Duurzame Beplantingen.indd - Overzicht folder
Duurzame Beplantingen.indd - Overzicht folder
Duurzame Beplantingen.indd - Overzicht folder
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Robertjan van Putten<br />
<strong>Duurzame</strong> beplantingen<br />
Aan de slag met duurzaam plantmateriaal<br />
Juni 2011
Documentgegevens<br />
Onderwijsinstelling Hogeschool Van Hall-Larenstein<br />
Opleiding Tuin- en Landschapsinrichting<br />
Afstudeerrichting Realisatie Tuin- en Landschapsarchitectuur<br />
Module TL42RT-M<br />
Naam document <strong>Duurzame</strong> beplantingen<br />
Ondertitel Aan de slag met duurzaam plantmateriaal<br />
Uitgave 10 juni 2011<br />
Druk eerste<br />
Auteur Robertjan van Putten<br />
Vormgeving Robertjan van Putten<br />
Supervisie Lilian van Oosterhoudt & Jan van Merriënboer<br />
In opdracht van MTD Landschapsarchitecten<br />
Contactgegevens<br />
Van Hall - Larenstein<br />
Larensteinselaan 26a<br />
6882 CT Velp<br />
MTD Landschapsarchitecten<br />
Zuid-Willemsvaart 142<br />
5211 NW ‘s-Hertogenbosch<br />
Copyright Het is niet toegestaan (gedeelten van) deze uitgave te<br />
vermenigvuldigen door middel van druk, fotokopie,<br />
microfilm of op welke andere wijze dan ook. Overname<br />
van gedeelten van de tekst, mits met bronvermelding, is<br />
wel toegestaan.<br />
Mede dank aan
Samenvatting<br />
Duurzaamheid is een steeds belangrijker wordend thema. Het woord<br />
duurzaamheid heeft echter verschillende definities en is niet sluitend, het thema<br />
ontwikkeld zich steeds door. Het begrip is zelfs zoveel omvattend, dat het een<br />
verzamelbegrip is geworden, dat nou niet bepaald duidelijk is. Wat verstaan we<br />
nou eigenlijk onder duurzaamheid?<br />
Duurzaamheid heeft allereest iets met tijdsduur te maken; iets dat lang mee gaat.<br />
Daarbij wordt er naar de toekomst gekeken, we moeten de volgende generaties<br />
niet beperken in hun levensvoorzieningen. In 1997 introduceerde John Elkington<br />
het PPP-principe, hierbij wordt er aandacht geschonken aan People, Planet en<br />
Profit. Wanneer deze drie P’s in balans zijn, wordt duurzaamheid bereikt. Krijgt er<br />
één te veel aandacht, dan zullen de anderen eronder lijden.<br />
In de praktijk is het belangrijk dat het thema duurzaamheid al vanaf het begin van<br />
het planproces wordt meegenomen. Dit is van belang omdat in een later stadium er<br />
al zoveel dingen kunnen vastliggen, dat het moeilijk wordt om duurzaamheid in het<br />
plan te betrekken.<br />
De aandacht voor het belang van duurzame ontwikkelingen heeft in Nederland<br />
vorm gekregen in het Programma Duurzaam Inkopen overheid. In dit programma<br />
heeft de Rijksoverheid vastgelegd dat zij sinds 2010 voor 100% duurzaam<br />
inkopen, gemeenten voor 75% en de waterschappen en provincies voor 50%.<br />
Daarbij is het streven van de gemeenten om de volle 100% in 2015 te behalen.<br />
Om het duurzaam inkopen meer vorm te geven, heeft Agentschap NL voor 45<br />
productgroepen criteria opgesteld, 15 daarvan zijn specifiek voor de GWW-sector.<br />
Volgens diverse vakmensen zijn de criteria voor duurzame groenvoorzieningen<br />
eenvoudig te behalen. De criteria zijn grotendeels gebaseerd op reeds bestaande<br />
wetten en voegen daardoor weinig toe. Dat de criteria te simpel zijn, heeft er<br />
allereerst mee te maken dat duurzaam inkopen nog in de kinderschoenen staat.<br />
Ten tweede zouden de criteria bewust simpel en globaal zijn om bedrijven<br />
te stimuleren om zélf met ideeën te komen. De intentie van de overheid is<br />
om bedrijven te stimuleren door een voorbeeld te geven, in plaats van ze tot<br />
duurzaamheid te dwingen.<br />
Op het gebied van duurzaam plantmateriaal kan er allereest gekeken worden<br />
naar de kweekwijze. Er zijn diverse keurmerken op de markt zoals bijvoorbeeld<br />
het EKO-keurmerk en het Milieukeur. In het bestek is het niet toegestaan om deze<br />
keurmerken letterlijk te vermelden, wel mogen de onderliggende criteria worden<br />
opgenomen.<br />
Om ervoor te zorgen dat duurzaamheid een prominente rol gaat spelen, is het aan<br />
te raden om het werk te gunnen op EMVI. Daarbij is de gunning het meest effectief<br />
bij een weging van ten minste 40% kwaliteit tegenover 60% prijs.<br />
4
Kijkend naar het duurzame beplantingsplan, komt ook hier de gouden regel<br />
weer tevoorschijn; de juiste plant op de juiste plaats. Daarbij is het voor bomen<br />
extra lastig, want niets is zo veranderlijk als het maaiveld in het stedelijk gebied.<br />
Verder is het optimaliseren van de plantplaats, indien noodzakelijk, een duurzame<br />
investering. Bij de aanleg kan de prijs wel veel hoger zijn, teruggerekend op<br />
jaarlijkse kosten is het verschil nihil.<br />
Vaste planten zijn tevens geschikt om een duurzaam beplantingsplan te maken,<br />
echter wordt de vaste plant tegenwoordig weinig toegepast. De oorzaak ligt bij de<br />
slechte reputatie van vaste planten bij groenbeheerders. Deze reputatie is echter<br />
niet meer van deze tijd, tegenwoordig zijn en voldoende geschikte soorten voor de<br />
openbare ruimte waarmee onderhoudsarme beplantingsplannen te maken zijn die<br />
zelfs goedkoper uitpakken dan een vak met heesters of een gazon.<br />
Er zijn diverse kwekers die geschikte vaste planten voor de openbare ruimte<br />
aanbieden. Kwekerij Lageschaar is bovendien één van de kwekers die<br />
onderhoudsarme beplantingsconcepten heeft ontwikkeld die bijdragen aan<br />
biodiversiteit en die geschikt zijn voor de openbare ruimte. De planten voor die<br />
concepten zijn geselecteerd op eigenschappen als bijvoorbeeld groeihoogte,<br />
sluitingssnelheid en winterhardheid.<br />
Wie voor dergelijke concepten kiest, dient zich wel aan één gouden regel te<br />
houden; grootschalige toepassing is af te raden. Het is niet de bedoeling dat<br />
bestaande gazons, kruidachtige borders, heestervakken en dergelijke worden<br />
omgevormd. Dit is ten eerste niet bevorderend voor de biodiversiteit en is ten<br />
tweede ongunstig voor het wisselende beeld in de omgeving.<br />
5
Dit onderzoek is gedaan in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding<br />
Tuin- en Landschapsinrichting van Hogeschool Van Hall-Larenstein in Velp. De<br />
totstandkoming vond plaats van begin april 2011 tot en met medio juni 2011<br />
middels literatuuronderzoek en interviews met deskundigen uit de praktijk.<br />
Het resultaat van het onderzoek is een rapport voor vakmensen uit de Tuin-<br />
en Landschapsinrichting die geïnteresseerd zijn in duurzaam inkopen en<br />
beplantingen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om ontwerpers, groenbeleidsmakers<br />
en groenadviseurs. Het rapport zal met een theoriegedeelte en een casusgedeelte<br />
antwoord geven op de centrale vraag. Aan het einde van het rapport worden<br />
conclusies en aanbevelingen gedaan.<br />
Mijn dank gaat uit naar Christian Vervoort; opdrachtgever en inspiratiebron voor<br />
het onderzoek. Ook bedank ik Lilian van Oosterhoudt en Jan van Merriënboer, zij<br />
hebben mij begeleid in dit onderzoek. Verder wil ik graag de mensen bedanken die<br />
dit onderzoek mede mogelijk hebben gemaakt door het delen van hun expertises:<br />
Robert van den Brink, Martien Mantje, Emiel Neefjes, Arjen van Reden, Jan Gerard<br />
Schot en Gerrit Jan Smits.<br />
Velp, Juni 2011<br />
Robertjan van Putten<br />
Voorwoord<br />
6
Samenvatting 4<br />
Voorwoord 6<br />
Inleiding 8<br />
Inhoudsopgave<br />
1. Duurzaamheid 10<br />
1.1. Wat is duurzaamheid? 10<br />
1.2. Waarom men kiest voor duurzaamheid 12<br />
1.3. Hoe duurzaamheid kan worden bereikt in de GWW-sector 13<br />
1.4. De mate waarin duurzaamheid al wordt bereikt in de GWW-sector 15<br />
2. Duurzaam plantmateriaal 16<br />
2.1. Criteria voor duurzaam plantmateriaal 16<br />
2.2. Keurmerken voor beplantingen 17<br />
2.3. Het verkrijgen van duurzaam plantmateriaal 19<br />
3. Duurzaamheid in de vakwereld 22<br />
3.1. Ontwerp- en adviesbureaus 22<br />
3.2. De aannemerij 23<br />
3.3. De boomkwekerij 24<br />
3.4. Gemeente Nijmegen 28<br />
4. Het duurzame beplantingsplan 30<br />
4.1. De groeiplaats 30<br />
4.2. Aan de slag met bomen en vaste planten 32<br />
4.3. Criteria voor duurzame vaste planten 35<br />
4.4. <strong>Duurzame</strong> beplantingsconcepten 36<br />
4.5. Casus De Ploen-Zuid 40<br />
Conclusies en aanbevelingen 44<br />
Bronvermelding 50<br />
Bijlage 1: RAW-teksten 54<br />
Bijlage 2: Milieukeur 56<br />
Bijlage 3: interview G. de Bruijn 57<br />
Bijlage 4: bijlage 15a 58<br />
7
Inleiding<br />
Duurzaamheid is een thema dat steeds belangrijker wordt voor onze samenleving.<br />
We realiseren ons dat we niet onbeperkt onze omgeving kunnen belasten en uit<br />
diens bronnen kunnen putten. Onze grootste ‘zorgen voor morgen’ zijn dan ook de<br />
klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit en het uitputten van grondstoffen.<br />
Dát we duurzamer moeten leven, daarover zijn de meesten het wel eens. Over de<br />
mate waarin, de manier waarop, het tijdstip én de vraag wie de rekening betaalt,<br />
verschillen de meningen. Die discussie mag er echter niet voor zorgen dat we<br />
voorlopig maar niks meer doen.<br />
Raymond Slijkerman en Christian Vervoort hebben in 2007 een afstudeerdopdracht<br />
afgerond over duurzaam materiaalgebruik met toekomstperspectief. Zij richtten<br />
zich op dode materialen, elementverharding om preciezer te zijn. In hun conclusies<br />
en aanbevelingen doen zij een voorstel voor een vervolgonderzoek naar<br />
beplantingen. Naar aanleiding van mijn persoonlijke interesses én bovengenoemde<br />
gegevens ben ik op dit onderzoek uitgekomen dat antwoord zal geven op de<br />
volgende centrale vraag:<br />
Hoe wordt een duurzaam beplantingsplan in de openbare ruimte bereikt?<br />
Hoewel de vraag suggereert dat het antwoord te vinden is in enkel het<br />
beplantingsplan, verwacht ik dat de kweekwijze, aanleg en het onderhoud,<br />
eveneens van belang zijn. Echter kader ik mijn onderzoek af tot de kweekwijze en<br />
het beplantingsplan. Mijn rapport zal zich richten op bomen en vaste planten omdat<br />
dit de grootste componenten in het beplantingsplan zijn. Middels de volgende<br />
subvragen wordt de centrale vraag beantwoord:<br />
• Wat is duurzaamheid?<br />
• Hoe wordt duurzaamheid in de GWW-sector bereikt?<br />
• Wat houdt duurzaamheid in voor beplantingen?<br />
• Hoe kan een plan duurzaam worden ingericht met beplantingen?<br />
Leeswijzer:<br />
In het eerste hoofdstuk wordt duurzaamheid in het algemeen behandeld. De<br />
definitie van het woord komt aan bod en er wordt gekeken naar duurzaamheid in<br />
de GWW-sector. Vervolgens wordt er in het tweede hoofdstuk dieper ingegaan<br />
op het onderwerp, het onderzoek richt zich hier tot het inkopen van duurzaam<br />
plantmateriaal. Hoofdstuk drie laat zien wat de geluiden zijn uit de vakwereld. Dit<br />
keer niet vanuit de literatuur opgenomen, maar vanuit interviews met deskundigen.<br />
In het vierde hoofdstuk wordt het duurzame beplantingsplan toegelicht, dit<br />
hoofdstuk is de laatste stap richting het antwoord op de centrale vraag. Als laatste<br />
worden er in dit onderzoek conclusies en aanbevelingen gedaan.<br />
8
In dit hoofdstuk wordt een inleiding gegeven op het thema duurzaamheid. Om<br />
te beginnen zal er worden gekeken naar het begrip duurzaamheid. Daarop<br />
aansluitend wordt het belang van duurzaamheid toegelicht. Verder wordt er in dit<br />
hoofdstuk gekeken hoe duurzaamheid kan worden bereikt in de GWW-sector en in<br />
welke mate duurzaamheid al wordt toegepast in de GWW-sector.<br />
1.1. Wat is duurzaamheid?<br />
1. Duurzaamheid<br />
Duurzaamheid, dit begrip wordt steeds meer gebruikt. Organisaties zeggen<br />
duurzaam te zijn en volgens bepaalde reclames zijn hun producten ook duurzaam.<br />
Voor duurzaamheid zijn diverse keurmerken ontwikkeld en termen als ‘duurzaam’,<br />
‘groen’ en ‘eco’ vliegen je om de oren. Enerzijds is het positief dat duurzaamheid<br />
steeds meer de aandacht krijgt. Echter kan dit ook doorslaan tot moeheid bij<br />
consumenten vanwege de groeiende populariteit waardoor het een hol begrip<br />
wordt. In ieder geval is één ding zeker: tegenwoordig is duurzaamheid niet meer<br />
weg te denken uit onze samenleving.<br />
De term duurzaamheid bestaat nog niet zo heel erg lang. Het is een veelomvattend<br />
verzamelbegrip zonder sluitende definitie, het onderwerp ontwikkeld namelijk door.<br />
Zo zijn er verschillende definities van duurzaamheid te vinden:<br />
“Er is sprake van duurzaamheid wanneer een ontwikkeling bijdraagt aan de<br />
behoeftevoorziening van de huidige wereldbevolking, zonder de komende<br />
generaties te beperken om in hun behoeften te voorzien.” (bron: CROW)<br />
“Duurzaam bn, bw; -zamer, -st 1 lang durend 2 weinig aan slijtage of bederf<br />
onderhevig.” (bron: Van Dale online)<br />
1 “Duurzaam (tijdsduur) - van lange duur; van een product: dat lang meegaat.”<br />
2 “Duurzaam (ontwikkeling) - van een proces: dat permanent kan worden<br />
toegepast omdat het de aarde niet uitput; van een product: dat gemaakt wordt met<br />
een productiemethode die in deze zin duurzaam is.” (bron: Wikipedia)<br />
“Duurzaamheid voorziet in de primaire levensbehoeften en het welbevinden van de<br />
huidige generatie en verbetert ook de mogelijkheden voor volgende generaties.”<br />
(bron: De Kleine Aarde)<br />
“Duurzaamheid is voortdurend ervoor zorgen dat bij de verdere ontwikkeling<br />
van de economie en er met de grootste zorg afwegingen worden gemaakt om te<br />
zorgen dat ook onze kinderen (de volgende generaties) prima in hun behoeften<br />
van welzijn en welvaart kunnen voorzien.” (bron: Wellbewust)<br />
Zoals te lezen in de voorgaande citaten komt het begrip duurzaamheid neer op<br />
tijdsduur (iets dat lang mee gaat) en oog voor de toekomst (de volgende generaties<br />
niet beperken). De een richt zich hierbij iets nadrukkelijker op het milieu, de ander<br />
meer op onze welvaart.<br />
10
Van oorsprong was het begrip duurzaamheid enkel gericht op de mogelijkheden of<br />
onmogelijkheden om een groeiende bevolking van voldoende voeding te voorzien,<br />
en hoe bij een groeiende welvaart er toch voldoende grondstoffen aanwezig<br />
zouden zijn. Pas in de jaren zestig kwam de zorg om aantasting van het milieu<br />
door toegenomen economische activiteiten erbij. Het rapport “Our Common Futute”<br />
uit 1987 van de Commissie Brundlandt legde een verband tussen de economische<br />
ontwikkelingen, de uitputting van natuurlijke producten, de aantasting van het<br />
milieu en armoede.<br />
Omdat het onderwerp duurzaamheid zich doorontwikkeld, is het afhankelijk van<br />
de tijd, maar ook van de plaats of locatie. Om duurzaamheid te behalen moet men<br />
op zoek gaan naar een balans die de bestaanscontinuïteit kan waarborgen. Deze<br />
balans is belangrijk omdat het niet de bedoeling is om de wereld te redden terwijl je<br />
zelf ten onder gaat.<br />
Deze balans wordt gevonden in het PPP-principe. De eerste P staat voor Planet,<br />
de aarde waarop wij leven. Deze P gaat over milieuaspecten, bijbehorende<br />
thema’s zijn:<br />
• Energie: tempo afname gebruik, aandeel duurzame energie, enz.;<br />
• Klimaat: CO2-uitstoot, uitstoot overige broeikasgassen, klimaatadaptatie;<br />
