21.09.2013 Views

Download PDF (Dutch) - Future Ideas

Download PDF (Dutch) - Future Ideas

Download PDF (Dutch) - Future Ideas

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Fosfor runoff management<br />

Een reflectie op het hele innovatiesysteem<br />

Afstudeerscriptie ESS-80836<br />

September 2011<br />

Wageningen Universiteit<br />

Student: Carli Aulich<br />

Registratie no: 610702-021-020<br />

Programma: MSc Hydrology and Water Quality<br />

Specialisatie: D – Integrated Water Management<br />

Supervisor: Erik van Slobbe


“We moeten elkaar willen verstaan om elkaar te kunnen begrijpen ”<br />

Dolf Jansen in de cabaret voorstelling<br />

“Altijd verder; een kritische beschouwing van een hardloper”


Voorwoord<br />

Het voorliggende rapport over het innovatiesysteem rondom ‘de snelle P-route’ [zoals we de<br />

transportroute ‘oppervlakkige afspoeling’ in het dagelijks gebruik noemden] is geschreven als<br />

laatste onderdeel om mijn MSc-studie Hydrologie en Waterkwaliteit te voltooien.<br />

Toen ik eind 2007 in Wageningen kwam kijken of het voor mij mogelijk zou zijn om mijn, in het<br />

verleden reeds goedgekeurde, vrij doctoraal af te maken of om een Masterstudie te doen, was ik<br />

geheel gefocussed op transport van chemische stoffen in [grond-]water. Ik heb me echter laten<br />

verleiden door mijn honger naar kennis en het aanbod van vakken, die op het raakvlak lagen van<br />

de bèta-wetenschap water en de wereld eromheen, en het in een groter geheel plaatsten<br />

[sustainable watershed management, water governance en environmental systems analysis]. Zo<br />

ben ik uiteindelijk –tot mijn volledige tevredenheid - terecht gekomen bij de specialisatie<br />

Integraal Waterbeheer.<br />

Bij het zoeken naar en het afbakenen van het afstudeeronderwerp was weer mijn brede<br />

interesse het struikelblok; de enige focus was dat het iets met ‘waterkwaliteit’ te maken moest<br />

hebben. De zoektocht naar het compromis tussen ‘het is te breed; je moet paaltjes slaan’ en<br />

mijn idee van ‘ik moet het toch integraal bekijken’ heb ik soms als erg verwarrend ervaren.<br />

De ideale combinatie van waterkwaliteit, platteland, en meerdere aspecten van een complex<br />

probleem bekijken, heb ik uiteindelijk gevonden in dit afstudeeronderzoek. De theorie over de<br />

structuur en de dynamiek van innovatiesystemen heeft mij de nodige afbakening gegeven.<br />

Tijdens het onderzoek heb ik een grote hoeveelheid en diversiteit aan bronnen gebruikt om een<br />

beeld te krijgen van de actoren, netwerken en ontwikkelingen rond fosforemissies vanuit de<br />

landbouw en de [on-]mogelijkheden om fosforbindende materialen als maatregel in te zetten.<br />

Dit sluit echter niet uit dat er soms generalisaties gemaakt zijn of dat mijn waarnemingen niet<br />

geheel objectief en nieuw zijn. Zo is de visie van enkele agrarisch ondernemers geenszins een<br />

afspiegeling van ‘de groep agrarisch ondernemers’; het is nooit de bedoeling geweest om een<br />

statistisch verantwoorde steekproef te doen. “De landbouw is een veelkoppig monster” zoals<br />

een van de geïnterviewde actoren het omschreef. Zelfs het Departement<br />

Omgevingswetenschappen, waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd, is geen neutrale<br />

waarnemer aangezien ze zelf betrokken zijn bij het KRW-IP project “Terugdringing<br />

fosfaatafspoeling van boerenland” wat een prominente rol heeft gespeeld bij mijn onderzoek.<br />

Desalniettemin hoop ik dat mijn empirische bevindingen in dit onderzoek, gestructureerd door<br />

de theorie, bij kunnen dragen aan de [kennis over] diffusie van innovaties in de landbouw om de<br />

KRW-doelen te behalen en in het bijzonder het gebruik van fosfaatbindende materialen.<br />

Ik wil hierbij Erik van Slobbe bedanken voor zijn begeleiding tijdens dit afstudeeronderzoek; hij<br />

vervulde hierin een dubbelrol aangezien hij ook projectleider was van één van de betrokken<br />

KRW-IP projecten. Speciale dank gaat uit naar alle mensen, die aan dit onderzoek hebben<br />

bijgedragen, door een deel van hun tijd aan mij te geven voor een interview. Ik was bijzonder blij<br />

en verrast met de openhartigheid, waarmee ze hun visies met mij deelden, en het geduld<br />

waarmee ze mij wegwijs maakten in een deels voor mij nieuwe wereld.<br />

Verder wil ik mijn vrienden Anita, Joadri en Maarten bedanken voor hun inbreng tijdens<br />

algemene brainstorm-sessies of juist met betrekking tot heel specifieke vakkennis.<br />

‘Last but not least’ wil ik mijn man Raymond Jacobs en mijn zoons Niels en Timo bedanken voor<br />

hun begrip voor de tijd en aandacht, die zij moesten ontberen, als ik aan het werk was voor mijn<br />

studie.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 1


Page 2 Innovatiesysteemanalyse


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord .................................................................................................................................. 1<br />

Summary English ......................................................................................................................... 5<br />

Samenvatting .............................................................................................................................. 7<br />

Afkortingen ................................................................................................................................. 9<br />

1 Introductie ........................................................................................................................ 11<br />

1.1 Achtergrond............................................................................................................... 11<br />

1.1.1 Huidige situatie betreffende fosfaat in het milieu .............................................. 11<br />

1.1.2 Transportroutes en mogelijke manieren om hierop in te grijpen ........................ 13<br />

1.1.3 KRW Innovatieprogramma ................................................................................. 15<br />

1.2 Probleemstelling ........................................................................................................ 16<br />

1.3 Doelstelling ................................................................................................................ 16<br />

1.4 Leeswijzer .................................................................................................................. 16<br />

2 Theoretisch kader .............................................................................................................. 19<br />

2.1 Innovatiesysteem benadering .................................................................................... 19<br />

2.2 [Sociale] Netwerk Analyse .......................................................................................... 20<br />

2.3 Dynamiek van het innovatiesysteem .......................................................................... 23<br />

3 Onderzoeksmethode ......................................................................................................... 29<br />

3.1 Conceptueel kader ..................................................................................................... 29<br />

3.2 Afbakening van de systeemgrenzen ........................................................................... 30<br />

3.3 Onderzoeksvragen ..................................................................................................... 32<br />

3.4 Dataverzameling ........................................................................................................ 33<br />

3.4.1 Interviews .......................................................................................................... 33<br />

3.4.2 Observaties ........................................................................................................ 35<br />

3.4.3 Literatuur onderzoek .......................................................................................... 36<br />

3.5 Innovatiesysteemanalyse ........................................................................................... 37<br />

3.5.1 Structuurcomponenten ...................................................................................... 37<br />

3.5.2 Dynamiek ........................................................................................................... 37<br />

4 Actoren en hun percepties ................................................................................................ 39<br />

4.1 Actoren, die een rol [zouden kunnen] spelen in het TIS .............................................. 39<br />

4.2 Percepties van de actoren .......................................................................................... 43<br />

4.2.1 Fosforproblematiek ............................................................................................ 43<br />

4.2.2 Wie is verantwoordelijk voor welke actie?.......................................................... 45<br />

4.2.3 De rol van oppervlakkige afspoeling ................................................................... 46<br />

4.2.4 Ijzerhoudende verbindingen voor P-reductie [status innovatie] .......................... 47<br />

4.2.5 Andere maatregelen .......................................................................................... 48<br />

5 Fosfaatbindende materialen en toepassingen.................................................................... 52<br />

5.1 IJzer ........................................................................................................................... 53<br />

5.1.1 Gesynthetiseerd ijzerhydroxide .......................................................................... 53<br />

5.1.2 Reststof drinkwaterproductie ............................................................................. 53<br />

5.1.3 FerroSorp® ........................................................................................................ 55<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 3


5.1.4 Nieuwe mogelijkheden? ..................................................................................... 57<br />

5.2 Phoslock® .................................................................................................................. 59<br />

5.3 Overige fosfaatbindende materialen .......................................................................... 61<br />

5.4 Toepassingsmogelijkheden voor ijzerhoudend materiaal ............................................ 62<br />

5.4.1 In waterdoorlatende zakken ............................................................................... 63<br />

5.4.2 Los uitgestrooid [op de akkerrand] ..................................................................... 65<br />

5.4.3 In een sleuf op de akkerrand .............................................................................. 66<br />

5.4.4 In of om drainagebuizen ..................................................................................... 68<br />

5.4.5 Hergebruiken of afvoeren ? ................................................................................ 68<br />

6 Actor Netwerken ............................................................................................................... 74<br />

6.1 Huidige vormen van samenwerking ............................................................................ 74<br />

6.1.1 Samenwerken in projecten ................................................................................. 74<br />

6.1.2 Andere vormen van samenwerking; arena’s ....................................................... 79<br />

6.2 Socio-technische systeem volgens Geels .................................................................... 85<br />

7 Instituties .......................................................................................................................... 88<br />

7.1 Water......................................................................................................................... 88<br />

7.2 Bodem ....................................................................................................................... 90<br />

7.3 Afvalstoffen ............................................................................................................... 93<br />

7.4 Meststoffen ............................................................................................................... 96<br />

7.5 Voedselveiligheid ....................................................................................................... 97<br />

7.6 Afnemers Groothandel Detailhandel .......................................................................... 99<br />

8 De functies van het innovatiesysteem .............................................................................. 102<br />

8.1 Experimenteren door ondernemers ......................................................................... 102<br />

8.2 Kennisontwikkeling .................................................................................................. 103<br />

8.3 Kennisuitwisseling in netwerken .............................................................................. 105<br />

8.4 Richting geven aan het zoekproces ........................................................................... 108<br />

8.5 Creëren van markten ............................................................................................... 111<br />

8.6 Mobiliseren van middelen ........................................................................................ 113<br />

8.7 Tegenspel bieden aan weerstand ............................................................................. 115<br />

9 Analyse ............................................................................................................................ 116<br />

9.1 De structuur van het TIS “fosfor run-off management”: de foto ............................... 116<br />

9.2 Dynamiek van TIS “fosfor run-off management”: het proces .................................... 130<br />

10 Discussie ...................................................................................................................... 134<br />

11 Conclusies .................................................................................................................... 140<br />

11.1 Huidige toestand van het TIS: de foto ....................................................................... 140<br />

11.2 Dynamiek van het TIS “fosfor runoff management”: het proces ............................... 142<br />

11.3 Onderzoeksmethode ................................................................................................ 143<br />

12 Aanbevelingen ............................................................................................................. 144<br />

Referenties .............................................................................................................................. 148<br />

Bijlagen ................................................................................................................................... 158<br />

Page 4 Innovatiesysteemanalyse


Summary English<br />

One of the objectives of the Water Framework Directive [WFD] is to achieve 'good ecological<br />

status' in surface water bodies. The relatively high concentrations of phosphorus in surface<br />

water are a limiting factor; despite the planned manure policy, 40-50% of the ditches and<br />

streams will probably not meet the target concentrations in 2027. Therefore, the government<br />

created a "WFD Innovationprogramme" to facilitate research into cost-effective innovations<br />

with which the standard could be achieved.<br />

Two projects from this WFD Innovation programme concern [measures with regard to] surface<br />

runoff. For a long time, the theory was adopted that the route of phosphate to the surface water<br />

was mainly through leaching from the soil. Only recently, research has shown that surface runoff<br />

could explain 10 to 70% of the load in surface water. It is possible that a reduction in phosphorus<br />

emissions can be achieved relatively easy and inexpensive by taking action on this transport<br />

route. A third project explores the extent to which iron-containing materials are suitable for<br />

adsorbing phosphate.<br />

This research project is an exploration of the technological innovation system [TIS] "phosphorus<br />

run-off management" in the Netherlands. It includes both the knowledge of the importance of<br />

this rapid transport route in the phosphorus load, and the possible measures against phosphorus<br />

emissions from surface run-off. The focus of this study is on the use of ferrous material as a<br />

measure for the reduction of phosphorus emissions.<br />

It is known that the diffusion of innovations is often difficult. More reflection on the entire<br />

innovation system is necessary. To obtain a complete picture of the TIS, it is described in various<br />

ways. With the innovation system approach, a snapshot of the innovation system is created,<br />

involving all elements of the TIS; actors, technology, actor networks and institutions are<br />

identified. Several aspects of the network [density and structure] are analyzed using insights<br />

from [social] network theory. To gain more insight into the development phase at this moment<br />

and what developments are currently needed for the innovation to continue to develop, an<br />

approach is used, which focuses on the processes that are important for well performing<br />

innovation systems. The diagnostic tool to describe the dynamics, is that of the seven innovation<br />

system functions.<br />

To examine the TIS, a large number of actors in the innovation system is interviewed:<br />

government, research institutes, suppliers and manufacturers, intermediate infrastructure, and<br />

potential users. The resulting data were combined with observations, literature review and<br />

insights from the above theories. The main findings of the study are shown below.<br />

Most actors consider phosphate as an essential nutrient, not immediately as an<br />

environmental problem. In general, when choosing measures that could reduce the runoff<br />

of phosphate, measures that ensure a “good soil structure” to facilitate infiltration are<br />

preferred, because the aim is also to have the phosphate available for the plant.<br />

Especially the scientists and the ZLTO are active actors in the TIS “phosphorus runoff<br />

management”; drinking water companies and Hego-Biotech, farmers and waterboards are<br />

involved as suppliers of ferrous materials or as sounding board. Consultancy Arcadis<br />

represents the intermediate infrastructure. The government plays a facilitating role by<br />

providing grants for the projects and in “Kennis moet stromen”. Education, agricultural<br />

advice and agribusiness, and nature and environmental organizations are not represented.<br />

The government had the ambition that in the course of 2012 the knowledge of the projects<br />

would have been spread to the end-users. This ambition may be too high. In this TIS the<br />

necessary knowledge has to be divided into three types:<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 5


I. Knowledge about the proportion of surface runoff in the P emissions to surface<br />

water.<br />

II. Knowledge of the adsorption capacity and permeability of ferrous materials.<br />

III. Knowledge about and use of ferrous material for phosphate binding in practice.<br />

There is still not enough knowledge of both surface runoff [I] and phosphate binders [III]<br />

available to farmers, yard-entrants and green education. Also with the technology itself,<br />

there still are questions on the duration of the functioning, the availability of the material<br />

and the permeability of the “iron bags” in slots or ditches *II+.<br />

There is cooperation especially between the surface water network and the agricultural<br />

network. Despite the high density of these relationships, the diffusion of innovations<br />

appears to be difficult. In the TIS at issue, the drinking water network and the green<br />

education should be involved more. For further distribution of the knowledge on and the<br />

use of these innovative measures within the agricultural network, more actors from the<br />

agricultural advice sector and agribusiness should be involved. Suitable arenas for this are<br />

“winter readings” in study groups and LTO departments.<br />

The Soil Quality Decree and the requirements of buyers of agricultural products could<br />

potentially pose an obstacle to the use of iron-containing material in or on the ground. This<br />

requires further [legal] research.<br />

Opportunities for the development of the innovation are the registration of the residues<br />

from drinking water production as a by-product *rather than “waste’+ and going through the<br />

protocol of the Committee of Experts on the Fertilizers Act, in order to be allowed to add<br />

the used material to manure; both are important for the acceptance of the material.<br />

Possibly under the ‘duty of care’ in the LOTV/Activities Decision, the use of “Iron bags” can<br />

become required as a precautionary measure when digging slots to remove excess water.<br />

Most of the activities in the TIS “phosphorus runoff management” fall within the innovation<br />

functions “Knowledge development”, “Knowledge diffusion through networks”, “Guidance<br />

of the search” and “Resource mobilization”. Only the manufacturer P.U.S and Hego-Biotech,<br />

supplier of the commercial ferrous material FerroSorp® play a role in the function<br />

“Entrepreneurial activities”. So, the development phase the investigated TIS currently is in,<br />

can be characterized as “the Knowledge Engine”.<br />

To use phosphate-binding materials, it is important that further funding becomes available<br />

to perform applied research [in the form of a lengthy field test] where<br />

entrepreneurs/suppliers and agricultural education are involved. The government can<br />

stimulate “market formation” through incentives, by formulating benefits for farmers to use<br />

“iron bags” or by acting as “launching customer”. Agricultural interest groups and<br />

agricultural advice can “take away resistance” by providing information about the role of<br />

surface runoff in P-emissions and to rally behind the measure. It is also important that this<br />

invention is included in the “list/database of feasible measures”.<br />

It seems that a driving force is needed in the form of an innovation process manager [IPM;<br />

perhaps a duo consisting of one representative from the surfacewater network and one<br />

from the agricultural network], that controls the further development of the innovation.<br />

Page 6 Innovatiesysteemanalyse


Samenvatting<br />

Eén van de doelstellingen van de Kader Richtlijn Water [KRW] is het bereiken van de ‘goede<br />

ecologische toestand’ in oppervlaktewaterlichamen. De relatief hoge concentraties fosfor in<br />

oppervlaktewateren zijn een beperkende factor; ondanks het voorgenomen mestbeleid zal 40-<br />

50% van de sloten en beken in 2027 nog steeds niet aan de doelconcentraties voldoen. Daarom<br />

heeft de overheid het “KRW Innovatieprogramma” [KRW-IP] gecreëerd om onderzoek te<br />

faciliteren naar innovaties waarmee de fosfornorm kosteneffectief zou kunnen worden gehaald.<br />

Twee projecten uit dit KRW-Innovatieprogramma hebben betrekking op [maatregelen op het<br />

gebied van] oppervlakkige afspoeling. Lang is gedacht dat de route van fosfaat naar het<br />

oppervlaktewater via uitspoeling uit de bodem liep, maar vrij recentelijk heeft onderzoek<br />

aangetoond, dat oppervlakkige afspoeling 10 tot 70% van de belasting in het oppervlaktewater<br />

zou kunnen verklaren. Door maatregelen te nemen op deze transportroute zou wellicht<br />

gemakkelijk en relatief goedkoop een reductie van de fosforemissies bewerkstelligd kunnen<br />

worden. Een derde project onderzoekt in hoeverre ijzerhoudende materialen geschikt zijn om<br />

fosfaat adsorberen.<br />

Deze drie projecten vormen de basis van onderhavig onderzoek. Dit afstudeeronderzoek is een<br />

verkenning van het technologisch innovatie systeem *TIS+ “fosfor run-off management” in<br />

Nederland. Hierin wordt zowel de kennis van het belang van deze snelle transportroute in de<br />

fosforbelasting, als de mogelijke maatregelen tegen fosforemissies door oppervlakkige<br />

afspoeling meegenomen. Het zwaartepunt in deze studie ligt op het gebruik van ijzerhoudend<br />

materiaal als maatregel voor de reductie van fosforemissies.<br />

Het is bekend dat de ontwikkeling van innovaties vaak moeizaam verloopt. Er is dus meer<br />

reflectie op het gehele innovatiesysteem noodzakelijk. Om een zo volledig mogelijk beeld van<br />

het TIS te verkrijgen, wordt het op verschillende manieren in kaart gebracht. Met behulp van de<br />

innovatiesysteembenadering is een momentopname gemaakt van het innovatiesysteem, waarbij<br />

alle elementen van deze TIS, de technologie, de actoren, actor netwerken en instituties in kaart<br />

worden gebracht. Verschillende aspecten van het netwerk [dichtheid en structuur] zijn<br />

geanalyseerd met behulp van inzichten uit de [sociale] netwerk theorie. Om meer inzicht te<br />

krijgen in de ontwikkelingsfase op dit moment en welke ontwikkelingen er nu nodig zijn om de<br />

innovatie zich verder te laten ontwikkelen, is een benadering gebruikt, die zich richt op de<br />

processen die belangrijk zijn voor goed presterende innovatiesystemen; de diagnosetool, die<br />

deze dynamiek in kaart brengt, is die van de zeven innovatiesysteemfuncties.<br />

Om het TIS te onderzoeken is een groot aantal actoren uit het innovatiesysteem geïnterviewd:<br />

overheid, kennis -en onderzoeksinstituten, producenten, intermediaire infrastructuur [advies- en<br />

ingenieursbureaus], en potentiële eindgebruikers. De verkregen data zijn gecombineerd met<br />

observaties, literatuuronderzoek en de inzichten uit bovenstaande theorieën. Hieronder zijn de<br />

belangrijkste bevindingen van het onderzoek weergegeven.<br />

De meeste actoren zien fosfaat als een essentiële voedingsstof en niet direct als een<br />

milieuprobleem. Over het algemeen gaat bij de keuze tussen maatregelen, die oppervlakkige<br />

afspoeling van fosfaat zouden kunnen verminderen, de voorkeur uit naar het zorgen voor<br />

een ‘goede bodemstructuur’ om infiltratie te bevorderen, want het streven is ook om het<br />

fosfaat beschikbaar te houden voor het gewas.<br />

In het TIS “fosfor run-off management” zijn ZLTO en vooral de onderzoekers actief;<br />

drinkwaterbedrijven en Hego-Biotech, agrarisch ondernemers, en waterschappers zijn<br />

betrokken als respectievelijk leveranciers van ijzerhoudende materialen en klankbord. Het<br />

advies- en ingenieursbureau Arcadis vertegenwoordigt de intermediaire infrastructuur. De<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 7


overheid speelt vooral een faciliterende rol door de subsidie voor de projecten en in ‘Kennis<br />

moet stromen’. Onderwijs, agro-advies en agri-business en natuur- & milieuorganisaties zijn<br />

nog niet vertegenwoordigd.<br />

De overheid had met het KRW-IP de [te ?] hoge ambitie dat in de loop van 2012 de kennis uit<br />

de projecten zou zijn doorgestroomd naar de eindgebruikers. In dit TIS is de benodigde<br />

kennis op te delen in 3 soorten:<br />

I. Kennis over het aandeel van oppervlakkige afspoeling in de P-emissies naar het<br />

oppervlaktewater<br />

II. Kennis van adsorptiecapaciteit en waterdoorlatendheid van ijzerhoudende materialen<br />

III. Kennis over en gebruik van ijzerhoudende materiaal voor fosfaatbinding in de praktijk<br />

Kennis over zowel oppervlakkige afspoeling [I] als fosfaatbinders [III] is nog te weinig<br />

aanwezig bij agrarisch ondernemers, onderwijs en erfbetreders. Ook bij de technologie zelf<br />

zijn er nog vragen over bijvoorbeeld de duur van de werking, de beschikbaarheid van het<br />

materiaal en de waterdoorlatendheid van ‘ijzerzakken’ in sleuven of greppels *II+.<br />

Er wordt vooral samengewerkt tussen het oppervlaktewater netwerk en het agrarisch<br />

netwerk. Ondanks de hoge dichtheid van deze verbanden blijkt toch de verspreiding van<br />

innovaties moeizaam te verlopen. In het hier onderzochte TIS zou het drinkwaternetwerk en<br />

het groene onderwijs meer betrokken moeten worden. Voor verdere verspreiding van de<br />

kennis over en het gebruik van deze innovatieve maatregel binnen het agrarisch netwerk<br />

zouden meer actoren uit de sectoren agro-advies en agri-business betrokken moeten<br />

worden. Geschikte arena’s hiervoor zijn ‘winterlezingen’ bij studieclubs en LTO-afdelingen.<br />

Het Besluit bodemkwaliteit en de eisen van afnemers van landbouwproducten zouden<br />

mogelijk een belemmering kunnen opleveren voor het gebruik van ijzerhoudend materiaal in<br />

of op de bodem. Hiervoor is nader [juridisch] onderzoek nodig.<br />

Kansen voor de ontwikkeling van de innovatie zijn de registratie van de reststoffen van<br />

drinkwaterproductie als ‘bijproduct’ *in plaats van ‘afvalstof’+ en het doorlopen van het<br />

protocol van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet voor het mogen toevoegen<br />

van het gebruikte materiaal in meststoffen; beiden zijn van belang voor de acceptatie van<br />

het materiaal. Eventueel kan op grond van de zorgplicht in het LOTV/Activiteitenbesluit het<br />

gebruik van de ‘ijzerzakken’ verplicht worden als voorzorgsmaatregel bij het trekken van<br />

sleuven om overtollig water af te laten van het perceel.<br />

De meeste activiteiten in het TIS “fosfor runoff management” vallen binnen de<br />

innovatiefuncties ‘Kennisontwikkeling’, ‘Kennisuitwisseling in netwerken’, ‘Richting geven<br />

aan het zoekproces’ en ‘Mobiliseren van middelen’. Alleen de producent P.U.S. en<br />

leverancier Hego-Biotech van het commerciële ijzerhoudende materiaal FerroSorp® spelen<br />

een rol bij de functie ‘Experimenteren door ondernemers’. Hierdoor is de ontwikkelingsfase,<br />

waarin het onderzochte TIS zich momenteel bevindt, te karakteriseren als ‘Kennismotor’.<br />

Om toepassing van fosfaatbindende materialen is het van belang dat er verdere financiële<br />

middelen beschikbaar komen voor het uitvoeren van een toepassingsgericht onderzoek [in<br />

de vorm van een langdurige praktijkproef], waarbij ondernemers/leveranciers en het groen<br />

onderwijs meer bij betrokken kunnen worden. De overheid kan een ‘markt creëren’ door<br />

stimuleringsregelingen op te zetten, andere ‘baten’ voor agrarisch ondernemers te<br />

formuleren voor het gebruik van ‘ijzerzakken’ of door als ‘launching customer’ op te treden.<br />

Agrarische belangenorganisaties en agro-advies kunnen ‘tegenspel bieden aan weerstand’<br />

door voorlichting te geven over de rol van oppervlakkige afspoeling in P-emissies en zich<br />

achter de maatregel te scharen. Verder is het van belang dat deze inventie opgenomen<br />

wordt in de ‘lijst/databank van haalbare maatregelen’.<br />

Het lijkt erop, dat er een drijvende kracht nodig is in de vorm van een<br />

innovatieprocesmanager [IPM; wellicht een duo bestaande uit een vertegenwoordiger uit de<br />

waterwereld en een uit de landbouwwereld], die regie voert over de verder ontwikkeling<br />

van de innovatie.<br />

Page 8 Innovatiesysteemanalyse


Afkortingen<br />

AJK Agrarisch Jongeren Kontakt<br />

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur<br />

ANV Agrarische Natuur Vereniging<br />

AOC Agrarische Opleidings Centra<br />

ARB AkkerRandenbeheer Brabant<br />

As Arseen<br />

AWZI AfvalWater ZuiveringsInstallatie<br />

Bbk Besluit Bodemkwaliteit<br />

BMF Brabantse Milieu Federatie<br />

BMW Beslisinstrument Maatregelen Waterkwaliteit<br />

BTO BedrijfsTak Onderzoek van de drinkwaterbedrijven<br />

CAH Christelijke Agrarische Hogeschool<br />

CDM Commissie van Deskundigen Meststoffenwet<br />

CLM Centrum voor Landbouw en Milieu<br />

COST CoOperation in Science and Technology<br />

CoP Community of Practice; a group of people all involved in a shared practice]<br />

CWK Alterra-Centrum Water en Klimaat<br />

DGW Directoraat-Generaal Water; valt onder Ministerie van I&M [VenW]<br />

DLG Dienst Landelijk Gebied<br />

DLV Dienst Landbouw Voorlichting<br />

DOVE Diffuse belasting Oppervlaktewater uit de Veehouderij<br />

ECHA Europees Agentschap voor CHemische Stoffen<br />

E,L&I Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie<br />

ESG Environmental Science Group<br />

ESS[-CC] Earth System Science [and Climate Change]<br />

Fe ijzer<br />

FOI Function of Innovation; Innovatie systeem functie<br />

FVG Fosfaat Verzadigings Graad<br />

GET/GEP Goede Ecologische Toestand/Goed Ecologisch Potentieel<br />

GKC platform Groene Kennis Coöperatie<br />

GLB Gemeenschappelijk Landbouw Beleid<br />

GmbH Gesellschaft mit beschränkter Haftung (Duits): naamloze vennootschap<br />

HAS Hogere Agrarische School<br />

HHR Hoogheemraadschap<br />

IHE Instituut for Water Education<br />

I&M Ministerie van Infrastructuur en Milieu<br />

ILG Investeringsbudget Landelijk Gebied = subsidieregeling<br />

ILVO Instituut voor Landbouw en VisserijOnderzoek [B]<br />

IPO Inter Provinciaal Overleg<br />

IPW International Phosphorus Workshops<br />

KMS Kennis Moet Stromen<br />

KRW Kader Richtlijn Water<br />

KRW-IP Kader Richtlijn Water- Innovatie Programma<br />

Ksp Konstante voor oplosbaarheidsproduct<br />

KWR KWR Watercycle Research Institute<br />

LAC Landbouw Advies Commissie milieukritische stoffen<br />

LAP Landelijk Afvalbeheer Plan<br />

LBI Louis Bolk Instituut<br />

LIB Landbouw Innovatie Brabant<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 9


LLTB Limburgse Land- en Tuinbouw Bond<br />

LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit<br />

LOTV Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij<br />

Mg/kg ds Milligram per kilogram droge stof<br />

MKBA Maatschappelijke Kosten Baten Analyse<br />

MMM Masterplan Mineralen Management<br />

NAV Nederlandse Akkerbouw Vakbond<br />

NEN Nationaal Normalisatie instituut<br />

NGO Niet-Gouvernementele Organisatie<br />

NMI Nutriënten Management Instituut<br />

NMV Nederlandse Melkveehouders Vakbond<br />

NVWV Nederlandse Vereniging voor Weide- en Voederbouw<br />

OVO Onderzoek Voorlichting Onderwijs<br />

PBL Plan Bureau voor de Leefomgeving [mei 2008 ontstaan uit Ruimtelijk Planbureau<br />

en het Milieu- en Natuurplanbureau NMP]<br />

PPO Praktijkonderzoek Plant & Omgeving<br />

PRI Plant Research International<br />

PSG Plant Science Group<br />

P.U.S. Produktions- und UmweltService GmbH<br />

REACH Europese verordening voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictive van<br />

CHemische stoffen [EG 1907/2006]<br />

RIONED Stichting RIONED: platform voor de riolerings zorg in Nederland. Hierin<br />

participeren overheden, bedrijven en onderwijs instellingen.<br />

RIVM RijksInstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne<br />

RIWA vereniging van RivierWAterbedrijven<br />

RIZA Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling; nu<br />

opgenomen in de Waterdienst<br />

RWS RijksWaterStaat<br />

RWZI RioolWater ZuiveringsInstallatie<br />

SERA Southern Extension Research Activity<br />

SGBP StroomGebied BeheerPlan<br />

SEM Scanning Electron Microscope; een soort elektronenmicroscoop, die beelden<br />

maakt van een monster door te scannen met een hoog-energetische bundel van<br />

electronen<br />

STOWA Stichting voor Toegepast Wateronderzoek<br />

TCB Technische Commissie Bodem<br />

TIS Technologisch Innovatie Systeem<br />

TU Technische Universiteit<br />

UU Universiteit Utrecht<br />

UvW Unie van Waterschappen<br />

VenW/V&W ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten<br />

VROM ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

VVAK hygiënecode Voedsel- en Voederveiligheid AKkerbouw<br />

WCA Wet Chemische Afvalstoffen<br />

WML Waterleiding Maatschappij Limburg<br />

WS WaterSchap<br />

WTR Water Treatment Residual: reststoffen van de drinkwaterbereiding<br />

WUR Wageningen Universiteit en Research<br />

% w/w weight/weight : gewichtsprocent<br />

ZLTO Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie<br />

Page 10 Innovatiesysteemanalyse


1 Introductie<br />

1.1 Achtergrond<br />

Eén van de doelstellingen van de Kader Richtlijn Water [KRW] is het bereiken van de ‘Goede<br />

Toestand’ in oppervlaktewaterlichamen. De toestand van elk oppervlaktewaterlichaam wordt<br />

beoordeeld met behulp van zowel ecologische als chemische classificatie systemen. De<br />

ecologische classificatie bevat naast biologische en hydromorfologische kwaliteitselementen ook<br />

getalswaarden voor de algemeen fysisch-chemische kwaliteitselementen temperatuur, pH,<br />

doorzicht, chloridegehalte, zuurstofhuishouding en de nutriënten stikstof en fosfor. De<br />

oppervlaktewaterlichamen zijn ingedeeld in vier categoriën natuurlijke wateren [meren, rivieren,<br />

overgangswateren en kunstwateren] en 2 categoriën niet-natuurlijke wateren [sterk veranderde<br />

of kunstmatige wateren]. In Nederland zijn er voor de KRW maar liefst 42 natuurlijke watertypen<br />

en 13 kunstmatige watertypen onderscheiden (Molen & Pot, 2007, p. 2). Voor al deze typen<br />

afzonderlijk zijn [voorlopige] normen vastgesteld voor alle kwaliteitselementen voor het behalen<br />

van de Goede Ecologische Toestand [GET; voor natuurlijke watertypen] of het Goed Ecologisch<br />

Potentieel [GEP; voor sterk veranderde en kunstmatige wateren]. Voor fosfor kan de GET<br />

variëren van 0.03 tot 0.14 mg P/l (Molen & Pot, 2007, p. 359 Bijlage 12, tabel F) en de GEP van<br />

0.04 tot 0.50 mg P/l (Evers, van den Broek, Buskens, & van Leerdam, 2007 Bijlage 8, tabel B8.26)<br />

In deze afstudeerscriptie wordt grofweg 0.15 mg totaal-P/l aangehouden als doelstelling.<br />

1.1.1 Huidige situatie betreffende fosfaat in het milieu<br />

Voor alle oppervlaktewateren moet de kwaliteit formeel in 2015, maar uiterlijk – na maximaal<br />

tweemaal zes jaar uitstel – in 2027 als ‘goed’ gekwalificeerd kunnen worden (PBL, 2008a, p. 10).<br />

Naast de kunstmatige inrichting zijn de relatief hoge concentraties fosfaat en stikstof in de<br />

Nederlandse regionale oppervlaktewateren een beperkende factor voor ecologische kwaliteit.<br />

In Figuur 1 is de situatie voor fosfor weergegeven in respectievelijk Nederland in de periode<br />

2000-2005 [links] en de provincie Noord-Brabant in 2009 [rechts].<br />

1 http://krw.ncgi.nl/portaal/?q=krw/basis/2009/kaart<br />

Figuur 1 links: Landelijk beeld van de fosforconcentraties per<br />

meetlocatie in regionaal oppervlaktewater, gemiddelden voor de<br />

periode 2000-2005 (Bron: MNP, 2007, p. 84)<br />

rechts: Oordelen waterlichamen in de provincie Noord-Brabant<br />

voor ecologische toestand mbt. P [Bron: KRW portaal,<br />

basisgegevens 2009 1 ]<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 11


Hieruit blijkt, dat een groot aantal waterlichamen nog niet aan de GET of GEP voldoen.<br />

Een gedeelte van het fosfor is afkomstig van bovenstroomse gebieden in het buitenland, maar<br />

de hoeveelheid is vaak niet goed bekend. Als men alleen kijkt naar de binnenlandse bronnen<br />

voor fosforbelasting in het oppervlaktewater zoals opgenomen in de Emissieregistratie, dan<br />

kunnen deze onderscheiden worden in rioolwaterzuiveringsinstallaties *RWZI’s+, industrie,<br />

landbouw [direct], af- en uitspoeling landbouwgrond, af- en uitspoeling natuurgrond, en overig<br />

communaal [zie ook Bijlage I– niveau I]. Met landelijke kengetallen en modellen komt men op<br />

een verdeling van ongeveer 30-45% afkomstig van RWZI’s en stedelijk gebied, 5-15%<br />

achtergrond belasting [natuur en ondergrond] en 40-60% afkomstig uit de landbouw. Een<br />

bronnenanalyse, gebaseerd op cijfers uit het gebied zelf, geeft vaak een afwijkend beeld, zoals<br />

bijvoorbeeld duidelijk werd bij de gebiedspilot van de Rietkreek [zie Figuur 2]. Het is dus van<br />

belang om de situatie per gebied te bekijken, want de variatie kan groot zijn.<br />

Figuur 2 links: procentuele verdeling van de P-belasting op oppervlaktewater in 2005, afkomstig van<br />

binnenlandse bronnen [Bron: Alterra, 2008, ihkv bronnenanalyse 2 ]<br />

rechts: Bronnenanalyse uit de gebiedspilot van de Rietkreek in West-Brabant volgens<br />

gebiedscijfers in 2008 (Brabantse-Delta, 2009)<br />

Het door Rijkswaterstaat [RWS] en de regio’s voorgestelde maatregelpakket bestaat<br />

voornamelijk uit maatregelen, die zijn gericht op de ecologische doelstellingen zoals herstel en<br />

verbetering van de inrichting van het watersysteem [oa. natuurvriendelijke oevers,<br />

hermeandering en verlagen van uiterwaarden] en het terugdringen van de emissie van<br />

nutriënten naar oppervlaktewater om eutrofiëring te verminderen.<br />

De “Decembernota 2006” (VenW, LNV, & VROM, 2006, p. 65) stelt dat brongerichte maatregelen<br />

prioriteit hebben bij de aanpak van de eutrofiëring. Maatregelen in de waterketen zijn gericht op<br />

riooloverstorten en het verder verbeteren van de prestaties van de RWZI’s. Hierdoor zal de<br />

nutriëntenbelasting op oppervlaktewater in 2027, ten opzichte van de ex ante evaluatie KRW,<br />

voor fosfaat afnemen met 16% en met 25% voor stikstof. Hierdoor zal het relatieve aandeel in<br />

de nutriëntenbelasting afkomstig van de landbouw stijgen naar ongeveer 75% van het totaal<br />

(PBL, 2008a, p. 18 en 22).<br />

2 http://www.stowa.nl/Uploads/Oscar%20Schoumans%20(Alterra).pdf<br />

Page 12 Innovatiesysteemanalyse


1.1.2 Transportroutes en mogelijke manieren om hierop in te grijpen<br />

Maatregelen om fosfaatbelasting van het oppervlaktewater vanuit de landbouw tegen de gaan<br />

zijn in te delen in een aantal categorieën op basis van de plaats waar ze ingrijpen. Ten eerste valt<br />

er onderscheid te maken in puntbronnen en diffuse bronnen; in dit verslag zijn de diffuse<br />

bronnen relevant. Bij deze groep kunnen de maatregelen weer worden onderverdeeld in<br />

brongerichte, procesgerichte en effectgerichte maatregelen (Bijlage I – niveau II). In Bijlage II zijn<br />

een groot aantal, uit de literatuur verzamelde, maatregelen weergegeven, ingedeeld in<br />

verschillende categorieën.<br />

Brongerichte maatregelen om de belasting vanuit de landbouw te reduceren zijn bijvoorbeeld:<br />

mestvrije zones, wijziging van de landbouwfunctie, fosfaatarm voeren, nieuwe teeltsystemen,<br />

verandering van mestgebruik [verbeterde mesttoedieningstechnieken, precisiebemesting<br />

kunstmest en mestverwerking], en verandering van mestbeleid.<br />

Het voorgenomen mestbeleid levert (samen met de verbeteringen in de RWZI’s) echter maar<br />

een kleine verandering van de fosforconcentraties in het regionale oppervlaktewater op [zie<br />

Figuur 3]. Volgens de ex ante evaluatie KRW zal 40% van de sloten en 50% van de beken in 2027<br />

nog steeds niet aan de doelconcentraties voldoen (PBL, 2008a, p. 17 and 87). Generiek<br />

mestbeleid en fosfaatgift volgens bemestingsadvies is nodig om verder opbouw van de<br />

fosforvoorraad te voorkomen en daarmee de nutriëntenbelasting op langere termijn te<br />

verminderen. Het is echter moeilijk om de fosfaatbelasting vanuit de landbouw op kortere<br />

termijn te verminderen vanwege de nalevering vanuit de bodemvoorraad, die is opgebouwd<br />

door de hoge historische belasting [ondiepe en diepe uitspoeling].<br />

Figuur 3 Verwachte mediane<br />

fosforconcentraties per grondsoort in<br />

landbouwwateren in de periode<br />

2015-2030 tov de indicatieve GEPdoelen<br />

voor sloten en beken. Er is<br />

gerekend met het voorgenomen<br />

beleid van fosfaatevenwichtsbemesting<br />

in 2015.<br />

Om de fosforconcentraties in landbouwwateren op korte termijn te verminderen, moeten<br />

verdergaande procesgerichte of effectmaatregelen in overweging genomen worden.<br />

Effectgerichte maatregelen grijpen in op de nutriëntenconcentraties in het oppervlaktewater.<br />

Het is mogelijk dat maatregelen zoals vloeivelden of helofyten filters, uitbaggeren en<br />

vegetatiebeheer, of het toepassen van technieken uit de afvalwaterzuivering in staat zijn om de<br />

nutriëntenbelasting te verminderen. Dit is echter nog erg onzeker en de geschatte kosten zijn<br />

aanzienlijk (PBL, 2008b, p. 9 en 18; C. L. van Beek, Clevering, Kater, & van Reuler, 2003).<br />

Procesgerichte maatregelen [ook wel padmaatregelen genoemd] zijn gebaseeerd op het<br />

onderscheppen van fosfaat op de transportroute vanaf het landbouwperceel naar het<br />

oppervlaktewater toe. Bij verschillende omstandigheden, zoals helling (inclusief bolheid van<br />

percelen), bodemsoort (infiltratiecapaciteit), grondwaterstand, seizoensinvloeden (neerslag-<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 13


overschot), intensiteit van de neerslag en landgebruik (bodembedekking), zullen de<br />

verschillende transportroutes [zie Figuur 4] meer of minder invloed hebben. In Tabel 1 is ook<br />

globaal aangegeven welke transportroute van belang is onder verschillende omstandigheden.<br />

Figuur 4 Schematische weergave<br />

van de transportroutes binnen<br />

het bedrijf en de interactie met<br />

het regionale watersysteem (F. J.<br />

E. v. d. Bolt, et al., 2008, p. 41)<br />

Gedurende lange tijd is aangenomen, dat fosfaat sterk gebonden wordt aan de bodem en niet of<br />

nauwelijks uitspoelt. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw heeft men vastgesteld, dat vanuit<br />

fosfaatverzadigde gronden fosfaat kan lekken naar het oppervlaktewater door [on]diepe<br />

uitspoeling. Pas na 2000 is er een paradigmaverschuiving opgetreden, toen de lokale snelle<br />

afvoer van fosfaat steeds belangrijker werd geacht (Oenema, 2008; van Slobbe, 2009). Er waren<br />

al enkele tientallen jaren wetenschappelijke artikelen verschenen over snelle transportroutes<br />

van nutriënten, vooral vanuit de USA [met name A. Sharpley], Engeland, Ierland en Scandinavië,<br />

maar deze route kreeg in Nederland weinig belangstelling. Zo werd er in 1998 aangegeven dat<br />

tijdens stortbuien tot 90% van de totale N belasting door oppervlakkige afspoeling in het<br />

oppervlaktewater terecht kan komen, maar ook dat dit in vlakke gebieden –zoals Nederland –<br />

een relatief verwaarloosbare transportroute is (Oenema & Roest, 1998, pp. 20-21).<br />

Tabel 1 Karakterisering van transportroutes van N en P naar het oppervlaktewater (Bron: C. L. van Beek,<br />

et al., 2003, p. 19)<br />

Transportroute N/P omstandigheden Schaalniveau<br />

Oppervlakkige afspoeling/ erosie NP Hellingen, klei Perceel<br />

Ondiepe uitspoeling NP Klei, veen, beekdalen Perceel<br />

Diepe uitspoeling/lokale kwel NP Zand Stroomgebied<br />

Regionale kwel NP Klei, veen Stroomgebied overschrijdend<br />

Interne eutrofiëring P Veen Stroomgebied<br />

Nalevering uit sediment P Klei, veen In oppervlaktewater<br />

Depositie N Veehouderij Stroomgebied + stroomgebied<br />

overschrijdend<br />

In 1998 is door onder andere het toenmalige Ministerie van LNV en STOWA een<br />

onderzoeksproject opgestart met als doel om meer meetgegevens te krijgen over de<br />

nutriëntenbelasting van oppervlaktewater uit graslandpercelen en inzicht te krijgen in<br />

nutriëntenbronnen en transportroutes. Dit is uitgevoerd tot en met 2007 onder de naam DOVE<br />

Page 14 Innovatiesysteemanalyse


(Diffuse belasting Oppervlaktewater uit de Veehouderij). Conclusies van dit onderzoek waren<br />

dat de relatief snelle transportroute surface run-off een groot deel van de fosforbelasting in het<br />

oppervlaktewater bij zand- en kleigrond zou kunnen verklaren en dat “hierbij met aanvullende<br />

maatregelen nog behoorlijke winst te behalen valt” (van de Weerd, Torenbeek, & Vergouwen,<br />

2007, pp. 35, 39, 47). Door in te grijpen in de route van oppervlakkige afspoeling zou een<br />

aanzienlijke vermindering van het fosforgehalte van het oppervlaktewater kunnen worden<br />

bereikt door de uitvoering van relatief goedkope maatregelen, die gemakkelijk in te passen zijn<br />

in de agrarische bedrijfsvoering.<br />

1.1.3 KRW Innovatieprogramma<br />

De (strategische) Maatschappelijke Kosten Baten Analyse [MKBA] van de KRW, uitgevoerd in<br />

2006 door VenW Rijkswaterstaat/RIZA, heeft aangegeven dat er op dat moment onvoldoende<br />

kosten-effectieve maatregelen voorhanden zijn om de nutriëntenemissies terug te dringen.<br />

Daarom kon het niet worden gerechtvaardigd om te beslissen over aanvullende generieke<br />

maatregelen; er zijn innovatieve en kosteneffectieve maatregelen nodig. De overheid heeft het<br />

initiatief genomen om in 2007 een subsidieprogramma te creëren, het zogenaamde<br />

“Innovatieprogramma KRW” (VenW, et al., 2006, pp. 12-14, 66-69), wat opgenomen is in het<br />

Innovatieprogramma “Mobiliteit en water” van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

(Innovatieberaad_Mobiliteit&Water, 2006, pp. 119-121; VenW, 2008a, 2009). In het<br />

“Innovatieprogramma KRW” is 75 miljoen euro ter beschikking gesteld voor innovaties waarmee<br />

de norm voor de waterkwaliteit effectief zou kunnen worden gehaald; een deel hiervan is<br />

toegekend aan landbouw-gerelateerde projecten. Het richt zich op het stimuleren van<br />

innovatieve projecten, die niet of onvoldoende opgepakt worden [door de markt] vanwege de<br />

hoge risico’s en/of het ontbreken van een directe probleemeigenaar. Kennisontwikkeling en<br />

vooral ook praktijkgerichte projecten, die uitstijgen boven de maatregelen die al genomen<br />

worden, zijn mogelijk. De projecten zijn beoordeeld op de beleidsopgave voor de KRW<br />

(verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit versus de kosten), de vernieuwendheid en de<br />

opschaalbaarheid van de resultaten 3 . In de tweede generatie stroomgebieds-beheersplannen<br />

[SGBP] wil de overheid graag maatregelen opnemen, die in samenwerking met de<br />

landbouwsector en waterbeheerders zijn ontwikkeld. Dit is belangrijk, aangezien dan de kans<br />

groter is, dat de innovaties ook echt in de praktijk zullen worden toegepast.<br />

De ervaring heeft echter geleerd, dat het niet gemakkelijk is om inventies in de praktijk toe te<br />

passen. Steeds weer blijkt de doorstroming van kennis uit projecten een knelpunt, maar ook de<br />

beleidsmatige doorwerking is was matig (O. Clevering, Bakker, Zeeman, Talsma, & Rijk, 2010, p.<br />

6). De toenmalige Ministeries van Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuur en<br />

Voedselkwaliteit [LNV] en de Stichting voor Toegepast Water Onderzoek [STOWA] hebben<br />

daarom het project “Kennis moet stromen” opgezet, dat overkoepelend is aan de<br />

landbouwgerelateerde projecten in het “KRW Innovatieprogramma” [KRW-IP]. Het doel van<br />

“Kennis moet stromen” [KMS] is om activiteiten te organiseren, die leiden tot meer<br />

kennisuitwisseling tussen de verschillende projecten. “Daarnaast zal KMS de deelnemende<br />

projecten stimuleren hun kennis beter te laten doorstromen naar eindgebruikers” *agrariërs,<br />

agribusiness, overheden en onderwijs]. Beoogde resultaten zijn het ontwikkelen van<br />

maatregelen die echt kunnen worden toegepast, het creëren van draagvlak voor de<br />

maatregelen, het genereren van spin-off naar beleidsmakers en het adviseren van overheden<br />

over hoe succesvolle innovaties kunnen worden gestimuleerd (O. Clevering, et al., 2010, p. 7).<br />

3 http://www.senternovem.nl/krw/index.asp<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 15


1.2 Probleemstelling<br />

In de eerste tender (2008-2011) van het “Innovatieprogramma KRW” zijn er achttien landbouwgerelateerde<br />

projecten toegelaten (O. Clevering, et al., 2010 Annex I); de initiatieven omvatten<br />

onder andere natuurlijke zuiveringssystemen (helofyten filters, vloeivelden), nieuwe teelten of<br />

teeltsystemen, innovaties in bedrijfsvoering (zoals beslissingsondersteunende systemen en<br />

zuiveringstechnologie voor drain water), peilgestuurde drainage en de aanpak van de<br />

nutriëntenkringloop om emissies te reduceren.<br />

Zoals verwoord in een brochure van “Kennis moet stromen”: ‘Het KRW Innovatieprogramma is<br />

geslaagd als de landbouwsector de ontwikkelde innovatieve maatregelen straks in de praktijk<br />

brengt’ (O. Clevering, et al., 2010, p. 6). Verder geven zij aan, dat één van de beoogde doelen is<br />

dat de deelnemende projecten de overheden adviseren over hoe zij succesvolle innovaties<br />

kunnen stimuleren. Het is van belang, dat er een omgeving wordt gecreëerd waarin de<br />

ontwikkeling van bestaande en nieuwe ideeën wordt vergemakkelijkt en waarin ze breed<br />

toepasbaar kunnen worden [sociale/maatschappelijke opschaling].<br />

Alhoewel de initiatieven zowel kennisontwikkeling, praktijkexperimenten,<br />

demonstratieprojecten, eerste-toepassingsprojecten, of een combinatie hiervan omvatten (Voor<br />

definities, zie VenW, 2008a Artikel 3), is een groot deel van de projecten inhoud gedreven,<br />

gericht op de technologische ontwikkeling.<br />

Het lijkt er op dat er het institutionele deel [zowel formeel als informeel] wat onderontwikkeld is<br />

in de projecten en dat er [nog] te weinig aandacht voor is hoe die geschikte omgeving gecreëerd<br />

zou kunnen worden. Reflectie op het gehele innovatiesysteem is hiervoor noodzakelijk.<br />

1.3 Doelstelling<br />

Het doel van dit onderzoek is het monitoren en analyseren van het gehele innovatiesysteem<br />

“fosfor runoff management” zoals zich dat tot nu toe ontwikkeld heeft. Hierdoor is het ook<br />

mogelijk om feedback te geven aan de KRW-Innovatie projecten, die zich met dit onderwerp<br />

bezig houden door aan te geven wat de kansen en knelpunten zijn voor de ontwikkeling van de<br />

innovatie.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 zal het theoretisch kader van mijn onderzoek gepresenteerd worden. De<br />

theorieën rond de verschillende elementen in een socio-technologisch innovatiesysteem,<br />

netwerken, de zeven innovatie-systeemfuncties en de motoren, die kunnen leiden tot het<br />

versnellen van de ontwikkeling van het innovatiesysteem zullen hier worden besproken.<br />

In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksaanpak beschreven. Zowel het conceptueel kader, de<br />

afbakening van het onderzoek, de dataverzameling en de innovatiesysteemanalyse komen<br />

hierbij aan de orde.<br />

De eigenlijke resultaten, namelijk de transcripten van de interviews, staan op de bijgeleverde<br />

CD. De resultaten van de informatie, genoemd in de interviews [en bijeenkomsten], geverifieerd<br />

en onderbouwd met de documentenanalyse, worden weergegeven in de komende vijf<br />

hoofdstukken.<br />

Eerst wordt er een ‘foto’ gemaakt van het socio-technologisch innovatiesysteem op dit moment.<br />

De vier structurele componenten van het innovatiesysteem worden onderzocht in de volgende<br />

hoofdstukken:<br />

Page 16 Innovatiesysteemanalyse


De verschillende actoren, die van belang zijn voor het innovatiesysteem, worden geïntroduceerd<br />

in hoofdstuk 4. Hun perceptie van het probleem en de mogelijke oplossingsrichtingen – voor<br />

zover duidelijk geworden in het onderzoek – zal worden beschreven.<br />

In hoofdstuk 5 worden de lezers verder geïnformeerd over de technologie, die in dit geval de<br />

fosfaatbindende materialen en de toepassingsmogelijkheden omvat.<br />

De bestaande actornetwerken worden in kaart gebracht in hoofdstuk 6. De aard van de<br />

interactie tussen de actoren– of het (nog) ontbreken ervan – zal worden bekeken.<br />

De formele instituties zullen worden behandeld in hoofdstuk 7. Wet- en regelgeving met<br />

betrekking tot water, bodem, mest- en afvalstoffen en voedselkwaliteit wordt beschreven voor<br />

zover het van belang is voor dit specifieke onderzoeksthema. Tevens wordt er kort stilgestaan bij<br />

de invloed van de afnemers van de producten van de agrarisch ondernemers.<br />

Aan het einde van elk van deze hoofdstukken staat een korte samenvatting in een blauw kader.<br />

Daarna wordt de dynamiek van het innovatiesysteem behandeld.<br />

In hoofstuk 8 worden de processen binnen het innovatiesysteem behandeld aan de hand van de<br />

zeven functies van het innovatiesysteem; de term ‘functie’ verwijst naar wat er binnen het<br />

innovatiesysteem moet gebeuren. Van alle zeven zal worden bekeken óf ze aanwezig zijn en zo<br />

ja, in hoeverre ze ontwikkeld zijn.<br />

Alle resultaten uit de bovenstaande vijf hoofdstukken zullen worden geanalyseerd in hoofdstuk<br />

9. Er wordt gekeken welke actoren al aanwezig zijn en welke nog niet, die wél cruciaal zijn voor<br />

de verdere ontwikkeling. Verder zullen er antwoorden gezocht worden op de vraag hoe de<br />

huidige samenwerkingsverbanden en arena’s functioneren en welke benut zouden<br />

kunnen/moeten worden. Van de relevante instituties zal worden onderzocht of ze de<br />

ontwikkeling van de innovatie [mogelijk] belemmeren of kansen kunnen bieden.<br />

In de casus wordt een korte beschrijving gegeven van de ontwikkeling van het innovatiesysteem<br />

tot heden. Er wordt gekeken óf er al een innovatiemotor voldoende draait en zo ja, welke.<br />

In de discussie, hoofdstuk 10, zal een reflectie gegeven worden op [waarde van] de gebruikte<br />

theorieën. Hoe goed zijn ze van toepassing op deze innovatie en wat wordt er mogelijk nog<br />

gemist.<br />

Conclusies over de structuur en de dynamiek van het bestudeerde innovatiesysteem worden<br />

kort weergegeven in hoofdstuk 11, waarna er in hoofdstuk 12 enkele aanbevelingen voor verder<br />

onderzoek gedaan worden.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 17


Page 18 Innovatiesysteemanalyse


2 Theoretisch kader<br />

In mijn afstudeerscriptie wil ik een duidelijk onderscheid maken tussen inventie en innovatie. De<br />

formulering van een nieuw idee voor een product is een uitvinding/inventie of een vondst. Mijn<br />

definitie van een innovatie omvat zowel de inventie als de toepassing in de praktijk. Dus de term<br />

‘innovatie’ omvat behalve de inventie zelf ook zowel de technische opschaling [bijvoorbeeld van<br />

labschaal naar respectievelijk pilotinstallatie en industriële schaal] als de sociaalmaatschappelijke<br />

opschaling *het ‘gewoon/alledaags’ worden van de toepassing].<br />

Het wordt steeds meer erkend, dat duurzaamheid alleen kan worden bereikt, wanneer het<br />

volledige socio-technologische system wordt gewijzigd; dit omvat niet alleen de technologie,<br />

maar ook de instituties, culturele waarden, regels en voorschriften eromheen (Hegger, et al.,<br />

2007, pp. 729-730). Het is dan ook belangrijk om – wanneer men een innovatie bestudeert –<br />

“niet alleen de nieuwe technologie in de strikte zin van het woord te beschouwen, maar de<br />

ontwikkeling van de technologie in interactie met het systeem waarin de technologie is ingebed”<br />

(M. P. Hekkert, et al., 2007, p. 414).<br />

2.1 Innovatiesysteem benadering<br />

Definitie van ‘innovatie’<br />

“Diffusion of new technologies/practices or growth of an emerging innovation system, so it<br />

becomes part of the existing regime”<br />

(vrij vertaald: verspreiding van nieuwe technologieën ofwel groei van een opkomend<br />

innovatiesysteem, zodat het deel wordt van het bestaande praktijk)<br />

(M. P. Hekkert, Suurs, Negro, Kuhlmann, & Smits, 2007, pp. 415-416)<br />

“De Innovatie Systeem [IS] benadering is [...] ontwikkeld om alle maatschappelijke subsystemen,<br />

actoren en instituties te analyseren, die op de een of andere manier, direct of indirect, al dan niet<br />

bewust/opzettelijk, bijdragen aan de opkomst of de ontwikkeling van een innovatie” (M. P.<br />

Hekkert, et al., 2007, p. 414). Dergelijke innovatie systemen [IS] kunnen worden gerelateerd aan<br />

een geografisch gebied [Nationaal Innovatie Systeem, NIS], aan een specifieke sector [Sectoraal<br />

Innovatie Systeem, SIS], of aan een technologisch systeem. Carlsson en Stankiewicz (1991, p.<br />

111) definieerde een Technologisch Systeem als: “een netwerk van actoren, die op elkaar<br />

inwerken op economisch/industrieel gebied onder een bepaalde institutionele infrastructuur [...]<br />

en die betrokken zijn bij de productie, verspreiding, en het gebruik van de technologie.<br />

Technologische systemen worden eerder gedefinieerd in termen van kennis/deskundigheids<br />

stromen dan van stromen van gewone goederen en diensten. Ze bestaan uit dynamische kennis<br />

en competentie netwerken.” Geels (2004, p. 898) is van mening, dat deze definitie teveel beperkt<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 19<br />

or<br />

“The bringing about of wider changes at the level of socio-technical regimes”<br />

(vrij vertaald: het tot stand brengen van bredere veranderingen op het niveau van sociotechnische<br />

systemen)<br />

(Hegger, Van Vliet, & Van Vliet, 2007, p. 730)


is tot de sociale systemen; de materiële aspecten van het systeem zouden meer in het concept<br />

moeten worden meegenomen. De definitie van een Technologisch Innovatie Systeem [TIS]<br />

volgens Bergek et al. (2008, p. 408) is “een socio-technisch systeem gericht op de ontwikkeling,<br />

verspreiding en het gebruik van een bepaalde technologie (in termen van kennis, product of<br />

beide)” wat meer specifiek zowel het voorwerp als de kennis omvat. Deze TIS benadering kan<br />

zowel geografische als sectorale dimensies doorsnijden, maar het heeft als voordeel dat het<br />

aantal actoren, netwerken en betrokken instituties kleiner is; dit vermindert de complexiteit.<br />

Een TIS kan beschreven worden door een aantal elementen, de zogenaamde structurele<br />

componenten (Alkemade, Kleinschmidt, & Hekkert, 2007, p. 141; Bergek, et al., 2008, pp. 413-<br />

414; Jacobsson & Johnson, 2000, pp. 629-630):<br />

Actoren en hun competenties; dit omvat niet alleen de actoren in de hele<br />

toeleveringsketen, de universiteiten en de onderzoeksinstellingen, maar ook de<br />

overheidsinstanties, invloedrijke belangengroepen, organisaties die besluiten nemen<br />

over normen, etc. Het is belangrijk om zowel de leveringskant als de vraagkant<br />

(gebruikersomgeving) mee te nemen. Dit geeft aan dat de focus niet alleen gericht is op<br />

de innovatie zelf, maar ook op het gebruik en de funtionaliteit (Geels, 2004, p. 898)<br />

Netwerken: er bestaan verschillende typen netwerken, zowel formele als informele,<br />

bijvoorbeeld opgezet om een specifieke taak te volbrengen of voor oriëntatie op de<br />

marktvorming, of professionele netwerken. Het kan belangrijk zijn om deze in kaart te<br />

brengen. Netwerken hebben invloed op percepties. De verschillende aspecten met<br />

betrekking tot de kwaliteit van een netwerk kunnen worden geanalyseerd met behulp<br />

van inzichten uit de sociale netwerk theorie [zie paragraaf 2.2].<br />

Instituties: dit kunnen ‘formele’ instituties zijn, zoals wet- en regelgeving, de<br />

kapitaalmarkt of het onderwijssysteem; maar ook ‘informele’ instituties, zoals cultuur, ‘n<br />

dominante manier van denken, normen of routines/procedures. Instituties zijn van<br />

invloed op de specifieke weg die een technologie aflegt (Jacobsson & Johnson, 2000).<br />

Suurs (2009a, pp. 42, 45-46; 2009b, pp. 9640-9641) geeft, net als Geels [zie hierboven], aan dat<br />

de technologie zelf [bestaande uit het artefact en de materiële infrastructuur waarin het is<br />

geïntegreerd] een cruciaal element is van de TIS structuur. Hieronder kunnen ook dingen vallen<br />

als betrouwbaarheid, kosten en normen, waaraan de technologie moet voldoen.<br />

Deze traditionele methoden van innovatiesysteem benadering, die zich vooral richten op deze<br />

structurele componenten, zijn volgens Hekkert et al. (2007, p. 414) onvoldoende gebleken. Hij<br />

geeft aan, dat het gebruik van de innovatiesysteembenadering twee tekortkomingen heeft:<br />

De meeste analyses zijn quasi statisch en<br />

De verklarende kracht ligt voornamelijk in het deel van de instituties en veel minder op de<br />

acties en het individuele perspectief van de ondernemer.<br />

2.2 [Sociale] Netwerk Analyse<br />

In een innovatiesysteem is de hele leveringsketen [vanaf ontwikkeling en productie tot aan de<br />

uiteindelijke levering aan de eindconsument] van belang. Alle subfuncties [productie, distributie<br />

en gebruik van innovaties] dienen vertegenwoordigd te zijn in een TIS systeem. De benodigde<br />

elementen hiervoor zijn weergegeven in Figuur 5.<br />

Page 20 Innovatiesysteemanalyse


Figuur 5 De basiselementen en middelen van sociaal-technische systemen (Bron: Geels, 2004)<br />

Deze middelen en de invulling van de subfuncties zijn het resultaat van de activiteiten van<br />

menselijke actoren. In de huidige samenleving maken deze actoren deel uit van gespecialiseerde<br />

sociale groepen, die ieder kenmerken delen zoals rollen, verantwoordelijkheden, normen en<br />

percepties. Deze sociale groepen, die ook wel netwerken 4 worden genoemd, zijn weergegeven<br />

in Figuur 6.<br />

Figuur 6 Sociale groepen die het sociaal-technologisch systeem weergeven (Bron: Geels, 2004)<br />

Binnen zo’n groep is een zekere mate van coördinatie; leden van een groep hebben vaak een<br />

eigen taal [jargon], ontmoeten elkaar op bepaalde fora ofwel in een bepaalde arena 5 en lezen<br />

dezelfde tijdschriften en vakbladen.<br />

4 Netwerk: verzameling van stabiele relaties tussen wederzijds afhankelijke actoren (Werkman, 2010)<br />

5 Arena: plaats waar uitwisseling plaats vindt van ideeën over een bepaalde kwestie in specifieke groepen actoren of<br />

netwerken en waar keuzes gemaakt worden over specifieke aspecten van een vraagstuk<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 21


In Figuur 6 staan de verbindingen tussen de groepen ofwel netwerken; het kan dus nog<br />

complexer gemaakt worden door in te zoomen op de actoren binnen de netwerken. Dan vinden<br />

we bijvoorbeeld ook bedrijfstakverenigingen, industrie consortia, normeringsorganen en<br />

kennisinstituten voor een bepaalde bedrijfstak.<br />

Een theorie, die zich bezig houdt met het bestuderen van netwerken, is sociale netwerk analyse.<br />

Deze theorie benadert sociale relaties in termen van knooppunten en verbindingen. De<br />

knooppunten zijn de actoren en de verbindingen zijn de relaties tussen de actoren. Er is een<br />

breed veld van [prestatie-] kenmerken bij betrokken, varierend van invloed/macht en<br />

kennisinbreng tot mobiliteit. Kenmerken van een innovatie-gerelateerd netwerk zijn vooral de<br />

dichtheid, de structuur en het functioneren van het netwerk [kwaliteit van de relaties].<br />

Het centrale idee achter de Innovatiesysteem [IS] benadering is, dat innovatie [inventie en de<br />

verspreiding ervan] zowel een individueel [competentie opbouw] als een collectief handelen<br />

[leren in netwerken] is [Edquist, 2001 uit (M. P. Hekkert, et al., 2007)]. Strategisch Niche<br />

Management [SNM] literatuur benadrukt het belang van brede en diverse netwerken van<br />

maatschappelijke actoren voor een succesvolle ontwikkeling van duurzame technologieën; het<br />

experimenteren en leren in niche experimenten moet een interactief proces zijn.<br />

Er zijn twee benaderingen, die de relatie tussen netwerken en innovatie nader beschouwen [pijl<br />

‘A’ in Figuur 7]:<br />

Connectionistische visie: een netwerk is een set van verbindingen, waardoor middelen<br />

zoals kennis en informatie kan stromen. De indruk bestaat dat hoe intensiever de<br />

netwerkactiviteiten zijn en hoe groter het aantal betrokken actoren, des te<br />

gemakkelijker de informatie en de kennis kan circuleren en hoe groter de kans is dat de<br />

innovatie zich zal ontwikkelen (Caniels & Romijn, 2008, p. 616).<br />

Structuur visie: de aard en de kwaliteit van de interacties en de topologie [i.e. structuur<br />

van het netwerk] zijn van invloed op de prestatievermogen. Granovetter<br />

beargumenteert dat relatief losse, open netwerken met verbindingen met partijen<br />

buiten het netwerk, er meer toe geneigd zijn om nieuwe ideeën te genereren dan kleine,<br />

hechte netwerken met veel redundante banden (Granovetter, 1983, p. 202 en 216).<br />

Figuur 7 De relatie tussen netwerken en succesvolle innovaties vanuit het perspectief van de sociale<br />

netwerk theorie (Bron: Caniels & Romijn, 2008).<br />

In de literatuur over sociale netwerk analyse worden ook de indirecte verbanden tussen netwerk<br />

relaties en/of structuren en de innovatieprestaties verder uitgewerkt:<br />

Verband tussen netwerken en leren (pijl ‘B’ in Figuur 7): de partijen voegen waarde toe<br />

aan elkaars kennis wanneer hun kennis voldoende verschilt van elkaar, terwijl ze<br />

tegelijkertijd een zekere mate van affiniteit en absorptievermogen nodig hebben om<br />

effectief te kunnen communiceren. Dit verschijnsel wordt aangeduid met ‘relationele of<br />

cognitieve nabijheid’. Voorbeelden van zulke ‘vergelijkbare anderen’ zijn<br />

Page 22 Innovatiesysteemanalyse


netwerkstructuren tussen verschillende bedrijven [bijvoorbeeld door R&D<br />

samenwerkingsverbanden] of mensen, die betrokken zijn bij een gemeenschappelijke<br />

activiteit in een Community of Practice [CoP; i.e. een groep mensen, die allemaal<br />

betrokken zijn bij een gezamenlijke activiteit].<br />

Link, die uitdrukt dat netwerken de innovatie performance beïnvloeden door middel van<br />

de vorming en convergentie van verwachtingen en meningen (pijl ‘C’ in Figuur 7): in<br />

groepsprocessen, zoals in de Community-of-Practice benadering, beïnvloeden individuen<br />

elkaar zodanig door interactie en het delen van informatie en kennis, dat zich homogene<br />

overtuigingen ontwikkelen.<br />

Netwerk analyse kan van belang zijn voor beleidsvorming door cruciale actoren en schakels in de<br />

innovatienetwerken aan te wijzen. Beleidsmakers kunnen dan de kansen voor potentieel<br />

succesvolle technologische innovaties vergroten door zich te richten op specifieke actoren en<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

2.3 Dynamiek van het innovatiesysteem<br />

Vaak acht men het noodzakelijk om zowel de snelheid als de richting van innovaties en<br />

veranderingen te beïnvloeden. Aangezien dit een dynamisch proces is, is er ook een dynamische<br />

benadering van het innovatiesysteem nodig om het te begrijpen en om beter in staat te zijn om<br />

de richting te sturen.<br />

Een methode, die zich richt op de processen die belangrijk zijn voor goed presterende<br />

innovatiesystemen, is die van Hekkert et al (2007) en Alkemade et al (2007). Het centrale idee is<br />

dat de analyse zich moet richten op het systematisch in kaart brengen van activiteiten.<br />

Activiteiten zijn bijvoorbeeld nieuwe wetten, de toegang van nieuwe actoren of andere<br />

gebeurtenissen die het karakter van een innovatiesysteem in de loop van de tijd veranderen.<br />

Deze activiteiten hebben de functie om bij te dragen aan het doel van het innovatiesysteem (het<br />

voortbrengen/ontwikkelen, de toepassing, en de verspreiding van een innovatie); vandaar de<br />

naam ‘innovatiesysteemfuncties’. Op basis van literatuur en verschillende empirische studies,<br />

stellen Hekkert et al (2007) voor om de volgende reeks van functies toe te passen:<br />

Experimenteren door ondernemers (FOI1): de rol van de ondernemer is om het potentieel<br />

van nieuwe kennis in concrete acties om te zetten om nieuwe bedrijfskansen te genereren.<br />

Met ondernemers worden hier de ondernemers bedoeld, die omzet willen genereren met<br />

de nieuwe technologie; in Figuur 5 en Figuur 6 zitten deze dan ook aan de productiekant<br />

van het systeem. Hun [risicovolle] experimenten zijn nodig om om te gaan met grote<br />

onzekerheden en meer kennis te verzamelen over het functioneren onder verschillende<br />

omstandigheden. Zo kan de ondernemer ook het systeem om hem heen beïnvloeden.<br />

Tevens kunnen reacties van consumenten, toeleveranciers en overheid worden<br />

geëvalueerd. Zonder ondernemers is er eigenlijk nog geen sprake van een<br />

innovatiesysteem, maar van een ‘onderzoek- en ontwikkelingssysteem’ (M. Hekkert &<br />

Ossebaard, 2010, p. 64).<br />

Kennisontwikkeling (FOI2): leermechanismen zijn de kern van een innovatieproces. Het<br />

zoekend leren (‘learning by searching’) betreft zuiver wetenschappelijk onderzoek en<br />

toepassingsgericht onderzoek, wat plaatsvindt aan universiteiten en<br />

onderzoeksinstellingen. ‘Learning by doing’ (ervaringsleren) is het kennis vergaren door de<br />

technologie in de praktijk te gebruiken; kennis, die niet in een laboratorium wordt<br />

verkregen, maar van de gebruiker die geconfronteerd wordt met de minpunten. Innovaties<br />

ontstaan niet alleen maar door totaal nieuwe kennis, maar vaak ook door het<br />

samenbrengen van bestaande stukjes kennis (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 67).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 23


Kennisuitwisseling in netwerken (FOI3): De primaire functie van netwerken is, volgens<br />

Carlsson en Stankiewicz (1991), de uitwisseling van informatie. Netwerk activiteiten kunnen<br />

worden beschouwd als een voorwaarde voor interactief leren (‘learning by interacting’); in<br />

gebruikers-producenten netwerken kunnen activiteiten beschouwd worden als ‘leren door<br />

gebruiken’. Voor de groei van het innovatiesysteem is dit vooral belangrijk in heterogene<br />

groepen, waarin R&D overheden, concurrenten en de markt ontmoet. Hierdoor kan zich<br />

wederzijds begrip ontwikkelen.<br />

Richting geven aan het zoekproces (FOI4): Deze functie is een vorm van selectie om de<br />

beschikbare middelen verder te kunnen verdelen. De functie kan worden vervuld door de<br />

aanjagers [wetenschappers, industrie], selectoren [de overheid, bekende gevestigde partij,<br />

die duidelijk maakt er toekomst in te zien], maar ook door actoren die niet direct betrokken<br />

zijn bij de ontwikkeling en toepassing van de nieuwe technologie, zoals bivoorbeeld milieuorganisaties<br />

(M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 71). De betrokkenen kunnen zelf de<br />

gewenste acties ondernemen. De activiteiten kunnen de wensen, behoeften en<br />

verwachtingen van partijen in en om het innovatiesysteem omtrent de nieuwe technologie<br />

duidelijker en zichtbaarder maken. De richting kan positief zijn; het stimuleren door een<br />

sterke nadruk op de positieve aspecten te leggen. Maar het kan ook een negatieve inhoud<br />

hebben; de ontwikkeling kan worden belemmerd of zelfs afgewezen door een sterke<br />

discussie over de mogelijke voordelen.<br />

Creëren van markten (FOI5): in het algemeen hebben innovaties slechts heel geringe<br />

voordelen ten opzichte van bestaande technieken of praktijken. Verspreiding/doorbraak zal<br />

onder deze omstandigheden erg traag zijn. Om te kunnen concurreren is het noodzakelijk<br />

om kunstmatige (niche)markten te creëren. Verder kan de overheid tijdelijk<br />

concurrentievoordeel bieden door financiële steun te geven zodat de innovatie relatief<br />

goedkoper wordt of door de innovatie in bepaalde markten verplicht te stellen. Het creëren<br />

van markten is eigenlijk een speciaal geval van richting geven aan het zoekproces; het<br />

verschil bij markten is dat de uiteindelijke gebruikers de vraag ernaar bepalen (market pull<br />

in plaats van technology push). Bij duurzame innovaties zijn het overheden en nongouvermentele<br />

organisaties (NGO’s), die de taak van het creëren van markten op zich<br />

nemen door bijvoorbeeld regulerende belastingen, subsidieregelingen of door als<br />

‘launching customer’ op te treden [zij geven dan bij de eigen aankopen de voorkeur aan<br />

[het gebruiken van] de innovatie].<br />

Mobiliseren van middelen (FOI6): Voor alle activiteiten binnen een innovatiesysteem zijn<br />

zowel financiële middelen als voldoende gekwalificeerde mensen nodig. Voor onderzoek<br />

wordt vaak nog wel voldoende geld vrijgemaakt, maar wanneer er opgeschaald moet<br />

worden of er moet een productiefaciliteit gebouwd worden, dan gaan onzekerheden over<br />

het slagen van de technologie een grote rol spelen. In deze moeilijke fase, ook wel ‘vallei<br />

des doods’ genoemd (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 72), sneuvelt een groot deel van de<br />

innovatietrajecten. Verder is het van belang, dat de nodige nieuwe kennis wordt<br />

opgenomen in de curricula in het onderwijssysteem.<br />

Tegenspel bieden aan weerstand (FOI7): Vaak roept een innovatie weerstand op bij<br />

belanghebbenden van het bestaande systeem. Door het voeren van politieke lobby’s en het<br />

geven van adviezen in het voordeel van de opkomende technologie kan tegenspel geboden<br />

worden aan deze weerstand. Ook dit kan gezien worden als een speciaal geval van richting<br />

geven aan het zoekproces omdat het een pleidooi in een bepaalde richting<br />

vertegenwoordigt. Ook provinciebesturen kunnen de regering oproepen om regels te<br />

Page 24 Innovatiesysteemanalyse


veranderen. Echter, de steungroepen/lobby organisaties/coalities hebben zelf niet de<br />

macht om een institutionele structuur te veranderen.<br />

Indicatoren voor de verschillende functies worden weergegeven bij de onderzoeksmethode in<br />

paragraaf 3.5.2 en bij de uitwerking van de afzonderlijke functies in hoofdstuk 8.<br />

Tussen de bovenstaande functies is ook interactie; ze kunnen elkaar versterken. Dit mechanisme<br />

heet ‘positieve terugkoppeling’, waarbij ‘positief’ verwijst naar het versterken van een bepaalde<br />

trend of richting. In het geval dat een functie de negatieve richting van een andere fuctie<br />

versterkt, is er sprake van innovatiesysteemafbraak. Elkaar in gunstige zin versterkende<br />

systeemfuncties leiden tot versnelling van de groei van het innovatiesysteem en dit wordt een<br />

innovatiemotor genoemd. Suurs onderscheid in zijn proefschrift (2009a) -aan de hand van in<br />

meerdere cases geobserveerde terugkoppelingen- vier typen innovatiemotoren, die elkaar<br />

kunnen opvolgen (zie tevens: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, hoofdstuk 7):<br />

De Kennismotor: Deze motor ontstaat aan het begin van het innovatietraject en dient om<br />

kennis te ontwikkelen [research & development, haalbaarheidsstudies] en te verspreiden.<br />

Tevens zijn er voor het onderzoek middelen nodig en de belangrijkste actoren bij deze<br />

motor zijn dan ook wetenschappers en beleidsmakers. De functies, die elkaar versterken,<br />

zijn hier kennisontwikkeling, kennisuitwisseling in netwerken, richting geven aan het<br />

zoekproces en mobiliseren van middelen [zie Figuur 8]. In Figuur 8 rechts is nog wel een<br />

feedback loop met ‘experimenteren door ondernemers’ aangegeven, maar deze speelt<br />

slechts een zwakke rol.<br />

Mobiliseren<br />

van middelen<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting<br />

geven aan<br />

het<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

uitwisseling<br />

in netwerken<br />

Figuur 8 De kennismotor (Bron links: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 82; rechts: R.A.A. Suurs, 2009a)<br />

De Engelse benaming voor deze motor is Science and Technology Push Motor, die nog<br />

beter uitdrukt, dat er nauwelijks betrokkenheid is van de ‘vraag’-/gebruikerskant. “Dit<br />

verkleint de kans dat de technologie wordt afgestemd op de behoefte van latere gebruikers”<br />

(M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 86). Als het onderzoek [te] sterk technologie-gedreven is<br />

en door slechts een kleine groep van aanjagers en selectoren wordt gedragen, wordt het<br />

onderzoek vaak beperkt tot één technologische optie en worden andere opties uitgesloten.<br />

Juist door deze eenzijdige benadering kan de onzekerheid toenemen (R.A.A. Suurs, 2009a,<br />

pp. 213-214).<br />

De Ondernemersmotor: deze motor omvat dezelfde 4 functies als de kennismotor, maar<br />

verder is er een grote rol voor experimenteren door ondernemers [FOI1] en de functie<br />

tegenspel bieden aan weerstand [FOI7] is aanwezig [zie Figuur 9 ].<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 25


Er wordt een start gemaakt met het vercommercialiseren van het innovatiesysteem, maar<br />

er is nog geen markt aanwezig. Toch is in deze motor de belangrijkste rol weggelegd voor de<br />

ondernemer, die nieuwe [demonstratie-] pilotprojecten opzet, omdat hij economisch of<br />

maatschappelijk voordeel verwacht.<br />

Mobiliseren<br />

van<br />

middelen<br />

Figuur 9 De ondernemersmotor (Bron: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 87; R.A.A. Suurs, 2009a, p.<br />

215)<br />

Door inzichten in de praktijk *‘learning-by-using/doing’+ ontstaat een grotere variatie aan<br />

opties en wordt de innovatie verbeterd. Er wordt actief gelobbyd om meer middelen<br />

beschikbaar te krijgen voor eigen projecten. Geïnteresseerde overheden treden op als<br />

‘launching customers’ *en hebben zo de rol van selector+. Intermediaire organisaties zijn nu<br />

van belang, omdat zij vaak het initiatief nemen om een netwerk op te zetten, waardoor de<br />

kracht van de motor kan toenemen. In Figuur 9 rechts wordt aangegeven dat er soms kleine<br />

niche-markten aanwezig zijn.<br />

De Systeemopbouwmotor: Er is inmiddels behoefte aan een echte markt. Het creëren van<br />

markten [FOI5] door het aanpassen van bestaande wet- en regelgeving, die meerdere<br />

actoren verleid om tot het innovatiesysteem toe te treden, is het succes van deze motor.<br />

Voorbeelden hiervan zijn belastingvrijstelling, verplichte toepassing van de technologie of<br />

het aanleggen van een infrastructuur.<br />

Mobiliseren<br />

van<br />

middelen<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting<br />

geven aan<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting<br />

geven aan<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

uitwisseling<br />

in<br />

netwerken<br />

Kennis<br />

uitwisseling<br />

in netwerken<br />

Creëren van<br />

markten<br />

Experimenteren<br />

door<br />

ondernemers<br />

Tegenspel<br />

bieden aan<br />

weerstand<br />

Experimenteren<br />

door<br />

ondernemers<br />

Tegenspel<br />

bieden aan<br />

weerstand<br />

Figuur 10 De systeemopbouwmotor (Bron: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 91; R.A.A. Suurs, 2009a, p.<br />

219)<br />

Er is een sterk netwerk nodig rondom de innovatie om de weerstand van mensen, die de<br />

innovatie als een bedreiging zien, te doorbreken. Steeds meer nieuwe initiatiefnemers en<br />

selectoren [zoals regionale overheden, intermediairs en belangengroepen] worden<br />

Page 26 Innovatiesysteemanalyse


aangetrokken om effectief te lobbyen bij de nationale overheid voor odersteunend beleid<br />

en regelingen [ipv. de projectspecifieke steun bij de ondernemersmotor]. Het belangrijkste<br />

verschil met de ondernemersmotor is dat deelnemende bedrijven bewust samenwerken [in<br />

platforms] om in onderling overleg het richting geven, het tegenspel bieden, het creëren<br />

van markten en het mobiliseren van middelen te versterken.<br />

De Marktmotor: De technologie is betrouwbaar genoeg en er is een koopkrachtige vraag<br />

naar de nieuwe technologie ontstaan. Ook ondernemers, die betrekkelijk weinig risico<br />

durven te nemen, treden toe. Alle functies zijn goed ontplooid, maar er zijn minder<br />

lobbyactiviteiten nodig, omdat de innovatie inmiddels de nieuwe standaard aan het worden<br />

is. Een effect van de marktmotor is, dat bedrijfsstrategieën zich meer en meer op<br />

prijsconcurrentie gaan richten.<br />

Samengevat, voor de bestudering van een innovatiesysteem is het van belang om zowel de<br />

structuur als de dynamiek van het systeem in ogenschouw te nemen.<br />

De structuur van het innovatiesysteem bestaat uit vier elementen: actoren, technologie,<br />

netwerken en instituties. Met instituties worden niet bedrijven of organisaties bedoeld, maar de<br />

‘regels van het spel’, zoals regelgeving, normen en cognitieve regels als gewoonten en<br />

dominante percepties.<br />

Bij het analyseren van het netwerk is de hele toeleveringsketen van belang alsmede het<br />

institutionele systeem er omheen. Voor een innovatie-gerelateerd netwerk zijn onder andere de<br />

dichtheid en de structuur van belang; dit kan in kaart gebracht worden door de relaties tussen<br />

actor[groepen] weer te geven als knooppunten en verbindingen, zoals gebruikelijk in sociale<br />

netwerkanalyse.<br />

De dynamiek van de opbouw van het innovatiesysteem kan worden weergegeven met behulp<br />

van zeven functies. De staat van ontwikkeling van de systeemfuncties bepaalt welke<br />

innovatiemotor er al goed draait.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 27


Page 28 Innovatiesysteemanalyse


3 Onderzoeksmethode<br />

Voorafgaand aan dit afstudeervak is het vak “Designing innovative policy arrangements” (PAP-<br />

30306) gevolgd bij de leerstoelgroep ‘Public Administration and Policy’ [Bestuurskunde]. Voor dit<br />

vak moest een zelfgekozen case geanalyseerd worden met behulp van de theoriën en<br />

methoden, die werden beproken in de colleges. Ik heb samen met twee medestudenten<br />

verschillende theorieën toegepast op de case ‘Fosfor verontreiniging in het Maas stroomgebied 6 ’<br />

(Aulich, Huizer, & Jongedijk, 2010). Aangezien dit voor een groot deel ook het onderzoeksgebied<br />

van deze afstudeeropdracht betrof, had ik al een aardig inzicht gekregen in de diverse<br />

netwerken, arena’s en samenwerkingsverbanden, die er bij dit complexe probleem horen.<br />

Om nog meer bekend te raken met de innovatiesysteemfuncties als diagnosetool heb ik een<br />

gesprek gehad met Professor Dr. Marko Hekkert van het Department of Innovation and<br />

Environmental Science van de Universiteit Utrecht. Daarnaast ben ik in staat gesteld een college<br />

van hem bij te wonen tijdens de Summer School ‘Innovations for a Sustainable <strong>Future</strong>: <strong>Dutch</strong><br />

Experiences’, waarin ook de theorie van de zeven innovatiesysteemfuncties werd behandeld<br />

(07-07-2010: ‘Understanding systems: Dynamics of Energy’).<br />

3.1 Conceptueel kader<br />

Het onderwerp van dit onderzoek is het [technologisch] innovatie systeem “fosfor run-off<br />

management”. Dit TIS omvat zowel de kennis van het aandeel van oppervlakkige afspoeling in de<br />

fosforbelasting van het oppervlaktewater als de mogelijke maatregel ‘adsorptie met<br />

fosfaatbindende materialen’ op deze snelle transportroute.<br />

Figuur 11 Innovatiesysteemanalyse<br />

Structuur-‘foto’ Netwerk Dynamiek<br />

De meeste studies over innovaties zijn retrospectief; zij zijn uitgevoerd nadat het resultaat van<br />

de innovatie bekend was. Het is echter algemeen erkend dat voorkennis van het succes of falen<br />

van een innovatie altijd leidt tot bevooroordeelde bevindingen in een studie. Alhoewel er allerlei<br />

maatregelen kunnen worden genomen om vooroordelen te beperken, is het beter om het<br />

innovatieproces te observeren tijdens de ontwikkeling (van de Ven & Poole, 1990, p. 316). Deze<br />

studie volgt dan ook ‘real-time’ het innovatieproces tijdens de duur van dit afstudeeronderzoek.<br />

Om een zo volledig mogelijk beeld van het TIS te verkrijgen, wordt het op verschillende<br />

manieren in kaart gebracht. Ten eerste de innovatie systeem benadering; dit is een statische<br />

benadering, waarin het TIS wordt beschreven; er wordt een soort foto, een momentopname,<br />

gemaakt, waarbij alle vier de elementen, die ik beschouw als onderdeel van deze TIS, in kaart<br />

worden gebracht: de betrokken actoren, technologie, actor netwerken en instituties.<br />

6 Beperkt tot het Nederlandse deel van het Maas stroomgebied en in het bijzonder het noord-westelijke deel van de<br />

provincie Noord-Brabant. Het gebied omvat de benedenloop van de Donge, de Bergsche Maas, de Amer, Nationaal<br />

Park de Biesbosch, het Land van Altena en een deel van het stroomgebied van de Mark en Dintel. De bodem bestaat<br />

hier voornamelijk uit rivierklei en slib.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 29


De tweede benadering is meer dynamisch; welke ontwikkelingen zijn er tot nu toe geweest in dit<br />

innovatiesysteem, op welk punt staan we nu in de tijd en welke ontwikkelingen zijn er nu nodig<br />

om de innovatie zich verder te laten ontwikkelen. De diagnosetool, die hiervoor gebruikt zal<br />

worden, zijn de zeven functies van het innovatiesysteem, die worden voorgesteld door Hekkert<br />

et al (2007, pp. 421-425). Van de zeven innovatiesysteemfuncties wordt de ontwikkeling van de<br />

afgelopen jaren beschreven; indien mogelijk wordt dit kwantitatief gedaan. Verder wordt<br />

onderzocht of deze theorie benut kan worden om handvatten te geven voor de verdere<br />

verspreiding van deze innovatie; deze studie is dus op het heden en op de toekomst gericht<br />

[prospectief].<br />

Eén van de zeven innovatiesysteemfuncties is ‘kennisuitwisseling in netwerken’. In de theorie<br />

van Hekkert (2007) wordt met name het aantal workshops, conferenties en platforms gemeten.<br />

Aangezien ‘netwerken’ een van de vier elementen van het innovatiesysteem is, beschouw ik<br />

alleen deze kwantitatieve benadering als te beperkt. Om dit verder uit te diepen voor het TIS<br />

