29.08.2013 Views

deze hele Maandbrief - Huub Oosterhuis

deze hele Maandbrief - Huub Oosterhuis

deze hele Maandbrief - Huub Oosterhuis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

MAANDBRIEF jaargang 6 no 10, januari 2002<br />

DRIEKONINGEN<br />

Alex van Ligten.<br />

VOOR LEERHUIS & LITURGIE<br />

Wilden kritische en logisch ingestelde jongeren vroeger nog wel eens vragen hoe dat nu<br />

precies kón met die ster, die de wijzen voorging en boven een stalletje bleef hangen, nu is<br />

dat veranderd. Een jongetje van negen verraste me met een vraag van een hoog Monty<br />

Python-gehalte: ‘Wat waren die cadeaus voor Jezus eigenlijk wáárd?’ En prompt wilde<br />

een volgende wijsneus weten wat Maria ermee gedaan had. Bewaard of verkocht - ze<br />

waren toch arm? De euro-generatie; ze doen wat ze de ouderen horen doen: praten over<br />

geld, elk journaal tien minuten lang, weken achtereen. Maar dat jong stelde toch een<br />

goede vraag. Dat doen veel volwassenen hem niet na.<br />

Epifanie<br />

Mattheüs 2:1-12 is een kerstverhaal, op het leesrooster van de kerk geplaatst op wat heel<br />

vroeger de kerstdatum was: 6 januari. Nu heet die dag nog steeds: epifanie, verschijning<br />

van de Heer. Kerstmis zelf werd soms tot iets hards en steils, met het: ‘U is heden de<br />

Heiland geboren, de Verlosser’, en die verlossing werd massief verstaan, eenmalig, ooit<br />

gebeurd, en wie het niet horen wilde, die moest maar voelen...<br />

Maar epifanie heeft een andere sfeer bewaard: de Heer verschijnt, zegt dat woord. Hij duikt<br />

op in ons bestaan, midden onder u staat hij die gij niet kent.<br />

De lezing over de mannen uit het oosten en hun ster gaf <strong>deze</strong> 6 e januari ook een andere<br />

naam: Driekoningen.<br />

In ‘Nu zijt wellekome’ zingt de katholieke traditie: ‘D’heilige drie Koon’gen uit zo verre<br />

land’.<br />

Maar het waren geen koningen, mopperden de protestanten met hun eeuwige dat-stááter-niet!<br />

‘Wijzen uit het oosten, uit zo verre land’ werd het in het Liedboek.<br />

Maar als je dan werkelijk wilt weergeven wat er staat, kloppen die wijzen ook niet. Magoi<br />

zegt het Grieks. Ons woord magie is daarvan afgeleid, al zegt die verre afleiding nog niks<br />

over de oorspronkelijke betekenis.<br />

Wáren het magiërs? Sterrewichelaars? Minstens, in elk geval waren het ‘vreemde heren<br />

met geschenken’, zoals <strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong> ze noemt in ‘Wat werd verhoopt’. In dat lied<br />

worden, net als in ‘Nu sijt wellecome’, kerst en epifanie samengebracht: er is een couplet<br />

over de herders, en een over de wijzen uit het oosten, de vreemde heren met geschenken.<br />

Ik vind het zo’n mooi verhaal. Dat heb ik altijd al gevonden ook: die grote mannen bij<br />

het kindeke, de koningen in een stal. ‘t Komt ook door ‘Nu sijt wellecome’; dat blijft me<br />

ontroeren. Sommige liederen blijf je zingen als het kind dat je was toen je ze leerde.<br />

Aanbidding. Goud, wierook en mirre. Buitenstaanders ‘uit zo verren land’. Koningen<br />

waren het niet en met z’n hoevelen ze waren, vermeldt Mattheüs niet. Dat is later in de<br />

traditie berekend aan de hand van de geschenken: één gaf het goud, één de wierook en<br />

één de mirre.<br />

Op de plaatjes en in de kerststalletjes is er meestal ééntje zwart; ooit hebben ze erbij<br />

bedacht dat <strong>deze</strong> drie koningen de werelddelen Azië, Afrika en Europa vertegenwoordigden,<br />

die de nieuwe koning eer betoonden, in Bethlehem, het middelpunt van die<br />

drie continenten, het hart van de wereld. En wat houd ik van dit Bethlehem van de<br />

Schriften, wat steekt het scherp af tegen het Bethlehem van de nonnen, en de kanonnen,<br />

en de Sharonnen Er kwamen vreemde mannen bij Jezus, die op de een of andere<br />

wonderlijke manier van zijn wonderlijke geboorte wisten. Zelf vertellen ze, dat ze het via<br />

de astrologie ontdekt hadden. Hoe deden ze dat? Wat was dat met die ster die ze zagen?<br />

De geleerden leggen uit: het waren de twee lichten van Jupiter en Saturnus, die eens in de<br />

zoveel jaar vlak bij en half achter elkaar staan. De een was voor de wijzen de ster van de<br />

wereldheerser, de andere die van Palestina. Kwamen ze samen, dan betekende dat, dat er<br />