• Materialen & grondstoffen: verbruik van schaarse grondstoffen, schadelijke<br />
stoffen, afval en lifecycle;<br />
• Water & bodem: waterverbruik, waterverontreiniging, bodemverontreiniging,<br />
bodem- en oppervlaktewatersystemen;<br />
• Natuur & ruimte: biodiversiteit, landschap, ruimtegebruik;<br />
• Leefomgeving: luchtkwaliteit, geluidhinder, overige hinder.<br />
De tweede P staat voor People, wat gebruikt wordt voor de mens en zo de<br />
sociale aspecten dekt. De vraag hierbij is: hoe gaan we ermee om? Thema’s die<br />
aansluiten bij People zijn:<br />
• Veiligheid & gezondheid: externe veiligheid, sociale veiligheid en<br />
verkeersveiligheid, arbeidsomstandigheden.<br />
• Leefbaarheid: sociale samenhang, landschap, cultuur en historische waarden,<br />
bereikbaarheid en toegankelijkheid.<br />
De laatste P staat voor Profit (winst), met deze P wordt het economische aspect<br />
gedekt. De P van Profit wordt ingezet om keuzes af te wegen op de waarde die<br />
men ervoor over heeft. De thema’s die aansluiten bij deze P zijn:<br />
• Financiële haalbaarheid;<br />
• Budget/beschikbare gelden/subsidies;<br />
• Beheer en onderhoud;<br />
• Concurrentie;<br />
• Werkgelegenheid;<br />
• Organisatie en capaciteiten.<br />
11
Voor de wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg, 2002) werd<br />
de P van Profit veranderd in Prosperity (welvaart). Dit werd gedaan om naast<br />
economische winst ook de maatschappelijke winst in de balans te betrekken.<br />
Het PPP-principe werd in 1997 geïntroduceerd door John Elkington, een<br />
consultant op het gebied van duurzame ontwikkeling. Volgens dit principe wordt<br />
duurzaamheid behaald wanneer de drie P’s in harmonie zijn. Wanneer deze<br />
harmonie niet wordt bereikt, zullen de andere onderdelen eronder lijden. Wanneer<br />
bijvoorbeeld winst te veel prioriteit krijgt, worden mens en milieu hiervan de dupe<br />
door bijvoorbeeld slechtere arbeidsomstandigheden of vernietiging van de natuur.<br />
1.2. Waarom men kiest voor duurzaamheid<br />
Bijna iedereen heeft er wel van gehoord en sommigen hebben het gezien: “An<br />
Inconvenient Truth” van Al Gore. Deze veelbesproken film waarschuwde de wereld<br />
voor de gevolgen van klimaatverandering. De meningen over de oorzaken en<br />
gevolgen van klimaatverandering zijn verdeeld, maar sinds de verschijning van<br />
deze film heeft duurzaamheid een extra boost gekregen.<br />
De wereldbevolking groeit als maar door en dat heeft zo zijn consequenties. Op dit<br />
moment gebruikt de mens meer van de aarde dan dat zij kan opbrengen. Om aan<br />
te geven hoeveel oppervlakte aarde er per persoon nodig is om diens behoeften te<br />
voorzien, is de mondiale voetafdruk ontwikkeld.<br />
Op het eerste gezicht lijkt het erop alsof de mondiale voetafdruk zich slechts<br />
beperkt tot de hoeveelheid aardoppervlak die er nodig is voor de voeding van een<br />
persoon. Echter worden ook aspecten als woninginrichting, kleding, verpakkingen<br />
van producten en transport meegenomen. Kortom alle invloeden van de behoeften<br />
van een persoon zijn meegenomen.<br />
De gemiddelde voetafdruk van een Nederlander is 4,0 hectare. Voor elke<br />
aardbewoner is echter 1,8 hectare beschikbaar, dit betekent dus dat er voor de<br />
gemiddelde Nederlander nog een tweede aardbol nodig zou zijn. De gemiddelde<br />
scores variëren per land, zo heeft een gemiddelde Noord-Amerikaan 9,4<br />
hectare nodig terwijl een gemiddelde Indiër 0,9 hectare nodig heeft. Toch ligt het<br />
wereldwijde gemiddelde op 2,7 hectare dus kan hieruit worden geconcludeerd dat<br />
we te veel gebruiken.<br />
De klimaatverandering of het uitputten van de aarde zijn enkele redenen waarom<br />
we duurzaam zouden moeten leven. Zoals in de vorige paragraaf vermeld, gaat<br />
duurzaamheid het PPP-principe aan van John Elkington. Het PPP-principe<br />
is een belangrijk model geworden voor duurzame ontwikkelingen. Duurzaam<br />
bezig zijn lijkt op het eerste gezicht een eigen keuze, maar niets is wat het lijkt.<br />
Langzaamaan is duurzaamheid ook een soort van ‘moeten’ geworden, de overheid<br />
stelt hiervoor het beleid op en ook particulieren zijn lang niet meer ongevoelig voor<br />
duurzaamheid.<br />
12
Naar verwachting zullen hoveniers en groenvoorzieners die milieu en maatschappij<br />
aan hun laars lappen steeds meer opdrachten mislopen. Berry Janmaat (DOadvies):<br />
“Duurzaamheid is geen modegril meer. Het is zo langzamerhand de<br />
standaard geworden. Gold tot voor kort het credo ’de vervuiler betaalt’, nu is het al<br />
zover dat de maatschappij geen vervuiler meer accepteert. Een hovenier die niet<br />
kan bewijzen dat hij op een schone, verantwoorde manier onderneemt, gaat dus<br />
hoe langer hoe meer opdrachten missen. Organisaties zijn als de dood dat ze in<br />
verband worden gebracht met vervuiling of andere uitwassen van onverantwoord<br />
ondernemen.” (bron: Tuin en Landschap 7A, 2010)<br />
1.3. Hoe duurzaamheid kan worden bereikt in de GWW-sector<br />
Volgens André Hoek (Hoek Hoveniers) ontstaat duurzaamheid met drie D’s;<br />
denken, doen en durven. Allereerst moet een visie op duurzaamheid ontstaan. Als<br />
deze visie is bepaald moet men weten wat er gedaan moet worden om dit doel te<br />
halen. Als laatste is er de stap ‘durven’, zonder deze laatste komt duurzaamheid<br />
niet van de grond. (bron: Tuin en Landschap 7A, 2010)<br />
Het is van belang dat het thema duurzaamheid al vanaf het begin van het<br />
planproces wordt meegenomen. Dit is van belang omdat in een later stadium er al<br />
zoveel dingen kunnen vastliggen, dat het moeilijk wordt om duurzaamheid in het<br />
plan te betrekken. Het begint dus al bij de randvoorwaarden waar criteria op het<br />
gebied van duurzaamheid worden bepaald. In de ontwerpfase wordt er definitief<br />
bepaald welke materialen er worden ingekocht. Bij deze keuze kan er aan de<br />
volgende vragen worden gedacht:<br />
• Waar komen de materialen vandaan die je toepast?<br />
• Hoeveel energie kost het om ze te maken en hoe vervuilend zijn die<br />
bewerkingen?<br />
• Hoe lang gaan ze mee en kunnen ze worden hergebruikt of teruggegeven aan<br />
de natuur?<br />
• Wat moet er gebeuren om het ontwerp te realiseren en welk onderhoud vergt<br />
het?<br />
Bij het duurzaam inkopen wordt er rekening gehouden met milieu- en sociale<br />
aspecten in alle fasen van het inkoopproces. Bij milieuaspecten gaat het om het<br />
effect van een product, dienst of werk op het milieu (bijvoorbeeld het gebruik van<br />
energie of materiaal). Bij de sociale aspecten kan men denken aan thema’s zoals<br />
de inzet van lichamelijk, verstandelijk of psychisch beperkten (of wat thema’s<br />
verder weg van huis; kinderarbeid en mensenrechten).<br />
De aandacht voor het belang van duurzame ontwikkelingen heeft in Nederland<br />
vorm gekregen in het Programma Duurzaam Inkopen overheid. In dit programma<br />
heeft de Rijksoverheid vastgelegd dat zij sinds 2010 voor 100% duurzaam inkopen,<br />
gemeenten voor 75% en de waterschappen en provincies voor 50%. Daarbij is het<br />
streven van de gemeenten om de volle 100% in 2015 te behalen.<br />
13
Voor het duurzaam inkopen hanteert de overheid de volgende definitie: “Het<br />
toepassen van milieuaspecten en sociale aspecten in alle fasen van het<br />
inkoopproces, zodat dit uiteindelijk leidt tot de daadwerkelijke levering van een<br />
product, dienst of werk dat aan deze milieu- en sociale aspecten voldoet.”<br />
Om duurzaam in te kopen is het nodig extra criteria in de aanbesteding of<br />
inkooptraject op te nemen. Per productgroep kunnen de criteria verschillend zijn.<br />
Agentschap NL heeft in opdracht van het voormalige Ministerie van VROM de<br />
criteria voor de productgroepen opgesteld. Momenteel zijn er 45 productgroepen<br />
inzichtelijk. Deze omvatten productgroepen zoals bijvoorbeeld bedrijfskleding,<br />
dienstauto’s en kantoorartikelen, maar ook productgroepen voor de GWW-sector<br />
zoals straatmeubilair, grondwerken en groenvoorzieningen. Momenteel hebben de<br />
criteria nog alleen betrekking op het milieu.<br />
Het aantal productgroepen blijft in ontwikkeling omdat bijvoorbeeld de groepen<br />
voor de GWW-sector nog niet compleet zijn, ook kunnen bestaande criteria<br />
worden aangepast. Het CROW heeft de 15 productgroepen die van toepassing<br />
zijn op de GWW-sector vertaald voor toepassingen in RAW-teksten. Deze komen<br />
niet in de Standaard RAW Bepalingen 2010, maar blijven op zichzelf staande<br />
voorbeeldbestekken. De criteria zijn op de website van het CROW te downloaden*,<br />
het gaat om de volgende productgroepen:<br />
• Conserveringswerken;<br />
• Gemalen;<br />
• Gladheidsbestrijding;<br />
• Groenvoorzieningen;<br />
• Grondwerken, bouwrijp maken en sanering of bodemreiniging;<br />
• Kabels en leidingen;<br />
• Kunstwerken;<br />
• Openbare verlichting;<br />
• Reiniging openbare ruimte;<br />
• Riolering;<br />
• Straatmeubilair;<br />
• Verkeersregelinstallaties;<br />
• Waterbouwkundige constructies;<br />
• Waterzuiveringsinstallaties en slibbehandeling;<br />
• Wegen.<br />
Het lijkt erop alsof duurzaam inkopen de toekomst is, maar is dit wel zo? Het<br />
programma duurzaam inkopen van de overheid staat namelijk ter discussie in de<br />
Tweede Kamer. VVD en PVV uiten namelijk stevige kritiek; zij stellen dat duurzaam<br />
inkopen enkel duur inkopen is. De aanleiding tot deze uitspraak is het rapport van<br />
onderzoeksbureau Actal. Zij rapporteerden in januari 2011 dat duurzaam inkopen<br />
bedrijven alleen maar geld kost en dat het onvoldoende milieuwinst oplevert.<br />
Tijdens een algemeen overleg op 10 februari 2011 in de Tweede Kamer was er een<br />
sterk tegengeluid op de kritiek van VVD en PVV. Op de PVV uitgezonderd wilde<br />
men duurzaam inkopen toch in stand houden, maar dan wel verbeteren, met name<br />
in de regelgeving.<br />
* De criteria voor de groenvoorzieningen zijn opgenomen in bijlage 1.<br />
14
Staatssecretaris Joop Atsma sprak uit dat duurzaam niet een synoniem is voor<br />
duur, maar een diepte-investering die loont. Werkgeversorganisatie VNO-NCW,<br />
MKB-Nederland en MVO-Nederland presenteren nu voor de zomer van 2011 een<br />
advies over hoe het huidige inkoopbeleid kan worden verbeterd.<br />
1.4. De mate waarin duurzaamheid al wordt bereikt in de GWW-sector<br />
In februari 2011 liet het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (onderdeel van het<br />
voormalige VROM) het monitoringonderzoek Duurzaam Inkopen 2010 uitvoeren.<br />
In dit onderzoek hebben inkopende overheden een vragenlijst ontvangen die zij<br />
hebben ingevuld met de gegevens over hun aanbestedingen en offerteaanvragen<br />
van 2010. Door deze monitor vindt er vaststelling plaats van het percentage<br />
duurzame inkopen door de verschillende overheden. Dit percentage geeft aan in<br />
welke mate de overheidsorganisaties de doelstellingen van respectievelijk 100, 75<br />
en 50 procent hebben gehaald.<br />
De publicatie van de resultaten van de monitor, via rapportage van de<br />
staatssecretaris van het Ministerie van I&M aan de Tweede Kamer, is gepland<br />
voor het voorjaar 2011. Naast de rapportage aan de Tweede Kamer krijgen de<br />
overheden met de Monitor inzicht in hun eigen prestaties op het gebied van<br />
duurzaam inkopen. Echter is de publicatie van de resultaten tijdens het maken van<br />
dit onderzoek nog niet verschenen.<br />
15
2. Duurzaam plantmateriaal<br />
Nu het onderwerp ‘duurzaamheid’ in zijn algemeenheid is toegelicht, is het tijd om<br />
specifieker verder te gaan om de centrale vraag van het onderzoek beantwoord<br />
te krijgen. Als eerste wordt er gekeken naar criteria voor duurzaam plantmateriaal.<br />
Vervolgens worden een aantal keurmerken voor beplantingen behandeld en<br />
aan het einde van het hoofdstuk wordt er gekeken naar de verkrijgbaarheid van<br />
duurzaam plantmateriaal.<br />
2.1. Criteria voor duurzaam plantmateriaal<br />
Eén van de belangrijkste milieuthema’s rondom duurzame groenvoorzieningen<br />
is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.<br />
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is geregeld in de “Wet<br />
gewasbeschermingsmiddelen en biociden” en het gebruik van meststoffen wordt<br />
geregeld in de “Meststoffenwet”.<br />
Bij het gebruik van meststoffen treedt er eutrofiëring op van oppervlakte- en<br />
grondwater, met name kunstmeststoffen dragen hieraan bij door de snelle afgifte<br />
van hun stoffen. De verrijking kan op en rond de plaats van toepassing veel invloed<br />
hebben op de biodiversiteit en het bodemleven, dit kan bijvoorbeeld leiden tot de<br />
groei van meer onkruid.<br />
Voor het gebruik van meststoffen zijn criteria mogelijk. Voor alle typen<br />
groenvoorzieningen is het wenselijk dat er terughoudend wordt omgegaan met<br />
de toepassing van meststoffen. Wanneer er eenmalige of structurele bemesting<br />
wordt toegepast, dient de noodzaak hiervan te worden aangetoond met een<br />
bemestingsadvies dat is gebaseerd op een bodemonderzoek dat niet ouder is dan<br />
3 jaar.<br />
Naast meststoffen hebben ook chemische gewasbeschermingsmiddelen invloed op<br />
het ecosysteem. Gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet tegen ongewenste<br />
kruiden en organismen, maar kunnen ook andere organismen schaden die wel<br />
wenselijk zijn. Verder leidt het gebruik van deze middelen in meer of mindere mate<br />
tot belasting van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater.<br />
Als laatste hebben chemische gewasbeschermingsmiddelen een slechte invloed<br />
op de gezondheid van de uitvoerders. Bovendien zijn deze middelen bij een<br />
vakkundig onderhoudsregime, op een aantal uitzonderlijke situaties na, niet nodig.<br />
Goed onderhoud maakt het, wat ongewenste kruiden betreft, overbodig om<br />
gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Wat ongewenste organismen betreft,<br />
kan er worden gewerkt met biologische alternatieven. Het gebruik van natuurlijke<br />
vijanden en milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen zijn hier een voorbeeld van.<br />
16
Een ander belangrijk thema is biodiversiteit. Biodiversiteit is nodig voor de welvaart<br />
van onze flora en fauna. Hiervoor zijn de “Vogel- en Habitatrichtlijn” en de “Floraen<br />
Faunawet” opgesteld die plant- en diersoorten beschermen. De toepassing van<br />
inheems plantmateriaal heeft een positieve invloed op de biodiversiteit, daarbij<br />
heeft inheems plantmateriaal (indien op de juiste wijze toegepast) een betere kans<br />
op aanslaan dan uitheems plantmateriaal.<br />
Dit wil niet zeggen dat uitheems materiaal niet meer zou moeten worden<br />
toegepast. Er zijn namelijk toepassingen waarbij uitheemse soorten beter<br />
aan de functie-eisen voldoen dan inheemse soorten. Op plaatsen waar<br />
visuele aspecten belangrijk zijn, kunnen uitheemse soorten een uitkomst zijn.<br />
Ook zijn er bijvoorbeeld uitheemse soorten die goed zijn aangepast aan de<br />
groeiplaatsomstandigheden binnen het stedelijke gebied.<br />
2.2. Keurmerken voor beplantingen<br />
Bij het inkopen van plantmateriaal kan de milieubelasting worden gereduceerd door<br />
eisen te stellen aan het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen<br />
