Boek PROmO - ESSAY 6 Kijk op Waterveiligheid ... - Leven met Water
Boek PROmO - ESSAY 6 Kijk op Waterveiligheid ... - Leven met Water
Boek PROmO - ESSAY 6 Kijk op Waterveiligheid ... - Leven met Water
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
AllemAAl <strong>op</strong> de bok<br />
Naar de implementatie van nieuw waterveiligheidsbeleid<br />
Bertien Broekhans (Technische Universiteit Delft)<br />
Aad Correljé (Technische Universiteit Delft)<br />
Jacko van Ast (Technische Universiteit Delft / Erasmus Universiteit)<br />
122 123
AllemAAl <strong>op</strong> de bok<br />
6.1<br />
InleIdIng<br />
Het Nederlandse waterveiligheidsbeleid is in beweging. Dat betekent dat ook de<br />
instituties van het water(veiligheids)beleid veranderen. Er vinden verschuivingen<br />
plaats in de ‘regels van het spel’ rond de bescherming tegen overstromen.<br />
Spelregels die lang duidelijk leken, staan <strong>op</strong>nieuw ter discussie, zoals het idee<br />
dat de rijksoverheid borg staat voor de waterveiligheid van burgers en het<br />
beschermingsniveau waar<strong>op</strong> iedere burger recht heeft. Verschillende bestuurlijke<br />
ontwikkelingen zorgen voor verandering: het ‘anders omgaan <strong>met</strong> water’ en het<br />
algemene streven naar een ‘andere overheid’ (lees ook het essay Van deltacommissie<br />
1 tot deltacommissie 2 voor de achtergronden bij deze ontwikkelingen).<br />
Lange tijd werd onder supervisie van Rijkswaterstaat veiligheid tegen<br />
overstromen gerealiseerd door het bouwen van sterkere dijken om water uit zee<br />
en rivieren buiten te houden. Het nieuwe beleid wil anders omgaan <strong>met</strong> water,<br />
wat betekent dat inrichting en beheer niet langer uitsluitend gericht zijn <strong>op</strong> het<br />
traditionele ‘water keren’ om de kans <strong>op</strong> overstromen te reduceren, maar <strong>op</strong> een<br />
combinatie van ‘water keren’ en ‘water accommoderen’. Deze visie pretendeert<br />
de klassieke kwetsbaarheidsparadox (Saeijs et al. 2004) te doorbreken: We weten<br />
ons steeds beter beschermd tegen overstromingen, niet <strong>op</strong> de laatste plaats<br />
door het uitblijven van rampen. Maar we blijven kwetsbaar, omdat we denken<br />
dat we zo veilig zijn. Bovendien zijn de kansen <strong>op</strong> overstromingen zo klein dat<br />
we ons eigenlijk niet meer druk maken over het risico. Dat betekent allerminst<br />
dat we in de polders achter de dijken minder risico l<strong>op</strong>en; integendeel zelfs.<br />
Dit betekent onder andere een verschuiving van de traditionele aanpak,<br />
gebaseerd <strong>op</strong> beheersen van de kans <strong>op</strong> overstroming, naar een risicobenadering<br />
die ook rekening houdt <strong>met</strong> de gevolgen van een potentiële overstroming en<br />
<strong>met</strong> de consequenties van klimaatverandering in de toekomst: Centraal in het<br />
waterveiligheidsbeleid staat het overstromingsrisicobeheer, <strong>met</strong> als belangrijkste<br />
<strong>op</strong>gave verstandig omgaan <strong>met</strong> onzekerheden. Het kabinet kiest <strong>op</strong> basis van een<br />
risicobenadering voor een duurzame aanpak, door inzet <strong>op</strong> ‘meerlaagsveiligheid’.<br />
(V&W 2008a: 12). Meerlaagsveiligheid omvat aandacht voor Preventie (laag 1),<br />
Duurzame ruimtelijke inrichting (laag 2) en Rampenbeheersing (laag 3)<br />
Het ministerie van Verkeer & <strong>Water</strong>staat (V&W) zet bovendien <strong>met</strong> haar<br />
nieuwe meerlaagse waterveiligheidsbeleid in <strong>op</strong> het delen van verantwoordelijkheden<br />
<strong>met</strong> burgers en bedrijven en <strong>met</strong> decentrale overheden en andere<br />
departementen. Het beleid en beheer was, en is grotendeels nog steeds, geïnstitu-<br />
tionaliseerd in hiërarchische structuren, eenduidige regels en harde normen.<br />
Maar de Nederlandse overheid als geheel en daarmee ook V&W formuleert haar<br />
rol in toenemende mate als zorgen dat publieke zaken, zoals veiligheid tegen<br />
overstromingen geborgd zijn, in plaats van ‘zorgen voor’ voldoende preventie,<br />
zoals lange tijd het geval was (ACW 2007; BZK 2003; RLG 2006; V&W 2007;<br />
WRR 2000). Doel van het nieuwe beleid is in de eerste plaats het voorkomen en<br />
beperken van de negatieve gevolgen van een overstromingsramp, maar het tracht<br />
eveneens het beleidsproces te versoepelen door de rol van de centrale overheid<br />
te beperken en die van lokale overheden te vergroten (onder het motto: centraal<br />
wat moet, decentraal wat kan). Ook dient de inbreng van burgers en andere<br />
publieke en private partijen versterkt te worden. Dit blijkt onder meer uit<br />
publiekscampagnes, zoals ‘Nederland leeft <strong>met</strong> <strong>Water</strong>’ en ‘Denk Vooruit’, waarin<br />
de overheid tracht burgers meer bewust te maken van het overstromingsrisico<br />
dat zij l<strong>op</strong>en en hen wil wijzen <strong>op</strong> hun eigen verantwoordelijkheid.<br />
Dit essay verkent wat deze verschuivingen in het rijksbeleid betekenen<br />
voor de rol van (lokale) overheden in het bestuur, het beleid en het<br />
beheer. Hiervoor hebben we geprobeerd inzicht te krijgen in de ideeën van<br />
lokale en regionale ambtenaren en bestuurders over de implicaties die zij<br />
verwachten van het nieuwe waterveiligheidsbeleid, in een omgeving waar de<br />
macht- en werkrelaties in het waterbeheer en –beleid veranderen. In interviews<br />
in 2008 en 2009 vroegen we ze wat ze verwachten dat er gaat veranderen in<br />
het institutionele samenspel tussen beheer, beleid, politiek en de verwachte<br />
bijdrage van de samenleving daaraan.<br />
Aangegeven wordt dat er spanningen tussen de verschillende<br />
veiligheidslagen te voorzien zijn, zoals de spanning tussen het collectieve<br />
belang van ‘droge voeten’ en de individuele zorg en mogelijkheden voor bestuur<br />
én publiek om daaraan bij te dragen. Bestuurders willen zich inzetten voor het<br />
124 125
collectieve belang, maar zien beperkte handelingsruimte om dat te doen. Zeker<br />
wanneer zij burgers en bedrijven perspectief moeten/willen bieden wat die bij<br />
kunnen dragen aan waterveiligheid. Bovendien hebben functionarissen in de<br />
drie veiligheidslagen andere taken, rollen en mandaten die niet vanzelfsprekend<br />
probleemloos samen zullen gaan. Het meewegen van waterveiligheidsbelangen<br />
in de vele RO-beslissingen die in Nederland genomen worden betekent nog niet<br />
dat ze altijd van doorslaggevend belang zullen zijn. Preventief waterbeheer en<br />
rampenbeheersing gaan ook niet zonder meer hand in hand. Pogingen om vanuit<br />
de verschillende perspectieven van meerlaagsveiligheid burgers te informeren<br />
over en te betrekken bij de uitvoering ervan, zijn niet overtuigend congruent.<br />
6.2<br />
InstItutIonele ontwIkkelIngen<br />
De verschuivingen van overstromingskans naar -risico, van preventief naar<br />
meerlaags waterveiligheidsbeleid (Preventie (laag 1), Duurzame ruimtelijke<br />
inrichting (laag 2) en Rampenbeheersing (laag 3)) schetsen we in een viertal<br />
institutionele ‘lagen’. Anders dan de lagen van het veiligheidsbeleid, bevatten<br />
die institutionele lagen ‘de regels van het spel’ die uiteindelijk bepalen hoe<br />
individuele burgers, ambtenaren en bestuurders in Nederland vorm (moeten)<br />
geven aan waterveiligheid. Hierbij maken we onderscheid tussen:<br />
- basis<strong>op</strong>vattingen van Nederlanders ingebakken in hun cultuur;<br />
- formele regels in de Nederlandse wet- en regelgeving;<br />
- informele ‘werk’regels in beleid en management; en<br />
- routines van dagelijkse activiteiten en afwegingen.<br />
Hierna wordt eerst – enigszins gestileerd – het traditionele waterveilig-<br />
heidsbeleid van grofweg de afgel<strong>op</strong>en vijftig jaar geschetst, zodat het gespiegeld<br />
kan worden aan de drie componenten van het nieuwe beleid gericht <strong>op</strong><br />
meerlaagsveiligheid. Door de vergelijking kunnen we potentiële spanningen<br />
en discrepanties <strong>op</strong> het spoor komen tussen de verschillende institutionele<br />
lagen en de veiligheidslagen.<br />
Voorkómen van overstromen als culturele basis<strong>op</strong>vatting<br />
Fundamentele, cultureel bepaalde, <strong>op</strong>vattingen worden vaak breed gedeeld door<br />
de maatschappij en zijn relatief constant over langere periodes. Deze <strong>op</strong>vattingen<br />
geven in algemene zin richting aan ideeën over wat problemen zijn en wat niet;<br />
over ethische vraagstukken; wat tot het publieke of het private domein behoort;<br />
hoe verantwoordelijkheden verdeeld dienen te zijn enzovoort. Toegepast <strong>op</strong> het<br />
voorkomen van overstromingen betreft dat onder meer het risicobesef en de<br />
manier waar<strong>op</strong> daarmee omgegaan moet worden, door middel van bescherming<br />
en voorbereiding, en wie daarvoor zorg dient te dragen. Ook gaan deze <strong>op</strong>vat-<br />
