02.09.2013 Views

nr. 2 - KGK Deinze

nr. 2 - KGK Deinze

nr. 2 - KGK Deinze

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BELANGRIJK:<br />

3145<br />

Zoals je kunt opmerken zijn wij van 6 op 4 contactbladen per jaar overgeschakeld. Het<br />

aantal bladzijden kopij blijft ongeveer hetzelfde, ieder nummer zal dus wat dikker zijn.<br />

LET WEL: de enkelingen die na dit 2 e nummer nog niet in orde zijn met hun lidgeld, zullen<br />

eind augustus geen 3 e nummer meer ontvangen!<br />

1928. Heilig-Bloedprocessie trekt door landelijk Meigem.<br />

Op zondag 4 juli 2004 om 16 uur gaat de<br />

Heilig-Bloedprocessie van Meigem voor de 60 e<br />

keer door de straten van het landelijke dorp.<br />

Om de oorsprong te achterhalen van de<br />

verering van het Heilig Bloed in Meigem moet men<br />

in archieven op zoek naar oude historische<br />

documenten. Daaruit blijkt dat de kerk van<br />

Meigem in het bezit kwam van een relikwie van<br />

de bebloede geselkolom in het jaar 1724 (F.De<br />

Potter-J. Broeckaert, Geschiedenis van de<br />

gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen, dl. VI, Meigem, Gent 1867, 21pp.). Enige tijd<br />

later werd Meigem een bedevaartsoord voor mensen die genezing wilden bekomen voor<br />

allerlei bloedziekten. Ook ontstond er al gauw een ommegang. Maar de eigenlijke<br />

Bloedprocessie is van veel latere datum.<br />

De verering van de relikwie kende periodes van bloei en<br />

verval. De devotie in haar huidige vorm gaat terug tot het<br />

jaar 1931. De toenmalige pastoor Pypers liet de oude<br />

kapelletjes van de ommegang vervangen door vijf houten<br />

kruisen die herinneren aan de vijf omstandigheden waarin<br />

Christus bloed vergoten heeft. Het initiatief kende zoveel<br />

succes dat reeds in 1933 de houten kruisen vervangen<br />

werden door vijf kunstzinnige staties in hardsteen van de hand van beeldhouwer Oscar Sinia<br />

uit Gent, één van de grootmeesters van de christelijke kunst van België.<br />

Tijdens het oorlogsgeweld van de Tweede Wereldoorlog<br />

vielen tijdens de beschieting van Meigem vele burgerlijke<br />

slachtoffers. Deze gruwelijke gebeurtenissen grepen de<br />

bevolking zo sterk aan dat pastoor van Zandycke na de<br />

oorlog de verering van de relikwie nieuw leven inblies<br />

door de organisatie van een processie.<br />

In 1945 trok de eerste Heilig-Bloedprocessie door<br />

Meigem. Na al die jaren heeft de processie nog niets<br />

ingeboet aan ingetogenheid.<br />

Het centrale thema van de boetetocht is het lijden van Christus. Ruim 550 vertolkers geven<br />

gestalte aan dit ontroerende gebeuren. Naast de helft van de huidige inwoners stappen ieder<br />

jaar ook veel gewezen dorpelingen mee in de processie. Achttien groepen, waaronder een<br />

gastgroep van het West-Vlaamse Voormezele nabij Ieper, waar elk jaar ook een Heilig-<br />

Bloedprocessie doorgaat, trekken langs de landelijke wegen van het dorp. Ruiters,


3146<br />

praalwagens voortgetrokken door stevige boerenpaarden; sprekende groepen en zangkoren<br />

beelden taferelen uit van het Oude en Nieuwe Testament.<br />

Geïnteresseerden kunnen de processie zien in de dorpskern van Meigem, maar ook langs het<br />

volgende parcours : Pastoriestraat, Diepestraat, Wildonkenstraat, Berg.<br />

Van 1 tot 8 juli gaat in de gemeentezaal Het Reigersnest in de Pastoriestraat in Meigem<br />

een tentoonstelling door over 60 jaar Heilig-Bloedprocessie. De tentoonstelling toont veel<br />

foto’s over de processie vanaf de beginjaren tot nu. Tijdens de weekdagen is de<br />

tentoonstelling te bezichtigen van 9u-11u en van 15u-17u. Zaterdag 3 juli is de tentoonstelling<br />

open van 17u-21u. Op zondag 4 juli, de dag van de processie, kan je terecht in Het<br />

Reigersnest voor de tentoonstelling van 9u-11u en van 15u-19u. De toegang is gratis.<br />

Meer info kan je vinden op onze website: http://come.to/heilig-bloedprocessie<br />

Wie meer info wenst kan terecht op onze website http://come.to/heilig-bloedprocessie, of bij<br />

de VVV-Leiestreek, Gentpoortstraat 1, 9800 <strong>Deinze</strong><br />

1929. Een Ierse bisschop dient het vormsel toe in <strong>Deinze</strong> ( 1667 )<br />

( Een aanvulling op Contactblad 23/3, blz. 3039 )<br />

Een reactie op ons artikel <strong>nr</strong>. 1892 in het <strong>KGK</strong>-Contactblad van juli 2003, betreffende de Ierse<br />

bisschop die in 1667 de Deinse communicanten het H. Vormsel kwam toedienen, ontvingen<br />

we van dhr. John Buyse, geboren Petegemnaar, die al vele jaren in Stekene<br />

( Waasland ) woont en daar voorzitter is van de Heemkundige Kring d’ Euzie.<br />

Hij schrijft ons: “De Ierse bisschop, die voorkomt in de Deinse stadsrekeningen van 1667, is<br />

ongetwijfeld Nicholas French, bisschop van Ferns in Ierland. Op het einde van zijn leven<br />

was hij assistent van de bisschop van Gent (1) . Dat bisschop French in 1667 reeds in Gent<br />

was, blijkt [ indirect ] uit een brief van 30 september 1667 (2) , in het archief van het College<br />

van S. Isidori de Urbe (3) .” Tot zover de mededeling van John Buyse, die we hiervoor graag<br />

bedanken.<br />

Nicholas Franch ( ° Ballytory, Co. Wexford, 1604 ) had gestudeerd in Leuven en was<br />

vermoedelijk president van een van de colleges aldaar. In 1640 keerde hij naar Ierland terug<br />

en werd er parochiepriester in Wexford. Hij werd tot bisschop van Ferns gewijd in 1645. Hij<br />

was politiek geëngageerd ( tegenstander van de beruchte koningsdoder Oliver Cromwell ),<br />

maar hij trok aan het kortste eindje en verbleef vanaf 1651 op het Europese vasteland. Een<br />

tijdlang was hij coadjutor van de bisschop van Parijs en daarna coadjutor van de aartsbisschop<br />

van Santiago de Compostella, waar hij een boek schreef, getiteld “Lucubrations ( =<br />

nachtelijke overpeinzingen ) of the Bishop of Ferns in Spain”. Ook na de Restauratie ( =<br />

herstel van het Engels koningschap in 1660 ) bleef hij blijkbaar “persona non grata” ( =<br />

ongewenst ) in Ierland, zodat hij noodgedwongen zijn verblijf op het Europese continent<br />

verlengd zag; hij verbleef in de vroege jaren ’60 o.m. in Parijs, en belandde uiteindelijk in<br />

Gent, waar hij ook zou overlijden, in 1677, drieënzeventig jaar oud (4) .<br />

(1) Zie M. Cloet ( e.a. ), “Het bisdom Gent ( 1559-1991 )”, blz. 85: “( Bisschop ) E.A. d’Allamont werd<br />

bijgestaan door de gevluchte Ierse bisschop, Nicholas Frenck ( sic ), die hij in de bisschoppelijke residentie<br />

had opgenomen”.<br />

(2) Archivium Collegii S. Isidori de Urbe ( Sectio W, 1. Ireland & England, 2.15 ( “Three letters from<br />

Nicholas, Bishop of Fern, two of which written in Compostella 25 June 1665 and one Ghent 30 September<br />

1660”) (bron:http://www.geocities.com/Paris/3658/archivesw.html).


3147<br />

(3) Officiële naam: “Collegium Anglorum de Urbe”, een Engels College dus.<br />

(4) Uit “The Catholic Encyclopedia” ( http://newadvent.org/cathen/06271b.htm ).<br />

In Leuven werd van hem in 1668 een politiek geschrift gepubliceerd, getiteld “A Narrative of Clarendon’s<br />

Sale and Settlement of Ireland, etc.” Zijn verzamelde werken verschenen in 1846 in Dublin ( editor:<br />

Samuel H. Bindon ).<br />

Maessprokkels<br />

Hoeveel? In 75 jaar? Dat wordt een geschiedenis van mensen.<br />

Hoeveel vorsten heb ik ( geboren in 1926 ) al “beleefd”? 4 (+ 1 interim )<br />

Albert I – Leopold III – Prins Regent Karel – Boudewijn I – Albert II<br />

Dus: 4 + 1 interim<br />

Kroonprins Filip – en nu ook al zijn opvolgster Elisabeth ( ten vroegste 2019 )<br />

Hoeveel pausen? 6<br />

Pius XI – Pius XII – Johannes XXIII – Paulus VI – Johannes Paulus I en<br />

Johannes Paulus II, dus : 6<br />

Hoeveel bisschoppen ? 4<br />

Coppieters – Calewaert – Van Peteghem – Luysterman - Van Looy, dus 5<br />

Hoeveel kardinaals ? 4<br />

Mercier ( stierf in 1926 ) – Van Roey – Suenens – Danneels, dus 4<br />

Paul HUYS<br />

<strong>nr</strong>. 396<br />

Hoeveel Deinse burgemeesters? 7<br />

Jan Lagrange – Jef Van Risseghem – Jozef Verleye – Jef Van Risseghem – Carlos Maere –<br />

Ernest Van de Wiele – Roger Boerjan – Jacques De Ruyck, dus 7 ( 1 tweemaal )<br />

Hoeveel gouverneurs van de provincie? ( doorgaans minder bekend ) 8 ( +3 )<br />

Van Kerckhove de Dentergem – Karel Weyler - - Jules Ingenbleek -Louis Fredericq –<br />

Maurice Van den Bogaerde – ( Jozef De Vos – Achiel Verstraete ) – Albert Mariën – Roger<br />

De Kinder – ( Honoré Van Steenberge ) – Herman Balthazar ( 8 + 3 interims )<br />

Hoeveel Deinse dekens? 6<br />

Victor De Vos – Cyriel Van Laere – Gaston Van der Cruysen – Albert De Cooman –<br />

Godfried Rooms – Omer De Saert, dus 6<br />

Hoeveel KOK – <strong>KGK</strong> voorzitters?<br />

Jules De Coster – Luc Matthijs – Herman Maes – Willy Jonckheere<br />

En zo kan men verder gaan; hoeveel eerste ministers, en beroepshalve in mijn sector; hoeveel<br />

ministers van Onderwijs? Hoeveel partijvoorzitters? Enz.<br />

En hoe was dat 150 jaar geleden? Cijfertjes over 1853 ( in klein <strong>Deinze</strong> )<br />

In 1853 waren er in <strong>Deinze</strong> 1740 mannen<br />

1864 vrouwen<br />

3604 inwoners


3148<br />

er werden in 1853 37 jongens geboren – wettige<br />

53 meisjes<br />

5 jongens onwettig<br />

1 meisje onwettig<br />

dus 42 jongens<br />

54 meisjes<br />

Meestal werden er iets meer jongens dan meisjes geboren. 1853 was dus een uitzondering.<br />

In 1852 werden er 45 meisjes<br />

60 jongens geboren.<br />

In 1853 waren er 6 doodgeborenen.<br />

In 1853 waren er in <strong>Deinze</strong> 20 huwelijken en geen echtscheidingen<br />

In 1853 stierven er 93 mensen<br />

waarvan 34 van 5 jaar of minder<br />

slechts 1 overledene was ouder dan 90 jaar<br />

en slechts 1 ouder dan 80 ( maar minder dan 90 )<br />

Van die 3604 inwoners waren er in 1853<br />

112 die stemrecht hadden bij de wetgevende kamers<br />

120 provinciale raad<br />

198 gemeenteraad<br />

Onder het stadhuis was een herberg; die betaalde 500 BEF pacht<br />

De ontvangsten van de stad waren 20.034,02 BEF<br />

De uitgaven 20.105,67 BEF<br />

“schadelijk slot” 70,65 BEF<br />

Dit zijn enkele cijfers geplukt uit “Verslag nopens het bestuur en den Toestand der zaken der<br />

Stad Deynze, door het Kollegie van Burgemeester en Schepenen van den Stedelijken Raed in<br />

openbare zitting van 29 november 1854 aengeboden” en gedrukt te Deynze in de drukkerij<br />

van de gebroeders Michiels.<br />

Terugblik<br />

Ik ben nu al een tijdje geleden 75 jaar geworden en bij tijd en wijle passeren perioden uit mijn<br />

loopbaan door de herinnering. Daarin passeren vele collega’s en mensen van diverse<br />

pluimage. Ik gaf les aan het Deinse atheneum, aan verpleegsters, logopedisten en medische<br />

secretaressen, aan studenten technisch / industrieel ingenieur en secretariaat moderne talen.<br />

Ik werkte jaren als secretaris van de Vaste Raad en Hoge Raad Hoger Onderwijs. Ik zag<br />

mensen van diverse disciplines passeren, ook in technische normaalleergangen. Daar waren<br />

er velen bij die ik rangschik bij het profitariaat: lesgeven was het middel om geld te verdienen<br />

om hun vakantie te financieren. Zoveel mogelijk verdienen door zo weinig mogelijk te<br />

werken.<br />

Maar ik zag er ook velen die verliefd waren op hun taak e zich een heel jaar toelegden op hun<br />

eigen vorming om zoveel mogelijk te kunnen doorgeven aan hun studenten. In de<br />

administratieve begeleidingsdiensten zag ik luiaards aan het werk, maar ook mensen die werk<br />

verzetten om de verloren uren van de luiaards te overstijgen. Ik zag ministeriële<br />

kabinetmedewerkers bezig die alleen aan eigen carrière dachten, maar ook vele anderen die<br />

oprecht om het onderwijs en de studenten bekommerd waren. Ik zag vele directeurs van<br />

scholen voorbij komen waarvan ik dacht “Wat deed die in het onderwijs”. Maar telkens ook<br />

idealisten en ernstige mensen die niet telden hoeveel uren en dagen ze wel aan hun taak


3149<br />

wijdden. Er waren tirannen bij; er waren profiteurs en carrièrejagers bij. Er waren eerlijke en<br />

bewonderingswaardige mensen bij; mensen die door velen terecht gerespecteerd werden.<br />

Een heel speciaal geval was die leraar wiskunde-licentiaat die verder studeerde en burgerlijk<br />

ingenieur werd maar intussen conservatoriumpiano volgde en ook conservatoriumleraar werd<br />

terwijl hij les gaf aan studenten industrieel ingenieur. En daarnaast studeerde hij steeds<br />

verder. Hij werd ook licentiaat kunstgeschiedenis, richting musicologie en schreef een<br />

licentiaatsverhandeling over de mathematisch opbouw van Bachs Brandenburgse concerten.<br />

En naast hem waren er collega’s die jaren bij voorbaat aan het berekenen waren hoeveel ze<br />

wel aan pensioengeld zouden krijgen, geen dag te laat, geen frank te weinig.<br />

Hoever gaat de toewijding aan de taak? Waar begint de onverschilligheid en waar begint<br />

misbruik / valsheid?<br />

Toen ik met pensioen ging mocht ik 41 jaar dienst ( + enkele maanden ) rekenen ( 1 jaar<br />

soldaat – 4 jaar studie inbegrepen ) en was ik 61 jaar geworden? Ik had 18 dagen afwezigheid<br />

op die 36 jaar effectieve dienst? Ik had een hekel aan die collega’s die berekenden hoeveel<br />

dagen ziekte – afwezigheid ze nog te goed hadden. Zij formuleerden het anders: op hoeveel<br />

dagen ziekteverlof ze “nog recht” hadden. Wie niet ziek is heeft niet het recht zich ziek te<br />

verklaren en zo maar thuis te blijven. Dat is misbruik van maatregelen die anderen misschien<br />

nodig hebben. Wie ze niet nodig heeft mag zich gezondheidshalve gelukkig prijzen, maar<br />

heeft geen recht op ziektedagen. Als hij ze toch neemt, steelt hij ze van hen die ze nodig<br />

hebben. In naam van de syndicale solidariteit?!<br />

Radio<br />

Het was in 1923 dat de radio-uitzendingen voor het “grote publiek” op de markt kwamen; dan<br />

kon men zich een radio kopen. Een duur spul, een omvangrijk spul, een kast vol apparatuur<br />

en dan daarboven op een o-parleur ( haut parleur ), een “luidspreker”.<br />

Het moet zowat in 1930 geweest zijn dat ook mijn ouders een radio kochten. Ik was toen “al”<br />

vier jaar oud geworden. De radio werd opgesteld in een hoek van het salon dat met een<br />

dubbele deur verbinding gaf met de woonkeuken. In die woonkeuken konden we ’s winters<br />

met de voeten op de kachel of op de deur van de kacheloven lekker bij het vuur zitten; de<br />

kachelpot, roodgloeiend, maakte warmteplekken ( winterrozen ) op onze billen want wij<br />

jongens zaten met korte broek bij de kachel te lezen of we zaten wat te luisteren naar de radio.<br />

Er bestond toen ook een systeem om fonoplaten op te leggen en via de fonograaf te spelen.<br />

Die fonograaf moest wel opgewonden worden en leverde dan nogal ijzerig klinkende muziek.<br />

Was men niet op tijd om bij te winden, dan hoorde men die muziek en zang traagjes<br />

uitsterven.<br />

Aan de radio moest men wel wat knoopjes draaien om de juiste instelling te vinden en veel<br />

gekraak te vermijden.<br />

In de jaren 1935 ontstond dan de radiodistributie, die leverde beter ingestelde posten maar ook<br />

veel minder posten; slechts vier mogelijkheden.<br />

Men luisterde destijds naar “het gesproken dagblad”, een letterlijke vertaling van<br />

“le journal parlé”.<br />

Ik herinner me de namen van twee succeszangers van de slagers van toen: Will Derby en Bob<br />

Scholte.<br />

Van de ernstigere muziek war er toen Benjamino Gigli en Richard Tauber. Vlaamse muziek<br />

werd gezongen door Renaat Verbruggen. Dan was er nog Maurice Chevalier en Charles<br />

Trenet en Tino Rossi. Namen die ik mij nog herinner van 70jaar geleden.<br />

De politieke partijen kregen een dag per week: Vlanara Librado, Sarov, …<br />

Men leerde luisteren zonder naar prentjes te moeten kijken. Radio was toen een luxe. Zowel<br />

de radio als het begrip luxe, evolueerden en revolueerden.


