R42 Insolventierecht : Melissa Van Meenen - Quickprinter
R42 Insolventierecht : Melissa Van Meenen - Quickprinter
R42 Insolventierecht : Melissa Van Meenen - Quickprinter
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>R42</strong><br />
Master Rechten<br />
<strong>Insolventierecht</strong><br />
<strong>Van</strong>meenen<br />
Q uickprinter<br />
Koningstraat 13<br />
2000 Antwerpen<br />
www.quickprinter.be<br />
7.00 EUR
SAMENVATTING LESNOTA'S INSOLVENTIERECHT<br />
INLEIDING: INSOLVENTIERECHT NADER BEKEKEN…<br />
DEEL I. HET VERMOGEN EN ZIJN VEREFFENING<br />
HOOFDSTUK I. HET VERMOGEN<br />
AFDELING 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE HET VERMOGEN<br />
§ 1. DEFINITIE EN SITUERING<br />
§ 2. OVERDRACHT VAN VERMOGEN<br />
§ 3. HET BESTUUR VAN HET VERMOGEN DOOR EEN BEWINDVOERDER<br />
AFDELING 2. JURIDISCHE FUNCTIE VAN HET VERMOGEN<br />
§ 1. WETTELIJKE GRONDSLAG<br />
§ 2. HET VERMOGEN ALS GEMEENSCHAPPELIJK ONDERPAND<br />
§ 3. HET VERHAALSRECHT VAN DE SCHULDEISERS<br />
AFDELING 3. HET VERMOGEN ALS VERHAALSOBJECT<br />
§ 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE DE WIJZE WAAROP HET VERHAALSRECHT WORDT UITGEOEFEND<br />
§ 2. ONVERDEELDHEID EN GEMEENSCHAP<br />
§ 3. GOEDEREN VAN DERDEN<br />
AFDELING 4. OVERDRACHT VAN GOEDEREN EN PUBLICITEIT<br />
§ 1. OVERZICHT VAN DE ALGEMENE REGELS<br />
§ 2. DE HYPOTHECAIRE INRICHTING – HYPOTHEEKREGISTERS<br />
HOOFDSTUK II. SAMENLOOP<br />
AFDELING 1 BEGRIP EN GEVOLGEN<br />
§1. HET BEGRIP SAMENLOOP<br />
§ 2. DE BASISPRINCIPES VAN SAMENLOOP<br />
AFDELING 2. SOORTEN SAMENLOOP<br />
AFDELING 3. SAMENLOOP BIJ INSOLVENTIEPROCEDURES<br />
§ 1. FAILLISSEMENT<br />
§ 2. BESLAG<br />
§ 3. GERECHTELIJKE REORGANISATIE<br />
§ 4. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING<br />
§ 5. ONTBINDING EN VEREFFENING VAN VENNOOTSCHAPPEN<br />
AFDELING 4. OPEENVOLGENDE SITUATIES VAN SAMENLOOP<br />
1
DEEL II. ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
HOOFDSTUK I. TOELICHTING BIJ HET BEGRIP ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
AFDELING 1. DEFINITIE, DOEL EN KENMERKEN<br />
AFDELING 2. TYPOLOGIE<br />
§ 1. VOORSTEL TOT CATALOGERING<br />
§ 2. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN<br />
§ 3. ZAKELIJKE ZEKERHEDEN<br />
§ 4. ZEKERHEIDSMECHANISMEN MET ZAKELIJKE WERKING<br />
§ 5. EIGENDOM TOT ZEKERHEID<br />
§ 6. DE FINANCIËLE ZEKERHEIDSOVEREENKOMST: EEN BUITENBEENTJE?<br />
AFDELING 3. DE GELDIGHEID VAN ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
§ 1. DE INTERNE GELDIGHEID<br />
§ 2. DE EXTERNE WERKING<br />
HOOFDSTUK II. DE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
AFDELING 1. BIJZONDERE REGIMES DIE GELDEN VOOR ALLE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
§ 1. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN BIJ CONSUMENTENKREDIET<br />
§ 2. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN IN HET INSOLVENTIERECHT<br />
A. Bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidssteller in het<br />
faillissementsrecht<br />
B. Bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidssteller in de collectieve<br />
schuldenregeling<br />
AFDELING 2. BORGTOCHT<br />
§ 1. BORGTOCHT NAAR GEMEEN RECHT<br />
A. Begrip, kenmerken en soorten<br />
B. Geldigheid van de borgtocht<br />
C. Totstandkoming van de borgtocht<br />
D. Tegenstelbaarheid en bewijs van de borgtocht<br />
E. Tenietgaan van de borgtocht<br />
F. Rechten van de verschillende partijen - gevolgen van de borgtocht<br />
G. De borg naar gemeen recht in het insolventierecht<br />
§ 2. KOSTELOZE BORGTOCHT<br />
A. Kosteloze borg in het Burgerlijk Wetboek<br />
B. Kosteloze borg in het insolventierecht<br />
AFDELING 3. GARANTIE<br />
§1. GARANTIEOVEREENKOMST<br />
§ 2. BANKGARANTIE OP EERSTE VERZOEK<br />
AFDELING 4. AVAL<br />
AFDELING 5. SOLIDARITEIT<br />
AFDELING 6. STERKMAKING<br />
AFDELING 7. PATRONAATSVERKLARINGEN<br />
2
HOOFDSTUK III. DE ZAKELIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
AFDELING 1. DE HYPOTHEEK<br />
§ 1. BEGRIP, KENMERKEN EN SOORTEN<br />
§ 2. GELDIGHEID VAN DE HYPOTHEEK<br />
§ 3. TOTSTANDKOMING VAN DE HYPOTHEEK<br />
§ 4. TEGENSTELBAARHEID EN BEWIJS VAN DE HYPOTHEEK<br />
§ 5. TENIETGAAN VAN DE HYPOTHEEK<br />
§ 6. DE RECHTEN VAN DE HYPOTHEEKHOUDER<br />
§ 7. DE HYPOTHEEK IN HET INSOLVENTIERECHT<br />
AFDELING 2. HET PAND<br />
§ 1. INPANDGEVING VAN ROERENDE GOEDEREN – GEMEEN RECHT<br />
A. Burgerlijk pand<br />
I. Begrip en kenmerken<br />
II. Geldigheid van de pandovereenkomst<br />
III. Totstandkoming van de pandovereenkomst<br />
IV. Tegenstelbaarheid en bewijs van de pandovereenkomst<br />
V. Tenietgaan van het pandrecht<br />
VI. Rechten van de pandhouder<br />
B. Handelspand<br />
I. Begrip<br />
II. Geldigheid van de pandovereenkomst<br />
III. Totstandkoming van de pandovereenkomst<br />
IV. Tegenstelbaarheid en bewijs van de pandovereenkomst<br />
V. Tenietgaan van de pandovereenkomst<br />
VI. Rechten van de pandhouder<br />
§ 2. SPECIFIEKE REGELS VOOR INPANDGEVING VAN BEPAALDE GOEDEREN<br />
A. Inpandgeving van schuldvorderingen (zelfde indeling als hierboven)<br />
B. Pand op de handelszaak (zelfde indeling)<br />
C. Inpandgeving van contracten, bankvorderingen en financiele instrumenten<br />
(zelfde indeling)<br />
D. De warrant (zelfde indeling)<br />
E. Andere pandrechten (pro memorie)<br />
§ 3. DE PANDHOUDER IN HET INSOLVENTIERECHT<br />
AFDELING 3. DE VOORRECHTEN<br />
§ 1. ALGEMENE REGELS INZAKE VOORRECHTEN<br />
§ 2. ALGEMENE VOORRECHTEN OP ROERENDE EN ONROERENDE GOEDEREN<br />
§ 3. ALGEMENE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN<br />