tingen over de acceptatie van lokale verschillen en <strong>op</strong>vattingen over ‘aansprakelijkheid’.<br />
Tegelijkertijd raken deze natuurlijk ook aan ideeën over de waarde<br />
van de natuur en het landschap, de rol van techniek, de toekomst van de wereld.<br />
Figuur 6.1<br />
De institutionele lagen van het ‘traditionele’ waterbeheer<br />
De aanpak van overstromingsrisico’s, al dan niet rekening houdend <strong>met</strong><br />
natuur en ecologie, zorgt ervoor dat de burger droge voeten houdt.<br />
De overheid draagt hiervoor zorg.<br />
V&W is organisatorisch en financieel verantwoordelijk voor primaire<br />
waterkeringen en het hoogwaterplan; de waterschappen voor secundaire<br />
keringen, beheer en onderhoud.<br />
Rijkswaterstaat en de waterschappen beheren hun dijken aan de hand van<br />
hoogwaterstanden en overschrijdingskansen, gebruikmakend van technische<br />
leidraden.<br />
Lokale maatregelen ter bescherming tegen overstromingen, zoals dijkversterkingen<br />
en onderhoud worden gefinancierd door het rijk en waterschappen.<br />
Het risicobesef van de Nederlandse bevolking <strong>met</strong> betrekking tot<br />
overstromingen is vrij gering, zoals onder andere in het essay Tegen dovemansoren<br />
gezegd? wordt gepresenteerd. Bovendien zien de gemiddelde burger en<br />
bestuurder geen rol voor zichzelf weggelegd als het om ‘droge voeten’ gaat,<br />
laat staan dat het geaccepteerd is dat er slachtoffers zouden kunnen vallen<br />
(Lees ook het essay Alle dijkringen zijn gelijk, maar.... zijn sommige meer gelijk<br />
dan andere? voor meer achtergronden bij deze constatering.) Dit besef wortelt<br />
in een lange geschiedenis. Tijdens de 19e eeuw ontwikkelde zich een sterk <strong>op</strong><br />
technologie steunende, gedepolitiseerde en centralistische aanpak van het<br />
keren van water, gestuurd en uitgevoerd door Rijkswaterstaat en de waterschappen.<br />
De ramp van 1953 leidde tot het <strong>op</strong>schroeven en standaardiseren van<br />
lokale kansen <strong>op</strong> overstroming. Kustverkorting, dijkverhoging en -versterking<br />
bepaalden de aanpak. Tijdens de jaren ’70 kwam deze aanpak geleidelijk onder<br />
druk te staan omdat de toenemende maatschappelijke waardering voor natuur<br />
en ecologie een steeds belangrijker rol ging spelen en actiegroepen de<br />
waterbeheerders dwongen deze overwegingen in hun aanpak mee te nemen.<br />
126 127
Voorbeelden zijn het besluit tot de <strong>op</strong>en Oosterscheldekering en de aanpak van<br />
hoogwater in de rivieren. Nog later werden deze natuurwaarden zelfs ingezet<br />
voor het reduceren van overstromingskansen, door ruimte te bieden voor de<br />
rivier en een ecologisch kustbeheer.<br />
Toch kan gesteld worden dat de aanpak van de bescherming tegen<br />
overstromen, al dan niet rekening houdend <strong>met</strong> natuur en ecologie, altijd <strong>op</strong><br />
grote afstand bleef van de burger en de meeste bestuurders. In essentie bleef<br />
de boodschap tot voor kort dat de burger droge voeten zou houden en dat de<br />
overheid hier zorg voor zou dragen. De burgers weten zich beschermd tegen<br />
overstromingen door het uitblijven daarvan en de boodschappen die de<br />
overheid daarover uitzendt. Zij maken zich dus niet druk over het risico.<br />
Ze gaan er bovendien van uit dat natuurwaarden in te passen zijn en dat de<br />
overheid ook daar zorg voor draagt.<br />
Het is duidelijk dat V&W de afgel<strong>op</strong>en jaren aan de gang is gegaan<br />
deze <strong>op</strong>vattingen te doorbreken. Zij probeert de vanzelfsprekendheid van het<br />
besef van waterveiligheid bij de Nederlandse burger bij te stellen. 6.1<br />
Dit is een<br />
ambitieus streven; hoe terecht het ook kan zijn. Het veranderen van dergelijke<br />
fundamentele <strong>op</strong>vattingen, die historisch gevormd zijn en over de lange termijn<br />
hun weerslag gevonden hebben in de wetgeving, in de rollen van andere<br />
bestuurslagen, en daarmee in de percepties en het handelingsperspectief van<br />
individuele ambtenaren en burgers is een langdurige en lastige <strong>op</strong>gave. Te meer<br />
daar het ook aanpassingen vereist in de andere (in)formele institutionele lagen<br />
<strong>met</strong> ieder hun eigen dynamiek.<br />
Formele regels en kans <strong>op</strong> overstromen<br />
De tweede laag (zie figuur 6.1) omvat de formele overheidsinstituties, het<br />
beleidsproces, de wetgeving en de uitvoerende macht. Artikel 21 van de Grondwet,<br />
bijvoorbeeld, stelt dat de Staat verantwoordelijk is voor de bewoonbaarheid<br />
van het land en regelt zo de zorg voor het waterbeheer en de waterveiligheid.<br />
Ook specifieke wetten <strong>op</strong> het gebied van overstromingsrisico’s vallen hieronder,<br />
zoals de Wet <strong>op</strong> de waterhuishouding; de Wet droogmakerijen en indijkingen;<br />
de Wet <strong>op</strong> de waterkering; de Wet beheer rijkswaterstaatswerken; en de<br />
<strong>Water</strong>staatswet 1900. 6.2<br />
Zo zijn de waterkeringen aangewezen in de Wet <strong>op</strong> de<br />
waterkering. Nederland kent een stelsel van primaire waterkeringen die het<br />
water van de grote rivieren, de meren en de zee keren. Dit stelsel gaat uit van<br />
dijkringen. De waterschappen beheren 90% van de primaire waterkeringen en<br />
bekostigen het beheer en onderhoud via heffingen. Rijkswaterstaat beheert en<br />
betaalt de rest. De primaire waterkeringen worden elke vijf jaar getoetst <strong>op</strong><br />
sterkte en hoogte <strong>met</strong> behulp van een wettelijk instrumentarium.<br />
6.1<br />
Essentieel, in dit verband, is de Wet <strong>op</strong> de waterkering (1995) die<br />
voor elk dijkringgebied een veiligheidsnorm definieert, als ‘de gemiddelde<br />
overschrijdingskans – per jaar – van de hoogste hoogwaterstand waar<strong>op</strong> de tot<br />
directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn<br />
berekend, mede gelet <strong>op</strong> overige het waterkerend vermogen bepalende factoren’<br />
(art. 3). Grote dijkringen in het westen van het land hebben een veiligheidsnorm<br />
van 1/10.000 en de grote dijkringen langs de grote rivieren hebben een<br />
norm van 1/1250. De waterkeringen worden iedere vijf jaar aan deze normen<br />
getoetst (Het essay Waar gaat dat heen? gaat dieper in <strong>op</strong> de toetsingsprocedure).<br />
Het doel van deze toetsing is een geactualiseerd, systematisch en landelijk<br />
dekkend beeld te krijgen van de veiligheid tegen overstromen ten aanzien<br />
van de sterkte van de waterkeringen. De minister heeft vastgesteld voor welke<br />
plaatsen welke relatie tussen hoogwaterstanden en overschrijdingskansen<br />
geldt voor de beheerder van de primaire waterkering voor het bepalen van het<br />
waterkerend vermogen. Sinds de evaluatie van de wet in 2003 zal elke tien jaar<br />
de veiligheidsnorm worden geëvalueerd.<br />
Management van bescherming<br />
In de derde laag (figuur 6.1) vinden we de ‘regels’ die bepalen wat er gebeurt<br />
en wanneer. Rijkswaterstaat en de waterschappen dienen hun dijken te beheren<br />
volgens de normen aan de hand van hoogwaterstanden en overschrijdingskansen<br />
te toetsen. Voor het ontwerpen, beheren, toetsen en onderhouden van water-<br />
keringen zijn technische leidraden beschikbaar als aanbeveling. Deze leidraden<br />
bepalen voor een groot deel de actuele bescherming tegen overstromingen.<br />
Deze betreffen bijvoorbeeld ook de aanwijzing en kwaliteit van regionale<br />
waterkeringen. In de praktijk hebben lokale budgettaire beperkingen en<br />
problemen in de ruimtelijke ordening een aanzienlijke impact <strong>op</strong> de uitvoering<br />
en vinden er regelmatig onderhandelingen plaats tussen waterautoriteiten en<br />
lokale overheden en belangengroepen.<br />
Het gedrag en de maatregelen<br />
Het gedrag van de verschillende partijen (Rijkswaterstaat, waterschappen,<br />
gemeenten, burgers) bepaalde, simpel gesteld, wat er gebeurde ter plekke.<br />
Rijkswaterstaat en de waterschappen verdeelden hun middelen over uitgaven<br />
voor bescherming en versterking van dijkvakken volgens de bestaande regels.<br />
Provincies en gemeenten hadden hun ruimtelijke ordeningsplannen aan te<br />
passen en <strong>op</strong> te leggen aan ingezetenen. Burgers en bedrijven hadden zich<br />
hierbij neer te leggen en hun bijdragen te betalen. Daarnaast konden ze een rol<br />
spelen via inspraakprocedures in de ruimtelijke ordening of waterbeheersplannen.<br />
128 In het essay Van Deltacommissie 1 tot Deltacommissie 2 zijn hier verschillende redenen voor<br />
aangegeven: de complexiteit van het huidige integrale waterbeleid (overstroming, ecologie,<br />
ruimte, enzovoort); de dreiging van (de gevolgen van) klimaatveranderingen in de toekomst;<br />
het streven naar efficiëntie en effectiviteit, enzovoort.<br />
129<br />
6.2<br />
De aanstaande <strong>Water</strong>wet voegt, onder meer, deze wetten samen in een integratief kader.
