30.08.2013 Views

De maatschappelijke betekenis van geluid - Rivm

De maatschappelijke betekenis van geluid - Rivm

De maatschappelijke betekenis van geluid - Rivm

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ijna -1,‘white noise’ en ‘maximum length sequence’, 2 veel gebruikte vormen <strong>van</strong> <strong>geluid</strong> in<br />

<strong>geluid</strong>sonderzoek, hebben een waarde <strong>van</strong> bijna -2, terwijl auditieve landschappen die tot klachten<br />

leiden hellingswaarden groter dan -2 hebben.<br />

Ipsen (2002) deelt auditieve landschappen in op basis <strong>van</strong> patronen die variëren in de mate <strong>van</strong><br />

complexiteit. Het eerste meest eenvoudige patroon dat hij onderscheidt is het duale patroon, waarbij<br />

auditieve landschappen in dichotome typen (urbaan vs. ruraal, privaat vs. publiek) ingedeeld worden.<br />

Complexer zijn de zogenaamde ‘ communicatieve patronen’, die als processen tussen de ont<strong>van</strong>ger en<br />

zijn omgeving opgevat moeten worden (bijvoorbeeld het <strong>geluid</strong> <strong>van</strong> een hoorn <strong>van</strong> een schip dat de<br />

haven binnenloopt of het <strong>geluid</strong> <strong>van</strong> een haan ’s ochtends vroeg). <strong>De</strong> meest complexe vorm is het<br />

zogenaamde synthetische patroon, waarbij beelden en <strong>geluid</strong> gecombineerd worden die niet per<br />

definitie bij elkaar horen zoals een sjilpende vogel bij een binnenstedelijke spoorweg. Op welke wijze<br />

het auditieve landschap waargenomen wordt, is afhankelijk <strong>van</strong> de situatie en de perceptie <strong>van</strong> de<br />

<strong>geluid</strong>en door de ont<strong>van</strong>ger.<br />

Raimbault en Dubois (2005) maken een onderscheid tussen de auditieve omgeving <strong>van</strong> ‘transport en<br />

werk’ en deze <strong>van</strong> ‘mensen aanwezig’. Beiden indelingen werden weer verder opgedeeld. ‘Transport en<br />

werk’ had de subklassen ‘mensen aanwezig’ en ‘geen mensen aanwezig’, terwijl ‘mensen aanwezig’ de<br />

subklassen ‘levendig’ en ‘ontspannend’ toegekend werd. <strong>De</strong>ze opdelingen werden op hun beurt weer<br />

verder uitgesplitst en er werd nagegaan welke karakteristieken zoals fysieke objecten (bijvoorbeeld<br />

verkeerslichten) of functies (bijvoorbeeld cafés) bijdroegen aan het ontstaan <strong>van</strong> deze auditieve<br />

landschappen. <strong>De</strong>ze indeling wordt empirisch ondersteund door de resultaten <strong>van</strong> sorteertechnieken,<br />

waarbij urbaan <strong>geluid</strong> werd gesorteerd. Hierbij werd een grof onderscheid gemaakt tussen de auditieve<br />

omgeving <strong>van</strong> verkeer en een menselijke auditieve omgeving. Verder waren er subklassen voor de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> mensen en het soort locaties.<br />

In een studie naar het <strong>geluid</strong> <strong>van</strong> treinstations (Tardieu et al., 2008) sorteerden treingebruikers<br />

66 <strong>geluid</strong>sfragmenten. Het bleek dat de <strong>geluid</strong>en in te delen waren in acht verschillende auditieve<br />

omgevingen. Vier <strong>van</strong> deze omgevingen hadden hun basis in menselijke en vier mechanische <strong>geluid</strong>en<br />

<strong>van</strong> specifieke bronnen.<br />

Axelsson et al. (2003) deden een onderzoek naar de auditieve omgeving <strong>van</strong> woongebieden. Ze<br />

vroegen aan niet-deskundigen om de auditieve omgeving <strong>van</strong> de aan verkeerslawaai blootgestelde zijde<br />

te vergelijken met deze aan de zijde die <strong>van</strong> het verkeerslawaai afgeschermd is. In percentages kon<br />

aangegeven in welke mate de omgevingen op elkaar leken. Daarna moesten de twee omgevingen<br />

gescoord worden op de attributen hinderlijk, aantrekkelijk, vervelend en interessant. <strong>De</strong> respondenten<br />

hadden de neiging om een onderscheid te maken tussen twee verschillende auditieve<br />

verkeerslandschappen, maar maakten onderverdelingen binnen deze twee typen. Voorgesteld werd om<br />

drie dimensies in de auditieve omgeving te onderscheiden: ‘zacht – hard’, ‘dynamisch – monotoon’ en<br />

‘voorgrond – achtergrond’. <strong>De</strong>ze werkwijze zou een manier kunnen zijn om te bepalen hoe ‘duurzaam’<br />

een auditieve omgeving is, maar aan de keuze <strong>van</strong> de attributen kan nog het een en ander verbeterd<br />

worden aangezien een groot deel <strong>van</strong> de variantie in de gepercipieerde gelijkheid cluster nog niet<br />

verklaard kon worden.<br />

3.4 Ruimtelijke en demografische verdeling <strong>van</strong> akoestische kwaliteit<br />

Auditieve omgevingen tonen een ruimtelijke en demografische differentiatie. Zo is gebleken dat de<br />

blootstelling aan transport gerelateerd <strong>geluid</strong> in Nederland niet gelijk verdeeld is over<br />

bevolkingsgroepen. Dit is overigens een niet-lineair verband, met uitzondering <strong>van</strong> rail<strong>geluid</strong>. Voor de<br />

blootstelling aan wegverkeer<strong>geluid</strong> boven 65 dB, geldt dat er geen grote verschillen zijn, maar de mate<br />

<strong>van</strong> bloostelling varieert <strong>van</strong> buurt tot buurt (Kruize, 2007). E<strong>van</strong>s en Kantrowitz (2002) lieten zien dat<br />

er in Amerikaanse grootstedelijke gebieden wel een sterk negatieve correlatie (r = -.61) is tussen<br />

24 RIVM Rapport 815120004

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!