05.09.2013 Views

Help, ik ben een ambtsdrager! (Ambtsdragerscursus CGK Haarlem)

Help, ik ben een ambtsdrager! (Ambtsdragerscursus CGK Haarlem)

Help, ik ben een ambtsdrager! (Ambtsdragerscursus CGK Haarlem)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

HELP, IK BEN EEN AMBTSDRAGER<br />

over het kerkenraadswerk in de praktijk<br />

Christelijke Gereformeerde Kerk<br />

<strong>Haarlem</strong>


BLOK I<br />

DE PLAATS VAN DE AMBTEN IN DE<br />

GEMEENTE


BLOK I - INHOUD<br />

1. KARAKTER EN DOEL VAN HET AMBT<br />

1.1 De ambten zijn gegeven door Christus<br />

1.2 Karakter van het ambt<br />

1.2.1 gezag van Christus<br />

1.2.2 dienend<br />

1.3 Doel van het ambt<br />

2. WELKE AMBTEN ZIJN ER?<br />

3. DE WEG NAAR HET AMBT<br />

3.1 Bijbelse vereisten voor ouderlingen en diakenen<br />

3.2 Verkiezing door de gem<strong>een</strong>te<br />

3.2.1 achtergrond<br />

3.2.2 praktisch<br />

3.2.3 periodieke aftreding<br />

3.3 Ondertekening van de belijdenis<br />

LITERATUUR BLOK I


-1-<br />

1. KARAKTER EN DOEL VAN HET AMBT<br />

1.1 De ambten zijn gegeven door Christus<br />

Als gereformeerde christenen weten we haast niet beter dan<br />

dat er ‘<strong>ambtsdrager</strong>s’ in de gem<strong>een</strong>te zijn. Ambts-dragers,<br />

dragers van het ambt van ouderling, of van het ambt van<br />

diaken of het ambt van dienaar des Woords. Dat zijn we zo<br />

gewend, dat er ambten in de gem<strong>een</strong>te zijn. Maar wist u, dat<br />

er <strong>een</strong> heleboel christenen zijn die het niet zo heb<strong>ben</strong> op het<br />

ambt? Ze zeggen: het ambt, dat is iets dat in het NT helemaal<br />

niet voorkomt, dat heeft de kerk later bedacht. In het NT lees<br />

je dat àlle gelovigen in de gem<strong>een</strong>te gaven van de Heilige Geest<br />

heb<strong>ben</strong> gekregen en dat de gem<strong>een</strong>te daardoor zèlf mondig<br />

genoeg is om de leiding van de Heilige Geest te volgen. Het is<br />

eigenlijk <strong>een</strong> bewijs van slecht geestelijk leven als er in de<br />

gem<strong>een</strong>te kennelijk <strong>een</strong> soort leiding nodig is die dan boven de<br />

gem<strong>een</strong>te zou moeten staan. Dat is <strong>een</strong> belemmering voor de<br />

gaven van de Geest die iedere gelovige voor zich gekregen<br />

heeft. En bovendien, ga het NT er maar op doorlezen, in het<br />

hele NT komt het woord 'ambt' niet voor. Dus hoezo:<br />

'<strong>ambtsdrager</strong>s'?<br />

Hoe komen wij er als gereformeerden eigenlijk bij om over<br />

ambten te spreken?<br />

Wat in ieder geval gereformeerd is, is om bij alles in de kerk te<br />

zoeken naar <strong>een</strong> bijbelse fundering. En als we dan in het NT<br />

gaan zoeken naar dingen over het ambt, dan blijkt dat het NT<br />

de záák van het ambt wel degelijk kent, ook al komt de naam<br />

'ambt' als aanduiding van het werk van ouderlingen en<br />

diakenen niet voor.<br />

Een paar voorbeelden:<br />

* In Hand.6:1-7 wordt verteld hoe de veelheid van<br />

werkzaamheden de apostelen dringt tot het uitbreiden<br />

van het aantal werkers in de gem<strong>een</strong>te. Naast het college<br />

van de twaalf apostelen, komt dat van 'de zeven', al<br />

weten we niet precies wat hun werk is geweest.<br />

* In Hand.11:30 komen we voor het eerst oudsten tegen<br />

als degenen die de opbrengst van de collecte in ontvangst<br />

nemen.<br />

* Uit Hand.14:23 blijkt dat Paulus en Barnabas in elke<br />

gem<strong>een</strong>te oudsten aanwezen.<br />

* In Hand. 15:2 lezen we dat Paulus en Barnabas zich om<br />

raad naar de apostelen en oudsten te Jeruzalem begeven.<br />

* In 1 Tim.5:17 lezen we: "De oudsten die goede leiding<br />

geven komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich<br />

beslasten met pred<strong>ik</strong>ing en onderricht".


-2-<br />

* In 1 Tim.3 wordt uitvoerig over de vereisten voor<br />

opzieners en diakenen gesproken, net als in Titus 1:5-9<br />

en Fil.1:1.<br />

Uit al deze teksten blijkt dat het NT de ambten kent. Het<br />

belangrijkste dat wij echter uit het NT leren is dat het de Here<br />

Jezus Zélf was die de ambten instelde. In Ef.4 zegt Paulus: "En<br />

Hij (dat is Christus) heeft zowel apostelen als profeten gegeven,<br />

zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te<br />

rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van<br />

Christus" (Ef.4:11,12). Het woordje 'en' heeft hier de betekenis<br />

van 'bovendien'. Naast de vele genadegaven aan iedere gelovige<br />

afzonderlijk heeft Christus bovendien <strong>ambtsdrager</strong>s gegeven.<br />

Een andere belangrijke tekst is Hand.20:28, waarin we<br />

lezen dat Paulus tot de oudsten van Efeze zegt: "Ziet dan toe op<br />

uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot<br />

opzieners gesteld heeft om de gem<strong>een</strong>te Gods te weiden". Dat<br />

hier de Heilige Geest wordt genoemd als Degene die de <strong>ambtsdrager</strong>s<br />

heeft gegeven in plaats van Christus, kan omdat de<br />

Heilige Geest en Christus nauw samenwerken, de Heilige<br />

Geest wordt ook wel genoemd: de Geest van Christus.<br />

Samenvattend: de Here Jezus heeft <strong>ambtsdrager</strong>s gegeven aan<br />

zijn gem<strong>een</strong>te. Dat wij over 'ambten' spreken, is niet omdat wij<br />

dat zelf uitgevonden heb<strong>ben</strong>, bijvoorbeeld om praktische<br />

redenen, maar omdat wij daarin Christus' zorg voor zijn<br />

gem<strong>een</strong>te erkennen. Wat moeilijk gezegd: Het ambt komt niet<br />

van <strong>ben</strong>eden maar van boven, van Christus.<br />

1.2 Karakter van het ambt<br />

1.2.1 Gezag van Christus<br />

Als we zeggen dat we in de ambten Christus' zorg voor zijn<br />

gem<strong>een</strong>te erkennen, dan moet dat iets verder uitgelegd<br />

worden.<br />

Als eerste moeten we zeggen dat Christus alléén de kerk<br />

regeert. Christus heeft alle macht en heerschappij over zijn<br />

gem<strong>een</strong>te. Hij Zelf regeert haar, weidt haar, verzorgt haar en<br />

beschermt haar. Maar Hij doet dat op zó'n wijze, dat Hij<br />

hiervoor mensen gebru<strong>ik</strong>t. De Here Jezus regeert en weidt zijn<br />

gem<strong>een</strong>te door middel van mensen die Hij hiertoe roept.<br />

Er loopt dus <strong>een</strong> rechtstreekse lijn van <strong>ambtsdrager</strong>s naar de<br />

Here Jezus Zelf. Dit blijkt ook uit teksten als Math.10:40: "Wie<br />

u ontvangt, ontvangt Mij.." en Luc.10:16: "Wie naar u hoort,<br />

hoort naar Mij ...". Ambtsdragers zijn gezanten van Christus en<br />

zij mogen handelen in zijn naam. Vandaar dat de Bijbel ook<br />

kan spreken over gehoorzaamheid van de gem<strong>een</strong>te aan de


-3-<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s (1 Kor.16:16, 1 Thess.5:12,13, 1 Tim.5:17,<br />

Hebr.13:17). Het ambt brengt gezag met zich mee en daar mag<br />

de gem<strong>een</strong>te ook op aangesproken worden.<br />

Maar daar moet wel iets bij gezegd worden: <strong>ambtsdrager</strong>s<br />

heb<strong>ben</strong> g<strong>een</strong> gezag in zichzelf. Het gezag van <strong>ambtsdrager</strong>s is<br />

het gezag van Christus. Het is het gezag van Iemand anders,<br />

van Christus, waar <strong>ambtsdrager</strong>s gebru<strong>ik</strong> van mogen maken.<br />

Dat betekent twee dingen: je hebt als <strong>ambtsdrager</strong> g<strong>een</strong> gezag<br />

vanwege iets in jezelf waar je trots op zou kunnen zijn, en ten<br />

tweede: het geldt ook all<strong>een</strong> maar zolang je handelt in Zijn<br />

naam! En daarom is de gehoorzaamheid van de gem<strong>een</strong>te<br />

nooit onderwerping zonder meer. De gem<strong>een</strong>te moet de<br />

<strong>ambtsdrager</strong> toetsen of hij niet in strijd handelt met het Woord<br />

van God.<br />

1.2.2 Dienend<br />

Een tweede karaktertrek van het ambt is dat het dienend van<br />

aard is. Zoals gezegd kent het NT het woord 'ambt' als<br />

aanduiding van het werk van ouderlingen en diakenen niet. In<br />

plaats daarvan gebru<strong>ik</strong>t het NT het woord 'dienst' als<br />

aanduiding voor zowel het ambtelijke werk als al het andere<br />

werk in de gem<strong>een</strong>te. Dienst is de enige manier waarop het<br />

ambt in de kerk kan worden uitgeoefend. Daarom wordt vaak<br />

gesproken van 'ambtelijke dienst' of 'ambtelijke bediening'.<br />

In het bijbelse woord diakonia, dienst, klinkt mee de<br />

persoonlijke inzet voor de naaste. Een diakonos was eigenlijk<br />

<strong>een</strong> tafeldienaar, d.w.z. hij re<strong>ik</strong>te aan tafel het eten aan en<br />

droeg zo zorg voor het levensonderhoud van de ander. Het<br />

ambt als diakonia laat voor de <strong>ambtsdrager</strong> maar één weg<br />

open: die van de navolging van Christus. Christus heeft zijn<br />

eigen leven als één grote dienst verstaan. Hij nam de gestalte<br />

aan van <strong>een</strong> dienstknecht en gaf zijn leven in dienst van de<br />

naaste. Daarom kan ambtsdienst in Christus' naam nooit<br />

anders dan in de vorm van dienstverlening plaatsvinden (zie<br />

Joh.12:26, 13:14).<br />

1.3 Doel van het ambt<br />

We zagen dat Christus de ambten gaf. In Ef.4:11,12 lezen we<br />

ook het doel daarvan: "om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon,<br />

tot opbouw van het lichaam van Christus". Het doel van<br />

het werk van <strong>ambtsdrager</strong>s is niet om de gem<strong>een</strong>te het werk<br />

uit handen te nemen, maar om de gem<strong>een</strong>te juist actief te<br />

maken. Het woord dat Paulus in het Grieks voor 'toerusten'<br />

gebru<strong>ik</strong>t, betekent zoveel als 'iemand iets geven, waardoor hij<br />

ten volle kan functioneren'. Daaruit blijkt dat het de taak van<br />

de <strong>ambtsdrager</strong>s is om aan de gelovigen datgene aan te


-4-<br />

re<strong>ik</strong>en, waardoor zij als leden van het lichaam kunnen<br />

functioneren. Christus gaf de <strong>ambtsdrager</strong>s om de gelovigen<br />

toe te rusten, gesch<strong>ik</strong>t te maken voor de opbouw van de<br />

gem<strong>een</strong>te.<br />

Ook in Ef.4:16 zegt Paulus iets over de taak van<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s. Hij spreekt daar over de gem<strong>een</strong>te die bij<strong>een</strong>gehouden<br />

wordt door de dienst van al zijn 'geledingen'. Het<br />

Griekse woord dat Paulus hier gebru<strong>ik</strong>t heeft de betekenis van<br />

'pees'. Paulus zegt dat de pezen het lichaam bij elkaar moeten<br />

houden, terwijl elk lid op eigen wijze meewerkt aan de opbouw<br />

van het lichaam. Met die pezen bedoelt Paulus de <strong>ambtsdrager</strong>s.<br />

De <strong>ambtsdrager</strong>s zijn gegeven om de verschillende gaven<br />

in de gem<strong>een</strong>te te coördineren, om ze op één doel te richten:<br />

de opbouw van het lichaam.<br />

Als je het zo bekijkt, en dan kom <strong>ik</strong> nog even terug op wat <strong>ik</strong><br />

helemaal aan het begin zei; heb<strong>ben</strong> die mensen nou gelijk die<br />

zeggen dat het ambt eigenlijk <strong>een</strong> bedreiging is voor de gaven<br />

die iedere gelovige van de Heilige Geest heeft gekregen? Als je<br />

hoort wat Paulus in Ef.4 zegt over het ambt, dan merk je dat<br />

het ambt de gaven van de Geest helemaal niet bedreigt. Het<br />

ambt is er juist voor bedoeld om de gaven die ieder<br />

gem<strong>een</strong>telid gekregen heeft te activeren en te coördineren!<br />

2. WELKE AMBTEN ZIJN ER?<br />

Art<strong>ik</strong>el 2 van onze kerkorde noemt drie ambten: het ambt van<br />

dienaar des Woords, van ouderling en van diaken. We moeten<br />

echter constateren dat wij deze drie ambten zoals de kerkorde<br />

daarover spreekt niet zonder meer in het NT terugvinden. De<br />

dominee, zoals wij die kennen, komt in de apostolische kerk<br />

niet voor. Ook onze ouderling vinden wij niet zonder meer<br />

terug. Volgens het NT waren alle oudsten bv. ook leer-ouderlingen<br />

(zie Hand.20:28-31, 1 Tim.3:2, 1 Tim.5:17, Tit.1:9). Hoe<br />

de diakenen precies in de apostolische kerk gefunctioneerd<br />

heb<strong>ben</strong> is moeilijk te achterhalen. Paulus zegt in 1 Tim.3 wel<br />

aan welke vereisten zij moeten voldoen, maar spreekt niet<br />

duidelijk over hun taak.<br />

Wanneer wij het NT lezen, komen we met <strong>een</strong> grote<br />

hoeveelheid van ambtelijke en niet-ambtelijke diensten in<br />

aanraking.<br />

- In het boek Handelingen komen we tegen:<br />

- apostelen (o.a. 1:13, 2:42, 4:33, 5:12)<br />

- oudsten (11:30, 14:23, 15:2, 15:4-23, 16:4)<br />

- profeten (13:1-3)<br />

- leraars (13:1-3)


-5-<br />

- In de brieven van Paulus vinden we:<br />

- profeten (Rom.12:7, 1 Kor.12:10,28, Ef.4:11)<br />

- leraars (Rom.12:7, 1 Kor.12:28, Ef.4:11)<br />

- onderwijzers (Gal.6:16, Rom.12:7)<br />

- evangelisten (Ef.4:11, 2 Tim.4:5)<br />

- onderlinge dienstverleners (Rom.12:7)<br />

- helpers (1 Kor.12:29)<br />

- regeerders (Rom.12:8, 1 Thess.5:12, 1 Tim.5:17, 1<br />

Kor.12:28)<br />

- uitdelers van de gave van vertroosting en vermaning<br />

(Rom.12:7, 1 Thess.5:12, 1 Kor.12:8)<br />

- Verder spreekt Paulus over:<br />

- krachten (1 Kor.12:10,28)<br />

- gaven van genezing (1 Kor.12:9,18)<br />

- tongentaal (1 Kor.12:10,28)<br />

- uitlegging daarvan (1 Kor.12:10,28)<br />

- onderscheiden van geesten (1 Kor.12:10)<br />

- voorgangers (Hebr.13:7,17)<br />

- opzieners (Fil.1:1, 1 Tim.3:2, Tit.1:7)<br />

- oudsten (1 Tim.5:17,19, Tit.1:5)<br />

- herders (Ef.4:11)<br />

- diakenen (Fil.1:1, 1 Tim.3:8,12)<br />

We zien dat er zowel gaven genoemd worden, als mensen die<br />

de gaven ontvangen heb<strong>ben</strong>. Prof. Velema zegt hierover: "Er is<br />

<strong>een</strong> breed spectrum van gaven waarmee de leden elkaar mogen<br />

dienen. Dat er ambten zijn, is onmiskenbaar. Dat er gaven zijn<br />

is even onmiskenbaar. Dat niet elke gave als ambt dienstbaar<br />

gemaakt wordt is even onmiskenbaar. We zullen ook eerlijk<br />

moeten zeggen dat de drie ambten die wij kennen niet zonder<br />

meer teruggaan op het NT. We bedoelen hiermee niet te zeggen<br />

dat ze t.o.v. het NT niet gelegitimeerd kunnen worden. Dat lijkt<br />

ons stellig wel het geval te zijn. Het betekent wel, dat het<br />

plaatje er in het NT ingew<strong>ik</strong>kelder heeft uitgezien, dan wat<br />

daarvan bij ons is overgekomen" (Inleiding in de diakoniologie<br />

(coll.dictaat), blz.31).<br />

Hoe komen we dan wel aan onze drie ambten? De drie ambten<br />

zoals onze kerkorde die kent, zijn niet los te zien van<br />

beslissingen die men in de Reformatie heeft genomen. Het is<br />

de verdienste van de reformatoren, vooral van Bucer en<br />

Calvijn, geweest, dat zij in de veelheid van diensten drie<br />

fundamentele diensten heb<strong>ben</strong> herkend die de gem<strong>een</strong>te van<br />

Christus altijd nodig heeft: de pred<strong>ik</strong>ing, de herderlijke<br />

regering en het barmhartigheidswerk.<br />

En het is in het voetspoor van deze reformatoren dat de<br />

gereformeerde kerken heb<strong>ben</strong> gezegd: wij gaan uit van deze<br />

drie ambten:


-6-<br />

1. het ambt van dienaar des Woords<br />

2. het ambt van ouderling<br />

3. het ambt van diaken.<br />

Tussen deze ambten bestaat naar gereformeerd principe g<strong>een</strong><br />

onderscheid in rangorde, all<strong>een</strong> in dienstbetoon (Art.2 AKS<br />

NGK).<br />

3. DE WEG NAAR HET AMBT<br />

3.1 Bijbelse vereisten voor ouderlingen en diakenen<br />

In 1 Tim. 3:1-13 wordt uitvoerig over de vereisten voor<br />

ouderlingen en diakenen gesproken. Voor de ouderlingen is<br />

ook te noemen Titus 1:5-9.<br />

1 Tim. 3:1-7 (ouderlingen):<br />

"Dit is <strong>een</strong> betrouwbaar woord: indien iemand staat naar het<br />

opzienersambt, dan begeert hij <strong>een</strong> voortreffelijke taak. Een<br />

opziener dan moet zijn onbesproken, de man van één vrouw,<br />

nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te<br />

onderwijzen, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, maar<br />

vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig, <strong>een</strong> goed bestierder<br />

van zijn eigen huis, die met alle waardigheid zijn kinderen<br />

onder tucht houdt; indien echter iemand zijn eigen huis niet<br />

weet te bestieren, hoe zal hij voor de gem<strong>een</strong>te Gods zorgen?<br />

Hij mag niet <strong>een</strong> pas bekeerde zijn, opdat hij niet door<br />

opgeblazenheid in het oordeel des duivels valle. Hij moet ook<br />

gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden, opdat hij niet in<br />

opspraak kome en in <strong>een</strong> str<strong>ik</strong> des duivels valle."<br />

