deze hele Maandbrief - Huub Oosterhuis
deze hele Maandbrief - Huub Oosterhuis
deze hele Maandbrief - Huub Oosterhuis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
MAANDBRIEF Jaargang 5 no 1, februari 2000<br />
LIED 2000<br />
<strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong><br />
VOOR LEERHUIS & LITURGIE<br />
Om te zien een nieuwe aarde<br />
om te gaan een wereld wijd<br />
om een zacht en onbezwaarde<br />
mens te zijn in nieuwe tijd.<br />
Om een stem uit vuur te horen<br />
om een naam van eeuwigheid -<br />
om steeds nieuw die naam te horen.<br />
Om in nacht- en ontij-uren,<br />
en er daagt geen morgenrood,<br />
staande voor de heetste vuren<br />
niet te vluchten in de dood.<br />
Dat wij onze zielen keren<br />
naar het land van wijn en brood -<br />
dat wij daartoe ons bekeren.<br />
Dat wij onze weg van dagen<br />
zonder spijt ten einde gaan,<br />
dat wij willig zijn te dragen<br />
en te doen wat moet gedaan -<br />
onze doden niet verzwijgen,<br />
allen recht doen naam voor naam.<br />
En dan nu in vrede zwijgen.<br />
1<br />
INHOUD<br />
HET LIED VAN DE AARDE<br />
Toespraak n.a.v. de uitvoering van<br />
het Lied van de aarde op 20 februari<br />
2000 in de Dominicuskerk in<br />
Amsterdam<br />
<strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong><br />
HET VERHAAL VAN EEN LEVENDE<br />
Over Jezus. Toespraak, gehouden in<br />
de serie Leerhuisdiensten in<br />
Wognum, op 30 januari 2000.<br />
Kees Kok<br />
DE GROTE WOORDEN VOORBIJ<br />
Bert ter Schegget<br />
Over de ontwikkeling van zijn<br />
theologisch denken<br />
TWEE BOEKBESPREKINGEN<br />
1. Dr H. van der Linde, Het Koninkrijk<br />
van God<br />
2. Jan van Kilsdonk, Met het licht van<br />
jouw ogen...zegen mij.<br />
Kees Kok<br />
PSALM 1, 2 EN 3<br />
herdicht door<br />
Hein Walter<br />
MEDEDELINGEN<br />
Uitvoeringen van de Lukaspassie<br />
Vesper met <strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong> in<br />
De Weere<br />
Colofon<br />
MAANDBRIEF VOOR LEERHUIS EN<br />
LITURGIE<br />
ISSN 1385 0326<br />
Uitgave van de Stichting Leerhuis &<br />
Liturgie<br />
(sinds 1980)<br />
Eindredactie: Kees Kok<br />
Redactie en administratieadres:<br />
Postbus 17268, 1001 JG Amsterdam<br />
tel: (020) 6256940<br />
e-mail: LNL@rodehoed.nl<br />
gironr abonnementen: 540443<br />
Abonnementsprijs: fl 40,- per jaar;<br />
België: BF1100; overige landen in Europa<br />
fl 55,-<br />
buiten Europa fl 40,- plus verzendkosten<br />
Giften en bijdragen aan het<br />
compositiefonds en andere activiteiten van<br />
SLL zijn fiscaal aftrekbaar en zeer welkom<br />
op giro 395505
HET LIED VAN DE AARDE<br />
<strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong><br />
1<br />
Er was eens een Perzische koning die de zee liet geselen<br />
omdat die op een dag toen hij zijn vloot liet uitvaren, te keer<br />
ging. Er was eens een tijd, dat honden, als zij gebeten<br />
hadden, voor de rechter werden gebracht, veroordeeld en<br />
opgehangen. Kijk, dat doen we nu niet meer, omdat we nu<br />
weten dat de zee en de hond er niets aan kunnen doen.<br />
Welnu: we moeten leren inzien, dat ook de mens, net als de<br />
zee en de hond, er niets aan kan doen. Zomin als de zee en<br />
de hond is de mens vrij om zelf te kiezen wat hij doet.<br />
Wie onbevangen naar de mensen kijkt, ziet, dat zij niet bij<br />
machte zijn hun daden te kiezen. De één doet dit, naar zijn<br />
aard, de ander dat, ook naar zijn aard.<br />
En wat de één doet, noemt de ander slecht; en omgekeerd.<br />
En wat je zelf doet, noem je goed, natuurlijk. Vrijheid? Er<br />
bestaat geen vrijheid. En dus geen schuld. En dus geen<br />
verantwoordelijkheid. Je kón gewoon niet anders doen dan<br />
wat je deed. Je bent een rotzak, - dat blijkt wel uit wat je<br />
gedaan hebt. Als je het niet was, had je toch zeker wel iets<br />
anders gedaan.<br />
Maar je kan er niets aan doen, je bent nu eenmaal zo. Net als<br />
de hond. Net als de zee.<br />
We kunnen wel een ‘morele code’ opstellen waaraan we<br />
onszelf en anderen dan natuurlijk moeten houden, een<br />
systeem van afspraken, op grond van een<br />
meerderheidsoordeel. Maar we moeten inzien dat <strong>deze</strong> code<br />
even betrekkelijk is als wij mensen onvrij zijn. Vrijheid is een<br />
illusie.<br />
2<br />
Zo wordt gedacht en gevoeld – in die volgorde? Of eerst<br />
gevoeld en dan gedacht? En iedere gedachte haalt zijn gelijk<br />
bij de feiten: kijk dan wat er met je gebeurt: mensen – moet je<br />
ze zien – trek je conclusies, wat nou vrijheid, ja vrijheid om<br />
elkaar uit te moorden.<br />
Zo wordt gedacht, in brede stromen. Er wordt ook tegenin<br />
gedacht, tegen de stroom op. En toch – denken.<br />
Een joodse man, al een beetje oud, in de zeventig, zei in een<br />
interview: ‘Als ik zou moeten geloven dat de mens slecht is<br />
vind ik het zo hopeloos worden, ik verkies te denken dat<br />
mensen wel deugen, dat vind ik een creatiever uitgangspunt’.<br />
Of hij wel eens in Jad Vashem was geweest, vroeg de<br />
interviewer, ook een joodse man, een beetje jonger, maar oud<br />
genoeg om dit te mogen vragen, - Jad Vashem is het<br />
gedachtenishuis aan de Shoa, in Jerusalem, waar alle feiten<br />
zijn gedocumenteerde - ; ja daar was hij geweest, vele malen,<br />
hij vond Jad Vashem een monument van hoop en<br />
overlevingskracht: je ziet al dat verleden onder ogen en je<br />
zegt ‘en nu leven’. Dat moet je maar kunnen, zei de<br />
interviewer. Dat moet je elkaar leren, zei de ondervraagde en<br />
toen met een gebaar van ‘ach ik, hoor mij’: ‘ach het is<br />
onredelijk optimisme – maar ik heb het wel’.<br />
3<br />
De bijbel heeft het ook. Dat tegen de stroom in denken, dat<br />
‘en toch’ – denken. In de bijbel wordt - en dat is literair,<br />
verhaaltechnisch, natuurlijk een meesterlijke vondst -, in de<br />
bijbel is God, dé God, de God der goden, de bevrijder God,<br />
de schepper van Hemel en Aarde – God … die is de<br />
2<br />
woordvoerder van dat ‘en-toch-denken’, van dat ‘onredelijke<br />
optimisme’.<br />
