en zelfs bloedige botsingen aanleiding<br />

gaf.<br />

Maar al werden ook de inlanders somtijds op eene Albion<br />

onwaardige wijze ondersteund, terwijl zijne schepen alle<br />

zeeën doorkliefden, bleven ook onze landgenooten niet<br />

achter, in het doen van belangrijke ontdekkingen, al<br />

strekten ze niet altijd tot geluk en voordeel van de ondernemers.<br />

Zoo werd o. a. hot schip de Eendracht, de<br />

boodschapper der heuglijke tijding, dat een minder<br />

gevaarlijke doortocht dan de Straat van Magellaan gevonden<br />

was, door den onverbiddelijken Coen verbeurd verklaard,<br />

omdat door dien tocht het octrooi der Comp, werd<br />

geschonden. De ontdekkers der zee-engte van Lemaire<br />

en Kaap Hoorn hadden waarlijk beteren dank verdiend.<br />

Van 't hunne beroofd, keerden zij met het eskader van<br />

Spilbergh naar 't moederland terug. Slechts aan Schouten<br />

was het vergund, zich over eene zóó gestrenge handhaving<br />

van dat octrooi te beklagen en schadevergoeding te<br />

eischen; zijn tochtgenoot Lemaire was onderweggestorven.<br />

Als handhaver der rechten van de Comp., deed de<br />

directeur-generaal en president van Bantams factorij, almede<br />

twee schepen, door de Fransche O. I. C. te St. Malo<br />

uitgerust en grootendeels door Nederlanders bemand, in<br />

beslag nemen, ten gevolge waarvan later eene schadeloosstelling<br />

van 550.000 livres aan de reeders moest worden<br />

uitgekeerd. Hevige twisten omstreeks denzelfden tijd tusschen<br />

Coen en don rijksbestuurder van Bantam ontstaan,<br />

hebben veel tot het besluit eener vestiging als centraal punt<br />

te Jakatra bijgedragen. Maar noch de listen en lagen hem<br />

door Mataram en Bantam gelegd, noch de komplotten door<br />

der Britten haat en ijverzucht gesmeed, deden Coen een<br />

oogenblik wankelen in zijn besluit, Neêrlands gezag krachtdadig<br />

te handhaven; en 't was door zijn toen reeds overwegenden<br />

invloed, dat eene talrijke vloot voor Bantam<br />

verscheen, om een aanval der Engelschen tegen onze<br />

factorij te bestraffen en hun — op grond der bestaande<br />

traktaten — de vaart in de Moluksche wateren door den<br />

raad van Indië werd ontzegd.


BO<br />

Reael, die in den gespannen toestand waarin men<br />

verkeerde, naar Bantam was overgekomen, om zich met<br />

den directeur-generaal omtrent verschillende zaken te verstaan,<br />

had zijne standplaats te Ternate weder ingenomen,<br />

toon hij op zijn reeds vroeger te kennen gegeven wensch zijne<br />

hooge waardigheid neder te leggen, een gunstig antwoord<br />

' ontving. Die wensch stemde geheel met het verlangen<br />

der Kamer van XVII overeen. Zij verlangde namelijk<br />

Coen als zijn opvolger te benoemen, van wiens opperbeleid<br />

meer veerkracht, meer doortastende en afdoende<br />

maatregelen waren te verwachten. In deze verwachtingwerd<br />

zij dan ook niet bedrogen. De moeilijke omstandigheden,<br />

waaronder hij zijn bestuur overgaf, hielden Reael<br />

echter tot in Augustus 1618 in den Archipel terug. Lateimocht<br />

hij het moederland nog vele en belangrijke diensten<br />

bewijzen, en 't Realen-eiland te Amsterdam houdt de herinnering<br />

aan den naam van den vriend van Hooft, Huygens<br />

en Vondel, ook bij den nazaat levendig.<br />

De onwrikbare geestkracht en onverzettelijke wil van<br />

den nieuwbenoemden gouverneur-generaal deden hem te<br />

midden der dreigende gevaren bovendien aan twee machtige<br />

tegenstanders, — de toenemende ijverzucht van Engeland<br />

en Indiaansche trouweloosheid -- voortdurend het<br />

hoofd bieden. Dientengevolge werd het echter noodig, den<br />

zetel van 't bestuur naar Jakatra over te brengen en de<br />

loge aldaar tot een verdedigbaar fort in te richten.<br />

Van toen af begon een strijd tusschen Indiaansche sluwheid<br />

en Europeesch beleid, waarbij Engeland niet altoos<br />

de waardigste rol vervulde: een strijd, waarin Neêrlands<br />

landvoogd eindelijk op Bantams rijksbestuurder pangeran<br />

Aria Rama di Mangala de zege behaalde. Deze, zich den<br />

haat van den vorst — zijn vroegeren pleegzoon — tegen<br />

de Hollandsche kafirs (ongeloovigen) ten nutte makende,<br />

voor den steeds toenemenden westerschen invloed beducht<br />

en door eigenbelang gedreven, wist tevens op behendige<br />

wijze van der Britten handelsnijd en de zelfzucht van Jakatra's<br />

regent partij te trekken. Al die elementen moesten<br />

samenwerken, om op een door hem gekozen oogenblik Hollands<br />

macht te vernietigen. Mocht hij dat kunnen bewerken,


61<br />

zoo vermeende hij, de daartoe gebezigde werktuigen, elk<br />

afzonderlijk met gemak weer te kunnen verbreken, en zich<br />

alzoo met aller buit te verrijken. Hierin rekende hij echter<br />

buiten den waard, of liever buiten den gouverneur-generaal,<br />

die steeds op zijne hoede, sedert lang de plannen<br />

van zijn listigen tegenstander had doorzien. Ofschoon Coen<br />

door zijne kloeke en fiere houding tot dusverre alle vijandige<br />

bedoelingen en aanslagen zoowel op de factorij als<br />

op zijn leven had weten af te weren, besefte hij evenwel<br />

geheel zijn hachelijken toestand. Door afgunst en verraad<br />

omgeven, kon hij ieder oogenblik tot een ongelijken kamp<br />

geroepen worden. Daarom had hij bij tijds de compagniesgoederen<br />

op de ter reodo liggende schepen in veiligheid<br />

gebracht en was steeds voortgegaan de loge te doen versterken.<br />

Al spoedig word ze, zoowel met het vuur deitegen<br />

haar over gelegene Engelsche factorij — door eene<br />

zware batterij gedekt —- als met dat van de opgeworpen<br />

verschansingen der Jakatranen bedreigd. En toen hij<br />

vernam dat ook Mataram zich bij zijne vijanden had gevoegd,<br />

begreep hij dat het beslissend uur naderde, waarin<br />

alles van zijn moed en tegenwoordigheid van geest zou<br />

afhangen.<br />

Terzelfder tijd wierp Engeland het masker af. Een van<br />

Patani komend koopvaardij schip werd door het Britsche<br />

eskader dat voor Bantam kruiste, aangehouden en prijs<br />

gemaakt, terwijl men tevens aanstalten maakte de loge<br />

te beschieten. Coen liet onmiddellijk de Engelsche batterij<br />

opeischen, en na een ontwijkend antwoord ze aanvallen<br />

en verbranden. Het oogenblik van handelen was gekomen :<br />

de oorlog was verklaard.<br />

Weldra verscheen geheel de vijandelijke vloot onder<br />

Thomas Dale en William Parker — elf zeilen sterk —<br />

op de kust, eischte Hollands factorij en schepen op, en<br />

wilde den gehaten en gevreesden nabuur het land doen<br />

ontruimen. Coen kon die vloot slechts zeven half toegeruste<br />

schepen tegenover stellen. Toch gaat hij ze op 31<br />

December 1618 te gemoet. Op den 2 dc " Januari 1619<br />

geraakte men op de hoogte van 't eiland Onrust slaags,<br />

en hoewel de overwinning onbeslist bleef, begrijpt de<br />

gouverneur-generaal dien strijd niet te mogen hervatten.


62<br />

De grootste belangen, ja het geheele zijn der Comp,<br />

stonden hier op het spel, en zulk een hoog spel durfde<br />

en mocht hij niet wagen. Toen bovendien gebrek aan<br />

buskruit en eene nieuwe versterking der Engelsche vloot<br />

den reeds zóo ongelijken strijd geheel onmogelijk maakten,<br />

hield hij af en wendde na een gehouden krijgsraad den<br />

steven naar de Molukken. Hij had het plan gevormd om<br />

later met de dââr vereenigde schepen tot ontzet der ingesloten<br />

loge terug te keeren, welke hij onder de hoede<br />

van van den Broek achterliet, met last, haar niet dan<br />

bij uitersten nood aan den Brit, maar nimmer den Javanen<br />

over te geven.<br />

Wie herinnert zich niet, hoe de naam van v. d. Broek<br />

evenals de roemvolle verdediging van 't fort te Jakatra<br />

steeds met eerbied werden herdacht? En toch eischt de<br />

onverbiddelijke geschiedenis thans eene geheel andere voorstelling<br />

van die feiten. Naarmate de geschiedkundige<br />

waarheid meer en meer uit het stof der archieven te<br />

voorschijn treedt om personen of zaken hunne juiste plaats<br />

aan te wijzen, naar die mate gaat menige illusie verloren.<br />

Zoo ook hier. Van deze gedurende meer dan twee en<br />

een halve eeuw zoo opgevijzelde verdediging en van den<br />

Broek's heldhaftig gedrag voor de muren van Jakatra<br />

blijft niets over. Niets dan 't geen Coen er van schrijft<br />

in zijnen brief aan H.H. bewindhebbers d.d. 5 Augustus<br />

1619; „nae ons' vertreck van Jacatra is het daer in 't<br />

fort' seer schandolijck gegaen, d'eere van de natie wierd<br />

vrij wat gecrenckt" enz. enz.<br />

Gedurende eenige dagen schijnt zijn vertrek geheim<br />

gebleven en de bezetting voort te zijn gegaan de loge<br />

te versterken, waarin zij — vreemd genoeg — door de<br />

Engelschen niet verhinderd' werd, die toen reeds met<br />

Bantam overeengekomen waren er zich meester van te<br />

maken. Van den Broeck sloot zijnerzijds een verbond<br />

met den regent van Jakatra, maar werd met eenige derzijnen<br />

door dien trouweloozen bondgenoot op de meest<br />

verraderlijke wijze gevangen genomen, met het doel de<br />

bezetting van het fort tot de overgave te noodzaken. En<br />

nu zou het verhaal der zelfverloochening van den vroeger<br />

gevierden held moeten volgen.


63<br />

Uit een reeks van brieven aan den bevelhebber Pie ter<br />

van Raey, die allengs dringender werden om toch den<br />

geëischten losprijs voor de gevangenen te betalen, blijkt<br />

echter duidelijk, hoe v. d. Broeck tevens den raad geeft,<br />

het fort — ' inmiddels door de Engelschen opgeëischt —<br />

aan hen over te leveren, en die raad werd mondeling<br />

herhaald toen men hem, als een misdadiger gebonden,<br />

voor de muren bracht. Een paar dagen later was dan<br />

ook door den krijgsraad tot de overgave besloten. Ware<br />

Bantams rijksbostuurder niet tusschen beide gekomen, dan<br />

zouden op den l sten Februari, geschut en krijgsvoorraad<br />

den Brit, geld en goederen den Jakatraan in handen zijn<br />

gevallen, bij welk verdrag tevens de vrijheid der gevangenen<br />

en de overtocht der bezetting naaivKoromandel was<br />

bedongen. Dit streed echter — gelukkig voor Nederland<br />

— geheel met Bantams belangen en bedoelingen.<br />

Aan zijne arglistige staatkunde getrouw, had de sluwe<br />

pangeran, ter bereiking zijner baatzuchtige oogmerken,<br />

zijne troepen in Jakatra reeds vroeger aanzienlijk versterkt,<br />

onder den schijn van tegen de Comp, samen te spannen.<br />

Op 't gegeven oogenblik echter zijne bondgenooten verlatende,<br />

verzette hij zich tegen het gesloten verdrag en<br />

eischte den begeerden buit voor zich zelf. De Engelschen<br />

gevoelden zich niet sterk genoeg aan die talrijke benden<br />

het hoofd te bieden ; Dale, zich op zijne beurt belegerd<br />

én verraden achtende, begaf zich onmiddelijk aan boord,<br />

en nauwelijks had hij zijne krijgsmacht op de ter reede<br />

liggende schepen vereenigd, of de niets kwaads vermoedende<br />

regent van Jakatra werd overvallen, uit zijn leenmanschap<br />

ontzet, naar het gebergte verdreven en zijn rijk<br />

bij Bantam ingelijfd.<br />

De Engelschen van hunne medehelpers verstoken en<br />

voor Bantam beducht, verlieten aldra de reede om op<br />

onze schepen jacht te maken. En toen bij een hernieuwde<br />

opeisching van den rijksbestiiurdor, de bezetting, eindelijk<br />

inziende dat op vriend noch vijand, maar alleen op eigen<br />

kracht en moed te rekenen was, het kloek besluit nam<br />

zich tot het uiterste te verdedigen, slaagde zij er al spoedig<br />

in de haar bedreigende batterijen te vernielen. Van<br />

toen af was geen gevaar meer te vreezen : en op den


64<br />

12 aen Maart werd door kapitein van Raey op plechtige<br />

wijze de naam Batavia geschonken aan het fort, dat<br />

door de lafhartigheid der bezetting, meer dan eens op<br />

het punt was, om in 's vijands handen over te gaan.<br />

't Was wel het minst aan hem en de zijnen, bij die<br />

doopplechtigheid van het zoogenaamde „Nederlandscho<br />

Rendez-vous in Indie" voor te zitten. De vier bolwerken<br />

verkregen de namen van Holland, Westvriesland, Zeeland<br />

i en Gelderland, flater veranderd in die van Robijn, Diamant,<br />

Saphier en Parel.<br />

Coen, die ter eere van zijne geboorteplaats het liever<br />

Nieuw-Hoorn genoemd had, en zijne brieven nog altijd uit<br />

„het fort Jakatra" dateerde, moest eindelijk krachtens aanschrijving<br />

der XVII van 4 Maart 1621, den naam Batavia<br />

eerbiedigen.<br />

Op den 10 de " Mei brachten de raden van Indië Pieter<br />

de Carpentier en Andries Soery — daartoe door Coen van<br />

Amboina afgezonden — de heuglijke tijding zijner terugkomst<br />

aan de bezetting van Jakatra over. En werkelijk<br />

verscheen hij eenige dagen later, na te Japara den in 't<br />

vorige jaar op de Hollanders gepleegden moord te hebben<br />

gewroken, met zijne vloot voor de muren van het fort.<br />

Toen was de handhaving van Neèrlands eer weder aan<br />

goede handen toevertrouwd.<br />

Nauwelijks waren de troepen ontscheept, of hij joeg de<br />

bevolking op de vlucht, vernielde de Javaansche stad en<br />

deed op hare rookende puinhoopen, Batavia, de „toekomstige<br />

Koningin van het Oosten," als hoofdzetel van<br />

ons bestuur in Indië verrijzen.<br />

Na die overwinning voor Bantam verschijnende, verkreeg<br />

Inj de uitlevering van v. d. Broek en een lOOtal andere<br />

gevangenen, die door den rijksbestuurder uit Jakatra<br />

waren medegevoerd, maar kon van zijnen onverzoenlijken<br />

vijand de hernieuwing der vroegere handelsbetrekkingen<br />

niet verwerven. Ook wilde de pas opgetreden en voor onze<br />

zegevierende wapenen bevreesd geworden vorst zich aan<br />

geene nieuwe verbintenissen onderwerpen en de vijandelijkheden<br />

hielden, met geringe tusschenpoozen, gedurende<br />

vele jaren aan.<br />

Bij de terugkomst van Coen, had de Engelsche admiraal


65<br />

Straat Soenda met zijne vloot wel verlaten, maar de<br />

rekening met Holland was niet afgesloten. Weldra had<br />

de vereffening plaats. Bij Patani werden twee, en op<br />

Sumatra's kust vier Britsche schepen prijs gemaakt, en<br />

dezelfde Dutchmen, die Dale geheel overwonnen achtte,<br />

dreigden thans den Brit uit den Archipel te verjagen.<br />

Reeds hoopte de wakkere Coen dat doel te bereiken,<br />

reeds waande hij zich alléén meester van den Indischen<br />

handel, toen in Europa ter kwader ure, tusschen de Engelsche<br />

en Hollandsche Compagnieën onderhandelingen<br />

werden aangeknoopt, welke die schoone hoop deden verdwijnen.<br />

Een verdrag, in 1619 na vele afgebroken en weder<br />

aangeknoopte onderhandelingen te Londen voor den tijd<br />

van 20 jaren gesloten, en den 27 8tcn Maart 1620 door Coen<br />

met grooten weerzin ontvangen en afgekondigd, moest<br />

vroegere twisten doen vergeten. Dit monster-verbond —<br />

met recht een doos van Pandora genaamd — zou naar<br />

men meende, alle bestaande geschillen uit den weg ruimen:<br />

wederzijdsche belangen moesten vereenigd en door<br />

een gemeenschappehjken raad van defensie van acht leden,<br />

die eene vloot, 20 schepen sterk, te zijner beschikking<br />

had, behartigd en beschermd worden. Maar al spoedig<br />

werd men het oneens: de Engelschen sveigerden aan<br />

sommige bepalingen te voldoen, Coen bleef hardnekkig<br />

zijne eischen volhouden, vertrok weldra naar de Molukken,<br />

om het monopolie van den specerijliandel aan zijne<br />

meesters te verzekeren, en opnieuw werd de bedekte doch<br />

niet minder vinnige strijd tusschen de twee mededingsters<br />

voortgezet.<br />

't Gelukte Coen den trouweloozen Bandanees te straften,<br />

of liever — om geen Compagnie-stijl te gebruiken en te<br />

zeggen wat meer met de waarheid overeenkomt — 't<br />

gelukte hem, de voor have en vrijheid strijdende bevolking<br />

onder zijn ijzeren vuist te doen bukken, en de ongelukkige<br />

schier geheel ontvolkte Banda-eilanden tot een<br />

wingewest der O. I. C. te maken. Ten einde van deze<br />

door den oorlog zoo zeer geteisterde gewesten het meeste<br />

voordeel te trekken, machtigde hij den toenmaligen gouverneur<br />

Maarten Sonck, om bepaalde terrein-loten ter<br />

5


66<br />

ontginning aan Europeanen uit te geven, en door slaven<br />

te doen bewerken, waarvan de notentuinen en specerijperken<br />

herkomstig zijn. De toen op Banda voorgevallen<br />

feiten, werpen eene donkere schaduw op het leven van<br />

dien kloeken, maar ruwen soms wreeden krijgsman. Zonder<br />

nu tal van treurige herinneringen op te wekken, zij<br />

liever vermeld dat men de rust op Amboina, en het bezit<br />

van 't eiland Pehoe (later bij onderlinge schikking voor<br />

Formosa verruild) aan het beleid van Coen had te dankon.<br />

Minder gelukkig slaagde hij in de uitbreiding van onzen<br />

handel op Japan, waar hem tevens het verder aanwerven<br />

van soldaten werd ontzegd.<br />

Omstreeks dien tijd kwam Willem IJsbrantsz Bontekoe -<br />

in 1618 uit het moederland vertrokken, met zijn schip<br />

in de lucht gevlogen, en uit tallooze gevaren als door een<br />

wonder gered — met het overschot der zijnen in eene<br />

boot te Batavia aan. Door den gouv.-gen. (zijn stadgenoot)<br />

met de meeste deelneming en welwillendheid ontvangen,<br />

aanvaardde Bontekoe later eene zending naar<br />

China, waar hij vele en goede diensten bewees.<br />

Met Mataram waren vredelievende onderhandelingen<br />

aangeknoopt, en ook Bantam scheen meer tot de Comp, te<br />

willen naderen, toen Coen, die reeds vroeger het verlangen<br />

te kennen gegeven had in 1622 terug te koeren, tot groot<br />

leedwezen der bewindhebbers zijne waardigheid voorloopig<br />

op den directeur-generaal de Carpentier overdroeg,<br />

en bijna terzelfder ure dat het octrooi der Comp, moest<br />

worden verlengd, de reis naar 't moederland aannam.<br />

Was het eerst verleende octrooi tot vestiging en uitbreiding<br />

van den handel te verdedigen, was 't in 1602<br />

zelfs billijk, nuttig en noodzakelijk te achten, de verlenging<br />

er van, werd door velen een staatkundige misslag<br />

genoemd. Velen keurden het af, zulk een monopoliseerend<br />

handelslichaam te bestendigen, waardoor eene schier onafhankelijke<br />

macht, die zóó diep in politieke, algemeene<br />

en bijzondere belangen kon ingrijpen, in den staat werd<br />

bevestigd en gehandhaafd. Toch werd het met eenige<br />

wijzigingen voor den tijd van 21 jaren verlengd.<br />

Coen, in 't moederland met die eerbewijzen ontvangen,<br />

welke men aan zijne groote verdiensten en bekwaamheden


67<br />

verschuldigd was, drong onder meer verbeteringen vooral<br />

aan op „kolonisatie en openstelling van vrijen handel in<br />

Indië". Hij verlangde „een stelsel van koophandel, door<br />

bijzondere personen gedreven, met consignatie op Batavia ,<br />

en reeds had hij sommige verstokte monopolisten half bekeerd,<br />

reeds sprak men „van volkplantingen en het uitgeven<br />

van gronden", toen het oude stelsel door bijkomende<br />

omstandigheden, waaraan de oppositie der z.g.n. „doleerende<br />

participanten" niet vreemd was, de zege behaalde.<br />

De Carpentier wist al het goede, door zijn voorganger<br />

tot stand gebracht, te bewaren en te onderhouden. Het<br />

Indische plakaatboek (algemeene verzameling van wetten<br />

en instellingen door Coen in 't leven geroepen) getuigt<br />

evenzeer voor zijne gehech<strong>the</strong>id aan, en eerbied voor<br />

de wet, als voor zijne zucht naar orde, regelmaat en<br />

eene behoorlijke rechtsbedeeling. Niet minder zorg wijdde<br />

hij aan de instandhouding en uitbreiding van scheepvaart<br />

en handel. Nieuwe ontdekkingen deden nieuwe bronnen<br />

van welvaart ontluiken. De Aroe-eilanden erkenden de<br />

souvereine macht der O. I. C, Formosa werd door het<br />

fort Zeelandia versterkt, en een aanzienlijk deel der noordkust<br />

van Nieuw-Holland benevens de diep landwaarts<br />

inloopende golf naar hem genoemd (Carpentaria).<br />

Ongelukkig had onder zijn bestuur op Amboina in 162!5<br />

eene rechtspleging plaats wegens samenzwering en hoogverraad,<br />

ten gevolge waarvan eenige Britsche onderdanen<br />

en Japansche soldaten, die allen hunne medeplichtigheid<br />

bekenden, ter dood werden veroordeeld 1). Die onstaatkundig<br />

aangevangen procedure en de daarop gevolgde<br />

even onstaatkundige voltrekking van dat wel wat onbesuisd<br />

geslagen vonnis door den toenmaligen gouverneur der<br />

Molukken, Herman van Speult, in stede van de zaak aan<br />

de beslissing van de Carpentier of van den raad van defensie<br />

te onderwerpen, werd door de Engelschen „de<br />

moord van Ambon" genoemd. Jarenlang bleef die zoogenaamde<br />

moord, eene oorzaak van haat en verwijdering<br />

1) De schuldbekentenis van Gabriel Towerson, den hoofdaanlegger van<br />

t komplot, is o. a. in 't rijks-Archief berustende.<br />

5*


68<br />

tusschen de volken, een twistappel tusschen de beide naijverige<br />

Compagnieën en een steen des aanstoots tusschen<br />

't Britsche gouvernement en de Algemeene-Staten. Eene<br />

reeks van diplomatieke nota's, de eene nog scherper dan<br />

de andere, en vertoogen van de Engelsche gezanten,<br />

gaven in 1628 aanleiding tot het instellen van een nader<br />

onderzoek. Menig verwijt, ja de meest vijandige verklaringen<br />

zelfs moesten voorafgaan, eer die ongelukkige<br />

zaak, in 1653 door Cromwell weder opgevat, in 't volgende<br />

jaar bij den vrede van Westminster tot eene geveede<br />

oplossing kwam. Zij had der Britten verwijdering<br />

uit den Archipel der Specerijen ten gevolge, waardoor de<br />

laatste band tusschen de twee Compagnieën onherroepelijk<br />

verbroken en het traktaat van 1619 als van zelf verscheurd<br />

werd. Niet vóór 1667 bij den vrede van Breda, kwam dit<br />

ongelukkig rechtsgeding voor goed in het vergeetboek.<br />

Inmiddels ging men op Java een moeielijken tijd te<br />

gemoet. Wel had de Carpentier die steeds met de meeste<br />

behoedzaamheid, de aanmatigende handelingen der Engelschen<br />

onschadelijk wist te maken, na de aftreding van den<br />

rijksbestuurder van Bantam weder eenige betrekking met<br />

dat rijk aangeknoopt, en waren zijne gezanten in Karta,<br />

toen de hoofdstad van Matarams vorst, met onderscheiding<br />

ontvangen, zonder dat daarom de bestaande toestandeene<br />

werkelijke verbetering onderging.<br />

Het in 1626 afgevaardigde gezantschap was evenwel<br />

niet tot de hofreis toegelaten ; Palembang, de erfvijand van<br />

Bantam, had zich nauw met Mataram verbonden en in<br />

gespannen verwachting zag de Carpentier de veroveringsplannen,<br />

door dien machtigen despoot tegen westelijk<br />

Java gesmeed, langzamerhand zich ontwikkelen en tot<br />

rijpheid komen, 't Was hem echter eene geruststelling<br />

bij het nederleggen zijner hooge betrekking, de teugels van<br />

't bewind aan dezelfde krachtvolle handen te mogen overgeven<br />

, waaruit hij ze ontvangen had.<br />

De terugkomst van Coen, die op herhaalden aandrang<br />

der XVII, en in weerwil van den hevigen tegenstand van<br />

den Engelschen gezant Dudley Carleton, den laatsten<br />

September van 't jaar 1627, ten tweedenmale het opper-


69<br />

gezag aanvaardde, bracht vele gemoederen in beweging.<br />

Zij was den Brit een doorn in 't oog en een onheilspellend<br />

tecken voor den Javaan. Beiden hadden zijne onkreukbare<br />

trouw, zijn ijzeren wil en sterken arm van<br />

nabij leeren kennen. Nauwelijks is hij dan ook in zijne<br />

hooge waardigheid erkend, of van alle kanten dreigt het<br />

gevaar. Tot tweemalen toe was de dolk van den Maleier<br />

op zijne borst gericht, maar zijn uur had nog niet geslagen.<br />

Kalm en onverschrokken overziet hij den even moeilijken<br />

als gçvaarvollen toestand, en doet, onder andere<br />

voorzorgsmaatregelen, de wallen en het kasteel van Batavia<br />

zooveel mogelijk versterken, 't Was een jaar, voor<br />

dat Mataram zijne benden tegen dien zwak bevestigden<br />

zetel van ons bestuur afzond.<br />

Tjakra Koesoema, een kleinzoon van den panembahan<br />

senapati 1), onder wiens regeering de Nederlanders zicli<br />

in den Archipel vestigden, zat op Matarams troon. Door<br />

zijne overwinningen, zoowel in het midden en den oosthoek<br />

van Java als op Madoera, tot het toppunt zijner<br />

groo<strong>the</strong>id genaderd, had hij den weidschen titel van soesoehoenan<br />

aangenomen en werd schier overal als sultan<br />

Ageng (de Groote) erkend. Meermalen, doch altijd te vergeefs,<br />

had hij getracht den G.-G. over te halen hem als<br />

opper-vorst van Java te erkennen, als zoodanig jaarlijks<br />

door een gezantschap hulde te bewijzen en zich met hem<br />

nopens de verovering van Bantam te verstaan. En toen hij<br />

in April 1628 opnieuw die beide eischen herhaalde, werden<br />

ze kortaf geweigerd. Dit had den oorlog ten gevolge,<br />

en reeds in de maand Augustus vertoonde zich zijn leger<br />

voor Batavia.<br />

De stad van eene zwakke omwalling voorzien en door<br />

eenige kleine forten gedekt, was met een gering aantal<br />

troepen — door eenige honderden Chineezen en Mardikers<br />

(vrije inboorlingen) versterkt r*- geheel onvoldoende bezet.<br />

Toch bood het garnizoen, dat de Bantammers kort te<br />

voren getracht hadden bij verrassing te overrompelen, ook<br />

thans een dapperen wederstand. Iedere toeleg om zich van<br />

de buitenwerken meester te maken werd verijdeld, even<br />

1) Zie het inleidende hoofdstuk.


70<br />

als vroeger de poging om het kasteel van de zeezijde te<br />

nemen mislukt was. Elke aanval werd moedig afgeslagen :<br />

en bij een goed bestuurden uitval gelukte het zelfs de vijandelijke<br />

legerplaats gedeeltelijk te vernielen. De Javanen<br />

leden eene geduchte nederlaag, waarbij hun aanvoerder<br />

Baoe-Raksa en de voornaamste bevelhebbers sneuvelden.<br />

Zulk een uitslag was niet te verwachten. In den waan<br />

dan ook, dat Batavia voor de kracht zijner wapenen had<br />

moeten bukken, zond de soesoehoenan een tweede leger<br />

onder een zijner rijksgrooten toemenggoeng Soera Ngalaga,<br />

ten einde den zoo begeerden buit in bezit te nemen. Maar<br />

in stede van een overwinnend leger op de puinhoopen van<br />

Batavia, vindt hij de verminkte lijken van Matarams bevelhebbers<br />

in de half verbrande legerplaats der Javanen.<br />

Moedig stelt Soera Ngalaga zich aan het hoofd der zijnen,<br />

en toen de verdedigers, overmoedig op hunne behaalde<br />

zege, ook hem durfden aantasten, moest die kleine, maar<br />

dappere schaar met bebloede koppen terug wijken.<br />

Dagen lang hield hij de stad ingesloten, alles werd in<br />

het werk gesteld, om ze tot de overgave te dwingen.<br />

Eindelijk doet hij eene wanhopige doch vruchtelooze poging<br />

zich van het reduit der zoo krachtig verdedigde schans<br />

Hollandia meester te maken, en de stad, door het afleiden<br />

der rivier bij gebrek aan water te doen vallen. Na alle<br />

middelen van aanval te hebben uitgeput, was hij echter<br />

in de eerste dagen van December genoodzaakt, het beleg<br />

op te breken en den terugtocht aan te nemen.<br />

De twee bevelhebbers, die voor Hollandia het hoofd<br />

hadden gestooten, liet hij met meer dan 700 hunner volgelingen<br />

ter dood brengen, in de hoop daardoor zijn hoofd<br />

althans te redden. Maar die wraakoefening was den Indischen<br />

despoot niet genoeg; ook de boodschapper van<br />

de geleden nederlaag moest met zijn leven dien hoon<br />

en den onvoldanen wensch van zjjnen meester boeten.<br />

De geschiedenis van Mataram is eene aaneenschakeling<br />

van gruwelen door eene reeks van nietswaardige ellendige<br />

tirannen begaan. Alleen op eigen voordeel en zinnelijk<br />

genot bedacht, beschouwden de vorsten het arme volk<br />

dat onderdanig en kruipend van aard zich voor hunne<br />

almacht in het stof ter neer boog, als geschapen om


71<br />

hunne beurzen te vullen en de meest eerzuchtige plannen<br />

of dierlijke lusten te dienen.<br />

De keizer, in zijne hoog gespannen verwachting te<br />

leur gesteld en aan geen wederstand gewoon, verzamelde<br />

een nog grooter leger en verscheen op den 22 ste " Augustus<br />

1629, volgens sommige schrijvers, aan het hoofd van meer<br />

dan 80,000 man yoor Batavia.<br />

Coen, hoewel hij in zijn huis met veel leed had te kampen<br />

j _ door de openbare terechtstelling van den verleider,<br />

den vaandrig Kortenhoef, en de geeseling van het verleide<br />

meisje, Sara Specx zijne pleegdochter gevolgd,<br />

was voor zijne stad niet werkeloos gebleven. Do geheel<br />

onverwachte vriendschapsbetuigingen van Mataram hadden<br />

zijn wantrouwen opgewekt, en de noodige maatregelen<br />

tegen een tweeden aanval doen nemen. Nieuwe forten<br />

hadden het verdedigingsvermogen der stad verhoogd, gewapende<br />

burgers sloten zich moedig bij het garnizoen<br />

aan, en de soesoehoenan had weinig kans beter te slagen<br />

dan zijne voorgangers. Toen hij o. a. gebruik wilde maken<br />

van de voorraadschuren -- tot onderhoud van zijn leger<br />

te Tagal en Sabang opgeslagen — was ook daar de opperlandvoogd<br />

hem vóór geweest : hij vond ze door Adriaau<br />

Maartensz. Block vernield of verbrand. Men scheen zich<br />

dan ook niet bijzonder veel over dit beleg te bekommeren,<br />

toen Batavia eensklaps in diepen rouw werd gedompeld.<br />

De gouverneur-generaal was op den 20 ate " September<br />

in de kracht van zijn leven aan eene korte doch<br />

hevige ziekte bezweken, en die dood mocht te rechteen<br />

onherstelbaar verlies genoemd worden. De O. I. C. verloor<br />

in Coen haren hechtsten steun, Batavia een onovertroffen<br />

bewindvoerder en Nederland den stichter van zijne<br />

macht, den handhaver van zijn gezag in Indië. Toch<br />

moesten er bijna twee en een halve eeuw over die groeve<br />

heengaan eer men in een hem waardig gedenkteekeu, de<br />

openbare hulde van een dankbaar volk aan een zijner<br />

edelste burgers zag verrijzen.<br />

Nog vóór de begrafenis, verscheen een Hollandsch schip<br />

op de ree, aan welks boord de man vertoefde, bestemd<br />

om zulk een voorganger op te volgen, 't Was Jacques<br />

Specx, die door den raad van Indië voorloopig tot opper-


72<br />

landvoogd aangesteld, de onafgedane taak der bevrijding<br />

van Batavia op zich nam en ten einde bracht.<br />

De weinige geestdrift der door ziekte en gebrek geteisterde<br />

Javanen, gepaard aan de slechte uitwerking van<br />

hun geschut, maakte de verdediging gemakkelijk, en<br />

het reeds tot op de helft geslonken Javaansche leger,<br />

dat zich buiten het bereik van 't geschut had teruggetrokken,<br />

werd in de eerste dagen van November genoodzaakt<br />

den aftocht te blazen.<br />

Nu ten gevolge van de overmacht der Nederlandsche<br />

wapenen, thans voldingend bewezen, het prestige van<br />

Mataram's vorst daalde naarmate de Comp, aan invloed,<br />

aanzien en gezag had gewonnen, deed ook Bantam van<br />

meer vredelievende gezindheid blijken; handel en scheepvaart<br />

werden tusschen die stad en Batavia hersteld. Toch<br />

waren Heeren bewindhebberen met het bestuur van Specx<br />

niet ingenomen : vooral werd hij gewantrouwd ten opzichte<br />

van den particulieren handel — op nieuw aan de meest<br />

beperkende voorwaarden onderworpen — en moesten de<br />

belangen der vrijburgers, die grootendeels in dien handel<br />

hun bestaan vonden, en ook door zijn grooten voorganger<br />

zoo veel mogelijk beliartigd waren, weder geheel voor de<br />

kleingeestige eischen van het monopolie-stelsel wijken.<br />

Na het sluiten van een of- en defensief verbond met<br />

Hamza, die Modafar als koning van Ternate was opgevolgd,<br />

gaf hij in September 1632 zijne betrekking -<br />

waarin hij door de Kamer van XVII nimmer werd bevestigd<br />

— aan Hendrik Brouwer over.<br />

Niet minder dan zijne voorgangers, trachtte ook deze<br />

landvoogd, van een nieuwe instructie op het regeeringsbeleid<br />

voorzien, het gezag en den invloed zijner lastgevers<br />

— algemeen door de inlanders „de Companie" genoemd<br />

— steeds verder uit te breiden. Het diplomatiek<br />

beleid van Brouwer droeg echter weinig vruchten. Hij was<br />

even ongelukkig in zijne pogingen om het lot der vrijburgers<br />

te verzachten, als in zijne voorstellen aan den sultan<br />

van Bali om Mataram den oorlog aan te doen. Zonder<br />

den vrede met dit rijk op duurzamen voet te kunnen<br />

herstellen, waaraan der Comp, veel gelegen lag, vooral<br />

nadat in November 1633 de oorlog tusschen Bantam en


73<br />

Batavia op nieuw was uitgebroken, werd hij door Antonie<br />

van Diemen vervangen, die bereids drie jaren te<br />

voren als zijn opvolger was aangewezen.<br />

Vreemd moge het klinken — toch kan het door officicële<br />

documenten worden gestaafd — dat de O. I. C. toen<br />

reeds met moeite aan hare verplichtingen kon voldoen,<br />

en vreesde, „zonder groote bezuinigingen, onder de steeds<br />

toenemende lasten te moeten bezwijken."<br />

HOOFDSTUK IV.<br />

DB <strong>OOST</strong>-INDISCHE ARCHIPEL TOT AAN HET BESTUUR<br />

VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL MAET8UIJKER.<br />

1636-1653.<br />

Op den l bten Januari 1636, nam van Diemen de teugels<br />

van het bewind in handen, en werd er eeno nieuwe reeks<br />

van voorspoedige en winstgevende jaren voor de O. I. C.<br />

geopend.<br />

Zijn bestuur is merkwaardig zoowel door de meer vredelievende<br />

houding die hij tegenover Bantam en Mataram<br />

wist aan te nemen, ofschoon hij geheel het gevoelen deelde<br />

van zijn voorganger nopens de staatkundige verhouding<br />

dezer landen, als door de ontwikkeling en uitbreiding aan<br />

Batavia en vele takken van nijverheid en landbouw gegeven.<br />

Hij bleef het denkbeeld getrouw, dat de bloei van Batavia<br />

afhankelijk was van Bantams verval: en toch mocht dit<br />

niet te klein en Mataram te groot worden.<br />

Omstreeks 't midden van dat jaar kwam een wapenstilstand<br />

tusschen die twee voornaamste koopsteden van Java<br />

tot stand, maar 't duurde tot 1639 voor het handelsverkeer<br />

op den ouden voet werd hersteld, terwijl de soesoehoenan<br />

intusschen zijn gezag en invloed al meer en meer trachtte<br />

uit te breiden, waaraan echter door den val van Malakka<br />

een gevoelige slag werd toegebracht.<br />

Wanneer wij thans den gouv.-gen. in den Molukschcn Ar-


74<br />

chipel volgen, dien wij te lang reeds uit het oog verloren,<br />

doet de geschiedenis ons eene minder schoone bladzijde<br />

kennen, want nog altijd drukte het monopoliestelsel loodzwaar<br />

op de arme bewoners van die overigens zoo rijke gewesten<br />

, en gaf elk oogenblik aanleiding tot feitelijk verzet.<br />

Reeds onder Specx en Brouwer waren ten gevolge van<br />

herhaalde ongeregeldheden, door de op Klein-Ceram (Howamohel)<br />

en elders gevestigde kimelaha's (stedehouders<br />

der koningen van Ternate) aangestookt, de gouverneurs<br />

Gijzeis, van den Heuvel en van Deutecom, die geen van<br />

allen hunne roeping begrepen, terug geroepen en vervangen.<br />

Maar ook die maatregel had het nog immer<br />

smeulende vuur van weerspannigheid, haat of wraak door<br />

het wanbestuur dezer gezagvoerders opgewekt, niet kunnen<br />

uitdooven. En geen wonder; want om den sluikhandel<br />

tegen te gaan, waren duizenden nagelboomen op<br />

Ceram's kusten geschild of uitgeroeid, de arme inwoners<br />

uit hun land verdreven , en vele hoofden (orang-kaja's),<br />

waaronder Kakiali, den geliefden capitan-Hitoe gevangen<br />

genomen. De inlanders hadden zich dien ten gevolge in<br />

het sterke Luciëla, den toenmaligen zetel van het Ternataansche<br />

bestuur op Howamohel, en in Wawani genesteld,<br />

of eene wijkplaats gevonden in het gebergte. Dààr waanden<br />

zij zich veilig, en meenden er eiken aanval te kunnen<br />

trotseeren.<br />

Toen na den dood van koning Modafar, de sluwe<br />

Hamza — door Spanjes invloed — Ternates troon beklom,<br />

gaf hij een dubbelen last aan Leliato en Loehoe,<br />

de stedehouders zijner Ambonsche en Ceramsche landen.<br />

Zij moesten namelijk bij het tegengaan en uitroeien van<br />

den sluikhandel den Nederlanders in schijn de behulpzame<br />

hand bieden, maar deze in het geheim z. v. m. trachten<br />

aan te moedigen en te bevorderen. Daardoor was er<br />

spanning en wantrouwen ontstaan, waarop feiten gevolgd<br />

waren, die de komst van den G.-G. noodzakelijk maakten.<br />

Zijne tusschenkomst mocht vooral niet langer worden<br />

uitgesteld, toen eene vruchtelooze poging om Luciëla en<br />

het versterkte Wawani 'te bemachtigen ten gevolge had ,<br />

dat ook Oma, Honimoa, Noesa Laut, en zelfs de Christenen<br />

op Leitimor de Comp, afvielen. Gelukkig namen de


75<br />

zaken oogenschijnlijk dan ook een beteren keer, toen van<br />

Diemen in 1637 met eene aanzienlijke vloot, door de<br />

raden van Indië Caan en Ottens vergezeld, in de Moluksche<br />

wateren verscheen, en Luciëla stormenderhand werd<br />

ingenomen. De orang-kaja's der omliggende eilanden kwamen<br />

nu al spoedig den overwinnaar op het fort Victoria<br />

begroeten of hunne onderwerping aanbieden. Na de rechtmatige<br />

grieven kenbaar te hebben gemaakt, die aanleiding<br />

hadden gegeven tot een gewapend maar wettig verzet r<br />

werden allen in genade aangenomen en scheen de vrede<br />

op Howamohel en Leitimor hersteld. Ook met de Hitoeëzen,<br />

die echter hunne bergen niet verlaten wilden, vóór<br />

dat Kakiali in vrijheid was gesteld, werden even als met<br />

de koningen van Ternate en Makassar nieuwe overeenkomsten<br />

gesloten. Maar hoe konden deze eenig goeds<br />

beloven, zoolang het monopoliestelsel steeds de spil bleef<br />

waarom alles moest draaien?<br />

De G.-G. keerde kort daarop naar Java terug, met belofte<br />

in het volgende jaar weder te komen en liet Ottens<br />

als landvoogd der Molukken achter.<br />

Die schijnbare rust en vrede waren dan ook van korten<br />

duur.<br />

De onverzoenlijke Kakiali kon den hem aangedanon<br />

hoon niet vergeten en wilde zich aan het gehate monopolie,<br />

dat Holland rijk, maar de Molukken arm maakte,<br />

niet onderwerpen. Hij kocht de kruidnagelen van geheel<br />

Hitoe op, om ze aan anderen tegen veel hoogere prijzen<br />

dan de Comp, gaf, te verkoopen; zijne onderdanen<br />

weigerden aan de hongitochten, — die in uitroeiings- eu<br />

verdelgingstochten ontaard waren — deel te nemen, en<br />

Cerams zuidkust, zoowel als Hitoe's stranden bleven de<br />

brandpunten van verzet, sluikhandel en zeerooverij.<br />

Zelfs na de terugkomst van den G.-G. in 1638, die<br />

ook op Banda de zaken kwam regelen, bleven er te<br />

veel vonken smeulen van gekwetst eigenbelang, van zucht<br />

naar vergelding en wraak, dan dat er vrede en rust konden<br />

heerschen. Menigen eed moest nog verbroken, menig<br />

traktaat verscheurd en veel onschuldig bloed gestort worden,<br />

eer het monopoliestelsel hier de overwinning zou<br />

behalen.


76<br />

De even listige als trouwelooze koning van Terna te,<br />

die met vriend en vijand heulde, begreep zich van elke<br />

medeplichtigheid te moeten zuiveren, wilde hij zijn invloed<br />

en gezag bewaren. Daarom werd Leliato, als zoenoffer<br />

aan van Diemen overgeleverd, en onder voorwendsel van<br />

ongehoorzaamheid aan zijnen vorst, die voor zich zelven<br />

nieuwe voordeden bedong, te Batavia met den dood gestraft.<br />

Later, toen de Kimelaha Loehoe de zijde zijns<br />

konings verliet om zich aan de Comp, te onderwerpen,<br />

werden de bewijzen geleverd, hoe grof ze zich had laten<br />

bedriegen, 't Bleek duidelijk, dat alle verboden vijandige<br />

handelingen op heimelijk bevel van Hamza waren<br />

geschied.<br />

Spoedig brak 't vernielend oorlogsvuur weder uit, en<br />

zoodra Caan als commissaris van de z. g. n. drie oostersche<br />

land voogdijen, den in 1642 benoemden gouv. Demmer<br />

eenige versterking had aangebracht, namen de stelselmatige<br />

verwoesting van Hitoe's rijke dorpen en uitgestelde<br />

wraakoefeningen een aanvang.<br />

Nauwelijks waren eenige buitenwerken van het hoog<br />

gelegen Wawani — 't hoofdkwartier van den capitan-<br />

Hitoe — gevallen, al werd hij daardoor niet gedwongen<br />

die sterke stelling met zijne dappere Makassaarsche hulptroepen<br />

te verlaten, of de kimelaha Loehoe, die vroeger<br />

in menig moorddadig gevecht, een geduchte tegenstander<br />

der Comp, maar later een harer heldhaftigste bondgenooten<br />

geweest was, moest die dubbele zonde met zijn leven<br />

boeten. In den Grooten-ïtaad — op Ambon belegd, en<br />

waartoe alle orangkaja's waren opgeroepen — werd door<br />

den gouverneur bekend gemaakt, dat die prins-stedehouder<br />

door zijn wettigen vorst als zoodanig vervallen verklaard<br />

en ter dood veroordeeld was. Dit wreedc en onrechtvaardige<br />

vonnis, toen men zijne diensten nog noodig had,<br />

door Demmer ruim drie maanden lang geheim gehouden,<br />

werd op den 17 den Juni 1648 niet alleen aan hem, maar<br />

ook aan zijne onschuldige vrouw en moeder voltrokken.<br />

Zóó werd Loehoe's hulp aan de Comp, en 't bekend<br />

maken van Ternate's verraderlijk gedrag door Hamza,<br />

zóó zijne vroegere trouw aan dezen en zijne bestrijding<br />

van 't monopolie-stelsel, door Demmer en Caan gewroken.


77<br />

Maar nog meer offers moesten er vallen. Geen drie maanden<br />

later, of opnieuw viel de bijl der ongerechtigheid en<br />

grijnsden de afgeslagen hoofden der orangkaja's van Howamohel's<br />

kust, door Madjirah den opvolger van Loehoe<br />

naar Ambon opgezonden, den verschrikten inlander tegen.<br />

Dat alles moest dienen als zoenoffer voor Hamza's trouweloosheid,<br />

en 't werd door Demmer aangenomen, ondanks<br />

die lieden hem in den laatsten strijd getrouw hadden<br />

bijgestaan.<br />

Ook Kakiali, eindelijk genoodzaakt zijn schuilhoek te<br />

verlaten, werd laaghartig vermoord en het bestuur van<br />

Hitoe veranderd. De plaatsen der vier Hoofden, evenals die<br />

van den capitan, bleven onvervuld, en de arme bevolking<br />

die wel tot den hongitocht en het schillen of kappen<br />

harer nagelboomen, maar geenszins tot rust of vrede gedwongen<br />

kon worden, had de verdediging harer rechten<br />

en belangen aan een harer dapperste zonen toevertrouwd ;<br />

Toeloe Cabcsie hield de fakkel des oorlogs fier en moedig<br />

omhoog en deed in zijne ongenaakbare bergen de<br />

banier des opstand« ongestraft van Capaha's wallen wapperen.<br />

't Ligt niet in ons bestek, al de wreedheden on gruwelen<br />

te vermelden, die er tot Hamza's dood in de Molukken<br />

plaats hadden, waarbij Hollands goede naam, meer<br />

dan eens, door Compagnies-dienaren geschandvlekt en<br />

onteerd werd. Later moeten wij er toch gedeeltelijk op<br />

terugkomen, en gelukkig levert van Diemens bestuur helderder<br />

gezichtspunten op.<br />

De admiraal Marcellus de Boschhouwer had in 1612,<br />

als afgezant van de Algemeone-Staten, een voordeelig<br />

verdrag met de Cingaleezen gesloten. Ten gevolge echter<br />

zijner nog al ver gedreven eigenliefde zich door zijn vaderland<br />

miskend achtende, had hij aan Christiaan IV koning<br />

van Denemarken zijne diensten aangeboden, en waren<br />

onze betrekkingen met Ceilon zoo goed als afgebroken.<br />

Hiervan hadden de Portugeezen ruimschoots gebruik<br />

gemaakt, om de meeste kustplaatsen aan zich te onderwerpen,<br />

toen op verzoek van radja Singa, sinds 1632<br />

te Kandia op den keizerlijken troon gezeten, de admiraal<br />

Adam Westerwoldt, na eene sterke Port u geesche vloot


78<br />

op de reede van Goa met vrij wat geringer macht te<br />

hebben doen wijken, zich van Batikalo meester maakte.<br />

Deze vestiging ging gepaard met een verdrag, waarbij<br />

het monopolie van peper- en kaneelhandel bedongen werd.<br />

Maar al spoedig bleven de Cingaleezen achterlijk in de<br />

getrouwe naleving van dat verdrag, en toen na het nemen<br />

van Ngombo, Trinkonomale en Punto de Galle,<br />

Willem Jacobsz. Coster die zich roemvol onderscheidde,<br />

op last van den keizer werd vermoord, omdat hij met<br />

nadruk op het nakomen der eenmaal gesloten traktaten<br />

had aangedrongen, bleef de verhouding zeer gespannen.<br />

De komst van de Portugeesche vloot onder Antonio de<br />

Mascarenhas, die, hoewel Ngombo niet kunnende hernemen,<br />

de onzen echter in Punto de Galle geblokkeerd<br />

hield, was almede oorzaak dat voor geruimen tijd de<br />

goede verstandhouding tusschen Ceilon en de Comp., opnieuw<br />

werd verbroken.<br />

Intusschen had Portugal de Spaansche kluisters afgeschud<br />

en koning Joan IV in Juni 1641 een tienjarig<br />

bestand met ons Gemeenebest gesloten. Er moesten evenwel<br />

nog drie jaren verloopen, voordat bij een traktaat,<br />

door Joan Maetsuyker als raad van Indië te Goa vastgesteld<br />

en den 27 8ten Maart 1645 te 's Hage bekrachtigd,<br />

Portugeesche zoowel als Nederlandsche belangen behartigd,<br />

n hunne wederzijdscho bezittingen geregeld werden.<br />

Ook de sedert in Japan voorgevallen gebeurtenissen<br />

mogen niet onvermeld blijven. Toen Specx in 1609 als<br />

opperkoopman te Firato eene factorij vestigde, was de<br />

christen-landheer van Arima reeds in ongenade gevallen<br />

en nam de verbittering der Japansche regeering tegen de<br />

'Christenen al meer en meer toe. In 1639 werd het Christendom<br />

met wortel en tak uitgeroeid, de Portugeesche<br />

natie voor altijd uit Japan verbannen en de handel hoogst<br />

knellende banden aangelegd. Weldra moest het handelsverkeer<br />

zich uitsluitend tot Décima bepalen, een klein<br />

d door een brug aan Nangasaki verbonden — waarheen<br />

de faktorij in 1641 werd overgebracht.<br />

Al mocht het nu van Diemen niet gelukken, hierin<br />

eene verandering ten goede te brengen, zoo biociden zeevaart<br />

en Christendom zooveel te meer op Formosa. Ook


7!)<br />

was het dezen gouverneur-generaal voorbehouden door het<br />

bemachtigen van Malakka, den Portugeeschen handel in<br />

Achter-Indië den doodsteek te geven en de oppermacht der<br />

Comp, in den Archipel te vestigen.<br />

Door Nederlandsche en Djohorcesche schepen van de<br />

zeezijde ingesloten, en door Adriaan Anthonisz. van de<br />

landzijde belegerd, werd de stad, hoe hardnekkig dan<br />

ook onder Manoel de Sousa Coutinho verdedigd, eindelijk,<br />

nadat er hongersnood en pest waren uitgebroken, — waarvan<br />

ook de belegeraars veel te lijden hadden, — op den<br />

14* en Januari 1641 door Minne Willemsz. Caartekoe stormenderhand<br />

genomen. De val van Malakka zette de kroon<br />

op van Diemens bewind.<br />

Wij zagen reeds vroeger, hoeveel Batavia en omstreken<br />

— later de zoogen. Ommelanden — hem te danken<br />

hadden; de eerste statuten of wetsbepalingen der stad<br />

werden meer uitgebreid, kerken gebouwd en scholen opgericht.<br />

Een in 1644 sluw beraamde aanslag tegen hare vrijheid<br />

en 't leven van den G.-G., door Jan Cleijn, alias Pekel,<br />

en waaraan wellicht de hoven van Bamtam en Mataram<br />

niet vreemd bleven, werd gelukkig verijdeld en de aanstaande,<br />

„koningin van het Oosten" steeg al meer en meer<br />

in rijkdom en aanzien.<br />

In 1635 werden voor het eerst de uitgaven door de inkomsten<br />

overtroffen, en hoewel de handel der vrijburgers<br />

niet vooruit ging, brachten in 1638, Chineesche en Arabische<br />

schepen 2600 lasten rijst en 13455 pikols peper te<br />

Batavia aan. Ook nam de suikerproductie rondom de stad<br />

aanmerkelijk toe: de oogst, die in 1648 24.500 ponden<br />

opleverde, beliep het volgende jaar ruim het dubbele en<br />

bereikte in 1652 bijna een millioen ponden.<br />

Al werden de betrekkingen met Cambodja op bloedige<br />

wijze afgebroken, zoo hechtten Abel Tasman en Maarten<br />

Gerritsz. de Vries, door hunne ontdekkingen van Nieuw-<br />

Holland, Nieuw-Zeeland en Tasmania vereeuwigd, een<br />

nieuwe lauwer aan een negenjarig bestuur, dat op den 19 d "'<br />

April 1645 met het leven van van Diemen een einde nam.<br />

Veel werd er aan den zoo hoog geachten man verloren ;<br />

en toen de ingezetenen van Batavia in diepen rouw hem


80<br />

grafwaarts droegen, begrepen zij te recht, dat hun een<br />

der beste landvoogden ontvallen was.<br />

Cornelis van der Lijn volgde hem op in zijne hooge<br />

betrekking.<br />

Alvorens tot de geschiedenis van zijn bestuur over te<br />

gaan, zij herinnerd, dat het octrooi der Comp, in 1644<br />

opnieuw verlengd moest worden. Die verlenging ontmoette<br />

tegenkanting van meer dan ééne zijde. De West-Indische<br />

Comp. — in 1621 opgericht — wenschte zich op eene<br />

voordeelige wijze met hare oudere zuster te vereenigen,<br />

en Friesland verlangde of een eigen octrooi óf voor een<br />

zeker kapitaal deel te nemen. Een en ander was oorzaak<br />

dat de verlenging, niettegenstaande den aandrang der<br />

Hollandsche Kamers, aanvankelijk slechts voor een jaar<br />

en vervolgens voor zeer korte termijnen plaats vond.<br />

Eindelijk werd het octrooi om aan veler bezwaren en<br />

reclames te gemoet te komen, behoudens eenige nieuwe<br />

bepalingen, waaronder het afleggen eener vierjarige rekening<br />

aan gedeputeerden van de Staten-Generaal, dat<br />

echter al spoedig in eene bloote formaliteit ontaardde, in<br />

-Umi 1647 voor 25 jaren verlengd.<br />

Geen wonder, dat men in de hooge baten der O. I. C.<br />

hegeerde te deelen, wier uitkeering soms van 60 tot 70<br />

pCt. bedroeg en wier actiën meer dan vijfmaal de nominale<br />

waaide te boven gingen. In 1642 hadden de aandeelhouders<br />

nog 50 pCt. in geld ontvangen, in weerwil<br />

dat de verliezen toen reeds de winsten begonnen te<br />

overtreffen.<br />

Hoewel bij die bepalingen eene betere geldelijke verantwoording<br />

gewaarborgd was, de zoogen. Haagsche besognes<br />

(besprekingen over Compagnies belangen buiten<br />

de vergadering van XVII door eene commissie van tien<br />

bewindhebbers) een aanvang namen, en in 1650 een<br />

Artikelbrief (nadere verordeningen, enz.) aan de Staten-<br />

Generaal en den stadhouder werd aangeboden, zoo bleven<br />

de goede bedoelingen ten gevolge van de slechte of halve<br />

uitvoering der maatregelen, meestal zonder eenigen invloed.<br />

Inmiddels was op den 26 sten April van 't zelfde jaar een<br />

nieuw reglement op het beleid der regeering .in Indië, of


81<br />

„punten en artikelen in forma van Generale Instructie<br />

voor Gouverneur-Generaal en Raden" door de XVII vastgesteld,<br />

waarbij den opperlandvoogd in 't bijzonder „onderhoud<br />

van goede justitie en politie" werd aanbevolen, die<br />

ook door de „christelijke gereformeerde religie moest gesecundeerd<br />

worden."<br />

Het getal der ordinaire raden werd op zes bepaald,<br />

behalve de buitengewone met adviseerende stem; de G.-G.<br />

was als hoogste bewindvoerder alléén aan de XVII rekenschap<br />

en verantwoording verschuldigd; hij had met den<br />

raad het recht van gratie en van benoeming der ambtenaren<br />

, uitgezonderd van de raden van Indië, de leden van<br />

den raad van justitie en de predikanten.<br />

Ambtenaren en militairen bleven intusschen slecht bezoldigd,<br />

en inlanders werden uithoofde van de groote<br />

sterfte onder de Europeesche troepen als soldaten aangenomen;<br />

ook kon door de gestrenge bepalingen voor het<br />

goederen-vervoer uit en naar het moederland, de zoogenaamde<br />

„morshandel" niet worden belet, en de bovenlast<br />

der smokkelwaren deed menig schip te gronde gaan.<br />

Ofschoon voel omtrent inwendig bestuur, handel en<br />

administratie geregeld was, werden de grove misbruiken<br />

niet weggenomen, en dit „fundament der hooge regeering"<br />

bleef grootendeels tot 1741 van kracht, toen de „Consideration,<br />

enz." van den gouverneur-generaal van Imhoff tot<br />

vele wijzigingen aanleiding gaven. Wel was er in 1762,<br />

1765 en 1771 sprake van eene nieuwe instructie, maar<br />

die van 1650 schijnt niet vóór 1807 door een andere te<br />

zijn vervangen.<br />

Ook gedurende het vijfjarig bewind van van der Lijn<br />

wordt onze aandacht meer in 't bijzonder tot de Molukken<br />

bepaald; vooraf echter verdienen enkele belangrijke gebeurtenissen<br />

op Java, Ceilon en Sumatra voorgevallen,<br />

eenige vermelding.<br />

Na de langdurige regeering van Tjakra Koesoema Ageng,<br />

onder welke de Javaansch-Mohammedaansche jaartelling<br />

werd aangenomen, was do kroon van Mataram in 1645<br />

op Ngalaga Mangkoe-rat — later Tagal Wangi geheeten —<br />

overgegaan, en had de groote maar wreede soenan de<br />

erfenis zijner vaderen in bloeienden toestand achtergelaten.<br />

6


82<br />

Bantam en Batavia met Ommelanden uitgezonderd, was<br />

schier geheel Java aan hem onderhoorig of cijnsbaar, of<br />

werden er althans zijne souvereine rechten erkend, hoewel<br />

sommige landschappen zich nu en dan aan die suprematie<br />

trachtten te onttrekken. Reeds in Juli 1646 verscheen een<br />

gezantschap te Batavia, door den rijksbestuurder Wira Goena<br />

afgezonden, om van de troonsverandering en de vredelievende<br />

gevoelens van den nieuwen heerscher kennis te<br />

geven. Hij was tot de uitlevering van de nog in Mataram<br />

gevangen Nederlanders bereid, en geneigd in vrede en<br />

vriendschap met de Comp, te leven, mits door den gouverneur-generaal<br />

de eerste schrede gedaan werd. Men gaf<br />

een gunstig antwoord. Sebald Wonderaer vertrok met<br />

geschenken en de vroeger gemaakte gevangenen, waarop<br />

een gezantschap van den soesoehoenan volgde, met aanbieding<br />

van een zestal artikelen, als grondslag van een<br />

verbond dat in 1647 tot stand kwam.<br />

Ook met den pangeran van Bantam, — die benevens een<br />

heiligen standaard, den titel van sultan uit Mekka ontvangen<br />

had — werd de verstandhouding nu eens meer<br />

dan eens minder gespannen, omstreeks dezen tijd eenigszins<br />

verbeterd. De Comp, had alzoo met de twee machtigste<br />

staten van midden- en west-Java hare handels- en<br />

staatkundige betrekkingen geregeld, en Batavia kon zich<br />

rustig ontwikkelen tot de toekomstige „Koningin der Oostersche<br />

steden."<br />

Op Ceilon had het overmoedige en onhandige gedrag<br />

der Nederlandsche bevelhebbers, in 1646 aan Radja Singa<br />

aanleiding gegeven de wapenen op te vatten, den commandeur<br />

Adriaan van der Stel te doen vermoorden en<br />

meer dan 600 der zijnen gevangen te nemen. Beleid en<br />

geduld waren hier noodig om onze bijkans verlorene zaak<br />

te herstellen. Gelukkig viel de keuze die moeilijke taak<br />

te vervullen op Joan Maetsuykcr, een man die zich<br />

reeds meermalen gunstig had onderscheiden. Door zijne<br />

vastberaden houding zoowel als door zijn toegevend en<br />

beleidvol gedrag, wist hij niet alleen de gevangenen<br />

te bevrijden, maar ook een vredesverdrag te sluiten,<br />

waarbij Punto de Galle en Ngombo voor de Comp, behouden<br />

bleven, 't geen eene verdere ontwikkeling van<br />

,'


88<br />

onzen handel op de kusten van Malabar en Koroman-<br />


84.<br />

in 1637 door haren commissaris Jochem Roelof een verdrag<br />

gesloten waarbij zij den alleenhandel op. de Westkust<br />

verkreeg. Jammer dat eene in 1649 met Tadjoe'1-alam —<br />

de eerste der vier koninginnen die achtereenvolgens den<br />

troon beklommen, — aangegane overeenkomst nopens de<br />

tinmijnen van Perah werd geschonden. Dit gaf aanleiding<br />

tot een vredebreuk met Atjih, en eene grootere toenadering<br />

tot de meeste volken van Sumatra's westkust die<br />

zich niet langer aan de suzereiniteit van dat rijk wilden<br />

onderwerpen, terwijl Nederlandsche kantoren te Silidah,<br />

lndrapoera en andere plaatsen werden gevestigd.<br />

Thans voert ons de geschiedenis naar den Molukschen<br />

Archipel terug, waar alles zich groepeert om een man<br />

die op de meest verschillende wijzen is beoordeeld, en 't<br />

valt dan ook niet gemakkelijk over Arnold de Vlaming<br />

van Outshoorn een juist en rechtvaardig oordeel te<br />

vellen.<br />

Onder het verder bestuur van Demmer was de toestand<br />

er geenszins verbeterd. Niet alleen op Ceram waar duizenden<br />

specerijboomen vernield werden, maar ook op Hitoe, waar<br />

Toeloe Cabesie uit het schier ongenaakbare Capaha te<br />

lang reeds de machtelooze woede van den landvoogd<br />

trotseerde, duurde de opstand voort. Eindelijk maakte<br />

Jacob Verheyden zich van die onneembaar geachte sterkte<br />

meester; 't gelukte den dapperen aanvoerder in de ongenaakbare<br />

wildernis eene schuilplaats te vinden, doch weldra<br />

gaf hij zich vrijwillig over, en ook zijn hoofd viel<br />

onder het zwaard van den beul.<br />

Na Hamza's dood (1648), beklom Mandarsjah Ternate's<br />

troon, en nu had wellicht voor de Molukken eene betere<br />

toekomst kunnen aanbreken, bijaldien de Compagnie het<br />

monopoliestelsel minder streng had toegepast. Zij gaf het<br />

voornemen te kennen de specerij-boomen te doen uitroeien,<br />

naarmate het product grooter was dan zij voor haren<br />

handel behoefde ; en toen de koning van Ternate, ondanks<br />

deze verkrachting van vroeger aangegane verbintenissen,<br />

on den algemeenen kreet van verontwaardiging, in dat<br />

schandelijk voorstel berustte, was het met zijn gezag en<br />

de vredelievende inzichten gedaan. ,


85<br />

De meesten zijner diepgekrenkte district-hoofden (sengadji's)<br />

verklaarden hem vervallen van den troon, en zijn<br />

jongste broeder Manilla werd tot koning uitgeroepen.<br />

Nauwelijks was die tijding te Batavia ontvangen, of de<br />

Vlaming vertrok als raad van Indië en commissaris over<br />

de drie Oostersche gouvernementen, met eene vrij aanzienlijke<br />

macht naar de Molukken. Mandarsjah werd op<br />

den troon hersteld, en vele landsedelen lieten zich even<br />

als hun laaghartige meester omkoopen. Prins Kaitsjili<br />

Saïdi, groot-admiraal van Ternate, stelde zich echter aan<br />

het hoofd der misnoegden, sleepte Madjirah, des konings<br />

stadhouder te Amboina, in zijn afval mede, en op nieuw<br />

werd de vaan van den opstand ontrold.<br />

Deze opstand, waarbij de Nederlandsche bezetting op<br />

verschillende eilanden en kusten overrompeld en vermoord<br />

werd, gaf de Vlaming aanleiding tot eene onverbiddelijke<br />

gestrengheid in 't uitroeien der specerijboomen. Hierdoor<br />

werd de inlander op de meest pijnlijke en drukkende wijze<br />

gestraft, en te gelijkertijd een uitstekende dienst aan de<br />

Comp, bewezen, „die met nagelen als o verkropt zat."<br />

Loodzwaar rustte zijne wrekende hand op deze ongelukkige<br />

gewesten. Vele eilanden waaronder Amblau enManipa<br />

werden systematisch zoodanig geteisterd dat de<br />

inwoners naar elders de wijk moesten nemen, om in de<br />

allereerste levensbehoeften te kunnen voorzien, daar zelfs<br />

hunne sagoboomen vernield waren. Doch dat was de<br />

Vlaming niet genoeg.<br />

"Weldra vertrok hij met den koning naar Batavia, waar<br />

op den laatsten Januari 1652 een traktaat van extirpatie<br />

tot stand kwam, dat helaas maar al te streng zou worden<br />

toegepast. Tegen een jaarlijksche recognitie van 12000<br />

rijksdaalders aan den koning, van 500 aan zijn broeder<br />

Calamatta, en van 1500 aan de trouw blijvende hoofden<br />

van Ternate, werd het recht gekocht, om de specerijboomen<br />

zoowel dââr als in zijne onder Amboina ressorteerende<br />

landen uit te roeien. Ook verbond hij zich er geen<br />

stadhouder meer aan te stellen.<br />

Als van minder belang voor de geschiedenis, gaan wij<br />

eene reeks van omkoopingen en gruwelen voorbij, om de<br />

Vlaming in zijne verdere bedrijven te volgen, waar hij


86<br />

eene werkzaamheid en wilskracht ontwikkelt eene schoonere<br />

taak en een edeler beginsel waardig. Als slaaf van wat<br />

hij meende zijn plicht te wezen, werd hij een vernielingswerktuig<br />

in handen der O. I. C.<br />

Naarmate er versterking noodig was begaf hij zich naar<br />

Batavia om met nieuwe kracht van wapenen of van geld<br />

het aangevangen uitroeiingswerk voort te zetten en te<br />

voltooien.<br />

Na op Boeroc, de Banda eilanden en Cerams kusten<br />

den kostbaren oogst voor een groot deel aan de verwoestende<br />

hand zijner soldaten te hebben prijs gegeven, verdreef<br />

hij de Ternataansche prinsen Madjirah en Saïdi —<br />

de twee voornaamste hoofden van den opstand — die door<br />

den koning van Makassar ondersteund werden uit Loki<br />

waar hun hoofdkwartier gevestigd was. Steeds van ijver<br />

blakende voor de belangen der Comp., kwam hij bij tijds<br />

voor Ternate terug, om Mandarsjah op den troon te<br />

bevestigen, hem door zijn broeder Calamatta betwist, die<br />

zich insgelijks aan de zijde der opstandelingen geschaard<br />

had. Tevens kocht hij voor eene geringe som het recht<br />

om alle nagelboomen op Makjan en Batjan uit te roeien.<br />

Bijna overal moest men voor den heldenmoed van de<br />

Vlaming zwichten die aan geestkracht en een ijzeren wil,<br />

getrouwe en eerlijke plichtsbetrachting paarde. Jammer<br />

slechts dat zijne goede hoedanigheden door eene allesbeheerschende<br />

hardvochtigheid werden ontsierd, die somtijds<br />

de wreedheid van Demmer evenaarde.<br />

Na eene heldhaftige verdediging, waarbij de Makassaren<br />

zich bijzonder onderscheidden, viel ook het door den vijand<br />

versterkte Laäla in zijne handen, terwijl Assahoedi, de<br />

laatste schuilplaats der opstandelingen, hem bleef uittarten<br />

van dien schier ongenaakbaren rotswand de oproervaan ter<br />

neer te halen.<br />

Maar evenals Verheyden de rots van Capaha had bereikt,<br />

was het hier de vaandrig Casper Buitendijk, die<br />

zich door eene stoute beklimming, van dit arendsnest<br />

meester maakte, en ofschoon het ook Saïdi gelukken mocht<br />

aan 't vijandelijk staal te ontkomen, werd hij later op<br />

eene schandelijke wijze vermoord.<br />

Gelukkig valt er bij zoo vele moordtooneelen toch ook


87<br />

menige dappere daad te vermelden. Zoo hadden o. a. op<br />

Boeton's kust, een paar honderd Nederlandsche soldaten,<br />

door duizenden Makassaren ingesloten, zich in het fort<br />

Djangan-Kata teruggetrokken en iederen aanval afgeslagen,<br />

tot dat de hoop op ontzet verdween; maar liever<br />

dan zich over te geven, stak de bezetting den brand in<br />

het kruit, en liet zich onder het puin der onverwonnen<br />

sterkte begraven.<br />

Eindelijk was het de Vlaming gelukt om de kracht van<br />

den opstand te verdeelen. Madjirah en Calamatta van hunne<br />

aanhangers verlaten, zwierven nog eenigen tijd rond en<br />

vonden eene schuilplaats in Makassar dat hoe langer hoe<br />

meer vijandig tegen ons optrad.<br />

Boeroe en eenige andere eilanden kwamen in onderwerping,<br />

de nagel- en muskaatnotenboomen waren behalve<br />

op de daarvoor aangewezen eilanden Amboina, de Oeliassers<br />

en de Banda-groep overal zoo goed als uitgeroeid,<br />

en de inwoners verjaagd, verstrooid of naar andere kusten<br />

overgebracht. Zóó eindigde de Vlaming's werkkring in<br />

deze vroeger zoo gezegende gewesten; en al mocht het<br />

hem niet gelukken Solor en Timor door de Portugeezen<br />

to doen ontruimen of er het Nederlandsch gezag te herstellen,<br />

werd hij te Batavia waar hij wederom zitting nam<br />

als raad van Indië, met de meeste onderscheiding ontvangen.<br />

Hij had der Comp, dan ook vele, en in haar oog<br />

uitstekende diensten bewezen; diensten, voor welker getrouwe<br />

uitvoering hij elk zachter menschlievend gevoel<br />

had doen wijken; en toch was de Vlaming strikt eerlijk,<br />

rechtvaardig, onbaatzuchtig en dapper tot het vermetele<br />

toe. De man, die niet aarzelde den armen inlander tot<br />

den bedelstaf te brengen door zijn wettig eigendom te<br />

vernielen, was tevens zijn beschermer en wreker bij de<br />

minste afpersing door een zijner onderhoorigen gepleegd,<br />

't Was een kind van zijn tijd, of liever, een al te getrouw<br />

dienaar van het monopolie-stelsel der O. I. C.<br />

Men ging inmiddels steeds voort met de reeds bestaande<br />

handelsbetrekkingen uit te breiden en waar het voordeel<br />

kon aanbrengen, een goede verstandhouding met de inlandsche<br />

vorsten aan te kweeken of te bevorderen.<br />

In 1651 werd door Jan Antonie van Riebeek, eene


88<br />

volkplanting gesticht aan de Kaap de Goede Hoop, om<br />

dit voorgebergte van Afrika tot eene geschikte ververschingsplaats<br />

te maken voor de naar Indië opvarende<br />

schepen, en een gezantschap naar Bantam afgevaardigd,<br />

om onderscheidene geschillen met sultan Aboe'l Fatah,<br />

later meer onder den naam van Ageng Tirtajasa bekend,<br />

te vereffenen. Tevens begaf zich de opperkoopman Ryklof<br />

van Goens naar Mataram, waar hij zich door zijn behendig<br />

gedrag bijzonder onderscheidde. Vrede en vriendschap werd<br />

z. v. m. met den soesoehocnan onderhouden, opdat Batavia<br />

steeds van de noodige rijst mocht worden voorzien.<br />

Reiniersz. bekend om zijne godsdienstige onverdraagzaamheid<br />

en bij bewindhebberen niet hoog aangeschreven, overleed<br />

den 18 den Mei 1653; hij werd door Joan Maetsuykor,<br />

een man van veelzijdige kennis en ervaring vervangen,<br />

wiens bestuur, gedurende het vierde gedeelte eener eeuw,<br />

in menig opzicht een belangrijk en roemvol tijdvak inde<br />

geschiedenis van Nederlandsen O. I. beslaat.<br />

HOOFDSTUK V.<br />

HET BESTUUR VAN DEN GOUVERNEUR-GENEEAAL<br />

MAETSUYKER.<br />

1653—1678.<br />

Hoewel gedurende de eerste jaren van dit tijdperk de<br />

aandacht meer op de daden der Nederlanders buiten den<br />

Indischen Archipel gevestigd wordt, waarbij Rijklof Volckertsz.<br />

van Goens en Cornells Speelman in 't bijzonder<br />

op den voorgrond treden, staan die daden toch met deze<br />

geschiedenis in een te nauw verband, om ze hier niet<br />

met een enkel woord te vermelden.<br />

Nauwelijks was het tienjarig bestand tusschen Portugal<br />

en de Republiek geëindigd, of de vijandelijkheden op<br />

Ceilon namen in 1652 op nieuw een aanvang.<br />

De Portugeezen goed aangevoerd, en vast besloten er


89<br />

zich te handhaven, hadden eenige voordeelen op Radja<br />

Singa behaald, waarom het noodzakelijk werd hun in<br />

Gerard Huift een geschikt en bekwaam legerhoofd tegenover<br />

te stellen. Na den vijand in een paar gevechten<br />

overwonnen en verstrooid te hebben, sneuvelde hij bij<br />

het beleg voor Kolombo, dat ongeveer een maand later<br />

(12 Mei 1656) door Adriaan van der Meijden werd ingenomen.<br />

Hier mede ging Portugal's laatste sterkte op dat<br />

rijke Ceilon verloren, in welks ongestoord bezit het zich<br />

anderhalve eeuw lang had mogen verheugen. De zoo<br />

begeerde oogst van paarlen en kaneel kwam thans in handen<br />

der Comp., en achtereenvolgens werden al de sterkten<br />

der Portugeezen op dit eiland en de kust van Koromandel<br />

veroverd aan welke belegeringen de kapitein Van dei-<br />

Laan een roemrijk deel nam.<br />

In 1661 verscheen Rijklof van Goens, een van die beroemde<br />

mannen wier namen tot heden nog in de geschiedboeken<br />

der Indische volken voortleven, met eene aanzienlijke<br />

vloot in de golf van Manaar, maakte zich van 't<br />

sterke Jafnapatnam, de laatste schuilplaats van den vijand<br />

meester, en na op Malabar's kust Koïlang en Kranganor<br />

ingenomen te hebben, vertoonde hij zich weldra voor<br />

Koetsjin. Hoewel hij genoodzaakt was het beleg tijdelijk<br />

op te breken, viel de later op nieuw belegerde stad, na<br />

eene hardnekkige verdediging, in Januarij 1663 in zijne<br />

handen; en bij zijn plechtigen intocht, ontving van Goens<br />

als vertegenwoordiger van Ncêrlands macht op deze stranden,<br />

de hulde van den regeerenden vorst (samorin) als<br />

vazal der O. I. C.<br />

Eenige weken daarna was ook de stad Kananor bij verdrag<br />

overgegaan, en de alleenhandel op Ceilon en de<br />

kusten van Hindustan, door een met den samorin van<br />

Kalikoet gesloten traktaat gewaarborgd. En toen tengevolge<br />

van het vredesverdrag tusschen Nederland en<br />

Portugal (6 Augustus 1661), de Comp, in het bezit deilaatst<br />

behaalde veroveringen bevestigd werd, was haar<br />

gezag en overwicht niet langer te betwisten. Voegt men<br />

hier bij dat Dirk van Adrichem door een traktaat met<br />

Aurcng-Zeb, den vrijen handel verwierf op Orissa en<br />

Bengale, dan mocht zij zich terecht beroemen eene schoone


90<br />

parel in hare kroon te hebben gewonnen. Ook werden<br />

hare betrekkingen met Palembang — in 1657 tengevolge<br />

van het afloopen van twee Nederl. schepen afgebroken, —<br />

voor welken roof die stad twee jaren later door v. d. Laan<br />

ingenomen en gestraft werd, gelukkig hersteld, een fort<br />

aan de Moesi gebouwd en de peperhandel op nieuw begonnen.<br />

Zoo breidde de steeds machtiger wordende handelmaatschappij<br />

zich ook buiten den Archipel uit, ofschoon<br />

haar een kostbaar kleinood in Formosa ontviel.<br />

Dit 8choone eiland was dikwijls het tooneel van bloedige<br />

botsingen tusschen de woelzieke Chineezen die er<br />

zich hadden nedergezet en niets liever wenschten dan er<br />

zich meester van te maken. Zoo was o. a. een in 1652<br />

uitgebroken opstand wel met kracht onderdrukt, maar<br />

de toestand bleef, door het — bij de nadering der Mantsjoe<br />

Tartaren — meer en meer toenemend aantal vluchtelingen<br />

uit China, en de herhaalde waarschuwing eerlang<br />

door zeeroovers te zullen worden aangevallen, zoo gevaarlijk<br />

, dat de gouverneur Frederik Coyet dringend om hulp<br />

verzocht, zonder welke hij niet in staat zou zijn een ernstigen<br />

aanval af te weren. Men beschouwde zijne vertoogon<br />

als zeer overdreven en geene hulp werd verleend, waaraan<br />

een noodlottige partijgeest te Batavia niet vreemd bleef;<br />

wel werd iets later van der Laan met een eskader naar<br />

Formosa afgezonden, maar geen vijand ziende opdagen,<br />

beproefde hij een aanslag op Macao, en liet slechts eenige<br />

soldaten zonder officieren achter, welke geringe hulp geheel<br />

onvoldoende bleek, toen Coxinga — een Chineesche vrijbuiter<br />

— zich met eene sterke vloot voor het eiland<br />

vertoonde. Nauwelijks was die Jobstijding te Batavia<br />

bekend, of men trachtte vroegere zorgeloosheid door eenige<br />

meer afdoende maatregelen te herstellen, 't Was echter<br />

te laat, en ze waren bovendien geheel ontoereikend.<br />

Coxinga's woeste horden overstroomden al spoedig dit<br />

tïchoone land, en na alles te vuur en te zwaard vernield<br />

te hebben wat niet terstond in onderwerping kwam, sloeg<br />

hij het beleg voor Zeelandia. Noch de moedige verdediging<br />

van het fort, noch de verschijning van eenige schepen<br />

op de reede onder Cleiik den nieuw benoemden gouverneur<br />

van Formosa ; die bij een opkomenden storm lafhartig de


91<br />

kust verliet, noch de geringe ondersteuning van Cau dieeen<br />

handvol troepen ontscheepte, of de zelfopoffering van<br />

een Antonius Hambroek, die zijn leven aan het een»<br />

gegeven woord ten offer bracht, waren in staat die kostbare<br />

bezitting voor de O. I. C. te behouden. Toen do<br />

ongelukkige bevelhebber, na eene heldhaftige verdediging,<br />

waarbij men zegt dat 10,000 Chineezen omkwamen, en<br />

eene eervolle capitulatie, bij meerderheid van den krijgsraad<br />

besloten, met het overschot der zijnen te Batavia<br />

aankwam, werd dat verlies aan hem geweten. Hij moest<br />

voor de geleden schade boeten, en een onteerend vonnis<br />

over hem uitgesproken, werd door eene levenslange verbanning<br />

naar Poelo Ai gevolgd. De voorspraak van een<br />

Willem III was er noodig, om hem in 1674 zijne vrijheid<br />

te doen herkrijgen. Terecht werpt het „verwaarloosd<br />

Formosa" eene onuitwischbare vlek op Maetsuijkers bestuur.<br />

Thans blijft nog over de reden op te geven waarom<br />

reeds in 1665 het Octrooi tot 1700 werd verlengd, om<br />

daarna den voor een oogenblik afgebroken draad der geschiedenis,<br />

van 't op Java en in de Molukken gebeurde,<br />

weder op te vatten.<br />

Tijdens den tweeden Engelschen oorlog was tusschen<br />

de Staten en de Comp, overeengekomen, het octrooi<br />

voor zulk een geruimen tijd te verlengen, mits zij aannam<br />

„twintig oorlogschepen aan den lande te leveren en<br />

te onderhouden, zoo lang de krijg met Engeland duurde;"<br />

maar door geleden verliezen aan scliepen, niet bij machte<br />

daaraan te voldoen, verbond zij zich gedurende den oorlog,<br />

jaarlijks twaalf tonnen gouds aan 't land te betalen-<br />

Bij de al meer en meer toenemende schaarschte aan geld,<br />

was deze verlenging duur gekocht, te meer daar de Comp,<br />

in 1672 nog twee millioen guldens ter beschikking stelde<br />

van de Staten van Holland en Zeeland, welke som lateiin<br />

obligation werd terugbetaald. Sedert dien tijd begonnen<br />

de Kamers gelden te leenen, schuldbrieven uit te geven,<br />

belangrijke sommen aan zoegenaamde anticipatie-penningen<br />

(eene vooruitbetaling op de aanstaande specerij-veiling)<br />

op te nemen, en was de eerste kiem van dien schuldenlast<br />

gelegd waaronder zij later moest bezwijken,<br />

Java ging steeds onder zijn despotisch bestuur gebukt'


