21.09.2013 Views

Download PDF (Dutch) - Future Ideas

Download PDF (Dutch) - Future Ideas

Download PDF (Dutch) - Future Ideas

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Fosfor runoff management<br />

Een reflectie op het hele innovatiesysteem<br />

Afstudeerscriptie ESS-80836<br />

September 2011<br />

Wageningen Universiteit<br />

Student: Carli Aulich<br />

Registratie no: 610702-021-020<br />

Programma: MSc Hydrology and Water Quality<br />

Specialisatie: D – Integrated Water Management<br />

Supervisor: Erik van Slobbe


“We moeten elkaar willen verstaan om elkaar te kunnen begrijpen ”<br />

Dolf Jansen in de cabaret voorstelling<br />

“Altijd verder; een kritische beschouwing van een hardloper”


Voorwoord<br />

Het voorliggende rapport over het innovatiesysteem rondom ‘de snelle P-route’ [zoals we de<br />

transportroute ‘oppervlakkige afspoeling’ in het dagelijks gebruik noemden] is geschreven als<br />

laatste onderdeel om mijn MSc-studie Hydrologie en Waterkwaliteit te voltooien.<br />

Toen ik eind 2007 in Wageningen kwam kijken of het voor mij mogelijk zou zijn om mijn, in het<br />

verleden reeds goedgekeurde, vrij doctoraal af te maken of om een Masterstudie te doen, was ik<br />

geheel gefocussed op transport van chemische stoffen in [grond-]water. Ik heb me echter laten<br />

verleiden door mijn honger naar kennis en het aanbod van vakken, die op het raakvlak lagen van<br />

de bèta-wetenschap water en de wereld eromheen, en het in een groter geheel plaatsten<br />

[sustainable watershed management, water governance en environmental systems analysis]. Zo<br />

ben ik uiteindelijk –tot mijn volledige tevredenheid - terecht gekomen bij de specialisatie<br />

Integraal Waterbeheer.<br />

Bij het zoeken naar en het afbakenen van het afstudeeronderwerp was weer mijn brede<br />

interesse het struikelblok; de enige focus was dat het iets met ‘waterkwaliteit’ te maken moest<br />

hebben. De zoektocht naar het compromis tussen ‘het is te breed; je moet paaltjes slaan’ en<br />

mijn idee van ‘ik moet het toch integraal bekijken’ heb ik soms als erg verwarrend ervaren.<br />

De ideale combinatie van waterkwaliteit, platteland, en meerdere aspecten van een complex<br />

probleem bekijken, heb ik uiteindelijk gevonden in dit afstudeeronderzoek. De theorie over de<br />

structuur en de dynamiek van innovatiesystemen heeft mij de nodige afbakening gegeven.<br />

Tijdens het onderzoek heb ik een grote hoeveelheid en diversiteit aan bronnen gebruikt om een<br />

beeld te krijgen van de actoren, netwerken en ontwikkelingen rond fosforemissies vanuit de<br />

landbouw en de [on-]mogelijkheden om fosforbindende materialen als maatregel in te zetten.<br />

Dit sluit echter niet uit dat er soms generalisaties gemaakt zijn of dat mijn waarnemingen niet<br />

geheel objectief en nieuw zijn. Zo is de visie van enkele agrarisch ondernemers geenszins een<br />

afspiegeling van ‘de groep agrarisch ondernemers’; het is nooit de bedoeling geweest om een<br />

statistisch verantwoorde steekproef te doen. “De landbouw is een veelkoppig monster” zoals<br />

een van de geïnterviewde actoren het omschreef. Zelfs het Departement<br />

Omgevingswetenschappen, waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd, is geen neutrale<br />

waarnemer aangezien ze zelf betrokken zijn bij het KRW-IP project “Terugdringing<br />

fosfaatafspoeling van boerenland” wat een prominente rol heeft gespeeld bij mijn onderzoek.<br />

Desalniettemin hoop ik dat mijn empirische bevindingen in dit onderzoek, gestructureerd door<br />

de theorie, bij kunnen dragen aan de [kennis over] diffusie van innovaties in de landbouw om de<br />

KRW-doelen te behalen en in het bijzonder het gebruik van fosfaatbindende materialen.<br />

Ik wil hierbij Erik van Slobbe bedanken voor zijn begeleiding tijdens dit afstudeeronderzoek; hij<br />

vervulde hierin een dubbelrol aangezien hij ook projectleider was van één van de betrokken<br />

KRW-IP projecten. Speciale dank gaat uit naar alle mensen, die aan dit onderzoek hebben<br />

bijgedragen, door een deel van hun tijd aan mij te geven voor een interview. Ik was bijzonder blij<br />

en verrast met de openhartigheid, waarmee ze hun visies met mij deelden, en het geduld<br />

waarmee ze mij wegwijs maakten in een deels voor mij nieuwe wereld.<br />

Verder wil ik mijn vrienden Anita, Joadri en Maarten bedanken voor hun inbreng tijdens<br />

algemene brainstorm-sessies of juist met betrekking tot heel specifieke vakkennis.<br />

‘Last but not least’ wil ik mijn man Raymond Jacobs en mijn zoons Niels en Timo bedanken voor<br />

hun begrip voor de tijd en aandacht, die zij moesten ontberen, als ik aan het werk was voor mijn<br />

studie.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 1


Page 2 Innovatiesysteemanalyse


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord .................................................................................................................................. 1<br />

Summary English ......................................................................................................................... 5<br />

Samenvatting .............................................................................................................................. 7<br />

Afkortingen ................................................................................................................................. 9<br />

1 Introductie ........................................................................................................................ 11<br />

1.1 Achtergrond............................................................................................................... 11<br />

1.1.1 Huidige situatie betreffende fosfaat in het milieu .............................................. 11<br />

1.1.2 Transportroutes en mogelijke manieren om hierop in te grijpen ........................ 13<br />

1.1.3 KRW Innovatieprogramma ................................................................................. 15<br />

1.2 Probleemstelling ........................................................................................................ 16<br />

1.3 Doelstelling ................................................................................................................ 16<br />

1.4 Leeswijzer .................................................................................................................. 16<br />

2 Theoretisch kader .............................................................................................................. 19<br />

2.1 Innovatiesysteem benadering .................................................................................... 19<br />

2.2 [Sociale] Netwerk Analyse .......................................................................................... 20<br />

2.3 Dynamiek van het innovatiesysteem .......................................................................... 23<br />

3 Onderzoeksmethode ......................................................................................................... 29<br />

3.1 Conceptueel kader ..................................................................................................... 29<br />

3.2 Afbakening van de systeemgrenzen ........................................................................... 30<br />

3.3 Onderzoeksvragen ..................................................................................................... 32<br />

3.4 Dataverzameling ........................................................................................................ 33<br />

3.4.1 Interviews .......................................................................................................... 33<br />

3.4.2 Observaties ........................................................................................................ 35<br />

3.4.3 Literatuur onderzoek .......................................................................................... 36<br />

3.5 Innovatiesysteemanalyse ........................................................................................... 37<br />

3.5.1 Structuurcomponenten ...................................................................................... 37<br />

3.5.2 Dynamiek ........................................................................................................... 37<br />

4 Actoren en hun percepties ................................................................................................ 39<br />

4.1 Actoren, die een rol [zouden kunnen] spelen in het TIS .............................................. 39<br />

4.2 Percepties van de actoren .......................................................................................... 43<br />

4.2.1 Fosforproblematiek ............................................................................................ 43<br />

4.2.2 Wie is verantwoordelijk voor welke actie?.......................................................... 45<br />

4.2.3 De rol van oppervlakkige afspoeling ................................................................... 46<br />

4.2.4 Ijzerhoudende verbindingen voor P-reductie [status innovatie] .......................... 47<br />

4.2.5 Andere maatregelen .......................................................................................... 48<br />

5 Fosfaatbindende materialen en toepassingen.................................................................... 52<br />

5.1 IJzer ........................................................................................................................... 53<br />

5.1.1 Gesynthetiseerd ijzerhydroxide .......................................................................... 53<br />

5.1.2 Reststof drinkwaterproductie ............................................................................. 53<br />

5.1.3 FerroSorp® ........................................................................................................ 55<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 3


5.1.4 Nieuwe mogelijkheden? ..................................................................................... 57<br />

5.2 Phoslock® .................................................................................................................. 59<br />

5.3 Overige fosfaatbindende materialen .......................................................................... 61<br />

5.4 Toepassingsmogelijkheden voor ijzerhoudend materiaal ............................................ 62<br />

5.4.1 In waterdoorlatende zakken ............................................................................... 63<br />

5.4.2 Los uitgestrooid [op de akkerrand] ..................................................................... 65<br />

5.4.3 In een sleuf op de akkerrand .............................................................................. 66<br />

5.4.4 In of om drainagebuizen ..................................................................................... 68<br />

5.4.5 Hergebruiken of afvoeren ? ................................................................................ 68<br />

6 Actor Netwerken ............................................................................................................... 74<br />

6.1 Huidige vormen van samenwerking ............................................................................ 74<br />

6.1.1 Samenwerken in projecten ................................................................................. 74<br />

6.1.2 Andere vormen van samenwerking; arena’s ....................................................... 79<br />

6.2 Socio-technische systeem volgens Geels .................................................................... 85<br />

7 Instituties .......................................................................................................................... 88<br />

7.1 Water......................................................................................................................... 88<br />

7.2 Bodem ....................................................................................................................... 90<br />

7.3 Afvalstoffen ............................................................................................................... 93<br />

7.4 Meststoffen ............................................................................................................... 96<br />

7.5 Voedselveiligheid ....................................................................................................... 97<br />

7.6 Afnemers Groothandel Detailhandel .......................................................................... 99<br />

8 De functies van het innovatiesysteem .............................................................................. 102<br />

8.1 Experimenteren door ondernemers ......................................................................... 102<br />

8.2 Kennisontwikkeling .................................................................................................. 103<br />

8.3 Kennisuitwisseling in netwerken .............................................................................. 105<br />

8.4 Richting geven aan het zoekproces ........................................................................... 108<br />

8.5 Creëren van markten ............................................................................................... 111<br />

8.6 Mobiliseren van middelen ........................................................................................ 113<br />

8.7 Tegenspel bieden aan weerstand ............................................................................. 115<br />

9 Analyse ............................................................................................................................ 116<br />

9.1 De structuur van het TIS “fosfor run-off management”: de foto ............................... 116<br />

9.2 Dynamiek van TIS “fosfor run-off management”: het proces .................................... 130<br />

10 Discussie ...................................................................................................................... 134<br />

11 Conclusies .................................................................................................................... 140<br />

11.1 Huidige toestand van het TIS: de foto ....................................................................... 140<br />

11.2 Dynamiek van het TIS “fosfor runoff management”: het proces ............................... 142<br />

11.3 Onderzoeksmethode ................................................................................................ 143<br />

12 Aanbevelingen ............................................................................................................. 144<br />

Referenties .............................................................................................................................. 148<br />

Bijlagen ................................................................................................................................... 158<br />

Page 4 Innovatiesysteemanalyse


Summary English<br />

One of the objectives of the Water Framework Directive [WFD] is to achieve 'good ecological<br />

status' in surface water bodies. The relatively high concentrations of phosphorus in surface<br />

water are a limiting factor; despite the planned manure policy, 40-50% of the ditches and<br />

streams will probably not meet the target concentrations in 2027. Therefore, the government<br />

created a "WFD Innovationprogramme" to facilitate research into cost-effective innovations<br />

with which the standard could be achieved.<br />

Two projects from this WFD Innovation programme concern [measures with regard to] surface<br />

runoff. For a long time, the theory was adopted that the route of phosphate to the surface water<br />

was mainly through leaching from the soil. Only recently, research has shown that surface runoff<br />

could explain 10 to 70% of the load in surface water. It is possible that a reduction in phosphorus<br />

emissions can be achieved relatively easy and inexpensive by taking action on this transport<br />

route. A third project explores the extent to which iron-containing materials are suitable for<br />

adsorbing phosphate.<br />

This research project is an exploration of the technological innovation system [TIS] "phosphorus<br />

run-off management" in the Netherlands. It includes both the knowledge of the importance of<br />

this rapid transport route in the phosphorus load, and the possible measures against phosphorus<br />

emissions from surface run-off. The focus of this study is on the use of ferrous material as a<br />

measure for the reduction of phosphorus emissions.<br />

It is known that the diffusion of innovations is often difficult. More reflection on the entire<br />

innovation system is necessary. To obtain a complete picture of the TIS, it is described in various<br />

ways. With the innovation system approach, a snapshot of the innovation system is created,<br />

involving all elements of the TIS; actors, technology, actor networks and institutions are<br />

identified. Several aspects of the network [density and structure] are analyzed using insights<br />

from [social] network theory. To gain more insight into the development phase at this moment<br />

and what developments are currently needed for the innovation to continue to develop, an<br />

approach is used, which focuses on the processes that are important for well performing<br />

innovation systems. The diagnostic tool to describe the dynamics, is that of the seven innovation<br />

system functions.<br />

To examine the TIS, a large number of actors in the innovation system is interviewed:<br />

government, research institutes, suppliers and manufacturers, intermediate infrastructure, and<br />

potential users. The resulting data were combined with observations, literature review and<br />

insights from the above theories. The main findings of the study are shown below.<br />

Most actors consider phosphate as an essential nutrient, not immediately as an<br />

environmental problem. In general, when choosing measures that could reduce the runoff<br />

of phosphate, measures that ensure a “good soil structure” to facilitate infiltration are<br />

preferred, because the aim is also to have the phosphate available for the plant.<br />

Especially the scientists and the ZLTO are active actors in the TIS “phosphorus runoff<br />

management”; drinking water companies and Hego-Biotech, farmers and waterboards are<br />

involved as suppliers of ferrous materials or as sounding board. Consultancy Arcadis<br />

represents the intermediate infrastructure. The government plays a facilitating role by<br />

providing grants for the projects and in “Kennis moet stromen”. Education, agricultural<br />

advice and agribusiness, and nature and environmental organizations are not represented.<br />

The government had the ambition that in the course of 2012 the knowledge of the projects<br />

would have been spread to the end-users. This ambition may be too high. In this TIS the<br />

necessary knowledge has to be divided into three types:<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 5


I. Knowledge about the proportion of surface runoff in the P emissions to surface<br />

water.<br />

II. Knowledge of the adsorption capacity and permeability of ferrous materials.<br />

III. Knowledge about and use of ferrous material for phosphate binding in practice.<br />

There is still not enough knowledge of both surface runoff [I] and phosphate binders [III]<br />

available to farmers, yard-entrants and green education. Also with the technology itself,<br />

there still are questions on the duration of the functioning, the availability of the material<br />

and the permeability of the “iron bags” in slots or ditches *II+.<br />

There is cooperation especially between the surface water network and the agricultural<br />

network. Despite the high density of these relationships, the diffusion of innovations<br />

appears to be difficult. In the TIS at issue, the drinking water network and the green<br />

education should be involved more. For further distribution of the knowledge on and the<br />

use of these innovative measures within the agricultural network, more actors from the<br />

agricultural advice sector and agribusiness should be involved. Suitable arenas for this are<br />

“winter readings” in study groups and LTO departments.<br />

The Soil Quality Decree and the requirements of buyers of agricultural products could<br />

potentially pose an obstacle to the use of iron-containing material in or on the ground. This<br />

requires further [legal] research.<br />

Opportunities for the development of the innovation are the registration of the residues<br />

from drinking water production as a by-product *rather than “waste’+ and going through the<br />

protocol of the Committee of Experts on the Fertilizers Act, in order to be allowed to add<br />

the used material to manure; both are important for the acceptance of the material.<br />

Possibly under the ‘duty of care’ in the LOTV/Activities Decision, the use of “Iron bags” can<br />

become required as a precautionary measure when digging slots to remove excess water.<br />

Most of the activities in the TIS “phosphorus runoff management” fall within the innovation<br />

functions “Knowledge development”, “Knowledge diffusion through networks”, “Guidance<br />

of the search” and “Resource mobilization”. Only the manufacturer P.U.S and Hego-Biotech,<br />

supplier of the commercial ferrous material FerroSorp® play a role in the function<br />

“Entrepreneurial activities”. So, the development phase the investigated TIS currently is in,<br />

can be characterized as “the Knowledge Engine”.<br />

To use phosphate-binding materials, it is important that further funding becomes available<br />

to perform applied research [in the form of a lengthy field test] where<br />

entrepreneurs/suppliers and agricultural education are involved. The government can<br />

stimulate “market formation” through incentives, by formulating benefits for farmers to use<br />

“iron bags” or by acting as “launching customer”. Agricultural interest groups and<br />

agricultural advice can “take away resistance” by providing information about the role of<br />

surface runoff in P-emissions and to rally behind the measure. It is also important that this<br />

invention is included in the “list/database of feasible measures”.<br />

It seems that a driving force is needed in the form of an innovation process manager [IPM;<br />

perhaps a duo consisting of one representative from the surfacewater network and one<br />

from the agricultural network], that controls the further development of the innovation.<br />

Page 6 Innovatiesysteemanalyse


Samenvatting<br />

Eén van de doelstellingen van de Kader Richtlijn Water [KRW] is het bereiken van de ‘goede<br />

ecologische toestand’ in oppervlaktewaterlichamen. De relatief hoge concentraties fosfor in<br />

oppervlaktewateren zijn een beperkende factor; ondanks het voorgenomen mestbeleid zal 40-<br />

50% van de sloten en beken in 2027 nog steeds niet aan de doelconcentraties voldoen. Daarom<br />

heeft de overheid het “KRW Innovatieprogramma” [KRW-IP] gecreëerd om onderzoek te<br />

faciliteren naar innovaties waarmee de fosfornorm kosteneffectief zou kunnen worden gehaald.<br />

Twee projecten uit dit KRW-Innovatieprogramma hebben betrekking op [maatregelen op het<br />

gebied van] oppervlakkige afspoeling. Lang is gedacht dat de route van fosfaat naar het<br />

oppervlaktewater via uitspoeling uit de bodem liep, maar vrij recentelijk heeft onderzoek<br />

aangetoond, dat oppervlakkige afspoeling 10 tot 70% van de belasting in het oppervlaktewater<br />

zou kunnen verklaren. Door maatregelen te nemen op deze transportroute zou wellicht<br />

gemakkelijk en relatief goedkoop een reductie van de fosforemissies bewerkstelligd kunnen<br />

worden. Een derde project onderzoekt in hoeverre ijzerhoudende materialen geschikt zijn om<br />

fosfaat adsorberen.<br />

Deze drie projecten vormen de basis van onderhavig onderzoek. Dit afstudeeronderzoek is een<br />

verkenning van het technologisch innovatie systeem *TIS+ “fosfor run-off management” in<br />

Nederland. Hierin wordt zowel de kennis van het belang van deze snelle transportroute in de<br />

fosforbelasting, als de mogelijke maatregelen tegen fosforemissies door oppervlakkige<br />

afspoeling meegenomen. Het zwaartepunt in deze studie ligt op het gebruik van ijzerhoudend<br />

materiaal als maatregel voor de reductie van fosforemissies.<br />

Het is bekend dat de ontwikkeling van innovaties vaak moeizaam verloopt. Er is dus meer<br />

reflectie op het gehele innovatiesysteem noodzakelijk. Om een zo volledig mogelijk beeld van<br />

het TIS te verkrijgen, wordt het op verschillende manieren in kaart gebracht. Met behulp van de<br />

innovatiesysteembenadering is een momentopname gemaakt van het innovatiesysteem, waarbij<br />

alle elementen van deze TIS, de technologie, de actoren, actor netwerken en instituties in kaart<br />

worden gebracht. Verschillende aspecten van het netwerk [dichtheid en structuur] zijn<br />

geanalyseerd met behulp van inzichten uit de [sociale] netwerk theorie. Om meer inzicht te<br />

krijgen in de ontwikkelingsfase op dit moment en welke ontwikkelingen er nu nodig zijn om de<br />

innovatie zich verder te laten ontwikkelen, is een benadering gebruikt, die zich richt op de<br />

processen die belangrijk zijn voor goed presterende innovatiesystemen; de diagnosetool, die<br />

deze dynamiek in kaart brengt, is die van de zeven innovatiesysteemfuncties.<br />

Om het TIS te onderzoeken is een groot aantal actoren uit het innovatiesysteem geïnterviewd:<br />

overheid, kennis -en onderzoeksinstituten, producenten, intermediaire infrastructuur [advies- en<br />

ingenieursbureaus], en potentiële eindgebruikers. De verkregen data zijn gecombineerd met<br />

observaties, literatuuronderzoek en de inzichten uit bovenstaande theorieën. Hieronder zijn de<br />

belangrijkste bevindingen van het onderzoek weergegeven.<br />

De meeste actoren zien fosfaat als een essentiële voedingsstof en niet direct als een<br />

milieuprobleem. Over het algemeen gaat bij de keuze tussen maatregelen, die oppervlakkige<br />

afspoeling van fosfaat zouden kunnen verminderen, de voorkeur uit naar het zorgen voor<br />

een ‘goede bodemstructuur’ om infiltratie te bevorderen, want het streven is ook om het<br />

fosfaat beschikbaar te houden voor het gewas.<br />

In het TIS “fosfor run-off management” zijn ZLTO en vooral de onderzoekers actief;<br />

drinkwaterbedrijven en Hego-Biotech, agrarisch ondernemers, en waterschappers zijn<br />

betrokken als respectievelijk leveranciers van ijzerhoudende materialen en klankbord. Het<br />

advies- en ingenieursbureau Arcadis vertegenwoordigt de intermediaire infrastructuur. De<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 7


overheid speelt vooral een faciliterende rol door de subsidie voor de projecten en in ‘Kennis<br />

moet stromen’. Onderwijs, agro-advies en agri-business en natuur- & milieuorganisaties zijn<br />

nog niet vertegenwoordigd.<br />

De overheid had met het KRW-IP de [te ?] hoge ambitie dat in de loop van 2012 de kennis uit<br />

de projecten zou zijn doorgestroomd naar de eindgebruikers. In dit TIS is de benodigde<br />

kennis op te delen in 3 soorten:<br />

I. Kennis over het aandeel van oppervlakkige afspoeling in de P-emissies naar het<br />

oppervlaktewater<br />

II. Kennis van adsorptiecapaciteit en waterdoorlatendheid van ijzerhoudende materialen<br />

III. Kennis over en gebruik van ijzerhoudende materiaal voor fosfaatbinding in de praktijk<br />

Kennis over zowel oppervlakkige afspoeling [I] als fosfaatbinders [III] is nog te weinig<br />

aanwezig bij agrarisch ondernemers, onderwijs en erfbetreders. Ook bij de technologie zelf<br />

zijn er nog vragen over bijvoorbeeld de duur van de werking, de beschikbaarheid van het<br />

materiaal en de waterdoorlatendheid van ‘ijzerzakken’ in sleuven of greppels *II+.<br />

Er wordt vooral samengewerkt tussen het oppervlaktewater netwerk en het agrarisch<br />

netwerk. Ondanks de hoge dichtheid van deze verbanden blijkt toch de verspreiding van<br />

innovaties moeizaam te verlopen. In het hier onderzochte TIS zou het drinkwaternetwerk en<br />

het groene onderwijs meer betrokken moeten worden. Voor verdere verspreiding van de<br />

kennis over en het gebruik van deze innovatieve maatregel binnen het agrarisch netwerk<br />

zouden meer actoren uit de sectoren agro-advies en agri-business betrokken moeten<br />

worden. Geschikte arena’s hiervoor zijn ‘winterlezingen’ bij studieclubs en LTO-afdelingen.<br />

Het Besluit bodemkwaliteit en de eisen van afnemers van landbouwproducten zouden<br />

mogelijk een belemmering kunnen opleveren voor het gebruik van ijzerhoudend materiaal in<br />

of op de bodem. Hiervoor is nader [juridisch] onderzoek nodig.<br />

Kansen voor de ontwikkeling van de innovatie zijn de registratie van de reststoffen van<br />

drinkwaterproductie als ‘bijproduct’ *in plaats van ‘afvalstof’+ en het doorlopen van het<br />

protocol van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet voor het mogen toevoegen<br />

van het gebruikte materiaal in meststoffen; beiden zijn van belang voor de acceptatie van<br />

het materiaal. Eventueel kan op grond van de zorgplicht in het LOTV/Activiteitenbesluit het<br />

gebruik van de ‘ijzerzakken’ verplicht worden als voorzorgsmaatregel bij het trekken van<br />

sleuven om overtollig water af te laten van het perceel.<br />

De meeste activiteiten in het TIS “fosfor runoff management” vallen binnen de<br />

innovatiefuncties ‘Kennisontwikkeling’, ‘Kennisuitwisseling in netwerken’, ‘Richting geven<br />

aan het zoekproces’ en ‘Mobiliseren van middelen’. Alleen de producent P.U.S. en<br />

leverancier Hego-Biotech van het commerciële ijzerhoudende materiaal FerroSorp® spelen<br />

een rol bij de functie ‘Experimenteren door ondernemers’. Hierdoor is de ontwikkelingsfase,<br />

waarin het onderzochte TIS zich momenteel bevindt, te karakteriseren als ‘Kennismotor’.<br />

Om toepassing van fosfaatbindende materialen is het van belang dat er verdere financiële<br />

middelen beschikbaar komen voor het uitvoeren van een toepassingsgericht onderzoek [in<br />

de vorm van een langdurige praktijkproef], waarbij ondernemers/leveranciers en het groen<br />

onderwijs meer bij betrokken kunnen worden. De overheid kan een ‘markt creëren’ door<br />

stimuleringsregelingen op te zetten, andere ‘baten’ voor agrarisch ondernemers te<br />

formuleren voor het gebruik van ‘ijzerzakken’ of door als ‘launching customer’ op te treden.<br />

Agrarische belangenorganisaties en agro-advies kunnen ‘tegenspel bieden aan weerstand’<br />

door voorlichting te geven over de rol van oppervlakkige afspoeling in P-emissies en zich<br />

achter de maatregel te scharen. Verder is het van belang dat deze inventie opgenomen<br />

wordt in de ‘lijst/databank van haalbare maatregelen’.<br />

Het lijkt erop, dat er een drijvende kracht nodig is in de vorm van een<br />

innovatieprocesmanager [IPM; wellicht een duo bestaande uit een vertegenwoordiger uit de<br />

waterwereld en een uit de landbouwwereld], die regie voert over de verder ontwikkeling<br />

van de innovatie.<br />

Page 8 Innovatiesysteemanalyse


Afkortingen<br />

AJK Agrarisch Jongeren Kontakt<br />

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur<br />

ANV Agrarische Natuur Vereniging<br />

AOC Agrarische Opleidings Centra<br />

ARB AkkerRandenbeheer Brabant<br />

As Arseen<br />

AWZI AfvalWater ZuiveringsInstallatie<br />

Bbk Besluit Bodemkwaliteit<br />

BMF Brabantse Milieu Federatie<br />

BMW Beslisinstrument Maatregelen Waterkwaliteit<br />

BTO BedrijfsTak Onderzoek van de drinkwaterbedrijven<br />

CAH Christelijke Agrarische Hogeschool<br />

CDM Commissie van Deskundigen Meststoffenwet<br />

CLM Centrum voor Landbouw en Milieu<br />

COST CoOperation in Science and Technology<br />

CoP Community of Practice; a group of people all involved in a shared practice]<br />

CWK Alterra-Centrum Water en Klimaat<br />

DGW Directoraat-Generaal Water; valt onder Ministerie van I&M [VenW]<br />

DLG Dienst Landelijk Gebied<br />

DLV Dienst Landbouw Voorlichting<br />

DOVE Diffuse belasting Oppervlaktewater uit de Veehouderij<br />

ECHA Europees Agentschap voor CHemische Stoffen<br />

E,L&I Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie<br />

ESG Environmental Science Group<br />

ESS[-CC] Earth System Science [and Climate Change]<br />

Fe ijzer<br />

FOI Function of Innovation; Innovatie systeem functie<br />

FVG Fosfaat Verzadigings Graad<br />

GET/GEP Goede Ecologische Toestand/Goed Ecologisch Potentieel<br />

GKC platform Groene Kennis Coöperatie<br />

GLB Gemeenschappelijk Landbouw Beleid<br />

GmbH Gesellschaft mit beschränkter Haftung (Duits): naamloze vennootschap<br />

HAS Hogere Agrarische School<br />

HHR Hoogheemraadschap<br />

IHE Instituut for Water Education<br />

I&M Ministerie van Infrastructuur en Milieu<br />

ILG Investeringsbudget Landelijk Gebied = subsidieregeling<br />

ILVO Instituut voor Landbouw en VisserijOnderzoek [B]<br />

IPO Inter Provinciaal Overleg<br />

IPW International Phosphorus Workshops<br />

KMS Kennis Moet Stromen<br />

KRW Kader Richtlijn Water<br />

KRW-IP Kader Richtlijn Water- Innovatie Programma<br />

Ksp Konstante voor oplosbaarheidsproduct<br />

KWR KWR Watercycle Research Institute<br />

LAC Landbouw Advies Commissie milieukritische stoffen<br />

LAP Landelijk Afvalbeheer Plan<br />

LBI Louis Bolk Instituut<br />

LIB Landbouw Innovatie Brabant<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 9


LLTB Limburgse Land- en Tuinbouw Bond<br />

LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit<br />

LOTV Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij<br />

Mg/kg ds Milligram per kilogram droge stof<br />

MKBA Maatschappelijke Kosten Baten Analyse<br />

MMM Masterplan Mineralen Management<br />

NAV Nederlandse Akkerbouw Vakbond<br />

NEN Nationaal Normalisatie instituut<br />

NGO Niet-Gouvernementele Organisatie<br />

NMI Nutriënten Management Instituut<br />

NMV Nederlandse Melkveehouders Vakbond<br />

NVWV Nederlandse Vereniging voor Weide- en Voederbouw<br />

OVO Onderzoek Voorlichting Onderwijs<br />

PBL Plan Bureau voor de Leefomgeving [mei 2008 ontstaan uit Ruimtelijk Planbureau<br />

en het Milieu- en Natuurplanbureau NMP]<br />

PPO Praktijkonderzoek Plant & Omgeving<br />

PRI Plant Research International<br />

PSG Plant Science Group<br />

P.U.S. Produktions- und UmweltService GmbH<br />

REACH Europese verordening voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictive van<br />

CHemische stoffen [EG 1907/2006]<br />

RIONED Stichting RIONED: platform voor de riolerings zorg in Nederland. Hierin<br />

participeren overheden, bedrijven en onderwijs instellingen.<br />

RIVM RijksInstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne<br />

RIWA vereniging van RivierWAterbedrijven<br />

RIZA Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling; nu<br />

opgenomen in de Waterdienst<br />

RWS RijksWaterStaat<br />

RWZI RioolWater ZuiveringsInstallatie<br />

SERA Southern Extension Research Activity<br />

SGBP StroomGebied BeheerPlan<br />

SEM Scanning Electron Microscope; een soort elektronenmicroscoop, die beelden<br />

maakt van een monster door te scannen met een hoog-energetische bundel van<br />

electronen<br />

STOWA Stichting voor Toegepast Wateronderzoek<br />

TCB Technische Commissie Bodem<br />

TIS Technologisch Innovatie Systeem<br />

TU Technische Universiteit<br />

UU Universiteit Utrecht<br />

UvW Unie van Waterschappen<br />

VenW/V&W ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten<br />

VROM ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

VVAK hygiënecode Voedsel- en Voederveiligheid AKkerbouw<br />

WCA Wet Chemische Afvalstoffen<br />

WML Waterleiding Maatschappij Limburg<br />

WS WaterSchap<br />

WTR Water Treatment Residual: reststoffen van de drinkwaterbereiding<br />

WUR Wageningen Universiteit en Research<br />

% w/w weight/weight : gewichtsprocent<br />

ZLTO Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie<br />

Page 10 Innovatiesysteemanalyse


1 Introductie<br />

1.1 Achtergrond<br />

Eén van de doelstellingen van de Kader Richtlijn Water [KRW] is het bereiken van de ‘Goede<br />

Toestand’ in oppervlaktewaterlichamen. De toestand van elk oppervlaktewaterlichaam wordt<br />

beoordeeld met behulp van zowel ecologische als chemische classificatie systemen. De<br />

ecologische classificatie bevat naast biologische en hydromorfologische kwaliteitselementen ook<br />

getalswaarden voor de algemeen fysisch-chemische kwaliteitselementen temperatuur, pH,<br />

doorzicht, chloridegehalte, zuurstofhuishouding en de nutriënten stikstof en fosfor. De<br />

oppervlaktewaterlichamen zijn ingedeeld in vier categoriën natuurlijke wateren [meren, rivieren,<br />

overgangswateren en kunstwateren] en 2 categoriën niet-natuurlijke wateren [sterk veranderde<br />

of kunstmatige wateren]. In Nederland zijn er voor de KRW maar liefst 42 natuurlijke watertypen<br />

en 13 kunstmatige watertypen onderscheiden (Molen & Pot, 2007, p. 2). Voor al deze typen<br />

afzonderlijk zijn [voorlopige] normen vastgesteld voor alle kwaliteitselementen voor het behalen<br />

van de Goede Ecologische Toestand [GET; voor natuurlijke watertypen] of het Goed Ecologisch<br />

Potentieel [GEP; voor sterk veranderde en kunstmatige wateren]. Voor fosfor kan de GET<br />

variëren van 0.03 tot 0.14 mg P/l (Molen & Pot, 2007, p. 359 Bijlage 12, tabel F) en de GEP van<br />

0.04 tot 0.50 mg P/l (Evers, van den Broek, Buskens, & van Leerdam, 2007 Bijlage 8, tabel B8.26)<br />

In deze afstudeerscriptie wordt grofweg 0.15 mg totaal-P/l aangehouden als doelstelling.<br />

1.1.1 Huidige situatie betreffende fosfaat in het milieu<br />

Voor alle oppervlaktewateren moet de kwaliteit formeel in 2015, maar uiterlijk – na maximaal<br />

tweemaal zes jaar uitstel – in 2027 als ‘goed’ gekwalificeerd kunnen worden (PBL, 2008a, p. 10).<br />

Naast de kunstmatige inrichting zijn de relatief hoge concentraties fosfaat en stikstof in de<br />

Nederlandse regionale oppervlaktewateren een beperkende factor voor ecologische kwaliteit.<br />

In Figuur 1 is de situatie voor fosfor weergegeven in respectievelijk Nederland in de periode<br />

2000-2005 [links] en de provincie Noord-Brabant in 2009 [rechts].<br />

1 http://krw.ncgi.nl/portaal/?q=krw/basis/2009/kaart<br />

Figuur 1 links: Landelijk beeld van de fosforconcentraties per<br />

meetlocatie in regionaal oppervlaktewater, gemiddelden voor de<br />

periode 2000-2005 (Bron: MNP, 2007, p. 84)<br />

rechts: Oordelen waterlichamen in de provincie Noord-Brabant<br />

voor ecologische toestand mbt. P [Bron: KRW portaal,<br />

basisgegevens 2009 1 ]<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 11


Hieruit blijkt, dat een groot aantal waterlichamen nog niet aan de GET of GEP voldoen.<br />

Een gedeelte van het fosfor is afkomstig van bovenstroomse gebieden in het buitenland, maar<br />

de hoeveelheid is vaak niet goed bekend. Als men alleen kijkt naar de binnenlandse bronnen<br />

voor fosforbelasting in het oppervlaktewater zoals opgenomen in de Emissieregistratie, dan<br />

kunnen deze onderscheiden worden in rioolwaterzuiveringsinstallaties *RWZI’s+, industrie,<br />

landbouw [direct], af- en uitspoeling landbouwgrond, af- en uitspoeling natuurgrond, en overig<br />

communaal [zie ook Bijlage I– niveau I]. Met landelijke kengetallen en modellen komt men op<br />

een verdeling van ongeveer 30-45% afkomstig van RWZI’s en stedelijk gebied, 5-15%<br />

achtergrond belasting [natuur en ondergrond] en 40-60% afkomstig uit de landbouw. Een<br />

bronnenanalyse, gebaseerd op cijfers uit het gebied zelf, geeft vaak een afwijkend beeld, zoals<br />

bijvoorbeeld duidelijk werd bij de gebiedspilot van de Rietkreek [zie Figuur 2]. Het is dus van<br />

belang om de situatie per gebied te bekijken, want de variatie kan groot zijn.<br />

Figuur 2 links: procentuele verdeling van de P-belasting op oppervlaktewater in 2005, afkomstig van<br />

binnenlandse bronnen [Bron: Alterra, 2008, ihkv bronnenanalyse 2 ]<br />

rechts: Bronnenanalyse uit de gebiedspilot van de Rietkreek in West-Brabant volgens<br />

gebiedscijfers in 2008 (Brabantse-Delta, 2009)<br />

Het door Rijkswaterstaat [RWS] en de regio’s voorgestelde maatregelpakket bestaat<br />

voornamelijk uit maatregelen, die zijn gericht op de ecologische doelstellingen zoals herstel en<br />

verbetering van de inrichting van het watersysteem [oa. natuurvriendelijke oevers,<br />

hermeandering en verlagen van uiterwaarden] en het terugdringen van de emissie van<br />

nutriënten naar oppervlaktewater om eutrofiëring te verminderen.<br />

De “Decembernota 2006” (VenW, LNV, & VROM, 2006, p. 65) stelt dat brongerichte maatregelen<br />

prioriteit hebben bij de aanpak van de eutrofiëring. Maatregelen in de waterketen zijn gericht op<br />

riooloverstorten en het verder verbeteren van de prestaties van de RWZI’s. Hierdoor zal de<br />

nutriëntenbelasting op oppervlaktewater in 2027, ten opzichte van de ex ante evaluatie KRW,<br />

voor fosfaat afnemen met 16% en met 25% voor stikstof. Hierdoor zal het relatieve aandeel in<br />

de nutriëntenbelasting afkomstig van de landbouw stijgen naar ongeveer 75% van het totaal<br />

(PBL, 2008a, p. 18 en 22).<br />

2 http://www.stowa.nl/Uploads/Oscar%20Schoumans%20(Alterra).pdf<br />

Page 12 Innovatiesysteemanalyse


1.1.2 Transportroutes en mogelijke manieren om hierop in te grijpen<br />

Maatregelen om fosfaatbelasting van het oppervlaktewater vanuit de landbouw tegen de gaan<br />

zijn in te delen in een aantal categorieën op basis van de plaats waar ze ingrijpen. Ten eerste valt<br />

er onderscheid te maken in puntbronnen en diffuse bronnen; in dit verslag zijn de diffuse<br />

bronnen relevant. Bij deze groep kunnen de maatregelen weer worden onderverdeeld in<br />

brongerichte, procesgerichte en effectgerichte maatregelen (Bijlage I – niveau II). In Bijlage II zijn<br />

een groot aantal, uit de literatuur verzamelde, maatregelen weergegeven, ingedeeld in<br />

verschillende categorieën.<br />

Brongerichte maatregelen om de belasting vanuit de landbouw te reduceren zijn bijvoorbeeld:<br />

mestvrije zones, wijziging van de landbouwfunctie, fosfaatarm voeren, nieuwe teeltsystemen,<br />

verandering van mestgebruik [verbeterde mesttoedieningstechnieken, precisiebemesting<br />

kunstmest en mestverwerking], en verandering van mestbeleid.<br />

Het voorgenomen mestbeleid levert (samen met de verbeteringen in de RWZI’s) echter maar<br />

een kleine verandering van de fosforconcentraties in het regionale oppervlaktewater op [zie<br />

Figuur 3]. Volgens de ex ante evaluatie KRW zal 40% van de sloten en 50% van de beken in 2027<br />

nog steeds niet aan de doelconcentraties voldoen (PBL, 2008a, p. 17 and 87). Generiek<br />

mestbeleid en fosfaatgift volgens bemestingsadvies is nodig om verder opbouw van de<br />

fosforvoorraad te voorkomen en daarmee de nutriëntenbelasting op langere termijn te<br />

verminderen. Het is echter moeilijk om de fosfaatbelasting vanuit de landbouw op kortere<br />

termijn te verminderen vanwege de nalevering vanuit de bodemvoorraad, die is opgebouwd<br />

door de hoge historische belasting [ondiepe en diepe uitspoeling].<br />

Figuur 3 Verwachte mediane<br />

fosforconcentraties per grondsoort in<br />

landbouwwateren in de periode<br />

2015-2030 tov de indicatieve GEPdoelen<br />

voor sloten en beken. Er is<br />

gerekend met het voorgenomen<br />

beleid van fosfaatevenwichtsbemesting<br />

in 2015.<br />

Om de fosforconcentraties in landbouwwateren op korte termijn te verminderen, moeten<br />

verdergaande procesgerichte of effectmaatregelen in overweging genomen worden.<br />

Effectgerichte maatregelen grijpen in op de nutriëntenconcentraties in het oppervlaktewater.<br />

Het is mogelijk dat maatregelen zoals vloeivelden of helofyten filters, uitbaggeren en<br />

vegetatiebeheer, of het toepassen van technieken uit de afvalwaterzuivering in staat zijn om de<br />

nutriëntenbelasting te verminderen. Dit is echter nog erg onzeker en de geschatte kosten zijn<br />

aanzienlijk (PBL, 2008b, p. 9 en 18; C. L. van Beek, Clevering, Kater, & van Reuler, 2003).<br />

Procesgerichte maatregelen [ook wel padmaatregelen genoemd] zijn gebaseeerd op het<br />

onderscheppen van fosfaat op de transportroute vanaf het landbouwperceel naar het<br />

oppervlaktewater toe. Bij verschillende omstandigheden, zoals helling (inclusief bolheid van<br />

percelen), bodemsoort (infiltratiecapaciteit), grondwaterstand, seizoensinvloeden (neerslag-<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 13


overschot), intensiteit van de neerslag en landgebruik (bodembedekking), zullen de<br />

verschillende transportroutes [zie Figuur 4] meer of minder invloed hebben. In Tabel 1 is ook<br />

globaal aangegeven welke transportroute van belang is onder verschillende omstandigheden.<br />

Figuur 4 Schematische weergave<br />

van de transportroutes binnen<br />

het bedrijf en de interactie met<br />

het regionale watersysteem (F. J.<br />

E. v. d. Bolt, et al., 2008, p. 41)<br />

Gedurende lange tijd is aangenomen, dat fosfaat sterk gebonden wordt aan de bodem en niet of<br />

nauwelijks uitspoelt. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw heeft men vastgesteld, dat vanuit<br />

fosfaatverzadigde gronden fosfaat kan lekken naar het oppervlaktewater door [on]diepe<br />

uitspoeling. Pas na 2000 is er een paradigmaverschuiving opgetreden, toen de lokale snelle<br />

afvoer van fosfaat steeds belangrijker werd geacht (Oenema, 2008; van Slobbe, 2009). Er waren<br />

al enkele tientallen jaren wetenschappelijke artikelen verschenen over snelle transportroutes<br />

van nutriënten, vooral vanuit de USA [met name A. Sharpley], Engeland, Ierland en Scandinavië,<br />

maar deze route kreeg in Nederland weinig belangstelling. Zo werd er in 1998 aangegeven dat<br />

tijdens stortbuien tot 90% van de totale N belasting door oppervlakkige afspoeling in het<br />

oppervlaktewater terecht kan komen, maar ook dat dit in vlakke gebieden –zoals Nederland –<br />

een relatief verwaarloosbare transportroute is (Oenema & Roest, 1998, pp. 20-21).<br />

Tabel 1 Karakterisering van transportroutes van N en P naar het oppervlaktewater (Bron: C. L. van Beek,<br />

et al., 2003, p. 19)<br />

Transportroute N/P omstandigheden Schaalniveau<br />

Oppervlakkige afspoeling/ erosie NP Hellingen, klei Perceel<br />

Ondiepe uitspoeling NP Klei, veen, beekdalen Perceel<br />

Diepe uitspoeling/lokale kwel NP Zand Stroomgebied<br />

Regionale kwel NP Klei, veen Stroomgebied overschrijdend<br />

Interne eutrofiëring P Veen Stroomgebied<br />

Nalevering uit sediment P Klei, veen In oppervlaktewater<br />

Depositie N Veehouderij Stroomgebied + stroomgebied<br />

overschrijdend<br />

In 1998 is door onder andere het toenmalige Ministerie van LNV en STOWA een<br />

onderzoeksproject opgestart met als doel om meer meetgegevens te krijgen over de<br />

nutriëntenbelasting van oppervlaktewater uit graslandpercelen en inzicht te krijgen in<br />

nutriëntenbronnen en transportroutes. Dit is uitgevoerd tot en met 2007 onder de naam DOVE<br />

Page 14 Innovatiesysteemanalyse


(Diffuse belasting Oppervlaktewater uit de Veehouderij). Conclusies van dit onderzoek waren<br />

dat de relatief snelle transportroute surface run-off een groot deel van de fosforbelasting in het<br />

oppervlaktewater bij zand- en kleigrond zou kunnen verklaren en dat “hierbij met aanvullende<br />

maatregelen nog behoorlijke winst te behalen valt” (van de Weerd, Torenbeek, & Vergouwen,<br />

2007, pp. 35, 39, 47). Door in te grijpen in de route van oppervlakkige afspoeling zou een<br />

aanzienlijke vermindering van het fosforgehalte van het oppervlaktewater kunnen worden<br />

bereikt door de uitvoering van relatief goedkope maatregelen, die gemakkelijk in te passen zijn<br />

in de agrarische bedrijfsvoering.<br />

1.1.3 KRW Innovatieprogramma<br />

De (strategische) Maatschappelijke Kosten Baten Analyse [MKBA] van de KRW, uitgevoerd in<br />

2006 door VenW Rijkswaterstaat/RIZA, heeft aangegeven dat er op dat moment onvoldoende<br />

kosten-effectieve maatregelen voorhanden zijn om de nutriëntenemissies terug te dringen.<br />

Daarom kon het niet worden gerechtvaardigd om te beslissen over aanvullende generieke<br />

maatregelen; er zijn innovatieve en kosteneffectieve maatregelen nodig. De overheid heeft het<br />

initiatief genomen om in 2007 een subsidieprogramma te creëren, het zogenaamde<br />

“Innovatieprogramma KRW” (VenW, et al., 2006, pp. 12-14, 66-69), wat opgenomen is in het<br />

Innovatieprogramma “Mobiliteit en water” van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

(Innovatieberaad_Mobiliteit&Water, 2006, pp. 119-121; VenW, 2008a, 2009). In het<br />

“Innovatieprogramma KRW” is 75 miljoen euro ter beschikking gesteld voor innovaties waarmee<br />

de norm voor de waterkwaliteit effectief zou kunnen worden gehaald; een deel hiervan is<br />

toegekend aan landbouw-gerelateerde projecten. Het richt zich op het stimuleren van<br />

innovatieve projecten, die niet of onvoldoende opgepakt worden [door de markt] vanwege de<br />

hoge risico’s en/of het ontbreken van een directe probleemeigenaar. Kennisontwikkeling en<br />

vooral ook praktijkgerichte projecten, die uitstijgen boven de maatregelen die al genomen<br />

worden, zijn mogelijk. De projecten zijn beoordeeld op de beleidsopgave voor de KRW<br />

(verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit versus de kosten), de vernieuwendheid en de<br />

opschaalbaarheid van de resultaten 3 . In de tweede generatie stroomgebieds-beheersplannen<br />

[SGBP] wil de overheid graag maatregelen opnemen, die in samenwerking met de<br />

landbouwsector en waterbeheerders zijn ontwikkeld. Dit is belangrijk, aangezien dan de kans<br />

groter is, dat de innovaties ook echt in de praktijk zullen worden toegepast.<br />

De ervaring heeft echter geleerd, dat het niet gemakkelijk is om inventies in de praktijk toe te<br />

passen. Steeds weer blijkt de doorstroming van kennis uit projecten een knelpunt, maar ook de<br />

beleidsmatige doorwerking is was matig (O. Clevering, Bakker, Zeeman, Talsma, & Rijk, 2010, p.<br />

6). De toenmalige Ministeries van Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuur en<br />

Voedselkwaliteit [LNV] en de Stichting voor Toegepast Water Onderzoek [STOWA] hebben<br />

daarom het project “Kennis moet stromen” opgezet, dat overkoepelend is aan de<br />

landbouwgerelateerde projecten in het “KRW Innovatieprogramma” [KRW-IP]. Het doel van<br />

“Kennis moet stromen” [KMS] is om activiteiten te organiseren, die leiden tot meer<br />

kennisuitwisseling tussen de verschillende projecten. “Daarnaast zal KMS de deelnemende<br />

projecten stimuleren hun kennis beter te laten doorstromen naar eindgebruikers” *agrariërs,<br />

agribusiness, overheden en onderwijs]. Beoogde resultaten zijn het ontwikkelen van<br />

maatregelen die echt kunnen worden toegepast, het creëren van draagvlak voor de<br />

maatregelen, het genereren van spin-off naar beleidsmakers en het adviseren van overheden<br />

over hoe succesvolle innovaties kunnen worden gestimuleerd (O. Clevering, et al., 2010, p. 7).<br />

3 http://www.senternovem.nl/krw/index.asp<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 15


1.2 Probleemstelling<br />

In de eerste tender (2008-2011) van het “Innovatieprogramma KRW” zijn er achttien landbouwgerelateerde<br />

projecten toegelaten (O. Clevering, et al., 2010 Annex I); de initiatieven omvatten<br />

onder andere natuurlijke zuiveringssystemen (helofyten filters, vloeivelden), nieuwe teelten of<br />

teeltsystemen, innovaties in bedrijfsvoering (zoals beslissingsondersteunende systemen en<br />

zuiveringstechnologie voor drain water), peilgestuurde drainage en de aanpak van de<br />

nutriëntenkringloop om emissies te reduceren.<br />

Zoals verwoord in een brochure van “Kennis moet stromen”: ‘Het KRW Innovatieprogramma is<br />

geslaagd als de landbouwsector de ontwikkelde innovatieve maatregelen straks in de praktijk<br />

brengt’ (O. Clevering, et al., 2010, p. 6). Verder geven zij aan, dat één van de beoogde doelen is<br />

dat de deelnemende projecten de overheden adviseren over hoe zij succesvolle innovaties<br />

kunnen stimuleren. Het is van belang, dat er een omgeving wordt gecreëerd waarin de<br />

ontwikkeling van bestaande en nieuwe ideeën wordt vergemakkelijkt en waarin ze breed<br />

toepasbaar kunnen worden [sociale/maatschappelijke opschaling].<br />

Alhoewel de initiatieven zowel kennisontwikkeling, praktijkexperimenten,<br />

demonstratieprojecten, eerste-toepassingsprojecten, of een combinatie hiervan omvatten (Voor<br />

definities, zie VenW, 2008a Artikel 3), is een groot deel van de projecten inhoud gedreven,<br />

gericht op de technologische ontwikkeling.<br />

Het lijkt er op dat er het institutionele deel [zowel formeel als informeel] wat onderontwikkeld is<br />

in de projecten en dat er [nog] te weinig aandacht voor is hoe die geschikte omgeving gecreëerd<br />

zou kunnen worden. Reflectie op het gehele innovatiesysteem is hiervoor noodzakelijk.<br />

1.3 Doelstelling<br />

Het doel van dit onderzoek is het monitoren en analyseren van het gehele innovatiesysteem<br />

“fosfor runoff management” zoals zich dat tot nu toe ontwikkeld heeft. Hierdoor is het ook<br />

mogelijk om feedback te geven aan de KRW-Innovatie projecten, die zich met dit onderwerp<br />

bezig houden door aan te geven wat de kansen en knelpunten zijn voor de ontwikkeling van de<br />

innovatie.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 zal het theoretisch kader van mijn onderzoek gepresenteerd worden. De<br />

theorieën rond de verschillende elementen in een socio-technologisch innovatiesysteem,<br />

netwerken, de zeven innovatie-systeemfuncties en de motoren, die kunnen leiden tot het<br />

versnellen van de ontwikkeling van het innovatiesysteem zullen hier worden besproken.<br />

In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksaanpak beschreven. Zowel het conceptueel kader, de<br />

afbakening van het onderzoek, de dataverzameling en de innovatiesysteemanalyse komen<br />

hierbij aan de orde.<br />

De eigenlijke resultaten, namelijk de transcripten van de interviews, staan op de bijgeleverde<br />

CD. De resultaten van de informatie, genoemd in de interviews [en bijeenkomsten], geverifieerd<br />

en onderbouwd met de documentenanalyse, worden weergegeven in de komende vijf<br />

hoofdstukken.<br />

Eerst wordt er een ‘foto’ gemaakt van het socio-technologisch innovatiesysteem op dit moment.<br />

De vier structurele componenten van het innovatiesysteem worden onderzocht in de volgende<br />

hoofdstukken:<br />

Page 16 Innovatiesysteemanalyse


De verschillende actoren, die van belang zijn voor het innovatiesysteem, worden geïntroduceerd<br />

in hoofdstuk 4. Hun perceptie van het probleem en de mogelijke oplossingsrichtingen – voor<br />

zover duidelijk geworden in het onderzoek – zal worden beschreven.<br />

In hoofdstuk 5 worden de lezers verder geïnformeerd over de technologie, die in dit geval de<br />

fosfaatbindende materialen en de toepassingsmogelijkheden omvat.<br />

De bestaande actornetwerken worden in kaart gebracht in hoofdstuk 6. De aard van de<br />

interactie tussen de actoren– of het (nog) ontbreken ervan – zal worden bekeken.<br />

De formele instituties zullen worden behandeld in hoofdstuk 7. Wet- en regelgeving met<br />

betrekking tot water, bodem, mest- en afvalstoffen en voedselkwaliteit wordt beschreven voor<br />

zover het van belang is voor dit specifieke onderzoeksthema. Tevens wordt er kort stilgestaan bij<br />

de invloed van de afnemers van de producten van de agrarisch ondernemers.<br />

Aan het einde van elk van deze hoofdstukken staat een korte samenvatting in een blauw kader.<br />

Daarna wordt de dynamiek van het innovatiesysteem behandeld.<br />

In hoofstuk 8 worden de processen binnen het innovatiesysteem behandeld aan de hand van de<br />

zeven functies van het innovatiesysteem; de term ‘functie’ verwijst naar wat er binnen het<br />

innovatiesysteem moet gebeuren. Van alle zeven zal worden bekeken óf ze aanwezig zijn en zo<br />

ja, in hoeverre ze ontwikkeld zijn.<br />

Alle resultaten uit de bovenstaande vijf hoofdstukken zullen worden geanalyseerd in hoofdstuk<br />

9. Er wordt gekeken welke actoren al aanwezig zijn en welke nog niet, die wél cruciaal zijn voor<br />

de verdere ontwikkeling. Verder zullen er antwoorden gezocht worden op de vraag hoe de<br />

huidige samenwerkingsverbanden en arena’s functioneren en welke benut zouden<br />

kunnen/moeten worden. Van de relevante instituties zal worden onderzocht of ze de<br />

ontwikkeling van de innovatie [mogelijk] belemmeren of kansen kunnen bieden.<br />

In de casus wordt een korte beschrijving gegeven van de ontwikkeling van het innovatiesysteem<br />

tot heden. Er wordt gekeken óf er al een innovatiemotor voldoende draait en zo ja, welke.<br />

In de discussie, hoofdstuk 10, zal een reflectie gegeven worden op [waarde van] de gebruikte<br />

theorieën. Hoe goed zijn ze van toepassing op deze innovatie en wat wordt er mogelijk nog<br />

gemist.<br />

Conclusies over de structuur en de dynamiek van het bestudeerde innovatiesysteem worden<br />

kort weergegeven in hoofdstuk 11, waarna er in hoofdstuk 12 enkele aanbevelingen voor verder<br />

onderzoek gedaan worden.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 17


Page 18 Innovatiesysteemanalyse


2 Theoretisch kader<br />

In mijn afstudeerscriptie wil ik een duidelijk onderscheid maken tussen inventie en innovatie. De<br />

formulering van een nieuw idee voor een product is een uitvinding/inventie of een vondst. Mijn<br />

definitie van een innovatie omvat zowel de inventie als de toepassing in de praktijk. Dus de term<br />

‘innovatie’ omvat behalve de inventie zelf ook zowel de technische opschaling [bijvoorbeeld van<br />

labschaal naar respectievelijk pilotinstallatie en industriële schaal] als de sociaalmaatschappelijke<br />

opschaling *het ‘gewoon/alledaags’ worden van de toepassing].<br />

Het wordt steeds meer erkend, dat duurzaamheid alleen kan worden bereikt, wanneer het<br />

volledige socio-technologische system wordt gewijzigd; dit omvat niet alleen de technologie,<br />

maar ook de instituties, culturele waarden, regels en voorschriften eromheen (Hegger, et al.,<br />

2007, pp. 729-730). Het is dan ook belangrijk om – wanneer men een innovatie bestudeert –<br />

“niet alleen de nieuwe technologie in de strikte zin van het woord te beschouwen, maar de<br />

ontwikkeling van de technologie in interactie met het systeem waarin de technologie is ingebed”<br />

(M. P. Hekkert, et al., 2007, p. 414).<br />

2.1 Innovatiesysteem benadering<br />

Definitie van ‘innovatie’<br />

“Diffusion of new technologies/practices or growth of an emerging innovation system, so it<br />

becomes part of the existing regime”<br />

(vrij vertaald: verspreiding van nieuwe technologieën ofwel groei van een opkomend<br />

innovatiesysteem, zodat het deel wordt van het bestaande praktijk)<br />

(M. P. Hekkert, Suurs, Negro, Kuhlmann, & Smits, 2007, pp. 415-416)<br />

“De Innovatie Systeem [IS] benadering is [...] ontwikkeld om alle maatschappelijke subsystemen,<br />

actoren en instituties te analyseren, die op de een of andere manier, direct of indirect, al dan niet<br />

bewust/opzettelijk, bijdragen aan de opkomst of de ontwikkeling van een innovatie” (M. P.<br />

Hekkert, et al., 2007, p. 414). Dergelijke innovatie systemen [IS] kunnen worden gerelateerd aan<br />

een geografisch gebied [Nationaal Innovatie Systeem, NIS], aan een specifieke sector [Sectoraal<br />

Innovatie Systeem, SIS], of aan een technologisch systeem. Carlsson en Stankiewicz (1991, p.<br />

111) definieerde een Technologisch Systeem als: “een netwerk van actoren, die op elkaar<br />

inwerken op economisch/industrieel gebied onder een bepaalde institutionele infrastructuur [...]<br />

en die betrokken zijn bij de productie, verspreiding, en het gebruik van de technologie.<br />

Technologische systemen worden eerder gedefinieerd in termen van kennis/deskundigheids<br />

stromen dan van stromen van gewone goederen en diensten. Ze bestaan uit dynamische kennis<br />

en competentie netwerken.” Geels (2004, p. 898) is van mening, dat deze definitie teveel beperkt<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 19<br />

or<br />

“The bringing about of wider changes at the level of socio-technical regimes”<br />

(vrij vertaald: het tot stand brengen van bredere veranderingen op het niveau van sociotechnische<br />

systemen)<br />

(Hegger, Van Vliet, & Van Vliet, 2007, p. 730)


is tot de sociale systemen; de materiële aspecten van het systeem zouden meer in het concept<br />

moeten worden meegenomen. De definitie van een Technologisch Innovatie Systeem [TIS]<br />

volgens Bergek et al. (2008, p. 408) is “een socio-technisch systeem gericht op de ontwikkeling,<br />

verspreiding en het gebruik van een bepaalde technologie (in termen van kennis, product of<br />

beide)” wat meer specifiek zowel het voorwerp als de kennis omvat. Deze TIS benadering kan<br />

zowel geografische als sectorale dimensies doorsnijden, maar het heeft als voordeel dat het<br />

aantal actoren, netwerken en betrokken instituties kleiner is; dit vermindert de complexiteit.<br />

Een TIS kan beschreven worden door een aantal elementen, de zogenaamde structurele<br />

componenten (Alkemade, Kleinschmidt, & Hekkert, 2007, p. 141; Bergek, et al., 2008, pp. 413-<br />

414; Jacobsson & Johnson, 2000, pp. 629-630):<br />

Actoren en hun competenties; dit omvat niet alleen de actoren in de hele<br />

toeleveringsketen, de universiteiten en de onderzoeksinstellingen, maar ook de<br />

overheidsinstanties, invloedrijke belangengroepen, organisaties die besluiten nemen<br />

over normen, etc. Het is belangrijk om zowel de leveringskant als de vraagkant<br />

(gebruikersomgeving) mee te nemen. Dit geeft aan dat de focus niet alleen gericht is op<br />

de innovatie zelf, maar ook op het gebruik en de funtionaliteit (Geels, 2004, p. 898)<br />

Netwerken: er bestaan verschillende typen netwerken, zowel formele als informele,<br />

bijvoorbeeld opgezet om een specifieke taak te volbrengen of voor oriëntatie op de<br />

marktvorming, of professionele netwerken. Het kan belangrijk zijn om deze in kaart te<br />

brengen. Netwerken hebben invloed op percepties. De verschillende aspecten met<br />

betrekking tot de kwaliteit van een netwerk kunnen worden geanalyseerd met behulp<br />

van inzichten uit de sociale netwerk theorie [zie paragraaf 2.2].<br />

Instituties: dit kunnen ‘formele’ instituties zijn, zoals wet- en regelgeving, de<br />

kapitaalmarkt of het onderwijssysteem; maar ook ‘informele’ instituties, zoals cultuur, ‘n<br />

dominante manier van denken, normen of routines/procedures. Instituties zijn van<br />

invloed op de specifieke weg die een technologie aflegt (Jacobsson & Johnson, 2000).<br />

Suurs (2009a, pp. 42, 45-46; 2009b, pp. 9640-9641) geeft, net als Geels [zie hierboven], aan dat<br />

de technologie zelf [bestaande uit het artefact en de materiële infrastructuur waarin het is<br />

geïntegreerd] een cruciaal element is van de TIS structuur. Hieronder kunnen ook dingen vallen<br />

als betrouwbaarheid, kosten en normen, waaraan de technologie moet voldoen.<br />

Deze traditionele methoden van innovatiesysteem benadering, die zich vooral richten op deze<br />

structurele componenten, zijn volgens Hekkert et al. (2007, p. 414) onvoldoende gebleken. Hij<br />

geeft aan, dat het gebruik van de innovatiesysteembenadering twee tekortkomingen heeft:<br />

De meeste analyses zijn quasi statisch en<br />

De verklarende kracht ligt voornamelijk in het deel van de instituties en veel minder op de<br />

acties en het individuele perspectief van de ondernemer.<br />

2.2 [Sociale] Netwerk Analyse<br />

In een innovatiesysteem is de hele leveringsketen [vanaf ontwikkeling en productie tot aan de<br />

uiteindelijke levering aan de eindconsument] van belang. Alle subfuncties [productie, distributie<br />

en gebruik van innovaties] dienen vertegenwoordigd te zijn in een TIS systeem. De benodigde<br />

elementen hiervoor zijn weergegeven in Figuur 5.<br />

Page 20 Innovatiesysteemanalyse


Figuur 5 De basiselementen en middelen van sociaal-technische systemen (Bron: Geels, 2004)<br />

Deze middelen en de invulling van de subfuncties zijn het resultaat van de activiteiten van<br />

menselijke actoren. In de huidige samenleving maken deze actoren deel uit van gespecialiseerde<br />

sociale groepen, die ieder kenmerken delen zoals rollen, verantwoordelijkheden, normen en<br />

percepties. Deze sociale groepen, die ook wel netwerken 4 worden genoemd, zijn weergegeven<br />

in Figuur 6.<br />

Figuur 6 Sociale groepen die het sociaal-technologisch systeem weergeven (Bron: Geels, 2004)<br />

Binnen zo’n groep is een zekere mate van coördinatie; leden van een groep hebben vaak een<br />

eigen taal [jargon], ontmoeten elkaar op bepaalde fora ofwel in een bepaalde arena 5 en lezen<br />

dezelfde tijdschriften en vakbladen.<br />

4 Netwerk: verzameling van stabiele relaties tussen wederzijds afhankelijke actoren (Werkman, 2010)<br />

5 Arena: plaats waar uitwisseling plaats vindt van ideeën over een bepaalde kwestie in specifieke groepen actoren of<br />

netwerken en waar keuzes gemaakt worden over specifieke aspecten van een vraagstuk<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 21


In Figuur 6 staan de verbindingen tussen de groepen ofwel netwerken; het kan dus nog<br />

complexer gemaakt worden door in te zoomen op de actoren binnen de netwerken. Dan vinden<br />

we bijvoorbeeld ook bedrijfstakverenigingen, industrie consortia, normeringsorganen en<br />

kennisinstituten voor een bepaalde bedrijfstak.<br />

Een theorie, die zich bezig houdt met het bestuderen van netwerken, is sociale netwerk analyse.<br />

Deze theorie benadert sociale relaties in termen van knooppunten en verbindingen. De<br />

knooppunten zijn de actoren en de verbindingen zijn de relaties tussen de actoren. Er is een<br />

breed veld van [prestatie-] kenmerken bij betrokken, varierend van invloed/macht en<br />

kennisinbreng tot mobiliteit. Kenmerken van een innovatie-gerelateerd netwerk zijn vooral de<br />

dichtheid, de structuur en het functioneren van het netwerk [kwaliteit van de relaties].<br />

Het centrale idee achter de Innovatiesysteem [IS] benadering is, dat innovatie [inventie en de<br />

verspreiding ervan] zowel een individueel [competentie opbouw] als een collectief handelen<br />

[leren in netwerken] is [Edquist, 2001 uit (M. P. Hekkert, et al., 2007)]. Strategisch Niche<br />

Management [SNM] literatuur benadrukt het belang van brede en diverse netwerken van<br />

maatschappelijke actoren voor een succesvolle ontwikkeling van duurzame technologieën; het<br />

experimenteren en leren in niche experimenten moet een interactief proces zijn.<br />

Er zijn twee benaderingen, die de relatie tussen netwerken en innovatie nader beschouwen [pijl<br />

‘A’ in Figuur 7]:<br />

Connectionistische visie: een netwerk is een set van verbindingen, waardoor middelen<br />

zoals kennis en informatie kan stromen. De indruk bestaat dat hoe intensiever de<br />

netwerkactiviteiten zijn en hoe groter het aantal betrokken actoren, des te<br />

gemakkelijker de informatie en de kennis kan circuleren en hoe groter de kans is dat de<br />

innovatie zich zal ontwikkelen (Caniels & Romijn, 2008, p. 616).<br />

Structuur visie: de aard en de kwaliteit van de interacties en de topologie [i.e. structuur<br />

van het netwerk] zijn van invloed op de prestatievermogen. Granovetter<br />

beargumenteert dat relatief losse, open netwerken met verbindingen met partijen<br />

buiten het netwerk, er meer toe geneigd zijn om nieuwe ideeën te genereren dan kleine,<br />

hechte netwerken met veel redundante banden (Granovetter, 1983, p. 202 en 216).<br />

Figuur 7 De relatie tussen netwerken en succesvolle innovaties vanuit het perspectief van de sociale<br />

netwerk theorie (Bron: Caniels & Romijn, 2008).<br />

In de literatuur over sociale netwerk analyse worden ook de indirecte verbanden tussen netwerk<br />

relaties en/of structuren en de innovatieprestaties verder uitgewerkt:<br />

Verband tussen netwerken en leren (pijl ‘B’ in Figuur 7): de partijen voegen waarde toe<br />

aan elkaars kennis wanneer hun kennis voldoende verschilt van elkaar, terwijl ze<br />

tegelijkertijd een zekere mate van affiniteit en absorptievermogen nodig hebben om<br />

effectief te kunnen communiceren. Dit verschijnsel wordt aangeduid met ‘relationele of<br />

cognitieve nabijheid’. Voorbeelden van zulke ‘vergelijkbare anderen’ zijn<br />

Page 22 Innovatiesysteemanalyse


netwerkstructuren tussen verschillende bedrijven [bijvoorbeeld door R&D<br />

samenwerkingsverbanden] of mensen, die betrokken zijn bij een gemeenschappelijke<br />

activiteit in een Community of Practice [CoP; i.e. een groep mensen, die allemaal<br />

betrokken zijn bij een gezamenlijke activiteit].<br />

Link, die uitdrukt dat netwerken de innovatie performance beïnvloeden door middel van<br />

de vorming en convergentie van verwachtingen en meningen (pijl ‘C’ in Figuur 7): in<br />

groepsprocessen, zoals in de Community-of-Practice benadering, beïnvloeden individuen<br />

elkaar zodanig door interactie en het delen van informatie en kennis, dat zich homogene<br />

overtuigingen ontwikkelen.<br />

Netwerk analyse kan van belang zijn voor beleidsvorming door cruciale actoren en schakels in de<br />

innovatienetwerken aan te wijzen. Beleidsmakers kunnen dan de kansen voor potentieel<br />

succesvolle technologische innovaties vergroten door zich te richten op specifieke actoren en<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

2.3 Dynamiek van het innovatiesysteem<br />

Vaak acht men het noodzakelijk om zowel de snelheid als de richting van innovaties en<br />

veranderingen te beïnvloeden. Aangezien dit een dynamisch proces is, is er ook een dynamische<br />

benadering van het innovatiesysteem nodig om het te begrijpen en om beter in staat te zijn om<br />

de richting te sturen.<br />

Een methode, die zich richt op de processen die belangrijk zijn voor goed presterende<br />

innovatiesystemen, is die van Hekkert et al (2007) en Alkemade et al (2007). Het centrale idee is<br />

dat de analyse zich moet richten op het systematisch in kaart brengen van activiteiten.<br />

Activiteiten zijn bijvoorbeeld nieuwe wetten, de toegang van nieuwe actoren of andere<br />

gebeurtenissen die het karakter van een innovatiesysteem in de loop van de tijd veranderen.<br />

Deze activiteiten hebben de functie om bij te dragen aan het doel van het innovatiesysteem (het<br />

voortbrengen/ontwikkelen, de toepassing, en de verspreiding van een innovatie); vandaar de<br />

naam ‘innovatiesysteemfuncties’. Op basis van literatuur en verschillende empirische studies,<br />

stellen Hekkert et al (2007) voor om de volgende reeks van functies toe te passen:<br />

Experimenteren door ondernemers (FOI1): de rol van de ondernemer is om het potentieel<br />

van nieuwe kennis in concrete acties om te zetten om nieuwe bedrijfskansen te genereren.<br />

Met ondernemers worden hier de ondernemers bedoeld, die omzet willen genereren met<br />

de nieuwe technologie; in Figuur 5 en Figuur 6 zitten deze dan ook aan de productiekant<br />

van het systeem. Hun [risicovolle] experimenten zijn nodig om om te gaan met grote<br />

onzekerheden en meer kennis te verzamelen over het functioneren onder verschillende<br />

omstandigheden. Zo kan de ondernemer ook het systeem om hem heen beïnvloeden.<br />

Tevens kunnen reacties van consumenten, toeleveranciers en overheid worden<br />

geëvalueerd. Zonder ondernemers is er eigenlijk nog geen sprake van een<br />

innovatiesysteem, maar van een ‘onderzoek- en ontwikkelingssysteem’ (M. Hekkert &<br />

Ossebaard, 2010, p. 64).<br />

Kennisontwikkeling (FOI2): leermechanismen zijn de kern van een innovatieproces. Het<br />

zoekend leren (‘learning by searching’) betreft zuiver wetenschappelijk onderzoek en<br />

toepassingsgericht onderzoek, wat plaatsvindt aan universiteiten en<br />

onderzoeksinstellingen. ‘Learning by doing’ (ervaringsleren) is het kennis vergaren door de<br />

technologie in de praktijk te gebruiken; kennis, die niet in een laboratorium wordt<br />

verkregen, maar van de gebruiker die geconfronteerd wordt met de minpunten. Innovaties<br />

ontstaan niet alleen maar door totaal nieuwe kennis, maar vaak ook door het<br />

samenbrengen van bestaande stukjes kennis (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 67).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 23


Kennisuitwisseling in netwerken (FOI3): De primaire functie van netwerken is, volgens<br />

Carlsson en Stankiewicz (1991), de uitwisseling van informatie. Netwerk activiteiten kunnen<br />

worden beschouwd als een voorwaarde voor interactief leren (‘learning by interacting’); in<br />

gebruikers-producenten netwerken kunnen activiteiten beschouwd worden als ‘leren door<br />

gebruiken’. Voor de groei van het innovatiesysteem is dit vooral belangrijk in heterogene<br />

groepen, waarin R&D overheden, concurrenten en de markt ontmoet. Hierdoor kan zich<br />

wederzijds begrip ontwikkelen.<br />

Richting geven aan het zoekproces (FOI4): Deze functie is een vorm van selectie om de<br />

beschikbare middelen verder te kunnen verdelen. De functie kan worden vervuld door de<br />

aanjagers [wetenschappers, industrie], selectoren [de overheid, bekende gevestigde partij,<br />

die duidelijk maakt er toekomst in te zien], maar ook door actoren die niet direct betrokken<br />

zijn bij de ontwikkeling en toepassing van de nieuwe technologie, zoals bivoorbeeld milieuorganisaties<br />

