12.09.2013 Views

Lezing studentenvereniging Depostium Custodi - Hoornbeeck College

Lezing studentenvereniging Depostium Custodi - Hoornbeeck College

Lezing studentenvereniging Depostium Custodi - Hoornbeeck College

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Lezing</strong> <strong>studentenvereniging</strong> <strong>Depostium</strong> <strong>Custodi</strong>:<br />

Reformatorisch onderwijs: toerustend of vervreemdend?<br />

Utrecht, 6 december 2012<br />

Twee jaar geleden, toen ik nog lid was van het <strong>College</strong> van Bestuur van het VLC en het HC, werd ik<br />

gebeld door een collega-bestuurder van een openbaar Regionaal Onderwijs Centrum voor<br />

middelbaar beroepsonderwijs. Ze vroeg me of ze een praatje mocht komen maken over het feit dat<br />

het HC al twee keer de beste MBO-school van Nederland was. Ze wilde dat haar instelling de beste<br />

zou worden. Natuurlijk vond ik het prima dat ze kwam. Ze vroeg me: “Wat is het geheim van het<br />

HC?” Ik vertelde haar iets over de leerlingen: ze komen uit gezinnen die allen horen bij een van de<br />

participerende kerken, jongeren gaan naar de kerk, een aantal naar de jv, in het catechisatieseizoen<br />

naar de catechisatie, iedere dag is er een dagopening waarbij de Bijbel centraal staat … Ze zei: “Stop<br />

maar, ik begrijp het al. Op deze school heerst gemeenschapszin. Hier is geen atomistische groep<br />

mensen bij elkaar die niets met elkaar hebben, die als atomen langs elkaar heen cirkelen zonder dat<br />

er onderlinge binding is.” Dat herinnerde haar aan haar verleden, als rooms-katholiek meisje uit<br />

Limburg. “Nu is”, zo zei ze, “de gemeenschapszin voor een groot deel weg. Op mijn school moet ik<br />

zoeken naar een heel andere vorm van gemeenschap en het is de vraag of we die vinden.”<br />

Ik vond deze gebeurtenis verhelderend. Hij bepaalde me er opnieuw bij, nu vanuit een andere<br />

invalshoek, dat het verschil tussen reformatorisch, christelijk en openbaar onderwijs meer is dan het<br />

houden van een dagopening en een paar uur godsdienst op het rooster. Het gaat dieper.<br />

Met deze introductie wil ik deze avond een lezing houden over de vraag: “Reformatorisch onderwijs:<br />

toerustend of vervreemdend?” De ondertitel luidt: “Maar voedt hen op in de lering en vermaning des<br />

Heeren.”<br />

Aan de hand van een drietal vragen wil ik op dit onderwerp ingaan:<br />

1. Waar gaat het op de scholen om: leren of onderwijs?<br />

2. Hoe ziet het reformatorisch en het openbaar onderwijs het zelf van jongeren?<br />

3. Is reformatorisch onderwijs toerustend of vervreemdend?<br />

Eerste vraag: Waar gaat het op de scholen om: leren of onderwijs?<br />

Jullie hebben allen onderwijs gevolgd. Onderwijs hoort bij opvoeding, vorming, leren, het zich<br />

ontwikkelen, beter worden dan je bent, meer weten dan je doet enz. Prof. W. ter Horst heeft een<br />

mooi boekje geschreven met de titel: Onderwijzen is opvoeden. De docent voedt dus op. Hij kan niet<br />

niet-opvoeden.<br />

Met de uitspraak Onderwijzen is opvoeden is veel gezegd. Het betekent dat de school meer is dan<br />

een diplomafabriek. Het is meer dan een instituut waar kennis wordt overgedragen.<br />

1


Met dat ‘meer’ bedoelen we dan vorming. Vorming hoort thuis bij opvoeden en bij leren. Je zou<br />

kunnen zeggen: persoonlijkheidsvorming, meningsvorming, groeien, wijzer en beter worden.<br />