92 ,<br />

dé goede verwachtingen van den jongen keizer gekoesterd,<br />

die als adipati-anom wel eene zinnelijke en wellustige<br />

geaardheid had doen kennen, maar tevens bewijzen gaf<br />

zijne driften en hartstochten te kunnen beheerschon, werden<br />

bitter teleur gesteld. Die zelfbeheersching was niets<br />

dan veinzerij.<br />

De soesoehoenan regeerde zoo als een huichelachtig,<br />

bloeddorstig, verwijfd Aziatisch dwingeland slechts alleen<br />

regeeren kan. Zijne buitensporigheden, zijne beredeneerde<br />

wreedheid en onmenschelijke handelingen, geheel in strijd<br />

met de bekende goedaardige inborst der Javanen, de ontelbare<br />

moorden aan zijne naaste bloedverwanten, zelfs<br />

aan zijn ouderen broeder gepleegd, hadden dan ook<br />

weldra den eerbied en de liefde zijner onderdanen en<br />

, alle achting zijner njksgrooten uitgedoofd. Hoewel hij op<br />

de hulp der Comp, tegenover Bantam, dat hij aan zijne<br />

heerschappij wilde onderwerpen, meende te kunnen rekenen,<br />

en gezantschappen over-en-weêr werden afgezonden<br />

, bleef eene eerlijke staatkunde even als eene oprechte<br />

verstandhouding tusschen Mataram en Batavia steeds tot<br />

de vrome wenschen behooren. Bovendien trachtte hij<br />

onderhandelingen aan te knoopen die, zoo al niet rechtstreeks,<br />

evenwel zijdelings oorlogzuchtige bedoelingen deden<br />

kennen.<br />

Zoo was o. a. tusschen hemen Hassan-oe'd-din, sultan<br />

van Makassar, een verbond tot stand gekomen, waarvan<br />

de gevolgen moeilijk te berekenen zouden geweest zijn,<br />

zoo het niet gelukt ware dien sulten een beslissenden slag<br />

toe te brengen, en daardoor onschadelijk te maken. Zijne<br />

eerzuchtige aanspraken en vijandige gezindheden waren<br />

al meer en meer gebleken ; en toen hij op nieuw onze<br />

tegenstanders onder zijne hoede nam of hun hulp verleende ,<br />

begreep men de overmoed van dien vorst niet langer te<br />

moeten dulden.<br />

Op den 10 den Juni 1660 verscheen dan ook eene vloot<br />

onder van Dam en Truitman voor Makassar's wal, waaleen<br />

Portugeesch eskader van zes koopvaardij-schepen ten<br />

anker lag, dat, slechts door een paar bodems aangetast,<br />

deels vernield deels verstrooid werd, nog vóór dat de<br />

strijd met de Makassaren begon. Van de drie forten


93<br />

waardoor de stad werd gedekt, viel het zuidelijkste, Panakoekang<br />

genaamd, den belegeraar al spoedig in handen,<br />

en toen ook Soembopoe bedreigd werd, ging de sultan<br />

er toe over om vredesonderhandelingen te openen, die<br />

echter niet tot stand kwamen.<br />

Eer wij tot het verhaal van den daarop gevolgden oorlog<br />

overgaan, zij hier opgemerkt dat de Spanjaarden —<br />

die Tidor reeds vroeger ontruimd hadden — zich bij het<br />

overwicht door Nederland in den Molukschen Archipel<br />

verkregen, ook van Ternate terugtrokken, zoodat de<br />

laatste sporen van hunnen vorigen invloed verdwenen.<br />

Poelo Run, en een tijdelijk door de Engelschen ingenomen<br />

fort bij Damme, werden omstreeks denzelfden tijd door<br />

deze lastige naburen verlaten.<br />

Verboden specerij teelt, schending van het monopolie,<br />

en zeoroovenj op groote schaal door de Makassaren gepleegd,<br />

waren de voorboden der vijandelijkheden, die in<br />

1665 met het afloopen van een paar Compagnies-schepen,<br />

en den aanval van onzen bondgenoot, den vorst van Boeton,<br />

een aanvang namen.<br />

De fakkel des oorlogs werd op nieuw ontstoken,<br />

maar tevens schaarde zich een trouwe bondgenoot aan<br />

onze zijde. Het was de inlandsche prins Aroe Palakka,<br />

die bij de verovering van Sopeng en Boni door den koning<br />

van Makassar met de zijnen gevankelijk naar Goa gevoerd<br />

— door de ondergane gruwelen tot vertwijfeling en<br />

opstand gebracht — later eene schuilplaats op Boeton gevonden<br />

had, en thans der Comp, zijne diensten aanbood.<br />

Hij hoopte de schim van zijn ter dood gebrachten vader<br />

te verzoenen, zijne landgenooten van een ondragelijk juk<br />

te bevrijden, en den lang verduurden smaad en hoon aan<br />

de Makassaren te kunnen wreken.<br />

Na onder kapitein Christiaan Poolman op Sumatra<br />

getoond te hebbon een getrouw en dapper bondgenoot te<br />

zijn, waarop men ook in het vervolg zou kunnen rekenen,<br />

keerde Aroe Palakka met de vloot van Cornelia Speelman<br />

, aan wien het bevel over zee- en landmacht in de<br />

Molukken was opgedragen, naar Celebes terug.<br />

Reeds in de laatste dagen van December 1666, werden<br />

te Bonthain eene menigte prauwen, en verder langs de


94<br />

xuidkust een groote voorraad rijst vernield, waarna Speelman<br />

den l ,teu Januari 1667 op de Makassaren, die zich<br />

op Boeton genesteld hadden, eene schitterende overwinning<br />

en een rijken buit behaalde, waarbij Aroe Palakka<br />

met zijne Boniërs uitstekende diensten bewees.<br />

Ruim vijf maanden later werd Makassar zelf aangetast,<br />

«n hoewel een door hem beproefde landing te Boni was<br />

mislukt, sloeg de prins zich met behulp van Poolman<br />

door den vijand heen, en ondersteunde de hoofdmacht<br />

van Speelman voor de stad, waar met afwisselende<br />

kansen werd gestreden. Langzamerhand werden door de<br />

aanvallers meer voordeelen behaald ; eenige sterkten,<br />

waaronder Glisson of Galesoeng vermeesterd, en Soembopoe<br />

de zetel van Makassar's bestuur al nauwer en<br />

nauwer ingesloten.<br />

Na vele onderhandelingen kwam eindelijk de vrede tot<br />

«tand. Het op den 18 aen November 1667 voor Nederland<br />

zeer voordeelig verdrag te Banggaja vastgesteld — onder<br />

den naam van Banggaisch traktaat bekend — dat door<br />

het achtereenvolgens toetreden van al de staten van Zuid-<br />

Celebes , de pijler werd waarop ons gezag in die landen<br />

berustte, maakte den eens zoo trotschen en onaf hankelij ken<br />

Hultan tot een afhankelijk leenman van de Comp.<br />

Maar nog was de krijg niet ten einde. Nieuwe vijandelijkheden<br />

werden gepleegd, stroomen bloed weer vergoten<br />

, en de vrede niet bevestigd voor en aleer Soembopoe<br />

op den 24" en Juni 1669 veroverd en geslecht werd. Van<br />

dien tijd af woei de driekleur van Oedjoeng-Pandang,<br />

welk fort — onder den naam van Rotterdam — de hoofdzetel<br />

werd van het bestuur op Celebes.<br />

Thans was de Comp, uitsluitend bezitster van den specerij-handel,<br />

en toen te Makassar, even als op de Oeliasser-<br />

en Banda-eilanden, alle Europeanen daarvan werden<br />

uitgesloten, ging ook voor dat gewest het belangrijkste<br />

deel van zijn handel verloren.<br />

Speelman vertrok naar Batavia, door een stoet van rijksgrooten<br />

omgeven, die met hun leven borg bleven voorde<br />

algeheelo onderwerping van hunnen vorst en de trouwe<br />

naleving van het gesloten traktaat. Aroe Palakka en<br />

Calamatta — de wederspannige prins van Ternate die


95<br />

zich eindelijk onderworpen had — vergezelden d^n overwinnaar<br />

: de eerste werd in zijne rechten en erflanden<br />

hersteld en in 1672 tot sultan van Boni verheven, de<br />

tweede in genade aangenomen. Maar terwijl men feest<br />

vierde in de hoofdstad, zag men op Java met leede<br />

oogen onzen voorspoed te Makassar; en ofschoon in 1667<br />

en 1668 gezanten naar het hof te Pléred (Mataram)<br />

waren gezonden, werd in 1669 de rijstuitvoer wederom<br />

zeer bemoeilijkt en den handel allerlei bezwaren in den<br />

weg gelegd. Met Mangkoe-rat, die het onderhouden der handelsbetrekken<br />

op zijne kusten, aan de vier gouverneurs<br />

of zoogen. strandheeren van Joana, Japara, Demak en<br />

Samarang had opgedragen, waardoor Batavia op zeer<br />

ongelijke wijze van de benoodigde rijst werd voorzien,<br />

was alzoo de goede verstandhouding veel verminderd.<br />

Ook sultan Aboe'l Fatah had in weerwil der vernieuwing<br />

van een tienjarigen vrede in 1655 gesloten, reeds het volgende<br />

jaar de vijandelijkheden hervat, door het doen<br />

afloopen van Nederlandsche schepen en het vernielen der<br />

suikerplantages in de Ommelanden van Batavia. Dit had het<br />

blokkeeren der haven van Bantam tengevolge, 't geen vooral<br />

den Britschen handel veel nadeel berokkende, en in 1658 tot<br />

hevige klachten aanleiding gaf. Zoowel in Batavia als bij<br />

de Staten-Generaal had buigzaamheid de vroegere fierheid<br />

vervangen waardoor èn hier èn dààr aan de eischen van<br />

Downing en John Edwards werd toegegeven. Eindelijk<br />

werd in Mei 1664 een vredestraktaat gesloten dat echter<br />

van de zijde des sultans, door zijne Engelsche vrienden<br />

ondersteund, grootendeels onuitgevoerd bleef „zoodat het<br />

met recht geen vrede genoemd mag] worden."<br />

Maatregelen van inwendig bestuur, hadden rechtspleging<br />

en onderwijs te Batavia doen verbeteren : de kolonisatie op<br />

Ceilon werd in 1669, op nieuwe grondslagen! geregeld,<br />

en in 't algemeen werden meer gunstige bepalingen —<br />

\ oor eenigen tijd althans - omtrent den binnenlandschen<br />

handel, de ontwikkeling en het welzijn der burgerij „vrije<br />

luyden" in de O.-l. bezittingen genomen. Want ondanks<br />

de vertoogen van de gou v s .-gen. Coen, Brouwer, van Diemen<br />

en anderen, bleef de neringdoende burgerstand, die dooide<br />

Comp, steeds zoo stiefmoederlijk was behandeld, even


96<br />

arm en ongelukkig, omdat ze zelfs aan dezen, elk aandeel<br />

in den handel betwistte. Geen mededinger hoe<br />

gering ook, kon door het monopolie-stelsel geduld, geen<br />

voordeel of winst een ander gegund worden en toch werd<br />

de Comp, niet rijker. De luister naar buiten, en de weelde<br />

van binnen stonden op verre na in geene verhouding tot<br />

hare winsten. De handel kwijnde, en Bantam dreigde<br />

„de haven van Batavia" te worden. Bantam, dat door<br />

aanmoediging van vrijen handel, schepen, kooplieden en<br />

kapitalen tot zich trok, terwijl in Batavia meest ieder<br />

jaar de uitgaven de inkomsten overtroffen, (in 1676 met<br />

meer dan één millioen) gaf Neêrlands bekrompen monopoliegeest<br />

hier een gevoelige en beschamende les.<br />

Intusschen bereidden zich gebeurtenissen voor, die Mataram<br />

aan den rand zouden brengen van zijn ondergang, en waarbij<br />

ook Bantam, steeds op eigen groo<strong>the</strong>id en eigenbelang bedacht,<br />

een gewichtige rol vervulde. De trotsche meester van<br />

dat toen nog zoo machtige rijk, die van de Comp, een<br />

jaarlijksch gezantschap vorderde als leenplicht en huldebewijs,<br />

de opperheer van Java, zou weldra aan dien<br />

vermeenden vazal het behoud zijner kroon te danken<br />

hebben.<br />

Het voorspel van dit groote drama begon aan de kusten<br />

van Madoera en in den oosthoek van Java. Dààr hadden<br />

zich bij het einde van den oorlog vele vluchtelingen uit<br />

Celebes neergezet, die in 1673 door een paar duizend<br />

Makassaren onder de Kraëngs (opperhoofden) Montemarano<br />

en Galesoeng of Glisson versterkt, hunne strooptochten<br />

aanvingen. Reeds in 1675 hadden zij de voornaamste<br />

.lavaansche kustplaatsen tot aan Samarang genomen,<br />

in brand gestoken of uitgeplunderd en zich op Madoera<br />

genesteld, dat door den pangeran Sampang, die echter<br />

meestal aan het hof van Mataram verkeerde, onder den<br />

naam van Tsjakra Ningrat II, als leenman van den keizer<br />

werd bestuurd.<br />

Zekeren prins, Troena Djaja, een eerzuchtig jongelingen<br />

aan dien vorst verwant, maar die door sommigen werd<br />

gehouden voor een natuurlijken zoon van Mangkoe-rat,<br />

terwijl hij zich zelven uitgaf voor een afstammeling van


97<br />

Brawidjaja, den laatsten vorst uit het oude stamhnis van<br />

Madjapahit, stelde zich aan het hoofd dezer benden. Hij was<br />

gehuwd met de dochter van zekeren raden Kadjohoran, die<br />

in 't Oosten van Java een beduidenden invloed uitoefende<br />

en de omliggende landen tegen Matarams vorst in opstand<br />

bracht, terwijl zijn schoonzoon zich op Madoera, ten koste<br />

van zijn oom een onafhankelijk rijk trachtte te verwerven.<br />

Na eene vergeefsche poging om die gewesten weder tot<br />

onderwerping te brengen, waarbij zijne legermacht eene<br />

geduchte nederlaag leed, zocht de keizer te Batavia hulp<br />

bij de hooge regeering krachtens het 5 de art. van het<br />

verbond van 1646, waarbij bepaald was dat de Nederlanders<br />

hem tegen zijne vijanden zouden bijstaan, wanneer<br />

die tevens vijanden waren van de O. I. C. ; en aangezien<br />

nu de Makassaren bij hunne strooptochten en zeerooverijen<br />

ook haar gebied niet ontzagen, besloot gouv.-gen. in<br />

rade, hoewel met weerzin, dien bloeddorstigen verdierlijkten<br />

vorst, dien „strengen barbaar", zooals van Goens<br />

hem noemde, de verzochte hulp te verleenen.<br />

In Maart 1676 verscheen dan ook de kapitein Jan<br />

Franssen Holsteyn met eenige troepen voor Japara; maar<br />

in plaats van de noodige medewerking, vielen hem slechts<br />

blijken van argwaan en mistrouwen ten deel. De listige<br />

en oproerige priestervorst van Giri namelijk — „door de<br />

Nederlanders ten gevolge van zijn geestelijk oppergebied,<br />

niet oneigenaardig de Mohammedaansche paus genoemd" —<br />

die uit zijne bergwoning a,chter Grisée een machtigen<br />

invloed op de bevolking van Oost-Java en Madoera uitoefende<br />

, deed den achterdochtigen keizer gelooven, dat de<br />

Hollandsche kafirs gemeene zaak maakten met de Madoereezen<br />

en de Makassaren. In dit denkbeeld werd hij<br />

ongelukkig door het gedrag van Holsteyn versterkt, toen<br />

deze — weinig berekend voor zijne moeilijke taak — te<br />

kwader ure onderhandelingen met de opperhoofden van<br />

deze hoogst woelige uitgewekenen aanknoopte, om hen te<br />

overreden de kusten van Java te verlaten. Bovendien<br />

werd na een mislukten aanval op do Makassaarsche vloot,<br />

waarbij de admiraal van Mataram, Wira Troena, liet leven<br />

liet, ook het leger van den soesoehoenan geslagen, zonder<br />

dat het Holsteyn gelukken mocht, de vluchtende Javanen


98<br />

weder in het vuur te brengen, 't Werd dus tijd dat de<br />

majoor Poolman, die hem kort daarna als bevelhebber<br />

verving, en al spoedig de Makassaarsche benden versloeg,<br />

waarbij hun opperhoofd Montemarano doodelijk gewond<br />

werd, aan de zaken eene andere wending gaf.<br />

't Behaalde voordeel echter, ging door de werkeloosheid<br />

en het dralen van den pangeran adipati-anom (vermoedelijken<br />

troonopvolger), die met eenJavaansch leger tot nabij<br />

Sidajoe genaderd was weder verloren. Sommige schrijvers<br />

meencn, m. i. zeer ten onrechte, dat eene geheime verstandhouding<br />

tusschen hem en Troena Djaja daaraan niet<br />

vreemd is gebleven. Zij gronden hunne meening op het<br />

feit, dat deze aanzienlijke macht door een handvol vijanden<br />

werd verslagen : en dat, hoewel de adipati-anom de oudste<br />

was der vier zonen van don soesoehoenan die aanspraak<br />

maakten op de kroon van Mataram, de half versufte<br />

vader, onder partijschappen en hofkabalen gebukt, nog<br />

geen besliste keuze had gedaan. Daarom zou de pangeran<br />

zich heimelijk met Troena Djaja hebben verstaan, om<br />

bijaldien een zijner broeders verkozen werd, op diens hulp<br />

te kunnen rekenen. "Wel behaalden de Makassaren, spoedig<br />

onder den Madoereeschcn prins hereenigd, eene schitterende<br />

overwinning op het Javaansche leger, waarbij een<br />

groot deel van Java's Oostkust hun in handen viel, maar<br />

dit was moer aan verregaande zorgeloosheid en onkunde,<br />

dan aan verraad toe te schrijven; hiervan is ook in de<br />

verdere geschiedenis niets gebleken.<br />

Na zich — onder den titel van praboe madoeratna<br />

tot onafhankelijk vorst verklaard en de ondersteuning<br />

verkregen te hebben van den heerschzuchtigen sultan van<br />

Bantam, die er slechtß op uit was zijne macht ten koste<br />

van Holland en Mataram uit te breiden, knoopte Troena<br />

Djaja door «oerohans (zendelingen) onderhandelingen<br />

aan met de regoering te Batavia, om zich van hare onzijdigheid<br />

in den ophanden zijnden strijd te verzekeren. Het<br />

Ncderlandsch bestuur evenwel, door het traktaat van 1646<br />

en de omstandigheden gedwongen , besloot den soesoehoenan<br />

op zijn herhaald en dringend aanzoek te blijven<br />

ondersteunen en zelfs krachtiger dan tot hiertoe op te<br />

treden. Poolman werd terug geroepen, en de ordmaris-


99<br />

raad van Indië Speelman, de held van Makassar — die<br />

zich vrijwillig had aangeboden — in de laatste dagen van<br />

1676 als admiraal en generalissimus, met de noodige versterking<br />

naar het tooneel van den oorlog gezonden.<br />

Troena Djaja was inmiddels niet werkeloos gebleven:<br />

duizenden Javanen sloten zich bij hem aan ; en al had zijn<br />

schoonzoon Kraëng Galesoeng zich tegen hem gewend,<br />

vele kustplaatsen op Madoera verwoest en steeds plunderende<br />

den oosthoek van Java bereikt, zoo waren de strijdkrachten<br />

en bondgenooten van den prins echter aanmerkelijk<br />

vermeerderd.<br />

Speelman begreep terecht dat hij hier met meer dan een<br />

gewonen opstand te doen had, en onmiddellijk krachtdadig<br />

te werk moest gaan. Nauwelijks was hij te Japara geland<br />

en het vroeger verdrag van 1646 door den daartoe van<br />

den keizer gemachtigden landvoogd Wangsa Diepa bevestigd,<br />

of den 28» te " Febr. 1677 werd eene' nieuwe<br />

overeenkomst gesloten. De daarbij bedongen voordeeleu<br />

waren de voorloopers van Neêrlands latere souvereinitèit<br />

over het rijke Insulinde. Door den opperkoopman Jacob<br />

Couper, die zich gedurende dien oorlog bijzonder onderscheidde,<br />

en in verschillenden werkkring uitstekende<br />

diensten bewees, werd te Mataram de ratificatie van<br />

Mangkoe-rat en zijne zonen verkregen, die reeds gedeeltelijk<br />

het bestuur in handen hadden , terwijl Speelman<br />

met Troena Djaja onderhandelde. Nadat alle middelen<br />

om dezen weêrspannigen prins op vredelievende wijze tot<br />

onderwerping, en Madoera onder het gezag van Mataram<br />

terug te brengen waren uitgeput, had op den 12 dou Mei<br />

te Ampel bij Soerabaja een treffen plaats, waarbij de vijand<br />

geslagen en verstrooid werd. Naar Kediri gevlucht, en<br />

door velen der zijnen omringd, hield Troena Djaja ook<br />

dààr de oproervaan, of zooals hij voorgaf, den heiligen<br />

standaard des geloofs, hem uit Mekka toegezonden , moedig<br />

omhoog. Niet alleen betwistte hij den vorst van Mataram<br />

de souvereinitèit over Madoera, maar zelfs de wettigheid<br />

zijner regeering, die nimmer te Mekka was erkend. Over<br />

geheel Java liet hij verkondigen dat het rijk van Mataram<br />

aan Holland was verkocht, en de godsdienst in gevaar verkeerde.<br />

Hij riep de geloovigen op tot den heiligen strijd


100<br />

tegen de kafirs, en van alle zijden stroomden hem hulptioepen<br />

toe.<br />

Terwijl Speelman zich onledig hield, zijn door ziekte en<br />

ongemak zeer ingesmolten leger en het gezag van den keizer<br />

in de omstreken van Soerabaja te herstellen, hadden<br />

de opstandelingen zich meester gemaakt van de hoofdstad<br />

des rijks, den kraton geplunderd en de vrouwen benevens<br />

de schatten waaronder de kroon van Madjapahit en het<br />

vermaarde kanon Satomie — naar Kediri overgebracht.<br />

Tevens waren de zich aan het hof van Mataram bevindende<br />

pangérans van Tjeribon , Marta Widjaja of sultan-sepoeh<br />

(de oude), Karte Widjaja of sultan-anom (de jonge), en<br />

den panembahan Wangsa Karte, aan den sultan van Bantam<br />

overgeleverd. Door het schenken van den sultans-titel en<br />

andere eerbewijzen, hoopte de sluwe vorst van Bantam<br />

zich door lien als leenheer te doen erkennen.<br />

De prinsen van den bloede Poeger en Singosari, hadden<br />

na eenige schermutselingen, lafhartig de wijk genomen,<br />

en hun ouden vader, die op zijne beurt den kraton ontvlucht<br />

wae en te vergeefs bij de graven zijner vaderen te<br />

Imogiri naar troost had gezocht, onmeedoogend verstooten<br />

en aan zijn lot overgelaten. Zich eindelijk bij de partij van<br />

den kroonprins aansluitende, die zich te Nampoedadi bevond,<br />

dwaalden vader en zoon van de eene plaats naar de<br />

andere, tot dat de afgeleefde despoot te Wanajasa overleed.<br />

Aan dezen prins, dien hij als opvolger erkende, gaf hij de<br />

weinige in zijn bezit gebleven rijkssieraden over. Zjjn lijk<br />

werd te Tagal Wangi begraven, onder welken naam, die<br />

eens zoo machtige maar nietswaardige beheorscher van Mataram<br />

, in de latere geschiedenis meer algemeen bekend is.<br />

De adipati-anom begaf zich naar Tagal, nam den titel<br />

aan vansoesoehoenan Aniangkoe-rat Senopati Ngalaga, zond<br />

zijne broeders bericht van 't overlijden huns vaders en de<br />

aanvaarding zijner kroon, en riep de hulp in van Speelman<br />

om hem in de regeering te bevestigen. Maar nocli<br />

zijne broeders, noch de regenten van Tjeribon of de sultan<br />

van Bantam wilden dezen verwijfden wellusteling, die zijn<br />

troost bij de vrouwen en zijne hulp bij de kafirs zocht,<br />

als heer en gebieder erkennen. Na lang dralen begaf hij<br />

zich eindelijk naar Japara waar zjjn wankelend gezag door


101<br />

Speelman was hersteld. Deze, geheel doordrongen van<br />

de groote voordeelen voor de O.-I. Comp, en haar stelsel<br />

onder deze omstandigheden te verkrijgen, wist in de eerste<br />

dagen van 't jaar 1678, bij verschillende acten het volgende<br />

van den soenan te bedingen: „bekrachtiging van<br />

de in 1646 en 1677 verkregen uitbreiding van 's Comps.<br />

grondgebied tot Pamauoekan; de plaatsen aan Java's<br />

noord- en oostkust als paudsteden met de inkomsten en<br />

rechten aldaar vallende; 't gebied over Samarang, geheele<br />

tolvnjheid, het monopolie van den invoer van kleeden<br />

en amfioen, benevens dat van opkoop en uitvoer van rijst<br />

en suiker in de landen van Japara, Demak, Grobogan,<br />

Pati, Djawana en Koedoes." Bovendien verklaarde hij<br />

zich, met goedkeuring zijner rijksraden, zoo voor zich<br />

als zijne opvolgers aan het contract van 25 Febr. 1677<br />

gebonden- en erkende schuldig te zijn 250.000 realen,<br />

welke schuld echter door achterstand en wanbetaling tot<br />

310.000 was opgeloopen, benevens 3000 kojangs 1) rijst als<br />

vergoeding voor oorlogskosten. Daarvoor was hem de<br />

ondersteuning der Comp, verzekerd.<br />

Niettegenstaande al deze behaalde voordeelen werd Speelman<br />

door het weifelmoedig gedrag en de onzekere houding<br />

der regcering, die zich niet gaarne in een broederkrijg<br />

mengde, evenals door de verregaande werkeloosheid van<br />

den Javaanschen vorst in al zijne operatiën belemmerd.<br />

Op herhaald aandringen was eindelijk een getrouw gebleven<br />

hoofd, Marta poera, groot-gouverneur der Oosterstranden<br />

tegen den vijand opgerukt, die met een sterke<br />

macht G 1 '°b°8' an bezet hield : Djepan werd genomen, op<br />

den linkeroever der Solo eenig voordeel behaald en, daar<br />

aan de oostkust op nieuw een felle krijg tussclien Galesoeng<br />

en Troena Djaja was uitgebroken, deze laatste genoodzaakt<br />

zich op Kediri terug te trekken.<br />

Doch ook dat voordeel ging tengevolge van den algemeenen<br />

haat tegen den soesoehoenan, en verraad van<br />

de hoofden alsmede door ziekte van den generalissimus<br />

weder verloren. Na het opperbevel aan de St. Martin te<br />

hebben opgedragen, keerde Speelman, aan wicn men,<br />

1) Een kojan bevat 30 pi kola ; ecu pikol gemiddeld 125 Aruät. ponden


102<br />

vooral uit een wellicht wat te ver gedreven vrees voor<br />

Bantams oorlogzuchtige bedoelingen, de middelen onthield<br />

den oorlog tot een goed einde te brengen, in de laatste<br />

dagen van Maart 1678 naar Batavia terug, om als directeurgeneraal<br />

en eerste raad van Indië aan de Hooge-tafel<br />

zitting te nemen; na den dood van Maetsuyker was het<br />

opperbestuur reeds bij den aanvang des jaars in handen<br />

van Rijklof v. Goens overgegaan.<br />

Alvorens echter de verdere bewegingen op het oorlogsterrein<br />

te volgen, vereischen Sumatra en eenige buiten<br />

den Archipel voorgevallen gebeurtenissen een oogenblik<br />

onze aandacht.<br />

De gespannen verhouding tussclien de koningin van<br />

Atjih en de O. I. Comp. — door eene reeks vijandelijkheden<br />

gevolgd — was sinds 1649 er niet op verbeterd<br />

, en ons hoofdkwartier op Sumatra's westkust door<br />

Groenewegen in 1662 naar 't eiland Tjinko overgebracht.<br />

Hoewel met eenige oeverstaten handelsbetrekkingen waren<br />

aangeknoopt, de Atjineezen door Cau uit Salida,<br />

Priaman, Tikoe en andere plaatsen verdreven en er vaste<br />

kantoren opgericht werden, was de vrede niet hersteld.<br />

Eerst nadat Abraham Verspeet met eene vrij talrijke<br />

macht in Sept. 1666 het anker voor Tjinko had doen<br />

vallen, wapperde de Hollandsche vlag van daar tot aan<br />

Baros, bij welke expeditie Poolman zoo flink door den<br />

Bonischen prins Aroe Palakka werd ondersteund. Ofschoon<br />

nu de staatkundige toestand door nieuwe verbintenissen<br />

beter geregeld en de vrede op hechtere grondslagen gevestigd<br />

scheen, deden Engelsche mededinging, Atjih's<br />

afgunst, het niet nakomen van gesloten traktaten, en de<br />

verkeerde handelingen van Compagnie's dienaren onrust<br />

en vijandschap voortduren. Zoo ging o. a. in 1684, Benkoelen<br />

voor de Comp, verloren, en bleven hare betrekkingen met<br />

Djambi, Kampar, Siak en de verdere oostkust nog van<br />

weinig beteekenis.<br />

Van Goens, de held van Malabar en Koromandel, had<br />

ook als bewindvoerder op Ceilon, waar hij door zijne zelfstandige<br />

vastberaden houding de grootste diensten bewees,<br />

zijn ouden roem gehandhaafd.


103<br />

Was het Lodewijk XIY gelukt, de kleine Republiek<br />

voor zijne macht te doen bukken, ook in Indië moest haar<br />

handel belemmerd of vernietigd, haar invloed krachteloos<br />

gemaakt worden.<br />

De Fransche admiraal de la Haye Ventelay verscheen<br />

in Maart 1672 met eene aanzienlijke oorlogsvloot in de<br />

baai van Trinkonomale , door François Caron vergezeld ,<br />

die, in 1650 als directeur-generaal te Batavia, „in ambt<br />

en qualiteit gesuspendeerd", later op aanzoek van Colbert<br />

in Fransche dienst overgegaan, thans den admiraal als<br />

raadsman was toegevoegd. Na van Ceilon's keizer verlof<br />

te hebben verkregen eene sterkte te bouwen, zette hij vervolgens<br />

koers naar Koromandel. Van Goens onbekend met<br />

het uitbreken van den oorlog, liet orders vragen in Europa,<br />

en zond naar Batavia om hulp. Zonder echter nadere bevelen<br />

af te wachten, wapende hij op eigen verantwoording<br />

al de ter reede liggende schepen , zocht de la Haye op,<br />

bemachtigde een gedeelte zijner vloot, en maakte zich van<br />

de in aanbouw zijnde sterkte meester. Bijna terzelfder ure<br />

dat Lodewijk de gelukwenschen van zijn overwinnend leger<br />

op den rechter Rijnoever ontving, verloor hij een deel zijner<br />

oorlogschepen in de Ceilonsche wateren.<br />

Cornelia van Quaalberg, door den gouv.-gen. met eene<br />

vloot ter ondersteuning van Van Goens afgezonden, verjoeg<br />

een Engelsch eskader van Koromandel's kust, en<br />

heroverde San Thomé, waarvan de la Haye zich meester<br />

had gemaakt. IS a al zijne schepen op één na verloren<br />

te hebben, keerde de admiraal in November 1674 onverrichter<br />

zake naar Frankrijk terug.<br />

Zoo was na het 25jarig bestuur van Maetsuyker, onze<br />

heerschappij in en buiten den Archipel op hechte grondslagen<br />

gevestigd. En toch hoe hoog de bloei der Comp,<br />

was gestegen, hoe schoon de jonge boom zich ontwikkeld<br />

had en zijne ranke takken uitbreidde, de knagende<br />

worm bleef bestaan die hem eenmaal als vermolmd hout<br />

in een zou doen storten; de instandhouding van het<br />

monopoliestelsel kostte veel geld, en ging vooral in de<br />

Molukken met vele opofferingen gepaard; ook Ceilon's<br />

bezit leverde geene winsten op, en de uitgaven bleven<br />

steeds de inkomsten overtreffen.


104<br />

Op Java was de commandeur de Saint-Martin, hoewel<br />

hij verzocht had daarvoor niet in aanmerking te komen,<br />

voorloopig in plaats van den dapperen en voortvarenden<br />

Speelman, met de verdere leiding der knjgsoperatiën in<br />

de binnenlanden belast geworden. Al spoedig echter<br />

ging het opperbevel van 't leger, op den raad van Indië,<br />

Antonie Hurdt, gewezen gouverneur van Amboina over,<br />

aan wien het gelukte, nadat hij de noodige versterking<br />

ontvangen had, Troena Djaja, die toen den titel voerde<br />

van panembahan ratoe Ngmeinenang, in Grobogan een<br />

eersten en gevoeligen slag toe te brengen. Hierna werd<br />

besloten om met vereende krachten den opstandeling in<br />

zijn hoofdzetel Kediri aan te tasten en zoo mogelijk de<br />

rust op Java te herstellen. Het vereenigd Hollandsch<br />

Javaansch leger trok in drie colonnes zuidwaarts, waarbij<br />

veel ontbering en gebrek werd geleden. Te vergeefs<br />

trachtte men pangeran Poeger en Galesoeng over te halen<br />

zich aan te sluiten en gemeenschappelijk tegen den vijand<br />

te ageeren; de eerste maakte zich gereed Mataram te verdedigen<br />

en zijne vermeende souvereine rechten te handhaven,<br />

de ander had zich met Troena Djaja verzoend en<br />

zich te Kappar versterkt.<br />

Na bij Singkcl de Bran tas of' rivier van Kediri te zijn<br />

overgetrokken, werd het leger aan den rechteroever opgesteld,<br />

de vijand in een hevig gevecht geslagen en genoodzaakt<br />

zich achter de muren zijner vesting te verdedigen.<br />

Hevig werd er gestreden maar eindelijk de zege<br />

behaald. Op den 25 Bten November viel Kediri en daarmede<br />

was de grootste kracht van den opstand verbroken.<br />

Troena Djaja wist naar Blitar te ontkomen, doch zijne<br />

schatten moest hij achterlaten, en onder de vele buitgemaakte<br />

kostbaarheden, behoorde ook de vroeger dooide<br />

Madoereezon uit Mataram ontvoerde rijkskroon van<br />

Madjapahit, boekit pérak (berg van zilver) genaamd, die<br />

den soesoehoenan ongeschonden en op plechtige wijze<br />

door Hurdt werd ter hand gestold. Die bemachtiging van<br />

Kediri is een merkwaardig feit uit de Javaansche geschiedenis,<br />

maar niet minder belangrijk voor de ontwikkeling<br />

van het Nederlandsch gezag. Die vreemde kooplieden<br />

toch, die blanke mannen uit het vorre westen, dio


105<br />

men ruim een halve eeuw geleden, nog gemakkelijk uit<br />

Java meende te kunnen verdrijven, waren thans de redders<br />

der heilige kroon van Madjapahit !<br />

Van dat oogenblik, verkreeg de O. I. C. met haren steeds<br />

toenemenden invloed op de hoogste Javaans che belangen,<br />

tevens een merkbaar overwicht op het oorspronkelijk ialandsch<br />

gezag, en had het toppunt harer glorie bereikt.<br />

Na den val van Kediri had de St. Martin met den keizer<br />

den terugtocht naar Soerabaja aangenomen, waar zich eene<br />

aanzienlijke legermacht verzamelde om den prins in het<br />

zuidoosten des cilands te bestrijden. Ook Madoera hield<br />

nog de zijde van Troena Djaja, terwijl de Makassaren onder<br />

Glisson zich in en om Kappar versterkt hadden, Kadjoran<br />

in 't binnenland den strijd vol hield en pangeran Poeger<br />

als onafhankelijk vorst in Mataram regeerde.<br />

Poolman — in Januari 1679 met hulptroepen te Soerabaja<br />

aangekomen — nam het bevel van Hurdt over, die<br />

uitgeput van vermoeienis naar Batavia terugkeerde, en<br />

verjoeg de Makassaren, die zich op aansporing van den<br />

sultan van Bantam weder bij de Madoereezen hadden aangesloten,<br />

bij Sepan de uit drie sterke stellingen; doch hij<br />

zelf op het ziekbed geworpen, overleed op de reis naar<br />

Soerabaja. In September was Couper, die na den dood<br />

van Poolman het opperbevel voerde, door Aroe Palakka<br />

en zijne dappere Boegineczen ondersteund, voor het sterke<br />

Kappar aangekomen dat, na een beleg van vijf weken,<br />

stormenderhand werd ingenomen.<br />

De overwonnen Karaëng Galesoeng wist te ontsnappen,<br />

vluchtte naar Pasoeroean, waar hij later aan zijne wonden<br />

bezweek, en het grootste deel der Makassaren kwam in<br />

onderwerping; de overigen hadden zich bij Troena Djaja<br />

aangesloten, die in het steile gebergte van Ngantang een<br />

toevluchtsoord gevonden had. Doch ook dààr werd hij<br />

door den onvermoeiden Couper vervolgd, tot dat ziekte<br />

en gebrek aan levensmiddelen hem noodzaakten het gebergte<br />

te verlaten. De soesoehoenan, steeds werkeloos<br />

achtergebleven, was eindelijk uit zijn vrouwenhuis te<br />

voorschijn gekomen, toen hij vernam dat zijn doodvijand<br />

op een schier ongenaakbare bergspits een laatste schuilplaats<br />

had gezocht. Onmiddellijk werd de kapitein Jonker,


106<br />

een Ambonees van Manipa, en commandant zijner lijfwacht<br />

met drie comp. Amboneezen door hem naar de<br />

aangewezen plaats gezonden, ten einde alle uitwegen af<br />

te snijden, en weldra gaf Troena Djaja, slechts door<br />

eenigen der zijnen omringd, geheel uitgeput en van alle<br />

zijden ingesloten, zich op genade en ongenade over. Zijne<br />

gevangenschap was echter van korten duur. De dappere<br />

aanvoerder, de hooghartige Madoerees, die de machtige<br />

keizers van Mataram op hunne zetels had doen sidderen,<br />

werd niettegenstaande Amangkoe-rat aan Couper beloofd had<br />

hem te zullen sparen, eenige dagen later door den trouweloozen<br />

laf hartigen despoot, in koelen bloede gedood.<br />

De kapitein Jan Albertsz. Sloot, door Couper naar<br />

Wanakarta gezonden, nam na eene dappere verdediging<br />

raden Kadjoran en zijne zonen gevangen , die vervolgens<br />

allen worden omgebracht. Twee der jongere broeders van<br />

den soesoehoenan waren inmiddels overleden, en men<br />

hoopte dat de dood van Troena Djaja, en de straf door<br />

Kadjohoran ondergaan, den pangeran Poeger weldra zou<br />

doen besluiten, zijn onrechtmatig verkregen gezag neder<br />

te leggen , en zich aan zijn oudsten broeder en wettigen<br />

heer te onderwerpen.<br />

Maar nog was de strijd niet geëindigd. Er moest nog<br />

menig offer vallen — zooals wij in het volgende hoofdstuk<br />

zien zullen — voor de rust op Java was teruggekeerd,<br />

dat door al die oorlogen veel had geleden. En naarmate<br />

de macht van Mataram afnam, naar diezelfde mate steeg<br />

de invloed en het gezag der O. 1. O Zelfs de onafhankelijke<br />

staten begonnen allengs te begrijpen dat de tijd<br />

niet verre meer was, waarop ook zij, voor de „Companie"<br />

het hoofd zoudeu moeten buigen.


TWEEDE TIJDVAK.<br />

VERDERE ONTWIKKELING EN UITBREIDING<br />

VAN HET NEDERLANDSCH GEZAG : BLOEI<br />

VAN DE <strong>OOST</strong>-INDISCHE COMPAGNIE.<br />

1678-1757.<br />

HOOFDSTUK VI.<br />

NEDERLANSCH INDIË TOT AAN HET EINDE VAN DEN<br />

TWEEDEN SUCCESSIE-OORLOG OP JAVA.<br />

1678—1722.<br />

Ryklof van Goens had de teugels van 't bewind aanvaard<br />

toen de Comp, het tijdperk van haren grootsten<br />

uiterlijken bloei was ingetreden, en hoewel genoegzaam<br />

van haar overwicht op Java verzekerd, bleef er toch eene<br />

moeilijke taak te vervullen over. De als vrouwenschender,<br />

moordenaar, en vooral ten gevolge van de hem door de<br />

Nederland sehe regeering verleende ondersteuning algemeen<br />

verachte en gehate Amangkoe-rat, moest nog op den troon<br />

zijner vaderen worden bevestigd.<br />

De heldhaftige, voortvarende, onvermoeide Couper treedt<br />

ook hier weder op den voorgrond ; 't is de belangwekkende<br />

figuur, waarom al het overige zich groepeert.<br />

Pangeran Poeger hield den rijkszetel van Mataram nog<br />

steeds in zijn bezit, de Makassaren staken hier en daar<br />

't hoofd weder op, en Madoera, onder 't oppergezag van<br />

Tsjakra Ningrat in vier gouvernementen verdeeld, was<br />

telkens het tooneel van nieuwe onlusten, door den panembahan<br />

van Giri aangestookt. Aan de woelingen van dez«n


108<br />

dweepzieken muzelman, die reeds vroeger aan het hof<br />

van Pléred zulk eene trouwelooze rol gespeeld en een<br />

werkdadig deel in den opstand genomen had, moest een<br />

einde komen. Weldra zag hij zich dan ook van alle zijden<br />

ingesloten, en toen elke hoop op ontzet verdween, viel de<br />

80jarige priestervorst, de onverzoenlijke vijand van de<br />

Kafirs en van Mataram, met geheel zijn geslacht bij de<br />

roem volle verdediging der heilige graven , die aan zijne<br />

bewaking waren toevertrouwd. Wonderen van dapperheid<br />

werden door hem en zijne zonen verricht, maar<br />

zij moesten voor de overmacht zwichten; de heilige kris<br />

van Madjapahit (de hoog vereerde Kalamoenjang) werd<br />

buit gemaakt, en zoo kwamen allengs de poesaka en<br />

regalia in handen van den soenan terug. Ook de keizerlijke<br />

hofplaats werd eerlang door Couper ingenomen,<br />

Amangkoe-rat als opperheer gehuldigd, en daarna de<br />

zetel van het rijk naar Wanakarta overgebracht, dat in<br />

Kartasoera di Ningrat herdoopt werd.<br />

Na vele gevechten met afwisselend geluk geleverd, werd<br />

prins Poeger, die eerst naar Bagelen gevlucht, doch lateinaar<br />

Mataram terug gekeerd was en zelfs de nieuwe<br />

hoofdstad bedreigde, door Couper geslagen en genoodzaakt<br />

zich aan den wettigen vorst van het rijk te onderwerpen.<br />

En nog was de opstand niet geheel bedwongen.<br />

Eenige rijksgrooten en geloofshelden van den Islam, die<br />

zich in 't zniden van Banjoomas verzameld hadden, moesten<br />

met hunnen aanhang ten onder worden gebracht. —<br />

't Was al weder Couper die den 15' Dec. 1681 aan den<br />

linkeroever der Klawing tusschen Probolinggo en Soekaradja<br />

in een hevigen Moedigen strijd eene schitterende<br />

overwinning behaalde. Aan hem had de keizer 't behoud<br />

zijner kroon en de Comp, het herstel der rust in midden-<br />

Java te danken. Met roem overladen keerde hij naar<br />

Batavia terug, evenals zijn trouwe medgczcl de dappere<br />

ridderlijke Aroe Palakka reeds vroeger naar Boni was<br />

wedergekeerd, na de uitstekendste diensten in dien lang- t<br />

durigen oorlog te hebben bewezen. Toch kon het zwaard<br />

niet worden opgestoken, want nauwelijks was de krijg<br />

hier geëindigd, of de hooge rogcering had meer in 't westen<br />

nieuwe moeilijkheden te overwinnen.<br />

x


109<br />

De sultan van Bantam namelijk, een even ijverzuchtig<br />

vijand van den ongeloovigen Hollander als van den gehaten<br />

keizer van Mataram, had, in de hoop bij de algemeene<br />

verwarring de Preanger-regentschappen en Tjeribon<br />

aan zijn gebied te onderwerpen, niet alleen Troena Djaja,<br />

maar ook de overige opstandelingen, tot het einde toe,<br />

met schepen, geld en wapenen ondersteund en de behaalde<br />

voordeden der Comp, met verkropte woede aangezien.<br />

Korten tijd nadat hij de prinsen van Tjeribon in<br />

zijne macht had gekregen, begon hij de vijandelijkheden<br />

door eenig krijgsvolk naar Soemadang te zenden, met<br />

bevel aan den regent, allen toevoer naar Batavia af te<br />

sluiten. Bovendien trachtte hij zich van Krawang meester<br />

te maken, en zond twee der prinsen naar hun land terug<br />

om hem tegen de Comp, te ondersteunen en Soemadang<br />

te onderwerpen, dat zich onder hare hoede en bescherming<br />

had gesteld. Op het protest daartegen door Jacob<br />

van Dijck, namens de hooge regeering gedaan, werd<br />

een zoo hooghartig antwoord gegeven, dat een oorlog<br />

met Bantam onvermijdelijk scheen, en wel in een oogenblik,<br />

waarin men ten gevolge van den krijg op midden-<br />

Java zoo goed als geheel van troepen en aanvoerders was<br />

ontbloot. Hier moest alzoo staatkundig beleid de kracht<br />

der wapenen vervangen en van Dijck wist dan ook tijdens<br />

zijne diplomatieke onderhandelingen het „divide et impera"<br />

zoodanig in praktijk te brengen, dat het door hem gestrooide<br />

zaad van wantrouwen en tweedracht tusschen<br />

den ouden sultan en zijn zoon Abdoe'l Kahar, die hem<br />

reeds in 't bestuur ter zijde stond, welig opschoot ten<br />

voordeele der O. I. O<br />

Men moest intusschen op eigen verdediging bedacht<br />

zijn. De vijand werd hoe langer hoe stouter en Batavia<br />

zelfs bedreigd. Van daar dat de aanvragen om versterking<br />

tot eene krachtige voortzetting van den oorlog in<br />

Mataram, zoo dikwerf onbeantwoord bleven. Van daar<br />

dat bij de hachelijke omstandigheden waarin Batavia verkeerde<br />

, de Boegineezen van Aroe Palakka niet eerder dan<br />

in Juli 1679 aan dien strijd konden deelnemen, en zonder<br />

den val van Kediri, zou wellicht de klacht van v. Goens<br />

bewaarheid zijn, toen hij naar 't moederland schreef:


110<br />

„ Bantam moet vernederd, ja verdelgd worden of de Comp,<br />

gaat verloren." 't Was voor niemand een geheim meer<br />

dat Bantam sterker was dan zij, en 't werd hoog tijd dat<br />

de nederlaag der Makassaren bij Kappar zoowel als de<br />

dood van Kraëng Glisson en van Troena Djaja de kansen<br />

deed verkeeren.<br />

Gelukkig stond de vredelievende partij van den troonopvolger,<br />

der oorlogspartij van den ouden sultan tegenover<br />

; het zaad van twist en tweedracht door van Dijck<br />

gestrooid, was gerijpt en droeg zijne vruchten toen men<br />

op 1 Mei 1680 vernam, dat de kroon van Aboe'l Fatah Ageng<br />

op zijn zoon overgegaan, de ons vijandig gezinde rijksbestuurder<br />

door een ander vervangen en een vredesbode<br />

naar Java afgezonden was. Die omwenteling kwam de<br />

Comp, zeer te stade. Het contract van 1659 werd vernieuwd<br />

, Tjeribon aan dezelfde verplichtingen als de andere<br />

havens van de noordkust onderworpen en nieuwe onderhandelingen<br />

met (Bantam geopend, die echter slepende<br />

bleven en eerst later werden bekrachtigd.<br />

Toch was de wederzijdsche verhouding verbeterd, en in<br />

Dee. 1681 kwamen twee gezanten uit Bantam te Bataviaaan,<br />

om den gouv.-gen. Speelman namens sultan Abdoe'l Kahar<br />

Hadji te begroeten en met de door hem aanvaarde hooge<br />

betrekking geluk te wenschen. Men achtte nu alle bezwaren<br />

opgelost en zag een duurzamen vrede te gemoet;<br />

doch de oude sultan, in zijn lustslot Tirtajasa teruggetrokken,<br />

al spoedig naijverig op zijn plaatsvervanger,<br />

en berouw gevoelende over den afstand van 't gezag, beraamde<br />

het plan om zijn geliefden tweeden zoon, pangeran<br />

Poerbaja, op den troon te plaatsen en 't gezag in handen<br />

te spelen. Daartoe verzamelde hij zijne oude aanhangers<br />

en vele misnoegden te Tirtajasa om zich heen, was door<br />

list en verraad geholpen , weldra meester van Bantam,<br />

en had zich op nieuw, door Engelschen en Denen ondersteund<br />

, in de residentie gevestigd, na zijn opvolger gewapender<br />

hand te hebben verdreven. De jonge sultan,<br />

al nauwer en nauwer ingesloten, had zich met eenige<br />

getrouwen in zijn kasteel Soeroesoeang teruggetrokken<br />

en de hulp van Nederland ingeroepen.<br />

Bijna terzelfder tijd dat zijn gezag geheel verloren ging,


Ill<br />

werd ook dat der Comp, in de Molukken een oogenblik<br />

zeer ernstig bedreigd. Kaïtjili Sibori namelijk — veelal<br />

sultan Amsterdam genoemd — die zijn vader in het bestuur<br />

van Ternate was opgevolgd, scheen geneigd de<br />

trouwelooze handelingen van Hamza te volgen, zonder<br />

dien schranderen vorst slechts eenigermate in doorzicht<br />

of geslepenheid nabij te komen. Door zijne verregaande<br />

wreedheid in zijn eigen land gehaat en veracht,<br />

trachtte hij zijne macht elders uit te breiden. In schijn<br />

de Comp, genegen, stookte hij in 't geheim het vuur<br />

van den opstand aan, en op een door hem gegeven gastmaal,<br />

ontkwam de toenmalige gouverneur Padtbrugge ter<br />

nauwernood het gevaar, met zijn gezin te worden omgebracht.<br />

Hoewel hier en daar eonige Compagnie's-dienaren<br />

en de op Boeroe gevestigde Nederlanders werden vermoord<br />

, waren toch de snoode plannen van den sultan bij<br />

tijds ontdekt en verijdeld; door zijne grooten en rijksraden<br />

verlaten, nam hij al spoedig de wijk naar Djilolo,<br />

om zich aan de welverdiende straf te onttrekken. Na een<br />

paar jaren zwervens gevangen genomen en naar Batavia<br />

opgezonden, keerde sultan Amsterdam, die als een onafhankelijk<br />

vorst vertrokken was, ten gevolge van een<br />

in 1683 met hem gesloten verdrag, gelijk een diepvernederd<br />

en afhankelijk leenman naar zijne staten terug.<br />

Van toen af was in de Molukken de rust voor een geruimen<br />

tijd hersteld, en het gezag der Comp, voor goed<br />

er gevestigd.<br />

Inmiddels gaf van Goens, die uithoofde zijner zwakke<br />

gezondheid, een eervol ontslag aangevraagd en verkregen<br />

had, de teugels van 't bewind aan Cornelis Speelman<br />

over, en ging den 25 aten November 1681 aan boord van<br />

het schip dat hem naar 't moederland terug zou voeren,<br />

waar hij kort na zijne aankomst overleed.<br />

De nieuw benoemde gouv.-gen. aarzelde niet lang den<br />

jongen sultan van Bantam, wiens toestand inmiddels te<br />

Soeroesoeang schier hopeloos geworden was, de verzochte<br />

hulp te verlecnen. De commandeur-majoor de St. Martin,<br />

met eenige troepen derwaarts gezonden, ondervond een zoo<br />

hardnekkigen tegenstand, dat hij al spoedig versterking


112<br />

moest aanvragen , die in April 1682 onder de bevelen<br />

van den commandeur François Tak aangekomen, beide<br />

dappere mannen in staat stelde met vereende krachten<br />

Soeroesoeang te ontzetten en de omstreken der hoofdstad<br />

tot onderwerping te brengen. Sultan Ageng wist zich<br />

echter in de meeste gewesten staande te houden, tot dat<br />

iu de laatste dagen van Dec. Anjer, Kadamongan, Soedjoeng<br />

en andere plaatsen den kapitein Willem Hartsinek<br />

in handen vielen, waarop hij zich met zjjn zoon Poerbaja<br />

naar het binnenland terugtrok. Door zijn oudsten zoon<br />

vervolgd, en het zwerven moede, gaf de krachtige grijsaard,<br />

de laatste der onafhankelijke vorsten van Java ,<br />

die steeds zijn geloof en zijne beginselen getrouw bleef,<br />

zich in 1686 aan zijn bittersten vijand over. Onder den<br />

eenvoudigen titel van pangeran Soeria di Tirtajasa als<br />

gevangene naar Batavia overgebracht, werd hij in 1692<br />

door den dood uit die voor hem zoo knellende banden<br />

der ballingschap verlost.<br />

Zoo had sultan Abdoe'l Kahar Hadji het behoud van<br />

zijn troon aan de hooge Indische regeering te danken; en<br />

de Comp, bleef niet in gebreke het dankbaar gevoel van<br />

tien in zijne waardigheden herstelden vorst in haar voordeel<br />

aan te wenden. Zij verwierf bij een traktaat in<br />

April 1684 gesloten, den uitsluitenden handel in peper<br />

en katoenen kleedjes te Bantam, Silebar en in de Lampongs,<br />

terwijl het kasteel Speelwijk, tot verdediging van de<br />

monding der Tjipandan gebouwd, eene Nederlandsche<br />

bezetting verkreeg. De sultan had reeds vroeger zoowel de<br />

Engelschen als de Denen zijn gebied doen ontruimen, welke<br />

beleediging door de Engeische Comp, zoo hoog werd opgenomen<br />

, dat zij om zich schadeloos te stellen, Benkoelen ,<br />

Batang Kapas en Silebar in bezit nam; wel werd zij uit<br />

het laatste verdreven, doch bleef de twee eerste plaatsen<br />

behouden, en trachtte zich ook te Indrapoera en Priaman<br />

te vestigen. Het aan Bantam schatpliclitige Soekadana, dat<br />

zich op aanraden der Engelschen had losgescheurd, werd<br />

op nieuw onderworpen , en ook dààr zag sultan Hadji zijn<br />

gezag door Nederlandsche troepen hersteld.<br />

De O. I. O was overal zegevierend uit dien negenjarigen<br />

strijd te voorschijn getreden , en de vorsten Yan


113<br />

Bantam en Mataram hadden hunne kronen uit hare handen<br />

ontvangen. Niet meer tevreden, met het eenvoudig<br />

handelsbedrijf om hare rijk beladen schepen naar 't moederland<br />

af te zenden, is zij thans geworden een staat<br />

in den staat, voor wiens souverein gezag millioenen in<br />

het verre Oosten zich nederbuigen. Schier geheel Java<br />

is haar cijnsbaar, zijne vorsten zien met eerbied op naar<br />

eene macht die over troon en schepter beschikt, zij heeft<br />

het toppunt van bloei en luister bereikt.<br />

Speelman, die zooveel tot de verkrijging van dat gezaghad<br />

bijgedragen, mocht niet lang getuige zijn van den<br />

rijken oogst, voor een groot deel aan zijne dapperheid en<br />

buitengewone talenten te danken. Op den ll den Januari<br />

1684 werd hij in de kracht van zijn leven aan zijnen uitgebreiden<br />

werkkring ontrukt, en onze bezittingen verloren<br />

een van die landvoogden, wier namen thans nog met<br />

eerbied in den Archipel worden genoemd.<br />

Johannes Camphuis, geroepen om Speelman te vervangen,<br />

was die hooge roeping waardig. Van geringe afkomst,<br />

had hij zich zelf gevormd en op wetenschappelijk<br />

gebied een goeden naam weten te verwerven. Als voormalig<br />

opperhoofd van de factorij te Japan, had hij o.a. belangrijke<br />

bouwstoffen over dat rijk aan Kämpher medegedeeld<br />

en Eumphius tot zijn werk over den Ambonsehen kruidhof<br />

aangemoedigd. Al beslaat zijn bestuur geene schitterende<br />

bladzijde in onze Indische jaarboeken, al is<br />

het in menig opzicht niet van zwakheid vrij te pleiten,<br />

't was evenzeer gekenmerkt door goede trouw en ijver<br />

voor de belangen der Comp., als door het herstel en de<br />

uitbreiding van hare betrekkingen in China en op het<br />

vaste land van Indië.<br />

Op Java had hij met vele moeilijkheden te worstelen<br />

waartoe het volgende aanleiding gaf.<br />

Pangeran Poerbaja, die steeds de zijde zijns vaders had<br />

gehouden, was openlijk tegen zijn ouderen broeder, den<br />

sultan van Bantam in verzet gekomen, en hoewel dat verzet<br />

spoedig door zijne onderwerping te Tandjong Poera gevolgd<br />

werd, was dit op zich zelf genomen vrij onbeduidend<br />

8


114<br />

feit, het begin van nieuwe verwikkelingen met Mataram,<br />

en van een even langdurigen als hardnekkigen krijg.<br />

Soerapati namelijk, een Balinees van geboorte, maar<br />

officier in dienst der Comp., behoorde met zijne Balineczen<br />

tot de troepen welke naar Bantam gezonden waren om<br />

dien opstand te helpen dempen. Bij de onderwerping van<br />

Poerbaja — door zijne bemiddeling verkregen — werden<br />

beiden door de laatdunkende en onverstandige handelwijze<br />

van een Hollandsen vaandrig, Kuffeler genaamd, derwijze<br />

beleedigd, dat de pangeran de vlucht nam en Soerapati,<br />

alle krijgstucht vergetende, de troepen onder Kuffeler<br />

aanviel, en door de zijnen gevolgd naar het binnenland<br />

ontweek, van waar hij spoedig strooptochten tot in de<br />

nabijheid van Batavia ondernam. Eene zending van Couper<br />

naar Tjeribon, om hem in handen te krijgen mislukte,<br />

en deed Soerapati met zijne volgelingen de wijk nemen<br />

naar Mataram. Door den soesoehoenan opgenomen en -<br />

in afwijking der bestaande traktaten — zelfs met onderscheiding<br />

ontvangen, had zijn verder gedrag zoowel voor<br />

dat rijk als voor de Comp, hoogst gewichtige gevolgen,<br />

en deed een krijg ontstaan, die, na omstreeks het vierde<br />

gedeelte eener eeuw te hebben geduurd, geheel ten voordeele<br />

van haar staatkundig overwicht op Java eindigde.<br />

Zijne vlucht naar Mataram was nauwelijks bekend, of de<br />

oppcrkoopman v. Vliet en kapitein Tak werden met cenig<br />

krijgsvolk naar Kartasoera gezonden, om afbetaling te<br />

vorderen der nog altijd achterstallige schuld en de uitlevering<br />

te eischen van den oproermaker, die weldra<br />

zulk eene merkwaardige rol zou spelen in de Javaansche<br />

geschiedenis.<br />

In de nabijheid van de hoofdstad aangekomen, werden<br />

zij door de Balineczen overvallen, waarbij Tak, v. Vliet<br />

en de meesten hunner volgelingen omkwamen. De overigen<br />

keerden met de geringe bezetting, die na den oorlog<br />

aldaar tot bescherming van den soesoehoenan was achtergelaten,<br />

naar Batavia terug, en alle gemeenschap met<br />

Mataram werd afgebroken.<br />

Sommige schrijvers, die de door niets gerechtvaardigde<br />

insinuatie van Valentijn, uit het bekende werk Oud- en<br />

Nieuw-Oost Indië overnamen, als of Tak zich aan de


115<br />

ontvreemding van een der kostbaarste edelgesteenten uit<br />

de kroon van Madjapahit zou hebben schuldig gemaakt,<br />

willen die verraderlijke handelwijze toeschrijven aan eene<br />

wraakoefening van den keizer over dien gepleegden roof;<br />

terwijl anderen het gebeurde feit verklaren uit, en in<br />

verband brengen met een behendig aangelegd plan van<br />

den sluwen Balinees en den rijksbestuurder Rangga Koesoema,<br />

om ook den soesoehoenan door dien aanval verdacht<br />

te maken, en alzoo eene anders gewisse uitleveringvooreerst<br />

te ontgaan. Hoe dit nu zijn moge, de hooge<br />

regeering te Batavia, voor verdere gevolgen beducht,<br />

stelde zich met eenige verontschuldigingen en uitvluchten<br />

van het hof van Mataram tevreden, en was zwak genoeg<br />

dat schandelijk verraad ongestraft t(j laten. Na zich eenigen<br />

tijd schuil gehouden te hebben, begaf Soerapati zich<br />

naar den oosthoek van Java, en wist — door de nabijheid<br />

van Bali begunstigd — spoedig een grooten aanhang te<br />

vei'krijgen. Niet alleen verdreef hij den Javaanschen regent<br />

uit Pasoeroean, waar hij zich voorloopig vestigde, doch<br />

breidde zijne macht weldra uit over Malang en Kediri ,<br />

en verwierf zich daardoor een gebied, waar hij als onafhankelijk<br />

vorst, onder den titel van raden Adipati Wiro<br />

Negoro het bewind voerde.<br />

Maar alvorens de uitgestrekte gevolgen van de koene<br />

daden en sluwe berekeningen van dezen stoutmoedigen<br />

gelukzoeker na te gaan, is het noodig bij het einde der<br />

XVII de eeuw een blik te werpen op den algemeenen toestand<br />

onzer bezittingen, zoowel in- als buiten den O. I.<br />

Archipel.<br />

In de eerste plaats vordert die der Molukken onze<br />

aandacht.<br />

Ofschoon onze oude vriend en bondgenoot Aroe Palakka,<br />

vooral nadat hij een huwelijk tusschen Lapatoe,<br />

zijn neef en opvolger, en de dochter van Goa's vorst<br />

bewerkt en het recht verkregen had , de medeonderteekenaars<br />

van het Banggaisch traktaat bij den Nederlandsehen<br />

gouverneur in te leiden, soms een al te hoogen toon<br />

aannam , was echter onzen invloed in die gewesten niet<br />

verloren gegaan. Bij zijnen dood in 1696, had hij èn zijne<br />

8*


116<br />

weduwe èn zijn opvolger dringend aanbevolen, vrede en<br />

vriendschap met de Comp, te onderhouden. De moeilijkheden<br />

ten gevolge van een moord aan de vorstin van<br />

Soembawa gepleegd, zoowel als door toedoen van zekeren<br />

Aroe Teko veroorzaakt, werden vrij spoedig uit den weg<br />

geruimd, en 't gelukte ook den vrede tusschen het steeds,<br />

op elkander naijverig Boni en Makassar te bewaren.<br />

Op de Moluksche eilanden , die nog altijd onder den<br />

jammer van het monopoliestelsel gebukt gingen, moest<br />

de nagelteelt nu eens vermeerderd dan weder verminderd<br />

worden ; men scheen evenwel geen al te strenge middelen<br />

tot wering van den sluikhandel te bezigen , en toen de<br />

arme bewoners van dien rijken doch vulkanischen bodem<br />

zich langzamerhand van de verwoestende uitwerkselen der<br />

laatste aardbevingen hadden hersteld, was de toestand als<br />

vrij voldoende te beschouwen.<br />

Sommige gebeurtenissen in Europa deden ook op 't vaste<br />

land van Indië hun invloed gevoelen.<br />

Nauwelijks toch had Willem III, in 1688 tot koning<br />

van Engeland uitgeroepen, Lodewijk XIV den oorlog<br />

verklaard, of Franknjk's schepen vertoonden zich op<br />

nieuw aan Azië's kust onf den Engelschen en Nederlandschen<br />

handel te benadeelen, zich ruimere handelswegen<br />

te openen en 't Fransche kantoor te Pondichery te beschermen.<br />

Gelukkig bevond zich Laurens Pit de jonge,<br />

die in 1686 Masulipatnam aan den ons vijandig gezinden<br />

vorst van Golkonda ontnomen had, nog daar, toen er<br />

een Fransch eskader onder den admiraal du Quesue<br />

verscheen. Even als hij er in geslaagd was onze handelsbetrekkingen<br />

in Voor-Indië, ook na de verovering van<br />

Golkonda door Aureng-Zeb onder de bestaande traktaten<br />

te behouden, gelukte 't hem de Franschen uit de golf<br />

van Bengale te verdrijven en Pondichery tijdelijk in<br />

bezit te nemen, dat later, bij den vrede van Rijswijk<br />

aan Frankrijk terug gegeven, onder de bekwame leidingvan<br />

Martin, tot het Fransche hoofdkantoor in Indië werd<br />

verheven.<br />

Onze oude maar niet altijd even getrouwe bondgenoot<br />

Radja Singa, was in 1687 op 88jarigen leeftijd gestorven,<br />

en door de ondervinding geloerd, had hij zijn opvolger


117<br />

Fimala Darma Soeria eene meer getrouwe naleving der<br />

liestaande traktaten aanbevolen. Omstreeks denzelfden tijd<br />

werden onze kantoren te Ceilon en in Voor-Indië, door<br />

Rheede tot Drakestein, heer van Mijdrecht, als commissaris-generaal<br />

bezocht, die de schandelijkste misbruiken<br />

zoowel in don handel als in de administratie ontdekte, doch<br />

veelal ongestraft moest laten, daar de opzending of vervanging<br />

der oneerlijke, hooggeplaatste ambtenaren meer wrevel<br />

verwekte dan verbetering aanbracht. Na zijn dood in 1691,<br />

werd dan ook van verdere inspc-ctiën afgezien, waardoor<br />

de zaken nochtans niet vooruitgingen en de Comp, millioenen<br />

schade leed. In Bengale en op Japan ging de<br />

oneerlijkheid zelfs zóo ver, dat Compagnies schepen geheel<br />

voor particulieren handel gebezigd werden.<br />

Een nieuwe en betere regeling van den Perzischen<br />

handel, vooral in zijde, was reeds in 1684 door de Casembroot<br />

en v. d. Heuvel voorbereid of ingevoerd. Beiden waren<br />

op een door den eersten veroverd maar later teruggegeven<br />

eiland in de Perzische golf overleden, toen Johan van<br />

Leene, buitengewoon raad van Indie , aan 't hoofd van<br />

oen met rijke geschenken voorzien gezantschap plechtig<br />

door den sjah werd ontvangen, waardoor in 1694 een<br />

voordeelig verdrag tot stand kwam dat later nog gewijzigd<br />

werd, ten einde de drukkende banden los te maken<br />

die den handel aan die kusten belemmerden.<br />

De Kaap-kolonie, verkreeg door het toezenden van eenige<br />

réfugiés uit Frankrijk en Piémont als volkplanters, eene<br />

uitbreiding die vrij goede vruchten droeg, terwijl de vaart<br />

op Japan, waar de handel tot één kantoor en de waarde<br />

van invoer tot een maximum beperkt was, al meer en meer<br />

in verval geraakte. Alléén het eigenbelang der hoogste<br />

ambtenaren deed de loge op Décima behouden.<br />

Thans nog een enkel woord over Borneo. Hoewel waarschijnlijk<br />

een vrij aanzienljjko handel met dit diamantrijke<br />

eiland, voor particuliere rekening werd gedreven, had de<br />

Comp, zich van alle inmenging onthouden. t<br />

In 1699 echter ging de hooge Indische regeering, in<br />

overeenstemming met en medewerking van Aboe'l Mahasin<br />

toenmalig sultan van Bantam er toe over, den sultan van<br />

Soekadana ten gevolge van zijn wederrechtelijken aanslag


118<br />

op Landak den oorlog te verklaren; en toen deze gunstig<br />

afliep, werd hij van den troon vervallen en zijn land tot een<br />

leen van Bantam verklaard. Ook Landak werd schatplichtig,<br />

en ofschoon de Engelschen die steeds de vijandiggezinde vorsten<br />

hadden ondersteund, de westkust van Borneo verlieten,<br />

bleef hunne vaart op dit uitgestrekte eiland vrij levendig.<br />

Inmiddels was het octrooi op den 5 den Maart 1696, tegen<br />

betaling van 3 millioen gulden, tot aan het jaar 1740 verlengd,<br />

welke som, zoo groot was nog het krediet der<br />

Comp., tegen 3j% kon worden opgenomen, niettegenstaande<br />

toen reeds hare schulden bijna 't dubbele van het<br />

ingelegde kapitaal bedroegen.<br />

Na dit korte overzicht naar Java terugkeerende, vinden<br />

wij Camphuis door Willem Outhoorn vervangen. Hij had<br />

het bestuur van zijn voorganger — wiens gezondheid zeer<br />

verminderd was — in 1691 overgenomen.<br />

Tijdens de eerste jaren zijner regeoring viel er weinig<br />

belangrijks op Java voor, en toen de suikerteelt in de<br />

omstreken van Batavia allengs in handen van Chineezen<br />

was overgegaan, begon men in 1696 zich meer op de koffiecultuur<br />

toe te leggen. Adriaan van Ommen, commandeur<br />

van onze kantoren op Malabar, gaf den eersten stoot aan<br />

die teelt, door eenige koffieplantjes van Kananor naar Java<br />

te zenden. Oorspronkelijk uit Abyssinië afkomstig, was de<br />

koffie, in 't begin der XVII de eeuw naar Europa uitgevoerd,<br />

reeds bij onze landgenooten als „kahauwa" bekend; maar<br />

het duurde tot 1666, eer zij door de Kamer van Amsterdam,<br />

als „cauwa de Mocha" op de veiling word gebracht.<br />

Ten gevolge eener hevige uitbarsting van den Goenoeng<br />

Salak van 4 op 5 Januari 1699, waarbij de Tjiliwong —<br />

die Batavia doorstroomt — buiten hare oevers trad, werden<br />

ook de koffieplantjes vernield 1), doch spoedig weder<br />

aangeplant, kwam in 1706 de eerste Java-koffie in Nederland.<br />

De dood van Amangkoe-rat in September 1703, gaf aanleiding<br />

tot nieuwe twisten op Java en een groote tweespalt<br />

1) De door die overstrooming ontstane moerassen en modderbanken,<br />

maakten Batavia tot een hoogst ongezond verblijf: en »de Koningin va«<br />

't Oosten" werd weldra „het graf der Hollanders" genoemd.


