WERKBOEK BOUWSTENEN 3/3 - TU Delft
WERKBOEK BOUWSTENEN 3/3 - TU Delft
WERKBOEK BOUWSTENEN 3/3 - TU Delft
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>WERKBOEK</strong><br />
<strong>BOUWSTENEN</strong> 3/3<br />
Noord-Holland 2040<br />
Analyses en verkenningen
<strong>WERKBOEK</strong><br />
PERSPECTIEVEN<br />
<strong>BOUWSTENEN</strong> 3/3<br />
Noord-Holland 2040<br />
Analyses en verkenningen<br />
24 maart 2009<br />
Uitgave: Provincie Noord-Holland<br />
Inhoud & productie: Ontwerpteam Structuurvisie Noord-Holland<br />
Met medewerking van: Steffen Nijhuis, Egbert Stolk, Akkelies van Nes - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
webpagina: www.noord-holland.nl/structuurvisie<br />
mail: structuurvisie@noord-holland.nl
4 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
VOORWOORD<br />
Voorwoord<br />
De komst van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening op 1 juli<br />
2008 verplicht overheden tot het opstellen van een structuurvisie.<br />
Uit deze visie moet blijken wat hun belangen zijn<br />
en welke instrumenten zij inzetten om deze te realiseren. De<br />
provinciale rol verandert hiermee van toetsende naar ontwikkelende.<br />
Voor de provincie is de structuurvisie de wettelijke<br />
opvolger van het streekplan. Het provinciebestuur zal met de<br />
Structuurvisie Noord-Holland haar visie geven op de ruimtelijke<br />
ontwikkeling van Noord-Holland en de opgaven die<br />
daarbij horen.<br />
Om uiteindelijk tot een structuurvisie te komen, worden een<br />
aantal stappen doorlopen:<br />
De eerste stap bestaat uit het formuleren van provinciale<br />
belangen, het verzamelen van wensen en verlangens van<br />
andere partijen en het verzamelen van inhoudelijke bouwstenen.<br />
Het resultaat van deze stap is vastgelegd in het document<br />
‘Provinciaal Belang’ en drie delen van het Werkboek<br />
Bouwstenen:<br />
Deel 1. ‘Basisgegevens’ bevat ruimtelijk gegevens, uiteenlopend<br />
van huidig beleid op verschillende schaalniveaus<br />
tot prognoses en trends. Daarnaast wordt ook een aanzet<br />
gegeven tot het formuleren van de opgaven en kansen voor<br />
de toekomst. Deze informatie is per beleidsthema weergeven<br />
en overwegend aangeleverd door de verschillende beleidssectoren<br />
binnen de provincie.<br />
Deel 2. ‘Communicatietraject en externe input’ met de resultaten<br />
van Regiotafels, Dream Your Dreams Karavaan en<br />
ingezonden wensen en verlangens van verschillende partijen<br />
buiten de provincie, zoals gemeenteambtenaren, burgers,<br />
bestuurders en projectontwikkelaars.<br />
Deel 3. ‘Analyses en Verkenningen’ met ruimtelijke verkenningen<br />
van verschillende (urgente) maatschappelijke onderwerpen<br />
die niet in andere verkenningen zijn opgenomen.<br />
Daarnaast zijn door GS een aantal actuele ruimtelijke onderwerpen<br />
verkend in Collegeverkenningen en heeft de Provinciaal<br />
Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) ‘salons’ georganiseerd;<br />
discussies met sleutelfiguren uit de provincie over<br />
actuele ruimtelijke thema’s. De resultaten hiervan worden<br />
eveneens als bouwstenen beschouwd.<br />
De tweede stap is het maken van vier ruimtelijke perspectieven<br />
voor Noord-Holland. De perspectieven geven elk een<br />
specifieke vertaling van de ruimtelijke opgaven weer (zoals<br />
benoemd in de werkdocumenten bouwstenen) in een samenhangend<br />
ruimtelijk toekomstbeeld voor de provincie.<br />
Doel is om met de perspectieven de bestuurlijke en maat-<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
schappelijke discussie te ondersteunen over:<br />
• de afweging van provinciale belangen;<br />
• de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de provincie.<br />
De aan de hand van deze discussie gemaakte keuzes worden<br />
in de derde stap vertaald in een ontwerp-structuurvisie.<br />
Deze digitale structuurvisie zal voldoen aan de nieuwe wettelijke<br />
standaarden voor digitale uitwisseling. De (ontwerp-)<br />
structuurvisiekaart bevat de ruimtelijke hoofdstructuur die de<br />
provincie Noord-Holland nastreeft. In thematische kaartlagen<br />
wordt de visie in verschillende thema’s uiteengelegd en<br />
worden de basiskwaliteiten benoemd. De visie gaat vergezeld<br />
van een uitvoeringsprogramma en instrumentarium,<br />
waarmee de realisatie wordt geborgd. De structuurvisie zal<br />
worden opgeleverd als een interactieve kaart in een webomgeving,<br />
waaraan verschillende kaartlagen, instrumenten en<br />
toelichtende teksten zijn gekoppeld.<br />
5<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Noord-Holland 2009<br />
6 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
INHOUDSOPGAVE<br />
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 5<br />
Inhoudsopgave 7<br />
1 Inleiding 9<br />
2 Knooppunten en netwerken 11<br />
2.1 OV-systeem en knooppuntontwikkeling 11<br />
2.1.1 Analyse op basis van het knoop-plaats model van Bertolini 11<br />
2.1.2 Analyse van geselecteerde knooppunten op basis van de Spacemate methode 21<br />
2.1.3 Space Syntax typologie stationsomgevingen 23<br />
2.2 Economie en netwerken 27<br />
2.2.1 Economische structuur 27<br />
2.2.2 Bereikbaarheid op basis van net werkreistijd 33<br />
2.2.3 Bereikbaarheid op basis van Space Syntax 39<br />
2.2.4 Confrontatie van de twee modellen 57<br />
3 Klimaatverandering 61<br />
3.1 Waterveiligheid en kansen voor recreatie 61<br />
3.2 Duurzame energie 65<br />
4 Kwalitatieve woningbouwopgave 69<br />
4.1 Topwoonmilieus 69<br />
4.2 Dorps-DNA 77<br />
5 Landschap en recreatie 93<br />
5.1 Kansen voor verbreding landbouw 93<br />
5.2 Vraag en aanbod van recreatie 99<br />
5.3 Regionaal recreatief netwerk 101<br />
6 Het visuele landschap 105<br />
6.1 Ruimtelijke kwaliteit in Noord-Holland 105<br />
6.2 Landschapstypen als basis 105<br />
6.3 Landschapsfysiognomie is cruciaal 106<br />
6.4 Openheid als maat 107<br />
6.5 Karakteristieke openheid per landschapstytpe 112<br />
6.6 Typeren van de ruimtevorm 115<br />
6.7 Verschijningsvorm van de ruimte 117<br />
6.8 Visuele verstedelijking 123<br />
7 Ruimtelijke hoofdstructuur 129<br />
Bijlagen 131<br />
Bijlage 1 Collegebrede verkenningen 131<br />
Bijlage 2 PARK-salons 132<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
7<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Document<br />
Document<br />
Onderwerpen<br />
Onderwerpen<br />
Knooppunten,<br />
Knooppunten,<br />
economie en<br />
economie en<br />
netwerken<br />
netwerken<br />
Klimaat en energie<br />
Klimaat en energie<br />
Kwalitatieve<br />
Kwalitatieve<br />
woningbouwopgave<br />
woningbouwopgave<br />
Landschap, landbouw<br />
Landschap, landbouw<br />
en recreatie<br />
en recreatie<br />
DUURZAAM RUIMTEGEBRUIK<br />
DUURZAAM RUIMTEGEBRUIK<br />
KLIMAATBESTENDIGHEID<br />
KLIMAATBESTENDIGHEID<br />
RUIMTELIJKE KWALITEIT<br />
RUIMTELIJKE KWALITEIT<br />
Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Analyses en verkenningen<br />
Analyses en verkenningen<br />
OV-systeem en knooppunt-<br />
OV-systeem en knooppuntontwikkelingontwikkeling<br />
Economische structuur<br />
Economische structuur<br />
Bereikbaarheidsanalyses<br />
Bereikbaarheidsanalyses<br />
Duurzame energie<br />
Duurzame energie<br />
Waterveiligheid en kansen voor<br />
Waterveiligheid en kansen voor<br />
recreatie<br />
recreatie<br />
Top woonmilieus<br />
Top woonmilieus<br />
Dorps-DNA<br />
Dorps-DNA<br />
Kansen voor verbreding<br />
Kansen voor verbreding<br />
landbouw<br />
landbouw<br />
Vraag en aanbod van recreatie<br />
Vraag en aanbod van recreatie<br />
Regionaal recreatief netwerk<br />
Regionaal recreatief netwerk<br />
Het visuele landschap<br />
Het visuele landschap<br />
8 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Collegebrede verkenningen PARK-salons<br />
Collegebrede verkenningen PARK-salons<br />
Hoogbouw<br />
Hoogbouw<br />
Risco’s bij de bundeling van<br />
Risco’s bij de bundeling van<br />
functies<br />
functies<br />
Kenniseconomie<br />
Kenniseconomie<br />
Dragers voor het landschap<br />
Dragers voor het landschap<br />
Verkenning circuit Zandvoort<br />
Verkenning circuit Zandvoort<br />
Energielandschappen<br />
Energielandschappen<br />
Costa Hollanda<br />
Costa Hollanda<br />
Kansen met krimp<br />
Kansen met krimp<br />
Werklandschappen<br />
Werklandschappen<br />
Vernieuwing agrarische sector<br />
Vernieuwing agrarische sector<br />
Krimp en dorpsuitbreidingen<br />
Krimp en dorpsuitbreidingen<br />
Het Metropolitane landschap<br />
Het Metropolitane landschap<br />
Het Blauwe Hart<br />
Het Blauwe Hart<br />
Kustvisie met de badplaatsen<br />
Kustvisie met de badplaatsen
INLEIDING<br />
1 Inleiding<br />
In het Werkboek Bouwstenen 3/3, ‘Analyses en Verkenningen’<br />
zijn een aantal ruimtelijke analyses en verkenningen<br />
opgenomen over onderwerpen die actueel zijn en die in de<br />
structuurvisie zeer waarschijnlijk aan de orde zullen komen.<br />
De analyses en verkenningen richten zich vooral op de samenhang<br />
tussen verschillende beleidsthema’s. De gekozen<br />
onderwerpen sluiten aan op de overkoepelende belangen<br />
voor de provincie; duurzaam ruimtegebruik, klimaatbestendigheid,<br />
ruimtelijke kwaliteit.<br />
De analyses in hoofdstuk 2 richten zich vooral op duurzaam/<br />
zuinig ruimtegebruik en dan met name in de relatie tussen<br />
het netwerk van (OV-)infrastructuur en de potenties voor een<br />
optimale benutting daarvan voor ruimtelijke en economische<br />
ontwikkelingen. In paragraaf 2.1 is onderzocht welke mogelijkheden<br />
er zijn voor verdichting en benutting van bestaande<br />
en nieuwe stations en (OV-)railinfrastructuur. In paragraaf 2.2<br />
wordt de relatie onderzocht tussen de economische structuur<br />
van de provincie en de bereikbaarheid via het wegennetwerk.<br />
Vanuit deze analyse kunnen enerzijds nieuwe initiatieven<br />
worden getoetst aan de kansen en bedreigingen vanuit de<br />
bereikbaarheid. Anderzijds kunnen onderbenutte mogelijkheden<br />
van het infrastructuurnetwerk voor ruimtelijke en economische<br />
ontwikkelingen in beeld worden gebracht.<br />
In hoofdstuk 3 worden ruimtelijke opgaven verkend die voortvloeien<br />
uit de klimaatverandering (belang: klimaatbestendigheid).<br />
Paragraaf 3.1 behandelt het veiligheidsvraagstuk in<br />
relatie tot kansen voor recreatie. In paragraaf 3.2. worden de<br />
kansen voor duurzame energieopwekking in de provincie in<br />
beeld gebracht.<br />
De hoofdstukken 4, 5 en 6 gaan in op enkele aspecten van<br />
ruimtelijke kwaliteit.<br />
Hoofdstuk 4 gaat in op de kwalitatieve woningbehoefte, waarbij<br />
in paragraaf 4.1 de ruimtelijke en landschappelijke kansen<br />
voor topwoonmilieus worden verkend. Dit is een belangrijke<br />
opgave vanuit de ontwikkeling van de Metropoolregio Amsterdam.<br />
Paragraaf 4.2 gaat vervolgens in op de behoefte aan<br />
dorpse en landelijke woonmilieus in relatie tot kwaliteit en<br />
identiteit van de Noord-Hollandse landschappen. Waar liggen<br />
de kansen en bedreigingen?<br />
In hoofdstuk 5 wordt de relatie tussen landschap en recreatie<br />
onderzocht: in relatie tot de landbouwhoofdstructuur (5.1),<br />
vanuit de (stedelijke) vraag en het aanbod (5.2) en in relatie<br />
tot het regionale recreatieve netwerk (5.3).<br />
Hoofdstuk 6 ‘het visuele landschap’ behandelt het begrip<br />
ruimtelijke kwaliteit van Noord-Hollandse landschappen aan<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
de hand van een wetenschappelijke analyse van de begrippen<br />
‘openheid’ en ‘visuele beleving’. Deze worden in verband<br />
gebracht met de landschappelijke opbouw van Noord/Holland<br />
en de Noord/Hollandse landschappen.<br />
Deze analyse kan een handvat bieden voor de provinciale<br />
sturing op ruimtelijke kwaliteit.<br />
Tot slot is in hoofdstuk 7 de huidige ruimtelijke hoofdstructuur<br />
van de provincie in beeld gebracht. Deze kaart vormt de<br />
ruimtelijke onderlegger voor de structuurvisiekaart, waarop<br />
de door de provincie nagestreefde hoofdstructuur voor de<br />
toekomst zal worden weergegeven.<br />
De analyses en verkenningen in dit deel 3/3 van het werkboek<br />
bouwstenen bieden, samen met de collegeverkenningen,<br />
‘Salons’ van de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke<br />
Kwaliteit (PARK) en de delen 1/3 en 2/3 van het werkboek<br />
bouwstenen de inhoudelijke basisinformatie voor het opstellen<br />
van de structuurvisie.<br />
In de tabel op de pagina hiernaast is aangegeven wat de samenhang<br />
is tussen de overkoepelende provinciale belangen,<br />
belangrijke onderwerpen en de verschillende onderzoekssporen:<br />
Werkboek Bouwstenen 3/3, Collegeverkenningen en de<br />
PARK-salons.<br />
9<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 2.1: Model van Bertolini<br />
Afbeelding 2.2: Aantallen in- en uitstappers<br />
per jaar per station.<br />
10 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Afbeelding 2.3: Op- en afritten van snelwegen in de nabijheid (2 km)<br />
van een station.
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
2 Knooppunten en netwerken<br />
De analyses in dit hoofdstuk richten zich op de relatie tussen<br />
het netwerk van (OV-)infrastructuur en de potenties voor een<br />
optimale benutting daarvan voor ruimtelijke en economische<br />
ontwikkelingen. Deze analyse sluit hiermee aan bij het overkoepelende<br />
provinciale belang ‘Duurzaam Ruimtegebruik’.<br />
In paragraaf 2.1 is onderzocht welke mogelijkheden er zijn<br />
voor verdichting en benutting van bestaande en nieuwe stations<br />
en (OV-)railinfrastructuur.<br />
In paragraaf 2.2 wordt de relatie onderzocht tussen de<br />
economische structuur van de provincie en de bereikbaarheid<br />
via het wegennetwerk. Vanuit deze analyse kunnen<br />
enerzijds nieuwe initiatieven worden getoetst aan de kansen<br />
en bedreigingen vanuit de bereikbaarheid. Anderzijds kunnen<br />
onderbenutte mogelijkheden van het infrastructuurnetwerk<br />
voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen in beeld<br />
worden gebracht.<br />
2.1 OV-systeem en knooppuntontwikkeling<br />
De opgave van stedelijke intensivering en verdichting en het<br />
optimaal benutten van het openbaar vervoer komen bij elkaar<br />
in de stationsomgeving. In deze paragraaf worden de ruimtelijke<br />
ontwikkelingsmogelijkheden onderzocht op en rond<br />
bestaande stations in de provincie Noord-Holland. Dit gebeurt<br />
op basis van drie methodieken die in afzonderlijke paragrafen<br />
behandeld worden:<br />
1. het knoop-plaats model; biedt inzicht in ontwikkelingsmogelijkheden<br />
van zowel het knooppunt als het netwerk;<br />
2. Space-mate methode; biedt gedetailleerder inzicht in<br />
bebouwingsdichtheid van het stedelijke gebied binnen een<br />
straal van 800 meter van een aantal geselecteerde stations.<br />
Niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief;<br />
3. Space syntax typologie stationsomgevingen: is gebruikt<br />
als aanvulling op de methode van Bertolini om de verschillende<br />
stations te typeren door kenmerken van de positie in<br />
het infranetwerk toe te voegen.<br />
De methodiek is ook toepasbaar bij het onderzoek naar eventuele<br />
nieuwe stations.<br />
Knooppunt<br />
Een knooppunt is een multimodaal transferpunt in het netwerk<br />
van collectief en individueel vervoer, gecombineerd met<br />
een ruimtelijke concentratie van functies en activiteiten en<br />
gericht op het optimaliseren van ontmoeting, zowel in economische<br />
als in sociale zin. In deze analyse zijn alleen stations<br />
geanalyseerd.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Uitgangspunten<br />
Primair invloedsgebied: 800 meter rond treinstations (loopafstand)<br />
Hoge dichtheden: uitleglocaties: minimaal 52 wo/ha, binnenstedelijk:<br />
minimaal 80 wo/ha voor woongebied, 250<br />
werknemers per ha voor kantoorgebied, 80 woningen en 160<br />
werknemers per ha voor gemengd gebied<br />
Doelen<br />
• Het onderling vergelijkbaar maken van stationsomgevingen<br />
met behulp van een typologie<br />
• Het in beeld brengen van kansen voor het toevoegen van<br />
programma rond stations op basis van het profiel van de<br />
knoop.<br />
• Het in beeld brengen van kansen voor netwerkverbetering<br />
• Het in beeld brengen van potentiële locaties voor hoogbouw<br />
rond knooppunten<br />
Door de verschillende relaties tussen ruimte en netwerk<br />
in kaart te brengen en ze als kansen voor ontwikkelingen<br />
expliciet te maken ontstaat een sterk instrument voor ontwikkeling.<br />
2.1.1 Analyse op basis van het knoop-plaats<br />
model van Bertolini<br />
Dit model maakt inzichtelijk hoe infrastructuur en verstedelijking<br />
op de knooppunten beter op elkaar kunnen worden<br />
afgestemd. In deze analyse wordt het knoop-plaats model<br />
van Bertolini gebruikt om aan de hand van de bereikbaarheid<br />
en de mogelijkheden voor verstedelijking van knooppunten te<br />
bepalen bij welke knooppunten stedelijke ontwikkelingen het<br />
beste plaats kunnen vinden.<br />
Volgens Bertolini wordt de toegankelijkheid, de mate waarin<br />
interactie mogelijk is, van een knooppunt bepaald door twee<br />
componenten, de knoopwaarde en de plaatswaarde.<br />
11<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Legenda<br />
Dichtheid van regionaal vervoer<br />
Afbeelding 2.4: Dichtheid van regionaal vervoer (bussen, metro,<br />
sneltram) in de nabijheid van treinstations.<br />
Aantal inwoners<br />
Afbeelding 2.6: De hoeveelheid personen woonachtig in de nabijheid<br />
van treinstations.<br />
12 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Aantal arbeidsplaatsen<br />
Afbeelding 2.5: De hoeveelheid werkzame personen in de nabijheid<br />
van treinstations.<br />
Afbeelding 2.7: Aantal voorzieningen in de nabijheid van treinstations.
Knoopwaarde<br />
De eerste component is de bereikbaarheid van het knooppunt<br />
via het netwerk van vervoersverbindingen. De plaats<br />
van het knooppunt in het netwerk bepaalt voor hoeveel<br />
mensen het knooppunt bereikbaar en dus toegankelijk is. Dit<br />
is een maat voor het potentieel van interacties dat mogelijk<br />
is op het knooppunt. De bereikbaarheid van het knooppunt<br />
wordt de knoopwaarde genoemd<br />
De knoopwaarde of netwerkwaarde van knopen kan gemeten<br />
worden aan de hand van het niveau en de intensiteit<br />
van de ov-dienstregeling die op de knoop geboden wordt,<br />
maar tevens aan de hand van de bereikbaarheid over de<br />
weg. Elke aansluiting van de stations op een openbaar<br />
vervoerssysteem wordt apart gewaardeerd. Het openbaar<br />
vervoer bestaat uit de HSL, intercity’s, snel- en stoptreinen,<br />
metrolijnen en streekbussen. Ook de autobereikbaarheid, het<br />
aantal snelwegafslagen binnen een straal van 800 m, wordt<br />
meegewogen.<br />
Plaatswaarde<br />
De tweede component die de toegankelijkheid van een<br />
knooppunt bepaalt, is de intensiteit en de diversiteit van activiteiten<br />
op het knooppunt. Deze component beschrijft dus de<br />
mate waarin het potentieel aan interactie op een knooppunt<br />
gerealiseerd wordt. Bertolini noemt dit de plaatswaarde.<br />
Om de relatie tussen de twee componenten inzichtelijk te<br />
maken heeft Bertolini deze in een diagram weergegeven. De<br />
plaats van het knooppunt in de grafiek geeft aan in hoeverre<br />
deze bovenmatig goed ontsloten dan wel qua stedelijk programma,<br />
inwoners en arbeidsplaatsen, onderontwikkeld is.<br />
In deze analyse is het model van Bertolini vrij toegepast. Voor<br />
de vervoerswaarde zijn de parameters regionaal vervoer,<br />
afstand tot snelweg en aantal in en uitstappers gebruikt. Voor<br />
de plaatswaarde zijn werkdichtheid, woondichtheid en voorzieningendichtheid<br />
gebruikt.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
13<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 2.8: Resultaten analyse.<br />
14 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Conclusies en aanbevelingen<br />
- Sterk bovenmatig ontwikkelde stations zijn Muiderpoort en<br />
Den Helder. Dit betekent een relatief hoge dichtheid aan<br />
wonen, werken en voorzieningen in de nabijheid van het<br />
station ten opzichte van het vervoer (auto, bus, trein).<br />
- Sterk ontsloten stations zijn Amsterdam Sloterdijk, Schiphol,<br />
Amsterdam Bijlmer en Hoofdorp. Hier is relatief veel vervoer<br />
ten opzichte van wonen, werken en voorzieningen.<br />
- Het model kan gebruikt worden om station en stationsomgevingen<br />
ten opzichte van elkaar te profileren en op basis<br />
daarvan verder te ontwikkelen.<br />
Afbeelding 2.9: Resultaten analyse.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
15<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 2.10: Stationstypering, op basis van de analyse.<br />
16 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Op basis van het knooppunten diagram is een typering van<br />
de stations mogelijk, zie afbeelding 2.11. Er is een onderverdeling<br />
gemaakt in lokale stations, regionale stations, transfer<br />
stations en grootstedelijke stations.<br />
lokaal<br />
regionaal<br />
Afbeelding 2.11: Onderverdeling in stationstypering, op basis van de analyse.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
transfer<br />
grootstedelijk<br />
17<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
lokaal<br />
Stations lokaal --> Regionaal<br />
Station Score op ruimte<br />
1 Anna Pauwlona 1<br />
2 Den Helder Zuid 6<br />
3 Overveen 7<br />
4 Castricum 8<br />
5 Uitgeest 11<br />
6 Heerhugowaard 26<br />
Stations transfer --> Grootstedelijk<br />
Station Score op ruimte<br />
1 Duivendrecht 17 (65 ha)<br />
2 Hoofddorp 21 (56 ha)<br />
3 Amsterdam Sloterdijk 35 (30 ha)<br />
4 Amsterdam Lelylaan 51 (8 ha)<br />
regionaal<br />
transfer<br />
Afbeelding 2.12: Verandering van de typering van het station door de verhoging van de knoopwaarde.<br />
Afbeelding 2.13: Toevoegen van woningbouw verhoogt de knoopwaarde.<br />
(Bron plannen van gemeenten: monitor woningbouwcapaciteit Noord-Holland 2008)<br />
18 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
grootstedelijk<br />
Plannen van gemeenten om woningbouw toe te voegen<br />
rondom stations<br />
Station Aantal Type station Score<br />
woningen op ruimte<br />
Zaanstad 2699 regionaal 47<br />
Beverwijk 370 regionaal 34<br />
Hoorn 888 regionaal 53<br />
Anna Paulowna* 265 lokaal 1<br />
Den Helder 436 regionaal 52<br />
Heerhugowaard* 1036 lokaal 26<br />
Enkhuizen 225 lokaal 41<br />
Obdam 748 lokaal 4<br />
Heemstede- Aardenhout 577 lokaal 20
Wanneer woningbouw, voorzieningen of werklocaties toegevoegd<br />
worden aan stations die relatief bovenmatig ontsloten<br />
zijn stijgen zij in knoopwaarden. Dit betekent dat door het<br />
toevoegen van woningbouw stations van het type transfer,<br />
grootstedelijk worden. Of lokale stations, regionaal worden<br />
(zie afbeelding 2.12).<br />
Door de open ruimte rondom stations te bepalen kan een<br />
rangorde aangeven worden voor alle stations. In afbeelding<br />
2.13 zijn de stations weergegeven die in potentie kunnen<br />
groeien van lokaal naar regionaal en van transfer naar grootstedelijk.<br />
Een station als Anna Pauwlona heeft de meeste<br />
open ruimte en kan, volgens de grafiek, groeien naar een<br />
regionaal station. Duivendrecht is een transfer stations met<br />
de meeste open ruimte.<br />
In afbeelding 2.13 is weergegeven wat de huidige plannen<br />
zijn van verschillende gemeentes om woningbouw toe te<br />
voegen rondom stations.<br />
Het blijkt dat de regionale stations door toevoeging van<br />
woningbouw niet verschuiven naar een ander type (grootstedelijk)<br />
station. Hiervoor zal ook de vervoerswaarde omhoog<br />
moeten.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
De stations met de meeste potentie voor groei van lokaal<br />
naar regionaal, als er gekeken wordt naar ruimte voor woningbouw,<br />
zijn:<br />
• Anna Pauwlona<br />
• Den Helder Zuid<br />
• Overveen<br />
• Castricum<br />
• Uitgeest<br />
• Heerhugowaard<br />
De stations met de meeste potentie voor groei van transfer<br />
naar grootstedelijk, als er gekeken wordt naar ruimte voor<br />
woningbouw, zijn:<br />
• Duivendrecht<br />
• Hoofddorp<br />
• Amsterdam Sloterdijk<br />
• Amsterdam Lelylaan<br />
Voor de stations Anna Paulowna en Heerhugowaard geldt dat<br />
er ook al plannen voor woningbouw zijn.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
19<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
0,8<br />
0,7<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,1<br />
0<br />
0,8<br />
0,7<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,1<br />
0<br />
GSI<br />
GSI<br />
1Ams<br />
t e l<br />
Amst e l<br />
1<br />
Grootstedelijk Centrum<br />
Amsterdam Amstel<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,1<br />
0,1<br />
0<br />
0<br />
FSI<br />
1<br />
1 Amse l<br />
Amse l<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
OSR<br />
1<br />
1<br />
Ams t e l<br />
Amst e l<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
Afbeelding 2.14: Amsterdam Amstel (grootstedelijk knooppunt)<br />
Castricum<br />
Castricum<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
Afbeelding 2.16: Castricum<br />
Grootstedelijk Centrum<br />
Amsterdam Amstel<br />
20 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
0,6<br />
FSI<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
OSR<br />
0,8<br />
0,8<br />
0,7<br />
0,7<br />
0,6<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,2<br />
0,1<br />
0,1<br />
0<br />
0<br />
GSI<br />
GSI<br />
1 Anna Pouwlona<br />
Anna Pouwlona<br />
Lokaal<br />
Lokaal<br />
knooppunt<br />
knooppunt<br />
Anna Paulowna<br />
Anna Paulowna<br />
0,6<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,2<br />
0,1<br />
0,1<br />
0<br />
0<br />
FSI<br />
FSI<br />
1<br />
Anna Pauwlona<br />
Anna Pauwlona<br />
20<br />
20<br />
18<br />
18<br />
16<br />
16<br />
14<br />
14<br />
12<br />
12<br />
10<br />
10<br />
8<br />
8<br />
6<br />
6<br />
4<br />
4<br />
2<br />
2<br />
0<br />
0<br />
OSR<br />
OSR<br />
1 Anna Pauwlona<br />
Anna Pauwlona<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
Afbeelding 2.15: Anna Paulowna (lokaal knooppunt)<br />
0,8<br />
0,8<br />
0,7<br />
0,7<br />
0,6<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,3 0,2<br />
0,2<br />
0,1<br />
GSI<br />
GSI<br />
0,1 0<br />
Annapalouwna Sloterdijk Amstel<br />
0<br />
Annapalouwna Sloterdijk Amstel<br />
1<br />
Amsterdam Sloterdijk<br />
Amsterdam Sloterdijk<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,2<br />
0,1<br />
FSI<br />
0,1<br />
0<br />
Annapalouwna Sloterdijk Amstel<br />
0<br />
Annapalouwna Sloterdijk Amstel<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
compactheid bebouwingsdichtheid openheid<br />
Afbeelding 2.17: Amsterdam Sloterdijk<br />
0,6<br />
FSI<br />
1<br />
16<br />
16<br />
14<br />
14<br />
12<br />
12<br />
10<br />
10<br />
8<br />
8<br />
6<br />
6<br />
4<br />
42<br />
OSR<br />
OSR<br />
20<br />
Annapalouwna Sloterdijk Amstel<br />
0<br />
Annapalouwna Sloterdijk Amstel<br />
1
2.1.2 Analyse van geselecteerde knooppunten<br />
op basis van de Spacemate methode<br />
Om de bebouwingsdichtheid van het stedelijke gebied binnen<br />
een straal van 800 meter (de directe invloedsfeer) rond<br />
een station te beschrijven, wordt de Spacemate methode<br />
gebruikt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van aspecten als<br />
compactheid, bebouwingsdichtheid en openheid.<br />
De Spacemate is een instrument dat ingezet kan worden<br />
bij het formuleren van zowel kwantitatieve als kwalitatieve<br />
uitgangspunten bij herstructurering van bestaande gebieden<br />
of nieuwbouwplannen. De Spacemate maakt een koppeling<br />
tussen dichtheid (kwantiteit) en leefmilieus, bebouwingstypologieën<br />
en de mate van stedelijkheid (kwaliteit).<br />
De mate van stedelijkheid wordt gekoppeld aan kwantificeerbare<br />
parameters. Deze parameters zijn FSI ( Floor Space<br />
Index), GSI (Ground Space Index) en OSR (Open Space<br />
Ratio). De FSI geeft de dichtheid aan onafhankelijk van de<br />
programmatische invulling. Dit in tegenstelling tot het uitdrukken<br />
van de dichtheid in het aantal woningen per hectare.<br />
De GSI geeft het bruto vloeroppervlak ten opzichte van het<br />
grondoppervlak weer, oftewel de verhouding tussen bebouwde<br />
en onbebouwde ruimte. De OSR geeft de hoeveelheid<br />
open ruimte op maaiveld per vierkante meter vloeroppervlak<br />
weer. De OSR-waarde is een indicatie voor de druk op de<br />
open ruimte.<br />
De grootstedelijke knoop Amsterdam Amstel is als voorbeeld<br />
genomen van hoge bebouwingsdichtheid rondom een<br />
station. De lokale knoop Anna Paulowna is als voorbeeld<br />
genomen van lage bebouwingsdichtheid rondom een station.<br />
De verschillende Spacemate parameters zijn onder de kaart<br />
uitgezet.<br />
Voor twee stations (Castricum en Amsterdam Sloterdijk) zijn<br />
deze parameters bepaald en uitgezet ten opzichte van Amsterdam<br />
Amstel en Anna Paulowna.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
Station Amsterdam Sloterdijk heeft een relatief lage bebouwingsdichtheid<br />
en een relatief hoge compactheid. Station<br />
Castricum heeft een vergelijkbare bebouwingsdichtheid<br />
tegenover een lagere compactheid. Castricum heeft daar in<br />
tegen natuur binnen de nabijheid van het station, dit maakt<br />
de beschikbare ruimte voor woningbouw lager.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
21<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 2.19: Space syntax typologie stationsomgevingen.<br />
22 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
2.1.3 Space Syntax typologie stationsomgevingen<br />
Egbert Stolk, Akkelies van Nes - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Met behulp van space syntax is een aanvulling gemaakt op<br />
basis van de positie in het netwerk. De vier space syntax<br />
maten (zie paragraaf 2.2.3 over space syntax) zijn hiervoor<br />
samengevoegd en er is een voorstel gedaan voor een typologie<br />
van de stationsomgevingen, bestaande uit 5 typen. Deze<br />
typering vormt een aanvulling op het knoop-plaatsmodel,<br />
waarin de vorm van het stratenpatroon geen directe indicator<br />
is.<br />
Geen enkele typering is eenduidig en absoluut, er zijn altijd<br />
grensgevallen die binnen meerdere typen zouden kunnen<br />
vallen. Met dit in het achterhoofd is er gekomen tot de volgende<br />
5 typen:<br />
Maximaal verbonden (3 stuks)<br />
Deze stations hebben zowel een hoge regionale als lokale<br />
bereikbaarheid. Ze zijn goed bereikbaar zowel per auto als<br />
te voet. Deze stations zijn de centrale stations van de grotere<br />
steden. In Noord-Holland zijn er drie van dit type: Amsterdam<br />
Centraal, Alkmaar Centraal en Haarlem.<br />
Regionaal verbonden, lokaal geïsoleerd (8 stuks)<br />
Deze stations hebben een hoge regionale bereikbaarheid,<br />
maar zijn lokaal lastiger te bereiken. Over het algemeen liggen<br />
ze in de overgangsgebieden: aan de randen van steden,<br />
nabij bedrijven/industriegebieden, en op relatief korte afstand<br />
van snelwegen. Voorbeelden zijn: Schiphol, Hoofddorp, Alkmaar<br />
Noord en Diemen.<br />
Goed verbonden, niet te voet (22 stuks)<br />
Hoge regionale en lokale bereikbaarheid. Lastig per voet te<br />
bereiken vanuit de omgeving. Deze stations zijn veelal aan<br />
randen van verstedelijking te vinden, of naast wijken uit de<br />
jaren 60/70/80 - met een relatief grote autoafhankelijkheid.<br />
Voorbeelden zijn: Zaandam, Amsterdam Lelylaan, Beverwijk,<br />
Nieuw Vennep en Castricum.<br />
Lokaal goed, regionaal minder (6 stuks)<br />
Een hoge lokale bereikbaarheid, goed te voet te bereiken en<br />
veelal in de nabijheid van lokale centra gelegen. De regionale<br />
bereikbaarheid is minder goed, dit wordt in hoge mate<br />
bepaald door de geografische ligging van de stations. De<br />
meeste van deze stations liggen in het oostelijk en westelijk<br />
deel van de provincie. Voorbeelden zijn Den Helder, Hilversum<br />
en Enkhuizen.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Slecht verbonden (14 stuks)<br />
Alles laag: zowel lokaal, regionaal, lastig te voet te bereiken.<br />
Deze stations hebben een veelal afgelegen ligging. Voorbeelden<br />
zijn Den Helder Zuid, Weesp en Naarden-Bussum.<br />
23<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
jke locaties voor<br />
eid van hoogbouw<br />
lokale context is<br />
Noord-Holland zijn<br />
de stations in<br />
fweging:<br />
r (laagbouw)<br />
e context<br />
toelaat, is<br />
m van compacte<br />
tations van<br />
eesp.<br />
on beperkt is en<br />
mma wenselijk,<br />
de kaart zetten.<br />
onderdeel is van<br />
it op bestaande<br />
Hoogbouw reëel<br />
- OV hubs met hoge knoopwaarde<br />
- Hoge plaatswaarde<br />
- Beperkte ruimte, grootschalig<br />
programma<br />
- Weinig gevoelige context Den Helder<br />
Hoogbouw een kans<br />
- Regionale knoop met hoge<br />
knoopwaarde<br />
- Hoge plaatswaarde, weinig<br />
ontwikkeld<br />
- Beperkte ruimte in stedelijke<br />
context<br />
- Context laat vorm van hoogbouw<br />
toe<br />
Verdichting kansrijk<br />