'fosfor run-off management' maak ik gebruik maken van inzichten uit de literatuur van Geels<br />

(2004) over de noodzakelijke sociale groepen in sociaal-technologische systemen en van<br />

concepten uit de sociale netwerk theorie. Dichtheid, structuur en functioneren zijn belangrijke<br />

kenmerken van het netwerk als het gaat om doorbraak van innovaties. Om de dichtheid en de<br />

structuur van het netwerk duidelijker te maken, worden de relaties weergegeven volgens het<br />

concept van knooppunten en verbindingen uit de sociale netwerk analyse.<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 2.1, wordt de innovatiesysteembenadering gezien als ‘statisch’ en<br />

‘georienteerd op instituties’; ik heb dit geïnterpreteerd als ‘georiënteerd op formele instituties’.<br />

De benadering van de innovatiesysteemfuncties legt de nadruk op de ‘acties’; van de<br />

ondernemer [die de technologie wil gaan verkopen] [FOI1], de wetenschappers [FOI2, FOI3], de<br />

overheid [FOI4, FOI5, FOI6], en wellicht waterschappen en drinkwaterbedrijven [FOI7]. Volgens<br />

Hekkert en Ossebaard (2010, p. 70) kunnen “een groot aantal actoren via de media hun zegje<br />

doen over de nieuwe technologie” in een publiek debat om richting te geven aan het zoekproces<br />

[FOI4] en in Suurs (2009a) worden de gebruikers kort vermeld 7 . Toch lijkt de agrarisch<br />

ondernemer als potentiële eindgebruiker zelfs bij de combinatie van de twee benaderingen een<br />

ondergeschikte rol te spelen. Weliswaar vallen onder de ‘informele instituties’ ook de culturele<br />

waarden en de dominante manier van denken binnen een actorgroep, die volgens Geels weer<br />

beïnvloed kunnen worden [FOI4] door de media en maatschappelijke groeperingen [zie Figuur 5<br />

en Figuur 6], maar voor de verspreiding van de inventie naar de eindgebruikers [hier: agrarisch<br />

ondernemers en misschien waterschappen] is draagvlak voor de inventie [hier: het gebruik van<br />

ijzerhoudend materiaal als maatregel tegen fosforemissie] bij de eindgebruikers van cruciaal<br />

belang. Daarom wordt in de interviews toch aandacht besteed aan de perceptie van de<br />

eindgebruiker over onder andere de ‘fosforproblematiek’, de inventie en de<br />

toepassingsmogelijkheden, eventuele andere maatregelen en gewenste manieren van<br />

kennisuitwisseling.<br />

3.2 Afbakening van de systeemgrenzen<br />

In het TIS “fosfor run-off management” zullen drie specifieke KRW-Innovatieprojecten dienen als<br />

onderwerp voor dit onderzoek. Zij verbinden de nieuwe inzichten over een prominente route<br />

van fosforemissie (oppervlakkige afspoeling) en het gebruik van fosforbindende materialen. De<br />

projecten “Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling” *KRW08085+ en “Gebruik van<br />

(...) fosfaatbindende materialen om lekken in nutriëntenkringlopen te dichten” *KRW08091+<br />

vallen onder de categorie ‘Kennisontwikkeling’, terwijl het KRW-Innovatieproject KRW08035:<br />

7 “it is bound to be an interactive process which involves governments, technology producers, technology users<br />

and NGOs, all exchanging promises and expectations of the emerging technology” (R.A.A. Suurs, 2009a, p. 56).<br />

Page 30 Innovatiesysteemanalyse


“Onderzoek terugdringing afspoeling fosfaat van boerenland” meer ingedeeld kan worden in de<br />

categorie ‘Praktisch experiment’, waarin de twee kennisgebieden worden gecombineerd. Deze<br />

laatste, het KRW-Innovatieproject KRW08035, is het meest intensief onderzocht omdat hier ook<br />

het meest verschillende actorgroepen een rol speelden. Een nadere beschrijving van de drie<br />

projecten is opgenomen in bijlage III.<br />

Geografisch gezien is het onderzoeksgebied voor mijn onderzoek naar de kennis van en de<br />

potentiële maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling van fosfaat van landbouwgrond in<br />

principe beperkt tot Nederland [alhoewel voor de functie ‘kennisuitwisseling in netwerken’ nog<br />

wel gekeken is naar buitenlandse symposia, waar de invloed van oppervlakkige afspoeling bij<br />

fosfaatemissies en/of het gebruik van fosfaatbindende materialen op de agenda stonden].<br />

Aangezien het project KRW08035 gesitueerd was in de provincie Noord-Brabant door de<br />

samenwerking met Actief Randenbeheer Brabant, zijn echter veel van de geïnterviewde actoren<br />

gesitueerd in de provincie Noord-Brabant en voor een deel ook nog beperkt tot kleigebieden.<br />

Bij ‘instituties’ als één van de vier structurele componenten van het innovatiesysteem is met<br />

name onderzoek gedaan naar de zgn. ‘harde/formele’ instituties en dan vooral naar de<br />

betrokken wet- en regelgeving. [Een deel van] de ‘zachte/informele’ instituties [is] zijn wellicht<br />

wel uit de interviewtranscripten te halen [dominante percepties], maar om de perceptie van<br />

enkele geïnterviewde actoren te interpreteren als ‘dé dominante perceptie’ binnen die<br />

actorgroep, is mijns inziens niet correct. De perceptie van de geïnterviewde actoren wordt in dit<br />

onderzoek wel gebruikt om het draagvlak voor de maatregel met de ijzerhoudende materialen<br />

te toetsen en in de context te plaatsen.<br />

Het voerde voor deze afstudeeropdracht te ver om het functioneren van het netwerk, dus de<br />

kwaliteit en de intensiteit van de relaties, in beeld te brengen. Om dit op een kwantitatieve<br />

manier te analyseren, zoals bijvoorbeeld in de studie van van Caniëls en Romijn (2008) is wel<br />

programmatuur/software beschikbaar, maar dan zou er in de interviews dieper op dit aspect<br />

doorgevraagd moeten worden. Omwille van de tijd heb ik dit niet gedaan. Bovendien zijn er in<br />

de in kaart gebrachte organisaties nog meer individuele actoren, die relevante relaties hebben,<br />

maar niet geïnterviewd zijn in dit onderzoek.<br />

De innovatiesysteemanalyse is toegepast op de potentiële maatregel ‘gebruik van ijzerhoudende<br />

materialen voor de binding van fosfor [in het geval van oppervlakkige afspoeling]’. Hierbij kan de<br />

aantekening gemaakt worden, dat veel van de actoren en actornetwerken [met name aan de<br />

gebruikerskant] overeenkomen met die van alternatieve potentiële maatregelen [zie ook niveau<br />

II in bijlage I]. Bij de mogelijkheden voor het fosfaatbindende materiaal is nog wel kort gekeken<br />

naar alternatieven.<br />

De tijdspanne voor het onderzoek loopt van 2008 tot en met begin 2011. Het jaar 2008 wordt als<br />

startpunt genomen, omdat in dit jaar het onderzoek naar het gebruik van ijzerhoudend<br />

materiaal als fosfaatbinder in filters in Nederland een nieuwe vlucht begon te nemen [tevens<br />

start KRW-IP programma]. In de beschrijving van de casus [zie paragraaf 9.2] worden wel de<br />

gebeurtenissen in de aanloop hiernaar toe meegenomen.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 31


3.3 Onderzoeksvragen<br />

Voor dit afstudeeronderzoek heb ik twee hoofdonderzoeksvragen vastgesteld, die verder zijn<br />

opgesplitst in meerdere subvragen:<br />

Hoe ziet op dit moment het innovatiesysteem “fosfor run-off management” in Nederland<br />

eruit?<br />

o Welke actoren zijn er betrokken bij het onderzoek naar de invloed van oppervlakkige<br />

afspoeling op fosforemissie van landbouwgrond en mogelijke maatregelen om dit te<br />

verminderen?<br />

o Wat is de perceptie van de geïnterviewde actoren met betrekking tot de<br />

fosforproblematiek en de mogelijke maatregelen om emissies van fosfor naar het<br />

oppervlaktewater terug te dringen?<br />

o Wat zijn de mogelijkheden voor de technologie van fosfaatbinders?<br />

o Wat zijn de percepties van de actoren over de toepasbaarheid van ijzerhoudende<br />

materialen voor de binding van fosfor in het geval van oppervlakkige afspoeling?<br />

o Hoe is het huidige actornetwerk van deze TIS opgebouwd?<br />

o Komt dit overeen met het benodigde actornetwerk *bijvoorbeeld volgens “Kennis<br />

moet stromen” of volgens het socio-technologisch netwerk beschreven in Geels<br />

(2004)]?<br />

o Worden er door de geïnterviewden nog andere actoren aangeven, die nog niet in het<br />

huidige netwerk betrokken zijn?<br />

o Wat zijn de mogelijke problemen met of kansen voor regelgeving of andere<br />

voorschriften voor de toepassing van ijzerhoudende materialen volgens de<br />

geïnterviewden en volgens de literatuur?<br />

Hoe is tot op dit moment het verloop van de innovatieprocessen geweest in het TIS “fosfor<br />

run-off management” in Nederland?<br />

o Is er al sprake van experimenteren door ondernemers in het TIS “fosfor run-off<br />

management” op het gebied van ijzerhoudende materialen om fosfaatemissies tegen<br />

te gaan?<br />

o Hoeveel kennisontwikkeling heeft er in Nederland plaats gevonden op het gebied van<br />

oppervlakkige afspoeling als belangrijke transportroute voor fosfor?<br />

o Hoeveel kennisontwikkeling heeft er in Nederland plaats gevonden op het gebied van<br />

ijzerhoudende materialen voor het verminderen van fosforemissies naar het<br />

oppervlaktewater?<br />

o Is er een groei waar te nemen in de mate van kennisuitwisseling over oppervlakkige<br />

afspoeling van fosfor in Nederland en over een mogelijke maatregel met<br />

ijzerhoudende materialen?<br />

o Zijn er aanwijzingen dat er richting gegeven wordt aan het zoekproces doordat<br />

partijen in het innovatiesysteem hun wensen, behoeften en verwachtingen omtrent<br />

maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling, en ijzerhoudende materialen in het<br />

bijzonder, duidelijk maken?<br />

o Zijn er al activiteiten waarneembaar, die bijdragen aan het creëren van markten/een<br />

marktvraag voor ijzerhoudende materialen?<br />

o Is er een groei in de hoeveelheid middelen, die beschikbaar wordt gesteld om de<br />

geschiktheid van ijzerhoudende materialen tegen fosfaatemissies te testen?<br />

o Wat is de mening van actoren over de beschikbaarheid van middelen om de<br />

ijzerhoudende materialen verder te testen?<br />

o Is er sprake van bijvoorbeeld het voeren van lobby of het geven van adviezen ten<br />

bate van ijzerhoudende materialen of de organisatie van steungroepen om tegenspel<br />

te bieden aan weerstand?<br />

Page 32 Innovatiesysteemanalyse


3.4 Dataverzameling<br />

De waarnemingen en de conclusies, die getrokken worden over de actoren, netwerken en<br />

instituties, moeten de realiteit zo dicht mogelijk benaderen. “Het waarborgen van de interne<br />

validiteit omvat”, volgens de Vaus (2001, p. 233), “het verwijderen van de invloed van andere<br />

variabelen door de een of andere soort controle”. De controle, waar ik gebruik van heb gemaakt,<br />

is de triangulatie-aanpak: het gebruik van verschillende soorten van gegevens of<br />

gegevensbronnen en van verschillende dataverzamelingsmethoden. Triangulatie van bronnen<br />

houdt hier in, dat de perceptie van verschillende actoren [overheid, gebruikers, wetenschappers,<br />

enz] gebruikt zal worden, aangezien het aannemelijk is dat deze verschilt tussen de verschillende<br />

actoren. Om de ervaringen en meningen van de actoren te verzamelen en te vergelijken, wordt<br />

gebruik gemaakt van triangulatie van methoden: zowel interviewen, observatie tijdens<br />

vergaderingen en bijeenkomsten, en document analyse zal worden toegepast.<br />

3.4.1 Interviews<br />

Er zijn interviews afgenomen met diverse actoren in het innovatiesysteem, waarbij het niet de<br />

bedoeling was hierbij uitputtend te zijn. De eerste selectie van ondervraagden bestaat uit<br />

projectleden van de drie KRW-IP projecten in het TIS “fosfor run-off management” en enkele<br />

leden van het kernteam van het overkoepelende project “Kennis moet stromen”; in eerste<br />

instantie is er dus sprake van een bevooroordeelde keuze. De lijst van geïnterviewden is<br />

langzamerhand uitgebreid met actoren, die in de eerste interviews genoemd zijn<br />

[sneeuwbaleffect], of afkomstig zijn uit het literatuuronderzoek. Op deze manier is het actornetwerk<br />

verder uitgebreid, zowel op het gebied van de meer technologische ontwikkeling van<br />

het product als op het gebied van doorstroming van kennis. Het sneeuwbal-proces kan in<br />

principe worden voortgezet totdat er een verzadigingspunt is bereikt; dit houdt in dat er in de<br />

interviews geen aanvullende informatie meer wordt verkregen. Aangezien dit echter een studie<br />

is naar een op dit moment lopend proces en de mogelijke ontwikkelingsrichtingen, is het nog<br />

niet mogelijk om het verzadigingspunt te bepalen. Er is dus voor gekozen om [omwille van de<br />

tijdsduur van de afstudeeropdracht] zelf een eindpunt te bepalen, maar de mijns inziens meest<br />

relevante actorgroepen zijn vertegenwoordigd. Er is wel gecheckt of in ieder geval de vijf<br />

componenten van een innovatiesysteem volgens Alkemade et al (2007) vertegenwoordigd<br />

waren, zoals weergegeven in Figuur 12.<br />

Productie kant<br />

Producenten van<br />

ijzerhoudende materialen<br />

Producenten van<br />

granulaten<br />

Overheid<br />

VenW/IM LNV/E,L&I Provincie<br />

Intermediaire<br />

infrastructure<br />

Arcadis, Deltares,<br />

‘Kennis moet stromen’<br />

Kennis- en onderzoeksinstituten<br />

Wageningen Universiteit, Alterra<br />

(Potentiële)<br />

Gebruikers kant<br />

Agrarisch ondernemers<br />

Waterschappen<br />

Figuur 12 Componenten en structuur van een innovatiesysteem (bron: Alkemade, et al., 2007) met<br />

daarin enkele actoren uit het TIS “fosfor run-off management”<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 33


In het KRW-IP project KRW08035 “Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling” zijn in de eerste<br />

fase oriënterende bedrijfsbezoeken afgelegd bij twaalf agrarisch ondernemers, die mogelijk aan<br />

het project zouden kunnen gaan deelnemen. Er is hierbij gesproken over of zij het verschijnsel<br />

‘oppervlakkige afspoeling’ herkenden in hun bedrijfspraktijk en of ze ideeën hebben over<br />

mogelijke maatregelen om dit tegen te gaan. Bij de eerste drie bedrijfsbezoeken is de voltallige<br />

projectgroep aanwezig geweest om zoveel mogelijk een eenduidige gang van zaken te hebben<br />

bij de andere bedrijfsbezoeken; hiervoor is ook een checklist gemaakt. Ik ben zelf bij 7 van deze<br />

gesprekken geweest (waaronder AGR1, AGR2 en AGR4), waarvan ik er één zelfstandig heb<br />

afgenomen.<br />

In een tweede ronde zijn er bezoeken afgelegd bij de acht agrarisch ondernemers, die gaan<br />

deelnemen aan het project. In dit gesprek is de opzet van de veldexperimenten besproken en<br />

zijn er afspraken gemaakt. Ik ben aanwezig geweest bij twee van deze gesprekken (AGR7, AGR8).<br />

Er is bewust voor gekozen om mee te gaan naar agrarisch ondernemers, waar ik niet was<br />

geweest met de oriënterende gesprekken, met als doel om in ieder geval kennis gemaakt te<br />

hebben voordat er diepte-interviews afgenomen zouden gaan worden. Ook met – onder andere<br />

- dit doel heb ik bezoeken afgelegd aan vier veldexperimenten (AGR1, AGR5, AGR6 en AGR7).<br />

Er zijn door mij 24 verdiepende interviews afgenomen met de actoren, zoals weergegeven in<br />

Tabel 2. Tevens zijn er interviews afgenomen met twee agrarisch ondernemers, die deelnemen<br />

aan het KRW-IP project KRW08035 (AGR5 en AGR6), en hun buren (buur AGR5 en buur AGR6)<br />

door Leonie van Twisk, die voor haar stage bij Arcadis betrokken was bij het project. Indien<br />

relevant is er gebruik gemaakt van haar aantekeningen.<br />

Ik heb getracht om de interviews met actoren uit de verschillende actorgroepen zoveel mogelijk<br />

af te wisselen, zodat ik de geinterviewden kon confronteren met meningen van andere actoren<br />

uit dezelfde groep of andere groepen.<br />

De interviews zijn voornamelijk één-op-één afgenomen. De interviews waren semigestructureerd;<br />

er werd begonnen aan de hand van een interviewschema [zie bijlage IV] met<br />

enkele open vragen voor de diverse onderwerpen. Het interviewschema is gebruikt als een ruwe<br />

leidraad. Verdergaande vragen zijn gesteld om meer diepgaande informatie te krijgen of om<br />

door te praten over andere onderwerpen, die aan de orde kwamen. Alle ondervraagden hebben<br />

vragen gekregen over hun contacten en samenwerking met anderen en hun ideeën over een<br />

mogelijke toepassing van ijzerhoudende materialen voor fosfaatbinding, maar de rest van de<br />

onderwerpen kon verschillen, afhankelijk van hun bekendheid met de onderwerpen en hun<br />

plaats en functie in het netwerk. Het kon ook voorkomen, dat een interview nieuwe ideeën<br />

teweeg kon brengen, die een daarop volgend interview beïnvloedden.<br />

De interviews zijn opgenomen met een data-recorder en volledig overgebracht naar een<br />

tekstfile.<br />

Page 34 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 2 Overzicht actoren, waarbij een verdiepend interview is afgenomen<br />

Actorgroep Actor<br />

Overheid VenW – DGW DGW Kernteam “Kennis moet stromen”,<br />

DGW-programma UME<br />

LNV, directie kennis LNV beleidscoördinator mest, kernteam<br />

“Kennis moet stromen”<br />

Provincie Noord-Brabant, PrNB Beleidsmedewerker water<br />

Directie Ecologie<br />

Afval- & Grondstoffenbeheer<br />

WS Rivierenland WS1 Kernteam “Kennis moet stromen” ,<br />

afgevaardigde UvW – landb.emissie<br />

WS Brabantse Delta WS2 Projectgroep en -trekker ARB,<br />

WS Aa & Maas WS3<br />

gebiedspilots Noord-Brabant<br />

Projectgroep ARB, gebiedspilots NB<br />

Kennis- en<br />

onderzoeksinstituten<br />

Wageningen Universiteit, WU Projectleider KRW-IP project<br />

ESS-CC<br />

KRW08035<br />

Alterra Centrum Bodem CB1 KRW-IP project KRW08035<br />

Alterra Centrum Bodem CB2 KRW-IP project KRW08091<br />

Alterra, C. Water & Klimaat CWK1 Projectleider<br />

KRW08085<br />

KRW-IP project<br />

Alterra, C. Water & Klimaat CWK2 Initiatiefnemer KRW08085 en<br />

projectleider onderzoek<br />

‘Effectiviteit van bufferstroken’<br />

Consultancies Arcadis CONS1 KRW-IP project KRW08035<br />

Deltares CONS2 Kernteam “Kennis moet stromen”<br />

Ondernemers Drinkwaterbedrijf Vitens DW1 senior procestechnoloog<br />

Reststoffenunie DW2 directeur<br />

Hendrix UTD/Nutreco GRANU innovatie en productontwikkeling<br />

Agrarisch<br />

ondernemers<br />

Agrarische<br />

belangenvereniging<br />

melkveehouder AGR1 KRW-IP project KRW08035<br />

melkveehouder AGR2 KRW-IP project KRW08035<br />

melkveehouder AGR3 KRW-IP project KRW08035<br />

akkerbouwer AGR4 KRW-IP project KRW08035<br />

ZLTO-projecten [water] ZLTO1 KRW-IP project KRW08035<br />

ZLTO-projecten [water] ZLTO2 KRW-IP project KRW08035<br />

Agribusiness DLV-Plant, projecten DLV<br />

Onderwijs CAH Dronten CAH Nederlandse Vereniging voor<br />

Weide- en Voederbouw;<br />

bijeenkomst “Fosfaat met beleid”<br />

3.4.2 Observaties<br />

Onder ‘Observatie’ wordt hier bedoeld: het kijken en luisteren naar een interactie tussen<br />

actoren; hieronder zijn vergaderingen en bijeenkomsten van diverse projectgroepen en<br />

klankbordgroepen opgenomen, waarin kennis over het aandeel van oppervlakkige afspoeling in<br />

de fosfaatbelasting van oppervlaktewater of maatregelen daartegen aan de orde kwamen.<br />

Er zijn twee verschillende manieren om te observeren: deelnemend of niet-deelnemend. Als<br />

niet-deelnemend waarnemer ben ik niet betrokken bij de activiteiten van de groep, maar blijf ik<br />

als een passieve toeschouwer kijken en luisteren, maak aantekeningen en trek conclusies. Als<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 35


deelnemend observator kan ik op dezelfde manier meedoen met de activiteiten als de andere<br />

aanwezigen.<br />

Er zijn observaties gedaan bij de activiteiten, die zijn opgenomen in Tabel 3. Bij de uitwerking<br />

van dit afstudeerverslag is –indien relevant- gebruik gemaakt van notulen, eigen aantekeningen<br />

en van één bijeenkomst, de discussie met de adviseurs van DLV-plant marktgroep ZW, zijn<br />

opnames gemaakt met de data-recorder. Ook dit gesprek is volledig over gebracht naar een<br />

tekstfile.<br />

Tabel 3 Overzicht van activiteiten, die door mij zijn bijgewoond tijdens het afstudeeronderzoek<br />

datum activiteit plaats actoren Mijn rol<br />

02-11-2009 Overleg projectgroep KRW08035<br />

“Terugdringing fosfaatafspoeling”<br />

Wageningen Leden projectgroep deelnemend<br />

20-01-2010 Overleg projectgroep KRW08035 Wageningen Leden projectgroep deelnemend<br />

21-01-2010 Themadag “Kennis moet Utrecht WUR, V&W, LNV, PBL, Niet-deelnemend<br />

stromen”<br />

DLG, WS en HHR, RIWA,<br />

Provincies, BMF, DLV,<br />

LTO, CLM, consultancies,<br />

agri-business, ANV<br />

08-07-2010 CoP op bijeenkomst projectgroep ZLTO Tilburg Pr. N-Brabant, 4 Niet-deelnemend<br />

Actief Randenbeheer Brabant<br />

Brabantse WS, ZLTO,<br />

15-07-2010 Overleg projectgroep KRW08035 Wageningen<br />

enkele projectleden van<br />

KRW08035<br />

Leden projectgroep deelnemend<br />

14-09-2010 Excursie interactief waterbeheer; Nispen (onder Projectleiders,<br />

Niet-deelnemend<br />

fosfaat: bemestingsmethoden & Roosendaal) deelnemende agrariers,<br />

peilgestuurde drainage<br />

ZLTO, Pr. N-Br, WS BD<br />

22-09-2010 Overleg projectgroep KRW08035 Wageningen Leden projectgroep deelnemend<br />

05-10-2010 Bijeenkomst/themadag landelijk DLG Tilburg en Leden kennisnetwerk Niet-deelnemend<br />

kennisnetwerk Water van DLG Nieuwendijk Water DLG, Deltares,<br />

Alterra, ZLTO, WS<br />

20-10-2010 CoP op bijeenkomst ZLTO Tilburg<br />

Rivierenland<br />

Deelnemende agrariers, Niet-deelnemend<br />

klankbordgroep<br />

Randenbeheer Brabant<br />

Actief<br />

WS BD, Pr. N-Br, ZLTO<br />

18-11-2010 Werklab “Kennis moet stromen” Utrecht Projectleiders, kernteam Niet-deelnemend (&<br />

KMS, experts STONE &<br />

KRW-Verkenner<br />

notulist groep xx)<br />

10-01-2011 DLV-Plant Marktgroepoverleg ZW Bergen op Adviseurs DLV-plant Deelnemend<br />

Zoom<br />

(presentatie/ discussie)<br />

01-03-2011 Deskundigendag vanuit KRW-IP Vredepeel WUR, 4 WS, LTO, CLM, Niet-deelnemend<br />

projecten KRW08085 en<br />

WML, Agro-advies, 2x<br />

Landbouw Centraal<br />

provincie, Arcadis, Broos<br />

3.4.3 Literatuur onderzoek<br />

Behalve voor het theoretisch kader omtrent innovatie en innovatiesystemen, is er<br />

literatuuronderzoek/documenten analyse gedaan om enerzijds informatie over de te<br />

interviewen actoren te verzamelen voor gerichtere vragen en anderzijds om de informatie, die<br />

verkregen werd uit de interviews te verifiëren (interne validiteit) of nader uit te zoeken.<br />

Er is hierbij gebruik gemaakt van:<br />

interne netwerk documenten, zoals notulen, jaarverslagen, websites, webforums, ...; en<br />

externe documenten, zoals krantenartikelen, beleidsdocumenten, vakbladen, ...<br />

Page 36 Innovatiesysteemanalyse


Om te zoeken naar relevante krantenartikelen is er op bepaalde trefwoorden gezocht in de<br />

database Lexis Nexis Academic NL. In deze database is de volledige tekst opgenomen van de<br />

belangrijkste Nederlandse landelijke en regionale kranten, opiniebladen en tijdschriften. Op<br />

welke trefwoorden is gezocht, is aangegeven in de betreffende paragraaf 8.4.<br />

3.5 Innovatiesysteemanalyse<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 is het van belang om zowel de structuur als de dynamiek van<br />

het innovatiesysteem te analyseren.<br />

3.5.1 Structuurcomponenten<br />

Met behulp van de kwalitatieve data-analyse software Atlas.ti 5.0 zijn de uitgewerkte teksten<br />

van de interviews geanalyseerd. Hierbij zijn de verschillende thema’s in het onderzoek<br />

(percepties, netwerken, regelgeving) en de zeven innovatiesysteem -functies gecodeerd.<br />

Actoren, technologiën en instituties – genoemd in de interviews – zijn in kaart gebracht en<br />

verder onderzocht in de literatuur. Voor de component ‘netwerken’ zijn de verschillende<br />

samenwerkingsverbanden in [nutriëntenemissie gerelateerde] projecten gevisualiseerd met<br />

behulp van de techniek van knooppunten en verbindingen, zoals gebruikelijk in [sociale]<br />

netwerkanalyse. Ook worden een aantal arena’s *platfomen, overlegorganen+ beschreven. Een<br />

verdere kwantitatieve uitwerking van ‘kennisuitwisseling in netwerken’ *FOI3+ zal worden<br />

uitgevoerd bij de dynamiek van het innovatiesysteem in paragraaf 8.3.<br />

Ook wordt het bestaande netwerk vergeleken met het netwerk van de benodigde groepen in<br />

sociaal-technische systemen volgens Geels.<br />

3.5.2 Dynamiek<br />

Voor het in kaart brengen van de dynamiek van het innovatieproces is het van belang om een<br />

reeks van opeenvolgende ‘events’ te construeren, zoals in de methode, die is ontwikkeld door<br />

Van de Ven et al. in het Minnesota Innovation Research Program [MIRP] (van de Ven & Poole,<br />

1990). Terwijl Van de Ven de vijf variabelen of categorieën ideeën, mensen, transacties, context<br />

en resultaten gebruikte om veranderingen in het innovatieproces te bestuderen [zie Figuur 13],<br />

zijn in dit afstudeeronderzoek de ‘events’ toegewezen aan de zeven innovatiesysteemfuncties.<br />

De ‘events’ zijn gedestilleerd uit alle informatie, die tijdens de interviews, bijgewoonde<br />

bijeenkomsten en literatuuronderzoek is verzameld. Met ‘events’ worden hier diverse<br />

activiteiten bedoeld; dit kan uiteenlopen van een rapport, een congres of een artikel in een<br />

vakblad tot het vaststellen van normen of het vormen van een coalitie.<br />

Figuur 13 ‘Event’- analyse, ontwikkeld in het MIRP (Bron: van de Ven & Poole, 1990, p. 314)<br />

Welke indicatoren er voor de verschillende systeemfuncties gebruikt worden, is nader<br />

uitgewerkt in Tabel 4 en wordt eventueel per functie verder uitgelegd in hoofdstuk 8.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 37


Tabel 4 Indicatoren voor het meten van de systeemfuncties (naar: M.P. Hekkert & Negro, 2009; Negro,<br />

Hekkert, & Smits, 2007)<br />

Systeem functies Soort gebeurtenis Waarde<br />

Functie 1: experimenteren door<br />

ondernemers<br />

Project [met een commercieel doel] gestart<br />

Leveranciers verstrekken turn-key technologie<br />

Project gestopt<br />

Gebrek aan leveranciers<br />

Functie 2: Kennisontwikkeling Bureau-, evaluatie-, haalbaarheidsstudies, rapporten, R&D-projecten,<br />

octrooien<br />

Functie 3: Kennisuitwisseling Conferenties, workshops, platformen +1<br />

Functie 4: Richting geven aan Positieve verwachtingen, meningen over de technologie<br />

+1<br />

het zoekproces<br />

(aantal artikelen in vakbladen en media)<br />

Regelgeving of beleidsdoelen, positief voor de technologie<br />

+1<br />

Negatieve verwachtingen, meningen over de technologie<br />

-1<br />

Tekort aan regelgeving of regelgeving, die negatief is voor de<br />

technologie<br />

-1<br />

Functie 5: Creëren van markten Gunstige fiscale regelingen [feed-in rates], milieunormen, +1<br />

mileukeur/ecolabel<br />

Gebrek aan gunstige fiscale regelingen, milieunormen of groene labels -1<br />

Functie 6: Mobiliseren van Subsidies, investeringen voor lange termijn R&D<br />

+1<br />

middelen<br />

Nieuwe kennis opgenomen in curricula in onderwijssysteem (voor<br />

gekwalificeerde mensen)<br />

+1<br />

Gebrek aan subsidies, investeringen voor lange termijn R&D<br />

-1<br />

Functie 7: Tegenspel bieden aan Lobby organisaties/coalities, die proberen de belangen voor de +1<br />

weerstand<br />

innovatie te verbeteren<br />

Gebrek aan steun lobby ten voordele van de technologie<br />

-1<br />

Lobby voor andere maatregelen, die ‘concurreren’ met de technologie -1<br />

NIMBY houding<br />

-1<br />

Als er voldoende activiteiten aan één innovatiesysteemfunctie zijn toegekend, dan worden ze in<br />

chronologische volgorde opgenomen in een tabel van de desbetreffende functie. De<br />

ontwikkeling van een systeemfunctie wordt afgemeten aan het aantal activiteiten, uitgezet in de<br />

tijd. De activiteiten worden allemaal even zwaar gewogen [1], maar er kan wel onderscheid in<br />

gemaakt worden of de activiteit een positief [+1] of negatief effect [-1] op de ontwikkeling van<br />

de innovatie heeft [gehad]. Er kan wel meer nadruk gelegd worden op een bepaalde activiteit<br />

door deze expliciet op te nemen in de beschrijving van de ontwikkeling *‘casus’: zie hieronder].<br />

In het geval dat er voldoende activiteiten zijn, wordt de ontwikkeling ook grafisch weergegeven.<br />

Naast het innovatieproces van de fosfaatbindende materialen en het gebruik ervan, wordt ook<br />

de ontwikkeling van de kennis over het aandeel van de transportroute ‘oppervlakkige afspoeling’<br />

in de fosforemissies weergegeven, aangezien dit mijns inziens invloed heeft gehad.<br />

Behalve de kwantitatieve, grafische weergave van de ontwikkeling van de afzonderlijke<br />

systeemfuncties zullen de interacties tussen de systeemfuncties worden beschreven in een<br />

‘casus’; het verhaal van de ontwikkeling van de innovatie tot op heden. In dit verhaal zal steeds<br />

verwezen worden naar de zeven functies door de verkorte namen tussen haakjes te vermelden.<br />

Verder wordt er ook hier met een min-teken voor de functienaam aangegeven als er een<br />

negatieve werking is op de opbouw van het innovatiesysteem (M. Hekkert & Ossebaard, 2010<br />

hoofdstuk 7).<br />

Op deze manier zal er worden onderzocht welke innovatiemotor er goed draait en welke<br />

structurele barrières het goed vervullen van systeemfuncties, en dus eventueel het opstarten<br />

van de volgende innovatiemotor, belemmeren.<br />

Page 38 Innovatiesysteemanalyse<br />

+1<br />

+1<br />

-1<br />

-1<br />

+1


4 Actoren en hun percepties<br />

In deze paragraaf worden de verschillende actoren en hun huidige of potentiële betrokkenheid<br />

in het innovatiesysteem gepresenteerd. Verder zal van de verschillende actoren[-groepen] de<br />

perceptie op en/of betrokkenheid bij de fosforproblematiek en hun kennis van en maatregelen<br />

tegen oppervlakkige afspoeling als transportroute weergegeven worden. Ook zal hun beeld van<br />

de toepassing van een maatregel met ijzerhoudende materialen ten opzichte van andere<br />

maatregelen aan bod komen.<br />

4.1 Actoren, die een rol [zouden kunnen] spelen in het TIS<br />

In Figuur 14 zijn alle actoren afgebeeld, die genoemd zijn in de interviews en/of in de<br />

bestudeerde literatuur. Voor meer informatie over de actoren kan ik verwijzen naar bijlage VI en<br />

het rapport van het vak ‘Designing innovative policy arrangements’, genaamd ‘Phosphorus<br />

pollution in the Meuse river basin’ (Aulich, et al., 2010). De actoren in de blauw gekleurde<br />

vlakken zijn al betrokken bij het TIS “fosfor runoff management”, zoals omschreven in paragraaf<br />

3.2; zij kunnen in het vervolg worden aangeduid met de verzamelnaam ‘inner circle’. Tevens zijn<br />

drie afzonderlijke projecten, die hier onder vallen [zie Bijlage III] , aangegeven door middel van<br />

een stippellijn.<br />

Drinkwater<br />

KWR<br />

Reststoffenunie<br />

Onderwijs<br />

VEWIN<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

Vmbogroen<br />

Mbogroen<br />

HAO<br />

Milieu<br />

org.<br />

NGO’s<br />

Overheid<br />

Productschappen<br />

AOC<br />

CAH<br />

HAS<br />

Vitens<br />

Brabant<br />

Water<br />

(N)AJK<br />

ANV<br />

NMV<br />

IPO<br />

UvW<br />

VenW/ IM<br />

LNV / E,L&I<br />

(Z)LTO<br />

Provincie<br />

DG Water<br />

Waterschappen<br />

Hego-<br />

Biotech<br />

Figuur 14 Actoren in het speelveld van het TIS “fosfor runoff management”<br />

NAV<br />

RWS Waterdienst<br />

Onderzoeks- en<br />

kennisinstituten<br />

Bij het project KRW08085 is de Plant Science Group [PSG] wel opgenomen binnen de cirkel,<br />

maar niet blauw gekleurd, omdat er weliswaar een samenwerkingsverband is met het KRW-IP<br />

project Landbouw Centraal, maar daar ligt de focus niet op oppervlakkige afspoeling van fosfaat<br />

en maatregelen daartegen. Er is door het project KRW08085 bijgedragen aan het project<br />

Landbouw Centraal door middel van “kaarten waarop aangegeven is waar problemen met<br />

oppervlakkige afspoeling zouden kunnen voorkomen” (CWK1). In een later stadium zullen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 39<br />

DLG<br />

STOWA<br />

Agribusiness:<br />

Veevoeder,<br />

kunstmest<br />

accountancy<br />

Arcadis<br />

Deltares<br />

Centrum Water<br />

& Klimaat<br />

Agrarische<br />

ondernemers<br />

Wetsus<br />

Centrum<br />

Bodem<br />

Private sector<br />

Royal<br />

Haskoning<br />

Agro-advies:<br />

DLV, etc.<br />

Wageningen<br />

Universiteit<br />

ESG<br />

BLGG<br />

Alterra<br />

PSG<br />

PPO/PRI<br />

TU Delft-CITG;<br />

drinkwater<br />

Adviesbureaus<br />

CLM<br />

NMIagro<br />

IHE


mogelijk nog inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling binnen Landbouw Centraal<br />

getest worden.<br />

Verder is er nog onderscheid gemaakt door enkele actoren lichtblauw te kleuren; Hego-Biotech,<br />

aangezien deze slechts als leverancier van FerroSorp® dienst doet en niet direct betrokken is bij<br />

het onderzoek en de agrarisch ondernemers, omdat er slechts enkelen van een hele grote groep<br />

direct bij het onderzoek zijn.<br />

De groep van acht agrarisch ondernemers uit het project KRW08035 is verre van representatief<br />

voor de totale groep; statistisch gezien niet, maar ook niet wat betreft de acceptatie van<br />

vernieuwingen. De ondernemers, die aan de veldexperimenten meedoen, zijn voor het grootste<br />

gedeelte betrokken bij ARB en/of andere Subsidieregelingen Natuur, doen mee aan<br />

samenwerkingsprojecten zoals Koeien & Kansen of zitten in klankbordgroepen en/of besturen.<br />

“Boeren met wie we samenwerken zijn vaak boeren, die niet bang voor innovaties ... die hun nek<br />

willen uitsteken. Ze zijn niet representatief voor de sector; het zijn een beetje de koplopers, zeg<br />

maar. (...) Het is niet vanzelfsprekend dat goede dingen worden overgenomen door de rest van<br />

de sector” (WS1).<br />

Eén van de mensen, die ik geïnterviewd heb, lichtte dit toe met behulp van een theorie van<br />

Rogers over de verspreiding van innovaties; in dat model worden mensen ingedeeld in<br />

verschillende categorieën. “Als mensen iets nieuws moeten gaan doen, dan heb je een aantal<br />

fases. De ‘innovators’ (...), dat zijn de vernieuwers, de mensen die als eerste met iets aan de slag<br />

gaan. Dan heb je de ‘early adopters’; dat zijn de mensen die redelijk snel iets accepteren. (...).<br />

Dan heb je de ‘late majority’; dat zijn de mensen die er achter aan komen. (...) En dan heb je er<br />

nog een aantal, rond de 20 procent, die begint er gewoon niet meer aan. (...); dat zijn de<br />

‘laggers’. (...) Bij een heleboel innovatie projecten wordt de energie gestoken bij de innovatoren<br />

en wordt gezegd: de verspreiding van de vernieuwing is een soort autonoom proces. Als je maar<br />

in de agrarische pers er over schrijft of voorlichting geeft, dan gaan boeren daar vanzelf mee aan<br />

de slag. Terwijl ik zeg: daar geloof ik helemaal niks van. (...) Bij de waterprojecten in Zuid-<br />

Nederland gaan we bewust zitten sturen; daar zitten we bewust hier [bij de early adopters]. Als<br />

je nou gaat kijken naar de mensen, die aan actief randen beheer meedoen … dat zijn de early<br />

adopters dat zijn niet de innovatoren” (ZLTO1). De agrarisch ondernemers, die ik heb<br />

geïnterviewd, zou ik volgens de omschrijving van de vijf groepen van Rogers indelen bij de ‘early<br />

majority’: ze staan open voor iets nieuws, maar dit moet duidelijk voordeel bieden;<br />

kostenbewust (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, pp. 16-17).<br />

Figuur 15 Diffusie van innovatie volgens Rogers: Classificatie van consumenten, ingedeeld naar hun<br />

neiging/bereidheid om een innovatie te adopteren (Rogers, 2003)<br />

Page 40 Innovatiesysteemanalyse


Uit Figuur 14 wordt duidelijk, dat er nog veel van de afgebeelde actoren niet direct<br />

vertegenwoordigd zijn in de drie projecten, die het TIS “fosfor runoff management” vormen.<br />

Wat is de mening van de geïnterviewde actoren over het belang van betrokkenheid of actieve<br />

deelname van enkele van deze actoren voor de verspreiding van deze innovatie?<br />

“Als het gaat om communicatie: LTO communiceert met leden en niet met niet-leden. Als wij<br />

communiceren met boeren, proberen we dat van óns uit te laten gaan, zodat iedereen de<br />

mogelijkheid krijgt om deel te nemen aan een regeling, bijvoorbeeld. We hebben wel contact met<br />

branche-organisaties als de Nederlandse fruittelers organisatie en de Bond van Boomkwekers”,<br />

maar niet met de vakbond voor melkveehouders. “LTO is -denken wij- toch een beetje de<br />

spreekbuis voor een meerderheid van de boeren” (WS1).<br />

De NMV en NAV zijn “sectorale bonden en (...) zij hebben meer een reactieve aanpak. De<br />

landbouworganisaties LTO-Noord, ZLTO en LLTB zijn overkoepelende organisaties. Daar zitten<br />

alle landbouwactiviteiten, die op het platteland plaats vinden, bij elkaar; daar zit een<br />

meerwaarde in. (...) Wat ik zelf bij LTO organisaties merk, dat is meer pro-actief; die werken meer<br />

met het samenwerkingsmodel. Die andere clubs zijn ook wat beperkter in omvang” (ZLTO1).<br />

Om onder de aankomende generatie agrarisch ondernemers al infomatie te verspreiden over de<br />

KRW, de rol van oppervlakkige afspoeling bij te hoge fosfaatconcentraties in het<br />

oppervlaktewater en de mogelijke maatregelen hiertegen, kunnen afdelingen van het Agrarisch<br />

Jongeren Kontakt [AJKs] een goede optie zijn. “Ja, dat is een goede club, NAJK [Nederlands<br />

Agrarisch Jongeren Kontakt]. Het BAJK [Brabants Agrarisch Jongeren Kontakt], die zit hier in huis.<br />

(...) Als je praat over de KPJ, dat zijn de Katholieke Plattelands Jongeren; dat is meer het<br />

algemeen plattelands jongeren werk [APJW]. Dat is het boerentoneel, schuurfeesten, de<br />

gezelligheid. Dan kan ik me voorstellen dat boeren zeggen: ‘daar moet je niet zijn’. (...) Maar de<br />

AJKs, dat zijn belangrijke clubs. De eerste nieuwe ontwikkelingen, ideeën, die starten bij het<br />

NAJK, die starten gewoon bij die jonge boeren, dus zaken zoals deeltijd-boer zijn, omgaan met<br />

plattelandsverbreding, zuinig omgaan met water; dat zijn allemaal thema’s, waarbij het NAJK<br />

gewoon 3, 4, 5 jaar voor loopt op de LTO-organisaties. In mijn tijd bij de HAJK, en misschien is het<br />

nu nog wel zo, werd - als de voorzitter van LTO Nederland uitgenodigd werd bij LNV - ook de<br />

voorzitter van het NAJK uitgenodigd” (ZLTO1). Sommige actoren hebben andere ideeën over hoe<br />

je de jongere generatie al kennis kan laten maken met dit soort zaken. “Ja, maar je wilt het<br />

nieuw invoeren, hè. Dan moet je bij de mensen zijn, die er nu mee te maken hebben” (AGR1).<br />

Tijdens één van de oriënterende gesprekken kwam ter sprake dat agrarisch ondernemers ook<br />

weer nieuwe kennis meekrijgen van stagiaires op hun bedrijf. “Dan moet je de AOCs [Agrarische<br />

Opleidings Centra+ benaderen: agrarische scholen, groencollege’s, HAS-sen” (AGR1].<br />

Een andere groep, die van belang zou kunnen bij de verspreiding van de innovatie, is agroadvies.<br />

“DLV-lezing spreekt hier over het algemeen wat meer aan dan een ZLTO-lezing, omdat<br />

(...) een DLV-er het meteen meer naar de praktijk toe vertaalt en dat is iets wat een ondernemer<br />

veel meer aanspreekt. (...) zo heb ik dat ervaren. (AGR4).<br />

of de agri-business. In een brochure van de West-Brabantse gebiedspilots (WSBrabantseDelta,<br />

2009, p. 9) staat ‘marktpartijen’ als één van de betrokken partijen aangegeven [zie Figuur 16].<br />

“Ik denk dat hij hier heel erg terecht ertussen staat en dat ze in deze 2 projecten [Chaamse Beken<br />

en Rietkreek] in ieder geval te weinig betrokken zijn, maar wat je ziet is dat met name bij<br />

landbouwbedrijven de toeleveranciers, adviseurs, afnemers een grote rol spelen op het bedrijf en<br />

op het gedrag van boeren en tuinders. Je kunt nog zo veel adviseren en vertellen bij een boer,<br />

maar als een dag later z’n teeltadviseur langs komt of ’n adviseur van kunstmeststoffen en die<br />

gaat iets heel anders vertellen, dan heb je grote kans dat die boer toch doet wat die teeltadviseur<br />

zegt” (WS2, WS Brabantse Delta).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 41


Figuur 16 Betrokken partijen bij Brabantse gebiedspilots (Bron: WSBrabantseDelta, 2009, p. 9)<br />

“De toeleverende industrie ... die kunnen we als overheid ook gebruiken natuurlijk; wil je als<br />

overheid de boeren bereiken, dan kan je het beste naar díe mensen toe. Bedrijfslab Oosterbeek,<br />

die komen ook bij bijna alle bedrijven; die moeten verdienen aan de analyses (...) en dat zijn<br />

natuurlijk specialisten die van bemesting of bodembeheer verstand hebben. (...) En de<br />

mestleveranciers, maar dat zijn dan meer de landbouwcooperaties; die hebben natuurlijk ook<br />

voorlichters, Dan ga je toch ook over je hele bedrijfsvoering praten; dan komt er ook zo’n KRW<br />

ter sprake”(LNV). Het is echter de vraag óf en hoe je zou kunnen beïnvloeden, dat ze de KRWdoelen<br />

voor fosfaat en de mogelijke maatregelen ook inderdaad bespreken in de gesprekken<br />

met de agrarisch ondernemers? “Dat kan je niet echt; als je er zeker van wilt zijn, dat ze het ook<br />

echt meenemen, dan moet je zorgen dat zíj het ook écht als een probleem zien; de huidige<br />

watertoestand. Dat is wel lastig hoor” (LNV).<br />

Het kernteam “Kennis moet stromen” heeft al deze partijen samengevat onder de noemer<br />

“erfbetreders”; dit is “een algemene groep van mensen, die bij agrariërs op het erf komen;<br />

letterlijk. Dat kan dus industrie zijn, dat kan de ANV, LTO of DLV zijn, dat kunnen een heleboel<br />

mensen zijn. En het blijkt ook wel in onze gesprekken, dat dat toch een belangrijke schakel is”<br />

(CONS2).<br />

Vanuit Wageningen Universiteit wordt er onderzoek gedaan naar de adsorberende<br />

eigenschappen van ijzerhoudende materialen in verband met fosfaat. Er is ook een uitgebreid<br />

netwerk van contacten door middel van COST en SERA, maar dit is voornamelijk allemaal gelinkt<br />

met landbouw en fosfaatproblematiek. Vanuit de drinkwaterwereld wordt er ook onderzoek<br />

gedaan naar de adsorptie-eigenschappen van de reststof van ontijzeringsprocessen, maar meer<br />

met het oog op de nuttige toepassing voor de reststof in ontzwavelingsprocessen en voor de<br />

verwijdering van arseen uit drinkwater. “Daar hebben we ook al onderzoek naar gedaan, want<br />

dat Arseen, dat speelt in de hele wereld en we willen niet dit materiaal vervoeren over de hele<br />

wereld. Het is veel mooier als je het in die landen, (...) ter plaatse kunt maken. Dus wat wij<br />

gedaan hebben is met gewoon maagdelijk zand gekeken of we daar een ijzerafzetting op kunnen<br />

creëren en dat lukt ook wel” (DW1).<br />

“Op het vlak van adsorptie-desorptie, IHE en TU Delft; die werken daar ook in samen. En Doris<br />

van Halem 8 , (...) Die zit ook met ons en Branislav in projecten op het gebied van<br />

8 Ir. D. van Halem, PhD-onderzoekerTU Delft, Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CITG); Afdeling<br />

Watermanagement; sectie Gezondheidstechniek; “Subsurface arsenic removal from groundwater for application in<br />

developing countries”<br />

Page 42 Innovatiesysteemanalyse


arseenverwijdering. En ook daar zijn studenten en promovendi bezig om deze materie te<br />

onderzoeken” (DW1).<br />

“Dit [het aangegroeide filtermateriaal van ontijzering Engelse Werk] doen ze op IHE ook in die<br />

kolommen; daar zitten ook van die studenten en die kijken ook naar P, omdat het natuurlijk ook<br />

hindert bij de As-verwijdering. Dus als je daar wat over wilt weten of een proef wilt laten<br />

uitvoeren, dan zou ik daar ook eens aan denken. Dan wel de club van Branislav Petrusevski 9 –<br />

Sharma 10 werkt daar ook. Verder Arie Zwijnenberg bij Wetsus, die heeft zo’n SEM-apparaat,<br />

waarbij hij de korrels heel goed kan analyseren; je kan ook keurig bekijken hoe ze opgebouwd<br />

zijn en analyseren hoe Fe, P, As, en andere stoffen erin zitten”(DW1).<br />

4.2 Percepties van de actoren<br />

In deze paragraaf zal de visie van de verschillende actoren[-groepen] op de fosforproblematiek<br />

en de mogelijke maatregelen in de agrarische sector weergegeven worden voor zover bekend is<br />

geworden in de interviews of uit de documentenanalyse. Hiermee wordt geen recht gedaan aan<br />

de mening van alle individuele actoren, maar er is een poging gedaan om een beeld te geven van<br />

de dominante visie binnen een netwerk mét enkele nuances. Want net zoals bijvoorbeeld ‘de<br />

boer’ niet bestaat met betrekking tot zijn neiging tot innovatie, zijn agrarisch ondernemers ook<br />

qua activiteiten en organisatie heel divers en dus ook qua perceptie. Ook zal hun beeld van de<br />

toepassing van een maatregel met ijzerhoudende materialen ten opzichte van andere<br />

maatregelen aan bod komen.<br />

4.2.1 Fosforproblematiek<br />

De eerste vraag, die vooral binnen de agrarische sector speelt is ‘Is er sprake van een<br />

fosforprobleem? ’, “want vanuit wetgeving is P dan wel een vervuilende stof, maar vanuit de<br />

boeren is P mest wat je nodig hebt voor de plantengroei” (CAH).<br />

Veel geïnterviewde actoren zien fosfor niet als een probleem, maar voornamelijk als een<br />

essentiële voedingsstof. “Bij fosfaat denk je aan mineralen, waar we niet zonder kunnen”<br />

(AGR2). “Er is wel het beeld geschapen, dat fosfaat een milieuprobleem is. Alleen één ding weet<br />

ik zeker, als we geen fosfaat meer hebben, dan zullen we ook niks meer te eten hebben. Dat is<br />

iets waar mensen iets meer bij stil moeten staan” (AGR3). “Ook voor het oppervlaktewater is het<br />

een essentiële voedingsstof; alleen is in sommige gevallen de dosering te hoog” (WS2).<br />

Alhoewel dit wel genuanceerd kan worden voor kunstmest of organische mest en het verschilt<br />

ook per agrarische bedrijfstak; voor de intensieve veehouderij ligt dit anders dan voor de<br />

melkveehouderij of de akkerbouw/volle grondsgroententeelt. “Qua landbouw zou je grofweg<br />

terug kunnen naar evenwichtsbemesting, maar tegelijkertijd zit je natuurlijk met de fikse<br />

hoeveelheid mest, die wordt geproduceerd. Je kan niet van de een op de andere dag zeggen ‘Zie<br />

maar waar je het laat’. Mest is voor alle veehouders een kostenpost; het kost geld om ervan af te<br />

komen. Het is een afvalproduct” (LNV). “We worden erop afgestraft als we iets te veel bemesten,<br />

maar in onze ogen is dat nog niet direct teveel. Het gras of andere voedergewas heeft een<br />

bepaalde hoeveelheid fosfaat nodig en als je gaat kijken wat het gewas onttrekt bij een optimale<br />

productie en wat het mag krijgen, dan zit er al een spanningsveld in” (AGR2).<br />

9 Branislav Petrusevski, UNESCO-IHE, Academic Department Urban Water and Sanitation, Associate Professor of<br />

Water Supply, Email: b.petrusevski@unesco-ihe.org<br />

10 Saroj Kumar Sharma, UNESCO-IHE, Urban Water and Sanitation, Senior Lecturer in Water Supply Technologies,<br />

Email: s.sharma@unesco-ihe.org; Dissertatie: Adsorptive Iron Removal from Groundwater, Swets & Zeitlinger B.V.,<br />

Lisse, The Netherlands, ISBN 90 5410 430 9 [table 4.1, p 88].<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 43


Of fosfor gezien moet worden als een milieuprobleem is erg relatief en afhankelijk van de<br />

doelen, die je stelt. “Sinds de jaren ’70-‘80 is de kwaliteit van het oppervlaktewater al wel een<br />

stuk verbeterd (...) dat landbouw de grootste bron is, dat is nog niet zo verschrikkelijk lang,<br />

natuurlijk” (LNV). “Als ik nou in de sloot ga kijken, dan is er toch wel heel veel veranderd. Er zijn<br />

nou percelen waar de kikkers van de ene kant naar de andere kant springen en vissen zo door de<br />

sloot zwemmen; dan denk ik: dat is weer mooi voor elkaar” (AGR3). “Het fosfaat-nitraatprobleem<br />

is overdreven; het water is al schoon, maar vanuit milieu-oogpunt kan het misschien<br />

nog beter” (AGR5, akkerbouw). “Als we het goed doen, (...) dan zou het zo moeten zijn dat<br />

landbouw in het milieu past en daar geen schade toebrengt. En dan kan je je weer afvragen ‘wat<br />

is geen schade?’ Als ik op dit moment met vissers praat, dan zeggen ze ‘gooien jullie eens wat<br />

meer mest in die sloot, want ik kan geen vis meer gevangen krijgen aan de kust; er zitten geen<br />

voedingsstoffen en geen algen meer in het water, dus de vissen zitten allemaal 2 km verder’. Dus<br />

dat is de keerzijde” (AGR3, melkveehouder). Deze laatste opinie wordt vaker aangehaald in de<br />

literatuur, in kranten en op fora: “Er zijn aanwijzingen dat vervanging van fosfaat in<br />

wasmiddelen [lees: vermindering van fosfaatconcentraties] leidt tot een afname van de<br />

vispopulaties in de zee” (de Haes, Jansen, van der Weijden, & Smit, 2009, p. 13). “Verwijder niet<br />

langer met veel energieverspilling alle fosfaat bij de rioolwaterzuivering, zegt hij [bioloog Dolf<br />

Boddeke]. Meer fosfaat zou de kustwateren weer productiever maken. Juist in de fosfaatrijke tijd<br />

van de jaren zestig had de visserij op de Noordzee gouden vangsten” (Zeilmaker, 2011). “Ook<br />

vissers ondervinden de problemen en merken dat de vissen niet meer zijn wat ze waren. Oudere<br />

ervaren vissers voelen met hun vingers dat het water "dun" is. Het water bevat te weinig<br />

"voedsel". Dit komt deels omdat fosfaatvervangers al het leven doden, terwijl fosfaten juist de<br />

basis zijn voor al het voedsel! Het gebrek aan fosfaten zorgt voor minder voedsel voor de<br />

vissen” 11 .<br />

Volgens anderen is er vanuit diverse bedrijfstakken nog weinig oog voor de omgeving. “Steden of<br />

industrieën of boeren, die kijken allemaal naar hun interne processen. (...) Het is heel lang zo<br />

geweest, en dat is ook nog wel zo, dat wat naar de omgeving wordt uitgestoten in het beeld<br />

eigenlijk niet bij de verantwoordelijkheid hoort. Dat wordt weliswaar opgelegd nu door middel<br />

van regelgeving etc, maar het idee dat - als je iets doet in de omgeving - je ook verantwoordelijk<br />

bent voor de gevolgen die het heeft naar de wijdere omgeving toe, dat bestaat eigenlijk nog<br />

slecht” (WU).<br />

Verschillende uitspraken van de geïnterviewde agrarisch ondernemers getuigen ervan, dat er<br />

wel degelijk een besef leeft dat de landbouw zo min mogelijk nadelige effecten op de omgeving<br />

moet hebben. Dit is ook verwoord in de visie van de ZLTO (2009); “op de jaarvergadering werd<br />

een visie gepresenteerd, die ‘van maximaliseren naar optimaliseren’ werd genoemd. Dus niet<br />

meer gaan voor maximale productie (dat is eigenlijk de mantra geweest de afgelopen decennia),<br />

maar meer naar ‘hoe kunnen we optimaal produceren in onze omgeving’ “ (WU). Geïnterviewde<br />

ZLTO1 licht dit als volgt toe: “Wat ZLTO gezegd heeft, is ‘houd er gewoon rekening mee, dat het<br />

én voor jezelf maar ook voor de samenleving belangrijk is, dat wat je doet, dat dat op een<br />

duurzame manier gebeurt’, (...) maar de ZLTO gaat niet op de stoel van de ondernemer zitten.<br />

Het zijn gewoon puur keuzes die je maakt in je bedrijfsvoering. ZLTO geeft géén vaktechnische<br />

adviezen”. De boeren zelf hebben er ook baat bij om de voedingsstoffen bij de gewassen te<br />

houden. “Zo min mogelijk verliezen (...); dat is onze zaak. Alles wat verloren gaat, is niet goed<br />

voor ons, niet goed voor het gras, niet voor het milieu; voor niemand niet. Daar hebben we met<br />

z’n allen niks aan, dus als we dat kunnen beperken, dan is dat een hele goede zaak” (AGR2).”Al<br />

die fosfaten en ook die stikstof trouwens, die dan in de sloot komt ... daar kan ik helemaal niks<br />

meer mee” (van Wijk, melkveehouder op film (ZLTO, Arcadis, Wageningen-UR, & KRW-<br />

Innovatiefonds, 2010 time: 00:59-01:15)).<br />

11 http://www.swnm.nl/het-zieke-water.html en http://visserijnieuws.punt.nl/index.php?r=1&id=425575<br />

Page 44 Innovatiesysteemanalyse


Toch zal bij menig agrarisch ondernemer nu nog niet het besef bestaan, welke invloed het<br />

‘kleine’ beetje mest op het milieu heeft. “Je kan denken ... zóveel gaat er toch eigenlijk niet naar<br />

het oppervlaktewater? En in wezen klopt dat ook, want als je kijkt naar hoeveel meststoffen er<br />

op het land komen en hoeveel meststoffen er ook weer door de plant opgenomen worden, dan is<br />

het ook maar een heel klein deel, wat naar het oppervlaktewater verdwijnt. Alleen ... vanuit<br />

boerenperspectief is dat zo, maar als je kijkt naar het perspectief van de waterkwaliteit, dan<br />

levert díe hoeveelheid nutriënten toch nog steeds een probleem op” (CONS1 op film (ZLTO, et al.,<br />

2010 time: 00:28-00:59)). “Wanneer mensen inzicht hebben, dat dingen bijdragen ... nogmaals,<br />

die boer heeft er ook geen belang bij dat het fosfaat in de sloot loopt, alleen hij is zich daar niet<br />

van bewust, denk ik. Dus ik denk dat kennis en inzicht heel belangrijk is” (PrNB). [zie ook net<br />

boven paragraaf 5.4.5]<br />

Het is echter duidelijk dat er geen ‘gevoel van urgentie’ aanwezig is bij de agrarisch<br />

ondernemers. “Het is ook niet het beeld – als je in de landbouw kijkt - dat er een gigantisch gat<br />

zit tussen het gewenste niveau en het huidige niveau [huidige concentratie in het<br />

oppervlaktewater]” (LNV).<br />

Dit geldt ook voor het dreigende mondiale fosfaattekort (de Haes, et al., 2009; van der Meer,<br />

2002; Vergouwen, 2010). Enkele geïnterviewde agrarisch ondernemers zijn hier wel van op de<br />

hoogte. “Als je die fosfaat nou eens op een eenvoudige manier kon verzamelen .... Want fosfaat<br />

is een hartstikke duur goedje en er komt ook nog eens een tekort aan. Dat is de realiteit waar we<br />

mee te maken hebben (...) áls we er iets mee gaan doen, in ieder geval zo doen dat het op<br />

termijn aantrekkelijk wordt om te hergebruiken” (AGR3). Maar ook in dit geval lijkt er nog geen<br />

urgentie te zijn. “Het grote probleem is dat we in het hier en nu leven. Het is lastig om nu al<br />

bewust om te gaan met een probleem, dat pas over 20 jaar komt. Dat geldt met alle innovaties<br />

zo; men moet zelf het idee hebben dat het urgent is om het probleem op te lossen. Als die<br />

urgentie er nog niet echt is bij de landbouw ... De overheid zou hier dan het voortouw kunnen<br />

nemen, (...) maar als je nu zegt ‘over x jaar hebben we te weinig fosfaat, dus we gaan alvast de<br />

boel aanscherpen’, dan krijg je meteen discussie met LNV, dat landbouw in Nederland niet meer<br />

rendabel is” (DGW).<br />

4.2.2 Wie is verantwoordelijk voor welke actie?<br />

Behalve de afwezigheid van een gevoel van urgentie, is er nog iets wat het vinden van een<br />

oplossing voor dit probleem in de weg staat en dat is de vraag van waar welke<br />

verantwoordelijkheden liggen. “Het waterschap is als waterkwaliteitsbeheerder natuurlijk de<br />

probleemhebber” (WS2). “Het ís hun belang; nu worden er ook waterschapslasten betaald. De<br />

boer betaalt er eigenlijk al voor dat het water gezuiverd wordt. Net zoals de gezinnen in steden<br />

en dorpen daar ook voor betalen” (CB1). Maar wie er moet zorgen voor de oplossingen is vaak<br />

minder duidelijk. “De Waterschappen hebben al vrij snel geroepen dat het generieke mestbeleid<br />

niet streng genoeg is, waardoor de concentraties in het oppervlaktewater te hoog zijn (in de<br />

zandgebieden)” (WS1). “We waren van mening, dat – met betrekking tot nutriënten – er bij LNV<br />

nog behoorlijk wat bronnenaanpak moet gebeuren om de doelen te halen (...) maar bij LNV<br />

hadden ze zoiets van ‘de KRW; dat is iets wat regionaal opgepakt moet worden’ (WS2). “Dat was<br />

ook een beetje bij de KRW het idee, dat we bottom-up tot maatregelen moeten zien te komen.<br />

Nou dat klinkt allemaal wel heel mooi, alleen de praktijk is weerbarstig als het gaat om<br />

landbouwemissies. Waterbeheerders die kijken naar de landbouw, de landbouw kijkt naar de<br />

waterbeheerders, het Rijk kijkt naar de regio, de regio kijkt naar het Rijk” (DGW). Dit komt ook in<br />

rapporten naar voren, zoals bij het onderzoek naar een [mogelijke] ontwikkeling van een<br />

bodemdienst reductie fosfaatemissie waar tijdens een workshop [dd. 28 november 2008] de<br />

belangstelling is gepolst van Ministeries, Provincies en Waterschappen: “Daarbij is er nog de<br />

nodige onduidelijkheid over verantwoordelijkheden van nationale en regionale overheden m.b.t.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 45


de kwaliteit van oppervlaktewater en de rol van de landbouw daarbij” (Postma, de Haas, den<br />

Boer, & van den Draai, 2010a, p. 44).<br />

Er bestaan verschillende databases en lijsten met maatregelen: vanuit kennisinstituten (O. A.<br />

Clevering, Oppedijk-van Veen, Jukema, & Boekhoff, 2006), vanuit LTO en UvW (LTO-Projecten,<br />

LTO-Nederland, & UvW, 2007; Schaik, 2006). Zo bestaat er het Kennissysteem Maatregelen,<br />

waarin generieke informatie over kosten en/of een beschrijving van de effecten van<br />

maatregelen is opgenomen (Benoist & Jansen, 2006; van Os, Noij, van Bakel, de Winter, & van<br />

der Bolt, 2009; VenW & Werkgroep-Afwegingskader/MKBA, 2005 hfst 2 en bijlage 4). De<br />

berekening van effecten naar het waterlichaam voor een bepaalde regio kan worden uitgevoerd<br />

met de KRW-Verkenner 12 om verschillende oplossingsrichtingen te verkennen. In de provincie<br />

Noord-Brabant zou een Beslisinstrument Maatregelen Waterkwaliteit [BMW] opgesteld zijn; een<br />

lichtere, provinciale variant van het Kennissysteem Maatregelen, wat ook toepasbaar is op een<br />

lager schaalniveau [lokaal en/of bedrijfsniveau] (Verhagen & van Lamoen, 2006).<br />

“Op een gegeven moment is er gezegd ‘we gaan eerst met de innovatie pilots aan de gang’.<br />

Onze mening was, dat er al veel bekend was waar je mee aan de slag kunt gaan (...) wij vonden<br />

het eigenlijk een beetje uitstel” (WS2).<br />

“Ik ben in principe wel voorstander van ‘de vervuiler betaalt’. Maar er is wel een bepaalde grens;<br />

tot welk niveau wentel je af op de boer? Hij moet zich wel houden aan ‘Goede Landbouw<br />

Praktijk’*kijken naar wat het gewas nodig heeft+” (DGW). “In de politiek is gezegd ‘we willen de<br />

landbouw niet zwaarder belasten qua milieumaatregelen dan de huidige regelgeving’. “Als dat<br />

zo is, maar je ziet ook dat het water er niet schoon genoeg van wordt, dan moet je ook naar<br />

andere maatregelen gaan kijken. (...) Je kunt niet de hele tijd naar boeren wijzen en zeggen<br />

‘neem jullie verantwoordelijkheid’, dus je zult gewoon als waterbeheerders en andere overheden<br />

gezamenlijk moeten zoeken naar verbetering van de waterkwaliteit (WU).<br />

“Wij lopen tegen problemen aan van een te hoog stikstof- en fosfaatgehalte in het<br />

oppervlaktewater. Dus wij schuiven graag aan bij projecten of initiëren ze zelf” (WS2). Veel<br />

“maatregelen, die kunnen wij ondersteunen als waterschap; waarbij we financieel kunnen<br />

bijdragen aan onderzoek. Het zijn geen maatregelen des waterschaps; dan zit je meer in het<br />

voortraject of in het natraject. (...) We betalen mee en denken mee, maar is het dan onze<br />

verantwoordelijkheid om die maatregelen in de sector te implementeren? Dat is de discussie die<br />

bestuurlijk ook speelt: is dat een taak van het waterschap of moet LTO daar harder aan trekken”<br />

(WS1).<br />

Maar “de ZLTO gaat niet op de stoel van de ondernemer zitten. Het zijn gewoon puur keuzes die<br />

je maakt in je bedrijfsvoering. Wat ZLTO gezegd heeft, is ‘houd er gewoon rekening mee, dat het<br />

én voor jezelf maar ook voor de samenleving belangrijk is, dat wat je doet, dat dat op een<br />

duurzame manier gebeurd.(...) maar of een boer zegt ‘laat ik eerst eens naar mijn bodem kijken<br />

en dan naar het vee’ of ‘eerst plantmateriaal en dan ...’ dat zijn individuele bedrijfskeuzes; daar<br />

heeft ZLTO, denk ik, geen voorkeur. (...) ZLTO geeft namelijk geen vaktechnische adviezen”<br />

(ZLTO1).<br />

4.2.3 De rol van oppervlakkige afspoeling<br />

Eigenlijk alle geïnterviewde actoren beamen dat het besef, dat oppervlakkige afspoeling een<br />

belangrijke bijdrage kan leveren aan fosforemissie, nog vrij nieuw is. “Oppervlakkige afspoeling<br />

van fosfaat is natuurlijk iets van de laatste jaren, wat bijna een openbaring is geweest” (WS2).<br />

“We hebben een jaar of 3-4 geleden zelf ook eens wat onderzoek gedaan naar afspoelend<br />

12 http://public.deltares.nl/display/KRWV/KRW-Verkenner<br />

Page 46 Innovatiesysteemanalyse


terreinwater. En toen kwamen we eigenlijk wel tot de conclusie, dat afspoeling van fosfaat – qua<br />

gehaltes in ieder geval - een belangrijke route is” (WS2). “Toen ik hier kwam, had iedereen het<br />

over fosfaatverzadigde gronden, dat die op een gegeven moment zouden doorslaan en dat we<br />

dan een enorm fosfaatprobleem zouden krijgen (...) run-off, de oppervlakkige afspoeling, die zat<br />

helemaal niet in die modellen (...) dat geeft ook wel aan hoe weining aandacht er voor afspoeling<br />

was”(PrNB). “Dat soort stochastische processen; dat is heel lastig te kwantificeren. Daarom blijf<br />

je die discussie houden van ‘is nou die afspoeling belangrijk of niet’? Volgens mij gevoelsmatig is<br />

het belangrijk; domweg omdat je het gewoon ziet als het geregend heeft en de boeren het van<br />

het land af willen hebben. (DGW). “En dan kun je zeggen ‘we gaan het nog een keer precies<br />

onderzoeken en proberen te kwantificeren’ en dat kan op zich helemaal geen kwaad, maar …<br />

Van de andere kant kun je ook zeggen ‘nou, we willen in die richting alvast met maatregelen aan<br />

de slag’” (WS2). Voor velen is het wellicht nog onbekend. “Dat er zoveel fosfaat zou afspoelen<br />

naar het oppervlaktewater ... ik zou denken, dat valt allemaal wel mee” (AGR4) “Als je vraagt in<br />

hoeverre er in het onderwijs al iets met oppervlakkige afspoeling wordt gedaan ... (...) het wordt<br />

genoemd, als we het over de Kaderrichtlijn Water hebt (...); ik denk dat het daar ophoudt. (...)<br />

Het is niet zo, dat er hier veel lessen over gegeven worden; van wat moet je nou doen? Spit je nu<br />

wel of niet een geultje? En wat is je dilemma?” (CAH). “Bij een aantal scholen durf ik mijn hand<br />

ervoor in het vuur te steken, dat er echt niks over gezegd wordt. (...) Het kan meer incidenteel<br />

zijn; dat een ondernemer, waar zo’n student zit, in een project participeert en dat ze op die<br />

manier er mee bezig zijn”(CAH).<br />

Het is moeilijk om grip te krijgen op oppervlakkige afspoeling: “het hele probleem ‘afspoeling’ is<br />

heel lastig voor het onderzoek. Want iedere strekkende meter is het weer anders en ieder jaar is<br />

het anders; het hangt af van de vochtigheid van de bodem, hoe is de neerslagverdeling ... (PrNB).<br />

Onder de agrarisch ondernemers, die ofwel via de projecten ofwel via een CoP bij het TIS ‘fosfor<br />

run-off management’ betrokken zijn, waren er die het fenomeen ‘oppervlakkige afspoeling’ wel<br />

herkenden uit de praktijk, maar er waren er ook die het niet herkenden.<br />

4.2.4 Ijzerhoudende verbindingen voor P-reductie [status innovatie]<br />

De geïnterviewde wetenschappers zien potentie in het gebruik van ijzerhoudend materiaal. Op<br />

mijn vraag of de maatregelen van de lijst [zie Bijlage II] potentieel niet zo effectief worden<br />

beschouwd als de fosfaatbinders, antwoordde een betrokken wetenschapper: “Ja dat durf ik<br />

echt te stellen. (...) voor een deel is dat “gut-feeling”. Zijn redenatie was dat veel [bron- en pad-]<br />

maatregelen al toegepast worden of veel te duur zijn. “Dus als je alles combineert, dan begrijp je<br />

toch waarschijnlijk wel waarom ik gecharmeerd was van de maatregel via de greppels. In de<br />

eerste plaats omdat het areaal wat is begreppeld heel groot is en je dus een grote bron pakt.<br />

Hoewel we ook nog niet zeker weten hoe groot de bron is. In de tweede plaats heb je de potentie<br />

om meer dan 50% van het fosfaat in het water weg te vangen” (CB1).<br />

Ze erkennen echter ook dat het nu nog niet praktijkrijp is: “Aan de techniek zal het niet liggen<br />

(...) In mijn ogen is Ferrosorp duur en het ijzerzand, dat is heel goedkoop, heel effectief, maar<br />

heeft als probleem dat het het water onvoldoende doorlaat; en daar moet je dus optimaliseren.<br />

Dat vergt toch wat uitzoekwerk, maar daarvoor hebben we te weinig mogelijkheden gekregen<br />

om dat in het kader van dit project te doen. (...). Als ik nu terugkijk, ben ik toch ook wel een<br />

beetje verbaasd dat we tegen zulke fundamentele knelpunten aanlopen. (...) Dus dat leert dan<br />

toch dat het lastig is om heel snel naar de praktijk toe te gaan; dat je toch verschillende<br />

optimaliseringsstappen moet uitvoeren” (CB1). Hoe lang zo’n zak met Ferrosorp meegaat, “dat<br />

moet je gaan bekijken in een echte afspoelingssituatie; zijn het pieken of is het continu een lage<br />

hoeveelheid? Je moet mij niet gaat vragen om te berekenen hoeveel het dan gaat kosten en wat<br />

het oplevert. Daarvoor is het nog veel te vroeg”(CB2).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 47


Bij Waterschappen zijn optimistische geluiden te horen: “Ik denk dat het materiaal heel kansrijk<br />

is; het is alleen nog een slag maken naar de praktische toepasbaarheid” (WS2). Maar anderen<br />

zijn er wat sceptisch over of het zijn weg wel zal vinden naar de praktijk. “Alleen het zijn geen<br />

maatregelen die breed inzetbaar zijn, denk ik. Die ook breed overgenomen worden door boeren”<br />

(WS1).<br />

Voor sommige mensen gaat de overstap van het idee en de laboratoriumfase naar het veld te<br />

snel; anderen zien wel voordelen in een veldexperiment vroeg in het ontwikkelproces. “Nee, dat<br />

moet je direct in het veld stoppen, want dan zie je ook wat de problemen zijn. Daarom vind ik het<br />

ook hartstikke goed, dat jullie het zo doen” (AGR1).<br />

De agrarisch ondernemers zien nog wel een groot gat tussen de huidige stand van zaken en de<br />

dagelijkse praktijk. “Het is een start, maar ook nog niet meer dan dat” (AGR3). De proeven zijn<br />

“in mijn beleving heel theoretisch. Je probeert de praktijk na te bootsen middels die proef en er<br />

zal best iets uitkomen, maar wilt je het echt weten ...... dan is het dat ik een telefoontje pleeg ‘nu<br />

heeft het veel geregend, nu zit er water in de greppel, en morgen moet je komen’; want dan<br />

komt er water door dat pijpje en ga dan maar eens meten wat je tegen kan houden of niet. Dát is<br />

praktijk. (...) zoals het hier in het voorjaar is gebeurd, is nog geen praktijk. In de praktijk komen er<br />

hele grote hoeveelheden door, denk ik, en ook langduriger” (AGR2). Niet alleen het<br />

adsorptievermogen van het materiaal bij hoge stroomsnelheden en bij langdurige blootstelling<br />

was hierbij aan de orde, maar ook het probleem van kleideeltjes die meegenomen worden bij de<br />

oppervlakkige afspoeling baarde sommigen zorgen. De doorstroming van de zakken met<br />

FerroSorp® “gaat op zich goed, maar na een jaar niet meer, want die zak wordt gewoon<br />

overspoelt door klei. Wij hebben hier vorig jaar nieuwe kopakkerbuizen gelegd. En toen hebben<br />

we voor iedere kopakkerbuis een gat gegraven van bijna een halve m 3 en in 1 jaar tijd stroomt er<br />

een halve kuub klei in en is het gat dicht. Dus dat wil zeggen dat als je daar een filter in zet, (...)<br />

dan moet dat een halve kuub klei kunnen verwerken. (...) Anders gaat het filter dichtzitten, de<br />

waterafvoer stagneert en dan hebben we een groter probleem” (AGR1).<br />

Toch vinden de agrarisch ondernemers dat het goed zou zijn om deze maatregel verder te<br />

onderzoeken. “Maar 15 november is het afgelopen ...? stopt het dan met het project ...? is er<br />

dan geen ... dat zou toch jammer zijn! Dan ben je zover en dan heb je nog niks bereikt” (AGR1).<br />

Ze staan er dan ook open voor om hieraan mee te werken. “Het moet onder<br />

praktijkomstandigheden ook getest worden. Dan stel ik me daarvoor ook wel weer beschikbaar”<br />

(AGR2).<br />

Niet alleen voor deze maatregel, maar in het algemeen, wordt hier nogal sceptisch naar<br />

gekeken. “Ik denk dat de indruk bestond bij SenterNovem [Agentschap NL] dat er al veel kennis<br />

was, die ‘alleen nog maar’ in de praktijk getoetst moest worden. Ze verwachten misschien dat er<br />

in 2012 voldoende maatregelen uit zijn gekomen, waar alleen nog maar uit gekozen moet<br />

worden. Maar ik denk niet dat dit het geval zal zijn” (CB2). “ Er zijn nog niet van die concrete<br />

resultaten, die je met de boeren kunt overleggen ‘zo van doe het maar zo, dan komt het wel<br />

goed’. Er zijn nog teveel vragen bij de verschillende onderzoeken. (...) Dat wil niet zeggen dat die<br />

projecten het niet goed hebben gedaan, maar de werkelijkheid is gewoon niet zo makkelijk; dat<br />

als je er geld tegenaan gooit, dat je in 2 jaar er oplossingen voor hebt. (CONS2).<br />

4.2.5 Andere maatregelen<br />

Veel van de geïnterviewde actoren denken meer in termen van ‘zorgen dat de fosfaat niet<br />

wegspoelt, dus de oppervlakkige afspoeling verminderen’. Met de aanscherping van het<br />

mestbeleid hebben de boeren er tenslotte zelf ook baat bij om de voedingsstoffen bij de<br />

gewassen te houden, anders komen ze tekort.<br />

Page 48 Innovatiesysteemanalyse


Zij zien practische oplossingen vooral liggen in bronmaatregelen of in goed bodembeheer [zie<br />

ook tabel in bijlage II ]. “Dit [effectmaatregelen] is allemaal mosterd na de maaltijd. Als je deze 2<br />

dingen goed doet.....; ga goed met je grond om, je hebt organische stof gebonden heen door de<br />

jaren heen (dat kost bijna een generatie) en bronmaatregelen ...” (AGR2).<br />

“Bij goede landbouwvoering gebeuren heel veel van deze punten [bronmaatregelen] al (...) De<br />

structuur van de grond; dat is een hele voorname, zeker op bouwland. Daar kun je heel veel mee<br />

verdienen (...) en dat is het minst belastende voor een melkveehouder” (AGR1).<br />

“Dat hele verhaal van (ad-hoc) greppels zou theoretisch niet nodig hoeven te zijn. (...) Maar – en<br />

dan ga ik even de advocaat van de duivel spelen – als wij zo volhouden van ‘infiltratie, dat lost<br />

alles op’, dan kunnen wij dus met alle overtuigingskracht, die hier aan tafel zit, er nog niet veel<br />

voor betekenen, want wij adviseren gewoon ook om maar sleuven te trekken. Sterker nog: er is<br />

juist een toename van mensen, die - zodra ze met hun voorjaarswerk klaar zijn - sleuven gaan<br />

trekken.(...) Ja, het probleem wordt groter. Met andere woorden ... ‘infiltratie, dat werkt dus<br />

niet’? Nee, infiltratie, dat werkt wel, maar waarom adviseren wij mensen om sleuven te trekken<br />

... omdat ze niet luisteren naar het advies van ‘je moet zorgen dat je drainage beter is’ of dat ze<br />

geen mogelijkheid hebben om te egaliseren, want je kunt natuurlijk ook niet zomaar in elk<br />

perceel een grote kilverbak zetten en zeggen van ‘we gaan eens alles even vlak trekken’” (Quotes<br />

uit discussie DLV-plant Marktgroepoverleg ZW)<br />

“Uitrijverbod aanscherpen”: dat wordt nu ook al gebruikt en dat is op zich natuurlijk een goede<br />

zaak, dat je niet in deze tijd [september] nog een heleboel vloeibare mest uit gaat rijden” (AGR4).<br />

“Het bemestingstijdstip is van groot belang voor optimale gewasopbrengst en dit is indirect goed<br />

voor het milieu” (AGR6). Andere actoren hebben er vraagtekens bij of andere boeren hier ook zo<br />

bewust mee omgaan. “Wat je dus wel ziet, is dat in het voorjaar – wanneer de drijfmestput vol<br />

zit – de eerste de beste gelegenheid gebruikt wordt om drijfmest op grasland uit te rijden (...) en<br />

dan wordt tot 25 cm uit de slootkant drijfmest neergelegd. Dan is de kans vrij groot, dat daarna<br />

– op het moment dat je flinke buien hebt– een groot deel van de drijfmest de sloot in loopt.(..) ik<br />

zie weinig boeren, die zélf en zonder vergoeding in het voorjaar vrijwillig een eind van die sloot<br />

afblijven. Ik zou haast zeggen ‘volgens mij zijn ze er niet’ (PrNB). De provincie is daarom met<br />

name gecharmeerd van de bronmaatregel ‘mestopslagcapaciteit uitbreiden’. “Als je je fosfaat<br />

goed wilt benutten, dan ga je ten eerste zorgen dat je voldoende mestopslagcapaciteit hebt. (...)<br />

Waar wij dus het initiatief toe genomen hebben, is om bovenwettelijke mestopslag te stimuleren.<br />

De mestopslagcapaciteit wordt van 6 naar 7 maanden verhoogd volgend jaar en wij hebben<br />

gezegd ‘als boeren toch gaan investeren in mestopslagcapaciteit, laat ze het dan meteen goed<br />

doen en laat ze van 6 maanden naar 9 maanden gaan’ (...) Dan kan die boer zelf bepalen op welk<br />

moment hij die dierlijke mest gaat toepassen. (...) Ik denk dat dat soort maatregelen goede<br />

maatregelen zijn, want dan ga je structureel organiseren, dat het beter kan” (PrNB). Maar of de<br />

maatregel ‘mestgift afstemmen op de weersomstandigheden’ met behulp van een<br />

bemestingstool, zoals ze dat in het KRW-IP project 08085 [zie Bijlage III] voor ogen hebben, in de<br />

praktijk gaat werken, wordt nog wel betwijfeld. “Het uitrijden van drijfmest is een van de eerste<br />

dingen, die uitbesteed worden. Dat laat je een loonwerker doen; (...) zeker als je over<br />

sleepslangen bemesting gaat praten; een boer heeft die spullen niet. Het is niet zo van: ‘Ik ga die<br />

loonwerker bellen en hij komt nu’. In het voorjaar is het zo, dat er 20 boeren naar die loonwerker<br />

bellen; je staat ergens in dat rijtje en in die week gebeurt het wel een keer” (AGR2).<br />

Tijdens het onderzoek naar een Bodemdienst reductie fosfaatemissie is er “meerdere keren<br />

gedurende de looptijd van het project door uiteenlopende consortiumpartners aangegeven dat<br />

het gewenst was om ook andere maatregelen op te nemen in de dienst. Zoals: - tegengaan<br />

oppervlakkige afspoeling en - uitstellen P-bemesting in het voorjaar”. (Postma, et al., 2010a, p.<br />

21 tabel 2.4)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 49


Onder ‘tegengaan oppervlakkige afspoeling’ werden maatregelen verstaan als aanleggen van<br />

bezinkgreppels, verhoging langs de sloot, het voorkomen van slechte plekken langs de sloot, het<br />

verhogen van het bergend vermogen van het maaiveld [bodembedekkers, gewaskeuze] of het<br />

verhogen van de infiltratiecapaciteit van de bodem [bodemstructuur, voorkomen storende<br />

lagen]. Tijdens groepsbijeenkomsten per regio in het voorjaar van 2009 is er gesproken over de<br />

mogelijke maatregelen: uitmijnen, uitgestelde P-bemesting, bufferstrook, en tegengaan<br />

oppervlakkige afspoeling. In de bijeenkomsten in Gelderland en Overijssel was er “bij de<br />

ondernemers weinig animo om aan de slag te gaan met de maatregel “tegengaan oppervlakkige<br />

afspoeling”. Het argument dat hiervoor werd gebruikt is dat de ligging van de percelen is gericht<br />

op een goede ontwatering (bolle ligging), zodat men zo snel mogelijk kan beginnen met de<br />

voorjaarswerkzaamheden. Het aanleggen van dammetjes of dijkjes langs perceelsranden om het<br />

water en/of de mest zo lang mogelijk op het perceel vast te houden ziet men dan ook niet als een<br />

gewenste ontwikkeling” p45-46. In Limburg stonden “de deelnemers niet afwijzend tegenover<br />

andere maatregelen om de P-emissie te beperken, zoals het tegengaan van oppervlakkige<br />

afspoeling en verdiepte, regelbare, peilgestuurde drainage”.<br />

“Je moet met meerdere dingen tegelijk bezig zijn; je kunt niet gokken op 1 techniek, die iedereen<br />

dan gaat toepassen. Het is per boerenbedrijf maatwerk wat zo’n boer zou moeten doen. Niet<br />

iedereen zit te wachten op akkerranden, maar je kunt misschien wel iets met mineralenmanagement<br />

doen. Zo’n boer moet je ook een keuze laten uit een pakket van maatregelen, die<br />

hij zou kunnen treffen en die voor zijn bedrijf het beste is.” (WS1).<br />

Actoren<br />

De kern-actoren *actoren in de ‘inner circle’+, die op dit moment actief zijn in het<br />

innovatieproces, zijn wetenschappers [op het gebied van ijzerhoudende materialen als<br />

fosfaatbinders én op het gebied van oppervlakkige afspoeling als transportroute] en de<br />

agrarische belangenorganisatie ZLTO.<br />

Hego-Biotech en drinkwaterbedrijf Brabant Water zijn –weliswaar niet actief- opgenomen als<br />

leveranciers/producenten van fosfaatbindend materiaal. Enkele agrarisch ondernemers zijn<br />

betrokken bij de experimenten als klankbord; evenals de waterschappers vertegenwoordigd in<br />

de projectgroep ARB. Uit de component ‘intermediaire infrastructuur’ is het adviesbureau<br />

Arcadis bij één van de drie KRW-IP projecten [KRW08035] betrokken.<br />

Door actoren in de agrarische sector en bij de waterschappen is met name aangegeven hoe<br />

uitbreiding van de ‘inner circle’ ten aanzien de potentiële eindgebruiker gerealiseerd zou<br />

kunnen worden. Hierbij werd agro-advies en de agribusiness [zoals toeleveranciers of het<br />

BLGG] genoemd voor de huidige agrarisch ondernemers en de afdelingen van het Agrarisch<br />

Jongeren Kontakt en het Groen onderwijs om de kennis onder de aankomende generatie<br />

agrarisch ondernemers te verspreiden.<br />

Wat betreft het vergroten van kennis over de fosfaatbindende eigenschappen en<br />

waterdoorlatendheid van ijzerhoudend materiaal zouden -volgens actoren in de<br />

drinkwaterwereld- meer krachten gebundeld kunnen worden buiten de landbouwwereld, dus<br />

met bijvoorbeeld technische onderzoeksinstellingen als TU Delft, IHE en Wetsus.<br />

Page 50 Innovatiesysteemanalyse


Context/percepties<br />

Fosfaat wordt door de geïnterviewde actoren bovenal gezien als een essentiële voedingsstof.<br />

Of het als een [milieu-]probleem beschouwd moet worden, wordt door verschillende actoren<br />

verschillend ervaren.<br />

Aangezien het beheer [kwantitatief en kwalitatief] van het regionale oppervlaktewater in<br />

handen is van de waterschappen, zijn zij de probleemhebber. De Waterschappen willen wel<br />

projecten initiëren of financiëren, maar ze zijn van mening, dat de verantwoordelijkheid bij de<br />

agrarische sector/LNV ligt. Ook LTO zou er meer voor moet doen om maatregelen in de sector<br />

te implementeren. De agrarische sector vindt dat ze medeverantwoordelijk zijn; ondernemers<br />

moeten zich houden aan de Goede Landbouw Praktijk. LTO pleit ervoor dat de agrarisch<br />

ondernemers zelf een keuze kunnen maken uit een ‘gereedschapskist/koffer’ met<br />

maatregelen, die passen in hun bedrijfvoering.<br />

Het inzicht in de bijdrage van de transportroute ‘oppervlakkige afspoeling’ in de fosforemissie<br />

naar het oppervlaktewater in Nederland is nog betrekkelijk nieuw. Bij wetenschappers en<br />

waterschappen zijn er de laatste paar jaar in toenemende mate activiteiten op dat gebied,<br />

maar bij de agrarisch ondernemers en in het groene onderwijs leeft dit nog niet of nauwelijks.<br />