119<br />

tusschen den erfprins en zijn oom pangeran Poeger, die<br />

tijdens den oorlog met Troena Djaja, als Soenan Ngalaga<br />

over midden-Java had geheerscht. Deze betwistte thans zijn<br />

neef, die vroeger eene zijner dochters gehuwd en later weder<br />

verstooten had, den troon van Mataram, waarbij hij door<br />

vele rijksgrooten werd ondersteund.<br />

De erfprins, wegens zijne wellustige, wrecde inborst<br />

meer gehaat dan bemind, maakte door zijne onstaatkundige<br />

handelingen velen van zich afkeerig, maar steunende op<br />

zijn onvervreemdbaar recht van eerstgeboorte, had hij op<br />

hoogen toon van zijn troonsbeklimming onder den naam<br />

van Mangkoe-rat Mas kennis gegeven. Dit deed hij echter<br />

zonder eenige melding te maken van de nog op afdoeningwachtende<br />

schulden , of de bestaande overeenkomsten te<br />

erkennen, terwijl zijn oom, bewesten de Progo reeds als<br />

keizer uitgeroepen, op nederige wijze en onder het doen<br />

van vele beloften, de bevestiging zijner waardigheid van<br />

de hooge regeering te Batavia trachtte te verkrijgen.<br />

Reeds uit haar antwoord aan beide vorsten gegeven, kon<br />

men lichtelijk opmaken dat de laatste pretendent de voorkeur<br />

boven den eersten had verworven. En toen een lateigezantschap<br />

van den wettigen troonopvolger, tot erkenningzijner<br />

rechten, met aanzienlijke sommen, die echter hare<br />

bestemming niet bereikten, geen gehoor vond, en onze<br />

troepen in de omstreken van Samarang, waar Poeger zich<br />

gevestigd had , onder bevel van Govert Knol en Bintang<br />

zich bijeentrokken, bleef er geen twijfel omtrent de gedane<br />

keuze meer over.<br />

Den 17 dü " Juni 1704 werd pangeran Poeger dan ook<br />

onder den naam van Pakoe Boewana I, met bijkomende<br />

titulatuur, als soesoehoenan door de Comp, erkend, als<br />

leenplichtig vorst een njkszegel geschonken, en aan alle<br />

regenten op Java mededeeling gedaan van die erkenning.<br />

Vroegere traktaten werden hernieuwd of nadere overeenkomsten<br />

met hem gesloten.<br />

De adipati-anom, veelal onder den naam van soenan<br />

Mas bekend, bracht daarop een leger van omstreeks 40,000<br />

man te velde, maar voor dat hij deze macht geheel verzameld<br />

had, werd ze onder aanvoering van Knol bij<br />

Paterongan verstrooid , terwijl kapitein Bintang zich van


120<br />

Demak meester maakte. Hiermede eindigde de eerste<br />

veldtocht van dezen oorlog, die in 't volgende jaar werd<br />

hervat.<br />

Johan van Hoorn was na lang dralen en herhaalde<br />

weigering er eindelijk toe overgegaan, zijn schoonvader<br />

van Outhoorn in diens hooge betrekking op te volgen, en<br />

had in September 1704 de teugels van 't bewind in handen<br />

genomen.<br />

In 1705 over een veel grootere krijgsmacht kunnende<br />

beschikken , trok Herman de Wilde , die toen het Hollandsch-Javaansche<br />

leger aanvoerde, langzaam op naar<br />

het middelpunt des rijks. Door verraad van 's vijands<br />

zijde geholpen, kreeg hij de posten aan de Toentang,<br />

Scrondol, Salatiga en andere plaatsen in handen, en<br />

verjoeg al spoedig de benden van soenan Mas, ongeveer<br />

30,000 man sterk, uit eene vrij goed verdedigde stelling,<br />

waarna hij zich zonder veel tegenstand van Kartasoera<br />

(de hoofdstad) meester maakte. Aanzienlijk was de buit<br />

vooral aan oorlogsbehoeften en geschut. En toen de dooide<br />

Compagnie erkende keizer aan het hoofd van hare<br />

troepen de stad zegevierend binnentrok, en vele rijksgrooten<br />

zich kwamen onderwerpen, werd hij ook dààr als<br />

soesoehoenan gehuldigd.<br />

Aan bewijzen van dankbaarheid liet hij het niet ontbreken.<br />

Op Madoera, kwamen Soemanap en Pamakassan<br />

geheel onder Nederlandsch bestuur, Tjeribon werd als<br />

een onafhankelijk vorstendom erkend, en aan de Comp, het<br />

bezit van Samarang en vroeger afgestane gronden verzekerd.<br />

Eertijds gesloten traktaten werden door nieuwe overeenkomsten<br />

op 5 en 11 October 1705, 12 Juli 1706 en 31<br />

October 1707 bevestigd of gewijzigd, en daarbij onder<br />

verscheidene andore bedingen vastgesteld, dat den keizer<br />

tegen de levering van 800 kojans rijst 's jaars gedurende<br />

25 jaren, de nog achterstallige schuld kwijt gescholden<br />

en de thans verleende hulp „om niet zal geschonken worden."<br />

Maar ook zijn tegenstander was niet werkeloos<br />

gebleven.<br />

Soenan Mas, een machtigen steun vindende in Soerapati,<br />

die zich in Malang en Pasoeroean gedurende al dien<br />

tijd had weten staande te houden en hem thans als opper-


121<br />

heer erkende, trok zijne troepen in den Oosthoek te zamen,<br />

werwaarts hij na zijne nederlaag gevlucht was. Knol,<br />

aan wien het opperbevel van 't verbonden leger op nieuw<br />

was toevertrouwd, aarzelde geen oogenblik deze stellingen<br />

aan te tasten , en had het geluk, na een hardnekkig gevecht,<br />

een aanvankelijk geleden verlies te herstellen en<br />

zich den 16 den Oct. 1706 van de sterke positie van Bangil<br />

meester te maken. Soerapati werd gekwetst en vluchtte<br />

naar Pasoeroean, waar hij drie weken later aan zijne wonden<br />

bezweek.<br />

Thans achtte men alles gewonnen ; en Knol, in stede<br />

van zijne roemrijke overwinning door de verovering van<br />

die plaats te bekronen, vermeende genoeg gedaan te<br />

hebben, trok zijne troepen in veilige stellingen terug , en<br />

Soerabaja werd het Capua van dezen anders zoo voortvarenden<br />

krijgsman.<br />

Ofschoon soenan Mas door Soerapati's dood een onherstelbaar<br />

verlies had geleden, verschafte de werkeloosheid<br />

van den opperbevelhebber hem eene geschikte gelegenheid<br />

om geloden verliezen te herstellen, zijne verstrooide benden<br />

onder Mas Lombok, oudste zoon van Soerapati, in Kediri<br />

te horzamelen en zich op nieuw tot den krijg toe te rusten.<br />

Hunne strooptochten strekten zich weldra tot Soerabaja<br />

uit, en 't was niet voor den 24 stcn Aug. van het volgende<br />

jaar, dat de Wilde — die inmiddels het opperbevel hernomen<br />

had — als overwinnaar aan het hoofd van zijn leger<br />

Kediri binnentrok. De vijand die zich achter de versterkte<br />

linie van Pintoe Larat, waardoor Pasoeroean gedekt werd ,<br />

had teruggetrokken en weldra met vereende krachten zou<br />

worden aangevallen, scheen zich op eene hardnekkige<br />

verdediging voor te bereiden.<br />

Aan beide zijden van het gewicht dezer positie overtuigd,<br />

werd er met moed en volharding gestreden : aanvallers<br />

zoowel als verdedigers deden hun plicht. Meer dan<br />

eens stonden de kansen vrij gelijk, meer dan eens werd<br />

de zege betwist, tot dat de vijand eindelijk teruggeworpen<br />

en ook Pasoeroean eenigc dagen later genomen werd.<br />

De Wilde bleef overwinnaar, doch ontsierde zijne overwinning<br />

door 't gebeente van Soerapati te doen opgraven<br />

en verbranden ; eene daad , den fleren krijgsman, den


122<br />

beschaafden Europeaan onwaardig. Kort daarna vertrok<br />

hij naar Batavia, waar hij ten gevolge der uitgestane<br />

vermoeienis overleed.<br />

Thans was de macht van soenan Mas voor goed gebroken<br />

: al de hem nog overgebleven sterkten werden<br />

ontruimd, en van slechts enkelen der zijnen vergezeld,<br />

doolde de door de Comp, onttroonde erfgenaam van Mataram<br />

in het ontoegankelijk gebergte eenzaam en verlaten<br />

rond. Omstreeks een jaar later gaf hij zich aan Govert Knol<br />

over, die hem te Soerabaja als regeerings-commissaris,<br />

onder toezegging eener volledige vergiffenis, hoop gaf op<br />

het bestuur van eenig Javaansch grondgebied onder toezicht<br />

van de O. I. Comp. Te Batavia aangekomen, werd<br />

hij echter als gevangene behandeld en hem te verstaan<br />

gegeven, dat Knol zijne volmacht te buiten was gegaan ;<br />

en toen hij daarop in den vollen raad rekenschap vroeg,<br />

waarom men hem van zijn rechtmatig erfdeel had beroofd,<br />

en eene verbanning naar Ceilon het antwoord was, vroeg<br />

menigeen zich af wat van Neêrlands goede trouw was<br />

geworden.<br />

Op deze wijze eindigde de zoogenaamde eerste Javaansche<br />

successie-oorlog: de O. I. C. had op nieuw het lot van<br />

Mataram beslist en hare suzereine rechten werden bijna<br />

door geheel Insulinde erkend en gehuldigd.<br />

De opperheerscheres van dat prachtige rijk verloochende<br />

echter hare afkomst niet : door de gestrenge handhaving<br />

van het monopoliestelsel, bleef zij haar bekrompen koopmansgeest<br />

getrouw, en even als reeds vroeger door andere<br />

gouv rs .-gen. herhaaldelijk was beproefd, had van Hoorn<br />

ook nu weer te vergeefs bij de Kamer van XVII op<br />

kolonisatie en vrijen handel in Indië aangedrongen. Toch<br />

wist hij eenig e meerdere vrijheid voor den armen inländischen<br />

handelaar te verkrijgen. Ook werd onder zijn bestuur,<br />

de gouverneur van de Kaap met eenige hoofdambtenaren<br />

wegens schandelijke afpersingen der vrijburgers gesuspendeerd,<br />

en in 1706 het onverstandige besluit genomen<br />

Mauritius te ontruimen, waardoor die geriefelijke noodhaven<br />

in bezit kwam van Frankrijk.<br />

Reeds in Maart 1708 was aan van Hoorn op herhaald<br />

verzoek zijn eervol ontslag verleend, met last zijne be-


123<br />

trekking aan den directeur-generaal Abraham van Riebeek,<br />

zoon van den stichter der Kaapkolonie over te geven.<br />

Dit ontslag evenwel, vroeger schijnbaar zoo gewenscht,<br />

bleek thans den man, die zich intusschen een vermogen<br />

van tien millioen guldens verworven had, gansch niet<br />

aangenaam te zijn. Het duurde tot in 't laatst van Oct.<br />

1709, eer hij er toe besluiten kon zijn ambt neder te<br />

leggen; en had hij lang geaarzeld om de teugels van 't bewind<br />

uit de handen van zijn eersten schoonvader over te<br />

nemen, nog meer moeite scheen het hem te kosten om ze,<br />

na zijn huwelijk met de dochter van Riebeek , aan dien<br />

tweeden schoonvader weer af te staan.<br />

Terwijl de Comp, het toppunt van macht en aanzien<br />

bereikte, werden voor den bedachtzanien opmerker allengs<br />

eenige sporen van achteruitgang zichtbaar, die echter<br />

voor het groote publiek achter den afstralenden glans barer<br />

uitwendigen rijkdom en groo<strong>the</strong>id verscholen bleven.<br />

Maar al mochten eenige verontrustende teekenen zich<br />

opdoen en het bestuur van v. Riebeek minder gunstige<br />

resultaten opleveren, zijne regeering even als die van<br />

Christoffel van Swol en Hendrik Zwaardekroon , kunnen<br />

nog tot het tijdperk van haren grootsten bloei gerekend<br />

worden, al bestond deze meer in uiterlijken schijn dan in<br />

innerlijke waarde. De handhaving toch van 't monopoliestelsel<br />

waarbij schatten te loor gingen, aan eene kostbare<br />

uitbreiding van gezag gepaard, verslond kapitalen welker<br />

gemis door den handel dubbel werd gevoeld.<br />

Aan de gespannen verhouding en de uitgebarsten vijandelijkheden<br />

van Boni en Goa in het zuidelijk gedeelte<br />

van Celebes, werd door tusschenkomst der Comp, een<br />

einde gemaakt, waarbij echter het vroeger geliefkoosd<br />

plan van Aroe Palakka om de kronen van die rijken steeds<br />

op één hoofd te vereenigen geheel in duigen viel.<br />

Hoewel ten gevolge van het vernielen der Engelsche<br />

factorijen door de Bandjareezen, de Comp, van hare lastige<br />

Britsche mededingster werd verlost, bracht de handel<br />

op Borneo weinig voordeel aan. Gelukkig wierp het<br />

monopolie van den opium- en peperhandel in alle Djohoreesche<br />

havens, waaronder ook Siak behoorde, dat in 1713


124<br />

door haar werd verkregen, zeer aanzienlijke winsten af.<br />

De betrekkingen met Perzië daarentegen beantwoordden<br />

minder aan het doel dat zij beoogd had, en noch kostbare<br />

geschenken, noch veel kostbaarder gezantschappen<br />

waren in staat den kwijnenden handel op te heffen.<br />

Van Riebeek overleed in de maand October van 't zelfde<br />

jaar, weinig betreurd zoowel uithoofde van zijn wrevelig<br />

karakter ajs zijner hoogst onaangename vormen. Tijdens<br />

zijn beheer breidde de koffiecultuur zich aanmerkelijk uit<br />

en werd een weg van Batavia tot aan den westhoek van<br />

Java aangelegd.<br />

Christoffel van Swol was zijn opvolger; 't duurde evenwel<br />

tot 1715, eer hij door de bewindhebbers als zoodanig<br />

werd erkend. Zij gaven tevens last, voortaan bij eenc<br />

verkiezing tot gouv.-gen., de directeur-generaal het eerst<br />

in aanmerking te nemen, welke gewoonte sedert het bestuur<br />

van v. Diemen in den regel gevolgd was. Ofschoon<br />

koophandel en zeevaart hoog waardeerende, bracht de<br />

nieuw opgetreden landvoogd door een onbedachtzamen<br />

maatregel den <strong>the</strong>ohandel evenwel een schier onherstelbaar<br />

verlies toe, en wel door den prijs 'der Chineesche<br />

<strong>the</strong>e van 60 rijksdaalders per pikol, eigendunkelijk tot<br />

op een derde te verminderen. Geen enkele jonk vertoonde<br />

zich daarna meer op de reede, en 't kostte later<br />

veel moeite dien voordeeligen handel met China te doen<br />

herleven.<br />

Omstreeks dezen tijd begon de Engelsche O. 1. Comp.,<br />

haren overwegenden invloed vooral op de kusten van<br />

Malabar allengs te doen gevoelen, en verkeerden onze<br />

nederzettingen op 't vaste land van Indië, in een meestal<br />

zeer gespannen toestand. De minste aanleiding dezerzijds<br />

was voldoende, de inlandsche vorsten reden tot misnoegen<br />

te geven, en 't was noodig zulks te vermijden om onze<br />

suprematie te behouden en hunne toenadering tot Engeland<br />

te voorkomen. Hiertoe behoorden echter hoedanigheden<br />

die niet altijd bij 's Compagnies dienaren werden<br />

aangetroffen.<br />

De gezagvoerder te Kootsjin, Barend Ketel, leverde<br />

hiervan een treurig bewijs, daar door zijne onvoorzichtige<br />

en onstaatkundige handelingen niet alleen aan Neérlands


125<br />

gezag, maar ook aan vroeger verkregen wapenroem gevoelige<br />

slagen werden toegebracht.<br />

De schoone en rijke erfenis der Comp, door Rijklof<br />

van Goens aan die kusten geschonken, de eerbied en het<br />

ontzag voor den Nederlandschen naam door hem er achtergelaten<br />

, dreigden zelfs ten eenenmale verloren te gaan ,<br />

toen gelukkigerwijze door zijn opvolger Hertenberg' het<br />

geleden verlies met behulp van Bakker en Berkman hersteld<br />

en 't zedelijk overwicht der Comp, herwonnen werd.<br />

Ook in den Oosthoek van Java, waar de zoons van<br />

Soerapati vele heethoofden en onvergenoegden om zich<br />

verzameld hadden, werd hare tusschenkomst dringend<br />

vereischt. Nog immer bleef de oorlogsfakkel ontstoken,<br />

en toen de prins van Madoera zich bij hen aansloot, om<br />

meester te worden van Soemanap en Pamakassan, begreep<br />

de Comp, aan die oproerige en vijandige bewegingen voor<br />

goed een einde te moeten maken. Door het zenden van<br />

eenige troepen, onder Gobius en de Chavonnes, was de<br />

rust dan ook spoedig hersteld : de prins van Madoera werd<br />

gedood, en een der zonen van Soerapati naar de Kaap<br />

verbannen.<br />

Inmiddels was van Swol, ten gevolge van te groote<br />

inspanning op het ziekbed geworpen, in November 1718<br />

overleden, en zag men het vreemde verschijnsel, dat zijne<br />

betrekking èn door den directeur-generaal èn door nog een<br />

ander raad van Indië werd geweigerd. Eindelijk nam<br />

Zwaardekroon voorloopig de leiding van het bestuur in<br />

handen, en werd in 1720 door de Kamer van XVII in<br />

zijne hooge waardigheid bevestigd.<br />

Nauwelijks had hij zijne betrekking aanvaard, of de steeds<br />

smeulende vonken van oproer en verzet in midden-Java<br />

ontvlamden op nieuw, toen bij het onverwacht overlijden<br />

van Pakoe Boewana 1, in 1719, zijn oudste zoon onder<br />

den naam van Mangkoe-rat II (meer als soesoehoenan<br />

Praboe bekend), den troon van Mataram beklom. Eenige<br />

prinsen van den bloede, waaronder twee van 's keizers<br />

broeders, Poerabaja en Blitar, betwistten hem den troon<br />

en iiadden reeds een grooten aanhang verkregen, toen<br />

de admiraal Brinkman aan het hoofd van 's Compagnies


126<br />

legermacht en de hulpbenden van Mataram, de opstandelingen<br />

uiteenjoeg. Blitar, die zich in Madioen had teruggetrokken,<br />

overleed in 1722, waardoor den opstand een<br />

beslissende slag werd toegebracht. De overige hoofden<br />

tot in Malang teruggedrongen, gaven zich in Mei 1723<br />

over, waaronder Poerabaja en een der zonen van Soerapati,<br />

die hun verzet tegen het door de Comp, als wettig<br />

erkend gezag, de een op Ceilon, de ander aan de Kaap<br />

als banneling moesten boeten. De vorst van Balembangan<br />

on diens schoonzoon, almede een zoon van Soerapati,<br />

waren gelukkiger en hadden zich weten staande te houden,<br />

zoodat al weder de rust niet geheel hersteld of verzekerd<br />

was. Toch beschouwde men de tweede Javaansche<br />

successie-oorlog als geëindigd.<br />

Terwijl de Ncderlandsche wapenen in Java's oosthoek<br />

zegevierden , was Batavia bijna het slachtoffer geworden<br />

van een even vermetelen als lang te voren beraamden<br />

aanslag, die, ware hij niet bijtijds ontdekt en verijdeld,<br />

het verlies van geheel Java had kunnen na zich sleepen.<br />

Door een zoogenaamd inlandsch kind, wiens vader met<br />

name Erberfeld zich te Batavia een vrij aanzienlijk vermogen<br />

had verworven, was het snoode ontwerp gesmeed<br />

om op den l sten Januari 1722 alle Europeanen en inlandsche<br />

christenen om te brengen. Hij zelf zou onder<br />

den titel van Toean Goesti zich aan het hoofd van de<br />

regeering hebben geplaatst.<br />

Twee jaren lang — zegt men — was die aanslag geheim<br />

gehouden , niettegenstaande het eedgenootschap duizenden<br />

aanhangers telde. Gelukkig werd het komplot even vóór<br />

de uitvoering ontdekt, en het meerendeel van de hoofdleiders<br />

in hechtenis genomen.<br />

Wel mocht de christenbevolking op dien eersten dag<br />

des jaars met blijde harten den Allerhoogste dankzeggen<br />

voor de uitredding uit zoo groot een gevaar.<br />

De doodstraf was het loon der verraders. Op het erf<br />

van Pieter Erberfeld, wiens huis tot den grond toe was<br />

geslecht, werd eene schandzuil opgericht om den voorbjjganger<br />

ten eeuwigen dage aan dat booze opzet te herinneren.<br />

Waarschijnlijk echter was deze man, toen reeds<br />

vrij bejaard en zeer vermogend, meer als een misdadig


127<br />

werktuig, dan wel als de hoofdaanlcgger van het heische<br />

plan te beschouwen.<br />

Naarmate de Comp, het toppunt van haar bloei bereikte,<br />

moest zij aan meer dan ééne mededinging het<br />

hoofd bieden. Maar noch die van de O. 1. O. te Ostende,<br />

in 1719 door den Duitschen keizer met een octrooi begiftigd<br />

dat reeds in 1731 weder werd opgeheven, noch<br />

die van Zweden, in 't zelfde jaar te Go<strong>the</strong>nburg opgericht,<br />

konden met die der Engelsche Compagnie worden<br />

vergeleken. In 1661 door Karel II gemachtigd met eiken<br />

staat waar het christendom niet ingevoerd was, vrede<br />

of oorlog te sluiten, had zij hare krachten langzamerhand<br />

leeren kennen. Thans stond zij dààr als een dreigend<br />

spook in de toekomst; zij stond dààr in de volle ontwikkeling<br />

van een vrijwerkend handelslichaam, terwijl de<br />

Nederlandsche Comp, als souvereine en oorlogvoerende<br />

macht, hare eigene grondslagen al meer en meer ondermijnde.<br />

De eene wist de klippen te ontwijken waarop de<br />

andere moest stooten en vergaan : de eene bleef haren<br />

oorsprong getrouw, de andere had ze verloochend.<br />

HOOFDSTUK VII.<br />

OPSTAND DER CHINEEZEN; DERDE JAVAAN8CHE<br />

SUCCESSIE-OORLOG.<br />

1722—1757.<br />

Ten einde zich een juist denkbeeld te vormen van het<br />

naderend verval der in schijn nog zoo bloeiende Comp.,<br />

en de daartoe medewerkende omstandigheden in hare.geheele<br />

bcteekenis te overzien, is het noodig een diepereu<br />

blik te slaan in haren financieelen toestand. Om tot eene<br />

zuivere voorstelling van de feiten te geraken, zullen wij het<br />

geleidelijk verband tusschen oorzaken en gevolgen trachten<br />

op te sporen. Vroeger is opgemerkt hoe in de toepassing<br />

van het bekrompen monopoliestelsel der Comp., 't welk


128<br />

vrij aanzienlijke uitkeeringen en een kostbaar toezicht<br />

vorderde, een eerste kiem lag tot achteruitgang.<br />

Viel het haar in 'tbegin der XVII de eeuw somtijds moeilijk<br />

aan veelzijdige verplichtingen te voldoen, later werd de<br />

geldelijke toestand door één hoofdbeginsel beheerscht. Het<br />

streven namelijk om, in weerwil van achteruitgang van<br />

kapitaal en ondanks geleden verliezen, het krediet op te<br />

houden door 't uitbetalen van onevenredig hooge dividenden.<br />

Al toonden de vierjarige rekeningen in 1696 nog een fictief<br />

kapitaal aan van ongeveer 40 millioen, dat 25 jaren lateitot<br />

op één millioen gulden geslonken was, het einde van<br />

die eeuw kan als 't keerpunt van hare financieele welvaart<br />

worden beschouwd. Toen nam de opklimmende reeks van<br />

achterstallen een aanvang.<br />

Die hooge dividenden, zelden minder dan 20 o/0, meestal<br />

meer, in 1671 zelfs 60 en nimmer beneden de 12 o,'o,<br />

moesten de Comp, rijker doen schijnen dan zij was. Haar<br />

krediet scheen dan ook onbegrensd, en 't is niet vreemd,<br />

dat toen de kamer van XVII besloot 20 % aan de houders<br />

der obligatiën van vóór 1696 af te doen, zij deze<br />

aflossing evenmin verlangden, als die welke in 1716 tot<br />

het afdoen van de in de laatste jaren der vorige eeuw opgenomen<br />

gelden werd voorgesteld. Naarmate de winsten<br />

verminderden moest men trachten het krediet te vermeerderen.<br />

Het toenemend afgeven te Batavia van wissels op<br />

het moederland, werd vooral later eene aanzienlijke winstderving<br />

voor de Comp, die steeds even hooge dividenden<br />

bleef uitbetalen, en om daarin te voorzien voortdurend gebruik<br />

moest maken van de anticipatie-penningen, waarvoor<br />

recepissen (om de zes maanden opzegbaar) tegen 2\ °/0<br />

werden uitgegeven.<br />

Onder de oorzaken van winstderving komen nog de volgenden<br />

in aanmerking : 1°. de groote sommen bij de verlenging<br />

van 't octrooi en meerdere posten aan den Staat te betalenzoo<br />

werd o. a. de in 1677 gevorderde /16.000 voor den uitvoer,<br />

later tot ƒ300.000, en in 1696 tot bij de vier tonnen<br />

gouds opgevoerd. 2°. Minder verdiensten niettegenstaande<br />

de veilingen der Comp, hoe langer hoe grooter werden,<br />

en gemiddeld tusschen de 14 en 15 millioenen opbrachten.<br />

3°. Zeerampen waarbij vele schepen door te groote bovenlast


129<br />

van smokkelwaren verloren gingen. 4°. Hare kostbare huishouding,<br />

omslachtige administratie en ontrouw van hooge<br />

en lage beambten. Door de steeds toenemende weelde,<br />

gingen de zoogenaamde „gepermitteerde winsten" al spoedig<br />

in ongepermitteerde winsten over, terwijl afpersing en<br />

knevelanjen van allerlei aard hunne buitengewone verteringen<br />

moesten aanvullen, waarbij de betrekkelijk karige<br />

bezoldiging slechts als bijzaak beschouwd werd.<br />

Bovendien vereischten zee- en landmacht aanzienlijke<br />

uitgaven, ten gevolge van de gedurige oorlogen en het<br />

handhaven der monopoliën. Het monopoliestelsel kostte<br />

veel geld, en om dat uitsluiting-systeem vol te houden,<br />

moest de Comp, zich veel getroosten. Officieele bescheiden<br />

toonen aan , dat al beliep de winst op den kaneelhandel<br />

en de parelvisscherij somtijds meer dan 4 i millioen, 't bezit<br />

zoowel van Ceilon als der Molukken, op den duur meer<br />

na- dan voordeel opleverde. Aan een reservekas schijnt men<br />

niet te hebben gedacht, en als de ontvangsten niet tijdig<br />

genoeg inkwamen, dekte men de uitgaven door middel<br />

van leeningen die nimmer werden afgelost. Dit waren<br />

de voornaamste oorzaken van een toestand die niet lang<br />

verborgen kon blijven.<br />

Zwaardekroon had niet slechts de koffie-aanplant bevorderd<br />

— Tjeribon alleen gaf in 1724, 1000 pikkols koffie<br />

die met de beste soort kon wedijveren — maar ze tevens<br />

zooveel mogelijk populair trachten te maken. De Javaansche<br />

bevolking hield zich met deze weinig moeite<br />

vereischende cultuur gaarne bezig, en al spoedig waren<br />

contracten gesloten, om het geheele product tot den prijs<br />

van 15 rijksdaalders af te leveren , welke prijs later belangrijk<br />

verminderde. (Reeds onder zijn opvolger werd<br />

de koffie voor de Comp, gemonopoliseerd en slechts tegen<br />

6 r. s. aan de pakhuizen ingenomen). De indigo- en<br />

katoenteelt, vooral het spinnen van garens, vonden in<br />

dezen gouv-gen. een groot voorstander. Zijne toegevende<br />

staatkunde deed ook den Chinoeschen <strong>the</strong>ehandel<br />

herleven en gaf aan de suikerbereiding eene hoogere<br />

vlucht, terwijl de nieuw geopende handelsbetrekkingen<br />

op de zuid-oostkust van Afrika, als minder aan de verwachting<br />

voldoende, in 1735 werden opgeheven.<br />

9


130<br />

Alweder vermeende de Comp, dat haar octrooi was geschonden,<br />

en alweder moest eene aanzienlijke schadeloosstelling<br />

op die vermeende schennis volgen. De schepen<br />

van Jacob Roggeveen namelijk, die voor rekening der<br />

West-Indische Compagnie tot ontdekking van het zoogenaamd<br />

Zuidland, bezuiden Amerika omzeilende, Java<br />

hadden bereikt, werden in beslag genomen, waarvoor<br />

later /' 120.000 moest worden uitgekeerd. Dit belette<br />

echter niet dat de actiën al hooger en hooger stegen en<br />

door een ongeoorloofden windhandel in 1720 zelfs een<br />

maximum van 1080 o/o bereikten.<br />

Zijn overige levensdagen in rust wenschende door te<br />

brengen, verzocht Zwaardekroon een eervol ontslag , en<br />

droeg in Juli 1725 zijne waardigheid over aan Mat<strong>the</strong>us<br />

de Haan.<br />

Hoewel bij het einde van dit vierjarig bestuur, de inwendige<br />

financieele toestand nog immer reden van bezorgdheid<br />

gaf, waren de O. I. bezittingen bij zijn dood in 1729,<br />

in een bloeienden toestand onder het beheer van zijn opvolger<br />

Mr. Diederik Durven — met voorbijgang van den<br />

directeur-generaal Huisman — overgegaan.<br />

Ook in Mataram had eene bestuursverandering plaats<br />

gehad. Soesoehoenan Praboe was door zijn minderjarigen<br />

zoon Pakoe Boewana II, onder de voogdij schap van<br />

zijne moeder en den rijksbestuurder, in de regcering'opgevolgd.<br />

AVel verre dat deze gouv.-gen. aan do van hem gekoesterde<br />

verwachtingen beantwoordde, maakte hij zich bij<br />

eene schandelijke levenswijze, aan verschillende knevelarijen<br />

en een verregaand nepotisme schuldig. De kamer van XVII<br />

nam dan ook in October 1731 het besluit, hem met den<br />

directeur-generaal Hasselman, twee buitengewone raden<br />

van Indië en nog eenige hooge ambtenaren „zonder kwaliteit<br />

en gage" ter verantwoording op te roepen. Bij hunne<br />

aankomst in 't moederland werd echter geen verder gevolg<br />

aan de zaak gegeven. De Kamer zag er tegen op hare<br />

hooge ambtenaren te straffen; en al had de gouverneur<br />

van Ceilon, de wreedaardige Pieter Vuyst, in 1730 eene<br />

rechtmatige straf ondergaan, zijn opvolger Stephanus Versas<br />

_ om nog schandelijker reden gevangen genomen —


131<br />

was onder borgtocht ontslagen; zijn vonnis werd nimmer<br />

uitgesproken.<br />

Onder het bestuur van Dirk van Cloon, die in Mei 1732<br />

het bewind aanvaardde, had de invoer van nieuwe muntspeciën<br />

plaats en werden reeds bestaande overeenkomsten<br />

herzien of nieuwe traktaten gesloten. Zoo was o. a. op<br />

8 November 1733, de afdoening der achterstallige schulden<br />

met den soesoehoenan geregeld — waarbij ook nadere<br />

bepalingen voor het garnizoen te Kartasoera werden<br />

gemaakt — het monopolie van den peperhandel met<br />

Bantam verlengd en dat van Bandjermasin verkregen.<br />

De aanvoer van producten bereikte eene zoodanige hoogte,<br />

dat somtijds twee voor- en twee najaarsveilingen, behalve<br />

nog eene <strong>the</strong>eveiling te Amsterdam moesten gehouden<br />

worden.<br />

Abraham Patras, die van Cloon — in Maart 1735 overleden<br />

— als gouv.-gen. had vervangen, was zijne benoeming<br />

aan het toeval verschuldigd ; want toen hij in den<br />

raad van Indië evenveel stemmen verkreeg, had het lot<br />

tusschen hem en Adriaan Valckonier te zijnen voordeele<br />

beslist. Hij overleefde zijn voorganger slechts twee jaren,<br />

en werd door Valckenier in zijne hooge waardigheid opgevolgd.<br />

Nauwelijks waren in 't begin van zijn bestuur eenige<br />

onlusten op Celebes gestild, of er vielen op Java gebeurtenissen<br />

voor , die , niettegenstaande zij aanvankelijk de<br />

hachelijkste gevolgen na zich sleepten, later het gezag van<br />

Nederland moesten bestendigen.<br />

De aanleidende oorzaak van dat alles was de moord der<br />

Chineezen te Batavia.<br />

Onder hunne hoofden, met den titel van luitenant, kapitein<br />

of majoor, hadden deze zich als kooplieden, pachters,<br />

industrieelen, kleinhandelaren, ambachtslieden, geldschieters<br />

en landbouwers om en in Batavia zoodanig uitgebreid,<br />

dat reeds onder vorige gouverneurs-generaal beperkende<br />

maatregelen noodig werden geacht. Bij het uitreiken van<br />

verblijfpassen of het doen verlaten der stad, wanneer zij<br />

geene voldoende middelen van bestaan konden aanwijzen,<br />

was door Compagnies dienaren op eene even willekeurige<br />

9*


132<br />

als baatzuchtige wijze te werk gegaan. De daardoor opgewekte<br />

ontevredenheid kwam tot eene uitbarsting, toen<br />

de uitvoering van een voorstel, om de rondzwervenden<br />

die geen verbhjfpas bezaten naar Ceilon te zenden alweder<br />

verkeerd werd toegepast.<br />

Door de verarmde Chineezen gevangen te nemen, en<br />

ook de meer gegoeden, onder het afpersen van belangrijke<br />

sommen, met verbanning te bedreigen, steeg hunne<br />

verbittering ten top. Velen verlieten de stad, vereenigden<br />

zich in benden, maakten de Ommelanden hoogst onveilig,<br />

en namen eene zeer dreigende houding aan, welke al<br />

spoedig tot rebellie oversloeg. Een vruchtelooze poging<br />

door van Imhoff en van Aerden aangewend, om die verbitterde<br />

menigte tot bedaren en onderwerping te brengen,<br />

had op den 8 ,ten October 1740 een aanval ten gevolge,<br />

waarbij zij uit Tanabang werd verjaagd ; en hoewel de<br />

opstandelingen hier en daar enkele detachementen verslagen<br />

, eenige Europeanen gedood of mishandeld, en vele<br />

woningen vernield hadden, was echter hun voornemen<br />

verijdeld om de schans Tangerang en Meester Cornelis te<br />

overrompelen. Doch de wederzijdsche verbittering nam<br />

zoodanig toe, dat ook de welgestelde Chineesche ingezetenen<br />

van Batavia al spoedig hun leven niet langer zeker<br />

waren, zoodat de burgerij gewapend, maar tevens eene<br />

strenge proclamatie uitgevaardigd werd om de Europeanen<br />

tot kalmte en de Chineezen tot rust te brengen. Ofschoon<br />

de gouv.-gen. er zich tegen had verklaard, was in den<br />

raad van Indië, bij meerderheid, tot de afkondiging van<br />

dat plakaat besloten.<br />

Nadat een aanval der muitelingen op de Diesterpoort<br />

was afgeslagen, brak op den 9 den een brand uit in een<br />

aantal Chineesche huizen, waarop het grauw de vluchtende<br />

bewoners begon te vervolgen en te vermoorden,<br />

't geen met eene algemeene brandstichting, plundering en<br />

menschenslachting eindigde. Op den 12 üen waren GOO<br />

huizen verwoest en 10.000 Chineezen omgekomen. Tien<br />

dagen later echter, werd — na het uiteenjagen der zich<br />

nog in het open veld bevindende opstandelingen — eene<br />

amnestie uitgevaardigd, tengevolge waarvan velen terug-<br />

kwamen om zich te onderwerpen. Buiten de stad werd


133<br />

hun een verblijf aangewezen, en de bevolking kwam<br />

langzamerhand tot rust.<br />

"Welke maatregelen van repressie waren er nu tijdens<br />

die gruwelen door Yalckenier genomen ? Uit latere processtukken<br />

is gebleken : dat hoewel niet bewezen was, wie<br />

den last tot den moord had verstrekt, de opperlandvoogd<br />

wel verre van die schanddaden tegen te gaan en de volkswoede<br />

te stuiten, oogluikend toeliet dat het garnizoen er<br />

aan deel nam, en 't bevel gaf de gevangen genomen Chineezen<br />

in den kerker om te brengen.<br />

Alvorens de gevolgen te schetsen uit die onvergeeflijke<br />

handelwijze voortgesproten, dient nog vermeld te worden<br />

hoe Valckenier, na eene ongesteldheid, in December voor<br />

1 t eerst weder in de vergaderzaal der hooge regeering<br />

verschijnende, deze door een compagnie soldaten deed<br />

bezetten, eenige leden, onder nog andere beschuldigingen<br />

verweet, misbruik te hebben gemaakt van gezag, de<br />

H. H. van Imhoff, de Haaze en van Schinne streng-arrest<br />

gaf en in Januari 1741 als gevangenen naar Nederland<br />

opzond.<br />

H. H. bewindhebbers, die van Imhoff reeds voor zijn<br />

vertrek uit Java, tot opvolger van den gouv.-gen. hadden<br />

benoemd, deden de hooge arrestanten bij hunne aankomst<br />

in Texel plechtstatig begroeten en uit hun arrest ontslaan<br />

, terwijl onmiddellijk bevelen naar Indië werden gezonden<br />

, om Valckenier met eenige andere beambten voor<br />

den raad van justitie te brengen. Die bevelen bereikten<br />

hem aan de Kaap, waar hij , na het bewind voorloopig aan<br />

Johan Thedens te hebben overgedragen, op zijne terugreis<br />

naar 't moederland was aangekomen. Als gevangene naar<br />

Batavia wedergekeerd, overleed hij in 1751 op het kasteel,<br />

nog voor den afloop van zijn rechtsgeding, 't welk — even<br />

als meer anderen van dien aard — slepende was gehouden,<br />

zonder dat een vonnis over hem werd uitgesproken.<br />

De aankomst der drie raden van Indië — met eenig<br />

vertoon in Amsterdam ontvangen — had juist plaats bij<br />

de vernieuwing van het octrooi, waarvan reeds in 1739<br />

een concept aanhangig was gemaakt, en gaf tot vele besprekingen<br />

aanleiding. Dien ten gevolge werd de verlenging<br />

slechts voor één jaar toegestaan, om de zaken gedu-


134<br />

rende 1740 en 1741 gaande te houden, tot dat het octrooi,<br />

na een tal van onderhandelingen, in Januari 1743 tegen<br />

eene recognitie van 3 o/0 op de uitdeelingen , en met<br />

eenige wijzigingen in het beheer, voor 12 jaren werd<br />

verlengd.<br />

Van Imhoff had in eene uitvoerige memorie , zich een<br />

voorstander betoond van vrijen particulieren handel in<br />

't bijzonder op China, en eene kolonisatie tot uitbreiding<br />

van landbouw en industrie in de Ommelanden van Batavia.<br />

Bovendien werden de administratie, het beheer, en de betrekkingen<br />

der Comp, met inlandsche vorsten, benevens<br />

al wat met de groote vaart in verband stond uitvoerig<br />

door hem behandeld.<br />

Hij was alzoo de aangewezen man, om de leiding der<br />

zaken in Indië op zich te nemen. Maar voor wij hem in die<br />

moeilijke taak volgen, vereischt de toestand van Java r<br />

waar zich ernstige verwikkelingen voorbereiden, eenige<br />

oogenblikken onze aandacht.<br />

Vele uit Bekasi verdreven Chineezen waren naar Tjeribon<br />

en Tagal gevlucht, 'en hielden niet alleen de door<br />

de Comp, aldaar gevestigde kantoren, met behulp der<br />

Javanen, die bijna overal hunne partij kozen, geheel ingesloten<br />

, maar hadden den opstand ook naar andere plaatsen<br />

langs de noordkust overgebracht. Honderden van die ongelukkigen<br />

als wilde dieren opgejaagd en vervolgd, waren<br />

hier en daar op meedoogenlooze wijze vermoord, en waar<br />

zij de meerderheid hadden, was een krachtdadig verzet<br />

het natuurlijk gevolg van die gruwelijke en menschonteerende<br />

aanslagen.<br />

Uit Japara en Joana werden strooptochten ondernomen,<br />

waarbij vele Europeanen om 't leven kwamen. In Demak,<br />

Rembang en meer andere posten moesten de garnizoenen<br />

versterkt worden. Zelfs Samarang werd bedreigd, en de<br />

Nederlandsche gezaghebber genoodzaakt de hulp van<br />

Tsjakra Ningrat IV, regent van Madoera in te roepen, om<br />

deze voor den handel zoo belangrijke stad te beschermen.<br />

Schier overal traden de Chineezen door Javanen ondersteund<br />

aan welke hulp de soesoehoenan niet vreemd bleef, als<br />

onverzoenlijke vijanden op, zoodat de toestand hoe langer


135<br />

hoe dreigender werd. Die dubbelzinnige houding door den<br />

keizer aangenomen, vereischt eenige nadere verklaring,<br />

daar zij met de volgende gebeurtenissen, welke een derden<br />

successie-oorlog op Java ten gevolge hadden, in een nauw<br />

verband staat.<br />

Wantrouwen tegen de uit Ceilon naar Kartasoera teruggekeerde<br />

zonen van den verbannen soenan Mangkoe-rat<br />

Mas, de toenadering van den regent van Madoera tot de<br />

O. I. C. en zijne weigering aan 't hof te verschijnen om<br />

zijn leenheer de verschuldigde hulde te bewijzen, hadden<br />

even als 't onhandig gedrag van het Nederlandsche garnizoen<br />

in de residentie, den keizer met wrevel en achterdocht<br />

vervuld. Daarenboven werd hij tusschen twee partijen geslingerd<br />

waarin zijne omgeving verdeeld was. De partij<br />

van de ratoe ageng (keizerin-moeder) was de O. I. C.,<br />

die van den rijksbestuurder, Nata Koesoema, den staartdragenden<br />

zonen van het Hemelsche rijk toegedaan; en<br />

sedert de kansen voor deze gunstiger werden, had de<br />

soesoehoenan zich heimelijk bij hen aangesloten, hoewel<br />

hij in schijn de hooge regeering te Batavia bleef steunen.<br />

Al spoedig echter wierp hij hot masker af toen de loge<br />

te Rembang door de Chineezen ingenomen en verbrand,<br />

Samarang nauwer ingesloten en ook Soerabaja bedreigd<br />

werd. De zonen van den banneling van Ceilon werden<br />

even als de bevelhebbers der bezetting van 't fort te Kartasoera<br />

om 't leven gebracht, de soldaten gedwongen den<br />

Islam aan te nemen en bij de lijfwacht ingedeeld, terwijl<br />

een deel van 't Javaansche leger onder Nata Koesoema, de<br />

Chineezen voor Samarang versterkte, en het andere naar<br />

Soerabaja tegen den pangeran van Madoera oprukte.<br />

In die benarde omstandigheden werd Hugo Verijssel,<br />

aan wien Johannes Theling was toegevoegd, als commissaris<br />

naar het tooneel van den oorlog gezonden, en de geringe<br />

troepenmacht vooral te Samarang z. v. m. versterkt. In November<br />

gelukte het, bij drie herhaalde uitvallen , den vijand<br />

uit de rondom die stad opgeworpen werken te verdrijven;<br />

en toen men, ten gevolge van onderhandelingen door den<br />

rijksbestuurder uit naam van den keizer met Verijssel<br />

aangeknoopt, ook Tagal en Japara te hulp kon komen,<br />

was het dringendste gevaar voor den oogenblik geweken.


136<br />

Die onderhandelingen leverden overigens weinig goeds op ;<br />

wel werd de gevangen genomen bezetting van het fort<br />

teruggezonden, maar tegen de Chineezen voerde men niets<br />

uit, zoodat in 't begin van 1742 de algemeene toestand<br />

niet veel was verbeterd.<br />

De pangeran van Madoera begon al spoedig den oorlog<br />

tegen Mataram voor eigen rekening te voeren, zoowel uit<br />

haat tegen Pakoe Boewana als om zich een onafhankelijk<br />

rijk te veroveren; de noordoostkust van Grrissee tot Rembang<br />

was reeds in zijn bezit,, toen hij te Batavia vergeefsche<br />

pogingen aanwendde, regentschappen voor zijne<br />

zonen, en verlof tot het oprukken tegen Mataram's hoofdstad<br />

te verkrijgen.<br />

In het Chineesche leger, gaandeweg door vele ontevredenen<br />

versterkt, werd het gezag van den keizer niet<br />

meer erkend en Mas Garendi (een zoon van den in het<br />

vorig jaar te Karta om het leven gebrachten pangeran<br />

Tepasana en kleinzoon van soesoehoenan Mas), onder den<br />

naam van Amangkoe-rat, in de geschiedenis meer onder<br />

dien van soenan Koening bekend, als tweede of tegenkeizer<br />

uitgeroepen. Kort daarna week de Javaansche<br />

legermacht, na in Grobogan verslagen te zijn, op Kartasoera<br />

terug, en smeekte de van alle kanten verlaten<br />

keizer bij de Comp, om hulp en bescherming, die hem<br />

dan ook weldra werd verleend.<br />

Zich in den nu ook bedreigden kratoh, waar de kapitein<br />

von Hohendorff als gecomitteerde was aangekomen,<br />

niet langer veilig achtende, vertrok hij na eene vergeefsche<br />

poging om de opstandelingen te verdrijven, door v. Hohendorff<br />

vergezeld, naar Magettan en later naar Panaraga,<br />

bereid om elke voorwaarde aan te nemen, waarmede hij zich<br />

eene afdoende ondersteuning der Comp, kon verzekeren.<br />

Sommigen zijner broeders onderwierpen zich aan den<br />

nieuwen keizer, anderen namen de wijk naar Samarang.<br />

Westwaarts van de stad was de vijand, door de trouw<br />

gebleven regenten die zich in afwachting van de verderen<br />

loop der gebeurtenissen onder de hoede der Comp, hadden<br />

gesteld, met behulp van Nederlandsche troepen verjaagd,<br />

en toen de kapiteins Mom en von Hohendorff de opstandelingen<br />

ook uit Oengaran, Demak en Japara verdreven,


137<br />

namen de zaken in die kustgewesten eene betere wending.<br />

Ten einde nu met eene genoegzame macht naar<br />

Kartasoera te kunnen oprukken, verzochten zij den vorst<br />

van Madoera om Rembang en Joana te bezetten, maar<br />

deze was hun voor geweest en had Mas Garendi met zijn<br />

aanhang, zonder veel moeite de hoofdstad doen ontruimen.<br />

Deze ongevraagde tusschenkomst van Tsjakra Ningrat,<br />

werd door Verijssel hoog opgenomen, en zeer ernstige<br />

vertoogen waren noodig, den eerzuchtigen Madoereeschen<br />

vorst naar de reeds vroeger door hem bezette landen bij<br />

Soerabaja te doen terugkeeren. Bovendien kostte het<br />

veel moeite hem te beletten, door het proclameeren van<br />

een der broeders van zijn doodvijand tot soesoehoenan<br />

van Mataram, de reeds bestaande verwarring nog te vermeerderen.<br />

Pakoe Boewana II werd daarop in het bezit van zijne<br />

residentie hersteld, de rustelooze Chineezen en oproerige<br />

Javanen overal vervolgd, maar te gelijkertijd de wraakzucht<br />

van den keizer getemperd, toen èn Mas Garendi<br />

èn de meesten der tegen hem opgestane rjjksgrooten zich<br />

kwamen onderwerpen. Bij het einde van dezen Chineesch-<br />

Javaanschen oorlog, gaf de sultan in een nieuw traktaat<br />

den ll den Nov. 1743 te Kartasoera geteokend, niet alleen<br />

zijn leedwezen en berouw te kennen over zijne vroegere<br />

handelwijze, maar erkende tevens, zijn rijk alleen aan<br />

„de barmhartigheid en mededogenheid" der Comp, verschuldigd<br />

te zijn. Die nederige erkenning, staat met de<br />

vele opofferingen welke de soesoehoenan zich moest getroosten,<br />

en de voor de Comp, hoogst gunstige bepalingen<br />

in de 24 artikelen van dat traktaat vervat, in een zeer<br />

nauw verband.<br />

Ons bestek laat niet toe ze hier afzonderlijk te vermelden;<br />

maar te samen genomen, vernederden zij den<br />

eertijds zoo machtigen, onafhankelijken gebieder van<br />

Mataram tot vazal van zijne geenszins bolangelooze beschermster.<br />

i<br />

Ongeveer zes maanden vroeger, had Gustaaf Willem<br />

Baron van Imhoff de regeering van den waarnemenden<br />

gouv.-gen. overgenomen, en bereids eenige zijner destijds


138<br />

aanbevolen verbeteringen ingevoerd. Eene belangrijke<br />

figuur treedt in van Imhoff op den voorgrond, al hebben<br />

de verkregen uitkomsten niet altijd aan zijne goede bedoelingen<br />

beantwoord; bij eene verkeerde toepassing toch<br />

kunnen de beste beginselen falen. Het personeel van<br />

ambtenaren werd onder zijn bestuur aanmerkelijk verminderd<br />

, de particuliere handel aangemoedigd , en de<br />

meeste indirecte belastingen en heffingen op koop of verkoop<br />

van goederen en producten aan de meest biedenden<br />

verpacht. Hoewel de verkoop van opium aan eene vereeniging<br />

onder den naam van „Amfioen-Societeit" was<br />

opgedragen, deelden ook de madat- of amfioen-kitten,<br />

even als de zouthandel in bovengenoemden maatregel.<br />

Landbouw, handel en veeteelt vonden in dezen landvoogd<br />

een warm voorstander , en aan de uit het moederland<br />

overgekomen kolonisten werden de noodige landerijen tusschen<br />

de Tjidanie of rivier van Tangerang en de Angké<br />

ter bebouwing aangewezen.<br />

Intusschen was de verkregen rust op Java niet van<br />

langen duur. De soesoehoenan had wel den zetel des<br />

rijks naar Solo — in Soerakarta Adiningrat herdoopt —<br />

overgebracht, maar eenige rijksgrooten weigerden zich<br />

aan zijn hof te vertoonen en begonnen hunne strooptochten<br />

te hervatten. Onder zijne vele vijanden, behoorden Mas<br />

Said, een zoon van des keizers naar Ceilon verbannen<br />

broeder Mangkoe Negoro, en de vorst van Madoera tot<br />

de gevaarhjksten.<br />

De laatste, in zijne eerzuchtige plannen gefnuikt , en<br />

ontevreden dat bij het vredestraktaat de Comp, alles, en<br />

hij niets verkregen had, weigerde de afgestane maar nog<br />

door zijne troepen bezette landen te ontruimen. Hij eischte<br />

een groot deel daarvan met den titel van panembahan<br />

voor zich zelf, en Soerabaja als regentschap voor zijn zoon.<br />

Toen hierin niet bewilligd kon worden, en eene onderhandeling<br />

met Verijssel vruchteloos afliep, trachtte hij<br />

zich bondgenooten te verwerven, nam Balineezen in zijn<br />

dienst en veroverde het geheele eiland Madoera, waarvan<br />

hem slechts een gedeelte toekwam. Zoo was de vrede<br />

weder feitelijk verbroken , en hoewel Elso Sterrenberg<br />

commandeur van Java's noord-oostkust, Soemanap her-


139<br />

overde, werden diens troepen in 't begin van 1745 ingesloten<br />

, en de Javaansche kust van Sidajoe tot aan Joana<br />

door den pangeran afgeloopen. Eindelijk door von Hohendorff<br />

overwonnen, van zijne waardigheid vervallen en<br />

tot vijand van de Comp, verklaard, werd hij uit Java<br />

verdreven. Nadat de ingesloten troepen waren ontzet,<br />

werd ook de hoofdplaats vermeesterd, de naar Bandjermasin<br />

gevluchtte pangeran opgeëischt en naar de Kaapkolonie<br />

verbannen, terwijl zijn zoon Soera di Ningrat,<br />

zich aan de Comp, onderwerpende , het regentschap van<br />

Madoera en later uithoofde zijner trouwe diensten den<br />

titel van panembahan verkreeg.<br />

Toen nu de rust, naar men meende, voor goed hersteld<br />

was, ondernam de gouv.-gen. in Maart 1746 eene reis<br />

over Java, ten einde zich in persoon omtrent den toestand<br />

van vele zaken te vergewissen. Door eene lijfwacht<br />

en een aanzienlijk gevolg vergezeld, bracht de „Hersteller'',<br />

het zelfde schip waarmede hij uit Nederland vertrokken was,<br />

hem te Soerabaja aan wal ; en na Pasoeroean, Gresik,<br />

Madoera en vele andere plaatsen te hebben bezocht,<br />

bracht hij eenigen tijd te Samarang door, waar Pakoe<br />

Boewana II met zijn gezin op plechtige wijze door hem<br />

werd ontvangen. De keizer van Mataram kwam zijne<br />

hulde bewijzen aan een ambtenaar van de O. I. C. ! Bij<br />

het tegenbezoek door den opperlandvoogd te Soerakarta<br />

gebracht, werden de strand-regentschappen en andere<br />

districten (de tegenwoordige residentiën Tagal en Pekalongan)<br />

tegen betaling van eenige duizenden guldens afgestaan<br />

, vele handels-, munt- en verpachtingzaken nader<br />

geregeld, en de eenige zoon van den soesoehoenan als<br />

adipati-anom erkend.<br />

Ongelukkig gaf de gouv.-gen. door zijne bemoeiing met<br />

de aangelegenheden van den zich verongelijkt achtenden<br />

broeder des keizers (pangeran Mangkoe Boemi) aanleiding,<br />

dat deze, zich daardoor beleedigd gevoelende, onmiddelijk<br />

het hof verliet en den oorlog op nieuw deed ontbranden.<br />

Alvorens de gevolgen Yan deze schijnbaar zoo nietige<br />

oorzaak mede te deelen, dienen wij een oogenblik bij 't<br />

bestuur van v. Imhoff stil te staan, onder "t welk ook in<br />

Bantam de troonopvolging werd geregeld.


140<br />

Tengevolge der kuiperijen van ratoe Saria Patima, gemalin<br />

van den door Speelman op zijn troon herstelden<br />

sultan, zou — naar het schijnt aanvankelijk met goedkeuring<br />

der hooge regeering — de wettige troonopvolger,<br />

bij den dood zijn's vaders, door een harer bloedverwanten<br />

worden vervangen. Dit verwekte evenwel later onrust en<br />

verzet, waarbij de Ommelanden afgeloopen en een aantal<br />

der zich aldaar gevestigd hebbende kolonisten vermoord<br />

werden. Die stroopenjen bleven uit gebrek aan troepen<br />

een geruimen tijd ongestraft voortduren, maar toen er<br />

versterking te Batavia was aangekomen, werd de sultane<br />

verbannen en den kroonprins als leenman der Comp, in<br />

zijn rechtmatig erfdeel bevestigd. De Lampongs werden<br />

aan haar afgestaan, de vrede met Bantam bleef gedurende<br />

het overige dier eeuw bewaard, en men zag de vroeger<br />

zóó trotsche beheerschers der twee machtigste rijken van<br />

Java, niet alleen schepter en kroon uit de hand der Comp,<br />

ontvangen, maar zelfs de troonopvolgers door haar aangewezen.<br />

De groote uitbreiding door den gouv.-gen. aan de verpachtingen<br />

gegeven, veelal in handen van roofzieke Chineezen<br />

, die er ongeloofehjke winsten uit trokken, werkte<br />

ook in den Oosthoek zeer in het nadeel van de arme bevolking,<br />

waartegen Sterrenberg met het meeste recht,<br />

doch op zulk eene heftige en ongepaste wijze opkwam<br />

dat hij naar Poelo Ai verbannen, maar na den dood van<br />

v. Imhoff weder ontslagen en in zijnen rang hersteld werd.<br />

Vrije handel en kolonisatie vonden bij van Imhoff de<br />

noodige bescherming, en in 't landschap Bogor had het<br />

thans zoo bekende paleis van Buitenzorg, aan zijne zorgen<br />

het aanzijn te danken. IJdel en prachtlievend van aard,<br />

was hij tevens de voorganger in eene weelde die te Batavia<br />

eene ongekende hoogte bereikte. Eenige zijner<br />

stichtingen zooals het Seminarium tot opleiding van predikanten,<br />

de Akademie der Marine, en de uitgave eener<br />

courant „Bataviasche nouvelles", waren van korten duur<br />

of mochten hem niet lang overleven. De meeste door hem<br />

ingevoerde hervormingen deelden in dat let, aangezien zij<br />

niet altijd op deugdelijke en hechte grondslagen rustten,<br />

of wel die leven aanbrengende kracht bezaten, waardoor


141<br />

verouderde misbruiken geweerd en duurzame verbeteringen<br />

worden daargesteld. Van het zoo onontbeerlijk lager<br />

en middelbaar onderwijs werd geen of zeer weinig werk<br />

gemaakt. De plichten daaromtrent te vervullen, de roeping<br />

der Comp, in 't algemeen en van hare hooge ambtenaren<br />

in 't bijzonder, om op eene gepaste wijze, zonder<br />

dwang en vooral zonder eene schadelijke inmenging in<br />

godsdienstige begrippen, daarin te voorzien zijn nimmer<br />

begrepen. Boven alles werd verzuimd den voor goede<br />

indrukken zoo ontvankelijken Javaan met een goed voorbeeld<br />

voor te gaan.<br />

Tot de lichtpunten onder dit bestuur behooren de vrijzinnige<br />

bepalingen omtrent den inlandschen handel, en de<br />

betere handhaving der verkregen rechten op de buitenbezittingen.<br />

Zoo was op de Banda-eilanden, onder den<br />

gouverneur de Klerk veel nut gesticht, het lot zoowel<br />

der bevolking als der perkeniers verbeterd, en het kantoor te<br />

Koepang, bij een aanval der Timoreezen manmoedig verdedigd.<br />

Te Palembang werden strenge maatregelen tegen<br />

den sluikhandel van Engelschen en Chineezen genomen ,<br />

en nadat het Maleische-schiereiland, Riouw en Siak<br />

langen tijd het tooneel waren geweest van onderlinge<br />

twisten .der vorsten, waarin een paar eerzuchtige Boegineesche<br />

hoofden de voornaamste rollen vervulden, werd<br />

het laatste rijk in 1745 aan de Comp, afgestaan. Ook met<br />

Bandjermasin was in 1746, op den grondslag van vroegere<br />

overeenkomsten, een nieuw contract gesloten, dat<br />

echter tien jaren later herzien en nader geregeld moest<br />

worden. Met kracht kwam v. Imhoff op tegen de beperkende<br />

bepalingen, een paar jaren vroeger den Japanschen<br />

handel opgelegd, en toen hij dreigde de handelsbetrekkingen<br />

geheel te zullen opheffen, werden èn de gouverneur van<br />

Nagasaki èn het hof van Jedo veel toegeeflijker gestemd.<br />

De schaduwzijde van zijn bewind moet vooral gezocht<br />

worden, in de lichtvaardige wijze waarop hij door sommige<br />

gewaagde handelingen, niet alleen de Comp, groote nadeden<br />

berokkende, maar zelfs tot staatkundige verwikkelingen<br />

aanleiding gaf. Zoo werd, in weerwil de handel<br />

op Spaansch-Amerika bij bepalingen van den Munsterschen<br />

vrede verboden was, in 1747 eene poging door hem ge-


142<br />

waagd tot het verkrijgen van zilver uit Mexiko. De<br />

Spaansche regeering eischte genoegdoening en eene strenge<br />

straf voor den schender der bestaande traktaten, waaraan<br />

echter door het overlijden van den gouv.-gen. geen gevolg<br />

werd gegeven. Engeland en Frankrijk beklaagden zicli<br />

insgelijks over verongelijking hunner landgenooten in de<br />

Nederlandsche bezittingen, en de Comp, was genoodzaakt<br />

de Fransch-Indische Compagnie 3 millioen francs schadevergoeding<br />

te betalen, voor drie harer door de Engelschen<br />

te Batavia opgebrachte en door van Imhoff aangekochte<br />

schepen.<br />

Na door den stadhouder, als eene eervolle onderscheiding,<br />

tot luit.-gen. van de infanterie te zijn benoemd, overleed<br />

deze overigens hooggeschatte landvoogd op den l' ten November<br />

1750 in de kracht zijns levens, te midden van ontwerpen<br />

die zijnen werkzamen en bedrijvigen geest tot eer<br />

verstrekken, en werd door Jacob Mossel opgevolgd.<br />

Mangkoe Boemi had na het verlaten van het hof zijns<br />

broeders een leger bijeen gebracht, de vaan des opstands<br />

ontrold en een aanval op Soerakarta gewaagd, waarbij<br />

de stad gedeeltelijk verbrandde. Zich vervolgens naar de<br />

noordkust begevende, werd hij door von Hohendorff, intusschen<br />

tot commandeur en later tot gouverneur van<br />

Java's noord-oostkust benoemd, in 1747 wel uit die streken<br />

verjaagd maar niet ten onder gebracht, evenmin als Mas<br />

Saïd, die steeds voortging een afmattenden guerilla-oorlog<br />

te voeren. Toch begonnen in 1749 zich eenige prinsen<br />

en hoofden te onderwerpen, en werden zelfs onderhandelingen<br />

mot Mangkoe Boemi aangeknoopt, toen op het<br />

einde van dat jaar de zaken plotseling eene andere wending<br />

namen. De keizer namelijk, die zijn einde voelde<br />

naderen, verzocht op den ll^" December aan v. Hohendorff<br />

het bestuur over zijn rijk in naam van de Comp,<br />

op zich te nemen, en het aan den meest geschikten onder<br />

zijne opvolgers over te dragen , terwijl dien zelfden dag<br />

Mangkoe Boemi door een groot aantal rijksgrooten als<br />

soesoehoenan werd gehuldigd. Weinige dagen daarna<br />

werd den rechtmatigen troonopvolger, onder den naam<br />

At'ii Pakoe Boewana III, hot erfdeel zijns vaders die


143<br />

den 20 sUu overleed — onder zekere voorwaarden door<br />

v. Ilohendorff in leen afgestaan, en de oorlog langen<br />

tijd met afwisselende kansen gevoerd. In den beginne<br />

leden de Nederlandsche en Madoereesche troepen eene<br />

gevoelige nederlaag te Mataram, later echter werden de<br />

legerbenden der beide opstandelingen in een geregelden<br />

veldslag bij Banjoedana verstrooid ; en ofschoon het Mas<br />

Said gelukte eene op hem afgezonden colonne geheel in<br />

te sluiten , werd zij door v. Hohendorff ontzet, en de<br />

vijand tegen het einde van 1751 naar het zuidergebergte<br />

teruggedrongen.<br />

In 't volgende jaar behaalde Mangkoe Boemi, bij het<br />

begin van den veldtocht, weder menig voordeel op de<br />

Nedorlandsche bevelhebbers, waarop een aantal regenten<br />

aan zijne zijde overging. De majoor de Clercq werd in<br />

Bagelen en von Bielefeldt te Pekalongan geslagen, doch<br />

na het ontvangen van versterking, mochten zij de door<br />

hem veroverde landschappen, al spoedig weder onder het<br />

gezag van den soesoehoenan terug brengen. Inmiddels<br />

ging het jaar 175S voorbij zonder dat men den vijand<br />

eenige afbreuk kon doen; von Hohendorff, die geen kans<br />

zag den krijg tot een goed einde te brengen, verzocht<br />

in 1754 zijn ontslag, en werd door Nikolaas Hartingh<br />

vervangen. Maar nog voor dat deze het opperbevel aanvaardde,<br />

waren de hoofden van den opstand het oneens<br />

geworden; weldra beoorloogden zij elkander en openden<br />

beiden onderhandelingen, waarvan de uitslag was, dat<br />

Mangkoe Boemi zich met Hartingh verstond en zijne<br />

benden met het leger der Comp, vereenigde, terwijl Mas<br />

Said geslagen en tot Patjitan teruggedreven werd. Hierop<br />

volgde de onderwerping van vele regenten zoowel aan<br />

den keizer als aan Mangkoe Boemi, die bij akte van 13<br />

Febr. 1755, onder den naam van Amangkoe Boewana I,<br />

met tal van hoogdravende titels als sultan van Djokjokarta<br />

(Djokjo) werd erkend, de helft van de nog niet tot het<br />

gebied der Comp, behoorende landschappen verkreeg , en<br />

zich te Djokjo vestigde. De verdeeling van het rijk had<br />

per tjatjah (ongeveer zooveel als tegenwoordig een bouw) 1)<br />

1) Een baoe of bouw beslaat eene oppervlakte van ongeveer 0,7 hectare.


144<br />

plaats, dat later tot menigvuldige reclames aanleiding<br />

gaf.<br />

Mas Said, die van alle kanten bestookt, een uitstekend<br />

veldheer en taktikus toonde te zijn , sloeg zich overal door,<br />

en hield het geheele land van Samarang tot Soerabaja in<br />

onrust. Toen echter de beide zoo evengonoemde vorsten<br />

besloten, gezamenlijk en krachtig tegen hem op te treden,<br />

opende hij op nieuw onderhandelingen, die al weder ten<br />

gevolge zijner hooge eischen afsprongen. Zich daarna tot<br />

den keizer wendende, kwam hij in 1757 te Soerakarta<br />

zijne onderwerping aanbieden, en werden hem onder den<br />

titel en naam van pangeran Adipati Aria Mangkoe Negoro,<br />

eenige districten (ongeveer 4000 tjatjah land) in<br />

't rijk van Solo afgestaan.<br />

Met eene verbrokkeling van het eertijds zoo uitgestrekte<br />

en machtige rijk van Mataram, thans onder drie vorsten<br />

verdeeld, waardoor deszelfs kracht voor immer verbroken<br />

was, en de bevestiging van de suzereine rechten der Comp.<br />

over bijna geheel Java, eindigde de hardnekkige krijg, in de<br />

geschiedenis als derde Javaansche successie-oorlog bekend.<br />

Mangkoe Negoro werd als geheel afhankelijk van het<br />

Nederlandsch bestuur, een geschikt werktuig om de soesoehoenan<br />

van Soerakarta in bedwang te houden, en door de<br />

toepassing van het „verdeel en heersch", was de invloed<br />

van „de Companie" voor altijd verzekerd.<br />

Bij het einde van dit hoofdstuk dient nog vermeld, dat<br />

het octrooi in September 1748 tot aan 1775 verlengd<br />

werd, waarvoor — na aftrek van een in 1747 aan den<br />

Staat verstrekten voorraad salpeter — /"572000 moest<br />

worden uitgekeerd. Kort daarna verleende men den stadhouder<br />

Willem IV, den titel van opperbewindhebber en<br />

gouverneur der O. I. C., waardoor hij een vrij overwegenden<br />

invloed op de zoo machtig geworden handelmaatschappij verkreeg,<br />

die, in weerwil van deze benoeming, van zoo menig<br />

voordeel op Java behaald en al den luister die haar omstraalde,<br />

toen reeds met rassche'schreden hare ontbinding<br />

te gemoet ging.


DERDE TIJDVAK.<br />

HET VERVAL EN DE ONTBINDING VAN DE<br />

<strong>OOST</strong>-INDISCHE COMPAGNIE.<br />

1757-1800.<br />

HOOFSTUK VIII.<br />

DE <strong>OOST</strong>-INDISCHE BEZITTINGEN NA HET EINDE VAN DEN<br />

DERDEN SUCCESSIE-OORLOG OP JAVA TOT AAN DEN<br />

PARIJSCHEN VREDE.<br />

1757—1784.<br />

Met het bestuur van Mossel trad een tijdperk in van<br />

regeling en bezuiniging. Toen het oogenblik daar was,<br />

waarin de zoo lang geheim gehouden financieele achteruitgang<br />

der Comp, wereldkundig zou worden, trachtte<br />

men zulks door allerlei palliatieven te voorkomen, alsof<br />

eenige reglementaire bepalingen den invretenden kanker<br />

konden wegnemen, die het eenmaal zoo krachtige licliaam<br />

reeds jaren lang ondermijnde.<br />

Bij verschillende reglementen werd de positie der Comp,<br />

dienaren aan vaste bepalingen onderworpen 1), de weelde<br />

en het praalvertoon te Batavia tegengegaan, en de bestaande<br />

verhouding tot sommige staten eenigszins gewijzigd.<br />

Zoo werden o. a. de vijandig gezinde Boegineezcn<br />

1) Zie het in Augustus 1755 vastgestelde »Reglement en Ordonnantie<br />

wegens de provision en verdere douceurs," waarvan de arme inlanders de<br />

kosten droegen.<br />

10


146<br />

uit Malakka verdreven, overeenkomsten van wederkeerig<br />

hulpbetoon met Djohor gesloten, in Siak Sri Indrapoera<br />

vele voordeden aan de Comp, verzekerd, te Palembang<br />

het monopolie van den tinhandel, en van de Timoreesche<br />

hoofden, eenige gewichtige rechten verkregen.<br />

Ofschoon haar invloed door de vestiging der Engolschen<br />

te Natal en Tapanoeli, op Sumatra's westkust geheel overvleugeld<br />

was geworden, werd daarentegen te Bandjermasin<br />

het Nederlandsche gezag erkend. Ook in Perzië<br />

had de Comp, in aanzien gewonnen, en een groot deel<br />

van den handel in de Perzische Golf verplaatste zich naar<br />

het eilandje Kareck, waarheen het hoofdkantoor door den<br />

resident von Kniphausen was overgebracht. In Voor-Indië<br />

echter gingen de zaken al meer en meer achteruit. Onhandige<br />

bestuurders, die evenmin partij wisten te trekken<br />

van de one enigheid der vorsten op Malabar's kust, als<br />

zij onze bezittingen op die van Koromandel tegen de afwisselende<br />

invloeden van Frankrijk en Engeland wisten te<br />

vrijwaren, deden 't vroeger gezag en aanzien der Comp,<br />

geheel verloren gaan. Dit werkte nadeelig terug op den<br />

Indischen handel die tegen de steeds toenemende mededinging<br />

van Engeland niet langer bestand was, en de<br />

rijke opbrengst van Java moest nu in die verliezen voorzien.<br />

De zoogen. contingenten (producten om niet of<br />

tegen lage vastgestelde prijzen te leveren) — welke naam<br />

ook wel aan de gedwongen of verplichte leverantiën<br />

gegeven werd — gaven aanzienlijke winsten.<br />

Voor dat contingenten-stelsel, leverden de Preanger-regentschappen<br />

de koffie tegen slechts 4% rijksdaalders het<br />

pikol, en hoewel dat aan den ambtenaar betaald, niet meer<br />

bedroeg dan 125 Amsterd. pond., werd door dezen somtijds<br />

een overwicht van 70 tot 100 pd. per pikol van den<br />

armen inlander gevorderd en nauwelijks met 2 njksd.<br />

voldaan; Bantam gaf peper, die ook uit Bandjermasin<br />

en Palembang werd aangevoerd; suiker verkreeg men<br />

tegen lagen prijs van de molenaars, aangezien het riet,<br />

op de van inlandsche hoofden gehuurde landen , door de<br />

bevolking in heeredienst werd geplant. Katoenen-garens<br />

moesten door de regenten om niet worden geleverd. De<br />

noordkust van Java bracht het kostbare Djati-hout op,


147<br />

dat zoo goed als met niets betaald werd, en van die geringe<br />

som kwam den kappers en uitslepers (het blandongvolk)<br />

nauwelijks iets in handen; de inkomsten der houtbosschen<br />

werden door sommige autoriteiten beschouwd<br />

als emolumenten aan hunne bediening verbonden. Palembang<br />

, Banka en Billiton leverden het tin tegen 10<br />

realen van 54 stuivers het pikol ; de vierduizend Ambonsche<br />

nageltuinen, de kruidnagels tegen 48 stuivers de<br />

10 pond, waarvan de helft in katoenen goederen werd<br />

betaald ; de Banda-eilanden, muskaatnoten en foelie ;<br />

Ceilon, parelen en kaneel. Hoeveel millioenen nu de<br />

veilingen dezer kostbare producten ook mochten opbrengen,<br />

toch ging een groot deel der winst door de daartegenoverstaande<br />

uitgaven, verkeerde administratie en de<br />

ontrouw der Comp 8 , dienaren verloren. Noch de Chineesche<br />

<strong>the</strong>e, het Japansche koper of de Perzische zijde, noch de<br />

Arabische koffie of Timor's sandelhout konden de balans<br />

op den duur naar de winstgevende zijde doen overslaan.<br />

Hadden de hervormingen door v. Imhoff ingevoerd,<br />

op den duur weinig goeds uitgewerkt, en de bezuinigingen<br />

door Mossel in het leven geroepen, den thans<br />

zichtbaar wordenden achteruitgang der Comp, niet kunnen<br />

tegenhouden, zoo werd toch den weg tot verbetering aangewezen.<br />

Aan bewindhebbers — zoo dikwerf verkeerd<br />

of ten halve ingelicht, en voor wie de naakte waarheid<br />

meestal verborgen bleef, was door deze gouverneurs-generaal<br />

eene vrij getrouwe schets van den bestaanden<br />

toestand gegeven en menig middel tot herstel<br />

aan de hand gedaan.<br />

In zijne „Sekrete Bedenkingen over den intrinsieken<br />

staat van de O. I. Kompagnie ten dienste van de HH.<br />

Principalen bijeengebracht", schaart zich Mossel, ofschoon<br />

Schoorvoetend, aan de zijde der voorstanders van den<br />

vrijen particulieren handel, en wijst op de nadeelige saldo's<br />

waarmede zoo vele „buitenkantoren" sluiten, die men<br />

liever moest opheffen of aan anderen overgeven.<br />

Zoo wilde hij o. a. aan Sumatra's-westkust alléén Padang<br />

als vrijhaven behouden, en den handel in Bengale<br />

en Perzië, onder eenig voorbehoud, geheel aan de Engel<br />

sehen overlaten.<br />

10*


148<br />

Waar zóo vele monopoliën en souvereine rechten te<br />

verdedigen waren, en echte koopmansgeest allengs in<br />

vervalschte staatsmanskunst was overgegaan , kon alleen<br />

een machtige wil en krachtige hand verbetering aanbrengen.<br />

Waar het groepeeren van cijfers en het opmaken<br />

van fictieve balansen zó& kunstmatig was opgevoerd,<br />

waar aanzienlijke kapitalen aan den handel werden onttrokken<br />

en de grofste misbruiken geduld, moesten strenge<br />

en doortastende maatregelen genomen worden. Alles stuitte<br />

echter af op den bekrompen koopmansgeest, den onwil<br />

en de schraapzucht der Comp., op het monopoliseerend<br />

beginsel dat alles beheerschte, en op de oude sleur, de<br />

weinige veerkracht of de slechte samenwerking van hare<br />

hooge en lagere beambten.<br />

Gelijk vroeger de Portugeezen, waren thans de Nederlanders<br />

door weelde, rijkdom en gemak ontzenuwd of in<br />

slaap gewiegd; maar even als de zonen van het oude<br />

Lusitanië, toen door onze ijzeren mannen uit de XVII üe<br />

eeuw op onzachte wijze wakker werden geschud, was<br />

ook thans de arm opgeheven om ontijdige, vadsige rust<br />

te verstoren. De Engelsche O. I. C. stond gereed de<br />

Nederlandsche naamgenoote uit den bedwelmenden slaap<br />

te wekken, en haar het prestige te ontnemen waarnaar<br />

zij zóo lang met onverholen afgunst had opgezien; zij<br />

zou niet rusten voor zij der gehate mededingster haren<br />

straalkrans van geluk, voorspoed en rijkdom had ontroofd,<br />

en „<strong>the</strong> old Lady" (zoo als ze genaamd werd) hield<br />

haar woord.<br />

Op 't vaste land van Indië had de eerste ernstige ontmoeting<br />

plaats. Naijverig doch krachteloos en daarom<br />

zoo veel te vijandiger gezind, kon ze aan de zich steeds<br />

uitbreidende macht harer jongere zuster aanvankelijk niet<br />

veel meer dan Suratte, Bombay, Madras, eenige factorijen<br />

in Bengale en het fort Marlborough in Benkoelen tegenover<br />

stellen, tot dat Clive — van ondergeschikt ambtenaar tot<br />

opperhoofd van de Engelsche bezittingen opgeklommen —<br />

haar een nieuwe glansrijke toekomst te gemoet voerde.<br />

Weldra werd de Nederl. O. I. O de handel in salpeter,<br />

opium en lijnwaad ontnomen ; en toen hare troepen in<br />

1759 onder Roussel door de Engelschen bij Chandcrmigor


149<br />

geslagen en verstrooid werden, en hare schepen zich<br />

aan Clive moesten overgeven, was het met Neêrlands<br />

invloed gedaan. De daar eenmaal zoo machtige Comp,<br />

werd van toen af, slechts onder de meest vernederende<br />

voorwaarden in Bengale geduld, on de ernstige vertoogen<br />

in Europa tegen de aanmatigende houding der Engelschen<br />

ingediend, strekten alleen om te getuigen hoe ook in 't<br />

moederland vroegere geestkracht en fierheid waren verdwenen.<br />

Op Sumatra had de Comp, evenzeer met groote moeilijkheden<br />

te kampen. Aan de Oostkust — hoewel de<br />

tinhandel op nieuw met Palembang was geregeld — werd<br />

haar gezag niet altijd erkend, de goede verstandhouding<br />

met Siak verbroken, en de betrekkingen tot dat rijk zoo<br />

goed als afgesneden. Aan de Westkust door de Eng.<br />

Oomp. verdrongen, werden hare nog overgebleven kantoren<br />

van lieverlede ingetrokken of verlaten. En te Ceilon,<br />

waar zij ten koste harer waardigheid, den maharadja als<br />

opperheer eene slaafsche eer moest bewijzen, gelukte het<br />

den gouverneur Schreuder, slechts met de uiterste inspanning,<br />

de Engelschen te weren en eene uitbarsting te<br />

voorkomen.<br />

De teerling was geworpen; die eertijds in het oog van<br />

velen zoo gering geschatte „Engelsche handelsfirma", ofschoon<br />

enkelen hare vorderingen met ongerus<strong>the</strong>id gade<br />

sloegen, het spooksel, welks dreigende houding vroeger<br />

nauwelijks door den verblindenden glans, die de Nederl.<br />

O. I. C. omgaf, was opgemerkt, trad als eene ruwe werkelijkheid<br />

te voorschijn. De heerschappij was der Nederlandsche<br />

O. I. C. ontvallen en in Engelsche handen overgegaan.<br />

Mossel — den 15 dem Mei 1761 overleden — was door<br />

Petrus Albertus van de Parra in zijne hooge betrekking<br />

vervangen. Maar ook de door dezen ingestelde bezuinigingen<br />

konden noch den financieelen toestand verbeteren<br />

, noch beletten dat de Compagnie al meer en meer den<br />

afgrond naderde waarin zij zou worden verzwolgen. Die<br />

zwarte draad door hare geschiedenis als heengeweven,<br />

moest verbroken en mildere beginselen aangenomen worden<br />

wilde zij zich staande houden; daartoe echter miste


150<br />

zij toen reeds den moed en de noodige veerkracht. Zij<br />

deinsde voor de moeilijkheden terug om een verouderd<br />

stelsel te laten varen, al bleek het doelloos en onhoudbaar<br />

te zijn geworden.<br />

Ten einde de loop der gebeurtenissen in onze O. I. bezittingen<br />

onafgebroken te kunnen volgen, waarop noch de<br />

persoonlijke hoedanigheden noch de handelingen der zich<br />

tot aan 1780 opvolgende gouverneurs-generaal een overwegenden<br />

invloed hadden, zij hier vermeld dat van de<br />

Parra in de laatste dagen van 't jaar 1775 door den dir.gen.<br />

Jeremias van Riemsdijk , en deze, twee jaren later,<br />

door Reinier de Klerk werd vervangen. Kort nadat hij<br />

tot die hooge waardigheid geroepen werd verminderde<br />

zijne gezondheid dermate, dat ook de Klerk reeds in de<br />

maand 1780 moest verzoeken, tijdelijk van zijne betrekking<br />

te worden on<strong>the</strong>ven; bij zijn overlijden op den l sten<br />

September van 't zelfde jaar, nam Mr. Willem Arnold<br />

Al ting de teugels van 't bestuur in handen.<br />

Zoo er al in het voorafgaande hier en daar met een<br />

enkel woord gerept is van wijzigingen en nadere bepalingen<br />

door veranderde toestanden noodzakelijk gemaakt,<br />

vooral sedert de Comp, van eene eenvoudige handelmaatschappij,<br />

allengs tot eene souvereine macht was opgeklommen,<br />

moeten wij thans een oogenblik bij eenige<br />

inrichtingen van haar staatsbestuur stilstaan. Te recht<br />

mag een bestuur, dat over zoo vele en verschillende belangen<br />

moest waken, in zulke uitgestrekte bezittingen als<br />

souverein optrad, vorsten deed benoemen en afzetten,<br />

troonopvolging en muntstelsels regelde, belastingen hief,<br />

een heir van ambtenaren in dienst had en over eene geduchte<br />

zee- en landmacht beschikte, een staatsbestuur genoemd<br />

worden.<br />

Zooals wij vroeger zagen, was dat bestuur te Batavia<br />

tevens de hoofdzetel van den handel — onder het opperbeleid<br />

van den gouverneur-generaal en rade, ook wel de<br />

„Hooge Tafel" genaamd gevestigd, en alléén aan de uitvoerende<br />

macht die bij de Kamer van XVII berustte<br />

verantwoordelijk.<br />

Na den raad van Indië, was de raad van justitie het<br />

hoogste college, tevens hof van appel, welks leden


151<br />

meesters in de rechten — door het opperbestuur in Nederland<br />

benoemd, recht spraken over alle zaken waarin<br />

de Comp, zelve of hare beambten betrokken waren. Hierop<br />

volgde de bank van schepenen, voor de helft uit<br />

burgers en Comp, dienaren samengesteld, waar de zaken<br />

der burgerij van Batavia en Ommelanden werden behandeld.<br />

Beide hoven werden door een lid van den raad van<br />

Indië gepresideerd. Het laatste college tevens gemeentebestuur<br />

der stad, werd bijgestaan door een baljuw en een<br />

drossaart voor de Ommelanden. Verder bestonden verschillende<br />

andere colleges. Dat van „huwelijks- en kleine<br />

zaken" sloot zich onmiddelijk bij het voorgaande aan,<br />

terwijl dat van heemraden, wees- en boedelmeesters de<br />

hoogere rechterlijke macht aanvulde.<br />

Tjeribon en Bantam werden onder direct toezicht van<br />

den gouv.-gen. door residenten: andere landschappen door<br />

regenten (veelal inlandsche vorsten of grooten) bestuurd.<br />

Het geheele land tusschen de Tangerang en de Pamanoekan<br />

tot aan de Indische zee, stond onder het rechtstreeks<br />

beheer van den opperlandvoogd, terwijl dat ten<br />

oosten van Tjeribon tot het zoogenaamde gouvernement<br />

van Java behoorde.<br />

De bevolking van Batavia was uit verschillende en<br />

vreemde elementen samengesteld. Behalve Europeanen en<br />

zoogen. vrijburgers, mardikers of pampangers (meest vrijgelaten<br />

slaven), vond men er Javanen, Maleiers, Arabieren<br />

en Chineezen — in handelszaken veelal meer dan de vrijburgers<br />

bevoordeeld — sommigen in afzonderlijke kampongs<br />

onder hunne hoofden verdeeld. De inlandsche natiën<br />

stonden onder toezicht van een „commissaris voor de zaken<br />

van den inlander", die eene belangrijke en tevens voordeelige<br />

betrekking vervulde. Het garnizoen grootendeels uit Balineesche,<br />

Amboneesche, Makassaarsche en Boegineesche<br />

soldaten bestaande, lag veelal onder hunne eigen bevelhebbers<br />

in kampementen of in de buitenwijken der stad verspreid.<br />

Alléén de gereformeerde eeredienst was als wettig erkend<br />

, ofschoon ook de lu<strong>the</strong>rsche onder van Imlioff' een<br />

kerkgebouw en predikant had verkregen. De roomscligezinde<br />

was verboden, en voor 't overige bestond er in<br />

zoo verre vrijheid van godsdienst, dat Mohammedanen eu


152<br />

Chineezen hem slechts mochten uitoefenen buiten de plaatsen<br />

door Europeanen bewoond.<br />

Naarmate de meerdere of mindere belangrijkheid van<br />

de buitenbezittingen, waren ze onder gouverneurs, directeuren<br />

of presi denten, commandeurs en residenten verdeeld,<br />

en was het bestuur — naar de plaatselijke omstandigheden<br />

gewijzigd - in het klein, bijna op dezelfde leest geschooid<br />

als voor Batavia is aangegeven.<br />

Tot de gouvernementen behoorden Amboina, met de<br />

eilanden thans tot die residentie behoorende (behalve de<br />

assistent-residentie Banda).<br />

Banda met de Zuidwester- en Zuidooster-eilanden.<br />

Ternate, dat zich ongeveer over de tegenwoordige residentie<br />

van dien naam en Menado uitstrekte.<br />

Makassar, welks gebied ten naastenbij dat van het thans<br />

bestaande gouvernement van Celebes en onderhoorigheden<br />

insloot.<br />

Malakka, met de kantoren op het Maleische schiereiland<br />

en de Oostkust van Sumatra.<br />

Ceilon, waar de zetel van 't bestuur te Kolombo gevestigd<br />

was, en eindelijk de Kaap de Goede Hoop.<br />

De territoriale inkomsten der Comp, bestonden grootendeels<br />

uit de opbrengst der inkomende en uitgaande rechten,<br />

belastingen of verpachtingen van pasars en tolpoorten,<br />

hoofdgeld der Chineezen en licentiën door de vnjburgers<br />

betaald.<br />

De inrichting en het gehalte van zee- en landmacht liet<br />

veel te wenschen over. De minderen werden gewoonlijk<br />

uit het schuim van alle natiën door wervers bijeengebracht<br />

en door inlanders onder den naam van „militie" aangevuld;<br />

de meerderen meestal van soldaat af in rang opgeklommen,<br />

of door gunst vooruitgeschoven, strekten het leger<br />

geenszins tot eer, en waren te karig bezoldigd om naar<br />

evenredigheid van hunnen rang te kunnen leven. Sergeantmajoor<br />

was de titel van don leger-commandant, majoor,<br />

kapitein en luitenant die der onderbevelhebbers : die van<br />

overste en overste-luitenant werden later ingevoerd. Hier<br />

en daar bestonden schutterijen : die van Batavia werd door<br />

een kolonel gecommandeerd.<br />

De bevelhebbers zoowel als de bemanning der koop-


153<br />

vaardijvloot waren meestal niet voor hunne taak berekend ;<br />

vandaar dat er zoovele schepen door onkunde of overlading<br />

van smokkelgoederen verloren gingen, terwijl de sterfte<br />

aan boord buiten alle verhouding groot was.<br />

Voor het materieel, de bewapening en alles wat tot de<br />

doode strijdkrachten behoort, werd nu eens minder dan<br />

eens beter gezorgd, al naarmate de omstandigheden het<br />

medebrachten en de toestand der financiën het toeliet.<br />

Zoolang echter geene juiste inzichten omtrent een vast<br />

aan te nemen defensie-stelsel, met de veelvuldige belangen<br />

van zee- on landmacht gepaard gingen, waren<br />

doeltreffende verbeteringen niet te verwachten.<br />

Tot de geschiedenis terugkeerende, zien wij in den oosthoek<br />

van Java, hoewel de rust in 't binnenland sedert de<br />

onderwerping van Mas Saïd ongestoord bleef, wederom<br />

sporen van verzet, bij een afstammeling van Soerapati,<br />

die zich in Malang had weten staande te houden. En al<br />

werd nu die Malajoe Koesoema onschadelijk gemaakt en<br />

zijn gebied ingelijfd, toch moesten ook andere landschappen<br />

bedwongen en gestraft worden, 't geen de ontvolking<br />

dezer gewesten en de vestiging van Madoereezen in dat<br />

gedeelte van Java ten gevolge had.<br />

In Tjeribon — vroeger tusschen verscheiden vorsten<br />

verdeeld — doch waarin 1752, de erfopvolging van vader<br />

op zoon geregeld was, werden later slechts twee sultans<br />

door de hooge regeering erkend, en het gebied onder<br />

beiden naar evenredigheid verdeeld.<br />

Bantam, de eenmaal zoo gevreesde medodingster van<br />

Batavia, was allengs achteruit gegaan en had veel aan<br />

invloed verloren ; scheepvaart en handel kwijnden, de<br />

peper-leverantiën hadden bijna geheel opgehouden, en zijne<br />

onrustige bewoners maakten de Ommelanden van Batavia,<br />

waar een levendige rijstbouw bestond, somtijds zeer onveilig.<br />

Na de weigering van het aanbod van den Franschen<br />

admiraal d'Estaing , om het op de Engelschen veroverde<br />

fort Marlborough even als Natal en Tapanoeli aan de Comp,<br />

terug te geven, was de toestand op Sumatra niet veel<br />

veranderd. Die posten werden na den Javaanschen zeven-


154<br />

jarigen oorlog op nieuw door de Britten bezet, en ook<br />

de tinhandel met Palembang en het onderhoorige Banka<br />

ging van lieverlede verloren.<br />

Op Celebes, ten onrechte als de sleutel der Molukken<br />

beschouwd, een eiland dat der Comp, niets opbracht,<br />

maar veel geld kostte, was Makassar wederom het tooneel<br />

van allerlei onlusten. Nadat de vorst van dit rijk — die<br />

zich aan zeeroof schuldig maakte — in 1766 naar Ceilon was<br />

verbannen, wist tien jaren later zekere Sangkilang, zich<br />

voor den verbannen sultan Batara Gowa II uitgevende,<br />

diens troon en de njks-sieraden te bemachtigen. Door<br />

den gouverneur verjaagd en naar het binnenland gevlucht,<br />

werd hij daar door de berg-Makassaren als vorst erkend,<br />

en ging het gezag na zijn dood op den vorst van Boni<br />

over.<br />

Aan de perkeniers van Banda, door verkeerde maatregelen<br />

van het bestuur en misgewas, schier geheel tot<br />

armoede vervallen, werd eenige verhooging voor de levering<br />

van noten en foelie toegestaan.<br />

Tidor en Batjan, wier sultans wegens opstand en verzet<br />

naar de Kaap waren verbannen, werden van toen af geheel<br />

afhankelijk van de O. I. C.<br />

Ook aan de westkust van Borneo hadden de zaken een<br />

ander aanzien gekregen. Seid Abd-oel-Rachman, zoon<br />

van een te Mampawa gevestigden Arabischen gelukzoeker,<br />

die tot rijksbestuurder was opgeklommen, had als zeeroover,<br />

groote schatten verworven, en in't begin van 1772<br />

het voor den handel zoo gunstig gelegen Pontianak in<br />

bezit genomen. Onder den eigendunkelijk aangenomen<br />

titel van sultan, beschermde hij van toen af zeevaart en<br />

handel tegen zijne vroegere roofgezellen, en trachtte al<br />

spoedig zijn rijk met het naburige aan Bantam leenpliehtige<br />

Landak — even als Soekadana in 1778 aan de Comp,<br />

afgestaan — te vergrooten. Een commissaris, door de<br />

hooge regeering met eenige troepen afgezonden, was met<br />

onderscheiding ontvangen, en de sluwe overweldiger wist<br />

liet zoo ver te brengen, dat men hem als leenman erkende,<br />

terwijl in 1779 een contract met hem gesloten en<br />

een fort in zijn land gebouwd werd. De aanzienlijke sommen<br />

er aan besteed, brachten echter even weinig voor-


155<br />

deel aan als de geschenken, waarmede de Comp, op Malabar's<br />

kust den vrede met Hyder-Ali, vorst van Mysore,<br />

moest koopen.<br />

Op Ceilon hadden de zaken eene betere wending genomen<br />

, ten gevolge van de dreigende taal en de flinke houdingdoor<br />

den gouverneur van Eek, tegenover den weder spannigen<br />

keizer en de zich overal indringende Engeische Comp,<br />

aangenomen. Niet alleen wist hij beiden in toom te houden<br />

, maar na de noodige versterking ontvangen te hebben,<br />

had van Eek door de verovering van Kandia de kroon<br />

gezet op zijn werk. En hoewel bij zijn dood veel van 't<br />

behaalde voordeel verlorenging, gelukte het zijn opvolger<br />

Falck, den keizer tot den vrede te dwingen, waarbij de<br />

kusten en de meest opbrengende kaneel-districten aan de<br />

Comp, in eigendom werden afgestaan.<br />

Nog dient vermeld, dat onder het bestuur van de Klerk,<br />

een voorstel der maatschappij van wetenschappen te Haarlem,<br />

om ook in Batavia eene afdeeling op te richten,<br />

aanleiding gaf dat — voornamelijk op aandringen van<br />

Mr. J. C. M. Rademacher, buitengewoon lid van den raad<br />

van Indië, in April 1778, een zelfstandig lichaam onder<br />

den naam van Bataviaasch genootschap van kunsten en<br />

wetenschappen tot stand kwam, waaraan moederland en<br />

koloniën op wetenschappelijk gebied veel hebben te danken.<br />

Jammer dat hetzelfde jaar getuige moest zijn van een<br />

ernstig conflict tusschen de twee hoogste staats-colleges,<br />

waartoe de bij den raad van justitie gebruikelijke wijze<br />

van procedeeren aanleiding gaf. De weigering, om eene<br />

door den raad van Indië benoemde commissie van onderzoek<br />

, de origineele processtukken ter inzage af te<br />

geven, had in October het ontslag der leden van dien<br />

raad ten gevolge, hoewel zij zich bereid hadden verklaard<br />

tot het mededeelen van au<strong>the</strong>ntieke afschriften. Die strenge<br />

maatregel, was wel door bewindhebberen afgekeurd en<br />

werden de leden later in hunne ambtsbetrekking hersteld,<br />

maar was weinig geschikt, het prestige van 't hooge gezag<br />

te doen toenemen, in een tijd, waarin zich zoo vele stemmen<br />

tegen bestaande misbruiken en onregelmatigheden in<br />

't beheer der Comp, begonnen te verheffen. Zij ging thans<br />

een tijdperk van vernedering, van verval en uitputting te


156<br />

gemoet dat de schromelijkste gevolgen na zich sleepte<br />

en met hare ontbinding eindigde.<br />

Toen in 1780 de oorlog met Engeland uitbrak, zouden de<br />

verhezen der Comp, bij den ellendigen toestand van leger<br />

en vloot, de zwakke bezetting van de meesteharerposten<br />

m Indië, en de weinige veerkracht der verdedigers niet<br />

te berekenen zijn geweest, indien geene hulp ware verleend.<br />

Pransche troepen en eene vloot onder den admiraal de<br />

Suffron naar de Kaap gezonden, konden echter niet beletten<br />

dat de daar aangekomen schepen — ter kwader<br />

ure naar de Saldanha-baai vertrokken — door de Engelschen<br />

onder Johnstone werden buitgemaakt.<br />

De schrik sloeg allen om het harte, en verlamde eiken<br />

maatregel van tegenweer. 't Was alsof bij het naderend<br />

gevaar, de laatste vonken van trouw, van moed en eergevoel<br />

bij 's Compagnies-dienaren werden uitgedoofd. Zoo<br />

vielen de weinige op Sumatra's westkust nog bezette<br />

punten Ajer Hadji, Poelo Tjinko en Padang den Brit op<br />

eene schandelijke wijze in handen.<br />

De kantoren in Bengale waren reeds na de eerste tijding<br />

van 't uitbreken van den oorlog overgegaan, terwijl<br />

van de zwakke posten op Koromandel geen tegenweer<br />

kon worden verwacht. Maar ook de bevelhebber van het<br />

pas versterkte en goed bezette Negapatnam, door den<br />

generaal Munroe met minder troepen belegerd dan de<br />

vesting bevatte, verzaakte eed en plicht. Den 12 den November<br />

1781 sloot hij eene lafhartige capitulatie, waarbij<br />

deze sleutel van Ceilon aan de Comp, werd ontrukt, en<br />

de belangrijke bezitting, de hoofdzetel van haar gezag op<br />

Koromandel voor altijd verloren ging.<br />

In Januari 1782, vielen Trinkonomalo en het fort Oostenburg<br />

den vijand almede in handen : en ware de Suffren<br />

niet bij tijds ter hulp gekomen, dan zou ook Ceilon wellicht<br />

verloren zijn gegaan. Na herhaalde zeegevechten waarin<br />

de overwinning onbeslist bleef, gelukte het den Pranschen<br />

admiraal, door Falck krachtdadig ondersteund, gedurende<br />

de twee laatste dagen van Augustus beide plaatsen te<br />

heroveren en een nieuwen aanval van den Engelschen<br />

vlootvoogd sir Edward Hughes te verijdelen.


