01.07.2013 Views

SCRIPTIE scoliose 08.Juni 2008 VERSION4.pdf - Tapingbase

SCRIPTIE scoliose 08.Juni 2008 VERSION4.pdf - Tapingbase

SCRIPTIE scoliose 08.Juni 2008 VERSION4.pdf - Tapingbase

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Afstudeeropdracht<br />

BACHELOR FYSIOTHERAPIE<br />

<strong>2008</strong><br />

„ Het effect van medical tape op de houding van<br />

<strong>scoliose</strong> patiënten ”<br />

Door: Björn Paulsen en Anja Bürgel<br />

Opdrachtgever: Harry Pijnappel<br />

AK – docent: Volcmar Visser<br />

2 de assessor: Jaap Brunnekreef<br />

SLB – docent: Herman Berndt<br />

Nijmegen <strong>2008</strong>


Voorwoord<br />

Ter afronding van onze studie presenteren wij in het volgende een kwalitatief onderzoek<br />

als afstudeerproject.<br />

Met ons afstudeerproject willen wij het effect van medical taping bij <strong>scoliose</strong> patiënten<br />

onderzoeken.<br />

Het medical taping concept is in de afgelopen jaren een steeds populairder wordende<br />

behandelmethode. Onze interesse werd vooral gewekt door het intreden van medical<br />

taping in de topsport. Omdat we benieuwd waren wat het medical taping concept (MTC)<br />

inhoud zijn we op zoek gegaan naar therapeuten die met het concept werken. Hierdoor<br />

zijn we in contact gekomen met Harry Pijnappel die zich al langer op dit gebied<br />

bezighoudt. Door hem zijn we erachter gekomen dat het MTC een nog relatief nieuwe<br />

behandelmethode is en nauwelijks wetenschappelijk onderbouwd is. Dit was voor ons<br />

een uitdaging om hierover ons afstudeeropdracht te schrijven. Hij ondersteunt meerdere<br />

afstudeerprojecten waarvan dit <strong>scoliose</strong> project er één was.<br />

Na een gesprek met Harry Pijnappel kwam naar voren dat er nauwelijks onderzoek op<br />

dit gebied is gedaan. Hierdoor is ons afstudeerproject te zien als een basis onderzoek<br />

waarop vervolgonderzoeken gedaan zullen moeten worden.<br />

Naast de uitdaging m.b.t. medical taping vonden we het onderwerp <strong>scoliose</strong> heel<br />

interessant.<br />

We zijn allebei tijdens onze stages in het derde jaar in aanraking gekomen met dit<br />

onderwerp. Omdat <strong>scoliose</strong> in de westerse wereld een veel voorkomende pathologie is<br />

waar we in ons toekomstige werkveld nog ongetwijfeld mee in aanraking zullen komen,<br />

willen we ons hier graag nog verder in verdiepen.<br />

Dit project was zonder ondersteuning niet mogelijk geweest. Onze ouders en familie<br />

hebben het uitvoeren van de opleiding en het project mogelijk gemaakt. Bedankt!<br />

Onze hartelijke dank voor hun ondersteuning gaat verder uit naar:<br />

Harry Pijnappel als onze opdrachtgever en vakinhoudelijke expert<br />

De afstudeerkring AK 4G<br />

(Anniek Geerlings, Kris van Haaren, Jaap Ceelen, Femke van der Linde,<br />

Michael Schwarzer, Hans Berndt, Andreas Hellmann met Volcmar Visser als<br />

onze docent)<br />

Dr. Derksen en het praxisteam<br />

Alle proefpersonen die hun hulp hebben aangeboden voor de realisatie van<br />

het onderzoek<br />

Daarnaast wil Björn, graag Dr. Vogel bedanken voor de ondersteuning tijdens<br />

de afgelopen vijf maanden.<br />

Als laatste bedanken wij alle andere mensen die ons dit jaar gesteund hebben en een<br />

bijdrage geleverd hebben aan het tot stand komen van ons project.<br />

Björn Paulsen en Anja Bürgel<br />

Mei <strong>2008</strong>


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Abstract<br />

Objective<br />

This study analysis the effect of Medical Taping on patients with infantile and juvenile<br />

idiopathic scoliosis.<br />

Methods<br />

A literature research and a pilot study were used to analyse the effects of medical<br />

taping. In this study three subjects with infantile of juvenile idiopathic scoliosis were<br />

taped. The subjects were analysed by rasterstereographical measurement (Diers<br />

formetric 4D).<br />

Results<br />

The results of this study show that Medical Tape has an effect on scoliosis. This effect<br />

can both be positive and negative but seems difficult to handle. One of three subjects<br />

showed correction concerning the scoliosis whereas in the other two subjects the<br />

reference measurement, their posture without tape intervention, showed the best<br />

results.<br />

Conclusion<br />

This study shows that Medical Taping can be used in idiopathic scoliosis treatment. To<br />

give an purposeful evidence-based pratice treatment further research must be made.<br />

These studies should be focused on both the intermuscular procces in idiopathic<br />

scoliosis and the effect of Medical Tape on the skeletal muscles.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 2 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Samenvatting<br />

Doel<br />

Dit project onderzoekt het effect van de behandeling met medical tape bij patiënten met<br />

infantiele en juveniele ideopathische <strong>scoliose</strong>.<br />

Methode<br />

Deze vraagstelling is door middel van een oriënterend literatuuronderzoek en een<br />

pilotstudy onderzocht. In het onderzoek worden drie proefpersonen met infantiele of<br />

juveniele ideopathische <strong>scoliose</strong> onderzocht en getapt. De proefpersonen zijn met<br />

behulp van een rasterstereography (Diers formetric 4D) gemeten.<br />

Resultaten<br />

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat Medical Tape een effect op <strong>scoliose</strong> heeft.<br />

Dit effect kan zowel negatief als ook positief zijn maar blijft door de medical tape<br />

interventie moeilijk stuurbaar. Bij èèn van de drie onderzochte proefpersonen is een<br />

verbetering met betrekking tot de <strong>scoliose</strong> vast te stellen terwijl bij de andere twee<br />

patiënten de nulmeting dus hun lichaamshouding zonder interventie de best stand<br />

vertoonde.<br />

Conclusie<br />

Uit dit onderzoek werd duidelijk dat Medical Taping een toegevoegde waarde kan<br />

bieden bij het behandelen van patiënten met ideopathische <strong>scoliose</strong> maar dat er nog<br />

verder onderzoek naar gedaan moet worden om een doelgerichte Evidence Based<br />

Practice behandeling te kunnen geven. Dit onderzoek betreft zowel de intermusculaire<br />

samenwerking bij idiopathische <strong>scoliose</strong> als ook de werking van Medical Tape op het<br />

spierstelsel opzich.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 3 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Inhoudsopgave<br />

1 Inleiding.....................................................................................- 6 -<br />

1.1 Probleemstelling:........................................................................................... - 6 -<br />

1.2 Vraagstelling: ................................................................................................ - 6 -<br />

1.3 Doelstelling:................................................................................................... - 6 -<br />

2 Het MTC- Concept.....................................................................- 7 -<br />

2.1 2.1 Inleiding................................................................................................... - 7 -<br />

2.2 Theorie MTC- Concept.................................................................................. - 8 -<br />

2.2.1 Weefselherstel ....................................................................................... - 8 -<br />

2.2.2 Invloed medical tape .............................................................................. - 9 -<br />

2.3 Tapetechnieken........................................................................................... - 10 -<br />

3 Scoliose...................................................................................- 12 -<br />

3.1 Definitie ....................................................................................................... - 12 -<br />

3.2 Oorzaken..................................................................................................... - 12 -<br />

3.3 Prevalentie .................................................................................................. - 13 -<br />

3.4 Classificatie ................................................................................................. - 13 -<br />

3.5 Scoliose diagnosticerende methoden.......................................................... - 14 -<br />

3.6 Typen <strong>scoliose</strong> ............................................................................................ - 15 -<br />

3.7 Anatomie van de <strong>scoliose</strong> ........................................................................... - 18 -<br />

3.7.1 Inleiding:............................................................................................... - 18 -<br />

3.7.2 De spieren............................................................................................ - 20 -<br />

3.7.3 De fasciën ............................................................................................ - 23 -<br />

3.8 Therapievormen .......................................................................................... - 25 -<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 4 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4 Methode en techniek van het onderzoek ..............................- 32 -<br />

4.1 Inleiding:...................................................................................................... - 32 -<br />

4.2 Patiëntenpopulatie....................................................................................... - 32 -<br />

4.2.1 In- en exclusiecriteria ........................................................................... - 32 -<br />

4.3 Methode ...................................................................................................... - 33 -<br />

4.3.1 Theorie tapetechnieken........................................................................ - 33 -<br />

4.4 Design ......................................................................................................... - 33 -<br />

4.4.1 Meetmomenten .................................................................................... - 33 -<br />

4.5 Meetinstrument............................................................................................ - 35 -<br />

4.5.1 Uitleg onderzoeksparameter ................................................................ - 35 -<br />

4.5.2 Informed consent ................................................................................. - 36 -<br />

4.6 Resultaten ................................................................................................... - 37 -<br />

4.6.1 Inleiding................................................................................................ - 37 -<br />

4.6.2 Patiënt 1............................................................................................... - 38 -<br />

4.6.3 Patiënt 2............................................................................................... - 40 -<br />

4.6.4 Patiënt 3............................................................................................... - 42 -<br />

5 Discussie.................................................................................- 44 -<br />

6 Eindconclusie..........................................................................- 49 -<br />

7 Bijlage 1 (Interpretatie en explicatie van de meetmomenten) ............... - 52 -<br />

8 Bijlage 2 (rastersterogrfiemetingen)........................................................ - 62 -<br />

9 Bijlage 3 (informatie- en toestemmingsbrief) ......................................... - 82 -<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 5 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

1 Inleiding<br />

1.1 Probleemstelling:<br />

De behandeling van <strong>scoliose</strong> stuit nog altijd op problemen. Zowel conservatief als<br />

operatief is er nog geen eenduidige oplossing. Ook na jarenlang wetenschappelijk<br />

onderzoek en nieuwe behandelconcepten is er door de jaren heen niets verandert aan<br />

de behandelmethode.<br />

Centraal staat nog steeds de eis voor een correctie van de scoliotische deformiteit en<br />

deze houdingscorrectie te blijven houden.<br />

Met ons afstudeerproject willen we gaan onderzoeken of het medical taping concept een<br />

meerwaarde kan opleveren voor de <strong>scoliose</strong> therapie. Tot nu toe is er weinig over de<br />

effecten van medical taping beschreven. Het is een relatief nieuwe behandelmethode<br />

waarover nog weinig literatuur bestaat en waar nauwelijks onderzoek naar is gedaan.<br />

1.2 Vraagstelling:<br />

Welke onderzoeken/studies zijn over medical tape i.v.m. <strong>scoliose</strong> bekend? En is het<br />

mogelijk door middel van medical taping een houdingscorrigerend effect te bereiken?<br />

1.3 Doelstelling:<br />

Dit project onderzoekt het effect van de behandeling met medical tape bij patiënten met<br />

ideopathische <strong>scoliose</strong>. Met behulp van een literatuurstudie en systematisch<br />

documenteren in de vorm van een pilotstudy worden de data verzameld en<br />

geëvalueerd, om een antwoord op de vraagstelling te geven.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 6 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

2 Het MTC- Concept<br />

Dit hoofstuk houd zich bezig met het Medical Taping Concept. Hier worden werkwijze en<br />

tapetechnieken toegelicht. De inhoud van dit hooftstuk is essentieel voor het begrip van<br />

het onderzoek, de eruit getrokken conclusies en de navolgende discussie.<br />

2.1 2.1 Inleiding<br />

Het Medical Taping Concept is een nog relatief nieuwe therapiemethode. Het<br />

werd in de 70er jaren door de Japanner Kenzo Kase ontwikkeld. Hij ontwikkelde<br />

een elastisch tape die qua structuur en opbouw op de menselijke huid lijkt. Hij<br />

experimenteerde met verschillende tapetechnieken om bijvoorbeeld spieren,<br />

ligamenten, fascien en lymfestelsel te beïnvloeden. (Voor een uitleg over de<br />

verschillende tapetechnieken wordt verwezen naar 2.3)<br />

Inmiddels is het een steeds populairder wordende behandelmethode en geniet bij<br />

veel artsen, therapeuten en sportmasseurs, in de sportwereld en in het dagelijks<br />

leven een goede reputatie (zie Afb. 1 en 2).<br />

Afb. 1 Afb.2<br />

(www.fysiotape.de)<br />

De eigenschappen van de tape kunnen als volgt beschreven worden:<br />

• 130% tot 140% rekbaar (vergelijkbaar met de menselijke huid)<br />

• Vergelijkbaar met de huid qua dikte en gewicht<br />

• lengte rekbaar<br />

• lucht- en vochtdoorlaatbaar<br />

• 100% acryl<br />

• kan meerdere dagen tot weken gedragen worden<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 7 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

• waterbestendig<br />

• wordt met een rek van 10% op de onderlaag geplakt<br />

2.2 Theorie MTC- Concept<br />

Om een verband te kunnen leggen met de werkwijze van het medical tape en de<br />

invloed op het herstelproces, is ervoor gekozen om een korte samenvatting te<br />

maken over het beloop van een ontstekingsreactie.<br />

2.2.1 Weefselherstel<br />

Na het ontstaan van een letsel of overbelasting van spieren of ligamenten<br />

wordt er een ontstekingsreactie op gang gebracht.<br />

Deze loopt in verschillende fases. Er kunnen globaal drie fasen worden<br />

onderscheiden in het proces, te weten:<br />

• de ontstekingsfase (o.a. vasodilatatie)<br />

• de proliferatiefase (weefselherstelfase)<br />

• de remodeleringsfase (herstelfase van de weefselfunctie)<br />

De eerste fase start direct na het oplopen van een weefselletsel. Door de<br />

veroorzaakte cel- en bloedvatbeschadiging komen er in het weefsel<br />

Ontstekingsmediatoren vrij. Deze stoffen zorgen voor het activeren van<br />

immuuncellen en reparatieprocessen. Bovendien kenmerkt zich deze fase<br />

door enzymatische reacties waardoor prostatglandinen geproduceerd<br />

worden. Hun taak is het om vrije zenuwuiteinden te prikkelen en een<br />

pijnsensatie op te wekken. Anderzijds veroorzaken ze vasodilatatie van<br />

bloedvaten in het omringende weefsel.<br />

Een ophoping van lymfevocht en uittredend plasma veroorzaakt een<br />

zwelling rondom het letsel. Het gevolg hiervan is ten eerste een<br />

drukverhoging in het betreffende weefsel en daarmee een verhoogde<br />

prikkeling van de nocisensoren. Ten tweede leidt dit tot een gestoorde<br />

functie respectievelijk een beperking in de bewegingsvrijheid.<br />

Met het optreden van macrofagen vindt de overgang naar de tweede fase<br />

van de ontstekingsreactie plaats. Hun taak is het opruimen van<br />

weefselresten (ook bekend als fagocytose), het aantrekken van fibroblasten<br />

en het verwijderen van het bloedstolsel om ruimte te creëren voor de<br />

productie van littekenweefsel.<br />

De proliferatiefase kenmerkt zich onder andere door een overbrugging van<br />

het wondgebied door bindweefsel, collageensynthese en vorming van<br />

granulatieweefsel wondmatrix, vaten etc.<br />

Hieraan sluit zich de remodelleringsfase. Dit is een fase van rijping en<br />

functieherstel van het weefsel en kan echter vele maanden en tot meer dan<br />

een jaar in beslag nemen. De stevigheid en functie van bindweefsel wordt<br />

gecreëerd doordat collageenvezels kruisverbindingen en overlappingen<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 8 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

aangaan. Het wondgebied moet samentrekken en voldoende treksterkte<br />

ontwikkelen.<br />

Door het ingroeien van zenuwvezels in het litteken ontstaat er weer een<br />

verbinding met het centrale zenuwstelsel. Hierdoor kunnen uiteindelijk weer<br />

proprioceptieve prikkels sensomotorisch teruggekoppeld worden wat<br />

daarmee tot functioneel herstel lijdt.<br />

Afsluitend blijft te zeggen dat voor een goede genezing het lichaam al deze<br />

fasen moet doorlopen, waarbij echter alle fasen niet strikt van elkaar te<br />

scheiden zijn, maar elkaar gedeeltelijk kunnen overlappen.<br />

2.2.2 Invloed medical tape<br />

De onderstaande text is gebaseerd op de achtergrond van het Medical<br />

Taping Concept. Er is tot nu toe nog geen wetenschappelijke evidentie voor<br />

gevonden.<br />

Het medical tape zal een ondersteunende werking tijdens het doorlopen van<br />

de verschillende fases van de ontstekingsreactie hebben.<br />

Het Medical Taping Concept berust op de hoofdgedachte dat ‘beweging en<br />

spieractiviteit essentieel zijn om gezondheid te behouden of te herstellen‘<br />

[1].<br />

Het is met name gebaseerd op het natuurlijke genezingsproces van het<br />

lichaam zelf. De eigenschappen van de tape komen overeen met de<br />

rekbaarheid van de menselijke huid.<br />

De werking van de tape is gebaseerd op de activering van neurologische en<br />

circulatoire systemen.<br />

De tape heeft als het ware een “liftende” werking t.o.v. de epidermis. Dat wil<br />

zeggen dat de tape op de maximaal voorgerekte huid wordt geplakt wat tot<br />

een golvende optrekking van de epidermis (convulsie) lijdt, zodra het<br />

gewricht weer in rustpositie wordt gebracht (zie Afb. 3).<br />

Afb. 3 : Effect van Medical Tape<br />

Hierdoor ontstaat direct een drukvermindering in het weefsel, door dat er tussen huid<br />

en spieren meer ruimte wordt gecreëerd wat uiteindelijk een regularisatie van de<br />

bloedcirculatie en het lymfeafvoer tot gevolg heeft. Tijdens deze fase van herstel krijgen<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 9 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

afvalstoffen, nocisensorische stoffen lymfe etc als het ware meer ruimte om uit het<br />

weefsel afgevoerd te kunnen worden. De druk op de nocireceptoren wordt verminderd<br />

waardoor uiteindelijk de pijn sensatie verminderd. Hierdoor ontstaat een fysiologisch<br />

grotere range of motion.<br />

Samenvattend kunnen de effecten als volgt ingedeeld worden:<br />

Klassieke sporttape<br />

1. spierfunctie verbeteren door tonusregulatie<br />

2. belemmeringen in bloedcirculatie en lymfeafvoer opheffen<br />

3. pijndemping<br />

4. ondersteunen gewrichtsfunctie, door:<br />

- stimuleren van proprioceptie<br />

- correcties van de bewegingsrichting<br />

- vergroten van de stabiliteit<br />

5. neuro-reflectoire beïnvloeding [2]<br />

De “klassieke sporttape” heeft in tegenstelling tot het medical tape geen<br />

elastische eigenschappen. Het is stevig respectivelijk niet rekbaar en heeft als<br />

primair doel het verkrijgen van mechanische stabiliteit en het functionele verstijven<br />

van gewrichten en spieren. Dit leidt in veel gevallen tot circulatoire vochtophoping.<br />