‘Nu laat ons mensen maken naar ons beeld, die op ons<br />
gelijken’, zegt God, op de eerste bladzijde van de Bijbel.<br />
‘En god schiep de mens naar zijn beeld, beeld van God<br />
schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.’<br />
Zo wordt de hoop op de toekomst van de mens gefundeerd<br />
in de oorsprong van de mens.<br />
Wat betekent het in het bijbelse ‘denken’ – want denken is<br />
het, ook al gaat het er anders toe dan bij Plato, Descartes en<br />
Heidegger – wat wil dat zeggen, dat God de mens naar zijn<br />
beeld geschapen heeft – de mens, - mensheid -, ieder mens in<br />
zichzelf en alle mensen tezamen; wat roept dat op, ‘naar zijn<br />
beeld’? Dat hij ons ‘tot vrijheid’ geschapen heeft – in het<br />
bijbelse denken wordt die slag van mensheid naar óns<br />
onmiddellijk en altijd gemaakt, er staat mens, het gaat om jou,<br />
jij bent die mens. Jij bent vrij gemaakt, tot vrijheid bestemd<br />
en geroepen – ‘jij bent’ betekent altijd ‘jij bent wordende’, jij<br />
zal zijn, jij bent doende.<br />
Vrij ben je naar het beeld van God? Hoe is God vrij? God is<br />
niet vrij in de betekenis van willekeurig, maar in de betekenis<br />
van bevrijdend.<br />
4<br />
Elkaar bevrijden uit alle denkbare vormen van<br />
onderdrukking, dat is naar Gods beeld. Onderdrukking en<br />
verslaving voorkomen, is naar Gods beeld. Jezelf bevrijden<br />
uit angst en zelfhaat, om misschien ooit een ander te kunnen<br />
liefhebben, dat is naar Gods beeld – of noem het ‘in zijn<br />
geest’.<br />
Elkaar bevrijden van schuldenlasten, elkaar vergeven. En<br />
zoeken naar een medicijn tegen kanker, tegen Aids. En de<br />
wereld zo omvormen, dat ziekte en natuurrampen niet<br />
worden afgewenteld op de armste mensen – kinderen – dat is<br />
men worden naar Gods beeld. En dat noem je vrijheid. Ja dat<br />
noem ik vrijheid, zegt de God van de bijbel die een andere is<br />
dan die van Plato, Descartes en Heidegger en vele andere<br />
filosofen.<br />
Kán dat? Dat kan wórden, daartoe ben je geschapen, zegt de<br />
God van de Bijbel. In het Lied van de aarde zingt God met de<br />
stem van een sopraan:<br />
Ik zíe wel wat gebeurt.<br />
Ik hoor het bange schreeuwen<br />
der ganse creatuur,<br />
de noodkreet der verdrukten.<br />
Maar ook wat nog niet is<br />
zie ik, vóór mijn ogen:<br />
hun komende bevrijding,<br />
dat zij tot vrijheid groeien,<br />
dat zij elkaar bevrijden<br />
en doen leven.<br />
Ik weet wat ik ooit zal zijn.<br />
Mensheid naar mijn beeld<br />
is nog maar pas begonnen.<br />
Tegenstem:<br />
Maar kijk toch wat wij doen:<br />
onze vrijheid gebruiken<br />
om elkaar te doen sterven.<br />
Hoe lang nog kunt gij aanzien<br />
dat wij zijn die wij zijn?
Stem van God:<br />
Werd ooit een land in één dag geboren,<br />
Een huis gebouwd in drie dagen?<br />
Wie temt met één vuistslag de zee?<br />
Wie oogst op de dag van het zaaien?<br />
5<br />
Maar de mensen doen het niet. Ze doen het tegendeel, dood<br />
en verderf. Kijk maar! schreeuw je.<br />
Maar er zijn mensen die het doen, nog niet alles is verloren.<br />
Kijk maar! zegt de bijbel dan.<br />
En terwijl, tot in de kleinste details, wreedheid en ontrouw,<br />
dood en verderf gekend en beschreven worden, worden ze in<br />
geen enkel bijbels geschrift ooit één moment tot noodzaak<br />
verheven of als doem geaccepteerd. Wat mensen ook<br />
uitspoken, ze blijven mensen. Ze kunnen zich zelfs ieder<br />
moment bekeren. En het woord van <strong>deze</strong> God, hét woord<br />
over vrijheid, hebt elkander lief, doe recht, doe wat goed is, is<br />
in <strong>deze</strong> wereld. Het ‘woont’ in ons midden, het ‘gaat’ met ons<br />
mee, het werkt op ons in. En waar het gedaan wordt, zal het<br />
aangezicht van de aarde opklaren, nieuw worden.<br />
En voor zover dat woord door mensen gedaan wordt, vlees<br />
wordt in mensen, ‘is’ God in mensen:<br />
Ik zal er zijn, in allen<br />
die zich ontfermen over elkaar,<br />
de aarde dienen en hoeden,<br />
de chaos keren. Vrees niet.<br />
Ik zal er zijn in mensen.<br />
6<br />
Tegen alle zelfhaat, moedeloosheid en cynisme in denkt de<br />
bijbel de gedachte, dat er een God is die mensen hoogacht,<br />
die hen gelooft, die ons krediet geeft. En die onze liefde<br />
begeert. Hoe zou hij onze liefde begeren, als hij ons niet vrij<br />
gemaakt had om hem die liefde te geven of te weigeren?<br />
Niemand begeert toch liefde van een ander als die niet vrij is<br />
om liefde te geven? Waarom heeft hij ons vrij geschapen?<br />
Omdat hij vriendschap wou, gelijkwaardige liefde.<br />
In vele hersens broeit nog steeds de gedachte aan een<br />
almachtige god? Een god die het kwaad dat mensen elkaar<br />
aandoen, zou kunnen verhinderen, maar dat niet doet – zo’n<br />
god is niet te doen. Een god die mensen smeekt zich tot<br />
elkaar te bekeren, zo’n God is te doen.<br />
7<br />
In Jezus, volwassen geworden in de traditie van het bijbelse<br />
denken ‘in hem die leefde voor het aangezicht van die God,<br />
is het gezien: dat het te doen is. Als ‘een uit onze kring’ staat<br />
hij voor de velen die waar ook ter wereld in het verborgene,<br />
doen ‘wat vandaag nog gedaan moet’:<br />
De aarde stond op bederven.<br />
Toen waren er mensen die dachten:<br />
donder dan maar in de afgrond.<br />
Maar andere mensen namen de aarde<br />
en wasten haar in hun bloed.<br />
En de aarde genas<br />
en werd een nieuwe aarde.<br />
Zo moge het zijn.<br />
Amsterdamse Studentenekklesia 20 februari 2000<br />
3<br />
HET VERHAAL VAN EEN<br />
LEVENDE<br />
Kees Kok<br />
Jezus, het verhaal van een Levende, zo luidt de treffende titel van<br />
een groot boek van de theoloog Edward Schillebeeckx. Dat<br />
Jezus heeft geleefd en is gestorven, weten we wel zeker. De<br />
schaarse buiten-bijbelse historische bronnen zijn vooral door<br />
hun onnozelheid zeer betrouwbaar. Maar het gaat in de<br />
verhalen over hem niet zozeer om Jezus als historisch<br />
individu, maar om de 'figuur van Jezus' die oprijst uit al die,<br />
soms heel verschillende verhalen, die elkaar in de rede vallen,<br />