(M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 71). De betrokkenen kunnen zelf de<br />

gewenste acties ondernemen. De activiteiten kunnen de wensen, behoeften en<br />

verwachtingen van partijen in en om het innovatiesysteem omtrent de nieuwe technologie<br />

duidelijker en zichtbaarder maken. De richting kan positief zijn; het stimuleren door een<br />

sterke nadruk op de positieve aspecten te leggen. Maar het kan ook een negatieve inhoud<br />

hebben; de ontwikkeling kan worden belemmerd of zelfs afgewezen door een sterke<br />

discussie over de mogelijke voordelen.<br />

Creëren van markten (FOI5): in het algemeen hebben innovaties slechts heel geringe<br />

voordelen ten opzichte van bestaande technieken of praktijken. Verspreiding/doorbraak zal<br />

onder deze omstandigheden erg traag zijn. Om te kunnen concurreren is het noodzakelijk<br />

om kunstmatige (niche)markten te creëren. Verder kan de overheid tijdelijk<br />

concurrentievoordeel bieden door financiële steun te geven zodat de innovatie relatief<br />

goedkoper wordt of door de innovatie in bepaalde markten verplicht te stellen. Het creëren<br />

van markten is eigenlijk een speciaal geval van richting geven aan het zoekproces; het<br />

verschil bij markten is dat de uiteindelijke gebruikers de vraag ernaar bepalen (market pull<br />

in plaats van technology push). Bij duurzame innovaties zijn het overheden en nongouvermentele<br />

organisaties (NGO’s), die de taak van het creëren van markten op zich<br />

nemen door bijvoorbeeld regulerende belastingen, subsidieregelingen of door als<br />

‘launching customer’ op te treden [zij geven dan bij de eigen aankopen de voorkeur aan<br />

[het gebruiken van] de innovatie].<br />

Mobiliseren van middelen (FOI6): Voor alle activiteiten binnen een innovatiesysteem zijn<br />

zowel financiële middelen als voldoende gekwalificeerde mensen nodig. Voor onderzoek<br />

wordt vaak nog wel voldoende geld vrijgemaakt, maar wanneer er opgeschaald moet<br />

worden of er moet een productiefaciliteit gebouwd worden, dan gaan onzekerheden over<br />

het slagen van de technologie een grote rol spelen. In deze moeilijke fase, ook wel ‘vallei<br />

des doods’ genoemd (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 72), sneuvelt een groot deel van de<br />

innovatietrajecten. Verder is het van belang, dat de nodige nieuwe kennis wordt<br />

opgenomen in de curricula in het onderwijssysteem.<br />

Tegenspel bieden aan weerstand (FOI7): Vaak roept een innovatie weerstand op bij<br />

belanghebbenden van het bestaande systeem. Door het voeren van politieke lobby’s en het<br />

geven van adviezen in het voordeel van de opkomende technologie kan tegenspel geboden<br />

worden aan deze weerstand. Ook dit kan gezien worden als een speciaal geval van richting<br />

geven aan het zoekproces omdat het een pleidooi in een bepaalde richting<br />

vertegenwoordigt. Ook provinciebesturen kunnen de regering oproepen om regels te<br />

Page 24 Innovatiesysteemanalyse


veranderen. Echter, de steungroepen/lobby organisaties/coalities hebben zelf niet de<br />

macht om een institutionele structuur te veranderen.<br />

Indicatoren voor de verschillende functies worden weergegeven bij de onderzoeksmethode in<br />

paragraaf 3.5.2 en bij de uitwerking van de afzonderlijke functies in hoofdstuk 8.<br />

Tussen de bovenstaande functies is ook interactie; ze kunnen elkaar versterken. Dit mechanisme<br />

heet ‘positieve terugkoppeling’, waarbij ‘positief’ verwijst naar het versterken van een bepaalde<br />

trend of richting. In het geval dat een functie de negatieve richting van een andere fuctie<br />

versterkt, is er sprake van innovatiesysteemafbraak. Elkaar in gunstige zin versterkende<br />

systeemfuncties leiden tot versnelling van de groei van het innovatiesysteem en dit wordt een<br />

innovatiemotor genoemd. Suurs onderscheid in zijn proefschrift (2009a) -aan de hand van in<br />

meerdere cases geobserveerde terugkoppelingen- vier typen innovatiemotoren, die elkaar<br />

kunnen opvolgen (zie tevens: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, hoofdstuk 7):<br />

De Kennismotor: Deze motor ontstaat aan het begin van het innovatietraject en dient om<br />

kennis te ontwikkelen [research & development, haalbaarheidsstudies] en te verspreiden.<br />

Tevens zijn er voor het onderzoek middelen nodig en de belangrijkste actoren bij deze<br />

motor zijn dan ook wetenschappers en beleidsmakers. De functies, die elkaar versterken,<br />

zijn hier kennisontwikkeling, kennisuitwisseling in netwerken, richting geven aan het<br />

zoekproces en mobiliseren van middelen [zie Figuur 8]. In Figuur 8 rechts is nog wel een<br />

feedback loop met ‘experimenteren door ondernemers’ aangegeven, maar deze speelt<br />

slechts een zwakke rol.<br />

Mobiliseren<br />

van middelen<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting<br />

geven aan<br />

het<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

uitwisseling<br />

in netwerken<br />

Figuur 8 De kennismotor (Bron links: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 82; rechts: R.A.A. Suurs, 2009a)<br />

De Engelse benaming voor deze motor is Science and Technology Push Motor, die nog<br />

beter uitdrukt, dat er nauwelijks betrokkenheid is van de ‘vraag’-/gebruikerskant. “Dit<br />

verkleint de kans dat de technologie wordt afgestemd op de behoefte van latere gebruikers”<br />

(M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 86). Als het onderzoek [te] sterk technologie-gedreven is<br />

en door slechts een kleine groep van aanjagers en selectoren wordt gedragen, wordt het<br />

onderzoek vaak beperkt tot één technologische optie en worden andere opties uitgesloten.<br />

Juist door deze eenzijdige benadering kan de onzekerheid toenemen (R.A.A. Suurs, 2009a,<br />

pp. 213-214).<br />

De Ondernemersmotor: deze motor omvat dezelfde 4 functies als de kennismotor, maar<br />

verder is er een grote rol voor experimenteren door ondernemers [FOI1] en de functie<br />

tegenspel bieden aan weerstand [FOI7] is aanwezig [zie Figuur 9 ].<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 25


Er wordt een start gemaakt met het vercommercialiseren van het innovatiesysteem, maar<br />

er is nog geen markt aanwezig. Toch is in deze motor de belangrijkste rol weggelegd voor de<br />

ondernemer, die nieuwe [demonstratie-] pilotprojecten opzet, omdat hij economisch of<br />

maatschappelijk voordeel verwacht.<br />

Mobiliseren<br />

van<br />

middelen<br />

Figuur 9 De ondernemersmotor (Bron: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 87; R.A.A. Suurs, 2009a, p.<br />

215)<br />

Door inzichten in de praktijk *‘learning-by-using/doing’+ ontstaat een grotere variatie aan<br />

opties en wordt de innovatie verbeterd. Er wordt actief gelobbyd om meer middelen<br />

beschikbaar te krijgen voor eigen projecten. Geïnteresseerde overheden treden op als<br />

‘launching customers’ *en hebben zo de rol van selector+. Intermediaire organisaties zijn nu<br />

van belang, omdat zij vaak het initiatief nemen om een netwerk op te zetten, waardoor de<br />

kracht van de motor kan toenemen. In Figuur 9 rechts wordt aangegeven dat er soms kleine<br />

niche-markten aanwezig zijn.<br />

De Systeemopbouwmotor: Er is inmiddels behoefte aan een echte markt. Het creëren van<br />

markten [FOI5] door het aanpassen van bestaande wet- en regelgeving, die meerdere<br />

actoren verleid om tot het innovatiesysteem toe te treden, is het succes van deze motor.<br />

Voorbeelden hiervan zijn belastingvrijstelling, verplichte toepassing van de technologie of<br />

het aanleggen van een infrastructuur.<br />

Mobiliseren<br />

van<br />

middelen<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting<br />

geven aan<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting<br />

geven aan<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

uitwisseling<br />

in<br />

netwerken<br />

Kennis<br />

uitwisseling<br />

in netwerken<br />

Creëren van<br />

markten<br />

Experimenteren<br />

door<br />

ondernemers<br />

Tegenspel<br />

bieden aan<br />

weerstand<br />

Experimenteren<br />

door<br />

ondernemers<br />

Tegenspel<br />

bieden aan<br />

weerstand<br />

Figuur 10 De systeemopbouwmotor (Bron: M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 91; R.A.A. Suurs, 2009a, p.<br />

219)<br />

Er is een sterk netwerk nodig rondom de innovatie om de weerstand van mensen, die de<br />

innovatie als een bedreiging zien, te doorbreken. Steeds meer nieuwe initiatiefnemers en<br />

selectoren [zoals regionale overheden, intermediairs en belangengroepen] worden<br />

Page 26 Innovatiesysteemanalyse


aangetrokken om effectief te lobbyen bij de nationale overheid voor odersteunend beleid<br />

en regelingen [ipv. de projectspecifieke steun bij de ondernemersmotor]. Het belangrijkste<br />

verschil met de ondernemersmotor is dat deelnemende bedrijven bewust samenwerken [in<br />

platforms] om in onderling overleg het richting geven, het tegenspel bieden, het creëren<br />

van markten en het mobiliseren van middelen te versterken.<br />

De Marktmotor: De technologie is betrouwbaar genoeg en er is een koopkrachtige vraag<br />

naar de nieuwe technologie ontstaan. Ook ondernemers, die betrekkelijk weinig risico<br />

durven te nemen, treden toe. Alle functies zijn goed ontplooid, maar er zijn minder<br />

lobbyactiviteiten nodig, omdat de innovatie inmiddels de nieuwe standaard aan het worden<br />

is. Een effect van de marktmotor is, dat bedrijfsstrategieën zich meer en meer op<br />

prijsconcurrentie gaan richten.<br />

Samengevat, voor de bestudering van een innovatiesysteem is het van belang om zowel de<br />

structuur als de dynamiek van het systeem in ogenschouw te nemen.<br />

De structuur van het innovatiesysteem bestaat uit vier elementen: actoren, technologie,<br />

netwerken en instituties. Met instituties worden niet bedrijven of organisaties bedoeld, maar de<br />

‘regels van het spel’, zoals regelgeving, normen en cognitieve regels als gewoonten en<br />

dominante percepties.<br />

Bij het analyseren van het netwerk is de hele toeleveringsketen van belang alsmede het<br />

institutionele systeem er omheen. Voor een innovatie-gerelateerd netwerk zijn onder andere de<br />

dichtheid en de structuur van belang; dit kan in kaart gebracht worden door de relaties tussen<br />

actor[groepen] weer te geven als knooppunten en verbindingen, zoals gebruikelijk in sociale<br />

netwerkanalyse.<br />

De dynamiek van de opbouw van het innovatiesysteem kan worden weergegeven met behulp<br />

van zeven functies. De staat van ontwikkeling van de systeemfuncties bepaalt welke<br />

innovatiemotor er al goed draait.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 27


Page 28 Innovatiesysteemanalyse


3 Onderzoeksmethode<br />

Voorafgaand aan dit afstudeervak is het vak “Designing innovative policy arrangements” (PAP-<br />

30306) gevolgd bij de leerstoelgroep ‘Public Administration and Policy’ [Bestuurskunde]. Voor dit<br />

vak moest een zelfgekozen case geanalyseerd worden met behulp van de theoriën en<br />

methoden, die werden beproken in de colleges. Ik heb samen met twee medestudenten<br />

verschillende theorieën toegepast op de case ‘Fosfor verontreiniging in het Maas stroomgebied 6 ’<br />

(Aulich, Huizer, & Jongedijk, 2010). Aangezien dit voor een groot deel ook het onderzoeksgebied<br />

van deze afstudeeropdracht betrof, had ik al een aardig inzicht gekregen in de diverse<br />

netwerken, arena’s en samenwerkingsverbanden, die er bij dit complexe probleem horen.<br />

Om nog meer bekend te raken met de innovatiesysteemfuncties als diagnosetool heb ik een<br />

gesprek gehad met Professor Dr. Marko Hekkert van het Department of Innovation and<br />

Environmental Science van de Universiteit Utrecht. Daarnaast ben ik in staat gesteld een college<br />

van hem bij te wonen tijdens de Summer School ‘Innovations for a Sustainable <strong>Future</strong>: <strong>Dutch</strong><br />

Experiences’, waarin ook de theorie van de zeven innovatiesysteemfuncties werd behandeld<br />

(07-07-2010: ‘Understanding systems: Dynamics of Energy’).<br />

3.1 Conceptueel kader<br />

Het onderwerp van dit onderzoek is het [technologisch] innovatie systeem “fosfor run-off<br />

management”. Dit TIS omvat zowel de kennis van het aandeel van oppervlakkige afspoeling in de<br />

fosforbelasting van het oppervlaktewater als de mogelijke maatregel ‘adsorptie met<br />

fosfaatbindende materialen’ op deze snelle transportroute.<br />

Figuur 11 Innovatiesysteemanalyse<br />

Structuur-‘foto’ Netwerk Dynamiek<br />

De meeste studies over innovaties zijn retrospectief; zij zijn uitgevoerd nadat het resultaat van<br />

de innovatie bekend was. Het is echter algemeen erkend dat voorkennis van het succes of falen<br />

van een innovatie altijd leidt tot bevooroordeelde bevindingen in een studie. Alhoewel er allerlei<br />

maatregelen kunnen worden genomen om vooroordelen te beperken, is het beter om het<br />

innovatieproces te observeren tijdens de ontwikkeling (van de Ven & Poole, 1990, p. 316). Deze<br />

studie volgt dan ook ‘real-time’ het innovatieproces tijdens de duur van dit afstudeeronderzoek.<br />

Om een zo volledig mogelijk beeld van het TIS te verkrijgen, wordt het op verschillende<br />

manieren in kaart gebracht. Ten eerste de innovatie systeem benadering; dit is een statische<br />

benadering, waarin het TIS wordt beschreven; er wordt een soort foto, een momentopname,<br />

gemaakt, waarbij alle vier de elementen, die ik beschouw als onderdeel van deze TIS, in kaart<br />

worden gebracht: de betrokken actoren, technologie, actor netwerken en instituties.<br />

6 Beperkt tot het Nederlandse deel van het Maas stroomgebied en in het bijzonder het noord-westelijke deel van de<br />

provincie Noord-Brabant. Het gebied omvat de benedenloop van de Donge, de Bergsche Maas, de Amer, Nationaal<br />

Park de Biesbosch, het Land van Altena en een deel van het stroomgebied van de Mark en Dintel. De bodem bestaat<br />

hier voornamelijk uit rivierklei en slib.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 29


De tweede benadering is meer dynamisch; welke ontwikkelingen zijn er tot nu toe geweest in dit<br />

innovatiesysteem, op welk punt staan we nu in de tijd en welke ontwikkelingen zijn er nu nodig<br />

om de innovatie zich verder te laten ontwikkelen. De diagnosetool, die hiervoor gebruikt zal<br />

worden, zijn de zeven functies van het innovatiesysteem, die worden voorgesteld door Hekkert<br />

et al (2007, pp. 421-425). Van de zeven innovatiesysteemfuncties wordt de ontwikkeling van de<br />

afgelopen jaren beschreven; indien mogelijk wordt dit kwantitatief gedaan. Verder wordt<br />

onderzocht of deze theorie benut kan worden om handvatten te geven voor de verdere<br />

verspreiding van deze innovatie; deze studie is dus op het heden en op de toekomst gericht<br />

[prospectief].<br />

Eén van de zeven innovatiesysteemfuncties is ‘kennisuitwisseling in netwerken’. In de theorie<br />

van Hekkert (2007) wordt met name het aantal workshops, conferenties en platforms gemeten.<br />

Aangezien ‘netwerken’ een van de vier elementen van het innovatiesysteem is, beschouw ik<br />

alleen deze kwantitatieve benadering als te beperkt. Om dit verder uit te diepen voor het TIS<br />

'fosfor run-off management' maak ik gebruik maken van inzichten uit de literatuur van Geels<br />

(2004) over de noodzakelijke sociale groepen in sociaal-technologische systemen en van<br />

concepten uit de sociale netwerk theorie. Dichtheid, structuur en functioneren zijn belangrijke<br />

kenmerken van het netwerk als het gaat om doorbraak van innovaties. Om de dichtheid en de<br />

structuur van het netwerk duidelijker te maken, worden de relaties weergegeven volgens het<br />

concept van knooppunten en verbindingen uit de sociale netwerk analyse.<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 2.1, wordt de innovatiesysteembenadering gezien als ‘statisch’ en<br />

‘georienteerd op instituties’; ik heb dit geïnterpreteerd als ‘georiënteerd op formele instituties’.<br />

De benadering van de innovatiesysteemfuncties legt de nadruk op de ‘acties’; van de<br />

ondernemer [die de technologie wil gaan verkopen] [FOI1], de wetenschappers [FOI2, FOI3], de<br />

overheid [FOI4, FOI5, FOI6], en wellicht waterschappen en drinkwaterbedrijven [FOI7]. Volgens<br />

Hekkert en Ossebaard (2010, p. 70) kunnen “een groot aantal actoren via de media hun zegje<br />

doen over de nieuwe technologie” in een publiek debat om richting te geven aan het zoekproces<br />

[FOI4] en in Suurs (2009a) worden de gebruikers kort vermeld 7 . Toch lijkt de agrarisch<br />

ondernemer als potentiële eindgebruiker zelfs bij de combinatie van de twee benaderingen een<br />

ondergeschikte rol te spelen. Weliswaar vallen onder de ‘informele instituties’ ook de culturele<br />

waarden en de dominante manier van denken binnen een actorgroep, die volgens Geels weer<br />

beïnvloed kunnen worden [FOI4] door de media en maatschappelijke groeperingen [zie Figuur 5<br />

en Figuur 6], maar voor de verspreiding van de inventie naar de eindgebruikers [hier: agrarisch<br />

ondernemers en misschien waterschappen] is draagvlak voor de inventie [hier: het gebruik van<br />

ijzerhoudend materiaal als maatregel tegen fosforemissie] bij de eindgebruikers van cruciaal<br />

belang. Daarom wordt in de interviews toch aandacht besteed aan de perceptie van de<br />

eindgebruiker over onder andere de ‘fosforproblematiek’, de inventie en de<br />

toepassingsmogelijkheden, eventuele andere maatregelen en gewenste manieren van<br />

kennisuitwisseling.<br />

3.2 Afbakening van de systeemgrenzen<br />

In het TIS “fosfor run-off management” zullen drie specifieke KRW-Innovatieprojecten dienen als<br />

onderwerp voor dit onderzoek. Zij verbinden de nieuwe inzichten over een prominente route<br />

van fosforemissie (oppervlakkige afspoeling) en het gebruik van fosforbindende materialen. De<br />

projecten “Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling” *KRW08085+ en “Gebruik van<br />

(...) fosfaatbindende materialen om lekken in nutriëntenkringlopen te dichten” *KRW08091+<br />

vallen onder de categorie ‘Kennisontwikkeling’, terwijl het KRW-Innovatieproject KRW08035:<br />

7 “it is bound to be an interactive process which involves governments, technology producers, technology users<br />

and NGOs, all exchanging promises and expectations of the emerging technology” (R.A.A. Suurs, 2009a, p. 56).<br />

Page 30 Innovatiesysteemanalyse


“Onderzoek terugdringing afspoeling fosfaat van boerenland” meer ingedeeld kan worden in de<br />

categorie ‘Praktisch experiment’, waarin de twee kennisgebieden worden gecombineerd. Deze<br />

laatste, het KRW-Innovatieproject KRW08035, is het meest intensief onderzocht omdat hier ook<br />

het meest verschillende actorgroepen een rol speelden. Een nadere beschrijving van de drie<br />

projecten is opgenomen in bijlage III.<br />

Geografisch gezien is het onderzoeksgebied voor mijn onderzoek naar de kennis van en de<br />

potentiële maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling van fosfaat van landbouwgrond in<br />

principe beperkt tot Nederland [alhoewel voor de functie ‘kennisuitwisseling in netwerken’ nog<br />

wel gekeken is naar buitenlandse symposia, waar de invloed van oppervlakkige afspoeling bij<br />

fosfaatemissies en/of het gebruik van fosfaatbindende materialen op de agenda stonden].<br />

Aangezien het project KRW08035 gesitueerd was in de provincie Noord-Brabant door de<br />

samenwerking met Actief Randenbeheer Brabant, zijn echter veel van de geïnterviewde actoren<br />

gesitueerd in de provincie Noord-Brabant en voor een deel ook nog beperkt tot kleigebieden.<br />

Bij ‘instituties’ als één van de vier structurele componenten van het innovatiesysteem is met<br />

name onderzoek gedaan naar de zgn. ‘harde/formele’ instituties en dan vooral naar de<br />

betrokken wet- en regelgeving. [Een deel van] de ‘zachte/informele’ instituties [is] zijn wellicht<br />

wel uit de interviewtranscripten te halen [dominante percepties], maar om de perceptie van<br />

enkele geïnterviewde actoren te interpreteren als ‘dé dominante perceptie’ binnen die<br />

actorgroep, is mijns inziens niet correct. De perceptie van de geïnterviewde actoren wordt in dit<br />

onderzoek wel gebruikt om het draagvlak voor de maatregel met de ijzerhoudende materialen<br />

te toetsen en in de context te plaatsen.<br />

Het voerde voor deze afstudeeropdracht te ver om het functioneren van het netwerk, dus de<br />

kwaliteit en de intensiteit van de relaties, in beeld te brengen. Om dit op een kwantitatieve<br />

manier te analyseren, zoals bijvoorbeeld in de studie van van Caniëls en Romijn (2008) is wel<br />

programmatuur/software beschikbaar, maar dan zou er in de interviews dieper op dit aspect<br />

doorgevraagd moeten worden. Omwille van de tijd heb ik dit niet gedaan. Bovendien zijn er in<br />

de in kaart gebrachte organisaties nog meer individuele actoren, die relevante relaties hebben,<br />

maar niet geïnterviewd zijn in dit onderzoek.<br />

De innovatiesysteemanalyse is toegepast op de potentiële maatregel ‘gebruik van ijzerhoudende<br />

materialen voor de binding van fosfor [in het geval van oppervlakkige afspoeling]’. Hierbij kan de<br />

aantekening gemaakt worden, dat veel van de actoren en actornetwerken [met name aan de<br />

gebruikerskant] overeenkomen met die van alternatieve potentiële maatregelen [zie ook niveau<br />

II in bijlage I]. Bij de mogelijkheden voor het fosfaatbindende materiaal is nog wel kort gekeken<br />

naar alternatieven.<br />

De tijdspanne voor het onderzoek loopt van 2008 tot en met begin 2011. Het jaar 2008 wordt als<br />

startpunt genomen, omdat in dit jaar het onderzoek naar het gebruik van ijzerhoudend<br />

materiaal als fosfaatbinder in filters in Nederland een nieuwe vlucht begon te nemen [tevens<br />

start KRW-IP programma]. In de beschrijving van de casus [zie paragraaf 9.2] worden wel de<br />

gebeurtenissen in de aanloop hiernaar toe meegenomen.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 31


3.3 Onderzoeksvragen<br />

Voor dit afstudeeronderzoek heb ik twee hoofdonderzoeksvragen vastgesteld, die verder zijn<br />

opgesplitst in meerdere subvragen:<br />

Hoe ziet op dit moment het innovatiesysteem “fosfor run-off management” in Nederland<br />

eruit?<br />

o Welke actoren zijn er betrokken bij het onderzoek naar de invloed van oppervlakkige<br />

afspoeling op fosforemissie van landbouwgrond en mogelijke maatregelen om dit te<br />

verminderen?<br />

o Wat is de perceptie van de geïnterviewde actoren met betrekking tot de<br />

fosforproblematiek en de mogelijke maatregelen om emissies van fosfor naar het<br />

oppervlaktewater terug te dringen?<br />

o Wat zijn de mogelijkheden voor de technologie van fosfaatbinders?<br />

o Wat zijn de percepties van de actoren over de toepasbaarheid van ijzerhoudende<br />

materialen voor de binding van fosfor in het geval van oppervlakkige afspoeling?<br />

o Hoe is het huidige actornetwerk van deze TIS opgebouwd?<br />

o Komt dit overeen met het benodigde actornetwerk *bijvoorbeeld volgens “Kennis<br />

moet stromen” of volgens het socio-technologisch netwerk beschreven in Geels<br />

(2004)]?<br />

o Worden er door de geïnterviewden nog andere actoren aangeven, die nog niet in het<br />

huidige netwerk betrokken zijn?<br />

o Wat zijn de mogelijke problemen met of kansen voor regelgeving of andere<br />

voorschriften voor de toepassing van ijzerhoudende materialen volgens de<br />

geïnterviewden en volgens de literatuur?<br />

Hoe is tot op dit moment het verloop van de innovatieprocessen geweest in het TIS “fosfor<br />

run-off management” in Nederland?<br />

o Is er al sprake van experimenteren door ondernemers in het TIS “fosfor run-off<br />

management” op het gebied van ijzerhoudende materialen om fosfaatemissies tegen<br />

te gaan?<br />

o Hoeveel kennisontwikkeling heeft er in Nederland plaats gevonden op het gebied van<br />

oppervlakkige afspoeling als belangrijke transportroute voor fosfor?<br />

o Hoeveel kennisontwikkeling heeft er in Nederland plaats gevonden op het gebied van<br />

ijzerhoudende materialen voor het verminderen van fosforemissies naar het<br />

oppervlaktewater?<br />

o Is er een groei waar te nemen in de mate van kennisuitwisseling over oppervlakkige<br />

afspoeling van fosfor in Nederland en over een mogelijke maatregel met<br />

ijzerhoudende materialen?<br />

o Zijn er aanwijzingen dat er richting gegeven wordt aan het zoekproces doordat<br />

partijen in het innovatiesysteem hun wensen, behoeften en verwachtingen omtrent<br />

maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling, en ijzerhoudende materialen in het<br />

bijzonder, duidelijk maken?<br />

o Zijn er al activiteiten waarneembaar, die bijdragen aan het creëren van markten/een<br />

marktvraag voor ijzerhoudende materialen?<br />

o Is er een groei in de hoeveelheid middelen, die beschikbaar wordt gesteld om de<br />

geschiktheid van ijzerhoudende materialen tegen fosfaatemissies te testen?<br />

o Wat is de mening van actoren over de beschikbaarheid van middelen om de<br />

ijzerhoudende materialen verder te testen?<br />

o Is er sprake van bijvoorbeeld het voeren van lobby of het geven van adviezen ten<br />

bate van ijzerhoudende materialen of de organisatie van steungroepen om tegenspel<br />

te bieden aan weerstand?<br />

Page 32 Innovatiesysteemanalyse


3.4 Dataverzameling<br />

De waarnemingen en de conclusies, die getrokken worden over de actoren, netwerken en<br />

instituties, moeten de realiteit zo dicht mogelijk benaderen. “Het waarborgen van de interne<br />

validiteit omvat”, volgens de Vaus (2001, p. 233), “het verwijderen van de invloed van andere<br />

variabelen door de een of andere soort controle”. De controle, waar ik gebruik van heb gemaakt,<br />

is de triangulatie-aanpak: het gebruik van verschillende soorten van gegevens of<br />

gegevensbronnen en van verschillende dataverzamelingsmethoden. Triangulatie van bronnen<br />

houdt hier in, dat de perceptie van verschillende actoren [overheid, gebruikers, wetenschappers,<br />

enz] gebruikt zal worden, aangezien het aannemelijk is dat deze verschilt tussen de verschillende<br />

actoren. Om de ervaringen en meningen van de actoren te verzamelen en te vergelijken, wordt<br />

gebruik gemaakt van triangulatie van methoden: zowel interviewen, observatie tijdens<br />

vergaderingen en bijeenkomsten, en document analyse zal worden toegepast.<br />

3.4.1 Interviews<br />

Er zijn interviews afgenomen met diverse actoren in het innovatiesysteem, waarbij het niet de<br />

bedoeling was hierbij uitputtend te zijn. De eerste selectie van ondervraagden bestaat uit<br />

projectleden van de drie KRW-IP projecten in het TIS “fosfor run-off management” en enkele<br />

leden van het kernteam van het overkoepelende project “Kennis moet stromen”; in eerste<br />

instantie is er dus sprake van een bevooroordeelde keuze. De lijst van geïnterviewden is<br />

langzamerhand uitgebreid met actoren, die in de eerste interviews genoemd zijn<br />

[sneeuwbaleffect], of afkomstig zijn uit het literatuuronderzoek. Op deze manier is het actornetwerk<br />

verder uitgebreid, zowel op het gebied van de meer technologische ontwikkeling van<br />

het product als op het gebied van doorstroming van kennis. Het sneeuwbal-proces kan in<br />

principe worden voortgezet totdat er een verzadigingspunt is bereikt; dit houdt in dat er in de<br />

interviews geen aanvullende informatie meer wordt verkregen. Aangezien dit echter een studie<br />

is naar een op dit moment lopend proces en de mogelijke ontwikkelingsrichtingen, is het nog<br />

niet mogelijk om het verzadigingspunt te bepalen. Er is dus voor gekozen om [omwille van de<br />

tijdsduur van de afstudeeropdracht] zelf een eindpunt te bepalen, maar de mijns inziens meest<br />

relevante actorgroepen zijn vertegenwoordigd. Er is wel gecheckt of in ieder geval de vijf<br />

componenten van een innovatiesysteem volgens Alkemade et al (2007) vertegenwoordigd<br />

waren, zoals weergegeven in Figuur 12.<br />

Productie kant<br />

Producenten van<br />

ijzerhoudende materialen<br />

Producenten van<br />

granulaten<br />

Overheid<br />

VenW/IM LNV/E,L&I Provincie<br />

Intermediaire<br />

infrastructure<br />

Arcadis, Deltares,<br />

‘Kennis moet stromen’<br />

Kennis- en onderzoeksinstituten<br />

Wageningen Universiteit, Alterra<br />

(Potentiële)<br />

Gebruikers kant<br />

Agrarisch ondernemers<br />

Waterschappen<br />

Figuur 12 Componenten en structuur van een innovatiesysteem (bron: Alkemade, et al., 2007) met<br />

daarin enkele actoren uit het TIS “fosfor run-off management”<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 33


In het KRW-IP project KRW08035 “Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling” zijn in de eerste<br />

fase oriënterende bedrijfsbezoeken afgelegd bij twaalf agrarisch ondernemers, die mogelijk aan<br />

het project zouden kunnen gaan deelnemen. Er is hierbij gesproken over of zij het verschijnsel<br />

‘oppervlakkige afspoeling’ herkenden in hun bedrijfspraktijk en of ze ideeën hebben over<br />

mogelijke maatregelen om dit tegen te gaan. Bij de eerste drie bedrijfsbezoeken is de voltallige<br />

projectgroep aanwezig geweest om zoveel mogelijk een eenduidige gang van zaken te hebben<br />

bij de andere bedrijfsbezoeken; hiervoor is ook een checklist gemaakt. Ik ben zelf bij 7 van deze<br />

gesprekken geweest (waaronder AGR1, AGR2 en AGR4), waarvan ik er één zelfstandig heb<br />

afgenomen.<br />

In een tweede ronde zijn er bezoeken afgelegd bij de acht agrarisch ondernemers, die gaan<br />

deelnemen aan het project. In dit gesprek is de opzet van de veldexperimenten besproken en<br />

zijn er afspraken gemaakt. Ik ben aanwezig geweest bij twee van deze gesprekken (AGR7, AGR8).<br />

Er is bewust voor gekozen om mee te gaan naar agrarisch ondernemers, waar ik niet was<br />

geweest met de oriënterende gesprekken, met als doel om in ieder geval kennis gemaakt te<br />

hebben voordat er diepte-interviews afgenomen zouden gaan worden. Ook met – onder andere<br />

- dit doel heb ik bezoeken afgelegd aan vier veldexperimenten (AGR1, AGR5, AGR6 en AGR7).<br />

Er zijn door mij 24 verdiepende interviews afgenomen met de actoren, zoals weergegeven in<br />

Tabel 2. Tevens zijn er interviews afgenomen met twee agrarisch ondernemers, die deelnemen<br />

aan het KRW-IP project KRW08035 (AGR5 en AGR6), en hun buren (buur AGR5 en buur AGR6)<br />

door Leonie van Twisk, die voor haar stage bij Arcadis betrokken was bij het project. Indien<br />

relevant is er gebruik gemaakt van haar aantekeningen.<br />

Ik heb getracht om de interviews met actoren uit de verschillende actorgroepen zoveel mogelijk<br />

af te wisselen, zodat ik de geinterviewden kon confronteren met meningen van andere actoren<br />

uit dezelfde groep of andere groepen.<br />

De interviews zijn voornamelijk één-op-één afgenomen. De interviews waren semigestructureerd;<br />

er werd begonnen aan de hand van een interviewschema [zie bijlage IV] met<br />

enkele open vragen voor de diverse onderwerpen. Het interviewschema is gebruikt als een ruwe<br />

leidraad. Verdergaande vragen zijn gesteld om meer diepgaande informatie te krijgen of om<br />

door te praten over andere onderwerpen, die aan de orde kwamen. Alle ondervraagden hebben<br />

vragen gekregen over hun contacten en samenwerking met anderen en hun ideeën over een<br />

mogelijke toepassing van ijzerhoudende materialen voor fosfaatbinding, maar de rest van de<br />

onderwerpen kon verschillen, afhankelijk van hun bekendheid met de onderwerpen en hun<br />

plaats en functie in het netwerk. Het kon ook voorkomen, dat een interview nieuwe ideeën<br />

teweeg kon brengen, die een daarop volgend interview beïnvloedden.<br />

De interviews zijn opgenomen met een data-recorder en volledig overgebracht naar een<br />

tekstfile.<br />

Page 34 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 2 Overzicht actoren, waarbij een verdiepend interview is afgenomen<br />

Actorgroep Actor<br />

Overheid VenW – DGW DGW Kernteam “Kennis moet stromen”,<br />

DGW-programma UME<br />

LNV, directie kennis LNV beleidscoördinator mest, kernteam<br />

“Kennis moet stromen”<br />

Provincie Noord-Brabant, PrNB Beleidsmedewerker water<br />

Directie Ecologie<br />

Afval- & Grondstoffenbeheer<br />

WS Rivierenland WS1 Kernteam “Kennis moet stromen” ,<br />

afgevaardigde UvW – landb.emissie<br />

WS Brabantse Delta WS2 Projectgroep en -trekker ARB,<br />

WS Aa & Maas WS3<br />

gebiedspilots Noord-Brabant<br />

Projectgroep ARB, gebiedspilots NB<br />

Kennis- en<br />

onderzoeksinstituten<br />

Wageningen Universiteit, WU Projectleider KRW-IP project<br />

ESS-CC<br />

KRW08035<br />

Alterra Centrum Bodem CB1 KRW-IP project KRW08035<br />

Alterra Centrum Bodem CB2 KRW-IP project KRW08091<br />

Alterra, C. Water & Klimaat CWK1 Projectleider<br />

KRW08085<br />

KRW-IP project<br />

Alterra, C. Water & Klimaat CWK2 Initiatiefnemer KRW08085 en<br />

projectleider onderzoek<br />

‘Effectiviteit van bufferstroken’<br />

Consultancies Arcadis CONS1 KRW-IP project KRW08035<br />

Deltares CONS2 Kernteam “Kennis moet stromen”<br />

Ondernemers Drinkwaterbedrijf Vitens DW1 senior procestechnoloog<br />

Reststoffenunie DW2 directeur<br />

Hendrix UTD/Nutreco GRANU innovatie en productontwikkeling<br />

Agrarisch<br />

ondernemers<br />

Agrarische<br />

belangenvereniging<br />

melkveehouder AGR1 KRW-IP project KRW08035<br />

melkveehouder AGR2 KRW-IP project KRW08035<br />

melkveehouder AGR3 KRW-IP project KRW08035<br />

akkerbouwer AGR4 KRW-IP project KRW08035<br />

ZLTO-projecten [water] ZLTO1 KRW-IP project KRW08035<br />

ZLTO-projecten [water] ZLTO2 KRW-IP project KRW08035<br />

Agribusiness DLV-Plant, projecten DLV<br />

Onderwijs CAH Dronten CAH Nederlandse Vereniging voor<br />

Weide- en Voederbouw;<br />

bijeenkomst “Fosfaat met beleid”<br />

3.4.2 Observaties<br />

Onder ‘Observatie’ wordt hier bedoeld: het kijken en luisteren naar een interactie tussen<br />

actoren; hieronder zijn vergaderingen en bijeenkomsten van diverse projectgroepen en<br />

klankbordgroepen opgenomen, waarin kennis over het aandeel van oppervlakkige afspoeling in<br />

de fosfaatbelasting van oppervlaktewater of maatregelen daartegen aan de orde kwamen.<br />

Er zijn twee verschillende manieren om te observeren: deelnemend of niet-deelnemend. Als<br />

niet-deelnemend waarnemer ben ik niet betrokken bij de activiteiten van de groep, maar blijf ik<br />

als een passieve toeschouwer kijken en luisteren, maak aantekeningen en trek conclusies. Als<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 35


deelnemend observator kan ik op dezelfde manier meedoen met de activiteiten als de andere<br />

aanwezigen.<br />

Er zijn observaties gedaan bij de activiteiten, die zijn opgenomen in Tabel 3. Bij de uitwerking<br />

van dit afstudeerverslag is –indien relevant- gebruik gemaakt van notulen, eigen aantekeningen<br />

en van één bijeenkomst, de discussie met de adviseurs van DLV-plant marktgroep ZW, zijn<br />

opnames gemaakt met de data-recorder. Ook dit gesprek is volledig over gebracht naar een<br />

tekstfile.<br />

Tabel 3 Overzicht van activiteiten, die door mij zijn bijgewoond tijdens het afstudeeronderzoek<br />

datum activiteit plaats actoren Mijn rol<br />

02-11-2009 Overleg projectgroep KRW08035<br />

“Terugdringing fosfaatafspoeling”<br />

Wageningen Leden projectgroep deelnemend<br />

20-01-2010 Overleg projectgroep KRW08035 Wageningen Leden projectgroep deelnemend<br />

21-01-2010 Themadag “Kennis moet Utrecht WUR, V&W, LNV, PBL, Niet-deelnemend<br />

stromen”<br />

DLG, WS en HHR, RIWA,<br />

Provincies, BMF, DLV,<br />

LTO, CLM, consultancies,<br />

agri-business, ANV<br />

08-07-2010 CoP op bijeenkomst projectgroep ZLTO Tilburg Pr. N-Brabant, 4 Niet-deelnemend<br />

Actief Randenbeheer Brabant<br />

Brabantse WS, ZLTO,<br />

15-07-2010 Overleg projectgroep KRW08035 Wageningen<br />

enkele projectleden van<br />

KRW08035<br />

Leden projectgroep deelnemend<br />

14-09-2010 Excursie interactief waterbeheer; Nispen (onder Projectleiders,<br />

Niet-deelnemend<br />

fosfaat: bemestingsmethoden & Roosendaal) deelnemende agrariers,<br />

peilgestuurde drainage<br />

ZLTO, Pr. N-Br, WS BD<br />

22-09-2010 Overleg projectgroep KRW08035 Wageningen Leden projectgroep deelnemend<br />

05-10-2010 Bijeenkomst/themadag landelijk DLG Tilburg en Leden kennisnetwerk Niet-deelnemend<br />

kennisnetwerk Water van DLG Nieuwendijk Water DLG, Deltares,<br />

Alterra, ZLTO, WS<br />

20-10-2010 CoP op bijeenkomst ZLTO Tilburg<br />

Rivierenland<br />

Deelnemende agrariers, Niet-deelnemend<br />

klankbordgroep<br />

Randenbeheer Brabant<br />

Actief<br />

WS BD, Pr. N-Br, ZLTO<br />

18-11-2010 Werklab “Kennis moet stromen” Utrecht Projectleiders, kernteam Niet-deelnemend (&<br />

KMS, experts STONE &<br />

KRW-Verkenner<br />

notulist groep xx)<br />

10-01-2011 DLV-Plant Marktgroepoverleg ZW Bergen op Adviseurs DLV-plant Deelnemend<br />

Zoom<br />

(presentatie/ discussie)<br />

01-03-2011 Deskundigendag vanuit KRW-IP Vredepeel WUR, 4 WS, LTO, CLM, Niet-deelnemend<br />

projecten KRW08085 en<br />

WML, Agro-advies, 2x<br />

Landbouw Centraal<br />

provincie, Arcadis, Broos<br />

3.4.3 Literatuur onderzoek<br />

Behalve voor het theoretisch kader omtrent innovatie en innovatiesystemen, is er<br />

literatuuronderzoek/documenten analyse gedaan om enerzijds informatie over de te<br />

interviewen actoren te verzamelen voor gerichtere vragen en anderzijds om de informatie, die<br />

verkregen werd uit de interviews te verifiëren (interne validiteit) of nader uit te zoeken.<br />

Er is hierbij gebruik gemaakt van:<br />

interne netwerk documenten, zoals notulen, jaarverslagen, websites, webforums, ...; en<br />

externe documenten, zoals krantenartikelen, beleidsdocumenten, vakbladen, ...<br />

Page 36 Innovatiesysteemanalyse


Om te zoeken naar relevante krantenartikelen is er op bepaalde trefwoorden gezocht in de<br />

database Lexis Nexis Academic NL. In deze database is de volledige tekst opgenomen van de<br />

belangrijkste Nederlandse landelijke en regionale kranten, opiniebladen en tijdschriften. Op<br />

welke trefwoorden is gezocht, is aangegeven in de betreffende paragraaf 8.4.<br />

3.5 Innovatiesysteemanalyse<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 is het van belang om zowel de structuur als de dynamiek van<br />

het innovatiesysteem te analyseren.<br />

3.5.1 Structuurcomponenten<br />

Met behulp van de kwalitatieve data-analyse software Atlas.ti 5.0 zijn de uitgewerkte teksten<br />

van de interviews geanalyseerd. Hierbij zijn de verschillende thema’s in het onderzoek<br />

(percepties, netwerken, regelgeving) en de zeven innovatiesysteem -functies gecodeerd.<br />

Actoren, technologiën en instituties – genoemd in de interviews – zijn in kaart gebracht en<br />

verder onderzocht in de literatuur. Voor de component ‘netwerken’ zijn de verschillende<br />

samenwerkingsverbanden in [nutriëntenemissie gerelateerde] projecten gevisualiseerd met<br />

behulp van de techniek van knooppunten en verbindingen, zoals gebruikelijk in [sociale]<br />

netwerkanalyse. Ook worden een aantal arena’s *platfomen, overlegorganen+ beschreven. Een<br />

verdere kwantitatieve uitwerking van ‘kennisuitwisseling in netwerken’ *FOI3+ zal worden<br />

uitgevoerd bij de dynamiek van het innovatiesysteem in paragraaf 8.3.<br />

Ook wordt het bestaande netwerk vergeleken met het netwerk van de benodigde groepen in<br />

sociaal-technische systemen volgens Geels.<br />

3.5.2 Dynamiek<br />

Voor het in kaart brengen van de dynamiek van het innovatieproces is het van belang om een<br />

reeks van opeenvolgende ‘events’ te construeren, zoals in de methode, die is ontwikkeld door<br />

Van de Ven et al. in het Minnesota Innovation Research Program [MIRP] (van de Ven & Poole,<br />

1990). Terwijl Van de Ven de vijf variabelen of categorieën ideeën, mensen, transacties, context<br />

en resultaten gebruikte om veranderingen in het innovatieproces te bestuderen [zie Figuur 13],<br />

zijn in dit afstudeeronderzoek de ‘events’ toegewezen aan de zeven innovatiesysteemfuncties.<br />

De ‘events’ zijn gedestilleerd uit alle informatie, die tijdens de interviews, bijgewoonde<br />

bijeenkomsten en literatuuronderzoek is verzameld. Met ‘events’ worden hier diverse<br />

activiteiten bedoeld; dit kan uiteenlopen van een rapport, een congres of een artikel in een<br />

vakblad tot het vaststellen van normen of het vormen van een coalitie.<br />

Figuur 13 ‘Event’- analyse, ontwikkeld in het MIRP (Bron: van de Ven & Poole, 1990, p. 314)<br />

Welke indicatoren er voor de verschillende systeemfuncties gebruikt worden, is nader<br />

uitgewerkt in Tabel 4 en wordt eventueel per functie verder uitgelegd in hoofdstuk 8.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 37


Tabel 4 Indicatoren voor het meten van de systeemfuncties (naar: M.P. Hekkert & Negro, 2009; Negro,<br />

Hekkert, & Smits, 2007)<br />

Systeem functies Soort gebeurtenis Waarde<br />

Functie 1: experimenteren door<br />

ondernemers<br />

Project [met een commercieel doel] gestart<br />

Leveranciers verstrekken turn-key technologie<br />

Project gestopt<br />

Gebrek aan leveranciers<br />

Functie 2: Kennisontwikkeling Bureau-, evaluatie-, haalbaarheidsstudies, rapporten, R&D-projecten,<br />

octrooien<br />

Functie 3: Kennisuitwisseling Conferenties, workshops, platformen +1<br />

Functie 4: Richting geven aan Positieve verwachtingen, meningen over de technologie<br />

+1<br />

het zoekproces<br />

(aantal artikelen in vakbladen en media)<br />

Regelgeving of beleidsdoelen, positief voor de technologie<br />

+1<br />

Negatieve verwachtingen, meningen over de technologie<br />

-1<br />

Tekort aan regelgeving of regelgeving, die negatief is voor de<br />

technologie<br />

-1<br />

Functie 5: Creëren van markten Gunstige fiscale regelingen [feed-in rates], milieunormen, +1<br />

mileukeur/ecolabel<br />

Gebrek aan gunstige fiscale regelingen, milieunormen of groene labels -1<br />

Functie 6: Mobiliseren van Subsidies, investeringen voor lange termijn R&D<br />

+1<br />

middelen<br />

Nieuwe kennis opgenomen in curricula in onderwijssysteem (voor<br />

gekwalificeerde mensen)<br />

+1<br />

Gebrek aan subsidies, investeringen voor lange termijn R&D<br />

-1<br />

Functie 7: Tegenspel bieden aan Lobby organisaties/coalities, die proberen de belangen voor de +1<br />

weerstand<br />

innovatie te verbeteren<br />

Gebrek aan steun lobby ten voordele van de technologie<br />

-1<br />

Lobby voor andere maatregelen, die ‘concurreren’ met de technologie -1<br />

NIMBY houding<br />

-1<br />

Als er voldoende activiteiten aan één innovatiesysteemfunctie zijn toegekend, dan worden ze in<br />

chronologische volgorde opgenomen in een tabel van de desbetreffende functie. De<br />

ontwikkeling van een systeemfunctie wordt afgemeten aan het aantal activiteiten, uitgezet in de<br />

tijd. De activiteiten worden allemaal even zwaar gewogen [1], maar er kan wel onderscheid in<br />

gemaakt worden of de activiteit een positief [+1] of negatief effect [-1] op de ontwikkeling van<br />

de innovatie heeft [gehad]. Er kan wel meer nadruk gelegd worden op een bepaalde activiteit<br />

door deze expliciet op te nemen in de beschrijving van de ontwikkeling *‘casus’: zie hieronder].<br />

In het geval dat er voldoende activiteiten zijn, wordt de ontwikkeling ook grafisch weergegeven.<br />

Naast het innovatieproces van de fosfaatbindende materialen en het gebruik ervan, wordt ook<br />

de ontwikkeling van de kennis over het aandeel van de transportroute ‘oppervlakkige afspoeling’<br />

in de fosforemissies weergegeven, aangezien dit mijns inziens invloed heeft gehad.<br />

Behalve de kwantitatieve, grafische weergave van de ontwikkeling van de afzonderlijke<br />

systeemfuncties zullen de interacties tussen de systeemfuncties worden beschreven in een<br />

‘casus’; het verhaal van de ontwikkeling van de innovatie tot op heden. In dit verhaal zal steeds<br />

verwezen worden naar de zeven functies door de verkorte namen tussen haakjes te vermelden.<br />

Verder wordt er ook hier met een min-teken voor de functienaam aangegeven als er een<br />

negatieve werking is op de opbouw van het innovatiesysteem (M. Hekkert & Ossebaard, 2010<br />

hoofdstuk 7).<br />

Op deze manier zal er worden onderzocht welke innovatiemotor er goed draait en welke<br />

structurele barrières het goed vervullen van systeemfuncties, en dus eventueel het opstarten<br />

van de volgende innovatiemotor, belemmeren.<br />

Page 38 Innovatiesysteemanalyse<br />

+1<br />

+1<br />

-1<br />

-1<br />

+1


4 Actoren en hun percepties<br />

In deze paragraaf worden de verschillende actoren en hun huidige of potentiële betrokkenheid<br />

in het innovatiesysteem gepresenteerd. Verder zal van de verschillende actoren[-groepen] de<br />

perceptie op en/of betrokkenheid bij de fosforproblematiek en hun kennis van en maatregelen<br />

tegen oppervlakkige afspoeling als transportroute weergegeven worden. Ook zal hun beeld van<br />

de toepassing van een maatregel met ijzerhoudende materialen ten opzichte van andere<br />

maatregelen aan bod komen.<br />

4.1 Actoren, die een rol [zouden kunnen] spelen in het TIS<br />

In Figuur 14 zijn alle actoren afgebeeld, die genoemd zijn in de interviews en/of in de<br />

bestudeerde literatuur. Voor meer informatie over de actoren kan ik verwijzen naar bijlage VI en<br />

het rapport van het vak ‘Designing innovative policy arrangements’, genaamd ‘Phosphorus<br />

pollution in the Meuse river basin’ (Aulich, et al., 2010). De actoren in de blauw gekleurde<br />

vlakken zijn al betrokken bij het TIS “fosfor runoff management”, zoals omschreven in paragraaf<br />

3.2; zij kunnen in het vervolg worden aangeduid met de verzamelnaam ‘inner circle’. Tevens zijn<br />

drie afzonderlijke projecten, die hier onder vallen [zie Bijlage III] , aangegeven door middel van<br />

een stippellijn.<br />

Drinkwater<br />

KWR<br />

Reststoffenunie<br />

Onderwijs<br />

VEWIN<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

Vmbogroen<br />

Mbogroen<br />

HAO<br />

Milieu<br />

org.<br />

NGO’s<br />

Overheid<br />

Productschappen<br />

AOC<br />

CAH<br />

HAS<br />

Vitens<br />

Brabant<br />

Water<br />

(N)AJK<br />

ANV<br />

NMV<br />

IPO<br />

UvW<br />

VenW/ IM<br />

LNV / E,L&I<br />

(Z)LTO<br />

Provincie<br />

DG Water<br />

Waterschappen<br />

Hego-<br />

Biotech<br />

Figuur 14 Actoren in het speelveld van het TIS “fosfor runoff management”<br />

NAV<br />

RWS Waterdienst<br />

Onderzoeks- en<br />

kennisinstituten<br />

Bij het project KRW08085 is de Plant Science Group [PSG] wel opgenomen binnen de cirkel,<br />

maar niet blauw gekleurd, omdat er weliswaar een samenwerkingsverband is met het KRW-IP<br />

project Landbouw Centraal, maar daar ligt de focus niet op oppervlakkige afspoeling van fosfaat<br />

en maatregelen daartegen. Er is door het project KRW08085 bijgedragen aan het project<br />

Landbouw Centraal door middel van “kaarten waarop aangegeven is waar problemen met<br />

oppervlakkige afspoeling zouden kunnen voorkomen” (CWK1). In een later stadium zullen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 39<br />

DLG<br />

STOWA<br />

Agribusiness:<br />

Veevoeder,<br />

kunstmest<br />

accountancy<br />

Arcadis<br />

Deltares<br />

Centrum Water<br />

& Klimaat<br />

Agrarische<br />

ondernemers<br />

Wetsus<br />

Centrum<br />

Bodem<br />

Private sector<br />

Royal<br />

Haskoning<br />

Agro-advies:<br />

DLV, etc.<br />

Wageningen<br />

Universiteit<br />

ESG<br />

BLGG<br />

Alterra<br />

PSG<br />

PPO/PRI<br />

TU Delft-CITG;<br />

drinkwater<br />

Adviesbureaus<br />

CLM<br />

NMIagro<br />

IHE


mogelijk nog inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling binnen Landbouw Centraal<br />

getest worden.<br />

Verder is er nog onderscheid gemaakt door enkele actoren lichtblauw te kleuren; Hego-Biotech,<br />

aangezien deze slechts als leverancier van FerroSorp® dienst doet en niet direct betrokken is bij<br />

het onderzoek en de agrarisch ondernemers, omdat er slechts enkelen van een hele grote groep<br />

direct bij het onderzoek zijn.<br />

De groep van acht agrarisch ondernemers uit het project KRW08035 is verre van representatief<br />

voor de totale groep; statistisch gezien niet, maar ook niet wat betreft de acceptatie van<br />

vernieuwingen. De ondernemers, die aan de veldexperimenten meedoen, zijn voor het grootste<br />

gedeelte betrokken bij ARB en/of andere Subsidieregelingen Natuur, doen mee aan<br />

samenwerkingsprojecten zoals Koeien & Kansen of zitten in klankbordgroepen en/of besturen.<br />

“Boeren met wie we samenwerken zijn vaak boeren, die niet bang voor innovaties ... die hun nek<br />

willen uitsteken. Ze zijn niet representatief voor de sector; het zijn een beetje de koplopers, zeg<br />

maar. (...) Het is niet vanzelfsprekend dat goede dingen worden overgenomen door de rest van<br />

de sector” (WS1).<br />

Eén van de mensen, die ik geïnterviewd heb, lichtte dit toe met behulp van een theorie van<br />

Rogers over de verspreiding van innovaties; in dat model worden mensen ingedeeld in<br />

verschillende categorieën. “Als mensen iets nieuws moeten gaan doen, dan heb je een aantal<br />

fases. De ‘innovators’ (...), dat zijn de vernieuwers, de mensen die als eerste met iets aan de slag<br />

gaan. Dan heb je de ‘early adopters’; dat zijn de mensen die redelijk snel iets accepteren. (...).<br />

Dan heb je de ‘late majority’; dat zijn de mensen die er achter aan komen. (...) En dan heb je er<br />

nog een aantal, rond de 20 procent, die begint er gewoon niet meer aan. (...); dat zijn de<br />

‘laggers’. (...) Bij een heleboel innovatie projecten wordt de energie gestoken bij de innovatoren<br />

en wordt gezegd: de verspreiding van de vernieuwing is een soort autonoom proces. Als je maar<br />

in de agrarische pers er over schrijft of voorlichting geeft, dan gaan boeren daar vanzelf mee aan<br />

de slag. Terwijl ik zeg: daar geloof ik helemaal niks van. (...) Bij de waterprojecten in Zuid-<br />

Nederland gaan we bewust zitten sturen; daar zitten we bewust hier [bij de early adopters]. Als<br />

je nou gaat kijken naar de mensen, die aan actief randen beheer meedoen … dat zijn de early<br />

adopters dat zijn niet de innovatoren” (ZLTO1). De agrarisch ondernemers, die ik heb<br />

geïnterviewd, zou ik volgens de omschrijving van de vijf groepen van Rogers indelen bij de ‘early<br />

majority’: ze staan open voor iets nieuws, maar dit moet duidelijk voordeel bieden;<br />

kostenbewust (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, pp. 16-17).<br />

Figuur 15 Diffusie van innovatie volgens Rogers: Classificatie van consumenten, ingedeeld naar hun<br />

neiging/bereidheid om een innovatie te adopteren (Rogers, 2003)<br />

Page 40 Innovatiesysteemanalyse


Uit Figuur 14 wordt duidelijk, dat er nog veel van de afgebeelde actoren niet direct<br />

vertegenwoordigd zijn in de drie projecten, die het TIS “fosfor runoff management” vormen.<br />

Wat is de mening van de geïnterviewde actoren over het belang van betrokkenheid of actieve<br />

deelname van enkele van deze actoren voor de verspreiding van deze innovatie?<br />

“Als het gaat om communicatie: LTO communiceert met leden en niet met niet-leden. Als wij<br />

communiceren met boeren, proberen we dat van óns uit te laten gaan, zodat iedereen de<br />

mogelijkheid krijgt om deel te nemen aan een regeling, bijvoorbeeld. We hebben wel contact met<br />

branche-organisaties als de Nederlandse fruittelers organisatie en de Bond van Boomkwekers”,<br />

maar niet met de vakbond voor melkveehouders. “LTO is -denken wij- toch een beetje de<br />

spreekbuis voor een meerderheid van de boeren” (WS1).<br />

De NMV en NAV zijn “sectorale bonden en (...) zij hebben meer een reactieve aanpak. De<br />

landbouworganisaties LTO-Noord, ZLTO en LLTB zijn overkoepelende organisaties. Daar zitten<br />

alle landbouwactiviteiten, die op het platteland plaats vinden, bij elkaar; daar zit een<br />

meerwaarde in. (...) Wat ik zelf bij LTO organisaties merk, dat is meer pro-actief; die werken meer<br />

met het samenwerkingsmodel. Die andere clubs zijn ook wat beperkter in omvang” (ZLTO1).<br />

Om onder de aankomende generatie agrarisch ondernemers al infomatie te verspreiden over de<br />

KRW, de rol van oppervlakkige afspoeling bij te hoge fosfaatconcentraties in het<br />

oppervlaktewater en de mogelijke maatregelen hiertegen, kunnen afdelingen van het Agrarisch<br />

Jongeren Kontakt [AJKs] een goede optie zijn. “Ja, dat is een goede club, NAJK [Nederlands<br />

Agrarisch Jongeren Kontakt]. Het BAJK [Brabants Agrarisch Jongeren Kontakt], die zit hier in huis.<br />

(...) Als je praat over de KPJ, dat zijn de Katholieke Plattelands Jongeren; dat is meer het<br />

algemeen plattelands jongeren werk [APJW]. Dat is het boerentoneel, schuurfeesten, de<br />

gezelligheid. Dan kan ik me voorstellen dat boeren zeggen: ‘daar moet je niet zijn’. (...) Maar de<br />

AJKs, dat zijn belangrijke clubs. De eerste nieuwe ontwikkelingen, ideeën, die starten bij het<br />

NAJK, die starten gewoon bij die jonge boeren, dus zaken zoals deeltijd-boer zijn, omgaan met<br />

plattelandsverbreding, zuinig omgaan met water; dat zijn allemaal thema’s, waarbij het NAJK<br />

gewoon 3, 4, 5 jaar voor loopt op de LTO-organisaties. In mijn tijd bij de HAJK, en misschien is het<br />

nu nog wel zo, werd - als de voorzitter van LTO Nederland uitgenodigd werd bij LNV - ook de<br />

voorzitter van het NAJK uitgenodigd” (ZLTO1). Sommige actoren hebben andere ideeën over hoe<br />

je de jongere generatie al kennis kan laten maken met dit soort zaken. “Ja, maar je wilt het<br />

nieuw invoeren, hè. Dan moet je bij de mensen zijn, die er nu mee te maken hebben” (AGR1).<br />

Tijdens één van de oriënterende gesprekken kwam ter sprake dat agrarisch ondernemers ook<br />

weer nieuwe kennis meekrijgen van stagiaires op hun bedrijf. “Dan moet je de AOCs [Agrarische<br />

Opleidings Centra+ benaderen: agrarische scholen, groencollege’s, HAS-sen” (AGR1].<br />

Een andere groep, die van belang zou kunnen bij de verspreiding van de innovatie, is agroadvies.<br />

“DLV-lezing spreekt hier over het algemeen wat meer aan dan een ZLTO-lezing, omdat<br />

(...) een DLV-er het meteen meer naar de praktijk toe vertaalt en dat is iets wat een ondernemer<br />

veel meer aanspreekt. (...) zo heb ik dat ervaren. (AGR4).<br />

of de agri-business. In een brochure van de West-Brabantse gebiedspilots (WSBrabantseDelta,<br />

2009, p. 9) staat ‘marktpartijen’ als één van de betrokken partijen aangegeven [zie Figuur 16].<br />

“Ik denk dat hij hier heel erg terecht ertussen staat en dat ze in deze 2 projecten [Chaamse Beken<br />

en Rietkreek] in ieder geval te weinig betrokken zijn, maar wat je ziet is dat met name bij<br />

landbouwbedrijven de toeleveranciers, adviseurs, afnemers een grote rol spelen op het bedrijf en<br />

op het gedrag van boeren en tuinders. Je kunt nog zo veel adviseren en vertellen bij een boer,<br />

maar als een dag later z’n teeltadviseur langs komt of ’n adviseur van kunstmeststoffen en die<br />

gaat iets heel anders vertellen, dan heb je grote kans dat die boer toch doet wat die teeltadviseur<br />

zegt” (WS2, WS Brabantse Delta).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 41


Figuur 16 Betrokken partijen bij Brabantse gebiedspilots (Bron: WSBrabantseDelta, 2009, p. 9)<br />

“De toeleverende industrie ... die kunnen we als overheid ook gebruiken natuurlijk; wil je als<br />

overheid de boeren bereiken, dan kan je het beste naar díe mensen toe. Bedrijfslab Oosterbeek,<br />

die komen ook bij bijna alle bedrijven; die moeten verdienen aan de analyses (...) en dat zijn<br />

natuurlijk specialisten die van bemesting of bodembeheer verstand hebben. (...) En de<br />

mestleveranciers, maar dat zijn dan meer de landbouwcooperaties; die hebben natuurlijk ook<br />

voorlichters, Dan ga je toch ook over je hele bedrijfsvoering praten; dan komt er ook zo’n KRW<br />

ter sprake”(LNV). Het is echter de vraag óf en hoe je zou kunnen beïnvloeden, dat ze de KRWdoelen<br />

voor fosfaat en de mogelijke maatregelen ook inderdaad bespreken in de gesprekken<br />

met de agrarisch ondernemers? “Dat kan je niet echt; als je er zeker van wilt zijn, dat ze het ook<br />

echt meenemen, dan moet je zorgen dat zíj het ook écht als een probleem zien; de huidige<br />

watertoestand. Dat is wel lastig hoor” (LNV).<br />

Het kernteam “Kennis moet stromen” heeft al deze partijen samengevat onder de noemer<br />

“erfbetreders”; dit is “een algemene groep van mensen, die bij agrariërs op het erf komen;<br />

letterlijk. Dat kan dus industrie zijn, dat kan de ANV, LTO of DLV zijn, dat kunnen een heleboel<br />

mensen zijn. En het blijkt ook wel in onze gesprekken, dat dat toch een belangrijke schakel is”<br />

(CONS2).<br />

Vanuit Wageningen Universiteit wordt er onderzoek gedaan naar de adsorberende<br />

eigenschappen van ijzerhoudende materialen in verband met fosfaat. Er is ook een uitgebreid<br />

netwerk van contacten door middel van COST en SERA, maar dit is voornamelijk allemaal gelinkt<br />

met landbouw en fosfaatproblematiek. Vanuit de drinkwaterwereld wordt er ook onderzoek<br />

gedaan naar de adsorptie-eigenschappen van de reststof van ontijzeringsprocessen, maar meer<br />

met het oog op de nuttige toepassing voor de reststof in ontzwavelingsprocessen en voor de<br />

verwijdering van arseen uit drinkwater. “Daar hebben we ook al onderzoek naar gedaan, want<br />

dat Arseen, dat speelt in de hele wereld en we willen niet dit materiaal vervoeren over de hele<br />

wereld. Het is veel mooier als je het in die landen, (...) ter plaatse kunt maken. Dus wat wij<br />

gedaan hebben is met gewoon maagdelijk zand gekeken of we daar een ijzerafzetting op kunnen<br />

creëren en dat lukt ook wel” (DW1).<br />

“Op het vlak van adsorptie-desorptie, IHE en TU Delft; die werken daar ook in samen. En Doris<br />

van Halem 8 , (...) Die zit ook met ons en Branislav in projecten op het gebied van<br />

8 Ir. D. van Halem, PhD-onderzoekerTU Delft, Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CITG); Afdeling<br />

Watermanagement; sectie Gezondheidstechniek; “Subsurface arsenic removal from groundwater for application in<br />

developing countries”<br />

Page 42 Innovatiesysteemanalyse


arseenverwijdering. En ook daar zijn studenten en promovendi bezig om deze materie te<br />

onderzoeken” (DW1).<br />

“Dit [het aangegroeide filtermateriaal van ontijzering Engelse Werk] doen ze op IHE ook in die<br />

kolommen; daar zitten ook van die studenten en die kijken ook naar P, omdat het natuurlijk ook<br />

hindert bij de As-verwijdering. Dus als je daar wat over wilt weten of een proef wilt laten<br />

uitvoeren, dan zou ik daar ook eens aan denken. Dan wel de club van Branislav Petrusevski 9 –<br />

Sharma 10 werkt daar ook. Verder Arie Zwijnenberg bij Wetsus, die heeft zo’n SEM-apparaat,<br />

waarbij hij de korrels heel goed kan analyseren; je kan ook keurig bekijken hoe ze opgebouwd<br />

zijn en analyseren hoe Fe, P, As, en andere stoffen erin zitten”(DW1).<br />

4.2 Percepties van de actoren<br />

In deze paragraaf zal de visie van de verschillende actoren[-groepen] op de fosforproblematiek<br />

en de mogelijke maatregelen in de agrarische sector weergegeven worden voor zover bekend is<br />

geworden in de interviews of uit de documentenanalyse. Hiermee wordt geen recht gedaan aan<br />

de mening van alle individuele actoren, maar er is een poging gedaan om een beeld te geven van<br />

de dominante visie binnen een netwerk mét enkele nuances. Want net zoals bijvoorbeeld ‘de<br />

boer’ niet bestaat met betrekking tot zijn neiging tot innovatie, zijn agrarisch ondernemers ook<br />

qua activiteiten en organisatie heel divers en dus ook qua perceptie. Ook zal hun beeld van de<br />

toepassing van een maatregel met ijzerhoudende materialen ten opzichte van andere<br />

maatregelen aan bod komen.<br />

4.2.1 Fosforproblematiek<br />

De eerste vraag, die vooral binnen de agrarische sector speelt is ‘Is er sprake van een<br />

fosforprobleem? ’, “want vanuit wetgeving is P dan wel een vervuilende stof, maar vanuit de<br />

boeren is P mest wat je nodig hebt voor de plantengroei” (CAH).<br />

Veel geïnterviewde actoren zien fosfor niet als een probleem, maar voornamelijk als een<br />

essentiële voedingsstof. “Bij fosfaat denk je aan mineralen, waar we niet zonder kunnen”<br />

(AGR2). “Er is wel het beeld geschapen, dat fosfaat een milieuprobleem is. Alleen één ding weet<br />

ik zeker, als we geen fosfaat meer hebben, dan zullen we ook niks meer te eten hebben. Dat is<br />

iets waar mensen iets meer bij stil moeten staan” (AGR3). “Ook voor het oppervlaktewater is het<br />

een essentiële voedingsstof; alleen is in sommige gevallen de dosering te hoog” (WS2).<br />

Alhoewel dit wel genuanceerd kan worden voor kunstmest of organische mest en het verschilt<br />

ook per agrarische bedrijfstak; voor de intensieve veehouderij ligt dit anders dan voor de<br />

melkveehouderij of de akkerbouw/volle grondsgroententeelt. “Qua landbouw zou je grofweg<br />

terug kunnen naar evenwichtsbemesting, maar tegelijkertijd zit je natuurlijk met de fikse<br />

hoeveelheid mest, die wordt geproduceerd. Je kan niet van de een op de andere dag zeggen ‘Zie<br />

maar waar je het laat’. Mest is voor alle veehouders een kostenpost; het kost geld om ervan af te<br />

komen. Het is een afvalproduct” (LNV). “We worden erop afgestraft als we iets te veel bemesten,<br />

maar in onze ogen is dat nog niet direct teveel. Het gras of andere voedergewas heeft een<br />

bepaalde hoeveelheid fosfaat nodig en als je gaat kijken wat het gewas onttrekt bij een optimale<br />

productie en wat het mag krijgen, dan zit er al een spanningsveld in” (AGR2).<br />

9 Branislav Petrusevski, UNESCO-IHE, Academic Department Urban Water and Sanitation, Associate Professor of<br />

Water Supply, Email: b.petrusevski@unesco-ihe.org<br />

10 Saroj Kumar Sharma, UNESCO-IHE, Urban Water and Sanitation, Senior Lecturer in Water Supply Technologies,<br />

Email: s.sharma@unesco-ihe.org; Dissertatie: Adsorptive Iron Removal from Groundwater, Swets & Zeitlinger B.V.,<br />

Lisse, The Netherlands, ISBN 90 5410 430 9 [table 4.1, p 88].<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 43


Of fosfor gezien moet worden als een milieuprobleem is erg relatief en afhankelijk van de<br />

doelen, die je stelt. “Sinds de jaren ’70-‘80 is de kwaliteit van het oppervlaktewater al wel een<br />

stuk verbeterd (...) dat landbouw de grootste bron is, dat is nog niet zo verschrikkelijk lang,<br />

natuurlijk” (LNV). “Als ik nou in de sloot ga kijken, dan is er toch wel heel veel veranderd. Er zijn<br />

nou percelen waar de kikkers van de ene kant naar de andere kant springen en vissen zo door de<br />

sloot zwemmen; dan denk ik: dat is weer mooi voor elkaar” (AGR3). “Het fosfaat-nitraatprobleem<br />

is overdreven; het water is al schoon, maar vanuit milieu-oogpunt kan het misschien<br />

nog beter” (AGR5, akkerbouw). “Als we het goed doen, (...) dan zou het zo moeten zijn dat<br />

landbouw in het milieu past en daar geen schade toebrengt. En dan kan je je weer afvragen ‘wat<br />

is geen schade?’ Als ik op dit moment met vissers praat, dan zeggen ze ‘gooien jullie eens wat<br />

meer mest in die sloot, want ik kan geen vis meer gevangen krijgen aan de kust; er zitten geen<br />

voedingsstoffen en geen algen meer in het water, dus de vissen zitten allemaal 2 km verder’. Dus<br />

dat is de keerzijde” (AGR3, melkveehouder). Deze laatste opinie wordt vaker aangehaald in de<br />

literatuur, in kranten en op fora: “Er zijn aanwijzingen dat vervanging van fosfaat in<br />

wasmiddelen [lees: vermindering van fosfaatconcentraties] leidt tot een afname van de<br />

vispopulaties in de zee” (de Haes, Jansen, van der Weijden, & Smit, 2009, p. 13). “Verwijder niet<br />

langer met veel energieverspilling alle fosfaat bij de rioolwaterzuivering, zegt hij [bioloog Dolf<br />

Boddeke]. Meer fosfaat zou de kustwateren weer productiever maken. Juist in de fosfaatrijke tijd<br />

van de jaren zestig had de visserij op de Noordzee gouden vangsten” (Zeilmaker, 2011). “Ook<br />

vissers ondervinden de problemen en merken dat de vissen niet meer zijn wat ze waren. Oudere<br />

ervaren vissers voelen met hun vingers dat het water "dun" is. Het water bevat te weinig<br />

"voedsel". Dit komt deels omdat fosfaatvervangers al het leven doden, terwijl fosfaten juist de<br />

basis zijn voor al het voedsel! Het gebrek aan fosfaten zorgt voor minder voedsel voor de<br />

vissen” 11 .<br />

Volgens anderen is er vanuit diverse bedrijfstakken nog weinig oog voor de omgeving. “Steden of<br />

industrieën of boeren, die kijken allemaal naar hun interne processen. (...) Het is heel lang zo<br />

geweest, en dat is ook nog wel zo, dat wat naar de omgeving wordt uitgestoten in het beeld<br />

eigenlijk niet bij de verantwoordelijkheid hoort. Dat wordt weliswaar opgelegd nu door middel<br />

van regelgeving etc, maar het idee dat - als je iets doet in de omgeving - je ook verantwoordelijk<br />

bent voor de gevolgen die het heeft naar de wijdere omgeving toe, dat bestaat eigenlijk nog<br />

slecht” (WU).<br />

Verschillende uitspraken van de geïnterviewde agrarisch ondernemers getuigen ervan, dat er<br />

wel degelijk een besef leeft dat de landbouw zo min mogelijk nadelige effecten op de omgeving<br />

moet hebben. Dit is ook verwoord in de visie van de ZLTO (2009); “op de jaarvergadering werd<br />

een visie gepresenteerd, die ‘van maximaliseren naar optimaliseren’ werd genoemd. Dus niet<br />

meer gaan voor maximale productie (dat is eigenlijk de mantra geweest de afgelopen decennia),<br />

maar meer naar ‘hoe kunnen we optimaal produceren in onze omgeving’ “ (WU). Geïnterviewde<br />

ZLTO1 licht dit als volgt toe: “Wat ZLTO gezegd heeft, is ‘houd er gewoon rekening mee, dat het<br />

én voor jezelf maar ook voor de samenleving belangrijk is, dat wat je doet, dat dat op een<br />

duurzame manier gebeurt’, (...) maar de ZLTO gaat niet op de stoel van de ondernemer zitten.<br />

Het zijn gewoon puur keuzes die je maakt in je bedrijfsvoering. ZLTO geeft géén vaktechnische<br />

adviezen”. De boeren zelf hebben er ook baat bij om de voedingsstoffen bij de gewassen te<br />

houden. “Zo min mogelijk verliezen (...); dat is onze zaak. Alles wat verloren gaat, is niet goed<br />

voor ons, niet goed voor het gras, niet voor het milieu; voor niemand niet. Daar hebben we met<br />

z’n allen niks aan, dus als we dat kunnen beperken, dan is dat een hele goede zaak” (AGR2).”Al<br />

die fosfaten en ook die stikstof trouwens, die dan in de sloot komt ... daar kan ik helemaal niks<br />

meer mee” (van Wijk, melkveehouder op film (ZLTO, Arcadis, Wageningen-UR, & KRW-<br />

