In H ou d - NIV
In H ou d - NIV
In H ou d - NIV
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Kansen in de opleiding 8<br />
Hoe leer en superviseer je competenties?<br />
Competenties beoordelen<br />
deden we toch altijd al?<br />
J<strong>NIV</strong> oP<strong>In</strong>IESESSIE<br />
2012<br />
Genoeg vlieguren voor ‘jonge<br />
klaren?’ 7<br />
WIE VoLGT?<br />
Een nieuwe serie over<br />
social media 17<br />
WAT IS dE<br />
DIAGNOSE?<br />
Casuïstiek in quizvorm 23<br />
Best practice 13<br />
De ins and <strong>ou</strong>ts van een acute<br />
opname- en diagnostiekafdeling.<br />
rubrIeken<br />
Meester-gezel 10<br />
Henk Verheul en Mariette Labots<br />
E-mail uit het buitenland 20<br />
Karin Kaasjager werkte vorig jaar<br />
zomer in Malawi<br />
Geschiedenis van de <strong>NIV</strong> 26<br />
Dr. L. Schalm (1909-1982) en de<br />
opleiding interne geneeskunde<br />
De medicus in het theater 5 28<br />
Don Pasquale van Gaetano Donizetti<br />
<strong>In</strong>tervIew 4<br />
Teun van Gelder<br />
Sinds dit jaar is Teun van Gelder<br />
de voorzitter van de Vereniging<br />
voor Klinische Farmacologie en<br />
Biofarmacie, een betrekkelijk kleine<br />
maar kleurrijke club binnen de <strong>NIV</strong>.<br />
Een gesprek met een internist in<br />
hart en nieren.<br />
St. Antonius Ziekenhuis 24<br />
Nieuwegein<br />
Hoe is het om te werken in een<br />
groot, niet-academisch centrum?<br />
Een gesprek met Willem Jan Bos.<br />
Het Bureau 30<br />
Jelle van der Helm, beleidsadviseur:<br />
“Een team, een taak’’<br />
Medisch nieuws 32<br />
Medische wetens waardigheden<br />
Hora Est 35<br />
Stellingen uit proefschriften<br />
Column Yvo Smulders 36<br />
Luctor et luctor<br />
<strong>In</strong>H<strong>ou</strong>d<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 1
colofon<br />
<strong>In</strong>ternistendagen<br />
Dit magazine valt vlak voor de <strong>In</strong>ternistendagen bij u in de bus. De <strong>In</strong>ternistendagen<br />
(25-27 april in Maastricht) zijn zowel een hoogtepunt in ons professionele bestaan<br />
als een slijpsteen waar u uw inzichten weer aan kunt scherpen. Want bijstellen is<br />
zeer nodig in deze tijd waarin in de gezondheidszorg van alles verandert. Dat geldt<br />
niet alleen voor de inh<strong>ou</strong>d van ons werk, maar ook voor de omgeving waarin we de<br />
zorg verlenen.<br />
Voor de brede vakinh<strong>ou</strong>delijke scholing bent in Maastricht natuurlijk op de goede<br />
plek. Tijdens deze <strong>In</strong>ternistendagen zult u ontdekken op welke gebieden u goed bij<br />
bent en op welke gebieden minder, maar ook zullen heilige huisjes omvergehaald<br />
worden, leidend tot een nieuwe behandeling van <strong>ou</strong>de ziektebeelden.<br />
Ook buiten de spreekkamer verandert er veel. De invoering van DOT (DBC’s Op weg<br />
naar Transparantie) leidt tot veel mist; transparantie is verder weg dan ooit. De<br />
Commissie Beroepsbelangen van onze vereniging maakt overuren om problemen te<br />
analyseren en oplossingen aan te dragen. En weer hebben wij besloten om juridische<br />
wegen te bewandelen om de grootste misstanden aan te vechten.<br />
Ook buiten het ziekenhuis is alles in beweging. Er lijkt geen ziekenhuis meer te zijn<br />
dat niet in gesprek is met andere ziekenhuizen om afspraken te maken over samenwerking<br />
op allerlei gebieden. Er is een concentratiegedachte ontstaan die op ieder<br />
gebied zijn uitwerking zal krijgen. Er verschijnen notities over de nieuwe richtlijn<br />
<strong>In</strong>tensive Care en de Spoedeisende Hulpafdelingen. Er wordt diepgaand gediscussieerd<br />
over concentratie van laagvolume- en hoogcomplexe zorg. <strong>In</strong>tussen proberen wij bij<br />
de beleidsmakers duidelijk te maken dat een groot deel van de geneeskundige zorg<br />
bejaarde patiënten met multimorbiditeit betreft die nu juist in de buurt van huis<br />
behandeld moeten worden. <strong>In</strong> de Domus wordt ten slotte intensief bediscussieerd<br />
hoe de belangen van medisch specialisten beter behartigd kunnen worden en hoe<br />
de verschillende wetenschappelijke verenigingen beter kunnen samenwerken. De<br />
<strong>NIV</strong> is op alle gebieden intensief bij de discussies betrokken. Het bestuur stelt prijs<br />
op uw mening over alle veranderingen die op u afkomen. Velen van u hebben waarschijnlijk<br />
de regiobijeenkomsten bezocht, die dit keer waren gewijd aan kwaliteit<br />
van zorg en doelmatig behandelen. Natuurlijk hoopt het bestuur u te kunnen verwelkomen<br />
op de ledenvergadering van de <strong>NIV</strong> op de <strong>In</strong>ternistendagen in Maastricht,<br />
om samen de bakens te verzetten.<br />
Tot ziens in Maastricht!<br />
Frank Bosch,<br />
voorzitter<br />
<strong>In</strong>terne Geneeskunde,<br />
magazine voor de internist<br />
3 e jaargang, nummer 1, maart 2012<br />
Redactie:<br />
Johanneke Portielje (hoofdredacteur),<br />
Hans Ablij, Evert-Jan de Kruijf, Anne-Els van<br />
de Logt, Bas Oude Elberink, Marina Kapteyn-<br />
Brus<br />
Redactie-adres:<br />
Van Zuiden Communications B.V.<br />
E-mail: kapteyn@ vanzuidencommunications.nl<br />
Vormgeving en DTP:<br />
HGPDESiGN<br />
Alphen aan den Rijn<br />
Uitgever:<br />
Van Zuiden Communications B.V.<br />
Postbus 2122<br />
2400 CC Alphen aan den Rijn<br />
ISSN 2211-100X<br />
© <strong>NIV</strong>, 2012<br />
Website <strong>NIV</strong>: www.internisten.nl<br />
VAn dE VoorzITTEr<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 3
4<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012
<strong>In</strong>terview met nVkFB-voorzitter Teun van Gelder<br />
nIV GEEFT kL<strong>In</strong>ISCHE<br />
FArMACoLoGIE MEER GEZICHT<br />
De klinisch farmacologen in ons<br />
land zijn verenigd in de Nederlandse<br />
Vereniging voor Klinische Farmacologie<br />
en Biofarmacie, een overkoepelende<br />
vereniging waarvan ook diverse internisten<br />
lid zijn. “Het is belangrijk dat het<br />
vakgebied van de klinische farmacologie<br />
van zoveel mogelijk kanten wordt<br />
belicht,” zegt prof. Teun van Gelder,<br />
hoogleraar Klinische Farmacologie aan<br />
de Erasmus Universiteit Rotterdam,<br />
en sinds vorig jaar voorzitter van deze<br />
vereniging. Maar in hart en nieren is hij<br />
toch vooral internist.<br />
Binnen de <strong>NIV</strong> vormen de internistklinisch<br />
farmacologen een betrekkelijk<br />
bescheiden groep. Een man<br />
of 25 tot 30, schat Van Gelder.<br />
Velen van hen zijn ook lid van de<br />
Nederlandse Vereniging voor Klinische<br />
Farmacologie en Biofarmacie (NVKFB).<br />
“Dat is een rijkgeschakeerd gezelschap<br />
van diverse pluimage, artsen<br />
en apothekers, wat het voordeel heeft<br />
dat kennis vanuit verschillende disciplines<br />
bij elkaar wordt gebracht. Het is<br />
van groot belang dat in de dagelijkse<br />
praktijk van de klinische farmacologie<br />
artsen en (ziekenhuis)apothekers nauw<br />
met elkaar samenwerken. Die samenwerking<br />
heeft een stevige basis binnen<br />
de NVKFB. Met name mijn voorganger<br />
prof. Jan Schellens, internist in het<br />
Nederlands Kanker <strong>In</strong>stituut en hoogleraar<br />
Klinische Farmacologie in Utrecht,<br />
heeft zich, terecht, altijd sterk gemaakt<br />
voor het gecombineerd optrekken van<br />
artsen en apothekers in dit vakgebied.”<br />
Niertransplantatie<br />
Van Gelder heeft altijd arts willen<br />
worden. Hij koos voor de interne<br />
geneeskunde vanwege de breedte<br />
van het vakgebied, het diagnostische<br />
puzzel werk en het zoeken naar therapeutische<br />
oplossingen. Zijn studie<br />
geneeskunde en zijn opleiding tot<br />
internist deed hij in Rotterdam. “<strong>In</strong><br />
het derde jaar van mijn internistenopleiding<br />
vroeg transplantatienefroloog<br />
prof. Willem Weimar mij<br />
te participeren in een onderzoek<br />
bij niertransplantatiepatiënten. Het<br />
betrof een studie naar specifieke antistoffen<br />
om afstoting van de donornier<br />
te voorkómen. Ik verdiepte me in het<br />
onderwerp en bleek het bijzonder leuk<br />
en boeiend te vinden. Het werd uiteindelijk<br />
mijn promotie-onderzoek.” De<br />
problematiek rond niertransplantaties<br />
bleef daarna zijn interesse h<strong>ou</strong>den.<br />
Hij specialiseerde zich vervolgens, in<br />
Rotterdam, in de nefrologie.<br />
Maar Van Gelder was ook aangestoken<br />
door het onderzoek naar de farmacokinetiek<br />
van geneesmiddelen. “Bij<br />
immunosuppressieve middelen gaat<br />
het vaak om stoffen die een nauwe<br />
therapeutische breedte hebben: de<br />
effectieve en de toxische dosis liggen<br />
dicht bij elkaar. We zoeken steeds<br />
de juiste dosering voor elke patiënt<br />
door in bloed de concentratie van<br />
het middel te meten.” Mede omdat er<br />
in het Erasmus Medisch Centrum, in<br />
Van Gelder:<br />
<strong>In</strong> hart en nieren<br />
ben ik toch vooral<br />
internist<br />
2002, een vacature voor een klinisch<br />
farmacoloog was, heeft hij de opleiding<br />
in het aandachtsgebied klinische<br />
farmalocologie gevolgd. Dat deed hij<br />
in Nijmegen.<br />
Zichtbaarheid<br />
Naast internisten zijn relatief veel<br />
apothekers en ziekenhuisapothekers<br />
lid van de NVKFB, en daarnaast bijvoorbeeld<br />
kinderartsen, psychiaters<br />
en medisch biologen. Sinds dit jaar is<br />
Van Gelder de nieuwe voorzitter van<br />
de NVKFB. De vereniging kent drie<br />
certificeringen: één voor internisten,<br />
één voor ziekenhuisapothekers en één<br />
voor de overige leden. Haar aandacht<br />
richt de vereniging vooral op onderwijs<br />
en onderzoek, ten aanzien van de<br />
patiëntenzorg heeft ze een meer consultatieve<br />
rol. Leden van de NVKFB<br />
zijn betrokken bij de cursus klinische<br />
farmacologie (COIG-cursus) van de<br />
<strong>NIV</strong>, waarin internisten in opleiding<br />
de basisprincipes van het vakgebied<br />
worden onderwezen. “Het verzorgen<br />
van die cursus is van groot belang voor<br />
de zichtbaarheid van de NVKFB binnen<br />
de internistische wereld. Ze laat daar<br />
ook de breedte van de klinische farmacologie<br />
zien.” Binnen de opleiding tot<br />
internist bestaat het profiel klinische<br />
farmacologie, kent de <strong>NIV</strong> een sectie<br />
Klinische Farmacologie waarvan een<br />
kleine 30 internist-klinisch farmacologen<br />
lid zijn, en is het aandachtsgebied<br />
vertegenwoordigd in het Concilium.<br />
“We vormen in feite maar een betrekkelijk<br />
klein clubje binnen de <strong>NIV</strong>. Maar<br />
het is belangrijk om ons daarin te profileren.<br />
Tijdens de <strong>In</strong>ternistendagen<br />
verzorgen we verschillende presentaties<br />
om ons werk en onderzoek voor<br />
het voetlicht te brengen.”<br />
<strong>In</strong>TErVIEW<br />
TeksT: Henk Hellema – Beelden: BarT VersTeeg<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 5
6<br />
Warm hart<br />
Van Gelder heeft een warm hart voor<br />
de <strong>NIV</strong>, zegt hij. Hij onderschrijft volledig<br />
haar motto ‘Kracht in Diversiteit’<br />
om alle deelspecialistische verenigingen<br />
bij elkaar te h<strong>ou</strong>den. “Ik denk dat<br />
ook wij ons steentje aan die diversiteit<br />
bijdragen.” Landelijk, maar ook plaatselijk.<br />
“Zo kent, om een voorbeeld te<br />
geven, de opleiding tot internist in<br />
het Erasmus Medisch Centrum stageplaatsen<br />
klinische farmacologie, een<br />
initiatief van hoofdopleider interne<br />
geneeskunde prof. Jan van Saase.”<br />
Het verlenen dan wel verlengen van<br />
de opleidingsbevoegdheid klinische<br />
farmacologie ligt weer in handen<br />
van een visitatiecommissie vanuit de<br />
gelijknamige <strong>NIV</strong>-sectie.<br />
Van Gelder voelt zich nog altijd vooral<br />
internist, zegt hij. Binnen het Erasmus<br />
Medisch Centrum draait hij nog diensten<br />
voor de nefrologie, is hij verantwoordelijk<br />
voor patiënten op de<br />
nefrologieafdeling en voor niertransplantatie-<br />
en hemodialysepatiënten;<br />
ook h<strong>ou</strong>dt hij nog spreekuur als internist-nefroloog.<br />
“Nierpatiënten hebben<br />
naast hun nierproblemen vaak ook<br />
andere aandoeningen zoals te hoge<br />
bloeddruk, hartfalen en diabetes. Het<br />
is voor hen heel plezierig dat ze met al<br />
die medische problemen bij één arts<br />
terecht kunnen.”<br />
Mycofenolzuur<br />
Zijn onderzoek naar de effectiviteit<br />
van immunosuppressiva bij niertransplantaties<br />
richtte zich in het begin,<br />
tijdens zijn promotie-onderzoek,<br />
currIculum vItae<br />
Naam: T. (Teun) van Gelder<br />
Leeftijd: 49 jaar<br />
Opleidingen:<br />
- 1980-1987: Geneeskunde, Erasmus Universiteit, Rotterdam<br />
- 1988-1993: <strong>In</strong>terne Geneeskunde, Erasmus MC<br />
- 1995-1996: Nefrologie, Erasmus MC<br />
- 2002-2003: Klinische Farmacologie, UMC Nijmegen<br />
Promotie: 1996, Erasmus Universiteit, Rotterdam<br />
Proefschrift: The role of anti <strong>In</strong>terleukin-2 receptor monoclonal antibody (BT563)<br />
in the prevention of acute rejection after organ transplantation<br />
Loopbaan:<br />
- 1993-1996: internist, afdeling <strong>In</strong>terne Geneeskunde, Erasmus MC<br />
- 1996-1998: internist-nefroloog, afdeling <strong>In</strong>terne Geneeskunde, Erasmus MC<br />
- 1998-1999: Post-doctoral fellow, Department of Cardiothoracic Surgery,<br />
Laboratory for Transplantation Immunology, Stanford University, USA<br />
- 2002-2010: internist-nefroloog, afdeling <strong>In</strong>terne Geneeskunde, en internistklinisch<br />
farmacoloog, Ziekenhuisapotheek, Erasmus MC<br />
Huidige functie:<br />
- bijzonder hoogleraar Klinische Farmacologie, Erasmus MC<br />
Nevenfuncties:<br />
- voorzitter Nederlandse Vereniging voor Klinische Farmacologie en Biofarmacie<br />
- secretaris Nederlandse Transplantatie Vereniging<br />
vooral op monoklonale antilichamen<br />
tegen interleukine-2-receptoren. Die<br />
receptoren spelen een rol bij de activatie<br />
en proliferatie van de voor afstoting<br />
verantwoordelijke T-lymfocyten.<br />
Later heeft hij veel onderzoek gedaan<br />
naar de werkzaamheid en toxiciteit<br />
van mycofenolzuur. “Aanvankelijk<br />
werd aangenomen dat een standaarddosis<br />
mycofenolzuur voldoende was<br />
voor een goede immunosuppressieve<br />
werking. Die opvatting bleek een erg<br />
simplistische voorstelling van zaken te<br />
zijn. Ik heb laten zien dat de concentratie<br />
van het mycofenolzuur in het bloed<br />
Tijdens de LC-MS-methode wordt eerst met vloeistofchromatografie (LC) een<br />
patiënten monster in componenten gescheiden, waarna de massaspectrometer als<br />
detector voor bijvoorbeeld geneesmiddelen fungeert.<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
voorspellend is voor het risico op afstoting<br />
van de donornier. Verder heb ik<br />
aangetoond dat mycofenolzuur in het<br />
lichaam van de patiënt een interactie<br />
heeft met cyclosporine en heb ik uitgeplozen<br />
welk farmacologisch mechanisme<br />
daaraan ten grondslag ligt.”<br />
De klinische farmacologie h<strong>ou</strong>dt zich<br />
in belangrijke mate bezig met het<br />
bepalen van geneesmiddelenconcentraties<br />
in volbloed of plasma, van<br />
therapeutic drug monitoring. Er bestaat<br />
echter een tendens om de concentratie<br />
ook in de doelcellen zelf te meten.<br />
“Met moderne analytische apparatuur<br />
waaronder massaspectrometers<br />
(zie foto), zijn we momenteel in<br />
Rotterdam bezig om de concentratie<br />
van het immunosuppressivum tacrolimus<br />
in lymfocyten te meten. Dat geeft<br />
ons extra informatie over de effectiviteit<br />
van het middel. Op deze manier<br />
hopen we bij de individuele patiënt<br />
een betere voorspelling van het risico<br />
op afstoting te kunnen maken.”<br />
De laatste jaren heeft Van Gelder zijn<br />
onderzoeksterrein verbreed tot buiten<br />
dat van de niertransplantatie. Hij wil<br />
niet alleen de klinisch farmacoloog van<br />
de afdeling nefrologie zijn, maar van<br />
het hele ziekenhuis. Hij doet nu ook<br />
onderzoek naar de effectiviteit en toxiciteit<br />
van tamoxifen bij patiënten met<br />
borstkanker, naar tenofovir bij patiënten<br />
met een HIV- of hepatitis-B-infectie<br />
en bestudeert hij de farmacokinetiek<br />
van intraveneus toegediende immuunglobulinen<br />
bij patiënten met het syndroom<br />
van Guillain-Barré. Als een<br />
echte internist met grote belangstelling<br />
voor geneesmiddelenonderzoek.