De maatregel om met ijzerhoudend materiaal het fosfaat uit de oppervlakkige afspoeling te<br />

adsorberen wordt door veel geïnterviewde actoren als potentieel toepasbaar gezien, maar er<br />

is scepsis over brede inzetbaarheid. Er zit volgens hen nog een groot gat tussen de huidige<br />

stand van zaken en de praktijk. Wetenschappers zien heel veel potentie in de maatregel als<br />

additioneel op bronmaatregelen om tijdig de fosfaatnorm te kunnen halen.<br />

Veel van de andere geïnterviewde actoren zien praktische oplossingen vooral liggen in<br />

bronmaatregelen of in goed bodembeheer. Aan bronmaatregelen wordt al veel gedaan, maar<br />

de provincie heeft nog ingezet op het vergroten van de mestopslagcapaciteit. Agrariërs,<br />

waterschappen en provincie pleiten vooral voor verbetering van de structuur van de bodem<br />

als padmaatregel. Waterschappen hebben als voorkeur de maatregelen randenbeheer,<br />

peilgestuurde drainage, slootmaaisel. Velen zijn van mening, dat er ingezet moet worden op<br />

meerdere technieken, maar dat het per gebied of zelfs per bedrijf maatwerk moet zijn.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 51


5 Fosfaatbindende materialen en toepassingen<br />

In dit hoofdstuk wordt meer informatie verschaft over fosfaatbindende materialen; met name<br />

over verschillende ijzerhoudende verbindingen. Verder zal er aandacht besteed worden aan<br />

verschillende manieren waarop het ijzerhoudende materiaal toegepast zou kunnen worden.<br />

Fosfor kan op verschillende manieren worden gebonden; de belangrijkste zijn fosfaatbinding aan<br />

metaaloxiden [zoals ijzer- of aluminium(hydr)oxiden [zie Figuur 17] en de vorming van<br />

calciumfosfaatneerslag. Daarnaast kan fosfaat aan het oppervlak van calciumcarbonaat worden<br />

gebonden [Freeman en Rowel, 1981 uit (Koopmans, Chardon, & Groenenberg, 2010, p. 22) ]<br />

Figuur 17 Binding van fosfaat aan ijzerhydroxiden (Bron: Koopmans & Chardon, 2010)<br />

Op allerlei schaalniveaus [van bodemwater tot stromend oppervlaktewater] zijn technieken<br />

ontwikkeld en in de praktijk toegepast om fosfaat te verwijderen. De effectiviteit is vaak hoog<br />

tot zeer hoog, vooral wanneer het anorganisch fosfaat betreft en de te zuiveren gehalten hoog<br />

zijn (Chardon, N.Reijers, & Dam, 2008, p. 24)<br />

Vooral in de Verenigde Staten is veel onderzoek uitgevoerd naar het toevoegen van stoffen aan<br />

de bodem waaraan fosfaat wordt vastgelegd. In Nederland is halverwege de negentiger jaren<br />

een studie uitgevoerd naar mogelijkheden voor beheer en herstel van gronden waaruit<br />

fosfaatuitspoeling plaatsvindt. Hierbij is de effectiviteit onderzocht van maatregelen in<br />

aanvulling op het mestbeleid, waaronder ook het toedienen van fosfaatbindende middelen aan<br />

de bodem [bodemchemische maatregelen] (Chardon, et al., 1996; Hendriks & Huijsmans, 1995;<br />

Schoumans & Koehlenberg, 1995).<br />

Er zijn verschillende materialen met fosfaatbindende eigenschappen (Chardon, et al., 2008;<br />

Koopmans & Chardon, 2010). Men kan hierbij denken aan:<br />

natuurlijke mineralen [Fe-oxiden zoals goethiet, kleimineralen, schelpengrit, mineralenrijk<br />

bodemmateriaal [ijzeroer] en minerale sedimenten [wollastoniet, leisteen, serpentijn,<br />

Ca/MgCO3],<br />

gesynthetiseerde “natuurlijke” mineralen *bijvoorbeeld gesynthetiseerd ijzerhydroxide van<br />

ijzerchloride, ijzersulfaat of ijzernitraat],<br />

synthetische aluminiumhoudende vlokmiddelen [bijvoorbeeld PAC 39;<br />

polyaluminiumchloride 39% gebufferd met calciumhydroxide]<br />

geëxpandeerde kleikorrels<br />

Phoslock [kleikorrels/bentoniet, waaraan kunstmatig de zeldzame aarde lanthaan is<br />

vastgelegd],<br />

Hars met zirconium,<br />

Page 52 Innovatiesysteemanalyse


industriële afvalstoffen [slakken uit de staalindustrie/hoogovens (McDowell, Hawke, &<br />

McIntosh, 2007; McDowell, Sharpley, & Bourke, 2008), vliegas, metallisch<br />

ijzer/ijzergranulaat (Fe 0 , zoals stukjes gietijzer zoals in SONO filter voor arseen) en<br />

afvalstoffen van aluminiumfabricage],<br />

reststoffen van de drinkwatervoorziening [ijzerslib en –zand van het zuiveren van<br />

grondwater voor drinkwater, ijzer- of aluminiumslib dat ontstaat bij het neerslaan van<br />

verontreinigingen bij oppervlaktewaterzuivering]<br />

Op een aantal ijzerhoudende materialen zal dieper worden ingegaan, maar ook Phoslock zal wat<br />

uitgebreider behandeld worden, aangezien dit een van de weinige commercieel verhandelde<br />

producten is met het doel om fosfaat uit water te binden. Verdere motivatie om een nietijzerhoudend<br />

materiaal toch kort te behandelen is dat er parallellen zijn in de perceptie van<br />

actoren over het gebruik van dit materiaal en ijzer[hydr-]oxiden.<br />

5.1 IJzer<br />

5.1.1 Gesynthetiseerd ijzerhydroxide<br />

Uit een studie van Schoumans en Köhlenberg (1995) bleek, dat vooral vers gesynthetiseerd<br />

ijzerhydroxide goed in staat was om fosfaat te binden. Hiervoor kunnen bij grootschalige<br />

toepassing drie uitgangsmaterialen gebruikt worden, namelijk ijzerchloride, ijzersulfaat en<br />

ijzernitraat. Door toevoeging van gebluste of ongebluste kalk [CaO of Ca(OH)2] ontstaat een<br />

ijzerhydroxide suspensie met een zout als bijproduct [CaCl2, CaSO4 of Ca(NO3)2]. De effectiviteit<br />

van de drie ijzerhoudende uitgangsmaterialen om fosfaat te binden is nagenoeg gelijk.<br />

Bij het uitvoeren van een praktijkproef is gekozen voor ijzernitraat als uitgangsmateriaal, omdat<br />

het gevormde zout calciumnitraat geen nadelen zou opleveren voor het gewas. De suspensie<br />

[17% w/w Fe] werd ingewerkt in de bodem tot een diepte van 0,5 meter op een plot met een<br />

fosfaatverzadigingsgraad [FVG] van 95% in de bovengrond [0-50 cm]. Er trad hierbij een daling<br />

van de fosfaatconcentratie in het bodemvocht op van meer dan 80% [van 1-3 mg P/l tot 0,12-<br />

0,25 mg/l]. Het effect van de ijzertoediening op de fosfaatconcentratie kon goed gemodelleerd<br />

worden; hieruit bleek dat bij een niet-gedraineerd perceel volstaan kan worden met een strook<br />

van 10 meter breed aan weerszijden van de sloot [inclusief talud]. Bij behandeling met<br />

ijzerhydroxide [0,2% Fe] over de hele diepte waarover het fosfaat zich bevindt [70 cm] bedroeg<br />

de reductie 60 á 70%. De effecten van mogelijke veroudering van het ijzerhydroxide en<br />

langdurige anaërobe omstandigheden op de reductie van de fosfaatconcentraties waren destijds<br />

niet bekend [Schoumans & Köhlenberg, in voorber]. De kosten worden door Chardon (2009, p.<br />

16) geschat op € 4,= of € 2,= per kg Fe voor respectievelijk Fe(NO3)3 en Fe2(SO4)3 [bij dosering van<br />

0.2 % in de bouwvoor: 8 ton Fe/ha, dus resp. K€ 32 en K€16 per hectare+.<br />

5.1.2 Reststof drinkwaterproductie<br />

Wat het eerst opvalt, is dat er in de literatuur en door de actoren veel verschillende benamingen<br />

gebruikt worden voor de ijzerhoudende reststof van de drinkwaterproductie: drinkwaterslib,<br />

afvalstof drinkwaterzuivering, [water-+zuiveringsslib *‘in de volksmond’+, ijzerslib, ijzerzand<br />

[Alterra rapport (Koopmans, et al., 2010)], ijzerwater [Uitvoeringregeling Meststoffenwet (LNV,<br />

2005b)], vloeibaar waterijzer en steekvast waterijzer [Reststoffenunie]. De benaming kan een<br />

grote invloed hebben op de acceptatie van [het gebruik van] het materiaal door de perceptie<br />

van actoren. Op het moment, dat er gesproken wordt over ‘zuiveringsslib’ of ‘afvalstof’, dan<br />

wordt het op voorhand negatief beoordeeld. Op de vraag naar mogelijke juridische obstakels<br />

wordt er gauw gerefereerd aan afvalwaterzuivingsslib “zuiveringsslib is nu verboden” (DGW).<br />

Aandachtspunt is de acceptatie van het materiaal.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 53


Daarom is het belangrijk om hier even bij stil te staan. Soms wordt wél hetzelfde bedoeld, maar<br />

wordt het anders genoemd, maar er bestaan zeker ook verschillende soorten reststoffen.<br />

Behalve dat de samenstelling kan verschillen door verschillen in samenstelling van de<br />

ruwwaterkwaliteit [het ongezuiverde grond- of oppervlaktewater], kunnen er ook verschillen<br />

optreden door het soort productieproces.<br />

Het zuiveren van grondwater gebeurt in verschillende stappen: oxidatie, filtratie, terugspoelen<br />

van de filters en slibverwerking, of het ruimen filterbedden. Bij ontijzering kunnen er 3<br />

mechanismen een rol spelen: vlokvormings-/flocculente oxidatie, adsorptieve oxidatie en<br />

biologische oxidatie [voor een uitgebreide beschrijving: zie bijlage V].<br />

Bij de flocculente, ofwel vlokvormingsoxidatie wordt door beluchting het aanwezige opgeloste<br />

ijzer [Fe 2+ ] te oxideren naar driewaardig ijzer [Fe 3+ ]. Dit vlokt uit als onoplosbaar ijzerhydroxide<br />

[Fe(OH)3, wat zich niet aan het filtermateriaal hecht.<br />

In het KRW-IP project 08091 van Koopmans et al. worden ook proeven gedaan met ijzerzand van<br />

de productielocatie Someren. Zij omschrijven het als volgt: in een grof zandfilter “vormt het<br />

geproduceerde Fe(OH)3 een coating rondom de zandkorrels in het filterbed. Na verloop van tijd<br />

moeten de filterbedden geruimd worden. Het vochtpercentage van dit ijzerzand is circa 15%”<br />

(2010). Deze beschrijving lijkt het meest op adsorptieve ontijzering. Kenmerk hiervan is, dat het<br />

ijzer zo aan het filtermateriaal hecht, dat je het niet of nauwelijks kan uitspoelen.<br />

Naarmate een filter langer in bedrijf is en vuiler wordt, dan wordt het door de extra weerstand<br />

moeilijker voor het water om door het filter heen te stromen en de laag water boven het filter<br />

wordt steeds groter. Het afgefilterde ijzerhydroxide (en mangaanoxide) kan worden afgevoerd<br />

door met grote snelheid water en lucht in omgekeerde richting door de filters te sturen. Dit<br />

spoelwater wordt door de Reststoffenunie aangemerkt als vloeibaar waterijzer; “dan moet je<br />

denken aan een 8-10% droge stof, een beetje dikke chocolademelk” (DW2).<br />

Figuur 18 Drogen van spoelwater in<br />

(a) droogbed [hier locatie Vessem van Brabant Water N.V. (Bron: Koopmans, et al., 2010, p. 18) en<br />

(b) sliblagune (bron: http://www.pidpa.be/nl/overwater/verhaal/drinkwaterslib.htm) of<br />

(c) met een zeefbandpers, waarna de slibkoek wordt opgevangen in een container (Bron: Pidpa, 2009d)<br />

Het spoelwater kan ook op verschillende manieren gedroogd worden. Het kan worden<br />

afgevoerd naar een spoelwatervijver of een sliblagune, waar de zwevende deeltjes kunnen<br />

bezinken en het slib op een natuurlijke manier droogt en/of naar een droogbed [hierin zijn<br />

drainagebuizen aangebracht (Koopmans, et al., 2010, p. 17). Dit is een langzaam proces, waarbij<br />

dan een product ontstaat, wat wat door de Reststoffenunie aangemerkt wordt als steekvast<br />

waterijzer (Reststoffenunie, 2010, p. 10); “dan heb je echt een soort brij, een soort pasta” (DW2).<br />

“Precies, zo’n 30% droge stof. Dus dan is het ontwaterd” (DW1). Door Koopmans en Chardon<br />

wordt dit droogproces beschreven bij de lokatie Vessem [zie ook Figuur 18], waarbij ook een<br />

steekvast product ontstaat met een vochtpercentage van circa 55%; zij duidden dit product<br />

verder aan als ijzerslib (2010, pp. 17-18). In het jaarverslag van de Reststoffenunie (2010, p. 10)<br />

wordt aangegeven, dat deze partijen vaak “kwalitatief ongeschikt zijn om naar een biogas- of<br />

Page 54 Innovatiesysteemanalyse


ioolwaterzuiverings-installatie af te zetten”. Dit zou dus wellicht ook een aandachtspunt zijn<br />

voor het soort toepassing in de landbouw.<br />

Een andere manier om het spoelwater te ‘ontwateren’ is het toepassen van een mechanische<br />

ontwateringsstap; in een zeefbandpers of in een centrifuge wordt het water verwijderd, waarna<br />

de slibkoek opgevangen wordt 13 .<br />

“Bedrijven krijgen ook zo langzamerhand in de gaten, dat ze dat waterijzer ook niet moeten<br />

verontreinigen met allerlei andere stoffen. En dan bedoel ik met name plantenresten of filterzand<br />

of ... Het zijn geen erge verontreinigingen, maar het zijn wel verontreinigingen, die uiteindelijk de<br />

afnemer niet wil hebben, die wil ijzer hebben en geen zand, die wil geen plantenmateriaal erin.<br />

Op het moment dat je dat wat beter onder controle krijgt, wat meer aandacht besteed aan of<br />

zorgvuldiger bent met die reststof op het terrein, dan kan je het op een andere manier<br />

bestemmen” (DW2).<br />

Volgens Koopmans et al (2010, p. 30) bevat ijzerslib 329 g Fe per kilogram en ijzerzand 198 g<br />

Fe/kg. In het interview met DW2 werden bedragen genoemd in de ordegrootte van paar euro<br />

tot maximaal € 50,= per ton, wat neerkomt op maximaal € 0,05 per kilogram product. Bij ijzerslib<br />

zijn dan de kosten voor één kilogram ijzer € 0,15 en bij ijzerzand bedraagt dit € 0,25/kg Fe. Ook<br />

Geraats et al (2007 Bijlage 5 Overzicht met specificatie en kosten chemicaliën)vermeld een prijs<br />

van € 0,15/kg Fe voor drinkwaterslib.<br />

Uit de schud- en kolomproeven bij Alterra, Centrum Bodem bleek dat het ijzerzand c.q. het<br />

steekvaste waterijzer goed in staat is om fosfaat vast te leggen [de fosfaatbindingscapaciteit is<br />

hoger dan van natuurlijke ijzermineralen]. Echter, een probleem wat zich voor doet met het<br />

ijzerslib, is dat de waterdoorlaatbaarheid laag is [Ksat = 12 cm d -1 ; berekend]. Bij het inwerken<br />

van ijzerschermen van ijzerslib in zandgrond of bij het gebruik van ijzerslib in bijvoorbeeld filters<br />

gekoppeld aan een drainagebuis zal dit problemen opleveren. “Door het ijzerslib te granuleren<br />

tot een product met een grovere textuur kan de waterdoorlaatbaarheid sterk toenemen”<br />

(Koopmans, et al., 2010, pp. 10, 44 en 48). “Dan weet ik niet of je dan zo heel veel goedkoper uit<br />

bent dan met die Duitse partij” (DW2). “Ik weet niet hóe ze het hier gedaan hebben<br />

[gepelletiseerd of gegranuleerd], maar ik weet wél dat het - doordat je het zo doet -<br />

waarschijnlijk een vrij duur product wordt (DW1).” Je hebt free flowing materiaal nodig; dat<br />

stroomt en droog is. Er mag maximaal 15 % water in zitten. (...) Dat zou de reden kunnen zijn<br />

waarom dat spul uit Duitsland uiteindelijk 2,25 euro kost. Ik denk dat er een stap voor zit om het<br />

spul te conditioneren, zodat het verwerkt kan worden. (...) Grote drooginstallaties om het<br />

verwerkbaar te maken en dan uiteindelijk te pelletiseren.(...) Plus het is allemaal as –anorganisch<br />

materiaal-; dat slijt enorm. Dus dat type materiaal vraagt ook andere apparatuur. Op zich is dat<br />

niet zo’n probleem, maar wel duurder dan dat je mengvoer maakt” (GRANU)<br />

5.1.3 FerroSorp®<br />

De firma HeGo-Biotec GmbH 14 verhandelt verschillende FerroSorp® producten voor<br />

ontzwaveling, defosfatering of arseenverwijdering. Deze adsorbentia voor de zuivering van<br />

water en gas, gebaseerd op ijzer[hydr]oxiden, worden sinds 1998 vervaardigd bij<br />

productiebedrijf P.U.S.; Produktions- und UmweltService GmbH. Volgens de internetsite van<br />

13 http://www.pidpa.be/nl/overwater/verhaal/drinkwaterslib.htm en persoonlijke mededeling Nederlof, KWR<br />

14 N.B. Ook Herbst Umwelttechnik GmbH en Zeolith Umwelttechnik GmbH geven op hun internetsite aan, dat ze<br />

FerroSorp® producten kunnen leveren. Op de internetsite van HeGo-Biotec GmbH wordt aangegeven, dat P.U.S. sinds<br />

1998 exclusief voor hen adsorbentia op basis van ijzerhydroxiden vervaardigd. Dit is niet verder uitgezocht.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 55


FerroSorp 15 wordt als grondstof voor het grootste deel ijzerrijk slib gebruikt, dat ontstaat bij<br />

waterbehandelingsprocessen.<br />

Of er enkel en alleen ijzerrijk slib van waterbehandelingsprocessen voor wordt gebruikt is niet<br />

duidelijk, gezien de uitspraken van andere actoren. “De producent van Ferrosorp neemt<br />

vermoedelijk alles aan, want waterzuivering is niet het enige proces waar dit product in gebruikt<br />

wordt. Zo wordt Ferrosorp en ijzerslib ook gebruikt om sulfiden uit vergiste mest te halen (omdat<br />

dit - bij vrijkomen als H2S - zeer corrosief is en de vergistingsinstallatie te veel aantast). (...). Voor<br />

dit doel maakt het niet uit of er fosfaat in het product zit (...) Als er echt een markt gaat lopen<br />

voor fosfaatbinding uit oppervlaktewater metj Ferrosorp, dan zal de producent de samenstelling<br />

moeten onderzoeken en er een certificaat bij leveren” (CB2).<br />

“Die hebben een ijzeroxide of ijzerhydroxide wat in DDR tijden is vrijgekomen bij de<br />

aluminiumwinning uit bauxiet. (...) Het restproduct hebben ze in een heel groot gat gestopt;<br />

daar zit geloof ik zo’n 30-,40-,50-duizend ton van dat ijzeroxide (...) Die firma P.U.S. uit Dresden,<br />

die bakt daar inderdaad korreltjes van; (...) ze voegen een soort bindmiddel toe, dat is dan<br />

organisch; zaagsel of papiersnippers of wat dan ook. Vervolgens gaat dat een soort oventje in,<br />

een soort schroefoven en dan komt het er als korreltjes uit. Ze gebruiken dat met name bij biogas<br />

om de zwavel te binden, maar ook om arseen te binden bij allerlei grondwatersaneringen. De<br />

kwaliteit van dat ijzer monitoren zij uiteraard ook; (...) uiteindelijk voldoen zij wel aan alle milieueisen”<br />

(DW2). Dit wordt ook aangegeven in een rapportage van van Slobbe et al (2010, p. 13):<br />

“Het huidige basismateriaal van FerroSorp is ‘red mud’, een afvalproduct van de<br />

aluminiumwinning”<br />

HeGo-Biotech GmbH geeft aan, dat “de technische toepassing van het ijzerrijke slib in het<br />

verleden mislukt is, omdat ijzerhydroxide meestal voorkomt in een pasteuze vorm, die het<br />

gebruik in filterkolommen onmogelijk maakt. Door een gepatenteerd proces is het nu wel<br />

mogelijk om een ijzerhydroxide adsorbens in korrelvorm te produceren; door malen en zeven zijn<br />

verschillende korrelgrootte-spectra te verkrijgen. Deze korrelvorm maakt nieuwe toepassingen<br />

mogelijk voor het zeer reactieve ijzer(III)hydroxide” (HeGo-Biotec-GmbH).<br />

Figuur 19 Links: FerroSorp®GW 16 in verschillende korrelgroottes; Rechts: Electronenmicroscoop<br />

opname van FerroSorp®Plus korrels (HeGo-Biotec-GmbH)<br />

15 http://www.ferrosorp.de/deutsch/wirueberuns/produktionpusgmbh/index.html<br />

16 http://www.ferrosorp.de/deutsch/produkte/ferrosorpgw/index.html<br />

Page 56 Innovatiesysteemanalyse


FerroSorp®Plus, FerroSorp®RW/RWR en FerroSorp®GW worden aangeduid als materialen voor<br />

de verwijdering van verontreinigingen uit water bij grondwatersaneringen en<br />

afvalwaterzuiveringen, uit oppervlaktewater, industrieafvalwater en uit<br />

regenwaterbehandelingsinstallaties.<br />

Verschillende korrelgroottes zijn afgebeeld in Figuur 19; bij de productspecificatie van<br />

FerroSorp® GW wordt ook korrelgrootte 4-8 mm als leverbaar vermeld (HeGo-Biotec-GmbH,<br />

2007). Het Fe 3+ -gehalte zou volgens deze productspecificatie minstens 40% van de droge stof<br />

bedragen. Verdere informatie over de samenstelling is opgenomen in paragraaf 7.2 en bijlage<br />

VII. Voor de maximale filtercapaciteit van bijvoorbeeld FerroSorp® Plus wordt 120 tot 480 m d -1<br />

opgegeven. (Koopmans, et al., 2010, p. 44).<br />

Volgens de inkooporder van WUR-ESG (WUR264225 dd. 23-02-2010) bedragen de kosten van<br />

FerroSorp® Plus [Grain 2-4 mm] excl. transportkosten € 2,25 per kilogram product. In de<br />

productspecificatie van FerroSorp® GW wordt aangegeven dat het restvochtgehalte 10% is en<br />

het Fe-gehalte minstens 40% van de droge stof bedraagt. Dit houdt in dat Fe minstens 360<br />

gram/kg is. Dit komt overeen met de analyses van FerroSorp door Alterra-CWK (opdracht S10-<br />

032, ontvangstdatum monsters 18-3-2010), waarbij 404,8 ± 3,4 g Fe/kg luchtdroog materiaal is<br />

gemeten. In FerroSorp® kost 1 kg Fe kost dus € 5,56.<br />

5.1.4 Nieuwe mogelijkheden?<br />

Uit één van de interviews bleek, dat er bij bepaalde grondwaterzuiveringsinstallaties ijzerkorrels<br />

geproduceerd worden, die een dusdanige diameter kunnen aannemen, dat de<br />

waterdoorlatendheid sterk verbeterd is ten opzichte van steekvast waterijzer, ofwel ijzerslib.<br />

“Ik weet niet precies hoe het kan, maar goed, er zijn enkele bedrijven zoals Vitens, die hebben<br />

een aantal filters, die ze bij tijd en wijlen gewoon moeten ruimen omdat dat zandkorreltje erin<br />

gaat met 1.5-1.8 mm en dat groeit vervolgens razendsnel aan door die bacterie, die dat ijzer om<br />

dat bolletje afzet en dan praat je al gauw over 2,5 , 3, 4, of 5 mm; en dan moet dat filterbed<br />

vervangen worden. (...) Feitelijk heb je dan een natuurlijk proces waarbij die ijzerkorreltjes<br />

gewoon ontstaan in dat filter. (...) Die hebben dan dezelfde eigenschappen als de korreltjes, die<br />

gemaakt worden bij de firma PUS in Dresden” (DW2).<br />

Het lijkt dus mogelijk, dat bij adsorptieve [en biologische?] ontijzering bij de drinkwaterproductie<br />

materiaal ontstaat, dat direct toegepast zou kunnen worden als fosfaatbindend materiaal met<br />

een redelijke waterdoorlaatbaarheid. Wellicht is dit product ook nog duurzamer; niet alleen<br />

omdat het dan ingezet kan worden in een meer hoogwaardige toepassing, maar ook omdat het<br />

sterk materiaal is. Dit werd in een korte praktische test uitgeprobeerd tijdens het interview met<br />

DW1. “Dit [Ferrosorp] druk je zo kapot; daar heb ik geen illusies over ... ik hoef niet te stampen.<br />

(...) Het is de buitenkant, die een beetje hard lijkt, maar een beetje wrijven en het is al kapot,<br />

hoor. Wat dat betreft heeft deze [ijzerkorrels afkomstig van productielocatie Engelse Werk] dan<br />

nog die zandkern. Is die nog sterker? Ja hoor, kijk maar. Die stuitert nog. (Ferrosorp stuitert veel<br />

minder en er brokkelt iets af)”.<br />

Het is nog wel de vraag of er voldoende materiaal beschikbaar is. “Niet voor alle akkerranden in<br />

Nederland; dan is er niet voldoende ijzerslib. Je moet het slim toepassen (...) bij preferente<br />

stroombanen en gebiedsspecifiek, bijvoorbeeld in fosfaatrisicogebieden, dus gebieden die<br />

fosfaatverzadigd zijn, een hoge grondwatertrap hebben en een hoge slootdichtheid” (DGW). [NB.<br />

Hier werd gesproken over ijzerhoudend materiaal van drinkwaterproductie in het algemeen, niet<br />

persé over ijzerzand afkomstig van adsorptieve ontijzering.]<br />

In het geval van ijzerhoudende korrels afkomstig van adsorptieve ontijzering is het aanbod nog<br />

geringer. “Er zijn niet veel waterbedrijven die deze korreltjes produceren; daar zijn speciale<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 57


omstandigheden voor nodig en die heersen dan niet. Met andere woorden, het aanbod van de<br />

echte ijzerkorrel, die ook goed werkt, is beperkt; misschien een paar duizend ton per jaar” (DW2).<br />

Vanuit België zou er mogelijk wel voldoende materiaal aangevoerd kunnen worden. “Ik weet dat<br />

ze het bij die Vlaamse bedrijven over een groei hebben van 1,5 cm/dag van filters ... dus dan heb<br />

je echt meer dan 3 meter filtergrind per jaar groei, dan heb je het echt over grote hoeveelheden.<br />

En het aardige is dat het dan ook redelijk continu afgevoerd gaat worden” (DW1).<br />

“bij VMW en bij Pidpa gaat dat gewoon automatisch bij het spoelen. Dan wordt gewoon het<br />

bovenste zand steeds afgeroomd, zullen we maar zeggen, en elke spoeling weer” (...) Kees van<br />

Beek zegt: ‘dan kan je beter het proces in upflow – opwaartse richting – op voeren’. Als je het in<br />

upflow doet, dan gaat het proces als volgt: je laat onderaan wat van het materiaal weg – de<br />

grootste korrels zitten dan onderaan – en bovenaan doe je weer wat vers zand; dat is een<br />

mogelijkheid. Je zou dus zelfs kunnen zeggen ‘als de korrels in de onderste laag 5 mm zijn, dan<br />

scheidt ik ze af’. Dus de grootte, die je het liefst geproduceerd zou willen hebben, bijvoorbeeld 5<br />

of 6 mm, die scheid je dan af?. Ja, ja, je kan daar redelijk op sturen; zo doen we dat ook met<br />

pellets in een korrelreactor. Dan laten we die pellets ook zeg maar 1-1,5 mm worden en dan<br />

worden ze afgelaten” (DW1).<br />

Het zou – zowel voor de inzet van fosfaatbindend materiaal als voor de drinkwaterbedrijven -<br />

interessant zijn als er meer van deze ijzerhoudende korrels in Nederland beschikbaar zouden<br />

komen. “Maar de vraag, die het natuurlijk interessant maakt, is ... kan je niet een heleboel<br />

drinkwaterwinningen laten omschakelen naar biologische ontijzering, dan heb je gelijk een<br />

ijzerkorrel, die we kunnen toepassen, want nu gaat dat filterzand, wat we ruimen (niet<br />

aangegroeid filterzand trouwens; zo’n partij moet er eens een keer uit) voor heel veel geld, naar<br />

een geluidswal brengen of naar een dijklichaam. Dat kost gewoon € 20, 30, 40,= per ton; als je<br />

dat om niet zou kunnen kwijt raken, omdat het gewoon bepaalde adsorptieve eigenschappen<br />

heeft, dan is dat veel beter. En dan kom je inderdaad voor dit soort onderzoeken terecht bij de<br />

drinkwaterbedrijven of de Reststoffenunie, die dat vervolgens probeert te entameren bij die<br />

bedrijven ... dus die probeert om die bedrijven zover te krijgen van ‘joh, als je probeert daar een<br />

mooie ijzerkorrel van te maken, dan kunnen we dat materiaal zonder meer kwijt’ “(DW2).<br />

Er is al een groeiende belangstelling voor adsorptieve en biologische ontijzering in Nederland.<br />

Dit blijkt uit het Collectief Onderzoeksprogramma van de drinkwaterbedrijven [BTO-project van<br />

KWR], de mogelijke omschakeling van de productielocatie Dalen van Waterleiding Maatschappij<br />

Drenthe (Brink, Drost, & Boorsma, 2007; WMD, 2010, p. 9) en uitspraken van geïnterviewden.<br />

“Waar [Waterbedrijf]Groningen bijvoorbeeld nu mee bezig is in Haren ... daar willen ze het<br />

proces juist zo gaan inrichten om die adsorptieve ontijzering te promoten, dus zij zien ook dat dat<br />

voordelen heeft boven andere manieren van ontijzering zoals ze dat nu nog toepassen: lagere<br />

ijzergehaltes, dus betere kwaliteit effluent en je kunt veel hogere snelheden toepassen, dus het<br />

heeft grote voordelen. (...) Wij hebben hier ook al eens laten zien dat het voor Engelse Werk ook<br />

best een interessante optie zou zijn” (DW1).<br />

“Naar aanleiding van recent BTO-onderzoek [zie ook bijlage V] is er nu gestart met het<br />

speerpuntonderzoek ‘modelgestuurde optimalisatie ontijzering’ voor Vitens. Met behulp van een<br />

chemisch model willen we de condities bepalen, waarmee je het ontijzeringsproces in snelfilters<br />

kan sturen op een specifiek ontijzeringsmechanisme. Naast effluentkwaliteit, bedrijfsvoering en<br />

kosten zou je ook je hoofdproces kunnen sturen vanuit de nuttige, hoogwaardige bestemming<br />

van je reststof [als de korrels van adsorptieve ontijzering een goede bestemming zouden hebben<br />

als fosfaatbindend materiaal]” (p.m. Nederlof, KWR Watercycle Research Institute, voorheen<br />

Kiwa). Ook de Ridder et al (2008, p. 15) geven aan, dat “met aanvullend onderzoek naar de<br />

procescondities, waaronder deze beide mechanismen optreden (biologische en adsorptieve<br />

ontijzering), de aangroei mogelijk kan worden beperkt. Het aangegroeide filtermateriaal kan<br />

Page 58 Innovatiesysteemanalyse


echter ook een nuttige bestemming krijgen, bijvoorbeeld voor verwijdering van arseen en/of<br />

sulfide”.<br />

5.2 Phoslock®<br />

Phoslock® is een kleiproduct [bentoniet], dat is gemodificeerd door het inbrengen van het<br />

zeldzame aarde element lanthaan in de kleistructuur. De lanthaan is electrostatisch gebonden<br />

aan de bentoniet en reageert 1:1 met fosfaat 17 : La 3+ + PO4 3- LaPO4<br />

Het is ontwikkeld door de Australian Water and Rivers Commission [WRC] en hun<br />

onderzoekspartner de Commonwealth Scientific and Industrial Research Organization [CSIRO].<br />

Momenteel wordt het vervaardigd en gedistribueerd door Phoslock Water Solutions Limited<br />

[PWS] als een droog granulaat; dit wordt ter plaatse gemengd met water, waarna het aan het<br />

waterlichaan wordt toegevoegd als een slurrie. De slurrie bindt fosfaationen, terwijl het door de<br />

waterkolom naar beneden zakt, en vormt een dun afdekkend laagje op de waterbodem, dat<br />

eventueel ook fosfaat afvangt wat vrij komt uit het sediment bij zuurstofloze omstandigheden<br />

[interne nalevering].<br />

De binding van lanthaan met fosfaat is onomkeerbaar en deze binding blijft onder niet-neutrale<br />

zuurgraad [werking over pH-bereik 4-11] en ook onder zuurstofloze omstandigheden<br />

onveranderd (J. F. X. van Oosterhout & M. Lurling, 2010). Eén ton Phoslock® is geschikt voor het<br />

verwijderen van 34 kg fosfaat (PO4) of 11 kg fosfor (P). [site Phoslock]<br />

Phoslock® is in Nederland gepresenteerd op de vakbeurs Aquatech 2006. Het is in 2008<br />

uitgeprobeerd in het 6 hectare grote watergebied van camping Het Groene Eiland in<br />

Appeltern 18 .<br />

Miquel Lurling en Frank van Oosterhout van Wageningen Universiteit, Aquatische Ecologie en<br />

waterkwaliteitsbeheer hebben de Flock&Lock-methode ontwikkeld, waarbij eerst álle in het<br />

water aanwezige fosfaat [opgelost en particulair] wordt neer geslagen met behulp van een<br />

uitvlokmiddel, waarna het fosfaatfixatief Phoslock® zorgt voor de vorming van een afdekkend<br />

laagje op de onderwaterbodem. In april 2008 is de methode op praktijkschaal toegepast in de<br />

zwemplas De Rauwbraken in Berkel-Enschot, waar gekozen is voor het uitvlokmiddel PAC 39 19<br />

[(Lurling & Oosterhout, 2009; J. F. X. van Oosterhout & M. Lurling, 2010).<br />

Lanthaanfosfaat is analoog aan het van nature voorkomende mineraal rhabdofaan<br />

LaPO4•nH2O(s) met het extreem lage oplosbaarheidsproduct Ksp= 10 -24.7 – 10 -25.7 mol 2 l -2 (Lurling &<br />

Oosterhout, 2009, p. 12). Toch is er geen overeenstemming over of er risico’s optreden bij het<br />

gebruik van Phoslock®. Volgens de producenten van Phoslock® heeft het een zeer lage toxiciteit<br />

en is het veilig om onder alle milieu-omstandigheden te gebruiken in de aanbevolen<br />

doseringen 20 , maar in Nederland is men terughoudend met het toevoegen van chemische<br />

stoffen aan het oppervlaktewater en dus ook met dit middel 21 . “De laatste tijd wordt het product<br />

commercieel vermarkt en je ziet dat men dan vooral ook probeert negatieve berichtgeving tegen<br />

17 http://www.phoslock.com.au/<br />

18<br />

http://www.gelderlander.nl/voorpagina/maasenwaal/3566046/Groene-Eiland-Proef-blauwalg-geslaagd.ece<br />

[16/8/2008]<br />

19 een polyaluminiumchloride met 39% w/w aluminium als Al2O3 , gebufferd met Ca(OH)2 om een pH val te<br />

voorkomen<br />

20 http://www.phoslock.com.au/ Eco-Toxicity Assessment page<br />

21 http://nl.wikipedia.org/wiki/Phoslock<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 59


te houden. (...) Lanthaan is, in tegenstelling tot ijzer, aluminium of kalk, geen milieu-eigen stof. Er<br />

zijn verschillende onderzoeken bekend waarbij lanthaan is gedetecteerd in het water na het<br />

toepassen van Phoslock. Het blijft dus niet altijd gebonden aan de korrels. Waterschappen zijn<br />

dan ook nog terughoudend om dit te gebruiken” (CB2).<br />

In de Rauwbraken leidde de behandeling met Phoslock® tot een overschrijding van het<br />

Maximaal Toelaatbaar Risico [MTR] voor lanthaan, die in Nederland is vastgesteld op 10 µg/l.<br />

Het duurde 1,5 week en 2 maanden voor respectievelijk filtreerbaar en totaal lanthaangehalte<br />

weer beneden de MTR kwam (Lurling & Oosterhout, 2009, p. 22). Ook is er een<br />

behandelingsgerelateerde sterfte van baars geconstateerd (Lurling & Oosterhout, 2009, p. 27).<br />

Oosterhout en Lurling (2010) geven wel aan dat Flock&Lock-methode veelbelovend is om<br />

eutrofiëringsproblemen duurzaam aan te pakken in geïsoleerde wateren. Hierbij spelen<br />

maatschappelijke en economische motieven mee. De behandeling wordt wel als succesvol<br />

gezien voor de bestrijding van blauwalg in zwemwater zoals in Appeltern en de Rauwbraken,<br />

omdat het water niet meer gesloten hoefde te worden voor recreanten (Lurling & Oosterhout,<br />

2009, p. 29). Dit wordt ook in een interview bevestigd: “Er hangt ook nogal een fors prijskaartje<br />

aan. Ik kan me voorstellen dat op een relatief klein oppervlak als een recreatieplas [waar ook<br />

economische belangen aan hangen als daar een aantal weken geen gebruik van kan worden<br />

gemaakt door blauwalg] dit soort middelen eenmalig of elke paar jaar ingezet worden. Maar<br />

voor een laagwaardige toepassing [landbouwgebied waar misschien af en toe een hoeveelheid<br />

fosfaat af zou kunnen spoelen] op een heel groot gebied is dit niet mogelijk. Bij het behandelen<br />

van landbouwgrond, die voor natuurontwikkeling geschikt moest worden gemaakt en waarin de<br />

beschikbaarheid voor planten van fosfaat moest worden verlaagd, kostte het toedienen van<br />

Phoslock € 80.000,= per ha” (CB2) (zie ook: Chardon, 2009, p. 18). Voor de behandeling van de<br />

recreatieplas De Rauwbraken werden de kosten geraamd op € 50.000,= voor een dosering van<br />

20 ton Phoslock® in 300.000 m 3 water (van Oosterhout & Lurling, 2008, p. 9). Deze kosten zijn<br />

inclusief 3 ton aluminiumchloride; indien aangenomen wordt dat de kosten van AlCl3<br />

verwaarloosbaar zijn tov. Phoslock®, dan kost Phoslock® € 2,50 per kilogram product. Dit komt<br />

grofweg overeen met FerroSorp®.<br />

In het KRW-IP project ‘Bestrijding blauwalgenoverlast in stadswateren’ wordt in hydrologisch<br />

geïsoleerde wateren in Dongen, Prinsenbeek, Eindhoven en Heesch – in gescheiden<br />

compartimenten - onderzoek gedaan naar de effectiviteit van (combinaties van) blauwalgmaatregelen;<br />

hieronder vallen de toepassing van een vlokmiddel, het chemisch vastleggen van<br />

fosfaat uit water, algen en waterbodem aan een soort klei/Phoslock®, verwijderen van de<br />

voedselrijke waterbodem door baggeren, uitzetten van waterplanten en het aanpassen van de<br />

visstand [en voorlichting aan omwonenden] 22 .<br />

Hoewel op de internetsite van Waterschap Aa&Maas in de periode eind juli-begin november<br />

2009 werd aangegeven dat Phoslock ingezet zou worden bij een innovatief experiment voor de<br />

bestrijding van blauwalgen in vijver ‘de Ploeg’ in Heesch (gemeente Bernheze), heeft dit toch<br />

geen doorgang gevonden.<br />

22<br />

http://www.senternovem.nl/mmfiles/samenvattingen_KRW_projecten_2008.doc_tcm24-293288.pdf en<br />

http://www.stowa.nl/projecten/Watersystemen/index.aspx?rId=1002 en<br />

http://www.brabantsedelta.nl/zakelijk/projecten/items_projecten/bestrijding en<br />

http://www.dommel.nl/projecten/projecten_in_0/onderzoek_blauwalg en Nieuwsbrief Blauwalgonderzoek in<br />

Stiffeliovijver, de eerste resultaten.<br />

Page 60 Innovatiesysteemanalyse


“Maar specifiek over dat Phoslock weet ik, dat dat niet doorgegaan is. Daar was toch te weinig<br />

over bekend; we hadden toch zoiets van ‘dat gaan we op zo’n manier toch niet in het water<br />

verspreiden’”(WS2).<br />

5.3 Overige fosfaatbindende materialen<br />

Van de overige fosfaatbindende materialen vallen calcium- en magnesium-oxiden af, vanwege<br />

het feit dat er niet snel calcium- of magnesiumprecipitatie zal optreden of dat er struviet<br />

[(NH4)MgPO4*6H2O] gevormd zou worden in de aanwezigheid van een stikstofbron. “Het laten<br />

neerslaan van P met Mg als struviet lukt alleen als er voldoende NH4 aanwezig is, en de pH<br />

bovendien hoog is. Dan nog blijft de evenwichtsconcentratie hoog”(CB2). Dat de concentratie<br />

van fosfaat te hoog blijft na de vorming van struviet, blijkt bijvoorbeeld uit proeven met<br />

vloeibare varkensmest bij pH 8,9 waar de fosfaatconcentratie met 96% reduceerde, maar bleef<br />

steken op 2 mg/l in het effluent (Nelson, Mikkelsen, & Hesterberg, 2003, pp. 229, 232, 236)<br />

“Nee, de oplosbaarheidsproducten zijn veel te laag [hoog?]. Het blijft teveel in oplossing; nee, dat<br />

moet je niet doen” (CB1). Ook in de literatuur wordt aangegeven, dat op ijzer en aluminium<br />

gebaseerde materialen beter geschikt zijn in situaties waarin de contacttijd met water relatief<br />

kort is dan Ca/Mg-rijke materialen. Dit vanwege de verschillende mechanismen [Ca en Mg<br />

precipitatie; Al en Fe adsorptie], waarmee oplosbaar P in het water wordt gereduceerd (Penn,<br />

Bryant, Kleinman, & Allen, 2007, pp. 271-272).<br />

Aan aluminium zal weinig tot geen aandacht besteed worden in deze afstudeerscriptie. In de<br />

Verenigde Staten wordt slib met een hoog gehalte aan aluminium [geproduceerd bij het<br />

bereiden van drinkwater] toegepast voor de binding van fosfaat (Chardon, 2009, p. 15). Wellicht<br />

omdat Makris et al (2005, p. 4280) concludeerden, dat de “aluminum-based WTRs tended to<br />

have higher P sorption capacity than Fe-based WTRs”. De ervaring is dat “ijzer een hele hoge<br />

(bindings)affiniteit heeft met fosfaat, dus daarom is het zo effectief. Maar dat betekent ook dat<br />

je het door die hoge affiniteit er weer moeilijk af kunt halen. Tussenoplossing is vaak, dat je<br />

aluminium gebruikt; aluminium bindt ook ijzer, vrij effectief, maar niet zo sterk als ijzer, dus<br />

planten kunnen het er gemakkelijker afhalen”(CB1). Dit zou dus een voordeel kunnen zijn, indien<br />

het gebruikte materiaal weer op enigerlei wijze opnieuw ingezet zou kunnen worden.<br />

Alhoewel in de ‘executive summary’ van een artikel van Dayton et al (2003) op blz.14 van<br />

hetzelfde tijdschrift staat aangegeven dat “the major stumbling block for utilities is obtaining<br />

permits for land application” en dat “water treatment residuals are considered an industrial<br />

waste product in some states” (Ippolito, Barbarick, & Elliott, 2011, p. 11), wordt er ook<br />

aangegeven dat de gevaren van het gebruik van aluminium op de bodem wel meevallen;<br />

“although the creation of Al plant toxicity and enhanced Al leaching are concerns expressed by<br />

researchers, these effects are minimal at circumneutral soil pH conditions” (Ippolito, et al., 2011,<br />

p. 1).<br />

Maar “in Nederland wordt aluminumhoudend coagulatieslib van waterzuivering of<br />

drinkwaterbereiding als chemisch afval klasse III aangemerkt” (pers.meded. dhr. Nederlof, KWR<br />

Watercylce Research). In dit verband werd de Wet Chemische Afvalstoffen [WCA] genoemd en<br />

de mogelijke uitloging van aluminium naar het grond- en oppervlaktewater. Zowel de WCA [uit<br />

1976] en de Afvalstoffenwet [1977] inmiddels zijn opgenomen in hoofdstuk 10 van de Wet<br />

Milieubeheer [Wm] 23 . In artikel 10.2 van de Wet Milieubeheer staat dat “het verboden is zich van<br />

afvalstoffen te ontdoen door deze (...) buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de<br />

bodem te brengen of te verbranden”.<br />

23 http://www.milieufocus.nl/factsheets/w/wetgeving-afvalstoffen.html<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 61


Verder zijn in dit geval de Europese richtlijn op het gebied van afval, de Kaderrichtlijn<br />

afvalstoffen (EU, 2008), en het Landelijk Afvalbeheerplan-2 [LAP-2] van belang. In de<br />

toelichting 24 bij sectorplan 16, waterzuiveringsslib *dat vrijkomt bij RWZI’s, AWZI’s en<br />

scheepvaart], wordt bij V aangegeven dat “in Nederland thermisch verwerken al jaar en dag<br />

bestaande praktijk is” en dat deze verwerkingsvorm dus ook als minimumstandaard wordt<br />

aangehouden.<br />

Echter, in het LAP-2 bij sectorplan 17 [Reststoffen van de drinkwaterbereiding] wordt alleen<br />

arseen genoemd als aandachtspunt 25 . In artikel 1 van het ‘Besluit stortplaatsen en stortverboden<br />

afvalstoffen’ (VROM, 1997) wordt wel ‘slib, afkomstig van inrichtingen voor het biologisch<br />

zuiveren van afvalwater’ [categorie 23; oa. RWZIs] genoemd, maar over het storten van<br />

reststoffen van de drinkwaterbereiding zijn geen bepalingen opgenomen. Ook zijn er in de<br />

Regeling Bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b Bijlage A) geen normwaarden voor Aluminium<br />

opgenomen, als het onder het Besluit Bodemkwaliteit zou kunnen worden hergebruikt als<br />

bouwstof. Toch wordt er in de toelichting bij sectorplan 17 26 aangegeven, dat “op grond van de<br />

algemene uitgangspunten van het afvalbeleid storten zoveel mogelijk moet worden voorkomen”<br />

[dus ook gebruik op de bodem]. Verder is aluminiumhoudend slib voornamelijk afkomstig van de<br />

bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater, wat vaak ook nog andere verontreinigingen<br />

bevat en geen constante samenstelling heeft.<br />

5.4 Toepassingsmogelijkheden voor ijzerhoudend materiaal<br />

Voor veel agrarisch ondernemers is de afvoer van een overmaat aan water een belangrijk issue.<br />

Op zwaardere klei en in de veenweidegebieden zullen “de percelen nu bijna altijd bol worden<br />

gelegd. (...) Het gebeurt nu nog al eens op akkerland, omdat met het keren op de kopakker altijd<br />

de neiging is, dat er grond naar die kopakkers toe gaat. Van ‘nature’ krijg je dan dit [beetje hol<br />

perceel] en op veengronden is dat helemaal zo dat het in het midden dieper is door inklink”<br />

(CB1).<br />

Figuur 20 ijzerhoudend materiaal in waterdoorlatende zakken ín kopakkerbuis; rechtsboven: in plaats<br />

van zakken buis 12 cm gevuld met materiaal en afgesloten met filterkous, ingebracht aan uiteinde<br />

afvoerbuis<br />

24 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=19&p=2<br />

25 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20<br />

26 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20&p=2<br />

Page 62 Innovatiesysteemanalyse


“Zo gauw als bij ons [veengrond] de buitenkant iets hoger is, dan zie je dat er water op het land<br />

blijft staan. Het gevolg is: dan wordt er een gaatje naar de sloot gegraven en dan spoelt dus echt<br />

alles weg. Op het moment dat je het overal iets glooiend hebt liggen en inderdaad iets aflopend<br />

naar de sloot, dan heb je een optimale verdeling van het water, maar als het extreem gaat, dan<br />

spoelt het de sloot in. (...) De minst schadelijke zal dan toch zijn om het zo verdeeld mogelijk te<br />

laten gaan, want dan is de kans dat het ergens vastgelegd wordt of opgenomen, toch het<br />

grootste (AGR3). Veel grasland op deze natte grondsoorten is ook permanent begreppeld; zo zijn<br />

bij AGR2 op de komgronden circa 70 % van de percelen rond gelegd voor afvoer overvloedig<br />

water naar greppels (kilveren) en “de greppels liggen ook in maispercelen” (oriënterend<br />

bedrijfsbezoek en interview AGR2).<br />

5.4.1 In waterdoorlatende zakken<br />

In eerste instantie was het idee om een waterdoorlatende zak, gevuld met het ijzerhoudende<br />

materiaal, aan te brengen in een kopakkerbuis tussen een greppel en de sloot [zie Figuur 20 en<br />

Figuur 21 links]. Probleem hierbij is dat – zelfs bij FerroSorp® - de waterdoorlatendheid niet<br />

voldoende is. “Greppels zijn voor ontwatering en dan sluit je ze weer af met van die zakken (…) Er<br />

is meer onderzoek nodig naar de doorstroming van de ijzerzakken bij hevige afstroming om zeker<br />

te weten dat het geen wateroverlast oplevert” (Buur AGR6, melkveehouder).<br />

Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn om de zakken met ijzerhoudend materiaal niet ín de<br />

kopakkerbuis te doen, maar net ervoor aan het uiteinde van de greppel [zie Figuur 21]. Bij een<br />

gematigde stroomsnelheid kan het fosfaat worden afgevangen en bij extreme situaties loopt het<br />

water eroverheen en wordt de agrarisch ondernemer niet benadeeld.<br />

Figuur 21 Grasland met vaste greppels [bij zware klei of veenweidegebied]: zakken met ijzerhoudend<br />

materiaal vóór de kopakkerbuis; rechtsonder: experiment met sedimentatieput voor de kopakkerbuis<br />

om tevens particulair-P af te vangen [N.B. hier geen effect door te hoge stroomsnelheid en/of te klein<br />

volume]<br />

De maximale tijd, dat er water op het land mag blijven staan als gevolg van stremming door het<br />

fosfaatbindende materiaal, is sterk afhankelijk van het landgebruik. Voor een melkveehouder<br />

met grasland [met greppels] is het minder urgent. “Als het er maar doorheen loopt; en dan mag<br />

het best een tijd kosten; als het 2 dagen hoog staat [in de greppel] en het zakt daarna weer uit,<br />

dat maakt mij niet uit” (AGR2). Maar te weinig doorstroming kan ook in het nadeel van de<br />

waterkwaliteit werken: “Als je veel neerslag krijgt, veel water in die greppel, dan stijgt het water<br />

en dan loopt het over die zak heen. Dus als die zak belemmerend werkt, dan is het effect minder<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 63


ij overtollige regen.(...) Of je moet een hele grote zak hebben van 40 cm doorsnede of zoiets”<br />

(AGR2).<br />

Voor de akkerbouw ligt wateroverlast gevoeliger. “Normaal gesproken zijn akkerbouwgronden<br />

goed doorlatende gronden;(...) die werken niet met greppels ... is ook niet nodig. Is het een keer<br />

heel erg nat ... een beetje akkerbouwer gaat dan toch met de schop of met de grep- machine er<br />

naar toe om het water weg te krijgen” (AGR2). Akkerbouwer AGR4 moet wel eens sleuven<br />

freezen om water kwijt te raken van een bepaald perceel; “door leem in de ondergrond houd je<br />

last van natte plekken.(...) Als aardappels 24 uur met de voeten in het water staan, dan zijn ze<br />

rot” (AGR4). Ook akkerbouwers AGR5 en Buur AGR5 pleiten voor “zo min mogelijk vertraging<br />

van de waterafvoer, want dat leidt tot minder gewasopbrengsten”.<br />

Volgens waterschappers leveren deze ad-hoc zelfgetrokken sleuven een belangrijke bijdrage aan<br />

de fosfaatafspoeling: “de praktijk op dit moment is gewoon zo, dat heel veel boeren hun<br />

perceelswater in een zelf gegraven greppel naar de sloot toe proberen te krijgen mét alle fosfaat,<br />

die erin zit. En díe route moet je op de een of andere manier aan proberen te pakken” (WS2). Het<br />

zou dus een goede mogelijkheid zijn om de waterdoorlatende zakken met ijzerhoudend<br />

materiaal in de zelf getrokken sleuven toe te passen [zie Figuur 22]. “Ja, dan moet altijd de<br />

doorstroomsnelheid zo maximaal mogelijk blijven. Maar dan kun je ook zeggen ‘ik maak<br />

meerdere aftakpunten’” [i.e. zelf getrokken sleuven]” (AGR4).<br />

Figuur 22 Bij grasland of akkerland, waar te lang water op blijft staan, worden vaak sleuven getrokken<br />

om het water sneller af te voeren. Hierin zouden zakken met ijzerhoudend materiaal toegepast kunnen<br />

worden.<br />

Zowel bij agrarisch ondernemers als bij waterschappers in de projectgroep ARB is er wat scepsis<br />

over de praktische toepasbaarheid: “de moderne boer gaat niet sjouwen met die zakken” (Vugts,<br />

CoP1 (Aulich & Van Twisk, 2010, p. 2)); “zo gauw als je met die zakken gaat werken, kan het niet<br />

meer gemechaniseerd. (...) wat je in ieder geval gaat doen, is mensen opzadelen met een hoop<br />

handwerk. (...) In de tijd, waarin we nou zitten, wil je dat eigenlijk niet gaan doen” (AGR3). Toch<br />

zijn er ook agrarisch ondernemers, die er meer open voor staan; vooral op vaste plaatsen “dit is<br />

nog het meest toepasbaar in percelen waarin vaste greppels liggen, (...) dan kun je vaste<br />

afvoerpunten aanleggen. (...) en je kunt een systeem verzinnen, zodat je er zo een zak in kunt<br />

zetten, die je er ook weer uit kunt halen om te verversen ... dat zijn praktische dingen, die wel te<br />

doen zijn, denk ik (AGR4). Een voordeel hierbij zou kunnen zijn, dat “het ‘afvalproduct’ niet in de<br />

Page 64 Innovatiesysteemanalyse


grond blijft (...) als je in de laagtes een bak met korrels ingraaft, die je er weer uit kan halen”<br />

(WS1, CoP1 (Aulich & Van Twisk, 2010)). Maar het werd ook beaamt, dat het praktisch gezien<br />

geen belemmering hoeft te zijn, als je de zakken incidenteel toepast op zelf getrokken sleuven;<br />

“ja, dan is het te doen” (AGR4). Als voorwaarde werd wel vaak genoemd, dat het een handzame<br />

hoeveelheid moet zijn; hierbij wordt een hoeveelheid van maximaal 25 kg geopperd (AGR4,<br />

AGR3, Buur AGR6). Verder is het van belang, dat het niet teveel inspanning kost, wat tevens<br />

verband houdt met de werkzame levensduur van het materiaal. Een controle- en/of<br />

vervangingsronde van 1x per jaar (AGR5) tot 1x in de vijf jaar (AGR1, AGR3) wordt aangegeven<br />

als acceptabel. “Als het 1x in de vijf jaar is, geen enkel probleem. Als dat 3x per jaar opnieuw<br />

moet, ja, dan wordt het al een stuk lastiger” (AGR3). Als bijkomend probleem wordt hierbij<br />

aangegeven, dat nog niet duidelijk is “hoe je weet of die zak verzadigd is?” (ZLTO3; WS1,<br />

CoP1(Aulich & Van Twisk, 2010, p. 1)). Door de ondernemers met vaste greppels wordt<br />

ingeschat, dat er per keer een dag werk in gaat zitten. “Je moet het goed neerleggen” (AGR1, 66<br />

greppels) “je moet het nauwkeurig doen,(...) zodat het water door die zak heen stroomt en niet<br />

erlangs op . Dat heeft geen zin” (AGR2, 32 greppels).<br />

In de klankbordgroep ARB wordt aangegeven, “dat er een groot verschil in bemesting is tussen<br />

akkerbouwers en graslandhouders. Akkerbouwers bemesten namelijk alleen in het voorjaar hun<br />

percelen, terwijl graslandhouders ‘het gehele jaar door’ 27 hun percelen dienen te bemesten voor<br />

een gelijke hoeveelheid gras” (Gerdes, 2010, p. 3). Maar over het algemeen zijn de ondernemers<br />

het erover eens dat het seizoensgebonden is wanneer de zakken met het ijzerhoudende<br />

materiaal het meest kosteneffectief ingezet kunnen worden. Dit is grofweg ‘het voorjaar’, “want<br />

dan heb je de meeste afspoeling. (...) In ieder geval in het uitrij-seizoen, februari tot juli” (AGR1).<br />

“Dan zijn de piekafvoeren geweest” (AGR6).”Hoofdzakelijk in het voorjaar na de eerste<br />

mestaanwending; eind februari-maart, dat zijn de kritieke fases. (...) Dan zijn de verliezen veel<br />

groter dan in het seizoen, omdat in het voorjaar de grond nog helemaal verzadigd is. (...) Krijg je<br />

op die verzadigde grond bijvoorbeeld 15 mm [regen], dan krijg je al afspoeling. (...) Heb je dan<br />

net van te voren mest uitgereden, dan heb je grote verliezen.(...) dan zie je ook dat het water iets<br />

verkleurt (...) Daarna, in het seizoen, dat zie ik niet zitten, want in de zomer, zelfs in een natte<br />

periode, krijg je zeldzaam water in de greppel” (AGR2).<br />

5.4.2 Los uitgestrooid [op de akkerrand]<br />

Tijdens de veldproeven van het project KRW08035 is ervaring opgedaan met het los uitstrooien<br />

van het ijzerhoudende materiaal [zie Figuur 23]. Dit om mogelijkheden te onderzoeken voor het<br />

gebruik bij percelen, die geen geulen bevatten en waar het water bij extreme neerslag verdeeld<br />

over het maaiveld richting de sloot stroomt. Door ijzerhoudend materiaal uit te strooien over de<br />

akkerrand zou het fosfaat [gedeeltelijk] kunnen worden vastgehouden, voordat het het<br />

oppervlaktewater bereikt. Verder is er geen retentie van de waterafvoer, omdat er geen sprake<br />

is van een klein volume waar alles doorheen moet, zoals bij de zakken.<br />

Figuur 23 FerroSorp® 2-4 mm,<br />

uitgestrooid op het perceel. Hier<br />

27 Lees: ‘in het groeiseizoen’, want mest mag volgens de wet alleen uitgereden worden van 1 februari tot 1 of 15<br />

september [afhankelijk van mestsoort, grondsoort, grasland of bouwland]. Zuiveringsslib met niet meer dan 70 gram<br />

stikstof per kg droge stof mag het hele jaar aangewend worden (tabel 12a Uitrijperioden 2010-2011 op<br />

http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1780509&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_id=47951 dd<br />

22-12-2009).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 65


tijdens een proef op een klein stukje akkerrand.<br />

In de literatuur wordt gewaarschuwd voor het [grootschalig] opbrengen of inwerken van<br />

ijzerhoudende materialen op of in de bodem. “Because excessive WTR application can induce P<br />

deficiency in crops, effective application rates and methods remain an area of intense research”<br />

(Ippolito, 2011).<br />

Veel van de agrarisch ondernemers zagen nadelen aan deze wijze van toepassing. Ten eerste<br />

omdat het fosfaat dan daar geconcentreerd wordt en mogelijk op een later tijdstip toch weer<br />

kan af- of uitspoelen. Tenzij het verwijderd wordt, maar dat is praktisch niet haalbaar. “Dat kun<br />

je niet opruimen (...) dus dat blijft op het land. Je rijdt dat spul in de grond, (...) dan zit het in de<br />

bovenste laag van de bodem. Dan moet je elk jaar een nieuwe laag opbrengen” (AGR1 en<br />

ZLTO3). “Dan liggen die korrels, nadat ze verzadigd zijn, daar te wachten. En als het dan een keer<br />

toch in de sloot terecht komt door wat voor ’n oorzaak dan ook, dan schiet het zijn doel ook een<br />

beetje voorbij” (AGR4). Een tweede nadeel is dat het een probleem op kan leveren voor de<br />

kwaliteit van het geproduceerde gewas, zowel voor voedselveiligheid van producten voor<br />

menselijke consumptie [zie ook paragraaf 7.5] als voor de kwaliteit van diervoeders. “Wat als de<br />

korrels in het voer komen met het harken? Grond gaat ook mee de kuil in; het streeftraject voor<br />

ruw as 28 is tussen de 90 en 120 g/kg ds (...) dus zeg maar 5% van het product in de kuil is dan<br />

grond; dat komt door bewerking. Die korrels [FerroSorp®] zijn wel grover, maar ik zou het<br />

persoonlijk niet op het grasland willen strooien.” (AGR1 en ZLTO3). Als derde probleem werd<br />

aangegeven, dat het praktisch niet eenvoudig is om precies alleen de akkerrand te strooien.<br />

“Echt precies 4 meter strooien, dat valt niet mee. (...) dan zou je aan weerskanten een<br />

kantenstrooier moeten hebben. De machine instellen op een bepaalde breedte, dat begint pas bij<br />

een 10-12 meter” (AGR1 en ZLTO3). Verder zit het probleem in de kosten. “Hoe dik is die laag,<br />

die erop moet? (...) als je een perceel hebt van 10 ha en je wilt dat rond strooien (...) als ik alleen<br />

de kiloprijs [hier wordt gerefereerd aan FerroSorp®] al zie ... als we het dan toch over ‘haalbaar<br />

en praktisch’ hebben ... nou, zeg nooit nooit, maar dan gaat die toch snel afvallen” (AGR1 en<br />

ZLTO3). Andere ondernemers zien wel een oplossing voor de praktische uitvoerbaarheid; los<br />

uitstrooien heeft zelfs de voorkeur boven de zakken. “Ik kan het met de mestverspreider met<br />

een bandje eraan los rondom het land doen; dat kost weinig tijd” (AGR3).<br />

5.4.3 In een sleuf op de akkerrand<br />

Een andere manier om het ijzerhoudende materiaal te gebruiken op de akkerrand of in ieder<br />

geval vlak voordat de oppervlakkige afspoeling het oppervlaktewater bereikt, is in een sleuf in de<br />

lengterichting langs de sloot [zie Figuur 24a]. Zowel door waterschappers [“indien geen greppels<br />

aanwezig zijn, sleuven rond het hele veld om alles aan te pakken” (WS1, CoP1 (Aulich & Van<br />

28 “ruw as; dat gaat in een stoof. Dat is hetgeen wat we overhouden, wat absoluut niet verteerd, dus grond of<br />

onverteerbare delen. En hoeveel % droge stof zit er dan in de kuil? 52% ds in het product; de helft. Dus dan wordt het<br />

ruw as ongeveer 50 gram in het product” (AGRI1 en ZLTO3) Een kuil met een hoog ruw asgehalte (> 100 g/kg DS)<br />

wordt als “verontreinigd” aangemerkt (Vandelannoote, 2006, p. 9)<br />

Page 66 Innovatiesysteemanalyse


Twisk, 2010, p. 2) als door agrarisch ondernemers wordt dit als mogelijkheid geopperd. “Je zou<br />

ook dingen kunnen bedenken, waarbij je het ingraaft, waar het doorheen moet lopen” (AGR2).<br />

“Dan moet je op zo’n akkerrand een sleuf maken, zo langs de sloot op, vrij ondiep op zo’n 20 cm.<br />

In die sleuf leg je (...) een drainagebuis, die vol is met die FerroSorp en dat dek je dan aan de<br />

bovenkant af met een heel grof materiaal; voor mijn part met hele grove compost. Dat water<br />

komt naar de sloot toegelopen; dat water wil toch naar beneden en doordat die compost zo grof<br />

is, zakt het heel makkelijk erin. (...) Daar wordt het fosfaat dan gebonden aan die korrels. (...) Ik<br />

zou kiezen voor een organisch materiaal en niet voor grind (...) want we moeten geen steentjes in<br />

ons product hebben. Voor mijn part doe je het met houtsnippers; dat verteert (...), maar goed,<br />

die drain moet je ook een keer eruit halen en verversen” (AGR4). Kennisinstituten geven de voor-<br />

en nadelen aan voor de effectiviteit: “Je hebt veel meer FerroSorp nodig. (...) Maar het voordeel<br />

is, dat de hoeveelheid water, die per tijdseenheid door zo’n geul loopt –het debiet- zal veel lager<br />

zijn dan wanneer alles door de afvoerbuis geperst wordt” (CB2).<br />

Figuur 24 Ijzerhoudend materiaal in een sleuf in de lengterichting langs de sloot.<br />

Alhoewel meerdere waterschappers het een goed idee vinden, zien ze het niet als<br />

inrichtingsmaatregel, die uitgevoerd zou kunnen worden door het Waterschap zelf; ook niet bij<br />

legger watergangen 29 . “Nee, ik zie dat niet zo makkelijk geregeld zijn ... bij ons Waterschap. (...)<br />

Ik zat ook wel aan zoiets te denken, maar dan veel meer om dat geultje dan hier in het midden te<br />

leggen [Figuur 24b] of hier aan de zijkant [Figuur 24c]. (...) Vaak zie je dat ook bij het ploegen;<br />

dan heb je hier de ploegvoor zitten. (...) Of probeer die akkerrand wat meer hol te leggen. Ik<br />

denk, dat de kunst is om het teveel aan water, wat op het perceel staat, naar de akkerrand te<br />

leiden en daar ergens te binden.” (WS2). Het idee van de geul tussen het hoofdgewas en de<br />

akkerrand [Figuur 24c] was ook al eerder geopperd door een agrarisch ondernemer; weliswaar<br />

niet met de intentie om daar ijzerhoudend materiaal aan te leggen, maar “je kan een voortje<br />

voor de akkerrand ploegen, zodat er geen oppervlakkige afspoeling plaats vindt [vanuit dit<br />

voortje infiltreert het in de ondergrond+” (oriënterend bedrijfsbezoek AGR4). Dat dit ook al in de<br />

29 “Legger watergangen, eigenlijk waterschapssloten: dat zijn sloten, die in bezit zijn, of de grond is in het bezit van<br />

het waterschap en daar is een legger-profiel van bekend” (WS2)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 67


praktijk wordt gebracht, heb ik geobserveerd bij mijn oriënterend bedrijfsbezoek bij dhr van<br />

Velthoven in Hank.<br />

5.4.4 In of om drainagebuizen<br />

Hierboven zijn een aantal toepassingsmogelijkheden besproken voor P-binding [zie Bijlage I<br />

niveau III+ met ijzerhoudend materiaal bij de aanpak van de transportroute ‘oppervlakkige<br />

afspoeling’. Bij navraag naar andere mogelijke toepassingen van het materiaal waren de<br />

potentiële eindgebruikers nogal sceptisch.<br />

‘fosfaatbindende stoffen in drainagebuizen ’Op zich alles wat bindende stoffen zijn, betekent dat<br />

er dingen verstopt kunnen raken, dus ik stel me zo voor dat als je dat soort dingen gaat doen,<br />

dan werkt dat 3 jaar en daarna werkt die hele drainagebuis niet meer. En drainage kost een paar<br />

duizend euro per hectare, dus dat kan gewoon niet. Ja, je kunt ze doorspuiten, enzo; dat doen we<br />

nou ook, maar dan krijg je dus alles in de sloot. Je spuit het door met slootwater en alle<br />

verontreiniging, die in die buisjes zit, die spoel je eruit en dat komt weer in de sloot terecht<br />

(AGR3).<br />

‘Fosfaatbindende stoffen om drainbuizen heen’: drainbuizen leggen doe je één keer in de 20<br />

jaar, want die drains die leg je bijna voor het leven. Dat Ferrosorp is op een gegeven moment ook<br />

vol. Nee dat zie ik niet zitten. Dat is geen praktijk. Als je het dan over drainage wilt hebben, dan<br />

moet je iets aan het eind van de drainage doen. Dus drainwater ergens doorheen laten lopen,<br />

voordat het weer in de sloot komt. Ja, dan moet je iets van een bak met Ferrosorp en dan boven<br />

erin en beneden er weer uit, ofzo. (AGR2)<br />

Al met al was er in de interviews voldoende bereidheid om mee te denken over creatieve<br />

praktische toepassingen om het ijzerhoudende materiaal in te zetten, want de ondernemers<br />

willen dan wel van een overmaat aan water af, maar “de fosfaat wil je op het land houden (je<br />

bemest tenslotte niet voor niets !)” (oriënterend bedrijfsbezoek AGR4). Dit is waarschijnlijk ook<br />

de reden, waarom er in de interviews vaak het hergebruik ter sprake is gekomen.<br />

5.4.5 Hergebruiken of afvoeren ?<br />

De agrarisch ondernemers willen een gemakkelijke afvoerroute, maar met name het idee om<br />

het fosfaat terug brengen op het land voor optimale benutting spreekt sommige boeren erg aan.<br />

Als je het Ferrosorp gebruikt om het fosfaat af te vangen vóór het het oppervlaktewater bereikt<br />

“en je zou het allemaal vast kunnen leggen in die zak en dan daarna die zak weer kunnen<br />

uitstrooien over het rooster op de drijfmestkelder, ja dan heb je een gesloten kringloop natuurlijk.<br />

(...) dat wat je aan fosfaat hebt verloren, dat heb je dan weer terug in de mest.” (AGR2; AGR6 en<br />

buur AGR6, melkveehouders).” Kiep ze [de gebruikte zakken met ijzerhoudend materiaal] maar<br />

eens leeg in een kruiwagen of in de bak van een voorlader en kiep het maar leeg op het rooster;<br />

de roosterschuif verdeelt het een beetje en die mest ga je daarna toch weer homogeen mengen;<br />

beter kan het niet” (AGR2). Andere ondernemers zien in déze methode toch bezwaren. “Ik denk<br />

dat dat spul [FerroSorp®] zowiezo naar de bodem zinkt; dat wordt zwaar. Die mestput gooi ik vol<br />

met zand of grind, wat onder in de put blijft liggen, dus ik ben mijn mestput vol aan het rijden.<br />

Dat zou ik nooit doen (AGR1). Het is te testen óf en welk materiaal zulke problemen zou<br />

opleveren; hoogstwaarschijnlijk zal het deels oplossen. Maar er zijn nog andere opties: “Je kan<br />

het op de mesthoop gooien en dan met de stalmeststrooier, maar dan weet je niet hoe de<br />

verdeling [van het ijzerhoudende materiaal over het land] wordt. Een betere manier is<br />

breedwerpig uitstrooien over het land met de kunstmeststrooier, mits dat toegestaan wordt. (...)<br />

Maar kunstmest, dat is droge granulaat; dit zal vochtig zijn. (...) Ik moet het dan laten drogen;<br />

Page 68 Innovatiesysteemanalyse


misschien dat het dan gaat” (AGR1). Waar echter wel weer meer tijd in gaat zitten: “Het strooien<br />

is zo gebeurd, maar het werk van te voren: zakken ophalen, open snijden, uitstrooien, drogen,<br />

het moet in de kunstmeststrooier geschept worden (...), maar het ís praktisch uitvoerbaar<br />

(AGR1). Om het gebruikte materiaal weer te kunnen verspreiden met een kunstmeststrooier, is<br />

het ook van belang om aandacht te houden voor de grootte van het materiaal. “Het ligt eraan<br />

wat het voor fractie is; (...) als ze groter worden dan 1 centimeter, dan wordt het een probleem.<br />

Kunstmest heb je vaak zat in een fractie van 4-6 mm; dat hoeft geen beperking te zijn” (AGR4).<br />

Daarbij blijft natuurlijk de vraag óf en in hoeverre het gebonden fosfaat weer beschikbaar komt<br />

voor het gewas. “Dat weet ik niet, misschien als het over een langere tijd ... Daar hebben we nog<br />

niet naar gekeken” (CB1). “Wij hebben tot nu toe fosfaat weten vast te leggen in een kolomproef;<br />

dat ging dan prima met ijzerslib, en als we het daarna weer gingen spoelen met water, dan<br />

kwam een deel van het fosfaat al weer vrij, maar 2/3 bleef behoorlijk vast zitten. Dan zou je<br />

kunnen kijken of je dat met loog wel weer vrij zou kunnen krijgen en of je dan dat ijzerslib weer<br />

kunt hergebruiken. (CB2). In de notulen van de CoP met de klankbordgroep ARB stond het als<br />

volgt vermeld: “De fosfaat die eenmaal is gebonden met FerroSorp is niet te hergebruiken in bijv.<br />

de drijfmest. Het is wel mogelijk om de fosfaat weer te ontbinden, maar dit is een redelijk<br />

intensief en kostbaar proces” (Gerdes, 2010). In mijn aantekeningen van de CoP-observatie<br />

stond als antwoord op de vraag ‘of er een methode was om fosfaat weer los te krijgen was’: “Ja,<br />

als het anaëroob wordt”. In de literatuur is aangegeven, dat de adsorptie van fosfaat aan ijzer<br />

zijn werking verliest onder anaërobe en niet-neutrale [pH] omstandigheden (Blom & ter Maat,<br />

2005, pp. 9-10; F. van Oosterhout & M. Lurling, 2010, p. 23). Dit zou pleiten voor afvoer van het<br />

ijzerhoudende materiaal in de mestput, gezien de lage pH en mogelijk anaërobie. Bij het zonder<br />

meer uitstrooien van het gebruikte materiaal zal het fosfaat een stuk minder beschikbaar zijn.<br />

Akkerbouwers hebben weliswaar geen drijfmestkelder, maar ook de geïnterviewde akkerbouwer<br />

zag het uitstrooien over het land als de meest praktische oplossing: “je zou dat later gewoon<br />

weer over het land uit kunnen strooien en die plant heeft daar weer profijt van; dat zou alleen<br />

maar goed zijn. (...) dat maakt het cirkeltje toch weer rond. Als het allemaal chemisch gereinigd<br />

en gedaan moet worden door allerlei bedrijven, dan wordt het alleen maar nog duurder (...) en<br />

als je er weer een aparte ophaaldienst voor krijgt ...; dat maakt het allemaal heel erg omslachtig”<br />

(AGR4).<br />

Sommige actoren hebben nu een té optimistisch beeld over hoeveel dit zou bijdragen. “De boer<br />

moet er ook iets voor terug krijgen, met name dan de fosfaten, die mogelijk dan weer terug in de<br />

put komen” (AGR2) “Opbrengst van de maatregel zou kunnen zijn, dat je het kan gebruiken in de<br />

mestboekhouding (...) als extra gebruiksruimte (...), dus meer P toepassen in verhouding tot het<br />

rendement van de ijzerzakken”(AGR5, akkerbouwer; Buur AGR5, akkerbouw en opfokvee). “De<br />

ondernemer is op 2 manieren te prikkelen: als dit een waardevolle meststof kan zijn, dat hij het<br />

opnieuw mag gebruiken óf door ‘jij mag wat meer fosfaat bemesten, omdat je een groot deel<br />

van je fosfaat terugvangt’” (CAH). Vanuit de wetenschap is er zeker interesse in het hergebruik<br />

van fosfor, gezien het dreigende mondiale fosfaattekort (de Haes, et al., 2009; Steen, 1998;<br />

Vergouwen, 2010). “Het was al heel vroeg in ons project, toen we vertelden dat we bezig zijn met<br />

het afvangen van fosfaat, dat iemand vroeg: ‘ja maar wat doe je dan met dat fosfaat dat je hebt<br />

afgevangen, want er komt een schaarste aan. Ga je dat dan ook weer terugwinnen?’. Dat is dus<br />

iets wat leeft bij bepaalde mensen en dat is natuurlijk zeer positief” (CB2). “Het tekort wordt nog<br />

niet gevoeld, maar de mensen die ervan weten, die waarschuwen dat er echt een tekort gaat<br />

ontstaan. Er is gewoon een gat tusssen wat gewonnen kan worden (...) en wat de behoefte is.<br />

Dus zonder enige twijfel komen er mechanismen op gang van terugwinning van fosfaat uit het<br />

milieu” (WU). Maar naar het nut in dit geval wordt kritisch gekeken. “Het primaire doel is<br />

natuurlijk om het fosfaat, wat afspoelt naar het oppervlaktewater, níet af te laten spoelen en dat<br />

gaat maar om een paar kilogram. Die paar kg, als je die kunt vangen, dan doe je beter werk dan<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 69


dat je dat fosfaat van dat Ferrosorp/ijzerbindend materiaal beschikbaar hebt. Dan denk ik van<br />

beter níet beschikbaar op het land, dan wél beschikbaar in het oppervlaktewater. In<br />

fosfaatverzadigde grond zit duizenden kilogrammmen. Een gewas voert per jaar ook zo’n 50-100<br />

kg fosfaat af. Dat is vele malen meer dan er via greppels naar het oppervlaktewater zal gaan. Als<br />

je met dat filtermateriaal per jaar 2 kg terug kunt voeren, dat staat in geen verhouding, maar het<br />

is zeker een pré als je materiaal hebt wat reversibel is, dat het fosfaat weer kan worden benut;<br />

zonder meer (CB1).<br />

“En je kunt natuurlijk gaan doordenken; zeker als je ook drainagewater gaat opvangen, waar<br />

anderen onderzoek naar doen ... dan wordt het misschien wel interessant” (WU).<br />

Hoewel het ‘binnen de eigen kringloop houden van fosfaat’ veel ondernemers aanspreekt, zal<br />

het waarschijnlijk niet echt een extra stimulans zijn voor de boeren om het ijzerhoudende<br />

materiaal te gebruiken. “Als je het hebt over een paar kilo ... dat kost een paar euro ... dan zegt<br />

een boer ook meteen: ‘Ja, interessant voor de toekomst, maar dit is peanuts’. En dat is het ook”<br />

(WU). Maar dat het vanuit praktisch oogpunt de voorkeur heeft om het niet af te voeren, maar<br />

in de mest[put] te verwerken, “dat is iets wat we wel moeten adresseren” (WU).<br />

De minst gewenste oplossing is afvoeren, maar ook dan zijn er nog meerdere opties: naar een<br />

stort, een verbrandingsinstallatie of naar een werk of ...? Aangezien er meerdere initiatieven zijn<br />

om fosfaat te recyclen uit (rioolwater-) zuiveringsslib en verbrandingsresiduen (de Haes, et al.,<br />

2009, p. 12; Vergouwen, 2010, pp. 9, 14-15), heb ik geïnformeerd of er ook zulke mogelijkheden<br />

bestaan voor P geadsorbeerd aan dit materiaal, maar dit behoort bij ijzerhoudend materiaal niet<br />

tot de opties. “IJzerslib/Ferrosorp dat is toch een soort klei met ijzer; klei kun je niet echt<br />

verbranden, dat gaat vergloeien; wat silicaten worden daarmee omgesmolten. Het fosfaat is<br />

daarna superslecht beschikbaar; tenzij je het verhit tot 1600 °C (...) Thermphos, dat is een<br />

fabrikant die dat procedé toepast, die wil liever niet dat het vast zit aan ijzer 30 . Daar zitten dus<br />

nog wel haken en ogen aan; ik denk niet dat je het moet gaan verbranden”(CB1).<br />

30 Alleen ijzerarm slib is geschikt voor gebruik in het productieproces van Thermphos. De waterschappen gebruiken<br />

echter in rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) vaak ijzerzouten waardoor het ijzergehalte in het slib toeneemt. De<br />

vervanging daarvan door aluminiumzouten is een oplossing. Nadeel is de hogere kostprijs van aluminium. (Bron:<br />

http://www.fosfaatrecycling.nl/terugwinning/terugwinning-bij-slibverwerking/fosfaatproductie/67 )<br />

Page 70 Innovatiesysteemanalyse


Fosfaatbindend materiaal<br />

Qua materiaal hebben de ijzer- en aluminium[hydr-]oxiden de meeste potentie [zie Tabel 5].<br />

Al-rijke materialen worden hier verder buiten beschouwing gelaten, omdat in ieder geval het<br />

gebruik op de bodem op veel weerstand zou kunnen stuiten. Van de ijzerhoudende<br />

materialen is de reststof van de drinkwaterwinning [onbewerkt] het voordeligst en het meest<br />

natuurlijk [het ijzer komt rechtstreeks uit het grondwater], maar laat qua<br />

waterdoorlatendheid te wensen over. Dit is een belangrijk issue voor de praktische<br />

toepasbaarheid op het agrarische bedrijf. Er zal gezocht moeten worden naar een<br />

mogelijkheid om er granulaat van te maken, ofwel via het gepatenteerde Duitse procedé<br />

ofwel op een andere manier, maar de kosten zullen dan oplopen. Een andere mogelijkheid is<br />

om de reststof van adsorptieve ontijzering verder te onderzoeken op geschiktheid. Daarbij is<br />

dan de vraag of er van een dergelijke reststof voldoende geproduceerd kan worden in<br />

Nederland [en België] en zo niet, op welke manier dit productieproces gestimuleerd zou<br />

kunnen worden.<br />

Bij de vergelijking van de kosten van de ijzerhoudende materialen moet overigens nog wel<br />

rekening gehouden worden met het feit dat er nog meer factoren meespelen, die de kosten<br />

bepalen, zoals distributie [lokale beschikbaarheid] en afvoer en/of hergebruik. Ook<br />

effectiviteit van het materiaal speelt een rol, dus voor een objectieve vergelijking zou het<br />

eigenlijk beter zijn om de kosten uit te drukken per kg vastgelegd fosfaat in plaats van per kg<br />

Fe.<br />

Een andere belangrijke conclusie is, dat er duidelijk onderscheid gemaakt moet worden in de<br />

benaming van de verschillende ijzerrijke [en eventueel ook aluminiumrijke] reststoffen. De<br />

benamingen ‘afvalstof’ en ‘*water-+zuiveringsslib’ zijn te algemeen en roepen bij voorbaat<br />

negatieve reacties op. De geschiktheid moet objectief beoordeeld kunnen worden op de<br />

samenstelling en de effectiviteit van het materiaal.<br />

Toepassingsmogelijkheden<br />

Wat betreft de toepassingsmogelijkheden kan worden geconcludeerd, dat het toepassen van<br />

waterdoorlatende zakken in ad-hoc sleuven het beste uit de vergelijking komt, gevolgd door<br />

het toepassen in bestaande greppels en eventueel in sleuven evenwijdig aan de sloot. Hierbij<br />

moet worden opgemerkt, dat dit slechts een hele globale en subjectieve vergelijking is. Zo is<br />

bij de kosten gebruik gemaakt van de bedrijfseconomische analyse van ZLTO-advies (Moggré &<br />

Verdurmen-Serrarens, 2010, pp. 12-16; van Slobbe, et al., 2010, pp. 31-32), waarbij de nodige<br />

aannames zijn gedaan. Bij het toepassen van waterdoorlatende zakken in bestaande greppels<br />

is standaard gerekend met zakken van 8 kg, maar uit één van de interviews bleek dat dit niet<br />

voldoende is. “Dan praat je ook over meer kilo’s, want dan kun je met een zakje van 4 of 8 kg<br />

niks doen. Dat is veel en veel te weinig. Een greppel is zo breed (40-50 cm) en hij is ook wat<br />

dieper. (...) Twintig kilo had je toch wel nodig; dus dan praat je over heel wat meer kilo’s”<br />

(AGR1). Zo is men er ook van uit gegaan, dat het materiaal elk jaar vervangen moet worden;<br />

het is mogelijk, dat als het ijzerhoudende materiaal in de sleuf evenwijdig aan de sloot is<br />

aangebracht het een aantal jaren dienst kan doen. Wat meteen de belangrijkste vragen<br />

oproept voor de ingebruikname van ijzerhoudend materiaal als fosfaatbinder bij diffuse<br />

verontreiniging vanuit de landbouw: “Hoe lang gaat het materiaal mee?” en “Hoe kan je zien<br />

wanneer het materiaal verzadigd is?”<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 71


Tabel 5 Vergelijking van het gebruik van een aantal fosfaatbindende materialen; de waardering van de materialen is relatief ten opzichte van elkaar; voor ‘totaal zijn de<br />

+ en – respectievelijk opgeteld en afgetrokken [muv. ‘hergebruik’ aangezien dit nog niet voldoende duidelijk is]<br />

Materiaal Reactie Bindingsaffiniteit WaterdoorHerge- Kosten<br />

Accep- Totaal<br />

laatbaarheidbruik /kg Fe<br />

tatie<br />

Ca-/Mg-rijk materiaal Langzaam - Precipitatie, Ksp laag - ++ 0<br />

Ijzerrijk materiaal Snel [min. - < 1 dag] (Precipitatie +) adsorptie<br />

Synthetisch<br />

Reststof<br />

+<br />

+<br />

Verliest werking onder<br />

niet-neutrale of zuurstofloze<br />

omstandigheden<br />

++<br />

++<br />

nvt<br />

-<br />

+?<br />

+?<br />

€ 2-4<br />

€ 0,15 -0,25<br />

+<br />

++<br />

-<br />

+<br />

+++<br />

+++++<br />

drinkwaterbereiding<br />

Bindingsaffiniteit met<br />

FerroSorp® +<br />

fosfaat is hoger dan die van<br />

aluminium<br />

++ + +? € 5,56 - - +<br />

Al-rijk materiaal Snel [min. - < 1 dag] + (Precipitatie +) adsorptie<br />

Verliest werking in niet-<br />

+ +? - +<br />

neutraal<br />

milieu<br />

of zuurstofloos<br />

Phoslock Snel [< 3 uur – 1 dag] + Adsorptie [onomkeerbaar] ++ - -- - - -<br />

Tabel 6 Vergelijking van een aantal toepassingsmogelijkheden; de waardering is subjectief en gebaseerd op de reacties van de geïnterviewden. De kosten zijn<br />

gebaseerd op het gebruik van FerroSorp® 2-4 mm (van Slobbe, et al., 2010, pp. 31-32); voor het totaal is dezelfde methode gebruikt als bij Tabel 5<br />

Toepassing ijzerhoudend<br />

materiaal<br />

Practische inpasbaarheid Kosten<br />

(per ha/jaar)<br />

Mechanisatie Arbeidstijd Veiligheid Afvoer Hergebruik<br />

Inwerken in de bodem (10 m ) + Opbrengen & inwerken + - - -- ? - ---<br />

Waterdoorlatende zakken<br />

In greppel - Neerleggen & ophalen - + ++ +? € 226 + + +++<br />

In ad-hoc sleuf - Neerleggen & ophalen - + ++ +? € 114 ++ + ++++<br />

op de rand van de sloot - Neerleggen & ophalen -- + ++ +? € 6.071 - - --<br />

Los op de akkerrand +? Opbrengen (gemechaniseerd) + - - -- ? - ---<br />

In sleuf evenwijdig ad sloot + Sleuf freezen, inbrengen, afdek. -- + + - € 6.189 - + 0<br />

In de waterloop - € 198 + -<br />

Acceptatie<br />

Totaal


Hergebruik?<br />

Veel agrarisch ondernemers zien veel potentie in het terugbrengen van het afgevangen<br />

fosfaat in de kringloop van het eigen bedrijf, hetzij door het materiaal direct uit te strooien<br />

op het land , hetzij door het met de vaste mest of drijfmest terug op het land te brengen. Dit<br />

heeft ook zowel uit praktisch oogpunt [niet meer ophalen van het gebruikte materiaal] als uit<br />

economisch oogpunt [afvoeren is een kostenpost] voordelen. Wanneer men kijkt naar het<br />

weer beschikbaar maken van fosfaat voor het gewas, dan lijkt het ‘via de mestput weer<br />

hergebruiken’ de beste optie. Mogelijk nadeel hiervan is dat er materiaal achterblijft in de<br />

mestput; filterzand in het geval van het gebruik van reststof van de drinkwaterwinning. Bij<br />

FerroSorp zou dit nog nader bekeken moeten worden.