§ 4. BIJZONDERE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN<br />
A. Voorrecht mbt kosten tot behoud van de zaak<br />
B. Voorrecht van de niet betaalde verhuurder<br />
C. Voorrechten ter bescherming van schuldvorderingen inzake landbouw<br />
D. Voorrecht van de pandhouder<br />
E. Voorrecht van de hotelhouder<br />
F. Voorrecht van de vervoerder<br />
G. Voorrecht en bescherming van de niet-betaalde verkoper<br />
H. Voorrecht van de onderaannemer<br />
I. Voorrecht van de verzekeraar<br />
3
§ 5. BIJZONDERE VOORRECHTEN OP ONROERENDE GOEDEREN<br />
A. Het voorrecht van de niet-betaalde verkoper van een onroerend goed<br />
B. Andere onroerende voorrechten uit art. 27 Hyp.W.<br />
AFDELING 4. SYSTEMATIEK VAN DE ZAKELIJKE ZEKERHEDEN<br />
AFDELING 5. RANGREGELING<br />
HOOFDSTUK IV. ZEKERHEIDSMECHANISMEN MET ZAKELIJKE WERKING<br />
AFDELING 1. HET RETENTIERECHT<br />
§ 1. BEGRIP<br />
§ 2. GELDIGHEID<br />
§ 3. TOTSTANDKOMING<br />
§ 4. TEGENSTELBAARHEID<br />
AFDELING 2. DE COMPENSATIE<br />
§ 1. BEGRIP<br />
§ 2. GELDIGHEID<br />
§ 3. TOTSTANDKOMING<br />
§ 4. TEGENSTELBAARHEID<br />
§ 5. TOEPASSINGSGEVALLEN VAN CONVENTIONELE SCHULDVERGELIJKING<br />
AFDELING 3. DE DELEGATIE<br />
AFDELING 4. DE RECHTSTREEKSE VORDERING<br />
§ 1. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE RECHTSTREEKSE VORDERING<br />
§ 2. DE RECHTSTREEKSE VORDERING VAN DE ONDERAANNEMER<br />
A. Begrip<br />
B. Geldigheid<br />
C. Totstandkoming<br />
D. Tegenstelbaarheid<br />
AFDELING 5. HET KANTONNEMENT<br />
HOOFDSTUK V. EIGENDOM TOT ZEKERHEID<br />
AFDELING 1. BETALING VAN EEN GELDSOM TOT ZEKERHEID<br />
AFDELING 2. EIGENDOMSVOORBEHOUD<br />
§ 1. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE RECHTSTREEKSE VORDERING<br />
A. Algemene principes inzake eigendomsvoorbehoud<br />
B. Eigendomsvoorbehoud en samenloop<br />
C. Toepassingsgebied<br />
D. Geldigheidsvereisten<br />
E. Gevolgen van het eigendomsvoorbehoud<br />
F. Uitoefening van het eigendomsvoorbehoud<br />
G. Eigendomsvoorbehoud en concurrente rechten van derden<br />
H. Verhouding met voorrecht niet-betaalde verkoper<br />
4
§ 2. LEASING<br />
A. Algemene principes inzake roerende leasing<br />
B. Uitoefening van het eigendomsvoorbehoud<br />
C. Het eigendomsvoorbehoud van de leasinggever en concurrente rechten van<br />
derden<br />
AFDELING 3. FIDUCIAIRE EIGENDOM TOT ZEKERHEID<br />
§ 1. ALGEMENE TOELICHTING<br />
§ 2. WET FINANCIËLE ZEKERHEDEN<br />
5
DEEL III. INSOLVENTIEPROCEDURES IN RUIME ZIN<br />
HOOFDSTUK I. BESLAG<br />
AFDELING 1. INLEIDING<br />
A. Situering van het beslagrecht<br />
B. Het beslag<br />
C. Het eigendomsvoorbehoud van de leasinggever en concurrente rechten van<br />
derden<br />
AFDELING 2. BESLAGBAARHEID<br />
§ 1. BESLAGBAARHEID VAN GOEDEREN IN MEDE-EIGENDOM<br />
§ 2. BESLAG EN ANDERE VORMEN VAN SAMENLOOP<br />
§ 3. NIET-BESLAGBARE GOEDEREN<br />
AFDELING 3. BEWAREND BESLAG<br />
§ 1. BEGRIP EN GEVOLGEN<br />
§ 2. VOORWAARDEN<br />
§ 3. PROCEDURE<br />
§ 4. BIJZONDERE VORMEN<br />
§ 5. OMZETTING BEWAREND BESLAG IN UITVOEREND BESLAG<br />
AFDELING 4. UITVOEREND BESLAG<br />
§ 1. BEGRIP EN GEVOLGEN<br />
§ 2. VOORWAARDEN<br />
§ 3. PROCEDURE<br />
AFDELING 5. DERDENBESLAG<br />
§ 1. BEGRIP<br />
§ 2. BEWAREND DERDENBESLAG<br />
§ 3. UITVOEREND DERDENBESLAG<br />
HOOFDSTUK II. DE COLLECTIEVE SCHULDENREGELING<br />
AFDELING 1. SITUERING VAN DE PROCEDURE VAN COLLECTIEVE SCHULDENREGELING<br />
AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VAN DE COLLECTIEVEN SCHULDENREGELING<br />
AFDELING 3. PROCEDURE<br />
§ 1. DE ACTOREN<br />
§ 2. VERLOOP VAN DE PROCEDURE<br />
AFDELING 4. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING EN VERMOGEN<br />
AFDELING 5. BEVRIJDENDE KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER<br />
6
HOOFDSTUK III. DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE<br />
AFDELING 1. SITUERING VAN DE PROCEDURE VAN GERECHTELIJKE REORGANISATIE<br />
AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VAN DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE<br />
AFDELING 3. PROCEDURE<br />
§ 1. DE ACTOREN<br />
§ 2. INLEIDING VAN DE PROCEDURE<br />
§ 3. OPSCHORTING VAN BETALING<br />
§ 4. DE HERSTELSCHEMA’S<br />
AFDELING 4. GERECHTELIJKE REORGANISATIE EN VERMOGEN<br />
AFDELING 5. BEVRIJDING KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER EN VERSCHOONBAARHEID<br />
HOOFDSTUK IV. FAILLISSEMNT<br />
AFDELING 1. SITUERING VAN DE FAILLISSEMENTSPROCEDURE<br />
AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VAN DE FAILLISSEMENTSPROCEDURE<br />
AFDELING 3. PROCEDURE<br />
§ 1. DE ACTOREN<br />
§ 2. DE PROCEDURE VAN PREVENTIEVE ONTZETTING UIT HET BEHEER<br />
§ 3. FAILLIETVERKLARING<br />
§ 4. AANGIFTE EN VERIFICATIE VAN SCHULDVORDERINGEN<br />
§ 5. BEHEER VAN DE BOEDEL DOOR CURATOR<br />
§ 6. SLUITING VAN HET FAILLISSEMENT<br />
AFDELING 4. FAILLISSEMENT EN VERMOGEN<br />
§ 1. POSITIE VAN DE SCHULDENAAR<br />
§ 2. RECHTEN VAN DE SCHULDEISERS<br />
§ 3. LOPENDE OVEREENKOMSTEN<br />
§ 4. RECHTSHANDELINGEN GESTELD DOOR DE GEFAILLEERDE<br />
§ 5. DE BOEDEL<br />
AFDELING 5. BEVRIJDING KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER EN VERSCHOONBAARHEID<br />
§ 1. WAT VOORAFGING – EVOLUTIE VAN DE REGELS<br />
§ 2. VERSCHOONBAARHEID VAN DE GEFAILLEERDE<br />
§ 3. AUTOMATISCHE BEVRIJDING ECHTGENOOT VAN DE VERSCHOONBAARVERKLAARDE GEFAILLEERDE<br />
§ 4. BEVRIJDING VAN DE KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER<br />
7
HOOFDSTUK IV. FAILLISSEMNT<br />
AFDELING 1. SITUERING VAN DE VEREFFENINGSPROCEDURE<br />
AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VOOR DE ONTBINDING EN VEREFFENING<br />
AFDELING 3. PROCEDURE<br />
§ 1. DE ACTOREN<br />
§ 2. DE ONTBINDING VAN DE RECHTSPERSOON<br />
§ 3. BEPALEN VAN DE WIJZE VAN VEREFFENING EN DE AANSTELLING VAN DE VEREFFENAAR<br />
§ 4. VEREFFENING EN VERDELING<br />
§ 5. SLUITING VAN DE VEREFFENING<br />
AFDELING 4. VEREFFENING EN VERMOGEN<br />
§ 1. BEHOUD VAN RECHTSPERSOONLIJKHEID EN AFGESCHEIDEN VERMOGEN<br />
§ 2. RECHTEN VAN DE SCHULDEISERS<br />
§ 3. LOPENDE OVEREENKOMSTEN<br />
§ 4. DE BOEDEL<br />
AFDELING 5. VEREFFENING EN FAILLISSEMENT<br />
8
DEEL IV. INSOLVENTIE IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF<br />
HOOFDSTUK I. INLEIDING<br />
HOOFDSTUK II. DE EUROPESE INSOLVENTIEVERORDENING<br />
AFDELING 1. TOEPASSINGSGEBIED<br />
AFDELING 2. ALGEMENE SYSTEMATIEK: HOOFDPROCEDURE EN TERRITORIALE PROCEDURE<br />
§ 1. HOOFDPROCEDURES<br />
§ 2. TERRITORIALE PROCEDURES<br />
§ 3. COÖRDINATIE TUSSEN HOOFDPROCEDURE EN TERRITORIALE PROCEDURE<br />
AFDELING 3. HET TOEPASSELIJK RECHT<br />
AFDELING 4. SPECIFIEKE REGELS INZAKE DE AFWIKKELING VAN HET FAILLISSEMENT<br />
AFDELING 5. DE POSITIE VAN DE SCHULDEISERS<br />
HOOFDSTUK III. GRENSOVERSCHRIJDENDE INSOLVENTIE NAAR BELGISCH RECHT<br />
AFDELING 1. ARTIKEL 3 FAILL.W.<br />
AFDELING 2. WIPR<br />
9
INLEIDING: INSOLVENTIERECHT NADER BEKEKEN (Les 1)<br />
<strong>Insolventierecht</strong>: het geheel van rechtsregels die de positie beheersen van de debiteur in financiële<br />
moeilijkheden. Het centrale thema is (dis)continuïteit.<br />
3 kernbegrippen:<br />
- Vermogen: het geheel van in geld waardeerbare goederen, rechten en verplichtingen dat aan<br />
een bepaald rechtssubject toebehoort<br />
- Zekerheidsrechten: alle juridische mechanismen die erop gericht zijn de betaling van de<br />
schuldvordering van de schuldeiser veilig te stellen, ongeacht hun aard of hun doelstelling<br />
- Samenloop: verschillende aanspraken van schuldeisers op hetzelfde vermogen<br />
Deel I<br />
VERMOGEN<br />
SA<br />
Art. 7 Hyp.W.<br />
Alle goederen als<br />
verhaalsobject van<br />
de schuldeisers<br />
Art. 8 Hyp.W.<br />
Verdeling tussen<br />
de schuldeisers<br />
naar<br />
evenredigheid<br />
tenzij wettige<br />
redenen van<br />
voorrang<br />
Deel II<br />
BESCHERMING VIA<br />
ZEKERHEDEN<br />
SE<br />
Persoonlijke<br />
zekerheden<br />
Zakelijke zekerheden<br />
Zekerheids-<br />
mechanismen<br />
met zakelijke werking<br />
Eigendom tot<br />
zekerheid<br />
Individueel<br />
Bewarend<br />
beslag<br />
Uitvoerend<br />
beslag<br />
Deel I en Deel III<br />
INSOLVENTIE<br />
Verschillende vormen van samenloop<br />
Collectief<br />
Particulieren Handelaars<br />
Collectieve<br />
schulden<br />
regeling<br />
Deel IV Insolventie in internationaal perspectief<br />
Gerechtelijke<br />
Reorganisatie<br />
(GEEN<br />
samenloop)<br />
Faillissement<br />
+<br />
Enkel<br />
rechtspersonen<br />
Vereffening<br />
10
DEEL I. HET VERMOGEN EN ZIJN VEREFFENING<br />
HOOFDSTUK I. HET VERMOGEN<br />
De centrale vraag is: wie kan verhaal uitoefenen op het vermogen en welke beperkingen zijn hieraan<br />
verbonden?<br />
AFDELING 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE HET VERMOGEN<br />
§ 1. DEFINITIE EN SITUERING<br />
Vermogen. Vaak maakt men bij het vermogen een onderscheid tussen de activa (de goederen van de<br />
schuldenaar in de ruime zin) en de passiva (de schulden van de schuldenaar).<br />
Definitie: het geheel (= alles, zowel huidige als toekomstige goederen) van in geld waardeerbare (dus<br />
geen morele waarde) goederen, rechten en verplichtingen dat aan een bepaald rechtssubject (= uiting<br />
klassieke theorie van het vermogensbegrip: vermogen hangt noodzakelijk vast aan een rechtssubject,<br />
dus natuurlijk- of rechtspersoon) toebehoort.<br />
3 basisregels:<br />
- alle rechtssubjecten hebben een vermogen<br />
- een rechtssubject heeft slechts één vermogen (eenheid of ondeelbaarheid)<br />
- alleen rechtssubjecten hebben een vermogen<br />
De belangrijkste afwijking is de mogelijkheid om deelvermogens te creëren (doel staat centraal).<br />
Deelvermogens: twee voorwaarden (vb. huwelijksgemeenschap)<br />
- een belang<br />
- noodzakelijke publiciteit: de vermogensplitsing moet bekend zijn aan de schuldeisers<br />
Is een louter contractuele splitsing van het vermogen mogelijk? Dit is de problematiek van de<br />
fiduciaire eigendom (vb. rekening kleinkinderen). Het betekent dat er een splitsing bestaat tussen de<br />
juridische eigendom en de economische eigendom. Het uitgangspunt is dat dergelijke afsplitsing<br />
onmogelijk is.<br />
Op de principiële onmogelijkheid van vermogenssplitsing bestaan echter uitzonderingen.<br />
1) Wet Financiële Zekerheden<br />
2) Kwaliteitsrekening (een bankrekening waarbij duidelijk wordt aangegeven dat de rekening<br />
wordt gehouden in een bepaalde kwaliteit) (vb. derdenrekening van advocaat). Werd eerst<br />
aanvaard, maar in arrest 27 januari 2011 niet meer doordat er geen wettelijke grondslag is.<br />
§ 2. OVERDRACHT VAN VERMOGEN<br />
Rechtsopvolging onder algemene titel en onder bijzondere titel. Het vermogen behoort in beginsel<br />
levenslang toe aan een rechtssubject. Toch kan het vermogen overgaan naar ander rechtssubject:<br />
onderscheid rechtsopvolging onder algemene en onder bijzondere titel:<br />
- Rechtsopvolging onder algemene titel: wanneer het vermogen in zijn totaliteit (of een<br />
onverdeeld aandeel) wordt overgedragen. Krachtens één enkele titel, zonder rekening<br />