in de opkweekfase en aan de wijze waarop de kweker het plantmateriaal heeft<br />
geproduceerd. Om duidelijkheid te scheppen zijn een aantal keurmerken en<br />
certificaten te verkrijgen. EKO en Milieukeur zijn de bekendste.<br />
Het EKO-keurmerk is eigendom van Stichting Skal. De stichting ziet toe op de<br />
naleving van alle regels voor het biologische productieproces. De regels zijn<br />
geënt op de Europese wetgeving. Nationaal zijn er wel nuanceverschillen, maar in<br />
principe werkt een EKO-gecertificeerde kweker elders in Europa volgens dezelfde<br />
regels als de Nederlandse EKO-gecertificeerde kweker.<br />
Een biologische teelt houdt in dat chemische gewasbeschermingsmiddelen en<br />
kunstmest niet zijn toegestaan. De producten die worden gebruikt bij de kweek zijn<br />
dus van natuurlijke oorsprong. Tevens staat de bodem centraal, deze wordt gezond<br />
en vruchtbaar gehouden met biologische compost. Teelt in containers is bij EKO<br />
een vreemde eend in de bijt, maar is dus niet volledig uitgesloten.<br />
Planten mogen in bepaalde situaties in een standaard plastic pot geteeld worden<br />
volgens Stichting Skal. Er zijn echter ook biopotten beschikbaar van verschillende<br />
materialen: kokospotten, rietpotten, potten van turf, potten van bioplastic<br />
(aardappelzetmeel), potten van papier of potten van biologisch afbreekbaar plastic.<br />
Een deel van deze potten verteert in de grond en bespaart arbeid bij hoveniers<br />
en groenvoorzieners. Ze hoeven dan namelijk geen potten te verwijderen en af te<br />
voeren. Andere potten zijn onschadelijk in de vuilverbranding.<br />
Om biologisch te kunnen kweken worden ook eisen gesteld aan het plantmateriaal<br />
zelf. Ten eerste moet het sortiment resistent zijn tegen ziekten en plagen (met<br />
name roest, bladvlekken en verwelkingsziekte). Ook moet het sortiment in volle<br />
grond kunnen groeien. Ten derde moet het sortiment, al dan niet afgedekt,<br />
winterhard zijn in Nederland. Als laatste mag het sortiment niet genetisch<br />
gemodificeerd zijn.<br />
17
Milieukeur is het keurmerk van de Stichting Milieukeur. Dit keurmerk geeft<br />
de garantie dat er alles aan is gedaan om water, lucht en bodem zoveel als<br />
mogelijk te ontzien. Kwekers* die het Milieukeur bezitten mogen, in tegenstelling<br />
tot EKO-gecertificeerde kwekers, wel gebruik maken van chemische<br />
gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest. Echter is de kweker verplicht om<br />
een gewasbeschermings- en bemestingsplan op te zetten zodat het gebruik van<br />
chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest minimaal is.<br />
V.l.n.r.: het EKO-keurmerk, het Europese EKO-keurmerk, het Milieukeurmerk.<br />
In beginsel waren alleen EKO en Milieukeur de keurmerken voor duurzame<br />
groeninkopen volgens SenterNovem (onderdeel van Agentschap NL). Later zijn zij<br />
hierop terug gekomen om ook andere keurmerken in aanmerking te laten komen<br />
voor duurzame groeninkopen, mits deze voldoen aan de duurzaamheidscriteria. Zo<br />
heeft MPS haar intrede gedaan.<br />
MPS richt zijn activiteiten op het stimuleren van duurzaam ondernemen in de<br />
internationale tuinbouwsector. MPS geeft duurzaamheid vorm door het ontwikkelen<br />
van certificaten en diensten op het gebied van kwaliteitszorg, milieu- en sociale<br />
aspecten. Voor de sierteelt zijn er de volgende certificaten beschikbaar:<br />
• MPS-Florimark Production (hét certificaat voor duurzaamheid door de<br />
combinatie van milieu, sociale aspecten en kwaliteit);<br />
• MPS Socially Qualified (SQ) (certificaat voor sociale eisen; tevens een van de<br />
eisen voor Fair Flowers Fair Plants);<br />
• MPS-GAP (certificaat voor retail-eisen);<br />
• MPS-ABC (certificaat voor milieueisen; tevens een van de eisen voor Fair<br />
Flowers Fair Plants);<br />
• MPS-Quality (certificaat voor kwaliteitszorg, overeenkomstig Florimark<br />
Productie);<br />
• MPS-QualiTree (certificaat voor kwaliteitszorg, gericht op boomkwekers).<br />
Deelnemers van het MPS-ABC registreren elke vier weken hun verbruik aan<br />
gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, energie en wijze van afvalscheiding.<br />
Op basis van deze gegevens wordt een puntentotaal berekend waaraan een<br />
waarde wordt gekoppeld. Een deelnemer kan een waardering krijgen met de letter<br />
A, B of C. MPS-A is de waardering voor de meest milieuvriendelijke teelt. Het<br />
MPS-ABC stelt in vergelijking met EKO en Milieukeur iets lagere eisen aan de<br />
kweker. Kwekerijen die voor een MPS-certficaat gaan, moeten tevens het “Bewijs<br />
van Duurzaamheid” overleggen om te voldoen aan de criteria voor duurzaam<br />
inkopen.<br />
* Een lijst van kwekers die momenteel Milieukeur-gecertificeerd zijn, is opgenomen in bijlage 2.<br />
18
Het logo van MPS.<br />
Wanneer plantmateriaal van goede kwaliteit is, wordt uitval voorkomen. Plantgoed<br />
kan bij uitval leiden tot extra milieubelasting. Dit kan zich uiten in bijvoorbeeld<br />
onkruidgroei, groenrestproducten of extra milieubelasting door de handelingen voor<br />
inboet (extra teelt, extra transport en opnieuw aanplanten).<br />
Om zeker te zijn van kwalitatief goed plantmateriaal, kan er gekeken worden naar<br />
de keuringen van de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw<br />
(beter bekend als Naktuinbouw). Naktuinbouw bevordert en bewaakt de kwaliteit<br />
van producten, processen en ketens in de tuinbouw. Bij de kwaliteitskeuring wordt<br />
vastgesteld of het materiaal tenminste voldoet aan de minimumeisen ten aanzien<br />
van rasechtheid, raszuiverheid, gezondheid en kwaliteit. Deze eisen zijn gebaseerd<br />
op Nederlandse en Europese wetgeving.<br />
Het lijkt erop dat aan de hand van deze keurmerken makkelijker duurzaam<br />
groen kan worden ingekocht. Echter hebben deze keurmerken ook een andere<br />
zijde. De NBvB (Nederlandse Bond van Boomkwekers) streeft niet alleen<br />
naar milieutechnische duurzaamheid (Planet), maar ook naar economische<br />
duurzaamheid (Profit) en maatschappelijke duurzaamheid (People). Volgens<br />
John Janssen (NBvB) besteden EKO en Mileukeur te weinig aandacht aan Profit<br />
en People. Tevens mist hij in de duurzaamheidscriteria van Agentschap NL de<br />
meeweging van deze twee P’s.<br />
2.3. Het verkrijgen van duurzaam plantmateriaal<br />
Het kiezen voor plantmateriaal met een keurmerk voor duurzaamheid is één ding,<br />
het verkrijgen van gecertificeerd materiaal is andere koek. De overheid heeft<br />
gesteld dat er vanaf 2010 driekwart van de inkopen duurzaam moesten zijn, maar<br />
is dit wel haalbaar?<br />
Zoals in het vorige hoofdstuk vermeld, blijven de resultaten van het<br />
monitoringonderzoek Duurzaam Inkopen 2010 nog achterwege. Hierin zou staan<br />
in welke mate de overheidsorganisaties de doelstellingen voor duurzaam inkopen<br />
hebben waargemaakt. Enerzijds is het een kwestie van doen. De overheid mag<br />
dan wel een streven hebben, maar verplichten wordt lastig. Er is best kans dat<br />
er organisaties zijn die het duurzaam inkopen (op sommige aspecten) nog even<br />
uitstellen. Anderzijds is aanbod van belang. In het monitoringonderzoek wordt er<br />
namelijk ook gevraagd wat hun ervaringen zijn met betrekking tot beschikbaarheid<br />
van de materialen.<br />
Oudere cijfers laten zien dat er wel beweging in de markt zit. Het aanbod van<br />
EKO-gecertificeerd plantmateriaal en plantmateriaal met het Milieukeur is van 200<br />
hectare in 2007 gestegen naar zo’n 1000 hectare in 2008, wat overeen komt met<br />
10% van het areaal.<br />
19
Dit percentage heeft echter enkel betrekking op laan- en parkbomen en bos- en<br />
haagplantsoen. Voor de categorieën rozen, sierconiferen, sierheesters/klimplanten<br />
en vaste planten is minder duurzaam aanbod beschikbaar, maar dit aandeel<br />
groeit snel. In het vakblad Milieu Magazine is wel een schatting gemaakt van het<br />
percentage laanbomen dat onder het Milieukeur-certificaat wordt verkocht; dit<br />
ligt op 30% in 2011. Verder had het MPS-ABC certificaat in 2008 betrekking op<br />
ongeveer 500 bedrijven, dit komt neer op zo’n 3000 hectare.<br />
Kijkend naar de oudere cijfers over het aanbod van gecertificeerde beplantingen,<br />
zou je zeggen dat de sterke groei geen problemen zal vormen om het streven van<br />
de overheid te halen. Echter zijn er ook mensen die daar anders over denken.<br />
Zo is volgens Breunis van de Weerd (adviesorganisatie Slag) het marktvolume<br />
van duurzame beplanting nog te klein om in een competitieve markt te kunnen<br />
inkopen. Hij schat in dat het nog een paar jaar duurt voordat dit wél goed mogelijk<br />
zal zijn. Hans Smeets (DLV Plant) zegt dat het aanbod van biologische bomen en<br />
heesters met het EKO-keurmerk beperkt is. Het EKO-areaal neemt volgens hem<br />
mondjesmaat toe, terwijl het aantal Milieukeur-hectares sterk groeit.<br />
De reden dat het aanbod van gecertificeerde bomen niet zo snel zou groeien, zou<br />
ermee te maken hebben dat boomkwekers gemiddeld voor zo’n 70% exporteren<br />
naar het buitenland (bron: De slag om milieukeurmerken, 2008). Het buitenland<br />
zou waarschijnlijk niets geven voor een Nederlands keurmerk. Zij letten op een<br />
goede prijskwaliteitverhouding waarbij een goede prijs doorgaans moet worden<br />
gelezen als ‘goedkoop’. Kwaliteit staat voor ‘schone’ producten, oftewel vrij van<br />
ziekten, plagen en beschadigingen.<br />
Bomen die voor een groot deel milieuvriendelijk zijn gekweekt, zijn niet mooi<br />
opgepoetst en kunnen soms wat luis of meeldauw hebben. Berry Janmaat (DOadvies)<br />
voorspelt: “Dit is de reden dat nooit meer dan vijf tot tien procent het EKOkeurmerk<br />
zal willen halen. Die bomen zijn al helemáál niet ‘schoon’. Het voordeel<br />
van het Milieukeurmerk is dat je toch nog minimaal chemisch kunt ingrijpen als het<br />
echt nodig is. Dus de stap naar een biologisch keurmerk is klein, maar er kleven<br />
nadelen voor de verkoop aan het feit dat je niet meer chemisch kunt ingrijpen bij<br />
biologische teelt.” (bron: De slag om milieukeurmerken, 2008)<br />
Toch is Janmaat positief gestemd over de vraag naar duurzaam geproduceerde<br />
boomkwekerijproducten. Hij ziet het buitenland steeds duurzamer worden:<br />
“Er wordt in het buitenland al wel degelijk gevraagd naar milieuvriendelijk<br />
geproduceerde bomen. Kijk maar wat de export naar Engeland en Duitsland<br />
vraagt. Ik verwacht dat over een aantal jaren het Milieukeurcertificaat gladjes<br />
past in een Brussels traject. Dat gaat dan misschien voor heel Europa of zelfs<br />
wereldwijd gelden. Duurzaam produceren wordt een randvoorwaarde om te<br />
kunnen ondernemen.” (bron: De slag om milieukeurmerken, 2008)<br />
Of het aanbod van duurzaam gecertificeerd plantmateriaal momenteel voldoende<br />
is, moet nog blijken. Er kan wel gezegd worden dat er een verschuiving in de markt<br />
gaande is, steeds meer bedrijven zullen gaan werken om gecertificeerd te raken.<br />
Daarbij moet nog worden gezegd dat zo’n omschakeling niet van de ene op de<br />
andere dag kan worden gerealiseerd. Bomen die nu worden gekweekt komen pas<br />
over 5 jaar op de markt!<br />
20
Zoals in de vorige paragraaf staat geschreven, is de inzet van inheems<br />
plantmateriaal waardevol voor de biodiversiteit. Onder inheems plantmateriaal<br />
verstaan we soorten die zich sinds de laatste ijstijd in Nederland hebben gevestigd<br />
en verjongd of die kunstmatig zijn verjongd met uitsluitend lokaal plantmateriaal.<br />
Vaak wordt relatief goedkoop zaad geïmporteerd uit Zuid- en Oost-Europa. Het zijn<br />
dan wel soorten die ook bij ons van nature voorkomen, maar het importmateriaal<br />
heeft andere erfelijke eigenschappen en is daardoor minder aangepast aan het<br />
klimaat van het West-Europese laagland waartoe Nederland behoort. Helaas is<br />
het aanbod van ‘echt’ inheems plantmateriaal afgenomen, gelukkig houdt Bronnen<br />
(centrum voor de verspreiding van inheemse houtige gewassen) zich bezig met<br />
‘echt’ inheems plantmateriaal, of ook wel autochtoon plantmateriaal genoemd.<br />
(bron: http://www.bronnen.nl/)<br />
Een andere insteek is het voorschrijven van duurzame producten. Op grond van de<br />
Europese Aanbestedingswetgeving is het niet mogelijk om keurmerken in het kader<br />
van duurzaam inkopen verplicht te stellen. Dit is zo geregeld omdat anders de ene<br />
partij voorgetrokken zou worden ten opzichte van de ander. Zo kunnen bedrijven<br />
die een bepaald keurmerk (nog) niet hebben, maar wel aan de criteria voldoen,<br />
toch meedoen. Onderliggende normen of bepaalde aspecten van deze keurmerken<br />
kunnen namelijk wél in het bestek worden opgenomen. Zo mogen de genoemde<br />
normen betrekking hebben op een bepaalde vorm van duurzaam kweken. Op<br />
deze manier kan een voorstander van EKO-gecertificeerde producten normen<br />
opnemen in de besteksbeschrijvingen die verder gaan dan de basisvoorwaarden<br />
van duurzaam inkopen.<br />
Traditioneel worden werken gegund op basis van de goedkoopste inschrijving,<br />
deze manier van gunnen betekent niet altijd dat het werk dan op een duurzame<br />
manier tot stand komt. Een gunning die daar wél toe in staat is, is de Economisch<br />
Meest Voordelige Inschrijving (EMVI). Bij deze inschrijving worden extra criteria<br />
(subgunningscriteria) meegewogen naast de prijs. Bij EMVI is het mogelijk om<br />
zaken als personeelsbeleid, kwaliteit van het werk, interne bedrijfsvoering en<br />
duurzaamheid mee te laten wegen. Zo kan er worden gevraagd om een plan van<br />
aanpak waarin de aannemer met oplossingen kan komen om duurzaam werk te<br />
realiseren.<br />
Voor een geslaagde EMVI-aanbesteding is het van belang om duidelijk aan te<br />
geven wat je wilt hebben en welke waarde elk onderdeel heeft. Laat dus goed<br />
weten hoe er gewogen wordt en hoeveel punten een aannemer kan scoren op<br />
bijvoorbeeld de mate van duurzaamheid. Zorg dat je als opdrachtgever dit zo<br />
objectief mogelijk kan aantonen, het liefst met harde meetbare cijfers. Dit laatste<br />
is als het om duurzaamheid gaat niet zo gemakkelijk, maar dan moet gestreefd<br />
worden naar het zo objectief mogelijk beoordelen van subjectieve gegevens. Uit<br />
rechtsopvattingen is gebleken dat rechters dit goedkeuren.<br />
Volgens Van de Weerd is een EMVI-gunning het meest effectief bij een weging<br />
van ten minste 40% kwaliteit tegenover 60% prijs. Wanneer er minder dan 40%<br />
kwaliteit wordt meegenomen, wint in zijn ervaring toch vaak de laagste prijs. Vanaf<br />
40% kwaliteit kan vaak nummer 2 of 3 winnen. Zo kan een aannemer die goede<br />
kwaliteit biedt, toch prijsconcurrerend werken.<br />
21
3. Duurzaamheid in de vakwereld<br />
Dat duurzaamheid een rol speelt bij de overheid is bekend. Ook staat in de<br />
vakbladen regelmatig het een en ander geschreven over duurzaamheid. Maar<br />
wat zijn nou echt de geluiden uit de vakwereld? Leeft het thema duurzaamheid net<br />
zoals er in de bladen geschreven wordt? Of zijn er tegenstellingen te ontdekken<br />
tussen de dagelijkse praktijk en dat wat op papier staat?<br />
Om hier een antwoord op te krijgen heb ik met een select aantal bedrijven<br />
gesproken: MTD Landschapsarchitecten, SmitsRinsma, Koninklijke Ginkel<br />