3150<br />

In 1953 kwam de televisie op de markt. En de kasten van de jukebox. En het lawaai; waarbij<br />

de mensen het gesprek verleerden,… om te luisteren en te kijken naar vlug vervlogen en vlug<br />

vergeten beelden.<br />

A. “Wat heb je gisterenavond naar TV zitten bekijken?”<br />

B. -“O ja! Wat was dat ook weeral? Ik ben het vergeten”<br />

Vrouwen en geschiedenis<br />

In 2000 herdacht men de geboorte in 1500 van Keizer Karel te Gent.<br />

Karel, de 5 e keizer met die naam ( Karel de Grote, in 800 gekroond was de eerste ) werd in<br />

talrijke publicaties beschreven. Zijn voorouders en zijn afstammelingen, de Bourgondische<br />

hertogen en de Habsburgse afstammelingen en opvolgers ( in Spaanse en in Ooste<strong>nr</strong>ijkste tak<br />

) regeerden over ons van 1382 tot 1794, dus 400 jaar.<br />

De Belgische koning Leopold II had een dochter ( Stefanie ) die met een Habsburger trouwde<br />

( Rudolf ) en had een zuster ( Charlotte ) die ook met een Habsburger getrouwd was (<br />

Maximiliaan ).<br />

Prinses Astrid, dochter van Albert II, is ook met een Habsburger getrouwd.<br />

We zitten dus nog altijd met Habsburg opgescheept.<br />

Ik las heel wat van die geschriften ver Keizer Karel V, o.a.één over de vrouwen rond<br />

Karel V, want ze speelden een rol – meestal een mooie interessante rol – in zijn leven en in<br />

zijn bestuur over dat rijk “waarin de zon niet onderging” en waarin de Nederlandse gewesten<br />

een belangrijke rol speelden: Vlaanderen, Brabant, Limburg / Loon, Holland, enz…<br />

Wie waren die vrouwen?<br />

Maria Van Bourgondië zijn grootmoeder<br />

Margareta van Ooste<strong>nr</strong>ijk zijn tante en pleegmoeder<br />

Johanna de waanzinnige zijn moeder<br />

Maria van Hongarije zijn zus<br />

Margareta van Parma zijn buitenechtelijke dochter<br />

( in Oudenaarde bij Johanna van der Gheynst )<br />

Barbara Blomberg, moeder van zijn buitenechtelijke zoon<br />

Juan van Ooste<strong>nr</strong>ijk ( in Regensburg )<br />

Isabella de Katholieke zijn Spaanse grootmoeder<br />

Isabella van Portugal zijn echtgenote<br />

Eleonora zijn zuster, koningin van Portugal, nadien koningin van Frankrijk<br />

Johanna van Portugal, zijn dochter<br />

Isabella van Denemarken, zijn zuster<br />

Maria van Ooste<strong>nr</strong>ijk, zijn dochter<br />

Margareta van York, zijn stiefgrootmoeder<br />

Enkele van deze vrouwen waren landvoogdes der Nederlanden en waren sterke<br />

voorname figuren die een eigen spoor nalieten in onze geschiedenis der Lage Landen.<br />

Men zou zo ook de vrouwen rond Napoleon kunnen “bestuderen”, al hadden die niet het<br />

intellectueel niveau en niet de politieke rol als Karels vrouwen.<br />

-Laetitia zijn moeder<br />

-Desire Clary zijn eerste echt liefde ( Bernadotte )<br />

-Josephine de Beauharnais zijn eerste vrouw<br />

-Hortense haar dochter, zijn stiefdochter<br />

-Marie Walewska, zijn Poolse geliefde<br />

-Marie Louise van Ooste<strong>nr</strong>ijk, zijn tweede vrouw<br />

-Pauline, zijn zuster


3151<br />

-zijn liefjes<br />

-de vrouwen die hem trotseerden ( de Stael ) of naar wie hij opkeek ( Louise van Saksen,<br />

Louise van Pruisen )<br />

-op St.-Helena: Betsie Balcombe<br />

Ook rond Goethe kan men zo een rij vrouwen opnoemen:<br />

Frau Aja ( zijn moeder )<br />

Cornelia Goethe ( zijn zuster )<br />

Kätchen Schönkopf<br />

Frederike Brion<br />

Lily Schönemann<br />

Charlotte Buff<br />

Suzanne Katharina van Klekkenberg<br />

Sophie de la Roche<br />

Charlotte van Stein<br />

Hertogin Amalia van Saksen<br />

Christiane Vulpius<br />

Minncken Herzlieb<br />

Marianne van Willemeer<br />

Volrike van Sevelzow<br />

En dan blijkt dat “grote mannen” gemaakt of gekraakt worden door vrouwen.<br />

Vrouwen die niet vooraan staan in de grote geschiedenis, maar die achter die man<br />

geschiedenis mee bepalen. In Manu Ruys’ Levensverhaal ( 1999 ) las ik dat Mobutu slechts<br />

domme dingen begon te doen toen zijn vrouw ( die een remmende en een verbeterende<br />

invloed op hem had ) gestorven was.<br />

Sommige vrouwen zorgden ook voor heel wat stukjes “petite histoire”.<br />

Vooral enkele rond Karel V zorgden ook voor echte geschiedenis en lieten hun eigen spoor<br />

na.<br />

Goethe dichtte over zijn ouders<br />

Vom Vater hab’ ich die Statur ( gestalte )<br />

Des Lebens ernstes Führen ( levensernst )<br />

Von Mütterchen die Frohnatur ( opgewektheid )<br />

Und Lust zu fabulieren ( fantasie )<br />

Een vers dat mij deed denken aan een lied dat ik in de lagere school leerde zingen;<br />

Ik kreeg van mijn ouders<br />

van ieder mijn part,<br />

van vader de schouders,<br />

van moeder het hart.<br />

1930. Grootmoeders aardewerk kwam uit Stekene<br />

<strong>KGK</strong>-lid Dirk De Mulder, die een aparte band heeft met de pottenbakkerswereld, bezorgde<br />

ons een artikel van de heer G. Ruelens over ‘Leven en dood van een potbakkerij te Stekene’.<br />

Dit artikel verscheen reeds eerder in ‘d’Euzie’, tijdschrift van de Stekense Heemkundige<br />

Kring, jaargang 3 (1984), nummer 2.


Leven en dood van een potbakkerij te Stekene<br />

3152<br />

Rond de jaren 1840, kwam de Leuvenaar Guillaume Ruelens naar de “Vlaenders” en kocht er<br />

drie potbakkerijen: één te Wetteren, één te Zelzate en één te Stekene. Zijn zoon Beni zette te<br />

Stekene de bedrijvigheid voort met het maken en bakken van producten uit klei.<br />

Deze klei werd gestoken te Stekene en op de Kwakkel te Sint-Pauwels. Alleen de gele klei<br />

werd gebruikt. De grijze klei diende slechts voor bakstenen. Deze gele klei zat op een diepte<br />

van ongeveer een halve meter en vormde een laag van anderhalve tot twee meter dikte.<br />

De klei werd gedolven met de spade. Ze werd naar huis gebracht met de kar en daar<br />

opgestapeld. Om ze plastisch te maken werd ze met water besproeid. Daarna werd ze met<br />

een houten hamer, vast in mekaar geslagen en vervolgens met halfcilindrische messen in fijne<br />

plakjes gesneden. Dan werden er bollen van gemaakt die men naar de kleimolen voerde.<br />

Deze kleimolen bestond uit een opstaande as waarop neerbuigende messen bevestigd waren.<br />

Een lange dissel, getrokken door een paard, bracht de molen in beweging. Eens gemalen tot<br />

brokken, werd de klei nogmaals met de hand gewalst, om er het laatste klontje hard materiaal<br />

of steentje uit te verwijderen. Hierna werd ze opgerold in worsten en in stukken gesneden<br />

volgens de grootte van het te maken model.<br />

Hier begon dan het werk van de pottendraaier, een stiel die een grote vaardigheid vereiste.<br />

Het kwam er in de eerste plaats op aan, het stuk klei goed te kunnen centeren op de draaiende<br />

schijf. Deze draaischijf werd in beweging gebracht met de hand of de voet.<br />

De voortgebrachte producten bestonden toen uitsluitend uit allerhande potten dienende in de<br />

keuken, zoals melkkannen, melkpotten, koffiepotten, sauspannen, stoofpotten, soeppotten,<br />

vlaaikommen, stramijnen, waterpotten, enze. Eens de gedraaide potten gedroogd waren in de<br />

zalen, in de warmte van de afkoelende oven, werden ze, indien ze moesten geglazuurd zijn, in<br />

een glazuurbad gedompeld en daarna de oven “ingezet”. Deze oven was een type van<br />

“Romeinse oven”.<br />

De “ Romeinse oven” bestond uit een vuurhaard achteraan van de eigenlijke oven gescheiden<br />

door een muur met gaten. Deze wand heette de “krekelmuur”. Onder de vloer waren er<br />

spleten die toegang gaven tot kleine kanaaltjes die op hun beurt in verbinding stonden met de<br />

schouw. Zo ging het vuur rechtstreeks in en door de oven naar de schouw. Op het einde,<br />

voor de schouw, stond de afscheidingsmuur, ook voorzien van spleten. Deze oven bakte met<br />

rechtstreekse vlam en werd ten dien tijde, langzaam opgewarmd met proppen (de onderste<br />

stronken en wortels van de sparren). Na een achttal uren van kleinvuur om de laatste<br />

vochtigheid uit de producten te laten ontsnappen, begon het eigenlijke stoken. Een<br />

honderdvijftig tot tweehonderd sparrenmutsaards werden in de gloeiende vuurhaard gestopt.<br />

Wanneer de oven zogezegd afgebakken was – dit was te zien aan de wit-gele kleur van de<br />

oven – werd er in de spleten van de muur die de oven van de schouw scheidde, een stok<br />

gestoken. Deze ontbrandde dadelijk en wanneer door het helle licht een glans weerkaatste,<br />

dan was het bakproces beëindigd.<br />

Het aardewerk vond zijn afzet in de gemeente Stekene zelf en in het Waasland en in de streek<br />

van Hulst, Axel en Terneuzen. Men had zelfs een schuitje van circa 25 ton dat langs de vaart<br />

van Stekene naar Gent en in ’t bijzonder naar <strong>Deinze</strong> voer.<br />

Op het einde van de 19 de eeuw, werd Beni Ruelens opgevolgd door zijn zoon Jan.<br />

Na 1900, begon het ijzerwerk stilaan het aardewerk te verdringen. In de keuken begon men<br />

meer en meer het ontbreekbare ijzergoed te verkiezen boven het zwaardere en breekbaarder<br />

aardewerk.<br />

Gelukkig viel deze omschakeling in de keuken samen met de opkomst van de Gentse<br />

bloementeelt. De vraag naar bloempotten nam enorm toe. Potten en potjes werden besteld


3153<br />

met tienduizende tegelelijk. Bijzonder de centiempotjes deden het uitzonderlijk goed. Deze<br />

potjes, kweekpotjes van 5cm doormeter, kregen hun naam door de prijs die ervoor betaald<br />

werd. Ze werden afgeleverd tegen 80 ct per honderd. Dit was mogelijk door de lage lonen<br />

van die tijd voor W.O.I, die 2,50 BEF bedroegen voor een arbeid van twaalf uur. Volgens<br />

gezegden van oude werklieden was de atmosfeer in de fabriek toen buitengewoon gezellig.<br />

Er werden grappen verteld en de nieuwste liedjes van de liedjeszanger voor de kerk op<br />

zondag, weerklonken er vreugdevol.<br />

In augustus 1914 brak de eerste wereldoorlog uit. Bij gebrek aan hout – de sparrebossen<br />

werden gekapt voor de verwarming van de woning – en het tekort aan steenkool die werd<br />

aangewend tot hezelfde doel, viel de potbakkerij volledig stil.<br />

Na vijf jaar, in 1919, werd de bedrijvigheid hernomen. In alles kwam verandering en<br />

vernieuwing. De oude kleimolen werd vervangen door een gans andere, aangedreven door<br />

elektrische motoren. Cilindrische pletrollen en kneedmolens deden hun werk voor de<br />

bereiding van klei veel doeltreffender en rapper. De draaischijven werden gemechaniseerd en<br />

eveneens elektrisch aangedreven. Ook de productie ging een andere richting uit.<br />

De gebruiksvoorwerpen in aardewerk voor de keuken werden afgeschreven. In plaats<br />

hiervan, kwam de fabricatie van draineerbuizen, schouwpijpen en geglazuurde muurkappen.<br />

Vader Jan was gestorven in 1924 en moeder Ruelens zette moedig het bedrijf verder. In 1930<br />

werd ze opgevolgd door Gaston, de schrijver van dit artikel.<br />

Stilaan werd de zaal uitgebreid. Een ander systeem van ovens ontstond. De twee ovens van<br />

toen, met rechtstreekse vlam, werden omgebouwd tot ovens met omslaande vlam. De<br />

verbetering bestond hierin dat de vlam eerst het gewelf bereikte en dan stilaan naar het<br />

onderste van de oven werd getrokken. De warmtewinst verliep zo geleidelijker, regelmatiger<br />

en vooral economischer. Er werden nieuwe lokalen bijgebouwd. Alles breidde zich uit… en<br />

toen kwam de oorlog 1940-1945.<br />

Het hoofd van het bedrijf en de meeste werklieden werden onder de wapens geroepen in<br />

augustus 1939. toch had zijn echtgenote de moed om het bedrijf verder te zetten met de<br />

enkele overgebleven manschappen. Eind november 1939 moest ze er echter het bijltje bij<br />

neerleggen. Bij mijn thuiskomst uit krijgsgevangenschap in augustus 1940, was ik niet<br />

weinig verbaasd het bedrijf terug in werking aan te treffen.<br />

Moedig als altijd had ze de stier bij de horens gegrepen en was opnieuw gestart.<br />

Nu pas begonnen de echte moeilijkheden: de brandstof! Het kwam erop aan de minieme<br />

hoeveelheid kolen die men onder de bezetting van de Duitsers bekwam, te kunnen aanvullen<br />

om niet te moeten stilvallen. De redding was de zwarte markt! Tegen hoge prijzen werden er<br />

bij rond de dertig leveranciers kolen afgehaald. Men draaide verder! De fabricatie nam weer<br />

een andere richting. De nog kleine productie van aardewerk, grotendeels duivenartikelen en<br />

vlaaikommen, en van bouwmaterialen, werd volledig uitgeschakeld en volledig vervangen<br />

door draineerbuizen.<br />

De boeren uit de Wase polders profiteerden van de uitzonderlijke hoogconjunctuur bij het<br />

verkopen in welke kleur dan ook van hun granen. Alles wat tot de verbetering kon dienen van<br />

hun bedrijf werd aangekocht. Hierin nam de drainering van hun zure en waterzieke gronden<br />

een grote plaats in. De nodige draineerbuizen werden besteld en de potbakkerij kon ze<br />

leveren. Voor de potbakkerij had dit twee grote voordelen: eerstens was er werk in overvloed<br />

en tweedens verschafte het eten. Bij elke bestelling van duizend kleine draineerbuizen werd<br />

er een surplus boven de prijs bedongen van tien kilo tarwe aan de officiële prijs. Twintig kilo<br />

tarwe per duizend grotere buizen. Dit liet ons toe, gedurende bijna drie jaren, tot aan het<br />

onderwaterzetten van de polder, om maandelijks, aan onze arbeiders, per hoofd tien kilo tarwe<br />

te verstrekken aan de officiële prijs. Dit was voor allen ten zeerste welgekomen gezien de<br />

grote nood aan levensmiddelen.