trachten te overbieden en soms ook tegenspreken. De<br />
evangeliën zijn als vier oude mannen in een dorpshuis die in<br />
eigen kleurrijke variaties hetzelfde verhaal vertellen. Het is<br />
allemaal even waar en het is zinloos en zonde om te proberen<br />
uit al die verhalen de enige echte historische Jezus te<br />
destilleren; dan glipt het als zand door de vingers.<br />
Het jaar zeventig<br />
Het Jezus-verhaal is ontstaan en gegroeid in de jaren dertig<br />
tot negentig van de eerste eeuw van onze jaartelling. Dat is<br />
een belangrijk en lang verwaarloosd gegeven. In die jaren<br />
woedde in het land van Israël een hevige strijd tussen de<br />
Romeinse bezetter en het joodse verzet: de vrijheidsstrijders.<br />
Het verging Israël in die dagen niet veel beter dan het<br />
Tsjetsjenië van vandaag. De Romeinen maakten korte metten<br />
met de joodse rebellen en verwoesten Jeruzalem, zoals de<br />
Russen deden met de Tsjetsjeense rebellen en met Grozny.<br />
Dat daarbij veel meer onschuldige burgers - vrouwen,<br />
kinderen, bejaarden - omkomen dan echte rebellen, is voor<br />
alle grootmachten sinds mensenheugenis een aanvaardbaar<br />
risico. In het jaar zeventig bood het joodse land een<br />
troosteloze aanblik, met op elke heuvel de<br />
terechtstellingskruisen met de gehangenen.<br />
Jezus wordt in de evangeliën getekend als één van de eerste,<br />
gekruisigde slachtoffers van de Romeinen. Aan welke kant<br />
stond hij? Niet aan de kant van de Romeinse machthebbers<br />
en de collaborerende Sadduceeën en hogepriesters. Maar ook<br />
niet aan de kant van de rebellen. Hij koos consequent voor<br />
de slachtoffers: de armen, de hongerenden, de waanzinnigen<br />
van verdriet, ja zelfs de doden. Het verhaal over de<br />
opwekking van Lazarus, in het evangelie van Johannes, is één<br />
groot troostverhaal voor alle moeders en zusters van de<br />
talloze doden die het gevolg waren van de opstand. Wat<br />
hebben wij, heidenen uit het hoge Noorden, zo'n 2000 jaar<br />
na dato, nog te maken met die joodse man die geen<br />
opstandeling wilde zijn, maar wel als zodanig is<br />
terechtgesteld? Voor zijn joodse volgelingen was hij de<br />
belichaming van het langverwachte herstel van de nationale<br />
onafhankelijkheid; de koning, gezalfde, messias van God, die<br />
hen eindelijk zou verlossen van eeuwenlange vreemde<br />
overheersing; die het koningschap uit de lang vervlogen<br />
dagen van David en Salomo zou herstellen.<br />
Hoe kan dat verwachtingspatroon voor ons nog van enige<br />
betekenis zijn? Misschien hadden wij hier in de oorlogsjaren<br />
soortgelijke verwachtingen: de terugkeer van Wilhelmina en<br />
de bevrijding van Nederland. En in <strong>deze</strong> dagen van<br />
ongekende welvaart en vrije markt rest ons alleen nog de met<br />
behulp van de pulp opgeblazen verwachting van de<br />
definitieve komst van Maxima.
Dwars<br />
Welke rol speelt de 'figuur van Jezus' met zijn vreemde titels<br />
in wat wij geloven; wat komt ons van hem geloofwaardig<br />
voor, wat raakt ons, zodat wij herademen of ons zelfs<br />
‘herboren’ voelen? Is er nog wel eens sprake van zo’n<br />
Jezuservaring? Heeft Kuitert niet gelijk als hij zegt dat veel<br />
'Jezusvroomheid' gebaseerd is op Jezusbeelden die moeten<br />
worden beschouwd als religieuze en/of leerstellige kitsch? Ik<br />
kan me in elk geval weinig voorstellen bij de innige relatie die<br />
veel expliciete geloofsgetuigen uit evangelicale kringen met<br />
hun Jezus hebben. En ik zal ook niet gauw overgaan tot het<br />
aanbrengen van een verchroomd visje op het achterwerk van<br />
een van de afgoden van <strong>deze</strong> welvaartsstaat, de auto.<br />
Jezus komt in de evangeliën in elk geval niet over als een<br />
pakkende figuur met een mond vol mooie spreuken; hij is<br />
geen lieflijke goeroe, geen mooie baardman met verleidelijke<br />
stem. Meer een rusteloze onruststoker die je je rust niet gunt:<br />
'Kun je niet één uurtje met mij waken?'; 'Wie wil komen<br />
achter mij aan, dat zij afzien van zichzelf en hun kruis<br />
opnemen alle dagen en mij volgen'; dat kun je toch moeilijk<br />
een blijde boodschap noemen. 'Wie hun ziel en zaligheid<br />
willen behouden - die redden het niet.' Dat zijn impopulaire<br />
mededelingen in <strong>deze</strong> tijd van hebben en houden, waarin van<br />
zondag tot zondag geen einde komt aan het kopen. Wie<br />
neemt er nog zijn kruis op - wie gaat hem nog zonder vaste<br />
woon- of verblijfplaats achterna op de weg die voert langs<br />
zieken, blinden, melaatsen, honger- en armoelijders? Wie<br />
stemt in met zijn lied: zalig de hongerlijders, zalig die wenen,<br />
zalig die dorsten naar gerechtigheid? Dat zijn heel andere<br />
mensen dan die dagelijks op de politieke en economische<br />
pagina's van onze kranten worden zalig geprezen.<br />
Keer je leven om<br />
In de evangeliën wordt, zoals in het gelezen fragment uit<br />
Lukas, wordt de vraag naar wie Jezus is, zijn identiteit altijd<br />
direct verbonden met zijn daden en met de consequenties<br />
daarvan. De messias/ de mensenzoon moet veel lijden omdat<br />
hij zijn ziel en zaligheid niet wil behouden ten koste van<br />
zovele anderen; hij wil niet op andermans kosten heel de<br />
wereld inpalmen, daar ga je uiteindelijk als mens aan ten<br />
gronde. Betekent dat, dat elke volgeling van Jezus, dat zijn<br />
gemeente, er voortdurend op uit moet zijn om zoveel<br />
mogelijk te lijden zoals hij? Nee, het gaat erom of je bereid<br />
bent het bestaande lijden van anderen onder ogen te zien,<br />
niet te ontkennen en te verloochenen, en er vervolgens aan te<br />
doen wat je kunt. Daar is voortdurend 'bekering' voor nodig.<br />
'Keer je leven om', zegt hij, keer je af van de waan van<br />
alledag, van de schone schijn, de voortreffelijk marcherende<br />
economie. Keer je om naar degenen die daar het slachtoffer<br />
van worden van onze welvaart, hier en elders in de wereld.<br />
Zoon van God?<br />