Groep, Ebben Boomkwekerijen en gemeente Nijmegen. De bevindingen die in dit<br />
hoofdstuk worden beschreven zijn slechts een indicatie. De uitkomsten mogen<br />
niet zondermeer naar andere gelijkwaardige bedrijven worden vertaald. Daarvoor<br />
zouden een groter onderzoek met meer tijd nodig zijn.<br />
3.1. Ontwerp- en adviesbureaus<br />
Vanuit mijn opdracht gevend bureau, MTD Landschapsarchitecten, heb ik<br />
gesproken met Christian Vervoort. Hij bevestigt dat duurzaamheid een lastig<br />
thema is: wat houdt het nou precies in? De definitie van duurzaamheid kan op<br />
verschillende manieren worden opgevat waardoor het begrip voor verwarring kan<br />
zorgen.<br />
Vervoort zegt: “Het maken van een duurzaam ontwerp is lastig, het hedendaagse<br />
maaiveld komt vaak in aanraking met verandering. Met dat gegeven in gedachte<br />
zou je een ontwerp al duurzaam kunnen noemen als je het voor tientallen jaren<br />
ongewijzigd kan laten. Dit is in de openbare ruimte amper haalbaar, maar voor<br />
semiopenbare ruimten al iets makkelijker.”<br />
Ik heb ook met mijn oude stageplaats contact gezocht: SmitsRinsma. Het<br />
interview is gehouden met Arjen van Reden en Gerrit Jan Smits. De mate waarin<br />
duurzaamheid in het werk wordt toegepast, vinden zij sterk afhankelijk van de<br />
opdrachtgever: “Wanneer een opdrachtgever niet van de duurzaamheidsmarkt<br />
thuis is en er ook niet mee aan de slag wil, wordt het thema niet meegenomen.<br />
Maar het gros van het werk bij SmitsRinsma bevat wel duurzaamheid”.<br />
Duurzaamheid zit enerzijds in de balans tussen de drie P’s, maar levensduur is<br />
ook van belang. Bij SmitsRinsma wordt er gekeken naar lokaal plantmateriaal:<br />
kan deze plant op die plaats wel gedijen? De juiste plant op de juiste plaats is van<br />
belang.<br />
Dat de criteria voor duurzaam groeninkopen van de overheid zo globaal zijn en<br />
met name gericht op de P van Planet, is volgens Van Reden bewust gedaan. “De<br />
overheid heeft de intentie om de markt te sturen en te stimuleren, niet om de<br />
markt te dwingen en alles voor te kauwen. Door dit te doen worden bedrijven<br />
aangemoedigd om zelf met ideeën te komen”.<br />
22
Het streefpercentage van 100% duurzaam inkopen wordt door Van Reden als<br />
utopie gezien. “Het is haalbaar om zo veel als mogelijk duurzaam bezig te zijn,<br />
maar de volle 100% is niet realistisch”. Qua beschikbaarheid van duurzaam<br />
plantmateriaal zijn we volgens Van Reden op de goede weg, het aanbod aan<br />
gecertificeerde bomen is voldoende.<br />
Van Vervoort hoor ik ook dat controle van duurzaam plantmateriaal lastig is. “Je<br />
kan wel vragen om plantmateriaal dat voldoet aan de eisen van bijvoorbeeld EKO,<br />
maar krijg je ook daadwerkelijk wat je hebt gevraagd?” Vervoort zegt dat controle<br />
lastig is, maar het is in feite gewoon een kwestie van doen. Bij levering van EKOgecertificeerde<br />
bomen moet namelijk een EKO-label zijn aangebracht en op de bon<br />
moet ‘ecologisch geteeld’ vermeld staan. Controle van het geleverde plantmateriaal<br />
wordt wel gedaan bij SmitsRinsma, het heeft namelijk weinig zin om iets te<br />
bestellen als hier geen controle op zit of het daadwerkelijk wel zo geleverd is.<br />
Smits: “Om het gecertificeerde plantmateriaal te krijgen, wordt er in het bestek<br />
het gewenste keurmerk vermeld met de notitie ‘of gelijkwaardig’ erachter. Het is<br />
immers niet toegestaan om de aannemer te dwingen in de keuze van materialen<br />
en leveranciers. De onderliggende normen van het keurmerk worden opgenomen<br />
in de bepalingen, zodat duidelijk is waaraan het materiaal moet voldoen om als<br />
gelijkwaardig te worden beschouwd.”<br />
Of het groenwerk bij SmitsRinsma in een apart bestek wordt geschreven of dat<br />
het bij een civiel bestek in wordt gezet, is afhankelijk van het belang. Wanneer<br />
de omvang van het werk dusdanig groot is of het werk risicovol is, wordt een<br />
apart bestek geschreven. Maar meestal gaat het mee in het civiele bestek waar<br />
nadrukkelijk wordt geëist dat het beplantingswerk door een gespecialiseerd<br />
groenbedrijf wordt gedaan.<br />
De gunning van het werk gaat bij SmitsRinsma voor een groot deel op basis van<br />
de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI). Hierbij wordt de aannemer<br />
om een plan van aanpak gevraagd waarin onder andere zaken als omgang met<br />
grond, omgang met water, machinegebruik en omgang met plantmateriaal moeten<br />
worden toegelicht. De weging van prijs en kwaliteit gaat voor 50-50 of voor 40%<br />
prijs en 60% kwaliteit. Wanneer kwaliteit maar voor 20% zou meetellen, kun je net<br />
zo goed op laagste inschrijving gunnen, EMVI heeft dan geen zin meer.<br />
3.2. De aannemerij<br />
Ook in de aannemerij leeft het thema duurzaamheid. Ik heb voor dit verhaal<br />
gesproken met mijn oud-stagebegeleider Robert van den Brink van de Koninklijke<br />
Ginkel Groep. “Het thema duurzaamheid is bij ons al zo’n vier jaar geleden<br />
begonnen. Bij het werk dat wordt uitgevoerd wordt er gereden en gewerkt met<br />
biobrandstof of met elektrische machines. De uitstoot van CO2 wordt zo veel als<br />
mogelijk gereduceerd, tevens het energieverbruik. Bij de inzet van machines wordt<br />
ook gekeken naar geluidshinder, dit met oogpunt op de fauna.”<br />
23
Eén van de keurmerken waarvoor de Koninklijke Ginkel Groep is gecertificeerd,<br />
is Groenkeur van Stichting Groenkeur. Dit keurmerk is een kwaliteitskeurmerk<br />
dat zich richt op tuinaanleg en tuinonderhoud, groenvoorziening, boomverzorging<br />
en dak- en gevelbegroeiing. Met dit certificaat onderscheiden professionele<br />
bedrijven zich van de minder professionele bedrijven. Stichting Groenkeur<br />
stimuleert bovendien ondernemers tot Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen<br />
(MVO), een manier van ondernemen die werkt volgens het PPP-principe. Toch<br />
betekent het hebben van een Groenkeur-certificaat niet meteen dat het bedrijf ook<br />
duurzaam bezig is.<br />
Het logo van Groenkeur.<br />
Volgens Van den Brink zijn de duurzaamheidscriteria van de overheid te simpel.<br />
Hoe ermee om wordt gegaan is een stap die de bedrijven zelf moeten nemen.<br />
Het is volgens Van den Brink ook niet de bedoeling om partijen dwangmatig tot<br />
duurzaamheid te sturen. Zo stimuleert de Koninklijke Ginkel Groep andere partijen<br />
juist aan door een gedragscode. In deze gedragscode worden de bedrijven<br />
geprikkeld op het gebied van duurzaamheid, hierbij kan worden gedacht aan de<br />
stimulans tot gebruik van machines die zo min mogelijk CO2 uitstoten.<br />
Kijkend naar beplantingen om een duurzaam plan te realiseren, kan er gebruik<br />
worden gemaakt van inheemse soorten die biodiversiteit stimuleren. Heem<br />
is één van de partners van de Koninklijke Ginkel Groep. Zij werken met<br />
inheemse kruidenvegetaties om zo een grote variatie aan plant- en diersoorten<br />
te ontwikkelen. Verder wordt er ook samengewerkt met kwekerij Bronnen, die<br />
autochtoon plantmateriaal levert.<br />
De vraag naar duurzaam plantmateriaal is volgens Van den Brink nog beperkt,<br />
maar hierbij moet wel gemeld worden dat de Koninklijke Ginkel Groep ook veel<br />
voor particulieren doet. De particuliere sector is momenteel nog niet zo bezig<br />
met het thema duurzaamheid. Er zijn enkele gevallen waarbij nadrukkelijk om<br />
duurzame producten wordt gevraagd, maar vanuit de particuliere sector gaat het<br />
met name nog om ‘zo goedkoop mogelijk’. Er zijn wel bepaalde bedrijven, vooral<br />
de gemeenten, die nadrukkelijk om duurzaam plantmateriaal vragen.<br />
3.3. De boomkwekerij<br />
Om meer inzicht te krijgen in duurzaam plantmateriaal heb ik contact gemaakt<br />
met een boomkwekerij. Ebben Boomkwekerijen is één van de Milieukeurgecertificeerde<br />
kwekerijen. Ze waren al een lange tijd bezig met duurzaamheid,<br />
daardoor konden ze ook vrij snel het Milieukeur verkrijgen. Het interview met<br />
boomkwekerij Ebben is verlopen met Martien Mantje.<br />
24
1<br />
foto 1: De ontvangst van het Milieukeurcertificaat*. © Ebben Boomkwekerijen<br />
Ebben Boomkwekerijen richt zich op het PPP-principe. Het gebied van Planet laat<br />
zich onder andere uiten door de aanwezigheid van de ISO 14001, een certificering<br />
die zich richt op milieumanagement. Met behulp van een milieuzorgsysteem<br />
volgens de ISO 14001 kunnen milieurisico’s van de bedrijfsvoering worden<br />
beheerst en verminderd. De ISO 14001 is zodanig opgezet, dat deze<br />
optimaal is te integreren met de ISO 9001, een norm die eisen stelt aan het<br />
kwaliteitsmanagementsysteem van een organisatie. ISO 14001 is niet verplicht,<br />
maar wordt wel vaak gevraagd door bijvoorbeeld gemeenten.<br />
Op het gebied van People is Ebben bezig met de opleiding van stagiaires of<br />
activiteiten zoals de boomfeestdag. Ook doen zij aan informatievoorziening zoals<br />
rondleidingen op de kwekerij om kennis over milieumaatregelen uit te wisselen.<br />
Maar gekeken naar de sociale kant wordt er ook gewerkt met re-integranten. Dit<br />
zijn slechts enkele voorbeelden die laten zien dat het bij Ebben Boomkwekerijen<br />
niet alleen om de financiële kant draait.<br />
2<br />
foto 2: Gerwin de Bruijn geeft een rondleiding op de kwekerij. © Ebben Boomkwekerijen<br />
* In bijlage 3 is een artikel opgenomen met Gerwin de Bruijn over het Milieukeur.<br />
25
Mantje: “Qua aanbod van duurzaam plantmateriaal is er bij de bomen voldoende<br />
aanbod. Op het gebied van vaste planten en heesters dient er nog een inhaalslag<br />
te geschieden om de streefpercentages van de overheid waar te kunnen<br />
maken”. Maar 100% duurzaam inkopen is volgens Mantje vrij lastig: hoe koop je<br />
bijvoorbeeld olie duurzaam in? “Daarbij kun je wel alle planten laten leveren met<br />
een certificaat als Milieukeur, maar dan ben je er nog niet. Duurzaamheid qua<br />
plantmateriaal zit hem onder andere ook in de kwaliteit van producten.”<br />
Kwaliteit is belangrijk op Ebben Boomkwekerijen, er wordt dan ook zo veel als<br />
mogelijk gedaan om kwalitatief goed plantmateriaal te kweken. Een voorbeeld<br />
hiervan is de selectie van de juiste onderstam, sommige bomen worden namelijk<br />
geënt. Enten gebeurt ten behoeve van de veredeling van de plant, maar het is<br />
daarbij wel van belang dat de enting plaatsvindt op een geschikte onderstam.<br />
Een onderstam die onverenigbaar blijkt te zijn is een foute keus die nadelig uit zal<br />
pakken.<br />
De kwekerij kweekt met de inachtneming van de normen die zijn opgesteld door<br />
Stichting Milieukeur. Zo wordt er zo veel als mogelijk gewerkt met biologische<br />
bestrijdingsmiddelen en biologische meststoffen waar nodig. Ook vindt er een<br />
algehele schademonitor plaats en wordt er gekeken naar bijvoorbeeld watergift.<br />
Om uitdroging tegen te gaan, wordt er gebruik gemaakt van grasbanen op de<br />
percelen, deze grasbanen zijn tevens de rijpaden tussen de bomen die ervoor<br />
zorgen dat verdichting van de bodem slechts op dié plekken plaatsvindt. Wanneer<br />
een bedrijf het Milieukeur heeft, wil dat nog niet zeggen dat de buit binnen is.<br />
Milieukeur is slechts één jaar geldig, na dat jaar vindt er een herkeuring plaats.<br />
De bomen die worden gekweekt, worden met behulp van GPS geplant. Door op<br />
de hoogte te zijn van de aanwezige bodem, kunnen de juiste bomen op de juiste<br />
plaats worden geplant. Door deze techniek zijn extra ingrepen met betrekking tot<br />
de verzorging van een boom tot een minimum gereduceerd. De bijsturing vindt dan<br />
ook selectief plaats, er wordt goed gekeken naar de behoeften van de plant.<br />
Een gezonde plant wordt op de kwekerij bevorderd door de inzet van compostthee.<br />
Compostthee is een extract dat wordt getrokken uit compost in water. Dit<br />
extract bestaat dus uit water dat vol zit met voedingsmiddelen, maar ook<br />
micro-organismen. Daarbij kunnen desgewenst nog extra ingrediënten worden<br />
toegediend om het brouwsel nog geschikter te maken. Compostthee werkt dus<br />
zowel als voedingsmiddel als beschermingsmiddel.<br />
Compostthee kan worden gebruikt als irrigatiemiddel om wortelziekten tegen te<br />
gaan, maar ook als vernevelingsproduct om te worden opgenomen door het blad.<br />
De opname van compostthee door het blad beschermt de plant tegen bladziekten.<br />
Het effect van de micro-organismen kan op vier manieren werken:<br />
• Hun aanwezigheid op het blad schermt de weg af voor andere organismen;<br />
• De micro-organismen nemen voedingsstoffen op die op deze wijze niet meer<br />
voor de ziekteverwekkers beschikbaar zijn;<br />
• Ze scheiden stoffen af met antibiotische werking;<br />
• Ze parasiteren rechtstreeks de ziekteverwekkende organismen.<br />
26
3 4<br />
foto 3: Het brouwen van compostthee. foto 4: Het brouwsel.<br />
Een andere methode om plaaginsecten tegen te gaan, is de behandeling met<br />
knoflookextract. Door de verspreiding van dit extract ontstaat er een zodanig<br />
onaangename geur, dat plaaginsecten het voor gezien houden. Om plaaginsecten<br />
nog verder onder de duim te houden, wordt er langs de percelen gebruik gemaakt<br />
van kruidachtige vegetaties, deze bieden een thuis aan predatoren die jagen op<br />
ongewenste insecten.<br />
5 6<br />
foto 5: Een huis voor predatoren.<br />
© Ebben Boomkwekerijen<br />
foto 6: Onkruid onderdrukking door kruiden.<br />
© Ebben Boomkwekerijen<br />
De ideeën van kwekerij Bronnen over inheems en autochtoon plantmateriaal heb ik<br />
ook besproken. Allereerst antwoordt Mantje met een wedervraag naar wat inheems<br />
nou precies inhoudt? Volgens kwekerij Bronnen behoren tot de inheemse soorten,<br />
soorten die zich sinds de laatste ijstijd zich hier hebben gevestigd. Zij geven daarbij<br />
aan dat ‘echt’ inheems plantmateriaal, of autochtoon plantmateriaal, in Nederland<br />
steeds verder uitsterft.<br />
Tegenwoordig wordt er relatief goedkoop zaad uit Zuid- en Oost-Europa<br />
geïmporteerd. Dit zaad zou echter iets andere genetische eigenschappen hebben<br />
waardoor ze niet zijn aangepast aan ons klimaat. Dit kan wel waar zijn, maar<br />
volgens Mantje moeten we niet vergeten dat bijvoorbeeld een zomereik (inlandse<br />
eik) helemaal niet zo inlands is. Deze zijn namelijk vanuit Spanje, Italië en het<br />
zuiden van de Balkan noordwaarts getrokken. En neem nou bijvoorbeeld het<br />
Amerikaans krentenboompje. De naam zegt het al: uit Amerika afkomstig, maar<br />
toch rekenen we hem als inheems (deze wordt door Bronnen niet als autochtoon<br />
gezien).<br />
27
Dat Bronnen bezig is met het bevorderen van inheems en autochtoon<br />
plantmateriaal is volgens Mantje prima. Echter schikken deze soorten zich beter<br />
in een landschappelijke omgeving. Het stedelijk gebied is een zodanig aparte<br />
omgeving, dat veel van deze soorten minder geschikt zijn dan uitheemse soorten<br />
of selecties.<br />
3.4. Gemeente Nijmegen<br />
Het streven van de Rijksoverheid is dat sinds 2010 de inkopen bij de gemeenten<br />
voor 75% duurzaam zijn. Om te onderzoeken wat de bevindingen zijn bij een<br />
gemeente, heb ik een bezoek gebracht aan gemeente Nijmegen. Het interview is<br />
gedaan met Emiel Neefjes en Jan Gerard Schot.<br />
De mate waarin duurzaamheid wordt betrokken bij de GWW-projecten is bij<br />