6.3<br />
naar een nIeuwe aanpak<br />
De overheid, V&W in het bijzonder, streeft naar een nieuwe aanpak van het<br />
waterveiligheidsbeleid (dit beleid wordt eveneens belicht in andere essays:<br />
Van Deltacommissie I tot Deltacommissie II; Niet bij preventie alleen; en Alle<br />
dijkringen zijn gelijk … maar zijn sommige meer gelijk dan andere?). Dat heeft<br />
de afgel<strong>op</strong>en jaren geleid tot een stroom van plannen, kabinetsstandpunten,<br />
onderzoeksprogramma’s, bestuurlijk overleg, publiekscampagnes en ontwerpwetgeving.<br />
Langzamerhand komt er <strong>met</strong> de presentatie van de <strong>Water</strong>wet,<br />
het Ontwerp Nationaal <strong>Water</strong>plan (V&W 2008b) en de Ontwerp Beleidsnota<br />
<strong><strong>Water</strong>veiligheid</strong> (V&W 2008a) meer zicht <strong>op</strong> de structuur van het nieuwe waterveiligheidsbeleid.<br />
Met het nieuwe beleid tracht V&W de traditionele <strong>op</strong>vatting<br />
dat ‘de burger droge voeten houdt en dat de overheid hier zorg voor draagt’ aan<br />
te passen door een nieuwe integrale wetgeving, <strong>met</strong><br />
een aantal nieuwe technische en organisatorische<br />
uitgangspunten, en andere verwachtingen <strong>met</strong><br />
betrekking tot het gedrag van burgers, bedrijven<br />
en bestuurders. Het centrale concept hierbij is<br />
meerlaagsveiligheid, waarin veiligheid <strong>op</strong> drie (in<br />
plaats van <strong>op</strong> één) manieren wordt gewaarborgd,<br />
namelijk door (zie figuur 6.2): Preventie (laag 1),<br />
Duurzame ruimtelijke inrichting (laag 2) en<br />
Rampenbeheersing (laag 3) (V&W 2008a).<br />
Figuur 6.2<br />
Meerlaagsveiligheid (V&W 2008a)<br />
Wanneer de nadruk verschuift van<br />
uitsluitend preventie naar preventie als onderdeel<br />
van de meerlaagse veiligheid zal dat naar ons<br />
inzien onvermijdelijk gevolgen hebben voor het<br />
institutionele krachtenveld. In onze woorden, V&W<br />
wil <strong>met</strong> het nieuwe veiligheidsconcept een andere<br />
invulling geven aan de vier institutionele lagen:<br />
nieuwe basis<strong>op</strong>vattingen rond veiligheid gaan<br />
gepaard <strong>met</strong> nieuwe wetgeving en formele institu-<br />
ties, <strong>met</strong> nieuw management, en <strong>met</strong> veranderend<br />
gedrag van burgers, bedrijven en uitvoerende<br />
publieke organisaties. In die vier lagen zullen we<br />
de voorgestelde beleidswijziging in de volgende<br />
paragrafen samenvatten in één kader (zie figuur 6.3).<br />
Figuur 6.3<br />
De institutionele lagen van het ‘nieuwe’ waterbeheer<br />
De aanpak van overstromingsrisico’s houdt rekening <strong>met</strong> natuur, ecologie en<br />
efficiëntie en verdeelt de verantwoordelijkheid daarvoor tussen de burger en<br />
overheden <strong>op</strong> verschillende niveau’s.<br />
De organisatorische en financiële verantwoordelijkheid voor het beleid en de<br />
uitvoering wordt gespreid over een aantal departementen en beleidsdomeinen.<br />
Rijkswaterstaat en de waterschappen beheren dijken <strong>op</strong> basis van overstromingsrisico.<br />
R.O. maatregelen verlagen dit risico. Restrisico wordt beperkt door<br />
rampenbeheersing.<br />
Mix van lokale maatregelen gericht <strong>op</strong> preventie, gebiedsontwikkeling en rampenbeheersing<br />
Gefinancierd door publieke en private partijen en waterschappen.<br />
Nieuwe basis<strong>op</strong>vattingen en uitgangspunten<br />
Zoals hiervoor gesteld is staan integraal beheer en de watersysteembenadering<br />
centraal in het nieuwe beleid. Uitgegaan wordt van het geheel van relaties<br />
binnen watersystemen: waterkwaliteit, kwantiteit, <strong>op</strong>pervlakte- en grondwater,<br />
in samenhang <strong>met</strong> grond- en watergebruik en de ecologische en natuurlijke<br />
omgeving. Daarnaast worden langetermijnzekerheid en robuustheid van groot<br />
belang geacht. De erkenning dat er altijd een restrisico zal blijven bestaan, in<br />
combinatie <strong>met</strong> het inzicht dat centrale aansturing door de rijksoverheid inefficiënt<br />
en ineffectief is, heeft tot gevolg dat er verschuivingen in de verantwoordelijk-<br />
heden en taken noodzakelijk worden geacht van publieke naar private partijen.<br />
Nieuwe wetgeving en nieuwe formele regels<br />
In lijn <strong>met</strong> de integrale beleidsaanpak streeft de nieuwe <strong>Water</strong>wet naar de<br />
benadering van waterkwaliteit, -kwantiteit, <strong>op</strong>pervlakte- en grondwater, in<br />
samenhang <strong>met</strong> grond- en watergebruik en <strong>met</strong> de omgeving. Zo legt de <strong>Water</strong>wet<br />
een expliciete relatie <strong>met</strong> beleidsterreinen als natuur, milieu, ruimtelijke ordening<br />
en veiligheid. Daarnaast wordt gestreefd naar een modernisering van het water-<br />
beheer, door het reduceren van de bureaucratie en de regeldruk voor burgers en<br />
bedrijven, door aansluiting <strong>op</strong> de nieuwe wet ruimtelijke ordening (Wro), de<br />
uitvoering van de Eur<strong>op</strong>ese Kaderrichtlijn <strong>Water</strong> (KRW) en de Richtlijn over<br />
beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (ROR). Ook de Wet veiligheidsregio’s,<br />
die naar verwachting <strong>op</strong> 1 januari 2010 in werking treedt, is van belang in<br />
de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing <strong>op</strong> regionaal niveau.<br />
130 131
Kortom, er staan nieuwe wetten <strong>op</strong> stapel, maar dit betekent nog niet<br />
dat de normen en toetsingskaders bekend zijn en of deze overal gelijk moeten<br />
zijn. Daarover is de discussie nog in volle gang. Wie voert die discussie?<br />
Sommige ambtenaren zijn van mening dat dit geen onderwerp van regionale<br />
maar van landelijke politiek moet zijn; ook in het oude systeem zat daardoor<br />
immers differentiatie. ‘Dat weet ook niemand en dat accepteert ook iedereen en dat<br />
vindt ook niemand een probleem.[…] dus deze discussie houdt de burger niet bezig.<br />
De burger in zijn algemeenheid, die zegt dat de overheid het gewoon goed heeft<br />
geregeld. Die gaat zich echt niet bezighouden <strong>met</strong> of dit wel de goede norm is qua<br />
hoogte en type’. 6.3<br />
Tegelijkertijd wordt het belang van maatschappelijke discussie<br />
benadrukt: ‘Als je overstapt naar een ander type norm dan zit je <strong>met</strong> differentiatie.<br />
Dat kun je erg vinden of niet maar dan creëer je een maatschappelijke discussie<br />
vanwege die verschillen’. 6.4<br />
Regionale en lokale ambtelijke en bestuurlijke<br />
watermanagers bevestigen dat die discussie onder hen echter nog niet leeft.<br />
6.3<br />
Naar nieuw management<br />
De nieuwe aanpak van waterveiligheid gaat vergezeld van nieuwe arrangementen<br />
die het gedrag van bestuurders, burgers en bedrijven in de gewenste richting<br />
moet sturen. Duidelijk is dat de nieuwe aanpak zich steeds verder uitstrekt naar<br />
belangen en tradities uit andere maatschappelijke domeinen, zowel wat betreft<br />
de bestuurlijke inbedding daarvan als de betrokken maatschappelijke actoren.<br />
Het (ontwerp) Nationaal <strong>Water</strong>plan (2008b: 33) stelt: ‘Samengevat is het rijk<br />
verantwoordelijk voor het nationaal waterbeleid en het beheer in de rijkswateren.<br />
Het rijk heeft voor de werking van het waterbeheer de systeemverantwoordelijkheid,<br />
hetgeen betekent dat waterbeheer zo georganiseerd moet zijn dat door het<br />
nemen van de vastgelegde verantwoordelijkheden en het uitvoeren van toebedeelde<br />
taken door alle betrokken partijen waterdoelstellingen gerealiseerd kunnen<br />
worden’. Die betrokken partijen zijn onder andere de departementen BZK, VROM<br />
en LNV, de provincies, de waterschappen en de gemeenten.<br />
Een dergelijke verdeling van verantwoordelijkheden klinkt niet anders<br />
dan logisch. Op ieder bestuurlijk niveau moeten echter afwegingen gemaakt<br />
worden, voor de ene maatregel of voor de andere, <strong>met</strong> verschillende consequenties<br />
voor de waterveiligheid, die vervolgens weer gevolgen hebben voor andere<br />
bestuurlijke besluiten. Bovendien zullen bestuurders vaak ook afwegingen<br />
moeten maken tussen waterveiligheid gerelateerde en andere onderwerpen.<br />
Zoals zo vaak <strong>op</strong>gemerkt: iedere euro kan maar een keer uitgegeven worden.<br />
Tijdens deze afwegingen gebeurt dus nogal wat, en zal veel afhangen van hoe<br />
goed geïnformeerd, hoe urgent, hoe bewust van overstromingsrisico’s een<br />
provincie, waterschap of gemeente is én handelt. En dat is nog niet vanzelfspre-<br />
kend, getuige het volgende citaat: ‘Ik denk dat de gemiddelde bestuurder waar wij<br />
mee te maken hebben, gemeentes <strong>met</strong> name, die zijn namelijk helemaal niet <strong>met</strong><br />
waterbeleid bezig en zeker niet <strong>met</strong> hoogwaterbescherming [..]. Het beschermen<br />
tegen overstromingen dat overstijgt al echt snel de gemeente, dat is een boven-<br />
lokale, regionale, nationale kwestie waarvan de gemeente denkt dat moet gewoon<br />
<strong>op</strong> orde zijn en daar hoeven we ons niet zo intensief mee te bemoeien’. 6.5<br />
Ander gedrag<br />
Wat betreft de dagelijkse gang van zaken heeft de nieuwe aanpak gevolgen<br />
voor de taken van waterbeheerders, de provincie, de gemeente, en veiligheidsdiensten,<br />