3154<br />

De verbetering, zozeer verwacht bij de bevrijding van september 1944, was een flop. Nergens<br />

nog aan kolen te geraken! Zelfs geen minieme rantsoenering meer en nergens wat te vinden<br />

op de zwarte markt. Zo kwam het bedrijf tot stilstand in mei 1945.<br />

Door de oorlogsomstandigheden had de bloemisterij een zware klap gekregen en viel bijna<br />

totaal stil. Gelukkig echter werd het verlies aan bestellingen langs die kant, opgevangen door<br />

de spectaculaire uitbreiding van de Mechelse tuinbouw waar de tuinders schreeuwden om<br />

potten voor hun bloemkolen en tomaten. De langzame heropleving van de conjunctuur bracht<br />

stilaan ook verbetering in de bouw. De vraag naar bouwmaterialen steeg op de duur zo<br />

geweldig, dat men met moeite aan de vraag kon voldoen, niettegenstaande nieuwe gebouwen,<br />

nieuwe ovens en machines. Hierdoor werd logischerwijze ook de naam van de firma<br />

veranderd. “Potbakkerij Ruelens” werd vervangen door de meer omvattende naam van<br />

“Kleiwarenfabriek Ruelens”.<br />

De bloemisterij, die een moeilijke tijd had doorworsteld, was aan een krachtig herstel toe en<br />

begon zich voornamelijk toe te leggen op de kweek van de azalea. De vroegere kweekwijze<br />

in volle grond werd vervangen door de kweek in een stenen pot. De miljoenen azalea’s die<br />

jaarlijks werden gekweekt hadden hun voornaamste cultuurcentra in Lochristi, Zaffelare en<br />

Evergem. Dit gebied lag aan de deur van de firma. Daar men het draaien van potten met de<br />

hand niet meer kon volgen, werden er potpersen ingeschakeld. Daar waar vroeger, een beste<br />

potdraaier tot een productie kwam van een goeie honderd potten per uur, gemiddelde grootte<br />

beliep die productie met de potpers van 1000 tot 1200 stuks per uur. Met de laatstgeplaatste<br />

pers werden vier potten tegelijk geperst. Zo werden er duizende en duizende per dag<br />

voortgebracht. Ook de ovens- er waren er nu zes - , die jaren en jaren met steenkool werden<br />

gestookt, schakelden nu over op stookolie. Dit was een grote menselijke verbetering,<br />

aangezien we meer dan twintig jaar lang, drie nachten per week, om twee en vier uur uit het<br />

bed moesten, om kolen bij te vullen.<br />

Het ganse terrein was nu volgebouwd en men kon aan geen verdere uitbreiding meer denken.<br />

Alles draaide op zijn maximum en men kon aan de gezellige atmosfeer de goede gang van het<br />

bedrijf aflezen. Zes laureaten van de arbeid werden er bekroond en zeven arbeiders ontvingen<br />

een onderscheiding voor vijfentwintig jaar trouwe dienst.<br />

Alles liep op wieltjes en er was geen vuiltje aan de lucht. Toen kwamen de dreigende<br />

donkere wolken. Frankrijk, dat het Verdrag van Rome mee had ondertekend, waardoor alle<br />

E.E.G.-landen verplicht werden dezelfde lonen te betalen, had er zijn laars aan geveegd. De<br />

lonen bleven er zogezegd stationair, terwijl ze hier de hoogte ingingen.<br />

Toen de lonen hier honderd frank per uur bedroegen in de potbakkerijen en in Frankrijk<br />

slechts tweeënvijftig, konden we hun concurrentie nog gemakkelijk de baas.<br />

De schouwpijpen, vierkante buizen die men gebruikte bij de verwarming, hielden toen de<br />

Franse concurrentie nog buiten. Doch, stilaan kwam er verandering. De lonen hier te lande<br />

stegen snel en werden slechts schoorvoetend gevolgd door de Franse. Stilaan werd de<br />

loonkost hier te hoog en langzaam maar zeker begon de Franse productie met zijn lage lonen<br />

binnen te sijpelen. Wanneer de lonen in de potbakkerij tot honderveertig BEF per uur stegen<br />

en in Frankrijk tot slechts zevenenvijftig BEF per uur, begon de ramp onvermijdbaar te<br />

worden. Zij boden hun waar aan tegen vijfendertig à veertig percent onder onze prijzen. Wij<br />

trachten ertegen te vechten, maar dit was niet te doen, en de rode cijfers kwamen opduiken.<br />

We besloten toen liever van de zaak af te stappen dan volledig financieel ten onder te gaan.<br />

In 1974, probeerde een potbakker uit Aalsmeer-Nederland, in huur, de zaak nog vlot te<br />

trekken. In 1976 moest hij ook zijn onmacht bekennen en er het bijltje bij neerleggen.<br />

Hiermede eindigt dan de historie van een bloeiend bedrijf dat meer dan honderd jaar heeft<br />

bestaan onder de naam “Ruelens” en waar nooit een sociaal conflict heeft bestaan.<br />

De gebouwen zijn nu volledig verdwenen.


1931. Baljuwsrekeningen<br />

3155<br />

Gaston RUELENS<br />

In de baljuwsrekeningen van baljuw Hans Van den Bossche in 1367 staat genoteerd dat Joes<br />

van den Perre werd gestraft omdat hij te “Doinze” laken verkocht dat niet in <strong>Deinze</strong> gemaakt<br />

was. In 1372 werd Hei<strong>nr</strong>ic Plume veroordeeld omdat “hi sinen metsers slouch metter vuist”.<br />

Baljuw Raes Mulox strafte in 1373 Gilles Snellaert en anderen omdat ze brood verkochten dat<br />

“te cleene was”.<br />

Hij strafte ook Baudin de Vleescauwere omdat “ hi stac Gillise van der leyen met eene glavier<br />

en hem toebracht opene wonden ende loopende bloet t’evele ende in felheden (in euvel =<br />

wrevel, woede en in gramschap).“<br />

Jan Van Westackere werd gestraft omdat “hi stac willeme den Valkenaere met eene stave”.<br />

Gestraft werden ook Jan de Camerlinck en anderen omdat zij “hier vercochten dat spennincx<br />

niet weert en was” ( dat het geld = de penningen niet waard was ) Jan Cabeliau werd gestraft<br />

omdat hij wijn verkocht “ die niet gheprijst en was bi den heere ende bi der wet “<br />

Geeraerd de Bleu en Gilles de Clerc kregen elk een boete van 20 schellingen omdat “si quade<br />

herberghe ghehouden hadden”.<br />

Michiel de Saghere en anderen kregen boete omdat ze “in tavernen droncken naer de scelle” (<br />

dus na sluitingsuur )<br />

Jan Van Lose werd beboet omdat hij een stuk laken dat te <strong>Deinze</strong> was geweven buiten de stad<br />

wou laten volden ( door volders laten bewerken ).<br />

Wouter de Messenmaker kreeg straf omdat hij haring zou gestolen hebben en Langhe Arend<br />

omdat hij “Steinen den Knuut” ghescot zouden hebben met eenen pil”.<br />

Griele van den Heede kreeg boete omdat hij “ghelt leende om mee” (= om meer, dus tegen<br />

interest).<br />

Coppin Vanden Heede en Willem de Pic kregen boete omdat “si der lieden evene ( haver )<br />

ghestropt souden hebben en de hare van den coorne ( de aren van het koren ) afghesneden<br />

soude hebben”.<br />

Laurens Van der Sigghele omdat “syn cooren dat hi ter maerct brochte erger was van onder<br />

dan boven”.<br />

In 1375 werden gestraft<br />

- Heine de Grave omdat hij “hem stelde jeghen den heere ende den onderbaliu slouch<br />

metter vuiste dat hi bloedde”.<br />

- Jan de Laet, Hei<strong>nr</strong>ic Plume, Gilles de Scietere , Clais van Eyne en anderen omdat “sy int<br />

fleesch bliesen dat sy in tfleeshuus vercochten” ( vleesch blazen= opblazen om er beter te<br />

doen uitzien)<br />

Toen in 1376 Hans Vriezen baljuw was te <strong>Deinze</strong> werden gestraft: twee vremde ghesellen<br />

omdat sy in bezit gevonden waren “deen met eenen zwerde end dander met eenen messe”<br />

In 1380 was Hans Personaren baljuw en strafte Michiel de Witte en Jacop Beyaerd “omdat sy<br />

“multerden” (mouterden = maalloon namen = bij het malen te veel meel achterhouden, dus<br />

eigenlijk meel stelen )<br />

Ps: Hugo Vanden Abeele had deze overtredingen al genoteerd.<br />

1932. De Deinse stadsmagistraat in 1535<br />

Herman MAES<br />

<strong>nr</strong>. 77


3156<br />

In het Oud stadsarchief van <strong>Deinze</strong>, gedeponeerd in het Rijksarchief te Gent, bevinden zich<br />

relatief weinig archiefdocumenten uit de zestiende eeuw. Een ervan is het bundel <strong>nr</strong>. 462, dat<br />

allerlei uittreksels bevat uit de Deinse wezenboeken ( meestal staten van goed ) van de<br />

zestiende ( één enkel stuk! ), de zeventiende ( één stuk uit 1664 en enkele uit de jaren<br />

1690 ) en grotendeels uit de achttiende eeuw.<br />

Een van de stukken in die bundel, gedateerd 8 lauwe 1543 is een uittreksel uit een ( niet meer<br />

bestaand ) register dat aanving in januari 1535 (oude stijl?). Het extract begint met een<br />

opsomming van de Deinse magistraat anno 1535 (of 1536 nieuwe stijl?):<br />

Hoogbaljuw: Ghyselbrecht de Smet fs. Michiels;<br />

Burgemeester: Joos Bousse;<br />

Schepenen: Gheeraert van Zachmoortere, Jan van Beversluis, Andries Bultync, Martin<br />

Tuutscavere, Matthijs van der Straeten en Adriaen Steel;<br />

Onderbaljuw: Jan Fiers;<br />

Schout: Pieter de Groote;<br />

Amman: Jan Loontins;<br />

Stadssecretaris ( “clercq vande schepenen” ): Jacob Coperman ( deze was, blijkens f° 2<br />

van hetzelfde archiefstuk, ook koster van de parochie van <strong>Deinze</strong>-Onze-Lieve-Vrouw ).<br />

Het voornoemde uittreksel betreft de staat van goed ( d.i. sterfhuisinventaris ) van de vier<br />

kinderen van Johanna Alaerts ( zij was overleden in <strong>Deinze</strong> als “ghediede ende gheene<br />

poortesse” en tweemaal gehuwd geweest ). Haar oudste twee kinderen – Janneken en<br />

Ariaentin – waren geboren uit haar eerste huwelijk met Jan de Wale, de jongste twee –<br />

Pierkin en Maijkin – waren van haar tweede huwelijk met Jan Bauters. De twee<br />

“overbrengers” van de staat van goed waren Roelant Brielman en Simoen Alaert. Het<br />

overbrengen ( = indienen bij de weesheren, of oppervoogden in de Deinse Weeskamer )<br />

gebeurde op 8 lauwe 1543 ( oude stijl, of 8 januari 1544 nieuwe stijl * )<br />

* Oude ( of Paas-)stijl betekent dat het nieuwe jaar aanving op Pasen. De data tussen 1 januari en Pasen krijgen<br />

bij de omrekening tot de nieuwe stijl een jaar bijgeteld ( b.v. 1 januari 1535 o.s. = 1 januari 1536 n.s. )<br />

1933. Zang en snaerspelkunde in 1823 te <strong>Deinze</strong><br />

Paul HUYS<br />

<strong>nr</strong>. 397<br />

De “leden der zang en snaerspelkunde” binnen de stede van <strong>Deinze</strong> schreven een brief<br />

“aan de achtbare heeren Burgemeester ende schepenen der stad Deynse”.<br />

Die leden vergaten echter hun brief te dateren. Ze vergaten niet pompeus- administratief te<br />

schrijven. Lees maar hun eerste zin; 1 zin:<br />

Mijnheeren, begeirende zoo veel mogelijk zijnde, de Goddelijke diensten binnen<br />

deze Stad plaets hebbende, met eere ende glorie uytte oeffenen, dit tot vergelijking<br />

aen alle andere steden dezes rijks, maer alzoo het aen ons onmogelijk is de<br />

bekostingen te blijven doen, ( afhangende aendeszelfs uytoeffening ) ter oorzaek<br />

van onzen geringen staet, nemen wij onzen toevlugt tot ulieden, verzoekende<br />

onzen iver te willen ondersteunen door een gering jaerlijks pensioen, mits ons<br />

verbindende op hoogheylig en andere bezondere ofte buytengewoone feestdagen<br />

de goddelijke diensten met het muziek luysterlijk uytte oeffenen.<br />

Ootmoedig en onderdanig ondertekenden de dienaren<br />

Bernard Masco J De Sweemer J (?) Stuyvaert


3157<br />

E. Van Oost JB Van Acker P.J. Van Damme<br />

en C. Calewaert<br />

( Masco was een hulponderwijzer )<br />

Dankzij een aantekening ( in de rand van de brief ) van burgemeester apotheker Claes weten<br />

we dat de brief dateert van oktober 1823. De brief werd voorgelegd ter vergadering van het<br />

college van 27-10-1823<br />

Samen zingen, samen musiceren was ooit zowel thuis als in een vereniging, een<br />

vorm van samenhorigheid en van tijdverdrijf, toen radio, televisie, openbare bibliotheek,<br />

cinema enz. nog niet op komst waren.<br />

Het was de tijd dat huisgenoten, gezeten bij het haardvuur, vertelden, samen<br />

luisterden naar mekaar, … toen de elektriciteit nog niet bestond en er geen centrale<br />

verwarming was. De vriezeman kwam ’s nachts tot in de slaapkamers. En de toiletpot<br />

( pispot ) stond nog onder het bed.<br />

Herman MAES<br />

<strong>nr</strong>. 78<br />

1934. “Arthus Boesse (en Alva), voor Baryton en tenor”, een tweezang door Pieter Kints,<br />

met een toetje over de Petegemse viergemeten.<br />

Voor het <strong>KGK</strong>-Jaarboek 2004 schreven we een kleine monografie over de Deinse<br />

toneelauteur Pieter Kints (1850-1912) . Natuurlijk is er over hem nog meer te vertellen dan<br />

hetgeen we kwijt konden in die eerste, in opzet en omvang beperkte introductie tot zijn leven<br />

en werk. Gelegenheid tot aanvulling dus in ons Contactblad, waar immers plaats is voor<br />

kleinere mozaïeksteentjes zoals het volgende.<br />

In Kints’ bundel “Heidebloemen. Gezangen voor het volk” (1892) (1) staan 24 liederen,<br />

waaronder – op blz. 47-50 – een dat de titel draagt “Artus Boesse. Tweezang, voor Baryton en<br />

Tenor”. De auteur Pieter Kints laat de tekst van deze tweezang (tussen Boesse en Alva)<br />

voorafgaan door een korte historische notitie over Boesse, die als volgt luidt:<br />

“Drossaert en vrijheer van <strong>Deinze</strong>, werd in 1576 op bevel van Alva, met zes hoedenmakers op de merkt aldaar,<br />

na eerst de folteringen der Inquisitie onderstaan te hebben, aan de galg gehangen, en daarna werden hunne lijken<br />

verbrand. Hun eenige misdaad was: De wreedheid van hun hertog gelaakd (sic) te hebben, en vaderland en<br />

overtuiging te beminnen.”<br />

Daarna volgen een aantal strofen, waarin afgewisseld Boesse (tenor) en de Spaanse landvoogd<br />

Alva (baryton) aan het woord komen – als tegenstrevers uiteraard. Nadat Alva, in de<br />

voorlaatste strofe, de ondergang van het (politiek en religieus) oproerige Vlaanderen heeft<br />

aangekondigd, krijgt Artus Boesse het laatste woord te zingen. Zijn slotstrofe luidt:<br />

Ja, Vlaand’rens toem zal eeuwig zijn,<br />

Het vlekloos bloed, dat gij vergiet,<br />

Baart helden ras, verdelgt men niet,<br />

En uwe gloriestar verbleekt,<br />

In Vlaandren wacht en spookt uw dood;<br />

Want als de Leeuw zijn keten breekt!<br />

Hij brult: blijf Geus, bij zout en brood!<br />

Dit één enkele citaat volstaat allicht, om daarin de bevestiging te krijgen van de liberaalvrijzinnige<br />

en Vlaamse overtuiging van Pieter Kints, lid (geweest) van zowel het “Vlaamsch<br />

Gezelschap” als van de toneelmaatschappij “Vooruit!) in <strong>Deinze</strong>. Eén enkele strofe volstaat


3158<br />

eveneens om de (geringe) poëtische waarde van Kints’ verzen te illustreren. Maar alles moet<br />

in zijn eigen tijd bekeken en beoordeeld worden: en Pieter Kints was nu eenmaal met de<br />

lectuur van dichters als Ledeganck en Jan Van Beers groot geworden. Kints schreef zoals het<br />

hem door hen was voorgedaan. Bedenkelijk evenwel is dat Kints, in zijn historische nota<br />

allereerst en in het zangduet vervolgens, een loopje neemt met de historische werkelijkheid.<br />

Wààr Kints zijn gegevens over Artus Boesse (of Arend Bousse – want onder die naam is hij<br />

intussen beter gekend) vandaan heeft gehaald, weten we niet. Maar in Albijn Van den<br />

Abeeles “Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>” (1865), blz. 43, had Kints kunnen nalezen dat Boesse niet<br />

in 1576 op de <strong>Deinze</strong> markt werd opgehangen, maar dat hij al zeven jaar eerder, nl. op 11<br />

augustus 1569, voor het Gravensteen in Gent werd onthoofd. Boesse, die in Gent aan de<br />