- Kleinere stations met redelijke<br />
knoopwaarde<br />
- Plaatswaarde laag<br />
- Voldoende ruimte in<br />
stationsomgeving<br />
- Of/en gevoelige context<br />
(binnenstad)<br />
Hoogbouw niet reëel<br />
- Kleine stations met zeer lage<br />
knoopwaarde<br />
- Lage plaatswaarde<br />
- Onvoldoende aanleiding voor<br />
verdichting<br />
Zandvoort<br />
24 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Zaandam<br />
Alkmaar<br />
Schiphol Amsterdam Zuid<br />
Amsterdam<br />
Hoorn<br />
Hilversum<br />
Afbeelding 2.18: In de collegeverkennning ‘Hoogbouw in Noord-Holland’ is op basis van de analyse in het knoop-plaatsmodel<br />
(paragraaf 2.1.1.) onderzocht welke rol hoogbouw kan spelen bij verdichtingsopgaven rond stations. In paragraaf<br />
6.8 ‘visuele verstedelijking’ wordt dit in verband gebracht met de ruimtelijke kwaliteit en openheid van de Noord-Hollandse<br />
landschappen.<br />
Bron: Hoogbouw in Noord-Holland, Zandbelt&vandenBerg 2008
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Op basis van de analyse kan geconcludeerd worden dat<br />
er genoeg ruimte rondom stations in Noord-Holland is om<br />
een belangrijk deel van de woningbouwopgave voor de<br />
toekomst uit te kunnen voeren. Verder onderzoek, waarbij<br />
de context per locatie uitvoerig bekeken wordt, is nodig.<br />
• Rond een aantal multimodale knooppunten, met zowel<br />
een goede autobereikbaarheid als ontsluiting via het<br />
OV-netwerk, liggen kansen voor stedelijke ontwikkeling,<br />
bijvoorbeeld rond station Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam<br />
Lelylaan, Duivendrecht, Diemen en Hoofddorp.<br />
• Wonen en werken toevoegen aan transferstations (bv.<br />
Sloterdijk) is mogelijk. Hierdoor verschuiven deze stations<br />
van transfer naar grootstedelijk centrum.<br />
• De verschillende typen stationslocaties vragen om<br />
verschillende typen oplossingsrichtingen. Het is goed<br />
om daarbij te bedenken dat niet elke karakteristiek kan<br />
worden verbeterd; een perifere geografische ligging<br />
(bijvoorbeeld aan de kust of het eind van een schiereiland)<br />
heeft bijna per definitie een minder goede regionale<br />
bereikbaarheid tot gevolg. Toch kan bijvoorbeeld door<br />
subtiele aanpassingen in het lokale stratenpatroon de<br />
stationsomgeving worden verbeterd.<br />
• Door woningbouw en bedrijven toe te voegen aan een<br />
aantal stations verschuiven deze van lokale betekenis<br />
naar regionale betekenis.<br />
• Alleen toevoegen van wonen en werken aan stations is<br />
niet voldoende. De vervoerwaarde van de stations zal<br />
ook omhoog moeten (vaker treinen, betere aansluiting op<br />
regionaal vervoer).<br />
• De combinatie van de twee typeringen van stations op<br />
basis van het knoop-plaatsmodel van Bertolini en op<br />
basis van de space syntax methode geeft een goed beeld<br />
van de potenties en beperkingen van de verschillende<br />
stationsomgevingen. Deze gegevens kunnen worden<br />
gebruikt bij het vaststellen van de opgave voor de stationsomgevingen;<br />
ze kunnen dienen als hulpmiddel in het<br />
ontwerpproces, of als evaluatie-criterium achteraf.<br />
• Conclusies uit collegebrede verkenning ‘Hoogbouw in<br />
Noord-Holland’:<br />
Stationsomgevingen vormen kansrijke locaties voor<br />
stedelijke verdichting. De bruikbaarheid van hoogbouw<br />
verschilt echter van plek tot plek. De locale context is<br />
daarbij een belangrijke factor. Voor de stations in stedelijke<br />
centra geldt de volgende afweging:<br />
1. Wanneer er voldoende ruimte voor (laagbouw)<br />
verstedelijking aanwezig is, of de context eenvoudigweg<br />
geen hoogbouw toelaat, is verdichting effectiever<br />
in de vorm van compacte laagbouw. Voorbeelden<br />
zijn de stations van Hilversum, Uitgeest, Hoorn<br />
en Weesp.<br />
Bron: Hoogbouw in Noord-Holland, Zandbelt&vandenBerg 2008<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
2. Als de ruimte rondom een station beperkt is en een<br />
stevig woon- of werkprogramma wenselijk, dan kan<br />
hoogbouw zo’n plek op de kaart zetten. Voorwaarde<br />
is dat de hoogbouw onderdeel is van een gemengd<br />
milieu, dat aansluit op bestaande structuren in de<br />
omgeving.<br />
Bronnen<br />
Bakel van, M. 2001. Stedelijke ontwikkeling van knooppunten<br />
in de Deltametropool. Afstudeerscriptie. Universiteit Utrecht,<br />
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen<br />
Bertolini, L. Sustainable urban mobility, an evolutionary approach.<br />
Universiteit van Amsterdam<br />
Bertolini, L. 1999. Spatial development patterns and public<br />
transport, the application of an analytical model in the Netherlands.<br />
Planning research, Vol. 14, No.2, 199-210<br />
Nes, A., Stolk, E., Nijhuis, S. 2008. Bereikbaarheid en ruimtelijke<br />
ontwikkeling. Space syntax als basis voor bereikbaarheidsanalyses.<br />
<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, Bouwkunde, afdeling Urbanism<br />
Provincie Zuid-Holland, platform Zuidvleugel. 2003. De Stedenbaan.<br />
Zandbelt&vandenBerg. 2008. Hoogbouw in Noord-Holland,<br />
Collegebrede verkenning als input voor de structuurvisie.<br />
Haarlem, Provincie Noord-Holland.<br />
25<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
26 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
<br />
Resultaten<br />
Uit het rapport: “De economische hittekaart van Nederland: Waar de economie va<br />
bureau Louter valt op te maken dat het bij het stimuleren van de regionale bijdrage<br />
economische groei vooral gaat om economische 25m stuwende sectoren. Het betreft hi<br />
waarvan het economisch functioneren en/of de vestigingsplaatskeuze niet hoofdza<br />
regionaal bevolkingsdraagvlak wordt bepaald. Het vestigingspatroon wijkt af van w<br />
bevolkingomvang valt te verwachten. De sector media is geconcentreerd in Hilvers<br />
merendeel van de financiële instellingen 25m zit in Amsterdam Zuid-Oost. In Noord-Hol<br />
banen dan inwoners in de zuidelijke regio’s terwijl in de noordelijke regio’s de werk<br />
de beroepsbevolking.<br />
Andere typen bedrijvigheid zijn sterk gekoppeld aan lokaal/ regionaal bevolkingsdr<br />
hiervan zijn: detailhandel, zorg, basis en voortgezet onderwijs. Iedere stad of dorp<br />
voorzieningenniveau waarvan de omvang bepaald wordt de drempelwaarde van de<br />
1500 m<br />
Met behulp van deze tweedeling kunnen zijn de hittekaarten in te delen in twee ca<br />
Afbeelding 2.20: Rastergrootte en zoekafstand.<br />
zijn hiervoor de kaarten uit paragraf 5.1 gebruikt.<br />
Regionaal stuwende sectoren Lokale/Regionale sectoren<br />
Industrie Detailhandel<br />
Logistiek Bouwnijverheid<br />
Financiële instellingen Zorg<br />
Zakelijke dienstverlening Melkveehouderij<br />
Kenniseconomie Groothandels<br />
Media<br />
Logistiek<br />
Akkerbouw<br />
Bloembollen<br />
Opengrondstuinbouw<br />
Glastuinbouw<br />
Afbeelding 2.21: Tweedeling hittekaarten.<br />
Conclusies<br />
Wanneer we kijken naar de regionaal stuwende factoren blijkt dat de regio Amster<br />
(vooral in de tertiaire sector) verreweg het belangrijkste werkgebied van Noord-Ho<br />
vormige structuur te ontdekken die loopt van Amsterdam, Zaandam via Haarlem la<br />
Belangrijke redenen voor dit patronen zijn: ruimtelijk beleid, bereikbaarheid, de lig<br />
Noordzeekanaal en regionale verschillen in de beroepsbevolking. Bij de landbouw z<br />
kavelgrootte vaak bepalend voor de opgetreden structuren. Voorbeelden hiervan z<br />
akkerbouw.<br />
Uit de kaarten valt op te maken dat het wenselijk is specifiek ruimtelijk beleid per s<br />
stimuleren van lokaal/regionale sectoren volstaat generiek beleid voor heel Noordstimuleren<br />
van kenniseconomie beleid specifiek gericht moet zijn op stedelijke cen
2.2 Economie en netwerken<br />
Bereikbaarheid en economische ontwikkeling zijn onlosmakelijk<br />
met elkaar verbonden. In deze paragraaf wordt de relatie<br />
onderzocht tussen de economische structuur van de provincie<br />
en de bereikbaarheid via het wegennetwerk. Allereerst is<br />
in paragraaf 2.2.1 onderzocht hoe de economische sectoren<br />
verdeeld zijn over de provincie. Dit is in beeld gebracht door<br />
middel van ‘hittekaarten’. Vervolgens is in paragraaf 2.2.2 de<br />
bereikbaarheid van Noord-Holland op basis van netwerkreistijd<br />
onderzocht (isochronenmethode) en in paragraaf 2.2.3<br />
met behulp van de space syntax. In beide paragrafen is dit in<br />
verband gebracht met de hittekaarten uit paragraaf 2.2.1.<br />
Vanuit deze analyses kunnen enerzijds nieuwe initiatieven<br />
voor economische ontwikkelingen worden getoetst aan de<br />
kansen en bedreigingen vanuit de bereikbaarheid. Anderzijds<br />
kunnen onderbenutte mogelijkheden van het infrastructuurnetwerk<br />
voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen in<br />
beeld worden gebracht.<br />
2.2.1 Economische structuur<br />
Noord-Holland kent een grote diversiteit aan economische<br />
sectoren. De verspreiding en intensiteit binnen de provincie<br />
verschilt sterk per sector. Deze analyse brengt de regionale<br />
verschillen in economie in kaart en toont per sector de<br />
concentratiepunten van economische activiteiten. Voor het<br />
maken van deze analyse is gebruik gemaakt van twee verschillende<br />
bronnen: Het Landelijk Informatiesysteem Arbeidsplaatsen<br />
(LISA) en het PROSU. Via het LISA bestand zijn op<br />
adresniveau alle banen ingedeeld naar sectoren in Noord-<br />
Holland (met uitzondering van de landbouw) beschikbaar.<br />
PROSU bevat op adresniveau de kenmerken van agrarische<br />
bedrijven.<br />
Opgave<br />
Onderzoek naar de stuwende en verzorgende economische<br />
sectoren in Noord-Holland.<br />
Doel<br />
Het in beeld brengen van concentratiepunten van economische<br />
activiteiten per sector.<br />
Methodieken<br />
Doordat van alle bedrijven en agrarische ondernemingen de<br />
exacte locatie beschikbaar is, kan uitgerekend worden in wat<br />
voor omgeving het bedrijf zich bevindt. Hierdoor kan inzichtelijk<br />
gemaakt worden of bedrijven binnen een bepaalde sector<br />
geclusterd voorkomen of dat zij over heel Noord-Holland<br />
verspreid zijn.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Door de provincie in te delen in vlakken van 25 bij 25 meter<br />
ontstaat een provinciedekkend raster. Vervolgens wordt binnen<br />
een straal van 1500 meter van dit raster de hoeveelheid<br />
arbeidsplaatsen of NGE´s berekend. De keuze van de afstanden<br />
hangt af van de schaal waarop de analyse plaatsvindt.<br />
De waarde binnen de cirkel wordt vervolgens toegekend<br />
aan het vlak uit het raster. Na het berekenen van alle rasters<br />
ontstaat zo een kaartbeeld dat de economische intensiteit<br />
weergeeft. Zie ook ter verduidelijking figuur 2.20.<br />
Het LISA bestand toont op de kaart de dichtheid van het aantal<br />
arbeidsplaatsen, bij het PROSU is de Nederlandse grootte<br />
eenheid (NGE) gebruikt. Dit is een economische maatstaf,<br />
die elke 2 jaar wordt herzien. De normen worden berekend<br />
voor de rubrieken uit de Landbouwtelling die de bedrijfsomvang<br />
bepalen. Bij de kaarten is een simpele legenda gebruikt<br />
omdat de waarden achter de kaart niet noodzakelijk zijn voor<br />
de interpretatie. Het gaat namelijk niet om de omvang of ontwikkeling<br />
van de werkgelegenheid maar om de geografische<br />
spreiding over de provincie.<br />
Resultaten<br />
Uit het rapport: ‘De economische hittekaart van Nederland:<br />
Waar de economie van Nederland groeit’ van bureau Louter<br />
valt op te maken dat het bij het stimuleren van de regionale<br />
bijdrage aan de nationale economische groei vooral gaat<br />
om economische stuwende sectoren. Het betreft hier typen<br />
bedrijvigheid waarvan het economisch functioneren en/of de<br />
vestigingsplaatskeuze niet hoofdzakelijk door het lokaal/ regionaal<br />
bevolkingsdraagvlak wordt bepaald. Het vestigingspatroon<br />
wijkt af van wat op basis van bevolkingsomvang valt te<br />
verwachten. De sector media is geconcentreerd in Hilversum/<br />
Aalsmeer en het merendeel van de financiële instellingen zit<br />
in Amsterdam Zuid-Oost. In Noord-Holland als geheel zijn<br />
er meer banen dan inwoners in de zuidelijke regio’s terwijl in<br />
de noordelijke regio’s de werkgelegenheid achterblijft bij de<br />
beroepsbevolking.<br />
Andere typen bedrijvigheid zijn sterk gekoppeld aan lokaal/<br />
regionaal bevolkingsdraagvlak, voorbeelden hiervan zijn: detailhandel,<br />
zorg, basis en voortgezet onderwijs. Iedere stad of<br />
dorp heeft een bepaald basis voorzieningenniveau waarvan<br />
de omvang bepaald wordt door de drempelwaarde van de<br />
bevolking.<br />
Met behulp van deze tweedeling zijn de hittekaarten in te delen<br />
in twee categorieën (zie afbeelding 2.21). Voor landbouw<br />
zijn hiervoor de kaarten uit paragraaf 5.1 gebruikt.<br />
27<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Alle banen (behalve landbouw)<br />
Veel banen liggen in stedelijk gebied. Amsterdam en Schiphol vormen de belangrijkste<br />
concentratiegebieden.<br />
Industrie<br />
Corus is met afstand de grootse werkgever in de industrie. Ook de Zaanstreek, Alkmaar,<br />
Hoorn, Amsterdam en de Waardenpolder zijn concentratiegebieden.<br />
28 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Alle landbouwbedrijven<br />
Concentraties van landbouwbedrijven met de hoogste waarde in NGE liggen rond Aalsmeer,<br />
ten zuiden van Den Helder, rond Heemskerk, ten noorden van Heerhugowaard en<br />
in de regio West-Friesland.<br />
Groothandel<br />
Het merendeel van de groothandel zit in de omgeving Amsterdam, Schiphol.
Conclusies en aanbevelingen<br />
Wanneer we kijken naar de regionaal stuwende factoren<br />
blijkt dat de regio Amsterdam voor veel sectoren (vooral in<br />
de tertiaire sector) verreweg het belangrijkste werkgebied<br />
van Noord-Holland vormt. Ook is een L-vormige structuur te<br />
ontdekken die loopt van Amsterdam, Zaandam via Haarlem<br />
langs de kust naar Alkmaar.<br />
Belangrijke redenen voor dit patronen zijn: ruimtelijk beleid,<br />
bereikbaarheid, de ligging van Schiphol/Noordzeekanaal en<br />
regionale verschillen in de beroepsbevolking. Bij de landbouw<br />
zijn grondsoort en kavelgrootte vaak bepalend voor de<br />
opgetreden structuren. Voorbeelden hiervan zijn bollenteelt<br />
en akkerbouw.<br />
Uit de kaarten valt op te maken dat het wenselijk is specifiek<br />
ruimtelijk beleid per sector te voeren. Voor het stimuleren van<br />
lokaal/regionale sectoren volstaat generiek beleid voor heel<br />
Noord-Holland terwijl voor het stimuleren van kenniseconomie<br />
beleid specifiek gericht moet zijn op stedelijke centra.<br />
Bronnen<br />
Bureau Louter. 2002. De economische hittekaart van Nederland.<br />
Waar de economie van Nederland groeit. <strong>Delft</strong>.<br />
Lisa<br />
Prosu<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
29<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Detailhandel<br />
De detailhandel lijkt qua spreiding op de bevolkingsdichtheid, waar veel mensen wonen<br />
zijn ook veel voorzieningen. De stadscentra zijn duidelijk te herkennen.<br />
Financiële instellingen<br />
Opvallend is de concentratie van financiële werkgelegenheid in Amsterdam Zuidoost. Er<br />
werken hier meer mensen dan op de Zuid-As.<br />
30 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Logistiek<br />
Logistieke bedrijven zitten vooral in de buurt van Amsterdam en zijn geconcentreerd rond<br />
de ring A-10. Vooral veel taxibedrijven zijn in Amsterdam gevestigd.<br />
Zakelijke dienstverlening<br />
Amsterdam vormt het centrum van de zakelijke dienstverlening, vooral in het centrum en<br />
rondom de stations Sloterdijk en Amstel is veel werkgelegenheid.
Bouwnijverheid<br />
De bouw kent veel concentratiegebieden op bedrijventerreinen aan de rand van steden.<br />
Ook in Edam-Volendam zijn veel banen in de bouwsector te vinden.<br />
Media<br />
Hilversum, het centrum van Amsterdam en Aalsmeer vormen de mediahotspots van<br />
Noord-Holland.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Kenniseconomie<br />
De kenniseconomie is sterk geconcentreerd in Amsterdam (Centrum, Zuid). Opvallend is<br />
het Energie Centrum Nederland in Petten<br />
Zorg<br />
Deze kaart toont de ligging van grote zorginstellingen in vooral stedelijke gebieden.<br />
31<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
32 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
2.2.2 Bereikbaarheid op basis van netwerkreistijd<br />
Steffen Nijhuis - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Bereikbaarheid is een noodzakelijke voorwaarde voor de<br />
locatiekeuze voor veel regionale functies zoals kantoren<br />
en (winkel)voorzieningen (bestemmingslocaties). Gebieden<br />
binnen de onderzochte regio met een relatief goede bereikbaarheid<br />
zijn dus potentiële locaties voor deze functies.<br />
Bereikbaarheid wordt bepaald door de karakteristiek van een<br />
locatie: de geografische positie, de plek binnen het netwerk<br />
van infrastructuur en de actieradius van de bevolking.<br />
Bereikbaarheid wordt hier gedefinieerd als: ‘bereikbaarheid<br />
heeft betrekking op de ruimte waarbinnen een verzameling<br />
personen is gesitueerd, die vanuit hun herkomstlocaties een<br />
bepaalde activiteitenplaats tegen acceptabele tijdskosten als<br />
bestemming kunnen kiezen’ (Dijst, 1995).<br />
Doel<br />
Het in beeld brengen van de potentiële bereikbaarheid van<br />
willekeurige bestemmingsplekken op basis van netwerkreistijd.<br />
Met andere woorden: wat is de locatiewaarde op basis<br />
van bereikbaarheid, of wat zijn de meest centrale plaatsen in<br />
de regio op basis van netwerkreistijd? Goede autobereikbaarheid<br />
of centrale ligging in het autonetwerk is een belangrijke<br />
vestigingslocatie voor bedrijvigheid.<br />
Methode<br />
Bereikbaarheid op basis van netwerkreistijd, of kortweg het<br />
cumulatieve isochronenmodel, is gebaseerd op een theorie<br />
ontwikkeld door Jacobs en Klaassen (2000, 2001) en Uum<br />
en Nijhuis (2003) en is verder ontwikkeld en geoperationaliseerd<br />
met behulp van Geografische Informatie Systemen,<br />
of kortweg GIS (Nijhuis, 2007). De methode gaat uit van<br />
bestemmingsplekken (activiteitenconcentraties) waarvan de<br />
potentiële bereikbaarheid uitgedrukt wordt in relatieve scores<br />
op basis van netwerkreistijd. Het geeft een beeld van de locatiewaarde<br />
op basis van bereikbaarheid. Het is een praktische<br />
methode waarmee verschillen in bereikbaarheid binnen de<br />
regio zichtbaar gemaakt kunnen worden en potentiële vestigingslocaties<br />
in beeld worden gebracht.<br />
Uitgangspunten<br />
Modal split<br />
Bij de gehanteerde methode staat de bereikbaarheid per auto<br />
centraal, omdat dit in Nederland verreweg de belangrijkste<br />
modaliteit is. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat modal split<br />
voor woon-werkverkeer de auto ongeveer 60% is, tegenover<br />
ongeveer 3,5% trein en 2% overig openbaar vervoer (zie<br />
o.a. Schwanen et al., 2004). Het gebruik van het openbaar<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
vervoer ten opzichte van de auto is dus verwaarloosbaar.<br />
Gemiddelde reistijd<br />
Het isochronenmodel gaat uit van het bereik binnen 30 minuten<br />
netwerkreistijd vanuit belangrijke herkomstlocaties zoals<br />
steden en dorpen. Dit is gebaseerd op de veronderstelling<br />
dat reistijd belangrijker is dan reisafstand (zie o.a. Hajer et al.<br />
2000). De gemiddelde reistijd is afhankelijk van de capaciteit<br />
van de wegen en de gemiddelde rijsnelheid die behaald<br />
kan worden. Uit onderzoek blijkt dat men gemiddeld 25 - 35<br />
minuten met de auto reist om op het werk te komen. Voor<br />
winkelen is dat gemiddeld 15 minuten (zie o.a. Schwanen,<br />
2003). Belangrijke bestemmingsplekken zijn plaatsen die<br />
een regionale functie vervullen zoals steden waar men werkt<br />
en gaat winkelen. Maar ook grotere dorpen die een lokale<br />
verzorgende functie hebben. Het zijn de plaatsen waar men<br />
de dagelijkse boodschappen doet.<br />
Techniek<br />
Het cumulatieve isochronenmodel is een op GIS gebaseerd<br />
model waarbij de potentiële bereikbaarheid van een willekeurige<br />
bestemmingsplek in het stedelijk systeem wordt<br />
geanalyseerd en weergegeven door vanuit elke belangrijke<br />
herkomstlocatie isochronen van netwerkreistijd te berekenen,<br />
deze te stapelen en te voorzien van een relatieve score uitgedrukt<br />
in procenten (ordinale schaal). De volgende stappen<br />
worden daarbij doorlopen:<br />
1) Het gemodelleerde autonetwerk wordt afgeleid van het<br />
Nationaal Wegen Bestand van Rijkswaterstaat. Hierbij<br />
is per wegvak aangegeven wat de gemeten gemiddelde<br />
snelheden zijn.<br />
2) Op basis van de gemiddelde snelheid (gemeten gemiddelde<br />
rijsnelheden per wegvak) worden (netwerk) isochronen<br />
berekend voor 30 minuten vanuit de belangrijkste<br />
herkomstlocaties.<br />
3) Door deze individuele isochronen te stapelen (cumulatieve<br />
isochronen) krijgt elke plek in de regio een bereikbaarheidsscore.<br />
Hoe meer isochronen overlappen, hoe hoger<br />
de bereikbaarheidsscore, hoe beter bereikbaar.<br />
4) Als laatste stap in deze calculatie worden alle berekende<br />
bereikbaarheidsscores ten opzichte van elkaar gepositioneerd<br />
door de hoogste berekende waarde (ordinale<br />
schaal). Het resultaat is een gewogen bereikbaarheidswaarde<br />
uitgedrukt in percentages (relatieve waarde). Hoe<br />
hoger de percentages, hoe beter bereikbaar.<br />
33<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
34 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Confrontatie met de economische hittekaart<br />
Om enig idee te krijgen hoe verschillende locaties op dit<br />
moment worden gebruikt, in termen van economische activiteit<br />
in relatie tot bereikbaarheid, is de bereikbaarheidkaart<br />
geconfronteerd met verschillende economische hittekaarten.<br />
Een belangrijke maat voor economische activiteit is werkgelegenheid<br />
uitgedrukt in hoeveelheid arbeidsplaatsen. Bij de<br />
indeling in economische sectoren zijn de categorieën van<br />
Bureau Louter (2002) gebruikt. Zij maken onderscheidt tussen<br />
regionaal-stuwende sectoren en regionaal-verzorgende<br />
sectoren. Regionaal-stuwende sectoren zijn: industrie,<br />
distributie-activiteiten, kennisdiensten en land- en tuinbouw.<br />
Regionaal-verzorgende sectoren zijn bijvoorbeeld consumentendiensten<br />
en non-profitvoorzieningen.<br />
Wat opvalt is vooral de sterke correlatie tussen kennisdiensten<br />
en autobereikbaarheid.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
35<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
36 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Conclusies en aanbevelingen<br />
De gebieden die het best bereikbaarheid zijn en dus een<br />
hoge (potentiële) waarde hebben als vestigingslocatie, zijn:<br />
• A10-zone zuid met Amsterdam-Zuidoost (Arena), en de<br />
Amsterdam-Zuidas;<br />
• A10-zone noord met o.a. Amsterdam-Oostzanerwerf, Amsterdam-Tuindorp<br />
Oostzaan en Amsterdam-Nieuwendam;<br />
• A8-zone met Zaandam en Oostzaan;<br />
• A7-zone met o.a. Purmerend-west, Zuidoostbeemster,<br />
Middenbeemster en Hoorn;<br />
• A9-zone met Uitgeest, Castricum, Heiloo en Alkmaar;<br />
• A22-zone met Beverwijk en Velserbroek;<br />
• A208-zone met Santpoort-Noord en Haarlem;<br />
• A1-zone met Muiden, Weesp en Naarden;<br />
Uiteraard zijn veel van deze locaties al in ontwikkeling als<br />
bedrijventerrein, kantorengebied of woongebied. Toch is het<br />
zaak de kaart nog eens kritisch te beschouwen op mogelijke<br />
potentiële vestigingslocaties en deze verder te ontwikkelen;<br />
en daarmee de potenties van de plek te benutten. Het is<br />
daarbij wel belangrijk om vraagstukken van ruimtelijke kwaliteit<br />
(impact op waardevolle landschappen etc) zwaar te laten<br />
meewegen.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Bronnen<br />
Bureau Louter. 2002. De economische hittekaart van Nederland.<br />
Waar de economie van Nederland groeit. <strong>Delft</strong>.<br />
Dijst, M. 1995. Het elliptisch leven. Actieruimte als integrale<br />
maat voor bereik en mobiliteit. Modelontwikkeling met als<br />
voorbeeld tweeverdieners met kinderen in Houten en Utrecht.<br />
Utrecht/<strong>Delft</strong>, Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap/Faculteit<br />
Bouwkunde Technische Universiteit <strong>Delft</strong>.<br />
Geografische Studies 196.<br />
Hajer, M. & W. Zonneveld. 2000. Spatial Planning in the<br />
Network Society. Rethinking the Principles of Planning in the<br />
Netherlands. European Planning Studies 8 (3); 337-355<br />
Jacobs, M. 2000. Multinodal Urban Structures. A comparative<br />
analyses and strategies for design. <strong>Delft</strong>, <strong>Delft</strong> University<br />
Press. Transformations 3.<br />
Uum, E. van & S. Nijhuis. 2003. De regio in lagen: Lagenbenadering<br />
als ontwerpmethode voor het instrument VPR.<br />
Amsterdam, SenterNovem/ROA/DRO.<br />
Klaasen, I.T. & M. Jacobs. 1999. Relative location value<br />
based on accessibility: application of a useful concept in<br />
designing urban regions. Landscape and Urban Planning 45<br />
(1999); 21-35<br />
Nijhuis, S. 2007. Locatiewaarde op basis van bereikbaarheid<br />
en GIS. Een beknopte toelichting op het model. <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>.<br />
Ongepubliceerd<br />
Schwanen, T. 2003. Spatial Variations in Travel Behavior and<br />
Time Use. The role of urban form and sociodemographic factors<br />
in individuals’ travel and activity patterns in the Netherlands.<br />
Dissertatie Universiteit Utrecht.<br />
Schwanen, T., M. Dijst and F.M. Dieleman. 2004. Policies<br />
for Urban Form and their Impact on Travel: The Netherlands<br />
Experience. Urban Studies 41 (3).<br />
37<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Configuratie<br />
Een eenvoudige nederzetting<br />
Achterstraat<br />
Achterstraat<br />
niet gepland<br />
Hoofdstraat<br />
De axiale kaart van de publieke ruimte<br />
niet gepland<br />
De theorie van natuurlijk bewegende<br />
economische processen<br />
Hoofdstraat<br />
Zijstraat<br />
Zijstraat<br />
Beweging<br />
Configuratie<br />
Configuratie<br />
Configuratie<br />
Aantrekking<br />
Een eenvoudige nederzetting<br />
Een eenvoudige De publieke nederzetting ruimte<br />
Een eenvoudige nederzetting<br />
Achterstraat<br />
Achterstraat<br />
Achterstraat<br />
De axiale kaart van de publieke ruimte<br />
De axiale kaart van de publieke ruimte<br />
Axiale integratie analyse<br />
De axiale kaart van de publieke ruimte<br />
Achterstraat<br />
Achterstraat<br />
Back street<br />
Achterstraat<br />
38 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
1<br />
niet gepland<br />
niet gepland<br />
niet gepland<br />
Configuratie<br />
niet gepland<br />
niet gepland<br />
Politieke en<br />
niet gepland<br />
organisatorische<br />
beperkingen<br />
Beweging<br />
Beweging<br />
Beweging<br />
not planned<br />
Aantrekking<br />
Aantrekking<br />
planned<br />
Aantrekking<br />
De publieke ruimte<br />
De publieke ruimte<br />
Globale functieverdeling De publieke ruimte bouwblokken<br />
Axiale integratie analyse<br />
Axiale integratie analyse<br />
Axiale integratie A analyse<br />
D<br />
Beweging<br />
Politieke en<br />
Politieke en<br />
organisatorische<br />
organisatorische<br />
Politieke Aantrekking en<br />
beperkingen<br />
beperkingen organisatorische<br />
beperkingen<br />
De theorie van natuurlijk bewegende<br />
Hoe politieke en organisatorisch<br />
De theorie van natuurlijk<br />
Hoe<br />
bewegende<br />
politieke en organisatorische het natuurlijke<br />
Hoe politieke en organisatorische he<br />
economische processen<br />
lokatie-proces kunnen dominere<br />
economische De theorie processen van natuurlijk bewegende<br />
lokatie-proces kunnen domineren<br />
lokatie-proces Hoe politieke kunnen en organisatorisch<br />
domineren<br />
economische processen<br />
lokatie-proces kunnen dominere<br />
Zijstraat<br />
Zijstraat<br />
Zijstraat<br />
Hoofdstraat<br />
Hoofdstraat<br />
Hoofdstraat<br />
Configuratie<br />
Configuratie<br />
Configuratie<br />
Publiek gebouw<br />
Winkels<br />
Woningen<br />
45¡<br />
B 75¡<br />
0.5<br />
0.8<br />
1.0<br />
0.8<br />
0.5<br />
0.8<br />
0.8<br />
1<br />
0.5 0.8<br />
0.5<br />
0.5<br />
0.2<br />
Zijstraat 0.0<br />
Zijstraat<br />
Zijstraat Side street<br />
Back street<br />
Back street<br />
Back Hoge street integratie<br />
Hoofdstraat<br />
Main street<br />
Hoofdstraat<br />
1<br />
Hoofdstraat<br />
Lage integratie<br />
Legenda<br />
0.2<br />
0.2<br />
0.2<br />
0.2<br />
0.0<br />
0.0 0.0<br />
'Hoe<br />
'Hoekgewichten' Side street 0.0 'Hoekge<br />
Side street<br />
'Hoe<br />
Side street<br />
Hoge integratie<br />
Main street Hoge integratie<br />
1<br />
Main street<br />
Hoge integratie<br />
Main street<br />
Lage integratie<br />
1<br />
Lage integratie<br />
Legenda Lage integratie<br />
Legenda<br />
Legenda<br />
C<br />
not planned<br />
not planned<br />
not planned<br />
planned<br />
planned<br />
planned<br />
Globale functieverdelin<br />
Globale functieverdeling bou<br />
Globale functieverdeling<br />
A<br />
D<br />
A<br />
A<br />
D 45¡<br />
D
2.2.3 Bereikbaarheid op basis van Space<br />
Syntax<br />
Egbert Stolk, Akkelies van Nes - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Doel<br />
Het doel van de methode space syntax is inzicht krijgen<br />
in de manier waarop het stratenpatroon van invloed is op<br />
uiteenlopende menselijke activiteiten, variërend van sociaaleconomische<br />
patronen tot aan verkeerskundige patronen.<br />
Door inzicht te krijgen in deze wisselwerking kan de methode<br />
bijdragen aan een sociale, economische en kwalitatief hoogstaande<br />
leefomgeving.<br />
Methode<br />
Space syntax is de verzamelnaam voor een set methoden en<br />
technieken waarmee ruimte geanalyseerd kan worden. Voor<br />
de provincie is deze ‘ruimte’ beschreven door middel van een<br />
zogenaamde ‘axiale’ kaart. Deze axiale kaart bestaat uit de<br />
minimale set aan zichtlijnen (en hun verbindingen) waarmee<br />
de ruimte beschreven kan worden. Deze kaart lijkt op een<br />
soort verkeerskaart, maar dan opgebouwd uit zichtlijnen in<br />
plaats van wegdelen. De resultante is een kaart van het straten/verkavelings<br />
patroon welke met behulp van speciale software<br />
op verschillende aspecten kan worden geanalyseerd.<br />
Een voorbeeld van een axiale kaart is hiernaast te zien.<br />
Bij space syntax wordt door middel van de software kenmerken<br />
van de axiale kaart in beeld gebracht. Er wordt al zo’n 25<br />
jaar onderzoek gedaan naar en met deze methode, die zijn<br />
oorsprong kent in Engeland. Dit onderzoek is gestart vanuit<br />
de architectonisch/stedenbouwkundige hoek maar heeft<br />
zich sindsdien sterk verbreed naar andere disciplines zoals<br />
economie, verkeerskunde, criminologie, psychologie, archeologie,<br />
sociologie en antropologie. In deze 25 jaar is er veel<br />
empirische data verzameld waarmee de correlatie tussen<br />
meeteenheden uit de analyse en uiteenlopende ruimtelijke<br />
ontwikkelingen kan worden getoond.<br />
Uitgangspunten<br />
In essentie draait een space syntax analyse om de mate<br />
waarin de axiale met elkaar verbonden zijn. Axiale lijnen kunnen<br />
heel goed verbonden zijn met andere lijnen (de lijn is dan<br />
‘goed geïntegreerd’) of juist niet (de lijn is dan ‘sterk gesegregeerd).<br />
Indien een lijn goed geïntegreerd is kun je deze<br />
met relatief weinig hoekveranderingen in je route bereiken.<br />
In de meest recente modellen wordt ook rekening gehouden<br />
met de hoek waaronder de lijnen elkaar kruisen en ook de<br />
metrische afstanden, een gedetailleerde beschrijving hiervan<br />
kan worden gevonden in Hillier et al (2007).<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
39<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
REGIONALE POTENTIES<br />
De logica van het regionale netwerk<br />
• Laat zien waar de regionale centra zijn;<br />
• Geeft een indicatie van de aantrekkingskracht<br />
voor auto-gebaseerde winkelcentra/megamalls;<br />
• Laat het gebied zien met de hoogste en meest<br />
logische bereikbaarheid voor de gehele regio;<br />
• Laat zien welke plekken geschik zijn voor<br />
industriële activiteiten.<br />
ACTIERADIUS SCHAAL 800 METER<br />
• Laat zien hoe vitaal de diverse stedelijke/<br />
dorpse kernen zijn binnen een radius van 800<br />
meter;<br />
• Laat de lokale potentie zien van diverse centra<br />
en subcentra;<br />
• Laat zien hoe toegankelijk een centrum is voor<br />
lokale klanten te voet.<br />
40 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
LOKALE POTENTIES<br />
De logica van het lokale netwerk<br />
• Laat zien waar de meest vitale lokale centra<br />
zijn;<br />
• Laat zien waar de meest levendige en toegankelijke<br />
winkelstraten zijn;<br />
• Laat de potentie zien voor lokale winkelcentra.<br />
ACTIERADIUS SCHAAL 9000 METER<br />
• Laat de regionale hoofdcentra zien (veelal goed<br />
toegankelijk per trein, tram, bus of auto).