Omdat de spieren van het menselijk lichaam niet alleen het lichaam bewegen,<br />

maar ook invloed hebben op het lymfe- en venensysteem en bovendien ook de<br />

lichaamstemperatuur regelen, is het als een groot voordeel te zien als de<br />

functionaliteit van de hele musculatuur zonder beperking gewaarborgd blijft.<br />

2.3 Tapetechnieken<br />

In totaal worden vier verschillende tape vormen onderscheden: I- ,X-, Y- en de -<br />

waaier vorm. De meest gebruikte tapes zijn het I- en Y-tape.<br />

Naast de vier tape vormen bestaan er verschillende tapetechnieken. De<br />

belangrijkste zijn hier onder beschreven:<br />

Spiertape<br />

Afb. 4: Spiertape<br />

Voor het aanleggen van een spiertape (zie Afb. 4)is het<br />

Belangrijk te weten wat origo en insertie van de spier<br />

zijn, omdat afhankelijk van de trekrichting, de spier óf<br />

toniseerd of detoniseerd wordt.<br />

De tape bij een spier die hypotoon is en dus<br />

getoniseerd moet worden, wordt van origo naar<br />

insertie gelegd.<br />

Bij een hypertone spier wil men juist detoniseren en de<br />

tape wordt vervolgens andersom op de huid geplakt:<br />

dus van insertie naar origo. Voor een spiertape wordt<br />

gebruik gemaakt van een I- of een Y-tape.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 10 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Fascietape<br />

Afb. 5:<br />

combinatie van<br />

spier- en fascietape<br />

bij David Beckham<br />

Lymfetape<br />

Afb. 6 : lymfetape<br />

Ligament Tape<br />

Afb. 7 : ligament tape<br />

Bij een fascietape wordt het tape op de ontspannen<br />

huid geplakt (zie Afb. 5).<br />

Een bepaalde techniek (‘jingeln’) zorgt ervoor dat er<br />

‘kleine krachtgolven’ in de tape ontstaan waardoor de<br />

fascie gecorrigeerd en vastgehouden wordt. Voor een<br />

fascietape wordt altijd gebruik gemaakt van een Ytape.<br />

Het lymfetape (zie Afb. 6) wordt aangebracht op het<br />

afvoergebied van desbetreffend oedemateus<br />

ledemaat. De tape moet worden aangelegd volgens de<br />

anatomie van de lymfebanen.<br />

De zogenaamde ligament techniek zorgt voor een<br />

betere stabiliteit van de gewrichten (zie Afb. 7).<br />

Belangrijk te weten is dat de tape onder maximale rek<br />

op de huid wordt geplakt. Dit geld alleen bij het<br />

versterken van het kapsel, ligamenten en gewrichten!<br />

In het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de spier en de fascie- tape.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 11 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

3 Scoliose<br />

Het volgende hoofdstuk dient evenals hoofdstuk 2 als basis voor het begrip van het<br />

onderzoek.<br />

Binnen dit hoofdstuk vindt een inleiding in het onderwerp plaats, waarin definitie en<br />

oorzaken van <strong>scoliose</strong> beschreven worden. Hiernaast gaan we zowel in op de<br />

classificatie en de anatomie als ook op de spieren en de verschillende therapievormen<br />

die invloed hebben op een <strong>scoliose</strong>.<br />

3.1 Definitie<br />

Volgens het het zakwoordenboek der geneeskunde (Coëlho) is een <strong>scoliose</strong> een<br />

“zijdelingse verkromming van de wervelkolom, hetzij C-, hetzij S vormig”[3].<br />

Afb. 8 Torsie van de wervelkolom bij <strong>scoliose</strong><br />

3.2 Oorzaken<br />

Deze definitie over <strong>scoliose</strong> geeft maar een<br />

heel beperkt beeld van wat een <strong>scoliose</strong><br />

daadwerkelijk is. In de vakliteratuur wordt<br />

aangegeven dat een zijdelingse kromming<br />

van de wervelkolom altijd gepaard gaat met<br />

een rotatiebeweging van de corpora<br />

vertebrae[4,5]. Dit betekend dat een <strong>scoliose</strong><br />

niet alleen een zijdelingse verkromming<br />

maar ook een torsie in de wervelkolom is.<br />

(zie Afb.8)<br />

De oorzaken van <strong>scoliose</strong> kunnen veelvuldig zijn. Zij kunnen aangeboren of verworven<br />

zijn of als het gevolg van een ziekte of een trauma. Sommige oorzaken van <strong>scoliose</strong><br />

hebben te maken met veranderingen van benige structuren, zoals een wigvormige<br />

vergroeiing van een wervellichaam. Andere met neuromusculaire klachten die de<br />

rompmusculatuur direct aantasten en weer andere met een stoornis in een extremiteit<br />

zoals een beenlengteverschil of visus- gehoorstoornissen. Er zijn ook veel gevallen van<br />

<strong>scoliose</strong> waarvan de oorzaak niet bekend is. Deze worden ideopathisch genoemd [5].<br />

Ondanks dat er veel onderzoek naar is gedaan zijn de mechanismen die een<br />

ideopathische <strong>scoliose</strong> laten ontstaan of deze in stand houden niet bekend. Sommige<br />

onderzoeken gaan ervan uit dat de groeisnelheid van een individu een duidelijke relatie<br />

heeft met de progressie van de <strong>scoliose</strong> [6]. Andere rapporten gaan uit van een nauwe<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 12 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

samenhang met de werking van het spierstelsel [5,6,7,8,9,10,11] waarbij hierop weer<br />

verschillende factoren een invloed kunnen hebben zoals zenuw werking, voeding en<br />

hormoonhuishouding [11]. Er zijn nog een heleboel andere onderzoeken die van andere<br />

theorieën over het ontstaan en/of in stand houden van een ideopathische <strong>scoliose</strong><br />

uitgaan. Hierdoor wordt duidelijk dat deze thematiek een heel complex onderwerp is en<br />

er nog veel onderzoek naar gedaan moet worden om er een definitieve uitspraak erover<br />

te kunnen doen.<br />

3.3 Prevalentie<br />

Scoliosen zijn de meest voorkomende deformiteiten van de wervelkolom.<br />

Een uitspraak over de prevalentie van <strong>scoliose</strong> te maken is heel moeilijk. De hoofdreden<br />

hiervoor is dat het nodig is een volledig bevolkingsonderzoek te doen om hier een<br />

uitspraak over te kunnen doen. Onderzoeken uit verschillende landen geven heel<br />

verschillende waarden weer, zo ligt de prevalentie van alle <strong>scoliose</strong>n in Japan bij 3,21%<br />

terwijl een onderzoek uit Griekenland 5,2% aangaf en in Denmarken de prevalentie met<br />

zelfs 7,7% nog hoger blijkt te zijn. In Nederland is bekend dat ca. 3-4% van de bevolking<br />

een ideopathische <strong>scoliose</strong> heeft. Volgens de meeste literatuur wordt dit type <strong>scoliose</strong><br />

als de meest voorkomend gedefinieerd (75-85%). Aan de hand van deze gegevens kan<br />

men dus ervan uitgaan dat het totale aantal van alle <strong>scoliose</strong>n binnen Nederland tussen<br />

de 4-5% ligt. Dit betekent dus dat ongeveer elk twintigste Nederland een <strong>scoliose</strong> heeft,<br />

zelfs zonder het te weten [12].<br />

Verder blijkt er een correlatie met betrekking tot het geslacht te bestaan. Uit<br />

onderzoeken kwam na voren dat procentueel meer meisjes dan jongen een <strong>scoliose</strong><br />

hebben [13].<br />

3.4 Classificatie<br />

Er bestaan een veelheid aan mogelijkheden om een <strong>scoliose</strong> te classificeren. Omdat het<br />

benoemen en uitleggen van allen te ver in de diepte zou gaan is ervoor gekozen om de<br />

drie meest gebruikelijke te beschrijven. Deze zijn de pathologische classificatie, de<br />

classificatie na leeftijd en de anatomische classificatie.<br />

De pathologische classificatie geeft zo als de naam al suggereert, aan welke vorm van<br />

pathologie de oorzaak voor de <strong>scoliose</strong> is. Dit zijn vooral congenitale deformiteiten zoals<br />

misvormingen van het skelet, neurogene deformiteiten zoals een CVA, myogene<br />

deformiteiten zoals spierverkortingen door een foutieve houding of deformiteiten die<br />

door een trauma of infectie zijn verworven. Er blijft dan nog een grote groep <strong>scoliose</strong>n<br />

over die met betrekking tot de achterliggende pathologie niet direct geclassificeert<br />

kunnen worden. Deze <strong>scoliose</strong>n worden samengevat onder de naam ideopathische<br />

<strong>scoliose</strong>.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 13 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

De classificatie naar leeftijd bij de eerste symptomen van de deformiteit is van belang<br />

omdat men binnen de verschillende leeftijdsfasen en vooral tijdens de groeifasen van<br />

een mens verschillende therapievormen en behandelmethodes in overweging moet<br />

nemen. Een puber die nog binnen de groeispurt is moet natuurlijk anders behandeld<br />

worden als een volwassene. Deze classificatie wordt vooral bij ideopathische <strong>scoliose</strong>n<br />

gehanteerd en wordt onderverdeeld in drie typen. De infantiele ideopathische <strong>scoliose</strong><br />

(2 e maand tot 3 e jaar), de juveniele ideopathische <strong>scoliose</strong> (3 e – 10 e jaar) en het<br />

adolescente type (10 e -einde groei). Een andere indeling binnen deze classificatie is de<br />

indeling in “early onset” en “late onset”. De grens tussen deze twee wordt tussen het 5 e<br />

en de 8 e levensjaar getrokken en hangt samen met de ontwikkeling van de bronchoaveolaire<br />

vertakkingen waar een <strong>scoliose</strong> invloed op uit kan oefenen.<br />

De anatomische classificatie heeft betrekking<br />

op het gedeformeerde wervelkolomsegment<br />

en geeft dus de lokalisatie van de <strong>scoliose</strong><br />

aan.<br />

Hier wordt een onderverdeling in vier types<br />

gemaakt, de lumbale, de thoracolumbale, de<br />

thoracale en de thoracale en lumbale (double<br />

major) <strong>scoliose</strong>. (zie Afb. 9)<br />

3.5 Scoliose diagnosticerende methoden<br />

Er bestaan verschillende onderzoekmethodes om een <strong>scoliose</strong> te diagnosticeren. De<br />

vier meest gehanteerde zijn het lichamelijk onderzoek, het radiografische onderzoek<br />

(Röntgen), CT of MRI en de lichaamsoppervlakken meting.<br />

Afb.10 Cobbmeting<br />

Afb.9 anatomische <strong>scoliose</strong> classificatie<br />

Het lichamelijk onderzoek bestaat uit inspectie in stand en zit.<br />

Belangrijke punten tijdens de inspectie zijn het trekken van een<br />

equalibratielijn door middel van een schietlood, het beoordelen<br />

van het bekken, schouderhoogte en van de luchtfiguren tussen de<br />

armen en de romp, het meten van de graad van rotatie middels<br />

een scoliometer, het palperen van de processi spinosii en het<br />

laten uitvoeren van de buktest volgens Adams.<br />

Naaste de inspectie kunnen nog spierkracht en spierlengte getest<br />

worden om asymmetrische verkortingen en/of verzwakkingen van<br />

spieren op te sporen.<br />

Het radiografisch onderzoek ofwel Röntgenonderzoek is de<br />

waarschijnlijk meest gebruikte methode om de graad van<br />

kromming in de wervelkolom te bepalen. Er bestaan verschillende<br />

methodes om de kromming door middel van een röntgenfoto te<br />

meten waarvan de methode volgens Cobb de meest toegepaste<br />

is. Hier wordt met behulp van het intekenen van twee lijnen<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 14 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

parallel aan de bovenste en de onderste sluitplaat van de wervel die het meest richting<br />

van de concaviteit van de <strong>scoliose</strong> is geneigd de mate van kromming gemeten (zie<br />

Afb.10).<br />

De diagnosemiddelen CT en MRI worden altijd gebruikt als een drie dimensionale<br />

reconstructie van de wervelkolom nodig is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een<br />

operatie van een gedeformeerde wervel.<br />

De rasterstereography (lichaamsoppervlaktenmeting) is een<br />

nieuwe methode die door het fotoniek- en mechantroniek-<br />

bedrijf Jenoptik is ontwikkeld. Het door hun ontwikkelde<br />

Formetric-System projecteert een lijnenraster op het dorsale<br />

gedeelte van de romp en reconstrueert aan de hand van de<br />

eruit getrokken gegevens een drie dimensionaal beeld van<br />

het lichaamsoppervlak en de kromming van de wervelkolom.<br />

Het voordeel van deze apparatuur is dat het een hoge<br />

nauwkeurigheid waarborgt zonder dat de patiënt aan het<br />

risico van bestraling blootgesteld wordt (zie Afb.11).<br />

3.6 Typen <strong>scoliose</strong><br />

Afb.12 C<strong>scoliose</strong><br />

Afb.11 3D-<br />

Oppervlaktenmeting<br />

Er bestaan 2 typen van <strong>scoliose</strong>, de zogenoemde C-<strong>scoliose</strong> en<br />

de S-<strong>scoliose</strong> (zie Afb. 12 en 13). De C-<strong>scoliose</strong> is een<br />

enkelvoudige laterale bocht in de wervelkolom. De S-<strong>scoliose</strong> is<br />

een dubbelvoudige bocht in de wervelkolom waarbij een van de<br />

twee bochten links en de andere rechts convex is. De redenen<br />

hiervoor is dat het lichaam bij een enkelvoudige C-<strong>scoliose</strong> uit<br />

het lood komt te staan en het vormen van een verdere bocht<br />

dus een functionele aanpassing van het lichaam is om het<br />

evenwicht te handhaven. Deze tweede bocht wordt ook wel<br />

compensatoire bocht genoemd.<br />

Een C- en een S-<strong>scoliose</strong> kunnen zowel structureel als-<br />

ook functioneel van aard zijn. Een functionele <strong>scoliose</strong> is<br />

corrigeerbaar tot een normale houding, hetzij actief, hetzij passief.<br />

Een structurele <strong>scoliose</strong> is per definitie een misvorming die noch<br />

Afb.13 S<strong>scoliose</strong><br />

actief noch passief volledig te corrigeren is [14]. Bij deze vorm van <strong>scoliose</strong> bestaat er<br />

een afwijking / deformiteit waardoor boven de zijdelingse verkromming een verdraaiing<br />

in de wervelkolom plaatsvindt. Hierdoor ontstaat een asymmetrie, een ribbenuitbochting<br />

(gibbus). Deze gibbus manifesteert zich het duidelijks in voorovergebogen houding bij<br />

de zogenoemde buktest. De ribben aan de convexe zijde draaien naar dorsaal en puilen<br />

eenzijdig uit zodat een gibbus ontstaat. Bovendien wordt de scapula aan dezelfde kant<br />

door de gibbus omhoog geduwd waardoor de schouderlijn aan de zijde van de gibbus<br />

hoger komt te staan dan aan de andere zijde (zie Afb.1).<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 15 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Naast de indeling in de boven genoemden categorieën worden <strong>scoliose</strong>n vooral met<br />

betrekking tot hun ten grondslag liggende pathologie ingedeeld. Deze indeling is vooral<br />

van belang om een oorzaak gerichte en niet een symptoom gerichte behandeling te<br />

kunnen geven.<br />

Om een overzicht over deze <strong>scoliose</strong>n te verkrijgen hebben wij hieronder de meest<br />

voorkomende typen van <strong>scoliose</strong> toegelicht.<br />

Congenitale <strong>scoliose</strong>:<br />

De term congenitaal wijst erop dat de <strong>scoliose</strong> aangeboren en niet verworven is. Een<br />

congenitale <strong>scoliose</strong> is te wijten aan een misvorming (meestal van het skelet) tijdens de<br />

embryonale ontwikkeling en is altijd structureel van aard. Dit wijst erop dat een<br />

congenitale <strong>scoliose</strong> noch actief noch passief volledig te corrigeren is.<br />

Ideopathische <strong>scoliose</strong>:<br />

Een ideopathische <strong>scoliose</strong> is een <strong>scoliose</strong> waarvan de oorzaak onbekend is. Dit is in<br />

ongeveer 75-85% van alle <strong>scoliose</strong>s het geval. Als een eventuele oorzaak kan een<br />

stoornis in de ontwikkeling van het in het hersenen gelegen coördinatiecentrum voor het<br />

evenwichtsgevoel gesuggereerd worden. Verder denkt men dat de oorzaak<br />

multifactorieel is met erfelijke componenten [14].<br />

De ideopathische <strong>scoliose</strong> is een zijdelingse verkromming welke tot een wigvorming van<br />

de wervellichamen en de pedikels leidt, dit weer leidt tot een asymmetrie van de<br />

wervelkolom.<br />

Men spreekt pas van een ideopathische <strong>scoliose</strong> als de kromming 10° of meer bedraagt,<br />

in de meeste gevallen blijft de <strong>scoliose</strong> kleiner dan 20°. Het overgrote deel van de<br />

ideopathische <strong>scoliose</strong>s verdwijnt spontaan.<br />

De meeste ideopathische <strong>scoliose</strong>s ontstaan in de tijd voor de puberteit. Een lichte vorm<br />

van ideopathische <strong>scoliose</strong> komt bij jongens bijna even vaak voor als bij meisjes terwijl<br />

de progressieve vorm vooral bij meisjes voor komt.<br />

De ideopathische <strong>scoliose</strong> is onderverdeeld in drie leeftijd categorieën: Het infantiele<br />

type, het juveniele type en het adolescente type.<br />

Het infantiele type treedt tussen de 2 e maand en het 3 e levensjaar op en komt bij<br />

jongens vaker voor dan bij meisjes. Bij 80-90% treedt een spontane verbetering op<br />