Over die slachtoffers gaat het Jezusverhaal. Omdat hij voor<br />
hen opkwam en instond, is hij opgepakt en terechtgesteld.<br />
Omdat hij voor het ‘zo goed als God’ was: erbarmend,<br />
genadig, lankmoedig, rijk aan liefde, rijk aan trouw. En in die<br />
zin mogen wij hem rustig een 'zoon van God' blijven<br />
noemen. Als we daarmee maar niet suggereren dat hij zelf<br />
God was; tweede persoon van de Heilige Drie-eenheid. De<br />
oude kerk heeft Jezus veel te veel opgehemeld; zo hoog dat<br />
zijn menszijn onbelangrijk werd; dat hij niet langer een<br />
voorbeeld-mens was. Terwijl Paulus toch duidelijk in zijn<br />
4<br />
brief aan de Romeinen schreef: 'Allen die zich laten leiden<br />
door de geest van god, zijn kinderen van God'. En Johannes,<br />
in de proloog van zijn evangelie: 'Allen die zich<br />
toevertrouwen aan zijn naam, heeft hij de macht, het<br />
vermogen gegeven om kinderen van God te worden'.<br />
Kinderen, dochters en zonen van God zijn allen die leven in<br />
de geest en de naam van Israëls God, zoals Jezus ons heeft<br />
voorgedaan.<br />
Koninkrijk<br />
In het jaar zeventig is de verwachting van het herstel van het<br />
oude koninkrijk Israël definitief de grond ingeboord, althans,<br />
tot de vorige eeuw, tot 1948. Intussen is de lading van <strong>deze</strong><br />
Jezustitels veranderd. Ze zijn als het ware gedemocratiseerd.<br />
Het Koninkrijk van God is niet langer afhankelijk van één<br />
messiaanse koning, maar van allen die leven in zijn geest en<br />
in zijn naam; die allen heten samen het ene 'lichaam van de<br />
messias', zijn gemeente. Zijn koninkrijk is niet gebonden aan<br />
grenzen, het is tot aan de uiteinden der aarde. De<br />
verwachting van Israël heeft via Jezus heeft de verwachting<br />
van alle volkeren, van heel de mensheid beïnvloed en<br />
gekleurd. Het gaat niet langer om één bepaald volk, één<br />
bepaald land, één bepaalde stad, maar om allen, om de<br />
Verenigde Naties, om mensenrechten, om wereldvrede. Dat<br />
Koninkrijk is dichtbij, het is overal waar mensen in zijn naam<br />
en geest bijeen zijn definitief begonnen.<br />
Wognum, 30 januari 2000<br />
DE GROTE WOORDEN VOORBIJ.<br />
G.H. ter Schegget<br />
Grote woorden, ik geloof niet dat ik die ooit heb gebezigd.<br />
Daarvoor ben ik te zeer een modern mens met zoveel twijfels,<br />
dat het niet in me op zou komen te hoog te spreken. En in mijn<br />
proefschrift al heb ik gesteld dat het Rijk van vrede en recht niet<br />
door ons mensen kan worden gesticht, maar dat God het geven<br />
moet. Zoals we vroeger zeiden: Het staat niet in de hand van de<br />
mens, maar in Gods hand. De onweerstaanbare drang om de<br />
utopie verwezenlijkt te willen zien, is er echter ook in mij. Dat<br />
lijkt in een onverzoenbare tegenstelling te staan tot het<br />
genoemde eschatologische voorbehoud. Dat is echter niet het<br />
geval, want de utopie is nu eenmaal niet gelijk aan het Rijk van<br />
vrede en recht. Dat Rijk ligt altijd verder en hoger en is altijd<br />
meer dan wat menselijke actie kan bewerkstelligen. Het<br />
Koninkrijk van God is een kritische notie die over elk menselijk<br />
ondernemen oordeelt. Dat neemt echter niet weg, dat ons is<br />
opgedragen de toekomst van God welkom te heten door iets<br />
van het komende reeds nu te verwerkelijken. We mogen er -<br />
zoals men vroeger zei - 'tekenen van oprichten'. We mogen ons<br />
evenwel niet verbeelden, dat die tekenen de zaak zelf zouden<br />
zijn: ze wijzen op zijn hoogst in de richting. Het messiaanse Rijk<br />
is altijd kwalitatief ver verheven boven wat wij tot stand brengen.<br />
Het gaat - om nogmaals een oude uitdrukking te citeren -<br />
boven bidden en denken.<br />
Van Ernst Bloch heb ik geleerd - wat hij noemt: - 'de concrete<br />
utopie' voor ogen te houden. Daaronder verstaat hij de mogelijkheid<br />
die in de materiële ontwikkeling is gegeven, die bruist en<br />
gist in het proces en haakt naar zijn verwerkelijking. Voor Bloch<br />
is de materie een 'mater', een moeder, die zwanger gaat van<br />
reële mogelijkheden, waarin de toekomst zich roert. Een tijd die
grote kansen biedt, dient echter ook een groot geslacht te<br />
vinden, die <strong>deze</strong> kansen benut en realiseert, want anders gaan ze<br />
ongebruikt voorbij. De zestiger jaren hadden wellicht iets van<br />
zo'n grote tijd. Het einde van het imperialisme scheen zich aan<br />
te kondigen. De Vietnam-oorlog wekte steeds meer de afschuw,<br />
niet alleen van linkse mensen, maar van bijna iedereen. Ook het<br />
kolonialisme had zijn krediet verspeeld. De naoorlogse generatie<br />
van juist volwassen geworden jongeren werd zich bewust dat<br />
de wereld al een keer aan gehoorzaamheid en volgzaamheid was<br />
ten onder gegaan. Zij begon te contesteren tegen wat toen het<br />
establishment heette. Zij kwamen op voor een radicale<br />
democratisering van alle instituten en structuren. Het strand lag<br />
vlak onder het asfalt: de verbeelding moest aan de macht<br />
komen. Dat gaf kansen tot diepgaande verandering van de restauratie<br />
die men na de bevrijding had voltrokken en tot een<br />
grondige vernieuwing van de vastgelopen democratie. Er klonk<br />
een luide roep om participatie en inspraak. De leus was: one<br />
man one vote. En die gold niet alleen in de politieke<br />
democratie, maar moest worden doorgevoerd in alle instituten<br />
en instanties.<br />
Ik was toen reeds een volwassen man, die <strong>deze</strong> dingen met<br />
herkenning en instemming heeft begroet. Het elan dat de jonge<br />
geesten bezielde sprak mij zeer aan. Ik had er behoefte aan dit<br />
gebeuren theologisch enigszins te plaatsen om zo voorwaarden<br />
te scheppen dat de kerk zich niet af zou keren, maar begrip zou<br />
tonen, ja de jongeren zou steunen in hun gerechtvaardigd<br />
verlangen. Ik was niet zo optimistisch als de toenmalige generatie,<br />
doordrongen als ik was van de geweldige weerstanden die er<br />
in politiek en maatschappij leefden, maar die evenzeer in de<br />
geijkte voorstellingen der kerk en in haar vaak krampachtige<br />