een heerser was geboren in Palestina. O. Tja....<br />

1<br />

INHOUD<br />

- DRIEKONINGEN<br />

Daarom heten zij terecht koningen. Ze<br />

handelen koninklijk, ze doen wat alle<br />

op aarde zou moeten doen: zich<br />

buigen voor de overmacht van een<br />

weerloos mensenkind.<br />

Toespraak Amsterdamse<br />

Studentenekklesia 6 januari 2002<br />

ALEX VAN LIGTEN<br />

-HIJ OPENDE MIJN OGEN VOOR<br />

HET VOLLE LICHT<br />

Bij de uitvaart van nieuwtestamenticus<br />

en leermeester van vele<br />

voorgangers uit de Amsterdamse<br />

Studentenekklesia: Piet Ahsmann<br />

HUUB OOSTERHUIS<br />

- GODS DWAASHEID EN DE<br />

WIJSHEID VAN DE WERELD<br />

Het evangelie geeft ons niets in<br />

handen. Het haalt ons niet weg uit de<br />

verwevenheid met de omringende<br />

wereld – integendeel, door ons op te<br />

roepen tot liefde, drukt het ons juist<br />

met de neus op de wereld rondom ons<br />

heen.<br />

PIET AHSMANN<br />

- DE GRENZELOZE PAULUS<br />

OOK IN ZIJN EIGEN TIJD WAS<br />

Paulus een controversiële figuur,<br />

wiens geschriften voor velerlei<br />

misverstand vatbaar waren. dat is<br />

sindsdien altijd zo gebleven.<br />

ALEX VAN HEUSDEN<br />

COLOFON<br />

MAANDBRIEF VOOR LEERHUIS EN<br />

LITURGIE<br />

ISSN 1385 0326<br />

Uitgave van de Stichting Leerhuis & Liturgie<br />

(sinds 1980)<br />

Eindredactie: Kees Kok<br />

Redactie en administratieadres:<br />

Postbus 17268, 1001 JG Amsterdam<br />

tel: (020) 6256940<br />

leerhuis@leerhuisenliturgie.nl<br />

www.leerhuisenliturgie.nl<br />

Abonnementsprijs: € 20,04 per jaar;<br />

Europa € 27,30;<br />

Buiten Europa € 20,04 plus porti


Buitenstaanders<br />

Het is, zo aan het begin van het evangelie, en zelfs aan het begin<br />

van het Nieuwe Testament, een sterke grap van Mattheüs, geheel<br />

in de lijn van Torah en Talmud, die op de cruciale momenten<br />

laten weten dat de buitenstaanders het inzicht hebben, dat de<br />

insiders missen. Een paar vreemde snoeshanen uit een ver land<br />

hebben er via een rare omweg, new-age-achtig, weet van<br />

gekregen dat iets buitengewoons geschied is in Israël, zoals ooit<br />

Thamar uit Kanaän, Ruth uit Moab, Rachab uit Jericho, en<br />

Bileam uit Moab in de woestijn van Midian.<br />

De Talmud legt uit waarom de Torah aan het volk in de woestijn<br />

werd gegeven: niet in het beloofde land, opdat de bewoners<br />

daarvan zich niet méér in het bezit van de geboden zouden<br />

weten dan anderen, maar bij de Sinaï, in het woestijnland, dat<br />

niemands eigendom is en dus aan iedereen toebehoort, in de<br />

vrije wildernis, op de open plaatsen, ‘want de Torah is niet de<br />

Torah van de priesters, noch de Torah van de Levieten, noch de<br />

Torah van de Israëlieten, maar de Torah van de mens (Torath<br />

ha-Adam), wiens poorten openstaan om het rechtvaardige volk<br />

te ontvangen dat de waarheid bewaart en hen die goed en<br />

oprecht van harte zijn’ (Torath Kohanim, 86b).<br />

Gods heil is voor alle mensen, wereldwijd. Vrede op aarde voor<br />

de mensen van zijn welbehagen. Dat is de mensen altijd al<br />

voorgehouden, sinds Israël in de woestijn was en leerde hoe je<br />

God moest dienen. Hij werd niet hun privé-god, maar Hij ging<br />

bij hen horen om zijn heil aan alle mensen door te geven.<br />

Twee koningen<br />

Al gaat het in Mattheüs 2 niet over drie koningen, het gaat in<br />

heel het Mattheüsevangelie wel over twee koningen, over twee<br />

soorten koningschap: dat van Jezus en dat van Herodes. Dat van<br />

Herodes is het gewone soort: macht hebben, en houden. Tot<br />

elke prijs. Eelt op je ellebogen en je ziel kweken. Over lijken<br />

gaan om zelf stand te houden. Ik zal mezelf handhaven.<br />

Dat koningschap is ook al de <strong>hele</strong> Torah en Profeten door<br />

onderwerp van discussie geweest. Het woord zelf is al van meet<br />

af aan besmet: de eerste keer dat er koningen voorbij komen (in<br />

Genesis 14) is het meteen oorlog. Melech, koning, is<br />

woordverwant met milchamah, oorlog, en het is bijna hetzelfde<br />

woord als moloch, de naam van de afgod die kinderoffers eiste.<br />

Daarom had Israël eerst geen koning; de vólkeren hadden<br />

koningen, in Israël was God de koning. En als dat verandert,<br />

wordt het meteen en bijna permanent problematisch.<br />

Een goed voorbeeld is het verhaal uit de beginperiode van<br />

Davids koningschap in Jeruzalem (in 2 Samuël 10). Zelfs als het<br />

goed gaat, gaat het nog mis!<br />

De chesed van David<br />

David wil vredevorst zijn. Hij wil vriendschap betonen aan de<br />

nieuwe koning van de Ammonieten. Chesed staat er:<br />

goedertierenheid is dat, trouw, goedheid, gunstbewijs, liefde,<br />

vriendschap. Dat wil hij aan de nieuwe collega bewijzen. Dat is<br />

wijs van David: vrede sluiten, goedgunstigheid voortgang laten<br />

vinden. David gaat in Gods spoor door <strong>deze</strong> goedgunstigheid te<br />

willen doen. Hij voldoet hier goed aan de profielschets van de<br />

psalm die de kerk vanouds op epifanie zingt (Psalm 72): hij doet<br />

recht en gerechtigheid, zijn vrede heerst van zee tot zee, zijn<br />

naam bloeit in alle streken. Het koningschap van <strong>deze</strong> aardse<br />

koning verwijst naar de hemelse Koning, met andere woorden:<br />

hier geschiedt Gods wil, gelijk in de hemelen, zo ook op de<br />

aarde.<br />

Maar hij stuit op scherpslijperij, wantrouwen, mouwen<br />

opstropen, handelen vanuit achterdocht. De vorsten van de<br />

Ammonieten zeggen tegen hun koning: ‘Natuurlijk zit er wat<br />

achter dat hij zijn bodes stuurt. Hij wil ons aanvallen en<br />

verslaan.’<br />

En dan hoor je heel goed de vanzelfsprekendheid waarmee er<br />

gehandeld wordt. Is het wantrouwen eenmaal gezaaid, dan schiet<br />

het ook snel wortel. De nieuwe koning weet meteen wat hem te<br />

2<br />

doen staat: ‘Toen nam Chanun de dienaren van David’ - en<br />

vernederde ze door hun baarden en hun kleren half af te snijden.<br />

Met een half ontblote kin en een half ontbloot achterwerk stuurt<br />

hij ze heen. Diep beschaamd voelen ze zich, ze durven zich niet<br />

te vertonen.<br />

Wat doet de wijze en rechtvaardige koning daarop? Hij vraagt de<br />

mannen in Jericho te blijven tot hun baarden weer zijn<br />

aangegroeid. Meteen hebben we hier een onbedoelde, maar toch<br />

niet onaardige associatie met onze dagen waarin juist het<br />

afscheren van de baarden bevrijding betekende. Pikant wordt het<br />

wanneer we bedenken hoeveel levens er gespaard zouden<br />

worden als bijvoorbeeld Bush en Sharon lange baarden zouden<br />

kweken voor ze het startschot voor vergeldingsacties losten.<br />

David organiseert geen strafexpeditie, geen bliksemactie om zijn<br />

mannen te wreken. Wachten, is het motto. Niets in een sterke<br />

vernietigende opwelling doen. Laat er over je woede, ook al is<br />

die nog zo gerechtvaardigd, maar wat tijd heengaan. Je zou<br />

willen dat alle regeerders zich aan <strong>deze</strong> David zouden spiegelen,<br />