4+2 ≠ 3+3?<br />
De opleiding tot internist duurt zes<br />
jaar, waarvan de laatste twee jaar<br />
volgens het huidige opleidingsplan<br />
gevuld zijn met 20% algemeen<br />
interne geneeskunde (AIG) en 80%<br />
differentiatie. Biedt dit aan de toekomstige<br />
internisten voldoende<br />
ruimte voor beide uitersten van het<br />
spectrum?<br />
AIG versus differentiatie<br />
De kracht van de interne geneeskunde<br />
zit in de diversiteit. We hebben<br />
toch allemaal voor dit vak gekozen<br />
omdat het zo breed en uitdagend is?<br />
De internist is bij uitstek ’de dokter’<br />
van het ziekenhuis. Om dit doel te<br />
bereiken lijkt zes jaar expositie aan<br />
de AIG een minimum. De patiëntenzorg<br />
wordt echter steeds complexer<br />
en dit vraagt om meer specialistische<br />
kennis en zorg. Vanuit dat perspectief<br />
worden bijvoorbeeld de diensten voor<br />
de AIG tijdens de differentiatie als<br />
afleidend van de verdieping gezien.<br />
Ook zijn er bijvoorbeeld internationale<br />
ontwikkelingen waarbij belang<br />
wordt gehecht aan meer dan twee<br />
jaar differentiatie.<br />
J<strong>NIV</strong> Opiniesessie 2012<br />
De J<strong>NIV</strong> Opiniesessie, die traditiegetr<strong>ou</strong>w<br />
wordt geh<strong>ou</strong>den tijdens<br />
de <strong>In</strong>ternistendagen, leent zich bij<br />
uitstek voor discussies over de toekomst<br />
van het vak, die zowel assistenten<br />
als internisten aangaan. <strong>In</strong> de<br />
J<strong>NIV</strong> Opiniesessie 2012 willen we de<br />
verdeling tussen AIG versus differen-<br />
tiatie tijdens de laatste twee jaar van<br />
de opleiding, kritisch tegen het licht<br />
h<strong>ou</strong>den. Als uitgangspunt hebben we<br />
de ‘jonge klaren’ om hun ervaringen<br />
gevraagd door middel van een landelijke<br />
enquête. Voelden zij zich,<br />
direct aansluitend aan hun opleiding,<br />
voldoende toegerust voor de<br />
AIG-supervisie indien zij werkzaam<br />
waren in de periferie, en voldoende<br />
toegerust voor hun deelspecialisme<br />
indien zij academisch werkzaam<br />
waren?<br />
Vragen die we tijdens de J<strong>NIV</strong><br />
Opiniesessie willen beantwoorden,<br />
zijn:<br />
• Is er een minimaal aantal vlieguren<br />
te definiëren?<br />
• Moeten we het einde van de opleiding<br />
zien als een rijbewijs gevolgd<br />
door een levenlang leren?<br />
• Voelen de deelspecialisten zich<br />
bovenal algemeen internist?<br />
• Z<strong>ou</strong> het wenselijk zijn de verdeling<br />
AIG versus differentiatie anders<br />
in te richten qua duur en inh<strong>ou</strong>d,<br />
met nadruk op de laatste twee<br />
jaar?<br />
Een prikkelend onderwerp gegoten<br />
in een uitdagend format, met sterke<br />
sprekers en de behoefte aan ieders<br />
opinie!<br />
JnIV oP<strong>In</strong>IESESSIE 2012<br />
TeksT: kim BunTHof, suTHesH siVapalaraTnam, monique slee-ValenTijn – Beeld: isTock pHoTograpHy<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 7
8<br />
TeksT: prof. dr. m.m.e. scHneider, dr. g.d. Valk, prof. dr. e.W.m.T. Ter Braak en de rocu kAnSEn <strong>In</strong> dE oPLEId<strong>In</strong>G<br />
Competenties in de beroepspraktijk<br />
Hoe leer en superviseer je competenties?<br />
Beoordelen deden we toch altijd al?<br />
Ons team, onze taak<br />
Met veel plezier en enth<strong>ou</strong>siasme heeft<br />
de Regionale Opleidings commissie<br />
Utrecht (ROCU) haar regionaal opleidingsplan<br />
vernieuwd. Opleiders, plaatsvervangend<br />
opleiders en AIOS uit het<br />
UMC Utrecht en haar affiliatieziekenhuizen<br />
bepaalden hun visie op opleiden<br />
in onderlinge dialoog. Het nieuwe<br />
opleidingsplan van de ROCU is de vertaling<br />
van de landelijke besluiten voor de<br />
modernisering van de opleiding naar<br />
onze regionale situatie. Ons opleidingsplan<br />
sluit zo nauw mogelijk aan bij onze<br />
visie op de ideale opleiding en bij wat er<br />
dagelijks op de werkvloer gebeurt. Op<br />
deze wijze wordt leren en superviseren<br />
op de werkvloer gestimuleerd en ondersteund.<br />
Wij hebben ervoor gekozen om<br />
het ontwikkelen van de competenties<br />
van de AIOS te koppelen aan kenmerkende<br />
beroepsactiviteiten. <strong>In</strong> het beroep<br />
van internist komen de verschillende<br />
competenties immers in uiteenlopende<br />
beroepssituaties aan bod. <strong>In</strong> het navolgende<br />
artikel leest u op welke wijze wij<br />
dit leren en superviseren in kenmerkende<br />
beroepsactiviteiten op de werkvloer<br />
vormgeven.<br />
De visie van de ROCU<br />
De individuele AIOS en diens ontwikkeling<br />
staan centraal<br />
Tijdens de opleiding werkt de AIOS<br />
met een individueel opleidingsplan<br />
(IOP). Dit opleidingsplan slaat een<br />
brug tussen het regionale opleidingsplan,<br />
de ontwikkeling in de opleiding<br />
van de AIOS en persoonlijke kwaliteiten<br />
en ambities. AIOS en opleider<br />
bespreken periodiek het IOP tijdens<br />
de voortgangsgesprekken en evalueren<br />
dan samen de voortgang en eventuele<br />
benodigde bijstelling ervan. Zo<br />
kan een AIOS op bepaalde competenties<br />
‘voorlopen’, maar meer tijd nodig<br />
hebben voor competenties die hem of<br />
haar minder gemakkelijk af gaan, waar<br />
dan extra ruimte voor geboden wordt.<br />
Leren in de beroepspraktijk<br />
Het grootste deel van de opleiding<br />
vindt plaats op de werkvloer. Dit betekent<br />
dat de ‘leeromgeving’ in eerste<br />
instantie een ander doel heeft dan het<br />
opleiden van de AIOS, namelijk het<br />
verlenen van volwaardige en veilige<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
patiëntenzorg. Leren in de beroepspraktijk<br />
betekent dat er ruimte moet zijn<br />
voor reflectie, feedback en evaluatie op<br />
de werkplek. De AIOS zal zich bewust<br />
moeten zijn van zijn of haar eigen ontwikkeling.<br />
Dit vraagt een actieve opstelling<br />
in het leerproces. Hij of zij reflecteert,<br />
evalueert en vraagt om feedback.<br />
Een leven lang leren<br />
Een internist werkt in een omgeving<br />
die voortdurend in ontwikkeling is,<br />
op maatschappelijk, wetenschappelijk,<br />
organisatorisch en technisch gebied.<br />
Daarbij heeft een internist vaak verschillende<br />
rollen in het ziekenhuis: zo<br />
zal de AIOS later vaak zelf ook weer<br />
onderdeel uitmaken van de opleidingsgroep<br />
en supervisie geven aan AIOS. <strong>In</strong><br />
de opleiding willen wij de AIOS bagage<br />
meegeven om na de opleiding zichzelf<br />
te blijven ontwikkelen, en de verschillende<br />
rollen op zich te kunnen nemen.<br />
De opleiding is slechts het begin van<br />
een levenslang leerproces.<br />
Hoe leer en superviseer je<br />
competenties in de beroepspraktijk?<br />
Het leren en superviseren van competenties<br />
anders dan medische kennis en<br />
vaardigheden blijkt geen eenv<strong>ou</strong>dige<br />
zaak voor AIOS en hun supervisoren.<br />
Wat en hoe beoordeel je nu precies bij<br />
de ontwikkeling van een individuele<br />
AIOS in de tijd? Vele collega’s worstelen<br />
hiermee.<br />
Werken aan competenties in<br />
kenmerkende beroepsactiviteiten<br />
De competenties van de internist zijn<br />
voor de opleiding ontleed in zeven competentiegebieden<br />
(zie tabel A). Dit zijn<br />
nadrukkelijk geen leerdoelen op zich.<br />
Professionaliteit is de achtste centrale<br />
samenvattende competentie die bereikt<br />
wordt als de zeven competenties in voldoende<br />
mate worden verworven. Echter,<br />
bij de dagelijkse beroepsactiviteiten van<br />
een internist komen deze competenties<br />
juist integraal aan bod. Een voorbeeld<br />
van een kenmerkende beroepsactiviteit<br />
van een internist is een informatief<br />
gesprek met een patiënt. Hierbij<br />
spelen verschillende competenties een<br />
rol: kennis van het ziektebeeld, helder<br />
kunnen communiceren, goed kunnen<br />
luisteren en heldere verslaglegging van<br />
het gesprek in het dossier.<br />
Wij definieerden dertien kenmerkende<br />
beroepsactiviteiten van de internist.<br />
Van iedere beroepsactiviteit werd vervolgens<br />
vastgelegd welke competenties,<br />
c.q. deelcompetenties daar bij uitstek<br />
aan de orde komen en waarop feedback<br />
kan worden gegeven. <strong>In</strong> bijgaande tabel<br />
A ziet u de uitwerking hiervan. Tabel<br />
B is een overzicht van niet werkplek-<br />
of stagegebonden leermiddelen die<br />
kunnen worden ingezet om bepaalde<br />
(deel)competenties te ontwikkelen.<br />
De context van een kenmerkende<br />
beroepssituatie kan het accent op een<br />
bepaalde competentie verleggen; denk<br />
bijvoorbeeld aan een ‘slechtnieuwsgesprek’<br />
versus een gesprek met de<br />
huisarts.<br />
Korte Praktijk Beoordelingen<br />
Feedback op de ontwikkeling van competenties<br />
wordt gegeven in de vorm<br />
van een Korte Praktijk Beoordeling<br />
(KPB). De supervisor observeert bij een<br />
bepaalde kenmerkende beroepsactiviteit,<br />
en de AIOS krijgt hierna direct<br />
feedback van de supervisor. De feedback<br />
wordt samen besproken en vastgelegd<br />
in een gestandaardiseerd format.<br />
Supervisoren uit de opleidingsgroep<br />
begeleiden AIOS vaak in dezelfde<br />
stages, verplichte en keuzestages in<br />
een bepaalde fase van hun opleiding.<br />
Zij hebben dus vaak AIOS in hetzelfde<br />
stadium van hun opleiding in de stage<br />
die zij superviseren. Daarom zijn zij<br />
goed in staat om te beoordelen of de<br />
individuele AIOS in deze stage het<br />
vereiste niveau van competentie heeft<br />
bereikt die je mag verwachten in dit<br />
stadium van de opleiding en in vergelijking<br />
met andere AIOS die deze stage<br />
in deze fase volgden.<br />
De ROCU bestaat uit: prof. dr.<br />
M.M.E. Schneider, dr. G.D. Valk,<br />
prof. dr. E.W.M.T. ter Braak, dr.<br />
R. Fijnheer (Meander Medisch<br />
Centrum), dr. A. Geers (Antonius<br />
Ziekenhuis Nieuwegein), dr.<br />
R. Heiligenberg (Ziekenhuis<br />
Gelderse Vallei Ede), dr. A. Muller<br />
(Diakonessenhuis Utrecht), dr.<br />
C. Schaar (Gelre Ziekenhuis<br />
Apeldoorn); AIOS: A. Gerrits, I.<br />
Nijhof, B. Wittekamp, E. Berg, D.<br />
Severs. (http://www.opleidinginterneumcutrecht.nl/)
Tabel A. Competenties ontwikkelen in kenmerkende beroepsactiviteiten (leerdoel-leermiddel)<br />
ROCU <strong>In</strong>terne Geneeskunde<br />
Kenmerkende beroepsactivititeiten<br />
Lokaal leren op de werkvloer Kennis/vaardigheden<br />
De feedback en beoordeling van de<br />
competenties vinden dan ook plaats op<br />
basis van de schaal: onder verwachting,<br />
volgens verwachting en boven verwachting.<br />
<strong>In</strong>dien een AIOS volgens verwachting<br />
of boven verwachting presteert zal<br />
bij reguliere doorontwikkeling van de<br />
competenties de AIOS bij afronding van<br />
de opleiding voldoen aan de leerdoelen<br />
op gebied van de competenties.<br />
Voortgangs- en stageblokgesprekken<br />
Is de AIOS niet zeker van een bepaalde<br />
competentie of als een competentie<br />
onder verwachting wordt beoordeeld,<br />
dan bespreken de AIOS en opleider hoe<br />
Medisch<br />
handelen<br />
Beschikbare middelen toepassen<br />
Ethisch verantwoorde zorg<br />
Vindt informatie<br />
Behandelrelatie<br />
Communiceren<br />
Luistert<br />
Bespreekt medische informatie<br />
Verslaglegging<br />
Overlegt met collega’s<br />
Samenwerken<br />
Verwijst adequaat<br />
Effectief intercollegiaal consult<br />
Effectieve interdisciplinaire samenwerking<br />
Weten schap<br />
& Onderwijs<br />
Kritische besch<strong>ou</strong>wing informatie<br />
Ontwikkelt wetenschappelijke vakkennis<br />
deze in de komende periode het best<br />
kan worden ontwikkeld. Afgesproken<br />
wordt in welke kenmerkende beroepssituaties<br />
deze competentie het best<br />
ontwikkeld en getoetst kan worden<br />
met behulp van KPB’s of andere leermomenten<br />
om de ontwikkeling van<br />
juist deze competentie te bevorderen<br />
en/of te beoordelen (tabel A en B).<br />
De AIOS vraagt om feedback op deze<br />
compententies in de stageblokgesprekken<br />
en om gerichte feedback op specfieke<br />
aspecten van de competentie in<br />
de te observeren kenmerkende beroepssituatie<br />
via KPB’s. Het schema uit tabel A<br />
helpt supervisor en AIOS daarbij.<br />
Pers. bij- en nascholingsplan<br />
Bevordert deskundigheid anderen<br />
Maatschappelijk<br />
handelen<br />
Kent determinanten ziekten<br />
Bijdrage aan gezondheidszorg<br />
Handelt volgens wettelijke bepalingen<br />
Handelt adequaat bij incidenten<br />
Organi seren Reflec teren<br />
Balans werk, opleiding<br />
Doelmatig<br />
Middelen verantwoord besteed<br />
Gebruikt ICT adequaat<br />
Niet-oordelende h<strong>ou</strong>ding<br />
Reflectie op eigen functioneren<br />
Reflecteren met patiënt<br />
1. Acute patiënt x x x x x x x x x x x x x x x x<br />
2. Opname electieve patiënt x x x x x x x x x x x x x x x x x x<br />
3. Overdracht (inclusief supervisie<br />
ontvangen)<br />
x x x x x x x<br />
4. Visite lopen x x x x x x x x x x x<br />
5. Grote visite (inclusief diagnostisch<br />
behandelplan)<br />
x x x x x x x x x x x x x x x<br />
6. Farmacotherapie x x x x x x x x x x<br />
7. Gesprek patiënt/familie x x x x x x x x x x x x x<br />
8. Procedures/verrichtingen x x x x x x<br />
9. Ontslag (voorlichting/medicatie) x x x x x x x x x x x<br />
10. <strong>In</strong>tercollegiaal consult; verlenen<br />
en vragen<br />
x x x x x x x x x x x x x x x x<br />
11. Poli consult x x x x x x x x x x x x x x x x x<br />
12. Complicatiebespreking / MIPmelding<br />
x x x x x x x x x x x x x x x x x<br />
13. Correspondentie x x x x x<br />
Tabel B. Aanvulling van hiaten in competenties in niet-stagegebonden leermomenten (leerdoel-leermiddel)<br />
Niet-stagegebonden leermomenten<br />
14. Lokale onderwijsmomenten:<br />
ochtendrapport, grote visite,<br />
besprekingen etc.<br />
x x x x x x x x<br />
15. Regionaal cursorisch onderwijs<br />
IG (COIG)<br />
x x x<br />
16. ‘Regionaal disciplineoverstijgend<br />
cursorisch onderwijs’<br />
x x x x x x x x x x x x x x<br />
17. Landelijk onderwijs <strong>NIV</strong> x x x<br />
18. Presentatie geven/CAT x x x x x x x<br />
19. Voortgangsgesprek met<br />
opleider<br />
x x<br />
20. Onderwijs geven x x x x x x x x x<br />
Reflecteren met professional<br />
Conclusie<br />
Generaties lang zijn uitstekende internisten<br />
opgeleid op de werkvloer in<br />
een meester-gezelopleidingssituatie.<br />
Wanneer AIOS zich echter niet<br />
volgens verwachting ontwikkelden,<br />
hadden opleiders weinig instrumenten<br />
om gericht te sturen en te toetsen.<br />
Gericht ontwikkelen en toetsen<br />
van competenties in kenmerkende<br />
beroepsactiviteiten biedt AIOS, opleiders<br />
en leden van de opleidingsgroep<br />
een praktisch handvat.<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 9
10<br />
TeksT: Henk Hellema – Beelden: Hans Van den Boogaard MEESTEr-GEzEL<br />
GEdrEVEn SAMEnWErk<strong>In</strong>G<br />
TuSSEn MEESTER EN GEZEL<br />
Hoe kijken opleider en assistent tegen<br />
de opleiding aan? Hoe is hun verh<strong>ou</strong>ding<br />
en wat heeft hen geïnspireerd?<br />
Een gesprek tussen meester prof.<br />
Henk Verheul en gezel drs. Mariette<br />
Labots, beiden werkzaam op de<br />
afdeling Medische Oncologie van<br />
het Medisch Centrum van de Vrije<br />
Universiteit.<br />
Hun eerste ontmoeting, in 2008, was<br />
een formele. <strong>In</strong> de artsenkamer op<br />
de verpleegafdeling van de afdeling<br />
Medische Oncologie had Verheul zich<br />
aan Labots, toen zaalarts, voorgesteld<br />
als het nieuwe afdelingshoofd. Labots<br />
had toen al de eerste vier jaar van<br />
haar internistenopleiding achter de<br />
rug en was juist begonnen met het<br />
aandachtsgebied medische oncologie.<br />
Wat Verheul in de daaropvolgende<br />
tijd opviel, was haar enth<strong>ou</strong>siasme<br />
voor het vakgebied. “Mariette was<br />
gedreven, stond boven de stof. Voor<br />
mijn onderzoek was ik op zoek naar<br />
enth<strong>ou</strong>siaste assistenten in opleiding.<br />
Kom een keer langs, heb ik tegen haar<br />
gezegd.” Dat was niet tegen dovemansoren<br />
gericht. Hun eerste gesprek<br />
vormde het begin van een nauwe<br />
samenwerking in het patiëntenonderzoek.<br />
Oncologie<br />