(resolving type), de rest van de infantiele typen tonen een progressieve ontwikkeling.<br />

Het juveniele type die tussen de 3 e en het 10 e levensjaar optreedt, toont een hoge kans<br />

op progressie . Dit is ook de reden waarom dit type vaak met corset/brace of een<br />

operatie behandeld wordt.<br />

Het adolescente type (10 e levensjaar tot einde groei) komt vrijwel het meest voor en<br />

heeft verschillende patronen van natuurlijk beloop. Het overgrote deel van de <strong>scoliose</strong>n<br />

resulteert in een kleine afwijking (< 20°) of verdw ijnt spontaan (resolving type). Slechts<br />

een zeer klein deel van alle ideopathische <strong>scoliose</strong>n toont de neiging tot een min of<br />

meer voortdurende verergering [7].<br />

De boven opgenoemde vormen van ideopathische <strong>scoliose</strong>s worden in de laatste jaren<br />

steeds meer vervangen door de benamingen “early onset” en “late onset”. De grens<br />

tussen een “early onset” en een “late onset” ligt tussen de 5 e en het 8 e levensjaar. De<br />

reden hiervoor is dat in deze stadia de ontwikkeling van de alveoli van de longen<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 16 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

plaatsvindt. Een <strong>scoliose</strong> kan door een sterke curvatuur van de <strong>scoliose</strong> en/of een<br />

thoraxmisvorming een beperking voor de groei van de longen betekenen.<br />

Metabolische <strong>scoliose</strong>:<br />

Hieronder vallen meerdere typen zoals <strong>scoliose</strong> ontstaan door osteoporose. Een andere<br />

metabolische <strong>scoliose</strong> is de rachitische <strong>scoliose</strong> welke een stoornis in de mineralisatie<br />

(vit. D tekort) van het osteoïd is. Hierdoor ontstaat een vertraagde ossificatie waardoor<br />

uiteindelijk een <strong>scoliose</strong> kan ontstaan.<br />

Paralytische <strong>scoliose</strong>:<br />

Scoliose door paralyse van bepaalde spieren of spiergroepen vooral t.g.v. poliomyelitis.<br />

Scoliosis captis / Torticollis:<br />

Deze <strong>scoliose</strong> ontstaat aangeboren eenzijdige contractuur van de<br />

m.strernocleidomastoideus, hierdoor ontstaat een scheefstand van het hoofd met rotatie<br />

in de wervelkolom waardoor een <strong>scoliose</strong> gaat ontstaan. Torticollis kan ook op latere tijd<br />

verworven worden bv. door een nektrauma of inflamatoire processen.<br />

Scoliosis congenita / hemispondylus:<br />

Schakel- of wigwervel, wigvormige wervel welke door een aangeboren foutieve<br />

segmentatie van de wervelkolom is ontstaan. Hierdoor kan uiteindelijk een <strong>scoliose</strong><br />

alsook het syndroom van Klippel-Feil ontstaan.<br />

Scoliosis habitualis:<br />

De habituele <strong>scoliose</strong> is een door de gewoonte in een verkeerde houding veroorzaakte<br />

<strong>scoliose</strong>. Deze vorm van <strong>scoliose</strong> wordt ook wel houdings<strong>scoliose</strong> genoemd.<br />

Deze <strong>scoliose</strong> is een vorm van functionele <strong>scoliose</strong> en dus actief en passief te<br />

beïnvloeden.<br />

Scoliosis ischiadica:<br />

Dit is een lichte <strong>scoliose</strong> t.g.v. ischias, doordat de lijder een scheve houding aanneemt<br />

om pijn te vermijden. Deze vorm van <strong>scoliose</strong> wordt ook wel “pijn<strong>scoliose</strong>” genoemd en<br />

verdwijnt meestal als de oorzaak(pijn) weggenomen is.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 17 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Scoliosis statica / compensatoire <strong>scoliose</strong>:<br />

De statische <strong>scoliose</strong> wordt veroorzaakt door een scheve stand van het bekken of door<br />

een ongelijke belasting van de beide lichaamshelften. De <strong>scoliose</strong> verdwijnt als<br />

asymmetrie is opgeheven.<br />

Posttraumatische <strong>scoliose</strong>:<br />

Deze vorm van <strong>scoliose</strong> kan na een trauma (bv. wervelbreuken) ontstaan.<br />

Ontstekings<strong>scoliose</strong>:<br />

Deze vorm van <strong>scoliose</strong> is terug te voeren op ontstekingsprocessen ronde de<br />

wervelkolom waardoor een misvorming kan ontstaan.<br />

3.7 Anatomie van de <strong>scoliose</strong><br />

3.7.1 Inleiding:<br />

Zoals boven al nader toegelicht kunnen er een veelheid van factoren de oorzaak van<br />

een <strong>scoliose</strong> zijn. Dit betekend dat door de vervormingen en aanpassingen een heleboel<br />

structuren binnen lichaam betrokken zijn met de <strong>scoliose</strong>. Hier kan men denken aan<br />

structuren zoals spieren, pezen, ligamenten, meniscoiden, botten en het CZS. Naast<br />

deze factoren binnen het lichaam zijn er ook factoren van buitenaf zoals de<br />

zwaartekracht die constant op de lichaam<br />

invloed gaat uitoefenen.<br />

Met betrekking tot <strong>scoliose</strong> zijn vooral<br />

veranderingen en misvormingen van de<br />

wervels interessant. Door pathologische<br />

processen kunnen o.a. halfwervels,<br />

blokwervels, botbruggen en wigwervels<br />

ontstaan welke structureel van aard zijn en<br />

waardoor de wervelkolom een scoliotische<br />

houding gaat innemen (zie Afb.14).<br />

Deze ossalen deformiteiten hebben een<br />

directe invloed op de <strong>scoliose</strong>. Door<br />

Afb.14 ossale deformaties van de wk<br />

verandering van de botten van de onderste<br />

extremiteiten bijvoorbeeld een<br />

beenlengteverschil kan maar ook via een indirecte weg een <strong>scoliose</strong> ontstaan. De<br />

<strong>scoliose</strong> op zich is in principe een correctiemechanisme, het lichaam probeert namelijk<br />

altijd de verticale houding in te nemen door het hoofd recht boven het bekken te<br />

plaatsen[11]. De <strong>scoliose</strong> is in dit geval dus functioneel om de rechte positionering van<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 18 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

het lichaam in de ruimte te handhaven. Als deze functionele vorm van <strong>scoliose</strong> binnen<br />

de groei plaatsvindt, adapteren de nog vervormbaren structuren waardoor een<br />

asymmetrie binnen het lichaam gaat ontstaan. De binnen de groei vervormde ossale<br />

structuren kunnen nadat het individu is uitgegroeid structureel van aard worden. Verder<br />

ontstaat door de asymmetrische scoliotische houding een asymmetrische aanpassingen<br />

van de spieren en de andere structuren van het lichaam. Samenvattend kan men dus<br />

zeggen dat door deze asymmetrie van de wervelkolom en/of de onderste extremiteiten<br />

in samenwerking met de zwaartekracht en de verticale correctie mechanisme van het<br />

hoofd de <strong>scoliose</strong> ontstaat en/of instant wordt gehouden.<br />

De instrumenten van het lichaam om deze asymmetrische correctie actief te<br />

bewerkstelligen zijn de spieren.<br />

Hoewel er veel onderzoek naar is gedaan is het nog steeds niet honderd procent<br />

duidelijk welke spieren het meest invloed op het ontstaan en/of in van een <strong>scoliose</strong><br />

hebben.<br />

Zeker is dat de ontwikkeling van verschillende spieren niet symmetrisch verloopt. Terwijl<br />

de spieren aan de concave kant geneigd zijn tot verkorting en of hypotonisme neigen de<br />

spieren aan de convexe kant tot verlenging en/of hypertonisme.<br />

De forse myogene activiteit aan de convexe kant(en) is r<br />

te verklaren doordat de spieren aan deze kant(en) van de<br />

wervelkolom het zich craniaal aansluitende gedeelte van de<br />

wervelkolom alleen moeten dragen (zie Afb.15 ).<br />

De spieren aan de kant van de lumbale bocht (a.) en de spieren<br />

aan de thoracale bocht (b.) zijn door de werking van de zwarte-<br />

kracht al in een verlengde positie waardoor ze niet optimaal<br />

kracht kunnen leveren om de wervelkolom weer op te richten.<br />

Dit omdat spieren in een sterk verlengde positie actief insufficiënt<br />

en in een sterk verkorte positie passief insufficiënt worden waar-<br />

door ze geen optimale werking meer kunnen uitoefenen op de<br />

wervelkolom. Hierdoor verlengen de spieren aan de convexe kant en<br />

verkorten de spieren aan de concave kant steeds meer tot ossale<br />

factoren een verdere versterking van de scoliotische curvatuur<br />

tegenhouden.<br />

Meerdere onderzoeken in de midden en het eind van de 20 e eeuw<br />

bevestigen deze theorie [ 9,10,15].<br />

Een onderzoek van Zetterberg et al (1983) toonde aan dat deze<br />

hogere spieractiviteit aan de convexe zijde van de<br />

wervelkolom alleen bij curvaturen boven de 30 graden waar te<br />

nemen zijn. Bij kleiner curvaturen is er geen significant verschil<br />

in spieractiviteiten aan de convexe en/of de concave kant<br />

tussen proefpersonen met <strong>scoliose</strong> onder de 30 graden en<br />

proefpersonen zonder <strong>scoliose</strong> gevonden.<br />

Deze thesis wordt onderbouwd door een onderzoek van Reuber et al in 1983 die een<br />

asymmetrische spieractiviteit bij curvaturen van boven de 25 graden rapporteren [9].<br />

Verder gaat in de wetenschap de mening over welke spier(en) het meest corrigerend<br />

Afb.15 S-<strong>scoliose</strong> met<br />

verlengte hypertone en<br />

verkorte hypotone<br />

spieren<br />

effect op <strong>scoliose</strong> hebben uit elkaar. Uit een onderzoek van Schultz et al in 1981 waarin<br />

het corrigeren van <strong>scoliose</strong> via spierstimulatie het doel was bleek dat spieren die meer<br />

lateraal van de wervelkolom geplaatst zijn door hun grotere hefboomwerking effectiever<br />

zijn dan spieren die meer mediaal van de wervelkolom geplaatst zijn [10]. Een andere<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 19 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

conclusie die ze uit hun onderzoek trokken was dat de spieren die aan de convexe kant<br />

van de <strong>scoliose</strong> liggen tijdens contractie geneigd zijn tot correctie van de curvatuur.<br />

Verder concludeerden zij dat spieren met een grotere dwarsdoorsnede grotere<br />

contractiekrachten kunnen produceren en zo een effectievere invloed op de <strong>scoliose</strong><br />

hebben.<br />

Met betrekking tot fysiotherapie in relatie tot <strong>scoliose</strong> kan men zeggen dat de evidentie<br />

en de meest behandelmethoden zich op het behandelen van het spierstelsel richten om<br />

zo een houdingscorrigerend effect te bereiken (zie hoofdstuk 3.7 ).<br />

Hieronder volgdt een opsomming van de houdingscorrigerende spieren die volgens<br />

onderzoek de <strong>scoliose</strong> kunnen beïnvloeden.<br />

3.7.2 De spieren<br />

De buikspieren<br />

Hierbij horen de m.obliquus externus (zie Afb.16) de m.obliquus<br />

internus (zie Afb.17), de m.rectus abdominis, de de<br />

m.transversus abdominis en de m.pyramidalis.<br />

De m.obliquus externus loopt vanuit de buitenvlak van de 5 e<br />

tot 12 e rib tot het bekken en de linea alba en de m.oliquus<br />

internus loopt vanuit het bekken tot de 9 e tot 10 e rib en de linea<br />

alba.<br />

Door deze anatomische positie zijn ze in staat om allebei een<br />

lateroflexie en een homolaterale (m.obliquus internus) resp.<br />

heterolaterale rotatie (m.obliquus externus) te bewerkstelligen.<br />

Uit onderzoek van A.Schulz et al (1981) kwam naar voren<br />

Afb.16 m.rectus obliquus dat vooral de m.obliquus internus en de m.obliquus externus<br />

externus<br />

een houdingscorrigerende invloed op de <strong>scoliose</strong> uitoefenen[10].<br />

De andere buikspieren kunnen in het geval van een uni-<br />

laterale verkorting ook wel invloed op de <strong>scoliose</strong> hebben<br />

maar dit effect blijkt minder te zijn dan bij de schuine buik-<br />

spieren.<br />

Daarom wordt hier alleen op deze twee spieren nader<br />

ingegaan. Volgens bovengenoemd onderzoek beïnvloed de<br />

m.obliquus internus in vergelijking met de m.obliquus externus meer invloed op een<br />

lumbale of een lumbothoracale curvatuur van een <strong>scoliose</strong>.<br />

Afb.17 m.rectus obliquus<br />

internus<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 20 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Afb.18 m.iliopsoas<br />

m.iliopsoas:<br />

De m.iliopsoas (zie Afb.18) is een heel krachtige stabilisator van de<br />

lumbale wervelkolom. De spier bestaat uit drie delen, de m.iliacus,<br />

de m.psoas major en de m.psoas minor. Zijn voornaamste functie<br />

heeft de m. iliopsoas bij het flecteren van het heupgewricht maar hij<br />

geeft ook extensie en laterale flexie van de wervelkolom. M.b.t.<br />

<strong>scoliose</strong> is vooral het gedeelte van de m.psoas major en minor van<br />

interesse omdat deze twee spieren in tegenstelling tot de m.iliacus<br />

hun origo op de lumbale wervelkolom (TH12 - L4) hebben.<br />

De iliopsoas trekt de lumbale wervelkolom in extensie en dus in een<br />

hyperlordosestand, bij een dubbelzijdige verkorting van deze spier<br />

staat de lumbale wervelkolom dus hyperlordoseerd. Bij eenzijdige<br />

contractie en/of verkorting van de spier wordt de wervelkolom in een<br />

lateroflexiestand getrokken. Door deze eenzijdige verkorting kan<br />

dus een <strong>scoliose</strong> ontstaan en/of in stand worden gehouden.<br />

m.quadratus lumborum:<br />

Zijn taak is het tijdens dubbelzijdige contractie<br />

samen met de erector trunci de wervelkolom in de<br />

midden te houden. Hij loopt vanuit het os ilium na<br />

de twaalfde rib en de processus costalis van de 4 e<br />

tot 1 e lendenwervel. Een andere functie van deze<br />

spier is de lateroflexie. Bij een verkorting van deze<br />

spier kan dus een <strong>scoliose</strong> in de lumbale<br />

wervelkolom ontstaan. (Afb.19)<br />

Autochtone rugspieren:<br />

Afb.19 m.quadratus lumborum<br />

Dit zijn alle spieren die links en rechts langs de<br />

wervelkolom liggen en een functie in het oprichten van<br />

deze hebben (zie. Afb.20). Ze worden in tegenstelling tot de<br />

andere skeletspieren die via de rami ventrales van de<br />

spinale zenuwen worden geïnnerveerd via de rami<br />

dorsales geïnnerveerd. Deze spieren liggen alle ingepakt<br />

in de fascia thoracolumbalis. De m.iliocostalis bestaat uit<br />

drie onderdelen namelijk een lumbale, een cervicale en<br />

een thoracale. Deze heeft zijn oorsprong aan het dorsale<br />

gedeelte van de crista iliaca en de lumbale processi<br />

spinosi en heeft zijn aanhechtingen aan de angulus<br />

costae van alle ribben en aan de processi transversi van<br />

de 3 e -6 e cervicale wervel. De m.longissimus is evenals de<br />

m.iliocostalis in een lumbale, een thoracale en een<br />

cervicale gedeelte opgesplitst. Deze spier loopt iets meer<br />

Anja<br />

Afb.20<br />

Bürgel<br />

autochtone<br />

& Björn Paulsen<br />

rugspieren<br />

- 21 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

mediaal als de m.iliocostalis. Zijn oorsprong heeft deze spier vooral op het dorsale<br />

gedeelte van de crista iliaca aan het sacrum en aan de processi transversi van de<br />

thoracale en cervicale wervels. De mm.multifidi hebben hun oorsprong op het os<br />

sacrum, het dorsale gedeelte van de crista iliaca, de processi mamillares van de<br />

lumbale wervels, de processi transversi van de thoracale wervels en de processi<br />

articularis inferior van de cervicale wervels en lopen naar de processi spinosi van de 2 e<br />

cervicale tot de 12 e thoracale wervel. In tegenstelling tot de twee eerst genoemde<br />

spieren die tijdens eenzijdige contractie lateroflexie en tweezijdig actief extensie van de<br />

wervelkolom realiseren hebben de mm.multifidi nog bijkomend een rotatoire functie. Er<br />

zijn nog een heleboel ander spieren die tot de autochtone rugspieren horen zoals de<br />

mm.rotatores, de mm. Spinalis, de mm.semispinalis, de mm.interspinalis, de<br />

mm.splenius en de mm.intertransversarii zij alle hebben een functie als extensor en/of<br />

lateroflector en of rotator van de wervelkolom. Door hun anatomische ligging en hun<br />

functies kan dus bij asymmetrische ontwikkeling van deze spiergroepen een <strong>scoliose</strong><br />

ontstaan. Omdat de grootste werking op een <strong>scoliose</strong> van de drie boven toegelichte<br />

spieren uitgaat, is alleen op deze nader ingegaan. Voor nadere toelichting m.b.t. de het<br />

laatst genoemde spieren verwijzen wij naar literatuur over de menselijke anatomie. Uit<br />

een onderzoek van Yu-Leung Chan et al (1999) kwam na voren dat de m.multifidus aan<br />

de concave kant van de <strong>scoliose</strong> een belangrijke functie in het tegenwerken vooral<br />

m.b.t. de rotatoire componente van de <strong>scoliose</strong> heeft [7]. Dergelijks blijkt ook voor de<br />

m.longissimus thoracis te gelden [11]. Alle anderen autochtonen rugspieren hebben aan<br />