6 Actor Netwerken<br />

In deze paragraaf zal Figuur 14 Actoren in het speelveld van het TIS “fosfor runoff management”]<br />

verder worden uitgewerkt, zodat de contacten en samenwerkingsverbanden tussen de<br />

verschillende actoren en netwerken beter zichtbaar worden. De relaties zijn zoveel mogelijk in<br />

kaart gebracht zoals uit de interviews, observaties en literatuur is begrepen.<br />

Verder wordt er gekeken in hoeverre de huidige samenwerkingsverbanden binnen het TIS<br />

“fosfor runoff management” overeenkomen met de beoogde doorstroming van kennis volgens<br />

het kernteam “Kennis moet stromen” en met de benodigde elementen/sociale groepen binnen<br />

een socio-technische systeem volgens Geels.<br />

6.1 Huidige vormen van samenwerking<br />

In Figuur 14 zijn de actoren gegroepeerd in overheid, onderzoeks- en kennisinstituten,<br />

adviesbureaus, private sector, NGO’s, onderwijs en de drinkwatersector.<br />

In paragraaf 2.2 is aangegeven, dat in deze afstudeeropdracht ‘een verzameling van stabiele<br />

relaties tussen wederzijds afhankelijke actoren’ wordt gehanteerd als de definitie van een<br />

netwerk (Werkman, 2010). Op basis van deze definitie van ‘netwerk’ zijn de actoren iets anders<br />

gegroepeerd; dit is te zien in Figuur 25. De kennisinstituten, die specifiek onderzoek doen op het<br />

gebied van drinkwater en afvalwater zijn ingedeeld bij het ‘drink- en afvalwater netwerk’. De<br />

overheidsinstanties, gerelateerd aan landbouw en het landelijk gebied zoals het ministerie van<br />

E,L&I [LNV], de Productschappen en DLG zijn ingedeeld bij het agrarisch netwerk.<br />

Kennisinstituten en opleidingen op het gebied van landbouw zijn wel apart gehouden van het<br />

agrarisch netwerk in verband met de overzichtelijkheid.<br />

6.1.1 Samenwerken in projecten<br />

Er zijn reeds verschillende samenwerkingsverbanden tussen verschillende actor[groepen] op het<br />

gebied van de KRW en emissies van nutriënten [en gewasbeschermingsmiddelen] vanuit de<br />

landbouw naar het oppervlaktewater. Ik heb deze reeds bestaande samenwerkingsverbanden<br />

als voorbeeld genomen, omdat daaruit zou kunnen blijken welke relaties al stevig zijn en dan<br />

ook het meest voor de hand liggen bij de introductie en verspreiding van ijzerhoudende<br />

materialen voor de reductie van fosforemissies vanuit de landbouw. Tevens kan dan naar voren<br />

komen welke relaties in de structuur nog verbeterd kunnen of moeten worden. In Tabel 7<br />

worden de initiatieven weergegeven in Zuid-Nederland, waarbij in projectvorm is<br />

samengewerkt. Het gaat hier om projecten, anders dan de drie KRW-IP projecten, die centraal<br />

staan in dit onderzoek.<br />

In Figuur 25 is getracht zoveel mogelijk van deze relaties weer te geven volgens het concept van<br />

knooppunten en verbindingen uit de sociale netwerk analyse. In de figuur worden vooral de<br />

dichtheid en de structuur van het netwerk duidelijker. In veel van de projecten kan men<br />

verschillende groepen deelnemers onderscheiden: projectpartners in organisatie en uitvoering,<br />

adviesbureaus die in opdracht meewerken aan [gedeeltes van] de uitvoering, en sommige<br />

partijen hebben alleen een financiële bijdrage geleverd. Indien het duidelijk was, is er in de<br />

figuur apart aangegeven welke relaties alleen financiële steun verleenden en/of de regie<br />

hadden.<br />

Page 74 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 7 Overzicht initiatieven emissiereductie van nutriënten in Zuid-Nederland; anders dan de drie KRW-IP pilots die centraal staan in dit afstudeeronderzoek<br />

Titel Deelnemende actor[groepen] Doel Bijzonderheden Bronnen<br />

I Landbouw Innovatie<br />

Noord-Brabant [LIB]<br />

Provincie Noord-Brabant, ZLTO Innovaties stimuleren in de vorm van een<br />

geldelijke bijdrage<br />

Interview WS2<br />

II Actief<br />

WS Aa en Maas, WS De Dommel, WS Aanleggen van een bufferstrook tussen ARB I: 2002-2006; Vergoeding Interview ZLTO1, (Alberti,<br />

Randenbeheer<br />

Brabant [ARB]<br />

Brabantse Delta, WS Rivierenland<br />

[voorheen Hoogheemraadschap Alm<br />

en Biesbosch], ZLTO, provincie<br />

perceel en waterloop, die niet bemest of<br />

bespoten mag worden. Doel van de<br />

bufferstrook is de waterkwaliteit verbeteren<br />

voor beheer en opbrengstderving<br />

per strekkende meter: gras<br />

€ 0,30, bouwland € 0,60.<br />

Broeren, Romme, & Verschure,<br />

2002; Bouwman, Nierop, &<br />

Schiphorst, 2007), internetsite<br />

Noord-Brabant, deelnemende door beperking emissie meststoffen en ARB II: 2007-2013: grasland ARB<br />

agrarisch ondernemers [ARB I: 682; gewasbeschermingsmiddelen door uit- en € 0,35 en bouwland € 0,70<br />

ARB II: 290 van ARB I + 54 nieuwe afspoeling. In ARB II staat hiernaast ook Financiering: ILG en project-<br />

deelnemers]<br />

Functionele AgroBiodiversiteit [FAB] centraal partners. Inmiddels ca 1500 km<br />

III Praktijknetwerk<br />

“Telen met<br />

toekomst” 31<br />

PPO, PRI, DLV Plant, agrarisch<br />

ondernemers in Noord-Limburg en<br />

Brabant [Voorloperbedrijven: 14<br />

akkerbouw, 5 akb-vgg gemengd, 9<br />

Zo breed mogelijk toepassen van duurzame<br />

bemesting [en gewasbescherming] in de<br />

praktijk. 2003-2010: in de praktijk beproeven<br />

en doorontwikkelen maatregelen& metho-<br />

2001-2010; in opdracht van<br />

Min. LNV en VROM; kernbedrijven<br />

zijn PPO-BSO bedrijven:<br />

Vredepeel en ’t Meterikse Veld<br />

(Neeteson, et al., 2001; Wijnands,<br />

2009); Brochures samengesteld<br />

voor ‘good practices’: Mest en<br />

mineralenkennis voor de praktijk<br />

vollegrondsgroente, 5 boomteelt] den die passen bij een duurzame gewas- in Horst; praktijknetwerk 2003- (bijv. Ehlert & Akker, 2005; Ehlert<br />

bescherming; nieuwsbrief 5x/j 2004-2010. 2007: ca. 400 deelnemers & Bok, 2005; PPO, 2005)<br />

IVa PANFA [Plan van Overlegplatform Duinboeren<br />

Aanpak Nitraat, Fos-<br />

-faat en Ammoniak]<br />

32 , ZLTO- Verbeteren mineralenmanagement 2000-2003; proeven op Interview WS3, internetsite<br />

afdeling Wanroij en St-Anthonis,<br />

Stuurgroep LIB, Louis Bolk Instituut,<br />

Natuurmonumenten<br />

[voerspoor, verbeteren benutbaarheid van<br />

dierlijke mest]<br />

bedrijfsniveau, studiebijeenkomsten.<br />

Financiering: LNV,<br />

VROM, V&W, prov, ZLTO, WS<br />

34 , (EC,<br />

2000)<br />

IVb Duinboeren en<br />

Daden: effectief<br />

fosfaatbeheer fase II<br />

Overlegplatform Duinboeren, Louis<br />

Bolk Instituut<br />

Toewerken naar vooruitstrevende<br />

fosfaatbalans met een diversiteit aan<br />

maatregelen; kennisverspreiding: 2x/j<br />

nieuwsbrief naar brede groep [4000 stk], 5x/j<br />

studiegroepbijeenkomst; 1x/j open dag<br />

2006-2008; Financiering: prov.<br />

N-Brabant, LIB, WSDe Dommel,<br />

WS Aa en Maas, Rabobank<br />

Internetsite Duinboeren 33<br />

V 5 Brabantse<br />

“Gebiedspilots<br />

WS Aa en Maas, WS De Dommel, WS<br />

Brabantse Delta, provincie N-Brabant<br />

Zelf gekozen maatregelen, die op kenmerken<br />

van het gebied zijn afgestemd om<br />

2005-2008<br />

Rietkreek, Chaamse Beken,<br />

Interview WS2, WS3 (Berg &<br />

Lamoen, 2008; Verhagen & van<br />

31 http://www.telenmettoekomst.nl/files/pdf/Toekomstvizier_5_mei_2010__Artikel_3.pdf “Uiteindelijk hebben telers voordeel van de Good Practices”<br />

32 Stichting Overlegplatform Duinboeren vertegenwoordigt een groep van ruim 170 agrarisch ondernemers en buitengebiedbewoners met een gezamenlijke visie op de ontwikkelingen in de<br />

gebieden rond het Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen.<br />

33 http://www.duinboeren.nl/pages/projecteninnovatie.html#3 en http://www.duinboeren.nl/images/doc/resultatentabelduinboerenendaden.pdf


Waterkwaliteit” (regie), gemeenten, onderzoekers<br />

[UU], Brabants Landschap, Brabant<br />

Water, agrariërs, ZLTO<br />

VI Fosfaatpilot Noord-<br />

en Midden Limburg<br />

VII Naar een bodemdienst<br />

reductie<br />

fosfaatemissie<br />

VIII “Fosfaat bij de<br />

wortel aangepakt”<br />

IX Interactief<br />

fosfaatbeheer<br />

X Landbouw Centraal<br />

ZO-Nederland<br />

DLG, Alterra, Ws Peel & Maasvallei,<br />

LLTB, [Provincie Limburg],<br />

deelnemende agrarisch ondernemers<br />

NMI, WS Brabantse Delta, prov. N-<br />

Brabant, (Z)LTO, agrarisch<br />

ondernemers in het stroomgebied<br />

van de Bremer bij Baarle-Nassau<br />

(Noord-Brabant)<br />

WS Brabantse Delta, rundvee<br />

studieclub Zuidwest [Heerle-<br />

Huijbergen], ZLTO-afd. Woensdrecht<br />

Provincie Noord-Brabant [directie<br />

ecologie], WS Aa en Maas, WS<br />

Brabantse Delta, WS De Dommel, 12<br />

agrarisch ondernemers, natuurterreinbeherende<br />

instanties en ZLTO.<br />

Provincies Noord-Brabant en<br />

Limburg, WS DeDommel, WS<br />

Peel&Maasvallei, WS Aa & Maas,<br />

ZLTO, LLTB, W-UR, Agro-advies<br />

[Arvalis, DLV, PPP-Agro Advies],<br />

agrarisch ondernemers<br />

waterkwaliteit [vwb N, P en gbm] te<br />

verbeteren<br />

Meest kansrijke maatregelen [om<br />

fosfaatemissies te verminderen] in de<br />

praktijk uit proberen; geselecteerde<br />

maatregelen zijn: uitmijnen, ‘wasmachine’,<br />

samengestelde diepe drainage, vloeivelden,<br />

omleiden en maatregelen tegen oppervlakkige<br />

afspoeling [zoals bufferstroken,<br />

bezinkgreppels en dammetjes]<br />

Fase I: vergelijking van de effectiviteit van Puitmijning<br />

met alternatieve maatregelen én<br />

de ontwikkeling van een bodemdienst<br />

Fase II: praktijkpilots, waarin het draagvlak<br />

van maatregelen bij agrariërs is onderzocht<br />

en verdere ontwikkeling bodemdienst.<br />

Verlaging fosfaatgift mogelijk door<br />

verbeteren bodemconditie<br />

Verschillende maatregelen om uitspoeling<br />

van fosfaat naar oppervlaktewater te<br />

verminderen (peilgestuurde drainage,<br />

efficiëntere benutting mest, aanpassingen<br />

bodembewerking, ander voer/ gewas, etc.<br />

Samenwerking alle gebiedspartijen;<br />

gebiedsanalyse en -plan maken; bedrijfsplannen<br />

opstellen; nieuwe maatregelen<br />

demonstreren; verbeterplan opst., risico<br />

oppervlakkige afspoeling in kaart brengen<br />

Hooge Raam, Peelrijt, kleine<br />

Beerze. Consult.: CLM & RH<br />

2004-2009: voor KRW én<br />

Reconstructieplan Noord- en<br />

Midden Limburg<br />

SKB-project PP 8350; 2008-09<br />

Consortiumpartners: provincies<br />

en WS in Zuid- en Oost-<br />

Nederland, Ministeries van<br />

VROM, LNV en VenW, LTO,<br />

NMI. Regiobijeenkomsten in de<br />

omgeving van de praktijkpilots.<br />

2003-2006; Financiële steun:<br />

LIB, prov. Noord-Brabant en<br />

waterbedrijf Evides; begeleiding<br />

deeln bedrijven: DLV<br />

1 okt. 2008 - 30 sept. 2011<br />

Interreg IVa-project; verdere<br />

financiële steun LIB.<br />

Uitvoering: Royal Haskoning en<br />

Louis Bolk Instituut.<br />

2008-2011; Innovatieproject<br />

KRW08086<br />

Lamoen, 2006;<br />

WSBrabantseDelta,<br />

WSDeDommel, 2008a)<br />

2009;<br />

Interview CWK2, (Noij, Bakel,<br />

Smidt, Massop, & Chardon, 2006;<br />

Noij, et al., 2009)<br />

Interview WS2, (Postma & Haas,<br />

2010; Postma, Haas, Boer, &<br />

Draai, 2010b)<br />

Interview WS2, (Rijken, 2007, ?)<br />

Interview WS2, Internetsite<br />

Interactief Waterbeheer 34<br />

Interviews CWK1 en CWK2;<br />

Internetsite 35<br />

34 http://www.interactiefwaterbeheer.eu/interactief-fosfaatbeheer/ ; Interreg IVa-project; Vlaams-Nederlands programma dat bestaat uit 20-tal projecten gericht op innovatieve oplossingen<br />

voor het voorkomen van overstroming, watertekort en watervervuiling<br />

35 http://www.kennismoetstromen.nl/?e=17 en http://www.landbouwcentraal.wur.nl/NL/AanpakLandbouwCentraal/<br />

Page 76 Innovatiesysteemanalyse


TU Delft-CITG;<br />

drinkwater<br />

IHE<br />

Milieu<br />

org.<br />

Afval-/<br />

Drinkwater<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

VEWIN<br />

Wetsus<br />

AOC<br />

Groenhorst<br />

Aeres-<br />

Stoas groep<br />

Groen<br />

onderwijs<br />

Natuurorganisaties<br />

CAH<br />

HAS<br />

KWR<br />

Reststoffen<br />

-unie<br />

ANV<br />

LIB<br />

IX<br />

Agrarisch netwerk<br />

Gemeenten<br />

LLTB<br />

UvW<br />

VI<br />

VenW/ IM DG Water<br />

V<br />

(Z)LTO<br />

NAV<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

Agr. ondernemers<br />

Productschappen<br />

RWS Waterdienst<br />

LNV / E,L&I DLG<br />

Figuur 25 Samenwerkingsverbanden in projecten met betrekking tot nutriëntenemissies en de KRW;<br />

anders dan de drie KRW-IP pilots die centraal staan in dit afstudeeronderzoek<br />

Uit Figuur 25 blijkt dat er door het oppervlaktewaternetwerk [waterschappen en provincie] en<br />

het agrarische netwerk [voornamelijk LTO en agrarische ondernemers] al veel in projecten<br />

wordt samengewerkt. Voor provincies is er voornamelijk een regie- of financiële rol weggelegd.<br />

Bij een aantal projecten, bijvoorbeeld II [ARB], V [gebiedspilots] en VIII [fosfaat bij de wortel<br />

aangepakt], is er een actieve rol voor het waterschap; bij andere projecten ondersteunen ze de<br />

projecten financieel. Dit wordt ook zo verwoord in de interviews [zie ook uitspraken WS in<br />

paragraaf 4.2.2]<br />

Ondanks het feit, dat natuur- en milieu-organisaties in principe ook belanghebbenden zijn van<br />

schoon oppervlaktewater, zijn er weinig kontakten met zulke organisaties. In de projecten op<br />

het gebied van fosforemissie genoemd in Tabel 7 is geen een keer met een milieu-organisatie<br />

samengewerkt. “... met milieuverenigingen, dat kan ik eigenlijk niet zeggen; we betrekken ze wel<br />

eens of sturen ze wel eens informatie, maar ze hebben geen echte prominente rol” (WS2). “Nee,<br />

niet veel. Ik kan het me wel herinneren bij de gebiedsprocessen voor de Kaderrichtlijn Water;<br />

daar was de Gelderse Milieufederatie ook bij betrokken. We hadden een groepje geformeerd om<br />

na te denken over een aantal maatregelen; daar zat iemand van de milieufederatie in en een<br />

LTO-vertegenwoordiger. Dat botste enorm en dat leidde een beetje af van de discussie. Dat was<br />

niet zo succesvol” (WS1, WS Rivierenland). Dat er wel bij andere thema’s wordt samengewerkt<br />

blijkt in het interview met ZLTO: “Bij waterprojecten heb ik ’n keer ’n project gedaan samen met<br />

alle terreinbeheerders in Brabant en Limburg; dat ging over anti-verdrogingsmaatregelen voor<br />

natuurgebieden i.c.m. verdrogingsbestrijding in de landbouw. Daar werd samen met<br />

Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, en met de provinciale landschappen en ook met de BMF,<br />

X<br />

II<br />

VII<br />

IV<br />

IPO<br />

STOWA<br />

Cons.<br />

LBI<br />

Oppervlakte<br />

water<br />

III<br />

Agro-advies:<br />

DLV, etc.<br />

Deltares<br />

UU<br />

NMI<br />

VIII<br />

Agribusiness<br />

Wageningen<br />

University<br />

Wageningen<br />

Research<br />

Consultancies<br />

RH<br />

CLM<br />

partners<br />

Financieel<br />

/regie<br />

Uitvoering<br />

gedeelte


de Brabantse Milieufederatie, en de Limburgse Milieufederatie, dus op bepaalde fronten kun je<br />

gewoon samen in een project zitten.(...) Er is bestuurlijk, en ook ambtelijk, wel overleg. (ZLTO1).<br />

Uit Figuur 25 en Tabel 7 blijkt dat er bij drie van de 11 onderzochte samenwerkingsinitiatieven<br />

natuurterreinbeherende instanties betrokken zijn; Natuurmonumenten [IV], Brabants<br />

Landschap [V] en natuurterreinbeherende instanties [IX]. Uit de geraadpleegde bronnen is niet<br />

naar voren gekomen hoe deze organisaties hebben bijgedragen en er is geen verder onderzoek<br />

naar uitgevoerd.<br />

WS Rivierenland heeft wel “in toenemende mate contact met agrarische<br />

natuurverenigingen.(...) Die vereniging is dan eigenlijk een soort voorportaal van het<br />

waterschap; die onderhouden de contacten met de boeren. Als die contacten leidden tot een<br />

nieuw contract [voor akkerrandenbeheer; project II], dan kregen die verenigingen 250 euro per<br />

contract; dat is goedkoper dan zelf die mensen individueel benaderen. We hadden in ons gebied<br />

in de Biesbosch een actieve vereniging.” (WS1). Het is dan wel heel afhankelijk van de<br />

aanwezigheid en de activiteiten van zo’n vereniging, want in het beheersgebied van WS<br />

Brabantse Delta “hebben we niet heel actieve agrarische natuurverenigingen. En als die er zijn,<br />

dan zijn die eigenlijk veel meer met natuur bezig, met de flora en fauna en niet zozeer met<br />

emissiebeheer” (WS2).<br />

Voor wat betreft groen onderwijs heeft alleen HAS Kennistransfer enkele malen in opdracht van<br />

de ZLTO voor het project ARB een onderzoek gedaan onder agrariërs. Hierbij zijn dan hooguit<br />

een tiental studenten [2002: 2 akkerbouw, 2 veehouderij; 2005 ?; 2007: 2 tuin-en<br />

landschapsmanagement, 1 junior adviseurse HAS Kennistransfer] betrokken. Bij de Christelijke<br />

Agrarische Hogeschool Dronten [CAH] is ook een CAH Kennisbalie waarmee bedrijven contact<br />

kunnen opnemen voor specifieke vraagstukken en onderzoek, stage- en afstudeeropdrachten 36 .<br />

Het is mij echter niet bekend of ze al opdrachten hebben gedaan met betrekking tot beperking<br />

fosforemissie. Ze lijken er in ieder geval wel open voor te staan, getuige het interview met CAH:<br />

“het [ijzerhoudend materiaal voor fosfaatbinding uit oppervlakkige afspoeling] moet ook<br />

uitgetest worden ... dan denk ik dat het ook wel een idee is, waar wellicht bij ons wel mensen<br />

mee aan de slag zouden kunnen gaan. Wij hebben wel eens kleine praktische onderzoekjes voor<br />

studenten en we hebben ook een boerderij bij de school ... daar zou je ook zoiets kunnen<br />

doen(...),maar dat kan soms ook bij de studenten thuis. (...) Dan proeven we dat hier ook; dan<br />

zou je kunnen zeggen: ‘we zitten er niet alleen voor de resultaten, maar we zitten ook dichtbij<br />

onze doelgroep, zodat die in ieder geval daar een keer naar toe gaan tijdens hun studie, zodat ze<br />

het al mee krijgen. En dan kun je je ook voorstellen, dat ondernemers uit de omgeving er ook<br />

naar toe gaan. (...) dus ik zie daar wel heel veel kansen” (CAH).<br />

Ook met de groep kennis- en onderzoeksinstituten zijn er weinig samenwerkingsverbanden in<br />

de behandelde projecten aangetroffen [4 van de 11: UU in V; en WUR in III, VI en X]. Dit hoeft<br />

geen probleem te zijn, indien de bij onderzoeksinstituten nieuw ontwikkelde kennis goed wordt<br />

verspreid naar adviesbureau’s, die betrokken zijn bij dit soort projecten of naar de agro-advies<br />

sector. Of de mate waarin dit gebeurt voldoende is, wordt door sommige actoren nog wel in<br />

twijfel getrokken. “Nederland heeft z’n beroemde OVO-drieluik afgebroken [Onderzoek-<br />

Voorlichting-Onderwijs] (...) in 1990. Dat was heel effectief; daar is niets meer van over. (...) De<br />

infrastructuur, die we hadden om te zorgen dat de kennis in de praktijk komt, bestaat niet meer.<br />

(...) Je moet niet denken, dat als wij hier in onze ivoren toren allemaal mooie dingen bedenken,<br />

dat dat dan maar zo ... (...) Wat er nu gebeurt, is dat dat enorm versnipperd is: een beetje<br />

gebeurt in het kader van het Innovatieprogramma, een beetje gebeurt door het Waterschap, een<br />

beetje gebeurt door de Provincie, een beetje door de gemeente. Nou, al die ervaringen die blijven<br />

36 http://www.cah.nl/kennisbalie/pagina/aanbod.html<br />

Page 78 Innovatiesysteemanalyse


versnipperd. (...) We hebben een structurele oplossing nodig.” (CWK2). Alle partijen van dit<br />

systeem zoeken naar nieuwe structuren, samenwerkingsverbanden en nieuwe rollen om zichzelf<br />

te (her)positioneren [Lans et al, Verkenning van kenniscirculatie, en doorstroming ....p 23]. In het<br />

KRW-IP project ‘Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland’ [zie Figuur 14] zijn<br />

momenteel wel zowel onderzoek, adviesbureau, agrarische belangenvereniging en agrarisch<br />

ondernemers nauw bij elkaar betrokken.<br />

Het drink- [en afval-]waternetwerk heeft zelf vooral belang bij het feit dat de kwaliteit van<br />

oppervlakte- en grondwater zodanig is, dat eenvoudig zuiveringsprocessen voldoende zijn voor<br />

de bereiding van drinkwater en dat drinkwaterbedrijven niet steeds meer gedwongen worden<br />

gecompliceerde en duurdere zuiveringsprocessen toe te passen [art. 7 KRW]. Voor fosfaat is een<br />

richtwaarde van 0,3 mg P/l opgesteld, die betrekking heeft op oppervlaktewater dat wordt<br />

gebruikt voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water (VROM, 2009a<br />

bijlage III, tabel 1). In principe is fosfor voor de drinkwaterbedrijven minder urgent dan<br />

bestrijdingsmiddelen en andere organische verbindingen; zij zijn dan ook vaker betrokken bij<br />

projecten, die zich [ook] meer bezig houden met bestrijdingsmiddelen [V, X]. Het is daarom niet<br />

verwonderlijk, dat er in Figuur 25 niet veel samenwerkingsverbanden zijn aangegeven. In het TIS<br />

“fosfor runoff management” zijn de drinkwaterbedrijven vooral een potentiële<br />

samenwerkingspartner als leverancier van ijzerhoudend materiaal voor de binding van fosfor.<br />

Wat verder nog opvalt bij vergelijking van Figuur 14 en Figuur 25, is dat er ín het agrarisch<br />

netwerk nog een aantal groepen zijn, die niet actief hebben deelgenomen aan de projecten uit<br />

Tabel 7. Dit zijn de AJKs, NAV, NMV en de agri-business [kunstmest-industrie, coöperaties]. Toch<br />

worden partijen als AJKs en agri-business door meerdere geïnterviewde actoren genoemd als<br />

belangrijk bij de verspreiding van ideeën naar een groot agrarisch publiek [zie ook uitspraken in<br />

paragraaf 4.1].<br />

6.1.2 Andere vormen van samenwerking; arena’s<br />

Volgens de gehanteerde definitie is een ‘arena’: een plaats waar uitwisseling plaats vindt van<br />

ideeën over een bepaalde kwestie in specifieke groepen actoren of netwerken en waar keuzes<br />

gemaakt worden over specifieke aspecten van een vraagstuk (Werkman, 2010). Hieronder zullen<br />

een aantal arena’s [platformen, overlegorganen] maar ook een aantal andere vormen van<br />

samenwerking worden aangehaald, die mogelijk van belang zouden kunnen zijn/worden bij het<br />

verspreiden van de innovatie. In deze paragraaf ligt de nadruk op beleid- en praktijkgerichte<br />

arena’s; in paragraaf 8.3 zullen nog een aantal arena’s aan de orde komen, waar het met name<br />

gaat over [wetenschappelijke] kennisuitwisseling over oppervlakkige afspoeling en mogelijke<br />

maatregelen tegen fosforemissie. De arena’s in deze paragraaf zijn grofweg ingedeeld op basis<br />

van de actorgroepen, die erin vertegenwoordigd zijn.<br />

Water – landbouw – beleid - onderzoek<br />

In Nederland werd in 2006 vanuit enkele LNV programma’s een workshop ‘Landbouw & KRW’<br />

georganiseerd door PPO en Alterra. Het doel was om gebiedspartijen op de hoogte te brengen<br />

van het onderzoek naar KRW-maatregelen op landbouwbedrijven [vloeiveld, strofilter,<br />

moerasbufferstroken, regelbaar drainagesysteem, uitmijnen en de aanleg van een drempel op<br />

de akkerrand om afspoeling van nutriënten te voorkomen] en een discussie op gang te brengen<br />

over kansen en knelpunten bij de implementatie van dergelijke maatregelen (de Bruin, et al.,<br />

2007, pp. 34-35; PPO, 2006)<br />

Vanuit deze workshop is de behoefte aan een platform naar voren gekomen 37 voor uitwisseling<br />

van kennis over en ervaringen met maatregelen, die bijdragen aan het halen van de KRW-doelen<br />

37 Mailwisseling J. de Haan, PPO Lelystad<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 79


in Zuidoost Nederland. Het Platform Landbouw en Kaderrichtlijn Water, dat in maart 2007 is<br />

gestart, moest leiden tot meer en betere samenwerking tussen waterschappen, provincies,<br />

onderzoek, landbouw en andere belangengroepen voor meer draagvlak van de oplossingen. Het<br />

platform werd circa 3 keer per jaar georganiseerd, waarbij aan zowel technische als<br />

sociaaleconomische aspecten aandacht besteed wordt. De financiering van het platform<br />

gebeurde vanuit de lopende programma’s Systeeminnovatie open teelten en Vitaal Landelijk<br />

Gebied, thema water van het Ministerie van LNV (PPO, 2007a). Op de bijeenkomsten zijn tussen<br />

de 19 en 32 personen aanwezig, waarvan een groot gedeelte vanuit de waterschappen,<br />

rijksoverheid, provincie en onderzoek. Indien er afgevaardigden van de landbouw werden<br />

vermeld, dan waren “de betrokken agrariers over het algemeen ook bestuurlijk actief binnen<br />

LTO. Van de landbouwers waren er geen adviseurs of toeleveranciers/afnemers” (pers.med. de<br />

Haan, PPO). Op de 1 e bijeenkomst (PPO, 2007a) is een inventarisatie van onderwerpen<br />

uitgevoerd; hierbij is ook het ‘voorkomen van oppervlakkige afspoeling’ aangegeven. In de 2 e<br />

bijeenkomst (PPO, 2007b) zijn maatregelen onderverdeeld in 4 categoriën: maatregelen in<br />

ontwikkeling, best practices [effectief, toetsen haalbaarheid in de praktijk], good practices<br />

[effectief en haalbaar, kennisverspreiding noodzakelijk] en specifieke maatregelen [effectief,<br />

maar niet haalbaar zonder ondersteuning door derden]. Geconcludeerd wordt dat voornamelijk<br />

bronmaatregelen zich in het traject van good of best practices bevinden. Het voorkomen van<br />

afspoeling van percelen is meerdere malen genoemd, maar wordt nog ingedeeld bij maatregelen<br />

in ontwikkeling [Fosfaatpilots]; hierbij wordt aangegeven dat egaliseren van percelen, goede<br />

bodemstructuur, drainage en het creëren van berging in de bufferstrook belangrijk zijn. Verder<br />

wordt aangegeven dat “een drempel op de perceelsrand niet tot wateroverlast mag leiden;<br />

mogelijk werkt een geul in de perceelsrand beter” (PPO, 2007b). Ik neem hierbij aan dat hier een<br />

geul evenwijdig aan de waterloop bedoeld wordt. In de drie verdere bijeenkomsten is<br />

oppervlakkige afspoeling van percelen niet meer aan de orde geweest. Volgens dhr. de Haan is<br />

het platform “nooit formeel opgeheven, maar na 2008 is het niet voortgezet. Wel is de<br />

ontwikkeling in samenwerking tussen boeren en waterschap voortgezet in het project Landbouw<br />

Centraal”<br />

De Nederlandse Vereniging voor Weide- en Voederbouw [NVWV] 38 is een platform voor<br />

geïnteresseerden in weide- en voederbouw, die bijeenkomsten organiseert over allerlei<br />

onderwerpen; van onderzoeksresultaten tot en met praktisch gebruik op landbouwbedrijven. Op<br />

deze bijeenkomsten kunnen agrarisch ondernemers, beleid, onderzoekers, studenten en<br />

docenten, en coöperaties, particuliere organisaties, voorlichters en adviseurs uit Nederland en<br />

Vlaanderen elkaar ontmoeten. In mei 2008 is er een bijeenkomst georganiseerd over fosfaat,<br />

waarin onder andere ook oppervlakkige afspoeling [voorspellen, meten en maatregelen<br />

ertegen] aan de orde kwam. In het bestuur van deze vereniging zitten mensen van de ZLTO, PRI<br />

en de Animal Science Group [ASG] van de WUR, het Instituut voor Landbouw- en<br />

VisserijOnderzoek [ILVO] in België, en de CAH Dronten. Volgens hun internetsite is het bedoeld<br />

voor een breed publiek, maar het is meer een studievereniging vanuit Wageningen (bevestigd<br />

door CAH), waarvan de leden echter wel uitgewaaid zijn over meerdere actorgroepen zoals<br />

kennisinstituten, groen onderwijs en agrarische belangenorganisaties.<br />

Het overkoepelende programma van de landbouwgerelateerde KRW-Innovatieprojecten Kennis<br />

moet stromen, wat in de introductie [paragraaf 1.1.3] al is genoemd, maar zeker ook hier het<br />

vermelden waard is volgens enkele actoren. “’Kennis moet stromen’ ... ik vind dat wel een<br />

interessant initiatief. Ik denk dat dat een platform is, waar verschillende kennisvelden bij elkaar<br />

kunnen komen”” (WU). “Wat ik wel goed vind, is dat de verschillende landbouw-projecten weer<br />

bij elkaar gebracht worden” (ZLTO1). Het op 21 januari 2010 gehouden congres is door de<br />

actoren gewaardeerd (PrNB; CB2) en het is daarom jammer dat er “weinig meer gebeurt op dat<br />

38 http://www.nvwv.nl/<br />

Page 80 Innovatiesysteemanalyse


gebied. (...) Ik vind dat het erg stil is geworden. Vanuit dat project zal men heel goed moeten<br />

nadenken over ‘hoe kan ik die boer bereiken?; daar is een flink stuk communicatie voor nodig”<br />

(PrNB). Het lijkt er echter op dat er nog verschillende inzichten zijn over de doelstelling van<br />

“Kennis moet stromen”. “We hadden eigenlijk in het begin het idee dat we een taak hadden om<br />

de link tussen de onderzoeker, de beleidsmakers en de sector, om die dichter bij elkaar te<br />

brengen. Maar de rol die “Kennis moet stromen” nou een beetje lijkt te hebben, is om de<br />

onderzoekers steeds te blijven vragen: (...) ‘ja maar, wat betekent jouw onderzoek nou voor de<br />

kwaliteit van het water’. Dan heb je ook iets om de boeren te motiveren om iets te gaan doen,<br />

want dan levert het iets op (CONS2). “Het [KRW-IP] was in eerste instantie bedoeld voor het<br />

uittesten van maatregelen (...) om te zien of we in de meststoffenwet van een aantal dingen<br />

gebruik kunnen maken; het was niet zo van daar hebben we innovatie voor nodig’ Als het<br />

hoofddoel zou zijn hoe je het bij de ondernemers krijgt, dan kan je er over denken of dit nu de<br />

juiste samenstelling is [van het kernteam], maar KMS begon ook met dat de kennis tussen de<br />

projecten moest gaan stromen (LNV). Anderen hebben er ook hun twijfels over of je “bij Kennis<br />

moet stromen nu al veel boeren moet betrekken, omdat lang niet alles praktijkrijp is. Een boer<br />

zegt al snel ‘ah, dat is toch te duur of het werkt niet’, terwijl dat drie jaar verder wel zo ver is. Je<br />

moet het ook tijd geven (WS1). Op bijeenkomsten van Kennis moet stromen komen natuurlijk<br />

zowel oppervlakkige afspoeling als de ijzerhoudende materialen aan bod vanwege de<br />

projecten 08035, 08085 en 08091.<br />

Water – landbouw - overig<br />

In de Klankbordgroepen voor de KRW-StroomGebiedsBeheerPlannen [SGBP] zijn de LTO –<br />

organisaties en ook de NMV en de Nederlandse Varkenshouders Vakbond [NVV]<br />

vertegenwoordigd. In de klankbordgroep van SGBP Maas zitten naast de agrarische<br />

belangenverenigingen ZLTO, LLTB, NMV en NVV ook drinkwaterbedrijven, recreatie<br />

verenigingen, werkgeversverenigingen en natuur-en milieuorganisaties. Zij kunnen gevraagd en<br />

ongevraagd advies geven over de SGBP aan het Regionaal Bestuurlijk Overleg [RBO] (Aulich, et<br />

al., 2010, pp. 8 - 9; Projectteam-SGBP-Maas, 2009 Bijlage R). Verder zijn er binnen de<br />

deelgebieden regionale klankbordgroepbijeenkomsten, waarbij vertegenwoordigers van<br />

agrariërs hun inbreng leveren (RBO-Maas, 2008b). Uitkomst van een inventarisatie over de<br />

betrokkenheid van het maatschappelijk veld in het stroomgebied Maas is echter wel, dat over<br />

het vervullen van de functie ‘adviseren van het Regionaal Bestuurlijk Overleg’ slechts drie van de<br />

acht respondenten [die deze functie in de top 5 plaatsen] er tevreden over is (Koppers & Ovaa,<br />

2007, p. 22 en tabel 22).<br />

Op initiatief van het Netherlands Water Partnership [NWP] is op 13 januari 2011 het<br />

Nutriëntenplatform gelanceerd 39 . Dit is een netwerkorganisatie die als doel heeft om landelijk<br />

en internationaal optimale omstandigheden te scheppen voor het duurzaam omgaan met<br />

fosfaat. Dit is nodig met het oog op een dreigende mondiale fosfaatcrisis. In dit netwerk komen<br />

partijen uit de watersector, het onderzoek, de landbouw, de kunstmestindustrie en de<br />

afvalverwerking samen. Gezien de huidige deelnemers [veelal uit watersector, onderzoek en<br />

afvalverwerking] lijkt de nadruk met name op terugwinnen van P uit huishoudelijk afvalwater,<br />

mest, en slibverbrandingsas te liggen (Luttik, 2010, pp. 40-41).<br />

Water – landbouw<br />

Bij de waterschappen in Nederland zijn er, naast het Platform landbouwemissies, “verschillende<br />

netwerken waarbij we elkaar op de hoogte houden. (...) Bij de projecten, die we zelf hebben<br />

39 http://www.nwp.nl/blog/entries/2011/01/14/2712.php5<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 81


georganiseerd, zit een klankbordgoep van boeren. Elke sector is daarin vertegenwoodigd met 1<br />

of 2 mensen, die met ons sparren als het gaat om het verloop van een project; wat komt eruit en<br />

hoe gaan we verder met de resultaten. We komen nu 1 of 2 keer per jaar bij elkaar met die<br />

mensen.(...) Ook over ideeënvorming; over welke projecten we zouden willen gaan oppakken. Je<br />

krijgt vaak LTO-gerelateerde boeren, die in het bestuurlijke circuit zitten, maar wél boer zijn”<br />

(WS1).<br />

Waterschap Brabantse Delta heeft “een samenwerkingsverband met een studieclub Heerle-<br />

Huijbergen; dat zijn een dertigtal bedrijven. (...) (WS2)” ( Waterschap Rivierenland is betrokken<br />

bij de Melkvee Studieclub Rivierkleigronden [MSR] (Enting, Goodijk, & van 't Hooft, 2007). “(...) 2<br />

jaar terug hebben we met een andere studiegroep (...), met 3-4 boeren, dezelfde soort analyses<br />

gedaan. In greppeltjes, water onderzocht van wat erin komt en wat eruit komt.(...) Ook<br />

gesubsidieerd en het Waterschap deed ook een bijdrage”(AGR2).<br />

Water<br />

Binnen het oppervlaktewaternetwerk [zie Figuur 25] is er het Platform landbouwemissies; zij<br />

organiseren bijeenkomsten, waar men elkaar op de hoogte houdt van landbouwzaken. “Het<br />

platform landbouwemissies; dat zijn beleidsmedewerkers, die met landbouw bezig zijn, (...) van<br />

alle waterschappen, de Unie en RIZA of wat vroeger RIZA was [Waterdienst]. Daar zitten geen<br />

boeren bij. (...) Vanuit LTO komen ze soms wel een verhaal houden; Kees van Rooijen van de<br />

commissie water van LTO-Noord heeft een keer één van de plannen toegelicht” (WS1).<br />

Relaties tussen het drinkwaternetwerk en het oppervlaktewaternetwerk zijn te vinden bij de<br />

STOWA en in het Kennisplatform Water 40 , waar onderzoek aan grond- en oppervlaktewater in<br />

landelijk en stedelijk gebied op elkaar afgestemd wordt (zie ook: Aulich, et al., 2010, p. 10).<br />

Vanwege de sterke relatie tussen landbouwactiviteiten en de watersector, dragen de Unie van<br />

Waterschappen [oppervlaktewater] en de Vewin [drinkwater] ook gezamenlijk hun standpunten<br />

uit over bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid [GLB], waarin ze ook “pleiten<br />

voor een beleid dat een inkomen voor de agrarische sector ondersteunt, echter dat in plaats van<br />

betalingen gebaseerd op agrarische productie en marktinterventie, de focus legt bij de<br />

waardering voor maatschappelijke doelen, zoals niet te veel en niet te weinig water en water van<br />

goede kwaliteit (...) Acties die ten goede komen aan het maatschappelijke en of milieudoelen en<br />

verder gaan dan het wettelijk vereiste niveau moeten worden beschouwd als publieke diensten.<br />

(...) In het nieuwe GLB zal de mogelijkheid om landbeheerders een vergoeding te betalen moeten<br />

worden versterkt en uitgebreid naar meer marktconforme vergoeding. (...) Voor wat betreft deze<br />

bovenwettelijke acties moet gezamenlijk met de agrarische sector een lijst van maatregelen<br />

worden vastgesteld die voor deze steun in aanmerking komen (...) naar analogie met de<br />

Catalogus groenblauwe diensten, waarbij de maatregelen vooraf zijn goedgekeurd door de<br />

Europese Commissie.” (UvW & Vewin, 2010).<br />

Binnen het drinkwaternetwerk kan –indien mocht blijken dat adsorptieve ontijzering<br />

fosfaatbindend materiaal met goede eigenschappen oplevert– het overlegorgaan van het<br />

BedrijfsTakOnderzoek [BTO]–programma Waterbehandeling bij KWR Watercycle Research in<br />

samenwerking met de Reststoffenunie een rol spelen.<br />

Landbouw<br />

40 http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/overlegkaders/kennisplatform-water/ :bestaat uit de meest<br />

bepalende kennisvragende en - aanbiedende organisaties binnen het waterbeheer (I&M, EL&I, Staf Deltacommissaris,<br />

IPO, UvW, VNG, RIVM, PBL, STOWA, Stichting RIONED, WUR/Alterra, KWR en Deltares).<br />

Page 82 Innovatiesysteemanalyse


NAV en NMV hebbben begin jaren negentig de gevestigde [LTO-]organisaties verlaten. Volgens<br />

sommige actoren wordt er [nog] niet veel samengewerkt tussen de LTO organisaties en de<br />

sectorale bonden NMV en NAV [zie uitspraken paragraaf 4.1]. Desondanks hebben LTO<br />

Nederland, NAV en het Productschap Akkerbouw [PA] gezamenlijk het initiatief genomen tot het<br />

Masterplan Mineralen Management [MMM] 41 . Aanleiding hiervoor is de voedselzekerheid en<br />

de toenemende schaarste van minerale grondstoffen [fosfor] voor de plantaardige productie. De<br />

akkerbouwsector streeft naar een emissieneutrale akkerbouw in 2030; de meest efficiënte<br />

benutting van areaal en nutriënten met een minimale belasting van de omgeving. Voor 2017 zijn<br />

de volgende tussendoelen gesteld: maximaal rendement, voldoen aan de KRW, voldoen aan de<br />

Nitraatrichtlijn, maximaal gebruik van biodiversiteit en de akkerbouw is op koers voor het halen<br />

van de doelstellingen uit het, in 2008 gesloten, convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ 42 .<br />

Het MMM bestaat uit vijf hoofdthema’s, waaronder: 4. Mineralenkringlopen. Eén van de<br />

resultaten vanuit thema 4 is het informatieblad ‘Alles over fosfaat’, wat in maart 2011 onder<br />

akkerbouwers verspreid is in een oplage van 18.000 (Dodde, 2011). In dit informatieblad wordt<br />

aangegeven dat “afspoeling een belangrijke route is” en er wordt onder andere de tip gegeven<br />

om “oppervlakkige afspoeling” te voorkomen (DLV-Plant, WUR-PRI, & NMI, 2011, p. 3 en 6). [zie<br />

ook paragraaf 8.4 en Bijlage X]<br />

“Netwerk van regionale LTO afdelingen en van studieclubs; dat zijn goede kanalen om ingang<br />

te krijgen” (WS1). Er is sprake van een uitgebreid netwerk binnen [Z]LTO; een portefeuillemodel.<br />

ZLTO1 legt uit: “De afdelingen, dat zijn meestal 2 of 3 gemeentes en dat varieert tussen<br />

de vijftig en de driehonderd leden. (...) Daar worden zaken georganiseerd als ‘waar gaat het naar<br />

toe met het bestemmingsplan’.(...) Die hebben een winterprogramma en dat kan allerlei thema’s<br />

hebben; technisch of iets anders. Dat zijn de ‘winterlezingen’; daar kunnen ze een DLV-er<br />

uitnodigen of ze nodigen iemand van hier uit.(...) Dan heb je ook nog regio’s [gewestelijk niveau];<br />

dat zijn er vijf binnen de ZLTO [Zeeland, West-Brabant, Midden-Brabant, Oost-Brabant en Zuid-<br />

Gelderland]; daar zitten per regio ongeveer twee of drie duizend leden. (...) Die hebben allemaal<br />

ook nog sectorale clubs, ‘vakgroepen’. Dus dat heb je voor de akkerbouw, de tuinbouw, de<br />

veehouderij en die organiseren ook nog wel een paar keer per jaar een avond”.(...) In die regio’s<br />

hebben ze een bestuurlijk platform en daar zit in: één vertegenwoordiger van de akkerbouw, van<br />

de veehouderij, van de mestdierhouderij, van de varkenshouderij, van de pluimvee, van de<br />

bloembollen, van de boomkwekers ... enfin, alle sectoren zitten daarin. Plus dat je daar ook een<br />

aantal thema portefeuillehouders hebt; zo is er voor water een portefeuillehouder, ruimtelijke<br />

ordening is een portefeuille, verbreding is een portefeuille, duurzaamheid en energie, enz.”<br />

(ZLTO1). Van een studieclub, “daar kan iedereen lid van worden; wij doen ‘n keer een dag een<br />

excursie of een avond en dan gaan we met z’n allen ergens naar toe of komen in een zaaltje bij<br />

elkaar en dan komt er een spreker. Dat is regionaal; net als hier Oss, Ravenstein ...” (AGR1). “dat<br />

zijn vaktechnische studieclubs [dat zijn dan vooral akkerbouwers of tuinders] (...) met een eigen<br />

bestuur; die hebben dan 20 – 30 leden. (...) Daar betaal je ook contributie aan; (...) dat zijn dus<br />

zelfstandig opererende organisaties” (ZLTO1). “Er is zelfs een informatie(...)markt voor<br />

studieclubs om onderwerpen bij elkaar te zoeken. (...) Dat is een keer per jaar. (AGR1)” Hier<br />

wordt de jaarlijkse ZLTO Onderwerpenbeurs mee bedoeld, die georganiseerd wordt door ZLTO<br />

Belangenbehartiging. In 2010 is deze avond in juni georganiseerd in Berkel Enschot, waarbij zo’n<br />

50 bedrijven aanwezig waren. Op deze avond kon men ook de studieclubgids ontvangen 43 . “Als<br />

41<br />

http://www.kennisakker.nl/initiatieven/masterplan-mineralenmanagement en<br />

http://www.nav.nl/2011/02/mineralen-managen/<br />

42 In het Coalitieakkoord van de regeringsfracties is als doel gesteld een reductie van 30 % broeikasgasemissies in 2020<br />

ten opzichte van 1990, liefst in Europees verband, alsmede een aandeel van 20 % hernieuwbare energie in 2020 en<br />

een energiebesparingtempo van 2 % per jaar. Verder is de ambitie uitgesproken om in 2020 in Nederland één van de<br />

duurzaamste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa te hebben.<br />

43 mail ZLTO4 dd. 7 december 2010<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 83


er dan nieuwe dingen zijn, dan pak je die eruit en je maakt er een avond van. Dan heb je ook echt<br />

1 op 1 contact; dat vind ik altijd de mooiste dingen om wat verder te komen. (AGR1).<br />

NMV, NAV, Boerengroep Wageningen en Werkgroep Landbouw en Inkomen [WLI] nemen ook,<br />

samen met consumenten- en ontwikkelingsorganisaties, deel aan het Platform Aarde Boer en<br />

Consument [ABC]. In een beleidsvisie over het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid na 2013<br />

pleitten zij voor onbebouwde akkerranden voor biodiversiteit, boeren kostendekkend belonen<br />

voor groene en blauwe dienstverlening aan de samenleving en terugbrengen van het gebruik<br />

van het steeds schaarser wordende fosfaat 44 .<br />

Onderwijs<br />

Het ministerie van LNV [nu E,L&I] wil dat de kennis van Wageningen UR onderzoek ook goed<br />

toegankelijk is voor onderwijs, lagere overheden, ondernemers en burger. Daarom is in 2005 de<br />

Groene Kennis cooperatie [GKC] 45 opgericht, gevestigd in Ede. Dit is een platform, dat de<br />

kennisdoorstroming coördineert van het beleidsondersteunend onderzoek naar het groene<br />

onderwijs (de Bruin, et al., 2007, pp. 8-9). Binnen dit platform werken alle groene onderwijs- en<br />

onderzoeksinstellingen van vmbo tot universiteit samen. Kennis kan toegankelijk gemaakt<br />

worden voor een breed publiek via ‘groen kennisnet’ 46 . Daar kan men [door middel van een<br />

Livelink-account] ook deelnemen aan bijvoorbeeld de virtuele CoP Veehouderij, waar men<br />

kennis kan delen en informatie kan uitwisselen rond een onderwerp. GKC werkt aan<br />

kenniscirculatie en vernieuwing van het onderwijs in nauw contact met bedrijfsleven, overig<br />

onderwijs, maatschappij en overheden. GKC levert ook een bijdrage aan de ontwikkeling van de<br />

groene sector door met concrete vragen aan de slag te gaan.<br />

Begin 2011 is ook een samenwerkingsovereenkomst getekend door GKC, Stichting Kennisnet en<br />

het programma Natuur- en Milieueducatie van Agentschap NL om educatiemateriaal op het<br />

gebied van natuur, milieu en duurzaamheid digitaal breed toegankelijk te maken [project<br />

GroenGelinkt] 47 .<br />

44 http://aardeboerconsument.nl/wp/wp-content/uploads/2008/11/10-12-14-Beledisvisie-contact-GuGe1.pdf<br />

45 http://www.gkc.nl/GKC/Pages/default.aspx<br />

46 http://www.groenkennisnet.nl/Pages/contact.aspx<br />

47 http://www.gkc.nl/Nieuws/Pages/GroenGelinkt.aspx<br />

Page 84 Innovatiesysteemanalyse


6.2 Socio-technische systeem volgens Geels<br />

Wanneer we de elementen, die van belang zijn aan de productiekant en de gebruikers kant<br />

volgens het socio-technische systeem van Geels [ zie Figuur 5 en Figuur 6], proberen in te vullen<br />

voor het TIS “fosfor runoff management”, dan kunnen de volgende aspecten opgemerkt worden<br />

op het gebruik van het systeem zelf:<br />

* Er is onderscheid te maken in het socio-technisch systeem voor het commercieel reeds<br />

verkrijgbare product [ FerroSorp®] óf ijzerhoudend materiaal van drinkwaterbedrijven, wat<br />

nog gegranuleerd moet worden [Figuur 26] én voor een mogelijk nieuwe oplossing in de<br />

vorm van korrels, die afkomstig zijn van een aangepast ontijzeringsproces van grondwater<br />

bij de drinkwaterbedrijven [Figuur 27].<br />

* In dit geval is er geen onderhoud nodig en er is geen behoefte aan reserve-onderdelen,<br />

maar eventueel noodzakelijke afvoer van gebruikt materiaal zou een belangrijk aspect<br />

kunnen zijn.<br />

Leveranciers<br />

van gereedschappen<br />

&<br />

machines<br />

Ontwerpers,<br />

ingenieursbureaus,<br />

consultancies:<br />

TNO ?<br />

Productie kant Gebruikers kant<br />

Onderzoek eigenschappen<br />

ijzerhoudend materiaal:<br />

WUR, Wetsus<br />

TU Delft, TU Dresden, West-<br />

Saksische Hogeschool, IHE<br />

Leveranciers van ijzerhoudende<br />

producten:<br />

Reststoffenunie<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

Onderwijs (op het<br />

gebied van het<br />

productie proces)<br />

Geschoold<br />

personeel<br />

P.U.S. of andere<br />

bedrijven, die geschikt<br />

zijn om te pelletiseren<br />

of te granuleren<br />

Banken,<br />

Kapitaal<br />

leveranciers<br />

Europese Commissie ?<br />

Ministerie I & M<br />

Ministerie E, L & I<br />

Overheden<br />

Distributienetwerk:<br />

Hego-Biotech<br />

Herbst- en Zeolith<br />

Umwelttechnik<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

bestuurlijk<br />

Belangen organisations:<br />

(Z)LTO, ANV, natuur- en<br />

milieu-org<br />

ambtelijk<br />

Eind gebruikers:<br />

Agrarisch ondernemers<br />

Waterschappen ?<br />

Onderhoud , reparatie<br />

en reserve onderdelen:<br />

nvt ><br />

Afvoer van gebruikt<br />

material<br />

Figuur 26 Socio-technisch systeem bij gebruik van commercieel verkrijgbaar materiaal<br />

Media (TV, kranten,<br />

tijdschriften)<br />

In lichtblauw zijn de actoren aangegeven, die - volgens de interviews en/of het<br />

literatuuronderzoek – een rol [kunnen gaan] spelen in de desbetreffende groep. In lichtgrijs zijn<br />

de groepen aangegeven, waarover ik niet voldoende kennis heb opgedaan om te kunnen zeggen<br />

óf ze van belang zijn en zo ja, welke actor dit zou kunnen invullen.<br />

In het geval van een mogelijk nieuw product [zie Figuur 27], waarbij het niet meer noodzakelijk is<br />

om het ijzerhoudende restproduct van de drinkwaterbedrijven te granuleren, lopen enkele<br />

relaties in het systeem op een iets andere manier: er zou verder onderzoek verricht moeten<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 85


worden naar adsorptieve ontijzering en naar hoe dit proces het beste gestuurd kan worden.<br />

Deze kennis moet verspreid worden naar drinkwaterbedrijven (procestechnologen en<br />

beheerders van productielocaties).<br />

Techn. Instituten,<br />

ontwerpers v.<br />

Ontijzeringsinstall:<br />

TNO?<br />

Ondz. eigenschappen<br />

ijzerh mat &<br />

sturingsparam.<br />

ontijzeringsproces<br />

WUR, Wetsus, KWR,<br />

TU Delft, IHE<br />

Productie kant Gebruikers kant<br />

Onderwijs (op het<br />

gebied van het<br />

productie proces):<br />

St.Wateropleidingen<br />

Geschoold<br />

personeel:<br />

procestechologen,<br />

beheerders prod loc<br />

Leveranciers van ijzerhoudende<br />

producten:<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

Europese Commissie<br />

Ministerie I & M<br />

Ministerie E, L & I<br />

Distributienetwerk:<br />

Reststoffenunie en<br />

verdere distributie<br />

netwerken<br />

Kapitaal<br />

leveranciers<br />

Overheden<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

bestuurlijk<br />

Belangen organisations:<br />

(Z)LTO, ANV, natuur- en<br />

milieu-org<br />

ambtelijk<br />

Eind gebruikers:<br />

Agrarisch ondernemers<br />

Waterschappen ?<br />

Onderhoud , reparatie<br />

en reserve onderdelen:<br />

nvt ><br />

Afvoer van gebruikt<br />

material<br />

Media (TV, kranten,<br />

tijdschriften)<br />

Figuur 27 Socio-technisch systeem bij gebruik van ijzerhoudend materiaal, direct van productieproces<br />

In beide gevallen zal het wenselijk zijn om kapitaal te hebben voor een stimuleringsregeling voor<br />

eindgebruikers. “Als het straks praktijkrijp is, dan zal er collectief iets gedaan moeten worden<br />

om het betaalbaar te maken” (AGR2). “Ik denk niet dat je dat direct bij ons, bij de gebruiker,<br />

moet neerleggen. (...) we zijn er tenslotte met z’n allen bij gebaat, dat het probleem opgelost<br />

wordt en dat het slaagt. Dus een Europees potje, ofzo” (AGR4) “Als een maatregel (...) voordelen<br />

heeft voor het milieu, moet de landbouw er wel iets voor terugkrijgen (e.g. vergoeding) (Buur<br />

AGR5”, opfokvee & akkerbouw) “Het randenbeheer wat we nou hebben, en als je dat verder door<br />

gaat voeren en je gaat fosfaatbeherende maatregelen maken ...; nou ja, dat is dan goed voor<br />

zoveel extra. En daarin moet dan de vergoeding voor de arbeid zitten” (AGR3). “Groenblauwe<br />

diensten zijn een goede optie” (Buur AGR5, opfokvee & akkerbouw). “Het zal in zo’n pakket<br />

verpakt moeten worden, denk ik. Beloning voor het werk dat je doet; dat krijgt iedereen, dus dat<br />

hoort bij ons ook zo te zijn” (AGR3). Maar die groen-blauwe diensten zijn nog niet zo<br />

vanzelfsprekend. “Ja, dit ís eigenlijk een groen-blauwe dienst. (...), maar dat wil nog niet zeggen,<br />

dat als je een groen-blauwe dienst levert, dat je dan automatisch een beloning krijgt”(CB1). [zie<br />

verder ook paragraaf 8.5]<br />

Page 86 Innovatiesysteemanalyse


Huidige vormen van samenwerking<br />

In projecten op het gebied van [de reductie van] nutriëntenemissies vanuit de landbouw naar<br />

het oppervlaktewater [anders dan de drie KRW-projecten in het TIS “fosfor run-off<br />

management”+ wordt vooral door waterschappen, provincies, LTO en aan proeven<br />

deelnemende agrarisch ondernemers samen gewerkt. Met natuur- en milieu-organisaties is<br />

maar een enkele keer samengewerkt; wel zijn in bepaalde gebieden agrarische<br />

natuurverenigingen actief bij akkerrandenbeheer. Het groene onderwijs *AOC’s en Hogere<br />

Agrarische Scholen] is nauwelijks opgenomen in deze projecten; op niveau van de WUR wordt<br />

soms de voormalige structurele samenwerking van het OVO-drieluik gemist. In dit TIS, met<br />

name in KRW08035 “Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland” zijn zowel<br />

onderzoek, adviesbureau, ZLTO en agrarisch ondernemers betrokken.<br />

Bestaande netweken en arena’s om kennis te gaan verspreiden<br />

De verspreiding van kennis over het aandeel van de transportroute oppervlakkige afspoeling in<br />

de P-emissies naar het oppervlaktewater en de mogelijke maatregelen hiertegen naar en binnen<br />

het agrarisch netwerk zou plaats kunnen vinden via regionale sectorbijeenkomsten [melkvee en<br />

akkerbouw] en/of afdelingsbijeenkomsten van LTO, studieclubs en AJK’s; vooral ‘winterlezingen’<br />

kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Verder zijn arena’s als de NVWV, de stuurgroep en<br />

projectgroep MMM en de klankbordgroepen van waterschappen geschikt hiervoor. Ook het<br />

KRW-IP project Landbouw Centraal, wat het platform ‘Landbouw en Kaderrichtlijn Water’ lijkt te<br />

moeten vervangen, leent zich hiervoor.<br />

Naar het oppervlaktewaternetwerk is de kennis verspreid via themadag van KMS en de<br />

projectgroep ARB; binnen het oppervlaktewaternetwerk kan het verder verspreid worden via<br />

het Platform Landbouwemissies. Vanuit het oppervlaktewaternetwerk naar de<br />

drinkwaterwereld kan dit bijvoorbeeld via het Kennisplatform Water [en de klankbordgroepen<br />

voor de SGBP en de regionale deelgebieden];<br />

Over adsorptieve ontijzering: binnen de drinkwaterwereld via het BTO-overleg en de<br />

Reststoffenunie.<br />

De Groene Kennis Coöperatie [en het groene kennisnet] kan mogelijk zorgen voor verspreiding<br />

van kennis vanaf het onderzoek naar het onderwijs.<br />

Socio-technische systeem van Geels<br />

Via deze methodiek is onderscheid te maken in het socio-technische systeem voor:<br />

het commercieel verkrijgbare materiaal FerroSorp® of het waterijzer, wat gegranuleerd is:<br />

er is nog geen verbinding tussen productiekant en gebruikerskant.<br />

de mogelijk nieuwe oplossing in de vorm van korrels, afkomstig van adsorptieve ontijzering:<br />

hiervoor moeten de volgende elementen verder ingevuld worden: onderzoek naar het<br />

[sturen van het] adsorptieve ontijzeringsproces en daarbij voldoende beschikbaarheid van<br />

het materiaal, scholing van beheerders van productielocaties, en het opzetten<br />

distriebutienetwerk<br />

Voor beide mogelijkheden moet er nog aandacht besteed worden aan kapitaal voor de<br />

distributie, en [afhankelijk van de regelgeving] de afvoer.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 87


7 Instituties<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 en 3.2 worden in dit hoofdstuk alleen de ‘harde’, formele<br />

instituties, zoals de wet- en regelgeving, die voor dit afstudeeronderzoek/TIS relevant zijn, in<br />

kaart gebracht.<br />

7.1 Water<br />

Aanleiding voor het ontstaan van het TIS “fosfor runoff management” is, zoals verwoord in<br />

hoofdstuk 1.1, is de ‘Directive 2000/60/EC of the European Parliament and of the Council of 23<br />

October 2000 establishing a framework for the Community action in the field of water policy’,<br />

afgekort ‘EU Water Framework Directive [WFD]’ (EU, 2000). Dit heeft geleid tot het opstellen<br />

van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water van 2006 en 30 november 2009 48 en de<br />

Stroomgebiedsbeheerplannen [SGBP], die met ingang van 22 december 2009 van kracht zijn<br />

geworden (VenW, VROM, & LNV, 2009b, p. 7). De maatregelenprogramma’s omvatten<br />

basismaatregelen [generiek geldend beleid, zoals 13 richtlijnen, die direct relevant zijn voor de<br />

waterkwaliteit, waaronder de Nitraatrichtlijn, Richtlijn Gewasbeschermingsmiddelen en de<br />

Drinkwaterrichtlijn en vergunningverlening door provincies en waterschappen] en aanvullende<br />

maatregelen [regionale en locatiegebonden maatregelen zoals herinrichting van waterlopen,<br />

aanpassing waterzuiveringsinstallaties, en aanpak riooloverstorten] (VenW, et al., 2009b, pp. 27-<br />

29). Onder de aanpak van diffuse bronnen in de SGBP vallen onder anderen het ‘verminderen<br />

emissie nutriënten landbouw’ en het ‘inrichten [bovenwettelijke] spuit- en mestvrije zones’.<br />

Met de vernieuwing van de afvalwaterwetgeving per 1 januari 2008 zijn ook de definities van<br />

begrippen aangepast; in bepaalde gevallen kan de wettelijke definitie wel eens afwijken van het<br />

dagelijkse spraakgebruik. Zo is bijvoorbeeld ‘afvloeiend regenwater’ afvalwater in de zin van de<br />

wet 49 . Volgens de Wet Milieubeheer *Wm; artikel 1.1+ is afvalwater: ‘alle water waarvan de<br />

houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. Het brengen van<br />

stoffen in een oppervlaktewaterlichaam of het brengen van water en stoffen op een<br />

zuiveringstechnisch werk wordt in de Nederlandse wetgeving [Wtw; artikel 6.1] benoemd als<br />

‘lozen’. Lozingen in het oppervlaktewater vallen onder de Waterwet [Wtw] 50 , die op 22<br />

december 2009 in werking is getreden; hierin zijn een achttal wetten samengevoegd, waaronder<br />

de Wet verontreiniging oppervlaktewateren [Wvo]. Deze wettelijke grondslag is relevant in<br />

verband met het bevoegd gezag; voor de Waterwet zijn de waterbeheerders bevoegd gezag<br />

[Rijkswaterstaat voor de rijkswateren en Waterschappen voor de regionale wateren]. Voor<br />

afvalwaterlozingen in het oppervlaktewater, die niet vanuit een inrichting of een particulier<br />

huishouden plaats vinden, is een watervergunning vereist. Maar voor een aantal lozingen is de<br />

vergunningplicht vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur [AmvB] [Wtw; artikel 6.2].<br />

Zo is tien jaar geleden [op 1 maart 2000] het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij [LOTV] 51<br />

van kracht geworden. Dit besluit bevat maatregelen om de emissie van milieuschadelijke stoffen<br />

van zowel de percelen als van gebouwen en erfsituatie naar het oppervlaktewater te beperken,<br />

zoals bijvoorbeeld teeltvrije zone (art.13), het gebruik van meststoffen en<br />

gewasbeschermingsmiddelen in 14 m zone (art.15,16), afstroming hemelwater (art.12), en<br />

ander lozen (uitlek vloeistof kuilvoer of mesthoop, art. 5, lid 3).<br />

48 http://wetten.overheid.nl/BWBR0027061/<br />

49 http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/handboek-water/thema/lozen-afvalwater/<br />

50 http://wetten.overheid.nl/BWBR0025458/<br />

51 http://wetten.overheid.nl/BWBR0011133/<br />

Page 88 Innovatiesysteemanalyse


Een aantal van de geïnterviewden is van mening, dat het graven van ad-hoc sleuven eigenlijk<br />

niet toegestaan is volgens de wet. “Eigenlijk mag het ook niet, hè, formeel mag je niet zo bewust<br />

perceelswater gaan lozen; dat wordt allemaal wel oogluikend toegestaan, maar formeel mag je<br />

alleen schoon regenwater lozen en dit is natuurlijk geen schoon regenwater” (WS2; ook WS3). Zij<br />

doelen hier waarschijnlijk 52 op artikel 5 van het LOTV: “Lozen is verboden, tenzij .....”. In het<br />

tweede lid van artikel 5 worden limitatief 53 een aantal uitzonderingen hierop gemaakt, zoals<br />

bijvoorbeeld:<br />

- 2g: lozen van hemelwater en water dat bij het reinigen van verhard oppervlak vrijkomt, met<br />

inachtneming van de voorschriften, genoemd in artikel 12;<br />

- 2j: water dat bij normaal landbouwkundig gebruik uit de bodem vrijkomt en via een<br />

drainagesysteem wordt geloosd.<br />

Tijdens de deskundigendag op 1 maart 2011 op de Vredepeel bleek, dat er ook onder<br />

waterschappers verschillen van mening waren hierover. Zo kwam ook de mening naar voren, dat<br />

“het bij oppervlakkige afspoeling gaat om afstromend hemelwater en dit is toegestaan”.<br />

Door navraag bij mr J. Van Kempen werd in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12 54 het<br />

volgende gevonden: “Wateroverlast: het kan voorkomen, dat percelen bij grote wateroverlast<br />

ten gevolge van bijvoorbeeld hevige regenval, blank komen te staan. Indien het daarbij<br />

aanwezige water in aanraking komt met meststoffen, compost, kuilvoer en dergelijke en<br />

wegvloeit naar het oppervlaktewater, zal dit niet beschouwd worden als lozen in de zin van<br />

artikel 12”. Door deze toelichting is het afvoeren van hemelwater van bouwland niet te vatten<br />

onder het begrip lozen zoals bedoeld in artikel 5 en 12 van de LOTV.<br />

Het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam kan alleen gehandhaafd<br />

worden op grond van artikel 4 van de LOTV, de zorgplicht: er “wordt voldoende zorg in acht<br />

genomen om verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam te voorkomen”. Op grond van<br />

artikel 4, tweede lid LOTV is de agrarisch ondernemer namelijk verplicht, “indien hij weet of<br />

redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten een oppervlaktewaterlichaam<br />

kan worden verontreinigd, dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid<br />

kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen<br />

worden gevergd teneinde die verontreiniging te voorkomen of, voorzover die verontreiniging niet<br />

kan worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken”. Op deze<br />

grond zou je kunnen stellen, dat de agrarisch ondernemer voorzorgsmaatregelen dient te nemen<br />

in geval hij overgaat tot afspoeling van overvloedig hemelwater in verband met wateroverlast<br />

door middel van het trekken van sleuven.<br />

Of de agrarisch ondernemer vervolgens aan te spreken is op zijn zorgplicht op grond van artikel<br />

4, tweede lid LOTV en dit te handhaven is, is afhankelijk van de invulling van het<br />

handhavingsplan. Door de handhavende instanties is een algemeen handhavingsplan opgesteld.<br />

In het handhavingsplan dient het bevoegde gezag (waterschap) op te nemen op welke wijze<br />

gehandhaafd wordt. Dus afhankelijk van de invulling van het handhavingsplan is de bijzonder<br />

opsporingsambetnaar (BOA) /waterkwaliteitsbeheerder bevoegd om handhavend op te treden.<br />

52 Artikel nummer niet zo specifiek aan de orde geweest in het interview en dit is niet naderhand bevestigd<br />

53 ‘Limitatief’ betekent: dit is alles; verder valt er niks onder. Dit in tegenstelling tot ‘facultatief’: grosso modo zal dit<br />

erin vallen, maar er is nog meer mogelijk (pers.mededeling mr J. van Kempen)<br />

54 Artikel 12 geeft een aantal voorschriften, die bij het lozen van hemelwater en water waarmee verhard oppervlak<br />

wordt gereinigd, in acht moeten worden genomen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 89


“Je zou dus kunnen zeggen: ‘Dit mag niet, maar als je nou (...) hier iets voor hebt ... Je mag dan<br />

die geul graven en je kunt er iets van die zak ofzo in leggen. Die ligt er dan tot mei bijvoorbeeld.<br />

(...) Dan heb je iets praktisch toepasbaars, denk ik” (WS2).<br />

Het bevoegd gezag voor controle ligt bij de waterkwaliteitsbeheerders en de Algemene<br />

Inspectiedienst [AID]; zij zien erop toe dat de bepalingen worden nageleefd (VenW, 2000). In het<br />

Lozingenbesluit is een voorschrift opgenomen, dat toeziet op de periodieke monitoring en<br />

evaluatie 55 van het besluit. In 2004 is er een evaluatie geweest van de uitvoering van het<br />

Lozingenbesluit door de waterschappen en de naleving van de voorschriften door de sector over<br />

de periode 2000-2003 (UvW, 2004). Hierin werd geconstateerd dat het naleefgedrag vrij hoog is<br />

[overtredingen meestal het niet aanhouden van teeltvrije zones]. “Als meest voorkomend<br />

probleem wordt door de waterschappen genoemd dat er voor de meeste overtredingen van het<br />

Lozingenbesluit een constatering op heterdaad nodig is wat gezien de diverse activiteiten die op<br />

een agrarisch bedrijf plaatsvinden lastig is.” (UvW, 2004, pp. 6, 29, 35). NB. Er wordt niets<br />

vermeld over het trekken van sleuven of graven van greppeltjes vanuit het hoofdgewas naar de<br />

sloot.<br />

De regelgeving van de LOTV worden/zijn omgezet naar het Activiteitenbesluit. Voor een groot<br />

aantal lozingen zijn voorwaarden opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen<br />

milieubeheer (Activiteitenbesluit); hierbij gaat het om lozingen van inrichtingen. In het<br />

(Ontwerp)besluit ‘Lozen buiten inrichtingen’ staan regels voor lozingen die buiten inrichtingen<br />

plaatsvinden. Een concept-lijst met eisen is voorgelegd aan natuur-, land-en<br />

tuinbouworganisaties, gemeenten en provincies. Na verwerking van de reacties heeft het college<br />

van dijkgraaf en hoogheemraden de lijst vastgesteld. Deze lijst van eisen maakt straks onderdeel<br />

uit van de nieuwe regeling bij het besluit Lozen buiten inrichtingen en het Activiteitenbesluit.<br />

Totdat de lijst formeel in werking treedt in 2011, maakt het waterschap er al gebruik van, omdat<br />

het Activiteitenbesluit namelijk de mogelijkheid biedt om met maatwerkvoorschriften een lozing<br />

te reguleren.<br />

7.2 Bodem<br />

Op de eerste Community of Practice [met projectgroep ARB; 8 juli 2010] werd aangegeven, dat<br />

mogelijk vanuit de Wet Milieubeheer een juridische blokkade opgeworpen zou kunnen worden<br />

voor het toepassen van ijzerhoudend materiaal van de grondwaterwinning op of in<br />

landbouwgrond. “Je kan niet zomaar een afvalstof in de rand van een perceel inwerken of<br />

uitstrooien. Dat moet juridisch goed afgekaderd worden. Zelfs voor het opbrengen van<br />

slootmaaisel is er een aparte vrijstelling gegeven” (PrNB: (Aulich & Van Twisk, 2010)). Ook<br />

sommige agrarisch ondernemers voorzien hierbij nog wel enige problemen, getuige de volgende<br />

uitspraak: “Ik denk, dat het op dat moment [als het gebruikt is en met fosfor verzadigd, red.]<br />

gezien wordt als “afval” en als ik afval moet afvoeren, dan moet ik daar ergens mee naar toe.<br />

Het lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk, dat als je iets opvangt wat je niet in het milieu wilt hebben,<br />

(...) dat ik dat dan zo maar weer ergens mag neergooien. (...). De enigste manier is breedwerpig<br />

uitstrooien over het land, mits dat toegestaan wordt ..... of het is afvoeren” (AGR1).<br />

Het Besluit Bodemkwaliteit [Bbk] is een AmvB, die is ingevoerd in 2008 en valt onder de Wet<br />

Milieubeheer. Het besluit vervangt ondermeer het Bouwstoffenbesluit [Bsb]. Het Bbk stelt de<br />

milieuhygiënische randvoorwaarden voor de toepassing van grond, baggerspecie en<br />

bouwstoffen in bodem of oppervlaktewater. In de onderliggende Regeling bodemkwaliteit staan<br />

55 De Minister van VenW dient vierjaarlijks aan de Tweede Kamer te rapporteren in hoeverre het besluit bijdraagt aan<br />

het behalen van de waterkwaliteitsdoelstelling uit de Vierde Nota Waterhuishouding.<br />

Page 90 Innovatiesysteemanalyse


meer de details beschreven (naast de artikelen is ook een toelichting op de artikelen<br />

opgenomen). De maximale emissiewaarden, achtergrondwaarden en andere normwaarden zijn<br />

opgenomen in bijlage VII; tevens zijn daar in Tabel 17 de achtergrondwaarden voor een<br />

standaardbodem omgerekend naar ijzerzand, ijzerslib en FerroSorp®. Deze laatste zijn ook<br />

vergeleken met een range van typische waarden voor FerroSorp® volgens de product<br />

specificatie.<br />

Uit Tabel 8 wordt duidelijk dat de gehalten in ijzerslib en ijzerzand, met uitzondering van<br />

Cadmium, ruimschoots onder de achtergrondwaarden vallen. “Er kan ook bijvoorbeeld As in<br />

zitten wat ook van nature in grondwater voor kan komen. Ook bevat ijzerslib dat afkomstig is<br />

van sommige drinkwaterzuiveringen al zoveel fosfaat dat het ijzer geen nieuw fosfaat meer zal<br />

binden; het fosfaat zal eerder nog eruit in oplossing gaan. Wij hebben voor onze proeven met<br />

ijzerslib/-zand een winning geselecteerd waar vrijwel geen As of fosfaat in de afvalstof zat”<br />

(CB2). Of bij grootschalige toepassing in de praktijk het ook mogelijk is om per winning te<br />

selecteren of het wel of niet geschikt is, is nog niet echt helder. Het lijkt erop, dat er wel<br />

bereidheid is om dit te faciliteren; zie uitspraak DW1 in paragraaf 7.3.<br />

Het zou wel mogelijk zijn om het ijzerslib of –zand af te nemen van drinkwaterbedrijven,<br />

waarvan bekend is dat de samenstelling voldoet aan de gestelde eisen; dat is dan een<br />

gemiddelde van alle winningen van dat ene drinkwaterbedrijf. “We hebben ook veel moeite<br />

gedaan om die stoffen te laten registreren, als zijnde een stof die je mag verhandelen. Dat is het<br />

REACH 56 gebeuren. (...) Dit gebeurt op basis van het toekennen van een nummer aan alle stoffen,<br />

die worden geproduceerd per entiteit, dus per waterbedrijf wordt er een zgn. nummer<br />

toegekend. Iedereen, die materiaal afneemt van dat waterbedrijf kan uiteindelijk op internet dat<br />

hele dossier downloaden; daar staat precies in wat erin zit, en wat voor effect heeft het op mens,<br />

dier, en milieu. (...) Vóór 1 december [2010] moeten we in elk geval die dossiers in Helsinki [bij<br />

het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen [ECHA] (Reststoffenunie, 2010)] hebben. Ga er<br />

maar vanuit dat Helsinki uiteindelijk het groene licht geeft aan het eind van dit jaar-begin<br />

volgend jaar [2011].” (DW2).’<br />

De Reststoffenunie verbindt daar in ieder geval al de eis aan, dat “waterijzer voor minstens 80 %<br />

moet bestaan uit Fe2O3. Alles wat minder dan 80% Fe2O3 heeft, dat nemen we nog niet eens in<br />

beschouwing; (...) dat gaat in elk geval niet onder de REACH regeling vallen. Dus alleen het<br />

hoogwaardige ijzer” (DW2). Verder leggen ze zichzelf de grens op van een arseen gehalte van<br />

150 mg/kg; dit komt verder aan de orde in paragraaf 7.3.<br />

Inmiddels zijn de REACH registratienummers voor waterijzer van de verschillende<br />

drinkwaterbedrijven bekend 57 . Het verstrekken van een veiligheidsinformatieblad 58 en een<br />

Chemical Safety Report voor alle chemische stoffen [dus voor elk drinkwaterbedrijf één voor<br />

waterijzer] is onderdeel van de REACH verplichtingen. Omdat de beoordelende organisatie ECHA<br />

en de nationale overheden aanvullende eisen kunnen stellen aan de onderzoeken en<br />

beoordelingscriteria is de registratie nog niet afgerond (Reststoffenunie, 2011a, p. 2; 2011b, p.<br />

14).<br />

Tabel 8 Totale gehalten van arseen en verschillende zware metalen. De gehalten zijn allen voor twee<br />

submonsters bepaald. In Fe-slib en Fe-zand is het gemiddelde ± standaardafwijking aangegeven (Bron:<br />

56 REACH is de Europese Verordening (EG 1907/2006) die staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie (verlening van<br />

vergunningen) en restrictie (beperking) van CHemische stoffen.<br />

57 http://www.reststoffenunie.com/regelgeving#REACH registratie ; accessed dd. September 2011<br />

58 http://www.reststoffenunie.com/data/upload/files/veiligheidsinformatieblad_aquafer.pdf; accessed Sept. 2011<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 91


Koopmans, et al., 2010, p. 31). De achtergrondwaarde, gecorrigeerd voor lutum en organische stof,<br />

wijkt iets af van de waarde in het genoemde rapport; dit kan veroorzaakt zijn door afronding. De<br />

gehalten van FerroSorp® zijn per mail verkregen van Alterra-CB.<br />

Totale gehalten Arseen en zware metalen<br />

As Cd Cr Cu Ni Pb Zn<br />

[mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg]<br />

max (FerroSorp) 14 0,47 30 24 12 36 71<br />

FerroSorp I 69,3 1,66 0,82 < d.l. 46,2 18,8 69,7<br />

FerroSorp II 69,8 1,71 0,80 < d.l. 48,0 18,6 70,2<br />

max (Fe-slib) 18 0,48 53 34 33 45 124<br />

Fe-slib 5,5 ± 0,1 0,96 ± 0,01 8,5 ± 1,3 7,1 ± 0,1 21 ± 0 29 ± 0<br />

max (Fe-zand) 11 0,35 30 19 12 32 59<br />

Fe-zand 3,1 ± 0,2 0,34 ± 0,02 < d.l. < d.l. 13 ± 0 18 ± 3<br />

Ook in FerroSorp® zijn de gehalten Arseen en zware metalen gemeten. “We hebben dat<br />

materiaal, dat Ferrosorp, wel geanalyseerd en er zitten wel wat vieze stoffen in (CB1). De<br />

gehalten Arseen, Cadmium en Nikkel zijn ver boven de achtergrondwaarden. Ook wanneer men<br />

uitgaat van de maximale waarde voor de bodemfunctieklasse ‘wonen’ (gecorrigeerd), dan<br />

voldoet FerroSorp® niet aan de norm voor deze parameters. Bij vergelijking met de maximum<br />

waarde voor de bodemfunctieklasse ‘industrie’, gecorrigeerd naar standaardbodem, dan blijken<br />

zowel Arseen als Nikkel nog steeds niet te voldoen. Hierbij moet worden opgemerkt, dat ik voor<br />

de correctie naar standaardbodem, een percentage van 2% lutum gebruikt heb [overeenkomstig<br />

ijzerzand in (Koopmans, et al., 2010)]. Het is mogelijk dat dit niet correct is.<br />

Verder is het opmerkelijk, dat de gemeten gehalten van Arseen, Cadmium en Nikkel in de<br />

geleverde partij ook hoger zijn dan de range met typische waarden volgens de product<br />

specificatie.<br />

Echter, het is waarschijnlijk belangrijker of arseen en de zware metalen ook beschikbaar zijn;<br />

met andere woorden, vallen de gehaltes onder de maximale emissiewaarden. “het Besluit<br />

Bodemkwaliteit, dat zegt alleen maar ‘je mag een stof niet op de bodem toepassen als hij méér<br />

uitloogt dan 0.9 mg As/kg ds” (DW2) [zie ook Tabel 15 in Bijlage VII].<br />

Drinkwaterproductielocatie “Engelse Werk; daar hebben ze een relatief hoog As-gehalte. Daar<br />

vindt je dat het ijzerslib ... dat heet dan ... ja, het is geen gevaarlijk afval meer, hè, maar dat was<br />

het in het verleden wel. Het bevat meer dan 50 [of 150?] mg/kg ds aan As, maar arseen is pas<br />

een gevaar als het eraf kan. Het is wel gebleken, dat – eenmaal geadsorbeerd – dan moet je er<br />

bijna met zuur tegenaan om het er überhaupt weer af te krijgen, dus het blijft goed gebonden<br />

aan het materiaal, aan het ijzer. En onder de gewone condities in de grond – zowel aëroob als<br />

anaëroob – en met een pH van ... nou ja, je moet al tot een pH van 3-4 gaan, voordat er iets<br />

gebeurt (...), dus die desorptie daar ben ik niet zo bang voor in de praktijk” (DW1).<br />

Volgens artikel 3.3.1. van de Regeling bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b) dient de emissie<br />

van parameters, waarvan de uitloging oplosbepaald is, bepaald te worden door middel van de<br />

kolomproef volgens NEN 7373 of NEN 7383 of de beschikbaarheidsproef volgens NEN 7371. Bij<br />

het bepalen van de beschikbare hoveelheid arseen en zware metalen in het Alterra-onderzoek<br />

is een extractie uitgevoerd met 0.01 M CaCl2 volgens Houba et al (2000) (Koopmans, et al., 2010,<br />

p. 19) Ik heb niet meer geverifieerd of een 0.01 M CaCl2-extract overeenkomt met een van de<br />

hierboven genoemde NEN-normen.<br />

Page 92 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 9 Beschikbare gehalten arseen en zware metalen. De gehalten zijn gemeten in een 0.01 M CaCl2extract,<br />

waarmee de bodemoplossing wordt gesimuleerd. In Fe-slib en Fe-zand is het gemiddelde ±<br />

standaardafwijking aangegeven (Bron: Koopmans, et al., 2010, p. 31). De gehalten van FerroSorp® zijn<br />

per mail verkregen van Alterra-CB.<br />

Beschikbare gehalten van As en zware metalen<br />

extractie 0,01 M CaCl2<br />

As Cd Cr Cu Ni Pb Zn<br />

[mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg]<br />

max 0,9 0,04 0,63 0,9 0,44 2,3 4,5<br />

FerroSorp I 0,18 < d.l. 0,01 < d.l. 0,03 < d.l. < d.l.<br />

FerroSorp II 0,19 < d.l. 0,01 < d.l. 0,03 0,01 < d.l.<br />

Fe-slib 0,07 ± 0,01 < d.l. < d.l. 0,01 0,02 ± 0,01 0,01<br />

Fe-zand 0,05 ± 0,00 < d.l. < d.l. < d.l. 0,05 ± 0,01 0,01 ± 0,00<br />

In Tabel 9 is te zien, dat van zowel de ijzerhoudende materialen van het drinkwaterbedrijf als<br />

van FerroSorp® de beschikbare gehalten arseen en zware metalen in een 0.01 M CaCl2-extract<br />

onder de maximale emissiewaarde liggen. Indien deze emissiewaarde de leidende norm is, dan<br />

zou de Regeling Bodemkwaliteit geen probleem op hoeven te leveren voor het gebruik van deze<br />

materialen.<br />

7.3 Afvalstoffen<br />

De Wet Milieubeheer en diverse internationale richtlijnen [zoals de Europese Kaderrichtlijn<br />

afvalstoffen 2008/98/EG] verplichten Nederland om periodiek een of meerdere<br />

afvalbeheerplannen op te stellen. Het Landelijk Afvalbeheer Plan-2 [LAP-2] is geldig van 2009 tot<br />

en met 2015, met een doorkijk tot 2021 59 . Naast activiteiten als afvalscheiding en inzamelen is<br />

‘nuttige toepassing’ een belangrijk onderdeel. In het beleidskader (VROM, 2010a paragraaf 5.2)<br />

is de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer opgenomen: preventie, ontwerp voor<br />

preventie/nuttige toepassing, nuttig toepassen door producthergebruik, nuttige toepassing door<br />

materiaalhergebruik, nuttig toepassen als brandstof, verbranden als vorm van verwijderen,<br />

storten. “Het LAP bevat voor elke sector een apart plan. Eén van die sectorale plannen, (...)<br />

sectorplan 17, gaat over de reststoffen van de drinkwaterbereiding. En dat sectoraal plan<br />

kenmerkt zich vooral doordat men de minimum standaard van verwerking definieert” (DW2). De<br />

minimumstandaarden zijn vastgesteld om een zo hoogwaardig mogelijk afvalbeheer te<br />

bereiken 60 . “De sector, maatschappelijke organisaties als waterleidingbedrijven zijn, heeft<br />

gewoon gezegd ‘wij willen niet storten’. Puur uit het duurzaamheidsprincipe is voor ons de<br />

minimum standaard ‘nuttige toepassing’. En een dijklichaam of een geluidswal *‘werken’+ is een<br />

nuttige toepassing.(...) of baksteen, dan praat je over niet al te veel ... paar duizend ton. Ze<br />

zeggen altijd dat het voor de roodkleuring van de baksteen is. (...) Ook het biogas is een nuttige<br />

toepassing, dat is al iets beter dan een dijklichaam. (...) Dan heb je nog een categorie; dat zijn<br />

dan de biovergister, de boerderijvergister, de huisvuilvergister (...) Dat is een categorie, die op het<br />

moment tussen de 10 en de 20 duizend ton afneemt; dat is een hele grote afnemer. Dat is dan<br />

puur en alleen om de zwavel te binden, niet om te defosfateren. (...) Verder heb je de categorie<br />

rioolwaterzuiveringen; die gebruiken het met name om bij de slijkvergisting (...) de zwavel te<br />

binden voordat het in het methaangas terecht komt. Je hebt ook rioolwaterzuiveringen, die het<br />

59 http://www.lap2.nl/beleidskader.asp<br />

60 De minimumstandaard geeft de minimale hoogwaardigheid aan van de be-/verwerking van een bepaalde afvalstof<br />

of categorie van afvalstoffen en is bedoeld om te voorkomen dat afvalstoffen laagwaardiger worden be-/verwerkt dan<br />

wenselijk is. De minimumstandaarden moeten worden vertaald naar vergunningen voor het be- of verwerken van<br />

afvalstoffen. (Bron: VROM, 2010a hoofdstuk 11)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 93


toepassen in de sliblijn [ijzer toevoegen om het fosfaat te binden, wat vrijgemaakt wordt als het<br />

biologisch slib anaëroob wordt]” (DW2).<br />

Figuur 28 Verdeling naar soort bestemming van afgevoerd steekvast waterijzer (a) en vloeibaar<br />

waterijzer (b) (Bron: Reststoffenunie, 2010, p. 9 en 10)<br />

De drinkwatersector wil naar een steeds hoogwaardiger gebruik en de Reststoffenunie spant<br />

zich in voor het vinden van nieuwe toepassingsmogelijkheden voor de belangrijkste producten<br />