Verheul heeft altijd arts willen worden<br />
en na zijn artsexamen was de oncolo-<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
gie het vakgebied dat hem het meest<br />
aansprak. “Ik ben altijd zeer geïnteresseerd<br />
geweest in de biologie<br />
van tumoren en in de beïnvloeding<br />
daarvan. Die interesse kon ik het beste<br />
verwezenlijken binnen de interne<br />
geneeskunde.” De opleiding deed hij<br />
in Utrecht. <strong>In</strong> 2007 werd hij stafmedewerker<br />
van de afdeling Medische<br />
Oncologie in Utrecht, in 2008 stapte<br />
hij over naar de VU. “Ik voel me<br />
betrokken bij kankerpatiënten die<br />
het vanwege hun ernstige ziekte vaak<br />
heel moeilijk hebben.” Zijn belangstelling<br />
ligt vooral op het terrein van het<br />
patiëntenonderzoek.<br />
Na twee keer voor geneeskunde te<br />
zijn uitgeloot begon Labots in 1996<br />
haar opleiding geneeskunde. Ook haar<br />
belangstelling ging uit naar de oncologie.<br />
<strong>In</strong> 2003-2004 werkte ze als AGNIO<br />
onder prof. H.M. Pinedo, ook leer-<br />
Mariette: Van<br />
Henk leer ik<br />
resultaten uit het<br />
lab te koppelen<br />
aan zorg in de<br />
kliniek<br />
meester van Verheul. <strong>In</strong> 2009 onderbrak<br />
ze haar opleiding interne geneeskunde<br />
voor een promotie-onderzoek<br />
bij Verheul.<br />
Verheul is betrekkelijk laat in de opleiding<br />
meester van gezel Labots geworden.<br />
Feitelijk pas in de periode van<br />
haar promotie-onderzoek. Hij voelt<br />
zich daarom ook niet zo haar meester,<br />
zegt hij. “Meester-gezel vind ik een<br />
begrip dat niet meer goed bij deze tijd<br />
past.” Dat zegt ook iets over hun uitstekende<br />
samenwerking. Tijdens het<br />
gesprek wordt er dan ook veel gelachen.<br />
Maar dat wil niet zeggen dat Labots<br />
die verh<strong>ou</strong>ding net zo ervaart. “Ik voel<br />
me wel nog steeds gezel. Van Henk<br />
heb ik geleerd een onderzoek op te<br />
zetten, laboratoriumwerk te verrichten,<br />
resultaten uit het lab aan zorg in<br />
de kliniek te koppelen, leer ik resultaten<br />
goed te interpreteren en steeds<br />
kritisch te kijken naar wat je doet.<br />
Kortom: hoe je goed wetenschappelijk<br />
onderzoek doet. Maar dat gebeurt wel<br />
altijd in een goede verstandh<strong>ou</strong>ding.”<br />
Maar ook in de patiëntenzorg heeft ze<br />
het nodige van Verheul opgestoken,<br />
ook al is hij niet haar formele opleider.<br />
Dat is prof. Epie Boven.<br />
Gedreven<br />
Hoe ziet Verheul zijn gezel? “Mariette<br />
is betrokken bij haar patiënten, doet<br />
een stap extra als dat beter is voor
currIculum vItae<br />
Naam: H. (Henk) Verheul<br />
Leeftijd: 44 jaar<br />
Opleidingen:<br />
- 1986: Eindexamen gymnasium β, Eerste Christelijk Lyceum te<br />
Haarlem<br />
- 1986-1994: Geneeskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam<br />
- 1994-1999: Promotieonderzoek, Afdeling Medische Oncologie,<br />
VUmc en Department of Surgery and Vascular Biology, Harvard<br />
University, Boston, VS<br />
- 2000-2005: <strong>In</strong>terne Geneeskunde, waarvan laatste twee jaar<br />
specialisatie in oncologie, UMC Utrecht<br />
Promotie: 2001<br />
Proefschrift: Concomitant activation of angiogenesis and<br />
coagulation in cancer (cum laude) (promotor: prof. dr. H.M.<br />
Pinedo)<br />
Loopbaan:<br />
- 2005-2007: drug development fellowship, Johns Hopkins<br />
University, Baltimore, VS<br />
- 2007-2008: staflid Medische Oncologie, UMC Utrecht<br />
- 2008-heden: afdelingshoofd Medische Oncologie, VUmc<br />
- 2009-heden: visiting professor Johns Hopkins University<br />
- 2011-heden: directeur VUmc Cancer Center Amsterdam<br />
currIculum vItae<br />
Naam: Mariette Labots<br />
Leeftijd: 36 jaar<br />
Opleidingen:<br />
- 1988-1994: Gymnasium β, Etty Hillesum College,<br />
Den Helder<br />
- 1994-1995: Kunstmatige <strong>In</strong>telligentie,<br />
Vrije Universiteit, Amsterdam<br />
- 1995-1996: Verpleegkunde, Hogeschool van<br />
Amsterdam<br />
- 1996-2003: Geneeskunde, VU (artsexamen<br />
cum laude)<br />
- 2003-2004: AGNIO afdeling Medische Oncologie<br />
(assistent prof. H.M Pinedo), VUmc<br />
- 2004-2008: AIOS <strong>In</strong>terne Geneeskunde,<br />
St. Lucas Andreas Ziekenhuis en VUmc<br />
- 2008-heden: Aandachtsgebied Medische<br />
Oncologie, twee jaar onderbroken voor<br />
promotie-onderzoek in het laboratorium<br />
- 2009-heden: promotie-onderzoek onder<br />
leiding van prof. Henk Verheul, VUmc<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 11
12<br />
hun behandeling. Ze is heel gedreven,<br />
heeft hart voor haar patiënten,<br />
maar heeft ook hart voor haar onderzoek.<br />
Ze is eigenwijs in de goede zin<br />
van het woord. Wat ze in haar hoofd<br />
heeft, wil ze ook voor elkaar krijgen.<br />
Ze kan goed meedenken, kan ideeën<br />
aanscherpen. Ze kan anderen enth<strong>ou</strong>siasmeren<br />
voor haar onderzoek,<br />
zoals andere onderzoekers, maar ook<br />
sponsoren, van groot belang voor de<br />
voortgang van het onderzoek. Ze verstaat<br />
de kunst om patiënten aan wie<br />
gevraagd wordt met een onderzoek<br />
mee te doen, begrijpelijk en eerlijk<br />
te informeren. Ze heeft gevoel voor<br />
humor, en is goed in taal.”<br />
Hoe karakteriseert Labots haar<br />
meester? “Henk is enorm gedreven, wil<br />
voor zijn patiënten en in het wetenschappelijk<br />
onderzoek het onderste uit<br />
de kan halen. Dat is een h<strong>ou</strong>ding die<br />
me erg aanspreekt. Hij is veelzijdig,<br />
kan heel makkelijk verbanden leggen<br />
tussen kliniek en labonderzoek, ziet<br />
heel goed wat de moeite waard is om<br />
uit te zoeken. Hij denkt zonder barrières:<br />
voor de voortgang van het onderzoek<br />
ziet hij weinig beren op de weg.<br />
Hij is ook heel benaderbaar, is er altijd<br />
wanneer je hem nodig hebt, of het nu<br />
om de zorg voor patiënten gaat of om<br />
het onderzoek. Hij is heel goed in het<br />
begeleiden van onderzoekers, stuurt<br />
hen bij waar nodig, laat ruimte voor<br />
eigen initiatieven. Wanneer je niet<br />
goed weet hoe je bepaalde resultaten<br />
moet interpreteren, kan hij met een<br />
enkele suggestie aangeven hoe je dit<br />
z<strong>ou</strong> kunnen oplossen.”<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
HEnk: MArIETTE IS BETrokkEn<br />
BIJ HAAr PATIënTEn, DOET EEN<br />
STAp ExTRA ALS dAT BETEr IS<br />
Voor Hun BEHAndEL<strong>In</strong>G<br />
Van Verheul heeft Labots geleerd<br />
dat het legitiem kan zijn om onder<br />
bepaalde omstandigheden van richtlijnen<br />
af te wijken, mits dit op een<br />
goed beargumenteerde en voor iedereen<br />
te volgen manier gebeurt, die ook<br />
‘reproduceerbaar’ is. “Er mag geen<br />
sprake zijn van willekeur.”<br />
En wat heeft Verheul van Labots<br />
geleerd? “Ik ben onder de indruk van<br />
het enth<strong>ou</strong>siasme waarmee ze gegevens<br />
presenteert, dat doet ze heel<br />
goed, waarschijnlijk omdat ze extroverter<br />
is dan ik. <strong>In</strong> dat opzicht kan ik<br />
nog wel wat van haar opsteken.”<br />
Kinaseremmers<br />
Verheul doet veel patiëntenonderzoek,<br />
onder meer naar de werkzaamheid<br />
van kinaseremmers bij verschillende<br />
vormen van kanker. Labots<br />
zoekt in haar onderzoek naar selectiecriteria<br />
waarop de behandeling<br />
van onder meer nierkankerpatiënten<br />
kan worden geïndividualiseerd.<br />
“Het is bekend dat niet alle patiënten<br />
goed op kinaseremmers reageren.<br />
We zijn nu bezig om in biopten van<br />
nierkankerpatiënten, genomen vòòr<br />
het starten van de behandeling, na te<br />
gaan of bepaalde eiwitpatronen voorspellend<br />
zijn voor het al of niet reageren<br />
van patiënten op het toegediende<br />
medicijn.”<br />
Na vier jaar interne geneeskunde<br />
heeft Labots haar opleiding twee jaar<br />
onderbroken voor promotieonderzoek<br />
in het lab. “Henk heeft me aangespoord<br />
om dat te doen. Zeker in<br />
het begin was dat heel erg wennen,<br />
maar ik zie nu de waarde daarvan<br />
in. Ik werk nu nog één dag in de<br />
week in het laboratorium.” Hun<br />
intensieve samenwerking verloopt<br />
volgens beiden uitstekend. Ze vinden<br />
het doen van onderzoek ‘spannend’.<br />
<strong>In</strong> juni volgend jaar hoopt Labots<br />
haar opleiding én haar promotieonderzoek<br />
te hebben afgerond.<br />
Dit interview is de laatste in deze<br />
serie.
de acute opname- en<br />
diagnostiekafdeling in het<br />
Hagaziekenhuis in den Haag<br />
Emile Schippers: “Bij zo’n verandering is common sense cruciaal”<br />
Met een vergrijzende bevolking<br />
zal de toeloop van interne geneeskundepatiënten<br />
groeien. Waar het<br />
aantal ziekenhuisbedden gelijk blijft<br />
of zelfs afneemt, neemt de druk op<br />
de bedden en de organisatie toe.<br />
<strong>In</strong> het Hagaziekenhuis in Den Haag<br />
heeft men hierop sinds 1 mei 2011<br />
een antwoord: de Acute Opname-<br />
en Diagnostiek Afdeling (AODA),<br />
waardoor de gemiddelde opnameduur<br />
van interne patiënten is teruggebracht<br />
van zeven naar vijf dagen.<br />
Acute internist Emile Schippers stond<br />
aan de wieg van deze ‘best practice’.<br />
Enth<strong>ou</strong>siast doet hij zijn verhaal.<br />
Wat is een acute opname- en<br />
diagnostiekafeling (AODA)?<br />
“De AODA is een afdeling in het ziekenhuis<br />
waar acuut zieke patiënten<br />
worden opgenomen die via de SEH<br />
of een polikliniek het ziekenhuis zijn<br />
binnengekomen en bij wie diagnostiek<br />
moet plaatsvinden en een snelle<br />
behandeling moet worden ingesteld.<br />
Zij verblijven daar niet langer dan 48<br />
uur. <strong>In</strong> deze periode wordt de patiënt<br />
verder in kaart gebracht en gestabiliseerd,<br />
wordt een diagnose gesteld en<br />
een behandelplan gemaakt. <strong>In</strong>dien<br />
de patiënt langer moet blijven, volgt<br />
transfer naar een reguliere verpleegafdeling.<br />
40% van de patiënten gaat<br />
rechtstreeks naar huis of naar een<br />
verpleeg- of verzorgingshuis. Wat de<br />
keuze ook is, deze moet uiteraard<br />
medisch-inh<strong>ou</strong>delijk verantwoord<br />
zijn. Sinds de start van de afdeling op<br />
1 mei 2011 hebben we 2300 patiënten<br />
op de AODA opgenomen, van wie<br />
1200 interne geneeskunde patiënten.<br />
De gemiddelde verblijftijd is 1,3<br />
dagen. De bezettingsgraad is, met<br />
inmiddels 16 bedden, redelijk constant.”<br />
Waarom is deze afdeling opgezet?<br />
“We zagen steeds vaker een discrepantie<br />
tussen het feit dat acuut zieke<br />
patiën ten bij binnenkomst direct zorg<br />
en behandeling nodig hebben, terwijl<br />
ze soms lang op de SEH moesten<br />
blijven (oplopend tot wel zes à acht<br />
uur), wachtend op een volledige diagnose<br />
en behandelplan. Sinds de introductie<br />
van de AODA kan een patiënt<br />
de SEH of de poli waar hij is binnengekomen,<br />
verlaten zodra de acute<br />
internist een werkdiagnose heeft<br />
gesteld (bijvoorbeeld “patiënt komt<br />
binnen met een infectie, bron nog<br />
onbekend”). De snelle doorstroom –<br />
BEST PrACTICE<br />
TeksT: marina kapTeyn-Brus – Beelden: HagaZiekenHuis, den Haag, sHuTTersTock<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 13
14<br />
soms al na een half uur, maar maximaal<br />
na twee uur – is deels te realiseren<br />
doordat wij tijdens kantooruren,<br />
vijf dagen per week, een acute internist<br />
beschikbaar hebben, die helemaal<br />
is vrijgemaakt voor acute opnames.”<br />
Wat maakt de AODA bijzonder?<br />
“Dat is allereerst de mogelijkheid om<br />
op de AODA snel vervolgonderzoek en<br />
behandeling te kunnen inzetten en<br />
te garanderen. Die snelheid hebben<br />
we te danken aan de inbedding van<br />
de afdeling in de organisatie. Ook<br />
wordt reeds bij opname van de patiënt<br />
begonnen met het inventariseren<br />
van eventueel belemmerende factoren<br />
rondom het ontslag, waardoor<br />
onnodig lange opnames worden voorkomen.”<br />
Het lijkt een succes, gezien de cijfers.<br />
De gemiddelde opnameduur is teruggebracht<br />
van circa zeven naar circa vijf<br />
dagen. Welke factoren zijn belangrijk<br />
geweest in de voorbereiding?<br />
“Dat zijn er meer geweest. De belangrijkste<br />
is wel het feit dat er in de organisatie<br />
common sense heerste over de<br />
noodzaak dat er iets grondig moest<br />
veranderen aan de logistiek rond de<br />
acute patient en het onnodig lange<br />
verblijf op de SEH. Dat dat een forse<br />
investering met zich meebracht, was<br />
duidelijk. Een nieuwe afdeling betekent<br />
extra verpleegkundig en specialistisch<br />
personeel, dat ervaring heeft<br />
en gericht is opgeleid.<br />
Een tweede, niet onbelangrijke,<br />
factor was het werk van de manager<br />
van de Zorgeenheid Acute Zorg.<br />
Er zijn afspraken gemaakt met de<br />
ondersteunende afdelingen in het<br />
ziekenhuis, om ervoor te zorgen dat<br />
de logistiek rondom de patiënt op<br />
de AODA soepel en vlot verloopt. Zo<br />
hebben we met het klinisch-chemisch<br />
lab de afspraak dat al onze aanvragen<br />
CITO zijn, zodat we niet lang<br />
op labuitslagen hoeven te wachten.<br />
Ook hebben we standaard snellere<br />
toegang tot de röntgenafdeling. Al<br />
deze logistieke afspraken maken het<br />
mogelijk dat we binnen 48 uur de<br />
patiënt op de AODA goed in kaart<br />
hebben, weten hoe hij of zij moet<br />
worden behandeld en waar hij of zij<br />
het best verder op zijn plaats is, in of<br />
buiten het ziekenhuis.<br />
En als laatste is er de introductie van<br />
het elektronisch patiëntendossier,<br />
zowel op medisch als verpleegkundig<br />
niveau. Medewerkers van verschillende<br />
afdelingen kunnen snel en<br />
eenduidig patiënteninformatie inzien<br />
en overdragen gedurende de hele<br />
opnameperiode van de patiënt.”<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
PATIënTEn zIJn TEVrEdEn.<br />
zE zIJn BLIJ dAT zE – IN<br />
ZIEkE TOESTAND – nIET<br />
MEEr zo LAnG oP dE SEH<br />
HoEVEn TE VErBLIJVEn<br />
En nu de afdeling draait?<br />
“Patiënten zijn tevreden. Ze zijn blij<br />
dat ze – in zieke toestand – niet meer<br />
zo lang op de SEH hoeven te verblijven.<br />
Heel begrijpelijk, want als je ziek bent,<br />
wil je toch zo snel mogelijk geholpen<br />
worden in een comfortabele en rustige<br />
omgeving? Spannend wordt het nog<br />
wel even met de verhuizing van de<br />
afdeling voor de deur, van onze tijdelijke<br />
locatie naar de definitieve, boven<br />
de SEH. Als we een jaar draaien, is dat<br />
allemaal achter de rug, hoop ik.”<br />
Waren er onverwachte neveneffecten<br />
voor het ziekenhuis?<br />
“We horen van medewerkers van de<br />
reguliere verpleegafdelingen dat daar<br />
nu ook meer rust heerst. De gebruikelijke<br />
hectiek rond een acute opname<br />
is door de AODA ‘weggenomen’.<br />
Onze afdeling heeft het ‘voorwerk’<br />
gedaan. Patiënten zijn ‘op de rails’<br />
als ze worden overgebracht naar een<br />
reguliere verpleegafdeling. Dit effect<br />
hadden we niet zo voorzien, maar is<br />
wel een prettige bijkomstigheid. En<br />
dankzij de lange voorbereidingstijd,<br />
ruim twee jaar, hebben we nauwelijks<br />
te maken gehad met kinderziektes.”<br />
Wat is het effect op de opleiding?<br />
“<strong>In</strong>middels zijn er nog twee internisten<br />
binnen onze vakgroep, dr. Kees van<br />
Nieuwkoop en dr. L<strong>ou</strong>is-Jean Vleming,<br />
bezig zich retrograad te registreren<br />
tot internist-acuut geneeskundige,<br />
een erkend aandachts gebied binnen<br />
de interne geneeskunde. Daarvoor<br />
zijn cursussen gevolgd. Ikzelf zal<br />
mij bovendien laten opleiden tot<br />
MedicALS <strong>In</strong>structor. We hopen door<br />
deze ontwikkelingen onze bijna 30<br />
AIOS nog meer op maat op te leiden.”<br />
En tot slot: goed voorbeeld doet<br />
goed volgen?<br />
“Ik denk het wel, hoewel ik geen<br />
totaalplaatje heb van de Nederlandse<br />
situatie. Ik weet dat er al zeker 10 nietacademische<br />
ziekenhuizen zijn waar<br />
een dergelijke afdeling is opgezet.<br />
Maar ook vanuit de academische<br />
wereld bestaat er belangstelling voor<br />
dit concept. De rollen zijn dus nu eens<br />
omgekeerd…”<br />
Meer weten over een AODA?<br />
Mail aan Emile Schippers,<br />
e.schippers@hagaziekhuis.nl.