Innovatiefonds, 2010 time: 00:59-01:15)).<br />

11 http://www.swnm.nl/het-zieke-water.html en http://visserijnieuws.punt.nl/index.php?r=1&id=425575<br />

Page 44 Innovatiesysteemanalyse


Toch zal bij menig agrarisch ondernemer nu nog niet het besef bestaan, welke invloed het<br />

‘kleine’ beetje mest op het milieu heeft. “Je kan denken ... zóveel gaat er toch eigenlijk niet naar<br />

het oppervlaktewater? En in wezen klopt dat ook, want als je kijkt naar hoeveel meststoffen er<br />

op het land komen en hoeveel meststoffen er ook weer door de plant opgenomen worden, dan is<br />

het ook maar een heel klein deel, wat naar het oppervlaktewater verdwijnt. Alleen ... vanuit<br />

boerenperspectief is dat zo, maar als je kijkt naar het perspectief van de waterkwaliteit, dan<br />

levert díe hoeveelheid nutriënten toch nog steeds een probleem op” (CONS1 op film (ZLTO, et al.,<br />

2010 time: 00:28-00:59)). “Wanneer mensen inzicht hebben, dat dingen bijdragen ... nogmaals,<br />

die boer heeft er ook geen belang bij dat het fosfaat in de sloot loopt, alleen hij is zich daar niet<br />

van bewust, denk ik. Dus ik denk dat kennis en inzicht heel belangrijk is” (PrNB). [zie ook net<br />

boven paragraaf 5.4.5]<br />

Het is echter duidelijk dat er geen ‘gevoel van urgentie’ aanwezig is bij de agrarisch<br />

ondernemers. “Het is ook niet het beeld – als je in de landbouw kijkt - dat er een gigantisch gat<br />

zit tussen het gewenste niveau en het huidige niveau [huidige concentratie in het<br />

oppervlaktewater]” (LNV).<br />

Dit geldt ook voor het dreigende mondiale fosfaattekort (de Haes, et al., 2009; van der Meer,<br />

2002; Vergouwen, 2010). Enkele geïnterviewde agrarisch ondernemers zijn hier wel van op de<br />

hoogte. “Als je die fosfaat nou eens op een eenvoudige manier kon verzamelen .... Want fosfaat<br />

is een hartstikke duur goedje en er komt ook nog eens een tekort aan. Dat is de realiteit waar we<br />

mee te maken hebben (...) áls we er iets mee gaan doen, in ieder geval zo doen dat het op<br />

termijn aantrekkelijk wordt om te hergebruiken” (AGR3). Maar ook in dit geval lijkt er nog geen<br />

urgentie te zijn. “Het grote probleem is dat we in het hier en nu leven. Het is lastig om nu al<br />

bewust om te gaan met een probleem, dat pas over 20 jaar komt. Dat geldt met alle innovaties<br />

zo; men moet zelf het idee hebben dat het urgent is om het probleem op te lossen. Als die<br />

urgentie er nog niet echt is bij de landbouw ... De overheid zou hier dan het voortouw kunnen<br />

nemen, (...) maar als je nu zegt ‘over x jaar hebben we te weinig fosfaat, dus we gaan alvast de<br />

boel aanscherpen’, dan krijg je meteen discussie met LNV, dat landbouw in Nederland niet meer<br />

rendabel is” (DGW).<br />

4.2.2 Wie is verantwoordelijk voor welke actie?<br />

Behalve de afwezigheid van een gevoel van urgentie, is er nog iets wat het vinden van een<br />

oplossing voor dit probleem in de weg staat en dat is de vraag van waar welke<br />

verantwoordelijkheden liggen. “Het waterschap is als waterkwaliteitsbeheerder natuurlijk de<br />

probleemhebber” (WS2). “Het ís hun belang; nu worden er ook waterschapslasten betaald. De<br />

boer betaalt er eigenlijk al voor dat het water gezuiverd wordt. Net zoals de gezinnen in steden<br />

en dorpen daar ook voor betalen” (CB1). Maar wie er moet zorgen voor de oplossingen is vaak<br />

minder duidelijk. “De Waterschappen hebben al vrij snel geroepen dat het generieke mestbeleid<br />

niet streng genoeg is, waardoor de concentraties in het oppervlaktewater te hoog zijn (in de<br />

zandgebieden)” (WS1). “We waren van mening, dat – met betrekking tot nutriënten – er bij LNV<br />

nog behoorlijk wat bronnenaanpak moet gebeuren om de doelen te halen (...) maar bij LNV<br />

hadden ze zoiets van ‘de KRW; dat is iets wat regionaal opgepakt moet worden’ (WS2). “Dat was<br />

ook een beetje bij de KRW het idee, dat we bottom-up tot maatregelen moeten zien te komen.<br />

Nou dat klinkt allemaal wel heel mooi, alleen de praktijk is weerbarstig als het gaat om<br />

landbouwemissies. Waterbeheerders die kijken naar de landbouw, de landbouw kijkt naar de<br />

waterbeheerders, het Rijk kijkt naar de regio, de regio kijkt naar het Rijk” (DGW). Dit komt ook in<br />

rapporten naar voren, zoals bij het onderzoek naar een [mogelijke] ontwikkeling van een<br />

bodemdienst reductie fosfaatemissie waar tijdens een workshop [dd. 28 november 2008] de<br />

belangstelling is gepolst van Ministeries, Provincies en Waterschappen: “Daarbij is er nog de<br />

nodige onduidelijkheid over verantwoordelijkheden van nationale en regionale overheden m.b.t.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 45


de kwaliteit van oppervlaktewater en de rol van de landbouw daarbij” (Postma, de Haas, den<br />

Boer, & van den Draai, 2010a, p. 44).<br />

Er bestaan verschillende databases en lijsten met maatregelen: vanuit kennisinstituten (O. A.<br />

Clevering, Oppedijk-van Veen, Jukema, & Boekhoff, 2006), vanuit LTO en UvW (LTO-Projecten,<br />

LTO-Nederland, & UvW, 2007; Schaik, 2006). Zo bestaat er het Kennissysteem Maatregelen,<br />

waarin generieke informatie over kosten en/of een beschrijving van de effecten van<br />

maatregelen is opgenomen (Benoist & Jansen, 2006; van Os, Noij, van Bakel, de Winter, & van<br />

der Bolt, 2009; VenW & Werkgroep-Afwegingskader/MKBA, 2005 hfst 2 en bijlage 4). De<br />

berekening van effecten naar het waterlichaam voor een bepaalde regio kan worden uitgevoerd<br />

met de KRW-Verkenner 12 om verschillende oplossingsrichtingen te verkennen. In de provincie<br />

Noord-Brabant zou een Beslisinstrument Maatregelen Waterkwaliteit [BMW] opgesteld zijn; een<br />

lichtere, provinciale variant van het Kennissysteem Maatregelen, wat ook toepasbaar is op een<br />

lager schaalniveau [lokaal en/of bedrijfsniveau] (Verhagen & van Lamoen, 2006).<br />

“Op een gegeven moment is er gezegd ‘we gaan eerst met de innovatie pilots aan de gang’.<br />

Onze mening was, dat er al veel bekend was waar je mee aan de slag kunt gaan (...) wij vonden<br />

het eigenlijk een beetje uitstel” (WS2).<br />

“Ik ben in principe wel voorstander van ‘de vervuiler betaalt’. Maar er is wel een bepaalde grens;<br />

tot welk niveau wentel je af op de boer? Hij moet zich wel houden aan ‘Goede Landbouw<br />

Praktijk’*kijken naar wat het gewas nodig heeft+” (DGW). “In de politiek is gezegd ‘we willen de<br />

landbouw niet zwaarder belasten qua milieumaatregelen dan de huidige regelgeving’. “Als dat<br />

zo is, maar je ziet ook dat het water er niet schoon genoeg van wordt, dan moet je ook naar<br />

andere maatregelen gaan kijken. (...) Je kunt niet de hele tijd naar boeren wijzen en zeggen<br />

‘neem jullie verantwoordelijkheid’, dus je zult gewoon als waterbeheerders en andere overheden<br />

gezamenlijk moeten zoeken naar verbetering van de waterkwaliteit (WU).<br />

“Wij lopen tegen problemen aan van een te hoog stikstof- en fosfaatgehalte in het<br />

oppervlaktewater. Dus wij schuiven graag aan bij projecten of initiëren ze zelf” (WS2). Veel<br />

“maatregelen, die kunnen wij ondersteunen als waterschap; waarbij we financieel kunnen<br />

bijdragen aan onderzoek. Het zijn geen maatregelen des waterschaps; dan zit je meer in het<br />

voortraject of in het natraject. (...) We betalen mee en denken mee, maar is het dan onze<br />

verantwoordelijkheid om die maatregelen in de sector te implementeren? Dat is de discussie die<br />

bestuurlijk ook speelt: is dat een taak van het waterschap of moet LTO daar harder aan trekken”<br />

(WS1).<br />

Maar “de ZLTO gaat niet op de stoel van de ondernemer zitten. Het zijn gewoon puur keuzes die<br />

je maakt in je bedrijfsvoering. Wat ZLTO gezegd heeft, is ‘houd er gewoon rekening mee, dat het<br />

én voor jezelf maar ook voor de samenleving belangrijk is, dat wat je doet, dat dat op een<br />

duurzame manier gebeurd.(...) maar of een boer zegt ‘laat ik eerst eens naar mijn bodem kijken<br />

en dan naar het vee’ of ‘eerst plantmateriaal en dan ...’ dat zijn individuele bedrijfskeuzes; daar<br />

heeft ZLTO, denk ik, geen voorkeur. (...) ZLTO geeft namelijk geen vaktechnische adviezen”<br />

(ZLTO1).<br />

4.2.3 De rol van oppervlakkige afspoeling<br />

Eigenlijk alle geïnterviewde actoren beamen dat het besef, dat oppervlakkige afspoeling een<br />

belangrijke bijdrage kan leveren aan fosforemissie, nog vrij nieuw is. “Oppervlakkige afspoeling<br />

van fosfaat is natuurlijk iets van de laatste jaren, wat bijna een openbaring is geweest” (WS2).<br />

“We hebben een jaar of 3-4 geleden zelf ook eens wat onderzoek gedaan naar afspoelend<br />

12 http://public.deltares.nl/display/KRWV/KRW-Verkenner<br />

Page 46 Innovatiesysteemanalyse


terreinwater. En toen kwamen we eigenlijk wel tot de conclusie, dat afspoeling van fosfaat – qua<br />

gehaltes in ieder geval - een belangrijke route is” (WS2). “Toen ik hier kwam, had iedereen het<br />

over fosfaatverzadigde gronden, dat die op een gegeven moment zouden doorslaan en dat we<br />

dan een enorm fosfaatprobleem zouden krijgen (...) run-off, de oppervlakkige afspoeling, die zat<br />

helemaal niet in die modellen (...) dat geeft ook wel aan hoe weining aandacht er voor afspoeling<br />

was”(PrNB). “Dat soort stochastische processen; dat is heel lastig te kwantificeren. Daarom blijf<br />

je die discussie houden van ‘is nou die afspoeling belangrijk of niet’? Volgens mij gevoelsmatig is<br />

het belangrijk; domweg omdat je het gewoon ziet als het geregend heeft en de boeren het van<br />

het land af willen hebben. (DGW). “En dan kun je zeggen ‘we gaan het nog een keer precies<br />

onderzoeken en proberen te kwantificeren’ en dat kan op zich helemaal geen kwaad, maar …<br />

Van de andere kant kun je ook zeggen ‘nou, we willen in die richting alvast met maatregelen aan<br />

de slag’” (WS2). Voor velen is het wellicht nog onbekend. “Dat er zoveel fosfaat zou afspoelen<br />

naar het oppervlaktewater ... ik zou denken, dat valt allemaal wel mee” (AGR4) “Als je vraagt in<br />

hoeverre er in het onderwijs al iets met oppervlakkige afspoeling wordt gedaan ... (...) het wordt<br />

genoemd, als we het over de Kaderrichtlijn Water hebt (...); ik denk dat het daar ophoudt. (...)<br />

Het is niet zo, dat er hier veel lessen over gegeven worden; van wat moet je nou doen? Spit je nu<br />

wel of niet een geultje? En wat is je dilemma?” (CAH). “Bij een aantal scholen durf ik mijn hand<br />

ervoor in het vuur te steken, dat er echt niks over gezegd wordt. (...) Het kan meer incidenteel<br />

zijn; dat een ondernemer, waar zo’n student zit, in een project participeert en dat ze op die<br />

manier er mee bezig zijn”(CAH).<br />

Het is moeilijk om grip te krijgen op oppervlakkige afspoeling: “het hele probleem ‘afspoeling’ is<br />

heel lastig voor het onderzoek. Want iedere strekkende meter is het weer anders en ieder jaar is<br />

het anders; het hangt af van de vochtigheid van de bodem, hoe is de neerslagverdeling ... (PrNB).<br />

Onder de agrarisch ondernemers, die ofwel via de projecten ofwel via een CoP bij het TIS ‘fosfor<br />

run-off management’ betrokken zijn, waren er die het fenomeen ‘oppervlakkige afspoeling’ wel<br />

herkenden uit de praktijk, maar er waren er ook die het niet herkenden.<br />

4.2.4 Ijzerhoudende verbindingen voor P-reductie [status innovatie]<br />

De geïnterviewde wetenschappers zien potentie in het gebruik van ijzerhoudend materiaal. Op<br />

mijn vraag of de maatregelen van de lijst [zie Bijlage II] potentieel niet zo effectief worden<br />

beschouwd als de fosfaatbinders, antwoordde een betrokken wetenschapper: “Ja dat durf ik<br />

echt te stellen. (...) voor een deel is dat “gut-feeling”. Zijn redenatie was dat veel [bron- en pad-]<br />

maatregelen al toegepast worden of veel te duur zijn. “Dus als je alles combineert, dan begrijp je<br />

toch waarschijnlijk wel waarom ik gecharmeerd was van de maatregel via de greppels. In de<br />

eerste plaats omdat het areaal wat is begreppeld heel groot is en je dus een grote bron pakt.<br />

Hoewel we ook nog niet zeker weten hoe groot de bron is. In de tweede plaats heb je de potentie<br />

om meer dan 50% van het fosfaat in het water weg te vangen” (CB1).<br />

Ze erkennen echter ook dat het nu nog niet praktijkrijp is: “Aan de techniek zal het niet liggen<br />

(...) In mijn ogen is Ferrosorp duur en het ijzerzand, dat is heel goedkoop, heel effectief, maar<br />

heeft als probleem dat het het water onvoldoende doorlaat; en daar moet je dus optimaliseren.<br />

Dat vergt toch wat uitzoekwerk, maar daarvoor hebben we te weinig mogelijkheden gekregen<br />

om dat in het kader van dit project te doen. (...). Als ik nu terugkijk, ben ik toch ook wel een<br />

beetje verbaasd dat we tegen zulke fundamentele knelpunten aanlopen. (...) Dus dat leert dan<br />

toch dat het lastig is om heel snel naar de praktijk toe te gaan; dat je toch verschillende<br />

optimaliseringsstappen moet uitvoeren” (CB1). Hoe lang zo’n zak met Ferrosorp meegaat, “dat<br />

moet je gaan bekijken in een echte afspoelingssituatie; zijn het pieken of is het continu een lage<br />

hoeveelheid? Je moet mij niet gaat vragen om te berekenen hoeveel het dan gaat kosten en wat<br />

het oplevert. Daarvoor is het nog veel te vroeg”(CB2).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 47


Bij Waterschappen zijn optimistische geluiden te horen: “Ik denk dat het materiaal heel kansrijk<br />

is; het is alleen nog een slag maken naar de praktische toepasbaarheid” (WS2). Maar anderen<br />

zijn er wat sceptisch over of het zijn weg wel zal vinden naar de praktijk. “Alleen het zijn geen<br />

maatregelen die breed inzetbaar zijn, denk ik. Die ook breed overgenomen worden door boeren”<br />

(WS1).<br />

Voor sommige mensen gaat de overstap van het idee en de laboratoriumfase naar het veld te<br />

snel; anderen zien wel voordelen in een veldexperiment vroeg in het ontwikkelproces. “Nee, dat<br />

moet je direct in het veld stoppen, want dan zie je ook wat de problemen zijn. Daarom vind ik het<br />

ook hartstikke goed, dat jullie het zo doen” (AGR1).<br />

De agrarisch ondernemers zien nog wel een groot gat tussen de huidige stand van zaken en de<br />

dagelijkse praktijk. “Het is een start, maar ook nog niet meer dan dat” (AGR3). De proeven zijn<br />

“in mijn beleving heel theoretisch. Je probeert de praktijk na te bootsen middels die proef en er<br />

zal best iets uitkomen, maar wilt je het echt weten ...... dan is het dat ik een telefoontje pleeg ‘nu<br />

heeft het veel geregend, nu zit er water in de greppel, en morgen moet je komen’; want dan<br />

komt er water door dat pijpje en ga dan maar eens meten wat je tegen kan houden of niet. Dát is<br />

praktijk. (...) zoals het hier in het voorjaar is gebeurd, is nog geen praktijk. In de praktijk komen er<br />

hele grote hoeveelheden door, denk ik, en ook langduriger” (AGR2). Niet alleen het<br />

adsorptievermogen van het materiaal bij hoge stroomsnelheden en bij langdurige blootstelling<br />

was hierbij aan de orde, maar ook het probleem van kleideeltjes die meegenomen worden bij de<br />

oppervlakkige afspoeling baarde sommigen zorgen. De doorstroming van de zakken met<br />

FerroSorp® “gaat op zich goed, maar na een jaar niet meer, want die zak wordt gewoon<br />

overspoelt door klei. Wij hebben hier vorig jaar nieuwe kopakkerbuizen gelegd. En toen hebben<br />

we voor iedere kopakkerbuis een gat gegraven van bijna een halve m 3 en in 1 jaar tijd stroomt er<br />

een halve kuub klei in en is het gat dicht. Dus dat wil zeggen dat als je daar een filter in zet, (...)<br />

dan moet dat een halve kuub klei kunnen verwerken. (...) Anders gaat het filter dichtzitten, de<br />

waterafvoer stagneert en dan hebben we een groter probleem” (AGR1).<br />

Toch vinden de agrarisch ondernemers dat het goed zou zijn om deze maatregel verder te<br />

onderzoeken. “Maar 15 november is het afgelopen ...? stopt het dan met het project ...? is er<br />

dan geen ... dat zou toch jammer zijn! Dan ben je zover en dan heb je nog niks bereikt” (AGR1).<br />

Ze staan er dan ook open voor om hieraan mee te werken. “Het moet onder<br />

praktijkomstandigheden ook getest worden. Dan stel ik me daarvoor ook wel weer beschikbaar”<br />

(AGR2).<br />

Niet alleen voor deze maatregel, maar in het algemeen, wordt hier nogal sceptisch naar<br />

gekeken. “Ik denk dat de indruk bestond bij SenterNovem [Agentschap NL] dat er al veel kennis<br />

was, die ‘alleen nog maar’ in de praktijk getoetst moest worden. Ze verwachten misschien dat er<br />

in 2012 voldoende maatregelen uit zijn gekomen, waar alleen nog maar uit gekozen moet<br />

worden. Maar ik denk niet dat dit het geval zal zijn” (CB2). “ Er zijn nog niet van die concrete<br />

resultaten, die je met de boeren kunt overleggen ‘zo van doe het maar zo, dan komt het wel<br />

goed’. Er zijn nog teveel vragen bij de verschillende onderzoeken. (...) Dat wil niet zeggen dat die<br />

projecten het niet goed hebben gedaan, maar de werkelijkheid is gewoon niet zo makkelijk; dat<br />

als je er geld tegenaan gooit, dat je in 2 jaar er oplossingen voor hebt. (CONS2).<br />

4.2.5 Andere maatregelen<br />

Veel van de geïnterviewde actoren denken meer in termen van ‘zorgen dat de fosfaat niet<br />

wegspoelt, dus de oppervlakkige afspoeling verminderen’. Met de aanscherping van het<br />

mestbeleid hebben de boeren er tenslotte zelf ook baat bij om de voedingsstoffen bij de<br />

gewassen te houden, anders komen ze tekort.<br />

Page 48 Innovatiesysteemanalyse


Zij zien practische oplossingen vooral liggen in bronmaatregelen of in goed bodembeheer [zie<br />

ook tabel in bijlage II ]. “Dit [effectmaatregelen] is allemaal mosterd na de maaltijd. Als je deze 2<br />

dingen goed doet.....; ga goed met je grond om, je hebt organische stof gebonden heen door de<br />

jaren heen (dat kost bijna een generatie) en bronmaatregelen ...” (AGR2).<br />

“Bij goede landbouwvoering gebeuren heel veel van deze punten [bronmaatregelen] al (...) De<br />

structuur van de grond; dat is een hele voorname, zeker op bouwland. Daar kun je heel veel mee<br />

verdienen (...) en dat is het minst belastende voor een melkveehouder” (AGR1).<br />

“Dat hele verhaal van (ad-hoc) greppels zou theoretisch niet nodig hoeven te zijn. (...) Maar – en<br />

dan ga ik even de advocaat van de duivel spelen – als wij zo volhouden van ‘infiltratie, dat lost<br />

alles op’, dan kunnen wij dus met alle overtuigingskracht, die hier aan tafel zit, er nog niet veel<br />

voor betekenen, want wij adviseren gewoon ook om maar sleuven te trekken. Sterker nog: er is<br />

juist een toename van mensen, die - zodra ze met hun voorjaarswerk klaar zijn - sleuven gaan<br />

trekken.(...) Ja, het probleem wordt groter. Met andere woorden ... ‘infiltratie, dat werkt dus<br />

niet’? Nee, infiltratie, dat werkt wel, maar waarom adviseren wij mensen om sleuven te trekken<br />

... omdat ze niet luisteren naar het advies van ‘je moet zorgen dat je drainage beter is’ of dat ze<br />

geen mogelijkheid hebben om te egaliseren, want je kunt natuurlijk ook niet zomaar in elk<br />

perceel een grote kilverbak zetten en zeggen van ‘we gaan eens alles even vlak trekken’” (Quotes<br />

uit discussie DLV-plant Marktgroepoverleg ZW)<br />

“Uitrijverbod aanscherpen”: dat wordt nu ook al gebruikt en dat is op zich natuurlijk een goede<br />

zaak, dat je niet in deze tijd [september] nog een heleboel vloeibare mest uit gaat rijden” (AGR4).<br />

“Het bemestingstijdstip is van groot belang voor optimale gewasopbrengst en dit is indirect goed<br />

voor het milieu” (AGR6). Andere actoren hebben er vraagtekens bij of andere boeren hier ook zo<br />

bewust mee omgaan. “Wat je dus wel ziet, is dat in het voorjaar – wanneer de drijfmestput vol<br />

zit – de eerste de beste gelegenheid gebruikt wordt om drijfmest op grasland uit te rijden (...) en<br />

dan wordt tot 25 cm uit de slootkant drijfmest neergelegd. Dan is de kans vrij groot, dat daarna<br />

– op het moment dat je flinke buien hebt– een groot deel van de drijfmest de sloot in loopt.(..) ik<br />

zie weinig boeren, die zélf en zonder vergoeding in het voorjaar vrijwillig een eind van die sloot<br />

afblijven. Ik zou haast zeggen ‘volgens mij zijn ze er niet’ (PrNB). De provincie is daarom met<br />

name gecharmeerd van de bronmaatregel ‘mestopslagcapaciteit uitbreiden’. “Als je je fosfaat<br />

goed wilt benutten, dan ga je ten eerste zorgen dat je voldoende mestopslagcapaciteit hebt. (...)<br />

Waar wij dus het initiatief toe genomen hebben, is om bovenwettelijke mestopslag te stimuleren.<br />

De mestopslagcapaciteit wordt van 6 naar 7 maanden verhoogd volgend jaar en wij hebben<br />

gezegd ‘als boeren toch gaan investeren in mestopslagcapaciteit, laat ze het dan meteen goed<br />

doen en laat ze van 6 maanden naar 9 maanden gaan’ (...) Dan kan die boer zelf bepalen op welk<br />

moment hij die dierlijke mest gaat toepassen. (...) Ik denk dat dat soort maatregelen goede<br />

maatregelen zijn, want dan ga je structureel organiseren, dat het beter kan” (PrNB). Maar of de<br />

maatregel ‘mestgift afstemmen op de weersomstandigheden’ met behulp van een<br />

bemestingstool, zoals ze dat in het KRW-IP project 08085 [zie Bijlage III] voor ogen hebben, in de<br />

praktijk gaat werken, wordt nog wel betwijfeld. “Het uitrijden van drijfmest is een van de eerste<br />

dingen, die uitbesteed worden. Dat laat je een loonwerker doen; (...) zeker als je over<br />

sleepslangen bemesting gaat praten; een boer heeft die spullen niet. Het is niet zo van: ‘Ik ga die<br />

loonwerker bellen en hij komt nu’. In het voorjaar is het zo, dat er 20 boeren naar die loonwerker<br />

bellen; je staat ergens in dat rijtje en in die week gebeurt het wel een keer” (AGR2).<br />

Tijdens het onderzoek naar een Bodemdienst reductie fosfaatemissie is er “meerdere keren<br />

gedurende de looptijd van het project door uiteenlopende consortiumpartners aangegeven dat<br />

het gewenst was om ook andere maatregelen op te nemen in de dienst. Zoals: - tegengaan<br />

oppervlakkige afspoeling en - uitstellen P-bemesting in het voorjaar”. (Postma, et al., 2010a, p.<br />

21 tabel 2.4)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 49


Onder ‘tegengaan oppervlakkige afspoeling’ werden maatregelen verstaan als aanleggen van<br />

bezinkgreppels, verhoging langs de sloot, het voorkomen van slechte plekken langs de sloot, het<br />

verhogen van het bergend vermogen van het maaiveld [bodembedekkers, gewaskeuze] of het<br />

verhogen van de infiltratiecapaciteit van de bodem [bodemstructuur, voorkomen storende<br />

lagen]. Tijdens groepsbijeenkomsten per regio in het voorjaar van 2009 is er gesproken over de<br />

mogelijke maatregelen: uitmijnen, uitgestelde P-bemesting, bufferstrook, en tegengaan<br />

oppervlakkige afspoeling. In de bijeenkomsten in Gelderland en Overijssel was er “bij de<br />

ondernemers weinig animo om aan de slag te gaan met de maatregel “tegengaan oppervlakkige<br />

afspoeling”. Het argument dat hiervoor werd gebruikt is dat de ligging van de percelen is gericht<br />

op een goede ontwatering (bolle ligging), zodat men zo snel mogelijk kan beginnen met de<br />

voorjaarswerkzaamheden. Het aanleggen van dammetjes of dijkjes langs perceelsranden om het<br />

water en/of de mest zo lang mogelijk op het perceel vast te houden ziet men dan ook niet als een<br />

gewenste ontwikkeling” p45-46. In Limburg stonden “de deelnemers niet afwijzend tegenover<br />

andere maatregelen om de P-emissie te beperken, zoals het tegengaan van oppervlakkige<br />

afspoeling en verdiepte, regelbare, peilgestuurde drainage”.<br />

“Je moet met meerdere dingen tegelijk bezig zijn; je kunt niet gokken op 1 techniek, die iedereen<br />

dan gaat toepassen. Het is per boerenbedrijf maatwerk wat zo’n boer zou moeten doen. Niet<br />

iedereen zit te wachten op akkerranden, maar je kunt misschien wel iets met mineralenmanagement<br />

doen. Zo’n boer moet je ook een keuze laten uit een pakket van maatregelen, die<br />

hij zou kunnen treffen en die voor zijn bedrijf het beste is.” (WS1).<br />

Actoren<br />

De kern-actoren *actoren in de ‘inner circle’+, die op dit moment actief zijn in het<br />

innovatieproces, zijn wetenschappers [op het gebied van ijzerhoudende materialen als<br />

fosfaatbinders én op het gebied van oppervlakkige afspoeling als transportroute] en de<br />

agrarische belangenorganisatie ZLTO.<br />

Hego-Biotech en drinkwaterbedrijf Brabant Water zijn –weliswaar niet actief- opgenomen als<br />

leveranciers/producenten van fosfaatbindend materiaal. Enkele agrarisch ondernemers zijn<br />

betrokken bij de experimenten als klankbord; evenals de waterschappers vertegenwoordigd in<br />

de projectgroep ARB. Uit de component ‘intermediaire infrastructuur’ is het adviesbureau<br />

Arcadis bij één van de drie KRW-IP projecten [KRW08035] betrokken.<br />

Door actoren in de agrarische sector en bij de waterschappen is met name aangegeven hoe<br />

uitbreiding van de ‘inner circle’ ten aanzien de potentiële eindgebruiker gerealiseerd zou<br />

kunnen worden. Hierbij werd agro-advies en de agribusiness [zoals toeleveranciers of het<br />

BLGG] genoemd voor de huidige agrarisch ondernemers en de afdelingen van het Agrarisch<br />

Jongeren Kontakt en het Groen onderwijs om de kennis onder de aankomende generatie<br />

agrarisch ondernemers te verspreiden.<br />

Wat betreft het vergroten van kennis over de fosfaatbindende eigenschappen en<br />

waterdoorlatendheid van ijzerhoudend materiaal zouden -volgens actoren in de<br />

drinkwaterwereld- meer krachten gebundeld kunnen worden buiten de landbouwwereld, dus<br />

met bijvoorbeeld technische onderzoeksinstellingen als TU Delft, IHE en Wetsus.<br />

Page 50 Innovatiesysteemanalyse


Context/percepties<br />

Fosfaat wordt door de geïnterviewde actoren bovenal gezien als een essentiële voedingsstof.<br />

Of het als een [milieu-]probleem beschouwd moet worden, wordt door verschillende actoren<br />

verschillend ervaren.<br />

Aangezien het beheer [kwantitatief en kwalitatief] van het regionale oppervlaktewater in<br />

handen is van de waterschappen, zijn zij de probleemhebber. De Waterschappen willen wel<br />

projecten initiëren of financiëren, maar ze zijn van mening, dat de verantwoordelijkheid bij de<br />

agrarische sector/LNV ligt. Ook LTO zou er meer voor moet doen om maatregelen in de sector<br />

te implementeren. De agrarische sector vindt dat ze medeverantwoordelijk zijn; ondernemers<br />

moeten zich houden aan de Goede Landbouw Praktijk. LTO pleit ervoor dat de agrarisch<br />

ondernemers zelf een keuze kunnen maken uit een ‘gereedschapskist/koffer’ met<br />

maatregelen, die passen in hun bedrijfvoering.<br />

Het inzicht in de bijdrage van de transportroute ‘oppervlakkige afspoeling’ in de fosforemissie<br />

naar het oppervlaktewater in Nederland is nog betrekkelijk nieuw. Bij wetenschappers en<br />

waterschappen zijn er de laatste paar jaar in toenemende mate activiteiten op dat gebied,<br />

maar bij de agrarisch ondernemers en in het groene onderwijs leeft dit nog niet of nauwelijks.<br />

De maatregel om met ijzerhoudend materiaal het fosfaat uit de oppervlakkige afspoeling te<br />

adsorberen wordt door veel geïnterviewde actoren als potentieel toepasbaar gezien, maar er<br />

is scepsis over brede inzetbaarheid. Er zit volgens hen nog een groot gat tussen de huidige<br />

stand van zaken en de praktijk. Wetenschappers zien heel veel potentie in de maatregel als<br />

additioneel op bronmaatregelen om tijdig de fosfaatnorm te kunnen halen.<br />

Veel van de andere geïnterviewde actoren zien praktische oplossingen vooral liggen in<br />

bronmaatregelen of in goed bodembeheer. Aan bronmaatregelen wordt al veel gedaan, maar<br />

de provincie heeft nog ingezet op het vergroten van de mestopslagcapaciteit. Agrariërs,<br />

waterschappen en provincie pleiten vooral voor verbetering van de structuur van de bodem<br />

als padmaatregel. Waterschappen hebben als voorkeur de maatregelen randenbeheer,<br />

peilgestuurde drainage, slootmaaisel. Velen zijn van mening, dat er ingezet moet worden op<br />

meerdere technieken, maar dat het per gebied of zelfs per bedrijf maatwerk moet zijn.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 51


5 Fosfaatbindende materialen en toepassingen<br />

In dit hoofdstuk wordt meer informatie verschaft over fosfaatbindende materialen; met name<br />

over verschillende ijzerhoudende verbindingen. Verder zal er aandacht besteed worden aan<br />

verschillende manieren waarop het ijzerhoudende materiaal toegepast zou kunnen worden.<br />

Fosfor kan op verschillende manieren worden gebonden; de belangrijkste zijn fosfaatbinding aan<br />

metaaloxiden [zoals ijzer- of aluminium(hydr)oxiden [zie Figuur 17] en de vorming van<br />

calciumfosfaatneerslag. Daarnaast kan fosfaat aan het oppervlak van calciumcarbonaat worden<br />

gebonden [Freeman en Rowel, 1981 uit (Koopmans, Chardon, & Groenenberg, 2010, p. 22) ]<br />

Figuur 17 Binding van fosfaat aan ijzerhydroxiden (Bron: Koopmans & Chardon, 2010)<br />

Op allerlei schaalniveaus [van bodemwater tot stromend oppervlaktewater] zijn technieken<br />

ontwikkeld en in de praktijk toegepast om fosfaat te verwijderen. De effectiviteit is vaak hoog<br />

tot zeer hoog, vooral wanneer het anorganisch fosfaat betreft en de te zuiveren gehalten hoog<br />

zijn (Chardon, N.Reijers, & Dam, 2008, p. 24)<br />

Vooral in de Verenigde Staten is veel onderzoek uitgevoerd naar het toevoegen van stoffen aan<br />

de bodem waaraan fosfaat wordt vastgelegd. In Nederland is halverwege de negentiger jaren<br />

een studie uitgevoerd naar mogelijkheden voor beheer en herstel van gronden waaruit<br />

fosfaatuitspoeling plaatsvindt. Hierbij is de effectiviteit onderzocht van maatregelen in<br />

aanvulling op het mestbeleid, waaronder ook het toedienen van fosfaatbindende middelen aan<br />

de bodem [bodemchemische maatregelen] (Chardon, et al., 1996; Hendriks & Huijsmans, 1995;<br />

Schoumans & Koehlenberg, 1995).<br />

Er zijn verschillende materialen met fosfaatbindende eigenschappen (Chardon, et al., 2008;<br />

Koopmans & Chardon, 2010). Men kan hierbij denken aan:<br />

natuurlijke mineralen [Fe-oxiden zoals goethiet, kleimineralen, schelpengrit, mineralenrijk<br />

bodemmateriaal [ijzeroer] en minerale sedimenten [wollastoniet, leisteen, serpentijn,<br />

Ca/MgCO3],<br />

gesynthetiseerde “natuurlijke” mineralen *bijvoorbeeld gesynthetiseerd ijzerhydroxide van<br />

ijzerchloride, ijzersulfaat of ijzernitraat],<br />

synthetische aluminiumhoudende vlokmiddelen [bijvoorbeeld PAC 39;<br />

polyaluminiumchloride 39% gebufferd met calciumhydroxide]<br />

geëxpandeerde kleikorrels<br />

Phoslock [kleikorrels/bentoniet, waaraan kunstmatig de zeldzame aarde lanthaan is<br />

vastgelegd],<br />

Hars met zirconium,<br />

Page 52 Innovatiesysteemanalyse


industriële afvalstoffen [slakken uit de staalindustrie/hoogovens (McDowell, Hawke, &<br />

McIntosh, 2007; McDowell, Sharpley, & Bourke, 2008), vliegas, metallisch<br />

ijzer/ijzergranulaat (Fe 0 , zoals stukjes gietijzer zoals in SONO filter voor arseen) en<br />

afvalstoffen van aluminiumfabricage],<br />

reststoffen van de drinkwatervoorziening [ijzerslib en –zand van het zuiveren van<br />

grondwater voor drinkwater, ijzer- of aluminiumslib dat ontstaat bij het neerslaan van<br />

verontreinigingen bij oppervlaktewaterzuivering]<br />

Op een aantal ijzerhoudende materialen zal dieper worden ingegaan, maar ook Phoslock zal wat<br />

uitgebreider behandeld worden, aangezien dit een van de weinige commercieel verhandelde<br />

producten is met het doel om fosfaat uit water te binden. Verdere motivatie om een nietijzerhoudend<br />

materiaal toch kort te behandelen is dat er parallellen zijn in de perceptie van<br />

actoren over het gebruik van dit materiaal en ijzer[hydr-]oxiden.<br />

5.1 IJzer<br />

5.1.1 Gesynthetiseerd ijzerhydroxide<br />

Uit een studie van Schoumans en Köhlenberg (1995) bleek, dat vooral vers gesynthetiseerd<br />

ijzerhydroxide goed in staat was om fosfaat te binden. Hiervoor kunnen bij grootschalige<br />

toepassing drie uitgangsmaterialen gebruikt worden, namelijk ijzerchloride, ijzersulfaat en<br />

ijzernitraat. Door toevoeging van gebluste of ongebluste kalk [CaO of Ca(OH)2] ontstaat een<br />

ijzerhydroxide suspensie met een zout als bijproduct [CaCl2, CaSO4 of Ca(NO3)2]. De effectiviteit<br />

van de drie ijzerhoudende uitgangsmaterialen om fosfaat te binden is nagenoeg gelijk.<br />

Bij het uitvoeren van een praktijkproef is gekozen voor ijzernitraat als uitgangsmateriaal, omdat<br />

het gevormde zout calciumnitraat geen nadelen zou opleveren voor het gewas. De suspensie<br />

[17% w/w Fe] werd ingewerkt in de bodem tot een diepte van 0,5 meter op een plot met een<br />

fosfaatverzadigingsgraad [FVG] van 95% in de bovengrond [0-50 cm]. Er trad hierbij een daling<br />

van de fosfaatconcentratie in het bodemvocht op van meer dan 80% [van 1-3 mg P/l tot 0,12-<br />

0,25 mg/l]. Het effect van de ijzertoediening op de fosfaatconcentratie kon goed gemodelleerd<br />

worden; hieruit bleek dat bij een niet-gedraineerd perceel volstaan kan worden met een strook<br />

van 10 meter breed aan weerszijden van de sloot [inclusief talud]. Bij behandeling met<br />

ijzerhydroxide [0,2% Fe] over de hele diepte waarover het fosfaat zich bevindt [70 cm] bedroeg<br />

de reductie 60 á 70%. De effecten van mogelijke veroudering van het ijzerhydroxide en<br />

langdurige anaërobe omstandigheden op de reductie van de fosfaatconcentraties waren destijds<br />

niet bekend [Schoumans & Köhlenberg, in voorber]. De kosten worden door Chardon (2009, p.<br />

16) geschat op € 4,= of € 2,= per kg Fe voor respectievelijk Fe(NO3)3 en Fe2(SO4)3 [bij dosering van<br />

0.2 % in de bouwvoor: 8 ton Fe/ha, dus resp. K€ 32 en K€16 per hectare+.<br />

5.1.2 Reststof drinkwaterproductie<br />

Wat het eerst opvalt, is dat er in de literatuur en door de actoren veel verschillende benamingen<br />

gebruikt worden voor de ijzerhoudende reststof van de drinkwaterproductie: drinkwaterslib,<br />

afvalstof drinkwaterzuivering, [water-+zuiveringsslib *‘in de volksmond’+, ijzerslib, ijzerzand<br />

[Alterra rapport (Koopmans, et al., 2010)], ijzerwater [Uitvoeringregeling Meststoffenwet (LNV,<br />

2005b)], vloeibaar waterijzer en steekvast waterijzer [Reststoffenunie]. De benaming kan een<br />

grote invloed hebben op de acceptatie van [het gebruik van] het materiaal door de perceptie<br />

van actoren. Op het moment, dat er gesproken wordt over ‘zuiveringsslib’ of ‘afvalstof’, dan<br />

wordt het op voorhand negatief beoordeeld. Op de vraag naar mogelijke juridische obstakels<br />

wordt er gauw gerefereerd aan afvalwaterzuivingsslib “zuiveringsslib is nu verboden” (DGW).<br />

Aandachtspunt is de acceptatie van het materiaal.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 53


Daarom is het belangrijk om hier even bij stil te staan. Soms wordt wél hetzelfde bedoeld, maar<br />

wordt het anders genoemd, maar er bestaan zeker ook verschillende soorten reststoffen.<br />

Behalve dat de samenstelling kan verschillen door verschillen in samenstelling van de<br />

ruwwaterkwaliteit [het ongezuiverde grond- of oppervlaktewater], kunnen er ook verschillen<br />

optreden door het soort productieproces.<br />

Het zuiveren van grondwater gebeurt in verschillende stappen: oxidatie, filtratie, terugspoelen<br />

van de filters en slibverwerking, of het ruimen filterbedden. Bij ontijzering kunnen er 3<br />

mechanismen een rol spelen: vlokvormings-/flocculente oxidatie, adsorptieve oxidatie en<br />

biologische oxidatie [voor een uitgebreide beschrijving: zie bijlage V].<br />

Bij de flocculente, ofwel vlokvormingsoxidatie wordt door beluchting het aanwezige opgeloste<br />

ijzer [Fe 2+ ] te oxideren naar driewaardig ijzer [Fe 3+ ]. Dit vlokt uit als onoplosbaar ijzerhydroxide<br />

[Fe(OH)3, wat zich niet aan het filtermateriaal hecht.<br />

In het KRW-IP project 08091 van Koopmans et al. worden ook proeven gedaan met ijzerzand van<br />

de productielocatie Someren. Zij omschrijven het als volgt: in een grof zandfilter “vormt het<br />

geproduceerde Fe(OH)3 een coating rondom de zandkorrels in het filterbed. Na verloop van tijd<br />

moeten de filterbedden geruimd worden. Het vochtpercentage van dit ijzerzand is circa 15%”<br />

(2010). Deze beschrijving lijkt het meest op adsorptieve ontijzering. Kenmerk hiervan is, dat het<br />

ijzer zo aan het filtermateriaal hecht, dat je het niet of nauwelijks kan uitspoelen.<br />

Naarmate een filter langer in bedrijf is en vuiler wordt, dan wordt het door de extra weerstand<br />

moeilijker voor het water om door het filter heen te stromen en de laag water boven het filter<br />

wordt steeds groter. Het afgefilterde ijzerhydroxide (en mangaanoxide) kan worden afgevoerd<br />

door met grote snelheid water en lucht in omgekeerde richting door de filters te sturen. Dit<br />

spoelwater wordt door de Reststoffenunie aangemerkt als vloeibaar waterijzer; “dan moet je<br />

denken aan een 8-10% droge stof, een beetje dikke chocolademelk” (DW2).<br />

Figuur 18 Drogen van spoelwater in<br />

(a) droogbed [hier locatie Vessem van Brabant Water N.V. (Bron: Koopmans, et al., 2010, p. 18) en<br />

(b) sliblagune (bron: http://www.pidpa.be/nl/overwater/verhaal/drinkwaterslib.htm) of<br />

(c) met een zeefbandpers, waarna de slibkoek wordt opgevangen in een container (Bron: Pidpa, 2009d)<br />

Het spoelwater kan ook op verschillende manieren gedroogd worden. Het kan worden<br />

afgevoerd naar een spoelwatervijver of een sliblagune, waar de zwevende deeltjes kunnen<br />

bezinken en het slib op een natuurlijke manier droogt en/of naar een droogbed [hierin zijn<br />

drainagebuizen aangebracht (Koopmans, et al., 2010, p. 17). Dit is een langzaam proces, waarbij<br />

dan een product ontstaat, wat wat door de Reststoffenunie aangemerkt wordt als steekvast<br />

waterijzer (Reststoffenunie, 2010, p. 10); “dan heb je echt een soort brij, een soort pasta” (DW2).<br />

“Precies, zo’n 30% droge stof. Dus dan is het ontwaterd” (DW1). Door Koopmans en Chardon<br />

wordt dit droogproces beschreven bij de lokatie Vessem [zie ook Figuur 18], waarbij ook een<br />

steekvast product ontstaat met een vochtpercentage van circa 55%; zij duidden dit product<br />

verder aan als ijzerslib (2010, pp. 17-18). In het jaarverslag van de Reststoffenunie (2010, p. 10)<br />

wordt aangegeven, dat deze partijen vaak “kwalitatief ongeschikt zijn om naar een biogas- of<br />

Page 54 Innovatiesysteemanalyse


ioolwaterzuiverings-installatie af te zetten”. Dit zou dus wellicht ook een aandachtspunt zijn<br />

voor het soort toepassing in de landbouw.<br />

Een andere manier om het spoelwater te ‘ontwateren’ is het toepassen van een mechanische<br />

ontwateringsstap; in een zeefbandpers of in een centrifuge wordt het water verwijderd, waarna<br />

de slibkoek opgevangen wordt 13 .<br />

“Bedrijven krijgen ook zo langzamerhand in de gaten, dat ze dat waterijzer ook niet moeten<br />

verontreinigen met allerlei andere stoffen. En dan bedoel ik met name plantenresten of filterzand<br />

of ... Het zijn geen erge verontreinigingen, maar het zijn wel verontreinigingen, die uiteindelijk de<br />

afnemer niet wil hebben, die wil ijzer hebben en geen zand, die wil geen plantenmateriaal erin.<br />

Op het moment dat je dat wat beter onder controle krijgt, wat meer aandacht besteed aan of<br />

zorgvuldiger bent met die reststof op het terrein, dan kan je het op een andere manier<br />

bestemmen” (DW2).<br />

Volgens Koopmans et al (2010, p. 30) bevat ijzerslib 329 g Fe per kilogram en ijzerzand 198 g<br />

Fe/kg. In het interview met DW2 werden bedragen genoemd in de ordegrootte van paar euro<br />

tot maximaal € 50,= per ton, wat neerkomt op maximaal € 0,05 per kilogram product. Bij ijzerslib<br />

zijn dan de kosten voor één kilogram ijzer € 0,15 en bij ijzerzand bedraagt dit € 0,25/kg Fe. Ook<br />

Geraats et al (2007 Bijlage 5 Overzicht met specificatie en kosten chemicaliën)vermeld een prijs<br />

van € 0,15/kg Fe voor drinkwaterslib.<br />

Uit de schud- en kolomproeven bij Alterra, Centrum Bodem bleek dat het ijzerzand c.q. het<br />

steekvaste waterijzer goed in staat is om fosfaat vast te leggen [de fosfaatbindingscapaciteit is<br />

hoger dan van natuurlijke ijzermineralen]. Echter, een probleem wat zich voor doet met het<br />

ijzerslib, is dat de waterdoorlaatbaarheid laag is [Ksat = 12 cm d -1 ; berekend]. Bij het inwerken<br />

van ijzerschermen van ijzerslib in zandgrond of bij het gebruik van ijzerslib in bijvoorbeeld filters<br />

gekoppeld aan een drainagebuis zal dit problemen opleveren. “Door het ijzerslib te granuleren<br />

tot een product met een grovere textuur kan de waterdoorlaatbaarheid sterk toenemen”<br />

(Koopmans, et al., 2010, pp. 10, 44 en 48). “Dan weet ik niet of je dan zo heel veel goedkoper uit<br />

bent dan met die Duitse partij” (DW2). “Ik weet niet hóe ze het hier gedaan hebben<br />

[gepelletiseerd of gegranuleerd], maar ik weet wél dat het - doordat je het zo doet -<br />

waarschijnlijk een vrij duur product wordt (DW1).” Je hebt free flowing materiaal nodig; dat<br />

stroomt en droog is. Er mag maximaal 15 % water in zitten. (...) Dat zou de reden kunnen zijn<br />

waarom dat spul uit Duitsland uiteindelijk 2,25 euro kost. Ik denk dat er een stap voor zit om het<br />

spul te conditioneren, zodat het verwerkt kan worden. (...) Grote drooginstallaties om het<br />

verwerkbaar te maken en dan uiteindelijk te pelletiseren.(...) Plus het is allemaal as –anorganisch<br />

materiaal-; dat slijt enorm. Dus dat type materiaal vraagt ook andere apparatuur. Op zich is dat<br />

niet zo’n probleem, maar wel duurder dan dat je mengvoer maakt” (GRANU)<br />

5.1.3 FerroSorp®<br />

De firma HeGo-Biotec GmbH 14 verhandelt verschillende FerroSorp® producten voor<br />

ontzwaveling, defosfatering of arseenverwijdering. Deze adsorbentia voor de zuivering van<br />

water en gas, gebaseerd op ijzer[hydr]oxiden, worden sinds 1998 vervaardigd bij<br />

productiebedrijf P.U.S.; Produktions- und UmweltService GmbH. Volgens de internetsite van<br />

13 http://www.pidpa.be/nl/overwater/verhaal/drinkwaterslib.htm en persoonlijke mededeling Nederlof, KWR<br />

14 N.B. Ook Herbst Umwelttechnik GmbH en Zeolith Umwelttechnik GmbH geven op hun internetsite aan, dat ze<br />

FerroSorp® producten kunnen leveren. Op de internetsite van HeGo-Biotec GmbH wordt aangegeven, dat P.U.S. sinds<br />

1998 exclusief voor hen adsorbentia op basis van ijzerhydroxiden vervaardigd. Dit is niet verder uitgezocht.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 55


FerroSorp 15 wordt als grondstof voor het grootste deel ijzerrijk slib gebruikt, dat ontstaat bij<br />

waterbehandelingsprocessen.<br />

Of er enkel en alleen ijzerrijk slib van waterbehandelingsprocessen voor wordt gebruikt is niet<br />

duidelijk, gezien de uitspraken van andere actoren. “De producent van Ferrosorp neemt<br />

vermoedelijk alles aan, want waterzuivering is niet het enige proces waar dit product in gebruikt<br />

wordt. Zo wordt Ferrosorp en ijzerslib ook gebruikt om sulfiden uit vergiste mest te halen (omdat<br />

dit - bij vrijkomen als H2S - zeer corrosief is en de vergistingsinstallatie te veel aantast). (...). Voor<br />

dit doel maakt het niet uit of er fosfaat in het product zit (...) Als er echt een markt gaat lopen<br />

voor fosfaatbinding uit oppervlaktewater metj Ferrosorp, dan zal de producent de samenstelling<br />

moeten onderzoeken en er een certificaat bij leveren” (CB2).<br />

“Die hebben een ijzeroxide of ijzerhydroxide wat in DDR tijden is vrijgekomen bij de<br />

aluminiumwinning uit bauxiet. (...) Het restproduct hebben ze in een heel groot gat gestopt;<br />

daar zit geloof ik zo’n 30-,40-,50-duizend ton van dat ijzeroxide (...) Die firma P.U.S. uit Dresden,<br />

die bakt daar inderdaad korreltjes van; (...) ze voegen een soort bindmiddel toe, dat is dan<br />

organisch; zaagsel of papiersnippers of wat dan ook. Vervolgens gaat dat een soort oventje in,<br />

een soort schroefoven en dan komt het er als korreltjes uit. Ze gebruiken dat met name bij biogas<br />

om de zwavel te binden, maar ook om arseen te binden bij allerlei grondwatersaneringen. De<br />

kwaliteit van dat ijzer monitoren zij uiteraard ook; (...) uiteindelijk voldoen zij wel aan alle milieueisen”<br />

(DW2). Dit wordt ook aangegeven in een rapportage van van Slobbe et al (2010, p. 13):<br />

“Het huidige basismateriaal van FerroSorp is ‘red mud’, een afvalproduct van de<br />

aluminiumwinning”<br />

HeGo-Biotech GmbH geeft aan, dat “de technische toepassing van het ijzerrijke slib in het<br />

verleden mislukt is, omdat ijzerhydroxide meestal voorkomt in een pasteuze vorm, die het<br />

gebruik in filterkolommen onmogelijk maakt. Door een gepatenteerd proces is het nu wel<br />

mogelijk om een ijzerhydroxide adsorbens in korrelvorm te produceren; door malen en zeven zijn<br />

verschillende korrelgrootte-spectra te verkrijgen. Deze korrelvorm maakt nieuwe toepassingen<br />

mogelijk voor het zeer reactieve ijzer(III)hydroxide” (HeGo-Biotec-GmbH).<br />

Figuur 19 Links: FerroSorp®GW 16 in verschillende korrelgroottes; Rechts: Electronenmicroscoop<br />

opname van FerroSorp®Plus korrels (HeGo-Biotec-GmbH)<br />

15 http://www.ferrosorp.de/deutsch/wirueberuns/produktionpusgmbh/index.html<br />

16 http://www.ferrosorp.de/deutsch/produkte/ferrosorpgw/index.html<br />

Page 56 Innovatiesysteemanalyse


FerroSorp®Plus, FerroSorp®RW/RWR en FerroSorp®GW worden aangeduid als materialen voor<br />

de verwijdering van verontreinigingen uit water bij grondwatersaneringen en<br />

afvalwaterzuiveringen, uit oppervlaktewater, industrieafvalwater en uit<br />

regenwaterbehandelingsinstallaties.<br />

Verschillende korrelgroottes zijn afgebeeld in Figuur 19; bij de productspecificatie van<br />

FerroSorp® GW wordt ook korrelgrootte 4-8 mm als leverbaar vermeld (HeGo-Biotec-GmbH,<br />

2007). Het Fe 3+ -gehalte zou volgens deze productspecificatie minstens 40% van de droge stof<br />

bedragen. Verdere informatie over de samenstelling is opgenomen in paragraaf 7.2 en bijlage<br />

VII. Voor de maximale filtercapaciteit van bijvoorbeeld FerroSorp® Plus wordt 120 tot 480 m d -1<br />

opgegeven. (Koopmans, et al., 2010, p. 44).<br />

Volgens de inkooporder van WUR-ESG (WUR264225 dd. 23-02-2010) bedragen de kosten van<br />

FerroSorp® Plus [Grain 2-4 mm] excl. transportkosten € 2,25 per kilogram product. In de<br />

productspecificatie van FerroSorp® GW wordt aangegeven dat het restvochtgehalte 10% is en<br />

het Fe-gehalte minstens 40% van de droge stof bedraagt. Dit houdt in dat Fe minstens 360<br />

gram/kg is. Dit komt overeen met de analyses van FerroSorp door Alterra-CWK (opdracht S10-<br />

032, ontvangstdatum monsters 18-3-2010), waarbij 404,8 ± 3,4 g Fe/kg luchtdroog materiaal is<br />

gemeten. In FerroSorp® kost 1 kg Fe kost dus € 5,56.<br />

5.1.4 Nieuwe mogelijkheden?<br />

Uit één van de interviews bleek, dat er bij bepaalde grondwaterzuiveringsinstallaties ijzerkorrels<br />

geproduceerd worden, die een dusdanige diameter kunnen aannemen, dat de<br />

waterdoorlatendheid sterk verbeterd is ten opzichte van steekvast waterijzer, ofwel ijzerslib.<br />

“Ik weet niet precies hoe het kan, maar goed, er zijn enkele bedrijven zoals Vitens, die hebben<br />

een aantal filters, die ze bij tijd en wijlen gewoon moeten ruimen omdat dat zandkorreltje erin<br />

gaat met 1.5-1.8 mm en dat groeit vervolgens razendsnel aan door die bacterie, die dat ijzer om<br />

dat bolletje afzet en dan praat je al gauw over 2,5 , 3, 4, of 5 mm; en dan moet dat filterbed<br />

vervangen worden. (...) Feitelijk heb je dan een natuurlijk proces waarbij die ijzerkorreltjes<br />

gewoon ontstaan in dat filter. (...) Die hebben dan dezelfde eigenschappen als de korreltjes, die<br />

gemaakt worden bij de firma PUS in Dresden” (DW2).<br />

Het lijkt dus mogelijk, dat bij adsorptieve [en biologische?] ontijzering bij de drinkwaterproductie<br />

materiaal ontstaat, dat direct toegepast zou kunnen worden als fosfaatbindend materiaal met<br />

een redelijke waterdoorlaatbaarheid. Wellicht is dit product ook nog duurzamer; niet alleen<br />

omdat het dan ingezet kan worden in een meer hoogwaardige toepassing, maar ook omdat het<br />

sterk materiaal is. Dit werd in een korte praktische test uitgeprobeerd tijdens het interview met<br />

DW1. “Dit [Ferrosorp] druk je zo kapot; daar heb ik geen illusies over ... ik hoef niet te stampen.<br />

(...) Het is de buitenkant, die een beetje hard lijkt, maar een beetje wrijven en het is al kapot,<br />

hoor. Wat dat betreft heeft deze [ijzerkorrels afkomstig van productielocatie Engelse Werk] dan<br />

nog die zandkern. Is die nog sterker? Ja hoor, kijk maar. Die stuitert nog. (Ferrosorp stuitert veel<br />

minder en er brokkelt iets af)”.<br />

Het is nog wel de vraag of er voldoende materiaal beschikbaar is. “Niet voor alle akkerranden in<br />

Nederland; dan is er niet voldoende ijzerslib. Je moet het slim toepassen (...) bij preferente<br />

stroombanen en gebiedsspecifiek, bijvoorbeeld in fosfaatrisicogebieden, dus gebieden die<br />

fosfaatverzadigd zijn, een hoge grondwatertrap hebben en een hoge slootdichtheid” (DGW). [NB.<br />

Hier werd gesproken over ijzerhoudend materiaal van drinkwaterproductie in het algemeen, niet<br />

persé over ijzerzand afkomstig van adsorptieve ontijzering.]<br />

In het geval van ijzerhoudende korrels afkomstig van adsorptieve ontijzering is het aanbod nog<br />

geringer. “Er zijn niet veel waterbedrijven die deze korreltjes produceren; daar zijn speciale<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 57


omstandigheden voor nodig en die heersen dan niet. Met andere woorden, het aanbod van de<br />

echte ijzerkorrel, die ook goed werkt, is beperkt; misschien een paar duizend ton per jaar” (DW2).<br />

Vanuit België zou er mogelijk wel voldoende materiaal aangevoerd kunnen worden. “Ik weet dat<br />

ze het bij die Vlaamse bedrijven over een groei hebben van 1,5 cm/dag van filters ... dus dan heb<br />

je echt meer dan 3 meter filtergrind per jaar groei, dan heb je het echt over grote hoeveelheden.<br />

En het aardige is dat het dan ook redelijk continu afgevoerd gaat worden” (DW1).<br />

“bij VMW en bij Pidpa gaat dat gewoon automatisch bij het spoelen. Dan wordt gewoon het<br />

bovenste zand steeds afgeroomd, zullen we maar zeggen, en elke spoeling weer” (...) Kees van<br />

Beek zegt: ‘dan kan je beter het proces in upflow – opwaartse richting – op voeren’. Als je het in<br />

upflow doet, dan gaat het proces als volgt: je laat onderaan wat van het materiaal weg – de<br />

grootste korrels zitten dan onderaan – en bovenaan doe je weer wat vers zand; dat is een<br />

mogelijkheid. Je zou dus zelfs kunnen zeggen ‘als de korrels in de onderste laag 5 mm zijn, dan<br />

scheidt ik ze af’. Dus de grootte, die je het liefst geproduceerd zou willen hebben, bijvoorbeeld 5<br />

of 6 mm, die scheid je dan af?. Ja, ja, je kan daar redelijk op sturen; zo doen we dat ook met<br />

pellets in een korrelreactor. Dan laten we die pellets ook zeg maar 1-1,5 mm worden en dan<br />

worden ze afgelaten” (DW1).<br />

Het zou – zowel voor de inzet van fosfaatbindend materiaal als voor de drinkwaterbedrijven -<br />

interessant zijn als er meer van deze ijzerhoudende korrels in Nederland beschikbaar zouden<br />

komen. “Maar de vraag, die het natuurlijk interessant maakt, is ... kan je niet een heleboel<br />

drinkwaterwinningen laten omschakelen naar biologische ontijzering, dan heb je gelijk een<br />

ijzerkorrel, die we kunnen toepassen, want nu gaat dat filterzand, wat we ruimen (niet<br />

aangegroeid filterzand trouwens; zo’n partij moet er eens een keer uit) voor heel veel geld, naar<br />

een geluidswal brengen of naar een dijklichaam. Dat kost gewoon € 20, 30, 40,= per ton; als je<br />

dat om niet zou kunnen kwijt raken, omdat het gewoon bepaalde adsorptieve eigenschappen<br />

heeft, dan is dat veel beter. En dan kom je inderdaad voor dit soort onderzoeken terecht bij de<br />

drinkwaterbedrijven of de Reststoffenunie, die dat vervolgens probeert te entameren bij die<br />

bedrijven ... dus die probeert om die bedrijven zover te krijgen van ‘joh, als je probeert daar een<br />

mooie ijzerkorrel van te maken, dan kunnen we dat materiaal zonder meer kwijt’ “(DW2).<br />

Er is al een groeiende belangstelling voor adsorptieve en biologische ontijzering in Nederland.<br />

Dit blijkt uit het Collectief Onderzoeksprogramma van de drinkwaterbedrijven [BTO-project van<br />

KWR], de mogelijke omschakeling van de productielocatie Dalen van Waterleiding Maatschappij<br />

Drenthe (Brink, Drost, & Boorsma, 2007; WMD, 2010, p. 9) en uitspraken van geïnterviewden.<br />

“Waar [Waterbedrijf]Groningen bijvoorbeeld nu mee bezig is in Haren ... daar willen ze het<br />

proces juist zo gaan inrichten om die adsorptieve ontijzering te promoten, dus zij zien ook dat dat<br />

voordelen heeft boven andere manieren van ontijzering zoals ze dat nu nog toepassen: lagere<br />

ijzergehaltes, dus betere kwaliteit effluent en je kunt veel hogere snelheden toepassen, dus het<br />

heeft grote voordelen. (...) Wij hebben hier ook al eens laten zien dat het voor Engelse Werk ook<br />

best een interessante optie zou zijn” (DW1).<br />

“Naar aanleiding van recent BTO-onderzoek [zie ook bijlage V] is er nu gestart met het<br />

speerpuntonderzoek ‘modelgestuurde optimalisatie ontijzering’ voor Vitens. Met behulp van een<br />

chemisch model willen we de condities bepalen, waarmee je het ontijzeringsproces in snelfilters<br />

kan sturen op een specifiek ontijzeringsmechanisme. Naast effluentkwaliteit, bedrijfsvoering en<br />

kosten zou je ook je hoofdproces kunnen sturen vanuit de nuttige, hoogwaardige bestemming<br />

van je reststof [als de korrels van adsorptieve ontijzering een goede bestemming zouden hebben<br />

als fosfaatbindend materiaal]” (p.m. Nederlof, KWR Watercycle Research Institute, voorheen<br />

Kiwa). Ook de Ridder et al (2008, p. 15) geven aan, dat “met aanvullend onderzoek naar de<br />

procescondities, waaronder deze beide mechanismen optreden (biologische en adsorptieve<br />

ontijzering), de aangroei mogelijk kan worden beperkt. Het aangegroeide filtermateriaal kan<br />

Page 58 Innovatiesysteemanalyse


echter ook een nuttige bestemming krijgen, bijvoorbeeld voor verwijdering van arseen en/of<br />

sulfide”.<br />

5.2 Phoslock®<br />

Phoslock® is een kleiproduct [bentoniet], dat is gemodificeerd door het inbrengen van het<br />

zeldzame aarde element lanthaan in de kleistructuur. De lanthaan is electrostatisch gebonden<br />

aan de bentoniet en reageert 1:1 met fosfaat 17 : La 3+ + PO4 3- LaPO4<br />

Het is ontwikkeld door de Australian Water and Rivers Commission [WRC] en hun<br />

onderzoekspartner de Commonwealth Scientific and Industrial Research Organization [CSIRO].<br />

Momenteel wordt het vervaardigd en gedistribueerd door Phoslock Water Solutions Limited<br />

[PWS] als een droog granulaat; dit wordt ter plaatse gemengd met water, waarna het aan het<br />

waterlichaan wordt toegevoegd als een slurrie. De slurrie bindt fosfaationen, terwijl het door de<br />

waterkolom naar beneden zakt, en vormt een dun afdekkend laagje op de waterbodem, dat<br />

eventueel ook fosfaat afvangt wat vrij komt uit het sediment bij zuurstofloze omstandigheden<br />

[interne nalevering].<br />

De binding van lanthaan met fosfaat is onomkeerbaar en deze binding blijft onder niet-neutrale<br />

zuurgraad [werking over pH-bereik 4-11] en ook onder zuurstofloze omstandigheden<br />

onveranderd (J. F. X. van Oosterhout & M. Lurling, 2010). Eén ton Phoslock® is geschikt voor het<br />

verwijderen van 34 kg fosfaat (PO4) of 11 kg fosfor (P). [site Phoslock]<br />

Phoslock® is in Nederland gepresenteerd op de vakbeurs Aquatech 2006. Het is in 2008<br />

uitgeprobeerd in het 6 hectare grote watergebied van camping Het Groene Eiland in<br />

Appeltern 18 .<br />

Miquel Lurling en Frank van Oosterhout van Wageningen Universiteit, Aquatische Ecologie en<br />

waterkwaliteitsbeheer hebben de Flock&Lock-methode ontwikkeld, waarbij eerst álle in het<br />

water aanwezige fosfaat [opgelost en particulair] wordt neer geslagen met behulp van een<br />

uitvlokmiddel, waarna het fosfaatfixatief Phoslock® zorgt voor de vorming van een afdekkend<br />

laagje op de onderwaterbodem. In april 2008 is de methode op praktijkschaal toegepast in de<br />

zwemplas De Rauwbraken in Berkel-Enschot, waar gekozen is voor het uitvlokmiddel PAC 39 19<br />

[(Lurling & Oosterhout, 2009; J. F. X. van Oosterhout & M. Lurling, 2010).<br />

Lanthaanfosfaat is analoog aan het van nature voorkomende mineraal rhabdofaan<br />

LaPO4•nH2O(s) met het extreem lage oplosbaarheidsproduct Ksp= 10 -24.7 – 10 -25.7 mol 2 l -2 (Lurling &<br />

Oosterhout, 2009, p. 12). Toch is er geen overeenstemming over of er risico’s optreden bij het<br />

gebruik van Phoslock®. Volgens de producenten van Phoslock® heeft het een zeer lage toxiciteit<br />

en is het veilig om onder alle milieu-omstandigheden te gebruiken in de aanbevolen<br />

doseringen 20 , maar in Nederland is men terughoudend met het toevoegen van chemische<br />

stoffen aan het oppervlaktewater en dus ook met dit middel 21 . “De laatste tijd wordt het product<br />

commercieel vermarkt en je ziet dat men dan vooral ook probeert negatieve berichtgeving tegen<br />

17 http://www.phoslock.com.au/<br />

18<br />

http://www.gelderlander.nl/voorpagina/maasenwaal/3566046/Groene-Eiland-Proef-blauwalg-geslaagd.ece<br />

[16/8/2008]<br />

19 een polyaluminiumchloride met 39% w/w aluminium als Al2O3 , gebufferd met Ca(OH)2 om een pH val te<br />

voorkomen<br />

20 http://www.phoslock.com.au/ Eco-Toxicity Assessment page<br />

21 http://nl.wikipedia.org/wiki/Phoslock<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 59


te houden. (...) Lanthaan is, in tegenstelling tot ijzer, aluminium of kalk, geen milieu-eigen stof. Er<br />

zijn verschillende onderzoeken bekend waarbij lanthaan is gedetecteerd in het water na het<br />

toepassen van Phoslock. Het blijft dus niet altijd gebonden aan de korrels. Waterschappen zijn<br />

dan ook nog terughoudend om dit te gebruiken” (CB2).<br />

In de Rauwbraken leidde de behandeling met Phoslock® tot een overschrijding van het<br />

Maximaal Toelaatbaar Risico [MTR] voor lanthaan, die in Nederland is vastgesteld op 10 µg/l.<br />

Het duurde 1,5 week en 2 maanden voor respectievelijk filtreerbaar en totaal lanthaangehalte<br />

weer beneden de MTR kwam (Lurling & Oosterhout, 2009, p. 22). Ook is er een<br />

behandelingsgerelateerde sterfte van baars geconstateerd (Lurling & Oosterhout, 2009, p. 27).<br />

Oosterhout en Lurling (2010) geven wel aan dat Flock&Lock-methode veelbelovend is om<br />

eutrofiëringsproblemen duurzaam aan te pakken in geïsoleerde wateren. Hierbij spelen<br />

maatschappelijke en economische motieven mee. De behandeling wordt wel als succesvol<br />

gezien voor de bestrijding van blauwalg in zwemwater zoals in Appeltern en de Rauwbraken,<br />

omdat het water niet meer gesloten hoefde te worden voor recreanten (Lurling & Oosterhout,<br />

2009, p. 29). Dit wordt ook in een interview bevestigd: “Er hangt ook nogal een fors prijskaartje<br />

aan. Ik kan me voorstellen dat op een relatief klein oppervlak als een recreatieplas [waar ook<br />

economische belangen aan hangen als daar een aantal weken geen gebruik van kan worden<br />

gemaakt door blauwalg] dit soort middelen eenmalig of elke paar jaar ingezet worden. Maar<br />

voor een laagwaardige toepassing [landbouwgebied waar misschien af en toe een hoeveelheid<br />

fosfaat af zou kunnen spoelen] op een heel groot gebied is dit niet mogelijk. Bij het behandelen<br />

van landbouwgrond, die voor natuurontwikkeling geschikt moest worden gemaakt en waarin de<br />

beschikbaarheid voor planten van fosfaat moest worden verlaagd, kostte het toedienen van<br />

Phoslock € 80.000,= per ha” (CB2) (zie ook: Chardon, 2009, p. 18). Voor de behandeling van de<br />

recreatieplas De Rauwbraken werden de kosten geraamd op € 50.000,= voor een dosering van<br />

20 ton Phoslock® in 300.000 m 3 water (van Oosterhout & Lurling, 2008, p. 9). Deze kosten zijn<br />

inclusief 3 ton aluminiumchloride; indien aangenomen wordt dat de kosten van AlCl3<br />

verwaarloosbaar zijn tov. Phoslock®, dan kost Phoslock® € 2,50 per kilogram product. Dit komt<br />

grofweg overeen met FerroSorp®.<br />

In het KRW-IP project ‘Bestrijding blauwalgenoverlast in stadswateren’ wordt in hydrologisch<br />

geïsoleerde wateren in Dongen, Prinsenbeek, Eindhoven en Heesch – in gescheiden<br />

compartimenten - onderzoek gedaan naar de effectiviteit van (combinaties van) blauwalgmaatregelen;<br />

hieronder vallen de toepassing van een vlokmiddel, het chemisch vastleggen van<br />

fosfaat uit water, algen en waterbodem aan een soort klei/Phoslock®, verwijderen van de<br />

voedselrijke waterbodem door baggeren, uitzetten van waterplanten en het aanpassen van de<br />

visstand [en voorlichting aan omwonenden] 22 .<br />

Hoewel op de internetsite van Waterschap Aa&Maas in de periode eind juli-begin november<br />

2009 werd aangegeven dat Phoslock ingezet zou worden bij een innovatief experiment voor de<br />

bestrijding van blauwalgen in vijver ‘de Ploeg’ in Heesch (gemeente Bernheze), heeft dit toch<br />

geen doorgang gevonden.<br />

22<br />

http://www.senternovem.nl/mmfiles/samenvattingen_KRW_projecten_2008.doc_tcm24-293288.pdf en<br />

http://www.stowa.nl/projecten/Watersystemen/index.aspx?rId=1002 en<br />

http://www.brabantsedelta.nl/zakelijk/projecten/items_projecten/bestrijding en<br />

http://www.dommel.nl/projecten/projecten_in_0/onderzoek_blauwalg en Nieuwsbrief Blauwalgonderzoek in<br />

Stiffeliovijver, de eerste resultaten.<br />

Page 60 Innovatiesysteemanalyse


“Maar specifiek over dat Phoslock weet ik, dat dat niet doorgegaan is. Daar was toch te weinig<br />

over bekend; we hadden toch zoiets van ‘dat gaan we op zo’n manier toch niet in het water<br />

verspreiden’”(WS2).<br />

5.3 Overige fosfaatbindende materialen<br />

Van de overige fosfaatbindende materialen vallen calcium- en magnesium-oxiden af, vanwege<br />

het feit dat er niet snel calcium- of magnesiumprecipitatie zal optreden of dat er struviet<br />

[(NH4)MgPO4*6H2O] gevormd zou worden in de aanwezigheid van een stikstofbron. “Het laten<br />

neerslaan van P met Mg als struviet lukt alleen als er voldoende NH4 aanwezig is, en de pH<br />

bovendien hoog is. Dan nog blijft de evenwichtsconcentratie hoog”(CB2). Dat de concentratie<br />

van fosfaat te hoog blijft na de vorming van struviet, blijkt bijvoorbeeld uit proeven met<br />

vloeibare varkensmest bij pH 8,9 waar de fosfaatconcentratie met 96% reduceerde, maar bleef<br />

steken op 2 mg/l in het effluent (Nelson, Mikkelsen, & Hesterberg, 2003, pp. 229, 232, 236)<br />