en wijzelf trouwens ook. Dat zou veel escalatie in conflicten<br />

kunnen voorkomen.<br />

Al biedt ‘t geen garantie voor het wegblijven van conflicten.<br />

Want hoe gaat het verder? Aan de kant van de Ammonieten<br />

groeit het vanzelfsprekende wantrouwen verder: want wat doen<br />

ze als ze merken dat ze zich bij David in een kwade reuk hebben<br />

gebracht? Hun excuus aanbieden? Vragen om de boel eens uit te<br />

komen praten? Nee: ze mobiliseren duizenden mannen.<br />

En dan is het weer zover, dan moet de koning weer uittrekken<br />

en strijd leveren, en dan zoeken de Ammonieten nog meer steun<br />

en betrekken ze er nóg een <strong>hele</strong> volksstam in. Dan volgen<br />

moord en doodslag, bloed en geweld, als vanzelf, als altijd... Allemaal<br />

voor niks. Met als oorsprong: wantrouwen, uitgaan van<br />

haat.<br />

Het is een verhaal met grote werkelijkheidszin. Zo lopen die<br />

dingen. Eén slechte raadgeving kan je van de wijs brengen, en<br />

voor je het weet zit je in een spiraal van boosheid en wantrouwen,<br />

waar geen goedgunstigheid meer tegenop kan.<br />

Het koningschap dat van Gods kant komt, d.w.z. de wijze<br />

waarop wij elkaar hier op aarde hebben te leiden, vóór te gaan,<br />

dat heeft geduld en goedertierenheid in zich, dat laat het ver<br />

komen als de ander te ver is gegaan.<br />

T’eren van dat kinde dat alle ding behoudt<br />

Dat brengt ons weer bij de evangelielezing, over de wijzen uit<br />

het oosten. Ze gaan, goed van vertrouwen, naar Herodes. Ze<br />

zeggen zonder omwegen: ‘Waar is de koning der Joden die<br />

geboren is? Wij hebben zijn ster in het oosten gezien.’ Zij<br />

hebben gezien wat voor insiders verborgen bleef. Zij weten: de<br />

ster van de verlossing is opgegaan.<br />

Bij Herodes is het wantrouwen volkomen. Bij hem ook geen<br />

omwegen, maar één vraag: ‘Waar zit dat kind, zodat ik het<br />

onschadelijk kan maken?’ Dezelfde vanzelfsprekendheid van<br />

geweld die je in 2 Samuël 10 aantreft en waar de <strong>hele</strong><br />

geschiedenis tot in onze dagen bol van staat.<br />

Dat koningschap staat lijnrecht tegenover dat van Jezus. De<br />

koning der Joden die geboren is, is weerloos, klein, in de handen<br />

der mensen, moet worden gevoed, opgevoed, verzorgd. Een<br />

afhankelijk wezen, als alle kinderen van de wereld. Niets akeligs<br />

moet ze treffen, niets moet ze verhinderen gelukkig en<br />

onbezorgd te zijn, te spelen, te lachen, te leren...<br />

Dat maken de wijzen allemaal duidelijk in hun handelen, als ze<br />

eenmaal toegeleid zijn naar de plaats waar het kind is. Als zij het<br />

kind met Maria, zijn moeder, zien, dan aanbidden zij.<br />

En daarom heten zij toch terecht koningen. Ze handelen<br />

koninklijk, ze doen wat alle koningschap op aarde zou moeten<br />

doen: zich buigen voor de overmacht van een weerloos<br />

mensenkind in de armen van zijn moeder.<br />

Koninklijk zijn ze als ze hem koninklijke gaven geven.<br />

Dat heb ik dat jongetje ook geantwoord op zijn vraag wat die<br />

cadeaus waard waren. Ze waren álles waard. Als jij een cadeau


moet bedenken voor iemand die je heel aardig vindt, dan geef je<br />

iets moois, hopelijk iets wat die ander mooi vindt, maar in elk<br />

geval ook iets wat je zelf mooi vindt. Je wilt laten weten: ik geef<br />

om jou. Dus in elk echt cadeau geef je iets van jezelf. En mirre,<br />

wierook en goud, dat zijn koninklijke cadeaus. En dat<br />

koninklijke dat die mannen dus bezaten, dat gaven ze aan dat<br />

kind.<br />

‘Z’offeren ootmoediglijk mirr’, wierook ende goud,<br />

t’eren van dat kinde dat alle ding behoudt’.<br />

Want dat doet hij, dat zal in zijn leven te horen en te zien zijn,<br />

dat hij alle ding behoudt. ‘Iedereen’ betekent dat. Dus jou ook,<br />

en mij, ons allemaal, en alle mensen die bij ons horen.<br />

En als we dat geloven en daaruit leven - dat is hetzelfde -, dan<br />

krijgen we een leven van goed vertrouwen, van grote<br />

vriendelijkheid en vriendschap, toegenegenheid, warmte, liefde,<br />

trouw, goedgunstigheid en goedertierenheid. Een koninklijk<br />

leven. Driekoninklijk.<br />

Zo moge het zijn.<br />

Amsterdamse Studentenekklesia, zondag 6 januari 2002<br />

Op 31 december 2001 overleed op 85-jarige leeftijd<br />

Piet Ahsmann, nieuw-testamenticus en leermeester<br />

van een groot aantal voorgangers van de<br />

Amsterdamse Studentenekklesia<br />

HIJ OPENDE MIJN OGEN VOOR<br />

HET VOLLE LICHT<br />

Uit de toespraak bij de uitvaart van Piet Ahsmann<br />

<strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong><br />

Lezing uit het boek Handelingen der Apostelen<br />

9:1-9<br />

Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen<br />

van de heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester<br />

en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat<br />

hij aanhangers van de Weg, die hij daar zou vinden, mannen<br />

zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem<br />

overbrengen.<br />

Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling<br />

een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde<br />

een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je<br />

Mij?’ Hij zei: ‘Wie bent u dan, Heer?’ Deze antwoordde: ‘Ik ben<br />

Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar<br />

zal je gezegd worden wat je doen moet.’<br />

Zij reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel,<br />

maar zagen niemand.<br />

Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open<br />

had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en<br />

brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen<br />

dat hij niet kon zien en niet at of dronk.<br />

Het is al geruime tijd bijna ‘publieke opinie’, dat <strong>deze</strong> Saulus-<br />

Paulus de hoofdschuldige zou zijn aan alles wat ‘het<br />

christendom’ in de loop van twintig eeuwen te zien heeft<br />

gegeven aan: verachting van de vrouw, frustratie van de<br />

seksualiteit prediking van ascese, jodenvervolging,<br />

vervreemdende hiernamaalsverwachting en onbegrijpelijke<br />

dogma’s over erfzonde en verzoening. Zogenaamde ‘woorden<br />

van Paulus’ zwerven door de geschiedenis en zweren in het<br />

geheugen en de verbeelding van miljoenen.<br />

Piet Ahsmann meende dat er een andere Paulus te lezen was uit<br />

zijn brieven, een onwrikbare maar ook een zachte, geduldige,<br />

visionaire Paulus die aan de eerste gemeenten-van-Jezus hun<br />

spiritualiteit heeft gegeven.<br />

3<br />

Wat was Paulus overkomen? Een inzicht. Een inzicht dat hem<br />

vervreemdde van de gevestigde heersende religieuze kaders, van<br />

de gangbare godsdienst. In zijn Galaten-brief schreef Paulus dit:<br />

‘Hij die mij al in de schoot van mijn moeder bestemd had en<br />

geroepen...hij opende mijn ogen voor het volle licht.’ Toen<br />

vervluchtigden voor hem de zekerheden waarin hij tot dan toe<br />

had geleefd. Wat zag hij? Hij zag Jezus, een gekruisigde die in<br />

zijn verworpenheid van godswege tot heer en Messias geworden<br />

is. En in het licht van die gekruisigde werd <strong>deze</strong> wereld voor<br />

Paulus ontmaskerd als een ‘dodelijk regiem’: <strong>deze</strong> bestaande orde<br />

met alles wat daarin gelding heeft, met al zijn cultuur en moraal<br />

en godsdienst, is blijkens de moord op Jezus tot geen andere<br />

‘wijsheid’ in staat dan dat de minste mensen als slaven worden<br />

verworpen. ‘Jezus gekruisigd’ betekent: dat het gevestigde<br />

religieuze kader voor Paulus heeft afgedaan. Daarin ligt besloten<br />

dat wie in <strong>deze</strong> messias gelooft, in hem vertrouwen stelt en met<br />

hem voor ogen naar <strong>deze</strong> wereld kijkt, aan niets en niemand<br />

meer onderhorig is: ‘niet meer als slaven onderworpen aan de<br />

machten en wetten van <strong>deze</strong> wereldorde’ (Gal 4:3) die ons van<br />

elkaar vervreemden en aan de minsten het leven ontnemen. En<br />

ook betekent het: dat je, zo naakt en weerloos als je bent,<br />

aanraakbaar en aanspreekbaar bent voor wie dan ook; dat je nu<br />

voortaan bij allen hoort, bij iedereen wie hij of zij ook is, zonder<br />

aanzien des persoons, bevrijd tot saamhorigheid en verzoening.<br />

Van die bevrijding over alle grenzen en muren heen, is Jezus<br />

voor Paulus de belichaming. Hij is in persoon het visioen van de<br />

saamhorigheid van allen, joden en Grieken ‘Dus niet meer joodof-griek,<br />

knecht-of-heer, man-of-vrouw. Allen zijn één mensheid<br />

in Jezus de Messias.’<br />

Zo heeft theoloog Piet Ahsmann het getuigenis van Paulus<br />

verstaan. In een toespraak in de Ekklesia in 1975, zei hij:<br />

‘Geloven in de gekruisigde Messias, dat houdt in: afzien van de<br />

gevestigde wereld van je religie, je ideologie, je maatschappelijke<br />

groep, en vooral van je eigen status die je daaraan ontleent.<br />

Geloven in de opstanding van de Messias, dat is:<br />

openstaan voor een nieuwe wereld, met joden en heidenen die<br />

door elkaar heen aan één tafel eten. alsof dat zomaar kàn.’ Wij<br />

vertaalden hem, in die jaren, de Galatenbrief – in de ekklesia van<br />

de Galaten, door Paulus gesticht, kwamen op zeker ogenblik<br />

joodse volgelingen van Jezus vertellen, dat wie behoren wil bij de<br />

ekklesia van de Messias zich moet laten besnijden en de<br />

wetgeving van de Tora moet onderhouden, dus moet overgaan<br />

tot de joodse godsdienst. Piet Ahsmann legde dat uit als volgt:<br />

‘Dat betekent zoveel als wanneer tegen ons wordt gezegd: als je<br />

tot de ekklesia van de Messias wil behoren, dan moet je je<br />

opnieuw gaan houden aan de rooms-katholieke weten inzake<br />

geboorteregeling, abortus, celibaat, aan de officiële richtlijnen<br />

voor de liturgie, aan door Rome voorgeschreven<br />

gebedsformuleringen en aan de veroordeling van homofilie.’ Zo<br />

dacht hij. Zo las hij Paulus en de evangeliën.<br />

Onderstaand artikel schreef Piet Ahsmann in 1983 voor<br />

Werkschrift voor Leerhuis en Liturgie.<br />

GODS DWAASHEID EN DE<br />

WIJSHEID VAN DE WERELD<br />

Piet Ahsmann<br />

Inleiding op de eerste brief van Paulus aan de gemeente van<br />

Korinthe<br />

Het is een lang, uitvoerig schrijven, die eerste brief van Paulus aan<br />

de gemeente van Korinte; in de meeste uitgaven beslaat hij al<br />

gauw 25 of meer bladzijden. We zullen hier alleen een paar<br />

representatieve fragmenten afdrukken. Het zijn flarden uit een<br />

bewogen gesprek tussen Paulus en de korintische gemeente, een


gesprek dat al vóór <strong>deze</strong> brief begonnen was en dat zich over een<br />