houden met de samenstelling van het vermogen. (vb. tegenstelbaarheid van huis) Zowel de<br />
activa als de passiva.<br />
11
Bij natuurlijke personen enkel door overlijden, bij rechtspersonen door fusie of splitsing.<br />
- Rechtsopvolging onder bijzondere titel: wanneer een welbepaald goed wordt overgedragen.<br />
Op welke wijze is dit gebeurd?<br />
§ 3. HET BESTUUR VAN HET VERMOGEN DOOR EEN BEWINDVOERDER<br />
De bewindvoerder. Het bestuur van een vermogen betekent dat men de bevoegdheid heeft om<br />
handelingen van beheer, bewaring en beschikking te stellen. Wanneer een vermogen wordt bestuurd<br />
door een derde, spreekt men van bewind. De bewindvoerder moet het vermogen besturen in naam<br />
en voor rekening van de rechthebbende(n).<br />
De bevoegdheid van de bewindvoerder wordt bepaald door de wet. Deze kunnen worden aangevuld<br />
met de zogenaamde “impliciete bevoegdheden" (= alle bevoegdheden die de bewindvoerder nodig<br />
heeft om zijn wettelijke opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren). Vb. curator (art. 40 faill.w.)<br />
Neutraal of naamloos bewind: Wanneer er sprake is van een onpartijdige bewindvoerder die<br />
verschillende tegenstrijdige aanspraken op het vermogen met elkaar moet verzoenen (vb.<br />
schuldenaar en schuldeisers; erfgenamen en schuldeisers). Hij treedt dus niet uitsluitend in naam van<br />
de schuldenaar of de schuldeiser, maar handelt in belang van het vermogen en het doel.<br />
Aanzuiveringsbewind vs. vereffeningsbewind: onderscheid naargelang het doel:<br />
- Aanzuiveringsbewind: gericht op het saneren van de financiële positie van de schuldenaar<br />
door het verlenen van betalingsuitstel of een gedeeltelijke kwijtschelding (continuïteit).<br />
- Vereffeningsbewind: beoogt de loutere vereffening van de activa en de verdeling van<br />
opbrengst onder de schuldeisers (discontinuïteit).<br />
Het is van belang om erop te wijzen dat een insolventieprocedure een combinatie kan vormen van<br />
aanzuiveren en vereffenen (vb gerechtelijke kwijtschelding in collectieve schuldenregeling, vb.<br />
overdracht onder gerechtelijk gezag bij gerechtelijke reorganisatie). In dergelijke hypothese kijkt men<br />
naar het hoofddoel van de procedure om te bepalen om welk soort bewindvoering het gaat.<br />
12
AANZUIVERINGSBEWIND VEREFFENINGSBEWIND<br />
Doel De financiële positie van de<br />
schuldenaar herstellen door het<br />
verlenen van betalingsuitstel of<br />
gedeeltelijke kwijtschelding<br />
Toepassing op<br />
de insolventie-<br />
procedures +<br />
bewindvoerder<br />
Collectieve schuldenregeling =<br />
schuldbemiddelaar<br />
Gerechtelijke reorganisatie : hier is er<br />
sprake van aanzuivering, maar er is in<br />
beginsel GEEN bewindvoerder (uitz.<br />
voorlopig bewindvoerder art. 28<br />
W.C.O.)<br />
Initiatief Collectieve schuldenregeling: enkel SA<br />
Bevoegdheid<br />
schuldenaar<br />
Bevoegdheid<br />
bewindvoerder<br />
Gerechtelijke reorganisatie: enkel SA,<br />
maar uitzonderlijk initiatief van SE,<br />
OM of belanghebbende derde (art. 59<br />
W.C.O.)<br />
De schuldenaar behoudt in beginsel<br />
zijn bestuursbevoegdheid, maar<br />
wordt (soms) onder toezicht<br />
geplaatst van een door de rechtbank<br />
aangesteld bewindvoerder<br />
Wettelijke regels aan te passen door<br />
de rechtbank naar gelang het geval<br />
Het vermogen van de schuldenaar<br />
vereffenen en de opbrengst ervan<br />
verdelen onder diens schuldeisers<br />
PARTIEEL vereffeningsbewind<br />
Beslag roerend goed =<br />
gerechtsdeurwaarder<br />
Beslag onroerend goed = notaris<br />
ALGEMEEN vereffeningsbewind<br />
Faillissement = curator<br />
Ontbinding = vereffenaar<br />
Onbeheerde nalatenschap = curator<br />
Beneficiaire aanvaarding van<br />
nalatenschap = erfgenaam<br />
Beslag : SE<br />
Faillissement: SA, SE, OM<br />
Ontbinding : SA – aandeelhouders<br />
(soms ook elke belanghebbende en<br />
OM)<br />
Onbeheerde nalatenschap:<br />
rechtbank 1 e aanleg<br />
Beneficiaire aanvaarding van<br />
nalatenschap: erfgenaam<br />
De schuldenaar wordt geheel of<br />
gedeeltelijk beschikkingsonbevoegd<br />
Respectievelijk algemeen vs.<br />
partieel vereffeningsbewind<br />
Wettelijke bevoegdheid + impliciete<br />
bevoegdheid<br />
13
AFDELING 2. JURIDISCHE FUNCTIE VAN HET VERMOGEN<br />
§ 1. WETTELIJKE GRONDSLAG<br />
Juridische functie van het vermogen: Art. 7 en 8 Hyp.W.<br />
3 beginselen<br />
- De goederen van de schuldenaar zijn het gemeenschappelijk onderpand van alle schuldeisers<br />
- Alle goederen van de schuldenaar dienen als waarborg voor zijn verbintenissen<br />
- Schuldeisers worden op gelijke wijze behandeld bij de verdeling, tenzij er wettelijke redenen<br />
van voorrang bestaan<br />
§ 2. HET VERMOGEN ALS GEMEENSCHAPPELIJK ONDERPAND<br />
Persoonlijke gehoudenheid en gehoudenheid “propter rem”. Artikel 7 Hyp.W.<br />
Een uitzondering op deze algemene regel is de gehoudenheid “propter rem”. Een schuldenaar kan<br />
ook gehouden zijn “tot een welbepaalde zaak” in plaats van zich te verbinden met zijn hele<br />
vermogen. Dit impliceert dat een schuldeiser in dat geval zijn verhaalsrecht enkel kan uitoefenen op<br />
de specifieke zaak waarop de verbintenis betrekking heeft (Vb. verbintenis van een zakelijke borg of<br />
de gehoudenheid van de derde bezitter van een gehypothekeerd onroerend goed).<br />
Beperkingen aan het verhaalsrecht van de schuldeisers: een bepaald deel van het vermogen wordt<br />
uitgesloten van het algemeen verhaalsrecht van de schuldeisers. Dit is mogelijk en hierbij wordt een<br />