157<br />

Op die wijze bleef Ceilon voor de O. I. C. behouden.<br />

Doch nu wapperde ook de Pransche vaan dââr waar ze<br />

ruim eene eeuw geleden door Rijklof van Goens zoo<br />

roemvol werd neergehaald, en waar Hollands eer en<br />

wapenroem toen zoo waardig werden gehandhaafd, moest %<br />

thans Pransche hulp en bescherming met goud worden<br />

betaald !<br />

De mare van dien oorlog met Engeland had het Indisch<br />

bestuur geheel ter neer geslagen. Wel werden te Batavia<br />

eenige verdedigingsmaatregelen tegen een eventueelen<br />

aanval genomen, maar men verzuimde het noodige te<br />

doen, om de Engelschen ook in de buitenbezittingen het<br />

hoofd te bieden, ofschoon de zeven toen beschikbare en<br />

ten oorlog uitgeruste schepen, meer dan voldoende waren<br />

, den Yijand Benkoelen en wellicht geheel Sumatra<br />

te doen ontruimen.<br />

Intusschen was de gemeenschap met het moederland<br />

verbroken : noch schepen, noch troepen, noch geld konden<br />

naar Java worden overgezonden, dat geruimen tijd<br />

geheel aan zich zelven werd overgelaten. Die oorlog had<br />

voor de Comp, èn in Nederland èn in Indië de noodlottigste<br />

gevolgen en bracht haar een grooten stap nader tot<br />

haren val. De voorhanden producten werden te Batavia<br />

tegen eiken prijs verkocht, en er moest tot een bedrag<br />

van drie millioen gulden aan papieren geld worden uitgegeven,<br />

om in den geldnood te voorzien.<br />

Ook in den Archipel was het niet rustig gebleven. De<br />

Boegineesche onderkoning van Riouw, radja Hadji, die<br />

onredelijkerwijze zijn deel eischte in den buit van een op<br />

zijne kusten veroverden Engelschen koopvaarder, liet in<br />

de Straat van Malakka verscheiden Compagnies-schepen<br />

aantasten ; en in weerwil dat de haven door een smaldeel<br />

onder den kapit. t. z. d'Abo geblokkeerd en zooveel<br />

mogelijk allen toevoer afgesneden werd, was hij er in<br />

geslaagd zich te versterken, en tot eene ernstige verdediging<br />

voor te bereiden. Een op den 8 stcn Januari beproefden<br />

doch slecht geleiden aanval mislukte, en toen<br />

een der schepen in de lucht vloog, waarbij de naar Riouw<br />

afgevaardigde regeerings-commissaris Lemker met een<br />

aantal der zijnen omkwam, moest men onverrichter zake


158<br />

naar Malakka terugkecren. Van alle zijden door den vijand<br />

ingesloten, heerschte daar al spoedig groot gebrek aan<br />

levensmiddelen en oorlogsbehoeften, zoodat bij de Indische<br />

regeering dringend om hulp werd verzocht, doch zij was<br />

buiten staat afdoende hulp te verleenen.<br />

De vrede te Parijs was inmiddels na zeer slepend gevoerde<br />

onderhandelingen op den 20 8ten Mei 1784geteekend,<br />

waarbij door de toekenning aan Engeland van Negapatnam<br />

«n de vrije vaart in den O. I. Archipel, zoowel onzen<br />

handel als het monopolie-stelsel een gevoelige slag werd<br />

toegebracht. Het eenige goede dat er uit voortsproot,<br />

was de innige overtuiging der regeering, dat de zoo lang<br />

verwaarloosde toestand van leger, vloot en andere defensie-middelen<br />

onverwijld verbeterd moest worden.<br />

Een eskader onder den kapitein ter zee J. P. van Braam<br />

werd met eenige genie-officieren afgezonden om de zeemacht<br />

in Indië te versterken en een plan tot verbetering<br />

zijner doode strijdkrachten te ontwerpen, met last den<br />

bevelhebber der landmacht zitting te verleenen in den raad.<br />

Het bestuur aan het „arma cédant togae" getrouw, voldeed<br />

slechts met weerzin aan dat bevel ; en een goed<br />

beraamd verdedigingsplan door Radermacher — gedurende<br />

den oorlog met het beheer der knjgszaken belast — ter<br />

tafel gebracht, werd afgewezen en onuitgevoerd gelaten.<br />

Men stelde zich toen, even als later meermalen het geval<br />

was, met halve maatregelen te vreden. Uitbreiding van<br />

het militair gezag, en uitgaven voor verdedigingsmiddelen<br />

met al den aankleve van dien, vooral wanneer men 't gevaar<br />

geweken waande, waren voor de Comp, onoverkomelijke<br />

bezwaren met het oog op den treurigen toestand harer<br />

financiën, die met reuzenschreden achteruitgingen. Dit<br />

bleek ten volle, toen de reeds in 1773 aangevraagde verlenging<br />

van 't octrooi, in de laatste maand van het daarop<br />

volgende jaar slechts voor twee jaren verleend en de zoo<br />

lang verborgen gehouden toestand openbaar werd. Ongelukkig<br />

kwamen ter zelfder tijd de belangen der Comp,<br />

ook met de zich al meer en meer vijandig tegenoverstaande<br />

staatkundige partijen in aanraking.<br />

Op een voorstel, in Juli 1776 in de Staten-Generaal<br />

-door Utrecht aanhangig gemaakt, was eene commissie


159<br />

van onderzoek ingesteld, tot het beramen van middelen<br />

ter opbeuring en verbetering zoowel van den handel als<br />

van den ongunstigen staat der financieele en administratieve<br />

aangelegenheden. Op 't aandringen evenwel van<br />

Holland en de stadhouderlijke partij, werd op den 12 den<br />

Dec. zonder dat rapport in te wachten, tot eene langdurige<br />

verlenging van het octrooi besloten, en onder een<br />

krachtig protest van Utrecht, tegen eene recognitie ten<br />

bedrage van 3 pCt. op de uitdeelingen, voor 20 jaren<br />

verkregen. Redding kon het echter niet aanbrengen, al<br />

begon de ware stand van zaken iets meer bekend te<br />

worden. Ongezind tot eenige opoffering waar zooveel<br />

eigenbelang in het spel kwam, en ongeneigd den sluier<br />

op te heffen over wat het licht niet mocht aanschouwen,<br />

was het steeds 't streven der bewindhebbers geweest<br />

staatstoezicht of invloed zooveel mogelijk te weren. Doch<br />

dit kon bij den thans dringenden geldnood niet langer<br />

worden volgehouden.<br />

Door haar ontzaglijk krediet had de Comp, voortdurend<br />

de noodige sommen weten te verkrijgen , tot dat<br />

bij het uitbreken van den oorlog, de houders der recepissen<br />

van anticipatie-penningen ( 18 millioen) op aflossing<br />

aandrongen. Geld was er niet — aan eene reservekas<br />

was nimmer gedacht — en toen ook haar krediet<br />

verloren ging, zag zij zich in Januari 1781 wel genoodzaakt<br />

aan de Staten van Holland om schorsing van de<br />

verzilvering dier recepissen te verzoeken. En toen tot<br />

de uitrusting van eenige schepen, de betrekkelijk geringe<br />

som van /'1200 000 moest worden toegestaan, was de<br />

financieele toestand voor niemand een geheim meer.<br />

Van toen af werd de Staat haar eenige toevlucht. In<br />

Mei 1783 verkreeg de Comp, een voorschot van 8 millioen<br />

en garantie van de opgenomen anticipatie-gelden ;<br />

maar nog voor het einde van 't volgende jaar, moest zij<br />

alweder der Staten hulp inroepen, die dan ook, onder<br />

voorbehoud van verbetering in bestuur en administratie<br />

werd verleend. Zóo sleepte dit eenmaal krachtige, bloeiende<br />

en rijke handelslichaam nog eenige jaren zijn bestaan<br />

voort, om in spijt van een schitterend verleden, door eene<br />

reeks van ongelukkige omstandigheden vervolgd, doch


160<br />

hoofdzakelijk door een voortdurend wanbestuur ondermijnd,<br />

als bankroetier te eindigen.<br />

HOOFDSTUK IX.<br />

NEDERLANDSCH <strong>OOST</strong>-IND1Ë VAN DEN PARIJSCHEN VREDE<br />

TOT AAN HET EINDE DER XVIIF e EEUW.<br />

1784—1800.<br />

Bij den vrede van Parijs was Nederland, na den ongelukkigen<br />

vierjarigen oorlog tegen Engeland gevoerd, niet<br />

langer in staat zich als eerste zeemogendheid te doen<br />

gelden. De terugslag van dat droevige feit zou zich niet<br />

minder in het Oosten doen gevoelen. Al kreeg de Republiek<br />

hare bezittingen behalve Negapatnam terug, met<br />

hare overmacht in den Archipel was het gedaan, toen de<br />

vrije vaart in de zeeën van O. I. aan Engeland moest<br />

worden toegestaan.<br />

In het voorgaande hoofdstuk zagen wij hoe eene expeditie<br />

naar Riouw onder aanvoering van kapitein d'Abo,<br />

m de eerste dagen van 1784 mislukt was, en Malakka<br />

door de Boegineezcn, waarbij, onder andere vorsten, ook<br />

Mahmoed sultan van Djohor zich gevoegd had , van alle<br />

zijden werd ingesloten. De toen zoo dringend verzochte<br />

hulp kon nu door de aankomst van 't eskader onder v.<br />

Braam worden verleend.<br />

In Mei 1784, ten oosten van Malakka bij Telok Katapang<br />

geland, veroverde de bemanning onder de bevelen<br />

van Hamell en Dirk van Hogendorp de vijandelijke bentings,<br />

radja Hadji vond er den dood, en de Boegineezen,<br />

onder zijn opvolger radja Ali naar Riouw gevlucht, werden<br />

al spoedig door de oorlogschepen achtervolgd. Nadat<br />

alle onderhandelingen waren afgesprongen, werd de haven<br />

op nieuw geblokkeerd, de strijd hervat, en radja Ali met<br />

de zijnen gedwongen het eiland te verlaten, na zijne<br />

meeste versterkingen te hebben verloren. Later kwam


161<br />

een traktaat van bondgenootschap tot stand, waarbij bepaald<br />

werd dat de sultan onder het oppertoezicht van een<br />

Nederlandschen resident het rijk in leen zou ontvangen,<br />

en de Boegineezen niet meer mochten worden toegelaten.<br />

Op Borneo was de hulp der Comp, door den sultan<br />

van Pontianak ingeroepen. Door een lands eskader —<br />

onder den kapt. ter zee W. Silvester ter reede van Batavia<br />

aangekomen — ondersteund, gelukte het onze scheepsmacht,<br />

Radja Ali die met zijne Boegineezen naar die<br />

stranden geweken was, van daar te verdrijven, het oproerige<br />

Soekadana te verbranden, en den zoon van den Sultan<br />

van Pontianak tot panembahan van Mampawa te verheffen<br />

met wien een voordoelig handelstraktaat werd gesloten.<br />

Niettegenstaande dat alles, leverde de westkust van Borneo<br />

geene winsten op, en werd in 1791 als lastpost verlaten.<br />

Te Bandjermasin was de troonopvolging almede geregeld,<br />

ofschoon de zaken en vooral de peperhandel daar even<br />

als op het overige der kust weinig vooruit gingen. Te<br />

zwak om haar gezag te handhaven of haren invloed<br />

door eenig machtsvertoon te ondersteunen, moest de<br />

Comp, zich van de bemanning der aanwezende oorlogschepen<br />

bedienen — in 1789 door een derde eskader onder<br />

den kapt. ter zee A. H. C. Staring versterkt — om ook<br />

in do Vorstenlanden gerezen geschillen uit den weg te<br />

ruimen. In Soorakarta, werd in 1790 door den gouverneur<br />

van Java, aan de woelingen van Pakoe Boewana<br />

IV, bijgenaamd Bagoes, die zijn vader in 1788<br />

was opgevolgd, en zijn gebied op allerlei wijze ten nadeelo<br />

van Djokjokarta trachtte te vergrooten, met behulp<br />

der marine paal en perk gesteld. Ook dââr had eene<br />

troonsverandering plaats; Amangkoe Boewana I, die<br />

sedert zijne verheffing tot sultan steeds een trouwe vriend<br />

der Comp, was geweest, werd door zijn zoon en naamgenoot<br />

opgevolgd, later meer onder dien van sultan Sepoeh<br />

bekend. Tevens trok men van de oorlogsvloot partij om door<br />

het vortoonen der Nederlandsche vlag, de in doii Archipel<br />

hoe langer hoe stouter wordende zeeroovers te bestrijden<br />

en den toenemenden sluikhandel tegen te gaan. 't Was<br />

alsof do inlander de machteloosheid en den achteruitgaiiovan<br />

„de Companie" instinctmatig begon te gevoelen.<br />

11


162<br />

Te Batavia had de bestaande ontevredenheid tegen de<br />

wederrechtelijke handelingen en het overdreven nepotisme<br />

van den gouv. gen. Alting reeds haar toppunt bereikt,<br />

toen het bleek dat aanzienlijke tekorten in de geld- en<br />

weeskamers even als in 's Comps. pakhuizen aanwezig<br />

waren. De hoogst geplaatste ambtenaren werden openlijk<br />

van kwade trouw on oneerlijkheid beticht, zoodat<br />

eene ernstige tusschenkomst van het staatsbestuur noodig<br />

was om dien Augias-stal schoon te vegen.<br />

In 't begin van 1786 waren dan ook vooral op aandrang<br />

der Staten van Holland — in weerwil van Zeeuwsche<br />

oppositie — zes nieuwe bewindhebbers, door de<br />

Staten-Generaal uit den handel gekozen, aan de Kamer<br />

van Amsterdam toegevoegd. Zij moesten eene afzonderlijke<br />

commissie vormen, on onder den naam van Preparatoir<br />

Besogne of Vijfde Departement, zich met het voeren<br />

der correspondentie en de bezorging der Indische<br />

handelszaken belasten. Bovendien ontbrak het niet aan<br />

voorstellen en plannen van allerlei aard tot hervorming<br />

en verbetering, waaronder eene memorie van den bewindhebber<br />

C. van der Oudermeulen het meest de aandacht<br />

verdiende. Al dat geschrijf leverde echter geen geld op<br />

om in het noodige te voorzien; en al waren in 1785 en<br />

1786, nieuwe leeningen tot een bedrag van 17 millioen<br />

gesloten, toch konden de nog verschuldigde dertig tonnen<br />

gouds, van het in 1783 uit de generaliteitskas verleende<br />

voorschot niet worden afgedaan. Bovendien bleef partijgeest<br />

niet vreemd aan den reeds zoo benarden toestand.<br />

Men gaf voor, dat het zoogen. 5 ,Ie departement — door<br />

de tegenstadhouderhjke partij opgedrongen — niets dan<br />

oponthoud en vertraging in den gang en de behandeling<br />

der zaken teweegbracht, en men verwachtte geen verbetering,<br />

voor en aleer de erfstadhouder, na in zijne rechten<br />

hersteld te zijn, als opperbewindhebber oen meer rechtstreeksch<br />

deel zou nemen aan het bestuur. Men kwam tot<br />

een vergelijk en een nader financieel onderzoek, ten gevolge<br />

waarvan de Kamer van XVII, in een adres aan de<br />

Staten-Generaal te kennen gaf, dat er 40 millioenen noodig<br />

zouden zijn om in de bestaande behoeften te voorzien.<br />

Dit lokte in 1788 een nieuw onderzoekuit, waaruit bleek


163<br />

dat /'31.500000 vereischt werden om de zaken gaande<br />

te houden en eène gewenschte aflossing van schuld mogelijk<br />

te maken; anderhalf jaar later was die som tot<br />

/' 74.000000 gestegen, en al weder] werd eene commissie<br />

benoemd om nogmaals een onderzoek in te stellen. Bij<br />

het lezen van deze treurige geschiedenis, weet men niet<br />

waarover zich 't meest te verwonderen, of over de weinige<br />

energie en ongeloofelijke [onverschilligheid vooral in<br />

Indië aan den dag gelegd, of over 't belangrijk aantal<br />

commissiën van onderzoek. Veel werd er onderzocht, maar<br />

weinig verbetering aangebracht; moed, lust en kracht<br />

ontbraken om op een flinke doortastende wijze te werk te<br />

gaan. Niemand wilde of durfde het bestaande kwaad<br />

stoutmoedig onder de oogen zien, en in al zijne naak<strong>the</strong>id<br />

vertoonen. De werkzaamheden van die commissiën gaven<br />

wel tot een tal van verschillende bespiegelingen en voorstellen<br />

aanleiding, maar ze lieten de geldcrisis onveranderd:<br />

afdoende maatregelen bleven achterwege<br />

Toen bij 't einde van 1789 de schuldenlast al weder op<br />

eene verbazende wijze was toegenomen, werd door den<br />

opperbewindhebber nogmaals eene commissie van zes<br />

leden benoemd, (waarvan vier uit Holland en twee uit<br />

Zeeland) die weldra drie zeer omstandige hoogst belangrijke<br />

rapporten omtrent hun onderzoek uitbrachten, 't Eerste<br />

was van 8 Juli 1790, waarbij de schuldenlast der Comp,<br />

op 85.000000 werd begroot, 't tweede van Januari 1791,<br />

waarin maatregelen tot verbetering van den toestand werden<br />

aangegeven, en 't derde van 14 Juli van 't zelfde<br />

jaar als eindverslag. Het nadeelig saldo was toen tot<br />

f 96.000000 geklommen, en gedurende de laatste vijf<br />

jaren had het jaarlijksch te kort ongeveer 8 millioen bedragen.<br />

Op die rapporten volgde eene leening van 10 millioen<br />

en werden belangrijke concession in vrijgevigen zin door<br />

de Kamer van XVII gedaan. Onder eenige restrictieve<br />

bepalingen, werd o. a. de particuliere handel op de<br />

Kaap, Ceilon, Koromandel en Batavia opengesteld. En<br />

al mochten door den ongeoorloofden particulieren handel der<br />

hooge ambtenaren, de algemeene belangen weinig worden<br />

gebaat, men zag althans een beginsel gehuldigd, waarbij<br />

ir


164<br />

het monopolie-stelsel voor een gedeelte den bodem ingeslagen<br />

en vrije handel openlijk erkend werd. Bij het<br />

tweede rapport der gecomitteerden, was vooral aangedrongen<br />

op vereenvoudiging en bezuiniging zoowel in 't moederland<br />

als in den Archipel, en men hoopte door het<br />

invoeren van nieuwe belastingen in Indië, den steeds toenemenden<br />

eisch naar contant geld te verminderen; reeds<br />

was eene heffing van den vijftigsten penning (2 pCt.) van<br />

alle bezittingen bij wijze „van liberale gift," en van een<br />

ambtgeld door de XVII aangenomen. De uitdeelingen<br />

van specerijen en suiker aan personen en instellingen<br />

moesten ophouden, en alles op een min weelderigen voet<br />

worden ingericht, hoewel de commissie, bij de reeds ondervonden<br />

tegenkanting der bewindhebbers, zich'niet veel<br />

heil van die bczuinigings-maatregelen voorstelde. De o-egronde<br />

klachten over de geringe medewerking der Comp,<br />

zelve, werden bij het eindverslag nogmaals herhaald en<br />

op nieuw aangedrongen op het zenden van commissarissen-generaal<br />

naar den O. I. Archipel.<br />

Verschillende voorstellen bij die rapporten ontwikkeld,<br />

werden door G. Titsingh een der hoofdparticipanten, en<br />

Mr. S. C. Nederburgh eerste advokaat der Comp, bij ingediende<br />

memoriën en consideration krachtdadig ondersteund,<br />

ten gevolge waarvan, door den erfstadhouder opperbewindhebber<br />

de heer Mr. S. C. Nederburgh, de kapt. tor zee<br />

S. H. Frijkenius, benevens de gouv. gen. Alting en de<br />

directeur-generaal H. van Stockum, tot commissarissengeneraal<br />

werden benoemd. Van eene uitgebreide volmacht en<br />

zeer ruime bezoldiging voorzien -- vooral aan Xedorburgh<br />

was als eersten commissaris, in weerwil van den druk der<br />

omstandigheden en het door hem aangegeven bezuinigingsysteem<br />

een hooge toelage verleend — staken de beide eerstgenoemden,<br />

op 't laatst van 't jaar in zee, en begonnen<br />

in Juni 1792 hun onderzoek aan de Kaap de Goede Hoop.<br />

Na er vele wijzigingen ook in 't bestuur te hebben<br />

aangebracht, vinden wij de commissie in 't begin van<br />

1794 op Java aan 't werk.<br />

Tengevolge van het overlijden van v. Stockum wiens<br />

plaats door Alting's schoonzoon, Johannes Siberg, raad


165<br />

van Indië, als vierde commissaris werd vervuld, had de<br />

plechtige voorstelling der hooge commissie niet voor den<br />

29ste„ December 1793 plaats.<br />

Deze aanvulling, tegen de bevelen van bewindhebbers<br />

in, die den gouverneur van Ceilon W. J. van de Graaft',<br />

als commissaris en later als opvolger van Alting hadden<br />

aangewezen, schokte al aanstonds het vertrouwen in de<br />

staats-commissie gesteld. Wat' was dan ook van eene commissie<br />

te verwachten, die begon met de familie-regeering,<br />

voor welker schadelijken invloed zij nadrukkelijk gewaarschuwd<br />

was, zoo spoedig in haar midden over te brengen ?<br />

Waar bleven nu de waarborgen dat een verregaand nepotisme<br />

en de particuliere belangen waartegen zij geroepen<br />

was te waken, voor 't algemeen welzijn zouden wijken?<br />

Hoe kon ze rechtspreken over de laakbare zwakheid en<br />

toegevendheid van 't bestuur? Wat zou het onderzoek<br />

baten over de slechte administratie, de ontrouw en 'tgewetenlooze<br />

gedrag der ambtenaren, door eene commissie,<br />

die voor de helft uit leden van dat bestuur en die ambtcnaarswereld,<br />

uit schoonvader en schoonzoon was samengesteld?<br />

Die kostbare zending is dan ook op niets uitgeloopen<br />

en heeft meer kwaad dan goed gedaan. De ontdekte<br />

tekorten werden eenvoudig van de daarbij betrokken beambten<br />

terug geeischt, zonder meer. De schandelijk opgevoerde<br />

emolumenten en de ongeoorloofde particuliere<br />

handel bleven ongestraft; van de aangegeven bezuinigingen<br />

werden de meeste onuitvoerbaar verklaard: in één<br />

woord, eene zoodanig samengestelde commissie kongeene<br />

verbetering aanbrengen.<br />

Ook de in 't moederland zich snel opvolgende gebeurtenissen<br />

oefenden op scheepvaart en handel een allernadeeligsten<br />

invloed uit. En toen prins Willem V — op<br />

Engeland's bodem aangekomen — door het Britsche<br />

gouvernement werd overgehaald, om als opperbewindhebber<br />

der Nederl. O. I. Comp., bij aanschrijving te gelasten,<br />

hare bezittingen in handen te stellen der Engelschen, was<br />

haar lot beslist. De buit door Frankrijk begeerd , werd de<br />

prooi van Groot-Brittanië.<br />

Die aanschrijving, den 7 dc " Febr. uit Kew gedagtee-


166<br />

kend, was door de vloot onder Elphinstone (later Lord<br />

Keith) naar de Kaap overgebracht, en aan den waarnemenden<br />

gouverneur Sluijsken ter hand gesteld. Zijne weigering,<br />

door de leden van den raad goedgekeurd, aan<br />

die bevelen te voldoen, als vervat in een onwettig stuk<br />

door een onbevoegde autoriteit gegeven, en die door het<br />

verlaten van 't moederland hare waardigheid feitelijk had<br />

nedergelegd , mocht niet veel baten. De aldaar aanwezige<br />

schepen der Comp, werden door de Engelschen in beslag<br />

genomen en de Kaapstad ging op 16 Sept. 1795 bij capitulatie<br />

over. De kapt. ter zee Dekker, met het fregat<br />

Medenblik te Batavia aangekomen, was de boodschapper<br />

van deze noodlottige gebeurtenis en 't op nieuw uitbreken<br />

van den oorlog.<br />

In tegenoverstelling van den smartelijken indruk die<br />

zij bij de bevolking van Batavia teweegbracht, scheen de<br />

bekommering der hooge commissie niet groot te zijn;<br />

immers het aanbod der marine om een op de reede liggend<br />

Engelsen eskader aan te houden, werd om zoogen.<br />

staatkundige redenen van de hand gewezen en de last<br />

verstrekt de oorlogschepen te ontwapenen, 't Was alsof<br />

men zich van elk verdedigingsmiddel wenschte te ontdoen,<br />

op den oogenblik dat Nederlandsche bezittingen, oorlogsbodems<br />

en handels vaartuigen ongestraft werden prijs gemaakt.<br />

De door die handelwijze te Batavia opgewekte<br />

ontevredenheid en verontwaardiging, uitte zich in een<br />

adres op don 5 den Dec. der hooge regeering toegezonden.<br />

De daarin voorkomende toespeling op verraad, en het aandringen<br />

op eene wijziging van bestuur, schijnt op de staatscommissie<br />

een zoodanigen indrukte hebben gemaakt, dat<br />

zij niet alleen besloot van de Graaft, die inmiddels uit<br />

Ceilon was teruggekeerd, als directeur-generaal zitting te<br />

doen nemen, maar te gelijkertijd aan hem als kundig<br />

ingenieur benevens aan Fnjkenius en do kapiteins ter zee<br />

Dekker en Kuvèl de versterking van de hoofdstad op te dragen.<br />

Xederburgh, die van de Graaft had willen weren, werd<br />

bij die gelegenheid overstemd, waarover hij zóó gebelgd<br />

was dat hij de raadzaal verliet, en eene gecombineerde<br />

vergadering in 't leven riep. In die vergadering, uit de<br />

commissarissen-generaal en de regeering saamgestold, had


167<br />

de partij van Alting en Siberg, van welke Nederburgh<br />

het hoofd en de ziel uitmaakte, de meerderheid, en daar<br />

zij alles naar diens wensch doordreef, weigerde van de<br />

Graaft zitting te nemen, en wijdde zich geheel aan de<br />

moeilijke taak om Batavia in behoorlijken staat van verdediging<br />

te brengen. Zijne voorstellen echter, hoe goed<br />

en doelmatig ze wezen mochten, werden meestal verworpen<br />

of tegengewerkt, en toen hij in vrij scherpe bewoordingen<br />

zoowel de gebreken van het defensiewezen als van<br />

de geheele militaire inrichting deed uitkomen, en op nog<br />

scherper toon eenige vragen stelde, was zulks voor een<br />

man als Nederburgh genoeg, om tal van beschuldigingen<br />

tegen hem in te brengen. Op zijn advies werd dan ook,<br />

ondanks de tegenwerpingen van Frijkenius, het voorstel<br />

gedaan en aangenomen, v. d. Graaft uit zijne bediening<br />

te ontslaan en naar Nederland te doen vertrekken.<br />

In Nov. op de ree van Batavia teruggekeerd, als zijnde<br />

het schip waarmede hij vertrokken was, eerst door de<br />

Engelschen prijs gemaakt maar later door de Franschen<br />

hernomen, had v. d. Graaft, de tijding medegebracht dat<br />

eene vloot naar de Kaap en O. I. bestemd, onder zeil<br />

was gegaan; en met het oog op de moeilijke omstandigheden<br />

waarin men verkeerde, zijn diensten weder aangeboden.<br />

Toen daarop een weigerend antwoord volgde,<br />

hem zelfs het verblijf aan den wal werd ontzegd, en hij<br />

de overgave der Nederlandsche vloot onder den schoutbij-nacht<br />

Engelbertus Lucas in de Saldanhabaai vernam ,<br />

vertrok hij naar 't moederland, waar hem door het<br />

comité tot den O. I. handel en bezittingen, eene schitterende<br />

voldoening werd geschonken.<br />

Inmiddels had Alting in Augustus 1796 zijne betrekking<br />

nedergelegd; en nu de door bewindhebbers als zijn<br />

opvolger aangewezen man, ten tweedenmale verwijderd<br />

was, verwachtte men niet anders of Siberg zou in de<br />

plaats van zijn schoonvader optreden. Nederburgh schijnt<br />

evenwel de publieke opinie niet in die mate te hebben<br />

durven trotseeren; de gouverneur van Java Mr. Pieter<br />

Gerardus van Overstraten werd tot zijn opvolger benoemd.<br />

Alvorens dezen landvoogd in zijn bestuur te volgen, is


168<br />

het noodig de gebeurtenissen na te gaan, die uit de beruchte<br />

aanschrijving van den 7 d


169<br />

waarbij de laatste zich op eene lafhartige wijze had<br />

gedragen. Ook Banda ging onder François van Boekholtz<br />

op geene eervolle wijze over; later werd hij van de beschuldiging<br />

vrijgesproken, als zou die overgave uit lafheid<br />

of om bijoogmerken. zijn geschied. De partijschappen<br />

die 't moederland verdeelden, waren helaas op Indischen<br />

bodem overgebracht; ook daar werden Oranjegezinden<br />

en patriotten aangetroffen, en de algemeene<br />

belangen onder twee verschillende leuzen aan politieke<br />

inzichten opgeofferd.<br />

Zoo vielen de meeste en kostbaarste bezittingen der<br />

O. I. C. den Brit in handen, en de verregaande onverschilligheid,<br />

moedeloosheid, het eigenbelang en verraad<br />

welke bij de overgave hadden voorgezeten, waren even zoo<br />

vele kenmerken van haar diep verval, als van't lage peil<br />

waartoe de meesten harer dienaren waren gezonken.<br />

De verdediging van Ternate maakte eene gelukkige<br />

uitzondering, en de moedige, krachtige houding van J. F.<br />

Budach verdient eene bijzondere eervolle vermelding. Als<br />

gouverneur van Ternate, had Inj niet alleen tegen de Engelschen,<br />

maar tegelijk tegen het verraad van twee vorsten<br />

te strijden: dat van den sultan, en van den Tidoreeschen<br />

prins Noekoe, die zich bij den vijand had aangesloten.<br />

Toen hij vermeende den eerste niet langer te kunnen<br />

vertrouwen, liet hij hem gevangen nemen, terwijl hij de<br />

pogingen van den andere om zich van Ternate meester<br />

te maken, voortdurend wist te verijdelen. Ruim twee en<br />

een half jaar lang heeft hij het aan zijne eer en zorgen<br />

toevertrouwde pand bewaard, niettegenstaande eene algcheele<br />

uitputting, ziekte, honger en gebrek de bondgenooten<br />

des vijands waren geworden. Een Engelsch<br />

eskader onder den commodore Pakenham werd afgewezen,<br />

hoewel hij niet kon beletten dat Menado, Kema en<br />

het trouw gebleven Tidor, even als 't fort Kajoe Mérah<br />

en Batjan, in 's vijands handen vielen, waardoor de gemeenschap<br />

met Batavia en omliggende eilanden benevens<br />

alle toevoer van levensbehoeften was afgesneden. Paarden,<br />

honden en katten waren schier 't eenige voedsel zijner<br />

getrouwen. In 't begin van 1799 moesten al weder eenige<br />

Engelsche oorlogschepen afdcinzen, maar de sterfte —


170<br />

vooral onder de Europeanen -- nam zoodanig toe, dat de<br />

half uitgehongerde bezetting een aanval op Tidor moest<br />

wagen ten einde beter voedsel te verkrijgen; toen die<br />

aanslag mislukte, scheen alles verloren. Gelukkig was de<br />

redding nabij. In Augustus kwam er hulp en ontzet. Twee<br />

Fransche schepen brachten levensmiddelen en krijgsbehoeften<br />

aan, en weldra werd Budach door Cranssen van<br />

den zoo eervol behouden post afgelost. Sleohts kort macht<br />

hjj het loon genieten van zijn heldhaftig gedrag; ruim<br />

vier maanden later was hij aan de gevolgen van overspanning<br />

en ontbering bezweken. Ook Timor bleef door<br />

het beleid van Greving voor Nederland behouden.<br />

In Japan, waar de Nederlandsche vlag steeds op Desima<br />

bleef waaien, zelfs toen ze overal door de Engelsche of Fransche<br />

werd vervangen, had men de ondergane verliezen geheim<br />

weten te houden. Ook den handel was door de bekwaamheid<br />

van de opperhoofden Mr. J. Titsingh en G. Hemmy in<br />

stand gebleven. En toen in 1797, door een ingehuurd Amerikaansch<br />

scheepje, slechts een gedeelte der verwachte ladingwerd<br />

aangebracht, wist Hemmy eene zoodanige wending<br />

aan de zaak te geven, dat de koperuitvoer die nog geen<br />

6000 pikols bedroeg tot 8520 werd verhoogd.<br />

Intusschen had van Overstraten op 17 Febr. 1797 het<br />

bestuur aanvaard, en nam tevens zitting als commissarisgeneraal,<br />

ofschoon door de plaats gehad hebbende gebeurtenissen,<br />

die werkkring zoo goed als geëindigd te beschouwen<br />

was.<br />

Frijkenius, die zicli steeds naar zijn beste vermogen<br />

tegen het onstaatkundig, aanmatigend en niet altijd even<br />

practisch gedrag van Nederburgh verzet en op menige<br />

onwettige handeling gewezen had, was in Mei van dat<br />

zelfde jaar overleden, toen de eerste com.-gen. eene geheel<br />

nuttelooze reize over Java ondernam met een gevolg<br />

en ceremonieel, streelend wellicht voor zijne ijdelheid en<br />

eigenliefde, maar in dien bangen tijd ten eenenmale overbodig<br />

en ongepast.<br />

Bij zijne terugkomst te Batavia, vond hij in de personen<br />

van den generaal majoor Nordmann als commandant van<br />

het Indische leger, en den vroegeren raad van justitie Mr.<br />

C H. C. Wegener als „commissaris tot en over de zaken


171<br />

van den inlander," uit Nederland derwaarts gezondenr<br />

hem hoogst onwelkome gasten. Van omvangrijke instruction<br />

voorzien, waarbij o. a. eene reorganisatie van de troepenmacht<br />

en het herstal der krijgstucht, benevens eene<br />

instructie en aanvulling van den raad van Justitie bevolen<br />

werden, waren deze Heeren weldra een doorn in<br />

het oog der hooge regeering. Wegener, al spoedig rechterlijk<br />

vervolgd en gesuspendeerd, begaf zich, voor zijne veiligheid<br />

beducht, aan boord van een Deensch koopvaardij schip<br />

en stierf onderweg. Het verblijf van den generaal was<br />

van even korten duur.<br />

Op verschillende tegen hem ingebrachte klachten, waren<br />

de troepen van den aan hem afgelegden eed ontslagen,,<br />

en bij zijne weigering zich op de hem voorgelegde punten<br />

van beschuldiging te verantwoorden, daar hij alleen aan<br />

het opperbestuur in Nederland rekenschap zijner daden verschuldigd<br />

was, werd Batavia ook door hem verlaten.<br />

In 't moederland teruggekeerd, werd hij van alle schuld<br />

vrij gesproken.<br />

Treurig zag het er uit, waar 't gezag aldus aangetast,<br />

ondermijnd of bcleedigd werd, waar de inzichten van 't<br />

bestuur in Indië en van dat in de Bataafsche republiek<br />

somtijds zóó ver uiteen liepen, en alle vertrouwen verloren<br />

ging.<br />

Dirk van Hogendorp, met het gezag in Soerabaja belast,<br />

nadat hij den zeedienst van den staat verlaten had<br />

om in Comp, dienst over te gaan, was almede genoodzaakt<br />

eene tegen hem ingestelde vervolging te ontvluchten.<br />

Op eene weigering van zijn aanbod, Amboina en<br />

de Banda-eilanden, met eenige Fransche schepen die onder<br />

den schout-bij-nacht de Sercey op de reede waren<br />

aangekomen te hernemen, had hij de hooge staats com..<br />

maar vooral Nederburgh beschuldigd van met den vijand<br />

te heulen. In zijne betrekking geschorst, en naar Batavia<br />

opontboden om er gerechtelijk te worden vervolgd, wist<br />

hij bij tijds naar Holland te ontkomen, en werd in 1800<br />

bij uitspraak van den Aziatischen raad van alle vervolgingontslagen.<br />

Eindelijk ontving de eerste com. generaal op herhaald<br />

verzoek, de machtiging om uit Java terug te keeren, be-


172<br />

nevens een eervol ontslag, — naar men zegt — op aandringen<br />

van Mr. C. J. Prediger verkregen, die door Nederburgh<br />

naar Holland gezonden was, om er te zijnen gunste<br />

werkzaam te zijn. De hooge commissie die veel gekost<br />

en weinig gebaat had, werd op plechtige wijze ontbonden.<br />

Thans blijft ons nog over te onderzoeken wat gedurende<br />

dien tijd in 't moederland voor do O. I. C. was gedaan.<br />

Nadat in Sept. 1791 eene leening te haren behoeve<br />

van 5 millioen door de Staten van Holland was gewaarborgd,<br />

en het volgende jaar nauwelijks een vierde van<br />

het toen benoodigde geld verkregen kon worden, werd zij<br />

in de eerste helft van 1793, op nieuw met 7+ millioenen<br />

geholpen. Ze zijn treurig doch leerrijk tevens die<br />

laatste levensjaren van het eertijds zoo bloeiend handelslichaam<br />

waaraan Nederland zooveel had te danken; treurig<br />

vooral, dat bestaan door middel van alleriei kunstgrepen<br />

van jaar tot jaar te zien voortslepen, waarbij eigenbelang<br />

van enkelen somtijds de hoofdrol vervulde, en ook<br />

partijgeest zoo dikwerf in 't spel kwam.<br />

Na de omwenteling, toen de Staten van Holland dooide<br />

provisioneele representanten waren verdrongen, werden<br />

eok de gecomitteerden voor de zaken der O. I, C. door<br />

anderen vervangen. Billijker wijze moet men erkennen<br />

dat de nieuw benoemde staatscommissie, de vroegere in<br />

werkzaamheid en ijver evenaarde en veel voor de zieltogende<br />

Comp, heeft gedaan. Maar evenals vroeger, werden<br />

hare voorstellen nimmer door de kamer van XVII getrouw<br />

en eerlijk ondersteund of nagekomen. Ook uit die rapporten<br />

bleek, hoe spoedig zij haar einde tegemoet gingmet<br />

een schuldenlast van ruim 112 millioen bezwaard.<br />

Eindelijk werd ondanks alle vertoogen door de XVII<br />

en de participanten er tegen ingebracht, bij publicatie van<br />

den 24 s '- December 1795, het bestuur der Comp, dooide<br />

Staten-Generaal ontbonden en door een „Comité tot<br />

de zaken van den O. I. handel en bezittingen" — uit 28<br />

leden samengesteld — vervangen. Dit was de eerste directe<br />

inmenging van den Staat als crediteur en ter<br />

handhaving zijner rechten. Met 1 Maart 1796 opgetreden,<br />

terwijl het octrooi tot het einde van 1798 verlengd was,


173<br />

bevond zich het nieuwe bestuur, ten gevolge van geld gebrek,<br />

al spoedig in de grootste verlegenheid hoe de zaken<br />

gaande te houden. Uit Indië konden geene producten<br />

worden afgezonden, retour-schepen kwamen niet binnen,<br />

en van, de weinigen, die de Engelschen ontkomen en in<br />

Noorweegsche havens binnen gevallen waren, moest de<br />

lading aldaar tegen geringen prijs worden verkocht. In<br />

Mei 1797 werd de laatste rekening gedaan; en uit de<br />

laatste veiling in Amsterdam gehouden, die vroeger millioenen<br />

opbracht, en toen eene onbeduidende verkoopinggeworden<br />

was, iets op de meest dringende schulden afgedaan.<br />

Yan rente-betaling was evenmin sprake als van<br />

aflossing der genogotieerde kapitalen: toch werd op aandringen<br />

van het comité, hij publicatie van 20 Januari<br />

1798, het octrooi door de Nationale Vergadering onder<br />

voorbehoud voor één jaar verlengd.<br />

Eindelijk had het laatste uur der O. I. C. geslagen ; bij<br />

de nieuwe staatsregeling van 1798, werd hare opheffing<br />

uitgesproken.<br />

De art. 247 en 248 behelsden de volgende bepalingen :<br />

„De Bataafsche Republiek neemt tot zich al de bezittingen<br />

en eigendommen der O. I. C., benevens al hare<br />

schulden."<br />

„De octrooien, voormaals aan die Comp, verleendr<br />

worden vernietigd."<br />

.,De geïnteresseerden bij en houders van actiën in degewezen<br />

O. I. C. worden door de natie, bij wijze van afkoop<br />

schadeloos gesteld."<br />

Ingevolge art. 249, behield de republiek aan zich, en<br />

wel op de wijze als bij het verleende octrooi was bepaald,<br />

het vervoer van goederen naar en de ontvangst van producten<br />

uit Oost-Indië , terwijl tevens bepalingen omtrent<br />

de inrichting van een nieuw bestuur onder den naam van<br />

raad der Aziatische bezittingen en etablissementen" werden<br />

vastgesteld. Ofschoon krachtens art. 248, reeds in December<br />

1799 door den burger Gogel, agent van financiën der Bataafsche<br />

republiek, de geïnteresseerden bij en de houdersvan<br />

actiën in de gewezen O. I. O., tegen den 5 ,,e " Maart<br />

1800 waren opgeroepen om hunne vorderingen met hem te<br />

regelen, werd die regeling echter tot na denvrede uitgesteld-


174<br />

Zoo was dan bij het wegsterven der XVIII de eeuw, ook<br />


TWEEDE GEDEELTE.<br />

Nederlandsen Oost-Indië als bezitting van den Staat<br />

en 't Fransche keizerrijk, benevens de Engelsche<br />

tusschenregeering.


Uik<br />

HOOFDSTUK I.<br />

NEDERLANDSCH <strong>OOST</strong>-INDIË ALS BEZITTING VAN DEW<br />

STAAT; REGELING VAN HANDEL EN BESTUUR TOT<br />

AAN DE KOMST VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL<br />

M». HERMAN WILLEM DAENDELS.<br />

1800—1808.<br />

Bij den aanvang der XIX de eeuw waren de laatste<br />

sporen der O. I. Comp, verdwenen. Er was een nieuw<br />

maar treurig tijdvak in de geschiedenis van den Archipel<br />

aangebroken, en met den nieuwen jaarkring gingen Neêrlands<br />

overzeesche bezittingen de toekomst onder geheel<br />

veranderde omstandigheden te gemoet.<br />

Toen de boedel der insolvent verklaarde Comp, met<br />

alle lasten en baten door de Bataafsche republiek was<br />

aanvaard, werd op 22 Mei 1800 „het comité tot de zaken<br />

van den O. I. handel enz.", door „een raad voor de<br />

Aziatische bezittingen" vervangen, terwijl het bestuur in<br />

Indië onveranderd bleef. Het was dan ook aan goede handen<br />

toevertrouwd, ofschoon de wakkere van Overstraten met<br />

vele bezwaren had te kampen. Sedert geruimen tijd toch van<br />

dadelijke gemeenschap met, en ondersteuning uit het moederland<br />

verstoken, moest Java in alle behoeften uit eigen<br />

middelen voorzien. En als men nagaat hoe de buitenbezittingen<br />

van de vereischte verdedigingswerken ontbloot,<br />

schier geheel weerloos, door binnen- en buitenlandsche<br />

vijanden werden bedreigd, mocht het een wonder<br />

heeten dat de toestand in Indië niet als hopeloos werd<br />

opgegeven. De vooruitzichten waren en bleven dan ook<br />

donker. Het ontbrak niet alleen aan de noodige hulpmiddelen,<br />

maar vooral aan moed en veerkracht tot het<br />

ondernemen van eenige offensieve beweging, waarom men<br />

zich de grootste vernederingen moest getroosten.<br />

12<br />

ft


178<br />

Het leger op Java en Makassar bestond in 1802 uit<br />

niet meer dan 2022 Europeanen, waarvan nauwelijks een<br />

derde voor de dienst geschikt was, en hoewel de gouv.gen.<br />

zich veel moeite gaf zoowel de actieve als de passieve<br />

strijdkrachten in beteren staat te brengen, eene<br />

inlandsche militie (pradjoerits) op te richten, en 'de zes<br />

compagnieën Madoereezen voltallig te houden, bezat hij<br />

geen genoegzame zeemacht, om een Engelsch eskader<br />

van slechts vijf schepen, de reede te doen ontruimen.<br />

Tot zulk een peil was de eenmaal zoo fiere zee- en landmacht<br />

der O. I. Comp, toen gevallen. Die blokkade van<br />

Batavia strekte Engeland niet tot eer. Niet alleen de<br />

batterijen, maar zelfs de werven, de magazijnen en werkplaatsen<br />

op de eilanden Onrust en Kuiper werden door<br />

het smaldeel onder Rainier en Ball vernield, en 't was<br />

grootendeels aan 't beleid en de zorgen van'den opperlandvoogd<br />

te danken dat de bevolking in toom, de vijand<br />

in bedwang gehouden, en Java voor Nederland bewaard<br />

werd. Eindelijk viel ook het vroeger zoo heldhaftig verdedigde<br />

Ternate, niettegenstaande de moedige verdediging<br />

van Cranssen, den Engelschen in handen, en ging door<br />

het verraad van Rodijk en van Dokkum, den 21 stea Juni<br />

bij capitulatie over.<br />

't Verdient opmerking dat noch de soesoehoenan, noch<br />

de sultans van Bantam en Djokjo — waarvan de eerste<br />

belangrijke sommen aan het gouvernement schuldig was — '<br />

van de gelegenheid gebruik maakten zich aan 't Nederlandsen<br />

gezag te onttrekken ; te meer, daar hun de benarde<br />

toestand en de onmacht van het bestuur tegenover Engelsch<br />

geweld geen geheim bleef. Ook dit was men aan<br />

het gematigd, ofschoon wel wat al te toegevend bestuur<br />

van v. Overstraten verschuldigd. Door Prang Wedana<br />

kleinzoon van Ario Mangkoe Negoro — wiens vorstendom<br />

erfelijk was verklaard in zijn geslacht — tot opvolger van<br />

zijn beruchten grootvader te doen erkennen, had hij een<br />

waarborg tegen allen overmoed van den keizer, een getrouwen<br />

voorpost van het Europeesch gezag en 'een waar<br />

vriend voor Nederland gewonnen. Zoo wist hij verschillende<br />

belangen tot een doel te doen samenwerken en den<br />

vrede te bewaren. Door zijn veelvermogenden invloed


179<br />

was 't hem insgelijks gelukt de nog steeds gespannen<br />

verhouding, die vroeger onder het commissariaat van<br />

Nederburgh was ontstaan, tusschen de Hooge-tafel en den<br />

raad van justitie te verbeteren. Het uitvoerend bewind<br />

den gouv.-gen. dan ook een bewijs willende geven, hoe<br />

hoog zijn gedrag op prijs werd gesteld, benoemde hem<br />

tot luitenant-generaal der Bataafsche republiek, 't Was<br />

de laatste hulde hem gebracht ; een jaar later, had Nederland<br />

in van Overstraten een edel burger, en Java een<br />

goedgezind landvoogd verloren. Hij overleed den 22 äte "<br />

Augustus 1801 in ruim 40jarigen ouderdom, en Siberg,<br />

nog altijd waarnemend directeur-generaal, nam voorloopig<br />

de teugels van 't bestuur in handen.<br />

Intusschen had de vrede van Amiens, waarbij — al<br />

de door Engeland veroverde bezittingen werden teruggegeven,<br />

Ceilon uitgezonderd, dat eigenmachtig door Frankrijk<br />

was afgestaan — althans gedurende een oogenblik<br />

bedrijvigheid, veerkracht, en, door het ontwikkelen eener<br />

dubbele inspanning en werkzaamheid, ook de hoop op betere<br />

tijden doen herleven. Maar toen in 1803 opnieuw de oorlog<br />

tusschen Frankrijk en Engeland uitbrak, en die hoop in<br />

rook verdween, was de toekomst voor Indië weer even<br />

duister als te voren. Met het verlies van Ceilon, aan<br />

welks bezit zulke roemrijke herinneringen waren verbonden<br />

en waarvoor eenmaal een aanbod van 70 millioen<br />

gulden geweigerd was, begon eene reeks geldelijke verliezen<br />

die den toestand niet beter maakten.<br />

In 't moederland gaven de bereddering der aanvaarde<br />

nalatenschap van wijlen de O. I. O en de daaruit voortvloeiende<br />

maatregelen tot velerlei plannen of voorstellen<br />

aanleiding, en al spoedig brachten de eigendunkelijke<br />

verklaring der regeering, Indië voortaan als staatsdomein<br />

te beschouwen, on het aanzoek der vroegere deelhebbers<br />

om schadeloosstelling, eene menigte pennen in beweging.<br />

Twee partijen stonden tegenover elkander, die men gereedelijk<br />

de conservatieve en de liberale zou kunnen noemen.<br />

Zonder ons nu met het twistgeschrijf van de verschillende<br />

penvoerders dier partijen in te laten, dienen wij toch een<br />

oogenblik stil te staan bij een strijd, waarbij toen reeds<br />

grondbeginselen ontvouwd en hoofdpunten besproken werden<br />

12*


180<br />

van kwestiën, die zelfs heden ten dage niet als geheeE<br />

en volledig opgelost te beschouwen zijn. De denkbeelden<br />

der toenmalige . schrijvers in zoo velerlei verhandelingen!<br />

en memoriën teruggegeven, bieden somtijds verrassende<br />

overeenkomsten aan met de gevoelens van mannen, dieook<br />

later zich geroepen gevoelden hunne adviezen over<br />

Indische vraagpunten, belangen en toestanden uit te<br />

brengen.<br />

De bitterheid waarmede de politieke partijen tegenover<br />

elkander hadden gestaan, was middelerwijl door meer<br />

kalmte en toenadering vervangen. Over 't algemeen begreep<br />

men dat eene goede oplossing der vele moeilijkheden,<br />

welke de toestand der O. I. bezittingen opleverde, niet<br />

zonder eenef gedeeltelijke opoffering van eigen inzichten<br />

of onderlinge toegeeflijkheid zou zijn te verkrijgen. Velen<br />

schenen bereid daartoe te willen medewerken. De hoop<br />

dat daardoor de zoo lang verwaarloosde Indische belanden<br />

eindelijk eens goed ter harte genomen en beter geregeld<br />

zouden worden, mocht zich evenwel nog zoo spoedig niet<br />

zien bevestigd. De toepassing van art. 248, namelijk het<br />

recht der actiehouders op schadeloosstelling, deed op<br />

nieuw een hevigen pennestnjd ontstaan. Nauwelijks toch<br />

waren bij de vredes-préliminairen, de eischen van Engeland<br />

omtrent Ceilon bekend, of er werd aan het staatsbewind<br />

der Bataafsche republiek een adres van Hollandscbehoofdparticipanten<br />

ingediend, waarin voornamelijk het recht<br />

van eigendom der Comp, op de O. I. bezittingen — dat zij<br />

als wederrechtelijk opgeheven beschouwden — ter sprake<br />

kwam. Het advies van den Aziatischen raad, dat aangezien<br />

die maatschappij slechts in het bezit geweest was van<br />

het jus utile (gebruiksrecht in tegenoverstelling van eigendomsrecht)<br />

en geen de minste aanspraak op het^ws territorü<br />

(eigendomsrecht van den grond), dat eigenlijk aan den<br />

Staat behoorde, kon doen gelden, de Staat dan ook tot<br />

geene schadeloosstelling verplicht was, lokte veel tegenspraak<br />

uit. De actiehouders teekenden protest aan tegen<br />

die bewering, 't geen tot menige wederlegging en scherpe<br />

vertoogen van beide zijden aanleiding gaf. Het ingediende,<br />

wel krachtig doch door den hoogleeraar Cras<br />

in bezadigde termen opgesteld adres, werd o. a. door


181<br />

Mr. S. Jzn. Wiselius, lid en rapporteur van den raad dei-<br />

Aziatische bezittingen hevig bestreden. In beide stukken,<br />

e de bewijzen leveren dat de kunst van cijfers te groepeeren<br />

ook toen hare beoefenaars vond, en waarin beide<br />

partijen met warmte en overtuiging hunne zaak bepleitten,<br />

waren echter noch de souvereiniteits-, noch de eigendoms-<br />

-of gebruiksrechten zuiver onderscheiden en bepaald. Bovendien<br />

had er aan weerszijden niet weinig overdrijving<br />

plaats. Van daar, nieuwe adressen, rapporten en memoriën-adstructief,<br />

weldra door nieuwe wederleggingen gevolgd.<br />

De zaak zelve bleef inmiddels onafgedaan, hoezeer<br />

staatsbewind en wetgevend lichaam beiden gezind waren<br />

billijke aanspraken te ondersteunen. De wijze echter waarop<br />

«ene schadeloosstelling door middel van afkoop aan de<br />

actiehouders verleend zou worden, wachtte steeds op eene<br />

beslissing, en het schijnt dat de actiën even als de obligation<br />

ten laste van de Comp, later onder de staatsschuld<br />

zijn opgenomen.<br />

Niet minder hadden de beginselen volgens welke bestuur<br />

en handel in de O. I. bezittingen zouden geregeld<br />

worden, met al de daaruit voortvloeiende bepalingen en<br />

reglementen, het terrein der openbare discussie ingeno-<br />

" men. Inzonderheid verdienen de vertoogen van twee mannen<br />

die wij reeds vroeger leerden kennen, en die nu als<br />

de vertegenwoordigers van geheel uiteenloopende gevoelens<br />

elkander tegenover stonden, voor een oogenblik onze<br />

aandacht.<br />

Een dier mannen is Noderburgh, in den zomer van 't<br />

jaar 1800 teruggekeerd, aan wien ingevolge machtiging<br />

van het bewind, door den raad der Aziatische bezittingen<br />

op 17 November 1803 „in zijne qualiteit van gewezen<br />

commissaris-generaal eene honorable décharge verleend<br />

werd." De andere, Dirk van Hogendorp, gewezen gezaghebber<br />

van Java's Oosthoek, die in 1797 wegens verschillende<br />

beschuldigingen gesuspendeerd on ontvlucht,<br />

ongeveer een jaar voor Nederburgh in Nederland was aangekomen.<br />

Na overlegging eener schriftelijke verdediging,<br />

werd de tegen hem ingestelde vervolging voor onwettig<br />

verklaard en hij van alle verdere rechtsvervolging ont-


182<br />

slagen. Het uitvoerend bewind had zich voorgenomen met<br />

gematigdheid te werk te gaan en geen nieuwe twisten op<br />

te wekken, door mannen der verschillende partijen tot<br />

eene strenge verantwoording te roepen.<br />

Had Nederburgh in al zijne handelingen getoond, het<br />

oude conservatieve stelsel te zijn toegedaan, Dirk van<br />

Hogendorp daarentegen, wiens inzichten door zijn broeder<br />

Gijsbert Karel werden gedeeld, omhelsde veel vrijzinniger<br />

beginselen. Waar de een het monopoliestelsel en den bestaanden<br />

toestand in handel en bestuur trachtte te handhaven,<br />

wenschte de ander, behoudens eenige uitzonderingen,<br />

vrijen handel en mededinging, afschaffing van<br />

leverantiën en heerediensten, en individueel grondbezit.<br />

Vele geschriften, voor en tegen die verschillende beginselen,<br />

noch van machtspreuken noch van overdrijving<br />

en tegenstrijdigheden vrij te pleiten, zijn vooral merkwaardig<br />

door hunne aanwijzingen, hoe in de laatste<br />

jaren van haar bestaan, de belangen der O. I. O door<br />

de meeste harer hooggeplaatste beambten waren verwaarloosd.<br />

De hoofddenkbeelden door van Hogendorp en zijne geestverwanten<br />

voorgestaan, werden door velen in den lande<br />

gehuldigd, 't Is niet onbelangrijk, met het oog op latere<br />

gebeurtenissen en toestanden, ze even in herinnering te<br />

brengen. Vooreerst komen daarbij in aanmerking : grootere<br />

ontwikkeling op Java, individueel landbezit, vrijheid van<br />

personen en handel, afschaffing van alle heerediensten,<br />

benevens uitoefening van goed en zoo veel mogelijk kosteloos<br />

recht. Wel werden in een geschrift van een oudbewindhebber<br />

der Kamer van Zeeland, de denkbeelden<br />

van Nederburgh voorgestaan, maar hij wees tevens op vele<br />

fouten die dat stelsel aankleven, en naderde allengs, hoewel<br />

schoorvoetend, tot den meer vrijen handel door van Hogendorp<br />

als hoofdbeginsel voorop gesteld. Deze trachtte<br />

voornamelijk aan te toonen dat de belangrijkheid van Java<br />

nimmer was begrepen; de kosten van beheer en verdediging<br />

de handelswinsten verre te boven gingen, en de<br />

politieke toestand van Indië, sedert lang en vooral sedert<br />

de veroveringen en den meerderen invloed der Engelschen<br />

in die gewesten, den aard en het wezen van den handel


183<br />

allengs had doen veranderen. Hij wilde wel eene O. I. C.<br />

als groot handeldrijvend lichaam onder vrijgevige bepalingen<br />

toelaten, doch wenschte tevens als grondslag aan<br />

te nemen, dat het recht van eigendom op de Indische bezittingen<br />

aan den Staat behoorde over te gaan, die daarvoor<br />

alle schulden diende over te nemen, de aandeelhebbers<br />

het oorspronkelijk ingelegd kapitaal uit te keeren, en<br />

andere voordeden te verzekeren. Maar bovenal pleitte hij<br />

voor de onmiskenbare rechten en vrije ontwikkeling van<br />

den inlander, waardoor men bij een steeds klimmend<br />

welzijn der bevolking, tevens grootere en duurzamere<br />

winsten van de overzeesche bezittingen zou verkrijgen.<br />

Ook Nederburgh had als gewezen commissaris-generaal,<br />

en in antwoord op eenige door den raad der Aziatische<br />

bezittingen aan hem gerichte vragen, zijnerzijds eene verhandeling<br />

uitgegeven, over de meest nuttige en noodzakelijke<br />

maatregelen omtrent die bezittingen te nemen.<br />

In het najaar namelijk van 1801 was zijn advies gevraagd<br />

omtrent drie punten door het staatsbewind aan dien raad<br />

voorgelegd :<br />

1°. „Pf en in hoeverre het nuttig en noodzakelijk zijn<br />

zoude, de O. I. bezittingen van dezen Staat, ofte sommigen<br />

derzelve te brengen op den voet der West-Indische<br />

volkplantingen?"<br />

2°. „Of en in hoeverre het voordeeliger voor dit Gemeenebest<br />

en deszelfs ingezetenen zijn zoude, den handel<br />

op voormelde bezittingen bij aanhoudendheid door eene<br />

uitsluitende Compagnie te drijven, dan wel die voor alle<br />

's lands ingezetenen open te stellen ; en in dit laatste geval<br />

: op welke voorwaarden en onder welke bepalingen?"<br />

3°. „Of en in hoeverre het raadzaam zoude zijn, dadelijk<br />

en onverwijld eene proeve van den vrijen handel te<br />

nemen, door een gedeelte der goederen toen te Batavia<br />

voorhanden, te verkoopen aan Bataafsche kooplieden, mits<br />

met Bataafsche schepen af te halen, en binnen deze Republiek<br />

te brengen, en zulks op zoodanige condition van<br />

betaling, als misschien geschikt zijn, om de financiën van<br />

den Aziatischen raad onmiddelijk te faciliteren."<br />

Uit dit alles blijkt duidelijk, dat men wel het goede<br />

wilde en den ouden weg wenschte te verlaten, maar geene


184<br />

vaste overtuiging bezat omtrent de grondslagen, waarop<br />

eene nieuwe regeling zou moeten rusten.<br />

Ten einde nu tot een vast besluit en afdoening van<br />

zaken te komen, benoemde het bewind op den ll den November<br />

1802 eene staatscommissie, om onderzoek te doen<br />

„op welken voet en wijze in het vervolg de handel in<br />

's lands bezittingen in Oost-Indie zou behooren gedreven<br />

te worden en die bezittingen bestuurd, in voege dat aan<br />

deze den hoogst mogelijken trap van welvaart, aan den<br />

koophandel der Republiek het meeste nut, en aan's lands<br />

financiën het moeste voordeel worden aangebracht." Het<br />

vraagstuk van vrije of gedwongen cultuur en handel,<br />

door van Hogendorp en Nederburgh vertegenwoordigd,<br />

behoorde hier alzoo tot de hoofdzaak; en om nu eiken<br />

schijn te vermijden alsof het hooge bewind zich à priori<br />

met een dier stelsels wenschte te vereenigen, zonder ze<br />

in alle hunne onderdeden te hebben laten onderzoeken,<br />

werden beiden benoemd tot leden der „commissie tot de'<br />

O. I. zaken", aan wie het ontwerp van een charter voor<br />

de Aziatische bezittingen was opgedragen. Dien ten gevolge<br />

werd het mogelijk de twee verschillende en in<br />

sommige punten rechtstreeks uiteenloopende richtingen<br />

behoorlijk te onderzoeken en toe te lichten, alsmede de<br />

voor- en nadeden van beider toepassing te overwegen en<br />

te beoordeelen.<br />

Het eerste voorloopig verslag dier commissie van 16<br />

Februari 1803, gaf aanleiding tot de uitvaardiging eener<br />

publicatie van wege het staatsbewind, met eene omschrijving<br />

der voorwaarden waarop de Indische handel werd<br />

toegestaan, welk stuk spoedig door een meer uitvoerig<br />

rapport en een concept-charter met hoogst belangrijke<br />

bijlagen werd gevolgd. Aangezien het de grondslag geworden<br />

is der eerste poging tot hervorming, zoowel als<br />

van latere verordeningen en reglementen, zijn de hoofddenkbeelden<br />

er van hier met een enkel woord aangestipt.<br />

Zij komen op het volgende neder: 't bestaande stelsel te<br />

handhaven met die wijzigingen en verbeteringen waarvan<br />

de noodzakelijkheid gebleken is ; de meerdere producten<br />

boven de verplichte levering verkregen, zijn — behoudens<br />

eenigc uitzondering — het wettig eigendom en blijven


185<br />

ter beschikking van don planter; het tin, drie millioeii<br />

pond peper, benevens eene zekere hoeveelheid suiker en<br />

specerijen, te Batavia te verkoopen; het overige gedeelte<br />

en de verdere producten voor de Europeesche markt in<br />

't moederland op publieke veilingen te brengen ; een octrooi<br />

te verleenen van 21 jaren voor den <strong>the</strong>ehandel op China<br />

aan eene maatschappij, werkende met een kapitaal van<br />

18 millioen guldens; de handel op Japan te blijven drijven<br />

onder toezicht van het Indisch bestuur en de amfioenhandel<br />

niet te beletten.<br />

Als beginsel van bestuur, wenschte men het toezicht<br />

over den gang van zaken den Aziatischen raad te zien<br />

opdragen, zonder dat zij zich met handelszaken inliet.<br />

Verder werden de bezoldiging, de verplichtingen van<br />

den gouv.-gen. en verdere ambtenaren omschreven, billijker<br />

bepalingen omtrent de gedwongen leverantiën vastgesteld<br />

en vele andere zaken van administratieven aard<br />

geregeld. Den 27 8ten September 1804 werd het charter<br />

voor de Aziatische bezittingen met eenige wijzigingen door<br />

het staatsbestuur goedgekeurd, en had de conservatieve<br />

koloniale politiek in de meeste zaken de overhand behouden,<br />

i<br />

Siberg, aan wien een eervol ontslag was verleend, had<br />

in October zijne waardigheid aan den dir.-gen. A. H. Wiese<br />

voorloopig overgegeven, toen door den raadpensionaris<br />

Rutger Jan Schimmdpenninck, twee commissarissen-generaal<br />

werden benoemd tot invoering van de nieuwe orde<br />

van zaken in Bataafsch Indië. Maar voor dat deze HH.<br />

Mr. O T. Elout en C. H. van Grasveld, hunne bestemming<br />

konden bereiken, was het bestuur in Nederland<br />

weder veranderd, en de Bataafsche republiek in hot koninkrijk<br />

Holland herschapen.<br />

Reeds den 28" ten Juni 1806 had Nederburgh als lid van<br />

den Aziatischen raad, den koning een „Exposé succinct<br />

des établissements Hollandais aux Grandes-Indes" aangeboden<br />

en werd op den 28 8ten Januari 1807, na het terugroepen<br />

van genoemde commissarissen, door de benoeming<br />

van den kolonel-generaal Mr. Herman Willem Daendels<br />

i


186<br />

tot gouv.-gen. van de Hollandsche bezittingen beoosten de<br />

Kaap de Goede Hoop, aan alle weifeling en onzekerheid<br />

een einde gemaakt.<br />

En nu de voor een oogenblik afgebroken draad der<br />

geschiedenis weder opnemende, zien wij de zaken in Indië<br />

er niet op verbeterd. Overal verslapping in 't bestuur,<br />

onwil en moedeloosheid bij de verschillende bevelhebbers,<br />

gebrek aan verdedigingsmiddelen en eenheid van inzicht<br />

bij de hooge regeering. Ten gevolge van die nadeelige<br />

invloeden, bleef de algemeene toestand in de koloniën,<br />

die gedeeltelijk door de Engelschen waren teruggegeven,<br />

zeer gespannen.<br />

De Kaapkolonie ging onder den generaal J. W. Janssens<br />

reeds in Januari 1806, niettegenstaande de omvangrijke<br />

plannen door hem en den comm.-gen. J. A. de Mist tot<br />

verbetering en uitbreiding dezer bezitting beraamd en den<br />

goeden geest harer bevolking, bij capitulatie weder aan<br />

de Engelschen over; en de vice-admiraal Hartsinck, die<br />

als commandant der marine in Indië optrad, scheen ongezind<br />

, zelfs met medewerking van den Franschen schoutbij-nacht<br />

Linois, iets tegen hen te ondernemen. Ten<br />

gevolge van die werkeloosheid, gepaard aan onverschilligheid<br />

en plichtverzuim, kwam onze scheepsmacht al<br />

meer en meer in verval, en kon ze niet beletten dat op<br />

nieuw een Britsch smaldeel onder den admiraal Edward<br />

Pellew (later Lord Exmouth), Java's kusten bezocht,<br />

Grissee hem in handen viel, een deel van Neêrlands<br />

koopvaardijvloot prijs gemaakt en eene schandelijke capitulatie<br />

te Soerabaja gesloten werd. De Engelschen beijverden<br />

zich om het vroeger aangevangen doch onafgedaan<br />

gebleven vernielingswerk voort te zetten en geheel te voltooien.<br />

Weldra was er van de Hollandsche zeemacht geen<br />

enkel schip over, en in 1807 bevonden zich de O. I. bezittingen<br />

zoo goed als weerloos tegenover hunne machtige<br />

bestrijders.<br />

Ook in 't binnenland bleef het niet rustig toen een<br />

jongere broeder in plaats van den ouderen erfgenaam den<br />

sultanszetel van Tjeribon innam. Opgewonden door de<br />

geestdrijverij van godsdienstige dweepers (tapas), en<br />

vooral de steeds toenemende contingenten , verplichte Ie-


187<br />

verantiën , het pandelingschap en de afpersingen der<br />

Chineezen moede, had de bevolking die uitzuigers verjaagd<br />

of vermoord, den arbeid gestaakt en zich gewapenderhand<br />

verzet. Eerst in 1805 mocht het Nikolaas Engelhard,<br />

gouverneur van Java's noordooskust gelukken, meer door<br />

overreding dan door kracht van wapenen, de rust in het<br />

Tjeribonsche te herstellen, en een nieuwe overeenkomst<br />

met de twee sultans (sepoeh) en (anom) te sluiten, waarbij<br />

bestuur, rechtspleging, enz. geregeld, de knevelarijen der<br />

ambtenaren beteugeld en de wenschen der bevolking bevredigd<br />

werden.<br />

Hoewel de handel op Japan, door het in de vaart nemen<br />

van gehuurde Amerikaansche schepen, niet geheel<br />

verloopen en zelfs door het nieuwe opperhoofd, W. Wardenaar,<br />

met behulp van Hendrik Doeff, een zelfstandig<br />

en eerlijk ambtenaar, eenigszins was toegenomen, hadden<br />

zij toch de sedert den dood van Hemmy zeer verachterde<br />

zaken slechts gedeeltelijk kunnen herstellen, toen de Engelschen<br />

beproefden, de Hollandsche factory bij verrassingin<br />

handen te krijgen. Beide ondernemingen echter, in 1803<br />

onder den Amerikaanschen kapitein Stewart, en in 1808<br />

met een Engelsch oorlogs-fregat onder kapitein Pellew,<br />

stuitten af, zoowel op den moed en de vaderlandsliefde<br />

van Doeff als op het bekende uitsluitings-systeem der<br />

Japaneezen.<br />

Inmiddels was in 't moederland aan het bestuur onzer<br />

O. 1. bezittingen eene geheel andere richting gegeven, en<br />

zouden de teugels van 't bewind aan krachtiger handen<br />

worden toevertrouwd. Daendels was daartoe de aangewezen<br />

man, wiens rustelooze werkzaamheid, vasten wil en<br />

onbuigzame gestrengheid, vooral voor Java, een nieuw<br />

tijdperk in de geschiedenis ontsloot, waarin wij hem thans,<br />

gaan volgen.


188<br />

HOOFDSTUK IL<br />

HET BESTUUR VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL DA.ENDELS.<br />

1808—1811.<br />

't Werd hoog tijd dat er aan de zoogenaamde familierogeering<br />

te Batavia een einde en een beter beheer in den<br />

Archipel tot stand kwam.<br />

De raadslieden van koning Lodewijk Napoleon hadden<br />

te recht begrepen dat het zwakke, wankelende gezag in<br />

Oost-Indië door een flink zelfstandig handelend bestuur,<br />

de weinig of niets afdoende pogingen hier te lande tot<br />

verbetering van den toestand aldaar, door krachtige maatregelen<br />

, en het consultatief beginsel door een werkzaam<br />

optreden moesten worden vervangen. Een ministerie van<br />

koophandel (daarna van marine en koloniën) w r as op „den<br />

raad voor de Aziatische bezittingen" gevolgd, en bij<br />

art. 36 der constitutie van 1806 o. a. bepaald: „de bestiering<br />

der koloniën en van alles wat dcrzelver innerlijke<br />

regeering betreft, behoort bij uitsluiting aan don koning."<br />

De taak nu om dat bestuur in naam des konings op zich<br />

te nemen, alles z. v. m. te hervormen, te verbeteren en<br />

te regelen, ja geheel het lot en zelfs de toekomst van die<br />

voor Nederland zoo hoogst gewichtige bezittingen, werd<br />

aan Daendels toevertrouwd.<br />

Hoe men zijn vroogeren levensloop ter sprake gelieve<br />

te brengen of zijn staatkundig gedrag moge beoordeelen,<br />

't was genoegzaam uit zijne daden gebleken dat hij eene<br />

buitengewone geestkracht, een vasten wil en een scherpzinnig<br />

oordeel bezat, zóo noodig om de in Indië bestaande<br />

misbruiken tegen te gaan, orde en gezag te herstellen en<br />

den Augias-stal der Comp 8 , administratie te reinigen.<br />

Niettegenstaande bij eene „instructie voor den oppcrlandvoogd,<br />

en de gouv.-gen. en raden," eene conservatieve<br />

staatkunde met betrekking tot den inlander was aanbevolen<br />

, werd toch het invoeren van vele hervormingen aan<br />

eigen oordeel overgelaten, 't Is niet onbelangrijk na te gaan<br />

hoe 's lands regeering, nu eens de militaire dictatuur welke


189<br />

zij voor Java vreesde, trachtte te temperen, en dan weeleen<br />

ander stelsel scheen toegedaan, zooals uit het decreet<br />

van 9 Febr. 1807 kan blijken. Daarbij toch wordt den<br />

gouv.-gen. de machtiging verleend, het bestuur in de kolonie<br />

te ontbinden en op nieuw samen te stellen, waardoor<br />

zijne dictatoriale macht niet weinig versterkt werd, terwijl<br />

in andere opzichten, enkele bepalingen zijner instructie aan<br />

kracht en invloed verloren.<br />

Zonder door eenige volmacht of door geloofsbrieven de<br />

ech<strong>the</strong>id van zijne zending te kunnen staven , aangezien hij<br />

die met zijn verder gevolg aan boord van een door de<br />

Engelschen genomen schip had achtergelaten, maakte<br />

Daendels, op den l Bten Januari 1808 geheel onverwacht te<br />

Anjer aangekomen en slechts door éen adjudant vergezeld,<br />

zich als den nieuw benoemden opperlandvoogd bekend, en<br />

nam op den 14 den het bestuur van Wiese over, die geen<br />

oogenblik aarzelde zijne hooge betrekking neder te leggen;<br />

en toen de schout-bij-nacht Buyskes als commandant<br />

der zeemacht in April te Batavia aankwam, vond hij<br />

er hem in de volheid zijner functiën gevestigd.<br />

Reeds waren eenige ambtenaren ter verantwoordinggeroepen,<br />

en had Daendels een begin gemaakt met de<br />

reorganisatie van het leger, benevens de correspondentie<br />

met de vorsten van Solo en Djokjo onder zijn onmiddelijk<br />

toezicht te nemen, toen hij aan Buyskes de betrekking<br />

van president van den nieuw benoemden raad van Indië<br />

opdroeg, en naar het gouvernement van Java's noordoostkust<br />

— de voorname njstschuur voor Indië — vertrok,<br />

om ook dâdr de zaken te regelen. Vóór het invoeren<br />

van zoo vele administratieve en andere hervormingen,<br />

wenschte hij zich persoonlijk met eenige toestanden bekend<br />

te maken.<br />

Nauwelijks was hij te Batavia teruggekeerd, of zijne tegenwoordigheid<br />

bleek ook in het westen noodig. De weigering<br />

van den sultan van Bantam om aan de ontvangen bevelen<br />

voor het gereedmaken van een maritiem station aan de<br />

Meeuwenbaai te voldoen, en de moord aan den resident<br />

P. du Puy in diens kraton gepleegd, deden den gouv.-gen.<br />

besluiten met een duizendtal soldaten op te rukken en aan<br />

allen tegenstand een eind te maken. De sultan werd van


190<br />

2ijne waardigheid vervallen verklaard en naar Amboina<br />

verbannen, zijn oom, de rijksbestuurder, door een krijgsraad<br />

ter dood veroordeeld, de adipati-anom Ali Oe'd-din<br />

met oen schaduw van gezag en een jaargeld van 15000<br />

sp. m. op den troon verheven, Bantam tot Nederlandse h<br />

domein verklaard, een gedeelte er van aan de Ommelanden<br />

van Batavia toegevoegd en de Lampongsche districten<br />

geannexeerd. De strafoefening was volkomen, maar deze<br />

«ven willekeurige als onstaatkundige tusschenkomst en<br />

hervorming droeg weinig vruchten; de rust werd er niet<br />

door hersteld. In Mei 1809 braken nieuwe onlusten uit;<br />

Daendels zelf stootte het hoofd tegen Lampongsche zeeroovers<br />

die zich bezuiden Anjer hadden gevestigd, de<br />

sultan werd afgezet, een ander over de bovenlanden aangesteld,<br />

en de strandgewesten — in twee regentschappen,<br />

„Bantam om de Noord" en „Anjer om de West" verdeeld<br />

— rechtstreeks onder beheer van 't gouvernement<br />

gebracht, tot dat in 1813 het geheele rijk als eene gewone<br />

residentie werd opgenomen, en het Indische Tyrus verloren<br />

ging.<br />

Tjeribon, in twee prefectures gesplitst, de eene onder<br />

den voormaligen resident v. Lawick van Pabst, de andere,<br />

de eigenlijk gezegde sultans-landen, onder den gewezen<br />

kolonel Gerlach, werd een paar jaar later na de afzettingvan<br />

radja Kanoman als derden sultan, weder onder twee<br />

sultans verdeeld, wier gezag echter met dat van een gewoon<br />

regent gelijk stond, tot dat het Engelsch bestuur<br />

hun in 1815 alle macht en aanzien ontnam.<br />

Ook in de Vorstenlanden zegevierde de politiek van<br />

Daendels: verzwakking van het inlandsch, versterking<br />

daarentegen van het Nederlandsch gezag en inmenging in<br />

het binnenlandsch bestuur; eene politiek, die hoewel somtijds<br />

onhandig toegepast, toch beter werkte dan de verregaande<br />

toegeefelijkheid der Comp., waardoor schier alle<br />

banden van eerbied en ontzag waren verbroken. Zoo werd<br />

o. a. een vernederend ceremonieel voor de residenten afgeschaft,<br />

en hun het voeren van een vorstelijken pajoeng<br />

voorgeschreven. De sultan van Djokjo, Amangkoe Boewana<br />

II (Sepoeh), die zich niet dan met tegenzin aan die<br />

nieuwe bepalingen scheen te onderwerpen, en weigerde


191<br />

ecnigen zijner onderdanen uit te leveren die vijandelijkheden<br />

tegen den keizer van Solo, Pakoe Boewana IV,<br />

en roovenjen op gouvernements-grondgebied hadden geploegd,<br />

moest al terstond zijn ongenoegen ondervinden.<br />

Van Braam werd als president van den raad van Indië,<br />

met een ultimatum naar hem afgevaardigd, eenige troepen<br />

te Samarang bijeengebracht, en de forten tusschendie stad<br />

eu de Vorstenlanden versterkt. De gewetenlooze sultan<br />

met bitteren wrok tegen de Nederlanders vervuld, door<br />

eigenbelang, familiegeschillen en hofkabalen her- en derwaarts<br />

geslingerd, maar voor de bedreigingen van Daendels<br />

bevreesd geworden, besloot eindelijk aan de hem gestelde<br />

cischen toe te geven. De goedgezinde rijksbestuurder (danoe<br />

redjo) werd in zijn betrekking hersteld, het voorgeschreven<br />

ceremonieel tegenover de residenten in acht genomen, en een<br />

der voornaamste onruststokers, raden Rangga Prawiro-<br />

Dirdjo, uitgeleverd; deze echter ontkwam naar zijn regentschap<br />

in Madioen en werd kort daarna bij het dempen van een door<br />

hem bewerkten opstand gedood. Twee prinsen, Nata<br />

Koesoema (broeder van den sultan) en zijn zoon Nata di<br />

Ningrat — geheel onverdiend door Daendels verdacht<br />

togen hem samen te spannen — werden naar Tjeribon<br />

verbannen, en kort daarna was de sultan zelf genoodzaakt,<br />

ten behoeve van zijn zoon, afstand te doen van de regeering.<br />

Met den sluwen keizer van Solo, onder den naam<br />

Bagoes bekend, en die het geheim zijner vijandige plannen<br />

beter had weten te bewaren, werden nieuwe overeenkomsten<br />

gesloten, de standgelden in de Vorstenlanden afgeschaft,<br />

bepalingen gemaakt nopens het onderhouden van wegen<br />

en forten, en de grensscheiding beter geregeld. De uitvoering<br />

van dat alles bleef evenwel hangende, en 't was<br />

eene staatkundige fout van den gouv.-gen., welke niet<br />

pleit voor zijne kennis der inlandsche zeden en gewoonten,<br />

dat hij sultan Sepoeh, na zijn troonsafstand, toestond in<br />

den kraton te verblijven, waardoor de verhouding tusschen<br />

vader en zoon al zeer spoedig onhoudbaar werd. Gelukkig<br />

bleef overigens de rust op Java bewaard, niettegenstaande<br />

do Engelschen voortgingen zich van de buitenbezittingen<br />

meester te maken.