“Nee, de oplosbaarheidsproducten zijn veel te laag [hoog?]. Het blijft teveel in oplossing; nee, dat<br />

moet je niet doen” (CB1). Ook in de literatuur wordt aangegeven, dat op ijzer en aluminium<br />

gebaseerde materialen beter geschikt zijn in situaties waarin de contacttijd met water relatief<br />

kort is dan Ca/Mg-rijke materialen. Dit vanwege de verschillende mechanismen [Ca en Mg<br />

precipitatie; Al en Fe adsorptie], waarmee oplosbaar P in het water wordt gereduceerd (Penn,<br />

Bryant, Kleinman, & Allen, 2007, pp. 271-272).<br />

Aan aluminium zal weinig tot geen aandacht besteed worden in deze afstudeerscriptie. In de<br />

Verenigde Staten wordt slib met een hoog gehalte aan aluminium [geproduceerd bij het<br />

bereiden van drinkwater] toegepast voor de binding van fosfaat (Chardon, 2009, p. 15). Wellicht<br />

omdat Makris et al (2005, p. 4280) concludeerden, dat de “aluminum-based WTRs tended to<br />

have higher P sorption capacity than Fe-based WTRs”. De ervaring is dat “ijzer een hele hoge<br />

(bindings)affiniteit heeft met fosfaat, dus daarom is het zo effectief. Maar dat betekent ook dat<br />

je het door die hoge affiniteit er weer moeilijk af kunt halen. Tussenoplossing is vaak, dat je<br />

aluminium gebruikt; aluminium bindt ook ijzer, vrij effectief, maar niet zo sterk als ijzer, dus<br />

planten kunnen het er gemakkelijker afhalen”(CB1). Dit zou dus een voordeel kunnen zijn, indien<br />

het gebruikte materiaal weer op enigerlei wijze opnieuw ingezet zou kunnen worden.<br />

Alhoewel in de ‘executive summary’ van een artikel van Dayton et al (2003) op blz.14 van<br />

hetzelfde tijdschrift staat aangegeven dat “the major stumbling block for utilities is obtaining<br />

permits for land application” en dat “water treatment residuals are considered an industrial<br />

waste product in some states” (Ippolito, Barbarick, & Elliott, 2011, p. 11), wordt er ook<br />

aangegeven dat de gevaren van het gebruik van aluminium op de bodem wel meevallen;<br />

“although the creation of Al plant toxicity and enhanced Al leaching are concerns expressed by<br />

researchers, these effects are minimal at circumneutral soil pH conditions” (Ippolito, et al., 2011,<br />

p. 1).<br />

Maar “in Nederland wordt aluminumhoudend coagulatieslib van waterzuivering of<br />

drinkwaterbereiding als chemisch afval klasse III aangemerkt” (pers.meded. dhr. Nederlof, KWR<br />

Watercylce Research). In dit verband werd de Wet Chemische Afvalstoffen [WCA] genoemd en<br />

de mogelijke uitloging van aluminium naar het grond- en oppervlaktewater. Zowel de WCA [uit<br />

1976] en de Afvalstoffenwet [1977] inmiddels zijn opgenomen in hoofdstuk 10 van de Wet<br />

Milieubeheer [Wm] 23 . In artikel 10.2 van de Wet Milieubeheer staat dat “het verboden is zich van<br />

afvalstoffen te ontdoen door deze (...) buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de<br />

bodem te brengen of te verbranden”.<br />

23 http://www.milieufocus.nl/factsheets/w/wetgeving-afvalstoffen.html<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 61


Verder zijn in dit geval de Europese richtlijn op het gebied van afval, de Kaderrichtlijn<br />

afvalstoffen (EU, 2008), en het Landelijk Afvalbeheerplan-2 [LAP-2] van belang. In de<br />

toelichting 24 bij sectorplan 16, waterzuiveringsslib *dat vrijkomt bij RWZI’s, AWZI’s en<br />

scheepvaart], wordt bij V aangegeven dat “in Nederland thermisch verwerken al jaar en dag<br />

bestaande praktijk is” en dat deze verwerkingsvorm dus ook als minimumstandaard wordt<br />

aangehouden.<br />

Echter, in het LAP-2 bij sectorplan 17 [Reststoffen van de drinkwaterbereiding] wordt alleen<br />

arseen genoemd als aandachtspunt 25 . In artikel 1 van het ‘Besluit stortplaatsen en stortverboden<br />

afvalstoffen’ (VROM, 1997) wordt wel ‘slib, afkomstig van inrichtingen voor het biologisch<br />

zuiveren van afvalwater’ [categorie 23; oa. RWZIs] genoemd, maar over het storten van<br />

reststoffen van de drinkwaterbereiding zijn geen bepalingen opgenomen. Ook zijn er in de<br />

Regeling Bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b Bijlage A) geen normwaarden voor Aluminium<br />

opgenomen, als het onder het Besluit Bodemkwaliteit zou kunnen worden hergebruikt als<br />

bouwstof. Toch wordt er in de toelichting bij sectorplan 17 26 aangegeven, dat “op grond van de<br />

algemene uitgangspunten van het afvalbeleid storten zoveel mogelijk moet worden voorkomen”<br />

[dus ook gebruik op de bodem]. Verder is aluminiumhoudend slib voornamelijk afkomstig van de<br />

bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater, wat vaak ook nog andere verontreinigingen<br />

bevat en geen constante samenstelling heeft.<br />

5.4 Toepassingsmogelijkheden voor ijzerhoudend materiaal<br />

Voor veel agrarisch ondernemers is de afvoer van een overmaat aan water een belangrijk issue.<br />

Op zwaardere klei en in de veenweidegebieden zullen “de percelen nu bijna altijd bol worden<br />

gelegd. (...) Het gebeurt nu nog al eens op akkerland, omdat met het keren op de kopakker altijd<br />

de neiging is, dat er grond naar die kopakkers toe gaat. Van ‘nature’ krijg je dan dit [beetje hol<br />

perceel] en op veengronden is dat helemaal zo dat het in het midden dieper is door inklink”<br />

(CB1).<br />

Figuur 20 ijzerhoudend materiaal in waterdoorlatende zakken ín kopakkerbuis; rechtsboven: in plaats<br />

van zakken buis 12 cm gevuld met materiaal en afgesloten met filterkous, ingebracht aan uiteinde<br />

afvoerbuis<br />

24 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=19&p=2<br />

25 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20<br />

26 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20&p=2<br />

Page 62 Innovatiesysteemanalyse


“Zo gauw als bij ons [veengrond] de buitenkant iets hoger is, dan zie je dat er water op het land<br />

blijft staan. Het gevolg is: dan wordt er een gaatje naar de sloot gegraven en dan spoelt dus echt<br />

alles weg. Op het moment dat je het overal iets glooiend hebt liggen en inderdaad iets aflopend<br />

naar de sloot, dan heb je een optimale verdeling van het water, maar als het extreem gaat, dan<br />

spoelt het de sloot in. (...) De minst schadelijke zal dan toch zijn om het zo verdeeld mogelijk te<br />

laten gaan, want dan is de kans dat het ergens vastgelegd wordt of opgenomen, toch het<br />

grootste (AGR3). Veel grasland op deze natte grondsoorten is ook permanent begreppeld; zo zijn<br />

bij AGR2 op de komgronden circa 70 % van de percelen rond gelegd voor afvoer overvloedig<br />

water naar greppels (kilveren) en “de greppels liggen ook in maispercelen” (oriënterend<br />

bedrijfsbezoek en interview AGR2).<br />

5.4.1 In waterdoorlatende zakken<br />

In eerste instantie was het idee om een waterdoorlatende zak, gevuld met het ijzerhoudende<br />

materiaal, aan te brengen in een kopakkerbuis tussen een greppel en de sloot [zie Figuur 20 en<br />

Figuur 21 links]. Probleem hierbij is dat – zelfs bij FerroSorp® - de waterdoorlatendheid niet<br />

voldoende is. “Greppels zijn voor ontwatering en dan sluit je ze weer af met van die zakken (…) Er<br />

is meer onderzoek nodig naar de doorstroming van de ijzerzakken bij hevige afstroming om zeker<br />

te weten dat het geen wateroverlast oplevert” (Buur AGR6, melkveehouder).<br />

Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn om de zakken met ijzerhoudend materiaal niet ín de<br />

kopakkerbuis te doen, maar net ervoor aan het uiteinde van de greppel [zie Figuur 21]. Bij een<br />

gematigde stroomsnelheid kan het fosfaat worden afgevangen en bij extreme situaties loopt het<br />

water eroverheen en wordt de agrarisch ondernemer niet benadeeld.<br />

Figuur 21 Grasland met vaste greppels [bij zware klei of veenweidegebied]: zakken met ijzerhoudend<br />

materiaal vóór de kopakkerbuis; rechtsonder: experiment met sedimentatieput voor de kopakkerbuis<br />

om tevens particulair-P af te vangen [N.B. hier geen effect door te hoge stroomsnelheid en/of te klein<br />

volume]<br />

De maximale tijd, dat er water op het land mag blijven staan als gevolg van stremming door het<br />

fosfaatbindende materiaal, is sterk afhankelijk van het landgebruik. Voor een melkveehouder<br />

met grasland [met greppels] is het minder urgent. “Als het er maar doorheen loopt; en dan mag<br />

het best een tijd kosten; als het 2 dagen hoog staat [in de greppel] en het zakt daarna weer uit,<br />

dat maakt mij niet uit” (AGR2). Maar te weinig doorstroming kan ook in het nadeel van de<br />

waterkwaliteit werken: “Als je veel neerslag krijgt, veel water in die greppel, dan stijgt het water<br />

en dan loopt het over die zak heen. Dus als die zak belemmerend werkt, dan is het effect minder<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 63


ij overtollige regen.(...) Of je moet een hele grote zak hebben van 40 cm doorsnede of zoiets”<br />

(AGR2).<br />

Voor de akkerbouw ligt wateroverlast gevoeliger. “Normaal gesproken zijn akkerbouwgronden<br />

goed doorlatende gronden;(...) die werken niet met greppels ... is ook niet nodig. Is het een keer<br />

heel erg nat ... een beetje akkerbouwer gaat dan toch met de schop of met de grep- machine er<br />

naar toe om het water weg te krijgen” (AGR2). Akkerbouwer AGR4 moet wel eens sleuven<br />

freezen om water kwijt te raken van een bepaald perceel; “door leem in de ondergrond houd je<br />

last van natte plekken.(...) Als aardappels 24 uur met de voeten in het water staan, dan zijn ze<br />

rot” (AGR4). Ook akkerbouwers AGR5 en Buur AGR5 pleiten voor “zo min mogelijk vertraging<br />

van de waterafvoer, want dat leidt tot minder gewasopbrengsten”.<br />

Volgens waterschappers leveren deze ad-hoc zelfgetrokken sleuven een belangrijke bijdrage aan<br />

de fosfaatafspoeling: “de praktijk op dit moment is gewoon zo, dat heel veel boeren hun<br />

perceelswater in een zelf gegraven greppel naar de sloot toe proberen te krijgen mét alle fosfaat,<br />

die erin zit. En díe route moet je op de een of andere manier aan proberen te pakken” (WS2). Het<br />

zou dus een goede mogelijkheid zijn om de waterdoorlatende zakken met ijzerhoudend<br />

materiaal in de zelf getrokken sleuven toe te passen [zie Figuur 22]. “Ja, dan moet altijd de<br />

doorstroomsnelheid zo maximaal mogelijk blijven. Maar dan kun je ook zeggen ‘ik maak<br />

meerdere aftakpunten’” [i.e. zelf getrokken sleuven]” (AGR4).<br />

Figuur 22 Bij grasland of akkerland, waar te lang water op blijft staan, worden vaak sleuven getrokken<br />

om het water sneller af te voeren. Hierin zouden zakken met ijzerhoudend materiaal toegepast kunnen<br />

worden.<br />

Zowel bij agrarisch ondernemers als bij waterschappers in de projectgroep ARB is er wat scepsis<br />

over de praktische toepasbaarheid: “de moderne boer gaat niet sjouwen met die zakken” (Vugts,<br />

CoP1 (Aulich & Van Twisk, 2010, p. 2)); “zo gauw als je met die zakken gaat werken, kan het niet<br />

meer gemechaniseerd. (...) wat je in ieder geval gaat doen, is mensen opzadelen met een hoop<br />

handwerk. (...) In de tijd, waarin we nou zitten, wil je dat eigenlijk niet gaan doen” (AGR3). Toch<br />

zijn er ook agrarisch ondernemers, die er meer open voor staan; vooral op vaste plaatsen “dit is<br />

nog het meest toepasbaar in percelen waarin vaste greppels liggen, (...) dan kun je vaste<br />

afvoerpunten aanleggen. (...) en je kunt een systeem verzinnen, zodat je er zo een zak in kunt<br />

zetten, die je er ook weer uit kunt halen om te verversen ... dat zijn praktische dingen, die wel te<br />

doen zijn, denk ik (AGR4). Een voordeel hierbij zou kunnen zijn, dat “het ‘afvalproduct’ niet in de<br />

Page 64 Innovatiesysteemanalyse


grond blijft (...) als je in de laagtes een bak met korrels ingraaft, die je er weer uit kan halen”<br />

(WS1, CoP1 (Aulich & Van Twisk, 2010)). Maar het werd ook beaamt, dat het praktisch gezien<br />

geen belemmering hoeft te zijn, als je de zakken incidenteel toepast op zelf getrokken sleuven;<br />

“ja, dan is het te doen” (AGR4). Als voorwaarde werd wel vaak genoemd, dat het een handzame<br />

hoeveelheid moet zijn; hierbij wordt een hoeveelheid van maximaal 25 kg geopperd (AGR4,<br />

AGR3, Buur AGR6). Verder is het van belang, dat het niet teveel inspanning kost, wat tevens<br />

verband houdt met de werkzame levensduur van het materiaal. Een controle- en/of<br />

vervangingsronde van 1x per jaar (AGR5) tot 1x in de vijf jaar (AGR1, AGR3) wordt aangegeven<br />

als acceptabel. “Als het 1x in de vijf jaar is, geen enkel probleem. Als dat 3x per jaar opnieuw<br />

moet, ja, dan wordt het al een stuk lastiger” (AGR3). Als bijkomend probleem wordt hierbij<br />

aangegeven, dat nog niet duidelijk is “hoe je weet of die zak verzadigd is?” (ZLTO3; WS1,<br />

CoP1(Aulich & Van Twisk, 2010, p. 1)). Door de ondernemers met vaste greppels wordt<br />

ingeschat, dat er per keer een dag werk in gaat zitten. “Je moet het goed neerleggen” (AGR1, 66<br />

greppels) “je moet het nauwkeurig doen,(...) zodat het water door die zak heen stroomt en niet<br />

erlangs op . Dat heeft geen zin” (AGR2, 32 greppels).<br />

In de klankbordgroep ARB wordt aangegeven, “dat er een groot verschil in bemesting is tussen<br />

akkerbouwers en graslandhouders. Akkerbouwers bemesten namelijk alleen in het voorjaar hun<br />

percelen, terwijl graslandhouders ‘het gehele jaar door’ 27 hun percelen dienen te bemesten voor<br />

een gelijke hoeveelheid gras” (Gerdes, 2010, p. 3). Maar over het algemeen zijn de ondernemers<br />

het erover eens dat het seizoensgebonden is wanneer de zakken met het ijzerhoudende<br />

materiaal het meest kosteneffectief ingezet kunnen worden. Dit is grofweg ‘het voorjaar’, “want<br />

dan heb je de meeste afspoeling. (...) In ieder geval in het uitrij-seizoen, februari tot juli” (AGR1).<br />

“Dan zijn de piekafvoeren geweest” (AGR6).”Hoofdzakelijk in het voorjaar na de eerste<br />

mestaanwending; eind februari-maart, dat zijn de kritieke fases. (...) Dan zijn de verliezen veel<br />

groter dan in het seizoen, omdat in het voorjaar de grond nog helemaal verzadigd is. (...) Krijg je<br />

op die verzadigde grond bijvoorbeeld 15 mm [regen], dan krijg je al afspoeling. (...) Heb je dan<br />

net van te voren mest uitgereden, dan heb je grote verliezen.(...) dan zie je ook dat het water iets<br />

verkleurt (...) Daarna, in het seizoen, dat zie ik niet zitten, want in de zomer, zelfs in een natte<br />

periode, krijg je zeldzaam water in de greppel” (AGR2).<br />

5.4.2 Los uitgestrooid [op de akkerrand]<br />

Tijdens de veldproeven van het project KRW08035 is ervaring opgedaan met het los uitstrooien<br />

van het ijzerhoudende materiaal [zie Figuur 23]. Dit om mogelijkheden te onderzoeken voor het<br />

gebruik bij percelen, die geen geulen bevatten en waar het water bij extreme neerslag verdeeld<br />

over het maaiveld richting de sloot stroomt. Door ijzerhoudend materiaal uit te strooien over de<br />

akkerrand zou het fosfaat [gedeeltelijk] kunnen worden vastgehouden, voordat het het<br />

oppervlaktewater bereikt. Verder is er geen retentie van de waterafvoer, omdat er geen sprake<br />

is van een klein volume waar alles doorheen moet, zoals bij de zakken.<br />

Figuur 23 FerroSorp® 2-4 mm,<br />

uitgestrooid op het perceel. Hier<br />

27 Lees: ‘in het groeiseizoen’, want mest mag volgens de wet alleen uitgereden worden van 1 februari tot 1 of 15<br />

september [afhankelijk van mestsoort, grondsoort, grasland of bouwland]. Zuiveringsslib met niet meer dan 70 gram<br />

stikstof per kg droge stof mag het hele jaar aangewend worden (tabel 12a Uitrijperioden 2010-2011 op<br />

http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1780509&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_id=47951 dd<br />

22-12-2009).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 65


tijdens een proef op een klein stukje akkerrand.<br />

In de literatuur wordt gewaarschuwd voor het [grootschalig] opbrengen of inwerken van<br />

ijzerhoudende materialen op of in de bodem. “Because excessive WTR application can induce P<br />

deficiency in crops, effective application rates and methods remain an area of intense research”<br />

(Ippolito, 2011).<br />

Veel van de agrarisch ondernemers zagen nadelen aan deze wijze van toepassing. Ten eerste<br />

omdat het fosfaat dan daar geconcentreerd wordt en mogelijk op een later tijdstip toch weer<br />

kan af- of uitspoelen. Tenzij het verwijderd wordt, maar dat is praktisch niet haalbaar. “Dat kun<br />

je niet opruimen (...) dus dat blijft op het land. Je rijdt dat spul in de grond, (...) dan zit het in de<br />

bovenste laag van de bodem. Dan moet je elk jaar een nieuwe laag opbrengen” (AGR1 en<br />

ZLTO3). “Dan liggen die korrels, nadat ze verzadigd zijn, daar te wachten. En als het dan een keer<br />

toch in de sloot terecht komt door wat voor ’n oorzaak dan ook, dan schiet het zijn doel ook een<br />

beetje voorbij” (AGR4). Een tweede nadeel is dat het een probleem op kan leveren voor de<br />

kwaliteit van het geproduceerde gewas, zowel voor voedselveiligheid van producten voor<br />

menselijke consumptie [zie ook paragraaf 7.5] als voor de kwaliteit van diervoeders. “Wat als de<br />

korrels in het voer komen met het harken? Grond gaat ook mee de kuil in; het streeftraject voor<br />

ruw as 28 is tussen de 90 en 120 g/kg ds (...) dus zeg maar 5% van het product in de kuil is dan<br />

grond; dat komt door bewerking. Die korrels [FerroSorp®] zijn wel grover, maar ik zou het<br />

persoonlijk niet op het grasland willen strooien.” (AGR1 en ZLTO3). Als derde probleem werd<br />

aangegeven, dat het praktisch niet eenvoudig is om precies alleen de akkerrand te strooien.<br />

“Echt precies 4 meter strooien, dat valt niet mee. (...) dan zou je aan weerskanten een<br />

kantenstrooier moeten hebben. De machine instellen op een bepaalde breedte, dat begint pas bij<br />

een 10-12 meter” (AGR1 en ZLTO3). Verder zit het probleem in de kosten. “Hoe dik is die laag,<br />

die erop moet? (...) als je een perceel hebt van 10 ha en je wilt dat rond strooien (...) als ik alleen<br />

de kiloprijs [hier wordt gerefereerd aan FerroSorp®] al zie ... als we het dan toch over ‘haalbaar<br />

en praktisch’ hebben ... nou, zeg nooit nooit, maar dan gaat die toch snel afvallen” (AGR1 en<br />

ZLTO3). Andere ondernemers zien wel een oplossing voor de praktische uitvoerbaarheid; los<br />

uitstrooien heeft zelfs de voorkeur boven de zakken. “Ik kan het met de mestverspreider met<br />

een bandje eraan los rondom het land doen; dat kost weinig tijd” (AGR3).<br />

5.4.3 In een sleuf op de akkerrand<br />

Een andere manier om het ijzerhoudende materiaal te gebruiken op de akkerrand of in ieder<br />

geval vlak voordat de oppervlakkige afspoeling het oppervlaktewater bereikt, is in een sleuf in de<br />

lengterichting langs de sloot [zie Figuur 24a]. Zowel door waterschappers [“indien geen greppels<br />

aanwezig zijn, sleuven rond het hele veld om alles aan te pakken” (WS1, CoP1 (Aulich & Van<br />

28 “ruw as; dat gaat in een stoof. Dat is hetgeen wat we overhouden, wat absoluut niet verteerd, dus grond of<br />

onverteerbare delen. En hoeveel % droge stof zit er dan in de kuil? 52% ds in het product; de helft. Dus dan wordt het<br />

ruw as ongeveer 50 gram in het product” (AGRI1 en ZLTO3) Een kuil met een hoog ruw asgehalte (> 100 g/kg DS)<br />

wordt als “verontreinigd” aangemerkt (Vandelannoote, 2006, p. 9)<br />

Page 66 Innovatiesysteemanalyse


Twisk, 2010, p. 2) als door agrarisch ondernemers wordt dit als mogelijkheid geopperd. “Je zou<br />

ook dingen kunnen bedenken, waarbij je het ingraaft, waar het doorheen moet lopen” (AGR2).<br />

“Dan moet je op zo’n akkerrand een sleuf maken, zo langs de sloot op, vrij ondiep op zo’n 20 cm.<br />

In die sleuf leg je (...) een drainagebuis, die vol is met die FerroSorp en dat dek je dan aan de<br />

bovenkant af met een heel grof materiaal; voor mijn part met hele grove compost. Dat water<br />

komt naar de sloot toegelopen; dat water wil toch naar beneden en doordat die compost zo grof<br />

is, zakt het heel makkelijk erin. (...) Daar wordt het fosfaat dan gebonden aan die korrels. (...) Ik<br />

zou kiezen voor een organisch materiaal en niet voor grind (...) want we moeten geen steentjes in<br />

ons product hebben. Voor mijn part doe je het met houtsnippers; dat verteert (...), maar goed,<br />

die drain moet je ook een keer eruit halen en verversen” (AGR4). Kennisinstituten geven de voor-<br />

en nadelen aan voor de effectiviteit: “Je hebt veel meer FerroSorp nodig. (...) Maar het voordeel<br />

is, dat de hoeveelheid water, die per tijdseenheid door zo’n geul loopt –het debiet- zal veel lager<br />

zijn dan wanneer alles door de afvoerbuis geperst wordt” (CB2).<br />

Figuur 24 Ijzerhoudend materiaal in een sleuf in de lengterichting langs de sloot.<br />

Alhoewel meerdere waterschappers het een goed idee vinden, zien ze het niet als<br />

inrichtingsmaatregel, die uitgevoerd zou kunnen worden door het Waterschap zelf; ook niet bij<br />

legger watergangen 29 . “Nee, ik zie dat niet zo makkelijk geregeld zijn ... bij ons Waterschap. (...)<br />

Ik zat ook wel aan zoiets te denken, maar dan veel meer om dat geultje dan hier in het midden te<br />

leggen [Figuur 24b] of hier aan de zijkant [Figuur 24c]. (...) Vaak zie je dat ook bij het ploegen;<br />

dan heb je hier de ploegvoor zitten. (...) Of probeer die akkerrand wat meer hol te leggen. Ik<br />

denk, dat de kunst is om het teveel aan water, wat op het perceel staat, naar de akkerrand te<br />

leiden en daar ergens te binden.” (WS2). Het idee van de geul tussen het hoofdgewas en de<br />

akkerrand [Figuur 24c] was ook al eerder geopperd door een agrarisch ondernemer; weliswaar<br />

niet met de intentie om daar ijzerhoudend materiaal aan te leggen, maar “je kan een voortje<br />

voor de akkerrand ploegen, zodat er geen oppervlakkige afspoeling plaats vindt [vanuit dit<br />

voortje infiltreert het in de ondergrond+” (oriënterend bedrijfsbezoek AGR4). Dat dit ook al in de<br />

29 “Legger watergangen, eigenlijk waterschapssloten: dat zijn sloten, die in bezit zijn, of de grond is in het bezit van<br />

het waterschap en daar is een legger-profiel van bekend” (WS2)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 67


praktijk wordt gebracht, heb ik geobserveerd bij mijn oriënterend bedrijfsbezoek bij dhr van<br />

Velthoven in Hank.<br />

5.4.4 In of om drainagebuizen<br />

Hierboven zijn een aantal toepassingsmogelijkheden besproken voor P-binding [zie Bijlage I<br />

niveau III+ met ijzerhoudend materiaal bij de aanpak van de transportroute ‘oppervlakkige<br />

afspoeling’. Bij navraag naar andere mogelijke toepassingen van het materiaal waren de<br />

potentiële eindgebruikers nogal sceptisch.<br />

‘fosfaatbindende stoffen in drainagebuizen ’Op zich alles wat bindende stoffen zijn, betekent dat<br />

er dingen verstopt kunnen raken, dus ik stel me zo voor dat als je dat soort dingen gaat doen,<br />

dan werkt dat 3 jaar en daarna werkt die hele drainagebuis niet meer. En drainage kost een paar<br />

duizend euro per hectare, dus dat kan gewoon niet. Ja, je kunt ze doorspuiten, enzo; dat doen we<br />

nou ook, maar dan krijg je dus alles in de sloot. Je spuit het door met slootwater en alle<br />

verontreiniging, die in die buisjes zit, die spoel je eruit en dat komt weer in de sloot terecht<br />

(AGR3).<br />

‘Fosfaatbindende stoffen om drainbuizen heen’: drainbuizen leggen doe je één keer in de 20<br />

jaar, want die drains die leg je bijna voor het leven. Dat Ferrosorp is op een gegeven moment ook<br />

vol. Nee dat zie ik niet zitten. Dat is geen praktijk. Als je het dan over drainage wilt hebben, dan<br />

moet je iets aan het eind van de drainage doen. Dus drainwater ergens doorheen laten lopen,<br />

voordat het weer in de sloot komt. Ja, dan moet je iets van een bak met Ferrosorp en dan boven<br />

erin en beneden er weer uit, ofzo. (AGR2)<br />

Al met al was er in de interviews voldoende bereidheid om mee te denken over creatieve<br />

praktische toepassingen om het ijzerhoudende materiaal in te zetten, want de ondernemers<br />

willen dan wel van een overmaat aan water af, maar “de fosfaat wil je op het land houden (je<br />

bemest tenslotte niet voor niets !)” (oriënterend bedrijfsbezoek AGR4). Dit is waarschijnlijk ook<br />

de reden, waarom er in de interviews vaak het hergebruik ter sprake is gekomen.<br />

5.4.5 Hergebruiken of afvoeren ?<br />

De agrarisch ondernemers willen een gemakkelijke afvoerroute, maar met name het idee om<br />

het fosfaat terug brengen op het land voor optimale benutting spreekt sommige boeren erg aan.<br />

Als je het Ferrosorp gebruikt om het fosfaat af te vangen vóór het het oppervlaktewater bereikt<br />

“en je zou het allemaal vast kunnen leggen in die zak en dan daarna die zak weer kunnen<br />

uitstrooien over het rooster op de drijfmestkelder, ja dan heb je een gesloten kringloop natuurlijk.<br />

(...) dat wat je aan fosfaat hebt verloren, dat heb je dan weer terug in de mest.” (AGR2; AGR6 en<br />

buur AGR6, melkveehouders).” Kiep ze [de gebruikte zakken met ijzerhoudend materiaal] maar<br />

eens leeg in een kruiwagen of in de bak van een voorlader en kiep het maar leeg op het rooster;<br />

de roosterschuif verdeelt het een beetje en die mest ga je daarna toch weer homogeen mengen;<br />

beter kan het niet” (AGR2). Andere ondernemers zien in déze methode toch bezwaren. “Ik denk<br />

dat dat spul [FerroSorp®] zowiezo naar de bodem zinkt; dat wordt zwaar. Die mestput gooi ik vol<br />

met zand of grind, wat onder in de put blijft liggen, dus ik ben mijn mestput vol aan het rijden.<br />

Dat zou ik nooit doen (AGR1). Het is te testen óf en welk materiaal zulke problemen zou<br />

opleveren; hoogstwaarschijnlijk zal het deels oplossen. Maar er zijn nog andere opties: “Je kan<br />

het op de mesthoop gooien en dan met de stalmeststrooier, maar dan weet je niet hoe de<br />

verdeling [van het ijzerhoudende materiaal over het land] wordt. Een betere manier is<br />

breedwerpig uitstrooien over het land met de kunstmeststrooier, mits dat toegestaan wordt. (...)<br />

Maar kunstmest, dat is droge granulaat; dit zal vochtig zijn. (...) Ik moet het dan laten drogen;<br />

Page 68 Innovatiesysteemanalyse


misschien dat het dan gaat” (AGR1). Waar echter wel weer meer tijd in gaat zitten: “Het strooien<br />

is zo gebeurd, maar het werk van te voren: zakken ophalen, open snijden, uitstrooien, drogen,<br />

het moet in de kunstmeststrooier geschept worden (...), maar het ís praktisch uitvoerbaar<br />

(AGR1). Om het gebruikte materiaal weer te kunnen verspreiden met een kunstmeststrooier, is<br />

het ook van belang om aandacht te houden voor de grootte van het materiaal. “Het ligt eraan<br />

wat het voor fractie is; (...) als ze groter worden dan 1 centimeter, dan wordt het een probleem.<br />

Kunstmest heb je vaak zat in een fractie van 4-6 mm; dat hoeft geen beperking te zijn” (AGR4).<br />

Daarbij blijft natuurlijk de vraag óf en in hoeverre het gebonden fosfaat weer beschikbaar komt<br />

voor het gewas. “Dat weet ik niet, misschien als het over een langere tijd ... Daar hebben we nog<br />

niet naar gekeken” (CB1). “Wij hebben tot nu toe fosfaat weten vast te leggen in een kolomproef;<br />

dat ging dan prima met ijzerslib, en als we het daarna weer gingen spoelen met water, dan<br />

kwam een deel van het fosfaat al weer vrij, maar 2/3 bleef behoorlijk vast zitten. Dan zou je<br />

kunnen kijken of je dat met loog wel weer vrij zou kunnen krijgen en of je dan dat ijzerslib weer<br />

kunt hergebruiken. (CB2). In de notulen van de CoP met de klankbordgroep ARB stond het als<br />

volgt vermeld: “De fosfaat die eenmaal is gebonden met FerroSorp is niet te hergebruiken in bijv.<br />

de drijfmest. Het is wel mogelijk om de fosfaat weer te ontbinden, maar dit is een redelijk<br />

intensief en kostbaar proces” (Gerdes, 2010). In mijn aantekeningen van de CoP-observatie<br />

stond als antwoord op de vraag ‘of er een methode was om fosfaat weer los te krijgen was’: “Ja,<br />

als het anaëroob wordt”. In de literatuur is aangegeven, dat de adsorptie van fosfaat aan ijzer<br />

zijn werking verliest onder anaërobe en niet-neutrale [pH] omstandigheden (Blom & ter Maat,<br />

2005, pp. 9-10; F. van Oosterhout & M. Lurling, 2010, p. 23). Dit zou pleiten voor afvoer van het<br />

ijzerhoudende materiaal in de mestput, gezien de lage pH en mogelijk anaërobie. Bij het zonder<br />

meer uitstrooien van het gebruikte materiaal zal het fosfaat een stuk minder beschikbaar zijn.<br />

Akkerbouwers hebben weliswaar geen drijfmestkelder, maar ook de geïnterviewde akkerbouwer<br />

zag het uitstrooien over het land als de meest praktische oplossing: “je zou dat later gewoon<br />

weer over het land uit kunnen strooien en die plant heeft daar weer profijt van; dat zou alleen<br />

maar goed zijn. (...) dat maakt het cirkeltje toch weer rond. Als het allemaal chemisch gereinigd<br />

en gedaan moet worden door allerlei bedrijven, dan wordt het alleen maar nog duurder (...) en<br />

als je er weer een aparte ophaaldienst voor krijgt ...; dat maakt het allemaal heel erg omslachtig”<br />

(AGR4).<br />

Sommige actoren hebben nu een té optimistisch beeld over hoeveel dit zou bijdragen. “De boer<br />

moet er ook iets voor terug krijgen, met name dan de fosfaten, die mogelijk dan weer terug in de<br />

put komen” (AGR2) “Opbrengst van de maatregel zou kunnen zijn, dat je het kan gebruiken in de<br />

mestboekhouding (...) als extra gebruiksruimte (...), dus meer P toepassen in verhouding tot het<br />

rendement van de ijzerzakken”(AGR5, akkerbouwer; Buur AGR5, akkerbouw en opfokvee). “De<br />

ondernemer is op 2 manieren te prikkelen: als dit een waardevolle meststof kan zijn, dat hij het<br />

opnieuw mag gebruiken óf door ‘jij mag wat meer fosfaat bemesten, omdat je een groot deel<br />

van je fosfaat terugvangt’” (CAH). Vanuit de wetenschap is er zeker interesse in het hergebruik<br />

van fosfor, gezien het dreigende mondiale fosfaattekort (de Haes, et al., 2009; Steen, 1998;<br />

Vergouwen, 2010). “Het was al heel vroeg in ons project, toen we vertelden dat we bezig zijn met<br />

het afvangen van fosfaat, dat iemand vroeg: ‘ja maar wat doe je dan met dat fosfaat dat je hebt<br />

afgevangen, want er komt een schaarste aan. Ga je dat dan ook weer terugwinnen?’. Dat is dus<br />

iets wat leeft bij bepaalde mensen en dat is natuurlijk zeer positief” (CB2). “Het tekort wordt nog<br />

niet gevoeld, maar de mensen die ervan weten, die waarschuwen dat er echt een tekort gaat<br />

ontstaan. Er is gewoon een gat tusssen wat gewonnen kan worden (...) en wat de behoefte is.<br />

Dus zonder enige twijfel komen er mechanismen op gang van terugwinning van fosfaat uit het<br />

milieu” (WU). Maar naar het nut in dit geval wordt kritisch gekeken. “Het primaire doel is<br />

natuurlijk om het fosfaat, wat afspoelt naar het oppervlaktewater, níet af te laten spoelen en dat<br />

gaat maar om een paar kilogram. Die paar kg, als je die kunt vangen, dan doe je beter werk dan<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 69


dat je dat fosfaat van dat Ferrosorp/ijzerbindend materiaal beschikbaar hebt. Dan denk ik van<br />

beter níet beschikbaar op het land, dan wél beschikbaar in het oppervlaktewater. In<br />

fosfaatverzadigde grond zit duizenden kilogrammmen. Een gewas voert per jaar ook zo’n 50-100<br />

kg fosfaat af. Dat is vele malen meer dan er via greppels naar het oppervlaktewater zal gaan. Als<br />

je met dat filtermateriaal per jaar 2 kg terug kunt voeren, dat staat in geen verhouding, maar het<br />

is zeker een pré als je materiaal hebt wat reversibel is, dat het fosfaat weer kan worden benut;<br />

zonder meer (CB1).<br />

“En je kunt natuurlijk gaan doordenken; zeker als je ook drainagewater gaat opvangen, waar<br />

anderen onderzoek naar doen ... dan wordt het misschien wel interessant” (WU).<br />

Hoewel het ‘binnen de eigen kringloop houden van fosfaat’ veel ondernemers aanspreekt, zal<br />

het waarschijnlijk niet echt een extra stimulans zijn voor de boeren om het ijzerhoudende<br />

materiaal te gebruiken. “Als je het hebt over een paar kilo ... dat kost een paar euro ... dan zegt<br />

een boer ook meteen: ‘Ja, interessant voor de toekomst, maar dit is peanuts’. En dat is het ook”<br />

(WU). Maar dat het vanuit praktisch oogpunt de voorkeur heeft om het niet af te voeren, maar<br />

in de mest[put] te verwerken, “dat is iets wat we wel moeten adresseren” (WU).<br />

De minst gewenste oplossing is afvoeren, maar ook dan zijn er nog meerdere opties: naar een<br />

stort, een verbrandingsinstallatie of naar een werk of ...? Aangezien er meerdere initiatieven zijn<br />

om fosfaat te recyclen uit (rioolwater-) zuiveringsslib en verbrandingsresiduen (de Haes, et al.,<br />

2009, p. 12; Vergouwen, 2010, pp. 9, 14-15), heb ik geïnformeerd of er ook zulke mogelijkheden<br />

bestaan voor P geadsorbeerd aan dit materiaal, maar dit behoort bij ijzerhoudend materiaal niet<br />

tot de opties. “IJzerslib/Ferrosorp dat is toch een soort klei met ijzer; klei kun je niet echt<br />

verbranden, dat gaat vergloeien; wat silicaten worden daarmee omgesmolten. Het fosfaat is<br />

daarna superslecht beschikbaar; tenzij je het verhit tot 1600 °C (...) Thermphos, dat is een<br />

fabrikant die dat procedé toepast, die wil liever niet dat het vast zit aan ijzer 30 . Daar zitten dus<br />

nog wel haken en ogen aan; ik denk niet dat je het moet gaan verbranden”(CB1).<br />

30 Alleen ijzerarm slib is geschikt voor gebruik in het productieproces van Thermphos. De waterschappen gebruiken<br />

echter in rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) vaak ijzerzouten waardoor het ijzergehalte in het slib toeneemt. De<br />

vervanging daarvan door aluminiumzouten is een oplossing. Nadeel is de hogere kostprijs van aluminium. (Bron:<br />

http://www.fosfaatrecycling.nl/terugwinning/terugwinning-bij-slibverwerking/fosfaatproductie/67 )<br />

Page 70 Innovatiesysteemanalyse


Fosfaatbindend materiaal<br />

Qua materiaal hebben de ijzer- en aluminium[hydr-]oxiden de meeste potentie [zie Tabel 5].<br />

Al-rijke materialen worden hier verder buiten beschouwing gelaten, omdat in ieder geval het<br />

gebruik op de bodem op veel weerstand zou kunnen stuiten. Van de ijzerhoudende<br />

materialen is de reststof van de drinkwaterwinning [onbewerkt] het voordeligst en het meest<br />

natuurlijk [het ijzer komt rechtstreeks uit het grondwater], maar laat qua<br />

waterdoorlatendheid te wensen over. Dit is een belangrijk issue voor de praktische<br />

toepasbaarheid op het agrarische bedrijf. Er zal gezocht moeten worden naar een<br />

mogelijkheid om er granulaat van te maken, ofwel via het gepatenteerde Duitse procedé<br />

ofwel op een andere manier, maar de kosten zullen dan oplopen. Een andere mogelijkheid is<br />

om de reststof van adsorptieve ontijzering verder te onderzoeken op geschiktheid. Daarbij is<br />

dan de vraag of er van een dergelijke reststof voldoende geproduceerd kan worden in<br />

Nederland [en België] en zo niet, op welke manier dit productieproces gestimuleerd zou<br />

kunnen worden.<br />

Bij de vergelijking van de kosten van de ijzerhoudende materialen moet overigens nog wel<br />

rekening gehouden worden met het feit dat er nog meer factoren meespelen, die de kosten<br />

bepalen, zoals distributie [lokale beschikbaarheid] en afvoer en/of hergebruik. Ook<br />

effectiviteit van het materiaal speelt een rol, dus voor een objectieve vergelijking zou het<br />

eigenlijk beter zijn om de kosten uit te drukken per kg vastgelegd fosfaat in plaats van per kg<br />

Fe.<br />

Een andere belangrijke conclusie is, dat er duidelijk onderscheid gemaakt moet worden in de<br />

benaming van de verschillende ijzerrijke [en eventueel ook aluminiumrijke] reststoffen. De<br />

benamingen ‘afvalstof’ en ‘*water-+zuiveringsslib’ zijn te algemeen en roepen bij voorbaat<br />

negatieve reacties op. De geschiktheid moet objectief beoordeeld kunnen worden op de<br />

samenstelling en de effectiviteit van het materiaal.<br />

Toepassingsmogelijkheden<br />

Wat betreft de toepassingsmogelijkheden kan worden geconcludeerd, dat het toepassen van<br />

waterdoorlatende zakken in ad-hoc sleuven het beste uit de vergelijking komt, gevolgd door<br />

het toepassen in bestaande greppels en eventueel in sleuven evenwijdig aan de sloot. Hierbij<br />

moet worden opgemerkt, dat dit slechts een hele globale en subjectieve vergelijking is. Zo is<br />

bij de kosten gebruik gemaakt van de bedrijfseconomische analyse van ZLTO-advies (Moggré &<br />

Verdurmen-Serrarens, 2010, pp. 12-16; van Slobbe, et al., 2010, pp. 31-32), waarbij de nodige<br />

aannames zijn gedaan. Bij het toepassen van waterdoorlatende zakken in bestaande greppels<br />

is standaard gerekend met zakken van 8 kg, maar uit één van de interviews bleek dat dit niet<br />

voldoende is. “Dan praat je ook over meer kilo’s, want dan kun je met een zakje van 4 of 8 kg<br />

niks doen. Dat is veel en veel te weinig. Een greppel is zo breed (40-50 cm) en hij is ook wat<br />

dieper. (...) Twintig kilo had je toch wel nodig; dus dan praat je over heel wat meer kilo’s”<br />

(AGR1). Zo is men er ook van uit gegaan, dat het materiaal elk jaar vervangen moet worden;<br />

het is mogelijk, dat als het ijzerhoudende materiaal in de sleuf evenwijdig aan de sloot is<br />

aangebracht het een aantal jaren dienst kan doen. Wat meteen de belangrijkste vragen<br />

oproept voor de ingebruikname van ijzerhoudend materiaal als fosfaatbinder bij diffuse<br />

verontreiniging vanuit de landbouw: “Hoe lang gaat het materiaal mee?” en “Hoe kan je zien<br />

wanneer het materiaal verzadigd is?”<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 71


Tabel 5 Vergelijking van het gebruik van een aantal fosfaatbindende materialen; de waardering van de materialen is relatief ten opzichte van elkaar; voor ‘totaal zijn de<br />

+ en – respectievelijk opgeteld en afgetrokken [muv. ‘hergebruik’ aangezien dit nog niet voldoende duidelijk is]<br />

Materiaal Reactie Bindingsaffiniteit WaterdoorHerge- Kosten<br />

Accep- Totaal<br />

laatbaarheidbruik /kg Fe<br />

tatie<br />

Ca-/Mg-rijk materiaal Langzaam - Precipitatie, Ksp laag - ++ 0<br />

Ijzerrijk materiaal Snel [min. - < 1 dag] (Precipitatie +) adsorptie<br />

Synthetisch<br />

Reststof<br />

+<br />

+<br />

Verliest werking onder<br />

niet-neutrale of zuurstofloze<br />

omstandigheden<br />

++<br />

++<br />

nvt<br />

-<br />

+?<br />

+?<br />

€ 2-4<br />

€ 0,15 -0,25<br />

+<br />

++<br />

-<br />

+<br />

+++<br />

+++++<br />

drinkwaterbereiding<br />

Bindingsaffiniteit met<br />

FerroSorp® +<br />

fosfaat is hoger dan die van<br />

aluminium<br />

++ + +? € 5,56 - - +<br />

Al-rijk materiaal Snel [min. - < 1 dag] + (Precipitatie +) adsorptie<br />

Verliest werking in niet-<br />

+ +? - +<br />

neutraal<br />

milieu<br />

of zuurstofloos<br />

Phoslock Snel [< 3 uur – 1 dag] + Adsorptie [onomkeerbaar] ++ - -- - - -<br />

Tabel 6 Vergelijking van een aantal toepassingsmogelijkheden; de waardering is subjectief en gebaseerd op de reacties van de geïnterviewden. De kosten zijn<br />

gebaseerd op het gebruik van FerroSorp® 2-4 mm (van Slobbe, et al., 2010, pp. 31-32); voor het totaal is dezelfde methode gebruikt als bij Tabel 5<br />

Toepassing ijzerhoudend<br />

materiaal<br />

Practische inpasbaarheid Kosten<br />

(per ha/jaar)<br />

Mechanisatie Arbeidstijd Veiligheid Afvoer Hergebruik<br />

Inwerken in de bodem (10 m ) + Opbrengen & inwerken + - - -- ? - ---<br />

Waterdoorlatende zakken<br />

In greppel - Neerleggen & ophalen - + ++ +? € 226 + + +++<br />

In ad-hoc sleuf - Neerleggen & ophalen - + ++ +? € 114 ++ + ++++<br />

op de rand van de sloot - Neerleggen & ophalen -- + ++ +? € 6.071 - - --<br />

Los op de akkerrand +? Opbrengen (gemechaniseerd) + - - -- ? - ---<br />

In sleuf evenwijdig ad sloot + Sleuf freezen, inbrengen, afdek. -- + + - € 6.189 - + 0<br />

In de waterloop - € 198 + -<br />

Acceptatie<br />

Totaal


Hergebruik?<br />

Veel agrarisch ondernemers zien veel potentie in het terugbrengen van het afgevangen<br />

fosfaat in de kringloop van het eigen bedrijf, hetzij door het materiaal direct uit te strooien<br />

op het land , hetzij door het met de vaste mest of drijfmest terug op het land te brengen. Dit<br />

heeft ook zowel uit praktisch oogpunt [niet meer ophalen van het gebruikte materiaal] als uit<br />

economisch oogpunt [afvoeren is een kostenpost] voordelen. Wanneer men kijkt naar het<br />

weer beschikbaar maken van fosfaat voor het gewas, dan lijkt het ‘via de mestput weer<br />

hergebruiken’ de beste optie. Mogelijk nadeel hiervan is dat er materiaal achterblijft in de<br />

mestput; filterzand in het geval van het gebruik van reststof van de drinkwaterwinning. Bij<br />

FerroSorp zou dit nog nader bekeken moeten worden.


6 Actor Netwerken<br />

In deze paragraaf zal Figuur 14 Actoren in het speelveld van het TIS “fosfor runoff management”]<br />

verder worden uitgewerkt, zodat de contacten en samenwerkingsverbanden tussen de<br />

verschillende actoren en netwerken beter zichtbaar worden. De relaties zijn zoveel mogelijk in<br />

kaart gebracht zoals uit de interviews, observaties en literatuur is begrepen.<br />

Verder wordt er gekeken in hoeverre de huidige samenwerkingsverbanden binnen het TIS<br />

“fosfor runoff management” overeenkomen met de beoogde doorstroming van kennis volgens<br />

het kernteam “Kennis moet stromen” en met de benodigde elementen/sociale groepen binnen<br />

een socio-technische systeem volgens Geels.<br />

6.1 Huidige vormen van samenwerking<br />

In Figuur 14 zijn de actoren gegroepeerd in overheid, onderzoeks- en kennisinstituten,<br />

adviesbureaus, private sector, NGO’s, onderwijs en de drinkwatersector.<br />

In paragraaf 2.2 is aangegeven, dat in deze afstudeeropdracht ‘een verzameling van stabiele<br />

relaties tussen wederzijds afhankelijke actoren’ wordt gehanteerd als de definitie van een<br />

netwerk (Werkman, 2010). Op basis van deze definitie van ‘netwerk’ zijn de actoren iets anders<br />

gegroepeerd; dit is te zien in Figuur 25. De kennisinstituten, die specifiek onderzoek doen op het<br />

gebied van drinkwater en afvalwater zijn ingedeeld bij het ‘drink- en afvalwater netwerk’. De<br />

overheidsinstanties, gerelateerd aan landbouw en het landelijk gebied zoals het ministerie van<br />

E,L&I [LNV], de Productschappen en DLG zijn ingedeeld bij het agrarisch netwerk.<br />

Kennisinstituten en opleidingen op het gebied van landbouw zijn wel apart gehouden van het<br />

agrarisch netwerk in verband met de overzichtelijkheid.<br />

6.1.1 Samenwerken in projecten<br />

Er zijn reeds verschillende samenwerkingsverbanden tussen verschillende actor[groepen] op het<br />

gebied van de KRW en emissies van nutriënten [en gewasbeschermingsmiddelen] vanuit de<br />

landbouw naar het oppervlaktewater. Ik heb deze reeds bestaande samenwerkingsverbanden<br />

als voorbeeld genomen, omdat daaruit zou kunnen blijken welke relaties al stevig zijn en dan<br />

ook het meest voor de hand liggen bij de introductie en verspreiding van ijzerhoudende<br />

materialen voor de reductie van fosforemissies vanuit de landbouw. Tevens kan dan naar voren<br />

komen welke relaties in de structuur nog verbeterd kunnen of moeten worden. In Tabel 7<br />

worden de initiatieven weergegeven in Zuid-Nederland, waarbij in projectvorm is<br />

samengewerkt. Het gaat hier om projecten, anders dan de drie KRW-IP projecten, die centraal<br />

staan in dit onderzoek.<br />

In Figuur 25 is getracht zoveel mogelijk van deze relaties weer te geven volgens het concept van<br />

knooppunten en verbindingen uit de sociale netwerk analyse. In de figuur worden vooral de<br />

dichtheid en de structuur van het netwerk duidelijker. In veel van de projecten kan men<br />

verschillende groepen deelnemers onderscheiden: projectpartners in organisatie en uitvoering,<br />

adviesbureaus die in opdracht meewerken aan [gedeeltes van] de uitvoering, en sommige<br />

partijen hebben alleen een financiële bijdrage geleverd. Indien het duidelijk was, is er in de<br />

figuur apart aangegeven welke relaties alleen financiële steun verleenden en/of de regie<br />

hadden.<br />

Page 74 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 7 Overzicht initiatieven emissiereductie van nutriënten in Zuid-Nederland; anders dan de drie KRW-IP pilots die centraal staan in dit afstudeeronderzoek<br />

Titel Deelnemende actor[groepen] Doel Bijzonderheden Bronnen<br />

I Landbouw Innovatie<br />

Noord-Brabant [LIB]<br />

Provincie Noord-Brabant, ZLTO Innovaties stimuleren in de vorm van een<br />

geldelijke bijdrage<br />

Interview WS2<br />

II Actief<br />

WS Aa en Maas, WS De Dommel, WS Aanleggen van een bufferstrook tussen ARB I: 2002-2006; Vergoeding Interview ZLTO1, (Alberti,<br />

Randenbeheer<br />

Brabant [ARB]<br />

Brabantse Delta, WS Rivierenland<br />

[voorheen Hoogheemraadschap Alm<br />

en Biesbosch], ZLTO, provincie<br />

perceel en waterloop, die niet bemest of<br />

bespoten mag worden. Doel van de<br />

bufferstrook is de waterkwaliteit verbeteren<br />

voor beheer en opbrengstderving<br />

per strekkende meter: gras<br />

€ 0,30, bouwland € 0,60.<br />

Broeren, Romme, & Verschure,<br />

2002; Bouwman, Nierop, &<br />

Schiphorst, 2007), internetsite<br />

Noord-Brabant, deelnemende door beperking emissie meststoffen en ARB II: 2007-2013: grasland ARB<br />

agrarisch ondernemers [ARB I: 682; gewasbeschermingsmiddelen door uit- en € 0,35 en bouwland € 0,70<br />

ARB II: 290 van ARB I + 54 nieuwe afspoeling. In ARB II staat hiernaast ook Financiering: ILG en project-<br />

deelnemers]<br />

Functionele AgroBiodiversiteit [FAB] centraal partners. Inmiddels ca 1500 km<br />

III Praktijknetwerk<br />

“Telen met<br />

toekomst” 31<br />

PPO, PRI, DLV Plant, agrarisch<br />

ondernemers in Noord-Limburg en<br />

Brabant [Voorloperbedrijven: 14<br />

akkerbouw, 5 akb-vgg gemengd, 9<br />

Zo breed mogelijk toepassen van duurzame<br />

bemesting [en gewasbescherming] in de<br />

praktijk. 2003-2010: in de praktijk beproeven<br />

en doorontwikkelen maatregelen& metho-<br />

2001-2010; in opdracht van<br />

Min. LNV en VROM; kernbedrijven<br />

zijn PPO-BSO bedrijven:<br />

Vredepeel en ’t Meterikse Veld<br />

(Neeteson, et al., 2001; Wijnands,<br />

2009); Brochures samengesteld<br />

voor ‘good practices’: Mest en<br />

mineralenkennis voor de praktijk<br />

vollegrondsgroente, 5 boomteelt] den die passen bij een duurzame gewas- in Horst; praktijknetwerk 2003- (bijv. Ehlert & Akker, 2005; Ehlert<br />

bescherming; nieuwsbrief 5x/j 2004-2010. 2007: ca. 400 deelnemers & Bok, 2005; PPO, 2005)<br />

IVa PANFA [Plan van Overlegplatform Duinboeren<br />

Aanpak Nitraat, Fos-<br />

-faat en Ammoniak]<br />

32 , ZLTO- Verbeteren mineralenmanagement 2000-2003; proeven op Interview WS3, internetsite<br />

afdeling Wanroij en St-Anthonis,<br />

Stuurgroep LIB, Louis Bolk Instituut,<br />

Natuurmonumenten<br />

[voerspoor, verbeteren benutbaarheid van<br />

dierlijke mest]<br />

bedrijfsniveau, studiebijeenkomsten.<br />

Financiering: LNV,<br />

VROM, V&W, prov, ZLTO, WS<br />

34 , (EC,<br />

2000)<br />

IVb Duinboeren en<br />

Daden: effectief<br />

fosfaatbeheer fase II<br />

Overlegplatform Duinboeren, Louis<br />

Bolk Instituut<br />

Toewerken naar vooruitstrevende<br />

fosfaatbalans met een diversiteit aan<br />

maatregelen; kennisverspreiding: 2x/j<br />

nieuwsbrief naar brede groep [4000 stk], 5x/j<br />

studiegroepbijeenkomst; 1x/j open dag<br />

2006-2008; Financiering: prov.<br />

N-Brabant, LIB, WSDe Dommel,<br />

WS Aa en Maas, Rabobank<br />

Internetsite Duinboeren 33<br />

V 5 Brabantse<br />

“Gebiedspilots<br />

WS Aa en Maas, WS De Dommel, WS<br />

Brabantse Delta, provincie N-Brabant<br />

Zelf gekozen maatregelen, die op kenmerken<br />

van het gebied zijn afgestemd om<br />

2005-2008<br />

Rietkreek, Chaamse Beken,<br />

Interview WS2, WS3 (Berg &<br />

Lamoen, 2008; Verhagen & van<br />

31 http://www.telenmettoekomst.nl/files/pdf/Toekomstvizier_5_mei_2010__Artikel_3.pdf “Uiteindelijk hebben telers voordeel van de Good Practices”<br />

32 Stichting Overlegplatform Duinboeren vertegenwoordigt een groep van ruim 170 agrarisch ondernemers en buitengebiedbewoners met een gezamenlijke visie op de ontwikkelingen in de<br />

gebieden rond het Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen.<br />

33 http://www.duinboeren.nl/pages/projecteninnovatie.html#3 en http://www.duinboeren.nl/images/doc/resultatentabelduinboerenendaden.pdf


Waterkwaliteit” (regie), gemeenten, onderzoekers<br />

[UU], Brabants Landschap, Brabant<br />

Water, agrariërs, ZLTO<br />

VI Fosfaatpilot Noord-<br />

en Midden Limburg<br />

VII Naar een bodemdienst<br />

reductie<br />

fosfaatemissie<br />

VIII “Fosfaat bij de<br />

wortel aangepakt”<br />

IX Interactief<br />

fosfaatbeheer<br />

X Landbouw Centraal<br />

ZO-Nederland<br />

DLG, Alterra, Ws Peel & Maasvallei,<br />

LLTB, [Provincie Limburg],<br />

deelnemende agrarisch ondernemers<br />

NMI, WS Brabantse Delta, prov. N-<br />

Brabant, (Z)LTO, agrarisch<br />

ondernemers in het stroomgebied<br />

van de Bremer bij Baarle-Nassau<br />

(Noord-Brabant)<br />

WS Brabantse Delta, rundvee<br />

studieclub Zuidwest [Heerle-<br />

Huijbergen], ZLTO-afd. Woensdrecht<br />

Provincie Noord-Brabant [directie<br />

ecologie], WS Aa en Maas, WS<br />

Brabantse Delta, WS De Dommel, 12<br />

agrarisch ondernemers, natuurterreinbeherende<br />

instanties en ZLTO.<br />

Provincies Noord-Brabant en<br />

Limburg, WS DeDommel, WS<br />

Peel&Maasvallei, WS Aa & Maas,<br />

ZLTO, LLTB, W-UR, Agro-advies<br />

[Arvalis, DLV, PPP-Agro Advies],<br />

agrarisch ondernemers<br />

waterkwaliteit [vwb N, P en gbm] te<br />

verbeteren<br />

Meest kansrijke maatregelen [om<br />

fosfaatemissies te verminderen] in de<br />

praktijk uit proberen; geselecteerde<br />

maatregelen zijn: uitmijnen, ‘wasmachine’,<br />

samengestelde diepe drainage, vloeivelden,<br />

omleiden en maatregelen tegen oppervlakkige<br />

afspoeling [zoals bufferstroken,<br />

bezinkgreppels en dammetjes]<br />

Fase I: vergelijking van de effectiviteit van Puitmijning<br />

met alternatieve maatregelen én<br />

de ontwikkeling van een bodemdienst<br />

Fase II: praktijkpilots, waarin het draagvlak<br />

van maatregelen bij agrariërs is onderzocht<br />

en verdere ontwikkeling bodemdienst.<br />

Verlaging fosfaatgift mogelijk door<br />

verbeteren bodemconditie<br />

Verschillende maatregelen om uitspoeling<br />

van fosfaat naar oppervlaktewater te<br />

verminderen (peilgestuurde drainage,<br />

efficiëntere benutting mest, aanpassingen<br />

bodembewerking, ander voer/ gewas, etc.<br />

Samenwerking alle gebiedspartijen;<br />

gebiedsanalyse en -plan maken; bedrijfsplannen<br />

opstellen; nieuwe maatregelen<br />

demonstreren; verbeterplan opst., risico<br />

oppervlakkige afspoeling in kaart brengen<br />

Hooge Raam, Peelrijt, kleine<br />

Beerze. Consult.: CLM & RH<br />

2004-2009: voor KRW én<br />

Reconstructieplan Noord- en<br />

Midden Limburg<br />

SKB-project PP 8350; 2008-09<br />

Consortiumpartners: provincies<br />

en WS in Zuid- en Oost-<br />

Nederland, Ministeries van<br />

VROM, LNV en VenW, LTO,<br />

NMI. Regiobijeenkomsten in de<br />

omgeving van de praktijkpilots.<br />

2003-2006; Financiële steun:<br />

LIB, prov. Noord-Brabant en<br />

waterbedrijf Evides; begeleiding<br />

deeln bedrijven: DLV<br />

1 okt. 2008 - 30 sept. 2011<br />

Interreg IVa-project; verdere<br />

financiële steun LIB.<br />

Uitvoering: Royal Haskoning en<br />

Louis Bolk Instituut.<br />

2008-2011; Innovatieproject<br />

KRW08086<br />

Lamoen, 2006;<br />

WSBrabantseDelta,<br />

WSDeDommel, 2008a)<br />

2009;<br />

Interview CWK2, (Noij, Bakel,<br />

Smidt, Massop, & Chardon, 2006;<br />

Noij, et al., 2009)<br />

Interview WS2, (Postma & Haas,<br />

2010; Postma, Haas, Boer, &<br />

Draai, 2010b)<br />

Interview WS2, (Rijken, 2007, ?)<br />

Interview WS2, Internetsite<br />

Interactief Waterbeheer 34<br />

Interviews CWK1 en CWK2;<br />

Internetsite 35<br />

34 http://www.interactiefwaterbeheer.eu/interactief-fosfaatbeheer/ ; Interreg IVa-project; Vlaams-Nederlands programma dat bestaat uit 20-tal projecten gericht op innovatieve oplossingen<br />

voor het voorkomen van overstroming, watertekort en watervervuiling<br />

35 http://www.kennismoetstromen.nl/?e=17 en http://www.landbouwcentraal.wur.nl/NL/AanpakLandbouwCentraal/<br />

Page 76 Innovatiesysteemanalyse


TU Delft-CITG;<br />

drinkwater<br />

IHE<br />

Milieu<br />

org.<br />

Afval-/<br />

Drinkwater<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

VEWIN<br />

Wetsus<br />

AOC<br />

Groenhorst<br />

Aeres-<br />

Stoas groep<br />

Groen<br />

onderwijs<br />

Natuurorganisaties<br />

CAH<br />

HAS<br />

KWR<br />

Reststoffen<br />

-unie<br />

ANV<br />

LIB<br />

IX<br />

Agrarisch netwerk<br />

Gemeenten<br />

LLTB<br />

UvW<br />

VI<br />

VenW/ IM DG Water<br />

V<br />

(Z)LTO<br />

NAV<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

Agr. ondernemers<br />

Productschappen<br />

RWS Waterdienst<br />

LNV / E,L&I DLG<br />

Figuur 25 Samenwerkingsverbanden in projecten met betrekking tot nutriëntenemissies en de KRW;<br />

anders dan de drie KRW-IP pilots die centraal staan in dit afstudeeronderzoek<br />

Uit Figuur 25 blijkt dat er door het oppervlaktewaternetwerk [waterschappen en provincie] en<br />

het agrarische netwerk [voornamelijk LTO en agrarische ondernemers] al veel in projecten<br />

wordt samengewerkt. Voor provincies is er voornamelijk een regie- of financiële rol weggelegd.<br />

Bij een aantal projecten, bijvoorbeeld II [ARB], V [gebiedspilots] en VIII [fosfaat bij de wortel<br />

aangepakt], is er een actieve rol voor het waterschap; bij andere projecten ondersteunen ze de<br />

projecten financieel. Dit wordt ook zo verwoord in de interviews [zie ook uitspraken WS in<br />

paragraaf 4.2.2]<br />

Ondanks het feit, dat natuur- en milieu-organisaties in principe ook belanghebbenden zijn van<br />

schoon oppervlaktewater, zijn er weinig kontakten met zulke organisaties. In de projecten op<br />

het gebied van fosforemissie genoemd in Tabel 7 is geen een keer met een milieu-organisatie<br />

samengewerkt. “... met milieuverenigingen, dat kan ik eigenlijk niet zeggen; we betrekken ze wel<br />

eens of sturen ze wel eens informatie, maar ze hebben geen echte prominente rol” (WS2). “Nee,<br />

niet veel. Ik kan het me wel herinneren bij de gebiedsprocessen voor de Kaderrichtlijn Water;<br />

daar was de Gelderse Milieufederatie ook bij betrokken. We hadden een groepje geformeerd om<br />

na te denken over een aantal maatregelen; daar zat iemand van de milieufederatie in en een<br />

LTO-vertegenwoordiger. Dat botste enorm en dat leidde een beetje af van de discussie. Dat was<br />

niet zo succesvol” (WS1, WS Rivierenland). Dat er wel bij andere thema’s wordt samengewerkt<br />

blijkt in het interview met ZLTO: “Bij waterprojecten heb ik ’n keer ’n project gedaan samen met<br />

alle terreinbeheerders in Brabant en Limburg; dat ging over anti-verdrogingsmaatregelen voor<br />

natuurgebieden i.c.m. verdrogingsbestrijding in de landbouw. Daar werd samen met<br />

Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, en met de provinciale landschappen en ook met de BMF,<br />

X<br />

II<br />

VII<br />

IV<br />

IPO<br />

STOWA<br />

Cons.<br />

LBI<br />

Oppervlakte<br />

water<br />

III<br />

Agro-advies:<br />

DLV, etc.<br />

Deltares<br />

UU<br />

NMI<br />

VIII<br />

Agribusiness<br />

Wageningen<br />

University<br />

Wageningen<br />

Research<br />

Consultancies<br />

RH<br />

CLM<br />

partners<br />

Financieel<br />

/regie<br />

Uitvoering<br />

gedeelte


de Brabantse Milieufederatie, en de Limburgse Milieufederatie, dus op bepaalde fronten kun je<br />

gewoon samen in een project zitten.(...) Er is bestuurlijk, en ook ambtelijk, wel overleg. (ZLTO1).<br />

Uit Figuur 25 en Tabel 7 blijkt dat er bij drie van de 11 onderzochte samenwerkingsinitiatieven<br />

natuurterreinbeherende instanties betrokken zijn; Natuurmonumenten [IV], Brabants<br />

Landschap [V] en natuurterreinbeherende instanties [IX]. Uit de geraadpleegde bronnen is niet<br />

naar voren gekomen hoe deze organisaties hebben bijgedragen en er is geen verder onderzoek<br />

naar uitgevoerd.<br />

WS Rivierenland heeft wel “in toenemende mate contact met agrarische<br />

natuurverenigingen.(...) Die vereniging is dan eigenlijk een soort voorportaal van het<br />

waterschap; die onderhouden de contacten met de boeren. Als die contacten leidden tot een<br />

nieuw contract [voor akkerrandenbeheer; project II], dan kregen die verenigingen 250 euro per<br />

contract; dat is goedkoper dan zelf die mensen individueel benaderen. We hadden in ons gebied<br />

in de Biesbosch een actieve vereniging.” (WS1). Het is dan wel heel afhankelijk van de<br />

aanwezigheid en de activiteiten van zo’n vereniging, want in het beheersgebied van WS<br />

Brabantse Delta “hebben we niet heel actieve agrarische natuurverenigingen. En als die er zijn,<br />

dan zijn die eigenlijk veel meer met natuur bezig, met de flora en fauna en niet zozeer met<br />

emissiebeheer” (WS2).<br />

Voor wat betreft groen onderwijs heeft alleen HAS Kennistransfer enkele malen in opdracht van<br />

de ZLTO voor het project ARB een onderzoek gedaan onder agrariërs. Hierbij zijn dan hooguit<br />

een tiental studenten [2002: 2 akkerbouw, 2 veehouderij; 2005 ?; 2007: 2 tuin-en<br />

landschapsmanagement, 1 junior adviseurse HAS Kennistransfer] betrokken. Bij de Christelijke<br />

Agrarische Hogeschool Dronten [CAH] is ook een CAH Kennisbalie waarmee bedrijven contact<br />

kunnen opnemen voor specifieke vraagstukken en onderzoek, stage- en afstudeeropdrachten 36 .<br />

Het is mij echter niet bekend of ze al opdrachten hebben gedaan met betrekking tot beperking<br />

fosforemissie. Ze lijken er in ieder geval wel open voor te staan, getuige het interview met CAH:<br />

“het [ijzerhoudend materiaal voor fosfaatbinding uit oppervlakkige afspoeling] moet ook<br />

uitgetest worden ... dan denk ik dat het ook wel een idee is, waar wellicht bij ons wel mensen<br />

mee aan de slag zouden kunnen gaan. Wij hebben wel eens kleine praktische onderzoekjes voor<br />

studenten en we hebben ook een boerderij bij de school ... daar zou je ook zoiets kunnen<br />

doen(...),maar dat kan soms ook bij de studenten thuis. (...) Dan proeven we dat hier ook; dan<br />

zou je kunnen zeggen: ‘we zitten er niet alleen voor de resultaten, maar we zitten ook dichtbij<br />

onze doelgroep, zodat die in ieder geval daar een keer naar toe gaan tijdens hun studie, zodat ze<br />

het al mee krijgen. En dan kun je je ook voorstellen, dat ondernemers uit de omgeving er ook<br />

naar toe gaan. (...) dus ik zie daar wel heel veel kansen” (CAH).<br />

Ook met de groep kennis- en onderzoeksinstituten zijn er weinig samenwerkingsverbanden in<br />

de behandelde projecten aangetroffen [4 van de 11: UU in V; en WUR in III, VI en X]. Dit hoeft<br />

geen probleem te zijn, indien de bij onderzoeksinstituten nieuw ontwikkelde kennis goed wordt<br />

verspreid naar adviesbureau’s, die betrokken zijn bij dit soort projecten of naar de agro-advies<br />

sector. Of de mate waarin dit gebeurt voldoende is, wordt door sommige actoren nog wel in<br />

twijfel getrokken. “Nederland heeft z’n beroemde OVO-drieluik afgebroken [Onderzoek-<br />

Voorlichting-Onderwijs] (...) in 1990. Dat was heel effectief; daar is niets meer van over. (...) De<br />

infrastructuur, die we hadden om te zorgen dat de kennis in de praktijk komt, bestaat niet meer.<br />

(...) Je moet niet denken, dat als wij hier in onze ivoren toren allemaal mooie dingen bedenken,<br />

dat dat dan maar zo ... (...) Wat er nu gebeurt, is dat dat enorm versnipperd is: een beetje<br />

gebeurt in het kader van het Innovatieprogramma, een beetje gebeurt door het Waterschap, een<br />

beetje gebeurt door de Provincie, een beetje door de gemeente. Nou, al die ervaringen die blijven<br />

36 http://www.cah.nl/kennisbalie/pagina/aanbod.html<br />

Page 78 Innovatiesysteemanalyse


versnipperd. (...) We hebben een structurele oplossing nodig.” (CWK2). Alle partijen van dit<br />

systeem zoeken naar nieuwe structuren, samenwerkingsverbanden en nieuwe rollen om zichzelf<br />

te (her)positioneren [Lans et al, Verkenning van kenniscirculatie, en doorstroming ....p 23]. In het<br />

KRW-IP project ‘Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland’ [zie Figuur 14] zijn<br />

momenteel wel zowel onderzoek, adviesbureau, agrarische belangenvereniging en agrarisch<br />

ondernemers nauw bij elkaar betrokken.<br />

Het drink- [en afval-]waternetwerk heeft zelf vooral belang bij het feit dat de kwaliteit van<br />

oppervlakte- en grondwater zodanig is, dat eenvoudig zuiveringsprocessen voldoende zijn voor<br />

de bereiding van drinkwater en dat drinkwaterbedrijven niet steeds meer gedwongen worden<br />

gecompliceerde en duurdere zuiveringsprocessen toe te passen [art. 7 KRW]. Voor fosfaat is een<br />

richtwaarde van 0,3 mg P/l opgesteld, die betrekking heeft op oppervlaktewater dat wordt<br />

gebruikt voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water (VROM, 2009a<br />

bijlage III, tabel 1). In principe is fosfor voor de drinkwaterbedrijven minder urgent dan<br />

bestrijdingsmiddelen en andere organische verbindingen; zij zijn dan ook vaker betrokken bij<br />

projecten, die zich [ook] meer bezig houden met bestrijdingsmiddelen [V, X]. Het is daarom niet<br />

verwonderlijk, dat er in Figuur 25 niet veel samenwerkingsverbanden zijn aangegeven. In het TIS<br />

“fosfor runoff management” zijn de drinkwaterbedrijven vooral een potentiële<br />

samenwerkingspartner als leverancier van ijzerhoudend materiaal voor de binding van fosfor.<br />

Wat verder nog opvalt bij vergelijking van Figuur 14 en Figuur 25, is dat er ín het agrarisch<br />

netwerk nog een aantal groepen zijn, die niet actief hebben deelgenomen aan de projecten uit<br />

Tabel 7. Dit zijn de AJKs, NAV, NMV en de agri-business [kunstmest-industrie, coöperaties]. Toch<br />

worden partijen als AJKs en agri-business door meerdere geïnterviewde actoren genoemd als<br />

belangrijk bij de verspreiding van ideeën naar een groot agrarisch publiek [zie ook uitspraken in<br />

paragraaf 4.1].<br />

6.1.2 Andere vormen van samenwerking; arena’s<br />

Volgens de gehanteerde definitie is een ‘arena’: een plaats waar uitwisseling plaats vindt van<br />

ideeën over een bepaalde kwestie in specifieke groepen actoren of netwerken en waar keuzes<br />

gemaakt worden over specifieke aspecten van een vraagstuk (Werkman, 2010). Hieronder zullen<br />

een aantal arena’s [platformen, overlegorganen] maar ook een aantal andere vormen van<br />

samenwerking worden aangehaald, die mogelijk van belang zouden kunnen zijn/worden bij het<br />

verspreiden van de innovatie. In deze paragraaf ligt de nadruk op beleid- en praktijkgerichte<br />

arena’s; in paragraaf 8.3 zullen nog een aantal arena’s aan de orde komen, waar het met name<br />

gaat over [wetenschappelijke] kennisuitwisseling over oppervlakkige afspoeling en mogelijke<br />

maatregelen tegen fosforemissie. De arena’s in deze paragraaf zijn grofweg ingedeeld op basis<br />

van de actorgroepen, die erin vertegenwoordigd zijn.<br />

Water – landbouw – beleid - onderzoek<br />

In Nederland werd in 2006 vanuit enkele LNV programma’s een workshop ‘Landbouw & KRW’<br />

georganiseerd door PPO en Alterra. Het doel was om gebiedspartijen op de hoogte te brengen<br />

van het onderzoek naar KRW-maatregelen op landbouwbedrijven [vloeiveld, strofilter,<br />

moerasbufferstroken, regelbaar drainagesysteem, uitmijnen en de aanleg van een drempel op<br />

de akkerrand om afspoeling van nutriënten te voorkomen] en een discussie op gang te brengen<br />

over kansen en knelpunten bij de implementatie van dergelijke maatregelen (de Bruin, et al.,<br />