Onderwijzen heeft een ander accent: daarbij gaat het om kennis en vaardigheden. Iemand die goed<br />

gevormd is, zakt misschien wel voor zijn examen. Het gaat bij die centrale toets namelijk niet om de<br />

vraag wie hij is, maar wat hij weet. Het kan ook andersom zijn: iemand kan een heel goed resultaat<br />

behalen voor zijn examen en als persoon nog lang niet volgroeid zijn. Je krijgt namelijk op je examen<br />

geen cijfer voor persoonlijke groei.<br />

Met dit onderscheid tussen leren en onderwijzen, tussen to teach en to learn, tussen lernen en<br />

bilden, moeten we wel voorkomen dat we die twee dingen uit elkaar gaan halen. Dat gebeurt<br />

namelijk nogal eens. Als een school resultaatgericht onderwijs geeft en nagaat wat jongeren in het<br />

achter hen liggende jaar nu echt hebben geleerd, wordt nogal eens gezegd: ‘Ja, maar de school is<br />

toch meer dan onderwijs. Het gaat toch om de vorming van jongeren.” Ouders vinden het prima dat<br />

er gelet wordt op prestaties, dat de kwaliteit hoog in het vaandel staat. Ouders hebben heel goed in<br />

de gaten dat onderwijs en vorming samen gaan, dat er geen knip gemaakt kan worden tussen to<br />

teach en to learn en dat leerlingen door lernen ook worden gebildet.<br />

Jullie zitten hier allemaal als studenten van DC. Jullie zijn ervaringsdeskundigen. Jullie hebben heel<br />

wat gepresteerd, anders zaten jullie hier niet. Met en door het onderwijs zijn jullie gevormd. Als het<br />

gaat om waardenvol onderwijs, is een belangrijke waarde dat je je best doet, dat je je inspant.<br />

Onderwijs dat vrijblijvend is, is niet karaktervormend, van onderwijs dat eisen stelt, leer je als<br />

jongere veel. In een advies van de Onderwijsraad wordt het als volgt omschreven: kennisoverdracht<br />

en vorming horen bij elkaar. Mevrouw Van Bijsterveldt, de minister van onderwijs in het vorige<br />

kabinet, zei in een reactie op dat advies: “Vorming zit gebakken in goed onderwijs.”<br />

Natuurlijk realiseren we ons allen dat eenzijdige nadruk op prestaties en resultaten niet goed is. Dat<br />

werkt materialisme en egocentrisme in de hand. Het gaat dan alleen om de vraag: Hoe kan ik zover<br />

mogelijk op de maatschappelijke ladder komen, hoe kan ik zoveel mogelijk geld verdienen?<br />

Dat is een kenmerk van de prestatiemaatschappij waarin steeds minder ruimte is voor zaken die het<br />

materiële te boven gaan, de hogere waarden. Als het in een beleidsstuk alleen om resultaten gaat<br />

zonder een verwijzing naar daar achter liggende hogere waarden, is er iets mis. Dan ontbreekt de<br />

matigheid, het evenwicht als belangrijkste deugd. Een van de grondslagen van de klassieke<br />

deugdenleer was immers het evenwicht. De deugd moed, zit tussen lafhartigheid en roekeloosheid.<br />

De deugd matigheid zit tussen gierigheid en verkwisting. Goed onderwijs zit tussen leren en<br />

onderwijs, tussen to teach en to learn, tussen bilden en lernen. Laten we dit ons ter harte nemen. Ik<br />

geloof dat we veel meer kunnen leren van de deugdethiek en de daarmee centrale van het midden<br />

dan we tot nu toe doen. In het boek van Matthew Mead, Jong onder het juk van Christus, las ik iets<br />

moois over de deugd matigheid. “Matigheid is dus een groot vermaak, omdat ze het geneesmiddel is<br />

voor geestelijke duizeligheid, de grendel voor onmatigheid, de breidel voor eetlust, de beteugeling<br />

voor ongeregelde hartstochten en de bescherming en bewaking voor wijsheid.” (149)<br />