[ijzerhydroxide en calciumcarbonaat] (B. Bolt & Koppers, 2009; Brink & Koppers, 2008). Dit<br />

werpt inmiddels zijn vruchten af; de bestemming ‘werken’ neemt af en het gebruik voor biogas<br />

en RWZI neemt toe [zie Figuur 28 (b)] Ook economisch gezien is dit gunstiger; “De tendens<br />

richting ‘werken’ is dalend, omdat we het daar alleen maar tegen betaling kwijt kunnen en de<br />

baksteen idem dito; daar moet je ook betalen om het kwijt te raken. (...) Het moet voldoen aan<br />

alle vergunningen en alle regels, maar als we er dan ook nog een beetje geld aan over houden of<br />

minder geld voor hoeven uit te geven, dan is het alleen maar mooi meegenomen”. Je gaat geen<br />

geld uitgeven om het materiaal weg te brengen, “terwijl de buurman er €1 of €2 per ton voor<br />

geeft of de biogas geeft er een tientje per ton voor” (DW2).<br />

In de REACH-regeling [zie paragraaf 7.2] wordt het waterijzer geregistreerd per bedrijf; dus niet<br />

per winning apart. Voor dit soort toepassingen zou dat wellicht wel moeten; zijn er<br />

mogelijkheden voor om het voor ons ‘goede’ slib apart houden van de rest? Ja, ons maakt het<br />

niet uit waar het naar toe gaat. Als het nuttig ingezet kan worden ... en hoe hoger de inzet is, hoe<br />

nuttiger - zeg maar – hoe beter. Dat is ook ... waterbedrijven willen zich in feite alleen maar ook<br />

als een groene partij kunnen profileren, natuurlijk” (DW1).<br />

In sectorplan 17 ‘Reststoffen van drinkwaterbereiding’ is aan de minimumstandaard voor be- en<br />

verwerking toegevoegd, dat dit is toegestaan bij een arseenconcentratie tot maximaal 150<br />

mg/kg. Bij een concentratie groter dan 150 mg/kg is nuttige toepassing niet toegestaan om<br />

diffuse verspreiding van arseen te voorkomen; de reststoffen mogen dan worden gestort op een<br />

daarvoor geschikte stortplaats. “We hebben strijd gehad met het Ministerie (...); die 150 werd<br />

gekoppeld aan al dan niet hergebruik maw. meer dan 150 ppm moet naar de stort toe en dus<br />

niet meer naar een geluidswal. Dat kan niet, want dat conflicteert met het Besluit<br />

Bodemkwaliteit, want dat zegt alleen maar ‘je mag een stof niet op de bodem toepassen als hij<br />

méér uitloogt dan 0.9 mg As/kg ds’” (DW2). In de inspraakprocedure voor LAP-2 is dit<br />

aangekaart 61 en het antwoord luidde als volgt: “Door de brede toepassing van reststoffen van<br />

drinkwaterbereiding is de koppeling met het Besluit bodemkwaliteit te beperkt. In het sectorplan<br />

wordt dit aangepast door de minimumstandaard als volgt te formuleren: "De<br />

minimumstandaard voor de be- en verwerking van reststoffen van drinkwaterbereiding met een<br />

arseenconcentratie tot maximaal 150 mg/kg is nuttige toepassing, tenzij toepassing binnen de<br />

61 Inspraakreactie: “In de minimumstandaard wordt 'nuttige toepassing' gekoppeld aan het Besluit bodemkwaliteit.<br />

Veel van de reststoffen van drinkwaterbereiding vinden echter toepassing in industriële processen waarvoor het<br />

Besluit bodemkwaliteit geen toetsingskader is. Verzocht wordt dit te corrigeren”<br />

Page 94 Innovatiesysteemanalyse


andvoorwaarden van het besluit Bodemkwaliteit of andere wettelijke regelingen niet mogelijk<br />

is. In dat laatste geval mogen de reststoffen van drinkwaterbereiding worden gestort op een<br />

daarvoor geschikte stortplaats” (VROM, 2009b, p. 136 Bijlage 3). Voor mijn gevoel zegt DW2, dat<br />

hergebruik in een ‘werk’ ook een nuttige toepassing is, die is toegestaan als er niet méér uitloogt<br />

dan 0.9 mg As/kg ds, ook al is het arseengehalte in de partij zelf groter dan 150 mg/kg. In het<br />

antwoord en aanpassing LAP lijkt het of het precies andersom wordt geïnterpreteerd: nuttige<br />

toepassing van reststof met maximaal 150 mg/kg is toegestaan, tenzij er méér uitloogt dan 0.9<br />

mg/kg ds.<br />

Een ander punt waar mijns inziens onduidelijkheid over bestaat is het feit of een partij van één<br />

drinkwaterbedrijf reststoffen van ’n winning mag bevatten, die een concentratie van meer dan<br />

150 mg/kg arseen bevat. De vraag is wat er precies onder ‘partij’ wordt verstaan: één<br />

vrachtwagen, die gevuld de Reststoffenunie verlaat, reststof van één drinkwaterbedrijf of van<br />

één winning. “Nu hebben we vervolgens onszelf die uiterste grens van 150 ppm opgelegd, maar<br />

wel met de aantekening, dat we in geval van een partij van meer dan 150, maar niet meer dan<br />

500 ppm As, mogen opbulken. (...) Maar we accepteren ze alleen maar, als we kunnen<br />

garanderen dat ze na mengen onder de 150 weer eruit gaan”. In LAP-2 62 staat echter “De grens<br />

van 150 mg/kg mag niet door mengen van partijen worden bereikt” .<br />

“De nieuwe Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen en de implementatie ervan in de landelijke<br />

[milieu]wetgeving biedt de kans om waterijzer [en kalkkorrels] voortaan als ‘bijproducten’ door<br />

het *juridische+ leven te laten gaan” (Reststoffenunie, 2010, p. 6). “In feite vallen we nu nog<br />

onder de afvalstoffen; dat willen we liever niet, want dat heeft een heel negatief imago” (DW2).<br />

Daarom is de Reststoffenunie erg gebaat bij het verkrijgen van de ‘bij-product’-status. In de<br />

Europese kaderrichtlijn Afvalstoffen (EU, 2008 art. 5) is geregeld dat reststoffen, die aan de<br />

criteria voor bijproducten 63 voldoen, als bijproduct kunnen worden aangeduid. Deze criteria zijn<br />

door de Nederlandse wetgeving overgenomen (I&M, 2011 art. 1 A 3). In de Europese<br />

kaderrichtlijn Afvalstoffen artikel 5 is opgenomen dat “de toepassing niet zal leiden tot (...)<br />

ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid”. De risico’s van de stof moeten<br />

dus beoordeeld zijn; dit kan door een dossier met relevante gegevens in te dienen bij het ECHA<br />

in Helsinki. Deze registratie is dus een vereiste om een reststof als [bij]product op de markt te<br />

kunnen brengen. “Een bij-product-status, gecombineerd met die hele registratie in Helsinki (een<br />

heel langdurig traject, kost ook heel veel geld), is puur en alleen om ons ervan te verzekeren, dat<br />

wij de materialen niet meer als een afvalstof hoeven aan te bieden op de markt. En dan voel je<br />

62 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20<br />

63 Artikel 5 Bijproducten<br />

1. Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is<br />

voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof in de zin van<br />

artikel 3, punt 1), worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:<br />

a) het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;<br />

b) de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de<br />

normale productie gangbaar is;<br />

c) de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en<br />

d) verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten,<br />

milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen<br />

ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.<br />

2. Uitgaande van de in lid 1 gestelde voorwaarden kunnen maatregelen worden vastgesteld om te bepalen volgens<br />

welke criteria een specifieke stof of een specifiek voorwerp kan worden aangemerkt als bijproduct en niet als afvalstof<br />

in de zin van artikel 3, punt 1). Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen<br />

door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met<br />

toetsing.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 95


hem al aankomen ... op het moment, dat wij het voor elkaar hebben, dan zal ook z’n effect<br />

hebben op de prijsstelling” (DW2).<br />

7.4 Meststoffen<br />

Een aantal agrarisch ondernemers geeft aan, dat de meest efficiënte manier van afvoer zou zijn<br />

om het ijzerhoudende materiaal met de geadsorbeerde fosfor toe te voegen aan de mest [op de<br />

mesthoop (AGR1) of in de mestkelder (AGR2, AGR6, Buur AGR6)] of direct uit te strooien op het<br />

land [zie ook paragraaf 5.4.5]. Ook andere actoren zien hier voordelen in: “Je zou naar een<br />

materiaal moeten zoeken, wat je in die geul kunt leggen, en wat je vervolgens ook ieder jaar op<br />

je perceel als meststof kunt verspreiden. Zodat je in feite je fosfaat kunt hergebruiken” (WS2). Er<br />

is echter ook nog twijfel over of dat wel toegestaan wordt: zie uitspraken in paragraaf 6.2: “Ik<br />

denk, dat het op dat moment gezien wordt als ‘afval’ (AGR1)”.<br />

“We hebben het nooit getoetst aan het protocol voor stoffen om het toe te passen in de<br />

landbouw. Ik vermoed dat dat geen problemen zal geven, maar het is wel de moeite waard om<br />

dat nog eens even te toetsen”. (...) Er is “een werkgroep van de Commissie van Deskundigen<br />

Meststoffenwet (CDM), die toetst of afvalstoffen weer in de landbouw gebruikt mogen worden.<br />

En dat ligt soms heel gevoelig, ja, maar in dit geval is de hoeveelheid van de stof, die je toepast,<br />

maar heel beperkt. (...) Maar ik zou niet weten hoe je dit moet benaderen, want het is geen<br />

meststof” (CB1).<br />

Volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (LNV, 2005a) artikel 6 levert een ‘meststof’<br />

“voedsel voor planten in de vorm van primaire [N of P] of secundaire nutriënten [K, Ca, Mg, Na of<br />

S] of micronutriënten [Fe, Mn, Zn, Co, Cu, Mo en B] of verbetert de bodemeigenschappen door<br />

het leveren van organische stof dan wel door het in stand houden of verlagen van de zuurgraad<br />

in de bodem 64 ”. Het ligt buiten de scope van dit afstudeeronderzoek om uit te zoeken óf het<br />

gebruikte fosforbindende materiaal aangemerkt kan worden als meststof en zo ja, of het dan<br />

geschikt is voor hergebruik op het perceel.<br />

In het interview met de Reststoffenunie kwam aan de orde dat het waterijzer al toegevoegd<br />

wordt aan grote mestvergisters, maar dan voor het binden van zwavel. “Dit is al getoetst door<br />

die commissie. Je voegt zoveel metalen toe op basis van de hoeveelheid die je in die vergister<br />

brengt. Ik weet niet meer welke berekeningsgrondslag; (...) in die aanvraag staat nauwkeurig<br />

beschreven hoeveel dosering aan ijzer er ingebracht mag worden aan ’n biovergister (dat is dan<br />

keurig uitgedrukt per kg ds of per m 3 , dat zou ook nog kunnen; ze hebben daar een bepaalde<br />

maat voor aangehouden” (DW2). Het waterijzer is sinds zomer 2009 (Reststoffenunie, 2010)<br />

opgenomen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (LNV, 2005b) in bijlage Aa, behorende bij<br />

artikel 4, in de categorie:<br />

IV. Eindproducten van bewerkingsprocédés die als meststof kunnen worden verhandeld<br />

1. Product dat verkregen is door vergisting van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van<br />

dieren met als nevenbestanddeel uitsluitend één of meer van de stoffen die genoemd zijn onder<br />

de in onderstaande tabel onderscheiden categorieën of subcategorieën (covergiste mest):<br />

F Hulpstoffen of toevoegmiddelen<br />

64 Volgens art. 9 moet een anorganische meststof, die bedoeld is om primaire nutriënten [N, P of K; hier bedoeld voor<br />

P] te leveren, tenminste 5 gewichtsprocenten [% w/w] van de droge stof aan fosfaat [P2O5] bevatten. Volgens art. 11<br />

moet een organische meststof, bedoeld om organische stof [OS] te leveren, een hoeveelheid OS bevatten van<br />

tenminste 20% w/w van de droge stof. Volgens art. 12 moet organische meststof, bedoeld om fosfaat te leveren,<br />

minimaal 0.5 % w/w P2O5 bevatten.<br />

Page 96 Innovatiesysteemanalyse


1 Slib of steekvast slib dat vrijkomt bij de bereiding van drinkwater uit grondwater of oppervlaktewater en dat<br />

bestaat uit ijzer(III)hydroxide en water (ijzerwater).<br />

Het is dus mogelijk, dat het gebruikte ijzerhoudende materiaal niet kan worden aangemerkt als<br />

meststof, maar dat er ook geen bezwaren zijn om het toe te voegen aan de mest, aangezien dit<br />

in zekere mate al gebeurd. Volgens een jaarverslag van de Reststoffenunie (2010, p. 6) is het<br />

“aangetoond, dat er geen milieukundige en landbouwkundige bezwaren gelden tegen het<br />

gebruik als [anorganische] hulpstof. Dat betekent dat de Reststoffenunie het in de handel mag<br />

brengen als hulpstof in biogasinstallaties; het uitgegiste materiaal wordt op landbouwpercelen<br />

uitgereden”. Het is nog wel zaak om nader te onderzoeken in welke hoeveelheid er ‘waterijzer’<br />

als hulpstof wordt toegevoegd aan de mestvergister. Als dit geenszins in verhouding staat met<br />

de hoeveelheid, die zou worden toegevoegd in het geval van het gebruikte ‘waterijzer’ voor<br />

fosforbinding, dan moet hier opnieuw het protocol (van Dijk, et al., 2009) voor doorlopen<br />

worden [zie Bijlage IX] .<br />

7.5 Voedselveiligheid<br />

“Als jij bijvoorbeeld zo’n ijzerkorrel op een veld met aardappels los zou strooien ... dat wordt<br />

meegerooid. Als het maar op enigerlei manier mogelijk de kwaliteit van het voedsel negatief kan<br />

beïnvloeden, dan heb je al een heel belangrijk punt te pakken (...) bij alle gewassen heb je met de<br />

voedselveiligheid te maken en die voedselveiligheid is specifiek op dát gewas van toepassing.”<br />

(AGR4).<br />

Consumenten en bedrijven willen veilig en hygiënisch geproduceerde producten. “In de<br />

Europese hygiëneverordening [Vo. (EG) Nr. 852/2004] en de diervoederhygiëneverordening [Vo.<br />

(EG) Nr. 183/2005] zijn diverse eisen opgenomen, waaraan bedrijven die zich bezighouden met<br />

de primaire productie van levensmiddelen en diervoeders aan moeten voldoen. Onder primaire<br />

productie wordt onder andere de teelt en opslag van agrarische producten (graan, aardappels,<br />

bieten etc.) bij de teler verstaan” 65 . Om bedrijven te helpen aan de wettelijke voorschriften te<br />

voldoen en die veiligheid te borgen zijn er voor de teelt van akkerbouwgewassen<br />

kwaliteitssystemen en certificatieschema’s opgesteld; enkele hiervan zijn erkend als<br />

hygiënecode. Een voorbeeld van een in Nederland geaccepteerde hygiënecode is de ‘Voedsel-<br />

en Voederveiligheid Akkerbouw *VVAK+’ uit 2005, die wordt beheerd door het Akkerbouw<br />

Certificeringsoverleg, waarin kwekers, telers, afnemers en loonwerkers zitting hebben.<br />

In dit afstudeeronderzoek is er nog geen interview afgenomen bij iemand van het Akkerbouw<br />

Certificeringsoverleg om na te gaan of het [her-]gebruik van ijzerhoudende materialen als<br />

FerroSorp® of de reststof van grondwaterzuivering voor drinkwater problemen op zou kunnen<br />

leveren. In de telershandleiding VVAK 2011/2012 is onder ‘zelfbeoordeling/checklist 2.5<br />

bemesting’ wel het volgende aangetroffen: ”Voor zuiveringsslib en/of overige organische<br />

meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffen [3 jaar<br />

bewaren] en een afleveringsbewijs overlegd kunnen worden”.<br />

Verder is wellicht het onderdeel over perceelskeuze *2.1.1+ van belang: “Geen teelt op percelen<br />

die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv.<br />

verontreinigd slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) of (geldt niet voor GZP) waarvan de<br />

teeltaarde door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv.<br />

hardfruitboomgaard, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse”.<br />

Vóór de negentiger jaren van de vorige eeuw werd ook de bodemkwaliteit van<br />

landbouwgronden beoordeeld volgens de Interimwet Bodemsanering. Dit sloot echter niet aan<br />

65 http://www.productschapakkerbouw.nl/teelt/hygieneregels-nl<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 97


ij de problematiek van de landbouwgronden, waarbij men te maken heeft met de<br />

kwaliteitseisen, die gesteld worden aan landbouwproducten. Daarom heeft het ministerie van<br />

LNV de opdracht gegeven aan de Landbouwadviescommissie Milieukritische Stoffen [LAC] om<br />

voor een aantal stoffen toetsingswaarden op te stellen, de LAC-signaalwaarden. Deze waarden<br />

werden als volgt gedefinieerd: “De LAC-signaal waarde voor het gehalte van een stof in de<br />

bodem geeft het laagste niveau aan dat – bij overschrijding – aanleiding kan geven tot het<br />

optreden van nadelige effecten voor de opbrengst en kwaliteit van agrarische producten en de<br />

gezondheid van mens en dier” (Smilde, 1991, p. 5). De LAC-signaalwaarden hebben een<br />

signalerende functie naast de wettelijke productnormen; bij overschrijding is nader onderzoek<br />

wenselijk om na te gaan of er werkelijk nadelige effecten optreden.<br />

Tabel 10 LAC-signaalwaarde en streef- en interventiewaarde en voor arseen en cadmium (Smilde, 1991)<br />

en achtergrondwaarde Regeling Bodemkwaliteit Bijlage B (VROM & V&W, 2007b)<br />

Stof Zand Klei Veen Streefwaarde<br />

Arseen Referentiewaarde *<br />

Interventie<br />

-waarde<br />

Achtergrond<br />

- waarde<br />

mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds<br />

15-29 18-44 24-55 29 55 20<br />

LAC-signaal waarde 30 50 50<br />

Cadmium Referentiewaarde<br />

LAC-signaal waarde:<br />

0.4-0.93 0.46-1.22 0.87-1.8 0.8 12 0.60<br />

Grasland 2 3 3<br />

Veevoedergewassen 0.5 1.0 1.0<br />

Overig akkerbouw +<br />

voedingstuinbouw<br />

0.5 1.0 1.0<br />

Sierteelt 5 10 10<br />

Nikkel Referentiewaarde 10-18 18-60 10-60<br />

LAC-signaalwaarde 15 50 70 35<br />

* Berekende bovengrens:<br />

o Zandgronden met 0-8 % lutum en 0-22,5 % organische stof<br />

o Kleigronden met 8-50 % lutum en 0-22,5 % organische stof<br />

o Veengronden met 0-50 % lutum en 22,5-50% organische stof<br />

Per stof is de LAC-signaalwaarde uitgesplitst naar grondsoort [zand, klei en veen], omdat dat een<br />

rol speelt bij de opname van stoffen door de gewassen. Verder wordt er ook gekeken naar<br />

landgebruik [grasland, akkerbouw ten behoeve van veevoer, overige akkerbouwteelten,<br />

voedingstuinbouw en sierteelt/niet-consumptieve gewassen]. De waarden worden zo gekozen<br />

dat het meest gevoelige product of diersoort wordt beschermd.<br />

“Voor arseen, cadmium, koper, lood en zink zijn er Warenwetnormen en/of veevoedernormen<br />

voor humane toxiciteit en dierlijke gezondheid. Voor nikkel en chroom zijn er uitsluitend kritische<br />

gehalten beschikbaar in verband met fytotoxische effecten op het gewas; deze hebben geen<br />

normerend karakter” (van Wezel, et al., 2003, p. 31).<br />

Door het beschikbaar komen van nieuwe wetenschappelijke inzichten en het Kabinetsstandpunt<br />

beleidsvernieuwing bodemsanering [BEVER], waarbij gekozen werd voor een functiegerichte<br />

aanpak van immobiele verontreiniging in de bovengrond, heeft het ministerie van LNV het<br />

expertise centrum LNV verzocht het stelsel van LAC-signaalwaarden om te vormen naar de<br />

Functiegerichte Bodemkwaliteit Systematiek [FBS] 66 . Ook waren de nieuwe Warenwet-, EG- en<br />

Productschap voor Vee en vlees-normen niet meer zijn verwerkt sinds 1991 (TCB, 2002). Verder<br />

66 De methodiek zou beschreven zijn in J.Huinink, 1999 of 2000, Functiegerichte bodemkwaliteitssystematiek, 2.<br />

Functiegerichte bodemkwaliteitswaarden, IKC-Landbouw Ede. Ik heb deze rapportage niet kunnen vinden en kan dus<br />

ook niet duiden of er verschillen zijn tussen deze methodiek en die in de Alterra en RIVM rapporten.<br />

Page 98 Innovatiesysteemanalyse


is volgens van Wezel et al (2003, p. 31) de onderbouwing van de LAC-signaalwaarden niet zo<br />

transparant, dat er een goed oordeel kan worden geveld over de wetenschappelijke kwaliteit<br />

ervan.<br />

De normen voor voedselveiligheid en de kritische gehalten voor fytotoxiciteit zijn uitgedrukt in<br />

gehalten in het gewas. Om te komen tot bodemgebruikswaarden [BGW] zijn, op basis van<br />

bestaande veldgegevens, rekenregels afgeleid die de overdrachtsrelaties van bodem naar plant<br />

beschrijven. Er is gebruik gemaakt van twee grote, maar relatief oude bestanden met gemeten<br />

bodem en gewasgehalten [het Landelijke IB-onderzoek uit de beginjaren ’80 en het Maasoevergrondenbestand].<br />

Lutum-gehalte, organische stofgehalte en zuurgraad (pH) worden geacht de<br />

belangrijkste bodemparameters te zijn die van invloed zijn op de overdracht van stoffen van<br />

bodem naar plant en zijn daarom meegenomen in de voorgestelde rekenregels.<br />

Ook in rapporten van Alterra (Romkens & de Vries, 2001) en het RIVM (van Wezel, et al., 2003,<br />

pp. 32-33) worden rekenregels gegeven voor het bepalen van de kritische concentratie in de<br />

bodem met gebruik van bodem-plant-relaties, gebaseerd op dezelfde bestanden.<br />

In Bijlage VIII is een voorbeeld gegeven voor arseen en cadmium. In deze tabellen is onder<br />

‘Overige eisen’ ook de uitspoeling naar grondwater en afspoeling naar oppervlaktewater<br />

weergegeven. Hierbij is uitgegaan van het maximaal toelaatbaar risico; deze normen zijn<br />

omgerekend naar concentraties in de bodem met behulp van de sorptiecoëfficiënten [Kp voor<br />

standaardbodem] en/of een Freundlich constante, waarbij de waarde voor Kf verschilt voor<br />

iedere bodem (van Wezel, et al., 2003, p. 51 en 157/158).<br />

Ten tijde van de rapportage in 2003 is aangegeven dat er nog een beleidsmatige traject<br />

*‘Beleidskader Bodem’+ zal volgen, waarin de getallen en hun rol in het bodembeleid worden<br />

vastgesteld. Volgens het TCB-advies herziening LAC-signaalwaarden (TCB, 2002) zijn de BGW<br />

milieukwaliteitsdoelstellingen, die zullen worden vastgelegd in een circulaire. In de Regeling<br />

bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b), die is ingevoerd in 2008, staat niet persé een<br />

landbouwgebruiksfunctie. In de Circulaire bodemsanering uit 2009 wordt aangegeven dat de 7<br />

bodemfuncties geclusterd zijn tot drie bodemfunctieklassen, waarvoor elk één generieke norm is<br />

afgeleid voor blijvende geschiktheid. De bodemnorm voor de bodemfunctie ‘landbouw’ is de<br />

achtergrondwaarde (VROM, 2009c paragraaf 2.1 vaststellen bodemfunctie), die weer<br />

opgenomen is in de Regeling bodemkwaliteit [zie paragraaf 7.2]. Deze achtergrondwaarde is in<br />

de meeste gevallen wel lager dan de LAC-signaalwaarden [zie Tabel 10]. In de Regeling<br />

herverkaveling (LNV, 2004) worden echter de LAC-signaalwaarden 67 nog gebruikt.<br />

7.6 Afnemers Groothandel Detailhandel<br />

Behalve wettelijke voorschriften zijn er nog meer belangen, die een rol zouden kunnen spelen in<br />

het wel of niet van de grond komen van het gebruik van ijzerhoudende materialen voor de<br />

reductie van fosforemissies. “Ik denk dat er (nog meer dan juridische) problemen op zouden<br />

kunnen treden, namelijk de eisen die afnemers (bijv. AH) stellen bij vollegrondsgroenten” (DGW).<br />

Akkerbouwers bevestigen de problemen, die het zou kunnen opleveren, met name als het<br />

ijzerhoudende materiaal los op het perceel of op de akkerrand zou worden opgebracht. “Mijn<br />

aardappelen, die gaan via een telersvereniging, Nedato, die zorgt ervoor dat de AH schappen<br />

bevoorraad worden, Maar Albert Heijn, die bepaald wat mag wel en wat mag niet; wel in overleg<br />

met Nedato, maar Albert Heijn is daar heel erg kritisch in; (...) voedselveiligheid en gebruik van<br />

67 http://www.st-ab.nl/wettennr02/0109-005_Regeling_herverkaveling.htm Artikel 14<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 99


epaalde gewasbestrijdingsmiddelen wél en andere gewasbeschermingsmiddelen niet. Ze kijken<br />

ook een beetje naar de milieu-meetlat; dat soort zaken”(AGR4<br />

“(ze mogen geen hond meenemen op de akkerranden, want ik teel) biologische groentes voor de<br />

Nutricia, voor de babyvoeding, en daar worden de zwaarste hygienische eisen aan gesteld. Daar<br />

mag geen ongedierte in zitten of insleep van ziektes plaats vinden; dus dat moet hygienisch zijn<br />

en zodra daar ongerechtigheid in voorkomt, dan komt de keurmeester van de Nutricia en die<br />

zegt: ‘Hou jij je rotzooi maar’ (ZLTO1, 14072010).<br />

Niet alleen de voedselveiligheid of de kwaliteit van het voedsel kan problemen opleveren, maar<br />

ook het proces van voedselverwerking zelf. “Cosun is degene, die nog bieten verwerkt. (...) als wij<br />

suikerbieten leveren dan zit daar aanhangende grond aan; (...) die aanhangende grond wordt<br />

eraf gehaald en het afvalwater wordt gefilterd; ze hebben hele grote bezinkvijvers enzo liggen.<br />

Als dat dan weer een ‘verontreiniging’ bevat van fosfaatkorrels waardoor ze speciale technieken<br />

moeten toepassen om die korrels er weer uit te krijgen, dat is vast niet iets waar ze op zitten te<br />

wachten” (AGR4).<br />

Niet alleen bij voedsel voor menselijke consumptie stuit het los strooien van ijzerhoudend<br />

materiaal op bezwaren. Ook de melkveehouders hebben hun vraagtekens bij de kwaliteit van<br />

het ingekuilde gras. “Wat als de korrels in het voer komen met het harken? (...) ik zou het<br />

persoonlijk nooit doen. Ik zou het niet op het grasland willen strooien. En als het alleen op de<br />

akkerrand zelf zou zijn? Ook niet” (AGR1). [zie ook paragraaf 5.4.2]<br />

Page 100 Innovatiesysteemanalyse


Wet- en regelgeving, relevant voor toepassing ijzerhoudende materialen<br />

Water – Driver is de KRW, waardoor er een kwaliteitseis voor onder andere totaal-P is<br />

geformuleerd om het GEP in oppervlaktewater te kunnen behalen.<br />

Voor de toepassing van ijzerhoudende fosfaatbinders in oppervlakkige afspoeling zijn een aantal<br />

wettelijke besluiten en regelingen relevant, onder andere Het Lozingenbesluit Open Teelt en<br />

Veehouderij [LOTV]. In het LOTV is vastgelegd, dat “Lozen is verboden”, waarna limitatief een<br />

aantal uitzonderingen worden beschreven. Door de toelichting bij artikel 12 lijkt het erop, dat<br />

‘natuurlijke’ oppervlakkige afspoeling niet beschouwd wordt als lozen. Echter op grond van de<br />

zorgplicht (art.4) zou de agrarisch ondernemer voorzorgsmaatregelen moeten nemen om<br />

verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen, wanneer hij sleuven trekt. Of dit te<br />

handhaven is, is afhankelijk van de invulling van het handhavingsplan van het desbetreffende<br />

waterschap. Het LOTV gaat in de nabije toekomst over in het Activiteitenbesluit.<br />

Bodem - Het Besluit Bodemkwaliteit stelt randvoorwaarden aan de toepassing van stoffen in de<br />

bodem. De gehalten arseen en zware metalen in het onderzochte ijzerslib en ijzerzand vallen, met<br />

uitzondering van Cadmium, onder de –naar standaardbodem omgerekende- achtergrondwaarden.<br />

In FerroSorp® zijn de gemeten [totaal-]gehalten arseen, cadmium en nikkel boven de<br />

gecorrigeerde maximum waarden. De door uitloging beschikbare gehalten liggen echter voor<br />

zowel het onderzochte ijzerslib en ijzerzand als voor FerroSorp® onder de maximale<br />

emissiewaarden voor zware metalen en arseen. Door de Europese verordening REACH zou het<br />

binnenkort mogelijk zijn om per drinkwaterbedrijf te selecteren op geschiktheid.<br />

Afvalstoffen - In het sectorplan voor ‘reststoffen van de drinkwaterbereiding’ in het Landelijk<br />

Afvalbeheer Plan-2 staat dat de minimum standaard van verwerking ’n nuttige toepassing is.<br />

Hieraan is toegevoegd, dat dit is toegestaan bij een arseenconcentratie tot 150 mg/kg. Het<br />

toepassen van het materiaal in een ‘werk’ is een nuttige topassing in de zin van het LAP, maar de<br />

drinkwatersector wil naar een hoogwaardiger gebruik [zoals gebruik in RWZI’s of<br />

biogasinstallaties]. Daarom is de Reststoffenunie ook bezig met het aanvragen van de ‘bijproduct’-status,<br />

die een hoogwaardiger hergebruik mogelijk maakt. Dit kan echter wel effect<br />

hebben op de prijsstelling voor afnemers.<br />

Meststoffen - Agrarisch ondernemers geven aan, dat de meest efficiënte manier van afvoer van<br />

het gebruikte product zou zijn om het te hergebruiken als ‘meststof’. Indien het volgens het<br />

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet [art. 6] aangemerkt kan worden als meststof, dan zou het<br />

materiaal getoetst moeten worden aan het Protocol beoordeling stoffen Meststoffenwet door de<br />

Comissie van Deskundigen Meststoffenwet. Het is mogelijk, dat er geen bezwaren zijn om<br />

waterijzer toe te voegen aan mest, aangezien het ook is toegestaan als hulpstof in<br />

mestvergistinstallaties. Dit is echter afhankelijk van de hoeveelheden, die worden toegevoegd.<br />

Voedselveiligheid - Mogelijk zijn de, voor de teelt van akkerbouwgewassen, opgestelde<br />

kwaliteitssystemen en certificatieschema’s van belang.<br />

Voorheen zijn er speciale LAC-signaalwaarden opgesteld, die het laagste niveau aangeven, die<br />

aanleiding kan geven tot tot het optreden van nadelige effecten voor de gezondheid van mens en<br />

dier en voor de opbrengst en kwaliteit van agrarische producten. In 2009 is aangegeven dat voor<br />

de bodemfunctie landbouw de achtergrondwaarde uit de Regeling Bodemkwaliteit geldt.<br />

Naast wettelijke problemen zouden eisen van afnemers zelf een rol kunnen spelen; vooral als het<br />

ijzerhoudende materiaal los op de akkerrand zou worden opgebracht. Met name Albert Heijn en<br />

Nutricia babyvoeding wordt hierbij genoemd. Ook melkveehouders zetten hun vraagtekens bij<br />

het los gebruiken van het materiaal in verband met de kwaliteit van ingekuild gras.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 101


8 De functies van het innovatiesysteem<br />

In het komende hoofdstuk komen de dynamiek en de functies van het innovatiesysteem aan<br />

bod; van elke functie zullen de resultaten –voor zover aanwezig- worden weergegeven.<br />

Vervolgens zal geanalyseerd worden welke innovatiemotor aanwezig is.<br />

Voor de zeven innovatiesysteemfuncties zijn zoveel mogelijk gegevens gezocht. Overeenkomstig<br />

Tabel 4 zijn de activiteiten, genoemd in de interviews of gevonden in de literatuur, gealloceerd<br />

aan de verschillende functies. De gebeurtenissen kunnen zowel een positieve als een negatieve<br />

bijdrage leveren aan de invulling van een functie; een negatieve bijdrage kan voorkomen<br />

doordat een gebeurtenis een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van de innovatie,<br />

bijvoorbeeld een project wat gestopt wordt [zie ook paragaaf 3.5.2].<br />

Indien voldoende informatie voorhanden is, dan worden de resultaten van de diverse<br />

innovatiesysteemfuncties kwantitatief in de tijd weergegeven. Een toelichting op welke<br />

informatie is meegenomen, is opgenomen in Bijlage X in tabellen met activiteiten en de waarde<br />

die eraan is toegekend. Wanneer de informatie zich hier niet voor leent of er is [nog] te weinig<br />

informatie, dan zal een korte beschrijving worden gegeven.<br />

8.1 Experimenteren door ondernemers<br />

Experimenten van ondernemers zijn nodig om kennis om te zetten in zakelijke kansen en<br />

uiteindelijk innovatie en om reacties van consumenten, toeleveranciers en overheid te<br />

evalueren. De experimenten/demonstraties hebben dus een commercieel doel. Indicatoren voor<br />

deze functie zijn bijvoorbeeld het aantal nieuwe bedrijven, wat gaat experimenteren met de<br />

nieuwe technologie, het aantal bestaande bedrijven, dat zijn activiteiten uitbreidt met de<br />

nieuwe technologie en/of het aantal experimenten dat ermee plaatsvindt in een bepaalde<br />

periode.<br />

Voor deze innovatiesysteemfunctie is - voor ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit<br />

water - één voorbeeld gevonden. Hego-Biotec GmbH [zie ook Bijlage V] is een onderneming, die<br />

zich sinds 1990 bezig houdt met de handel in werkzame stoffen voor (afval)waterzuivering en<br />

slibverwerking, zoals anorganische en polymere uitvlokkingsmiddelen, antischuimmiddelen,<br />

middelen voor de behandeling van olie- en lakhoudend afvalwater en voedingsmengsels voor<br />

biofilters. Dit bedrijf heeft zijn activiteiten uitgebreid met adsorptiemiddelen en reagentia op<br />

basis van ijzer[hydr]oxide [FerroSorp®-producten], die het Duitse productiebedrijf P.U.S. sinds<br />

1998 produceert [zie ook paragraaf 5.1.3]. Deze producten worden met name gebruikt voor de<br />

verwijdering van waterstofsulfide uit gassen en anaërobe processen [biogas- en<br />

afvalwaterzuiveringsinstallaties, slibverwerking]. Ze kunnen volgens Hego-Biotec ook ingezet<br />

worden voor de verwijdering van fosfaat, arseen en zware metalen uit [afval-]water.<br />

Het is echter [nog] niet duidelijk of en zo ja, op welke schaal dit laatste al plaats vindt. “Volgens<br />

mij wordt het nog niet zo [zie Figuur 29] in de praktijk toegepast. Er zijn wel verhalen van<br />

toepassingen, maar als je dan echt verder gaat lezen, dan zijn het toch nog allemaal<br />

experimenten of labsituaties” (CB2).<br />

Andere partnerondernemingen, die volgens hun internetsite FerroSorp® producten kunnen<br />

leveren, zijn Herbst Umwelt-technik GmbH en Zeolith Umwelttechnik GmbH. Ik ga hier toch uit<br />

van één gebeurtenis: de combinatie P.U.S.-Hego-Biotec GmbH; de andere twee worden gezien<br />

als uitbreiding van het distributienetwerk.<br />

Page 102 Innovatiesysteemanalyse


Figuur 29 Toepassingen van FerroSorp® GW in oppervlaktewater [Bron:<br />

http://www.ferrosorp.de/deutsch/produkte/ferrosorpgw/index.html ]<br />

8.2 Kennisontwikkeling<br />

De kern van een innovatieproces zijn de volgende leermechanismen: zuiver wetenschappelijk<br />

onderzoek en toepassingsgericht onderzoek [en het kennis vergaren door de technologie in de<br />

praktijk te gebruiken]. Indicatoren, die aangeven hoeveel energie er gestoken wordt in de<br />

ontwikkeling van kennis zijn het aantal R&D projecten en patenten en het aantal literatuur-,<br />

evaluatie- en haalbaarheidsstudies. In Figuur 30 zijn kwantitatief alle activiteiten aangegeven<br />

met betrekking tot het gebruik van ijzerhoudend materiaal met als doel om fosfor uit<br />

landbouwgrond te binden. Bij deze activiteiten worden dus óók het gebruik van ijzerhoudend<br />

materiaal als fosfaatbinder in de grond, om drainagebuizen of in een filter aan het eind van<br />

drainagebuizen weergegeven. Deze activiteiten zijn meer ter vermindering van de<br />

fosfaatuitspoeling.<br />

De gebeurtenissen met betrekking tot de kennisontwikkeling omtrent het belang van<br />

oppervlakkige afspoeling als transportroute voor fosfor naar het oppervlaktewater zijn wel<br />

cumulatief weergegeven. De onderliggende data voor deze grafiek zijn weergegeven in tabellen<br />

in Bijlage X FOI2.<br />

De kennisontwikkeling op het gebied van oppervlakkige afspoeling is aanzienlijk toegenomen<br />

sinds het DOVE-onderzoek [1998-2004; gedateerd op 2001] opgestart is en het bleek dat dit een<br />

groter aandeel had in de transportroutes dan verwacht [zie ook Figuur 30]. “Ik verwacht er de<br />

komende jaren veel meer belangstelling in en veel meer activiteiten op dat gebied. (...) Het zit<br />

nog een beetje in het stadium van het probleem onderkennen; het bewust worden van het<br />

probleem” (WS2). Voor meer uitspraken over de rol van oppervlakkige afspoeling: zie ook<br />

paragraaf 4.2.3.<br />

De uitdaging van deze transportroute is dat “je het op dit moment bijna niet goed in de modellen<br />

krijgt. Dat is nog steeds een hele discussie binnen WUR: waarom wordt er weinig aandacht<br />

besteed aan afspoeling, omdat het niet in de modellen zit; ....en als het niet in de modellen zit,<br />

dan bestaat de afspoeling niet” (DGW). “Er zijn nog geen modellen mee, maar ja, als je nog niet<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 103


gemeten hebt, dan kun je ook geen model maken. Nou ja, je kunt wel modellen maken – ja, alles<br />

kan -; die methode die wij gebruiken om die risicopercelen aan te geven, dat is feitelijk ook een<br />

modelbenadering” (CWK2).<br />

Aantal events<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

FOI2: kennisontwikkeling<br />

Jaar<br />

Figuur 30 Ontwikkeling van kennis mbt. gebruik ijzerhoudend materiaal en oppervlakkige afspoeling<br />

Maar ook voor het in kaart brengen van de percelen met specifieke locaties [lage plekken], waar<br />

fosfaatbelasting zou kunnen plaatsvinden via oppervlakkige afstroming zijn er nog genoeg<br />

uitdagingen. “De methode zoals het nu is om die lage plekken in te schatten, daar zou je ook nog<br />

best een verbeterslag kunnen maken. (...). Zo’n maaiveldhoogte is natuurlijk ook geen star<br />

geheel; de hoogte wordt opgenomen, de AHN [Actueel Hoogtebestand Nederland]. Volgend jaar<br />

gaat de boer ploegen [of egaliseren] (...), dus dan is het het jaar daarop weer heel anders. (...) Je<br />

zou eventueel ook nog de volgende stappen kunnen doen: (...) hoe is de bodemopbouw en zit er<br />

buisdrainage, dat soort factoren. (...) Je zou ook heel goed de bodemkaart er bij kunnen<br />

betrekken; die toplaag, wat is dat voor materiaal en kan ik daar bijvoorbeeld een doorlatendheid<br />

aan toe kennen” (CWK1).<br />

Op de vraag of die kaarten echt al zouden kunnen helpen bij het technisch opschalen naar ‘op<br />

hoeveel gebieden binnen bijvoorbeeld het Maasstroomgebied zou dat van toepassing kunnen<br />

zijn’, antwoordt CWK1 “We zoeken al wel een beetje aansluiting bij een student, die met een<br />

promotie bezig is; die doet ook metingen. Zij probeert de plekken, waar gemeten wordt, op te<br />

schalen naar perceelsniveau en stroomgebiedsniveau. Daar zijn we dus wel over aan het denken:<br />

hoe we het vanuit een kleinere locatie, waarvan we weten dat het plaatsvindt, naar grotere<br />

gebieden op kunnen schalen, maar dat is nog iets wat in ontwikkeling is.<br />

Met betrekking tot het gebruik van ijzerhoudend materiaal voor de binding van fosfaat is in<br />

Nederland in 1995 al onderzoek gedaan naar inwerken in de bodem om uitspoeling te<br />

verminderen (Hendriks & Huijsmans, 1995; Schoumans & Koehlenberg, 1995) [zie ook paragraaf<br />

5.1.1]. In de grafiek lijkt het of het onderzoek daarna een hele tijd stil gelegen heeft. De<br />

kennisontwikkeling mbt. het gebruik van ijzerhoudend materiaal is wel voortgezet, maar meer<br />

voor gebruik bij verzamelpunten [inlaatwater] of op het vlak van puntverontreiniging [vluchtige<br />

organochloorverbindingen] en volksgezondheid [arseen in drinkwater] (zie: Chardon, et al., 2008<br />

hoofdstuk 3). Vanaf 2006 -2008 wordt er weer zichtbaar gewerkt aan kennisontwikkeling van<br />

gebruik van ijzerhoudende materialen in de agrarische sector.<br />

Page 104 Innovatiesysteemanalyse<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

Aantal events [cumulatief]<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal om P te<br />

binden<br />

oppervlakkige<br />

afspoeling als<br />

emissieroute


8.3 Kennisuitwisseling in netwerken<br />

Uitwisseling van informatie vindt vooral plaats in netwerken en arena’s. Indicatoren om te<br />

meten hoeveel kennisuitwisseling plaatsvindt, zijn dus ook het aantal workshops en conferenties<br />

het aantal platforms gewijd aan het specifieke onderwerp of waar het aan de orde komt, en de<br />

intensiteit van de samenwerkingsverbanden in de tijd. ‘Leren door interactie’ en ook ‘leren door<br />

gebruiken’ in gebruikers-producenten netwerken, is belangrijk voor de groei van het<br />

innovatiesysteem.<br />

Bij wetenschappers van kennis- en onderzoeksinstituten vindt veel kennisuitwisseling plaats op<br />

internationale symposia en congressen. Vandaar dat dit ook aan bod komt, ondanks het feit dat<br />

het onderzoek is afgebakend op [Zuid-]Nederland. In Bijlage X zijn in een tabel [FOI3] de<br />

bijeenkomsten en platforms aangegeven, waar oppervlakkige afspoeling als transportroute voor<br />

nutriënten en/of het gebruik van ijzerhoudende verbindingen aan de orde zijn gekomen;<br />

buitenlandse bijeenkomsten zijn aangegeven in het grijs. In een aparte kolom is aangegeven<br />

welke actorgroepen/netwerken deze bijeenkomsten hebben bijgewoond; dit is gedaan om<br />

onderscheid te kunnen maken in activiteiten waar voornamelijk wetenschappers aanwezig zijn<br />

en activiteiten met een meer heterogene groep deelnemers. In Figuur 31 is het aantal<br />

gebeurtenissen aangegeven; die met betrekking tot oppervlakkige afspoeling als belangrijke<br />

transportroute zijn cumulatief weergegeven. Alleen de kennisuitwisseling op<br />

symposia/bijeenkomsten en de oprichting van platforms is hier weergegeven. De<br />

samenwerkingsverbanden in concrete projecten, waar uiteraard ook kennisuitwisseling plaats<br />

vindt en wat men als een netwerk zou kunnen beschouwen, wordt hier niet meegenomen; deze<br />

activiteiten zijn behandeld in paragraaf 6.1.<br />

Aantal events<br />

16<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

FOI3: Kennisuitwisseling in netwerken incl. buitenland<br />

Jaar<br />

Figuur 31 Uitwisseling van kennis in [internationale] netwerken<br />

Eén voorbeeld van een buitenlandse organisatie, die niet is opgenomen in de tabel of de grafiek,<br />

is SERA-17. Dit is een Amerikaanse organisatie, waarin medewerkers van kennisinstituten, de<br />

overheid, en onderwijs zich bezig houden met het ontwikkelen en promoten van innovatieve<br />

oplossingen om de fosforemissies vanuit de landbouw te verminderen. Ze zijn in 1990 begonnen<br />

als een informele werkgroep, maar in 1993 geformaliseerd als een USDA [United States<br />

Department of Agriculture] informatie uitwisselingsgroep. De groep heeft inmiddels meer dan<br />

75 leden en organiseert jaarlijks een bijeenkomst voor geïnteresseerden uit de Verenigde Staten<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 105<br />

16<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Aantal events [cumulatief]<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal om P te<br />

binden<br />

oppervlakkige<br />

afspoeling als<br />

emissieroute


en andere landen 68 ]. De meerderheid van de leden is verbonden met agrarische universiteiten of<br />

overheidsinstellingen. Er is een serie van 32 ‘Best Management Practice *BMP+’ factsheets<br />

ontwikkeld, gericht op zowel bron-, pad- als effectmaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de<br />

factsheets ‘Drainage Ditch Management’ en ‘Filter Strips’ 69 , die voornamelijk in gaan op het<br />

verminderen van aan deeltjes gebonden P in runoff/oppervlakkige afspoeling. Als<br />

fosfaatbindende materialen worden voornamelijk aluminiumverbindingen gebruikt, die worden<br />

toegevoegd aan mestproducten.<br />

In 1996 heeft er in Nederland een workshop plaats gevonden over de problematiek van de<br />

fosfaatuitspoeling [zie ook paragraaf 8.4]. Hier werd wel het gebruik van ijzerhoudend materiaal<br />

[ijzer(III)chloride] voor de binding van fosfaat besproken [Immobilisatie van fosfaat in de bodem;<br />

defosfateren in kleine oppervlaktewateren; aktieve fosfaatfixatie mbv. chemicaliën in grote<br />

oppervlaktewateren].<br />

In Europa hebben -al vanaf de tweede helft van de negentiger jaren - Internationale Fosfor<br />

Workshops [IPW: 1995 Wexford, 1998 Antrim, 2001 Plymouth] bijgedragen aan de kennis van de<br />

relatie tussen landbouw en fosforverliezen en het transport van fosfor vanuit de bodem naar het<br />

water. In 2004 werd de 4 e IPW georganiseerd in Wageningen; op deze workshop waren 81<br />

afgevaardigden van 18 landen aanwezig, zij het voornamelijk wetenschappers [1 overheid:<br />

Erik Mulleneers, Ministerie van LNV]. Hier is onder andere ook het onderzoek naar maatregelen<br />

om het fosforverlies terug te dringen aan bod gekomen. Er bleek behoefte te bestaan om de<br />

verschillende opties te beoordelen, zodat onderzoek naar maatregelen die weinig perspectief<br />

bieden verminderd kan worden en het onderzoek naar opties, die zich succesvol hebben<br />

getoond, uitgebreid 70 .<br />

Dit heeft geleid tot een internationaal netwerk van onderzoekers in het programma ‘COST 71<br />

Action 869 Mitigation options for nutrient reduction in surface water and groundwaters’, dat<br />

wordt gesubsidieerd door de European Science Foundation. Het vijfjarige programma, wat<br />

goedgekeurd is in maart 2006, bouwt voort op de aanbevelingen, die afkomstig zijn van het<br />

hierboven genoemde IPW4 (Chardon, Schoumans, Kronvang, Heathwaite, & Rekolainen, 2006).<br />

Het heeft als doel een wetenschappelijke evaluatie uit te voeren van de geschiktheid en<br />

kosteneffectiviteit van verschillende opties om nutiëntenemissies te verminderen. Deze<br />

evaluatie kan gebruikt gaan worden door de overheden om de waterkwaliteitsdoelen van de<br />

KRW te behalen. De activiteiten binnen het programma zijn verdeeld over vier werkgroepen<br />

[WG], die elke jaar apart en/of gecombineerd bijeenkomsten organiseren. WG1 richt zich op de<br />

lokalisatie van kritische bronnen van P-verliezen en het vaststellen en kwantificeren van<br />

transportroutes en WG3 houdt zich bezig met de kosten en effectiviteit van verschillende typen<br />

maatregelen. “Op COST bijeenkomsten is het voornamelijk onderzoekers onder elkaar. Soms zijn<br />

hierbij enkele beleidsmakers aanwezig, maar dan meestal alleen van het land waar de<br />

bijeenkomst georganiseerd wordt. Een enkele keer is wel eens industrie vertegenwoordigd;<br />

bijvoorbeeld als het onderzoek mede betaald wordt door de industrie. Dit heeft dan bijna altijd<br />

met afvalstoffen te maken waarmee geprobeerd wordt om fosfaat weg te vangen. Dit wil niet<br />

zeggen dat de afzonderlijke onderzoekers niet in andere netwerken zitten waar ze wel met<br />

beleidsmakers of gebruikers (landbouwers) in contact komen” (CB2). Ook in dit programma is<br />

68 http://www.sera17.ext.vt.edu/Meetings/2008%20SERA17%20Participants.pdf accessed: februari 2011<br />

69 http://www.sera17.ext.vt.edu/SERA_17_Publications.htm#BMPPublications<br />

70 http://www.ipw4.alterra.nl/ipw4.htm background and goals 3e alinea<br />

71 COST is een afkorting van Cooperation in Science and Technology; http://www.cost869.alterra.nl/ ; deelnemende<br />

COST landen zijn: België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,<br />

Israël, Italië, Letland, Lithouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië,<br />

Slowakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Turkije, Zweden, Zwitserland; deelnemend Niet-COST land is Nieuw-Zeeland.<br />

Page 106 Innovatiesysteemanalyse


een rapport verschenen (Schoumans, et al., 2011) en zijn er inmiddels een groot aantal<br />

factsheets ontwikkeld; hieronder zijn ook factsheets, die de reductie van fosforemissies door<br />

oppervlakkige afspoeling behandelen 72 (Schoumans, 2008, 2010) en het gebruik van<br />

fosforbindende materialen (Chardon & Dorioz, 2009).<br />

Niet álle afzonderlijke internationale [ASA-CSSA-SSSA-, IPW- en COST-WG1 en –WG3-]<br />

bijeenkomsten zijn weergegeven in de tabellen en de grafiek, omdat de nadruk/afbakening toch<br />

op Nederland [en het tijdspad van 2008-2011] blijft liggen en niet internationaal. De<br />

bijeenkomsten, die hier in de tekst zijn verwerkt [IPW4] of in interviews en mailwisselingen met<br />

naam en toenaam aan bod zijn gekomen, zijn wel expliciet opgenomen. Ter illustratie de<br />

volgende quotes uit een interview en mailwisseling:<br />

“CB3 heeft ook nog in zijn mail 73 gezet, dat jullie samen met 2 Amerikanen iets zouden<br />

presenteren over fosfaatbindende materialen op een congres in de VS. Dat moet nog gaan<br />

plaatsvinden? Ja, dat is begin november. (...) het verhaal wat ik in Finland heb gepresenteerd<br />

wordt dan ook in de VS verteld en daar dan nog de laatste resultaten bij” (CB2). “Sevilla 74 : ik<br />

verwacht niet veel beleidsmakers daar, ik heb in elk geval geen namen van sprekers gezien die<br />

níet uit de onderzoekerswereld komen” (mail CB2 dd 26 augustus 2010).<br />

Het blijkt uit de tabel voor FOI3 in bijlage X, dat een groot deel van de genoemde bijeenkomsten<br />

wordt bezocht door mensen uit het onderzoek, van de overheid en van kennisinstituten<br />

verbonden aan de overheid; bij ‘oppervlakkige afspoeling als emissieroute’ op 10 van de 16<br />

bijeenkomsten en bij ‘ijzerhoudend materiaal om P te binden’ op 8 van de 13. “Ik heb in 2002<br />

een keer een internationaal congres over ‘diffuse bronnen’ bezocht in Amsterdam; daar waren<br />

toen heel veel verhalen bij over met name randenbeheer; ook vanuit Amerika. Ook over<br />

afspoeling in een aantal Scandinavische landen en Engeland, volgens mij. (...) Daar waren<br />

eigenlijk met name onderzoekers, geen beleidsmakers of landbouwers” (WS2). [zie ook quote<br />

hierboven over IPW6 in Sevilla over COST bijeenkomsten]<br />

Het lijkt er wel op, dat er in toenemende mate ook over gesproken wordt op bijeenkomsten<br />

waar een meer diverse groep actoren aanwezig is *zie ‘oppervlakkige afspoeling als<br />

emissieroute’ vanaf 2008+.<br />

“Ik denk inderdaad dat de verbindingen met de praktijk slecht waren tussen wetenschap en<br />

praktijk; ook op het vlak van omgang met nutriënten. Het is een probleem. (...) Je moet geen<br />

‘closed shop’ krijgen; dus in de zin van een netwerk, dat elkaar zo goed kent, dat ze de boel<br />

controleren en eigenlijk ook voorkomen dat er vernieuwing plaats vindt. Dus je moet wel een<br />

netwerk hebben, maar (...) het moet een netwerk zijn, dat vernieuwing toelaat, dus ook nieuwe<br />

mensen toelaat. (...) Ik denk overigens ook dat die netwerken op dit moment voldoende open<br />

staan voor vernieuwing. Dat was een aantal jaar geleden niet zo, maar nu wel. (...) Wij hebben<br />

met ons hele beperkte onderzoek [KRW-IP project 08035] wel echt héél bewust verbinding met<br />

de praktijk gezocht” (WU) [zie ook Communities of Practice en bijeenkomst 10 janunari 2011 in<br />

tabel FOI3 ‘ijzerhoudende materialen’+.<br />

72 http://www.cost869.alterra.nl/ list of options and factsheets – 5 agricultural water management – 5.1 Reduce loss<br />

by overland flow to surface water<br />

73 Mail dd 28 juni 2010 van CB3; projectleider KRW-IP project KRW08091 ‘Het gebruik van nitraatreducerende en<br />

fosfaatbindende materialen om lekken in nutriënten-kringlopen te dichten’<br />

74 http://www.cost869.alterra.nl/Spain/Spain_report.pdf<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 107


8.4 Richting geven aan het zoekproces<br />

‘Richting geven aan het zoekproces’ is een vorm van selectie om de beschikbare middelen verder<br />

te kunnen verdelen. De betrokkenen [industrie, overheid, de markt, enz] ondernemen zelf<br />

acties, waarmee de wensen, behoeften en verwachtingen van de partijen in en om het<br />

innovatiesysteem duidelijker worden. De richting kan positief, maar ook negatief zijn. Typische<br />

indicatoren om inzicht te krijgen in deze functie zijn bijvoorbeeld (lange termijn) beleidsdoelen,<br />

het type woordgebruik door wetenschappers en beleidsmakers en het aantal artikelen in<br />

vakbladen en media.<br />

Deze gebeurtenissen zijn niet cumulatief aangegeven bij ‘ijzerhoudend materiaal om P te<br />

binden’, zodat het dan ook duidelijk zichtbaar is wanneer er een gebeurtenis heeft plaats<br />

gevonden, die de ontwikkeling negatief heeft beïnvloed.<br />

Een voorbeeld hiervan is de enquête, die gehouden is onder deskundigen met betrekking tot de<br />

fosfaatproblematiek in het kader van de studie “Verkenning van de mogelijkheden voor beheer<br />

en herstel van fosfaatlekkende landbouwgronden”. De dekundigen waren afkomstig uit de<br />

actorgroepen:<br />

- beleid [Ministerie van VROM en VenW, Provincie, UvW],<br />

- beheer [LNV- Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden [LBL], waterschappen,<br />

zuiveringschappen],<br />

- onderzoek [Wageningen Universiteit, Universiteit Gent, RIVM en STOWA], en<br />

- belangenorganisatie [LTO Nederland]<br />

In deze enquête werd onder andere gevraagd naar de mening over knelpunten bij het toepassen<br />

van specifieke beheersmaatregelen [kennisleemten, uitvoerbaarheid, beleid en draagvlak<br />

politiek/ maatschappij/doelgroep]<br />

Tevens is er tijdens een Workshop op 27 juni 1996 een discussie gehouden met als hoofddoel:<br />

“de in het concept-rapport opgenomen knelpunten en leemten in kennis te toetsen aan de<br />

mening van de deelnemers aan de workshop” (Chardon, et al., 1996, p. 50).<br />

De beheersmaatregel ‘immobilisatie van P met behulp van ijzer- en/of aluminium-hydroxiden’<br />

wordt door de geënquêteerden “meer gezien als een noodmaatregel voor percelen waar<br />

dumping van mest heeft plaatsgevonden dan als iets om algemeen toe te passen”. Verder<br />

commentaar was: (...) zeer kostbaar, (...) de werkzaamheid en de (ecologische) effecten op lange<br />

termijn zijn onduidelijk, (...) de Pw in de bewortelde zone moet niet te ver dalen in verband met<br />

de landbouw (risico op overdosering), (...) bij de vorming in situ van de hydroxiden treedt een<br />

zoutschok op, het effect van toedienen in vaste vorm is onbekend”. Kortom: “de maatregel is in<br />

een te experimenteel stadium om significante effecten voor de komende 10 jaar van te<br />

verwachten. De maatregel wordt ‘dubieus’ genoemd, omdat chemicaliën aan het milieu worden<br />

toegevoegd (‘chemokuur’)” (Chardon, et al., 1996, p. 75)<br />

Een lange termijn beleidsdoel, wat aangeeft dat er actie ondernomen moet worden in de<br />

vermindering van [fosfor-]emissie vanuit de landbouw, is de Kaderrichtlijn Water [Directive<br />

2000/60/EC]; de KRW-doelen moeten in 2015 (cq. 2021/ 2027) worden gehaald. In de ex-ante<br />

evaluatie KRW (PBL, 2008b) is tevens aangegeven, dat deze doelen niet kunnen worden gehaald<br />

door het generieke mestbeleid [zie ook paragraaf 1.1.2]. Impliciet wordt hiermee gezegd, dat er<br />

pad- en/of effectmaatregelen nodig zijn.<br />

Om te zoeken naar woordgebruik door wetenschappers, beleidsmakers (en potentiële<br />

gebruikers?) en naar het aantal artikelen in vakbladen en media is naast de interviews en<br />

Page 108 Innovatiesysteemanalyse


databases als de Hydrotheek [vooral voor Nederlandstalige vakbladen als H2O] ook gezocht in<br />

de database Lexis Nexis Academic NL [zie ook paragraaf 3.4.3]. In deze database is in alle<br />

Nederlandstalige bronnen voor de periode van 2000 tot en met 19 of 20 maart 2011 gezocht op<br />

de volgende trefwoorden: “oppervlakkige afspoeling”*0+, “oppervlakte afvoer”*0+,<br />

“oppervlakkige afvoer”*0+, “oppervlakkige afstroming”*1+, runoff+water, run-off+water,<br />

afspoeling+(nutriënten OR meststoffen OR fosfaat) *30+, “ijzerhoudende materialen”*0+,<br />

“fosfaatbindende materialen” *0+, FerroSorp *0; internationale bronnen ook 0+, Hego Biotech *0;<br />

internationaal ook 0], ijzerslib OR ijzerzand [29; na selectie 7],<br />

maatregelen+waterkwaliteit+fosfaat [18], fosfaat+ijzer [na selectie 13 gehouden]. Een groot deel<br />

van de [selectie van] artikelen gingen over komend fosfaattekort, fosfaat is bottle-neck bij halen<br />

normen voor KRW, gebruik van ijzer bij helofytenfilters, gebruik van ijzer- en aluminiumzouten<br />

voor verwijderen fosfaat bij RWZI, [het nadeel van ijzer bij] het terugwinnen van fosfaat uit<br />

afvalwater en het hergebruik ijzerslib in bakstenen en co-vergistingsinstallaties.<br />

Het artikel, gevonden onder keyword ‘oppervlakkige afstroming’ (Meijering, 2011), geeft vooral<br />

aan dat zorgen voor een goede structuur van de [klei-]grond [ook] goed is voor een goede<br />

gewasopbrengst en om waterberging te creëren [zie ook paragraaf 4.2.5 Andere maatregelen<br />

Quotes uit discussie DLV-plant Marktgroepoverleg ZW]. Dit artikel is wel geschreven met<br />

medewerking van het team Bodemadvies van DLV-Plant, maar er is hierin nog géén link gelegd<br />

met eventuele fosfaatbelasting van het oppervlaktewater. Dit wordt wel gedaan 75 in de<br />

brochure van het Masterplan Mineralenmanagement [zie ook paragraaf 6.1.2].<br />

Het artikel uit de zoekopdracht ‘maatregelen+waterkwaliteit+fosfaat’’, wat het beste aansluit bij<br />

deze afstudeeropdracht, is een artikel over de gebiedspilots in West-Brabant en bij Zegveld en<br />

mogelijke maatregelen om nutriëntenemissies te reduceren (Oppewal, 2007). Meest relevante<br />

bewoordingen hieruit zijn: “Volgens Van der Bolt was allang bekend dat fosfaat niet uitspoelt uit<br />

kleigrond. Afspoeling na hevige regen is wel mogelijk”.<br />

In de bovengenoemde selectie was dus nog niets te vinden over het gebruik van ijzerhoudende<br />

materialen voor fosfaatbinding in de landbouw in – voor agrarisch ondernemers makkelijk<br />

toegankelijke - vakbladen of dagbladen. Bij een update van de zoekopdracht naar ‘ijzer+fosfaat’<br />

vanaf 19 maart 2011 tot en met begin augustus 2011 is het eerste relevante artikel gevonden;<br />

dit gaat echter over het binden van fosfaat aan ijzerhoudend materiaal om drainagebuizen of in<br />

een zogeheten ‘reactive barrière’ vlak voor de sloot (Oppewal, 2011) [zie ook tabel bij FOI4 in<br />

Bijlage X]. Ook in juni 2011 werd er een vergelijkbaar artikel geplaatst op de internetsite<br />

Waterforum 76 , die de kennis meer verspreid richting waterschappen.<br />

In de tabel FOI4 in bijlage X staan de artikelen vermeld, die gevonden zijn in vakbladen,<br />

internetsites en brochures, en die de basis vormen voor Figuur 32. Bij ‘oppervlakkige afspoeling<br />

als belangrijk(st)e transportroute’ valt het op dat 4 van de 11 items met name beschikbaar zijn<br />

voor waterbeheerders en onderzoekers [vakbladen Stromingen en H2O en Alterra<br />

informatieblad]. Het stukje op de internetsite van Aa en Maas heeft er slechts een aantal<br />

maanden op gestaan en de folder van biokennis zit onder de kennisbank van de internetsite<br />

www.kennisakker.nl en is dus alleen te vinden als men er speciaal naar zoekt. In een artikel in de<br />

door potentiële eindgebruikers goed gelezen vakblad De Boerderij (Oppewal, 2007) wordt<br />

75 “Voorkom afspoeling. Afspoeling van de fosfaatrijke bodemlaag is een belangrijke route waardoor fosfaat in het<br />

oppervlaktewater terecht komt. Houd daarom uw grond na de teelt van het hoofdgewas aan de oppervlakte ruw”<br />

(DLV-Plant, et al., 2011, p. 6) .<br />

76 http://www.waterforum.net/nieuws/1879-verwijdering-nitraat-en-fosfaat-drainagewater-werkt-goed<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 109


weliswaar gezegd dat afspoeling van fosfaat optreedt, maar er wordt helemaal niet naar<br />

verwezen dat de huidige landbouw daar iets mee zou kunnen [score -1].<br />

Aantal events<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

FOI4: Richting geven aan het zoekproces<br />

Jaar<br />

Figuur 32 Aantal artikelen in vakbladen, brochures en op internet, alsmede een film.<br />

Er is in de tabel één activiteit opgenomen, die niet speciaal toegespitst is op fosforemissie, maar<br />

de boodschap is niet mis te verstaan: “Waarschijnlijk afspoeling vanaf het perceel (...) Ook zijn er<br />

boeren die bewust geultjes graven richting de sloot om de wateroverlast na hevige neerslag te<br />

verminderen. (...) Aflaten van waterplassen die zich op het perceel bevinden in nabijgelegen<br />

oppervlaktewater zijn meestal funest voor de oppervlaktewaterkwaliteit” (Brinks & Kroonen-<br />

Backbier, 2010, pp. 73-74). Alleen de brochure van het Masterplan Mineralenmanagement<br />

wordt nu echt verspreid onder potentiële eindgebruikers, heeft een oplage van 18.000 en is dus<br />

goed beschikbaar.<br />

Ook bij ‘ijzerhoudende materialen voor fosforbinding’ is er nog niet veel informatie wijd<br />

verspreid; 6 van de 11 activiteiten zijn relatief gemakkelijk beschikbaar voor agrarisch<br />

ondernemers. Landschapsbeheerders, bloembollentelers en lezers van het agrarisch dagblad, de<br />

nieuwsbrief van Actief Randenbeheer Brabant en de website van WS Aa&Maas zouden op de<br />

hoogte kunnen zijn van deze toepassing.<br />

Wat verder opvalt is dat het woordgebruik van onderzoekers en intermediaire infrastructuur<br />

[Arcadis] positief is en heel hoge verwachtingen schept: “spectaculaire resultaten” (Oppewal,<br />

2011), “zeer goed in staat om fosfaat te binden. Bovendien bevat dit materiaal een hoge<br />

waterdoorlaatbaarheid" (Belder, et al., 2010, p. 20) “de maatregel is betaalbaar en makkelijk toe<br />

te passen in het boerenbedrijf" (Arcadis, 2010 ?, p. 12), hoewel dit soms ook wel weer<br />

genuanceerd wordt “er zijn ook nog een aantal vragen onbeantwoord. Zo weten we nog niet hoe<br />

de technieken zich op lange(re) termijn houden, hoeveel onderhoud er nodig is en hoe breed de<br />

methoden toepasbaar zijn” 77 .<br />

Het woordgebruik van agrarisch ondernemers en van ARB in de media is niet uitsluitend positief,<br />

maar eerder kritisch, getuige uitspraken als: "Ferrosorp bindt fosfaat, maar niet in zo'n mate dat<br />

77 http://www.waterforum.net/nieuws/1879-verwijdering-nitraat-en-fosfaat-drainagewater-werkt-goed<br />

Page 110 Innovatiesysteemanalyse<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

Aantal events [cumulatief]<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal om P<br />

te binden<br />

oppervlakkige<br />

afspoeling als<br />

emissieroute


het afdoende is. Daarom gaan de proeven verder" (ARB, 2010) en “Mening melkveehouder: ik<br />

vraag me af of het systeem wel betaalbaar en duurzaam is. Als het filtersysteem dichtslibt met<br />

kleideeltjes zal dat de waterafvoer belemmeren” 78 . Deze laatste uitspraak heb ik als ‘negatief’<br />

beoordeeld; in 2010 zijn er dus 5 gebeurtenissen geweest, maar één is als -1 beoordeeld, omdat<br />

dit de ontwikkeling van de innovatie zou kunnen belemmeren.<br />

‘Richting geven aan het zoekproces’ heb ik zelf wat breder opgepakt dan het kwantificeren van<br />

de gegeven indicatoren. In de interviews heb ik aan diverse actoren gevraagd naar mogelijke<br />

vormen van ‘sturing’ [om fosforemissies te reduceren en/of om ijzerhoudend materiaal te<br />

gebruiken] en welke vorm[en] hun voorkeur had[den]. Verschillende vormen van sturing waren<br />

ingedeeld in:<br />

1: positieve prikkels:<br />

a. geld voor [meer] onderzoek;<br />

b. Draagvlak creëren door voorlichting en hoe ze het liefst geïnformeerd wilde worden;<br />

c. Stimuleren door middel van subsidies;<br />

d. vrijwillig bovenwettelijke maatregelen nemen, maatwerk [zelf kiezen welke maatregel]<br />

2: negatieve prikkels:<br />

a. hogere fosfaatkunstmestprijzen [heffing op fosfaatkunstmest];<br />

b. regelgeving [algemeen geldende regels/generiek of gebiedsgericht, op welke termijn (snel doelen<br />

halen,gefaseerd: schipperen tussen draagvlak en snel ingaan van maatregelen)]<br />

c. boetes: aansluiten op het milieugedrag van boeren<br />

Financiële middelen voor verder onderzoek komt aan de orde bij ‘mobiliseren van middelen’<br />

[FOI6: zie paragraaf 8.6] en sturing in de vorm van stimuleringsregelingen wordt verder<br />

besproken in ‘creëren van markten’ *FOI5; zie paragraaf 8.5].<br />

Hieronder volgen nog enkele citaten over de punten ‘draagvlak creëren door voorlichting’<br />

“als blijkt dat het goed werkt, dan moet er een praktijkdag georganiseerd worden of een –<br />

middag waar de boeren ook kunnen zien. De cijfertjes kun je niet zien, maar bijvoorbeeld ‘wat is<br />

het materiaal, hoe ga je er praktisch mee om’; dat wil de boer wel zien”(AGR2).<br />

En over ‘negatieve prikkels’:<br />

“het kan gekoppeld worden aan toeslagrechten; ‘je moet aan fosfaatreductie doen, anders krijg<br />

je geen toeslagrechten meer’ (AGR1)<br />

“Je zou ook de Waterwet/LOTV aan kunnen scherpen, dat je geen rechtstreekse lozingen meer<br />

mag hebben vanaf landbouwgrond naar het oppervlaktewater. Dan ga je specifiek afspoeling<br />

aanpakken” (DGW).<br />

8.5 Creëren van markten<br />

Voor de ontwikkeling van duurzame innovaties is het meestal aan de overheden om een<br />

stimulans te bieden. Het gaat hier om een speciaal geval van ‘richting geven aan het<br />

zoekproces’. Voorbeelden van zulke prikkels om de beoogde doelgroep aan te moedigen zijn<br />

regulerende belastingen, specifieke [subsidie-+regelingen of optreden als ‘launching customer’.<br />

De invulling van deze functie kan gebeuren door het in kaart brengen van het aantal niche<br />

markten, specifieke regelingen voor de nieuwe technologie of nieuwe milieunormen, die de<br />

kansen voor de innovatie verbeteren.<br />

78 Internetsite WS Aa en Maas_informatie op maat_land-en tuinbouw: artikel is nu niet meer beschikbaar<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 111


Er zijn op dit moment nog géén activiteiten, behorende bij deze functie, om het gebruik van<br />

ijzerhoudende materialen voor de reductie van fosfaatemissie te bevorderen.<br />

In de interviews kwamen een aantal ideeën naar voren over hoe dit zou kunnen worden<br />

vormgegeven. In dit geval zou men kunnen denken aan:<br />

Specifieke subsidieregelingen:<br />

o Aanbieden van extra toeslag op de subsidieregeling Akkerrandenbeheer bij gebruik van<br />

ijzerhoudende materialen<br />

o Fiscale voordelen: “Het is hetzelfde idee, schiet me nou te binnen, als de ‘groen-label<br />

stallen’. Je mag bouwen volgens bepaalde [dierwelzijns]normen en daar krijg je (...)<br />

fiscaal wat tegemoetkomingen voor (AGR2)<br />

o Gebruik ijzerhoudend materiaal opnemen in de catalogus voor groen-blauwe diensten<br />

[zie ook paragraaf 6.2] “dat zou je kunnen doen; (...) dat is het concept, maar dat is nog<br />

niet echt geïmplementeerd. (...) het is eigenlijk nu altijd EU geld wat daar beschikbaar<br />

voor wordt gesteld. Er wordt wel over gesproken om dat verder te operationaliseren; die<br />

groen-blauwe diensten. Dat de burgers er ook voor betalen, maar dat betekent ook dat<br />

er een heffingsmechanisme moet zijn om geld te krijgen, waarmee boeren voor groenblauwe<br />

diensten worden betaald. Maar dat mechanisme is nog niet zo vanzelfsprekend...<br />

(CB1) Het zou kunnen dat er meer mogelijkheden zijn “ na de hervorming van het<br />

gemeenschappelijk landbouwbeleid (...) na 2013 (...) Je hebt twee pijlers; de eerste pijler<br />

is directe inkomstensteun en de tweede pijler is ontwikkeling. Er wordt steeds meer geld<br />

overgeheveld van de eerste naar de tweede pijler; dus directe inkomstensteun neemt af<br />

en landbouwontwikkeling neemt toe. (...) POP valt daar ook onder. Daar heeft LNV een<br />

blauwdruk voor gemaakt hoe zij dat dan zien; het idee is dat de pot<br />

plattelandsontwikkelingsgelden toch meer gevuld gaat worden, en dat je daarmee een<br />

heel stuk groen-blauwe diensten gaat financieren. Dus boeren, die iets bovenwettelijks<br />

doen, die beloon je uit die extra pot. (...) dan is het wel een beetje een koekje van eigen<br />

deeg, maar je gaat wel mensen belonen, die met peilgestuurde drainage aan de slag<br />

gaan of bredere bufferstroken aan willen leggen of anderszins afspoeling zien te<br />

voorkomen” (DGW).<br />

Overheid als ‘launching customer’: de ondernemers zouden de maatregel wel daadwerkelijk<br />

gaan gebruiken “als de zakken gratis zijn op te halen” (Buur AGR5, akkerbouw en<br />

opfokvee)..<br />

Kansen voor het gebruik van ijzerhoudende materialen verbeteren door bijvoorbeeld<br />

hergebruik toe te staan in meststof en op de bodem; dit zorgt voor een gemakkelijke<br />

afvoer. “Is marktvorming voor fosfaatbinders is mogelijk? Ja, ik denk het wel ... als je het kán<br />

hergebruiken”(WS2) “Als ondernemers tegen regelgeving aan lopen, die gewoon ingesteld is<br />

voor het gemiddelde (...), die de ontwikkeling tegenhoudt... Dat kan je als overheid<br />

faciliteren” (LNV). Voor meer informatie: zie ook paragraaf 5.4.5 en in hoofdstuk 7<br />

Maar in dit laatste geval is het ook van belang om meer voorlichting te geven over waar<br />

mensen naar toe kunnen als ze tegen dat soort vragen aan lopen. “Binnen de overheid is er<br />

een koplopersloket; daar kunnen initiatiefnemers, die nieuwe ideeën hebben, terecht. Die<br />

kunnen daar terecht voor advies, waar ze subsidie kunnen krijgen, maar ook van ‘ik loop<br />

tegen regelgeving aan en hoe moet ik daar nu mee verder’. Vaak zal het er op neer komen<br />

dat er gekeken wordt naar ‘moet er voor dit specifieke geval een ontheffing verleend<br />

worden’. Er wordt geprobeerd om te voorkomen dat ze tegen allemaal bureaucratische<br />

regels aanlopen” (LNV).<br />

Page 112 Innovatiesysteemanalyse


8.6 Mobiliseren van middelen<br />

Een indicator voor deze functie is bijvoorbeeld de hoeveelheid middelen, die beschikbaar<br />

worden gesteld door overheid en bedrijfsleven, voor lange termijn R&D programma’s en om de<br />

innovaties in niche experimenten te testen. Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke invulling<br />

hiervan is het mogelijk om ‘kern’-actoren in een interview te vragen of ze problemen<br />

ondervinden bij de toegang tot voldoende middelen.<br />

Het DOVE-onderzoek is mogelijk gemaakt door financiering vanuit het programma Mest- en<br />

Mineralen van het ministerie van LNV [BO programma 398-II], het ministerie van VROM, RIZA,<br />

RWS en STOWA. Bij de afzonderlijke projecten werden aanvullende financiering en/of bijdragen<br />

geleverd door:<br />

* DOVE-veen: provincie Zuid-Holland, GeBeVe-subsidie 79 , WLTO [nu opgegaan in LTO-Noord]<br />

en het hoogheemraadschap van Rijnland<br />

* DOVE-zand: Waterschap Regge & Dinkel, LEI, Alterra en RIVM<br />

* DOVE-klei: Waterschap Rivierenland, Alterra en PRI<br />

(Torenbeek, 2003 Ten geleide; van den Eertwegh & van Beek, 2004 Ten geleide; van der Salm,<br />

et al., 2006, p. 7).<br />

Een belangrijke stimulans voor het onderzoek naar het gebruik van ijzerhoudende materialen<br />

voor fosfaatbinding is het KRW-Innovatiefonds. In de eerste tender bedroeg het totale bedrag<br />

van de op grond van deze regeling te verlenen subsidies € 34 miljoen (VenW, 2008b art. 4). Op<br />

grond van de gevraagde subsidies 80 meen ik te mogen concluderen, dat er circa € 10 miljoen<br />

naar de landbouwgerelateerde projecten is gegaan. Hiervan zijn twee projecten bezig met<br />

fosfaatbindende materialen [Puridrain KRW08050 en Gebruik (...) fosfaatbindende materialen<br />

KRW08091], één puur met oppervlakkige afspoeling [Inrichtingsmaatregelen KRW08085] en één<br />

met de combinatie van oppervlakkige afspoeling en fosfaatbindende materialen [Terugdringing<br />

fosfaatafspoeling KRW08035+; hiermee is circa € 1,8 miljoen gemoeid, waarbij gezegd moet<br />

worden dat hiervan ook een gedeelte van gebruikt wordt voor nitraatreducerende materialen.<br />

In de tweede tender bedroeg het subsidieplafond €39,5 miljoen (VenW, 2009a paragraaf 4). Van<br />

de 22 projecten zijn er vijf landbouwgerelateerd en opgenomen in het ‘Kennis moet stromen’-<br />

project (Luijten, 2010). Géén van deze vijf projecten houdt zich specifiek bezig met<br />

oppervlakkige afspoeling en/of fosfaatbindende materialen.<br />

Hieronder volgen een aantal quotes over hoe de geïnterviewde actoren de beschikbaarheid van<br />

financiële middelen ervaren.<br />

“Ik heb het idee dat het wel zou moeten kunnen, maar dat het vanuit het Ministerie moeilijk<br />

wordt, want die korten steeds meer op het onderzoeksbudget. Ik hoop dat provinciale overheden<br />

fondsen hebben om echt aan toepassingen te gaan werken, maar dan hoop ik dat ze af en toe<br />

eens wat geld hebben om laboratoriumwerk te doen om nog wat meer van de achtergronden te<br />

weten” (CB2).<br />

Er is geen extra geld voor waterkwaliteit of je moet het over de boeg gooien van waterkwantiteit<br />

(slim combineren). Waterkwaliteit staat nu niet meer in de aandacht (is niet meer ‘in’);<br />

79 GeVeBe: Regeling Gebiedsgerichte Bestrijding Verdroging<br />

80 “Samenvattingen te honoreren projecten uit de tender 2008 van het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water” op<br />

website van Senternovem [nu: Agentschap NL] benaderd in Januari 2010<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 113


waterkwaliteit zit nu heel erg in de uitvoering. Zelfs ook uitstellen van maatregelen ivm.<br />

kredietcrisis (DGW).<br />

Het is een spel tussen ministeries (...) we zijn nog volop bezig om de bezuinigingsdoelstellingen<br />

van dit kabinet te halen. Daar is al moeite genoeg mee, en dan valt elk ministerie terug op zijn<br />

kerntaken. En waterkwaliteit valt dan gewoon tussen de wal en het schip. Want kerntaak van<br />

VenW is wel water, maar niet waterkwaliteit maar waterveiligheid; en LNV, die denken van<br />

water, hoezo water, dat is toch geen kerntaak van LNV; water is een taak van VenW. (LNV)<br />

In de 2 e tender van het KRW-IP zitten weer hele nieuwe projecten. Er is, zover ik gezien heb,<br />

geen directe link met projecten uit de 1 e tender. Is het dan niet beter om in een 2 e tender<br />

veelbelovende innovaties een vervolg te geven? “We hebben geen voorstel voor de<br />

veldexperimenten ingediend voor de 2 e tender, want die komt er dan eigenlijk veel te snel er<br />

achteraan; je bent dan nog maar net bezig met de eerste proeven. Dan zou er meer tijd moeten<br />

zitten tussen de eerste en tweede tender” (CB2).<br />

“het is niet erg dat er nu weer hele nieuwe projecten in zitten (..) “Het is al eerder gezegd: ‘laat<br />

duizend bloemen bloeien’ (...) als je wilt innoveren, dan moet je mensen ook de ruimte geven om<br />

nieuwe wegen te bewandelen, om te experimenteren. (...) de zucht naar integratie is vaak puur<br />

een zucht van bureaucraten, die controle willen.(...) Maar ... Kijk, het is natuurlijk wel ... wat gaat<br />

er gebeuren als wij ons eindrapport over een maand afhebben? We hebben een film gemaakt;<br />

we gaan het ruim publiceren overal, maar dan houdt het ook op. En de vraag is dan ... wordt het<br />

ook opgepakt en door wie?” (WU).<br />

Hoe het onderzoeksbudget verdeeld wordt, is ook nog eens mensenwerk.<br />

“de hoeveelheid onderzoeksgeld is zeer drastisch terug gelopen; alle onderzoekers zijn ook nog<br />

eens concurrenten van elkaar. Het geld van het Ministerie kan maar een keer uitgegeven worden<br />

en als dat allemaal bijvoorbeeld in het behandelen van dierlijke mest gaat zitten, dan blijft er<br />

geen geld over voor end-of-pipe maatregelen om Ferrosorp in of rond drains te plaatsen” (CB2).<br />

wie is dan uiteindelijk dan diegene die beslist van, we krijgen deze pot geld van het Ministerie en<br />

hoe wordt dat verdeeld ? daar zijn onderzoekers bij betrokken, die veel overzicht hebben (...)<br />

maar ja, die hebben natuurlijk ook hun eigen interesses. (CB2)<br />

Binnen Alterra bestaat een zogenaamde Tender 81 Support Unit. Als de TSU weet dat er een<br />

tender is uitgeschreven, dan stuurt ze een bericht rond aan teamleiders binnen Alterra, en die<br />

kijken dan of het iets voor hun team is en wie daarvoor een voorstel kan schrijven. (mail CB2) .<br />

Onder ‘Mobiliseren van middelen’ zijn niet alleen financiële middelen opgenomen, maar ook<br />

personele hulpmiddelen, ‘human capital’. “Er zijn voldoende goede mensen nodig om een<br />

innovatietraject verder te brengen” (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 73). Hiermee worden niet<br />

alleen hoog gekwalificeerde onderzoekers [hier: op het gebied van eigenschappen van<br />

ijzerhoudend materiaal en/of oppervlakkige afspoeling] bedoeld, maar ook dat de kennis<br />

opgenomen is in curricula in onderwijssysteem *hier: op AOC’s, Hogere Agrarische Scholen en<br />

universiteiten] en dat adviseurs 82 [agro-advies, agri-business] voldoende op de hoogte zijn om de<br />

kennis door te geven aan de agrarisch ondernemers. Ook in de interviews wordt aangegeven,<br />

dat onderwijs een belangrijke partij is bij de verdere verspreiding van nieuwe kennis of<br />

uitvindingen: “Je zou het landbouwonderwijs kunnen stimuleren om een curriculum samen te<br />

81 Een ‘Tender’ is een aankondiging dat er fondsen beschikbaar zijn voor onderzoek aan een bepaald onderwerp, en<br />

dat er voorstellen kunnen worden ingediend.<br />

82 Genoemd bij presentatie M.Hekkert op de tweede themadag van Kennis moet stromen ‘Innovatieve KRW<br />

maatregelen; uitvoerbaar?’ dd. 13 september 2011.<br />

Page 114 Innovatiesysteemanalyse


stellen met meer aandacht voor biologische producten, duurzaamheid, oppervlakkige afspoeling,<br />

en dergelijke” (DGW).<br />

Op sommige hogere agrarische scholen wordt er nog maar summier aandacht besteed aan<br />

oppervlakkige afspoeling als belangrijke transportroute voor fosfor, getuige de uitspraak van de<br />

CAH [zie paragraaf 4.2.3], maar aan het gebruik van ijzerhoudende materialen als fosfaatbinders<br />

wordt nog helemaal geen aandacht besteed.<br />

8.7 Tegenspel bieden aan weerstand<br />

Inzicht in de vervulling van deze systeemfunctie is te verkrijgen door het in kaart brengen van de<br />

aanwezigheid en de groei van coalities, die de belangen van de innovatie proberen te dienen, en<br />

de mate waarin ze actief zijn.<br />

Voorbeelden op het gebied van zulke coalities worden gegeven door geïnterviewde ZLTO1: “We<br />

weten bijvoorbeeld dat de Brabantse Milieufederatie en Brabants Landschap en Staatsbosbeheer<br />

en Natuurmonumenten zeggen ‘dat Actief Randenbeheer, dat is ’n goede regeling; daar zijn we<br />

vóór’. Wij zijn zo stom geweest .... ik denk dat dat ongeveer 4 jaar geleden was; toen was er een<br />

verzoek van Brabants Landschap (...) om ook mee te mogen doen met die regeling Actief<br />

Randenbeheer Brabant. (...) Toen is er dus door de projectgroepleden, dus vanuit de<br />

waterschappen en de provincie, gezegd ‘nee, nee, dat doen we niet’, terwijl ik dacht ‘tactisch zou<br />

het gewoon veel beter zijn om te zeggen: laat gewoon Brabants Landschap ook meedoen in die<br />

regeling, want dan heb je daarmee direct een bevestiging dat ‘n natuurterreinbeheerder dit<br />

onderschrijft als een goede regeling, zelfs zo goed dat hij er zelf ook gebruik van maakt’ (ZLTO1,<br />

14072010).<br />

“Die trend is er zowiezo in de landbouw aanwezig; dat je nieuwe producten of teeltwijzen weg<br />

gaat zetten en dat je probeert samen met de dierenbescherming of met natuur en milieu of met<br />

de ANWB om de tafel te gaan zitten en zeggen ‘als we dit nou zo maken, gaan jullie dan ook mee<br />

zeggen dat het goed is’”( ZLTO1, 14072010).<br />

Voorstanders voor het aanbieden van blauwe diensten door de landbouwsector zijn te vinden bij<br />

de Vewin en de UvW. Zij hebben in oktober 2010 het position paper GLB vastgesteld; hierin was<br />

het uitgangspunt “om samenwerking met de agrarische sector te zoeken en oplossingen te<br />

vinden die aan de ene kant de negatieve druk vanuit de landbouw op het watersysteem<br />

verminderen en tegelijkertijd ook (financieel) interessant voor boeren kunnen zijn. (...) De<br />

landbouw heeft door haar fundamentele rol in het landelijk gebied een grote potentie om tot een<br />

goed beheer van dat landelijk gebied te komen en daarbij aan de oplossing van verschillende<br />

maatschappelijke vraagstukken bij te dragen. Het financiële instrument van het GLB moet direct<br />

ten goede komen aan de agrarische sector en ingezet worden als een prikkel om duurzame<br />

maatregelen te nemen boven de wettelijke milieueisen (...) specifiek op het gebied van<br />

watermanagement. [UvW nieuws 23 november 2010; (UvW & Vewin, 2010)]”<br />

Ik heb geen voorbeelden gevonden van coalities of actorgroepen, die lobbyen voor het gebruik<br />

van ijzerhoudende materialen om de fosforemissies naar oppervlaktewater te reduceren.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 115


9 Analyse<br />

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten uit de interviews, observaties en literatuur<br />

gerapporteerd volgens de innovatiesysteemanalyse. In dit hoofdstuk worden de resultaten<br />

geanalyseerd en wordt de bestaande situatie vergeleken met de gewenste. De structuur van het<br />

innovatiesysteem met de actoren, actornetwerken, instituties en de technologie wordt<br />

behandeld in paragraaf 9.1. In paragraaf 9.2 wordt de dynamiek van het innovatiesysteem<br />

geanalyseerd; er wordt gekeken hoe ver het proces van innovatie in het TIS “fosfor run-off<br />

management” is ontwikkeld.<br />

9.1 De structuur van het TIS “fosfor run-off management”: de foto<br />

In de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 is de huidige situatie van het TIS “fosfor run-off management”<br />