zoals politie, brandweer en GGD. Deze partijen zullen moeten gaan<br />
samenwerken in het beheer van waterkeringen, wanneer die meer functies<br />
zullen gaan krijgen. Daarnaast zal er samenwerking nodig zijn <strong>op</strong> het gebied<br />
van de ruimtelijke ordening in relatie <strong>met</strong> waterveiligheid. Ook zullen ze elkaar<br />
tegenkomen bij de rampenbestrijding. Als laatste spelen alle partijen een rol<br />
van belang in het informeren van het publiek; niet alleen rond overstromingsrisico’s,<br />
maar ook <strong>op</strong> het gebied van andere thema’s.<br />
132 Provinciaal ambtenaar<br />
Provinciaal ambtenaar<br />
133<br />
6.4<br />
Provinciaal ambtenaar<br />
6.5
Bij gedrag gaat het in de nieuwe aanpak niet meer uitsluitend om de<br />
overheden. Ook bedrijven en burgers worden aangesproken en spelen een rol<br />
in de uitvoering van het lokale beleid; individueel, dan wel collectief via de<br />
politiek, of in participatieprocessen en belangenorganisaties. Door middel<br />
van publiekscampagnes wil de overheid burgers en bedrijven bovendien meer<br />
bewust maken van het overstromingsrisico dat zij l<strong>op</strong>en en ze wijzen <strong>op</strong> hun<br />
eigen verantwoordelijkheid. (Zie ook de essays Geen paniek!, Alles of niets en<br />
Tegen dovemansoren gezegd?)<br />
De meerlaagse veiligheidsaanpak ontleed<br />
Zoals gezegd heeft V&W zo zijn redenen voor de herziening van het waterveiligheidsbeleid.<br />
‘Het land’ of ‘de regio’ herkent zich niet onmiddellijk in de discussie<br />
daarover: ‘Er is geen regio, ik ken ze niet, waar een beweging zit die het rijk ertoe<br />
<strong>op</strong>roept om hier toch maar eens even stevig werk van te maken. […] er is niemand<br />
die roept: het kan wel een tandje minder, maar ook niemand dat het meer moet.<br />
Het is dus een klein clubje van betrokken bestuurders en ingewijden die de<br />
discussie voeren’. Dat is <strong>op</strong>merkelijk omdat het beleid veronderstelt dat de<br />
regionale en lokale functionarissen in het waterbeheer uiteindelijk toch een<br />
groot deel van het werk (de implementatie) zullen moeten doen. Hoe en door<br />
wie zal het precies geïmplementeerd worden? En welke institutionele en<br />
bestuurlijke spanningen zal dat mogelijk <strong>met</strong> zich brengen?<br />
Om daar inzicht in te geven zullen we de drie veiligheidslagen,<br />
Preventie (laag 1), Duurzame ruimtelijke inrichting (laag 2) en Rampenbeheersing<br />
(laag 3), beschrijven als drie min of meer eigen institutionele arrangementen.<br />
Door basis<strong>op</strong>vattingen, formele regels, management en gedrag van actoren<br />
binnen de veiligheidslagen in kaart te brengen en die <strong>met</strong> elkaar te vergelijken<br />
tussen de veiligheidslagen, krijgen we inzicht in mogelijke spanningen en<br />
blokkades in de implementatie en uitvoering van het nieuwe beleid. De essentie<br />
én uitdaging van het nieuwe overstromingsbeleid is dat de drie veiligheidslagen<br />
<strong>op</strong> redelijk consistente wijze <strong>met</strong> elkaar gecombineerd moeten gaan worden,<br />
gegeven lokale omstandigheden van uiteenl<strong>op</strong>end aard.<br />
Laag 1: Preventie<br />
Binnen de meerlaagse aanpak van waterveiligheid blijft bovenaan staan dat<br />
overstromingen voorkomen moeten worden, maar niet uitgesloten kunnen<br />
worden. Met andere woorden, de basis<strong>op</strong>vatting zal (moeten) verschuiven naar de<br />
overheidsgarantie van basisveiligheid voor iedereen, waarbij het restrisico<br />
onder ogen wordt gezien. Normeren, toetsen en het beheer van waterkeringen<br />
blijven de formele regels en de kern van het beleid. Hoewel het beleid en de<br />
<strong>Water</strong>wet de beide Kamers binnenkort zullen passeren, is daarmee het nieuwe<br />
normeringstelsel nog niet vastgesteld. De <strong>Water</strong>wet vormt de basis voor nieuwe<br />
normen die aan watersystemen kunnen worden gesteld. In de wet – die onder<br />
andere de oude Wet <strong>op</strong> de waterkering vervangt – is het begrip overschrijdingskans<br />
vervangen door de veiligheidsnorm (art. 2.2 lid 2): de gemiddelde kans per<br />
jaar <strong>op</strong> een overstroming van het door de dijkring beschermde gebied door het<br />
bezwijken van een primaire waterkering (zie ook het essay Alle dijkringen zijn<br />
gelijk … maar zijn sommige meer gelijk dan anderen?). Deskundige ambtenaren<br />
vrezen dat dit voor bestuurders inderdaad eenvoudig lijkt, maar dat het<br />
management van de technische complexiteit die daarachter schuil gaat – en de<br />
keuzen die dat <strong>op</strong> lokaal en regionaal niveau <strong>met</strong> zich mee brengt – onzichtbaar<br />
blijft: ‘Maar dat is ontzettend ingewikkeld want die getallen die komen niet<br />
zomaar tot stand. Er zitten oneindig veel keuzes en aannames in om het maar<br />
hanteerbaar te kunnen maken. […] En in het kader van die risicobenadering zegt<br />
het rijk, dat een overstromingskans beter is, want als die <strong>met</strong> de gevolgen wordt<br />
vermenigvuldigd dan bestaat er <strong>met</strong>een zicht <strong>op</strong> het risico. Nou daar zit naar<br />
mijn idee een heleboel meer achter, dat is echt niet zo eenvoudig’.<br />
Figuur 6.4<br />
De institutionele lagen van preventie<br />
De beheersing van overstromingsrisico’s, al dan niet rekening houdend <strong>met</strong> natuur<br />
en ecologie, zorgt voor basisveiligheid voor iedereen; er blijft een restrisico bestaan.<br />
Het ministerie van V&W is verantwoordelijk voor het vaststellen van de basisveiligheid,<br />
het maatschappelijk aanvaardbaar groepsrisico en een economisch <strong>op</strong>timaal<br />
veiligheidsniveau.<br />
Rijkswaterstaat en de waterschappen beheren hun dijken aan de hand van<br />
overstromingskansen, gebruikmakend van technische leidraden.<br />
Lokale maatregelen door robuust versterken van waterkeringen en innovatieve<br />
combinatie van versterking <strong>met</strong> andere functies: publieke, maar mogelijk ook<br />
private investeringen.<br />
134 135
Op het informele niveau neemt de verwarring sterk toe. Nieuw is dat<br />
deze normering systematisch aandacht zal geven aan het aantal potentiële<br />
slachtoffers en kosteneffectiviteit (zie ook het essay Alle dijkringen zijn gelijk<br />
… maar zijn sommige meer gelijk dan anderen?). Het voldoen aan de norm zal<br />
daardoor niet langer uitsluitend bepaald worden door de sterkte van de<br />
waterkering. Bovendien gaat de norm gelden per dijkring, en zal daardoor<br />
mogelijk ook door andere (regionale of lokale) beslissingen beïnvloed worden<br />
zoals door de aanleg van kunstwerken. V&W heeft aangegeven (V&W 2008a) dat<br />
de normen toekomstvast moeten zijn. Dat betekent dat bij de nieuwe normen al<br />
rekening wordt gehouden <strong>met</strong> de voorziene (regionale) economische ontwikkeling,<br />
waardoor een sterke relatie wordt gesuggereerd tussen economisch beleid<br />
en de normstelling voor waterveiligheid. De vraag is daarbij: wat gebeurt er als<br />
bij de tienjaarlijkse evaluatie blijkt dat economische waarde meer of minder is<br />
toegenomen? Gaat er dan een andere norm gelden? Kan, of moet, regionaal of<br />
lokaal bestuur daar<strong>op</strong> anticiperen in de besluitvorming over nieuwe bedrijfsterreinen<br />
of andere grote (des)investeringen? Wie gaat dat dan betalen? Dergelijke<br />
vragen en afwegingen zouden in de praktijk in en rondom lokale maatregelen<br />
en investeringen, het strategisch gedrag van betrokkenen kunnen beïnvloeden.<br />
Onder het motto: ‘centraal wat moet’ blijven het ministerie van V&W<br />
en de regionale waterbeheerders ogenschijnlijk verantwoordelijk voor de<br />
preventie. De norm wordt vastgelegd in een AmvB of provinciale verordening en<br />
is daarmee niet langer louter een zaak van de landelijke bestuurders, maar<br />
eveneens van regionale. De minister zorgt echter nog steeds – net als voorheen<br />
– voor de technische leidraden als aanbeveling voor de beheerders van de<br />
waterkeringen. Hoe die leidraden tot stand gaan komen, is <strong>op</strong> dit moment nog<br />
onderwerp van overleg.<br />
We kunnen concluderen dat het nieuwe arrangement voor preventie in<br />
hoofdlijnen ogenschijnlijk lijkt <strong>op</strong> het ‘traditionele’ arrangement. Echter, de<br />
overlegstructuren tussen de waterbeheerders zijn de afgel<strong>op</strong>en jaren – sinds het<br />
Nationaal Bestuursakkoord <strong>Water</strong> (2003) – ingrijpend veranderd, waardoor het<br />
gedrag minder hiërarchisch wordt aangestuurd dan de afgel<strong>op</strong>en dertig jaar.<br />
Nieuwe normen krijgen bovendien een andere grondslag en geven meer aan-<br />
leiding tot lokale differentiatie en zullen daardoor vaker dan voorheen doorklinken<br />
in andere besluitvormingsprocessen <strong>op</strong> regionaal en lokaal niveau, <strong>met</strong> nieuwe<br />
actoren en belangen. Een provinciale ambtenaar zegt hierover: ‘het zijn<br />
allemaal aspecten die je moet weten om goed <strong>met</strong> beleid om te kunnen gaan.<br />
Overstappen naar een ander soort norm kan dit hele stelsel <strong>op</strong> de sch<strong>op</strong> zetten.<br />
En dat moet je dus goed weten, want anders zit je straks <strong>met</strong> de gebakken peren’.<br />
Laag 2: Duurzame ruimtelijke inrichting<br />