de convexe kant van de <strong>scoliose</strong> een verhoogde activiteit om de scoliotische<br />

verkromming tegen te werken.<br />

Intercostaalspieren:<br />

De intercostalspieren bestaan uit de mm.<br />

Intercostales interni en externi (Afb.21). De<br />

m.intercostales externi loopt van 1 e tot de 11 e rib<br />

vanuit mediocuadaal in laterocraniale richting van<br />

de bovenliggende rib. De m.intercostales interni<br />

loopt in de tegengestelde richting van craniomedial<br />

naar caudolateral. Hun voornamelijk functie is het<br />

spreiden en laten zakken van de ribben tijdens<br />

inspiratie en expiratie. Hiernaast zijn deze spieren<br />

van betekenis voor de houding en de stabilisering<br />

van de romp [16]. Verder blijkt uit een onderzoek<br />

van A.Schultz et al dat de intercostaalspieren een<br />

heel duidelijke invloed op de rotatoire en de<br />

saggitale componente van de <strong>scoliose</strong> hebben [10].<br />

Zoals al vaker vermeld zijn de spieren aan de<br />

convexe kant van de <strong>scoliose</strong> verlengd en<br />

hypertonisch terwijl de spieren aan de concave kant<br />

verkort en hypotoon zijn. In het geval van de thorax<br />

betekend dit dat de ribben aan de convexe kant<br />

gespreid worden en de ribben aan de concave kant<br />

Afb.21 mm.intercostales ext. en int.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 22 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

dichter bij elkaar komen te staan. Volgens de “Drehwinkelatmung” welke een<br />

therapiemethode is die door Katharina Schroth is ontwikkeld heeft men de mogelijkheid<br />

om via bepaalde ademhalingstechnieken de hypotonen intercostaalspieren te stimuleren<br />

en zo de scoliotische verkromming tegen te werken [8].<br />

andere spieren:<br />

Er zijn nog een hoeveelheid andere spieren die een directe of indirecte invloed op de<br />

wervelkolom en de <strong>scoliose</strong> hebben. Hierbij horen de m.latissimus dorsi, m.pectoralis<br />

major en minor, m.scaleni, m.romboideus, m.serratus de hamstings de abductoren en<br />

de adductoren van het onderbeen, de kuitspieren en andere.<br />

In principe zou men kunnen zeggen dat bijna elk spier van het lichaam een invloed op<br />

de <strong>scoliose</strong> kan hebben. Om een voorbeeld te geven, zou een verkorting van de<br />

adductoren tot een bekkenscheefstand of veranderingen van de voetspieren tot een<br />

foutieve stand van de voet leiden wat uiteindelijk de <strong>scoliose</strong> kan beïnvloeden. De boven<br />

uitgebreid beschreven spieren zijn die spieren die volgens onderzoeken de meest<br />

directe invloed op de curvatuur van de wervelkolom hebben en zijn om die redenen hier<br />

nader toegelicht.<br />

3.7.3 De fasciën<br />

Inleiding<br />

Het fasciesysteem is een groot orgaan dat van top tot teen door het lichaam heen loopt<br />

en alle losse organen, spieren, zenuwen, bloedvaten en botten omvat en met elkaar<br />

verbind tot een geheel. Verder zorgt de fascia voor steun en voor bescherming van al<br />

deze structuren en geeft structuur aan het lichaam (Als voorbeeld te noemen zijn o.a.:<br />

het longvlies, het beenvlies, de spierfascien etc. ). Om een link naar <strong>scoliose</strong> te leggen<br />

kan men zeggen dat de fascia een sturende functie tijdens het coordineren van<br />

spieractiviteiten hebben. Hierdoor kan via invloed op de fascia uit te oefenen een<br />

prikkeling van de onderliggende spier bewerkstelligt worden waardoor uiteindelijk de<br />

<strong>scoliose</strong> kan worden beïnvloed.<br />

Opbouw<br />

De fascie (lat. fascia) is een bijzonder bindweefsel opgebouwd uit twee soorten vezels:<br />

• 1. Collageen vezels (collageen) die zorgen voor stevigheid, steun en begrenzing.<br />

• 2. Elastische vezels (elastine) die zorgen voor bewegingsmogelijkheid, de<br />

flexibiliteit van het weefsel.<br />

In een gezonde situatie werken collageen en elastine als een soort twee-eenheid<br />

samen.<br />

Er zijn drie lagen fascia: onderhuidse fascia, diepliggende fascia, en verbindende fascia.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 23 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

• De onderhuidse fascie heeft als functie het vasthouden van lichaamsvet en<br />

water, en het geeft doorgang aan zenuwen en bloedvaten. In sommige delen van<br />

het lichaam omvat het spieren die de beweging van de huid toelaten.<br />

• De diepe fascie ligt dieper in het lichaam dan de onderhuidse fascie. Het maakt<br />

beweging van spieren mogelijk, en, net als bij de onderhuidse fascie, geeft het<br />

doorgang aan zenuwen en bloedvaten. Op sommige plaatsen in het lichaam<br />

verzorgt het bevestiging voor spieren en vangt het in enige mate schokken op.<br />

• De verbindende fascie ligt tussen de diepliggende fascie en de membranen die<br />

rond de lichaamsholten liggen. Het overbrugt de mogelijke ruimte tussen de<br />

diepe fascie en de membranen, het geeft flexibiliteit en maakt beweging van de<br />

interne organen mogelijk.<br />

Functie<br />

De fascia heeft verschillende functies t.o.v. het lichaam:<br />

• Steun- en draagfunctie<br />

• Beschermingsfunctie<br />

• Schokdemperfunctie<br />

• Rol in de hämodynamik<br />

• Afweerfunctie<br />

• Rol bij communicatie en uitwisseling<br />

• Biochemische functie<br />

Zoals verschillende onderzoeken aantonen speelt het bindweefsel een belangrijke rol<br />

voor de functionaliteit van het lichaam en daarmee voor de gezondheid [17].<br />

Het fasciesysteem is onlosmakelijk verbonden met het vaat- en zenuwstelsel<br />

(zie Afb. 22). Het is te zien als het dragende element. Tussen<br />

deze systemen is er sprake van een wederzijdse<br />

afhankelijkheid en een onverbrekelijke verbinding met de<br />

verschillende lichaamsstructuren. Het is de taak van het<br />

fasciesysteem dat het spierstelsel kan functioneren. De<br />

fascia waarborgen o.a. ook de stabiliteit en functionaliteit<br />

van de gewrichten. Het spierstelsel is te zien als de motor<br />

van de gewrichts- beweging maar deze wordt aangestuurd<br />

en gecoördineerd door de fasciale mechaniek.<br />

Via aponeurosen en ligamenten ondersteunt de fascie elke<br />

spier, elk gewricht en het vaat- zenuwstelsel. Ze dienen de<br />

spieren tegelijk als bevestiging en als aanzetpunt vanuit<br />

waar hij kracht kan zetten. Ze helpen tijdens controle van<br />

beweging, zowel tijdens uitvoering als ook tijdens<br />

coördinatie.<br />

Afb.22 fascia van de huid<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 24 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

De fascien zijn opmerkelijk vormbaar en kunnen zich voorgoed aan iedere belasting<br />

aanpassen. Hierdoor zijn ook de spieren in staat om hun anatomische vorm te houden.<br />

Dit worden de spierfascien genoemd. Deze zijn veel vaster en sterker. Omdat ze zich<br />

nauwelijks vervormen, vormen zij een stuttend ondersteuningsvlak voor de spieren.<br />

Hiernaast bevorderen zij de verschuifbaarheid van organen, spieren of spierbundels ten<br />

opzichte van elkaar en maken hun daarmee mogelijk zich aan vorm-, spannings- en<br />

bewegings-veranderingen aan te passen. Door deze samenhang speelt fascieweefsel<br />

een uiterst belangrijke rol in de informatie voorziening van het lichaam. In dit weefsel<br />

liggen o.a. zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor druk en rek. Een verstoring hierin heeft<br />

daarom invloed op het gehele lichaam.<br />

3.8 Therapievormen<br />

Inleiding:<br />

Zo veelvuldig de oorzaken voor <strong>scoliose</strong> zijn, zo veelvuldig zijn ook de<br />

verschillende therapiemogelijkheden. De keuze voor een behandeling is<br />

afhankelijk van een scala van factoren. In eerste instantie is de ernst van de<br />

verkromming bepalend. Bovendien wordt er gekeken naar de omvang van rotatie,<br />

de lokalisatie van de <strong>scoliose</strong> en de leeftijd van de patiënt. Bij lichte<br />

verkrommingen tot 30° worden in eerste instantie co nservatieve maatregelen<br />

geïndiceerd. Hier gaat het zowel om fysiotherapeutische behandelmethoden als<br />

ook om bracetherapie. In de literatuur verschillen de meningen over het aantal<br />

graden, en de meest geschikte behandeling. Zeker geldt ook hierbij dat elk<br />

patiënt individueel onderzocht moet worden om een goede diagnose en een<br />

passende behandeling te kunnen geven [8,12,13,16].<br />

De meest voorkomende gegevens spreken zich uit voor fysiotherapeutische<br />

maatregelen bij een verkromming vanaf 15° [8,12,13, 16].<br />

Een indicatie voor een bracetherapie wordt gezien bij een verkromming van 20 tot<br />

45°. (Hier wordt meestal ook aanvullend fysiotherap ie geïndiceerd.).<br />

Doorslaggevend is bovendien het type <strong>scoliose</strong>, of het een progressieve vorm is<br />

en of de patiënt zich nog in de groeifase bevindt.<br />

Er moet dus altijd individueel naar de patiënt gekeken worden.<br />

De meest voorkomende fysiotherapeutische behandelmethoden en de meest<br />

toegepaste braces worden later in een apart stuk toegelicht. (1.2)<br />

Naast het conservatieve bestaan er ook operatieve behandelmethoden. Bij falen<br />

van de conservatieve methoden of/en toename van de scoliotische bocht(en)<br />

boven de 45- 50° is operatieve behandeling gerechtv aardigd, zeker bij thorakale<br />

bochten.<br />

Ten allereerste staat hier natuurlijk ook de vraag centraal naar het type <strong>scoliose</strong><br />

en de leeftijd van de patiënt. Tegenwoordig zijn er twee benaderingen die onder<br />

punt 1.3 nader toegelicht worden.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 25 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Conservatieve therapievormen<br />

De mechanische werking van het conservatieve behandelprogram<br />

(korsetbehandeling, fysiotherapie of spierstimulatie) is afhankelijk van tot op<br />

heden onbekende factoren en uiteindelijk ook van de reactie van elk patiënt als<br />

individ [14,16]. De verschillende therapeutische benaderingen hebben tot doel de<br />

vorm van de wervelkolom te veranderen en ook een verandering in de<br />

spierstimulans te creëren. Uiteindelijk helpen zij mee bij de corrigerende<br />

adaptiemogelijkheden van botten en weke delen. Hierdoor ontstaat idealiter een<br />

gecoördineerde verandering van de houding van de wervelkolom, de spierbalans<br />

en ook een verandering m.b.t. de op de wervelkolom inwerkenden krachten.<br />

Korsetbehandeling<br />

Het redresserend korset is jarenlang gebruikt als dé behandelingsmethode. Het<br />

effect van de behandeling met een brace/ korset is bewezen [14]. Maar ondanks<br />

de theoretische onderbouwing van werkingsmechanismen wordt nog steeds<br />

getwijfeld aan de effectiviteit van bracetherapie. De Milwaukeebrace was één van<br />

de eerste ontwikkelde braces. Tegenwoordig worden nog uitsluitend braces<br />

gebruikt die niet verder reiken dan tot de schouders. Voorbeelden hiervoor zijn<br />

bijvoorbeeld de Boston- brace, de Cheneau- brace of de Wilmington- brace<br />

[14,16].<br />

Fysiotherapeutische behandelmethoden<br />

Binnen de fysiotherapie bestaan er veel verschillende therapievormen met even<br />

veel verschillende behandelbenaderingen.<br />

Diverse soorten oefeningen hebben op het lichaam diverse effecten: Sommige<br />

verbeteren de flexibiliteit, sommige zijn gericht op de componente kracht, andere<br />

op het verhogen van het fysische uithoudingsvermogen en weer andere op het<br />

cardiovasculaire prestatievermogen en het ademhalingssysteem.<br />

Navolgend worden de tegenwoordig het meest toegepaste therapievormen<br />

toegelicht. Besproken worden ‚die dreidimensionale Skoliosebehandlung nach<br />

Katharina Schroth ( Verfahren nach Lehnert- Schroth)‘, het ‚Klappsche Kriechen‘<br />

en het Vojta- principe.<br />

Dreidimensionale Skoliosebehandlung nach Katharina Schroth (Verfahren<br />

nach Lehnert- Schroth)<br />

Tegenwoordig is het “Verfahren nach Lehnert- Schroth” de meest toegepaste<br />

therapie bij <strong>scoliose</strong>. Het wordt binnen de literatuur zowel bij kleine als bij grotere<br />

idiopathische <strong>scoliose</strong>n en bij congenitalen, myogenen en neurogenen <strong>scoliose</strong>n<br />

als een effectieve behandelmethode gezien [8,16].<br />

De driedimensionale <strong>scoliose</strong>behandeling na Schroth werd van Katharina Schroth<br />

tussen 1910 en 1920 ontwikkeld en vanaf 1921 succesvol in haar eigen instituut<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 26 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

aan patiënten toegepast. Zij ontwikkelde een specifiek corrigerend mechanisme<br />

en een corrigerende ademhaling, welke zij “Drehwinkelatmung” noemde. De<br />

hoofdgedachte achter deze behandelstrategie was om de <strong>scoliose</strong> d.m.v. een<br />

verandering in het lichaamsgevoel te beïnvloeden.<br />

Haar idee was om door middel van een maximaal mogelijk, actieve oprichting een<br />

houdingsgevoel te creëren wat uiteindelijk in de ADL –situatie<br />

krommingbevorderend gedrag zou vermijden. Het scoliotische vervormingsproces<br />

leidt tot een morfologische verandering van de thorax (convexiteit en concaviteit)<br />

wat uiteindelijk tot een veranderd adempatroon lijdt. Bovendien lijdt dit<br />

vervormingsproces tot een disbalans van de rompspieren inclusief de<br />

ademhalingsspieren waardoor spieren hyper- en hypotoon worden.<br />

Het resultaat van deze morfologisch en functioneel- musculaire disbalans zijn<br />

veranderingen in de ademmechaniek en de ontstaan van asymmetrische<br />

krachtverdeling in de spieren waardoor wederom de ontwikkeling van de<br />

deformiteit begunstigd wordt.<br />

De “Drehwinkelatmung” volgens Schroth [8] zal aan de ene kant een corrigerend<br />

effect op het scoliotisch adempatroon uitoefenen en aan de andere kant via de<br />

lange ribbenheffer ("Rippenhebel") een correctie van de posturale componente<br />

van de <strong>scoliose</strong> bewerkstelligen.<br />

K.Schroth maakt gebruikt van 5 klassieke correctieprincipes:<br />

• Elongatie<br />

• Deflexie<br />

• Derotatie<br />

• Fascilitatie en<br />

• Stabilisatie<br />

Het gaat dus om actieve houdingscorrectie van wervelkolom en borstkas<br />

rekening houdend met alle scoliotische verkrommingen, een verandering van het<br />

houdingsgevoel d.m.v.zelfstandige herhaling van de houdingscorrectie, reflektoire<br />

activering van de corrigerende houdingsmusculatuur en submaximale spanning<br />

van de houdingsmusculatuur in optimaler correctie en om ondersteuning van de<br />

houdingscorrectie d.m.v. corrigerende ademhaling.<br />

‚Klappsches Kriechen‘<br />

Rudolf Klapp (1873-1949), een Duitse chirurg, ontwikkelde een actieve <strong>scoliose</strong><br />

therapie in horizontale positie. Dit concludeerde hij vanuit zijn observaties die hij<br />

bij zoogdieren (viervoeters) heeft gemaakt. Bij hen zijn er geen scoliotische<br />

verkrommingen te vinden. Verder beschrijft hij dat de mens tijdens de fylogenese<br />

een ontwikkeling vanuit een horizontale in een verticale positie heeft doorlopen<br />

waardoor veranderingen in de wervelkolom, de thorax, organen van de thorax,<br />

abdominale organen, het vaat- en zenuwstelsel kunnen ontstaan.<br />

Naar zijn mening heeft de mens een immense fylogenetische ontwikkeling<br />

doorlopen welke niet altijd voordelig was geweest [18].<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 27 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Naar aanleiding van boven genoemde gedachten ontwikkelde Klapp zijn<br />

therapieconcept.<br />

De hoofdgedachten waren:<br />

• Het 3- dimensionaal mobiliseren van de wervelkolom, waardoor<br />

misvormen gecorrigeerd worden<br />

• Het trainen van kracht en coördinatie<br />

• Het versterken en stabiliseren van de wervelkolom aanliggende<br />

gewrichten<br />

• Het uitlokken van ‘Körperstellreflexen’<br />

• Het extenderen van de wervelkolom<br />

• Het ontlasten van de wervelkolom tijdens het kruipen<br />

• Rekken van weken delen en verkorte musculatuur<br />

Oefeningen:<br />

Ten eerste gebeurde de ‘aktieve Mobilisation’ (zie Afb.23) van de thorax en de<br />

wervelkolom door middel van intensieve specifieke<br />

oefeningen om de voorwaarde voor de correctie te<br />

scheppen. Door de mobilisatie van de thorax zullen<br />

de thoraxorgane meer ruimte en beweging krijgen.<br />

In het tweede deel van de oefening staan in het<br />

kader van de ‘Korrektur’ de begrippen<br />

‘Umkrümmung’ en ‘Überkorrektur’ centraal .<br />

Bij een scoliotische wervelkolom zullen de bochten<br />

‘umgekrümmt’ worden. Dit betekent dat Klapp bij<br />

een rechts convexe kromming temporaal naar een<br />

links convexe kromming streefde en anders om.<br />

Om dit te bereiken heeft Klapp de zo genoemde<br />

‘Kreuzgang’(bij een C- <strong>scoliose</strong>) resp. de ‘Passgang’<br />

(bij een S-<strong>scoliose</strong>) bedacht. (zie Afb.23)<br />

Afb.24 Kräftigung<br />

Afb.23 aktieve<br />

mobilisatie<br />

De kromming naar de andere (niet scoliotische) kant hopte<br />

hij door middel van de door arm- en been beweging i<br />

initieerde doorsturing van de beweging naar de<br />

wervelkolom toe, te verkrijgen, vooral in het frontale vlak.<br />

Het derde deel van het Klappsche concept betreft de<br />

‘Kräftigung’ (zie Afb.24). Hiervoor heeft hij gebruik<br />

gemaakt van ‘Aufbäumübungen’. De uitgangspositie<br />

voor deze oefening is vanuit buiklig op een bank met<br />

overhang van de romp of de onderste extremiteiten.<br />

Vanuit deze positie werd de romp/onderste<br />

extremiteiten tegen de zwaartekracht in opgetild en<br />

gehouden.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 28 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