Een uitspraak die toegeschreven wordt aan de Griekse wijsgeer Heraklitus en die nogal eens wordt<br />

geciteerd, luidt: “Onderwijs is niet het vullen van een vat, het is het ontsteken van een vuur.” Vanuit<br />

de ontwikkelde gedachtegang zou ik die uitspraak wat willen aanpassen: “Onderwijs is het vullen van<br />

een vat èn het ontsteken van een vuur.”<br />

2


Het is de taak van iedere school om een vat te vullen en een vuur te ontsteken. Onderwijs is altijd<br />

teleologisch van aard. Je streeft een bepaald doel na. Je wilt wat bereiken. Kennis, vaardigheden,<br />

toerusting en vorming zijn inherent aan het onderwijs. Een belangrijke vraag hierbij is uiteraard:<br />

Welk vertrekpunt heb je bij het onderwijs? Uit welke waarden doe je dat werk als mede opvoeder?<br />

Dat brengt ons tot de tweede vraag:<br />

Hoe ziet het reformatorisch en het openbaar onderwijs het zelf van jongeren?<br />

Opvoeding en onderwijs zijn, zo zagen we, doelgerichte activiteiten. Dat doel is altijd positief<br />

ingekleurd. Ouders en mede-opvoeders willen wat met de jongere. Er is niemand die zegt of denkt:<br />

“Ik voed mijn kind zo op dat het goed kan functioneren in het criminele circuit.” Als het met de<br />

opvoeding misloopt, is het voor iedere opvoeder een teleurstelling. Ouders hebben altijd het goede<br />

met hun kinderen voor. Daarom moeten we hen niet afvallen, maar juist steunen.<br />

De opvoedingsdoelen zijn heel divers. Een aantal jaren geleden sprak ik een man, wiens leven in puin<br />

lag. Hij was gescheiden en dat was gepaard gegaan met allerlei narigheid. Vroeger was hij kerkelijk<br />

geweest, hij deed nu nergens meer aan. Ik vroeg hem waarvoor hij nu leefde, wat hem inspireerde<br />

en dreef. Hij zei: “Ik wil dat mijn kinderen me herinneren als een vader die er voor hen was, die wat<br />

voor hen betekende.” Die uitspraak zegt iets van zijn levens- en opvoedingsdoel. Dit doel hangt<br />

samen met het universele verlangen van mensen om iets positiefs na te laten, het besef te hebben<br />

dat je leven ertoe doet en gedaan heeft.<br />

Vanuit de Bijbel weten we dat het doel van het leven van een mens nooit los gezien kan worden van<br />

de dienst aan God. Als het goed is, is die helemaal ingekaderd in leven en opvoeding. Ds. M.<br />

Golverdingen schrijft in navolging van de bekende gereformeerde theoloog Herman Bavinck over het<br />

doel van de opvoeding het volgende: “De vorming van de mens, in afhankelijkheid van de zegen des<br />

Heeren, tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid om al de<br />

gaven die hij van Hem ontving, te besteden tot Zijn eer en tot heil van het schepsel, in alle<br />

levensverband waarin God hem plaatst. Alleen bij een leven in de vreze des Heeren is er ten volle<br />

sprake van een Bijbelse volwassenheid, die in zelfstandig handelen gestalte krijgt.”<br />

Opvoeding en onderwijs zijn voor iedereen verbonden met je levensbeschouwing, met je visie op de<br />

oorsprong en de bestemming van de mens. De Canadese filosoof Charles Taylor noemt dat de visie<br />

op het zelf. Het maakt nogal wat verschil uit hoe iemand als Samson of Pechtold naar zijn kinderen<br />

kijkt en hoe bijvoorbeeld ds. Op ’t Hof dat doet. Je visie op je kind is bepalend voor je opvoedings- en<br />

onderwijsdoel.<br />

Eeuwenlang leefde men met het besef dat de bron en het doel van het zelf, dus van de mens zelf,<br />

buiten hem lagen. Men richtte zich op een macht buiten hem. In het denken van Plato waren dat de<br />