192<br />

De taak door Daendels op zich genomen was niet alleen<br />

van een veelomvattenden, maar tevens van diepingrijpenden<br />

aard, en des te gevaarlijker, naarmate juist opdenoogenblik<br />

dat het Nederlandsch gezag op Java door binnenen<br />

buitenlandsche vijanden werd bedreigd, bijna de geheele<br />

maatschappelijke en huishoudelijke toestand gewijzigd<br />

of veranderd moest worden. Hij beschouwde zich dan ook<br />

meer als comm.-gen. dan als landvoogd, en die taak ging<br />

zijne krachten niet te boven; met klem en doortastenden<br />

wil werd ze aanvaard.<br />

Het gewestelijk bestuur en het rechtswezen vereischten<br />

in de eerste plaats dringende herziening. Sedert het sluiten<br />

der traktaten van 1746 had wel het oppertoezicht der<br />

hooge regeering de dikwijls onbeperkte macht der inlandsche<br />

vorsten getemperd of vervangen, maar het stelsel van gewestelijk<br />

bestuur was zoo goed als onveranderd gebleven.<br />

Zoo moesten de regenten zorgen dat de door de Comp,<br />

met hen gesloten contracten en verordeningen omtrent<br />

leverantiën, contingenten en heerediensten behoorlijk werden<br />

nagekomen en opgevolgd. Daendels, die, ofschoon<br />

het eigenlijke financieele stelsel in zijne grondslagen onaangeroerd<br />

latende, steeds het centraliseerend gezag op<br />

het oog had, herschiep de regenten in gouvernements-dienaren,<br />

vermeerderde hunne wettige macht, en gaf hun<br />

eene vaste bezoldiging, met eenen rang onmiddellijk volgende<br />

op dien van prefect of landdrost, zoo als die hoogste<br />

Europeesche beambten later genoemd werden. Het gouvernement<br />

van Java's noord-oostkust werd om verscheidene<br />

gegronde redenen, als in strijd met het centralisatie-stelsel,<br />

vooral ook ten bate der schatkist opgeheven, en 't geheele<br />

eiland in negen prefectures of landdrost-ambten<br />

verdeeld.<br />

Reeds bij besluit van 30 Maart 1808, was de raad van<br />

Indië samengesteld uit vier gewone en drie buitengewone<br />

leden; de vroegere directeur-generaal verkreeg als hoofd<br />

der administratie den titel van directeur-generaal van<br />

financiën en domeinen, en na het vertrek van Buyskes,<br />

had van Braam de function van president der hooge regeering<br />

aanvaard.<br />

Het „college van heemraden", dat van 1680dagteekende,<br />

w


193<br />

werd opgeheven en voor elk ambtenaar aan wien een vast<br />

tractement was toegekend, de vroeger genoten emolumenten<br />

, maar tevens ook het zoogenaamde ambtgeld<br />

afgeschaft.<br />

Terwijl voor de rechtspleging der Europeanen en vreemde<br />

oosterlingen de Bataviasche statuten grootendeels van kracht<br />

bleven, kwamen nog de volgende instellingen tot stand. Te<br />

Batavia, de hooge raad van justitie — in Augustus 1809<br />

gereorganiseerd en met Mr. H. W. Muntinghe tot president<br />

— als hoogste rechterlijk college voor Indië; de<br />

hooge militaire vierschaar; het college van schepenen,<br />

en het commissariaat voor de huwelijken en kleine gerechtszaken.<br />

Voor elk der steden Samarang en Soerabaja,<br />

werd een raad van justitie ingesteld, de eerste tevens voor<br />

Java's noordkust, de andere voor den Oosthoek ; de raden<br />

van justitie op Ambon, Banda en Ternate bleven gehandhaafd<br />

, en voor de rechtspleging der inlanders werd beter<br />

zorg gedragen. Benevens de in Samarang en Soerabaja<br />

gevestigde groote land-raden voor crimineele zaken, kwamen<br />

in elk regentschap vredegerechten voor kleine zaken<br />

tot stand, met beroep op het landgerecht van het landdrostambt<br />

waaronder zij ressorteerden. Het presidium was<br />

den landdrost opgedragen; hoofden of voorname inlanders<br />

waren leden, en de function van fiscaal en scriba<br />

werden door den hoofd-djaksa en den schrijver of translateur<br />

waargenomen. Bovendien verleende Daendels aan<br />

Anjer een crimineel-, aan Tjeribon een gewoon land-,<br />

en aan de Preanger-regentschappen een ambulant gerecht,<br />

waar, behoudens eenige wijzigingen, den inlander naar<br />

zijne wetten en gebruiken recht werd verschaft. De toepassing<br />

van verminkende en wreede straften was verboden<br />

; jammer slechts dat de gouv.-gen. als militair autocraat,<br />

meermalen op onverschoonbaar willekeurige wijze<br />

ingreep, waar hij de toepassing en uitvoering van het<br />

recht alleen aan de uitspraak van den bevoegden rechter<br />

had moeten overlaten. Voor den politiedienst en tot handhaving<br />

van rust en orde werden korpsen bereden politiedienaren,<br />

djajangsekars (bloemen der overwinning) of<br />

„strikruiters", zoo als Daendels ze noemde in alle landdrostambten<br />

opgericht.<br />

13


194<br />

Ook in het administratief beheer dat bij hem steeds<br />

op den vooi'grond stond, en met het muntwezen, de landrenten,<br />

de inkomende en uitgaande rechten (gewoonlijk<br />

„de boom" geheeten), belastingen, leverantiën en verpachtingen<br />

zoo nauw was verbonden, kwamen niet minder<br />

groote veranderingen tot stand. De opperlandvoogd<br />

beijverde zich om ook daarin den veelvuldig voorkomenden<br />

noodeloozen omslag, de willekeur, de duisterheid en<br />

't ingewikkeld financieel beheer uit de oude dagen der<br />

Comp, te doen verdwijnen, en door eenvoudigheid en klaarheid<br />

onder eene genoegzame controle te vervangen. Hij<br />

trachtte zulks door meerdere centralisatie, eene nieuwe<br />

wijze van boekhouden, met den rijksdaalder tot standpenning,<br />

en het toezicht van eerlijke ambtenaren te verkrijgen.<br />

Die veranderde boekhouding moest tevens dienen<br />

om aan art. 24 zijner instructie te voldoen, waarin was<br />

voorgeschreven, „zijne administratie geheel van de vorige<br />

afgescheiden te houden."<br />

Voor Batavia, Samarang, Soerabaja en den grooteu-<br />

Oost met de buitenbezittingen werden hulp-administrateurs<br />

aangesteld, en de werkzaamheden van het vroeger bestaande<br />

kantoor-generaal van financiën en van den visiteurgeneraal<br />

, in die van eene algemeene rekenkamer opgelost.<br />

Aangezien men reeds in 1781 er toe was overgegaan,<br />

zonder gcnoogzamen waarborg, papieren-geld in omloop<br />

te brengen, de afzet van producten aan de Amerikanen<br />

ten gevolge van het embargo, later bijna geheel ophield,<br />

en de uitgaven steeds toenamen, moest tot stijving eener<br />

uitgeputte schatkist, zoowel door gedwongene als vrijwillige<br />

geldheffingen in den dienst worden voorzien, 't geen tot<br />

groote moeilijkheden aanleiding gaf. Niettegenstaande aanzienlijke<br />

landverkoopen — waarbij het Probolinggo-papier<br />

in de wereld kwam — namen de depreciatie van het papierengeld<br />

en 't gebrek aan klinkende munt hand over hand toe.<br />

En toen de bongkals (koperen stukken van 5 en 10 duiten)<br />

meestal bonken genaamd, doorgekapt en hoe ook door de<br />

geldsnoeiers verminkt, de helft der nominale waarde vau<br />

het geheel moesten blijven behouden, werd de reeds bestaande<br />

verwarring in het financie-wezen nog grooter. Dit


EHHHBMMHBBIMHiaBi<br />

195<br />

mag terecht een der zwakste punten van zijn bestuur genoemd<br />

worden.<br />

Bij de komst van Daendels was het stelsel van verpachtingen<br />

(bandarijen), nog op zeer ruime schaal in<br />

werking en bleef grootendeels bestaan, ofschoon hij zich<br />

de bezwaren niet ontveinsde, dat de pacht van het zout,<br />

die der tolpoorten (lasten op 't vervoer van producten op<br />

aangewezen afstanden te heffen) en de pasarrechten, bijna<br />

allen in handen van Chineezen waren overgegaan. Die<br />

pachters (bandars) — somtijds moeilijk te controleeren —<br />

veroorloofden zich de grofste knevelanjen ; het zout werd<br />

in 't binnenland dikwijls 8 à 10 malen duurder betaald<br />

dan aan de kustplaatsen, en 't geheele stelsel drukte<br />

ongelijk op den armen inlander die er zwaar onder gebukt<br />

ging.<br />

Het monopolie van den Opiumhandel, sedert 1678 dooide<br />

Comp, over geheelJava gehandhaafd werd opgeheven,<br />

van lieverlede eene verpachting der amfioen- of madatkitten<br />

ingevoerd, en de opium met een inkomend recht<br />

van 500 r. s. per kist (135 «) belast, terwijl de pachters<br />

in de oostelijke districten zich bij het gouvernement van de<br />

noodige amfioen moesten voorzien. Ten gevolge van die<br />

maatregelen , stegen de winsten in het eerste jaar tot over<br />

de tweemaal honderd duizend, en in het volgende tot ver<br />

over een half millioen ropijen 1). Overigens viel er aan<br />

geene belangrijke hervorming der belastingen te denken<br />

zoolang geene behoorlijke verhouding tusschen uitgaven<br />

en inkomsten was verkregen, en daarop viel niet te rekenen<br />

zoolang de uitgaven aan publieke werken, krijgs- en<br />

defensie wezen, uitbreiding van koffieteelt, enz. toenamen,<br />

terwijl de verkoop van producten steeds verminderde.<br />

Vroeger werd reeds opgemerkt hoe het contingentenstelsel,<br />

ten gevolge van de slordige nakoming der contracten',<br />

door de Comp, met de inlandsche hoofden aangegaan,<br />

en de nalatigheid der regenten , tot vele misbruiken en afpersingen<br />

zoowel bij de lagere ambtenaren der inlandsche<br />

hiërarchie als bij 's Comp 9 , dienaren aanleiding gaf. Ook<br />

1) De ropü vau 30 atuiveia à 4 duiten of M holl, stuivers, werd Op<br />

deu Uten Jan. 1814 tot »taudnenuiug verklaard.


196<br />

daarin trachtte Daendels te voorzien door den regenten,<br />

boven die verplichte levering, geldelijke recognition op<br />

te leggen. De leverantie van indigo en katoenengarens<br />

werd afgeschaft, die van rijst tegen 15 r. s. de kojan.<br />

behouden, en de suiker voor den uitvoer geheel vrijgelaten.<br />

Aan de verplichte koffiecultuur werd veel zorg besteed.<br />

Ten behoeve van dit geurig product — tegen 4 r. s. het<br />

pikol van 125 tÈ geleverd — werd eene afzonderlijke<br />

administratie ingevoerd , en hoewel de koffie-aanplantingen<br />

reeds kort na den vrede van Amiens eene aanmerkelijke<br />

uitbreiding hadden verkregen, namen ze onder dit bestuur<br />

een nog hoogere vlucht. Ieder huisgezin was verplicht<br />

jaarlijks 200 boomen aan te planten, tot dat een aantal<br />

van 500 vruchtdragende was bereikt. In de Preangerregentschappen<br />

en het Buitenzorgsche, waar reeds zeer<br />

vroeg de verplichte teelt bestond, zou bovendien één r. s.<br />

voor den pikol van 126 ÏÈ aan den regent betaald en de<br />

transportkosten voor rekening van het gouvernement genomen<br />

worden. Toch werden door den minderen verkoop<br />

de inkomsten niet vermeerderd, toch werd het lot van<br />

den inlander niet verbeterd.<br />

De exploitatie en het onderhoud der djati-bosschen,<br />

waarvan men zich veel goeds beloofde, was almede aan<br />

eene bijzondere administratie opgedragen, de voor dien<br />

arbeid bestemde inlanders (blandong) werden van rijst en<br />

zout voorzien en van alle heerediensten vrijgesteld.<br />

De groote heerbaan of postweg van Anjer tot aan Panaroekan,<br />

over eene lengte van 200 uren gaans, om de<br />

20 minuten door palen afgebakend, en in ruim een jaar<br />

in heeredienst aangelegd, is een karakteristiek gedenkteeken<br />

door Daendels op Java achtergelaten. Zijn ijzeren<br />

alles doorzettende wil bracht ze tot stand, hoewel die<br />

reuzenarbeid zwaar op de arme bevolking heeft gedrukt.<br />

Het reizen was nu veel gemakkelijker ; postwagendiensten<br />

werden geregeld en herbergen (pasanggrahans) benevens<br />

poststations op bepaalde plaatsen aangelegd; men vrage<br />

echter niet met hoeveel menschenlevens dat alles werd<br />

gekocht.<br />

De belangen der stad Batavia trokken niet minder zijne


197<br />

aandacht. Door liet wegbreken en opruimen van oude<br />

muren en kerkhoven, het herstellen van waterleidingen<br />

en dempen van grachten werden schadelijke dampen verwijderd,<br />

omvoor een meer gezonden luchtstroom plaats te<br />

maken. Het garnizoen werd over de buitenwijken verdeeld,<br />

op Weltevreden bouwgrond voor geringen prijs of om niet<br />

uitgegeven , en de stad z. v. m. uitgelegd. Weldra verrees<br />

dan ook een nieuw Batavia ruimer en gezonder dan het<br />

oude. De inkomsten der schepenenbank — met de regeling<br />

van het stedelijk budget belast — werden vermeerderd,<br />

en 't schijnt dat ze toereikend waren om de lasten<br />

te bestrijden. Die verschillende verbeteringen gingen met<br />

mildere en meer liberale bepalingen gepaard; zoo konden<br />

de verschillende godsdienstige gezindten vrij hunne bedehuizen<br />

openen en aan de hun voorgeschreven plichten<br />

voldoen. Ofschoon de journalistiek nog in hare eerste<br />

kindsheid verkeerde, en de vrijheid der drukpers onder<br />

dezen gouv.-gen. wel niet buitensporig groot zal zijn geweest,<br />

werd toch met den aanvang van 't jaar 1810, het<br />

sobere Vendu-nieuws door een weekblad onder den naam<br />

van Bataviasche Coloniale courant (later Java-Gazette)<br />

vervangen.<br />

Niets was gedurende den laatsten tijd èn op Java èn<br />

op de buitenbezittingen meer verwaarloosd en stiefmoederlijk<br />

behandeld dan leger, vloot en defensie wezen; men<br />

moest een Daendels zijn om de reorganisatie dier strijdkrachten<br />

in zulk een korten tijd tot stand te brengen,<br />

waarbij do chef van den staf von Gützlaff en de brigadier<br />

H. Merkus de Koek'hem getrouw ter zijde stonden. Het<br />

overschot van een regiment Wurtembergers — na de<br />

overgave der Kaap-kolonie naar Java gezonden — van<br />

eenige Fransche troepen in 1804 naar Indië gekomen,<br />

en de overgebleven schepelingen van de vernielde vloot,<br />

ongeveer 4000 man, waarvan de helft te Batavia, maakten<br />

de kern der levende strijdkrachten uit. De meeste<br />

fortificatien waren onbruikbaar, uitrusting, oefening en<br />

krijgstucht der troepen hadden veel geleden, 't gehalte<br />

n de geschik<strong>the</strong>id der bevelhebbers lieten veel te wen-<br />

;schen over, en de Europeesche bevolking zag met angst<br />

de toekomst te gemoet. Geen jaar later, of een leger


198<br />

van ruim 18000 man met 500 officieren stond onder de<br />

wapens, Batavia was door eene versterkte linie omgeven,<br />

forten verrezen te Salatiga, Oenarang, Boejoelali, zelfs<br />

tot op de zandbank van Mengari in de Straat van Madoera,<br />

Soerabaja en Samarang waren van militaire inrichtingen,<br />

Weltevreden van ruime kazernen voorzien, en eene flottille<br />

van 45 kruisprauwen was gereed de al stouter en stouter<br />

wordende zeeroovers te bestrijden.<br />

In de buitenbezittingen echter was de alles reorganiseerende<br />

hand van den opperlandvoogd minder bij machte<br />

een weldadigen invloed uit te oefenen, de verslapte veerkracht<br />

te herstellen, en administratieve of defensie-aangelegenheden<br />

te regelen, al werden ook dâàr de gouverneurs<br />

on gezaghebbers in prefecten of landdrosten herschapen,<br />

eene vaste bezoldiging hun geschonken en alle gedwongen<br />

leverantiën verboden. Wel trachtte hij misbruiken tegen<br />

te gaan, den armen inlander tegen willekeur en afpersing<br />

te beschermen, dè financiën der Molukken van de Javaansche<br />

te scheiden en te verbeteren; maar wat baatte<br />

het zoolang 't monopoliestelsel en de hongi-tochten behouden<br />

bleven. Ook op Timor was een landdrost aangesteld<br />

, wiens naam Hazaert om zjjne kloekmoedige<br />

verdediging niet mag worden vergeten, te meer daar zijn<br />

gedrag zoo gunstig bij dat van anderen afsteekt. Dit was<br />

vooral het geval in den Archipel der Molukken. Amboina<br />

bijv. van ruim het noodige voorzien, was aan de bewaring<br />

van den kolonel Pilz toevertrouwd, die zich niet schaamde<br />

deze belangrijke positie met het fort Victoria en al den<br />

aanwezigen krijgsvoorraad aan eene veel geringere macht<br />

onder den Engelschen scheopsbevelhebber Tucker op lafhartige<br />

wijze over te geven. Die schandelijke daad moest<br />

hij met zijn leven boeten; door de hooge militaire vierschaar<br />

ter dood veroordeeld, werd Pilz te Batavia gefusilleerd.<br />

Het verlies van Ambon, werd door dat van<br />

Menado en Gorontalo, Ternate en de Banda-eilanden gevolgd<br />

, waar, door de zwakke, uitgeputte bezetting althans<br />

nog iets gered en eenige verdediging beproefd werd. Zoo<br />

gingen ook dââr Neêrlands bezittingen verloren.<br />

De gemeenschap en handelsbetrekkingen met Palembang<br />

waren door Daendels niet geheel afgebroken, al had hij


199<br />

er zijn gezag niet mogen handhaven of Britschen invloed<br />

kunnen tegengaan, opdat de Engelschen later niet zouden<br />

beweren dit gewest vrijwillig door Nederland was verlaten.<br />

Met recht mag men vragen : waarom dat stelsel niet evenzoo<br />

op Borneo gevolgd, in stede van onze vestiging te<br />

Bandjermasin op te breken ? De staking van elke betrekking<br />

aldaar, had dan ook een verzoek van den sultan<br />

om eene Engelsche nederzetting ten gevolge.<br />

Alleen op Nippons kust bleef ons gezag bewaard en<br />

werd de Nederlandsche driekleur door geene andere kleuren<br />

vervangen. Toen in 1808, met het Britsche fregat<br />

de Phaëton op Desima de tijding ontvangen was dat de<br />

regeering van 't moederland in handen van koning Lodewijk<br />

Napoleon, en op Java het bestuur in handen van<br />

den maarschalk Daendels was overgegaan, bleef Doeff,<br />

nadat het laatste schip in 1809 met eene lading koper<br />

vertrokken was, van elk bezoek verstoken en gedurende<br />

vier jaren onkundig van de belangrijke gebeurtenissen<br />

die èn in Europa èn in den O. I. Archipel plaats hadden.<br />

Die voor de wereldgeschiedenis zoo belangrijke gebeurtenissen,<br />

waren elkander snel gevolgd.<br />

Holland was bij het Fransche keizerrijk ingelijfd, en<br />

het continentaal-stelsel moest door die inlijving een nieuwen<br />

steun ontvangen, 't Was de brik Claudius Civilis (!)<br />

die op 17 Februari 1811 , de officieele tijding naar Java<br />

overbracht, dat het in keizer Napoleon een nieuwen Heer<br />

had te huldigen. Weldra was de eed door het leger en<br />

alle ambtenaren aan den vreemden meester afgelegd, en<br />

gaf Daendels in eene proclamatie te kennen dat men thans<br />

een veel gunstiger toestand te gemoet ging, nu ook Java<br />

als een eigendom der groote natie erkend, ontzien en<br />

tevens van al het noodige voorzien zou worden.<br />

Die voorspelling werd niet bewaarheid.<br />

De gouv.-gen. had inmiddels niets verzuimd wat slechts<br />

eenigszins strekken kon het defensie-vermogen te versterken<br />

en zich op eene landing der Engelschen voor te bereiden.<br />

In den omtrek van Batavia waren de bruggen afgebroken;<br />

door het afdammen van rivier of kanaal, en het opgraven<br />

van wegen kon het land, zoo noodig, onder water worden<br />

gezet, terwijl het terrein om Meester-Cornelis, als een gere-


200<br />

trancheerd kamp al de beschikbare troepen had vereenigd,<br />

en het fort, als reduit van deze hoofdstelling der verdediging<br />

werd ingericht.<br />

Weinig kon Daendels vermoeden dat hij plotseling aan<br />

dien arbeid ontrukt, de verdediging dezer schoone kolonie<br />

aan een ander toevertrouwd en hij in al zijne verwachtingen<br />

zóó bitter teleurgesteld zou worden. En toch was het<br />

besluit zijner terugroeping reeds geteekend.<br />

In 't laatst van April kwam de divisie-generaal Jan<br />

Willem Janssens met de Fransche brigade-generaal Jumel<br />

te Soerabaja aan. De eerste was bestemd het opperbewind<br />

te aanvaarden, de tweede om het leger aan te voeren<br />

dat wel met veel hoofd-officieren maar met weinig soldaten<br />

werd aangevuld. Reeds den 16 den Mei nam de nieuw benoemde<br />

gouv.-gen. het bestuur van Daendels over, en nog<br />

vóór dat het jaar 1811 zijn eersten halven tijdkring had<br />

doorloopen, verliet de Sappho de reede van Batavia, om<br />

den man naar 't moederland over te voeren, die veel<br />

voor Java had godaan, maar ook veel zou moeten verantwoorden.<br />

Even als de naam van Speelman in de Molukken, leeft<br />

die van Daendels in de herinnering der Javaansche bevolking<br />

voort ; men heeft er dien toean besar (grooten heer)<br />

nog niet vergeten; maar 't was te voorzien dat hjj zich<br />

onder de Nederlandsche ambtenaren, vele en onverzoenlijke<br />

vijanden zou maken, zoowel door zijn heftig en<br />

onbuigzaam karakter, als door de wijze waarop hjj den<br />

Augias-stal van vroegere verkeerdheden en toenmalige<br />

misbruiken heeft opgeruimd. Hij had te veel gevoelige<br />

wonden toegebracht om niet te zijner tijd van veel te<br />

worden beschuldigd. De openlijke en bedekte aanvallen<br />

ter zake van zijn bestuur bleven dan ook niet achter,<br />

vooral toen in 1814 het werk : Staat der Nederl. O. I.<br />

bezittingen onder het bestuur van den gouverneur-generaal<br />

H. W. Daendels, 1808—1811, 't licht zag, waarin de<br />

algcmeene toestand veel gunstiger afgemaaid en verscheidene<br />

zaken, op het papier , geheel anders werden voorgesteld<br />

dan zij in de werkelijkheid bestonden. Heftig was<br />

de strijd tegen „den tiran van het Oosten" gevoerd, en al<br />

waren de ingebrachte beschuldigingen niet altijd ongegrond


201<br />

of onverdiend, velen droegen het kenmerk van overdrijving<br />

of van eene wraakzucht, waarvan de laster een der eerste<br />

uitvloeisels is. Daendels moge in meer dan een opzicht<br />

hebben gedwaald, voor anderen gestrenger dan voor zich<br />

zelven, en aan eigenbelang of schraapzucht niet vreemd<br />

zijn geweest, Indië was hem veel verplicht. Al draagt<br />

menige daad onder zijn bestuur den stempel van willekeur<br />

en dwang of te ver gedreven heerschzucht, al heeft hij te<br />

veel van den verplichten arbeid der bevolking gevergd<br />

en Java bestuurd als eene vesting „in staat van beleg",<br />

toch kwam er veel goeds door en onder zijn beheer tot<br />

stand. Hij peilde de diepe wonden aan Indië's bloei en<br />

vooruitgang geslagen; en bracht zijne ruwe hand geene<br />

verzachting, ze bracht echter het eerste middel tot genezing<br />

aan, al mocht die nog zoo spoedig niet volgen. Wanneer<br />

hij niet slaagde moedeloosheid, stilstand en achteruitgang<br />

in leven, beweging en veerkracht te herscheppen, orde<br />

en regelmaat in te voeren waar niets dan verwarring<br />

heerschte, en dââr waar recht of wet met voeten werd<br />

getreden den eerbied voor het gezag te herstellen, dan was<br />

het meer aan den drang der omstandigheden of onoverkokomelijke<br />

hinderpalen, dan aan zijne goede bedoelingen,<br />

ijver en doorzettenden wil te wijten.<br />

Mot Daendels was de laatste flikkering eener betere<br />

toekomst verdwenen. De toestand van Java werd onhoudbaar.<br />

Engeland stond gereed den zoo lang begeerden buit<br />

te bespringen, Nederland had opgehouden te bestaan, en<br />

Frankrijk was onmachtig het onrechtmatig verkregen goed<br />

te beschermen en te bewaren.<br />

Als de verschillende onderwerpen van dit bestuur hier<br />

iets uitvoeriger behandeld zijn dan de beknop<strong>the</strong>id dezer<br />

handleiding gedoogt, het geschiedde om de door Raffles<br />

daarin gebrachte veranderingen in een oogwenk te kunnen<br />

overzien. Daardoor zal in de volgende hoofdstukken<br />

slechts met een enkel woord behoeven gewezen<br />

te worden hoe later door de Nederlandschc commissarissen-generaal,<br />

van die verschillende inzichten of gewijzigde<br />

toepassingen der door deze mannen vooropgestelde<br />

beginselen, bij hunne reorganisatie gebruik is gemaakt. Op<br />

die wijze zal men tevens een vrij juist denkbeeld kunnen


202<br />

verkrijgen op welke grondslagen bij het terug erlangen<br />

van onze overzeesche bezittingen is voortgebouwd, om van<br />

lieverlede tot de thans bestaande instellingen te geraken.<br />

HOOFDSTUK III.<br />

VEROVERING VAN JAVA, OVERGAVE DER <strong>OOST</strong>-INDISCHE<br />

BEZITTINGEN ; ENGELSCHE TUSSCHENREGEERING.<br />

1811—1816.<br />

Onder de meest ongunstige omstandigheden werd het<br />

bestuur over deze eenmaal zoo rijke en bloeiende bezittingen<br />

door den generaal Janssens aanvaard. Alles was<br />

hem tegen. Op Java heerschte wrevel en verbittering<br />

onder de Europeanen, wrok en moedeloosheid onder de<br />

bevolking, en ontevredenheid ten gevolge van gekrenkte<br />

eerzucht onder de hoofden. Tegenover immer stijgende<br />

uitgaven, eene ledige schatkist ; tegenover eene ophooping<br />

van producten, totale stilstand van zeevaart en handel;<br />

tegenover verplichte contante betaling, papierengeld tot<br />

op een zevende van de nominale waarde gedaald ; ziedaar<br />

de toestand van het schoone Insulinde ! Een zwak bestuur,<br />

gedeprecieerd papier als 't voornaamste zoo niet<br />

het eenige circuleerend medium, onvoltooide versterkingen,<br />

desertie bij het leger, onbekwame bevelhebbers en eene<br />

Engelsche landing in 't verschiet; de Molukken in 's vijands<br />

handen, Borneo verlaten, Palembang zoo goed als verloren,<br />

ziedaar wät in 1811 op Java en in den Archipel<br />

te aanschouwen was.<br />

De landing eener Engelsche krijgsmacht zoo lang vooruitgezien<br />

en gevreesd, kon niet uitblijven nu Java eene<br />

Flansche kolonie was geworden ; het door Tucker aangevangen<br />

werk in de Molukken, zou spoedig op Java<br />

worden voltooid. Nauwelijks hadden dan ook de voor-


203<br />

slagen van Thomas Stamford Baffles, door zijn geleerden<br />

vriend John Leyden ondersteund, om zich van den Indischen<br />

Archipel meester te maken, bij Gilbert Elliot Lord<br />

Minto, landvoogd van Britsch Indië gereeden ingang gevonden,<br />

of al spoedig spreidde zich een net van intriges<br />

over alle eilanden uit. Menig inlandsch vorst werd<br />

er in gevangen of geraakte in de mazen verward, als<br />

hij eene keuze moest doen tusschen „de Companie"<br />

en de zoogenaamde Engelsche bevrijders. Baffles, een<br />

eerzuchtig ambtenaar, die zich eerst met het gouvernement<br />

der Molukken gevleid had, maar toen hij den titel<br />

verkreeg van „agent van den gouv.-gen. bij de Maleische<br />

staten", een nog ruimeren werkkring voor zich geopend<br />

zag', had de draden van dat net in handen. Steeds<br />

ging hij voort don weg te bereiden, die hem eenmaal<br />

voeren zou tot het doel van zijn streven, tot het toppunt<br />

zijner wenschen, de heerschappij over Java.<br />

Inmiddels maakte men zich in Bengale tot de groote<br />

expeditie gereed. Engelsche oorlogschepen kruisten voor<br />

Java's kust, troepen werden verzameld, transportschepen<br />

te Malakka bijeengebracht. En toen lord Minto, met een<br />

leger van ongeveer 12000 man, onder bevel van Sir Samuel<br />

Auchmuty, den 3 de " Augustus de reê van Batavia bereikte<br />

, en de voorhoede onder den kolonel Gillespie reeds<br />

den volgenden dag, zonder tegenstand te ontmoeten, op<br />

slechts eenige mijlen van Batavia werd ontscheept, was<br />

het lot van Java beslist.<br />

Onbekend met het plan door Janssens van Daendels<br />

overgenomen, om de verdediging bij Meester-Cornelis te<br />

concentreeren, trokken de Engelschen uiterst behoedzaam<br />

voorwaarts, en waren niet weinig verwonderd, op den<br />

8«ten VÓÓP Batavia aankomende, die groote stad zonder<br />

tegenstand te kunnen bezetten. Van dàâr werden „Java en<br />

onderhoorigheden" opgeëischt. Het doel der expeditie heette<br />

te zijn : de vernietiging van het geusurpeerde Pransche<br />

gezag en 't opnemen der koloniën onder de bescherming<br />

van Groot-Brittannië, met aanbieding van hulp en vriendschap<br />

aan de Nederlandsche bevolking. Op deze vrij<br />

dubbelzinnige sommatie, werd door den gouv.-gen. met<br />

waardigheid geantwoord, dat de kolonie, als staande onder


204<br />

Fransche heerschappij, zich zou houden aan den eed<br />

van trouw, dien zij haren rechtmatigen souverein had gezworen.<br />

De hooge regeering was inmiddels naar ïjisaroea nabij<br />

Buitenzorg verplaatst, en Janssens als opperbevelhebber<br />

in de legerplaats opgetreden om de noodige verdedigingsmaatregelen<br />

te nemen, die echter door Jumel met eene<br />

onverklaarbare achteloosheid werden uitgevoerd.<br />

Weldra kwam de vijand opdagen. De voorposten onder<br />

den brigadier v. Lutzow te Weltevreden opgesteld, werden<br />

op den 10 den door Gillespie omsingeld, en na een<br />

betrekkelijk gering verlies, op sterken aandrang van Jumel<br />

— doch geheel tegen het gevoelen van hun aanvoerder<br />

— in het kampement teruggetrokken. Zóo viel<br />

Weltevreden met zijne 300 kanonnen en goed voorziene<br />

magazijnen den vijand in handen, die zich terstond tot<br />

een geregeld beleg van Meester-Cornelis gereed maakte.<br />

Langzaam maar zeker, gingen de Engelschon vooruit,<br />

en dezerzijds werd zóo weinig daar tegen ondernomen ;<br />

dat de generaal Janssens, hoewel hij in den krijgsraad<br />

verklaarde, niet genoeg met de actieve dienst bekend te<br />

zijn om zonder adviezen in de gegeven omstandigheden<br />

een besluit te nemen, echter sterk op een krachtiger defensie<br />

aandrong. Tegen het advies van Jumel in, gaf<br />

hij last tot het doen van goed georganiseerde uitvallen,<br />

die alweder, door de verkeerde maatregelen en slechte<br />

voorzorgen van den Franschen generaal, geheel mislukten<br />

en tot aanzienlijke verliezen aanleiding gaven.<br />

Na een vrij krachtig geschutvuur, waarvan de uitwerking<br />

evenwel niet aan de verwachting der belegeraars<br />

voldeed, besloten de Engelschen tot een geweldigen<br />

aanval over te gaan. Door het verraad van een<br />

Fransch onderofficier, viel de redoute n°. 3 hun in handen<br />

, waarna de overige versterkingen aangetast en al<br />

spoedig genomen werden. Was de verdediging hier en<br />

daar zwak, de kapitein Mulder hield ze tot het uiterste<br />

vol, en, liever dan zich over te geven, deed hij de hem<br />

toevertrouwde post (redoute n«. 2) in de lucht vliegen,<br />

welk heldhaftig gedrag de legerplaats echter niet kon<br />

redden ; weldra was zij in 's vijands handen. De aange-


205<br />

vangen terugtocht, al dadelijk ernstig bedreigd, ontaardde<br />

in een verwarde vlucht, toen eene paniek zich van de<br />

troepen meester maakte. Het verstrooide leger verloor<br />

ongeveer 6000 man aan krijgsgevangenen, en nauwelijks<br />

had de generaal Janssens van slechts eenige officieren<br />

vergezeld, Buitenzorg bereikt, of ook een Engelsen parlementair<br />

was daar, en in den avond van dienzelfden dag,<br />

werd eene nieuwe opeisching van het eiland met eene<br />

nieuwe weigering beantwoord. Toch was Java reeds door<br />

Lord Minto, onmiddellijk na de verovering van Meester-Cornelis,<br />

in naam van George III tot eene Engelsche kolonie<br />

verklaard. Jumel en von Motman hadden te vergeefs beproefd<br />

de verstrooide troepen te herzamelen, en op den<br />

I st September kwam het hoofdkwartier te Samarang aan,<br />

terwijl een klein gedeelte van het leger dat bijeengebleven<br />

was, zich den 3 den in Tjeribon moest overgeven, waarbij<br />

Jumel, die zich in hooge mate aan plichtverzuim had<br />

schuldig gemaakt, gevangen werd genomen.<br />

Middelerwijl was het den brigadier von Winckelman<br />

gelukt, bij Serondol te Djati-Ngaleh eenige versterkingen<br />

f op te werpen en er een 2500 man Javaansche troepen<br />

van den soesoehoenan en den sultan van Djokjo, te vereenigen.<br />

Het legioen van Prang Wedana, dat door hem<br />

zelf aangevoerd, nog eenig militair voorkomen had, werd<br />

op de voorposten geplaatst en de toegang tot die zwakke<br />

positie door eene Boegineèsche batterij verdedigd. Dat<br />

was alles wat men het Engelsche leger kon tegenover<br />

stellen; aan zulke benden moest de verdediging van Java<br />

worden toevertrouwd !<br />

Inmiddels waren eenige Engelsche troepen te Samarang<br />

ontscheept en ten derdenmale werd het aanbod eener capitulatie<br />

geweigerd. Daarop volgde in den vroegen morgen<br />

van den 16


20Ü<br />

enkele troepen van het opgeloste leger te herzamelen,<br />

maar kon over niet meer dan twee stukken rijdende artillerie,<br />

eenige dragonders en een veertigtal officieren beschikken.<br />

Alle hoop op redding was verloren, en de<br />

Engelschen hadden den opperbevelhebber en zijne omgeving<br />

gemakkelijk gevangen kunnen nemen. Het verzoek<br />

om met Lord Minto over eene capitulatie te onderhandelen<br />

werd afgeslagen en door Auchmuty slechts een wapenstilstand<br />

van 24 uren toegestaan, binnen welk tijdsverloop<br />

de capitulatie moest gesloten zijn. Verdere tegenstand<br />

was onmogelijk, en kon tot niets leiden dan tot eene<br />

onderwerping waardoor alle aanspraak op eene capitulatie<br />

zou komen te vervallen. Bij de overgave die nu<br />

volgde, en waartegen de gouverneur-generaal zich tot het<br />

laatst toe had verzet, waren onder de hoofdvoorwaarden<br />

opgenomen : krijgsgevangenschap van alle militairen,<br />

en overgave van al de aan Java onderhoorige posten,<br />

zonder dat de Engelschen eenige verplichting op zich<br />

namen, omtrent het terugbetalen van gedwongen leeningen,<br />

of ten aanzien van door het Fransche bestuur gemaakte<br />

schulden. Zóó ging Java voor Frankrijk verloren.<br />

Albions staatkunde en wapenen hadden de zege<br />

behaald. Het prachtige Insulinde waarover Nederland<br />

twee eeuwen lang zijne heerschappij had doen gelden was<br />

een Britsch wingewest geworden ; en toen Lord Minto,<br />

het eiland Java en „al de vestingen, welke laatstelijk<br />

Fransch of Hollandsen waren geweest", tot een deel verklaarde<br />

van de Engelsche O. I. Compagnie, had ook<br />

deze zich aan de schim harer oude mededingster gewroken<br />

; het zoo lang rusteloos nagejaagde doel was eindelijk<br />

bereikt.<br />

Janssens keerde naar Batavia terug, werd er met onderscheiding<br />

ontvangen en vertrok kort daarna rechtstreeks<br />

naar Engeland, terwijl de overige krijgsgevangenen, waaronder<br />

Jumel, over Bengale daarheen gezonden werden.<br />

Nimmer wellicht was een bestuur onder ongunstiger omstandigheden<br />

aanvaard, dan waaronder deze gouv.-gen.<br />

tot dat van Java werd geroepen, en zelden heeft een<br />

bevelhebber in ongelukkiger toestand verkeerd. Misschien<br />

ware de verdediging onder meer bekwame legerhoofden


207<br />

vol te houden geweest, maar aan het behoud of de reddingder<br />

kolonie viel niet te denken 1).<br />

Bij eene proclamatie van Lord Minto, werd Raffles tot<br />

„luit.-gouverneur van Java en onderhoorigheden" benoemd<br />

en het bestuur voorloopig geregeld. Die regeling deed<br />

den opperlandvoogd van Britsch-Indië als een verlicht staatsman<br />

, een rechtschapen mensch en edelmoedig vijand<br />

kennen, terwijl bij zijn gunsteling, ondanks de groote<br />

hoedanigheden en veelzijdige bekwaamheid die men hem<br />

niet mag ontzeggen, steeds wrok en wrevel tegen Nederland<br />

doorschemerde, later in „een onverzoenlijken haat<br />

tegen de Hollanders in Indië" overgegaan. Waar Minto<br />

zijne welwillende gevoelens over allen uitstrekte, en zijn<br />

gezegde tegen Muntinghc, „in <strong>the</strong> mean time let us do as<br />

much good as we can", geheel zijn karakter doet kennen,<br />

was en bleef Raffles het type van een eer- en zelfzuchtig<br />

Engel schman.<br />

In dezelfüe orde , waarin wij de voornaamste veranderingen<br />

deden opmerken, door Daendels in het beheer<br />

gemaakt, zullen wij thans die van Raffles nagaan; de<br />

leidende gedachte die beider handelingen bestuurde, de<br />

drijfveeren hunner bedoelingen, en het verschil van inzicht<br />

of beginsel zal daarbij somtijds vrij duidelijk in de<br />

verkregen uitkomsten aan het licht komen. Beider figuur<br />

treedt in de geschiedenis van Java krachtig op den voorgrond.<br />

Beiden waren, ieder naar den maatstaf zijner<br />

gaven, pionniers van ontwikkeling en vooruitgang, en de<br />

voorbereiders van veel goeds in den thans bestaanden<br />

toestand van Neêrlands Indië. De omstandigheden echter<br />

waaronder zij hun werkkring begonnen, waren zeer verschillend.<br />

Terwijl de eerste even als een bom uit de lucht<br />

kwam vallen, was de komst van den ander sedert geruimen<br />

tijd voorbereid ; en waar men in Daendels den<br />

hardvochtigen meester, dengestrengen hervormer vreesde,<br />

werd Raffles als een beschermer en vriend van den inlander<br />

aangekondigd.<br />

1) Zie over de/.eti veldtocht: Précis de la campagne de Java en 1811<br />

door den hertog B. van Saxen-Weimar-Kiaeuach.


208<br />

Van milde beginselen doordrongen, vermeende hij dan<br />

ook bij het losmaken der slaafsche banden waaronder<br />

deze nog altijd gebukt ging, hem tevens te kunnen opheffen<br />

, veredelen en beschaven, maar de middelen faalden<br />

om dat doel te bereiken. Wel kon hij den Javaan aan<br />

het gezag en den invloed zijner hoofden onttrekken, maar<br />

hij vergat dat meerdere kennis en zedelijke ontwikkeling,<br />

veredeling en beschaving moeten voorafgaan. Aan onderwijs<br />

en opleiding van den inlander werd niet gedacht.<br />

Ofschoon de meeste takken van bestuur en vigeerende<br />

wetten voorloopig in stand bleven, werden door Minto<br />

vóór zijn terugkeer naar Bengale, bij onderscheiden proclamation<br />

, vele wijzigingen en verbeteringen vooral in<br />

het (vexatious) monopoliestelsel toegezegd, die dan ook langzamerhand<br />

werden ingevoerd. Maar eerst moest de volkomen<br />

onderwerping aan het Europeesch gezag van de<br />

vier op Java nog onafhankelijke rijken Bantam, Soerakarta,<br />

Djokjokarta en Tjeribon, door Daendels aangevangen<br />

en grootendeels voltooid, ten einde worden gebracht.<br />

Pangeran Ahmed, een rooverhoofd dat bijna geheel<br />

Bantam aan zich onderwierp, werd gevangen genomen<br />

en naar Banda verbannen; en toen de sultan tegen betaling<br />

van een jaargeld van de regeering afstand deed,<br />

werd zijn rijk als eene gewone provincie ingelijfd.<br />

't Zelfde had plaats met Tjeribon, welks bestuur aan John<br />

Crawfurd was opgedragen. In de Vorstenlanden, waar<br />

eene toenemende ontevredenheid heerschte, kwamen in<br />

de laatste dagen van 1811, door de persoonlijke bemiddeling<br />

van Raffles eenige overeenkomsten tot stand ; en<br />

hoewel sultan Sepoeh op eigen gezag den troon van Djokjo<br />

weder beklommen had, en ten gevolge van den bedongen<br />

afstand van belasting en het inkorten hunner rechten, de<br />

vroegere verhouding van deze vorsten tot het Europeesch<br />

gezag belangrijk werd gewijzigd, hoopte men toch de goede<br />

verstandhouding voor lang te hebben verzekerd. Nauwelijks<br />

echter zagen zij hunne kans schoon, toen Java, tijdens<br />

eene expeditie naar Palembang, zoo goed als van<br />

troepen ontbloot was, of beide vorsten kwamen op nieuw<br />

in verzet. Gelukkig kon Gillespie, als overwinnaar uit<br />

Sumatra teruggekeerd, bij tijde naar 't binnenland op-


209<br />

rukken en Raffles eenig krijgsvolk bij Samarang verzamelen<br />

, waardoor de opstand onmiddellijk onderdrukt werd.<br />

Djokjo lag het eerst aan de beurt; den 18 den Juni 1812<br />

werd de kraton vermeesterd , sultan Sepoeh naar poelo<br />

Pinang gebannen en zijn zoon in 't gezag hersteld. Bij<br />

die gelegenheid viel den troepen, volgens Engelsen oorlogsrecht<br />

een aanzienlijke buit in handen.<br />

De arglistige doch lafhartige keizer van Solo wist bij<br />

tijds het onweer af te wenden. Hij bood ootmoedig zijne<br />

onderwerping aan , en mocht zijn troon behouden onder<br />

voorwaarden evenwel, waarbij hem niets dan eene flauwe<br />

schaduw van zijn vroeger gezag overbleef. De inkomsten<br />

dezer vorsten, behalve die welke onmiddellijk aan den<br />

grond ontleend werden, en al hunne souvereine rechten<br />

kwamen grootendeels aan of geheel onder den invloed van<br />

't Engelsch bestuur. Ten einde ook den sultan van Djokjo<br />

een onafhankelijk Engelsch-gezind vorst als bewaker van<br />

het Europeesch gezag in zijn rijk tegenover te stellen,<br />

even als Mangkoe Negoro in dat van den soesoehoenan,<br />

werd bij contract van den l" ,en Maart 1813, den vroeger<br />

door Daendels verbannen prins Na ta Koesoema, broeder<br />

van sultan Sepoeh (bl. 191), als pangeran adipati Pakoe<br />

Alam, onder onmiddellijke bescherming van 't gouvernement,<br />

een bezit van 4000 tjatjah land verzekerd, dat bij<br />

overlijden op zijn zoon Soerja di Ningrat zou overgaan.<br />

Die prinsen moesten eenige troepen onderhouden, terwijl<br />

aan de hoven van Solo en Djokjokarta, nauwelijks de<br />

weelde eener eerewacht werd toegestaan. Nu meende<br />

Raffles de Vorstenlanden voor goed onschadelijk te hebben<br />

gemaakt, en toch zou het wel wat overmoedige „<strong>the</strong><br />

European power is for <strong>the</strong> first time paramount in Java",<br />

later juist dââr worden gelogenstraft 1). De goedgezinde<br />

sultan van Djokjo overleed in 1813, en al mocht de keuze<br />

van Pakoe Alam, als voogd van den 13jarigen sultan<br />

Amangkoe Boewana IV, een algemeen gunstigen invloed<br />

uitoefenen, toch ontwikkelde zich te midden der verborgenhoden<br />

van den kraton, de kiem van eene anti-Euro-<br />

1) Zie : Memoir of <strong>the</strong> life and publi* services of Sir Ta SI- Raffles.<br />

By his widow.<br />

14


210<br />

peesche partij, welker invloed zich een tiental jaren later<br />

op zulk eene gevoelige wijze aan Nederland zou doen<br />

gevoelen.<br />

In Solo kwam verkropte spijt en onderdrukt leedgevoel<br />

over ondergane vernederingen reeds tot eene uitbarsting,<br />

toen de keizer, in eene samenzwering met de Sepoijs<br />

(Cipaijers, Bengaalsche of Malabaarsche troepen), die 't<br />

grootste deel der legermacht op Java uitmaakten, een<br />

onfeilbaar middel tot zelfverheffing en wraak meende te<br />

vinden. Aan hen zouden de kust-, aan hem als opperheer,<br />

de binnenlanden van Java toebehooren wanneer<br />

het Britsch bestuur zou zijn verjaagd ; doch 't geheim werd<br />

verraden en de snoode toeleg door eene garnizoensverwisseling<br />

verijdeld. Nogmaals wist de sluwe Pakoe Boewana<br />

de verdiende straf te ontduiken, door de schuld te<br />

werpen op zijn broeder Mangkoe Boemi, die, als doodvijand<br />

der Europeanen bekend, naar Ambon werd verbannen<br />

, terwijl hij zijne kroon bleef behouden.<br />

Thans tot do samenstelling van het opperbestuur en de<br />

regeling van administratieve en andere belangen terugkeerende,<br />

zien wij dat de council of raad, geheel op de<br />

leest van dien van Britsch-Indië geschoeid was. Hij bestond<br />

buiten den luit.-gouv. als voorzitter, uit den kolonel<br />

Robert Rollo Gillespie, bevelhebber der troepen, Mr.<br />

W. J. Cransscn en Mr. W. H. Muntinghe, wiens veeljarige<br />

ondervinding den landvoogd in vele opzichten te<br />

stade kwam. Reeds was meerder vrijheid in handel en<br />

scheepvaart verkregen, het strafstelsel verzacht, hot oude<br />

Hollandsche papierengeld tot een bedrag van 8 i millioen<br />

r. s. erkend, en andere verbeteringen toegezegd, toen aan<br />

de bestaande rechterlijke organisatie eene nieuwe gedaante<br />

gegeven en 't rechtswezen benevens de strafvordering voor<br />

den inlander, te zijnen voordeele gewijzigd werd, zonder<br />

daarom in beginsel veel van de „statuten van Batavia" af<br />

te wijken. Bij eene proclamatie van 24 Januari 1812,<br />

worden de justitie- en politie-gerichten opgeheven. Batavia<br />

bekwam een Hoogo raad als hof van appèl en rechtbank<br />

in eersten en eenigen aanleg, waarbij tevens de vroegere<br />

schepenenbank overging, terwijl raden van justitie te<br />

Samarang en Soerabaja, benevens een raad van inlandsche


211<br />

civiele rechtszaken in elke residentie (vroeger landdrostambten)<br />

werden opgericht. Die residentiën waren 16 in<br />

getal; doch de residenten die hunne instructiën van „den<br />

luit.-gouv. in Rade" ontvingen, konden moeilijk aan de<br />

vele hun opgedragen plichten voldoen. De gewichtigste<br />

verandering in het rechtswezen gebracht, was de instelling<br />

van gezworenen (jurtj), in Engeland misschien onmisbaar,<br />

maar voor Indië ten eencnmale ongeschikt.<br />

De magistratuur te Batavia bestond uit de bank van<br />

magistraten, wier rechtsmacht gelijk stond met die der<br />

quarter sessions in Engeland, oen baljuw voor de stad,<br />

een voor de Ommelanden, en een waterfiskaal. Hunne in<br />

den aanvang te veelvuldige werkzaamheden werden gaandeweg<br />

gewijzigd en verminderd. Bij de rechtsbedeeling<br />

onder de inlanders, in 1814 geregeld, en z. v. m. op<br />

oude gewoonten en dorps-instellingen gegrond, werd de<br />

resident opperrechter en eerste magistraat binnen zijne<br />

residentie, terwijl onder zijn toezicht de districten en<br />

division door regenten en wedana's of demangs werden<br />

bestuurd. De keuze der dorpshoofden, wier salaris in eene<br />

toewijzing van land bestond, werd onder sanctie van den<br />

resident aan de bewoners overgelaten. De omgaande<br />

rechters (courts of circuit) moesten om de drie maanden<br />

de districten rondgaan, en bij de opening van elke zitting,<br />

werd uit eene door den hoofd-djaksa hun voorgelegde<br />

lijst van aanzienlijke inlanders (minstens van den<br />

rang van dorpshoofd) de.jury gekozen.<br />

In het administratief beheer en de comptabiliteit kwamen<br />

weinig veranderingen, behalve dat de door Daendels<br />

ingevoerde wijze van boekhouden werd afgeschaft en in<br />

stede van de rekenkamer, de accountant-general de spil<br />

werd der financieelo administratie. Hoewel aan het door<br />

En "eland erkende papierengeld een wettige koers was<br />

geo-even van 6i rijksd. tegen 1 Sp. mat, kon men weldra<br />

12 rijksdaalders aan papier voor dien prijs bekomen, waardoor<br />

de geldmarkt, even als vroeger gedrukt bleef. Zelfs<br />

door eene amortisatie, deels ten gevolge van aanzienlijke<br />

landverkoopen, of beter gezegd, van de voortbrengselen<br />

van den grond volgens herkomst en gebruik, deels door<br />

vernietiging van 't oude papierengeld, was de markt niet


212<br />

gebaat, en alleen eene vermindering van circuleerend<br />

medium verkregen. Om nu in het voortdurend gebrek<br />

aan specie te voorzien, besloot men over te gaan tot de<br />

uitgifte van schatkistbilletten tegen eene rente van 6 pCt.<br />

's jaars: en van banknoten, die echter zes maanden daarna,,<br />

reeds tot op drie vierde van de oorspronkelijke waarde waren<br />

gedaald. Java werd in 1813 door Engelsch papier als overstroomd.<br />

Gelukkig waren die betaalmiddelen even als de<br />

koperen bonken nog vóór de vestiging van het Nederl.<br />

gouv. uit de circulatie verdwenen, en had er, vooral ten<br />

gerieve van den inlander, eene belangrijke aanmunting<br />

van koper plaats. De waarde der Bengaalsche sicca- en<br />

Bataviasche of Suratsche ropijen, varieerde tusschen 31 i<br />

en 30 stuivers, en de Sp. mat of daalder van 64 stuivers<br />

van 4 duiten, werd als standpenning later door de Javaropij<br />

van 30 st. vervangen.<br />

Het belastingstelsel onderging eene geheele hervorming ;<br />

het contingenten-stelsel werd opgeheven, en de landrente,,<br />

eene percentsgewijze belasting op het hoofdproduct van<br />

den inlandschen landbouw ingevoerd. Door de niet-landbouwers<br />

zou eene „huistax" worden betaald waarvan<br />

echter een groot aantal categoriën van personen werd<br />

vrijgesteld. Volgens het gevoelen van Raffles, was de<br />

souverein, op eenige uitzonderingen na, eigenaar van den<br />

grond; en moest behalve in de Preanger-regentschappen —<br />

waar de gedwongen koffie-cultuur werd gehandhaafd — en<br />

de boschdistricten (blandongstelsel), als grondslag van de<br />

landrenten worden vastgesteld: 1°. verhuring der gronden<br />

aan de dorpshoofden (village-settlement), 2°. rechtstreeksch<br />

toezicht van 't gouvernement en beperking van het gezag<br />

der regenten, 3°. afschaffing van de verpachting der inen<br />

uitgaande rechten, instelling van het zoutmonopolie,<br />

enz. De koffie zou tegen vaste prijzen worden aangenomen<br />

, en men bleef het oude beginsel getrouw, waarbij<br />

de levering van alle koffie door particulieren geteeld, tegen<br />

een prijs van 6 rijksd. de 140 oude ponden bevolen<br />

was. Maar al spoedig verkreeg de individueele aanslag<br />

(ryotwar-settlement) de voorkeur. Deze landrente of grondhuur,<br />

zou bestaan uit een gemiddelde heffing van nagenoeg<br />

2 /5 van het product; door de bestaande verschillen<br />

r


213<br />

evenwel in vele districten omtrent den aard van grondeigendom<br />

of landbezit en de lasten die er op rusten, moest<br />

veel aan het oordeel der residenten worden overgelaten,<br />

en werkte dat stelsel, uithoofde van het ontoereikend<br />

aantal ambtenaren hoogst gebrekkig en onregelmatig.<br />

Hier heerschte het „village-settlement", daarliet „ryotwarstelsel",<br />

en ofschoon de grondgedachte goed was, en<br />

beiden boven het oude contingenten-stelsel te verkiezen<br />

waren, bleven de uitkomsten ten gevolge der onvoorbereide<br />

en verkeerde wijze van invoering en toepassing,<br />

verre beneden de verwachting. Bovendien was het gezag,<br />

ja de geheele leiding van 't binnenlandsch bestuur op de<br />

residenten overgegaan, en waren de regenten niet veel<br />

meer dan directeurs van politie geworden.<br />

Wat de in- en uitgaande rechten betreft, werden de<br />

heffingen hier en daar den pachter wel uit de handen<br />

genomen, maar een vast stelsel kwam niet tot stand. In<br />

Tjeribon werden de onwettige tolpoorten afgeschaft ende<br />

pasars onder gouvernementsbeheer geplaatst. Ook de zoutpannen<br />

nam de regeering aan zich en een zoutmonopolie<br />

werd ingesteld; speelhuizen en hanenvechterijen waren<br />

reeds verboden. Het inkomend recht op amfioen, die<br />

niet op de comp'-veilingen in Bengale was aangekocht,<br />

onderging eene verhooging, die echter verscheidene malen<br />

moest gewijzigd worden. De opbrengst van eene belasting<br />

op de klapperboomen was de inning niet waard, en hoewel<br />

de oude toestand der gedwongen koffie-cultuur in de<br />

regentschappen bleef bestaan, werd uithoofde van den<br />

grooten voorraad in de magazijnen, en den lagen prijs van<br />

net product, de aanplant niet aangemoedigd, daar zij verlies<br />

in stede van voordeel opleverde.<br />

Aan het Engelsch bestuur komt de eer toe, den slavenhandel<br />

z. v. m. gekeerd en de emancipatie bevorderd te<br />

hebben; voor iederen slaaf boven de 8 jaren, moest een<br />

sp. doll, 'sjaars worden betaald. Daarentegen werdende<br />

publieke werken en weg-en onverantwoordelijk verwaarloosd.<br />

Waren in Aug. 1812 de geregelde postdiensten<br />

reeds afgeschaft, tien maanden later ging het gouvernement<br />

nog verder, door zich van de verplichting te<br />

ontslaan den reizigers postpaarden te verschaffen, niet


214<br />

zonder groot nadeel voor binnenlandschen handel en verkeer.<br />

Nopens de militaire aangelegenheden, die in den beginne<br />

bijna de helft der uitgaven vorderden, bestond er steeds<br />

groot verschil in zienswijze tusschen den luit.-gouv. en<br />

den commandant van het leger. Raffles drong sterk op<br />

vermindering aan, terwijl Grillespie en de voornaamste<br />

officieren, die zich moeilijk aan het bestuur van den voormaligén<br />

adjunct-secretaris van poelo Pinang konden gewennen,<br />

„<strong>the</strong> army" tot eene grootere sterkte wenschten<br />

op te voeren. Het onderscheid tusschen de koninklijke<br />

troepen en die der Comp, bracht almede veel verwarring<br />

in de administratie van het leger teweeg, dat uit Europeanen<br />

en Sepoijs, Javanen en Amboneezen bestond, en<br />

over de twee militaire division, Weltevreden en Samarang<br />

verdeeld was.<br />

De landverkoop gaf aanleiding tot ongeregeldheden,<br />

en bleek eene onverstandige financieele operatie te zijn<br />

geweest, waarvan men dan ook later is teruggekomen.<br />

De plotselinge in Mei 1813 uitgebarsten opstand te Probolinggo<br />

o. a., waarbij de Chineesche landheer Han Kiko<br />

vermoord werd, was aan de verdrukking zijner onderhoorigen<br />

te wijten; de rust werd echter spoedig hersteld<br />

en 't land onder het domein teruggebracht.<br />

Op de buitenbezittingen had het Engelsche gouvernement<br />

zich bepaald tot het aanhouden der administratie, en<br />

geene hervormingen ingevoerd. Ook in de staatkundige<br />

verhouding was weinig verandering gekomen, uitgezonderd<br />

te Palembang, waar Mahmoed Badroe'd-din, in Sept. 1811,<br />

na de nederlaag van het Hollandsch-Pransche leger op<br />

Java, hetzij uit eigen beweging, hetzij ten gevolge der<br />

snoode, althans hoogst onvoorzichtige en onverantwoordelijke<br />

inblazingen van Raffles, zich van het Nederlandsch fort<br />

had meester gemaakt en de bezetting verraderlijk liet ombrengen.<br />

Onbekend naar het schijnt met 't geen er was<br />

voorgevallen, zond de luit.-gouv. in November eene commissie<br />

naar den sultan, om krachtens de capitulatie van<br />

Janssens, de factorij op te eischen en eene regeling omtrent<br />

den tinhandel voor te stellen. Tengevolge zijner


213<br />

vijandige houding echter, moest de com. onverrichter zake<br />

terugkeeren, en verscheen Gillespie den 15 den April 1812<br />

voor de stad, die hij zonder bloedverlies in bezit nam.<br />

Ahmed Nadjmoe'd-din, broeder van den gevluchten sultan,<br />

en tevens rijksbestuurder, werd op den troon verheven<br />

en teekende een nieuw tractaat, waarbij de eilanden Banka<br />

en Billiton (Blitong), tegen eene jaarlijksche tegemoetkoming<br />

aan de Eng. Comp, werden afgestaan. Hierdoor<br />

verkreeg de ontginning der tinmijnen weldra eene belangrijke<br />

ontwikkeling; Banka werd tevens in DukeofYorksisland,<br />

de hoofdplaats Muntok in Minto herdoopt, en de<br />

sultan moest een gezantschap naar Batavia zenden om<br />

hulde te doen aan den opperlandvoogd van Java voor de<br />

suzereiniteit van zijn gebied. Na het vertrek van Gillespie,<br />

trad de nieuw benoemde resident, de majoor Robinson,<br />

op eigen gezag met den afgezetten vorst in onderhandeling<br />

en herstelde hem op den troon. Die willekeurige<br />

daad had de vervanging van den resident tengevolge, en<br />

Nadjmoe'd-din werd in 't gezag hersteld.<br />

Reeds in 1810, hadden de Engelschen het noordelijk<br />

gedeelte van Celebes in bezit genomen zonder echter een<br />

overwegenden invloed op dat eiland te bekomen. De opvolgers<br />

van Aroe Palakka, (die meest allen zijn naam<br />

voerden), bleven door hunne eigendunkelijke handelingen<br />

de aanmatigende politiek van Hollands ouden vriend en<br />

bondgenoot wat al te getrouw, waarvoor zij dan ook<br />

spoedig moesten boeten. De toenmalige Aroe Palakka<br />

was zelfs zoo ver gegaan, zich de benoeming der vorsten<br />

van Goa en Tello toe te eigenen, en hoewel hij in 1814<br />

door generaal Nightingall, van Crawfurd vergezeld, uit<br />

al zijne stellingen werd verdreven, bleef hij tot in 1816,<br />

een voor de Engelschen hoogst afmattenden guerilla-oorlog<br />

volhouden. Ook Timor moest zich overgeven, waar Hazaert<br />

steeds de Hollandsche vlag had doen waaien.<br />

Op Bali, hadden de vorsten van Bleling (Bolélêng) en Karang<br />

Asam zich wel aan Engeland onderworpen, maar<br />

noch factorij noch eenige andere post werd er gevestigd.<br />

Nadat de Nederlandsche kantoren aan Borneo's westkust<br />

reeds in 1791 opgeheven en die te Bandjermasin, in<br />

1809 ingetrokken waren, was het steeds een geliefkoosd


216<br />

denkbeeld van Raffles, er eene vaste Engelsche nederzetting<br />

te vestigen. Alexander Hare, door lord Minto naar<br />

den sultan van dat gewest afgevaardigd, ten einde zich<br />

met hem over de wering van den slavenhandel te verstaan,<br />

strekte het doel zijner zending veel verder uit. Hij poogde<br />

in het binnenland van Bandjermasin voor zich zelven een<br />

rijkje te stichten, verkreeg van den luitenant-gouv. de<br />

machtiging om alle landloopers op Java als kolonisten<br />

naar zijn gebied over te brengen, maar ofschoon door dien<br />

excentrieken Engelschman een al te ruim gebruik of liever<br />

misbruik van die machtiging werd gemaakt, zou dezen<br />

sultan in spe toch al spoedig zijne heerschzuchtige plannen<br />

moeten opgeven. Na de teruggave onzer bezittingen trachtte<br />

hij eene dergelijke rol op de Kokos- of Keeling-eilanden<br />

te spelen.<br />

Eene expeditie onder den kapitein ter zee Bowen, in<br />

18 J 2 tot tuchtiging van den zeeroof naar Sambas gezonden,<br />

liep ongunstig af, het volgende jaar echter werd de<br />

rooversvloot grootendeels vernield en de stad in de asch<br />

gelegd, terwijl de sultan en de pangéran-Anom, een der<br />

rooveraanvoerders, de wijk namen naar het binnenland.<br />

De betrekkingen met Kasim, sultan van Pontianak, die<br />

in 1808 zijn beruchten vader Abd-oel-Rachman of Abdoe'rrahman<br />

— een der merkwaardigste mannen van Borneo —<br />

was opgevolgd, schijnen evenmin van blij venden aard te<br />

zijn geweest.<br />

De toeleg om door eene zending van Waardenaar en<br />

Dr. Ainslie als commissarissen naar Japan, de onderwerping<br />

van het opperhoofd der Nederlandsche factorij op<br />

Desima te verkrijgen, stuitte nogmaals af op de vastberadenheid<br />

en het handig gedrag van Doeff. De wrevel<br />

over het mislukken van dat plan bij Raffles opgewekt,<br />

ging zoo ver, dat hij zich niet ontzag den pakhuismeester<br />

Cock Blomhoff, door het opperhoofd van Desima naar den<br />

landvoogd van Java afgevaardigd, als krijgsgevangene naar<br />

Engeland op te zenden, toen hij weigerde zijn eenmaal<br />

gezworen eed aan Nederland te verbreken. In 1814<br />

beproefde Raffles op nieuw, door het zenden van een koopvaardijschep<br />

onder Cassa, de Nederlanders te verdringen<br />

en vasten voet op Nippons kust te verkrijgen, doch


217<br />

evenals zijne vorige zendelingen, kwam ook deze onverrichter<br />

zake terug. Hoewel het Doeff veel moeite kostte,<br />

het uitblijven van Nederlandsche schepen te verklaren,<br />

en „den waren staat van zaken aan de scherpe blikken<br />

der dwarskijkers te onttrekken", werd hij door de Japansche<br />

regeering met de meeste bereidwilligheid ondersteund.<br />

Na vier lange jaren van alle berichten uit het moederland<br />

verstoken te zijn geweest, werd die trouwe ambtenaar<br />

eindelijk door Cock Blomhoff afgelost van den post,<br />

dien hij ongeveer 14 jaren zorgvuldig bewaakt en voor zijn<br />

land had behouden 1).<br />

Tengevolge van de toenemende spanning tusschen Raffles<br />

en Gillespie , was laatstgenoemde in October 1813<br />

naar Bengale teruggekeerd en door Sir Nightingall vervangen.<br />

Al spoedig werd door den gewezen commandant<br />

van het leger op Java, die zich hier als een haatdragend<br />

onverzoenlijk vijand doet kennen, eene aanklacht tegen<br />

Raffles ingeleverd, waarin dezen, behalve verschillende<br />

grieven aan op zich zelf staande feiten ontleend, in hoofdzaak<br />

de volgende misgrepen worden aangewreven :<br />

1°. de verkoop van landen tot spotprijzen, in verband<br />

met de vernietiging van het crediet-papier en de nadere<br />

financieele schikkingen ;<br />

2°. de maatregelen betrekkelijk de koffie-cultuur, met<br />

het doel, om de waarde der aanplantingen in de Preangerregentschappen<br />

en vooral op de verkochte landen te<br />

doen stijgen ;<br />

3«. de onstaatkundige beperking van het gezag der inlandsche<br />

hoofden, en in 't bijzonder van de regenten,<br />

waardoor de schakel tusschen bestuur en bevolking werd<br />

verbroken.<br />

Raffles liet geen enkel punt der beschuldigingen tegen<br />

hem ingebracht onbeantwoord, en vatte zijne verdediging,<br />

in eene nota aan Lord Moira (later Lord Hastings),<br />

den opvolger van Minto te zamen, die de beslissing over<br />

al die klachten en grieven aan directeuren der Comp.<br />

1) Zie jhr. J. L. C. Pompe Tau Meerdervoort : Vijf jaren in Japan.<br />

(1857—1863). Bijdragen tot de kennis van het Japansche keizerrijk en<br />

zijne bevolking.


218<br />

overliet. Hoewel deze zijn gansche bestuur niet konden beoordeelen,<br />

achtten zij toch het karakter van den luit.gouv.<br />

van alle blaam voldoende gezuiverd, en spraken later<br />

ook over zijne administratie een gunstig oordeel uit, zonder<br />

echter den plaats gehad hebbenden landverkoop, als minstens<br />

een staatkundigen misgreep, goed te keuren.<br />

Holland had inmiddels zijne onafhankelijkheid herkregen;<br />

de conventie — den 13 den Augustus 1814 gesloten — zou<br />

eerlang ton uitvoer worden gelegd, en Raffles was door<br />

den loop der staatkundige gebeurtenissen niet alleen in<br />

zijn omvangrijken arbeid gestuit, maar weldra waren ook<br />

zijne veelbelovende vooruitzichten geheel verdwenen. In<br />

Maart 1816 werd hij door John Pendall vervangen, die<br />

kort daarna de O. I. bezittingen aan Nederland zou moeten<br />

overgeven.<br />

Met al zijne gebreken was Raffles een bekwaam man,<br />

die door een helderen blik, een scherp oordeel en eene<br />

gemakkelijke voordracht wist aan te vullen, wat hem aan<br />

grondige kennis ontbrak. Onder zijne leiding kwam het<br />

Bataviaasch genootschap tot een ongekenden bloei, en<br />

zoowel aan hem als aan de medewerking van Leyden ,<br />

Crawfurd, Horsfield en Mackenzie is men een schat van<br />

kennis nopens den O. I. Archipel verschuldigd, waarbij<br />

echter niet vergeten mag worden, dat vele en voorname<br />

bouwstoffen door Nederlanders zijn geleverd. Jammer dat<br />

zijne philanthropische denkbeelden omtrent individu'eele<br />

vrijheid, afschaffing van slavernij, opbeuring en veredeling<br />

der volksklassen te veel door een overprikkeld nationaliteitsgevoel<br />

werden beheerscht. Ook van hem kon gezegd worden,<br />

„dat hij eerst Engelschman en dan pas mensch was." Als<br />

politiek en administratief man, heeft hij met onverdroten<br />

ijver en doortastenden wil de boeien helpen slaken, door<br />

een versleten zelfzuchtig stelsel om Java's ontwikkeling<br />

en vooruitgang gesmeed, en eene betere toekomst voorbereid,<br />

doch zonder dat het gestrooide zaad diepe wortelen schoot<br />

of zijn beheer een blijvenden invloed uitoefende. Er was<br />

meer geregeerd dan bestuurd; de tijd was te kort om de deugdelijkheid<br />

der nieuwe orde van zaken te beproeven en het<br />

ambtenaars-personeel te gering om alles behoorlijk na<br />

te gaan of met de noodige kracht te handhaven. Dien


219<br />

ten gevolge bleef van vele schoonschijnende verbeteringen<br />

niets dan de doode letter over. Noch het inwendig beheer,<br />

noch de regeling der meeste administratieve aangelegenheden<br />

konden aan de verwachting beantwoorden,<br />

en in weerwil der beste bedoelingen, was ook het lot van<br />

den inlander niet verbeterd ; wat men met de eene hand<br />

had gegeven , werd dikwijls met de andere weder teruggenomen.<br />

Maar al moge Raffles in de practijk en vooral<br />

in zijne administratieve hervormingen hebben gefaald, al<br />

deed hij zich later als een onverzoenlijk vijand van Nederland<br />

kennen, toch was er veel door hem op Java<br />

voorbereid, dat onder Neêrlands bestuur aanvankelijk<br />

goede vruchten mocht dragen.


DERDE GEDEELTE.<br />

Nederlandscb Oost-Indië als bezitting van het koninkrijk<br />

der Nederlanden.