In de literatuur lopen de meningen over het effect uiteen. Tegenstanders van het<br />

Klappsche Kruipen vrezen o.a.een toename van de tegenkromming een<br />

(hyper)-mobilisatie van de wervelkolom [16].<br />

Hierbij sluit ook de mening van Kendall aan. Hij is van mening dat de <strong>scoliose</strong> een klacht<br />

is die op asymmetrie berust. Om de symmetrie te herstellen, moet men asymmetrische<br />

oefeningen gebruiken in combinatie met de juiste steunmiddelen. Het rekken van<br />

verkorte spieren is gewenst, maar lenigheid van de wervelkolom als geheel niet.<br />

Voijta- principe<br />

In de jaren 50 begon Vaclav Vojta met de ontwikkeling van de<br />

ontwikkelingskinesiologische behandeling van spastische kinderen. In 1976 werd<br />

de indicatie ter behandeling naar het Vojta principe uitgebreid en sindsdien ook<br />

ter behandeling van <strong>scoliose</strong> problematiek toegepast.<br />

Het doel van de therapie is de automatische sturing van de lichaamshouding, het<br />

vermogen van de extremiteiten tot stutten en de hiervoor benodigde coördinatie<br />

van de spieractiviteit.<br />

“De ideale psychomotorische ontwikkeling, de houdingsreacties en het normale<br />

neurologische onderzoek en zijn neurofysiologische behandelmethode zijn de<br />

drie zuilen, die gezamenlijk het “Vojta Principe” vormen.”<br />

Het Vojta- principe is naar aanleiding van de literatuur het meest effectief bij<br />

neurogeene en ideopathische <strong>scoliose</strong>n met een Cobb winkel onder de 20° [16].<br />

Afsluitend blijft te zeggen dat dit maar drie methodes zijn binnen de <strong>scoliose</strong><br />

behandeling. Andere principes zijn bijvoorbeeld het systeem van Gocht- Gessner,<br />

Niederhöffer, Brügger, Klein-Vogelbach, Kabat (PNF) en de E- techniek van<br />

Hanke maar deze werden minder vaak toegepast.<br />

Effectiviteit van fysiotherapeutische behandeling<br />

Binnen de literatuur bestaat er een grote discussie over het effect van<br />

fysiotherapie bij <strong>scoliose</strong> problematiek. Er bestaan publicaties die zich tegen het<br />

effect van fysiotherapie uitspreken en er bestaan publicaties die door middel van<br />

onderzoeken bewezen hebben dat fysiotherapie wel effectief is [16]. De medisch-<br />

wetenschapelijke literatuur van het afgelopen eeuw bevat enkele voorlopige<br />

onderzoeken en case studies waaruit kan worden geconcludeerd dat<br />

fysiotherapeutische methoden een positief effect op het beloop van<br />

wervelkolomdeformiteiten hebben [16]. Zo publiceerden Maruyama et al (2002)<br />

een artikel waarin geconcludeerd werd dat ‘side-shift- oefeningen’ de scoliotische<br />

progredienz bij jongeren kunnen stabiliseren. Een andere publicatie werd<br />

gepubliceerd door Harington (1979). Hij concludeerde dat <strong>scoliose</strong> het resultaat<br />

van verkeerde beweging en houding kan zijn en door middel van uitschakeling<br />

van deze verkeerde houding gecorrigeerd kan worden. Nieuwe studies steunen<br />

op deze wetenschappelijke these van Harrington en publiceerden vervolgstudies.<br />

Hierin kwam naar voren dat een structurele deformiteit van de wervelkolom<br />

reversibel is, zodra de asymmetrische compressie van de wervelstructuren voor<br />

de voltooiing van de groeifase word ongedaan gemaakt [16].<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 29 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Concludent bewijs voor de betekenis van fyiotherapie ten aanzien van de<br />

verbetering van een deformiteit is de pilotstudie van Dickson en Leatherman die<br />

een significante effect bij structurele <strong>scoliose</strong>n aan tonen. Dientengevolge heeft<br />

een 8- daagse oefenprogramma onder fysiotherapeutischer begeleiding een<br />

significante verbetering ten opzichte van de mobiliteit en de oprichting van de<br />

wervelkolom [16]. Andere onderzoeken die het effect van de therapie van Schroth<br />

willen onderzoeken steunen zich op een onderzoek van Stone et al. (1979)<br />

waardoor aangetoond wordt dat een behandeling volgens Schroth gepaard gaat<br />

met een significante verbetering van de mobilisatie en vitale capaciteit [16].<br />

Het wordt binnen de literatuur zowel bij kleine als bij grotere idiopathische<br />

<strong>scoliose</strong>n en bij congenitalen, myogenen en neurogenen <strong>scoliose</strong>n als een<br />

effectieve behandelmethode gezien [8,16]. Tegenwoordig wordt de Schroth<br />

therapie aangevuld met ontwikkelingskinesiologische behandelingen die geen<br />

lange historie hebben maar wel een wetenschappelijk onderbouwd effect kunnen<br />

aantonen [16].<br />

Hiernaast is er een opmerkelijk bestand met betrekking tot klinische<br />

onderzoeken, die met de hypothese overeenkomt dat het toepassen van speciale<br />

oefenprogrammas een significant bijdrage kan leveren ten aanzien van de<br />

progressiviteit van <strong>scoliose</strong>s bij kinderen en volwassen [16].<br />

Afsluitend blijft te zeggen dat voor de toekomst door middel van multidisciplinaire<br />

research zonder professionele interesseconflicten hier nog nader onderzoek na<br />

gedaan moet worden [16].<br />

Operatieve behandelmethoden<br />

Tijdens een operatieve correctie van de scoliotische wervelkolom wordt tegenwoordig<br />

vrijwel altijd gebruik gemaakt van instrumentatie (metalen, schroeven, staven, etc.). Het<br />

‘recht zetten’ van de scoliotische curve gebeurd door een distractie of een uitzetting van<br />

de concave en een gezamenlijke kompressie van de convexe curve. Nieuwere<br />

methodes wenden aanvullend rotatiekrachten aan ter correctie van de wervelkolom.<br />

Afb. 25 : ventrale correcties in het<br />

thoracale traject<br />

Er zijn twee benaderingen die over het<br />

algemeen tijdens een chirurgische correctie van<br />

de wervelkolom toegepast worden. De dorsale<br />

en de ventrale benadering. “De dorsale<br />

benadering is de oudste en meest gebruikte ze<br />

word ontwikkeld door Harrington in 1962 (zie<br />

Afb.25). Hierbij wordt een rechte staaf in de in de<br />

wervelkolom ingepast. “Tevens werd botweefsel<br />

achtergelaten om uiteindelijk een dorsale<br />

spondylodese te verkrijgen. Na enige manden<br />

kan dan sprake zijn van een stabilisatie van de<br />

gecorrigeerde curve door middel van een<br />

benige fusie. Deze techniek geeft uitsluitend<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 30 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

een goede correctie van de zijdelingse curve van de <strong>scoliose</strong>.”<br />

Torsie van de ventrale wervellichamen blijft moeilijk te<br />

corrigeren via een dorsale benadering. “De andere,<br />

ventrale, benadering is ontwikkeld door Dywer en door<br />

Zielke in 1969 (zie Afb.26). Hierbij wordt de <strong>scoliose</strong><br />

benaderd via de convexe zijde en worden de disci<br />

verwijderd. De individuele wervellichamen worden bij de<br />

verschillende instrumentatiesystemen naar elkaar<br />

toegebracht en gefixeerd. Deze techniek is voornamelijk<br />

geschikt voor thoracolumbale of lumbalen trajecten.<br />

Aangezien bij deze methoden de correctie aan de<br />

ventrale zijde wordt aangebracht is hier wel reëel sprake<br />

van een correctie van de van de opgetreden rotatie.”<br />

Afb. 26: rechtsconvexe<br />

thoracale <strong>scoliose</strong><br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 31 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4 Methode en techniek van het onderzoek<br />

Binnen dit hoofdstuk vindt een beschrijving van de gekozen methode en de opbouw<br />

van het onderzoek plaats. Hiernaast worden de gekozen patiëntenpopulatie, de<br />

gekozen tape interventies en de verschillende meetmomenten uitgeleggd. Aansluitend<br />

wordt het gebruikte meetinstrument kort toegelicht en de resultaten gepresenteerd.<br />

4.1 Inleiding:<br />

Bij een <strong>scoliose</strong> kunnen meerdere pathologien en oorzaken ten grondslag liggen. Omdat<br />

spieren altijd aan het proces van een <strong>scoliose</strong> betroken zijn zou in principe elk <strong>scoliose</strong><br />

in aanmerking kunnen komen voor een behandeling met medical tape. De reden voor<br />

de gekozen patiëntenpopulatie in dit onderzoek zijn vierdelig. Ten eerste zou het<br />

betrekken van alle types <strong>scoliose</strong> qua vertoon te tijdintensief zijn. Aangezien het feit dat<br />

de idiopathische <strong>scoliose</strong> tussen de 75 en 85% uitmaakt blijkt het logisch dat aan deze<br />

populatiegroep bijzonder aandacht wordt besteed. Ten derde wordt bij het habituele<br />

type een duidelijke effect verwacht omdat dit type <strong>scoliose</strong> een puur musculaire oorzaak<br />

heeft.<br />

Als vierde reden is er voor gekozen om patiënten binnen de groeispurt te onderzoeken<br />

omdat binnen deze patiëntengroep de scoliotische veranderingen nog niet compleet<br />

structureel zijn en verwacht wordt dat het te bereikende effect het grootst is.<br />

4.2 Patiëntenpopulatie<br />

Er zijn vier patiënten met een ideopathische <strong>scoliose</strong> geïncludeerd in de studie.<br />

De patiënten, die onder behandeling zijn van Dr. Derksen (orthopeed uit Kleef)<br />

worden door hem geselecteerd en gevraagd om deelname aan het onderzoek.<br />

4.2.1 In- en exclusiecriteria<br />

De deelnemers moeten aan het onderzoek moeten voldoen aan volgende<br />

voorwaarden<br />

Inclusiecriteria:<br />

Leeftijd van 0 tot einde groeispurt<br />

Idiopathische <strong>scoliose</strong><br />

Habituele <strong>scoliose</strong><br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 32 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Exclusiecriteria:<br />

4.3 Methode<br />

Pleisterallergie<br />

Wonden in het toepassingsgebied<br />

Afwezigheid van ziekte volgens de definitie van de WHO 2006 (uitzondering<br />

idiopathische en habituele <strong>scoliose</strong>)<br />

Alle anderen vormen van <strong>scoliose</strong><br />

Tijdens de onderzoeksfase mogen de patiënten niet in andere<br />

fysiotherapeutische behandeling zijn<br />

Tijdens de onderzoeksfase mogen de patiënten geen ziekte hebben die<br />

invloed heeft op het algemeen onwelzijn en de houding<br />

4.3.1 Theorie tapetechnieken<br />

Scoliose is een ziekte die op asymmetrie en musculaire dysbalance berust. Om<br />

de symmetrie te herstellen moet men gebruik maken van asymmetrische<br />

therapiemethodes [5].<br />

Door middel van spier- en fascietapes wordt onderzocht in hoeverre de spieren<br />

en hierdoor uiteindelijk de <strong>scoliose</strong> is te beïnvloeden.<br />

Zoals in Hoofdstuk 3.7 al toegelicht zijn de spieren aan de convexe kant van de<br />

<strong>scoliose</strong> hypertoon en verlengd en aan de concave kant hypotoon en verkort.<br />

Door middel van een spiertape wordt geprobeerd invloed uit te oefenen op de<br />

spiertonus. Hier is het de bedoeling de hypertone spiergroepen die steeds meer<br />

verlengen en dreigen insufficient te raken, een stimulus te bieden om deze<br />

verlenging tegen te werken.<br />

Naast een spiertape wordt er tijdens deze onderzoek gebruik gemaakt van een<br />

fascietape.<br />

Door middel van de fascietape wordt een extra stimulus op de daaronder<br />

liggende spiergroepen uitgeoefend. Voor nader uitleg zie Hoofdstuk 3.8 .<br />

4.4 Design<br />

4.4.1 Meetmomenten<br />

De metingen vinden in de orthopedische praktijk van Dr.Derksen/Dr. Althoff in<br />

Kleef plaats. Het onderzoek houd voor 4 patiënten meerdere metingen in die op<br />

één dag plaats vinden. Per patiënt is er in totaal 1h tijd om het<br />

onderzoeksprocedure uit te voeren. Daarnaast wordt een week later opnieuw<br />

gemeten met het verzoek het tape één week te laten zitten. De reden hiervoor is<br />

om een uitspraak te kunnen maken over het effect op de duur gezien.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 33 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Voorafgaand aan de nulmeting vindt een informerend gesprek plaats. Hiernaast<br />

is er een korte anamnese afgenomen waarin eventuele contra-indicaties<br />

achterhaald worden. Informatiebrief en toestemmingsbrief zijn in de bijlage<br />

opgenomen (zie bijlage 3). Aansluitend vind een fysiotherapeutische, lichamelijke<br />

onderzoek plaats waar het om het opsporen van asymmetrie ging. Deze bestaat<br />

uit een inspectie, de buktest, spierlengtetesten en testen voor de bewegelijkheid<br />

van de wervelkolom.<br />

Hierop volgdt een eerste nulmeting (T0). Van de uit de nulmeting verkregen<br />

waardes dienen de oppervlakterotatie, de zij- en de loodafwijking als middel ter<br />

beslisvorming . Naar aanleiding van deze en de gegevens uit het lichamelijke<br />

onderzoek worden er conclusie getrokken nadien aanleiding men een keuze voor<br />

de te tapen spiergroepen maakt. De tape wordt aangelegd en het effect door<br />

middel van het meetinstrument gecontroleerd. Het vindt dus na elk meting weer<br />

een nieuw beslismoment plaats waarin na aanleiding van de nieuwe waarden<br />

weer conclusies getrokken worden.<br />

Voor het begrip van de onder opgenoemde interventies wordt verwezen naar HF<br />

3.6 ‘anatomie van de <strong>scoliose</strong>’.<br />

Na de analyse van de eerste meting (T1) wordt per patiënt individueel gekeken<br />

naar welke spiergroepen een corrigerend effect zouden kunnen hebben. Op<br />

grond van deze beredenaties worden er verdere tapes gezet en door middel van<br />

het meetinstrument zichtbaar gemaakt. Het aantal meetmomenten kan dus<br />

binnen de onderzoeksperiode per patiënt verschillen(T2- T?).<br />

Uiteindelijk is ervoor gekozen om het laatste tape te laten zitten. Een week later<br />

vind een nameting plaats waar nog een keer het effect van het tape op de<br />

<strong>scoliose</strong> word gemeten.<br />

Om een inzicht over de meetresultaten te verkrijgen worden deze na de<br />

gegevens uit het fysiotherapeutische onderzoek in tabellarische vorm<br />

gepresenteerd.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 34 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4.5 Meetinstrument<br />

Het meetinstrument dat is gebruikt tijdens het onderzoek is de Diers formetric 4D (zie.<br />

Afb. 27). Dit apparaat wordt voor het onderzoek door Dr. Derksen ter beschikking<br />

gesteld. De meetmethode formetric is wereldwijd het meest toegepaste systeem<br />

gebruikt bij optische, driedimensionale houding- en wervelkolomanalyses.<br />

Afb.27 Diers Formetric 4 D<br />

4.5.1 Uitleg onderzoeksparameter<br />

Deze meetmethode maakt een stralingsvrije,<br />

dynamische meting van de rug en een<br />

reconstructie van de wervelkolom mogelijk,<br />

waarbij een hoge meetnauwkeurigheid<br />

gegarandeerd wordt.<br />

Om werveldeformiteiten uit te sluiten wordt er<br />

aanvullend gebruik gemaakt van röntgenfoto’s.<br />

In het algemeen wordt het toestel gebruikt om<br />

de vorm van oppervlakken te reconstrueren op<br />

basis van een lijnenraster dat op het oppervlak<br />

wordt geprojecteerd en waarvan de vervorming<br />

wordt opgemeten.<br />

Als referentiepunten gebruikt het apparaat<br />

anatomische oriëntatiepunten zoals de vertebra<br />

prominens (C7), de bilnaad en beide SIPS.<br />

Met de Formetric 4D kunnen volgende uitkomstwaarden bestemd worden:<br />

Beenlengtecorrectie:<br />

hiermee is het mogelijk om d.m.v. een links- of rechtzijdige verhoging een<br />

beenlengtecorrectie te bereiken en zo de <strong>scoliose</strong> te beïnvloeden<br />

Hielverhoging links/ rechts (in mm):<br />

hiermee kan invloed op de kyphose en lordose uitgeoefend worden<br />

Buitenrandverhoging links/ rechts:<br />

hiermee kan d.m.v. statische correctie invloed op de <strong>scoliose</strong> uitgeoefend<br />

worden (in mm)<br />

Romplengte VP-DM:*<br />

lengte van de romp (in mm) gemeten van VP tot de DM.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 35 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Afstand DL-DR:*<br />

afstand tussen rechte en linke SIPS (in mm).<br />

Loodafwijking VP- DM:*<br />

de lateraaldeviatie (in mm) van de VP * bekeken vanuit het orientatiepunt DM*<br />