Ideeën. Alles hier op deze wereld was slechts een verschijningsvorm, een afschaduwing van het<br />

Zijnde, het absolute, het wezenlijke. Het leven van ieder mens behoorde gericht te zijn op dat Zijnde,<br />

dat wezenlijke, dat onveranderlijke. In de opvoeding kwam dat naar voren. Mensen moesten zich als<br />

het ware losmaken, absolvere, van het veranderlijke, alledaagse leven. Dat was tijdelijk en had<br />

geringe betekenis. Emoties, gevoelens, bezit en andere zaken die bij het vergankelijke leven hoorden,<br />

hoorden in feite niet bij de opvoeding. Dat waren zaken die niet tot het wezenlijke hoorden.<br />

3


Voor Christenen is er ook een macht buiten het menselijke leven. Dat is God. Hij is de oorsprong, de<br />

Schepper, de Onderhouder van het leven. Hij heeft alles te maken met het levensdoel en de<br />

bestemming van ieder mens. De opvoeding van kinderen van Christenen richt zich op die<br />

Werkelijkheid. We hebben net de definitie van het opvoedingsdoel gelezen zoals dat verwoord is<br />

door ds. Golverdingen. Daarin zie je duidelijk die gerichtheid op God, op de Werkelijkheid die buiten<br />

de mens zelf is.<br />

Die gerichtheid op God als het eerste en hoogste doel van opvoeding en onderwijs, kunnen we onder<br />

meer lezen in Markus 12 de verzen 31 en 32: “Gij zult de Heere uw God liefhebben uit geheel uw hart<br />

en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En<br />

het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Er is geen groter gebod dan<br />

deze.”<br />

Een keerpunt in de geschiedenis in dit opzicht wordt wel genoemd de subjectieve wending, de grote<br />

verandering in de moderne cultuur. De bron van het zelf kwam te liggen in de mens zelf. Voor een<br />

begrip van de mens is hij aangewezen op zichzelf. Daarmee is een nieuwe innerlijkheid ontstaan, de<br />

innerlijke stem van de mens. Dit heeft ook alles te maken met het moreel besef. Wat is goed en wat<br />

is kwaad? Als ik de bron van mijn leven in mezelf leg, maak ik zelf, al dan niet intuïtief uit, wat goed<br />

en wat kwaad is. Het zelfbeschikkingsrecht zoals we dat vandaag de dag kennen en die zich<br />

manifesteren inzake het begin en het einde van het leven, is de consequentie van die subjectieve<br />

wending. Doorgeredeneerd is dat ook logisch. Immers als de bron van het zelf in het zelf ligt, staat de<br />

mens dus met zijn zelfbeschikking aan het begin en het einde van het leven. In dat denken speelt God<br />

geen enkele rol. Hij is er niet of als Hij er is, is Hij voor die vragen niet relevant. De autonome mens<br />

bepaalt zijn leven.<br />

Zijn betekenishorizon ligt dan in zichzelf. De authenticiteitscultuur is doorgeschoten. Het gaat om<br />

mijn leven, om mijn ik, om de doelen die ik stel in mijn leven. Ook niet-christenen zien de negatieve<br />

gevolgen hiervan. Zie bijvoorbeeld een van de bijdragen in het boek De grenzeloze generatie, getiteld<br />

De onstuitbare opmars van de eigendunk. Kinderen worden prinsen en prinsesjes. Veel ouders zijn<br />

bezig hun eigen idealen te verwezenlijken middels kinderen. Het project kind moet slagen. Al voor de<br />

geboorte worden er allerlei plannen gemaakt. Prof. Dr. Micha de Winter uit Utrecht schrijft in zijn<br />

boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding over Zijne Koninklijke Hoogheid de Foetus.<br />