HOOFDSTUK L<br />

HERSTEL VAN HET NEDERLANDSCH GEZAG IN DEN O. I.<br />

ARCHIPEL, WERKZAAMHEDEN VA» DE COMMISSARISSEN-<br />

GENERAAL TOT AAN HET BESTUUR VAN DEN GOUVER-<br />

NEUR-GENERAAL VAN DER CAPELLEN.<br />

1816—1819.<br />

Het laatste bedrijf van 't groote drama, waarin vorsten<br />

en volken de rollen vervulden, dat Europa tot schouwplaats<br />

en geheel de wereld tot toeschouwer had, was in<br />

do velden van Waterloo afgespeeld. Het koninkrijk der<br />

Nederlanden, had onder de souvereiniteit van het huis<br />

van Oranje , rang genomen in de zelfstandige Europeesche<br />

staten, en was door de conventie van 1814, mot uitzondering<br />

van de Kaap en een drietal West-Indische eilanden,<br />

in het bezit zijner koloniën hersteld. Het volkenrecht<br />

had zijn loop hernomen, de laatste hoop van Raffles om<br />

het rijke Insulinde voor Engeland te behouden, was in<br />

rook verdwenen, en Nederland werd de tweede koloniale<br />

mogendheid in Europa. Maatregelen werden getroffen om<br />

de teruggave te bespoedigen; de schout-bij-nacht Buyskes,<br />

commandant van 't eskader dat eene troepenmacht van<br />

ongeveer 2800 Europeanen naar Java moest overbrengen,<br />

de staatsraad Elout en de secretaris van staat Gr. A. Gr. P.<br />

Baron van der Capellen, die later als gouv.-gen. zou optreden,<br />

verlieten op den 29 ste " October 1815 de reede van<br />

'Texel met last om als commissarissen-generaal onze O. I.<br />

bezittingen over te nemen en te reorganiseeren.<br />

De reis was niet voorspoedig; men had met vele zwarigheden<br />

te kampen, en ofschoon de komst der hooge<br />

commissie door de belangelooze tusschenkomst van Mr.<br />

H. G. Baron Nahuys was aangekondigd, duurde het<br />

tot den 18 den Juni 1816, voor dat John Fendall de mach-


224<br />

tiging verkreeg de koloniën over te dragen. Na vele<br />

onderhandelingen, voorloopige bepalingen en het opheffen<br />

van menig bezwaar, was men het eindelijk omtrent het<br />

ontwerp van conventie tot regeling der overgave eens<br />

geworden. Nadat veel kwade wil, van Engelsche zijde<br />

betoond, overwonnen was, leverde de ten uitvoerlegging<br />

in Java zelf weinig bezwaar op ; den 19 den Augustus had<br />

bij proclamatie de plechtige overdracht van dit eiland<br />

plaats, en werd de Engelsche vlag door Neêrlands driekleur<br />

vervangen. Financieele, politieke en volkenrechtelijke<br />

geschilpunten zouden later in Europa worden geregeld;<br />

omtrent deze werd dan ook bij een tractaat den 17 deu<br />

Maart 1824 tusschen Engeland en Nederland te Londen<br />

gesloten, ten genoegen der wederzijdsche partijen beslist.<br />

De geschiedenis van den Indischen Archipel was een<br />

nieuw tijdvak ingetreden, en voor zijne belangen, ontwikkeling<br />

en bloei, thans zoo innig aan die van 't moederland<br />

verbonden, eene hoopvolle toekomst geopend.<br />

't Valt moeilijk bij de overgave van Java ecne juiste<br />

schets van den toenmaligen toestand te geven, maar zeker<br />

is het, dat er veel in verval en veel verwaarloosd was,<br />

zoodat de commissarissen-generaal eene zware taak hadden<br />

te vervullen. Er bestond een tekort van ongeveer 10<br />

millioen gulden, bij een grooten achterstand van landrenten<br />

en verminderde cultuur in verarmde gewesten. Alle<br />

veranderingen door Raffles ingevoerd, waren geene verbeteringen<br />

geweest, en waar het nieuwe stelsel niet met<br />

de noodige bedachtzaamheid was toegepast, heerschten<br />

misbruiken, wanorde en stelselloosheid. Hier en daar<br />

broeiden onrust en verzet. Reeds in 1817 moesten woelingen<br />

in het Bantamsche door eene afdeeling troepen<br />

worden onderdrukt; en nauwelijks waren eenige onlusten<br />

in Tjeribon, door opruiing van een zoon van radja Kanoman<br />

ontstaan, aanvankelijk gedempt, of eene nieuwe expeditie<br />

en herhaalde gevechten waren noodig, om de oproerige bevolking,<br />

aangevoerd door Bagoes Serit, die zich niet<br />

had ontzien den assistent-resident Heidenreich en eenige<br />

hoofden te doen ombrengen, te onderwerpen. Nadat de<br />

rust overal hersteld was, kon tot den veel omvattenden<br />

arbeid eener reorganisatie worden overgegaan, waarbij,


225<br />

mot de noodige wijzigingen, de weg gevolgd werd die<br />

door Raffles was ingeslagen.<br />

Tengevolge van oen nauwgezet onderzoek nopens den<br />

algemeenon toestand, vermeendon comVgeneraal — van<br />

uitgebreide instruction voorzien — tot het ontwerpen<br />

van oen nieuw reglement op liet beleid dor regeering te<br />

zijn gemachtigd, dat den 22 B, °" December 1818 bij publicatie<br />

werd afgekondigd. Hoewol nimmer door den koning<br />

goedgekeurd, bleef het tot 1827 van kracht.<br />

Bij liet nagaan van eenige daarbij in acht genomene<br />

hoofdpunten, zullen de redenen tot het afwijken van<br />

vroegere begrippen, en het wijzigen van tot daartoe gevolgde<br />

beginselen of stelsels van bestuur al spoedig in<br />

het oog vallen. Terwijl van der Capellen zich voorbereidde<br />

tot het aanvaarden zijner aanstaande hooge betrekking,<br />

en Buyskos zich onledig hield met do reorganisatie<br />

der marine, is Elout do man die hier op den voorgrond<br />

treedt.<br />

Aan den gouv.-gon., die met vier radon van Indië na<br />

het vertrek der com«.-generaal, de hooge regeering'zou<br />

uitmaken, bleef het hoogste gezag opgedragen, en zijne<br />

werkzaamheden werden „in rade" on „buiten rade" onderscheiden.<br />

Hot binnenlandsch bestuur werd aanvankelijk niet veel<br />

gewijzigd, maar do macht on do bevoegdheid der residenten<br />

wier aantal tot 20 werd opgevoerd, duidelijker bepaald<br />

en omschreven. Evenzoo kwam in de reeds bestaande<br />

wetten en het rechtswezen weinig verandering, omdat men<br />

eene nieuwe regeling van wetgeving en rechtspraak in<br />

het moederland verwachtte, en het nadeel van voortdurende<br />

veranderingen of transitoire bepalingen wenschte te<br />

vermijden. De jury werd afgeschaft. Do rechterlijke inrich<br />

tingen, waar recht werd gesproken van woge en in naam<br />

van den koning der Nederlanden bostondon uit<br />

lo. het hoog gerechtshof te Batavia, tevens'hof van<br />

cassatie on hof van appel, dat van elke behandeling van<br />

crimmeele zaken kennis nam.<br />

b c<br />

2o. De raden van justitie te Batavia, Samarang, Socrabaja,<br />

Amboma, Malakka en Makassar.<br />

Sc De landraden wier zittingen - ter hoofdplaats der<br />

15


226<br />

residentie te houden — door den hoofdpanghoeloe of eersten<br />

priester werden bijgewoond. Zij spraken geen recht<br />

waar raden van justitie gevestigd waren, on beider jurisdictie<br />

werd naauwkeurig omschreven.<br />

4o. De hoven van ommegang: zij moesten minstens éénmaal<br />

in de drie maanden, in iedere residentie zitting houden<br />

ter afdoening van crimineele zaken, en oordeelden tevens<br />

over die, welke buiten de bevoegdheid lagen der landraden.<br />

5o. het hoog militair gerechtshof te Batavia, en de krijgsraden,<br />

die op Java door den gouv.-gen., en op de buitenbezittingen<br />

door de gouverneurs of residenten werden bijeengeroepen.<br />

De rechtsbedeeling was eenvoudiger en minder kostbaar<br />

dan onder het Engelsen tusschenbestuur.<br />

Ondanks het onder Raffles ingestelde „commercial-" en<br />

het „revenue committee", heerschte in de administratie eene<br />

zoo schromelijke en volslagen verwarring, dat men zich<br />

noch van de verhouding tusschen inkomsten en uitgaven<br />

noch van den geheelen financieelen toestand eenig denkbeeld<br />

kon vormen.<br />

Spoedig kwam hierin eene merkbare verbetering, toen<br />

aan een hoofd-directeur en inspecteur van financiën door<br />

raden ondersteund, het algemeen bestuur der domeinen,<br />

gelden, inkomsten, uitgaven enz. was opgedragen, en omtrent<br />

het boekhouden „op en buiten het eiland Java"<br />

eenvoudige doch doelmatige bepalingen werden vastgesteld.<br />

Niettegenstaande veel papierengeld was ingetrokken,<br />

bleven nog steeds banknoten on zoogenaamd Probolinggopapier<br />

in omloop, en werd de papiermassa zelfs met een<br />

millioen vermeerderd, zonder dat men het muntwezen op<br />

eene behoorlijke wijze had kunnen regelen.<br />

Ook .thans was die regeling ten gevolge der aangewende<br />

middelen weder zeer gebrekkig: 1. door den Sp. dollar<br />

of piaster, en de Java-ropij onder den naam van Indischen<br />

gulden te hoog, en den Amerikaanschen daalder te laag<br />

te schatten; 2". door aan de Nederl. gulden, als gangbare<br />

munt, eene hoogere waarde te geven dan als rekeningsmunt;<br />

3. door de uitgifte van papier als wettig<br />

betaalmiddel te beperken.<br />

Bovendien werd de geldmarkt met koper en papier over-


227<br />

laden en de standpenning verdrongen, door de pasmunt<br />

met de zilvermunt op ééne lijn te plaatsen en de vroeger<br />

ingetrokken bonken op nieuw in omloop te brengen.<br />

Die verkeerde maatregelen hebben toen en later tot veel<br />

ongerief aanleiding gegeven.<br />

Het landrenten-stelsel was op eene zoo onregelmatige,<br />

overhaaste en onnauwkeurige wijze ingesteld, de jaarbjksche<br />

opbrengst zóo onzeker, en de inlander er zoo weinig<br />

door gebaat, dat com".-gen. besloten, door eene reis over<br />

Java, zich te overtuigen of en in hoeverre het de voorkeur<br />

verdiende boven vroegere stelsels en op billijke voorwaarden<br />

kon worden toegepast.<br />

Na dit persoonlijk onderzoek, was de slotsom hunner<br />

bevinding dat de dorpsaanslag de voorkeur verdiende.<br />

Een inspecteur-generaal en adjunct voor do landelijke inkomsten<br />

werden benoemd, om eene geregelde werking<br />

voor te bereiden, on in 1818 had eene dessa'sgewijze<br />

aanslag plaats. Met voorbijgang der regenten, werden de<br />

dorpshoofden met het gouvernement in betrekking gesteld<br />

en de hoofden of oudsten met de verdeeling der landen<br />

belast.<br />

De koffie-teelt was onder het Britsch bestuur stelselmatig<br />

verwaarloosd, het aantal vruchtdragende boomen<br />

aanmerkelijk achteruitgegaan, en gedurende hunne reis hadden<br />

comVgen. zich van de moeilijkheid overtuigd, hierin<br />

de gewenschtc verbetering aan te brengen. Men besloot<br />

die cultuur in de Preangcr-regentschappen voorloopig op<br />

den ouden voet te laten, met afschaffing echter van het<br />

familiegeld, en op eenige uitzonderingen na, de overige<br />

koffie-gronden, dorpsgewijze, uitsluitend aan Javanen voor<br />

den tijd van zes jaren te verhuren, met vrijdom, den koopprijs<br />

in product of in geld te voldoen.<br />

De verpachtingen, de zoogenaamde tolpoorten, pasarrechten<br />

en andere belastingen, bleven grootendeels bestaan,<br />

en het onderzoek omtrent de al of niet wenschelijkheid<br />

van dat stelsel te behouden, was tijdens de ontbinding der<br />

hooge commissie nog niet afgeloopen.<br />

Wat de inkomende en uitgaande rechten betreft, werd<br />

in 1818 bepaald, enkele rechten voor Nederlandsen©, dubbele<br />

voor vreemde, en middelbare voor zulke vreemde<br />

15*


228<br />

schepen te heffen, die van en naar Ncderlandsche havens<br />

voeren.<br />

In do opium-pacht, de slaventax, en andere belastingen<br />

kwam eene doelmatige regeling' tot stand. Ook werd<br />

aan Europeanen en Chineezon, mits van een pas voorzien<br />

het reizen op Java veroorloofd, do slavenhandel verboden,<br />

het pandelingschap op Java afgeschaft, en 't lot der blandongs<br />

verbeterd. In één woord hot mercantiele beheer had<br />

voor meer liberale beginselen plaats gemaakt, handel en<br />

scheepvaart herleefden, alleen in den spccerijliandel werd<br />

het monopolie behouden, en voor zoover onze zwakke<br />

zeemacht er toe in staat was, trachtte men de zeeroof,<br />

dien kanker van den Indischen Archipel z. v. m. tegen<br />

te gaan.<br />

Het leger in drie militaire afdeelingen, te Batavia, Samarang<br />

en Soerabaja verdeeld, werd door Europeanen en<br />

inlanders aangevuld, de door Daendels opgerichte constructie-winkel<br />

uitgebreid, de marineschool hersteld en tot<br />

eene militaire school voor zee- en landmacht benovens<br />

voor don waterstaat en het landmeten ingericht.<br />

Ook het zoo lang verwaarloosde onderwijs werd dooide<br />

hooge comm. niet vergeten, een algemeen reglement<br />

voor het schoolwezen vastgesteld, en het toezicht over de<br />

schoolinrichting opgedragen aan den hoogleeraar Reinwardt,<br />

die den com".-gen. als directeur van landbouw,<br />

kunsten en wetenschappen was toegevoegd. Als zoodanig,<br />

heeft men hem de verbetering van den geneeskundigen<br />

dienst en der hospitalen, do koepokinenting, den plantentuin<br />

te Buitenzorg on eene meer uitgebreide kennis van<br />

de Oost-Indische bezittingen te danken.<br />

Tot do teruggave der buitenbezittingen overgaande, eischt -<br />

Sumatra in de eerste plaats onze aandacht.<br />

Vroegere overeenkomsten tusschen Raffles en den sultan<br />

van Palembang gesloten, gaven aanleiding tot voel geschil<br />

en vertraagden het overnemen Vttn dit land tot op het<br />

laatst van 1816.<br />

Ook bij de overgave van Banka, die niet dan onder<br />

wcderzijdsch protest tot stand kwam, beriepen zich de<br />

Engelschen op vroeger gesloten tractaten. De beslissing


229<br />

over de moeilijkheden omtrent Billiton gerezen, werd aan<br />

de beide betrokken Europeesche gouvernementen overgelaten.<br />

Nadat Muntinghe als gouv ts .-com. de zaken op Banka<br />

geregeld had, begaf hij zich in Juni 1817 naar Palembang<br />

ten einde er het Nederlandsch gezag te handhaven.<br />

Aanhoudende klachten over menschenroof, slavenhandel en<br />

geweldenarijen van den sultan tegen zijne eigene onderdanen,<br />

hadden ten gevolge dat hij gedwongen werd een contract te<br />

sluiten, waarbij de Nederlandsche regeering de oppermacht<br />

over zijne staten vorkreeg. Hoewel de handelingen<br />

en opstokorij van Raffles, — die inmiddels tot luit.-gouv.<br />

van Benkoelen benoemd was — door het Eng. gouvernement<br />

ton hoogste werden afgekeurd, werkten zij echter<br />

nadeelig op onzon invloed terug; en toen het bestuur<br />

onvoorzichtig genoeg was om in Nov. Nadjmoo'd-din te<br />

verwijderen en zijn oom den sluwen Badroe'-din ten derden<br />

male tot sultan te benoemen, rijpte ook in Palembang<br />

het zaad voor een aanstaanden oorlog.<br />

Duurde de guerilla-knjg van Aroc Palakka tegen de<br />

Engolschen nog steeds voort, do overgave van Makassar,<br />

dat onder hot gouvernement van Java ressorteorde,<br />

gaf tot geenc moeilijkheid aanleiding, hoezeer<br />

de verhouding tusschen het Nederlandsche bestuur en de<br />

vorsten van Tanette en Boni al spoedig eene ongunstige<br />

wending nam.<br />

Even als in de andere door de Engelschen ingenomen<br />

gewesten, hadden zij opk hier, alles doen vervallen en<br />

aan niets de hand gehouden, terwijl tevens willekeurig<br />

over eigendom en landbezit was beschikt.<br />

Menado en Gorontalo worden als assistent-residentiën<br />

onder den resident van Ternate gebracht, en de afschaffing<br />

van den slavenhandel gehandhaafd.<br />

Nauwelijks was Timor overgenomen, of er ontstond<br />

verschil tusschen den Portugeoschen en Nederlandschen<br />

gezaghebber over vroeger betwiste aanspraken op het<br />

regentschap Fialarang en andere rechten. Do luit.-kol.<br />

Taets van Amerongen en de heer Halewijn die er als<br />

commissarissen do zaken moesten regelen, verklaarden<br />

Timor tot een onderhoorigheid van Java, en bevestigden


230<br />

het gezag van den drost of resident Hazaert aan wien voor<br />

zijne trouw, zijn beleid en de uitstekende wijze waarop<br />

hij het bestuur uitoefende, hooge lof werd toegezwaaid.<br />

De overname der bezittingen, die niet onder het gebied<br />

van den luit.-gouv. van Java behoorden, ging minder<br />

gemakkelijk. Amboina en de Banda-eilanden werden den<br />

25sten Maart en 2*°* April 1817 in armoedigen toestand en<br />

in een staat van diep verval door de Nederlandsche commissarissen<br />

van den Britschen resident William Byam<br />

Martin overgenomen. Als met moedwil, was hier door<br />

de Engelschen een hevige weerzin tegen het monopoliestelsel,<br />

en eene groote begeerte naar vrijheid en onafhankelijkheid<br />

bij de bevolking aangewakkerd. Reeds eene<br />

maand later brak een opstand onder Thomas Matulesia op<br />

Saparoea uit, waarbij de bezetting van het fort Wijk bij<br />

Duurstede en de resident van den Berg met zijne familie<br />

de- eerste slachtoffers waren; en toen spoedig daarop de<br />

nederlaag van den majoor Beetjes volgde, breidde zich<br />

de opstand over geheel de residentie Amboina uit. Dit<br />

maakte de komst van den schout-bij-nacht Buyskes met<br />

een eskader en eenige troepen noodzakelijk, en door het<br />

moedig gedrag der zee- en landmacht, gelukte het hem<br />

den opstand binnen weinige maanden te dempen. De<br />

generaal-maj. de Koek werd als gouv. over de Molukken<br />

aangesteld, en de punten waarover men het niet eens had<br />

kunnen worden, zouden in Europa worden beslist.<br />

Ofschoon volgens de tijdorde, de overname onzer bezittingen<br />

in voor-Indië aan de beurt zoude zijn, willen AVIJ<br />

eerst zien wat er in de overige gedeelten van den Archipel<br />

plaats had.<br />

Raffles was bij tijds aangekomen, om alles in het werk<br />

te stellen Sumatra voor Engeland te behouden, of althans<br />

de teruggave dor verschillende posten te bemoeilijken.<br />

Zoo moest o. a. zijn vroegere secretaris James Dupuy y<br />

thans tot resident van Padang bevorderd, aan wien de last<br />

was opgedragen om de Westkust over te nemen, onverrichter<br />

zake terugkeeren, on er was een bepaald bevel uit<br />

Bengale noodig om hom te dwingen, de residentie Padang<br />

onvoorwaardelijk aan de Nederlandsche regeering over te<br />

geven. Ook in de Lampongs trachtte Raffles zich te ves-


^<br />

231<br />

tigen; te Semangka nam hij eene goede havenplaats in,<br />

heesch er de Engelsche vlag, en alweder moesten bevelen<br />

uit Bengale hem die gewesten doen ontruimen.<br />

De vrijgevige handelingen van de Nederlandsche com n .gen.<br />

staken gunstig af bij het zelfzuchtig gedrag van den<br />

Brit. Nauwelijks toch was Malakka mot onderhoorigheden<br />

door den resident majoor Farquhar aan den schout-bijnacht<br />

Wolterbeek en Timmerman Thyssen overgegeven,<br />

of zij hadden met Perah, Siak en Riouw belangrijke<br />

overeenkomsten aangegaan, waarbij aan alle natiën vrije<br />

vaart en handel op Riouw en Lingga „als hoofdnegotieplaatsen"<br />

werden verleend. Dat was Raffles echter niet<br />

genoeg. Hij gaf de hoop niet op, om in of bij de straat<br />

van Malakka een vast punt voor den Britschen handel te<br />

verkrijgen, waarvoor poelo Pinang te ver was verwijderd,<br />

en werd door lord Hastings in zijne pogingen ondersteund.<br />

Terwijl hij als „agent in de Oostersche zeeën" zich naar<br />

Atjih begaf om er de troonopvolging te regelen, en in 1819<br />

met uitsluiting van andere mogendheden een voordeelig<br />

tractaat te sluiten, dat tot 1824 in stand bleef, was het<br />

aan Farquhar gelukt op eene slinksche 'wijze den afstand<br />

van Singapore te verkrygen, waarop Raffles reeds lang<br />

het oog had geslagen. Toen dan ook den 26 8ten Februari<br />

1819 de Engelsche vlag op dat eiland werd geheschen,<br />

was zijn doel volkomen bereikt, en met voldoening kon<br />

hij schrijven: „One freeport in <strong>the</strong>se seas must eventually<br />

destroy <strong>the</strong> spell of Dutch monopoly, and what Malta is<br />

in <strong>the</strong> West, 'that may Singapore become in <strong>the</strong> East."<br />

Ondanks al do tegen die wederrechtelijke in bezitneming<br />

ingebrachte protesten, bleef Singapore als Engelsche vrijhaven<br />

bestaan, en was in dezen Archipel weldra een<br />

middelpunt van den Britschen handel.<br />

Niettegenstaande sultan Kasim van Pontianak een verzoek<br />

aan het Nederlandsche gouvernement had gericht om<br />

de westkust te doen bezetten, waaraan door de zending<br />

van den commissaris J. van Bookholtz on den majoor<br />

Muntinghe met eenige troepen gevolg was gegeven, scheen<br />

hij tevens met Engeland te hebben onderhandeld. Farquhar<br />

kwam althans terzelfder tijd op de reede aan en wendde,<br />

toen hij zich dien weg zag afgesloten, den steven naar


232<br />

Siak om er betrekkingen aan te knoopen, waarop men zich<br />

later van Britsche zijde beriep, toen het bezetten van<br />

Sumatra's oostkust den geheelcn handelsstand van Singapore<br />

in beweging bracht. Den 10 di: " Aug. woei de Hollandsche<br />

driekleur te Pontianak en weldra te Taj an, Sambas, Landak<br />

en Mampawa, waar echter te groote dienstijver on<br />

't onhandig gedrag onzer residenten George Muller en<br />

Prediger, hot gouvernement in moeilijkheden wikkelden<br />

mot de sluwe gewetcnlooze Chincezen, die van elke gelegenheid<br />

gebruik maakten zich aan hunne verplichtingen<br />

te onttrekken. -Deze fortuinzoekende zonen van het Hemelsche<br />

rijk, de ijverige doch oproorige ontginners der<br />

goudmijnen aan Borneo's kust, waren in verscheidene kleine<br />

federatieve republieken voreonigd, die, door hare eigene<br />

wetten en hoofden (kapitans of panglima's en lau-thay's) bestuurd<br />

en geheime eedgenootschappen (hoe'i) verbonden,<br />

de bewoners van het ingenomen grondgebied aan zich onderwierpen.<br />

Meer dan eens gevoelden zij zich krachtig genoeg,<br />

zoowel tegen de inlandsche vorsten, als tegen het Nederlandsch<br />

gezag in verzet te komen. Elke mijn-associatie<br />

met haar beheer (kong-si) had oene gemeenschappelijke<br />

kas, waaruit de verschillende onkosten voor de instandhouding<br />

on de behoeften der vereeniging worden bestreden.<br />

De twee voornaamste groote vereenigingen, die een<br />

beslissende rol op do westkust hebben gespeeld, waren die<br />

van Tai-kong to Montrado on van Sin-ta-kioe te Sambas.<br />

Reeds op den I st Januari 1817 had de commissaris<br />

van Boekholtz een verdrag gesloten met den sultan van<br />

Bandjormasin , wiens tot diepe armoede vervallen rijk<br />

door de Engelschen in 't vorig jaar verlaten was, waarschijnlijk<br />

om te voorkomen dat do Nederlanders bekend<br />

zouden worden mot de wijze waarop de zaken zich daar<br />

onder den resident Hare hadden toegedragen. De bepalingen<br />

van dat verdrag, waaraan do sultan zich niet dan<br />

noode onderwierp, werden met klom door de Nederl.<br />

beambten gehandhaafd, doch de voortdurende staat van<br />

onrust on gisting waarin hot rijk zich bevond, deed weinig<br />

goede uitkomsten verwachten.<br />

Nadat van Boekholtz teruggeroepen en het. commissariaat<br />

over Borneo tijdelijk aan den resident van Djokjo-


233<br />

karte, den majoor Nahuys was opgedragen, werden door<br />

dezen in 't begin van 1819 de voornaamste aangelegenheden<br />

te Pontianak zoowel als te Mampawa en Sambas<br />

geregeld, bepalingen gemaakt voor de in- en uitgaande<br />

rechten, verpachtingen, het zoutmonopolie, de handel in<br />

amfioen enz. en van do Chineezen een hoofdgeld gevorderd,<br />

't geen later tot nieuwe moeilijkheden en bloedige<br />

botsingen aanleiding gaf.<br />

Van Braam, als commissaris naar Voor-Indië gezonden<br />

om do poston in Bengale en op de kust van Kóromandel<br />

over te nemen, kon het omtrent de meeste punten<br />

en de vroegere rechten der Nederlanders, met de Engelschen<br />

niet eens worden ; hierover zou dan ook het hoogste<br />

gezag in Europa moeten beslissen.<br />

Op eenige uitzonderingen na, waren de Oost-Indische<br />

bezittingen aan den staat der Nederlanden teruggekeerd<br />

en vooral op Java, de inwendige toestand en onze verhouding<br />

tot de inlandsche hoofden en vorsten in hooge<br />

mate gewijzigd. Veel was er sedert de laatste jaren veranderd;<br />

met ;het oude stelsel was echter niet volkomen<br />

gebroken, en 't liberale element nu en dan aan het conservatieve<br />

ondergeschikt gemaakt. Toen reeds was het<br />

te voorzien, dat beide stelsels beurtelings een belangrijken,<br />

somtijds beheorschenden invloed zouden blijven<br />

uitoefenen.<br />

Een ruim veld, een onafzienbare akker wachtte intusschen<br />

op bearbeiding of ontginning. Voor het kleine<br />

Nederland was in dezen uitgestrekten Archipel een reuzenarbeid<br />

te verrichten. Zal het kracht en moed bezitten die<br />

te aanvaarden, te voldoen aan de behoeften van zoo<br />

vele millioenen onderdanen wier lot van het moederland<br />

afhankelijk is? Zullen de hier en daar met milde hand<br />

gestrooide zaden goede vruchten dragen? De toekomst zal<br />

het loeren, de geschiedenis het antwoord geven.<br />

't Voorbereidende werk was verricht, en in de laatste<br />

dagen van 't jaar 1818 begreep de hooge staatscommissie<br />

dat hare taak was afgeloopen. Met ijver, wijsheid en kalm<br />

overleg had zij die taak vervuld.<br />

Elout, de man aan wiens uitstekende bekwaamheden<br />

on groote scherpzinngheid Neôrlands Indië veel is ver-


234<br />

plicht, gaf den 16 den Januari 1819 het bestuur op plechtige<br />

wijze aan den gouv.-gen. van der Capellen over.<br />

De twee overige commissarissen-generaal keerden terug,<br />

doch mochten de vaderlandsche kust niet voor October<br />

bereiken. Niet ver van het eiland Diëgo Garcia leed de<br />

Evertsen schipbreuk, en daarbij ging een schat aan kostbare<br />

voortbrengselen uit het planten- en dierenrijk verloren.<br />

HOOFDSTUK II.<br />

NEÈRLANDS-INDIË ONDER HET BESTUUR VAN DEN GOU-<br />

VERNEUR-GENERAAL VAN DER CAPPELLEN, EN DEN<br />

COMMISSARIS-GENERAAL LEONARD BURGGRAAF<br />

DU BUS DE GHISIGNIES. OORLOG TEGEN<br />

DIEPO NEGORO.<br />

1819—1830.<br />

Bij den aanvang van zijn bestuur, ondernam de gouv.generaal<br />

eene reis over Java ten einde zich omtrent vele<br />

zaken op de hoogte te stellen en met den toestand van<br />

land en volk bekend te maken. Die toestand mocht vrij<br />

bevredigend genoemd worden, na al de schokken welke<br />

dit schoone land had ondergaan.<br />

In de Vorstenlandon had menige troonsverandering<br />

plaats. Nauwelijks toch was de soesoehoenan van Soerakarta<br />

door zijn oudsten zoon Pakoo Boewana V opgevolgd,<br />

of reeds in Sept. 1823 kwam de troon op nieuw vakant,<br />

en werd door raden mas Saperdan onder den naam van<br />

Pakoe Boewana VI beklommen.<br />

Niet lang daarna overleed ook de sultan van Djokjo<br />

zijn tweejarige zoon Amangkoe Boewana V volgde hem<br />

op, over wien de voogdij schap in den kraton, aan de moeder<br />

en grootmoeder benevens aan den oom en oudoom van den<br />

jongen sultan, de pangérans Diopo Negoro en Mangkoe Boemi


235<br />

was opgedragen, terwijl de rijksbestuurder, onder toezicht<br />

van den resident — bij wien het rijkszegel berustte —<br />

de teugels van 't bewind in handen had.<br />

Onder die regeering ontwikkelden zich vele moeilijkheden<br />

, en werden gebeurtenissen voorbereid dio weldra al<br />

onze belangstelling zullen opwekken; maar eer wij tot het<br />

verhaal dier treurige geschiedenis overgaan, dienen wij<br />

ons eenige oogenblikken buiten Java te verplaatsen.<br />

In de buitenbezittingen werden vrede en rust al spoedig<br />

verstoord; bijna overal moest men naar de wapenen<br />

grijpen, en onze zee- en landmacht werd niet alleen geroepen<br />

om hier en daar een opstand te dempen of den<br />

zeeroof te beteugelen, maar moest jaren lang een strijd<br />

volhouden waarin beiden zich onverwelkbre lauweren verwierven.<br />

Sumatra o. a., was gedurende een geruimen tijd het<br />

tooneel van den oorlog, en in de bovenlanden van Padang<br />

stonden de padri's of orang-poetih (naar hunne<br />

kleeding, witte menschen genoemd) al spoedig vijandig<br />

tegen ons over. Do aanhangers dezer secte, door drie<br />

hadji's in het leven geroepen, die in 't begin dezer eeuw<br />

uit Mekka teruggekeerd, de meer gestrenge nakoming van<br />

Mohammeds leer door' de 'Wahabieten, ook op Sumatra<br />

invoerden, hadden zich langzamerhand over Agam en<br />

Bondjol uitgebreid en van Tanah Datar den vroegeren<br />

hoofdzetel van Menangkabau, meester gemaakt. Een groot<br />

deel der bevolking echter, weigerde zich aan die strenge<br />

opvatting der voorschriften van den koran en de met geweld<br />

ingevoerde hervormingen te onderwerpen, en had<br />

in 1818 zelfs de hulp van Rafflos tegen die dweepers en<br />

geestdrijvers ingeroepen. In 't begin van 1820 werd dat<br />

verzoek bij den resident du Puy herhaald, die, huiverig<br />

om zich in deze godsdiensttwisten te mengen, het volgende<br />

jaar evenwel, na met eenige voorname hoofden<br />

eene overeenkomst te hebben gesloten, Samawang aan<br />

het meer van Sinkarah deed bezetten. Weldra begonnen<br />

de padri's den strijd door een aanval op Soli-ajer en Samawang,<br />

en bleek het noodzakelijk onze troepenmacht<br />

onverwijld te versterken. Eerlang werd dan ook een der<br />

meest verdienstelijke hoofdofficieren, de luit.-kol. A. T.


236<br />

Raaff, met het bevel in de bovenlanden belast; een aantal<br />

Maleische hulptroepen sloot zich bij hem aan, en hoewel<br />

op hunne trouw en moed weinig viel te rekenen,<br />

aarzelde hij niet don veel sterkoren vijand aan te tasten.<br />

Na eenige hardnekkig« gevechten, waarin de padri's<br />

zich als dappere soldaten deden kennen, werden zij uit<br />

hunne verschansingen, door zware heggen van doornbamboe<br />

(aoer-aoer) omgeven, alsmede uit Pagar Roojoeng verjaagd<br />

, en brachten hun hoofdzetel naar Lintau over, terwijl<br />

het landschap Tanah Datar met eenige omliggende plaatsen<br />

zich aan ons gezag onderwierp.<br />

Al spoedig was er oen goregeld bestuur gevestigd, en<br />

werd het fort van der .Capollen tusschen Samawäng en<br />

Pagar Roojoong aangelegd. Nu Raaff eenmaal vasten voet<br />

in een gedeelte der binnenlanden had verkregen, verzocht<br />

en verkreeg hij de noodigc versterking — door Zr. Ms.<br />

schepen Melampus en de Zwaluw aangebracht — om te<br />

beproeven tot in Lintau door te dringen. Die tocht leverde<br />

groote bezwaren op, de toegangen toch tot dat<br />

gewest, vooral de doortocht over den steilen Marapalm<br />

waren zoodanig versterkt, do terreinhindernissen, de<br />

vijandelijke overmacht, de hardnekkige verdediging ende<br />

moed waarmede de herhaalde aanvallen worden afgeslagen,<br />

van dien aard, dat dit voornemen moest worden<br />

opgegeven. De Noderlandscho troepen, door de marine<br />

kloekmoedig ondersteund, werden genoodzaakt terug te<br />

trekken, na met cene voorbecldelooze volharding gestreden<br />

en wonderen van dapperheid te hebben verricht.<br />

Toen Raaff de noodigc inlichtingen te Batavia gegeven<br />

had, nam hij op den I st Januari ook het burgerlijk<br />

gezag te Padang on onderhoorighoden van du Puy<br />

over, mot last niet dan bij hooge noodzakelijkheid aanvallender<br />

wijze te handelen. Hij mocht echter die betrekking<br />

niet lang bekleeden. Binnen de eerste helft van het<br />

volgende jaar werd die hoogst verdienstelijke officier reeds<br />

door den dood aan zijn belangrijken werkkring ontrukt,<br />

omstreeks denzolfden tijd dat Bondjol — waar de leerschool<br />

der padri-secte gevestigd was — de aangeknoopte onderhandelingen<br />

afbrak en den oorlog opnieuw begon. Hij<br />

werd als resident en militaire commandant door den luit-


237<br />

kolonel II. J. J. L. Ridder de Stuers vervangen, die de<br />

padri's met de hem eigen bekwaamheid in toom hield,<br />

en tengevolge van onderlinge verdeeldheid bij den vijand,<br />

eene afwachtende houding kon bewaren, zoo wonscliehjk<br />

bij den inmiddels uitgebroken oorlog op Java, Aan Raaff<br />

en do Stuers heeft Nederland de aanvankelijke vestiging<br />

van zijn gezag in de bovenlanden van Padang te danken.<br />

In 1829 werd hot militair bevel aan den kapt. D. L.<br />

do Rochomont en hot civiel gezag aan Mac Gillavry den<br />

resident van Soerakarta opgedragen, die voel moeite hadden<br />

zich in de bovenlanden to handhaven, terwijl de<br />

padri's, door Atjineozen ondersteund, Ajer Bangies, Natal,<br />

Tapanooli en Baros bestookten. Ook elders werden rust<br />

en vrede verstoord of pakten dreigende wolken zich samen.<br />

In Palembang was het reeds in 1819 tot eene uitbarsting<br />

gekomen. Nadat Tjiandjor, in de Preangor-regentschappen,<br />

aan den te veel Engolschgezinden Nadjmoe'd-din<br />

en de zijnon tot verblijfplaats aangewezen was, had de<br />

in zijne waardigheid herstelde sultan Mahmoed Badroe'ddin,<br />

do goede bedoelingen van do regeoring miskend on met<br />

ondank beloond, de Nederlandseho bezetting genoodzaakt<br />

zijn grondgebied te ontruimen, onlusten en gewapend verzet<br />

op Banka aangestookt, en elke vredelievende oplossingonmogelijk<br />

gemaakt. Maar nu was ook het geduld van 't<br />

hooge bestuur ten einde. Ongelukkig echter moest eene<br />

expeditie onder de bevelen van den schout-bij-nacht Wolterbeck<br />

onverrichtorzako terugkeoren ; hij was niet bij<br />

machte do batterijen van hot eiland Gombora aan do uitwatering<br />

der Pladjoo te overmeesteren, of de hinderpalen<br />

uit den weg te ruimen die den toegang tot de hoofdstad<br />

versperden.<br />

Banka bleef inmiddels in voortdurende gisting ; de resident<br />

Mr. A. P. Smissaert word vermoord, en 't duurde<br />

tot 1821 oor men op nieuw gereed was de eer der Nederlandsche<br />

wapenen te herstellen. Het terugvoeren van<br />

de verbannen vorstelijke familie naar Palembang werd als<br />

politieke maatregel aan de 2 ae expeditie verbonden. Het<br />

rijk zou onder toezicht van een resident, aan den zoon van<br />

den gewezen sultan in loon gegeven en aan dezen een<br />

apanage met den titel van soesoehoenan worden geschon-


238<br />

ken. Den 12 den Juni 1821 vertoonde zich eene talrijke<br />

vloot onder den schout-bij-nacht Lewe van Aduard, met<br />

een leger waarover de gen. Merkus de Koek het bevel<br />

voerde, voor de vijandelijke versterkingen, en den 24 stc<br />

werden de batterijen aan de Pladjoe en op Gombora —<br />

nog beter versterkt dan te voren en door stevig paalwerk<br />

omgeven — na een herhaalden aanval genomen, waarbij<br />

vele officieren der zee- en landmacht zich op de meest<br />

eervolle wijze onderscheidden. De kraton werd door onze<br />

troepen bezet, Badroe'd-din naar Ternate verbannen on<br />

zijn neef, onder den naam van Ratoe Ahmed Nadjmoe'ddin<br />

als sultan gehuldigd. Maar ook de overeenkomsten<br />

met dezen vorst aangegaan, die ten eenenmale ongeschikt<br />

bleek voor zijne hooge betrekking, werden al spoedig<br />

geschonden, 't Scheen wel alsof het sultansbestuur had<br />

uitgediend. Zoowel de vorst als zijne hofgrooten bleven<br />

vijandig gezind, en toen in November 1824 een verraderlijke<br />

aanval op onze troepen gelukkig was afgeslagen,<br />

nam dat bestuur een einde; de sultan werd naar Banda<br />

gebannen, en de uitvoerende macht aan den rijksbestuurder<br />

toevertrouwd.<br />

Terwijl het grootste deel onzer strijdkrachten noodig was<br />

om de rust in Palembang te herstellen, bleef zij ook op<br />

Celebes en Borneo niet ongestoord, 't Was alsof de<br />

vonken van opstand en verzet overal hadden gesmeuld<br />

om gedurende het bewind van den gouv.-gen. van der<br />

Capellen in lichte laaie vlammen uit te broken, 't geen<br />

niet weinig bijdroeg zijne pogingen tot verbetering van<br />

den algemeenen toestand te belemmeren. Eene zonding<br />

van Mr. J. H. Tobias, ten einde het Banggaisch traktaat<br />

te herzien en meer met den tegenwoordigen toestand in<br />

overeenstemming te brengen, was almede in zooverre<br />

mislukt, dat Boni, Tanette en Soepa geweigerd hadden<br />

toe te treden; men was er hoogst vijandig gezind.<br />

Overtuigd dat niet langer mocht worden gedraald, besloot<br />

de gouv.-gen. de gewichtige taak van vredestichter<br />

in persoon te aanvaarden, en reeds den 5 dc " Juli 1824<br />

ontving de toeanbesar de hulde der vorsten of gezanten<br />

van de inlandsche staten, uitgezonderd van Soepa en Tanette<br />

, en ofschoon de gemachtigden van Aroe Datoe


239<br />

vorstin van Boni, die haren broeder in de regeering was<br />

opgevolgd, achterwege bleven, werd op den 7 den Aug.<br />

het vernieuwd Banggaisch tractaat te Oedjoeng Pandang<br />

door de bondgenooten geteekend en den volke bij proclamatie<br />

bekend gemaakt.<br />

Tanette was inmiddels door do Stuers getuchtigd, en<br />

de sultan door zijne zuster vervangen; men had ongelukkigerwijze<br />

voor Soepa het hoofd gestooten. Ook een nieuwe<br />

aanval mislukte, en toen Boni bleef weigeren het tractaat<br />

te onderteekenen en vijandig optrad, brak even na het<br />

vertrek van den opperlandvoogd, de opstand opnieuw in<br />

zuidelijk Celebes uit, en maakte eene meer krachtige<br />

expeditie noodzakelijk. In 't begin van 1825 was zij gereed,<br />

en in Maart werden Sandjai en Badjoa door de troepen<br />

van den generaal Van Geen bemachtigd, zonder dat het hun<br />

echter gelukte zich van de koningin Aroe Datoe, die met<br />

de rijkssieraden naar het binnenland gevlucht was, meester<br />

te maken. De vorst van Soepa gaf zich over, de<br />

kracht van Boni was gebroken en de rust tijdig genoeg<br />

op Celebes hersteld, om de expeditionaire macht deel<br />

te doen nemen aan een oorlog die bereids op Java was<br />

aangevangen.<br />

Bij zijne komst in de Molukken vond de gouv.-gen. de<br />

toestand der bevolking op Amboina en de Banda-eilanden<br />

nog ongunstiger dan hem door de H.H. de Graaff, Meijlan<br />

en Merkus was gerapporteerd. Voorloopig werden de<br />

hongi-tochtcn, de gedwongen leveringen en de meest drukkende<br />

heerediensten afgeschaft, en zoodoende de eerste<br />

stap tot opheffing xan het monopoliestelsel gedaan. Op<br />

Banda werden den perkeniers do perken in eigendom toegewezen,<br />

het bestuur, de rechtspleging en politie beter<br />

geregeld, met Tidor en Ternate nieuwe contracten gesloten<br />

en vele bestaande misbruiken opgeheven. De komst<br />

van v. d. Capellen was deze gewesten ten zegen geweest,<br />

en voortaan zou de zeeroover alleen, de rust in dezen<br />

heerlijken Archipel verstoren.<br />

In Augustus 1828 werd het westelijk gedeelte .van<br />

Nieuw Guinea tot op den 141 ste " graad o. 1. van Greenwich<br />

door Merkus, als gouv. der Molukken, plechtig in<br />

bezit genomen en aan de Tritons-baai het fort du Bus


240<br />

gesticht. Tien jaren later evenwel moest men die landstreek<br />

(Merkus-oord) , ten gevolge van het ongezonde<br />

klimaat weder ontruimen.<br />

De westkust van Borneo, bleef ook na het vertrek van<br />

Nahuys, nog lang het tooneel van onrust en verzot; de<br />

meineedige Chineozen weigerden het hoofdgeld te betalen<br />

en het Nederlandsen gezag te erkennen. Veel leed zou<br />

men zich hebben bespaard door van den beginne af, dat oproerig<br />

Chineesch element met kracht te bedwingen. Meer<br />

dan eens heulden de vorsten met de oproerige kongsi's,<br />

omdat door de gesloten tractaten, hunne inkomsten verminderden<br />

en zij geen baat vonden bij een ordelijk geregeld<br />

bestuur. Bovendien waren de geringe bezettingen<br />

op Borneo niet bij machte don zceroof te bedwingen,<br />

verboden handel tegen te gaan, of het zoutmonopolio on<br />

andere rechten te beschermen. Zij konden evenmin beletten<br />

dat de kongi's Taikong en Sin-ta-kioe elkander de mijngronden<br />

van Sepang betwistten. Wel had Muntingho in<br />

eene uitgebreide memorie vele middelen aan de hand gedaan<br />

tot eene betere regeling, en gaf Mr. J. II. Tobias<br />

als gouv t3 .-com. in overweging ons ondermijnd gezag door<br />

eene expeditie te doen ondersteunen, maar men scheen<br />

ongezind of niet in staat flinke doortastende maatregelen<br />

te nemen. Wel werd de kongsi van Mandor door den luit.kol.<br />

do Stuers getuchtigd on Neêrlands suprematie door<br />

al de kleine staatjes van de westkust en het binnenland<br />

erkend, doch de krachten ontbraken om ze behoorlijk te<br />

besturen. Gelukkig volbracht de heer D. J. van den Düngen<br />

Gronovius met goed gevolg eene zending naar Landak<br />

en Sintang; de Stuers versloeg do oproerige Chineezen in do<br />

omstreken van Larah en Montrado, waardoor tevens do<br />

macht van do onder don naam Fo-sjon vereenigdo vier<br />

kongsi's werd verbroken; er werd een vredelievend bezoek<br />

te Broenei afgelegd en George Muller verwierf van don<br />

sultan van Koetei de erkenning van Neêrlands oppergezag.<br />

Daar echter de oorlogen op Sumatra en Celebes niet toelieten<br />

met eenig overwicht in Borneo op te treden, bloven<br />

onwil en verboden handel bestaan; noch hoofdgold, noch<br />

belasting werd er betaald, maar de rust vooreerst althans<br />

niet openlijk verstoord. Zee- en menschenroof evenwel<br />

>


241<br />

namen overal toe, en duizenden slachtoffers schreeuwden<br />

om wraak. Een woord over dien geesel, die zich van<br />

eeuwen her door den Archipel deed gevoelen, moge hier<br />

zijne plaats vinden.<br />

Sedert het prestige van de vroegere macht der O. I. C.<br />

verloren was gegaan, sedert de Hollandscho vlag niet meer<br />

als het symbool van kracht, van heerschappij of bescherming<br />

in den Archipel werd erkend, en de zee-politie had<br />

opgehouden, wemelde hot weldra van rooversprauwen in<br />

de straten, baaien, kreken en inhammen van die uitgestrekte<br />

zeeën, welker eilanden, klippen en reven, den<br />

zeeschuimer tal van ontoegankelijke schuilhocken aanboden.<br />

De Boegineezen en Orang-laut (Rajah) of zecbewoners<br />

der kusten van Riouw en Djohor, evenals de<br />

Soeloe-eilanders en zee-Dajaks van Seribas en Sekarran,<br />

door hunne behoeften, levenswijze en karakter als'tware<br />

tot den zeeroof gevormd, werden veelal door de vorsten<br />

van Lingga, van Siak en Borneo ondersteund; hunne<br />

roovenjen waren dien ten gevolge in bepaalde strooptochten<br />

overgegaan, die handel en zeevaart al meer en meer<br />

belemmerden. En toen de in 1784 met zijne Boegineezen<br />

uit Riouw gevluchte onderkoning radja Ali, gedwongen<br />

werd zijne schuilplaats op Borneo te verlaten (bl. 161),<br />

en zich met de barbaarscho Ilanons, de vermetele boekaniers<br />

van Magindanao (los Illanos de la laguna) verbond,<br />

was geene zee meer veilig. Van de noordkust van Borneo<br />

tot de zuidelijke stranden van Java, van de straat van<br />

Malakka tot aan de Philippinen, verspreidden de roovervlooten<br />

en smaldeelen schrik on vernieling om zich heen.<br />

Weerloozc dorpen of kustplaatsen waren schier eiken dag<br />

het tooneel van moord on verwoesting; als er niets meer<br />

te plunderen of te verbranden viel, werden de zwakken<br />

on ouden van dagen gedood, en de overige bevolkingweggevoerd<br />

om als slaven te worden verkocht. Ten einde<br />

do koloniale marine beter in staat te stellen dio zoo gevreesde<br />

zeeschuimers in ondiepe waters te vervolgen, werd<br />

zij van kruisprauwcn voorzien die goede diensten hebben<br />

bewezen.<br />

Ook in de Lampongscho districten moest een ernstige<br />

opstand onder den beruchten zeeroover Imba Kesoema<br />

16


242<br />

worden gestuit, maar het duurde verscheidene jaren, en<br />

meer dan eene expeditie was er noodig, eer die onrustige<br />

en door tweedracht verdeelde bevolking zich onderwierp.<br />

In de Pasoemah-landen was almede van tijd tot tijd eene<br />

gewapende tusschenkomst noodzakelijk.<br />

Voor wij ons weder in gedachten op Java verplaatsen,<br />

zij nog vermeld, dat de punten, die bij de overname onzer bezittingen<br />

door de comm c,, -gen. onbeslist waren gebleven, in<br />

Europa werden goregeld. Reeds in Juli 1820, was een dooide<br />

Engelsche onderhandelaren George Canning en Robert<br />

Stewart Castlereagh voorgesteld ontwerp-tractaat door de<br />

Nederlandsche gevolmachtigden Elout en A. R. Falck<br />

goedgekeurd; maar 't werd steeds op de lange baan geschoven,<br />

totdat in Juni 1823 H. baron Fagel de plaats<br />

van Elout innam, die tot minister van financiën was benoemd.<br />

Door den kapitein C. E, J. Elout als adviseur<br />

vergezeld, vertrokken onze afgevaardigden opnieuw naar<br />

Londen, waar lord Castlereagh door Charles Watkin Williams<br />

Wynn was vervangen. Na langdurige nu en dan<br />

afgebroken onderhandelingen, werd men het over de ondergeschikte<br />

punten eens, die in wederzijdsch opgemaakte<br />

nota's waren besproken, en kwam eindelijk het tractaat<br />

van 17 Maart 1824 tot stand, waarbij territoriale, financieele<br />

en andere kwestiën werden geregeld. De verplichting<br />

tot bestrijding van den zeeroof, werd alleen door Nederland<br />

getrouw nagekomen, en op den vrijen handel, slechts<br />

voor Ternatc, Ambon en Banda met onmiddellijke onderhoorigheden,<br />

eene uitzondering gemaakt. Neêrlands goed<br />

recht op Billiton was erkend, en van onzo zijde niet<br />

langer tegen het wederrechtelijk inbezitnemen van Singapore<br />

geprotesteerd. Sumatra werd door de Engelschen<br />

verlaten, Benkoelen en het fort Marlborough afgestaan,<br />

waarvoor Malakka met onze posten in Voor-Indië aan de<br />

Britten overgingen, en het tractaat mot Atjih opgeheven;<br />

bovendien moest eene geldelijke vergoeding van £ 100.000<br />

aan hen worden uitgekeerd. Terwijl Engeland alle reden<br />

had tot tevredenheid, schijnt ook in Nederland geene<br />

enkele stem tegen die „internationale boedelscheiding" te<br />

zijn opgegaan.


243<br />

]Na het vertrek der comm u '-gen. was in het administratief'<br />

beheer weinig verandering gekomen. Alleen werden de<br />

rechten en werkzaamheden der regenten meer bepaald<br />

aangewezen, de plichten die zij als hoofden der bevolking<br />

te vervullen hadden duidelijker omschreven en de rechtspleging<br />

voor den inlander beter verzekerd.<br />

Buiten de Preanger-regentschappen, ging de koffiecultuur<br />

niet vooruit, en scheen do inlander weinig geneigd,<br />

zijn tijd en arbeid er aan te besteden. De koloniën ontwikkelden<br />

zich niet naarmate de verwachting daaromtrent<br />

hoog was gespannen; en Engeland bleef nog<br />

immer door den aanvoer zijner katoenen en overige<br />

fabriekswaren een geduchte mededinger voor den Nederlandschen<br />

handel. Koning Willem I trachtte, door het<br />

vormen van een aanzienlijk maatschappelijk kapitaal het<br />

eene te bevorderen en het andere tegen te gaan; hieraan<br />

had de Algemeene Handelmaatschappij hare oprichting te<br />

danken.<br />

Het geldelijk beheer op Java liet steeds te wenschen<br />

over. Noch het boekhouden noch het opmaken van begrootingen<br />

waren in staat een zuiveren financieelen toestand<br />

in 't leven te roepen, zoodat de uitgaven in eene<br />

ongunstige verhouding bleven tot de inkomsten, het uitgeven<br />

van papieren geld en rentegevende promessen vermeerderde,<br />

en de schuld steeds toenam. Die achteruitgang<br />

is niet vreemd, als men bedenkt hoeveel er gevorderd<br />

werd, om al het sedert zoo geruimen tijd verwaarloosde<br />

te herstellen, do verkochte domeinen weder in te koopen,<br />

en in 't benoodigde voor de elkander snel opvolgende<br />

militaire expedition te voorzien.<br />

Renteloos papier en eene onevenredige hoeveelheid<br />

koper geld beheerschten de markt; 't werd schier hot<br />

cenigo ruilmiddel; het edel metaal was uit de circulatie<br />

verdwenen. Ten einde in dezen stijgenden geldnood te voorzien,<br />

wenschte de gouv.-gen. eene leening te sluiten van<br />

15 millioen sicca ropijen met het huis Palmer & Co. te<br />

Calcutta ; maar ten gevolge van de terecht zeer gestrenge<br />

afkeuring aan dat plan in 't moederland ten deel gevallen,<br />

moest het worden opgegeven totdat andere hulp kwam<br />

opdagen; bij eene wet van den 26 aten Maart 1826, was<br />

16*


244<br />

eene leening van f 20,000,000 toegestaan, tot inwisseling<br />

van het papieren geld en aflossing der bestaande schulden.<br />

De zware taak die op zee- en landmacht rustte, de vele<br />

vermoeiende diensten van haar gevorderd, werden met de<br />

meeste trouw en volharding volbracht. Reeds was menig<br />

lauwer vergaard; nog onlangs had de marine onder den<br />

kapitein t. z. A. W. de Man, de zeeroovers in de baai<br />

van Tontoli op bloedige wijze getuchtigd of onschadelijk<br />

gemaakt, en 't overige roofgospuis ontzag voor de Ncderlandsche<br />

vlag ingeboezemd, toen het oogenblik naderde<br />

dat ook van het leger op Java eene verbazende krachtsinspanning<br />

gevergd zou worden.<br />

Sedert 1823 waren door do regeering, omtrent de landverhuring<br />

die op groote schaal in de Vorstenlanden plaats<br />

vond, beperkende maatregelen genomen, waarbij de belangen<br />

zoowel van den huurder als van den verhuurder op onrechtmatige<br />

wijze werden benadeeld. Immers toen de verhuringen<br />

— voor langer dan drie jaren en meer dan voor<br />

zes maanden voorschot — met eene terugwerkende kracht<br />

werden verboden, zagen vele rijksgrooten, die bereids<br />

aanzienlijke voorschotten op de door hen verhuurde apanage-landen<br />

hadden ontvangen, zich tot eene gedeeltelijke<br />

restitutie genoodzaakt, terwijl de goede vooruitzichten voor<br />

den huurder, wiens winsten op een langdurig bezit gegrond<br />

waren, bijna geheel verloren gingen. Do algemeene ontevredenheid<br />

daardoor in Midden-Ja va ontstaan, nog vermeerderd<br />

door het in pacht nomen van sommige gronden<br />

ten behoeve van 't gouvernement, het bemoeilijken van<br />

't verblijf voor Europeaan en Chinees in het binnenland,<br />

benevens de vele lasten der bevolking opgelegd, gaven tot<br />

eene spanning aanleiding die allicht in openlijke vijandschap<br />

kon ontaarden. De schadevergoeding, bij de ingetrokken<br />

verhuring voor reeds genoten voorschot van do grondeigenaren<br />

te vorderen, ontstemde vooral de vorsten in Djokjokarta,<br />

en niet het minst de voogden van den jongen<br />

sultan, die belangrijke sommen moesten uitkeeren. Bovendien<br />

haddon deze zich in menig opzicht over hoog geplaatste<br />

Nederlandsche ambtenaren te beklagen. Do resident<br />

Smissaert bemoeide zich weinig met de zaken, hield<br />

zich meestal te Bcdoijo op, en de assistent-resident Che-


245<br />

vallier telde in den kraton vele en machtige vijanden.<br />

Diepo Negoro, een onwettige zoon van wijlen Amangkoe<br />

Boewana III, met een feilen haat tegen het Europeesch gezag<br />

bezield, stelde zich op den voorgrond, en trachtte, zoo<br />

door hot stipt nakomen zijner godsdienstplichten en langdurige<br />

afzonderingen als door het bezoeken van heilige<br />

plaatsen, zich een aanhang bij de bevolking en in den kraton<br />

te verwerven. Het — buiten zijne voorkennis — aanleggen<br />

van een weg over zijn grond en langs eene hoog vereerde<br />

begraafplaats, beleedigende en krenkende handelingen van<br />

den assistent-resident, deden hem eene dreigende houding<br />

aannemen en zijne aanhangers om zich heen verzamelen.<br />

Tot verantwoording van die vijandige houding bij den<br />

resident ontboden, weigerde Diepo Negoro te verschijnen,<br />

sleepte zijn medevoogd Mangkoe Boemi in den opstand<br />

mede, en ontvluchte naar Selarong, toen de ass.-res. zijne<br />

woning binnendrong om zich van hem en de zijnen meester<br />

te maken. Hoofden en bevolking trokken zijne partij,<br />

de Chineezen werden verjaagd, tolpoorten en pasars geplunderd,<br />

al wat aan het Europeesch gezag herinnerde<br />

vernield, en er brak een opstand uit, die niet dan<br />

na een vijfjarigen hardnekkigen, bloedigen oorlog eindigde.<br />

Weldra zag Diepo Negoro van alle zijden talrijke hulpbonden<br />

tocsnellcn, toen een dweepziek priester, naar zijne<br />

vroegere woonplaats, Kjaï Modjo genaamd, de vaan van<br />

den Profeet ontrolde, en alle Mohammedanen opriep tot<br />

den heiligen strijd. Schier geheel Djokjo gaf aan die roepstem<br />

gehoor, en 'twas grootendeels aan den persoonlijken<br />

invloed van den luit. gouv.-gen. de Koek, die met eene<br />

onbepaalde volmacht in de Vorstenlanden aankwam, en aan<br />

zijne overredingskracht to danken, dat de soesoehoenan van<br />

Soerakarta zijne weifelende houding liet varen, en zijne<br />

troepen met die van Nederland en de legioenen der ons<br />

getrouwe prinsen Pakoe-Alam en Mangkoe Negoro vereenigde.<br />

Een Javaansche landweer (barissan) en de in<br />

Samarang en Soerabaja uit Europeanen opgerichte schutterijen<br />

door het leger ondersteund, ziedaar alles wat men<br />

den steeds aangroeienden vijand in den aanvang kon tegen-


246<br />

overstellen. Gelukkig werd het leger gaandeweg door de<br />

uit Celebes en Sumatra terugkeerende corpsen en door<br />

de hulptroepen van Madoera versterkt, zoodat men al<br />

spoedig over eene krijgsmacht van ongeveer 8000 man kon<br />

beschikken; ook mogen de uitstekende diensten der marine,<br />

onder bevel van den schout-bij-nacht Melvill van<br />

Carnbee commandant en directeur van Zr. Ms. zeemacht<br />

in Oost-Indië, niet vergeten worden.<br />

Terwijl de kraton en het fort te Djokjokarta, waarheen<br />

men den jeugdigen sultan in veiligheid had gebracht, zóo<br />

nauw door Diepo Negoro — dio zich meestal tusschen Selarong<br />

en Pasar Gedé ophield — werden ingesloten, dat<br />

het den luit.-kol. Cochius niet dan met de grootste moeite<br />

gelukte de dappere bezetting voor een korten tijd van<br />

het noodigo te voorzien, nam de opstand steeds in kracht<br />

en omvang toe. Weldra breidde hij zich over Kadoe en<br />

omliggende residentiën uit; Magelang, Demak en zelfs<br />

Samarang werden bedreigd, en het kostte den generaal<br />

van Geen veel inspanning, de benden van den pangeran van<br />

Serang die zich bij Diepo Negoro had aangesloten, te verslaan<br />

en onschadelijk te maken, zonder ze nogthans geheel<br />

te kunnen vernietigen.<br />

Het heldhaftig gedrag der bezetting van Djokjo, aan<br />

welker zelfopofferende volharding men het behoud van dat<br />

hoogst gewichtig punt had te danken, mogen even als de<br />

groote diensten door sommige ambtenaren, de schutterij<br />

en de vrijwilligers van Samarang bewezen, nimmer worden<br />

vergeten.<br />

Na eene mislukte poging zoowel om de opstandelingen<br />

(kramans) uit hun hoofdzetel Selarong te verjagen, waar<br />

Diepo Negoro onder de moest weidsche en hoogdravende<br />

titels ook dien van sultan van Java had aangenomen, als<br />

om hen door vredelievende voorstellen de wapens te doen<br />

nederleggen, werd do oorlog met afwisselend geluk voortgezet.<br />

Inmiddels was de jonge sultan naar den kraton<br />

teruggekeerd, en hoewel onze krijgsmacht rondom Djokjo<br />

aanhoudend door den vijand werd verontrust, had een<br />

betrekkelijke overvloed een langdurig gebrek aan levensmiddelen<br />

vervangen.<br />

Meesterlijk wisten Diepo Negoro en zijne bevelhebbers,


247<br />

waaronder de jeugdige Sentot, zoon van raden Rangga<br />

Prawiro Dirdjo (bladz. 191) boven allen uitblonk, van<br />

het doorsneden terrein partij te trekken, en ofschoon<br />

hunne benden zich slechts noode in het open veld tegenover<br />

onze beter uitgeruste en gedisciplineerde troepen<br />

waagden, lieten zij geene gelegenheid voorbijgaan het<br />

leger uit hunne schuilhoeken op allerhande wijze afbreuk<br />

te doen. Gelukkig werd eene poging tot opstand<br />

in de oostelijke provinciën aan de grenzen van Soerabaja<br />

spoedig onderdrukt.<br />

Toen de regentijd aanbrak, enkele barissans ontbonden<br />

waren, en men onzen afgematten soldaten eenige<br />

rust kon schenken, had de Koek het bevel aan van Geen<br />

opgedragen om te Batavia de teugels van het bewind uit<br />

de handen van v. d. Capellen over te nemen, tot aan de<br />

komst van den com.-gen. du Bus de Ghisignies, die in<br />

Februari 1826 zijne hooge betrekking aanvaardde.<br />

Gaven de erkende bekwaamheid en de uitstekende<br />

hoedanigheden van den nieuwen landvoogd, vele waarborgen<br />

voor het welslagen zijner gewichtige zending, om<br />

verbetering te brengen in den benarden toestand der<br />

Indische geldmiddelen, zoo moest de uitgebroken opstand<br />

daarop een noodlottigen invloed uitoefenen, en de taak<br />

waaraan du Bus te Batavia zijn beste krachten besteedde,<br />

maakte die welke de generaal de Koek te vervullen had<br />

dubbel moeilijk. Ook in de Vorstenlanden was geld de nerf<br />

van den oorlog, en men behoeft zich niet te verwonderen<br />

dat, waar de belangen van het leger in strijd waren met<br />

het aangenomen bezuinigingssysteom, waar de soldijen voor<br />

-/3 in kopergeld werden uitbetaald, de wegen van den<br />

gouverneur-generaal en den opperbevelhebber uit elkander<br />

liepen. Beiden trachtten hetzelfde doel, doch op verschillende<br />

wijzen te bereiken. Waar de opperlandvoogd,<br />

met het oog op de steeds toenemende oorlogskosten, den<br />

vrede zoo spoedig mogelijk en tegen eiken prijs wenschte<br />

te verkrijgen, liet de Koek zijn eens aangenomen stelsel<br />

van langzame insluiting en uitputting van den vijand niet<br />

varen, zooals wij later zien zullen.<br />

In 't begin van April keerde de opperbevelhebber naar<br />

het tooneel van den oorlog terug, en vestigde zijn hoofd-


248<br />

kwartier te Djokjokarta, van waar de meeste krijgsoperatiën<br />

uitgingen. Mangkoe Negoro ontving het ridderkruis<br />

(3 de kl.) voor moed, beleid en trouw, en zijn legioen,<br />

behaalde ook in 1826, onder aanvoering van den grijzen<br />

held en zijne dappere zonen, menige duur betaalde zege,<br />

totdat de groote vasten (poeasa) aan beide partijen eenige<br />

verademing schonk. De herovering van den versterkten<br />

en hardnekkig verdedigden kraton te Plércd, mocht tevens<br />

als een goed begin van den opnieuw geopenden veldtocht<br />

beschouwd worden, toen aan ons leger onverwacht nederlaag<br />

op nederlaag werd toegebracht — bij een van welke<br />

het legioen van Mangkoe Negoro bijna geheel verloren<br />

ging — na eene vergeefsche poging, om den vijand in<br />

den omtrek van Dikso te ontmoeten.<br />

Bovendien was de overrompeling van een tiental rijksgrooten<br />

— waaronder twee voogden van den jongen<br />

sultan — die van Dikso naar Djokjokarta terugkeerden,<br />

en allen op twee na sneuvelden of gevangen en vermoord<br />

werden, een der oorzaken waardoor Diepo Negoro<br />

zijn geschokt gezag en dalend prestige herwon.<br />

De schitterende zege later op Mangkoe Negoro behaald,<br />

deed zijn roem nog hooger stijgen; het oude Mataram<br />

en de moeste reeds onderworpen gewesten schaarden<br />

zich op nieuw aan zijne zijde, het aantal zijner benden<br />

(brandals) nam aanhoudend toe, schier overal zagen<br />

de troepen zich tot den terugtocht gedwongen, en de generaal<br />

de Koek was dikwerf genoodzaakt de rol van aanvaller<br />

tegen die van verdediger te verwisselen. De gemeenschap<br />

tusschen Djokjo en Soerakarta, in welke<br />

richting Diepo Negoro zijne strijdkrachten verzamelde,<br />

werd al spoedig verbroken, en 't hoofdkwartier naar laatstgenoemde<br />

plaats overgebracht, 't Werd dringend noodzakelijk<br />

maatregelen te nemen om het leger te versterken,<br />

dat wonderen van dapperheid en volharding had verricht,<br />

maar niet langer bij machte was, den steeds aangroeiend«!<br />

vijand overal het hoofd te bieden. Al stonden reeds de<br />

namen van eenCochius, een Cleerens, Le Bron de Vexcla,<br />

Sollewijn, Michiels, van Geen en zoovele andoren, hoog<br />

en met eere aangeschreven, al werden ook bij de ondergeschikte<br />

rangen, de schoonste voorbeelden van toewijding


249<br />

en zelfopoffering gegeven, de gedunde gelederen moesten<br />

aangevuld en versterkt worden.<br />

Ten einde bij de bevolking, aan den toenemenden invloed<br />

van Diepo Negoro, eene hoog vereerde macht tegenover<br />

te stellen, besloot men onzen ouden tegenstander,<br />

Amangkoe Boewana'II (bl. 191), doch die thans beloofde<br />

een getrouw bondgenoot te zullen zijn, op den troon van<br />

Djokjo te herstellen, onder erkenning van den minderjarigen<br />

vorst als wettig sultan anom (de jonge) en zijn recht<br />

tot deelneming aan 't bestuur. Uit den verderen loop<br />

der gebeurtenissen is evenwel gebleken, dat die verheffing<br />

Aveinig goeds heeft opgeleverd. Trouwens welk Javaan,<br />

aan Nederland ondergeschikt, zou eenigen invloed tegen<br />

het zedelijk overwicht van Diepo Negoro kunnen doen<br />

gelden, wie zich met hem durven meten? Was hij niet<br />

de held des geloofs, de vriend van den Profeet, de afgod<br />

des volks, de vijand van den kafir, — de sultan van<br />

Java? Geen afgeleefde, uit zijn ballingschap te voorschijn<br />

gehaalde vorst, zou de kracht van dien vijand kunnen<br />

verbreken; maar gelukkig keerde de kans van den<br />

oorlog. Te Djatianom, waaruit zijne brandals, schrik en<br />

angst verspreidden tot onder de muren van Solo, werd<br />

hij geslagen en genoodzaakt zich in de bijna ontoegankelijke<br />

wildernissen van den Merapi terug te trekken. En<br />

toen daarop eene nederlaag bij Soekarodjo volgde, waarbij<br />

Diepo Negoro tweemalen gewond werd, en het voordeel<br />

aan onze zijde bleef, herleefden de moed, de hoop en<br />

het vertrouwen. Na het invallen van do westmoeson, genoten<br />

onze colonnes een weinig rust, die echter onophoudelijk<br />

door een vermoeienden guerilla-oorlog werd gestoord.<br />

In 1827 zag de generaal de Koek, tengevolge der algemeene<br />

uitputting, do vele zieken en het uitbreken der<br />

cholera, geen kans de krijgsverrichtingon met die kracht<br />

te doen hervatten welke een spoedigen vrede beloofde,<br />

en moest hij zich veelal tot eene lijdelijke verdediging<br />

bepalen, hoewel den vijand toch menig verlies, vooral in<br />

hot noorden van Padjang en Kadoe werd toegebracht.<br />

Ook in 't moederland was de noodzakelijkheid ingezien<br />

het Indische leger met een krachtig Europeesch element<br />

te versterken, en eene uit ruim 3000 vrijwilligers bestaande


250<br />

expeditionaire afdeeling onder den kolonel Vermersch opgericht,<br />

die reeds in Mei on Juni te Samarang aankwam.<br />

Weldra nam zij een werkdadig deel aan den strijd, en<br />

de gedenkboeken van de heldenfeiten der Nederlanders in<br />

Indië, werden al spoedig met een aantal Hollandsche en<br />

Belgische namen verrijkt.<br />

Het plan do campagne, door den opperbevelhebber gevormd<br />

en waaraan hij tot het einde getrouw bleef, steunde<br />

hoofdzakelijk op het doel den opstand allengs te concentreeren.<br />

Dit zocht hij te bereiken, door verscheidene<br />

mobiele colonnes zooveel mogelijk in verband met elkander<br />

te doen samenwerken, en het gewonnen terrein door een<br />

tal van kleine sterkten (bentings) te doen bewaken, tevens<br />

geschikt tot steunpunt der, troepen, die de opstandelingen<br />

in een al nauwer en nauwer wordenden kring moesten<br />

insluiten. Tegelijkertijd trachtte men oproerigo prinsen<br />

of overwonnen hoofden aan het Nederlandsch bestuur te<br />

verbinden, waartoe echter middelen vereischt werden,<br />

die bij de toepassing van het zuinighcidssysteem niet altijd<br />

te verkrijgen waren.<br />

Met acht mobiele colonnes, later tot elf aangegroeid, en<br />

een steeds toenemend aantal forten (het benting-stelsel),<br />

hoopte de opperbevelhebber den oorlog tot een goed einde<br />

te brengen. Die colonnes, mot afwisselend geluk werkzaam,<br />

en door kundige officieren aangevoerd, hebben dan<br />

ook, trots alle bezwaren, met eene nooit genoeg te prijzen<br />

volharding en zelfopofferenden moed, doch niet dan<br />

nà een vijfjarigen strijd, het doel bereikt.<br />

Al spoedig bepaalde zich het tooneel van den oorlog<br />

tusschen de Progo en de Bogowonto, en toonde Diepo<br />

Negoro in 't begin van Augustus zich bereid om te onderhandelen.<br />

De eischen echter van don zich noemenden<br />

sultan van Java, panotogomo (regelaar van den godsdienst,<br />

enz. enz. enz.) waren zóo overdreven, dat de vijandelijkheden<br />

nog vóór het invallen van den regentijd werden<br />

hervat, en ook later aangeknoopte onderhandelingen even<br />

vruchteloos afliepen. Krachtig werden do operation voortgezet,<br />

en de opstandelingen onophoudelijk achtervolgd; maar<br />

genoten zij weinig rust, ook van onze soldaten werden<br />

uiterst afmattende diensten gevorderd.


251<br />

Een opstand te Rembang uitgebroken, gaf tot nieuwe<br />

gevechten aanleiding, waarbij het voordeel niet altijd aan<br />

onze zijde was, en het kostte den generaal Holsman veel<br />

moeite dien te bedwingen. Omtrent terzelfder tij d stierf sultan<br />

Sepoeh, en weder bleef een onmondig kind als erfgenaam<br />

van Djokjo achter, wiens troon zulk eene groote behoefte<br />

had, aan de getrouwe ondersteuning der inlandsche vorsten.<br />

De voogdijschap werd thans evenwel beter geregeld,<br />

den voogden meer macht geschonken, en het njkszegel in<br />

hun bezit gesteld.<br />

Intusschen was aan het leger een dapper bevelhebber<br />

ontvallen ; de generaal van Geen, die op Java en Celebes<br />

vele en goede diensten had bewezen, keerde naar Europa<br />

terug om ook dââr, doch op een geheel ander oorlogsveld,<br />

Neêrlands tegenstanders te bestrijden.<br />

Niettegenstaande de commissaris-generaal op een spoedig<br />

eindigen van den oorlog bleef aandringen, ging de<br />

gen. de Koek, volgens zijn eenmaal aangenomen stelsel,<br />

steeds langzaam voorwaarts, en werd in 1828, de veldtocht<br />

onder gunstiger omstandigheden dan in 't vorige<br />

jaar geopend. Men verkreeg al meer en meer de overtuiging,<br />

dat voortvarendheid allicht tot overijling aanleiding<br />

gaf. Naarmate de kring enger werd waarin het hoofd<br />

van den opstand zich bewoog, namen zijne hulpmiddelen<br />

af, en hadden de onderworpen gewesten, door de overal<br />

verspreide bentings beschermd, minder van aanvallen of<br />

strooptochten te lijdon. Reeds was de vijand van tusschen<br />

de Opak en Progo verdreven; en had Kjaï Modjo —<br />

tijdens de onderhandelingen met hem gevoerd — geene<br />

te groote eischen voor den Islam gedaan, dan ware de<br />

oorlog wellicht spoedig geëindigd, 't Zou echter dwaasheid<br />

zijn geweest de onaannemelijke voorstellen van dien<br />

dweepzieken priester langer aan te hooren.<br />

Na eene reeks schermutselingen, afmattende tochten en<br />

eene schier ongeloofelijke inspanning, gelukte het Le Bron<br />

de Vexela, juist toen Kjaï Modjo gereedstond, een inval<br />

in de Padjangsche gewesten te ondernemen, zich van hem<br />

en de zijnen op de zuidelijke afhelling van den Merapi,<br />

meester te maken. Te Klatten gaf hij aan den resident<br />

van Solo de. wapens over. Dit belangrijk voordeel, aan den


252<br />

kloeken commandant der 3 de mobiele colonne en zijn onverschrokken<br />

adjudant den luit. Johan Jacob Roeps verschuldigd<br />

, werd met de hooge tevredenheid van den opperlandvoogd<br />

aan het leger bekend gemaakt. Ook te Batavia<br />

begon men in te zien, dat het doel bij het gevoerde stelsel<br />

zoo al niet spoedig, dan toch zeker zou worden bereikt.<br />

Ongelukkigerwijze werd door den stoutmoedigen Sentot<br />

aan de 8 s,e colonne eene gevoelige nederlaag toegebracht,<br />

waarbij hij echter ontwaarde, dat een op zich zelf staand<br />

voordeel niet in staat was den vooruitgang van het<br />

Nederlandsch leger te stuiten. Ten gevolge dor in Februari<br />

1829 op nieuw met het hoofd van den opstand aangeknoopte<br />

onderhandelingen, bleven de vijandelijkheden tot<br />

in April geschorst, en uithoofde van de grootere troepenmacht<br />

waarover men beschikken kon. al meer en moer<br />

tusschen de Progo en de Bogowonto beperkt.<br />

Het vroegere prestige van Diepo Negoro was verdwenen;<br />

zijne pradjoerits moesten zich dikwerf door plundering<br />

en roof van 't noodige voorzien; ellende en gebrek<br />

deden zich gevoelen, waar vroeger weelde en overvloed<br />

heerschten; moedeloosheid maakte zich van zijne hoofden,<br />

wantrouwen van zijne minderen, ontevredenheid van<br />

de bevolking meester, en 't geloof aan het gelukkig gesternte<br />

van den sultan ging verloren. Maar haddon hij en de<br />

zijnen veel geleden, de afmattende oorlog, waarin oneindig<br />

meer offers door vermoeienis, ziekte en uitputting dan<br />

door 's vijands vuur gevallen waren, had ook ons leger<br />

zware verliezen toegebracht. Van de expeditionaire afdeeling,<br />

welker diensttijd ten einde liep, was op den l 8ten<br />

Augustus 1829 nauwelijks oen derde over ; en het opzoeken<br />

of vervolgen van de brandals, kostte nog altijd eene voortdurende<br />

inspanning. Ofschoon Diepo Negoro veel aan<br />

kracht en invloed had verloren, bleef hij gevaarlijk voor<br />

de rust van het land, en nog menig bloedig gevecht moest<br />

er geleverd worden, eer die voor goed was hersteld.<br />

Weldra vielen zijn oudste zoon, zijne moeder en dochter<br />

met andere aanzienlijke hoofden in onze handen; en hij<br />

leed een onherstelbaar verlies, toen Sentot, die met den<br />

titel van Ali-Bassa aan het hoofd van zijn barissan in<br />

Nederl. dienst overging, zich even als Mangkoe Boemi


253<br />

bij ons aansloot. Toch hield hij nog geruimen tijd vier<br />

der mobiele colonnes gestadig in beweging, tot dat de verlaten<br />

sultan, meermalen als door een wonderwerk ontsnapt,<br />

eindelijk in onderwerping kwam. De hooge prijs op<br />

zijn hoofd gesteld, had geen Javaan kunnen verleiden den<br />

sultan te verraden. Ofschoon met toegevendheid en onderscheiding<br />

behandeld, waarvan hij in meer dan één opzicht<br />

misbruik maakte, was Diepo Negoro niet ter goeder trouw,<br />

en bleef hij eischen volhouden, die hem van den aanvang<br />

af, en zelfs tijdons zijn grootsten voorspoed geweigerd<br />

waren, zoodat de generaal de Koek genoodzaakt was —<br />

wilde hij den oorlog niet op nieuw doen ontbranden —<br />

hem naar Batavia op te zenden. Yan daar werd hij naar<br />

Menado overgebracht; zijn laatste verblijf was Makassar,<br />

waar hij in 74-jarigen ouderdom overleed.<br />

Zoo was dan de rust na een vijfjarigen strijd hersteld;<br />

een strijd die aan meer dan 15000 Europeanen en onder<br />

onze vanen strijdende inlanders het leven, en het moederland<br />

millioenen schats had gekost. Wie telt het aantal<br />

opstandelingen voor den sultan van Java gevallen, wie<br />

het bloed en de tranen door zoo vele duizenden gestort?<br />

't Waren kommervolle jaren, arm aan voorspoed, maar<br />

rijk aan ondervinding en aan lessen voor de toekomst, die<br />

jaren van 1825—1830, waarin voor vroeger verzuim,<br />

voor willekeurige handelwijzen, ondoordachte maatregelen<br />

of gemis aan doorzicht en kennis, zóó bitter werd<br />

geboet. Eone betere grensscheiding tusschen de Vorstenlanden,<br />

en de aanhechting der tegenwoordige residenten<br />

Hanjoemas Bagelen, Madioen en Kediri aan Neêrlands<br />

o-rondgebied, waarvoor jaarlijks vaste sommen aan de<br />

vorsten werden uitgekeerd, kwamen na den vrede tot<br />

stand. De soesoehoenan van Socrakarta, hoogst gebelgd<br />

over die verkleining van zijn gebied, verliet heimelijk<br />

zijne hoofdstad om zich bij de heilige graven van Imogivi<br />

af te zonderen; en moest zijne dubbelzinnige handelwijze<br />

met eene verbanning naar Amboina boeten. Prins Poerbaja,<br />

tot zijn opvolger verkozen, beklom als sultan Pakoe<br />

Boewana VII, den troon zijner vaderen, en nam de hem<br />

gestelde voorwaarden aan.<br />

De gen. de Koek, in den loop van 1830 naar Nederland


254<br />

teruggekeerd, werd tot den adelstand verheven, ontving uit<br />

's konings hand het zoo eervol verworven grootkruis der<br />

militaire Willemsorde, en weldra prijkte op de borst onzer<br />

dapperen, naast het door velen duur gekochte ridderkruis,<br />

eene medaille ter herinnering aan dien gedenkwaardigen<br />

oorlog.<br />

Moge die herinnering levendig blijven, en ook door ons<br />

nimmer worden vergeten dat wij het belioud van het<br />

prachtige Insulinde, aan den moed en de trouw van het<br />

Nederlandsch-Indisch leger verschuldigd zijn 1).<br />

Reeds in Januari was du «Bus door den gouv.-gen. Johannes<br />

van den Bosch vervangen; maar alvorens hem in<br />

zijn bestuur te volgen, waarmede zich een nieuw tijdperk<br />

voor Java opent, moet ik op dat van den afgetreden com.gen.<br />

met een enkel woord terugkomen.<br />

Nadat hij het personeel van den'raad van Indië veranderd,<br />

dat der rechterlijke macht verminderd, en een nieuw<br />

reglement op de algemeene boekhouding en rekenkamer<br />

vastgesteld had, waren tevens eenige administration, instellingen<br />

en betrekkingen opgeheven of met anderen vereenigd.<br />

En ondanks die bezuinigingen, ondanks het afschaffen<br />

van vele uitgaven en het, sluiten van nieuwe<br />

leeningen, hadden de financieele uitkomsten op verre na<br />

niet aan de verwachting beantwoord. Niettegenstaande de<br />

com.-gen. een uitgebreid krediet, met enkele millioenen aan<br />

gouden en zilveren specie tot stijving der Indische geldmiddelen<br />

had medegebracht, de gulden — tot dusverre<br />

ter waarde van 120 duiten — voortaan slechts 100 zou<br />

gelden, en het gouvernements-papier buiten omloop was<br />

gesteld, bleef de geldmarkt even gedrukt als te voren. Die<br />

nieuwe regeling van het muntwezen, en het noodlottig kopersysteem<br />

deden veel ongerief ontstaan; vooral werden de<br />

in koper uitbetaalde soldijen, koelieloonen enz. er door<br />

benadeeld, hoewel niemand verplicht was meer dan ƒ10<br />

in koperen munt te ontvangen.<br />

1) Zie over dit merkvaardig tijdvak der O. I. geschiedenis : De oorlog<br />

op Java va« 1S25 tol 1830, door A. W. P. Weitzel, kapitein bij de<br />

infanterie, enz.