gemeente Nijmegen groot. Met name voor groenwerkzaamheden wordt vaak<br />
duurzaamheid meegenomen en zo langzaam aan wordt ook bij het ‘grijze werk’<br />
duurzaamheid betrokken. Bij het thema duurzaamheid wordt ook bij gemeente<br />
Nijmegen gekeken naar het PPP-principe. Neefjes: “In veel van ons werk wordt<br />
duurzaamheid meegenomen, maar de criteria van de overheid zijn te eenvoudig te<br />
behalen. Veel van de criteria zijn gebaseerd op reeds bestaande wetten en voegen<br />
nog vrij weinig toe. Wel is de ontwikkeling van duurzaam gekweekt plantmateriaal<br />
een stap in de goede richting, we zien dat de duurzaamheidsontwikkelingen in de<br />
‘groene’ sector verder zijn ontwikkeld dan die van de ‘grijze’ sector.”<br />
Eén van de dingen op het gebied van duurzaamheid die gemeente Nijmegen<br />
zelf doet, is het ontwikkelen van de ‘CO2 prestatieladder light’. Dit moet gezien<br />
worden als een versimpelde variant van de CO2 prestatieladder die ontwikkeld<br />
is door ProRail. De CO2 prestatieladder van ProRail is ontwikkeld om bedrijven<br />
die deelnemen aan hun aanbestedingen uit te dagen hun eigen CO2 uitstoot te<br />
reduceren. Hoe minder het bedrijf uitstoot, des te meer kans het maakt op gunning.<br />
De ‘light’ variant die door gemeente Nijmegen wordt ontwikkeld, is bedoeld voor de<br />
kleinere bedrijven, deze krijgen zo een betere kans om mee te kunnen draaien.<br />
Het PPP-principe uit zich bij gemeente Nijmegen in de gunning op EMVI. In<br />
het bestek worden bijvoorbeeld voor de groenwerkzaamheden de criteria van<br />
duurzaam gekweekt plantmateriaal opgenomen en bij het bestek wordt een<br />
inschrijvingsleidraad bijgeleverd. In deze leidraad staat de benodigde informatie<br />
betreffende de inschrijving, aanbesteding en gunning.<br />
Zo wordt er in de leidraad een plan van aanpak gevraagd met daarin ruimte voor<br />
toelichting door de aannemer op de hoofdstukken ‘brandstof’, ‘mobiele werktuigen’,<br />
‘vrachtauto’, ‘bedrijfsauto’, ‘snoeiafval’, ‘social return’ en ‘innovatie’. Het plan van<br />
aanpak mag uit maximaal vijf a4-tjes bestaan + bijlage 15a*. In deze documenten<br />
wordt, zoals te zien in de bijlage, ook aandacht geschonken aan sociale aspecten;<br />
social return. Ook wordt innovatie op prijs gesteld, de aannemer heeft ook hier de<br />
ruimte om dit toe te lichten in het plan van aanpak.<br />
* Bijlage 15a is opgenomen in bijlage 4.<br />
28
De documenten worden door een beoordelingscommissie gewaardeerd, deze<br />
commissie bestaat uit een aantal personen zodat de beoordeling objectiever<br />
wordt. Aan de ingevulde documenten worden punten verdeeld volgens de<br />
desbetreffende onderdelen, respectievelijk -1, 0 of 1 punt wordt toegekend. Aan<br />
de totaalscore wordt een fictieve korting gehangen, dit fictieve geldbedrag wordt<br />
van de inschrijvingssom gehaald om zo de fictieve inschrijving te bepalen. Wie<br />
hier de laagste inschrijving heeft krijgt het werk gegund, maar dan wel voor de<br />
reguliere inschrijvingssom; de korting is immers fictief. Door het gebruik maken<br />
van de fictieve kortingen wordt het eenvoudig tastbaar wie de economisch meest<br />
voordelige inschrijving heeft, daarbij kan het zomaar voorkomen dat de duurste<br />
inschrijving toch de economisch meest voordelige is.<br />
Controle blijft lastig, de gemeente koopt immers niet zelf in. De opzichter dient<br />
goed op de hoogte te zijn van hetgeen dat werd gevraagd. Bij het plantmateriaal<br />
is het van belang dat er goed gekeken wordt naar de keurmerken op de bon, maar<br />
ook naar het keurmerk aan de plant zelf. Indien nodig wordt het plantmateriaal dan<br />
ook afgekeurd.<br />
Qua uitvoering vindt er ook controle plaats. Het is vrij eenvoudig om te controleren<br />
of de machines van de aannemer wel voldoen aan de eisen die hij heeft<br />
doorgegeven bij de inschrijving; kentekens en chassisnummers zijn online te<br />
controleren. De aannemer dient de informatie van zijn machines aan te leveren<br />
bij de gemeente, maar er kan ook op locatie worden gekeurd. Wanneer de<br />
machines goed zijn bevonden, mag de aannemer tussentijds niet wisselen, tenzij<br />
de gewisselde machine aan de minimumeisen voldoet van het plan van aanpak. Bij<br />
overtredingen wordt een geldboete opgelegd.<br />
Duurzaamheid heeft te maken met het hele traject, vinden ze in Nijmegen. Het<br />
is dan ook van belang dat het thema vanaf het begin wordt meegenomen. Bij de<br />
aanleg van groenwerkzaamheden wordt de aannemer om één jaar onderhoud<br />
gevraagd, zo wordt ook het einde van de cyclus meegenomen. Plantmateriaal wat<br />
binnen dat jaar sterft, valt volledig onder de verantwoordelijkheid van de aannemer.<br />
De aannemer wordt bovendien beloond met een bonus wanneer het percentage<br />
levend materiaal hoog genoeg is.<br />
Ontwerptechnisch gezien kijkt de gemeente zo goed als mogelijk naar de<br />
toekomst. De bomen worden ingedeeld naar de boomstructuur die voor de stad<br />
is opgesteld. Bomen in de wijk moeten minstens 30 jaar mee kunnen gaan,<br />
maar bomen in de hoofdstructuur moeten ruim 80 jaar mee kunnen. Investering<br />
in groeiplaatsverbetering door het gebruiken van groeiplaatsmediums en<br />
groeiplaatsconstructies is dan ook geen uitzondering wanneer dit nodig is. Daarbij<br />
is een grote maat aanplant ook geen uitzondering, stamomtrek 16-18 is heel<br />
normaal.<br />
29
4. Het duurzame beplantingsplan<br />
In dit hoofdstuk wordt het duurzame beplantingsplan toegelicht. Als eerste licht<br />
ik daarvoor in het kort de groeiplaats toe. Vervolgens wordt er ingegaan op het<br />
daadwerkelijke gebruik van de beplantingen, toegespitst op bomen en vaste<br />
planten. Daarna ga ik dieper in op het gebruik van vaste planten in het openbaar<br />
groen. Als laatste vindt er een casusuitwerking plaats om het een en ander te<br />
verduidelijken.<br />
4.1. De groeiplaats<br />
Duurzaamheid wordt ondermeer gevonden in een lange levensduur van een<br />
product. Of een plant lang mee gaat, is afhankelijk van de standplaats en de<br />
soortkeus. Door een verkeerde keuze worden bijvoorbeeld veel bomen binnen<br />
twintig jaar al gekapt omdat ze ziek zijn, te groot zijn geworden of te lastig zijn door<br />
schaduw, te veel onderhoud, vruchtval, enzovoort, enzovoort.<br />
De kreet ‘de juiste plant op de juiste plek’ is voor mensen die bezig zijn met planten<br />
geen nieuws meer. Door het zetten van de juiste plant op de juiste plek kan deze<br />
zich namelijk beter ontwikkelen, ouder worden en minder onderhoud vragen.<br />
Het kijken naar de bodem is één van de sleutels tot succes, de soort moet immers<br />
wel kunnen gedijen op die standplaats. Het is van belang om te weten met wat<br />
voor bodemopbouw je te maken hebt. Heb je te maken met zand, klei, veen of<br />
soms löss? Wat zijn de eigenschappen van deze bodem: is deze nat, voedselrijk,<br />
zuur of zijn er soms storende lagen aanwezig? Allemaal bekende vragen die een<br />
belangrijke rol spelen bij de keuze van de plantsoorten.<br />
Een gezonde bodem met een grote diversiteit aan micro-organismen kan het<br />
gebruik van bemesting, beregening en gebruik van bestrijdingsmiddelen overbodig<br />
maken. Planten groeien van nature in symbiose met bodemorganismen. Hieronder<br />
vallen diverse schimmels, bacteriën, eencelligen, aaltjes en bodemdiertjes als<br />
wormen. Zij zetten plantresten en mineralen om in stoffen die opneembaar zijn<br />
voor de plant. In ruil daarvoor geven de planten een deel van hun suikers af.<br />
Daarnaast biedt het bodemleven bescherming aan de plant tegen ziekten en<br />
plagen. Mycorrhiza voorkomt bijvoorbeeld dat ziekteverwekkende schimmels<br />
de plant binnen dringen. Aaltjes voeden zich met dode organische stoffen of<br />
plaaginsecten als snuitkevers en naaktslakken. En alsof dat nog niet genoeg lof<br />
voor bodemorganismen is, scheiden bacteriën slijm af waardoor bodemdeeltjes<br />
aan elkaar kleven, hierdoor wordt vocht gebonden en kan er meer lucht in de<br />
bodem dringen.<br />
Als laatste doen wormen daar nog een schepje bovenop door gangen te graven<br />
om nog meer lucht aan de bodem te geven en de vochtdoorlaatbaarheid te<br />
vergroten. Zo kan een gezonde bodem tegelijkertijd water vasthouden en een<br />
teveel aan water afvoeren.<br />
30
Een andere sleutel voor duurzame beplantingen is het betrekken van de<br />
beschikbare ruimte. Bomen verdienen het om oud en monumentaal te worden,<br />
de keuze van de standplaats is hierbij cruciaal. Bij deze keuze is zowel de<br />
bovengrondse als de ondergrondse ruimte van belang, kabels en leidingen zijn<br />
namelijk al gauw vergeten. Feit is dat niets zo veranderlijk is als het maaiveld in het<br />
stedelijke gebied, dit maakt de keuze van de standplaats gelijk een stuk moeilijker.<br />
Het denken aan de ‘verre’ toekomst is lastig, maar zeker de moeite waard.<br />
Waar wel naar gekeken kan worden is de beschikbaarheid van water en lucht.<br />
Doorlaatbaarheid is voor deze twee aspecten het sleutelwoord, er moet voldoende<br />
water kunnen infiltreren en er dient voldoende zuurstof in de bodem te kunnen<br />
komen.<br />
De hoeveelheid beschikbare zuurstof is deels afhankelijk van het maaiveld en<br />
deels van poriën in de grond. Op poreus asfalt, poreus beton en poreuze tegels na,<br />
vindt er alleen zuurstofintrede plaats via de voegen. De mate van doorlatendheid<br />
is afhankelijk van de doorlatendheid van de voegvulling, de vervuiling van de voeg<br />
(bijvoorbeeld door olie of stof) en de mate waarin de voegen nat zijn. Het gebruik<br />
van kleiner bestratingsmateriaal en/of grotere voegen komt de zuurstoftoevoer ten<br />
goede.<br />
Wat de poriën in de grond betreft, is dat afhankelijk van de grondsoort. Bij een<br />
sterk gestructureerde grond met veel gangen en scheuren is het voldoende als<br />
ten minste 10% van het poriënvolume gevuld is met lucht, voor een structuurloze<br />
grond is dit minimaal 20%. Bomenzandmengsels die vaak bij bomen in verharding<br />
worden toegepast is geen structuur aanwezig. Van dergelijke mengsels is<br />
een minimum van 15% nodig, echter verdient 20 á 25% de voorkeur. (bron:<br />
Stadsbomen Vademecum 2A)<br />
Net als bij de luchttoevoer is ook voor de watertoevoer het maaiveld van belang.<br />
Ook hier geldt dat poreuze materialen en een groot oppervlak aan voegen ten<br />
goede komt aan het vochtaanbod via het maaiveld. Wanneer de mate van toevoer<br />
voldoende is, komt het opnemen aan bod. Als vuistregel kan worden gebruikt<br />
dat een boom in een grond met 3-5% organische stof 0,75 m 3 doorwortelbare<br />
grond nodig heeft per m 2 kroonprojectie. Voor een boom in een grond met meer<br />
dan 7% organische stof is 0,5 m 3 doorwortelbare grond per m 2 kroonprojectie<br />
voldoende. Natuurlijk kan er voor het gemak vanuit worden gegaan dat 1 m 3<br />
doorwortelbare grond per m 2 kroonprojectie voldoende is, dat is wel zo vrijgevig.<br />
(bron: Stadsbomen Vademecum 2A)<br />
Met name in het stedelijk gebied zijn er tal van ingrepen mogelijk om een boom<br />
het naar zijn zin te maken. Er zijn diverse groeiplaatsmediums op de markt zoals<br />
bomenzand of bomengranulaat, maar er zijn ook diverse groeiplaatsconstructies<br />
mogelijk zoals ‘Watershells’ en ‘boombunkers’. De verdere diepgang van<br />
groeiplaatsverbetering is een onderzoek apart, maar één misverstand neem ik<br />
alvast onder de loep.<br />
31
Aan groeiplaatsverbetering hangt natuurlijk een prijskaartje die, afhankelijk van<br />
de gekozen oplossing, flink kan oplopen. Het ligt dan voor de hand te zeggen<br />
dat dergelijke ingrepen financieel onaantrekkelijk zijn, maar dat is niet waar. “Een<br />
boom die op een goede plek 80 jaar oud kan worden, is uiteindelijk teruggerekend<br />
naar jaarlijkse kosten, goedkoper dan een boom die elke 30 jaar ingeboet moet<br />
worden’’ stelt Marc Lansink van BTL Bomendienst. Bij de aanplant mag een boom<br />
dan wel 12 keer duurder zijn dan een boom waar geen groeiplaatsverbetering<br />
wordt toegepast, op gemiddelde jaarbasis is het verschil nihil. Daarbij draait het<br />
niet alleen om geld. Een oudere boom draagt positief bij aan de beleving door zijn<br />
imposante verschijning. (bron: Tuin en Landschap 7A, 2010)<br />
tabel 1: Kostenvergelijking groeiplaatsverbetering. (bron: BTL Bomendienst)<br />
4.2. Aan de slag met bomen en vaste planten<br />
In principe zijn planten al duurzaam van zichzelf. Ze kiemen en groeien door<br />
gebruik van in de natuur aanwezige voedingsstoffen en door zonlicht. Ze zaaien<br />
zichzelf uit en wanneer ze sterven worden ze weer in de natuurlijke kringloop<br />
opgenomen. Dit is hergebruik van het hoogste niveau, de cirkel is rond.<br />
Echter komt deze kringloop in het stedelijk gebied bijna niet voor. Mensen hebben<br />
graag het stedelijke groen in hun macht. Alles is dwangmatig aangeplant en wordt<br />
door menselijke ingrepen onderhouden. Wanneer een boom te oud is geworden,<br />
wordt deze gerooid om gevaar voor de omgeving te voorkomen. En nog voordat de<br />
winterviooltjes in de wisselbakken zijn veranderd in snot, worden deze al geruimd<br />
voor de volgende blikvangers. De cirkel is in het stedelijk gebied dus minder rond<br />
dan wordt gedacht. Uiteindelijk wordt het groenafval wel gecomposteerd of in het<br />
bijzondere geval gebruikt voor biobrandstof, maar ‘helemaal vanzelf’ gebeurt niet in<br />
het stedelijk gebied. Maar of er nou menselijke ingrepen worden toegepast of niet,<br />
met het aanplanten van groen ben je nog niet volledig duurzaam bezig.<br />
32
Zoals in voorgaande teksten te lezen is, ben je al een stap dichterbij duurzaamheid<br />
als je gecertificeerd plantmateriaal inkoopt. Plantmateriaal met het Milieukeur<br />
is daarbij de makkelijkste stap, het gebruik van biologisch plantmateriaal (EKOkeurmerk)<br />
is al weer een stap verder. Wie voor het ultieme wilt gaan kiest voor<br />
autochtoon plantmateriaal om de biodiversiteit te stimuleren.<br />
Gecertificeerd plantmateriaal met het Milieukeur of het EKO-keurmerk zijn<br />
duurder dan de traditioneel gekweekte planten. Normaal gesproken zou er dan<br />
worden gekozen voor de goedkope weg, maar ik wil deze gang van zaken graag<br />
doorbreken.<br />
Volgens Erik ter Heide (gemeente Boxtel) kan het plantmateriaal wel duurder zijn,<br />
de inboet is ook minder. Zo is biologisch plantmateriaal ‘harder’ dan traditioneel<br />
gekweekt materiaal. Ze zijn minder vatbaar voor ziekten en plagen en kunnen<br />
beter omgaan met stressomstandigheden die de aanplant in een stad met zich<br />
meebrengt. Alleen het sterkste plantmateriaal overleeft het op de kwekerij omdat er<br />
niet wordt ingegrepen met chemische middelen. (bronnen: Tuin en Landschap 7A,<br />
2010 / productblad 8, Nationale Bomenbank)<br />
Wie kijkt naar de juiste plant op de juiste plek, gecertificeerd plantmateriaal inkoopt<br />
en het nut van een goede investering in de groeiplaats inziet, is in staat een<br />
duurzaam plan in te richten met bomen. Maar met bomen alleen vullen we ons<br />
stedelijk gebied niet. Naast bomen worden plantvakken vaak gevuld met heesters<br />
of worden gazons aangelegd. In feite is daar niks mis mee, maar ik ben van<br />
mening dat vaste planten in het openbaar groen niet altijd de aandacht krijgen die<br />