De provincies, gemeenten en het ministerie van VROM moeten streven naar een<br />
ruimtelijke inrichting waarbij rekening wordt gehouden <strong>met</strong> het overstromingsrisico.<br />
De achterliggende <strong>op</strong>vatting is dat een zorgvuldige ruimtelijke planning<br />
slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen kan beperken. V&W pleit<br />
hiervoor, maar heeft geen eindverantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid.<br />
Anders dan in de huidige aanpak veronderstelt het nieuwe beleid dat waterbeheerders<br />
samenwerken <strong>met</strong> de ruimtelijke ordenaars <strong>op</strong> provinciaal en<br />
gemeentelijk niveau, <strong>met</strong> projectontwikkelaars, de bouwsector en uiteindelijk<br />
<strong>met</strong> (toekomstige) huiseigenaren. De waterbeheerders hebben daarbij een<br />
proactieve, adviserende en informerende rol. Het is ten minste een aantal van<br />
hen nog niet duidelijk hoe normstelling en duurzame inrichting zich in formele<br />
regels tot elkaar (kunnen) verhouden: ‘RO in Nederland is een vertaling van<br />
rijksbeleid naar de regio en dan gaan we ervan uit dat de beveiliging tegen<br />
overstromingen in feite rijksbeleid is dat <strong>op</strong> een regionaal niveau wordt uitgewerkt.<br />
En als je ziet wat we de komende jaren en decennia in Nederland nog te<br />
investeren en te ontwikkelen hebben, dan verwacht men ook dat het<br />
beschermingsniveau daarbij aansluit’. 6.6<br />
136 Provinciaal ambtenaar<br />
137<br />
6.6
Rijkswaterstaat en de waterschappen gaan proactief adviseren over<br />
ruimtelijke initiatieven en inrichtingsmaatregelen, zoals evacuatieroutes in<br />
nieuwe woonwijken, aanwijzen en inrichten van vluchtplaatsen of toepassing<br />
van aangepaste bouwvormen. Zo kan in het management van een duurzame<br />
ruimtelijke inrichting de kwetsbaarheid van gebieden nader [worden] gedefi-<br />
nieerd en gek<strong>op</strong>peld aan concrete beleidsregimes (V&W 2008a: 28). Dat betekent<br />
dat de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van die regimes aan bevoegdheden<br />
en formele regels worden gek<strong>op</strong>peld. Leidraden zoals overstromingsrisicozonering<br />
zouden daarbij een rol kunnen gaan spelen. (Pols et al. 2007)<br />
Er is behoefte aan leidraden om het voorbereiden en nemen van<br />
lokale maatregelen voor een duurzame waterveiligheid ‘zin’ te geven. Voor<br />
dergelijke maatregelen is immers een lange adem nodig, als de relatie tussen<br />
maatregel en effect al zichtbaar wordt. Hoe zijn maatregelen te motiveren, als<br />
de reserveringen, gebieden voor water<strong>op</strong>vang en dijkversterkingen, misschien<br />
pas over een eeuw effect zullen krijgen? Tegelijkertijd wordt ook gesteld dat<br />
een focus <strong>op</strong> nieuw te ontwikkelen gebieden beperkt is: ‘die RO duurt heel erg<br />
lang en is erg lastig en volgens VROM bereik je daar dan vermindering van de<br />
gevolgen [mee] die in de orde van 5% ligt. […] onze <strong>op</strong>gaven in RO de<br />
aankomende tijd liggen meer in herstructurering van naoorlogse wijken en<br />
renovatie van industrieterreinen dan in uitbreiding. Die locaties kun je niet<br />
zomaar 5 <strong>met</strong>er hoger gaan bouwen’. 6.7<br />
Figuur 6.5<br />
De institutionele lagen van duurzame ruimtelijke inrichting<br />
Zorgvuldige ruimtelijke planning (locatiekeuze en inrichtingsvraagstukken) kan<br />
slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen beperken.<br />
Het ministerie van VROM is verantwoordelijk voor de beleidslijnen. Overstromingsrisico’s<br />
moeten een sterkere rol spelen bij afwegingen die in de ruimtelijke planning<br />
gemaakt worden.<br />
Provincie, gemeenten en waterschappen houden in ruimtelijke plannen rekening<br />
<strong>met</strong> overstromingsrisico’s. De waterschappen doen de watertoets.<br />
Lokale maatregelen voor waterproof bouwen en inrichten, publieke en private<br />
investeringen<br />
6.7<br />
Leidraden kunnen behulpzaam zijn bij de afstemming tussen formele<br />
regels en management en maatregelen. In de praktijk zullen zich echter ook<br />
afwegingen voordoen die daarin niet te vatten lijken. Regionale ambtenaren<br />
brachten een aantal dilemma’s naar voren die te maken hebben <strong>met</strong> de manier<br />
waar<strong>op</strong> waterveiligheid in de toekomst meegewogen wordt bij ruimtelijke<br />
ontwikkelingsplannen. ‘Meewegen’ en ‘de doorslag geven’ zijn in besluitvormings-<br />
processen twee verschillende dingen, zeker wanneer financiële argumenten in het<br />
geding zijn. Dat realiseren ook ambtenaren zich: ‘[…] <strong>met</strong> name de ruimtelijke<br />
beperkingen die liggen heel zwaar. Dat is natuurlijk een heel gevoelig iets in<br />
Nederland, ruimtelijke beperkingen. Dus dat speelt ook een belangrijke rol’. 6.8<br />
Gemeenten en waterschappen kunnen <strong>op</strong> hetzelfde (afgewogen) voornemen<br />
immers een andere kijk hebben: ‘De gemeente had bijvoorbeeld huizen gebouwd<br />
in de primaire waterkering (...). Daar gruwelen ze [bij het waterschap] van, daar<br />
moeten ze niks van hebben’. 6.9<br />
Tussen gemeenten is vaak sprake van ‘beleidsconcurrentie’; ze willen<br />
allemaal zoveel mogelijk woningbouwprojecten en bedrijventerreinen binnen<br />
hun grenzen krijgen. Duurzame ruimtelijke inrichting kan van invloed zijn <strong>op</strong><br />
die concurrentiepositie; in positieve en negatieve zin. We noemen een aantal<br />
mogelijke mechanismen die juist bij het nemen van lokale maatregelen<br />
zichtbaar kunnen worden, soms buiten het zicht van waterbestuurders.<br />
- <strong>Water</strong>veilige gebiedsontwikkeling kan extra (ontwikkel- en bouw)kosten<br />
mee brengen.<br />
- De te beschermen gebieden en functies krijgen een economische waarde<br />
die wordt erkend en vastgelegd (onder andere in de veiligheidsnorm).<br />
Dit kan leiden tot marktmechanismen en speculatie. Dit leidt mogelijk tot<br />
herwaardering die weer tot claims voor extra bescherming kan leiden.<br />
- De ontwikkeling van publiek/private financieringsmechanismen voor<br />
overstromingsbescherming en voorbereiding kan leiden tot economische<br />
(en mogelijk sociale) differentiatie tussen functies en gebieden. In science<br />
fiction zouden differentiatie en compartimentering kunnen leiden tot de<br />
ontwikkeling van ‘diked communities’: de rijkeren verzorgen hun eigen<br />
compartimentering. Welke bestuurder stelt zich de vraag of dat mag en of<br />
we dat willen in Nederland? Zo ver weg lijkt dat soms niet eens, wanneer in<br />
plannen wordt gesuggereerd, onder meer door de commissie Veerman, om<br />
dijken zodanig over te dimensioneren dat ze niet meer kunnen falen en<br />
bovendien geschikt worden voor allerlei vormen van multifunctioneel<br />
ruimtegebruik. Dit betekent samenwerking in veel grotere netwerken,<br />
waarbij behalve de overheden ook projectontwikkelaars en andere private<br />
partijen betrokken zijn.<br />
138 Gemeenteambtenaar<br />
Provinciaal ambtenaar<br />
139<br />
6.8<br />
6.9<br />
Wethouder
- <strong>Water</strong>veilige gebiedsontwikkeling kan effect hebben <strong>op</strong> de grondprijs en de<br />
waarde van de projecten. Om die <strong>op</strong> peil te houden kan het van belang zijn<br />
dat de boodschap is ‘dat het allemaal zo’n vaart niet lo<strong>op</strong>t’. Die boodschap<br />
kan contrair zijn aan de boodschap die nodig is om urgentie van maatregelen<br />
te benadrukken of de zelfredzaamheid van burgers te stimuleren. Kortom,<br />
het beginsel van kosteneffectiviteit kan in lokale praktijken onvoorziene<br />
effecten hebben.<br />
- Bovendien kunnen regionale en lokale ontwikkelingen – naast fysieke<br />
kenmerken van een gebied – de mate van bescherming en de waardering<br />
van het risico in een gebied bepalen. Dat betekent dat lokale verschillen in<br />
waterveiligheid ongewenst door de politiek tot een ‘issue’ gemaakt kunnen<br />
worden, ondanks het feit dat burgers verschillen in bescherming lijken te<br />
accepteren. ‘<strong>Kijk</strong> nu is alles 1/1250. Niemand maakt zich zorgen, ook de<br />
burger maakt zich geen zorgen. Tot <strong>op</strong> het moment dat die [verschillen]<br />
voorgeschoteld krijgt. Dan moet deze bestuurder gaan ageren. Die kan niet<br />
zeggen dat vind ik goed’. 6.10<br />
- Ook tussen overheden kan de verdeling van de lusten en de lasten een heet<br />
hangijzer worden. Hoewel het voor de burger niets uit lijkt te maken of hij<br />
zijn euro aan de gemeente of het waterschap betaalt, kan het wel bepalend<br />
zijn voor de gekozen <strong>op</strong>lossingen, zonder dat de burger daar een stem in<br />
heeft. Bij wijze van voorbeeld vertelde een wethouder dat ‘ze [van het<br />
waterschap] sturen <strong>op</strong> een traditionele vorm van waterveiligheid; hogere en<br />
bredere dijken en zorgen dat we water buitenhouden. Niet bouwen buiten de<br />
dijken. Dat is daar not done, daar moeten ze niks van hebben. Ze sturen <strong>op</strong><br />
kosten. Niet kosten voor de maatschappij, maar voor het waterschap zelf’.<br />
- Last but not least komt daar nog het ‘institutionele schaalverschil’ bij.<br />
De bevoegdheden en <strong>op</strong>gaven van waterschappen, provincies en gemeentes<br />
zijn geformuleerd <strong>op</strong> een andere geografische schaal dan de dijkring, waardoor<br />