onderscheid gemaakt tussen wettelijke beperkingen en contractuele beperkingen.<br />
- Wettelijke beperkingen (goederen onbeslagbaar verklaren): art. 1408 Ger.W., art. 16 Faill.W.<br />
- Contractuele beperkingen: bepaalde voorwaarden of bepaalde periode. Geldig maar door<br />
relativiteit verbintenissen verbindt dit enkel de partijen.<br />
Maar opgelet: Wat de schuldeiser niet is toegestaan, kan ook niet worden toegestaan aan<br />
zijn eigen schuldeisers of zijn rechtsverkrijgers.<br />
§ 3. HET VERHAALSRECHT VAN DE SCHULDEISERS<br />
Aard van het verhaalsrecht: Het vermogen dient als gemeenschappelijk onderpand voor de<br />
schuldeisers. De term “gemeenschappelijk onderpand” verwijst naar een “pandrecht”. De schuldeiser<br />
heeft geen zakelijk recht op het vermogen van zijn schuldeiser. Toch krijgt het verhaalsrecht een<br />
zakenrechtelijke dimensie, eenmaal het verhaalsrecht wordt uitgeoefend. (= 'sluimerend' pandrecht).<br />
Hoe wordt het verhaalsrecht uitgeoefend? Er bestaan verschillende mogelijkheden om zijn<br />
verhaalsrecht uit te oefenen. Deze mogelijkheden verschillen naargelang men al dan niet beschikt<br />
over een bepaalde zekerheid. Hierna volgt bij wijze van voorbeeld een opsomming van een aantal<br />
mogelijkheden die later in de cursus uitgebreid aan bod komen:<br />
- beslag (bewarend – uitvoerend beslag);<br />
- faillissement (collectief beslag ten behoeve van alle schuldeisers);<br />
- pandverzilvering (een pandhouder kan zijn pand ten gelde maken);<br />
- uitoefening rechtstreekse vordering (vb. onderaannemer – bouwheer)<br />
AFDELING 3. HET VERMOGEN ALS VERHAALSOBJECT<br />
§ 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE DE WIJZE WAAROP HET VERHAALSRECHT WORDT UITGEOEFEND<br />
Welk vermogen dient als verhaalsobject voor de schuldeisers? De schuldeiser kan slechts zijn<br />
verhaalsrecht uitoefenen op het vermogen zoals dat bestaat op het ogenblik van de uitoefening van<br />
14
het verhaalsrecht. Dan wordt het vermogen immers gefixeerd. Het vermogen is immers niet statisch,<br />
er is sprake van een wisselende onbeperkte zakelijke subrogatie.<br />
Schuldeisers zijn in beginsel gebonden door deze wijzigingen in het vermogen van de schuldenaar.<br />
Dit op voorwaarde dat deze tegenwerpelijk zijn en dat er geen sprake is van bedrieglijke benadeling.<br />
Schuldeisers moeten het vermogen nemen in de staat waarin het zich bevindt: ze moeten alle<br />
zakelijke rechten die hierop zijn gevestigd, alle modaliteiten verbonden aan het eigendomsrecht van<br />
de schuldenaar en alle voorwaarden verbonden aan de schuldvorderingen die de schuldenaar zelf<br />
heeft, respecteren.<br />
Bescherming van het vermogen. Schuldeisers kunnen in bepaalde omstandigheden wel maatregelen<br />
nemen om het wisselend karakter van het vermogen te beperken.<br />
- Preventieve maatregelen zorgen ervoor dat het vermogen behouden wordt in een bepaalde<br />
toestand. Deze maatregelen zijn erop gericht om (tijdelijk) vermogensveranderingen te<br />
beperken. Bv. bewarende maatregelen zoals bewarend beslag of contractuele beperkingen<br />
- Curatieve maatregelen zijn maatregelen die een schuldeiser kan nemen om het vermogen<br />
van de schuldenaar waarop hij verhaal kan uitoefenen, te vergroten. Hierna bespreken we<br />
twee toepassingen: de zijdelingse vordering en de pauliaanse vordering.<br />
De zijdelingse vordering wordt geregeld in art. 1166 B.W. De schuldeiser handelt in eigen naam, maar<br />
wel voor rekening van zijn schuldenaar. Dit betekent ook dat de opbrengst van de zijdelingse<br />
vordering in beginsel in het vermogen van de schuldenaar terechtkomt, en niet naar de vorderende<br />
schuldeiser gaat. De vorderende schuldeiser heeft ook geen voorrangsrecht op deze opbrengst.<br />
De pauliaanse vordering (actio pauliana) wordt geregeld in art. 1167 B.W. Er bestaat tevens een<br />
variant, de faillissementspauliana (zie verder).<br />
Voor de gemeenrechtelijke pauliaanse vordering is vereist dat<br />
- de schuldvordering van de schuldeiser dateert van voor het ogenblik waarop de<br />
aangevochten handeling werd gesteld;<br />
- de schuldvordering van de schuldeiser in beginsel opeisbaar is op het ogenblik dat hij de<br />
pauliaanse vordering instelt;<br />
- het vermogen van de schuldenaar verminderd is (verarming)<br />
- er sprake is van een bedrieglijke handeling door de schuldenaar en de eventuele derde partij<br />
die betrokken is bij de aangevochten rechtshandeling op voorwaarde dat deze in hoofde van<br />
de derde ten bezwarende titel gebeurde.<br />
Wanneer de pauliaanse vordering slaagt, zal de aangevochten rechtshandeling niet tegenstelbaar zijn<br />
aan de vorderende schuldeiser (de rechtshandeling is dus wel geldig). De pauliaanse vordering heeft<br />
slechts relatieve werking (gevolg kan enkel worden ingeroepen door de vorderende schuldeiser)<br />
Misbruik bij de uitoefening van verhaalsrechten en zekerheidsrechten.<br />
1. In de verhouding tot de schuldenaar<br />
Hier speelt de vraag of een schuldeiser een onroerend goed (waarde 100.000 euro) in beslag mag<br />
nemen en laten verkopen om een schuldvordering van 5.000 euro te voldoen. Het uitgangspunt is<br />
dat de schuldeiser de vrije keuze heeft over de goederen die hij wenst uit te winnen en welke<br />
zekerheidsrechten hij wil aanwenden. Maar het wordt begrensd door de theorie van het<br />
rechtsmisbruik, (= wanneer de keuze van de schuldeiser een onevenredig nadeel berokkent aan de<br />
schuldenaar of de zekerheidsteller in vergelijking met het voordeel van de schuldeiser). Het mag ook<br />