*‘de foto’+ uitgebreid beschreven. Hieronder passeren de verschillende componenten nogmaals<br />

de revue en worden de sterke punten en knelpunten op een rij gezet. Achtereenvolgens worden<br />

de actoren, de technologie, de actornetwerken en de instituties besproken.<br />

Actoren<br />

In Figuur 33 (links) zijn in binnenste cirkel de actoren aangegeven, die al vertegenwoordigd zijn<br />

in de KRW-IP projecten van het TIS “fosfor runoff management”. In de buitenste cirkel zijn alle<br />

sectoren aangegeven, waarvan ik op basis van de resultaten van het onderzoek heb<br />

aangenomen, dat zij van belang zouden kunnen zijn voor de diffusie van het gebruik van<br />

ijzerhoudend materiaal als maatregel tegen diffuse emissie van fosfor vanuit de landbouw naar<br />

het oppervlaktewater.<br />

Overheid &<br />

Waterkwaliteits<br />

beheerders<br />

Onderwijs<br />

Leveranciers<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal<br />

Agri-business<br />

& agro-advies<br />

Ingenieurs-<br />

& Adviesbureaus<br />

Brabant Arcadis<br />

Water &<br />

Project- H-B W-UR<br />

groep ARB<br />

& KMS<br />

Al betrokken<br />

bij het TIS<br />

8 agr.<br />

ZLTO<br />

Agrariërs/<br />

agr. belangenvereniging<br />

Kennis- en<br />

onderzoeks<br />

instituten<br />

NGO/natuurenmilieuvereniging<br />

Figuur 33 Verschillende actorgroepen in het TIS “fosfor runoff management”; Links: weergave huidige<br />

situatie; Rechts: beoogde doorstroming van kennis uit de projecten naar eindgebruikers (Bron: O.<br />

Clevering, et al., 2010, p. 7)<br />

In de buitenste cirkel is met verschillende tinten blauw aangegeven in hoeverre de sectoren al<br />

actief zijn in het TIS [ook relatief ten opzichte van de sector, die ze vertegenwoordigen];<br />

donkerblauw is relatief goed vertegenwoordigd, lichtblauw [onderwijs, agro-advies & agri-<br />

Page 116 Innovatiesysteemanalyse


usiness en natuur- en milieuverenigingen] is niet vertegenwoordigd. Middelblauw betekent wel<br />

vertegenwoordigd, maar nog onvoldoende :<br />

Agrariërs/agrarische belangenvereniging: Op dit moment hebben er 8 agrarisch<br />

ondernemers deelgenomen aan de veldproeven in KRW08035 en 1 bollenteler is betrokken<br />

bij een veldproef van KRW08091. Dat is erg weinig ten opzichte van de 10 of 64 duizend<br />

agrariërs in respectievelijk Noord-Brabant of heel Nederland [zie ook Tabel 13]. Verder<br />

waren ze actief deelnemer in de zin van dat de veldproeven op hun percelen plaats vonden,<br />

maar ze waren niet allen écht betrokken bij de ontwikkeling van de innovatie, getuige de<br />

volgende uitspraak: “Sommigen hebben er wel tijd in gestoken, (...) maar anderen, die<br />

behandelden ons toch een beetje als een onderzoeker, die ze toestemming geven om op hun<br />

land te komen. (...) Dat ze nou echt eigenaarschap namen voor de proeven, wat ik had<br />

gehoopt, dat was niet zo. (...) Dat is ook een leerpunt voor mij: boeren hebben weinig tijd,<br />

wij waren ook allemaal mensen zonder veel tijd. (...) Als je écht iets samen met boeren wil<br />

ontwikkelen, dan moet je daar veel meer tijd en aandacht aan besteden”(WU). Van de<br />

agrarische belangenvereningingen was tot nu toe alleen de ZLTO sterk betrokken.<br />

Leveranciers ijzerhoudend materiaal: Aan de productiekant waren één waterbedrijf en één<br />

bedrijf, wat commercieel ijzerhoudend materiaal verhandelt, vertegenwoordigd. Zij waren<br />

echter alleen leverancier van het materiaal, en niet echt betrokken bij de ontwikkeling van<br />

de innovatie in Nederland [dus: ze dachten niet mee over hoe je de materialen zou kunnen<br />

gebruiken bij oppervlakkige afspoeling of hoe de eigenschappen van het materiaal<br />

verbeterd zouden kunnen worden voor deze toepassing]. NB: Hego-Biotech en P.U.S.<br />

zouden dit volgens de documentenanalyse al wél gedaan hebben in samenwerking met de<br />

TU Dresden en de West-Saksische Hogeschool.<br />

Overheid en waterkwaliteitsbeheerders: De overheid heeft geld beschikbaar gesteld via<br />

het KRW-Innovatiefonds en blijft op de hoogte van de ontwikkeling door [eind-]rapportages<br />

en KMS-themadagen; er is toestemming gegeven voor twee wat meer grootschalige<br />

experimenten, waarbij ijzerhoudend materiaal in de bodem wordt toegepast [KRW08091]<br />

door een waterschapkwaliteitsbeheerder, een gemeente en een provincie. Verder blijven ze<br />

op de hoogte van de ontwikkeling tijdens themadagen van het overkoepelende project<br />

‘Kennis moet stromen’ en op bijeenkomsten van de projectgroep ARB of Landbouw<br />

Centraal, maar het is niet zo dat ze al concrete maatregelen hebben genomen om déze<br />

specifieke innovatie verder te ontwikkelen.<br />

In Figuur 33 (rechts) is weergegeven wat volgens het kernteam ‘Kennis moet stromen’ de<br />

gewenste situatie zou zijn voor wat betreft de doorstroming van kennis, die is/wordt opgedaan<br />

in de afzonderlijke KRW-IP projecten, naar de eindgebruikers, zoals overheden, agrariërs,<br />

agribusiness en onderwijs. Voor wat betreft de huidige mate van doorstroming naar<br />

eindgebruikers is hieronder het een en ander samengevat over de:<br />

Overheden: afgevaardigden van ministeries, provincies en waterschappen, die aan het<br />

‘Kennis moet stromen’-congres of - werklab in 2010 hebben deelgenomen of de<br />

afgevaardigden van waterschappen en provincies, die betrokken zijn bij de projectgroep<br />

ARB of Landbouw Centraal, zijn in meer of mindere mate op de hoogte van de<br />

ontwikkelingen rondom het gebruik van ijzerhoudende materialen bij oppervlakkige<br />

afspoeling. Verder is het idee van de ijzerhoudende materialen en de eventuele toepassing<br />

in greppels of op/in akkerranden kort aan de orde geweest op een bijeenkomst van het<br />

kennisnetwerk Water van DLG. In hoeverre deze kennis dan binnen de ministeries,<br />

provincies en waterschappen verder verspreid wordt, is mij niet bekend.<br />

Agrariërs: agrarisch ondernemers, die hebben deelgenomen aan het project KRW08035,<br />

die zitting hebben in de klankbordgroep ARB of die aanwezig waren op de dag, die 1 maart<br />

2011 georganiseerd werd vanuit Landbouw Centraal en het project KRW08085, hebben<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 117


kennis gemaakt met het idee [en de uitvoering] van deze maatregel. Ook hier geldt weer,<br />

dat mij niet bekend is in hoeverre zij met anderen al gesproken hebben over deze<br />

maatregel.<br />

Erfbetreders: uit de groep agrarische belangenverenigingen zijn de afdeling ZLTO-projecten<br />

en de 2 ZLTO-adviseurs, die de bedrijfseconomische analyse hebben uitgevoerd, betrokken<br />

geweest bij het project KRW08035. Aangezien agro-advies en met name DLV door de<br />

agrarisch ondernemers als een belangrijke partij werd genoemd [zie paragraaf 4.1] , is ook<br />

iemand van DLV-plant, afdeling projecten, geïnterviewd en is er, in samenwerking met<br />

CWK1, een presentatie gehouden en een discussie gevoerd bij het DLV-plant<br />

Marktgroepoverleg ZW. Wat betreft de agri-business: hier is – met uitzondering van de<br />

persoon, die ik bij veevoederproducent Hendrikx UTD heb geïnterviewd en enkele<br />

personen, die aanwezig waren op de themadag van KMS [jan 2010] of Landbouw Centraal<br />

[mrt 2011]- naar mijn weten nog niets bekend over deze maatregel.<br />

Onderwijs: CAH is op de dag “Fosfaat met beleid” van de NVWV aanwezig geweest, waar<br />

oppervlakkige afspoeling is besproken door CWK. Hij geeft aan dat het niet meer dan<br />

‘genoemd’ wordt op zijn onderwijsinstelling. *zie ook uitspraak in paragraaf 4.2.3] . De enige<br />

info over ijzerhoudende fosfaatbinders kwam uit mijn interview en via een informeel<br />

contact met iemand van de ZLTO. “ZLTO doet daar ook wat projecten mee, dacht ik, met<br />

afspoelingswater. (...) een vriend van mij, die zit bij ZLTO, of hij zelf met afspoelingsprojecten<br />

bezig is, dat weet ik niet, maar wij hebben het er wel eens over gehad”(CAH). Op de<br />

themadag “Landbouw & Kaderrichtlijn Water” waren twee mensen van de HAS- Den Bosch<br />

aanwezig. Of zij de daar opgedane kennis binnen hun onderwijsinstelling hebben verspreid,<br />

is mij niet bekend.<br />

Wanneer we Figuur 33 (rechts) en Figuur 12 vergelijken, dan valt op dat bij de ‘Beoogde<br />

doorstroming’ in Figuur 33 (rechts) de intermediaire infrastructuur niet expliciet aanwezig is, die<br />

zo’n duidelijke plaats inneemt tussen productiekant en gebruikerskant in Figuur 12 [en tussen<br />

onderzoek, het industriële systeem en de consumenten in Hekkert en Ossebaard (2010, p. 49<br />

figuur 10 )]. Impliciet wellicht wel, als je de erfbetreders ziet als intermediair tussen de KRWinnovatieprojecten<br />

en de agrariërs. Maar dit kunnen ook andere adviesbureaus en/of<br />

ingenieursbureaus zijn, zoals Arcadis in Figuur 33 (links). In het onderdeel ‘netwerken’ in deze<br />

paragraaf zal verder en in meer detail in gegaan worden op de benodigde actorgroepen in dit<br />

TIS.<br />

Volgens het kernteam “Kennis moet stromen” moet de kennis, die opgedaan is/wordt in de<br />

afzonderlijke KRW-IP projecten, gaan stromen naar de eindgebruikers, zoals overheden,<br />

agrariërs, erfbetreders en onderwijs, zodat er breed gedragen maatregelenpakketten opgesteld<br />

kunnen worden voor de volgende generatie stroomgebiedsbeheersplannen [2016-2021],<br />

waarvoor de ontwerpen in december 2014 ter inspraak zullen worden voorgelegd en uiterlijk 22-<br />

12-2005 worden gepubliceerd (VenW, et al., 2009b, p. 46)]. Om deze ambitie te kunnen halen, is<br />

in<br />

Figuur 33 rechts weergegeven, dat de kennis in 2012 ‘voldoende’ moet zijn doorgestroomd naar<br />

overheid, agrariërs, erfbetreders en onderwijs.<br />

We hebben in het TIS “fosfor run-off management” te maken met meerdere aspecten:<br />

doorstroming van de kennis over het aandeel van oppervlakkige afspoeling in het<br />

transport van fosfor vanaf boerenland naar het oppervlaktewater,<br />

status van de technische inventie om ijzerhoudend materiaal te gebruiken om de<br />

emissie van fosfaat te reduceren en<br />

verspreiding van kennis en gebruik van deze inventie.<br />

Page 118 Innovatiesysteemanalyse


Voor zowel de kennis over als het gebruik van ijzerhoudende materialen voor de terugdringing<br />

van fosfaatafspoeling van boerenland lijkt de doorstroming naar de eindgebruikers agrariërs,<br />

erfbetreder en onderwijs nog niet voldoende ver gevorderd om het gewenste tijdspad te kunnen<br />

halen.<br />

Technologie<br />

De technische ontwikkeling van de maatregel ‘toepassen ijzerhoudende materialen’ is<br />

veelbelovend maar nog niet voldoende, aangezien er nog een aantal vragen overblijven, die<br />

beantwoord moeten worden alvorens de verdere verspreiding kan plaatsvinden [zie ook<br />

paragraaf 4.2 status innovatie]. De belangrijkste aandachtspunten zijn:<br />

Werking van het materiaal op langere termijn: het is onvoldoende bekend hoelang het materiaal<br />

mee gaat; dit is mede afhankelijk van bemesting en neerslagintensiteit. Theoretisch kan dit<br />

berekend worden door omzetten van informatie van figuur 3 uit (van Slobbe, et al., 2010, pp. 21-<br />

22). De adsorptie-isothermen moeten omgezet worden naar behapbare informatie voor<br />

agrarisch ondernemers en beleidsmakers, ook al is dit indicatief. In aanvulling hierop is er<br />

behoefte [aangegeven door meerdere geïnterviewde agrarisch ondernemers] om met een<br />

eenvoudige methode in het veld vast te kunnen stellen wanneer de ‘zak uitgewerkt is’.<br />

Uitdrukken van de kosteneffectiviteit in €/kg P-reductie voor duidelijke vergelijking met andere<br />

maatregelen<br />

Beschikbaarheid [kwalitatief geschikte] reststof van de drinkwaterbereiding:<br />

“Het huidige basismateriaal van FerroSorp is ‘red mud’, een afvalproduct van de<br />

aluminiumwinning. De voorraad hiervan begint echter op te raken, en de producent kijkt met<br />

belangstelling naar het ijzerslib uit Nederland” (van Slobbe, et al., 2010, p. 13).<br />

In de werkgroep ‘Filtersystemen’ op de tweede themadag van ‘Kennis moet stromen’ gaf<br />

Alterra-CB aan, dat er volgens de Reststoffenunie op jaarbasis 10.000 ton ijzerzand beschikbaar<br />

zou zijn. Volgens Alterra-CB is dit niet voldoende en moet er ook uitgekeken worden naar<br />

alternatieven. Uit verificatie van deze hoeveelheid in de beschikbare documenten lijkt het erop<br />

dat dit overeenkomt met de hoeveelheid vloeibaar waterijzer 83 , wat wordt afgevoerd voor<br />

gebruik in baksteen of werken (Reststoffenunie, 2010, p. 9). Deze hoeveelheid is echter ook<br />

weer afhankelijk van [externe] fluctuaties/ontwikkelingen of trends, als:<br />

“Bij steekvast waterijzer gaat het vaak over grote(re) partijen (...), die kwalitatief ongeschikt<br />

zijn om naar een biogas- of RWZ-installatie af te zetten” (Reststoffenunie, 2010, p. 10), maar<br />

“vanuit haar kennis van de markt tracht Reststoffenunie de Nederlandse<br />

drinkwaterbedrijven ertoe te bewegen hun processen ‘aan de bron’ zodanig in te richten,<br />

dat de kwaliteit van de reststoffen aansluit bij de vraag vanuit de markt” (B. Bolt & Koppers,<br />

2009; Brink & Koppers, 2008; Reststoffenunie, 2010, p. 11)<br />

“De hoeveelheid waterijzer, uitgedrukt in droge stof, zal in de nabije toekomst enigszins<br />

teruglopen door een verminderd aanbod van ijzerhoudend coagulatieslib vanuit Noord-<br />

Holland” (Reststoffenunie, 2011b, p. 11).<br />

“de afzet van vloeibaar en steekvast waterijzer in de komende jaren licht stijgen door de<br />

aanhoudende vraag vanuit de biogassector” (Reststoffenunie, 2011b, p. 12).<br />

83 Gegevens 2009: 52% komt overeen met 26.500 ton; totale hoeveelheid af te voeren vloeibaar waterijzer is dan<br />

50.961 ton. Er van uitgaande dat de afzet naar biogas, vergisting en RWZI’s zo blijft, dan zou er voor de afzet naar<br />

baksteen [geschat 4%] en werken [geschat 17%] een hoogwaardigere afzet gezocht worden > 21% = 10.701 ton.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 119


“Je hebt ook rioolwaterzuiveringen, die het toepassen in de sliblijn.(...) dan voegen ze dat<br />

waterijzer toe, dan krijg je een ijzerfosfaatverbinding die deel gaat uitmaken van die droge<br />

stof matrix maw. er vindt geen release [van fosfaat] meer plaats richting de<br />

zuivering”(DW2). Er zijn echter ontwikkelingen [zie ook paragraaf 5.4.5], die het gebruik van<br />

ijzer in de sliblijn ontmoedigen in verband met de terugwinning van fosfaat bij de<br />

slibverwerking (Geraats, et al., 2007; Reitsma, Geraats, Korving, & de Man, 2008). “SNB<br />

spant zich in om het percentage ijzerarm slib in vijf jaar omhoog te krijgen tot 50%” 84 .<br />

Hierdoor zou de afname van waterijzer door RWZI’s terug kunnen lopen, waardoor er weer<br />

méér beschikbaar zou kunnen zijn voor fosfaatbinding in boerenland of uit run-off van<br />

boerenland.<br />

Het lijkt er op, dat men zich in de afvalwaterzuiveringssector ook al afvraagt of er voldoende<br />

kwalitatief geschikt materiaal beschikbaar is: “Er is te weinig secundair materiaal beschikbaar om<br />

de totale vraag te dekken” 85 . Het is mij echter uit de tekst niet geheel duidelijk geworden of dit<br />

tekort ook geldt voor ijzerhydroxiden of slechts voor secundaire C-bronnen of reststromen met<br />

aluminiumzouten.<br />

Haalbaarheid ofwel ‘is er genoeg materiaal beschikbaar?’ is ook afhankelijk van het antwoord op<br />

de vraag ‘in welke gebieden zou het toegepast moeten gaan worden?’<br />

“Hebben maatregelen met de fosfaatbindende materialen volgens U potentie? Niet voor alle<br />

akkerranden in Nederland; dan is er niet voldoende ijzerslib. En als de economie weer aantrekt,<br />

kan ijzerafval duur worden. Je moet het slim toepassen om het kosten-effectief te doen.<br />

Toepassen bij preferente stroombanen en gebiedsspecifiek, bijvoorbeeld in fosfaatrisicogebieden,<br />

dus gebieden die fosfaatverzadigd zijn, een hoge grondwatertrap hebben en een hoge<br />

slootdichtheid” (DGW).<br />

Het is ook nog niet duidelijk hoeveel ijzerhoudend materiaal er kwalitatief geschikt zou zijn per<br />

drinkwaterbedrijf, dan wel per winning; en dus beschikbaar voor de toepassing als fosfaatbinder<br />

in de landbouw.<br />

Niet alleen verontreinigingen als arseen en zware metalen bepalen of het materiaal kwalitatief<br />

geschikt genoeg is. Ook het gehalte P, wat het materiaal bevat, is van belang [ Vraag CB2 per<br />

mail sept 2010 “Kun je hen [Hego-Biotech] bij een interview dan misschien vragen of ze bij de<br />

selectie van partijen ijzeroxiden ook letten op het P-gehalte ervan?”] want als er als relatief veel<br />

P aanwezig is in het materiaal dan zal de bindingscapaciteit voor fosfaat van buitenaf lager zijn.<br />

P/Fe molverhouding [zie Tabel 11]. “Fosfaat is van nature aanwezig in het diepe grondwater,<br />

bijvoorbeeld als gevolg van het oplossen van apatietachtige mineralen, die in de ondergrond<br />

kunnen voorkomen. Tijdens de voorbehandeling van het opgepompte grondwater wordt Fe 2+<br />

geoxideerd tot Fe 3+ en slaat het in het water opgeloste fosfaat neer met de gevormde ijzeroxiden.<br />

De molaire verhouding is echter zeer laag. De absolute hoeveelheid fosfaat is dus hoog, maar dit<br />

84 http://www.fosfaatrecycling.nl/terugwinning/terugwinning-bij-slibverwerking/fosfaatproductie/67<br />

85 Optimalisatie van het gebruik van hulpstoffen en hergebruik van reststoffen<br />

Bij de inzet van grondstoffen en hulpstoffen is gedeeltelijk gebruik mogelijk van secundaire grondstoffen. Bij de inzet<br />

hiervan wordt gestuurd op kwaliteit en prijs. Hierbij kan worden gedacht aan inzet van secundaire C-bronnen in de<br />

waterlijn, het gebruik van reststromen, die aluminiumzouten bevatten voor licht slib bestrijding en<br />

fosfaatverwijdering in de waterlijn en het gebruik van ijzerhydroxiden (afkomstig uit de drinkwaterbereiding) in de<br />

vergisting voor defosfatering en ontzwaveling. Er is te weinig secundair materiaal beschikbaar om de totale vraag te<br />

dekken. Bij de inzet van ijzerhydroxiden zijn de inzet en de vereiste zuiverheid beleidsmatig gereguleerd in het LAP. De<br />

mogelijkheid om ijzerhydroxide in te zetten is technisch beperkt (vooral toepasbaar in vergisting na bio-P<br />

verwijdering). (Bron: VROM, 2010b, p. 11 slibbehandeling)<br />

Page 120 Innovatiesysteemanalyse


fosfaat zal naar verwachting nauwelijks beschikbaar zijn omdat het zeer sterk gebonden is aan<br />

Fe-oxiden” (Koopmans, et al., 2010, pp. 29-30).<br />

Tabel 11 Totale gehalten Fe en P in ijzerslib en –zand (Bron: Koopmans, et al., 2010, p. 30 Tabel 4), in<br />

FerroSorp® (Bron: per mail van Alterra-CB) en de P/Fe molverhouding<br />

Fe [g/kg] P [g/kg] P/Fe molverhouding [%]<br />

Fe-slib 329 2,6 1,4<br />

Fe-zand 198 3,4 3,1<br />

FerroSorp® 405 3,9 1,7<br />

“dat moet ik even uit mijn hoofd zeggen, (...) dan praat je over fosfaatgehaltes van tussen 0.5 – 1<br />

% op de droge stof betrokken. Dus er is wel degelijk sprake van een deel fosfaat gebonden ijzer”<br />

(DW2) Op het veiligheidsinformatieblad ‘AquaFer’ staat voor P < 0.1% tot 4% *op<br />

gewichtsbasis] 86<br />

Indien reststof gegranuleerd moet worden: wat zijn dan de kosten, enz.<br />

Zijn er nog andere alternatieven dan granulatie om de waterdoorlatenheid in ijzerzakken te<br />

verbeteren? Er schijnen technieken toegepast te kunnen worden als vriesdrogen van het ijzerslib<br />

en daarna verbrokkelen en mengen met grover materiaal als schelpen[gruis] (pers. meded.<br />

Koopmans op 2 e themadag KMS dd. 13 september 2011).<br />

Materiaal adsorptieve ontijzering: voldoet dit aan benodigde adsorptie- en<br />

waterdoorlatendheidskarakteristieken voor deze toepassing?<br />

In Tabel 12 is een overzicht gegeven van kennis, die tot nu toe is onderzocht en wat nog verder<br />

uitgezocht zou moeten worden:<br />

is onderzocht<br />

onderzoek moet nog uitgevoerd worden<br />

is wel bekend, maar of het voldoende is hangt af van de omstandigheden<br />

[waterdoorlatendheid: afhankelijk van het volume, waar het water doorheen moet] of is nog<br />

onduidelijk [beschikbaarheid: voorraad ‘red mud’ raakt op, mogelijk afname reststof<br />

drinkwaterwinning door P.U.S/Hego-Biotech en het is afhankelijk waar het toegepast gaat<br />

worden]<br />

Tabel 12 Overzicht van op welke gebieden er nog [meer] onderzoek uitgevoerd zou moeten worden<br />

Wetensch. kennis Praktijk Evaluatie Haalbaarheid<br />

Ads.eigensch Waterdoorl. Langl. veldex. Kosten(eff) Beschikbaarheid<br />

FerroSorp® <br />

Reststof<br />

drinkwater<br />

<br />

Idem<br />

gegranuleerd<br />

<br />

Adsorptieve<br />

ontijzering<br />

<br />

86 http://www.reststoffenunie.com/data/upload/files/veiligheidsinformatieblad_aquafer.pdf accessed sept. 2011<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 121


Netwerken<br />

Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven, is de hele leveringsketen [vanaf ontwikkeling en productie<br />

tot aan de uiteindelijke levering aan en het gebruik door eindgebruikers/consumenten] van<br />

belang. In paragraaf 6.2 is daarom getracht de sociale groepen in het socio-technologische<br />

systeem, zoals weergegeven door Geels, in te vullen aan de hand van de interviews en het<br />

literatuuronderzoek. [zie ook Figuur 34 en Figuur 35: de in dit TIS gevonden actor is blauw, het is<br />

in lichtgrijs aangegeven als de actor niet duidelijk is of als het niet duidelijk is of er wel een<br />

aparte/speciale actor voor nodig is]. Bij de analyse zijn een aantal aspecten opgemerkt, waar<br />

nader naar gekeken moet worden; deze zijn in Figuur 34 en Figuur 35 aangegeven met rode<br />

lijnen en letters.<br />

Zo kunnen er een paar aspecten opgemerkt worden op het socio-technologische systeem van<br />

Geels zelf:<br />

A. Er ontbreekt een gedeelte ‘onderwijs’ aan de gebruikerskant [kennisoverdracht op het<br />

gebied van oppervlakkige afspoeling van P en maatregelen], wat mijns inziens<br />

noodzakelijk is om draagvlak te krijgen voor het gebruik van het materiaal. Het gaat dan<br />

om kennis met betrekking tot het doel [bereiken KRW-doelen] én de middelen; dus<br />

kennis over het belang van de bijdrage van oppervlakkige afspoeling aan P-emissie van<br />

agrarisch land is nodig, maar ook welke maatregelen er mogelijk zijn om dit tegen te<br />

gaan inclusief de kosten-effectiviteit van de verschillende maatregelen. Kennis van<br />

verschillende maatregelen is nodig om een goed afgewogen beslissing te kunnen<br />

nemen. Dit ‘onderwijs’ kan verschillende vormen aannemen; van voorlichting door<br />

middel van artikelen in vakbladen of informatie op ‘winterlezingen’ van ZLTO-afdelingen<br />

of studieclubs tot en met het aanpassen van curricula op het groene onderwijs *AOC’s,<br />

Hogere Agrarische Scholen en universiteiten]<br />

Figuur 34 Analyse van het socio-technisch system bij gebruik van commercieel verkrijgbaar materiaal<br />

Page 122 Innovatiesysteemanalyse


B. Afvoer [van het gebruikte materiaal]: Het is afhankelijk van de regelgeving of het<br />

materiaal afgevoerd moet worden naar bijvoorbeeld de stort of dat het gebruikte<br />

materiaal opnieuw ingezet kan gaan worden. De overheden [bijvoorbeeld Ministerie van<br />

I&M voor Besluit bodemkwaliteit {zie gedeelte over instituties} of Provincies voor<br />

{tijdelijke} ontheffing] kunnen hierover beslissen. Belangenorganisaties [bijvoorbeeld<br />

natuur-en milieuorganisaties] kunnen hierop invloed uitoefenen door te gaan lobbyen<br />

tegen hergebruik op het land]. In dit geval zouden ook afnemers onder<br />

belangenorganisaties geschaard worden [zie gedeelte over instituties]<br />

Bestudering van de ingevulde socio-technische systemen levert de volgende inzichten op:<br />

C. Het blijkt dat met name de verbinding van de productiekant en de gebruikerskant van<br />

het systeem nog niet tot stand is gekomen. Bij gebruik van het commercieel verkrijgbare<br />

materiaal FerroSorp® [Figuur 34] is er weliswaar sprake van een distributienetwerk<br />

[Hego-Biotech, Herbst Umwelttechnik en Zeolith Umwelttechnik], echter de<br />

eindgebruikers [in de landbouw] zijn nog niet [voldoende] geïnformeerd over deze<br />

mogelijkheid en de geschiktheid voor het doel en/of zijn niet overtuigd van het belang.<br />

D. Voor zowel afvoer als inzamelen-spoelen-hergebruiken is kapitaal nodig. Een andere<br />

manier zou kunnen zijn, dat je het aan ijzerhoudend materiaal gebonden fosfaat weer<br />

hergebruikt door het in de drijfmestkelder of over het land te strooien [zie paragraaf<br />

5.4.5]; dan vervalt D. of het kapitaal wordt extra ingezet bij een eventuele<br />

stimuleringsregeling voor het gebruik van het materiaal door agrarisch ondernemers<br />

[hergebruik levert voor de agrariërs meerwerk op, dus een eventuele<br />

stimuleringsregeling voor het inzetten van het materiaal wordt iets verhoogd omdat op<br />

deze manier geen extra afvoerketen opgezet hoeft te worden]<br />

In het geval van een [mogelijk nieuw] product, direct afkomstig van het productieproces [mbv.<br />

adsorptieve ontijzering], zijn er nog een aantal schakels, die ontbreken en waar dus aandacht<br />

aan besteed zou moeten worden [zie Figuur 35].<br />

E. Er zal een distributienetwerk opgezet moeten worden om het materiaal van de<br />

drinkwaterbedrijven naar de eindgebruikers te krijgen. De eerste schakel in dit<br />

distributienetwerk zal de Reststoffenunie zijn. Voor verdere distibutie binnen de<br />

agrarische sector zijn al wel enkele suggesties gedaan tijdens de interviews. “Het lijkt me<br />

wel een taak voor het Waterschap om zoiets beschikbaar te stellen; die zouden daar een<br />

belangrijke rol in moeten spelen, want die zouden er dan een bepaald toezicht op kunnen<br />

houden” (AGR4). Indien de kosten voor de agrarisch ondernemer zelf zijn of dat ze er via<br />

een stimuleringsregeling geld voor krijgen, dan “maakt het niks uit waar ik het moet<br />

halen; dan snor ik de goedkoopste leverancier op. (...) of je doet het collectief ... dat de<br />

ZLTO of het Waterschap het centraal kan inkopen; mits er geen misbruik van gemaakt<br />

wordt” (AGR1). Ook de agri-business zou hier een rol in kunnen gaan spelen. “Alle<br />

landbouwproducten gaan gewoon via de grote distributeurs in de landbouw, dus daar<br />

zal dit ook vandaan moeten komen” (AGR3).<br />

F. Er zal extra kapitaal nodig zijn voor de distributie van het materiaal naar de<br />

eindgebruikers. Voor de aanpassing van het productieproces bij de drinkwaterbedrijven<br />

zullen éénmalige investeringskosten nodig zijn. Of de exploitatie [aanpassing van de<br />

bedrijfsvoering van de ontijzeringsfilters] kosten met zich mee zal brengen, is nog niet<br />

duidelijk.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 123


Figuur 35 Analyse van het socio-technisch systeem bij gebruik van ijzerhoudend materiaal, direct<br />

afkomstig van het productieproces.<br />

Om te bestuderen hoe de innovatie zich verder zou kunnen ontwikkelen aan de gebruikerskant<br />

van het systeem [A, C], is eerst de huidige netwerkstructuur bestudeerd [zie ook paragraaf<br />

6.1.1]. De samenwerkende actoren/actornetwerken worden door lijnen met elkaar verbonden<br />

en het patroon van het uiteindelijke aantal lijnen geeft een indruk van de mate van<br />

samenwerking.<br />

Uit de bestudeerde projecten valt af te leiden [Figuur 36], dat:<br />

er met name samengewerkt is door het agrarische en het oppervlaktewaternetwerk,<br />

natuurterreinbeherende organisaties en het drinkwaternetwerk relatief weinig betrokken<br />

zijn, en<br />

er nauwelijks of geen binding is met het, meer praktische, groene onderwijs en mileu.<br />

Dát er met name samengewerkt wordt door het agrarische en het oppervlaktenetwerk is op zich<br />

voor de hand liggend, aangezien het probleem zich afspeelt op het grensvlak van landbouw en<br />

water. Op zich is het volgens de connectionistische visie ook gunstig als er intensief wordt<br />

samengewerkt door een aantal actoren [hecht netwerk; grote dichtheid van verbindingen] de<br />

kans dat een innovatie zich zal ontwikkelen is dan groter.<br />

Nou is het wel zo dat het aantal deelnemende agrarisch ondernemers per project [dat vaak ook<br />

steeds weer andere maatregelen onderzoekt] maar beperkt is. Zelfs het totaal aantal<br />

deelnemers aan de nutriëntenemissiereductieprojecten [aangenomen dat er geen één aan<br />

meerdere projecten deelneemt] is nog maar ongeveer 15% van het aantal agrarisch<br />

ondernemers in Noord-Brabant [zie Tabel 13]<br />

Page 124 Innovatiesysteemanalyse


TU Delft-CITG;<br />

drinkwater<br />

IHE<br />

Milieu<br />

org.<br />

Afval-/<br />

Drinkwater<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

VEWIN<br />

Wetsus<br />

AOC<br />

Groenhorst<br />

Aeres-<br />

Stoas groep<br />

Groen<br />

onderwijs<br />

Natuurorganisaties<br />

CAH<br />

HAS<br />

KWR<br />

Reststoffen<br />

-unie<br />

ANV<br />

LIB<br />

IX<br />

Agrarisch netwerk<br />

Gemeenten<br />

LLTB<br />

UvW<br />

VI<br />

VenW/ IM DG Water<br />

V<br />

(Z)LTO<br />

NAV<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

Agr. ondernemers<br />

Productschappen<br />

RWS Waterdienst<br />

LNV / E,L&I DLG<br />

Figuur 36 Mate van samenwerking tussen de verschillende netwerken in projecten, anders dan de 3<br />

projecten in het TIS (0-1 x of 2-4x)<br />

Er is echter ook geconstateerd, dat het juist níet meevalt om [kennis over] een andere werkwijze<br />

verder te verspreiden naar een groter aantal agrarisch ondernemers [zie paragraaf 1.1.3 en 6.1.2<br />

WS2]. “heel veel akkerbouwers, die bemesten nog gewoon op gevoel; eigenlijk zoals ze het al<br />

jaren doen.(...) We beginnen dan een pilot bij 10 boeren en als er dan kansrijke dingen uitkomen,<br />

dan is het de bedoeling om enerzijds dat niveau bij die 10 boeren enigzins vast te houden en<br />

anderzijds dat op te schalen naar die 1000 anderen in ons gebied. Wat je dan vaak ziet, is dat het<br />

al lastig is om het bij die 10 boeren vast te houden. Dan moeten het eigenlijk al maatregelen zijn<br />

die zichzelf verkopen, waarvan een boer zegt ‘ik kan hier geld mee verdienen’ (...). Om het nog<br />

verder op te schalen ... ja, dat is heel lastig gebleken” (Lambegts, WS Brabantse Delta).<br />

Dus ondanks het grote aantal verbindingen tussen het agrarisch en het oppervlaktewater<br />

netwerk is de ontwikkeling van een innovatie een moeizaam proces [met name als er voor de<br />

agrariër geen winst mee te behalen is].<br />

Het is echter wel een smal hecht netwerk; er is sprake van veel samenwerkingsprojecten met<br />

meerdere actoren, maar deze komen uit slechts twee geclusterde netwerken.<br />

Zoals al in paragraaf 6.1.1 geconstateerd is, liggen de prioriteiten bij het drinkwaternetwerk niet<br />

bij het terugdringen van fosforemissie, maar in het TIS “fosfor run-off management” zijn zij wel<br />

een belangrijke partij als leverancier van ijzerhoudend materiaal.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 125<br />

X<br />

II<br />

VII<br />

IV<br />

IPO<br />

STOWA<br />

Cons.<br />

LBI<br />

Oppervlakte<br />

water<br />

III<br />

Agro-advies:<br />

DLV, etc.<br />

Deltares<br />

UU<br />

NMI<br />

VIII<br />

Agribusiness<br />

Wageningen<br />

University<br />

Wageningen<br />

Research<br />

Consultancies<br />

RH<br />

CLM<br />

partners<br />

Financieel<br />

/regie<br />

Uitvoering<br />

gedeelte


Tabel 13 Aantal agrarisch ondernemers, wat deelneemt aan een nutriënten emissiereductieproject ten<br />

opzichte van het aantal agrarisch ondernemers in de provincie Noord-Brabant.<br />

Project Aantal agr. % van Verspreiding Bron<br />

ondernemers N-Br. kennis<br />

II ARB I<br />

ARB II<br />

682<br />

344 [290 ARB I en<br />

54 nieuwe]<br />

7 Nieuwsbrief<br />

2000 stk<br />

(Bouwman, et al., 2007, p.<br />

29)<br />

III TmT-voorloperbedrijven<br />

TmT - praktijknetwerk<br />

2003-2007<br />

33<br />

400<br />

4<br />

Website, vakbladen<br />

Nwsbr ief 1200 st<br />

(Neeteson, et al., 2001, p.<br />

16) (PRI, 2003, pp. 60-61)<br />

(Wijnands, 2009, p. 56)<br />

IVa PANFA 75 indiv begeleid<br />

145 groepbijeenk<br />

2 (EC, 2000, p. 3)<br />

IVb Duinboeren & daden 30 0.3 Nieuwsbrief<br />

4000 stk<br />

Website duinboeren 87<br />

V Gebiedspilots<br />

Waterkwaliteit<br />

Kleine Beerze<br />

GAWpakket 88<br />

9 0.1 (WSDeDommel, 2008b, p.<br />

45)<br />

Rietkreek<br />

(Lambregts, 2009a, pp.<br />

Min.mgm & ARB 24 (17akkb+7 vee) 0.2<br />

9,12-14 en Bijlage 11)<br />

Chaamse Beek<br />

(Lambregts, 2009b, pp. 9-<br />

Droge bufferstroken 5<br />

10)<br />

Hooge Raam<br />

(Wolters, Beekman, & van<br />

Opt. Min.-& w.huish. 15<br />

Mol, 2009, pp. 24-25)<br />

VI Fosfaatpilot<br />

M-Limburg<br />

Noord-& ?<br />

VII Bodemdienst<br />

(uitmijnen; stroomgeb.<br />

Bremer Baarle-Nassau)<br />

2 melkveehouders (Postma, de Haas, den<br />

Boer, & van den Draai,<br />

2010a, p. 38)<br />

VIII Fosfaat bij de wortel 30 0.3 (HHRWest-Brabant, ?;<br />

aangepakt<br />

Korting, 2006; Rijken, ?)<br />

IX Interactief P-beheer 12 0.1 www.interactiefwaterbehe<br />

er.eu<br />

X Landb. Centraal ZO ?<br />

Totaal 1516 14,4<br />

Nederland 2010 89 64.020 www.statline.cbs.nl<br />

dd. 18 mrt 2011<br />

cijfers<br />

Noord-Brabant 79 10.490 idem<br />

TIS “P run-off managm.<br />

TIS KRW08035 8 0.08<br />

TIS KRW08091 Idem + 1 Egmond<br />

[ism KRW08050]<br />

(Belder, Koopmans, &<br />

Jansen, 2011) (Jansen &<br />

Feenstra, 2010)<br />

TIS KRW08085 ? ism. Landbouw<br />

Centraal ZO<br />

87 http://www.duinboeren.nl/images/doc/resultatentabelduinboerenendaden.pdf<br />

88 Goed Agrarisch Waterbeheer: eerst zijn pakketten aangeboden, te weten: 5 maatregelen verplicht, 1 of 3 keuze<br />

maatregelen [verplicht 1 van 2 uitvoeren], investeringsmaatregelen waren optioneel; later een meer flexibele aanpak:<br />

agrariër maakt zelf een keuze uit voor hen interessante maatregelen: 9x cursus BOB [Bodembeheer], 8 Spoorwijzer<br />

[metalen]<br />

89 totaal aantal in 2010 – aantal hokdierbedrijven – aantal blijvende teelt; dit is dus gelijk aan aantal akkerbouw +<br />

graasdier + tuinbouw + gewas-veeteeltcombinaties + veeteeltcombinaties + gewascombinaties<br />

Page 126 Innovatiesysteemanalyse


Tijdens dit afstudeeronderzoek is gebleken, dat als je het netwerk verder uitbreidt naar de<br />

randen toe [dus in dit geval verder het drinkwaternetwerk in] er ook nieuwe ideeën/inzichten<br />

ontstaan, die de ontwikkeling van de inventie verder kunnen helpen; zoals bijvoorbeeld:<br />

Korrels van adsorptieve ontijzering hebben wellicht de juiste combinatie van adsorptieve<br />

eigenschappen en korrelgrootte [ivm. waterdoorlatendheid]voor de toepassing in<br />

ijzerzakken bij oppervlakkige afspoeling; een kostenverhogend granuleerproces is dan<br />

wellicht overbodig],<br />

Trend in de drinkwaterwereld om te streven naar een hoogwaardig gebruik van reststoffen,<br />

Door registratie in REACH wordt binnen afzienbare tijd de specificatie van het<br />

ijzerhoudende materiaal per drinkwaterbedrijf geregeld,<br />

Op de vernieuwde internetsite van de Reststoffenunie is onder ‘Toepassingen - innovatie’<br />

nu zelfs ‘fosfaatbinding via ijzerzand in run-off van landbouwpercelen’ opgenomen 90 .<br />

Dit is weer in overeenstemming met de structuurvisie van Granovetter [contacten met partijen<br />

buiten het bestaande netwerk genereren nieuwe ideeën]. Ook het contact met het groene<br />

onderwijs *wat nog niet gemaakt was in het TIS “fosfor runoff management” en nagenoeg niet<br />

gevonden is in het bestaande netwerk tijdens dit afstudeeronderzoek] genereerde nieuwe<br />

ideeën, zoals de mogelijkheid van een praktijkexperiment op een schoolboerderij, waarbij zowel<br />

de kennisverspreiding naar [aankomend] agrarisch ondernemers en adviseurs vergroot<br />

wordt/een rol speelt als ook hun ideeën met betrekking tot de inpasbaarheid in de<br />

bedrijfsvoering een verbetering van de maatregel zouden kunnen opleveren.<br />

Instituties<br />

Om helder te krijgen óf en zo ja, in hoeverre het [her]gebruik van de verschillende ijzerhoudende<br />

materialen op problemen met formele instituties zou kunnen gaan stuiten [B in Figuur 35], is er<br />

een inventarisatie van de wet- en regelgeving uitgevoerd [zie hoofdstuk 7].<br />

Mogelijke beperkingen voor het gebruik<br />

Indien FerroSorp®, ijzerzand en ijzerslib als een niet-vormgegeven bouwstof kunnen worden<br />

beschouwd, dan lijkt het erop, dat volgens de Regeling Bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b<br />

Bijlage A) deze ijzerhoudende materialen toegepast mogen worden op of in de bodem,<br />

aangezien de door uitloging beschikbare gehalten onder de emissiewaarden liggen. Echter als<br />

ijzerzand en ijzerslib gezien worden als ‘grond’, die wordt toegepast op of in de bodem, dan<br />

zouden de normwaarden uit Tabel 1 in Bijlage B (VROM & V&W, 2007b) gelden. In<br />

‘normwaarden voor toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem’ lees ik, dat de<br />

waarden gelden voor de grond, die wordt toegepast [lees: het ijzerzand of –slib]. In dat geval zou<br />

het onderzochte ijzerzand en –slib niet mogen worden toegepast. De gemeten totaal cadmiumgehalten<br />

liggen dan respectievelijk op of boven de gecorrigeerde achtergrondwaarde.<br />

Op basis van de regelgeving met betrekking tot bodemkwaliteit is me niet duidelijk geworden of<br />

FerroSorp® onder de definitie van van ‘grond’ 91 of ‘bouwstof’ 92 valt. Het voornamelijk gebruikte<br />

90 http://www.reststoffenunie.com/toepassingen accessed dd September 2011<br />

91 ‘Grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en<br />

organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen,<br />

alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet<br />

zijnde baggerspecie’ (VROM, 2007a, p. 2 art.1);<br />

92 ‘Bouwstof: materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10<br />

gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie, dat<br />

is bestemd om te worden toegepast’ (VROM, 2007a, p. 2 art. 1)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 127


FerroSorp heeft korrelgrootte 2-4 mm en lijkt op een soort grind, maar komt niet van nature<br />

voor. Dit zou inhouden dat het niet onder de definitie van ‘grond’ valt. De definitie van<br />

‘bouwstof’ betekent concreet, “dat het Besluit alleen betrekking heeft op steenachtige<br />

materialen”, zoals beton, asfalt of bakstenen; “voorbeelden van niet-vormgegeven bouwstoffen<br />

zijn assen en granulaten” (SenterNovem, 2008, pp. 27-29). FerroSorp® is een granulaat en bevat<br />

5,8 % gewichtsprocent aluminium en calcium; het aandeel silicium is naar mijn weten niet<br />

bepaald [digitale analyseresultaten opdracht S10-032, project 5120529, verkregen van Alterra-<br />

CB].<br />

Het onderscheid is relevant voor de toepassing om fosfaat te binden omdat in het ene geval<br />

[bouwstof] de ijzerhoudende materialen wel [los] gebruikt zou mogen worden op of in de<br />

bodem en in het andere geval [grond] niet. Bij [tijdelijke] toepassing van het materiaal in<br />

waterdoorlatende zakken zou in het geval van ‘grond’ alsnog een uitzondering gemaakt kunnen<br />

worden, omdat het materiaal weer eenvoudig te verwijderen is.<br />

Nog een onduidelijkheid zit in de eind vorige eeuw voor de voedselveiligheid en/of fytotoxiciteit<br />

vastgestelde LAC-signaalwaarde. Deze LAC-signaalwaarden gelden weer voor de [totale]<br />

bovengrond en gezien de beperkte toe te passen hoeveelheden van het [gebruikte]<br />

ijzerhoudende materiaal op of in de bodem, lijkt er op basis van de samenstelling geen risico op<br />

het signifikant verslechteren van de bodemkwaliteit. Dit zou dan weer betekenen, dat er géén<br />

belemmering voor het gebruik van de ijzerhoudende fosfaatbinders is. In 2009 zouden de LACsignaalwaarden<br />

overgenomen zijn door de ‘achtergrondwaarde’ in de Regeling Bodemkwaliteit,<br />

echter in de Regeling Herverkaveling 93 worden nog LAC-signaalwaarden aangehouden. Dit<br />

schept verwarring.<br />

Een andere kanttekening, die hierbij gemaakt moet worden, is dat het onderzochte ijzerzand en<br />

–slib (Koopmans, et al., 2010) afkomstig was van vooraf geselecteerde winningen [quote CB2<br />

paragraaf 7.2] en dus wellicht niet representatief van het totale aanbod. De nu verkregen<br />

resultaten zeggen dus nog niet voldoende over het feit of ijzerzand en/of ijzerslib [afgezien van<br />

hoe het produkt geclassificeerd zou worden] in zijn algemeenheid al dan niet toegestaan zou<br />

worden. In FerroSorp® zijn de gemeten [totaal-] gehalten arseen, cadmium en nikkel bovendien<br />

boven de range van typische waarden als opgegeven op de productspecificatie op de website.<br />

Voor toelating en gebruik van materiaal voor fosfaatbinding, maar ook in het kader van REACH,<br />

zal het product [per partij] beter gespecificeerd moeten worden qua chemische samenstelling.<br />

Ook voor mogelijk relevante kwaliteitssystemen en/of hygiënecodes, zoals bijvoorbeeld VVAK,<br />

worden er analyserapporten gevraagd van opgebrachte materialen [als zuiveringsslib en<br />

organische mest]. Het materiaal mag dan niet de maximale waarden voor arseen en zware<br />

metalen, opgenomen in Bijlage II behorende bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (LNV,<br />

2005a), overschrijden.<br />

Niet alleen de wet- en regelgeving is van belang; ook eisen, die afnemers van land-en<br />

tuinbouwproducten stellen, kunnen een rol spelen bij het wel of niet kunnen toepassen van<br />

ijzerhoudende materialen in of op de bodem, met name als het los zou worden toegepast. Om<br />

hier duidelijkheid over te krijgen, is nader onderzoek nodig.<br />

Mogelijke kansen voor het gebruik van ijzerhoudende materialen<br />

93 http://www.st-ab.nl/wettennr02/0109-005_Regeling_herverkaveling.htm Artikel 14;<br />

Tekst zoals deze geldt op 27 juli 2011 Accessed: augustus 2011<br />

Page 128 Innovatiesysteemanalyse


Behalve regelgeving, die het gebruik van ijzerhoudende materialen in de agrarische sector zou<br />

kunnen tegenhouden, is er ook regelgeving, die kansen biedt voor de implementatie van<br />

ijzerhoudende materialen als fosfaatbinder.<br />

In het sectorplan ‘Reststoffen van drinkwaterbereiding’ behorende bij het LAP-2 is weliswaar de<br />

eis opgenomen, dat een partij niet meer dan 150 mg/kg As mag bevatten, maar ook dat de<br />

minimum-standaard voor be- en verwerking een ‘nuttige toepassing’ is. In de toelichting bij het<br />

sectorplan is bij V. Overwegingen bij de minimumstandaard 94 het volgende aangegeven:<br />

“Hoogwaardigheid van verwerking: De minimumstandaard voor reststoffen van<br />

drinkwaterbereiding sluit aan bij het streven naar het sluiten van kringlopen en het nuttig<br />

toepassen van afvalstoffen op een zo hoogwaardig mogelijke wijze en met zo min mogelijk<br />

verlies aan kwaliteit”. Dit geeft aan dat de drinkwatersector steeds meer waterijzer zo<br />

hoogwaardig mogelijk wil inzetten, bijvoorbeeld voor ontzwaveling bij vergistingsprocessen,<br />

maar wellicht ook als fosfaatbinder om de KRW-doelen te halen. Er zal dus ook bereidheid bij<br />

bedrijven zijn om meer aandacht te besteden aan de kwaliteitseisen van potentiële afnemers<br />

van reststoffen als waterijzer [zie ook quote DW2 in paragraaf 5.1.2].<br />

Een andere ontwikkeling, die gunstig is voor de acceptatie van het gebruik van het materiaal, is<br />

dat door de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen [2008] en de –als gevolg hiervan opgenomen –<br />

wijziging van de Wet Milieubeheer in 2011 de reststof ‘waterijzer’ van de drinkwaterbereiding<br />

wettelijk niet langer wordt gekarakteriseerd als afvalproduct, maar als bijproduct. Door de<br />

REACH registratie zijn de drinkwaterbedrijven en de Reststoffenunie verplicht om Chemical<br />

Safety Reports op te stellen; specificatie van de kwaliteit van het materiaal [dus ook<br />

verontreinigingen als zware metalen?] is dan per drinkwaterbedrijf beschikbaar. Deze<br />

ontwikkelingen zouden echter ook een effect kunnen hebben op de prijsstelling van het<br />

materiaal [> duurder]. Mogelijk neveneffect van het feit, dat reststoffen van de<br />

drinkwaterbereiding als bijproducten worden gezien, is dat volgens de criteria voor bijproducten<br />

[zie ook paragraaf 7.3 voetnoot 63+ de “stof (...) onmiddellijk gebruikt wordt zonder verdere<br />

andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is”. Dit maakt de<br />

toestemming tot gebruik weer gecompliceerder als het waterijzer eerst gegranuleerd zou<br />

moeten worden.<br />

Afhankelijk van de hoeveelheid voor fosfaatadsorptie gebruikt ijzerhoudend materiaal lijkt het<br />

mogelijk dat dit materiaal aan drijfmest toegevoegd mag worden, aangezien het toevoegen van<br />

waterijzer als hulpstof al plaats vindt in mestvergistingsinstallaties. Waarschijnlijk moet hiervoor<br />

eerst het protocol van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet doorlopen worden.<br />

Er lijkt onduidelijkheid over te bestaan – ook onder Waterschappers- of het trekken van sleuven<br />

om zich van een teveel aan water te ontdoen volgens het LOTV [nu opgenomen in het<br />

Activiteitenbesluit] wel toegestaan is. Het is van belang dat hier meer duidelijkheid over<br />

verschaft wordt. De agrarisch ondernemer zou dus aangesproken kunnen worden op de<br />

zorgplicht. Het lijkt nuttig om eerst meer voorlichting te geven over de mogelijke gevolgen van<br />

deze vorm van oppervlakkige afspoeling voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Hierna [de agrarisch<br />

ondernemer kan zich er dan niet meer op beroepen dat hij zich niet bewust was van de<br />

consequenties] zou hij dan bij het trekken van sleuven voorzorgsmaatregelen kunnen nemen<br />

door in de sleuf een zak met ijzerhoudend materiaal te plaatsen. De controle zou plaats kunnen<br />

vinden door het waterschap wanneer er toch rondgereden wordt voor controle op het<br />

inachtnemen van de bemestingsvrije zone e.d. Of het te handhaven is, is afhankelijk van de<br />

invulling van het handhavingsplan van het desbetreffende waterschap.<br />

94 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20&p=2<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 129


9.2 Dynamiek van TIS “fosfor run-off management”: het proces<br />

Eerst wordt in deze paragraaf de ontwikkeling van het TIS “fosfor run-off management”<br />

geschetst vanaf de eerste toepassing van ijzerhoudende verbindingen in landbouwgrond in<br />

Nederland tot heden; de casus. Hierbij wordt steeds verwezen naar één of meerdere van de<br />

zeven innovatiesysteemfuncties, die op het voorgaande zinsdeel van toepassing is/zijn. De<br />

functies worden weergegeven tussen haakjes en met een minteken voor de functienaam als de<br />

functie een negatieve werking heeft of zou kunnen hebben [als hier niet direct aantoonbaar<br />

bewijs voor is] op de opbouw van het innovatiesysteem.<br />

Aan de hand hiervan wordt gekeken in welke fase van ontwikkeling het innovatiesysteem zich<br />

bevindt, met andere woorden met welke van de vier innovatiemotoren kan het<br />

innovatiesysteem gekarakteriseerd worden.<br />

Casus<br />

In 1995-1996 is er onderzoek gedaan naar het toedienen van synthetische ijzer- en<br />

aluminiumverbindingen aan de bodem om uitspoeling van fosfaat te voorkomen [+<br />

Kennisontwikkeling]. Uit een enquête en daaropvolgend in een workshop met diverse<br />

actorgroepen [+ Kennisuitwisseling] is geconcludeerd, dat dit geen geschikte maatregel was om<br />

diffuse fosfaatemissies vanuit de landbouw tegen te gaan; “chemokuur” [- Richting geven].<br />

In 2000 wordt de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht; dit leidt tot het ontwikkelen van<br />

nationale regelgeving zoals het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water [2006 en 2009] [+<br />

Richting geven] en het opstellen van de eerste generatie Stroomgebiedsbeheersplannen [2009].<br />

Inmiddels is door het toenmalig Ministerie van LNV en STOWA het DOVE-onderzoek naar<br />

nutriëntenbronnen en –transportroutes opgestart [+ Richting geven; + Mobiliseren middelen].<br />

Dit heeft geleid tot meerdere rapporten [2002-2007], waarbij steeds duidelijker werd dat de<br />

bijdrage van oppervlakkige afspoeling aan de fosfaatemissie in Nederland groter is dan verwacht<br />

[+ Kennisontwikkeling]; hieraan wordt aandacht gegeven op symposia en in vakbladen en<br />

informatiebladen [2000-2005: + Kennisuitwisseling; + Richting geven], die vooral bedoeld zijn<br />

voor waterbeheerders en onderzoekers.<br />

Uit een onderzoek van de LLTB en de Stichting Milieufederatie Limburg in 2006 blijkt dat ook de<br />

gevraagde agrariers bezwaren hebben tegen het toevoegen van ijzer of alumium aan de bodem,<br />

aangezien de indruk bestaat dat het vervuilend werkt. Ook het toepassen van ijzerfilters voor<br />

drainagewater zien ze niet echt zitten en ze vragen zich af of het werkt [- Richting geven]. Er zijn<br />

bij agrariërs weinig bezwaren tegen maatregelen om oppervlakkige afspoeling tegen te gaan.<br />

In 2007 wordt het Platform ‘Landbouw en KRW” *+ Kennisuitwisseling+ opgericht, gefinancierd<br />

vanuit lopende programma’s van het Ministerie van LNV [+ Mobiliseren middelen]. De maatregel<br />

“voorkomen van oppervlakkige afspoeling percelen” wordt meermaals als zinvol aangemerkt,<br />

maar ingedeeld in de categorie “Maatregelen in ontwikkeling” [- Richting geven ?]. De<br />

maatregelen, die in deze periode [2006-2008] naar voren gebracht worden om oppervlakkige<br />

afspoeling te remmen of blokkeren zijn egaliseren van percelen, goede bodemstructuur,<br />

drainage, dichtmaken greppels, aanbrengen barrière zoals greppel of dammetje vóór de sloot,<br />

en bezinkplekken inrichten.<br />

In 2008 wordt in de ex ante evaluatie KRW aangegeven, dat er – naast bronmaatregelen -<br />

aandacht besteed moet worden aan [effect- en] padmaatregelen om sneller resultaten te<br />

behalen [+ Richting geven]. Er wordt breder uitgedragen dat het van belang is om de afvoer via<br />

snelle transportroutes aan te pakken, zoals op het DOVE-slotsymposium [+ Kennisuitwisseling]<br />

Page 130 Innovatiesysteemanalyse


en is er aandacht besteed aan het voorkomen van oppervlakkige afspoeling in folders en<br />

brochures, die makkelijker toegankelijk zijn voor de agrarisch ondernemers [+ Richting geven].<br />

Ook in 2008 worden de projecten uit de 1 e tender van het KRW-IP vastgesteld [+ Mobiliseren<br />

middelen]. Hieronder zijn zowel projecten gericht op oppervlakkige afspoeling als projecten<br />

gericht op ijzerhoudende materialen voor fosfaatbinding, die inmiddels [2010] al enkele<br />

rapporten hebben opgeleverd [+ Kennisontwikkeling] en kennis hebben gedeeld met<br />

onderzoekers, beleidsmakers en waterbeheerders op diverse bijeenkomsten [+<br />

Kennisuitwisseling].<br />

In het onderzoek naar het ontwikkelen van een bodemdienst voor de reductie van<br />

fosfaatemissie [2009] wordt er - ondanks herhaaldelijk aangeven van het belang van<br />

oppervlakkige afspoeling [+ Richting geven] – geen uitvoering gegeven aan maatregelen<br />

hiertegen in de pilotprojecten. Op regio-bijeenkomsten met agrarisch ondernemers [+<br />

Kennisuitwisseling] in dit project bleek de acceptatiegraad van agrarisch ondernemers voor<br />

[inrichtingsmaatregelen tegen] oppervlakkige afspoeling negatief [- Richting geven]. Dit was<br />

vooral het geval in Overijssel en Gelderland; in Limburg was men positiever.<br />

2010-2011: Met name onderzoekers en intermediairs [Arcadis] laten zich in de media positief uit<br />

over het gebruik van ijzerhoudend materiaal [ijzerslib of ijzerzand] [+ Richting geven], maar de<br />

agrarisch ondernemers zijn nog sceptisch, in ieder geval over het gebruik van ijzerzakken bij<br />

oppervlakkige afspoeling. [N.B. tijdens KMS bijeenkomst dd. 13 september 2011 is door<br />

Koopmans aangegeven, dat er op de open dag bloembollen positief gereageerd is op het idee<br />

‘ijzerzand om drainagebuizen’+<br />

Innovatiemotor<br />

De meeste activiteiten, die gevonden zijn bij de bestudering van het TIS “fosfor run-off<br />

management”, zijn gealloceerd bij de innovatiesysteemfuncties FOI2 Kennisontwikkeling *13 en<br />

11], FOI3 Kennisuitwisseling in netwerken [15 en 13] en FOI4 Richting geven aan het zoekproces<br />

[10 en 10]. Bij het mobiliseren van middelen [FOI6] is het KRW-Innovatiefonds van groot belang<br />

geweest voor de ontwikkeling van het gebruik van ijzerhoudend materiaal voor fosfaatbinding.<br />

Er is een kleine rol voor FOI1 Experimenteren door ondernemers door de diversificatie van de<br />

producten van Hego-Biotech.<br />

Mobiliseren van<br />

middelen<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting geven<br />

aan het<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

uitwisseling in<br />

netwerken<br />

Experimenteren<br />

door<br />

ondernemers<br />

Figuur 37 Ontwikkeling van de innovatie in het TIS “fosfor run-off management” tot nu toe.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 131


Hieruit kan geconcludeerd worden, dat de Kennismotor nu in ieder geval redelijk draait. In<br />

diverse interviews wordt echter wel de zorg uitgesproken over de [toekomstige]<br />

beschikbaarheid van middelen [voor innovaties] om de waterkwaliteit te verbeteren.<br />

Volgens de theorie zou nu de Ondernemersmotor op gang moeten komen door ervaringen in de<br />

praktijk in commercieel gerichte projecten [FOI1 Experimenteren door ondernemers]. De<br />

ondernemers zouden moeten gaan lobbyen [FOI 7 tegenspel bieden aan weerstand] om<br />

voldoende fondsen [projectsubsidies: FOI6 Mobiliseren middelen] te krijgen. Hiermee zou een<br />

markt[vraag] gecreërd moeten worden, maar deze functie zijn nog onvoldoende van de grond<br />

gekomen.<br />

Zonder verdere stimulering zou de ontwikkeling van de innovatie wel eens kunnen stoppen<br />

[KRW-IP projecten stoppen, [nog] geen incentive zoals een stimuleringsregeling, dus geen FOI5<br />

creeren van markten en geen wettelijke regeling].<br />

Page 132 Innovatiesysteemanalyse


Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 133


10 Discussie<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gebruikte onderzoeksmethode: de dataverzameling, het<br />

door mij gekozen theoretische kader en het conceptuele kader.<br />

Dataverzameling<br />

Ik ben me ervan bewust, dat [ondanks voorzorgsmaatregelen als triangulatie van methoden en<br />

bronnen en het checken van opinies in daaropvolgende interviews] mijn persoonlijke voorkeur<br />

een rol speelt bij de interpretatie van de interviews en de observaties. Voor<br />

‘onbevooroordeelde’ conclusies zou het nodig zijn om mijn beeld van de ‘foto’, de ‘casus’ en de<br />

fase waarin de ontwikkeling zich bevindt [ welke motor draait er?] te laten checken door experts<br />

op het gebied van het TIS “fosfor run-off management” én op het gebied van de theorie van de<br />

innovatiesysteemfuncties. De feedback en discussie over het TIS zelf kan plaatsvinden in het<br />

eindgesprek over deze afstudeeropdracht, maar bevindingen daaruit zijn niet verwerkt in deze<br />

rapportage.<br />

Theoretisch kader<br />

De zeven innovatiesysteemfuncties, die ik gebruik, zijn ontwikkeld na het uitvoeren van enkele<br />

empirische studies aan de universiteit van Utrecht. Grote verschillen tussen die studies en deze<br />

afstudeeropdracht zijn, dat de Utrechtse studies voornamelijk retrospectief waren met minstens<br />

20 jaar historie en hele ingrijpende, radicale innovaties betroffen, zoals duurzame energie<br />

[biomassavergisting van 1974-2004 (Negro, et al., 2007), windenergie van 1973-2003 (Alkemade,<br />

et al., 2007), waterstof- en brandstofcel technologie van 1980-2007 (Roald A. A. Suurs, et al.,<br />

2009b)].<br />

In dit onderzoek gaat het over een relatief kleine innovatie, die pas sinds enkele jaren in<br />

Nederland in opkomst is. Toch is mijns inziens deze onderzoeksmethode goed te gebruiken; het<br />

geeft een goed inzicht in de ontwikkeling en in welke componenten er nog ontbreken in het<br />

socio-technisch systeem. Indien de belanghebbende partij[en] [in dit geval het ministerie van<br />

I&M en misschien ook Hego-Biotec GmbH en drinkwaterbedrijven?] overtuigd is/zijn van de<br />

noodzaak van de verdere verspreiding van de inventie, kan de innovatiesysteemanalyse<br />

handvatten geven voor de te nemen stappen in dit proces.<br />

Conceptueel kader<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 [het conceptuele kader] mistte ik in de theorie de perceptie<br />

de actorgroepen. Dit kan wel geschaard worden onder [informele] instituties en bij FOI1 worden<br />

demonstratieproeven opgevoerd om de reacties van consumenten, toeleveranciers en overheid<br />

te peilen, maar bij de dynamiek van het innovatiesysteem, zoals beschreven in de literatuur, mis<br />

ik toch de invloed van de potentiële eindgebruiker.<br />

Bij FOI4 wordt wel de indicator ‘type woordgebruik door wetenschappers en beleidsmakers’<br />

gebruikt. Dit kan inderdaad een sturende functie hebben voor de ontwikkeling van de innovatie,<br />

maar ook de mening van de eindgebruiker kan richting geven aan het zoekproces. Dit kan een<br />

positieve invloed hebben, namelijk dat een inventie zodanig aangepast wordt dat het aan de<br />

eisen van de potentiële afnemers voldoet, maar de negatieve richting is, dat de innovatie<br />

helemaal niet doorzet, omdat er geen draagvlak voor is.<br />

Het is in dit afstudeeronderzoek juist gebleken, dat het nodig is om meer aandacht te schenken<br />

aan de perceptie van de verschillende actorgroepen.<br />

Page 134 Innovatiesysteemanalyse


Hoe belangrijk deze perceptie is, is bijvoorbeeld te zien aan de kennisontwikkeling omtrent het<br />

gebruik van ijzerhoudende materialen in Nederland. Na negatieve uitlatingen van [beleid en]<br />

beheer [en agrarische belangenorganisatie ?] over gebruik synthetische ijzerverbindingen in de<br />

bodem in enquete en workshop 1996 [zie paragraaf 8.4] is er jarenlang in Nederland geen (in<br />

ieder geval niet zichtbaar) onderzoek gedaan naar ijzerhoudende verbindingen in de agrarische<br />

sector. Pas weer in 2008 wordt er onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor toepassingen van<br />

fosfaatfilters in bollenteelt. Mogeliijk is het feit dat er nu geen gebruik wordt gemaakt van<br />

synthetische ijzerverbindingen, maar van een meer natuurlijk product van de ontijzering van<br />

grondwater, ook van invloed op de acceptatiegraad.<br />

Vooral de perceptie van eindgebruiker is hier erg belangrijk, aangezien er voor de boeren geen<br />

direct belang is om de ijzerhoudende materialen te gaan gebruiken. Wanneer we in de tabellen<br />

in Bijlage X over FOI4 kijken dan zien we, dat het type woordgebruik van potentiele<br />

eindgebruikers [in rood] juist als -1 is gekwantificeerd.<br />

Bij bijvoorbeeld het uitrekenen van de kosteneffectiviteit met modellen kom je “tot<br />

maatregelen, die heel kansrijk lijken, maar waar je eigenlijk geen uitvoering aan kunt geven,<br />

omdat er geen draagvlak voor is. (...) je denkt dan: daar komen uitkomsten uit en dan weten we<br />

wat we moeten gaan doen, maar (...) zodra je dan in het veld komt, blijkt dat er niemand<br />

interesse heeft in jou” (WS2).<br />

Aanpassing theorie<br />

Zoals gezegd is de gebruikte theorie gebaseerd op ontwrichtende innovaties, die retrospectief<br />

zijn bestudeerd. Wanneer men de theorie van de innovatiesysteemfuncties en –motoren wil<br />

gebruiken om de innovatie tijdens de ontwikkeling te volgen [wellicht om overheden te kunnen<br />

adviseren over hoe de ontwikkeling van de innovaties kan worden gestimuleerd (O. Clevering, et<br />

al., 2010, p. 7)], is het wellicht beter om de theorie iets aan te passen. Het in dit rapport<br />

beschreven onderzoek geeft hier bouwstenen voor.<br />

Het is het aan te raden om dan bij een aantal functies iets verder te differentieren. Naast de<br />

hierboven genoemde aanpassing om ook het ‘type woordgebruik’ door potentiële<br />

eindgebruikers mee te nemen in de analyse, zijn er nog twee mogelijkheden om verder op de<br />

details in te zoomen.<br />

Volgens de theorie van de innovatiesysteemfuncties wordt bij de kwantitatieve uitwerking van<br />

de functie ‘Kennisontwikkeling’[FOI2] als indicatoren het aantal R&D projecten, patenten en<br />

[rapporten van] literatuur- en haalbaarheidsstudies gebruikt [zie Tabel 4 Indicatoren voor het<br />

meten van de systeemfuncties (naar: M.P. Hekkert & Negro, 2009; Negro, Hekkert, & Smits,<br />

2007)Tabel 4 en paragraaf 8.2]. Ik heb dit gelezen als het per rapport of studie toekennen van de<br />

waarde +1 en dat er geen onderscheid wordt gemaakt in [fundamenteel] wetenschappelijke<br />

kennis [onderzoeks- of ontwikkelingsproject in (VenW, 2008b art. 3.1.a.)], kennis toegepast<br />

onderzoek [praktijkexperiment in (VenW, 2008b art. 3.1.b.)] of toepassingsgericht onderzoek<br />

[demonstratie- of eerste-toepassingsproject in (VenW, 2008b art. 3.1.c en d)]. De laatste zou<br />

eventueel opgenomen kunnen worden in FOI1 als dit opgezet wordt door ondernemers, die er<br />

een commercieel doel mee hebben; dus als Hego-Biotech het project op zou zetten. Het<br />

voordeel van het duidelijker onderscheid maken in soorten studies en rapporten zou zijn, dat<br />

ook kan worden gevolgd óf en wanneer de kennis ontsloten wordt voor gebruik in de praktijk en<br />

of resterende kennisvragen [vanuit de praktijk] weer worden beantwoord door middel van<br />

onderzoek. Ook dit geeft de dynamiek van een innovatieproces weer. Dat er een wezenlijk gat<br />

zit tussen de verschillende onderzoeken, blijkt uit de volgende opmerking uit de interviews [én<br />

quotes uit paragraaf 4.2.4 Perceptie status innovatie]:<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 135


“Ik was al jaren literatuur aan het verzamelen over eigenschappen van ijzer/aluminium en kalk<br />

om fosfaat te binden, maar om zelf (veld-)experimenten uit te voeren is toch nog wat anders. Je<br />

komt altijd weer voor verrassingen te staan. Waarom gaat het de ene keer goed en zijn de<br />

andere keer de resultaten teleurstellend? Er zijn zoveel dingen, die invloed kunnen hebben op het<br />

al dan niet goed werken van een filtersysteem” (CB2).<br />

Ook het extra aandacht schenken aan wat voor soort deelnemers [uit welke actorgroepen] de<br />

symposia of andere bijeenkomsten bezoeken [FOI3 Kennisuitwisseling] en in wat voor soort<br />

vakbladen er over de nieuwe kennis, nieuwe technologiën en mogelijke toepassing geschreven<br />

wordt [FOI4 richting geven] levert toegevoegde waarde op. Ook deze verfijning van de methode<br />

geeft meer in detail inzicht over de voortgang van de innovatie, aangezien de innovatie zich niet<br />

verspreid naar de potentiële eindgebruikers [agrarisch ondernemers] als er alleen over<br />

gesproken wordt op bijeenkomsten voor wetenschappers of stukken over geschreven worden in<br />

vakbladen voor bijvoorbeeld hydrologen.<br />

Hoe zou je de theorie verder aan kunnen passen voor dit type innovaties, waarbij de<br />

eindgebruiker niet direct belanghebbend is [en het ook nog niet direct duidelijk is of de<br />

ondernemer[s] hierin stappen gaan ondernemen].<br />

Er is een drijvende kracht nodig om naar een volgende motor te komen. Volgens de theorie van<br />

Hekkert (2010; 2009; 2007) en Suurs (2009a) over de dynamiek van technische innovatiesystemen,<br />

zou bij de stap van de kennismotor naar de ondernemersmotor een grote rol<br />

weggelegd zijn voor de ondernemer. De veldexperimenten [en haalbaarheidsonderzoeken]<br />

zouden nu aangevuld moeten worden met ervaringen opgedaan in de praktijk in commercieel<br />

gerichte projecten door ondernemers [+ Experimenteren door ondernemers], die economisch<br />

[of maatschappelijk] voordeel verwachten van de nieuwe technologie [+ Richting geven]. Om de<br />

risico’s af te dekken zouden ze moeten lobbyen bij de overheid *+ Tegenspel bieden aan<br />

weerstand] om fondsen te verwerven [+ Mobiliseren van middelen]. Echter, het enige<br />

commerciële bedrijf wat tot nu toe ijzerhoudende materialen voor fosfaatbinding levert, is<br />

P.U.S.- Hego-Biotech. Het is de vraag of dit bedrijf dit zal gaan trekken.<br />

Er zijn uiteraard ook nog andere bedrijven waar gegranuleerd of gepelletiseerd wordt en die een<br />

hun activiteiten zouden kunnen uitbreiden met het maken van ijzerhoudende korrels. Hierbij<br />

zou men kunnen denken aan Norit, kunststof- of rubbergranulaten, kleikorrels voor<br />

hydrocultuur, kunstmest, veevoederbrokken, etc. Veevoederfabrikanten staan hier in ieder geval<br />

niet voor open in verband met de voedselveiligheid. “Zuiveringsslib, ook al zouden we het willen,<br />

krijg je nooit binnen een veevoederbedrijf, door verontreiniging.(...) Dan gaan meteen alle<br />

signalen op rood. (...) Het is niet toegestaan in dezelfde fabriek als diervoer. De eisen zijn<br />

langzaamaan strenger dan bij de humane industrie.(...) Er is NEN/ISO, dan heb je nog GMP [Good<br />

Manufacturing Practice]; die vonden we als diervoederindustrie nog niet streng genoeg en dus<br />

hebben we zelf nog een kwaliteitssysteem draaien, Trusq. Een samenwerkingsverband tussen 5<br />

grote mengvoerbedrijven in Nederland om problemen qua voedselveiligheid (...) te voorkomen”<br />

(GRANU). Indien het ijzerzand of ijzerslib bij bepaalde toepassing [vergelijkbaar met<br />

veldexperiment om drainagebuizen in de bollenteelt bij project KRW08091] zonder verdere<br />

bewerking toegepast kan worden, dan zou de Reststoffenunie [mede] actie moeten<br />

ondernemen.<br />

In de werkgroep ‘Filtersystemen’ op de tweede themadag van ‘Kennis moet stromen’, waar<br />

onder andere aan de hand van de theorie van innovatiesysteemfuncties de projecten langs<br />

gelopen werd, is ook de vraag gesteld “wie zou zich verantwoordelijk [moeten] voelen om deze<br />

innovaties verder te brengen?”. Het was duidelijk dat de onderzoekers, die aan de wieg staan<br />

van de innovatie van fosfaatbindende materialen, zich hier niet verantwoordelijk voor voelen; zij<br />

Page 136 Innovatiesysteemanalyse


voelen zich alleen verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste informatie over deze<br />

inventie.<br />

Ook in één van de interviews zijn uitspraken gedaan, die in die richting wezen: “Een aantal<br />

voorstellen zijn (...) wel innovatief, maar je moet heel veel doen, uiteindelijk, om die maatregelen<br />

verder te krijgen. (...) En je merkt toch wel vaak bij de onderzoekers, dat die het leuk vinden om<br />

iets uit te zoeken, eventueel een prototype te bedenken, maar dan houdt hun interesse ook op.<br />

Dat laatste stuk om van een prototype te komen tot implementatie, in dit geval bij<br />

waterschappen of landbouw, vindt men niet interessant. Dan gaat men wel weer verder met een<br />

volgende subsidie-regeling (DGW)”.<br />

“Het zou best kunnen dat je zo’n ingenieursbureau nodig hebt om het verder te ontwikkelen. Dat<br />

zou ook een optie zijn voor LNV; dat ze zeggen ‘die onderzoekers van WUR, (...) die komen niet<br />

met pasklare oplossingen; ik huur een ingenieursbureau in en die gaat het dan optimaliseren’. En<br />

díe komt dan met oplossingen” (CB1). In dit geval komt dan ook duidelijker de ‘intermediaire<br />

infrastructuur’ om de hoek kijken, die ook als één van de componenten van een<br />

innovatiesysteem was aangegeven in Figuur 12.<br />

Voor de verdere ontwikkeling van deze innovatie is het van belang, dat de [verschillende]<br />

maatregel[en] met gebruik van ijzerhoudend materiaal op de lijsten komen met maatregelen<br />

[ofwel in de databank{en} met verschillende maatregelen, zoals het BMW of KRW-verkenner en<br />

die van LTO en UvW (LTO-Projecten, et al., 2007)]. Uit deze opsomming van maatregelen kunnen<br />

de waterschappen een pakket maatregelen samenstellen, dat voor de karakteristieken [zoals<br />

bijvoorbeeld het type bodem] in hun beheersgebied het meest geschikt is en waar ze mee aan<br />

de slag kunnen; hetzij door demonstratieprojecten en voorlichting, hetzij door stimulering als ze<br />

agrariërs hebben gevonden die hiermee willen werken. In dit geval zou hier een rol weggelegd<br />

kunnen zijn voor een belanghebbende partij. De Unie van Waterschappen zou deze rol kunnen<br />

vervullen als koepelorganisatie van de waterschappen, die verantwoordelijk zijn voor de<br />

kwaliteit van het oppervlaktewater.<br />

Er moeten initiatieven genomen worden om de ondernemersmotor op gang te krijgen door ze<br />

bijvoorbeeld te stimuleren [door ‘Mobiliseren van middelen?’] om aan langdurige<br />

veldexperimenten mee te doen of onderzoek te doen naar adsorptieve ontijzering. Wellicht is<br />

het ook mogelijk door de risico’s weg te nemen door meer zekerheid te geven dat deze markt er<br />

komt. Voor het ‘Creëren van markten’ [FOI5] kunnen overheden [I&M, provincie en/of WS] als<br />

‘launching customer’ op gaan treden ; dus zij nemen het product [al dan niet gegranuleerd<br />

ijzerhoudend materiaal] af en verspreiden dit naar agrarisch ondernemers in specifieke<br />

doelgebieden [daar waar de noodzaak het hoogst is]. De agrarisch ondernemers zetten dan<br />

alleen arbeid in.<br />

Een ander idee om een duurzame innovatie, waar de eindgebruiker niet direct een<br />

belanghebbende is, zich verder te laten ontwikkelen, zou in dit geval kunnen zijn dat er een<br />

markt gecreëerd wordt [FOI5] door eerst een stimuleringsregeling op te zetten voor het gebruik<br />

van het ijzerhoudend materiaal. In het uiterste geval kan ook de markt gecreëerd worden door<br />

het gebruik van ‘ijzerzakken’ voor te schrijven als voorzorgsmaatregel bij het zelf trekken van<br />

sleuven.<br />

Dit betekent tevens een aanpassing van de theorie: een element uit de systeembouwmotor<br />

[FOI5] gaat dan vóór het experimenteren door ondernemers [FOI1] uit de ondernemersmotor en<br />

wordt in zekere zin een speciaal geval van FOI4 Richting geven aan het zoekproces.<br />

De drijvende kracht kan ook komen van een regisseur, een innovatieprocesmanager, die de regie<br />

op zich neemt om de ontwikkeling van de innovatie te organiseren. De innovatieprocesmanager<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 137


kan worden gezien als een ‘circle captain’ uit het Cyclisch InnovatieModel *CIM+ van Berkhout<br />

(Berkhout & de Ridder, 2008; Berkhout, Hartmann, & Trott, 2010). In het CIM van Berkhout<br />

wordt de ondernemer gezien als ‘circle captain’; “Entrepreneurs function as circle captains”<br />

(Nederlof, 2010, pp. 19, 21 en 25)’. Ook in de theorie van Hekkert zou de ondernemer de<br />

volgende motor moeten laten gaan draaien, maar ik had hierboven reeds geconstateerd, dat de<br />

kans hierop in dit TIS erg klein is. In een interview met Professor Berkhout, TU Delft, wordt de<br />

circle captain of innovatieprocesmanager omschreven als “één persoon of een groep, die met<br />

name de proceskant verzorgt en zich met de hele cirkel bemoeit. ‘Alleen dan kan je innoveren’”<br />

(Nederlof, 2010, p. 58). De innovatieprocesmanager hoeft dus niet persé een ondernemer te<br />

zijn, maar het gaat om het ondernemerschap. In Figuur 38 wordt een conceptueel model<br />

weergegeven van de ontwikkeling van een innovatie [N.B. dat het in een lijn is weergegeven wil<br />

niet zeggen dat het een lineair proces is !] met daaronder hetzelfde model ingevuld voor het TIS<br />

“fosfor run-off management”.<br />

Initiatief<br />

KRW-IP<br />

Exploratie<br />

Drive, Motivatie<br />

Kennismotor<br />

P-emissie door<br />

oppervlakkige afspoeling <br />

Keuzes<br />

Keuzes obv.<br />

kosteneffectiviteit<br />

Kennisloket<br />

; DLV<br />

partners<br />

Ontwikkeling innovatie Business<br />

Figuur 38 Conceptueel model van een innovatieproces (Bron: Nederlof, 2010, p. 35) met daaronder het<br />

model ingevuld voor het TIS “fosfor run-off management”; IPM = InnovatieProcesManager, RU =<br />

ReststoffenUnie<br />

De innovatieprocesmanager zou ook iemand uit een belanghebbende partij kunnen zijn. Ook op<br />

de workshop ‘Landbouw en KRW’ in 2006 zijn zulke ideeën al naar voren gekomen: “Gedachte is<br />

om iemand de regie te laten voeren. Deze heeft aantal bevoegdheden om uitvoering goed te<br />

laten verlopen. (...) Bij waterzaken denken we aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

Deze kijken direct naar de Waterschappen. Waterschap zoekt deelnemende partijen en Provincie<br />

kan ‘speelruimte’ geven” (...) “Het waterschap moet de regie voeren”. (PPO, 2006, p. 7)<br />

De Unie van Waterschappen, als de overkoepelende organisatie van de Waterschappen, zou de<br />

taak op zich kunnen nemen om in overleg te treden met de betreffende overheidsinstanties om<br />

meer duidelijkheid te krijgen over de wet- en regelgeving.<br />

Page 138 Innovatiesysteemanalyse<br />

focus<br />

Ondernemers motor & Systeembouwmotor<br />

Experimenteren:<br />

Agr. Studieclubs,<br />

groen onderwijs<br />

Instituties:<br />

Bbk I&M<br />

Protocol CDM<br />

REACH RU<br />

Zorgplicht WS<br />

IPM 1: Landbouw [LTO]<br />

Tegenspel weerstand:<br />

Dragende organisaties<br />

van LTO, ANV’s<br />

Ontwikkeling innovatie<br />

Distributie:<br />

RU, WS,<br />

coöperaties<br />

Marktcreatie:<br />

overheid, WS,<br />

GLB<br />

IPM 2: water [UvW]<br />

implementatie


Een ander issue, wat tijdens de workshop ‘Landbouw en KRW’ naar voren kwam, is de behoefte<br />

om de kenniskloof tussen kennisinstellingen en kennisvragers te doorbreken: “Er is behoefte aan<br />

studieclubs/platforms waar probleemhebbers gemakkelijk toegang hebben tot kennis<br />

(laagdrempelig), bijvoorbeeld tot helpdesks LNV, WUR, etc. ZLTO (...) ziet de proefbedrijven<br />

Vredepeel en Cranendonck als (...) de ontmoetingsplekken voor ondernemers en daar kan óók<br />

een kennisloket worden georganiseerd”(...) Anderen hadden zelfs “behoefte aan een ander<br />

kennissysteem: ‘Consulentschap water is vacant’” (PPO, 2006, p. 7).<br />

Een combinatie van een regisseur/innovatieprocesmanager met een studieclub/platform, waarin<br />

vertegenwoordigers van de agrarisch ondernemers, waterschappen en eventueel<br />

natuurbeheerders zitten, wordt beschreven als “een KRW-commissie overeenkomstig de<br />

‘reconstructiecommissies’ met aan het hoofd een onafhankelijke gebiedsregisseur (...) met een<br />

duidelijk mandaat” (Korting, 2007; PPO, 2006, pp. 9-11).<br />

Dit zou mijns inziens een goede constructie zijn, met name voor maatregelen die al praktijkrijp<br />

zijn; meer aan de gebruikerskant. Voor maatregelen waar nog vragen open liggen in de sfeer van<br />

toepassingsgericht onderzoek, wet-en regelgeving, eisen van afnemers van landbouwproducten,<br />

distributie en mogelijke stimuleringsregelingen, zou er nog een andere innovatieprocesmanager<br />

nodig zijn voor het traject vóór de implementatiefase. Er is dus overzicht/regie nodig in de<br />

landbouw– én in de waterwereld; dit lijkt niet verenigbaar in één persoon, maar wellicht wel in<br />

een duo.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 139


11 Conclusies<br />

11.1 Huidige toestand van het TIS: de foto<br />

Actoren<br />

Actorgroepen, die momenteel écht actief betrokken zijn bij het TIS “fosfor runoff management”,<br />

zijn de kennis- en onderzoeksinstituten [WUR], de intermediair [Arcadis] en de agrarische<br />

belangenvereniging ZLTO. Overheid, waterkwaliteitsbeheerders en leveranciers van<br />

ijzerhoudend materiaal zijn zijdelings betrokken. We zien ook dat –ondanks goede intenties- de<br />

eindgebruikers nog onvoldoende betrokken zijn bij het TIS.<br />

De sectoren ‘onderwijs’ en ‘agri-business & agro-advies’ ontbreken in het huidige TIS “fosfor<br />

runoff management”. Met name de sector ‘agro-advies en agri-business’ wordt door veel<br />

geïnterviewde actoren als een hele belangrijke schakel gezien. Hierbij is vooral gewezen op het<br />

belang van DLV-voorlichters, leveranciers van meststoffen en BLGG. Met ‘onderwijs’ kan men<br />

zeker stellen, dat de aankomende generatie agrarisch ondernemers de kennis over de invloed<br />

van oppervlakkige afspoeling op de waterkwaliteit en de inventie meeneemt in de<br />

bedrijfsvoering. Dit is van belang voor de langere termijn, maar ook door stages kan deze kennis<br />

over oorzaak en maatregelen verder verspreid worden.<br />

De milieuverenigingen en natuurterreinbeherende instanties ontbreken in het huidige TIS. Deze<br />

lijken momenteel niet zo’n cruciale rol te spelen, maar ze zouden wel van belang kunnen zijn bij<br />

het ‘tegenspel bieden aan weerstand’. Agrarische natuurverenigingen zouden mogelijk een rol<br />

kunnen spelen bij de werving van agrariërs, indien de ijzerhoudende materialen ingebed worden<br />

in de regeling ARB.<br />

Andere actoren, waarvan door geïnterviewden is aangegeven, dat ze een rol zouden kunnen<br />

spelen in de ontwikkeling van de innovatie, zijn: het Agrarisch Jongeren Kontakt [AJK] en NAJK-<br />

Edu en ANV voor verspreiding kennis over oppervlakkige afspoeling en maatregelen en VROM<br />

[nu I&M] voor regelgeving omtrent toepassing van het materiaal op/in de bodem. Wat betreft<br />

de agrarische belangenvereningingen NAV en NMV: deze worden door de geïnterviewden niet<br />

als heel belangrijk beschouwd. De LTO vertegenwoordigt de meerderheid van de boeren.<br />

Geïnterviewde actoren uit de drinkwaterwereld geven aan dat er ook veel kennis over de<br />

adsorberende eigenschappen van ijzerhoudende reststoffen aanwezig is bij de TU Delft en IHE;<br />

contacten met deze kennisinstituten zouden gunstig kunnen zijn. De Reststoffenunie zal bij<br />

opschaling van de innovatie een cruciale rol gaan spelen bij de aanlevering en distributie van het<br />

ijzerhoudende materiaal afkomstig van drinkwaterbedrijven.<br />

Perceptie van de problematiek. Fosfaat wordt door de geïnterviewde actoren bovenal gezien als<br />

een essentiële voedingsstof. Het inzicht in de bijdrage van de transportroute ‘oppervlakkige<br />

afspoeling’ in de fosforemissie naar het oppervlaktewater in Nederland is nog betrekkelijk<br />

nieuw; bij de agrarisch ondernemers en in het groene onderwijs leeft dit nog niet of nauwelijks.<br />

Veel van de geïnterviewde actoren zien praktische oplossingen in het terugdringen van<br />

oppervlakkige afspoeling vooral liggen in verbetering van de structuur van de bodem of<br />

randenbeheer. Vooral de wetenschappers zien veel potentie in de maatregel met de<br />

ijzerhoudende materialen om tijdig de fosfaatnorm te kunnen halen.<br />

Page 140 Innovatiesysteemanalyse


Technologie/inventie<br />

Aandachtspunt voor de acceptatie van het materiaal, is het feit dat er veel verschillende<br />

benamingen worden gebruikt. De benamingen ‘afvalstof’ en ‘*water-+zuiveringsslib’ zijn te<br />

algemeen en roepen bij voorbaat negatieve reacties op. Er kunnen ook verschillend optreden<br />

door het soort productieproces: ‘ijzerzand’, ‘ijzerslib’, ‘vloeibaar waterijzer’ en ‘steekvast<br />

waterijzer’. Een eenduidige benaming zou wenselijk zijn. De geschiktheid moet objectief<br />

beoordeeld kunnen worden op de samenstelling en de effectiviteit van het materiaal.<br />

Er is een globale bedrijfseconomische analyse uitgevoerd, waarbij nog veel aannames zijn<br />

gedaan; wat betreft de toepassingsmogelijkheden kan worden geconcludeerd, dat het<br />

toepassen van waterdoorlatende zakken in ad-hoc sleuven als beste uit de vergelijking komt.<br />