Beeldenstorm van 1566 had meegedaan, was pas enkele jaren later, toen hij al hoogbaljuw<br />

van <strong>Deinze</strong> was en zich hier als een fervent ketterjager voordeed, toch als ex-beeldenstormer<br />

als een fervent ketterjager voordeed, toch als ex-beeldenstormer ontmaskerd en ter dood<br />

veroordeeld. Van den Abeele voegt er nog aan toe: “Hy stierf Katholyk en zyn lichaem wierd<br />

begraven in de Kerke van het Groot-Begynhof” (= Elisabethbegijnhof te Gent).<br />

Over Boesse (of Bousse) staat nog meer te lezen in de KOK-Jaarboeken van 1980 (bij dr.<br />

Scheerder over “ De hervorming te <strong>Deinze</strong>”, blz. 58) en 1997 (bij Johan Decavele over<br />

Ketterse Baljuws voor de rechter”, blz.80) en uiteraard ook in onze nieuwste “ Geschiedenis<br />

van <strong>Deinze</strong>)” (I, 2003), nl. in het hoofdstuk over de Hervorming, eveneens door Johan<br />

Decavele.<br />

Pieter Kints heeft het bovendien over de “zes hoedenamkers”, die (volgens hem althans) in<br />

1576 samen met Boesse zouden zijn gefolterd, opgehangen en daarna verbrand. Ook hier<br />

heeft Kints ergens de klok horen luiden, maar wist de klepel niet goed hangen … . In<br />

werkelijkheid werden te <strong>Deinze</strong> in 1568- een jaar dus voor Boesses terechtstelling in Gent –<br />

inderdaad zes beeldenstrormers terechtgesteld, weliswaar niet door de strop, maar met het<br />

zwaard en ook niet allen samen, maar in twee diverse beurten, met telkens drie<br />

terechtgestelden. Op 13 april 1568 had, voor de Deinse stadshal, de onthoofding plaats van<br />

de Petegemnaar Lieven Willemo en van de <strong>Deinze</strong>naars Jan de Huvettere en Gilles de Gheest;<br />

en op 7 augustus 1568 was het (zelfde plek en zelfde scenario) de beurt aan Joos Bultijnc,<br />

Jehan de Hoop en Mauwers van Gaesbeke. Kints noemt hen hen allen “hoedenmakers”. Hoe<br />

wist hij dat? Zover wij weten (2) was Bultijnc schoenmaker en Jan de Hoop lakensnijder; van<br />

de overige vier is het beroep ons niet bekend.<br />

Als toemaatje nog dit, eveneens i.v.m Pieter Kints’ gezangenbundel “Heidebloemen”. De<br />

tweede zang (blz. 5-6) door Kints een “kluchtlied” genoemd, heet “Ach: Hadt gij mij<br />

begrepen”. De eerste strofe ervan begint als volgt:<br />

Lena, denkt gij er nog aan,<br />

Toen we langs de viergemeten<br />

Korenbloemen vonden staan…. etc.<br />

En bij het woord viergemeten (sic – zonder hoofdletter) bracht Kints een voetnootverwijzing<br />

aan, waarvan de tekst aldus luidt:<br />

“Binnenweg te Peteghem bij <strong>Deinze</strong>, waar er veel bloemen te vinden en te verliezen zijn”.<br />

Een leuk voorbeeld is dit van “verbloemend” of ironisch taalgebruik, want natuurlijk bedoelde<br />

Kints niets anders dan een vrijerspaadje, waarlangs menig maagdeken haar bloem (cfr. Van<br />

Dale, “bloem, betekenis 8: ongeschonden reinheid, syn. maagdom”) was kwijtgeraakt… .<br />

Maar wààr in Petegem lag die “bloemige” binnenweg? In hun Toponymie van Petegem”<br />

weten onze <strong>KGK</strong>-medeleden Luc en Tony niet minder dan vier toponiemen te vermelden die<br />

allemaal de naam “viergemeten” droegen (3) :<br />

a. Aan Ten Rode (tussen Gentstraat en Station, d.w.z kort na 1900 het gebied van de A. Van<br />

Eechaute en G. Martensstraat);


3159<br />

b. In de buurt van de Krekelstraat, nabij de Vlas- en de Ginstbulk;<br />

c. Nabij het Goed van Overbeke, bij de Kakelstraat;<br />

d. Bezuiden het Nieuwgoed, ten W.van de Kattebeek en ten N. van de Vennebeek (die van<br />

Stokstorm naar de Kattebeek stroomt) . Een grondstuk van vier gemeten (4) kon inderdaad op<br />

meer dan één plaats te vinden zijn … De Petegemse minnepaartjes hadden voor hun<br />

“bloemenpluk” dus een viervoudige keuze; waarschijnlijkst kozen ze voor de verst afgelegen<br />

plek (keuze c of d)? … Hoewel Pieter Kints (nog vrijgezel toen hij zijn lied schreef!) allicht<br />

toch één bepaalde wandeling langs een van die “Viergemeten” voor ogen zal gehad hebben.<br />

Maar welke van de vier? We zullen het nooit weten…<br />

Hij verklapt het alvast niet in de eerste vier strofen van zijn lied, waarin de prille vrijage met<br />

Lena geschetst wordt. De vijfde (en laatste) strofe van het lied luidt – een beetje droefgeestig<br />

– als volgt:<br />

Alles, alles is voorbij!<br />

Zoete liefde, zoet gefluister,<br />

En we zitten zij en zij,<br />

Rond te zien, in ’s levens duister,<br />

Vijftig jaar zijn wij getrouwd.<br />

Ik kan u de hand nog nijpen<br />

Maar we zijn zoo stram, zoo oud.<br />

Leen … . Dat kan ik niet begrijpen!<br />

Verdere commentaar overbodig!? The rest is silence (althans toch volgens Shakespeare).<br />

(1) Een exemplaar van deze bundel bevindt zich in het AMVC-Letterenhuis, Antwerpen (AMVC-Bibliotheek,<br />

<strong>nr</strong>. K418/he). Met dank aan Marc Somers, wetenschappelijk medewerker aldaar, die ons attent maakte op het<br />

bestaan van deze – blijkbaar uiterst zeldzame – publicatie (niet in de Kon. Bibliotheek Brussel en evenmin in<br />

de Universiteitsbibliotheek Gent aanwezig).<br />

(2) Zie daarover onze bijdrage <strong>nr</strong>. 1903, “Zes beeldenstormers…”, in het <strong>KGK</strong>-Contactblad XXXIII,4<br />

(september 2003), blz. 3059-3062.<br />

(3) L. Goeminne en T. Vanhee, “Toponymie van Petegem-aan-de-leie” (<strong>Deinze</strong>, <strong>KGK</strong>, 2000), blz. 225 (<strong>nr</strong>s.917-<br />

920).<br />

(4) 1 gemet (of 1/3bunder) is 0,472318 hectare; viergemeten is dus ongeveer 1,89 hectare. Op een oppervlakte<br />

van bijna twee hectaren zijn inderdaad (zeer) veel bloemen “te vinden en te verliezen” … .<br />

1935. <strong>Deinze</strong> en het Gedenkteken ter ere van Jan-Frans Willems<br />

Paul HUYS<br />

<strong>nr</strong>. 398<br />

Het in de Middeleeuwen, meer dan waarschijnlijk in Gent, geschreven dierenepos Van den<br />

vos Reynaerde werd in de late veertiende eeuw herschreven en aangevuld met een vervolg op<br />

het oorspronkelijk verhaal; de nieuwe tekst kreeg de naam Reinaerts historie. Deze tweede<br />

versie verdrong vrij vlug, zeker na het uitvinden van de boekdrukkunst, volledig de eerste en<br />

werd het enige, algemeen bekende, vossenverhaal.<br />

De interesse voor deze tweede tekst bleek ook in het buitenland te bestaan want Reinaerts<br />

historie lag aan de basis van de Duitse Reineke Fuchs en de Engelse History of Reynaert the<br />

Fox; toch verdween ook deze Reinaerts historie, op enkele zeer vereenvoudigde versies na,<br />

voor enkele eeuwen in de vergeethoek. Erger nog, vanaf de zeventiende eeuw geraakte de<br />

ganse Vlaamse taal- en letterkunde op de achtergrond om rond de jaren 1800 een dieptepunt<br />

te bereiken.<br />

Op 11 maart 1793 werd te Boechout-bij-Antwerpen de man geboren die later de spilfiguur<br />

zou worden van de heropflakkering van de Vlaamse cultuur namelijk Jan-Frans Willems. Van<br />

beroep eerst hulparchivaris en later ontvanger van de stad Antwerpen ging zijn denken en


3160<br />

streven volledig naar de heropleving van de Vlaamse taal en de Vlaamse eigenheid. Hij<br />

verzette zich tegen de bekrompenheid der Hollandse schrijfregels de verbasterdheid van het<br />

Vlaamse school-dialect en de arrogantie van de Franse taal. Reeds zeer vroeg had hij de<br />

studie ondernomen van de Vlaamstalige middeleeuwse literatuur en was in 't bijzonder<br />

aangetrokken door het dierenepos Van den vos Reynaerde. Tijdens zijn tijdelijke, politieke,<br />

verbanning naar Eeklo begint hij, in 1833, aan een herschrijven van het oude Reynaertverhaal<br />

hopend dat:" Moge deze mijne bearbeiding van het oude gedeelte van Reinaert den Vos iets<br />

bijdragen tot het doen herleven van ene zoo dierbare taal ".De eerste druk van zijn Reinaert<br />

de Vos verschijnt in 1834 bij de uitgevers A.B.van Han en Zoon in Eeklo. In 1835 verhuist J.-<br />

Fr.Willems naar Gent waar hij zijn politieke strijd verder zet met, ondermeer, een nieuwe<br />

bewerking van zijn vossenverhaal namelijk in 1839 een tweede uitgave tot schoolgebruik<br />

ingericht; verder verschijnen regelmatig herdrukken van dit verhaal waaronder we zeker deze<br />

van 1846 bij F.en E. Gyselynck in Gent moeten vermelden.<br />

J.-Fr. Willems stierf op 24 juni 1846; hij liet ons, naast zijn Vlaams politiek engagement, een<br />

onvergetelijke Reinaert de vos die, mede door de schooluitgaven, aan de bron zal liggen van<br />

een diep ingewortelde Reynaerttraditie waarvan wij nu nog, in Gent, de sporen kunnen<br />

terugvinden; één daarvan kunnen we zien op het St.-Baafsplein<br />

waar het gedenkteken aan J.Fr.Willems staat met een Reinaert de<br />

Vos beeld op de linkerzijde; een tweede is de begraafplaats voor<br />

vooraanstaande Gentenaars, het Campo Santo, dat gelegen is in<br />

Sint Amandsberg, nu deelgemeente van Gent, op de Sint-<br />

Amandsheuvel, waar voor J.Fr.Willems een praalgraf geplaatst<br />

werd waardoor, sindsdien, deze heuvel ook de Willemsheuvel<br />

wordt genoemd; Willems zelf ging vaak wandelen op dit rustige<br />

plekje en noemde het naar zijn eeuwenoude naam Reinoutsbergh<br />

of Reinaertsheuvel zoals hij teruggevonden werd in de archieven<br />

van het Gentse bisdom.<br />

Het Vlaams engagement van J.-Fr.Willems was zo intens<br />

geweest dat alle Vlaamse verenigingen, van welke strekking ook, de belangrijkheid van deze<br />

politieke leider erkenden en het is dan ook logisch dat tijdens het Nederlandsch Congres te<br />

Dordrecht in1897 de Antwerpenaar Jan Bouchery de vraag stelde of een figuur zoals Willems<br />

niet een standbeeld zou verdienen op een openbare plaats van een Vlaamse stad. Bouchery liet<br />

het niet daarbij en begon onmiddellijk brieven te schrijven naar de kranten en naar<br />

vooraanstaande Vlamingen waaronder veel schrijvers en kunstenaars.<br />

De Gentenaars bleven niet achter; de lokale afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond<br />

stuurde op 26 oktober 1897 een schrijven aan alle Vlaamse verenigingen van hun stad om hun<br />

steun in te roepen; 39 onder hen gaven een positief antwoord, onder hen uiteraard het<br />

Davidsfonds en het Willemsfonds maar ook de English Club, de Rodenbachsvrienden en de<br />

Snellaertkring ;daarnaast vinden we de meeste taal-,toneel- en zelfs gymnastiekverenigingen.<br />

Op 7 november van hetzelfde jaar werd te Gent een algemene vergadering gehouden waarop<br />

vier actiepunten besloten werden:<br />

* Te Gent een Gedenkteken op te richten ter ere van J.-Fr. Willems.<br />

* Toelagen te vragen aan Staat, Provincie en Stad Gent.<br />

* Onder alle Belgische en Noord-Nederlandse kunstenaars een prijskamp te openen voor het<br />

ontwerp van een Gedenkteken.<br />

* De opvolging van deze punten toe te vertrouwen aan een te benoemen bestuur; in dit<br />

Uitvoerend Comiteit werden aangesteld: de Heer Fr. De Potter en Prof. P. Fredericq als<br />

erevoorzitters, Prof. J. Obrie als voorzitter met daarnaast Prof. J. Vercoullie als


3161<br />

ondervoorzitter, de Heren K. Lybaert en O. Van Hauwaert<br />

als secretarissen terwijl de Heer A. Siffer<br />

penningmeester werd.<br />

In Antwerpen was men wel enigszins verbijsterd<br />

door de Gentse ijver en gezien het idee bij hen was<br />

ontsproten en zij dit Gedenkteken graag in hun stad<br />

gezien hadden richtten ook zij een Comiteit op met de hulp<br />

van vooraanstaande Antwerpse politici en kunstenaars.<br />

Het touwtjestrekken kon beginnen: in Gent, in Antwerpen,<br />

in Antwerpen, in Gent, welles, nietes...<br />

Gelukkig hadden de Gentenaars zich het best<br />

voorbereid en al vlug zag iedereen, ook de<br />

Antwerpenaars, in dat het belang van Vlaanderen<br />

alleen kon gediend zijn door eensgezindheid en alle partijen<br />

verklaarden zich akkoord om het Gedenkteken in Gent te laten plaatsen.<br />

Eens die beslissing genomen, werd gestart met het inzamelen van de nodige fondsen; het<br />

i<strong>nr</strong>ichtend comité schreef een omzendbrief welke over gans Vlaanderen verspreid werd:<br />

"Te Gent is een Comiteit tot stand gekomen, dat een beweging op touw gezet heeft om in deze<br />

stad een standbeeld op te richten aan Jan Frans Willems.<br />

Veertig maatschappijen,alhier gevestigd, sloten zich aan bij de Gentsche Afdeeling van het<br />

Algemeen Nederlandsch Verbond om met vermeerderde krachten des te zekerder het<br />

gewenschte doel te bereiken…<br />

Willems heeft den weg gebaand tot dieper studie en grondiger kennis onzer letterkunde<br />

en harer geschiedenis; onversaagd en onverpoosd streed hij voor de heropbeuring van<br />

de Vlaamsche bevolking tot wanneer hij in1846 op het ereveld viel.<br />

Met recht mag hij dus aanspraak maken op een eer, welke reeds aan degenen,die onder zijne<br />

leiding gestreden hebben, Conscience, Theodoor Van Rijswijck, Van Duysse, David en<br />

Ledeganck te beurt viel en allen moeten wij krachtig de handen ineenslaan, om aan de<br />

verdienstelijken Vlaming den tol van dankbaarheid van geheel het Vlaamsche land te<br />

betalen."<br />

De oproep werd massaal beantwoord door Vlaamsvoelende particulieren, verenigingen en<br />

gemeenten. Van deze laatste groep zijn er slechts twee grote steden die weigerden aan deze<br />

oproep gevolg te geven nl. Brugge en Brussel. Ook het buitenland deed een duit in de zak;<br />

onder hen mensen en instellingen uit Duitsland, Zuid-Afrika en Frankrijk waar namelijk "De<br />

Vlaamsche Harten" uit Roobaais ( Roubaix ) een mooie som konden bijéén brengen.<br />

In Vlaanderen gaf het "Davidsfonds" duizend en het "Willemsfonds" tweeduizend, vier<br />

honderd frank. De Heer Gouverneur van Oost-Vlaanderen schonk vijftig frank en alhoewel<br />

deze sommen ons heden ten dage eerder klein lijken betekende dit voor de jaren 1900 enorm<br />

veel geld.<br />

Ook onze goede stad was van de partij want:"Het Vlaamsch Gezelschap" uit <strong>Deinze</strong> stuurde<br />

de som van één en dertig frank.<br />

Gezien de gekregen steun erg groot was kon men aan het kunststuk beginnen denken. Op 14<br />

april 1898 werd onder de kunstenaars een wedstrijd geopend met als verplichting ten laatste<br />

op 1 juli een geboetseerde schets van hun ontwerp voor te leggen.<br />

De jury bestond uit de heren E.Braun (burgemeester),Th. Lybaert, L. Tijdgadt, B. Wante en E.<br />

Claus uit <strong>Deinze</strong> (kunstenaars) en P. Fredericq, K. Lybaert, J. Obrie, A. Siffer en O. Van<br />

Hauwaert (leden van het Comité).