aantal jaren heeft voortgezet, vaak op vrij hoge toon, wanneer de<br />

conflicten zich verscherpten en de emoties opliepen. Paulus<br />

bevindt zich al enige tijd in Efeze. Het zal een anderhalf jaar<br />

geleden zijn dat hij Korinte verliet, waar hij in minder dan twee<br />

jaar een bloeiende gemeente had zien ontstaan. Hij is toen over<br />

zee teruggekeerd naar Palestina en Syrië, vervolgens door<br />

Klein-Azië getrokken en uiteindelijk in de grote havenstad Efeze<br />

gebleven. In die stad waren de echo’s van die andere haven- en<br />

handelsstad Korinte duidelijk waarneembaar; over de Egeïsche<br />

zee, die grillige griekse binnenvijver, voeren de schepen af en aan.<br />

Met het handelsverkeer was er al van ouds een levendige<br />

uitwisseling van mensen, ideeën en religies; en natuurlijk ook van<br />

allerlei nieuws en actualiteiten Er ontstaan dan ook al gauw weer<br />

intensieve kontakten tussen Paulus in Efeze en de gemeente van<br />

Korinte aan de overkant van het water. Mensen reizen over en<br />

weer, ook brieven. Deze lange brief is er een van. Waar gaat het<br />

over? De gemeente heeft Paulus per brief enkele vragen<br />

voorgelegd; daarnaast zijn er nogal wat punten, waarop Paulus het<br />

nodig vindt zijn korintische broeders en zuster terecht te wijzen,<br />

soms op nogal scherpe toon. Al lezend krijg je gemakkelijk de<br />

indruk: dat zat goed fout, daar in Korinte: Die indruk is<br />

ongetwijfeld eenzijdig.<br />

Al dadelijk bij het eerste onderwerp dat ter sprake komt: de<br />

gemeente -zo heeft Paulus vernomen - is bezig zich op te splitsen<br />

in verschillende partijen, die zich ieder op een andere grote figuur<br />

beroepen; sommigen zweren bij Paulus, anderen bij Apollos, weer<br />

anderen bij Kefas. Apollos was een evangelie-verkondiger, die na<br />

Paulus’ vertrek in Korinte was gekomen en daar blijkbaar indruk<br />

had gemaakt op de gemeente. Kefas was natuurlijk niemand<br />

anders dan Petrus, die misschien ook in de tussentijd de gemeente<br />

had bezocht; er werd wat afgereisd in die tijd. Maar is het niet een<br />

fundamenteel misverstand, de verkondigers als grote figuren op<br />

de handen te dragen en te roepen: Ik ben van Paulus, ik van<br />

Apollos, ik van Kefas? Kom nou, zegt Paulus, je gaat toch geen<br />

mensen achterna lopen - alles is van jullie, ook Paulus, Apollos,<br />

Kefas of welke grootheden dan ook. Evangelieverkondigers staan<br />

in dienst van het evangelie; het is een misverstand ze als grote<br />

figuren achterna te lopen. Het evangelie confronteert je ook niet<br />

met een sublieme heldengestalte, het heeft niet beter te bieden<br />

dan een gehangene aan een galg, ‘een gekruisigde Messias’. Maar<br />

daarmee bevrijdt het je van je ‘staat en stand’ en van de noodzaak<br />

daartoe; het maakt je vrij voor je medemens en voor de liefde.<br />

Hoe kwamen die korintiërs er dan toch toe, om de<br />

evangeliepredikers na te lopen als grote leiders? Hoe zag die<br />

gemeente er eigenlijk uit? In de brief komt ze aan de dag als een<br />

sterk gevarieerd geheel, roerig en springlevend, in meerderheid<br />

behorend tot het stadsproletariaat, slaven en sjouwers. Een<br />

bloeiende gemeente, mag je best zeggen. Deze mensen gingen<br />

gretig in op de evangelische boodschap en beleefden die op hun<br />

manier, in de termen van hun wereld en van hun milieu. Dat was<br />

de wereld en het milieu van een havenstad, waar alles doorheen<br />

spoelde, dat kosmopolitische centrum van fluctuerende<br />

oncontroleerbare mensenmassa’s, die smeltkroes van idealen en<br />

ideologieën. Wat ons opvalt in dat milieu, is de onvoorstelbare<br />

hoogconjunctuur van godsdienst en wijsbegeerte, waarbij die twee<br />

overigens in elkaar overvloeien. Wijsheid werd begeerd als<br />

hemelse gave, inwijding in het sacrament van de ‘nous’, d.w.z. van<br />

hogere, bevrijdende kennis en inzicht. Daartoe kwamen ze bijeen,<br />

de armoedzaaiers, Grieken, Galliërs, Noord-Afrikanen, Aziaten,<br />

aangespoeld van alle kusten; in kelders, in woonhuizen, in<br />

havenloodsen; daar vierden ze hun inwijdingen en hun heilige<br />

geheimen en konden ze de wanhoop van het dagelijkse bestaan<br />

vergeten.<br />

Nu kwam daar het evangelie-: een nieuwe prediking, uit het<br />

oosten nog wel, waar zoveel intrigerende religies vandaan<br />

kwamen. En er hoorden ook inwijdingsrituelen bij, het<br />

reinigingsbad van de doop en het heilige avondmaal. Waar<br />

4<br />

mensen rond dit evangelie samenkwamen, bracht de Geest ze<br />

vaak in vervoering en deed ze als profeten in verheven taal de<br />

verborgenheden van God aan het licht brengen. Die<br />

onaanzienlijke mensen, die door het evangelie werden geraakt en<br />

er zich aan gewonnen gaven, hebben dat ongetwijfeld als een<br />

ingrijpende en authentieke ommekeer in hun leven ervaren. Maar<br />

het is ook niet verwonderlijk, dat ze het als een nieuwe status<br />

waardeerden, dat de predikers voor hen fascinerende<br />

wijsheidsleraren waren, en het evangelie hoogste en diepste<br />

wijsheidsleer. Arm als ze waren, voelden ze zich er nu rijk mee,<br />

dat ze zich volgelingen mochten noemen van zulke bijzondere<br />

mannen en van zo’n verheven leer.<br />

De brief maakt zichtbaar, hoe ze zich verslingerden aan<br />

buitengewone religieuze uitingen en verschijnselen, die in die<br />

dagen veel voorkwamen ook binnen de messiaanse gemeenten.<br />

En hoe ze daarbij een voorkeur hadden voor het meest<br />

geëxalteerde, zoals het z.g. ‘tongen spreken’. Dat bestond hierin,<br />

dat zo iemand in extase raakte, als was hij dronken van ‘heilige<br />

Geest’, en dat hij onder die invloed wilde, onsamenhangende<br />

klanken uitstootte, als een kosmische, bovennatuurlijke taal van<br />

engelen en goden. In onze dagen is het met name de<br />

Pinkstergemeente, die zich opnieuw op het ‘tongen spreken’<br />

toelegt. In die extase voelde men zich ontsnappen aan de greep<br />

van <strong>deze</strong> wereld, aan de wereld van alle dag met al zijn ellende en<br />

dienstbaarheid. Vanouds een typisch griekse beleving: de geest<br />

betekende bevrijding uit de stof, uit het lichaam en uit heel het in<br />

lichaam en stof gekerkerde bestaan. De wijze kon door zijn<br />

hogere kennis en door zijn extase ‘reeds nu’ (die woorden zijn<br />

belangrijk:) zich verheffen boven de wisselvalligheden en<br />

onvolkomenheden van het alledaagse en het terloopse.<br />

Zo konden sommigen van de meer geëxalteerden in Korinte ook<br />

beweren: opstanding van doden? welnee: De opstanding was voor<br />

hen ‘nu reeds’ een feit, in hun extatische beleving kon de dood<br />

hen niet wezenlijk meer raken: onkwetsbaar waren ze, vrij,<br />

<strong>hele</strong>maal zichzelf.<br />

De vermaning van Paulus, die als een rode draad door heel de<br />

brief heen loopt, zouden we kunnen samenvatten in zijn verwijt:<br />

‘Nu reeds zijn jullie rijk geworden’: Die proletariërs, waren ze niet<br />

bezig kapitalisten van de geest te worden? Maar daarmee is dan<br />

het evangelie ten diepste miskend. Het evangelie geeft ons niets in<br />

handen. Het haalt ons niet weg uit de verwevenheid met de<br />

omringende wereld - integendeel, door ons op te roepen tot<br />

liefde, drukt het ons juist met de neus op de wereld rondom ons<br />

heen. Nog steeds heersen daar tirannieke machten en<br />

heerschappijen, die nog definitief overwonnen moeten worden -<br />

het zou een vlucht zijn, je boven die nood verheven te achten.<br />

Nog steeds is er, vooral, die aartsvijand: de Dood. Wie meent, zó<br />

wijs en begenadigd te zijn, dat hij zich om de Dood niet hoeft te<br />

bekommeren, zodat het opstandingperspectief voor hem zinledig<br />

wordt - die kan van Paulus te horen krijgen, dat hij met al zijn<br />

wijsheid geen benul heeft van God. Uitzien naar de opstanding uit<br />

de dood, dat kan voor ons soms bijna even zinloos lijken als voor<br />

de Korintiërs. Aanvaarding van de dood, is dat niet veeleer wat<br />

wij zoeken? Leren leven met de dood; levenskunst die ook<br />

stervenskunst is - dat is ongetwijfeld een heel zinvol streven; maar<br />

het kan voor ons <strong>deze</strong> brief onverstaanbaar maken. Want daarin is<br />