Techniek<br />
De recente ontwikkelingen in computer hard- en software<br />
maken analyses op een grote schaal mogelijk; de hier gepresenteerde<br />
axiale kaart voor de provincie bevat zo’n 100.000<br />
zichtlijnen, die binnen een relatief korte tijd zijn door te rekenen<br />
(variërend van een half uur tot enkele dagen afhankelijk<br />
van de soort analyse).<br />
De software geeft door middel van kleuren aan in welke mate<br />
de lijn verbonden is met andere lijnen. Op deze manier kan in<br />
een oogopslag gezien worden waar de meest geïntegreerde<br />
(en veelal vitale) en gesegregeerde straten (en veelal afgelegen)<br />
zijn gelegen. De rode lijnen zijn de meest geïntegreerde<br />
lijnen en de blauwe de meest gesegregeerde.<br />
Opbouw van de analyse<br />
Om te komen tot betekenisvolle analyses die voor nietexperts<br />
kunnen worden begrepen is er gekozen voor een<br />
viertal relevante legenda-eenheden; (1) Regionale potenties;<br />
(2) Lokale potenties; (3) Actieradius schaal R=800 meter en<br />
(4) Actieradius schaal R=9000 meter. Tezamen vormen deze<br />
eenheden een zogenaamd ‘Ruimtelijk Potentie Profiel’ - een<br />
typering van de kwaliteit van een locatie.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
41<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
42 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Regionale potenties<br />
De kaart met regionale potenties brengt een aantal minder<br />
een meer opvallende zaken aan het licht. Het snelwegennetwerk<br />
rondom Amsterdam, Haarlem en Schiphol heeft de<br />
hoogste integratiewaarde. Deze wegen zijn rood op de kaart.<br />
Dit houdt in dat wanneer je van de ene plek naar een willekeurige<br />
andere plek gaat de kans het groot is dat je een van<br />
deze wegen neemt in vergelijking met de andere wegen in de<br />
regio. Hierdoor is het gebied romdom deze rode wegen aantrekkelijk<br />
voor bedrijvigheid en voor bijvoorbeeld megamalls.<br />
Wat verder opvalt:<br />
• Het centrum van de provincie is Amsterdam; de ringweg<br />
en de omliggende snelweg, gevolgd door de zone<br />
rondom Haarlem - Alkmaar en de A4-as van Amsterdam<br />
richting Rijnland.<br />
• Op regionaal schaalniveau zijn Texel en Den Helder sterk<br />
gesegregeerd.<br />
• Een aantal (potentiele) ontwikkelingsassen voor economische<br />
activiteit: (1) Amsterdam richting Haarlem; (2)<br />
Haarlem richting Alkmaar; (3) Amsterdam -> Zaandam -><br />
Purmerend.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
43<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
44 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Lokale potenties<br />
In de kaart met lokale potenties komen de diverse stads en<br />
dorpscentra sterk naar voren ten opzichte van het overige<br />
netwerk. Dit overige netwerk heeft een (donker) blauwe<br />
kleur, de meest vitale centra hebben een rood/oranje/gele<br />
kleur. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit type analyse (in<br />
technische termen: zowel angulair als metrisch) een sterke<br />
correlatie heeft met voetgangers- en fietsstromen in verstedelijkte<br />
gebieden. Bovendien is het een sterke indicator voor de<br />
vitaliteit van de hoofdroutes.<br />
Wat verder opvalt:<br />
• In grote steden als Amsterdam en Haarlem springen de<br />
belangrijkste winkelstraten eruit; deze zijn rood/geel.<br />
• In kleinere dorpen zijn deze vitale wegen licht blauw of<br />
turquoise, zoals is te zien bij Den Burg op Texel of Purmerend.<br />
• De Haarlemmermeer heeft zowel regionaal als lokaal<br />
potentie voor economische activiteiten.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
45<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
46 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Actieradius straal 800 meter<br />
De actieradius - schaal 800 meter laat de vitaliteit van diverse<br />
locale centra zien binnen loopafstand. Met behulp van deze<br />
analyse, waarbij de metrische afstand wordt meegenomen,<br />
kan de vitaliteit van diverse lokale gebieden, centra, subcentra<br />
en buurten worden verhelderd. In vele Vinex-wijken en<br />
naoorlogse wijken komt de mate van lokale potentie voor winkelactiviteit<br />
naar voren. In bijvoorbeeld het noordelijke deel<br />
van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam is er een hoge<br />
potentie om een vitaal centrum te creëren. Desalniettemin,<br />
wordt een dergelijk proces geblokkeerd door de bebouwingstypologie<br />
- flats met ingangen die afgekeerd liggen van de<br />
meest vitale straten.<br />
Deze analyse is tevens bruikbaar voor het analyseren van<br />
de potenties voor de positionering van treinstations. Indien<br />
een straat gelegen naast een station een hoge waarde (rood)<br />
heeft, dan vormt dit een belangrijke voorwaarde voor het<br />
genereren van lokale economische vitaliteit op loopafstand<br />
van het station. Een belangrijk kenmerk van oude historische<br />
steden is dat deze een hoge waarde heeft - veelal in de buurt<br />
van de treinstations. Deze gebieden zijn dan ook ontstaan<br />
in een tijd waarin de modaliteit lopen dominant was, deze<br />
gebieden hadden dan ook primair tot doel de voetgangers<br />
te bedienen. Voorbeelden hiervan zijn Haarlem, Amsterdam,<br />
Alkmaar, Enkhuizen en Hilversum. Bij overstapstations ontbreekt<br />
veelal een dergelijk netwerk.<br />
Wat verder opvalt:<br />
• Elke lokale stads/dorps-centrum licht op.<br />
• Het is de enige analyse waarbij het stadscentrum van<br />
Amsterdam oplicht. Het staat bekend vanwege de overwegend<br />
toeristische activiteiten.<br />
• De meest toegankelijke centra voor voetgangers zijn:<br />
• Het historische centrum van Amsterdam, Haarlem en<br />
Alkmaar.<br />
• Enkhuizen, Hilversum, Naarden, Bussum.<br />
• Alle overige centra zoals die van Zaandam en Den Helder,<br />
lichten in verschillende mate op.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
47<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
48 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Actieradius straal 9000 meter<br />
Indien we de metrische afstand verhogen van 800 meter<br />
naar 9000 meter (9 km) springen de routes eruit die door of<br />
tussen de meest belangrijke verstedelijkte gebieden liggen<br />
(‘stadregionale verbindingen’). Veelal komen de meest vitale<br />
regionale wegen naar voren. Deze wegen trekken in potentie<br />
bezoekers aan vanuit de gehele stad of regio, wat is terug te<br />
zien in het type bedrijvigheid langs deze routes. Voorbeelden<br />
zijn de Pijp (Amsterdam) en het centrum van Haarlem. Het<br />
centrum van Haarlem, bijvoorbeeld, is zeer vitaal op deze<br />
schaal en op de schaal van 800 meter. Het bediend dus zowel<br />
klanten uit de directe buurt, alsook uit een groter gebied.<br />
Het is de enige locatie waar beide waarden hoog zijn. Het<br />
heeft dan ook een levendig stadscentrum met uiteenlopende<br />
winkels, bedrijvigheid en dienstverlening.<br />
Wat verder opvalt:<br />
• De hoofdweg richting Den Helder.<br />
• De hoofdweg tussen Alkmaar centrum en de noordelijk<br />
gelegen suburbane centra.<br />
• De verbindingen tussen Haarlem-Alkmaar; Amsterdam-<br />
Alkmaar en H’sum-Naarden-Bussum.<br />
• De ringweg van Amsterdam en de radiale straten richting<br />
het stadscentrum.<br />
• De hoofdwegen van Enkhuizen.<br />
• De overige kleine stadscentra lichten in het geheel niet<br />
op, wat duidt op een laag regionaal bereik en een slechte<br />
toegankelijkheid voor (regionale) klanten.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
49<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Ter illustratie: vier steden<br />
Om een idee te geven hoe de space syntax kaarten te lezen<br />
op een stedelijk niveau is er nader ingezoomd op een viertal<br />
steden: Amsterdam, Den Helder, Haarlem en Purmerend.<br />
Bij elk van de analyses zijn de meest opvallende aspecten<br />
benoemd.<br />
Amsterdam<br />
Het oude historische centrum komt alleen duidelijk naar<br />
voren in de ‘actieradius schaal 800 meter’, in het toeristische<br />
centrum van Amsterdam. Het meest vitale centrum is de<br />
Pijp - zie de ‘actieradius 9000 meter’ kaart. De Zuidas en het<br />
oostelijke deel van de ringweg in Amsterdam is het meest<br />
centraal gelegen in de provincie en de radiale wegen van de<br />
ringweg richting het oude centrum zijn de meest vitale winkelstraten<br />
van de hele regio.<br />
Regionale centraliteiten Lokale centraliteiten<br />
Actieradius schaal 800 meter Actieradius schaal 9000 meter<br />
50 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
}Ruimtelijk<br />
Potentie<br />
Profiel
Den Helder<br />
In alle analyses, behalve de ‘actieradius schaal 800 meter’,<br />
zijn de waarden laag in Den Helder. De centrale winkelstraat<br />
en de hoofdroutes lichten op in de ‘actieradius schaal 800<br />
meter’ kaart. De regionale potenties zijn voornamelijk gelegen<br />
langs de hoofdwegen in het zuidelijke rand van de stad.<br />
Hier zijn enkele bedrijven gevestigd. Den Helder’s centrum<br />
bediend voornamelijk klanten vanuit de eigen stad en passanten<br />
tussen het station en de veerboot naar Texel.<br />
Regionale centraliteiten Lokale centraliteiten<br />
Actieradius schaal 800 meter Actieradius schaal 9000 meter<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
51<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Haarlem<br />
Haarlem scoort, net als Amsterdam, hoge waarden in alle vier<br />
de analyses. In contrast met Amsterdam, hebben de centrale<br />
straten zowel een hoge integratie op een laag als op een<br />
hoog schaalniveau. De regionale centraliteit ligt in het oostelijke<br />
deel van het centrum, terwijl de ‘actieradius schaal 9000<br />
meter’ langs de hoofdroutes ligt die door het stadscentrum<br />
lopen. Daarbij hebben de straten in het stadscentrum zeer<br />
hoge waarden voor de ‘actieradius schaal 800 meter’. Dit resulteert<br />
in een grote variatie aan winkelaanbod, keuzeaanbod<br />
en vele typen bedrijvigheid op loopafstand. Men zou kunnen<br />
zeggen dat dit het meest succesvolle lokale stedelijke centrum<br />
van de provincie is. De Vinex-wijken in het zuid-oosten<br />
van de stad hebben zeer lage waarden voor zowel de lokale<br />
integratie als voor de ‘actieradius schaal 800 meter’ analyses.<br />
Regionale centraliteiten Lokale centraliteiten<br />
Actieradius schaal 800 meter Actieradius schaal 9000 meter<br />
52 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Purmerend<br />
Purmerend bestaat grotendeels uit moderne geplande<br />
naoorlogse woonwijken. Het heeft een zeer klein historisch<br />
centrum. De meeste van de bewoners gaan dagelijks naar<br />
Amsterdam voor hun werk. Op een regionale schaal heeft<br />
Purmerend een goede toegankelijkheid op de westelijke<br />
snelwegen. Er zijn diverse potenties voor de plaatsing van<br />
regionale centra en auto-gebaseerde winkelcentra. Lokaal<br />
en op de actieradius schaal 9000 meter zijn de waarden zeer<br />
laag. Vinex-wijken in het algemeen blijken zeer lage waarden<br />
te hebben in de lokale integratie-analyse. Vinex-wijken<br />
nodigen dus niet uit tot een levendig straatbeeld. Een beperkt<br />
aanbod van winkelactiviteiten versterkt en ondersteund dit.<br />
Veel Vinex-wijken worden dan ook gezien als slaapsteden.<br />
Regionale centraliteiten zijn te vinden rondom de kruising van<br />
de snelwegen en de hoofdroutes richting deze ‘new town’.<br />
Regionale centraliteiten Lokale centraliteiten<br />
Actieradius schaal 800 meter Actieradius schaal 9000 meter<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
53<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
54 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Conclusies<br />
• De ruimtelijke analyse van de provincie laat duidelijk<br />
zien dat Amsterdam het meest vitale centrum is op alle<br />
schaalniveaus.<br />
• Echter, Haarlem is het enige centrum waar de bereikbaarheid<br />
voor lokale klanten alsook voor regionale klanten<br />
zeer hoog is. Haarlem heeft dan ook een grote variatie<br />
aan winkels en bedrijven in een gebied vergeleken met<br />
Amsterdam en Alkmaar.<br />
• In Amsterdam en Alkmaar zijn de regionale goed bereikbare<br />
assen op andere plekken gelegen dan de lokale<br />
vitale centra.<br />
• Texel is in alle opzichten sterk gesegregeerd, met uitzondering<br />
van het centrum van den Burg, welke een hoge<br />
waarde heeft voor voetgangers (actieradius schaal 800<br />
meter).<br />
Bronnen<br />
Hamers, D. and Nabielek, K., 2006, Bloeiende Bermen.<br />
Verstedelijking langs de snelweg, Ruimtelijk Planbureau, NAI<br />
Uitgevers, Rotterdam.<br />
Hillier, B., Turner, A., Yang, T., and Park H.T., 2007, Metric<br />
and Topo-geometric properties of urban street networks, in:<br />
Kubat, A. (ed.), 2007, Proceedings Space Syntax, 6th International<br />
Symposium, Istanbul Technical University, Istanbul.<br />
Hillier, B. and Iida, S., 2005, ‘Network effects and psyychological<br />
effects: a theory of urban movement’ in: van Nes, A.<br />
(ed.), Proceedings Space Syntax, 5th International Symposium,<br />
<strong>TU</strong>-<strong>Delft</strong>.<br />
Hillier, B., 1999, ‘Centrality as a process: accounting for<br />
attraction inequalities in deformed grids’, Urban Design International<br />
(1999) 4 (3&4), 107-127.<br />
Hillier, B., Penn A, Banister D, and Xu J, 1998, ‘Configurational<br />
modelling of urban movement network’, Environment<br />
and planning B. Planning and Design, 1998, volume 25, p.<br />
59 - 84.<br />
Hillier, B., 1996, Space is the Machine, Cambridge University<br />
Press, Cambridge.<br />
Hillier, B., Penn, A., Hanson, J., Grajewski, T. and Xu, J.,<br />
1993, ‘Natural movement: or, configuration and attraction in<br />
urban pedestrian movement’, Environment and Planning B:<br />
Planning and Design, 1993, volume 20, 29 - 66.<br />
Van Nes, Akkelies, 2008, ‘Configurative methods in urban<br />
studies’, Techne Press, Amsterdam (forthcoming)<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
55<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Space Syntax. Isochronen.<br />
Spacesyntax. Isochronen.<br />
56 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
2.2.4 Confrontatie van de twee modellen<br />
Steffen Nijhuis, Egbert Stolk, Akkelies van Nes - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Complementair<br />
Onderstaande analyses laten de complementariteit van<br />
beide modellen zien. Space syntax gaat over de logica van<br />
het netwerk en biedt zodoende argumenten voor toekomstige<br />
ingrepen. Op basis van de huidige situatie brengt het<br />
isochronenmodel in beeld hoe het nu functioneert, en wat de<br />
potenties zijn binnen deze situatie. Beide modellen kunnen in<br />
samenhang worden ingezet als ontwerpondersteuning.<br />
Voorbeeld bij ‘Kennisdiensten’<br />
De lijn Schiphol-Beverwijk heeft volgens de logica van het<br />
netwerk een hoge potentie, maar de huidige bereikbaarheid<br />
laat echter te wensen over (in termen van capaciteit en reistijd).<br />
Het ligt voor de hand dit trace nader te onderzoeken.<br />
Voorbeeld bij ‘Regionaal Verzorgend’<br />
Uit de analyse blijkt dat Volendam een sterke correlatie kent<br />
tussen tussen bereikbaarheid en lokale voorzieningen. De<br />
positie in het regionale netwerk maakt dat deze kern met<br />
name lokaal verzorgend is. De attactiviteit als toeristentrekpleister<br />
compenseert de slechte bereikbaarheid.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
De getoonde analyses laten de complementariteit van beide<br />
modellen zien. Space syntax gaat over de logica van het<br />
netwerk en biedt zodoende argumenten voor toekomstige<br />
ingrepen. Het isochronen-model laat zien hoe het netwerk<br />
nu functioneert in termen van bereikbaarheid op basis van<br />
netwerkreistijd en wat de potenties daarvan zijn voor bijv. allocatie<br />
van woon- en werkmilieus. Beide modellen kunnen in<br />
samenhang worden ingezet als ontwerpondersteuning door<br />
ingrepen door te rekenen op de gevolgen. Hierbij kan bijvoorbeeld<br />
gedacht worden aan de analyse van de inpassing van<br />
nieuwe infrastructuur.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
space syntax<br />
thematische<br />
analyses<br />
netwerkreistijd<br />
57<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
58 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Algemene conclusies en aanbevelingen hoofdstuk 2<br />
Dit hoofdstuk geeft een beeld van de netwerken en economische<br />
structuur van Noord-Holland. Tussen de economische<br />
structuur en de economische netwerken bestaat een sterk<br />
verband. Bereikbaarheid is namelijk vaak een van de belangrijkste<br />
factoren voor bedrijven bij het maken van een locatiekeuze.<br />
De economische structuur is zo deels een resultaat<br />
van het onderliggende netwerk. Dit is inzichtelijk gemaakt<br />
door het combineren van bereikbaarheid en de verschillende<br />
hittekaarten.<br />
Door wijzigingen aan te brengen in het netwerk kan de economische<br />
structuur worden beïnvloed. Het verhogen van OV<br />
frequenties of het verdichten rondom stations kan bijvoorbeeld<br />
de plaats- en knoopwaarde verhogen. Aanpassingen<br />
in het wegennetwerk kunnen leiden tot een verhoging van de<br />
bereikbaarheid op basis van netwerkreistijd. Deze wijzigingen<br />
dragen bij aan de aantrekkelijkheid van een locatie.<br />
Taak voor de provincie ligt in het aanwijzen van de locaties<br />
waar het bestaande netwerk moet worden aangepast. Alle<br />
drie de netwerkanalyses bieden hier handvatten voor. Met het<br />
knoop- plaatsmodel kan bijvoorbeeld bepaald worden welke<br />
transferstations in aanmerking komen voor het verhogen van<br />
de plaatswaarde. Door het combineren van de space syntax<br />
en de netwerkreistijd is het mogelijk locaties in beeld te<br />
brengen waar de werkelijke bereikbaarheid achterblijft bij de<br />
theoretische bereikbaarheid. Deze locaties komen in aanmerking<br />
voor infrastructurele maatregelen.<br />
Een andere interessante uitkomst van de space syntax<br />
methode zijn locaties waar de economische ontwikkeling achterblijft<br />
bij wat op basis van de bereikbaarheid te verwachten<br />
is. Sommige van deze locaties scoren slecht op bereikbaarheid<br />
op basis van netwerkreistijd, maar er zijn ook locaties<br />
waar de economie om andere redenen nog niet volledig<br />
is ontwikkeld. Deze locaties zijn zeer interessant voor een<br />
nadere analyse.<br />
Van belang is wel om hierbij onderscheid te maken tussen<br />
economische sectoren en schaalniveaus. Economische<br />
sectoren zijn op te splitsen in twee categorieën: regionaal<br />
stuwend en lokaal/regionaal voorzienend. Voor de eerste<br />
categorie is vooral de regionale/landelijke bereikbaarheid<br />
essentieel. Bedrijven in deze sectoren zijn niet gebonden aan<br />
lokaal draagvlak maar maken hun locatiekeuzes op basis<br />
van andere factoren waaronder bereikbaarheid. Voor lokaal<br />
regionaal voorzienende sectoren is de lokale bereikbaarheid<br />
veel meer van belang. Bedrijvigheid zal zich clusteren op<br />
goed lokaal bereikbare locaties.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Advies voor verder onderzoek is het combineren van de<br />
verschillende methodes en het meer in detail onderzoeken<br />
van locaties die in aanmerking komen voor bereikbaarheidsverbetering.<br />
Door het toepassen van de diverse analyses<br />
kan beleid zo meer sectorspecifiek en locatiegericht worden<br />
opgesteld.<br />
59<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
60 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
KLIMAATVERANDERING<br />
3 Klimaatverandering<br />
Klimaatverandering staat de laatste jaren nationaal en internationaal<br />
hoog op de politieke agenda. In dit hoofdstuk wordt<br />
een aantal ruimtelijke opgaven verkend die voortvloeien uit<br />
de klimaatverandering en aansluiten bij het belang klimaatbestendigheid.<br />
Paragraaf 3.1 behandelt het veiligheidsvraagstuk<br />
in relatie tot kansen voor recreatie. In paragraaf 3.2.<br />
worden de kansen voor duurzame energieopwekking in de<br />
provincie in beeld gebracht.<br />
3.1 Waterveiligheid en kansen voor recreatie<br />
Door de klimaatverandering stijgt de zeespiegel en ontstaat<br />
een grotere variatie in rivierafvoeren. Dit zal op de lange<br />
termijn grote gevolgen hebben voor de samenleving. Om<br />
goed voorbereid te zijn, moeten we onze waterkeringen<br />
versterken en de inrichting van ons land aanpassen. Daarom<br />
is het belangrijk om een lange termijn visie op te stellen voor<br />
de toekomst van Nederland en over te gaan tot actie. Als<br />
eerste stap heeft het kabinet een Deltacommissie ingesteld,<br />
de commissie Duurzame Kustontwikkeling, met de opdracht<br />
zich te buigen over de bescherming van de Nederlandse kust<br />
en het achterland op de lange termijn vanuit een integrale<br />
benadering.<br />
Natuurlijk houdt de klimaatverandering niet alleen bedreigingen<br />
in, maar biedt het ook nieuwe perspectieven. In onderstaande<br />
tekst worden de aanbevelingen van de Deltacommissie<br />
die betrekking hebben op Noord-Holland aangestipt<br />
en een voorbeeld gegeven van de klimaatverandering als<br />
kans in plaats van louter bedreiging.<br />
Advies Deltacommissie voor Noord-Holland<br />
‘De Deltacommissie is door de regering gevraagd advies uit<br />
te brengen over de bescherming van Nederland tegen de<br />
gevolgen van klimaatverandering. Daarbij gaat het om de<br />
vraag hoe Nederland zo ingericht kan worden dat het ook<br />
op de zeer lange termijn klimaatbestendig is, veilig tegen<br />
overstromingen, en een aantrekkelijke plaats is en blijft om te<br />
leven; wonen, werken, recreëren en investeren.’ (Deltacommissie,<br />
2008)<br />
In het onderzoek van de Deltacommissie is waterveiligheid<br />
bekeken in samenhang met andere functies zoals wonen,<br />
werken en recreatie. Ze gaan uit van extreme verwachtingen<br />
en raden aan rekening te houden met een zeespiegelstijging<br />
van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van 2 tot 4 meter in 2200.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
De commissie heeft, op basis van haar toekomstvisie tot na<br />
2100, 12 aanbevelingen geformuleerd voor de korte en middellange<br />
termijn. Voor Noord-Holland zijn de volgende aanbevelingen<br />
het meest van toepassing en beknopt opgeschreven<br />
(Deltacommissie, 2008):<br />
- De huidige veiligheidsniveaus van alle dijkringen moeten<br />
voor 2050 met een factor 10 verbeterd worden. Na 2050<br />
moeten de veiligheidsniveaus met regelmaat geactualiseerd<br />
worden.<br />
- De keuze van wel of geen nieuwbouw op fysisch ongunstige<br />
locaties moet gebaseerd zijn op een kosten-batenanalyse.<br />
Hierin moeten huidige en toekomstige kosten<br />
voor alle partijen zijn berekend. De kosten als gevolg van<br />
lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag<br />
of de samenleving als geheel worden afgewenteld, maar<br />
gedragen worden door degenen die ervan profiteren.<br />
- Nieuwe ontwikkelingen in buitendijkse gebieden mogen<br />
de afvoercapaciteit van de rivier en toekomstige peilopzet<br />
van meren niet belemmeren. Bewoners/gebruikers zijn<br />
zelf verantwoordelijk voor het treffen van gevolgbeperkende<br />
maatregelen. De overheid heeft een faciliterende rol<br />
op het gebied van voorlichten, informeren en waarschuwen.<br />
- Bouwen met de natuur. Voor de kust van Zeeland, Holland<br />
en de Waddeneilanden wordt de kustveiligheid op<br />
orde gehouden door het suppleren van zand, eventueel<br />
met verlegging van de stroomgeulen. De suppleties moeten<br />
zodanig worden uitgevoerd dat de kust de komende<br />
eeuw kan aangroeien. Dit levert grote maatschappelijke<br />
meerwaarde op.<br />
- Het peil van het IJsselmeer wordt met maximaal 1,5 m<br />
verhoogd. Daarmee kan tot na 2100 onder vrij verval<br />
worden gespuid op de Waddenzee. Het peil van het<br />
Markermeer wordt niet verhoogd. Het IJsselmeer behoudt<br />
zijn strategische functie als zoetwaterreservoir voor<br />
Noord-Nederland, Noord-Holland en, vanwege de dieper<br />
indringende zouttong in de Nieuwe Waterweg, voor West-<br />
Nederland.<br />
Kortom directe, grote ruimtelijke gevolgen zijn het verhogen<br />
van dijken, het bewuster omgaan met de keuze van nieuwbouwlocaties,<br />
zandsuppletie voor de kust en de verhoging<br />
van het IJsselmeerpeil met 1,5 meter. Dit zal vergaande<br />
gevolgen hebben voor de toekomst van Noord-Holland. Als<br />
we bijvoorbeeld naar het aspect van het bouwen op fysieke<br />
ongunstige locaties kijken valt op dat een groot deel van het<br />
stedelijk gebied beneden zeepeil en/of op slappe bodem ligt<br />
of gepland is. Moet dit in de toekomst anders of kiezen we<br />
bewust voor de risico’s die hieraan verbonden zijn?<br />
61<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Strandhokjes<br />
Strandhokjes PLUS<br />
Faciliteiten<br />
Strandpaviljoens/zomerboulevard<br />
Activiteiten/evenementen<br />
Natuurontwikkeling<br />
Bron: Bosch Slabbers 2007<br />
62 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Uitzichtpunten<br />
Kamperen<br />
Binnenduinrand<br />
Energiewinning<br />
Klimduin<br />
Recreatief netwerk<br />
Bezoekerscentrum
Maar deze aanbevelingen brengen niet alleen kosten en<br />
beperkingen met zich mee. Ze kunnen in samenhang met<br />
andere functies worden bekeken en zo aangegrepen worden<br />
als kans. Zandsuppletie voor de kust biedt bijvoorbeeld veel<br />
mogelijkheden voor recreatie en natuurontwikkeling.<br />
Zandsuppletie als kans<br />
Het ontwerpbureau Bosch Slabbers heeft een studie gedaan<br />
naar de mogelijkheden voor het combineren van recreatieve<br />
functies met kustversterking, zoals zandsuppletie. Zij maken<br />
een onderscheid tussen kustverbreding door het aanleggen<br />
van strand of van duinen.<br />
Mogelijkheden strand voor de deur:<br />
• Strandhokjes<br />
• Strandhokjes PLUS<br />
• Faciliteiten (toiletten, douche)<br />
• Strandpaviljoens/zomerboulevard<br />
• Activiteiten/evenementen<br />
Mogelijkheden duin voor de deur:<br />
• Natuurontwikkeling<br />
• Uitzichtpunten<br />
• Kamperen<br />
• Binnenduinrand<br />
• Energiewinning<br />
• Klimduin (à la Schoorl)<br />
• Recreatief netwerk (fiets, voet en ruiter)<br />
• Bezoekerscentrum natuur/duurzame energie<br />
Deze mogelijke ontwikkelingen dragen niet alleen bij aan een<br />
impuls voor recreatie en toerisme in samenhang met kustversterking,<br />
maar zouden ook een onderdeel kunnen zijn van<br />
een breder plan van kustverbetering op het vlak van ruimtelijke<br />
kwaliteit. De ondertussen breed erkende dreiging van<br />
verloedering van de badplaatsen kan gekeerd worden door<br />
een totaalvisie voor de Noord-Hollandse kust te ontwikkelen,<br />
waarin de eigen identiteit van de badplaatsen een basis<br />
vormt voor de verbetering van het imago en de ruimtelijke<br />
kwaliteit.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
1. Kustverbreding zou moeten worden aangegrepen als<br />
kans om de regio ruimtelijk en economisch te versterken<br />
en badplaatsen een kwaliteitsimpuls en eigen profiel te<br />
geven.<br />
2. De beoogde peilstijging van 1.5 meter van het IJsselmeer<br />
heeft grote gevolgen voor de voormalige Zuiderzeesteden<br />