De ziekenhuisarts,<br />
een nieuw profiel<br />
Recent zijn twee rapporten verschenen<br />
die zich richten op ontwikkelingen<br />
binnen het medisch vak. Het<br />
betreft het advies van de Raad voor<br />
de Volksgezondheid ‘Numerus fixus<br />
geneeskunde: loslaten of vasth<strong>ou</strong>den’<br />
en de NFU-notitie ‘De medisch<br />
specialist van straks’. Beide rapporten<br />
schetsen een gewenste ontwikkeling<br />
van functiedifferentiatie en<br />
stellen voor om meer generalistisch<br />
opgeleide artsen (met een profielregistratie)<br />
in de intramurale setting<br />
zorgtaken van de medisch specialist<br />
te laten overnemen. Ook volgens de<br />
KNMG neemt de noodzaak van herbezinning<br />
over de inzet van lang- en<br />
duuropgeleide specialisten bij generalistische<br />
zorg toe. Een landelijke<br />
werkgroep, bestaande uit specialisten<br />
en onderwijsdeskundigen (zie<br />
kader), heeft zich gebogen over het<br />
profiel van de ziekenhuisarts. Enkele<br />
leden van de werkgroep gaan in dit<br />
artikel in op vragen als ‘wat is de<br />
taak en toekomst van de ziekenhuisarts,<br />
over welke bagage dient een<br />
ziekenhuisarts te beschikken en in<br />
welk opzicht is deze arts organisatorisch<br />
en inh<strong>ou</strong>delijk een aanwinst<br />
voor het ziekenhuis?’<br />
Kwaliteit basiszorg<br />
Voor ziekenhuizen is het belangrijk om<br />
continue en veilige zorg te leveren.<br />
<strong>In</strong> dit kader is er veel aandacht voor<br />
specialisering en toenemende functiedifferentiatie,<br />
meer dan voor basiszorg.<br />
Voor een goede kwaliteit van<br />
de basiszorg is het echter essentieel<br />
dat juist deze goed en veilig wordt<br />
verleend. Naast een organisatorisch<br />
probleem lijkt hier sprake te zijn van<br />
een opleidingsdeficit. Zo ligt in de<br />
opleiding tot chirurg de nadruk op<br />
operatieve vaardigheden. Mede door<br />
afnemende arbeidstijden en het aantal<br />
ingrepen dat moet worden verricht<br />
gedurende de opleiding, dreigt de<br />
zorg op de afdeling minder prioriteit<br />
te krijgen.<br />
Voor basiszorg wordt daarom een<br />
relatief groot beroep gedaan op<br />
ANIOS, die zonder aanvullende opleiding<br />
in de intramurale specialistische<br />
setting werkzaam zijn. Naast het feit<br />
dat ANIOS niet voldoende zijn gekwalificeerd<br />
om deze basiszorg te kunnen<br />
garanderen, is het ook een nadeel dat<br />
ze vaak kortdurend in deze functie<br />
werkzaam zijn omdat ze doorstromen<br />
naar een vervolgopleiding.<br />
Ook het competentiegerichte onderwijs<br />
richt zich met name op de toekomstige<br />
taken als specialist en niet<br />
op de algemeen medische zorg. De<br />
De ziekenhuisarts<br />
is in andere<br />
landen in de<br />
functie van<br />
‘hospitalist’ een<br />
groot succes<br />
gebleken<br />
competenties die tot de klinische<br />
basiszorg behoren, worden als aanwezig<br />
verondersteld, maar in de<br />
praktijk is dit vaak niet het geval.<br />
Plaatsbepaling en<br />
carrièreperspectief van de<br />
ziekenhuisarts<br />
Uit voorgaande blijkt dat er dringend<br />
behoefte is aan een arts die zich bij<br />
uitstek toelegt op de klinische basiszorg.<br />
Hiertoe zal in 2012 de opleiding<br />
tot ziekenhuisarts van start gaan. De<br />
ziekenhuisarts is in andere landen in<br />
de functie van ‘hospitalist’ een groot<br />
succes gebleken. <strong>In</strong>middels zijn er in<br />
de Verenigde Staten en Canada rond<br />
de 30.000 hospitalisten werkzaam. De<br />
ziekenhuisarts zal zich primair bezigh<strong>ou</strong>den<br />
met de algemeen medische<br />
basiszorg voor de klinische patiënt,<br />
met een accent op de continuïteit van<br />
zorg, zowel binnen het ziekenhuis als<br />
in de transmurale ketenzorg. Thema’s<br />
als ‘kwaliteits management’, ‘patiëntveiligheid’<br />
en ‘integrale zorg’ zullen<br />
kernbegrippen worden, zowel in de<br />
opleiding als in het takenpakket van<br />
de ziekenhuisarts.<br />
<strong>In</strong> organisatorisch opzicht is het te<br />
verwachten dat de ziekenhuisarts<br />
een aanwinst zal zijn. Met een brede<br />
medische achtergrond zal hij een<br />
noodzakelijke brug kunnen slaan<br />
tussen medisch (super)specialist, AIOS,<br />
verpleegkundige en verpleegkundig<br />
specialist.<br />
Tot slot zal de opleiding tot ziekenhuisarts<br />
een gedifferentieerd carrièreperspectief<br />
bieden aan de jonge arts<br />
kAnSEn <strong>In</strong> dE oPLEId<strong>In</strong>G<br />
TeksT: drs. a.j. kooTer, dr. e.j. H<strong>ou</strong>WerZijl, dr. e.c. Besselaar-niemanTsVerdrieT, drs. a.k. meininger, drs. m. scH<strong>ou</strong>Ten<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 15
16<br />
van nu. De ziekenhuisarts krijgt een<br />
minder veeleisende en kortere (profiel)<br />
opleiding dan de traditionele medisch<br />
specialist. Na de opleiding kan de<br />
ziekenhuisarts in deze functie aan de<br />
slag gaan, maar het is mogelijk om in<br />
een later stadium toch een traject in<br />
te gaan van een verkorte medisch-specialistische<br />
vervolgopleiding. Op het<br />
terrein van ziekenhuismanagement<br />
ligt nog een andere carrièreperspectief.<br />
De zieken huisarts kan met zijn<br />
brede kijk op ziekenhuiszorg vanuit<br />
de inh<strong>ou</strong>d ‘doorgroeien’ tot manager<br />
of bestuurder in een ziekenhuis.<br />
Opleiding van de ziekenhuisarts<br />
en de rol van de internist<br />
De kennis van de ziekenhuisarts dient<br />
toegespitst te zijn op de algemene<br />
ziektekunde. Dit impliceert voldoende<br />
kennis van pre- en postoperatieve<br />
zorg, wondgenezing, water- en z<strong>ou</strong>thuish<strong>ou</strong>ding,<br />
circulatie en ventilatie,<br />
voeding en metabolisme, stolling,<br />
infectie en afweer, en farmacotherapie.<br />
Een ander belangrijk aspect<br />
is de zorg voor de kwetsbare en veelal<br />
<strong>ou</strong>dere patiënt met comorbiditeit.<br />
Deze patiënten zijn gebaat bij onderling<br />
goed afgestemde behandelplannen<br />
en multidisciplinair overleg. De<br />
ziekenhuisarts kan hierin met zijn<br />
generalistische achtergrond een<br />
belangrijke coördinerende rol spelen.<br />
<strong>In</strong> dit verband is verantwoord medicatiebeleid<br />
en voorkómen en terugdringen<br />
van polyfarmacie een belangrijk<br />
(leer)doel.<br />
Omdat leerdoelen van de opleiding<br />
tot ziekenhuisarts in belangrijke mate<br />
aansluiten bij het werkterrein van de<br />
internist, zal deze een belangrijke<br />
rol in de opleiding van de ziekenhuis-<br />
arts moeten spelen. Zij zijn derhalve<br />
de beoogde opleiders. Het opleidingsteam<br />
zal verder bestaan uit een anesthesioloog<br />
(plaatsvervangend opleider),<br />
chirurg, neuroloog en geriater/<br />
<strong>ou</strong>deren geneeskundige. Deze specialisten<br />
organiseren en superviseren<br />
de stages van de driejarige opleiding.<br />
Omdat gedurende de opleiding een<br />
belangrijke rol zal zijn weggelegd<br />
voor kwaliteitszorg en patiëntveiligheid,<br />
zal ook een deskundige op dit<br />
gebied deel uitmaken van het opleidingsteam.<br />
Gastheerschap<br />
Het (voorlopige) “gastheerschap” door<br />
een bestaande wetenschappelijke<br />
vereniging is een voorwaarde voor<br />
erkenning van een nieuw profiel. Deze<br />
beroepsvereniging bewaakt de inh<strong>ou</strong>d<br />
van de nieuwe opleiding totdat een<br />
eigenstandige beroepsvereniging<br />
dit kan overnemen. Het bestuur van<br />
de Stichting Opleiding Ziekenhuis<br />
De leden van de werkgroep curriculum Stichting Opleiding Ziekenhuis<br />
Geneeskunde zijn:<br />
• Prof. dr. R.O.B. Gans, internist, Universitair Medisch Centrum Groningen,<br />
voorzitter<br />
• Dr. E.C. Besselaar-Niemantsverdriet, internist, Catharina Ziekenhuis,<br />
Eindhoven<br />
• Dr. S.J. Hoorntje, internist, Catherina Ziekenhuis Eindhoven<br />
• Dr. E.J. H<strong>ou</strong>werzijl, internist, Universitair Medisch Centrum Groningen<br />
• Prof. dr. J.T.A. Knape, anesthesioloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />
• Drs. A.J. Kooter, internist, VU medisch centrum, Amsterdam<br />
• Prof. dr. M.H.H. Kramer, internist, VU medisch centrum, Amsterdam<br />
• Drs. A.K. Meininger, projectmanager <strong>In</strong>novatie Medische Vervolg<br />
Opleidingen, UMCG Postgraduate School of Medicine Wenckebach <strong>In</strong>stituut<br />
• Dr. P. Netten, internist, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch<br />
• Drs. M. Sch<strong>ou</strong>ten, manager Jeroen Bosch Academie, Jeroen Bosch Ziekenhuis,<br />
Den Bosch<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
Er BLIJkT dr<strong>In</strong>GEnd<br />
BEHoEFTE AAn EEn<br />
ArTS dIE zICH BIJ<br />
uITSTEk ToELEGT oP DE<br />
kLINISCHE bASISZORG<br />
Geneeskunde is momenteel in overleg<br />
met het bestuur van de <strong>NIV</strong> over de<br />
inh<strong>ou</strong>d van dit eventuele gastheerschap.<br />
Onlangs is door leden van de<br />
werkgroep tijdens regionale <strong>NIV</strong>avonden<br />
toelichting gegeven op het<br />
project ziekenhuisarts met deze tijdelijke<br />
shelter bij de <strong>NIV</strong>. De plannen<br />
werden in het algemeen positief ontvangen.<br />
Ook werd ingegaan op vragen<br />
en zorgen van aanwezige internisten<br />
zoals: worden het werkterrein en de<br />
inkomsten van de internist beperkt<br />
door de komst van de ziekenhuisarts,<br />
en wordt de opleiding tot internist<br />
nadelig beïnvloed?<br />
De lokale positionering van de ziekenhuisarts<br />
zal worden bepaald door<br />
factoren als de grootte van het ziekenhuis<br />
en de wijze waarop medisch<br />
specialisten de zorg hebben georganiseerd.<br />
Daarom zullen de gevolgen van<br />
de komst van de ziekenhuisarts voor<br />
de specialistische zorg per ziekenhuis<br />
verschillen. De verwachting is<br />
dat er per saldo niet of nauwelijks een<br />
effect zal zijn op het aantal consultvragen<br />
aan de internist. Wel zal de<br />
kwaliteit van de consulten toenemen,<br />
juist doordat veel eenv<strong>ou</strong>dige problemen<br />
waarvoor feitelijk consultatie niet<br />
nodig z<strong>ou</strong> moeten zijn, direct door de<br />
ziekenhuisarts kunnen worden opgelost.<br />
Het spreekt voor zich dat de kwaliteit<br />
van de patiënten zorg hierdoor<br />
zal verbeteren.<br />
Al met al lijkt introductie van dit<br />
profiel een antwoord op de vraag naar<br />
betere en veiligere basiszorg, en verwachten<br />
wij dat deze zieken huisarts<br />
van grote waarde zal zijn waar het<br />
deze basiszorg betreft, zowel inh<strong>ou</strong>delijk<br />
als organisatorisch.
Online via social media<br />
#Facebook, #Linked<strong>In</strong> @(J)nIV<br />
<strong>In</strong> de nieuwe serie ‘Wie volgt?’<br />
maakt de J<strong>NIV</strong> u (verder) wegwijs<br />
in de virtuele wereld van cl<strong>ou</strong>ds,<br />
sites, apps etc.<br />
Social media zijn overal. Voor veel<br />
jongeren zijn social media een vanzelfsprekendheid<br />
die bijna tot het<br />
ADL hoort. Je wilt iets gaan doen,<br />
bent iets aan het doen of hebt iets<br />
gedaan; pas als het online staat en<br />
mensen erop gereageerd hebben, is<br />
het de moeite waard. Dit is de kern<br />
van social media: interactie.<br />
Waar voorheen een website voldeed<br />
om van tijd tot tijd je omgeving op de<br />
hoogte te brengen van je activiteiten,<br />
is de norm nu om frequent je eigen<br />
bezigheden te delen en te reageren op<br />
de gebeurtenissen in je digitale omgeving.<br />
Hoewel social media in eerste<br />
instantie voornamelijk in de privésfeer<br />
werden gebruikt, maken steeds meer<br />
bedrijven en instellingen gebruik van<br />
deze nieuwe vormen van media om<br />
hun doelgroep te bereiken en reacties<br />
van hen te ontvangen. Geen gekke<br />
gedachte wanneer je je realiseert dat<br />
veel Nederlanders inmiddels via een<br />
vorm van social media online actief<br />
zijn. Dit is het eerste artikel in de<br />
nieuwe rubriek ''Wie volg?''.<br />
Ook wij, internisten, kunnen social<br />
media toepassen op professioneel<br />
niveau. Dit z<strong>ou</strong> kunnen door in één<br />
klap patiënten die j<strong>ou</strong> via social media<br />
‘volgen’, te informeren over nieuwe<br />
therapieën, of om hen laagdrempelig<br />
te voorzien van tips en coaching.<br />
Coaching en behandeling via online<br />
patiëntcontact en communities<br />
hebben in de psychiatrie bijvoorbeeld<br />
al een snelle ontwikkeling doorgemaakt.<br />
Door actief te zijn via social<br />
media wordt de dokter ook zichtbaar.<br />
<strong>In</strong> een tijd waar patiënten hun eigen<br />
zorg mogen inkopen, kunnen social<br />
media aangewend worden als visitekaartje.<br />
Ook kunnen patiënten hun<br />
arts direct via social media voorzien<br />
van een positieve of (negatieve) waardering.<br />
Een goed voorbeeld hiervan<br />
is de website Zorgkaartnederland.nl,<br />
waarop artsen door hun patiënten<br />
beoordeeld worden. De 1589 internisten<br />
die via de site bekend staan<br />
worden gemiddeld met een 8,2 beoordeeld.<br />
Hoe is uw eigen beoordeling?<br />
Uiteraard kleven er ook nadelen<br />
aan social media. Communicatie via<br />
social media gebeurt op een snelle,<br />
maar soms ongenuanceerde manier.<br />
Daarnaast moet ook online de privacy<br />
van de patiënt beschermd worden.<br />
Maar het is belangrijk om te onth<strong>ou</strong>den<br />
dan deze media niet alleen gevaarlijk<br />
maar vooral leuk en nuttig zijn. Als<br />
handvat voor het gebruik van social<br />
media heeft de KNMG recent enkele<br />
do’s en don’ts op papier gezet. Deze zijn<br />
te vinden op: http://knmg.artsennet.nl/<br />
Dossiers/Dossiers-op-thema/<strong>In</strong>richting-enkwaliteit-van-zorg/Social-Media.htm<br />
De J<strong>NIV</strong> kan natuurlijk niet achterblijven<br />
en is sinds deze zomer ook actief<br />
in de social media. <strong>In</strong> snel tempo is<br />
de opgerichte Facebook-site gegroeid<br />
naar meer dan 130 leden! En inmiddels<br />
is ook de J<strong>NIV</strong> Linked<strong>In</strong>-gr<strong>ou</strong>p<br />
gestart. Zo hopen wij onze leden op<br />
de hoogte te h<strong>ou</strong>den van onze bezigheden<br />
en ook makkelijker reacties en<br />
suggesties van onze leden te horen.<br />
Tot slot een kijk-en-doe-tip: de film<br />
‘The Social Network’ laat de bijzondere<br />
ontstaansgeschiedenis van de<br />
grootste social mediasite ‘Facebook’<br />
en zijn oprichter zien. Doe (inter)<br />
actief mee, bezoek onze Facebook-site<br />
en word lid (mits je nog in opleiding<br />
bent, natuurlijk)! Wie volgt…?<br />
De volgende keer: de medische App<br />
De meest bekenDe socIale netwerksItes<br />
Facebook: een wereldwijd sociaal netwerk, waarin gebruikers hun persoonlijke<br />
interesses delen met anderen. Gebruikers kunnen een persoonlijk profiel<br />
aanmaken en anderen die ook een profiel hebben, uitnodigen om vriend te<br />
worden. Iedere gebruiker kan op een prikbord berichtjes of foto’s plaatsen<br />
(www.facebook.com).<br />
Hyves: een groot Nederlands netwerk waarbij men contact kan h<strong>ou</strong>den met<br />
sociale vrienden of vrienden met een commerciële achtergrond (www.hyves.nl)<br />
Linked<strong>In</strong>: een wereldwijd virtueel sociaal netwerk dat zich richt op werkenden,<br />
waarbij geregisteerden een professioneel profiel aanmaken. Door aan dat<br />
profiel te linken b<strong>ou</strong>wt de gebruiker een netwerk op (www.linkedin.nl)<br />
Twitter: een wereldwijd netwerk waarmee de gebruiker (privé en zakelijk)<br />
snel korte berichten van maximaal 140 karakters kan uitwisselen met andere<br />
gebruikers (‘tweeten’) (www.twitter.com).<br />
Het gemeenschappelijke kenmerk is dat gebruikers zelf de inh<strong>ou</strong>d van de<br />
online-platforms verzorgen, zonder tussenkomst van een redactie.<br />
WIE VoLGT?<br />
TeksT: suTHesH siVapalaraTnam, marT de graaff – Beeld: sHuTTersTock<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 17
E-MAIL uIT HET BuITEnLAnd<br />
TeksT: ???<br />
20<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 3 1 · 2011 2012<br />
Standplaats<br />
M<br />
A<br />
L<br />
A<br />
W I
Van: Karin Kaasjager, internist<br />
Standplaats: Blantyre, Malawi<br />
Datum: zomer 2011<br />
<strong>In</strong> de zomer van 2011 verruilde internist Karin Kaasjager samen met haar gezin<br />
het Arnhemse leven voor enkele maanden Blantyre, Malawi. Om ons een indruk te<br />
geven van haar ervaringen, selecteerde ze een aantal fragmenten uit haar blog.<br />
We staan elke dag vroeg op, wat hier helemaal geen straf is, want de Afrikaanse<br />
ochtenden zijn fantastisch, dat licht! Om 6.30 uur gaan we op pad richting St.<br />
Andrew’s High School, de school van onze dochters Sophie en Roos.<br />
Overdracht en grote visite in Queen Elizabeth Central Hospital<br />