houding aanwezig waren. Dat een nieuwe wereld in één<br />
geweldige krachtsinspanning zou worden tot stand gebracht,<br />
dat geloofde ik niet. Ik wist dat we een lange weg te gaan hadden.<br />
Daar kwam bij, dat mijn eigen thema verschilde van de<br />
ietwat anarchoïde inslag die de meirevolte had. Mij zat vooral<br />
het probleem van de ontwikkelingslanden hoog. De grijze<br />
armoede, de verschrikkelijke verloedering, de honger en<br />
kommer van de mensen in de derde wereld had mij reeds in<br />
Carácas in het jaar 1958 naar de keel gegrepen. Ik moest het<br />
eens zijn met hen die verwachtten dat <strong>deze</strong> ellendigen, zodra ze<br />
enig perspectief zouden krijgen en de verwachtingen zouden<br />
rijzen, het rijke westen zouden aanvallen om met geweld te<br />
halen wat hun toekwam. Uit <strong>deze</strong> vrees is mijn dissertatie<br />
geschreven. De vraag die ik daar theologisch wetenschappelijk<br />
probeer te beantwoorden is: Waarom hebben we in de<br />
westelijke traditie van ons vak de revolutionaire mogelijkheid<br />
altijd óf afgewezen óf niet willen zien? Is het niet mogelijk dit<br />
dreigende gevaar onder ogen te zien? Kan het niet worden<br />
veranderd en omgewend tot een vruchtbaar, een zinvol<br />
gebeuren? Hoe vindt zo'n potentiële agressie een leidend kader,<br />
die er op intelligente wijze richting en doel aan geeft?<br />
Wat mij wetenschappelijk voor ogen zweefde was een theologie<br />
van de bevrijding. Daarvan kwam een jaar na mijn dissertatie<br />
het eerste bewijs: het beroemd geworden boek van Gustavo<br />
Gutiérrez, dat voorlopig ruimschoots in <strong>deze</strong> behoefte voorzag.<br />
Voorts zag ik dat alleen de Sovjet-Unie zich in de praktijk<br />
politiek op de hand van de armen <strong>deze</strong>r wereld stelde en hun<br />
zaak tot de hare maakte. Maar, helaas, in het kader van de<br />
koude oorlog, die alle tegenstellingen opblies tot<br />
onoverkomelijkheden. De zwarte zuidafrikaanse vrijheidsstrijders<br />
werden bijvoorbeeld voor communisten aangezien - en zo<br />
5<br />
dat niet, dan ervoor gescholden - omdat zij uit die hoek hulp en<br />
steun kregen. Daardoor werd in het westen hun krediet en hun<br />
kans van slagen tot nul gereduceerd. Ik wist echter ook hoe<br />
corrupt het bestaande socialisme was, hoe intolerant, hoe<br />
verdrukkend en moorddadig het was. Mijn sympathie lag bij de<br />
dissidenten, die zich voor een socialisme met een menselijk<br />
gezicht hebben ingezet: Niet alleen dus bij een man als Dubcek<br />
maar ook een figuur als Allende. Waar ik op hoopte was dat de<br />
dissidenten van beide kampen, van oost en west elkaar zouden<br />
ontmoeten, elkaar zouden vinden en gemene zaak maken,<br />
boven het conflict zouden uitkomen en gestalte zouden geven<br />
aan een vrijere en rechtvaardiger wereld. Het vrijheidselan van<br />
de westerse beweging en de trouw aan het socialistisch ideaal<br />
van de oosterse zijde deden mij dromen van een hogere<br />
synthese waarin beide visioenen zouden worden samengebracht.<br />
Hier verloochende zich mijn afkomst uit de beweging<br />
van 'de derde weg' niet.<br />
Mijn grote teleurstelling is geweest, dat dit alles zo niet is<br />
gegaan. Ik was in 1968 in Praag en ik raakte overtuigd van het<br />
wereldwijde belang van wat zich daar baanbrak. Er vonden<br />
diepgaande gesprekken plaats tussen de dissidenten van beide<br />
kanten. Er bloeide een veelbelovende verstandhouding op. De<br />
Sovjet-Unie heeft het praagse experiment echter militair<br />
vernield en tot in de grond vertrapt. Dat gebeurde inderdaad<br />
toen ik nog geen twintig bladzijden van mijn dissertatie op<br />
papier had. Maar dat was geen reden mijn theologisch project<br />
niet uit te voeren. Want wat nu nog niet kan is misschien<br />
morgen of overmorgen mogelijk. De utopische verwachting<br />
had een forse klap gehad, maar was nog niet totaal gefrustreerd.<br />
Dat Allende, de eerste democratisch gekozen socialistische<br />
president in Zuid Amerika, in 1973 werd vermoord tijdens de<br />
militaire coup van Pinochet heeft mij pijnlijk geroerd en aangegrepen.<br />
Maar ook dat deed mij de moed niet opgeven. De grote<br />
slag heeft mij pas getroffen in 1990 toen ik naar Nicaragua was<br />
gegaan en daar ontdekte dat het sandinisme niet alleen aan<br />
vijandschap van buiten was ten onder gegaan, maar ook en<br />
vooral door interne corruptie, door baantjesjagerij en geldzucht.<br />
Hoewel de gezondheidszorg goed geregeld was en iedereen er<br />
toegang toe had, was de toestand waarin het land verkeerde na<br />
vele jaren sandinisme toch van dien aard dat het mij geheel uit<br />
het veld geslagen heeft. Een paar jaar lang wist ik niet meer wat<br />
ik zeggen of denken moest: Ik was totaal verslagen.<br />
Natuurlijk heb ik een grote innerlijke distantie tot al mijn<br />
vroegere werk. Elk volgende boek wordt immers geboren<br />
omdat het vorige niet voldoet! Voorzover de concrete utopie in<br />
mijn boeken een rol speelt, ga ik van teleurstelling tot<br />
teleurstelling. En ik heb mij ook menigmaal vergist, bijv. in mijn<br />
waardering voor de Culturele Revolutie in China, die achteraf<br />
autoritairder, maar ook veel gewelddadiger bleek te zijn dan ik<br />
bevroed had. Maar daarvan moet toch gezegd: De teleurstelling<br />
falsifieert de uiteindelijke hoop die is gewekt niet. Integendeel,<br />
zij wordt er des te brandender, des te hartstochtelijker door. Het<br />
eerste Testament, tenach, is daarbij mijn grote inspiratie. Het<br />
boek is één en al teleurstelling van de verwachting, ook en<br />
vooral door het falen van het Godsvolk zelf, maar van bladzij<br />
tot bladzij groeit de hoop, verbreedt en verdiept zich, wordt<br />
wereldwijd en verinnerlijkt steeds meer. Zo is het met mij ook,<br />
of liever: zo mag het met mij ook zijn. Het is weer Bloch, die in<br />
een rede in Tübingen, als hij uitgeschud en gefrustreerd in het<br />
westen is gekomen ('ausgebürgert'), zegt: Hoop kan uiteindelijk<br />