ze verdienen.<br />
De oorzaak dat vaste planten niet zo vaak worden toegepast ligt niet zozeer in<br />
het aanbod van geschikte soorten, daar zijn er inmiddels genoeg van. Ze hebben<br />
eerder een slechte reputatie bij groenbeheerders, zij zien vaste planten vaak als<br />
duur en veel onderhoud vragend. Deze reputatie was 25 jaar geleden misschien<br />
terecht, maar in de tussentijd zijn er nieuwe beheermethoden ontwikkeld en nieuwe<br />
soorten in de praktijk uitgetest. Daarmee zijn onderhoudsarme* beplantingsplannen<br />
te maken die zelfs goedkoper uitpakken dan een vak met heesters of een gazon.<br />
(bron: Vaste planten in openbaar groen)<br />
Vaste planten zijn kruidachtige meerjarige gewassen die overwinteren met<br />
hun wortels en in het voorjaar weer uitlopen. Over het algemeen hebben vaste<br />
planten veel blad waardoor onkruid goed wordt onderdrukt. Sommige soorten<br />
lopen al vroeg in het voorjaar uit om het onkruid voor te zijn. Er zijn zelfs soorten<br />
(zoals Artemisia, Nepeta en Alchemilla) die een natuurlijke stof produceren om<br />
onkruidkiemplantjes te remmen. Vaste planten zijn in vier groepen te verdelen:<br />
• Polvormige groeiers;<br />
• Zodevormers met bovengrondse uitlopers;<br />
• Zodevormers met ondergrondse uitlopers;<br />
• Halfheesters.<br />
* Op pagina 34 is een tabel opgenomen waar vaste planten worden vergeleken met andere<br />
beplantingstypen als eenjarigen, gazon en heesters.<br />
33
tabel 2: Vaste planten vergeleken met andere beplantingstypen. (bron: M. Hop)<br />
34
Tot de vaste planten worden ook halfheesters gerekend (zoals Lavandula,<br />
Pachysandra en Vinca). Halfheesters lijken wat meer op houtige gewassen,<br />
ze zijn vaak wat steviger en/of wintergroen. Hierdoor zijn ze prima geschikt als<br />
structuurplant. Andere plantengroepen, die soms apart worden genoemd, behoren<br />
ook tot de vaste planten: varens en siergrassen.<br />
Er zijn een aantal misverstanden over vaste planten. Zo wordt er nog wel<br />
eens gedacht dat vaste planten slap zijn. Dat klopt, maar er zijn ook speciaal<br />
geselecteerde soorten voor het openbaar groen die wel stevig zijn. Dat planten<br />
elke 2 tot 3 jaar gescheurd moeten worden, geldt alleen voor de typische<br />
tuinplanten. Wederom zijn er soorten voor het openbaar groen geselecteerd die dit<br />
niet hoeven.<br />
Ook is er de gedachte dat een vaste plantenvak er in de winter niet uit ziet. Dit is<br />
puur afhankelijk van de soort, er zijn zat wintergroene soorten te krijgen of soorten<br />
die stevige dorre stengels hebben die met een laagje rijp voor een betoverend<br />
beeld zorgen. Een tip hierbij is dat de dorre plantresten (om dit beeld te bereiken)<br />
in het voorjaar worden weggehaald. Bovendien profiteren veel insecten, amfibieën<br />
en kleine zoogdieren van het oude loof door er te overwinteren. (bron: Vaste<br />
planten in openbaar groen)<br />
Naast vaste planten kunnen ook bloembollen worden ingezet. Soorten die worden<br />
aangeduid met ‘voor verwildering’ of ‘botanisch’ komen jaar na jaar terug. Ze zijn<br />
ideaal te combineren met vaste planten en geven al vroeg in het voorjaar kleur.<br />
4.3. Criteria voor duurzame vaste planten<br />
Niet elke vaste plant is geschikt voor het openbaar groen. Een vaste plant<br />
onderdrukt onkruid optimaal wanneer deze minimaal 40 cm hoog wordt, voor de<br />
armere gronden is 30 cm voldoende. Vaste planten die lager zijn dan de genoemde<br />
maten houden onkruid onvoldoende tegen, al groeien ze nog zo dicht. Dit geldt<br />
vooral in de eerste jaren na aanplant, wanneer hun wortelgestel is volgroeid zal<br />
hun concurrentievermogen toenemen. Er is slechts één plaats waar lage planten<br />
wel voldoende onkruid onderdrukken, dit is op schaduwrijke plekken zoals onder<br />
bomen of heesters. Let bij de keuze van de vaste plant op die plek dan wel op<br />
schaduwtolerantie en droogtetolerantie.<br />
Een andere functie waarbij de hoogte van belang is, is controle en overzicht. Dit<br />
geldt voor de verkeersveiligheid, maar ook de sociale controle in de wijk. Dat houdt<br />
in dat naast autowegen de planten maximaal 60-70 cm hoog mogen worden en<br />
naast fiets- en wandelpaden 80-100 cm.<br />
Om het onkruid goed te kunnen onderdrukken is de sluitingssnelheid tevens van<br />
belang. Het is ideaal wanneer de beplanting zo snel als mogelijk sluit en dit ook<br />
de hele zomer volhoudt. De eerste factor die hierbij van belang is, is het aantal<br />
stuks per vierkante meter. Dit aantal ligt hoger dan dat gebruikelijk is bij particuliere<br />
tuinen, voor planten uit een P9 pot is 10/m 2 gebruikelijk. De kruidachtige vaste<br />
planten sluiten gewoonlijk al in de eerste zomer, halfheesters doen dit niet altijd.<br />
35
Zodevormende planten gaan in de loop der jaren door wortelconcurrentie het<br />
onkruid beter onderdrukken, polvormige groeiers doen dit niet. Overigens sluiten<br />
de beste bodembedekkers al binnen zes weken!<br />
De tweede factor voor een goed sluitend plantvak is de stevigheid, rechtop<br />
blijven is dus van belang. Te slappe, breekbare of slecht herstellende planten zijn<br />
ongeschikt voor het openbaar groen. De stevigheid van vaste planten is over het<br />
algemeen niet voldoende om betreding van het plantvak te verhinderen, maar<br />
hun aanwezigheid ontmoedigd dit wel. Echter zijn er soorten die sporadisch lichte<br />
betreding wel kunnen verdragen.<br />
Andere aandachtspunten zijn zwerfvuil en strooizout. Door de sierwaarde van<br />
vaste planten zal het weggooien van vuilnis worden ontmoedigd, maar dit<br />
geldt alleen als de gebruiksdruk van de plaats niet te hoog is. Het plaatsen van<br />
afvalbakken en het tijdig ledigen ervan kan een oplossing zijn. Aan de randen<br />
van wegen en paden is het belangrijk dat de planten tegen strooizout kunnen, dit<br />
is echter nog niet van alle planten bekend. Een vuistregel die wel gebruikt kan<br />
worden is dat wintergroene planten gevoeliger zijn dan bladverliezende soorten.<br />
Verder is het van belang om te kijken naar de giftigheid van een plant. Het gaat<br />
hierbij om alle onderdelen van de plant; bessen, bloemen en bladeren. In gebieden<br />
waar vaak kinderen komen, zoals vlakbij basisscholen of speeltuintjes, is het<br />
gevaar het grootst. Kinderen kunnen namelijk makkelijk plantonderdelen innemen<br />
of schade oplopen bij contact met de huid. Ook is het gebruik van giftige planten bij<br />
zorginstellingen ten zeerste af te raden. Het volledig uitsluiten van giftige planten is<br />
niet nodig. Midden op rotondes of op bedrijven terreinen is het niet zo noodzakelijk<br />
om op giftigheid te letten, maar helemaal zeker zijn kun je nooit!<br />
Een vak met vaste planten is pas voordelig wanneer deze zo’n 8 tot 10 jaar<br />
kan blijven staan. De laatste criteria waarnaar gekeken moet worden zijn<br />
winterhardheid, gezondheid en levensduur van de plant.<br />
4.4. <strong>Duurzame</strong> beplantingsconcepten<br />
In de vorige paragraaf is een behoorlijk aantal criteria gesteld waaraan de<br />
vaste planten voor het openbaar groen moeten voldoen. Om het een en ander<br />
makkelijker te maken zijn er kwekers die planten hebben geselecteerd op<br />
bruikbaarheid voor het openbaar groen, Griffioen en Lageschaar zijn hier twee<br />
voorbeelden van. Voor dit onderzoek licht ik de beplantingsconcepten van vaste<br />
plantenkwekerij Lageschaar toe.<br />
Lageschaar Vaste Planten is al meer dan 30 jaar een kwekerij in Aalten die een<br />
groot sortiment vaste planten kweekt. Momenteel wordt er op ruim vier hectare<br />
zo’n 1 miljoen planten gekweekt in ruim 1000 soorten. De vaste planten zijn<br />
geselecteerd op bruikbaarheid in het openbaar groen. Daarbij zijn ze steeds op<br />
zoek naar nieuwe, verbeterde soorten voor diverse toepassingsmogelijkheden.<br />
Sinds september 2010 heeft het bedrijf het Milieukeur certificaat behaald.<br />
36
Het ‘Fleur Robuste’ concept is eind jaren ’80 ontstaan. Het concept is ontwikkeld<br />
op vraag van openbare groenvoorzieners die een alternatief zochten voor het<br />
groen zonder kleur. Maar het moesten wel onkruid onderdrukkende soorten zijn<br />
zodat onderhoud tot een minimum kon worden beperkt. Fleur Robuste bestaat<br />
eigenlijk uit twee delen; enerzijds het geselecteerde sortiment, anderzijds de wijze<br />
van toepassen en beheren. Het plantmateriaal is geselecteerd op basis van de<br />
volgende criteria:<br />
• Sterke, goede groeiers die weinig last hebben van ziektes en voldoende<br />
winterhard zijn;<br />
• Maken vooral in het voorjaar veel bladmassa of zijn wintergroen;<br />
• Onderhoudsarm, betrouwbaar en vandalismebestendig;<br />
• Vormt na één jaar een gesloten vegetatie;<br />
• Woekert beschaafd en heeft geen uitzaai van betekenis.<br />
Verder is voor het Fleur Robuste concept van belang dat de plantvakken goed<br />
zijn voorbereidt, het planttijdstip juist is (evenals de methode), dat het ontwerp<br />
evenwichtig is en dat het plan deskundig wordt beheerd.<br />
7<br />
foto 7: Vakbeplanting volgens het Fleur Robuste concept.<br />
37
Het ‘Prairie Garden’ concept is voortgekomen uit het Fleur Robuuste concept. Ook<br />
dit concept is, al doet de naam wellicht anders vermoeden, eveneens fleurig. Het<br />
verschil met het Fleur Robuste concept zit hem ten eerste in het ontwerp. Bij het<br />
gebruik van prairieplanten wordt geen gebruik gemaakt van groepen met eenzelfde<br />
plant, maar komen de planten over de gehele oppervlakte terug in verschillende<br />
combinaties. Het geheel oogt hierdoor een stuk natuurlijker.<br />
De beplanting wordt opgebouwd met bollen, grassen, aspectplanten,<br />
begeleidingsplanten en enkele solitairen tezamen in een natuurlijk evenwicht. Deze<br />
combinatie van planten geeft zo’n 5 tot 6 keer per jaar een volledig ander beeld<br />
qua kleur en structuur waardoor de beleving wordt verhoogd en het plan het hele<br />
jaar aantrekkelijk is.<br />
Ten tweede zit het verschil in de criteria voor de beplantingen. Het zijn vitale en<br />
gezonde planten met een langdurige attractieve bloei. Bovendien hebben de<br />
planten een interessante structuur voor en na de bloei en zijn diepwortelend. Het<br />
extensieve onderhoud wordt mede bereikt door de bovenste laag die met 10 cm<br />
lavagrind wordt afgedekt, hierdoor heeft onkruid geen kans. Doordat de planten<br />
diep wortelen en het lavagrind voor een goede waterhuishouding zorgt, hebben<br />
zij geen last van droge zomers. Het onderhoud van een prairiebeplanting in<br />
vergelijking met een klassiek beplantingsplan vergt slechts een derde van de tijd.<br />
8<br />
foto 8: Beplanting volgens het Prairie Garden concept.<br />
38
Het derde concept is ‘Fleur Dansante’. Dit concept bestaat uit bodembedekkende<br />
vaste planten waartussen bollen en bloeiende vaste planten worden gezet. Ook bij<br />
dit concept geldt dat een maximale beleving wordt beoogt met een minimaal aan<br />
onderhoud. Door het toepassen van de juiste soorten werken de bodembedekkers<br />
onderdrukkend voor onkruid en bedekken bovendien het afstervende loof van de<br />
bollen. De bollen zorgen voor de vroege bloei in het voorjaar, de vaste planten voor<br />
de beleving in de zomer.<br />
9<br />
foto 9: Vakbeplanting volgens het Fleur Dansante concept.<br />
Deze drie concepten klinken als positief, maar ze kennen ook een paar nadelen.<br />
Ten eerste is de aanleg van een prairieborder duurder. Dit komt allereest door de<br />
tijd die het kost; door de toplaag van lava duurt de aanleg 9 minuten per vierkante<br />
meter langer dan de aanleg van een traditionele border. Ten tweede kost de<br />
prairieborder ongeveer 2,5 keer meer vanwege die toplaag.<br />
Het tweede nadeel is dat er vakkundig onderhoud moet worden gepleegd bij de<br />
drie concepten. Er is bij het onderhoud kennis nodig van de planten zodat enkel<br />
het onkruid wordt geplukt in plaats van de uitlopende vaste planten en dat er niet<br />
wordt geschoffeld bij vaste planten die zich vermeerderen door uitlopers. Verder is<br />
er in het voorjaar vrij weinig te beleven wanneer er wordt gekozen om geen bollen<br />
toe te passen.<br />
39
De drie beplantingsconcepten kennen een aantal voordelen en nadelen. Wie<br />
voor dergelijke concepten kiest, dient zich wel aan één gouden regel te houden;<br />
grootschalige toepassing is af te raden. Het is niet de bedoeling dat bestaande<br />
gazons, kruidachtige borders, heestervakken en dergelijke worden omgevormd.<br />
Dit is ten eerste niet bevorderend voor de biodiversiteit en is ten tweede ongunstig<br />
voor het wisselende beeld in de omgeving.<br />
4.5. Casus De Ploen-Zuid<br />
Om een duidelijker beeld te geven van een duurzaam beplantingsplan, volgt er nu<br />
een casus. De casus heeft betrekking op een stukje nieuwbouwwijk in Duiven. Het<br />
gaat om een beplantingsplan op de brink van één van de terpen. Bij de keuze van<br />
deze casus gaat het om een border die overal in het stedelijk gebied zou kunnen<br />
worden toegepast.<br />
In de huidige situatie ligt er in het centrum van de brink een verhoogd lapje<br />
gazon waarin enkele bomen worden gesitueerd en een zitelement. Vanuit de<br />
ontwerpgedachte komt er op elke terp een andere boomsoort te staan. Op de<br />
terp van deze casus komen iepen te staan en ik heb daarom voor Ulmus ‘New<br />
Horizon’ gekozen. Dit is een Amerikaanse kloon die zeer resistent is bevonden<br />
tegen iepenziekte. Het gazon zal worden gerealiseerd middels een zaadmengsel<br />
dat geschikt is voor speelgazon, immers zouden hier de allerkleinsten van de terp<br />
kunnen spelen.<br />
10<br />
foto 10: De bestaande situatie van een reeds gerealiseerde terp.<br />
Om de casus te testen op de duurzame beplantingsconcepten wordt er een tabel<br />
ingevuld, hierbij worden verschillende aspecten gewaardeerd. Naast dat dit voor<br />
het bestaande ontwerp wordt gedaan, worden ook de concepten van Lageschaar<br />
gewaardeerd.<br />
40
tabel 3: Het bestaande ontwerp vergeleken met de concepten van Lageschaar.<br />
41
Zoals te zien in de tabel valt als eerste het verschil in functie op. Het bestaande<br />
ontwerp leent zicht prima als speelgazon voor kinderen die nog in het zicht van<br />
de ouders moeten spelen. Bij de drie beplantingsconcepten van Lageschaar is<br />
er geen mogelijkheid tot spelen. Echter is er ook de kans dat het gazon in het<br />
bestaande ontwerp ongewenst zal worden gebruikt als hondenuitlaatplaats.<br />
Het bestaande ontwerp mag in verhouding tot de beplantingsconcepten van<br />
Lageschaar wel goedkoper zijn in aanleg, het onderhoud is juist weer duurder.<br />
Gazon moet al gauw zo’n 23x per seizoen worden gemaaid tegenover slechts<br />
1x afmaaien van de vaste planten. Daarbij is het maaien van het gazon in het<br />
huidige ontwerp een stuk lastiger door de aanwezige bomen. Zij creëren een ware<br />
hindernisbaan voor degene die maait. Dit kost extra arbeid omdat het gras rondom<br />
de bomen moet worden bijgemaaid met handgereedschap.<br />
Qua beeld scoort het huidige ontwerp minder. Enkel gazon en bomen zorgen nou<br />
niet bepaald voor een spectaculair beeld, daar zijn de beplantingsconcepten van<br />
Lageschaar wel voor geschikt. Echter geven de bomen wel de benodigde massa<br />