<strong>In</strong> Hollands tempo ben ik op tijd voor de interne handover die om 8.00 uur begint.<br />
Er wordt met beamer en al een fraaie overdracht gegeven van de meest interessante<br />
patiënten van die avond en nacht (er worden soms wel 40 patiënten opgenomen).<br />
Een van de patiënten die speciaal werd uitgelicht had een hypertensieve<br />
encefalopathie, waarbij een prachtige MRI-scan van de hersenen<br />
werd gepresenteerd. Na deze overdracht is de grote visite (twee keer per<br />
week: maandag- en donderdagochtend), waarbij de professor, samen met<br />
de interns en co-assistenten een rondje langs de bedden maakt. Alles wordt<br />
aan het bed besproken. De patiënten hebben een eigen medisch paspoort,<br />
en dat opvallend vaak bij zich.. Dit is belangrijk omdat je graag wilt weten<br />
of en wanneer ze bijvoorbeeld ‘on HIV treatment’ zijn en wanneer en met<br />
wat tbc is behandeld. Op zaal worden ook de röntgenfoto’s besproken. Als<br />
je dan nagaat dat er wel 60 mensen op een ward liggen, kan er van privacy<br />
weinig sprake zijn. De patiënten lijken hier niet enorm onder gebukt te<br />
gaan. Samen, met vaak een familielid, die dan wast en voor eten zorgt,<br />
liggen ze kris kras door elkaar, soms op een matje ergens tussen.<br />
De ziektebeelden die bij de grote visite de revue passeren zijn vooral tbc,<br />
PJP, hiv (dit alles vaak in combinatie), schistosomiasis (wervelkolomlokalisatie),<br />
cryptokokkenmeningitis, hypertensive renal failure, SAB bij hypertensie,<br />
congestive heart failure en diabetische nefropathie.<br />
Medicatie<br />
Tijdens een van de visites zagen we een ernstig benauwde patiënt bij wie<br />
in eerste instantie werd gedacht aan hartfalen in combinatie met nierschade<br />
(hypertensie plus diabetes). Op de echo (bedside!) werd een matig<br />
contraherend hart gezien, overvuld. Zuurstof gegeven, geen nitro iv available, maar<br />
ergens in de medicatiekast vonden we nog monocedocard (vervaldatum 11-2009),<br />
morfine was helaas <strong>ou</strong>t of stock. Je hebt hier dus duidelijk niet de luxe dat je zomaar<br />
de juiste medicamenteuze behandeling z<strong>ou</strong> kunnen geven. Je moet creatief zijn.<br />
Alleen van de hiv-/tbc-behandeling kreeg ik de indruk dat ze die altijd en voldoende<br />
hebben. Naast uiteraard de infectiologische aandoeningen, zijn diabetes en hypertensie<br />
belangrijke killers. Een hoog percentage (40%) van de bevolking heeft hypertensie<br />
en de gevolgen zijn heftig: veel cerebrovasculaire aandoeningen (zowel bloedig<br />
als onbloedig), nefropathie/nier falen en hartfalen. Uiteraard in combinatie met<br />
een overmatige z<strong>ou</strong>tintake – het is meer eten toevoegen bij het z<strong>ou</strong>t dan andersom.<br />
<strong>In</strong> gedachten al een National Health Plan uitgewerkt: ‘ How to eat y<strong>ou</strong>r nsima healthy!’<br />
Communicatie<br />
Geweldig aardig en beleefd zijn de mensen hier. Ze hebben hun eigen taal,<br />
Chichewa, maar de meesten spreken ook min of meer Engels, zeker in de stad. Wat<br />
ook meteen opvalt is de zachte toon waarop iedereen spreekt. <strong>In</strong> het begin moest ik<br />
echt mijn best doen om ze te verstaan, of om ze überhaupt op te merken. Nu weet<br />
ik dat als ik een zachte wind bespeur er iemand iets zegt…..wat een verschil met de<br />
manier van communiceren in Nederland.<br />
Drie keer raden wie Roos is!<br />
Een groot feest is de Blantyre Market, waar<br />
je ook echt alles kunt kopen van tandenstokers,<br />
papaya, kippen tot autobanden en extensions<br />
(invlechtstukken) voor het haar.<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 21
22<br />
Ook bijzonder blijft de afwisseling/communicatie met de<br />
‘Rijnstatezaken’ zoals valuecare, dbc’s, patiënten die er echt<br />
altijd bijgeplaatst mogen worden, en de discussie over de vierkante<br />
meters en wel of geen invalidentoilet: een compleet<br />
andere wereld! Het plaatst alles weer in het juiste perspectief.<br />
Hier geen e-mails over een dreigende opnamestop: er wordt<br />
gewoon een matje tussen de bedden gelegd. Klagen over<br />
wachttijden op de SEH? Je gaat gewoon ’s ochtends in de rij<br />
staan, en je ziet wel wat er gebeurt. Enorme bewondering heb<br />
ik voor het feit dat deze dokters en verpleegkundigen kwaliteit<br />
bovenaan hebben staan, ondanks de omstandigheden:<br />
serieuze handovers, er wordt uitstekend onderwijs gegeven<br />
en ook onderzoek wordt op hoog niveau bedreven, met echte<br />
trial nurses en publicaties in goede bladen.<br />
Natuurlijk is het roeien met de riemen die je hebt (CT weer<br />
eens kapot, watercut, medicatietekort). Hier is in de anamnese<br />
belangrijk of er stromend water en/of elektriciteit is, of<br />
de patiënt zich drie maaltijden per dag kan veroorloven. En<br />
uiteraard niet te vergeten: dit is een groot ziekenhuis met<br />
een academische unit, en in de stad. Hoe anders zal het zijn op<br />
het platteland, taferelen die ik maar al te goed ken uit Oeganda<br />
en Kenia.<br />
Afscheid<br />
De kinderen gaan het hier missen, spreken dat ook duidelijk uit<br />
en hebben zo hun eigen rituelen van afscheid nemen, maar wij<br />
ook. Y<strong>ou</strong> can get man <strong>ou</strong>t of Africa, but y<strong>ou</strong> can’t get Africa <strong>ou</strong>t<br />
of man. Afrika gaat in je hart zitten. Beter gezegd: de Afrikanen<br />
gaan in je hart zitten. De vriendelijkheid, de humor en hun<br />
ongelofelijke veerkracht.<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
Blantyre wordt gezien als een van de grote<br />
steden in Malawi. Het ligt prachtig tussen<br />
vier bergtoppen op 1100 meter hoogte. Het is<br />
vooral het enorme achterland wat Blantyre,<br />
een stad maakt.<br />
Het ziekenhuis is groot maar vooral horizontaal<br />
geb<strong>ou</strong>wd met veel gangen, doorloopjes en<br />
binnentuintjes.<br />
<strong>In</strong> het ziekenhuis was voor mij de eerste<br />
uitdaging om de interne ‘wards’ te vinden.
WIDD: Wat Is De Diagnose?<br />
Casuïstiek in een wekelijkse quiz als onderwijstool<br />
Wekelijks een casus per e-mail, voor<br />
alle stafleden, assistenten, co-assistenten<br />
en andere belangstellenden<br />
in inwendige geneeskunde in het<br />
AMC; dat is de WIDD (Wat Is De<br />
Diagnose?). <strong>In</strong> deze casuïstiek komt<br />
het totale palet aan ziektebeelden<br />
uit de interne geneeskunde aan bod<br />
(algemene interne, subspecialismen,<br />
maar ook cardiologie, tropenziekten,<br />
IC-geneeskunde). Natuurlijk heeft<br />
deze attractieve quiz een achterliggende<br />
educatieve gedachte. Een<br />
analyse van de respons op de eerste<br />
100 casussen levert stof tot nadenken.<br />
Puzzelen<br />
Lang gold het gebruik van het woord<br />
‘puzzelen’ op sollicitatiegesprek voor<br />
de opleiding tot internist in het AMC<br />
als een doodzonde. Maar wees eerlijk:<br />
de kern van het werk van een internist<br />
ligt in het stellen van de juiste<br />
diagnose. Dat geldt natuurlijk voor<br />
veel meer specialisten: niet voor niets<br />
heeft bijna elk wetenschappelijk of<br />
vakspecialistisch tijdschrift wel een<br />
clinical case, clinical image of image of<br />
the week. Dat het stellen van de juiste<br />
diagnose nu ook de massa aanspreekt,<br />
blijkt wel uit het succes van de tv-serie<br />
H<strong>ou</strong>se MD.<br />
Opzet<br />
Sinds 2008 wordt in het AMC wekelijks<br />
een casus via e-mail verspreid,<br />
waarbij op één dia alle relevante<br />
gegevens zijn vermeld (anamnese,<br />
lichamelijk onderzoek, labuitslagen,<br />
foto voor zover relevant) (zie<br />
afbeelding). Men wordt gevraagd de<br />
meest waarschijnlijke diagnose te<br />
vermelden. <strong>In</strong>itieel werd casuïstiek<br />
at random aangeboden, maar sinds<br />
een jaar wordt deze in overleg met<br />
vakgroepen gemaakt en krijgt elke<br />
vakgroep een bepaalde maand toegewezen<br />
(per maand vier casussen).<br />
Bij de eerste evaluatie bleek dat men<br />
geneigd is bij het aanleveren van<br />
casuïstiek vooral ‘witte raven’ op te<br />
sturen, terwijl de respons omgekeerd<br />
evenredig is met de moeilijkheidsgraad<br />
van de casus. Momenteel wordt<br />
gepoogd aan te h<strong>ou</strong>den dat 50% van<br />
de internisten (ongeacht subspecialisme)<br />
op grond van basiskennis wordt<br />
geacht tot een correcte diagnose te<br />
kunnen komen.<br />
Uitkomst<br />
<strong>In</strong> 2010, na de eerste 100 WIDDcasussen,<br />
werd een analyse gemaakt<br />
van alle ingestuurde antwoorden<br />
(Neth J Med. 2011 Apr;69(4):205-6.).<br />
De casus per e-mail verspreid, waarbij op één dia alle relevante gegevens zijn vermeld.<br />
Hieruit bleek dat het aantal ontvangers<br />
van de WIDD zeer groot was<br />
(een jaar geleden 452 deelnemers,<br />
momenteel 635 ), maar dat slechts<br />
een minderheid een antwoord<br />
instuurde. Zoals vermeld leverde een<br />
minder uitzonderlijke, makkelijker<br />
casus meer respondenten op dan<br />
een moeilijke en leek men vooral te<br />
reageren op casuïstiek van het eigen<br />
subspecialismen. Slechts een enkeling<br />
meldde dat hij/zij geen idee had,<br />
hetgeen angst voor imagoschade z<strong>ou</strong><br />
kunnen suggereren.<br />
Plaats in onderwijs<br />
<strong>In</strong>middels is het concept al ruim het<br />
AMC ontstegen en zijn meerdere geaffilieerde,<br />
maar ook niet-geaffilieerde<br />
(opleidings)klinieken aangesloten. Om<br />
het educatieve moment te vergroten<br />
wordt in het AMC na het maandagochtendrapport<br />
het antwoord kort<br />
besproken in aanwezigheid van een<br />
subspecialist. <strong>In</strong> andere klinieken<br />
wordt de casus in de groep besproken en<br />
wordt het antwoord vervolgens namens<br />
de betreffende kliniek ingestuurd. De<br />
achtergrond van de WIDD is dat iedereen<br />
weer even wordt geconfronteerd<br />
met hiaten in eigen kennis (andere<br />
diagnose, geen idee?). Opzoeken,<br />
googelen of overleg met collega’s<br />
wordt juist gestimuleerd. Zo gaat het<br />
in de dagelijkse praktijk immers ook.<br />
En de WIDD wordt frequent rondom<br />
de koffieautomaat besproken. Een<br />
andere vorm van continu<strong>ou</strong>s medical<br />
education, dat is het doel van de WIDD.<br />
Conclusie<br />
Met behulp van de WIDD wordt de<br />
deelnemer zich bewust van zijn/haar<br />
kennisniveau en de hiaten daarin.<br />
<strong>In</strong>dien dat z<strong>ou</strong> leiden tot nadere bestudering<br />
van bepaalde ziektebeelden en/<br />
of pathofysiologische mechanismen<br />
door deelnemers, dan is de WIDD<br />
precies geslaagd in zijn doel.<br />
Wilt u ook de WIDD ontvangen?<br />
Zie www.gaborlinthorst.nl/widd.<br />
kEnnISdEL<strong>In</strong>G<br />
TeksT en Beelden: gaBor linTHorsT (amc)<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 23
24<br />
TeksT: kees Vermeer – Beelden: sT. anTonius ZiekenHuis <strong>In</strong>TErVIEW<br />
Dr. Jan Willem Bos, nefroloog en vasculair geneeskundige in het St. Antonius Ziekenhuis<br />
33 specialisten in maatschap <strong>In</strong>wendige ziekten<br />
‘We zijn groot, maar gastvrij’<br />
<strong>In</strong> het vorige nummer van <strong>In</strong>terne<br />
Geneeskunde schonken we aandacht<br />
aan het werken in een klein<br />
perifeer ziekenhuis, in een landelijke<br />
omgeving: De Sionsberg in Dokkum.<br />
<strong>In</strong> dit artikel de ‘tegenovergestelde’<br />
situatie: werken in één van de grootste<br />
niet-academische topklinische<br />
ziekenhuizen in Nederland: Het St.<br />
Antonius Ziekenhuis, met zes locaties<br />
in de regio Utrecht en in totaal 880<br />
bedden. De maatschap <strong>In</strong>wendige<br />
Ziekten telt maar liefst 33 specialisten.<br />
Dr. Willem Jan Bos is nefroloog,<br />
vasculair geneeskundige en<br />
plaatsvervangend opleider <strong>In</strong>terne<br />
Geneeskunde.<br />
Hoe typeert u het St. Antonius<br />
Ziekenhuis?<br />
“Ondanks de grootte van het ziekenhuis<br />
is de sfeer gastvrij en staat de<br />
zorg dicht bij de patiënt. Er werken<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
hier veel ambitieuze stafleden, die<br />
willen excelleren in zowel de zorg als<br />
in opleiding en onderzoek. Dat onderzoek<br />
neemt een belangrijke plaats<br />
in binnen het ziekenhuis. Zelf ben<br />
ik hoofd Wetenschap en begeleid ik<br />
momenteel drie promovendi. Recent<br />
hebben we een fonds opgezet voor de<br />
financiering van onderzoek. Daarvoor<br />
zijn inmiddels 29 aanvragen ingediend.<br />
Onderzoek vraagt samenwerking<br />
tussen verschillende disciplines,<br />
zoals longartsen, internisten en microbiologen.<br />
Dat levert mooie resultaten<br />
op. Zo hebben we vorig jaar The Lancet<br />
gehaald met een studie naar longontsteking.”<br />
Hoe is het om in zo’n grote maatschap<br />
te werken?<br />
“De leuke kant is dat binnen de maatschap<br />
veel gespecialiseerde kennis<br />
aanwezig is. Maar met zo’n grote<br />
club ken je natuurlijk niet al je collega’s<br />
even goed en zie je niet precies<br />
wat iedereen doet. Ook kost het meer<br />
inspanning om iedereen betrokken te<br />
h<strong>ou</strong>den bij de Algemene <strong>In</strong>terne. Daar<br />
heb je beslist aandacht voor nodig.<br />
Het gevaar bestaat anders dat sommigen<br />
zich terugtrekken op hun eigen<br />
superspecialisme. Maar ook daar is<br />
iedereen onderdeel van een groep:<br />
nefrologen, oncologen, hematologen,<br />
reumatologen, etcetera. Daardoor<br />
raakt niemand geïsoleerd.”<br />
“We zijn de afgelopen jaren krachtiger<br />
gaan besturen, met een strak huish<strong>ou</strong>delijk<br />
reglement. Dat maakt het wel wat<br />
zakelijker dan wanneer je een kleine<br />
maatschap bent. Maar we werken goed<br />
samen en ook de MDL-artsen blijven<br />
graag bij de maatschap. Ons werk kent<br />
veel dwarsverbanden, juist met de MDLartsen.<br />
Dat vraagt goed overleg. Het
voordeel van één maatschap is dat je<br />
geen conflicten hebt over domeinen. <strong>In</strong><br />
het bedrijfsleven zijn toezicht, bestuur<br />
en uitvoering gescheiden. Maar in onze<br />
maatschap vervullen alle leden wisselend<br />
alle rollen: je bent uitvoerend<br />
professional, bestuurslid en in de maatschapsvergadering<br />
h<strong>ou</strong>d je toezicht. Dat<br />
vraagt van alle maatschapsleden dat<br />
ze deze rollen kunnen onderscheiden,<br />
dat ze voor alle rollen de competenties<br />
hebben, en dat ze op het juiste moment<br />
de juiste rol vervullen. Die kwaliteiten<br />
hebben we hier in huis.”<br />
Het St. Antonius heeft zes locaties.<br />
Heeft dat consequenties voor uw<br />
werk?<br />
“Voor de <strong>In</strong>terne zijn er twee klinische<br />
locaties. Iedereen werkt op één hoofdlocatie<br />
en maximaal één extra locatie.<br />
Het onderwijs en de klinische overdracht<br />
gebeurt al enkele jaren met<br />
videoconferencing, en dat bevalt goed.<br />
Dus het heen en weer reizen valt erg<br />
mee. Maar je collega’s van de andere<br />
locatie zie je wel minder. En heel soms<br />
moet een patiënt bij bedden tekort van<br />
de ene naar de andere locatie.”<br />
U heeft ook in het Erasmus MC en<br />
in het AMC gewerkt. Wat ervaart u<br />
als het grootste verschil tussen deze<br />
centra en het St. Antonius?<br />
“De patiënt ziet bij ons steeds dezelfde<br />
dokter, waardoor je als arts een band<br />
kan opb<strong>ou</strong>wen met een patiënt.<br />
Daarnaast oefen ik hier als arts niet<br />
alleen mijn superspecialisme uit,<br />
maar ben ik ook generalist. <strong>In</strong> de<br />
academische ziekenhuizen was de<br />
focus smaller, ik was daar met een<br />
klein stukje van een superspecialisme<br />
bezig. Ik vind het hier prettiger<br />
werken. Bovendien is deze organisatie<br />
minder log: je kunt makkelijker<br />
dingen in gang zetten als je vindt dat<br />
dat nodig is. En het klinische onderzoek<br />
is hier de kers op de taart, met<br />
minder competitie dan in de academische<br />
wereld.”<br />
Is er samenwerking met andere<br />
zieken huizen?<br />
“Ja, en dat zal steeds meer gaan<br />
gebeuren. We hebben bijvoorbeeld<br />
onlangs een St. Antonius Dialyse<br />
Centrum geopend in Ziekenhuis<br />
Rivierenland in Tiel. We kijken steeds<br />
naar de winst voor de patiënten én de<br />
maatschappen van beide ziekenhuizen.<br />
Ook op het gebied van onderzoek<br />
werken we samen met omliggende ziekenhuizen.<br />
We zijn tevens onderdeel<br />
van Santeon, een samenwerkingsverband<br />
van zes topklinische ziekenhuizen<br />
in Nederland. Binnen Santeon is<br />
St. Antonius Ziekenhuis, locatie Nieuwegein<br />
Naam: dr. Willem Jan Bos<br />
Specialist sinds: 1996<br />
Subspecialisme: nefrologie en<br />
vasculaire geneeskunde<br />
Opleiding tot arts: Rijksuniversiteit<br />
Groningen en University of Utah<br />