de dood inderdaad de laatste vijand, waarmee ieder vergelijk<br />

uitgesloten is.<br />

Volgens Paulus heb je geen benul van God, wanneer de dood je<br />

aartsvijand niet is. Want God kan niet tegen de dood, Hij kan er<br />

niet mee leven: Volgens de oeroude bijbelse voorstelling roept al<br />

het op aarde vergoten bloed tot Hem; die stem verstaat Hij beter<br />

dan alle begeesterde en extatische taal van de heilige weters.<br />

We moeten dan ook goed zien, waarover het gaat, wanneer hier<br />

over de Dood en de opstanding uit de Dood wordt gesproken.<br />

Het gaat over moord, liquidatie, geweldpleging, uitbuiting. De<br />

Dood is eigenlijk dé Macht in <strong>deze</strong> wereld, waarin geldt: dood is<br />

dood:


Uit de weg ruimen wie je in de weg zit, blijft nog altijd de zekerste<br />

manier om je doel te bereiken. Zo zit <strong>deze</strong> wereld in elkaar.<br />

Dood is dood - wanneer je dat zó accepteert dat je er ook<br />

uiteindelijk vrede mee hebt, dan blijft het gelijk definitief aan<br />

<strong>deze</strong>lfde kant: aan de kant van de moordenaars, van de napalm,<br />

de wurgpaal, de martelkampen, de kernraketten.<br />

Zo kunnen wij misschien begrijpen, dat het ‘reeds nu’ van de<br />

wijze Korintiërs in Paulus’ ogen wat al te zelfgenoegzaam klonk.<br />

Met nadruk stelt hij daar tegenover zijn ‘nog niet’. Het Einde<br />

komt nog. In die tussentijd roept het evangelie ons om nu al vrij<br />

te zijn - vrij voor die toekomst én vrij voor de ander, in de liefde.<br />

Fragmenten uit de eerste brief van Paulus aan de<br />

gemeente van Korinte<br />

1. DWAASHEID VAN GOD<br />

Ik bid jullie in de naam van Jezus, onze Heer en Messias:<br />

spreek allen vanuit éénzelfde gezindheid,<br />

laat er geen scheuringen onder jullie zijn,<br />

wees samengevoegd in één geest en bezieling.<br />

Want mij is over jullie bekend gemaakt<br />

door de huisgenoten van Chloé,<br />

dat er twisten onder jullie zijn.<br />

Ieder heeft zo zijn slagwoord, hoor ik:<br />

‘Ik ben van Paulus’, ‘maar ik van Apollos’,<br />

‘en ik van Kefas, en ik van Christus!’<br />

Is Christus dan in stukken verdeeld?<br />

Is Paulus voor jullie gekruisigd?<br />

Jullie zijn zeker gedoopt in de naam van Paulus?<br />

Ik dank de hemel dat ik niemand van jullie gedoopt heb,<br />

behalve dan Crispus en Gajus.<br />

Nu kan tenminste niemand beweren<br />

dat jullie in mijn naam gedoopt zijn.<br />

0 ja, ook het gezin van Stefanos heb ik gedoopt –<br />

verder zou ik niet weten wie ik nog gedoopt heb.<br />

Christus heeft mij niet gezonden om te dopen,<br />

maar om het evangelie te verkondigen –<br />

niet met mooie en wijze woorden<br />

die het kruis van Christus onschadelijk maken.<br />

Het evangelie, dat woord van het kruis,<br />

is natuurlijk dwaasheid voor <strong>deze</strong> wereld,<br />

die dan ook ten gronde gaat;<br />

maar voor ons is het de kracht van God<br />

die ons zal redden.<br />

Geschreven staat:<br />

‘Wegvagen zal ik de wijsheid van de grote weters,<br />

en het verstand van de verstandigen zal ik verbijsteren.’<br />

Waar zijn ze, de grote weters, de hooggeleerden,<br />

de goedpraters van <strong>deze</strong> wereld?<br />

Heeft God de wijsheid van <strong>deze</strong> wereld niet<br />

als dwaasheid ontmaskerd?<br />

Deze wereld, met al haar wijsheden, heeft Hem niet<br />

gevonden.<br />

Toen heeft Hij in zijn wijsheid besloten,<br />

dat alwie zou geloven in dit dwaze evangelie,<br />

gered zal worden.<br />

En zo zien wij het nu gebeuren:<br />

Joden willen een teken uit de hemel,<br />

Grieken verlangen wijsheid.<br />

Maar wij verkondigen een Messias die gekruisigd is.<br />

Dat is voor Joden aanstoot en ergernis<br />

dat is voor Grieken dwaasheid.<br />

Maar voor hen die geroepen zijn,<br />

Joden of Grieken,<br />

is hij de Messias,<br />

is hij Gods kracht en Gods wijsheid.<br />

Dwaasheid van God, wijzer dan de mensen,<br />

machteloosheid van God, machtiger dan de mensen.<br />

Bedenk eens: wie was je zelf, toen je geroepen werd?<br />

Er waren er niet zoveel onder jullie<br />

die meetelden in de ogen van de mensen,<br />

door geleerdheid, macht, invloed, voorname afkomst.<br />

5<br />

En wat doet God? Het dwaze van de wereld heeft Hij<br />

uitverkoren<br />

om de grote weters te beschamen;<br />

het machteloze van de wereld heeft Hij uitverkoren<br />

om de machten te beschamen;<br />

het minste van de wereld, het verachte,<br />

heeft Hij uitverkoren –<br />

wat niet bestaat, dat heeft Hij uitverkoren<br />

om te ontkrachten het bestaande;<br />

opdat, ten overstaan van Hem,<br />

niets wat bestaat zou roemen op zichzelf.<br />

Uit kracht van God bestaan wij, in Jezus, de Messias.<br />

Wat wijsheid is, gerechtigheid en heiligheid,<br />

wat redding is:<br />

dat is ons, van Godswege,<br />

verschenen en gegeven in Hem.<br />

Daarom, zoals geschreven staat:<br />

‘De wijze moet niet roemen op zijn wijsheid,<br />

de sterke moet niet roemen op zijn kracht.<br />

Wie toch roemen wil, bedenke dit:<br />

dat Ik het ben, zegt God,<br />

die recht en gerechtigheid vestig op aarde.’ (1 Kor.<br />

1 vers 10 -31)<br />

2. WIE WAS IK ZELF?<br />

En ik, wie was ik zelf,<br />

toen ik jullie destijds het evangelie verkondigde<br />

en in jullie midden van Gods kracht getuigde?<br />

Niet met mooie en wijze woorden ben ik tot jullie gekomen,<br />

en niet als een geleerde.<br />

Het was mij duidelijk geworden,<br />

dat ik onder jullie een onwetende zou zijn,<br />

één die niets anders te brengen heeft<br />

dan dat verhaal over Jezus, de Messias,<br />

een gekruisigde Messias.<br />

In grote onzekerheid, in angst en beven,<br />

heb ik vóór jullie gestaan.<br />

De redevoeringen die ik voor jullie afstak,<br />

waren niet onweerstaanbaar door hun welsprekendheid,<br />

maar schitterden door de Geest en de kracht van onze God;<br />

opdat jullie geloof geen mensenwijsheid zou zijn,<br />

maar kracht van God. (1 Kor. 2. vers 1 -5)<br />

3. VERBORGEN WIJSHEID<br />

Wij spreken over de verborgen wijsheid van God,<br />

over wat Hij, van alle eeuwigheid<br />

gewild heeft en in zijn hart gekoesterd:<br />

dat wij ooit zouden uitgroeien<br />

tot mensen in het volle licht.<br />

Geen van de groten der aarde heeft dit ooit beseft.<br />

Anders zouden zij de zoon der mensen niet hebben<br />

gekruisigd.<br />

Zoals geschreven staat:<br />

geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord,<br />

in geen mensenhart is opgekomen,<br />

wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.<br />

(1 Kor. 2 vers 7 - 9)<br />

4. ALLES BEHOORT JULLIE TOE?<br />

Jullie zijn toch de tempel van God. Je weet toch<br />

dat de Geest van God in jullie woont.<br />

wie de tempel van God afbreekt<br />

die zal door God gebroken worden.<br />

Want de tempel van God is heilig,<br />

en die tempel zijn wij.<br />

Laat niemand zichzelf bedriegen:<br />

wie denkt dat hij wijs is, wereldwijs zogenaamd,<br />

moet dwaas worden om wijs te zijn.<br />

De wijsheid van <strong>deze</strong> wereld is dwaasheid voor God.<br />

Zo staat geschreven:<br />

‘Hij is het<br />

die de wijzen in hun eigen listen vangt.’<br />

En ook:<br />

‘De Heer doorziet de gedachten van de wijzen.