het lastig is de <strong>op</strong>ties en belangen voor overstromingsbescherming tegen<br />
elkaar af te wegen. Bij gebiedsontwikkeling is de schaal van het planproces<br />
<strong>op</strong> provinciaal en gemeentelijk niveau een dominante factor in wat er waar<br />
gedaan kan worden wat betreft grondgebruik en bebouwing. Maar ook de<br />
aanwijzing van safe places, vluchtroutes en eventuele compartimentering<br />
zijn dingen die uit het RO-perspectief van de dijkring voortvloeien. Dit maakt<br />
duurzame ruimtelijke inrichting van een dijkring extra gecompliceerd. 6.11<br />
Het gedrag van lokale, politieke en private belangen en partijen zal dus<br />
steeds belangrijker worden in het afwegen van publieke waarden, zoals bescherming,<br />
en economische waarden; zeker als daar een langetermijnperspectief aan<br />
gek<strong>op</strong>peld wordt. Verschillende publieke en private partijen zullen onderhandelen<br />
over de afweging van (de mate van) preventie tegen andere uiteenl<strong>op</strong>ende<br />
doelen en conflicterende belangen. Individuele en publieke belangen zullen<br />
6.10<br />
verward worden. Hoewel de beschermde waarde <strong>op</strong> het eerste gezicht hetzelfde<br />
lijkt, hebben de belangen een heel ander gewicht in een specifieke regionale,<br />
lokale en individuele context. Individuele private belangen kunnen niet zonder<br />
meer <strong>op</strong>geteld worden tot het publieke belang. <strong>Water</strong> bezorgt individuen een<br />
gevoel van vrijheid en plezier en iedereen waardeert mooie, <strong>op</strong>en en toegankelijke<br />
waterpartijen. Dat kan monetaire waarde creëren, die tot bouwen uitnodigt. Maar<br />
waterveiligheid over de langere termijn is veel lastiger te waarderen <strong>op</strong> individuele<br />
basis en blijft een collectieve zorg. Uiteindelijk zal dus de overheid verantwoordelijk<br />
gehouden worden voor eventuele overstromingen. Dit pleit voor een duurzame<br />
inrichting, maar maakt het tevens lastig te realiseren; niet in de laatste plaats<br />
omdat het zich grotendeels buiten het schootsveld van V&W af zal spelen.<br />
Laag 3: Rampenbeheersing<br />
Bij duurzame inrichting heeft V&W een meer adviserende rol dan haar traditioneel<br />
sterke sturende positie; bij de regionaal vorm te geven rampenbeheersing en in<br />
te vullen calamiteitenplannen staat V&W <strong>op</strong> nog grotere afstand van ‘het roer’.<br />
Niet V&W, maar BZK is verantwoordelijk voor de formele spelregels neergelegd in<br />
beleidslijnen en de calamiteitenplannen. Tot voor kort waren er nauwelijks<br />
calamiteitenplannen voor overstromingen en de samenwerking <strong>met</strong> brandweer,<br />
politie, GGD en risicobedrijven. Die plannen vergen een intensievere samenwerking<br />
<strong>met</strong> andere regionale overheden binnen de veiligheidsregio’s<br />
aangestuurd door een van de burgemeesters.<br />
Lokale waterbeheerders zijn een nieuwe partner in de rampenbestrijding,<br />
naast de traditionele partijen, zoals de gemeente, en de politie, brandweer en<br />
GGD. Hun kennis van ruimtelijke en hydrologische karakteristieken en daarmee<br />
van het verlo<strong>op</strong> van overstromingen is nodig voor het crisismanagement ter<br />
voorbereiding en tijdens een overstromingsramp, voor vluchtroutes, evacuatieplannen,<br />
veilige plaatsen en de mogelijke noodvoorzieningen. Beleids- en besluit-<br />
vorming daarover heeft niet overal prioriteit, en lijkt voor sommige bestuurders<br />
nog minder aantrekkelijk dan het agenderen van preventief beleid. Komt rampen-<br />
beheersing <strong>op</strong> de lokale politieke wateragenda? ‘Nee. Onze conclusie [...] was er<br />
<strong>met</strong> hernieuwde energie voor zorgen dat het zo niet misgaat. Wat natuurlijk tot <strong>op</strong><br />
zekere hoogte je k<strong>op</strong> in het zand steken’ is antwoordde desgevraagd een wethouder.<br />
De beheersing van overstromingsrampen vereist plannen van aanpak<br />
<strong>met</strong> regels, scenario’s afspraken en informatiestromen. De aandacht voor het<br />
management verschilt per waterbeheerder en per regio. In de ene regio wordt een<br />
hechte samenwerking geschetst: ‘Dus het waterschap draait gewoon mee in het<br />
veiligheids-MT in dit gebied. […] Daar maakt ook een dijkgraaf deel van uit en een<br />
directeur waar veiligheid onder valt binnen het waterschap en één van de provincie<br />
zit daar ook in. In die zin is men wel bezig om elkaars taal te leren spreken’. 6.12<br />
140 Provinciaal ambtenaar<br />
Wethouder<br />
141<br />
6.11<br />
Een dergelijk institutioneel schaalverschil doet zich eveneens voor in het watersysteem- en<br />
waterkwaliteitsbeheer, zoals bij de implementatie van de Eur<strong>op</strong>ese Kaderrichtlijn <strong>Water</strong>.<br />
6.12
‘Maar dat is niet overal hetzelfde. Op een wat hoger abstractieniveau,<br />
de veiligheidsregio, […] werken de brandweer, politie, GGD, voor diezelfde<br />
gemeenten die <strong>op</strong> beleidsmatig niveau wel […] mee doen, maar de veiligheidsregio<br />
als hulpdienst die richt zich veel meer <strong>op</strong> de situatie zoals die uiteindelijk<br />
door het beleid is ingericht. […] de veiligheidregio’s, die zitten ook tot hier in<br />
het werk en dan is [overstromingsrisico] eigenlijk geen item voor hen. Het heeft<br />
echt heel veel inspanning gekost om hen te vragen om <strong>met</strong> zo’n soort ramp aan<br />
de slag te gaan. Ze hebben een ander soort prioriteiten’. 6.13<br />
Duidelijk is echter dat er van een echte preparatie <strong>op</strong> overstromingen<br />
in de rampenbeheersing nog weinig sprake is. Gemeenten hebben vrijwel geen<br />
plannen om het aantal slachtoffers te beperken. Er zijn nauwelijks afspraken<br />
rond het verkeer, zoals de mogelijkheid snelwegen die je in één richting zou<br />
kunnen leiden voor evacuatie; <strong>op</strong>lossingen voor het feit dat je het regionaal<br />
ziekenhuis niet meer kan gebruiken om mensen <strong>op</strong> te vangen enzovoort.<br />
Er liggen geen scenario’s klaar die ervan uitgaan dat je je niet kunt verdedigen<br />
en dus acties moet ondernemen als het echt misgaat. Wat er dan gebeurt?!<br />
‘Uit mijn zwijgen blijkt dat ik daar nog niet heel erg over heb nagedacht. Anders<br />
dan een aantal scenario’s, dat we hier al eens hebben geoefend en we daar<br />
h<strong>op</strong>eloos in vast l<strong>op</strong>en.[…] We weten dat wij er dan echt absoluut niet uitkomen.<br />
Als er hier echt water komt dan staan wij echt <strong>met</strong> de rug tegen de muur. Dan<br />
weten wij gewoon niet waar de mensen naartoe moeten. Met het aantal mensen<br />
over twee uitvalswegen <strong>met</strong> de gebieden die daar vervolgens weer achter liggen en<br />
waar ook het probleem is. Daar kom je niet uit’. 6.14<br />
Voor ieder gebied of dijkring<br />
zal dit anders zijn, maar vele bestuurders lijken iets dergelijks te ervaren.<br />
Ook veiligheidsdeskundigen erkennen dat rampenplannen weliswaar<br />
essentieel zijn, maar dat ze voor overstromingen niet of mondjesmaat bestaan.<br />
Een van de redenen daarvoor is dat aan echt grote overstromingen weinig te<br />
redden valt; de energie valt uit, telefoonverkeer is onmogelijk, evacuatie lukt<br />
ook niet, de brandweerauto’s drijven in het water, auto’s waarmee mensen<br />
willen vluchten spoelen van de weg, ziekenhuizen zijn niet bereikbaar en de<br />
voedseldistributie kan ook niet meer plaatsvinden.<br />
Anders dan bij ‘droge’ rampen heeft een overstromingsramp tot gevolg<br />
dat de <strong>op</strong>erationele organisatie van de rampenbeheersing volledig vanuit andere<br />
regio’s moet plaatsvinden. Bovendien is gebleken dat in de praktijk lokale<br />
‘reddingswerkers’ niet altijd prioriteit geven aan hun taak, maar aan de veilig-<br />
heid van eigen have en goed. Dit blijkt onder meer uit de ervaringen uit Zeeland<br />
en New Orleans (Slager 2008, Jonkman 2005). Overstromingen zullen over het<br />
algemeen een verwoestende uitwerking hebben <strong>op</strong> vitale infrastructuren, zoals<br />
de voorziening van elektriciteit, water, communicatie en transport.<br />
6.13<br />
Veiligheidskundigen hanteren het principe dat besluitvorming hierover moet<br />
plaatsvinden <strong>op</strong> het niveau waar<strong>op</strong> het probleem speelt. Voor overstromingen<br />
en evacuaties is er nog weinig geregeld <strong>op</strong> bovenregionaal niveau. Daar zouden<br />
afspraken gemaakt moeten worden over bijvoorbeeld de evacuaties: waar gaan<br />
de mensen uit een bepaald overstroomd gebied naar toe? Hoe worden die mensen<br />
medisch verzorgd? Hoe krijgen ze eten en onderdak? Ambtenaren denken dat de<br />
complexiteit van het onderwerp en de besluitvorming erover het aflegt tegen<br />
preventief beleid. Eén van hen zei tegen ons: ‘Dit is een ontzettend ingewikkeld<br />
onderwerp, je kunt je niet voorstellen wat zich dan afspeelt. En om die reden<br />
hebben wij ook gezegd, bestuurders kunnen wel leuk praten over risico’s en normen<br />
maar ik zeg gewoon een overstroming is in Nederland maatschappelijk onacceptabel’.<br />
Vanuit het perspectief van rampenbeheersing geldt: <strong><strong>Water</strong>veiligheid</strong><br />
vereist waterbewust gedrag. Bestuurders, bedrijven en burgers moeten kennis<br />