Tit.1:5-9 (ouderlingen):<br />

"Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij...in<br />

alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen, die<br />

onberispelijk zijn, één vrouw heb<strong>ben</strong>, die gelovige kinderen<br />

heb<strong>ben</strong>, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van<br />

g<strong>een</strong> tucht willen weten. Want <strong>een</strong> opziener moet onberispelijk<br />

zijn als <strong>een</strong> beheerder van het huis Gods, niet aanmatigend,<br />

niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op<br />

oneerlijke winst uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is,<br />

bezadigd, rechtvaardig, vroom, ingetogen, zich houdende aan<br />

het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te<br />

vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te<br />

weerleggen."<br />

1 Tim.3:13 (diakenen):<br />

"Evenzo moeten de diakenen waardig zijn, niet met twee tongen<br />

sprekende, niet verzot op veel wijn, niet op winstbejag uit, maar<br />

het geheimenis des geloofs bewarend in <strong>een</strong> rein geweten.<br />

Laten ook dezen eerst op de proef gesteld worden, om daarna,


-7-<br />

als zij onberispelijk blijken, hun dienst te vervullen. Evenzo<br />

moeten hun vrouwen zijn: waardig, g<strong>een</strong> kwaadspreeksters,<br />

nuchter, betrouwbaar in alles. Diakenen moeten mannen van<br />

één vrouw zijn, hun kinderen en hun eigen huis goed bestieren.<br />

Want zij die hun dienst goed heb<strong>ben</strong> vervuld, verwerven zich<br />

<strong>een</strong> ereplaats en veel vrijmoedigheid om te speken door het<br />

geloof in Christus Jezus."<br />

3.2 Verkiezing door de gem<strong>een</strong>te<br />

3.2.1 principieel<br />

Christus geeft de <strong>ambtsdrager</strong>s, dat heb<strong>ben</strong> we gezien. Maar<br />

dit betekent niet dat de gem<strong>een</strong>te bij de weg naar het ambt<br />

volledig is uitgeschakeld. Ambtsdragers worden niet uit de<br />

hemel in de gem<strong>een</strong>te gedropt.<br />

Wij zien al in Handelingen dat de gem<strong>een</strong>te wordt ingeschakeld<br />

wanneer er <strong>ambtsdrager</strong>s moeten komen:<br />

* In Hand.1:12-26 wordt de verkiezing van de apostel<br />

Matthias verteld. De apostelen voorzien niet zelf in de<br />

vacature van Judas, maar zij betrekken de broeders<br />

erbij. Het zijn de broeders die tot het formeren van <strong>een</strong><br />

tweetal komen, waaruit vervolgens door het lot Matthias<br />

wordt aangewezen.<br />

* In Hand.6:1-8 zetten de apostelen de vereisten uit<strong>een</strong><br />

waaraan de zeven mannen die gekozen moeten worden<br />

moeten voldoen, maar de gem<strong>een</strong>te moet uitzien naar<br />

gesch<strong>ik</strong>te broeders en vervolgens tot <strong>een</strong> verkiezing<br />

komen.<br />

* Wanneer we in Hand.14:13 lezen dat Paulus en<br />

Barnabas oudsten in elke gem<strong>een</strong>te aanwezen, hoeft dit<br />

niet te betekenen dat de gem<strong>een</strong>ten door hen werden<br />

uitgeschakeld. De gelovigen heb<strong>ben</strong> gebeden en gevast<br />

(:23), zij waren dus bij de aanstelling betrokken.<br />

Uit wat Paulus in zijn brieven zegt, blijkt dat de plaats die<br />

iemand in de gem<strong>een</strong>te mag innemen teruggaat op de gave van<br />

de Heilige Geest, het charisma, dat hem geschonken is (zie 1<br />

Kor.12). Dat geldt ook voor de <strong>ambtsdrager</strong>s (:28). Uit de<br />

vereisten voor het ambt blijkt dat <strong>ambtsdrager</strong>s mensen<br />

moeten zijn die goed bekend staan bij de gelovigen en de<br />

samenleving, en dat zij bijzondere gaven moeten heb<strong>ben</strong> om te<br />

kunnen onderwijzen en te regeren. De taak van de gem<strong>een</strong>te is<br />

nu om deze bijzondere bekwaamheid, deze gaven van de<br />

Geest, op te merken. Het is dus heel bijbels als de kerkeraad<br />

de gem<strong>een</strong>te vraagt om namen van broeders die men gesch<strong>ik</strong>t<br />

vindt voor het ambt. De kerkenraad honoreert daarin dat de<br />

gem<strong>een</strong>te de gave van de Geest heeft en in staat is hierover te


-8-<br />

oordelen. Ook de verkiezing staat in dit licht. De gem<strong>een</strong>te<br />

spreekt dan uit wie naar haar oordeel het meest bekwaam is.<br />

Via dit opmerken en verkiezen van de gem<strong>een</strong>te geeft Christus<br />

de <strong>ambtsdrager</strong>s. Het bevestigingsformulier voor ouderlingen<br />

en diakenen brengt dit prachtig onder woorden wanneer<br />

daarin gevraagd wordt: 'Bent u ervan overtuigd, dat God Zelf u<br />

door zijn gem<strong>een</strong>te tot deze heilige dienst geroepen heeft?'<br />

3.2.2 praktisch<br />

God roept tot het ambt door middel van de gem<strong>een</strong>te. Hoe<br />

heb<strong>ben</strong> we dat principe in onze kerken nou praktisch<br />

vormgegeven?<br />

In art. 22 K.O. lezen we:<br />

"De ouderlingen worden uit <strong>een</strong> voordracht van de kerkenraad<br />

met medewerking van de gem<strong>een</strong>te verkozen,<br />

doordat <strong>een</strong> aantal, dubbel zo groot als het te verkiezen<br />

aantal, aan de gem<strong>een</strong>te wordt voorgesteld, waarvan zij<br />

verkiest zoveel er nodig zijn, waarna de gekozenen, als zij<br />

door haar zijn geapprobeerd, onder aanroeping van de<br />

Naam des Heren volgens het daarvoor bestemde formulier<br />

worden bevestigd".<br />

En in art. 24 K.O.:<br />

"Op dezelfde wijze als omschreven in art. 22, heeft ook de<br />

verkiezing, approbatie en bevestiging van diakenen<br />

plaats".<br />

Art. 22 spreekt van <strong>een</strong> verkiezing 'met medewerking van de<br />

gem<strong>een</strong>te uit <strong>een</strong> voordracht van de kerkenraad'. Zowel de<br />

kerkenraad als de gem<strong>een</strong>te heb<strong>ben</strong> dus met die verkiezing te<br />

maken. Dat klinkt misschien logisch, maar er zit <strong>een</strong><br />

principiële keuze achter. Er waren mensen die de verkiezing<br />

van <strong>ambtsdrager</strong>s helemaal wilden losmaken van het ambt.<br />

De gem<strong>een</strong>te kon toch zelf bij meerderheid van stemmen wel<br />

uitmaken wie ze wilde kiezen? Daartegen heb<strong>ben</strong> de gereformeerde<br />

kerken altijd volgehouden dat de kerkenraad <strong>een</strong><br />

eigen verantwoordelijkheid draagt om toe te zien dat de verkiezing<br />

naar Gods Woord plaats vindt. De kerkenraad heeft<br />

bijvoorbeeld te oordelen of iemand besch<strong>ik</strong>t over de vereisten<br />

die nodig zijn tot het ambt. Ook kunnen er bezwaren zijn om<br />

iemand kandidaat te stellen die wel bij de kerkenraad bekend<br />

zijn, maar niet bij de leden.<br />

Toch wilden de gereformeerde kerken vasthouden aan het<br />

bijbelse principe dat de gem<strong>een</strong>te betrokken is bij de<br />

verkiezing van <strong>ambtsdrager</strong>s. Zij vonden het bijbels principe<br />

het best vertegenwoordigd bij <strong>een</strong> samenwerking tussen


-9-<br />

kerkenraad en gem<strong>een</strong>te. De manier waarop die samenwerking<br />

vorm kreeg verschilde nog wel <strong>een</strong>s:<br />

1. de kerkenraad verkoos de <strong>ambtsdrager</strong>s en die werden<br />

ter goedkeuring aan de gem<strong>een</strong>te voorgesteld,<br />

2. de gem<strong>een</strong>te zorgde door <strong>een</strong> vrije stemming voor <strong>een</strong><br />

hele rij namen en de kerkenraad koos daaruit de meest<br />

gesch<strong>ik</strong>te,<br />

3. (zoals in de Nederlandse kerken gebru<strong>ik</strong> is geworden): de<br />

kerkenraad stelt <strong>een</strong> dubbelgetal, waarvan de gem<strong>een</strong>te<br />

de helft kan kiezen. Vooraf is de gem<strong>een</strong>te in de gelegenheid<br />

namen in te dienen van mensen die men gesch<strong>ik</strong>t<br />

acht voor het ambt.<br />

De hele weg naar het ambt op <strong>een</strong> rijtje:<br />

1. De kerkenraad vraagt de gem<strong>een</strong>te om namen.<br />

2. De binnengekomen namen vormen het eerste deel van de<br />

groslijst. Bij bespreking op de kerkenraad kunnen daar<br />

namen aan toegevoegd worden of (bij gewichtige redenen)<br />

vanaf gehaald worden.<br />

3. Dan volgt de stemming op de kerkenraad om tot <strong>een</strong><br />

dubbel getal te komen. Hierbij moet door de kerkenraad<br />

allereerst gelet worden op de vereisten voor het ambt<br />

zoals ze in de bijbel genoemd worden. Verder zal<br />

geprobeerd worden de meest gesch<strong>ik</strong>te mensen te vinden.<br />

Het stellen van <strong>een</strong> dubbel getal moet zorgvuldig<br />

gebeuren en de kerkenraad moet er van uitgaan dat alle<br />

kandidaten, zonder onderscheid, gesch<strong>ik</strong>t zijn voor het<br />

ambt. Het moet dus niet zo zijn dat er maar <strong>een</strong> aantal<br />

serieuze kandidaten zijn en er vervolgens namen bij<br />

gezocht worden om het getal vol te maken. De stemming<br />

op de kerkenraad moet schriftelijk plaatsvinden, om het<br />

gevaar van overheersing van elkaar te vermijden.<br />

4. Na het bekendmaken van het dubbele getal volgt de<br />

stemming op de gem<strong>een</strong>tevergadering. Gekozen zijn<br />

degenen, die meer dan de helft van het aantal geldig<br />

uitgebrachte stemmen heb<strong>ben</strong>. Bij <strong>een</strong> even getal is dit<br />

de helft +1 en bij <strong>een</strong> oneven getal de helft +½. Elke gem<strong>een</strong>te<br />

hoort <strong>een</strong> eigen regeling voor de stemmingsvergadering<br />

te heb<strong>ben</strong> waarin dingen geregeld zijn als: wanneer<br />

is <strong>een</strong> stem ongeldig, hoe gaat het als er twee <strong>een</strong><br />

gelijk aantal stemmen heb<strong>ben</strong>, hoe gaat het met schriftelijke<br />

stemmen, etc. en dit reglement hoort ook bij de<br />

gem<strong>een</strong>te bekend te zijn. Degenen die verkozen zijn door<br />

de gem<strong>een</strong>te zijn tegelijk <strong>ben</strong>oemd door de kerkenraad.<br />

5. Nu volgt de approbatie (= goedkeuring) door de<br />

gem<strong>een</strong>te, d.w.z. hun namen worden twee maal<br />

achter<strong>een</strong>volgens aan de gem<strong>een</strong>te voorgelezen, waarna<br />

de gem<strong>een</strong>te ruimte heeft om bezwaren in te dienen. Dit<br />

moeten gegronde bezwaren zijn tegen leer of leven van de


-10-<br />

verkozenen. Dit recht komt niet all<strong>een</strong> de stemgerechtigde<br />

leden toe, maar ook de doopleden. Worden er<br />

g<strong>een</strong> gegronde bezwaren ingediend, dan heeft de<br />

gem<strong>een</strong>te daarmee haar goedkeuring aan de <strong>ben</strong>oeming<br />

gegeven.<br />

7. Bevestiging is de openlijke vastmaking van <strong>een</strong><br />

<strong>ambtsdrager</strong> aan het werk in de gem<strong>een</strong>te. In het daarbij<br />

gebru<strong>ik</strong>te formulier wordt gewezen op de ambtelijke<br />

plichten en door de beantwoording van de vragen<br />

'verbindt' hij zich tot het nakomen daarvan. De bevestiging<br />

is iets anders dan de RK-ordening, waarbij iemand<br />

van de leken wordt afgezonderd en voorgoed wordt opgenomen<br />

in de geestelijke stand. Ouderlingen en diakenen<br />

worden in de gereformeerde kerken voor <strong>een</strong> bepaalde<br />

tijd gekozen, en aan het einde van die periode treden zij<br />

af. Wanneer zij afgetreden zijn, staan zij precies gelijk<br />

met alle andere leden van de gem<strong>een</strong>te. Wordt <strong>een</strong><br />

ouderling of diaken opnieuw gekozen, dan is dit <strong>een</strong><br />

nieuwe roeping die <strong>een</strong> nieuwe bevestiging inhoudt.<br />

3.2.3 periodieke aftreding<br />

Nog even iets nu we het over aftreden na <strong>een</strong> bepaalde periode<br />

heb<strong>ben</strong>; dit principe is ook in de kerkorde vastgelegd, en<br />

wordt genoemd 'periodieke aftreding'. We lezen erover in art.<br />

27 K.O.:<br />

"De ouderlingen en diakenen dienen naar plaatselijke<br />

regeling twee of meer jaren, terwijl elk jaar <strong>een</strong> evenredig<br />

deel aftreedt. De aftredenden worden door andere<br />

vervangen, tenzij de toestand en het belang van <strong>een</strong> kerk<br />

<strong>een</strong> herkiezing raadzaam maken."<br />

Niet alle kerken van de Reformatie dachten over de diensttijd<br />

van ouderlingen en diakenen hetzelfde. Er waren er die m<strong>een</strong>den<br />

dat ouderlingen en diakenen voor hun leven gekozen<br />

moesten worden. Zo werd o.m. aangevoerd dat men nergens in<br />

de bijbel leest dat de apostelen maar voor <strong>een</strong> bepaalde tijd<br />

ouderlingen aanstelden, maar wel dat Paulus juist de<br />

ouderlingen in Efeze vermaant dat zij de dienst niet mochten<br />

verlaten.<br />

Toch heb<strong>ben</strong> de Nederlandse Gereformeerde Kerken vanaf het<br />

begin als regel aangenomen dat er periodieke aftreding moest<br />

zijn. Zij gingen hierbij in het voetspoor van Calvijn. Calvijn<br />

achtte aftreden na <strong>een</strong> bepaalde tijd nodig om drie redenen:<br />

a. opdat hiërarchie in de kerk zou worden voorkomen,<br />

b. opdat de invloed van de gem<strong>een</strong>te op de regering van de<br />

kerk zou worden versterkt,<br />

c. opdat de gaven in de gem<strong>een</strong>te zoveel mogelijk tot openbaring<br />

zouden komen.


-11-<br />

Hiernaast hadden de eerste Nederlandse synoden vooral<br />

praktische redenen waarom zij het tijdelijk dienen van ouderlingen<br />

en diakenen wenselijk achtten. Als praktische reden<br />

noemden zij o.a. dat <strong>een</strong> trouwe vervulling van het ambt soms<br />

moeilijk gaat zonder schade voor het dagelijkse beroep en<br />

nadeel voor het gezin. Daar kwam bij dat het leven van m.n.<br />

ouderlingen in vervolgingstijd in gevaar was, zodat de kerken<br />

vonden dat ze deze zware last niet altijd mochten leggen op<br />

dezelfde schouders.<br />

3.3 Ondertekening van de belijdenis<br />

De laatste stap op de weg naar het ambt, na de verkiezing en<br />

de bevestiging, is de ondertekening van de belijdenis. In art.<br />

53 K.O. staat:<br />

"Insgelijks (net als de dienaren des Woords en de hoogleraren,<br />

art. 52) zullen ook de ouderlingen en diakenen bij<br />

de aanvaarding van hun ambt, in <strong>een</strong> vergadering van de<br />

kerkeraad, hun instemming betuigen met de drie<br />

formulieren van enigheid door ondertekening van het voor<br />

hen bestemde verbindingsformulier.".<br />

Op de eerste kerkenraadsvergadering na de bevestiging wordt<br />

van de nieuwe <strong>ambtsdrager</strong>s verwacht dat ze hun instemming<br />

met de belijdenis betuigen door <strong>een</strong> formulier te ondertekenen.<br />

Met de ondertekening verklaart men:<br />

1. te geloven dat de leer van de kerk, zoals die in de<br />

belijdenis van de kerk vervat is met Gods Woord<br />

over<strong>een</strong>komt<br />

2. deze leer ijverig te zullen leren en getrouw voor te staan<br />

3. alle dwalingen te verwerpen, weerleggen en bestrijden<br />

4. evt. afwijkende gevoelens ten opzichte van de leer van de<br />

kerk langs kerkelijke weg kenbaar te zullen maken<br />

5. te handelen naar de geldende kerkorde.<br />

Literatuur:<br />

Bucer, M.,Over de ware zielzorg (vert.: H.J. Selderhuis), Kampen<br />

1991<br />

Dijk, J.H. van, 'De ambten' in: Liefde voor Gods Kerk,<br />

H.J.Selderhuis, J. Westerink (red.), Leiden 1995<br />

Hendr<strong>ik</strong>s, A.N., 'De plaats en de betekenis van de ambten in de<br />

gem<strong>een</strong>te' in: A.N. Hendr<strong>ik</strong>s, Die alles in allen volmaakt, <strong>Haarlem</strong><br />