Enkhuizen en Medemblik. De Provincie zal voor de gehele<br />
Zuiderzeekust een visie moeten ontwikkelen, waarbij<br />
wordt ingespeeld op de peilstijging van het IJsselmeer en<br />
tegelijkertijd de identiteit van de Zuiderzeesteden behouden<br />
blijft.<br />
3. Het overstromingsrisico moet niet alleen als beperking<br />
maar ook als ruimtelijke opgave beschouwd worden (het<br />
vormgeven van de spanning tussen veiligheid en leefbaarheid).<br />
Zo ontstaan er kansen om wonen, werken en<br />
recreëren in, op en aan het water te realiseren. Tevens is<br />
het een kans om kwaliteiten van het landschap te versterken.<br />
Als contramal van de verstedelijking in de metropoolregio<br />
Amsterdam kan de wateropgave een belangrijke<br />
kwaliteitsimpuls geven aan het landelijke gebied.<br />
Bronnen<br />
Bosch Slabbers (2007), presentatie Zwakke schakels -<br />
ideeën 6 november 2007, Ontwerpateliers Kust op kracht,<br />
Kop van Noord-Holland.<br />
Bosch Slabbers (2007), presentatie Zwakke schakels - ontwerpoplossingen<br />
13 november 2007, Ontwerpateliers Kust<br />
op kracht, Kop van Noord-Holland.<br />
Deltacommissie (2008), Samen werken met water: een land<br />
dat leeft, bouwt aan zijn toekomst, bevindingen van de Deltacommissie<br />
2008, Hollandia Printing, Heerhugowaard.<br />
63<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
3.2 Duurzame energie<br />
Door de klimaatverandering en het schaarser worden van<br />
fossiele brandstoffen is het noodzakelijk om de mogelijkheden<br />
voor duurzame energie in de toekomst zoveel mogelijk<br />
te benutten. In deze studie is alle beschikbare informatie<br />
(rapporten en kennis) over duurzame energie binnen de<br />
provincie verzameld en gecombineerd in een kansenkaart.<br />
Het geeft een globaal overzicht van potentiële locaties voor<br />
verschillende vormen van duurzame energie van geothermie<br />
tot windenergie en van osmose tot restwarmtebronnen.<br />
Doel<br />
Met de beschikbare gegevens binnen de provincie is<br />
gekeken waar grootschalige kansen liggen voor duurzame<br />
energie. De resulterende kaart laat een globaal overzicht zien<br />
per energiesoort. Het gaat hierbij zowel om opwekking van<br />
elektriciteit als om benutting van warmtebronnen. Warmtekoudeopslag<br />
en biovergisting zijn buiten beschouwing gelaten,<br />
omdat dit op lokale schaal kan plaatsvinden en dus op<br />
heel veel plaatsen in de provincie kan worden toegepast.<br />
De kaart is samengesteld uit op het moment beschikbare informatie<br />
en geeft geen perfect afgewogen en compleet beeld<br />
weer, maar een globale indicatie van de duurzame energiekansen<br />
in de provincie. Daarnaast is informatie gebruikt van<br />
verschillend detailniveau en van verschillende bronnen. Niet<br />
alle informatie is dus even betrouwbaar.<br />
Toelichting kaart<br />
Met behulp van geothermie kunnen woningen, bedrijventerreinen<br />
en glastuinbouw van warmte worden voorzien. De locaties<br />
op de kaart waar gebruik zou kunnen worden gemaakt<br />
van geothermie zijn gebaseerd op een recent onderzoek<br />
van Grontmij (2008). Verschillende randvoorwaarden zijn<br />
hierin meegenomen, zoals bodemgeschiktheid (voor zover<br />
bekend), minimaal benodigde areaal van woningen, bedrijventerreinen<br />
en glastuinbouw om aan de minimaal benodigde<br />
warmtevraag te voorzien en de financiële haalbaarheid. De<br />
aangegeven locaties hebben potentie, maar of het werkelijk<br />
mogelijk is om daar gebruik te maken van geothermie zou<br />
nader onderzocht moeten worden en hangt natuurlijk ook af<br />
van de houding en welwillendheid van betrokken partijen.<br />
Op basis van een studie van Bosch Slabbers (2008) naar<br />
de landschappelijke geschiktheid van Noord-Holland voor<br />
windenergie zijn drie grote zoekgebieden voor windenergie<br />
aangegeven in de Kop van Noord-Holland. Hier is in vergelijking<br />
met het zuiden van de provincie veel ruimte voor de<br />
plaatsing van (grootschalige) windenergieclusters. Daarnaast<br />
leent de landschappelijke structuur van de polders zoals het<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Wieringermeer hier zich uitermate voor. In het onderzoek van<br />
Bosch en Slabbers wordt onder andere aangegeven welke<br />
plaatsingsstrategie past bij welk landschapstype.<br />
Een kanttekening is dat bij het opstellen van een windenergievisie<br />
niet kan worden uitgegaan van een blanco start.<br />
Vooral in het Wieringerrandmeer staan al vele windturbines.<br />
Het huidige bestand windturbines moet als uitgangspunt<br />
worden genomen.<br />
De potentiële restwarmtebronnen en de straal van hun mogelijke<br />
afzetgebied zijn gebaseerd op een onderzoek van DHV<br />
(2008). Om te zien wat de kansen daadwerkelijk zijn, zou<br />
deze informatie gecombineerd moeten worden met potentiële<br />
afzetlocaties (bijvoorbeeld waar woningbouwplannen<br />
zijn). Daarnaast moeten geschiktheid en haalbaarheid nader<br />
onderzocht worden.<br />
De mogelijkheden voor de overige energiesoorten, namelijk<br />
zon, osmose, getijde-energie en warmte uit asfalt, zijn niet<br />
direct gebaseerd op bestaande onderzoeken. Op de kaart<br />
zijn slechts indicatief plekken aangewezen op basis van huidige<br />
ideeën. Zonne-energie is bewust in het stedelijk gebied<br />
geplaatst met het oog op meervoudig ruimtegebruik.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• De huidige kaart geeft een zeer globaal beeld van de<br />
kansen voor duurzame energie in Noord-Holland. Om<br />
een meer concreet beeld te krijgen van de mogelijkheden<br />
en onmogelijkheden voor de toekomst is meer gedegen<br />
onderzoek noodzakelijk.<br />
• Hoe de ontwikkeling van de verschillende energievormen<br />
zal verlopen is moeilijk te voorspellen, daarom is het belangrijk<br />
om een flexibele toekomstvisie te maken waarbij<br />
ingespeeld kan worden op onverwachte ontwikkelingen.<br />
• De provincie moet een keuze maken hoe zij wil inzetten<br />
op duurzame energie. Welke rol neemt de provincie<br />
en wat verwacht zij van anderen? Welke doelen moeten<br />
bereikt worden binnen welke termijn? Ligt de nadruk op<br />
grootschalige initiatieven of kleinschalige? En welke vormen<br />
van energie zijn het belangrijkste?<br />
De ontwikkeling van duurzame energie hangt nauw samen<br />
met de ruimtelijke inrichting en kan een grote invloed<br />
hebben op de ruimtelijke kwaliteit en met name openheid<br />
van landschappen (zie hoofdstuk 6). Daarom moeten binnen<br />
de structuurvisie ook uitspraken worden gedaan over<br />
de toekomst van duurzame energie in Noord-Holland.<br />
Daarnaast kunnen in het uitvoeringsprogramma verschillende<br />
projecten worden opgenomen om richting te geven<br />
aan de gewenste ontwikkeling in samenhang met het<br />
landschap en ruimtelijke kwaliteit.<br />
65<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
66 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Bronnen<br />
DHV Groep B.V. (2008), Restwarmtebenutting in de provincie<br />
Noord-Holland: op weg naar een duurzame provincie, Haarlem:<br />
Provincie Noord-Holland.<br />
Grontmij (2008), Geothermie in Noord-Holland: inventarisatie<br />
van locaties voor toepassing van geothermische energie,<br />
Haarlem: Provincie Noord-Holland.<br />
Bosch Slabbers (2008), presentatie 3 september 2008: voortgangsoverleg<br />
van Windvisie Noord-Holland: een onderzoek<br />
naar de landschappelijke geschiktheid van Noord-Holland<br />
voor windenergie, Haarlem: Provincie Noord-Holland.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
67<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
68 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
4 Kwalitatieve woningbouwopgave<br />
Vanuit zowel de bevolkingsprognoses (op termijn: krimp in<br />
het noorden van de provincie) als de visie over de ontwikkeling<br />
van de Metropoolregio Amsterdam (concurreren op<br />
kwaliteit) komt er steeds meer aandacht voor de kwalitatieve<br />
woningbouwopgave. In dit hoofdstuk wordt nader onderzocht<br />
welke opgave hierbij buiten het stedelijk gebied aan de orde<br />
is. In paragraaf 4.1 worden o.a. op basis van bereikbaarheid,<br />
landschappelijke kwaliteiten en natuurontwikkeling de ruimtelijke<br />
kansen voor topwoonmilieus verkend, een belangrijke<br />
opgave vanuit de ontwikkeling van de Metropoolregio Amsterdam.<br />
In paragraaf 4.2 wordt vervolgens ingegaan op de<br />
behoefte aan dorpse en landelijke woonmilieus in relatie tot<br />
kwaliteit en identiteit van de Noord-Hollandse landschappen.<br />
Waar liggen de kansen en bedreigingen?<br />
4.1 Topwoonmilieus<br />
Met het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 is een metropolitane<br />
strategie neergelegd om de internationale concurrentiepositie<br />
van de Metropoolregio Amsterdam te behouden<br />
en te versterken. Daarbij is het aantrekken van hoogopgeleiden<br />
en economisch draagkrachtigen uit het buitenland<br />
erkend als voorwaarde. Om deze mensen aan te trekken<br />
en vast te houden zijn meer metropolitane topwoonmilieus<br />
nodig. In vergelijking met andere Europese metropolen heeft<br />
de Metropoolregio Amsterdam hierin - met name buiten het<br />
stedelijk kerngebied - weinig aanbod. In deze analyse worden<br />
potenties voor topwoonmilieu’s buiten het stedelijk gebied<br />
onderzocht. In opdracht van de provincie heeft het ontwerpbureau<br />
LA4Sale een beknopte studie gedaan naar potentiële<br />
locaties voor metropolitane landelijke topwoonmilieus op<br />
basis van luchtfoto’s.<br />
Naast deze vraag naar metropolitane topwoonmilieus spelen<br />
in het landelijke gebied een aantal ontwikkelingen die van<br />
grote invloed zijn op de ruimtelijke inrichting. Enerzijds is er<br />
sprake van schaalvergroting en industrialisatie, anderzijds<br />
van schaalverkleining en verbreding. Ook stoppen boeren op<br />
bepaalde plaatsen met hun bedrijfsvoering.<br />
Dit kan een bedreiging zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van<br />
het landelijke gebied. Zo vinden bijvoorbeeld ad hoc uitbreidingen<br />
plaats van agrarische bedrijven met megaschuren in<br />
het open landschap, komt er agrarische bebouwing vrij dat<br />
kan leiden tot leegstand en verpaupering in gebieden met<br />
krimp, en verdwijnt de agrarische beheerder van het bij de<br />
recreant zo geliefde kleinschalige agrarische en/of natuurlijke<br />
landschap.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
De introductie van nieuwe woonmilieus kan een oplossing<br />
bieden voor een deel van deze problemen en voorkomen<br />
dat de ruimtelijke kwaliteit wordt aangetast of zelfs een extra<br />
impuls krijgt. Vrijkomende agrarische bebouwing kan leiden<br />
tot het ontstaan van een nieuw woonlandschap en nieuwe<br />
landgoederen kunnen het landschapsbeheer en de realisatie<br />
van nieuwe natuur op zich nemen. Daarmee leveren ze meteen<br />
een bijdrage aan de EHS-doelstellingen en de recreatievoorziening.<br />
In dit hoofdstuk volgt een korte analyse naar de mogelijkheden<br />
voor verschillende typen nieuwe woonmilieus in<br />
Noord-Holland. De studie van LA4Sale is als uitgangspunt<br />
genomen.<br />
Doel<br />
Het maken van een kansenkaart met potentiële locaties en<br />
zoekgebieden voor verschillende typen nieuwe woonmilieus.<br />
Deze nieuwe woonmilieus kunnen niet alleen een bijdrage<br />
leveren aan de vraag naar wonen in het groen en metropolitane<br />
topwoonmilieus voor expats, maar dragen tegelijk bij<br />
aan het behoud van de ruimtelijke kwaliteit in een veranderend<br />
landelijk gebied en aan de realisatie van nieuwe natuur.<br />
Daarbij is het belangrijk dat er een symbiose plaatsvindt<br />
tussen de woonmilieus en het landschap. Dit betekent dat<br />
de ontwikkeling niet alleen geen schade toebrengt aan het<br />
landschap, maar er zelfs een bijdrage aan levert. Dit zal<br />
onder andere resulteren in de verbetering van de ruimtelijke<br />
kwaliteit. Hoe deze symbiose ontstaat en wanneer deze<br />
overgaat in commensalisme of zelfs parasitisme zou nader<br />
onderzocht moeten worden. Bij deze analyse gaan we hier<br />
niet verder op in.<br />
Toelichting kaart<br />
Voor de studie naar de mogelijkheden voor nieuwe metropolitane<br />
landelijke topwoonmilieus heeft LA4Sale drie criteria<br />
gehanteerd: bereikbaarheid, hinder en kwaliteit. Voor de<br />
bereikbaarheid is een maximale afstand van 1 uur reistijd<br />
met de auto vanaf Amsterdam gehanteerd. Met hinder wordt<br />
bedoeld dat woonmilieus bijvoorbeeld niet binnen de geluidscontouren<br />
van Schiphol liggen of naast een energiecentrale,<br />
maar dat een ‘schone’ omgeving een voorwaarde is. Tot slot<br />
moet de locatie ook ‘mooi’ zijn. De woningen moeten van<br />
topkwaliteit zijn, maar ook het landschap waar ze in staan. Dit<br />
heeft een kaart opgeleverd met locaties die volgens<br />
LA4Sale op het eerste gezicht potentie hebben om ontwikkeld<br />
te worden tot een topwoonmilieu.<br />
69<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
70 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Deze topwoonmilieukaart is in deze analyse verder aangescherpt<br />
en aangevuld. Ten eerste is er een selectie gemaakt<br />
uit de potentiële topwoonmileus van LA4Sale van locaties die<br />
50% of meer kans hebben om met de auto vanuit Amsterdam<br />
centrum in 30 minuten bereikt te worden. Aangenomen is<br />
dat de meeste mensen die in Amsterdam werken niet meer<br />
dan een half uur reizen buiten de metropool willen wonen.<br />
De landelijk gemiddelde reistijd naar het werk in Nederland<br />
is ook 30 minuten. Voor de selectie is de isochronenkaart uit<br />
hoofdstuk 2 ‘Knooppunten en netwerken’ gebruikt.<br />
Deze landelijke topwoonmilieus zijn aangevuld met zoekgebieden<br />
voor nieuwe landgoederen en woonlandschappen.<br />
Onder een nieuw landgoed wordt verstaan: ‘Een functionele<br />
eenheid, bestaande uit bos of andere natuur al dan niet met<br />
agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen<br />
van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de<br />
bedrijfsvoering. Voorwaarde voor het stichten van een nieuw<br />
landgoed is dat er minstens 90% voor het publiek toegankelijke<br />
nieuwe natuur gerealiseerd moet worden.’<br />
Nieuwe landgoederen kunnen in principe overal ontwikkeld<br />
worden, behalve in weidevogelgebieden en in open grootschalig<br />
landschap, omdat deze nieuwe woonmilieus de openheid<br />
van het landschap zullen aantasten.<br />
Doorslaggevend in de overweging tot het ontwikkelen van<br />
nieuwe landgoederen is de positieve bijdrage die het landgoed<br />
levert aan de ruimtelijke kwaliteit c.q. de realisering van<br />
de natuur- en landschapsdoelstellingen. Bij de realisatie van<br />
nieuwe landgoederen wordt landschaps- en natuurontwikkeling<br />
en -beheer overgelaten aan particulier initiatief. Daarbij<br />
moet maatschappelijke meerwaarde en particulier voordeel<br />
met elkaar in evenwicht zijn.<br />
Een nieuw landgoed grenst bij voorkeur aan zowel een stedelijk–<br />
(bebouwde kom) als een natuurgebied. Het landgoed<br />
dient op die manier enerzijds als uitloopgebied voor de inwoners<br />
van de stad en anderzijds als buffer voor de aanwezige<br />
grotere natuurgebieden.<br />
Potentiële locaties voor nieuwe landgoederen in Noord-Holland<br />
zijn geselecteerd door te kijken naar waar nog opgaven<br />
liggen voor de realisatie van nieuwe natuur binnen de EHS.<br />
Dat de locatie niet in een beschermd vogelweidegebied ligt,<br />
is een voorwaarde.<br />
Woonlandschappen zijn hier gedefinieerd als landschappen<br />
waarvan de agrarische functie terugloopt en waar zich daarvoor<br />
in de plaats nieuwe woonvormen ontwikkelen. Uitgangspunt<br />
bij de ontwikkeling is het behoud en/of versterking van<br />
de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken.<br />
De ontwikkeling van cultuurlandschap naar woonlandschap<br />
kan stap voor stap via een autonome ontwikkeling plaatsvin-<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
den, maar ook meer gepland/projectmatig en speelt zich af<br />
op verschillende schaalniveaus. In deze analyse is alleen de<br />
potentie van lokaal niveau onderzocht. Vrijkomende agrarische<br />
bebouwing is in dit licht een kans.<br />
De hittekaart over potentiële verbreding van landbouw uit<br />
hoofdstuk 5 ‘Landschap en recreatie’ is hiervoor gebruikt. Het<br />
is aangenomen dat in gebieden met potentie voor verbreding<br />
ook de dreiging van bedrijfsbeëindiging het grootst is, omdat<br />
er vaak verbreed wordt om het hoofd boven water te houden.<br />
Daarmee is de kans op vrijkomende agrarische bebouwing<br />
in deze gebieden dus het grootst. Dit geldt vooral voor de<br />
regio’s West-Friesland en Waterland. Om verpaupering van<br />
gebieden met leegstaande bebouwing te voorkomen, kan het<br />
creëren van een woonlandschap een oplossing zijn en zelfs<br />
een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit opleveren.<br />
71<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
G<br />
72 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
X<br />
C<br />
D<br />
A<br />
B<br />
E<br />
F<br />
H<br />
I J<br />
W<br />
L<br />
K<br />
V<br />
O<br />
R<br />
Q<br />
S<br />
U<br />
M<br />
N<br />
P<br />
T
Typering topwoonmilieus door middel van space syntax<br />
Egbert Stolk, Akkelies van Nes - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Er is een kort onderzoek gedaan naar de voorstellen van<br />
LA4Sale voor de locatie van nieuwe topwoonmileus. Het doel<br />
is te onderzoeken welke lokale en regionale bereikbaarheidsprofielen<br />
de locaties hebben, gezien in combinatie met de<br />
ligging van stations en bestaande vitale stedelijke centra. Een<br />
ander doel hierbij is om richting te geven aan de ontwerpuitdagingen<br />
per type locatie, bezien vanuit het perspectief dat<br />
er gestreefd zou kunnen wordt naar voetgangersvriendelijke<br />
& vitale straten - waarbij een al te hoge auto-afhankelijkheid<br />
wordt geminimaliseerd. Voor een gedetailleerd overzicht<br />
wordt verwezen naar de bijlage van het rapport ‘Bereikbaarheid<br />
en ruimtelijke ontwikkeling, space syntax als basis voor<br />
bereikbaarheidsanalyse’.<br />
TYPE 1: D H K M N S U X<br />
• Deze voorgestelde woongebieden zijn niet goed verbonden<br />
met bestaande centra en infrastructuur.<br />
• Er is sprake van een slechte regionale bereikbaarheid,<br />
deze gebieden zijn gelegen aan de rand van de provincie.<br />
• Negatief gezegd: deze locaties dragen bij aan ‘sprawl’ in<br />
het landelijk gebied.<br />
• Ondersteund een auto-afhankelijke leefstijl, wat onwenselijk<br />
is volgens ‘Kyoto’.<br />
• Als er stedelijke uitbreidingen worden gepland, kunnen<br />
deze het beste een hoge dichtheid aan (straten)netwerk<br />
hebben en een voldoende hoge bevolkingsdichtheid<br />
waarmee een lokaal centrum een bestaansrecht kan hebben.<br />
• Voorbeelden van dit type gebieden zijn de gebieden<br />
langs/in de duinen en de gebieden ver buiten de bestaande<br />
steden, dorpen en stadscentra.<br />
TYPE 2: A B C P<br />
• Deze voorgestelde woongebieden liggen op korte afstand<br />
van bestaande dorpen en stadscentra.<br />
• Er is sprake van een goede lokale bereikbaarheid maar<br />
een slechte regionale bereikbaarheid.<br />
• Deze gebieden kunnen een ondersteuning vormen voor<br />
de bestaande dorps- en stadscentra.<br />
• De uitdaging is om een stratenpatroon te maken wat op<br />
een lokale schaal goed verbonden is in combinatie met<br />
een goed openbaar vervoerssysteem richting de bestaande<br />
dorpen en stadscentra.<br />
TYPE 3: E F G<br />
• Vanuit een duurzaamheidsgedachte zijn deze locaties<br />
‘invuloefeningen’, welke een lineair groeipatroon ondersteunen.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
• Er is sprake van een hoge lokale en regionale bereikbaarheid.<br />
• Het zijn de meest duurzame gebieden om te ontwikkelen,<br />
door hun goede verbinding met bestaande infrastructuur.<br />
• Ontwikkeling van deze gebieden draagt bij aan de bestaande<br />
dorps en stadscentra door het toevoegen van<br />
lokaal draagvlak voor bestaande winkelstraten en centra.<br />
• Het voegt potentiële reizigers toe die het openbaar vervoerssysteem<br />
kunnen ondersteunen<br />
TYPE 4: I J O Q<br />
• Een hoge regionale bereikbaarheid, maar niet verbonden<br />
met een bestaand dorp of stadscentrum.<br />
• De uitdaging ligt in het voldoende dicht zijn van het stratenpatroon<br />
en een voldoende inwoneraantal om lokale<br />
nieuwe stadscentra te ondersteunen.<br />
TYPE 5: V W<br />
• Deze centra liggen naast bestaande verstedelijking en<br />
zijn zodoende veelal goed aangesloten op het regionale<br />
netwerk.<br />
• De uitdaging is om ze te verbinden met het bestaande<br />
lokale stratenpatroon om te voorkomen dat deze wijken<br />
gesegregeerd komen te liggen, zoals het geval is bij vele<br />
Vinex-wijken, of slaapsteden.<br />
TYPE 6: L T R<br />
• Deze categorie bestaat uit de overige locaties, die niet<br />
goed in een van de bovenstaande vijf typen vallen.<br />
• Gebied L heeft een hoge regionale bereikbaarheid, maar<br />
is slecht verbonden met bestaande lokale dorpen/steden<br />
en stadscentra.<br />
• Gebied R heeft zowel een hoge lokale als regionale bereikbaarheid,<br />
maar veroorzaakt een hoge mate van autoafhankelijkheid.<br />
De uitdaging ligt hier in een lokaal goed<br />
verbonden stratenpatroon, op loopafstand van dit gebied.<br />
• Gebied T heeft een hoge regionale bereikbaarheid,<br />
gelegen naast een gebied met een hoge ‘actieradius<br />
schaal 800 meter’, terwijl het een lage lokale integratie en<br />
een lage waarde voor de ‘actieradius schaal 9000 meter’<br />
heeft. Deze waarden kunnen worden verbeterd door een<br />
goed verbonden lokaal netwerk met een goede voetgangersbereikbaarheid.<br />
De sleutel hier is een fijnmazig<br />
stratenpatroon voor een gemengd gebruik.<br />
73<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
G<br />
74 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
X<br />
1<br />
3<br />
C<br />
2<br />
D<br />
1<br />
A<br />
B<br />
E<br />
3<br />
F<br />
H<br />
2<br />
1<br />
2<br />
3<br />
I J 4<br />
W<br />
5<br />
4<br />
L<br />
K<br />
6<br />
1<br />
V<br />
O<br />
R<br />
5<br />
4<br />
Q<br />
6<br />
S<br />
1<br />
4<br />
U<br />
1<br />
M<br />
N<br />
1<br />
1<br />
P<br />
T<br />
2<br />
6
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Het ontwikkelen van topwoonmilieus, landgoederen en<br />
woonlandschappen kan een middel zijn om de ruimtelijke<br />
kwaliteit in het veranderende landelijke gebied te behouden.<br />
Dit moet echter wel goed doordacht en met verstand<br />
van zaken gebeuren, anders dreigt juist het gevaar van<br />
dichtslibbing van het landschap. Instrumenten als beeldkwaliteitsplan<br />
en visueel-ruimtelijke effect analyse kunnen<br />
hierbij helpen.<br />
• Nieuwe woonmilieus in het landelijke gebied kunnen<br />
bijdragen aan de vraag naar wonen in het groen en de<br />
metropolitane strategie van de Metropoolregio Amsterdam.<br />
Bovendien kan de ontwikkeling aan andere (zachte)<br />
functies, zoals natuur en recreatie, worden gekoppeld,<br />
zodat deze een positieve impuls krijgen.<br />
• Topwoonmilieu’s moeten op korte reistijd van het stedelijk<br />
kerngebied liggen om aantrekkelijk te zijn. De modellen<br />
uit hoofdstuk 2 (isochronenmodel paragraaf 2.2.2 en<br />
space-syntax paragraaf 2.2.3) kunnen hierbij behulpzaam<br />
zijn.<br />
• In deze analyse worden een aantal potentiële locaties en<br />
zoekgebieden aangeduid voor nieuwe woonmilieus die op<br />
het eerste gezicht geschikt lijken. Meer gedegen onderzoek<br />
is echter nodig om vast te stellen of dit daadwerkelijk<br />
zo is en of er op andere locaties misschien ook kansen<br />
zijn. Verder moet ook nader onderzocht worden hoe een<br />
symbiose tussen woningbouw en landschap bereikt kan<br />
worden.<br />
• Uit de analyse van de voorgestelde topwoonmilieus van<br />
LA4Sale met space syntax blijkt dat voor de allocatie van<br />
toekomstige topwoongebieden, de gebieden van het type<br />
3 tot de meest duurzame keuze behoren. Ze hebben zowel<br />
lokaal als regionaal hoge integratie, ze zijn gelegen in<br />
de buurt van bestaande steden, dorpen en stadscentra en<br />
zijn in potentie voetgangersvriendelijk. Deze nieuwe gebieden<br />
zullen de vitaliteit van de bestaande lokale centra<br />
ondersteunen. Bovendien kunnen ze bijdragen aan een<br />
duurzaam verstedelijkingspatroon welke een openbaar<br />
vervoerssysteem kan ondersteunen.<br />
• De analyse van de topwoonmileus kan worden aangevuld<br />
met Nieuwe Landgoederen en Woonlandschappen; ook<br />
zou het goed zijn de typen nader invulling te geven aan<br />
de hand van een aantal case-studies.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Bronnen<br />
LA4Sale. 2008. Ontdekkingstocht: nieuwe metropolitane<br />
landelijke topwoonmilieus in de Metropoolregio Amsterdam.<br />
Amsterdam<br />
Nes, A., Stolk, E., Nijhuis, S. 2008. Bereikbaarheid en ruimtelijke<br />
ontwikkeling. Space syntax als basis voor bereikbaarheidsanalyses.<br />
<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, Bouwkunde, afdeling Urbanism<br />
75<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
76 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
4.2 Dorps-DNA<br />
De afgelopen jaren is een groeiende vraag te zien naar<br />
dorpse en landelijke woonmilieus. Hieraan wordt op dit moment<br />
nauwelijks voldaan. De vraag komt vanuit de stedeling,<br />
maar ook vanuit de mensen die nu al in een dorp wonen.<br />
Door de beperkte groeimogelijkheden kunnen veel jongeren<br />
geen plek vinden in het dorp waar ze zijn opgegroeid. Ook<br />
voor ouderen is er vaak weinig geschikte woningbouw te vinden.<br />
Manieren om antwoord te geven op deze woningvraag<br />
zijn bijvoorbeeld het bouwen van nieuwe woonlandschappen<br />
met een dorps karakter of het uitbreiden en inbreiden van<br />
bestaande dorpen. De leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit<br />
van de dorpen zouden hierbij een belangrijk aandachtspunt<br />
moeten zijn.<br />
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een bedreiging vormen<br />
voor de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de dorpen.<br />
Bij uitbreidingsplannen worden karakteristieke, streekeigen<br />
dorpsstructuren, ‘het dorps-DNA’, maar zelden als drager<br />
gebruikt. De ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de<br />
regio’s dreigt hiermee verloren te gaan, waardoor een toenemende<br />
eenvormigheid van de leefomgeving ontstaat.<br />
Daarnaast geldt dat nieuwe woningbouw die nauwelijks<br />
aansluit op de eigenheid van het dorp en zich afkeert van<br />
het landschap, leidt tot ‘harde’ dorpsranden die vanuit het<br />
omliggende landschap een rommelig beeld opleveren. Reden<br />
te meer om een visie te ontwikkelen op de groei van dorpen<br />
en kleine kernen. De vraag is niet tot hoever dorpen mogen<br />
groeien, maar op de wijze waarop.<br />
De behoeftevraag en de dreiging van verrommeling en verlies<br />
van identiteit zijn redenen om in deze studie aandacht te<br />
besteden aan de dorpen in Noord-Holland. Door onderzoek<br />
te doen naar de ruimtelijke structuur en het ontstaan ervan<br />
worden aanknopingspunten geboden voor de ontwikkeling<br />
