09/10-2010 - UBA

Les réactances X 1 et X 3 sont négatives (les susceptances S 1 et S 3 sont
positives). En appelant C in et C out les capacités d'entrée et de sortie du
PI, nous avons, par les relations (20) et (21):
et
Ce qui donne: C in = C out = 616,7 pF. La figure 62 donne le schéma du PI
correspondant.
On peut noter que pour k = 1, les mêmes réactances disposées en T passehaut
ou en PI passe-bas permettent d'adapter les mêmes impédances.
2°) k = 1,5
On obtient pour X 2 :
a) Avec le signe+, les relations (20) et (21) donnent, en n'oubliant pas que
Soit X 1 = -31,79 Ω et X 3 =-41,00 Ω
D'où les valeurs correspondantes pour l'inductance et les deux capacités:
L = 2,518 μ H C in = 1372 pF C out = 1064 pF
b) Avec le signe -, on obtient:
Soit X 1 = -314,8 Ω et X 3 =-97,58 Ω
D'où les valeurs correspondantes pour l'inductance et les deux capacités:
L = 2,518 μ H C in = 138,5 pF C out = 446,9 pF
3°) k = 2
On obtient pour X 2 :
a) Avec le signe+, les relations (20) et (21) donnent:
Soit X 1 = -25 Ω et X 3 =-33,33 Ω
D'où les valeurs correspondantes pour l'inductance et les deux capacités:
L = 2,180 μ H C in = 1744 pF C out = 1308 pF
b) Avec le signe -, on obtient:
Soit X = ∞ et X =-100 Ω
1 3
D'où les valeurs correspondantes pour l'inductance et les deux capacités:
L = 2,180 μ H C = 0 pF C = 436,0 pF
in out
Le PI dégénère ici en un L inversé passe-bas.
Pour des valeurs de k supérieures à 2, S 1 devient négatif (X 1 > 0), ce qui
correspond à une inductance.
Le tableau II reprend les résultats obtenus ci-dessus. En conclusion, on
peut constater que lorsque k augmente, les valeurs de L diminuent et que
les valeurs des capacités augmentent avec le signe + et diminuent avec
le signe -. Par ailleurs, les valeurs des capacités obtenues avec le signe +
sont moins intéressantes d'un point de vue pratique.
De reactanties X 1 et X 3 zijn negatief (de susceptanties S 1 en S 3 zijn dus
positief). Met C in en C out de capaciteiten aan de in- en uitgang van de
PI, geven de vergelijkingen (20) en (21):
en
Of: C in = C out = 616,7 pF. Zie figuur 62 voor het schema van dit PIkoppelnetwerk.
Merk op dat voor k = 1 het met dezelfde impedanties in een hoogdoorlaat
T en een laagdoorlaat PI mogelijk is dezelfde aanpassing te verwezenlijken.
2°) k = 1,5
Voor X 2 bekomt men:
a) Zonder te vergeten dat en met het + teken geven de vergelijkingen
(20) en (21)
of X 1 = -31,79 Ω et X 3 =-41,00 Ω
De waarden van de spoel en de condensatoren zijn dan:
L = 2,518 μ H C in = 1372 pF C out = 1064 pF
b) Met het – teken bekomt men:
of X 1 = -314,8 Ω et X 3 =-97,58 Ω
De waarden van de spoel en de twee capaciteiten zijn:
L = 2,518 μ H C in = 138,5 pF C out = 446,9 pF
3°) k = 2
Voor X 2 bekomt men:
a) Met het + teken geven de vergelijkingen (20) en (21):
of X 1 = -25 Ω et X 3 =-33,33 Ω
Voor de spoel en de twee condensatoren komt dit overeen met de waarden:
L = 2,180 μ H C in = 1744 pF C out = 1308 pF
b) Met het – teken bekomt men:
of X = ∞ et X =-100 Ω
1 3
De waarden van de spoel en de twee condensatoren zijn nu:
L = 2,180 μ H C = 0 pF C = 436,0 pF
in out
In dit geval degenereert het PI-netwerk in een laagdoorlaat omgekeerde
L. Voor de waarden van k groter dan 2 wordt S 1 negatief (X 1 > 0), wat
overeenkomt met een spoel.
Tabel II bevat de hierboven berekende resultaten. We kunnen besluiten
dat als k toeneemt de waarde van L vermindert en de waarden van de
capaciteiten stijgen met het + teken en dalen met het – teken.
Uit praktische overwegingen is het gebruik van de waarden die horen bij
het + teken minder interessant.
09/10-2010 CQ-QSO 25