1990<br />

Trimp, C., Inleiding in de ambtelijke vakken, Kampen 1989


AANTEKENINGEN BIJ BLOK I


BLOK II<br />

HET WERK VAN DE OUDERLING


BLOK II - INHOUD<br />

1. NIEUWTESTAMENTISCHE GEGEVENS IN VERBAND MET<br />

DE OUDERLING<br />

2. TAKEN VAN DE OUDERLING<br />

3. ENKELE PRAKTISCHE DINGEN IN VERBAND MET HET<br />

AMBT VAN OUDERLING<br />

3.1 Ouderlingen met bijzondere opdracht<br />

3.1.1 de jeugdouderling<br />

3.1.2 de scriba<br />

3.2 Huisbezoek<br />

3.2.1 hoe doe je dat?<br />

3.2.2 het huisbezoekverslag op de kerkenraad<br />

3.3 Bijzondere taken van de ouderling<br />

3.3.1 ouderling van dienst<br />

3.3.2 preeklezen<br />

LITERATUUR BLOK II


-1-<br />

1. NIEUWTESTAMENTISCHE GEGEVENS IN VERBAND MET DE<br />

OUDERLING<br />

De NTe woorden voor ouderling zijn episcopos (opziener) en<br />

presbyter (oudste). Deze twee worden synoniem gebru<strong>ik</strong>t.<br />

Een belangrijke tekst voor het werk van de opziener of oudste<br />

is Hand. 20:28: "Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde,<br />

waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de<br />

gem<strong>een</strong>te Gods te weiden, die Hij door het bloed van zijn Eigene<br />

verworven heeft". Uit deze tekst kunnen we als centrale term<br />

voor het werk van de oudste afleiden: het weiden van de<br />

kudde. Daarmee zitten we midden in <strong>een</strong> Bijbels beeld: dat<br />

van de herder. De herder zorgt voor de kudde, verzorgt<br />

gewonde schapen, jaagt roofdieren weg en leidt de kudde naar<br />

'grazige weiden'. Het beeld van de herder kom je in de Bijbel<br />

tegen van God (Ps.23), maar ook van mensen die namens Hem<br />

'herder' mogen zijn voor het volk (Ez.34). In Joh.10 lezen we<br />

dat Jezus de Goede Herder is. Het weiden van de kudde dat<br />

de oudsten mogen doen gebeurt in zijn naam.<br />

Het weiden vindt plaats doordat de ouderlingen toezien op<br />

zichzelf en de gehele kudde. Daarom wordt <strong>een</strong> oudste ook<br />

'opziener' genoemd. De woorden 'toezien' en 'opziener' spreken<br />

van het leidinggeven aan de gem<strong>een</strong>te. Maar ook van het verzorgen<br />

van de gem<strong>een</strong>te. Toezien op de gem<strong>een</strong>te is <strong>een</strong> omzien<br />

naar de gem<strong>een</strong>te.<br />

Over het weiden van de kudde spreekt ook 1 Petr.5:1-5.<br />

Petrus zegt daar de oudsten iets over de manier waarop dat<br />

weiden moet gebeuren; ouderlingen heb<strong>ben</strong> gezag, maar<br />

moeten in ootmoed dat gezag uitoefenen: "De oudsten onder u<br />

vermaan <strong>ik</strong> dan...: hoedt de kudde Gods die bij u is, niet<br />

gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet<br />

uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als<br />

heerschappij voerend over hetg<strong>een</strong> u ten deel gevallen is, maar<br />

als voorbeelden der kudde. En wanneer de opperherder verschijnt,<br />

zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid<br />

verwerven. Evenzo gij, jongeren, onderwerpt u aan de oudsten."<br />

Op twee plaatsen spreekt Paulus over de voorwaarden om<br />

ouderling te mogen zijn: 1 Tim. 3:2-7 en Tit.1:6-9. Het gaat<br />

vooral om de voorwaarde van het onbesproken en<br />

onberispelijk zijn. Paulus wil ermee zeggen dat <strong>een</strong> oudste in<br />

g<strong>een</strong> enkel opzicht iemand mag zijn die anderen <strong>een</strong> argument<br />

in handen geeft om zich tegen het evangelie en tegen de gem<strong>een</strong>te<br />

te keren. Wat verder opvalt is de gesch<strong>ik</strong>theid om de<br />

christelijke leer te onderwijzen en te verdedigen. De ouderling<br />

moet 'bekwaam zijn om te onderwijzen' 1 Tim.3:2 en hij moet


-2-<br />

'vasthouden aan het betrouwbare woord over<strong>een</strong>komstig de<br />

leer, opdat hij ook in staat is te vermanen op grond van de<br />

gezonde leer', Tit.1:9. Kortom: <strong>een</strong> ouderling moet de Schriften<br />

kennen! Dat is echt noodzakelijk. Hoe wil je ooit de gem<strong>een</strong>te<br />

leiden, vertroosten en vermanen, wanneer je zelf het Woord<br />

van God niet kent?<br />

Enkele NTe woorden voor het werk van <strong>een</strong> ouderling:<br />

- weiden (poimainein): het weiden bedoelt de gem<strong>een</strong>te te<br />

doen leven bij het heil in Christus en haar daarbij te<br />

bewaren<br />

- omzien naar (episkopein): het wakend en zorgend leiding<br />

geven aan de gem<strong>een</strong>te<br />

- vermanen en vertroosten (parakaleo): het aansporen om<br />

tot geloof te komen en uit de kracht ervan te leven.<br />

- bemoedigen (paramutheistai): het gaat om <strong>een</strong><br />

bemoedigende aansporing op grond van Gods heilswerk<br />

in Christus, opdat degene die er het voorwerp van is het<br />

heil beleeft<br />

- versterken (sterizein): de weerbaarheid van de gem<strong>een</strong>te<br />

moet versterkt worden met het oog op aanvallen van<br />

satans kant.<br />

- toerusten (katartizein): toerusten ziet er op dat de<br />

gem<strong>een</strong>te aan haar doel zal beantwoorden en als<br />

gem<strong>een</strong>te zal functioneren<br />

- terechtwijzen (nouthetein): iemand zijn zonde voorhouden<br />

en tot bekering oproepen<br />

- lankmoedig zijn, geduld heb<strong>ben</strong> (makrothumein): dit ziet<br />

op de wijze waarop pastoraat geoefend moet worden: niet<br />

overhaasten, dringen of dwingen, maar met geduld zoals<br />

God Zelf deze betoont<br />

- opbouwen (o<strong>ik</strong>odomein): bouwen ziet daarop dat ieder lid<br />

zijn plaats in het geheel inneemt, het ziet op het<br />

toenemen in kennis van het geloof en voortgang in <strong>een</strong><br />

christelijke levenswandel; grens van het bouwen is de<br />

voltooiing van de gem<strong>een</strong>te als tempel van de levende<br />

God<br />

2. TAKEN VAN DE OUDERLING<br />

In art. 23 K.O. lezen we:<br />

"Tot de ambtelijke opdracht van de ouderlingen behoort,<br />

behalve hetg<strong>een</strong> in art. 16 genoemd is (nl. tucht oefenen<br />

met de dienaren des Woords), toe te zien, dat de dienaren,<br />

zowel als hun medeopzieners en diakenen, hun ambt<br />

getrouw waarnemen, zowel vóór als na het heilig avondmaal<br />

huisbezoek te doen, om de leden van de gem<strong>een</strong>te te<br />

vertroosten en te onderwijzen en anderen te bewegen tot<br />

het geloof in Christus".


-3-<br />

Als we dit samenvatten komen we op drie taken van de<br />

ouderling:<br />

a. de regering en tucht<br />

b. het opzicht over mede<strong>ambtsdrager</strong>s<br />

c. het huisbezoek om gem<strong>een</strong>teleden te vertroosten en<br />

onderwijzen<br />

a. de regering en de tucht<br />

De regering van de kerk en het oefenen van kerkelijke tucht is<br />

<strong>een</strong> zaak van de ouderlingen gezamenlijk met de pred<strong>ik</strong>ant.<br />

Over de tucht wordt verderop in de kerkorde gesproken, hier<br />

doelt de kerkorde meer op de regering van de kerk in het<br />

algem<strong>een</strong>. Het hoofddoel daarvan is geestelijk opzicht over de<br />

gem<strong>een</strong>te te houden en de geestelijke opbouw van de<br />

gem<strong>een</strong>te te bevorderen. Zoals we gezien heb<strong>ben</strong> worden de<br />

ouderlingen in de Schrift genoemd: opzieners der kudde. Aan<br />

hen wordt uitdrukkelijk de regering van de gem<strong>een</strong>te<br />

opgedragen, bv in Hand.20:28: "Ziet dan toe op uzelf en op de<br />

gehele kudde, waarover de Heilige Geest u als opzieners<br />

gesteld heeft, om de gem<strong>een</strong>te Gods te weiden, die Hij zich door<br />

het bloed van zijn Eigene verworven heeft". De regering van de<br />

kerk heeft tot doel de heerschappij van Christus in de<br />

gem<strong>een</strong>te tot werkelijkheid te brengen.<br />

b. het houden van opzicht over mede<strong>ambtsdrager</strong>s<br />

Onder mede<strong>ambtsdrager</strong>s wordt verstaan: de pred<strong>ik</strong>ant, de<br />

medeouderlingen en de diakenen. Dit opzicht over elkaar als<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s rust op de Schrift. Ook de apostelen hielden opzicht<br />

over elkaar. Ook het toezicht op de leer en de wandel van<br />

de dienaren des Woords is nodig. Pred<strong>ik</strong>anten zijn gezanten<br />

van Christus, maar ook de trouwste gezant blijft <strong>een</strong> mens en<br />

leert en handelt niet altijd over<strong>een</strong>komstig zijn opdracht. Wat<br />

betreft de taak om de pred<strong>ik</strong>ing van Gods Woord te beoordelen,<br />

is het dringend nodig dat ouderlingen de bijbel en de<br />

belijdenis onderzoeken. Als zij zelf de Schrift niet verstaan,<br />

kunnen zij ook niet beoordelen of hetg<strong>een</strong> de gem<strong>een</strong>te voorgehouden<br />

wordt naar de goede leer is. Het toezicht op<br />

medeouderlingen en diakenen is er niet om heerschappij over<br />

elkaar te oefenen, maar integendeel om elkaar op te scherpen<br />

tot getrouwe dienst.<br />

c. het huisbezoek en het Heilig Avondmaal<br />

Na de Reformatie is in de gereformeerde kerken het<br />

huisbezoek van de grond gekomen als <strong>een</strong> bijzondere<br />

verzorging van de gem<strong>een</strong>teleden. Het ambtelijke huisbezoek<br />

werd door Calvijn in Genève ingesteld in verband met het<br />

Avondmaal. Vanuit Genève werd het huisbezoek verbreid naar<br />

de meeste gereformeerde kerken. Ook op de vroegste Nederlandse<br />

synoden werd het huisbezoek ingevoerd, weer


-4-<br />

meestal in verband met het Avondmaal. Die relatie is ook in<br />

onze kerkorde nog terug te vinden, als daar gesproken wordt<br />

van het zowel voor als na het Heilig Avondmaal huisbezoek<br />

doen. Ook al is bij ons de praktijk geworden dat er <strong>een</strong>s per<br />

jaar huisbezoek plaats vindt, is het toch goed die relatie met<br />

het Avondmaal wat in het achterhoofd te houden. Het doet er<br />

in ieder geval aan herinneren dat op het huisbezoek ook iets<br />

van <strong>een</strong> 'onderzoek' moet plaatsvinden of er sprake is van <strong>een</strong><br />

levend geloof en <strong>een</strong> leven waarin iets te zien is van de heiliging.<br />

Op het huisbezoek komen verder alle aspecten van het<br />

herderlijk werk van de ouderling aan bod. We kunnen dat<br />

herderlijk werk kort in vier taken samenvatten:<br />

1. vertroosten en bemoedigen<br />

2. vermanen en terechtwijzen<br />

3. raadgeven<br />

4. helen, vrede stichten en verzoenen.<br />

Helemaal in dezelfde lijn als de kerkorde spreekt het formulier<br />

voor bevestiging van ouderlingen en diakenen over de taak<br />

van ouderlingen:<br />

"Tot de ambten waardoor het Christus behaagt Zijn gem<strong>een</strong>te te<br />

bouwen, behoort dat der ouderlingen. Ten aanzien van hen leert<br />

de Heilige Schrift, dat zij met de dienaren des Woords opzicht<br />

heb<strong>ben</strong> over de gem<strong>een</strong>te. In gehoorzaamheid aan de<br />

Opperherder zullen zij de kudde Gods hoeden, zonder<br />

heerschappij te voeren, maar als voorbeelden van de kudde.<br />

Het behoort tot hun taak de leden van de gem<strong>een</strong>te trouw te<br />

bezoeken en hun geestelijke leiding te geven. Zij zullen ouderen<br />

en jongeren opwekken tot de dienst des Heren en erop toezien,<br />

dat <strong>een</strong> ieder naar het gebod des Heren zich zal openbaren als<br />

<strong>een</strong> levend lidmaat van Jezus Christus. Zij moeten de gem<strong>een</strong>te<br />

wijzen op haar roeping, in deze wereld van het Evangelie te<br />

getuigen en door handel en wandel anderen voor Christus te<br />

winnen. Hen die niet naar de regel der Schriften leven, behoren<br />

zij te vermanen, en over hen die g<strong>een</strong> boetvaardigheid betonen,<br />

de christelijke tucht te oefenen. Als opzieners van de gem<strong>een</strong>te<br />

moeten zij waken tegen het binnendringen van alle dwaalleer,<br />

die haar zou kunnen afbrengen van de gehoorzaamheid aan<br />

Jezus Christus, en tegen elke ontheiliging van de sacramenten.<br />

Zij heb<strong>ben</strong> toe te zien op elkaar en op de dienaren des Woods,<br />

voor wier leer en dienst zij mede verantwoordelijkheid dragen.<br />

Daarom dienen zij Gods Woord te onderzoeken en zich gedurig<br />

te oefenen in de overdenking van de verborgenheden des<br />

geloofs.<br />

Het is de taak van de ouderlingen met de dienaren des Woord<br />

erop acht te geven, dat in de gem<strong>een</strong>te alles betamelijk en met<br />

goede orde zal geschieden, naar de wil van Hem Die g<strong>een</strong> God<br />

van wanorde is, maar van vrede.


-5-<br />

Zo zullen zij in hun werk zich gedragen naar het woord dat<br />

Paulus richtte tot de oudsten van Efeze: "Ziet toe op uzelf en op<br />

de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners<br />

gesteld heeft, om de gem<strong>een</strong>te Gods te weiden, die Hij Zich door<br />

het bloed van Zijn Eigene verworven heeft".<br />

3. ENKELE PRAKTISCHE DINGEN ROND HET AMBT VAN<br />

OUDERLING<br />

3.1 Ouderlingen met bijzondere opdracht<br />

3.1.1 de jeugdouderling<br />

Jongeren van de gem<strong>een</strong>te staan misschien wel het meest van<br />

alle gem<strong>een</strong>teleden bloot aan de invloed van de tijdgeest, op<br />

school, op de universiteit, op het werk. Zij vragen daarom<br />

bijzondere zorg. Omdat de 'gewone' ouderlingen daar vaak niet<br />

aan toekomen (vanwege hun volle taak) heb<strong>ben</strong> veel<br />

gem<strong>een</strong>ten de functie van jeugdouderling in het leven<br />

geroepen.<br />

Dr. T. Brienen schrijft in Uit liefde tot Christus en Zijn<br />

gem<strong>een</strong>te, Kampen 1982:<br />

"De jeugdouderling is volledig ouderling, lid van de kerkenraad<br />

in gelijke rechten en plichten als de anderen,<br />

all<strong>een</strong> met <strong>een</strong> speciale opdracht... De jeugdouderling is<br />

de personificatie van de zorg en de aandacht die de<br />

kerkenraad voor de jeugd heeft. Waar de wijkouderling<br />

g<strong>een</strong> contact met jonge leden kan krijgen, daar vindt de<br />

jeugdouderling zijn arbeidsveld. Hij is tegelijk de schakel<br />

tussen de kerkenraad enerzijds en de jeugd met het<br />

jeugdwerk anderzijds. Daarom geeft hij de gedachten van<br />

de jeugd door aan de kerkenraad, opdat men daar weet<br />

wat er onder de jeugd leeft, om ook daarmee rekening te<br />

houden in het uitstippelen van het beleid. De jeugdouderling<br />

moet daarom de man zijn, die het vertrouwen van<br />

de gem<strong>een</strong>te heeft en de gem<strong>een</strong>te moet hem omringen<br />

met meeleven, gebed en liefde".<br />

De taak van de jeugdouderling wordt door Brienen uitgesplitst<br />

in:<br />

1. <strong>een</strong> pastorale taak<br />

Aan hem is het pastoraat aan de wat oudere jeugd<br />

toevertrouwd. Naast jongeren die nog thuis wonen gaat het<br />

dan vooral om zelfstandig wonende doopleden en jonge<br />

belijdende leden. Hij zoekt jongeren op en legt contacten met<br />

hen, individueel of in groepjes. Hij is besch<strong>ik</strong>baar als ze hem<br />

willen spreken. Hij bevordert hun onderlinge contacten en<br />

probeert hen bij het leven van de gem<strong>een</strong>te te betrekken.


-6-<br />

2. Een taak binnen de kerkenraad<br />

Als ouderling is hij lid van de kerkenraad en levert <strong>een</strong><br />

bijdrage in het gehele beleid van de gem<strong>een</strong>te. Daarom ziet hij<br />

erop toe dat bij de behandeling van de zaken ook de jeugd<br />

aandacht ontvangt. Hij is betrokken bij de catechisaties die<br />

gegeven worden. Aan de andere kant licht hij de kerkenraad in<br />

over het jeugdwerk en over de eigen denk- en leefwereld van<br />

de jeugd.<br />

3. Een adviserende en stimulerende taak<br />

Namens de kerkenraad onderhoudt de jeugdouderling contact<br />

met het jeugdwerk. Hij bezoekt de verenigingen, activeert<br />

jongeren om daaraan mee te doen en dient als vraagbaak en<br />

stimulator van het hele jeugdwerk.<br />

4. Een taak naar de gem<strong>een</strong>te toe<br />

De jeugdouderling zal contacten onderhouden met ouders en<br />

soms bepaalde dingen over hun kinderen met hun bespreken.<br />

Daarbij blijft voor hem het ambtsgeheim naar beide partijen<br />

van kracht. Verder zou je kunnen denken aan het op de<br />

hoogte houden van de gem<strong>een</strong>te van wat er rondom de<br />

jeugdverenigingen) zoal gaande is.<br />

3.1.2 de scriba<br />

Volgens art. 35 KO is de taak van de scriba:<br />

"zorgvuldig te notuleren hetg<strong>een</strong> het optekenen waard is".<br />

Deze nog wel te overziene opdracht wordt in de kerkelijke<br />

praktijk echter vaak aanzienlijk uitgebreid.<br />

Dr. T. Brienen omschrijft in 'Uit liefde tot Christus en zijn<br />

gem<strong>een</strong>te' vijf taken van de scriba:<br />

1. de scriba is notulist van de kerkenraadsvergaderingen<br />

2. de scriba is het postadres van de gem<strong>een</strong>te<br />

3. de scriba is samensteller van de kerkenraadsagenda<br />

4. de scriba treft regelingen voor de eredienst, zoals<br />

kanselafkondigingen<br />

5. de scriba houdt het ledenbestand bij.<br />

Als voorwaarden om dit werk goed te doen noemt Brienen: de<br />

gave heb<strong>ben</strong> met de pen om te kunnen gaan, kunnen<br />

formuleren, zaken nauwkeurig kunnen bijhouden en<br />

uitwerken, op de hoogte zijn van het functioneren van allerlei<br />

commissies in de gem<strong>een</strong>te en daarbuiten (deputaatschappen<br />

en kerkelijke organen). Een scriba zal de weg moeten weten in<br />

het Jaarboek van de Kerken en <strong>een</strong> zekere mate van inzicht<br />

heb<strong>ben</strong> in kerkordelijke bepalingen en besluiten van het<br />

kerkverband.<br />

Als je dit zo leest, lijkt dat <strong>een</strong> vrijwel onmogelijke opgave voor<br />

één persoon. De vraag is overigens of het werk van de scriba


-7-<br />

werkelijk door één ouderling gedaan zou moeten worden. Het<br />

karakter van het ouderlingenambt moet hier toch wel wat in<br />

het oog gehouden worden (<strong>een</strong> ouderling die all<strong>een</strong> maar<br />

scriba is, kan eigenlijk niet, want waar is je opdracht tot<br />

pastoraat dan gebleven?).<br />

3.2 huisbezoek<br />

3.2.1 Hoe moet dat?<br />

Eén van de belangrijkste taken van de ouderling is het doen<br />

van huisbezoek. Het is waarschijnlijk ook één van de taken<br />

waar ouderlingen het meest tegenop zien. Het is daarom goed<br />

<strong>een</strong>s wat dingen op <strong>een</strong> rijtje te zetten die kunnen helpen bij<br />

het afleggen van <strong>een</strong> huisbezoek. Natuurlijk zal iedere<br />

ouderling hierbij zijn eigen kwaliteiten en manier van doen<br />

heb<strong>ben</strong>, en mag hij voluit op zijn eigen manier herder zijn voor<br />

de gem<strong>een</strong>teleden die aan hem zijn toevertrouwd.<br />

Voorbereiding<br />

1. Een afspraak maken<br />

Een afspraak maken is goed voor jezelf en voor het gezin<br />

dat je wilt bezoeken. Het is verstandig je agenda bij de<br />

hand te heb<strong>ben</strong>. Als <strong>een</strong> bepaalde datum niet past, dan<br />

kun je met<strong>een</strong> <strong>een</strong> andere datum vastleggen, dat is beter<br />

dan zeggen: <strong>ik</strong> bel nog wel <strong>een</strong>s weer. Het is misschien<br />

ook verstandig <strong>een</strong> vaste avond voor huisbezoeken te<br />

heb<strong>ben</strong>.<br />

2. Verdiepen in het bezochte gezin<br />

Het is goed je van te voren te verdiepen in het adres waar<br />

je naar toe gaat. Hoe is de samenstelling van het gezin<br />

(schoolgaande/studerende kinderen? hoeveel kinderen<br />

en hoe heten ze)? Is men belijdend lid? Is men betrokken<br />

bij commissies of verenigingen? Hoe is hun situatie in<br />

het dagelijks leven (werk/school/pensioen)? Als het niet<br />

het eerste bezoek is, lees dan eerdere aantekeningen nog<br />

<strong>een</strong>s door. Het is heel vervelend als ze precies het zelfde<br />

als vorig jaar moeten vertellen.<br />

3. Een duidelijk doel voor ogen heb<strong>ben</strong><br />

Het is goed om bij de voorbereiding al over het doel na te<br />

denken. Het huisbezoek is g<strong>een</strong> koffievisite, maar heeft<br />

tot doel om de gem<strong>een</strong>te te leiden, te vertroosten en te<br />

vermanen op grond van Gods Woord. Het is ook goed om<br />

je af te vragen of er in dit speciale geval nog <strong>een</strong><br />

bijzonder doel van het gesprek is; is er <strong>een</strong> specifieke<br />

moeite in dit gezin, is er misschien sprake van iets waar<br />

men op aangesproken moet worden, is er iets speciaals<br />

om naar te vragen?