De Canadese filosoof Charles Taylor beschrijft dat in zijn werk De malaise van de moderniteit heeft<br />

treffend: Ik kan mijn identiteit alleen definiëren tegen de achtergrond van dingen die ertoe doen.<br />

Maar het uitschakelen van geschiedenis, natuur, samenleving, de eisen van solidariteit, alles behalve<br />

wat ik in mijzelf vind, houdt in dat ik alle kandidaten voor wat ertoe doet, uitschakel. Alleen als ik<br />

besta in een wereld waarin geschiedenis, of de eisen van de natuur, of de behoeften van mijn<br />

medemensen, of de plichten van het burgerschap, of de stem van God, of iets anders van deze orde er<br />

wezenlijk toe doet, kan ik voor mijzelf een identiteit ontwikkelen die niet platvloers is.<br />

Vanuit de geschiedenis kunnen we lijnen trekken naar deze tijd. Ondanks het feit dat met Descartes<br />

de subjectieve wending werd ingezet, was eeuwenlang het culturele christendom nog<br />

toonaangevend. Zelfs in 1789, het jaar van de Franse Revolutie waarin een felle aanval plaatsvond op<br />

de adel en de kerk, was er nauwelijks een principiële en beredeneerde aantasting van de christelijke<br />

zedenleer, aldus de bekende historicus Johan Huizinga.<br />

4


Mijn eigen privé moraal is doorslaggevend. Voor de christelijke zedenleer geldt hetzelfde. Von der<br />

Dunk geeft het laatste hoofdstuk van zijn grondige studie De verdwijnende hemel de titel mee<br />

“Cultuur zonder kompas”.<br />

De band met het hogere is in het denken, in de samenleving en in de cultuur verdwenen. De vorige<br />

jaar overleden gezaghebbende historicus A.Th. van Deursen schijft in zijn Huizinga-lezing Huizinga en<br />

de geest der eeuw over verouderde metafysische begrippen. Het metafysisch ideaal verdwijnt van de<br />

agenda. Thans streven we naar welstand, macht en veiligheid. Maar blijft er dan cultuur over? Deze<br />

idealen komen regelrecht uit de natuur voort, die de cultuur juist moet beheersen. Ze vloeien<br />

onmiddellijk voort uit het natuurinstinct dat nog niet door de geest is veredeld. ‘Reeds de holbewoner<br />

kende deze idealen’, voegt Huizinga er cynisch aan toe - welstand, macht en veiligheid. Voor cultuur is<br />

meer nodig. Cultuur vraagt om een ideaal dat boven bevrediging van behoeften uitgaat. Cultuur moet<br />

metafysisch gericht zijn of ze zal niet zijn.<br />

Dat is de visie op het zelf van de gemiddelde Nederlander, zo kunnen we lezen in een artikel van dr.<br />

G.J. Kronjee, als socioloog verbonden aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In de<br />

schets van de niet-religieuze, gematigde humanistische categorie noemt hij als kenmerken:<br />

- Oriëntatie op de nabije ander, familie en plezier. Geen belangstelling voor transcendentie.<br />

Gelooft niet in een leven na de dood.<br />

- Zelfbeschikking, genieten van het leven. Diversiteit in de belangstelling voor de media.<br />

- Geeft relatief weinig aan goede doelen, maar wel aan dierenbescherming. Niet tolerant t.o.v.<br />

godsdienst, wel t.o.v. abortus, homohuwelijk en euthanasie.<br />

Op die levenshouding komt overigens ook van moderne zijde kritiek. De Nederlandse filosoof Joep<br />

Dohmen, hoogleraar ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, schreef in 2007 een<br />

boek met artikelen onder de titel: Tegen de onverschilligheid. In 2011 werd de 10 e druk uitgegeven.<br />