van dorpen.<br />
Hier wordt echter alleen aandacht besteed aan de familiekenmerken<br />
van dorpen, dus tot welke typologie een dorp<br />
behoort. Daarnaast bestaan er ook unieke kenmerken voor<br />
een dorp die bij de ruimtelijke ontwikkeling zouden moeten<br />
worden meegenomen. Dit zou dan, mocht het van toepassing<br />
zijn, in een vervolgonderzoek verder moeten worden uitgewerkt.<br />
Opgave<br />
Dit is een beknopte studie naar de verschillende dorpstypologieën<br />
in Noord-Holland om zo handvatten te kunnen bieden<br />
voor de ruimtelijke ontwikkeling van dorpen op basis van de<br />
bestaande ruimtelijke structuur, zodat de identiteit behouden<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
en/of versterkt wordt. Het gaat hierbij dus alleen om de relatie<br />
tussen woningbouw, cultuurhistorie en landschap. Onderwerpen<br />
als de sociaaleconomische vitaliteit en bereikbaarheid<br />
van dorpen worden niet besproken.<br />
Nederzettingsvormen algemeen<br />
Het grootste deel van de oude Noord-Hollandse dorpen zijn<br />
te kenschetsen als wegdorpen. Ze zijn nog te vinden in het<br />
lage deel van de provincie, slechts onderbroken door droogmakerijen.<br />
Hierin zijn nieuwe polderdorpen gebouwd, die in<br />
de meeste gevallen ook een weg als centrale as hebben.<br />
Een aparte factor in Noord-Holland was de bloei van handel<br />
en industrie, waardoor de oude weg- en dijkdorpen, vooral<br />
in het gebied rond de Zaan, uitgroeiden tot grote vlekken.<br />
Afwijkende dorpstypen liggen in hoofdzaak aan de randen<br />
van de provincie: de esdorpen in het Gooi; de dorpen van de<br />
geestrand en duinzomen en de dorpen op de oude eilanden<br />
Texel, Wieringen en Marken.<br />
Noord-Hollandse dorpstypologieën per landschapstype<br />
Vrijwel heel Noord-Holland is het resultaat van een lange<br />
geschiedenis van ontginnen, omdijken, aandijken, droogmaken<br />
en inpolderen. Het merendeel van de dorpen in Noord-<br />
Holland vindt haar ontstaan in het agrarisch gebruik van<br />
de grond. De vorm van deze dorpen hangt daardoor nauw<br />
samen met de wijze waarop men oorspronkelijk het land in<br />
gebruik nam. Zo ontstonden in het Gooi brinkdorpen te midden<br />
van engen en heiden. Op de strandwallen ontstonden<br />
nederzettingen rond de geesten (geestdorpen) en in de poldergebieden<br />
kwamen lint- en dijkdorpen voor die samenhangen<br />
met de opstrekkende verkavelingswijze. De bebouwing<br />
op Marken is geconcentreerd op terpen (werven). Opvallend<br />
zijn de verschillen tussen de dorpsvormen op het oude land<br />
en die in het planmatig ingerichte nieuwe land. De dorpen in<br />
het nieuwe land vertonen eenzelfde planmatigheid in opzet.<br />
Ze liggen op voor de hand liggende plaatsen als centrale<br />
kruisingen van wegen of bij de toegangen tot het oude land.<br />
(Bosch en Slabbers, 2006)<br />
In onderstaande tekst zijn per landschapstype de dorpstypologieën<br />
beschreven. Daarnaast zijn verschillende voorbeelden<br />
gegeven van dorpstypen door middel van een uitsnede<br />
uit de historische en topografische kaart en uit een luchtfoto.<br />
Hierdoor wordt een duidelijk beeld geschept van de oorspronkelijke<br />
structuur van een dorp en wat er nu nog van over is<br />
gebleven. De dorpssoorten van de Noordzeekust en voormalige<br />
Zuiderzeekust zijn ook beschreven.<br />
77<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
HISTORISCHE KAART LIMMEN<br />
HISTORISCHE KAART DEN HOORN<br />
78 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
TOPOGRAFISCHE KAART LIMMEN LUCHTFOTO LIMMEN<br />
TOPOGRAFISCHE KAART OOSTEREND LUCHTFOTO OOSTEREND<br />
TOPOGRAFISCHE KAART DEN HOORN LUCHTFOTO DEN HOORN<br />
TOPOGRAFISCHE KAART DEN BURG LUCHTFOTO DEN BURG
Geestdorpen in het strandwallen en -vlaktenlandschap<br />
De dorpen<br />
De geestranddorpen (Heemstede, Haarlem, Bloemendaal,<br />
Santpoort, Velsen, Beverwijk, Heemskerk, Castricum,<br />
Limmen, Egmond Binnen, Egmond aan de Hoef, Bergen,<br />
Schoorl en Groet) liggen vrijwel allemaal op de geesten,<br />
de oude strandwallen die door hun hogere ligging vanouds<br />
voor bebouwing gebruikt zijn. De lager gelegen delen van<br />
het gebied – de strandvlaktes die tussen de geesten in<br />
liggen – zijn in gebruik als weiland, soms als bollenland.<br />
De bebouwing is er schaars. Het gemeenschappelijke kenmerk<br />
van deze dorpen is hun ontwikkeling in de lengterichting<br />
op de oude strandwallen. De aanwezigheid van oude<br />
kastelen, meestal in de lagere gronden (vergelijk de ligging<br />
van de kastelen in de dorpen langs de Utrechtse heuvelrug)<br />
en de jongere buitenplaatsen, meestal op de hogere<br />
gronden, is in ieder dorp terug te vinden. In de dorpen<br />
rondom Haarlem zijn, ingesloten tussen de nieuwere bebouwing,<br />
deze elementen nog wel aanwezig: Heemstede<br />
met kasteel en buitenplaatsen, Velsen met drie buitenplaatsen<br />
op een rij, Bloemendaal en Santpoort. (Steegh,1976)<br />
Limmen is een voorbeeld van een geestdorp. Op de topografische<br />
kaart is de oorspronkelijke structuur nog goed te<br />
zien. Op de noord-zuid lopende geest liggen enkele parallelle<br />
wegen waarvan de wegen aan de rand van de geest<br />
het oudste zijn. (Haartsen e.a., 2000)<br />
Het landschap<br />
Dit landschap ligt direct achter de jonge duinen en kent<br />
een bescheiden reliëf. Het bestaat uit parallel aan de kust<br />
verlopende stroken van hoger gelegen, droge en zandige<br />
strandwallen (oude duinen), van elkaar gescheiden door<br />
lager gelegen, natte en venige strandvlakten.<br />
De strandwallen behoren tot de eerste gebieden die in<br />
Noord-Holland werden bewoond. Men vestigde zich op de<br />
randen van deze hoge gronden en startte van daaruit de<br />
ontginning van het aangrenzende gebied. Men combineerde<br />
akkers op de strandwallen (geesten) met graslandgebruik<br />
in de lagere, vochtige strandvlakten. Bij de ontginning<br />
van de strandvlakten stuitte men op natuurlijke obstakels,<br />
als geulen, kreken en stroomwallen. Met de verkaveling<br />
en de waterhuishouding moest hier op worden ingespeeld.<br />
Hiermee ontstond een onregelmatig verkavelingspatroon.<br />
(Bosch en Slabbers, 2006)<br />
De strandwallen vormen langgerekte, vaak verdichte zones<br />
met bos, landgoederen en buitenplaatsen en stedelijke<br />
bebouwing. Ook de hoofdroutes volgen de strandwallen.<br />
Vooral in het zuiden hebben veel afgravingen plaatsge-<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
vonden en is een zanderijenlandschap ontstaan, veelal<br />
begrensd door steilranden. Deze gronden zijn veelal in<br />
gebruik voor bollenteelt en tuinbouw. De strandvlakten zijn<br />
meer open ruimten met groene randen en een nat karakter<br />
(als gevolg van de veengrond met veenstromen, maar<br />
ook als gevolg van kwel). In de voormalige binnendelta bij<br />
Heemskerk zijn in de strandvlakten geulen en wallenpatronen<br />
herkenbaar. Delen van de strandvlakten zijn omgezet<br />
(dieper liggende zandlaag naar oppervlakte gebracht),<br />
waarmee ze geschikt werden voor de bollenteelt. (Bosch<br />
en Slabbers, 2006)<br />
Terpdorpen in het keileemlandschap<br />
De dorpen<br />
De eilanden Texel en Wieringen worden gekenmerkt door<br />
esachtige dorpen op zeeklei. Ze vertonen met hun typische<br />
kerkringen (te zien in Oosterend op Texel) overeenkomst<br />
met de dorpen op de Zeeuwse eilanden. Deze dorpen vallen<br />
onder de benaming terp-esdorpen. Het dorp Den Hoorn<br />
op Texel heeft meer het karakter van een terp-dijkdorp,<br />
waarbij de oude haven door latere inpolderingen niet meer<br />
te herkennen is. (Steegh,1976)<br />
Den Burg is qua structuur een unieke kern in het keileemlandschap<br />
van Noord-Holland. Het heeft twee rondlopende<br />
straten, die als ringen rond het centrum liggen. De binnenste<br />
ring zou volgens sommigen teruggaan op een burcht<br />
uit de Vikingtijd, de buitenste geeft de ligging aan van een<br />
omwalling uit de 14de eeuw. (Haartsen e.a., 2002)<br />
Het landschap<br />
De keileembulten van Texel en Wieringen zijn opduikingen<br />
in de gestuwde pleistocene ondergrond. Deze hoger<br />
gelegen gronden zijn al vroeg ontgonnen en kennen een<br />
kleinschalige opbouw. Kenmerkend zijn het glooiend<br />
reliëf, de onregelmatige wegstructuren en verkavelingen,<br />
het kleinschalige, historische karakter en de ruimtelijke<br />
verdichting. Ook kenmerkend zijn de tuunwallen (gestapelde<br />
grasplaggen), die bij gebrek aan sloten de scheiding<br />
vormden tussen de graslandpercelen. (Bosch en Slabbers,<br />
2006)<br />
Het keileemgebied van de Hooge Berg maakt deel uit van<br />
het Waddeneiland Texel. Het keileemgebied van Wieringen<br />
is in zijn geheel een voormalig eiland. Het eilandkarakter is<br />
duidelijk herkenbaar:<br />
- Door het contrast met het omringende natuurlandschap<br />
(Texel) of het nieuwe land (Texel en Wieringen).<br />
- Doordat de randen als dijken (Wieringen) of steilranden<br />
markante begrenzingen vormen.<br />
79<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
HISTORISCHE KAART SINT MAARTENSBRUG<br />
HISTORISCHE KAART ANNA PAULOWNA<br />
HISTORISCHE KAART MIDDENBEEMSTER<br />
80 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
TOPOGRAFISCHE KAART SINT MAARTENSBRUG LUCHTFOTO SINT MAARTENSBRUG<br />
TOPOGRAFISCHE KAART MIDDENMEER LUCHTFOTO MIDDENMEER<br />
TOPOGRAFISCHE KAART ANNA PAULOWNA LUCHTFOTO ANNA PAULOWNA<br />
TOPOGRAFISCHE KAART MIDDENBEEMSTER LUCHTFOTO MIDDENBEEMSTER
Brug-, kruis- en vaartdorpen in het aandijkingenlandschap<br />
De dorpen<br />
In 1597 is de Zijpe- en Hazepolder bedijkt en kon het voor<br />
landbouw worden ingericht. In de lengterichting van de polder<br />
werden afwateringskanalen gegraven en wegen aangelegd.<br />
Loodrecht hierop kwamen wegen die de verbinding tussen<br />
het ‘oude’ West-Friesland verbonden met het duingebied<br />
in het westen. Op de kruispunten van deze wegen liggen<br />
de dorpen, langs de wegen en kanalen staan de markante<br />
stolpboerderijen. Sint Maartensbrug is een voorbeeld van een<br />
brugdorp in de Zijpe- Hazepolder. (Haartsen e.a., 2002)<br />
In andere polders zijn overeenkomende dorpen te vinden<br />
zoals het kruisdorp Middenmeer in de Wieringermeer en<br />
vaartdorp Anna Paulowna in de Anna Paulowna Polder.<br />
Het landschap<br />
Aandijkingen zijn aangeslibde zand- en slibplaten langs de<br />
oorspronkelijke kustlijn, die vanaf de aangrenzende hogere<br />
gronden zijn ingedijkt en zo zijn toegevoegd aan het land.<br />
Deze gebieden zijn als geheel ingericht, vaak grootschalig,<br />
geometrisch en open. De opeenvolgende aandijkingen zijn<br />
duidelijk herkenbaar in het landschap. De oudste aandijkingen<br />
liggen als schillen tegen het oude land aan, de latere<br />
aandijkingen, zoals de Wieringermeer, hebben geen duidelijke<br />
gerichtheid. Aan de westzijde is er een contrastrijke<br />
overgang naar de duinen. De dijken en hoofdwatergangen<br />
vormen een robuuste hoofdstructuur. Plaatselijk zijn er sterke<br />
contrasten tussen de geometrische inrichting en de natuurlijke<br />
kreekrestanten. (Bosch en Slabbers, 2006)<br />
Kruisdorpen in het droogmakerijenlandschap<br />
De dorpen<br />
Een herinnering aan de Gouden Eeuw bewaart Noord-<br />
Holland in de grote inpolderingen van de binnenmeren, een<br />
onderneming waarvoor met name de stad Amsterdam het<br />
handelskapitaal beschikbaar stelde. De Beemster (1612) is<br />
van de oude meren het eerst drooggelegd, al snel gevolgd<br />
door de Schermer, de Purmer en de Wormer en de polder<br />
van Heerhugowaard. Dit landaanwinningproces, dat begon<br />
met de inpoldering van de Zijpe in 1599, werd pas voltooid<br />
met de droogmaking van de Haarlemmermeer (1852) en de<br />
inpoldering van het IJ in 1877. De dorpen die in deze polders<br />
werden gebouwd zijn steeds geheel geometrisch van aanleg,<br />
in overeenstemming met de stedenbouwkundige idealen<br />
van de renaissance. Het mooie, duidelijk als poldercentrum<br />
gebouwde dorp, Midden Beemster is in Nederland het best<br />
bewaarde voorbeeld van een dergelijk nieuw gesticht dorp.<br />
Hoofddorp in de Haarlemmermeer laat zien dat er in de vorige<br />
eeuw, zonder nieuwe ideeën, in de 17e eeuwse traditie<br />
werd voortgebouwd. (Steegh,1976)<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Het landschap<br />
Droogmakerijen worden gevormd door een drooggelegd binnenwater/meer,<br />
omsloten door een ringvaart en een ringdijk.<br />
Deze gebieden zijn als entiteit drooggemaakt en ingericht,<br />
vaak grootschalig, geometrisch en open. Ze worden gekenmerkt<br />
door hun diepe ligging ten opzichte van het aanliggend<br />
veenpolderlandschap/bovenland. Enig reliëf wordt soms<br />
gevormd door de mee-ingepolderde stukken veenland.<br />
De verschillende droogmakerijen kennen allen hun eigen<br />
kenmerkende interne structuur. Men herkent de Beemster<br />
aan haar opbouw in volkomen vierkanten, men herkent de<br />
Wijde Wormer aan haar spiegelsymmetrische opbouw enzovoorts.<br />
De droogmakerijen vormen door de mens gemaakte, rationeel<br />
ingerichte landschappen, vaak met een hoge cultuurhistorische<br />
waarde. De geometrische verkavelings- en ontsluitingsstructuur<br />
en het functionele watersysteem zijn nog altijd<br />
bepalend voor het grondgebruik en de ruimtelijke ontwikkeling.<br />
(Bosch en Slabbers, 2006)<br />
De ringdijken en ringvaarten laten de oorspronkelijke natuurlijke<br />
meervorm zien en geven een fraai contrast met de<br />
geometrisch indeling. (Bosch en Slabbers, 2006)<br />
De Gooise esdorpen en het stuwwallenlandschap<br />
De dorpen<br />
Van de Gooise esdorpen (Hilversum, Bussum, Laren, Blaricum<br />
en Huizen) is met name het oude centrum van Blaricum<br />
nog mooi bewaard gebleven. Ook hier zijn echter de oude<br />
dorpsessen, evenals bij de andere dorpen, sinds het einde<br />
van de vorige eeuw met buitenhuizen en villa’s volgebouwd.<br />
Hetzelfde is gebeurd met de gemeenschappelijke weidegronden<br />
die deze dorpen in het aangrenzende lage land bezaten<br />
(de Gooise Meent westelijk van Eemnes). Het agrarisch<br />
karakter van de Gooise dorpen is daarmee grotendeels<br />
verdwenen. Van de Gooise heidevelden bleef slechts dat ten<br />
noorden van het gehucht Crailo over. De dorpen zelf zijn zeer<br />
ruim van aanleg en lijken van alle Nederlandse esdorpen nog<br />
het meest op de beroemde Drentse voorbeelden. Alleen de<br />
indeling van hun cultuurland, met de grote gemeenschappelijke<br />
weidegronden, wijkt sterk af van de overige esdorptypen.<br />
De oude dorpsbrinken komen in het dorp Laren nog<br />
het best tot hun recht en kunnen een vergelijking met die<br />
van het Drentse Zuid Laren doorstaan. In de andere dorpen<br />
zijn ze verworden tot winkelpleinen. Aan de randen van het<br />
Gooi verdienen enkele dorpen een speciale vermelding,<br />
allereerst het dorpje Muiderberg, dat aan de rand van een<br />
oude zandopduiking is gebouwd. Het is in Nederland het<br />
enige brink-esdorp dat tevens zeebadplaats was. Het andere<br />
vermeldenswaardige dorp is het vier km lange, een km brede<br />
’s Graveland. Dit dorp, waarin enkele fraaie buitenplaatsen<br />
81<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
HISTORISCHE KAART LAREN<br />
HISTORISCHE KAART BARSINGERHORN<br />
HISTORISCHE KAART BROEK OP LANGEDIJK<br />
HISTORISCHE KAART KOLHORN<br />
82 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
TOPOGRAFISCHE KAART LAREN LUCHTFOTO LAREN<br />
TOPOGRAFISCHE KAART BARSINGERHORN LUCHTFOTO BARSINGERHORN<br />
TOPOGRAFISCHE KAART BROEK OP LANGEDIJK LUCHTFOTO BROEK OP LANGEDIJK<br />
TOPOGRAFISCHE KAART KOLHORN LUCHTFOTO KOLHORN
liggen, is een gevolg van de groei van Amsterdam. Het zand<br />
dat voor de aanleg van de grachtengordel van Amsterdam<br />
nodig was heeft men op deze plaats van de Gooise heuvelrug<br />
afgegraven. De stichting van het dorp valt dan ook in het<br />
midden van de 17e eeuw te plaatsen. (Steegh, 1976)<br />
Het landschap<br />
De Gooise stuwwal vormt de oostelijke hoge rand van de<br />
provincie. Dit landschapstype bestaat uit hogere zandgronden<br />
met afwisselend bos en heide, en een gedifferentieerde<br />
overgangszone naar de aanliggende veengebieden en het<br />
Gooimeer. Het gebied is uitgesproken rijk aan reliëf.<br />
Het Gooi is vanouds een aantrekkelijk woongebied. Op de<br />
hogere gronden liggen kernen als Bussum, Blaricum, Hilversum<br />
en Huizen. Dit waren van oorsprong brinkdorpen met<br />
een radiale structuur. Rond de dorpen kwamen omvangrijke<br />
akkercomplexen tot stand (engen). De graslanden (meenten)<br />
lagen op grotere afstand in de lage delen. De heidevelden<br />
dienden voor het weiden van schapen, die iedere avond op<br />
stal werden gezet en die de mest leverden voor de akkers.<br />
Door het steeds weer opbrengen van deze mest, vermengd<br />
met strooisel van de hei, werden de engen opgehoogd en<br />
verkregen zij hun karakteristieke bolle vorm. Plaatselijk zijn<br />
nog engrestanten herkenbaar.<br />
In de 17e en 18e eeuw hebben zich op de hogere gronden<br />
landgoederen en buitenplaatsen ontwikkeld, zoals Gooilust.<br />
Aan het eind van de negentiende eeuw en het begin van<br />
de twintigste eeuw hebben zich bij de kernen uitgestrekte<br />
villagebieden ontwikkeld, soms door verkaveling van oudere<br />
landgoederen.<br />
Aan het verblijf temidden van de bossen en heideterreinen<br />
werd een heilzame werking toegedacht. In het Gooi ontstonden<br />
herstellingsoorden en sanatoria. Het sanatorium Zonnestraal<br />
(architect Jan Duiker) vormt hiervan, als exponent van<br />
de Nieuwe Zakelijkheid, een architectonisch uniek voorbeeld.<br />
In de Gooizoom zijn gronden afgezand ten behoeve<br />
van de uitbreiding van de Amsterdams grachtengordel. Dit<br />
heeft geleid tot het ontstaan van de buitenplaatszone van<br />
‘s-Graveland. Dit vormt een gaaf historisch-landschappelijk<br />
ensemble van lanen, bossen, parken, landhuizen, zichtassen<br />
en zanderijvaarten. (Bosch en Slabbers, 2006)<br />
In de Middeleeuwen werd het Gooi vrijwel geheel ingericht<br />
voor de landbouw. De oorsprong werd gelegd voor de dorpen<br />
die we ook nu nog – in sterk uitgegroeide vorm – aantreffen.<br />
Er werden boerderijen gebouwd op plaatsen die nu de centra<br />
van de Gooise steden vormen, gegroepeerd rondom een<br />
brink. In de kern van Laren is de brink bewaard gebleven.<br />
Een brink is een langgerekte driehoek, van waaruit een pad<br />
de heide oploopt. Deze ruimte werd vroeger gebruikt om de<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
schapen bijeen te drijven voor of na een wandeling naar de<br />
heidevelden, waar de schapen gingen grazen.<br />
Bij de dorpen lagen de zogeheten engen: aaneengesloten<br />
bouwlandcomplexen waar de boeren uit het dorp hun akkers<br />
hadden. De engen waren geen gemeenschappelijk bezit:<br />
iedere boer had zijn eigen akkers. Vaak waren dit kleine,<br />
smalle percelen. De engen zijn vrijwel geheel verdwenen ten<br />
behoeve van woningbouw, alleen de eng van Huizen is nog<br />
goed als zodanig te herkennen – net als het strookvormige<br />
karakter van de percelering.<br />
Op de hoogste delen van het gebied, die het minst vruchtbaar<br />
waren en dus het minst interessant voor de landbouw,<br />
was het oorspronkelijke bos al in de Late Middeleeuwen verdwenen,<br />
om plaats te maken voor uitgestrekte heidevelden<br />
waar de herders hun schaapskudden weidden.<br />
Het laatste onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering<br />
wordt gevormd door de maatlanden of meenten: laaggelegen<br />
graslanden die als weiland of hooiland werden gebruikt. Deze<br />
meenten waren gemeenschappelijke gronden.<br />
In de 19de eeuw begon de stedelijke ontwikkeling. Hilversum<br />
groeide uit tot de grootste stad van het Gooi, maar ook de andere<br />
Gooise dorpen kregen een belangrijke stedelijke impuls.<br />
Het is duidelijk dat deze ontwikkeling een grote verandering<br />
van het oorspronkelijke landschap tot gevolg heeft gehad.<br />
De engen en de meenten zijn bijna geheel volgebouwd; de<br />
heidevelden van weleer zijn voor een deel bewaard gebleven<br />
en voor een ander deel in villaparken veranderd. (Haartsen<br />
e.a., 2000)<br />
Weg-/lintdorpen in het oude zeekleilandschap<br />
De dorpen<br />
Het gebied binnen de oude Westfriese zeedijk heeft in<br />
historische tijden ingrijpende veranderingen ondergaan.<br />
Na de verovering op het gebied door de Hollanders op de<br />
West-Friezen veranderde het landschap van aanzien. Het<br />
veroverde gebied werd opnieuw gekoloniseerd. De zogenaamde<br />
wegdorpen werden zijn hiervan overgebleven. In<br />
deze dorpen is het voorkomen van de typische Westfriese<br />
stelphoeves opvallend. Ze liggen vooral in het westen van het<br />
gebied, met een grote concentratie in de buurt van Schagen.<br />
De woonheuvels zijn opgeworpen vanaf ongeveer 800<br />
na Chr. en men is er mee doorgegaan tot in de 13e eeuw.<br />
(Haartsen e.a., 2001)<br />
Opmerkelijk zijn in het noorden van de provincie de plaatsnamen<br />
eindigend op -horn. Barsingerhorn, Tuitjehorn en het<br />
oude visserhaventje Kolhorn. Deze wijzen op oude schiereilanden<br />
en landtongen, die door latere bijdijkingen verdwenen<br />
zijn. (Steegh, 1976)<br />
83<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
HISTORISCHE KAART DEN ILP<br />
HISTORISCHE KAART GROOTSCHERMER<br />
HISTORISCHE KAART OUDEKERK AAN DE AMSTEL<br />
84 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
TOPOGRAFISCHE KAART DEN ILP LUCHTFOTO DEN ILP<br />
TOPOGRAFISCHE KAART GROOTSCHERMER LUCHTFOTO GROOTSCHERMER<br />
TOPOGRAFISCHE KAART ANKEVEEN LUCHTFOTO ANKEVEEN<br />
TOPOGRAFISCHE KAART OUDEKERK AAN DE AMSTEL LUCHTFOTO OUDEKERK AAN DE AMSTEL
Barsingerhorn is met zijn lange smalle bebouwingslint heel<br />
kenmerkend voor dorpen in West-Friesland. Het is een wegdorp.<br />
Broek op Langedijk is een voorbeeld van een dijkdorp.<br />
Kolhorn heeft zijn bestaan te danken aan de overslag van<br />
goederen. Hier lag een sluis die de verbinding vormde tussen<br />
de Westfriese wateren en de Zuiderzee. (Haartsen e.a.,<br />
2001)<br />
Het landschap<br />
In het pleistoceen bestonden grote delen van Noord-Holland<br />
uit wadvlakten, doorsneden door kreken. Na de laatste IJstijd<br />
ontwikkelde zich op deze kleibodem een veenkussen. In de<br />
9e en 8e eeuw voor Christus woonde men in dit gebied, dat<br />
regelmatig te kampen heeft met wateroverlast, op terpen. Om<br />
het water buiten te sluiten werd het gebied in de 11e en 12e<br />
eeuw omdijkt. Aan het begin van de 13e eeuw is de dijkring<br />
gesloten. Nog altijd vormt de Westfriese Omringdijk de markante<br />
begrenzing van het oude zeekleigebied.<br />
Nadien is het veen, door klink en oxidatie, weer verdwenen<br />
waardoor het onderliggende landschap weer aan de oppervlakte<br />
kwam. De voormalige kreken laten zich nu herkennen<br />
als relatief hoog gelegen stroomruggen. De voormalige<br />
wadvlakten vormen nu de laag gelegen en overwegend open<br />
kommen. Met het inklinken, of zelfs verdwijnen, van het veen<br />
kwamen ook de oude huisterpen weer aan de oppervlakte.<br />
Doordat het gebied is ontgonnen als veengebied, kent het<br />
ook de ruimtelijke karakteristieken van een veengebied, met<br />
langgerekte lintdorpen, een regelmatige, opstrekkende verkaveling<br />
en veel sloten, vaarten en tochten om het water af te<br />
voeren/op te slaan. Door herverkaveling is de oorspronkelijke<br />
structuur van het landschap plaatselijk ingrijpend veranderd<br />
en is een veel grootschaliger structuur ontstaan. (Bosch en<br />
Slabbers, 2006)<br />
Weg- dijk- en weteringdorpen in het veenpolderlandschap<br />
De dorpen<br />
In de laagveenontginningen zijn de dorpen direct langs<br />
een weg of dijk gebouwd. Vele van deze dorpen zijn sterk<br />
gegroeid als gevolg van de bloei van handel in de Gouden<br />
Eeuw. De uitbreiding van de bebouwing vond op drie manieren<br />
plaats:<br />
1. op oude weide-eilanden (Graft, de Rijp en Krommenie);<br />
2. door verdere lintbebouwing langs de lengte-as (Wormer,<br />
Westzaan en Krommenie);<br />
3. bij een nog verder gaande groei, zoals in de al vroeg geïndustrialiseerde<br />
Zaanstreek, werden de dorpen binnendijks<br />
verder uitgebreid langs oude sloten en binnenweggetjes.<br />
Van de dorpen die in hoofdzaak door koophandel in de Gouden<br />
Eeuw groot zijn geworden, zijn o.a. te noemen de Rijp,<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Schermerhorn, het door kaashandel opgekomen Oosthuizen<br />
en vooral het dorp Broek in Waterland. Nadat het oude Broek<br />
door brand verwoest werd, is het vanuit de oude kerk nieuw<br />
uitgelegd langs de oude waterwegen en het Havenrak. Het<br />
is met zijn fraaie boerderijen en schippershuizen, één van de<br />
gaafst bewaarde vissersnederzettingen. Overige typerende<br />
dorpen zijn het wegdorp Den Ilp, dijkdorp Grootschermer en<br />
‘Weteringdorp’ Ankeveen.<br />
Het landschap<br />
De veenpolders bestaan uit onvergraven veen dat overwegend<br />
in gebruik is als grasland. De veengebieden kennen<br />
een vlakke ligging en een zeer open karakter. Hierbinnen vormen<br />
de lange bebouwingslinten belangrijke ruimtevormende<br />
elementen.<br />
De ontginningswijze van de veengebieden wordt veelal<br />
gekenmerkt door een lange ontginningsas langs een natuurlijk<br />
of gegraven water langs een weg. Loodrecht op de<br />
ontginningsas zijn evenwijdig sloten gegraven, waarmee een<br />
strookvormig verkavelingspatroon is ontstaan. De bebouwing<br />
is gesitueerd langs de ontginningsas, waardoor langgerekte<br />
streekdorpen zijn ontstaan. Veel huizen zijn gebouwd van<br />
hout. Klei was weinig voorhanden en hout verzakte minder<br />
snel op de drassige bodem dan steen.<br />
Op deze algemene ontginningswijze zijn talrijke varianten.<br />
Het verkavelingspatroon varieert van zeer regelmatig tot zeer<br />
onregelmatig terwijl meestal ook is ingespeeld op specifieke<br />
omstandigheden ter plaatse, zoals de aanwezigheid van<br />
veenstromen en meren. Daarbij is er onderscheid in de mate<br />
van waterrijkdom. (Bosch en Slabbers, 2006)<br />
De meeste veenpolders zijn aanvankelijk ingericht als vaarpolders,<br />
waarbij de landbouwgronden alleen over het water<br />
bereikbaar waren. Na een ingrijpende herinrichting zijn vrijwel<br />
alle gronden over de weg ontsloten. In Waterland komen nog<br />
waterrijke vaarpolders voor. Dit vormen de meest water- en<br />
natuurrijke veengebieden met een deels gave historische verkaveling<br />
en open karakter. (Bosch en Slabbers, 2006)<br />
Het veenpolderlandschap wordt gekenmerkt door een afwisseling<br />
van land en water. Dit heeft ook zijn weerklank in de<br />
geschiedenis. In sommige perioden lag het accent op landbouw<br />
in andere tijden op de visserij en zeevaart. Daardoor<br />
zijn er kenmerkende, langgerekte agrarische dorpen met<br />
grote open graslanden zoals Den Ilp en Purmerland, maar<br />
ook markt- en havenplaatsen. Soms liggen de havens zelfs<br />
midden in het land, zoals Graft en De Rijp. (Haartsen e.a.,<br />
2001)<br />
85<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
86 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Typologie kustplaatsen PARK.