Bekkenhoogstand DL- DR:*<br />

de bekkenhoogte tussen de linke en de rechte SIPS (in mm)<br />

Bekkentorsie DL- DR:*<br />

de bekkenverdraaiing gemeten tussen linke en rechte SIPS (in °)<br />

Oppervlakterotatie (rms:*)<br />

gemiddelde rotatie van de processi spinosi (in °)<br />

Oppervlakterotatie (max):<br />

maximale rotatie van de processi spinosi (in °)<br />

Zijafwijking VP- DM (rms*):<br />

gemiddelde kwadratische deviatie van de middellijn van de wervelkolom<br />

tussen de punten VP en DM in mm. *<br />

Zijafwijking VP- DM (max):<br />

maximale deviatie (in mm) van de middellijn van de wervelkolom bekeken<br />

vanuit de apex* .<br />

Positieve en negatieve waardes symboliseren en rechts- resp. links afwijking uit de<br />

symmetrielijn. Een negatieve waarde staat voor een afwijking naar links en een<br />

positieve waarde voor een afwijking naar rechts t.o.v. de symmetrielijn.<br />

*Afkortingen:<br />

DL= dimple left; linke SIPS<br />

DR= dimple right; rechte SIPS<br />

DM= dimple mid; het middelpunt van beide SIPS<br />

VP= vertebra prominens<br />

VP-DM= vertebra prominens in het midden van beide SIPS<br />

RMS= statistische methode ter bestemming van de gemiddelde waarde<br />

(engl.: Root Mean Square)<br />

Apex= Die wervellichaam die in de midden tussen de twee meest gekanteld<br />

wervellichaamen ligt. De Apexwervel ligt het diepst in de <strong>scoliose</strong>.<br />

4.5.2 Informed consent<br />

De patiënten worden binnen de betreffende praktijk benaderd en uitgebreid<br />

geïnformeerd over de inhoud van het onderzoek. Zij geven hun toestemming aan het<br />

onderzoek mee te doen door een bewijs van toestemming te ondertekenen.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 36 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4.6 Resultaten<br />

4.6.1 Inleiding<br />

In onderstaande paragraaf zijn de resultaten van de meetingen per patiënt weer<br />

gegeven. De resultaten zijn in de onderstaande tabel weergegeven, daarna worden de<br />

resultaten per proefpersoon nader toegelicht.<br />

De interpretaties van de afzonderlijke meetmomenten en de explicaties voor de gekozen<br />

interventies zijn terug te vinden in de bijlage (zie bijlage 1). Hier zijn ook de fotos van de<br />

rasterstereografie terug te vinden (zie bijlage 2).<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 37 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4.6.2 Patiënt 1<br />

Persoonlijke gegevens:<br />

• leeftijd: 17<br />

• geslacht: mannelijk<br />

Medische data:<br />

• Type <strong>scoliose</strong>: Infantiele, ideopathische <strong>scoliose</strong><br />

• Datum éérste vaststelling: 8 e levensmaand<br />

• Cobbhoek: 30° L1-Th5<br />

Fysiotherapeutisch onderzoek:<br />

• Bijzonderheden: linker iliopsoas licht verkort<br />

Oppervlakken-<br />

rotatie (rms in °)<br />

Oppervlakken-<br />

rotatie (max in °)<br />

Zijafwijking VPDM<br />

(rms in mm)<br />

Zijafwijking VPDM<br />

(max in mm)<br />

loodafwijking<br />

VP-DM (in mm)<br />

bekkentorsie<br />

DL-DR (in °)<br />

bekkenhoogstand<br />

( in mm)<br />

T0 T1 T2 T3<br />

Metingen<br />

T4 T5 T6 T7 T8<br />

1 2 8 2 11 2<br />

2 5 -17 3 -20 4 -20<br />

26<br />

40<br />

-3<br />

-3<br />

3<br />

22<br />

31 61 34 66 34 62 39 46<br />

50<br />

34 21 40 24 37 25<br />

33 26 33 27<br />

11 2 4<br />

32 14 24<br />

-3 0 3 1 -1 1 -1<br />

-3 -8<br />

2 0 0 0 0 0 3 0<br />

Tabel 1: Overzichtstabel verkregen meetwaarden van Diers formetric 4D<br />

T0 = *nulmeting* (geen tape)<br />

T1 = m.iliopsoas, li<br />

T2 = m.erector spinae, re (thoracolumbaal) + mm.intercostales, li<br />

T3 = m.erector spinae, re (thoracolumbaal)<br />

T4 = m.obliquus internus, li + m.obliquus externus re<br />

T5 = m.obliquus externus, re<br />

T6 = m.obliquus externus, re + m.erector spinae, re (thoracolumbaal)<br />

T7 = *eindmeting* m.obliquus externus, re + m.obliquus internus, re<br />

T8 = *nameting* (tapeinterventie uit T7 na een week)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 38 -<br />

28<br />

2


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Interpretatie:<br />

Bij de vergelijking van de meetingen onderling komt naar voren dat de tapes wel<br />

een duidelijk effect op de verschillende componenten van de <strong>scoliose</strong> hebben<br />

gehad. Het is te zien dat alle parameters door middel van de verschillende tape<br />

interventies beïnvloed kunnen worden. De effecten zijn door de tape interventies<br />

maar moeilijk stuurbar waardoor er naast de positive effecten tegelijk ook<br />

onbedoelde negatieve effecten optraden.<br />

In de tabel is te zien dat de meest positive invloeden van de tapes bij de<br />

bekkentorsie en de bekkenhoogstand zijn te vermelden. Met betrekking tot de<br />

overige parameters kan vermeld worden dat de invloed van de tapes óf een<br />

overcorrigerende effect óf een verergernde effect op de <strong>scoliose</strong> van de patiënt<br />

hadden.<br />

In vergelijking met de eindmeting (T7) kan men in de nameting zien dat bijna alle<br />

parameters een progressieve stijging vertonen waardoor de uitslagen in dit geval<br />

een verergering laten zien. Hieruit zou kunnen geconcludeerd worden dat het<br />

effect van het tape in de loop der tijd een progressie vertoond.<br />

Afsluitend kan men stellen dat het natuurlijke evenwicht van het lichaam van de<br />

patiënt zoals het in de nulmeting is te zien in totaal de beste uitslag bereikte. Het<br />

was in dit geval dus niet mogelijk via Medical Taping een duidelijk correctie van<br />

de <strong>scoliose</strong> te bereiken.<br />

Omdat er wel een duidelijke invloed van de tape op de <strong>scoliose</strong> te herkennen is,<br />

is het de vraag of het mogelijk is om door middel van een andere tape combinatie<br />

uiteindelijk een beter effect te kunnen bereiken. Hier moet nog verder onderzoek<br />

naar gedaan worden.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 39 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4.6.3 Patiënt 2<br />

Persoonlijke gegevens:<br />

• leeftijd: 15<br />

• geslacht: vrouwelijk<br />

Medische data:<br />

• Type <strong>scoliose</strong>: Juvenile, ideopathische <strong>scoliose</strong><br />

• Datum éérste vaststelling: sinds 2000<br />

• Cobbhoek: 23° L4- Th11<br />

Fysiotherapeutisch onderzoek:<br />

• Bijzonderheden: linker iliopsoas licht verkort en drukgevoelig, mobiliteit lumbale<br />

wervelkolom (L3,L4) beperkt (veringstest)<br />

Oppervlakken-<br />

rotatie (rms in °)<br />

Oppervlakken-<br />

rotatie (max in °)<br />

Zijafwijking VPDM<br />

(rms in mm)<br />

Zijafwijking VPDM<br />

(max in mm)<br />

loodafwijking<br />

VP-DM (in mm)<br />

bekkentorsie<br />

DL-DR (in °)<br />

bekkenhoogstand<br />

( in mm)<br />

T0 T1<br />

Metingen<br />

T2 T3 T4<br />

2 3 2 3 4<br />

5 6 3<br />

8<br />

-13 -9 -16<br />

-25 -20 -14<br />

-1 0 -2<br />

-3<br />

5 9<br />

0 9<br />

6 7<br />

9 9<br />

-17 -14<br />

-19 -16<br />

0 1<br />

-5 1<br />

Tabel 2: Overzichtstabel verkregen meetwaarden van Diers formetric 4D<br />

T0 = *nulmeting* (geen tape)<br />

T1 = m. iliopsoas links<br />

T2 = m. iliopsoas links + m.rectus obliquus externus links<br />

T3 = *eindmeeting* m. iliopsoas,li + m. obliquus externus, li + m. erector spinae, re<br />

(hoog thoracaal) + m. erector spinae, li (thoraco-lumbaal)<br />

T4 = *nameting* (tapeinterventie uit T3 na een week)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 40 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Interpretatie:<br />

Bij de vergelijking van de meetingen onderling komt na voren dat de tapes een minder<br />

duidelijk effect op de verschillende componenten van de <strong>scoliose</strong> hebben gehad dan bij<br />

pattient 1. Ook hier is te herkennen dat alle parameters door middel van de<br />

verschillende tapeinterventies beinvloed kunnen worden en de effecten door de<br />

tapeinterventies moeilijk stuurbar zijn. Naast de positive effecten traden ook hier<br />

onbedoelde negatieve effecten op.<br />

De meest positive invloed van de tapes konden bij de loodafwijking worden vermeld.<br />

Met betrekking tot de residuaire parameters kan vermeld worden dat de invloed van de<br />

tapes in sommige gevallen licht verbeteringen opriep maar in de meeste gevallen een<br />

verergering van de <strong>scoliose</strong> bewerkte.<br />

In vergelijking met de eindmeting (T3) kan men in de nameting herkennen dat de<br />

parameter loodafwijking een progressieve verbetering vertoont terwijl de andere<br />

parameters bijna geen verandering lieten zien.<br />

Afsluitend is te zeggen dat het natuurlijke evenwicht van het lichaam van de patient<br />

zoals het in de nulmeting is te zien in totaal de beste uitslag bereikte. Het was dus ook<br />

in dit geval niet mogelijk via Medical Taping een duidelijk correctie van de <strong>scoliose</strong> te<br />

bereiken.<br />

Omdat er ook in dit geval een invloed van de tape op de <strong>scoliose</strong> te herkennen is, is het<br />

de vraag of het mogelijk is om door middel van een andere tape combinatie uiteindelijk<br />

een beter effect te bereiken. Hier moet nog verder onderzoek na gedaan worden.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 41 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

4.6.4 Patiënt 3<br />

Persoonlijke gegevens:<br />

• leeftijd: 18<br />

• geslacht: vrouwelijk<br />

Medische data:<br />

• Type <strong>scoliose</strong>: Juvenile, ideopathische <strong>scoliose</strong><br />

• Datum éérste vaststelling: sinds 1999<br />

• Cobbhoek: 10° L2- Th7<br />

Fysiotherapeutisch onderzoek:<br />

• Bijzonderheden: verminderde bewegelijkheid CTO, leposome lichaamsbouw, afgevlakte<br />

lordose, geringe kyphose<br />

Persoonlijke gegevens<br />

Oppervlakken-<br />

rotatie (rms in °)<br />

Oppervlakken-<br />

rotatie (max in °)<br />

Zijafwijking VPDM<br />

(rms in mm)<br />

Zijafwijking VPDM<br />

(max in mm)<br />

loodafwijking<br />

VP-DM (in mm)<br />

bekkentorsie<br />

DL-DR (in °)<br />

bekkenhoogstand<br />

( in mm)<br />

T0 T1<br />

Metingen<br />

T2 T3 T4<br />

2 2 1 1 3<br />

5 -3 3 4 9<br />

3<br />

5 -6 3<br />

-10 -1 -8<br />

1 2 1 2 1<br />

5<br />

4 2<br />

6 5<br />

9 8<br />

-11 1<br />

2 2 6 0<br />

Tabel 3: Overzichtstabel verkregen meetwaarden van Diers formetric 4D<br />

T0 = *nulmeting* (geen tape)<br />

T1 = m. erector spinae, re (thoracaal)<br />

T2 = m. erector spinae, re (thoracaal) + m. errector spinae, li (thoraco-lumbaal)<br />

T3 = *eindmeeting* m.erector spinae, re (thoracaal), + m.erector spinae, li (thoraco-lumbaal)<br />

m. trapezius descendens, re en li (detoniserend)<br />

T4 = *nameting* (tapeinterventie uit T3 na een week)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 42 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Interpretatie<br />

Bij de vergelijking van de meetingen onderling komt ook hier na voren dat de<br />

tapes wel een duidelijk effect op de verschillende componenten van de <strong>scoliose</strong><br />

hebben gehad. Het is ook hier te herkennen dat alle parameters door middel van<br />

de verschillende tapeinterventies beinvloed kunnen worden. De effecten zijn ook<br />

hier door de tapeinterventies maar moeilijk stuurbar waardoor er naast de positive<br />

effecten tegelijk ook onbedoelde negatieve effecten optraden.<br />

In de tabel is te herkennen dat de meest positive invloeden van de tapes op de<br />

loodafwijking en het bekkenhoogtestand zijn te vermelden. Met betrekking tot de<br />

residuaire parameters kan vermeld worden dat de invloed van de tapes<br />

wisselvallig waren er maar tenminst in T1 en T2 best positive verbeteringen aan<br />

te tonen zijn.<br />

In vergelijking met de eindmeting (T7) kan men in de nameting herkennen dat<br />

vooral de loodafwijking en de bekkenhoogtestand een verbetering vertonen terwijl<br />

de rotaties zelfs een verergering en alle andere parameters geen aanzienlijke<br />

veranderingen laten zien.<br />

Afsluitend is te zeggen dat het bij deze patient wel mogelijk was door middel van<br />

Medical Tape (T1en T2) een positief invloed op de <strong>scoliose</strong>problematiek uit te<br />

oefenen.<br />

Omdat deze tapes niet in de nameting zijn opgenomen kan er geen uitspraak<br />

over het effect met betrekking tot de tijdelijkecomponente gedaan woorden. Ook<br />

hier moet nog verder onderzoek na gedaan worden.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 43 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

5 Discussie<br />

In dit hoofdstuk wordt begonnen met de bespreking van de onderzoeksresultaten<br />

bovendien worden deze ook teruggekoppeld naar de literatuur. Vervolgens worden de<br />

knelpunten uit dit onderzoek besproken en een aanbeveling voor eventuele<br />

vervolgonderzoek gedaan.<br />

Aan dit onderzoek hebben vier patiënten deelgenomen waarvan een patiënt aan<br />

infantiele en drie patiënten aan juveniele <strong>scoliose</strong> leiden. Tijdens het onderzoek werd<br />

besloten om de resultaten van èèn patiënt uit de analyse te excluderen. Deze beslissing<br />

werd genomen omdat er geen sprake meer was van een idiopathische <strong>scoliose</strong> volgens<br />

de definitie (Cobb-hoek


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Na afname van de internus tape ging de scoliotische kromming in de zijafwijking weer<br />

terug naar 24 mm.<br />

m. errector spinae<br />

In de literatuur wordt deze spier door zijn grote diameter vooral in het lumbale gedeelte<br />

als “oprichter” van de wervelkolom beschouwd [10]. Het wordt gezegd dat door<br />

contractie van deze spier aan de convexe kant van de <strong>scoliose</strong>, deze opgericht word<br />

[9,10]. Binnen dit onderzoek is dit herhaaldelijk observeert worden. In het geval van<br />

patiënt 3 waarin de nulmeting een maximale zijafwijkingswaarde van +5mm<br />

geconstateerd worden is waar deze waarde na plaatsing van een tape aan de convexe<br />

thoracale kant van de <strong>scoliose</strong> een verandering van de maximale zijafwijking naar -6mm<br />

liet zien.<br />

mm. intercostales<br />

Binnen de literatuur wordt deze spier als krachtige rotator en door zijn functie van het<br />

spreiden en sluiten van de ribben ook als lateroflector vooral in het thoracale gebied<br />

gezien [10]. Uit onderzoeken bleek dat deze spier zowel op lumbale maar vooral op<br />

thoracale saggitale verkrommingen van de wervelkolom een heel duidelijk invloed heeft<br />

en in de meeste gevallen tot een overcorrectie van de <strong>scoliose</strong> gaat leiden [10]. Dit<br />

konden heel duidelijk bij patiënt 1 observeert worden waar in meting 2 de m.errector<br />

spinae rechts thoracolumbaal en de linker mm. intercostales getaped worden.<br />

In vergelijking met de nulmeting was hier een toename van de maximale<br />

oppervlakterotatie van 2mm(naar rechts gericht) in de nulmeting naar -17mm (naar links<br />

gericht) in de tweede meting vast te stellen. Na afname van het intercostaaltape en een<br />

hernieuwde meting met alleen maar het erector spinae tape ging de max.<br />

oppervlakterotatie weer terug op een waarde van 3mm(naar links gericht). Hieraan kan<br />

men de duidelijke rotatoire invloed van de mm. Intercostalis herkennen.<br />

Samenvattend zou men kunnen zeggen dat het meest positief effecten met betrekking<br />

tot de loodafwijking vermeldt kond worden, hier lijkt Medical Tape een grote invloed op<br />

te hebben. Natuurlijk moet hier nog verder onderzoek na gedaan worden maar het zou<br />

in de toekomst een meerwaarde kunnen bieden als aanvullende therapiemethode bij de<br />

behandeling van <strong>scoliose</strong>patiënten.<br />

Een onbedoelde interessante bijeffect was dat ten aanzien van de bekkenhoogstand in<br />

de nameting bij 2 van de drie patiënten een verbetering optrad. Bij patiënt 1 trad een<br />

verbetering van 3 mm te gunsten van de rechte kant naar de nulstand en de<br />

bekkenhoogstand van patiënt 3 veranderde eveneens van 5 mm ten gunsten van de<br />

rechte kant naar de nulstand. Patiënt 2 liet geen veranderen in de bekkenhoogstand<br />

zien. Alle drie patiënten droegen in de tijd tussen de laatste meting en de nameting<br />

andere tapes waardoor er geen directe relatie m.b.t. de verschillende tapes en de<br />

verbeterde bekkenhoogstand te herkennen is. Hier is verder geen onderzoek na<br />

gedaan, maar het zou een interessant onderwerp voor een vervolgonderzoek kunnen<br />

zijn.<br />

Afsluitend blijft te zeggen dat het Medical Taping Concept niet als een op zich staande<br />

behandeling te zien is, maar als een aanvullende therapiemethode in combinatie met<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 45 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

andere <strong>scoliose</strong>therapieën (bijvoorbeeld oefentherapie). De reden hiervoor is dat het<br />

medical tape de spier alleen maar een stimulus geeft om een beweging uit te voeren<br />

maar geen significante krachtverbetering bewerkstelligt. Hierdoor blijft het belangrijk de<br />

verzwakte spieren te versterken en de verkorte spieren te verlengen om de symmetrie<br />

weer te herstellen.<br />

Gedurende het onderzoek zijn er meerdere knelpunten na voren gekomen, de reden<br />

hiervoor zijn tweedelig. Ten eerste waren de basisvoorwaarden voor het onderzoek<br />

reeds moeilijk. Hier ligt het feit ten grondslag dat er nog steeds geen duidelijkheid over<br />

de oorzaken en alle instandhoudende factoren van een idiopathische <strong>scoliose</strong> bestaan<br />

wat een behandeling van deze bemoeilijkt. Verder is er met betrekking tot het Medical<br />