Het is dus door duizenden gekocht en wellicht ook gelezen. In dit boek voert hij een pleidooi voor<br />

een moderne levenskunst. In de inleiding van zijn boek schrijft hij dat moderne mensen weinig<br />

zelfkennis hebben en dat ze geneigd zijn zichzelf te overschatten. Ze miskennen hun beperkingen en<br />

hebben geen idee van hun afhankelijkheid. Ze weten niet wat matigheid is en kunnen hun emoties<br />

niet beheersen. Ze hebben niet geleerd om verschil te maken tussen hun verlangens en deze aan een<br />

kritisch zelfonderzoek te onderwerpen. Doorgaans zijn ze uit op directe behoeftebevrediging waarbij<br />

de ander alleen maar een instrument is.<br />

Een scherpe analyse.<br />

Nu terug naar de vraag die het tweede punt van de lezing centraal staat:<br />

Hoe ziet het reformatorisch en het openbaar onderwijs het zelf van jongeren?<br />

Tussen de visies van die beide vormen van onderwijs zit een wereld van verschil. Het reformatorisch<br />

onderwijs is, zo hoorden we, gericht op God, op de verheerlijking van Zijn Naam, op de bekering en<br />

vernieuwing van een in zichzelf zondig mensenkind. Het openbaar onderwijs gaat uit van een<br />

mensvisie waar termen als autonomie, zelfbeschikking, zelfrealisatie op basis van eigen waarden en<br />

normen enz. bij horen.<br />

5


Als je dat tot je door laat dringen en je verbindt dit aan de doopbelofte die ouders voor het<br />

aangezicht van de heilige God hebben afgelegd, dan is het niet te verwonderen dat er eigen scholen<br />

zijn opgericht.<br />

Toen ds. G.H. Kersten in de jaren ’20 van de vorige eeuw de eerste reformatorische scholen<br />

oprichtte, was dat vooral uit onvrede over het theologische gehalte van veel christelijke,<br />

gereformeerde, Kuyperiaanse scholen. Hij voerde de leer van de veronderstelde wedergeboorte aan<br />

als een van de redenen waarom eigen scholen werden opgericht. Na de Tweede Wereldoorlog is<br />

vooral sinds de jaren ‘60 de secularisatie met alle daaraan verbonden gedachten en opvattingen<br />

meer verbreid. De noodzaak voor de uitbouw van het reformatorisch onderwijs is alleen maar groter<br />

geworden, omdat de scheidslijn tussen het denken in de mainstream van onze cultuur en dat van<br />

reformatorische christenen verdiept is, ja zelfs onoverbrugbaar is geworden.<br />

Daarom is het van wezenlijk belang dat jongeren uit onze achterban onderwijs krijgen, toegerust en<br />

gevormd worden vanuit het Bijbelse denken.<br />

Nu gaan we naar onze derde vraag:<br />

Is reformatorisch onderwijs toerustend of vervreemdend?<br />

Dit is een van de vragen die jullie me stelden. Ik vat de vraag als volgt op: Worden jongeren in het<br />

reformatorisch onderwijs toegerust of is dit onderwijs juist vervreemdend in de richting van de<br />

samenleving?<br />

Toerusting is een wezenlijk onderdeel van het reformatorisch onderwijs. In de missie van<br />

bijvoorbeeld het Van Lodenstein <strong>College</strong> is dat als volgt onder woorden gebracht:<br />