255<br />

Het innen der landrente bleef nagenoeg' op dezelfde<br />

wijze bestaan; „de huistax" en de verponding werden verhoogd,<br />

doch de directie der djatiebosschen opgeheven en<br />

de tolpoorten der Vorstenlanden ingetrokken. Behalve de<br />

amfioenpacht, was ook de Preanger-koffie voor een twaalfjarig<br />

tijdvak aan de Handelmaatschappij afgestaan; het<br />

zoutmonopolie bleef gehandhaafd.<br />

Bij menig kleingeestigen maatregel van bezuiniging,<br />

door du Bus ten koste van algemeene en bijzondere belangen<br />

ingevoerd, kwamen toch ook onderscheiden verbeteringen<br />

tot stand, zooals het intrekken der beperkende<br />

bepalingen omtrent het verblijf van Europeanen in de binnenlanden<br />

en eene regeling tot verhuring van landerijen. Als<br />

voorstander van individueel landbezit, het uitgeven in erfpacht<br />

van woeste gronden aan Europeanen, en uitbreiding<br />

der cultures, die door zijn opvolger, ofschoon op eene<br />

andere wijze, tot zulk eene verbazende hoogte zou worden<br />

opgevoerd, was hij de ziel, de beschermer en aanmoediger<br />

van alle ondernemingen tot bevordering van landbouw<br />

en nijverheid. Proeven voor de teelt van nieuwe producten<br />

werden te Krawang genomen, handel en scheepvaart ondersteund,<br />

de Javaschc bank opgericht en de Bataviasche in<br />

Javasche Courant herdoopt, het officieele blad der regeering.<br />

Du Bus had in Indië eene moeijehjke, hoogst ondankbare<br />

taak te vervullen, waarvan hij zich op eene wijze<br />

kweet, die hem zelfs de achting zijner tegenstanders deed<br />

verwerven, en zijn rapport van 1 Mei 1827, mag voorzeker<br />

onder een der meest verlichte staatsstukken gerangschikt<br />

worden.<br />

De bezuinigingswoede was ook op de buitenbezittingen<br />

niet zonder invloed gebleven. Aan Sumatra's westkusten<br />

in de bovenlanden van Padang had men den oorlog bij<br />

gemis aan de noodige krijgsmacht en geldmiddelen slepende<br />

gehouden en bleef de status quo, dank zij het beleid<br />

van do Stuers, zoo veel mogelijk bewaard ; op Palembang,<br />

Banka en Billiton was de toestand in eenige opzichten<br />

verbeterd, maar overal gevoelde men behoefte aan een<br />

beteren financieelen toestand.<br />

Terwijl op Celebes, de koningin AroeDatoe, nog steeds


25G<br />

volhardde in hare vijandige houding tegenover de vroegere<br />

beschermers en bondgenooten van Boni, was Tanette<br />

door den majoor van Coehoorn van Houwerda getuchtigd<br />

en Lapatoea als leenroerig vorst op den troon hersteld.<br />

In de Molukken bleef de gedwongen specenjteelt bestaan<br />

, en werden de rooskleurige verwachtingen eener gelukkiger<br />

toekomst niet verwezenlijkt; zelfs moest de oproerige<br />

gezindheid onder het garnizoen van Amboina krachtig<br />

worden te keer gegaan.<br />

De bezittingen op de westkust van Borneo, zouden<br />

voortaan ressorteeren onder de residentiën Pontianak en<br />

Sambas, de onder-residentie Mampawa en do afdeeling<br />

Landak, waarvan het hoofdbestuur te Pontianak was<br />

gevestigd. Ten gevolge der oorlogen op Java en elders<br />

gevoerd, had men vooral ten opzichte der weerspannige<br />

kongsi's veel door de vingers moeten zien. Ook daar leidde<br />

inkrimping van uitgaven, tot beperking van invloed en<br />

gezag. De verregaande beleediging echter der Nederlandsche<br />

vlag door Mohammed Djamaloe'd-din sultan van Matan<br />

aangedaan, die den zeeroof openlijk onder zijne hoede<br />

nam, en zich gewapenderhand van de lading onzer schepen<br />

meester maakte, mocht niet ongestraft blijven. Een eskader<br />

onder den kaptein t. z. Dibbetz, door de flottille van radja<br />

Akil, den zwervenden kleinzoon van een vroegeren sultan van<br />

Siak bijgestaan, maakte zich van de versterkingen aan de<br />

Katapan-rivier, vele prauwen en verdere vijandelijke stellingen<br />

meester, en verklaarde den vorst vervallen van den<br />

troon. Zijn rijk werd met het landschap Soekadana en de<br />

Karimata-cilanden aan dezen Siakschen prins, die ons<br />

trouw gediend en meer dan eens had bijgestaan, in leen<br />

gegeven, en do zetel van 't bestuur onder den naam van<br />

Nieuw-Brussel — dien hij echter niet lang behield — naar<br />

Soekadana overgebracht. Al mocht de nieuw aangestelde<br />

sultan, Abdoe'l-djahil jang di pertoean Sjah di Brussel, later<br />

niet altijd aan de billijke verwachtingen van het gouvernement<br />

beantwoorden, toch hadden de zeeroovers in die<br />

wateren een verlies geledon ; waarvan zij zich nimmer geheel<br />

hebben hersteld.<br />

Nadat in 1828 en 1829 de troonopvolging in Tajnn,<br />

Mampawa. Sambas en Koeboe geregeld eil verschillende<br />

/


257<br />

overeenkomsten met de vorsten gesloten waren, werd gedurende<br />

de eerste jaren in weerwil van zoo vele elementen<br />

van onrust en wederspannigheid, de vrede niet ernstig<br />

verstoord.<br />

De nog weinig bekende binnenlanden en Dajaksche<br />

stammen in de Westerafdeeling van Borneo, werden op<br />

verschillende tochten door Hartmann, even als de sultan<br />

van Kootei, die het oppergezag van Nederland erkende,<br />

en de bovenlanden der Zuider- en Oosterafdeeling, tot<br />

aan het stroomgebied der Kapoeas, door den onvermoeiden<br />

en stoutmoedigen Muller bezocht. De eerste gaf menige<br />

nuttige wenk tot het aanknoopen van nauwere gemeenschap<br />

met die gewesten en hunne bewoners, terwijl de<br />

tweede, door de Dajaks vermoedelijk op het aanstoken<br />

van Koetei's vorst, in 't binnenland — waarschijnlijk te<br />

Soengei-Boengan — werd vermoord. De resultaten van dat<br />

topographisch en ethnographisch onderzoek, dat door den<br />

majoor Henrici werd voortgezet, zijn ongelukkig meest allen<br />

verloren gegaan, zoodat van de door hen opgedane kennis<br />

betrekkelijk weinig nut is getrokken. Later had men<br />

aan de tochten van Korthals; Hörner, Sal. Muller en von<br />

de Wall, maar vooral aan het wetenschappelijk onderzoek<br />

van de H.H. Schwaner 1) en van Lijnden, benevens aan<br />

de reizen van Burns en Ida Pfeiffer vele belangrijke mededeelingen<br />

omtrent de binnenlanden van Borneo te danken.<br />

Nadat Tobias verschillende zaken geregeld, en den heer<br />

Halewijn, als opperhoofd ton Zuid- en Oostkust van Borneo,<br />

de verdere uitvoering zijner inzichten had toevertrouwd<br />

, bleef ook te Bandjermasin de rust verder bewaard.<br />

Was het bestuur van den gouv.-gen. van den Bosch<br />

over 't algemeen voor de buitenbezittingen van minder<br />

belang, werden alle buitengewone uitgaven vermeden en<br />

de zaken in statu quo gelaten, voor Java werd eene<br />

nieuwe toekomst ontsloten.<br />

In het volgende hoofdstuk zullen wij zien hoe do stelselmatige<br />

uitbreiding van den landbouw en de invoering<br />

van hetgeen men later het cultuurstelsel heeft genoemd<br />

1) Zie o. a. Dr. C'. A. L. M. Schwaner, Borneo. Besc/irijvi;<br />

liet 'stroomgebied van den Barito.<br />

17


258<br />

voor Java verscheidene nieuwe takken van nijverheid<br />

en productie deed ontspruiten en later eene mildvloeiende<br />

bron van inkomsten voor Neêrlands schatkist<br />

opende.<br />

HOOFDSTUK III.<br />

VAN DEN VIJFJARIGEN OORLOG OP JAVA TOT AAN HET<br />

BESTUUR VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL JAN<br />

JACOB ROCHUSSEN.<br />

1830—1845.<br />

De geschiedenis van Nederlandsen Oost-Indië en die<br />

van Java in 't bijzonder, treedt thans een tijdperk in,<br />

waar diep ingrijpende maatregelen een geheelen ommekeer<br />

van verschillende toestanden zullen teweeg brengen. Het<br />

cultuurstelsel, die „reusachtige uitbreiding van het stelsel<br />

der voormalige O. I. C", dat ongeveer 20 jaren lang geheel<br />

de inwendige huishouding van Java beheerschto, is<br />

hier de belangwekkende zaak waarom al het overige zich<br />

groepeert. Trots de door du Bus ingevoerde bezuinigingsmaatregelen<br />

en hervormingen, moest Indië nog<br />

altijd door het moederland geldelijk worden ondersteund.<br />

Thans zouden die hervormingen door v. d. Bosch worden<br />

opgenomen en voortgezet, in de hoop door het invoeren<br />

van zijn landbouwstelsel en nieuwe cultures,<br />

Java zóo winstgevend te maken voor Nederland, als do<br />

stoutste verbeelding zich niet had durven voorstellen. Tot<br />

eiken prijs moest in den bestaanden, en ten gevolge van<br />

den Belgischen opstand steeds toenemenden geldnood<br />

worden voorzien; dit zou naar zijne meening kunnen geschieden<br />

door den vruchtbaren Indischen bodem en de<br />

werkkrachten zijner bewoners, dienstbaar te maken aan<br />

de behoeften van de Europceschc markt. Elout, die zich


259<br />

als minister van koloniën, met de denkbeelden van den<br />

opperlandvoogd niet kon vereenigen, uit vrees de beginselen<br />

van vrijen arbeid en handel aan dwang en<br />

monopoliegeest te zien opofferen, verzocht en verkreeg<br />

zijn ontslag. De koning verloor door zijn aftreden een<br />

trouw en eerlijk raadsman, Indië een zijner beste bestuurders<br />

en Nederland een zijner uitstekendste ministers.<br />

't Nieuw in te voeren systeem, dat zoowel met staathuishoudelijke<br />

begrippen als met de adat en Javaansche<br />

maatschappelijke toestanden in botsing kon geraken, had<br />

al aanstonds met vele bezwaren te kampen; trouwens een<br />

natuurlijk gevolg van elke nieuwe instelling waarbij men<br />

zich van oude lang gevestigde denkbeelden moet losmaken.<br />

Het cultuurstelsel, door sommigen ten hemel verheven<br />

en door anderen diep verguisd, maar zelden geheel onpartijdig<br />

beoordeeld, berustte op het denkbeeld: om, zonder<br />

dat de adat geschonden, verkregen rechten gekrenkt of<br />

den inlander gedwongen werd, een gedeelte der sawahs<br />

en dessagronden af te zonderen, tot het verbouwen van<br />

eenig ander winstgevend product. Het steunde op de volgende<br />

grondslagen: elke dessa die '/s van hare rijstvelden<br />

afstond ten behoeve van de door het gouvernement verlangde<br />

cultuur, zonder meer arbeid te vorderen dan de<br />

rijstcultuur, was van de daarvoor te innen grondbelasting<br />

verschoond; leverde het product bij taxatie meer op dan<br />

het bedrag der verschuldigde landrente, zoo deelde de<br />

dessa in dat voordeel; en bij misgewas, zonder toedoen<br />

van den planter verkregen, kwam de schade voor rekening<br />

van het gouvernement. Men beloofde zich gouden bergen<br />

van dit stelsel, en, ware het zóo ingevoerd en toegepast<br />

, had men zich getrouw aan die bepalingen gehouden,<br />

dan zou het werkelijk reeds bij den aanvang gezonde en<br />

rijke vruchten hebben kunnen dragen. Maar nu het in<br />

werking kwam zonder de noodige voorbereidende maatregelen<br />

en practische kennis, zonder juiste gegevens of<br />

voorafgaande proefnemingen, kon het althans in den<br />

beginne, niet anders dan op den inlander drukken,<br />

en 't vond al aanstonds veel tegenstand. Immers men<br />

bezat noch eene vertrouwbare statistiek der bevolking,<br />

noch volledige opgaven van de grootte en waarde der ver-<br />

17*


260<br />

schillende dessagronden. Men kon alzoo evenmin de benoodigde<br />

arbeidskrachten als de geschik<strong>the</strong>id van den<br />

bodem beoordeelen. Men moest afgaan op mondelinge<br />

mededeelingen omtrent het rijst verbruik, en ieder zuivere<br />

maatstaf ontbrak tot aanwijzing der velden die voor de<br />

eene of andere cultuur te verkiezen waren. Misbruik van<br />

gezag, te ver gedreven ijver of eigenbelang zouden — zoo<br />

redeneerde men voort — daarbij al spoedig op den voorgrond<br />

treden, en den inlander blootstellen aan willekeur<br />

en misleiding, of wel een blinde tegenwerking zou menigen<br />

oogst doen mislukken en veler arbeid verloren doen<br />

gaan.<br />

Ook hier lag de waarheid in het midden. De waarde<br />

toch van dit stelsel hing grootendeels af van de wijze hoe,<br />

waar en door wien het zou worden ingevoerd of toegepast.<br />

Naarmate de toepassing op billijke of onredelijke<br />

gronden steunde, de landstreek er beter of minder voor<br />

geschikt was, en de personen ermede belast, de daarvoor<br />

noodige kennis en tact bezaten, naar die mate werkte het<br />

verschillend, goed of slecht, en werd het natuurlijk even<br />

verschillend beoordeeld, geprezen of gelaakt.<br />

Zie hier een voorbeeld: waar bij de suikercultuur in<br />

Probolinggo, 21 cents per hoofd en per dag wordt verdiend,<br />

bedraagt dit in Tagal slechts 11V cent; en de koffiecultuur<br />

die in Pasoeroean 48 centen oplevert, geeft niet meer dan<br />

3 in Kadoe. Zulko verschillen, waarvan èn door voorstanders<br />

èn door bestrijders van het stelsel, elk in zijn voordeel<br />

gebruik werd gemaakt, moesten tot geheel verkeerde<br />

voorstellingen leiden, 't Is dan ook alleen uit de onpartijdige<br />

geschiedenis Van de werking van 't cultuurstelsel<br />

en hare gevolgen, over een aantal jaren en verschillende<br />

gewesten van Java verdeeld, dat men het meer van nabij<br />

kan leeren kennen, waarbij de groote verscheidenheid in<br />

zeden, gewoonten en gebruiken der inlanders, benevens<br />

den, aard der gronden in Oost- en West-Java niet buiten<br />

rekening mogen blijven.<br />

Terwijl in de Preanger-regentschappen indigofabrieken<br />

waren opgericht, word in Tjeribon de suikercultuur ingevoerd,<br />

en den fabrikant tegen borgtocht rentelooze voorschotten verleend,<br />

onder voorwaarde het pikol suiker tegen een vasten


261<br />

prijs te leveren. Omtrent de teelt en de levering van het<br />

suikerriet, de tabak, <strong>the</strong>e en andere producten werden<br />

een aantal overeenkomsten gesloten, en zoowel aan Europoesche<br />

als inlandsche ambtenaren cultuurprocenten toegewezen.<br />

Vooral aan dezen voor de inlanders zoo noodlottigen<br />

maatregel, had men eene onbesuisde toepassing<br />

van het stelsel te danken, waarbij oen steeds klimmend<br />

winstbejag opgewekt, de werkkrachten der bevolking<br />

overschat, de productie bij den aanvang te hoog opgevoerd<br />

en de sawahvelden somtijds onevenredig aan hunne bestemming<br />

onttrokken werden. Reeds spoedig waren de<br />

voor de teelt dier producten aangewezen grenzen overschreden,<br />

waaruit allicht gebrek aan voeding benevens volksverloop<br />

konden ontstaan, en wel verre van onverdeelden<br />

bijval, vond het stelsel dan ook ernstige bestrijders. Den<br />

tegenstand door den genoraal v. d. Bosch in Nederland<br />

bij Elout ontmoet, vond hij op Java, in dien van Mr.<br />

Pieter Merkus toenmalig raad van Indië gedeeltelijk terug,<br />

hoewel deze later tot de eertijds door hem bestreden plannen<br />

werd bekeerd, even als zoo vele anderen die de schitterende<br />

uitkomsten niet konden loochenen, en zich allengs<br />

met het cultuurstelsel verzoenden. Zonder zich veel<br />

om do ingebrachte bezwaren of de adviezen van den raad<br />

van Indië te bekommeren, ging v. d. Bosch steeds voort,<br />

de productie van verschillende handelsartikelen aan te<br />

moedigen. Hij hoopte zijn doel zoo schielijk mogelijk te<br />

bereiken; en sterk door 'skonings vertrouwen, werd dan<br />

ook elke residentie in evenredigheid harer bewoners,<br />

voor de levering van eene bepaalde hoeveelheid producten<br />

aangeslagen, en het cultuurstelsel voor goed op Java<br />

ingevoerd. Volgens de meening van den gouv. gen. zou<br />

het meer dan 16 millioen aan rechtstrceksche baten<br />

voor de schatkist kunnen afwerpen, on eenmaal eene<br />

waarde aan handelsproducten opleveren, die ten minste<br />

f 5 per hoofd vertegenwoordigde. Bij de Javanen vond het<br />

stelsel geen bijval. De indigocultuur o. a. werkte niet<br />

alleen hoogst nadeelig op den rijstbouw, maar tevens<br />

drukkend en ontmoedigend op de bevolking, vooral op die<br />

der Preanger-regentschappen ; een onwaardeerbaar product<br />

moest tegen een ongerijmd gering loon worden geleverd,


262<br />

en deze even ondankbare als moeitevolle taak vond een<br />

schier algemeenen tegenstand 1). Officieele opgaven wijzen<br />

het aan, hoe dikwerf het belang van den inlander aan<br />

dat der schatkist werd opgeofferd.<br />

De planters beschouwden die cultuur als een vloek ; de<br />

hoofden smeekten er van verlost te worden en voegden<br />

er wanhopend bij, „dat men ons ander werk oplegge,<br />

zooveel wij slechts kunnen torschen" 2).<br />

Somtijds waren de inlanders 20 palen van de fabrieken<br />

verwijderd, waar niet meer dan van 6 tot 9 centen daags<br />

te verdienen was! Noch bij de indigo- noch bij de suikercultuur<br />

kon de landrente uit het verdiende loon worden voldaan,<br />

en ofschoon de aanplant van den koffieboom reeds<br />

zoo hoog was opgedreven, dat de geheele oogst niet altijd<br />

kon worden ingezameld, werd "die cultuur nog aanmerkelijk<br />

uitgebreid. In 1840 schatte men het aantal koffieboomen<br />

op ongeveer 330 millioen.<br />

Toen in 1833 van den Bosch met uitgebreide volmacht<br />

tot com.-gen. en Jean Chrétien Baud, die verschillende<br />

belangrijke betrekkingen in Indië bekleed had, totgouv.gen.<br />

(ad interim) werd benoemd, trachtte deze, hoewel<br />

het stelsel van zijn voorganger toegedaan, het drukkende<br />

er van eenigermate te verzachten en tegen ingeslopen misbruiken<br />

en afpersing te waken. In de Preanger-regentschappen<br />

werd de gehate indigo- allengs door de koffiecultuur<br />

vervangen; in andere residentiën moesten de groote<br />

fabrieken voor kleinere wijken. Waar de belangen der bevolking<br />

of de aloude instellingen te veel werden geschonden,<br />

aarzelde hij niet ten voordeele van den planter te beslissen,<br />

deed het plantloon berekenen naar de opbrengst der suiker,<br />

en het transport van 't riet voor rekening nemen van<br />

den fabrikant. Hoewel de inrichting der fabrieken en de<br />

suikerbereiding allengs verbeterden, en de winsten op<br />

sommige producten vermeerderde, waren er anderen die of<br />

mislukten öf zware verliezen na zich sleepten, bijv. zooals<br />

de teelt der zijdewormen ; de koffieproductie bleef de voor-<br />

1) Zie G. H. van Soest, Geschiedenis van het iultuurstelsel.<br />

2) Be Geschiedenis van hel cultuurstelsel in Nederlandsch Indie, uitgegeven<br />

door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.


263<br />

deeligste in weerwil van de somtijds aanzienlijke daling<br />

der prijzen.<br />

Na een bezoek aan Sumatra gebracht te hebben, waarover<br />

straks nader, was de comm.-gen. — naar 't moederland<br />

teruggekeerd — tot belooning zijner diensten in den adelstand<br />

verheven; en toen hij in 1834" als min. van kol. optrad,<br />

werd het hem mogelijk alle krachten in te spannen om de<br />

ontwikkeling van het productief vermogen van Java en<br />

Sumatra te bevorderen, en kon hij tevens de licht- en<br />

schaduwzijde van het ingevoerde stelsel leeren kennen. De<br />

uitkomsten waren met het oog op de welvaart van den<br />

Javaan nog ver van verblijdend; men vergeté echter niet,<br />

hoe men ook over zijne beginselen moge oordeelen, dat<br />

van den Bosch het goede voor had, maar door de omstandigheden<br />

medegesleept, verder is gegaan dan hij zich<br />

had voorgesteld. Hij dwaalde bovendien, toen hij meende<br />

in een kort tijdsbestek zijn doel te kunnen bereiken; hij<br />

vergat dat elk zich ontwikkelende toestand zijne eigenaardige<br />

bezwaren en onvolkomenheden medebrengt, en<br />

een diep ingrijpen in 't maatschappelijk of huishoudelijk<br />

leven van een volk, met de meeste omzichtigheid moet<br />

geschieden, wil het later goede vruchten afwerpen. De<br />

Handelmaatschappij met het vervoer der koloniale producten<br />

belast, en aanzienlijke voordeelen trekkende uit<br />

de met haar gesloten consignatie-contracten, moest intusschen<br />

de Indische geldmiddelen gestadig te hulp komen,<br />

tot dat de voorschotten aan het ministerie van koloniën op<br />

de waarde der producten verstrekt, zulk eene hoogte bereikten,<br />

dat zij eindelijk genoodzaakt was op eene afrekening<br />

aantedringen.<br />

Voor de mogelijke gevolgen van den Belgischen opstand<br />

en de houding van sommige Europeesche staten beducht,<br />

had ook de Indische regeering eenige voorzorgen en verdedigingsmaatregelen<br />

genomen; de schutterijen van Java<br />

en Madoera hadden daaraan hare betere inrichting te<br />

danken. Al bleek nu die vrees ongegrond, toch werkten<br />

het embargo, de staat van gewapende vrede en het volhardingsysteem<br />

allernadeeligst op de overzeesche bezittingen<br />

en niet minder op den bestaanden geldcrisis terug. Java<br />

was niet alleen met koperen duiten als overstroomd, (in


264<br />

minder dan tien jaren tijds werd omstreeks 27 millioen<br />

aan koper uitgegeven), maar de geldmarkt leed daarenboven<br />

onder den invoer van millioenen valsche duiten. In dien<br />

ongunstigen toestand diende noodwendig te worden voorzien<br />

daar de toewijding van mannen als Baud en de Eerens, die<br />

in Februari 1836, na zijne aankomst, het opperbewind van<br />

den eerstgenoemde overnam, evenmin als de door den min.<br />

van koloniën kunstmatig opgedreven productie eene blijvende<br />

financieele verbetering kon aanbrengen.<br />

Ondervond het cultuurstelsel veel tegenstand, de plannen<br />

tot de verdediging van Java ontworpen, hebben<br />

later niet minder bestrijders gevonden. Terwijl het eerste<br />

zich ontwikkelt, cenigc forten verrijzen die den toets<br />

eener krijgskundige kritiek moeilijk kunnen doorstaan,<br />

en er een schandelijk misbruik wordt gemaakt van heerediensten<br />

, willen wij ons voor eonigc oogenblikken naaide<br />

buitenbezittingen verplaatsen.<br />

Do luit.-kol. Elout, in plaats van Mac Gillavry als civiel<br />

en militair gezaghebber der Westkust van Sumatra benoemd,<br />

was in Maart 1831 met eenige troepen te Padang aangekomen,<br />

en had in de beneden- zoowel als in de bovenlanden<br />

menig voordeel behaald. En toen de majoor Michiels, die zich<br />

in den oorlog op Java zoo bijzonder had onderscheiden,<br />

de padri's, — door Atjineesche zeeroovers ondersteund, — op<br />

verschillende punten der kustlanden had doen wijken,<br />

kwamen in den loop van 't volgende jaar vele bekende<br />

Batta-hoofden in onderwerping. Bondjol werd bezet en weldra<br />

drongen de troepen tot in Rau en Mandheling door;<br />

verscheidene sterkten werden aangelegd en de voordeelen<br />

in de L Kota's en Alaban behaald, hadden de vroeger<br />

bij den Marapalm geleden verliezen doen vergeten. Ongelukkig<br />

brak in den aanvang van 1833 de oorlog met<br />

nieuwe woede uit ; de Padangsche bovenlanden kwamen in<br />

verzet, de Maleiers sloten zich bij de padri's aan en de<br />

Nederlanders werden uit hunne meeste posten en stellingen<br />

verdreven of vermoord. Bondjol werd overvallen en hernomen,<br />

onze communicatiewegen afgesneden, en er begon<br />

een strijd, die jaren lang met ongekende bitterheid gevoerd,<br />

tot eene reeks van bloedige gevechten aanleiding gaf.


265<br />

Do terugtocht onder den luit.-kol. Vermeulen Krieger, van<br />

Pisang naar Boekit-Koriri, de verdediging en het ontzet<br />

van 't fort Amerongen en zoo vele andere heldenfeiten<br />

kunnen getuigen hoe ook hier, door ons leger en zijne dappere<br />

officieren, onder do moeilijkste omstandigheden en<br />

schier onoverkomelijke bezwaren, op nieuw de schitterendste<br />

bewijzen van moed en volharding werden aan den dag gelegd.<br />

Daar ons bestek nauwelijks iets meer dan het aanstippen<br />

der voornaamste gebeurtenissen toelaat, raadplege<br />

de lezer over dezen oorlog de hieronder aangegeven werken<br />

1).<br />

De versterkingen door den gon.-maj. C. J. Riesz als gouvernements-comm.<br />

aangevoerd, konden niettegenstaande<br />

Kamang werd vermeesterd, andere districten tot rust gebracht<br />

en 15 trouwelooze Maleische hoofden gestrafd werden,<br />

de krijgskans evenmin ten onzen gunste doen keeren,<br />

als de tegenwoordigheid van den comm.-gen., die, te<br />

kwader ure eene poging tot het hernemen van Bondjol deed<br />

beproeven. Bij zijne terugkeer naar Batavia, werd het<br />

commandement in drie hoofd-établissementen verdeeld: de<br />

Zuid-Westkust of Benkoelen, het gebied van Padang en<br />

de Noord-Westkust, terwijl Sentot, wiens barissan goede<br />

diensten in de bovenlanden had bewezen, te Benkoelen<br />

achterbleef. Verder werd de inrichting van het politiek<br />

en financieel bestuur aan de gouvernements-commissarissen<br />

J. J. van Sevenhoven — later door den heer E. A. Prancis<br />

vervangen — en Riesz opgedragen en het militair gezag<br />

den luit.-kol. J. H. C. Bauer toevertrouwd.<br />

In 1833 hadden Palembang en Benkoelen veel van de<br />

uitbarstingen van den Kaba te lijden, die zijne verwoestingen<br />

mijlen ver uitstrekte ; de aardschuddingen deden<br />

zich tot aan straat Soenda gevoelen.<br />

Hoewel do sultan van Djambi door Michiels gedwongen<br />

was de suzereiniteit van Nederland te erkennen, en te<br />

Moewara-Kompeh een militaire post werd gevestigd, toch<br />

kwam dit gewest later onder de residentie Palembang.<br />

1) Be vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter Westkust van Sumatra,<br />

door den gen.-maj. H. J. J. I'. de Stuers.<br />

Hei Nederlandsch Oost-Indisch leger ter Westkust van Sumatra<br />

(1819—1845), door den luit.-kol. H. M. Lange.


266<br />

't Volgende jaar viel er weinig op het oorlogsterrein in<br />

de bovenlanden van Padang voor, aangezien de denkbeelden<br />

oyer het meer of minder krachtig doorzetten van den<br />

strijd bij de hooge autoriteiten nog al uiteenliepen. Eindelijk<br />

werd na de verovering van Pisang, Samawang-gedang<br />

en de defensie-linie van Alahan-Pandjang, het beleg voor<br />

Bondjol geslagen; een beleg waarbij het leger meer van<br />

ziekte, uitputting en gebrek dan van 's vijands vuur had te<br />

lijden. De gezondheid van menig flink soldaat ging dââr<br />

voor immer verloren; ook Bauer moest naar Java terugkeeren,<br />

waar hij ten gevolge der doorgestane vermoeienis<br />

overleed, en werd door Cleerens vervangen die eene ernstige<br />

poging waagde, zich van het reeds zoo lang belegerde<br />

Bondjol meester te maken. In weerwil van den in<br />

bres gelegden wal en niettegenstaande de generaal zich aan<br />

het hoofd plaatste van de stormcolonne, mocht het bij de<br />

grootst mogelijke inspanning niet gelukken de door toeankoe<br />

Imam zoo hardnekkig verdedigde vesting te nemen ; en het<br />

duurde tot de komst van Cochius, die daarna het opperbevel<br />

aanvaardde, eer de afgematte troepen de noodige veerkracht<br />

herkregen om den strijd met vernieuwden moed te<br />

hervatten. Eerst nadat Michiels met zijne dapperen, de padri's<br />

uit hunne verschansingen had verdreven die Bondjol van<br />

de hoogten van Boekit Tjerdadi beheerschten, en de overige<br />

bergforten hem achtervolgens in handen waren gevallen, werd<br />

de voet der hoofdsterkte bereikt; zij was echter vóór den<br />

stormaanval (16 Aug. 1837), reeds door den vijand verlaten.<br />

Eindelijk was dan het onneembaar geachte Bondjol gevallen<br />

en met haar het palladium van den padri, de zetel van<br />

het fanatisme en de invloed van toeankoe Imam die zicli<br />

weldra evenals zijn zoon op lijfsgenade overgaf.<br />

De overmoed van den vijand was getemd, de Maleier<br />

boog ootmoedig het hoofd, de trotsche padri begreep zijn<br />

meester te hebben gevonden, en het leger had zich, onder<br />

Cochius, Michiels en zijne overige bevelhebbers, nieuwe<br />

lauweren verworven. Bondjol werd geslecht en de Kota-<br />

Generaal-Cochius opgericht. Met den val van deze sterkte<br />

liep echter de taak van Michiels, die tot kolonel en gouv.<br />

der Westkust was benoemd, nog geenszins ten einde. In<br />

't noorden toch van Padangs gebied, moesten de Atjineezen


267<br />

die Baros meermalen hadden aangetast, getuchtigd, deBattalanden<br />

van het juk van toeankoe-Tamboesei bevrijd, en<br />

de wederspannige hoofden der XIII Kota's onderworpen<br />

worden. Binnen een betrekkelijk korten tijd was dat alles<br />

verricht, hoewel de zege duur werd gekocht, en het leger,<br />

in de majoors van Beethoven en Hojel, twee uitstekende<br />

hoofdofficieren verloor. Nog vóór het einde van 1838 werd<br />

ons oppergezag door Batta en Maleier erkend, en de<br />

hoofdplaats Daloe-Daloe van den oproerigen hadji Mohammed<br />

Saleh, toeankoe Tamboesei, na een veldtocht van 14<br />

maanden stormenderhand ingenomen. Na een beleg van tien<br />

dagen, viel deze regelmatigste van alle tot daartoe bekende<br />

versterkingen; daarmede was de kraoht der padri's gebroken<br />

on aan hunne heerschappij den laatsten slag toegebracht.<br />

Daarna kwam de beurt aan Atjih, dat steeds de noordelijke<br />

grens bleef verontrusten. Al werden de stoutmoedige<br />

zeeroovers uit dat land meermalen afgeslagen, en in 1840 door<br />

den luit.-kol. Roeps, die reeds zulke belangrijke diensten<br />

op Java had bewezen en hier den heldendood stierf, uit hunne<br />

verschansingen tegenover Baros verdreven, zij waren niet<br />

overwonnen. Eindelijk gelukte het aan onze zee- en landmacht<br />

— onder Michiels te Baros vereenigd — de Atjineezen<br />

na eene heldhaftige verdediging uit al hunne stellingen vóór<br />

Tapoes te verjagen, en die sterkte benevens Singkel te nemen.<br />

Het met Nederland bevriende Troemon maakte voortaan<br />

de grensscheiding tusschen onze bezittingen en Atjih uit.<br />

Toen in 1841 een nieuwe opstand — door den regent van<br />

Batipo in 't leven geroepen — onderdrukt was, waartoe de<br />

kloeke houding van den heer C. P. 0. Steinmetz, resident<br />

der Padangsche bovenlanden, en het moedig gedrag der bezetting<br />

van Goegoer Malintang veel hadden bijgedragen, werd<br />

de bevolking van Sumatra meer vredelievend gezind. Het<br />

vroeger zoo krachtig aaneengesloten verzet nam een minder<br />

vijandig karakter aan, en al mochten in de volgende jaren in<br />

eenige wederspannige kampongs van het Batta-land enkele<br />

woelingen plaats hebben, ze waren van voorbij gaanden aard,<br />

of gemakkelijk te bedwingen. Ook aan de Oostkust hadden<br />

onze betrekkingen met Siak en Indragiri eene uitbreiding<br />

verkregen, waardoor de ijverzucht van de handelaren te Singapore<br />

en poelo Pinang dermate werd opgewekt, dat hunne


268<br />

klachten tot in het parlement doordrongen, en de daar<br />

bezette posten, op aandrang van het Britsche kabinet<br />

weder verlaten werden.<br />

Op Celebes, was het rijk van Boni na den dood van Aroc<br />

Datoe in onderwerping gekomen, en haar broeder en opvolger,<br />

Aroe. Panjeli, in 1838 tot het gewijzigd tractaat<br />

(bl. 239) toegetreden, terwijl in het noorden, door het zendingswerk,<br />

allengs eene geheele omkeering in het godsdienstig<br />

en maatschappelijk leven tot stand kwam. De ruwe<br />

Alfoer, de wilde heiden was christen geworden ; scholen en<br />

kerken werden opgericht; wildernissen in vruchtbare velden<br />

herschapen, en de Minahassa is een toonbeeld van wat<br />

ware godsdienstzin, christelijke liefde en volhardende ijver<br />

van kloeke zendelingen, onder heiden sehe volken kunnen<br />

uitwerken.<br />

Hoewel men in de meeste gewesten van Borneo even<br />

vijandig gezind bleef, werden politieke en andere verwikkelingen<br />

stelselmatig vermeden. Noch de moord aan Muller<br />

gepleegd, of de vernederingen die men van de steeds<br />

stouter wordende Chineezen moest verdragen, noch de vertoogen<br />

door van den Dungen Gronovius, Ritter en andere<br />

residenten daartegen ingebracht, konden het „systeem van<br />

onthouding", in de aangelegenheden onzer buitenposten<br />

doen wijzigen. De vrijverklaring der havens van<br />

Sambas en Pontianak beantwoordde niet aan het doel,<br />

en een rechtstreeksch handelsverkeer tusschen Singapore<br />

en Sinkawang was te vergeefs door George Windsor Earl<br />

beproefd. Men scheen zich al zeer weinig om den toestand<br />

van dat groote en zoo veel belovend eiland te bekommeren,<br />

toen eensklaps de algemeenc aandacht op Broenei werd<br />

gevestigd. Reeds in 1837 had de assistent-resident van<br />

Sambas op den toenemenden handel van Engeland met dat<br />

gewest gewezen, even als op de noodzakelijkheid om met<br />

den sultan en de hoofden van Serawak, dat onmiddellijk<br />

aan ons gebied grenst, contracten van handel en vriendschap<br />

te sluiten. Maar ook voor die stem bleef de regeering<br />

doof, totdat de mare van de vestiging van James Brooke<br />

in dat landschap bewees, hoe verkeerd zij had gehandeld<br />

door goed gemeenden en verstandigen raad in den wind<br />

te slaan.


269<br />

Niet ten onrechte is door menig geschiedschrijver, met<br />

het oog op hetgeen in Borneo voorviel, de opmerking gemaakt<br />

dat de Nederlandsche regeering öf die bezitting op<br />

onverantwoordelijke wijze heeft verwaarloosd of niet bij<br />

machte was hare taak te vervullen. Al moge nu dat<br />

verwijt of liever die blaam niet geheel onverdiend zijn,<br />

men zou echter kunnen vragen of ze niet voor een goed<br />

deel terugvalt op het Nederlandsche volk. Terwijl Engelsche<br />

gelukzoekers liet voorbeeld gaven en den weg<br />

aanwezen, hoe ook dââr handel, scheepvaart, nijverheid<br />

en beschaving, door particuliere krachten kon worden<br />

bevorderd, liet men zich hier zoo min mogelijk aan die<br />

schoone bezitting gelegen liggen. James Brooke, die dooiden<br />

sultan van Broenei voor bewezen diensten tot radja van<br />

Serawak was verheven, die 't eiland Laboean hechtte aan<br />

Brittanjes kroon en van 't Engelsche gouvernement benevens<br />

een eervollen titel ook de ridderlijke waardigheid verkreeg,<br />

die veiligheid, orde en welvaart bracht in zijn gewest,<br />

is hier zelden onpartijdig beoordeeld. De man die<br />

Chineeschen overmoed bestrafte en den zeeroover van zijne<br />

kusten verjoeg, heeft practisch getoond wat moed en geestkracht<br />

zelfs onder de Dajaks vermogen. Eene andere vraag<br />

zou het zijn of het tractaat van 1824 door dergelijke<br />

handelingen niet daadwerkelijk werd geschonden 1).<br />

Nu nog een enkel woord over Japan, waar Jhr. Dr. Ph.<br />

F. von Siebold zich gedurende een zevenjarig verblijf<br />

bijzonder verdienstelijk maakte zoowel door zijne wetenschappelijke<br />

nasporingen, als door de onvermoeide pogingen<br />

om zijn museum te Leiden met de voortbrengselen<br />

van Nippons nijverheid en kunst te verrijken. In 1823 aan<br />

het opperhoofd der factorij te Desima, den kol. J. W. de<br />

Sturler toegevoegd, — aan wiens strikte eerlijkheid en<br />

flinke maatregelen men menige verbetering in onze betrekking<br />

tot dat rijk heeft te danken — viel hem later de<br />

onderscheiding ten deel, door Zijne Maj. Minamoto Jemotsi,<br />

als adviseur der hooge regeering naar Jedo te<br />

worden opgeroepen.<br />

1) Men raadplege over de geschiedenis van dat belangrijke eiland, het<br />

uitmuntende werk van den hoogleeraar Veth, Borneo's Wester-afdeeling, enz.


270<br />

Intusschen sloeg men in Europa al meer en meer de<br />

oogen naar Japan, waar van tijd tot tijd de vroeger steeds<br />

mislukte pogingen van andere natiën herhaald werden, om<br />

in dat geheimnisvolle land toegang te verkrijgen. Werd in<br />

1837 een schip van Macao, en in 1846 de Noord-Amerikaansche<br />

commodore Biddle teruggewezen, 't gelukte den<br />

Franschen schout-bij-nacht Cécille evenmin eenige betrekking<br />

aan te knoopen. Zelfs de tusschenkomst van<br />

Willem II mocht niet baten; op den vriendschappelijken<br />

brief van Z. M. aan den Sjoogun, volgden een beleefd antwoord<br />

en eenige geschenken, maar de toelating van andere<br />

volken werd bepaald geweigerd. Zij had eerst eenige jaren<br />

later plaats.<br />

Tot Java wederkeerende, waar de rust sedert 1830 niet<br />

ernstig werd verstoord, aangezien de woelingen en onlusten<br />

in enkele residentiën, noch staatkundige beteekenis<br />

noch historisch' belang hadden, vordert de inwendige toestand<br />

voor eenige oogenblikken onze aandacht.<br />

Java en Amboina hadden met andere eilanden in den<br />

Molukschen Archipel, in de jaren 1834 en 1835 veel van<br />

hun vulkanischen bodem te lijden; huizen en paleizen<br />

werden even als de schamele hut van den inlander ter<br />

neer geworpen of onder den gloeienden steen- en aschregen<br />

bedolven, waarbij honderden menschen het leven<br />

verloren en menige oogst vernield werd. Eenigen tijd<br />

daarna richtte de Gedé nog grooter verwoestingen en aanzienlijker<br />

schade aan.<br />

Na het vertrek van Baud, werd een nieuw regeeringsreglement<br />

door de Eerens ingevoerd, scheepvaart en handel<br />

namen toe, de kustvaart breidde zich uit en de zeeroof<br />

werd z. v. m. beteugeld. Ook scheen het of de hooge<br />

regeering zich het lot der buitenbezittingen iets meer zou<br />

aantrekken; althans de luit. kol. T. V. A. Ridder de<br />

Stuers, die tijdens den Javaanschen oorlog den gen. de<br />

Koek getrouw ter zijde had gestaan, vertrok in April<br />

1837 met zijn gezin naar den Molukschen Archipel om er<br />

de belangrijke betrekking van gouverneur te vervullen.<br />

Ongelukkig stootte zijn schip op de koraalriffen van Lucipara<br />

en moesten de arme schipbreukelingen 37 dagen op


271<br />

die naakte rotsen verwijlen. Honderd en veertig menschen<br />

waren er aan kommer en ellende ten prooi. Te vergeefs<br />

zagen zij naar redding uit. Elke dag bracht nieuwe teleurstelling<br />

en nieuwe ontbering aan, de levensmiddelen verminderden<br />

en reeds deed zich gebrek aan drinkwater gevoelen.<br />

Het vertrouwen verdween, moedeloosheid maakte<br />

zich van velen meester en al hooger klom de nood toen<br />

zij door de brik de Nautilus werden gered. De Stuers aan<br />

wiens verstandige maatregelen, vastberadenheid en kalm<br />

overleg zij naast God hun leven te danken hadden, was<br />

de laatste die het rif verliet, met het zalig bewustzijn<br />

vele dier menschenlevens door zijne goede zorgen te hebben<br />

behouden.<br />

In 1837 werd feest gevierd in Indië; op den 9 den Februari<br />

liet het fregat de Bellona, aan welks boord Z. K. H.<br />

prins Hendrik der Nederlanden zich bevond, het anker<br />

op Java's reede vallen. De rijkste onzer bezittingen zou<br />

even als de Molukken door den vorstelijken zeeman worden<br />

bezocht. Overal werd hij met liefde en geestdrift ontvangen<br />

, waaraan zich een gevoel van dankbaarheid paarde<br />

voor den eersten telg uit Neêrlands vorstenhuis, die het<br />

schoone Insulinde met een bezoek vereerde. Overal ontving<br />

hij de streelendste bewijzen hoe hoog dat bezoek, aan den<br />

Indischen Archipel gebracht, op prijs werd gesteld, on<br />

ook zijner zijds liet do prins de aangenaamste herinneringen<br />

achter.<br />

De in 1816 in 't leven geroepen koloniale marine werd<br />

in 1839 opgeheven, en reeds spoedig had de Koninklijke<br />

Nederlandsche zeemacht eene hoogst moeilijke rol te vervullen,<br />

waarvan zij zich in 't begin van 1843 op de meest<br />

verdienstelijke wijze kweet, toen een eskader onder de<br />

bevelen van den kapt. luit. t. z. Coertsen, een kruistocht<br />

tegen de zeeroovers van Kangellan op Bali ondernam.<br />

Kort daarna behaalde hij eene glansrijke overwinning op<br />

de Ilanons, en maakte zich na een hardnekkigon wederstand<br />

van hunne batterijen, vuurmonden en vaartuigen meester<br />

; eenige dagen later werden de woningen en prauwen<br />

der roovers op het eiland Kalatoa vernield, en bij verschillende<br />

tochten een aantal ongelukkigen uit eene harde<br />

slavernij verlost. Op de oostkust van Sumatra en in de


272<br />

straat van Malakka, werd de zeepolitie niet minder streng<br />

door den luit. t. z. I e kl. Frucht gehandhaafd, die daarvoor<br />

met den resident van Riouw, op officieele wijze den<br />

dank van het Britsch Indisch gouvernement ontving ; maar<br />

terwijl dat roofgespuis door Nederland werd vervolgd en<br />

vernield, vond die „vloek des oceaans" een toevluchtsoord<br />

op Singapore 1).<br />

Scheepvaart en handel bloeiden, maar hoe ook op Java<br />

de productie toenam en in- en uitgaande rechten stegen,<br />

in den nog meer stijgenden geldnood konden zij niet voorzien.<br />

Deze bereikte eindelijk zulk eene hoogte, dat van den<br />

Bosch zich genoodzaakt zag, eene leening voor te stellen<br />

van 56 millioen, zoowel tot bestrijding der steeds aangroeiende<br />

uitgaven in Indië als tot afdoening der aan de<br />

Handelmaatschappij verschuldigde gelden. De val van dit<br />

wetsontwerp, in de zitting van 20 December 1839 door de<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal met eene groote meerderheid<br />

verworpen, had het aftreden van den minister tengevolge.<br />

Hij gaf de portefeuille van koloniën aan Baud<br />

over, die later uit de opbrengst der vrijwillige leening ruim<br />

/'22.000000 aan de Maatschappij kon afdoen, welke zich<br />

in toenemenden vooruitgang mocht verheugen. Ook deze<br />

minister trachtte al meer en meer ruime bijdragen uit Indië<br />

aan het moederland te verzekeren, en wel door „het eenige<br />

stelsel waardoor Java blijven kon de kurk waarop Nederland<br />

drijft."<br />

De gouv.-gen. Dominique Jacques de Eerens, den 30 8ten<br />

Mei 1840 te Buitenzorg overleden, was, na een kort interim<br />

van K. L. W. graaf van Hogendorp — oudst aanwezig<br />

lid van den raad van Indië — in 1841 door Merkus<br />

opgevolgd, die in 1839 uit Nederland teruggekeerd, zich<br />

als gouv t8 .-coni8. met de organisatie van Sumatra's Westkust<br />

onledig had gehouden. Hij mocht echter die hooge<br />

waardigheid niet lang bekleeden; de algemeen geachte man<br />

overleed den 2 ue " Augustus 1844 te Soerabaja, waar hij<br />

hoopte zijne geknakte gezondheid te herstellen. Gedurende<br />

28 jaren had hij in Indië uitstekende diensten bewezen,<br />

1) Zie J. Newbold : Political and Statistical account of <strong>the</strong> British<br />

settlements in <strong>the</strong> Straits of Malacca.


273<br />

en nog kort voor zijn dood een op goede gronden rustend<br />

voorstel ter verbetering van de geldcirculatie ingediend.<br />

Het bestuur ging voorloopig op Jhr. Joan Cornelis Reynst<br />

vice-president van den raad van Indië over.<br />

Op Sumatra nam de productie niet minder toe dan op<br />

Java. Terwijl van 1820—1830 de waarde van in- en uitvoer<br />

iets meer dan 30 millioen bedroeg en nog geen<br />

300.000 pikols koffie waren uitgevoerd, was in een tweede<br />

tienjarig tijdvak, namelijk van 1836—1846, het eerste<br />

cijfer tot ruim 78 millioen en het andere tot meer dan<br />

800.000 geklommen. Men hàd zich met het systeem van den<br />

Bosch verzoend. Van 1836 tot 1840 werd nauwelijks eene<br />

afkeurende stem moer vernomen; de openbare meening<br />

schaarde zich meer en meer aan de zijde van het stelsel,<br />

dat, benevens de millioenen ten bate der schatkist, productie,<br />

bevolking en welvaart op Java deed toenemen.<br />

Ook het schoolonderwijs was in Indië gedurende de laatste<br />

jaren merkbaar vooruitgegaan ; behalve de militaire school<br />

in 1818 te Samarang opgericht, telde men in 1845, 24 gouvernements,<br />

23 particuliere en 7 weeshuisscholen, waarin<br />

de kinderen van Europeanen of daarmede gelijk gestelden<br />

werden onderwezen. Hoe gering dat aantal ook zij, toch<br />

had men sedert het Engelsch tusschenbestuur betrekkelijk<br />

veel gewonnen. Tevens mogen de belangrijke diensten der<br />

zendelingen, door het stichten van vele inlandsche christenscholen<br />

aan onderwijs en beschaving bewezen, niet<br />

onvermeld blijven. Door de in 1843 te Delft opgerichte<br />

akademie tot opleiding van Indische ambtenaren, was naar<br />

men meende, in het hooger onderwijs genoegzaam voorzien.<br />

Die meening is later gewijzigd, toen de billijkheid<br />

der daarover in Indië uitgebrachte klachten niet langer<br />

viel te loochenen.<br />

Ruim een jaar lang bleef het bestuur over Indië aan<br />

Reynst toevertrouwd, totdat de minister van staat, Jan<br />

Jacob Rochussen, op den laatsten September 1845, als<br />

gouv.-gen. de teugels van 't bewind in handen nam.<br />

Sinds de overname der O. I. bezittingen was er vooral<br />

wanneer men alleen op de lichtzijde van het cultuurstelsel<br />

let, veel goeds tot stand gekomen, en had het Nederlandsch<br />

gezag in Java en Sumatra zich op hechte duurzame gronden<br />

8


274<br />

gevestigd, 't Zou ons te ver voeren de schaduwzijde hier in<br />

al haren omvang te doen kennen, of te wijzen op misbruiken<br />

die 't cultuurstelsel ontsierden. Na 1850 begonnen krachtige<br />

stemmen er zich luide tegen te verheffen, en de toen<br />

aangevangen strijd, somwijlen met eene bitterheid gevoerd,<br />

die vreemd moest blijven aan zulke hooge belangen, is<br />

thans, hoewel minder hevig, nog verre van geëindigd.<br />

HOOFDSTUK IV.<br />

VAN HET BESTUUR VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL<br />

ROCHUSSEN TOT OP ONZEN TIJD.<br />

1845—1874.<br />

Het cultuurstelsel, sedert zijn invoering, als door Java's<br />

geschiedenis heengeweven, had het toppunt van uitbreiding<br />

bereikt. Toen dan ook ten gevolge van uitputting<br />

zoowel van bodem als van arbeidskrachten, de schatten,<br />

tot nu toe afgeworpen, allengs verminderden, begon men<br />

te begrijpen, dat sommige cultures ingekrompen en anderen<br />

aan de particuliere nijverheid overgelaten moesten<br />

worden. Eene der eerste regeeringsdaden van dezen<br />

landvoogd bestond in eene poging tot verbetering van<br />

het muntwezen en der geldmiddelen, die hij trachtte te<br />

verkrijgen door het uitgeven van recepissen, een papieren<br />

standpenning ter waarde van een gulden zilver, en door<br />

aan het koper zijn karakter als pasmunt terug te geven.<br />

Tevens werden wissels afgegeven ten laste van het ministerie<br />

van koloniën tegen een vastgestelden koers van +<br />

95 o/„.<br />

De bewerking der sawahs door de te grooto uitbreiding<br />

van 't cultuurstelsel zorgwekkend achteruit gegaan, trok<br />

niet minder dan de vermeerdering van voedingsmiddelen<br />

de aandacht. De rijstbouw, do aanplant van djagong


275<br />

(maïs), en het telen van voedzame aardvruchten werden<br />

aangemoedigd, het irrigatiestelsel, de aflevering der koffie<br />

en de arbeidsloonen verbeterden, de indigo-cultuur werd<br />

aanmerkelijk verminderd en de heerediensten op min<br />

drukkende wijze geregeld. Bij den vestingbouw o. a. mochten<br />

„niet anders dan vrijwillige koelies tegen een verhoogd<br />

loon in het werk worden gesteld."<br />

Weldra deelden onze koloniën in de voordeelen der<br />

stoomgemeenschap tusschen Europa en Britsch-Indië, welke<br />

versnelde middelen van vervoer, vooral sedert de aansluiting<br />

aan de Engelsche dienst naar Suez en de oprichting<br />

der Nederlandsch-Indische-Stoombootmaatschappij,<br />

het aantal reizigers en het brievenverkeer aanmerkelijk<br />

deden toenemen, 't Was de eerste schrede tot bekorting<br />

van den weg tusschen Nederland en Insulinde.<br />

De groote ontwikkeling van het cultuurstelsel, de stoomvaart<br />

en het defensiewezen hadden aanzienlijke verbeteringen<br />

aan de havenhoofden van Soerabaja, benevens<br />

eene uitbreiding van den artillerie-constructie-winkel en<br />

der marine werf als „fabriek voor de marine, het stoomwezen<br />

en de nijverheid" ten gevolge.<br />

Op eene reis, in 1847 door den Gr. Gr. naar het oostelijk<br />

gedeelte van Java en de Vorstenlanden ondernomen, werden<br />

nog andere verbeteringen aangebracht of voorbereid,<br />

en een nieuw stelsel van opiumpacht ingevoerd, waarbij<br />

men het beginsel huldigde: do kleinst mogelijke hoeveelheid<br />

tot den hoogst mogelijken prijs te verkoopen.<br />

Inmiddels waren de berichten van de staatsomwenteling<br />

in Frankrijk, van den gespannen toestand in vele Europeesche<br />

staten en de verandering van het Nederlandsche<br />

ministerie, èn op de regeering èn op de ambtenaars-wereld<br />

te Batavia, niet zonder invloed gebleven. Was bij het bestuur<br />

bezorgdheid opgewekt, omtrent de mogelijke gevolgen<br />

er van voor Indië, bij de ambtenaren was die tijding welkom<br />

geweest, daar zij de gelegenheid aanbood hunne grieven<br />

in 't openbaar te bespreken, zoo als op den 22 8tcn Mei<br />

met toestemming der regeering plaats had. In eene talrijke<br />

vergadering, onder presidium van Dr. W. R. B".<br />

van Hoëvell, werd o. a. besloten de bezwaren tegen de<br />

bepalingen omtrent het ambtenaars-radicaal in een eer-<br />

18*


276<br />

biedig adres té doen kennen. Later vond deze zoogenaamde<br />

„politieke demonstratie" een luiden weerklank, en gaf<br />

aanleiding tot een vruchtbaren strijd, waaruit is voortgesproten:<br />

grooter openbaarheid nopens de toepassing van<br />

het cultuurstelsel, grondiger kennis, juister opvattingen<br />

beter beoordeeling van verscheidene Indische toestanden,<br />

maar vooral eene levendige belangstelling in het lot van<br />

den Javaan en in dat onzer onschatbare overzeesche bezittingen<br />

.<br />

Hoewel uit een verslag van 1849 over het schoolwezen<br />

bleek, dat het onderwijs zoowel op gouvernements-als op<br />

particuliere en inlandsche scholen was toegenomen, kon<br />

het gymnasium Herwijnen te Pondok-Gedé, onder Dr.<br />

Grartmann, zich niet staande houden. Men ging intusschen<br />

voort eenige ontwikkelde Javanen in de gelegenheid te<br />

stellen zich in de talen en de geneeskunst te oefenen, en<br />

Japan had aan Dr. Mohnike de koepok-inenting te danken.<br />

Eene door een jonger broeder van Diepo Negoro voorgenomen<br />

oproerige beweging, bij tij ds ontdekt en gestuit,<br />

had geene verdere gevolgen, en 't bleek spoedig dat de<br />

gewichtige gebeurtenissen in Europa voorgevallen, voor<br />

Indië geene ernstige verwikkelingen zouden opleveren.<br />

Daarentegen baarden de buitenbezittingen zorg genoeg,<br />

om geheel de aandacht der Indische regeering tot zich<br />

te trekken.<br />

In 1841 en 1843 waren met de vorsten van Bali, en<br />

meer -in 't bijzonder met de Dewa Ageng Betara van<br />

Klongkong, in zijn dubbele waardigheid als geestelijk en<br />

wereldlijk opperheer van Bali en Lombok, overeenkomsten<br />

gesloten, waarbij bepaald was dat deze eilanden een deel<br />

uitmaakten van de Nederlandsche bezittingen. Niettegenstaande<br />

de belofte dier vorsten om hun strand- of<br />

kliprecht (tawan karang) af te schaffen, den handel te<br />

beschermen en zeeroof tegen te gaan, was in 1844 op<br />

nieuw een onzer schepen geplunderd en de daarvoor geeischte<br />

voldoening geweigerd. Ten einde die trouweloosheid<br />

en den hoon der Nederlandsche vlag aangedaan te<br />

straffen, werd in 1846 een krijgstocht tegen de rijken<br />

BoJélông (Bloling) en Karang Asam ondernomen.


277<br />

Den 26 3ten Juni 1846 liet eene vloot onder den schoutbij-nacht<br />

E. B. van den Bosch, het anker voor Bleling<br />

vallen en werden de troepen onder het bevel van den<br />

luit.-kol. J. Bakker tegen den vijand aangevoerd. Ofschoon<br />

de Balineezen zich als dappere soldaten deden kennen,<br />

en de opgeworpen verschansingen even als de kampong<br />

Bleling hardnekkig werden verdedigd, moesten zij voor<br />

de overmacht onzer wapenen zwichten: en toen den volgenden<br />

dag ook de hoofdplaats Singaradja met den kraton<br />

in onze handen viel, begrepen de Balineesche vorsten zich<br />

te moeten onderwerpen. Zij beloofden plechtig aan de hun<br />

door den gouv. gen. gestelde voorwaarden te voldoen<br />

Nauwelijks echter was het eiland door de troepen verlaten,<br />

of de bevolking nam tegen de in een fort te Bleling achtergelaten<br />

bezetting, eene hoogst vijandige houding aan,<br />

nieuwe versterkingen werden opgeworpen, en aan geene<br />

enkele der bedongen voorwaarden werd voldaan. De oorlogskosten<br />

bleven onbetaald, de Dewa Ageng maakte zich<br />

aan strandroof schuldig, en de oproerige gezindheid werd<br />

door goesti Djilantiek, den rijksbestuurder van Bleling,<br />

al meer en meer aangevuurd. Reeds in Maart 1848 was<br />

tot een nieuwen aanval besloten, nadat men langs den<br />

minnelijken weg niets anders had verkregen, dan dat de<br />

zoogenaamde lankmoedigheid van 't bestuur aan zwakheid<br />

of gemis aan veerkracht werd toegeschreven, waardoor<br />

de overmoed der wederspannige vorsten al meer en meer<br />

toenam. Een onverwijld en doortastend handelen was toen<br />

de aangewezen weg; er werd echter tijd verloren, en<br />

wel op een oogenblik, dat tijd meer waard is dan geld.<br />

Eindelijk waren de troepen, nadat men het antwoord op<br />

de bij een ultimatum veel te hoog gestelde eischen te<br />

vergeefs had ingewacht, onder 't bevel van den generaal<br />

Jhr. C. van der Wyck den 7 den en 8 sten Juni geland, en<br />

had de eerste aanval plaats, waarbij zij zich, naeenigen<br />

tegenstand, van de kampongs Timor-Sangsit en Boenkoelan<br />

meester maakten. Den volgenden dag rukte men naar de<br />

stelling van Djagaraga op, die, als toegang tot het binnenland,<br />

op buitengewone wijze versterkt en door eene geduchte<br />

macht bezet was. Dââr waren 's vijands strijdkrachten<br />

vereenigd, dââr moest het pleit worden beslecht.


278<br />

Vol moed en vertrouwen ging het voorwaarts; weldra<br />

had men de werken bereikt, maar noch de herhaalde<br />

aanvallen onzer dappere soldaten, noch het vuur onzer<br />

batterijen, noch de uiterste inspanning van bevelhebber<br />

en officieren, konden den niet minderen dapperen vijand<br />

zijne stelling doen verlaten. Na een strijd, zóó hardnekkig,<br />

zóó langdurig en met eene verwoedheid volgehouden,<br />

als waarvan de Indische knjgsgeschiedenis nauwelijks een<br />

tweede voorbeeld oplevert, moesten de uitgeputte troepen<br />

onverrichter zake naar het strand terugkeeren. Het noodige<br />

aantal koelies en transportmiddelen ontbrak, om met<br />

gegronde hoop op een goeden uitslag een nieuwen aanval<br />

te wagen. De 2 de Balische expeditie was mislukt; de door<br />

den generaal van der Wyck aangevraagde versterking<br />

kon, ook uithoofde van staatkundige redenen, niet worden<br />

verleend en op den 20 sten werd de reede verlaten 1).<br />

Thans moest er wel eene derde volgen om de eer onzer<br />

wapenen te herstellen en het verloren prestige te herwinnen.<br />

Michiels — die intusschen tot generaal-majoor bevorderd<br />

was — werd als opperbevelhebber en „gouvernements<br />

commissaris voor Bali" met de leiding belast<br />

en alles in het werk gesteld om nu althans den herhaalden<br />

strijd als overwinnaar te eindigen.<br />

^ Den 21"» April 1849 was eene vloot van 89 oorlogs-,<br />

transport- en landingsvaartuigen, met eene troepenmacht<br />

van omstreeks 5000 man en 2000 koelies aan boord,<br />

onder de bevelen van den vice-admiraal J. P. Machielsen [<br />

op de reede van Bleling vereenigd; twee dagen later had'<br />

Michiels het legerkamp te Singa radja betrokken, en was<br />

hij gereed een vorstelijk gezantschap in plechtig gehoor<br />

te ontvangen.<br />

Omstreeks 3 ure in den namiddag stonden de troepen<br />

vóór den kraton geschaard, en toen de generaal, door<br />

een luisterrijken staf omgeven, den Balineeschen vorst ontving,<br />

door goesti Djilantiek , die als de ziel van den oor-<br />

1) Men raadplege daarover: Krijgsoerrigiingen legen het eiland Bali in<br />

1848, door den luit.-kol. J van Swielen, chef van den staf Inj de expeditie<br />

, en P. G. Booms, Précis des expéditions de l'armée néerlandaise des<br />

Indes-Ol ientales contre les princes de Mali, 1846 1849.


279<br />

log te beschouwen was, en 10 à 12000gewapendenvergezeld<br />

, bood Singa radja een schouwspel aan, eenig wellicht<br />

in de krijgsgeschiedenis. Op een afstand toch van<br />

slechts enkele passen, stonden twee vijandige legers tegenover<br />

elkander; de minste onvoorzichtigheid, een misverstand,<br />

het geringste toeval zelfs, kon in één oogwenk<br />

dat zeldzame schouwspel in een bloedig drama doen overgaan.<br />

Beide legers gaven hier een schitterend voorbeeld<br />

van krijgstucht en orde.<br />

De vorst van Karang Asam vroeg vergiffenis voor zich<br />

en zijn broeder den radja van Bleling, en beloofde o. a.<br />

de onmiddelijke ontruiming en slechting van Djaga raga,<br />

bijaldien de kraton, als verblijf zijns broeders, mocht<br />

worden gespaard. De door den opperbevelhebber gestelde<br />

voorwaarden werden aangenomen , en een uur later waren<br />

de gevaarlijke gasten met hun hoogst verdacht geleide<br />

vertrokken.<br />

Nadat nog eenige tijd met onderhandelen verloren gegaan<br />

en het kampement naar Sangsit — nauwelijks op een<br />

uur afstand van Djaga raga — was overgebracht, won het<br />

vermoeden al meer en meer veld dat de voorgewende<br />

onderwerping te Singa radja tot niets gediend had, dan<br />

om tijd te winnen en de bevolking te doen gelooven,<br />

dat het de vorsten waren, die den Nederlanders de wet<br />

voorschreven. Dat vermoeden ging in zekerheid over, toen<br />

onze krijgsmacht den 15 de " voor de geheel ten strijde uitgeruste<br />

werken aankwam, door 15,000 Balineezen verdedigd,<br />

gereed, hun leven zoo duur mogelijk te verkoopen.<br />

Vastberaden en met geestdrift bezield, rukten onze soldaten<br />

tegen Djaga raga op, maar al weder stootten zij<br />

het hoofd, en werd elke aanval afgeslagen; op nieuw<br />

viel menig offer in den bloedigen strijd, en moest het<br />

leger tegen den avond eene meer achterwaarts gelegen<br />

stelling innemen, om den volgenden dag den ongelijken<br />

kamp te hervatten. Maar nog was die volgende dag<br />

niet aangebroken of men vernam een onafgebroken en<br />

steeds levendiger vuur achter de vijandelijke linie. In<br />

een oogenblik zijn de door van Swieten verzamelde troepen<br />

tot een frontaanval gereed, en eer de zon boven de<br />

kim verrees was de stelling genomen. Toen de opper-


280<br />

bevelhebber tegen 7 uur op het terrein verscheen, wapperde<br />

Neêrlands vlag van Djagaraga's wal. Nog vóór dat hij in den<br />

vroegen morgen het hoofdkwartier had verlaten, was eene<br />

glansrijke overwinning behaald, en had het 7 de bataljon<br />

zich met roem en eer overladen. Wat was er dan gebeurd?<br />

Waaraan had men die geheel onverwachte gelukkige<br />

uitkomst te danken? Ze werd op de volgende<br />

wijze verkregen'. Den vorigen dag was eene colonne,<br />

het 7 dc bat. (overste B. P. J. A le Bron de Vexela),<br />

twee mortieren en een twintigtal mineurs, onder de leiding<br />

van den chef van den staf, luit.-kol. C. A. de Brauw,<br />

door Michiels zijdwaarts afgezonden, om te onderzoeken<br />

of eene omtrekking van Djagaraga langs het riviertje de<br />

Sangsit of wel een flankaanval op die stelling mogelijk<br />

was. Die 2 de of zij-colonne, zooals zo genoemd werd<br />

had zich reeds vroeg in den morgen van de hoofdmacht<br />

afgescheiden en was langs ongebaande wegen, tusschen<br />

steile rotsen en gedeeltelijk door de bedding van den zich<br />

in een eng dal voortkronkelenden bergstroom, ondanks<br />

alle bezwaren, steeds voortgerukt. Zonder door den vijand<br />

te worden ontdekt, gelukte het de Brauw, langs een smal<br />

voetpad naar boven te klimmen, en nu zag hij tot zijne verbazing<br />

den uitersten vleugel der vijandelijke werken op een<br />

geringen afstand voor zich. Na zich overtuigd te hebben,<br />

dat de linkerflank der stelling langs geen anderen weg<br />

dan door het rivierbed te bereiken was, had hij aan zijn<br />

last voldaan en naar Sangsit kunnen terugkeeren. Maar<br />

zóo nabij den vijand, door flinke soldaten omringd, kon<br />

een man als de Brauw aan geen teruggaan denken. Hij<br />

besloot den tocht als eene verkenning begonnen, op zijne<br />

verantwoordelijkheid te vervolgen en misschien met eene<br />

overwinning te doen eindigen. En waarlijk het geluk is<br />

hem gunstig. Een uur later vond men een in den rotswand<br />

uitgehouwen pad; op handen en voeten klommen<br />

de soldaten naar boven en weldra is de hoogte bereikt.<br />

Veel tijd van beraad is er niet; „voorwaarts!" klinkt het,<br />

en na eene schier ongeloofelijke inspanning was een der<br />

schansen genomen.<br />

Het is ons niet vergund hier in bijzonderheden te treden<br />

omtrent alles wat -door deze dappere schare werd verricht.


281<br />

Men leze het hieronder aangegeven werk over die hoogstbelangrijke<br />

feiten 1).<br />

Na menige schermutseling worden nog andere schansen<br />

veroverd, en de nacht in een van deze doorgebracht.<br />

Lang voor hot aanbreken van den dag ging de colonne<br />

op nieuw tot den aanval over, en was al spoedig in een<br />

ernstig vuurgevecht gewikkeld. Dit vuur door het hoofdcorps<br />

gehoord, had zooals wij zagen een front-aanval ten<br />

gevolge. De vijand houdt inmiddels kloekmoedig stand:<br />

men strijdt man tegen man, de hoofdredoute van den<br />

goesti Djilantiek wordt wanhopig verdedigd, en de Brauw,<br />

door een pijl gewond, moet het slagveld verlaten op den<br />

oogenblik, dat hij zijne moedige doch hoogst gewaagde<br />

onderneming met een gelukkigen uitslag ziet bekroond.<br />

Weldra werd de hoofdredoute genomen, en hadden de<br />

troepen van v. Swieten zich met die van de Brauw vereenigd.<br />

De zege was behaald, het onneembaar geachte<br />

Djagaraga, 't palladium van Bali's onafhankelijkheid gevallen<br />

en de neêrlaag der 2 cic Balischo expeditie gewroken.<br />

Hiermede was echter het doel van den tocht slechts<br />

ten halve bereikt. Nu Bleling zijne straf had ondergaan,<br />

moesten ook Klonkong en Karang Asam vernederd worden.<br />

Intusschen had de val van Djagaraga een diepen indruk<br />

gemaakt; er heerschte verdeeldheid onder de vorsten, en<br />

de bevolking die hare zaak van de hunne gescheiden had,<br />

toonde zich tot onderworping bereid. Spoedig waren de<br />

troepen weder in Sangsit vereonigd, om met de vloot<br />

naar de baai van Laboean Amok overgebracht te worden<br />

ten einde Padang Cove te bereiken, en een aanval op<br />

Klonkong te wagen, waar de vijand zijn geheele macht<br />

geconcentreerd had. Terwijl Karang Asam, door onzen<br />

trouwen bondgenoot — den vorst van Mataram op het eiland<br />

Lombok, — in bezit was genomen, werd na het stormenderhand<br />

veroveren van den versterkten tempel (tempat<br />

dewa) van Soenla Lawas, de vijand op den 24 8te " Mei<br />

uit het iets verder liggend Kasoemba verdreven en die<br />

kampong bezet. De Balineezen waren echter verre van<br />

1) A. W. P. Weitzel. De derde militaire expeditie naar hel eiland<br />

Bali in 184Ü.


282<br />

overwonnen; zij zwierven in talrijke benden rond, en<br />

waagden in den nacht een aanval, waarbij Michiels eene<br />

wond ontving, aan welke de dappere aanvoerder den<br />

volgenden dag bezweek. Het bevel ging op den lt. kol.<br />

J. van Swieten over, die, nadat de vijand voor goed was<br />

verjaagd, instede van den marsch naar Klonkong voort<br />

te zetten, het leger — waarschijnlijk om gegronde redenen —<br />

op Padang Cove deed terugtrekken. Het bleek echter<br />

al spoedig hoe weinig men op de trouw der vorsten kon<br />

rekenen, en dat de aanval niet langer mocht worden uitgesteld.<br />

Kasoemba werd dan ook op nieuw door de onzen<br />

genomen, en toen men gereed was naar Klongkong op<br />

te rukken, boden de Dewa Ageng en de overige vorsten<br />

ootmoedig hunne onderwerping aan. Zij had plaats in bijzijn<br />

van den hertog van Saksen-Weimar, die den vorigen<br />

dag als opperbevelhebber van het leger op Bali was aangekomen.<br />

Een gezantschap vertrok naar Batavia, de troepen<br />

scheepten zich in, de vloot verliet de reede en de<br />

rust werd later niet ernstig meer verstoord.<br />

In 't zelfde jaar werden Celebes en Borneo door den<br />

opperlandvoogd bezocht. Te Makassar waar de inlandsche<br />

vorsten en hoofden hem eerbiedig hunne hulde brachten,<br />

kon hij zich overtuigen dat de sedert 1846 geopende vrijhaven<br />

aan de verwachting beantwoordde; scheepvaart en<br />

handel bloeiden, en de invoerrechten waren meer dan het<br />

dubbel gestegen. Ook de staatkundige verhouding tusschen<br />

het gouvernement en de onderteekenaars van het vernieuwd<br />

Banggaisch tractaat liet niets te wenschen over. In 't<br />

noordelijk gedeelte werden de cultures aangemoedigd,<br />

belastingen en heerediensten gewijzigd, en op Amboina<br />

en onderhoorigheden de prijs der kruidnagelen verhoogd.<br />

Op Borneo, in 1846 onder het toezicht van den gouverneur<br />

A. L. Weddik in eene Wester- en Zuid-Oosterafdeeling<br />

verdeeld, ontving de Gr. Gr. het bezoek van den<br />

hoogbejaarden sultan Adam van Bandjermasin, opende te<br />

Pengaron, eene steenkolenmijn die don naam Oranje Nassau<br />

verkreeg, en bezocht do zendeling-stichting te Poeloe<br />

Petak waar het christendom reeds vele aanhangers telde.<br />

Kort daarna hadden op de westkust gebeurtenissen


283<br />

plaats, waaruit blijkt, hoezeer in die gedurende vele<br />

jaren verwaarloosde gewesten, Neêrlands invloed en<br />

overwicht verzwakt en der Chineezen euvelmoed en<br />

verzet geklommen waren. Trots alle vroegere contracten<br />

en gesloten overeenkomsten, trots de zendingen van<br />

eom^Vgen 1 . en plechtig bezworen beloften beschouwden<br />

zij zich als wettige bezitters van den grond, on<br />

waren hunne eischen gestegen naarmate onze krijgsmacht<br />

verminderde. Hieraan moest een einde komen,<br />

hun sluikhandel en gewapend verzet alsmede de onderdrukking<br />

der inheemsche bevolking en andere kongi's gestraft<br />

worden. Niet alleen had Tai-kong (wegslepende stroom)<br />

hare kracht aan de met ons bevriende kongsi der „drie<br />

stuks groeven" (Sam-ti-Kiouw) doen gevoelen en haar<br />

Sepang, Seminis en andere mijnen ontnomen, maar*ook<br />

wij hadden een mislukten aanval op een hunner koeboe's<br />

(schansen) aan de Sedouw te wreken. Die taak werd<br />

den luit.-kol. F. Gr. Sorg opgedragen. Hij moest trachten<br />

Sambas en Pontianak te dekken, genoemde koeboe te<br />

bemachtigen, de hoogten van Pamangkat, niet ver van<br />

den mond der Sambas, en Singkawang als hoogst belangrijke<br />

strategische punten te bezetten om later zijne operation<br />

tegen Montrado te beginnen; en tot dat alles was<br />

slechts 400 man beschikbaar.<br />

Bij zijne aankomst vond Sorg Pamangkat reeds door<br />

de Chinoesche opstandelingen van Tai-kong bezet, en<br />

begreep zich in de eerste plaats van het kongsi-huis, aan<br />

den voet des bergs, door eone sterke redoute verdedigd,<br />

te moeten meester maken. De geheele stelling telde tusschen<br />

de 4000 en 5000 verdedigers. Yroeg in den morgen<br />

van den ll ac " September had de landing der troepen in<br />

de beste orde plaats en rukten zij tegen Pamangkat op.<br />

Inmiddels had het vuur van de Borneo en van de schoeners<br />

Kameleon on Haai de Chineezen uit hunne stelling van<br />

Peniboengan verdreven, en was de landingsdivisie ontscheept.<br />

Deze sloot zich onder 't bevel van den luit. ter<br />

zee Siodenburg bij de hoofdmacht aan, en bracht eene<br />

gunstige diversie te weeg, op het oogenblik dat de aanvalscolonne<br />

een ongekenden tegenstand ontmoette. Na een<br />

allerhevigst gevecht, waarbij het terrein voet voor voet


284<br />

was verdedigd, en Sorg met een verbrijzeld been, doodelijk<br />

gewond ter neêrzeeg, werd het kongsi-huis stormenderhand<br />

genomen. De Taikongs hadden hier met heldenmoed<br />

gestreden. Eene stoutmoedige poging den volgenden<br />

dag aangewend, om de redoute te hernemen werd afgeslagen,<br />

en niet voor dat onze troepen, na een hardnekkigen<br />

wederstand, meester waren van het terrein, het<br />

Kongsi-huis verlaten. Op den heuvel Peniboengan, die de<br />

monding der Sambas beheerscht, verrees een fort waarin<br />

eene geringe bezetting achterbleef, en men beging de fout de<br />

hoofdmacht naar Pontianak en Sambas te doen terugkeeren.<br />

Volgens Chineesche opgaven zou hun verlies aan<br />

dooden alleen, meer dan de sterkte der Nederl. troepen<br />

hebben bedragen. Met onvolprezen moed en zelfverloochening<br />

werd door zee- en landmacht de eer onzer wapens<br />

gehandhaafd, en men telde eene schitterende bladzijde te<br />

meer in de gedenkboeken onzer Indische krijgsgeschiedenis.<br />

De naam van Sorg leeft voort in het fort, op last van<br />

den gouv.-gen. naar den gevallen held genoemd, aan<br />

welks voet een gedenkteeken de plaats aanwijst waar zijn<br />

gebeente rust. Hij verkreeg een waardig opvolger in Ie<br />

Bron de Vexela, de aanvoerder van het 7 dc bataljon, dat<br />

wij bij de omtrekking van Djaga raga leerden kennen.<br />

Het verlaten van Pamangkat, dat onmiddellijk weder door<br />

den vijand werd bezet, maakte later een nieuwen aanval<br />

noodig, waarbij Ie Bron voor de overmacht moest zwichten,<br />

ondanks den moed en de volharding waarmede ook toen<br />

door leger en marine werd gestreden. Wel was door de<br />

overmoedige Chineezen te vergeefs eene poging gewaagd<br />

om het fort Sorg te overrompelen, maar zij waren meester<br />

gebleven van het slagveld; en op de helling van den<br />

berg Peniboengan werd eene nieuwe groeve gedolven voor<br />

hen, wier bloed hier nutteloos had gevloeid. Niet lang<br />

daarna verzochten de Kongi's van Tai-kong, Sjep-eng-fon<br />

en Lim-ti-an onderhandelingen te mogen openen, die,<br />

zoo als later bleek, door dat trouwelooze gespuis alleen<br />

waren voorgesteld, om de blokkade der kust te doen ophouden<br />

ten einde zich van wapenen en levensmiddelen te<br />

voorzien, geleden verliezen te herstellen en zich op nieuw


285<br />

ten oorlog uit te rusten. Het proces-verbaal van eene<br />

voorloopig vastgestelde overeenkomst werd door den resident<br />

P. J. Willer naar Batavia overgebracht, en de<br />

gouv.-gen. was zwak genoeg om toe te geven. Tegen alle<br />

adviezen der bevoegde autoriteiten in, werden de knjgsverrichtingen<br />

gestaakt, en een voor Nederland hoogst vernederenden<br />

toestand tegenover een hoop oproerig volk<br />

aan Borneo's westkust bestendigd, waaruit later nieuwe<br />

verwikkelingen moesten ontstaan.<br />

Inmiddels was ook in Bantam en op Banka de verstoorde<br />

rust hersteld.<br />

In Bantam had de opvolging der regenten van Serang<br />

en Tjiringin, in 1849 tot ernstige onlusten aanleiding gegeven,<br />

waarbij zekere hadji Wachia als werktuig van<br />

den pateh van Serang de hoofdrol vervulde, 't Kostte<br />

den overste de Brauw in 't volgende jaar veel inspanning ,<br />

om na menig vermoeienden marsch en bloedig gevecht, den<br />

opstand te bedwingen en de hoofdmuitelingen te bestraffen<br />

of onschadelijk te maken. Wachia ontkwam naar<br />

de Lampongs waar hij zes jaren later deelnam aan den<br />

opstand van pangeran Singa-Branta en raden Intan, en<br />

door den krijgsraad ter dood werd veroordeeld.<br />

Op Banka was men in 1828 zwak genoeg geweest, een<br />

rooverhoofd met nameBarin, onder wiens slagen Smissaert<br />

gevallen was (bl. 237), door een jaargeld aan het gouvernement<br />

te verbinden; en toen, na zijn dood, dat jaargeld<br />

aan Amir — die als oudste zoon er aanspraak op maakte —<br />

geweigerd werd, verzamelde ook hij eene gewapende bende<br />

om zich heen, en 't duurde lang, ten gevolge der onverstandige<br />

maatregelen van den toenmaligen resident, eer<br />

de majoor Becking den oproerling meester was, die met<br />

de zijnon naar Timor werd verbannen 1).<br />

Ook op andere punten van den Archipel gelukte het,<br />

zee- en menschenroof te straffen, en alles ademde vrede<br />

en rust in 't schoone Insulindo toen Rochussen den 12 deo<br />

Mei 1851 het bestuur aan zijn opvolger overgaf.<br />

1) Zie : W. A. van Rees : Wachia , Taykong en Amir of hei Neclerl.<br />

Ind. leger in 1850.