aan groen, zeker in de hoogte. Op het gebied van ecologische waarde scoort het<br />
huidige ontwerp ook minder, de biodiversiteit is bij de concepten van Lageschaar<br />
rijker.<br />
Kijkend naar stedelijke druk scoort het huidige ontwerp weer beter. Gazon<br />
heeft een zeer goed regeneratievermogen; het weerstaat betreding, kan tegen<br />
verdroging, kan tegen tijdelijke verdrinking en groeit lustig na onthoofding. De vaste<br />
planten zijn hier minder goed tegen bestand, zij verdragen sporadisch betreding.<br />
Wanneer kinderen spelen in de borders met vaste planten is het snel met de<br />
planten gedaan. Ook valt er wat te zeggen over de verwachtingen qua levensduur.<br />
Het bestaande ontwerp kan tientallen jaren meegaan als er de juiste bomen op de<br />
juiste plaats staan. Gemiddeld gaan de vaste planten ongeveer 10 jaar mee.<br />
Wie alle plusjes en minnetjes bij elkaar optelt, komt bij alle vier de ontwerpen op<br />
dezelfde score uit. Ik wilde met deze casus ook niet laten zien welk ontwerp beter<br />
zou zijn, maar dat het gaat om de keuzes die worden gemaakt. Wie kiest voor<br />
speelgelegenheid met een grote groenmassa op den duur, kan beter voor het<br />
bestaande ontwerp kiezen. Wie meer een meer aantrekkelijker beeld wil hebben<br />
en wil besparen op onderhoud, kan beter voor de concepten van Lageschaar<br />
kiezen.<br />
De keuzes hangen volledig af van het doel van het ontwerp, deze wordt<br />
bepaald door de context en waar men meer waarde aan hecht. Daarbij is deze<br />
casus slechts een klein deel van de wijk. Wanneer het bestaande ontwerp<br />
wordt gehandhaafd zal het aspect People hoger scoren, wanneer men voor de<br />
concepten van Lageschaar kiest zal het aspect Planet weer hoger scoren. Samen<br />
kunnen de verschillende invullingen van de buitenruimte zorgen voor een balans<br />
tussen People, Planet en Profit.<br />
42
11<br />
foto 11: Een impressie van de brink beplant volgens het Fleur Robuste concept.<br />
12<br />
foto 12: Een impressie van de brink beplant volgens het Prairie Garden concept.<br />
13<br />
foto 13: Een impressie van de brink beplant volgens het Fleur Dansante concept.<br />
43
Conclusies en aanbevelingen<br />
De centrale vraag van dit onderzoek is: Hoe wordt een duurzaam<br />
beplantingsplan in de openbare ruimte bereikt? Het antwoord hierop is echter<br />
in dit rapport niet volledig gegeven, dit komt door de afkadering van het onderzoek.<br />
Een beplantingsplan is pas echt duurzaam wanneer duurzaamheid in de hele<br />
keten zit. Maar wat verstaan we nou eigenlijk onder duurzaamheid?<br />
De definitie van duurzaamheid<br />
Het woord duurzaamheid heeft verschillende definities en is niet sluitend, het<br />
thema ontwikkelt zich steeds door. Het begrip is zelfs zoveel omvattend, dat het<br />
een verzamelbegrip is geworden dat niet erg duidelijk is. In het algemeen kan er<br />
gezegd worden dat duurzaamheid iets met tijdsduur te maken heeft: iets dat lang<br />
mee gaat. Daarbij wordt er naar de toekomst gekeken, we moeten de volgende<br />
generaties niet beperken in hun levensvoorzieningen.<br />
In 1997 introduceerde John Elkington het PPP-principe, hierbij wordt er aandacht<br />
geschonken aan People, Planet en Profit. Naast de focus op de planeet, wordt<br />
er ook gekeken naar de sociale en economische kant van het verhaal: het is<br />
namelijk niet de bedoeling om de wereld te redden terwijl je zelf ten onder gaat.<br />
Duurzaamheid wordt volgens Elkington dan ook bereikt wanneer People, Planet<br />
en Profit in balans zijn. Krijgt één P te veel aandacht, dan zullen de andere twee<br />
eronder lijden.<br />
Waarom men kiest voor duurzaamheid<br />
De reden waarom bedrijven kiezen om duurzaam bezig te zijn, is verschillend. Dit<br />
kan enerzijds gebaseerd zijn op idealen; klimaatverandering, milieuvervuiling en<br />
het uitputten van de aarde zijn daarbij de pijlers. Anderzijds is duurzaamheid een<br />
soort van ‘moeten’ geworden. Men verwacht dat bedrijven die duurzaamheid aan<br />
hun laars lappen, steeds meer opdrachten gaan mislopen omdat de vraag naar<br />
duurzaamheid stijgt. Dit komt mede door de voorbeeldfunctie die de overheid geeft.<br />
Maar of het nou idealen zijn of een kwestie van ‘moeten’, wie duurzaam bezig is<br />
zal zich beter kunnen profileren: duurzaamheid verkoopt!<br />
Hoe duurzaamheid wordt bereikt in de GWW-sector<br />
Duurzaamheid ontstaat met drie D’s; denken, doen en durven. Allereerst moet een<br />
visie op duurzaamheid worden gevormd. Als deze visie is bepaald moet men weten<br />
wat er gedaan moet worden om dit doel te halen. Als laatste is er de stap ‘durven’,<br />
zonder deze laatste komt duurzaamheid niet van de grond.<br />
Om duurzaamheid al aan het begin van de keten mee te nemen, start het thema<br />
al bij de randvoorwaarden waar criteria op het gebied van duurzaamheid worden<br />
bepaald. Agentschap NL heeft voor 45 productgroepen criteria opgesteld, waarvan<br />
er 15 groepen specifiek zijn voor de GWW-sector. Het CROW heeft de criteria die<br />
van toepassing zijn op de GWW-sector vertaald in RAW-teksten.<br />
44
De reacties op duurzaam inkopen<br />
Volgens menig deskundigen zijn de criteria die zijn opgesteld veel te simpel. Veel<br />
van de criteria zijn gebaseerd op reeds bestaande wetten en voegen weinig toe.<br />
Daarbij zijn tegenstanders van mening dat duurzaamheid een synoniem is voor<br />
duur. Het bestaansrecht van de criteria voor duurzaam inkopen heeft daardoor<br />
zelfs ter discussie gestaan in de Tweede Kamer.<br />
Echter moeten we ons realiseren dat het thema ‘duurzaam inkopen’ nog in de<br />
kinderschoenen staat. Het is dan ook meer dan logisch dat er na een jaar van<br />
praktijkervaring haken en ogen zijn ontdekt. Doorontwikkeling is dus van belang,<br />
het is zonde om te stoppen met waar we aan hebben gewerkt. En duurzaamheid is<br />
zéker geen synoniem voor duur, het is een investering in de toekomst die loont!<br />
Wat duurzaamheid betekent voor beplantingen<br />
In de ontwerpfase is het qua beplanting van belang om te kijken naar de<br />
beschikbare ruimte, dit met oog op de toekomst. Dit is vooral voor bomen vrij lastig<br />
aangezien het maaiveld in het stedelijk gebied vaak veranderd. Een investering in<br />
groeiplaatsverbetering voor bomen is dan ook geen overbodige luxe. Het kan bij<br />
de aanleg wel duurder zijn, op jaarlijkse basis teruggerekend is het verschil met het<br />
niet toepassen van groeiplaatsverbetering nihil.<br />
Hoe een plan duurzaam kan worden ingericht met beplantingen<br />
Een duurzaam beplantingsplan kan niet duurzaam worden gemaakt wanneer men<br />
geen duurzaam gekweekt plantmateriaal toepast. In de vakwereld zijn diverse<br />
kwekerijen bezig met het telen van milieuvriendelijk plantmateriaal, het aantal<br />
bedrijven dat gecertificeerd raakt voor het EKO-keurmerk of Milieukeur blijft<br />
groeien. Qua aanbod zijn we op het gebied van duurzaam gekweekte bomen op<br />
de goede weg, maar op het gebied van duurzaam gekweekte heesters en vaste<br />
planten is er nog een inhaalslag te maken.<br />
Het verkrijgen van duurzaam gekweekt plantmateriaal is het volgende punt.<br />
Het is namelijk niet toegestaan om het specifieke keurmerk in het bestek voor<br />
te schrijven. Dit zou kwekers die niet gecertificeerd zijn, maar wel aan de<br />
onderliggende criteria voldoen, uitsluiten. Het opnemen van de criteria voor<br />
duurzaam plantmateriaal, die de CROW heeft vertaald naar RAW-teksten, is<br />
dus wel toegestaan. Controle is daarbij wel van belang, het heeft geen zin om<br />
bijvoorbeeld biologisch plantmateriaal te bestellen als hierop vervolgens niet meer<br />
wordt gecontroleerd.<br />
Biodiversiteit is tevens een belangrijk thema bij duurzaamheid. Met name<br />
autochtoon plantmateriaal draagt zeer goed bij aan de biodiversiteit. Maar dit wil<br />
nog niet zeggen dat we maar beter autochtoon plantmateriaal kunnen inzetten.<br />
In het stedelijk gebied zijn uitheemse soorten vaak beter geschikt, autochtoon<br />
plantmateriaal leent zich dan ook vaak beter voor landschappelijke inrichting.<br />
45
Met vaste planten kunnen ook duurzame beplantingsplannen worden gemaakt.<br />
Tegenwoordig worden vaste planten weinig toegepast in de openbare ruimte. Dit<br />
komt door de reputatie die vaste planten hebben bij groenbeheerders. De soorten<br />
die toentertijd werden toegepast waren niet geschikt voor de openbare ruimte, ze<br />
waren zeer onderhoudsbehoeftig. Tegenwoordig zijn er selecties op de markt die<br />
wél geschikt zijn voor de openbare ruimte.<br />
De vaste planten die tegenwoordig geselecteerd zijn voor de openbare ruimte<br />
zijn niet meer zo onderhoudsbehoeftig. Ze worden bijvoorbeeld geselecteerd op<br />
de onderdrukkende werking op ongewenste kruiden, op sluitingssnelheid van het<br />
vak, stevigheid en gevoeligheid voor strooizout. Ook zijn er kwekers die duurzame<br />
beplantingsconcepten hebben ontwikkeld. Deze concepten zijn onderhoudsarm,<br />
bevorderend voor de biodiversiteit en geven een aantrekkelijk beeld het hele jaar<br />
door.<br />
Duurzaamheid in het bestek<br />
De volgende schakels in de keten die van belang zijn, zijn aanleg en<br />
onderhoud. Je bent namelijk niet duurzaam bezig wanneer de beplanting<br />
op een milieuonvriendelijke manier wordt aangeplant en/of het onderhoud<br />
milieuonvriendelijk geschiedt. Het is niet toegestaan om een aannemer te<br />
verplichten waarmee hij het werk uitvoert, echter is hij daar wel in te stimuleren.<br />
Deze stimulans uit zich in een gunning op basis van de economisch meest<br />
voordelige inschrijving (EMVI), een vorm van gunnen waarbij er naast de prijs ook<br />
wordt gekeken naar de kwaliteit.<br />
Bij het bestek kan dan een inschrijfleidraad worden meegeleverd waar de<br />
benodigde informatie betreffende de inschrijving, aanbesteding en gunning staat.<br />
In deze leidraad wordt dan om een plan van aanpak worden gevraagd met daarin<br />
ruimte voor toelichting door de aannemer op hoofdstukken als bijvoorbeeld<br />
‘brandstof’, ‘mobiele werktuigen’, ‘vrachtauto’, ‘bedrijfsauto’, ‘snoeiafval’, ‘social<br />
return’ en ‘innovatie’.<br />
Op deze manier is het toch mogelijk om de aannemer te stimuleren tot duurzaam<br />
werk. Daarbij is voor een geslaagde gunning op EMVI de weging van prijs en<br />
kwaliteit van belang. Een verhouding van 50-50 of 40% prijs en 60% kwaliteit is<br />
daarbij de sleutel tot succes. Wanneer kwaliteit voor een kleiner percentage dan<br />
40% meetelt, kun je net zo goed op laagste inschrijving gunnen, EMVI heeft dan<br />
geen zin meer.<br />
Ook bij een EMVI is controle in het werkveld van belang, maakt de aannemer de<br />
beloften van de inschrijving wel waar? En ook hier geldt dat de controle niet zo<br />
zeer moeilijk is, maar een kwestie van doen. Het is namelijk vrij eenvoudig om<br />
bijvoorbeeld de machines van de aannemer te controleren op kentekenplaat of<br />
chassisnummer.<br />
46
Slotconclusie<br />
Het is dus vrij lastig om een volledig en sluitend antwoord te geven op de<br />
centrale vraag. In dit onderzoek heb ik me gericht op enkele facetten die een<br />
beplantingsplan duurzaam maken. Een duurzaam beplantingsplan zit namelijk<br />
in de gehele keten; van kweekwijze tot onderhoud. Daarbij is het thema<br />
duurzaamheid en duurzaam groen inkopen nog lang niet uitontwikkeld.<br />
Voor mij persoonlijk wordt er bij een duurzaam beplantingsplan naast de gehele<br />
keten van kweekwijze tot onderhoud ook gekeken naar de balans tussen<br />
People, Planet en Profit. De gebruikswaarde is namelijk ook van belang;<br />
maken we een border met vaste planten voor de biodiversiteit, het beeld en<br />
de onderhoudsvriendelijkheid of maken we een gazon met wat bomen voor de<br />
speelgelegenheid? In die zin bestaat hét duurzame beplantingsplan dan ook niet,<br />
dit heeft de casus wel duidelijk gemaakt. Zo kan dus ook een gazon met bomen<br />
een duurzaam ontwerp zijn.<br />
Aanbevelingen<br />
Ik adviseer een ieder die met het thema ‘duurzaamheid’ bezig is, te blijven kijken<br />
naar de drie P’s. Het is van groot belang dat er een balans ontstaat tussen People,<br />
Planet en Profit. Wanneer deze balans niet wordt bereikt, is men niet duurzaam<br />
bezig: als één P meer aandacht krijgt dan de andere twee, zullen deze daaronder<br />
lijden.<br />
De criteria voor duurzaam inkopen staan nog in de kinderschoenen. Na een jaar<br />
in de praktijk te hebben gedraaid, is het logisch om de criteria te verbeteren en te<br />
actualiseren. Ik beveel dan ook aan om de criteria voor duurzaam inkopen niet van<br />
de baan te doen: duurzaamheid is een investering die loont!<br />
Qua beplantingen, en met name voor bomen, beveel ik aan om verder te kijken<br />
dan het kostenplaatje en te durven investeren in de toekomst; lange termijn denken<br />
heet dat. Een geschikte standplaats van cruciaal belang, de gouden regel voor elke<br />
plant is; de juiste plant op de juiste plaats.<br />
Ik beveel een ieder die beplantingsplannen maakt aan om de vaste plant in de<br />
openbare ruimte weer een kans te geven. Er zijn momenteel genoeg geschikte<br />
soorten voor het openbaar groen die kunnen worden toegepast in duurzame<br />
concepten. Een gouden regel hierbij is wel dat grootschalige toepassing is af<br />
te raden. Het is niet de bedoeling dat bestaande gazons, kruidachtige borders,<br />
heestervakken en dergelijke worden omgevormd. Dit is ten eerste niet bevorderend<br />
voor de biodiversiteit en is ten tweede ongunstig voor het wisselende beeld in de<br />
omgeving.<br />
Voor kwekerijen die vaste planten leveren, maar die nog niet duurzaam kweken,<br />
beveel ik aan om tóch bezig te gaan met een ommekeer om het aanbod aan<br />
duurzaam gekweekte vaste planten te vergroten. Ten eerste omdat onze ‘zorgen<br />
voor morgen’ (zoals milieuvervuiling) hedendaags niet meer genegeerd mogen<br />
worden.<br />
47
Ten tweede omdat duurzaam bezig zijn langzaamaan een soort van ‘moeten’<br />
wordt: bedrijven die duurzaamheid aan hun laars lappen zullen steeds meer<br />
opdrachten mislopen. Maar of het nou gaat om idealen of het gevoel van ‘moeten’,<br />
bedenk dat ‘wie duurzaam bezig is’ zich beter kan profileren: duurzaamheid<br />
verkoopt!<br />
Voor bestekschrijvers raad ik aan om te gunnen op de economisch meest<br />
voordelige inschrijving. Hierbij is het wel van belang dat duurzaamheid voldoende<br />
meetelt: 50-50 of 40% kwaliteit tegenover 60% prijs, is raadzaam. Wanneer<br />
kwaliteit minder zwaar meetelt, zal EMVI geen zin meer hebben. Daarnaast is<br />
het van belang om goed controle te houden op hetgeen dat wordt gevraagd in<br />
het bestek en wat de aannemer waarmaakt van zijn plan van aanpak. Het heeft<br />
namelijk geen zin om iets te omschrijven, als er vervolgens niet meer wordt<br />
gecontroleerd. Het is gewoon een kwestie van doen: bij bijvoorbeeld biologisch<br />
plantmateriaal moet het EKO-keurmerk staan op de bon, maar ook op een<br />
label aan de plant zelf en de machines van de aannemer zijn te controleren op<br />
kentekenplaat en chassisnummer.<br />
Het onderzoek wat ik heb gedaan is enkel een momentopname, het is maar de<br />
vraag waar we over een paar jaar staan. Zijn de criteria voor duurzaam inkopen<br />