Kruispunt- dijk- en oeverwaldorpen in het veenrivierenlandschap<br />
De dorpen<br />
De Vecht maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.<br />
Langs de rivier liggen diverse forten die de droge ‘accessen’<br />
vanuit het Gooi moesten verdedigen. Aan de veenrivieren<br />
hebben zich steden en plaatsen ontwikkeld als Amsterdam<br />
(dijk-damstad), Ouderkerk aan de Amstel (oeverwaldorp),<br />
Weesp (dijkdorp) en Muiden (kruispuntdorp). (Bosch en Slabbers,<br />
2006)<br />
De boeren vestigden zich aan de rand van het klei-op-veengebied.<br />
Er werden boerderijen gebouwd langs de rivier en<br />
langs de polderkaden, waardoor een langgerekte bebouwing<br />
is ontstaan. Het middengedeelte van de polders bleef onbebouwd.<br />
De situatie is in de loop van de eeuwen nauwelijks<br />
gewijzigd. (Haartsen e.a., 2000)<br />
De Amstel is een voorbeeld van een rivier waarlangs een ijl<br />
bebouwingslint is ontstaan. Hier en daar vinden we er (restanten<br />
van) historische buitenhuizen en (heren)boerderijen.<br />
Aan weerskanten van de Vecht strekken zich uitgestrekte<br />
polders uit. Daarnaast is een aantal kernen ontstaan op de<br />
oeverwallen. Oudekerk aan de Amstel is een voorbeeld van<br />
zo’n oeverwaldorp. (Haartsen e.a., 2000)<br />
Het landschap<br />
Een landschap als het veenpolderlandschap, maar doorsneden<br />
door veenrivieren. Langs deze veenrivieren zijn meer<br />
zandige oeverwallen afgezet. Aangrenzend liggen kommen<br />
met klei- en veengronden. De kommen manifesteren zich<br />
nog altijd als open grasland, de smalle oeverwallen zijn sterk<br />
verdicht. De veenrivieren vormen lange tijd de belangrijke<br />
vervoersaders. Van oudsher hebben de meeste ontwikkelingen<br />
zich op de zandige oevers geconcentreerd. Door de<br />
goede bereikbaarheid, grondslag en de nabijheid van Amsterdam<br />
hebben zich langs deze rivieren landgoederen ontwikkeld<br />
die bijvoorbeeld de Amstel en de Vecht een bijzondere<br />
allure geven.<br />
Noorderzeekust<br />
Aan de Noordzeekust liggen na een smalle strook strand de<br />
jonge duinen. Dit is een direct aan zee gerelateerd, reliëfrijk<br />
zandlandschap. Door wind en golfwerking heeft dit gebied<br />
een dynamisch karakter. De duinen worden gevormd door<br />
hoge, droge zandruggen, vaak begroeid met helmgras. De<br />
kustlijn en de duinen hebben een primaire functie als zeekering<br />
en als natuurgebied.<br />
Een deel van de duinen is van antropogene oorsprong. Zij<br />
zijn ontstaan door opstuiving voor een door de mens gevormde<br />
zanddijk. Dit betreft de duinen tussen Camperduin en<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Callantsoog, tussen Callantsoog en Den Helder en tussen De<br />
Koog en De Cocksdorp.<br />
De binnenduinranden van de oude duingebieden kennen<br />
een lange bewoningsgeschiedenis. In de duinzoom liggen<br />
steden, dorpen, villaparken, landgoederen, buitenplaatsen en<br />
gezondheidscentra. (Bosch en Slabbers, 2006)<br />
Door de PARK (Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit) is<br />
een onderverdeling gemaakt van de dorpen in de kuststrook<br />
aan de hand van hun (oorspronkelijke) functie: havenplaats,<br />
badplaats en kustplaats. Op bijgevoegde afbeelding is de<br />
verdeling voor Noord-Holland zichtbaar. De ruimtelijke kenmerken<br />
van deze dorpen worden niet beschreven.<br />
Zuiderzeekust<br />
De Zuiderzeekust van Noord-Holland is geen landschapstype.<br />
Hiermee wordt een smalle strook land langs de voormalige<br />
Zuiderzee bedoeld die de kustplaatsen (waaronder<br />
V.O.C.-steden) verbindt. De kust bestaat voor een groot deel<br />
uit een dijk.<br />
De plaatsen aan deze kust hebben van oorsprong een sterke<br />
relatie met het water. In de Gouden Eeuw waren Enkhuizen,<br />
Medemblik en Hoorn belangrijke handelsplaatsen. Andere<br />
plaatsen, zoals Volendam, waren vooral gericht op de visserij.<br />
Na het ontstaan van het IJsselmeer door afsluiting van<br />
de Zuiderzee in 1932, is de visserij grotendeels verdwenen.<br />
Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw heeft de recreatieve<br />
sector een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Veel bezoekers<br />
komen af op de historische kernen, maar ook op de mogelijkheden<br />
tot waterrecreatie. Afgezien van enkele vissersboten<br />
liggen de havens nu vol met plezierjachten. De waterrecreatie<br />
houdt de eeuwenoude relatie tussen de stad en het water<br />
in stand. (Luitwieler, 2007)<br />
Verschillende typen Zuiderzeeplaatsen zijn te onderscheiden<br />
(Luitwieler, 2007):<br />
- Stadsfront: de stedelijke bebouwing grenst aan het water.<br />
- Dijk: de stad ligt van het water gescheiden door een dijk.<br />
87<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Uitwerking Middenbeemster.<br />
Uitwerking Middenbeemster.<br />
88 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Uitwerking ‘Bouwen voor Waterland 2020’.
- Haven: de stad is als het ware achter de haven gebouwd.<br />
- Kanaal: de stad is via een kanaal verbonden met het<br />
water. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen kanalen<br />
die door bebouwd (industrie) of onbebouwd gebied<br />
lopen.<br />
Hoorn en Enkhuizen zijn voorbeelden van een<br />
stadsfrontplaats. Medemblik ligt achter een dijk. Marken,<br />
Monnickendam en Volendam zijn havenplaatsen en Edam ligt<br />
aan een kanaal.<br />
Voorbeelduitwerking Middenbeemster<br />
Het ontwerpbureau LA4Sale heeft in 2002 een ‘Kookboek<br />
voor kleine kernen’ gemaakt, waarin zij een nieuw beleid<br />
lanceerden voor de ontwikkeling van kleine kernen op basis<br />
van landschappelijke en dorpskarakteristieken. Het rapport<br />
geeft inzicht in de mechanismen die de ontwikkeling van een<br />
kleine kern bepalen, formuleert uitgangspunten die bruikbaar<br />
zijn bij ontwikkeling en geeft aanbevelingen voor een kleine<br />
kernenbeleid. Daarnaast is een testcase uitgewerkt waarbij<br />
verschillende ontwikkelingsmodellen voor Grootschermer zijn<br />
uitgewerkt.<br />
Voorbeelduitwerking ‘Bouwen voor Waterland 2020’<br />
In 2004 heeft hetzelfde bureau LA4Sale een verkenning<br />
gedaan voor ‘Bouwen voor Waterland 2020’. Het onderzoek<br />
is een verkenning naar de alternatieve invulling van het<br />
woningbouwprogramma voor de regio Waterland. De vraag<br />
hierbij was hoe woningbouw vanuit een landschappelijk en<br />
cultuurhistorisch perspectief kan bijdragen aan de identiteit<br />
en ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Om op deze vraag<br />
greep te krijgen is inzicht gegeven in de specifieke kenmerken<br />
van elke identiteit. Hiervoor zijn de korrels en structuren<br />
zowel op de schaal van het hele gebied als per dorp in kaart<br />
gebracht.<br />
Per dorpstype wordt zo een profiel geschetst en een strategie<br />
voorgesteld voor de ontwikkeling van het dorp. Hierin spelen<br />
zowel de familiekenmerken van de bebouwingsstructuur als<br />
de unieke eigen kenmerken een grote rol. Hiernaast staan<br />
enkele voorbeelden van deze strategieën.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
1. De behoefte aan dorpse woonmilieus moet in regionale<br />
woonvisies worden vertaald in een evenwichtig aanbod<br />
van alle dorpse woonvormen (van dorps naar meer<br />
landelijk) voor zowel de lokale bevolking als mensen van<br />
buiten.<br />
2. De provincie Noord-Holland heeft een grote verscheidenheid<br />
aan dorpen met verschillende structuren gebaseerd<br />
op het landschap en oorspronkelijke functie (agrarisch,<br />
handel of visserij), vooral veel lintbebouwing. Velen dorpen<br />
zijn in de afgelopen eeuw sterk gegroeid en hebben<br />
(deels) hun oorspronkelijke structuur en identiteit verloren.<br />
Dorpen gaan steeds meer op elkaar lijken. Willen<br />
we dit in de toekomst voorkomen en de verschillende<br />
karakteristieken behouden en/of versterken dan moet bij<br />
de eventuele uitbreiding of inbreiding de oorspronkelijke<br />
structuur van een dorp en zijn omgeving als uitgangspunt<br />
worden genomen. Historische kaarten, topografische<br />
kaarten en luchtfoto’s vormen een goede basis om de<br />
karakteristieken te herkennen. Daarnaast zijn er al veel<br />
studies gedaan die als hulpmiddel kunnen dienen voor<br />
het ontwerp van zo’n ontwikkeling.<br />
3. Het regionale woonbeleid voor de dorpen en kleine<br />
kernen binnen de Provincie Noord-Holland moet voorzien<br />
in het waarborgen van ruimtelijke variatie en identiteit<br />
(ruimtelijke kwaliteit) van de dorpen. Dit kan niet alleen<br />
door middel van het programmeren van de woningbouw<br />
met behulp van contouren. Dit impliceert vaak dat nieuwe<br />
dorpsuitbreidingen als concentrische ringen zo compact<br />
mogelijk rond de dorpskernen ontwikkeld zouden<br />
moeten worden. Dorpsuitbreidingen vragen om maatwerk<br />
dat tegemoet komt aan de specifieke eigenheid en<br />
identiteit van het dorp. De ontwikkeling van dorpen zou<br />
daarom moeten aansluiten op de karakteristieken van<br />
de historisch gegroeide dorpsstructuur, bewoningsvorm<br />
en landschappelijke context. Om aanknopingspunten te<br />
kunnen bieden voor een dergelijke ruimtelijke ontwikkeling<br />
biedt een historisch geografisch dorpentypologie in<br />
de vorm van een atlas een goede basis. Hierin dienen<br />
ook goed onderbouwde, ruimtelijk verantwoorde bebouwingsprincipes<br />
per dorpstype opgenomen te worden. Het<br />
wordt aanbevolen om deze atlas te ontwikkelen en in het<br />
uitvoeringsprogramma van de structuurvisie op te nemen.<br />
4. Bouwen met behoud van identiteit staat niet gelijk aan<br />
bouwen met behoud van de ruimtelijke verschijningsvorm.<br />
Een dorp is niet alleen een ruimtelijk fenomeen in<br />
het landschap, het is ook een leefgemeenschap waarin<br />
mensen wonen en werken. Ruimtelijke verandering hoort<br />
daarbij. Een studie naar de sociaaleconomische vitaliteit<br />
van dorpen zou een waardevolle aanvulling zijn op de<br />
historisch geografische dorpentypologie.<br />
89<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
90 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
5. De verkenning ‘Bouwen voor Waterland’ is een goed<br />
voorbeeld van het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit<br />
en identiteit van het landschap en de dorpen daarin. Deze<br />
studie zou in de overige regio’s van Noord-Holland ook<br />
gedaan moeten worden.<br />
Bronnen<br />
Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten. 2004.<br />
Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holand.<br />
Haarlem, Provincie Noord-Holland<br />
Haartsen, A. e.a. 2000. De cultuurhistorie van Kennemerland,<br />
Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland. Haarlem,<br />
Provincie Noord-Holland<br />
Haartsen, A. e.a. 2000. De cultuurhistorie van Gooi- en<br />
Vechtstreek, Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland.<br />
Haarlem, Provincie Noord-Holland<br />
Haartsen, A. e.a. 2001. De cultuurhistorie van West-Friesland,<br />
Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland. Haarlem,<br />
Provincie Noord-Holland<br />
Haartsen, A. e.a. 2001. De cultuurhistorie van Waterland en<br />
Zaanstreek, Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland.<br />
Haarlem, Provincie Noord-Holland<br />
Haartsen, A. e.a. 2002. De cultuurhistorie van de Kop van<br />
Noord-Holland en Texel, Cultuurhistorische waardenkaart<br />
Noord-Holland. Haarlem, Provincie Noord-Holland<br />
Heun, G. 2008. Over Boeren en Buren, ontwikkelingsvisie<br />
voor de Venen. <strong>Delft</strong>, Afstudeerproject Master Urbanism <strong>TU</strong><br />
<strong>Delft</strong><br />
H&S adviseurs en universiteit van Amsterdam . 2005. Vitaal<br />
platteland, vitale kleine kernen, evaluatie in het kader van de<br />
Nota Ruimte. Echt<br />
LA4Sale. 2002. Kleine kernen kookboek, Amsterdam<br />
LA4Sale. 2004. Bouwen voor Waterland 2020. Haarlem,<br />
Provincie Noord-Holland<br />
Luitwieler, F. 2007. Historische IJsselmeersteden: thuishavens<br />
voor modern watertoerisme. Wageningen, Wageningen<br />
Universiteit<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Marlet, G. & Woerkens, C. van. 2005. Atlas voor gemeenten.<br />
De 50 grootste gemeenten van Nederland op 40 punten<br />
vergeleken. Utrecht<br />
Nieuwe kijk op oude dorpen. 2005. www.denieuwekijk.nl<br />
Regionaal Plan 2005 – 2020. 2005. Stadsregio Arnhem –<br />
Nijmegen, Provincie Gelderland, Nijmegen/Amsterdam<br />
Steegh, A. 1976. Kleine monumenten atlas van Nederland,<br />
666 nederzettingen in kaart. Zutphen<br />
Thissen, F. & Droogleever Fortuijn, J. 1998. Artikel: van autonoom<br />
dorp naar woondorp. Noorderbreedte 1998, jaargang<br />
22, Thema ‘Dorpslandschappen Deel 2’<br />
91<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Agrarisch grondgebruik in kaart (situatie 2007)<br />
Het netto landbouwareaal bedraagt in 2007: 132.000 hectare.<br />
Ruim de helft van het totaal oppervlak van de provincie Noord-Holland (61% van het landoppervlak, 57% van het totaal oppervlak) is in agrarisch gebruik. In bovenstaande afbeelding is<br />
te zien hoe het grondgebruik ruimtelijk is verdeeld. Wat opvalt is het grote contrast tussen het zuiden en het noorden van de provincie. In het zuiden is een hoge concentratie bebouwing<br />
te zien met weinig ruimte voor landbouw, al ligt hier wel de belangrijke greenport Aalsmeer. Het noorden heeft daarentegen een overwegend agrarisch karakter, met in sommige gebieden<br />
een duidelijke specialisatie: bollenteelt in het Noordelijk Zandgebied, akkerbouw in de Wieringermeer, groenten vooral in West-Friesland en het Geestmerambacht en grondgebonden<br />
veehouderij in Laag-Holland. Ander gebieden hebben een meer gemengd karakter, zoals Texel en de oude droogmakerijen.<br />
92 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
5 Landschap en recreatie<br />
Het landschap is grotendeels vormgegeven door boeren.<br />
De agrarische sector verandert, de verstedelijking rukt op.<br />
Hierdoor verandert het landschap. Tegelijkertijd vergrijst de<br />
samenleving. Daarmee neemt de vraag naar ruimte voor de<br />
besteding van vrije tijd toe. Deze ruimtevraag wordt nog eens<br />
versterkt doordat de behoefte aan rust in de hectische metropool<br />
toeneemt. Het open en landschappelijke gebied voorziet<br />
hierin. De vraag is hoe veranderingen in de landbouw<br />
(schaalvergroting enerzijds en verbreding anderzijds) gecombineerd<br />
kunnen worden met de steeds grotere behoefte<br />
aan recreatiemogelijkheden en hoe tegelijkertijd een impuls<br />
gegeven kan worden aan de ruimtelijke kwaliteit van het landschap.<br />
In paragraaf 5.1 wordt de relatie tussen landschap en<br />
recreatie in relatie tot de landbouwhoofdstructuur onderzocht.<br />
In paragraaf 5.2 wordt gekeken naar de afstemming tussen<br />
vraag en aanbod van recreatiegebieden en in 5.3 wordt de<br />
toegankelijkheid van het landschap onderzocht.<br />
5.1 Kansen voor verbreding landbouw<br />
Landbouw speelt een belangrijke rol in Noord-Holland. Het<br />
grootste deel van het oppervlak is agrarisch en de landbouw<br />
is een belangrijke stuwende sector. Het economisch<br />
perspectief voor de landbouw is echter onzeker als gevolg<br />
van internationale marktontwikkelingen, landbouwbeleid van<br />
de Europese Unie en het milieu- en mestbeleid. Naast een<br />
groot aantal bedrijven, dat hun bedrijfsvoering beëindigt of<br />
verbreedt, zijn er ook vitale landbouwbedrijven die behoefte<br />
hebben aan groei wat betreft grondareaal, gebouwen en productie.<br />
Verbreding zoals recreatie, verwerking en/of verkoop<br />
van landbouwproducten aan huis, stalling van paarden of<br />
caravans, productie van energie, therapeutische zorg, en natuur-<br />
en landschapsbeheer, is niet voor elke boer op elke plek<br />
in de provincie een mogelijkheid. De vraag is welke gebieden<br />
in Noord-Holland mogelijkheden bieden om in de toekomst<br />
onbeperkt te boeren en waar kansen liggen voor verbreding<br />
van de bedrijfsvoering.<br />
Opgave<br />
De analyse geeft inzicht in de ruimtelijke verdeling (structuur)<br />
van de verschillende agrarische sectoren. Daarnaast toont<br />
deze analyse waar in Noord-Holland kansen liggen voor<br />
grootschalige productie en waar verbreding van landbouw<br />
de komende jaren zal kunnen gaan plaatsvinden. Als laatste<br />
is de potentie tot verbreding in relatie tot recreatie nader<br />
uitgewerkt.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Methodiek<br />
Analyse op basis van PROSU gegevens<br />
Uitgangspunt vormt de dataset van Prosu. Prosu is een agrarische<br />
database met op adresniveau informatie over type bedrijf<br />
en overige bedrijfsinformatie zoals het NGE (Nederlands<br />
Grootte Eenheid). De NGE is een economische maatstaf, die<br />
elke 2 jaar wordt herzien. De normen worden berekend voor<br />
de rubrieken uit de Landbouwtelling die de bedrijfsomvang<br />
bepalen.<br />
De NGE wordt gebruikt om hittekaarten te berekenen. De<br />
hittekaart is een dichtheidskaart. Het gaat om NGE per oppervlakte<br />
eenheid. In dit geval hectares. Iedere cel in de kaart<br />
(celgrootte is 50 meter bij 50 meter) geeft de dichtheid weer<br />
in NGE per hectare.<br />
Door bedrijfstype te groeperen (bijvoorbeeld alle akkerbouwers)<br />
ontstaan kaarten waarin de gebieden zichtbaar worden<br />
waar akkerbouw plaatsvindt. Daarin zijn de rode gebieden de<br />
gebieden met grootste bedrijfsomvang.<br />
Toekomst perspectief kleinschalige landbouw<br />
Ongeveer 20% van de bedrijven doet aan enige vorm van<br />
verbreding. Natuurbeheer is met meer dan 10% van alle bedrijven<br />
de belangrijkste activiteit. Op Texel en in Laag Holland<br />
is verbreding relatief belangrijker dan in andere regio’s. Op<br />
Texel ligt de nadruk op agrarisch natuurbeheer, recreatie en<br />
de verkoop aan huis. In Laag-Holland is agrarisch natuurbeheer<br />
veruit de belangrijkste vorm van verbreding<br />
Conclusies<br />
• De gebieden die in Noord-Holland mogelijkheden bieden<br />
voor landbouwproductie zijn te vinden in de regio’s Kop<br />
van Noord-Holland, West-Friesland en voor een deel in<br />
de regio Alkmaar (het Geestmerambacht en het Altongebied)<br />
en in Amstel-Meerlanden rond Greenport Aalsmeer.<br />
• Gebieden waar grote kans is op verbeding bevinden zich<br />
in Laag-Holland, op Texel, in delen van Noord-Kennemerland,<br />
Zuid-Kennemerland en West-Friesland.<br />
• Kansen voor verbreden richting recreatie zijn er vooral ten<br />
noorden van Amsterdam en dicht tegen de oost en west<br />
grens van de provincie. Vooral in het noordelijk midden<br />
van de provincie is die kans kleiner omdat de mogelijkheden<br />
voor recreatie daar minder zijn.<br />
Bronnen<br />
Lei en Prosu<br />
93<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
94 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Akkerbouw<br />
Akkerbouw vindt voornamelijk plaats op de kleigronden in de droogmakerijen: de Wieringermeer, de<br />
Haarlemmermeer en in mindere mate de droogmakerijen in Laag-Holland. Ook op Texel is akkerbouw van<br />
belang. De Wieringermeer is het belangrijkst, met ruim de helft van de 33.100 ha akkerbouw in de provincie.<br />
Bollenteelt<br />
Noord-Holland is het belangrijkste productiegebied van bloembollen in Nederland. Binnen Noord-Holland<br />
zijn de meeste bloembollenbedrijven gevestigd in de Kop van Noord-Holland (56% van totaal ha), West-<br />
Friesland (29% van totaal ha) en Noord-Kennemerland (9%). Ook op Texel speelt de bloembollenteelt een<br />
relatief belangrijke rol. De belangrijkste gewassen zijn tulpen, lelies, narcissen en hyacinten.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Melkveehouderij<br />
Ongeveer 5% van de Nederlandse melkveehouderij bevindt zich in Noord-Holland. De meerderheid van de<br />
melkveebedrijven bevindt zich in Laag-Holland en West-Friesland, maar is in alle regio’s van belang.<br />
Opengrondstuinbouw<br />
Noord-Holland is na Noord-Brabant de grootste producent van opengrondsgroenten in Nederland, met 18%<br />
van alle bedrijven in deze sector en 22% van het areaal. In Noord-Holland worden voornamelijk kool, peen<br />
en sla verbouwd en weinig aardbeien en peulvruchten. De belangrijkste regio voor deze sector is West-<br />
Friesland, met daarnaast een aanzienlijke concentratie in het Geestmerambacht. Ook in de Wieringermeer,<br />
de Haarlemmermeer en het gebied ten westen van Heemskerk is de groenteteelt van belang.<br />
95<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Glastuinbouw - totaal<br />
De glastuinbouw kent 2 kerngebieden: in het zuiden Greenport Aalsmeer (sierteeltcluster) en in het noorden<br />
de zogenaamde Glasdriehoek, die bestaat uit het Altongebied bij Heerhugowaard (sierteelt en glasgroenten),<br />
Grootslag in West-Friesland (glasgroenten) en Agriport A7 in de Wieringermeer (glasgroenten). Agriport<br />
A7 is niet te zien in deze kaart omdat deze nieuwe bedrijven in 2007 nog niet zijn meegeteld.<br />
Glastuinbouw - groente<br />
De bestaande glasgroentebedrijven in Noord-Holland zijn qua grootte gelijk aan het Nederlandse gemiddelde<br />
van 2 ha. Qua productiecapaciteit zijn ze echter relatief klein: 148 nge, ten opzicht van een landelijk<br />
gemiddelde van 410 nge. De verwachting van de markt is dan ook niet bijzonder gunstig. Of deze sector<br />
concurrerend kan blijven is in grote mate afhankelijk van technische en organisatorische innovaties. Agriport<br />
A7 kan de ongunstige toekomstverwachting van deze sector iets bijstellen. Hier vestigen zich vooral grote<br />
bedrijven van minimaal 20 ha, tegenover de bestaande bedrijven van gemiddeld 3,4 ha. Dit gebied is een<br />
overloopgebied voor het Westland, Zuid-Holland, waar men met ruimtegebrek kampt.<br />
96 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Glastuinbouw - bloemen<br />
Bereikbaarheid is voor de glastuinbouw van groot belang. Behalve de functie van Schiphol voor de<br />
bloemenketen is ook vervoer over de weg een aandachtspunt, zowel voor Aalsmeer als voor het noorden.<br />
Binnen de Greenport Aalsmeer zal de bedrijvigheid zich in toenemende mate richten op de meest kennisintensieve<br />
activiteiten: dienstverlening, handel, logistiek en veredeling. Deze ontwikkeling is afhankelijk<br />
van de toekomst van Schiphol: wanneer de mogelijkheden van vervoer van snijbloemen door de lucht<br />
worden beperkt zal dit ook de doorvoerfunctie van de Greenport aantasten. In de Noordelijke glasdriehoek<br />
is voorlopig voldoende ruimte voor productie.<br />
Landbouw productie vanaf 70 NGE
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
97<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
98 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Inclusief RODS: Recreatie om de Stad
5.2 Vraag en aanbod van recreatie<br />
Het landelijk gebied verandert. Schaalvergroting in de<br />
landbouw, aanleg van infrastructuur en verstedelijking hebben<br />
ervoor gezorgd dat wandelpaden verdwenen zijn en<br />
daarmee de toegang en de beleving van het landschap sterk<br />
zijn verminderd. Deze ontwikkelingen leiden tevens tot het<br />
verdwijnen van stille gebieden, terwijl de behoefte aan een<br />
toegankelijk landschap met openheid, rust, schoonheid en<br />
karakter juist sterk is toegenomen. Om de belevings- en<br />
gebruikswaarde van het landelijk gebied voor alle inwoners<br />
van de provincie Noord-Holland te vergroten heeft de aanleg<br />
van groen in en om de stad een impuls nodig. Daarbij gaat<br />
het niet alleen om de aanleg van groen maar ook om de<br />
aanpassing van bestaand groen. De urgentie is groot omdat<br />
de recreatiedruk op natuurgebieden toeneemt en de (her)<br />
ontwikkeling van groen achterblijft bij de verstedelijking.<br />
Opgave<br />
Het in beeld brengen van de vraag naar recreatie.<br />
5.2 Vraag en aanbod van recreatie<br />
Inleiding<br />
Het landelijk gebied verandert. Schaalvergroting in de landbouw, aanleg van infrastructuur en<br />
verstedelijking hebben ervoor gezorgd dat wandelpaden verdwenen zijn en daarmee de toegang en<br />
de beleving van het landschap sterk zijn verminderd. Deze ontwikkelingen leiden tevens tot het<br />
verdwijnen van stille gebieden, terwijl de behoefte aan een toegankelijk landschap met openheid, rust,<br />
schoonheid en karakter juist sterk is toegenomen. Om de belevings- en gebruikswaarde van het<br />
landelijk gebied voor alle inwoners van de provincie Noord-Holland te vergroten heeft de aanleg van<br />
groen in en om de stad een impuls nodig. Daarbij gaat het niet alleen om de aanleg van groen maar<br />
Doel<br />
Afstemmen ook recreatievraag om de aanpassing van bestaand groen. De urgentie en is groot aanbod: omdat de recreatiedruk op natuur en landschaps-<br />
natuurgebieden toeneemt en de (her)ontwikkeling van groen achterblijft bij de verstedelijking.<br />
Opgave<br />
ontwikkeling Het in in beeld brengen de van nabijheid de robuuste groenstructuren van in en om de stad. de stad.<br />
Het in beeld brengen van kansen voor versterking en nieuwe recreatiegebieden in en om de stad.<br />
Doel<br />
Afstemmen recreatievraag en aanbod: natuur en landschapsontwikkeling in de nabijheid van de stad.<br />
Methodiek<br />
Methodiek1.<br />
Vraag en aanbod- analyse<br />
Vraag en aanbod- analyse.<br />
Aanbod Vraag<br />
Afwegingmethodiek<br />
Ruimtelijke analyse<br />
Resultaat<br />
Met behulp Resultaat van een ruimtelijke afwegingsmethodiek is de<br />
Groenstructuren in en om de stad vervullen belangrijke functies. Niet alleen voor ecologie en<br />
landschap, maar ook als een rustgevend tegenwicht voor de drukke stad. Er zijn tekorten aan<br />
vraag naar fiets recreatie in Noord-Holland in kaart gebracht.<br />
Hiervoor is gebruik gemaakt van bewonersdichtheid. Op<br />
dezelfde wijze zijn de mogelijkheden voor fietsen (aanbod) in<br />
kaart gebracht. Hiervoor is de opvangcappaciteit voor fietsen<br />
per grondgebruik bepaald. Door deze twee kaarten met elkaar<br />
te confronteren ontstaat een vraag en aanbod kaart.<br />
Resultaat<br />
Groenstructuren in en om de stad vervullen belangrijke functies.<br />
Niet alleen voor ecologie en landschap, maar ook als<br />
een rustgevend tegenwicht voor de drukke stad. Er zijn tekorten<br />
aan recreatief groen en de ontwikkeling van recreatief<br />
groen blijft achter bij de verstedelijking. Vooral de gebieden<br />
grenzend aan de stad, zoals de scheggen in Amsterdam,<br />
bieden mogelijkheden om te functioneren als zogenaamde<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
stadsparken. Door in deze stadsrandgebieden prioriteit te geven<br />
aan landschapsontwikkeling krijgen deze gebieden met<br />
voorrang een kwaliteitsimpuls. In die delen van het landelijk<br />
gebied die verder van de stad liggen en waar de landbouw<br />
niet langer dominant is, zal de bijdrage aan rust en stilte meer<br />
gecombineerd kunnen worden met natuur(beleving).<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
1. In de stedelijke gebieden in het zuiden van Noord-Holland<br />
is de vraag naar recreatie het grootst.<br />
2. Dit kan maar gedeeltelijk worden ondervangen door versterking<br />
van de groen structuur rondom de stad (RODS).<br />
3. De versterking van de groenstructuur rondom de stad<br />
resulteert in een robuustere structuur waardoor de druk op<br />
deze ruimte in balans blijft.<br />
99<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
100 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Afbeelding 5.1<br />
Afbeelding 5.2
5.3 Regionaal recreatief netwerk<br />
Kernkwaliteiten landschap:<br />
Natuurlijke kwaliteit: bodem, reliëf, aardkunde, water, flora en fauna<br />
Culturele kwaliteit & identiteit: cultuurhistorie<br />
Gebruikskwaliteit: (recreatieve) toegankelijkheid, bereikbaarheid en meervoudig ruimtegebruik,<br />
aanwezigheid toeristisch – recreatieve voorzieningen<br />
Belevingskwaliteit: ruimtelijke afwisseling, informatiewaarde, contrast met stedelijke omgeving,<br />
groen karakter, rust, ruimte, stilte en donkerte<br />
Bij brede groepen in de samenleving en nagenoeg alle leeftijdgroepen<br />
is in het dagelijks leven grote behoefte aan stilte<br />
en rust, ook wel onthaasting of vertraging genoemd. Mensen<br />
zoeken dit vooral in de natuur en het landschap. Zo’n 90<br />
procent van de mensen geeft aan rust en ontspanning heel<br />
belangrijk te vinden en verwacht van de overheid deze rust<br />
en stilte zoveel mogelijk te bevorderen (Stichting Natuur en<br />