Hij weet hoe leeg ze zijn.’<br />

Daarom moet maar niemand zweren bij mensen.<br />

Paulus, Apollos of Kefas, ze zijn allemaal tot jullie dienst.<br />

Deze wereld, leven of dood, heden of toekomst,<br />

alles behoort jullie toe.<br />

Maar jullie zelf zijn van Christus,<br />

en Christus is van God.<br />

(1 Kor. 3. vers 16 - 22)<br />

5. DE GEEST IN DE GEMEENTE<br />

Nu over de gaven van de Geest -<br />

daarover wil ik geen misverstand.<br />

Toen jullie nog heidenen waren,<br />

op stomme afgoden aangewezen,<br />

toen werden jullie ook al in geestvervoeringen meegesleept,<br />

weet je het nog?<br />

Daarom is dit een betrouwbare maatstaf:<br />

niemand die spreekt door de Geest van God<br />

zal zeggen over Jezus: Ik ken die mens niet;<br />

en niemand kan zeggen: ‘Heer is Jezus",<br />

tenzij in de heilige Geest.<br />

Er zijn verschillende begaafdheden,<br />

maar het is <strong>deze</strong>lfde Geest.<br />

Er zijn vele taken te vervullen,<br />

maar het is <strong>deze</strong>lfde Heer die onze dienstknecht is.<br />

Er is oneindig veel werk te doen.<br />

Maar het is één God, alles in allen,<br />

die werkt totdat het volbracht is.<br />

In ieder van ons openbaart zich de Geest,<br />

want ieder heeft zijn eigen gaven<br />

om daarmee allen van dienst te zijn.<br />

Aan de één wordt door de Geest,<br />

een woord van wijsheid gegeven;<br />

aan een ander woorden van wetenschap,<br />

uit kracht van <strong>deze</strong>lfde Geest;<br />

aan een derde, door <strong>deze</strong>lfde Geest,<br />

het geloof dat bergen verzet;<br />

aan weer anderen schenkt hij het vermogen<br />

om ziekten te genezen, om wonderen te doen.<br />

Ook wekt de Geest in heel verschillende mensen<br />

het visioen van de komende wereld,.<br />

en leert hen onderscheiden wat recht en wat slecht is,<br />

en geeft hen vurige tongen om daarvan te getuigen,<br />

en taal om elkaar te verstaan.<br />

Wij allen zijn tot één lichaam gedoopt.<br />

Wij werden allen gedrenkt met één Geest.<br />

Wij vormen tezamen het lichaam van de Messias<br />

en ieder afzonderlijk zijn wij als ledematen.<br />

En niemand kan zeggen tot een ander:<br />

ik heb je niet nodig:<br />

het oog kan niet zeggen tot de hand:<br />

ik heb je niet nodig;<br />

het hoofd kan niet zeggen tot de voeten:<br />

ik heb je niet nodig.<br />

Wij zijn niet allen toegerust met <strong>deze</strong>lfde kracht.<br />

Maar God heeft het lichaam zo gemaakt,<br />

dat de minste leden de kostbaarste zijn;<br />

opdat er geen verdeeldheid zou zijn in het lichaam,<br />

maar alle ledematen voor elkaar zouden zorgen in liefde.<br />

Als er één moet lijden,<br />

delen allen in dat lijden;<br />

als één het goed maakt, delen allen in die vreugde.<br />

Zo horen wij dan bij elkaar als de ledematen van één lichaam.<br />

Zo zijn wij het lichaam van de Messias. (1 Kor. 12 . vers 1 -<br />

27)<br />

6. OPSTANDING VAN DODEN<br />

Ik roep jullie terug naar het evangelie<br />

dat ik jullie verkondigd heb;<br />

dat je aanvaard hebt,<br />

dat de grond is onder je voeten,<br />

en je uitzicht op redding -,<br />

staat het je nog voor ogen zoals ik het je gebracht heb?<br />

Je bent toch niet gaan geloven in het wilde weg?<br />

6<br />

Voor al het andere heb ik jullie doorgegeven,<br />

wat ik ook zelf als traditie ontvangen heb:<br />

Christus is gestorven,<br />

delging van onze zonden,<br />

vervulling van de schriften.<br />

Hij is begraven,<br />

Hij is opgewekt de derde dag,<br />

vervulling van de schriften.<br />

Hij is verschenen aan Kefas, toen aan de Twaalf.<br />

En daarna is hij gezien<br />

in een samenkomst van meer dan vijfhonderd mensen.<br />

de meesten zijn nog in leven,<br />

maar sommigen zijn al dood.<br />

Toen is hij gezien door Jacobus, toen door alle apostelen.<br />

En .toen, het laatst, is hij gezien ook nog door mij,<br />

die de misgeboorte ben.<br />

Ik die de minste ben van de gezondenen,<br />

niet waard genoemd te worden:<br />

‘Afgezant van de Messias’,<br />

omdat ik de gemeente van God heb vervolgd.<br />

Alleen uit kracht van Gods genade ben ik wat ik ben.<br />

En dat Hij mij gratie heeft geschonken,<br />

is niet vergeefs geweest.<br />

Ik heb hard gewerkt, harder misschien dan heel wat<br />

anderen<br />

-ach nee, niet ik, maar Gods genade werkte in mij.<br />

Dus hoe dan ook, of ik het nu zeg of die anderen:<br />

Zo is onze verkondiging,<br />

en zo zijn jullie gekomen tot het geloof.<br />

Als dit dan de verkondiging is:<br />

dat de Messias, Jezus,<br />

zo dood en begraven als hij is,<br />

ten leven werd opgewekt:<br />

hoe kunnen dan sommigen van jullie zeggen<br />

dat ‘opstanding van doden’ niet kan.<br />

Als ‘opstanding van doden’ niet kan,<br />

dan is de Messias ook niet ten leven opgewekt;<br />

en als de Messias niet ten leven is opgewekt,<br />

is onze verkondiging een slag in de lucht,<br />

is jullie geloof een slag in de lucht.<br />

Dan worden wij dus ontmaskerd als valse getuigen van God.:<br />

wij die getuigen, tegen God in,<br />

dat Hij de Messias ten leven heeft opgewekt<br />

- maar dat heeft Hij niet: ‘doden staan toch niet op?’<br />

Als de doden niet opstaan, is ook de Messias niet opgestaan.<br />

Dan is jullie geloof een illusie,<br />

en ben je nog even genadeloos en in zonden verloren.<br />

Dan zijn ook de doden, die in hem ontslapen zijn,<br />

weg, verdwenen, verloren, dood is dood.<br />

Als onze hoop op de Messias niet de grenzen van dit<br />

sterfelijke leven doorbreekt,<br />

dan zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen.<br />

Maar zo is het niet.<br />

De Messias, dood en begraven,<br />

werd ten leven opgewekt.<br />

En dat betekent, dat hij de eerste vrucht is<br />

van de grond waarin de doden verzonken zijn.<br />

Door een mens kwam de dood.<br />

Door een mens komt ook de opstanding van de doden.<br />

Allen moeten sterven zoals Adam.<br />

Allen zullen levend worden in de Messias.<br />

Maar niet voordat de tijd gekomen is.<br />

De Messias is ten leven opgewekt als eersteling.<br />

Pas later zullen ten leven worden opgewekt,<br />

-ooit, als hij komt-:<br />

allen die hem toebehoren,<br />

al die verworpenen van wie hij er één is.<br />

En dat is dan het einde.<br />

Wanneer hij alle machthebbers van <strong>deze</strong> wereld heeft<br />

weggevaagd,<br />

zal hij zijn koninkrijk overdragen aan zijn God en Vader.