Wij willen jongeren in de leeftijd tussen 12 en 18 toerusten en vormen voor hun plaats in de<br />

samenleving van de 21e eeuw. Het gaat daarbij niet alleen om het aanleren van kennis en<br />

vaardigheden, maar ook om jongeren te leren hoe zij met de Bijbel als uitgangspunt in het leven<br />

moeten staan. Daar zitten twee kanten aan: het leven hier-en-nu (het tijdelijke) en het leven ná dit<br />

leven (het eeuwige). Omdat God onze Schepper is, zijn wij Hem verantwoording schuldig van ons<br />

leven hier op aarde. En wij hebben een opdracht als christen in de samenleving. Dat is de ene kant. De<br />

andere kant is: ons leven eindigt niet bij de dood, maar krijgt een vervolg in een eeuwigheid mét of<br />

zonder God. Wij zien het als onze opdracht om in onze omgang met onze leerlingen dit een<br />

belangrijke plaats te geven.<br />

Het reformatorisch onderwijs heeft als uitgangspunt het onveranderlijke Woord van de levende God.<br />

Dat Woord is richtsnoer en leidraad op de scholen. Dat is ook het geval in de gezinnen en in de<br />

participerende kerken. Met en vanuit overtuiging worden jongeren uit de reformatorische kring<br />

opgevoed en gevormd vanuit een vast kader. Dat transcendente kader is dus heel wat anders dan het<br />

kader dat past in het denken, doen en laten van de gemiddelde Nederlander, waarover we het net<br />

hebben gehad.<br />

Die toerusting is gericht op verinnerlijking, op wortelen in de waarheid van de Bijbel en de daaraan<br />

ontleende gereformeerde belijdenis. Die toerusting is niet vervreemdend, is juist verrijkend voor de<br />

leerlingen. Ze leren dat in deze haast- en prestatiemaatschappij er meer is dan de vita activa. Het<br />

rusteloze leven dat gepaard gaat met hyperactiviteit.<br />

6


In de reformatorische scholen is aandacht voor de vita contemplativa, het beschouwende,<br />

meditatieve leven dat gericht op een andere werkelijkheid dan de voor ogen zijnde werkelijkheid.<br />

Iedere dag gaat de Bijbel open, er worden psalmen gezongen, er worden verhalen verteld die<br />

gerelateerd zijn aan het ware, geestelijke welzijn. Dat kenmerk doortrekt, als het goed is, als een<br />

zuurdesem het hele reformatorische onderwijs. De Koreaanse denker Byung-Chul Han schrijft in zijn<br />

boeiende essay De vermoeide samenleving, wetenswaardige dingen over de dominantie van de vita<br />

activa en het wegebben van de aandacht voor de vita contemplativa.<br />

Een concreet voorbeeld is media educatie. Het reformatorisch onderwijs probeert jongeren te leren<br />

op een bewuste manier met de digitale wereld om te gaan. Die bewuste manier van omgang<br />

voorkomt dat de gaten in de tijd van mensen dichtslibben. Je moet gaten in je tijd blijven houden,<br />

anders gaat het niet goed. De vita activa heeft niet veel gaten in de tijd, de vita contemplativa wel.<br />

Met het gezin en de kerk vormt de school een eenheid, waarin jongeren voorbereid worden om op<br />

overtuigde manier een plaats in de samenleving in te nemen. Dat kan alleen door onderwijs,<br />

toerusting en vorming, aandacht voor verinnerlijking. Het is voor mij een raadsel dat mensen uit onze<br />

achterban de waarde van het reformatorisch onderwijs ter discussie stellen. Het is juist van zo’n<br />

grote betekenis dat jongeren in deze door en door geseculariseerde samenleving gedegen onderwijs,<br />

toerusting en vorming ontvangen. Gezien de diepe kloof die er is tussen het dominante seculiere<br />

denken en het Bijbelse waarden en normen patroon, is die noodzaak groot. Dat onderwijs geeft<br />

stabiliteit. Dat is geen starheid. Stabiliteit voorkomt starheid en aan de ene kant en onzekerheid aan<br />

de andere kant. Leren leven met en vanuit een overtuiging is een groot goed.<br />