nooit een verrijking opleveren voor de schuldeiser.<br />
15
2. In verhouding tot derden<br />
Hier speelt vooral de vraag of de schuldeiser de belangen van andere schuldeisers moet voorop<br />
stellen bij het uitoefenen van zijn verhaalsrecht. Deze problematiek wordt beheerst door de<br />
zorgvuldigheidsnorm (art. 1382 BW). Dus steeds kiezen voor de meest voordelige manier.<br />
§ 2. ONVERDEELDHEID EN GEMEENSCHAP<br />
Het is mogelijk dat een schuldenaar mede-eigenaar of deelgenoot is. Wanneer er sprake is van<br />
eenvoudige onverdeeldheid, kan de schuldeiser steeds beslag leggen op het aandeel van de<br />
schuldenaar in de onverdeeldheid. De verdere uitwinning kan echter slechts plaatsvinden nadat het<br />
goed verdeeld is. Zie ook artikel 815 B.W.<br />
Wanneer er sprake is van een gemeenschappelijk vermogen, is een verdeling op vordering van de<br />
schuldeisers niet mogelijk. Vb. huwelijksgemeenschap en de maatschap. Hier kunnen<br />
verhaalsrechten slechts uitgeoefend worden op het ogenblik dat de gemeenschap wordt ontbonden.<br />
§ 3. GOEDEREN VAN DERDEN<br />
De goederen behoren schijnbaar toe aan de schuldenaar, maar in werkelijkheid is iemand anders<br />
eigenaar van deze goederen. Zij maken geen deel uit van het vermogen van de schuldenaar en<br />
behoren bijgevolg niet tot het gemeenschappelijk onderpand van de schuldeisers.<br />
Voor lichamelijke roerende goederen: zie art. 2279 BW. Kan immers ingeroepen worden als<br />
bewijsregel.<br />
Goederen van de schuldenaar die zich bij derden bevinden, behoren uiteraard wel tot het vermogen<br />
van de schuldenaar, zodat verhaal hierop mogelijk is (zie art. 1503 Ger.W.).<br />
AFDELING 4. OVERDRACHT VAN GOEDEREN EN PUBLICITEIT (LES 2)<br />
§ 1. OVERZICHT VAN DE ALGEMENE REGELS<br />
A. De overdracht van lichamelijk roerende goederen<br />
Totstandkoming: overdracht door wilsovereenstemming tussen de betrokken partijen<br />
Tegenstelbaarheid: tegenstelbaar door wilsovereenstemming MAAR ‘bezit geldt als titel’ (art. 2279<br />
BW) We kunnen stellen dat bezit geldt als publiciteit, indien de derde te goeder trouw is.<br />
B. De overdracht van schuldvorderingen (= cessie van schuldvordering)<br />
Totstandkoming: door wilsovereenstemming tussen de betrokken partijen<br />
Tegenstelbaarheid: door de wilsovereenstemming is deze overdracht in beginsel tegenstelbaar aan<br />
derden - zie art. 1690, § 1, lid 1 B.W. = vormvrije cessie<br />
Hierop bestaat echter een uitzondering: art. 1690, § 1, lid 2-4 B.W.: op de hoogte brengen<br />
(gecedeerde SA en bepaalde derden met concurrerende rechten)<br />
Regel: datum van kennisgeving aan schuldenaar of erkenning door schuldenaar (van recht van derde)<br />
16
Bij conflicten tussen derden met een concurrent recht geldt de anterioriteitsregel (voorwaarde van<br />
de ter goeder trouw). Ook toepasselijk op andere gevallen? Discussie maar best wel per analogie.<br />
SE A schuldvordering SA B<br />
overdrager gecedeerde SA<br />
cedent<br />
Cessie<br />
= overdracht eigendom schuldvordering<br />
C. De overdracht van onroerende goederen<br />
C = nieuwe SE<br />
overnemer<br />
cessionaris<br />
Totstandkoming: overdracht door wilsovereenstemming tussen de betrokken partijen<br />
Tegenstelbaarheid: publiciteitsvereiste => Art. 1 Hyp.W.: overschrijving in hypotheekregister<br />
De overschrijving nader bekeken.:<br />
1. Rechtsgevolg: de overschrijving maakt de overgeschreven akte tegenwerpelijk aan alle derden die<br />
een conflicterend recht (tav koper:zakelijk (zekerheids)recht of gerealiseerd vorderingsrecht)<br />
hebben, maar te goeder trouw zijn<br />
2. Welke akten worden overgeschreven? Art. 1 Hyp.W.<br />
3. Vorm van de over te schrijven «akten»? Art. 2 Hyp.W.<br />
§ 2. DE HYPOTHECAIRE INRICHTING – HYPOTHEEKREGISTERS<br />
De hypotheekregisters verschaffen informatie m.b.t. transacties betreffende onroerende goederen.<br />
Kenmerken van hypothecair systeem:<br />
- Persoonsgebonden: opzoeking op naam van eigenaar<br />
- Negatief systeem: enkel registratie, geen geldigheid<br />
- Lacuneus systeem: niet voor overdrachten na erfopvolging<br />
Drie vormen van hypothecaire publiciteit<br />
1. Overschrijving: art. 1 en 2 Hyp.W. – overdracht van zakelijke onroerende rechten<br />
2. Inschrijving: onroerende voorrechten (art. 27-40 Hyp.W.) en hypotheken (art. 82-91<br />
Hyp.W.) Goede trouw-begrip speelt hier niet.Beperkt in tijd geldig: 30 jaar.<br />
3. Kant- of randmelding: art. 3-5 en art. 84 e.v. Hyp.W.: actualisering<br />
17
HOOFDSTUK II. SAMENLOOP<br />
In dit hoofdstuk wordt het begrip samenloop toegelicht en geïllustreerd aan de hand van<br />
verschillende insolventieprocedures.<br />
AFDELING 1 BEGRIP EN GEVOLGEN<br />
§1. HET BEGRIP SAMENLOOP<br />
In essentie verwijst samenloop naar een situatie die ontstaat wanneer meerdere schuldeisers<br />
gelijktijdig aanspraken doen gelden op het vermogen (of een gedeelte ervan) van hun<br />
gemeenschappelijke schuldenaar. Samenloop ontstaat dus niet louter door het bestaan van<br />
concurrerende schuldvorderingen, maar wel door gelijktijdige executie ervan. Het speelt geen rol of<br />
het vermogen van de SA al dan niet toereikend is voor de verschillende aanspraken.<br />
§ 2. DE BASISPRINCIPES VAN SAMENLOOP<br />
Er gelden twee basisprincipes in een situatie van samenloop:<br />
1) Gelijkheidsbeginsel: (="paritas creditorum”): art. 8 Hyp.W. Dit wordt toegepast zodra<br />
samenloop ontstaat. Vóór een situatie van samenloop kan een schuldenaar dus zonder<br />
probleem zijn schuldeisers ongelijk behandelen. Dit is een belangrijk<br />