2007, pp. 34-35; PPO, 2006)<br />

Vanuit deze workshop is de behoefte aan een platform naar voren gekomen 37 voor uitwisseling<br />

van kennis over en ervaringen met maatregelen, die bijdragen aan het halen van de KRW-doelen<br />

37 Mailwisseling J. de Haan, PPO Lelystad<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 79


in Zuidoost Nederland. Het Platform Landbouw en Kaderrichtlijn Water, dat in maart 2007 is<br />

gestart, moest leiden tot meer en betere samenwerking tussen waterschappen, provincies,<br />

onderzoek, landbouw en andere belangengroepen voor meer draagvlak van de oplossingen. Het<br />

platform werd circa 3 keer per jaar georganiseerd, waarbij aan zowel technische als<br />

sociaaleconomische aspecten aandacht besteed wordt. De financiering van het platform<br />

gebeurde vanuit de lopende programma’s Systeeminnovatie open teelten en Vitaal Landelijk<br />

Gebied, thema water van het Ministerie van LNV (PPO, 2007a). Op de bijeenkomsten zijn tussen<br />

de 19 en 32 personen aanwezig, waarvan een groot gedeelte vanuit de waterschappen,<br />

rijksoverheid, provincie en onderzoek. Indien er afgevaardigden van de landbouw werden<br />

vermeld, dan waren “de betrokken agrariers over het algemeen ook bestuurlijk actief binnen<br />

LTO. Van de landbouwers waren er geen adviseurs of toeleveranciers/afnemers” (pers.med. de<br />

Haan, PPO). Op de 1 e bijeenkomst (PPO, 2007a) is een inventarisatie van onderwerpen<br />

uitgevoerd; hierbij is ook het ‘voorkomen van oppervlakkige afspoeling’ aangegeven. In de 2 e<br />

bijeenkomst (PPO, 2007b) zijn maatregelen onderverdeeld in 4 categoriën: maatregelen in<br />

ontwikkeling, best practices [effectief, toetsen haalbaarheid in de praktijk], good practices<br />

[effectief en haalbaar, kennisverspreiding noodzakelijk] en specifieke maatregelen [effectief,<br />

maar niet haalbaar zonder ondersteuning door derden]. Geconcludeerd wordt dat voornamelijk<br />

bronmaatregelen zich in het traject van good of best practices bevinden. Het voorkomen van<br />

afspoeling van percelen is meerdere malen genoemd, maar wordt nog ingedeeld bij maatregelen<br />

in ontwikkeling [Fosfaatpilots]; hierbij wordt aangegeven dat egaliseren van percelen, goede<br />

bodemstructuur, drainage en het creëren van berging in de bufferstrook belangrijk zijn. Verder<br />

wordt aangegeven dat “een drempel op de perceelsrand niet tot wateroverlast mag leiden;<br />

mogelijk werkt een geul in de perceelsrand beter” (PPO, 2007b). Ik neem hierbij aan dat hier een<br />

geul evenwijdig aan de waterloop bedoeld wordt. In de drie verdere bijeenkomsten is<br />

oppervlakkige afspoeling van percelen niet meer aan de orde geweest. Volgens dhr. de Haan is<br />

het platform “nooit formeel opgeheven, maar na 2008 is het niet voortgezet. Wel is de<br />

ontwikkeling in samenwerking tussen boeren en waterschap voortgezet in het project Landbouw<br />

Centraal”<br />

De Nederlandse Vereniging voor Weide- en Voederbouw [NVWV] 38 is een platform voor<br />

geïnteresseerden in weide- en voederbouw, die bijeenkomsten organiseert over allerlei<br />

onderwerpen; van onderzoeksresultaten tot en met praktisch gebruik op landbouwbedrijven. Op<br />

deze bijeenkomsten kunnen agrarisch ondernemers, beleid, onderzoekers, studenten en<br />

docenten, en coöperaties, particuliere organisaties, voorlichters en adviseurs uit Nederland en<br />

Vlaanderen elkaar ontmoeten. In mei 2008 is er een bijeenkomst georganiseerd over fosfaat,<br />

waarin onder andere ook oppervlakkige afspoeling [voorspellen, meten en maatregelen<br />

ertegen] aan de orde kwam. In het bestuur van deze vereniging zitten mensen van de ZLTO, PRI<br />

en de Animal Science Group [ASG] van de WUR, het Instituut voor Landbouw- en<br />

VisserijOnderzoek [ILVO] in België, en de CAH Dronten. Volgens hun internetsite is het bedoeld<br />

voor een breed publiek, maar het is meer een studievereniging vanuit Wageningen (bevestigd<br />

door CAH), waarvan de leden echter wel uitgewaaid zijn over meerdere actorgroepen zoals<br />

kennisinstituten, groen onderwijs en agrarische belangenorganisaties.<br />

Het overkoepelende programma van de landbouwgerelateerde KRW-Innovatieprojecten Kennis<br />

moet stromen, wat in de introductie [paragraaf 1.1.3] al is genoemd, maar zeker ook hier het<br />

vermelden waard is volgens enkele actoren. “’Kennis moet stromen’ ... ik vind dat wel een<br />

interessant initiatief. Ik denk dat dat een platform is, waar verschillende kennisvelden bij elkaar<br />

kunnen komen”” (WU). “Wat ik wel goed vind, is dat de verschillende landbouw-projecten weer<br />

bij elkaar gebracht worden” (ZLTO1). Het op 21 januari 2010 gehouden congres is door de<br />

actoren gewaardeerd (PrNB; CB2) en het is daarom jammer dat er “weinig meer gebeurt op dat<br />

38 http://www.nvwv.nl/<br />

Page 80 Innovatiesysteemanalyse


gebied. (...) Ik vind dat het erg stil is geworden. Vanuit dat project zal men heel goed moeten<br />

nadenken over ‘hoe kan ik die boer bereiken?; daar is een flink stuk communicatie voor nodig”<br />

(PrNB). Het lijkt er echter op dat er nog verschillende inzichten zijn over de doelstelling van<br />

“Kennis moet stromen”. “We hadden eigenlijk in het begin het idee dat we een taak hadden om<br />

de link tussen de onderzoeker, de beleidsmakers en de sector, om die dichter bij elkaar te<br />

brengen. Maar de rol die “Kennis moet stromen” nou een beetje lijkt te hebben, is om de<br />

onderzoekers steeds te blijven vragen: (...) ‘ja maar, wat betekent jouw onderzoek nou voor de<br />

kwaliteit van het water’. Dan heb je ook iets om de boeren te motiveren om iets te gaan doen,<br />

want dan levert het iets op (CONS2). “Het [KRW-IP] was in eerste instantie bedoeld voor het<br />

uittesten van maatregelen (...) om te zien of we in de meststoffenwet van een aantal dingen<br />

gebruik kunnen maken; het was niet zo van daar hebben we innovatie voor nodig’ Als het<br />

hoofddoel zou zijn hoe je het bij de ondernemers krijgt, dan kan je er over denken of dit nu de<br />

juiste samenstelling is [van het kernteam], maar KMS begon ook met dat de kennis tussen de<br />

projecten moest gaan stromen (LNV). Anderen hebben er ook hun twijfels over of je “bij Kennis<br />

moet stromen nu al veel boeren moet betrekken, omdat lang niet alles praktijkrijp is. Een boer<br />

zegt al snel ‘ah, dat is toch te duur of het werkt niet’, terwijl dat drie jaar verder wel zo ver is. Je<br />

moet het ook tijd geven (WS1). Op bijeenkomsten van Kennis moet stromen komen natuurlijk<br />

zowel oppervlakkige afspoeling als de ijzerhoudende materialen aan bod vanwege de<br />

projecten 08035, 08085 en 08091.<br />

Water – landbouw - overig<br />

In de Klankbordgroepen voor de KRW-StroomGebiedsBeheerPlannen [SGBP] zijn de LTO –<br />

organisaties en ook de NMV en de Nederlandse Varkenshouders Vakbond [NVV]<br />

vertegenwoordigd. In de klankbordgroep van SGBP Maas zitten naast de agrarische<br />

belangenverenigingen ZLTO, LLTB, NMV en NVV ook drinkwaterbedrijven, recreatie<br />

verenigingen, werkgeversverenigingen en natuur-en milieuorganisaties. Zij kunnen gevraagd en<br />

ongevraagd advies geven over de SGBP aan het Regionaal Bestuurlijk Overleg [RBO] (Aulich, et<br />

al., 2010, pp. 8 - 9; Projectteam-SGBP-Maas, 2009 Bijlage R). Verder zijn er binnen de<br />

deelgebieden regionale klankbordgroepbijeenkomsten, waarbij vertegenwoordigers van<br />

agrariërs hun inbreng leveren (RBO-Maas, 2008b). Uitkomst van een inventarisatie over de<br />

betrokkenheid van het maatschappelijk veld in het stroomgebied Maas is echter wel, dat over<br />

het vervullen van de functie ‘adviseren van het Regionaal Bestuurlijk Overleg’ slechts drie van de<br />

acht respondenten [die deze functie in de top 5 plaatsen] er tevreden over is (Koppers & Ovaa,<br />

2007, p. 22 en tabel 22).<br />

Op initiatief van het Netherlands Water Partnership [NWP] is op 13 januari 2011 het<br />

Nutriëntenplatform gelanceerd 39 . Dit is een netwerkorganisatie die als doel heeft om landelijk<br />

en internationaal optimale omstandigheden te scheppen voor het duurzaam omgaan met<br />

fosfaat. Dit is nodig met het oog op een dreigende mondiale fosfaatcrisis. In dit netwerk komen<br />

partijen uit de watersector, het onderzoek, de landbouw, de kunstmestindustrie en de<br />

afvalverwerking samen. Gezien de huidige deelnemers [veelal uit watersector, onderzoek en<br />

afvalverwerking] lijkt de nadruk met name op terugwinnen van P uit huishoudelijk afvalwater,<br />

mest, en slibverbrandingsas te liggen (Luttik, 2010, pp. 40-41).<br />

Water – landbouw<br />

Bij de waterschappen in Nederland zijn er, naast het Platform landbouwemissies, “verschillende<br />

netwerken waarbij we elkaar op de hoogte houden. (...) Bij de projecten, die we zelf hebben<br />

39 http://www.nwp.nl/blog/entries/2011/01/14/2712.php5<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 81


georganiseerd, zit een klankbordgoep van boeren. Elke sector is daarin vertegenwoodigd met 1<br />

of 2 mensen, die met ons sparren als het gaat om het verloop van een project; wat komt eruit en<br />

hoe gaan we verder met de resultaten. We komen nu 1 of 2 keer per jaar bij elkaar met die<br />

mensen.(...) Ook over ideeënvorming; over welke projecten we zouden willen gaan oppakken. Je<br />

krijgt vaak LTO-gerelateerde boeren, die in het bestuurlijke circuit zitten, maar wél boer zijn”<br />

(WS1).<br />

Waterschap Brabantse Delta heeft “een samenwerkingsverband met een studieclub Heerle-<br />

Huijbergen; dat zijn een dertigtal bedrijven. (...) (WS2)” ( Waterschap Rivierenland is betrokken<br />

bij de Melkvee Studieclub Rivierkleigronden [MSR] (Enting, Goodijk, & van 't Hooft, 2007). “(...) 2<br />

jaar terug hebben we met een andere studiegroep (...), met 3-4 boeren, dezelfde soort analyses<br />

gedaan. In greppeltjes, water onderzocht van wat erin komt en wat eruit komt.(...) Ook<br />

gesubsidieerd en het Waterschap deed ook een bijdrage”(AGR2).<br />

Water<br />

Binnen het oppervlaktewaternetwerk [zie Figuur 25] is er het Platform landbouwemissies; zij<br />

organiseren bijeenkomsten, waar men elkaar op de hoogte houdt van landbouwzaken. “Het<br />

platform landbouwemissies; dat zijn beleidsmedewerkers, die met landbouw bezig zijn, (...) van<br />

alle waterschappen, de Unie en RIZA of wat vroeger RIZA was [Waterdienst]. Daar zitten geen<br />

boeren bij. (...) Vanuit LTO komen ze soms wel een verhaal houden; Kees van Rooijen van de<br />

commissie water van LTO-Noord heeft een keer één van de plannen toegelicht” (WS1).<br />

Relaties tussen het drinkwaternetwerk en het oppervlaktewaternetwerk zijn te vinden bij de<br />

STOWA en in het Kennisplatform Water 40 , waar onderzoek aan grond- en oppervlaktewater in<br />

landelijk en stedelijk gebied op elkaar afgestemd wordt (zie ook: Aulich, et al., 2010, p. 10).<br />

Vanwege de sterke relatie tussen landbouwactiviteiten en de watersector, dragen de Unie van<br />

Waterschappen [oppervlaktewater] en de Vewin [drinkwater] ook gezamenlijk hun standpunten<br />

uit over bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid [GLB], waarin ze ook “pleiten<br />

voor een beleid dat een inkomen voor de agrarische sector ondersteunt, echter dat in plaats van<br />

betalingen gebaseerd op agrarische productie en marktinterventie, de focus legt bij de<br />

waardering voor maatschappelijke doelen, zoals niet te veel en niet te weinig water en water van<br />

goede kwaliteit (...) Acties die ten goede komen aan het maatschappelijke en of milieudoelen en<br />

verder gaan dan het wettelijk vereiste niveau moeten worden beschouwd als publieke diensten.<br />

(...) In het nieuwe GLB zal de mogelijkheid om landbeheerders een vergoeding te betalen moeten<br />

worden versterkt en uitgebreid naar meer marktconforme vergoeding. (...) Voor wat betreft deze<br />

bovenwettelijke acties moet gezamenlijk met de agrarische sector een lijst van maatregelen<br />

worden vastgesteld die voor deze steun in aanmerking komen (...) naar analogie met de<br />

Catalogus groenblauwe diensten, waarbij de maatregelen vooraf zijn goedgekeurd door de<br />

Europese Commissie.” (UvW & Vewin, 2010).<br />

Binnen het drinkwaternetwerk kan –indien mocht blijken dat adsorptieve ontijzering<br />

fosfaatbindend materiaal met goede eigenschappen oplevert– het overlegorgaan van het<br />

BedrijfsTakOnderzoek [BTO]–programma Waterbehandeling bij KWR Watercycle Research in<br />

samenwerking met de Reststoffenunie een rol spelen.<br />

Landbouw<br />

40 http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/overlegkaders/kennisplatform-water/ :bestaat uit de meest<br />

bepalende kennisvragende en - aanbiedende organisaties binnen het waterbeheer (I&M, EL&I, Staf Deltacommissaris,<br />

IPO, UvW, VNG, RIVM, PBL, STOWA, Stichting RIONED, WUR/Alterra, KWR en Deltares).<br />

Page 82 Innovatiesysteemanalyse


NAV en NMV hebbben begin jaren negentig de gevestigde [LTO-]organisaties verlaten. Volgens<br />

sommige actoren wordt er [nog] niet veel samengewerkt tussen de LTO organisaties en de<br />

sectorale bonden NMV en NAV [zie uitspraken paragraaf 4.1]. Desondanks hebben LTO<br />

Nederland, NAV en het Productschap Akkerbouw [PA] gezamenlijk het initiatief genomen tot het<br />

Masterplan Mineralen Management [MMM] 41 . Aanleiding hiervoor is de voedselzekerheid en<br />

de toenemende schaarste van minerale grondstoffen [fosfor] voor de plantaardige productie. De<br />

akkerbouwsector streeft naar een emissieneutrale akkerbouw in 2030; de meest efficiënte<br />

benutting van areaal en nutriënten met een minimale belasting van de omgeving. Voor 2017 zijn<br />

de volgende tussendoelen gesteld: maximaal rendement, voldoen aan de KRW, voldoen aan de<br />

Nitraatrichtlijn, maximaal gebruik van biodiversiteit en de akkerbouw is op koers voor het halen<br />

van de doelstellingen uit het, in 2008 gesloten, convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ 42 .<br />

Het MMM bestaat uit vijf hoofdthema’s, waaronder: 4. Mineralenkringlopen. Eén van de<br />

resultaten vanuit thema 4 is het informatieblad ‘Alles over fosfaat’, wat in maart 2011 onder<br />

akkerbouwers verspreid is in een oplage van 18.000 (Dodde, 2011). In dit informatieblad wordt<br />

aangegeven dat “afspoeling een belangrijke route is” en er wordt onder andere de tip gegeven<br />

om “oppervlakkige afspoeling” te voorkomen (DLV-Plant, WUR-PRI, & NMI, 2011, p. 3 en 6). [zie<br />

ook paragraaf 8.4 en Bijlage X]<br />

“Netwerk van regionale LTO afdelingen en van studieclubs; dat zijn goede kanalen om ingang<br />

te krijgen” (WS1). Er is sprake van een uitgebreid netwerk binnen [Z]LTO; een portefeuillemodel.<br />

ZLTO1 legt uit: “De afdelingen, dat zijn meestal 2 of 3 gemeentes en dat varieert tussen<br />

de vijftig en de driehonderd leden. (...) Daar worden zaken georganiseerd als ‘waar gaat het naar<br />

toe met het bestemmingsplan’.(...) Die hebben een winterprogramma en dat kan allerlei thema’s<br />

hebben; technisch of iets anders. Dat zijn de ‘winterlezingen’; daar kunnen ze een DLV-er<br />

uitnodigen of ze nodigen iemand van hier uit.(...) Dan heb je ook nog regio’s [gewestelijk niveau];<br />

dat zijn er vijf binnen de ZLTO [Zeeland, West-Brabant, Midden-Brabant, Oost-Brabant en Zuid-<br />

Gelderland]; daar zitten per regio ongeveer twee of drie duizend leden. (...) Die hebben allemaal<br />

ook nog sectorale clubs, ‘vakgroepen’. Dus dat heb je voor de akkerbouw, de tuinbouw, de<br />

veehouderij en die organiseren ook nog wel een paar keer per jaar een avond”.(...) In die regio’s<br />

hebben ze een bestuurlijk platform en daar zit in: één vertegenwoordiger van de akkerbouw, van<br />

de veehouderij, van de mestdierhouderij, van de varkenshouderij, van de pluimvee, van de<br />

bloembollen, van de boomkwekers ... enfin, alle sectoren zitten daarin. Plus dat je daar ook een<br />

aantal thema portefeuillehouders hebt; zo is er voor water een portefeuillehouder, ruimtelijke<br />

ordening is een portefeuille, verbreding is een portefeuille, duurzaamheid en energie, enz.”<br />

(ZLTO1). Van een studieclub, “daar kan iedereen lid van worden; wij doen ‘n keer een dag een<br />

excursie of een avond en dan gaan we met z’n allen ergens naar toe of komen in een zaaltje bij<br />

elkaar en dan komt er een spreker. Dat is regionaal; net als hier Oss, Ravenstein ...” (AGR1). “dat<br />

zijn vaktechnische studieclubs [dat zijn dan vooral akkerbouwers of tuinders] (...) met een eigen<br />

bestuur; die hebben dan 20 – 30 leden. (...) Daar betaal je ook contributie aan; (...) dat zijn dus<br />

zelfstandig opererende organisaties” (ZLTO1). “Er is zelfs een informatie(...)markt voor<br />

studieclubs om onderwerpen bij elkaar te zoeken. (...) Dat is een keer per jaar. (AGR1)” Hier<br />

wordt de jaarlijkse ZLTO Onderwerpenbeurs mee bedoeld, die georganiseerd wordt door ZLTO<br />

Belangenbehartiging. In 2010 is deze avond in juni georganiseerd in Berkel Enschot, waarbij zo’n<br />

50 bedrijven aanwezig waren. Op deze avond kon men ook de studieclubgids ontvangen 43 . “Als<br />

41<br />

http://www.kennisakker.nl/initiatieven/masterplan-mineralenmanagement en<br />

http://www.nav.nl/2011/02/mineralen-managen/<br />

42 In het Coalitieakkoord van de regeringsfracties is als doel gesteld een reductie van 30 % broeikasgasemissies in 2020<br />

ten opzichte van 1990, liefst in Europees verband, alsmede een aandeel van 20 % hernieuwbare energie in 2020 en<br />

een energiebesparingtempo van 2 % per jaar. Verder is de ambitie uitgesproken om in 2020 in Nederland één van de<br />

duurzaamste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa te hebben.<br />

43 mail ZLTO4 dd. 7 december 2010<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 83


er dan nieuwe dingen zijn, dan pak je die eruit en je maakt er een avond van. Dan heb je ook echt<br />

1 op 1 contact; dat vind ik altijd de mooiste dingen om wat verder te komen. (AGR1).<br />

NMV, NAV, Boerengroep Wageningen en Werkgroep Landbouw en Inkomen [WLI] nemen ook,<br />

samen met consumenten- en ontwikkelingsorganisaties, deel aan het Platform Aarde Boer en<br />

Consument [ABC]. In een beleidsvisie over het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid na 2013<br />

pleitten zij voor onbebouwde akkerranden voor biodiversiteit, boeren kostendekkend belonen<br />

voor groene en blauwe dienstverlening aan de samenleving en terugbrengen van het gebruik<br />

van het steeds schaarser wordende fosfaat 44 .<br />

Onderwijs<br />

Het ministerie van LNV [nu E,L&I] wil dat de kennis van Wageningen UR onderzoek ook goed<br />

toegankelijk is voor onderwijs, lagere overheden, ondernemers en burger. Daarom is in 2005 de<br />

Groene Kennis cooperatie [GKC] 45 opgericht, gevestigd in Ede. Dit is een platform, dat de<br />

kennisdoorstroming coördineert van het beleidsondersteunend onderzoek naar het groene<br />

onderwijs (de Bruin, et al., 2007, pp. 8-9). Binnen dit platform werken alle groene onderwijs- en<br />

onderzoeksinstellingen van vmbo tot universiteit samen. Kennis kan toegankelijk gemaakt<br />

worden voor een breed publiek via ‘groen kennisnet’ 46 . Daar kan men [door middel van een<br />

Livelink-account] ook deelnemen aan bijvoorbeeld de virtuele CoP Veehouderij, waar men<br />

kennis kan delen en informatie kan uitwisselen rond een onderwerp. GKC werkt aan<br />

kenniscirculatie en vernieuwing van het onderwijs in nauw contact met bedrijfsleven, overig<br />

onderwijs, maatschappij en overheden. GKC levert ook een bijdrage aan de ontwikkeling van de<br />

groene sector door met concrete vragen aan de slag te gaan.<br />

Begin 2011 is ook een samenwerkingsovereenkomst getekend door GKC, Stichting Kennisnet en<br />

het programma Natuur- en Milieueducatie van Agentschap NL om educatiemateriaal op het<br />

gebied van natuur, milieu en duurzaamheid digitaal breed toegankelijk te maken [project<br />

GroenGelinkt] 47 .<br />

44 http://aardeboerconsument.nl/wp/wp-content/uploads/2008/11/10-12-14-Beledisvisie-contact-GuGe1.pdf<br />

45 http://www.gkc.nl/GKC/Pages/default.aspx<br />

46 http://www.groenkennisnet.nl/Pages/contact.aspx<br />

47 http://www.gkc.nl/Nieuws/Pages/GroenGelinkt.aspx<br />

Page 84 Innovatiesysteemanalyse


6.2 Socio-technische systeem volgens Geels<br />

Wanneer we de elementen, die van belang zijn aan de productiekant en de gebruikers kant<br />

volgens het socio-technische systeem van Geels [ zie Figuur 5 en Figuur 6], proberen in te vullen<br />

voor het TIS “fosfor runoff management”, dan kunnen de volgende aspecten opgemerkt worden<br />

op het gebruik van het systeem zelf:<br />

* Er is onderscheid te maken in het socio-technisch systeem voor het commercieel reeds<br />

verkrijgbare product [ FerroSorp®] óf ijzerhoudend materiaal van drinkwaterbedrijven, wat<br />

nog gegranuleerd moet worden [Figuur 26] én voor een mogelijk nieuwe oplossing in de<br />

vorm van korrels, die afkomstig zijn van een aangepast ontijzeringsproces van grondwater<br />

bij de drinkwaterbedrijven [Figuur 27].<br />

* In dit geval is er geen onderhoud nodig en er is geen behoefte aan reserve-onderdelen,<br />

maar eventueel noodzakelijke afvoer van gebruikt materiaal zou een belangrijk aspect<br />

kunnen zijn.<br />

Leveranciers<br />

van gereedschappen<br />

&<br />

machines<br />

Ontwerpers,<br />

ingenieursbureaus,<br />

consultancies:<br />

TNO ?<br />

Productie kant Gebruikers kant<br />

Onderzoek eigenschappen<br />

ijzerhoudend materiaal:<br />

WUR, Wetsus<br />

TU Delft, TU Dresden, West-<br />

Saksische Hogeschool, IHE<br />

Leveranciers van ijzerhoudende<br />

producten:<br />

Reststoffenunie<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

Onderwijs (op het<br />

gebied van het<br />

productie proces)<br />

Geschoold<br />

personeel<br />

P.U.S. of andere<br />

bedrijven, die geschikt<br />

zijn om te pelletiseren<br />

of te granuleren<br />

Banken,<br />

Kapitaal<br />

leveranciers<br />

Europese Commissie ?<br />

Ministerie I & M<br />

Ministerie E, L & I<br />

Overheden<br />

Distributienetwerk:<br />

Hego-Biotech<br />

Herbst- en Zeolith<br />

Umwelttechnik<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

bestuurlijk<br />

Belangen organisations:<br />

(Z)LTO, ANV, natuur- en<br />

milieu-org<br />

ambtelijk<br />

Eind gebruikers:<br />

Agrarisch ondernemers<br />

Waterschappen ?<br />

Onderhoud , reparatie<br />

en reserve onderdelen:<br />

nvt ><br />

Afvoer van gebruikt<br />

material<br />

Figuur 26 Socio-technisch systeem bij gebruik van commercieel verkrijgbaar materiaal<br />

Media (TV, kranten,<br />

tijdschriften)<br />

In lichtblauw zijn de actoren aangegeven, die - volgens de interviews en/of het<br />

literatuuronderzoek – een rol [kunnen gaan] spelen in de desbetreffende groep. In lichtgrijs zijn<br />

de groepen aangegeven, waarover ik niet voldoende kennis heb opgedaan om te kunnen zeggen<br />

óf ze van belang zijn en zo ja, welke actor dit zou kunnen invullen.<br />

In het geval van een mogelijk nieuw product [zie Figuur 27], waarbij het niet meer noodzakelijk is<br />

om het ijzerhoudende restproduct van de drinkwaterbedrijven te granuleren, lopen enkele<br />

relaties in het systeem op een iets andere manier: er zou verder onderzoek verricht moeten<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 85


worden naar adsorptieve ontijzering en naar hoe dit proces het beste gestuurd kan worden.<br />

Deze kennis moet verspreid worden naar drinkwaterbedrijven (procestechnologen en<br />

beheerders van productielocaties).<br />

Techn. Instituten,<br />

ontwerpers v.<br />

Ontijzeringsinstall:<br />

TNO?<br />

Ondz. eigenschappen<br />

ijzerh mat &<br />

sturingsparam.<br />

ontijzeringsproces<br />

WUR, Wetsus, KWR,<br />

TU Delft, IHE<br />

Productie kant Gebruikers kant<br />

Onderwijs (op het<br />

gebied van het<br />

productie proces):<br />

St.Wateropleidingen<br />

Geschoold<br />

personeel:<br />

procestechologen,<br />

beheerders prod loc<br />

Leveranciers van ijzerhoudende<br />

producten:<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

Europese Commissie<br />

Ministerie I & M<br />

Ministerie E, L & I<br />

Distributienetwerk:<br />

Reststoffenunie en<br />

verdere distributie<br />

netwerken<br />

Kapitaal<br />

leveranciers<br />

Overheden<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

bestuurlijk<br />

Belangen organisations:<br />

(Z)LTO, ANV, natuur- en<br />

milieu-org<br />

ambtelijk<br />

Eind gebruikers:<br />

Agrarisch ondernemers<br />

Waterschappen ?<br />

Onderhoud , reparatie<br />

en reserve onderdelen:<br />

nvt ><br />

Afvoer van gebruikt<br />

material<br />

Media (TV, kranten,<br />

tijdschriften)<br />

Figuur 27 Socio-technisch systeem bij gebruik van ijzerhoudend materiaal, direct van productieproces<br />

In beide gevallen zal het wenselijk zijn om kapitaal te hebben voor een stimuleringsregeling voor<br />

eindgebruikers. “Als het straks praktijkrijp is, dan zal er collectief iets gedaan moeten worden<br />

om het betaalbaar te maken” (AGR2). “Ik denk niet dat je dat direct bij ons, bij de gebruiker,<br />

moet neerleggen. (...) we zijn er tenslotte met z’n allen bij gebaat, dat het probleem opgelost<br />

wordt en dat het slaagt. Dus een Europees potje, ofzo” (AGR4) “Als een maatregel (...) voordelen<br />

heeft voor het milieu, moet de landbouw er wel iets voor terugkrijgen (e.g. vergoeding) (Buur<br />

AGR5”, opfokvee & akkerbouw) “Het randenbeheer wat we nou hebben, en als je dat verder door<br />

gaat voeren en je gaat fosfaatbeherende maatregelen maken ...; nou ja, dat is dan goed voor<br />

zoveel extra. En daarin moet dan de vergoeding voor de arbeid zitten” (AGR3). “Groenblauwe<br />

diensten zijn een goede optie” (Buur AGR5, opfokvee & akkerbouw). “Het zal in zo’n pakket<br />

verpakt moeten worden, denk ik. Beloning voor het werk dat je doet; dat krijgt iedereen, dus dat<br />

hoort bij ons ook zo te zijn” (AGR3). Maar die groen-blauwe diensten zijn nog niet zo<br />

vanzelfsprekend. “Ja, dit ís eigenlijk een groen-blauwe dienst. (...), maar dat wil nog niet zeggen,<br />

dat als je een groen-blauwe dienst levert, dat je dan automatisch een beloning krijgt”(CB1). [zie<br />

verder ook paragraaf 8.5]<br />

Page 86 Innovatiesysteemanalyse


Huidige vormen van samenwerking<br />

In projecten op het gebied van [de reductie van] nutriëntenemissies vanuit de landbouw naar<br />

het oppervlaktewater [anders dan de drie KRW-projecten in het TIS “fosfor run-off<br />

management”+ wordt vooral door waterschappen, provincies, LTO en aan proeven<br />

deelnemende agrarisch ondernemers samen gewerkt. Met natuur- en milieu-organisaties is<br />

maar een enkele keer samengewerkt; wel zijn in bepaalde gebieden agrarische<br />

natuurverenigingen actief bij akkerrandenbeheer. Het groene onderwijs *AOC’s en Hogere<br />

Agrarische Scholen] is nauwelijks opgenomen in deze projecten; op niveau van de WUR wordt<br />

soms de voormalige structurele samenwerking van het OVO-drieluik gemist. In dit TIS, met<br />

name in KRW08035 “Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland” zijn zowel<br />

onderzoek, adviesbureau, ZLTO en agrarisch ondernemers betrokken.<br />

Bestaande netweken en arena’s om kennis te gaan verspreiden<br />

De verspreiding van kennis over het aandeel van de transportroute oppervlakkige afspoeling in<br />

de P-emissies naar het oppervlaktewater en de mogelijke maatregelen hiertegen naar en binnen<br />

het agrarisch netwerk zou plaats kunnen vinden via regionale sectorbijeenkomsten [melkvee en<br />

akkerbouw] en/of afdelingsbijeenkomsten van LTO, studieclubs en AJK’s; vooral ‘winterlezingen’<br />

kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Verder zijn arena’s als de NVWV, de stuurgroep en<br />

projectgroep MMM en de klankbordgroepen van waterschappen geschikt hiervoor. Ook het<br />

KRW-IP project Landbouw Centraal, wat het platform ‘Landbouw en Kaderrichtlijn Water’ lijkt te<br />

moeten vervangen, leent zich hiervoor.<br />

Naar het oppervlaktewaternetwerk is de kennis verspreid via themadag van KMS en de<br />

projectgroep ARB; binnen het oppervlaktewaternetwerk kan het verder verspreid worden via<br />

het Platform Landbouwemissies. Vanuit het oppervlaktewaternetwerk naar de<br />

drinkwaterwereld kan dit bijvoorbeeld via het Kennisplatform Water [en de klankbordgroepen<br />

voor de SGBP en de regionale deelgebieden];<br />

Over adsorptieve ontijzering: binnen de drinkwaterwereld via het BTO-overleg en de<br />

Reststoffenunie.<br />

De Groene Kennis Coöperatie [en het groene kennisnet] kan mogelijk zorgen voor verspreiding<br />

van kennis vanaf het onderzoek naar het onderwijs.<br />

Socio-technische systeem van Geels<br />

Via deze methodiek is onderscheid te maken in het socio-technische systeem voor:<br />

het commercieel verkrijgbare materiaal FerroSorp® of het waterijzer, wat gegranuleerd is:<br />

er is nog geen verbinding tussen productiekant en gebruikerskant.<br />

de mogelijk nieuwe oplossing in de vorm van korrels, afkomstig van adsorptieve ontijzering:<br />

hiervoor moeten de volgende elementen verder ingevuld worden: onderzoek naar het<br />

[sturen van het] adsorptieve ontijzeringsproces en daarbij voldoende beschikbaarheid van<br />

het materiaal, scholing van beheerders van productielocaties, en het opzetten<br />

distriebutienetwerk<br />

Voor beide mogelijkheden moet er nog aandacht besteed worden aan kapitaal voor de<br />

distributie, en [afhankelijk van de regelgeving] de afvoer.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 87


7 Instituties<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 en 3.2 worden in dit hoofdstuk alleen de ‘harde’, formele<br />

instituties, zoals de wet- en regelgeving, die voor dit afstudeeronderzoek/TIS relevant zijn, in<br />

kaart gebracht.<br />

7.1 Water<br />

Aanleiding voor het ontstaan van het TIS “fosfor runoff management” is, zoals verwoord in<br />

hoofdstuk 1.1, is de ‘Directive 2000/60/EC of the European Parliament and of the Council of 23<br />

October 2000 establishing a framework for the Community action in the field of water policy’,<br />

afgekort ‘EU Water Framework Directive [WFD]’ (EU, 2000). Dit heeft geleid tot het opstellen<br />

van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water van 2006 en 30 november 2009 48 en de<br />

Stroomgebiedsbeheerplannen [SGBP], die met ingang van 22 december 2009 van kracht zijn<br />

geworden (VenW, VROM, & LNV, 2009b, p. 7). De maatregelenprogramma’s omvatten<br />

basismaatregelen [generiek geldend beleid, zoals 13 richtlijnen, die direct relevant zijn voor de<br />

waterkwaliteit, waaronder de Nitraatrichtlijn, Richtlijn Gewasbeschermingsmiddelen en de<br />

Drinkwaterrichtlijn en vergunningverlening door provincies en waterschappen] en aanvullende<br />

maatregelen [regionale en locatiegebonden maatregelen zoals herinrichting van waterlopen,<br />

aanpassing waterzuiveringsinstallaties, en aanpak riooloverstorten] (VenW, et al., 2009b, pp. 27-<br />

29). Onder de aanpak van diffuse bronnen in de SGBP vallen onder anderen het ‘verminderen<br />

emissie nutriënten landbouw’ en het ‘inrichten [bovenwettelijke] spuit- en mestvrije zones’.<br />

Met de vernieuwing van de afvalwaterwetgeving per 1 januari 2008 zijn ook de definities van<br />

begrippen aangepast; in bepaalde gevallen kan de wettelijke definitie wel eens afwijken van het<br />

dagelijkse spraakgebruik. Zo is bijvoorbeeld ‘afvloeiend regenwater’ afvalwater in de zin van de<br />

wet 49 . Volgens de Wet Milieubeheer *Wm; artikel 1.1+ is afvalwater: ‘alle water waarvan de<br />

houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. Het brengen van<br />

stoffen in een oppervlaktewaterlichaam of het brengen van water en stoffen op een<br />

zuiveringstechnisch werk wordt in de Nederlandse wetgeving [Wtw; artikel 6.1] benoemd als<br />

‘lozen’. Lozingen in het oppervlaktewater vallen onder de Waterwet [Wtw] 50 , die op 22<br />

december 2009 in werking is getreden; hierin zijn een achttal wetten samengevoegd, waaronder<br />

de Wet verontreiniging oppervlaktewateren [Wvo]. Deze wettelijke grondslag is relevant in<br />

verband met het bevoegd gezag; voor de Waterwet zijn de waterbeheerders bevoegd gezag<br />

[Rijkswaterstaat voor de rijkswateren en Waterschappen voor de regionale wateren]. Voor<br />

afvalwaterlozingen in het oppervlaktewater, die niet vanuit een inrichting of een particulier<br />

huishouden plaats vinden, is een watervergunning vereist. Maar voor een aantal lozingen is de<br />

vergunningplicht vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur [AmvB] [Wtw; artikel 6.2].<br />

Zo is tien jaar geleden [op 1 maart 2000] het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij [LOTV] 51<br />

van kracht geworden. Dit besluit bevat maatregelen om de emissie van milieuschadelijke stoffen<br />

van zowel de percelen als van gebouwen en erfsituatie naar het oppervlaktewater te beperken,<br />

zoals bijvoorbeeld teeltvrije zone (art.13), het gebruik van meststoffen en<br />

gewasbeschermingsmiddelen in 14 m zone (art.15,16), afstroming hemelwater (art.12), en<br />

ander lozen (uitlek vloeistof kuilvoer of mesthoop, art. 5, lid 3).<br />

48 http://wetten.overheid.nl/BWBR0027061/<br />

49 http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/handboek-water/thema/lozen-afvalwater/<br />

50 http://wetten.overheid.nl/BWBR0025458/<br />

51 http://wetten.overheid.nl/BWBR0011133/<br />

Page 88 Innovatiesysteemanalyse


Een aantal van de geïnterviewden is van mening, dat het graven van ad-hoc sleuven eigenlijk<br />

niet toegestaan is volgens de wet. “Eigenlijk mag het ook niet, hè, formeel mag je niet zo bewust<br />

perceelswater gaan lozen; dat wordt allemaal wel oogluikend toegestaan, maar formeel mag je<br />

alleen schoon regenwater lozen en dit is natuurlijk geen schoon regenwater” (WS2; ook WS3). Zij<br />

doelen hier waarschijnlijk 52 op artikel 5 van het LOTV: “Lozen is verboden, tenzij .....”. In het<br />

tweede lid van artikel 5 worden limitatief 53 een aantal uitzonderingen hierop gemaakt, zoals<br />

bijvoorbeeld:<br />

- 2g: lozen van hemelwater en water dat bij het reinigen van verhard oppervlak vrijkomt, met<br />

inachtneming van de voorschriften, genoemd in artikel 12;<br />

- 2j: water dat bij normaal landbouwkundig gebruik uit de bodem vrijkomt en via een<br />

drainagesysteem wordt geloosd.<br />

Tijdens de deskundigendag op 1 maart 2011 op de Vredepeel bleek, dat er ook onder<br />

waterschappers verschillen van mening waren hierover. Zo kwam ook de mening naar voren, dat<br />

“het bij oppervlakkige afspoeling gaat om afstromend hemelwater en dit is toegestaan”.<br />

Door navraag bij mr J. Van Kempen werd in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12 54 het<br />

volgende gevonden: “Wateroverlast: het kan voorkomen, dat percelen bij grote wateroverlast<br />

ten gevolge van bijvoorbeeld hevige regenval, blank komen te staan. Indien het daarbij<br />

aanwezige water in aanraking komt met meststoffen, compost, kuilvoer en dergelijke en<br />

wegvloeit naar het oppervlaktewater, zal dit niet beschouwd worden als lozen in de zin van<br />

artikel 12”. Door deze toelichting is het afvoeren van hemelwater van bouwland niet te vatten<br />

onder het begrip lozen zoals bedoeld in artikel 5 en 12 van de LOTV.<br />

Het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam kan alleen gehandhaafd<br />

worden op grond van artikel 4 van de LOTV, de zorgplicht: er “wordt voldoende zorg in acht<br />

genomen om verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam te voorkomen”. Op grond van<br />

artikel 4, tweede lid LOTV is de agrarisch ondernemer namelijk verplicht, “indien hij weet of<br />

redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten een oppervlaktewaterlichaam<br />

kan worden verontreinigd, dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid<br />

kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen<br />

worden gevergd teneinde die verontreiniging te voorkomen of, voorzover die verontreiniging niet<br />

kan worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken”. Op deze<br />

grond zou je kunnen stellen, dat de agrarisch ondernemer voorzorgsmaatregelen dient te nemen<br />

in geval hij overgaat tot afspoeling van overvloedig hemelwater in verband met wateroverlast<br />

door middel van het trekken van sleuven.<br />

Of de agrarisch ondernemer vervolgens aan te spreken is op zijn zorgplicht op grond van artikel<br />

4, tweede lid LOTV en dit te handhaven is, is afhankelijk van de invulling van het<br />

handhavingsplan. Door de handhavende instanties is een algemeen handhavingsplan opgesteld.<br />

In het handhavingsplan dient het bevoegde gezag (waterschap) op te nemen op welke wijze<br />

gehandhaafd wordt. Dus afhankelijk van de invulling van het handhavingsplan is de bijzonder<br />

opsporingsambetnaar (BOA) /waterkwaliteitsbeheerder bevoegd om handhavend op te treden.<br />

52 Artikel nummer niet zo specifiek aan de orde geweest in het interview en dit is niet naderhand bevestigd<br />

53 ‘Limitatief’ betekent: dit is alles; verder valt er niks onder. Dit in tegenstelling tot ‘facultatief’: grosso modo zal dit<br />

erin vallen, maar er is nog meer mogelijk (pers.mededeling mr J. van Kempen)<br />

54 Artikel 12 geeft een aantal voorschriften, die bij het lozen van hemelwater en water waarmee verhard oppervlak<br />

wordt gereinigd, in acht moeten worden genomen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 89


“Je zou dus kunnen zeggen: ‘Dit mag niet, maar als je nou (...) hier iets voor hebt ... Je mag dan<br />

die geul graven en je kunt er iets van die zak ofzo in leggen. Die ligt er dan tot mei bijvoorbeeld.<br />

(...) Dan heb je iets praktisch toepasbaars, denk ik” (WS2).<br />

Het bevoegd gezag voor controle ligt bij de waterkwaliteitsbeheerders en de Algemene<br />

Inspectiedienst [AID]; zij zien erop toe dat de bepalingen worden nageleefd (VenW, 2000). In het<br />

Lozingenbesluit is een voorschrift opgenomen, dat toeziet op de periodieke monitoring en<br />

evaluatie 55 van het besluit. In 2004 is er een evaluatie geweest van de uitvoering van het<br />

Lozingenbesluit door de waterschappen en de naleving van de voorschriften door de sector over<br />

de periode 2000-2003 (UvW, 2004). Hierin werd geconstateerd dat het naleefgedrag vrij hoog is<br />

[overtredingen meestal het niet aanhouden van teeltvrije zones]. “Als meest voorkomend<br />

probleem wordt door de waterschappen genoemd dat er voor de meeste overtredingen van het<br />

Lozingenbesluit een constatering op heterdaad nodig is wat gezien de diverse activiteiten die op<br />

een agrarisch bedrijf plaatsvinden lastig is.” (UvW, 2004, pp. 6, 29, 35). NB. Er wordt niets<br />

vermeld over het trekken van sleuven of graven van greppeltjes vanuit het hoofdgewas naar de<br />

sloot.<br />

De regelgeving van de LOTV worden/zijn omgezet naar het Activiteitenbesluit. Voor een groot<br />

aantal lozingen zijn voorwaarden opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen<br />

milieubeheer (Activiteitenbesluit); hierbij gaat het om lozingen van inrichtingen. In het<br />

(Ontwerp)besluit ‘Lozen buiten inrichtingen’ staan regels voor lozingen die buiten inrichtingen<br />

plaatsvinden. Een concept-lijst met eisen is voorgelegd aan natuur-, land-en<br />

tuinbouworganisaties, gemeenten en provincies. Na verwerking van de reacties heeft het college<br />

van dijkgraaf en hoogheemraden de lijst vastgesteld. Deze lijst van eisen maakt straks onderdeel<br />

uit van de nieuwe regeling bij het besluit Lozen buiten inrichtingen en het Activiteitenbesluit.<br />

Totdat de lijst formeel in werking treedt in 2011, maakt het waterschap er al gebruik van, omdat<br />

het Activiteitenbesluit namelijk de mogelijkheid biedt om met maatwerkvoorschriften een lozing<br />

te reguleren.<br />

7.2 Bodem<br />

Op de eerste Community of Practice [met projectgroep ARB; 8 juli 2010] werd aangegeven, dat<br />

mogelijk vanuit de Wet Milieubeheer een juridische blokkade opgeworpen zou kunnen worden<br />

voor het toepassen van ijzerhoudend materiaal van de grondwaterwinning op of in<br />

landbouwgrond. “Je kan niet zomaar een afvalstof in de rand van een perceel inwerken of<br />

uitstrooien. Dat moet juridisch goed afgekaderd worden. Zelfs voor het opbrengen van<br />

slootmaaisel is er een aparte vrijstelling gegeven” (PrNB: (Aulich & Van Twisk, 2010)). Ook<br />

sommige agrarisch ondernemers voorzien hierbij nog wel enige problemen, getuige de volgende<br />

uitspraak: “Ik denk, dat het op dat moment [als het gebruikt is en met fosfor verzadigd, red.]<br />

gezien wordt als “afval” en als ik afval moet afvoeren, dan moet ik daar ergens mee naar toe.<br />

Het lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk, dat als je iets opvangt wat je niet in het milieu wilt hebben,<br />

(...) dat ik dat dan zo maar weer ergens mag neergooien. (...). De enigste manier is breedwerpig<br />

uitstrooien over het land, mits dat toegestaan wordt ..... of het is afvoeren” (AGR1).<br />

Het Besluit Bodemkwaliteit [Bbk] is een AmvB, die is ingevoerd in 2008 en valt onder de Wet<br />

Milieubeheer. Het besluit vervangt ondermeer het Bouwstoffenbesluit [Bsb]. Het Bbk stelt de<br />

milieuhygiënische randvoorwaarden voor de toepassing van grond, baggerspecie en<br />

bouwstoffen in bodem of oppervlaktewater. In de onderliggende Regeling bodemkwaliteit staan<br />

55 De Minister van VenW dient vierjaarlijks aan de Tweede Kamer te rapporteren in hoeverre het besluit bijdraagt aan<br />

het behalen van de waterkwaliteitsdoelstelling uit de Vierde Nota Waterhuishouding.<br />

Page 90 Innovatiesysteemanalyse


meer de details beschreven (naast de artikelen is ook een toelichting op de artikelen<br />

opgenomen). De maximale emissiewaarden, achtergrondwaarden en andere normwaarden zijn<br />

opgenomen in bijlage VII; tevens zijn daar in Tabel 17 de achtergrondwaarden voor een<br />

standaardbodem omgerekend naar ijzerzand, ijzerslib en FerroSorp®. Deze laatste zijn ook<br />

vergeleken met een range van typische waarden voor FerroSorp® volgens de product<br />

specificatie.<br />

Uit Tabel 8 wordt duidelijk dat de gehalten in ijzerslib en ijzerzand, met uitzondering van<br />

Cadmium, ruimschoots onder de achtergrondwaarden vallen. “Er kan ook bijvoorbeeld As in<br />

zitten wat ook van nature in grondwater voor kan komen. Ook bevat ijzerslib dat afkomstig is<br />

van sommige drinkwaterzuiveringen al zoveel fosfaat dat het ijzer geen nieuw fosfaat meer zal<br />

binden; het fosfaat zal eerder nog eruit in oplossing gaan. Wij hebben voor onze proeven met<br />

ijzerslib/-zand een winning geselecteerd waar vrijwel geen As of fosfaat in de afvalstof zat”<br />

(CB2). Of bij grootschalige toepassing in de praktijk het ook mogelijk is om per winning te<br />

selecteren of het wel of niet geschikt is, is nog niet echt helder. Het lijkt erop, dat er wel<br />

bereidheid is om dit te faciliteren; zie uitspraak DW1 in paragraaf 7.3.<br />

Het zou wel mogelijk zijn om het ijzerslib of –zand af te nemen van drinkwaterbedrijven,<br />

waarvan bekend is dat de samenstelling voldoet aan de gestelde eisen; dat is dan een<br />

gemiddelde van alle winningen van dat ene drinkwaterbedrijf. “We hebben ook veel moeite<br />

gedaan om die stoffen te laten registreren, als zijnde een stof die je mag verhandelen. Dat is het<br />

REACH 56 gebeuren. (...) Dit gebeurt op basis van het toekennen van een nummer aan alle stoffen,<br />

die worden geproduceerd per entiteit, dus per waterbedrijf wordt er een zgn. nummer<br />

toegekend. Iedereen, die materiaal afneemt van dat waterbedrijf kan uiteindelijk op internet dat<br />

hele dossier downloaden; daar staat precies in wat erin zit, en wat voor effect heeft het op mens,<br />

dier, en milieu. (...) Vóór 1 december [2010] moeten we in elk geval die dossiers in Helsinki [bij<br />

het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen [ECHA] (Reststoffenunie, 2010)] hebben. Ga er<br />

maar vanuit dat Helsinki uiteindelijk het groene licht geeft aan het eind van dit jaar-begin<br />

volgend jaar [2011].” (DW2).’<br />

De Reststoffenunie verbindt daar in ieder geval al de eis aan, dat “waterijzer voor minstens 80 %<br />

moet bestaan uit Fe2O3. Alles wat minder dan 80% Fe2O3 heeft, dat nemen we nog niet eens in<br />

beschouwing; (...) dat gaat in elk geval niet onder de REACH regeling vallen. Dus alleen het<br />

hoogwaardige ijzer” (DW2). Verder leggen ze zichzelf de grens op van een arseen gehalte van<br />

150 mg/kg; dit komt verder aan de orde in paragraaf 7.3.<br />

Inmiddels zijn de REACH registratienummers voor waterijzer van de verschillende<br />

drinkwaterbedrijven bekend 57 . Het verstrekken van een veiligheidsinformatieblad 58 en een<br />

Chemical Safety Report voor alle chemische stoffen [dus voor elk drinkwaterbedrijf één voor<br />

waterijzer] is onderdeel van de REACH verplichtingen. Omdat de beoordelende organisatie ECHA<br />

en de nationale overheden aanvullende eisen kunnen stellen aan de onderzoeken en<br />

beoordelingscriteria is de registratie nog niet afgerond (Reststoffenunie, 2011a, p. 2; 2011b, p.<br />

14).<br />

Tabel 8 Totale gehalten van arseen en verschillende zware metalen. De gehalten zijn allen voor twee<br />

submonsters bepaald. In Fe-slib en Fe-zand is het gemiddelde ± standaardafwijking aangegeven (Bron:<br />

56 REACH is de Europese Verordening (EG 1907/2006) die staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie (verlening van<br />

vergunningen) en restrictie (beperking) van CHemische stoffen.<br />

57 http://www.reststoffenunie.com/regelgeving#REACH registratie ; accessed dd. September 2011<br />

58 http://www.reststoffenunie.com/data/upload/files/veiligheidsinformatieblad_aquafer.pdf; accessed Sept. 2011<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 91


Koopmans, et al., 2010, p. 31). De achtergrondwaarde, gecorrigeerd voor lutum en organische stof,<br />

wijkt iets af van de waarde in het genoemde rapport; dit kan veroorzaakt zijn door afronding. De<br />

gehalten van FerroSorp® zijn per mail verkregen van Alterra-CB.<br />

Totale gehalten Arseen en zware metalen<br />

As Cd Cr Cu Ni Pb Zn<br />

[mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg]<br />

max (FerroSorp) 14 0,47 30 24 12 36 71<br />

FerroSorp I 69,3 1,66 0,82 < d.l. 46,2 18,8 69,7<br />

FerroSorp II 69,8 1,71 0,80 < d.l. 48,0 18,6 70,2<br />

max (Fe-slib) 18 0,48 53 34 33 45 124<br />

Fe-slib 5,5 ± 0,1 0,96 ± 0,01 8,5 ± 1,3 7,1 ± 0,1 21 ± 0 29 ± 0<br />

max (Fe-zand) 11 0,35 30 19 12 32 59<br />

Fe-zand 3,1 ± 0,2 0,34 ± 0,02 < d.l. < d.l. 13 ± 0 18 ± 3<br />

Ook in FerroSorp® zijn de gehalten Arseen en zware metalen gemeten. “We hebben dat<br />

materiaal, dat Ferrosorp, wel geanalyseerd en er zitten wel wat vieze stoffen in (CB1). De<br />

gehalten Arseen, Cadmium en Nikkel zijn ver boven de achtergrondwaarden. Ook wanneer men<br />

uitgaat van de maximale waarde voor de bodemfunctieklasse ‘wonen’ (gecorrigeerd), dan<br />

voldoet FerroSorp® niet aan de norm voor deze parameters. Bij vergelijking met de maximum<br />

waarde voor de bodemfunctieklasse ‘industrie’, gecorrigeerd naar standaardbodem, dan blijken<br />

zowel Arseen als Nikkel nog steeds niet te voldoen. Hierbij moet worden opgemerkt, dat ik voor<br />

de correctie naar standaardbodem, een percentage van 2% lutum gebruikt heb [overeenkomstig<br />

ijzerzand in (Koopmans, et al., 2010)]. Het is mogelijk dat dit niet correct is.<br />

Verder is het opmerkelijk, dat de gemeten gehalten van Arseen, Cadmium en Nikkel in de<br />

geleverde partij ook hoger zijn dan de range met typische waarden volgens de product<br />

specificatie.<br />

Echter, het is waarschijnlijk belangrijker of arseen en de zware metalen ook beschikbaar zijn;<br />

met andere woorden, vallen de gehaltes onder de maximale emissiewaarden. “het Besluit<br />

Bodemkwaliteit, dat zegt alleen maar ‘je mag een stof niet op de bodem toepassen als hij méér<br />

uitloogt dan 0.9 mg As/kg ds” (DW2) [zie ook Tabel 15 in Bijlage VII].<br />

Drinkwaterproductielocatie “Engelse Werk; daar hebben ze een relatief hoog As-gehalte. Daar<br />

vindt je dat het ijzerslib ... dat heet dan ... ja, het is geen gevaarlijk afval meer, hè, maar dat was<br />

het in het verleden wel. Het bevat meer dan 50 [of 150?] mg/kg ds aan As, maar arseen is pas<br />

een gevaar als het eraf kan. Het is wel gebleken, dat – eenmaal geadsorbeerd – dan moet je er<br />

bijna met zuur tegenaan om het er überhaupt weer af te krijgen, dus het blijft goed gebonden<br />

aan het materiaal, aan het ijzer. En onder de gewone condities in de grond – zowel aëroob als<br />

anaëroob – en met een pH van ... nou ja, je moet al tot een pH van 3-4 gaan, voordat er iets<br />

gebeurt (...), dus die desorptie daar ben ik niet zo bang voor in de praktijk” (DW1).<br />

Volgens artikel 3.3.1. van de Regeling bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b) dient de emissie<br />

van parameters, waarvan de uitloging oplosbepaald is, bepaald te worden door middel van de<br />

kolomproef volgens NEN 7373 of NEN 7383 of de beschikbaarheidsproef volgens NEN 7371. Bij<br />

het bepalen van de beschikbare hoveelheid arseen en zware metalen in het Alterra-onderzoek<br />

is een extractie uitgevoerd met 0.01 M CaCl2 volgens Houba et al (2000) (Koopmans, et al., 2010,<br />

p. 19) Ik heb niet meer geverifieerd of een 0.01 M CaCl2-extract overeenkomt met een van de<br />

hierboven genoemde NEN-normen.<br />

Page 92 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 9 Beschikbare gehalten arseen en zware metalen. De gehalten zijn gemeten in een 0.01 M CaCl2extract,<br />

waarmee de bodemoplossing wordt gesimuleerd. In Fe-slib en Fe-zand is het gemiddelde ±<br />

standaardafwijking aangegeven (Bron: Koopmans, et al., 2010, p. 31). De gehalten van FerroSorp® zijn<br />

per mail verkregen van Alterra-CB.<br />

Beschikbare gehalten van As en zware metalen<br />

extractie 0,01 M CaCl2<br />

As Cd Cr Cu Ni Pb Zn<br />

[mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg] [mg/kg]<br />

max 0,9 0,04 0,63 0,9 0,44 2,3 4,5<br />

FerroSorp I 0,18 < d.l. 0,01 < d.l. 0,03 < d.l. < d.l.<br />

FerroSorp II 0,19 < d.l. 0,01 < d.l. 0,03 0,01 < d.l.<br />

Fe-slib 0,07 ± 0,01 < d.l. < d.l. 0,01 0,02 ± 0,01 0,01<br />

Fe-zand 0,05 ± 0,00 < d.l. < d.l. < d.l. 0,05 ± 0,01 0,01 ± 0,00<br />

In Tabel 9 is te zien, dat van zowel de ijzerhoudende materialen van het drinkwaterbedrijf als<br />

van FerroSorp® de beschikbare gehalten arseen en zware metalen in een 0.01 M CaCl2-extract<br />

onder de maximale emissiewaarde liggen. Indien deze emissiewaarde de leidende norm is, dan<br />

zou de Regeling Bodemkwaliteit geen probleem op hoeven te leveren voor het gebruik van deze<br />

materialen.<br />

7.3 Afvalstoffen<br />

De Wet Milieubeheer en diverse internationale richtlijnen [zoals de Europese Kaderrichtlijn<br />

afvalstoffen 2008/98/EG] verplichten Nederland om periodiek een of meerdere<br />

afvalbeheerplannen op te stellen. Het Landelijk Afvalbeheer Plan-2 [LAP-2] is geldig van 2009 tot<br />

en met 2015, met een doorkijk tot 2021 59 . Naast activiteiten als afvalscheiding en inzamelen is<br />

‘nuttige toepassing’ een belangrijk onderdeel. In het beleidskader (VROM, 2010a paragraaf 5.2)<br />

is de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer opgenomen: preventie, ontwerp voor<br />

preventie/nuttige toepassing, nuttig toepassen door producthergebruik, nuttige toepassing door<br />

materiaalhergebruik, nuttig toepassen als brandstof, verbranden als vorm van verwijderen,<br />

storten. “Het LAP bevat voor elke sector een apart plan. Eén van die sectorale plannen, (...)<br />

sectorplan 17, gaat over de reststoffen van de drinkwaterbereiding. En dat sectoraal plan<br />

kenmerkt zich vooral doordat men de minimum standaard van verwerking definieert” (DW2). De<br />

minimumstandaarden zijn vastgesteld om een zo hoogwaardig mogelijk afvalbeheer te<br />

bereiken 60 . “De sector, maatschappelijke organisaties als waterleidingbedrijven zijn, heeft<br />

gewoon gezegd ‘wij willen niet storten’. Puur uit het duurzaamheidsprincipe is voor ons de<br />

minimum standaard ‘nuttige toepassing’. En een dijklichaam of een geluidswal *‘werken’+ is een<br />

nuttige toepassing.(...) of baksteen, dan praat je over niet al te veel ... paar duizend ton. Ze<br />

zeggen altijd dat het voor de roodkleuring van de baksteen is. (...) Ook het biogas is een nuttige<br />

toepassing, dat is al iets beter dan een dijklichaam. (...) Dan heb je nog een categorie; dat zijn<br />

dan de biovergister, de boerderijvergister, de huisvuilvergister (...) Dat is een categorie, die op het<br />

moment tussen de 10 en de 20 duizend ton afneemt; dat is een hele grote afnemer. Dat is dan<br />

puur en alleen om de zwavel te binden, niet om te defosfateren. (...) Verder heb je de categorie<br />

rioolwaterzuiveringen; die gebruiken het met name om bij de slijkvergisting (...) de zwavel te<br />

binden voordat het in het methaangas terecht komt. Je hebt ook rioolwaterzuiveringen, die het<br />

59 http://www.lap2.nl/beleidskader.asp<br />

60 De minimumstandaard geeft de minimale hoogwaardigheid aan van de be-/verwerking van een bepaalde afvalstof<br />

of categorie van afvalstoffen en is bedoeld om te voorkomen dat afvalstoffen laagwaardiger worden be-/verwerkt dan<br />

wenselijk is. De minimumstandaarden moeten worden vertaald naar vergunningen voor het be- of verwerken van<br />

afvalstoffen. (Bron: VROM, 2010a hoofdstuk 11)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 93


toepassen in de sliblijn [ijzer toevoegen om het fosfaat te binden, wat vrijgemaakt wordt als het<br />

biologisch slib anaëroob wordt]” (DW2).<br />

Figuur 28 Verdeling naar soort bestemming van afgevoerd steekvast waterijzer (a) en vloeibaar<br />

waterijzer (b) (Bron: Reststoffenunie, 2010, p. 9 en 10)<br />

De drinkwatersector wil naar een steeds hoogwaardiger gebruik en de Reststoffenunie spant<br />

zich in voor het vinden van nieuwe toepassingsmogelijkheden voor de belangrijkste producten<br />

[ijzerhydroxide en calciumcarbonaat] (B. Bolt & Koppers, 2009; Brink & Koppers, 2008). Dit<br />

werpt inmiddels zijn vruchten af; de bestemming ‘werken’ neemt af en het gebruik voor biogas<br />

en RWZI neemt toe [zie Figuur 28 (b)] Ook economisch gezien is dit gunstiger; “De tendens<br />

richting ‘werken’ is dalend, omdat we het daar alleen maar tegen betaling kwijt kunnen en de<br />

baksteen idem dito; daar moet je ook betalen om het kwijt te raken. (...) Het moet voldoen aan<br />

alle vergunningen en alle regels, maar als we er dan ook nog een beetje geld aan over houden of<br />

minder geld voor hoeven uit te geven, dan is het alleen maar mooi meegenomen”. Je gaat geen<br />

geld uitgeven om het materiaal weg te brengen, “terwijl de buurman er €1 of €2 per ton voor<br />

geeft of de biogas geeft er een tientje per ton voor” (DW2).<br />

In de REACH-regeling [zie paragraaf 7.2] wordt het waterijzer geregistreerd per bedrijf; dus niet<br />

per winning apart. Voor dit soort toepassingen zou dat wellicht wel moeten; zijn er<br />

mogelijkheden voor om het voor ons ‘goede’ slib apart houden van de rest? Ja, ons maakt het<br />

niet uit waar het naar toe gaat. Als het nuttig ingezet kan worden ... en hoe hoger de inzet is, hoe<br />

nuttiger - zeg maar – hoe beter. Dat is ook ... waterbedrijven willen zich in feite alleen maar ook<br />

als een groene partij kunnen profileren, natuurlijk” (DW1).<br />

In sectorplan 17 ‘Reststoffen van drinkwaterbereiding’ is aan de minimumstandaard voor be- en<br />

verwerking toegevoegd, dat dit is toegestaan bij een arseenconcentratie tot maximaal 150<br />

mg/kg. Bij een concentratie groter dan 150 mg/kg is nuttige toepassing niet toegestaan om<br />

diffuse verspreiding van arseen te voorkomen; de reststoffen mogen dan worden gestort op een<br />

daarvoor geschikte stortplaats. “We hebben strijd gehad met het Ministerie (...); die 150 werd<br />

gekoppeld aan al dan niet hergebruik maw. meer dan 150 ppm moet naar de stort toe en dus<br />

niet meer naar een geluidswal. Dat kan niet, want dat conflicteert met het Besluit<br />

Bodemkwaliteit, want dat zegt alleen maar ‘je mag een stof niet op de bodem toepassen als hij<br />

méér uitloogt dan 0.9 mg As/kg ds’” (DW2). In de inspraakprocedure voor LAP-2 is dit<br />

aangekaart 61 en het antwoord luidde als volgt: “Door de brede toepassing van reststoffen van<br />

drinkwaterbereiding is de koppeling met het Besluit bodemkwaliteit te beperkt. In het sectorplan<br />

wordt dit aangepast door de minimumstandaard als volgt te formuleren: "De<br />

minimumstandaard voor de be- en verwerking van reststoffen van drinkwaterbereiding met een<br />

arseenconcentratie tot maximaal 150 mg/kg is nuttige toepassing, tenzij toepassing binnen de<br />

61 Inspraakreactie: “In de minimumstandaard wordt 'nuttige toepassing' gekoppeld aan het Besluit bodemkwaliteit.<br />

Veel van de reststoffen van drinkwaterbereiding vinden echter toepassing in industriële processen waarvoor het<br />

Besluit bodemkwaliteit geen toetsingskader is. Verzocht wordt dit te corrigeren”<br />

Page 94 Innovatiesysteemanalyse


andvoorwaarden van het besluit Bodemkwaliteit of andere wettelijke regelingen niet mogelijk<br />

is. In dat laatste geval mogen de reststoffen van drinkwaterbereiding worden gestort op een<br />

daarvoor geschikte stortplaats” (VROM, 2009b, p. 136 Bijlage 3). Voor mijn gevoel zegt DW2, dat<br />

hergebruik in een ‘werk’ ook een nuttige toepassing is, die is toegestaan als er niet méér uitloogt<br />

dan 0.9 mg As/kg ds, ook al is het arseengehalte in de partij zelf groter dan 150 mg/kg. In het<br />

antwoord en aanpassing LAP lijkt het of het precies andersom wordt geïnterpreteerd: nuttige<br />

toepassing van reststof met maximaal 150 mg/kg is toegestaan, tenzij er méér uitloogt dan 0.9<br />

mg/kg ds.<br />

Een ander punt waar mijns inziens onduidelijkheid over bestaat is het feit of een partij van één<br />

drinkwaterbedrijf reststoffen van ’n winning mag bevatten, die een concentratie van meer dan<br />

150 mg/kg arseen bevat. De vraag is wat er precies onder ‘partij’ wordt verstaan: één<br />

vrachtwagen, die gevuld de Reststoffenunie verlaat, reststof van één drinkwaterbedrijf of van<br />

één winning. “Nu hebben we vervolgens onszelf die uiterste grens van 150 ppm opgelegd, maar<br />

wel met de aantekening, dat we in geval van een partij van meer dan 150, maar niet meer dan<br />

500 ppm As, mogen opbulken. (...) Maar we accepteren ze alleen maar, als we kunnen<br />

garanderen dat ze na mengen onder de 150 weer eruit gaan”. In LAP-2 62 staat echter “De grens<br />

van 150 mg/kg mag niet door mengen van partijen worden bereikt” .<br />

“De nieuwe Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen en de implementatie ervan in de landelijke<br />

[milieu]wetgeving biedt de kans om waterijzer [en kalkkorrels] voortaan als ‘bijproducten’ door<br />

het *juridische+ leven te laten gaan” (Reststoffenunie, 2010, p. 6). “In feite vallen we nu nog<br />

onder de afvalstoffen; dat willen we liever niet, want dat heeft een heel negatief imago” (DW2).<br />

Daarom is de Reststoffenunie erg gebaat bij het verkrijgen van de ‘bij-product’-status. In de<br />

Europese kaderrichtlijn Afvalstoffen (EU, 2008 art. 5) is geregeld dat reststoffen, die aan de<br />

criteria voor bijproducten 63 voldoen, als bijproduct kunnen worden aangeduid. Deze criteria zijn<br />

door de Nederlandse wetgeving overgenomen (I&M, 2011 art. 1 A 3). In de Europese<br />

kaderrichtlijn Afvalstoffen artikel 5 is opgenomen dat “de toepassing niet zal leiden tot (...)<br />

ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid”. De risico’s van de stof moeten<br />

dus beoordeeld zijn; dit kan door een dossier met relevante gegevens in te dienen bij het ECHA<br />

in Helsinki. Deze registratie is dus een vereiste om een reststof als [bij]product op de markt te<br />

kunnen brengen. “Een bij-product-status, gecombineerd met die hele registratie in Helsinki (een<br />

heel langdurig traject, kost ook heel veel geld), is puur en alleen om ons ervan te verzekeren, dat<br />

wij de materialen niet meer als een afvalstof hoeven aan te bieden op de markt. En dan voel je<br />

62 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20<br />

63 Artikel 5 Bijproducten<br />

1. Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is<br />

voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof in de zin van<br />

artikel 3, punt 1), worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:<br />

a) het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;<br />

b) de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de<br />

normale productie gangbaar is;<br />

c) de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en<br />

d) verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten,<br />

milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen<br />

ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.<br />

2. Uitgaande van de in lid 1 gestelde voorwaarden kunnen maatregelen worden vastgesteld om te bepalen volgens<br />

welke criteria een specifieke stof of een specifiek voorwerp kan worden aangemerkt als bijproduct en niet als afvalstof<br />

in de zin van artikel 3, punt 1). Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen<br />

door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met<br />

toetsing.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 95


hem al aankomen ... op het moment, dat wij het voor elkaar hebben, dan zal ook z’n effect<br />

hebben op de prijsstelling” (DW2).<br />

7.4 Meststoffen<br />

Een aantal agrarisch ondernemers geeft aan, dat de meest efficiënte manier van afvoer zou zijn<br />

om het ijzerhoudende materiaal met de geadsorbeerde fosfor toe te voegen aan de mest [op de<br />

mesthoop (AGR1) of in de mestkelder (AGR2, AGR6, Buur AGR6)] of direct uit te strooien op het<br />

land [zie ook paragraaf 5.4.5]. Ook andere actoren zien hier voordelen in: “Je zou naar een<br />

materiaal moeten zoeken, wat je in die geul kunt leggen, en wat je vervolgens ook ieder jaar op<br />

je perceel als meststof kunt verspreiden. Zodat je in feite je fosfaat kunt hergebruiken” (WS2). Er<br />

is echter ook nog twijfel over of dat wel toegestaan wordt: zie uitspraken in paragraaf 6.2: “Ik<br />

denk, dat het op dat moment gezien wordt als ‘afval’ (AGR1)”.<br />

“We hebben het nooit getoetst aan het protocol voor stoffen om het toe te passen in de<br />

landbouw. Ik vermoed dat dat geen problemen zal geven, maar het is wel de moeite waard om<br />

dat nog eens even te toetsen”. (...) Er is “een werkgroep van de Commissie van Deskundigen<br />

Meststoffenwet (CDM), die toetst of afvalstoffen weer in de landbouw gebruikt mogen worden.<br />

En dat ligt soms heel gevoelig, ja, maar in dit geval is de hoeveelheid van de stof, die je toepast,<br />

maar heel beperkt. (...) Maar ik zou niet weten hoe je dit moet benaderen, want het is geen<br />

meststof” (CB1).<br />

Volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (LNV, 2005a) artikel 6 levert een ‘meststof’<br />

“voedsel voor planten in de vorm van primaire [N of P] of secundaire nutriënten [K, Ca, Mg, Na of<br />

S] of micronutriënten [Fe, Mn, Zn, Co, Cu, Mo en B] of verbetert de bodemeigenschappen door<br />

het leveren van organische stof dan wel door het in stand houden of verlagen van de zuurgraad<br />

in de bodem 64 ”. Het ligt buiten de scope van dit afstudeeronderzoek om uit te zoeken óf het<br />

gebruikte fosforbindende materiaal aangemerkt kan worden als meststof en zo ja, of het dan<br />

geschikt is voor hergebruik op het perceel.<br />

In het interview met de Reststoffenunie kwam aan de orde dat het waterijzer al toegevoegd<br />

wordt aan grote mestvergisters, maar dan voor het binden van zwavel. “Dit is al getoetst door<br />

die commissie. Je voegt zoveel metalen toe op basis van de hoeveelheid die je in die vergister<br />

brengt. Ik weet niet meer welke berekeningsgrondslag; (...) in die aanvraag staat nauwkeurig<br />

beschreven hoeveel dosering aan ijzer er ingebracht mag worden aan ’n biovergister (dat is dan<br />

keurig uitgedrukt per kg ds of per m 3 , dat zou ook nog kunnen; ze hebben daar een bepaalde<br />

maat voor aangehouden” (DW2). Het waterijzer is sinds zomer 2009 (Reststoffenunie, 2010)<br />

opgenomen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (LNV, 2005b) in bijlage Aa, behorende bij<br />

artikel 4, in de categorie:<br />

IV. Eindproducten van bewerkingsprocédés die als meststof kunnen worden verhandeld<br />

1. Product dat verkregen is door vergisting van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van<br />

dieren met als nevenbestanddeel uitsluitend één of meer van de stoffen die genoemd zijn onder<br />

de in onderstaande tabel onderscheiden categorieën of subcategorieën (covergiste mest):<br />

F Hulpstoffen of toevoegmiddelen<br />

64 Volgens art. 9 moet een anorganische meststof, die bedoeld is om primaire nutriënten [N, P of K; hier bedoeld voor<br />

