19.06.2013 Views

FRIESCHE NAAMLIJST - Tresoar

FRIESCHE NAAMLIJST - Tresoar

FRIESCHE NAAMLIJST - Tresoar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

IV<br />

Én eindelijk een opstel van Aug. Lubben, Einiges über Fríesische Namen , voorkomende<br />

in Häupt's Zeitschrift †ür Deutsches Alterthum, 1856.<br />

Ten slotte moet hier nog genoemd worden een boek, waarin ook de Friesche namen en<br />

naamsvormen bijzonderlijk behandeld worden (in het hoofdstuk Ueber besondere Fríesische<br />

Namensformen und Verlciirzungen); namelijk Dr. Franz Stark, Die Kosenamen der Germanen,<br />

Weenen, 1868. In dit werk worden de eigenaardige algemeen Germaansche en<br />

bijzonder Friesche vleivormen der oorspronkelijk volledige namen duidelijk in het licht<br />

gesteld.<br />

De eigenaardigheden en de bijzonderheden, die de Friesche eigennamen kenmerken, zijn<br />

geenszins uitsluitend aan die namen op zich zelven verbonden, noch ook aan die namen<br />

alleen, maar zij hebben hunnen oorsprong en zij staan geworteld in de eigenheden van de<br />

Friesche taal in het algemeen. In der daad, die bijzonderheden der Friesche namen, b.v.<br />

de zoo uiterst talrijk en algemeen vertegenwoordigde vleivormen en ingekorte vormen, de<br />

verkleinvormen, zoo oude als nieuwe, op se, te en Ie, op tse of tsje en ke uitgaande, bij<br />

mans- en bij vrouwennamen; de oude en nieuwe patronymicale en tweede-naamvalsvormen,<br />

op inga (enga), op a, sna en sma, en en s, en tevens de van plaatsnamen afgeleide vormen<br />

op stra uitgaande, bij geslachtsnamen; eindelijk bij plaatsnamen de uitgangsvormen<br />

op gea (ga), um, terp, wier, pôlle, tsjerke (kerk), syl (zijl), enz. inderdaad, al die bijzonderheden<br />

zijn uit de eigenheden der Friesche taal zeer gereedelijk te verklaren. Waar<br />

die verklaring gevoegelijk met enkele woorden bondig geschieden kon, vindt men ze dan<br />

ook zooveel mogelijk in deze Naamlijst vermeld. En anders blijkt de oorsprong en de beteekenis<br />

der namen, even als hun samenhang met andere verwante namen, den opmerkzamen<br />

gebruiker der Naamlijst voldoende, door de plaats die de namen innemen, door het verband<br />

waarin ze in de verschillende kleine namengroepen geplaatst zijn; en ook door de<br />

verwijzingen, die er bij aangeteekend staan. Bovendien vindt men bij sommige, om de<br />

eene of andere reden bijzondere namen (b.v. Miesterhûs, Sjoerä, Adelen, Andries, Asinga,<br />

Arendstún, enz.) veelvuldig eene korte, nadere verklaring gevoegd.<br />

Evenmin als de Friesche taal, oudtijds geenszins, en ook heden ten dage nog niet, uitsluitend<br />

eigen was en is aan Friesland tusschen Flie en Lauwers, zoo min zijn ook de<br />

Friesche eigennamen, uit die taal voortgesproten, uitsluitend beperkt tot het hedendaagsche<br />

Nederlandsche gewest Friesland. Integendeel. Immers komen zij eveneens voor, zij<br />

het dan soms ook in min of meer gewijzigde vormen, in de andere Oud-Friesche gouwen,<br />

dus in West-Friesland (noordelijk Noord-Holland), Groningerland, Oost-Friesland, Weser-<br />

Friesland ('), Noord-Friesland, enz. Evenwel, gelijk de Friesche taal in het Nederlandsche<br />

gewest Friesland nog heden, als van ouds, hare grootste ontwikkeling, ook hare grootste<br />

C) Het ís hier de plaats om aangaande de benaming Weser-Friesland eenigen naderen uitleg te<br />

geven. Die naam toch is in Nederland weinig bekend en weinig ín gebruik. Men verstaat er onder<br />

al die Friesche gouwen, die, oostwaarts van de oostelijke grenzen van Oost-Friesland, en onmiddellijk<br />

hier aan palende, rondom den zeeboezem de .lade, en aan beide oevers van den breeden mond<br />

der rivier de Weser gelegen zijn , noordoostwaarts zich uitstrekkende tot aan den mond der rivier<br />

de Elve, bij Cuxhaven en Kitsebüttel. Die gouwen hebben eene Friesche bevolking, en de Friesche<br />

taal was daar, in de middeleeuwen, en nog daarna, even als ook in Oost-Friesland, natuurlijker wijze<br />

de eenige volksspreektaal. In sommige streken aldaar leefde het Friesch nog tot in de vorige eeuw,<br />

in den mond des volks, even als tot in de laatste helft dezer eeuw op 't eiland Wangeroog, en tot<br />

heden in het Sagelterland, beiden deel uitmakende van "Weser-Friesland. De gouwen, die gezamentlijk<br />

Weser-Friesland vormen, zijn bij namen: Jeverland en Bntjadingerland (in de middeleeuwen<br />

Wangerland, Ostringen en Eustringen genoemd), Stadland, Stedingerland, Oosterstade, 't Land Wührden,<br />

Fieland en 't Land Wursten of W^orthsaten, die allen aan eikanderen grenzen en een, in aardrijkskundig<br />

, natuur- en volkenkundig opzicht samenhangende landstreek vormen, waar dan nog het<br />

afzonderlek gelegene Sagelterland, als een aanhangsel bijkomt, en het eiland Wangeroog, in de<br />

Noordzee. Deze gouwen maken allen deel uit van het Groot-Hertogdom Oldenburg, met uitzondering<br />

van Oosterstade, Fieland en 't Land Worsten, die tot Hannover behooren.<br />

wumkes.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!