Taping Concept tot nu toe te weinig onderzoek naar gedaan om een definitieve<br />

uitspraak over de evidentie van deze nieuwe behandelmethode te kunnen maken.<br />

Zoals boven vermeld komt naar voren dat het al moeilijk is een uitspraak over de<br />

evidentie van deze twee punten te maken.<br />

Nog moeilijker is het om een uitspraak te maken over een combinatie van <strong>scoliose</strong> in<br />

verbinding met medical taping omdat tot nu toe er nog geen EBP onderzoek naar<br />

gedaan is. Uit deze reden is dit onderzoek als pilotstudy te zien waar<br />

vervolgonderzoeken nodig zijn om een uitspraak over de effecten van Medical Tape te<br />

kunnen maken.<br />

Ten tweede moet er rekening gehouden worden met individuele fouten die tijdens het de<br />

onderzoeksopzet optraden.<br />

Uit deze knelpunten kwamen vragen naar voren welke navolgend besproken en met<br />

aanbevelingen voor vervolgonderzoek voorzien worden.<br />

De eerste vraag die tijdens het onderzoek naar voren kwam was of er een verschil t.a.v.<br />

de werking is die een tape uitoefent die over de hele spier gelegd wordt in vergelijking<br />

met een tape welke alleen maar een deel ervan bedekt? Om dit in een voorbeeld terug<br />

te koppelen zou in het geval van een s- <strong>scoliose</strong> (links convex lumbaal en rechts<br />

convexe thoracaal), een stimulering van de hele linke errector spinae een verbetering in<br />

het lumbale en een verergering in het thoracale gebied veroorzaken. Vraag is of<br />

stimulatie van alleen maar één deel van de errector spinae ter hoogte van de<br />

desbetreffend convexe kanten een enige verbetering zou kunnen geven.<br />

De tweede vraag is in hoeverre diep liggende spieren door de tape geprikkeld kunnen<br />

worden en of de daarboven liggende spieren ook geprikkeld worden? Zo wordt bij het<br />

aanleggen van de lumbale errector spinae tape deze dwars over de aanhechting van de<br />

m. latissimus dorsi gelegd. Hierbij kun je je afvragen of deze spier niet ook in het geheel<br />

en/of gedeeltelijk geprikkeld wordt Dit zou een negatief effect op de <strong>scoliose</strong> kunnen<br />

hebben? Dit is natuurlijk maar één voorbeeld van vele die tijdens het onderzoek naar<br />

voren kwamen.<br />

Een andere hier aansluitende vraag was in hoeverre een diep liggende spier die langs<br />

zijn verloop en/of van origo naar insertie getaped wordt de prikkeling van het tape<br />

‘herkent’ en in een reactie kan omzetten? Ofwel, is er diepte werking van de tape?<br />

Hiernaast kwam de vraag op of de prikkelintensiteit in relatie tot de tijdelijke component<br />

staat en op welke tijdstip het tape zijn maximale prikkelintensiteit bereikt heeft? Deze<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 46 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

vraag kwam op in verband met de nameting die een week later werd afgenomen en<br />

waarin in vergelijking met de laatste meting veranderingen te vermelden zijn. Dit zou<br />

voor een veranderde werking van de tape op de duur spreken.<br />

Een verdere vraag met betrekking tot de tijdscomponent in relatie met het Medical Tape<br />

was hoe snel het effect van het tape op het lichaam na verwijdering van deze afneemt?<br />

Uit deze onderzoek bleek dat sommige tapes naar verwijdering namelijk nog invloed op<br />

het lichaam hadden. Om hier een voorbeeld te geven werd bij patiënt 1 in de eerste<br />

meting een iliopsoastape aangelegd welke in tegenstelling tot de nulmeting, waar een<br />

loodafwijking van – 3 mm naar links geconstateerd werd, een loodafwijking van 50mm<br />

naar rechts veroorzaakte. Na afname van de iliopsoas tape is er op meting twee welke<br />

15 min later werd afgenomen nog steeds een loodafwijking van 33mm naar rechts te<br />

herkennen.<br />

Hier is kritisch aan te merken dat tijdens het onderzoek tussen de metingen meestal<br />

alleen maar 10 minuten pauze was wat zowel m.b.t. het inwerkende effect alsook na het<br />

afnemen van de tape m.b.t. het naeffect tekort zou kunnen zijn.<br />

Om een naeffect uit te kunnen sluiten zou men in de toekomst na elk afname van een<br />

tape een nieuwe nulmeting moeten doen.<br />

Een ander punt waarmee rekening gehouden moet worden is de gemoedstoestand van<br />

de desbetreffende patiënt op de dag van de meting. Stress, een veranderde<br />

gemoedstoestand of pijn heeft invloed op de lichaamshouding waardoor tijdens de<br />

meting rekening mee moet gehouden worden. Dit werd tijdens deze onderzoek onder<br />

andere bij patiënt 3 duidelijk waar de onderzoekssituatie ( het ontkleden van een<br />

pubertair meisje voor meerder mannelijke personen) tot stress en aanspanning leidt.<br />

Als mogelijke oplossing zal aan de ene kant een vragenlijst afgenomen worden waarin<br />

de gemoedstoestand etc. inventariseert wordt en aan de andere kant een meetsituatie<br />

moet worden creëert waar de patiënt zich op zijn gemak voelt.<br />

Bovendien is voor vervolgonderzoeken aan te raden om per patiënt meer tijd in te<br />

plannen. Het geplande uur waarbinnen het fysiotherapeutische onderzoek en de<br />

metingen afgenomen bleek achteraf te kort. Hierdoor was er slechts tijd voor een<br />

beperkt fysiotherapeutisch onderzoek. Voor het trekken van conclusies m.b.t. de tapes<br />

is een uitgebreid lichamelijk onderzoek vereist waarin zowel spierlengte- als ook<br />

spierkrachttests afgenomen moeten worden.<br />

Het is verder aan te raden dat het fysiotherapeutisch onderzoek reeds meerdere dagen/<br />

weken voor de metingen wordt afgenomen om zich een duidelijk beeld van de patiënt te<br />

kunnen maken en de tape-interventie vooruit te kunnen plannen.<br />

Omdat in de literatuur wel evidentie is voor de werking van enkele spieren maar nog<br />

weinig bekend is over de intermusculaire samenwerking bij een idiopathische <strong>scoliose</strong><br />

zou men ook eerst moeten beginnen om de bij de <strong>scoliose</strong> betrokken spieren apart te<br />

tapen, daaruit conclusies te trekken en vervolgens eerst combinatie tapes toe te passen.<br />

Hierdoor zou het mogelijk zijn om in de toekomst een geschiktere <strong>scoliose</strong>behandeling<br />

door middel van Medical Tape te kunnen geven.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 47 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Uit onderzoeken die betrekking op de validiteit van de rasterstereography hadden kwam<br />

na voren dat deze onderzoeksmethode een hoge waarde aan nauwkeurigheid biedt<br />

(voor rasterstereography


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

6 Eindconclusie<br />

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat Medical Tape een effect op <strong>scoliose</strong> heeft.<br />

Dit effect kan met betrekking tot de <strong>scoliose</strong> zowel negatief als ook positief zijn maar<br />

blijft door de medical tape interventie moeilijk stuurbaar. De reden hiervoor zijn<br />

tweedelig. Ten eerste wordt er in de literatuur wel aangegeven dat enkele spieren<br />

invloed op een <strong>scoliose</strong> hebben maar er is geen definitieve uitspraak te vinden over de<br />

intermusculaire samenwerking bij idiopathische <strong>scoliose</strong> wat voor een effectieve<br />

behandeling absoluut noodzaakelijk is. Hierdoor blijft het echter moeilijk een<br />

intermusculaire interventie door middel van medical tape te beargumenteren.<br />

Ten tweede is het moeilijk een uitspraak te maken welke spieren door het aanleggen<br />

van medical tape precies gestimuleerd worden omdat er nog geen wetenschappelijk<br />

onderzoek naar is gedaan.<br />

Afsluitend blijft te zeggen dat er nog verder onderzoek naar zowel de intermusculaire<br />

samenwerking bij idiopathische <strong>scoliose</strong> als ook de werking van Medical Tape op het<br />

spierstelsel gedaan moet worden om een doelgerichte Evidence Based Practice<br />

behandeling te kunnen geven.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 49 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Literatuurlijst<br />

[1] http://www.medicaltapingconcept.nl<br />

[2] http://www.fysiotape.nl<br />

[3] Jochems A.A.F en Joosten F.W.M.G, Coëlho, zakwoordenboek der<br />

Geneeskunde, Doetinchem: Elsevier Gezondheidszorg 2003<br />

[4] Kapandjji I. A, Bewegingsleer: deel III De Romp, Houten/Diegem: Bohn Stafleu<br />

Van Loghum 2001<br />

[5] Kendal F. P, Kendal Mc Creary E, Spieren, Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van<br />

Loghum 2000<br />

[6] Cheung J et al, The Relation Between Electromyography and Growth Velocity of<br />

the Spine in the Evaluation of Curve Progression in Idiopathic Scoliosis; Spine<br />

Vol. 29, Issue 9, 2004; pag. 1011- 1016<br />

[7] Chan Y. L et al, MRI evaluation of multifidus muscles in adolscent ideopathic<br />

scoliosis, Padiatric Radiology Journal Vol. 29, Issue 5; Springe-Verlag Berlin:<br />

1999; pag. 360-363<br />

[8] Lehnert- Schroth C, Dreidimensionale Skoliose Behandlung, Stuttgart: Gustav<br />

Fischer Verlag 1991<br />

[9] Reuber M et al, Trunk Muscle Myoelectric Activities in Idiopathic Scoliosis, Spine<br />

Journal Vol.8, Issue 5, 1983; pag.447-456<br />

[10] Schulz A, Haderspeck K, Takashima S, Correction of Scoliosis by Muscle<br />

Stimulation, Spine Journal Vol 6, Issue 5, 1981; pag. 468-476<br />

[11] Scoliosis Treatment Advances Recovery System, Non-surgical correction, via:<br />

http://www.scoliosis.com/explore.cfm/thedisease/musclesligaments, bezocht op:<br />

23.4.<strong>2008</strong><br />

[12] Verhaart B.E.E.M.J, Scoliose, Barmsijs: Vereniging van Scoliosepatiënten en hun<br />

Ouders, 1988; pag. 10-16<br />

[13] Mellink, M en Jans, M.P, Rapport Richtlijn Idiopathische Scoliose vanaf 9 jaar tot<br />

het einde van de groei, Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut; 1999<br />

[14] Prof.dr.J.A.N Verhaar en prof.dr. A.J. van der Linden, Orthopedie, Houten: Bohn<br />

Stafleu Van Longhum 2004<br />

[15] Estenne M et al, Neck and Abdominal Muscle Activity in Patients with Severe<br />

Thoracic Scoliosis, American Journal of Critical Care Medicine Vol.158, 1998;<br />

pag. 452- 457<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 50 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

[16] Weiß H.R, Wirbelsäulendeformitäten- konservatives Management, Richard<br />

Pflaum Verlag 2003<br />

[17] Paoletti S, Faszien, München: Urban & Fischer Verlag 2001<br />

[18] Hirsch S, Klapp’sches Kriechen heute- es klappt! München: Richard Pflaum<br />

Verlag 2007<br />

[19] http://www.biometrixmedica.com, Gibeault, J P, Fast and radiation-free<br />

technology for spine and pelvis analysis, <strong>2008</strong><br />

[20] El, Aad van der ‘Manuele Diagnostiek Wervelkolom’ Rotterdam: Uitgeverij<br />

Manthel 2005<br />

[21] Feipel et al, Electromyogram and kinematic analysis of lateral bending in<br />

idiopathic scoliosis patients, Medical & Biological Engineering & Computing Vol.<br />

40, 2002; pag. 497- 505<br />

[22] Kötter J en M Verweyen, Het effect van kinesio taping op het menselijk lichaam,<br />

Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, afdeling fysiotherapie 2003<br />

[23] Lemmen, K en K Tekstra, Het effect van CureTape ® op de ervaren pijn na<br />

verstandskiesverwijdering, Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen,<br />

afdeling fysiotherapie 2007<br />

[24] Lohman A.H.M, Vorm en beweging, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum 2004<br />

[25] Morree J.J de, Dynamiek van het menselijk bindweefsel, Houten/Diegem: Bohn<br />

Stafleu Van Loghum 2001<br />

[26] Pijnappel H, MTC Handbuch, Bavel: Antilope printing N.V. 2006<br />

[27] Platzer W en S Gay, Sesam atlas van de anatomie, Baarn: Sesam 2006<br />

[28] Putz R, Pabst R, Sobotta Atlas van de menselijke anatomie: Deel 2 Romp,<br />

organen, onderste extremiteiten, Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Longhum,<br />

2000<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 51 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

7 Bijlage 1 (Interpretatie en explicatie van de meetmomenten)<br />

Patiënt 1<br />

T0<br />

In de nulmeting is te zien dat de loodlijn gezien vanuit DM 3mm naar links afwijkt.<br />

Verder is te herkennen dat m.b.t. de zijafwijking vanuit DM gezien de hele<br />

wervelkolom gemiddeld 26 mm naar rechts convergeert.<br />

Opvallend is dat m.b.t. de ernst van de <strong>scoliose</strong> er een vergelijkbaar geringe<br />

rotatoire componente aanwezig is.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 52 -<br />

T1<br />

Interventie:<br />

1 spiertape<br />

m.iliopsoas (vanuit trochantor minor langs de buik in richting linie alba t.h.v. th12)<br />

Naar aanleiding van het onderzoek en de waardes vanuit de nulmeting was de<br />

eerste keuze om de linke iliopsoas te gaan tapen. Het doel van deze tape was<br />

tweedelig. Ten eerste zou het analgetische systeem d.m.v. deze tape geprikkeld<br />

worden waardoor de drukgevoeligheid van de spier zou afnemen en uiteindelijk<br />

het intramusculaire evenwicht hersteld wordt. Ten tweede zou d.m.v. contractie<br />

van deze spier aan het lumbaal gedeelte van de wervelkolom getrokken worden<br />

waardoor de wervelkolom als geheel meer in het lood zou te staan komen.<br />

Effect & interpretatie:<br />

Na aanleg van het iliopsoas tape is er een duidelijk effect vooral op het lumbaal<br />

gedeelte van de wervelkolom te zien. Het is echter aan te merken dat na aanleg<br />

van het tape er een sterk overcorrigerend effect optrad. Dit effect spiegeld zich<br />

vooral in de loodafwijking weer. Het is te zien dat zich de oorspronkelijke waarde<br />

van -3 mm links naar 50 mm rechts veranderd. Dit betekent dat zich de loodlijn<br />

van 3mm links t.o.v. de dimple mid (DM) naar 50 mm rechts t.o.v. de dimple mid<br />

(DM) verplaatst (zie tabel 19).<br />

Betreffende de rotatie is te herkennen dat er een overcompensatie van de<br />

processi spinosi vanuit een draaiing naar rechts in de omgekeerde richting naar<br />

links is ontstaan. Deze resultaten komen overeen met de uit de literatuur<br />

gevonden uitspraken m.b.t. de m. iliopsoas. Hier werd gezegd dat in het<br />

algemeen spieren met een grote diameter een sterker invloed op de wervelkolom<br />

hebben [21]. Gezien het feit dat de iliopsoas tape een sterk overcorrigerend effect<br />

heeft werd de beslissing genomen om het tape af te halen.<br />

T2


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Interventie:<br />

2 spiertapes en 2 fascietapes<br />

m. errector spinae rechts thoracolumbaal<br />

links thoracaal mm. intercostales en fascia thoracoabdominalis<br />

fascia thoracolumbalis<br />

In de tweede meting van het onderzoek werd de keuze gemaakt om aan de<br />

convexe, dorsale zijde de m. errector spinae langs de hele curvatuur te gaan<br />

tapen. Om een extra prikkel te geven werd ook de bij deze spier bijhorende fascie<br />

getaped. Door de prikkeling van de convex liggende spieren zou een oprichtend<br />

effect ontstaan, welke uiteindelijk een corrigerend effect op de curvatuur zou<br />

hebben [20,21].<br />

Naast de tapes aan de dorsale zijde werd aan de ventrale zijde langs het sternum<br />

een spier- en fascietape gelegd. Het beoogde effect zou een stimulering van de<br />

daaronder liggende hypotonen spieren met name de mm.intercostales zijn. Door<br />

een activatie van deze spieren zou een spreiding van de ribben ontstaan welke<br />

de scoliotische kracht aan de convexe kant tegenwerkt.<br />

Effect & interpretatie:<br />

Het opvallendst effect is de sterk toegenomen rotatie in het thoracale gebied. In<br />

de nulmeting was er nog sprake van een rotatie van de wervellichamen van max<br />

2° naar rechts terwijl er na deze meting een tegenr otatie in linke richting van 17°<br />

optrad (zie tabel 1).<br />

Verder is na afname van het iliopsoas tape uit de eerste meting een duidelijke<br />

terugkomst richting de oorspronkelijke waarde t.o.v. de loodafwijking te<br />

herkennen. Terwijl na aanleg van het iliopsoas tape er nog een loodafwijking van<br />

50 mm naar rechts was is er nu nog sprake van een loodafwijking van 33 mm<br />

naar rechts.<br />

Er is de beslissing genomen om het intercostaaltape af te nemen. Deze<br />

beslissing wordt onderbouwd door de bestudeerde literatuur [21] waar naar voren<br />

kwam dat de intercostale spiergroep een sterk overcorrigerend effect op zowel de<br />

saggitale curves als ook op de rotaties van de wervelkolom kan hebben.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 53 -<br />

T3<br />

Interventie:


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

1 spiertape, 1 fascietape<br />

m. errector (re) vanuit Th1- Th12, fascia thoracolumbalis<br />

In de derde meting is het intercostaaltape afgenomen en het werd alleen het<br />

effect van het errector spinae tape gemeten. Dit om te zien welke<br />

houdingscorrigerend effect het tape op zich heeft.<br />

Effect & interpretatie:<br />

Na afname van de intercostaal tape is er een duidelijk effect m.b.t. de maximale<br />

oppervlakterotatie te herkennen. Er vindt een terugkomst van 17° links naar 3°<br />

rechts plaats. Met behulp van deze tape is een verbetering t.o.v. de zijafwijking<br />

ontstaan. In de nulmeting was er sprake van een gemiddelde zijafwijking van 26<br />

mm waartegen in deze meeting een zijafwijking van gemiddeld 21 mm is te<br />

herkennen (zie tabel 1).<br />

Een ongewenst negatief effect trad m.b.t. de loodafwijking op. In de nulmeting<br />

was er nog sprake van een afwijking van DM, 3mm naar links t.o.v. het lood<br />

terwijl de afwijking in deze meting 26 mm naar rechts bedroeg.<br />

Het errector spinae tape werd na de meting afgenomen.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 54 -<br />

T4<br />

Interventie:<br />

2 spiertapes<br />

m. obliquus internus links, m. obliquus externus rechts<br />

In de vierde meting werd de keuze gemaakt om de ten eerste de linke m.<br />

obliquus internus en ten tweede de m. obliquus externus rechts te gaan tapen.<br />

Het bedoelde effect was een stimulering van de samenwerking tussen de<br />

internus aan de linke en de externus aan de rechte kant om de naar rechts<br />

gerichte rotatie tegen te werken.<br />

Effect & interpretatie:<br />

De uit de meting gewonnen waardes laten een duidelijke verergering t.o.v. van<br />

zowel de loodafwijking, de opervlakterotatie en de zijafwijking zien (zie tabel 1).<br />

De verergering zou te verklaren zijn door de invloed van de m. obliquus internus<br />

welke volgens het onderzoek van Schulz et al in 1981 [22] een sterkere invloed<br />

op de rotatie en de zijafwijking heeft dan de heterolaterale m. obliquus externus.<br />

Hierdoor werd besloten het internustape af te nemen.<br />

T5<br />

Interventie:


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

1 spiertape<br />

m. obliquus externus rechts<br />

Het bedoelde effect welke door het externustape zou ontstaan is een oprichting<br />

van de wervelkolom doordat een spier aan de convexe kant van de <strong>scoliose</strong> aan<br />

te spannen.<br />

Effect & interpretatie:<br />

De afname van het internustape laat een duidelijke teruggang van de naar links<br />

gerichte rotatoire krachten (oppervlakterotatie) zien (zie tabel 1) .Verder is een<br />

duidelijke teruggang van de zijafwijking en daarmee een lichte verbetering van de<br />

curvatuur opvallend.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 55 -<br />

T6<br />

Interventie:<br />

2 spiertapes<br />

m. obliquus externus rechts<br />

m. errector spinae rechts L1- C7<br />

Het beoogde effect van het aanvullende errectortape zou een extra stimulatie van<br />

de errectorspieren aan de convexe zijde zijn. Hierdoor zou volgens de literatuur<br />

een oprichtend effect plaatsvinden [20, 21].<br />

Effect & interpretatie:<br />

In tegenstelling tot het verwachte effect tradt een verdere versterking van de<br />

curvatuur op (zie tabel 1). Bovendien vondt een versterkte rotatie van de<br />

wervellichamen naar rechts plaats. Deze zich weersprekenden effecte zullen<br />

eventueel verklaard kunnen worden door het groote errectortape wat naast de<br />

errectorspieren ook andere spieren zou kunnen prikkelen. Een voobeeld hiervoor<br />

kan de m.latissimus dorsi, welke bij <strong>scoliose</strong> via de scapula en de ribben een<br />

rotatoire werking op de wervelkolom kan hebben [11].<br />

In verband met het negatief effect van het errectortape werdt de beslissing<br />

genomen dit af te nemen.<br />

T7


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Interventie:<br />

2 spiertapes<br />

m. obliquus externus rechts<br />

m. obliquus internus rechts<br />

Naast het externustape werdt er een tape op de rechte m. obliquus internus<br />

gezet. Het bedoelde effect van het prikkelen van deze twee spieren is te<br />

verklaren door de gezamelijke functie als lateroflectoren. Alle twee spieren<br />

voeren een homolaterale lateroflexie uit wat de <strong>scoliose</strong> tegenwerkt en een<br />

oprichtend effect op de wervelkolom heeft [21]. M.b.t. de rotatie zou zich de<br />

werking van deze twee spieren egaliseren. Ten aanzien van de geringe rotatoire<br />

afwijking van de patient is het beinvloeden van deze niet als primair doel te<br />

beschouwen.<br />

Effect & interpretatie:<br />

In vergelijking met de nulmeting is een minimale verbetering van de zijafwijking te<br />

herkennen. Terwijl de loodafwijking is duidelijk verergerd (zie tabel 1).<br />

Om het effect op lange termijn gezien te bekijken is er besloten om dit tape 1<br />

week te laten zitten en vervolgens een nameting af te nemen.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 56 -<br />

T8<br />

Effect & interpretatie:<br />

In de nameting is te herkennen dat in vergelijking met de nulmeting en T7 een<br />

verergering van de <strong>scoliose</strong> is ontstaan. Dit betreft zowel de oppervlakterotatie,<br />

de zijafwijking als ook de loodafwijking (zie tabel 1).<br />

Ten aanzien van de oppervlakterotatie is het ontstaane effect te verklaren door<br />

de grotere invloed van de m. obliquus internus t.o.v. de m.obliquus externus [21].


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 2<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 57 -<br />

T0<br />

In de nulmeting is er een linksconvexe lumbothoracale <strong>scoliose</strong> te herkennen<br />

waar de processi spinosi naar rechts roteert zijn. Opvallend is een sterke scherpe<br />

bocht t.h.v. TH12 en L2 welke op de röntgenfotos te zien is. Dit zou terug gevoerd<br />

kunnen worden op een trauma 8 jaar geleden, wat uit het anamnese gesprek<br />

naar voren kwam. Dit zou kunnen betekenen dat men het hier te maken heeft met<br />

een structureel probleem van de tussenwervelschijven.<br />

T1<br />

Interventie:<br />

1 spiertape<br />

m. iliopsoas links<br />

Omdat de <strong>scoliose</strong> zich vooral in het lumbale gebied uit is het de bedoeling om<br />

door middel van deze tape invloed op dit gedeelte van de <strong>scoliose</strong> uit te oefenen.<br />

Volgens de literatuur heeft de m.iliopsoas een sterke invloed op dit gebied<br />

[9,11,21,22]. Een stimulatie van deze spier aan de concave kant zou de<br />

wervelkolom als geheel weer in het lood trekken en de zijafwijking verkleinen.<br />

Effect en interpretatie:<br />

Er is een lichte verbetering in de zijafwijking en de loodafwiking te vermelden<br />

waartegenover de oppervlakterotatie licht is toegenomen (zie tabel2).<br />

Omdat er een lichte verbetering van de <strong>scoliose</strong> optradt was er besloten om dit<br />

tape te laten zitten en door een andere tape te ondersteunen.


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

T2<br />

Interventie:<br />

m. iliopsoas links<br />

m. rectus obliquus externus links<br />

Naar aanleiding van de resultaten uit T1 bestaat het vermoeden dat de oorzaak voor de<br />

<strong>scoliose</strong> in het lumbaal gedeelte of in de bekken/sacrum regio te vinden is. Tijdens het<br />

fysiotherapeutisch onderzoek in het begin konde al een verminderde mobiliteit in de<br />

lumbale regio geconstateerd werden wat voor een blokkade in dit gedeelte zou kunnen<br />

spreken en de beperkte mobiliteit zou kunnen verklaren.<br />

Omdat de m.obliquus externus tijdens contractie de wervelkolom naar homolateral<br />

roteert is er de beslissing genomen om de linker m.obliquus externus te tapen. Het<br />

beoogte effect hiervan is dat de naar rechts gedraaide processi spinosi verder naar links<br />

zullen draaien waardoor de wervelkolom “unwind / ontworsteld” zou worden.<br />

Effect en interpretatie:<br />

Als positief effect zijn de verbetering van de loodafwijking en de oppervlaktenrotatie te<br />

beschouwenwelke zoals boven uitgelegt door de m.obliquus externus zijn ontstaan. Een<br />

onverklaarbare negatief effect is een verslechtering in de zijafwijking.<br />

T3<br />

Interventie:<br />

m. iliopsoas links, m. obliquus externus links<br />

m. erector spinae rechts, hoog thoracaal, m. erector spinae links, thoraco-lumbaal<br />

Het rechter erector tapes in deze meting is verkeed aangelegt waardoor m.b.t. deze<br />

meting geen waarden te verkrijgen zijn waaruit een logische conclusie getrokken kan<br />

woorden. Hier is besloten om de twee erector tapes weer af te nemen en de eindmeting<br />

met het linker “iliopsoas-tape” en het linker “externus-tape” uit te voeren.<br />

T4<br />

2 spiertapes<br />

m. iliopsoas links<br />

m. obliquus externus links<br />

Effect en interpretatie:<br />

In vergelijking met de nulmeting zijn er geen noemenswaardige verbeteringen<br />

opgetreden. Alleen de loodafwijking is ten opzichte van de nulmeting verbeterd<br />

waartegenover de rotatie in het bijzonder in het hoogthoracaal gedeelte sterk is<br />

toegenomen.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 58 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 3<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 59 -<br />

T0<br />

Hier is een lichte links convexe thoracolumbale en rechts convexe thoracale s<strong>scoliose</strong><br />

te herkennen. Er is alleen maar nog sprake van een lichte scoliotische<br />

componente. De patient was van 1998 tot 2003 in korsetbehandeling. Deze is<br />

succesvol verlopen zodat de <strong>scoliose</strong> van 1998 vanuit een Cobb-hoek van 22° tot<br />

2003 in een Cobb-hoek onder de 10° is veranderd.<br />

Het meest opvallend is maar een sterke oppervlakterotatie t.h.v. de CTO. Dit<br />

kwam ook tijdens het fysiotherapeutisch onderzoek naar voren waar de patient<br />

pijnklachten vooral cervicothoracaal aangaaf. Op de lateraalprojectie is een<br />

scherpe bocht hoog- thoracaal te herkennen waarbij de rest van de wervelkolom<br />

weinig kyphosering en lordosering opwijst en duidelijk afgevlakt is.<br />

Een indicatie voor de <strong>scoliose</strong> behandeling zou de loodafwijking kunnen zijn (zie<br />

tabel 3)<br />

T1<br />

Interventie:<br />

1 spiertape, 1 fascitape<br />

m. erector spinae rechts thoracal<br />

fascia thoracolumbalis<br />

Door middel van het errector tape wordt verzoekt de wervelkolom in het lumbo-<br />

thoracaal gedeelte op te richten om zo de loodafwijking te verminderen.<br />

Effect en interpretatie:<br />

Naar aanleiding van de resultaten is er te zien dat de loodafwijking duidelijk is<br />

verbeterd. De andere componenten zoals de oppervlakkterotatie en de<br />

zijafwijking zijn echter onbeduidend veranderd. Op de grafiek (zie bijlage 2) is er<br />

een vermindering van de cervico-thoracale rotatie componente te zien.


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

T2<br />

Interventie:<br />

2 spiertape, 2 fascietape<br />

m. erector spinae rechts thoracal<br />

m. errector spinae links thoraco-lumbaal<br />

fascia thoracolumbalis<br />

Door middel van het tweede errector tape aan de links convexe thoraco- lumbale kant<br />

wordt het verzoek gedaan om deze lichte scoliotische verkromming op te richten [20,21]<br />

en zo de zijafwijking te verminderen.<br />

Effect en interpretatie:<br />

Ten aanzien van de nulmeting (T0) en T1 is de oppervlakterotatie en de zijafwijking wel<br />

verbeterd waareentegen de loodafwijking weer iets is verslechterd (zie tabel 3). Dit zou<br />

te verklaren kunnen zijn door het antagonistische gedrag van de links activerde errector<br />

spinae tegenover de rechts activerde errector spinae.<br />

T3<br />

Interventie:<br />

3 spiertapes<br />

m. errector spinae rechts thoracaal<br />

m.errector spinae links thoraco-lumbaal<br />

m. trapezius descendens rechts en links (detoniserend)<br />

fascia thoracolumbalis<br />

Het aanvullende detoniserende trapeziustape is bedoeld invloed te nemen op het<br />

analgetische systeem.<br />

Effect en interpretatie:<br />

Door het aanleggen van het trapeziustape is er weer een sterke loodafwijking te<br />

herkennen. Omdat de patient aangaaf dat de tape een verlichting t.a.v de pijnklachten<br />

heeft werdt besloten om dit tape een week te laten zitten en te kijken in hoeverre de<br />

pijnvermindering een effect op de houding heeft.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 60 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

T4<br />

m. errector spinae rechts thoracaal<br />

m. errector spinae links thoraco-lumbaal<br />

m. trapezius descendens rechts en links (detoniserend)<br />

fascia thoracolumbalis<br />

Effect en interpretatie:<br />

Ten aanzien van de nulmeting is er een verbetering m.b.t. de loodafwijking te herkennen<br />

(zie tabel 3, T0,T3). De andere componeneten zijn daareentegen verslechterd. Als<br />

positief effect is het verminderen van de pijn binnen het cervico- thoracale gebied te<br />

beschouwen wat de patient tijdens de nameting aangaaf.<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 61 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

8 Bijlage 2 (rastersterogrfiemetingen)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 62 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T0<br />

(nulmeting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 63 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T1<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 64 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T II<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 65 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T III<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 66 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T IV<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 67 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T V<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 68 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T VI<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 69 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T VII (eindmeting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 70 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 1: T VIII (nameting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 71 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 2: T0 (nulmeting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 72 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 2: T I<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 73 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 2: T II<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 74 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 2: T III (eindmeting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 75 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 2: T IV (nameting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 76 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 3: T 0 (nulmeting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 77 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 3: T I<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 78 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 3: T II<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 79 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 3: T III (eindmeting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 80 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Patiënt 3: T IV (nameting)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 81 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

9 Bijlage 3 (informatie- en toestemmingsbrief)<br />

Informatiebrief<br />

Gebrauchsanleitung Tape<br />

Sie haben sich dafür entschieden an der wissenschaftlichen Untersuchung über den Einfluß von Cure<br />

Tape ® auf skoliotische Fehlhaltungen teilzunehmen. Wir möchten Ihnen noch eine Gebrauchsanleitung für<br />

die Benutzung des Tapes mitgeben, damit das Tape optimal wirken kann.<br />

Das Tape ist aus einem Material, das in Elastizität und Struktur mit der menschlichen Haut übereinstimmt.<br />

Durch die Verwendung einer Acrylbeschichtung ist das Tape sehr hautfreundlich. Nur in seltensten Fällen<br />

kommt es zu Hautreizungen.<br />

Dinge, die Sie beachten sollten:<br />

• Sie fühlen das Tape während Sie sich bewegen; das ist normal<br />

• Ab und zu kann es zu einem leichten Juckreiz im Bereich des Tapes kommen. Das ist kein<br />

Problem. Der Juckreiz sollte nach kurzer Zeit wieder abnehmen. Erst wenn der Juckreiz<br />

unerträglich wird, empfiehlt es sich das Tape von der Haut zu entfernen. Entfernen Sie das Tape<br />

von oben nach unten (der Haarrichtung folgende). Das Tape läßt sich leichter von der Haut lösen,<br />

wenn das Tape angefeuchtet wird.<br />

• Nach dem Entfernen des Tapes ist auf der Haut möglicherweise ein Rötung zu erkennen. Des<br />

Weiteren kann es zu einem leichten Juckreiz kommen. Diese Symptome sind auf eine verbesserte<br />

Durchblutung zurückzuführen und stellen kein Problem dar.<br />

• Während Sie das Tape tragen, dürfen Sie alle Bewegungen ausführen.<br />

• Sie können mit dem Tape Duschen und auch Schwimmen gehen. Wichtig ist nur, dass man das<br />

Tape beim Abtrocknen nur leicht abtupft; nicht trocken reiben.<br />

• Falls sich ein Stückchen von dem Tape lösen sollte, dann versuchen Sie nicht das Stück wieder<br />

festzukleben. Schneiden sie das Stück mit einer Schere ab. Das restliche Tape bleibt auf der Haut<br />

sitzen.<br />

Wenn Sie noch Fragen haben, dann wenden Sie sich bitte an:<br />

Anja Bürgel (aburgel@student.han.nl) oder Björn Paulsen (bpaulsen1@student.han.nl)<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 82 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Bewijs van toestemming<br />

Teilnamebestätigung<br />

Sie haben sich dazu entschieden an der Untersuchung über den Einfluss von Cure Tape ® auf skoliotische<br />

Fehlhaltungen teilzunehmen. Ihre Teilnahme beinhaltet das Ausfüllen eines Fragebogens sowie die<br />

Teilnahme an einer körperlichen Inspektion, mehrerer Oberflächenvermessungen mit dem Jenoptik<br />

Formetric-System und dem Tragen eines Cure Tapes.<br />

Die verwendeten Daten werden vertraulich behandelt.<br />

Die während der Untersuchung gewonnenen Daten werden ausschließlich zur Auswertung der<br />

wissenschaftlichen Arbeit benutzt und sind für die Öffentlichkeit nicht zugänglich.<br />

Die Ergebnisse der Untersuchung werden ausschließlich anonym wiedergegeben. Im Falle<br />

einer Veröffentlichung der Untersuchung wird aus den Daten nicht deutlich, wer an der<br />

Untersuchung teilgenommen hat.<br />

Sie können jeder Zeit und ohne Angabe eines Grundes die Teilname an der Untersuchung<br />

mündlich oder schriftlich zurückziehen.<br />

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

Hiermit erkläre ich mich einverstanden an der wissenschaftlichen Untersuchung teilzunehmen.<br />

Name, Vorname Geburtsdatum (tt/mm/jjjj)<br />

Platz, Datum<br />

Unterschrift<br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 83 -


Afstudeerproject 2007 - <strong>2008</strong><br />

Anja Bürgel & Björn Paulsen - 84 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!