-8-<br />

4. Persoonlijke voorbereiding<br />

Tot de persoonlijke voorbereiding hoort het persoonlijk<br />

bidden om Gods leiding in het gesprek. Verder bestaat<br />

<strong>een</strong> goede voorbereiding uit openheid voor degene naar<br />

wie je toegaat, en uit toewijding aan het werk van de<br />

Goede Herder en de schapen van zijn kudde.<br />

Het gesprek zelf<br />

1. Gebed en Schriftlezing aan het begin of aan het einde van<br />

het huisbezoek?<br />

Er zijn ouderlingen die <strong>een</strong> gesprek zo kunnen sturen dat<br />

ze via 'koetjes en kalfjes' op de meer wezenlijke dingen<br />

van het leven en het geloven terechtkomen. Ze heb<strong>ben</strong> zo<br />

veel bijbelkennis dat ze hun huisbezoek goed kunnen<br />

afsluiten met <strong>een</strong> toepasselijk Schriftgedeelte en gebed.<br />

Het voordeel hiervan is dat je als <strong>ambtsdrager</strong> helemaal<br />

open het gesprek in gaat, het vertrekpunt van het<br />

gesprek is wat de ander bezighoudt. Er zijn echter ook<br />

ouderlingen die er moeite mee heb<strong>ben</strong> om vanuit <strong>een</strong><br />

algem<strong>een</strong> gesprek ook het geestelijk leven aan bod te<br />

laten komen. Dan is het heel goed om van te voren <strong>een</strong><br />

Schriftgedeelte uit te zoeken en met gebed en<br />

Schriftlezing te beginnen. Er is sowieso wel wat voor te<br />

zeggen om <strong>een</strong> huisbezoek met gebed te beginnen: je<br />

spreekt uit dat je samen, als gem<strong>een</strong>teleden en als<br />

<strong>ambtsdrager</strong> lid van de gem<strong>een</strong>te van de Here Jezus <strong>ben</strong>t<br />

en Hem wilt dienen en je bidt om vrijmoedigheid in het<br />

spreken zodat het gesprek tot opbouw van het geloof en<br />

tot eer van God zal zijn.<br />

2. Bereidheid om te luisteren<br />

Echt luisteren naar mensen is moeilijk. Er zijn veel<br />

dingen die ons er van af kunnen brengen:<br />

- We zijn tijdens hun verhaal bezig met onszelf (bv.<br />

wat moet <strong>ik</strong> straks zeggen?).<br />

- Sommige mensen kunnen het moeilijk maken om<br />

naar hun verhaal te luisteren; ze vertellen zo<br />

langdradig, we kennen het verhaal al. Aan echt<br />

luisteren komen we niet meer toe.<br />

- We zijn zelf nogal praterig. We vallen onze<br />

gesprekspartner in de rede en zeggen dat we hem<br />

helemaal begrijpen, we uiten uitgebreid ons<br />

medegevoel, we geven <strong>een</strong> advies. En de ander zit<br />

met <strong>een</strong> onaf verhaal dat hij of zij niet kwijt kan.<br />

- We luisteren soms selectief. Wat we niet graag<br />

horen, laten we niet tot ons doordringen of we gaan<br />

over op ander voor ons belangrijkere zaken.<br />

Het is goed je te realiseren dat luisteren zo moeilijk is.<br />

Besteedt daar tijdens de voorbereiding ook maar <strong>een</strong>s<br />

tijd aan. In je persoonlijk gebed voorafgaand aan het


-9-<br />

gesprek kun je je moeite hiermee aan God opdragen.<br />

Tijdens het gesprek is voor echt luisteren vooral<br />

belangrijk ook te letten op de dingen die niet gezegd<br />

worden. Afgebroken zinnen of bepaalde gebaren kunnen<br />

heel wat aangeven.<br />

3. Het stellen van vragen<br />

Belangrijk voor <strong>een</strong> goed gesprek is het stellen van goede<br />

vragen. Over het algem<strong>een</strong> is het beter open vragen te<br />

stellen dan vragen die beantwoord kunnen worden met ja<br />

of nee. Verder komen vragen naar gevoelens het gesprek<br />

meer ten goede dan vragen naar feiten. Tenslotte is het<br />

goed om door vragen te stellen er achter te komen of je<br />

het verhaal van de ander goed gevolgd hebt, en of je<br />

opgepakt hebt wat de ander misschien niet met zoveel<br />

woorden zei, maar wel bedoelde.<br />

4. Huisbezoek raakt heel het leven<br />

Huisbezoek staat in dienst van de pastorale zorg die<br />

Christus aan zijn gem<strong>een</strong>te besteedt. Het gaat niet om<br />

wat de ouderling kwijt wil, het gaat ook niet om wat het<br />

gem<strong>een</strong>telid verlangt, het gaat om wat Christus door de<br />

ouderling wil zeggen of doen. Pastoraat is <strong>een</strong> stukje<br />

bediening van het Woord van God aan <strong>een</strong> afzonderlijk<br />

gem<strong>een</strong>telid. Het Woord van God bestrijkt heel het leven,<br />

daarom mag heel het leven ook aan de orde komen op<br />

het huisbezoek. In het pastoraat mogen alledaagse<br />

dingen besproken worden voor Gods aangezicht. De<br />

gedachte dat het all<strong>een</strong> zou mogen gaan over 'geestelijke<br />

zaken' en dat de dagelijkse dingen op het huisbezoek niet<br />

thuis zouden horen is niet juist. Het gaat er juist om het<br />

dagelijkse leven bij het licht van Gods Woord te houden.<br />

5. De bijbel op het huisbezoek<br />

Het gedeelte wat je gaat lezen moet afgestemd zijn op de<br />

situatie van het huisbezoek. Het is goed om vooraf te<br />

bedenken wat je gaat lezen, maar je moet ook bedacht<br />

zijn op wat er tijdens het gesprek in gedachten komt. Het<br />

kan helpen om <strong>een</strong> aantal teksten die in bepaalde<br />

omstandigheden gelezen kunnen worden bij de hand te<br />

heb<strong>ben</strong>, evt. op <strong>een</strong> briefje. Je moet in elk geval weten<br />

waar ze staan.<br />

6. Afsluiting van het huisbezoek<br />

Je hebt met elkaar over het leven met God gesproken,<br />

het is goed om aan het einde van de avond ook samen<br />

mét God te spreken. Voor het dankgebed kun je vragen<br />

naar gebedsonderwerpen: wat zullen we bidden? Het is<br />

goed om in het gebed zaken die in het gesprek naar<br />

voren zijn gekomen voor God te noemen. Ook de dank<br />

voor wat God gaf hoort in het gebed thuis en de voorbede<br />

voor het gezin. Het kan nodig zijn samen<br />

schuldbelijdenis te doen.


-10-<br />

Het is verstandig om na afloop van het bezoek <strong>een</strong> paar dingen<br />

op te schrijven. Dat is goed voor de rapportage op de<br />

kerkenraad (zie onder), maar ook voor jezelf. Als tijdens het<br />

gesprek bv. bleek dat iemand uit de naaste familie ernstig ziek<br />

was, kan dat <strong>een</strong> reden zijn om er later nog <strong>een</strong>s naar te<br />

informeren.<br />

3.2.2 Het huisbezoekverslag op de kerkenraad<br />

Op geregelde tijden moet je verslag uit brengen van je<br />

huisbezoeken. Meestal gebeurt dit op de daartoe bestemde<br />

kerkenraadsvergaderingen (PZ-vergaderingen/smal verband).<br />

Deze rapportage is voor de kerkenraad belangrijk om <strong>een</strong><br />

beeld van het christelijk leven in de gem<strong>een</strong>te te krijgen en om<br />

te zien of alle adressen zijn bezocht. De vraag is vaak wat er<br />

van <strong>een</strong> huisbezoek nu wel moet worden gerapporteerd en wat<br />

niet. Heel kort zou je kunnen zeggen:<br />

Wel:<br />

- de algemene indruk van het gesprek en<br />

omstandigheden v.h. gezin (zijn er bepaalde moeiten<br />

of blijde dingen?)<br />

- dienen de gem<strong>een</strong>teleden de Here? (geloof/levensheiliging)<br />

- zijn ze aktie in het leven van de gem<strong>een</strong>te?<br />

- concrete vragen of suggesties aan de kerkenraad<br />

Niet:<br />

- het hele verloop van het gesprek<br />

- algemene of vage opmerkingen.<br />

Overigens hoef je niet alles te vertellen, ook niet aan de<br />

kerkenraad. Wat mensen je in vertrouwen heb<strong>ben</strong> verteld hoef<br />

je niet in het verslag te vermelden. Bij je bevestiging als<br />

<strong>ambtsdrager</strong> heb je beloofd de vereiste geheimhouding te<br />

betrachten ten aanzien van wat bij de uitoefening van je ambt<br />

in vertrouwen is meegedeeld (het ambtsgeheim).<br />

Ir. H.G. Aalbersberg wees er in <strong>een</strong> art<strong>ik</strong>el in Ambtelijk<br />

Contact (1993, blz. 137) op dat <strong>een</strong> ouderling in het<br />

huisbezoekverslag g<strong>een</strong> oordelen hoort te vellen of conclusies<br />

hoort te trekken. Dat moet tijdens de bespreking op de<br />

kerkenraad gebeuren. Het verslag moet informatie bevatten<br />

die relevant is voor de taak van de kerkenraad. En dat<br />

betekent dat zowel het huisbezoekverslag als het gesprek op<br />

de kerkenraad ten dienste moeten staan van het gem<strong>een</strong>telid<br />

waarover gerapporteerd wordt.


-11-<br />

3.3 Bijzondere taken van de ouderling<br />

3.3.1 ouderling van dienst<br />

De ouderling van dienst draagt de praktische<br />

eindverantwoordelijkheid voor de gang van zaken tijdens de<br />

eredienst. Dat wil zeggen dat hij moet zorgen dat de dienst op<br />

tijd begint. Maar hij geeft ook tijdens de dienst de doorslag of<br />

de dienst al of niet voortgezet wordt als er iets mis gaat<br />

(iemand word bv. onwel). Verder is hij de aangewezen man om<br />

<strong>een</strong> reserve-preek bij zich te heb<strong>ben</strong> voor als <strong>een</strong> pred<strong>ik</strong>ant<br />

onverwacht niet komt, en er ook voor te zorgen dat iemand die<br />

preek zal gaan houden. Als er <strong>een</strong> gastpred<strong>ik</strong>ant voorgaat is<br />

het plezierig als de ouderling van dienst op tijd in de<br />

consistorie is om hem te verwelkomen en te vertellen wat de<br />

gebru<strong>ik</strong>elijke gang van zaken is.<br />

Op <strong>een</strong> 'gewone' zondag blijkt zijn taak vooral in het doen van<br />

het kerkenraadsgebed voor de dienst, en het geven van de<br />

handdruk aan de pred<strong>ik</strong>ant voor en na de dienst. Het<br />

kerkenraadsgebed is bedoeld om <strong>een</strong> zegen te vragen over de<br />

dienst en om kracht voor de voorganger. Dit hoeft helemaal<br />

g<strong>een</strong> lang gebed te zijn. De handdruk aan de pred<strong>ik</strong>ant geeft<br />

aan dat de kerkenraad de verantwoordelijkheid voor de<br />

pred<strong>ik</strong>ing toevertrouwt aan de pred<strong>ik</strong>ant en achter hem staat.<br />

3.3.2 preeklezen<br />

Leesdiensten waren in de tijd van de Reformatie al<br />

gebru<strong>ik</strong>elijk. De synode van Embden nam in 1571 het besluit<br />

om in plaatsen waar g<strong>een</strong> pred<strong>ik</strong>ant was vaste preeklezers aan<br />

te stellen, maar latere synodes raadden dit gebru<strong>ik</strong> af. Lezers<br />

moesten noodhulpen blijven en mochten g<strong>een</strong> vaste positie in<br />

de gem<strong>een</strong>te krijgen. Men wilde voorkomen dat er <strong>een</strong> soort<br />

nieuw ambt zou ontstaan. Men wilde de bediening van het<br />

Woord uitsluitend opgedragen heb<strong>ben</strong> aan de pred<strong>ik</strong>anten die<br />

daarvoor door de kerken zijn geëxamineerd en toegelaten. Dat<br />

principe is nu ook nog van belang. De lezer is zelf g<strong>een</strong><br />

dienaar des Woords en moet de preek daarom lezen zoals zij<br />

door de pred<strong>ik</strong>ant is geschreven. Als er toch wijzigingen<br />

aangebracht worden hoort dit te geschieden onder<br />

verantwoordelijkheid van de kerkenraad.<br />

Over de praktijk van het preeklezen schreef B. Lantink <strong>een</strong><br />

art<strong>ik</strong>el in Ambtelijk Contact (1998, blz. 270). De preeklezer<br />

heeft als taak de uitgezochte preek voor te lezen en te zorgen<br />

voor <strong>een</strong> goede liturgie. Hij kan daarvoor in de meeste gevallen<br />

de liturgie uit 'de Levensbron' volgen, maar hij mag de liturgie<br />

aanpassen aan zijn visie. Dit geldt ook voor het gebed. Met de<br />

preek ligt dat toch iets anders. Men leest immers uit het werk<br />

van anderen en het zou unfair zijn om dan woorden te


-12-<br />

spreken die de schrijver niet geschreven heeft, laat staan <strong>een</strong><br />

inhoud te verkondigen die niet over<strong>een</strong>komt met het<br />

geschrevene. Op <strong>een</strong> geschreven preek ligt als het ware <strong>een</strong><br />

copyright van de auteur.<br />

Hij geeft ook <strong>een</strong> aantal adviezen voor het preeklezen:<br />

1. Spreek duidelijk, niet te snel of te zacht, en probeer na te<br />

gaan hoe de gem<strong>een</strong>te reageert.<br />

2. Probeer regelmatig de gem<strong>een</strong>te aan te kijken.<br />

3. Probeer variatie van toon aan te brengen.<br />

4. Probeer de kern van de preek te <strong>ben</strong>adrukken. Sommige<br />

pred<strong>ik</strong>anten delen hun preek in in punten; <strong>ben</strong>oem ze<br />

dan duidelijk. Ook is het goed soms iets te herhalen.<br />

5. Vermijd te lange zinnen. Als in de geschreven preek de<br />

zinnen te lang zijn, knip de zinnen dan in delen, zodat<br />

het duidelijker wordt. Ook ouderwetse taal mag<br />

ver<strong>een</strong>voudigd worden, of <strong>een</strong> ouderwets voorbeeld<br />

vervangen door <strong>een</strong> vergelijkbaar voorbeeld.<br />

6. Preeklezers mogen weten brengers van het Woord te zijn<br />

en daarom moed van spreken heb<strong>ben</strong>.<br />

Literatuur:<br />

Bucer, M., Over de ware zielzorg (vert.: H.J. Selderhuis), Kampen<br />

1991<br />

Dijkstra-Algra, N., Huisman, P. (e.a.), <strong>Help</strong>, <strong>ik</strong> <strong>ben</strong> <strong>ambtsdrager</strong>. Een<br />

praktische cursus voor het werk, Kampen 1994<br />

Velema, W.H., Koole, D. (red.), Uit liefde voor Christus en Zijn<br />

gem<strong>een</strong>te. Een handre<strong>ik</strong>ing voor de ouderling, Kampen 1982<br />

Velema, W.H., Koole, D. (red.), Verricht uw dienst ten volle. De<br />

ouderling in de praktijk, Kampen 1985<br />

Winter, J., Ouderling, waar begin je aan? Handre<strong>ik</strong>ing voor de<br />

beginnende ouderling, Amsterdam 1998


AANTEKENINGEN BIJ BLOK II


BLOK III<br />

HET WERK VAN DE DIAKEN


BLOK III - INHOUD<br />

1. NIEUWTESTAMENTISCHE GEGEVENS IN VERBAND MET<br />

DE DIAKEN<br />

2. TAKEN VAN DE DIAKEN<br />

3. DIAKONALE WERKVELDEN<br />

3.1 De eredienst<br />

3.2 De gem<strong>een</strong>te<br />

3.3 De samenleving<br />

3.4 Het werelddiakonaat<br />

LITERATUUR BLOK III


-1-<br />

1. NIEUWTESTAMENTISCHE GEGEVENS IN VERBAND MET DE<br />

DIAKEN<br />

1.1 Het woord 'diaken' in het Nieuwe Testament<br />

Het woord 'diaken' is afgeleid van het Griekse woord<br />

diakonein, wat in de eerste plaats betekent: aan tafel<br />

bedienen. In die betekenis wordt het bijvoorbeeld van Martha<br />

gezegd in Luc.10:40. Vervolgens heeft dit werkwoord <strong>een</strong> veel<br />

bredere betekenis en is dan uitdrukking voor 'dienstbaar zijn',<br />

<strong>een</strong> dienst verrichten aan anderen. Dienen als liefdedaad<br />

jegens de naaste. Deze diakonia, dienst, is kenmerkend voor<br />

<strong>een</strong> discipel van Jezus, en Jezus' eigen dienst tot in de dood is<br />

de basis en het voorbeeld voor de dienst van zijn discipelen.<br />

Het woord diakonia wordt gebru<strong>ik</strong>t voor allerlei soorten van<br />

dienstbetoon, maar het wordt ook specifiek gebru<strong>ik</strong>t voor<br />

ambtelijke arbeid. Het apostelambt heet bv. <strong>een</strong> dienst<br />

(Rom.11:13, 2 Kor.4:1), en ook het ambt van evangelist (2<br />

Tim.4:5). Heel in het bijzonder heet het bij<strong>een</strong>brengen van<br />

gelden voor de heiligen in Jeruzalem <strong>een</strong> dienst (2 Kor. 8:4,<br />