niet teleurgesteld worden ('enttäuscht werden'). Hoop overleeft
zelfs de dood, want zij is exterritoriaal tegenover de dood. Zo is<br />
het ook met mij. Alles sterft, lichaam en ziel, maar de heilige<br />
Geest in mij (zo druk ik mij graag uit), die mij doet hopen en<br />
liefhebben gaat niet, gaat nooit teloor, ook al ga ik er zelf aan.<br />
De rabbijnen hebben Rabbi Akiba, die ten onrechte in Bar<br />
Kochba de Messias had gezien, nooit afgeschreven, omdat zij<br />
wisten dat God door zulke tragische vergissingen de hoop in<br />
Israël levend hield. Het is ermee als met het wachten op je<br />
geliefde: in elke naderende vrouw zie je haar trekken. Wie zich<br />
nooit vergist weet niet wat hoop en verlangen is, want hoop<br />
leeft bij de gratie van de voorbarigheid.<br />
Overal waar de mens <strong>deze</strong> absolute utopie zelf ter hand neemt<br />
en waar hij niet langer beseft uit verder en hoger reikende<br />
perspectieven te leven, gaat het mis in de geschiedenis. Dat is<br />
een ding dat zeker is. En niet alleen dat, maar terreur, misdaad,<br />
moord en doodslag zullen het gevolg zijn. En dat is een grotere<br />
verschrikking nog dan nazisme of fascisme ooit kan zijn, want<br />
niet corruptio pessimi maar de corruptio optimi is dan aan de<br />
orde. Het goede breekt af bij de handen en slaat om in zijn<br />
tegendeel: het wordt tot een verslindend kwaad. Zo voltrekt<br />
zich de grootste ramp die de mens kan treffen. Tegen de<br />
corruptio pessimi, tegen het nazisme laat zich strijden, desnoods<br />
met wapengeweld en je kunt het winnen, ook al dreig je met het<br />
vijandig virus te worden besmet. Maar tegen dit kwaad is niets<br />
opgewassen, het woedt voort, het doet alles in zijn tegendeel<br />
verkeren: een totale perversie is het gevolg. Wie hierdoor niet<br />
tot in het diepst van zijn ziel wordt geraakt en gekwetst, kent<br />
geen sensibiliteit, is eigenlijk geen zachtmoedig mens. Daarom<br />
past ons grote deemoed: wij kunnen vrede en recht niet maken,<br />
God zal erin moeten voorzien. Zelfs als de martelaren van<br />
gisteren regeren, slaat hun goede intentie vaak om in haat, in<br />
gewelddadigheid en wraak. Wat Nelson Mandela en Desmond<br />
Tutu in Zuid Afrika hebben gedaan op het vlak van waarheid<br />
en verzoening, van vergeving en nieuw begin, is zozeer van een<br />
uitzonderlijk gehalte, dat het tot een voorbeeld voor de wereld<br />
is geworden. Maar ook zij staan heden ten dage voor nog<br />
grotere problemen dan die zij in het verleden hebben opgelost,<br />
zoals Mandela in Leiden tijdens zijn erepromotie zei.<br />
Kom ik zo uit bij Harry Kuitert? Ik denk het niet. Kuitert<br />
spreekt mij in het hart aan als hij zegt: 'De beul mag niet<br />
winnen'. Dat is inderdaad wat je vurig hoopt! Maar dan stelt hij<br />
mij vervolgens teleur want hij kent alleen maar een compensatie<br />
voor de hier op aarde gehaalde winst van de beul, een<br />
compensatie in een gedroomd hiernamaals. Dat vermag mij<br />
echter geenszins te troosten want ik wil <strong>deze</strong> aarde en <strong>deze</strong><br />
wereld trouw blijven. Als de slachtoffers alleen maar gecompenseerd<br />
worden, heeft de beul immers op aarde gewonnen. Dat<br />
zijn slachtoffers in het hiernamaals getroost worden met<br />
hemelse zaligheid, laat onverlet dat zij hier in <strong>deze</strong> wereld<br />
verloren hebben, gemarteld en vermoord zijn. Dat mag nooit<br />
worden vergeten. De kern van de boodschap der Schrift echter<br />
luidt: Het Rijk komt op aarde, het is op aarde nabij! Niet wij<br />
gaan erheen, maar het komt op ons toe. Het is ons dus<br />
opgedragen om hier in aardse verhoudingen tegen de beul en<br />
zijn trawanten het gevecht te voeren. We weten niet wat recht is<br />
(dat laten we aan God over), maar we weten wel wat notoir<br />
onrecht stukmaakt. We weten niet wat vrede is, maar wel wat<br />
geweld en dwang teweegbrengt. We weten niet wat liefde is,<br />
maar wel wat haat onder ons vernielt. Tegen die kwetsingen en<br />
beledigingen moeten we strijden met alles wat in ons is. Ik blijf<br />
dus eenvoudig 'een links georiënteerd barthiaan', al is het mij<br />
6<br />
onverschillig hoe ik genoemd word en waartoe men mij rekent.<br />
Zeker, het Koninkrijk is een kritische instantie tegenover ons<br />
bestaan, daarin heeft Kuitert zonder meer gelijk. Het relativeert<br />
al onze menselijke prestaties, als daar zijn: het gestichte recht, de<br />
gevestigde orde en de opgerichte macht. Het is allemaal nog ver<br />
beneden de maat van het Rijk. Maar er moet wel worden<br />
bedacht dat het Rijk kritisch is, niet op zichzelf (alsof het een in<br />
zichzelf rustende religieuze idee was), maar omdat het Rijk op<br />
ons afkomt, omdat het de aarde nabij is. Men kan het zo<br />
zeggen: Het is een zaak van een verticale advent - het hemelse<br />
Jeruzalem daalt neer -, maar het moet horizontaal, in de<br />
geschiedende geschiedenis worden verwacht en welkom<br />
geheten. Omdat het Rijk van boven komt, moeten wij er in de<br />
loop van de historie naar uitzien en het trachten te verwelkomen<br />
door ons metterdaad te verzetten tegen alles wat ermee<br />
in strijd is. We verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,<br />
niet alleen een hemel dus maar ook een vernieuwde aarde, niet<br />
alleen een nieuwe godsverhouding maar ook een nieuwe<br />
verhouding van mensen. We verwachten derhalve niet dat er na<br />
het mislukte experiment op aarde ons alsnog een hemel wordt<br />
gegeven. God heeft <strong>deze</strong> wereld en <strong>deze</strong> mens lief en laat niet<br />
vallen wat zijn hand begon. God verloochent nooit wat Hij<br />
geschapen heeft. Daarom geeft Hij geen compensatie, die ten<br />
diepste een verraad is aan de wereld, maar verandert en vernieuwt<br />
de mensenwereld radicaal. Dat blijft mijn leven dragen<br />
en daarin kan ik nimmer teleurgesteld worden. Dit geloof ligt<br />
buiten het veld waarop verificatie en falsificatie mogelijk is, het<br />
ligt dieper, omdat het de dragende grond van het menselijk<br />