Zover is het nu nog niet.<br />

Het koninkrijk van de Messias is al in <strong>deze</strong> wereld,<br />

maar nog onvervuld is het woord van de Schrift<br />

‘dat alle vijanden aan zijn voeten zijn neergelegd’.<br />

En ook de dood, die laatste vijand, is nog niet overwonnen.<br />

Maar als ook de dood door hem onderworpen is,<br />

zal de zoon van God neerknielen voor zijn Vader<br />

en zeggen: nu is het volbracht.<br />

Dan zal God alles in allen zijn. (1 Kor.15. 1-28)<br />

DE GRENZELOZE PAULUS 3<br />

Alex van Heusden<br />

In de tweede jaargang van <strong>Maandbrief</strong> voor Leerhuis & Liturgie, aflevering<br />

1 en 2 (1997), verschenen twee artikelen in een serie over de brieven van<br />

Paulus. Door omstandigheden kon die reeks niet worden voortgezet. Deze<br />

derde aflevering behelst een samenvatting van de vorige twee - om het<br />

geheugen op te frissen - en enkele aanvullende kanttekeningen.<br />

1.<br />

Ook in zijn eigen dagen was Paulus (Sja’oel van-huis-uit, Grieks:<br />

Saulos) een controversiële figuur, wiens geschriften voor velerlei<br />

misverstand vatbaar waren. Dat is sindsdien altijd zo gebleven.<br />

Er zijn dan ook verschillende ‘Paulus-mythen’ in omloop,<br />

positief en negatief van aard. Enkele stammen al van eeuwen<br />

her. Nu eens wordt Paulus beschouwd als de eigenlijke stichter<br />

van het christendom, dan weer wordt de oorsprong van het<br />

christelijke anti-judaïsme aan hem toegeschreven, en ook het<br />

schisma tussen jodendom en christendom zou door <strong>deze</strong><br />

‘apostel van de heidenen’ zijn bewerkt. Van al die mythen - er<br />

zijn nog andere dan de hier genoemde - bestaan ook weer<br />

mengvormen en zij worden, om het nog ingewikkelder te<br />

maken, bovendien verschillend gewaardeerd.<br />

Het cruciale punt is telkens weer Paulus’ verhouding tot de Tora,<br />

in de christelijke traditie doorgaans tendentieus de ‘joodse wet’<br />

genoemd. De gezaghebbende kerkvaders van de eerste eeuwen<br />

meenden dat ook voor Paulus zelf de kerk de plaats had<br />

ingenomen van Israël en de Tora dus haar betekenis had<br />

verloren. Vervolgens poneerden de leidende Reformatoren de<br />

stelling dat de ‘rechtvaardiging door het geloof zonder de<br />

werken der wet’ tot het centrum behoorde van Paulus’ eigen<br />

denken. En sinds het begin van de negentiende eeuw zijn de<br />

meeste historisch-kritische geleerden de opvatting toegedaan dat<br />

het gedachtegoed van Paulus niet geworteld is in de farizeesrabbijnse<br />

mondelinge leer, maar de typische structuur vertoont<br />

van het Griekse denken. Alle drie onjuist, zoals ik in <strong>deze</strong> reeks<br />

artikelen hoop aan te tonen.<br />

2.<br />

Volgens het boek Handelingen der apostelen was Paulus<br />

afkomstig uit Tarsus in Klein-Azië (Hnd 9:11), ontving hij zijn<br />

opleiding in Jeruzalem ‘aan de voeten van Gamli’el’ (Hnd 22:3)<br />

en was hij tentenmaker van beroep (Hnd 18:2). Deze<br />

biografische notities hebben we evenwel uit de tweede hand. In<br />

zijn brieven rept Paulus er met geen woord over. Daar<br />

benadrukt hij vooral zijn jood-zijn (vgl. Gal 1:11-24; Fil 3:5-9).<br />

Paulus is dan ook altijd jood gebleven, nooit christen geworden,<br />

ook niet toen hij zich bekende tot Jezus messias. Van<br />

christendom in onze zin van het woord was toen nog <strong>hele</strong>maal<br />

geen sprake.<br />

Niet alle dertien brieven die op naam staan van Paulus, moeten<br />

ook aan hem worden toegeschreven. Zo is de auteur van de brief<br />

aan de gemeente van Efese naar alle waarschijnlijkheid een<br />

leerling van Paulus. Vrijwel zeker zijn de tweede brief aan de<br />

gemeente van Tessalonika, de twee brieven aan Timotheüs en de<br />

brief aan Titus niet van Paulus afkomstig. Dan blijven er zeven<br />

brieven over: de brief aan de Romeinen, de twee brieven aan de<br />

7<br />

gemeente van Korinte, de brief aan de Galaten, de brief aan de<br />

Filippenzen, de eerste brief aan de gemeente van Tessalonika en<br />

het kattenbelletje aan Filemon. Er is gerede aanleiding te spreken<br />

van een ‘Paulus-school’, eerder dan over één afzonderlijke<br />

figuur. Een geschrift op naam zetten van een gezaghebbend<br />

leraar om het zo status te verlenen was in de Oudheid een<br />

gebruikelijk en geaccepteerd procédé.<br />

Paulus (de ‘Paulus-school’) schreef brieven, geen opstellen of<br />

afgeronde theologische traktaten. Brieven schrijven is iets heel<br />

anders dan een Kirchliche Dogmatik schrijven. Het ging Paulus<br />

primair om een geordend leven in de gemeente. Zijn brieven<br />

moeten daarom worden verstaan als vormen van praktisch<br />

onderricht, in antwoord op vragen die hem uit allerlei hoeken<br />

bereikten. Het zijn gelegenheidsgeschriften, toegesneden op<br />

lokale situaties, in een concrete historische en ook sociologische<br />

context. Pas als aan <strong>deze</strong> gegevens recht wordt gedaan, kunnen<br />

we de beschouwingen over ‘de rechtvaardiging door het geloof’<br />

en de betekenis van de Tora in hun juiste proporties zien. Ze<br />

vormen niet de hoeksteen van Paulus’ denken.<br />

Paulus was geen ontwerper van een systematische theologie, hij<br />

formuleerde geen eeuwige waarheden. Hij was een tijdgebonden<br />

denker die worstelde met de vraag hoe joden en niet-joden met<br />

elkaar moesten leven, anticiperend op een nieuwe tijd waarin alle<br />

scheidsmuren tussen mensen zouden zijn afgebroken (vgl. 1 Kor<br />

7:18-20). Als ergens de hoeksteen van Paulus’ denken moet<br />

worden gezocht, dan wel hier.<br />

3.<br />

Zoals uit het bovenstaande blijkt, kennen we Paulus niet alleen<br />

uit die zeven brieven, maar ook uit het boek Handelingen der<br />

‘gezondenen’ (Grieks:apostôloi). Iets meer dan de helft van dat<br />

boek verhaalt de reizen van Paulus in de diaspora.<br />

In het openingstafereel van Handelingen geeft de auteur - Lukas,<br />

volgens de traditie - aan wat hem met dit werk voor ogen stond.<br />

Veertig dagen lang onderricht de opgestane Jezus zijn<br />

‘gezondenen’ over het koninkrijk van God. Zij vragen hem:<br />

‘Heer, herstelt jij in <strong>deze</strong> tijd het koningschap voor Israël? (Hnd<br />