9:1,12).<br />

Slechts op twee plaatsen komen we in het NT diakonia tegen<br />

als aanduiding van het ambt van diaken. Allereerst in Fil.1:1<br />

waar de diakenen naast en op één lijn met de opzieners<br />

worden genoemd. Vervolgens in 1 Tim.3:8 en 12 waar de<br />

vereisten voor <strong>een</strong> diaken worden opgesomd. Over het<br />

ontstaan van het ambt van diaken licht het NT ons niet duidelijk<br />

in. Soms wordt hiervoor verwezen naar de verkiezing van<br />

de zeven mannen in Hand.6:1-6, maar waarschijnlijker is dat<br />

we hier te maken heb<strong>ben</strong> met de instelling van het ambt van<br />

de oudsten, die waarschijnlijk aanvankelijk ook de dienst der<br />

barmhartigheid in de kerken heb<strong>ben</strong> behartigd. Wij weten niet<br />

hoe het diakonale ambt nog weer van dat van de oudsten is<br />

afgesplitst. Duidelijk is wel dat het ambt dat in Hand.6<br />

ingesteld werd mede de diakonale taak omvatte, en dat die<br />

diakonale taak dus al heel vroeg in de kerk <strong>een</strong> plaats heeft<br />

gehad.<br />

In 1 Tim.3:8-13 somt Paulus de voorwaarden op waaraan <strong>een</strong><br />

diaken moet voldoen. Opvallend is het verschil met de<br />

vereisten voor het opzienersambt. We vinden hier de<br />

voorwaarde om niet met twee tongen te spreken en om het<br />

geheimenis van het geloof te bewaren in <strong>een</strong> rein geweten.<br />

Diakenen moeten in hun zorg voor de mensen niet met twee<br />

monden spreken maar waarachtig zijn. Uit het zo naast elkaar<br />

noemen van oudsten en diakenen blijkt dat Paulus het


-2-<br />

diakenambt als volkomen passend in de opbouw van de<br />

gem<strong>een</strong>te heeft gezien.<br />

1.2 De aard van het diakonale werk<br />

Al in het OT komen we het wezen van het diakonale werk<br />

tegen. De Here God Zelf is het die "wees en weduwe recht doet<br />

en de vreemdeling liefde bewijst door hem brood en kleding te<br />

geven", Deut.10:18. Direkt daarop volgt: "Daarom zult gij de<br />

vreemdeling liefde bewijzen, want vreemdelingen zijt gij<br />

geweest in het land Egypte", Deut.10:19. De oproep om aan<br />

vreemdelingen liefde te bewijzen rust in wat God Zelf doet en<br />

in wat Israël zelf ondervonden heeft. We lezen in Deuteronomium<br />

en Leviticus tal van voorschriften om te zorgen voor de<br />

armen (Deut.14:28,29, Deut.26:12-15, Deut.16:11,<br />

Deut.24:19, Lev.19:9). Israël moet de naaste, de broeder,<br />

liefheb<strong>ben</strong> (Lev.19:18). We lezen in het OT niet dat Israël de<br />

nood van de wereld moet lenigen.<br />

Christus doorbreekt de OTe grenzen van liefde tot de broeder<br />

en spreekt over het gebod tot naastenliefde (Mat.22:34-40).<br />

Christus heeft in Joh.13:1-20 duidelijk gemaakt dat Zijn<br />

dienst aan de discipelen zowel de basis als het voorbeeld voor<br />

de dienst van de gem<strong>een</strong>te is. In het laatste oordeel zal het<br />

diakonaat de norm zijn waarnaar mensen worden geoordeeld<br />

(Mat.25:31-46). Christus wil zijn gem<strong>een</strong>te <strong>een</strong> diakonale<br />

gem<strong>een</strong>te doen zijn. Dat betekent dat de gem<strong>een</strong>te gekenmerkt<br />

wordt door en herkend wordt aan het onderlinge dienstbetoon.<br />

Diakonaat is karakteristiek voor het gem<strong>een</strong>tezijn, de hele<br />

gem<strong>een</strong>te moet door <strong>een</strong> diakonale, dat is dienende houding<br />

gekenmerkt worden.<br />

Tot nu toe is de nadruk gelegd op het diakonaat dat door de<br />

hele gem<strong>een</strong>te verricht moet worden. Maar het diakonaat is<br />

niet all<strong>een</strong> <strong>een</strong> taak van de gem<strong>een</strong>te. Als het goed is ligt het<br />

werk van de diakenen en het werk van de gem<strong>een</strong>teleden in<br />

elkaar gevouwen. Het is op elkaar betrokken. De gem<strong>een</strong>te<br />

moet <strong>een</strong> diakonale gem<strong>een</strong>te zijn. Daartoe moet ze door de<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s gestimuleerd worden. Maar de diakenen heb<strong>ben</strong><br />

zelf als <strong>ambtsdrager</strong>s ook <strong>een</strong> diakonale taak te vervullen. Zij<br />

dienen in het lenigen van noden voorop te gaan en het<br />

voorbeeld te geven. We zouden de volgende omschrijving<br />

kunnen geven:<br />

"Het diakonaat is de dienst der barmhartigheid om de<br />

nood van de mens in zijn persoonlijk leven en in zijn leven<br />

met anderen te lenigen. Zij wordt verricht door de<br />

gem<strong>een</strong>te van Christus in Zijn naam ten dienste van haar<br />

leden en ten dienste van de wereld. Diakenen heb<strong>ben</strong> in<br />

deze dienst ambtelijk en daadwerkelijk voor te gaan, en


-3-<br />

samen met de andere <strong>ambtsdrager</strong>s de gem<strong>een</strong>te als<br />

lichaam van Christus tot deze dienst toe te rusten." (W.H.<br />

Velema, Inleiding in het diakonaat (coll.dictaat), blz.18).<br />

Met deze omschrijving worden twee misvattingen weerlegd: de<br />

misvatting dat diakonaat all<strong>een</strong> maar werk van diakenen zou<br />

zijn, maar ook de misvatting dat diakonaat all<strong>een</strong> maar taak<br />

van gem<strong>een</strong>teleden zou zijn.<br />

2. TAKEN VAN DE DIAKEN<br />

Art. 25 K.O.:<br />

"De ambtelijke opdracht van de diakenen is gelden en goederen<br />

in te zamelen ter voorziening in de nood van de behoeftigen,<br />

deze getrouw en ijverig naar gelang van de behoefte, na<br />

onderling overleg, te besteden, de bedrukten te bezoeken en te<br />

vertroosten en te bevorderen dat de ter besch<strong>ik</strong>king gestelde<br />

middelen goed worden gebru<strong>ik</strong>t. Van hun beleid heb<strong>ben</strong> zij<br />

rekening en verantwoording te doen aan de gehele kerkeraad<br />

en desgevraagd dunnen zij dit doen aan de leden van de<br />

gem<strong>een</strong>te op <strong>een</strong> door de kerkeraad vast te stellen tijd en wijze."<br />

Art. 26 K.O.:<br />

"De diakenen zullen zo nodig hetzij met andere diaconieën,<br />

hetzij met instellingen die zich bewegen op het terrein van het<br />

diaconaal en maatschappelijk werk, geregeld contact<br />

onderhouden, en zo mogelijk samenwerken voor de uitoefening<br />

van hun ambtelijke opdracht."<br />

Art. 40 K.O.:<br />

"De diakenen komen regelmatig samen om onder aanroeping<br />

van de Naam des Heren de diaconale aangelegenheden te<br />

behandelen. Zij doen verantwoording van hun beleid en beheer<br />

aan de kerkeraad."<br />

Volgens art. 25 K.O. valt de taak van de diakenen in vier delen<br />

uit<strong>een</strong>:<br />

1. het verzamelen van de gaven<br />

2. het uitdelen van de gaven<br />

3. het bezoeken en troosten van de armen<br />

4. administratie en verantwoording<br />

a. het verzamelen van de gaven<br />

De armen van de gem<strong>een</strong>te moeten uit liefde verzorgd worden.<br />

De inzameling van gaven voor de armen is sinds de Reformatie<br />

onderdeel van de eredienst. Men vond dat de offerande van de<br />

gem<strong>een</strong>te g<strong>een</strong> aanhangsel mocht zijn, maar recht had op <strong>een</strong><br />

plaats in de eredienst. Naast de gewone collecten voor de<br />

behoeften in eigen gem<strong>een</strong>te, kwamen ook buitengewone<br />

collecten voor andere gem<strong>een</strong>ten of doelen. Dat is <strong>een</strong> bijbels<br />

beginsel (1 Kor.16:2). Vanaf de NTe gem<strong>een</strong>te is het de<br />

gewoonte geweest om aan het Avondmaal uit dankbaarheid


-4-<br />

voor de ontvangen genade van Christus <strong>een</strong> offer te brengen<br />

voor de behoeftigen van de gem<strong>een</strong>te. Dit gebru<strong>ik</strong> is door de<br />

eeuwen blijven bestaan. Natuurlijk kan de kerkenraad van dit<br />

gebru<strong>ik</strong> afwijken, maar dan hoort (net als bij alle collecten<br />

overigens) de bestemming vooraf aan de gem<strong>een</strong>te bekend gemaakt<br />

te worden. In ieder geval heeft de kerkeraad niet het<br />

recht om aan de gelden <strong>een</strong> andere bestemming te geven dan<br />

waarvoor ze gegeven zijn.<br />

b. het uitdelen van de gaven<br />

De diakenen moeten de gaven uitdelen 'naar gelang de<br />

behoefte'. Het beginsel hierbij is dat de diakenen niet uitdelen<br />

naar dat er inkomt, maar naar dat nodig is. Noodzakelijk is<br />

dat gegeven wordt wat voor het levensonderhoud nodig is. Is<br />

de kerk er echter toe in staat, dan is zij gehouden méér dan<br />

het allernodigste te geven (2 Kor.8:14). Wat de verplichting tot<br />

zorg voor de behoeftigen in eigen gem<strong>een</strong>te betreft, deze moet<br />

gegeven worden zonder onderscheid tussen doopleden en belijdende<br />

leden. Tot de leden moeten ook de leden gerekend<br />

worden die onder censuur staan (Bouman schrijft in<br />

Gereformeerd Kerkrecht dat het aan te bevelen zou zijn hen<br />

zelfs na excommunicatie te blijven steunen, 'opdat ook hierin<br />

uitkome dat de tucht niet dient om te verderven, maar om te<br />

behouden'). De diakenen moeten bij de ondersteuning<br />

handelen 'na onderling overleg'. Soms kan <strong>een</strong> diaken in<br />

noodgevallen iets uitkeren om in de eerste nood te voorzien.<br />

Maar als regel geldt dat in onderling overleg de wijze van<br />

ondersteuning wordt vastgesteld. Het geld dat de diakonie<br />

bezit is niet haar eigen geld, maar het geld van de gem<strong>een</strong>te en<br />

daarom moet er met beleid gehandeld worden. Ook mogen de<br />

diakenen de namen van degenen die ondersteund worden niet<br />

naar buiten brengen. Op <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>tevergadering mogen wel<br />

de totale ontvangsten en uitgaven meegedeeld worden, maar<br />

de namen van personen en bedragen van afzonderlijke<br />

ondersteuningen horen in ieder geval tot het ambtsgeheim.<br />

c. De bedrukten bezoeken en vertroosten<br />

Het is <strong>een</strong> oude regel, maar misschien wel <strong>een</strong> goede, dat de<br />

diakenen persoonlijk de gaven aan huis bezorgen. De<br />

kerkorde bedoelt nu met de zin hierboven dat het diaconaal<br />

bezoek meer moet zijn dan <strong>een</strong> zakje met geld afgeven. De<br />

diakenen moeten de bedrukten bezoeken en vertroosten en<br />

bevorderen dat gegeven middelen goed worden gebru<strong>ik</strong>t. Het is<br />

dus <strong>een</strong> vorm van huisbezoek, maar met <strong>een</strong> ander karakter<br />

dan het huisbezoek van de ouderlingen. Het is <strong>een</strong> huisbezoek<br />

met het oog op de nood die ergens heerst. Barmhartigheid<br />

bewijzen doen diakenen niet all<strong>een</strong> door materiële gaven, maar<br />

ook met <strong>een</strong> woord van troost of <strong>een</strong> gebed. Een diaken moet<br />

<strong>een</strong> zekere levenswijsheid bezitten om vertrouwelijk te kunnen


-5-<br />

spreken over allerlei toestanden van het maatschappelijk<br />

leven. Hij moet in bepaalde gevallen raad kunnen geven, maar<br />

soms ook vermanende woorden spreken wanneer er sprake is<br />

van eigen schuld. Zo heeft het werk van de diakenen ook <strong>een</strong><br />

opvoedende en onderwijzende taak.<br />

d. verantwoordingsplicht aan de kerkenraad en tegenover de<br />

gem<strong>een</strong>te<br />

De kerkenraad heeft de opdracht om in de naam van Christus<br />

de gem<strong>een</strong>te te regeren, te leiden en te verzorgen. Aan de<br />

kerkenraad is ook de taak om toe te zien dat alle<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s getrouw hun werk verrichten. Dat wil zeggen<br />

dat er ook toezicht moet zijn op het werk van de barmhartigheid.<br />

Wanneer art. 25 zegt dat de diakenen rekenschap<br />

moeten afleggen in de kerkenraad wil dit niet zeggen dat ze<br />

van alle kleinigheden verslag moeten doen. Bij de diakonie ligt<br />

de beslissing over ondersteuning. Maar het is tegen het gereformeerd<br />

kerkrecht dat de diakonie <strong>een</strong> geheel zelfstandig bestuurscollege<br />

zou zijn, geheel los van de kerkenraad (dit geldt<br />

ook voor <strong>een</strong> geheel zelfstandige kerkvoogdij). Anderzijds<br />

kunnen de diakenen ook in moeilijke zaken raad vragen van<br />

de hele kerkenraad. De verantwoordingsplicht tegenover de<br />

gem<strong>een</strong>te draagt <strong>een</strong> ander karakter. Het gaat dan meer om<br />

het uitbrengen van <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> financieel verslag en eventueel<br />

het geven van inlichtingen over één of ander punt. Meestal<br />

gebeurt dit op de jaarlijkse gem<strong>een</strong>tevergadering. Op deze<br />

vergadering mogen in ieder geval de namen van de<br />

ondersteunden en het uitgekeerde bedrag niet bekend gemaakt<br />

worden.<br />

Tot slot het gedeelte uit het bevestigingsformulier voor<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s dat over de diakenen gaat:<br />

"Christus maakt ook van de dienst der diakenen gebru<strong>ik</strong> om<br />

zijn gem<strong>een</strong>te te bouwen.<br />

Van het begin af heeft in de gem<strong>een</strong>te naast de bediening van<br />

het Woord en de sacramenten het werk van de christelijke<br />

barmhartigheid <strong>een</strong> plaats gehad. Wij lezen hiervan onder meer<br />

in Handelingen 6, waar gesproken wordt over de dagelijkse<br />

verzorging van de weduwen.<br />

De diakenen heb<strong>ben</strong> samen met de dienaren des Woords en de<br />

ouderlingen zorg te dragen voor de gem<strong>een</strong>te, terwijl hun in het<br />

bijzonder de dienst van de barmhartigheid is toevertrouwd.<br />

Zij mogen de liefde van Christus zichtbaar maken door in noden<br />

en moeilijkheden van onderscheiden aard met raad en daad<br />

steun te verlenen. Zij zullen zoeken naar passende wegen en<br />

middelen om de bedoelde taak op de rechte wijze te vervullen.<br />

Verder zullen zij zorgen voor de juiste besteding van de gaven<br />

die door hen worden ingezameld.


-6-<br />

Zij zullen de gem<strong>een</strong>te opwekken barmhartigheid te bewijzen<br />

aan de naasten. Zij mogen hun arbeid verrichten in<br />

blijmoedigheid en met <strong>een</strong> bewogen hart, bereid om de troost<br />

van het Evangelie mee te delen aan hen die in nood verkeren. In<br />

de gebrokenheid van de menselijke verhoudingen staan zij in<br />

dienst van Christus, Die de arme zal redden die om hulp roept,<br />

de ellendige en wie g<strong>een</strong> helper heeft."<br />

3. DIAKONALE WERKVELDEN<br />

3.1 Eredienst<br />

Het eerste waaraan we denken bij het werk van diakenen in<br />

de eredienst is ongetwijfeld de collecte. De diaconale collecte is<br />

typisch voor de gereformeerde eredienst. Hiernaast wordt er<br />

door de diakenen gecollecteerd voor de commissie van beheer<br />

of algem<strong>een</strong> kerkelijke kassen.<br />

Maar behalve bij de collecte heeft het diaconaat met veel meer<br />

onderdelen van de liturgie te maken. Denk maar <strong>een</strong>s aan de<br />

voorbede als wezenlijke dienst van de kerk aan de wereld. Het<br />

zou niet onjuist zijn om deze voorbede te laten behoren tot het<br />

ambtelijk werk van de diaken. Zo gebeurde dat in de oude<br />

kerk. Daar deed de diaken overigens ook de evangelielezing.<br />

Bij ons heeft de diaken behalve tijdens de collecte eigenlijk<br />

all<strong>een</strong> nog <strong>een</strong> eigen bijdrage bij de viering van het avondmaal.<br />

De diakenen zorgen dan voor het gereedmaken van de tafel en<br />

het aangeven van brood en wijn. Dat is <strong>een</strong> heel mooi gebru<strong>ik</strong>.<br />

De taak van de diaken is immers rechtstreeks afgeleid van het<br />

voorbeeld van de Here Jezus bij de voetwassing en de instelling<br />

van het avondmaal. Het is daarom mooi dat juist diakenen<br />

<strong>een</strong> eigen verantwoordelijkheid heb<strong>ben</strong> in het gereedmaken<br />

en bedienen aan de avondmaalstafel.<br />

Ten slotte is er rond de kerkdiensten te denken aan het zorgen<br />

voor mensen die hulp nodig heb<strong>ben</strong> bij het meemaken van de<br />

dienst: d.w.z. rijdienst, cassettebandjes en kerktelefoon.<br />

Taken van de diakonie met betrekking tot de kerkdiensten:<br />

- het collecteren in de eredienst<br />

- het gereedmaken van en bedienen aan de<br />

avondmaalstafel<br />

- het zorgdragen voor vervoer<br />

- het zorgdragen voor cassettebandjes en kerktelefoon<br />

3.2 De gem<strong>een</strong>te<br />

We heb<strong>ben</strong> gezien dat de hele gem<strong>een</strong>te <strong>een</strong> diakonale roeping<br />

heeft omdat diakonaat tot haar wezen behoort. De taak van de


-7-<br />

diakenen in de gem<strong>een</strong>te zal daarom vooral zijn de gem<strong>een</strong>te<br />

tot haar diaconale taak te stimuleren en toe te rusten.<br />

Dat toerusten is niet overbodig. Voor veel gem<strong>een</strong>teleden is<br />

diakonaat niet meer dan dat diakenen in de eredienst<br />

collecteren en jaarlijks <strong>een</strong> uitje organiseren voor de ouderen.<br />

Belangrijk is dan om de gem<strong>een</strong>te te leren zien wat diakonaat<br />

inhoudt vanuit de Bijbel. Het is vooral goed om te leren zien<br />

dat gaven en talenten niet all<strong>een</strong> materieel en financieel van<br />

aard zijn. Als we elkaar dienen met onze gaven gaat het om<br />

veel meer dan geld en goederen. Door voorlichting (b.v. via<br />

stukjes in het kerkblad of het organiseren van bepaalde<br />

aktiviteiten) en voorbeeld kan <strong>een</strong> diakonie de gem<strong>een</strong>te helpen<br />

haar kijk op diakonaat te verbreden.<br />

Een belangrijk aspect van het werk van <strong>een</strong> diaken in de<br />

gem<strong>een</strong>te is het doen van diaconaal huisbezoek. In <strong>een</strong><br />

diakonaal huisbezoek gaat het om <strong>een</strong> bezoek vanuit<br />

diakonaal oogpunt. Vroeger betekende dat vaak het halen van<br />

geld bij rijkere mensen en het uitdelen van geld bij arme<br />

mensen (het 'inzamelen en uitdelen van gaven'). Wat in onze<br />

tijd soms veel belangrijker is dan geld, zijn de gaven van tijd<br />

en aandacht. Het is nodig dat diakenen bij de gem<strong>een</strong>teleden<br />

inzamelen wat die leden aan 'gaven' heb<strong>ben</strong>, bv. aan tijd, behulpzaamheid,<br />

creativiteit etc. Waar die gaven in de gem<strong>een</strong>te<br />

nodig zijn, kunnen zij ze dan uitdelen. Zo kan het diakonale<br />

huisbezoek in het teken staan van de vragen: wat hebt u te<br />

geven aan de gem<strong>een</strong>te en wat hebt u nodig van de gem<strong>een</strong>te?<br />

Op deze wijze geeft <strong>een</strong> diaken leiding aan de opbouw van de<br />

gem<strong>een</strong>te. Naast dit algemene huisbezoek, kan het ook zijn<br />

dat er <strong>een</strong> bezoek gebracht moet worden vanwege specifieke<br />

moeilijkheden in <strong>een</strong> bepaald gezin. Dat kunnen financiële<br />

moeilijkheden zijn, maar het kan ook gaan om <strong>een</strong> gesprek<br />

over beroepskeuze, hulp bij ziekte of ongeluk, problemen<br />

vanwege spanningen op het werk of <strong>een</strong> grote werkdruk, enz.<br />

Moet <strong>een</strong> diakonaal huisbezoek met schriftlezing en gebed<br />

afgesloten worden? Het zal lang niet altijd hoeven, maar als<br />

het gesprek er aanleiding toe gaf, zou dit heel goed zijn. Een<br />

diaken mag tenslotte de troost van het evangelie brengen. En<br />

dat omvat naast de evt. praktische hulp ook <strong>een</strong> woord dat<br />

gesproken wordt of <strong>een</strong> voorbede die gedaan wordt.<br />

Tenslotte is bij het werk van diakenen in de gem<strong>een</strong>te te denken<br />

aan het organiseren van activiteiten voor bv. oudere<br />

gem<strong>een</strong>teleden (ouderentocht, kerstviering), maar ook aan<br />

voorlichtingsavonden voor de hele gem<strong>een</strong>te over <strong>een</strong> diakonaal<br />

onderwerp.