aangepast, of zijn ze alsnog van de baan? Hoe zit het met het aanbod aan<br />
duurzaam gekweekt plantmateriaal? Hebben vaste planten een rentree gemaakt in<br />
het openbaar groen? Zijn er over een paar jaar andere innovaties op de markt qua<br />
duurzame beplantingen? Er zijn dus nog genoeg onderwerpen te onderzoeken die<br />
te maken hebben met het thema duurzaamheid.<br />
48
Boeken<br />
Titel: Stadsbomen Vademecum 2A<br />
Subtitel: Groeiplaatsaspecten<br />
Auteur: G. van Prooijen<br />
Uitgave: 2006<br />
Vakbladen<br />
Blad: Boomzorg<br />
Nummer: 2<br />
Uitgave: februari 2011<br />
Blad: Milieu Magazine<br />
Nummer: 3<br />
Uitgave: maart 2011<br />
Blad: Tuin en Landschap<br />
Nummer: 7A (special)<br />
Uitgave: april 2010<br />
Deskundigen<br />
Bronvermelding<br />
Naam: Robert van den Brink<br />
Functie: Hoofd afdeling Calculatie<br />
Organisatie: Koninklijke Ginkel Groep<br />
Naam: Martien Mantje<br />
Functie: Research & Development<br />
Organisatie: Ebben Boomkwekerijen<br />
Naam: Jan van Merriënboer<br />
Functie: Docent beplantingen<br />
Organisatie: Hogeschool Van Hall Larenstein<br />
Naam: Emiel Neefjes<br />
Functie: Werkvoorbereider<br />
Organisatie: Gemeente Nijmegen<br />
Naam: Lilian van Oosterhoudt<br />
Functie: Docent Realisatie Tuin- en Landschapsarchitectuur<br />
Organisatie: Hogeschool Van Hall Larenstein<br />
Naam: Arjen van Reden<br />
Functie: Adjunct-directeur<br />
Organisatie: SmitsRinsma<br />
50
Naam: Jan Gerard Schot<br />
Functie: Werkvoorbereider<br />
Organisatie: Gemeente Nijmegen<br />
Naam: Gerrit Jan Smits<br />
Functie: Groenadviseur<br />
Organisatie: SmitsRinsma<br />
Naam: Christian Vervoort<br />
Functie: Technisch medewerker<br />
Organisatie: MTD Landschapsarchitecten<br />
Rapporten, artikelen en overige publicaties<br />
Titel: (presentatie)<br />
Onderwerp: duurzame groeninkoop<br />
Bron: DLV Plant<br />
Titel: (presentatie)<br />
Onderwerp: duurzaamheid, milieukeur<br />
Bron: Ebben Boomkwekerijen<br />
Titel: Bioboom<br />
Subtitel: product informatie; blad 8<br />
Bron: Nationale Bomenbank<br />
Titel: Biologische bomenteelt<br />
Subtitel: een kwestie van vraag en aanbod<br />
Auteur: M. de Beuze<br />
Uitgave: 2005<br />
Bron: PPO<br />
Titel: Criteria voor duurzaam inkopen van groenvoorzieningen<br />
Auteur: onbekend<br />
Uitgave: 2010<br />
Bron: PIANOo<br />
Titel: De slag om milieukeurmerken<br />
Subtitel: duurzaam inkopen van bomen is moeilijker dan het lijkt!<br />
Auteur: K. Raats<br />
Uitgave: 2008<br />
Bron: Boomzorg<br />
Titel: Door de keurmerken het bos niet meer zien<br />
Subtitel: werkgroep wil orde scheppen in keurmerkenwanorde<br />
Auteur: H. van Iersel<br />
Uitgave: 2009<br />
Bron: Boomzorg<br />
51
Titel: Gelijke monniken, gelijke kappen<br />
Subtitel: verschillende keurmerken, gelijke behandeling<br />
Auteur: J. Janssen<br />
Uitgave: 2008<br />
Bron: Boomzorg<br />
Titel: Handreiking duurzaam inkopen en aanbesteden<br />
Auteur: onbekend<br />
Uitgave: 2005<br />
Bron: Rijksoverheid<br />
Titel: Prairiebeplanting<br />
Subtitel: voor in de achtertuin<br />
Auteurs: C. van Heertum, M. Kleyheeg<br />
Uitgave: 2011<br />
Bron: Hogeschool Van Hall Larenstein<br />
Titel: Prairietuinen<br />
Subtitel: een lust of een last voor de biodiversiteit?<br />
Auteurs: E. Fiers, M. Hermy<br />
Uitgave: 2009<br />
Bron: Katholieke Universiteit Leuven<br />
Titel: Specificeren van duurzaamheid<br />
Subtitel: deel 1 in de reeks: hoe specificeer je dat?<br />
Auteur: A. Visser<br />
Uitgave: 2011<br />
Bron: CROW<br />
Titel: Vaste planten in openbaar groen<br />
Subtitel: voor functionele en onderhoudsvriendelijke toepassingen<br />
Auteur: M. Hop<br />
Uitgave: 2011<br />
Bron: PPO<br />
Titel: Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen<br />
Subtitel: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten<br />
Auteurs: E. Fiers, M. Hermy<br />
Uitgave: 2009<br />
Bron: Katholieke Universiteit Leuven<br />
Websites<br />
bioKennis: http://www.biokennis.nl/<br />
Boomzorg: http://www.boomzorg.nl/home/<br />
Bronnen kwekerijen: http://www.bronnen.nl/<br />
CROW: http://www.crow.nl/<br />
De Kleine Aarde: http://www.dekleineaarde.nl/<br />
<strong>Duurzame</strong> Boomkwekers Nederland: http://www.duurzamebomen.nl/<br />
52
ECOstyle: http://www.ecostyle.be/<br />
Groenkeur: http://www.groenkeur.nl/<br />
Lageschaar vaste planten: http://www.lageschaar.nl/<br />
MPS: http://www.my-mps.com/<br />
Naktuinbouw: http://www.naktuinbouw.nl/<br />
Nationale Bomenbank: http://www.nationalebomenbank.nl/<br />
PIANOo: http://www.pianoo.nl/duurzaaminkopen<br />
Praktijkonderzoek Plant en Omgeving: http://www.ppo.wur.nl/NL/<br />
ProRail: http://www.prorail.nl<br />
Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/<br />
Stichting Milieukeur: http://www.smk.nl/<br />
Stichting Skal: http://www.skal.nl/<br />
Stichting Skal: http://www.eko-keurmerk.nl/<br />
Tuin en Landschap: http://www.tuinenlandschap.nl/<br />
Van Dale: http://www.vandale.nl/<br />
Vaste planten kwekerij Jan Spruyt - Van der Jeugd: http://www.vasteplant.be/<br />
Wellbewust Advies B.V.: http://www.wellbewust.nl/<br />
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina<br />
Beeldverantwoording<br />
voorkant foto: http://www.lageschaar.nl/<br />
titelpagina logo Ebben Boomkwekerijen: Ebben Boomkwekerijen<br />
titelpagina logo Koninklijke Ginkel Groep: Koninklijke Ginkel Groep<br />
titelpagina logo MTD Landschapsarchitecten: MTD Landschapsarchitecten<br />
titelpagina logo gemeente Nijmegen: http://www2.nijmegen.nl/<br />
titelpagina logo SmitsRinsma: SmitsRinsma<br />
titelpagina logo Van Hall-Larenstein: http://www.intranet.wur.nl/<br />
pagina 18 EKO-keurmerk: http://www.skal.nl/<br />
pagina 18 Europees EKO-keurmerk: http://www.skal.nl/<br />
pagina 18 Milieukeurmerk: http://www.smk.nl/<br />
pagina 19 MPS-keurmerk: http://www.my-mps.com/<br />
pagina 24 Groenkeur: http://www.groenkeur.nl/<br />
pagina 25 foto 1: Ebben Boomkwekerijen<br />
pagina 25 foto 2: Ebben Boomkwekerijen<br />
pagina 27 foto 3: eigen materiaal, gemaakt bij Ebben Boomkwekerijen<br />
pagina 27 foto 4: eigen materiaal, gemaakt bij Ebben Boomkwekerijen<br />
pagina 27 foto 5: Ebben Boomkwekerijen<br />
pagina 27 foto 6: Ebben Boomkwekerijen<br />
pagina 32 tabel 1: BTL Bomendienst (uit Tuin en Landschap 7A, 2010)<br />
pagina 34 tabel 2: Vaste planten in openbaar groen, M. Hop<br />
pagina 37 foto 7: http://www.lageschaar.nl/<br />
pagina 38 foto 8: http://www.vasteplant.be/<br />
pagina 39 foto 9: http://www.lageschaar.nl/<br />
pagina 40 foto 10: MTD Landschapsarchitecten<br />
pagina 41 tabel 3: eigen materiaal<br />
pagina 43 foto 11: eigen bewerking<br />
pagina 43 foto 12: eigen bewerking<br />
pagina 43 foto 13: eigen bewerking<br />
53
51.01 BEGRIPPEN GROENVOORZIENING<br />
51.01.01 Algemeen<br />
Bijlage 1: RAW-teksten<br />
01 Onder boomkwekerijproducten wordt verstaan: bos- en haagplantsoen, laanen<br />
parkbomen, vruchtbomen en –onderstammen, rozenstruiken, sierconiferen,<br />
sierheesters, klimplanten en vaste planten.<br />
51.06 BOUWSTOFFEN GROENVOORZIENING<br />
51.06.01 Plantmateriaal<br />
01 Bij ten minste 75% van de te leveren boomkwekerijproducten, vastgesteld op<br />
basis van de aankoopsom, zijn bij de teelt alleen gewasbeschermingsmiddelen<br />
gebruikt zoals vermeld in Bijlage 1A ‘Gewasbeschermingmiddelen bij<br />
boomkwekerijgewassen’ en toegepast volgens de in die bijlage opgenomen<br />
aanwijzingen en maximale doseringen. Daarnaast mogen alle biologische<br />
middelen gebruikt zijn die door het College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen<br />
en Biociden zijn toegelaten, evenals de middelen die vermeld staan in de Regeling<br />
Uitzondering Gewasbeschermingsmiddelen. Bijlage 1A is onderdeel van het<br />
‘Criteriadocument Groenvoorzieningen’ van AgentschapNL en verkrijgbaar via de<br />
website www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen/criteria.<br />
02 Bij ten minste 75% van de te leveren boomkwekerijproducten, vastgesteld<br />
op basis van de aankoopsom, zijn voor de bemesting, met uitzondering van<br />
containerteelt, de volgende gebruiksnormen gehanteerd:<br />
• dierlijke mest: maximaal 170 kg N/ha.<br />
• fosfaat: maximaal 85 kg/ha voor het totaal van dierlijke mest, kunstmest en<br />
overige meststoffen.<br />
• stikstof volgens de navolgende tabel (voor zand- en kleigrond)<br />
Gewas Maximum aantal kg/ha<br />
Laanbomen: onderstammen 40<br />
Laanbomen: spillen 90<br />
Laanbomen opzetters 115<br />
Sierheesters 75<br />
Coniferen 80<br />
Rozen (incl. zaailingen, onderstammen) 70<br />
Bos- en haagplantsoen 95<br />
Vaste planten 175<br />
Vruchtbomen: onderstammen 30<br />
Vruchtbomen: moerbomen 110<br />
Vruchtbomen klei 135<br />
Vruchtbomen zand, löss en veen 105<br />
Trek- en besheesters 80<br />
Snijgroen 95<br />
Ericaceae 70<br />
Buxus 95<br />
54
51.02 EISEN EN UITVOERING GROENVOORZIENING<br />
51.02.40 Gebruik van meststoffen<br />
01 Het toepassen van organische meststoffen of kunstmeststoffen is niet<br />
toegestaan.<br />
51.02.41 Gebruik van gewasbeschermings- en gewasbestrijdingsmiddelen<br />
01 Het gebruik van chemische gewasbeschermings- en gewasbestrijdingsmiddelen<br />
is niet toegestaan, tenzij in de volgende gevallen met toestemming van de directie.<br />
• Bestrijding van de Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum) in of nabij<br />
intensief gebruikte groenvoorzieningen, zoals een speelplaats;<br />
• Bestrijding van het wortelonkruid Kweek (Elytriga repens) in geval van<br />
onkruidexplosie waarbij totale gronduitwisseling of langdurig afdekken de enige<br />
alternatieve bestrijdingsmethoden zouden zijn;<br />
• Bestrijding van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en Amerikaanse eik<br />
(Quercus rubra) in geval van hoge plaagdruk;<br />
• Behandeling stobben van door iepziekte aangetaste iepen en opslag van<br />
veldiepen;<br />
• Bestrijding van breedbladige onkruiden op traditioneel beheerde sportvelden;<br />
• Bestrijding van de eikenprocessierups (Thaumetopoeca processionea) in geval<br />
van (verwachte) overlast en risico voor de volksgezondheid.<br />
Bron: http://www.crow.nl/<br />
55
Bijlage 2: Milieukeur<br />
* De onderstaande lijst is opgenomen gedurende dit onderzoek, deze lijst bevat dus niet<br />
bedrijven die in een later stadium zijn gecertificeerd!<br />
Bart Faassen Tegelen B.V.<br />
Bonte Hoek Kwekerijen B.V.<br />
Boomkwekerij de Batterijen<br />
Boomkwekerij Gebr. Vd Berk b.v.<br />
Boomkwekerij Geert van Iersel vof<br />
Boomkwekerij Johan van Overbeek<br />
Boomkwekerij Klanderman VOF<br />
Boomkwekerij Kuppens<br />
Boomkwekerij Maarten van Overbeek<br />
Boomkwekerij Meerstraat<br />
Boomkwekerij P. Hanekamp B.V.<br />
Boomkwekerij P.M. de Jong<br />
Boomkwekerij Rendering B.V.<br />
Boomkwekerij Sjef Frijnts en Zoon<br />
Boomkwekerij ten Elsen<br />
Boomkwekerij Theo Westerveld<br />
Boomkwekerij van den Berk BV<br />
Boomkwekers Udenhout B.V.<br />
Boot & Co Boomkwekerijen BV - Boskoop<br />
Boot & Co Boomkwekerijen BV - Zundert<br />
Darthuizer B.V.<br />
De Jong van Laarhoven B.V. - Boomkwekerij<br />
De Spankert - Boomkwekerij<br />
Domen en Zn.; Chr.<br />
Ebben (André Ebben Boomteelt BV)<br />
Ebben (Boomkwekerij Ebben B.V.)<br />
Esch B.V.; J. van<br />
Flora Nova Handelskwekerij B.V.<br />
Gebr. H. & P. van den Salm<br />
Handelskwekerij Hollandia<br />
Heidelust BV<br />
Jac Verschuren-Pechtold bv<br />
Jos Frijns en Zn. B.V.<br />
Lageschaar Vaste Planten<br />
M. van den Oever & Zonen BV<br />
M.F. van Kempen & Zn BV<br />
Maarse en Zn. B.V., J.D.<br />
Maasplant B.V.<br />
Mart van Dijk boomkwekerij<br />
Michels - Classens laanboomkwekerij<br />
Monique Jurrius Laanbomen<br />
Ton van den Oever Boomkwekerijen<br />
Tonsel Boomkwekerijen<br />
Van den Berk BV St.Michelsgestel<br />
Wencop kwekerijen<br />
Bron: http://www.smk.nl/<br />
56
Bijlage 3: interview G. de Bruijn<br />
“Gelukkig moet de overheid duurzaam inkopen”<br />
Gerwin de Bruijn, teeltchef van Ebben uit het Brabantse Cuijk, is verheugd dat de<br />
criteria voor boomkwekerijproducten, toepassing van meststoffen en bestrijding van<br />
ziekten en plagen toch weer in de categorie eisen van de Nederlandse overheid voor<br />
de inkoop van boomkwekerijproducten zijn opgenomen. Dat waren de criteria al,<br />
maar in de zomer van 2009 verloren ze plotsklaps hun verplichtende karakter, na een<br />
herziening door het ministerie van VROM. Zo waren de criteria van ‘minimumeisen’<br />
afgezwakt naar ‘gunningcriteria (wensen)’.<br />
Herziening<br />
“Voor ons was het zeer verwarrend toen we hoorden dat de minimumeisen ineens<br />
werden omgezet naar gunningcriteria”, zegt Gerwin de Bruijn. Hij stelt dat Ebben veel<br />
heeft geïnvesteerd in Milieukeur. “Toen het ministerie aankondigde dat de overheid<br />
duurzaam moest gaan inkopen, hebben wij daar samen met de vereniging <strong>Duurzame</strong><br />
Boomkwekers Nederland op ingespeeld. Dat de eisen ineens wensen werden was<br />
voor ons als bedrijf en sector verwarrend. Maar voor gemeenten evenzo, lijkt me. We<br />
vonden de herziening niet op zijn plaats en waren het er niet mee eens”, zegt hij. Ook<br />
branchevereniging VHG heeft zich, net als de vereniging <strong>Duurzame</strong> Boomkwekers<br />
Nederland, hard gemaakt om de herziening terug te draaien. “Gelukkig is onze wens<br />
gehonoreerd.”<br />
Investeren<br />
“Veel bedrijven in onze branche werken duurzaam”, weet De Bruijn. “Daar wilden we<br />
niet bij achterblijven. Ook wij beseffen dat je bewust moet omgaan met het milieu en<br />
dat duurzaam werken goed is voor het product én de natuur. En natuurlijk heeft het<br />
behalen van het Milieukeur-certificaat een commerciële reden: we stralen graag uit dat<br />
we milieubewust zijn. Daarnaast is de overheid verplicht om duurzaam in te kopen.”<br />
Ebben heeft het Milieukeur in september vorig jaar gehaald en werkt nu een vol jaar<br />
onder de gestelde eisen. “We hebben behoorlijk geïnvesteerd”, zegt De Bruijn. “Vooral<br />
het gewasbeschermingsgebruik hebben we flink verminderd. Daarvoor hebben we veel<br />
grasbanen tussen de bomen aangelegd. De factor arbeid is behoorlijk toegenomen,<br />
maar dat kun je weer afstrepen tegen de dure bestrijdingsmiddelen.”<br />
De meeste tijd en energie zit in het registreren van de werkzaamheden. “We<br />
werken met een programma waarin we kunnen zien hoeveel bemesting en<br />
bestrijdingsmiddelen op welk perceel worden toegepast. Hierdoor blijven we binnen<br />
de gestelde normen”, zegt De Bruijn. “Verder werken we met bloemenmengsels die<br />
bepaalde goede insecten aantrekken en de slechte te lijf gaan.”<br />
Promotie<br />
Ebben is absoluut van plan om Milieukeur te gebruiken in promotie en communicatie.<br />
“Onze vertegenwoordigers zullen zeker niet nalaten om te wijzen op onze certificering<br />
en het lijkt me een logische stap om ‘Milieukeur’ ook terug te laten komen op de<br />
website en in onze <strong>folder</strong>s”, aldus De Bruijn. “Kwekers staan nog wel eens negatief te<br />
boek als het gaat om het milieu: dan is Milieukeur een goed bewijs dat het anders kan.”<br />
Bron: Ebben Boomkwekerijen<br />
57<br />
Maart, 2010
Bron: gemeente Nijmegen<br />
Bijlage 4: bijlage 15a<br />
58