bestaan is. Elk mens van goeden wille weet dat hij dit geloof<br />
alleen maar ten koste van de waarachtigheid van zijn menszijn<br />
kan verloochenen. De grootste zonde is dan ook de onverschilligheid<br />
- je laat het erbij zitten - en dat doe je als je <strong>deze</strong> aarde,<br />
<strong>deze</strong> wereld en <strong>deze</strong> mens opgeeft en <strong>deze</strong> steeds weer faliekant<br />
verlopende geschiedenis prijsgeeft. De grootste zonde is als je<br />
de moed verliest.<br />
Ik ben misschien in sommige opzichten gedésillusioneerd,<br />
omdat de concrete utopie steeds weer niet tot werkelijkheid<br />
werd, maar ik ben evenzeer, misschien wel meer nog van hoop<br />
vervuld dan ik in het verleden was. Ik ben misschien oud en<br />
moe, maar niet uitgeblust: Wat Bloch noemde 'de Geest der<br />
Utopie' is nog altijd vaardig over mij. Hopen is een zwaar werk,<br />
want je doet het tegen de klippen op, tegen alle weerstand in.<br />
Hopen doe je in het gemis, hopen doe je op het nu nog<br />
ongeziene. Hopen is uiterst riskant. De hoop wordt echter juist<br />
door de teleurstellingen gewekt, vernieuwd en gedragen. De<br />
hoop zal dan ook over mijn dood heen voortduren tot eindelijk<br />
de Dag daar is.<br />
TWEE BOEKBESPREKINGEN<br />
Kees Kok<br />
1. Problemen genoeg<br />
Dr H. van der Linde, Het Koninkrijk van God is de stad op de<br />
berg. Wat heeft Jezus zelf gewild, Meinema, Zoetermeer, 2000.<br />
Henk van der Linde – ooit van de Reformatie overgegaan<br />
naar het katholicisme -, oud-hoogleraar oecumenische<br />
theologie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, heeft<br />
op vijfentachtigjarige leeftijd een jong boek het licht doen<br />
zien. Het gaat over de vraag ‘Wat heeft Jezus zelf gewild’<br />
(ondertitel).Het antwoord staat in de titel: ‘Het Koninkrijk
van God’. Om invulling te geven aan <strong>deze</strong> op zich niet zo<br />
nieuwe constatering, gaat Van der Linde om te beginnen de<br />
gangen na van de vele zoektochten naar de historische Jezus<br />
en alle problemen die dat met zich meebrengt. ‘Problemen<br />
genoeg’, verzucht hij ergens; te veel om in een zo kort bestek<br />
over het voetlicht te krijgen. Het boek is een moedige poging.<br />
De schrijver is zich ten volle bewust van de enorme ‘ kloof<br />
tussen wat de bijbelschap weet en wat er aan bijbelinzicht<br />
leeft onder de gelovigen’ (25). Desondanks probeert hij die<br />
kloof zo veel mogelijk te dichten. Zijn volgestouwde betoog<br />
is gelardeerd met een grote hoeveelheid namen, terloopse<br />
opmerkingen en terzijdes waarin de lezer gemakkelijk kan<br />
verdwalen en waarvoor geldt wat hij op bladzijde 110<br />
verzucht: ‘Je zou eigenlijk een heel hoofdstuk moeten wijden<br />
aan die tegenstrijdigheden, omdat de doorsnee gelovigen er<br />
geen idee van hebben.’ Als hij aan alle problemen en<br />
tegenstrijdigheden die hij aanraakt een hoofdstuk had gewijd,<br />
was het boek tien keer zo dik geworden. Nu zal de ‘doorsnee<br />
gelovige’ lezer zonder begeleiding al gauw kopje onder gaan<br />
in de stroom theologische, exegetische en kerkhistorische<br />
notities over Jezus, Paulus, Johannes, over de Bergrede en de<br />
opstanding. Een typisch leerhuisboek dus, om in een kring te<br />
lezen.<br />
Henk van der Linde wil geen neutraal overzicht bieden, maar<br />
kiest duidelijk partij en positie. Hij stelt veelvuldig het<br />
politieke misbruik van het christendom aan de kaak. Het<br />
christendom is voor hem ‘duidelijk messiaans, in continuïteit<br />
met de thora van Israël.’ Hij moet weinig hebben van het<br />
hedendaagse geflirt met de zogenaamde ‘apocriefe<br />
evangeliën’: ‘De meeste ervan staan bol van mirakelzucht en<br />
onaanvaardbare verhalen. Ze zijn geschreven vanuit de<br />
behoefte om aanvulling te geven over al die tijden in het<br />
leven van Jezus waarover ze niets weten. Zij weten dat<br />
allemaal wel en weten over de zwangerschap van Maria en<br />
over het verloop van de maagdelijke geboorte alles te<br />
vertellen waar Story, Privé en Weekend niet vies van zouden<br />
zijn’ (20).<br />
In tegenstelling tot veel bijbelwetenschappers heeft Van der<br />
Linde oog voor de politieke realiteit van Jezus’ dagen, die<br />
gevuld waren met ‘krijgsrumoer’. Jezus kiest daarin tegen de<br />
gevestigde orde van Romeinen en de ‘sacerdotale kliek’ in<br />
Jeruzalem, én tegen de Zeloten. Hij kiest vóór het arme volk,<br />
voor concrete gerechtigheid in de lijn van Israëls profeten,<br />
een lijn die hij via allerlei ‘sekten’, bedeloorden, Hussieten,<br />
Quakers en het christen-socialisme, doortrekt naar de<br />
bevrijdingstheologie van vandaag.<br />
Overigens wil hij <strong>deze</strong> profetische lijn niet uitspelen tegen de<br />
mystieke, ook niet door meer te kiezen voor het evangelie<br />
van Lukas dan voor dat van Johannes. Profetie en mystiek<br />
zijn een ‘twee-eenheid’.<br />
De kloof tussen bijbelwetenschap en de doorsnee gelovige<br />
wordt wel erg groot als het over Paulus gaat. In zijn typering<br />
van Paulus is Van der Linde een beetje dubbel – wat wel<br />
weer een afspiegeling is van de gecompliceerde discussie over<br />
<strong>deze</strong> omstreden grootheid. Hij leunt sterk op de visie van de<br />
katholieke feministe Rosemary Redforf Ruether. Paulus zou<br />
een ‘nieuw wetsvrij denken’ hebben geïntroduceerd en<br />
daarmee het jodendom geen recht hebben gedaan; met alle<br />
gevolgen voor de latere vijandschap tussen joden en<br />
christenen. Deze visie wordt <strong>deze</strong>r dagen nog eens in<br />
versterkte mate naar voren gebracht in de nieuwe roman De<br />
7<br />
tweede man van Doeschka Meijsing. Daar vallen grote vragen<br />
bij te stellen. Bijvoorbeeld: maakt Paulus feitelijk geen<br />
onderscheid tussen wet en thora? Welke rol speelt de<br />
politieke situatie van vervolging en verdachtmaking in Paulus’<br />
brieven (en leven!) in die woelige jaren voor de volledige<br />
ineenstorting van de Romeins-Joodse staat? Geen vragen om<br />