Milieu 2002). Wandelen en fietsen zijn veruit favoriet. Naast<br />
natuurgebieden zijn ook ouderdom, cultuurhistorische relicten,<br />
uitzichtpunten en onverharde paden onderdeel van het<br />
netwerk om te onthaasten. Ook de omvang telt: als het gaat<br />
om rust vinden is groter vaak beter. Het is van belang deze<br />
behoefte aan vertraging of onthaasting zoveel mogelijk te accommoderen<br />
in de nabijheid van de woonomgeving.<br />
Opgave<br />
Het in beeld brengen van de recreatieve hoofdstructuur van<br />
Noord-Holland.<br />
Het in beeld brengen van kansen voor nieuwe attractieve<br />
fietsroutes.<br />
Doelen<br />
Het in beeld brengen van mogelijkheden voor het versterken<br />
van recreatieve netwerken.<br />
Het ontwikkelen van een prioritair recreatieve routestructuur<br />
op provinciale schaal.<br />
Benadering<br />
Als voorbeeld dient het Regionalpark Frankfurt RheinMain<br />
in Duitsland. Regionalpark RheinMain rond Frankfurt is<br />
een ruimtelijk concept waarbij landschapsontwikkeling en<br />
–bescherming en recreatieve ontsluiting hand in hand gaan.<br />
Dit gebeurt door de ontwikkeling van: een recreatief routenetwerk,<br />
een robuuste groenstructuur en daarmee samenhangende<br />
recreatieve ‘hotspots’ zoals kleine parken, monumenten,<br />
waterbronnen en uitkijktorens. Het park voorziet in<br />
de grote behoefte aan recreatiemogelijkheden en beschermt<br />
ecologische en landschappelijke waarden. Lokale initiatieven<br />
krijgen regionale samenhang door deze in te bedden in de<br />
regionale parkstructuur.<br />
Resultaat<br />
De hoeveelheid vrije tijd van de beroepsbevolking neemt<br />
af. De (culturele) betekenis van vrije tijd neemt toe, net<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
als het geld dat hieraan wordt besteed. Niet-werkenden,<br />
vooral gepensioneerden hebben veel vrije tijd. Het aantal<br />
gepensioneerden zal meer dan verdubbelen en dus zal hun<br />
vraag naar ruimte en tijd voor de besteding van hun vrije tijd<br />
toenemen. Om in Noord-Holland in te kunnen spelen op deze<br />
vraag is het van belang goed toegankelijke en aantrekkelijke<br />
landschappen te ontwikkelen. Wandel- en fietspaden die de<br />
groengebieden en recreatieterreinen, zoals parken, sportterreinen<br />
en volkstuinen, met elkaar en met de stad verbinden<br />
zijn essentieel. Daarnaast moet ook de kwaliteit van het<br />
landschap, de cultuurhistorische attracties en de recreatieve<br />
infrastructuur verbeteren. In deze analyse wordt de recreatieve<br />
hoofdstructuur in beeld gebracht aan de hand van<br />
diverse cultuurhistorische en attractieve elementen en wordt<br />
aangegeven waar verbetering van de routestructuur rondom<br />
deze elementen zou kunnen plaatsvinden.<br />
In de analyse is allereerst onderscheid gemaakt tussen recratieve<br />
elementen en routes.<br />
Recreatieve elementen<br />
De volgende elementen zijn onderscheiden:<br />
1. Attracties, bijvoorbeeld de Kaasmarkt in Alkmaar en de<br />
Zaanse Schans.<br />
2. Musea.<br />
3. Provinciale monumenten die een recreatieve waarde hebben,<br />
bijvoorbeeld molens, kastelen, kloosters, landgoederen<br />
en ruines.<br />
4. Rijksmonumenten die een recreatieve waarde hebben,<br />
bijvoorbeeld molens, kastelen, kloosters, landgoederen<br />
en ruines.<br />
5. Historische molens.<br />
Wanneer bovenstaande lagen over elkaar worden geprojecteerd<br />
ontstaat het beeld van afbeelding 5.1.<br />
Routes<br />
De volgende lijnobjecten zijn onderscheiden:<br />
1. fietsknooproutes<br />
2. LF fietsroutes<br />
Wanneer bovenstaande lagen over elkaar worden geprojecteerd<br />
ontstaat het beeld van afbeelding 5.2.<br />
101<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 5.3<br />
Afbeelding 5.5<br />
102 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Afbeelding 5.4<br />
Afbeelding 5.6
Cultuurhistorische geschiedenis beleefbaar maken<br />
Gaafheid, samenhang, ouderdom en cultuurhistorische<br />
elementen dragen bij aan de beleving van natuur- en recreatiegebieden<br />
en versterken de kwaliteit van de leefomgeving.<br />
Oude landschappen dragen bij aan deze behoefte en zijn<br />
daarmee uiterst waardevol en cruciaal voor de kwaliteit van<br />
de omgeving. Een middel om de kwaliteit van de leefomgeving<br />
te verhogen, en tegelijkertijd de identiteit van Noord-Holland<br />
te kunnen waarborgen en benutten, is het versterken en<br />
in het landschap weer zichtbaar maken van cultuurhistorische<br />
patronen, relicten en objecten.<br />
Tegelijk zien we de trend om de landschapsbeleving van de<br />
recreant te versterken door het weer zichtbaar maken van<br />
oude landschapselementen. Zo worden oude restanten van<br />
verdedigingswerken opgeknapt, zoals de forten van de Stelling<br />
van Amsterdam. Door cultuurhistorie te koppelen aan<br />
het recreatief netwerk van fiets- en wandelpaden wordt de<br />
historische beleving en bewustwording mogelijk en wordt het<br />
gevoel van identiteit versterkt.<br />
Attractieve fietsroutes<br />
Veel inwoners van Noord-Holland maken gebruik van het<br />
buitengebied om fietsend een ommetje te maken. Hiervoor<br />
zijn routes nodig. Concreet betekent dit de ontwikkeling van<br />
een fijnmazig toegankelijk netwerk van fietspaden met daaraan<br />
verbonden plekken om te verblijven. Dit betekent in veel<br />
gevallen bestaande fiets- en wandelpaden verbinden, maar<br />
ook nieuwe ontwikkelen. Dit kan bijvoorbeeld door de beschrijving<br />
en thematisering van routes. In afbeelding 5.3 zijn<br />
de bestaande fietsroutes aangeven die relatief veel cultuurhistorische<br />
elementen doorkruisen, deze routes zijn geschikt<br />
voor thematisering.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Uit afbeelding 5.1 zijn duidelijk gebieden te onderscheiden<br />
met een hoge dichtheid aan recreatieve objecten en<br />
gebieden met een lage dichtheid.<br />
• Opvallend is een hoge dichtheid in het zuiden van Noord-<br />
Holland en een lage dichtheid in het noorden van Noord-<br />
Holland.<br />
• Thematisering van bestaande fietsroutes is goed mogelijk<br />
in de gebieden met een hoge dichtheid aan recreatieve<br />
objecten. Een voorzet hiervoor is uitgewerkt in de afbeelding<br />
5.3 en 5.4.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
103<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
104 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
HET VISUELE LANDSCHAP<br />
6 Het visuele landschap<br />
Steffen Nijhuis - <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Ruimtelijke kwaliteit staat hoog op de politieke agenda. Het<br />
is echter een niet onomstreden begrip omdat er verschillende<br />
interpretaties aan worden gegeven. Om het concreet<br />
handen en voeten te geven wordt in dit hoofdstuk het begrip<br />
ruimtelijke kwaliteit gekwantificeerd aan de hand van een<br />
wetenschappelijke analyse van de begrippen ‘openheid’ en<br />
‘visuele beleving’. Deze worden in verband gebracht met de<br />
landschappelijke opbouw van Noord-Holland en de Noord-<br />
Hollandse landschappen.<br />
De volgende aspecten worden behandeld:<br />
1. Analyse van de landschappelijke vorm:<br />
• mate van openheid of schaaluitersten in het landschap:<br />
schaal van het landsdeel (§ 6.3);<br />
• karakteristieke openheid per landschapstype: schaal van<br />
de landschappelijke eenheid (§ 6.4);<br />
• typeren van de ruimtevorm: schaal van de visueel-ruimtelijke<br />
eenheid (§ 6.5);<br />
2. Analyse van de landschappelijke verschijningsvorm:<br />
• zichtbaarheid van de ruimte: schaal van de visueel-ruimtelijke<br />
eenheid (§ 6.6);<br />
• visuele verstedelijking: lokale en regionale schaal (§ 6.7);<br />
Deze analyse kan een handvat bieden voor de provinciale<br />
sturing op ruimtelijke kwaliteit.<br />
6.1 Ruimtelijke kwaliteit in Noord-Holland<br />
Wat is ruimtelijke kwaliteit? De algemene visie is dat ruimtelijke<br />
kwaliteit is opgebouwd uit de drie Vitruviaanse waarden:<br />
gebruikswaarde (Utilitas) , belevingswaarde (Venustas) en<br />
toekomstwaarde (Firmitas). Deze kunnen verder uitgewerkt<br />
worden met andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit: economische<br />
doelmatigheid, sociale rechtvaardigheid, ecologische<br />
duurzaamheid en culturele identiteit (Hooijmeijer et al. 2000).<br />
De Provincie Noord-Holland hanteert de volgende definitie:<br />
kwaliteit = identiteit = landschap + cultuurhistorie. Dit houdt in<br />
dat landschap en cultuurhistorie in de visie van de provincie<br />
essentieel zijn voor de identiteit van gebieden en verdere<br />
ontwikkeling daarvan (De Vreeze, 2007). De studies ‘Identiteit<br />
Noord-Holland Noord’ (LA4Sale, 2003) en ‘Bouwen voor<br />
Waterland 2020’ (LA4Sale, 2004) zijn exemplarische voorbeelden<br />
van uitwerkingen van deze opvatting.<br />
Als beleidsinstrument voor het waarborgen van ruimtelijke<br />
kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen buiten de bebouwde kom<br />
is het opstellen van een beeldkwaliteitplan verplicht gesteld<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
als onderbouwing van bestemmingsplannen en artikel 19<br />
procedures. Deze beeldkwaliteitplannen zijn primair een<br />
planvorminginstrument: zij moeten ervoor zorgen dat bij<br />
beleidskeuzen die in bestemmingsplannen en projectplannen<br />
worden gemaakt, ruimtelijke kwaliteit voldoende gewicht<br />
krijgen. Het is een strategisch beeldkwaliteitplan op structuurniveau.<br />
Het ‘Beleidskader voor Landschap en Cultuurhistorie’<br />
(Bosch Slabbers, 2006) is vertrekpunt voor het opstellen van<br />
beeldkwaliteitplannen en toetsingskader voor binnenkomende<br />
beeldkwaliteitplannen. Benoeming en beschrijving van<br />
landschaptypen (of identiteiten) spelen een centrale rol in de<br />
definitie van ruimtelijke kwaliteit.<br />
6.2 Landschapstypen als basis<br />
Landschapstypen vormen de ruggengraat van het hiervoor<br />
beschreven beleid en toetsingskader voor ruimtelijke kwaliteit.<br />
Elk landschapstype heeft zijn eigen specifieke ruimtelijke<br />
vormkenmerken. Landschap is in die zin een geheel<br />
van totaaleigenschappen die niet te verklaren zijn uit de<br />
eigenschappen van de samenstellende delen. Op basis van<br />
die totaaleigenschappen kan onderscheid worden gemaakt<br />
tussen verschillende landschapstypen. Landschapstypen zijn<br />
dus in principe een vormanalyse van het landschap. Waarbij<br />
de vorm van het landschap is te beschouwen als de intermediair<br />
tussen de perceptie en de vorming van het landschap;<br />
zie afbeelding 1 (Wassink, 1999).<br />
Bij een landschapstypologie kan een landschap worden<br />
beschreven in termen van (Berendsen, 2000):<br />
1) een bepaald uiterlijk (fysiognomie): het visuele landschap;<br />
2) een bepaalde structuur en ontwikkeling: de ruimtelijke<br />
opeenvolging en de genetische successie (fysische geografie,<br />
historische geografie, bodemkunde, etc.);<br />
3) een interne samenhang tussen de landschapsfactoren<br />
(biologie, fysische geografie, milieukunde, etc.)<br />
De gehanteerde landschapstypering in het beleidskader<br />
(Bosch Slabbers, 2006) is een typering en beschrijving met<br />
het accent op structuur en ontwikkeling van het landschap.<br />
Gangbare maten om deze aspecten te kwantificeren zijn:<br />
mate van authenticiteit (gaafheid) en mate van natuurlijkheid<br />
(ecologische waarde). Het hanteert daarmee een historischgeografische<br />
en fysisch-geografische beschrijving van het<br />
landschap waar visuele aspecten impliciet worden meegenomen.<br />
De veronderstelling is dat het visuele landschap an sich<br />
gezien wordt als een moeilijk te objectiveren aspect (meten)<br />
en daarom niet of nauwelijks geëxpliciteerd wordt.<br />
105<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.1: Relatie tussen vorming, vorm en perceptie van het landschap.<br />
Afbeelding 6.2: Tendens naar de vorming van middenschalige ruimten.<br />
(bron: Piket et al., 1987)<br />
106 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
6.3 Landschapsfysiognomie is cruciaal<br />
Het visuele landschap zou een cruciale rol moeten spelen<br />
in het definiëren en toetsen van ruimtelijke kwaliteit. Visuele<br />
perceptie (gewaarwording en waarneming) vormt namelijk<br />
de basis voor waardering en beleving van landschappen. Uit<br />
onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat visueel-ruimtelijke kenmerken<br />
of beeldaspecten van het visuele landschap belangrijke<br />
basiskwaliteiten zijn van landschapsbeleving, waaronder<br />
(Coeterier, 2000):<br />
- Eenheid: het landschap als geheel, zijn eigenheid en<br />
duidelijkheid in karakter en begrenzing;<br />
- Ruimtelijkheid: het ruimtelijke patroon of de ruimtelijke<br />
organisatie, de ruimtelijke lay-out;<br />
- Uiterlijke verschijningsvorm: het geheel van zintuiglijke<br />
indrukken waar het ‘zien’.<br />
Het visuele of zichtbare landschap wordt gedefinieerd als: het<br />
totaalbeeld gevormd door de aan het aardoppervlak zichtbare<br />
verschijnselen. Andere termen die gehanteerd worden zijn:<br />
verschijningsvorm, fysiognomie, landschapsbeeld of visueelruimtelijke<br />
kenmerken van het landschap. Visueel-ruimtelijke<br />
kenmerken van het landschap kunnen met behulp van<br />
landschapsbeeldkartering of landschapfysiognomie in beeld<br />
worden gebracht en gekwantificeerd. Bij de landschapsbeeldkartering<br />
worden de visuele kenmerken van het studiegebied<br />
beschreven en op kaart voorgesteld. Het betreft een objectieve<br />
beschrijving van de perceptuele eigenschappen, meestal<br />
beperkt tot de visueel-ruimtelijke kenmerken (De Veer, 1977;<br />
De Veer et al., 1977).<br />
In het navolgende worden enkele handvatten geboden om<br />
grip te krijgen op het visuele landschap in termen van theorie,<br />
methode en techniek. In deze studie wordt een expertbenadering<br />
gehanteerd waarbij verschillende methoden van<br />
landschapsfysiognomisch onderzoek een rol spelen. Het<br />
meten van ruimte met behulp van Geografische Informatie-<br />
Sytemen (GIS) staat hierbij centraal. Daarbij wordt onderscheidt<br />
gemaakt in de analyse van de landschappelijke vorm<br />
en analyse van de landschappelijke verschijningsvorm. De<br />
verschijningsvorm is de wijze waarop de vorm van een landschap<br />
aan een beschouwer verschijnt. Hierbij spelen naast<br />
vorm ook andere visuele waarnemingscondities een rol zoals:<br />
waarnemingspositie (hoogte en afstand), kijkrichting en atmosferische<br />
omstandigheden. Deze aspecten bepalen welke<br />
vormen worden waargenomen.
De volgende aspecten worden behandeld:<br />
1. Analyse van de landschappelijke vorm:<br />
- mate van openheid of schaaluitersten in het landschap:<br />
schaal van het landsdeel (§ 6.4);<br />
- karakteristieke openheid per landschapstype: schaal van<br />
de landschappelijke eenheid (§ 6.5);<br />
- typeren van de ruimtevorm: schaal van de visueel-ruimtelijke<br />
eenheid (§ 6.6);<br />
2. Analyse van de landschappelijke verschijningsvorm:<br />
- zichtbaarheid van de ruimte: schaal van de visueel-ruimtelijke<br />
eenheid (§ 6.7);<br />
- visuele verstedelijking: lokale en regionale schaal (§ 6.8);<br />
6.4 Openheid als maat<br />
Het visuele landschap bestaat uit een veelheid van zichtbare<br />
verschijnselen die het landschapsbeeld vormen. Daardoor<br />
lijkt het haast onmogelijk in deze beelden ordening aan te<br />
brengen. Toch bestaat er een zekere karakteristieke ordening<br />
van landschapelementen die het mogelijk maakt landschapsbeelden<br />
systematisch te benoemen en te ordenen. Die ordening<br />
kan men onder een meer algemene noemer brengen,<br />
zoals openheid (Piket et al., 1987). Openheid kan worden<br />
opgevat als een afgeleide van de concrete, genoemde<br />
verschijnselen of landschapselementen. Elk gebied heeft zijn<br />
eigen karakteristieke verhouding van open en dicht en kan<br />
daarom worden gebruikt om landschapstypen te beschrijven<br />
in mate van openheid. Openheid is in die zin een synthese<br />
begrip. In landschapsfysiognomische zin is er sprake van<br />
ruimte of openheid wanneer abrupt oprijzende elementen<br />
zoals bomen, huizen, dijken, etc. (visuele grenzen) boven<br />
ooghoogte van waarnemer over een zeker oppervlak afwezig<br />
zijn. Dus, wanneer het landschap ‘leeg’ of ‘open’ is (De<br />
Veer, 1977). Een methode voor het meten van openheid is<br />
de rastermethode. Deze is toegepast op het landschap van<br />
Noord-Holland.<br />
Rastermethode (grid landscape surveys):<br />
Het doel is het visualiseren en kwantificeren van landschapsfysiognomische<br />
ruimte waarmee de mate van openheid<br />
en schaalkenmerken van landschapstypen in beeld wordt<br />
gebracht. Hiervoor wordt de rastermethode gebruikt. Hierbij<br />
worden in een ten opzichte van het landschap liggend raster<br />
van vierkanten metingen verricht waarmee de verhouding<br />
openheid – dichtheid met behulp van Geografische Informatie<br />
Systemen (GIS) wordt gekwantificeerd en gevisualiseerd. Zie<br />
Nijhuis (2009) voor verdere toelichting op de methode.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Het landschap van Noord-Holland wordt gekenmerkt door<br />
schaaluitersten; van grootschalige open gebieden in de Wieringermeer<br />
en Schermer tot kleinschalige gesloten gebieden<br />
met veel groene opgaande elementen zoals het Gooi en<br />
gebieden met een stedelijk karakter. Zie afbeeldingen 6.3,<br />
6.4, 6.5 en 6.6. Uit onderzoek naar schaalkenmerken van het<br />
zichtbare landschap blijkt dat de diversiteit van ruimteklassen<br />
afneemt (afbeelding 6.2). Er is een algemene tendens naar<br />
de vorming van middenschalige ruimtes zichtbaar. Dus vooral<br />
de kenmerkende zeer open ruimten staan onder druk voor<br />
verdergaande verdichting. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg<br />
dat kenmerkende schaalverschillen steeds minder bijdragen<br />
tot de identiteit van verschillende landschapstypen.<br />
CONCLUSIE 1: GROOTSTE OPEN RUIMTEN VEILIG-<br />
STELLEN<br />
De mate van openheid kan op de schaal van de provincie objectief<br />
worden geanalyseerd en gevisualiseerd met de rastermethode.<br />
Hiermee kunnen de kenmerkende schaaluitersten<br />
van het landschap in beeld gebracht worden. De algemene<br />
tendens naar de vorming van middenschalige ruimten heeft<br />
een nivellerende werking op kenmerkende schaalverschillen<br />
die bijdragen tot de identiteit van verschillende gebieden met<br />
een open karakter. Dus vooral gebieden met een open en<br />
zeer open karakter behoeven extra bescherming voor verdergaande<br />
visuele verdichting.<br />
Aanbeveling: de grootste open ruimten beleidsmatig beschermen<br />
voor verdere visuele verdichting. Uit de analyse is<br />
goed te herleiden om welke gebieden het gaat, maar verdere<br />
precisering is noodzakelijk om tot aanwijzing van de meest<br />
waardevolle, karakteristieke (zeer) open grootschalige gebieden<br />
over te gaan.<br />
107<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.3: Schaaluitersten in het landschap (openheid).<br />
108 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Afbeelding 6.4: Karakter opgaande elementen.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
109<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.5: Selectie van op en zeer open gebieden (excl. grote open wateren).<br />
110 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Afbeelding 6.6: Selectie van de fysiognomisch ruimte met een oppervlakte > 100 ha.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
111<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.7: Historisch-geogragische landschapstypen van Noord-Holland.<br />
Afbeelding 6.8: Schaalkenmerken per landschapstype.<br />
(Bron: <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong> 19.09.2008)<br />
112 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
6.5 Karakteristieke openheid per landschapstytpe<br />
Omdat openheid kan worden opgevat als een afgeleide van<br />
de concrete, genoemde verschijnselen of landschapselementen<br />
wordt nu ingegaan op de karakteristieke verhouding van<br />
open en dicht per landschapstype. Deze directe koppeling<br />
met de landschapstypen maakt een kwalitatieve invulling van<br />
het begrip openheid mogelijk op de schaal van landschappelijke<br />
eenheden. De landschappelijke vorm wordt daarmee<br />
niet alleen beschreven in termen van ruimtelijke structuur of<br />
ontwikkeling maar ook in termen van landschapsfysiognomie.<br />
De indeling in landschapstypen uit het ‘Beleidskader voor<br />
Landschap en Cultuurhistorie’ (Bosch Slabbers, 2006) is<br />
hierbij de leidraad (afbeelding 6.7).<br />
Een kwantitatieve typering van openheid per landschapstype<br />
is te zien in afbeelding 6.8 waarbij opvalt dat het Aandijkingenlandschap<br />
als meest open getypeerd kan worden en<br />
het Stuwwallenlandschap het meest gesloten. Ook andere<br />
landschapstypen kennen een grote mate van openheid, zoals<br />
bijv. het Veenpolderlandschap, Droogmakerijenlandschap,<br />
Keileemlandschap en het Jonge duinlandschap. In het onderstaande<br />
overzicht wordt een poging gedaan een karakterschets<br />
per landschapstype te geven in termen van openheid.<br />
Strandwallen en –vlaktenlandschap<br />
Duinlandschappen. Gesloten tot open landschap, duinen en<br />
natuurlijke begroeiing en bollenteelt. Kustduinen, strand en<br />
kalklloos en kalkrijk duinzand.<br />
Mate van openheid: van uiterst open tot uiterst gesloten<br />
Bebouwingskarakteristiek: geconcentreerd<br />
Jong Duinlandschap<br />
Duinlandschappen. Gesloten tot open landschap, strand en<br />
duinen met natuurlijke begroeiing.<br />
Voormalige strandvlakten en strandwal, vervlakte duinen en<br />
kalkrijk duinzand.<br />
Mate van openheid: matig open tot zeer open<br />
Keileemlandschap<br />
Landschappen van de lage zandopduikingen (Wieringen,<br />
Texel). Open en vlak landschap. Stuwwal met keileem.<br />
Mate van openheid: matig open tot open (half-open)<br />
Bebouwingskarakteristiek: geconcentreerd; o.a. kop-halsromp<br />
Aandijkingenlandschap<br />
Grootschalige zeekleipolders en jonge droogmakerijen (Zijpe,<br />
Wieringermeerpolder). Open en vlak, bouwland. Getij-afzet-
tingsvlakte, kalkarme zandgrond, lichte en zware oude klei en<br />
terpen.<br />
Mate van openheid: zeer open<br />
Bebouwingskarakteristiek: verspreid; stolp/modern<br />
Oude Zeekleilandschap<br />
Kleinschalige zeekleipolders. Half-open landschap,<br />
overwegend vlak met tuinbouw, gras- en bouwland.<br />
Kreekruggen(West-Friesland), ontgonnen veenvlakte, oude<br />
en jonge zeeklei en terpen.<br />
Mate van openheid: matig open tot open (half-open)<br />
Bebouwingskarakteristiek: lineair (oostelijk deel), gevarieerd<br />
(westelijk deel); stolp<br />
Droogmakerijenlandschap<br />
Landschappen van de oude droogmakerijen (Beemster,<br />
Purmer, Schermer, Haarlemmermeer, etc.). Open en vlak<br />
landschap, grasland en water. Getijafzettingsvlakten, oude<br />
zeeklei en ontgonnen veenvlakten.<br />
Mate van openheid: open tot zeer open<br />
Bebouwingskarakteristiek: gevarieerd; stolp/modern<br />
Stuwwallenlandschap<br />
Zandlandschappen (het Gooi). Gesloten en heuvelachtig<br />
landschap, bos; plaatselijk open door heide, stuifzand of<br />
uitzicht. Stuwwal, spoelzandwaaier, kalkrijke zanden en jonge<br />
zeeklei.<br />
Mate van openheid: gesloten tot zeer gesloten<br />
Bebouwingskarakteristiek: gevarieerd<br />
Veenrivierenlandschap<br />
Rivierlandschappen (Utrechtse Vecht, Ronde Hoep, Bloemendalerpolder,<br />
etc.). Open en vlak landschap, grasland.<br />
Rivieroeverwallen, riviereninversierug, ontgonnen veenvlakte<br />
en bosveen.<br />
Mate van openheid: matig open tot zeer open<br />
Bebouwingskarakteristiek: lineair; hallehuis<br />
Veenpolderlandschap<br />
Veenweidelandschappen (Noord-Hollands veenweidegebied<br />
en Noord-Hollands Plassengebied). Open en vlak landschap,<br />
grasland, water en natuurlijke begroeiing. Veenrestanten,<br />
deels getij afzettingsvlakte en kraggeland.<br />
Mate van openheid: zeer open (plassengebied: gevarieerd)<br />
Bebouwingskarakteristiek: lineair; stolp/gevarieerd<br />
Hoewel het in grote lijnen wel mogelijk is landschapstypen<br />
te karakteriseren naar openheid, maken de verschillen in<br />
(verschijnings)vorm van de ruimte binnen de gekozen landschapstypering<br />
het moeilijk openheid sec als een kwalitatieve<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
maat te gebruiken. Vooral op een lager schaalniveau of ordeningsniveau<br />
is dit een probleem. Een laag ordeningsniveau<br />
biedt betere mogelijkheden om de driedimensionale aspecten<br />
van ruimte te analyseren en te beschrijven (Wassink, 1999).<br />
Zoals gezegd is openheid op te vatten als een afgeleide van<br />
de landschapselementen. Daarbij is het speciaal van belang<br />
of deze landschapselementen ruimtebegrenzend zijn of niet.<br />
Tot de ruimtebegrenzende elementen worden gerekend alle<br />
lijn- en vlakvormige landschapselementen die boven ooghoogte<br />
reiken. Dit zijn dus onder andere bossen, houtwallen,<br />
bebouwingslinten, dorpen, steden en dijken. Ook het<br />
(natuurlijke) reliëf speelt in deze ruimtevorming mee, namelijk<br />
door het creëren van uitzichten op relatief hoge punten in het<br />
landschap. Ligging en dichtheid van de ruimtebegrenzende<br />
elementen bepalen de openheid van het Noord-Hollandse<br />
landschap. Daarom moet fysiognomische ruimte (openheid)<br />
op een lager ordeningsniveau ook beschreven worden in<br />
termen van compositie van de ruimtevormende elementen en<br />
de ruimtevorm. Typering van de visueel-ruimtelijke eenheden<br />
naar ruimtevorm binnen de verschillende landschappen is<br />
hierbij de sleutel.<br />
CONCLUSIE 2: KENMERKENDE OPENHEID LAND-<br />
SCHAPSTYPEN WAARBORGEN<br />
Kenmerkende verschillen in mate van openheid dragen<br />
bij tot de identiteit van de verschillende landschapstypen<br />
van Noord-Holland. Er zijn relatief veel landschappen met<br />
een open karakter en deze karakteristieke openheid moet<br />
gewaarborgd worden. Deze openheid kan zowel kwantitatief<br />
als kwalitatief worden beschreven. De verschijningsvorm<br />
van de open ruimte kent echter grote verschillen binnen de<br />
landschapstypen. Op een lager ordeningsniveau is typering<br />
van de ruimtevorm (openheid) binnen de landschapstypen<br />
een mogelijke kwalitatieve uitwerking om de kenmerkende<br />
openheid preciezer te analyseren en te beschrijven.<br />
Aanbeveling: waar openheid kenmerkend is voor het landschapstype,<br />
deze waarborgen door kwantitatieve en kwalitatieve<br />
eisen te stellen aan verdichting. Verdere studie naar<br />
de relatie tussen de mate van openheid en de (verschijnings)<br />
vorm van de ruimte is noodzakelijk: het typeren van de ruimtevorm<br />
is daarbij een uitgangspunt.<br />
113<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.9: Vijf ruimtetypen.<br />
(bron: Wassink 1999)<br />
Afbeelding 6.10: Alzijdig begrensde ruimten in de Beemster.<br />
Afbeelding 6.11: Tweezijdig begrensde ruimte in de Wijde Wormer. Afbeelding 6.12: Gedeelde ruimte rondom Schermerhorn.<br />
Afbeelding 6.13: Continue ruimte ten westen van Alkmaar. Afbeelding 6.14: Geen ruimte, maar massa in de bossen van het Gooi.<br />
114 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
6.6 Typeren van de ruimtevorm<br />
De vorm van het landschap kan ook worden geanalyseerd<br />
op basis van de ruimtes zoals die worden gevormd door de<br />
landschapselementen. Aspecten die hierbij een rol spelen<br />
zijn o.a. de vorm en maat van de ruimte en de begrenzing<br />
van de ruimte. Het beschrijven en typeren van de ruimte<br />
vinden op een laag schaalniveau of ordeningsniveau plaats.<br />
Een laag ordeningsniveau biedt betere mogelijkheden om de<br />
driedimensionale aspecten van ruimte te analyseren en te<br />
beschrijven. Indien de ruimte op een hoger ordeningsniveau<br />
wordt geanalyseerd, zoals in de voorgaande paragraaf is,<br />
heeft dit meestal betrekking op de patroonmatige aspecten<br />
van de ruimte.<br />
Voor het typeren van de ruimte zijn verschillende indelingen<br />
mogelijk. Hier wordt mutatis mutandis de indeling en wordt<br />
de beschrijving van Wassink (1999) gevolgd. Hij komt tot 5<br />
ruimtetypen, zie afbeelding 6.9:<br />
- alzijdig begrensde ruimten;<br />
- tweezijdig begrensde ruimten;<br />