Meest praktische oplossing voor het gebruikte materiaal is het terugbrengen op het land door<br />

direct uitstrooien of mengen met vaste mest of drijfmest.<br />

Het gebruik van ijzerhoudend materiaal voor de reductie van fosforafspoeling behoort tot de<br />

groep ‘mogelijk kosteneffectieve maatregelen’, maar het is nog niet praktijkrijp. De potentiële<br />

eindgebruikers zijn nog sceptisch, met name over het waterdoorlatend vermogen bij ijzerzand of<br />

–slib in zakken en/of andere filters. Het materiaal is nog niet echt langdurig in de praktijk getest<br />

en er staan nog enkele vragen open.<br />

De beste optie is om de maatregel gebiedsspecifiek toe te passen; ook vanwege de beperkte<br />

beschikbaarheid van het materiaal.<br />

Netwerken en arena’s<br />

Huidige samenwerkingsverbanden op het gebied van nutriëntenemissiereductie zijn er<br />

voornamelijk tussen het oppervlaktewaternetwerk en het agrarisch netwerk. Provincie en<br />

waterschappen spelen vaak een regierol en/of faciliteren door het ter beschikking stellen van<br />

financiële middelen. Kennis- en onderzoeksinstituten waren voorheen ogenschijnlijk relatief<br />

weinig betrokken bij de meer toegepaste onderzoeksprojecten. Het lijkt erop, dat bij projecten<br />

in het TIS “fosfor run-off management” de onderzoekers wat dichter bij de praktijk zijn gaan<br />

staan.<br />

Het is gebleken dat het –overeenkomstig de structuurvisie- heel zinvol kan zijn om ook<br />

contacten en samenwerkingsverbanden aan te gaan met actoren aan de randen van het<br />

bestaande netwerk [voor het overgrote deel oppervlaktewaternetwerk – agrarisch netwerk] om<br />

nieuwe ideeën te genereren.<br />

Voor de [kennis]ontwikkeling van de innovatie in het TIS “fosfor runoff management” is het van<br />

belang om meer samenwerkingsverbanden aan te gaan met het drinkwaternetwerk [kennis bijv.<br />

haalbaarheidsstudies, levering materiaal, distributie].<br />

Voor de verspreiding van kennis van oppervlakkige afspoeling en ijzerhoudende materialen als<br />

mogelijke maatregel naar potentiële eindgebruikers is het van belang om contact te zoeken met<br />

het groen onderwijs en om verder in te zoomen op het agrarisch netwerk.<br />

Bestaande arena’s<br />

Water – landbouw – beleid – onderzoek: themadagen van “Kennis moet stromen”, Platform<br />

Landbouw en KRW, nu min of meer voortgezet in project “Landbouw Centraal”, NVWV,<br />

Water - landbouw – overig: Klankbordgroepen voor de KRW-SGBPlannen en misschien ook<br />

nog het Nutriëntenplatform<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 141


Water – landbouw: klankbordgoep van boeren bij Waterschappen voor eigen projecten,<br />

samenwerkingsverbanden met studiegroepen<br />

Water: overleg in Platform Landbouwemissie door UvW, RIZA/Waterdienst en<br />

Waterschappen [Oppervlaktewater], overleg bij STOWA en in Kennisplatform Water<br />

[oppervlakte- en drinkwater], bij Vewin en in BTO-overleg [drinkwater]<br />

Landbouw: stuurgroep- en projectgroep-overleg Masterplan Mineralen Management,<br />

winterlezingen van regionale LTO-afdelingen en studieclubs *en AJK’s+<br />

Onderwijs: platform Groene Kennis cooperatie<br />

Instituties<br />

Op dit moment kunnen formele instituties de ontwikkeling van het gebruik van ijzerhoudende<br />

fosfaatbinders in de agrarische sector maken [faciliteren] of breken [verbieden].<br />

Formele instituties, die een structurele barrière zouden kunnen vormen voor de innovatie, zijn:<br />

het Besluit Bodemkwaliteit; een van de belangrijkste vragen daarbij is of ijzerzand, ijzerslib<br />

en FerroSorp® moeten worden beschouwd als grond, bouwstof of afvalstof.<br />

Eisen van afnemers van agrarische producten; er is hier nog te weinig over bekend<br />

Kansen voor de ontwikkeling van de innovatie zijn:<br />

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet: waterijzer is al geregistreerd als hulpstof in<br />

mestvergistingsinstallaties. Of het gebruikte materiaal toegevoegd mag worden aan<br />

drijfmestopslag moet waarschijnlijk worden getoetst door CDM. Dit zou een incentive zijn<br />

voor de agrariërs in verband met kringloopdenken; mogelijkheid tot meer ruimte in<br />

mestboekhouding. Verder is er geen aparte afvoer infrastructuur nodig<br />

Door de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen en aanpassing Wet Milieubeheer kunnen de<br />

reststoffen van de drinkwaterproductie worden gezien als bijproducten in plaat van als<br />

afvalstoffen. Registratie bij ECHA zorgt voor duidelijke specificaties.<br />

Landelijk Afvalbeheer Plan en bijbehorend sectorplan drinkwater geeft aan dat minimaal<br />

nuttige toepassing is vereist<br />

Trend in de waterleidingbranche om te streven naar meer hoogwaardige toepassingen voor<br />

de reststoffen en dus ook meer aandacht voor eisen van potentiele afnemers van<br />

reststoffen.<br />

In het LOTV *cq. Activiteitenbesluit+ is de ‘zorgplicht’ opgenomen; hieruit volgt dat de<br />

agrarisch ondernemer voorzorgsmaatregelen dient te nemen als hij oppervlakkige<br />

afspoeling creëert door het trekken van sleuven. In het Handhavingsplan zou opgenomen<br />

kunnen worden, dat er in dat geval gebruik moet worden gemaakt van fosfaatbindend<br />

materiaal.<br />

11.2 Dynamiek van het TIS “fosfor runoff management”: het proces<br />

Er is voldoende activiteit bij de functie FOI2 Kennisontwikkeling, FOI3 Kennisuitwisseling in<br />

netwerken, FOI4 Richting geven aan het zoekproces en FOI6 Mobiliseren van middelen; zowel<br />

ten aanzien van oppervlakkige afspoeling als ook van ijzerhoudende materialen. Kortom de<br />

Kennismotor draait, maar er moeten wel voldoende middelen beschikbaar komen om het<br />

onderzoek voort te zetten in een langdurig praktijkexperiment.<br />

Een aantal actoren hebben er de zorg over uitgesproken, dat te weinig middelen beschikbaar zijn<br />

om vervolgprojecten op te starten en daarmee de innovatie te stimuleren.<br />

Page 142 Innovatiesysteemanalyse


Volgens de theorie zou nu de Ondernemersmotor op gang moeten komen door ervaringen in de<br />

praktijk in commercieel gerichte projecten, waarmee een markt(vraag) gecreëerd zou moeten<br />

worden. Deze dingen zijn nog onvoldoende van de grond gekomen. Zonder nieuwe initiatieven<br />

[FOI5 Creëren van markten, bijv. stimulering en FOI6 Middelen voor vervolgprojecten] is de kans<br />

groot dat de innovatie stagneert.<br />

11.3 Onderzoeksmethode<br />

Theorie van innovatiesysteemanalyse en innovatiesysteemfuncties is goed toe te passen op dit<br />

soort innovaties.<br />

De theorie kan worden aangepast aan het volgen van een innovatieproces in ontwikkeling<br />

[waarbij het directe belang van de eindgebruiker beperkt is] door ook het draagvlak van de<br />

potentiele eindgebruiker [type woordgebruik] nog duidelijker mee te nemen [niet alleen bij<br />

demonstratieprojecten in FOI1]. Verder kan de voortgang van de ontwikkeling van de inventie<br />

van wetenschap naar praktijkrijp product nog beter gevolgd worden door bij<br />

‘Kennisontwikkeling’ *FOI2+ meer detail aan te brengen in het soort onderzoek [follow-up: wat<br />

wordt er met de openstaande vragen gedaan]. Ook bij ‘Kennisuitwisseling in netwerken’*FOI3+<br />

kan meer aandacht geschonken worden aan welke actorgroepen aanwezig zijn op de<br />

bijeenkomsten.<br />

Het ‘experimenteren door ondernemers’ is een onvoldoende garantie voor succes van de<br />

innovatie als de eindgebruiker er geen direct belang bij heeft.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 143


12 Aanbevelingen<br />

Technologie en Kennisontwikkeling[FOI2]<br />

Kennisleemten moeten worden gevuld door ververvolgprojecten uit te voeren, waarin expliciet<br />

aandacht besteed wordt aan:<br />

Werking van het materiaal op langere termijn: “Hoe lang gaat het materiaal mee?” en “Hoe<br />

kan je zien wanneer het materiaal verzadigd is?”<br />

Nader onderzoek materiaal afkomstig van adsorptieve ontijzering [kwaliteit van het<br />

materiaal en adsorptiekarakteristieken]<br />

Waterdoorlatendheid bij gebruik in kleine volumes waar relatief grote hoeveelheden water<br />

door moeten: granulatie, materiaal van adsorptieve ontijzering [korrels 2.5-5 mm] of<br />

vriesdrogen ijzerslib, verbrokkelen en opmengen met grover materiaal<br />

Kosten van eventuele granulatie of vriesdrogen en opmengen<br />

Kosteneffectiviteit: op basis van uitkomsten uit vorige aandachtspunten de<br />

kosteneffectiviteit van de verschillende toepassingsmogelijkheden nauwkeuriger in kaart<br />

brengen; bij voorkeur in € per kg P-reductie voor betere vergelijking met andere potentiële<br />

maatregelen.<br />

In welke gebieden zouden de verschillende toepassingsmogelijkheden [ad-hoc sleuven,<br />

greppels, sleuf evenwijdig aan de sloot, om drainagebuizen] ingezet kunnen/moeten<br />

worden en hoeveel materiaal is er dan nodig.<br />

Beschikbaarheid van voldoende [kwalitatief geschikt] materiaal bij Reststoffenunie ...... en<br />

eventuele andere leveranciers; dit laatste is wellicht nodig om het risico te spreiden.<br />

Bestemming van het gebruikte materiaal: is het geadsorbeerde fosfaat [op den duur] weer<br />

beschikbaar voor de planten?; treedt er desorptie van fosfaat op tijdens verblijf in<br />

drijfmestkelder onder de daar heersende omstandigheden [niet-neutrale en/of zuurstofloze<br />

omstandigheden]?<br />

Experimenteren door ondernemers[FOI1]<br />

Voor een verdere [kennis]ontwikkeling van de innovatie zou het zinvol kunnen zijn om de<br />

*potentiële+ ‘leveranciers’ meer te betrekken bij het TIS “fosfor run-off management” door<br />

samenwerkingsverbanden aan te gaan met het drinkwaternetwerk.<br />

Indien granulatie voor de toepassing in de ijzerzakken toch nodig blijkt, kan toenadering gezocht<br />

worden tot het Duitse netwerk van Hego-Biotech/P.U.S./West-Saksische Hogeschool of zij<br />

geïnteresseerd zijn in een grote praktijkproef. Andere mogelijkheid zou zijn om kleinschalige<br />

proeven te doen bij bedrijven, die machines voor granulatie maken.<br />

Indien de korrels van adsorptieve ontijzering goede resultaten laten zien, kunnen KWR<br />

Watercycle Research en geïnteresseerde drinkwaterbedrijven nader onderzoek doen naar de<br />

mogelijkheid om meer productielocaties over te laten schakelen op adsorptieve ontijzering.<br />

Een heel andere manier om lange termijn toepassingsgericht onderzoek te doen, indien er geen<br />

of te weinig interesse is van ondernemers, die er commerciële motieven bij hebben, is een<br />

onderzoek te doen met [toekomstige] agrarische ondernemers op de schoolboerderij van CAH in<br />

Dronten. Hiermee kan vooral bereikt worden dat de uiteindelijke maatregel goed inpasbaar<br />

wordt in de agrarische bedrijfsvoering.<br />

Page 144 Innovatiesysteemanalyse


Actoren en Kennisuitwisseling in netwerken [FOI3]<br />

De nu nog in het TIS “fosfor run-off management” ontbrekende actorgroepen moeten betrokken<br />

worden. Vooral de door geïnterviewde actoren genoemde actoren, zoals agro-advies [DLVvoorlichters]<br />

en agri-business zijn van belang. Maar om te zorgen dat actoren uit agro-advies en<br />

de agri-business de KRW-doelen voor fosfaat en mogelijke maatregelen ook inderdaad<br />

bespreken, dan moet je zorgen dat zíj het ook écht als een probleem zien.<br />

De kennis ten aanzien van de invloed van oppervlakkige afspoeling op fosfaatemissies en ten<br />

aanzien van fosfaatbindende maatregelen kan via het groene onderwijs doorgegeven worden<br />

aan toekomstige agrarisch ondernemers of via stages ook al aan de huidige agrarisch<br />

ondernemers. Andersom kunnen via HAS-Kennistransfer en de CAH Kennisbalie studenten<br />

onderzoek doen naar hoe fosfaatbindende materialen het best toegepast kunnen worden in de<br />

agrarische bedrijfsvoering.<br />

Kennis moet<br />

stromen<br />

Aeresgroep<br />

Platform Landbouw<br />

& KRW<br />

COST 869<br />

Figuur 39 Arena’s, die verschillende netwerken aan elkaar kunnen verbinden; Platform Landbouw &<br />

KRW is nu ‘vervangen door het KRW-project Landbouw Centraal, waarin de overheid echter minder<br />

vertegenwoordigd is<br />

Om kennis te verspreiden naar en ideeën uit te wisselen met een bredere groep agrarisch<br />

ondernemers lijken vooral het netwerk van de regionale LTO afdelingen, AJK’s en de studieclubs<br />

goede kansen te bieden. Bijeenkomsten als ‘Winterlezingen’ zijn goede arena’s; DLV-voorlichters<br />

kunnen kennis en inzichten practische handvaten geven. De nieuwe kennis kan aangeboden op<br />

de informatiebeurs voor studieclubs; wellicht wordt hiermee de kans vergroot dat er onder de<br />

aanwezigen op de desbetreffende avond enig draagvlak is.<br />

Om de innovatie verder te laten ontwikkelen zouden –naast de ZLTO- ook LTO-Noord en de LLTB<br />

meer betrokken kunnen worden. Ondanks het feit dat een aantal geïnterviewde actoren hier<br />

minder belang in zagen [zie uitspraken in paragraaf 4.1] zou het voor een verder diffusie ook van<br />

belang kunnen zijn om de NAV en de NMV achter de maatregel te krijgen.<br />

Bij een aantal van de bovenstaande kennisvragen kunnen ook andere kennisinstellingen dan<br />

WUR betrokken worden, namelijk uit het drinkwaternetwerk: technische onderzoeksinstellingen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 145<br />

NVWV<br />

MMM<br />

SERA-17


als TU Delft, IHE en Wetsus. Bij grotere praktijkproeven wellicht Hego-Biotech, TU Dresden en/of<br />

de West-Saksische Hogeschool [zie FOI1].<br />

Andere arena’s waar onderwerpen als oppervlakkige afspoeling van fosfaat en fosfaatbindende<br />

materialen besproken kunnen worden, zijn genoemd in paragraaf 0. Een aantal arena’s, die<br />

verbindingen kunnen leggen tussen de verschillende netwerken, zijn ook afgebeeld in Figuur 39.<br />

Uit de literatuur van Geels over socio-technologische systemen is gebleken, dat er meer<br />

onderzoek gedaan moet worden naar de mogelijkheden voor de distributie van het materiaal<br />

naar de eindgebruikers.<br />

Creëren van een markt [FOI5]<br />

De markt moet kunstmatig worden gecreëerd omdat eindgebruikers er geen direct belang bij<br />

hebben. De overheid kan de markt creëren door middel van een subsidie-regeling zoals groenblauwe<br />

diensten. Het onderzoek naar mogelijkheden voor stimuleringsmaatregelen, zoals<br />

onderzoek naar de ‘Bodemdienst reductie fosfaatemissie’ verder uitbouwen.<br />

Tegenspel bieden aan weerstand [ FOI7]:<br />

Voorlichting zou meer aandacht kunnen geven aan de invloed van de transportroute<br />

oppervlakkige afspoeling op de fosforemissie naar oppervlaktewater.<br />

Agrarische belangenorganisaties, maar ook overheden en waterschappen, kunnen meer nadruk<br />

leggen op het feit dat als agrarisch ondernemers nu zelf meer maatregelen nemen, wellicht<br />

voorkomen kan worden dat er meer, strenger generiek beleid op hen af gaat komen.<br />

Het zou wel denkbaar kunnen zijn, dat *indien de afzetmarkt van RWZI’s en vergisters te klein<br />

blijkt te zijn] de drinkwaterbedrijven en de Reststoffenunie gaan pleiten voor het gebruik van<br />

waterijzer, aangezien zij hun reststoffen graag willen inzetten voor hoogwaardiger gebruik dan<br />

toepassen in een werk.<br />

Milieuverenigingen en natuurterreinbeherende organisaties zouden een rol kunnen spelen bij<br />

het ‘tegenspel bieden aan weerstand’ door zich vóór de maatregel uit te spreken.<br />

Instituties<br />

Eén manier om duidelijkheid te krijgen over hoe de ijzerhoudende materialen wettelijk gezien<br />

worden [grond, bouwstof, afvalstof] is een praktijkproef te starten en daarbij vergunning aan te<br />

vragen om reststof drinkwaterbereiding of FerroSorp® te mogen gebruiken. Dan worden<br />

vergunningverlenende instanties gedwongen om het gebruik te toetsen aan de actuele<br />

wetgeving. Dit is in principe al uitgevoerd bij de toepassing van ijzerzand om drainagebuizen in<br />

de bollenteelt. Dit geeft echter geen uitsluitsel voor grootschalig gebruik, omdat er tijdelijk<br />

ontheffing gegeven kan worden voor een proef. Nader juridisch onderzoek over hoe de<br />

verschillende ijzerhoudende materialen geclassificeerd worden en welke normen er gehanteerd<br />

moeten worden [achtergrondwaarde Bbk in het opgebrachte materiaal of LAC-signaalwaarde in<br />

de totale bovengrond] moet hierover uitsluitsel geven; het zou goed zijn om toestemming voor<br />

het gebruik bevestigd te hebben door het verantwoordelijke bevoegde gezag [Ministerie van<br />

I&M].<br />

Verder moet er ook helderheid verschaft worden in de regelgeving over hoe men om dient te<br />

gaan met oppervlakkige afspoeling door het trekken van ad-hoc sleuven. Is de zorgplicht hier van<br />

toepassen en moeten er voorzorgsmaatregelen genomen worden. Dit kan worden opgenomen<br />

in het handhavingsplan van de verschillende waterschappen [of in het Activiteitenbesluit]<br />

Page 146 Innovatiesysteemanalyse


Om vast te stellen of het gebruikte ijzerhoudende materiaal toegevoegd mag worden aan<br />

drijfmest [overeenkomstig het toevoegen als hulpstof bij mestvergistingsinstallaties] zal het<br />

protocol van de CDM doorlopen moeten worden.<br />

Nader onderzoek is nodig om eventuele eisen van afnemers van land- en tuinbouwproducten<br />

helder te krijgen. Een manier zou kunnen zijn om verdere interviews af te nemen om na te gaan<br />

of het [her-]gebruik van ijzerhoudende materialen problemen op zou kunnen leveren;<br />

bijvoorbeeld bij het Akkerbouw Certificeringsoverleg, Albert Heijn, Cosun, Productschap<br />

Akkerbouw, NAV, VIGEF [Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende<br />

industrie] 95 , of de Vereniging van de Aardappelverwerkende Industrie [VAVI].<br />

Overzicht over het innovatieproces [regie?]<br />

Om overzicht te behouden over de voortgang van de innovatie zou het wellicht goed zijn om één<br />

of twee personen aan te stellen, die kunnen volgen of er acties genomen worden om<br />

openstaande vragen te [laten] beantwoorden; een innovatieprocesmanager[-duo].<br />

Het Ministerie van I&M is verantwoordelijk voor de KRW; zij moeten initiatief nemen. Zij kunnen<br />

zich, samen met het Ministerie van E,L&I, UvW en LTO committeren aan de doelstelling door een<br />

convenant te sluiten en de innovatieprocesmanager[s] aan te stellen. Eventueel kunnen deze<br />

personen ook meerdere innovatieve maatregelen volgen, die nog niet praktijkrijp zijn.<br />

Of ..... iemand moet de innovatie in het TIS “fosfor run-off management” tijdens de<br />

ontwikkeling blijven volgen met behulp van de innovatiesysteemfuncties.<br />

95 VIGEF is de belangenorganisatie van de grondstoffenleveranciers en producenten van verwerkte groenten, fruit en<br />

champignons [leden zijn bijvoorbeeld HAK, IGLO, Heinz, Kühne, Coroos]<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 147


Referenties<br />

Literatuur<br />

Alkemade, F., Kleinschmidt, C., & Hekkert, M. (2007). Analysing emerging innovation systems: A<br />

functions approach to foresight. International Journal of Foresight and Innovation Policy,<br />

3(2), 139-168.<br />

Benoist, F., & Jansen, S. (2006). Kennissysteem Maatregelen, Kostenkentallen (pp. 23). Arnhem:<br />

DHV B.V. in opdracht van RIZA.<br />

Berg, V. S. v. d., & Lamoen, F. v. (2008). An integrated approach on pollution abatement in rural<br />

areas; regional pilot projects in the Province of North-Brabant. Desalination, 226, 183-<br />

189.<br />

Bergek, A., Jacobsson, S., Carlsson, B., Lindmark, S., & Rickne, A. (2008). Analyzing the functional<br />

dynamics of technological innovation systems: A scheme of analysis. Research Policy,<br />

37(3), 407-429.<br />

Berkhout, A. J., & de Ridder, W. (2008). Vooruitzien is regeren, leiderschap in innovatie.<br />

Amsterdam: Pearson Education Benelux.<br />

Berkhout, A. J., Hartmann, D., & Trott, P. (2010). Connecting technological capabilities with<br />

market needs using a cyclic innovation model. R&D Management, 40(5), 474-490.<br />

Blom, J. J., & ter Maat, H. (2005). Vergaande verwijdering van fosfaat met helofytenfilters; stand<br />

van zaken 2004 (No. STOWA-rapport 2005-19): STOWA.<br />

Bolt, F. J. E. v. d., Boekel, E. M. P. M. v., Clevering, O. A., Dijk, W. v., Hoving, I. E., Kselik, R. A. L.,<br />

et al. (2008). Ex-ante evaluatie landbouw en KRW; effect van voorgenomen en potentieel<br />

aanvullende maatregelen op de oppervlaktewaterkwaliteit voor nutriënten.<br />

Wageningen: Alterra.<br />

Caniëls, M. C. J., & Romijn, H. A. (2008). Actor networks in Strategic Niche Management: Insights<br />

from social network theory. <strong>Future</strong>s, 40, 613-629.<br />

Carlsson, B., & Stankiewicz, R. (1991). On the nature, function and composition of technological<br />

systems. Journal of Evolutionary Economics, 1(2), 93-118.<br />

Chardon, W. J. (2009). Mogelijkheden voor immobiliseren van bodemfosfaat in het kader van<br />

natuurontwikkeling (No. Alterra-rapport 1870). Wageningen: Alterra.<br />

Chardon, W. J., N.Reijers, & Dam, A. M. v. (2008). Mogelijkheden voor toepassing van<br />

fosfaatfilters in de bloembollenteelt (No. 1714). Wageningen: Alterra.<br />

Chardon, W. J., Oenema, O., Schoumans, O. F., Boers, P. C. M., Fraters, B., & Geelen, Y. C. W. M.<br />

(1996). Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel van fosfaatlekkende<br />

landbouwgronden, Rapporten Programma Geintegreerd Bodemonderzoek (Vol. 8, pp.<br />

55). Wageningen.<br />

Clevering, O. A., Oppedijk-van Veen, J., Jukema, N. J., & Boekhoff, M. (2006). De boer als<br />

waterbeheerder, Mogelijkheden Kaderrichtlijn Water op bedrijfsniveau (Vol. PPO<br />

publicatie 359). Lelystad: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving; Akkerbouw, Groene<br />

ruimte en Vollegrondsgroenten.<br />

Dayton, E. A., Basta, N. T., Jakober, C. A., & Hattey, J. A. (2003). Using treatment residuals to<br />

reduce phosphorus in agricultural runoff. Journal / American Water Works Association,<br />

95(4), 151-158.<br />

de Haes, H. A. U., Jansen, J. L. A., van der Weijden, W. J., & Smit, A. L. (2009). Fosfaat - van te<br />

veel naar tekort, Beleidsnotitie van de Stuurgroep Technology Assessment van het<br />

ministerie van LNV (pp. 17). Utrecht.<br />

Evers, C. H. M., van den Broek, A. J. M., Buskens, R., & van Leerdam, A. (2007). Omschrijving MEP<br />

en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. 's<br />

Hertogenbosch: Royal Haskoning.<br />

Page 148 Innovatiesysteemanalyse


Geels, F. W. (2004). From sectoral systems of innovation to socio-technical systems: Insights<br />

about dynamics and change from sociology and institutional theory. Research Policy,<br />

33(6-7), 897-920.<br />

Geraats, B., Koetse, E., Loeffen, P., Reitsma, B., & Gaillard, A. (2007). Fosfaatterugwinning uit<br />

ijzerarm slib van rioolwaterzuiveringsinrichtingen (No. STOWA 2007-31). Utrecht:<br />

STOWA.<br />

Granovetter, M. (1983). The Strength of Weak Ties: A Network Theory Revisited. Sociological<br />

Theory, 1, 201-233.<br />

Hegger, D. L. T., Van Vliet, J., & Van Vliet, B. J. M. (2007). Niche management and its contribution<br />

to regime change: The case of innovation in sanitation. Technology Analysis and<br />

Strategic Management, 19(6), 729-746.<br />

Hekkert, M., & Ossebaard, M. (2010). De innovatiemotor; het versnellen van baanbrekende<br />

innovaties. Assen: Koninklijke Van Gorcum B.V.<br />

Hekkert, M. P., & Negro, S. O. (2009). Functions of innovation systems as a framework to<br />

understand sustainable technological change: Empirical evidence for earlier claims.<br />

Technological Forecasting and Social Change, 76, 584-594.<br />

Hekkert, M. P., Suurs, R. A. A., Negro, S. O., Kuhlmann, S., & Smits, R. E. H. M. (2007). Functions<br />

of innovation systems: A new approach for analysing technological change.<br />

Technological Forecasting and Social Change, 74(4), 413-432.<br />

Hendriks, J. G. L., & Huijsmans, J. F. M. (1995) Toedieningsmethoden voor ijzerhydroxide op<br />

fosfaatverzadigde zandgronden. In O. F. Schoumans & R.Kruijne (Series Ed.), Onderzoek<br />

naar maatregelen ter vermindering van de fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden: Vol.<br />

3. Wageningen: DLO-Staring Centrum.<br />

Hofs, B. (2011). Kennisinventarisatie ontijzering (No. BTO 2011.018). Nieuwegein: KWR<br />

Watercycle Research Institute.<br />

Ippolito, J. A., Barbarick, K. A., & Elliott, H. A. (2011). Drinking Water Treatment Residuals: A<br />

Review of Recent Uses. Journal of Environmental Quality, 40, 1 - 12.<br />

Jacobsson, S., & Johnson, A. (2000). The diffusion of renewable energy technology: An analytical<br />

framework and key issues for research. Energy Policy, 28(9), 625-640.<br />

Koopmans, G. F., Chardon, W. J., & Groenenberg, J. E. (2010). Karakterisatie van ijzerslib en -<br />

zand; verkenning van de mogelijkheden van het gebruik van deze reststoffen om<br />

fosfaatverliezen vanuit landbouwgronden naar het oppervlaktewater te verminderen.<br />

(No. Alterra-rapport 2047). Wageningen: Alterra Wageningen UR.<br />

Koppers, M., & Ovaa, E. (2007). Deelstroomgebied Maas. In RWS-RIZA (Ed.), Actieve<br />

betrokkenheid van maatschappelijke partijen bij de implementatie van de Kaderrichtlijn<br />

Water (pp. 57). Lelystad: IBT Marktonderzoek.<br />

LTO-Projecten, LTO-Nederland, & UvW. (2007). Kaderrichtlijn Water in de agrarische<br />

bedrijfsvoering, Mogelijkheden coor de verbetering van de waterkwaliteit (pp. 38).<br />

Makris, K. C., Harris, W. G., O'Connor, G. A., Obreza, T. A., & Elliott, H. A. (2005). Physicochemical<br />

properties related to long-term phosphorus retention by drinking-water treatment<br />

residuals. Environmental Science & Technology, 39(11), 4280 - 4289.<br />

McDowell, R. W., Hawke, M., & McIntosh, J. J. (2007). Assessment of a technique to remove<br />

phosphorus from streamflow. [Article]. New Zealand Journal of Agricultural Research,<br />

50(4), 503-510.<br />

McDowell, R. W., Sharpley, A. N., & Bourke, W. (2008). Treatment of drainage water with<br />

industrial by-products to prevent phosphorus loss from tile-drained land. [Article].<br />

Journal of Environmental Quality, 37(4), 1575-1582.<br />

MNP. (2007). Werking van de Meststoffenwet 2006; overgang van verliesnormenstelsel naar een<br />

gebruiksnormenstelsel: evaluatie van werking in verleden (1998-2005), heden (2006-<br />

2007) en toekomst (2008-2015) (No. 500124001). Bilthoven: Milieu- en<br />

Natuurplanbureau.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 149


Molen, D. T. v. d., & Pot, R. (2007). Referenties en Maatlatten voor natuurlijke watertypen voor<br />

de Kaderrichtlijn Water (No. 2007-32). Utrecht: STOWA.<br />

Negro, S. O., Hekkert, M. P., & Smits, R. E. H. M. (2007). Explaining the failure of the <strong>Dutch</strong><br />

innovation system for biomass digestion - A functional analysis. Energy Policy 35, 925-<br />

938.<br />

Nelson, N. O., Mikkelsen, R. L., & Hesterberg, D. L. (2003). Struvite precipitation in anaerobic<br />

swine lagoon liquid: effect of pH and Mg:P ratio and determination of rate constant.<br />

Bioresource Technology, 89, 229-236.<br />

Noij, I. G. A. M., Bakel, P. J. T. v., Smidt, R. A., Massop, H. T. L., & Chardon, W. J. (2006).<br />

Fosfaatpilot Noord- en Midden-Limburg; plan van aanpak en monitoring (No. Alterrarapport<br />

1255). Wageningen: Alterra.<br />

Noij, I. G. A. M., Salm, C. v. d., Massop, H. T. L., Boekel, E. M. P. M. v., Schuiling, C., Pleijter, M., et<br />

al. (2009). Beleidskader fosfaat voor Noord- en Midden-Limburg; wetenschappelijke<br />

onderbouwing (No. Alterra-rapport 1894). Wageningen: Alterra.<br />

Oenema, O., & Roest, C. W. J. (1998). Nitrogen and phosphorus losses from agriculture into<br />

surface waters; the effects of policies and measures in the Netherlands. Water Science<br />

and Technology, 37(3), 19-30.<br />

Oerlemans, N., Well, E. v., & Guldemond, A. (2004). Agrarische natuurverenigingen aan de slag;<br />

een tweede verkenning naar de rol van agrarische natuurvereniging in natuurbeheer<br />

(No. CLM 604 - 2004). Culemborg: CLM.<br />

PBL. (2008a). Kwaliteit voor later; ex ante evaluatie Kaderrichtlijn Water. Bilthoven: Planbureau<br />

voor de Leefomgeving.<br />

Penn, C. J., Bryant, R. B., Kleinman, P. J. A., & Allen, A. L. (2007). Removing dissolved phosphorus<br />

from drainage ditch water with phosphorus sorbing materials. Journal of Soil and Water<br />

Conservation, 62(4), 269 - 276.<br />

Postma, R., de Haas, M. J. G., den Boer, D. J., & van den Draai, H. (2010a). Naar een bodemdienst<br />

reductie fosfaatemissie, eindrapport 1301-II (pp. 77). Wageningen: NMI b.v.<br />

Postma, R., & Haas, M. J. G. d. (2010). Ontwikkeling van een bodemdienst reductie<br />

fosfaatemissie; fase I (No. 1301-I). Wageningen: NMI.<br />

Postma, R., Haas, M. J. G. d., Boer, D. J. d., & Draai, H. v. d. (2010b). Naar een bodemdienst<br />

reductie fosfaatemissie, Samenvatting en conclusies van rapport 1301-II (pp. 4).<br />

Wageningen: NMI.<br />

Projectteam-SGBP-Maas. (2009). Stroomgebiedbeheerplan Maas 2009 - 2015, Bijlage R:<br />

Samenstelling klankbordgroep Maas (pp. 219).<br />

Rogers, E. M. (2003). Diffusion of Innovations (5th ed.). New York: Free Press; division of Simon &<br />

Schuster, Inc.<br />

Romkens, P. F. A. M., & de Vries, W. (2001). Herziening LAC signaalwaarden: op weg naar<br />

lokatie-specifieke normen voor zware metalen in landbouwgronden? In W. De Vries, P.<br />

F. A. M. Romkens, J. Kros, D. Boels, D. J. Brus & J. Japenga (Eds.), Risico's van<br />

bodemverontreiniging in het landelijk gebied; bodemkwaliteitskaarten, risico's voor de<br />

voedselveiligheid, actief bodembeheer en beslissingsondersteunende systemen. (Vol.<br />

Alterra rapport 244, pp. 35 - 46). Wageningen: Alterra.<br />

Schaik, H. (2006). Kaderrichtlijn Water in de praktijk, Eindrapportage (pp. 19). Roermond: LLTB<br />

en Stichting Milieufederatie Limburg.<br />

Schoumans, O. F., Chardon, W. J., Bechmann, M., Gascuel-Odoux, C., Hofman, G., Kronvang, B.,<br />

et al. (2011). Mitigation options for reducing nutrient emissions from agriculture. A study<br />

amongst European member states of Cost action 869. (No. Alterra-report 2141).<br />

Wageningen: Alterra.<br />

Schoumans, O. F., & Koehlenberg, L. (1995) Mogelijkheden van toediening van aluminium- en<br />

ijzerverbindingen aan de bodem. In O. F. Schoumans & R. Kruijne (Series Ed.), Onderzoek<br />

Page 150 Innovatiesysteemanalyse


naar maatregelen ter vermindering van de fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden: Vol.<br />

2 (pp. 89). Wageningen: DLO-Staring Centrum.<br />

SenterNovem. (2008). Bodem+, Handreiking Besluit bodemkwaliteit (pp. 105). Den Haag.<br />

Sharma, S. K. (2001). Adsorptive Iron Removal from Groundwater, Dissertatie Unesco-IHE Delft<br />

en Wageningen Universiteit (pp. 220).<br />

Sharma, S. K., Sebwato, C., Petrusevski, B., & Schippers, J. C. (2002). Effect of groundwater<br />

quality on adsorptive iron removal. Journal of Water Supply: Research and Technology,<br />

51(4), 199 - 208.<br />

Smilde, K. W. (1991). LAC-signaalwaarden, Landbouwadviescommissie Milieukritische Stoffen;<br />

werkgroep verontreinigde gronden (pp. 56 + 30). 's Gravenhage: Ministerie van LNV.<br />

Steen. (1998). Phosphorus availability in the 21st century; management of a non-renewable<br />

resource. Phosphorus & Potassium(217), 11.<br />

Suurs, R. A. A. (2009a). Motors of Sustainable Innovation; Towards a theory on the dynamics of<br />

technological innovation systems, Dissertatie Universiteit Utrecht, Department of<br />

Innovation and Environmental Sciences (pp. 304).<br />

Suurs, R. A. A., Hekkert, M. P., & Smits, R. E. H. M. (2009b). Understanding the build-up of a<br />

technological innovation system around hydrogen and fuel cell technologies. [doi: DOI:<br />

10.1016/j.ijhydene.2009.09.092]. International Journal of Hydrogen Energy, 34(24),<br />

9639-9654.<br />

TCB. (2002). Advies herziening LAC-signaalwaarden, Technische Commissie Bodembescherming<br />

(Vol. TCB A32, pp. 27). 's Gravenhage.<br />

Torenbeek, R. (2003). Diffuse belasting van Oppervlaktewater met nutriënten uit de Veehouderij<br />

(DOVE); Grasland op zand (No. STOWA 2003-16). Utrecht: STOWA.<br />

UvW. (2004). Evaluatie uitvoering Lozingenbesluit open teelt en veehouderij door<br />

waterschappen: Unie van Waterschappen.<br />

van Beek, C. G. E. M. (2010). Review of homogeneous, heterogeneous and biological oxidation of<br />

ferrous iron in drinking water treatment hoofdstuk 2 in Academisch proefschrift: Cause<br />

and prevention of clogging of wells abstracting groundwater from unconsolidated<br />

aquifers (pp. 7-24). Amsterdam: Vrije Universiteit.<br />

van Beek, C. L., Clevering, O. A., Kater, L. J. M., & van Reuler, H. (2003). Maatregelen om de<br />

belasting van het oppervlaktewater met stikstof en fosfaat uit de landbouw te<br />

verminderen (No. Alterra-rapport 714). Wageningen: Alterra.<br />

van Bennekom, C., de Ridder, D., & Kappelhof, J. (2006). Biologische ontijzering: een<br />

literatuurscreening (No. BTO 2006.074). Nieuwegein: KIWA Water Research.<br />

van de Ven, A. H., & Poole, M. S. (1990). Methods for studying innovation development in the<br />

Minnesota Innovation Research Program Organization Science, 1(3; Special Issue:<br />

Longitudinal Field Research Methods for studying processes of organizational change),<br />

313 - 335.<br />

van de Weerd, H., Torenbeek, R., & Vergouwen, M. (2007). Uitspoeling van meststoffen uit<br />

grasland; emissieroutes onder de loep (No. STOWA 2007-14). Utrecht: STOWA.<br />

van den Eertwegh, G. A. P. H., & van Beek, C. L. (2004). De Vlietpolder in Zuid-Holland in beeld;<br />

Water- en nutriëntenhuishouding van een veenweidegebied (No. STOWA 2004-30).<br />

Utrecht: STOWA.<br />

van der Meer, H. G. (2002). Fosfaat; regionale en mondiale duurzaamheid. In J. H. J. Spiertz & J.<br />

W. H. van der Kolk (Eds.), Quick Scan Transitie Duurzame Landbouw (Vol. 19, pp. 39-41).<br />

Alterra, Wageningen: Reeks Milieuplanbureau.<br />

van der Salm, C., Dolfing, J., van Groeningen, J. W., Heinen, M., Koopmans, G., Oenema, J., et al.<br />

(2006). Diffuse belasting van het oppervlaktewater met nutriënten vanuit grasland op<br />

een zware kleigrond; Monitoring van nutriëntenverliezen uit grasland op zware klei in<br />

Waardenburg (No. Alterra-rapport 1266). Wageningen: Alterra.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 151


van Dijk, T. A., Driessen, J. J. M., Ehlert, P. A. I., Hotsma, P. H., Montforts, M. H. M. M., Plessius, S.<br />

F., et al. (2009). Protocol beoordeling stoffen Meststoffenwet, versie 2.1; WOtwerkdocument<br />

(Vol. 167, pp. 76): Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu.<br />

van Everdingen, N., van der Wal, E., Tolkamp, W., den Besten, N., Baeke, J., de Jong, T., et al.<br />

(2008). Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?; Advies om met agrariërs<br />

vrijwillig doelen van de KRW te halen. (No. CLM 670 - 2008). Utrecht: NAJK-Edu; CLM<br />

Onderzoek en Advies BV.<br />

van Os, E. A., Noij, I. G. A. M., van Bakel, P. J., de Winter, W., & van der Bolt, F. J. (2009).<br />

Kennissysteem voor het bepalen van effecten van brongerichte en hydrologische<br />

maatregelen op de uitspoeling van N en P naar grond- en oppervlaktewater, Bijdrage<br />

maatregelen aan de realisatie van de KRW (Vol. Alterra-rapport 1863, pp. 51).<br />

Wageningen: Alterra.<br />

van Wezel, A. P., de Vries, W., Beek, M., Otte, P. F. M., Lijzen, J. P. A., Mesman, M., et al. (2003).<br />

Bodemgebruikswaarden voor landbouw, natuur en waterbodem; Technisch<br />

wetenschappelijke afleiding van getalswaarden (No. rapport 711701031/2003).<br />

Bilthoven: RIVM.<br />

Vaus, D. d. (2001). Case study designs Research Design in Social Research (Vol. part V, pp. 219-<br />

267): Sage publishers.<br />

VenW, VROM, & LNV. (2009b). Stroomgebiedbeheerplannen; samenvatting Eems, Maas,<br />

Rijndelta en Schelde. Deventer: Thieme.<br />

VenW, & Werkgroep-Afwegingskader/MKBA. (2005). Op zoek naar optimale<br />

maatregelenpakketten, Handboek Kosteneffectiviteitanalyses voor de EU Kaderrichtlijn<br />

Water (pp. 119). Lelystad: Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

Vergouwen, A. A. (2010). Fosfaat, van leegloop naar kringloop; Resultaten workshop 20 mei<br />

2009 en achtergrondgegevens (rapport No. STOWA 2010-12). Amersfoort: STOWA.<br />

Wet- en regelgeving, beleidsdocumenten<br />

EC. (2000). PANFA-project, brief goedkeuring steunmaatregel nr. N064 (pp. 9). Brussel.<br />

EU. (2000). Directive 2000/60/EC, Framework for community action in the field of water policy<br />

(pp. 72). Official Journal of the European Communities.<br />

EU. (2008). Kaderrichtlijn Afvalstoffen, 2008/98/EG (pp. 3-30). Publicatieblad van de Europese<br />

Unie Nr. L 312<br />

I&M. (2011). Wet tot wijziging van de Wet Milieubeheer, Implementatiewet EG-kaderrichtlijn<br />

afvalstoffen (Vol. nr. 103). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden.<br />

Innovatieberaad_Mobiliteit&Water. (2006). Innovatie Mobiliteit en Water: Ministry of Transport,<br />

Public Works, and Water management.<br />

LNV. (2004). Regeling herverkaveling, TRCJZ/2004/3819; tekst geldend op 29 januari 2011.<br />

LNV. (2005a). Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, AMvB; gepubliceerd in Staatsblad 2005, 645.<br />

LNV. (2005b). Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, nr. TRCJZ/2005/3295.<br />

VenW. (2000). Lozingenbesluit open teelt en veehouderij; voor een betere kwaliteit van sloten,<br />

beken, plassen en ander oppervlaktewater. Akkerbouw en vollegrondsteelt.<br />

VenW. (2008a). Regeling Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water (Vol. 125): Staatscourant.<br />

VenW. (2008b). Regeling Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water (Vol. 125): Staatscourant.<br />

VenW. (2009). Besluit houdende vaststelling van het Subsidieproramma Innovatieprogramma<br />

Kaderrichtlijn Water (Vol. 14153, pp. 26): Staatscourant.<br />

VenW. (2009a). Besluit houdende vaststelling van het Subsidieprogramma Innovatieprogramma<br />

Kaderrichtlijn Water (pp. 26): Staatscourant.<br />

VenW, LNV, & VROM. (2006). Decembernota 2006 KRW/WB21 Beleidsbrief.<br />

VROM. (1997). Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, BWBR0009094. Staatsblad<br />

van het Koninkrijk der Nederlanden 665.<br />

VROM. (2007a). Besluit bodemkwaliteit, nr. DJZ2007057947 (pp. 35).<br />

Page 152 Innovatiesysteemanalyse


VROM. (2009a). Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009, BWBR0027061.<br />

VROM. (2009b). Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021; Nota van aanpassing, Nr. 487; Onderdeel<br />

LAP SP 17.II Inspreker 12 (=Reststoffenunie Waterleidingbedrijven).<br />

VROM. (2009c). Circulaire bodemsanering 2009, BWBR0025649; Bijlage 4. Saneringsdoelstelling:<br />

invulling kwaliteitseisen bovengrond.<br />

VROM. (2010a). Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021, Naar een materiaalketenbeleid.<br />

VROM. (2010b). Criteria voor duurzaam inkopen van Waterzuiveringsinstallaties en<br />

slibbehandeling.<br />

VROM, & V&W. (2007b). Regeling bodemkwaliteit, nr. DJZ2007124397 (pp. 90).<br />

Artikelen vakbladen/dagbladen, jaarve rslagen, notulen, ongepubliceerde<br />

rapporten, brochures en factsheets<br />

Alberti, P., Broeren, J., Romme, W., & Verschure, H. (2002). Actief Randenbeheer Brabant &<br />

Motivatieonderzoek agrariërs. 's Hertogenbosch: HAS Kennistransfer.<br />

ARB. (2010). Minder fosfaat in de sloot, Leven op de rand; Nieuwsbrief project Actief<br />

Randenbeheer Brabant (pp. 6). Tilburg.<br />

Arcadis. (2010 ?). Duurzame landbouw; samen werken aan kansen voor landbouwmaatregelen:<br />

Arcadis Divisie Water en Divisie Milieu & Ruimte.<br />

Aulich, K. M., Huizer, T., & Jongedijk, E. (2010). Phosphorus pollution in the Meuse river basin.<br />

Wageningen: Wageningen University.<br />

Aulich, K. M., & Van Twisk, L. (2010). Community of Practice 1, Vergadering projectgroep<br />

Akkerrandenbeheer Brabant dd. 8 juli 2010 (pp. 3). ZLTO Tilburg.<br />

Belder, P., de Kool, S., Jansen, S., Stuurman, R., Feenstra, L., Koopmans, G., et al. (2010, 2<br />

december 2010). Effectgerichte aanpak verwijdering P uit bodem- en slootwater<br />

duinzandgrond. Bloembollenvisie, 20.<br />

Belder, P., Koopmans, G., & Jansen, S. (2011). Perspectieven fosfaatzuivering van bodem- en<br />

drainwater uit bollenpercelen, Poster Lisse: PPO Bollen.<br />

Bolt, B., & Koppers, H. (2009). Zoeken naar afnemers van waterijzer. H twee O : tijdschrift voor<br />

watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 42(23), 18-19.<br />

Bouwman, J. P., Nierop, J. N. v., & Schiphorst, S. K. (2007). Motivatieonderzoek 2007; Actief<br />

Randenbeheer Brabant. 's Hertogenbosch: HAS Kennistransfer.<br />

Brabantse-Delta, W. S. (2009). West-Brabant in beeld, Gebiedspilots Chaamse Beken en<br />

Rietkreek tekenen voor resultaat (pp. 35). Breda.<br />

Brink, H., Drost, S., & Boorsma, M. (2007). Biologische ontijzering in Dalen: nieuw licht op oude<br />

technologie. [thema grondwater]. H2O; tijdschrift voor watervoorziening en<br />

afvalwaterbehandeling, 40(19), 23 - 25.<br />

Brink, H., & Koppers, H. (2008). Investeren in betere verwerking reststoffen loont. H twee O :<br />

tijdschrift voor watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 41(22), 8-9.<br />

Brinks, H., & Kroonen-Backbier, B. (2010, april 2010). Schoner oppervlaktewater in<br />

maisteeltgebieden. Gewasbescherming; mededelingenblad van de Koninklijke<br />

Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging, 41, 72-75.<br />

Chardon, W. J., & Dorioz, J. M. (2009). Phosphorus immobilizing amendments to soil, COST 869<br />

(Vol. Factsheet 5, pp. 2).<br />

Chardon, W. J., Hummelink, E., Koopmans, G. F., & Oenema, O. (2010). Wegvangen fosfaat in<br />

afvoerbuis greppel. Unpublished Presentation. Alterra Wageningen UR, Centrum Bodem.<br />

Chardon, W. J., Schoumans, O. F., Kronvang, B., Heathwaite, A. L., & Rekolainen, S. (2006). COST<br />

Action 869; Mitigation Options for Nutrient Reduction in Surface Water and<br />

Groundwaters, Memorandum of Understanding (pp. 28, Technical Annex included).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 153


Clevering, O., Bakker, A., Zeeman, W., Talsma, M., & Rijk, S. d. (2010). Kennis moet stromen; voor<br />

innovaties met effect: plan van aanpak 2009-2012. Paper presented at the Themadag<br />

Landbouw & Kaderrichtlijn Water.<br />

de Bruin, A., Okx, J., Kwakernaak, C., Hutjes, R., Visschedijk, P., Borgstein, M., et al. (2007). Van<br />

Goed Onderzoek naar Beter Beleid, Jaarboek BO Cluster Vitaal Landelijk Gebied (pp. 70).<br />

Den Haag: LEI.<br />

de Ridder, D., Bruins, J., Hulsman, K., & Kappelhof, J. (2008). Biologische ontijzering aantrekkelijk<br />

voor grondwaterwinningen met twee filtratiestappen. H2O; tijdschrift voor<br />

watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 41(16), 14-15.<br />

DLV-Plant, WUR-PRI, & NMI. (2011). Alles wat U moet weten over fosfaat; vragen en<br />

antwoorden (pp. 6): Masterplan Mineralen Management.<br />

Dodde, H. (2011, 5 februari). Regie over bodem- en bemestingvraagstukken. Nieuwe Oogst;<br />

bijlage Gewas, p. 10-11.<br />

Ehlert, P., & Akker, H. v. d. (2005) Fosfaatvoorziening in akkerbouw- en groentegewassen. In<br />

Alterra & DLV-Plant (Series Ed.), Mest- en mineralenkennis voor de praktijk; serie<br />

Plantaardig: Vol. Blad 11 (pp. 3). Wageningen.<br />

Ehlert, P., & Bok, N. v. d. (2005) Zorg voor de fosfaattoestand op lange termijn. In Alterra & DLV-<br />

Plant (Series Ed.), Mest- en mineralenkennis voor de praktijk; serie Plantaardig: Vol. Blad<br />

12 (pp. 3).<br />

Enting, G., Goodijk, D., & van 't Hooft, K. (2007). Melkvee Studieclub Rivierkleigronden,<br />

Nieuwsbrief nummer 2 (pp. 4). Leusden: ETC Adviesgroep Nederland.<br />

Gerdes, S. (2010). Community of Practice 2, Vergadering Klankbordgroep Actief Randenbeheer<br />

Brabant dd 20 oktober 2010 (pp. 3). ZLTO Tilburg.<br />

Grift, B. v. d., & Roovaart, J. v. d. (2010). Nutriënten in stroomgebieden; eutrofiëring van<br />

oppervlaktewater, Deltares geeft inzicht en oplossingen. In Deltares (Ed.), Capability<br />

statement (Vol. uBGS 025 A3NL aug2010 ). Utrecht.<br />

HeGo-Biotec-GmbH. FerroSorp® Plus; Adsorptionsmittel-Granulat fur die effektive Entfernung<br />

von Schadstoffen aus Wasser. Retrieved maart 2010, from<br />

http://www.ferrosorp.de/deutsch/downloads/pbprospektferrosorpplus.pdf.pdf<br />

HeGo-Biotec-GmbH. (2007). Produktspezifikation FerroSorp® GW. Retrieved april 2010, from<br />

http://www.ferrosorp.de/deutsch/downloads/pspferrosorpgw280808ni.pdf<br />

HHRWest-Brabant. (?). Rundveehouders pakken fosfaat bij de wortel aan, 1e Nieuwsbrief van<br />

het project "Fosfaat bij de wortel aangepakt" (pp. 2): Hoogheemraadschap van West-<br />

Brabant.<br />

Ijpelaar, G. (2003). Biologische ontijzering: hoe realistisch is dit?; procestechnologen bezochten<br />

waterproductiecentrum Lommel. H2O; tijdschrift voor watervoorziening en<br />

afvalwaterbehandeling, 36(16), 8 - 9.<br />

Janssen, G., Grift, B. v. d., & Hendriksen, G. (Producer). (2008) Landsdekkende risico analyse voor<br />

waterkwaliteit in het landelijk gebied. Presentation<br />

Koopmans, G. F., & Chardon, W. J. (2010, 21 January ). Gebruik van filtersystemen om<br />

nutriëntenverliezen te voorkomen. Paper presented at the Themadag Landbouw en<br />

KRW, Utrecht.<br />

Korting, D. (2006). Minder fosfaat nodig bij goede bodemstructuur : project 'fosfaat bij de wortel<br />

aangepakt' haalt doelstellingen nu al bijna. Nieuwe oogst. Veehouderij / land- en<br />

tuinbouworganisaties LTO Noord, ZLTO en LLTB, 2(11), 20-21.<br />

Korting, D. (2007, 27 januari). Waterrichtlijn kruipt langzaam het erf op. Nieuwe Oogst, 43.<br />

Lambregts, C. (2009a). Gebiedspilot Waterkwaliteit De Rietkreek; Eindrapportage. Breda:<br />

Waterschap Brabantse Delta.<br />

Lambregts, C. (2009b). Gebiedspilot Waterkwaliteit Chaamse Beken; Eindrapportage. Breda:<br />

Waterschap Brabantse Delta.<br />

Page 154 Innovatiesysteemanalyse


Luijten, M. (2010). Gehonoreerde projecten tweede tender Innovatieprogramma Kaderrichtlijn<br />

Water (pp. 1). Den Haag: Agentschap-NL; Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

Lurling, M., & Oosterhout, J. F. X. v. (2009). Flock & Lock in De Rauwbraken (No. M347).<br />

Wageningen: Wageningen Universiteit; leerstoelgroep Aquatische Ecologie &<br />

Waterkwaliteitsbeheer.<br />

Luttik, P. (2010). Nutrient Platform; strategic plan, Supporting the transition towards sustainable<br />

and economical nutrient management (pp. 42): Stichting Dotank.<br />

Massop, H., & Aulich, K. M. (2011). Oppervlakkige afstroming; achtergrond en maatregelen.<br />

Unpublished Presentation. Alterra Wageningen UR.<br />

Meijering, L. (2011, 11 januari 2011). Zorgen om structuur kleigrond. Boerderij, sectie Akkerbouw<br />

editie 96 nr 15, 36.<br />

Moggré, J., & Verdurmen-Serrarens, V. R. J. (2010). Bedrijfseconomische analyse vermindering<br />

fosfaatafspoeling. Goes: ZLTO Advies.<br />

Nederlof, M. M. (2010). Onderscheidende competenties van de innovatie-procesmanager; met<br />

het oog op de ontwikkeling naar een doelmatige en duurzame waterketen.<br />

Rijksuniversiteit Groningen, Groningen.<br />

Neeteson, J., Booij, R., Dijk, W. v., Haan, J. d., Pronk, A., Brinks, H., et al. (2001). Projectplan<br />

'Telen met toekomst' (Vol. Publicatie nr. 2, pp. 40). Lelystad: PPO B.V.<br />

Oenema, O. (2008, 7 oktober 2008). Het beeld van fosfaat; verandering en perspectief. Paper<br />

presented at the Slotsymposium DOVE-projecten; Snelle emissieroutes van nutriënten<br />

van landbouwgrond naar oppervlaktewater: hoe belangrijk zijn ze en wat kunnen we er<br />

tegen doen? .<br />

Oppewal, J. (2007, 16 Januari 2007). Schoner water en doorboeren. Boerderij, Sectie:<br />

Ondernemen, 4-6.<br />

Oppewal, J. (2011, 17 juni 2011). Drainfilter houdt sloot schoon. Agrarisch Dagblad; sectie<br />

Wetenschap, p. 19.<br />

Pidpa. (2009a). Waterproductiecentrum Balen, Brochure (pp. 2): Pidpa bedrijfscommunicatie.<br />

Pidpa. (2009b). Waterproductiecentrum Mol, Brochure (pp. 2): Pidpa bedrijfscommunicatie.<br />

Pidpa. (2009c). Waterproductiecentrum Herentals, Brochure: Pidpa bedrijfscommunicatie.<br />

Pidpa. (2009d). Waterproductiecentrum Grobbendonk, Brochure (pp. 2): Pidpa<br />

bedrijfscommunicatie.<br />

PPO. (2005). Best Practices Bemesting; Akkerbouw (Vol. PPO 338-1, pp. 4).<br />

PPO. (2006). Landbouw & KRW, Verslag workshop 12 december 2006 (pp. 13).<br />

PPO. (2007a). Platform Landbouw & Kaderrichtlijn Water, Verslag 1e bijeenkomst 27 maart 2007<br />

te Vredepeel (pp. 2).<br />

PPO. (2007b). Platform Landbouw & Kaderrichtlijn Water, Verslag 2e bijeenkomst 5 juni 2007 te<br />

Den Bosch (pp. 4).<br />

PRI. (2003). Telen met toekomst, Jaaroverzicht 2002 (pp. 72). Wageningen: Plant Research<br />

International B.V.<br />

RBO-Maas. (2008b). Stroomgebied Maas; tips bij uitvoering KRW in de landbouw, Brochure (pp.<br />

2).<br />

Reitsma, B., Geraats, B., Korving, L., & de Man, A. (2008). Hergebruik fosfaat uit ijzerarm slib van<br />

rwzi's is kansrijk. H twee O : tijdschrift voor watervoorziening en<br />

afvalwaterbehandeling(2), 52-55.<br />

Reststoffenunie. (2010). Jaarbericht Reststoffenunie 2009 (pp. 13). Nieuwegein: Reststoffenunie<br />

Waterleidingbedrijven B.V.<br />

Reststoffenunie. (2011a). Stof tot nadenken, Nieuwsbrief Reststoffenunie (Vol. zevende jaargang<br />

nr 14, pp. 4). Nieuwegein.<br />

Reststoffenunie. (2011b). Jaarbericht Reststoffenunie 2010 (pp. 24). Nieuwegein:<br />

Reststoffenunie Waterleidingbedrijven B.V.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 155


Rijken, M. J. C. (2007). Stikstof op het juiste peil; tussenrapportage project: Waterschap<br />

Brabantse Delta.<br />

Rijken, M. J. C. (?). Nieuwsbrief van het project "Fosfaat bij de wortel aangepakt" (Vol. 4, pp. 2).<br />

Schoumans, O. F. (2008). Install sedimentation boxes, COST 869 (Vol. Factsheet 72, pp. 2).<br />

Schoumans, O. F. (2010). Construct ponding systems / increase soil levels along ditches, COST<br />

869 (Vol. Factsheet 74, pp. 4).<br />

STOWA. (2009). Strategienota Koers 2009-2013 (No. STOWA 2009-01). Utrecht: STOWA.<br />

UvW, & Vewin. (2010). Duurzame en innovatieve landbouw voor de toekomst, Position paper;<br />

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vanaf 2013 (pp. 4). Brussel, België.<br />

van Oosterhout, F., & Lurling, M. (2010). Eutrofiëringcontrole met Flock & Lock. H twee O :<br />

tijdschrift voor watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 43(19), 23-25.<br />

van Oosterhout, J. F. X., & Lurling, M. (2008). De Rauwbraken; voorkomen van blauwalgenbloei<br />

door vastleggen van fosfaat, Bijlage bij het onderzoeksvoorstel (pp. 12). Wageningen:<br />

WUR-Aquatische ecologie & Waterkwaliteitsbeheer.<br />

van Oosterhout, J. F. X., & Lurling, M. (2010). Eutrofiëringcontrole met Flock & Lock. H2O;<br />

tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer, 43 Iss.19, 23-25.<br />

van San, E., Huysman, K., Vanderheyden, R., Heyselberghs, N., de Waele, T., & Bielen, P. (2006).<br />

Een selectie van openstaande uitdagingen en onderzoeksvragen voor Pidpa, Presentatie<br />

workshop "Drinkwater onderzoek in Vlaanderen en Nederland 2006". Katholieke<br />

Universiteit Leuven.<br />

van Slobbe, E. (2009). Terugdringing fosfaat afspoeling van boerenland (snelle P-route).<br />

Unpublished Onderzoeksvoorstel. Wageningen University and Research.<br />

van Slobbe, E., van de Weerd, R., Gerdes, S., Velthorst, E., Oenema, O., Chardon, W. J., et al.<br />

(2010). Terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland, Onderzoeksverslag (pp. 37).<br />

Wageningen: Alterra Wageningen UR.<br />

Vandelannoote, A. (2006). Gebruik van kuilanalyses op het melkveebedrijf. Katholieke<br />

Hogeschool Kempen.<br />

Verhagen, F., & van Lamoen, F. (2006). Brabantse pilots waterkwaliteit van start. H2O; tijdschrift<br />

voor watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 39(18), 8-9.<br />

Vewin, & Geudens, P. J. J. G. (2010). Drinkwaterstatistieken 2008; de watercyclus van bron tot<br />

kraan. Rijswijk: Vewin.<br />

Werkman, R. (2010). Network Governance. On Designing innovative policy arrangements; course<br />

PAP-30306 [lecture presentation ]. Wageningen.<br />

Wijnands, F. G. (2009). Telen met toekomst; verduurzamen van gewasbescherming. Syscope, 22,<br />

55-59.<br />

WMD. (2010). Jaarverslag 2009: Waterleiding Maatschappij Drenthe.<br />

Wolters, R., Beekman, J., & van Mol, R. (2009). Gebiedspilot Waterkwaliteit Hooge Raam;<br />

Eindrapport. 's Hertogenbosch: Waterschap Aa en Maas.<br />

WSBrabantseDelta. (2009) West-Brabant in beeld. Gebiedspilots Chaamse Beken en Rietkreek<br />

tekenen voor resultaat (pp. 34). Breda.<br />

WSDeDommel. (2008a). Samen werken aan waterkwaliteit, Brochure Resultaten Gebiedspilot<br />

Waterkwaliteit Kleine Beerze (pp. 12). Boxtel.<br />

WSDeDommel. (2008b). Gebiedspilot Waterkwaliteit Kleine Beerze; eindrapport: WS de Dommel.<br />

WSDeDommel, & CLM. (2007-2008). Beeld Schoon Water; voor een betere waterkwaliteit,<br />

Brochure WS De Dommel; overzicht inrichtingsmaatregelen (pp. 28). Boxtel:<br />

WSDeDommel.<br />

Zeilmaker, R. (2011, 19 maart 2011). 'Schoon' water is slechts een bureaucratische constructie.<br />

Het Parool, p. 36.<br />

ZLTO. (2009). Meerwaarde(n) - Voorwaarde(n), De visie van ZLTO op de ontwikkeling van de<br />

groene sector tot 2020 (pp. 5).<br />

Page 156 Innovatiesysteemanalyse


ZLTO, Arcadis, Wageningen-UR, & KRW-Innovatiefonds. (2010). Boeren en wetenschappers<br />

verminderen samen fosfaatafspoeling [film]. 's Gravenhage: Bob Kommer Studio's.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 157


Bijlagen<br />

Page 158 Innovatiesysteemanalyse


I. Verschillende niveau’s om maatregelen te nemen<br />

Doel Wat is de oorzaak -> waar maatregelen nemen?<br />

Niveau I Niveau II Niveau III<br />

behalen van KRWdoelen<br />

voor P in<br />

oppervlakte water<br />

(in 2015-2027)<br />

Huishoudelijk<br />

afval water<br />

Industrieel afval<br />

water<br />

Landbouw<br />

RWZI<br />

AWZI<br />

Punt bron<br />

Bron<br />

Pad/route<br />

Effect<br />

Kassen<br />

Erfafspoelwater<br />

Kavelpaden<br />

Veevoeder<br />

(Kunst)mest<br />

Teeltwijzen en<br />

gewassen<br />

Grondbewerking<br />

Randenbeheer<br />

Ont- & afwatering<br />

Filters<br />

Sloot<br />

Vloeivelden<br />

Met P-binding<br />

Met P-binding<br />

Met P-binding<br />

Met P-binding


II. Verschillende maatregelen<br />

Bronmaatregelen<br />

Padmaatregelen<br />

Grondbewerking<br />

Ontwatering/ afwatering<br />

Randenbeheer/bufferstroken<br />

Effectmaatregelen<br />

Zuivering erfafspoelwater<br />

Opvangwater kuilverharding<br />

Fosfaatarm voeren<br />

P-evenwichtsbemesting<br />

P-adviesbemesting<br />

Uitmijnen<br />

Uitrijverbod aanscherpen (mestopslag uitbreiden)<br />

Mestbewerking<br />

Mestgift afstemmen op weersomstandigheden<br />

Verbetering mesttoedienings-technieken (drijfmest)<br />

Precisiebemesting kunstmest<br />

Egaliseren percelen<br />

Structuurverbeterende maatregelen<br />

Niet-kerende grondbewerking<br />

[Niet] Scheuren grasland<br />

Gras,granen,luzerne als nagewas om verdamping te<br />

verhogen en oppervlakkige afspoeling te beperken<br />

Peilgestuurde verdiepte drainage<br />

Fosfaatbindende stoffen in drainbuizen<br />

Fosfaatbindend materiaal rondom drainbuizen<br />

Fosfaatbindende stoffen in afvoerbuizen kopakker<br />

Blokkeren greppels<br />

Oppvlakkige afstroming beperken door ruige<br />

begroeiing langs sloten, vaarten<br />

Grondbewerkingsvrije zone (akkerranden)<br />

Fysieke barrieres langs slootkant<br />

Kopakkers als wadies<br />

Sloot begeleidende bufferstroken (opvang drainwater)<br />

Toevoegen fosfaatbindende stoffen<br />

Natte bufferstroken (niet gedraineerd)<br />

Bezinkplekken inrichten<br />

Afvoer slootmaaisel<br />

Vegetatiebeheer (kroos verwijderen)<br />

Riet in de sloot (helofytenfilter)<br />

Vloeivelden gericht op P-uitmijning<br />

Verticaal doorstromend filter (zonder P-bindend<br />

substraat)<br />

Verticaal doorstromend filter (met P-binding)<br />

“chemische” toevoegingen (bijv. Phoslock of<br />

uitvlokmiddel)<br />

Technieken toepassen uit afvalwaterzuivering


III. Beschrijving en resultaten KRW-IP projecten<br />

KRW08035 ‘Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland’; combinatieproject<br />

Het doel van dit project is te onderzoeken wat de invloed is van bepaalde maatregelen op de directe<br />

afspoeling van fosfaat vanaf het boerenbedrijf naar het oppervlaktewater. In dit project zijn boeren<br />

uitgenodigd om in samenspraak met wetenschappers kosteneffectieve maatregelen te ontwikkelen en te<br />

implementeren [co-creatie]. Verdere uitgangspunten voor de aanpak zijn: onderzoek gericht op de praktijk<br />

op het niveau van het boerenbedrijf, aandacht voor de praktische toepasbaarheid van de maatregelen en<br />

de potentiële doorwerking naar andere delen van Nederland.<br />

In samenspraak met het project Actief Randenbeheer Brabant [ARB] en hieraan participerende<br />

waterschappen zijn door ZLTO 16 boeren gevraagd om deel te nemen aan het project. Twaalf van deze<br />

bedrijven zijn bezocht en er zijn oriënterende gesprekken gevoerd met de agrarisch ondernemers over het<br />

verschijnsel ‘oppervlakkige afspoeling’ en of ze ideeën hebben over mogelijke maatregelen om dit tegen te<br />

gaan. De inspiratiebron voor verder onderzoek was een veehouder op klei [grasland met greppels], die<br />

sedimentatieputten gebruikt vóór de afvoerbuis. Er is samen een combinatie bedacht van<br />

sedimentatieputten (voor vermindering emissie van particulair P, geadsorbeerd aan zwevende stof) met<br />

adsorptie van het opgeloste [ortho-]fosfaat. Hiermee ontstond een combinatie met de ijzerhoudende,<br />

fosfaatbindende materialen van het KRW-IP project KRW08091.<br />

Er zijn 8 boeren geselecteerd voor de veldexperimenten; hierbij was zowel akkerbouw (lichte klei) als<br />

grasland (op lichte en zware klei) vertegenwoordigd. Er is in de proeven gebruik gemaakt van FerroSorp® in<br />

verschillende hoeveelheden en met verschillende korrelgroottes en van ijzerzand. De FerroSorp® is<br />

toegepast in waterdoorlatende zakken in bestaande greppels in grasland of in sleuven in bouwland, die adhoc<br />

gegraven worden om overtollig water af te laten. Ook is het materiaal een aantal maal los uitgestrooid<br />

over een stukje land.<br />

Metingen van de fosfaatreductie door FerroSorp® en ijzerzand laten een heel wisselend beeld zien; de<br />

afname van fosfaat bij toepassing van FerroSorp® in waterdoorlatende zakken varieert van 10 tot 100%. Er<br />

is ook waargenomen, dat in de loop van de tijd de adsorptie van fosfaat afneemt; bij snelle doorstroming<br />

van het water adsorbeert het fosfaat alleen aan de buitenkant van de korrels. Bij het uitstrooien van het<br />

materiaal in plassen wordt tot 70% van het ortho-fosfaat vastgelegd (van Slobbe, et al., 2010).<br />

Tabel 14 Minimum en maximum reductie van fosfaat door FerroSorp® bij geforceerde proefopzet (Bron: van<br />

Slobbe, et al., 2010, p. 29)<br />

Plaats Ravenstein Winssen Langeweg Moerdijk Wagenberg Waardenburg Nieuwendijk Nieuw-Vossemeer<br />

Bodemsoort Zware klei Lichte klei Lichte klei Lichte klei Lichte klei Zware klei Lichte klei Lichte klei<br />

Landgebruik Grasland Grasland Akkerbouw Grasland Akkerbouw Grasland Akkerbouw Akkerbouw<br />

Impact % min 11 55 10 25 10 55 60 10<br />

Impact % max 26 70 85 85 100 70 90 60<br />

Afsluiting P<br />

Uit (65-75%) een bedrijfseconomische 75 70 analyse 65 blijkt dat de 70 kosten voor 65 het gebruik 75 van 8 65 kg FerroSorp® 65 in<br />

Emissieafname<br />

waterdoolatende zakken in bestaande greppels of ad-hoc sleuven € 100-250/ha bedragen.<br />

(%) min 8.3 35.8 7.0 16.3 7.0 41.3 42.0 39.0<br />

Emissieafname<br />

(%) max 19.5 45.5 59.5 55.3 70.0 52.5 63.0 6.5<br />

KRW08085 ‘Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling’; onderzoeks- of ontwikkelingsproject<br />

Het doel van dit project is enerzijds inzicht verkrijgen in de grootte en frequentie van de bijdrage van<br />

oppervlakkige afspoeling op de P-belasting van oppervlaktewater; en anderzijds om inzicht te krijgen of het<br />

blokkeren van oppervlakkige afspoeling een efficiënte manier is om die nutriëntenvracht te reduceren. De<br />

aanpak bestaat uit vier onderdelen:<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 161


Het identificeren van de risicoplekken met een GIS-tool. De laagste plekken in een perceel kunnen<br />

worden bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); vervolgens worden<br />

alleen de plekken geselecteerd waarvoor de kans bestaat dat deze overstromen naar het<br />

oppervlaktewater. De GIS-tool is toegepast om voor de verschillende pilotgebieden binnen Landbouw<br />

Centraal/KRW gebiedspilots Noordoost en Zuidoost Nederland de risicoplekken op een kaart te zetten.<br />

Het meten van de oppervlakkige afspoeling op gras- en bouwland. Dit wordt gedaan op 3 locaties op<br />

zand in Noord-Limburg en één locatie op klei in Waardenburg; zowel de neerslag, de afvoer als de<br />

waterkwaliteit worden gemeten. In Limburg zijn ook metingen uitgevoerd om de infiltratiecapaciteit<br />

van de bodem te bepalen. Metingen in afspoelingswater in Limburg geven concentraties te zien met<br />

uitschieters tot 10 mg/l P-totaal (Massop & Aulich, 2011).<br />

Norm Ptot 0.15 Ptot gemiddeld [mg/l] Ptot maximum [mg/l] P-PO4 maximum [mg/l] 96<br />

Locatie 1 5.39 10.50 8.45<br />

Locatie 2 0.92 1.72 2.02<br />

Locatie 3 0.86 2.49 1.84<br />

Het ontwikkelen van een bemestingstool voor kleigebieden om incidentele verliezen te voorkomen. Het<br />

bemestingstijdstip kan dan geoptimaliseerd worden door rekening te houden met de neerslagverwachting<br />

van het KNMI; dan is de kans op oppervlakkige afvoer minimaal en het gebruik van de<br />

mest optimaal. Bij het testen van de tool op de tot nu toe verzamelde data waren de resultaten<br />

redelijk. Het is de bedoeling om de tool in het voorjaar 2011 in de praktijk te gaan testen.<br />

Het ontwikkelen van maatregelen ter voorkoming oppervlakkige afspoeling. Voorbeelden zijn het<br />

opwerpen van dammetjes langs de waterloop, het open trekken van de bouwvoor [in een strook langs<br />

de waterloop] om infiltratie te bevorderen, het aanbrengen van een infiltratiegreppel tussen perceel en<br />

sloot. In 2011 zal binnen de 7 KRW-pilotgebieden in Noordoost [2] en Zuidoost [5] Nederland in<br />

samenwerking met belanghebbenden en grondgebruikers bekeken worden welke maatregelen in<br />

aanmerking komen voor uitvoering.<br />

KRW08091 ‘Het gebruik van nitraatreducerende en fosfaatbindende materialen om lekken in nutriëntenkringlopen<br />

te dichten’; onderzoeks- of ontwikkelingsproject.<br />

Het onderzoek heeft als doel maatregelen te ontwikkelen om lekken in nutriëntenkringlopen op de<br />

scheiding tussen landbouwgrond en sloot te dichten. In het geval van fosfaat is dit toegespitst op de<br />

verwijdering door toepassing van ijzerhoudend materiaal.<br />

Ijzeroxide bezit een grote capaciteit om ortho-fosfaat en organische fosfaatverbindingen uit de<br />

bodemoplossing en het drainagewater vast te leggen. Ijzerslib en ijzerzand afkomstig van de zuivering van<br />

grondwater voor drinkwater bevatten relatief veel ijzeroxide. Een voordeel hiervan is, dat dit lokale<br />

aanvoermogelijkheden garandeert en dat reststoffen op kosteneffectieve wijze hergebruikt worden.<br />

Mogelijke voorbeelden zijn het toepassen van deze materialen in waterdoorlatende schermen (‘iron<br />

reactive barriers’) in de bodem of in filters, die aan het uiteinde van drainagebuizen kunnen worden<br />

gekoppeld.<br />

Eerst zijn fysisch-chemische eigenschappen van ijzerslib en –zand onderzocht; voor het te onderzoeken<br />

ijzerslib en –zand is samengewerkt met Brabant Water. In de reststoffen komt ijzer grotendeels voor in de<br />

vorm van Fe(OH)3 en calcium komt voor als CaCO3. Van de zware metalen is alleen totaal Cadmium-gehalte<br />

in ijzerslib boven de gecorrigeerde norm voor bodemkwaliteitsbeoordeling; maar het beschikbare deel is<br />

beneden de norm. De schud- en kolomproeven geven aan dat zowel ijzerslib als ijzerzand goed in staat zijn<br />

om fosfaat vast te leggen; de bindingscapaciteit van ijzerslib is hoger dan van natuurlijke ijzermineralen<br />

zoals goethiet. De maximale waterdoorlaatbaarheid van ijzerslib is echter te laag voor de toepasbaarheid in<br />

ijzerschermen of filters. Zelfs als het wordt gemengd met zand is de waterdoorlaatbaarheid nog te laag om<br />

96 http://www.kennismoetstromen.nl/?e=11&w=aanpak-nutrientenkringloop<br />

Page 162 Innovatiesysteemanalyse


het overtollige water goed af te voeren. Door het ijzerhoudende materialen te granuleren tot een product<br />

met een grovere textuur kan de waterdoorlaatbaarheid sterk toenemen; een voorbeeld hiervan is het<br />

commercieel verkrijgbare product FerroSorp® (Koopmans, et al., 2010).<br />

In veldproeven is en wordt nog onderzocht of Fe-zand en FerroSorp® voldoende fosfaat kunnen<br />

verwijderen. In een eerste veldproef zijn verschillende hoeveelheden (in waterdoorlatende zakken en<br />

verschillende pijplengtes) FerroSorp en FerroSorp-zand mengsels getest. In deze opzet leidde een langere<br />

doorstroomtijd tot een beter zuiveringsrendement. De boer zou dus een prijs betalen voor fosfaatverwijdering,<br />

omdat de waterafvoer wordt afgeremd. Er moet een optimum gezocht worden tussen het<br />

adsorptievermogen en de waterdoorlaatbaarheid. Een beter rendement zou bijvoorbeeld ook kunnen<br />

worden bereikt door een bredere buis te gebruiken waain meer P-bindend materiaal wordt aangebracht<br />

(Chardon, Hummelink, Koopmans, & Oenema, 2010).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 163


IV. Interviewschema<br />

Basisoriëntatie Visie op (de koppeling van) landbouw en milieu?<br />

Wat is eutrofiëring? Is het momenteel een belangrijk probleem? (sense of urgency)<br />

Waar denkt U het eerste aan bij het woord ‘fosfaat’ (voedingsstof, milieuprobleem, schaarse<br />

grondstof, ...)<br />

Bekend met KRW? KRW-doelen? GET/GEP? Fosfaat-doelen?<br />

Visie op maatregelen Voldoende (technische) oplossingen/maatregelen voorhanden (mbt. halen fosfaatnorm)? Of<br />

economisch probleem?<br />

Voorkeur: bron-, pad-, of effectmaatregelen? En waarom?<br />

Padmaatregelen: voorkeur grondbewerking, ont-/afwatering, randenbeheer?<br />

Zijn er al maatregelen in beeld, die de voorkeur hebben? Wordt daar dan ook op gestuurd? Zo<br />

ja, op welke manier?<br />

Kan het komende fosfaat tekort van invloed zijn op welke maatregelen de voorkeur gaan<br />

genieten?<br />

Fosfaatbindende<br />

materialen<br />

Visie op kosten, beheer en<br />

onderhoud, handhaving<br />

Innovatiesysteemfuncties<br />

1:Experimenteren door<br />

ondernemers<br />

Ijzerhoudend materiaal; nog andere fosfaatbindende materialen bekend? Welke zijn<br />

beschikbaar op de markt?<br />

Verwachtingen mbt. ijzerhoudend materiaal? Wanneer potentie [bijv. P-reductie van x %]?<br />

Verwachtingen mbt. toepassingsmogelijkheden (waterdoorlatende zakken: in afvoerbuizen,<br />

greppels, ad-hoc sleuven; los op maaiveld/akkerrand), andere mogelijkheden? Inpasbaarheid<br />

bedrijfsvoering; juridische obstakels?<br />

Indien voldoende bekend: mening over de resultaten?<br />

Bij deelnemende agrarisch ondernemers: waarom bent U gaan participeren in het project?<br />

Mening over het experiment? Verschillende toepassingsmogelijkheden; inpasbaarheid<br />

bedrijfsvoering; max. tijdsbesteding, max. water retentie, distributie; afvoer gebruikt<br />

materiaal; waar zou nog meer onderzoek naar gedaan moeten worden? Juridische obstakels<br />

(wettelijk/vergunningsverplichtingen)?<br />

Financiële haalbaarheid maatregel ijzerhoudende materialen? Wie is verantwoordelijk voor<br />

de kosten en waarom? Mogelijkheden om maatregel te financieren? Wie is verantwoordelijk<br />

voor beheer en onderhoud? Controle nodig ... handhaving?<br />

Houding tov. risico’s? Bereidheid om inspanningen te doen om te voorzien in behoefte naar<br />

(kwaliteitseisen van) ijzerslib? Is er interesse om te onderzoeken of onderzoek te financieren<br />

of er granulaat gemaakt kan worden in Nederland?<br />

2:Kennisontwikkeling Was er voldoende kennis over (routes van) fosfaatemissies en mogelijke maatregelen bij<br />

aanvang van het KRW-IP? Zo niet, aan welke kennis was behoefte? Wordt nu in de behoefte<br />

voorzien? Staan er in de nabije toekomst nadere onderzoeken op het programma?<br />

3:Kennisuitwisseling in<br />

netwerken<br />

4:Richting geven aan het<br />

zoekproces<br />

Heeft U congressen/workshops bezocht, waar het onderwerp fosfaatemissies/ opp.vl<br />

afspoeling/fosfaatbinders op het programma stond? Hoe kan kennis over deze<br />

oorzaak/maatregel (snel) op landelijk niveau verspreid worden? Van welke netwerken maakt<br />

U deel uit? Belang van soort netwerk: homogeen/heterogeen, incidentele of continue<br />

relaties?<br />

Welke vorm(en) van sturing is/zijn er nodig om de fosfaatconcentraties in oppervlaktewater<br />

te verlagen (onderzoek, voorlichting, stimuleringsregeling, regelgeving, boetes)? Hoeveelheid<br />

aandacht in vakbladen en media? Type woordgebruik van wetenschappers en beleidsmakers<br />

over belang terugdringing oppervlakkige afspoeling/fosfaatbindende materialen?<br />

5:Creëren van markten Ziet U mogelijkheden om marktvorming voor fosfaatbinders te stimuleren?<br />

6:Mobiliseren middelen Hoe ervaart U de beschikbaarheid van middelen/€ voor onderzoek? Ervaart U<br />

sturing/voorkeur bij beschikking stellen van fondsen voor bepaald onderzoek? In hoeverre<br />

wordt er in de opleiding aandacht besteed aan oppervlakkige afspoeling van fosfaat en<br />

maatregelen daartegen?<br />

7:Tegenspel bieden aan<br />

weerstand<br />

Is er (op welke manier dan ook) sprake van oppositie tegen het product? Zijn er tekenen van<br />

uitbreiding van onderzoek/netwerken rond opp.vl. afspoeling en/of fosfaatbindende<br />

materialen? Zijn er groepen, die ervóór lobbyen?<br />

Page 164 Innovatiesysteemanalyse


V. Ontijzeringsmechanismen<br />

Bij ontijzering kunnen er 3 mechanismen een rol spelen: vlokvormings-/flocculente oxidatie, adsorptieve<br />

oxidatie en biologische oxidatie.<br />

Bij de flocculente, ofwel vlokvormingsoxidatie wordt door beluchting – naast het verwijderen van<br />

ongewenste gassen – een deel van de toegevoegde zuurstof gebruikt om het aanwezige opgeloste ijzer<br />

(Fe 2+ ) te oxideren naar driewaardig ijzer (Fe 3+ ). Beluchten kan op een aantal verschillende manieren: via<br />

open systemen zoals bij versproeiing, cascade beluchting en/off plaatbeluchting of in een gesloten<br />

systeem: de beluchtingstoren. De effectiviteit wordt bepaald door de verhouding van water- en<br />

luchtstroom en door het contactoppervlak tussen water en lucht.<br />

Figuur 40 Manieren van beluchting: (a) versproeiing, (b) cascadebeluchting en (c) beluchtingstoren<br />

(bron afbeelding: http://www.oasen.nl/drinkwater/watermaken/Pages/beluchting.aspx )<br />

“Als je dat een tijd laat staan en je laat dat keurig verder uitvlokken, (...) dan heb je gewoon echt<br />

ijzerhydroxide [Fe(OH)3] gevormd. Dat ijzerhydroxide is onoplosbaar; (...) dat is dan uitgewerkt en dat hecht<br />

het zich niet meer aan het filtermateriaal. Dus dat zijn deeltjes, die kun je afvangen. Als je nou zo’n filter<br />

spoelt, dan (...) spoel je het ook uit als ijzerhydroxide; (...) daar vang je wel zeg maar 100% van je ijzer af. (...)<br />

In een heleboel gevallen zie je dat dat het proces is wat leidend is bij een waterbedrijf” (DW1). [Homogeen<br />

proces; veel O2 en lange tijd in A in Figuur 41]<br />

In dit homogene proces slaat uit opgelost ijzer(II) en zuurstof direct ijzer(III)hydroxide neer:<br />

Oxidatie: Fe 2+ + ¼ O2 + H + Fe 3+ + ½ H2O<br />

Hydrolyse: Fe 3+ + 3 H2O Fe(OH)3 + 3 H +<br />

Som: Fe 2+ + ¼ O2 + 2½ H2O Fe(OH)3 + 2 H +<br />

Voor deze, in Nederland veel toegepaste, “conventionele vlokvorming is een hoog zuurstofgehalte<br />

[minimaal 0.14 mg zuurstof per mg ijzer(de Ridder, et al., 2008)] en een relatief hoge pH nodig” (Brink, et al.,<br />

2007) “Dit proces (...) wordt in de praktijk vaak (duur) toegepast bij relatief lage filtratiesnelheden en korte<br />

looptijden” (Ijpelaar, 2003)<br />

Adsorptieve ontijzering<br />

Bij de adsorptieve ontijzering “zit er een korte tijd tussen het versproeien van dat water boven het filter en<br />

het filtreren. Dat is ’n laagje van 15-20 cm water boven je filterzand en dat ijzer is nog aan het reageren.<br />

Wat je dan ziet, is dat het proces van ontijzering echt ín je filter plaats vindt, dus (...) eigenlijk heb je nog<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 165


steeds voor een groot deel twee-waardig ijzer, wat je gaat afvangen” (DW1). Het Fe(II), wat aanwezig is in<br />

het anaërobe grondwater wordt geadsorbeerd aan het oppervlak van het filterzand [IOCS: iron oxide<br />

coated sand, of aan reeds gevormde Fe(OH)3 vlokken (Sharma, 2001 paragraaf 1.4; Sharma, Sebwato,<br />

Petrusevski, & Schippers, 2002). Driewaardig ijzer fungeert als katalysator voor de oxidatie van<br />

tweewaardig ijzer; daarom wordt er ook wel gesproken over katalytische ontijzering (Ijpelaar, 2003). “Er<br />

komt natuurlijk zuurstofhoudend water over, dus (...) dat tweewaardig ijzer wordt ook omgezet in<br />

driewaardig ijzer; dat oxideert verder óp de korrel. Die groeit steeds verder aan én het behoud dus die<br />

adsorptieve eigenschappen voor ijzer, voor fosfaat, voor arseen, en voor noem maar op. Dus dit materiaal,<br />

als je dat gaat spoelen ..., je zult het echt moeten pésten om het het eraf te krijgen. (...) soms vindt je 80%<br />

van het ijzer, wat je in je filter afvangt, terug in je spoelwater, maar eigenlijk vind je nooit 100% terug”<br />

(DW1).<br />

Van Beek (2010, pp. 11-12) omschrijft dit als een heterogene ijzeroxidatie, waarbij twee opeenvolgende<br />

reacties kunnen worden onderscheiden. Eerst wordt Fe(II) geadsorbeerd aan het oppervlak [S]. Daarna kan<br />

het gevormde complex een electron overdragen, wat leidt tot een geadsorbeerd Fe(III)<br />

oppervlaktecomplex, dat instabiel is en hydrolyseert.<br />

Fe (II) adsorptie: S-OH 0 + Fe 2+ S-OFe(II) + + H +<br />

Oxidatie: S-OFe(II) + + ¼ O2 + 1½ H2O S-OFe(III)(OH)2 0 + H +<br />

Som: S-OH 0 + Fe 2+ + ¼ O2 + 1½ H2O S-OFe(III)(OH)2 0 + 2H +<br />

“Sommige bedrijven maken hier gebruik van, zoals ’n VMW 97 en ’n Pidpa 98 . (...); die versproeien het water,<br />

maar die voegen heel weinig zuurstof toe. Genoeg om het water een beetje zuurstof op te laten nemen,<br />

maar daarmee vertragen ze in feite de oxidatiesnelheid en krijgen ze keurig ijzer wat zich adsorptief afzet op<br />

het filtermateriaal”(DW1). [Heterogeen proces;, minder O2; kortere tijd: A in Figuur 41 is klein, vindt<br />

plaats in B]<br />

Figuur 41 Links: Gesloten drukfilter met filterdoppen en daarboven kwartszand (Bron: Pidpa, 2009a) en rechts: de<br />

bacteriesoort Gallionella Ferruginea (Bron: de Ridder, et al., 2008)<br />

Het adsorptieve ontijzeringsmechanisme heeft een aantal potentiële voordelen boven de<br />

vlokvormingsoxidatie, zoals een langere filterlooptijd, een kortere filterinwerktijd, minder<br />

spoelwaterverbruik en minder slibproductie (Sharma, 2001, p. 23). De Ridder et al (2008, p. 14) geven juist<br />

aan dat een van de ‘nadelen’ van adsorptieve ontijzering is, “dat alle ijzer als aangroei op het filtermateriaal<br />

97 VMW: Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening; actief in de provincies Limburg, Vlaams-Brabant en Oost- en West<br />

Vlaanderen.<br />

98 Pidpa: naast VMW één van de drie grote drinkwaterbedrijven in Vlaanderen; Pidpa verzorgt de watervoorziening in de provincie<br />

Antwerpen<br />

bovenwater<br />

Filterzand<br />

Page 166 Innovatiesysteemanalyse


achterblijft”. Ook IJpelaar (2003) geeft aan dat “een niet te miskennen kenmerk van katalytische ontijzering<br />

de aangroei van het filtermateriaal is”.<br />

Een derde proces, dat een significante bijdrage aan de ontijzering zou leveren, is de biologische ontijzering.<br />