beschermingsmechanisme voor de schuldeisers. Het werd als één van de fundamenten<br />
beschouwd van het insolventierecht. Er bestaan echter veel uitzonderingen op door de<br />
toename van allerlei zekerheidsrechten. Vaak zal de gelijke behandeling van de schuldeisers<br />
dus de facto slechts residuair worden toegepast. Tegenwoordig niet meer van OO geacht.<br />
Je kan je eigen positie als schuldeiser achterstellen tav anderen (toegelaten) of je eigen<br />
positie als schuldeiser verbeteren (conventionele zekerheidsmechanismen: discussie)<br />
2) Fixatiebeginsel: De rechten van de schuldeisers worden in hun onderlinge verhouding<br />
onherroepelijk vastgelegd ("gefixeerd"), d.w.z. dat een schuldeiser zijn (zekerheids)positie<br />
niet meer op een aan anderen tegenstelbare wijze mag versterken.<br />
! Het fixatiebeginsel geldt tav de rechten van de SE’s, niet het vermogen van de schuldenaar.<br />
AFDELING 2. SOORTEN SAMENLOOP<br />
Er is sprake van feitelijke samenloop wanneer er gelijktijdig concurrente aanspraken worden<br />
geformuleerd door meerdere schuldeisers (Bv. beslagprocedure(s) met verschillende SE’s)<br />
In bepaalde gevallen ontstaat samenloop van rechtswege, wanneer een bepaalde procedure wordt<br />
ingeleid. Slechts feitelijke samenloop wanneer er effectief verschillende schuldeisers opkomen. (Bv.<br />
Faillissement)<br />
Kleine samenloop: wann de bewindvoerder de verplichting heeft om actief bepaalde categorieën<br />
schuldeisers op te sporen om de kans te geven tussen te komen in procedure (Bv. Art. 1627 GerW)<br />
Grote samenloop: wanneer de bewindvoerder de verplichting heeft om actief alle potentiële<br />
schuldeisers op te sporen om de kans te geven tussen te komen in de procedure (Bv. Faillissement)<br />
18
AFDELING 3. SAMENLOOP BIJ INSOLVENTIEPROCEDURES<br />
Hoewel er bij de meeste insolventieprocedures sprake is van samenloop, bestaan er onderlinge<br />
verschillen tussen de insolventieprocedures.<br />
§ 1. FAILLISSEMENT<br />
Wat: een collectief beslag ten voordele van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar met het<br />
oog op de betaling van de schulden op voet van gelijkheid van de schuldeisers (zie Faill.W.)<br />
Samenloop: op uur nul van de dag waarop faillissement werd uitgesproken<br />
Wie:<br />
- Bewindvoerder: Curator<br />
- Samenlopende of concurrente schuldeisers: schuldeisers die betrokken zijn in de samenloop<br />
- Separatisten: schuldeisers met hypotheek, pand of bijzonder voorrecht<br />
- Eigenaars kunnen hun goed in beginsel revindiceren (vw!)<br />
- Schuldeisers IN de boedel: schuldeisers met een algemeen voorrecht en gewone schuldeisers<br />
- Schuldeisers VAN de boedel: boedelschulden<br />
Vermogen: buitenbezitstelling van het vermogen van de schuldenaar (art. 16 Faill.W.)<br />
Kenmerken:<br />
- Executiemaatregelen opgeschort (tijdelijk tav de separatisten (art. 24-26 en 100 Faill.W.)<br />
- Interesten houden op te lopen: art. 23 Faill.W.<br />
- Termijnschulden worden opeisbaar: art. 22 Faill.W.<br />
SCHEMA FAILLISSEMENTSBOEDEL<br />
Subboedel<br />
separatisten<br />
- Hyp. SE<br />
- Pandhoudende<br />
SE<br />
- Bijz.<br />
bevoorrechte SE<br />
Actief boedel<br />
Eigenaars van goederen<br />
die zich bij SA bevinden<br />
Passief boedel<br />
SE’s IN de boedel<br />
=<br />
Algemeen<br />
bevoorrechte SE’s<br />
gewone of chirografaire<br />
SE’s<br />
SE’s VAN de<br />
boedel<br />
19
§ 2. BESLAG (DEEL V GER.W.)<br />
Wat: Een ambtshandeling van de gerechtsdeurwaarder waarin hij aan de schuldenaar aanzegt en<br />
aanwijst welke vermogensbestanddelen van de schuldenaar zullen dienen tot delging van de schuld<br />
Samenloop ontstaat wanneer meerdere schuldeisers beslag leggen of verzet doen tegen beslag<br />
Let wel: beslag creëert geen voorrang !<br />
Wie:<br />
- Beslag op roerend goed = evenredige verdeling. Art. 1627 e.v. Ger.W.<br />
- Beslag op onroerend goed = rangregeling door een notaris. Art. 1639 e.v. Ger.W.<br />
Vermogen: (relatieve) buitenbezitstelling van één of meer welbepaalde goederen<br />
Kenmerken:<br />
- Executierechten niet opgeschort<br />
- Interest niet opgeschort<br />
- In beginsel enkel beslag mogelijk, indien schuldvordering opeisbaar is (art. 1415 Ger.W.)<br />
§ 3. GERECHTELIJKE REORGANISATIE (WCO)<br />
Wat: een procedure gericht op het herstel van de financiële moeilijkheden van een onderneming.<br />
Samenloop: in beginsel GEEN samenloop door opening van de procedure MAAR art. 66 W.C.O.<br />
Wie: In beginsel geen bewindvoerder, uitzondering art. 28 W.C.O. & art. 60 W.C.O.<br />
Vermogen: geen buitenbezitstelling (uitz. art. 28 W.C.O. en overdracht onder gerechtelijk gezag)<br />
Kenmerken:<br />
- Executierechten opgeschort: zie art. 2 en art. 30 W.C.O.<br />
- Interest niet opgeschort<br />
- Termijnschulden worden niet opeisbaar<br />
§ 4. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING<br />
Wat: Een procedure voor particulieren die financiële problemen hebben en hun schulden niet langer<br />
kunnen betalen. (Zie art. 1675/2 tot 1675/19 Ger.W.)<br />
Samenloop: de beschikking van de rechter (art. 1675/7 § 1 Ger.W.)<br />
Wie: bewindvoerder = schuldbemiddelaar<br />
Vermogen: Alle handelingen van normaal vermogensbeheer blijven mogelijk (art. 1675/7 § 3 Ger.W.)<br />
Kenmerken:<br />
- Executierechten opgeschort (art. 1675/7, §1 en § 2 Ger.W.)<br />
- Interest opgeschort voor ALLE schuldeisers (art. 1675/7, § 1 Ger.W.)<br />
- Termijnschulden worden niet opeisbaar<br />
20
§ 5. ONTBINDING EN VEREFFENING VAN VENNOOTSCHAPPEN<br />