hebben van overstromingsrisico’s en daarmee rekening houden bij hun afwegingen<br />
en handelen. Door middel van publiekscampagnes wil de overheid burgers<br />
meer bewust maken van het overstromingsrisico dat zij l<strong>op</strong>en en ze wijzen <strong>op</strong><br />
hun eigen verantwoordelijkheid. Burgers wordt aangeraden om noodpakketten<br />
in huis te nemen, afspraken te maken <strong>met</strong> familie en zich te oriënteren <strong>op</strong><br />
evacuatiemogelijkheden. Ook zijn er lokale oefeningen om de uitvoering van<br />
plannen en voorbereidingen te verbeteren. In het essay Waar gaat dat heen?<br />
wordt hierover meer uit de doeken gedaan.<br />
Cultureel ingebedde <strong>op</strong>vattingen veranderen langzaam in de lo<strong>op</strong> van decennia.<br />
De basis<strong>op</strong>vatting van rampenbeheersing is dat een goede individuele voorbereiding<br />
essentieel is om effectief te kunnen handelen bij een eventuele<br />
overstromingsramp en slachtoffers en schade zoveel mogelijk te beperken.<br />
Delen burgers die <strong>op</strong>vatting en zullen zij zich voorbereiden? Een ambtenaar<br />
schetste ons: ‘Er zijn twee soorten burgers. De burger die rechtstreeks te maken<br />
krijgt <strong>met</strong> uitvoering van het beleid dus als je zegt: ik ga de dijk verhogen, bij<br />
wijze van spreken, dan is de dijkbewoner daar erg in geïnteresseerd en heeft hij<br />
een direct belang. De burger die ergens achter de dijk woont, interesseert het<br />
weinig. Het moet <strong>op</strong> orde zijn. En in Nederland zullen wij het wel <strong>op</strong> orde hebben’.<br />
De laatste rekent er<strong>op</strong> dat het collectief belang goed geborgd is. De eerste weet<br />
zijn individueel belang nu die in het geding is. Dergelijke <strong>op</strong>merkingen attenderen<br />
ons <strong>op</strong> het onderscheid tussen redelijk concrete individuele belangen <strong>op</strong> de<br />
korte termijn en het relatief abstracte collectieve belang <strong>op</strong> de lange termijn.<br />
Door veel ambtenaren en bestuurders wordt betwijfeld of burgers bij<br />
kunnen of zullen dragen aan de abstracte discussie rond normen en maatregelen,<br />
wanneer die niet direct hun eigen leefwereld raakt. Daarbij wordt regelmatig<br />
verwezen naar de beleidsprocessen ‘ruimte voor de rivier’, waar pas in intensieve<br />
142 Provinciaal ambtenaar<br />
143<br />
6.14<br />
Wethouder
gebiedsprocessen ‘de burger’ echt betrokken raakte. Dat geldt ook voor andere<br />
private partijen. Op landelijk niveau doen landelijke belangenorganisaties mee,<br />
zoals Natuurmonumenten en de ANWB. Daarvan verwachtten ambtenaren dat<br />
‘die [...] minder geïnteresseerd [zijn] in het beleid want dat wordt […] geacht<br />
door een aantal deskundigen goed neergezet te worden. Die zijn vooral geïnteresseerd<br />
in, als het dan <strong>op</strong> ons afkomt, willen we wel dat er goede redenen voor<br />
zijn en voldoende compensatie: financieel, in hectare, dat soort dingen. Dat is<br />
hun invalshoek. Ze gaan zich niet bemoeien <strong>met</strong> het waterveiligheidsbeleid’.<br />
Van burgers, belangengroepen en lokale politici lijken ambtenaren en<br />
bestuurders dus het beeld te hebben dat zij denken ‘dat het allemaal wel goed<br />
zit <strong>met</strong> die veiligheid’ en daardoor lastig te interesseren zijn. Wanneer het<br />
beleid er<strong>op</strong> uit is de basis<strong>op</strong>vatting te veranderen, dan betekent dat niet alleen<br />
dat communicatie gericht moet zijn <strong>op</strong> de percepties van burgers, belangengroepen<br />
en lokale politici, maar ook <strong>op</strong> de beeldvorming over die burgers door<br />
regionale en landelijke ambtenaren en bestuurders.<br />
Eigenlijk verwachten de lokale en regionale bestuurders niet zo heel<br />
veel van de burger. Zij vertellen dat een uitgewerkt voorlichtingsbeleid nog niet<br />
is ontwikkeld. Als zij <strong>op</strong> dit terrein activiteiten ontwikkelen dan gebeurt dat<br />
veelal <strong>op</strong> basis van incidentele aanleidingen. Zo versturen een aantal gemeenten<br />
zogenaamde hoogwaterbrieven om inwoners eraan te herinneren dat de kans <strong>op</strong><br />
natte voeten bestaat, en wat in zo’n geval te doen.<br />
1<br />
Zo stuurde de gemeente Capelle aan den IJssel een brief naar alle bewoners over het veiligheidsrisico van<br />
een laaggelegen wijk. Uitgebreid werd daarin ingegaan <strong>op</strong> het handelingsperspectief van de betreffende<br />
burgers in het geval de wijk inderdaad zou overstromen. Aanleiding was een aantal berichten in de pers<br />
naar aanleiding van een onderzoek naar de evacuatiemogelijkheden tijdens een potentiële overstroming.<br />
Na de eerste grote oefeningen vestigden deskundigen de aandacht<br />
er<strong>op</strong> dat er nu veel te weinig bestuurlijke aandacht is voor de fase na de ramp.<br />
Na een overstroming is er geen elektriciteit. Niets doet het. Er is geen telefoonverkeer<br />
mogelijk. Er ontstaan ziektes, mede doordat het rioolwater naar boven is<br />
gekomen. Veel wegen zijn niet begaanbaar. Het <strong>op</strong>enbaar vervoer functioneert niet.<br />
De zorgsector wordt overvraagd. Hoe kan zo’n gebied weer <strong>op</strong>gebouwd worden?<br />
De echte ramp begint pas na vijf dagen. Een overstromingsramp vereist uitgebreide,<br />
vaak langdurige nazorg waarbij de samenwerking van vele partijen noodzakelijk<br />
is (HubHolland 2009). Wellicht dat daar juist voor de waterbeheerders in de<br />
rampenbeheersing een concrete taak is weggelegd. Hoe zou de infrastructuur van<br />
waterkeringen en waterwerken hersteld en <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>gebouwd kunnen worden?<br />
6.4<br />
ConClusIes<br />
Het waterveiligheidsbeleid is veel complexer geworden! Was het oude waterveilig-<br />
heidsbeleid gebaseerd <strong>op</strong> één arrangement <strong>met</strong> een centrale sturende rol voor<br />
V&W, het nieuwe meerlaagse waterveiligheidsbeleid zet in <strong>op</strong> drie arrangementen<br />
preventie, duurzame ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing, waarin<br />
gedeeltelijk dezelfde partijen (in andere rollen) <strong>met</strong> elkaar gaan samenwerken.<br />
V&W staat ook in het nieuwe waterveiligheidsbeleid weliswaar centraal, maar<br />
heeft in de drie verschillende lagen minstens zoveel rollen. Ook voor de andere<br />
partijen geldt dat ze in de verschillende lagen verschillende verantwoordelijkheden<br />
en rollen hebben. Veelal zijn dit nieuwe verbanden en relaties die nog<br />
vorm moeten krijgen en geïnstitutionaliseerd moeten worden, door en <strong>met</strong> een<br />
aantal partijen <strong>met</strong> sterk ‘eigendommelijke’ basis<strong>op</strong>vattingen. In toenemende<br />
mate werd dit ook herkend door regionale betrokkenen in dijkringgesprekken en<br />
interviews, maar de afgel<strong>op</strong>en jaren is duidelijk geworden dat velen nog niet<br />
voor ogen hebben wat er wel en niet zal veranderen, wat hun rol is of kan zijn in<br />
de verschillende arrangementen, en wat zij kunnen doen, waarover ze moeten<br />
besluiten en wat voor gevolgen dat heeft voor de andere lagen van het water-<br />
veiligheidsbeleid en voor de waterveiligheid. Het ontbreekt hen vooralsnog aan<br />
een helder handelingsperspectief.<br />
Opnieuw enigszins gechargeerd, delegeerde het ‘oude’ beleid slechts<br />
uitvoerende taken naar het regionale niveau, terwijl beleidsaangelegenheden<br />
grotendeels centraal werden aangestuurd. Daarmee waren noch de plaatselijke<br />
beschermingsniveaus, noch de duurzame inrichting, noch de rampenbestrijdingsaanpak<br />
kwesties van lokaal belang en bestuur. Nu ze dat wel zouden moeten<br />
worden, blijft het echter lastig om lokale bestuurders te betrekken bij de nieuwe<br />
aanpak. Soms is dat zo omdat er onder lokale bestuurders en hun organisaties<br />
uiteenl<strong>op</strong>ende <strong>op</strong>vattingen bestaan hoe bijvoorbeeld preventie te organiseren.<br />
Dit draagt ertoe bij dat ze (nog) niet altijd <strong>op</strong>enstaan voor nieuwe ideeën, nieuwe<br />
partijen en het gezamenlijk zoeken naar een nieuwe werkverdeling en -aanpak.<br />
144 145
De implementatie van de nieuwe principes <strong>op</strong> het regionale en lokale<br />
niveau lijkt stevige weerstand te ontmoeten. Het traditionele waterveiligheidsbeleid<br />
was gebaseerd <strong>op</strong> begrippen als transparantie, uitlegbaar en uitvoerbaar.<br />
In het nieuwe beleid lijkt de betekenis van deze begrippen sterk te veranderen.<br />
Nu zullen lokale bestuurders ze in termen van lokale belangen moeten interpreteren<br />
en ze <strong>op</strong> de lokale en regionale agenda zetten. Het is niet vanzelfsprekend<br />
of en hoe veiligheid tegen overstromen <strong>op</strong> die agenda’s komt en blijft, omdat:<br />
- Veiligheid als beleidsthema niet erg p<strong>op</strong>ulair is en weinig urgent,<br />
- Veiligheid als onderdeel van duurzame ruimtelijke inrichting niet altijd even<br />
herkenbaar zal zijn en verst<strong>op</strong>t blijft in allerlei RO-beslissingen,<br />
- het lastig een handelingsperspectief voor overstromingen te bieden aan<br />
bestuurder en burger vanuit het perspectief van rampenbeheersing.<br />
Kortom, in de praktijk zijn de arrangementen nog lang niet uitgekristalliseerd.<br />