“in een aantal gevallen spelen al bij ontijzering bacteriën een rol, dus die bacteriën die zitten kennelijk om<br />

dat zandkorreltje, die pakken dan dat ijzer en oxideren dat (...) Bij de één spontaan gaat dat proces<br />

spontaan en bij de ander lukt dat niet” (DW2).<br />

Biologische ontijzering hangt voornamelijk af van de activiteit van micro-organismen [IOB: iron oxidizing<br />

bacteria], die de unieke eigenschap hebben om oxidatie en precipitatie van opgelost ijzer te veroorzaken bij<br />

specifieke omstandigheden. Met name het organisme Gallionella Ferruginea wordt hierbij genoemd (de<br />

Ridder, et al., 2008; Pidpa, 2009a; Sharma, 2001), die zijn energie verkrijgt uit de oxidatie van tweewaardig<br />

ijzer (Ijpelaar, 2003). Voor dit proces moet het zuurstofgehalte laag zijn [minder dan 2-3 mg/l], dient de pH<br />

tussen 6 en 7 te liggen en moet de redoxpotentiaal relatief laag zijn [minder dan 300 mV] (Ijpelaar, 2003).<br />

Het geoxideerde ijzer zal verder katalytisch werken voor de oxidatie van het resterende ijzer; het gevormde<br />

neerslag is veel compacter dan dat van vlokvormingsoxidatie 99 . Ook van biologische ontijzering worden<br />

voordelen boven flocculente of adsorptieve ontijzering genoemd, zoals langere filterlooptijden en een lager<br />

spoelwaterverbruik. Daarbij zou biologische ontijzering ook een hogere ijzerbelasting en hoge[re]<br />

filtratiesnelheid aan kunnen en meer variaties in ijzerbelasting tolereren (de Ridder, et al., 2008; Ijpelaar,<br />

2003; van San, et al., 2006). Verder zouden de investeringen laag zijn en het slib goed ontwaterbaar (Brink,<br />

et al., 2007). Van San et al. (2006) gaven als nadeel aan, dat de aangroei van het filterbed meer<br />

operationele kosten voor de reststoffen met zich meebracht [productielocatie Balen: 20 mg/l Fe in<br />

grondwater leidt tot een aangroei van het filterbed van 1 meter binnen een jaar].<br />

Volgens de literatuur (Brink, et al., 2007; de Ridder, et al., 2008; Ijpelaar, 2003; Pidpa, 2009a; van San, et al.,<br />

2006) zijn er vooral in België [en Frankrijk] ervaringen met biologische ontijzering. In België wordt er<br />

gestuurd op dit proces in de waterproductiecentra [WPC] Neerpelt en Lommel van de VMW (de Ridder, et<br />

al., 2008; Ijpelaar, 2003), en Balen, Herentals, Mol en Grobbendonk bij Pidpa (Pidpa, 2009a, 2009b, 2009c,<br />

2009d; van San, et al., 2006).<br />

Adsorptief of biologisch?<br />

Er is echter nog niet onomstotelijk vastgesteld, dat het proces op de belgische WPC’s enkel biologische<br />

ontijzering is. “De condities, die noodzakelijk zijn voor dit proces, lijken sterk op die van katatlytische<br />

[adsorptieve] ontijzering” (Ijpelaar, 2003). Er is echter nog veel onzekerheid over onder welke<br />

omstandigheden welk van de processen dominant is. “The boundary between physicochemical and<br />

biological iron removal is not well defined (…) It may be due to the increased adsorption of iron(II) onto<br />

coated media, the additional iron(II)oxidation by iron bacteria, or both (…) It is our hypothesis that iron<br />

removal at pH-Eh range where oxidation-floc formation is not feasible, is predominantly adsorptionoxidation”<br />

(Sharma, 2001, p. 22). In Nederland is men ook van mening, dat adsorptieve oxidatie het<br />

belangrijkste proces is; mede aangezien er in Balen (van San, et al., 2006) en Neerpelt (Ijpelaar, 2003)<br />

aangroei plaats vindt. “Biologische ontijzering zal niet dominant zijn, maar kan de katalytische ontijzering<br />

mogelijk wel ondersteunen” (Ijpelaar, 2003).<br />

“je vindt altijd ijzerhoudende bacteriën weer terug in dit soort filters ... en de vraag is: wat draagt biologie<br />

bij aan die filters en wat is adsorptie? Ik heb dan de neiging om te zeggen: ‘het biologische gedeelte is<br />

ongetwijfeld waar, maar waar het om gaat is adsorptief’; adsorptie is het leidende proces. En bij VMW en<br />

Pidpa zeggen ze: ’wij vinden bacteriën in het water en die zijn heel goed in staat om ijzer snel om te zetten’;<br />

dan nog denk ik: ‘maar hoe komt het dan op de korrel?” (DW1)<br />

“Het is niet zozeer de vraag óf biologische ontijzering plaatsvindt, maar in welke mate” (Ijpelaar, 2003).<br />

Deze vraag is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan in Nederland. In 2003<br />

99 http://www.pidpa.be/nl/overwater/verhaal/biologischeontijzering.htm<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 167


achten procestechnologen van verschillende waterbedrijven in Nederland een bezoek aan een belgisch<br />

waterproductiecentrum om te kijken naar en te discussiëren over biologische ontijzering (Ijpelaar, 2003). In<br />

het BedrijfsTak Onderzoek [BTO] van de drinkwaterbedrijven is er in 2006 onderzoek gedaan naar<br />

biologische ontijzering in de vorm van literatuuronderzoek (de Ridder, et al., 2008; van Bennekom, de<br />

Ridder, & Kappelhof, 2006) en bijdragen aan de workshop “Drinkwater onderzoek in Vlaanderen en<br />

Nederland 2006” 100 . “Als vervolg hierop is recentelijk het BTO-project “Kennisleemtes ontijzering in<br />

snelfilters” uitgevoerd; hierin is door middel van literatuuronderzoek (Hofs, 2011) , interviews en een<br />

workshop [dd. 19 oktober 2010] geconstateerd, dat er op dit moment niet gestuurd wordt op het<br />

ontijzeringsmechanisme. De praktijk is nu zo, dat het proces op basis van troebelheid en rest ijzer gehalte,<br />

kortom op de effluentkwaliteit, geregeld wordt. Het zou interessant kunnen zijn om te weten waar je op<br />

kunt sturen in het ontijzeringsproces. Het adsorptief/biologische ofwel ‘belgische’ filtratieproces is sneller;<br />

bij huidige capaciteit maakt dit niet uit, maar bij nieuwbouw zou je dan met kleinere installaties kunnen<br />

volstaan” (p.m. Nederlof, KWR Watercycle Research, voorheen Kiwa).<br />

Naar aanleiding hiervan is het Vitens speerpuntonderzoek gefomuleerd voor de [Kennisgedreven<br />

modelvorming voor] optimalisatie van snelfiltratieprocessen: sturen op mechanismen voor optimale<br />

ontijzering en optimale bestemming voor de reststof van het proces (p.m. M. Nederlof).<br />

100 op 8 juni 2006; deelnemers VMW, TU Delft, Kath Uni Leuven, Kiwa en Pidpa; uit: http://citg.tudelft.nl/index.php?id=18177&L=0<br />

Page 168 Innovatiesysteemanalyse


VI. Actoren<br />

Bestuursorganen / overheid<br />

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu [I&M], voorheen Ministerie van Verkeer en Waterstaat [VenW],<br />

is verantwoordelijk voor de kwantiteit [en de veiligheid] en de kwaliteit van het hoofd watersysteem [grote<br />

rivieren en kanalen, Noordzee, Waddenzee, Ijsselmeer en de Delta]. Zij zijn verantwoordelijk voor de KRW<br />

en voor de zeven Stroomgebiedsbeheersplannen. Hun visie is dus ook dat de KRW tijdig geïmplementeerd<br />

moet zijn en dat het oppervlaktewater aan de gestelde standaarden voldoet (2015; maximaal in 2027).<br />

Het directoraat-generaal Water [DG Water of DGW] valt onder het Ministerie van I&M [voormalig VenW]<br />

en is verantwoordelijk voor het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen<br />

maatschappelijk aanvaardbare kosten. Onder DG Water vallen zes programma’s, waaronder<br />

‘Waterkwantiteit en Kwaliteit’ en ‘Uitvoering, Monitoring en Evaluatie’ *UME+.<br />

Rijkswaterstaat [RWS] is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van I&M. Rijkswaterstaat is<br />

onderverdeeld in projectdirecties [Ruimte voor de Rivier], Regionale Diensten en Landelijke Diensten.<br />

Onder deze laatste valt de Waterdienst [WD]; deze levert kennis en expertise voor de waterprojecten van<br />

Rijkswaterstaat. WD heeft een brugfunctie tussen beleid, beheer, uitvoering, toezicht en kennis op<br />

watergebied. WD is in 2007 opgericht en ontstaan uit drie voormalige diensten: Rijksinstituut voor Integraal<br />

Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling [RIZA], Rijksinstituut voor Kust en Zee [RIKZ] en deels de Dienst<br />

voor Weg- en Waterbouwkunde [DWW] 101 . WD heeft een raamcontract bij Deltares ( CONS2).<br />

Het voormalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit [LNV], thans gedeeltelijk opgenomen<br />

in het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie [E, L & I], is verantwoordelijk voor het mestbeleid<br />

[Meststoffenwet, Nitraatrichtlijn (91/676/EEG) en de Nitraatactieplannen] en de uitvoering van een<br />

onafhankelijke evaluatie van dit beleid elke vier jaar. LNV was sterk verbonden met de agrarische<br />

ondernemers en hun belangen. Zij kunnen agrarisch ondernemers aanmoedigen om natuurgebieden te<br />

beheren via de Subsidieregeling Natuurbeheer [SN] 102 .<br />

De Dienst Landelijk Gebied [DLG] is een agentschap van het Ministerie van E,L&I, dat het beleid met<br />

betrekking tot de ontwikkeling en inrichting van het landelijk gebied uitvoert in projecten voor het Rijk, de<br />

provincies, waterschappen en gemeenten. Binnen DLG zorgt het strategisch kennisveld water (SKV water)<br />

ervoor dat de basiskennis van water actueel is om integratie van water in gebiedsontwikkeling mogelijk te<br />

maken. Het SKV water is een netwerk van mensen, die regelmatig bijeenkomsten houdt en<br />

onderzoeksprojecten initieert en begeleidt. Trekker van SKV water is Wim Zeeman, die ook lid is van het<br />

kernteam “Kennis moet stromen”. In oktober 2010 heeft SKV water in Tilburg een themadag georganiseerd<br />

over de KRW, waterkwaliteit en peilgestuurde drainage. Hierbij kwamen ook bufferstroken en het KRW-IP<br />

project “Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland” aan bod.<br />

Het regionale beleidskader en de integratie van het beleid omtrent water, natuur en landgebruik en binnen<br />

het waterbeleid de integratie van de KRW, Waterbeheer 21 e eeuw [WB21] en het Gewenst Grond- en<br />

OppervlaktewaterRegime [GGOR] is de verantwoordelijkheid van de Provincie. In de provincie Noord-<br />

Brabant valt dit onder de Directie Ecologie.<br />

Het beheer (zowel kwantiteit en kwaliteit) van de regionale watersystemen is door middel van provinciale<br />

verordening in handen van de verschillende Waterschappen. Voor het behalen van de KRW-doelen zijn ze<br />

verantwoordelijk voor het verbeteren van de efficiency van de rioolwaterzuiveringsinstallaties *RWZI’s+.<br />

Historisch gezien zijn de waterschappen sterk verbonden met de agrarische sector; de waterkwantiteit<br />

werd voorheen gereguleerd in het voordeel van de landbouw. Tegenwoordig vertegenwoordigen zij<br />

meerdere belangen..<br />

101 http://www.wikipedia.org/wiki/Waterdienst<br />

102 http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640925&_dad=portal&_schema=PORTAL, accessed maart-april 2010<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 169


De Unie van Waterschappen [UvW] is de vereniging van alle waterschappen in Nederland; zij ondersteunen<br />

de waterschappen op het gebied van beleidsontwikkeling, belangenbehartiging [bijvoorbeeld in het<br />

Nationaal WaterOverleg NWO] en lobby bij de Europese Unie, het parlement en de ministeries 103 . Eén van<br />

hun beleidsvelden is waterkwaliteit. Het standpunt van de UvW is dat emissies vanuit de land-en tuinbouw<br />

zodanig moeten worden teruggedrongen dat de KRW doelstellingen binnen bereik komen. Haalbaarheid en<br />

betaalbaarheid van maatregelen is hierbij leidend en er moet evenwicht zijn tussen de maatregelen, die<br />

getroffen moeten worden en het aandeel van de partij, die het watersysteem vervuilt.<br />

De UvW houdt zich samen met de waterschappen bezig met het in kaart brengen van mogelijke<br />

oplossingen en maatregelen in samenwerking met de agrarische sector zelf (Korting, 2007; LTO-Projecten,<br />

et al., 2007). De UvW wordt vertegenwoordigd in het kernteam “Kennis moet stromen”.<br />

Kennis- en onderzoeksinstituten<br />

Binnen Wageningen University and Research [Wageningen UR] werken Alterra en en het departement<br />

Omgevingswetenschappen van Wageningen Universiteit samen onder de naam Environmental Sciences<br />

Group [ESG] in het kader van afstemming en integratie van onderzoek en onderwijs ten behoeve van de<br />

groene ruimte 8 .<br />

Binnen Wageningen Universiteit in het departement Omgevingswetenschappen zijn er verschillende<br />

leerstoelgroepen, die zich bezig houden met onderzoek naar transportroutes van stoffen naar het<br />

oppervlaktewater, de invloed van die stoffen op de aquatische ecologie en mogelijke maatregelen<br />

daartegen. (leerstoelgroepen: Bodemnatuurkunde, ecohydrologie en grondwaterbeheer; Aquatische<br />

ecologie en waterkwaliteitsbeheer). Binnen Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer wordt er<br />

onderzoek gedaan naar de Flock & Lock methode, het toedienen van een vlokmiddel en Phoslock® voor de<br />

vastlegging van fosfor in geïsoleerde oppervlaktewateren (J. F. X. van Oosterhout & M. Lurling, 2010).<br />

Alterra is een kennisinstituut met veel expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam<br />

maatschappelijk gebruik ervan. Alterra maakt deel uit van Wageningen University & Research en verricht<br />

zowel strategisch als toegepast onderzoek, verdeeld over 5 centra: Bodem, Ecosystemen, Geo-informatie,<br />

Landschap en Water & Klimaat 104 . In het Centrum Bodem wordt in het onderzoeksteam Bodemkwaliteit en<br />

Nutriënten aandacht besteed aan het thema ‘Kringlopen van nitraat en fosfaat en emissies naar<br />

grondwater, oppervlaktewater en atmosfeer’. Een aantal medewerkers van dit team Bodemkwaliteit en<br />

nutriënten zijn betrokken bij het KRW-IP project “Gebruik van nitraatreducerende en fosfaatbindende<br />

materialen om lekken in nutriëntenkringlopen te dichten”. Binnen het Centrum Water en Klimaat omvat<br />

het onderzoek bij het team Integraal Waterbeheer onder andere stoffentransport en emissies van<br />

nutriënten naar grond-en oppervlaktewater; bij het team Integrated Water Resources Management richt<br />

het onderzoek zich op een geïntegreerde aanpak om de gevolgen van de toepassing van maatregelen tegen<br />

verontreiniging op waterkwantiteits- en waterkwaliteitsaspecten te evalueren. CWK is betrokken bij het<br />

KRW-IP project “Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling”. Ook onder het Centrum Water &<br />

Klimaat valt de groep Earth System Science and Climate Change [ESS-CC], die is samengesteld uit de<br />

leerstoelgroep ESS van Wageningen Universiteit en het Alterra onderzoeksteam Climate Change.<br />

De STOWA [Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer] is het kenniscentrum van regionale<br />

waterbeheerders in Nederland. Samen met hen definiëren ze de kennisbehoeften en ontwikkelen, delen en<br />

verankeren de benodigde kennis op zowel toegepast technisch, natuurwetenschappelijk, bestuurlijkjuridisch<br />

als sociaalwetenschappelijk gebied; zo ook voor een goede implementatie en uitvoering van de<br />

KRW. Het behalen van de chemische en ecologische waterkwaliteitsdoelstellingen valt onder de<br />

programmacommissie Watersystemen (PCW) 105 . Ze worden voornamelijk gefinancieerd door<br />

Rijkswaterstaat [RWS], de provincies en de waterschappen; verder zijn er subsidies en bijdragen van derden<br />

103 http://www.uvw.nl/vereniging.html; http://www.uvw.nl/beleidsveld-agrarische-emissies.html; http://www.uvw.nl/beleidsveld-<br />

kaderrichtlijn-water.html<br />

104 http://www.alterra.wur.nl/NL/over/organisatie/<br />

105 http://www.stowa.nl/projecten/index.aspx<br />

Page 170 Innovatiesysteemanalyse


in projecten (STOWA, 2009, pp. 7-9). Samen met andere partijen is de KRW-Verkenner ontwikkeld om<br />

KRW-maatregelenpakketten met elkaar te vergelijken. Verder werkt STOWA met enkele waterschappen en<br />

RWS aan de ontwikkeling van peilgestuurde drainage voor een betere kwaliteit van het afgevoerde water<br />

uit landbouwpercelen (STOWA, 2009, p. 48). De STOWA is vertegenwoordigd in het overkoepelend project<br />

“Kennis moet stromen” *Ir. M.J.G. Talsma van de PCW+, maar is niet direct betrokken in het TIS “fosfor runoff<br />

management”.<br />

KWR Watercycle Research Institute is het kennisinstituut voor drinkwater en aanverwante milieu-, natuur-<br />

en watersysteemaspecten. Ze leveren kennis, die nodig is om de watercyclus optimaal in te richten en te<br />

beheren. In de kennisgroep Watertechnologie is het team Drinkwaterbehandeling onder andere voor<br />

optimalisatie van de bestaande zuiveringstechnieken en het ontwikkelen van nieuwe technieken, zoals het<br />

BedrijfsTak Onderzoek *BTO+ ‘Kennisleemtes ontijzering’ en het Vitens speerpuntonderzoek<br />

“[Kennisgedreven modelvorming voor] optimalisatie van snelfiltratieprocessen” *zie Bijlage V]. Bij het team<br />

Afvalwater en hergebruik is het leidende thema in het onderzoek het nuttig hergebruik van [afval-]water,<br />

waaronder ook het terugwinnen van waardevolle componenten, zoals fosfaat. Binnen de kennisgroep<br />

Watersystemen richt het team Integraal Waterbeheer zich onder meer op de kwaliteitsontwikkeling van<br />

grond-en oppervlaktewater.<br />

Bij de Technische Universiteit Delft op de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CITG), afdeling<br />

Watermanagement 106 wordt bij de sectie Gezondheidstechniek, leerstoel Drinkwater onderzoek gedaan<br />

naar een zestal onderzoekthema’s, waaronder ‘Duurzame oplossingen voor drinkwater en sanitatie’. De<br />

focus ligt daar weliswaar op arseenverwijdering, maar bij deze techniek wordt ook gebruik gemaakt van<br />

adsorptieve eigenschappen van ijzerhoudende [rest]stoffen [van de drinkwaterproductie].<br />

Unesco-IHE Institute for Water Education in Delft verricht onderzoeks- en onderwijsactiviteiten op het<br />

gebied van water, milieu en infrastructuur. Binnen de IHE zijn vijf academische departementen: Water<br />

engineering, environmental resources, management and institutions, hydroinformatics and knowledge<br />

management, en Urban Water and Sanitation[UWS]. Deze laatste is betrokken bij de ontwikkeling en<br />

overdracht van kennis over geschikte, zowel goedkope als geavanceerde zuiveringstechnologieën voor<br />

drink- en industriewater [kerngroep Water Supply Engineering WSE] en afvalwater [kerngroep Sanitary<br />

Engineering], het transport en de distributie van water, en reststoffenmanagement. Eén van de hoofd<br />

research projecten van de WSE-groep is de arseen behandelingstechnologie door adsorptie aan Iron Oxide<br />

Coated Sand (IOCS), een bijproduct van de drinkwater industrie 107 .<br />

Onderwijs<br />

(V)Mbo-groen wordt gegeven op de Agrarische OpleidingsCentra [AOC] en op een aantal<br />

scholengemeenschappen in Nederland.<br />

Begin jaren negentig zijn de AOC’s ontstaan uit een fusie van lagere agrarische scholen en middelbare<br />

landbouw-, tuinbouw- en bosbouwscholen. Er zijn in Nederland dertien AOC’s *waaronder het<br />

Groenhorstcollege in Ede]. Het zijn zelfstandige instellingen, die naast mbo ook allemaal vmboopleidingen,<br />

cursussen en contractonderwijs voor de groene sector<br />

verzorgen. Zij vallen net als Wageningen Universiteit en het Hoger<br />

Agrarisch Onderwijs onder het ministerie van E, L& I.<br />

Verspreid over Nederland geven vijf hogescholen (met verschillende<br />

locaties) 108 agrarisch onderwijs, namelijk: de Christelijke Agrarische<br />

Hogeschool Dronten, HAS Den Bosch, Hogeschool INHOLLAND Delft<br />

[Green Life Sciences – Dier- en Veehouderij], Van Hall Larenstein<br />

106 http://www.tudelft.nl/live/pagina.jsp?id=5d952847-2b98-4c1f-8df7-846125c8ee37&lang=nl<br />

107<br />

http://www.unesco-ihe.org/About/Academic-departments/Urban-Water-and-Sanitation/Core-Groups/Water-Supply-<br />

Engineering -WSE/Research/Research-projects<br />

108 http://www.groenonderwijs.nl/226.htm<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 171


*Major Agrarisch ondernemerschap+ en Stoas hogeschool *de ‘groene’ lerarenopleiding, die in 2011<br />

verhuist naar Wageningen].<br />

De Christelijke Agrarische Hogeschool [CAH] 109 in Dronten is een HBO-instelling met de opleidingen<br />

Tuinbouw en Akkerbouw, Dier-en veehouderij en Bedrijfskunde en agribusiness. Volgens de geïnterviewde<br />

van CAH hebben zij “de grootste agrarisch ondernemerschapsopleiding van Nederland en qua veehouders<br />

waarschijnlijk ook. (...) Wij zitten wel heel dicht tegen die praktijk aan en dat is waar Dronten ook eigenlijk<br />

om bekend is. Dus hetzij ondernemers opleiden, hetzij adviseurs opleiden; ik denk dat dat ook echt onze<br />

core-business is” (CAH). Er zijn een aantal schoolbedrijven, waaronder een intensief veehouderijbedrijf<br />

[CVDB] en de Schoolboerderij (gemengd bedrijf met 100 ha gras- en bouwland en ca. 80 koeien). Er is een<br />

CAH Kennisbalie waarmee bedrijven contact kunnen opnemen voor specifieke vraagstukken, stage- en<br />

afstudeeropdrachten.<br />

Hogeschool HAS Den Bosch 110 is het opleidings- en expertise-centrum in Zuid-Nederland voor de sectoren<br />

voeding, land en tuinbouw, ruimte en groen, natuur en milieu en agribusiness. HAS Kennistransfer is een<br />

projectorganisatie, die bedrijven van dienst is met opleiding, training en toegepast onderzoek en advies. Op<br />

basis van de vraag wordt een projectteam samengesteld, die kan bestaan uit adviseurs van HAS Kennis<br />

Transfer, docenten van HAS Den Bosch en [4 e jaars] studenten van HAS Den Bosch. HAS Kennistransfer<br />

heeft voor het project Actief Randenbeheer Brabant “motivatie studies gedaan, waarin bij meer dan 400<br />

boeren is onderzocht waardoor zij worden getriggered om mee te doen of juist niet mee te doen aan een<br />

bovenwettelijke regeling”. (ZLTO1, (Alberti, et al., 2002; Bouwman, et al., 2007))<br />

In de HAO-raad [nu een sectoraal adviescollege binnen de HBO-raad] wordt samengewerkt met de andere<br />

groene hogescholen. Deze samenwerking is met name gericht op inhoudelijke onderwijsontwikkeling.<br />

Adviesbureaus<br />

Deltares 111 is een onafhankelijk instituut met veel kennis en ervaring op het gebied van water en<br />

ondergrond. Het is in 2008 gevormd uit WL|Delft Hydraulics en Geodelft samen met delen van TNO Bouw<br />

en Ondergrond, Rijkswaterstaat, RIKZ en RIZA. Deltares ondersteunt het kernteam “Kennis moet stromen”.<br />

Verder is Deltares betrokken bij het KRW-IP project Puridrain [KRW08050], wat ook weer samenwerkt met<br />

KRW08091 voor de toepassing van ijzerhoudende materialen bij de zuivering van drainwater. Ook wordt er<br />

binnen Deltares gewerkt aan het in kaart brengen van het probleem van oppervlakkige afspoeling (Grift &<br />

Roovaart, 2010; Janssen, Grift, & Hendriksen, 2008).<br />

Arcadis 112 is een ingenieurs- en adviesbureau voor de private en publieke sector. Binnen het werkveld<br />

‘Waterkwaliteit en aquatische ecologie’ werken ze samen met opdrachtgevers aan gebiedsgerichte<br />

processen om maatregelen te combineren met andere opgaven in waterbeheer, natuurbeheer en<br />

ruimtelijke ordening. Verder houden ze zich bezig met het opzetten van monitoringsprogramma’s en het<br />

inschatten van de effecten van maatregelen, bijvoorbeeld bij het verminderen van de belasting met<br />

nutriënten in de landbouw. Arcadis is betrokken bij het KRW-IP project KRW08035 ‘Onderzoek<br />

terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland’. Verder heeft Arcadis [mee]gewerkt aan<br />

onderzoeksprojecten naar bufferstroken en routes van nutriëntentransport op een boerenbedrijf [DOVE],<br />

en aan een adviesproject over de rol van economische instrumenten in de landbouw ten behoeve van<br />

waterbeheer (Arcadis, 2010 ?).<br />

Het Nutriënten Management Instituut [NMI] bv. 113 is een toepassingsgericht onderzoeks- en adviesbureau<br />

voor de bodem in de groene ruimte. Kernactiviteit van NMI is het vertalen van kennis tussen wetenschap,<br />

109 http://www.cah.nl/ en http://www.cah.nl/kennisbalie/<br />

110 http://www.hasdenbosch.nl/nl/#/HAS%20Den%20Bosch/The%20heartbeat%20of%20your%20futute<br />

111<br />

http://www.waterland.net/index.cfm/site/Water%20Informatie%20Netwerk/pageid/71701DEB-0084-C000-<br />

7CFA4F3A95C82450 /index.cfm/kennisinstituten ; http://www.deltares.nl/nl/expertise/100827/water-en-bodemkwaliteit<br />

112 http://www.arcadis.nl/Werkvelden/waterkwaliteit/Pages/default.aspx<br />

113 http://www.nmi-agro.nl/sites/nmi/nl/nmi.nsf/dx/index.htm<br />

Page 172 Innovatiesysteemanalyse


eleid en praktijk. Emissiereductie van nutriënten, zware metalen en gewasbeschermingsmiddelen naar het<br />

grond- en oppervlaktewater zijn belangrijke items. Opdrachtgevers zijn onder meer Provincies,<br />

Waterschappen, Gemeenten, RIZA [nu WD], RIVM en Ministerie van VROM/I&M. Projecten waar het NMI<br />

bij betrokken is, zijn onder anderen het Protocol Beoordeling Meststoffen en Ontwikkeling van een<br />

bodemdienst reductie fosfaatemissie.<br />

Royal Haskoning is een onafhankelijk adviesbureau met een viertal werkvelden, waaronder water en<br />

milieu. Royal Haskoning is onder andere betrokken bij het project Interactief fosfaatbeheer, één van de 20<br />

waterprojecten in de Vlaams-Nederlandse grensstreek, die vallen onder het overkoepelende INTERREG IVaproject<br />

Interactief Waterbeheer [looptijd 2008-2011], wat bijdraagt aan de KRW-doelen. Doel van dit<br />

project is de vermindering van de uitspoeling van fosfaat vanuit landbouwgrond naar het oppervlaktewater<br />

door verschillende maatregelen te ontwikkelen, die het fosfaat gebruik mimimaliseren 114<br />

Onder het Centrum voor Landbouw en Milieu [CLM] 115 opereren twee organisaties:<br />

- de Stichting CLM, wiens activiteiten innovatie [Stichting CLM heeft een Innovatiefonds], debat,<br />

bemiddeling en beleidsbeïnvloeding omvatten; en<br />

- CLM Onderzoek en Advies BV, een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau, wat nauw samenwerkt<br />

met ‘mensen in het veld’. Via het CLM Praktijknetwerk peilen ze wat er leeft onder boeren, tuinders en<br />

andere plattelandsondernemers [250 deelnemers denken actief mee in enquetes of tijdens<br />

lunchbijeenkomsten of nemen deel aan projecten]. Werk is verdeeld over drie teams: Bedrijf [op<br />

schaalniveau van groepen boeren, gericht op maatregelen die op veel bedrijven kunnen worden<br />

toegepast], Omgeving en Samenleving.<br />

Er zijn 8 medewerkers betrokken bij het Thema Water in onder anderen verschillende KRW-IP projecten, de<br />

gebiedspilot ‘Hooge Raam’, het project Schoon Water, bij kennistransfer blauwe diensten en bij het<br />

samenstellen van een brochure voor WS De Dommel met als doel om meer bekendheid te geven aan<br />

allerlei maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit; ook mbt. oppervlakkige afstroming<br />

(WSDeDommel & CLM, 2007-2008, pp. 24-26).<br />

Productiekant<br />

De 10 (12 incl WBB en WRK) drinkwaterbedrijven zorgen voor een continue levering van een goede<br />

kwaliteit drinkwater. De KRW is heel belangrijk voor de drinkwatersector, omdat Nederland voor veertig<br />

procent oppervlaktewater als drinkwaterbron gebruikt. De bron waar 60% van het kraanwater in Nederland<br />

van afkomstig is, is grondwater. Waterleidingmaatschappij Drenthe en Brabant Water gebruiken uitsluitend<br />

grondwater, terwijl Vitens, Waterbedrijf Groningen, Evides en de WML voor het overgrote deel grondwater<br />

gebruiken (Vewin & Geudens, 2010, p. 14). In grondwater komen vaak te hoge concentraties ijzer voor, wat<br />

verwijderd moet worden voor de productie van kraanwater. Dit resulteert in ijzerhoudende reststoffen. (zie<br />

ook paragraaf 5.1.2) Binnen de drinkwaterbedrijven houden procestechnologen zich bezig met de<br />

optimalisatie van de zuiveringstechnieken. Binnen drinkwaterbedrijf Vitens houdt DW1 zich – behalve met<br />

de zuivering tot hoogwaardig kraanwater – ook bezig met de adsorberende eigenschappen van de reststof<br />

ijzerhydroxide [voor bijvoorbeeld arseenverwijdering uit water in Bangladesh].<br />

De Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland, Vewin, behartigt de belangen van de individuele<br />

drinkwaterbedrijven bij nationale en internationale overheden. Het gaat hierbij om wet-en regelgeving,<br />

voorstellen en ideeën, die vaak meerdere jaren voorbereiding vergen. Het standpunt van de Vewin met<br />

betrekking tot de implementatie van de KRW is dat de ‘vervuiler betaalt’ en de niet de<br />

drinkwaterconsument 116 . Verder dient het mestbeleid aan te sluiten op de doelstellingen van de KRW<br />

114<br />

http://www.interactiefwaterbeheer.eu/assets/Uploads/Documenten/InWa-projectenkaart-insert-DEF.pdf en<br />

http://www.interactiefwaterbeheer.eu/interactief-fosfaatbeheer/<br />

115 http://www.clm.nl/index.php?<br />

116 http://www.vewin.nl/standpunten/Pages/Implementatie_Kaderrichtlijn_Water.aspx<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 173


[sterkere inzet op verduurzaming agrarische praktijk en mestverwerking 117 ] en meer maatwerk per gebied<br />

is van belang om normoverschrijdingen terug te dringen. 118 (zie ook: UvW & Vewin, 2010)<br />

De Reststoffenunie 119 is in 1995 opgericht als een Shared Service Centre door de Nederlandse<br />

drinkwaterbedrijven met als belangrijkste doel om de restproducten, die vrijkomen bij het productieproces<br />

van drinkwater, nuttig en zo duurzaam mogelijk in te zetten in de markt.<br />

Hego-Biotech GmbH is een firma uit Berlijn, die zich sinds haar oprichting in 1990 bezig houdt met de<br />

handel in actieve stoffen/werkzame bestanddelen voor (afval)waterzuivering en slibverwerking. Voor de<br />

ontzwaveling, defosfatering of arseenverwijdering worden verschillende FerroSorp®-producten ingezet.<br />

Sinds 1998 worden deze adsorbentia gebaseerd op ijzer(hydr)oxiden vervaardigd voor de zuivering van<br />

water en gas. Dit wordt gedaan bij hun productie partner P.U.S. Produktions- und UmweltService GmbH 120<br />

in Lauta in de deelstaat Saksen. Als grondstof wordt voor het grootste deel ijzerrijk slib gebruikt, dat<br />

ontstaat bij waterbehandelingsprocessen. Deze locatie/vestiging heeft zich ontwikkeld tot een centrum<br />

voor commercieel gebruik van dit slib. In het kader van de ontwikkeling van bestaande en nieuwe<br />

producten is er een goede samenwerking met de West-Saksische Hogeschool Zwickau en de Technische<br />

Universiteit Dresden.<br />

Andere partnerondernemingen, die FerroSorp® producten leveren, zijn Herbst Umwelttechnik GmbH en<br />

Zeolith Umwelttechnik GmbH.<br />

Agrarisch netwerk<br />

Agrarisch ondernemers zijn onder te verdelen, op grond van hun core-business. Met name de agrarisch<br />

ondernemers in de bedrijfstakken akkerbouw en vollegrondsgroenten, en melkveehouderij [gras/maïs] zijn<br />

relevant voor het TIS “fosfor run-off management”.<br />

Belangenverenigingen<br />

Productschappen zijn Nederlandse publiekrechtelijke organisaties 121 van bedrijven, die eenzelfde grondstof<br />

in opeenvolgende stadia bewerken. Ze hebben als wettelijke taak het behartigen van het belang van de<br />

gehele branche en dat van de Nederlandse Samenleving. Hun activiteiten bestaan uit het meepraten over<br />

nationale en europese regelgeving, financieren van onderzoek, reclame en voorlichting, het sectorbreed<br />

invoeren van bedrijfsefficiency-verhogende werkwijzen, het beheren van hygiënecodes. Inkomsten bestaan<br />

uit verplichte heffingen bij de sector en vergoedingen van ministerie. Er zijn onder andere de volgende<br />

productschappen: Tuinbouw, Akkerbouw Zuivel, Vee en vlees en Pluimvee & eieren.<br />

In de federatie LTO Nederland participeren LTO Noord en de Limburgse Land- en TuinbouwBond [LLTB],<br />

samen met de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie [ZLTO]. ZLTO vertegenwoordigt ruim 18.000<br />

agrarische ondernemers in Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Gelderland 122 . Zij ondersteunen hun leden in de<br />

vorm van belangenbehartiging en advies en nemen deel aan projecten en innovaties binnen de sector.<br />

Verder stimuleren ze samenwerking in ketenverband en met sectoren buiten de land- en tuinbouw, zoals<br />

maatschappelijke organisaties, wetenschap en onderwijs. Een van de hoofdonderwerpen van ZLTO is<br />

duurzaam ondernemen.<br />

117 http://www.vewin.nl/standpunten/Pages/Inbreng_wijziging_meststoffenwet.aspx<br />

118 http://www.vewin.nl/standpunten/Pages/Mestbeleid.aspx<br />

119 http://www.reststoffenunie.com/vogelvlucht.html<br />

120 http://www.ferrosorp.de/deutsch/wirueberuns/produktionpusgmbh/index.html<br />

121 een bij wet ingestelde vereniging van producenten of ondernemers. De publiekrechtelijke organisaties kennen verplicht<br />

lidmaatschap en zij kunnen bindende voorschriften uitvaardigen (Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Publiekrechtelijke_organisatie )<br />

Bijvoorbeeld op het vlak van kwaliteitsregels, voorschriften mbt ziekten, onkruiden, gewasbescherming en milieu.<br />

122 http://www.zlto.nl/nl/25222712-Over_ons.html<br />

Page 174 Innovatiesysteemanalyse


De Nederlandse Melkveehouders Vakbond [NMV] behartigt de belangen van melkveehouders en<br />

informeert en adviseert haar leden over kansen en bedreigingen. De NMV pleit voor een eerlijke verdeling<br />

van de marge in de keten door een betere regulering van de markt. “Doordat de primaire producent als<br />

sluitpost in de keten wordt behandeld en alle risico’s bij hun worden neergelegd, ontvangen zij bijna nooit<br />

een fatsoenlijke, kostendekkende prijs voor hun producten” 123 . De NMV neemt deel aan klankbordgroepen<br />

en commissies binnen de waterschappen en de KRW om zich ervan te verzekeren dat het waterbeleid ook<br />

werkbaar is voor de melkveehouders. Zij zijn van mening dat de rol van de landbouw bij<br />

nutriëntenbelasting in het water overschat wordt in de KRW en niet door praktijkonderzoek onderbouwd<br />

is 124 .<br />

Nederlandse Akkerbouw Vakbond [NAV] zet zich in voor een goed inkomen voor akkerbouwers op korte en<br />

langere termijn en dus een gelijkwaardige positie in de keten voor telers. Zij pleiten ook voor een faire<br />

vergoeding voor groene en blauwe diensten [kostprijs plus ondernemersmarge]. Zij nemen deel aan het<br />

Masterplan Mineralen Management.<br />

Lokale AJK’s *Agrarisch Jongeren Kontakt+ en JAV’s *Jonge Agrarische Vrouwen+ zijn onafhankelijke<br />

verenigingen van 30-300 leden, die onder anderen excursies en informatieavonden organiseren over<br />

uiteenlopende onderwerpen. De provinciale AJK’s vormen de schakel tussen lokale AJK’s en het NAJK. De<br />

provinciale AJK’s vormen samen het landelijk NAJK-bestuur. De belangrijkste taak van het dagelijks bestuur<br />

van NAJK is belangenbehartiging; hiervoor onderhoudt NAJK contacten met de staatssecretaris van<br />

ELI/LNV, LTO en de Europese belangenbehartiger van jonge boeren, Conseil Européen des Jeunes<br />

Agriculteurs [CEJA]. Ze nemen standpunten in over bijvoorbeeld innovatie, mineralenbeleid en<br />

bedrijfsontwikkeling. NAJK-Edu is een stichting, die voorlichtings- en scholingsactiviteiten uitvoert voor het<br />

NAJK, [semi-]overheden en particuliere organisaties; ze richten zich onder andere op duurzaam<br />

ondernemen en het organiseren van de dialoog tussen actoren in het landelijk gebied. Zij hebben ook op<br />

verzoek van het Ministerie van V&W een studie gedaan naar stimuleringsregelingen voor verbetering van<br />

de kwaliteit van water en landschap in het Verenigd Koninkrijk (van Everdingen, et al., 2008).<br />

Erfbetreders<br />

Agro-advies<br />

DLV-Plant : corebusiness van DLV-Plant is advisering aan primaire ondernemers in de tuin- en akkerbouw<br />

sector, waarbij actuele ontwikkelingen op teelttechnisch gebied worden betrokken. De afdeling Projecten<br />

neemt deel aan projecten, die innovaties vanuit onderzoek vertalen naar concrete toepassing op de<br />

bedrijven en verkennen mogelijkheden van aanvullende financieringen. Een aantal projecten, die<br />

raakvlakken hebben met het onderwerp van deze afstudeeropdracht zijn: Landbouw Centraal,<br />

Bodembreed, Niet-Kerende grondbewerking, Mineralenconcentraten, Schoon Water®-aanpak. In Zuid-<br />

Nederland bieden de marktgroepen Akkerbouw-VolleGronds Groententeelt ZW en ZO 125 en DLV Rundvee<br />

Advies regio Zuid-Nederland hun diensten aan. De adviseurs werken samen aan optimalisatie van de<br />

bedrijfsresultaten van de klanten; zij hebben ieder een eigen aandachtsveld. Verder zijn zij betrokken bij<br />

projecten.<br />

Het IRS is sinds 1930 het Kennis- en Onderzoekscentrum voor de Bietenteelt in Nederland 126 . Kerntaken van<br />

deze onafhankelijke organisatie zijn onderzoek, voorlichting en dienstverlening aan de bietentelers en de<br />

suikerindustrie. Zij beschikken over verschillende mogelijkheden om nieuwe informatie snel onder<br />

bietentelers te verspreiden. Onder andere landbouwvoorlichting, handelaren en loonwerkeers maken hier<br />

gebruik van; hierdoor kan IRS optreden als bruggenbouwer.<br />

123 http://www.nmv.nu/index.php?content=9&id=408 accessed maart 2011<br />

124 http://www.nmv.nu/index.php?edit=0&content=23 accessed maart 2011<br />

125 http://www.dlvplant.nl/nl/content/team-akkerbouw-vgg-zw.html<br />

126 http://www.irs.nl/overzicht.asp?sOnderdeel=algemeen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 175


Aequator Groen&Ruimte 127 is een onafhankelijk adviesbureau, wat optreedt als intermediair tussen<br />

(overheids-)beleid en praktijk. Ze noemen zich voorlopers op het gebied van het implementeren van<br />

blauwe en groene diensten. Ze geven aan expliciete aandacht te hebben voor draagvlak en lokaal (privaat)<br />

initiatief.<br />

Andere onafhankelijke adviesbureaus, die betrokken zijn bij projecten op het gebied van de reductie van<br />

nutriëntenemissies, zijn Arvalis en PPP-Agro advies [Landbouw Centraal] en Broos Water BV [erfafspoeling]<br />

Agri-business<br />

Onder de noemer Agribusiness vallen verschillende soorten bedrijven; men kan hierbij denken aan:<br />

Bedrijven, die actief zijn in de landbouw en waar ook granuleer- en/of pelletiseringswerkzaamheden<br />

plaatsvinden, zijn veevoederproducenten en kunstmestfabrieken. Onder de veevoederindustrie vallen<br />

bijvoorbeeld Hendrix UTD B.V. (moedermaatschappij Nutreco) en Coöperatie Agrifirm Feed [hieronder valt<br />

ook Cehave Landbouwbelang Voeders], Coöperatie ABCTA, de Heus Brokking Koudijs B.V. en Provimi.<br />

Kunstmest: “Triferto” [Doetinchem en Gent] (CAH), ICL Fertilizers Europe [Amsterdam], Yara [Sluiskil],<br />

Rosier Nederland [Sas van Gent]. Verder bestaat er een Vereniging van Kunstmest Producenten [VKP]. De<br />

Minerale Meststoffen Federatie (MMF) is de belangenorganisatie van de kunstmestbedrijfstak in<br />

Nederland. Door het kennisniveau over verantwoord nutriëntengebruik te verhogen, beoogt de MMF bij te<br />

dragen aan een duurzame landbouw 128 .<br />

Agrifirm [in 2010 samengesteld uit Agrifirm met 15.000 leden en CeHaVe landbouwbelang met 6.000<br />

leden 129 , waaronder ook van Agrarische Unie (Noord-Holland) en Agerland (Zuid-Nederland)] - is een<br />

coöperatieve onderneming, die boeren en tuinders voordeel biedt op diervoeders, zaaizaden, meststoffen<br />

en gewasbeschermingsmiddelen.<br />

Andere bedrijven, die invloed zouden kunnen hebben op het TIS “fosfor runoff management” zijn<br />

telersverenigingen en verwerkende industrie [ketenbedrijven]: “mijn aardappelen, die gaan via een<br />

telersvereniging, (...) Nedato 130 (...); die zorgt ervoor dat de AH schappen bevoorraad worden. (...) Uien, die<br />

gaan via Jonika 131 héél de wereld over (...) en Cosun 132 is degene, die bieten verwerkt”. (AGR4)<br />

Natuur- en Milieu-organisaties<br />

Hierbij kan gedacht worden aan de Stichting Natuur en Milieu [SNM], Staatsbosbeheer,<br />

Natuurmonumenten, de provinciale landschappen [Brabants Landschap] en de regionale Milieufederaties<br />

[BMF, de Brabantse Milieufederatie]: zie ook quote ZLTO1 in paragraaf 6.1.1].<br />

De Stichting Wetenschappelijk Natuur en Milieubeleid heeft in 2008 een rapport gemaakt over fosfaat voor<br />

een commissie van LNV. Hiervoor wordt verwezen naar het rapport voor het vak “Designing Innovative<br />

Policy Arrangements” (Aulich, et al., 2010).<br />

Een organisatie, die werkt op het raakvlak van landbouw en natuur & milieu, is de Agrarische<br />

NatuurVereniging [ANV]. Het aantal ANV’s is sterk gegroeid tussen 1996 en 2004 van 20 naar 93. Een groot<br />

127 http://www.aequator.nl/vitrine/nieuwe-website<br />

128 http://www.mineralemeststoffen.nl/<br />

129 http://www.brabantsdagblad.nl/regios/udenveghel/6185310/article6769491.ece<br />

130 http://www.nedato.nl/: aardappeltelersorganisatie in Midden- en Zuid-Nederland , die zich bezig houdt met teelt, collectie,<br />

bewerking en afzet van consumptieaardappelen en aardappelen bestemd voor de verwerkende industrie.<br />

131 http://www.jonika.nl/paginas/algemeen/artikel/home<br />

132 http://www.cosun.nl/nl/Cooperation/default.aspx<br />

Page 176 Innovatiesysteemanalyse


deel van Nederland met relatief veel agrarisch gebied valt nu onder het werkgebied van een vereniging 133 .<br />

Agrarische natuurverenigingen hebben het versterken en behouden van natuurwaarden en<br />

landschapskwaliteit als belangrijkste doel, vaak in combinatie met bijdragen aan duurzame en economisch<br />

gezonde land-en tuinbouw en het verbeteren van de toegang tot financiering van activiteiten op het gebied<br />

van natuur-en landschapsbeheer. De activiteiten van ANV’s zijn onderverdeeld in soortenbeheer,<br />

randenbeheer, perceelsbeheer en aanleg van landschapselementen. Er is ook een ANV, die een rol heeft<br />

gespeeld bij het uitrollen ARB- Altena Biesbosch [zie ook quote WS1 in paragraaf 6.1.1]. In het noorden en<br />

het westen [resp. 54 en 48%] is de participatie van agrariërs relatief hoger dan in het Oosten en Zuiden<br />

[rep. 16 en 11% van de verenigingen] (Oerlemans, Well, & Guldemond, 2004, pp. 5-6) Er wordt vooral<br />

samengewerkt met regionale LTO’s en de Provincies. Andere samenwerkingspartners zijn Gemeenten,<br />

landschapsbeheer, Waterschappen, Provinciale Landschappen, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en<br />

de Milieufederaties. (Oerlemans, et al., 2004, pp. 9-10).<br />

Natuurlijk Platteland Nederland [NPN] is de overkoepelende organisatie van de ANV’s. Sinds 1 mei 2010<br />

hebben Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied (SBNL] en dragende organisaties van NPN<br />

[BoerenNatuur, NP Oost en NP Limburg] hun bestuurlijke krachten gebundeld. De nieuwe organisatie komt<br />

op voor de belangen van zo’n 10.000 particulieren en boeren. Veelzijdig Boerenland is een<br />

samenwerkingsverband van verenigingen en stichtingen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer in<br />

West-Nederland.<br />

133<br />

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1285-Groei-in-het-aantal-agrarischenatuurverenigingen.html?i=11-59<br />

en http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1292-Beheercontractenagrarische-natuurverenigingen.html?i=11-59<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 177


VII. Besluit Bodemkwaliteit<br />

Tabel 15 Regeling bodemkwaliteit Bijlage A [Uit: Staatscourant 20 december 2007, nr. 247 / pag. 67]<br />

Deze waarden zijn afgeleid op basis van milieuhygiënische modellering en in samenspraak met het bedrijfsleven.<br />

Artikel 3.3.1 bepaling emissie- en samenstellingswaarden<br />

De emissie van parameters uit nietvormgegeven bouwstoffen, uit vormgegeven bouwstoffen waarvan de uitloging oplosbepaald is<br />

volgens de voorschriften van NEN 7375 en uit vormgegeven bouwstoffen met een open, afwaterende structuur, bedoeld in bijlage<br />

F, wordt bepaald door middel van de kolomproef volgens NEN 7373 of NEN 7383 of de beschikbaarheidsproef volgens NEN 7371.<br />

Tabel 16 Tabel Regeling bodemkwaliteit Bijlage B [Uit: Staatscourant 20 december 2007, nr. 247 / pag. 67]<br />

Page 178 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 17 Tabel met achtergrond waarden voor zware metalen voor ijzerhoudende materialen, gecorrigeerd naar<br />

standaardbodem; tevens specificaties voor FerroSorp GW (Bron: HeGo-Biotec-GmbH, 2007)<br />

Stofafhankelijke<br />

constanten voor metalen<br />

achtergrond<br />

waarde<br />

Fe-zand Fe-slib Ferrosorp Volgens Product specificatie FerroSorp<br />

2% OS/ 2% L 3,3% OS/23% L 9,7 % OS / 2% L FerroSorp GW aangetroffen<br />

stof A B C MW(sb) MW (Fe-zand) MW (Fe-slib) MW (FerroSorp) Gehalte Typische waarden<br />

mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds<br />

As 15 0,4 0,4 20 11 18 14


VIII. Kritische waarden voor bodem bij gebruiksfunctie landbouw


Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 181


IX. Toetsing covergistingsmateriaal van het Protocol<br />

beoordeling stoffen Meststoffenwet<br />

De beoordeling van covergistingsmaterialen verschilt op drie onderdelen van die van afval- en reststoffen<br />

bestemd voor verhandeling als meststof; onder anderen het volgende:<br />

De stof dient aan afwijkende – in paragraaf 5.5 [Milieuwhygiënische aspecten en beoordelingssystematiek<br />

van de risico’s+ nader aangegeven – samenstellingseisen te voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met<br />

de reeds aanwezige belasting van dierlijke mest en met de maximaal toelaatbare vracht aan<br />

contaminanten. Het uitgangspunt is, dat toevoeging van covergistingsmateriaal aan dierlijke mest niet mag<br />

leiden tot een hogere belasting van ongewenste stoffen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 183


X. Functies van het innovatiesysteem<br />

FOI 2:<br />

1998-2004<br />

(gedateerd 2001)<br />

2002 rapport hfst 5 in Deelrapport 4: Van Diepen et al, Mogelijkheden voor toepassing van effectgerichte maatregelen. In: Mogelijkheden voor vermindering van nutrientenbelasting in Noord- +1<br />

2003 rapport Torenbeek, 2003: DOVE_grasland op zand. "De emissie van fosfaat naar het oppervlaktewater bedraagt slechts ca. 7% van de balans op perceelsniveau, maar het grootste gedeelte van +1<br />

2004 rapport v den Eertwegh en v Beek, 2004: DOVE_grasland veenweidegebied."Hydrologie en peilbeheer bepalen in belangrijke mate wanneer en hoeveel nutriënten tot afspoeling komen en via +1<br />

2006 rapport van der Salm et al, 2006: DOVE_ grasland op zware klei. "Greppels zorgden voor 60% van de avoer van het neerslagoverscholt en 75% van de afvoer van fosfor naar de sloot. Aanvoer +1<br />

2006 rapport LLTB_St.Milieufed Limburg_KRW in de praktijk: p11 en bijlage IV en V acceptatiniveau 2: "Oppervlakkige afstroming voorkomen mbv. set van maatregelen: dichtmaken greppels, +1<br />

2006-heden lopend<br />

veldonderzoek<br />

2006 rapport Noij et al, 2006_Alterra-rapport 1255. "Uit de analyse komt naar voren dat het (...) ook noodzakelijk is om aandacht te besteden aan maatregelen om oppervlakkige afspoeling tegen +1<br />

2007 rapport vd Weerd_overzichtsrapport DOVE-studies Uitspoeling van meststoffen uit grasland: p35 "Oppervlakkige afvoer (surface run-off). Bij zand en veen is dit de afvoer over het<br />

+1<br />

2008 rapport Noij, Corré et al_Alterra-rapport 1618: o.a. p70 "het remmen of blokkeren van de oppervlakkige afspoeling is kansrijk omdat de ondiepe route een belangrijk aandeel kan hebben in +1<br />

2008-heden<br />

Kennisontwikkeling<br />

Indicatoren die aangeven hoeveel energie er gestoken wordt in de ontwikkeling van kennis<br />

aantal R&D projecten<br />

aantal bureau-/literatuur-, evaluatie-, haalbaarheids studies, rapporten<br />

kennis<br />

Onderwerp Oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator Aantal<br />

project "DOVE"-onderzoeksproject: Diffuse belasting van het Oppervlaktewater vanuit de VEehouderij; het onderzoek naar de emissieroutes van nutriënten heeft plaatsgevonden op<br />

+1<br />

project KRW-IP<br />

08085<br />

graslandlocaties (bij melkveehouderijen) op rivierklei, op zandgrond en op veen<br />

Brabant:bureaustudie naar de bijdrage van oppervlakte-afstroming aan de nutrientenbelasting; Doel: kennis samenvatten, die er is over de bijdrage van oppervlakte-afstroming in<br />

Nederland. p 52: "Er zijn aanwijzingen dat de omvang van de oppervlakte-afstroming en daarmee verwante maaivelddrainage in Nederland onderschat wordt"<br />

deze emissie vindt plaats via run-off". "Door emissie via run-off zoveel mogelijk te voorkomen (bemestingsvrije zones, helling van het perceel), kan de belasting van het<br />

oppervlaktewater (verder) gereduceerd worden".<br />

welke afvoerroute. De inschatting van de bijdrage van oppervlakkige afspoeling is bijgesteld tot 10-15%".<br />

van water door greppels en drains bedroeg 90% van de slootafvoer. De resterende 10% is mogelijk afkomstig van oppervlakkige afvoer vanaf het perceel of aangrenzende weg".<br />

losmaken v dichtgereden grond in de winter, intoductie rijpadensysteem (...) Verwachting is een reductie van maximaal enige tientallen procenten. Dichtmaken van greppels wordt<br />

als meest effectief gezien. De agrariërs vinden dat deze maatregel makkelijk toe te passen is in het Eckeltsebeek gebied. Er bestaan geen grote bezwaren tegen. (...) Oplossing:<br />

tegemoetkoming in de kosten/verliezen"<br />

Veldonderzoek Alterra naar snelle transportroutes op DOVE-kleilocatie (voortzetting metingen DOVE-onderzoek om langer tijdreeks van metingen op te bouwen mbt omvang van de<br />

nutrientenverliezen en de hydrologische transportroutes en het effect van krimpscheuren op deze verliezen en om het belang van collo ïdale fosfaatvormen te kwantificeren)<br />

te gaan"(p 55). Paragraaf 4.6 Maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling: aanbrengen van een barri ère, bezinkplek en of bufferzone op grens van perceel en sloot".<br />

bodemoppervlak plus de afvoer via de bovenste 10 cm van de bodem. Bij klei is dit de afvoer via de greppels. (...) Zand: Ondiepe, snelle afvoer en surface run-off vinden vooral plaats<br />

bij hoge grondwaterstanden in combinatie met regenbuien". p40: De belangrijkste afvoerroutes voor nutriënten variëren sterk voor de verschillende locaties. Bij de proeflocatie op<br />

zandgrond is de belangrijkste afvoerroute (...) surface run-off voor fosfor. (...) Bij de proeflocatie op kleigrond is de ondiepe afvoer en oppervlakkige afvoer via de greppels de<br />

belangrijkste afvoerroute. Op alle locaties spoelt een significant deel van de meststoffen uit via relatief snelle afvoercomponenten (surface run-off en ondiepe uitspoeling). De<br />

verwachting is dat bij deze relatief snelle routes met aanvullende maatregelen nog behoorlijke winst te behalen valt. Deze maatregelen moeten wel op de emissieroutes aangrijpen".<br />

de nutriëntenbelasting en omdat deze route eenvoudig is te reduceren met een greppel of dammetje, al dan niet in combinatie met een bezinkplek".<br />

"Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling" (modelstudies, veldmetingen, ontwikkelen van maatregelen) . Doel: inzicht verkrijgen in grootte en frequentie van<br />

oppervlakkige afspoeling op P-belasting v oppvl water en inzicht verkrijgen of het blokkeren van oppervlakkige afvoer een efficiënte maatregel zou kunnen zijn.<br />

+1<br />

+1


Onderwerp<br />

kennis<br />

Oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator Aantal<br />

2009 rapport Postma en de Haas_Ontwikkeling v bodemdienst reductie fosfaatemissie_SKB-project: p.16 "Voor alle drie grondsoorten werd geconcludeerd dat van de optredende fosfaatemissie, +1<br />

75 tot 80 % van de emissie plaatsvindt via oppervlakkige afstroming" p.39 Aangezien (...) naar voren kwam dat oppervlakkige afspoeling een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan de<br />

P-emissie, is het zinvol om daar bij het selecteren van maatregelen rekening mee te houden. (...) Het lijkt zinvol een selectie van maatregelen uit deze lijst te gebruiken en ze voor te<br />

leggen aan geïnteresseerde boeren". p51: "maatregelen om de fosfaatemissie te beperken dienen zich voor een belangrijk deel te richten op deze snelle transportroutes".<br />

2009 rapport Noij et al, 2009_Alterra-rapport 1894: "Fosfaat wordt vastgelegd in de bovengrond. De oppervlakkige afvoerroutes van het water zullen daarom een relatief grote bijdrage leveren aan +1<br />

de fosfaatbelasting van het oppervlaktewater"(p 25). "Het remmen of blokkeren van oppervlakkige afspoeling is een kansrijke maatregel, omdat de route een belangrijk aandeel kan<br />

hebben én omdat deze relatief eenvoudig te reduceren is" (p 60)<br />

2009 rapport Koopmans et al, 2009_Alterra-rapport 1738. "Het grote belang van particulair fosfaat was nog niet eerder aangetoond voor vlakke landbouw-gronden. Het is wenselijk maatregelen te +1<br />

ontwerpen, die zich richten op deze verschijningsvormen. Opvangen in een sedimentatiebak is een mogelijke maatregel om effectief de nutriëntenvracht te verminderen".<br />

2010 rapport Postma et al_Ontwikkeling bodemdienst rapport 1301-II: p 21 "meerdere keren gedurende de looptijd van het project is door uiteenlopende consortiumpartners aangegeven dat het +1<br />

gewenst was om ook andere maatregelen op te nemen in de dienst. Hierbij werden met name genoemd: - tegengaan oppervlakkige afspoeling; - uitstellen P-bemesting in het voorjaar.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 185


FOI2:<br />

Onderwerp<br />

technologie<br />

ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit water op landbouwgrond<br />

Datum Indicator Aantal<br />

1995-1996 rapport Schoumans, Koehelenberg_DLO_ dl 2 Mogelijkheden van toediening van aluminium en ijzerverbindingen aan de bodem_in Onderzoek naar maatregelen ter vermindering van de +1<br />

1995-1996 rapport Hendriks, Huijsmans_DLO_dl 3 Toedieningsmethoden voor ijzerhydroxide op fosfaatverzadigde zandgronden_in Onderzoek naar maatregelen ter vermindering van de<br />

+1<br />

2008-2010<br />

2008-heden<br />

2008-heden<br />

Kennisontwikkeling<br />

1996 rapport Chardon et al_Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel van fosfaatlekkende landbouwgronden (oa.a. Paragraaf 4.1.3 Immobilisatie van fosfaat in de bodem)<br />

+1<br />

2006 rapport LLTB St.Milieufed Limburg_KRW in de praktijk:p 12 en bijlage IV en V acceptatieniveau 3:" Ijzer of aluminium toevoegen aan de bodem: referentie naar Schuitenbeekproject hoge +1<br />

2008 rapport Chardon Reijers van Dam, Mogelijkheden voor toepassing van fosfaatfilters in bollenteelt, literatuuronderzoek, toepassingen voor drainwater: p 9 "Op uiteenlopende schaalniveaus +1<br />

project KRW-IP<br />

08035<br />

project KRW-IP<br />

08091<br />

project KRW-IP<br />

08050<br />

fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden<br />

fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden<br />

kosten en effectiviteit is nog onbekend. Bezwaren: agrariers denken dat het vervuilend werkt. Oplossing: aantonen dat het werkt en net vervuilend is". "IJzerfilters voor drainagewater:<br />

Over de effectiviteit is weinig bekend. Over de mogelijkheden om drainagewater te zuiveren is weinig bekend. (...) De agrariërs zien deze maatregel niet echt zitten. Zij vragen zich af of<br />

het werkt; daarnaast hebben niet alle agrariërs drainage"<br />

zijn technieken (met ijzer- en/of aluminiumhoudende verbindingen) ontwikkeld en in de praktijk toegepast om fosfaat te verwijderen" (toevoegen aan drainsleuf, aan het eind ve<br />

drainbuis, aan het eind ve verzameldrain, op plaats waar polderwater uitgeslagen wordt)<br />

"Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland" (veldexperimenten)<br />

Doel: samen met boeren onderzoeken wat de invloed is van bepaalde maatregelen (hier: ijzerhoudende materialen) op de directe afspoeling van fosfaat vanaf het boerenland naar<br />

het oppervlaktewater<br />

"Gebruik van nitraatreducerende en fosfaatbindende materialen om lekken in nutriëntenkringlopen te dichten" (lab- en veldexperimenten); op de scheiding tussen landbouwperceel<br />

en sloot. Fosfaatverwijdering door ijzerhoudend materiaal toe te passen.<br />

Puridrain: Zuiveringstechnieken voor drainwater; uitvoeringsvormen: dubbelwandige drain of aan het eind van de drain of bij stuw [Deltares, TNO en PPO]<br />

2009 rapport Chardon, Alterra rapport 1870, Mogelijkheden voor immobiliseren van bodemfosfaat in het kader van natuurontwikkeling, p 25 "Door stoffen, die ijzer-of aluminiumoxiden bevatten, +1<br />

(..) kan de oplosbaarheid van fosfaat sterk worden verlaagd. Wanneer drinkwaterslib kan worden gebruikt, dan is immobiliseren veel goedkoper dan afgraven"<br />

2010 rapport Koopmans et al, Alterra rapport 2047_Karakterisatie van ijzerslib en -zand: verkenning van de mogelijkheden van het gebruik van deze reststoffen om<br />

+1<br />

fosfaatverliezen vanuit landbouwgronden naar het oppervlakte-water te verminderen<br />

2010 rapport van Slobbe_Terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland: het plaatsen van zakken met FerroSorp in greppels, ad-hoc afvoergoten of depressies, waarlangs het water haar weg +1<br />

vindt naar de sloot, is een veelbelovende maatregel. Kosten per hectare bedragen € 100 - €250; daarmee is de maatregel in potentie kosteneffectief tov andere bekende maatregelen.<br />

De aanpak is nog niet uitontwikkeld.<br />

Page 186 Innovatiesysteemanalyse<br />

+1<br />

+1


FOI 3:<br />

Indicatoren die aangeven hoeveel kennisuitwisseling er plaatsvindt<br />

aantal workshops en conferenties gewijd aan het onderwerp/waar het onderwerp aan de orde komt<br />

aantal platforms<br />

hoeveelheid en intensiteit van de samenwerkingsverbanden in de tijd<br />

kennis<br />

Onderwerp oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator soort Aantal<br />

2002 symposium 6th International Conference on Diffuse Pollution te Amsterdam: randenbeheer, bijdragen over afspoeling van Engeland en Scandinavische landen. vnl. wetenschappers +1<br />

2003 bijeenkomst Dresden 26-28 Febr: van Beek et al, Surface runoff from intensively managed grasssland on peat soils; a diffuse source of N and P in surface vnl. Wetenschappers +1<br />

2004 bijeenkomst IPW 4 (International Phosphorus Workshop), Wageningen, 16-19 aug. Surface runoff en overland flow in bijdragen van Noorwegen, UK, Ierland, 81 afgevaardigden van 19 landen; vnl.<br />

universiteiten en onderzoeksinstituten; 1<br />

persoon overheid LNV (Bart Crijns)<br />

2006 platform Oprichting Europees netwerk van onderzoekers in programma‘COST Action 869 Mitigation options for nutrient reduction in surface water and wetenschappers +1<br />

2007 platform Platform 'Landbouw & Kaderrichtlijn Water' opgericht op initiatief van PPO, gefinancieerd uit LNV programma's. Inventarisatie maatregelen: WS-en, prov. Limburg en N-Brabant, Rijk, WML,<br />

2007<br />

meeting<br />

working group<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 187<br />

+1<br />

+1<br />

wetensch., ZLTO/NBvB, bestuurlijk act. agrar.,<br />

nauwelijks agro-advies/agribusiness (1x)<br />

vnl. Wetenschappers +1<br />

2007 bijeenkomst IPW 5, Silkeborg, Denemarken, 3-7 sept. Overland flow en runoff in bijdragen van Australië, Ierland, USA en Finland.<br />

vnl. Wetenschappers +1<br />

2008 symposium Slotsymposium DOVE-projecten: "Snelle emissieroutes van landbouw-grond naar oppervlaktewater: hoe belangrijk zijn ze en wat kunnen we er 100 deelnemers: STOWA, WS-en, NAJK, ZLTO,<br />

LTO, W-UR, TCB, PBL, LNV, VenW, VROM,<br />

Deltares, Arcadis +1<br />

2008 bijeenkomst NVWV: "Fosfaat met beleid"; in de presentatie van GJ Noij over de fosfaatpilot Limburg kwamen voorspelling van en meetresultaten in<br />

Alterra, ASG W-UR, RIVM, Agrifirm, PBL,<br />

Bodemkundige Dienst van België<br />

2008 workshop 28 oktober 2008 in Ede: workshop consortiumpartners Ontwikkeling bodemdienst reductie fosfaatemissie: presentatie G.J. Noij: "Maatregelen tegen 4x prov. (N-Br, Gld, Ov, Limb), 8x WS (V&E,<br />

2009<br />

2010<br />

(21 januari)<br />

regiobijeenkomsten<br />

[jan/mrt]<br />

symposium<br />

Veluwe, R&IJ, BD, A&M, Dom, R&D, Noordzv),<br />

3x Minist (VROM, LNV, V&W), 1x agr. bel (LTO)<br />

N-Br: WSBD, CLM, NMI, ZLTO, agrariers<br />

Gld: WS Vel., W&B, NMI, DLV Rundvee, 8 agr.<br />

Limb: DLG Zuid, NMI, 2 agrariers<br />

Ov: WSR&D, Prov.Ov, Vitens, Stimuland, agrar.<br />

146 deelnemers: 38% kennis & onderz, 29%<br />

overheid (Rijk,Prov.,WS), 6,8% agr.belang &<br />

ondernemers, 1,5% HAS<br />

2010 symposium IPW 6, Sevilla, Spanje, 27 sept-1 okt, Overland flow in bijdragen van Ierland en Spanje + COST 869 WG1 meeting<br />

vnl. Wetenschappers +1<br />

2010<br />

(18 nov)<br />

2011<br />

(10 jan)<br />

2011<br />

(1 maart)<br />

Kennisuitwisseling in netwerken<br />

bijeenkomst<br />

50 deelnemers: 18 W-UR, 7 Deltares, 4 LNV, 2<br />

VenW, 3 WS, 2 RWS, 2 PBL, 2 CLM, 10 ov.<br />

bijeenkomst Presentatie en discussie bij DLV-plant Marktgroep Akkerbouw en Vollegrondgroenteteelt ZW, Bergen op Zoom: presentatie Harry Massop en Carli 2 W-UR, 15 DLV-voorlichters +1<br />

Deskundigen<br />

dag<br />

waters. Proceedings p 9-17<br />

USA; Hendriks en van Beek, Diffuse Sources of phosphorus loading of surface waters in <strong>Dutch</strong> Peat Pasture Areas (gaat over bijdrage van<br />

fertilization, peat soil and upward seepage.<br />

groundwaters’<br />

Voorkomen afspoeling percelen genoemd als belangrijke maatregel voor fosfaat, mogelijke maatregelen zijn nog in ontwikkelingsfase<br />

COST 869 Working Group 3-Mitigation options for nutrient reduction, Devon UK, 27-27 nov: meerdere bijdragen over runoff; Nederlandse bijdrage:<br />

van der Salm, van Beek en vd Weerd, abstracts p 40-42. "The clay site had a very low hydraulic conductivity and large part of the discharge took<br />

place by runoff or interflow through the upper soil layers to the trenches".<br />

tegen doen?" Het belang van snelle transportroutes werd door de deelnemers onderkend. Belangrijk is dan ook om naast evenwichts-bemesting de<br />

afvoer via snelle transportroutes aan te pakken.<br />

oppervlakkige afspoeling en het blokkeren van maaiveldafvoer aan de orde<br />

oppervlaktewaterbelasting voor een bodemdienst". Zie ook NMI_SKB_2009Rapport 1301-I blz. 10 en paragraaf 6.1<br />

Bodemdienst reductie fosfaatemissie_ 12 januari Baarle-Nassau N-Brabant; 22 dec 08 13 jan. Epe Gld; 25 febr Vasse Ov; 9 mrt Limburg: er is<br />

gesproken over de mogelijke maatregelen die op het niveau van het bedrijf en/of perceel kunnen worden genomen om de fosfaatemissie naar het<br />

oppervlaktewater te verminderen [fosfaatuitmijnen, uitgestelde P-bemesting, bufferstrook en tegengaan oppervlakkige afspoeling]. Verder is de<br />

interesse gepolst om tegen vergoeding fosfaatuitmijning op het eigen bedrijf in de praktijk te brengen.<br />

themadag Landbouw & Kaderrichtlijn water van "Kennis moet stromen": parallelle presentaties projecten: presentatie Harry Massop<br />

"Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling KRW08085" en Erik van Slobbe "Terugdringing fosfaatafspoeling KRW08035"<br />

Bijdragen over runoff van Canada, Australië, USA, UK, Spanje<br />

Werklab "Kennis moet stromen", wat weten we van de effectiviteit en kosten van de onderzochte maatregelen, welke kennis ontbreekt nog,<br />

formuleren acties; KRW08085 "inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling" in groep I besproken<br />

Aulich: algemeen KRW, oppervlakkige afspoeling, mogelijke maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling (inrichting én ijzerhoudende materialen)<br />

vanuit de KRW-IP projecten Landbouw Centraal en Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling: "de (her)inrichting van erf, perceel en<br />

sloot als 'tweede stut'onders een schone landbouw" op Proefbedrijf Vredepeel. Presentatie inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling<br />

KRW08085<br />

47 afgevaardigden van: 29x Kennisinstituten<br />

(W-UR), 5x WS, 6x Agro-advies, 2x provincie,<br />

LTO-Noord, WML, CLM, Arcadis, Broos Water<br />

BV<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1


FOI 3:<br />

Onderwerp<br />

technologie<br />

ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit water op landbouwgrond<br />

Datum Indicator Soort Aantal<br />

1996 bijeenkomst Workshop ikv. "Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel fosfaatlekkende landbouwgronden". Uit het verslag van de workshop komt beleid [VROM, VenW, provincie, UvW], beheer +1<br />

[LBL, WS], kennis [WUR, RIVM, STOWA] en<br />

belangenorg. LTO<br />

2006 platform Oprichting Europees netwerk van onderzoekers in programma‘COST Action 869 Mitigation options for nutrient reduction in surface water and wetenschappers +1<br />

2007 bijeenkomst IPW 5, Silkeborg, Denemarken, 3-7 sept. Blz 275 Philip Moore, Sharply ea Mitigation options for reducing phosphorus runoff from biosolids USA: vnl wetenschappers +1<br />

2010 symposium themadag Landbouw & Kaderrichtlijn water van "Kennis moet stromen": plenaire presentatie Stefan Jansen "Zuiveringstechnieken voor drainwater 146 deelnemers: 38% kennis & onderz, 29%<br />

2010<br />

(14-16 juni)<br />

2010<br />

(8 juli)<br />

overheid (Rijk,Prov.,WS), 6,8% agr.belang &<br />

ondernemers, 1,5% HAS<br />

bijeenkomst COST 869-WG2 en WG3, Jokioinen, Finland, Topic: novel methods for reducing agricultural nutrient loading and eutrophication; verschillende vnl wetenschappers +1<br />

CoP<br />

9 deelnemers (3 ZLTO, 1 prov. NBr, 4 WS, 1<br />

Arcadis) + 2 WU (observatie, notulist),<br />

2010 symposium IPW 6, Sevilla, Spanje, 27 sept-1 okt, p165 McGrath ea USA In-situ treatment of agricultural drainage water using industrial by-products en p 167 vnl wetenschappers +1<br />

2010<br />

(5 okt)<br />

2010<br />

(20 okt)<br />

2010<br />

(3 nov)<br />

2010<br />

(18 nov)<br />

2011<br />

(10 jan)<br />

2011<br />

(1 mrt)<br />

Kennisuitwisseling in netwerken<br />

bijeenkomst<br />

CoP<br />

symposium<br />

bijeenkomst<br />

Leden kennisnetwerk DLG, Deltares, Alterra,<br />

ZLTO, excursie WS Riv.land<br />

18 deelnemers (8 agr.ondernemers /ARBdeelnemer,<br />

1 Prov N.Br, 3 WS, 2 ZLTO, 3 W-UR,<br />

1 ARB-nieuwsbrief)<br />

vnl wetenschappers<br />

50 deelnemers: 18 W-UR, 7 Deltares, 4 LNV, 2<br />

VenW, 3 WS, 2 RWS, 2 PBL, 2 CLM, 10 overigen<br />

bijeenkomst Presentatie en discussie bij DLV-plant Marktgroep Akkerbouw en Vollegrondgroenteteelt ZW, Bergen op Zoom: presentatie Harry Massop en Carli 2 W-UR, 15 DLV-voorlichters +1<br />

Deskundigen<br />

dag<br />

niet naar voren of er over is gesproken (in de enquete wel; zie FOI4)<br />

groundwaters’<br />

"Water treatment residuals (WTRs) formed when chemical flocculants, like alum or ferrous sulfate, are added to surface water taken from rivers"<br />

The objective of this study was to measure P runoff from land fertilized with biosolids and to determine the effect of various chemical amendments,<br />

including WTRs, on P runoff."<br />

KRW08050" (fosfaatverwijdering door ijzerslib); parallelle presentaties projecten: presentatie Gerwin Koopmans "Gebruik filtersystemen om<br />

nutriëntenverliezen te voorkomen KRW08091"<br />

bijdragen mbt. Al, Fe en Cahoudend materiaal, Al-WTR (p 10), ferric sulfaat doseerder (p 47). Bijdrage van W.J.Chardon en G. Koopmans over Feslib,<br />

Fe-gecoat zand en een gegranuleerd product (p14). Andere bijdrage van Nederland over Phoslock (p 35)<br />

Presentatie over voortgang KRW08035 en discussie in projectgroep AkkerRandenbeheer Brabant<br />

discussiepunten: potentie van de maatregel, andere potentiële mogelijkheden, enthousiasme creëren, stappen, die genomen moeten worden,<br />

financiële regelingen<br />

Moore USA Reducing P runoff from biosolids with WTR<br />

Themadag Kennisnetwerk Water van DLG; presentatie Deltares over Puridrain (ijzerslib genoemd) en presentatie en excursie ARB + veldexperiment<br />

ijzerhoudend materiaal<br />

Presentatie/concept-film over KRW08035 en discussie in klankbordgroep AkkerRandenbeheer Brabant<br />

discussiepunten: andere toepassingsmogelijkheden, eventueel hergebruik van het gebonden fosfaat, (groot) verschil in bemesting akkerbouw of<br />

grasland, bodemstructuur, bij ijzerhoudende gronden niet van toepassing<br />

International meeting van ASA-CSSA-SSSA, 31 okt-4 nov, Long Beach, California, USA: door Buda, Chardon en Koopmans een special symposium<br />

georganiseerd over 'Emerging Technologies to Remove Phosphorus from Surface and Ground Water' . Hierin 13 presentaties, waarvan 3 met<br />

inbreng van of door Koopmans en Chardon, oa 'Use of reactive materials to bind phosphorus'.<br />

Werklab "Kennis moet stromen", wat weten we van de effectiviteit en kosten van de onderzochte maatregelen, welke kennis ontbreekt nog,<br />

formuleren acties; KRW08035 "terugdringing fosfaatafspoeling" in groep I besproken<br />

Aulich: algemeen KRW, algemeen oorzaken, oppervlakkige afspoeling, mogelijke maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling (inrichting én<br />

ijzerhoudende materialen)<br />

vanuit de KRW-IP projecten Landbouw Centraal en Inrichtingsmaat-regelen tegen oppervlakkige afspoeling: "de (her)inrichting van erf, perceel en<br />

sloot als 'tweede stut'onders een schone landbouw" op Proefbedrijf Vredepeel. Demonstratie fosfaatadsorberende eigenschappen van<br />

ijzerhoudend materiaal, korte presentatie en foldermateriaal.<br />

47 afgevaardigden van: 29x Kennisinstituten<br />

(W-UR), 5x WS, 6x Agro-advies, 2x provincie,<br />

LTO-Noord, WML, CLM, Arcadis, Broos Water<br />

BV<br />

Page 188 Innovatiesysteemanalyse<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1


FOI 4:<br />

2003<br />

2005<br />

(mei)<br />

artikel NHVvakblad<br />

Stromingen<br />

artikel vakblad<br />

H2O<br />

brochure Alterra Informatieblad .... : "Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de oppervlakkige afvoer van water een grote bijdrage levert aan de N- en P-afvoer naar het +1<br />

2007 artikel Boerderij Oppewal_Schoner water en doorboeren: "Volgens Van der Bolt was allang bekend dat fosfaat niet uitspoelt uit kleigrond. Afspoeling na hevige regen is wel mogelijk" -1<br />

2007-08 brochure WSDeDommel & CLM_Beeldschoon Water: p 24 "Verminderen emissie meststoffen door: Na heftige regenval infiltratie in de bodem toestaan (niet doorsteken van de +1<br />

2008 folder Biokennis bericht Akkerbouw & vollegrondsgroente #13: Slimme maatregelen voor schoon oppervlaktewater: "in afspoelend water wordt vaak veel fosfaat gevonden; +1<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

2010<br />

Richting geven aan het zoekproces<br />

Indicatoren die de wensen, behoeften en verwachtingen van partijen omtrent de nieuwe technologie duidelijker maken<br />

(lange termijn) beleidsdoelen<br />

het type woordgebruik door wetenschappers en beleidsmakers (en potentiële gebruikers?)<br />

aantal artikelen in vakbladen en media<br />

kennis<br />

Onderwerp oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator Aantal<br />

2000<br />

+1<br />

artikel vakblad<br />

H2O<br />

type<br />

woordgebruik<br />

website WS Aa<br />

en Maas<br />

artikel in<br />

vakblad Gewasbescherming<br />

J.Stolte, C.Ritsema, H.Wösten_6 (2000) 4, p.27-35: "Het is duidelijk dat de oppervlakte-afvoer een niet te onderschatten belasting van het oppervlakte-water kan zijn.<br />

Goede schattingen van de actuele oppervlakte-afvoer op bui-basis zijn mogelijk. Maatregelen om oppervlakte-afvoer te beperken kunnen met het LISEM model<br />

getoetst worden.<br />

Torenbeek & Voskamp_H2O 36 (2003) 18, p 19-21 Over DOVE-onderzoek 'gras op zand': "Nabij Enschede is veldonderzoek verricht naar de belasting van het<br />

oppervlaktewater door uit- en afspoeling van meststoffen uit grasland op zandgrond. Op de proeflocatie blijkt afspoeling de belangrijkste emissieroute voor<br />

fosfaat".<br />

oppervlaktewater op deze zware kleigrond. De grote bijdrage van incidenten geeft aan dat een betere timing van de bemesting bij kan dragen aan een aanzienlijke<br />

reductie van de belasting van het oppervlaktewater."<br />

Er is geen duidelijke link naar dat de boeren hier iets mee kunnen doen ! "Metingen in de pilot De Rietkreek wezen uit, dat via drainwater geen fosfaat uitspoelt. Voor<br />

boeren een bevestiging van hun idee dat de landbouw helemaal niet zo'n vervuiler is." en "De bijdrage van de huidige landbouw aan het fosfaatprobleem is volgens<br />

hem [Van der Bolt] veel minder dan vaak wordt gedacht. Fosfaat komt niet allemaal in het oppervlaktewater door de landbouw van nu, maar door nalevering van<br />

gronden die historisch belast zijn".<br />

laatste bouwvoor); Rekening houden met weersvooruitzichten bij bemesting". Oplage: 300 stuks<br />

voor de waterkwaliteit is het dan ook wenselijk om afspoeling van perceelswater naar sloten zoveel mogelijk te verminderen". Deze brochure is o.a. te vinden op de<br />

website www.kennisakker.nl. (http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/slimme-maatregelen-voor-schoon-oppervlaktewater)<br />

J. Rozemeijer & Y. Vd Velde_Oppervlakkige afstroming ook van belang in het vlakke Nederland_H2O 19 p92-94:"Met name voor het transport van fosfaat en zware<br />

metalen vanaf landbouwpercelen blijkt oppervlakkige afstroming een belangrijke route te vormen (tot meer dan 60% van de totale slootafvoer). Het verminderen vd<br />

fosfaatvracht tijdens de pieken door buien zou één van de doelstellingen moeten zijn van het waterkwaliteitsbeheer."<br />

Regio-bijeenkomsten Bodemdienst reductie fosfaatemissie_ acceptatiegraad maatregelen oppervlakkige afspoeling bij agrariërs [inrichtingsmaatregelen,<br />

grondbewerking, bodembedekkers]: "negatief, want water zo lang mogelijk op het perceel houden is geen gewenste ontwikkeling; bolle ligging juist voor goede<br />

ontwatering" [Gld en Ov]; in Limburg wel bespreekbaar.<br />

http://www.aaenmaas.nl/informatie_op_maat/land-_en_tuinbouw/mijn_bedrijf/greppels_zijn :<br />

"Greppels zijn belangrijke emissieroute, dus pak aan!: Bij veel grondsoorten is afspoeling zelfs de belangrijkste emissieroute voor fosfaat (..) Wat kunt U doen?<br />

Greppels dichtgooien als ze niet perse nodig zijn, greppels vervangen door drainage, een toepassingsvrij strookje grond van mest en middelen creëren.<br />

Niet speciaal toegespitst op fosforemissie !! [op gewasbeschermingsmiddelen]<br />

Brinks en Kroonen_Schoner oppervlaktewater in maisteeltgebieden: "Aflaten van waterplassen die zich op het perceel bevinden in nabijgelegen oppervlaktewater<br />

zijn meestal funest voor de oppervlaktewaterkwaliteit".<br />

2011 brochure Leaflet van Masterplan Mineralenmanagement van NAV, PA en LTO (oplage 18.000):<br />

+1<br />

‘Groene soep’ kan al ontstaan als in het water dat een hectare bouwland via het neerslagoverschot verlaat, minder dan één kilogram fosfaat mee uitspoelt.<br />

Oppervlakkige afspoeling als belangrijke emissieroute; p6. voorkom afspoeling, houd grond na de teelt vh hoofdgewas aan de oppervlakte ruw<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 189<br />

+1<br />

+1<br />

-1<br />

+1<br />

+1


FOI 4:<br />

Onderwerp<br />

technologie<br />

ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit water op landbouwgrond<br />

Datum Indicator Aantal<br />

1995 artikel vakblad Schoumans, Kruijne, van der Molen_Vermindering fosfaatuitspoeling; mogelijkheden bij fosfaatverzadigde gronden, Landschap 12-6, p 63-73<br />

+1<br />

1996<br />

type<br />

"Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel fosfaatlekkende landbouwgronden", rapport Chardon et al: p 22 "In de praktijk bestaan bovendien<br />

woordgebruik bezwaren tegen het toedienen van chemicaliën aan de bodem". P 37 "Verder onderzoek op dit gebied wordt wel gesteund". Bijlage 4 (B5) p75-76 "kostbaar (...)<br />

beldeidsmakers effecten op lange termijn onduidelijk (...) meer noodmaatregel voor percelen waar dumping van mest heeft plaatsgevonden dan iets om algemeen toe te passen(...)<br />

in enquete/ rapp ‘dubieus’ genoemd, omdat chemicaliën aan het milieu worden toegevoegd"<br />

(‘chemokuur’).<br />

G.F. Koopmans & W.J. Chardon, Gebruik van filtersystemen om nutriëntenverliezen naar het oppervlaktewater te voorkomen, "Het ijzerslib blijkt fosfaat sterk vast te<br />

leggen; bovendien neemt de vastlegging toe met de tijd". Ter uitgave op : themadag van Kennis moet stromen 21 januari; Open dag van PPO Business unit<br />

Bloembollen, boomkwekerij en fruit voor bloembollenteler 28 mei Lisse.<br />

2010 brochure +1<br />

2010<br />

(voorjaar)<br />

2010<br />

(mei-aug)<br />

2010<br />

2010<br />

nieuwsbrief<br />

project ARB<br />

website WS Aa<br />

en Maas<br />

artikel<br />

nieuwsbrief<br />

artikel<br />

Bloembollenvisie<br />

2010-11 film Film over KRW-IP project KRW08035: veldexperimenten met ijzerhoudend materiaal worden getoond<br />

+1<br />

2011 brochure Arcadis; Duurzame landbouw; samenwerken aan kansen voor landbouwmaatregelen; p.12 Stuk IJzerzakken als fosfaatvanger: "de maatregel is betaalbaar en +1<br />

2011<br />

Richting geven aan het zoekproces<br />

website<br />

Waterforum<br />

"Leven op de rand": Afspoeling van mineralen bij veel neerslag; met name fosfaat is een probleem. Extra fosfaatafspoeling door boeren, die greppels graven om<br />

water af te voeren.. "Wageningen UR heeft simpele, goedkope maatregelen bedacht om het probleem te tackelen".Proeven met zakken met Ferrosorp in greppels om<br />

fosfaat te adsorberen. "Ferrosorp bindt fosfaat, maar niet in zo'n mate dat het afdoende is. Daarom gaan de proeven verder"<br />

website aaenmaas/informatie_op_maat/land-_en_tuinbouw/mijn_bedrijf/greppels_zijn : Proef bij een melkveehouder: Aan het einde van een greppel zijn zakken<br />

met zuiverend zand gelegd (..). Bedoeling is dat het fosfaat in het zand achterblijft. Mening van de melkveehouder: ik vraag me af of het systeem wel betaalbaar en<br />

duurzaam is. Als het filtersysteem dichtslibt met kleideeltjes zal dat de waterafvoer belemmeren.<br />

W.Chardon, Ijzerschermen vangen fosfaat_nieuwsbrief Bodemacademie nr 6, special fosfaat; gebruik ijzerslib of -zand in ijzerschermen in de bodem of de<br />

toepassing in filters aan drainbuizen.<br />

P.Belder, S.de Kool, S.Jansen, R. Stuurman, L.Feenstra,G.Koopmans en W.Chardon, Effectgerichte aanpak verwijdering P uit bodem-en slootwater duinzandgrond;<br />

"ijzerzand is een schoon restproduct, afkomstig uit de zuivering van grondwater voor de productie van drinkwater en is zeer goed in staat om fosfaat te binden.<br />

Bovendien bevat dit materiaal een hoge waterdoorlaatbaarheid." Ook beschikbaar via www.groenkennisnet.nl !<br />

http://www.youtube.com/watch?v=xgFQgRui4Vk en onder Links en Documenten bij www.arcadis.nl/werkvelden/waterkwaliteit<br />

makkelijk toe te passen in het boerenbedrijf". Onder andere ter inzage op deskundigendag Landbouw Centraal maart 2011<br />

http://www.waterforum.net/nieuws/1879-verwijdering-nitraat-en-fosfaat-drainagewater-werkt-goed: ". Bij de uitgevoerde testen in Egmond is aangetoond dat<br />

hiermee het fosfaatgehalte in drainagewater gereduceerd wordt van 5 mg/l naar minder dan 0,2 mg/l ".<br />

2011 artikel vakblad Agrarisch Dagblad dd 17 juni: "Gerwin Koopmans van Alterra spreekt zelfs van ’spectaculaire resultaten’ met het filteren van fosfaat uit drainwater, in een proef in +1<br />

de bollenstreek. (...) Het effect van de filtering is dan ook zeer groot: 94 procent van het fosfaat wordt uit het water gehaald".<br />

Page 190 Innovatiesysteemanalyse<br />

-1<br />

+1<br />

-1<br />

+1<br />

+1<br />

+1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!