Wat: door ontbinding en vereffening wordt een einde gesteld aan de venn. ( art. 182-196 W. Venn.)<br />
Samenloop: ogenblik van het ontbindingsbesluit (cassatierechtspraak op basis van art. 190 W.Venn.)<br />
Wie: bewindvoerder = vereffenaar<br />
Vermogen: buitenbezitstelling - doelgebonden vermogen gericht op de vereffening<br />
Kenmerken:<br />
- Executierechten niet opgeschort, tenzij schending gelijkheidsbeginsel<br />
- Interest opgeschort<br />
- Termijnschulden worden niet opeisbaar<br />
PROCEDURE KENMERKEN<br />
Executierechten van de schuldeisers<br />
Interest<br />
Opeisbaarheid termijnschulden<br />
Faillissement 1. Executierechten (tijdelijk) opgeschort<br />
2. Interest opgeschort t.a.v. de boedel<br />
3. Opeisbaarheid termijnschulden<br />
Beslag 1. Executierechten niet opgeschort<br />
2. Interest niet opgeschort<br />
Gerechtelijke<br />
reorganisatie<br />
Collectieve<br />
schuldenregeling<br />
3. In beginsel enkel beslag mogelijk op grond van opeisbare schuldvordering<br />
1. Executierechten opgeschort voor alle schuldeisers in de opschorting<br />
2. Interest niet opgeschort<br />
3. Termijnschulden niet opeisbaar<br />
1. Executierechten opgeschort<br />
2. Interest opgeschort<br />
3. Termijnschulden niet opeisbaar<br />
Vereffening vennootschap 1. Executierechten niet opgeschort, mits respect voor gelijkheidsbeginsel<br />
2. Interest opgeschort t.a.v. de boedel<br />
3. Termijnschulden niet opeisbaar<br />
AFDELING 4. OPEENVOLGENDE SITUATIES VAN SAMENLOOP<br />
Het is mogelijk dat er verschillende situaties van samenloop elkaar opvolgen. We kunnen twee pistes<br />
onderscheiden:<br />
1) Kleine samenloop gevolgd door grote samenloop.<br />
Bv. beslag gevolgd door een faillissement of een collectieve schuldenregeling.<br />
Indien de beslagprocedure volledig voltooid is, zal deze geen effect meer kunnen hebben op de<br />
daaropvolgende grote samenloop.<br />
Wanneer het beslag niet voltooid is voor de grote samenloop, zullen de gevolgen van het beslag wel<br />
doorwerken:<br />
21
- relativiteit van onbeschikbaarheid door beslag: het beslag geldt enkel ten voordele van de<br />
schuldeisers die beslag hebben gelegd of verzet hebben<br />
- de niet-verdeelde opbrengst uit de beslagprocedure zal moeten worden overgedragen naar<br />
de grote samenloop (zie derdenbeslag gevolgd door faillissement - Cass. 23 april 2010)<br />
2) Grote samenloop gevolgd door grote samenloop<br />
Bv. een vereffening van een vennootschap gevolgd door het faillissement van deze vennootschap.<br />
In deze situatie speelt het fixatiebeginsel vanaf het ogenblik van de eerste situatie van samenloop, de<br />
rechten van de schuldeisers worden vastgelegd en die kunnen niet meer worden aangetast.<br />
Het is wel van belang om steeds de verschillende vormen van samenloop te onderscheiden, want<br />
vaak gelden er binnen elke procedure van samenloop technisch andere regels (vb. stel vereffening<br />
gevolgd door faillissement: boedelschulden binnen de vereffening, worden niet noodzakelijk<br />
boedelschulden binnen het faillissement. Maar let op: art. 37 WCO is uitzondering)<br />
22
DEEL II. ZEKERHEIDSRECHTEN (Les 3)<br />
HOOFDSTUK I. TOELICHTING BIJ HET BEGRIP ZEKERHEIDSRECHTEN<br />
AFDELING 1. DEFINITIE, DOEL EN KENMERKEN<br />
Definitie: Zekerheidsrechten zijn alle juridische mechanismen die erop gericht zijn om de betaling<br />
van de schuldvordering van de schuldeiser veilig te stellen, ongeacht hun aard of hun doelstelling<br />
Doel: ontsnappen aan één of meerdere nadelige gevolgen van de art. 7 en 8 Hyp.W., hetzij door de<br />
samenloop te vermijden, hetzij in geval van samenloop een bevoorrechte positie te verwerven, hetzij<br />
door in te grijpen in de bestuursbevoegdheid van de debiteur<br />
Zekerheidsrechten kunnen voortvloeien uit de wet of uit een overeenkomst.<br />
Let op: onderscheid met<br />
- “zekerheidsrechten geregeld in de wet”: d.w.z. alle zekerheidsrechten die een wettelijke<br />
regeling hebben<br />
- “nieuwe” zekerheidsrechten": d.w.z. alle zekerheidsrechten die niet geregeld zijn bij wet en<br />
ontstaan door overeenkomsten die partijen hebben gesloten<br />
Kenmerken zekerheidsovereenkomsten:<br />
- Accessoire of bijkomende overeenkomst - hangt af van hoofdovereenkomst<br />
- Ondergeschikte of subsidiaire overeenkomst - krijgt slechts uitwerking wanneer<br />
hoofdovereenkomst niet wordt voldaan<br />
- Publiciteit - omwille van de tegenstelbaarheid en de derdenbescherming<br />
- Eenzijdige overeenkomst (of eenzijdige wilsverklaring) - prestatie van zekerheidssteller<br />
AFDELING 2. TYPOLOGIE<br />
§ 1. VOORSTEL TOT CATALOGERING<br />
Klassieke tweedeling tussen zakelijke (tav zaak, bv. pand) en persoonlijke (tav persoon, bv. borg)<br />
zekerheidsrechten<br />
Explosie van nieuwe zekerheidsrechten > Uiterst versnipperd beeld > rechtsonzekerheid<br />
Bevoegdheid van partijen om op grond van het beginsel van de wilsautonomie naar believen nieuwe<br />
zekerheidsrechten te creëren - hoever kan men hierin gaan?<br />
§ 2. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN<br />
Bij persoonlijke zekerheden gaat het steeds om de "persoonlijke gehoudenheid" als zekerheid<br />
Twee soorten<br />
1. Positie van schuldeiser wordt versterkt door aan de samenloop te ontsnappen via mogelijkheid om<br />
vermogen van een derde aan te spreken. Vb. borgtocht, garantie, solidariteit<br />
Er bestaan verschillende gradaties in verbondenheid van de derde. Meestal contractueel, soms<br />
wettelijk. (vb. rechtstreekse vordering)<br />
23