1:6). Hij antwoordt hen (Hnd 1:7-8):<br />

Het is niet aan jullie tijden en uren te kennen<br />

die de vader tot zijn eigen volmacht rekent,<br />

maar jullie zullen kracht ontvangen van de heilige geest<br />

die over jullie zal komen,<br />

en jullie zullen mijn getuigen zijn<br />

in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria,<br />

en tot het uiteinde der aarde.<br />

Dit is het programma van Handelingen dat vervolgens wordt<br />

uitgevoerd, zevenentwintig hoofdstukken lang. Dit programma<br />

bestaat uit drie onderdelen of fasen: eerst Jeruzalem, dan Judea<br />

en Samaria, tenslotte het ‘uiteinde der aarde’.<br />

In Jeruzalem is Petrus de eerste ‘getuige’ (Hnd 2-5). Vervolgens<br />

is het Filippus, een der zeven ‘diakenen’ van de Griekstalige<br />

joden in de gemeente, die ‘de messias verkondigt’ (Hnd 8:5) in<br />

Judea en Samaria. Aan de laatste fase, de verkondiging tot ‘het<br />

uiteinde der aarde’, gaat een dubbele ‘omkeer’ vooraf. Eerst<br />

wordt het verhaal verteld van Paulus’ omkeer in de buurt van<br />

Damascus (Hnd 9); direct daarna volgt een vergelijkbaar verhaal<br />

over Petrus die als eerste een niet-jood toelaat tot de gemeente<br />

(Hnd 10). De weg naar de wereld der volkeren, de gojiem, ligt<br />

vanaf nu open. Paulus begeeft zich op die weg. Vanuit Antiochië<br />

onderneemt hij zijn eerste grote reis naar het zuidelijk deel van<br />

Klein-Azië (Hnd 13-14). De volgende twee reizen brengen<br />

Paulus via Klein-Azië naar Griekenland (Hnd 15-21). Zijn laatste<br />

reis maakt hij als gevangene naar Rome: een spannend verhaal<br />

met storm en schipbreuk. Het boek handelingen eindigt in<br />

Rome, ‘het uiteinde der aarde’, de wereldhoofdstad. Daar, in het


hol van de leeuw, verkondigt Paulus het koninkrijk van God ‘in<br />

alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering’ (Hnd 28:31).<br />

4.<br />

Hoe het Paulus verder in Rome verging? Daarover geen woord.<br />

Het boek handelingen is geen biografie van Paulus, maar is wél<br />

geschreven in de geest van Paulus. Het biedt geen nauwkeurig<br />

historisch verslag, maar is de neerslag in verhaalvorm van een<br />

politieke strategie.<br />

Begin en einde van Handelingen zinspelen op <strong>deze</strong> strategie en<br />

vormen zo het verklarend kader voor het <strong>hele</strong> boek. De<br />

verhouding tussen Israël en de volkeren is hier in het geding. In<br />

de openingsscène van Handelingen brengen Jezus’ leerlingen het<br />

‘herstel van het koningschap voor Israël’ ter sprake; wanneer zal<br />

dat geschieden? (Hnd 1:6). Het antwoord: daarover speculeren<br />

heeft geen zin, de verleiding om je in dwaze avonturen te<br />

begeven wordt daardoor te groot, terwijl je geen kans van slagen<br />

hebt, want Rome is oppermachtig - ook de messias Jezus heeft<br />

het tegen Rome moeten afleggen. In plaats daarvan - zegt de<br />

opgestane Jezus ‘volgens Handelingen’ -: wees mijn getuigen in<br />

Jeruzalem, in het joodse land en in heel de bewoonde wereld.<br />

Anders gezegd: er is alleen kans op herstel van het koningschap<br />

voor Israël, als het joodse volk een verbond sluit met de andere<br />

volkeren die door Rome als slaven worden behandeld. Dit<br />

strategische programma wordt in het boek Handelingen<br />

uitgevoerd, met Paulus als voornaamste speler op het toneel van<br />

de geschiedenis.<br />

De auteur van handelingen schrijft geschiedenis, maar niet<br />

volgens moderne maatstaven. Zijn interesse gaat niet uit naar<br />

wat er precies is gebeurd, maar naar wat er gebeuren moet: de<br />

verspreiding over de <strong>hele</strong> bewoonde wereld van het goede<br />

nieuws dat het koninkrijk van God zal komen. Hij schrijft in de<br />

oude, profetische taal van de hoop. Het slot van Handelingen<br />

maakt dit duidelijk. Wanneer Paulus gevankelijk naar Rome is<br />

weggevoerd, waar hij het programma van dit boek voltooit, zegt<br />

hij tot de leiders der joden in de eeuwige stad: ‘Om de hoop van<br />

Israël draag ik <strong>deze</strong> keten’ (Hnd 28:20).<br />

Het boek Handelingen vertelt wat er volgens de visie van de<br />

auteur gebeuren moet. Volgens hem is dit een reële politieke<br />

optie en dus een reële politieke opgave, maar alle beschikbare<br />

krachten moeten daartoe worden ingezet, alle neuzen moeten<br />

wijzen in <strong>deze</strong>lfde richting. Daarom schetst Lukas een<br />

rooskleuriger verleden dan historisch aannemelijk is. Het<br />

verleden wordt geretoucheerd (in de Oudheid al sinds<br />

Herodotos een normaal gebruik en de geschriften van Israël<br />

vormen daarop geen uitzondering). Paulus ‘volgens<br />

Handelingen’ is een legendarische held die manmoedig en<br />

zonder aarzeling afgaat op zijn doel. Dit staat op gespannen voet<br />

met Paulus’ zelfportret in zijn brieven: die getuigen van twijfel,<br />

mislukkingen, diepgaande conflicten, lijden en soms bittere<br />

eenzaamheid. Ook de spanningen die er waren met de leiders<br />

van de gemeente in Jeruzalem, de ‘zuilen’, zijn in Handelingen<br />

bijna <strong>hele</strong>maal weggepoetst.<br />

In dit verband is het opmerkelijk dat Handelingen nergens<br />

verwijst naar de brieven van Paulus. Wist Lukas niet dat ze<br />

bestonden? Of vond hij ze niet bruikbaar voor zijn relaas? Vrij<br />

algemeen wordt verondersteld dat de brieven van Paulus (en van<br />

zijn leerlingen die zijn naam gebruikten) lange tijd alleen bekend<br />

waren in de gemeenten waaraan ze waren gericht, en pas rond<br />

het jaar 100 werden verzameld en brede kring publiek gemaakt.<br />

5.<br />

In de volgende aflevering van <strong>Maandbrief</strong> voor Leerhuis & Liturgie<br />

komen de volgende onderwerpen aan de orde:<br />

• de mogelijke relatie tussen Lukas - de schrijver van<br />

Handelingen - en Paulus, en de consequenties daarvan voor<br />

het verstaan van Handelingen;<br />

8<br />

• het verhaal van Paulus’ omkeer nabij Damascus volgens<br />

Handelingen en Paulus’ eigen visie daarop volgens de brief<br />

aan de Galaten;<br />

• het conflict tussen Paulus en de gemeente in Jeruzalem<br />

volgens Handelingen en volgens Galaten.<br />

MEDEDELINGEN VAN STICHTING<br />

LEERHUIS EN LITURGIE<br />

Erratum:<br />

Op de achterste pagina van de vorige <strong>Maandbrief</strong>, jaargang 6 nr<br />

8/9, is een hinderlijke fout geslopen:<br />

onder het kopje Westlandse Vespers moet het telefoonnummer<br />

van ds Paul Saraber zijn: 0174-642656<br />

Deel IV van de serie Onze God en jullie God zijn één –<br />

Joodse achtergronden van de Islam door Kees Kok, wordt in<br />

het volgende nummer van de <strong>Maandbrief</strong> voortgezet.<br />

LIEDDAGEN<br />

9 FEBRUARI 2002<br />

DOMINICUSKERK AMSTERDAM<br />

Op het programma staat, onder andere, een aantal liederen van<br />

de nieuwe CD van Antoine Oomen: ‘Woord dat ruimte schept’<br />

en repertoire ‘met het oog op Pasen’.<br />

Muzikale leiding: Tom Löwenthal<br />

Begeleiding: Henri Heuvelmans<br />

Aanvang: 10:30 (kerk open om 10:00)<br />

Pauze: 12:30-13:30/15:30-16:00<br />

Afsluiting: 16:00-16:30<br />

Kosten: € 13,60 inclusief koorpartijen.. Gaarne gepast betalen.!<br />

Koffie en thee verkrijgbaar; lunchpakket meenemen<br />

Reserveren: 020-6256940 of leerhuis@leerhuisenliturgie.nl<br />

Plaats: Dominicuskerk, Spuistraat 12 (ingang achterzijde,<br />

Korsjespoortsteeg). Op loopafstand van het Centraal Station.<br />

23 FEBRUARI 2002<br />

OUDE KERK, NAALDWIJK<br />

Het programma zal in grote lijnen gelijk zijn aan dat in de<br />

Dominicus.<br />

Muzikale leiding: Tom Löwenthal<br />

Begeleiding: Henri Heuvelmans<br />

Aanvang: 10:30 (kerk open om 10:00)<br />

Pauze: 12:30-13:30/15:30-16:00<br />

Afsluiting: 16:00-16:30<br />

Kosten: € 13,60 inclusief koorpartijen.. Gaarne gepast betalen.!<br />

Koffie en thee verkrijgbaar; lunchpakket meenemen<br />

Reserveren: 020-6256940 of leerhuis@leerhuisenliturgie.nl<br />

Plaats: Oude kerk, Wilhelminaplein, Naaldwijk

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!