even te beantwoorden. Van der Linde had er misschien wel<br />
twee hoofdstukken aan willen besteden.<br />
Hij lijkt trouwens wel een beetje op Paulus; zijn boek kan<br />
men lezen als een setje brieven: met passie geschreven<br />
brieven van een bekeerling. Hij zal vast de laatste regel van<br />
<strong>Oosterhuis</strong>’ Lied van Paulus beamen: ‘Wie bij mij zweert, heeft<br />
mij verkeerd begrepen.’<br />
2. Klassieke toespraken<br />
Jan van Kilsdonk, Met het licht van jouw ogen … zegen mij.<br />
Toespraken, Dabar-Luyten, Heeswijk 2000 ( ƒ 29,50).<br />
Vijftien toespraken van pater Jan van Kilsdonk SJ,<br />
overwegend uit de jaren zeventig en gehouden in<br />
Amsterdamse Studentenekklesia. Het zijn stuk voor stuk<br />
klassiekers, schoolvoorbeelden voor eenieder die zich al of<br />
niet beroepsmatig op het pad der prediking waagt. Ze gaan<br />
over elementaire menselijke zaken als ‘vlees en bloed’, oud<br />
worden, schoonheid, groeten (‘in Amsterdam)’; en brieven<br />
schrijven. Dat laatste is een van de belangrijkste ‘pastorale’<br />
activiteiten van Van Kilsdonk, naast de ontmoeting met en<br />
het afscheid nemen van stervenden en gestorvenen.<br />
Tussen al <strong>deze</strong> ‘existentialia’ vinden we nog een portret van<br />
Franciscus van Assisi en ‘een zoekgeraakte Jezus-titel’.<br />
Centraal in al <strong>deze</strong> toespraken staat de mens, ‘heel de mens’<br />
in al zijn geuren en kleuren. Want die is voor de auteur bij<br />
uitstek de ‘vindplaats van God’, zoals de titel luidt van de<br />
toespraak die midden in het boek staat, zonder precieze<br />
datum (‘in de jaren zeventig’), als om de algemeengeldigheid<br />
van <strong>deze</strong> constatering te benadrukken. Hij begint met een<br />
citaat van Sophocles: ’Veel is geweldig en groots, maar niets<br />
is geweldiger dan de mens.’<br />
Alleen de laatste toespraak, gehouden in 1998, maar ‘door<br />
tekort aan werkkracht en de gebreken van de ouderdom’ – de<br />
pater is inmiddels drieëntachtig - deels samengesteld ‘uit<br />
teksten van weleer’, gaat over en meer kerkelijk onderwerp:<br />
het ambt. Het is één van de onderwerpen waar hij zich lang<br />
en intensief heeft beziggehouden, voor zover zijn ‘jacht op<br />
mensen’ in (zieken)huizen, kroegen en crematoria, op<br />
congressen, tramhaltes en kerkhoven het toeliet. Want die<br />
‘hartenjacht’ blijft het belangrijkste, tot zijn laatste zucht.<br />
Achterin het keurig bezorgde boek de weergave een gesprek<br />
van Jan van Kildonk met Catherina Visser. Daarvan staat de<br />
Ontmoeting, als kernwoord voor al zijn activiteiten, centraal.<br />
Waar hij ook komt – en waar komt hij niet, overal waar twee<br />
of drie, of drieduizend in Gods of Liefdes naam aanwezig<br />
zijn – houdt hij receptie, weet hij je naam en heeft hij een<br />
bijpassend verhaal en een luisterend oor.<br />
Catharina Visser vraagt hem hoe hij tegenover zijn eigen<br />
dood staat. ‘Heel fatalistisch’, is het antwoord. Hij ziet wel.<br />
Maar wat kan hem na zijn laatste ontmoeting en afscheid –<br />
wat God nog even verhoede – anders te wachten staan dan<br />
een eeuwigdurende ontmoeting met al die mensen met wie<br />
hij nog nooit heeft gesproken of met wie hij nog niet<br />
uitgesproken was?En er zal bier zijn en heel veel schoonheid,<br />
allemaal ogentroost voor ‘ons aller’ pater Jan van Kilsdonk.
DRIE PSALMEN<br />
Herdicht door<br />
Hein Walter<br />
psalm 1<br />
Goed gaat het hem die goed doet, dus waarom zou je<br />
macht misbruiken,<br />
waarom zou je schelden op ontheemden, ze schoppen,<br />
spugen,<br />
hun bezittingen ontvreemden;<br />
waarom zou je het goede buiten sluiten.<br />
Goed gaat het hem die goed doet, zijn gezicht staat<br />
open, het licht<br />
kleurt zijn glimlachende ogen. Het kwaad blijft laag<br />
maar als de goede spreekt,<br />
gaan zijn woorden haast zichtbaar naar omhoog.<br />
psalm 2<br />
De wijzen geven de kleinen van geest slechts<br />
kleine slokjes vrijheid<br />
te drinken. De wijzen geven ons hun handen<br />
opdat we niet vallen.<br />
U houdt de handen van de wijzen vast.<br />
De wijzen wijzen<br />
ons de weg naar U. U wijst de wijzen.<br />
psalm 3<br />
Het slechte lokt met schijn en de slechten zijn met velen,<br />
ze proberen mij te treffen,<br />
maar door U zijn ze kansloos. De keren dat U waakte over mij,<br />
terwijl ik droomde,<br />
zijn nu al talloos. Hoe vaak liet U mij al rond Uw vuren komen,<br />
om mij aan te warmen.<br />
In Uw licht was het duister, dat mij omsluiten wilde,<br />
machteloos.<br />
Als ik U roep om mij te helpen, bent U er al.<br />
8<br />
MEDEDELINGEN<br />
4 uitvoeringen van de<br />
Lukaspassie<br />
(tekst: <strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong>, muziek:<br />
Antoine Oomen)<br />
door het Koor voor nieuwe<br />
nederlandse religieuze muziek o.l.v<br />
Antoine Oomen<br />
solisten:<br />
Mariëtte Oelderik, sopraan<br />
Marjan van Eldik, alt<br />
Albert van Ommen, tenor<br />
Jasper Schweppe, bas<br />
piano: Henri Heuvelmans<br />
zondag 9 april<br />
Abdij Koningshoeven,<br />
Eindhovenseweg 3, Berkel-Enschot<br />
Aanvang 16:00<br />
vrijdag 14 april<br />
Moeder Godskerk, Baron<br />
Schimmelpenninck van der Oyelaan<br />
18, Voorschoten<br />
Aanvang 20:30<br />
zaterdag 15 april<br />
Grote Kerk, Beekstraat, Epe<br />
Aanvang 20:30<br />
vrijdag 21 april<br />
De Rode Hoed, Keizersgracht 102,<br />
Amsterdam<br />
Aanvang 20:30<br />
reserveringen voor vrijdag 21 april in<br />
De Rode Hoed: tel nr 020-6385606<br />
(balie Rode Hoed)<br />
overige inlichtingen: Stichting koor<br />
voor nieuwe nederlandse religieuze<br />
muziek, tel nr 020-6256384<br />
<strong>Huub</strong> <strong>Oosterhuis</strong> in<br />
De Weere (N.H.)<br />
Bijeenkomst en viering met <strong>Huub</strong><br />
<strong>Oosterhuis</strong> en zangers uit de<br />
Amsterdamse Studentenekklesia<br />
in de St Lambertuskerk in De Weere<br />
(NH)<br />
op zondag 26 maart<br />
aanvang: 15:30<br />
toegang vrij (collecte ter bestrijding<br />
van de onkosten)