3162<br />

De eerste proefwerken voldeden de juryleden niet en een nieuwe wedstrijd werd<br />

uitgeschreven waaraan vijftien kunstenaars deelnamen. Het ontwerp "Hou ende Trou" van de<br />

Heer Isidoor De Rudder werd eenparig als winnaar aangeduid.<br />

Isidoor De Rudder werd in Brussel geboren op 3 februari 1855,volgde een opleiding aan de<br />

Brusselse Academie onder leiding van J. Stallaert en E. Simonis en werd een vrij bekend<br />

kunstenaar; als schilder ging zijn voorkeur naar decoratieve composities, zijn beeldhouwwerk<br />

omvat vnl. borstbeelden, portretten en gevelsculpturen. Hij overleed te Brussel in 1943.<br />

De i<strong>nr</strong>ichters beschikten nu wel over een vrij grote som, zij hadden in totaal 30.000 frank in<br />

ontvangst mogen nemen, een unaniem uitgekozen ontwerp maar wisten nog niet waar het<br />

standbeeld uiteindelijk zou staan want hun voorstel om het op het St.-Baafsplein te plaatsen<br />

kreeg vanwege bepaalde kringen van de Gentse bourgeoisie veel tegenkanting.<br />

Op 19 december 1898 hield de heer A. Siffer een opmerkelijke redevoering in de Gentse<br />

gemeenteraad; A. Siffer was niet alleen lid van deze raad hij was tevens penningmeester van<br />

het "Comiteit" voor het geplande gedenkteken voor Jan-Frans Willems.<br />

De zeer lange toespraak was lovend voor het Vlaamse Volk, lovend voor kunstenaar en zijn<br />

project maar bijzonder hard voor de criticasters en tegenstanders.<br />

Later op de dag, bij de stemming, werd eenparig een bijkomende toelage van 7500 frank<br />

gestemd en eenparig min drie stemmen werd het voorstel om het standbeeld op het St.-<br />

Baafsplein op te richten ook aanvaard.<br />

De provincie Oost-Vlaanderen gaf een extra toelage van 1500 fr. en de Staat steunde<br />

uiteindelijk ook het project door tussen te komen ter hoogte van 7500 frank.<br />

Het jaar daarop zou in Gent het 25ste Nederlands Congres plaatsvinden ter gelegenheid van<br />

de 50ste verjaardag van de stichting van dit Congres in 1849.De i<strong>nr</strong>ichters waren van mening<br />

dat dit een gepaste datum zou kunnen zijn om het standbeeld van J. Fr. -Willems in te<br />

huldigen.<br />

De kunstenaar had het werk op tijd klaar gekregen en in de maand augustus van 1899 prijkte<br />

het gedenkteken fier op het plein vóór de "Vlaamschen Schouwburg".<br />

Het gedenkteken, een in marmer gebeitelde Vlaamse maagd die na jaren verdrukking weer<br />

fris ontwaakt, staat op een vierkante voetstuk met een gedenkplaat op elke zijde; vooraan het<br />

borstbeeld van J. Fr. -Willems, rechts een zingende moeder met haar kindje, zinbeeld van het<br />

Vlaamse lied, links een afbeelding van "Reinaert de Vos", één van de voornaamste werken<br />

van de schrijver en achteraan de namen van de medestrijders van Willems: Blommaert,<br />

Conscience, David, Ledeganck, Rens, , Serrure, Snellaert, Van Duysse en Van Ryswyck.<br />

Op 27 augustus 1899, eerste dag van het Nederlands Congres, werd enerzijds de "Vlaamschen<br />

Schouwburg" ingewijd en anderzijds het Gedenkteken voor Jan-Frans Willems ingehuldigd.<br />

De dag van de inhuldiging werd een grootse optocht gehouden door alle verenigingen die zich<br />

voor het project hadden ingespannen en die, van verschillende startpunten vertrekkend, zich<br />

allen naar het St.-Baafsplein begaven om de plechtigheid bij te wonen.<br />

De optocht bestond uit niet minder dan 313 groepen, waaronder 18 fanfaren, verdeeld in drie<br />

afdelingen; op 90 e plaats vinden we de "Katholieke Studentengilde" van <strong>Deinze</strong>, op de 233 e<br />

het "Vlaamsche Gezelschap" uit <strong>Deinze</strong> en op de 291 e plaats de "Fanfare Ste.-Cecilia" uit<br />

dezelfde gemeente.<br />

Na aankomst van de optocht werden de aanwezigen toegesproken door Prof. Mr. J. Obrie,<br />

ondervoorzitter van de Regeringscommissie en voorzitter van het Willemscomité, door de<br />

Heer E.Braun, Burgemeester van de stad Gent, en door de Heer Jan Van Ryswyck,<br />

Burgemeester van de stad Antwerpen.


3163<br />

De plechtigheid werd beëindigd door het zingen van een speciaal daarvoor geschreven<br />

feestlied:<br />

Heil hem die 't nieuwe leven<br />

Verwekte in Vlaandrens schoot !<br />

Heldhaftig was zijn streven !<br />

Zijn zege en roem zijn groot !<br />

Geraadpleegde bronnen:<br />

Philippe PROOST<br />

-ANONIEM, "Gedenkteken ter ere van Jan-Frans Willems", Ad.Hoste 1900.<br />

-;"Isidoor De Rudder" in Bibliotheek Museum <strong>Deinze</strong><br />

-CRICK Jef; "Jan-Frans Willems, vader der Vlaamsche Beweging. Zijn volledig levensbeeld”, Antwerpen 1946<br />

-WILLEMS, Jan-Frans:"Reinaert de Vos", uitg. A.B.van Han en Zoon 1834<br />

1936. Over de herberg “De drie Koningen” nabij de Knok (1428-1632)<br />

In het – anno 1627 opgemaakte – register van erfelijke renten (1) van don Diego Felipez Mesia<br />

de Guzman, de eerste markies van <strong>Deinze</strong> (1625-1632), vinden we een vermelding van de<br />

herberg “de drie Conynghen, Kerckstraete, zuyt de straete, west twaeterstraetkin”. Eigenaar<br />

ervan was in 1627 ene Frans Waeye; de betaalde rente bedroeg 7 pond.<br />

De toenmalige Kerkstraat is de huidige Kortijkstraat. De herberg, waarvan het erf achteraan<br />

aan de Leie paalde, lag op de oostelijke hoek van het waterstraatje, d.i. de huidige<br />

Bisschopstraat, dus zowat 100 m verwijderd van de Knok. Oostelijk naast De Drie Koningen,<br />

iets dichterbij de Knok dus, lag “Den Hooghen Sleutele”, de herberg van Augustyn<br />

Bultynck (2) .<br />

De Drie Koningen was een belangrijke herberg. Blijkens Mesia’s renteboek had daar op het<br />

erf voordien ook de gevangenis gestaan (3) . De herberg zou ook dienst gedaan hebben als<br />

vergaderplaats voor de Wet van Petegem-binnen (4) .<br />

In 1627 was deze herberg (ten minste) al tweehonderd jaar oud. De alsnog oudste<br />

archivalische vermelding ervan gaat inderdaad terug naar 1428 (5) . En Cassiman vermeldt de<br />

herberg ook in 1498 (6) , maar wijst er tegelijk op dat er in dat jaar ook een gelijknamige<br />

herberg stond op de markt van <strong>Deinze</strong> (7) . Een goed decenium later, in een processtuk van<br />

1514 (7bis) , lezen we dat men twee jaar voordien had doen “inventoriëren de meubelen en de<br />

catheylen toebehoorende den heeschere (= de eiser in het proces, m.n. de gewezen baljuw van<br />

<strong>Deinze</strong>, Loijs van Overbeke), staende in de herberghe ghenaemt drie coninghen te Peteghem”.<br />

Nog eens vier decennia later ruim een halve eeuw later lezen we in de Deinse stadsrekening<br />

dat zich op 10 september 1554 als poorter laat inschrijven: “Willem vande Putte fs. Willems,<br />

van Hulst, weert inde drie coninghen tot Peteghem” (8) . Of hier het Zweeuws-Vlaamse stadje<br />

Hulst of het bij Harelbeke gelegen dorpje Hulste bedoeld wordt, lijkt ons niet helemaal zeker,<br />

maar is in deze context zonder belang.<br />

Eveneens in de stadsrekening, over de jaren 1562-1564 (9) , lezen we dat Raphael vanden<br />

Casteele fs. Jaspar, gedijde (10) , zijn huis verkocht aan de Gentenaar Bavin Bernaerts fs.


3164<br />

Hendrickx; dat huis was “de herberghe ghenaemt de drie coninghe(n) te Peteghem inde<br />

Kercstraete”, waarvan het erf zich uitstrekte tot aan de Leie.<br />

Een volgende archiefmelding van weer eens dertig jaar later betreft een proces (in beroep bij<br />

de Raad van Vlaanderen) n.a.v. een verkoping van “de dry coninghen, staende binnen de<br />

prochie van Peteghem” (11) ; de sententie terzake is gedateerd 26 april 1595; de behandeling van<br />

het proces in eerste aanleg dateerde van april 1591. De betwisting ging blijkbaar over een aan<br />

de koop verbonden rente van 5 pond groten, aan de penning 16 (=interest van 6,25 %).<br />

Verdere details in de sententie terzake brengen ons echter geen nieuwe gegevens betreffende<br />

de herberg zelf bij. Belangrijk is hier wel dat in dit proces de hogergenoemde Raphael vande<br />

Casteele (die in 1562-1564 de herberg verkocht) vermeld wordt als “geïntimeerde<br />

verweerder”.<br />

In de stadsrekening van 1612-1614 (12) vinden we dan weer een uitgave vermeld “voor theere”<br />

(= verteer) in de herberg bij “Dhoyrs (= erfgenamen) van Baven Bernaerts, weert hier<br />

voortijdts inde drij conijnghen” en in de rekening over 1630-1632 (13) een gelijkaardige<br />

betaling aan “dhoirs van Baven Bernaert, weert hier voortijts inde drij conijnghen”. Dit is dan<br />

meteen de laatste archiefvermelding die we in het archief van <strong>Deinze</strong> aangetroffen hebben.<br />

Over de latere geschiedenis van “De Drie Koningen” na 1632 zijn ons geen gegevens bekend.<br />

We zoeken voort! Intussen is elke aanvullende informatie bijzonder welkom.<br />

(1) Rijksarchief Gent (RAG), Oud archief <strong>Deinze</strong> (OAD), <strong>nr</strong>. 15. Gaston P. Baert bezorgde een teksteditie<br />

van dit register in het KOK-Jaarboek XXXI (1964), blz. 7-64; vermelding van “de drie Conynghen”<br />

aldaar op blz. 24, <strong>nr</strong>. 50. Zie ook N. Kerckhaert, “Oude Oostvlaamse huisnamen”, dl. 1 (Gent, Prov.<br />

Bestuur, 1977), s.v. Drie Koningen, blz. 137 (<strong>Deinze</strong>) en 140 (Petegem).<br />

(2) Zie KOK-Jaarboek XXXI (1964), blz. 27, <strong>nr</strong>. 87. – Augustijn Bultijnck kocht in 1612-14 den Hooghen<br />

Sluetele van Daniël Mestdagh: zie N. Kerckhaert, a.w., dl. 5 (Gent, 1991), blz. 90.<br />

(3) KOK-Jaarboek 1964, blz. 25, <strong>nr</strong>. 53: Idem (=Frans Waeye) een stede daer de vanghenesse placht te<br />

staene, nu oock binnen tbeluyck vande voors. Herberghe”.<br />

(4) L. Goeminne en T. Vanhee, “Toponymie van Petegem” (2000), blz. 99, <strong>nr</strong>. 129, zonder<br />

bronvermelding. Waarop dit gegeven steunt, is ons niet bekend.<br />

(5) Ibidem, blz. 99, <strong>nr</strong>. 129, ook zonder bronverwijzing. Mogelijk gaat het om een vermelding in de Deinse<br />

stadsrekening van dat jaar?<br />

(6) Ach. Cassiman, “Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>”, blz. 162, eveneens zonder bronverwijzing. Vermoedelijk<br />

vond Cassiman dit gegeven in een cartularium van het Klooster van Betleem (RAG, Convent Betleem,<br />

inv. 69, <strong>nr</strong>. 4, f° 275r°).<br />

(7) Mogelijk heeft de herberg “De Drie Koningen” op de markt (westzijde, even voorbij de stadshal) de<br />

16 de eeuw niet meer gehaald!? In Martin Vanhaesebroecks “Toponomie van <strong>Deinze</strong>” (Zulte, 1982), blz.<br />

57 (<strong>nr</strong>. 108) staan twee vermeldingen van kort vóór, resp. ná 1500, die erop wijzen dat daar toen geen<br />

herberg meer was. In 1498 (ARA, RK, 33956 = stadsrek. maart 1498 tot maart 1500) lezen we: “daer<br />

de drie cueninghen huutte placht te steeckene” en in 1508 (RAG, Convent Betleem, inv. 69, <strong>nr</strong>. 20 =<br />

renteboek 1508, f° 20v°) luidt de vermelding: “daer wijlen de drie coninghen uut staken”. Eerder<br />

twijfelachtig dus of deze herberg op de markt nog bestond in 1569. In dat jaar bezat de Deinse schepen<br />

Nicasius Sauvaige (in 1569 te Gent als ketter onthoofd) een rente van 9 pond tournoois op een huis “De<br />

Drie Koningen”, toebehorend aan de wed. Pieter Mestdagh en haar zoon Daneel (zie KOK-Jaarboek<br />

XLVII, 1980, blz. 69, <strong>nr</strong>. 52). We hebben echter geen zekerheid of het in dat geval ging om de herberg<br />

op de Knok dan wel om (wijlen?) de gelijknamige herberg op de Markt.<br />

(7bis) Rijksarchief Gent, Raad vanVlaanderen, <strong>nr</strong>. 27829: Proces van Loijs van Overbeke, eiser, tegen de<br />

schepenen van <strong>Deinze</strong> met Lodewijc en Willem Tuutschavere, verweerders; procesgrond: erfenis. Loijs<br />

van Overbeke was hier poorter geworden op 08.10.1505 en was – volgens Alb. Van den Abeele,<br />

“Gesch. Van <strong>Deinze</strong>” (p. 43) – baljuw van <strong>Deinze</strong> in de jaren 1507-1510. Het processtuk, waarin we de<br />

Petegemse herberg De Drie Koningen vermeld vinden is een “Besouc ende enqueste…” door Michiel<br />

de Smet (die Loijs van Overbeke als baljuw opvolgde) dd° 25 lauwe 1513, oude stijl, of 25 januari<br />

1514, nieuwe stijl. Over dit proces schrijven we wel nog eens een aparte nota.<br />

(8) Algemeen Rijksarchief Brussel (ARA), Rekenkamer (RK), <strong>nr</strong>. 33982 (stadsrekening <strong>Deinze</strong> bamis 1552<br />

tot bamis 1554), f° 10. – Zie ook onze bijdrage “De poorterij van <strong>Deinze</strong>” in het <strong>KGK</strong>-Jaarboek 2004,<br />

in dato 10.09.1554.