P] te leveren, tenminste 5 gewichtsprocenten [% w/w] van de droge stof aan fosfaat [P2O5] bevatten. Volgens art. 11<br />

moet een organische meststof, bedoeld om organische stof [OS] te leveren, een hoeveelheid OS bevatten van<br />

tenminste 20% w/w van de droge stof. Volgens art. 12 moet organische meststof, bedoeld om fosfaat te leveren,<br />

minimaal 0.5 % w/w P2O5 bevatten.<br />

Page 96 Innovatiesysteemanalyse


1 Slib of steekvast slib dat vrijkomt bij de bereiding van drinkwater uit grondwater of oppervlaktewater en dat<br />

bestaat uit ijzer(III)hydroxide en water (ijzerwater).<br />

Het is dus mogelijk, dat het gebruikte ijzerhoudende materiaal niet kan worden aangemerkt als<br />

meststof, maar dat er ook geen bezwaren zijn om het toe te voegen aan de mest, aangezien dit<br />

in zekere mate al gebeurd. Volgens een jaarverslag van de Reststoffenunie (2010, p. 6) is het<br />

“aangetoond, dat er geen milieukundige en landbouwkundige bezwaren gelden tegen het<br />

gebruik als [anorganische] hulpstof. Dat betekent dat de Reststoffenunie het in de handel mag<br />

brengen als hulpstof in biogasinstallaties; het uitgegiste materiaal wordt op landbouwpercelen<br />

uitgereden”. Het is nog wel zaak om nader te onderzoeken in welke hoeveelheid er ‘waterijzer’<br />

als hulpstof wordt toegevoegd aan de mestvergister. Als dit geenszins in verhouding staat met<br />

de hoeveelheid, die zou worden toegevoegd in het geval van het gebruikte ‘waterijzer’ voor<br />

fosforbinding, dan moet hier opnieuw het protocol (van Dijk, et al., 2009) voor doorlopen<br />

worden [zie Bijlage IX] .<br />

7.5 Voedselveiligheid<br />

“Als jij bijvoorbeeld zo’n ijzerkorrel op een veld met aardappels los zou strooien ... dat wordt<br />

meegerooid. Als het maar op enigerlei manier mogelijk de kwaliteit van het voedsel negatief kan<br />

beïnvloeden, dan heb je al een heel belangrijk punt te pakken (...) bij alle gewassen heb je met de<br />

voedselveiligheid te maken en die voedselveiligheid is specifiek op dát gewas van toepassing.”<br />

(AGR4).<br />

Consumenten en bedrijven willen veilig en hygiënisch geproduceerde producten. “In de<br />

Europese hygiëneverordening [Vo. (EG) Nr. 852/2004] en de diervoederhygiëneverordening [Vo.<br />

(EG) Nr. 183/2005] zijn diverse eisen opgenomen, waaraan bedrijven die zich bezighouden met<br />

de primaire productie van levensmiddelen en diervoeders aan moeten voldoen. Onder primaire<br />

productie wordt onder andere de teelt en opslag van agrarische producten (graan, aardappels,<br />

bieten etc.) bij de teler verstaan” 65 . Om bedrijven te helpen aan de wettelijke voorschriften te<br />

voldoen en die veiligheid te borgen zijn er voor de teelt van akkerbouwgewassen<br />

kwaliteitssystemen en certificatieschema’s opgesteld; enkele hiervan zijn erkend als<br />

hygiënecode. Een voorbeeld van een in Nederland geaccepteerde hygiënecode is de ‘Voedsel-<br />

en Voederveiligheid Akkerbouw *VVAK+’ uit 2005, die wordt beheerd door het Akkerbouw<br />

Certificeringsoverleg, waarin kwekers, telers, afnemers en loonwerkers zitting hebben.<br />

In dit afstudeeronderzoek is er nog geen interview afgenomen bij iemand van het Akkerbouw<br />

Certificeringsoverleg om na te gaan of het [her-]gebruik van ijzerhoudende materialen als<br />

FerroSorp® of de reststof van grondwaterzuivering voor drinkwater problemen op zou kunnen<br />

leveren. In de telershandleiding VVAK 2011/2012 is onder ‘zelfbeoordeling/checklist 2.5<br />

bemesting’ wel het volgende aangetroffen: ”Voor zuiveringsslib en/of overige organische<br />

meststoffen moet een analyserapport volgens het Uitvoeringsbesluit Meststoffen [3 jaar<br />

bewaren] en een afleveringsbewijs overlegd kunnen worden”.<br />

Verder is wellicht het onderdeel over perceelskeuze *2.1.1+ van belang: “Geen teelt op percelen<br />

die de laatste 3 jaar verontreinigd zijn door opbrengen van niet toegelaten stoffen (bijv.<br />

verontreinigd slib, glas, olie, dioxines, zware metalen) of (geldt niet voor GZP) waarvan de<br />

teeltaarde door voorgaande teelten of activiteiten mogelijk chemisch verontreinigd is (bijv.<br />

hardfruitboomgaard, vuilstort, industrieterrein). Bij twijfel: grondanalyse”.<br />

Vóór de negentiger jaren van de vorige eeuw werd ook de bodemkwaliteit van<br />

landbouwgronden beoordeeld volgens de Interimwet Bodemsanering. Dit sloot echter niet aan<br />

65 http://www.productschapakkerbouw.nl/teelt/hygieneregels-nl<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 97


ij de problematiek van de landbouwgronden, waarbij men te maken heeft met de<br />

kwaliteitseisen, die gesteld worden aan landbouwproducten. Daarom heeft het ministerie van<br />

LNV de opdracht gegeven aan de Landbouwadviescommissie Milieukritische Stoffen [LAC] om<br />

voor een aantal stoffen toetsingswaarden op te stellen, de LAC-signaalwaarden. Deze waarden<br />

werden als volgt gedefinieerd: “De LAC-signaal waarde voor het gehalte van een stof in de<br />

bodem geeft het laagste niveau aan dat – bij overschrijding – aanleiding kan geven tot het<br />

optreden van nadelige effecten voor de opbrengst en kwaliteit van agrarische producten en de<br />

gezondheid van mens en dier” (Smilde, 1991, p. 5). De LAC-signaalwaarden hebben een<br />

signalerende functie naast de wettelijke productnormen; bij overschrijding is nader onderzoek<br />

wenselijk om na te gaan of er werkelijk nadelige effecten optreden.<br />

Tabel 10 LAC-signaalwaarde en streef- en interventiewaarde en voor arseen en cadmium (Smilde, 1991)<br />

en achtergrondwaarde Regeling Bodemkwaliteit Bijlage B (VROM & V&W, 2007b)<br />

Stof Zand Klei Veen Streefwaarde<br />

Arseen Referentiewaarde *<br />

Interventie<br />

-waarde<br />

Achtergrond<br />

- waarde<br />

mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds<br />

15-29 18-44 24-55 29 55 20<br />

LAC-signaal waarde 30 50 50<br />

Cadmium Referentiewaarde<br />

LAC-signaal waarde:<br />

0.4-0.93 0.46-1.22 0.87-1.8 0.8 12 0.60<br />

Grasland 2 3 3<br />

Veevoedergewassen 0.5 1.0 1.0<br />

Overig akkerbouw +<br />

voedingstuinbouw<br />

0.5 1.0 1.0<br />

Sierteelt 5 10 10<br />

Nikkel Referentiewaarde 10-18 18-60 10-60<br />

LAC-signaalwaarde 15 50 70 35<br />

* Berekende bovengrens:<br />

o Zandgronden met 0-8 % lutum en 0-22,5 % organische stof<br />

o Kleigronden met 8-50 % lutum en 0-22,5 % organische stof<br />

o Veengronden met 0-50 % lutum en 22,5-50% organische stof<br />

Per stof is de LAC-signaalwaarde uitgesplitst naar grondsoort [zand, klei en veen], omdat dat een<br />

rol speelt bij de opname van stoffen door de gewassen. Verder wordt er ook gekeken naar<br />

landgebruik [grasland, akkerbouw ten behoeve van veevoer, overige akkerbouwteelten,<br />

voedingstuinbouw en sierteelt/niet-consumptieve gewassen]. De waarden worden zo gekozen<br />

dat het meest gevoelige product of diersoort wordt beschermd.<br />

“Voor arseen, cadmium, koper, lood en zink zijn er Warenwetnormen en/of veevoedernormen<br />

voor humane toxiciteit en dierlijke gezondheid. Voor nikkel en chroom zijn er uitsluitend kritische<br />

gehalten beschikbaar in verband met fytotoxische effecten op het gewas; deze hebben geen<br />

normerend karakter” (van Wezel, et al., 2003, p. 31).<br />

Door het beschikbaar komen van nieuwe wetenschappelijke inzichten en het Kabinetsstandpunt<br />

beleidsvernieuwing bodemsanering [BEVER], waarbij gekozen werd voor een functiegerichte<br />

aanpak van immobiele verontreiniging in de bovengrond, heeft het ministerie van LNV het<br />

expertise centrum LNV verzocht het stelsel van LAC-signaalwaarden om te vormen naar de<br />

Functiegerichte Bodemkwaliteit Systematiek [FBS] 66 . Ook waren de nieuwe Warenwet-, EG- en<br />

Productschap voor Vee en vlees-normen niet meer zijn verwerkt sinds 1991 (TCB, 2002). Verder<br />

66 De methodiek zou beschreven zijn in J.Huinink, 1999 of 2000, Functiegerichte bodemkwaliteitssystematiek, 2.<br />

Functiegerichte bodemkwaliteitswaarden, IKC-Landbouw Ede. Ik heb deze rapportage niet kunnen vinden en kan dus<br />

ook niet duiden of er verschillen zijn tussen deze methodiek en die in de Alterra en RIVM rapporten.<br />

Page 98 Innovatiesysteemanalyse


is volgens van Wezel et al (2003, p. 31) de onderbouwing van de LAC-signaalwaarden niet zo<br />

transparant, dat er een goed oordeel kan worden geveld over de wetenschappelijke kwaliteit<br />

ervan.<br />

De normen voor voedselveiligheid en de kritische gehalten voor fytotoxiciteit zijn uitgedrukt in<br />

gehalten in het gewas. Om te komen tot bodemgebruikswaarden [BGW] zijn, op basis van<br />

bestaande veldgegevens, rekenregels afgeleid die de overdrachtsrelaties van bodem naar plant<br />

beschrijven. Er is gebruik gemaakt van twee grote, maar relatief oude bestanden met gemeten<br />

bodem en gewasgehalten [het Landelijke IB-onderzoek uit de beginjaren ’80 en het Maasoevergrondenbestand].<br />

Lutum-gehalte, organische stofgehalte en zuurgraad (pH) worden geacht de<br />

belangrijkste bodemparameters te zijn die van invloed zijn op de overdracht van stoffen van<br />

bodem naar plant en zijn daarom meegenomen in de voorgestelde rekenregels.<br />

Ook in rapporten van Alterra (Romkens & de Vries, 2001) en het RIVM (van Wezel, et al., 2003,<br />

pp. 32-33) worden rekenregels gegeven voor het bepalen van de kritische concentratie in de<br />

bodem met gebruik van bodem-plant-relaties, gebaseerd op dezelfde bestanden.<br />

In Bijlage VIII is een voorbeeld gegeven voor arseen en cadmium. In deze tabellen is onder<br />

‘Overige eisen’ ook de uitspoeling naar grondwater en afspoeling naar oppervlaktewater<br />

weergegeven. Hierbij is uitgegaan van het maximaal toelaatbaar risico; deze normen zijn<br />

omgerekend naar concentraties in de bodem met behulp van de sorptiecoëfficiënten [Kp voor<br />

standaardbodem] en/of een Freundlich constante, waarbij de waarde voor Kf verschilt voor<br />

iedere bodem (van Wezel, et al., 2003, p. 51 en 157/158).<br />

Ten tijde van de rapportage in 2003 is aangegeven dat er nog een beleidsmatige traject<br />

*‘Beleidskader Bodem’+ zal volgen, waarin de getallen en hun rol in het bodembeleid worden<br />

vastgesteld. Volgens het TCB-advies herziening LAC-signaalwaarden (TCB, 2002) zijn de BGW<br />

milieukwaliteitsdoelstellingen, die zullen worden vastgelegd in een circulaire. In de Regeling<br />

bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b), die is ingevoerd in 2008, staat niet persé een<br />

landbouwgebruiksfunctie. In de Circulaire bodemsanering uit 2009 wordt aangegeven dat de 7<br />

bodemfuncties geclusterd zijn tot drie bodemfunctieklassen, waarvoor elk één generieke norm is<br />

afgeleid voor blijvende geschiktheid. De bodemnorm voor de bodemfunctie ‘landbouw’ is de<br />

achtergrondwaarde (VROM, 2009c paragraaf 2.1 vaststellen bodemfunctie), die weer<br />

opgenomen is in de Regeling bodemkwaliteit [zie paragraaf 7.2]. Deze achtergrondwaarde is in<br />

de meeste gevallen wel lager dan de LAC-signaalwaarden [zie Tabel 10]. In de Regeling<br />

herverkaveling (LNV, 2004) worden echter de LAC-signaalwaarden 67 nog gebruikt.<br />

7.6 Afnemers Groothandel Detailhandel<br />

Behalve wettelijke voorschriften zijn er nog meer belangen, die een rol zouden kunnen spelen in<br />

het wel of niet van de grond komen van het gebruik van ijzerhoudende materialen voor de<br />

reductie van fosforemissies. “Ik denk dat er (nog meer dan juridische) problemen op zouden<br />

kunnen treden, namelijk de eisen die afnemers (bijv. AH) stellen bij vollegrondsgroenten” (DGW).<br />

Akkerbouwers bevestigen de problemen, die het zou kunnen opleveren, met name als het<br />

ijzerhoudende materiaal los op het perceel of op de akkerrand zou worden opgebracht. “Mijn<br />

aardappelen, die gaan via een telersvereniging, Nedato, die zorgt ervoor dat de AH schappen<br />

bevoorraad worden, Maar Albert Heijn, die bepaald wat mag wel en wat mag niet; wel in overleg<br />

met Nedato, maar Albert Heijn is daar heel erg kritisch in; (...) voedselveiligheid en gebruik van<br />

67 http://www.st-ab.nl/wettennr02/0109-005_Regeling_herverkaveling.htm Artikel 14<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 99


epaalde gewasbestrijdingsmiddelen wél en andere gewasbeschermingsmiddelen niet. Ze kijken<br />

ook een beetje naar de milieu-meetlat; dat soort zaken”(AGR4<br />

“(ze mogen geen hond meenemen op de akkerranden, want ik teel) biologische groentes voor de<br />

Nutricia, voor de babyvoeding, en daar worden de zwaarste hygienische eisen aan gesteld. Daar<br />

mag geen ongedierte in zitten of insleep van ziektes plaats vinden; dus dat moet hygienisch zijn<br />

en zodra daar ongerechtigheid in voorkomt, dan komt de keurmeester van de Nutricia en die<br />

zegt: ‘Hou jij je rotzooi maar’ (ZLTO1, 14072010).<br />

Niet alleen de voedselveiligheid of de kwaliteit van het voedsel kan problemen opleveren, maar<br />

ook het proces van voedselverwerking zelf. “Cosun is degene, die nog bieten verwerkt. (...) als wij<br />

suikerbieten leveren dan zit daar aanhangende grond aan; (...) die aanhangende grond wordt<br />

eraf gehaald en het afvalwater wordt gefilterd; ze hebben hele grote bezinkvijvers enzo liggen.<br />

Als dat dan weer een ‘verontreiniging’ bevat van fosfaatkorrels waardoor ze speciale technieken<br />

moeten toepassen om die korrels er weer uit te krijgen, dat is vast niet iets waar ze op zitten te<br />

wachten” (AGR4).<br />

Niet alleen bij voedsel voor menselijke consumptie stuit het los strooien van ijzerhoudend<br />

materiaal op bezwaren. Ook de melkveehouders hebben hun vraagtekens bij de kwaliteit van<br />

het ingekuilde gras. “Wat als de korrels in het voer komen met het harken? (...) ik zou het<br />

persoonlijk nooit doen. Ik zou het niet op het grasland willen strooien. En als het alleen op de<br />

akkerrand zelf zou zijn? Ook niet” (AGR1). [zie ook paragraaf 5.4.2]<br />

Page 100 Innovatiesysteemanalyse


Wet- en regelgeving, relevant voor toepassing ijzerhoudende materialen<br />

Water – Driver is de KRW, waardoor er een kwaliteitseis voor onder andere totaal-P is<br />

geformuleerd om het GEP in oppervlaktewater te kunnen behalen.<br />

Voor de toepassing van ijzerhoudende fosfaatbinders in oppervlakkige afspoeling zijn een aantal<br />

wettelijke besluiten en regelingen relevant, onder andere Het Lozingenbesluit Open Teelt en<br />

Veehouderij [LOTV]. In het LOTV is vastgelegd, dat “Lozen is verboden”, waarna limitatief een<br />

aantal uitzonderingen worden beschreven. Door de toelichting bij artikel 12 lijkt het erop, dat<br />

‘natuurlijke’ oppervlakkige afspoeling niet beschouwd wordt als lozen. Echter op grond van de<br />

zorgplicht (art.4) zou de agrarisch ondernemer voorzorgsmaatregelen moeten nemen om<br />

verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen, wanneer hij sleuven trekt. Of dit te<br />

handhaven is, is afhankelijk van de invulling van het handhavingsplan van het desbetreffende<br />

waterschap. Het LOTV gaat in de nabije toekomst over in het Activiteitenbesluit.<br />

Bodem - Het Besluit Bodemkwaliteit stelt randvoorwaarden aan de toepassing van stoffen in de<br />

bodem. De gehalten arseen en zware metalen in het onderzochte ijzerslib en ijzerzand vallen, met<br />

uitzondering van Cadmium, onder de –naar standaardbodem omgerekende- achtergrondwaarden.<br />

In FerroSorp® zijn de gemeten [totaal-]gehalten arseen, cadmium en nikkel boven de<br />

gecorrigeerde maximum waarden. De door uitloging beschikbare gehalten liggen echter voor<br />

zowel het onderzochte ijzerslib en ijzerzand als voor FerroSorp® onder de maximale<br />

emissiewaarden voor zware metalen en arseen. Door de Europese verordening REACH zou het<br />

binnenkort mogelijk zijn om per drinkwaterbedrijf te selecteren op geschiktheid.<br />

Afvalstoffen - In het sectorplan voor ‘reststoffen van de drinkwaterbereiding’ in het Landelijk<br />

Afvalbeheer Plan-2 staat dat de minimum standaard van verwerking ’n nuttige toepassing is.<br />

Hieraan is toegevoegd, dat dit is toegestaan bij een arseenconcentratie tot 150 mg/kg. Het<br />

toepassen van het materiaal in een ‘werk’ is een nuttige topassing in de zin van het LAP, maar de<br />

drinkwatersector wil naar een hoogwaardiger gebruik [zoals gebruik in RWZI’s of<br />

biogasinstallaties]. Daarom is de Reststoffenunie ook bezig met het aanvragen van de ‘bijproduct’-status,<br />

die een hoogwaardiger hergebruik mogelijk maakt. Dit kan echter wel effect<br />

hebben op de prijsstelling voor afnemers.<br />

Meststoffen - Agrarisch ondernemers geven aan, dat de meest efficiënte manier van afvoer van<br />

het gebruikte product zou zijn om het te hergebruiken als ‘meststof’. Indien het volgens het<br />

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet [art. 6] aangemerkt kan worden als meststof, dan zou het<br />

materiaal getoetst moeten worden aan het Protocol beoordeling stoffen Meststoffenwet door de<br />

Comissie van Deskundigen Meststoffenwet. Het is mogelijk, dat er geen bezwaren zijn om<br />

waterijzer toe te voegen aan mest, aangezien het ook is toegestaan als hulpstof in<br />

mestvergistinstallaties. Dit is echter afhankelijk van de hoeveelheden, die worden toegevoegd.<br />

Voedselveiligheid - Mogelijk zijn de, voor de teelt van akkerbouwgewassen, opgestelde<br />

kwaliteitssystemen en certificatieschema’s van belang.<br />

Voorheen zijn er speciale LAC-signaalwaarden opgesteld, die het laagste niveau aangeven, die<br />

aanleiding kan geven tot tot het optreden van nadelige effecten voor de gezondheid van mens en<br />

dier en voor de opbrengst en kwaliteit van agrarische producten. In 2009 is aangegeven dat voor<br />

de bodemfunctie landbouw de achtergrondwaarde uit de Regeling Bodemkwaliteit geldt.<br />

Naast wettelijke problemen zouden eisen van afnemers zelf een rol kunnen spelen; vooral als het<br />

ijzerhoudende materiaal los op de akkerrand zou worden opgebracht. Met name Albert Heijn en<br />

Nutricia babyvoeding wordt hierbij genoemd. Ook melkveehouders zetten hun vraagtekens bij<br />

het los gebruiken van het materiaal in verband met de kwaliteit van ingekuild gras.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 101


8 De functies van het innovatiesysteem<br />

In het komende hoofdstuk komen de dynamiek en de functies van het innovatiesysteem aan<br />

bod; van elke functie zullen de resultaten –voor zover aanwezig- worden weergegeven.<br />

Vervolgens zal geanalyseerd worden welke innovatiemotor aanwezig is.<br />

Voor de zeven innovatiesysteemfuncties zijn zoveel mogelijk gegevens gezocht. Overeenkomstig<br />

Tabel 4 zijn de activiteiten, genoemd in de interviews of gevonden in de literatuur, gealloceerd<br />

aan de verschillende functies. De gebeurtenissen kunnen zowel een positieve als een negatieve<br />

bijdrage leveren aan de invulling van een functie; een negatieve bijdrage kan voorkomen<br />

doordat een gebeurtenis een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van de innovatie,<br />

bijvoorbeeld een project wat gestopt wordt [zie ook paragaaf 3.5.2].<br />

Indien voldoende informatie voorhanden is, dan worden de resultaten van de diverse<br />

innovatiesysteemfuncties kwantitatief in de tijd weergegeven. Een toelichting op welke<br />

informatie is meegenomen, is opgenomen in Bijlage X in tabellen met activiteiten en de waarde<br />

die eraan is toegekend. Wanneer de informatie zich hier niet voor leent of er is [nog] te weinig<br />

informatie, dan zal een korte beschrijving worden gegeven.<br />

8.1 Experimenteren door ondernemers<br />

Experimenten van ondernemers zijn nodig om kennis om te zetten in zakelijke kansen en<br />

uiteindelijk innovatie en om reacties van consumenten, toeleveranciers en overheid te<br />

evalueren. De experimenten/demonstraties hebben dus een commercieel doel. Indicatoren voor<br />

deze functie zijn bijvoorbeeld het aantal nieuwe bedrijven, wat gaat experimenteren met de<br />

nieuwe technologie, het aantal bestaande bedrijven, dat zijn activiteiten uitbreidt met de<br />

nieuwe technologie en/of het aantal experimenten dat ermee plaatsvindt in een bepaalde<br />

periode.<br />

Voor deze innovatiesysteemfunctie is - voor ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit<br />

water - één voorbeeld gevonden. Hego-Biotec GmbH [zie ook Bijlage V] is een onderneming, die<br />

zich sinds 1990 bezig houdt met de handel in werkzame stoffen voor (afval)waterzuivering en<br />

slibverwerking, zoals anorganische en polymere uitvlokkingsmiddelen, antischuimmiddelen,<br />

middelen voor de behandeling van olie- en lakhoudend afvalwater en voedingsmengsels voor<br />

biofilters. Dit bedrijf heeft zijn activiteiten uitgebreid met adsorptiemiddelen en reagentia op<br />

basis van ijzer[hydr]oxide [FerroSorp®-producten], die het Duitse productiebedrijf P.U.S. sinds<br />

1998 produceert [zie ook paragraaf 5.1.3]. Deze producten worden met name gebruikt voor de<br />

verwijdering van waterstofsulfide uit gassen en anaërobe processen [biogas- en<br />

afvalwaterzuiveringsinstallaties, slibverwerking]. Ze kunnen volgens Hego-Biotec ook ingezet<br />

worden voor de verwijdering van fosfaat, arseen en zware metalen uit [afval-]water.<br />

Het is echter [nog] niet duidelijk of en zo ja, op welke schaal dit laatste al plaats vindt. “Volgens<br />

mij wordt het nog niet zo [zie Figuur 29] in de praktijk toegepast. Er zijn wel verhalen van<br />

toepassingen, maar als je dan echt verder gaat lezen, dan zijn het toch nog allemaal<br />

experimenten of labsituaties” (CB2).<br />

Andere partnerondernemingen, die volgens hun internetsite FerroSorp® producten kunnen<br />

leveren, zijn Herbst Umwelt-technik GmbH en Zeolith Umwelttechnik GmbH. Ik ga hier toch uit<br />

van één gebeurtenis: de combinatie P.U.S.-Hego-Biotec GmbH; de andere twee worden gezien<br />

als uitbreiding van het distributienetwerk.<br />

Page 102 Innovatiesysteemanalyse


Figuur 29 Toepassingen van FerroSorp® GW in oppervlaktewater [Bron:<br />

http://www.ferrosorp.de/deutsch/produkte/ferrosorpgw/index.html ]<br />

8.2 Kennisontwikkeling<br />

De kern van een innovatieproces zijn de volgende leermechanismen: zuiver wetenschappelijk<br />

onderzoek en toepassingsgericht onderzoek [en het kennis vergaren door de technologie in de<br />

praktijk te gebruiken]. Indicatoren, die aangeven hoeveel energie er gestoken wordt in de<br />

ontwikkeling van kennis zijn het aantal R&D projecten en patenten en het aantal literatuur-,<br />

evaluatie- en haalbaarheidsstudies. In Figuur 30 zijn kwantitatief alle activiteiten aangegeven<br />

met betrekking tot het gebruik van ijzerhoudend materiaal met als doel om fosfor uit<br />

landbouwgrond te binden. Bij deze activiteiten worden dus óók het gebruik van ijzerhoudend<br />

materiaal als fosfaatbinder in de grond, om drainagebuizen of in een filter aan het eind van<br />

drainagebuizen weergegeven. Deze activiteiten zijn meer ter vermindering van de<br />

fosfaatuitspoeling.<br />

De gebeurtenissen met betrekking tot de kennisontwikkeling omtrent het belang van<br />

oppervlakkige afspoeling als transportroute voor fosfor naar het oppervlaktewater zijn wel<br />

cumulatief weergegeven. De onderliggende data voor deze grafiek zijn weergegeven in tabellen<br />

in Bijlage X FOI2.<br />

De kennisontwikkeling op het gebied van oppervlakkige afspoeling is aanzienlijk toegenomen<br />

sinds het DOVE-onderzoek [1998-2004; gedateerd op 2001] opgestart is en het bleek dat dit een<br />

groter aandeel had in de transportroutes dan verwacht [zie ook Figuur 30]. “Ik verwacht er de<br />

komende jaren veel meer belangstelling in en veel meer activiteiten op dat gebied. (...) Het zit<br />

nog een beetje in het stadium van het probleem onderkennen; het bewust worden van het<br />

probleem” (WS2). Voor meer uitspraken over de rol van oppervlakkige afspoeling: zie ook<br />

paragraaf 4.2.3.<br />

De uitdaging van deze transportroute is dat “je het op dit moment bijna niet goed in de modellen<br />

krijgt. Dat is nog steeds een hele discussie binnen WUR: waarom wordt er weinig aandacht<br />

besteed aan afspoeling, omdat het niet in de modellen zit; ....en als het niet in de modellen zit,<br />

dan bestaat de afspoeling niet” (DGW). “Er zijn nog geen modellen mee, maar ja, als je nog niet<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 103


gemeten hebt, dan kun je ook geen model maken. Nou ja, je kunt wel modellen maken – ja, alles<br />

kan -; die methode die wij gebruiken om die risicopercelen aan te geven, dat is feitelijk ook een<br />

modelbenadering” (CWK2).<br />

Aantal events<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

FOI2: kennisontwikkeling<br />

Jaar<br />

Figuur 30 Ontwikkeling van kennis mbt. gebruik ijzerhoudend materiaal en oppervlakkige afspoeling<br />

Maar ook voor het in kaart brengen van de percelen met specifieke locaties [lage plekken], waar<br />

fosfaatbelasting zou kunnen plaatsvinden via oppervlakkige afstroming zijn er nog genoeg<br />

uitdagingen. “De methode zoals het nu is om die lage plekken in te schatten, daar zou je ook nog<br />

best een verbeterslag kunnen maken. (...). Zo’n maaiveldhoogte is natuurlijk ook geen star<br />

geheel; de hoogte wordt opgenomen, de AHN [Actueel Hoogtebestand Nederland]. Volgend jaar<br />

gaat de boer ploegen [of egaliseren] (...), dus dan is het het jaar daarop weer heel anders. (...) Je<br />

zou eventueel ook nog de volgende stappen kunnen doen: (...) hoe is de bodemopbouw en zit er<br />

buisdrainage, dat soort factoren. (...) Je zou ook heel goed de bodemkaart er bij kunnen<br />

betrekken; die toplaag, wat is dat voor materiaal en kan ik daar bijvoorbeeld een doorlatendheid<br />

aan toe kennen” (CWK1).<br />

Op de vraag of die kaarten echt al zouden kunnen helpen bij het technisch opschalen naar ‘op<br />

hoeveel gebieden binnen bijvoorbeeld het Maasstroomgebied zou dat van toepassing kunnen<br />

zijn’, antwoordt CWK1 “We zoeken al wel een beetje aansluiting bij een student, die met een<br />

promotie bezig is; die doet ook metingen. Zij probeert de plekken, waar gemeten wordt, op te<br />

schalen naar perceelsniveau en stroomgebiedsniveau. Daar zijn we dus wel over aan het denken:<br />

hoe we het vanuit een kleinere locatie, waarvan we weten dat het plaatsvindt, naar grotere<br />

gebieden op kunnen schalen, maar dat is nog iets wat in ontwikkeling is.<br />

Met betrekking tot het gebruik van ijzerhoudend materiaal voor de binding van fosfaat is in<br />

Nederland in 1995 al onderzoek gedaan naar inwerken in de bodem om uitspoeling te<br />

verminderen (Hendriks & Huijsmans, 1995; Schoumans & Koehlenberg, 1995) [zie ook paragraaf<br />

5.1.1]. In de grafiek lijkt het of het onderzoek daarna een hele tijd stil gelegen heeft. De<br />

kennisontwikkeling mbt. het gebruik van ijzerhoudend materiaal is wel voortgezet, maar meer<br />

voor gebruik bij verzamelpunten [inlaatwater] of op het vlak van puntverontreiniging [vluchtige<br />

organochloorverbindingen] en volksgezondheid [arseen in drinkwater] (zie: Chardon, et al., 2008<br />

hoofdstuk 3). Vanaf 2006 -2008 wordt er weer zichtbaar gewerkt aan kennisontwikkeling van<br />

gebruik van ijzerhoudende materialen in de agrarische sector.<br />

Page 104 Innovatiesysteemanalyse<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

Aantal events [cumulatief]<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal om P te<br />

binden<br />

oppervlakkige<br />

afspoeling als<br />

emissieroute


8.3 Kennisuitwisseling in netwerken<br />

Uitwisseling van informatie vindt vooral plaats in netwerken en arena’s. Indicatoren om te<br />

meten hoeveel kennisuitwisseling plaatsvindt, zijn dus ook het aantal workshops en conferenties<br />

het aantal platforms gewijd aan het specifieke onderwerp of waar het aan de orde komt, en de<br />

intensiteit van de samenwerkingsverbanden in de tijd. ‘Leren door interactie’ en ook ‘leren door<br />

gebruiken’ in gebruikers-producenten netwerken, is belangrijk voor de groei van het<br />

innovatiesysteem.<br />

Bij wetenschappers van kennis- en onderzoeksinstituten vindt veel kennisuitwisseling plaats op<br />

internationale symposia en congressen. Vandaar dat dit ook aan bod komt, ondanks het feit dat<br />

het onderzoek is afgebakend op [Zuid-]Nederland. In Bijlage X zijn in een tabel [FOI3] de<br />

bijeenkomsten en platforms aangegeven, waar oppervlakkige afspoeling als transportroute voor<br />

nutriënten en/of het gebruik van ijzerhoudende verbindingen aan de orde zijn gekomen;<br />

buitenlandse bijeenkomsten zijn aangegeven in het grijs. In een aparte kolom is aangegeven<br />

welke actorgroepen/netwerken deze bijeenkomsten hebben bijgewoond; dit is gedaan om<br />

onderscheid te kunnen maken in activiteiten waar voornamelijk wetenschappers aanwezig zijn<br />

en activiteiten met een meer heterogene groep deelnemers. In Figuur 31 is het aantal<br />

gebeurtenissen aangegeven; die met betrekking tot oppervlakkige afspoeling als belangrijke<br />

transportroute zijn cumulatief weergegeven. Alleen de kennisuitwisseling op<br />

symposia/bijeenkomsten en de oprichting van platforms is hier weergegeven. De<br />

samenwerkingsverbanden in concrete projecten, waar uiteraard ook kennisuitwisseling plaats<br />

vindt en wat men als een netwerk zou kunnen beschouwen, wordt hier niet meegenomen; deze<br />

activiteiten zijn behandeld in paragraaf 6.1.<br />

Aantal events<br />

16<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

FOI3: Kennisuitwisseling in netwerken incl. buitenland<br />

Jaar<br />

Figuur 31 Uitwisseling van kennis in [internationale] netwerken<br />

Eén voorbeeld van een buitenlandse organisatie, die niet is opgenomen in de tabel of de grafiek,<br />

is SERA-17. Dit is een Amerikaanse organisatie, waarin medewerkers van kennisinstituten, de<br />

overheid, en onderwijs zich bezig houden met het ontwikkelen en promoten van innovatieve<br />

oplossingen om de fosforemissies vanuit de landbouw te verminderen. Ze zijn in 1990 begonnen<br />

als een informele werkgroep, maar in 1993 geformaliseerd als een USDA [United States<br />

Department of Agriculture] informatie uitwisselingsgroep. De groep heeft inmiddels meer dan<br />

75 leden en organiseert jaarlijks een bijeenkomst voor geïnteresseerden uit de Verenigde Staten<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 105<br />

16<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Aantal events [cumulatief]<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal om P te<br />

binden<br />

oppervlakkige<br />

afspoeling als<br />

emissieroute


en andere landen 68 ]. De meerderheid van de leden is verbonden met agrarische universiteiten of<br />

overheidsinstellingen. Er is een serie van 32 ‘Best Management Practice *BMP+’ factsheets<br />

ontwikkeld, gericht op zowel bron-, pad- als effectmaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de<br />

factsheets ‘Drainage Ditch Management’ en ‘Filter Strips’ 69 , die voornamelijk in gaan op het<br />

verminderen van aan deeltjes gebonden P in runoff/oppervlakkige afspoeling. Als<br />

fosfaatbindende materialen worden voornamelijk aluminiumverbindingen gebruikt, die worden<br />

toegevoegd aan mestproducten.<br />

In 1996 heeft er in Nederland een workshop plaats gevonden over de problematiek van de<br />

fosfaatuitspoeling [zie ook paragraaf 8.4]. Hier werd wel het gebruik van ijzerhoudend materiaal<br />

[ijzer(III)chloride] voor de binding van fosfaat besproken [Immobilisatie van fosfaat in de bodem;<br />

defosfateren in kleine oppervlaktewateren; aktieve fosfaatfixatie mbv. chemicaliën in grote<br />

oppervlaktewateren].<br />

In Europa hebben -al vanaf de tweede helft van de negentiger jaren - Internationale Fosfor<br />

Workshops [IPW: 1995 Wexford, 1998 Antrim, 2001 Plymouth] bijgedragen aan de kennis van de<br />

relatie tussen landbouw en fosforverliezen en het transport van fosfor vanuit de bodem naar het<br />

water. In 2004 werd de 4 e IPW georganiseerd in Wageningen; op deze workshop waren 81<br />

afgevaardigden van 18 landen aanwezig, zij het voornamelijk wetenschappers [1 overheid:<br />

Erik Mulleneers, Ministerie van LNV]. Hier is onder andere ook het onderzoek naar maatregelen<br />

om het fosforverlies terug te dringen aan bod gekomen. Er bleek behoefte te bestaan om de<br />

verschillende opties te beoordelen, zodat onderzoek naar maatregelen die weinig perspectief<br />

bieden verminderd kan worden en het onderzoek naar opties, die zich succesvol hebben<br />

getoond, uitgebreid 70 .<br />

Dit heeft geleid tot een internationaal netwerk van onderzoekers in het programma ‘COST 71<br />

Action 869 Mitigation options for nutrient reduction in surface water and groundwaters’, dat<br />

wordt gesubsidieerd door de European Science Foundation. Het vijfjarige programma, wat<br />

goedgekeurd is in maart 2006, bouwt voort op de aanbevelingen, die afkomstig zijn van het<br />

hierboven genoemde IPW4 (Chardon, Schoumans, Kronvang, Heathwaite, & Rekolainen, 2006).<br />

Het heeft als doel een wetenschappelijke evaluatie uit te voeren van de geschiktheid en<br />

kosteneffectiviteit van verschillende opties om nutiëntenemissies te verminderen. Deze<br />

evaluatie kan gebruikt gaan worden door de overheden om de waterkwaliteitsdoelen van de<br />

KRW te behalen. De activiteiten binnen het programma zijn verdeeld over vier werkgroepen<br />

[WG], die elke jaar apart en/of gecombineerd bijeenkomsten organiseren. WG1 richt zich op de<br />

lokalisatie van kritische bronnen van P-verliezen en het vaststellen en kwantificeren van<br />

transportroutes en WG3 houdt zich bezig met de kosten en effectiviteit van verschillende typen<br />

maatregelen. “Op COST bijeenkomsten is het voornamelijk onderzoekers onder elkaar. Soms zijn<br />

hierbij enkele beleidsmakers aanwezig, maar dan meestal alleen van het land waar de<br />

bijeenkomst georganiseerd wordt. Een enkele keer is wel eens industrie vertegenwoordigd;<br />

bijvoorbeeld als het onderzoek mede betaald wordt door de industrie. Dit heeft dan bijna altijd<br />

met afvalstoffen te maken waarmee geprobeerd wordt om fosfaat weg te vangen. Dit wil niet<br />

zeggen dat de afzonderlijke onderzoekers niet in andere netwerken zitten waar ze wel met<br />

beleidsmakers of gebruikers (landbouwers) in contact komen” (CB2). Ook in dit programma is<br />

68 http://www.sera17.ext.vt.edu/Meetings/2008%20SERA17%20Participants.pdf accessed: februari 2011<br />

69 http://www.sera17.ext.vt.edu/SERA_17_Publications.htm#BMPPublications<br />

70 http://www.ipw4.alterra.nl/ipw4.htm background and goals 3e alinea<br />

71 COST is een afkorting van Cooperation in Science and Technology; http://www.cost869.alterra.nl/ ; deelnemende<br />

COST landen zijn: België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,<br />

Israël, Italië, Letland, Lithouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië,<br />

Slowakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Turkije, Zweden, Zwitserland; deelnemend Niet-COST land is Nieuw-Zeeland.<br />

Page 106 Innovatiesysteemanalyse


een rapport verschenen (Schoumans, et al., 2011) en zijn er inmiddels een groot aantal<br />

factsheets ontwikkeld; hieronder zijn ook factsheets, die de reductie van fosforemissies door<br />

oppervlakkige afspoeling behandelen 72 (Schoumans, 2008, 2010) en het gebruik van<br />

fosforbindende materialen (Chardon & Dorioz, 2009).<br />

Niet álle afzonderlijke internationale [ASA-CSSA-SSSA-, IPW- en COST-WG1 en –WG3-]<br />

bijeenkomsten zijn weergegeven in de tabellen en de grafiek, omdat de nadruk/afbakening toch<br />

op Nederland [en het tijdspad van 2008-2011] blijft liggen en niet internationaal. De<br />

bijeenkomsten, die hier in de tekst zijn verwerkt [IPW4] of in interviews en mailwisselingen met<br />

naam en toenaam aan bod zijn gekomen, zijn wel expliciet opgenomen. Ter illustratie de<br />

volgende quotes uit een interview en mailwisseling:<br />

“CB3 heeft ook nog in zijn mail 73 gezet, dat jullie samen met 2 Amerikanen iets zouden<br />

presenteren over fosfaatbindende materialen op een congres in de VS. Dat moet nog gaan<br />

plaatsvinden? Ja, dat is begin november. (...) het verhaal wat ik in Finland heb gepresenteerd<br />

wordt dan ook in de VS verteld en daar dan nog de laatste resultaten bij” (CB2). “Sevilla 74 : ik<br />

verwacht niet veel beleidsmakers daar, ik heb in elk geval geen namen van sprekers gezien die<br />

níet uit de onderzoekerswereld komen” (mail CB2 dd 26 augustus 2010).<br />

Het blijkt uit de tabel voor FOI3 in bijlage X, dat een groot deel van de genoemde bijeenkomsten<br />

wordt bezocht door mensen uit het onderzoek, van de overheid en van kennisinstituten<br />

verbonden aan de overheid; bij ‘oppervlakkige afspoeling als emissieroute’ op 10 van de 16<br />

bijeenkomsten en bij ‘ijzerhoudend materiaal om P te binden’ op 8 van de 13. “Ik heb in 2002<br />

een keer een internationaal congres over ‘diffuse bronnen’ bezocht in Amsterdam; daar waren<br />

toen heel veel verhalen bij over met name randenbeheer; ook vanuit Amerika. Ook over<br />

afspoeling in een aantal Scandinavische landen en Engeland, volgens mij. (...) Daar waren<br />

eigenlijk met name onderzoekers, geen beleidsmakers of landbouwers” (WS2). [zie ook quote<br />

hierboven over IPW6 in Sevilla over COST bijeenkomsten]<br />

Het lijkt er wel op, dat er in toenemende mate ook over gesproken wordt op bijeenkomsten<br />

waar een meer diverse groep actoren aanwezig is *zie ‘oppervlakkige afspoeling als<br />

emissieroute’ vanaf 2008+.<br />

“Ik denk inderdaad dat de verbindingen met de praktijk slecht waren tussen wetenschap en<br />

praktijk; ook op het vlak van omgang met nutriënten. Het is een probleem. (...) Je moet geen<br />

‘closed shop’ krijgen; dus in de zin van een netwerk, dat elkaar zo goed kent, dat ze de boel<br />

controleren en eigenlijk ook voorkomen dat er vernieuwing plaats vindt. Dus je moet wel een<br />

netwerk hebben, maar (...) het moet een netwerk zijn, dat vernieuwing toelaat, dus ook nieuwe<br />

mensen toelaat. (...) Ik denk overigens ook dat die netwerken op dit moment voldoende open<br />

staan voor vernieuwing. Dat was een aantal jaar geleden niet zo, maar nu wel. (...) Wij hebben<br />

met ons hele beperkte onderzoek [KRW-IP project 08035] wel echt héél bewust verbinding met<br />

de praktijk gezocht” (WU) [zie ook Communities of Practice en bijeenkomst 10 janunari 2011 in<br />

tabel FOI3 ‘ijzerhoudende materialen’+.<br />

72 http://www.cost869.alterra.nl/ list of options and factsheets – 5 agricultural water management – 5.1 Reduce loss<br />

by overland flow to surface water<br />

73 Mail dd 28 juni 2010 van CB3; projectleider KRW-IP project KRW08091 ‘Het gebruik van nitraatreducerende en<br />

fosfaatbindende materialen om lekken in nutriënten-kringlopen te dichten’<br />

74 http://www.cost869.alterra.nl/Spain/Spain_report.pdf<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 107


8.4 Richting geven aan het zoekproces<br />

‘Richting geven aan het zoekproces’ is een vorm van selectie om de beschikbare middelen verder<br />

te kunnen verdelen. De betrokkenen [industrie, overheid, de markt, enz] ondernemen zelf<br />

acties, waarmee de wensen, behoeften en verwachtingen van de partijen in en om het<br />

innovatiesysteem duidelijker worden. De richting kan positief, maar ook negatief zijn. Typische<br />

indicatoren om inzicht te krijgen in deze functie zijn bijvoorbeeld (lange termijn) beleidsdoelen,<br />

het type woordgebruik door wetenschappers en beleidsmakers en het aantal artikelen in<br />

vakbladen en media.<br />

Deze gebeurtenissen zijn niet cumulatief aangegeven bij ‘ijzerhoudend materiaal om P te<br />

binden’, zodat het dan ook duidelijk zichtbaar is wanneer er een gebeurtenis heeft plaats<br />

gevonden, die de ontwikkeling negatief heeft beïnvloed.<br />

Een voorbeeld hiervan is de enquête, die gehouden is onder deskundigen met betrekking tot de<br />

fosfaatproblematiek in het kader van de studie “Verkenning van de mogelijkheden voor beheer<br />

en herstel van fosfaatlekkende landbouwgronden”. De dekundigen waren afkomstig uit de<br />

actorgroepen:<br />

- beleid [Ministerie van VROM en VenW, Provincie, UvW],<br />

- beheer [LNV- Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden [LBL], waterschappen,<br />

zuiveringschappen],<br />

- onderzoek [Wageningen Universiteit, Universiteit Gent, RIVM en STOWA], en<br />

- belangenorganisatie [LTO Nederland]<br />

In deze enquête werd onder andere gevraagd naar de mening over knelpunten bij het toepassen<br />

van specifieke beheersmaatregelen [kennisleemten, uitvoerbaarheid, beleid en draagvlak<br />

politiek/ maatschappij/doelgroep]<br />

Tevens is er tijdens een Workshop op 27 juni 1996 een discussie gehouden met als hoofddoel:<br />

“de in het concept-rapport opgenomen knelpunten en leemten in kennis te toetsen aan de<br />

mening van de deelnemers aan de workshop” (Chardon, et al., 1996, p. 50).<br />

De beheersmaatregel ‘immobilisatie van P met behulp van ijzer- en/of aluminium-hydroxiden’<br />

wordt door de geënquêteerden “meer gezien als een noodmaatregel voor percelen waar<br />

dumping van mest heeft plaatsgevonden dan als iets om algemeen toe te passen”. Verder<br />

commentaar was: (...) zeer kostbaar, (...) de werkzaamheid en de (ecologische) effecten op lange<br />

termijn zijn onduidelijk, (...) de Pw in de bewortelde zone moet niet te ver dalen in verband met<br />

de landbouw (risico op overdosering), (...) bij de vorming in situ van de hydroxiden treedt een<br />

zoutschok op, het effect van toedienen in vaste vorm is onbekend”. Kortom: “de maatregel is in<br />

een te experimenteel stadium om significante effecten voor de komende 10 jaar van te<br />

verwachten. De maatregel wordt ‘dubieus’ genoemd, omdat chemicaliën aan het milieu worden<br />

toegevoegd (‘chemokuur’)” (Chardon, et al., 1996, p. 75)<br />

Een lange termijn beleidsdoel, wat aangeeft dat er actie ondernomen moet worden in de<br />

vermindering van [fosfor-]emissie vanuit de landbouw, is de Kaderrichtlijn Water [Directive<br />

2000/60/EC]; de KRW-doelen moeten in 2015 (cq. 2021/ 2027) worden gehaald. In de ex-ante<br />

evaluatie KRW (PBL, 2008b) is tevens aangegeven, dat deze doelen niet kunnen worden gehaald<br />

door het generieke mestbeleid [zie ook paragraaf 1.1.2]. Impliciet wordt hiermee gezegd, dat er<br />

pad- en/of effectmaatregelen nodig zijn.<br />

Om te zoeken naar woordgebruik door wetenschappers, beleidsmakers (en potentiële<br />

gebruikers?) en naar het aantal artikelen in vakbladen en media is naast de interviews en<br />

Page 108 Innovatiesysteemanalyse


databases als de Hydrotheek [vooral voor Nederlandstalige vakbladen als H2O] ook gezocht in<br />

de database Lexis Nexis Academic NL [zie ook paragraaf 3.4.3]. In deze database is in alle<br />

Nederlandstalige bronnen voor de periode van 2000 tot en met 19 of 20 maart 2011 gezocht op<br />

de volgende trefwoorden: “oppervlakkige afspoeling”*0+, “oppervlakte afvoer”*0+,<br />

“oppervlakkige afvoer”*0+, “oppervlakkige afstroming”*1+, runoff+water, run-off+water,<br />

afspoeling+(nutriënten OR meststoffen OR fosfaat) *30+, “ijzerhoudende materialen”*0+,<br />

“fosfaatbindende materialen” *0+, FerroSorp *0; internationale bronnen ook 0+, Hego Biotech *0;<br />

internationaal ook 0], ijzerslib OR ijzerzand [29; na selectie 7],<br />

maatregelen+waterkwaliteit+fosfaat [18], fosfaat+ijzer [na selectie 13 gehouden]. Een groot deel<br />

van de [selectie van] artikelen gingen over komend fosfaattekort, fosfaat is bottle-neck bij halen<br />

normen voor KRW, gebruik van ijzer bij helofytenfilters, gebruik van ijzer- en aluminiumzouten<br />

voor verwijderen fosfaat bij RWZI, [het nadeel van ijzer bij] het terugwinnen van fosfaat uit<br />

afvalwater en het hergebruik ijzerslib in bakstenen en co-vergistingsinstallaties.<br />

Het artikel, gevonden onder keyword ‘oppervlakkige afstroming’ (Meijering, 2011), geeft vooral<br />

aan dat zorgen voor een goede structuur van de [klei-]grond [ook] goed is voor een goede<br />

gewasopbrengst en om waterberging te creëren [zie ook paragraaf 4.2.5 Andere maatregelen<br />

Quotes uit discussie DLV-plant Marktgroepoverleg ZW]. Dit artikel is wel geschreven met<br />

medewerking van het team Bodemadvies van DLV-Plant, maar er is hierin nog géén link gelegd<br />

met eventuele fosfaatbelasting van het oppervlaktewater. Dit wordt wel gedaan 75 in de<br />

brochure van het Masterplan Mineralenmanagement [zie ook paragraaf 6.1.2].<br />

Het artikel uit de zoekopdracht ‘maatregelen+waterkwaliteit+fosfaat’’, wat het beste aansluit bij<br />

deze afstudeeropdracht, is een artikel over de gebiedspilots in West-Brabant en bij Zegveld en<br />

mogelijke maatregelen om nutriëntenemissies te reduceren (Oppewal, 2007). Meest relevante<br />

bewoordingen hieruit zijn: “Volgens Van der Bolt was allang bekend dat fosfaat niet uitspoelt uit<br />

kleigrond. Afspoeling na hevige regen is wel mogelijk”.<br />

In de bovengenoemde selectie was dus nog niets te vinden over het gebruik van ijzerhoudende<br />

materialen voor fosfaatbinding in de landbouw in – voor agrarisch ondernemers makkelijk<br />

toegankelijke - vakbladen of dagbladen. Bij een update van de zoekopdracht naar ‘ijzer+fosfaat’<br />

vanaf 19 maart 2011 tot en met begin augustus 2011 is het eerste relevante artikel gevonden;<br />

dit gaat echter over het binden van fosfaat aan ijzerhoudend materiaal om drainagebuizen of in<br />

een zogeheten ‘reactive barrière’ vlak voor de sloot (Oppewal, 2011) [zie ook tabel bij FOI4 in<br />

Bijlage X]. Ook in juni 2011 werd er een vergelijkbaar artikel geplaatst op de internetsite<br />

Waterforum 76 , die de kennis meer verspreid richting waterschappen.<br />

In de tabel FOI4 in bijlage X staan de artikelen vermeld, die gevonden zijn in vakbladen,<br />

internetsites en brochures, en die de basis vormen voor Figuur 32. Bij ‘oppervlakkige afspoeling<br />

als belangrijk(st)e transportroute’ valt het op dat 4 van de 11 items met name beschikbaar zijn<br />

voor waterbeheerders en onderzoekers [vakbladen Stromingen en H2O en Alterra<br />

informatieblad]. Het stukje op de internetsite van Aa en Maas heeft er slechts een aantal<br />

maanden op gestaan en de folder van biokennis zit onder de kennisbank van de internetsite<br />

www.kennisakker.nl en is dus alleen te vinden als men er speciaal naar zoekt. In een artikel in de<br />

door potentiële eindgebruikers goed gelezen vakblad De Boerderij (Oppewal, 2007) wordt<br />

75 “Voorkom afspoeling. Afspoeling van de fosfaatrijke bodemlaag is een belangrijke route waardoor fosfaat in het<br />

oppervlaktewater terecht komt. Houd daarom uw grond na de teelt van het hoofdgewas aan de oppervlakte ruw”<br />

(DLV-Plant, et al., 2011, p. 6) .<br />

76 http://www.waterforum.net/nieuws/1879-verwijdering-nitraat-en-fosfaat-drainagewater-werkt-goed<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 109


weliswaar gezegd dat afspoeling van fosfaat optreedt, maar er wordt helemaal niet naar<br />

verwezen dat de huidige landbouw daar iets mee zou kunnen [score -1].<br />

Aantal events<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

FOI4: Richting geven aan het zoekproces<br />

Jaar<br />

Figuur 32 Aantal artikelen in vakbladen, brochures en op internet, alsmede een film.<br />

Er is in de tabel één activiteit opgenomen, die niet speciaal toegespitst is op fosforemissie, maar<br />

de boodschap is niet mis te verstaan: “Waarschijnlijk afspoeling vanaf het perceel (...) Ook zijn er<br />

boeren die bewust geultjes graven richting de sloot om de wateroverlast na hevige neerslag te<br />

verminderen. (...) Aflaten van waterplassen die zich op het perceel bevinden in nabijgelegen<br />

oppervlaktewater zijn meestal funest voor de oppervlaktewaterkwaliteit” (Brinks & Kroonen-<br />

Backbier, 2010, pp. 73-74). Alleen de brochure van het Masterplan Mineralenmanagement<br />

wordt nu echt verspreid onder potentiële eindgebruikers, heeft een oplage van 18.000 en is dus<br />

goed beschikbaar.<br />

Ook bij ‘ijzerhoudende materialen voor fosforbinding’ is er nog niet veel informatie wijd<br />

verspreid; 6 van de 11 activiteiten zijn relatief gemakkelijk beschikbaar voor agrarisch<br />

ondernemers. Landschapsbeheerders, bloembollentelers en lezers van het agrarisch dagblad, de<br />

nieuwsbrief van Actief Randenbeheer Brabant en de website van WS Aa&Maas zouden op de<br />

hoogte kunnen zijn van deze toepassing.<br />

Wat verder opvalt is dat het woordgebruik van onderzoekers en intermediaire infrastructuur<br />

[Arcadis] positief is en heel hoge verwachtingen schept: “spectaculaire resultaten” (Oppewal,<br />

2011), “zeer goed in staat om fosfaat te binden. Bovendien bevat dit materiaal een hoge<br />

waterdoorlaatbaarheid" (Belder, et al., 2010, p. 20) “de maatregel is betaalbaar en makkelijk toe<br />

te passen in het boerenbedrijf" (Arcadis, 2010 ?, p. 12), hoewel dit soms ook wel weer<br />

genuanceerd wordt “er zijn ook nog een aantal vragen onbeantwoord. Zo weten we nog niet hoe<br />

de technieken zich op lange(re) termijn houden, hoeveel onderhoud er nodig is en hoe breed de<br />

methoden toepasbaar zijn” 77 .<br />

Het woordgebruik van agrarisch ondernemers en van ARB in de media is niet uitsluitend positief,<br />

maar eerder kritisch, getuige uitspraken als: "Ferrosorp bindt fosfaat, maar niet in zo'n mate dat<br />

77 http://www.waterforum.net/nieuws/1879-verwijdering-nitraat-en-fosfaat-drainagewater-werkt-goed<br />

Page 110 Innovatiesysteemanalyse<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

Aantal events [cumulatief]<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal om P<br />

te binden<br />

oppervlakkige<br />

afspoeling als<br />

emissieroute


het afdoende is. Daarom gaan de proeven verder" (ARB, 2010) en “Mening melkveehouder: ik<br />

vraag me af of het systeem wel betaalbaar en duurzaam is. Als het filtersysteem dichtslibt met<br />

kleideeltjes zal dat de waterafvoer belemmeren” 78 . Deze laatste uitspraak heb ik als ‘negatief’<br />

beoordeeld; in 2010 zijn er dus 5 gebeurtenissen geweest, maar één is als -1 beoordeeld, omdat<br />

dit de ontwikkeling van de innovatie zou kunnen belemmeren.<br />

‘Richting geven aan het zoekproces’ heb ik zelf wat breder opgepakt dan het kwantificeren van<br />

de gegeven indicatoren. In de interviews heb ik aan diverse actoren gevraagd naar mogelijke<br />

vormen van ‘sturing’ [om fosforemissies te reduceren en/of om ijzerhoudend materiaal te<br />

gebruiken] en welke vorm[en] hun voorkeur had[den]. Verschillende vormen van sturing waren<br />

ingedeeld in:<br />

1: positieve prikkels:<br />

a. geld voor [meer] onderzoek;<br />

b. Draagvlak creëren door voorlichting en hoe ze het liefst geïnformeerd wilde worden;<br />

c. Stimuleren door middel van subsidies;<br />

d. vrijwillig bovenwettelijke maatregelen nemen, maatwerk [zelf kiezen welke maatregel]<br />

2: negatieve prikkels:<br />

a. hogere fosfaatkunstmestprijzen [heffing op fosfaatkunstmest];<br />

b. regelgeving [algemeen geldende regels/generiek of gebiedsgericht, op welke termijn (snel doelen<br />

halen,gefaseerd: schipperen tussen draagvlak en snel ingaan van maatregelen)]<br />

c. boetes: aansluiten op het milieugedrag van boeren<br />

Financiële middelen voor verder onderzoek komt aan de orde bij ‘mobiliseren van middelen’<br />

[FOI6: zie paragraaf 8.6] en sturing in de vorm van stimuleringsregelingen wordt verder<br />

besproken in ‘creëren van markten’ *FOI5; zie paragraaf 8.5].<br />

Hieronder volgen nog enkele citaten over de punten ‘draagvlak creëren door voorlichting’<br />

“als blijkt dat het goed werkt, dan moet er een praktijkdag georganiseerd worden of een –<br />

middag waar de boeren ook kunnen zien. De cijfertjes kun je niet zien, maar bijvoorbeeld ‘wat is<br />

het materiaal, hoe ga je er praktisch mee om’; dat wil de boer wel zien”(AGR2).<br />

En over ‘negatieve prikkels’:<br />

“het kan gekoppeld worden aan toeslagrechten; ‘je moet aan fosfaatreductie doen, anders krijg<br />

je geen toeslagrechten meer’ (AGR1)<br />

“Je zou ook de Waterwet/LOTV aan kunnen scherpen, dat je geen rechtstreekse lozingen meer<br />

mag hebben vanaf landbouwgrond naar het oppervlaktewater. Dan ga je specifiek afspoeling<br />

aanpakken” (DGW).<br />

8.5 Creëren van markten<br />

Voor de ontwikkeling van duurzame innovaties is het meestal aan de overheden om een<br />

stimulans te bieden. Het gaat hier om een speciaal geval van ‘richting geven aan het<br />

zoekproces’. Voorbeelden van zulke prikkels om de beoogde doelgroep aan te moedigen zijn<br />

regulerende belastingen, specifieke [subsidie-+regelingen of optreden als ‘launching customer’.<br />

De invulling van deze functie kan gebeuren door het in kaart brengen van het aantal niche<br />

markten, specifieke regelingen voor de nieuwe technologie of nieuwe milieunormen, die de<br />

kansen voor de innovatie verbeteren.<br />

78 Internetsite WS Aa en Maas_informatie op maat_land-en tuinbouw: artikel is nu niet meer beschikbaar<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 111


Er zijn op dit moment nog géén activiteiten, behorende bij deze functie, om het gebruik van<br />

ijzerhoudende materialen voor de reductie van fosfaatemissie te bevorderen.<br />

In de interviews kwamen een aantal ideeën naar voren over hoe dit zou kunnen worden<br />

vormgegeven. In dit geval zou men kunnen denken aan:<br />

Specifieke subsidieregelingen:<br />

o Aanbieden van extra toeslag op de subsidieregeling Akkerrandenbeheer bij gebruik van<br />

ijzerhoudende materialen<br />

o Fiscale voordelen: “Het is hetzelfde idee, schiet me nou te binnen, als de ‘groen-label<br />

stallen’. Je mag bouwen volgens bepaalde [dierwelzijns]normen en daar krijg je (...)<br />

fiscaal wat tegemoetkomingen voor (AGR2)<br />

o Gebruik ijzerhoudend materiaal opnemen in de catalogus voor groen-blauwe diensten<br />

[zie ook paragraaf 6.2] “dat zou je kunnen doen; (...) dat is het concept, maar dat is nog<br />

niet echt geïmplementeerd. (...) het is eigenlijk nu altijd EU geld wat daar beschikbaar<br />

voor wordt gesteld. Er wordt wel over gesproken om dat verder te operationaliseren; die<br />

groen-blauwe diensten. Dat de burgers er ook voor betalen, maar dat betekent ook dat<br />

er een heffingsmechanisme moet zijn om geld te krijgen, waarmee boeren voor groenblauwe<br />

diensten worden betaald. Maar dat mechanisme is nog niet zo vanzelfsprekend...<br />

(CB1) Het zou kunnen dat er meer mogelijkheden zijn “ na de hervorming van het<br />

gemeenschappelijk landbouwbeleid (...) na 2013 (...) Je hebt twee pijlers; de eerste pijler<br />

is directe inkomstensteun en de tweede pijler is ontwikkeling. Er wordt steeds meer geld<br />

overgeheveld van de eerste naar de tweede pijler; dus directe inkomstensteun neemt af<br />

en landbouwontwikkeling neemt toe. (...) POP valt daar ook onder. Daar heeft LNV een<br />

blauwdruk voor gemaakt hoe zij dat dan zien; het idee is dat de pot<br />

plattelandsontwikkelingsgelden toch meer gevuld gaat worden, en dat je daarmee een<br />

heel stuk groen-blauwe diensten gaat financieren. Dus boeren, die iets bovenwettelijks<br />

doen, die beloon je uit die extra pot. (...) dan is het wel een beetje een koekje van eigen<br />

deeg, maar je gaat wel mensen belonen, die met peilgestuurde drainage aan de slag<br />

gaan of bredere bufferstroken aan willen leggen of anderszins afspoeling zien te<br />

voorkomen” (DGW).<br />

Overheid als ‘launching customer’: de ondernemers zouden de maatregel wel daadwerkelijk<br />

gaan gebruiken “als de zakken gratis zijn op te halen” (Buur AGR5, akkerbouw en<br />

opfokvee)..<br />

Kansen voor het gebruik van ijzerhoudende materialen verbeteren door bijvoorbeeld<br />

hergebruik toe te staan in meststof en op de bodem; dit zorgt voor een gemakkelijke<br />

afvoer. “Is marktvorming voor fosfaatbinders is mogelijk? Ja, ik denk het wel ... als je het kán<br />

hergebruiken”(WS2) “Als ondernemers tegen regelgeving aan lopen, die gewoon ingesteld is<br />

voor het gemiddelde (...), die de ontwikkeling tegenhoudt... Dat kan je als overheid<br />

faciliteren” (LNV). Voor meer informatie: zie ook paragraaf 5.4.5 en in hoofdstuk 7<br />

Maar in dit laatste geval is het ook van belang om meer voorlichting te geven over waar<br />

mensen naar toe kunnen als ze tegen dat soort vragen aan lopen. “Binnen de overheid is er<br />

een koplopersloket; daar kunnen initiatiefnemers, die nieuwe ideeën hebben, terecht. Die<br />

kunnen daar terecht voor advies, waar ze subsidie kunnen krijgen, maar ook van ‘ik loop<br />

tegen regelgeving aan en hoe moet ik daar nu mee verder’. Vaak zal het er op neer komen<br />

dat er gekeken wordt naar ‘moet er voor dit specifieke geval een ontheffing verleend<br />

worden’. Er wordt geprobeerd om te voorkomen dat ze tegen allemaal bureaucratische<br />

regels aanlopen” (LNV).<br />

Page 112 Innovatiesysteemanalyse


8.6 Mobiliseren van middelen<br />

Een indicator voor deze functie is bijvoorbeeld de hoeveelheid middelen, die beschikbaar<br />

worden gesteld door overheid en bedrijfsleven, voor lange termijn R&D programma’s en om de<br />

innovaties in niche experimenten te testen. Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke invulling<br />

hiervan is het mogelijk om ‘kern’-actoren in een interview te vragen of ze problemen<br />

ondervinden bij de toegang tot voldoende middelen.<br />

Het DOVE-onderzoek is mogelijk gemaakt door financiering vanuit het programma Mest- en<br />

Mineralen van het ministerie van LNV [BO programma 398-II], het ministerie van VROM, RIZA,<br />

RWS en STOWA. Bij de afzonderlijke projecten werden aanvullende financiering en/of bijdragen<br />

geleverd door:<br />

* DOVE-veen: provincie Zuid-Holland, GeBeVe-subsidie 79 , WLTO [nu opgegaan in LTO-Noord]<br />

en het hoogheemraadschap van Rijnland<br />

* DOVE-zand: Waterschap Regge & Dinkel, LEI, Alterra en RIVM<br />

* DOVE-klei: Waterschap Rivierenland, Alterra en PRI<br />

(Torenbeek, 2003 Ten geleide; van den Eertwegh & van Beek, 2004 Ten geleide; van der Salm,<br />

et al., 2006, p. 7).<br />

Een belangrijke stimulans voor het onderzoek naar het gebruik van ijzerhoudende materialen<br />

voor fosfaatbinding is het KRW-Innovatiefonds. In de eerste tender bedroeg het totale bedrag<br />

van de op grond van deze regeling te verlenen subsidies € 34 miljoen (VenW, 2008b art. 4). Op<br />

grond van de gevraagde subsidies 80 meen ik te mogen concluderen, dat er circa € 10 miljoen<br />

naar de landbouwgerelateerde projecten is gegaan. Hiervan zijn twee projecten bezig met<br />

fosfaatbindende materialen [Puridrain KRW08050 en Gebruik (...) fosfaatbindende materialen<br />

KRW08091], één puur met oppervlakkige afspoeling [Inrichtingsmaatregelen KRW08085] en één<br />

met de combinatie van oppervlakkige afspoeling en fosfaatbindende materialen [Terugdringing<br />

fosfaatafspoeling KRW08035+; hiermee is circa € 1,8 miljoen gemoeid, waarbij gezegd moet<br />

worden dat hiervan ook een gedeelte van gebruikt wordt voor nitraatreducerende materialen.<br />

In de tweede tender bedroeg het subsidieplafond €39,5 miljoen (VenW, 2009a paragraaf 4). Van<br />

de 22 projecten zijn er vijf landbouwgerelateerd en opgenomen in het ‘Kennis moet stromen’-<br />

project (Luijten, 2010). Géén van deze vijf projecten houdt zich specifiek bezig met<br />

oppervlakkige afspoeling en/of fosfaatbindende materialen.<br />

Hieronder volgen een aantal quotes over hoe de geïnterviewde actoren de beschikbaarheid van<br />

financiële middelen ervaren.<br />

“Ik heb het idee dat het wel zou moeten kunnen, maar dat het vanuit het Ministerie moeilijk<br />

wordt, want die korten steeds meer op het onderzoeksbudget. Ik hoop dat provinciale overheden<br />

fondsen hebben om echt aan toepassingen te gaan werken, maar dan hoop ik dat ze af en toe<br />

eens wat geld hebben om laboratoriumwerk te doen om nog wat meer van de achtergronden te<br />

weten” (CB2).<br />

Er is geen extra geld voor waterkwaliteit of je moet het over de boeg gooien van waterkwantiteit<br />

(slim combineren). Waterkwaliteit staat nu niet meer in de aandacht (is niet meer ‘in’);<br />

79 GeVeBe: Regeling Gebiedsgerichte Bestrijding Verdroging<br />

80 “Samenvattingen te honoreren projecten uit de tender 2008 van het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water” op<br />

website van Senternovem [nu: Agentschap NL] benaderd in Januari 2010<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 113


waterkwaliteit zit nu heel erg in de uitvoering. Zelfs ook uitstellen van maatregelen ivm.<br />

kredietcrisis (DGW).<br />

Het is een spel tussen ministeries (...) we zijn nog volop bezig om de bezuinigingsdoelstellingen<br />

van dit kabinet te halen. Daar is al moeite genoeg mee, en dan valt elk ministerie terug op zijn<br />

kerntaken. En waterkwaliteit valt dan gewoon tussen de wal en het schip. Want kerntaak van<br />

VenW is wel water, maar niet waterkwaliteit maar waterveiligheid; en LNV, die denken van<br />

water, hoezo water, dat is toch geen kerntaak van LNV; water is een taak van VenW. (LNV)<br />

In de 2 e tender van het KRW-IP zitten weer hele nieuwe projecten. Er is, zover ik gezien heb,<br />

geen directe link met projecten uit de 1 e tender. Is het dan niet beter om in een 2 e tender<br />

veelbelovende innovaties een vervolg te geven? “We hebben geen voorstel voor de<br />

veldexperimenten ingediend voor de 2 e tender, want die komt er dan eigenlijk veel te snel er<br />

achteraan; je bent dan nog maar net bezig met de eerste proeven. Dan zou er meer tijd moeten<br />

zitten tussen de eerste en tweede tender” (CB2).<br />

“het is niet erg dat er nu weer hele nieuwe projecten in zitten (..) “Het is al eerder gezegd: ‘laat<br />

duizend bloemen bloeien’ (...) als je wilt innoveren, dan moet je mensen ook de ruimte geven om<br />

nieuwe wegen te bewandelen, om te experimenteren. (...) de zucht naar integratie is vaak puur<br />

een zucht van bureaucraten, die controle willen.(...) Maar ... Kijk, het is natuurlijk wel ... wat gaat<br />

er gebeuren als wij ons eindrapport over een maand afhebben? We hebben een film gemaakt;<br />

we gaan het ruim publiceren overal, maar dan houdt het ook op. En de vraag is dan ... wordt het<br />

ook opgepakt en door wie?” (WU).<br />

Hoe het onderzoeksbudget verdeeld wordt, is ook nog eens mensenwerk.<br />

“de hoeveelheid onderzoeksgeld is zeer drastisch terug gelopen; alle onderzoekers zijn ook nog<br />

eens concurrenten van elkaar. Het geld van het Ministerie kan maar een keer uitgegeven worden<br />

en als dat allemaal bijvoorbeeld in het behandelen van dierlijke mest gaat zitten, dan blijft er<br />

geen geld over voor end-of-pipe maatregelen om Ferrosorp in of rond drains te plaatsen” (CB2).<br />

wie is dan uiteindelijk dan diegene die beslist van, we krijgen deze pot geld van het Ministerie en<br />

hoe wordt dat verdeeld ? daar zijn onderzoekers bij betrokken, die veel overzicht hebben (...)<br />

maar ja, die hebben natuurlijk ook hun eigen interesses. (CB2)<br />

Binnen Alterra bestaat een zogenaamde Tender 81 Support Unit. Als de TSU weet dat er een<br />

tender is uitgeschreven, dan stuurt ze een bericht rond aan teamleiders binnen Alterra, en die<br />

kijken dan of het iets voor hun team is en wie daarvoor een voorstel kan schrijven. (mail CB2) .<br />

Onder ‘Mobiliseren van middelen’ zijn niet alleen financiële middelen opgenomen, maar ook<br />

personele hulpmiddelen, ‘human capital’. “Er zijn voldoende goede mensen nodig om een<br />

innovatietraject verder te brengen” (M. Hekkert & Ossebaard, 2010, p. 73). Hiermee worden niet<br />

alleen hoog gekwalificeerde onderzoekers [hier: op het gebied van eigenschappen van<br />

ijzerhoudend materiaal en/of oppervlakkige afspoeling] bedoeld, maar ook dat de kennis<br />

opgenomen is in curricula in onderwijssysteem *hier: op AOC’s, Hogere Agrarische Scholen en<br />

universiteiten] en dat adviseurs 82 [agro-advies, agri-business] voldoende op de hoogte zijn om de<br />

kennis door te geven aan de agrarisch ondernemers. Ook in de interviews wordt aangegeven,<br />

dat onderwijs een belangrijke partij is bij de verdere verspreiding van nieuwe kennis of<br />

uitvindingen: “Je zou het landbouwonderwijs kunnen stimuleren om een curriculum samen te<br />

81 Een ‘Tender’ is een aankondiging dat er fondsen beschikbaar zijn voor onderzoek aan een bepaald onderwerp, en<br />

dat er voorstellen kunnen worden ingediend.<br />

82 Genoemd bij presentatie M.Hekkert op de tweede themadag van Kennis moet stromen ‘Innovatieve KRW<br />

maatregelen; uitvoerbaar?’ dd. 13 september 2011.<br />

Page 114 Innovatiesysteemanalyse


stellen met meer aandacht voor biologische producten, duurzaamheid, oppervlakkige afspoeling,<br />

en dergelijke” (DGW).<br />

Op sommige hogere agrarische scholen wordt er nog maar summier aandacht besteed aan<br />

oppervlakkige afspoeling als belangrijke transportroute voor fosfor, getuige de uitspraak van de<br />

CAH [zie paragraaf 4.2.3], maar aan het gebruik van ijzerhoudende materialen als fosfaatbinders<br />

wordt nog helemaal geen aandacht besteed.<br />

8.7 Tegenspel bieden aan weerstand<br />

Inzicht in de vervulling van deze systeemfunctie is te verkrijgen door het in kaart brengen van de<br />

aanwezigheid en de groei van coalities, die de belangen van de innovatie proberen te dienen, en<br />

de mate waarin ze actief zijn.<br />

Voorbeelden op het gebied van zulke coalities worden gegeven door geïnterviewde ZLTO1: “We<br />

weten bijvoorbeeld dat de Brabantse Milieufederatie en Brabants Landschap en Staatsbosbeheer<br />

en Natuurmonumenten zeggen ‘dat Actief Randenbeheer, dat is ’n goede regeling; daar zijn we<br />

vóór’. Wij zijn zo stom geweest .... ik denk dat dat ongeveer 4 jaar geleden was; toen was er een<br />

verzoek van Brabants Landschap (...) om ook mee te mogen doen met die regeling Actief<br />