Dat is haast vanzelfsprekend, nu (eind 2009) de ontwerpplannen<br />
net ter besluitvorming voorliggen. Daaraan voorafgaand is natuurlijk al veel<br />
besproken, besloten en veranderd in de samenwerking tussen partijen (denk<br />
aan het Nationaal Bestuursakkoord <strong>Water</strong>), maar de veranderingen die dat voor<br />
<strong>op</strong>erationele dagelijkse activiteiten <strong>met</strong> zich meebrengt zijn nog niet in praktijk<br />
gebracht. Het anders gaan denken is – bij sommigen meer dan bij anderen – in<br />
gang gezet. Nu nog anders gaan doen. Ook dat zal, net als het anders denken,<br />
tijd vergen en overal zijn eigen dynamiek krijgen. De betrokkenheid van<br />
dezelfde partijen in verschillende veiligheidslagen en arrangementen kan aan<br />
de ene kant zorgen voor afstemming en consensus; aan de andere kant kan<br />
verwarring en onzekerheid het gevolg zijn. Beide kanten van de medaille<br />
worden door de betrokkenen in de regio naar voren gebracht als uitdagingen<br />
bij de implementatie van het nieuwe waterveiligheidsbeleid.<br />
Het omgaan <strong>met</strong> en invulling geven aan de toegenomen complexiteit<br />
van het waterveiligheidsbeleid, kan niet zonder dilemma’s en besluiten. Veel<br />
spanningen zijn niet zonder meer ‘<strong>op</strong> te lossen’ door te kiezen voor het een of<br />
het ander, zoals soms wordt gesuggereerd: ‘Het advies van de Deltacommissie<br />
brengt ons land <strong>op</strong> een tweesprong. Kiezen we voor het <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>enen van de<br />
zeearmen in Zeeland en voor het bouwen <strong>met</strong> de natuur. Of gaan we door <strong>op</strong> de<br />
eeuwenoude weg van het verkorten van de kustlijn ter verdediging tegen het<br />
water, de economie, de scheepvaart en de landbouw scherp in het oog houdend’<br />
(Vrijling 2009). Het beleid voor meerlaagsveiligheid kiest nadrukkelijk voor<br />
beide, en zelfs voor nog meer.<br />
In dit essay zijn een aantal spanningen tussen de verschillende<br />
veiligheidslagen naar voren gekomen.<br />
- De spanning tussen het collectieve belang van ‘droge voeten’ en de<br />
individuele zorg en mogelijkheden voor bestuur én publiek om daaraan bij<br />
te dragen. Bestuurders willen zich inzetten voor het collectieve belang,<br />
maar zien maar beperkt handelingsruimte om dat te doen. Zeker wanneer zij<br />
burgers en bedrijven perspectief moeten/willen bieden wat die bij kunnen<br />
dragen aan waterveiligheid.<br />
- Zowel ambtenaren als bestuurders hebben in de lokale en regionale beleids-<br />
en besluitvormingsprocessen in de drie veiligheidslagen andere taken, rollen<br />
en mandaten die niet vanzelfsprekend probleemloos samen zullen gaan.<br />
- Het meewegen van waterveiligheidsbelangen in de vele RO-beslissingen die<br />
in Nederland genomen worden, betekent nog niet dat ze altijd van<br />
doorslaggevend belang zullen zijn. Lokale en regionale bestuurders zullen<br />
keer <strong>op</strong> keer <strong>met</strong> dergelijke afwegingen te maken krijgen (bijvoorbeeld<br />
wanneer regionale investeringen aanl<strong>op</strong>en tegen ruimtelijke beperkingen),<br />
waarbij bovendien niet altijd transparant is en kan zijn wat precies de<br />
gevolgen voor waterveiligheid zijn. Duurzame ruimtelijke inrichting lo<strong>op</strong>t<br />
hiermee het risico gefragmenteerd te raken.<br />
- Preventief waterbeheer en rampenbeheersing gaan niet zonder meer hand<br />
in hand. Rampenbeheersing kijkt en reikt immers verder dan bescherming<br />
tegen overstromingen alleen, en raakt ook (de organisatie van) andere<br />
kritische infrastructuren. Wanneer dit – zoals bepleit – buiten de regio<br />
geregeld wordt, bestaat de kans dat dit afstemmingsvraagstukken <strong>met</strong><br />
preventie en duurzame inrichting eerder vergroot dan verkleint.<br />
- De pogingen vanuit de verschillende perspectieven van meerlaagsveiligheid<br />
om burgers te informeren over en te betrekken bij de uitvoering ervan, zijn<br />
niet overtuigend congruent.<br />
Dit zijn belangrijke boodschappen uit ‘de regio’. Het is van belang dat<br />
ook in bovenregionaal en landelijk debat oog blijft voor deze spanningen, die<br />
voor een groot deel toe te schrijven zijn aan ‘gewone’ institutionele dynamiek.<br />
Lessen uit het verleden in andere beleidsdomeinen zijn dat beleidslijnen,<br />
regelgeving en toezicht alleen niet voldoende ‘monitoring’ bieden om vinger<br />
aan de pols te houden bij het omgaan <strong>met</strong> dergelijke dilemma’s (Steenhuisen<br />
2009). Bij de implementatie daarvan in lokale praktijken zullen lokale waterbeheerders,<br />
ambtenaren en bestuurders immers altijd wel wat doen. Zij staan aan<br />
de lat om de verwachtingen van het waterveiligheidsbeleid te realiseren samen<br />
<strong>met</strong> anderen en <strong>met</strong> en voor hun burgers.<br />
146 147
2<br />
De krant van gisteren stelt dat iedereen veilig is voor een stormramp. Maar in de flyer van de gemeente<br />
word ik gemaand mij voor te bereiden <strong>op</strong> een overstroming en uitgenodigd voor een bijeenkomst in het<br />
dorpshuis. De televisie vertelt mij dat ik een noodpakket moet aanschaffen. De gemeente Almere kondigt<br />
aan buitendijks te willen bouwen. En de vereniging ‘Eer en Waarde: Waardeer de Uiterwaarde’ nodigt<br />
mij uit protest aan te tekenen tegen het nieuwe bouwplan Plain River, waar mijn vrouw en ik juist naar<br />
een eco-huis wilden gaan kijken. Ook las ik net een stuk <strong>op</strong> de site van <strong>Leven</strong> <strong>met</strong> <strong>Water</strong> over een<br />
onderzoeksproject Hoe Omgaan Met Overstromingsrisico’s. Dat was helemaal vaag!!!<br />
Bestuurders en beleidsmakers hebben uiteenl<strong>op</strong>ende verwachtingen<br />
van burgers. Aan de ene kant wordt een actieve bijdrage van burgers gevraagd<br />
aan preventie, duurzame ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing. Dit alles<br />
vanwege het bevorderen van hun waterveiligheid. Meestal zijn de meeste<br />
burgers zich niet echt bewust van hun risico en weten ze ook niet precies wat<br />
te verwachten van de verschillende overheden, die al dan niet tegenstrijdige<br />
boodschappen verspreiden. Tegelijkertijd lijkt de hoofdboodschap van landelijke,<br />
regionale en lokale bestuurders te zeggen: ‘Nederland was nooit zo veilig tegen<br />
overstromingsrisico’s’. Inderdaad, dat kan allemaal samengaan, maar het kan<br />
ook heel tegenstrijdig klinken. Als we een beroep willen doen <strong>op</strong> burgers en<br />
bedrijven om hun verantwoordelijkheid te nemen in het omgaan <strong>met</strong> het<br />
‘restrisico’ <strong>op</strong> een overstroming, dan zijn stevige en betrouwbare verhoudingen<br />
<strong>met</strong> de vele betrokken beleidsmakers en bestuurders noodzaak.<br />
lIteratuur<br />
ACW (2007). Advies over de <strong>Water</strong>visie. Adviescommissie <strong>Water</strong>. http://www.adviescom-<br />
missiewater.nl/adviescommissiewater/images/20071220%20AcW%200215%20<br />
advies%20watervisie%20eindversie%2020-12_tcm203-209970.pdf.<br />
ACW (2009). Advies ontwerp nationaal waterplan. Adviescommissie <strong>Water</strong>.<br />
http://www.adviescommissiewater.nl/adviescommissiewater/images/20090619%20<br />
AcW%200256%20definitief%20advies%20NWP_tcm203-249569.pdf.<br />
BZK (2003). Kabinetsvisie Andere Overheid. Den Haag, ministerie van Binnenlandse zaken<br />
en Koninkrijkrelaties.<br />
HubHolland magazine (2009). Themanummer: Herstel en weder<strong>op</strong>bouw na een ontwrichtende<br />
ramp. 2/1, Delft, Next Generation Infrastructures Foundation. http://hubholland.eu/<br />
content/index.php?<strong>op</strong>tion=com_content&task=view&id=13&Itemid=38.<br />
Jonkman, S.N., M.J.F. Stive & J.K. Vrijling (2005). Editorial: New Orleans is a Lesson to<br />
the Dutch, In: Journal of Coastal Research, 21/6: xi-xii.<br />
Pols, L., P. Kromberger, N. Pieterse & J. Tennekes (2007). Overstromingsrisico als<br />
ruimtelijke <strong>op</strong>gave. NAi uitgevers/Ruimtelijk Planbureau, Rotterdam/Den Haag.<br />
RLG (2006). Van zorgen naar borgen - Advies over een bestuurlijke omslag bij LNV. Utrecht,<br />
Raad voor het Landelijk Gebied.<br />
Saeijs, G.E.M., M.H.P. Otten, M.J. van Duin & U. Rosenthal (2004). De perceptie van<br />
veiligheid tegen overstromingen door bestuurders en politici. Den Haag, COT Instituut<br />
voor Veiligheid en Crisismanagement.<br />
Steenhuisen, B. (2009). Competing public values: c<strong>op</strong>ing strategies in heavily regulated<br />
utility industries. Delft, Next Generation Infrastructures foundation.<br />
V&W (2007). De <strong>Water</strong>visie ‘Nederland veroveren <strong>op</strong> de toekomst’. Den Haag, ministerie van<br />
Verkeer en <strong>Water</strong>staat.<br />
V&W (2008a). Ontwerp Beleidsnota <strong><strong>Water</strong>veiligheid</strong>. Den Haag, ministerie van Verkeer en<br />
<strong>Water</strong>staat, 22 december 2008.<br />
V&W (2008b). Ontwerp Nationaal <strong>Water</strong>plan. Den Haag, minsterie van Verkeer en<br />
<strong>Water</strong>staat, 22 december 2008.<br />
Vrijling, H. (2009). Hippolytuslezing: ik & de professor. 29 november 2009, Delft.<br />
http://www.dezebra.com/sg/publiek/agenda.asp?courseID=551.<br />
WRR (2000). Het borgen van publiek belang. Rapporten aan de regering. Den Haag.<br />
148 149