3165<br />

(9) ARA, RK, <strong>nr</strong>. 33987 (stadsrekening bamis 1562 tot bamis 1564), f°16r: “Item ontfaen van Raphael<br />

vanden Casteele fs. Jaspars, ghedijde, die vercochte aen Bavin Bernaerts fs. Hendrickx van Ghendt zijn<br />

huus ende erve metten toebehoorte, de herberghe ghenaemt de drie coninghe(n) te Peteghem inde<br />

Kerckstraete, paelende van vooren aende cauchie (= kasseiweg) tot up de Leije: 128 lb. gr.” Zie ook<br />

ibidem, f°11 en 14.<br />

(10) Gedijde of gediede is een niet-poorter (iemand die niet als poorter is ingeschreven). De<br />

overdrachtsbelasting was niet dezelfde voor een poorter als voor een niet-poorter.<br />

(11) RAG, Raad van Vlaanderen, <strong>nr</strong>. 7561 (Sententies jan. 1594 tot dec. 1595), f° 280v°: “… Pieter van<br />

Overschelde, in zijnen levene borghe ende pricipael houdere geweest over Baven Bernaert ter causen<br />

van eene rente van 5 lb. gr., den penn. 16, over den coop vande herberghe vande dry coninghen staende<br />

binnen de prochie van Peteghem, in welcke saecke zoo verre gheprochedeert hadde gheweest alsdat<br />

upden 3 april 1591 etc. …”. In de sententie van 26.04.1595 worden ook vermeld: griffier Jan Symoens<br />

(“greffier van de indaginghe deser stede”), Mr. Jan de Rycke, de wed. van Laureys de Peckere (“te<br />

vooren wed. van Gillis Claus”), Mr. Gillis vander Beke, Philips Dhanins en Gillis van Cotthem. Deinse<br />

familievorsers kunnen allicht aan deze opsomming van persoonsnamen geïnteresseerd zijn.<br />

(12) RAG, OAD, <strong>nr</strong>. 300: stadsrekening 1612 tot 1614, f° 34.<br />

(13) RAG, OAD, <strong>nr</strong>. 300: stadsrekening 1630 tot 1632, f° 35v°.<br />

Paul HUYS<br />

<strong>nr</strong>. 399<br />

1937. Deinse protestant Willem Baudaert is een voorvader van de Amerikaanse<br />

president Franklin Delano Roosevelt<br />

In een vorig artikel verklaarden we dat <strong>Deinze</strong>naar Willem Baudaert zowel de presidenten<br />

Bush senior en junior als nazaten heeft. (1) We maakten ook allusie op een band met de familie<br />

Roosevelt. Uit onderzoek blijkt nu dat Baudartius inderdaad ook president Franklin Delano<br />

Roosevelt als nazaat heeft. Andere voorzaten van de Roosevelts kwamen oorspronkelijk (17 de<br />

eeuw) uit het Nederlandse Zeeland. (2)<br />

We hebben dit ontdekt door de informatie van verschillende sites over familiekunde met<br />

elkaar te vergelijken en te controleren. Hieruit bleek een afstamming tussen de families<br />

Baudartius (of Baudertius) en Beekman uit Nederland tot en met Franklin Delano Roosevelt.<br />

De Amerikanen zijn sterk geïnteresseerd in de immigrant Willem Beekman omdat die een<br />

belangrijke rol speelde in de ontstaansgeschiedenis van de Verenigde Staten. Zijn zoon<br />

Gerardus was zelfs even gouverneur van de staat New York.<br />

Belangrijk voor ons is echter dat de moeder van Willem Beekman een dochter was van<br />

Wilhelmus Baudartius of Willem Baudaert III uit <strong>Deinze</strong>, m.n. Mary Baudartius. Het is dus de<br />

kleinzoon van de <strong>Deinze</strong>naar Wilhelmus Baudartius die uitweek naar Nieuw Amsterdam en<br />

die belangrijke rol speelde in de jonge kolonie.<br />

Willem Baudaert I (3)<br />

De oudste telg Baudaert die we voor de eenvoud Willem Baudaert I noemen, was een<br />

belangrijk lid van de rederijkerskamer in <strong>Deinze</strong> en vermoedelijk een aanhanger van het<br />

opkomende protestantisme, dat een groot deel van Europa in zijn greep kreeg, o.a.<br />

Vlaanderen. Baudaert I was al ‘prince van de Nazarenen’ toen de Deinse kamer in 1539<br />

deelnam aan het toneelfeest in Gent. De vereniging viel er op door een stuk te brengen dat<br />

duidelijk reformatorisch-gezind (anti-katholiek) was. Ook zijn zoon (?) Willem Baudaert II<br />

was een aanhanger van het protestantisme. In het recente deel van over de Geschiedenis van


3166<br />

<strong>Deinze</strong>, bestempelt Johan Decavele de familie Baudaert als belangrijk in het protestantisme en<br />

de geleerdenwereld. (4)<br />

Willem Baudaert II<br />

Op het einde van de 16 de eeuw raakte het graafschap Vlaanderen volledig in de ban van het<br />

protestantisme. Zelfs in een stadje als <strong>Deinze</strong> keerde een (groot) deel van de bevolking zich af<br />

van het katholicisme en ging blijkbaar liever luisteren naar hagepreken van wederdopers en<br />

andere protestanten, die soms duizenden belangstellenden lokten. <strong>Deinze</strong> was zelfs korte tijd<br />

– net als Gent – bijna overwegend calvinistisch. Om het katholicisme te redden zouden de<br />

Spaanse troepen van Alva de Vlaamse steden te vuur en te zwaard heroveren. Protestanten<br />

liepen hierbij veel kans om gedood te worden en dat gold zeker voor iemand als Willem<br />

Baudaert II, één van de meest vooraanstaande protestanten in <strong>Deinze</strong>. Hij baatte er een<br />

handschoenbedrijf uit, behoorde tot de betere sociale klasse, maar was door een controversieel<br />

optreden met de rederijkerskamer een gezochte man door de inquisitie. Willem Baudaert<br />

besloot reeds in 1562 te vluchten, eerst naar Sandwich (Engelse kust) maar keerde terug met<br />

vrouw en vijf dochters. Het is toen, op 13 februari 1566, dat hun enige zoon Willem Baudaert<br />

III werd geboren. In 1567 werd hij definitief verbannen uit <strong>Deinze</strong>. Hij verbleef opnieuw in<br />

Sandwich waar hij overleed. Na de Pacificatie van Gent in 1576 keerde moeder Maria<br />

Zachmoorter met de zes kinderen terug naar Gent (5)<br />

Wilhelmus Baudartius (Willem Baudaert III) (°1566-+1640)<br />

De zoon en naamgenoot Willem Baudaert III, beter bekend als Wilhelmus Baudartius (of<br />

Baudertius), heeft dus maar een zeer korte tijd in <strong>Deinze</strong> gewoond. Na zijn terugkeer uit<br />

Sandwich naar Gent legde hij zich toe op de studie van Latijn en Grieks, een studie die hij al<br />

aanvatte in Canterbury. Wilhelmus trok na de inname van Gent door de Spanjaarden (1585)<br />

naar Leiden. Hij gaf er privaatles en volgde zelf nog opleidingen aan verschillende scholen en<br />

universiteiten, o.a. in Heidelberg.<br />

Als theoloog en predikant werd Baudartius één van de belangrijkste Nederlanders van zijn<br />

tijd. Hij was als vooraanstaand intellectueel een leider van de Synode van Dordrecht (1618-<br />

1619), één van de belangrijke gebeurtenissen van de reformatie. Daar werd de basis gelegd<br />

van de Nederlandse staat. Onder druk van de talloze Vlaamse en Brabantse immigranten in<br />

Nederland koos Baudartius voor een streng calvinistische aanpak. Hij was immers<br />

voorstander van een gecentraliseerd bestuur,- maar met inspraak van de bevolking-, en van<br />

verdere strijd tegen de Spanjaarden. De staatsgodsdienst werd die van de Nederlandse<br />

Hervormde Kerk. Baudartius zou samen met anderen instaan voor de vertaling van de bijbel<br />

in het Nederlands. Verder publiceerde hij een aantal gedichten, schoolboeken en historische<br />

werken. In Nederland leeft zijn naam voort, o.a. in het Baudartius College in Zutphen. (6)<br />

Willem Baudaert huwde in Kampen met Barbara Martens, die hem negen kinderen schonk. In<br />

1617 huwde hij een tweede maal met Josina Mum, bij wie hij twee kinderen had. Eén van de<br />

vele kinderen was zijn dochter Marie (of Maria), geboren in Zutphen.<br />

Marie Baudartius (°1600-17.+09.1630)<br />

Marie Baudartius (in de VS spreekt men van Mary Baudertius) huwde met Hendrik Beekman<br />

(°14.09.1585-+2.12.1642). Hendrik was een zoon van Gerard Beekman en Agnes Stunning,<br />

afkomstig uit Keulen. Deze Gerard Beekman was één van de (protestantse) notabelen in het<br />

overwegend katholieke Keulen. Zijn zoon Hendrik week uit naar het district Berg. Duitsland<br />

was toen nog een lappendeken van regionale vorstendommen. Hij was er redelijk succesvol<br />

als zakenman. Toen echter de protestanten op een bepaald ogenblik politiek aan de<br />

verliezende kant waren in het gebied, week hij uit naar een land waar hij zeker ongestoord<br />

kon leven en werken, m.n. het Calvinistische Nederland. Hendrik Beekman was weduwnaar


3167<br />

toen hij in 1621 huwde met Marie Baudartius. Hij werd secretaris in de stad Hasselt<br />

(Overijssel). Met Marie, die heel jong overleed in 1630 in Berg, had hij vijf kinderen.<br />

Willem Beekman (°28.04.1623-+1707)<br />

Willem, één van de kinderen van Hendrik en Marie besloot, wegens de Dertigjarige Oorlog<br />

die Europa verscheurde, uit te wijken naar de Britse kolonies aan de Oostkust van Amerika,<br />

waar een grote tolerantie bestond ten aanzien van de nieuwe godsdiensten. Hij behoorde tot de<br />

groep Nederlanders die met de latere gouverneur Peter Stuyvesant op het schip Prinses<br />

aankwamen in Nieuw Amsterdam. De Nederlanders, vaak verarmde lagere of hogere burgerij,<br />

vestigden zich op oevers van de Hudso<strong>nr</strong>ivier. De goed geschoolde Willem Beekman<br />

ontpopte zich als één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Nederlandse<br />

gemeenschap. Hij werd penningmeester van de Nederlandse West-Indische Compagnie en<br />

verwierf heel wat bezittingen. (7) Hij bouwde aan de Hudso<strong>nr</strong>ivier rond 1690 het stadje<br />

Rhinebeck uit. (8) Willem was in 1649 getrouwd met Catalina De Boogh en had vijf kinderen.<br />

De familie Beekman had nauwe contacten met andere, vaak vooraanstaande, Nederlandse<br />

families. Via hun zoon Hendrik Beekman (°9.03.1652-+1716) hebben ze de presidenten Bush<br />

senior en junior als nazaten. Maar er is ook een lijn naar de Roosevelts via een andere zoon<br />

Gerardus.<br />

Gerardus Willemse Beekman (°17.8.1653-+10.8.1723)<br />

Gerardus Beekman was naast welstellend landeigenaar ook geneesheer, kolonel van de militie<br />

en politicus. Beekman raakte als medestander van de gouverneur betrokken in een twist<br />

tussen de kolonie en het Britse moederland. Hij was lid van de bestuursraad en zelf een korte<br />

tijd – 1710 - gouverneur van de kolonie. Gerardus Beekman huwde in 1677 met Magdalena<br />

Abeel (°ca. 1657-+14.9.1730) (9) Net als Beekman was zij afkomstig van de Nederlanden.<br />

Haar ouders waren Christopher Janse Stoffel Abeel en Neeltje Janse Croon. Van hun tien<br />

kinderen is voor ons de dochter Mary Maria Beekman interessant.<br />

Maria Beekman (°10.1.1704-+14.5.1794)<br />

Dochter Maria Beekman huwde in 1726 met Jacob Walton (°3.7.1703-+17.10.1749). De<br />

Waltons, afkomstig uit Norfolk in Engeland, hadden reeds in de 17 de eeuw rijkdom vergaard<br />

door te investeren in scheepswerven. Zij gelden als één van de belangrijkste zakenfamilies<br />

van het vroege New York. Vooral door hun connecties met Spaanse kolonisten, o.a. in<br />

Florida, konden ze een eigen maritiem imperium uitbouwen. Jacob zou vrij vroeg overlijden.<br />

Zij hadden vijf kinderen, waaronder Abraham.<br />

Abraham Walton (°1739-+21.12.1796)<br />

Abraham Walton huwde in 1766 met Grace Williams (°1745) waarvan enkel de<br />

geboortedatum bekend is. Eén van de kinderen was Maria Eliza Walton.<br />

Maria Eliza Walton (°15.3.1769-+22.10.1810)<br />

Het is hun dochter Maria Eliza die in 1586 huwt met James Roosevelt (°10.1.1760-<br />

+6.2.1847), zoon van Isaac Roosevelt en Cornelia Hoffman. De familie Roosevelt was toen al<br />

een zeer gekende en welstellende familie in New York. James was de zesde in lijn van de<br />

Roosevelts en hun naam is verbonden aan de koloniale geschiedenis van New York en de<br />

Hudso<strong>nr</strong>ivier. James vestigde zich in 1818 in Springwood, de residentiële buurt van Hyde<br />

Park en werd onder meer een buur van de (nog rijkere) Vanderbilts. Werken was niet (meer)<br />

nodig. De tijd werd gedood met jagen, vissen, e.d.m. Dat gold ook voor hun zoon Isaac.<br />

Isaac Roosevelt (°21.4.1790-+23.10.1863)


3168<br />

Isaac, de grootvader van president Franklin Roosevelt huwde in 1827 met Mary Rebecca<br />

Aspinwall (°20.12.1809-+24.12.1886). Haar vader was John Aspinwall en moeder Susan<br />

Howland van de scheepswerf Aspinwall-Howland. Eén van de voorvaders Aspinwall kwam<br />

met de Mayflower naar de kolonies. De familie zou rijkdom verwerven via scheepvaart- en<br />

rederijactiviteiten. Hun enige zoon James werd geboren in 1828. Zij woonden langs de<br />

Hudso<strong>nr</strong>ivier in het landgoed Mount Hope.<br />

James Roosevelt (°16.7.1828-+8.12.1900)<br />

James Roosevelt was 52 jaar en weduwnaar toen hij in 1880 huwde met de veel jongere Sara<br />

Delano (°12.9.1884-+7.9.1941) (10) . Zijn eerste vrouw was Rebecca Brien Howland (1831-<br />

1876) waarmee hij was gehuwd in 1853. (11) Hij had zijn woning Lavish Estate in Springwood<br />

aan de Hudson gekocht in 1867. Sara Delano Roosevelt was de dochter van Warren Delano,<br />

een handelaar die fortuinen had verdiend met thee- en opiumhandel in China.. Zowel de<br />

Roosevelts als de Delano’s behoorden tot prominente families die gevestigd waren aan de<br />

Hudso<strong>nr</strong>ivier, handel dreven en elkaar goed kenden. Acht jaar na het huwelijk met Sara<br />

Delano werd hun enige zoon Franklin geboren op hun domein in Springwood, vlak bij de<br />

Hudso<strong>nr</strong>ivier en Hyde Park in New York. James Roosevelt overleed op 8 december 1900 op<br />

zijn domein in Springwood. Het zou nu Sara zijn die de opvoeding van zoon Franklin met<br />

harde hand ter harte nam.<br />

Franklin Delano Roosevelt (°30.1.1882-+12.4.1945)<br />

Franklin die een zeer international gerichte opvoeding kreeg - want hij studeerde Frans en<br />

Duits en reisde op jonge leeftijd naar Europa - werd de 32 ste Amerikaanse president in 1936<br />

en bleef dit tot aan zijn overlijden op 12 april 1945. Hij was de enige president die totnogtoe<br />

een derde termijn van vier jaar mocht aanvatten. Roosevelt was lid van de Democratische<br />

Partij en staat bekend als de president die de economische crisis overwon met de New Deal en<br />

in de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte. Hij onderhandelde met Churchill en Stalin over<br />

de naoorlogse periode. Opvallend was dat hij op 17 maart 1905 huwde met Eleanor<br />

Roosevelt, een verre nicht van hem, wiens oom Theodore ook al president – de 26 ste - was<br />

geweest. (12) Van deze laatste vonden geen rechtstreekse verwantschap met de <strong>Deinze</strong>naar<br />

Baudartius.<br />

Stefaan DE GROOTE<br />

(1) Er zijn trouwens nogal wat bekende Amerikanen van Vlaams/Nederlandse afkomst. Zo was Humphrey<br />

Bogart vroeger ‘Bogaert’. DE vader van de 6 e Amerikaanse president, Martin Van Buren, kwam uit<br />

Nederland (of Vlaanderen?) en kon nog vrij goed Nederlands. Zijn oorspronkelijke Nederlandse naam was<br />

Maessen. Er zijn intussen heel wat aanwijzingen dat de eerste kolonisten aan de Hudson geen Nederlanders<br />

waren, maar Vlamingen en Walen die de Spaanse overheersing waren ontvlucht. Pas later kwam Peter<br />

Stuyvesant.<br />

(2) Er bestaat in het Zeeuwse provinciehuis een studiecentrum over Theodore, Eleanor en Franklin Roosevelt,<br />

te bekijken via ‘www.roosevelt.be’ Zeeland plant ook een hogeschool met de naam ‘Roosevelt Academy’.<br />

(3) Baudaert of Baudart vinden we in België niet meer terug als familienaam, wel Baudert , en vooral in<br />

Henegouwen.<br />

(4) Johan Decavele, Protestantisme en godsdienstberoerten, in Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, deel I, <strong>Deinze</strong> 2003,<br />

blz. 291-296.<br />

(5) De familie Baudaert komt verder o.a. aan bod in het artikel ‘De reformatie in <strong>Deinze</strong>’, dat dr. Jozef<br />

Scheerder publiceerde in het jaarboek 1980 van KOK, blz. 25-88, en in het naslagwerk van dr. J.Briels<br />

‘Zuid-Nederlanders in de Republiek’, 1572-1630, Danthe 1985, blz. 42.<br />

(6) O.C. Broek Roelofs, ‘Wilhelmus Baudartius’, Kampen 1947.<br />

(7) De familie Beekman was en is nog steeds een begrip in New York, waar de Beekmanstreet en de William<br />

Beekmanstreet nog aan hen herinneren.