Randenbeheer Brabant. (...) Toen is er dus door de projectgroepleden, dus vanuit de<br />

waterschappen en de provincie, gezegd ‘nee, nee, dat doen we niet’, terwijl ik dacht ‘tactisch zou<br />

het gewoon veel beter zijn om te zeggen: laat gewoon Brabants Landschap ook meedoen in die<br />

regeling, want dan heb je daarmee direct een bevestiging dat ‘n natuurterreinbeheerder dit<br />

onderschrijft als een goede regeling, zelfs zo goed dat hij er zelf ook gebruik van maakt’ (ZLTO1,<br />

14072010).<br />

“Die trend is er zowiezo in de landbouw aanwezig; dat je nieuwe producten of teeltwijzen weg<br />

gaat zetten en dat je probeert samen met de dierenbescherming of met natuur en milieu of met<br />

de ANWB om de tafel te gaan zitten en zeggen ‘als we dit nou zo maken, gaan jullie dan ook mee<br />

zeggen dat het goed is’”( ZLTO1, 14072010).<br />

Voorstanders voor het aanbieden van blauwe diensten door de landbouwsector zijn te vinden bij<br />

de Vewin en de UvW. Zij hebben in oktober 2010 het position paper GLB vastgesteld; hierin was<br />

het uitgangspunt “om samenwerking met de agrarische sector te zoeken en oplossingen te<br />

vinden die aan de ene kant de negatieve druk vanuit de landbouw op het watersysteem<br />

verminderen en tegelijkertijd ook (financieel) interessant voor boeren kunnen zijn. (...) De<br />

landbouw heeft door haar fundamentele rol in het landelijk gebied een grote potentie om tot een<br />

goed beheer van dat landelijk gebied te komen en daarbij aan de oplossing van verschillende<br />

maatschappelijke vraagstukken bij te dragen. Het financiële instrument van het GLB moet direct<br />

ten goede komen aan de agrarische sector en ingezet worden als een prikkel om duurzame<br />

maatregelen te nemen boven de wettelijke milieueisen (...) specifiek op het gebied van<br />

watermanagement. [UvW nieuws 23 november 2010; (UvW & Vewin, 2010)]”<br />

Ik heb geen voorbeelden gevonden van coalities of actorgroepen, die lobbyen voor het gebruik<br />

van ijzerhoudende materialen om de fosforemissies naar oppervlaktewater te reduceren.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 115


9 Analyse<br />

In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten uit de interviews, observaties en literatuur<br />

gerapporteerd volgens de innovatiesysteemanalyse. In dit hoofdstuk worden de resultaten<br />

geanalyseerd en wordt de bestaande situatie vergeleken met de gewenste. De structuur van het<br />

innovatiesysteem met de actoren, actornetwerken, instituties en de technologie wordt<br />

behandeld in paragraaf 9.1. In paragraaf 9.2 wordt de dynamiek van het innovatiesysteem<br />

geanalyseerd; er wordt gekeken hoe ver het proces van innovatie in het TIS “fosfor run-off<br />

management” is ontwikkeld.<br />

9.1 De structuur van het TIS “fosfor run-off management”: de foto<br />

In de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 is de huidige situatie van het TIS “fosfor run-off management”<br />

*‘de foto’+ uitgebreid beschreven. Hieronder passeren de verschillende componenten nogmaals<br />

de revue en worden de sterke punten en knelpunten op een rij gezet. Achtereenvolgens worden<br />

de actoren, de technologie, de actornetwerken en de instituties besproken.<br />

Actoren<br />

In Figuur 33 (links) zijn in binnenste cirkel de actoren aangegeven, die al vertegenwoordigd zijn<br />

in de KRW-IP projecten van het TIS “fosfor runoff management”. In de buitenste cirkel zijn alle<br />

sectoren aangegeven, waarvan ik op basis van de resultaten van het onderzoek heb<br />

aangenomen, dat zij van belang zouden kunnen zijn voor de diffusie van het gebruik van<br />

ijzerhoudend materiaal als maatregel tegen diffuse emissie van fosfor vanuit de landbouw naar<br />

het oppervlaktewater.<br />

Overheid &<br />

Waterkwaliteits<br />

beheerders<br />

Onderwijs<br />

Leveranciers<br />

ijzerhoudend<br />

materiaal<br />

Agri-business<br />

& agro-advies<br />

Ingenieurs-<br />

& Adviesbureaus<br />

Brabant Arcadis<br />

Water &<br />

Project- H-B W-UR<br />

groep ARB<br />

& KMS<br />

Al betrokken<br />

bij het TIS<br />

8 agr.<br />

ZLTO<br />

Agrariërs/<br />

agr. belangenvereniging<br />

Kennis- en<br />

onderzoeks<br />

instituten<br />

NGO/natuurenmilieuvereniging<br />

Figuur 33 Verschillende actorgroepen in het TIS “fosfor runoff management”; Links: weergave huidige<br />

situatie; Rechts: beoogde doorstroming van kennis uit de projecten naar eindgebruikers (Bron: O.<br />

Clevering, et al., 2010, p. 7)<br />

In de buitenste cirkel is met verschillende tinten blauw aangegeven in hoeverre de sectoren al<br />

actief zijn in het TIS [ook relatief ten opzichte van de sector, die ze vertegenwoordigen];<br />

donkerblauw is relatief goed vertegenwoordigd, lichtblauw [onderwijs, agro-advies & agri-<br />

Page 116 Innovatiesysteemanalyse


usiness en natuur- en milieuverenigingen] is niet vertegenwoordigd. Middelblauw betekent wel<br />

vertegenwoordigd, maar nog onvoldoende :<br />

Agrariërs/agrarische belangenvereniging: Op dit moment hebben er 8 agrarisch<br />

ondernemers deelgenomen aan de veldproeven in KRW08035 en 1 bollenteler is betrokken<br />

bij een veldproef van KRW08091. Dat is erg weinig ten opzichte van de 10 of 64 duizend<br />

agrariërs in respectievelijk Noord-Brabant of heel Nederland [zie ook Tabel 13]. Verder<br />

waren ze actief deelnemer in de zin van dat de veldproeven op hun percelen plaats vonden,<br />

maar ze waren niet allen écht betrokken bij de ontwikkeling van de innovatie, getuige de<br />

volgende uitspraak: “Sommigen hebben er wel tijd in gestoken, (...) maar anderen, die<br />

behandelden ons toch een beetje als een onderzoeker, die ze toestemming geven om op hun<br />

land te komen. (...) Dat ze nou echt eigenaarschap namen voor de proeven, wat ik had<br />

gehoopt, dat was niet zo. (...) Dat is ook een leerpunt voor mij: boeren hebben weinig tijd,<br />

wij waren ook allemaal mensen zonder veel tijd. (...) Als je écht iets samen met boeren wil<br />

ontwikkelen, dan moet je daar veel meer tijd en aandacht aan besteden”(WU). Van de<br />

agrarische belangenvereningingen was tot nu toe alleen de ZLTO sterk betrokken.<br />

Leveranciers ijzerhoudend materiaal: Aan de productiekant waren één waterbedrijf en één<br />

bedrijf, wat commercieel ijzerhoudend materiaal verhandelt, vertegenwoordigd. Zij waren<br />

echter alleen leverancier van het materiaal, en niet echt betrokken bij de ontwikkeling van<br />

de innovatie in Nederland [dus: ze dachten niet mee over hoe je de materialen zou kunnen<br />

gebruiken bij oppervlakkige afspoeling of hoe de eigenschappen van het materiaal<br />

verbeterd zouden kunnen worden voor deze toepassing]. NB: Hego-Biotech en P.U.S.<br />

zouden dit volgens de documentenanalyse al wél gedaan hebben in samenwerking met de<br />

TU Dresden en de West-Saksische Hogeschool.<br />

Overheid en waterkwaliteitsbeheerders: De overheid heeft geld beschikbaar gesteld via<br />

het KRW-Innovatiefonds en blijft op de hoogte van de ontwikkeling door [eind-]rapportages<br />

en KMS-themadagen; er is toestemming gegeven voor twee wat meer grootschalige<br />

experimenten, waarbij ijzerhoudend materiaal in de bodem wordt toegepast [KRW08091]<br />

door een waterschapkwaliteitsbeheerder, een gemeente en een provincie. Verder blijven ze<br />

op de hoogte van de ontwikkeling tijdens themadagen van het overkoepelende project<br />

‘Kennis moet stromen’ en op bijeenkomsten van de projectgroep ARB of Landbouw<br />

Centraal, maar het is niet zo dat ze al concrete maatregelen hebben genomen om déze<br />

specifieke innovatie verder te ontwikkelen.<br />

In Figuur 33 (rechts) is weergegeven wat volgens het kernteam ‘Kennis moet stromen’ de<br />

gewenste situatie zou zijn voor wat betreft de doorstroming van kennis, die is/wordt opgedaan<br />

in de afzonderlijke KRW-IP projecten, naar de eindgebruikers, zoals overheden, agrariërs,<br />

agribusiness en onderwijs. Voor wat betreft de huidige mate van doorstroming naar<br />

eindgebruikers is hieronder het een en ander samengevat over de:<br />

Overheden: afgevaardigden van ministeries, provincies en waterschappen, die aan het<br />

‘Kennis moet stromen’-congres of - werklab in 2010 hebben deelgenomen of de<br />

afgevaardigden van waterschappen en provincies, die betrokken zijn bij de projectgroep<br />

ARB of Landbouw Centraal, zijn in meer of mindere mate op de hoogte van de<br />

ontwikkelingen rondom het gebruik van ijzerhoudende materialen bij oppervlakkige<br />

afspoeling. Verder is het idee van de ijzerhoudende materialen en de eventuele toepassing<br />

in greppels of op/in akkerranden kort aan de orde geweest op een bijeenkomst van het<br />

kennisnetwerk Water van DLG. In hoeverre deze kennis dan binnen de ministeries,<br />

provincies en waterschappen verder verspreid wordt, is mij niet bekend.<br />

Agrariërs: agrarisch ondernemers, die hebben deelgenomen aan het project KRW08035,<br />

die zitting hebben in de klankbordgroep ARB of die aanwezig waren op de dag, die 1 maart<br />

2011 georganiseerd werd vanuit Landbouw Centraal en het project KRW08085, hebben<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 117


kennis gemaakt met het idee [en de uitvoering] van deze maatregel. Ook hier geldt weer,<br />

dat mij niet bekend is in hoeverre zij met anderen al gesproken hebben over deze<br />

maatregel.<br />

Erfbetreders: uit de groep agrarische belangenverenigingen zijn de afdeling ZLTO-projecten<br />

en de 2 ZLTO-adviseurs, die de bedrijfseconomische analyse hebben uitgevoerd, betrokken<br />

geweest bij het project KRW08035. Aangezien agro-advies en met name DLV door de<br />

agrarisch ondernemers als een belangrijke partij werd genoemd [zie paragraaf 4.1] , is ook<br />

iemand van DLV-plant, afdeling projecten, geïnterviewd en is er, in samenwerking met<br />

CWK1, een presentatie gehouden en een discussie gevoerd bij het DLV-plant<br />

Marktgroepoverleg ZW. Wat betreft de agri-business: hier is – met uitzondering van de<br />

persoon, die ik bij veevoederproducent Hendrikx UTD heb geïnterviewd en enkele<br />

personen, die aanwezig waren op de themadag van KMS [jan 2010] of Landbouw Centraal<br />

[mrt 2011]- naar mijn weten nog niets bekend over deze maatregel.<br />

Onderwijs: CAH is op de dag “Fosfaat met beleid” van de NVWV aanwezig geweest, waar<br />

oppervlakkige afspoeling is besproken door CWK. Hij geeft aan dat het niet meer dan<br />

‘genoemd’ wordt op zijn onderwijsinstelling. *zie ook uitspraak in paragraaf 4.2.3] . De enige<br />

info over ijzerhoudende fosfaatbinders kwam uit mijn interview en via een informeel<br />

contact met iemand van de ZLTO. “ZLTO doet daar ook wat projecten mee, dacht ik, met<br />

afspoelingswater. (...) een vriend van mij, die zit bij ZLTO, of hij zelf met afspoelingsprojecten<br />

bezig is, dat weet ik niet, maar wij hebben het er wel eens over gehad”(CAH). Op de<br />

themadag “Landbouw & Kaderrichtlijn Water” waren twee mensen van de HAS- Den Bosch<br />

aanwezig. Of zij de daar opgedane kennis binnen hun onderwijsinstelling hebben verspreid,<br />

is mij niet bekend.<br />

Wanneer we Figuur 33 (rechts) en Figuur 12 vergelijken, dan valt op dat bij de ‘Beoogde<br />

doorstroming’ in Figuur 33 (rechts) de intermediaire infrastructuur niet expliciet aanwezig is, die<br />

zo’n duidelijke plaats inneemt tussen productiekant en gebruikerskant in Figuur 12 [en tussen<br />

onderzoek, het industriële systeem en de consumenten in Hekkert en Ossebaard (2010, p. 49<br />

figuur 10 )]. Impliciet wellicht wel, als je de erfbetreders ziet als intermediair tussen de KRWinnovatieprojecten<br />

en de agrariërs. Maar dit kunnen ook andere adviesbureaus en/of<br />

ingenieursbureaus zijn, zoals Arcadis in Figuur 33 (links). In het onderdeel ‘netwerken’ in deze<br />

paragraaf zal verder en in meer detail in gegaan worden op de benodigde actorgroepen in dit<br />

TIS.<br />

Volgens het kernteam “Kennis moet stromen” moet de kennis, die opgedaan is/wordt in de<br />

afzonderlijke KRW-IP projecten, gaan stromen naar de eindgebruikers, zoals overheden,<br />

agrariërs, erfbetreders en onderwijs, zodat er breed gedragen maatregelenpakketten opgesteld<br />

kunnen worden voor de volgende generatie stroomgebiedsbeheersplannen [2016-2021],<br />

waarvoor de ontwerpen in december 2014 ter inspraak zullen worden voorgelegd en uiterlijk 22-<br />

12-2005 worden gepubliceerd (VenW, et al., 2009b, p. 46)]. Om deze ambitie te kunnen halen, is<br />

in<br />

Figuur 33 rechts weergegeven, dat de kennis in 2012 ‘voldoende’ moet zijn doorgestroomd naar<br />

overheid, agrariërs, erfbetreders en onderwijs.<br />

We hebben in het TIS “fosfor run-off management” te maken met meerdere aspecten:<br />

doorstroming van de kennis over het aandeel van oppervlakkige afspoeling in het<br />

transport van fosfor vanaf boerenland naar het oppervlaktewater,<br />

status van de technische inventie om ijzerhoudend materiaal te gebruiken om de<br />

emissie van fosfaat te reduceren en<br />

verspreiding van kennis en gebruik van deze inventie.<br />

Page 118 Innovatiesysteemanalyse


Voor zowel de kennis over als het gebruik van ijzerhoudende materialen voor de terugdringing<br />

van fosfaatafspoeling van boerenland lijkt de doorstroming naar de eindgebruikers agrariërs,<br />

erfbetreder en onderwijs nog niet voldoende ver gevorderd om het gewenste tijdspad te kunnen<br />

halen.<br />

Technologie<br />

De technische ontwikkeling van de maatregel ‘toepassen ijzerhoudende materialen’ is<br />

veelbelovend maar nog niet voldoende, aangezien er nog een aantal vragen overblijven, die<br />

beantwoord moeten worden alvorens de verdere verspreiding kan plaatsvinden [zie ook<br />

paragraaf 4.2 status innovatie]. De belangrijkste aandachtspunten zijn:<br />

Werking van het materiaal op langere termijn: het is onvoldoende bekend hoelang het materiaal<br />

mee gaat; dit is mede afhankelijk van bemesting en neerslagintensiteit. Theoretisch kan dit<br />

berekend worden door omzetten van informatie van figuur 3 uit (van Slobbe, et al., 2010, pp. 21-<br />

22). De adsorptie-isothermen moeten omgezet worden naar behapbare informatie voor<br />

agrarisch ondernemers en beleidsmakers, ook al is dit indicatief. In aanvulling hierop is er<br />

behoefte [aangegeven door meerdere geïnterviewde agrarisch ondernemers] om met een<br />

eenvoudige methode in het veld vast te kunnen stellen wanneer de ‘zak uitgewerkt is’.<br />

Uitdrukken van de kosteneffectiviteit in €/kg P-reductie voor duidelijke vergelijking met andere<br />

maatregelen<br />

Beschikbaarheid [kwalitatief geschikte] reststof van de drinkwaterbereiding:<br />

“Het huidige basismateriaal van FerroSorp is ‘red mud’, een afvalproduct van de<br />

aluminiumwinning. De voorraad hiervan begint echter op te raken, en de producent kijkt met<br />

belangstelling naar het ijzerslib uit Nederland” (van Slobbe, et al., 2010, p. 13).<br />

In de werkgroep ‘Filtersystemen’ op de tweede themadag van ‘Kennis moet stromen’ gaf<br />

Alterra-CB aan, dat er volgens de Reststoffenunie op jaarbasis 10.000 ton ijzerzand beschikbaar<br />

zou zijn. Volgens Alterra-CB is dit niet voldoende en moet er ook uitgekeken worden naar<br />

alternatieven. Uit verificatie van deze hoeveelheid in de beschikbare documenten lijkt het erop<br />

dat dit overeenkomt met de hoeveelheid vloeibaar waterijzer 83 , wat wordt afgevoerd voor<br />

gebruik in baksteen of werken (Reststoffenunie, 2010, p. 9). Deze hoeveelheid is echter ook<br />

weer afhankelijk van [externe] fluctuaties/ontwikkelingen of trends, als:<br />

“Bij steekvast waterijzer gaat het vaak over grote(re) partijen (...), die kwalitatief ongeschikt<br />

zijn om naar een biogas- of RWZ-installatie af te zetten” (Reststoffenunie, 2010, p. 10), maar<br />

“vanuit haar kennis van de markt tracht Reststoffenunie de Nederlandse<br />

drinkwaterbedrijven ertoe te bewegen hun processen ‘aan de bron’ zodanig in te richten,<br />

dat de kwaliteit van de reststoffen aansluit bij de vraag vanuit de markt” (B. Bolt & Koppers,<br />

2009; Brink & Koppers, 2008; Reststoffenunie, 2010, p. 11)<br />

“De hoeveelheid waterijzer, uitgedrukt in droge stof, zal in de nabije toekomst enigszins<br />

teruglopen door een verminderd aanbod van ijzerhoudend coagulatieslib vanuit Noord-<br />

Holland” (Reststoffenunie, 2011b, p. 11).<br />

“de afzet van vloeibaar en steekvast waterijzer in de komende jaren licht stijgen door de<br />

aanhoudende vraag vanuit de biogassector” (Reststoffenunie, 2011b, p. 12).<br />

83 Gegevens 2009: 52% komt overeen met 26.500 ton; totale hoeveelheid af te voeren vloeibaar waterijzer is dan<br />

50.961 ton. Er van uitgaande dat de afzet naar biogas, vergisting en RWZI’s zo blijft, dan zou er voor de afzet naar<br />

baksteen [geschat 4%] en werken [geschat 17%] een hoogwaardigere afzet gezocht worden > 21% = 10.701 ton.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 119


“Je hebt ook rioolwaterzuiveringen, die het toepassen in de sliblijn.(...) dan voegen ze dat<br />

waterijzer toe, dan krijg je een ijzerfosfaatverbinding die deel gaat uitmaken van die droge<br />

stof matrix maw. er vindt geen release [van fosfaat] meer plaats richting de<br />

zuivering”(DW2). Er zijn echter ontwikkelingen [zie ook paragraaf 5.4.5], die het gebruik van<br />

ijzer in de sliblijn ontmoedigen in verband met de terugwinning van fosfaat bij de<br />

slibverwerking (Geraats, et al., 2007; Reitsma, Geraats, Korving, & de Man, 2008). “SNB<br />

spant zich in om het percentage ijzerarm slib in vijf jaar omhoog te krijgen tot 50%” 84 .<br />

Hierdoor zou de afname van waterijzer door RWZI’s terug kunnen lopen, waardoor er weer<br />

méér beschikbaar zou kunnen zijn voor fosfaatbinding in boerenland of uit run-off van<br />

boerenland.<br />

Het lijkt er op, dat men zich in de afvalwaterzuiveringssector ook al afvraagt of er voldoende<br />

kwalitatief geschikt materiaal beschikbaar is: “Er is te weinig secundair materiaal beschikbaar om<br />

de totale vraag te dekken” 85 . Het is mij echter uit de tekst niet geheel duidelijk geworden of dit<br />

tekort ook geldt voor ijzerhydroxiden of slechts voor secundaire C-bronnen of reststromen met<br />

aluminiumzouten.<br />

Haalbaarheid ofwel ‘is er genoeg materiaal beschikbaar?’ is ook afhankelijk van het antwoord op<br />

de vraag ‘in welke gebieden zou het toegepast moeten gaan worden?’<br />

“Hebben maatregelen met de fosfaatbindende materialen volgens U potentie? Niet voor alle<br />

akkerranden in Nederland; dan is er niet voldoende ijzerslib. En als de economie weer aantrekt,<br />

kan ijzerafval duur worden. Je moet het slim toepassen om het kosten-effectief te doen.<br />

Toepassen bij preferente stroombanen en gebiedsspecifiek, bijvoorbeeld in fosfaatrisicogebieden,<br />

dus gebieden die fosfaatverzadigd zijn, een hoge grondwatertrap hebben en een hoge<br />

slootdichtheid” (DGW).<br />

Het is ook nog niet duidelijk hoeveel ijzerhoudend materiaal er kwalitatief geschikt zou zijn per<br />

drinkwaterbedrijf, dan wel per winning; en dus beschikbaar voor de toepassing als fosfaatbinder<br />

in de landbouw.<br />

Niet alleen verontreinigingen als arseen en zware metalen bepalen of het materiaal kwalitatief<br />

geschikt genoeg is. Ook het gehalte P, wat het materiaal bevat, is van belang [ Vraag CB2 per<br />

mail sept 2010 “Kun je hen [Hego-Biotech] bij een interview dan misschien vragen of ze bij de<br />

selectie van partijen ijzeroxiden ook letten op het P-gehalte ervan?”] want als er als relatief veel<br />

P aanwezig is in het materiaal dan zal de bindingscapaciteit voor fosfaat van buitenaf lager zijn.<br />

P/Fe molverhouding [zie Tabel 11]. “Fosfaat is van nature aanwezig in het diepe grondwater,<br />

bijvoorbeeld als gevolg van het oplossen van apatietachtige mineralen, die in de ondergrond<br />

kunnen voorkomen. Tijdens de voorbehandeling van het opgepompte grondwater wordt Fe 2+<br />

geoxideerd tot Fe 3+ en slaat het in het water opgeloste fosfaat neer met de gevormde ijzeroxiden.<br />

De molaire verhouding is echter zeer laag. De absolute hoeveelheid fosfaat is dus hoog, maar dit<br />

84 http://www.fosfaatrecycling.nl/terugwinning/terugwinning-bij-slibverwerking/fosfaatproductie/67<br />

85 Optimalisatie van het gebruik van hulpstoffen en hergebruik van reststoffen<br />

Bij de inzet van grondstoffen en hulpstoffen is gedeeltelijk gebruik mogelijk van secundaire grondstoffen. Bij de inzet<br />

hiervan wordt gestuurd op kwaliteit en prijs. Hierbij kan worden gedacht aan inzet van secundaire C-bronnen in de<br />

waterlijn, het gebruik van reststromen, die aluminiumzouten bevatten voor licht slib bestrijding en<br />

fosfaatverwijdering in de waterlijn en het gebruik van ijzerhydroxiden (afkomstig uit de drinkwaterbereiding) in de<br />

vergisting voor defosfatering en ontzwaveling. Er is te weinig secundair materiaal beschikbaar om de totale vraag te<br />

dekken. Bij de inzet van ijzerhydroxiden zijn de inzet en de vereiste zuiverheid beleidsmatig gereguleerd in het LAP. De<br />

mogelijkheid om ijzerhydroxide in te zetten is technisch beperkt (vooral toepasbaar in vergisting na bio-P<br />

verwijdering). (Bron: VROM, 2010b, p. 11 slibbehandeling)<br />

Page 120 Innovatiesysteemanalyse


fosfaat zal naar verwachting nauwelijks beschikbaar zijn omdat het zeer sterk gebonden is aan<br />

Fe-oxiden” (Koopmans, et al., 2010, pp. 29-30).<br />

Tabel 11 Totale gehalten Fe en P in ijzerslib en –zand (Bron: Koopmans, et al., 2010, p. 30 Tabel 4), in<br />

FerroSorp® (Bron: per mail van Alterra-CB) en de P/Fe molverhouding<br />

Fe [g/kg] P [g/kg] P/Fe molverhouding [%]<br />

Fe-slib 329 2,6 1,4<br />

Fe-zand 198 3,4 3,1<br />

FerroSorp® 405 3,9 1,7<br />

“dat moet ik even uit mijn hoofd zeggen, (...) dan praat je over fosfaatgehaltes van tussen 0.5 – 1<br />

% op de droge stof betrokken. Dus er is wel degelijk sprake van een deel fosfaat gebonden ijzer”<br />

(DW2) Op het veiligheidsinformatieblad ‘AquaFer’ staat voor P < 0.1% tot 4% *op<br />

gewichtsbasis] 86<br />

Indien reststof gegranuleerd moet worden: wat zijn dan de kosten, enz.<br />

Zijn er nog andere alternatieven dan granulatie om de waterdoorlatenheid in ijzerzakken te<br />

verbeteren? Er schijnen technieken toegepast te kunnen worden als vriesdrogen van het ijzerslib<br />

en daarna verbrokkelen en mengen met grover materiaal als schelpen[gruis] (pers. meded.<br />

Koopmans op 2 e themadag KMS dd. 13 september 2011).<br />

Materiaal adsorptieve ontijzering: voldoet dit aan benodigde adsorptie- en<br />

waterdoorlatendheidskarakteristieken voor deze toepassing?<br />

In Tabel 12 is een overzicht gegeven van kennis, die tot nu toe is onderzocht en wat nog verder<br />

uitgezocht zou moeten worden:<br />

is onderzocht<br />

onderzoek moet nog uitgevoerd worden<br />

is wel bekend, maar of het voldoende is hangt af van de omstandigheden<br />

[waterdoorlatendheid: afhankelijk van het volume, waar het water doorheen moet] of is nog<br />

onduidelijk [beschikbaarheid: voorraad ‘red mud’ raakt op, mogelijk afname reststof<br />

drinkwaterwinning door P.U.S/Hego-Biotech en het is afhankelijk waar het toegepast gaat<br />

worden]<br />

Tabel 12 Overzicht van op welke gebieden er nog [meer] onderzoek uitgevoerd zou moeten worden<br />

Wetensch. kennis Praktijk Evaluatie Haalbaarheid<br />

Ads.eigensch Waterdoorl. Langl. veldex. Kosten(eff) Beschikbaarheid<br />

FerroSorp® <br />

Reststof<br />

drinkwater<br />

<br />

Idem<br />

gegranuleerd<br />

<br />

Adsorptieve<br />

ontijzering<br />

<br />

86 http://www.reststoffenunie.com/data/upload/files/veiligheidsinformatieblad_aquafer.pdf accessed sept. 2011<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 121


Netwerken<br />

Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven, is de hele leveringsketen [vanaf ontwikkeling en productie<br />

tot aan de uiteindelijke levering aan en het gebruik door eindgebruikers/consumenten] van<br />

belang. In paragraaf 6.2 is daarom getracht de sociale groepen in het socio-technologische<br />

systeem, zoals weergegeven door Geels, in te vullen aan de hand van de interviews en het<br />

literatuuronderzoek. [zie ook Figuur 34 en Figuur 35: de in dit TIS gevonden actor is blauw, het is<br />

in lichtgrijs aangegeven als de actor niet duidelijk is of als het niet duidelijk is of er wel een<br />

aparte/speciale actor voor nodig is]. Bij de analyse zijn een aantal aspecten opgemerkt, waar<br />

nader naar gekeken moet worden; deze zijn in Figuur 34 en Figuur 35 aangegeven met rode<br />

lijnen en letters.<br />

Zo kunnen er een paar aspecten opgemerkt worden op het socio-technologische systeem van<br />

Geels zelf:<br />

A. Er ontbreekt een gedeelte ‘onderwijs’ aan de gebruikerskant [kennisoverdracht op het<br />

gebied van oppervlakkige afspoeling van P en maatregelen], wat mijns inziens<br />

noodzakelijk is om draagvlak te krijgen voor het gebruik van het materiaal. Het gaat dan<br />

om kennis met betrekking tot het doel [bereiken KRW-doelen] én de middelen; dus<br />

kennis over het belang van de bijdrage van oppervlakkige afspoeling aan P-emissie van<br />

agrarisch land is nodig, maar ook welke maatregelen er mogelijk zijn om dit tegen te<br />

gaan inclusief de kosten-effectiviteit van de verschillende maatregelen. Kennis van<br />

verschillende maatregelen is nodig om een goed afgewogen beslissing te kunnen<br />

nemen. Dit ‘onderwijs’ kan verschillende vormen aannemen; van voorlichting door<br />

middel van artikelen in vakbladen of informatie op ‘winterlezingen’ van ZLTO-afdelingen<br />

of studieclubs tot en met het aanpassen van curricula op het groene onderwijs *AOC’s,<br />

Hogere Agrarische Scholen en universiteiten]<br />

Figuur 34 Analyse van het socio-technisch system bij gebruik van commercieel verkrijgbaar materiaal<br />

Page 122 Innovatiesysteemanalyse


B. Afvoer [van het gebruikte materiaal]: Het is afhankelijk van de regelgeving of het<br />

materiaal afgevoerd moet worden naar bijvoorbeeld de stort of dat het gebruikte<br />

materiaal opnieuw ingezet kan gaan worden. De overheden [bijvoorbeeld Ministerie van<br />

I&M voor Besluit bodemkwaliteit {zie gedeelte over instituties} of Provincies voor<br />

{tijdelijke} ontheffing] kunnen hierover beslissen. Belangenorganisaties [bijvoorbeeld<br />

natuur-en milieuorganisaties] kunnen hierop invloed uitoefenen door te gaan lobbyen<br />

tegen hergebruik op het land]. In dit geval zouden ook afnemers onder<br />

belangenorganisaties geschaard worden [zie gedeelte over instituties]<br />

Bestudering van de ingevulde socio-technische systemen levert de volgende inzichten op:<br />

C. Het blijkt dat met name de verbinding van de productiekant en de gebruikerskant van<br />

het systeem nog niet tot stand is gekomen. Bij gebruik van het commercieel verkrijgbare<br />

materiaal FerroSorp® [Figuur 34] is er weliswaar sprake van een distributienetwerk<br />

[Hego-Biotech, Herbst Umwelttechnik en Zeolith Umwelttechnik], echter de<br />

eindgebruikers [in de landbouw] zijn nog niet [voldoende] geïnformeerd over deze<br />

mogelijkheid en de geschiktheid voor het doel en/of zijn niet overtuigd van het belang.<br />

D. Voor zowel afvoer als inzamelen-spoelen-hergebruiken is kapitaal nodig. Een andere<br />

manier zou kunnen zijn, dat je het aan ijzerhoudend materiaal gebonden fosfaat weer<br />

hergebruikt door het in de drijfmestkelder of over het land te strooien [zie paragraaf<br />

5.4.5]; dan vervalt D. of het kapitaal wordt extra ingezet bij een eventuele<br />

stimuleringsregeling voor het gebruik van het materiaal door agrarisch ondernemers<br />

[hergebruik levert voor de agrariërs meerwerk op, dus een eventuele<br />

stimuleringsregeling voor het inzetten van het materiaal wordt iets verhoogd omdat op<br />

deze manier geen extra afvoerketen opgezet hoeft te worden]<br />

In het geval van een [mogelijk nieuw] product, direct afkomstig van het productieproces [mbv.<br />

adsorptieve ontijzering], zijn er nog een aantal schakels, die ontbreken en waar dus aandacht<br />

aan besteed zou moeten worden [zie Figuur 35].<br />

E. Er zal een distributienetwerk opgezet moeten worden om het materiaal van de<br />

drinkwaterbedrijven naar de eindgebruikers te krijgen. De eerste schakel in dit<br />

distributienetwerk zal de Reststoffenunie zijn. Voor verdere distibutie binnen de<br />

agrarische sector zijn al wel enkele suggesties gedaan tijdens de interviews. “Het lijkt me<br />

wel een taak voor het Waterschap om zoiets beschikbaar te stellen; die zouden daar een<br />

belangrijke rol in moeten spelen, want die zouden er dan een bepaald toezicht op kunnen<br />

houden” (AGR4). Indien de kosten voor de agrarisch ondernemer zelf zijn of dat ze er via<br />

een stimuleringsregeling geld voor krijgen, dan “maakt het niks uit waar ik het moet<br />

halen; dan snor ik de goedkoopste leverancier op. (...) of je doet het collectief ... dat de<br />

ZLTO of het Waterschap het centraal kan inkopen; mits er geen misbruik van gemaakt<br />

wordt” (AGR1). Ook de agri-business zou hier een rol in kunnen gaan spelen. “Alle<br />

landbouwproducten gaan gewoon via de grote distributeurs in de landbouw, dus daar<br />

zal dit ook vandaan moeten komen” (AGR3).<br />

F. Er zal extra kapitaal nodig zijn voor de distributie van het materiaal naar de<br />

eindgebruikers. Voor de aanpassing van het productieproces bij de drinkwaterbedrijven<br />

zullen éénmalige investeringskosten nodig zijn. Of de exploitatie [aanpassing van de<br />

bedrijfsvoering van de ontijzeringsfilters] kosten met zich mee zal brengen, is nog niet<br />

duidelijk.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 123


Figuur 35 Analyse van het socio-technisch systeem bij gebruik van ijzerhoudend materiaal, direct<br />

afkomstig van het productieproces.<br />

Om te bestuderen hoe de innovatie zich verder zou kunnen ontwikkelen aan de gebruikerskant<br />

van het systeem [A, C], is eerst de huidige netwerkstructuur bestudeerd [zie ook paragraaf<br />

6.1.1]. De samenwerkende actoren/actornetwerken worden door lijnen met elkaar verbonden<br />

en het patroon van het uiteindelijke aantal lijnen geeft een indruk van de mate van<br />

samenwerking.<br />

Uit de bestudeerde projecten valt af te leiden [Figuur 36], dat:<br />

er met name samengewerkt is door het agrarische en het oppervlaktewaternetwerk,<br />

natuurterreinbeherende organisaties en het drinkwaternetwerk relatief weinig betrokken<br />

zijn, en<br />

er nauwelijks of geen binding is met het, meer praktische, groene onderwijs en mileu.<br />

Dát er met name samengewerkt wordt door het agrarische en het oppervlaktenetwerk is op zich<br />

voor de hand liggend, aangezien het probleem zich afspeelt op het grensvlak van landbouw en<br />

water. Op zich is het volgens de connectionistische visie ook gunstig als er intensief wordt<br />

samengewerkt door een aantal actoren [hecht netwerk; grote dichtheid van verbindingen] de<br />

kans dat een innovatie zich zal ontwikkelen is dan groter.<br />

Nou is het wel zo dat het aantal deelnemende agrarisch ondernemers per project [dat vaak ook<br />

steeds weer andere maatregelen onderzoekt] maar beperkt is. Zelfs het totaal aantal<br />

deelnemers aan de nutriëntenemissiereductieprojecten [aangenomen dat er geen één aan<br />

meerdere projecten deelneemt] is nog maar ongeveer 15% van het aantal agrarisch<br />

ondernemers in Noord-Brabant [zie Tabel 13]<br />

Page 124 Innovatiesysteemanalyse


TU Delft-CITG;<br />

drinkwater<br />

IHE<br />

Milieu<br />

org.<br />

Afval-/<br />

Drinkwater<br />

Drinkwaterbedrijven<br />

VEWIN<br />

Wetsus<br />

AOC<br />

Groenhorst<br />

Aeres-<br />

Stoas groep<br />

Groen<br />

onderwijs<br />

Natuurorganisaties<br />

CAH<br />

HAS<br />

KWR<br />

Reststoffen<br />

-unie<br />

ANV<br />

LIB<br />

IX<br />

Agrarisch netwerk<br />

Gemeenten<br />

LLTB<br />

UvW<br />

VI<br />

VenW/ IM DG Water<br />

V<br />

(Z)LTO<br />

NAV<br />

Provincie<br />

Waterschappen<br />

Agr. ondernemers<br />

Productschappen<br />

RWS Waterdienst<br />

LNV / E,L&I DLG<br />

Figuur 36 Mate van samenwerking tussen de verschillende netwerken in projecten, anders dan de 3<br />

projecten in het TIS (0-1 x of 2-4x)<br />

Er is echter ook geconstateerd, dat het juist níet meevalt om [kennis over] een andere werkwijze<br />

verder te verspreiden naar een groter aantal agrarisch ondernemers [zie paragraaf 1.1.3 en 6.1.2<br />

WS2]. “heel veel akkerbouwers, die bemesten nog gewoon op gevoel; eigenlijk zoals ze het al<br />

jaren doen.(...) We beginnen dan een pilot bij 10 boeren en als er dan kansrijke dingen uitkomen,<br />

dan is het de bedoeling om enerzijds dat niveau bij die 10 boeren enigzins vast te houden en<br />

anderzijds dat op te schalen naar die 1000 anderen in ons gebied. Wat je dan vaak ziet, is dat het<br />

al lastig is om het bij die 10 boeren vast te houden. Dan moeten het eigenlijk al maatregelen zijn<br />

die zichzelf verkopen, waarvan een boer zegt ‘ik kan hier geld mee verdienen’ (...). Om het nog<br />

verder op te schalen ... ja, dat is heel lastig gebleken” (Lambegts, WS Brabantse Delta).<br />

Dus ondanks het grote aantal verbindingen tussen het agrarisch en het oppervlaktewater<br />

netwerk is de ontwikkeling van een innovatie een moeizaam proces [met name als er voor de<br />

agrariër geen winst mee te behalen is].<br />

Het is echter wel een smal hecht netwerk; er is sprake van veel samenwerkingsprojecten met<br />

meerdere actoren, maar deze komen uit slechts twee geclusterde netwerken.<br />

Zoals al in paragraaf 6.1.1 geconstateerd is, liggen de prioriteiten bij het drinkwaternetwerk niet<br />

bij het terugdringen van fosforemissie, maar in het TIS “fosfor run-off management” zijn zij wel<br />

een belangrijke partij als leverancier van ijzerhoudend materiaal.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 125<br />

X<br />

II<br />

VII<br />

IV<br />

IPO<br />

STOWA<br />

Cons.<br />

LBI<br />

Oppervlakte<br />

water<br />

III<br />

Agro-advies:<br />

DLV, etc.<br />

Deltares<br />

UU<br />

NMI<br />

VIII<br />

Agribusiness<br />

Wageningen<br />

University<br />

Wageningen<br />

Research<br />

Consultancies<br />

RH<br />

CLM<br />

partners<br />

Financieel<br />

/regie<br />

Uitvoering<br />

gedeelte


Tabel 13 Aantal agrarisch ondernemers, wat deelneemt aan een nutriënten emissiereductieproject ten<br />

opzichte van het aantal agrarisch ondernemers in de provincie Noord-Brabant.<br />

Project Aantal agr. % van Verspreiding Bron<br />

ondernemers N-Br. kennis<br />

II ARB I<br />

ARB II<br />

682<br />

344 [290 ARB I en<br />

54 nieuwe]<br />

7 Nieuwsbrief<br />

2000 stk<br />

(Bouwman, et al., 2007, p.<br />

29)<br />

III TmT-voorloperbedrijven<br />

TmT - praktijknetwerk<br />

2003-2007<br />

33<br />

400<br />

4<br />

Website, vakbladen<br />

Nwsbr ief 1200 st<br />

(Neeteson, et al., 2001, p.<br />

16) (PRI, 2003, pp. 60-61)<br />

(Wijnands, 2009, p. 56)<br />

IVa PANFA 75 indiv begeleid<br />

145 groepbijeenk<br />

2 (EC, 2000, p. 3)<br />

IVb Duinboeren & daden 30 0.3 Nieuwsbrief<br />

4000 stk<br />

Website duinboeren 87<br />

V Gebiedspilots<br />

Waterkwaliteit<br />

Kleine Beerze<br />

GAWpakket 88<br />

9 0.1 (WSDeDommel, 2008b, p.<br />

45)<br />

Rietkreek<br />

(Lambregts, 2009a, pp.<br />

Min.mgm & ARB 24 (17akkb+7 vee) 0.2<br />

9,12-14 en Bijlage 11)<br />

Chaamse Beek<br />

(Lambregts, 2009b, pp. 9-<br />

Droge bufferstroken 5<br />

10)<br />

Hooge Raam<br />

(Wolters, Beekman, & van<br />

Opt. Min.-& w.huish. 15<br />

Mol, 2009, pp. 24-25)<br />

VI Fosfaatpilot<br />

M-Limburg<br />

Noord-& ?<br />

VII Bodemdienst<br />

(uitmijnen; stroomgeb.<br />

Bremer Baarle-Nassau)<br />

2 melkveehouders (Postma, de Haas, den<br />

Boer, & van den Draai,<br />

2010a, p. 38)<br />

VIII Fosfaat bij de wortel 30 0.3 (HHRWest-Brabant, ?;<br />

aangepakt<br />

Korting, 2006; Rijken, ?)<br />

IX Interactief P-beheer 12 0.1 www.interactiefwaterbehe<br />

er.eu<br />

X Landb. Centraal ZO ?<br />

Totaal 1516 14,4<br />

Nederland 2010 89 64.020 www.statline.cbs.nl<br />

dd. 18 mrt 2011<br />

cijfers<br />

Noord-Brabant 79 10.490 idem<br />

TIS “P run-off managm.<br />

TIS KRW08035 8 0.08<br />

TIS KRW08091 Idem + 1 Egmond<br />

[ism KRW08050]<br />

(Belder, Koopmans, &<br />

Jansen, 2011) (Jansen &<br />

Feenstra, 2010)<br />

TIS KRW08085 ? ism. Landbouw<br />

Centraal ZO<br />

87 http://www.duinboeren.nl/images/doc/resultatentabelduinboerenendaden.pdf<br />

88 Goed Agrarisch Waterbeheer: eerst zijn pakketten aangeboden, te weten: 5 maatregelen verplicht, 1 of 3 keuze<br />

maatregelen [verplicht 1 van 2 uitvoeren], investeringsmaatregelen waren optioneel; later een meer flexibele aanpak:<br />

agrariër maakt zelf een keuze uit voor hen interessante maatregelen: 9x cursus BOB [Bodembeheer], 8 Spoorwijzer<br />

[metalen]<br />

89 totaal aantal in 2010 – aantal hokdierbedrijven – aantal blijvende teelt; dit is dus gelijk aan aantal akkerbouw +<br />

graasdier + tuinbouw + gewas-veeteeltcombinaties + veeteeltcombinaties + gewascombinaties<br />

Page 126 Innovatiesysteemanalyse


Tijdens dit afstudeeronderzoek is gebleken, dat als je het netwerk verder uitbreidt naar de<br />

randen toe [dus in dit geval verder het drinkwaternetwerk in] er ook nieuwe ideeën/inzichten<br />

ontstaan, die de ontwikkeling van de inventie verder kunnen helpen; zoals bijvoorbeeld:<br />

Korrels van adsorptieve ontijzering hebben wellicht de juiste combinatie van adsorptieve<br />

eigenschappen en korrelgrootte [ivm. waterdoorlatendheid]voor de toepassing in<br />

ijzerzakken bij oppervlakkige afspoeling; een kostenverhogend granuleerproces is dan<br />

wellicht overbodig],<br />

Trend in de drinkwaterwereld om te streven naar een hoogwaardig gebruik van reststoffen,<br />

Door registratie in REACH wordt binnen afzienbare tijd de specificatie van het<br />

ijzerhoudende materiaal per drinkwaterbedrijf geregeld,<br />

Op de vernieuwde internetsite van de Reststoffenunie is onder ‘Toepassingen - innovatie’<br />

nu zelfs ‘fosfaatbinding via ijzerzand in run-off van landbouwpercelen’ opgenomen 90 .<br />

Dit is weer in overeenstemming met de structuurvisie van Granovetter [contacten met partijen<br />

buiten het bestaande netwerk genereren nieuwe ideeën]. Ook het contact met het groene<br />

onderwijs *wat nog niet gemaakt was in het TIS “fosfor runoff management” en nagenoeg niet<br />

gevonden is in het bestaande netwerk tijdens dit afstudeeronderzoek] genereerde nieuwe<br />

ideeën, zoals de mogelijkheid van een praktijkexperiment op een schoolboerderij, waarbij zowel<br />

de kennisverspreiding naar [aankomend] agrarisch ondernemers en adviseurs vergroot<br />

wordt/een rol speelt als ook hun ideeën met betrekking tot de inpasbaarheid in de<br />

bedrijfsvoering een verbetering van de maatregel zouden kunnen opleveren.<br />

Instituties<br />

Om helder te krijgen óf en zo ja, in hoeverre het [her]gebruik van de verschillende ijzerhoudende<br />

materialen op problemen met formele instituties zou kunnen gaan stuiten [B in Figuur 35], is er<br />

een inventarisatie van de wet- en regelgeving uitgevoerd [zie hoofdstuk 7].<br />

Mogelijke beperkingen voor het gebruik<br />

Indien FerroSorp®, ijzerzand en ijzerslib als een niet-vormgegeven bouwstof kunnen worden<br />

beschouwd, dan lijkt het erop, dat volgens de Regeling Bodemkwaliteit (VROM & V&W, 2007b<br />

Bijlage A) deze ijzerhoudende materialen toegepast mogen worden op of in de bodem,<br />

aangezien de door uitloging beschikbare gehalten onder de emissiewaarden liggen. Echter als<br />

ijzerzand en ijzerslib gezien worden als ‘grond’, die wordt toegepast op of in de bodem, dan<br />

zouden de normwaarden uit Tabel 1 in Bijlage B (VROM & V&W, 2007b) gelden. In<br />

‘normwaarden voor toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem’ lees ik, dat de<br />

waarden gelden voor de grond, die wordt toegepast [lees: het ijzerzand of –slib]. In dat geval zou<br />

het onderzochte ijzerzand en –slib niet mogen worden toegepast. De gemeten totaal cadmiumgehalten<br />

liggen dan respectievelijk op of boven de gecorrigeerde achtergrondwaarde.<br />

Op basis van de regelgeving met betrekking tot bodemkwaliteit is me niet duidelijk geworden of<br />

FerroSorp® onder de definitie van van ‘grond’ 91 of ‘bouwstof’ 92 valt. Het voornamelijk gebruikte<br />

90 http://www.reststoffenunie.com/toepassingen accessed dd September 2011<br />

91 ‘Grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en<br />

organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen,<br />

alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet<br />

zijnde baggerspecie’ (VROM, 2007a, p. 2 art.1);<br />

92 ‘Bouwstof: materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10<br />

gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie, dat<br />

is bestemd om te worden toegepast’ (VROM, 2007a, p. 2 art. 1)<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 127


FerroSorp heeft korrelgrootte 2-4 mm en lijkt op een soort grind, maar komt niet van nature<br />

voor. Dit zou inhouden dat het niet onder de definitie van ‘grond’ valt. De definitie van<br />

‘bouwstof’ betekent concreet, “dat het Besluit alleen betrekking heeft op steenachtige<br />

materialen”, zoals beton, asfalt of bakstenen; “voorbeelden van niet-vormgegeven bouwstoffen<br />

zijn assen en granulaten” (SenterNovem, 2008, pp. 27-29). FerroSorp® is een granulaat en bevat<br />

5,8 % gewichtsprocent aluminium en calcium; het aandeel silicium is naar mijn weten niet<br />

bepaald [digitale analyseresultaten opdracht S10-032, project 5120529, verkregen van Alterra-<br />

CB].<br />

Het onderscheid is relevant voor de toepassing om fosfaat te binden omdat in het ene geval<br />

[bouwstof] de ijzerhoudende materialen wel [los] gebruikt zou mogen worden op of in de<br />

bodem en in het andere geval [grond] niet. Bij [tijdelijke] toepassing van het materiaal in<br />

waterdoorlatende zakken zou in het geval van ‘grond’ alsnog een uitzondering gemaakt kunnen<br />

worden, omdat het materiaal weer eenvoudig te verwijderen is.<br />

Nog een onduidelijkheid zit in de eind vorige eeuw voor de voedselveiligheid en/of fytotoxiciteit<br />

vastgestelde LAC-signaalwaarde. Deze LAC-signaalwaarden gelden weer voor de [totale]<br />

bovengrond en gezien de beperkte toe te passen hoeveelheden van het [gebruikte]<br />

ijzerhoudende materiaal op of in de bodem, lijkt er op basis van de samenstelling geen risico op<br />

het signifikant verslechteren van de bodemkwaliteit. Dit zou dan weer betekenen, dat er géén<br />

belemmering voor het gebruik van de ijzerhoudende fosfaatbinders is. In 2009 zouden de LACsignaalwaarden<br />

overgenomen zijn door de ‘achtergrondwaarde’ in de Regeling Bodemkwaliteit,<br />

echter in de Regeling Herverkaveling 93 worden nog LAC-signaalwaarden aangehouden. Dit<br />

schept verwarring.<br />

Een andere kanttekening, die hierbij gemaakt moet worden, is dat het onderzochte ijzerzand en<br />

–slib (Koopmans, et al., 2010) afkomstig was van vooraf geselecteerde winningen [quote CB2<br />

paragraaf 7.2] en dus wellicht niet representatief van het totale aanbod. De nu verkregen<br />

resultaten zeggen dus nog niet voldoende over het feit of ijzerzand en/of ijzerslib [afgezien van<br />

hoe het produkt geclassificeerd zou worden] in zijn algemeenheid al dan niet toegestaan zou<br />

worden. In FerroSorp® zijn de gemeten [totaal-] gehalten arseen, cadmium en nikkel bovendien<br />

boven de range van typische waarden als opgegeven op de productspecificatie op de website.<br />

Voor toelating en gebruik van materiaal voor fosfaatbinding, maar ook in het kader van REACH,<br />

zal het product [per partij] beter gespecificeerd moeten worden qua chemische samenstelling.<br />

Ook voor mogelijk relevante kwaliteitssystemen en/of hygiënecodes, zoals bijvoorbeeld VVAK,<br />

worden er analyserapporten gevraagd van opgebrachte materialen [als zuiveringsslib en<br />

organische mest]. Het materiaal mag dan niet de maximale waarden voor arseen en zware<br />

metalen, opgenomen in Bijlage II behorende bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (LNV,<br />

2005a), overschrijden.<br />

Niet alleen de wet- en regelgeving is van belang; ook eisen, die afnemers van land-en<br />

tuinbouwproducten stellen, kunnen een rol spelen bij het wel of niet kunnen toepassen van<br />

ijzerhoudende materialen in of op de bodem, met name als het los zou worden toegepast. Om<br />

hier duidelijkheid over te krijgen, is nader onderzoek nodig.<br />

Mogelijke kansen voor het gebruik van ijzerhoudende materialen<br />

93 http://www.st-ab.nl/wettennr02/0109-005_Regeling_herverkaveling.htm Artikel 14;<br />

Tekst zoals deze geldt op 27 juli 2011 Accessed: augustus 2011<br />

Page 128 Innovatiesysteemanalyse


Behalve regelgeving, die het gebruik van ijzerhoudende materialen in de agrarische sector zou<br />

kunnen tegenhouden, is er ook regelgeving, die kansen biedt voor de implementatie van<br />

ijzerhoudende materialen als fosfaatbinder.<br />

In het sectorplan ‘Reststoffen van drinkwaterbereiding’ behorende bij het LAP-2 is weliswaar de<br />

eis opgenomen, dat een partij niet meer dan 150 mg/kg As mag bevatten, maar ook dat de<br />

minimum-standaard voor be- en verwerking een ‘nuttige toepassing’ is. In de toelichting bij het<br />

sectorplan is bij V. Overwegingen bij de minimumstandaard 94 het volgende aangegeven:<br />

“Hoogwaardigheid van verwerking: De minimumstandaard voor reststoffen van<br />

drinkwaterbereiding sluit aan bij het streven naar het sluiten van kringlopen en het nuttig<br />

toepassen van afvalstoffen op een zo hoogwaardig mogelijke wijze en met zo min mogelijk<br />

verlies aan kwaliteit”. Dit geeft aan dat de drinkwatersector steeds meer waterijzer zo<br />

hoogwaardig mogelijk wil inzetten, bijvoorbeeld voor ontzwaveling bij vergistingsprocessen,<br />

maar wellicht ook als fosfaatbinder om de KRW-doelen te halen. Er zal dus ook bereidheid bij<br />

bedrijven zijn om meer aandacht te besteden aan de kwaliteitseisen van potentiële afnemers<br />

van reststoffen als waterijzer [zie ook quote DW2 in paragraaf 5.1.2].<br />

Een andere ontwikkeling, die gunstig is voor de acceptatie van het gebruik van het materiaal, is<br />

dat door de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen [2008] en de –als gevolg hiervan opgenomen –<br />

wijziging van de Wet Milieubeheer in 2011 de reststof ‘waterijzer’ van de drinkwaterbereiding<br />

wettelijk niet langer wordt gekarakteriseerd als afvalproduct, maar als bijproduct. Door de<br />

REACH registratie zijn de drinkwaterbedrijven en de Reststoffenunie verplicht om Chemical<br />

Safety Reports op te stellen; specificatie van de kwaliteit van het materiaal [dus ook<br />

verontreinigingen als zware metalen?] is dan per drinkwaterbedrijf beschikbaar. Deze<br />

ontwikkelingen zouden echter ook een effect kunnen hebben op de prijsstelling van het<br />

materiaal [> duurder]. Mogelijk neveneffect van het feit, dat reststoffen van de<br />

drinkwaterbereiding als bijproducten worden gezien, is dat volgens de criteria voor bijproducten<br />

[zie ook paragraaf 7.3 voetnoot 63+ de “stof (...) onmiddellijk gebruikt wordt zonder verdere<br />

andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is”. Dit maakt de<br />

toestemming tot gebruik weer gecompliceerder als het waterijzer eerst gegranuleerd zou<br />

moeten worden.<br />

Afhankelijk van de hoeveelheid voor fosfaatadsorptie gebruikt ijzerhoudend materiaal lijkt het<br />

mogelijk dat dit materiaal aan drijfmest toegevoegd mag worden, aangezien het toevoegen van<br />

waterijzer als hulpstof al plaats vindt in mestvergistingsinstallaties. Waarschijnlijk moet hiervoor<br />

eerst het protocol van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet doorlopen worden.<br />

Er lijkt onduidelijkheid over te bestaan – ook onder Waterschappers- of het trekken van sleuven<br />

om zich van een teveel aan water te ontdoen volgens het LOTV [nu opgenomen in het<br />

Activiteitenbesluit] wel toegestaan is. Het is van belang dat hier meer duidelijkheid over<br />

verschaft wordt. De agrarisch ondernemer zou dus aangesproken kunnen worden op de<br />

zorgplicht. Het lijkt nuttig om eerst meer voorlichting te geven over de mogelijke gevolgen van<br />

deze vorm van oppervlakkige afspoeling voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Hierna [de agrarisch<br />

ondernemer kan zich er dan niet meer op beroepen dat hij zich niet bewust was van de<br />

consequenties] zou hij dan bij het trekken van sleuven voorzorgsmaatregelen kunnen nemen<br />

door in de sleuf een zak met ijzerhoudend materiaal te plaatsen. De controle zou plaats kunnen<br />

vinden door het waterschap wanneer er toch rondgereden wordt voor controle op het<br />

inachtnemen van de bemestingsvrije zone e.d. Of het te handhaven is, is afhankelijk van de<br />

invulling van het handhavingsplan van het desbetreffende waterschap.<br />

94 http://www.lap2.nl/sectorplan.asp?b=20&p=2<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 129


9.2 Dynamiek van TIS “fosfor run-off management”: het proces<br />

Eerst wordt in deze paragraaf de ontwikkeling van het TIS “fosfor run-off management”<br />

geschetst vanaf de eerste toepassing van ijzerhoudende verbindingen in landbouwgrond in<br />

Nederland tot heden; de casus. Hierbij wordt steeds verwezen naar één of meerdere van de<br />

zeven innovatiesysteemfuncties, die op het voorgaande zinsdeel van toepassing is/zijn. De<br />

functies worden weergegeven tussen haakjes en met een minteken voor de functienaam als de<br />

functie een negatieve werking heeft of zou kunnen hebben [als hier niet direct aantoonbaar<br />

bewijs voor is] op de opbouw van het innovatiesysteem.<br />

Aan de hand hiervan wordt gekeken in welke fase van ontwikkeling het innovatiesysteem zich<br />

bevindt, met andere woorden met welke van de vier innovatiemotoren kan het<br />

innovatiesysteem gekarakteriseerd worden.<br />

Casus<br />

In 1995-1996 is er onderzoek gedaan naar het toedienen van synthetische ijzer- en<br />

aluminiumverbindingen aan de bodem om uitspoeling van fosfaat te voorkomen [+<br />

Kennisontwikkeling]. Uit een enquête en daaropvolgend in een workshop met diverse<br />

actorgroepen [+ Kennisuitwisseling] is geconcludeerd, dat dit geen geschikte maatregel was om<br />

diffuse fosfaatemissies vanuit de landbouw tegen te gaan; “chemokuur” [- Richting geven].<br />

In 2000 wordt de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht; dit leidt tot het ontwikkelen van<br />

nationale regelgeving zoals het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water [2006 en 2009] [+<br />

Richting geven] en het opstellen van de eerste generatie Stroomgebiedsbeheersplannen [2009].<br />

Inmiddels is door het toenmalig Ministerie van LNV en STOWA het DOVE-onderzoek naar<br />

nutriëntenbronnen en –transportroutes opgestart [+ Richting geven; + Mobiliseren middelen].<br />

Dit heeft geleid tot meerdere rapporten [2002-2007], waarbij steeds duidelijker werd dat de<br />

bijdrage van oppervlakkige afspoeling aan de fosfaatemissie in Nederland groter is dan verwacht<br />

[+ Kennisontwikkeling]; hieraan wordt aandacht gegeven op symposia en in vakbladen en<br />

informatiebladen [2000-2005: + Kennisuitwisseling; + Richting geven], die vooral bedoeld zijn<br />

voor waterbeheerders en onderzoekers.<br />

Uit een onderzoek van de LLTB en de Stichting Milieufederatie Limburg in 2006 blijkt dat ook de<br />

gevraagde agrariers bezwaren hebben tegen het toevoegen van ijzer of alumium aan de bodem,<br />

aangezien de indruk bestaat dat het vervuilend werkt. Ook het toepassen van ijzerfilters voor<br />

drainagewater zien ze niet echt zitten en ze vragen zich af of het werkt [- Richting geven]. Er zijn<br />

bij agrariërs weinig bezwaren tegen maatregelen om oppervlakkige afspoeling tegen te gaan.<br />

In 2007 wordt het Platform ‘Landbouw en KRW” *+ Kennisuitwisseling+ opgericht, gefinancierd<br />

vanuit lopende programma’s van het Ministerie van LNV [+ Mobiliseren middelen]. De maatregel<br />

“voorkomen van oppervlakkige afspoeling percelen” wordt meermaals als zinvol aangemerkt,<br />

maar ingedeeld in de categorie “Maatregelen in ontwikkeling” [- Richting geven ?]. De<br />

maatregelen, die in deze periode [2006-2008] naar voren gebracht worden om oppervlakkige<br />

afspoeling te remmen of blokkeren zijn egaliseren van percelen, goede bodemstructuur,<br />

drainage, dichtmaken greppels, aanbrengen barrière zoals greppel of dammetje vóór de sloot,<br />

en bezinkplekken inrichten.<br />

In 2008 wordt in de ex ante evaluatie KRW aangegeven, dat er – naast bronmaatregelen -<br />

aandacht besteed moet worden aan [effect- en] padmaatregelen om sneller resultaten te<br />

behalen [+ Richting geven]. Er wordt breder uitgedragen dat het van belang is om de afvoer via<br />

snelle transportroutes aan te pakken, zoals op het DOVE-slotsymposium [+ Kennisuitwisseling]<br />

Page 130 Innovatiesysteemanalyse


en is er aandacht besteed aan het voorkomen van oppervlakkige afspoeling in folders en<br />

brochures, die makkelijker toegankelijk zijn voor de agrarisch ondernemers [+ Richting geven].<br />

Ook in 2008 worden de projecten uit de 1 e tender van het KRW-IP vastgesteld [+ Mobiliseren<br />

middelen]. Hieronder zijn zowel projecten gericht op oppervlakkige afspoeling als projecten<br />

gericht op ijzerhoudende materialen voor fosfaatbinding, die inmiddels [2010] al enkele<br />

rapporten hebben opgeleverd [+ Kennisontwikkeling] en kennis hebben gedeeld met<br />

onderzoekers, beleidsmakers en waterbeheerders op diverse bijeenkomsten [+<br />

Kennisuitwisseling].<br />

In het onderzoek naar het ontwikkelen van een bodemdienst voor de reductie van<br />

fosfaatemissie [2009] wordt er - ondanks herhaaldelijk aangeven van het belang van<br />

oppervlakkige afspoeling [+ Richting geven] – geen uitvoering gegeven aan maatregelen<br />

hiertegen in de pilotprojecten. Op regio-bijeenkomsten met agrarisch ondernemers [+<br />

Kennisuitwisseling] in dit project bleek de acceptatiegraad van agrarisch ondernemers voor<br />

[inrichtingsmaatregelen tegen] oppervlakkige afspoeling negatief [- Richting geven]. Dit was<br />

vooral het geval in Overijssel en Gelderland; in Limburg was men positiever.<br />

2010-2011: Met name onderzoekers en intermediairs [Arcadis] laten zich in de media positief uit<br />

over het gebruik van ijzerhoudend materiaal [ijzerslib of ijzerzand] [+ Richting geven], maar de<br />

agrarisch ondernemers zijn nog sceptisch, in ieder geval over het gebruik van ijzerzakken bij<br />

oppervlakkige afspoeling. [N.B. tijdens KMS bijeenkomst dd. 13 september 2011 is door<br />

Koopmans aangegeven, dat er op de open dag bloembollen positief gereageerd is op het idee<br />

‘ijzerzand om drainagebuizen’+<br />

Innovatiemotor<br />

De meeste activiteiten, die gevonden zijn bij de bestudering van het TIS “fosfor run-off<br />

management”, zijn gealloceerd bij de innovatiesysteemfuncties FOI2 Kennisontwikkeling *13 en<br />

11], FOI3 Kennisuitwisseling in netwerken [15 en 13] en FOI4 Richting geven aan het zoekproces<br />

[10 en 10]. Bij het mobiliseren van middelen [FOI6] is het KRW-Innovatiefonds van groot belang<br />

geweest voor de ontwikkeling van het gebruik van ijzerhoudend materiaal voor fosfaatbinding.<br />

Er is een kleine rol voor FOI1 Experimenteren door ondernemers door de diversificatie van de<br />

producten van Hego-Biotech.<br />

Mobiliseren van<br />

middelen<br />

Kennis<br />

ontwikkeling<br />

Richting geven<br />

aan het<br />

zoekproces<br />

Kennis<br />

uitwisseling in<br />

netwerken<br />

Experimenteren<br />

door<br />

ondernemers<br />

Figuur 37 Ontwikkeling van de innovatie in het TIS “fosfor run-off management” tot nu toe.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 131


Hieruit kan geconcludeerd worden, dat de Kennismotor nu in ieder geval redelijk draait. In<br />

diverse interviews wordt echter wel de zorg uitgesproken over de [toekomstige]<br />

beschikbaarheid van middelen [voor innovaties] om de waterkwaliteit te verbeteren.<br />

Volgens de theorie zou nu de Ondernemersmotor op gang moeten komen door ervaringen in de<br />

praktijk in commercieel gerichte projecten [FOI1 Experimenteren door ondernemers]. De<br />

ondernemers zouden moeten gaan lobbyen [FOI 7 tegenspel bieden aan weerstand] om<br />

voldoende fondsen [projectsubsidies: FOI6 Mobiliseren middelen] te krijgen. Hiermee zou een<br />

markt[vraag] gecreërd moeten worden, maar deze functie zijn nog onvoldoende van de grond<br />

gekomen.<br />

Zonder verdere stimulering zou de ontwikkeling van de innovatie wel eens kunnen stoppen<br />

[KRW-IP projecten stoppen, [nog] geen incentive zoals een stimuleringsregeling, dus geen FOI5<br />

creeren van markten en geen wettelijke regeling].<br />

Page 132 Innovatiesysteemanalyse


Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 133


10 Discussie<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gebruikte onderzoeksmethode: de dataverzameling, het<br />

door mij gekozen theoretische kader en het conceptuele kader.<br />

Dataverzameling<br />

Ik ben me ervan bewust, dat [ondanks voorzorgsmaatregelen als triangulatie van methoden en<br />

bronnen en het checken van opinies in daaropvolgende interviews] mijn persoonlijke voorkeur<br />

een rol speelt bij de interpretatie van de interviews en de observaties. Voor<br />

‘onbevooroordeelde’ conclusies zou het nodig zijn om mijn beeld van de ‘foto’, de ‘casus’ en de<br />

fase waarin de ontwikkeling zich bevindt [ welke motor draait er?] te laten checken door experts<br />

op het gebied van het TIS “fosfor run-off management” én op het gebied van de theorie van de<br />

innovatiesysteemfuncties. De feedback en discussie over het TIS zelf kan plaatsvinden in het<br />

eindgesprek over deze afstudeeropdracht, maar bevindingen daaruit zijn niet verwerkt in deze<br />

rapportage.<br />

Theoretisch kader<br />

De zeven innovatiesysteemfuncties, die ik gebruik, zijn ontwikkeld na het uitvoeren van enkele<br />

empirische studies aan de universiteit van Utrecht. Grote verschillen tussen die studies en deze<br />

afstudeeropdracht zijn, dat de Utrechtse studies voornamelijk retrospectief waren met minstens<br />

20 jaar historie en hele ingrijpende, radicale innovaties betroffen, zoals duurzame energie<br />

[biomassavergisting van 1974-2004 (Negro, et al., 2007), windenergie van 1973-2003 (Alkemade,<br />

et al., 2007), waterstof- en brandstofcel technologie van 1980-2007 (Roald A. A. Suurs, et al.,<br />

2009b)].<br />

In dit onderzoek gaat het over een relatief kleine innovatie, die pas sinds enkele jaren in<br />

Nederland in opkomst is. Toch is mijns inziens deze onderzoeksmethode goed te gebruiken; het<br />

geeft een goed inzicht in de ontwikkeling en in welke componenten er nog ontbreken in het<br />

socio-technisch systeem. Indien de belanghebbende partij[en] [in dit geval het ministerie van<br />

I&M en misschien ook Hego-Biotec GmbH en drinkwaterbedrijven?] overtuigd is/zijn van de<br />

noodzaak van de verdere verspreiding van de inventie, kan de innovatiesysteemanalyse<br />

handvatten geven voor de te nemen stappen in dit proces.<br />

Conceptueel kader<br />

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 [het conceptuele kader] mistte ik in de theorie de perceptie<br />

de actorgroepen. Dit kan wel geschaard worden onder [informele] instituties en bij FOI1 worden<br />

demonstratieproeven opgevoerd om de reacties van consumenten, toeleveranciers en overheid<br />

te peilen, maar bij de dynamiek van het innovatiesysteem, zoals beschreven in de literatuur, mis<br />

ik toch de invloed van de potentiële eindgebruiker.<br />

Bij FOI4 wordt wel de indicator ‘type woordgebruik door wetenschappers en beleidsmakers’<br />

gebruikt. Dit kan inderdaad een sturende functie hebben voor de ontwikkeling van de innovatie,<br />

maar ook de mening van de eindgebruiker kan richting geven aan het zoekproces. Dit kan een<br />

positieve invloed hebben, namelijk dat een inventie zodanig aangepast wordt dat het aan de<br />

eisen van de potentiële afnemers voldoet, maar de negatieve richting is, dat de innovatie<br />

helemaal niet doorzet, omdat er geen draagvlak voor is.<br />

Het is in dit afstudeeronderzoek juist gebleken, dat het nodig is om meer aandacht te schenken<br />

aan de perceptie van de verschillende actorgroepen.<br />

Page 134 Innovatiesysteemanalyse


Hoe belangrijk deze perceptie is, is bijvoorbeeld te zien aan de kennisontwikkeling omtrent het<br />

gebruik van ijzerhoudende materialen in Nederland. Na negatieve uitlatingen van [beleid en]<br />

beheer [en agrarische belangenorganisatie ?] over gebruik synthetische ijzerverbindingen in de<br />

bodem in enquete en workshop 1996 [zie paragraaf 8.4] is er jarenlang in Nederland geen (in<br />

ieder geval niet zichtbaar) onderzoek gedaan naar ijzerhoudende verbindingen in de agrarische<br />

sector. Pas weer in 2008 wordt er onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor toepassingen van<br />

fosfaatfilters in bollenteelt. Mogeliijk is het feit dat er nu geen gebruik wordt gemaakt van<br />

synthetische ijzerverbindingen, maar van een meer natuurlijk product van de ontijzering van<br />

grondwater, ook van invloed op de acceptatiegraad.<br />

Vooral de perceptie van eindgebruiker is hier erg belangrijk, aangezien er voor de boeren geen<br />

direct belang is om de ijzerhoudende materialen te gaan gebruiken. Wanneer we in de tabellen<br />

in Bijlage X over FOI4 kijken dan zien we, dat het type woordgebruik van potentiele<br />

eindgebruikers [in rood] juist als -1 is gekwantificeerd.<br />

Bij bijvoorbeeld het uitrekenen van de kosteneffectiviteit met modellen kom je “tot<br />

maatregelen, die heel kansrijk lijken, maar waar je eigenlijk geen uitvoering aan kunt geven,<br />

omdat er geen draagvlak voor is. (...) je denkt dan: daar komen uitkomsten uit en dan weten we<br />

wat we moeten gaan doen, maar (...) zodra je dan in het veld komt, blijkt dat er niemand<br />

interesse heeft in jou” (WS2).<br />

Aanpassing theorie<br />

Zoals gezegd is de gebruikte theorie gebaseerd op ontwrichtende innovaties, die retrospectief<br />

zijn bestudeerd. Wanneer men de theorie van de innovatiesysteemfuncties en –motoren wil<br />

gebruiken om de innovatie tijdens de ontwikkeling te volgen [wellicht om overheden te kunnen<br />

adviseren over hoe de ontwikkeling van de innovaties kan worden gestimuleerd (O. Clevering, et<br />

al., 2010, p. 7)], is het wellicht beter om de theorie iets aan te passen. Het in dit rapport<br />

beschreven onderzoek geeft hier bouwstenen voor.<br />

Het is het aan te raden om dan bij een aantal functies iets verder te differentieren. Naast de<br />

hierboven genoemde aanpassing om ook het ‘type woordgebruik’ door potentiële<br />

eindgebruikers mee te nemen in de analyse, zijn er nog twee mogelijkheden om verder op de<br />

details in te zoomen.<br />

Volgens de theorie van de innovatiesysteemfuncties wordt bij de kwantitatieve uitwerking van<br />

de functie ‘Kennisontwikkeling’[FOI2] als indicatoren het aantal R&D projecten, patenten en<br />

[rapporten van] literatuur- en haalbaarheidsstudies gebruikt [zie Tabel 4 Indicatoren voor het<br />

meten van de systeemfuncties (naar: M.P. Hekkert & Negro, 2009; Negro, Hekkert, & Smits,<br />

2007)Tabel 4 en paragraaf 8.2]. Ik heb dit gelezen als het per rapport of studie toekennen van de<br />

waarde +1 en dat er geen onderscheid wordt gemaakt in [fundamenteel] wetenschappelijke<br />

kennis [onderzoeks- of ontwikkelingsproject in (VenW, 2008b art. 3.1.a.)], kennis toegepast<br />

onderzoek [praktijkexperiment in (VenW, 2008b art. 3.1.b.)] of toepassingsgericht onderzoek<br />

[demonstratie- of eerste-toepassingsproject in (VenW, 2008b art. 3.1.c en d)]. De laatste zou<br />

eventueel opgenomen kunnen worden in FOI1 als dit opgezet wordt door ondernemers, die er<br />

een commercieel doel mee hebben; dus als Hego-Biotech het project op zou zetten. Het<br />

voordeel van het duidelijker onderscheid maken in soorten studies en rapporten zou zijn, dat<br />

ook kan worden gevolgd óf en wanneer de kennis ontsloten wordt voor gebruik in de praktijk en<br />

of resterende kennisvragen [vanuit de praktijk] weer worden beantwoord door middel van<br />

onderzoek. Ook dit geeft de dynamiek van een innovatieproces weer. Dat er een wezenlijk gat<br />

zit tussen de verschillende onderzoeken, blijkt uit de volgende opmerking uit de interviews [én<br />

quotes uit paragraaf 4.2.4 Perceptie status innovatie]:<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 135


