Twente SPORT 62 Weggaan kun je beschrijven als Een soort van blijven Rutger Kopland Jan Brunnekreef - 11 september 1935 – 12 mei 2011 MeT de lach In de ogen ‘Jezelf uittesten. Kijken wat kan en wat niet kan. Dat is het mooie van kunststoten oftewel biljart artistique. Je raakt er nooit op uitgestudeerd’, zei Jan Brunnekreef een jaar of twintig geleden. Soms had hij zijn dag niet, soms verloor hij een kampioenschap al op de eerste dag. ‘Je hebt van die dagen dat je alles kunt en je hebt dagen dat je nog geen fiets tegen de muur kunt zetten.’ Maar biljarten kon hij behoorlijk goed en kunststoten kon hij uitmuntend met als basis een excellente techniek. Hij was op de grens van de jaren tachtig-negentig een paar keer Nederlands kampioen, hij was tweede van Europa en derde van de wereld.
Tekst: Gijs Eijsink - Fotografie: Persbureau Coolegen Hendrik Jan Brunnekreef overleed in de vroege morgen van donderdag 12 mei. Zijn gezondheid was in de afgelopen winter al niet best. Belangrijke organen als hart en nieren lieten hem in de steek. Hij verzwakte zienderogen. Toen in het ziekenhuis bleek dat de dokters niets meer voor hem konden doen, wilde hij naar huis. ‘We zien wel’, zei hij. Nauwelijks twee dagen later overleed hij op 75-jarige leeftijd met zijn vrouw Tonnie en hun twee kinderen aan zijn zijde. De rij mensen die op de avond van de zestiende mei afscheid kwamen nemen van Brunnekreef was lang. De volgende dag waren honderden mensen getuige van de uitvaart in Goor, het stadje waar hij geboren en getogen is. Brunnekreef heeft een welbesteed en buitengewoon gevarieerd leven achter de rug. De mensen die afscheid kwamen nemen, vormden een afspiegeling van de kringen waarin Jan zich graag bewoog, want hij was een mensenmens van de hoogste orde. Hij was de spil van een groot horecabedrijf annex dancing, hij zat als amusante verteller in praatprogramma’s van Radio Oost, hij voetbalde bij Hector en was supporter van GFC. Je zag altijd aan hem hoe prettig hij het leven vond. Zijn ogen twinkelden als hij luisterde naar anderen en als hij zelf een verhaal vertelde, het liefst in het Twentse dialect met het typische Goorse accent. Beetje aandikken, beetje spannend maken. Tonnie zegt enkele maanden na het afscheid: ‘Jan kon al die verhalen die hij hoorde of meemaakte zo mooi vertellen. Met de lach in de ogen. Hij was zo’n levensgenieter, hij vond het leven mooi. Hij zei zelf ook dat het heel jammer was dat het ophield. Hoewel hij nooit had gedacht dat hij nog 75 jaar zou worden. Hij is zo vaak ziek geweest. Maar ja, als je 75 bent, wil je ook 76 worden.’ ‘Jan was altijd enorm geïnteresseerd in andere mensen. Zo’n radioprogramma bij Radio Oost, dat vond hij prachtig. Links: Erik Vijverberg, rechts: Johnny van Mil n afscheid Elke keer gebeurde er iets leuks, verrassende mensen met verrassende dingen, dat paste hem wel. Hij stond zelf graag in de belangstelling, maar hij genoot ook van andere mensen.’ Aanvankelijk was zijn beroep van kroegbaas bepaald geen roeping. Hij zou, zo denkt Tonnie, waarschijnlijk ergens een rustige baan hebben gehad, zonder stress. Of muzikant, dat was hij ook graag geweest. ‘Maar hij moest wel, omdat zijn vader plotseling overleed. Later genoot hij ervan, toen hij de zaak aan het draaien had, zoals hij dat wilde.’ Brunnekreef was een sportliefhebber. Hij keek naar alle sporten behalve paardensport, dat zette hij uit, als het op televisie was. Wielrennen vond hij prachtig. Zelf heeft hij vroeger nog waterpolo gespeeld bij De Whee. ‘FC Twente’, zegt Tonnie, ‘keek hij van voor naar achter en van boven naar beneden. Op maandag ging hij regelmatig naar de fietsenzaak van Dick Reekers in Enschede. Praten en luisteren. FC Twente en andere belangrijke voetbalzaken.’ De biljartsport was hem veel waard. Tonnie: ‘De wil om te winnen zat er altijd in. Hij trainde met mannen als Ben Velthuis, Frans Tusveld en later Bep van der Wal. Naar de wedstrijden ging ik vaak mee. Nee, dan merkte ik verder niks aan hem. Hij ging er altijd met plezier naar toe. Maar als hij bezig was, moest je niet aan hem vragen om tussen de partijen door even een wandelingetje te maken. Dan was hij geconcentreerd bezig. Ik kwam dan niet op de proppen met verhalen over de kinderen of zo.’ Toen de actieve periode als biljarter verleden tijd was, gaf hij les. Erik Vijverberg en Johnny van Mil uit Almelo hebben het daardoor ver geschopt. Vijverberg werd in 2010 Nederlands kampioen. Brunnekreef had dus een van zijn opvolgers zelf opgeleid. Toch zei Jan eens dat hij wielrenner zou zijn geworden als hij nog eens op vijftienjarige leeftijd opnieuw had mogen kiezen. ‘Er zijn dingen die ik duizend keer liever doe dan biljarten, maar het gaat me nou eenmaal zo goed af, dus ga ik ervoor’, zei hij eens. De stille getuigen staan op zolder; medailles, prijzen, plakboeken, fotoalbums. Ze worden op last van de kinderen goed bewaard. Sinds een paar maanden is Tonnie alleen. Haar dochter woont in Engeland, haar zoon in Luxemburg. Elke dag gaat ze even naar het kerkhof, even naar Jan. ‘Ik ben weer gaan tennissen, zover ben ik intussen. Maar het is meer koffie drinken dan tennissen. Je kunt je niet indenken’, zegt ze, ‘wat je overkomt. Je hebt nergens zin in, je vindt niks leuk. Maar als Jan alleen was overgebleven, nee, dat zag hij niet zitten. Dat is met de meeste mannen zo.’ Twente SPORT 63