Opleiding tot medisch specialist:<br />
Erasmus Universiteit Rotterdam<br />
en Academisch Medisch Centrum,<br />
Amsterdam.<br />
bijvoorbeeld een necrologiecommissie,<br />
waarmee we bij elkaar ‘in de keuken<br />
kijken’ en elkaar scherp h<strong>ou</strong>den.”<br />
Welke belangrijke verandering<br />
voorziet u voor de komende jaren?<br />
“Ik denk dat samenwerking steeds<br />
belangrijker wordt: rond de patiënt,<br />
in de aansturing van het ziekenhuis<br />
en met alle stakeholders, zoals patiënten,<br />
huisartsen en verzekeraars. Voor<br />
goede zorg is dat essentieel. <strong>In</strong> het St.<br />
Antonius Ziekenhuis spreken de Raad<br />
van Bestuur en het stafbestuur elkaar<br />
wekelijks twee tot drie uur. Het ziekenhuis<br />
heeft gekozen voor een elektronisch<br />
patiëntendossier waarin we<br />
patiëntgegevens kunnen zien van alle<br />
andere specialisten. Zo weten we van<br />
elkaar wat we doen en is de zorg aan<br />
de patiënt goed afgestemd. Patiënten<br />
ervaren daarvan de meerwaarde, hoor<br />
ik van hen tijdens het spreekuur. Dat<br />
vind ik de grootste winst van ons elektronisch<br />
patiëntendossier. Tevens kan<br />
ik de patiënt direct een uitdraai uit<br />
zijn dossier meegeven.<br />
Verder is een heel actuele ontwikkeling<br />
het toestaan van winstuitkering<br />
en daarmee het introduceren van<br />
externe aandeelh<strong>ou</strong>ders in ziekenhui-<br />
Specialisten binnen <strong>In</strong>wendige<br />
Ziekten St. Antonius Ziekenhuis:<br />
11 MDL-artsen<br />
4 reumatologen<br />
4 internist-oncologen<br />
4 internist-hematologen<br />
4 internist-endocrinologen/diabetologen/vasculair<br />
geneeskundigen<br />
4 internist-nefrologen<br />
2 internist-intensivisten<br />
1 algemeen internist in dienst van<br />
het maatschap (spidma)<br />
zen. Dat kan vérstrekkende gevolgen<br />
hebben voor de verh<strong>ou</strong>ding tussen<br />
ziekenhuis en staf. Het is nog maar<br />
de vraag of externe aandeelh<strong>ou</strong>ders<br />
accepteren dat specialisten, de belangrijkste<br />
‘productiemiddelen’ van het<br />
ziekenhuis, in eigen maatschappen<br />
georganiseerd zijn.”<br />
Wat zijn nog de ambities van de<br />
maatschap?<br />
“We willen met name de opleidingen<br />
verder uitb<strong>ou</strong>wen. Bijvoorbeeld in<br />
de aandachtsgebieden hematologie,<br />
oncologie en vasculaire geneeskunde.<br />
We leiden nu veel mensen op in de<br />
eerste drie jaar, maar we willen en<br />
kunnen meer bijdragen aan de laatste<br />
twee jaar van de specialistenopleiding.<br />
Voor nierziekten gebeurt dat al.<br />
Verder willen we onder meer de <strong>ou</strong>derenzorg<br />
anders inrichten. We werken<br />
aan de profilering van onze uitstekende<br />
oncologische zorg. Zo heeft<br />
het St. Antonius een apart oncologiecentrum<br />
opgericht waarin veel kennis<br />
en ervaring met bijna alle vormen<br />
van kanker is samengebracht. Onze<br />
oncologische expertise is misschien<br />
wel het ‘best bewaarde geheim’ van<br />
het St. Antonius.”<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 25
26<br />
TeksT en Beelden: k.H. BrandT, H.f.p. Hillen GESCHIEdEnIS VAn dE nIV<br />
Dr. L. Schalm (1909-1982) en de<br />
opleiding interne geneeskunde<br />
Bij de oprichtingsvergadering van de<br />
Nederlandse <strong>In</strong>ternisten Vereniging –<br />
toen nog Nederlandsche <strong>In</strong>ternisten<br />
Vereeniging – in 1931 was nog niet<br />
gesproken over de opleiding. Dat z<strong>ou</strong><br />
echter snel veranderen. De opleiding<br />
van internisten en de erkenning van<br />
opleidingen werden belangrijke aandachtspunten<br />
op de agenda van de<br />
jonge <strong>NIV</strong>.<br />
Het begin van de opleiding<br />
interne geneeskunde: A-5-,<br />
A-2- en B-opleidingen<br />
Twee jaar na de oprichting van de<br />
<strong>NIV</strong> werd de Specialisten Registratie<br />
Commissie ingesteld. Alle praktiserende<br />
specialisten werden in 1933<br />
ingeschreven, daarna kon een arts<br />
pas worden geregistreerd als internist<br />
na een opleiding van drie jaar op een<br />
afdeling interne geneeskunde van een<br />
universiteitskliniek of een vergelijkbaar<br />
ziekenhuis. De opleidings eisen<br />
moesten nog geschreven worden. De<br />
<strong>NIV</strong> stelde wel een Commissie van<br />
beoordeling in onder leiding van<br />
prof. C.D. de Langen. Namens de <strong>NIV</strong><br />
had de bekende perifere internist<br />
A. Pompen uit Deventer zitting in<br />
de SRC. Van meet af aan is daardoor<br />
duidelijk geworden dat de opleiding<br />
van internisten een gezamenlijke verantwoordelijkheid<br />
was van de universitaire<br />
en de, toen nog algemeen<br />
zo genoemde, perifere opleidingen.<br />
Vanaf het begin van de <strong>NIV</strong> werden<br />
naast opleidingen in de academische<br />
interne afdelingen ook opleidingen<br />
in de perifere zieken huizen erkend.<br />
Daarbij werd in de eerste fase sterk<br />
rekening geh<strong>ou</strong>den met ‘verworven<br />
rechten en bestaande toestanden’.<br />
<strong>In</strong> 1949 werden voor het eerst opleidingseisen<br />
met verplichte visitatie<br />
vastgesteld. De opleiding interne<br />
geneeskunde werd vijf jaar. Men kon<br />
in A5-klinieken (universitair of nietuniversitair)<br />
een volledige opleiding<br />
doen, in een A2-kliniek het eerste deel<br />
van de opleiding met een maximum<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
van twee jaar. Daarnaast waren er tot<br />
1959 ook B-klinieken waar slechts de<br />
helft van de opleidings tijd meetelde.<br />
Een opleidingsafdeling moest regelmatig<br />
besprekingen h<strong>ou</strong>den, nauwkeurige<br />
ziektegeschiedenissen bijh<strong>ou</strong>den,<br />
beschikken over een bibliotheek,<br />
zo mogelijk een chef de clinique<br />
hebben en kon maximaal 30 bedden<br />
toevertr<strong>ou</strong>wen aan een assistent.<br />
Het bovenstaande is een korte samenvatting<br />
van een hoofdstuk uit het<br />
eerste lustrumboek van de <strong>NIV</strong> waarin<br />
dr. L. Schalm en dr. J. Roos de vroegste<br />
periode van de opleiding interne<br />
geneeskunde hebben beschreven. <strong>In</strong><br />
dit hoofdstuk, maar ook in de vroegste<br />
geschiedenis van de <strong>NIV</strong> van de<br />
hand van prof. G.A. Lindeboom werd<br />
het belang van de samenwerking en<br />
de combinatie van universitaire en<br />
niet-universitaire opleidingen benadrukt.<br />
Vóór de Tweede Wereldoorlog<br />
waren er volledig perifere opleidingen<br />
in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam,<br />
Utrecht, Nijmegen, Haarlem, Heerlen<br />
en Tilburg. De helft van de internisten<br />
werd tot 1997 volledig niet-universitair<br />
opgeleid in perifere klinieken van<br />
naam en faam.<br />
Dr. Leendert Schalm,<br />
A-5-opleider par excellence<br />
De betekenis en de kwaliteit van de<br />
perifere opleidingen kan goed worden<br />
geïllustreerd aan de hand van de<br />
beschrijving van de dagelijkse gang<br />
van zaken in een van de A-5-klinieken:<br />
het Gemeente Ziekenhuis in Arnhem.<br />
De jonge internist Leendert Schalm<br />
had zich na zijn opleiding in Utrecht<br />
bij prof. Hijmans van den Bergh in<br />
1940 gevestigd in Arnhem. Na de<br />
roerige oorlogsperiode met evacuatie<br />
van het ziekenhuis naar het Kröller-<br />
Müller Museum, b<strong>ou</strong>wde Schalm<br />
vanaf 1945 aan een interne kliniek en<br />
aan een opleiding die lange tijd zijn<br />
stempel heeft gedragen. Veel meer<br />
dan nu bepaalde de opleider in een<br />
afgeleide van de meester-gezelverh<strong>ou</strong>ding<br />
uit vroegere gilden de kwaliteit<br />
en de naam van de opleiding. Schalm<br />
Dr. L. Schalm, opleider <strong>In</strong>terne Geneeskunde, Gemeente Ziekenhuis Arnhem<br />
(1945-1973), tijdens de ‘grote visite’
De collegezaal van het Academisch Ziekenhuis Utrecht met dr. Hijmans van den Bergh (1928). <strong>In</strong> deze zaal werd in 1931 de <strong>NIV</strong><br />
opgericht.<br />
groeide door zijn talent en werklust<br />
uit tot een icoon. Schalm was van<br />
mening dat voor een opleidingsafdeling<br />
de combinatie: patiëntenzorg –<br />
onderwijs – onderzoek moest gelden,<br />
ook wel de gulden driehoek genoemd.<br />
Die combinatie was ook herkenbaar in<br />
het dagelijkse opleidingsprogramma<br />
in het Gemeente Ziekenhuis.<br />
De dag begon met een röntgenbespreking<br />
om 8 uur, waarbij samen met<br />
röntgenoloog alle foto’s van de voorgaande<br />
dag werden bekeken. Daarna<br />
volgde het ochtendrapport, waarbij de<br />
dienstdoende assistent rapporteerde<br />
over zijn wederwaardigheden, die kritisch<br />
werden becommentarieerd door<br />
de opleider. De zaalvisites werden<br />
door de assistent samen met de coassistent<br />
zorgvuldig voorbereid, aangezien<br />
het alziend oog van de meester<br />
niets ontging. Zowel overbodig als<br />
ten onrechte nagelaten onderzoek<br />
kwamen in discussie. Het onderzoek<br />
aan het ziekbed, uitvoerige anamnese<br />
en lichamelijk onderzoek dienden<br />
het uitgangspunt voor het speurwerk<br />
te zijn. De woensdag was geheel aan<br />
onderwijs gewijd: ’s morgens grote<br />
visite, ’s middags een bespreking van<br />
lopend onderzoek.<br />
Schalm doordrong zijn assistenten,<br />
vanaf de eerste dag van hun komst,<br />
ervan dat wetenschappelijk onderzoek<br />
een onderdeel dient te zijn van<br />
medisch specialistisch functioneren.<br />
Het onderzoek kon leiden tot een<br />
publicatie en/of het entameren van<br />
een promotieonderzoek. Dit laatste<br />
vond plaats bij een zevental assistenten,<br />
die hun onderzoek naast hun klinische<br />
werk – en niet gehinderd door<br />
een werktijdenbesluit – verrichtten.<br />
Voor het financieren van wetenschappelijk<br />
onderzoek werd door Schalm<br />
de wetenschappelijke pot ingesteld.<br />
De ziekenfondsen waren bereid om<br />
10 cent per verpleegdag in de pot te<br />
storten, wat een aardig bedrag opleverde.<br />
Naast het onderzoek op de<br />
interne afdeling, leverden ook andere<br />
afdelingen en hun specialisten hun<br />
bijdrage aan de ontwikkelingen in<br />
de hepatologie. Door deze klinische<br />
activiteiten gepaard aan het voornoemde<br />
wetenschappelijk onderzoek<br />
ontwikkelde zich in het Gemeente<br />
Ziekenhuis Arnhem een levercentrum,<br />
dat landelijke bekendheid genoot. Op<br />
grond van deze door hem bepleite<br />
en met succes bekroonde combinatie<br />
van kliniek en klinisch-wetenschap-<br />
pelijk onderzoek werd aan Schalm<br />
in 1970 door de <strong>NIV</strong> de Hijmans van<br />
den Bergh-penning toegekend. Bij<br />
de uitreiking van die penning werd<br />
gesteld dat wetenschappelijk onderzoek<br />
niet uitsluitend beperkt dient te<br />
blijven tot het academisch instituut,<br />
doch ook een vruchtbaar terrein kan<br />
vinden, overal waar de wil en het<br />
enth<strong>ou</strong>siasme aanwezig zijn. Het moet<br />
voor hem een grote voldoening zijn<br />
geweest dat zijn zoon Solko een vermaard<br />
hepatoloog werd en dat ook<br />
zijn opvolgers het wetenschappelijk<br />
onderzoek hoog in hun vaandel schreven,<br />
getuige 18 proefschriften en veel<br />
in de Nederlandse en buitenlandse<br />
literatuur vastgelegd werk.<br />
Dr. L. Schalm was het prototype en<br />
misschien wel ideaalbeeld van een<br />
A5-opleider interne geneeskunde.<br />
Dat ideaalbeeld wordt misschien ook<br />
bepaald door de persoonlijke ervaring<br />
van de auteurs, respectievelijk<br />
assistent in opleiding vanaf 1952 en<br />
coassistent in 1968. ‘Het oog van de<br />
meester’, kritisch, precies, vriendelijk<br />
en bereid om alles voor te doen en uit<br />
te leggen maakten Schalm terecht tot<br />
een bewonderd leermeester en prototype<br />
van een A-5-opleider.<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 27
28<br />
TeksT: Hans aBlij – Beelden: sHuTTersTock dE MEdICuS <strong>In</strong> HET THEATEr 5<br />
Don pasquale van<br />
Gaetano Donizetti<br />
dottore Malatesta en gerontologie van de k<strong>ou</strong>de grond<br />
Don Pasquale (1843) mag worden<br />
besch<strong>ou</strong>wd als Donizetti’s laatste<br />
grote werk voor zijn dood (Bergamo,<br />
1848). De opera wordt nog regelmatig<br />
in grote en kleine operahuizen<br />
uitgevoerd.<br />
De twee jaren na zijn doorbraak met<br />
L’elisir d’amore waren wellicht de<br />
gelukkigste in het leven van Gaetano<br />
Donizetti. <strong>In</strong> Napels was hij hoofddocent<br />
harmonieleer en had hij meerdere<br />
bestuurlijke functies in deze<br />
stad. Het ging hem voor de wind. Hij<br />
werd bewonderd door de componist<br />
Gioacchino Rossini, wie hij regelmatig<br />
opzocht in Parijs. Hij stond op minder<br />
goede voet met collega en tegenpool<br />
Vincenzo Bellini, die in Parijs met<br />
zijn I Puritani een ongekend succes<br />
boekte. Teruggekeerd in Napels componeerde<br />
Donizetti zijn magnum opus<br />
Lucia di Lammermoor. De première van<br />
dit werk was in 1835 en werd destijds<br />
besch<strong>ou</strong>wd als de grootste belcantoopera<br />
ooit geschreven. Het geluk<br />
was echter van korte duur. Door<br />
cholera-epidemieën werd de bevolking<br />
gedecimeerd en operahuizen<br />
sloten hun deuren. Donizetti verloor<br />
drie kinderen direct na de geboorte<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
en zijn levenscrisis werd het diepst<br />
toen ook zijn jonge vr<strong>ou</strong>w tijdens<br />
het derde kraambed in 1834 stierf<br />
aan de cholera. Bovendien begon bij<br />
Donizetti de lichamelijke en geestelijke<br />
aftakeling: hij leed aan syfilis en<br />
mogelijk aan een bipolaire stoornis.<br />
Na enkele jaren van verblijf in Wenen<br />
als kapelmeester keerde hij in 1842<br />
naar Parijs terug. Daar componeerde<br />
hij in drie maanden (lang voor de<br />
‘snelschrijver’ Donizetti) de opera Don<br />
Pasquale. Door het gevorderde stadium<br />
van zijn ziekte schreef hij alleen in<br />
1843 nog enkele minder bekende<br />
opera’s. Zijn creativiteit dooft uit met<br />
zijn ziekte en hij overlijdt in 1848 in<br />
Bergamo, zijn geboorteplaats.<br />
Don Pasquale<br />
Don Pasquale is een opera buffa, ofwel<br />
een komische opera, in de stijl van de<br />
commedia dell’arte. Het libretto is van<br />
Giovanni Ruffini, die na een dood vonnis<br />
in Italië (de reden is niet bekend)<br />
in ballingschap in Parijs leefde. De<br />
samenwerking tussen Donizetti en<br />
Ruffini verliep overigens zeer moeizaam.<br />
Nadat, naar de mening van<br />
Ruffini, Donizetti te veel in het<br />
libretto had gewijzigd, liet Ruffini<br />
weten niet met de opera geassocieerd<br />
te willen worden: zijn naam mocht bij<br />
de première niet in het programmaboekje<br />
genoemd worden. De première<br />
vond plaats op 3 januari 1843 in de<br />
Comédie-Italienne in Parijs. Het was<br />
een daverend succes.<br />
Het verhaal<br />
Norina is een jonge weduwe die aanbeden<br />
wordt door Ernesto, de neef<br />
en enige erfgenaam van de rijke en<br />
vadsige vrijgezel Don Pasquale. Don<br />
Pasquale heeft een uitstekende huwelijkskandidaat<br />
voor Ernesto, maar<br />
Ernesto ziet dat helemaal niet zitten<br />
en wil alleen maar met zijn Norina<br />
tr<strong>ou</strong>wen. Don Pasquale is hier zeer<br />
ontstemd over en vindt het onacceptabel<br />
dat Ernesto niet ingaat op zijn<br />
verzoek. Hij wil daarom zo snel mogelijk<br />
zelf tr<strong>ou</strong>wen, een zoon produceren,<br />
om vervolgens Ernesto te onterven.<br />
Hiervoor roept hij de hulp in<br />
van Dokter Malatesta, maar die vindt<br />
eigenlijk dat hij op zijn <strong>ou</strong>de leeftijd<br />
niet meer moet tr<strong>ou</strong>wen. Maar goed,<br />
als hij dan toch zonodig moet, heeft<br />
hij een uitstekende huwelijkskandi-
daat voor de Don: zijn zogenaamde<br />
zus Sofronia (de verklede Norina). Zij<br />
is mooi als een engel (‘Bella siccome<br />
un angelo’), nog fris als een non en<br />
bovendien een zus van een medicus,<br />
de grootste waarborg voor eerbaarheid<br />
en deugd! De beschrijving van de<br />
beeldschone Sofronia doet het bloed<br />
en andere sappen in Don Pasquale<br />
sneller stromen. Hij wil haast maken<br />
met het huwelijk en deze zo snel<br />
mogelijk consumeren. Bij de ondertekening<br />
van het huwelijkscontract<br />
onder toezicht van een ‘notaris’, vermaakt<br />
de Don direct zijn halve vermogen<br />
aan de beeldschone en lieflijke<br />
Sofronia, zo verrukt is hij van haar.<br />
Echter, hierna ontpopt Sofronia zich al<br />
snel tot een nagel aan zijn doodskist.<br />
Ze toont zich alleen geïnteresseerd<br />
in verdubbeling van het huispersoneel<br />
en doet talrijke nieuwe aankopen.<br />
Bovendien heeft ze geen enkel<br />
oog voor haar kersverse echtgenoot<br />
en heeft ongepaste uitstapjes met<br />