286<br />

Nadat Mr. G. J. Bruce, de tot landvoogd van Neêrl.<br />

Indië benoemde gouverneur van Overijssel, op de reede<br />

van Texel was overleden, werd Mr. A. J. Duymaer van<br />

Twist, tot die hooge waardigheid benoemd.<br />

Kort na het vertrek van Rochussen, die op zijne terugreize<br />

Britsch-Indië bezocht, keerde ook de hertog van<br />

Saxen-Weimar, tot herstel zijner gezondheid, naar't moederland<br />

terug.<br />

Onder 't bestuur van den nieuwen landvoogd werden<br />

concessiën tot ontginning van tinmijnen op Billiton verleend,<br />

en afdeelingen van de Maatschappij tot nut van 't<br />

algemeen te Batavia, Samarang en Soerabaja opgericht.<br />

In de bovenlanden van Padang kwam eene verbeterde<br />

koffie-aanplanting tot stand, en al spoedig ondernam de<br />

gouv.-gen. oen tocht over Java, naar Sumatra, Celebes<br />

en den Molukschen Archipel.<br />

Nadat aan de bij do herziening der grondwet in 1848<br />

opgenomen bepaling, „dat do reglementen op het beleid<br />

der regeering in 's rijks koloniën en bezittingen in andere<br />

werelddeelen, bij de wet moesten worden vastgesteld,"<br />

(art. 59) in 1854 was voldaan, ging ook het cultuurstelsel<br />

een andere toekomst, te gemoet. Was het reeds hier en<br />

daar ingekrompen en voor de bevolking minder bezwarend<br />

gemaakt, toch schreef art. 56 voor, dat do gouv.-gen. de<br />

op hoog gezag ingevoerde cultures „zooveel doenlijk" in<br />

stand moest houden. Van Twist trachtte dan ook het<br />

cultuurstelsel in stand te houden, niet zooals het later<br />

ontaard, maar zooals het oorspronkelijk bedoeld was.<br />

Werd vroeger reeds meer aan de liberale eischen des<br />

tijds toegegeven, hij nam gegronde redenen van ontevredenheid<br />

weg, door de arbeidsloonen voor den gedwongen<br />

arbeid in de fabrieken te verhoogen, drukkende pasarrechten<br />

te doen vervallen, de uitgifte van woeste gronden<br />

aan particulieren te bevorderen, en de Mekka-gangers<br />

van pas en recognitie vrij te stellen. Hierdoor is het aantal<br />

pelgrims naar de heilige plaatsen in Arabië wel aanmerkelijk<br />

toegenomen, maar sedert de beperkende bepalingen<br />

in 1859 ingevoerd, en de strenge handhaving van<br />

de verplichting, dat de hadji's, bij onzen consul te Djeddah,<br />

en in elke plaats waar zich een Nederlandsch consulair


287<br />

agent bevindt, hunne passen moeten doen afteekenen,<br />

heeft men een waarborg dat zij werkelijk hunne bedevaart<br />

volbrengen.<br />

Jammer dat al weder èn in de bovenlanden van Palembang<br />

èn op de westkust van Borneo het zwaard getrokken<br />

moest worden tot handhaving van ons gezag.<br />

In 't noorden van eerstgenoemd gewest, en voornamelijk<br />

in de Ampat Lawang, stookte zekere radja Tiang Alam<br />

onrust en verzet, zoodat eene gewapende tusschenkomst,<br />

onder bevel van don overste de Brauw, noodig werd om<br />

er de rust te herstellen. Op eene verkenningstocht, door<br />

eenigo hoofden als gast in de doeson (dessa) Gocnong-<br />

Maraksa ontvangen, werd hij van slechts weinigen der<br />

zijnen vergezeld, door Tiang-Alam verraderlijk overvallen.<br />

Gelukkig behield de Brauw zijne gewone kalmte en tegenwoordigheid<br />

van geest, waaraan dit dappere troepje niet alleen<br />

zijn behoud had te danken, maar waardoor ook de onderwerping<br />

der oproerige hoofden werd A r erkregen, terwijl<br />

die van Tiang-Alam spoedig was te voorzien. De verbanning<br />

echter van den ferdana mantri (rijksbestuurder), 't<br />

hoofd van al die woelingen, deed het vuur van den opstand<br />

op nieuw ontbranden. Tebing-Tinggi, Lahat en<br />

Moewara-Klingi werden voortdurend door de oproerlingen<br />

bestookt, en menige doeson moest in den asch gelegd,<br />

menig hardnekkig gevecht nog geleverd worden, eer de<br />

hoofdstelling des vijands genomen en de hoofdmuiteling<br />

in onze macht was. Tiang-Alam had met eenige volgelingen<br />

in de wildernissen der Lampongsche districten een<br />

toevluchtsoord gevonden, en het duurde tot 1856, eer hij<br />

gevangen genomen en in Salatiga onschadelijk gemaakt werd.<br />

De voorgewende vredelievende bedoelingen der Chineezen<br />

op de westkust van Borneo, hadden slechts gediend<br />

om hunne oorlogzuchtige plannen te verbergen en zich<br />

tot een nieuwen strijd voor te bereiden. Na eene menigte<br />

gevechten om en bij Seminis , Sepang en Boentimai, na<br />

het veroveren en vernielen hunner koeboe's, was met behulp<br />

der marine, de weg naar Montrado weldra geopend.<br />

De meeste rivieren van Borneo waren voor onze stoomschepen<br />

bevaarbaar, en de commandant van do Celebes herhaalde<br />

op de Slakkouw, wat van den Rijn deed op de


288<br />

Theems, nadat Jan van Braakel de Unity had genomen.<br />

Evenals de Pro-patria bij Sheerness de ketting aan stukken<br />

zeilde, brak de wakkere Ceerling met zijn stoomschip<br />

bij Boentimai, door de met ijzeren ringen aan elkander<br />

verbonden balken heen; en nauwelijks was de doortocht<br />

vrij of de sterkte is genomen en verwoest.<br />

Eindelijk was in Mei 1854, eene macht van 1700 man<br />

te Sambas en Pontianak onder de bevelen van den lt. kol.<br />

Andreson vereenigd ; en na hoogst vermoeiende, dagen<br />

lange marschen, het bezetten van Koelor, Singkawang, en<br />

't veroveren van menige Chineesche sterkte, bood Montrado<br />

met zijne drie versterkte Kongsi-huizen, Thang, Sjonbok<br />

en Ha-bok zijne onderwerping aan. Knielend voor<br />

hare huizen ter neer gebogen, ontving de anders zoo<br />

overmoedige doch toen gedweeë bevolking onze zegevierende<br />

troepen en smeekte om gonade. Wel poogden<br />

de opstandelingen bij een nachtelijken aanval Montrado<br />

te hernemen, maar toen ook het zoogen. drie-vingerenverbond<br />

(Sam^-tjam-foei) ontdekt, de verzamelplaats der<br />

eedgenoten door Verspijck vernield , en de kracht van zijn<br />

aanvoerders verbroken was, kwamen de hoofden in onderwerping,<br />

en die zoo geteisterde gewesten eerlang tot rust.<br />

Zee- én landmacht, officieren en soldaten hadden bij elke<br />

gelegenheid eene alles opofferende volharding aan den dag<br />

gelegd, die nimmer genoeg kan worden gewaardeerd. Men<br />

raadplege hierover meer omstandige berichten 1).<br />

Daar ik steeds met een enkel woord onze betrekkingen<br />

met Japan deed kennen, zij hier vermeld, dat sedert 1851<br />

niets onbeproefd was gelaten, om de nog altijd voor andere<br />

volken gesloten poorten van het Japansche rijk, voor hen<br />

evenals voor ons te doen openen. Het bezoek van den<br />

admiraal Stirling in 1854, had dan ook, dank zij de medewerking<br />

van den Nederlandschen commissaris Mr. J. H.<br />

Donker Curtius, evenals dat van Lord Elgin gunstige<br />

gevolgen. En toen zoowel met den Amerikaanschen commodore<br />

Pony als met den Russischen admiraal Putiatine<br />

overeenkomsten werden gesloten, in 1858 een verdrag<br />

1) In Montrado enz. door W. A. van Kees, gep. kapt. van het Ned.<br />

O. I. leger, vindt men boogst belangrijke bijzonderheden opgeteekend.


289<br />

met Frankrijk tot stand kwam , en de havens van Simoda en<br />

Hokodade, later door meer anderen gevolgd, voorden<br />

Europeeschen handel werden geopend, had men zulks<br />

grootendeels aan Nederland te danken. „Toutes les nations<br />

du globe" — schrijft de Moniteur de la flotte van 4 Febr.<br />

1858, — „doivent rendre hommage à la politique noble et<br />

désintéressée qu'a suivie la Hollande dans ses relations<br />

avec le Japon. Les Pays-Bas n'ont cherché à obtenir<br />

aucune faveur spéciale; ils n'ont reclamé qu'une assimilation<br />

aux autres nations, lorsque celles-ci auront obtenu<br />

des concessions. l'Exemple est digne d'être enregistré.<br />

Den 22-t« Mei 1856 gaf de G. G. zijne betrekkingaan<br />

den gewezen minister van koloniën C. F. Pahud over, ruim<br />

een jaar nadat de staatsinstellingen van Nederlandsch Indië<br />

bij de wet waren geregeld. Een blik over hare voornaamste<br />

bepalingen, zal het verschil of 't verband tusschen deze<br />

en vroegere instellingen gemakkelijk doen uitkomen.<br />

Volgens het nieuwe reglement op het beleid der regeering<br />

van Nederl.-Ind., dat den l«*» Mei 1855 in werking<br />

kwam, bevatten Java en Madoera 21 residentiën benevens<br />

de beide Vorstenlanden. Sumatra is in 4, Celebes en<br />

Borneo zijn in 2 gewesten verdeeld, terwijl Banka, Blitong,<br />

Riouw, Amboina, Ternate en Timor afzonderlijke gewesten<br />

vormen, meestal weder in afdeelingen en onderafdeelingen<br />

gesplitst.<br />

De regeering der koloniën en bezittingen van het rijk<br />

in Azië, uitmakende het gebied van Nederlandsch Indië<br />

wordt in naam des konings uitgeoefend door een gouverneur-generaal,<br />

wien een mederegeerend en adviseerend<br />

college (de raad van Ned. Indië,) ter zijde staat en een<br />

bureau, (de algemeene secretarie) is toegevoegd. De raad<br />

bestaat uit 4 leden en een vice-president die tevens lid is.<br />

De bevoegdheden der regeering evenals die der 5 departementen<br />

van algemeen burgerlijk bestuur (justitie,<br />

financiën, binnenlandsch bestuur, dat van onderwijs eeredienst<br />

en nijverheid en der burgerl. openbare werken)<br />

zijn nauwkeurig omschreven. Op last des konings moet<br />

jaarlijks een uitvoerig verslag van het beheer der koloniën<br />

aan de Kamers der Staten-Generaal worden ingediend.<br />

19


290<br />

Het gewestelijk bestuur is verdeeld in : het Europeesch<br />

en inlandsen gewestelijk-, het gemeentebestuur op Java,<br />

en het bestuur over de met inlanders gelijkgestelde personen.<br />

Had de rechtspraak door Jan Pietersz. Coen in het<br />

leven geroepen, „Bataviasche statuten," die in hoofdzaak<br />

onder de Comp, in wezen bleef, vele veranderingen onder<br />

Daendels, Raffles en de com", gen', ondergaan, zij werd<br />

door eene in 1848 vastgestelde, doch niet voor in 1851<br />

voltooide rechterlijke organisatie vervangen. Do bepalingen<br />

echter in 1848 voor de strafwetgeving gemaakt, kwamen<br />

in 1866 bij do invoering van 't wetboek van strafrecht<br />

te vervallen.<br />

De rechtspraak over de Europeanen en met hen gelijkgestelden<br />

wordt uitgeoefend: 1°. door de residenten alleen<br />

rechtsprekende, 2°. de raden van justitie en 3° het hooggerechtshof<br />

van Nederl. Indië. Het grootste gedeelte der<br />

buitenbezittingen staat onder de jurisdictie der raden van<br />

justitie te Batavia en Soerabaja.<br />

Over de inlanders en met hen gelijkgestelden wordt<br />

rechtgesproken door: 1°. de districts- en regentschap gerechten,<br />

2°. de residenten alleen rechtsprekende, 3°. de<br />

landraden, 4°. de rechtbanken van ommegang on in enkele<br />

gevallen door de raden van justitie.<br />

In de Vorstenlanden heeft het Nederl. gouvernement<br />

zich een vrij grooten invloed op de rechtspraak weten te<br />

verschaffen.<br />

Het financie-stelsel is en blijft nog steeds van goede<br />

of slechte oogstjaren, rijzing of daling in den prijs der<br />

producten en alle wisselvalligheden van den handel afhankelijk.<br />

Souverein en handelaar zijn vooralsnog in één<br />

persoon vereenigd.<br />

Met ingang van 1867 werd de begrooting voor Nederl.<br />

Indië bij de wet vastgesteld, waarop de uitgaven en middelen<br />

in Nederland en in Indië voorkomen.<br />

Ook het muntstelsel werd bij de wet geregeld en de<br />

enkele zilveren standaard als basis aangenomen. Het<br />

verschil tusschen den gulden zilver en den gulden koper<br />

is vervallen en de papieren standpenning (recepis) afgeschaft.<br />

Eene wet van 't jaar 1855 regelde ook de koperen


291<br />

pasmunt, en in 1857 werd het maximum van de uittegeven<br />

zilveren en koperen pasmunt bepaald. De Javasche<br />

bank — onmiddelijk in verband met het muntwezen —<br />

is eene naamlooze vennootschap waaraan een octrooi werd<br />

verleend van 1 April 1870—1 April 1880.<br />

De belastingen worden geheven : I in geld, II in arbeid,<br />

III in natura, door verpachting en door directe collecte.<br />

I. Jaarlijksch vermeldt het Staatsblad van Nederlandsch-<br />

Indië de voorwaarden waarop 's landsmiddelen op Java<br />

en Madoera worden verpacht; zij zijn naar de hoegroo<strong>the</strong>id<br />

der opbrengst in 13 rubrieken (waarvan er 8 op de buitenbezittingen<br />

voorkomen) gerangschikt. De verkoop van<br />

opium in het klein, bekleedt de eerste plaats, hoewel<br />

daarvoor even als bij onze vestingen, „verboden kringen"<br />

bestaan. Verder behooren nog onder de verpachte middelen:<br />

de belasting op peper (Riouw), verkoop van saguweer,<br />

goudmijnen (west. afd. van Borneo), verkoopvan<br />

sirie (Celebes), van zout in Siak, enz. Die van het uitsluitend<br />

recht tot het houden van pandjeshuizen, is in<br />

1870 afgeschaft.<br />

De niet-verpachte middelen door directe collecte te<br />

heffen, zijn onder 14 rubrieken gebracht, waaronder landelijke<br />

inkomsten en andere grondlasten voorkomen; zooals<br />

landrente, belasting op het bedrijf, op tuinen, nipabosschen,<br />

de „tesang" in het gouv. Celebes, de „pitrah" in<br />

de Z. en O. afd. van Borneo, enz. 1).<br />

II. Door belasting in arbeid, verstaat men heerediensten<br />

ten behoeve van den staat en van de dessa, die mede<br />

in gewone en buitengewone gesplitst worden.<br />

III. De belastingen in natura, d. i. in producten zijn:<br />

een tiende van het njstgewas in eenige districten der<br />

Pr.-regentschappen ; levering van goud en vogelnestjes door<br />

de landschappen Pramassan, Aley en Amandit onder<br />

Bandjermasin ; levering van sapanhout door de vorsten<br />

van het eiland Soembawa.<br />

Verder geniet het gouv'. nog inkomsten uit een 25 tal<br />

andere middelen, waaronder: het zoutmonopolie de ex-<br />

1) Men raadplege hieromtrent: De Staatsinstellingen van Nederlandsnh-<br />

Indië beschreven door Mr. P. A. van der Lith en J. Spanjaard.<br />

19*


292<br />

ploitatie der tinmijnen op Banka en Blitong, die der<br />

steenkolenmijnen, de verkoop van gouv ts . producten, de<br />

brievenpo3t, enz.<br />

Als opperbevelhebber van de in Ned. Indië aanwezige<br />

landmacht, heeft de G. G. behalve over het leger de<br />

beschikking over de schutterijen, pradjoerits, djajang-sekars,<br />

de legioenen der onafhankelijke vorsten, barissans, enz.<br />

De zeemacht is verdeeld in gouv ts . en oorlogs marine :<br />

de eerste wordt voornamelijk gebezigd tot het weren van<br />

sluikhandel en zeerooverij, terwijl de andere, zoo wat<br />

personeel als materieel betreft, sinds 1 Jan. 1868, ineen<br />

Ind. en Nederl. gedeelte, d. i. eene blijvende koloniale militaire<br />

zeemacht en een auxiliair eskader is gesplitst.<br />

Volgens de bepalingen van het regeerings-reglement,<br />

moet het openbaar onderwijs, ten allen tijde een voorwerp<br />

uitmaken der bijzondere zorgen van den gouverneurgeneraal.<br />

Zoolang die bepaling echter niet door ruime<br />

bijdragen uit de schatkist wordt ondersteund, zal eene<br />

genoegzame ontwikkeling van het onderwijs, zoowel voor<br />

Europeanen als voor inlanders, nog lang tot de vrome<br />

wenschen blijven behooren.<br />

Ook het cultuurstelsel was bij deze wet een nieuwe<br />

phase ingetreden. Het ambtelijk landbezit en de cultuur<br />

procenten werden tegen eene billijke schadevergoeding<br />

opgeheven, en men liet veel meer dan vroeger aan de<br />

particuliere ondernemingszucht over.<br />

Terwijl Java een ongestoorde rust genoot, en de sultan<br />

van Djokjokarta door den kroonprins, als Amangkoe Boewana<br />

VI was opgevolgd, moest in sommige buitenbezittingen<br />

zee- en landmacht al weder gewapenderhand optreden,<br />

en maakten o. a. een paar oproerige hoofden, een expeditie<br />

naar de Lampongs noodzakelijk, waar zij zich een gezag<br />

over de andere marga-hoofden aanmatigden, dat niet<br />

langer mocht worden geduld. De kolonel J. A. Waleson<br />

met het opperbevel belast, had al spoedig de marga's<br />

Bandoeloe en Ketimbang — tegen de helling van den<br />

Radja bassa gelegen — door raden Intan en Singa Branta<br />

bij het naderen onzer troepen verlaten, in zijne macht.<br />

Deze hoofdmuiters zwierven in het gebergte rond, en


293<br />

toen hadji "Wachia (bl. 285) gevangen genomen en Intan<br />

door de zijnen vermoord was, gaf Singa Branta zich over<br />

en was de rust in de Lampongs hersteld 1).<br />

Even zoo moest men op Timor tegen den regent van<br />

Takaip en den radja van Liddah gewapender hand optreden;<br />

terwijl de sultan van Djambi, van den troon vervallen<br />

verklaard en de van zijne waardigheid beroofde<br />

vorst van Lingga, die zich met den panglima besar van<br />

Reteh, een rooversnest op de oostkust van Sumatra had<br />

verbonden, almede tot zijn plicht werd gebracht. Nadat<br />

deze laatste, een vroeger beruchte zeeschuimer gesneuveld<br />

, Reteh vernield en Djambi onderworpen was. keerde<br />

de rust in die gewesten terug. Niettegenstaande Siak met<br />

zijne onderhoorigheden, bij een tractaat van 1858, weder<br />

onder de souvereiniteit van Nederland teruggebracht, en<br />

onze invloed op meest alle kustlanden aanmerkelijk toegenomen<br />

was, bleven de Ilanons en andere zeeroovers, hoe<br />

ook door de marine bestookt en vervolgd, hunne rooftochten<br />

met de uiterste vermetelheid voortzetten.<br />

Op Celebes moest de steeds toenemende overmoed van<br />

Boni en de aanmatiging zijner vorsten op nieuw worden<br />

gestraft. Onder Aroe Panjeli, was de vermoedelijke troonopvolger<br />

Aroe Palakka, evenals de toenmalige tomarilalang<br />

(rijksbestuurder) en andere rijksgrooten, bij eene der menigvuldige<br />

staatkundige woelingen verbannen; en vóór dat<br />

hij zijne rechten kon doen gelden, had reeds zijn broeder<br />

Aroe Poegi den troon van Boni beklommen. Toen nu in 1857<br />

de kroon op diens weduwe Basse Kadjoeare overging, verwachtte<br />

men eene vredelievende regeering en eene betere<br />

verstandhouding met dat rijk. Die verwachting evenwel<br />

werd op meer dan eene wijze teleurgesteld, 't Banggaisch<br />

tractaat geschonden en Neêrlands vlag gehoond, totdat op<br />

den 9 aen Februari eene troepenmacht onder den gen.-maj.<br />

E. C. C. Steinmetz, op de reede van Badjoa verscheen,<br />

ten einde onze miskende rechten te doen gelden.<br />

1) Ook van dezen tocht heeft men het boeiend verhaal aan den tegenwoordigen<br />

minister van oorlog te danken. Zie : Schetsen uit het oorlogsleven<br />

in Nederl. Indïë. Be Lampongs in 1856 door den majoor A. \V.<br />

P. Weitzel.


294<br />

Nadat als voorbereidende maatregel een kampement te<br />

Badjoa was opgeslagen, en de mondingen der Tjinrana<br />

en Sandjai geblokkeerd waren, deed eene verwonding van<br />

Steinmetz het bevel op Waleson overgaan. Al spoedig<br />

werd nu de vijandelijke stelling aan eerstgemelde rivier<br />

door de marine vernield, Boni — waaruit de koningin<br />

gevlucht was — door de troepen genomen en Badjoa in<br />

goeden staat van tegenweer gebracht. Intusschen hadden<br />

onze soldaten door de cholera en het slechte weder veel<br />

geleden, het doel was niet bereikt en de staatkundige<br />

toestand bleef onveranderd. Hoewel Aroe Palakka zich<br />

bij ons had aangesloten, de hoofden het oneens werden<br />

en de stemming te onzen gunste veranderde, was Boni<br />

nog zoo weinig onderworpen, dat eene tweede expeditie<br />

noodzakelijk werd. Op 3 Nov. nam de iuit.-gen. van<br />

Swieten het bevel van Waleson over; Aroe Palakka<br />

sloot zich met zijne volgelingen te Boelecomba bij eene<br />

mobiele colonne aan, en zijn oudste zoon Kraëng Sigeri<br />

werd tot districtshoofd van Sandjai aangesteld. Nadat de<br />

generaal de hoofdmacht te Badjoa had doen landen en<br />

de bezetting van het fort versterkt was, werden de stellingen<br />

van Bola Salempa en Boni al spoedig veroverd,<br />

de vijand geheel verslagen en Palakka bereikt. Van daar<br />

ging het verder, om zich van de uit Boni naar het sterke<br />

Pasempa gevluchte koningin meester te maken. Wel viel<br />

de sterkte zonder slag of stoot in onze handen, maar<br />

Basse Kadjoeare was bijtijds ontkomen en had zich nog<br />

verder in 't binnenland teruggetrokken. Allengs kwamen<br />

nu eenige hoofden in onderwerping en Pampanoea werd<br />

bezet, waar tegelijkertijd een gedeelte der zeemacht zich<br />

vertoonde 1).<br />

Volgens de volksage, zou Boni pas overwonnen zijn,<br />

wanneer Pasempa (het sterke) en Pampanoea (het rijke)<br />

in 's vijands handen waren. Men beschouwde ons dus<br />

als overwinnaar, en toen de njkssieraden in het hoofdkwartier<br />

werden overgeleverd, was ook het staatkundig<br />

doel bereikt. De voortvluchtige koningin werd vervallen<br />

verklaard van den troon, het rijk van Boni een leen van<br />

1) Zie hierover: De Bonische expedition, enz. door M. T H. Perelaer, enz.


295<br />

het gouvernement, Aroe Palakka door de Aroe pitoe's<br />

(bl. 20) tot koning verkozen, en de souvereiniteit van<br />

Nederland in Celebes erkend.<br />

Was de rust kort te voren in de Wester-afdeeling van<br />

Borneo hersteld, thans brak in de Zuider- en Oosterafdeeling<br />

een opstand uit, die een hoe langer hoe dreigender<br />

aanzien verkreeg. Om de oorzaak er van goed te<br />

begrijpen, dienen wij eenige schreden in de geschiedenis<br />

terug te gaan. Reeds in 1787 had zekere pangeran<br />

Nata, tijdens de minderjarigheid van Amir, den wettigen<br />

troonopvolger van Bandjermasin, zich van de regeering<br />

meester gemaakt, en door zijn land aan de Comp, af te<br />

staan en al hare baatzuchtige eischen te bevredigen, dit<br />

rijk als leen terug ontvangen. In 1808 werd hij door zijn<br />

zoon Soleiman opgevolgd, en in 1825 was de kroon op<br />

sultan Adam overgegaan. Toen nu deze 80jarige vorst<br />

(bl. 282) in 1857 overleed, moest. volgens de adat Hidajat<br />

oe'llah, als oudste wettige zoon van den reeds in<br />

1852 gestorven troonopvolger, die kroon aanvaarden.<br />

Ze werd echter door den toenmaligen resident, op even<br />

wederrechtelijke als onstaatkundige wijze aan Tamdjid<br />

Illah, een ouderen maar onwettigen broeder van Hidajat<br />

geschonken, en aan dezen slechts de betrekking van<br />

mangkoe-boemi of rijksbestuurder verleend. Maar nog<br />

leefde een kleinzoon van den eenmaal zoo onrechtvaardig<br />

verdreven Amir; en al waren Antassari 50 jaren van<br />

wrok over het hoofd gegaan, al kon of wilde hij zelfden<br />

troon niet beklimmen, hij zwoer Hidajat te zullen ondersteunen<br />

en den gehaten Hollander te bestrijden, die<br />

den sultanszetel al weder aan een onwaardige had toevertrouwd.<br />

Weldra plaatste hij zich met andere ontevredenen<br />

aan het hoofd van den opstand, en nadat onze<br />

krijgsmacht behoorlijk versterkt was, nam de kol. Andresen,<br />

wiens tuchtroode de Chineezen van Montrado hadden<br />

leeren kennen, het bestuur als gouv ts . com 8 , in handen.<br />

Ofschoon Tjamdjid vrijwillig afstand deed van den troon,<br />

en de hooge régeering toen niet ongenegen was Hidajat<br />

in zijne rechtmatige aanspraken te ondersteunen, bleef<br />

elke poging tot minnelijke schikking zonder gevolg. De<br />

gewezen njksbe stuur der, door zijne vertrouwelingen Amin


296<br />

Oellah, demang Lehman - later een dor hoofdleiders van<br />

den opstand - en andere rijksgrooten omringd, weigerde<br />

elke toenadering en trok zich al meer en meer met de<br />

zijnen terug. Reeds waren Pengaron en andere mijndistricten<br />

afgeloopen, Kalangan en Ooenong Djabok uitgemoord,<br />

en verscheidene bentings opgeworpen, toen een<br />

stoutmoedigen aanval op den kraton te Martapoera werd<br />

afgeslagen. Dit maakte de onzen meer waakzaam en<br />

den vijand voorzichtiger in zijne ondernemingen, die soms<br />

aan het vermetele grensden. Ondanks de door hem geleden<br />

verliezen, en in weerwil der verzoenende staatkunde<br />

door den opperbevelhebber gevolgd, breidde de opstand<br />

zich al verder uit, en moest op krachtiger wijze worden<br />

tegengegaan. Andresen werd door den majoor G. M.<br />

Verspyck vervangen en de functie van com 8 , aan den<br />

heer Nieuwenhujjzen opgedragen. Hidajat was inmiddels<br />

in Amoenthay tot sultan verheven, en had de opstand<br />

ook de Doesoen-districten aan de boven-Barito bereikt,<br />

waar Soerapati, een der voornaamste ons vijandig gezinde<br />

hoofden, de zijde van Antassari had gekozen. Op<br />

den laatsten dag van 't jaar 1859 ontving men de verpletterende<br />

tijding, dat het stoomschip de Onrust dooide<br />

Dajaks op verraderlijke wijze afgeloopen, de bemanning<br />

vermoord en het vaartuig gezonken was. Zoo broeide<br />

er nog steeds verzet en verraad, ofschoon hier en daar<br />

eene betere gezindheid en meer toenadering tot het bestuur<br />

werd opgemerkt.<br />

Er was weinig noodig, om den oorlogsfakkel heviger dan<br />

ooit te doen ontbranden. Nauwelijks was dan ook den<br />

ll de " Juni I860 bij publicatie bekend gemaakt, dat het<br />

rijk van Bandjermasin had opgehouden te bestaan en het<br />

sultans-bestuur vernietigd was, of de opstand brak met<br />

vernieuwde woede uit. Priesters en njksgrooten riepen<br />

de bevolking op tot den heiligen strijd (prang sabiel oelah) ;<br />

het volk gaf aan die roepstom gehoor, en schaarde zich<br />

gewillig om de vaan van Mekka's profeet ten einde hun<br />

verguisde vorsten en geschonden adats aan den gehaten<br />

kafir te wreken. Ons bestek laat oen aaneengeschakeld<br />

verhaal van den daarop gevoerden krijg niet toe, welks<br />

wederga moeilijk in de Indische krijgsgeschiedenis is te


297<br />

vinden. Dag aan dag moesten onze troepen de meest<br />

vermoeiende en afmattende marschen afleggen zonder een<br />

bepaald voordeel te behalen; overal vonden zij ontrouw<br />

on verraad. Schijnbaar ons toegenegen hoofden, heulden<br />

met den vijand en deden de best overlegde plannen mislukken.<br />

Waande men hem voor goed verslagen, eenonverhoedsche<br />

aanval deed dien waan spoedig verdwijnen.<br />

Was heden een benting genomen en geslecht, morgen<br />

wapperde de oproervaan van eene nieuwe sterkte, en<br />

scheen het vuur des opstands in 't noorden of oosten<br />

gedoofd, de uit het zuiden en westen opstijgende rookwolken<br />

verkondigden dat het dââr met vernieuwde kracht<br />

ontvlamde 1). Eindelijk geloofde men het doel te hebben<br />

bereikt; den 2 de » Oct. 1861 bood demang Lehman te<br />

Martapoera zijne onderwerping aan, met belofte, ook Hidajat<br />

daartoe te bewegen, en werkelijk keerde hij den<br />

28 sten Januari van 't volgende jaar met den ex-njksbestuurder,<br />

van vele hoofden vergezeld, naar Martapoera<br />

terug. Hij scheen bereid aan alle hem gestelde voorwaarden<br />

te zullen voldoen. Maar al weer schuilde er verraad;<br />

eenige dagen later waren èn Hidajat, èn demang Lehman<br />

verdwenen. Toch waren er nog geen vier weken verkopen<br />

of die ongelukkige vorst keerde uitgeput van honger<br />

en ellende terug, en gaf zich te Martapoera op genade of<br />

ongenade over.<br />

Den 3 de « Maart 1862 lichtte de Bali het anker en voerde<br />

den pangeran met een 70tal volgelingen naar Java<br />

over; de vrede kwam echter niet tot stand, voordat Antassari<br />

overleden, Amin Oe'llah verbannen en demang<br />

Lehman ter dood gebracht was; eerst toen keerde langzamerhand<br />

het vertrouwen terug. Hoewel tusschon den<br />

sultan van Atjih en het Nederlandsche gouvernement in<br />

1857 een verdrag was gesloten, had het weinig waarborgen<br />

voor een duurzamen vrede opgeleverd; en de reeds<br />

bestaande gespannen verhouding, was er niet op verbeterd<br />

toen bij onze vernieuwde vestiging in Siak, Neerlands oppermacht<br />

tot kaap Tamiang werd erkend.<br />

1) Men raadplege daarover: De Bandjermasitische krijg van 1859—1863,<br />

door W. A. van Rees.


298<br />

Intusschen had de G.G. den l ste " September 1861 zijne<br />

betrekking tijdelijk aan den vice-president van den raad<br />

van Indie Mr. A. Prins opgedragen, tot de komst van<br />

Mr. Ludolf Anne Jan Wilt Baron Sloot van de Beele,<br />

onder wiens bestuur het zoo lang door den krijg geteisterde<br />

Borneo tot rust kwam.<br />

Ook door hom werden liberale beginselen gehuldigd en<br />

in practijk gebracht. Nadat op Java de gouvernements<strong>the</strong>etuinen<br />

afgeschaft en de contracten niet verlengd<br />

waren, werd <strong>the</strong>e- en tabakscultuur gaandeweg opgeheven.<br />

Reeds in 1862 was de voortdurend minder wordende peperteelt<br />

aan den vrijen arbeid der bevolking opgedragen,<br />

terwijl een paar jaren later de zoo drukkende indigo cultuur,<br />

voor goed aan particuliere onderneming bleef overgelaten.<br />

Men begon allengs vrijwillig te verrichten wat vroeger<br />

niet dan door verplichten arbeid te verkrijgen was. Betere<br />

beginselen werden door betere maatregelen gevolgd, verplichte<br />

teelt en levering van kruidnagelen op Amboina<br />

afgeschaft en op de Banda-eilanden billijke overeenkomsten<br />

met de perkeniers gesloten.<br />

Weldra werd ook de eerste spade in den grond gestoken<br />

voor den aanleg der spoorbanen, die thans reeds in<br />

West- en Midden-Java een voordeeligen invloed op economische<br />

toestanden uitoefenen.<br />

Japan was eindelijk genoodzaakt het zoo lang volgehouden<br />

uitsluitingssysteem te laten varen; waarschijnlijk<br />

zijn de overwinningen door Frankrijk en Engeland in<br />

China behaald, aan het openzetten van verscheidene zijner<br />

havens voor den wereldhandel niet vreemd gebleven. De<br />

strijd echter door de staatkundige partijen in Japan gevoerd,<br />

het dikwijls zeer berispelijk gedrag der zeelieden<br />

te Kanagawa en Jokahama, benevens de schandelijke<br />

geldwissel, deden haat en wantrouwen ontstaan waarvan<br />

menig Europeaan het slachtoffer is geworden. De spanning<br />

nam al meer en meer toe, en kwam tot eene uitbarsting,<br />

toen de landheer van Satsoema, op wiens last<br />

een Engelsen onderdaan vermoord was, de daarvoor geeischte<br />

voldoening weigerde, ten gevolge waarvan zijn<br />

hoofdstad Kagosima werd gebombardeerd. Kort daarna<br />

moest het verraderlijk vuren der strand-battenjen van


299<br />

Simonoseki op het Fransche schip Kien-chan en Z. M.<br />

korvet Medusa, onder 't bevel van Jhr. F. de Casembroot,<br />

voorbeeldig worden gestraft. Op 5 en 6 September 1864<br />

liet eene vereenigde Engelsche, Fransche en Nederl. vloot<br />

het anker in straat van der Capellen vallen, en opende<br />

haar vuur. De batterijen werden vernield, en ofschoon<br />

de stad tegen betaling van eenige millioenen gespaard<br />

bleef, ontvingen toch de zoo machtige landsheeren (Daimio's)<br />

van het Japansche rijk, in die tuchtiging der vorsten<br />

van Satsoema en Nagato eene gevoelige les. Ook de<br />

Mikado, de geestelijke keizer, daalde uit zijne hooge sferen<br />

neder en hechtte zijne goedkeuring aan de vroegere met<br />

den wereldlijken vorst (Sjoogun) gesloten tractaten. De<br />

kapt. t. zee de Man ontving, als commandant van het<br />

Nederlandsche eskader, zoowel van koning Willem III<br />

als van Frankrijk en Engeland de meest vleijende eerbewijzen,<br />

terwijl de overige scheepsbevelhebbers almede<br />

voor hun moedig gedrag werden beloond.<br />

Nauwelijks had Mr. P. Mijer als gouv.-gen. de teugels van<br />

't bewind in 1866 aanvaard, of herhaalde strooptochten der<br />

Pasoemahers in het Palembangsche gebied, maakten eene<br />

expeditie noodzakelijk, die reeds te lang was uitgesteld.<br />

Door dat dralen had men den inlander in de gelegenheid gesteld<br />

zich mot onze plannen bekend te maken, en zijne doesons<br />

(dessa's) op geduchte wijze te versterken, 't geen onze<br />

dappere soldaten bij de vermeestering van Penandingan,<br />

Kota-Ageng, Moentar-Alam en Tebat-Sooroet tot hunne<br />

schade moesten ondervinden. Na vele vermoeiende tochten<br />

en de verrassing van het sterke Gedong-Ageng op den 12 den<br />

September 1866, kon men de eigenlijke militaire operation<br />

als geëindigd beschouwen. Zij waren met kalmte en beleid<br />

door den luit.-kol. Koch gevoerd, en onze troepen hadden<br />

hunnen ouden roem gehandhaafd. De niet minder moeilijke<br />

taak, het opsporen der hoofden en het onder geregeld bestuur<br />

brengen van die gewesten werd aan den kolonel Jalink toevertrouwd.<br />

Het duurde echter tot de laatste dagen van<br />

't jaar, voor de rust geheel hersteld, en tot in 1868, eer<br />

de onderwerping en definitieve inlijving van een gedeelte<br />

der Pasoemah-landen voltooid was.


300<br />

Terwijl de vrede bewaard bleef, en de troonopvolging<br />

in de Vorstenlanden, alsmede onze heerschappij in enkele<br />

staatjes van Siak tegenover Atjineesche usurpatiën, werd<br />

geregeld, was de opperlandvoogd in staat, zich geheel te<br />

wijden aàn de vele en groote hem toevertrouwde belangen.<br />

Door een meer krachtig optreden aan Sumatra's kusten<br />

werden zee- en menschenroof zooveel mogelijk tegengegaan,<br />

ofschoon de verstandhouding met Atjih zóo gespannen<br />

bleef, dat men de toekomst niet dan met zorg<br />

kon tegemoet zien.<br />

In 1869 werden te Tanah Datoe op de westkust van<br />

Sumatra belangrijke kolenlagen gevonden, en een onderzoek<br />

in de Ombiliënvelden, deed eene schier onuitputbare<br />

hoeveelheid van die brandstof ontdekken. Was alzoo 't<br />

vooruitzicht omtrent ontginningen op dat aan delfstoffen<br />

zoo rijke eiland hoogst gunstig, ook Java's vruchtbare<br />

bodem had de verwachting niet teleurgesteld, en in't zelfde<br />

jaar zijn eersten oogst van kina-bast naar Nederland afgezonden.<br />

Op het gebied van wetgeving werd in menige leemte<br />

voorzien, en bij de zoogenaamde agrarische wet van 9<br />

April 1870 den wetteljjken toestand van het grondbezit<br />

behoorlijk geregeld. Zij moest evenzeer het inlandsch<br />

grondrecht verzekeren en beschermen als het uitgeven<br />

van woeste gronden bevorderen. Veel is er reeds voor<br />

de bevolking gedaan, en al wordt de koffiecultuur nog<br />

steeds op verschillende wijzen gedreven en betaald, de<br />

plantloonen zijn allengs verbeterd, en het bestaan der<br />

gouv.-suikercultuur is tot 1890, onder zekere beperkingen,<br />

bij de wet van 21 Juli 1870 gewaarborgd.<br />

Hoe nu bij den strijd over het cultuurstelsel — die,<br />

jammer genoeg, langzamerhand een politiek karakter aannam<br />

— alsmede over de voor- en nadeelen van verplichten<br />

en vrijen arbeid, de denkbeelden ook uit elkander<br />

liepen, de verkregen uitkomsten waren niet te loochenen.<br />

Al werd de wijze van invoering en toepassing van dit<br />

stelsel door velen met recht veroordeeld, de voltooiing<br />

van het Nederlandsche spoorwegnet en de belangrijke<br />

vermindering onzer rentelast waren evenmin te ontkennen,<br />

als de opgewekte ondernemingsgeest en de verster-


301<br />

king van het Europeesch element in Indië. Bleef men<br />

van de eene zijde aandringen om de baten geheel ten<br />

dienste onzer O. I. bezittingen te besteden, van de andere<br />

zijde wees men reeds op Java's verbeterde gemeenschapsmiddelen<br />

met aansluiting aan 't groote net van het<br />

wereldverkeer; op de mildere beginselen van bestuur,<br />

en de welvaart der inheemsche bevolking. Toch vraagt<br />

de onpartijdige beoordeelaar zich bij dat alles af, of't zoogenaamd<br />

„batig slot," die wel aanzienlijke, maar — als<br />

van oogst en marktprijs afhankelijk — steeds onzekere<br />

bijdrage der schatkist, met gezonde begrippen van staathuishoudkunde<br />

is overeen te brengen; toch begrijpt hij<br />

dat men tot een veel zuiverder toestand zou geraken,<br />

wanneer de belasting in arbeid door eene belasting in<br />

geld werd vervangen.<br />

Geen stelsel heeft gedurende de laatste jaren in Nederland<br />

meer de aandacht getrokken, verschillende hartstochten<br />

opgewekt en meer pennen in beweging gebracht<br />

dan het cultuurstelsel. En bij al den strijd er over gevoerd,<br />

is er wellicht geen, waaromtrent voor- en tegenstanders,<br />

— partijgeest en oppositiezucht buiten rekening<br />

latende, — het spoediger eens hadden kunnen zijn. Te<br />

dikwerf toch werd vergeten, dat even als aan elk ander<br />

stelsel, ook aan dit, deugden en gebreken, voor- en nadeelen<br />

waren verbonden. Uit den aard der zaak, stond<br />

het niet alleen bloot aan scherpe kritiek en verbetering,<br />

maar zelfs aan opheffing, zoodra — bij veranderde omstandigheden<br />

— nieuwe denkbeelden, begrippen of beginselen<br />

door den tijdgeest zouden worden gehuldigd. Omdat<br />

er stemmen opgingen voor 't behoud, en andere<br />

voor eene gedeeltelijke opheffing van het cultuurstelsel,<br />

daarom stonden nog niet altijd „behoudsmannen à tout<br />

prix" en „sloopers quand môme" tegenover elkander. Ook<br />

hier zal de tijd moeten verrichten wat door menschelijke<br />

dwang niet op eens kan worden verkregen.<br />

De toekomst scheen aan Indië veel goeds te beloven<br />

toen de gouv.-gen. zijne hooge waardigheid aan Mr. James<br />

Loudon overgaf.<br />

De reeds bestaande wetten op de rechtspleging werden<br />

door de afkondiging van het strafwetboek voor inlanders


302<br />

aangevuld, en de rust in Deli hersteld, waar een paar<br />

weerspannige Batta-hoofden tegen den sultan in verzet<br />

waren gekomen. Er pakten zich echter onheilspellende<br />

wolken boven het noordelijk gedeelte van Sumatra te zamen,<br />

die al meer en meer een dreigend aanzien verkregen.<br />

Atjih treedt op den voorgrond; en zoo wijkt allengs<br />

het verledene om plaats te maken voor het tegenwoordige.<br />

Sedert Nederland, bij het nieuwe tractaat, den 2 den Nov.<br />

1871 met Engeland gesloten, omtrent zijne handelingen<br />

op Sumatra, niet langer aan vroegere overeenkomsten was<br />

gebonden, schijnt Atjih de hulp van andere mogendheden<br />

tegen eventueele vijandelijke maatregelen van onze zijde<br />

te hebben ingeroepen. Toen de daaromtrent gevraagde<br />

ophelderingen onbeantwoord bleven, aan rechtmatige vorderingen<br />

niet werd voldaan, en eene gewenschte verhouding<br />

tusschen beide gouvernementen niet te verkrijgen<br />

was, werd door den vice-president van den raad van Indië,<br />

als gouv. ts -com. ris den 26 sten Maart 1873 eene oorlogsverklaring<br />

aan den sultan overgebracht. En toen ook<br />

daarna een verleend uitstel tot allerlei uitvluchten aanleiding<br />

gaf, de ontwijkende antwoorden van dien vorst elke<br />

vredelievende oplossing onmogelijk maakten, en het bleek<br />

dat|hij slechts tijd trachtte to winnen, werden de onderhandelingen<br />

afgebroken. Reeds spoedig verscheen onze<br />

vloot op de reede ; het ontschepen der expeditionaire macht<br />

onder den gen. maj. J. H. R. Köhler nam een aanvang , de<br />

landing had zonder tegenstand plaats, en er begon een strijd<br />

waarin wij de Atjineozen als flinke soldaten leerden kennen,<br />

gereed om hunne eeuwenoude onafhankelijkheid tegen<br />

elke aanranding te verdedigen en hun leven aan de vrijheid<br />

ten offer te brengen. Na het in bezit nemen van<br />

eonige sterkten, zonder dat onze troepen, ondanks hunne<br />

betoonde dapperheid, zich van alle vijandelijke stellingen<br />

meester konden maken, werd na het innemen eener versterkte<br />

missigit aan den linker oever der Atjih, het sneuvelen<br />

van den opperbevelhebber en een mislukten aanval<br />

op den kraton, de terugtocht aangenomen. Met het oog<br />

op den hardnekkigen tegenstand en den invallenden<br />

slechten mocson, werd het in verdedigbaren staat gebrachte<br />

strand-bivouac betrokken, en eenige dagen later 't gebied


303<br />

van Atjih verlaten, terwijl een eskader achterbleef om<br />

de kusten z. v. m. te blokkeeren.<br />

"Weldra was eene 2 de expeditie gereed, en stond eene<br />

geduchte, goed uitgeruste krijgsmacht onder bevel van<br />

den op nieuw in dienst gestelden luit.-generaal van Swieten,<br />

teyens regeerings-commissaris, den 9 den Dec. 1873<br />

weder op Atjih's bodem. Op nieuw werd na menig gevecht<br />

en vermoeienden marsch de missigit heroverdj de<br />

kraton bereikt, ingesloten, genomen en bezet. Hoewel<br />

door de verdedigers ontruimd, de hoofdsterkte van Atjih<br />

was gevallen.<br />

De zetel zijner vorsten, het bolwerk van 't oude onafhankelijke<br />

stamland dient thans onder den naam van<br />

Kota Radja, tot verblijf van de daar achtergelaten<br />

troepen, sedert het grootste gedeelte onzer krijgsmacht<br />

met haren opperbevelhebber naar Java is teruggekeerd.<br />

Hoewel enkele staatjes zich bij ons gouvernement aangesloten<br />

en andere zulks toegezegd hebben, mocht het<br />

bezit van dien kraton tot hiertoe noch door de onderwerping<br />

van Groot-Atjih , noch door den vrede, noch door<br />

het sluiten van een tractaat gevolgd worden. Toch zal<br />

Atjih den strijd tegen Nederland op den duur niet kunnen<br />

volhouden. Veel van wat op beide expedition betrekking<br />

heeft, is niet genoegzaam toegelicht om reeds nu geheel<br />

overzien en billijk beoordeeld te worden; zij behooren<br />

ter nauwernood tot het gebied der geschiedenis. Doch al<br />

mogen de verkregen uitkomsten vooralsnog in menig opzicht<br />

niet bevredigend zijn, het Indische leger handhaafde zijn<br />

goeden naam, en wedijverde met de zeemacht in het verrichten<br />

van afmattende diensten en het vervullen van<br />

moeiehjke plichten. De officieren van gezondheid vooral,<br />

mochten in de door hen verworven lauwerkroon, de<br />

dankbare hulde vlechten vanzoovelen, die, te midden van<br />

het krijgsgcwoel verpleegd, of van het doodend gif der<br />

cholera gered, leven en gezondheid aan hunne onvermoeide<br />

zorgen hebben te danken. Zij deelen die erkentelijkheid<br />

met „het Eoode Kruis" dat zijn gezegende banier<br />

ook daar, tot hulp en troost van lijdenden, tot ondersteuning<br />

van velen, tot opbeuring van allen had geplant.<br />

En toen Nederland feest vierde met zijn koning en diens


304<br />

huis, was het den edelen gever van Bronbeek, den uitdeeler<br />

van het herinneringsteeken aan vroegere expedition,<br />

niet genoeg de Atjihmedaille in te stellen, Willem III<br />

schonk aan onze oude en verminkte soldaten, wat een<br />

dankbaar volk zijn koning had aangeboden. Die gift><br />

koning en leger waardig, staat met onuitwischbaar schrift<br />

in Neêrlands gedenkboeken aangeteekend.<br />

De geschiedenis is het wereld-gericht; behoort haar het<br />

verleden, 't heden en de toekomst zijn aan ons, onder het<br />

oog van Hem voor wien niets is verborgen.<br />

Telde het verleden de schatten voor „'t batig slot," ten<br />

koste van zwaren arbeid en karig loon aan den Indischen<br />

bodem ontwoekerd, dat het heden Indië ten zegen zij<br />

dat de vredevlag eerlang de bloedvaan vervange, en de<br />

toekomst eenmaal de schatten teile, den inlander op<br />

stoffelijk en zedelijk gebied door 't moederland geschonken.<br />

Mogen ook dââr voorspoed, welvaart en volksveredeling<br />

de vruchten zijn van goed beloonden arbeid en doelmatig<br />

onderwijs, opdat de gehech<strong>the</strong>id eener dankbare bevolking,<br />

de pijler worde waarop ons gezag in die verre gewesten rust.<br />

En als onze schatkist van hoogere beschaving, meerdere<br />

kennis en christelijke liefde hare schuld betaald en voor<br />

Insulinde een batig slot heeft afgeworpen, zal Nederland<br />

op waardige wijze zijne taak in den Oost-Indischen<br />

Archipel hebben vervuld.


TIJDREKENKÜNDIG OYERZICHT<br />

DEK<br />

Voornaamste gebeurtenissen.<br />

EERSTE GEDEELTE.<br />

EERSTE TIJDVAK.<br />

HOOFDSTUK I. Blz. 33.<br />

DE EERSTE TOCHTEN DER NEDERLANDERS NAAR <strong>OOST</strong>-INDlë<br />

ONDER VERSCHILLENDE cOMPAGNIEè'N.<br />

1595—1602.<br />

i i<br />

1594. Tocht van Barendsz, om langs de noordpool een<br />

weg te zoeken naar den O. I. Archipel... 34.<br />

Oprichting der Compagnie van. Verre (landen) . 86.<br />

1595. Tweede poging tot het ontdekken van den noor- j<br />

delijken doortocht I<br />

1596. Ongelukkige afloop van den derden tocht „bij f 35 -<br />

Noorden om." I<br />

Cornelis Houtman laat het anker voor Java vallen- 36<br />

1597. Terugkomst van Houtman . ; * . . . ' , |<br />

1598. Eene vloot onder den admiraal van Neck en |<br />

den vice-adm. v. Warwijck naar O. I, (uit- /<br />

gerust door de Oude Compagnie) . . . . 1<br />

Houtman, voor eene Zeeuwsche comp, naar Su-<br />

Matra, wordt te Atjih vermoord 39,<br />

20


306<br />

Bh.<br />

1599. Vau Warwijck en J. van Heemskerk in de Molukken. 38.<br />

Van der Hagen op Amboina 39.<br />

1600. De Nieuwe lirabanische comp betaald eene schadevergoeding<br />

voor het onverantwoordelijk gedrag<br />

van v. Caerden in Atjih 41.<br />

1600—1602. Verschillende tochten naar den O. I. Archipel. \<br />

Heldhaftig gedrag van Wolfert Hermansz. Juris \ 42—43.<br />

Spilbergh op Ceiion |<br />

HOOFDSTUK II. 44.<br />

VAN DE OPRICHTING DER VEREENIGDE O. I. COMP.<br />

TOT AAM HET BESTUUR VAN DKN EERSTEN GOUV.<br />

GEN. ONZER O. I. BEZITTINGEN.<br />

1602—1610.<br />

1602. Oprichting der V. O. I. Comp, met een octrooi<br />

voor 21 jaren 45.<br />

De eerste vloot der Comp, naar Indië . . . . 46.<br />

1603. Van der Hagen, bevelhebber der eerste vloot voor<br />

„de tienjarige rekening" . . . . . .<br />

1605. Het Nederlaudsche gezag op Amboina gevestigd.<br />

Frederik Houtman eerste gouverneur van ) 47<br />

Ambon. De Portugeezen uit den Mol. Archipel<br />

verdreven<br />

1606. Mislukte aanval op Malakka 48<br />

1607.<br />

1608.<br />

C. Matelief de jonge in de Molukken<br />

Jacques l'IIeruiitc hoofd van de loge te Bantam itam. )<br />

49.<br />

Vau Caerden in de Molukken 50.<br />

1609. De admiraal Verhocff inet 30 der zijnen op Banda<br />

vermoord. . . 52.<br />

Onze handelsbetrekkingen met Japan. Both eerste<br />

G.-G. van Nêerl. Indië 54.<br />

HOOFDSTUK III. 55.<br />

DE O. I. ARCHIPEL ONDER HET BESTUUR DER EERSTE<br />

GOUVERNEURS-GEVERAAL TOT AAN DAT VAN ANT-<br />

HONIE VAN DM-.MEN.<br />

1610 1636.<br />

1611. Installât'c van den raa 1 vau Indië. Overeenkom-


307<br />

sten met de hoofden van Banda. Jan Pietërsz.<br />

Coen, directeur van de kantoren te Bantam en<br />

Jakatra<br />

1613. Loge te Japara. Eerste gezantschap naar Mataram, i<br />

1614. Reynst aanvaard het bestuur. Nieuwe samen- f<br />

stelling van den raad van Indië waarin Coen (<br />

zitting verkrijgt. Engelsche loge te Jakatra. 1<br />

1615. De Engelscheu in de Molukken. Dood van Reynst. 1<br />

1616. Dr. Laurens Reaelgouv.-gen. Nederlaag bij Manilla. (<br />

Het schip van Schouten en Lcmaire te Jakatra<br />

in beslag genomen<br />

1618. Reael draagt zijne waardigheid over aan Coen.<br />

De loge te Jakatra versterkt<br />

Zeestrijd tusschen Coen en Dale<br />

1619. Verdediging van 't fort te Jakatra<br />

Stichting van Batavia<br />

Verdrag tusschen de Eng. en Holl. O. I. C. . )<br />

1620. Coen onderwerpt de Banda-eilanden . . . . J<br />

1623. Hij geeft het bestuur over aan de Carpentier en<br />

keert naar 't moederland terug. Het octrooi<br />

der O I. O vernieuwd<br />

De zoogen. „Moord van Ambon."<br />

1627. Terugkomst van Coen als gouv. gen. van N. I.<br />

1628. Het leger van Mataram voor Batavia. Eiken aanval<br />

afgeslagen<br />

1629. Vruchtelooze belegering door een tweede leger.<br />

Coen sterft en wordt opgevolgd door Jacques<br />

Specx<br />

1630. Specx door Hendrik Brouwer vervangen . . "\<br />

Nieuwe instructie op het regeerings beleid . . f<br />

1633. Oorlog tusschen Batavia en Bantam. . f<br />

1633—1635. Uitbreiding van den haudel j<br />

1634—1636. Reeds toen werd het invoeren van bezuiuigingen<br />

noodzakelijk geacht, opdat de Comp, aan hare<br />

geldelijke verplichtingen zou kunnen voldoen .<br />

HOOFDSTUK IV.<br />

DE <strong>OOST</strong>-INDISCHE ARCHIPEL TOT AAN HET BE-<br />

STUUR VAN DEN GOUV.-GEN. MAETSUUKER.<br />

1636—1653.<br />

1636. Brouwer legt zijne waardigheid neder en wordt )<br />

door Authonie van Diemen vervangen . . V<br />

Wapenstilstand tusschen Bantam en Batavia. . )<br />

20*


308<br />

Biz.<br />

1637. De G. G.in den Molukschen Archipel; de opstand 1<br />

gedempt en voordeelige tractaten gesloten. . I „_<br />

1638. Van Diemen begeeft zich andermaal naar de f<br />

Molukken I<br />

De admiraal Westerwoldt maakt zich meester van<br />

Batikalo en sluit een voordeelig tractaat met den<br />

keizer van Kandia 77<br />

1638—1639. In het Japansebe rijk wordt het Christendom<br />

uitgeroeid en de handel met alle Eiiropeesche<br />

natiën , behalve met Holland , verboden. .<br />

1641. Het handelsverkeer moet van Firato naar De- ><br />

sima worden overgebracht<br />

Tienjarig bestand tusschen. Portugal en Nederland<br />

Malakka door Caartekoe stormenderhand ver- )<br />

78.<br />

overd I 79.<br />

1644. Aanslag tegen Batavia verijdeld \<br />

1645—1646.<br />

Verlenging van het octrooi der O. I. Comp.<br />

Van Diemen opgevolgd door Van der Lijn .<br />

80.<br />

Mangkoe-rat (Tagal Wangi) volgt zijn vader op als<br />

keizer van Mataram 81.<br />

Verbond met Mataram "i<br />

Met Bantam een tienjarig bestand gesloten. . )<br />

1647. Het octrooi der Comp, voor 25 jaren verlengd. 80.<br />

1648. 'Arnold de Vlaming in de Molukken 84.<br />

1649. De rust op Ceilon hersteld, en door Maetsuyker<br />

een tractaat gesloten 82-<br />

1650. Van der Lijn door Reinieisz vervangen . . . 83.<br />

1651. Eene Nederl. volkplanting aan de Kaap de Goede<br />

Hoop gevestigd 88.<br />

Moord aan onze landgenootcn te Perah (destijds<br />

een Atjincesch wingewest) gepleegd . . . . 102.<br />

1653. Reiniersz sterft en wordt door Maetsuyker opgevolgd<br />

88.<br />

HOOFDSTUK V. 88.<br />

HET BESTUUR VAN DEN GOUV.-GEN. MAETSUYKER.<br />

1653—1678.<br />

1653. Oorlogen met de I'ortugeezen op Ceilon . . . 88.<br />

1650. l'indj van den opstand in de Molukken . . . 87.<br />

Huift sneuvelt bij het beleg van Kolombo . . . 89.


309<br />

Bil.<br />

1656. Vijandelijkheden door den sultan van Bantam<br />

1658.<br />

gepleegd<br />

Bantam door de Vlaming geblokkeerd . . .<br />

95.<br />

1659. Vredesverdrag tusschen Bantam en de O. I. C.<br />

Palembang ingenomen en een fort aan de Moesi<br />

gebouwd 90.<br />

1660. Van Dam en Truitman voor Makassar . . . . 92.<br />

1661. Formosa gaat verloren 91.<br />

1663. Koetsjin door Rijklof van Gocns ingenomen. Einde<br />

der vijandelijkheden tegen de Portugeezen in<br />

Oost-Indië 89.<br />

De Moluksohe Archipel door de Spaujaarden<br />

verlaten 93.<br />

1665. Het octrooi der O. I. C. tot aan 1700 verlengd. 91.<br />

1666. Speelman op Celebes. Aroe Palakka . . . . 93.<br />

Uitbreiding onzer bezittingen op de Westkust van<br />

Sumatra 102.<br />

1667.<br />

1669.<br />

Het zoogenaamd Banggaiseh tractaat gesloten.<br />

Einde van den oorlog op Celebes . . . .<br />

94<br />

1672. Aroe Palakka tot sultan van Boni verheven . 95.<br />

Eene Fransche vloot onder den admiraal de<br />

la Haye Ventelay door van Goens in de<br />

Ceilonsche watereu geslagen f 103.<br />

1673. De Engelscheu van Koromandels kust verjaagd.<br />

1674. De la Haye keert na het verlies van San Thomé<br />

onverrichter zake naar Frankrijk terug .<br />

Opstand van Troena Djuja<br />

1675. De soesoehoenan van Mataram zoekt hulp bij j<br />

de O. I. C . > 97.<br />

1676. Die verzochte hulp wordt hem verleend . .<br />

Speelman als admiraal en generalissimus naar<br />

het tooneel van den oorlog F 99.<br />

1677. Nie*we overeenkomsten met. den soesoehoenan<br />

waarbij de Comp, vele voordeden verkrijgt.<br />

De opstandelingen maken zich van de hoofdstad<br />

van Mataram meester ( 100.<br />

De soesoehoenan sterft,<br />

door zijn oudsten zoon<br />

en wordt opgevolgd<br />

1678. Bij verschillende acten worden nog meer voordeden<br />

door de Comp, bedongen , 101.<br />

Na den dood van Maetsuyker neemt R. van Goens<br />

bet bestuur in handen . 102.


310<br />

TWEEDE TIJDVAK.<br />

Biz.<br />

HOOFDSTUK VI. 107 1).<br />

NEDERLANDSCH-lNDlë TOT AAN HET EINDE VAN DEN<br />

TWEEDEN SUCCESSIE-OORLOG OP JAVA.<br />

1678—1722.<br />

1678. Antonie Hurdt neemt van de St. Martin het )<br />

opperbevel vau 't leger over | 104.<br />

Val van Kediri J<br />

1679. Poolman sterft kort nadat hij het opperbevel<br />

had aanvaard, dat op Couper overgaat . .<br />

Couper door Aroe Palakka ondersteund, behaalt \<br />

groote voordeden op den vijand : het sterke<br />

Kappar valt hun in handen<br />

105.<br />

Raden Kadjoran met zijne zonen gevangen genomen<br />

en omgebracht 106.<br />

1680. Troena Djaja, door den kapitein Jonker gevangen<br />

genomen, wordt door den soesoehoenan in koelen<br />

bloede gedood 106.<br />

De 80 jarige priestervorst van Giri overwonnen . 108.<br />

Eene samenzweering in de Molukken verijdeld . 111.<br />

1681. De oorlog door Couper geëindigd<br />

Van Goens geeft de teugels van 't bestuur aan<br />

108.<br />

Speelman over, en keert naar 't moederland terug. 111.<br />

1682. Bij de uitgebarsten onlusten in Bantam wordt<br />

de jonge sultan door de Comp, tegen zijn<br />

1684.<br />

vader ondersteund<br />

De oorlog op Bantam geëindigd<br />

De Engelsehcn worden verdreven en vestigen<br />

112.<br />

zich te Benkoelen .<br />

Speelman sterft en wordt door Camphuis opgevolgd. 113.<br />

1686. Soerapati neemt de wijk naar Mataram, verkrijgt<br />

later een grooten aanhang in den oosthoek<br />

van Java eu verwerft er zich een onafhankelijk<br />

gebied<br />

De kapt". Tak en de zijnen bij Kartasoera overvallen<br />

(<br />

Van Rheede tot Drakestein als commissaris-generaal<br />

op Ceilon en in Voor-Indië 117.<br />

1) Dit hoofdstuk moet aanvangen op bladz. 104.<br />

De lezer gelieve W. 104, 105 en 100 dun ook te beschouwen als onder hoofdstuk<br />

VI te behooren.


311<br />

Biz.<br />

1691. De G. G. Camphuis wordt door van Outhoorn<br />

1696.<br />

vervangen<br />

Het octrooi der Comp, tot nan 1740 verlengd.<br />

118.<br />

1699. Soekadana tot leen van Bantam verklaard . .<br />

1703. Dood van Amangkoe-rat. De troou wordt den<br />

erl'prins (gewoonlijk Soenan Mas gcheeten)<br />

door zijn oom pangeran Poeger betwist .<br />

1704. Pangeran Poeger, door de Comp, onder den I<br />

naam van Pakoe Boewana I als keizer van<br />

Mataram erkend<br />

119.<br />

Begin van den eersten successie-oorlog. . .<br />

Johan van Hoorn neemt het bestuur van v<br />

Outhoorn over<br />

J' 120.<br />

1706.<br />

1707.<br />

Soerapati sterft<br />

Overwinning door de Wilde behaald. :} 121.<br />

1708. Mas Soenan naar Ceilon gebannen. Einde van<br />

den eersten successie-oorlog 122.<br />

1709. De G. G. geeft de teugels van 't bewind aan A.<br />

van Riebeek over 123.<br />

1713.<br />

1717.<br />

Van Riebeek door van Swol opgevolgd.<br />

Schade aan den Chiueeschen handel toegebracht. acht. )<br />

Het verloren prestige der Comp, op Malabars<br />

kust hersteld<br />

1718. Vijandige bewegiugen te Soerabaja en op Madoera<br />

geëindigd<br />

Zwaardekroon G. G. van N. I<br />

^ 125.<br />

1719. Mangkoe-rat II (Praboe) beklimt den troon<br />

van Mataram hem door twee zijner broeders<br />

betwist. Begin van den 2 (1 124.<br />

successieoorlog.<br />

Eene O. Il C. te Ostende opgericht . . . . 127.<br />

1722. Een aanslag op Batavia verijdeld . . . . \<br />

Einde van den 2den successie oorlog . . . J<br />

126.<br />

HOOFDSTUK VII. 127.<br />

NADEREND VERVAL DER O. I C. OPSTAND DER<br />

CHINEEZEN; DERDE JAVAANSCHE SUCCESSIE-<br />

OORLOG.<br />

1722-1757.<br />

1725. Zwaardekroon legt het bewind neder en wordt<br />

opgevolgd door M. de Haan<br />

1729. Bij diens dood gaat het bestuur op Mr. D. ! 130.<br />

Durven over<br />

De Soesoehoenan door zijn minderjarigen zoon<br />

Pakoe Boewana II opgevolgd


312<br />

Biz.<br />

1732. De G. G. wordt met eenige hooge ambtenaren<br />

ter verantwoording opgeroepen 130.<br />

Dirk van Cloon aanvaard het opperbewind . . i<br />

1735. Hij wordt door A. Patras vervangen, . . I 131.<br />

1737. die op zij» beurt door Valekeuier wordt opgevolgd. '<br />

1740. Opstand der Chineezen en moord aan hen gepleegd. 132.<br />

1741. De H.H. Van ImhofF, de Haaze en van Schinne j<br />

naar Nederland opgezonden ƒ<br />

Valckenier geeft het bestuur aan Thedens over, f<br />

wordt aan de Kaap gevangen genomen, en /<br />

sterft op het kasteel van Batavia, voor dat I<br />

zijn proces was afgeloopen. Het octrooi der l<br />

133.<br />

C. jaarlijks tot 1643 verlengd . . . . 1<br />

De opstand breid zich langs de noordkust van<br />

Java uit. Vele ontevreden Javanen sluiten zich<br />

bij de Chineezen aan 134.<br />

1742. Mas Garendi in het Chin. Javaansche leger als<br />

tegen-keizer uitgeroepen. Von Hohcndorff den<br />

soesoehoenan ter hulp gezonden 136<br />

1743. Einde van den oorlog. Nieuw tractaat met den<br />

keizer . . . , 137.<br />

Het octrooi der O. I. C. verlengd , . . . . 134.<br />

1746. Reis van den G. G. over Java. Opstand van<br />

Mangkoe Boemi 139.<br />

1748. Verlenging van het octrooi der Comp, tot 1775 . 144.<br />

1749. Pakoe Boewana III leenplichtig vorst van Mataram.<br />

Begin van den 3de n suc. oorlog 143.<br />

De stadhouder Willem IV, opperbewiudhebber en<br />

gouverneur der O. I. Comp 144.<br />

1750. Jacob Mossel opvolger van v. Imhoff . . . . 142.<br />

1755, Mangkoe Boemi tot sultan van Djokjokarta verheven. 143.<br />

1757 "- Mas Said verkrijgt als onafhankelijk vorst, onder<br />

den naam van Maugkoe Ncgoro, een gedeelte<br />

land in Solo. Verbrokkeling van het eenmaal<br />

zoo machtige Mataram. Einde van den oorlog . 144«


313<br />

DERDE TIJDVAK.<br />

Blz.<br />

HOOFDSTUK VIII. 145.<br />

DE O. I. BEZITTINGEN NA HET EINDE VAN DEN<br />

DERDEN SUCCESSIE-OOKLOQ OP JAVA TOT AAN<br />

DEN PARIJSCHEN VREDE.<br />

1757—1784<br />

1759. Nederlaag bij Chandernagor. De Eng. O. I.<br />

Comp, treedt al meer en meer op den voorgrond, i 149.<br />

1761. Mossel wordt door v. d. Parra opgevolgd<br />

1765. Van Eek en Falck houden zich op Ceilon roemvol<br />

staande 155.<br />

1775. Van de Parra door van Riemsdijk vervangen . 150.<br />

1776. Verlenging van het octrooi voor 20 jaren . . 159.<br />

1777. De Klerk opvolger van v. Riemsdijk . . . . 150.<br />

1778. Het Bal. genootschap van Kunsten en Wetenschappen<br />

opgericht 155.<br />

1780. Bij het overlijden van de Klerk, neemt Alting de<br />

teugels van 't bestuur in handen . . . . 150.<br />

' Oorlog met Engeland<br />

1781. Onze schepen in de Saldauha-baai, onze kantoren<br />

op de westkust van Sumatra en Negapatnam ) 156.<br />

door de Engelscheu genomen .<br />

1782. Gevechten op Ceilon<br />

1783. De Comp, verkrijgt van den staat een voorschot<br />

van 8 millioen guldens 159.<br />

1784. Vrede te Parijs geteekend 158.<br />

HOOFDSTUK IX. 160.<br />

NEDERL. O. I. VAN DEN PARIJSOHEN VREDE TOT<br />

AAN HET EINDE DER XVIIlde EEUW.<br />

1784—1800.<br />

1784. Nederland bekomt hare bezittingen terug met uit-<br />

. zondering van Negapatnam 160.<br />

1785—1786. Nieuwe leeuingen door de O. I. Comp, gesloten . 162.<br />

1786—1787. De troonopvolging te Pontianak en Bandjermasin I<br />

geregeld \ 461<br />

1788. Troonsveranderiug in Solo en Djokjokarta<br />

1791. De westkust van Borneo verlaten<br />

:<br />

Het nadeelig saldo der Comp bereikt eene som van<br />

ƒ 96 millioen 163.<br />

Commissarissen-generaal benoemd . . . . . 164.


314<br />

Blz.<br />

1795. Aanschrijving van Willem V 165<br />

De Kaapstad gaat bij capitulatie over . . . . 166.<br />

" Het bestuur der Comp, door een comité tot de<br />

zaken van den O. I. handel en bezittingen<br />

vervangen 1T2.<br />

1795—1796. De meeste posten in voor-Indië, Malakka, de<br />

Westk. van Sumatra, Amboina , Banda en Ceilon<br />

gaan aan de Engelschen over 168—169.<br />

Alting door van Overstraten opgevolgd . . . . 167.<br />

1798. Hoewel het octrooi der O. I. C. nog met een<br />

jaar was verlengd, werd hare opheffing uitgesproken. 173.<br />

1799. Ternate en Timor blijven behouden . . . . 170.<br />

De hooge commissie wordt ontbonden . . . . 172.<br />

TWEEDE GEDEELTE.<br />

HOOFDSTUK I. 177.<br />

N. O. I. ALS BEZITTING VAN DEN STAAT;<br />

REGELING VAN HANDEL EN BESTUUR<br />

TOT AAN DE KOMST VAN DEN<br />

G. G. DAENDELS.<br />

1800—1808.<br />

1800 Het comité enz., door een raad voor de Aziatische<br />

bezittingen vervangen 177.<br />

De eilanden Onrust en Kuiper door de Engelschen J<br />

vernield I 178.<br />

1801. Ternate gaat bij capitulatie over . . . . )<br />

Bij den dood van v. Overstraten neemt Siberg<br />

de teugels van 't bestuur in handen<br />

1802. Vrede van Amiens ) 179.<br />

1803. De oorlog tusschen Frankrijk en Engeland op<br />

nieuw uitgebroken<br />

1804. Het charter voor de Aziatische bezittingen goed- )<br />

gekeurd \ 185.<br />

Siberg geeft zijne betrekking aan Wiese over . I<br />

1806. De Kaap wordt eene Engelsche bezitting<br />

1806—1807. De rust in Tjeribon hersteld. De Engelschen<br />

voltooijen hun veruielingswerk op Java's kust. }18&—187.<br />

1807. De maarschalk Daendels benoemd tot G. G. van<br />

Neêrl. Indië<br />

HOOFDSTUK II. 188.<br />

HET BESTUUR VAN DEN OOUV.-GEN. DAENDELS.<br />

1808-1811.<br />

1808. Daendels neemt het bestuur van Wiese over . . 189.


315<br />

Blz.<br />

1810. De sultan van Djokjo (Sepoeh) doet afstand van<br />

de regeering ten behoeve van zijn zoon. . . 191.<br />

Ternate en de Banda-eilanden op nieuw in Engelsche<br />

handen 198.<br />

1811. Daendels geeft het bestuur aan den gen. Janssens over. 200.<br />

HOOFDSTUK III. 202.<br />

VEROVERING VAN JAVA, OVERGAVE DER O. I. BEZITTINGEN;<br />

ENGELSCHE TUSSCHENREGEERING-<br />

1811—1816.<br />

1811. Landing der Engelschen 203.<br />

Meester Cornelis veroverd. Java door Lord M into<br />

tot eene Eng. kolonie verklaard 205.<br />

Sir T. St. Raffles luit.-gouv. van Java . . . . 207.<br />

Sultan Sepoeh herneemt op eigen gezag den troon ;<br />

hij wordt naar poelo Pinang verbannen .<br />

1812— 1813. Bantam en Tjeribon als gewone provinciën<br />

ingelijfd ^208—209.<br />

Pakoe Alam, tot onafhankelijk vorst in Djokjo<br />

verheven, wordt voogd over den minderjarigen<br />

sultan<br />

Palembang, Banka en Timor, door de Engelschen<br />

in bezit genomen 215.<br />

1813—1814. Herhaalde aanslagen op üesima misluk!. . . "1<br />

1814. Beschuldigingen tegen Raffles ingebracht . . }<br />

Conventie omtrent de teruggave der Nederl. bezittingen<br />

en koloniën buiten Europa . . . . 218.<br />

1815. Vertrek der Commissarissen-generaal ter overname<br />

onzer O. I. bezittingen 223.<br />

1816. Raffles door John Feiidall vervaugen . . . . 218.<br />

DERDE GEDEELTE.<br />

HOOFDSTUK I. 223.<br />

HERSTEL VAN HET NEDERL. GEZAG IN DEN O. I. ARCHIPEL;<br />

WERKZAAMHEDEN VAN DE COMM e ".-GEN'. TOT AAN HET BE-<br />

STUUR VAN DEN G.-G. VAN DER CAPELLEN.<br />

1816—1819.<br />

1816. Overdracht van het eiland Ju Java<br />

1816—1818. Onlusten in Bantam en Tjeribon geatild<br />

224.


316<br />

Teruggave der builenbezittingen<br />

Blz.<br />

228—233<br />

1819. Vertrek der comm e ".-gen' )<br />

G. A. G. P. Bn.vanderCapellen aanv. netbestuur. )<br />

234.<br />

HOOFDSTUK II. 234.<br />

NEÊRL. INDlë ONDER HET BESTUUR VAN DEN G -G. V. D. CAPELLEN<br />

EN DEN COM.-GEN. L. BURGGRAAF DU BUS DE GHIS1GNIES.<br />

OORLOG TEGEN DIEPO NEGORO.<br />

1819—1830.<br />

1819. Eerste expeditie tegen Palembang 237.<br />

1820—-1822. Troousveranderingen in Solo en Djokjokarta . . 234.<br />

1820. Begin van den oorlog tegen de padri's . . . . 235.<br />

1821.<br />

1823.<br />

Tweede expeditie tegen Palembang . . . . " )<br />

Herziening van het Banggaisch tractaat. . . J<br />

238.<br />

1824. De G.-G. op Celebes en in de Molukken . . . 239.<br />

Traclaat met Engeland \<br />

Algemeene Handelmaatschappij... . J<br />

1825. Oorlog tegen Diepo Negoro 245.<br />

1826. De generaal de Koek geeft het bestuur aan den<br />

burggraaf du Bus over 247.<br />

Amangkoe Boewana II (Sepoeh) op den troon<br />

hersteld 249.<br />

1827. Expeditionaire afdceling uit Nederland . . . . 250.<br />

1828—1829. De sultan van Matan gestraft, en de troonopvolging<br />

in de staten aan de Westkust van Borneo<br />

geregeld 256.<br />

I 830. Onderwerping vau Diepo Negoro<br />

Einde van den oorlog<br />

. . . .<br />

De generaal van den Bosch G.-G. van Neêrl. S 253—254.<br />

Indie<br />

Troonsverandering in Soerakarta . . . .<br />

HOOFDSTUK III. 258.<br />

VAN DEN VIJFJARIGEN OORLOG OP JAVA 1 OT AAN HET BE-<br />

STUUR VAN DEN GOUV.-GEN. JAN JACOB ROCHUSSEN.<br />

1830—1845.<br />

1833. Vau den Bosch, commissaris-geueraal; J. C. Baud,<br />

G. G van Neêrl. Indië 262.


317<br />

Blz.<br />

De oorlog breekt met vernieuwde kracht in de<br />

bovenlanden van Padang uit 264.<br />

1834. Beleg van Bondjol ' 266.<br />

1836. De Eerens gouv. gen. van Nêerl. Indië. . . . 265.<br />

1837. Verovering van Bondjol 266.<br />

Prins Hendrik der Nederlanden bezoekt Insulinde. 271-<br />

1839. James Brooke te Serawak , 268.<br />

1840. Het sneuvelen van Roeps; Singkel genomen. . . 267.<br />

De Eerens sterft; de graaf van Hogendorp waarnemend<br />

gouv. gen 272.<br />

1841. Opstand te Batipo; de oorlog in de Padangsehe<br />

bovenlanden zoo goed als geëindigd. . . . 267.<br />

1843. Merkus, in 1841 gouv. gen. ad interim, wordt \<br />

benoemd tot opperlandvoogd van N. Indië; > 272.<br />

1844. te Soerabaja overleden J<br />

1845.<br />

Het bestuur gaat voorloopig op Jhr. Reynst over. j<br />

Jan Jacob Rochussen, gouv.-gen. van Nederl. | 273.<br />

O. Indië. )<br />

HOOFDSTUK IV. 274.<br />

VAN HET BESTUUR VAN DEN GOUV.-GEN. ROCHUSSEN TOT<br />

OP ONZEN TIJD.<br />

1845-1874.<br />

1846. Eerste expeditie nnar Bali 277.<br />

1848. Zoogenaamde »politieke demonstratie" te Batavia. 275.<br />

Tweede Balische expeditie 277.<br />

1849. Derde expeditie naar Bali 278.<br />

1850. De lt. kol. F. G. Sorg op de westkust van Borneo. 283.<br />

Onlusten in Bantam gedempt I ^gg<br />

De rust op Banka hersteld 1<br />

1851. Mr. A J. Duymaer van Twist G. G. van Neêrl. Indië. 28G.<br />

Onlusten in de Ampat Lawang. De Brauw in de<br />

Palembangsche bovenlanden 287.<br />

1853. De oorlog tegen de Chineezen op de westkust van<br />

Borneo op nieuw uitgebroken<br />

18 54. De lt. kol. Andrcsen te Montrado y 288.<br />

Japan begint zijne havens voor den Europeeschen<br />

handel te openen<br />

1855. Afkondiging van het nieuwe reglement op het<br />

beleid der regeering van Nederl. Indië . . . 289.<br />

Amangkoe Boewana VI sultan van Djokjokarta . 292.


318<br />

1856. De G. G. Pahud aanvaard het bestuur . . . .<br />

Blz.<br />

289.<br />

Onlusten in de Lampongs bedwongen . . . . 293.<br />

1857. Traetaat met Atjill 297.<br />

1857—1858. De rust op Timor en in Djambi hersteld. Reteh<br />

getuchtigd<br />

Traetaat met Siak Sri Indrapoera, waarbij dat I<br />

rijk als een gedeelte van Nederl. Indië werd<br />

erkend<br />

„„„<br />

1859. Eerste expeditie naar Boni<br />

Goeden afloop der tweede expeditie onder den<br />

lt. gen. J. van Swieten<br />

Onlusten te Bandjermasin ^ 295.<br />

1860. Ahmed Singkarroe Roekka Aroe Palakka tot<br />

leenvorst verklaard van Boni . . . . .<br />

Het sultans-bestuur te Bandjermasin vernietigd. 296.<br />

1861. Mr. L. A. J. W. B n . Sloet van de Beele G.-G.<br />

van Nêerl. Indië<br />

Pakoe Boewana IX beklimt de troon van Solo,<br />

die sedert 1858 reeds tweemalen vakant was<br />

298.<br />

geweest 300.<br />

1862. Onderwerping van Ilidajat, ex-rijksbestuurder van<br />

het ontbonden rijk van Bandjermasin . . . . 297.<br />

1864. De strandbatterijen van Simonoscki veroverd.<br />

1866. Mr. P. Mijer neemt het bestuur als G.-G. van<br />

Nederl Indië in handen<br />

Expeditie naar de Pasoemahs<br />

299.<br />

1868. De Pasoemah-landen onder Nederl. bestuur gebracht. 299.<br />

1869.<br />

1870.<br />

Steenkolen-lagen op Sumatra ontdekt. . .<br />

Aanneming van de z. g n. agrarische wet.<br />

300.<br />

1872. Het bestuur gaat op Mr J. Loudon over. . . 3Q1,<br />

1873. Eerste expeditie t'gen Atjih. Terugkeer naar Java.<br />

Een tweede expeditie onder den op nieuw in dienst<br />

gestelden lt. gen. Van Swieten, als opperbevelhebber<br />

en regeerings-commissaris naar Atjih.<br />

302.<br />

1874. De kraton genomen en onder den naam van<br />

Kota-radja tot verblijf der achtergebleven<br />

troepen ingericht De opperbevelhebber keert<br />

met het grootste gedeelte der expeditionaire<br />

macht naar Java terug<br />

303.<br />

Instelling dur Atjih-medaille 304.


GOUVERNEURS- M COMMISSARISSEMEIERAAL<br />

Pieter Both . . . v<br />

Gerard Rcynst . .<br />

Dr. Laurens Reael.<br />

Jan Pieterszoon Coen.<br />

Pieter de Carpentier.<br />

Jan Pieterszoon Coen<br />

Jacques Specx . .<br />

Hendrik Brouwer .<br />

Anthonievan Diemen.<br />

Cornells van der Lijn.<br />

Karel Reiniersz<br />

Joan Maetsuyker .<br />

Rijklof vau Goens.<br />

Cornells Speelman.<br />

Johannes Camphuis.<br />

Willem van Outhoorn.<br />

Johan van Hoorn.<br />

Abraham van Riebeek<br />

Christoffel van Swol.<br />

Hendrik Zwaardekroon<br />

Mat<strong>the</strong>us de Haan<br />

Mr. Diederik Durven<br />

Dirk van Cloon .<br />

Abraham Patras .<br />

Adriaau Valckenier.<br />

Johan Thedens<br />

Gustuaf Willem Bar»,<br />

van Iinhoff.<br />

Jacob Moss 1 .<br />

Petrus Albertus van<br />

de Parra . . .<br />

Jeremias van iiiemsdijk<br />

Reinier de Klerk .<br />

Mr. Willem Aruold<br />

Alting . . . .<br />

VAN NEÊRLAEDS IITOIË.<br />

anieiO-<br />

1614-<br />

1615-<br />

1618-<br />

1623-<br />

1627-<br />

1629-<br />

-1614.<br />

-1615.<br />

-1618.<br />

-1623.<br />

-1627.<br />

-1029.<br />

-1632.<br />

1G32- -1636.<br />

1636- -1645.<br />

1645- -1650.<br />

1650- -1653.<br />

1653- -1678.<br />

1678- -1681.<br />

1681- -1681<br />

1684- -1691.<br />

1691- -1704.<br />

1704- -1709.<br />

1709- -1713.<br />

1713- -1718.<br />

1718- -1725.<br />

1725- -1729.<br />

1729- -1732.<br />

1732- -1785.<br />

1735- -1737.<br />

1737- -1741.<br />

1741- -1743<br />

1743- -1750.<br />

1750- -1761.<br />

1761- -1775.<br />

1775- -1777.<br />

1777- -1780.<br />

1780—1796.<br />

Mr Pieter Gerardus<br />

van Overstraten . « 1796--1801.<br />

Johannes Siberg . ,i 1801--1804.<br />

Albertus Henricus<br />

Wiese . . . . » 1804--1808.<br />

Mr. Herman Willem<br />

Daendels. » 1808--1811<br />

Jan Willem Janssens. 1811.<br />

Thomas Stamford<br />

Raffles , (luiteuantgouv.<br />

van Java. . „ 1811--1816.<br />

John Fendall. . ,<br />

1816.<br />

Godert Alexander<br />

Gerard Philip Ij»,<br />

van der Capellen n 1816—1826.<br />

Hendrik Merku? de<br />

Koek, (luit.-gouv.-<br />

generaal) . . .van 1826 1830.<br />

J ohaunes van den<br />

Bosch . . . . 1830- 1833.<br />

Jean Chrétien Baud,<br />

(ad interim)<br />

1833- 1836.<br />

Dominique Jaoques<br />

de Eerens .<br />

Carel Sirardus Wil-<br />

1836—1840.<br />

lem Graaf van<br />

11 ogendorp, (waar- ,,<br />

nemend) . . . » 1840—1841.<br />

Mr Pieter Merkus<br />

(ad interim) . . » 1841—1843.<br />

Mr. Pieter Merkus » 1843—1844.<br />

Jhr. Joan Cornells<br />

Reynst (ad interim) » 1844—1845.<br />

Mr George Isaac<br />

Bruce, voor zijn<br />

vertrek overleden.<br />

Jan Jacob Rochussen<br />

Mr. Albertu-. Jacob<br />

1845—1851.<br />

Duymaer van Twist 1851- 1856.<br />

Charles Ferdinand<br />

Pahud, 1) . . . 1856- 1861.<br />

Mr. Ludolf Anne<br />

Jau Wilt Bn. Sloet<br />

v. d. Beele . . « 1861—1866.<br />

Mr. Pieer Mijer . « 1866—1871.<br />

Mr. James Loudon. 1871.<br />

COMMISSARISSEN-GENERAAL.<br />

Adriaan van Rheede tot Drakestein<br />

, Heer van Mijdrecht<br />

Mr Sebastiaan Cornells Neder-<br />

1684.<br />

Jiuvgh .<br />

Simon Hendrik Frijkenius<br />

(<br />

1791.<br />

. (<br />

Mr. Willem Aruold Alting . '<br />

Johannes Siberg . . . . 1793.<br />

Mr. Pieter Gerardus van Overstraten<br />

Mr. Cornells Theodorus Elout. i<br />

1796.<br />

Godert Alexander Gerard Phi-1<br />

lip B", van der Capellen . i<br />

1815.<br />

Arnold Adriuan Bnijskes . '<br />

Leonard Buiggraaf du Bus de<br />

Gliisignies<br />

1826.<br />

Johannes van den Bosch . . 1833.<br />

1) Voor de aankomst van de heeren Pahud<br />

en Sloet werd li'imic In trekking korten tyd<br />

door Mr. A. i'rius waargenomen*


DRUKFOUTEN en VERBETERINGEN.<br />

Blz. 15<br />

15<br />

„ 15<br />

„ 29<br />

„ 52<br />

„ 78<br />

„ 82<br />

84<br />

84<br />

84<br />

95<br />

„ 102<br />

„ 104,<br />

„ 106<br />

„ 117<br />

„ 118<br />

„ 123<br />

» 123<br />

,» 127<br />

„ 132<br />

„ 145<br />

» 145<br />

„ 15S<br />

„ 165<br />

„ 179<br />

„ 187<br />

„ 206<br />

„ 229<br />

„ 243<br />

„ 276<br />

reg<br />

*<br />

».<br />

»<br />

»<br />

»<br />

»<br />

><br />

»<br />

»<br />

„<br />

. 1<br />

2<br />

2<br />

11 V. 0.<br />

Enkele afwijkingen ii<br />

lezer zelf te verbeteren.<br />

staat: 578 lees<br />

.. 656<br />

„ Adityadharma „<br />

„ aan<br />

„ Portugeezen „<br />

„ Décima „<br />

„ 1647<br />

: 1278.<br />

1356.<br />

Adityawarman. 1)<br />

van.<br />

Spanjaarden.<br />

Desima.<br />

1646.<br />

troon van Atjih beklommen.<br />

dat rijk.<br />

van Atjih.<br />

Juli 1659.<br />

sinds de moord van Perah<br />

9v. o.<br />

6 v. o.<br />

17<br />

5 „ troon beklommen „<br />

7 „ Atjih<br />

9 „ van dat rijk „<br />

14<br />

Mei 1664<br />

» 15<br />

sinds 1649 „<br />

105 en 106 te brengen onder Hoofdstuk VI. [in 1651.<br />

reg 8 v. o. moet de tussclienziii wegvallen,<br />

„ 4 staat: Rheede lees<br />

»<br />

»<br />

14<br />

8<br />

„ Willem Outhoorn „<br />

„ en had „<br />

.» 5 v. o. „ Bandj areezen „<br />

" 12 v. o. „ Opstand der enz. „<br />

16 „ Tanabang „<br />

» 5 v. o. », werd<br />

„ 1 V. 0. „ werden „<br />

„ 1 V. 0. „ Javaanschen zeven „<br />

» 1 V. 0. „ 7<br />

» 14<br />

„ 4<br />

» 15 v. o.<br />

» 5<br />

» 8<br />

14<br />

de : van Rheede.<br />

Willem van Outhoorn.<br />

en , had.<br />

Bandjereezen.<br />

Naderend verval der 0.1.<br />

Comp. Opstand der enz.<br />

Tanah Abang.<br />

was.<br />

waren.<br />

zeven.<br />

° Febr. 7<br />

„ Amiëns.waarbij — al„<br />

». 1805<br />

„ vestingen „<br />

„ 1817<br />

„ inlander „<br />

„ Gartmann „<br />

den Febr. 1795.<br />

Amiens, — waarbij al.<br />

1806.<br />

vestigingen.<br />

1818.<br />

Javaan.<br />

Gastmann.<br />

spelling, en typographische fouten gelieve de<br />

1) Het inleidend lioofdütuk was reeds afgedrukt, toen ik uit een stuk van den<br />

liooglceranr Kern, 't Opschrift ra» Baloe lieragong op Sumatra, opgenomen in de<br />

Bijdragen tot de taal- land- en volkenkunde van lf. I. 8de volgr. 7de deel ontwaardde,<br />

dat Adityawarman door den heer Friederich op onverklaarbare wijze in Adityadharma<br />

omgedoopt en de inscriptie 700 jaar jonger is dan hij meende.


am<br />

€J

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!