Noordzee-weekdieren: Gastropoda - Strandvondsten
Noordzee-weekdieren: Gastropoda - Strandvondsten
Noordzee-weekdieren: Gastropoda - Strandvondsten
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Afb. 44. Littorina saxatilis „ecoforma" tenebrosa.<br />
Voor- en achterzijde. 5 x vergroot.<br />
Recent onderzoek (Janson, 1985) heeft op<br />
grond van morfologische en genetische analyse<br />
aangetoond dat L.rudis (Maton, 1797) en L.saxa-<br />
tilis (Olivi, 1792) als synoniemen beschouwd<br />
moeten worden. Eveneens werd aangetoond<br />
(Janson en Ward, 1985) dat L.tenebrosa (Monta-<br />
gu, 1803) niet als aparte soort gezien kan worden.<br />
Door een groot aanpassingsvermogen is<br />
L.saxatiiis in staat de meest uiteenlopende habi-<br />
tats te bewonen. Op grond van met name de<br />
schelpvorm kunnen we in de verschillende habi-<br />
tattypen verscheidene „eco-vormen" onderscheiden.<br />
Janson en Ward (1985) stellen voor<br />
van „ecotypes” of „ecomorphs” te spreken.<br />
„Ecotype" is een analoge term uit de plantkunde<br />
en „ecomorph" is een in dit verband eerder<br />
gebruikte term (o.a. Fretter & Graham, 1980).<br />
Om de Nederlandse terminologie niet met een<br />
nieuw vreemd woord te belasten wordt hier in dit<br />
verband gesproken van „ecoforma", al moeten<br />
we ons realiseren dat deze term taxonomisch<br />
gezien van groter belang is dan de aanduiding<br />
„forma” . Voorlopig lijkt het juister ons van de<br />
neutrale term „ecoforma" te bedienen. De beslissing<br />
omtrent taxonomische status en de te hanteren<br />
term zal uiteindelijk bij de nomenclatuur-<br />
commissie liggen.<br />
Afb. 45 Originele afbeelding van Turbo saxatilis<br />
zoals Olivi hem in 1792 noemde.<br />
„ecoforma" saxatilis<br />
De vrij slanke schelp van saxatilis heeft slechts<br />
4 windingen, bij een hoogte van 10 mm. Sculptuur<br />
indien aanwezig bestaat uit min of meer<br />
kantige, symmetrische spiraalrichels. Verhoudingsgewijs<br />
lichte schelp met een grote, donker<br />
gekleurde mondopening. Mondrand dun en aan<br />
de spilzijde nauwelijks omgeslagen.<br />
Variabel van kleur, wit, grijs, of bruinachtig, vaak<br />
met afwisselende patroontjes van vlekjes en/of<br />
lijntjes.<br />
Het dier heeft een grotere voet als rudis. Deze<br />
vorm leeft hoog in het littoraal, meestal op verti-<br />
kale, vrij sterk geëxponeerde wanden, in spleten<br />
en gaten in de Pelvetia-zone en hoger tot in de<br />
korstmoszone.<br />
„ecoforma” rudis<br />
De doorgaans stevige schelp van rudis heeft<br />
5 windingen bij een hoogte van 10 mm. De altijd<br />
aanwezige spiraalsculptuur bestaat uit groeven<br />
en asymetrische richels (dwarsdoorsnede). In<br />
bovenaanzicht zijn de dwarsdoorsneden volgens<br />
de lijnen mondrand-top-schelprand en de<br />
haaks daarop staande gelijk in lengte.<br />
De mondrand is vooral aan de onderrand vrij<br />
vita marina zeebiologische dokumentatie m ei-juni1987 noordzee<strong>weekdieren</strong>