3169<br />

(8) Het was één van de eerste grootschalige grondaankopen van indianen. Hij kocht het gebied van zes<br />

indianen van de Esopus- en Sepascostam. Rhinebeck is nu een pittoresk stadje aan de Hudson dat veel<br />

dagjestoeristen lokt. Het hotel Beekman Arms verwijst nog naar de oorsprong.<br />

(9) Misschien verwijst Abeel naar Abele, een dorpje vlakbij Poperinge.<br />

(10) De familie Delano heeft in de VS nog steeds een naam als een klok. Hun voorvader Philippe De La Noye<br />

was één van de hugenotenpelgrims die begin 17 e eeuw in Plymouth aankwam.<br />

(11) Rebecca Brien Howland was verwant met de moeder van haar man James Roosevelt. Het ging om Mary<br />

Rebecca Aspinwall, want haar moeder was Susan Howland. Zowel Roosevelt, aspinwall, Howland waren<br />

actief in de scheepvaart. Dit duidt op een verstrengeling van enkele rijke families die in dezelfde sector<br />

actief waren.<br />

12 Van Theodore Roosevelt wordt gezegd dat hij nog een mondje Nederlands kon praten.<br />

Maessprokkels<br />

Roken ( of smoren )<br />

Toen ik student was aan de RUG ( 45-49 ) rookte ik niet. Ik was toen een uitzondering want<br />

bijna iedereen ( behalve de meisjes ) rookte. Toen ik soldaat was ( 49-50 ) – 12 maanden<br />

dienst, was ik ook de uitzondering: quasi de enige op onze kamer te Luik ( te midden van de<br />

20 jarigen ) en op ons bureau te Brussel ( tussen universitairen, dus met uitstel soldaat<br />

geworden en enkele jaren ouder )<br />

Ik begon te roken in 1952: alleen pijp roken. Ik kocht Semois tabak. Die kostte toen 15fr<br />

voor een tipzak van 100gr.<br />

Sigaretten heb ik nooit gerookt. Hun prijs ken ik niet. Het teken met de doorstreepte sigaret<br />

als verbodsteken: “verboden sigaretten te roken” geldt dus niet voor mij!!<br />

“Roken” noemde men toen meestal “smoren”- voor 1946 “smooren”. Officieel was het wel<br />

altijd “roken”. Het woord “de smoor” gebruikte met toen ook voor “dichte mist”.<br />

Mijn tabak, nog altijd Semois, kost in 2001 nu al 91 fr. voor 40 gr. of 227,5fr. voor 100gr.<br />

i.p.v. 15 fr. in 1952 ( of 15x duurder ).<br />

En ik rook nog altijd pijp … en ben weer bijna de enige zoals vóór 1952 maar dan in<br />

omgekeerde zin.<br />

Waar men geen sigaretten meer mag roken, mag ik toch nog mijn pijp roken?<br />

En zou men die rokers niet decoreren: 1° omwille van de vele belastingen die ze betalen<br />

2° omdat ze op tijd sterven i.p.v. ten laste te blijven !?<br />

Geneeskundige zorg in <strong>Deinze</strong> 1851<br />

Geneesheren in 1851<br />

In <strong>Deinze</strong>:<br />

Victor Eugene Bouvy. Had zijn diploma behaald in Leiden 04-09-1817<br />

Constant De Beil, in Gent 18-01-1823<br />

Remi Coppez, in Brussel 31-01-1838<br />

In Sint-Martens-Leerne:<br />

Jean Baptist De Smedt, in Gent 13-03-1833<br />

In Vinkt:<br />

August Standaert, in Leuven 04-02-1834<br />

Officier van Gezondheid in <strong>Deinze</strong><br />

Pieter Boddaert, in Gent 25-04-1816<br />

Vroedvrouwen te <strong>Deinze</strong>:<br />

Caroline Hauwaert (echtgenote De Ruyck ), diploma te Gent 26-02-1821<br />

Virginie Darras, diploma Gent 23-07-1833<br />

Marie Therese Willems in Bachte-Maria-Leerne, diploma Gent 01-04-1843<br />

Marie Therese Bogaert in Sint-Martens-Leerne, diploma Gent 22-07-1850


3170<br />

Caroline Verheye in Vinkt, diploma Gent 15-03-1841<br />

Geen apotheker<br />

Solange De Gryse<br />

Een lezer van onze jaarboeken en contactbladen bezorgde me het programmaboekje van de<br />

leerlingenauditie van het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent op zondag 18 november<br />

1923, n.a.v. de uitreiking der diploma’s “toegewezen in de prijskampen van 1923 en auditie<br />

van leerlingen – laureaten dier prijskampen”.<br />

Het boekje is tweetalig; gedrukt door Van Melle te Gent. Duidelijk ging de voorkeur naar het<br />

Frans.<br />

In de afdeling “Musique de Chambre avec Piano – chargé du cours: M.L. Arschodt” vinden<br />

we enkele “Melles” vermeld ( uitsluitend Frans ) waarbij De Gryse Solange, voor piano, “1r<br />

prix, à l’unanimité”.<br />

Solange De Gryse is de dochter van “Emmaatje De Gryse”. Solange speelde destijds piano<br />

als begeleiding van de “stomme” ( nog niet gesproken ) film in de eerste cinema’s in <strong>Deinze</strong>.<br />

Ze speelde ook bij de Vereenigde Tael – en Kunstminnaers onder kenspreuk Vooruit.<br />

Ze trouwde met Astenaar Hubert Malfait. Ze werd na WO II muzieklerares aan het<br />

Atheneum te <strong>Deinze</strong> ( en aan de RMS in Waregem ).<br />

Ze is de moeder van twee zoons en een dochter. Haar zoon Paul ( de jongste ) werd violist en<br />

leraar aan de Deinse muziekacademie.<br />

In dat boekje las ik ook de naam van Eduard Van Styvoort en Irmine Nachtergaele. Dat<br />

zouden ook <strong>Deinze</strong>naars ( pianisten ) kunnen zijn. Wie weet het (1) ?<br />

Directeur van die Gentse Academie was in 1923 Emile Mathieu.<br />

Solange De Gryse werd in 1904 geboren in <strong>Deinze</strong>. Ze stierf 84 jaar oud. Tot op de laatste<br />

dagen bleef zij piano spelen: elke dag.<br />

(1) N.v.d.r.: Eduard Van Styvoort (° Elsene 14 december 1896), eerste prijs piano aan het Conservatorium te<br />

Gent in 1923, werd directeur van de Deinse Muziekschool in 1952, als opvolger van zijn broer Carl. In<br />

1962 werd hij opgevolgd door Antoon Van Cauwenberghe.<br />

Irmina Marie Theresia Joanna Nachtergaele (°<strong>Deinze</strong> 18 februari 1906), eerste prijs piano Conservatorium<br />

Gent, was de dochter van Leon Nachtergaele, directeur van de Deinse Muziekschool, 1920-1941.<br />

Voor de families Van Styvoort en Nachtergaele zie W. Jonckheere, 100 jaar Stedelijke Muziekonderwijs te<br />

<strong>Deinze</strong>, <strong>Deinze</strong> 1987<br />

De zwaantjes<br />

Voor WO II deden rijkswachters=gendarmes, een soort landspolitie opgericht in 1797,<br />

patrouille door stad en land, te paard. Telkens per twee. Die paarden waren mooi verzorgd,<br />

geroskamd met veel vierkantjes op de achterbillen.<br />

Maar de motorisering begon zich op te dringen. Zo vormde men dan ook – voor WO II – een<br />

afdeling “bereden” politie: rijkswachters op motoren. En al die rijkswachtmotoren droegen<br />

een nummerplaat, in lijn gesteld op het voorste spatbord: allemaal met het nummer 22.<br />

Er bestond toen – al langer dan de bereden rijkswacht – een spel: het kien- of het kiemspel.<br />

De deelnemers hadden twee of drie kaarten voor zich liggen, gevuld met vierkantjes.<br />

Sommige vierkantjes droegen een nummer, andere niet. In een zakje zaten genummerde<br />

schijfjes die er één voor één uitgenomen werden. Wie dat deed moest dat nummer luidop<br />

noemen? Wie het nummer op zijn kaarten had kreeg dat nummerschijfje. Wie het eerst al<br />

zijn nummers met een schijfje kon bedekken was “uit” en won.<br />

Bij sommige nummers noemde men niet het getal, maar een omschrijving van dat getal. Zo<br />

werd 22 niet tweeëntwintig gelezen maar wel “zwaantjes” ( naar de vorm van die twee<br />

tweetjes ). 22 werd dus een naam. De rijkswachters met motorplaat 22 werden dus de<br />

zwaantjes.


22<br />

3171<br />

Gaat u ook op reis om ergens te liggen?<br />

Wanneer we op reis gaan en in een grote of kleine stad verblijven, gaan we naar alles kijken:<br />

de kerk, zowel binnen als buiten, de schilderijen, het houtsnijwerk, de biecht-stoelen, de<br />

preekstoel, het altaar. We bekijken het allemaal. Passeren we voorbij een standbeeld, dan<br />

kijken we van wie het is, en vaak is het “amper” een lokale grootheid waarover wij nooit iets<br />

gehoord hebben. Zien we ergens een gedenkplaat aan een of ander gebouw, dan lezen we de<br />

tekst.<br />

Thuis lopen we aan al die dingen voorbij: we hebben ze er altijd geweten, zodat ze ons niet<br />

opvallen. We kijken soms met enige verbazing naar een vreemdeling die naar onze<br />

monumenten kijkt.<br />

Eigenaardig toch, dat verschil in reactie. Hoeveel regelmatige kerkgangers hebben eigenlijk<br />

hun eigen kerk al eens grondig bekeken? Hoevelen hebben al eens gelet op de structuur van<br />

“hun” kerk?<br />

Thuis is dat alles zo vanzelfsprekend; elders is alles zo opvallend beter, mooier, rijker. Elders<br />

hebben ze “grote figuren” elders hebben ze “geschiedenis”. Bij ons thuis is er niets.<br />

Kennen we eigenlijk onze stad of ons dorp? Kennen we al wat er al lang stond toen we nog<br />

kind waren? Die man voor wie een gedenkplaat werd aangebracht, is toch eigenlijk niet veel<br />

zaaks. Elders is het allemaal interessanter.<br />

Of zijn wij een volk zonder geheugen geworden? Wij gaan er bewonderend op in als anderen<br />

chauvinistisch hun geschiedenis groot maken. Onze eigen geschiedenis kennen we niet; of<br />

we minimalizeren. De “guide bleu” of de “guide Michelin” hebben we echter terecht bij de<br />

hand als we op reis gaan. En toch bloeien bij ons vele historische kringen en heemkringen die<br />

teren op plaatselijke situaties. Ze bereiken echter maar een beperkt publiek, meestal van nietjonge<br />

mensen. Jonge mensen staan wat huiverig tegenover geschiedenis. Omdat ze op school<br />

er niet veel van geleerd hebben en er ook niet veel belangstelling voor kunnen opbrengen. Ze<br />

kunnen immers in hun eigen korte leven nog niet terug kijken; dat komt wel. En vrouwen?<br />

Die hebben liever “geen verleden”. Dat is toch ook de reden waarom vrouwen ongraag hun<br />

leeftijd meedelen. Een “vrouw” met een verleden” _ ( of niet soms? ).<br />

Maar leven zonder geheugen, is gestoord leven;is intellectuele dementie. En een volk of een<br />

streek of stad zonder geschiedenis is als een mens zonder geheugen: dement. Dat volk, die<br />

streek of stad heeft de eigen identiteit verloren. Uw identiteit kwijt zijn is een ramp. Marc<br />

Eyskens zou dat in zijn geprezen boek “Bron en Horizon” de verMENning noemen: iedereen<br />

wordt “men”. Het “ik” verdwijnt in de grauwe massa. Wij zijn al lang niet meer op zoek naar<br />

een vaderland. Wel op zoek naar een eigen identiteit, ten minste diegenen die ze vergeten,<br />

verloren zijn.<br />

Verscheidenheid van identiteit is een typisch Europees verschijnsel. Europeanizering is de<br />

bevestiging van Europese eenheid, op grote inherente verscheidenheid geënt. Zoals een<br />

individu bestaat in een gemeenschap en er zichzelf moet kunnen zijn, zo ook bestaat de eigen<br />

eigengeaardheid van de groep in een groter geheel. Dat is Europese verscheidenheid. En<br />

daarom had August Vermeylen gelijk toen hij in 1898 reeds vooropstelde: “Wij moeten<br />

Vlamingen zijn om Europeeër te worden”.<br />

Wij moeten ons zelf zijn om niet te verworden tot niets in het concert van Europese<br />

verscheidenheid.


3172<br />

“Word u zelf, zei ik tot iemand; Maar hij kon niet, hij was niemand.” dichtte in de 18 e eeuw<br />

de Genestet. En hij heeft nog altijd gelijk. En de Griekse wijsheid, dat het begin van alle<br />

wijsheid is zich zelf te kennen, is ook nog altijd geldig.<br />

Het leven begint thuis. En dan pas gaan we op reis. Gaan we nog altijd op reis om te leren?<br />

Wij leerden het toch zo: “Wij reizen om te leren door heel het land, en hebben als we keren<br />

ook meer verstand.”<br />

Is het nog zo? Of reizen we om ergens te liggen liggen?<br />

Paarden<br />

Bucephalus heette het lievelingspaard van Alexander de Grote ( 356 – 323 ) de zoon van<br />

Filips van Macedonië en de discipel van Aristoteles ( Bucephalus betekende ossekop ).<br />

Pegasus was het gevleugelde paard ( vliegend paard ) van Bellerophon. Door een hoefslag<br />

van dat paard ontstond de Hippocerene ( paardenbron ), de bron van de Helicon, een berg aan<br />

Apollo en de muzen gewijd, de dichtersberg of zangberg.<br />

Sleipnir was het achtpotige witte paard van Odin / Wodan en waar dat paard de aarde raakte<br />

ontstond een heilige bron. ( Paardenliefhebber zeggen “achtvoetig” )<br />

Wodan ( westgermaans ) =Odin ( noordgermaans ) gedenken wij wekelijks in Wodansdag<br />

=Woensdag, in het Engels Wednesday ( Duits: Mittwoch ) ( Noors: Odinsdag )<br />

Dit paard leeft nog als het witte paard van Sinterklaas of als het wit/grijze paard van de<br />

“Wilde Jager” ( die door de luchten stormt ).<br />

Rosinante<br />

Het paard van Don Quichotte ( van Cervantes ) ( †1616 )<br />

Een paard= een ros = bij Gezelle: een hors= Engels: a horse = Duits: Roß ( vgl: roskammen )<br />

dialect: peird; pjeird – Duits Pferd ( maar Noordduitsland: Peird ).<br />

Paard= Grieks Hippos: Hippodroom = paardenwedrenplaats<br />

Phil(h)ippos = paardenvriend ( Filip )<br />

Hippologie = kennis van de paarden<br />

Hippoloog = kennis van de hippologie<br />

Wie kent nog “beroemde” paarden?<br />

Clovis ( 466 – 511 )<br />

Clovis heette eigenlijk Hlod(e) of Hlud(e) wig. De naam kwam in Latijnse teksten voor als<br />

Clodovicus waarvan ons Ludovicus Lodovicus Lodewijk; Ludwig in het Duits, Louis in het<br />

Frans ( via Clovis ). Het is een Germaanse naam. De meeste van die Germaanse namen<br />

bestonden uit twee delen en vertolkten een wens die bij de geboorte werd meegegeven. Die<br />

wens lag meestal in het gebied van moed, strijd, dapperheid, strijdlust om de groep en het<br />

bezit te beschermen.<br />

Hlud + wig = beroemd en strijd<br />

Dat wig ligt dicht bij “weer”, zich weren vgl. Engels “war” en Duits “Wehrmacht”. De<br />

Fransen hadden last met de uitspraak van de w en maakten er “guerre” van.<br />

Clovis’ vrouw heette Clotilde= Helud= beroemd + Hilde= strijdster.<br />

Ze trouwde in 493 met Clovis in Soissons.<br />

Clotilde leefde van zowat 475 tot 545.<br />

We kennen het verhaal van “de God van Clothilde” waardoor Clovis/Chlodoweg zich<br />

bekeerde en de evangelisatie der Franken begon. Hij liet zich dopen in 496.


3173<br />

Zij was de dochter van Chilperic, koning der Bourgonden ( een andere Germaanse stam ).<br />

De Bourgonden vestigden zich in wat nu Bourgondië Bourgogne heet, naast de Alemanen<br />

( de naam l’ Almagne ) en de Vandalen ( die verder naar het Zuiden trokken ( naar<br />

(V)Andalusië ), in de beruchte tijd der Germaanse volksverhuizingen. Wij behoorden tot de<br />

Westnederfranken met aan de kust veel Saksische invloed.<br />

Werelderfgoed<br />

In de jongste jaren heeft een “werelddienst” bepaalde waardevolle wereldmonumenten tot<br />

werelderfgoed verklaard en uitgeroepen : een erfenis van wat ter wereld waarde heeft van<br />

generatie naar generatie.<br />

Tot dat werelderfgoed behoren onze belforten en onze begijnhoven.<br />

<strong>Deinze</strong> had ooit een bescheiden belfort: de stadshalle met een kleine toren waarin, sedert de<br />

16 e eeuw, enkele klokken hingen ( misschien al in de 15 e eeuw ).<br />

Astene had ooit ( enkele tientallen jaren ) een klein begijnhof.<br />

<strong>Deinze</strong> had ook een begijnhof: zeker honderd jaar lang. Het lag tussen het Blasiushospitaal<br />

(nu de Maricolen ) en de stadsmuur ( aan de Gentpoort – waar nu garage Coussement ligt en<br />

waar nu Ignace Bruyneel woont. ) Dertig jaar geleden herbouwde men het hoekhuis<br />

Gentpoortstraat / Ghesquirestraat. Bij de graafwerken voor de fundering van dat nieuwe huis<br />

kwamen zware funderingsmuren te voorschijn, zeker een meter dik. Dit waren de<br />

funderingen van wat ooit de begijnhofkapel geweest is … die in 1482 verwoest werd door de<br />

Gentenaars. Van Gent naar <strong>Deinze</strong> komen gebeurde toen over Leerne en Bachte.<br />

De weg over Astene ( nu rijksweg 43 ) bestond nog niet tenzij als zandwegel <strong>Deinze</strong> –<br />

Petegem – Astene – Deurle<br />

Nog een stuk erfgoed is – overal – de eigen taal. Ook die moet zorg en erkenning krijgen.<br />

Onverduitst, onverfranst, maar ook onverengelst en onveramerikaniseerd.<br />

Taalzorg is punt één van de activiteiten van de Cultuurraad. Onze taal - en die van zovele<br />

Europese volkeren – is 2000 jaar oud en meer! Geschreven 1000 jaar.<br />

En gaan we dat stuk erfgoed verwaarlozen om toe te geven aan modegrillen? Modegrillen<br />

gaan voorbij.<br />

Dat er voor internationaal gebruik een soort van “lingua franca” bestaat kan nuttig zijn. Ooit<br />

was het Latijn dat. Dan het Frans. Nu het Engels. In Oost-Europa het Grieks, en tot onlangs<br />

het Russisch.<br />

Dat heeft met macht te maken. Maar macht is tijdelijk; macht laat sporen na.<br />

Er zijn dingen die blijven.<br />

Uitzondering<br />

Toen ik student RUG was ( 45 –49 ) was ik een uitzondering: ik rookte niet; ik had nog nooit<br />

gerookt; zelfs geen poging, zelfs geen proefje. Mijn vingers scheurden wel bierviltjes: steeds<br />

maar kleiner.<br />

Ik ben begonnen te roken – ineens de pijp – toen ik 25 jaar was. Ik heb nog nooit een sigaret<br />

gerookt. Soms, zeer uitzonderlijk, een sigaar. Na die eerste pijp voelde ik me wat raar in het<br />

hoofd.<br />

Nu ben ik weer een uitzondering: met 75 jaar rook ik nog – nog altijd de pijp en dat maakt<br />

rustig.<br />

In <strong>Deinze</strong> ( anno 1953 ) kocht ik mijn tipzak Semois bij Janssens, toen rechtover de O.L.V.-<br />

Kerk: 15fr. voor 100 gram. Nu koop ik die Semois nog bij Janssens rechtover de Post in de<br />

Tolpoortstraat: 40 gram tegen 91 fr. of 2,25 euro. Nu in plastiekzakjes. De tipzak van<br />

destijds ( 50 jaar geleden ) bestaat niet meer.<br />

“Roken veroorzaakt dodelijke ziekten” waarom niet gewoon: roken is schadelijk voor de<br />

gezondheid… of “Roken schaadt de gezondheid”.