een andere aanbidder. Don Pasquale<br />
realiseert zich dat het huwelijk één<br />
grote vergissing is geweest en roept<br />
de hulp in van Malatesta. Malatesta<br />
wil alles doen om hem van de tirannieke<br />
Sofronia af te helpen. Dit kan<br />
alleen door Ernesto met Norina te<br />
laten huwen. Don Pasquale ziet in dat<br />
er geen andere weg is naar zijn geluk<br />
als vrijgezel en stemt in met het plan<br />
van Malatesta.<br />
Dottore Malatesta,<br />
internist-gerontoloog<br />
De naam van Dottore Malatesta<br />
(dokter hoofdpijn) doet zijn rol vermoeden<br />
in dit werk. Toch is zijn rol in<br />
deze opera niet van de slechterik. Er<br />
mag zelfs gesteld worden dat hij een<br />
patiënt heeft die hij van een kwaal wil<br />
afhelpen: namelijk de veel te <strong>ou</strong>de en<br />
vadsige Don Pasquale die het idiote<br />
idee heeft opgevat om op zijn leeftijd<br />
nog te tr<strong>ou</strong>wen en nageslacht te produceren!<br />
En passant zorgt hij er ook<br />
nog even voor dat de twee geliefden,<br />
Norina en Ernesto, elkaar openlijk de<br />
liefde kunnen verklaren en mogen<br />
tr<strong>ou</strong>wen. En als klap op de vuurpijl:<br />
Ernesto blijft de enige erfgenaam van<br />
Don Pasquale!<br />
Dottore Malatesta mag in Don Pasquale<br />
gerust een van de hoofdrollen<br />
genoemd worden. Feit is in ieder geval<br />
dat hij in het gehele stuk de t<strong>ou</strong>wtjes<br />
in handen heeft en de regie voert.<br />
Hij ziet in dat <strong>ou</strong>de rijke mannen op<br />
economisch gebied een goede partij<br />
zijn om te huwen. Jonge vr<strong>ou</strong>wen en<br />
weduwen zien hierin een lucratieve<br />
kandidaat die wellicht over hun h<strong>ou</strong>dbaarheidsdatum<br />
heen zijn, maar die<br />
hun wel een maatschappelijke statuur<br />
garandeerden. Maar Malatesta vindt<br />
dat zinnelijkheid en seksualiteit toch<br />
echt het domein is van jonge mensen.<br />
Verliefdheid bij <strong>ou</strong>de mannen leidt<br />
tot hoon en spot en zijn dankbare<br />
onderwerpen voor schunnige toneelkomedies<br />
en opera’s. En de happy end<br />
in Don Pasquale is er voor de jonge<br />
geliefden, want Don Pasquale blijft<br />
als vrijgezel zijn jaren slijten en zal<br />
de teloorgang van zijn vitaliteit en<br />
viriliteit moeten accepteren. En wat<br />
Dottore Malatesta betreft: hij z<strong>ou</strong><br />
bij de MSRC geregistreerd kunnen<br />
worden als internist-gerontoloog.<br />
Volgende aflevering: Macbeth van<br />
Giuseppe Verdi<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 29
HET BurEAu<br />
30<br />
TeksT: jelle Van der Helm – Beelden: cleo Van rooijen<br />
Eén team, één taak<br />
Jelle van der Helm is beleidsadviseur opleidingen bij de nIV<br />
Wat is j<strong>ou</strong>w achtergrond?<br />
“Na mijn studie in Wageningen heb<br />
ik bij de Hema en Nissan gewerkt aan<br />
het continu verbeteren van de distributie<br />
van Hema-artikelen, respectievelijk<br />
auto-onderdelen. Toen in de jaren<br />
90 patiëntenlogistiek mede vanwege<br />
de wachtlijstproblematiek in de aandacht<br />
kwam, ben ik overgestapt naar<br />
het AMC. Ik hield me bezig met de<br />
uitvoering van projecten ten aanzien<br />
van kwaliteitsverbetering en logistiek.<br />
Ook was ik docent bij de medische<br />
informatiekunde en verzorgde ik<br />
cursussen logistiek, kwaliteitsverbetering<br />
en projectmatig werken. Op een<br />
zeker moment kon ik zelf het voort<strong>ou</strong>w<br />
nemen als interim-hoofd van een<br />
polikliniek, een eyeopener hoe lastig<br />
het dagelijks runnen van een polikliniek<br />
is! <strong>In</strong>dien de wachtrij op de polikliniek<br />
opliep, piepten we assistenten<br />
met spoed op om de wachtrij weg te<br />
werken. Met wat ik nu van opleiden<br />
weet z<strong>ou</strong> ik daar toch wat voorzichtiger<br />
mee zijn.<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
Erg leerzaam was het invoeren van<br />
een richtlijn, wat ondanks het belang<br />
moeizaam verliep. Het schrijven<br />
van een artikel over het behaalde<br />
resultaat was lastig maar een goede<br />
methode om te reflecteren op organisatievraagstukken.<br />
Naast mijn bed<br />
liggen boeken als How doctors think<br />
van Daniel Groopman en <strong>In</strong>vloed van<br />
Robert Cialdini, waarin zogenoemde<br />
cognitieve pitfalls van ons allen staan<br />
beschreven. Deze zijn relevant in het<br />
Om me te kunnen<br />
inzetten voor<br />
onze leden<br />
probeer ik me<br />
continu in hun<br />
gedachten te<br />
verplaatsen<br />
werk van de arts omdat er vaak sprake<br />
is van korte reactietijden en werkdruk<br />
waardoor onbewuste processen een<br />
grote invloed kunnen hebben op de<br />
besluitvorming.”<br />
Waarom werk je bij de <strong>NIV</strong>?<br />
“De projecten die ik uitvoerde binnen<br />
het ziekenhuis waren gericht op organisatieverbetering.<br />
Alhoewel de verpleging<br />
op een afdeling meestal de<br />
dagelijkse organisatie van de afdeling<br />
voor haar rekening neemt, zijn de<br />
artsen toch vaak de beslissende factor<br />
bij het realiseren van verbeteringen<br />
in de organisatie van de patiëntenzorg.<br />
Het belang van een goede organisatie<br />
werd in de BMJ van 21 maart<br />
2003 beschreven als “poor management<br />
practice is at least as lethal as<br />
poor clinical practice”. Paradoxaal<br />
is dan wel dat ik uit gesprekken met<br />
artsen merkte dat deze mede door<br />
tijdgebrek en kennis regelmatig het<br />
gevoel hadden onvoldoende invloed
op de eigen werkprocessen te kunnen<br />
uitoefenen, waardoor ze (zoals ze het<br />
zelf soms uitdrukten) soms “mentaal<br />
afhaakten in de organisatie”.<br />
Het werken bij de <strong>NIV</strong> met als werkterrein<br />
opleidingen geeft mij, naast<br />
het uiteraard helpen waarborgen van<br />
de medische kennis als kern van de<br />
opleiding, de kans de betrokkenheid<br />
van de artsen bij de organisatie van<br />
het ziekenhuis te vergroten.”<br />
Aan welke projecten werk je?<br />
“Een groot deel van mijn werkzaamheden<br />
komt voort uit het werk van het<br />
Concilium. Met mijn collega Liselore<br />
Knape ben ik ook vraagbaak ten<br />
aanzien van Concilium-zaken, waarbij<br />
ik voornamelijk de projectmatige<br />
aspecten voor mijn rekening neem.<br />
Voorbeelden van projecten zijn<br />
het digitale portfolio voor de AIOS,<br />
waarbij het de commissie is gelukt<br />
het portfolio digitaal langs de elektronische<br />
<strong>NIV</strong>-klippen te laveren.<br />
Verder heb ik zitting in de commissie<br />
Behoefteraming en capaciteit,<br />
de commissie Van aandachtsgebied<br />
naar differentiatie en de commissie<br />
Opleidingsplan 1.1., waarin een volgende<br />
versie van het opleidingsplan<br />
wordt voorbereid. Ook ben ik betrokken<br />
bij een enth<strong>ou</strong>siaste groep die het<br />
Snapperinstituut (expertisecentrum)<br />
uitwerkt.”<br />
Welke uitdagingen zie je<br />
daarin voor de <strong>NIV</strong> en voor<br />
jezelf?<br />
“Ik werk veel samen met de J<strong>NIV</strong>, en<br />
merk dat hier veel belangstelling is<br />
voor niet-medische zaken als financiën<br />
en management. Zo organiseer ik<br />
voor de tweede keer voor het bestuur<br />
van de J<strong>NIV</strong> een managementdag<br />
waarin in hoog tempo managementonderwerpen<br />
aan bod komen. Ik merk<br />
dat de spanningsboog erg hoog kan<br />
liggen en door de beknoptheid van<br />
onderwerpen, men zeer goed bij de<br />
les blijft.<br />
Wat erg interessant is, is je continu te<br />
realiseren dat je voor de <strong>NIV</strong> werkt.<br />
Ik vind dan ook dat ik mijzelf continu<br />
moet verplaatsen in de gedachtewereld<br />
van onze leden, om mij zo in<br />
te kunnen zetten voor hun belangen.<br />
<strong>In</strong> dat kader is het een uitdaging om<br />
in het werkveld van professionals<br />
het motto van het opleidingsplan<br />
“één team één taak” uit te dragen.<br />
Afgelopen jaar is hierin voorzien<br />
door een opleidersdag vanuit het<br />
Concilium, die dit najaar weer een<br />
vervolg krijgt.”<br />
Waar haal je voldoening uit?<br />
“<strong>In</strong> mijn werk heb ik veel contact met<br />
AIOS . Wat mij intrigeert is de complexiteit<br />
van het leven van de AIOS .<br />
De AIOS zit in een ingewikkelde<br />
levensfase, waarin hard werken in<br />
een complexe omgeving en moeilijke<br />
levensvraagstukken worden gecombineerd<br />
met allerlei veranderingen<br />
in hun persoonlijke levensomstandigheden.<br />
<strong>In</strong> het kader van projecten als<br />
de invoering van het digitaal portfolio<br />
trek ik er regelmatig op uit om vakgroepen<br />
te informeren en hun vooral<br />
het gevoel te geven dat zij bij eventuele<br />
problemen een back-up bij de <strong>NIV</strong><br />
hebben. Op de managementdag van<br />
de J<strong>NIV</strong> lever ik zelf ook een bijdrage<br />
over verandermanagement.”<br />
Wat doe je over vijf jaar?<br />
“Ik heb geen vastomlijnd idee over<br />
wat ik over vijf jaar doe. Ondanks<br />
de inzet van alle opleiders zal de<br />
modernisering vast nog niet volledig<br />
gerealiseerd zijn. Zoals alle veranderingen<br />
is het vaak een kwestie van<br />
een lange adem. Ik kan me dan ook<br />
prima vinden in het volgende Chinese<br />
spreekwoord: ‘De weg naar de top van<br />
de berg is lang, maar vergeet onderweg<br />
niet van het uitzicht te genieten.”<br />
Verkorte productinfomatie GALVUS 50 mg tabletten<br />
Samenstelling: Tabletten met 50 mg vildagliptine. <strong>In</strong>dicaties: vildagliptine is geïndiceerd voor de behandeling van type 2-diabetes mellitus:<br />
Als monotherapie: - bij patiënten met onvoldoende controle door alleen dieet en beweging en bij patiënten waarbij metformine ongeschikt is vanwege contraindicaties<br />
of intolerantie. Als tweev<strong>ou</strong>dige therapie in combinatie met: - metformine, bij patiënten met onvoldoende controle van de glucosespiegel ondanks<br />
de maximaal verdraagbare dosering van monotherapie met metformine, - een sulfonylureumderivaat, bij patiënten met onvoldoende controle van de<br />
glucosespiegel ondanks de maximaal verdraagbare dosering van een sulfonylureumderivaat en bij wie metformine niet geschikt is vanwege contra-indicaties<br />
of intolerantie, - een thiazolidinedione, bij patiënten met onvoldoende controle van de glucosespiegel en bij wie het gebruik van een thiazolidinedione geschikt<br />
is. Dosering: Bij gebruik als monotherapie of als tweev<strong>ou</strong>dige combinatie met metformine of een thiazolidinedione is de aanbevolen dagdosering 100 mg<br />
vildagliptine, toegediend in twee doseringen (50 mg ‘s morgens en 50 mg ‘s avonds). Bij gebruik als tweev<strong>ou</strong>dige combinatie met een sulfonylureumderivaat<br />
is de aanbevolen dosering 50 mg vildagliptine eenmaal daags die ‘s morgens wordt ingenomen. Doseringen hoger dan 100 mg worden niet aanbevolen.<br />
Niet aanbevolen bij kinderen en adolescenten ( 3x ULN gemeld. Bijwerkingen gemeld bij patiënten die behandeld werden met<br />
Galvus 100 mg per dag in combinatie met metformine: Vaak: hypoglykemie, tremor, hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid. Soms: vermoeidheid. Bijwerkingen<br />
gemeld bij patiënten die behandeld werden met Galvus 50 mg in combinatie met een sulfonylureumderivaat: Vaak: hypoglykemie, tremor, hoofdpijn, duizeligheid<br />
en asthenie. Soms: constipatie. Zeer zelden: nasofaryngitis. Bijwerkingen gemeld bij patiënten die behandeld werden met Galvus 100 mg per dag in combinatie<br />
met een thiazolidinedione: Vaak: gewichtstoename en perifeer oedeem. Soms: hypoglykemie, hoofdpijn en asthenie. Bijwerkingen gemeld bij patiënten die<br />
behandeld werden met Galvus 100 mg per dag als monotherapie: Vaak: duizeligheid. Soms: hypoglykemie, hoofdpijn, perifeer oedeem, constipatie en artralgie,<br />
Zeer zelden: ontsteking van de bovenste luchtwegen, nasofaryngitis. Frequentie niet bekend: urticaria, pancreatitis. A everstatus: U.R. Verpakking en<br />
prijs: Zie Z-<strong>In</strong>dex Vergoeding: Volledig vergoed. Datering Samenvatting van de Productkenmerken: januari 2012. Raadpleeg voor de volledige<br />
informatie de geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken. Te verkrijgen bij Novartis Pharma, Postbus 241, 6800 LZ Arnhem, 026-3782111, of<br />
via www.novartis.nl<br />
Verkorte productinfomatie EUCREAS 50 mg/850 mg, 50 mg/1000 mg tabletten<br />
Samenstelling: Tabletten met 50 mg vildagliptine en met resp. 850 of 1000 mg metforminehydrochloride. <strong>In</strong>dicaties: Type 2-diabetes mellitus wanneer<br />
onvoldoende glykemische controle wordt verkregen met oraal metformine alleen met de maximaal verdraagbare dosis of voor patiënten die al behandeld<br />
worden met de combinatie vildagliptine en metformine. Dosering: Afhankelijk van de huidige dosis metformine, kan gestart worden met de tabletsterkte<br />
50 mg/850 mg of 50 mg/1000 mg tweemaal daags, één tablet ‘s ochtends en de andere ‘s avonds. De aanbevolen dagelijkse dosis is 100 mg vildagliptine<br />
plus 2000 mg metforminehydrochloride. Doseringen hoger dan 100 mg vildagliptine worden niet aanbevolen. <strong>In</strong>name tijdens of onmiddellijk na de maaltijd<br />
kan de gastrointestinale symptomen geassocieerd met metformine verminderen. Nierfunctiestoornis: Mag niet worden gebruikt bij patiënten met een<br />
creatinineklaring < 60 ml/min. Leverfunctiestoornis: Mag niet worden gebruikt bij patiënten met een leverfunctiestoornis, waaronder patiënten met een<br />
alanineaminotransferase (ALT) of aspartaataminotransferase (AST) > 3x de bovengrens van de normaalwaarde (ULN) voorafgaand aan de behandeling.<br />
Niet aanbevolen bij kinderen en adolescenten (< 18 jaar). Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of een van de hulpstoffen;<br />
diabetische ketoacidose of precoma diabeticum; nierfalen of nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 60 ml/min); acute aandoeningen die de nierfunctie<br />
kunnen aantasten; acute of chronische ziekten die weefselhypoxie kunnen veroorzaken; leverfunctiestoornissen; acute alcoholvergiftiging, alcoholisme;<br />
borstvoeding. Waarschuwingen/voorzorgsmaatregelen: Dient niet gebruikt te worden bij type 1-diabetes mellitus. Risico op melkzuuracidose en<br />
op hypoglykemie. Nierfunctiestoornissen: Regelmatige monitoring van de nierfunctie dient plaats te vinden. Extra voorzichtigheid is geboden in die gevallen<br />
waar de nierfunctie gestoord z<strong>ou</strong> kunnen raken. Leverfunctiestoornissen: Patiënten met leverfunctiestoornissen, waaronder patiënten met ALT of AST<br />
> 3x ULN voorafgaand aan de behandeling, mogen niet met Eucreas behandeld worden. Leverenzymcontrole: Zeldzame gevallen van leverdisfunctie<br />
(waaronder hepatitis) zijn gemeld met vildagliptine. Leverfunctietests (LFTs) dienen uitgevoerd te worden voordat met de behandeling wordt gestart om<br />
de uitgangswaarde van de patiënt te bepalen. De leverfunctie moet gevolgd worden tijdens de behandeling, met een interval van drie maanden, gedurende<br />
het eerste jaar en periodiek daarna. Patiënten die geelzucht of andere tekenen die kunnen wijzen op leverdisfunctie ontwikkelen, dienen de behandeling<br />
met Eucreas te staken. Na het stoppen van de behandeling met Eucreas en LFT-normalisatie mag de behandeling met Eucreas niet herstart worden.<br />
Mag niet gebruikt worden tijdens zwangerschap en het geven van borstvoeding. Patiënten die last van duizeligheid hebben, dienen van autorijden of het<br />
bedienen van machines af te zien.<strong>In</strong>teracties: Vildagliptine geeft een lage kans op geneesmiddelinteracties. Geen klinisch relevante interacties met andere<br />
orale antidiabetica (pioglitazon, metformine en glyburide), digoxine, warfarine, amlodipine, ramipril, valsartan en simvastatine. Metformine: <strong>In</strong>teracties met<br />
kationische actieve bestanddelen die worden geëlimineerd door renale tubulaire secretie kunnen optreden. Gebruik van alcohol en van alcoholh<strong>ou</strong>dende<br />
geneesmiddelen moet vermeden worden. <strong>In</strong>travasculaire toediening van jodiumh<strong>ou</strong>dende contrastmiddelen kan leiden tot nierfalen, resulterend in<br />
accumulatie van metformine en een risico op melkzuuracidose. <strong>In</strong>dien nodig moet de dosis van Eucreas worden aangepast indien gegeven in combinatie<br />
met glucocorticoïden, bèta-2-agonisten, diuretica en ACE-remmers. Bijwerkingen: Zeldzame gevallen van leverdisfunctie (waaronder hepatitis) en van<br />
angio-oedeem zijn gemeld met vildagliptine. <strong>In</strong> gecontroleerde monotherapieonderzoeken en add-on therapieonderzoeken zijn ALT- of AST-verhogingen<br />
> 3x ULN gemeld. Vildagliptine monotherapie: Vaak: duizeligheid. Soms: hypoglykemie, hoofdpijn, perifeer oedeem, constipatie, artralgie. Zeer zelden:<br />