-8-<br />

Taken van de diakonie met betrekking tot de gem<strong>een</strong>te:<br />

- de gem<strong>een</strong>te tot haar diakonale taak stimuleren en<br />

toerusten<br />

- afleggen van diakonale huisbezoeken<br />

- het waar nodig verlenen van materiële of praktische<br />

bijstand<br />

- het organiseren van activiteiten op diakonaal terrein<br />

3.3 De samenleving<br />

Diakonaat houdt zich ook bezig met nood in de samenleving.<br />

Het gaat dan om zowel maatschappelijke problemen (alcoholof<br />

drugsproblematiek bv.) als persoonlijke nood. Bij<br />

maatschappelijke problemen waar de diakonie hulp wil<br />

verlenen, zal er vaak samenwerking zijn tussen verschillende<br />

diakoniën, bv. in classicaal verband. Als het gaat om plaatselijke<br />

problemen kan ook gedacht worden aan samenwerking<br />

van diakoniën van verschillende kerken.<br />

De gecompliceerdheid van onze wetten maakt dat <strong>een</strong> diaken<br />

lang niet alles zelf weet. Dat hoeft ook niet omdat er allerlei<br />

instanties zijn die informatie kunnen geven. Als het gaat om<br />

informatie over wetgeving moet genoemd worden de uitgave<br />

Diaconaal Sociaal Info. Alles waar <strong>een</strong> diaken mee in<br />

aanraking kan komen als het gaat om wettelijke regels en<br />

voorzieningen komt hier aan de orde. Ook zijn er over diverse<br />

onderwerpen themanummers van Adma-Info, die zijn te<br />

bestellen bij het Diaconaal Bureau. Daar kan <strong>een</strong> diaken<br />

trouwens terecht voor al zijn vragen. Ook de Classicale<br />

Diaconale Commissie kan hem zo nodig van dienst zijn.<br />

Taken van de diaconie met betrekking tot de samenleving:<br />

- financiële of daadwerkelijke ondersteuning van bepaalde<br />

projecten<br />

- vertegenwoordiging in verschillende instanties<br />

- op de hoogte zijn van bestaande voorzieningen<br />

3.4 Werelddiaconaat<br />

Hierbij denken we aan hulp overal over de wereld. Het is goed<br />

om ook te denken aan de 'wereld' die in ons eigen land<br />

aanwezig is: aan vluchtelingen en gastarbeiders. Diaconale<br />

bijstand aan mensen in Afr<strong>ik</strong>a geven en tegelijk dezelfde<br />

mensen in Nederland niet helpen is onmogelijk. Het Diakonaal<br />

Bureau helpt diakonieën die <strong>een</strong> aktie willen ondernemen om<br />

als gem<strong>een</strong>te hulp te gaan verlenen elders in de wereld.<br />

Jaarlijks staat het septembernummer van Adma-info in het<br />

teken van de projecten van Deputaten Hulpverlening Binnen-


-9-<br />

en Buitenland, waaraan plaatselijke gem<strong>een</strong>ten mee kunnen<br />

doen.<br />

Taken van de diaconie met betrekking tot het<br />

werelddiakonaat:<br />

- financiële of daadwerkelijke ondersteuning van bepaalde<br />

projecten<br />

Literatuur:<br />

Deputaten ADMA, Diakonaat, diaken en kerkelijke vergaderingen,<br />

V<strong>een</strong>endaal 1999<br />

Dijkstra-Algra, N., Huisman, P. (e.a.), <strong>Help</strong>, <strong>ik</strong> <strong>ben</strong> <strong>ambtsdrager</strong>. Een<br />

praktische cursus voor het werk, Kampen 1994.<br />

Hendr<strong>ik</strong>s, A.N., 'Het ambt en de positie van de diaken in de<br />

gem<strong>een</strong>te van Christus' in: A.N. Hendr<strong>ik</strong>s, Met het oog op de<br />

gem<strong>een</strong>te, Kampen 1991<br />

Koole, D., Velema, W.H. (red.), Zichtbare liefde van Christus - Het<br />

diakonaat in de gem<strong>een</strong>te, Kampen 1991<br />

Well, H.H. van, 'Taak van de diakenen' in: Adma-info 17e jaargang<br />

nr. 2, V<strong>een</strong>endaal 1998<br />

Well, H.H. van, 'Diaconaal huisbezoek' in: Adma-info 18e jaargang<br />

nr. 2, V<strong>een</strong>endaal 1999


AANTEKENINGEN BIJ BLOK III


BLOK IV<br />

HET FUNCTIONEREN VAN KERKVERBAND<br />

EN KERKORDE


BLOK IV - INHOUD<br />

1. KERKVERBAND EN KERKELIJKE VERGADERINGEN<br />

1.1 Is het kerkverband de grootste zonde van de kerk?<br />

1.2 Hoe zit ons kerkverband in elkaar?<br />

1.3 Het karakter van de kerkelijke vergaderingen<br />

1.3.1 kerkelijke zaken<br />

1.3.2 op kerkelijke wijze<br />

1.3.3 begrenzing autonomie plaatselijke gem<strong>een</strong>te<br />

1.3.4 bevoegdheid<br />

1.4 Afvaardiging naar kerkelijke vergaderingen<br />

1.5 Besluiten van kerkelijke vergaderingen en het recht<br />

van appèl<br />

2. DE KERKORDE<br />

2.1 Bedoeling en karakter van de kerkorde<br />

2.2 Hoe ziet onze kerkorde er uit?<br />

2.2.1 de ambten<br />

2.2.2 de kerkelijke vergaderingen<br />

2.2.3 leer, sakramenten en ceremoniën<br />

2.2.4 christelijke tucht<br />

2.3 Enkele belangrijke art<strong>ik</strong>elen uit de kerkorde<br />

LITERATUUR BLOK IV


-1-<br />

1. KERKVERBAND EN KERKELIJKE VERGADERINGEN<br />

1.1 Is het kerkverband de grootste zonde van de kerk?<br />

Onze gem<strong>een</strong>te behoort tot het kerkverband van de<br />

Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland. Weer zoiets<br />

waar we niet zo vaak over nadenken. Het is nu <strong>een</strong>maal zo.<br />

Maar; waarom heb<strong>ben</strong> wij eigenlijk <strong>een</strong> kerkverband? Spreekt<br />

de bijbel niet meestal over de plaatselijke gem<strong>een</strong>te als over<br />

<strong>een</strong> kerk op zich, die zelf uit mag maken hoe de gang van<br />

zaken in de gem<strong>een</strong>te is? En wat heb<strong>ben</strong> andere gem<strong>een</strong>ten<br />

daar eigenlijk zo nodig mee te maken?<br />

Voor het antwoord op deze vragen gaan we weer zoeken in het<br />

NT. En dan vooral in de brieven van Paulus. Als Paulus het<br />

heeft over de kerk, dan bedoelt hij daarmee inderdaad meestal<br />

de plaatselijke gem<strong>een</strong>te. De plaatselijke gem<strong>een</strong>te wordt door<br />

hem aangesproken als zelfstandig en mondig, met eigen <strong>ambtsdrager</strong>s<br />

en eigen verantwoordelijkheid.<br />

Maar toch... Als we Paulus' brieven lezen blijkt dat hij op<br />

allerlei manieren die plaatselijke gem<strong>een</strong>ten laat beseffen dat<br />

ze deel zijn van <strong>een</strong> groter geheel. En dat niet all<strong>een</strong>, hij wil<br />

ook <strong>een</strong> zo groot mogelijke over<strong>een</strong>stemming in handelen<br />

onder hen bevorderen. Let maar <strong>een</strong>s op:<br />

- telkens wijst hij de gem<strong>een</strong>ten op wat elders geschiedt<br />

(zie bv. Kol.1:6,23);<br />

- wat in andere gem<strong>een</strong>ten aan de hand is moet hun belangstelling<br />

heb<strong>ben</strong> (2 Kor.9:2, Kol.4:16);<br />

- ze moeten deelnemen in wat in andere gem<strong>een</strong>ten wordt<br />

ondernomen (1Kor.16:1);<br />

- hij legt er de nadruk op dat hij in alle gem<strong>een</strong>ten dezelfde<br />

richtlijnen geeft (1 Kor.7:17, 4:17, 14:34);<br />

- hij wil dat ze zich aan elkaars kerkelijke regels gelegen<br />

laten liggen en bestraft de Korinthiërs om hun<br />

eigenzinnige houding: "Of is het woord Gods bij u begonnen?<br />

Of heeft het all<strong>een</strong> u bere<strong>ik</strong>t?" (1 Kor.14:36).<br />

Waarom wil Paulus dat de verschillende gem<strong>een</strong>ten zich zoveel<br />

aan elkaar gelegen laten liggen? Is het omdat het uit praktisch<br />

oogpunt wel goed is om samen te werken als gem<strong>een</strong>ten, bv.<br />

om elkaar met geld te kunnen helpen of elkaar advies te<br />

kunnen geven in bepaalde zaken? Ja, ongetwijfeld is dit <strong>een</strong><br />

reden waarom gem<strong>een</strong>ten onderling verband zouden moeten<br />

heb<strong>ben</strong>. Maar het is niet de belangrijkste reden. De belangrijkste<br />

reden is dat wat de kerk in wezen is, namelijk het lichaam<br />

van Christus. Wij zijn er aan gewend het beeld van het<br />

lichaam van Christus te gebru<strong>ik</strong>en voor de plaatselijke<br />

gem<strong>een</strong>te, als beeld van hoe je in de gem<strong>een</strong>te met elkaar<br />

omgaat. Maar zoals dit beeld geldt in de plaatselijke gem<strong>een</strong>te,<br />

geldt het ook voor alle gem<strong>een</strong>ten samen. Want Christus heeft


-2-<br />

niet vele lichamen, Hij heeft maar één lichaam, Zijn kerk. En<br />

als Christus maar één lichaam heeft, dan zal dat ook moeten<br />

blijken in de manier waarop dat lichaam zich presenteert; nl.<br />

als <strong>een</strong> <strong>een</strong>heid.<br />

Vandaar dat de gereformeerde kerken steeds op bijbelse en<br />

praktische gronden de noodzakelijkheid van <strong>een</strong> kerkverband<br />

heb<strong>ben</strong> verdedigd. Zij wilden <strong>een</strong> organisatie waarbij enerzijds<br />

de zelfstandigheid van de plaatselijke gem<strong>een</strong>te werd<br />

gehandhaafd en waarbij anderzijds de samenwerking<br />

onderling tot openbaring kon komen, omdat de gem<strong>een</strong>ten één<br />

zijn in Christus. Vanuit Genève en Frankrijk werden de<br />

gedachten van <strong>een</strong> synodale organisatie overgedragen aan de<br />

gem<strong>een</strong>ten in de Nederlanden. In 1571 te Embden werden<br />

voor het eerst de zaken rond kerkverband en synodes nader<br />

geregeld. De kerkelijke organisatie werd door de synode van<br />

Embden niet opgelegd aan de gem<strong>een</strong>ten, maar zij werd door<br />

de gem<strong>een</strong>ten met algem<strong>een</strong> akkoord aangenomen. Omdat<br />

men één was in belijdenis was er <strong>een</strong>heid om ook verder alles<br />

wat de regering van de kerk en het welzijn van de<br />

gezamenlijke gem<strong>een</strong>ten betrof samen nader te regelen. De<br />

beleden <strong>een</strong>heid in het ware geloof werd geprobeerd zoveel<br />

mogelijk ook in de praktijk te laten zien.<br />

1.2 Hoe zit ons kerkverband in elkaar?<br />

Onze kerkorde spreekt in art. 29 van vier kerkelijke<br />

vergaderingen:<br />

1. de kerkenraad<br />

2. de classis (samenkomst van <strong>een</strong> aantal plaatselijke<br />

gem<strong>een</strong>ten die dicht bij elkaar liggen; vergadert minstens<br />

2x per jaar)<br />

3. de particuliere synode (PS) (samenkomst van <strong>een</strong> aantal<br />

classes; vergadert 1x per jaar)<br />

4. de generale synode (GS) (de meest brede vergadering;<br />

vergadert 1x per 3 jaar - wordt 'generaal' of 'algem<strong>een</strong>'<br />

genoemd omdat de hele kerk er vertegenwoordigd is)<br />

1.3 Karakter kerkelijke vergaderingen<br />

Art. 30 K.O. spreekt over het karakter van de kerkelijke<br />

vergaderingen: "In deze vergaderingen zullen g<strong>een</strong> andere dan<br />

kerkelijke zaken en die op kerkelijke wijze, behandeld worden.<br />

In meerdere vergadering behoort slechts datgene te worden<br />

behandeld, wat in de mindere niet kon worden afgedaan, of wat<br />

behoort tot de kerken van de meerdere vergadering in het<br />

algem<strong>een</strong>."


-3-<br />

1.3.1 kerkelijke zaken<br />

De kerkelijke vergaderingen (kerkenraad, classis, PS en GS)<br />

heb<strong>ben</strong> zich volgens art. 30 all<strong>een</strong> te bemoeien met kerkelijke<br />

zaken. Voor deze bepaling was aanleiding, want in de Roomse<br />

kerk werden op de kerkelijke vergaderingen allerlei besluiten<br />

genomen die lagen buiten het kerkelijk terrein, zoals over het<br />

al of niet oorlogvoeren en andere zaken die behoorden tot de<br />

rechten van de overheid. Daarom: op de kerkelijke<br />

vergaderingen g<strong>een</strong> politieke zaken, ook g<strong>een</strong> maatschappelijke<br />

of militaire, maar kerkelijke.<br />

1.3.2 op kerkelijke wijze<br />

Deze kerkelijke zaken moeten vervolgens op kerkelijke wijze<br />

worden behandeld. De kerkelijke wijze van behandelen is niet<br />

overheersend, bevelend en dwingend, maar overtuigend,<br />

terechtwijzend, overredend en leidend. Kerkelijk betekent<br />

altijd broederlijk en <strong>een</strong>voudig. De kerkelijke vergaderingen<br />

heb<strong>ben</strong> zich te gedragen naar het Woord van de Koning der<br />

kerk. Op kerkelijke wijze wil ook zeggen dat er op de kerkelijke<br />

vergaderingen all<strong>een</strong> zaken behandeld worden, die<br />

door de gem<strong>een</strong>ten zelf aan de orde gesteld zijn.<br />

1.3.3 begrenzing autonomie plaatselijke gem<strong>een</strong>te<br />

Art. 30 spreekt over 'meerdere' en 'mindere' vergaderingen. Dit<br />

onderscheid betekent niet dat de meerdere vergaderingen <strong>een</strong><br />

soort hoger bestuur zouden vormen, of hoger in macht zouden<br />

zijn. De meerdere vergaderingen zijn samenkomsten van<br />

meerdere gem<strong>een</strong>ten. Het woord meerder wijst op <strong>een</strong> grotere<br />

of bredere vergadering, omdat er <strong>een</strong> groter aantal leden op<br />

deze kerkelijke samenkomst aanwezig is. Maar het wijst ook<br />

op <strong>een</strong> meerder gezag omdat meerdere gem<strong>een</strong>ten door hun<br />

afgevaardigden vertegenwoordigd zijn. Een meerdere vergadering<br />

heeft g<strong>een</strong> gezag in zichzelf, zoals de kerkenraad, maar<br />

de gem<strong>een</strong>ten brengen door hun afvaardiging hun gezag op<br />

<strong>een</strong> meerdere vergadering. En het gezag van tien kerken is in<br />

graad meer dan van één kerk. Het gezag van de plaatselijke<br />

kerkenraden blijft altijd bestaan, ook tijdens de bij<strong>een</strong>komst<br />

van <strong>een</strong> classis of synode. Maar voor de gevallen die op de<br />

meerdere vergadering gebracht zijn, laten de kerkenraden de<br />

beslissing over aan die vergaderingen, waarin zij zelf door hun<br />

afvaardiging vertegenwoordigd zijn. De plaatselijke gem<strong>een</strong>te<br />

houdt haar zelfstandigheid, maar zij besluit vrijwillig te behoren<br />

tot <strong>een</strong> kerkverband met <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijk<br />

aanvaarde kerkorde. De plaatselijke gem<strong>een</strong>te heeft zo <strong>een</strong><br />

autonomie, die zij vrijwillig laat begrenzen door de besluiten<br />

van de meerdere vergaderingen.


-4-<br />

1.3.4 bevoegdheid<br />

In de eerste plaats behoort tot de bevoegdheid van de<br />

meerdere vergadering te handelen over datgene wat in de<br />

mindere vergadering niet afgehandeld kan worden. Dit zijn<br />

zaken waarin de plaatselijke kerkenraad de hulp inroept van<br />

de classis of waarbij <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telid zich beroept op <strong>een</strong><br />

meerdere vergadering. Behalve deze zaken zegt art. 30 dat er<br />

ook zaken zijn die 'in het algem<strong>een</strong> behoren tot de kerken van<br />

de meerdere vergadering'. Het gaat hier om gem<strong>een</strong>schappelijke<br />

zaken die alle kerken aangaan. Je kunt dan denken aan<br />

zaken van leer, orde en tucht, maar ook aan de opleiding tot<br />

de dienst des Woords en het <strong>ben</strong>oemen van deputaatschappen.<br />

1.4 Afvaardiging naar kerkelijke vergaderingen<br />

Art.33 K.O.: "Zij die naar de meerdere vergaderingen worden<br />

afgevaardigd, behoren hun geloofsbrieven en instructieën,<br />

ondertekend door hen die ze heb<strong>ben</strong> afgevaardigd, mede te<br />

brengen en all<strong>een</strong> dezen heb<strong>ben</strong> stemrecht...".<br />

Afgevaardigden naar <strong>een</strong> meerdere vergadering krijgen<br />

'geloofsbrieven' of, zoals ze ook wel genoemd worden,<br />

'lastbrieven' mee. Daarin staat dat deze afgevaardigden<br />

gemachtigd zijn de kerkelijke vergadering die hen heeft<br />

gezonden te vertegenwoordigen. Een geloofsbrief vermeldt als<br />

het goed is niet all<strong>een</strong> de naam van de afgevaardigde (met zijn<br />

plaatsvervanger), maar bevat ook <strong>een</strong> verklaring dat deze<br />

persoon last en macht (opdracht en bevoegdheid) is gegeven<br />

om alle ter tafel komende zaken mede te behandelen.<br />

Onder instructies verstaan we opdrachten die de kerkelijke<br />

vergadering meegeeft aan de afgevaardigden om te behandelen<br />

op de meerdere vergadering. In de praktijk nemen de<br />

afgevaardigden die instructies niet mee naar de vergadering,<br />

maar worden ze vooraf opgestuurd naar de roepende kerk,<br />

zodat die <strong>een</strong> agenda kan samenstellen.<br />

Omdat de meerdere vergaderingen samenkomsten zijn van<br />

gem<strong>een</strong>ten, kunnen deze samenkomsten niet officieel<br />

handelen zonder de lastbrieven die de afgevaardigden<br />

meebrengen. Door de lastbrieven, waarin de kerkenraad zegt<br />

zijn gezag in deze wettige afgevaardigde op de vergadering<br />

aanwezig te doen zijn, krijgen de meerdere vergaderingen pas<br />

hun autoriteit. Daarom mogen ook all<strong>een</strong> afgevaardigden met<br />

zo'n lastbrief stemmen.