3174<br />

Argument van een roker: wij moeten een decoratie krijgen want 1° we betalen veel belasting,<br />

2° we sterven op tijd – of wat vroeger – en dan moet de Staat geen pensioen meer betalen.<br />

En zo kan men alles verantwoorden.<br />

Naar <strong>Deinze</strong><br />

Einde november 1950 kwam ik in <strong>Deinze</strong> les geven aan het Atheneum: Duits aan het zesde en<br />

vijfde jaar ( 1 e retorica – waardoor uren bijkwamen. ) En kort daarna kreeg ik een ad-interimopdracht<br />

van 6uur aan het Atheneum in Brugge: samen 8+6 uur les; nog geen volledige<br />

opdracht.<br />

Met het nieuwe schooljaar ( 51 –52 ) kwamen er in <strong>Deinze</strong> 12uur vrij voor een germanist. Ze<br />

werden toegekend aan iemand uit Zottegem. Mijn 8uur bleven; ik kreeg 12uur bij in<br />

Zottegem. Toen wisselden wij van opdracht: de Zottegemse 12uur in Zottegem en ik 12uur in<br />

<strong>Deinze</strong>. Zo had ik nu een volle opdracht. En na twee gunstige beoordelingen door de<br />

inspectie ( de eerste al in januari 1951 ) ( de tweede in februari 1952 ) werd ik in die volle<br />

opdracht benoemd.<br />

Ik was intussen getrouwd ( 28–12–1950 ) en we woonden in Gent ( Begijnhoflaan 42 ). Met<br />

de vaste benoeming in <strong>Deinze</strong> besloten we naar <strong>Deinze</strong> te komen wonen en er een huis te<br />

bouwen ( Kapellestraat 68A, nadien 82, nadien 104 ) ( architect Arthur De Geyter van<br />

Varsenare).<br />

Onze dochter was anderhalf jaar oud ( °20-10-1951 ) en onze zoon enkele weken<br />

( ° 7-4-1953 ) toen we in de derde week van mei 1953 ons nieuwe huis betrokken.<br />

Dat huis lag dicht bij het voetbalplein van SK-<strong>Deinze</strong> en ik besloot voortaan naar het voetbal<br />

te gaan ( naar de thuismatchen ) ( nu Joos Vijdtstraat ) ( tussen de gelijkbermse spoorweg en<br />

de Gampelaere Hoeve ).<br />

De sterren van SK <strong>Deinze</strong>, toen in 1 e Provinciale, waren Mario Govaert, Willy De Vooght,<br />

Jacques Van Coppenolle, Michel De Dapper, keeper was Gerard Van Iseghem.<br />

Weldra kwam ook Toon Gobert, een germanist, afgestudeerd in 1945 ( of 44 ? ) die daarna<br />

nog doctoraat rechten bijhaalde en een voetbalcarrière begon tot in het hoofdbestuur.<br />

Die voetballers trainden tweemaal per week: elke dinsdag en donderdag. Na de training<br />

kwamen ze een pint drinken in Café De Sportwereld, bij onze nieuwe buurman Romain<br />

Strobbe, gewezen voetballer en toen motor-crossrenner als vrijetijdsbesteding en bij zijn<br />

vrouw Julienne Dhondt, de ouders van Mario Strobbe en van Kathy Strobbe ( het huis van<br />

Strobbe was toen eigendom van George Torck ).<br />

Naar het voetbalspel kijken boeide me maar matig. Na een paar keer gaf ik het op en beperkte<br />

mijn belangstelling zich tot het nakijken van de uitslag.<br />

Na de vakantie ( juli – augustus 1953 ) begon ik het toneel te <strong>Deinze</strong> te volgen. Dat boeide<br />

me meer dan het voetbal.<br />

Het café van Romain Strobbe was een buurtcafé; ik leerde er mijn buren kennen. Strobbe<br />

was de eerste in de buurt die een TV-toestel kocht dat in de verbruikerszaal stond opgesteld.<br />

De buren kwamen er ’s zondagsavonds kijken naar een moeilijke kwis: “Honderdduizend of<br />

niets”. ( met Pros Verbruggen, Tony Corsari, Maurits De Wilde, als ondervragers.) Of<br />

Schipper naast Mathilde. Ik kocht mijn eerste TV-toestel in 1961 ( augustus ) en de eerste<br />

sportwedstrijd die we zagen was het wielrennen – wereldkampioenschap, gewonnen door Rik<br />

Van Looy. Onze Wim vertelde het aan mijn vader die toen op sterven lag. ( † 6sept. 1961 ) (<br />

° 4 okt. 1897 )<br />

Toen Strobbe stopte met café-houden, een huis bouwde in de Kerselaarslaan en dan<br />

verhuisde… werd dat buurtcafé een bordeel ( met steeds wisselende naam en wisselend<br />

personeel ).


3175<br />

Eventjes verder, voorbij ons huis, richting <strong>Deinze</strong>, was er nog een buurtcafé: dat van Medard<br />

Vanden Abeele, Het Melkhuis. De oudste versie, dicht bij de baan, werd afgebroken en<br />

achteruit opnieuw gebouwd ( architect W. Saverijs ). Medard was toen al ouder dan 90 jaar,<br />

maar fietste nog langs en over die toen aartsgevaarlijke weg … in afwachting van de aanleg<br />

van de E3, nu de E17. Rijksweg 14 ( Rijsel – Kortrijk – Gent – Tilburg ) was de voorloper<br />

van die E3-E17. ( Rijksweg 14 is nu <strong>nr</strong> 43 ).<br />

Algemeen Nederlands<br />

Op 2-2-2002 keek en luisterde ik naar de TV-reportage over het huwelijk van Willem<br />

Alexander met Maxima. Ik genoot van de teksten en van de taal van de Amsterdamse<br />

burgemeester en van de Hofpredikant.<br />

Het Nederlands van deze beide heren was mij het perfecte voorbeeld hoe onze taal<br />

uitgesproken wordt: Algemeen Verzorgd Nederlands.<br />

- Zoals wij het leerden qua grammatica en uitspraakleer bij prof. Blancquaert ( in 1945 – 1949<br />

)<br />

- Zoals wij het hoorden van prof. Baur, een vat van welsprekendheid, en van de andere<br />

professoren als bvb. Couvreur, Uyttersprot, Foncke<br />

- Zoals we het zelf aanleerden en gebruikten in onze lessen “moedertaal” … tot 1987<br />

( pensioen )<br />

- Zoals we het hoorden bij de taalkunstenaar Toon Hermans – geen Limburgs, geen Vlaams,<br />

geen Hollands, geen Brabants, maar Algemeen Nederlands.<br />

- Zoals ook Willem Alexander het gebruikte in de gelegenheidsgesprekken op radio en TV.<br />

Dat is onze taal: Algemeen<br />

Verzorgd<br />

Nederlands _ één taal, de onze.<br />

En de dialekten zijn daarvan een voedingsbodem. Prof Blancqaert, toen ook rector van de<br />

RUG, was niet alleen de studax over dat Algemeen Nederlands, hij doceerde ook<br />

dialectologie en fonetica; dat waren toen keuzevakken voor de germanisten. ( Ik koos ander<br />

keuzevakken: musicologie bij Flor Vandermueren, etnologie bij Frans Olbrechts, en<br />

Algemene Linguistiek bij Walter Couvreur. )<br />

Dat Algemeen Nederlands spraken we ook met Prof. Anton Van Duinkerke toen hij de Gentse<br />

studenten kwam toespreken en we nadien ( op zijn verzoek ) met hem “aan de rol” gingen<br />

(samen met o.a. Wim Jorissen, Guido Pieters, Werner Van den Abeele en nog andere Paxstamgasten<br />

).<br />

Het was toen dat ik de prof. de “opdracht gaf” een salamander te commanderen in<br />

Vondeliaanse verzen: een Vondelverzen-improvisatie die – helaas – niet genoteerd werd; een<br />

model van taalvaardigheid … in Verzorgd Algemeen Nederlands.<br />

En is dat Nederlands een moeilijke taal?<br />

Ja, voor wie het tegen zijn zin leert!<br />

Neen, voor wie het gemotiveerd leert!<br />

Luister naar het Nederlands van Maxima: is Spaanstalig van geboorte; Engelstalig sedert ze<br />

ging werken. En vergelijk haar uitspraak van het Nederlands met het Nederlands van<br />

Mathilde … of van Paola. Fabiola heeft ooit meer inspanning geleverd. Belangrijk is echter<br />

de taal ook rondom u te horen. En aan het Belgisch hof hoort men geen Nederlands. Dat<br />

blijkt uit het Nederlands van onze koningin en van de opvolgster en verwanten ( bvb. van<br />

Astrid ) : ze spreken schoolboekjesnederlands.


3176<br />

Om een taal te kennen en aan te voelen moet men duiken in het land waar die taal gesproken<br />

wordt.<br />

Daarom ging ik als leraar Engels en als leraar Duits liefst op reis naar Engeland en naar<br />

Duitsland. Mijn vakantiereizen waren dus tevens ( deontologisch verantwoorde ) studiereizen<br />

( op eigen kosten ).<br />

Ken je het oudste Nederlandse vers?<br />

Hebban olla vogala nestas hagunnan<br />

Hinase hic anda thu<br />

Wat unbidan wi nu?<br />

= hebben alle vogelen nesten begonnen<br />

tenzij ik ende du (= gij=jij)<br />

wat verbeiden (= verwachten) wij nu?<br />

11 e eeuw<br />

een “probatio pennis” in het Nederlands pas in 1932 ontdekt in een angelsaksisch prekenboek<br />

in Oxford.<br />

1938. Prestigieuze overzichtstentoonstelling van werk van Raoul De Keyser in Londen<br />

Raoul De Keyser uit <strong>Deinze</strong> is het jongste decennium uitgegroeid tot één van de belangrijkste<br />

Vlaamse hedendaagse kunstenaars. De grote doorbraak kwam er in 1992 toen hij werd<br />

geselecteerd voor Documenta in Kassel (Duitsland). Samen met een kransje Vlamingen zoals<br />

Panamarenko, Tuymans, Fabre… is hij in de jaren negentig heel bekend geworden in Europa<br />

en de Verenigde Staten. Het aantal internationale tentoonstellingen waarin zijn werk te zien<br />

was, is aanzienlijk. Vanaf maart kwam daar nog een omvangrijke overzichtstentoonstelling bij<br />

in Londen en nadien op enkele andere plaatsen in Europa.<br />

Van 30 maart tot 23 mei presenteerde de Whitechapel Art Galery in Londen een grote selectie<br />

van zijn werk. Minister van Cultuur Paul Van Grembergen reisde speciaal naar Londen om de<br />

tentoonstelling te openen. De tentoonstelling werd gesteund door de Vlaamse Gemeenschap<br />

en de private stichting Stanley Thomas Johnson Foundation.<br />

De selectie werd gemaakt door de curatoren Hendrik Driessen van de De Pont Stichting in<br />

Tilburg en Ulrick Loock, adjunct-directeur van de Portugese Fundaçao de Serralves.<br />

Dat de Stichting De Pont meewerkt, is geen verrassing. De Nederlandse stichting uit Tilburg<br />

heeft zich al lange tijd gespecialiseerd in het werk van Raoul De Keyser. De Pont heeft<br />

bovendien een groot aantal werken van de Deinse kunstenaar ontvangen als schenking van<br />

Wijnand Sengers, die overleed in 2002. Deze Rotterdamse psychiater bouwde in de afgelopen<br />

decennia een omvangrijke kunstverzameling op. Centraal in zijn verzameling stond Raoul De<br />

Keyser, van wie Sengers tientallen werken bijeen had gebracht. Op die manier beschikt De<br />

Pont nu veruit over de grootste collectie van werk van De Keyser.<br />

Nadien zal de tentoonstelling rondtrekken in Europa en nog te zien zijn in le Musée de<br />

Rochechouart (Frankrijk), Fundaçao de Serralves (Portugal), De Pont Foundation (Tilburg) en<br />

St. Gallen (Zwitserland). Er is een catalogus beschikbaar.<br />

www.whitechapel.org<br />

www.depont.nl<br />

Stefaan DE GROOTE


3177<br />

Museumkroniek<br />

Van 24 april tot 14 juni 2004 gaat in het Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek de tentoonstelling door<br />

“Voorbij de grens”<br />

Mevrouw Hermine De Groeve van Galerie S. & H. De Buck selecteerde beeldende kunstenaars die<br />

zich lieten inspireren door teksten uit “Citoyen de la frontière” van Jozef Deleu.<br />

Deleu, stichter en gewezen hoofdredacteur van het Vlaams-Nederlands cultureel tijdschrift “Ons<br />

Erfdeel” en oprichter van het tijdschrift voor hedendagse poëzie “Het Liegend Konijn”, kan aanzien<br />

worden als de bewaker van de kwaliteit van taal en cultuur. Hij wil niet enkel de taal als grens tussen<br />

Nederland, Frans-Vlaanderen, Duitsland en Vlaanderen overbruggen, maar ook de innerlijke grens.<br />

De 18 deelnemende kunstenaars veruiterlijken op hun manier de emoties die de teksten van Jozef<br />

Deleu bij hen opriepen. De grenzen van de disciplines vallen weg; alle kunstvormen worden<br />

gepresenteerd, verschillende nationaliteiten komen aan bod.<br />

Volgende kunstenaars werkten mee: Klaus Baumgärtner, Marie Odile Candas Salmon, Johan Clarysse,<br />

Robin Clignett, Jimi Dams, Siegfried De Buck, Jean De Groote, Jan De Wachter, Chantal Grard, Frans<br />

Labath, Parcifal, Piet Pollet, Haleh Redjaian, Stefaan Van Biesen, Karien Vandekerkhove, Piki &<br />

Liesbet Verschueren.<br />

Deze tentoonstelling kwam tot stand als gevolg van een samenwerking tussen “De Brakke Grond” te<br />

Amsterdam en het Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek.<br />

Een prachtige catalogus, vormgegeven door Klaus Baumgärtner, is te verkrijgen aan 15 euro.


3178<br />

Herdenking<br />

Juul CLAEYS<br />

° Gottem 1930 – Gent 2002<br />

In ons Museum wordt van 26 juni tot 5 september 2004 een<br />

herdenkingstentoonstelling georganiseerd met schilderijen<br />

en tekeningen van beeldend kunstenaar Juul Claeys.<br />

Na zijn jeugdjaren in Gottem wist Juul Claeys in de<br />

naoorlogse jaren twee van zijn dromen waar te maken:<br />

vliegenier worden én schilder.<br />

In 1952 kreeg hij zijn ‘vleugels’, in 1964 startte hij zijn<br />

opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone<br />

Kunsten te Gent.<br />

Vanaf 1966 vestigde hij zich met zijn gezin te Zeveren.<br />

Van toen ging hij ook les volgen aan de Deinse academie,<br />

waar hij een enthousiast leerling van Raveel werd. In 1973<br />

werd hij zelf leraar aan de Stedelijke Academie voor<br />

Schone Kunsten (SASK.) te <strong>Deinze</strong>.<br />

Naar aanleiding van deze herdenking schreef <strong>KGK</strong>bestuurslid<br />

Stefaan De Groote een artikel Juul Claeys<br />

(Gottem °1930-Zeveren +2002): piloot, beeldend<br />

kunstenaar, leraar…<br />

in Het Land van Nevele, jg. 35, <strong>nr</strong>.1, maart 2004.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!