infectie van de bovenste luchtwegen, nasofaryngitis. Metformine: Zeer vaak: misselijkheid, braken, diarree, buikpijn en verlies van eetlust. Vaak: metaalachtige<br />
smaak. Zeer zelden: daling van vitamine B12-absorptie en melkzuuracidose, huidreacties, zoals erytheem, pruritus, urticaria, abnormale leverfunctietest of<br />
hepatitis. Combinatie: Vaak: tremor, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, hypoglykemie. Soms: vermoeidheid. Frequentie niet bekend: urticaria, pancreatitis.<br />
A everstatus: U.R. Verpakking en prijs: Zie Z-<strong>In</strong>dex Vergoeding: Volledig vergoed. Datering Samenvatting van de Productkenmerken:<br />
November 2011. Raadpleeg voor de volledige informatie de geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken. Te verkrijgen bij Novartis Pharma,<br />
Postbus 241, 6800 LZ Arnhem, 026-3782111, of via www.novartis.nl<br />
Referenties:<br />
1. Bosi E, Camisasca RP, Collober C, et al. Diabetes Care 2007;30:890-895. 2. Ahrén B. Expert Opin. <strong>In</strong>vestig. Drugs (2006) 15(4):431-442. 3. Pscherer S,<br />
Kostev K, Rockel T, et al. Perfusion 2011;24:206-211. 4. Göke B, Hershon K, Kerr D, et al. Horm Metab Res 2008;40:892-895. 5. Lukashevich V, Schweizer A,<br />
Shao Q, et al. Diabetes Obes Metab, accepted article; doi: 10.1111/j.1463-1326.2011.01467.x 6. Ferrannini E, Fonseca V, Zinman B, et al. Diabetes Obes Metab<br />
2009;11(2):157-166. 7. SmPC Galvus ® . 8. SmPC Eucreas ® .<br />
24200165_Bijsluiter90x130mm.indd 1 13-03-2012 16:10<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 31
MEdISCH nIEuWS<br />
32<br />
VASCULAIRE<br />
GENEESkUNDE<br />
Zelf meten leidt tot halvering risico op<br />
trombose<br />
Een meta-analyse in The Lancet toont aan dat mensen die<br />
zelf hun stollingswaarde controleren, hun risico op trombose<br />
met de helft verkleinen. <strong>In</strong> de meta-analyse werden<br />
data van 11 studies uit Nederland, Oostenrijk, Duitsland,<br />
Denemarken, Spanje, Canada, de Verenigde Staten en<br />
het Verenigd Koninkrijk met elkaar vergeleken. Uit de<br />
analyse bleek dat, in vergelijking met patiënten in de<br />
controlegroep (niet zelf meten), patiënten die zelf meten<br />
bijna 50% minder kans hebben op een trombo-embolie.<br />
Van alle trombosepatiënten in Nederland meet slechts<br />
10% zelf de stollingswaarde. Dit gebeurt onder begeleiding<br />
van de trombosedienst. Het onderzoek in The Lancet<br />
(n= 6417) bevestigt de veiligheid en betr<strong>ou</strong>wbaarheid van<br />
het zelf meten ten opzichte van de reguliere controle.<br />
Deze onderzoekresultaten zijn in lijn met de eerdere<br />
conclusie van het Medisch Jaarverslag van de Federatie<br />
Nederlandse Trombosediensten (FNT).<br />
Bron: Roche, 23 december 2011<br />
MEDISCHE ONCOLOGIE<br />
Plastic cel tegen tumor<br />
Jan van Hest, hoogleraar organische chemie en fysica aan<br />
de Radb<strong>ou</strong>d Universiteit Nijmegen, heeft een ChemThem<br />
grant van NWO ontvangen voor zijn onderzoeksvoorstel<br />
om met kunstmatige dendritische cellen het immuunsysteem<br />
te activeren tegen kankercellen. Medeaanvragers<br />
zijn hoogleraar tumorimmunologie Carl Figdor en hoogleraar<br />
moleculaire materialen Alan Rowan. De onderzoekers<br />
hebben een patentaanvraag ingediend en verwachten<br />
dat het vijf jaar duurt voordat het tot klinische<br />
tests komt. <strong>In</strong> totaal ontvingen tien onderzoekers een<br />
subsidie uit het ChemThem-programma van NWO.<br />
Bron: Radb<strong>ou</strong>d Universiteit, 9 januari 2012<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
HEMATOLOGIE<br />
Nieuw consortium experimenteel onderzoek<br />
lymfklierkanker<br />
De afdelingen Hematologie van zes ziekenhuizen in<br />
Nederland hebben een consortium opgericht: het<br />
Lunenburg Lymphoma Phase I/II Consortium (LLPC)<br />
om fase-I- en fase-II-studies uit te voeren met als doel<br />
de introductie van nieuwe geneesmiddelen te bevorderen<br />
voor patiënten met een hodgkin- of non-hodgkinlymfoom<br />
of chronische lymfatische leukemie (CLL). De<br />
deelnemende ziekenhuizen zijn: VUmc, AMC, Erasmus<br />
MC, UMCG, AvL en UMCN. Patiënten kunnen uitsluitend<br />
worden aangemeld via de eigen hematoloog. Voor contactinformatie<br />
zie: www.llpc.nl.<br />
Bron: LVN, 14 december 2011<br />
INFECTIEZIEkTEN<br />
Science: doorbraak bij hivpreventie<br />
Science noemt een ontdekking op het gebied van hivpreventie<br />
de belangrijkste wetenschappelijke vinding van<br />
2011. Als mensen met een hivinfectie preventief worden<br />
behandeld met virusremmers neemt het risico dat zij<br />
hun partner besmetten af met 96%. Dat bleek uit een<br />
studie die in augustus 2011 in NEJM is gepubliceerd. Aan<br />
het onderzoek namen 1763 heteroseksuele stellen deel<br />
uit Brazilië, <strong>In</strong>dia, Thailand, VS, en vijf landen in Sub-<br />
Sahara Afrika, waarvan één van beide partners met hiv<br />
was geïnfecteerd (50% van de geïnfecteerde partners was<br />
man). De helft van de deelnemers werd direct preventief<br />
behandeld met virusremmers, de andere helft werd<br />
pas behandeld wanneer hun afweersysteem al aanzienlijk<br />
was aangedaan (CD4-aantal < 250/mm 3 ) maar er<br />
volgens de definitie nog geen sprake was van aids (CD4aantal<br />
< 200/mm 3 ).<br />
Oorspronkelijk was de bedoeling dat de trial z<strong>ou</strong> lopen<br />
tot 2015, maar toen in het voorjaar van 2011 uit een tussentijdse<br />
analyse bleek dat het effect van de preventieve<br />
behandeling dusdanig sterk was, besloot een toeziende<br />
commissie dat de resultaten zo snel mogelijk wereldkundig<br />
moesten worden gemaakt.<br />
Bron: Cohen J, Science 23 december 2011 & Cohen MS, et al.<br />
N Engl J Med. 11 augustus 2011
OUDERENGENEESkUNDE<br />
SSRI’s verhogen valrisico bij demente<br />
verpleeghuisbewoners<br />
Zelfs bij lage dosering is het gebruik van SSRI’s (selective<br />
serotonin reuptake inhibitors) geassocieerd met een toegenomen<br />
valrisico in verpleeghuisbewoners met dementie.<br />
Carolyn Sterke en haar collega’s van het Erasmus MC<br />
onderzochten de dosis-responsrelatie tussen het gebruik<br />
van SSRI’s en het valrisico in 248 verpleeghuisbewoners<br />
met dementie in 2006 en 2007. De studie liet een significante<br />
associatie zien waarbij het valrisico toenam met<br />
31% bij 0,25 van de DDD (defined daily dose), 73% bij 0,50<br />
DDD en 198% bij 1,00 DDD (HR = 2,98; 95% CI 1,94-4,57).<br />
<strong>In</strong> combinatie met een sedatief of hypnoticum nam het<br />
risico nog verder toe. Volgens de onderzoekers z<strong>ou</strong> er bij<br />
de ontwikkeling van nieuwe protocollen rekening geh<strong>ou</strong>den<br />
moeten worden met deze dosis-responsrelatie.<br />
Bron: Sterke C, et al. British J<strong>ou</strong>rnal of Clinical Pharmacology,<br />
18 januari 2012<br />
REUMATOLOGIE<br />
<strong>In</strong>terval botdichtheidsmeting<br />
Amerikaanse onderzoekers bestudeerden hoe snel postmenopauzale<br />
vr<strong>ou</strong>wen met en zonder osteopenie osteoporose<br />
ontwikkelden, om zo het optimale interval te<br />
bepalen voor botmineraaldichtheidsmeting. De resultaten<br />
suggereren dat van vr<strong>ou</strong>wen ≥ 67 jaar minder dan<br />
10% osteoporose zal ontwikkelen bij een screeningsinterval<br />
van 15 jaar voor vr<strong>ou</strong>wen met een normale dichtheid<br />
of milde osteopenie (T-score > -1,50), 5 jaar voor vr<strong>ou</strong>wen<br />
met matige osteopenie (T-score -1,50 tot -1,99) en 1 jaar<br />
voor vr<strong>ou</strong>wen met gevorderde osteopenie (T-score -2,00<br />
tot -2,49).<br />
Bron: N Engl J Med., 19 januari 2012<br />
NEFROLOGIE<br />
<strong>In</strong>flammatie nierpatiënt door verminderde<br />
barrière functie darmwand<br />
Onderzoekers van de Universiteit van Californië<br />
hebben aangetoond dat de verminderde barrièrefunctie<br />
van de darmwand bij nierpatiënten, met systemische<br />
inflammatie tot gevolg, veroorzaakt wordt door<br />
veranderingen in het tight junction eiwitcomplex.<br />
Ze bestudeerden daarvoor de samenstelling van het<br />
complex in de dikke darm in twee diermodellen voor<br />
uremie. Naast een toename in de plasmaconcentratie<br />
ureum en creatinine en een verdikking in de darmwand<br />
werd de aanwezigheid van mononucleaire leukocyten<br />
in de lamina propria gerapporteerd. Daarnaast<br />
was er een afname in eiwitexpressie van claudin-1 (70-<br />
90%), occludin (50-70%) and ZO-1 (80-90%) in de experimentele<br />
groep in vergelijking met de controle groep.<br />
mRNA-expressie was echter onveranderd of zelfs toegenomen,<br />
hetgeen wijst op modificaties op post-transcriptioneel<br />
of post-translationeel niveau. De onderzoekers<br />
concluderen dat het tegengaan van de afbraak van het<br />
tight junction eiwitcomplex een goede strategie z<strong>ou</strong><br />
zijn om de systemische inflammatie bij nierpatiënten<br />
te bestrijden.<br />
Bron: Vaziri ND, et al. Nephrology Dialysis Transplantation,<br />
2011 Nov 29. [Epub ahead of print]<br />
ENDOCRINOLOGIE<br />
Aanbeveling nieuw middel ziekte van<br />
Cushing<br />
Novartis heeft een positieve aanbeveling ontvangen<br />
van het CHMP (Committee for Medicinal Products for<br />
Human Use) voor Signifor® (pasireotide) voor behandeling<br />
van de ziekte van Cushing. Wanneer het wordt<br />
goedgekeurd z<strong>ou</strong> dit het eerste goedgekeurde middel<br />
zijn voor behandeling van Cushing. Pasireotide is een<br />
nieuw somatostatine-analogon dat hecht aan vier van<br />
de vijf somatostatinereceptoren. De CHMP-beoordeling<br />
is gebaseerd op data van de fase-III PASPORT-CUSHINGSstudie.<br />
<strong>In</strong> deze studie werden patiënten gerandomiseerd<br />
naar subcutane toediening van pasireotide in doses<br />
van 600 of 900 µg 2dd. Na zes maanden werd het eindpunt,<br />
normalisatie van de hoeveelheid vrij cortisol in<br />
de urine, bereikt in 26,3% en 14,6% van de patiënten in<br />
de 900 en 600 µg groep respectievelijk. Daling van de<br />
cortisolspiegels was geassocieerd met afname van bloeddruk,<br />
totaal cholesterol, gewicht en BMI. Als bijwerkingen<br />
(> 10%) werden diarree, misselijk heid, hyperglykemie,<br />
galstenen, diabetes, moeheid en een stijging in<br />
de HbA1c-waarde gerapporteerd, vergelijkbaar met het<br />
profiel van andere somatostatine-analogen. Pasireotide<br />
wordt momenteel getest in formulering met vertraagde<br />
afgifte voor intramusculaire injectie eenmaal per<br />
maand.<br />
Bron: Novartis, 20 januari 2012<br />
MEdISCH nIEuWS<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 33
Stellingen uit recente proefschriften<br />
De aanvankelijke daling van de GFR na de start van de behandeling met een<br />
angiotensine receptor blokker is eerder een teken van prerenaal succes dan van<br />
prerenaal falen.<br />
Eerder behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst; dit geldt zeker<br />
wanneer studieresultaten worden vertaald naar behandeling van de individuele<br />
patiënt.<br />
F.A. Holtkamp, Predicting and improving individual long-term <strong>ou</strong>tcome in patients with diabetes<br />
and nephropathy: Determinants of response to RAAS inhibition (Groningen, 23 november 2011)<br />
Verbetering en intensivering van de regionale samenwerking op het gebied van de<br />
hematologische zorg in Nederland zal de kwaliteit van leven verbeteren van zowel<br />
de patiënt als de dokter.<br />
Poëzie is de krachtigste vorm van targeted therapy.<br />
Fenna Heyning, Primary Diffuse Large B-Cell Lymphoma of Bone (Leiden, 1 december 2011)<br />
Vr<strong>ou</strong>welijke bescheidenheid wordt door mannen ten onrechte geïnterpreteerd als<br />
gebrek aan ambitie.<br />
De grootste oorzaak van verkeersongevallen is niet de te hoge alcohol- of<br />
oestrogeenconcentratie in het bloed van automobilisten, maar de te grote<br />
testosterongevoeligheid.<br />
Didy Jacobson, Raloxifene and tibolone in elderly women (Nijmegen, 15 november 2011)<br />
Naast rode bloedcellen hebben ook transfusies van plasma en trombocyten een<br />
nadelig effect op de morbiditeit en mortaliteit na hartchirurgie.<br />
Het bereiken van een doel is belangrijker dan de tijd die ervoor wordt genomen.<br />
Roger Rennenberg, Vascular calcifications and matrix Gla protein in hypertensive subjects<br />
(Maastricht, 6 juli 2011)<br />
HorA EST<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012 35
Column<br />
36<br />
Yvo Smulders<br />
<strong>In</strong>TErnE GEnEESkundE 1 · 2012<br />
Luctor et luctor<br />
Na een jaar of 10 academisch ziekenhuis heb ik steeds meer moeite met de<br />
manier waarop wij medici wetenschap bedrijven: veel politiek gedoe, veel<br />
zelfzucht, weinig idealisme, veel wantr<strong>ou</strong>wen en een perverse afreken cultuur.<br />
Vrijwel alles maak je mee, variërend van ruzies over auteurs volgordes, van<br />
de weg drukken van medeonderzoekers, kaping van onderzoeksideeën,<br />
handel drijven met auteursplaatsen, etc. Onze deernis wekkende fixatie<br />
op de Hirsch-factor doet pijn aan je hart als je bedenkt waarom we ooit<br />
geneeskunde gingen studeren en hoe ver we daarvan afgedreven zijn.<br />
De meer-is-beter-cultuur z<strong>ou</strong> eigenlijk lachwekkend zijn als deze niet zijn<br />
weerslag vond in beoordelingen en toekenning van middelen door afdelingshoofden<br />
en decanen.<br />
Steeds vaker vroeg ik me af hoeveel mensen net als ik vinden dat we elkaar<br />
aan het doldraaien zijn. Daarom heb ik afgelopen najaar samen met psychiater-in-opleiding<br />
Joeri Tijdink een online-enquête gestuurd aan 1100 medische<br />
hoogleraren van alle UMC’s. Na drie weken hadden er liefst 450 geantwoord.<br />
H<strong>ou</strong>d u vast: de helft vond dat de druk om steeds meer te publiceren<br />
uit de bocht was gevlogen, ruim 30% vond dat dit de medische wetenschap<br />
‘ziek’ maakt en 10% vertr<strong>ou</strong>wt zijn/haar collega’s geen goed idee meer toe.<br />
Het is dus niet alleen míjn probleem! De NFU, koepel van de UMC’s, belde<br />
onmiddellijk toen dit onderzoek teveel publiciteit dreigde te krijgen, maar<br />
laat sindsdien niets meer van zich horen. Waarom z<strong>ou</strong>den ze ook?<br />
Ergens is het misgegaan, maar waar? Het lijkt in elk geval typisch iets van<br />
de medische sector, want het UMC-gekonkel wekt keer op keer verwondering<br />
in andere wetenschappelijke sectoren, waar bijvoorbeeld auteurs<br />
gewoon in alfabetische volgorde staan en men elkaars onderzoek in ieder<br />
geval béter kent dan elkaars H-getal. Misschien is de oorzaak dat wij in een<br />
spagaat zitten: we willen heus toegewijd onderzoeker zijn, maar ook dokteren,<br />
onderwijzen, opleiden, of de afdeling goed regelen. Maar de enige<br />
manier om academische punten met substantieel loopbaanrendement te<br />
scoren is stukjes schrijven, zoveel mogelijk stukjes en vaak geciteerd worden.<br />
Decanen en raden van bestuur mogen zich dit aantrekken; de academie<br />
verloochent haar afkomst. En waai vooral met de wind mee; ambieer niet te<br />
origineel of tegendraads te zijn. Onderzoek met onzekere uitkomsten vormt<br />
immers een belangrijk risico. Maar je vraagt je wel af wie tegenwoordig nog<br />
eens penicilline gaat uitvinden. Als u begrijpt, wat ik bedoel.<br />
U merkt het wel: het zit me dwars, en dat terwijl ik zelf heus niet altijd een<br />
heilig boontje ben geweest. Maar feit is dat wat ooit bedoeld was als intellectuele<br />
krachtmeting, waarin nu eenmaal winnaars en verliezers moeten<br />
zijn, is gedegradeerd tot een keiharde strijd om pegels en punten waarin<br />
het er soms ronduit onsportief aan toe gaat. We zien daardoor uitstekend<br />
gekwalificeerde mensen de academie verlaten omdat ze dit spel gewoon<br />
niet meer willen meespelen. Het veelgehoorde argument dat competitie het<br />
beste in mensen naar boven brengt is ontegenzeggelijk waar, maar hetzelfde<br />
geldt vrees ik ook voor het sléchtste in mensen. En o ja: fraude, het woord<br />
moest genoemd, als gevolg van de uit de bocht gevlogen wetenschapscultuur<br />
is natuurlijk zeldzaam. Alhoewel: ik las laatst dat in toenemend competitieve<br />
wetenschappelijke omgevingen het aantal ‘positieve’ uitkomsten van gepubliceerde<br />
onderzoeken kan oplopen tot 90%! Die lui, aangenomen dat ze<br />
niet frauderen, onderzoeken dus alleen wat volslagen evident is, verzwijgen<br />
het merendeel van hun resultaten of zijn echt megabriljant.<br />
Maar luister, ik heb een idee. Laten we er gewoon mee stoppen. Zomaar,<br />
van de ene dag op de andere weer normaal doen en wetenschap zo eerlijk,<br />
leuk, nuttig en bevredigend maken als maar kan. Zoiets werkt het beste<br />
als je een datum afspreekt: 1 april, Luctamur et Emergimus.<br />
(Met dank aan Abel Thijs voor zijn commentaar)