-5-<br />

Nog iets over het aantal afgevaardigden:<br />

- iedere plaatselijke kerk stuurt naar de classis: 1<br />

pred<strong>ik</strong>ant + 1 ouderling + (op proef) 1 diaken<br />

- iedere classis stuurt naar de particuliere synode: 3<br />

pred<strong>ik</strong>anten + 3 ouderlingen + 1 diaken<br />

- iedere particuliere synode stuurt naar de generale<br />

synode: 6 pred<strong>ik</strong>anten + 6 ouderlingen + 1 diaken<br />

1.5 Besluiten van kerkelijke vergaderingen en het recht van<br />

appèl<br />

Art. 31 K.O.: "Wanneer iemand zich erover beklaagt, dat hij<br />

door de uitspraak van <strong>een</strong> mindere vergadering verongelijkt is,<br />

kan hij zich op <strong>een</strong> meerdere vergadering beroepen. Hetg<strong>een</strong> bij<br />

meerderheid van stemmen uitgesproken wordt, zal voor vast en<br />

bondig worden gehouden, tenzij bewezen wordt, dat dit in strijd<br />

is met het Woord van God of met de art<strong>ik</strong>elen, in deze generale<br />

synode vastgesteld, zolang zij niet door <strong>een</strong> andere generale<br />

synode veranderd zijn."<br />

Christus heeft de plaatselijke gem<strong>een</strong>te macht gegeven om in<br />

Zijn naam de kerk te regeren. En als zodanig heeft g<strong>een</strong> enkele<br />

gem<strong>een</strong>te heerschappij over <strong>een</strong> andere gem<strong>een</strong>te; g<strong>een</strong> enkele<br />

kerkenraad iets te zeggen over <strong>een</strong> andere kerkenraad. Toch<br />

gaan wij uit van <strong>een</strong> zeggenschap van de meerdere<br />

vergaderingen over de mindere (van classis over kerkenraad,<br />

van PS over classis en van GS over PS). Dat komt, omdat het<br />

gereformeerd kerkrecht er van uitgaat, dat <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>te zich<br />

vrijwillig heeft aangesloten bij <strong>een</strong> kerkverband en ook vrijwillig<br />

de uitoefening van <strong>een</strong> deel van zijn bevoegdheid overdraagt<br />

aan de meerdere vergaderingen. De plaatselijke<br />

gem<strong>een</strong>ten sturen hun afgevaardigden naar de meerdere<br />

vergaderingen om gezamenlijk met de andere kerken bepaalde<br />

dingen te regelen. Als de plaatselijke gem<strong>een</strong>te bepaalde<br />

beslissingen vrijwillig overlaat aan het oordeel van de<br />

meerdere vergaderingen, dan heeft zij zich ook aan de besluiten<br />

van die meerdere vergaderingen te houden. Het<br />

principe dat besluiten van meerdere vergaderingen bindend<br />

zijn, is vanaf het begin van de Reformatie in ons land<br />

uitgesproken, en is gegrond op Gods Woord, o.a. op Hand.15<br />

(convent te Jeruzalem; vgl. Hand.16:4).<br />

Ieder heeft zich dus aan de kerkelijke besluiten te houden. Behalve<br />

in twee gevallen. Art.30 zegt: als <strong>een</strong> besluit in strijd<br />

komt met Gods Woord of de geldende kerkorde hoeft het niet<br />

voor vast en bondig gehouden te worden. Wanneer <strong>een</strong> besluit<br />

in strijd is met Gods Woord mag het niet uitgevoerd worden,<br />

niemand mag gedwongen worden te doen wat hij voor God niet<br />

kan doen. Maar zegt de kerkorde: het moet dan ook


-6-<br />

aangetoond worden dat het besluit strijdig is met het Woord<br />

van God. De bezwaarde moet proberen de kerkelijke vergadering<br />

te overtuigen en op kerkelijke wijze zijn bezwaren<br />

kenbaar maken.<br />

Zo'n kerkelijke wijze van bezwaar maken is het recht van<br />

appèl (of: hoger beroep). Het recht van appèl is het recht om<br />

tegen <strong>een</strong> besluit van <strong>een</strong> kerkelijke vergadering in beroep te<br />

gaan op <strong>een</strong> meerdere vergadering. Het is <strong>een</strong> waarborg voor<br />

gem<strong>een</strong>teleden en kerkeraden tegenover heerszucht en<br />

willekeur van kerkelijke vergaderingen. In art. 31 K.O. is te<br />

vinden hoe het in z'n werk gaat. Een aantal algemene regels<br />

voor het recht van appèl:<br />

a. Er is <strong>een</strong> onbeperkt appèl-recht. Wanneer iemand bij zijn<br />

eerste appèl g<strong>een</strong> instemming ontmoet heeft hij het recht<br />

zich tot <strong>een</strong> meerdere vergadering te wenden. Eventueel<br />

kan hij doorgaan tot de generale synode.<br />

b. Bij het hoger beroep mag g<strong>een</strong> beroepsinstantie<br />

overgeslagen worden.<br />

c. Degene die zich beroept op <strong>een</strong> meerdere vergadering<br />

moet de redenen aangeven waarom hij tegen <strong>een</strong><br />

genomen besluit is. Het hoger beroep is ook aan <strong>een</strong><br />

termijn gebonden, en het moet geschieden met<br />

kennisgeving aan de scriba van de vergadering die het<br />

besluit nam waardoor men zich bezwaard voelt.<br />

d. Met <strong>een</strong>zelfde zaak kan men slechts <strong>een</strong>maal op <strong>een</strong><br />

bepaalde kerkelijke vergadering komen. Als <strong>een</strong> appel<br />

van <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telid door de classis is afgewezen, kan dit<br />

lid op de volgende classisvergadering niet met hetzelfde<br />

bezwaarschrift komen.<br />

2. DE KERKORDE<br />

2.1 Bedoeling en karakter van de kerkorde<br />

Art.1 K.O. noemt het doel van de kerkorde: "Om in de gem<strong>een</strong>te<br />

van Christus naar de vereiste orde te leven....". Goede<br />

orde is in de gem<strong>een</strong>te van Christus nodig. Een kerntekst hiervoor<br />

is 1 Kor.14:40: "Laat alles betamelijk en in goede orde<br />

geschieden", en 1 Kor.14:33: "want God is g<strong>een</strong> God van<br />

wanorde, maar van vrede". Uit deze laatste tekst blijkt dat de<br />

'orde' die in de gem<strong>een</strong>te moet gelden, in verband staat met<br />

het welzijn van de gem<strong>een</strong>te. Het gaat om de orde, de vrede,<br />

het heil van God waarvoor in de kerkorde de weg vrijgehouden<br />

wordt. De kerkorde wil de weg vrijhouden voor Gods regering,<br />

zodat de kerk <strong>een</strong> ware kerk kan blijven. De orde van de kerk<br />

is dan ook niet dwingend, maar regelend van aard. Voor de<br />

gem<strong>een</strong>te van Christus is <strong>een</strong> kerkorde nodig. Maar niet als


-7-<br />

<strong>een</strong> noodzakelijke voorwaarde voor haar wezen. Wel is het<br />

noodzakelijk voor haar welwezen. Er moet <strong>een</strong> vaste grondslag<br />

zijn om willekeur in het kerkelijk leven tegen te gaan, en goede<br />

orde te bevorderen.<br />

We heb<strong>ben</strong> in de bijbel niet <strong>een</strong> handboek gekregen waarin<br />

precies staat hoe alles in de kerk geregeld moet worden. Toch<br />

zijn de hoofdlijnen van het gereformeerde kerkrecht wel<br />

degelijk terug te vinden in het NT. In de kerkorde staan<br />

principes die zo rechtstreeks op de bijbel teruggaan, dat ze<br />

voor alle tijden gelden. Maar daarnaast zijn er veel dingen die<br />

elke kerk zelf moet regelen naar de vragen van <strong>een</strong> bepaalde<br />

tijd. Het karakter van de kerkorde is dan ook dat zij de regels<br />

geeft, die, op grond van Gods Woord, in <strong>een</strong> bepaalde tijd en<br />

situatie nodig zijn voor <strong>een</strong> goede orde in de kerk (Selderhuis:<br />

principes van de Schrift + les van de geschiedenis = de kerkorde).<br />

Het zijn de plaatselijke gem<strong>een</strong>ten (die tenslotte van Christus<br />

de macht ontvangen heb<strong>ben</strong> om de gem<strong>een</strong>te te regeren) die<br />

samenkomen in synoden en daar de kerkorde vaststellen. Een<br />

kerkorde is dan ook g<strong>een</strong> onveranderlijke regel. Dezelfde<br />

kerken, die haar heb<strong>ben</strong> vastgesteld, kunnen haar ook<br />

wijzigen (art.87 K.O.). De kerkorde is <strong>een</strong> menselijke en g<strong>een</strong><br />

goddelijke wet. Toch zijn de regelingen díe afgesproken zijn,<br />

zolang zij met onderlinge afspraak niet veranderd zijn,<br />

bindend (zie hierboven, 1.5).<br />

2.2 Hoe ziet onze kerkorde eruit?<br />

De kerkorde is ingedeeld in vier delen:<br />

a. de ambten (art.2-28)<br />

b. de kerkelijke vergaderingen (art.29-51)<br />

c. leer, sakramenten en kerkdiensten (art.52-70)<br />

d. de christelijke tucht (art.71-81) + slotart<strong>ik</strong>elen (art.82-<br />

87)<br />

2.2.1 de ambten<br />

Hierin komt aan de orde: wie er mag toegelaten worden als<br />

dienaar des Woords, de weg naar het ambt van dienaar des<br />

Woords, beroepen van <strong>een</strong> pred<strong>ik</strong>ant, pred<strong>ik</strong>anten met <strong>een</strong><br />

bijzondere opdracht, verlating van het ambt en emeritaat, taak<br />

van pred<strong>ik</strong>anten, gelijkheid van de ambten, taak van hoogleraren,<br />

regels rond de Theologische Universiteit, evangelisatie en<br />

zending, verkiezing en taak van ouderlingen, verkiezing en<br />

taak van diakenen, diensttijd van ouderlingen en diakenen.


-8-<br />

2.2.2 de kerkelijke vergaderingen<br />

Hier komt aan de orde: welke vergaderingen er zijn, welke<br />

zaken daar behandeld worden en op welke wijze, het recht van<br />

appèl, het begin van de vergadering met gebed, de lastbrieven,<br />

taak van de praeses, taak van de scriba, gezag van de<br />

vergaderingen, de kerkenraad, de diaconale vergaderingen, de<br />

classis, stemrecht op de vergaderingen, censuur tijdens de<br />

vergaderingen, visitatoren, archieven, instructies, de PS, de<br />

GS, verhouding met kerken in het buitenland.<br />

2.2.3 leer, sakramenten en kerkdiensten<br />

Hier komt aan de orde: ondertekeningsformulier voor<br />

pred<strong>ik</strong>anten en hoogleraren, ondertekeningsformulier voor<br />

ouderlingen en diakenen, regelingen rond de doop, regelingen<br />

rond het avondmaal, kerkdiensten, rouwdiensten, biddagen,<br />

feestdagen, catechismuspred<strong>ik</strong>ing, kerklied, huwelijksbepalingen.<br />

2.2.4 de christelijke tucht<br />

Hier komt aan de orde: censuur over de leden, ban,<br />

wederopneming, censuur over <strong>ambtsdrager</strong>s, censura morum.<br />

Hierna volgen nog enkele slotbepalingen over attestaties,<br />

zelfstandigheid van de plaatselijke gem<strong>een</strong>ten en mogelijkheid<br />

van wijziging van de kerkorde.<br />

Literatuur:<br />

Deputaten voor de uitgave van de Kerkorde van de Christelijke<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland, Kerkorde van de Christelijke<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland, Amsterdam 1993<br />

Gier, K. de, De Dordtse Kerkorde. Een praktische verklaring, Houten<br />

1989


AANTEKENINGEN BIJ BLOK IV


BLOK V<br />

PRAKTISCH GEDEELTE


BLOK V - OUDERLINGEN<br />

1. HET VINDEN VAN BIJBELGEDEELTEN VOOR DE<br />

HUISBEZOEKEN<br />

Ds. W.H. Velema geeft in zijn boekje Zullen we lezen? Over het<br />

gebru<strong>ik</strong> van de Bijbel in het pastoraat, Zoetermeer 1997, aan<br />

ouderlingen de tip mee om bij het persoonlijke bijbellezen het<br />

bijbelgedeelte ook al wat te lezen met het oog op de mensen<br />

die ze moeten bezoeken. Als er iets is dat je zelf geraakt heeft,<br />

zou je je af kunnen vragen: voor wie zou dit nu toepasselijk<br />

zijn? Velema stelt voor om de teksten die je op die manier<br />

gevonden hebt op te schrijven, misschien zelfs al met de situatie<br />

erbij waarvoor je denkt dat ze te gebru<strong>ik</strong>en zijn. Hij noemt<br />

zelf o.a. de situaties:<br />

- stervensbegeleiding<br />

- <strong>een</strong>zaamheid<br />

- schuld<br />

- geestelijke groei<br />

- moeilijke beslissingen<br />

- spanningen / conflicten<br />

Vragen:<br />

1. Hoe gaat u om met uw persoonlijk bijbellezen met het<br />

oog op het pastoraat?<br />

2. Lijkt het u <strong>een</strong> goed idee om teksten op deze manier op te<br />

schrijven?<br />

3. Zou u andere situaties aan het lijstje hierboven<br />

toevoegen en heeft u zelf teksten die u in bepaalde<br />

situaties vaak gebru<strong>ik</strong>t?<br />

2. GOED LUISTEREN<br />

In het hoofdstuk over het huisbezoek is al iets gezegd over hoe<br />

moeilijk goed luisteren eigenlijk is. Ook het boekje <strong>Help</strong>, <strong>ik</strong><br />

<strong>ben</strong> <strong>ambtsdrager</strong>. Een praktische cursus voor het werk,<br />

Kampen 1994, schrijft over dit onderwerp: "Luisteren is veel<br />

moeilijker dan je denkt. Voor je het weet gaat het mis. Een paar<br />

voorbeelden:<br />

* We komen te snel met ons eigen verhaal. "O ja, <strong>ik</strong> weet<br />

precies wat u bedoelt, <strong>ik</strong> heb ook zoiets <strong>een</strong>s<br />

meegemaakt.". Zo neem je het verhaal van de ander a.h.w.<br />

over. De vraag is of je werkelijk weet wat die ander wilde<br />

vertellen.<br />

* We zijn te vol van onszelf. Soms heb e het zelf zo druk of<br />

heb je net veel meegemaakt. Dan zit je hoofd vol met van<br />

alles en kun je je niet goed concentreren op het verhaal<br />

van de ander.<br />

* We komen snel met <strong>een</strong> eigen oordeel. "Ja, maar dat hoeft<br />

u zo niet te voelen, u hebt toch ook nog veel om dankbaar<br />

voor te zijn.." Eigenlijk verbied je dan iemand - hoe goed


edoeld ook - om zijn verdriet helemaal te uiten. Op<br />

dezelfde manier kun je ook te snel komen met <strong>een</strong><br />

Bijbeltekst of <strong>een</strong> gebed. Zoiets helpt iemand dan niet<br />

verder, maar bedekt de pijn om er maar niet meer naar te<br />

hoeven luisteren.<br />

* We zijn te oplossingsgericht. Soms kun je er niet tegen je<br />

onmachtig te voelen en bedenk je snel allerlei oplossingen:<br />

'U kunt wel meedoen met <strong>een</strong> gesprekskring, dan voelt u<br />

zich niet zo <strong>een</strong>zaam meer', 'zal <strong>ik</strong> de dominee vragen<br />

langs te komen?', '<strong>ik</strong> kom u wel iedere week bezoeken'.<br />

Allemaal goedbedoelde ideeën, maar die soms veel te snel<br />

komen en lang niet altijd de oplossing zijn.<br />

* We gaan discussiëren. Dan wordt het gesprek all<strong>een</strong> maar<br />

gevoerd op rationeel niveau. We zijn bezig elkaar te<br />

overtuigen en niet meer <strong>ben</strong>ieuwd naar wat de ander nu<br />

werkelijk vindt en voelt. Voorzover er wordt geluisterd<br />

gebeurt dat all<strong>een</strong> om weer nieuwe tegenargumenten te<br />

kunnen formuleren."<br />

Vragen:<br />

1. Doe <strong>een</strong>s <strong>een</strong> luisteroefening met elkaar (twee aan twee).<br />

De één vertelt de ander iets over wat hij het mooiste in<br />

zijn ambt vindt en wat hij het moeilijkste vindt. De ander<br />

luistert en mag all<strong>een</strong> verhelderende vragen stellen. Na<br />

afloop vertelt degene die geluisterd heeft wat er bij hem<br />

als belangrijkste boodschap over is gekomen. Voelde de<br />

verteller zich beluisterd? Of ontbrak er iets aan het<br />

luisteren?<br />

2. Herkent u iets van de valkuilen voor het goede luisteren<br />

die hier boven staan? Voor welke valkuil <strong>ben</strong>t u zelf<br />

gevoelig?<br />

3. GEHEIMHOUDINGSPLICHT<br />

"Belooft gij de nodige geheimhouding te betrachten t.a.v. wat bij<br />

de uitoefening van Uw ambt vertrouwelijk te Uwer kennis wordt<br />

gebracht? " Een <strong>ambtsdrager</strong> heeft bij zijn bevestiging <strong>een</strong><br />

eed afgelegd die hem verplicht uiterst zorgvuldig om te gaan<br />

met wat hij als <strong>ambtsdrager</strong> te horen krijgt. Over deze eed<br />

schreef H.W. van den Brink <strong>een</strong> art<strong>ik</strong>el in Ambtelijk Contact<br />

(1990, blz. 452). Hij zegt: voor veel nieuwe <strong>ambtsdrager</strong>s is de<br />

geheimhoudingsplicht <strong>een</strong> onbekend verschijnsel. Hoe ga je<br />

daarmee om? Voor wat de kerkenraadsvergaderingen betreft<br />

dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt over wat naar<br />

de gem<strong>een</strong>te toe wordt bekendgemaakt. Veel zaken die<br />

vertrouwelijk ter kennis van <strong>ambtsdrager</strong>s komen gaan echter<br />

niet overbeleidszaken, maar over dingen in de privé-sfeer van<br />

gem<strong>een</strong>teleden. Het spreekt vanzelf dat zulke zaken door de<br />

kerkenraad zorgvuldig worden behandeld. Zoveel mogelijk zal<br />

geprobeerd worden de privacy van de betrokkenen te<br />

respecteren. De <strong>ambtsdrager</strong> hoeft niet alles te zeggen wat hij<br />

weet, de kerkenraad mag niet doorvragen tot het naadje van


de kous. Kernzaak is dat de <strong>ambtsdrager</strong>s in alle oprechtheid<br />

het goede voor het gem<strong>een</strong>telid zoeken en dat zij naar buiten<br />

zwijgen. Van den Brink: "Eigenlijk weten we als <strong>ambtsdrager</strong>s<br />

heel goed hoe het bij de behandeling van kerkenraadszaken<br />

zou moeten gaan. We weten even<strong>een</strong>s dat het, alle goede<br />

bedoelingen en voornemens ten spijt, toch van tijd tot tijd weer<br />

<strong>een</strong>s verkeerd uitpakt. Dit komt waarschijnlijk mede doordat<br />

iedere <strong>ambtsdrager</strong> de neiging heeft zijn eigen nuances aan te<br />

brengen in de geheimhoudingsplicht". Hij pleit er voor dat<br />

<strong>ambtsdrager</strong>s zich oefenen in de beroepshouding van mensen<br />

die vanuit hun dagelijks werk <strong>een</strong> beroepsgeheim kennen. Zij<br />

moeten zich er ook aan wennen dat ze niet alles uit hun werk<br />

met ieder<strong>een</strong> kunnen bespreken.<br />

Vragen:<br />

1. Komt u vaak met de geheimhoudingsplicht in aanraking<br />

en vindt u het moeilijk hier mee om te gaan?<br />

2. Tot hoever gaat naar uw mening de geheimhoudingsplicht,<br />

geldt het b.v. ook t.o.v van uw vrouw?