Twee punten ten slotte:<br />

Het reformatorisch onderwijs bereidt jongeren voor op een plurale samenleving. Dat gebeurt vanuit<br />

en in een monoculturele setting. Dat vraagt veel van scholen en hun docenten. Het onderwijs moet<br />

wel een realistisch beeld schetsen van de samenleving. De westerse maatschappij afschilderen als<br />

een boze buitenwereld waar iedereen je probeert van je geloof af te praten, is onjuist. In gesprekken<br />

die ik voer met oud-leerlingen die zo’n twintig, vijfentwintig jaar geleden van school gegaan zijn,<br />

komt naar voren dat in dat opzicht de reformatorische school de veel dacht en sprak vanuit een wij –<br />

zij verhouding. De samenleving tegenover ons.<br />

De ervaring van die jongeren was echter heel anders. Mensen waren veelal geïnteresseerd in de<br />

opvatting van de reformatorischen. Ze vroegen vooral waarom ze naar de kerk gingen, waarom ze<br />

niet naar de bioscoop gingen, waarom ze op een eigen manier met relaties omgingen. Dat<br />

vijandbeeld was onrealistisch. Het is vooral belangrijk om te leren met de vrijheid om te gaan. Een<br />

man van inmiddels 42 verwoordde het ongeveer als volgt: “Ik zou verzopen zijn in de samenleving,<br />

als ik de christelijke <strong>studentenvereniging</strong> niet had gehad. De school bereidde me daar niet voldoende<br />

op voor.”<br />

In dat opzicht kan er dus wel sprake zijn van een zekere vorm van vervreemding, in de zin dat een<br />

verkeerd beeld wordt geschetst van de buitenwereld.<br />

Overigens is de voorbereiding op de samenleving van nu anders dan zo’n 20 jaar geleden. Het sterk<br />

naar binnen gerichte reformatorisch onderwijs dat er vooral was voor de eigen kring, is veranderd in<br />

onderwijs dat nadrukkelijk oog heeft voor de samenleving. Dat is winst. Kennis van de wereld van<br />

2012 en van de jongerenwereld is onmisbaar voor opvoeders en mede opvoeders.<br />

7


Het tweede punt heeft te maken met de vraag of het reformatorisch onderwijs uitgaat van het<br />

maakbaarheidsdenken. Vorm leerlingen, rust ze toe, besteed aandacht aan lernen en bilden, vul en<br />

vat en ontsteek een vuur en het komt goed. Nee, we weten allen dat dit niet het geval is. We<br />

noemden daarnet het woord verinnerlijking. De diepste en meest wezenlijke manier van<br />

verinnerlijking is de vrucht van de wederbarende genade van God door het werk van Zijn Geest, op<br />

grond van de verdienste van Zijn Zoon Jezus Christus. Alleen die in Hem is, is een nieuw schepsel, zo<br />

lezen we in Gods Woord.<br />

Jonge mensen met en vanuit overtuiging wijzen op de noodzaak en de mogelijkheid van bekering, dat<br />

is het meest onderscheidende tussen het reformatorisch en openbaar onderwijs.<br />

We hebben het in dit jaarthema over contrast. Inderdaad, dit is een wezenlijk contrast dat gaat over<br />

een verschil tussen diepste waarden, diepste overtuigingen. En die diepste gedragen overtuigingen<br />

geven gemeenschapszin. Ons onderwijs is geworteld in een gemeenschappelijke belijdenis. Dat geeft<br />

verbondenheid, waardoor de triangel gezin, kerk en school een versterkend effect heeft. Dat viel de<br />

collega van het andere Regionaal onderwijs centrum duidelijk op. Geen atomisme, maar juist binding<br />

op grond van diepe, Bijbelse waarden.<br />

Onderwijs gebaseerd op de Bijbel heeft perspectief, toekomst voor nu en later. Dat is de betekenis<br />

van de ondertitel die jullie aan deze lezing meegaven: “Maar voedt hen op in de lering en vermaning<br />

des Heeren.”<br />

Woudenberg, november 2012<br />

8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!