- gedeelde ruimten;<br />
- continue ruimten;<br />
- geen ruimte, massa;<br />
Alzijdig begrensde ruimten zijn aan alle zijden begrensd.<br />
Hierdoor zijn alzijdig begrensde ruimten naar binnen gekeerd<br />
en zetten ze aan tot rust. De essentie van alzijdig begrensde<br />
ruimten is dat er sprake is van een `binnen’ en een ‘buiten’<br />
en dat de grens tussen binnen en buiten eenduidig vast ligt.<br />
Alzijdig begrensde ruimten komen worden ook wel ‘Static<br />
Spaces’ of ‘Space contained’ genoemd. Een voorbeeld<br />
hiervan is de Beemster in het Droogmakerijenlandschap (zie<br />
afbeelding 6.10).<br />
Tweezijdig begrensde ruimten hebben als kenmerk dat ze<br />
langgerekt zijn en dat het begin en eind van de ruimten veelal<br />
niet vanaf een positie is te overzien. Hierdoor zetten tweezijdig<br />
begrensde ruimten aan tot beweging en zijn derhalve<br />
naar buiten gekeerd. Bij tweezijdig begrensde ruimten ligt de<br />
grens tussen binnen en buiten wel vast in de breedterichting,<br />
maar niet in de lengterichting. Tweezijdig begrensde ruimten<br />
worden ook wel ‘dynamic spaces’ genoemd. Een voorbeeld<br />
hiervan is de Wijde Wormer in het Droogmakerijenlandschap<br />
(zie afbeelding 6.11).<br />
Gedeelde ruimten hebben als kenmerk dat de ruimte in<br />
twee delen wordt opgesplitst. Hierdoor is er geen sprake van<br />
een binnen en een buiten, maar in feite ontstaat aan beide<br />
zijden van de ruimtevormende elementen een ruimte die aan<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
een zijde wordt begrensd. Gedeelde ruimten worden ook wel<br />
‘space devided’ genoemd, of ‘einseitig gefaßter Raum’. Een<br />
voorbeeld hiervan is het landschap rondom Schermerhorn in<br />
het Veenpolderlandschap (zie afbeelding 6.12).<br />
Het kenmerk van continue ruimten is dat de ruimtevormende<br />
elementen de ruimte niet begrenzen. De aanwezige<br />
landschapselementen liggen als losse elementen in een<br />
continue ruimte. Continue ruimten worden ook wel ‘vagues’<br />
of ‘diffuser Raum’. Rondom de afzonderlijke volumes kunnen<br />
wel gepolariseerde ruimten ontstaan die ‘space attracted’<br />
worden genoemd. Een voorbeeld hiervan is het gebied ten<br />
westen van Alkmaar in Strandwallen en –vlaktenlandschap<br />
(zie afbeelding 6.13).<br />
Tenslotte zijn er situaties te onderscheiden waarbij sprake<br />
is van geen ruimte, maar massa. Dergelijke situaties komen<br />
bijvoorbeeld voor als het landschap bedekt is met bos. Uiteraard<br />
is dit afhankelijk van het ordeningsniveau waarop het<br />
landschap wordt beschouwd. Wordt namelijk in detail naar<br />
een bosgebied gekeken dan blijkt dat er paden door het bos<br />
lopen en dat er open ruimtes in het bos voorkomen. Voorbeelden<br />
hiervan zijn te vinden in de bossen van het Gooi; het<br />
Stuwwallenlandschap (zie afbeelding 6.14).<br />
Het typeren van de ruimtevorm is een goed hulpmiddel om<br />
de visueel-ruimtelijke karakteristieken binnen de landschapstypen<br />
nader te duiden en deze instrumenteel te maken voor<br />
verdere ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
CONCLUSIE 3: TYPEREN VAN DE RUIMTEVORM ALS<br />
KWALITEITSWAARBORG<br />
Op een laag ordeningsniveau is een nadere typering van de<br />
ruimtevorm binnen de landschapstypen een goede mogelijkheid<br />
om openheid kwalitatief te beschrijven en preciezer te<br />
duiden. Het karakter van de open ruimte wordt dan beschreven<br />
in termen van de vorm, maat en begrenzing van<br />
de ruimte. Deze ruimtetypen kunnen gebruikt worden als<br />
uitgangspunt voor verdergaande ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
Zo kan bij het bouwen van woningen, natuurontwikkeling, etc.<br />
(‘verdichting’) de kenmerkende visueel-ruimtelijke opbouw<br />
van het landschap gewaarborgd worden.<br />
Aanbeveling: nader uitwerken typering van de ruimtevorm<br />
per landschapstype als kwalitatieve uitwerking van het begrip<br />
openheid of fysiognomische ruimte. Deze typering kan een<br />
belangrijk uitgangspunt zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en<br />
daarmee een integraal onderdeel zijn van het toetsingskader<br />
van het beeldkwaliteitplan.<br />
115<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.15: Van topografie naar (visuele)barriere-model naar viewshed.<br />
Afbeelding 6.16: Viewshed met fotografisch panorama.<br />
116 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
6.7 Verschijningsvorm van de ruimte<br />
De verschijningsvorm is de wijze waarop de vorm van een<br />
landschap aan een beschouwer verschijnt. De visuele ruimte<br />
is dus anders dan de fysieke ruimte. Niet alleen de driedimensionale<br />
aspecten van de ruimtevorm spelen hierbij een<br />
rol. Ook visuele waarnemingscondities zoals: waarnemingspositie<br />
(hoogte en afstand), kijkrichting en atmosferische<br />
omstandigheden zijn cruciaal. Deze aspecten bepalen welke<br />
vormen daadwerkelijk worden waargenomen.<br />
Bij methoden die betrekking hebben op het analyseren van<br />
de verschijningsvorm van het landschap speelt de positie<br />
van de waarnemer een belangrijke rol. De verschijningsvorm<br />
van de ruimte kan op verschillende manieren plaatsvinden,<br />
Dijkstra (1991) onderscheid drie manieren:<br />
- Analyse vanaf waarnemingspunten;<br />
- Analyse vanaf routes;<br />
- Analyse van gebieden;<br />
Een belangrijke methode waarmee de verschijningsvorm van<br />
de ruimte in de huidige situatie of een toekomstige situatie<br />
kan worden geanalyseerd is de zichtveldmethode.<br />
Zichtveldmethode (viewsheds):<br />
Het doel is de verschijningsvorm en zichtbaarheid van de<br />
landschapsfysiognomische ruimte te analyseren en in beeld<br />
te brengen. Hiervoor wordt Geografische Informatie Systemen<br />
(GIS) gebruikt waarbij het zichtveld van een waarnemer<br />
vanaf verschillende standpunten kan worden geanalyseerd.<br />
De analyse van het visuele landschap vanaf waarnemingspunten<br />
kan betrekking hebben op de gehele 360 graden van<br />
de kijkcirkel of op een deel daarvan. Er wordt dus berekend<br />
welk deel van de kijkcirkel zichtbaar is. Het gedeelte dat in<br />
een blik wordt overzien, wordt isovist of viewshed genoemd.<br />
Zie afbeelding 15 en 16. Kijkhoek, kijkafstand en ooghoogte<br />
kunnen daarbij worden ingesteld. De volgende uitgangspunten<br />
zijn daarbij belangrijk: kijkhoogte 1.60 meter boven maaiveld.<br />
Als kijkhoek wordt 360 graden aangehouden, vanuit elk<br />
punt is in de rondte gekeken. Als kijkafstand is 4800 meter<br />
(maximale zichtbaarheid bij ooghoogte 1.60 meter) aangehouden<br />
waarbij opgemerkt moet worden dat 1200 meter<br />
de stereografische kijkgrens is, wat inhoud dat de mens tot<br />
1200 diepte kan waarnemen, daarna vloeit alles samen. Zie<br />
Nijhuis (2009) voor verdere toelichting op de methode.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
117<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.17: Zichtbaarheidsanalyse vanaf een route door een lintdorp.<br />
118 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Door gebruik van de zichtveldmethode kan de verschijningsvorm<br />
van het landschap objectief in beeld gebracht worden;<br />
vanuit het perspectief van de beschouwer. Het accent ligt op<br />
het ‘meetbare’ deel van de visuele perceptie waarbij algemene<br />
opvattingen over subjectieve waardering een belangrijke<br />
rol spelen.<br />
Door toepassing van deze methode krijgt men inzicht in<br />
het verschil tussen de fysieke vorm en de waargenomen<br />
vorm. Een voorbeeld is de verschijningsvorm van de landschappelijk<br />
ruimte ten noorden of zuiden van het lintdorp<br />
Berkhout-Westeinde (zie afbeelding 6.17). Qua ruimtevorm<br />
zou dit gebied getypeerd kunnen worden als een tweezijdig<br />
begrensde ruimte. Wat impliceert dat het begin en het eind<br />
van de ruimte niet vanaf een positie kan worden overzien.<br />
De simulatie toont aan dat vanuit de dorpsweg (waarneming<br />
vanaf een route) de ruimte niet in een oogopslag kan worden<br />
gezien en dat de maximale zichtbaarheid van de visuele<br />
openheid verderop in het landschap plaatsvindt. De bebouwing<br />
benadrukt dit zelf nog eens omdat het werkt als een<br />
coulisse. In de nabijheid van het bebouwingslint gebieden zijn<br />
delen ‘niet zichtbaar’ en spelen dus nauwelijks een rol in het<br />
ervaren van openheid.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
119<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.18: Relatieve zichtbaarheid in de Schermer (vlakdekkend).<br />
120 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Bij een vlakdekkende analyse van de Schermer blijken er ook<br />
grote verschillen te zijn in de zichtbaarheid van de visuele<br />
ruimte, zie afbeelding 6.18 en 6.19.<br />
Deze en andere eigenschappen van de visuele ruimte kunnen<br />
benut worden bij toekomstige ontwikkelingen, zonder<br />
daarbij de kenmerkende verschijningsvorm van de open<br />
ruimte te veronachtzamen. Vanuit dit perspectief kan de<br />
visuele impact van nieuwe ingrepen op de verschijningsvorm<br />
van de ruimte gesimuleerd worden. Ook kunnen op basis<br />
hiervan visueel-ruimtelijke ordeningsprincipes of ontwerpprincipes<br />
ontwikkeld worden die als leidraad kunnen dienen bij<br />
woningbouw, natuurontwikkeling, etc.<br />
CONCLUSIE 4: VERSCHIJNINGSVORM VAN DE RUIMTE<br />
ALS ONTWERPMIDDEL<br />
De verschijningsvorm van de fysiognomische ruimte aan<br />
de beschouwer van het landschap kan worden gesimuleerd<br />
met de zichtveldmethode. Dit is belangrijk omdat de fysieke<br />
ruimte anders is dan de visuele ruimte. De positie van de<br />
beschouwer is belangrijk en het zichtveld kan worden geanalyseerd<br />
vanaf specifieke punten, routes en gebieden. Op<br />
een laag ordeningsniveau is het daarmee mogelijk de wijze<br />
waarop de vorm van het landschap aan de beschouwer verschijnt<br />
te analyseren en te beschrijven. Ook kunnen toekomstige<br />
(ontwerp)ingrepen worden doorgerekend op hun visuele<br />
impact (visual impact assessment).<br />
Aanbeveling: verder onderzoek is noodzakelijk naar de<br />
relatie tussen verschijningsvorm van de ruimte en de ruimtevorm.<br />
Dit resulteert in visueel-ruimtelijke ordeningsprincipes<br />
die sturing kunnen geven aan toekomstige ontwikkelingen<br />
zoals bijvoorbeeld woningbouw en natuurontwikkeling. Verder<br />
zou ‘visual impact assessment’ deel moeten uitmaken van<br />
toekomstige planvorming als integraal onderdeel van het<br />
beeldkwaliteitsplan.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Afbeelding 6.19: Zichtbaarheidsanalyse vanaf een willekeurig standpunt.<br />
121<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.20: Visuele impact zendmast Hilversum.<br />
122 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
6.8 Visuele verstedelijking<br />
De term visuele verstedelijking wordt gebruikt voor het<br />
verschijnsel dat in niet-stedelijke gebieden de stad wel<br />
zichtbaar is. Strikt genomen gaat het om het proces waarbij<br />
deze zichtbaarheid ontstaat, maar veelal wordt ook het<br />
resultaat van dit proces met de term aangeduid (De Veer,<br />
1978). Visueel verstedelijkte gebieden zijn in het algemeen<br />
open van karakter en in de buurt van de stad of in metropolitane<br />
gebieden gelegen. Het kunnen zowel agrarische<br />
gebieden, open water of heide zijn. Er is in toenemende mate<br />
sprake van visuele verstedelijking. Oorzaken hiervoor zijn de<br />
toenemende fysieke verstedelijking (opdringen, d.w.z. langer<br />
worden van de stadsrand) en vooral de veranderingen in de<br />
opbouw van de stad en de stadsrand. Hoogbouw, industrie<br />
en zendmasten zijn hiervan een belangrijke voorbeelden (zie<br />
afbeelding 6.20).<br />
De visuele verstedelijking van het landschap wordt meestal<br />
als ongewenst beschouwd. Resultaten uit omgevingspsychologisch<br />
onderzoek benadrukken de weerstand tegen het<br />
‘zien van de stad in het landschap’. Andere studies tonen aan<br />
dat stadsranden en hoogbouw een rol een kunnen spelen<br />
in de identiteit van gebieden (bijv. metropolitane parken),<br />
of als landmark kunnen functioneren. Denk maar aan de<br />
alom gewaardeerde dorpsgezichten van de lintdorpen die<br />
een integraal onderdeel zijn van het Veenweidelandschap,<br />
of historische stadsgezichten. Mits goed gepositioneerd en<br />
ontworpen kunnen ze dus ook een positieve bijdrage leveren<br />
aan het landschap in termen van identiteit en oriëntatie in tijd<br />
en ruimte. Daar waar visuele verstedelijking afbreuk doet aan<br />
de waardering van het landschap kan gedacht worden aan<br />
verschillende vormen van afscherming met bijv. beplanting,<br />
maar ook hier moet aan ontworpen worden.<br />
Er zijn verschillende methoden voorhanden om de visuele<br />
verstedelijking of visuele invloedssfeer van de stad te<br />
analyseren. Hier wordt ook de zichtveldmethode gehanteerd<br />
(zie voorgaande paragraaf). Criteria daarbij zijn aard, lengte,<br />
hoogte en ligging van gebouwen, de ruimtelijke schaal van<br />
het omringende landschap, het reliëf en de maximale afstand<br />
(drempel) tot waar de gebouwen als duidelijk zichtbaar worden<br />
ervaren.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
123<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.21: Visuele impact van hoogbouw in Noord-Holland.<br />
124 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
Hoogbouw in Noord-Holland<br />
Door het open karakter van de landschappen in Noord-Holland,<br />
heeft hoogbouw een grote visuele impact. Hoe hoger de<br />
hoogbouw, hoe groter de impact. Dat betekent niet dat hoogbouw<br />
onwenselijk of onmogelijk is. Hoogbouw kan bepaalde<br />
plekken markeren, en aldus dienen als landmark net zoals<br />
markante kerktorens, schoorstenen e.d. Hoogbouw kan in<br />
het landschap een belangrijke rol vervullen als oriëntatiepunt<br />
in tijd en ruimte. Het kan ook de identiteit van een landschap<br />
versterken. Vooral aan de randen van de zogenaamde Metropolitane<br />
Parken kunnen ze het karakter van deze gebieden<br />
versterken; ze functioneren als regionale landschapsparken<br />
met een accent op het recreatief gebruik. Voorbeelden<br />
van gebieden waar dit een rol speelt zijn de Amstelscheg<br />
met het Arena-gebied, de Omval en de Zuidas. Maar ook<br />
delen van Waterland, het zuidelijk deel van Laag Holland<br />
etc. Ook aan de kust kan hoogbouw dienen als landmark,<br />
zoals in Zandvoort. Voor een analyse van de visuele impact<br />
van de bestaande hoogbouw in Noord-Holland, zie afbeelding<br />
6.21. Voor de posities en hoogte van de hoogbouw is<br />
gebruik gemaakt van de studie ‘Hoogbouw in Noord-Holland’<br />
(Zandbelt&vandenberg, 2008).<br />
Hoogbouw kan een positieve bijdrage leveren aan het karakter<br />
van het landschap als er is nagedacht over de positionering<br />
en de robuustheid van de hoogbouw. Want hoogbouw is<br />
niet overal een toevoeging aan het landschap. Vooral in gebieden<br />
waar geen sprake is van een metropolitaan karakter<br />
zoals in de kop van Noord-Holland en in het gebied van de<br />
Schermer, Beemster en Zeevang zal hoogbouw afbreuk doen<br />
aan de waardering van deze karakteristieke landschappen.<br />
Zie ook de analyse van de visuele impact van de geplande<br />
hoogbouw (afbeelding 6.22) op basis waarvan men zich kan<br />
afvragen in hoeverre de geplande hoogbouw het karakter<br />
van het omringende landschap versterkt of daar juist afbreuk<br />
aan doet.<br />
Voor een visie op hoogbouw in Noord-Holland<br />
wordt verwezen naar ‘Hoogbouw in Noord-Holland’<br />
(Zandbelt&vandenberg, 2008). Zij doen een aantal aanbevelingen,<br />
waaronder:<br />
- aan de randen van de zogenaamde Metropolitane Parken<br />
is hoogbouw een middel om de ervaring van die parken te<br />
versterken;<br />
- behoud de openheid van beschermde landschappen en<br />
bouw aan de randen van die gebieden niet hoger dan de<br />
boomgrens.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
125<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Afbeelding 6.22: Visuele impact van bestaande en geplande hoogbouw in Noord-Holland.<br />
126 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
CONCLUSIE 5: HOOGBOUW ALS KANS EN BEDREI-<br />
GING VOOR HET VISUELE LANDSCHAP<br />
Visuele verstedelijking van het landschap kan positief en<br />
negatief ervaren worden. Mits goed gepositioneerd en<br />
ontworpen kunnen stadsranden en hoogbouw bijdragen<br />
aan de identiteit van het landschap en oriëntatie in tijd en<br />
ruimte. Verrommeling van stadsranden is een belangrijk<br />
thema wat extra aandacht behoeft. Hoogbouw is een actueel<br />
onderwerp waar studie naar wordt verricht. Belangrijk daarbij<br />
is dat eventuele voorstellen voor hoogbouw ook geanalyseerd<br />
worden op hun visuele impact door wetenschappelijk<br />
verantwoorde simulatie. De zichtveldmethode kan hierin een<br />
belangrijke rol spelen.<br />
Aanbeveling: beschermen van kwetsbare open landschappen<br />
tegen visuele verstedelijking (hoogbouw en stadsranden).<br />
Een nadere wetenschappelijke onderbouwing op hoe<br />
en waar, binnen de metropolitane gebieden, hoogbouw<br />
functioneel kan zijn in versterking van het karakter van het<br />
gebied en oriëntatie in tijd en ruimte. Dit is te beschouwen als<br />
een nadere precisering en onderbouwing van de voorhanden<br />
zijnde visie. Verder is ‘visual impact assessment’ van geplande<br />
hoogbouw en woningbouw noodzakelijk om de gewenste<br />
en ongewenste visuele effecten in beeld brengen. Dit zou<br />
integraal onderdeel moeten uitmaken van het toetsingskader<br />
voor ruimtelijke kwaliteit.<br />
Bronnen<br />
Bosch Slabbers. 2006. Beleidskader voor Landschap en<br />
Cultuurhistorie. Haarlem, Provincie Noord-Holland<br />
Coeterier, J.F. 2000. Hoe beleven wij onze omgeving? Resultaten<br />
van 25 jaar omgevingspsychologisch onderzoek in stad<br />
en landschap. Wijchen, Peter Tychon.<br />
Dijkstra, H. 1991. Het visuele landschap. Onderzoek naar de<br />
visuele kwaliteit van landschappen. Landschap 8 (3); 157-<br />
175<br />
Dijkstra, H. & J. van Lith-Kranendonk. 2000. Schaalkenmerken<br />
van het landschap in Nederland. Monitoring Kwaliteit<br />
Groene Ruimte (MKGR). Wageningen, Alterra (rapport nr. 40)<br />
Hooimeijer, P., H. Kroon & J. Luttik. 2001. Kwaliteit in meervoud.<br />
Conceptualisering en operationalisering van ruimtelijke<br />
kwaliteit voor meervoudig ruimtegebruik. Gouda, Habiforum.<br />
LA4Sale. 2003. Identiteit Noord-Holland Noord. Haarlem,<br />
Provincie Noord-Holland<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
LA4Sale. 2004. Bouwen voor Waterland 2020. Haarlem,<br />
Provincie Noord-Holland<br />
Nijhuis, S. 2009. Fysiognomie van het landschap. Landschapsbeeldkartering<br />
met Geografische InformatieSytemen<br />
(GIS). <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong> (in voorbereiding)<br />
Nijhuis, S. 2009. Mapping architectonic structures with GIS.<br />
Rotterdam, 010 publishers. (forthcoming)<br />
Palmer, J.F. & J. Roos-Klein Lankhorst. 1998. Evaluating visible<br />
spatial diversity in the landscape. Landscape and Urban<br />
Planning 43; 65-78<br />
Piket, J.C., J.T.R. Kalkhoven, A.A. de Veer & W. Vos. 1987.<br />
Landschap. Onder redactie van Stichting wetenschappelijke<br />
atlas van Nederland. deel 16, Atlas van Nederland in 20<br />
delen. ’s-Gravehage, Staatsuitgeverij.<br />
Veer, A.A. de & P.A. Burrough. 1978. Physiognomic landscape<br />
mapping in the Netherlands. Landscape Planning 5;<br />
45-62<br />
Veer, A.A. de, A. Buitenhuis & H. van der Loo. 1977. Vergelijking<br />
van Nederlandse methoden van landschapsbeeldkartering<br />
en hun toepassingsmogelijkheden. Wageningen, Pudoc<br />
Veer, A.A. de. 1977. De ruimtelijke classificatie van het<br />
Nederlandse landschap. KNAG Geografisch Tijdschrift (XI) 2;<br />
98-109<br />
Veer, A.A. de. 1978. Visuele verstedelijking. KNAG Geografisch<br />
Tijdschrift (XII) 3; 281-282<br />
Vreeze, N. de. (red.) 2007. LandschapNH. Over de regie van<br />
functieveranderingen en bouwactiviteiten in het landelijk gebied<br />
van Noord-Holland. Alkmaar, WZNH adviescommissies<br />
voor ruimtelijke kwaliteit.<br />
Wassink. W. Th. 1999. Beekdallandschappen. Een morfologisch<br />
onderzoek in de zandgebieden van Nederland. Wageningen,<br />
Landbouwuniversiteit (dissertatie)<br />
Zandbelt&vandenberg. 2008. Hoogbouw in Noord-Holland.<br />
Collegebrede verkenning als input voor de structuurvisie.<br />
Haarlem, Provincie Noord-Holland<br />
127<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
128 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR<br />
7 Ruimtelijke hoofdstructuur<br />
De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur bestaat uit netwerken<br />
en gebieden, die voor het ruimtelijke beeld en het functioneren<br />
van Noord-Holland van grote betekenis zijn. Zij vormen<br />
een samenhangend geheel en bepalen de visuele beleving<br />
en daarmee de identiteit van Noord-Holland. De droogmakerijen<br />
zijn bijvoorbeeld een belangrijke verschijning in de<br />
provincie die bijdraagt aan de Noord-Hollandse identiteit.<br />
Deze ruimtelijke hoofdstructuur bevat alleen grootschalige<br />
elementen van provinciaal en regionaal niveau.<br />
Toelichting kaart<br />
De ruimtelijke hoofdstructuur kan uiteen gelegd worden<br />
volgens de drie-lagenbenadering. De eerste laag bevat de<br />
natuurlijke ondergrond, hierin staan onderwerpen als bodem,<br />
water en landschap centraal. In Noord-Holland zijn het palet<br />
aan landschappen, de waterstructuur met het Noordzeekanaal,<br />
het Noord-Hollands kanaal, de Noordzee en het<br />
IJsselmeer en IJmeer/Markermeer belangrijke kenmerken.<br />
Daarnaast speelt cultuurhistorie een grote rol met de Stelling<br />
van Amsterdam, de Nieuw Hollandse Waterlinie, grote<br />
dijkelementen zoals de Westfriese Omringdijk, de historische<br />
binnenstad van Amsterdam en de andere historische steden.<br />
De volgende laag bestaat uit netwerken en knooppunten.<br />
Schiphol en de internethub in Amsterdam zijn voorbeelden<br />
van belangrijke knooppunten. Treinstations, punten waar<br />
infrastructuur op elkaar aansluit (afslagen van snelwegen)<br />
zijn knooppunten van een lager schaalniveau. Het spoor<br />
en de snelwegen vormen het hoofdtransportnetwerk van<br />
Noord-Holland. Rond deze netwerken en knooppunten vindt<br />
de stedelijke ontwikkeling van woon- en werkgebieden vooral<br />
plaats.<br />
De laatste laag geeft het occupatiepatroon weer. Van oudsher<br />
zijn nederzettingen vooral ontstaan op de hoge delen van<br />
Noord-Holland: de strandwallen en stuwwal. Dit heeft geresulteerd<br />
in de verstedelijking van het Gooi en de kustzone.<br />
Nu ligt de nadruk nog steeds in het zuiden van de provincie<br />
met Amsterdam als groot kerngebied. Een duidelijke verstedelijkingsband<br />
is zichtbaar vanaf de Haarlemmermeer langs<br />
de kust tot aan Heerhugowaard en Lange dijk.<br />
Het Noorden is aanzienlijk minder dicht verstedelijkt. De<br />
laatste decennia is de bebouwing in West-Friesland wel sterk<br />
toegenomen in zeer verspreide vorm. Dit heeft een versnipperd<br />
beeld tot gevolg.<br />
Tot deze laag behoren eveneens de economische kerngebieden,<br />
zoals de Zuidas, het havengebied en het centrum van<br />
Amsterdam, het bollengebied in de Kop, Agriport A7 en de<br />
Greenport Aalsmeer.<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur bestaat uit de belangrijkste<br />
structuren, netwerken, gebieden en knooppunten<br />
van de provincie. Ze vormen samen een geheel.<br />
Deze huidige hoofdstructuur vormt de basis voor ruimtelijke<br />
ontwikkeling in Noord-Holland en is daarmee de ruimtelijke<br />
onderlegger voor de structuurvisiekaart. Op deze kaart wordt<br />
de gewenste toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur weergegeven.<br />
Voor alle veranderingen in de kaart moeten keuzes<br />
gemaakt worden. Wat willen we behouden en wat willen we<br />
ontwikkelen? En wat is de rol van de provincie hierin?<br />
129<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
BIJLAGEN<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1 Collegebrede verkenningen<br />
Collegebrede Verkenningen<br />
Ter informatie als input voor de structuurvisie zijn er vanuit<br />
het college een reeks verkenningen uitgezet. Deze collegebrede<br />
verkenningen hebben de volgende producten opgeleverd:<br />
• Costa Hollanda (onderzoek)<br />
• Krimpkansenkrant (krant over kansen met krimp)<br />
• Dragers voor het Noordhollandse landschap<br />
(onderzoek)<br />
• Duurzame energieoplossingen vereisen ruimtelijke<br />
sturing (onderzoek)<br />
• Quick scan kenniseconomie in Noord-Holland<br />
(onderzoek)<br />
• Verkenning naar de mogelijke verplaatsing van het<br />
circuit Zandvoort naar Den-Helder (onderzoek)<br />
• Hoogbouw in Noord-Holland (onderzoek)<br />
• Risico’s bij de bundeling van functies (film)<br />
Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
131<br />
1.<br />
INLEIDING<br />
2.<br />
KNOOPPUNTEN EN<br />
NETWERKEN<br />
3.<br />
KLIMAATVERANDERING<br />
4.<br />
KWALITATIEVE<br />
WONINGBOUWOPGAVE<br />
5. 6.<br />
LANDSCHAP EN<br />
RECREATIE<br />
HET VISUELE<br />
LANDSCHAP<br />
7.<br />
RUIMTELIJKE<br />
HOOFDSTRUC<strong>TU</strong>UR
Bijlage 2 PARK-salons<br />
Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK)<br />
Miranda Reitsma is voor 2 jaar, tot voorjaar 2009, aangesteld<br />
als Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) van<br />
de provincie Noord-Holland. Ze heeft als taak gevraagd en<br />
ongevraagd advies uit te brengen aan Gedeputeerde Staten<br />
over de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit is de manier<br />
waarop landschap en bebouwing worden beleefd.<br />
De positie van de Provinciaal Adviseur is bijzonder, omdat ze<br />
geen deel uitmaakt van de provinciale organisatie. Daardoor<br />
kan ze autonoom adviseren. Waar nodig zal Miranda<br />
optreden als boegbeeld van de provincie als het gaat om de<br />
ruimtelijke kwaliteit. Bij die gelegenheden draagt ze uit welke<br />
rol de provincie speelt en benadrukt ze het belang en de<br />
zichtbaarheid van de provincie.<br />
Advies over de structuurvisie<br />
Begin 2009 heeft de provincie Noord-Holland een nieuwe<br />
Structuurvisie. Op verzoek van gedeputeerde Ton Hooijmaijers<br />
heeft Miranda Reitsma in het afgelopen voorjaar<br />
een aantal salons georganiseerd - besloten bijeenkomsten<br />
met specialisten uit het vak. Deze salons waren bedoeld als<br />
voeding voor het denken over de Structuurvisie. Wat is er in<br />
Noord-Holland uit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit aan de<br />
hand en wat kan de provincie daaraan doen? Wat vindt zijn<br />
neerslag in de structuurvisie?<br />
De volgende thema’s zijn in de salons de revue gepasseerd:<br />
- het Metropolitane landschap;<br />
- het Blauwe Hart;<br />
- vernieuwing van de agrarische sector;<br />
- krimp en dorpsuitbreidingen;<br />
- de kustvisie met de badplaatsen;<br />
- werklandschappen.<br />
Van deze salons zijn journalistieke verslagen gemaakt. Ze<br />
vormen de basis van het advies dat zij aan GS heeft uitgebracht<br />
over de structuurvisie.<br />
De kern van het advies<br />
Grote delen van Noord-Holland zijn gaaf. Tenminste, nu nog<br />
wel. Tegelijkertijd staat het landelijke gebied onder druk van<br />
verstedelijking. Veranderingen gaan snel, soms ook slordig.<br />
Mensen hebben moeite om veranderingen bij te houden en<br />
te accepteren. Dit vertaalt zich in een publiek debat over<br />
‘verrommeling’. Het landschap is van oudsher gevormd door<br />
de boeren, maar de agrarische sector verandert zelf nu ook<br />
132 Structuurvisie Noord-Holland - Werkboek Bouwstenen 3/3<br />
ingrijpend. Veranderingen tegenhouden is in deze tijd geen<br />
optie.<br />
De kern van het advies is om veranderingen aan te grijpen<br />
als een impuls voor verbetering. En om deze verbeteringen in<br />
te passen op regionaal niveau, langs de lijnen van het betreffende<br />
landschap om zo versnippering te voorkomen. Met<br />
grote aandacht voor de waarden die het Noord-Hollandse<br />
landschap heeft: openheid, licht, stilte en de wind in je haar.<br />
Het advies en de salonverslagen zijn in een boekje gepubliceerd.
Uitgave: Provincie Noord-Holland<br />
webpagina: www.noord-holland.nl/structuurvisie<br />
mail: structuurvisie@noord-holland.nl