BLOK V - DIAKENEN<br />

1. Diakenen heb<strong>ben</strong> tot taak het bewijzen van barmhartigheid<br />

aan mensen in nood. Zij heb<strong>ben</strong> even<strong>een</strong>s tot taak de<br />

gem<strong>een</strong>te tot die dienst op te wekken. Vraag: op welke wijze<br />

geeft u gestalte aan beide taken?<br />

2. Mensen zeggen wel <strong>een</strong>s:


WOORDENBOEK VOOR AMBTSDRAGERS<br />

Ambt<br />

Appèl<br />

"Het ambt is <strong>een</strong> opdracht met volmacht die op grond van door<br />

de Geest geschonken bekwaamheid met medewerking van de<br />

gem<strong>een</strong>te aan gelovigen verl<strong>een</strong>d wordt, om de opbouw van de<br />

gem<strong>een</strong>te van Christus te dienen, naar het voorbeeld van de<br />

dienst van Christus en genormeerd door de apostolische<br />

overlevering" (W.H. Velema).<br />

Het recht van hoger beroep, of recht van appèl, is het recht om<br />

tegen <strong>een</strong> besluit van <strong>een</strong> kerkelijke vergadering in beroep te<br />

gaan op <strong>een</strong> meerdere vergadering (zie hiervoor art.31 K.O.).<br />

Approbatie<br />

Approbatie betekent in kerkelijke taal eigenlijk 'goedkeuring',<br />

en wel goedkeuring door de gem<strong>een</strong>te. Het bekendst is het<br />

gebru<strong>ik</strong> bij de goedkeuring door de gem<strong>een</strong>te van door de<br />

kerkenraad <strong>ben</strong>oemde ouderlingen en diakenen. Indien er<br />

g<strong>een</strong> wettige bezwaren ingebracht worden bij de kerkenraad,<br />

heeft de approbatie plaats door stilzwijgende instemming.<br />

Attestatie<br />

Een attestatie is <strong>een</strong> getuigschrift van leer en levenswandel dat<br />

de kerkenraad afgeeft als <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telid verhuist naar <strong>een</strong><br />

andere gem<strong>een</strong>te. Op grond van dit getuigschrift van zijn<br />

kerkenraad wordt hij in <strong>een</strong> nieuwe gem<strong>een</strong>te als lid<br />

opgenomen.<br />

Belijdenisgeschriften<br />

De drie algemene belijdenisgeschriften zijn: 1. de Apostolische<br />

geloofsbelijdenis, 2. de geloofsbelijdenis van Nicea, 3. de<br />

geloofsbelijdenis van Athanasius. Daarnaast kennen we drie<br />

Nederlandse belijdenisgeschriften, ook wel genoemd 'de drie<br />

Formulieren van Enigheid': a. de Heidelbergse Catechismus,<br />

b. de Nederlandse Geloofsbelijdenis, c. de Dordtse Leerregels.<br />

Ze zijn te vinden achterin de meeste kerkboekjes, en in het<br />

zgn. 'groene boekje' (De Nederlandse Belijdenisgeschriften,<br />

uitgegeven in opdracht van de NHK, de <strong>CGK</strong> en de GKN, Boekencentrum<br />

's-Gravenhage, 1983).


Censura morum<br />

In de betekenis van art. 81 K.O. is censura morum het elkaar<br />

in liefde vermanen van de <strong>ambtsdrager</strong>s met betrekking tot<br />

hun ambtsbediening. In de praktijk is censura morum<br />

geworden tot het onderzoek op de kerkenraad waarbij<br />

gevraagd wordt of er bij de broeders bezwaren leven die <strong>een</strong><br />

verhindering kunnen zijn om samen het Avondmaal te vieren.<br />

Censuur (of: kerkelijke tucht)<br />

Classis<br />

De kerkelijke tucht bestaat uit twee fasen:<br />

1. de stille censuur (kan voor onbepaalde tijd, is niet<br />

openbaar en ontneemt het lid niet het lidmaatschap van<br />

de kerk, maar het gebru<strong>ik</strong> van sommige rechten: bv. afhouding<br />

van het avondmaal)<br />

2. de uitsluiting uit de gem<strong>een</strong>te of de ban (is vanaf het<br />

begin openbaar en gebeurt in drie trappen, die bij<br />

verharding in de zonde op elkaar volgen:<br />

1. het bekendmaken aan de gem<strong>een</strong>te van de 1e trap<br />

van kerkelijke afsnijding waarbij de zonde wel,<br />

maar de naam van het gem<strong>een</strong>telid niet wordt<br />

genoemd<br />

2. het bekendmaken aan de gem<strong>een</strong>te van de 2e trap<br />

van kerkelijke afsnijding, waarbij ook de naam van<br />

het gem<strong>een</strong>telid wordt genoemd<br />

3. het bekendmaken aan de gem<strong>een</strong>te dat men hem<br />

als hij zich niet bekeert van de gem<strong>een</strong>schap der<br />

kerk zal uitsluiten. Deze derde mededeling is de<br />

afsnijding zelf nog niet. De gem<strong>een</strong>te moet nogmaals<br />

opgewekt worden voor de betrokkene te bidden. Wel<br />

moet meegedeeld worden wanneer bij volharding de<br />

afsnijding zal plaatsvinden.)<br />

De precieze gang van zaken bij de kerkelijke tucht is te vinden<br />

in art.71-78 K.O.<br />

De classis is de samenkomst van <strong>een</strong> aantal gem<strong>een</strong>ten uit<br />

dezelfde omgeving. De classis vergadert 2x per jaar, tenzij het<br />

vaker nodig is. Naar <strong>een</strong> classisvergadering vaardigt iedere<br />

plaatselijke kerk 1 pred<strong>ik</strong>ant, 1 ouderling en (op proef) 1<br />

diaken af.<br />

Consulent<br />

Oorspronkelijk was de consulent <strong>een</strong> pred<strong>ik</strong>ant die door de<br />

classis aan <strong>een</strong> vacante gem<strong>een</strong>te was toegewezen om deze<br />

gem<strong>een</strong>te bij te staan in het beroepingswerk. In de praktijk<br />

heb<strong>ben</strong> niet all<strong>een</strong> vacante gem<strong>een</strong>ten, maar alle gem<strong>een</strong>ten


<strong>een</strong> consulent gekregen en wordt zijn taak nogal <strong>een</strong>s wat<br />

breder opgevat dan de oorspronkelijke bedoeling was.<br />

Diakenen<br />

Taken van de diakenen volgens het bevestigingsfomulier:<br />

- zorgdragen voor de gem<strong>een</strong>te<br />

- dienst der barmhartigheid<br />

- liefde van Christus zichtbaar maken<br />

- besteden van de ingezamelde gaven<br />

- opwekken van de gem<strong>een</strong>te om barmhartigheid te<br />

bewijzen<br />

Diakonaal huisbezoek<br />

Diakonaal huisbezoek is <strong>een</strong> huisbezoek vanuit diakonaal<br />

oogpunt. Vroeger was dat vaak het halen van geld bij rijkere<br />

mensen en het uitdelen van dat geld bij arme mensen. Wat in<br />

onze tijd vaak belangrijker is dan geld, zijn andere gaven als<br />

tijd en aandacht. Op het diakonale huisbezoek kunnen de<br />

diakenen bij gem<strong>een</strong>teleden inzamelen wat zij aan 'gaven'<br />

heb<strong>ben</strong>. Waar gaven in de gem<strong>een</strong>te nodig zijn, kunnen zij dan<br />

die gaven uitdelen. Op deze wijze geeft <strong>een</strong> diaken leiding aan<br />

de gem<strong>een</strong>te en wordt de gem<strong>een</strong>te gebouwd.<br />

Formulieren van Enigheid<br />

Dit is <strong>een</strong> <strong>ben</strong>aming voor drie Nederlandse<br />

belijdenisgeschriften die vlak na de Reformatie door de<br />

Nederlandse Gereformeerde Kerken opgesteld zijn en waarin<br />

men <strong>een</strong>heid in het ware geloof vond. Het zijn: de Nederlandse<br />

Geloofsbelijdenis (1561), de Heidelbergse Catechismus (1563)<br />

en de Dordtse Leerregels (1619).<br />

Generale synode (GS)<br />

De generale synode is de meest brede vergadering van de<br />

kerk. Ze wordt generaal of algem<strong>een</strong> genoemd omdat de gehele<br />

kerk er vertegenwoordigd is. De generale synode vergadert in<br />

de regel 1x per 3 jaar. Naar deze vergadering vaardigt elke<br />

particuliere synode 6 pred<strong>ik</strong>anten, 6 ouderlingen en 1 diaken<br />

af.<br />

Jeugdouderling<br />

De jeugdouderling is ouderling in gelijke rechten en plichten<br />

als de anderen, maar met <strong>een</strong> speciale opdracht. Hij is de<br />

schakel tussen de kerkenraad en de jeugd en het jeugdwerk.<br />

Hij heeft:<br />

a. <strong>een</strong> pastorale taak (hem is het pastoraat aan de wat<br />

oudere jeugd toevertrouwd)


. <strong>een</strong> taak binnen de kerkenraad (hij licht de kerkenraad<br />

in over het jeugdwerk en betrekt de jeugd in het beleid<br />

van de kerkenraad)<br />

c. <strong>een</strong> stimulerende taak (hij houdt contact met het<br />

jeugdwerk en activeert jongeren tot deelname)<br />

d. <strong>een</strong> taak naar de gem<strong>een</strong>te toe (bv. in het contact houden<br />

met ouders)<br />

Kerkenraad<br />

Art.37 K.O. zegt over de kerkenraad: "In alle kerken moet <strong>een</strong><br />

kerkenraad zijn, bestaande uit de dienaren des Woords, de<br />

ouderlingen en de diakenen, welke regelmatig zal samenkomen<br />

en waarin de dienaren des Woords - indien er meer zijn dan<br />

één, de dienaren om beurten - heeft te presideren."<br />

Kerkenraadsvergadering<br />

Vaak wordt onderscheid gemaakt in kerkenraadsvergaderingen<br />

in smal en breed verband. Onder vergaderingen in smal<br />

verband wordt bedoeld: vergaderingen zonder diakenen. Op<br />

deze vergaderingen worden de huisbezoeken gerapporteerd en<br />

komen pastorale zaken aan de orde. Kerkenraadsvergaderingen<br />

in breed verband zijn vergaderingen met ouderlingen en<br />

diakenen. Deze vergaderingen zijn ingesteld om allerlei zaken<br />

die het kerkelijk leven raken te bespreken.<br />

Kerkorde<br />

De kerkorde geeft de regels die, op grond van het Woord van<br />

God, voor de goede orde in de kerk nodig zijn. Het vaststellen<br />

van deze kerkelijke orde berust bij de plaatselijke kerken die<br />

in synode samenkomen. Een kerkorde is dan ook g<strong>een</strong> onveranderlijke<br />

regel. Dezelfde kerken die haar heb<strong>ben</strong> vastgesteld,<br />

kunnen haar ook wijzigen. Zolang dit echter niet is gebeurd,<br />

heeft de kerkorde kracht en geldigheid voor de kerken die<br />

haar opgesteld heb<strong>ben</strong>.<br />

Kerkvisitatie<br />

Eenmaal per jaar vindt er op de kerkenraad kerkvisitatie<br />

plaats door afgevaardigden van de classis. De bedoeling<br />

hiervan is volgens art. 44 K.O.: "toe te zien of de pred<strong>ik</strong>anten,<br />

ouderlingen en diakenen hun ambt getrouw waarnemen, bij de<br />

zuiverheid der leer volharden, de aangenomen kerkorde in elk<br />

opzicht handhaven en de opbouw van de gem<strong>een</strong>te, alsmede<br />

van de jeugd, naar behoren, zoveel hun mogelijk is, met<br />

woorden en werken bevorderen, opdat zij hen die nalatig zijn in<br />

het één of ander, bijtijds broederlijk vermanen en met raad en<br />

daad alles doen verstrekken tot vrede, opbouw en welzijn van<br />

de kerken".


Lastbrieven<br />

Lastbrieven (ook wel genoemd: geloofsbrieven) zijn de brieven<br />

die afgevaardigden meekrijgen naar <strong>een</strong> meerdere vergadering.<br />

In de brieven staat dat de afgevaardigden gemachtigd zijn de<br />

kerkenraad die hen gezonden heeft te vertegenwoordigen. Het<br />

is <strong>een</strong> verklaring van de kerkenraad dat deze personen 'last'<br />

(opdracht) en 'macht' (bevoegdheid) is gegeven om alle daar ter<br />

tafel komende onderwerpen te behandelen.<br />

Moderamen<br />

Het moderamen van <strong>een</strong> vergadering vormt de leiding van die<br />

vergadering. Het bestaat in ieder geval uit <strong>een</strong> voorzitter om<br />

leiding te geven en <strong>een</strong> scriba om te notuleren. Meestal wordt<br />

dit nog aangevuld met <strong>een</strong> assessor (tweede voorzitter) die de<br />

voorzitter moet bijstaan. Volgens art.35 K.O. moet zo'n moderamen<br />

er in alle kerkelijke samenkomsten zijn, d.w.z. in kerkenraden,<br />

classes en synoden.<br />

Ondertekeningsformulier (of: verbindingsformulier)<br />

Het ondertekenen van het verbindingsformulier betekent dat<br />

de <strong>ambtsdrager</strong>s zich binden aan de leer van de kerk, zoals<br />

die in de belijdenisgeschriften is vervat.<br />

Ouderlingen<br />

Taken van de ouderlingen volgens het bevestigingsformulier:<br />

- gem<strong>een</strong>teleden trouw bezoeken en geestelijke leiding<br />

geven<br />

- opwekken tot de dienst des Heren<br />

- wijzen op de roeping om te getuigen<br />

- vermanen en christelijke tucht oefenen<br />

- waken tegen dwaalleer<br />

- toezien op elkaar en de dienaren des Woords<br />

- er op acht geven dat alles in de gem<strong>een</strong>te betamelijk en<br />

in goede orde geschiedt<br />

Ouderling van dienst<br />

De ouderling van dienst is degene die de praktische<br />

eindverantwoordelijkheid draagt in de eredienst. Zijn taak<br />

blijkt vooral uit:<br />

- het doen van het kerkenraadsgebed voor de dienst<br />

- het geven van de handdruk voor en na de dienst<br />

- het zorgen voor <strong>een</strong> reserve-preek in geval van nood<br />

- het beslissen over al of niet voortzetten van de dienst in<br />

bijzondere situaties


Periodiek aftreden<br />

Preses<br />

Art. 27 K.O.: "De ouderlingen en diakenen dienen naar<br />

plaatselijke regeling twee of meer jaren, terwijl elk jaar <strong>een</strong><br />

evenredig deel aftreedt. De aftredenden worden door andere<br />

vervangen, tenzij de toestand en het belang van <strong>een</strong> kerk <strong>een</strong><br />

herkiezing raadzaam maken." De Nederlandse Gereformeerde<br />

Kerken heb<strong>ben</strong> vanaf het begin als regel aangenomen dat<br />

ouderlingen en diakenen niet levenslang, maar voor <strong>een</strong><br />

bepaalde periode in het ambt dienen. Ze gingen daarmee in<br />

het voetspoor van Calvijn. Calvijn had drie redenen voor<br />

aftreden na <strong>een</strong> bepaalde tijd: 1. zo wordt de kans op<br />

heerschappij door de <strong>ambtsdrager</strong>s in de gem<strong>een</strong>te kleiner; 2.<br />

zo heeft de gem<strong>een</strong>te meer invloed op de regering van de kerk;<br />

3. zo komen de verschillende gaven die in de gem<strong>een</strong>te zijn<br />

meer tot ontplooiing.<br />

Art. 34 K.O.: "De taak van de preses is om aan de orde te<br />

stellen en toe te lichten hetg<strong>een</strong> behandeld moet worden, toe te<br />

zien dat <strong>een</strong> ieder op zijn beurt spreke, hen die te scherp en<br />

strijdlustig zijn in het spreken het zwijgen op te leggen en,<br />

indien zij daaraan g<strong>een</strong> gehoor geven, op hen censuur toe te<br />

passen. Zijn taak eindigt wanneer de vergadering uit<strong>een</strong>gaat.".<br />

Dat de pred<strong>ik</strong>ant praeses is van de kerkenraad, is<br />

over<strong>een</strong>komstig art. 37 van de K.O.<br />

Preeklezen<br />

De opdracht van <strong>een</strong> preeklezer is het begeleiden van <strong>een</strong><br />

eredienst onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad. Hij<br />

heeft de taak <strong>een</strong> uitgezochte preek voor te lezen en zorg te<br />

dragen voor <strong>een</strong> goede liturgie.<br />

Pred<strong>ik</strong>ant<br />

Taken van <strong>een</strong> pred<strong>ik</strong>ant volgens het bevestigingsformulier:<br />

- het Woord van God verkondigen in alle getrouwheid<br />

- de sacramenten bedienen<br />

- het aanroepen van Gods naam met schuldbelijdenis,<br />

lofprijzing en voorbede<br />

- onderwijzen van de jeugd<br />

- het 'in goede orde en tucht' houden van de gem<strong>een</strong>te<br />

Particuliere synode (PS)<br />

De particuliere synode is <strong>een</strong> samenkomst van <strong>een</strong> aantal<br />

classes en vergadert 1x per jaar. Elke classis stuurt naar deze<br />

vergadering 3 pred<strong>ik</strong>anten, 3 ouderlingen en 1 diaken.


Scriba<br />

Een scriba moet er zorg voor dragen dat er <strong>een</strong> getrouwe<br />

schriftelijke vastlegging is van alle besluiten en belangrijke<br />

handelingen van <strong>een</strong> kerkelijke vergadering. Dr. T. Brienen<br />

omschrijft 5 taken van de scriba in Uit liefde tot Christus en<br />

zijn gem<strong>een</strong>te:<br />

- hij is notulist van de kerkenraadsvergaderingen<br />

- hij is het postadres van de gem<strong>een</strong>te<br />

- hij is samensteller van de kerkenraadsagenda<br />

- hij treft regelingen voor de eredienst, zoals kanselafkondigingen<br />

- hij houdt het ledenbestand bij<br />

Verkiezing ouderlingen / diakenen<br />

Art. 22 K.O.: "De ouderlingen worden uit <strong>een</strong> voordracht van de<br />

kerkenraad met medewerking van de gem<strong>een</strong>te verkozen,<br />

doordat <strong>een</strong> aantal, dubbel zo groot als het te verkiezen aantal,<br />

aan de gem<strong>een</strong>te wordt voorgesteld, waarvan de gem<strong>een</strong>te<br />

verkiest zoveel er nodig zijn, waarna de gekozenen, als zij door<br />

de gem<strong>een</strong>te zijn goedgekeurd, onder aanroeping van de Naam<br />

des Heren volgens het daarvoor bestemde formulier worden<br />

bevestigd."; art. 24 K.O.: "Op dezelfde wijze als omschreven in<br />

art. 22 heeft ook de verkiezing, approbatie en bevestiging van<br />

diakenen plaats".<br />

Praktisch is de gang van zaken in onze kerken de volgende:<br />

1. de kerkenraad vraagt de gem<strong>een</strong>te om namen<br />

2. uit de binnengekomen namen en bespreking op de<br />

kerkenraad komt <strong>een</strong> groslijst<br />

3. uit deze groslijst kiest de kerkenraad <strong>een</strong> aantal namen,<br />

dubbel zo groot als het aantal vacatures<br />

4. de gem<strong>een</strong>te kiest uit dit dubbele getal het <strong>ben</strong>odigde<br />

aantal<br />

5. degenen die door de gem<strong>een</strong>te gekozen zijn, zijn door de<br />

kerkenraad <strong>ben</strong>oemd en hun namen worden twee maal<br />

aan de gem<strong>een</strong>te bekend gemaakt<br />

6. als er g<strong>een</strong> wettige bezwaren tegen hen worden<br />

ingebracht, worden zij in het ambt bevestigd.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!