“Ik was al jaren literatuur aan het verzamelen over eigenschappen van ijzer/aluminium en kalk<br />

om fosfaat te binden, maar om zelf (veld-)experimenten uit te voeren is toch nog wat anders. Je<br />

komt altijd weer voor verrassingen te staan. Waarom gaat het de ene keer goed en zijn de<br />

andere keer de resultaten teleurstellend? Er zijn zoveel dingen, die invloed kunnen hebben op het<br />

al dan niet goed werken van een filtersysteem” (CB2).<br />

Ook het extra aandacht schenken aan wat voor soort deelnemers [uit welke actorgroepen] de<br />

symposia of andere bijeenkomsten bezoeken [FOI3 Kennisuitwisseling] en in wat voor soort<br />

vakbladen er over de nieuwe kennis, nieuwe technologiën en mogelijke toepassing geschreven<br />

wordt [FOI4 richting geven] levert toegevoegde waarde op. Ook deze verfijning van de methode<br />

geeft meer in detail inzicht over de voortgang van de innovatie, aangezien de innovatie zich niet<br />

verspreid naar de potentiële eindgebruikers [agrarisch ondernemers] als er alleen over<br />

gesproken wordt op bijeenkomsten voor wetenschappers of stukken over geschreven worden in<br />

vakbladen voor bijvoorbeeld hydrologen.<br />

Hoe zou je de theorie verder aan kunnen passen voor dit type innovaties, waarbij de<br />

eindgebruiker niet direct belanghebbend is [en het ook nog niet direct duidelijk is of de<br />

ondernemer[s] hierin stappen gaan ondernemen].<br />

Er is een drijvende kracht nodig om naar een volgende motor te komen. Volgens de theorie van<br />

Hekkert (2010; 2009; 2007) en Suurs (2009a) over de dynamiek van technische innovatiesystemen,<br />

zou bij de stap van de kennismotor naar de ondernemersmotor een grote rol<br />

weggelegd zijn voor de ondernemer. De veldexperimenten [en haalbaarheidsonderzoeken]<br />

zouden nu aangevuld moeten worden met ervaringen opgedaan in de praktijk in commercieel<br />

gerichte projecten door ondernemers [+ Experimenteren door ondernemers], die economisch<br />

[of maatschappelijk] voordeel verwachten van de nieuwe technologie [+ Richting geven]. Om de<br />

risico’s af te dekken zouden ze moeten lobbyen bij de overheid *+ Tegenspel bieden aan<br />

weerstand] om fondsen te verwerven [+ Mobiliseren van middelen]. Echter, het enige<br />

commerciële bedrijf wat tot nu toe ijzerhoudende materialen voor fosfaatbinding levert, is<br />

P.U.S.- Hego-Biotech. Het is de vraag of dit bedrijf dit zal gaan trekken.<br />

Er zijn uiteraard ook nog andere bedrijven waar gegranuleerd of gepelletiseerd wordt en die een<br />

hun activiteiten zouden kunnen uitbreiden met het maken van ijzerhoudende korrels. Hierbij<br />

zou men kunnen denken aan Norit, kunststof- of rubbergranulaten, kleikorrels voor<br />

hydrocultuur, kunstmest, veevoederbrokken, etc. Veevoederfabrikanten staan hier in ieder geval<br />

niet voor open in verband met de voedselveiligheid. “Zuiveringsslib, ook al zouden we het willen,<br />

krijg je nooit binnen een veevoederbedrijf, door verontreiniging.(...) Dan gaan meteen alle<br />

signalen op rood. (...) Het is niet toegestaan in dezelfde fabriek als diervoer. De eisen zijn<br />

langzaamaan strenger dan bij de humane industrie.(...) Er is NEN/ISO, dan heb je nog GMP [Good<br />

Manufacturing Practice]; die vonden we als diervoederindustrie nog niet streng genoeg en dus<br />

hebben we zelf nog een kwaliteitssysteem draaien, Trusq. Een samenwerkingsverband tussen 5<br />

grote mengvoerbedrijven in Nederland om problemen qua voedselveiligheid (...) te voorkomen”<br />

(GRANU). Indien het ijzerzand of ijzerslib bij bepaalde toepassing [vergelijkbaar met<br />

veldexperiment om drainagebuizen in de bollenteelt bij project KRW08091] zonder verdere<br />

bewerking toegepast kan worden, dan zou de Reststoffenunie [mede] actie moeten<br />

ondernemen.<br />

In de werkgroep ‘Filtersystemen’ op de tweede themadag van ‘Kennis moet stromen’, waar<br />

onder andere aan de hand van de theorie van innovatiesysteemfuncties de projecten langs<br />

gelopen werd, is ook de vraag gesteld “wie zou zich verantwoordelijk [moeten] voelen om deze<br />

innovaties verder te brengen?”. Het was duidelijk dat de onderzoekers, die aan de wieg staan<br />

van de innovatie van fosfaatbindende materialen, zich hier niet verantwoordelijk voor voelen; zij<br />

Page 136 Innovatiesysteemanalyse


voelen zich alleen verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste informatie over deze<br />

inventie.<br />

Ook in één van de interviews zijn uitspraken gedaan, die in die richting wezen: “Een aantal<br />

voorstellen zijn (...) wel innovatief, maar je moet heel veel doen, uiteindelijk, om die maatregelen<br />

verder te krijgen. (...) En je merkt toch wel vaak bij de onderzoekers, dat die het leuk vinden om<br />

iets uit te zoeken, eventueel een prototype te bedenken, maar dan houdt hun interesse ook op.<br />

Dat laatste stuk om van een prototype te komen tot implementatie, in dit geval bij<br />

waterschappen of landbouw, vindt men niet interessant. Dan gaat men wel weer verder met een<br />

volgende subsidie-regeling (DGW)”.<br />

“Het zou best kunnen dat je zo’n ingenieursbureau nodig hebt om het verder te ontwikkelen. Dat<br />

zou ook een optie zijn voor LNV; dat ze zeggen ‘die onderzoekers van WUR, (...) die komen niet<br />

met pasklare oplossingen; ik huur een ingenieursbureau in en die gaat het dan optimaliseren’. En<br />

díe komt dan met oplossingen” (CB1). In dit geval komt dan ook duidelijker de ‘intermediaire<br />

infrastructuur’ om de hoek kijken, die ook als één van de componenten van een<br />

innovatiesysteem was aangegeven in Figuur 12.<br />

Voor de verdere ontwikkeling van deze innovatie is het van belang, dat de [verschillende]<br />

maatregel[en] met gebruik van ijzerhoudend materiaal op de lijsten komen met maatregelen<br />

[ofwel in de databank{en} met verschillende maatregelen, zoals het BMW of KRW-verkenner en<br />

die van LTO en UvW (LTO-Projecten, et al., 2007)]. Uit deze opsomming van maatregelen kunnen<br />

de waterschappen een pakket maatregelen samenstellen, dat voor de karakteristieken [zoals<br />

bijvoorbeeld het type bodem] in hun beheersgebied het meest geschikt is en waar ze mee aan<br />

de slag kunnen; hetzij door demonstratieprojecten en voorlichting, hetzij door stimulering als ze<br />

agrariërs hebben gevonden die hiermee willen werken. In dit geval zou hier een rol weggelegd<br />

kunnen zijn voor een belanghebbende partij. De Unie van Waterschappen zou deze rol kunnen<br />

vervullen als koepelorganisatie van de waterschappen, die verantwoordelijk zijn voor de<br />

kwaliteit van het oppervlaktewater.<br />

Er moeten initiatieven genomen worden om de ondernemersmotor op gang te krijgen door ze<br />

bijvoorbeeld te stimuleren [door ‘Mobiliseren van middelen?’] om aan langdurige<br />

veldexperimenten mee te doen of onderzoek te doen naar adsorptieve ontijzering. Wellicht is<br />

het ook mogelijk door de risico’s weg te nemen door meer zekerheid te geven dat deze markt er<br />

komt. Voor het ‘Creëren van markten’ [FOI5] kunnen overheden [I&M, provincie en/of WS] als<br />

‘launching customer’ op gaan treden ; dus zij nemen het product [al dan niet gegranuleerd<br />

ijzerhoudend materiaal] af en verspreiden dit naar agrarisch ondernemers in specifieke<br />

doelgebieden [daar waar de noodzaak het hoogst is]. De agrarisch ondernemers zetten dan<br />

alleen arbeid in.<br />

Een ander idee om een duurzame innovatie, waar de eindgebruiker niet direct een<br />

belanghebbende is, zich verder te laten ontwikkelen, zou in dit geval kunnen zijn dat er een<br />

markt gecreëerd wordt [FOI5] door eerst een stimuleringsregeling op te zetten voor het gebruik<br />

van het ijzerhoudend materiaal. In het uiterste geval kan ook de markt gecreëerd worden door<br />

het gebruik van ‘ijzerzakken’ voor te schrijven als voorzorgsmaatregel bij het zelf trekken van<br />

sleuven.<br />

Dit betekent tevens een aanpassing van de theorie: een element uit de systeembouwmotor<br />

[FOI5] gaat dan vóór het experimenteren door ondernemers [FOI1] uit de ondernemersmotor en<br />

wordt in zekere zin een speciaal geval van FOI4 Richting geven aan het zoekproces.<br />

De drijvende kracht kan ook komen van een regisseur, een innovatieprocesmanager, die de regie<br />

op zich neemt om de ontwikkeling van de innovatie te organiseren. De innovatieprocesmanager<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 137


kan worden gezien als een ‘circle captain’ uit het Cyclisch InnovatieModel *CIM+ van Berkhout<br />

(Berkhout & de Ridder, 2008; Berkhout, Hartmann, & Trott, 2010). In het CIM van Berkhout<br />

wordt de ondernemer gezien als ‘circle captain’; “Entrepreneurs function as circle captains”<br />

(Nederlof, 2010, pp. 19, 21 en 25)’. Ook in de theorie van Hekkert zou de ondernemer de<br />

volgende motor moeten laten gaan draaien, maar ik had hierboven reeds geconstateerd, dat de<br />

kans hierop in dit TIS erg klein is. In een interview met Professor Berkhout, TU Delft, wordt de<br />

circle captain of innovatieprocesmanager omschreven als “één persoon of een groep, die met<br />

name de proceskant verzorgt en zich met de hele cirkel bemoeit. ‘Alleen dan kan je innoveren’”<br />

(Nederlof, 2010, p. 58). De innovatieprocesmanager hoeft dus niet persé een ondernemer te<br />

zijn, maar het gaat om het ondernemerschap. In Figuur 38 wordt een conceptueel model<br />

weergegeven van de ontwikkeling van een innovatie [N.B. dat het in een lijn is weergegeven wil<br />

niet zeggen dat het een lineair proces is !] met daaronder hetzelfde model ingevuld voor het TIS<br />

“fosfor run-off management”.<br />

Initiatief<br />

KRW-IP<br />

Exploratie<br />

Drive, Motivatie<br />

Kennismotor<br />

P-emissie door<br />

oppervlakkige afspoeling <br />

Keuzes<br />

Keuzes obv.<br />

kosteneffectiviteit<br />

Kennisloket<br />

; DLV<br />

partners<br />

Ontwikkeling innovatie Business<br />

Figuur 38 Conceptueel model van een innovatieproces (Bron: Nederlof, 2010, p. 35) met daaronder het<br />

model ingevuld voor het TIS “fosfor run-off management”; IPM = InnovatieProcesManager, RU =<br />

ReststoffenUnie<br />

De innovatieprocesmanager zou ook iemand uit een belanghebbende partij kunnen zijn. Ook op<br />

de workshop ‘Landbouw en KRW’ in 2006 zijn zulke ideeën al naar voren gekomen: “Gedachte is<br />

om iemand de regie te laten voeren. Deze heeft aantal bevoegdheden om uitvoering goed te<br />

laten verlopen. (...) Bij waterzaken denken we aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

Deze kijken direct naar de Waterschappen. Waterschap zoekt deelnemende partijen en Provincie<br />

kan ‘speelruimte’ geven” (...) “Het waterschap moet de regie voeren”. (PPO, 2006, p. 7)<br />

De Unie van Waterschappen, als de overkoepelende organisatie van de Waterschappen, zou de<br />

taak op zich kunnen nemen om in overleg te treden met de betreffende overheidsinstanties om<br />

meer duidelijkheid te krijgen over de wet- en regelgeving.<br />

Page 138 Innovatiesysteemanalyse<br />

focus<br />

Ondernemers motor & Systeembouwmotor<br />

Experimenteren:<br />

Agr. Studieclubs,<br />

groen onderwijs<br />

Instituties:<br />

Bbk I&M<br />

Protocol CDM<br />

REACH RU<br />

Zorgplicht WS<br />

IPM 1: Landbouw [LTO]<br />

Tegenspel weerstand:<br />

Dragende organisaties<br />

van LTO, ANV’s<br />

Ontwikkeling innovatie<br />

Distributie:<br />

RU, WS,<br />

coöperaties<br />

Marktcreatie:<br />

overheid, WS,<br />

GLB<br />

IPM 2: water [UvW]<br />

implementatie


Een ander issue, wat tijdens de workshop ‘Landbouw en KRW’ naar voren kwam, is de behoefte<br />

om de kenniskloof tussen kennisinstellingen en kennisvragers te doorbreken: “Er is behoefte aan<br />

studieclubs/platforms waar probleemhebbers gemakkelijk toegang hebben tot kennis<br />

(laagdrempelig), bijvoorbeeld tot helpdesks LNV, WUR, etc. ZLTO (...) ziet de proefbedrijven<br />

Vredepeel en Cranendonck als (...) de ontmoetingsplekken voor ondernemers en daar kan óók<br />

een kennisloket worden georganiseerd”(...) Anderen hadden zelfs “behoefte aan een ander<br />

kennissysteem: ‘Consulentschap water is vacant’” (PPO, 2006, p. 7).<br />

Een combinatie van een regisseur/innovatieprocesmanager met een studieclub/platform, waarin<br />

vertegenwoordigers van de agrarisch ondernemers, waterschappen en eventueel<br />

natuurbeheerders zitten, wordt beschreven als “een KRW-commissie overeenkomstig de<br />

‘reconstructiecommissies’ met aan het hoofd een onafhankelijke gebiedsregisseur (...) met een<br />

duidelijk mandaat” (Korting, 2007; PPO, 2006, pp. 9-11).<br />

Dit zou mijns inziens een goede constructie zijn, met name voor maatregelen die al praktijkrijp<br />

zijn; meer aan de gebruikerskant. Voor maatregelen waar nog vragen open liggen in de sfeer van<br />

toepassingsgericht onderzoek, wet-en regelgeving, eisen van afnemers van landbouwproducten,<br />

distributie en mogelijke stimuleringsregelingen, zou er nog een andere innovatieprocesmanager<br />

nodig zijn voor het traject vóór de implementatiefase. Er is dus overzicht/regie nodig in de<br />

landbouw– én in de waterwereld; dit lijkt niet verenigbaar in één persoon, maar wellicht wel in<br />

een duo.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 139


11 Conclusies<br />

11.1 Huidige toestand van het TIS: de foto<br />

Actoren<br />

Actorgroepen, die momenteel écht actief betrokken zijn bij het TIS “fosfor runoff management”,<br />

zijn de kennis- en onderzoeksinstituten [WUR], de intermediair [Arcadis] en de agrarische<br />

belangenvereniging ZLTO. Overheid, waterkwaliteitsbeheerders en leveranciers van<br />

ijzerhoudend materiaal zijn zijdelings betrokken. We zien ook dat –ondanks goede intenties- de<br />

eindgebruikers nog onvoldoende betrokken zijn bij het TIS.<br />

De sectoren ‘onderwijs’ en ‘agri-business & agro-advies’ ontbreken in het huidige TIS “fosfor<br />

runoff management”. Met name de sector ‘agro-advies en agri-business’ wordt door veel<br />

geïnterviewde actoren als een hele belangrijke schakel gezien. Hierbij is vooral gewezen op het<br />

belang van DLV-voorlichters, leveranciers van meststoffen en BLGG. Met ‘onderwijs’ kan men<br />

zeker stellen, dat de aankomende generatie agrarisch ondernemers de kennis over de invloed<br />

van oppervlakkige afspoeling op de waterkwaliteit en de inventie meeneemt in de<br />

bedrijfsvoering. Dit is van belang voor de langere termijn, maar ook door stages kan deze kennis<br />

over oorzaak en maatregelen verder verspreid worden.<br />

De milieuverenigingen en natuurterreinbeherende instanties ontbreken in het huidige TIS. Deze<br />

lijken momenteel niet zo’n cruciale rol te spelen, maar ze zouden wel van belang kunnen zijn bij<br />

het ‘tegenspel bieden aan weerstand’. Agrarische natuurverenigingen zouden mogelijk een rol<br />

kunnen spelen bij de werving van agrariërs, indien de ijzerhoudende materialen ingebed worden<br />

in de regeling ARB.<br />

Andere actoren, waarvan door geïnterviewden is aangegeven, dat ze een rol zouden kunnen<br />

spelen in de ontwikkeling van de innovatie, zijn: het Agrarisch Jongeren Kontakt [AJK] en NAJK-<br />

Edu en ANV voor verspreiding kennis over oppervlakkige afspoeling en maatregelen en VROM<br />

[nu I&M] voor regelgeving omtrent toepassing van het materiaal op/in de bodem. Wat betreft<br />

de agrarische belangenvereningingen NAV en NMV: deze worden door de geïnterviewden niet<br />

als heel belangrijk beschouwd. De LTO vertegenwoordigt de meerderheid van de boeren.<br />

Geïnterviewde actoren uit de drinkwaterwereld geven aan dat er ook veel kennis over de<br />

adsorberende eigenschappen van ijzerhoudende reststoffen aanwezig is bij de TU Delft en IHE;<br />

contacten met deze kennisinstituten zouden gunstig kunnen zijn. De Reststoffenunie zal bij<br />

opschaling van de innovatie een cruciale rol gaan spelen bij de aanlevering en distributie van het<br />

ijzerhoudende materiaal afkomstig van drinkwaterbedrijven.<br />

Perceptie van de problematiek. Fosfaat wordt door de geïnterviewde actoren bovenal gezien als<br />

een essentiële voedingsstof. Het inzicht in de bijdrage van de transportroute ‘oppervlakkige<br />

afspoeling’ in de fosforemissie naar het oppervlaktewater in Nederland is nog betrekkelijk<br />

nieuw; bij de agrarisch ondernemers en in het groene onderwijs leeft dit nog niet of nauwelijks.<br />

Veel van de geïnterviewde actoren zien praktische oplossingen in het terugdringen van<br />

oppervlakkige afspoeling vooral liggen in verbetering van de structuur van de bodem of<br />

randenbeheer. Vooral de wetenschappers zien veel potentie in de maatregel met de<br />

ijzerhoudende materialen om tijdig de fosfaatnorm te kunnen halen.<br />

Page 140 Innovatiesysteemanalyse


Technologie/inventie<br />

Aandachtspunt voor de acceptatie van het materiaal, is het feit dat er veel verschillende<br />

benamingen worden gebruikt. De benamingen ‘afvalstof’ en ‘*water-+zuiveringsslib’ zijn te<br />

algemeen en roepen bij voorbaat negatieve reacties op. Er kunnen ook verschillend optreden<br />

door het soort productieproces: ‘ijzerzand’, ‘ijzerslib’, ‘vloeibaar waterijzer’ en ‘steekvast<br />

waterijzer’. Een eenduidige benaming zou wenselijk zijn. De geschiktheid moet objectief<br />

beoordeeld kunnen worden op de samenstelling en de effectiviteit van het materiaal.<br />

Er is een globale bedrijfseconomische analyse uitgevoerd, waarbij nog veel aannames zijn<br />

gedaan; wat betreft de toepassingsmogelijkheden kan worden geconcludeerd, dat het<br />

toepassen van waterdoorlatende zakken in ad-hoc sleuven als beste uit de vergelijking komt.<br />

Meest praktische oplossing voor het gebruikte materiaal is het terugbrengen op het land door<br />

direct uitstrooien of mengen met vaste mest of drijfmest.<br />

Het gebruik van ijzerhoudend materiaal voor de reductie van fosforafspoeling behoort tot de<br />

groep ‘mogelijk kosteneffectieve maatregelen’, maar het is nog niet praktijkrijp. De potentiële<br />

eindgebruikers zijn nog sceptisch, met name over het waterdoorlatend vermogen bij ijzerzand of<br />

–slib in zakken en/of andere filters. Het materiaal is nog niet echt langdurig in de praktijk getest<br />

en er staan nog enkele vragen open.<br />

De beste optie is om de maatregel gebiedsspecifiek toe te passen; ook vanwege de beperkte<br />

beschikbaarheid van het materiaal.<br />

Netwerken en arena’s<br />

Huidige samenwerkingsverbanden op het gebied van nutriëntenemissiereductie zijn er<br />

voornamelijk tussen het oppervlaktewaternetwerk en het agrarisch netwerk. Provincie en<br />

waterschappen spelen vaak een regierol en/of faciliteren door het ter beschikking stellen van<br />

financiële middelen. Kennis- en onderzoeksinstituten waren voorheen ogenschijnlijk relatief<br />

weinig betrokken bij de meer toegepaste onderzoeksprojecten. Het lijkt erop, dat bij projecten<br />

in het TIS “fosfor run-off management” de onderzoekers wat dichter bij de praktijk zijn gaan<br />

staan.<br />

Het is gebleken dat het –overeenkomstig de structuurvisie- heel zinvol kan zijn om ook<br />

contacten en samenwerkingsverbanden aan te gaan met actoren aan de randen van het<br />

bestaande netwerk [voor het overgrote deel oppervlaktewaternetwerk – agrarisch netwerk] om<br />

nieuwe ideeën te genereren.<br />

Voor de [kennis]ontwikkeling van de innovatie in het TIS “fosfor runoff management” is het van<br />

belang om meer samenwerkingsverbanden aan te gaan met het drinkwaternetwerk [kennis bijv.<br />

haalbaarheidsstudies, levering materiaal, distributie].<br />

Voor de verspreiding van kennis van oppervlakkige afspoeling en ijzerhoudende materialen als<br />

mogelijke maatregel naar potentiële eindgebruikers is het van belang om contact te zoeken met<br />

het groen onderwijs en om verder in te zoomen op het agrarisch netwerk.<br />

Bestaande arena’s<br />

Water – landbouw – beleid – onderzoek: themadagen van “Kennis moet stromen”, Platform<br />

Landbouw en KRW, nu min of meer voortgezet in project “Landbouw Centraal”, NVWV,<br />

Water - landbouw – overig: Klankbordgroepen voor de KRW-SGBPlannen en misschien ook<br />

nog het Nutriëntenplatform<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 141


Water – landbouw: klankbordgoep van boeren bij Waterschappen voor eigen projecten,<br />

samenwerkingsverbanden met studiegroepen<br />

Water: overleg in Platform Landbouwemissie door UvW, RIZA/Waterdienst en<br />

Waterschappen [Oppervlaktewater], overleg bij STOWA en in Kennisplatform Water<br />

[oppervlakte- en drinkwater], bij Vewin en in BTO-overleg [drinkwater]<br />

Landbouw: stuurgroep- en projectgroep-overleg Masterplan Mineralen Management,<br />

winterlezingen van regionale LTO-afdelingen en studieclubs *en AJK’s+<br />

Onderwijs: platform Groene Kennis cooperatie<br />

Instituties<br />

Op dit moment kunnen formele instituties de ontwikkeling van het gebruik van ijzerhoudende<br />

fosfaatbinders in de agrarische sector maken [faciliteren] of breken [verbieden].<br />

Formele instituties, die een structurele barrière zouden kunnen vormen voor de innovatie, zijn:<br />

het Besluit Bodemkwaliteit; een van de belangrijkste vragen daarbij is of ijzerzand, ijzerslib<br />

en FerroSorp® moeten worden beschouwd als grond, bouwstof of afvalstof.<br />

Eisen van afnemers van agrarische producten; er is hier nog te weinig over bekend<br />

Kansen voor de ontwikkeling van de innovatie zijn:<br />

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet: waterijzer is al geregistreerd als hulpstof in<br />

mestvergistingsinstallaties. Of het gebruikte materiaal toegevoegd mag worden aan<br />

drijfmestopslag moet waarschijnlijk worden getoetst door CDM. Dit zou een incentive zijn<br />

voor de agrariërs in verband met kringloopdenken; mogelijkheid tot meer ruimte in<br />

mestboekhouding. Verder is er geen aparte afvoer infrastructuur nodig<br />

Door de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen en aanpassing Wet Milieubeheer kunnen de<br />

reststoffen van de drinkwaterproductie worden gezien als bijproducten in plaat van als<br />

afvalstoffen. Registratie bij ECHA zorgt voor duidelijke specificaties.<br />

Landelijk Afvalbeheer Plan en bijbehorend sectorplan drinkwater geeft aan dat minimaal<br />

nuttige toepassing is vereist<br />

Trend in de waterleidingbranche om te streven naar meer hoogwaardige toepassingen voor<br />

de reststoffen en dus ook meer aandacht voor eisen van potentiele afnemers van<br />

reststoffen.<br />

In het LOTV *cq. Activiteitenbesluit+ is de ‘zorgplicht’ opgenomen; hieruit volgt dat de<br />

agrarisch ondernemer voorzorgsmaatregelen dient te nemen als hij oppervlakkige<br />

afspoeling creëert door het trekken van sleuven. In het Handhavingsplan zou opgenomen<br />

kunnen worden, dat er in dat geval gebruik moet worden gemaakt van fosfaatbindend<br />

materiaal.<br />

11.2 Dynamiek van het TIS “fosfor runoff management”: het proces<br />

Er is voldoende activiteit bij de functie FOI2 Kennisontwikkeling, FOI3 Kennisuitwisseling in<br />

netwerken, FOI4 Richting geven aan het zoekproces en FOI6 Mobiliseren van middelen; zowel<br />

ten aanzien van oppervlakkige afspoeling als ook van ijzerhoudende materialen. Kortom de<br />

Kennismotor draait, maar er moeten wel voldoende middelen beschikbaar komen om het<br />

onderzoek voort te zetten in een langdurig praktijkexperiment.<br />

Een aantal actoren hebben er de zorg over uitgesproken, dat te weinig middelen beschikbaar zijn<br />

om vervolgprojecten op te starten en daarmee de innovatie te stimuleren.<br />

Page 142 Innovatiesysteemanalyse


Volgens de theorie zou nu de Ondernemersmotor op gang moeten komen door ervaringen in de<br />

praktijk in commercieel gerichte projecten, waarmee een markt(vraag) gecreëerd zou moeten<br />

worden. Deze dingen zijn nog onvoldoende van de grond gekomen. Zonder nieuwe initiatieven<br />

[FOI5 Creëren van markten, bijv. stimulering en FOI6 Middelen voor vervolgprojecten] is de kans<br />

groot dat de innovatie stagneert.<br />

11.3 Onderzoeksmethode<br />

Theorie van innovatiesysteemanalyse en innovatiesysteemfuncties is goed toe te passen op dit<br />

soort innovaties.<br />

De theorie kan worden aangepast aan het volgen van een innovatieproces in ontwikkeling<br />

[waarbij het directe belang van de eindgebruiker beperkt is] door ook het draagvlak van de<br />

potentiele eindgebruiker [type woordgebruik] nog duidelijker mee te nemen [niet alleen bij<br />

demonstratieprojecten in FOI1]. Verder kan de voortgang van de ontwikkeling van de inventie<br />

van wetenschap naar praktijkrijp product nog beter gevolgd worden door bij<br />

‘Kennisontwikkeling’ *FOI2+ meer detail aan te brengen in het soort onderzoek [follow-up: wat<br />

wordt er met de openstaande vragen gedaan]. Ook bij ‘Kennisuitwisseling in netwerken’*FOI3+<br />

kan meer aandacht geschonken worden aan welke actorgroepen aanwezig zijn op de<br />

bijeenkomsten.<br />

Het ‘experimenteren door ondernemers’ is een onvoldoende garantie voor succes van de<br />

innovatie als de eindgebruiker er geen direct belang bij heeft.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 143


12 Aanbevelingen<br />

Technologie en Kennisontwikkeling[FOI2]<br />

Kennisleemten moeten worden gevuld door ververvolgprojecten uit te voeren, waarin expliciet<br />

aandacht besteed wordt aan:<br />

Werking van het materiaal op langere termijn: “Hoe lang gaat het materiaal mee?” en “Hoe<br />

kan je zien wanneer het materiaal verzadigd is?”<br />

Nader onderzoek materiaal afkomstig van adsorptieve ontijzering [kwaliteit van het<br />

materiaal en adsorptiekarakteristieken]<br />

Waterdoorlatendheid bij gebruik in kleine volumes waar relatief grote hoeveelheden water<br />

door moeten: granulatie, materiaal van adsorptieve ontijzering [korrels 2.5-5 mm] of<br />

vriesdrogen ijzerslib, verbrokkelen en opmengen met grover materiaal<br />

Kosten van eventuele granulatie of vriesdrogen en opmengen<br />

Kosteneffectiviteit: op basis van uitkomsten uit vorige aandachtspunten de<br />

kosteneffectiviteit van de verschillende toepassingsmogelijkheden nauwkeuriger in kaart<br />

brengen; bij voorkeur in € per kg P-reductie voor betere vergelijking met andere potentiële<br />

maatregelen.<br />

In welke gebieden zouden de verschillende toepassingsmogelijkheden [ad-hoc sleuven,<br />

greppels, sleuf evenwijdig aan de sloot, om drainagebuizen] ingezet kunnen/moeten<br />

worden en hoeveel materiaal is er dan nodig.<br />

Beschikbaarheid van voldoende [kwalitatief geschikt] materiaal bij Reststoffenunie ...... en<br />

eventuele andere leveranciers; dit laatste is wellicht nodig om het risico te spreiden.<br />

Bestemming van het gebruikte materiaal: is het geadsorbeerde fosfaat [op den duur] weer<br />

beschikbaar voor de planten?; treedt er desorptie van fosfaat op tijdens verblijf in<br />

drijfmestkelder onder de daar heersende omstandigheden [niet-neutrale en/of zuurstofloze<br />

omstandigheden]?<br />

Experimenteren door ondernemers[FOI1]<br />

Voor een verdere [kennis]ontwikkeling van de innovatie zou het zinvol kunnen zijn om de<br />

*potentiële+ ‘leveranciers’ meer te betrekken bij het TIS “fosfor run-off management” door<br />

samenwerkingsverbanden aan te gaan met het drinkwaternetwerk.<br />

Indien granulatie voor de toepassing in de ijzerzakken toch nodig blijkt, kan toenadering gezocht<br />

worden tot het Duitse netwerk van Hego-Biotech/P.U.S./West-Saksische Hogeschool of zij<br />

geïnteresseerd zijn in een grote praktijkproef. Andere mogelijkheid zou zijn om kleinschalige<br />

proeven te doen bij bedrijven, die machines voor granulatie maken.<br />

Indien de korrels van adsorptieve ontijzering goede resultaten laten zien, kunnen KWR<br />

Watercycle Research en geïnteresseerde drinkwaterbedrijven nader onderzoek doen naar de<br />

mogelijkheid om meer productielocaties over te laten schakelen op adsorptieve ontijzering.<br />

Een heel andere manier om lange termijn toepassingsgericht onderzoek te doen, indien er geen<br />

of te weinig interesse is van ondernemers, die er commerciële motieven bij hebben, is een<br />

onderzoek te doen met [toekomstige] agrarische ondernemers op de schoolboerderij van CAH in<br />

Dronten. Hiermee kan vooral bereikt worden dat de uiteindelijke maatregel goed inpasbaar<br />

wordt in de agrarische bedrijfsvoering.<br />

Page 144 Innovatiesysteemanalyse


Actoren en Kennisuitwisseling in netwerken [FOI3]<br />

De nu nog in het TIS “fosfor run-off management” ontbrekende actorgroepen moeten betrokken<br />

worden. Vooral de door geïnterviewde actoren genoemde actoren, zoals agro-advies [DLVvoorlichters]<br />

en agri-business zijn van belang. Maar om te zorgen dat actoren uit agro-advies en<br />

de agri-business de KRW-doelen voor fosfaat en mogelijke maatregelen ook inderdaad<br />

bespreken, dan moet je zorgen dat zíj het ook écht als een probleem zien.<br />

De kennis ten aanzien van de invloed van oppervlakkige afspoeling op fosfaatemissies en ten<br />

aanzien van fosfaatbindende maatregelen kan via het groene onderwijs doorgegeven worden<br />

aan toekomstige agrarisch ondernemers of via stages ook al aan de huidige agrarisch<br />

ondernemers. Andersom kunnen via HAS-Kennistransfer en de CAH Kennisbalie studenten<br />

onderzoek doen naar hoe fosfaatbindende materialen het best toegepast kunnen worden in de<br />

agrarische bedrijfsvoering.<br />

Kennis moet<br />

stromen<br />

Aeresgroep<br />

Platform Landbouw<br />

& KRW<br />

COST 869<br />

Figuur 39 Arena’s, die verschillende netwerken aan elkaar kunnen verbinden; Platform Landbouw &<br />

KRW is nu ‘vervangen door het KRW-project Landbouw Centraal, waarin de overheid echter minder<br />

vertegenwoordigd is<br />

Om kennis te verspreiden naar en ideeën uit te wisselen met een bredere groep agrarisch<br />

ondernemers lijken vooral het netwerk van de regionale LTO afdelingen, AJK’s en de studieclubs<br />

goede kansen te bieden. Bijeenkomsten als ‘Winterlezingen’ zijn goede arena’s; DLV-voorlichters<br />

kunnen kennis en inzichten practische handvaten geven. De nieuwe kennis kan aangeboden op<br />

de informatiebeurs voor studieclubs; wellicht wordt hiermee de kans vergroot dat er onder de<br />

aanwezigen op de desbetreffende avond enig draagvlak is.<br />

Om de innovatie verder te laten ontwikkelen zouden –naast de ZLTO- ook LTO-Noord en de LLTB<br />

meer betrokken kunnen worden. Ondanks het feit dat een aantal geïnterviewde actoren hier<br />

minder belang in zagen [zie uitspraken in paragraaf 4.1] zou het voor een verder diffusie ook van<br />

belang kunnen zijn om de NAV en de NMV achter de maatregel te krijgen.<br />

Bij een aantal van de bovenstaande kennisvragen kunnen ook andere kennisinstellingen dan<br />

WUR betrokken worden, namelijk uit het drinkwaternetwerk: technische onderzoeksinstellingen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 145<br />

NVWV<br />

MMM<br />

SERA-17


als TU Delft, IHE en Wetsus. Bij grotere praktijkproeven wellicht Hego-Biotech, TU Dresden en/of<br />

de West-Saksische Hogeschool [zie FOI1].<br />

Andere arena’s waar onderwerpen als oppervlakkige afspoeling van fosfaat en fosfaatbindende<br />

materialen besproken kunnen worden, zijn genoemd in paragraaf 0. Een aantal arena’s, die<br />

verbindingen kunnen leggen tussen de verschillende netwerken, zijn ook afgebeeld in Figuur 39.<br />

Uit de literatuur van Geels over socio-technologische systemen is gebleken, dat er meer<br />

onderzoek gedaan moet worden naar de mogelijkheden voor de distributie van het materiaal<br />

naar de eindgebruikers.<br />

Creëren van een markt [FOI5]<br />

De markt moet kunstmatig worden gecreëerd omdat eindgebruikers er geen direct belang bij<br />

hebben. De overheid kan de markt creëren door middel van een subsidie-regeling zoals groenblauwe<br />

diensten. Het onderzoek naar mogelijkheden voor stimuleringsmaatregelen, zoals<br />

onderzoek naar de ‘Bodemdienst reductie fosfaatemissie’ verder uitbouwen.<br />

Tegenspel bieden aan weerstand [ FOI7]:<br />

Voorlichting zou meer aandacht kunnen geven aan de invloed van de transportroute<br />

oppervlakkige afspoeling op de fosforemissie naar oppervlaktewater.<br />

Agrarische belangenorganisaties, maar ook overheden en waterschappen, kunnen meer nadruk<br />

leggen op het feit dat als agrarisch ondernemers nu zelf meer maatregelen nemen, wellicht<br />

voorkomen kan worden dat er meer, strenger generiek beleid op hen af gaat komen.<br />

Het zou wel denkbaar kunnen zijn, dat *indien de afzetmarkt van RWZI’s en vergisters te klein<br />

blijkt te zijn] de drinkwaterbedrijven en de Reststoffenunie gaan pleiten voor het gebruik van<br />

waterijzer, aangezien zij hun reststoffen graag willen inzetten voor hoogwaardiger gebruik dan<br />

toepassen in een werk.<br />

Milieuverenigingen en natuurterreinbeherende organisaties zouden een rol kunnen spelen bij<br />

het ‘tegenspel bieden aan weerstand’ door zich vóór de maatregel uit te spreken.<br />

Instituties<br />

Eén manier om duidelijkheid te krijgen over hoe de ijzerhoudende materialen wettelijk gezien<br />

worden [grond, bouwstof, afvalstof] is een praktijkproef te starten en daarbij vergunning aan te<br />

vragen om reststof drinkwaterbereiding of FerroSorp® te mogen gebruiken. Dan worden<br />

vergunningverlenende instanties gedwongen om het gebruik te toetsen aan de actuele<br />

wetgeving. Dit is in principe al uitgevoerd bij de toepassing van ijzerzand om drainagebuizen in<br />

de bollenteelt. Dit geeft echter geen uitsluitsel voor grootschalig gebruik, omdat er tijdelijk<br />

ontheffing gegeven kan worden voor een proef. Nader juridisch onderzoek over hoe de<br />

verschillende ijzerhoudende materialen geclassificeerd worden en welke normen er gehanteerd<br />

moeten worden [achtergrondwaarde Bbk in het opgebrachte materiaal of LAC-signaalwaarde in<br />

de totale bovengrond] moet hierover uitsluitsel geven; het zou goed zijn om toestemming voor<br />

het gebruik bevestigd te hebben door het verantwoordelijke bevoegde gezag [Ministerie van<br />

I&M].<br />

Verder moet er ook helderheid verschaft worden in de regelgeving over hoe men om dient te<br />

gaan met oppervlakkige afspoeling door het trekken van ad-hoc sleuven. Is de zorgplicht hier van<br />

toepassen en moeten er voorzorgsmaatregelen genomen worden. Dit kan worden opgenomen<br />

in het handhavingsplan van de verschillende waterschappen [of in het Activiteitenbesluit]<br />

Page 146 Innovatiesysteemanalyse


Om vast te stellen of het gebruikte ijzerhoudende materiaal toegevoegd mag worden aan<br />

drijfmest [overeenkomstig het toevoegen als hulpstof bij mestvergistingsinstallaties] zal het<br />

protocol van de CDM doorlopen moeten worden.<br />

Nader onderzoek is nodig om eventuele eisen van afnemers van land- en tuinbouwproducten<br />

helder te krijgen. Een manier zou kunnen zijn om verdere interviews af te nemen om na te gaan<br />

of het [her-]gebruik van ijzerhoudende materialen problemen op zou kunnen leveren;<br />

bijvoorbeeld bij het Akkerbouw Certificeringsoverleg, Albert Heijn, Cosun, Productschap<br />

Akkerbouw, NAV, VIGEF [Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende<br />

industrie] 95 , of de Vereniging van de Aardappelverwerkende Industrie [VAVI].<br />

Overzicht over het innovatieproces [regie?]<br />

Om overzicht te behouden over de voortgang van de innovatie zou het wellicht goed zijn om één<br />

of twee personen aan te stellen, die kunnen volgen of er acties genomen worden om<br />

openstaande vragen te [laten] beantwoorden; een innovatieprocesmanager[-duo].<br />

Het Ministerie van I&M is verantwoordelijk voor de KRW; zij moeten initiatief nemen. Zij kunnen<br />

zich, samen met het Ministerie van E,L&I, UvW en LTO committeren aan de doelstelling door een<br />

convenant te sluiten en de innovatieprocesmanager[s] aan te stellen. Eventueel kunnen deze<br />

personen ook meerdere innovatieve maatregelen volgen, die nog niet praktijkrijp zijn.<br />

Of ..... iemand moet de innovatie in het TIS “fosfor run-off management” tijdens de<br />

ontwikkeling blijven volgen met behulp van de innovatiesysteemfuncties.<br />

95 VIGEF is de belangenorganisatie van de grondstoffenleveranciers en producenten van verwerkte groenten, fruit en<br />

champignons [leden zijn bijvoorbeeld HAK, IGLO, Heinz, Kühne, Coroos]<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 147


Referenties<br />

Literatuur<br />

Alkemade, F., Kleinschmidt, C., & Hekkert, M. (2007). Analysing emerging innovation systems: A<br />

functions approach to foresight. International Journal of Foresight and Innovation Policy,<br />

3(2), 139-168.<br />

Benoist, F., & Jansen, S. (2006). Kennissysteem Maatregelen, Kostenkentallen (pp. 23). Arnhem:<br />

DHV B.V. in opdracht van RIZA.<br />

Berg, V. S. v. d., & Lamoen, F. v. (2008). An integrated approach on pollution abatement in rural<br />

areas; regional pilot projects in the Province of North-Brabant. Desalination, 226, 183-<br />

189.<br />

Bergek, A., Jacobsson, S., Carlsson, B., Lindmark, S., & Rickne, A. (2008). Analyzing the functional<br />

dynamics of technological innovation systems: A scheme of analysis. Research Policy,<br />

37(3), 407-429.<br />

Berkhout, A. J., & de Ridder, W. (2008). Vooruitzien is regeren, leiderschap in innovatie.<br />

Amsterdam: Pearson Education Benelux.<br />

Berkhout, A. J., Hartmann, D., & Trott, P. (2010). Connecting technological capabilities with<br />

market needs using a cyclic innovation model. R&D Management, 40(5), 474-490.<br />

Blom, J. J., & ter Maat, H. (2005). Vergaande verwijdering van fosfaat met helofytenfilters; stand<br />

van zaken 2004 (No. STOWA-rapport 2005-19): STOWA.<br />

Bolt, F. J. E. v. d., Boekel, E. M. P. M. v., Clevering, O. A., Dijk, W. v., Hoving, I. E., Kselik, R. A. L.,<br />

et al. (2008). Ex-ante evaluatie landbouw en KRW; effect van voorgenomen en potentieel<br />

aanvullende maatregelen op de oppervlaktewaterkwaliteit voor nutriënten.<br />

Wageningen: Alterra.<br />

Caniëls, M. C. J., & Romijn, H. A. (2008). Actor networks in Strategic Niche Management: Insights<br />

from social network theory. <strong>Future</strong>s, 40, 613-629.<br />

Carlsson, B., & Stankiewicz, R. (1991). On the nature, function and composition of technological<br />

systems. Journal of Evolutionary Economics, 1(2), 93-118.<br />

Chardon, W. J. (2009). Mogelijkheden voor immobiliseren van bodemfosfaat in het kader van<br />

natuurontwikkeling (No. Alterra-rapport 1870). Wageningen: Alterra.<br />

Chardon, W. J., N.Reijers, & Dam, A. M. v. (2008). Mogelijkheden voor toepassing van<br />

fosfaatfilters in de bloembollenteelt (No. 1714). Wageningen: Alterra.<br />

Chardon, W. J., Oenema, O., Schoumans, O. F., Boers, P. C. M., Fraters, B., & Geelen, Y. C. W. M.<br />

(1996). Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel van fosfaatlekkende<br />

landbouwgronden, Rapporten Programma Geintegreerd Bodemonderzoek (Vol. 8, pp.<br />

55). Wageningen.<br />

Clevering, O. A., Oppedijk-van Veen, J., Jukema, N. J., & Boekhoff, M. (2006). De boer als<br />

waterbeheerder, Mogelijkheden Kaderrichtlijn Water op bedrijfsniveau (Vol. PPO<br />

publicatie 359). Lelystad: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving; Akkerbouw, Groene<br />

ruimte en Vollegrondsgroenten.<br />

Dayton, E. A., Basta, N. T., Jakober, C. A., & Hattey, J. A. (2003). Using treatment residuals to<br />

reduce phosphorus in agricultural runoff. Journal / American Water Works Association,<br />

95(4), 151-158.<br />

de Haes, H. A. U., Jansen, J. L. A., van der Weijden, W. J., & Smit, A. L. (2009). Fosfaat - van te<br />

veel naar tekort, Beleidsnotitie van de Stuurgroep Technology Assessment van het<br />

ministerie van LNV (pp. 17). Utrecht.<br />

Evers, C. H. M., van den Broek, A. J. M., Buskens, R., & van Leerdam, A. (2007). Omschrijving MEP<br />

en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. 's<br />

Hertogenbosch: Royal Haskoning.<br />

Page 148 Innovatiesysteemanalyse


Geels, F. W. (2004). From sectoral systems of innovation to socio-technical systems: Insights<br />

about dynamics and change from sociology and institutional theory. Research Policy,<br />

33(6-7), 897-920.<br />

Geraats, B., Koetse, E., Loeffen, P., Reitsma, B., & Gaillard, A. (2007). Fosfaatterugwinning uit<br />

ijzerarm slib van rioolwaterzuiveringsinrichtingen (No. STOWA 2007-31). Utrecht:<br />

STOWA.<br />

Granovetter, M. (1983). The Strength of Weak Ties: A Network Theory Revisited. Sociological<br />

Theory, 1, 201-233.<br />

Hegger, D. L. T., Van Vliet, J., & Van Vliet, B. J. M. (2007). Niche management and its contribution<br />

to regime change: The case of innovation in sanitation. Technology Analysis and<br />

Strategic Management, 19(6), 729-746.<br />

Hekkert, M., & Ossebaard, M. (2010). De innovatiemotor; het versnellen van baanbrekende<br />

innovaties. Assen: Koninklijke Van Gorcum B.V.<br />

Hekkert, M. P., & Negro, S. O. (2009). Functions of innovation systems as a framework to<br />

understand sustainable technological change: Empirical evidence for earlier claims.<br />

Technological Forecasting and Social Change, 76, 584-594.<br />

Hekkert, M. P., Suurs, R. A. A., Negro, S. O., Kuhlmann, S., & Smits, R. E. H. M. (2007). Functions<br />

of innovation systems: A new approach for analysing technological change.<br />

Technological Forecasting and Social Change, 74(4), 413-432.<br />

Hendriks, J. G. L., & Huijsmans, J. F. M. (1995) Toedieningsmethoden voor ijzerhydroxide op<br />

fosfaatverzadigde zandgronden. In O. F. Schoumans & R.Kruijne (Series Ed.), Onderzoek<br />

naar maatregelen ter vermindering van de fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden: Vol.<br />

3. Wageningen: DLO-Staring Centrum.<br />

Hofs, B. (2011). Kennisinventarisatie ontijzering (No. BTO 2011.018). Nieuwegein: KWR<br />

Watercycle Research Institute.<br />

Ippolito, J. A., Barbarick, K. A., & Elliott, H. A. (2011). Drinking Water Treatment Residuals: A<br />

Review of Recent Uses. Journal of Environmental Quality, 40, 1 - 12.<br />

Jacobsson, S., & Johnson, A. (2000). The diffusion of renewable energy technology: An analytical<br />

framework and key issues for research. Energy Policy, 28(9), 625-640.<br />

Koopmans, G. F., Chardon, W. J., & Groenenberg, J. E. (2010). Karakterisatie van ijzerslib en -<br />

zand; verkenning van de mogelijkheden van het gebruik van deze reststoffen om<br />

fosfaatverliezen vanuit landbouwgronden naar het oppervlaktewater te verminderen.<br />

(No. Alterra-rapport 2047). Wageningen: Alterra Wageningen UR.<br />

Koppers, M., & Ovaa, E. (2007). Deelstroomgebied Maas. In RWS-RIZA (Ed.), Actieve<br />

betrokkenheid van maatschappelijke partijen bij de implementatie van de Kaderrichtlijn<br />

Water (pp. 57). Lelystad: IBT Marktonderzoek.<br />

LTO-Projecten, LTO-Nederland, & UvW. (2007). Kaderrichtlijn Water in de agrarische<br />

bedrijfsvoering, Mogelijkheden coor de verbetering van de waterkwaliteit (pp. 38).<br />

Makris, K. C., Harris, W. G., O'Connor, G. A., Obreza, T. A., & Elliott, H. A. (2005). Physicochemical<br />

properties related to long-term phosphorus retention by drinking-water treatment<br />

residuals. Environmental Science & Technology, 39(11), 4280 - 4289.<br />

McDowell, R. W., Hawke, M., & McIntosh, J. J. (2007). Assessment of a technique to remove<br />

phosphorus from streamflow. [Article]. New Zealand Journal of Agricultural Research,<br />

50(4), 503-510.<br />

McDowell, R. W., Sharpley, A. N., & Bourke, W. (2008). Treatment of drainage water with<br />

industrial by-products to prevent phosphorus loss from tile-drained land. [Article].<br />

Journal of Environmental Quality, 37(4), 1575-1582.<br />

MNP. (2007). Werking van de Meststoffenwet 2006; overgang van verliesnormenstelsel naar een<br />

gebruiksnormenstelsel: evaluatie van werking in verleden (1998-2005), heden (2006-<br />

2007) en toekomst (2008-2015) (No. 500124001). Bilthoven: Milieu- en<br />

Natuurplanbureau.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 149


Molen, D. T. v. d., & Pot, R. (2007). Referenties en Maatlatten voor natuurlijke watertypen voor<br />

de Kaderrichtlijn Water (No. 2007-32). Utrecht: STOWA.<br />

Negro, S. O., Hekkert, M. P., & Smits, R. E. H. M. (2007). Explaining the failure of the <strong>Dutch</strong><br />

innovation system for biomass digestion - A functional analysis. Energy Policy 35, 925-<br />

938.<br />

Nelson, N. O., Mikkelsen, R. L., & Hesterberg, D. L. (2003). Struvite precipitation in anaerobic<br />

swine lagoon liquid: effect of pH and Mg:P ratio and determination of rate constant.<br />

Bioresource Technology, 89, 229-236.<br />

Noij, I. G. A. M., Bakel, P. J. T. v., Smidt, R. A., Massop, H. T. L., & Chardon, W. J. (2006).<br />

Fosfaatpilot Noord- en Midden-Limburg; plan van aanpak en monitoring (No. Alterrarapport<br />

1255). Wageningen: Alterra.<br />

Noij, I. G. A. M., Salm, C. v. d., Massop, H. T. L., Boekel, E. M. P. M. v., Schuiling, C., Pleijter, M., et<br />

al. (2009). Beleidskader fosfaat voor Noord- en Midden-Limburg; wetenschappelijke<br />

onderbouwing (No. Alterra-rapport 1894). Wageningen: Alterra.<br />

Oenema, O., & Roest, C. W. J. (1998). Nitrogen and phosphorus losses from agriculture into<br />

surface waters; the effects of policies and measures in the Netherlands. Water Science<br />

and Technology, 37(3), 19-30.<br />

Oerlemans, N., Well, E. v., & Guldemond, A. (2004). Agrarische natuurverenigingen aan de slag;<br />

een tweede verkenning naar de rol van agrarische natuurvereniging in natuurbeheer<br />

(No. CLM 604 - 2004). Culemborg: CLM.<br />

PBL. (2008a). Kwaliteit voor later; ex ante evaluatie Kaderrichtlijn Water. Bilthoven: Planbureau<br />

voor de Leefomgeving.<br />

Penn, C. J., Bryant, R. B., Kleinman, P. J. A., & Allen, A. L. (2007). Removing dissolved phosphorus<br />

from drainage ditch water with phosphorus sorbing materials. Journal of Soil and Water<br />

Conservation, 62(4), 269 - 276.<br />

Postma, R., de Haas, M. J. G., den Boer, D. J., & van den Draai, H. (2010a). Naar een bodemdienst<br />

reductie fosfaatemissie, eindrapport 1301-II (pp. 77). Wageningen: NMI b.v.<br />

Postma, R., & Haas, M. J. G. d. (2010). Ontwikkeling van een bodemdienst reductie<br />

fosfaatemissie; fase I (No. 1301-I). Wageningen: NMI.<br />

Postma, R., Haas, M. J. G. d., Boer, D. J. d., & Draai, H. v. d. (2010b). Naar een bodemdienst<br />

reductie fosfaatemissie, Samenvatting en conclusies van rapport 1301-II (pp. 4).<br />

Wageningen: NMI.<br />

Projectteam-SGBP-Maas. (2009). Stroomgebiedbeheerplan Maas 2009 - 2015, Bijlage R:<br />

Samenstelling klankbordgroep Maas (pp. 219).<br />

Rogers, E. M. (2003). Diffusion of Innovations (5th ed.). New York: Free Press; division of Simon &<br />

Schuster, Inc.<br />

Romkens, P. F. A. M., & de Vries, W. (2001). Herziening LAC signaalwaarden: op weg naar<br />

lokatie-specifieke normen voor zware metalen in landbouwgronden? In W. De Vries, P.<br />

F. A. M. Romkens, J. Kros, D. Boels, D. J. Brus & J. Japenga (Eds.), Risico's van<br />

bodemverontreiniging in het landelijk gebied; bodemkwaliteitskaarten, risico's voor de<br />

voedselveiligheid, actief bodembeheer en beslissingsondersteunende systemen. (Vol.<br />

Alterra rapport 244, pp. 35 - 46). Wageningen: Alterra.<br />

Schaik, H. (2006). Kaderrichtlijn Water in de praktijk, Eindrapportage (pp. 19). Roermond: LLTB<br />

en Stichting Milieufederatie Limburg.<br />

Schoumans, O. F., Chardon, W. J., Bechmann, M., Gascuel-Odoux, C., Hofman, G., Kronvang, B.,<br />

et al. (2011). Mitigation options for reducing nutrient emissions from agriculture. A study<br />

amongst European member states of Cost action 869. (No. Alterra-report 2141).<br />

Wageningen: Alterra.<br />

Schoumans, O. F., & Koehlenberg, L. (1995) Mogelijkheden van toediening van aluminium- en<br />

ijzerverbindingen aan de bodem. In O. F. Schoumans & R. Kruijne (Series Ed.), Onderzoek<br />

Page 150 Innovatiesysteemanalyse


naar maatregelen ter vermindering van de fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden: Vol.<br />

2 (pp. 89). Wageningen: DLO-Staring Centrum.<br />

SenterNovem. (2008). Bodem+, Handreiking Besluit bodemkwaliteit (pp. 105). Den Haag.<br />

Sharma, S. K. (2001). Adsorptive Iron Removal from Groundwater, Dissertatie Unesco-IHE Delft<br />

en Wageningen Universiteit (pp. 220).<br />

Sharma, S. K., Sebwato, C., Petrusevski, B., & Schippers, J. C. (2002). Effect of groundwater<br />

quality on adsorptive iron removal. Journal of Water Supply: Research and Technology,<br />

51(4), 199 - 208.<br />

Smilde, K. W. (1991). LAC-signaalwaarden, Landbouwadviescommissie Milieukritische Stoffen;<br />

werkgroep verontreinigde gronden (pp. 56 + 30). 's Gravenhage: Ministerie van LNV.<br />

Steen. (1998). Phosphorus availability in the 21st century; management of a non-renewable<br />

resource. Phosphorus & Potassium(217), 11.<br />

Suurs, R. A. A. (2009a). Motors of Sustainable Innovation; Towards a theory on the dynamics of<br />

technological innovation systems, Dissertatie Universiteit Utrecht, Department of<br />

Innovation and Environmental Sciences (pp. 304).<br />

Suurs, R. A. A., Hekkert, M. P., & Smits, R. E. H. M. (2009b). Understanding the build-up of a<br />

technological innovation system around hydrogen and fuel cell technologies. [doi: DOI:<br />

10.1016/j.ijhydene.2009.09.092]. International Journal of Hydrogen Energy, 34(24),<br />

9639-9654.<br />

TCB. (2002). Advies herziening LAC-signaalwaarden, Technische Commissie Bodembescherming<br />

(Vol. TCB A32, pp. 27). 's Gravenhage.<br />

Torenbeek, R. (2003). Diffuse belasting van Oppervlaktewater met nutriënten uit de Veehouderij<br />

(DOVE); Grasland op zand (No. STOWA 2003-16). Utrecht: STOWA.<br />

UvW. (2004). Evaluatie uitvoering Lozingenbesluit open teelt en veehouderij door<br />

waterschappen: Unie van Waterschappen.<br />

van Beek, C. G. E. M. (2010). Review of homogeneous, heterogeneous and biological oxidation of<br />

ferrous iron in drinking water treatment hoofdstuk 2 in Academisch proefschrift: Cause<br />

and prevention of clogging of wells abstracting groundwater from unconsolidated<br />

aquifers (pp. 7-24). Amsterdam: Vrije Universiteit.<br />

van Beek, C. L., Clevering, O. A., Kater, L. J. M., & van Reuler, H. (2003). Maatregelen om de<br />

belasting van het oppervlaktewater met stikstof en fosfaat uit de landbouw te<br />

verminderen (No. Alterra-rapport 714). Wageningen: Alterra.<br />

van Bennekom, C., de Ridder, D., & Kappelhof, J. (2006). Biologische ontijzering: een<br />

literatuurscreening (No. BTO 2006.074). Nieuwegein: KIWA Water Research.<br />

van de Ven, A. H., & Poole, M. S. (1990). Methods for studying innovation development in the<br />

Minnesota Innovation Research Program Organization Science, 1(3; Special Issue:<br />

Longitudinal Field Research Methods for studying processes of organizational change),<br />

313 - 335.<br />

van de Weerd, H., Torenbeek, R., & Vergouwen, M. (2007). Uitspoeling van meststoffen uit<br />

grasland; emissieroutes onder de loep (No. STOWA 2007-14). Utrecht: STOWA.<br />

van den Eertwegh, G. A. P. H., & van Beek, C. L. (2004). De Vlietpolder in Zuid-Holland in beeld;<br />

Water- en nutriëntenhuishouding van een veenweidegebied (No. STOWA 2004-30).<br />

Utrecht: STOWA.<br />

van der Meer, H. G. (2002). Fosfaat; regionale en mondiale duurzaamheid. In J. H. J. Spiertz & J.<br />

W. H. van der Kolk (Eds.), Quick Scan Transitie Duurzame Landbouw (Vol. 19, pp. 39-41).<br />

Alterra, Wageningen: Reeks Milieuplanbureau.<br />

van der Salm, C., Dolfing, J., van Groeningen, J. W., Heinen, M., Koopmans, G., Oenema, J., et al.<br />

(2006). Diffuse belasting van het oppervlaktewater met nutriënten vanuit grasland op<br />

een zware kleigrond; Monitoring van nutriëntenverliezen uit grasland op zware klei in<br />

Waardenburg (No. Alterra-rapport 1266). Wageningen: Alterra.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 151


van Dijk, T. A., Driessen, J. J. M., Ehlert, P. A. I., Hotsma, P. H., Montforts, M. H. M. M., Plessius, S.<br />

F., et al. (2009). Protocol beoordeling stoffen Meststoffenwet, versie 2.1; WOtwerkdocument<br />

(Vol. 167, pp. 76): Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu.<br />

van Everdingen, N., van der Wal, E., Tolkamp, W., den Besten, N., Baeke, J., de Jong, T., et al.<br />

(2008). Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?; Advies om met agrariërs<br />

vrijwillig doelen van de KRW te halen. (No. CLM 670 - 2008). Utrecht: NAJK-Edu; CLM<br />

Onderzoek en Advies BV.<br />

van Os, E. A., Noij, I. G. A. M., van Bakel, P. J., de Winter, W., & van der Bolt, F. J. (2009).<br />

Kennissysteem voor het bepalen van effecten van brongerichte en hydrologische<br />

maatregelen op de uitspoeling van N en P naar grond- en oppervlaktewater, Bijdrage<br />

maatregelen aan de realisatie van de KRW (Vol. Alterra-rapport 1863, pp. 51).<br />

Wageningen: Alterra.<br />

van Wezel, A. P., de Vries, W., Beek, M., Otte, P. F. M., Lijzen, J. P. A., Mesman, M., et al. (2003).<br />

Bodemgebruikswaarden voor landbouw, natuur en waterbodem; Technisch<br />

wetenschappelijke afleiding van getalswaarden (No. rapport 711701031/2003).<br />

Bilthoven: RIVM.<br />

Vaus, D. d. (2001). Case study designs Research Design in Social Research (Vol. part V, pp. 219-<br />

267): Sage publishers.<br />

VenW, VROM, & LNV. (2009b). Stroomgebiedbeheerplannen; samenvatting Eems, Maas,<br />

Rijndelta en Schelde. Deventer: Thieme.<br />

VenW, & Werkgroep-Afwegingskader/MKBA. (2005). Op zoek naar optimale<br />

maatregelenpakketten, Handboek Kosteneffectiviteitanalyses voor de EU Kaderrichtlijn<br />

Water (pp. 119). Lelystad: Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

Vergouwen, A. A. (2010). Fosfaat, van leegloop naar kringloop; Resultaten workshop 20 mei<br />

2009 en achtergrondgegevens (rapport No. STOWA 2010-12). Amersfoort: STOWA.<br />

Wet- en regelgeving, beleidsdocumenten<br />

EC. (2000). PANFA-project, brief goedkeuring steunmaatregel nr. N064 (pp. 9). Brussel.<br />

EU. (2000). Directive 2000/60/EC, Framework for community action in the field of water policy<br />

(pp. 72). Official Journal of the European Communities.<br />

EU. (2008). Kaderrichtlijn Afvalstoffen, 2008/98/EG (pp. 3-30). Publicatieblad van de Europese<br />

Unie Nr. L 312<br />

I&M. (2011). Wet tot wijziging van de Wet Milieubeheer, Implementatiewet EG-kaderrichtlijn<br />

afvalstoffen (Vol. nr. 103). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden.<br />

Innovatieberaad_Mobiliteit&Water. (2006). Innovatie Mobiliteit en Water: Ministry of Transport,<br />

Public Works, and Water management.<br />

LNV. (2004). Regeling herverkaveling, TRCJZ/2004/3819; tekst geldend op 29 januari 2011.<br />

LNV. (2005a). Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, AMvB; gepubliceerd in Staatsblad 2005, 645.<br />

LNV. (2005b). Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, nr. TRCJZ/2005/3295.<br />

VenW. (2000). Lozingenbesluit open teelt en veehouderij; voor een betere kwaliteit van sloten,<br />

beken, plassen en ander oppervlaktewater. Akkerbouw en vollegrondsteelt.<br />

VenW. (2008a). Regeling Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water (Vol. 125): Staatscourant.<br />

VenW. (2008b). Regeling Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water (Vol. 125): Staatscourant.<br />

VenW. (2009). Besluit houdende vaststelling van het Subsidieproramma Innovatieprogramma<br />

Kaderrichtlijn Water (Vol. 14153, pp. 26): Staatscourant.<br />

VenW. (2009a). Besluit houdende vaststelling van het Subsidieprogramma Innovatieprogramma<br />

Kaderrichtlijn Water (pp. 26): Staatscourant.<br />

VenW, LNV, & VROM. (2006). Decembernota 2006 KRW/WB21 Beleidsbrief.<br />

VROM. (1997). Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, BWBR0009094. Staatsblad<br />

van het Koninkrijk der Nederlanden 665.<br />

VROM. (2007a). Besluit bodemkwaliteit, nr. DJZ2007057947 (pp. 35).<br />

Page 152 Innovatiesysteemanalyse


VROM. (2009a). Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009, BWBR0027061.<br />

VROM. (2009b). Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021; Nota van aanpassing, Nr. 487; Onderdeel<br />

LAP SP 17.II Inspreker 12 (=Reststoffenunie Waterleidingbedrijven).<br />

VROM. (2009c). Circulaire bodemsanering 2009, BWBR0025649; Bijlage 4. Saneringsdoelstelling:<br />

invulling kwaliteitseisen bovengrond.<br />

VROM. (2010a). Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021, Naar een materiaalketenbeleid.<br />

VROM. (2010b). Criteria voor duurzaam inkopen van Waterzuiveringsinstallaties en<br />

slibbehandeling.<br />

VROM, & V&W. (2007b). Regeling bodemkwaliteit, nr. DJZ2007124397 (pp. 90).<br />

Artikelen vakbladen/dagbladen, jaarve rslagen, notulen, ongepubliceerde<br />

rapporten, brochures en factsheets<br />

Alberti, P., Broeren, J., Romme, W., & Verschure, H. (2002). Actief Randenbeheer Brabant &<br />

Motivatieonderzoek agrariërs. 's Hertogenbosch: HAS Kennistransfer.<br />

ARB. (2010). Minder fosfaat in de sloot, Leven op de rand; Nieuwsbrief project Actief<br />

Randenbeheer Brabant (pp. 6). Tilburg.<br />

Arcadis. (2010 ?). Duurzame landbouw; samen werken aan kansen voor landbouwmaatregelen:<br />

Arcadis Divisie Water en Divisie Milieu & Ruimte.<br />

Aulich, K. M., Huizer, T., & Jongedijk, E. (2010). Phosphorus pollution in the Meuse river basin.<br />

Wageningen: Wageningen University.<br />

Aulich, K. M., & Van Twisk, L. (2010). Community of Practice 1, Vergadering projectgroep<br />

Akkerrandenbeheer Brabant dd. 8 juli 2010 (pp. 3). ZLTO Tilburg.<br />

Belder, P., de Kool, S., Jansen, S., Stuurman, R., Feenstra, L., Koopmans, G., et al. (2010, 2<br />

december 2010). Effectgerichte aanpak verwijdering P uit bodem- en slootwater<br />

duinzandgrond. Bloembollenvisie, 20.<br />

Belder, P., Koopmans, G., & Jansen, S. (2011). Perspectieven fosfaatzuivering van bodem- en<br />

drainwater uit bollenpercelen, Poster Lisse: PPO Bollen.<br />

Bolt, B., & Koppers, H. (2009). Zoeken naar afnemers van waterijzer. H twee O : tijdschrift voor<br />

watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 42(23), 18-19.<br />

Bouwman, J. P., Nierop, J. N. v., & Schiphorst, S. K. (2007). Motivatieonderzoek 2007; Actief<br />

Randenbeheer Brabant. 's Hertogenbosch: HAS Kennistransfer.<br />

Brabantse-Delta, W. S. (2009). West-Brabant in beeld, Gebiedspilots Chaamse Beken en<br />

Rietkreek tekenen voor resultaat (pp. 35). Breda.<br />

Brink, H., Drost, S., & Boorsma, M. (2007). Biologische ontijzering in Dalen: nieuw licht op oude<br />

technologie. [thema grondwater]. H2O; tijdschrift voor watervoorziening en<br />

afvalwaterbehandeling, 40(19), 23 - 25.<br />

Brink, H., & Koppers, H. (2008). Investeren in betere verwerking reststoffen loont. H twee O :<br />

tijdschrift voor watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 41(22), 8-9.<br />

Brinks, H., & Kroonen-Backbier, B. (2010, april 2010). Schoner oppervlaktewater in<br />

maisteeltgebieden. Gewasbescherming; mededelingenblad van de Koninklijke<br />

Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging, 41, 72-75.<br />

Chardon, W. J., & Dorioz, J. M. (2009). Phosphorus immobilizing amendments to soil, COST 869<br />

(Vol. Factsheet 5, pp. 2).<br />

Chardon, W. J., Hummelink, E., Koopmans, G. F., & Oenema, O. (2010). Wegvangen fosfaat in<br />

afvoerbuis greppel. Unpublished Presentation. Alterra Wageningen UR, Centrum Bodem.<br />

Chardon, W. J., Schoumans, O. F., Kronvang, B., Heathwaite, A. L., & Rekolainen, S. (2006). COST<br />

Action 869; Mitigation Options for Nutrient Reduction in Surface Water and<br />

Groundwaters, Memorandum of Understanding (pp. 28, Technical Annex included).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 153


Clevering, O., Bakker, A., Zeeman, W., Talsma, M., & Rijk, S. d. (2010). Kennis moet stromen; voor<br />

innovaties met effect: plan van aanpak 2009-2012. Paper presented at the Themadag<br />

Landbouw & Kaderrichtlijn Water.<br />

de Bruin, A., Okx, J., Kwakernaak, C., Hutjes, R., Visschedijk, P., Borgstein, M., et al. (2007). Van<br />

Goed Onderzoek naar Beter Beleid, Jaarboek BO Cluster Vitaal Landelijk Gebied (pp. 70).<br />

Den Haag: LEI.<br />

de Ridder, D., Bruins, J., Hulsman, K., & Kappelhof, J. (2008). Biologische ontijzering aantrekkelijk<br />

voor grondwaterwinningen met twee filtratiestappen. H2O; tijdschrift voor<br />

watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 41(16), 14-15.<br />

DLV-Plant, WUR-PRI, & NMI. (2011). Alles wat U moet weten over fosfaat; vragen en<br />

antwoorden (pp. 6): Masterplan Mineralen Management.<br />

Dodde, H. (2011, 5 februari). Regie over bodem- en bemestingvraagstukken. Nieuwe Oogst;<br />

bijlage Gewas, p. 10-11.<br />

Ehlert, P., & Akker, H. v. d. (2005) Fosfaatvoorziening in akkerbouw- en groentegewassen. In<br />

Alterra & DLV-Plant (Series Ed.), Mest- en mineralenkennis voor de praktijk; serie<br />

Plantaardig: Vol. Blad 11 (pp. 3). Wageningen.<br />

Ehlert, P., & Bok, N. v. d. (2005) Zorg voor de fosfaattoestand op lange termijn. In Alterra & DLV-<br />

Plant (Series Ed.), Mest- en mineralenkennis voor de praktijk; serie Plantaardig: Vol. Blad<br />

12 (pp. 3).<br />

Enting, G., Goodijk, D., & van 't Hooft, K. (2007). Melkvee Studieclub Rivierkleigronden,<br />

Nieuwsbrief nummer 2 (pp. 4). Leusden: ETC Adviesgroep Nederland.<br />

Gerdes, S. (2010). Community of Practice 2, Vergadering Klankbordgroep Actief Randenbeheer<br />

Brabant dd 20 oktober 2010 (pp. 3). ZLTO Tilburg.<br />

Grift, B. v. d., & Roovaart, J. v. d. (2010). Nutriënten in stroomgebieden; eutrofiëring van<br />

oppervlaktewater, Deltares geeft inzicht en oplossingen. In Deltares (Ed.), Capability<br />

statement (Vol. uBGS 025 A3NL aug2010 ). Utrecht.<br />

HeGo-Biotec-GmbH. FerroSorp® Plus; Adsorptionsmittel-Granulat fur die effektive Entfernung<br />

von Schadstoffen aus Wasser. Retrieved maart 2010, from<br />

http://www.ferrosorp.de/deutsch/downloads/pbprospektferrosorpplus.pdf.pdf<br />

HeGo-Biotec-GmbH. (2007). Produktspezifikation FerroSorp® GW. Retrieved april 2010, from<br />

http://www.ferrosorp.de/deutsch/downloads/pspferrosorpgw280808ni.pdf<br />

HHRWest-Brabant. (?). Rundveehouders pakken fosfaat bij de wortel aan, 1e Nieuwsbrief van<br />

het project "Fosfaat bij de wortel aangepakt" (pp. 2): Hoogheemraadschap van West-<br />

Brabant.<br />

Ijpelaar, G. (2003). Biologische ontijzering: hoe realistisch is dit?; procestechnologen bezochten<br />

waterproductiecentrum Lommel. H2O; tijdschrift voor watervoorziening en<br />

afvalwaterbehandeling, 36(16), 8 - 9.<br />

Janssen, G., Grift, B. v. d., & Hendriksen, G. (Producer). (2008) Landsdekkende risico analyse voor<br />

waterkwaliteit in het landelijk gebied. Presentation<br />

Koopmans, G. F., & Chardon, W. J. (2010, 21 January ). Gebruik van filtersystemen om<br />

nutriëntenverliezen te voorkomen. Paper presented at the Themadag Landbouw en<br />

KRW, Utrecht.<br />

Korting, D. (2006). Minder fosfaat nodig bij goede bodemstructuur : project 'fosfaat bij de wortel<br />

aangepakt' haalt doelstellingen nu al bijna. Nieuwe oogst. Veehouderij / land- en<br />

tuinbouworganisaties LTO Noord, ZLTO en LLTB, 2(11), 20-21.<br />

Korting, D. (2007, 27 januari). Waterrichtlijn kruipt langzaam het erf op. Nieuwe Oogst, 43.<br />

Lambregts, C. (2009a). Gebiedspilot Waterkwaliteit De Rietkreek; Eindrapportage. Breda:<br />

Waterschap Brabantse Delta.<br />

Lambregts, C. (2009b). Gebiedspilot Waterkwaliteit Chaamse Beken; Eindrapportage. Breda:<br />

Waterschap Brabantse Delta.<br />

Page 154 Innovatiesysteemanalyse


Luijten, M. (2010). Gehonoreerde projecten tweede tender Innovatieprogramma Kaderrichtlijn<br />

Water (pp. 1). Den Haag: Agentschap-NL; Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

Lurling, M., & Oosterhout, J. F. X. v. (2009). Flock & Lock in De Rauwbraken (No. M347).<br />

Wageningen: Wageningen Universiteit; leerstoelgroep Aquatische Ecologie &<br />

Waterkwaliteitsbeheer.<br />

Luttik, P. (2010). Nutrient Platform; strategic plan, Supporting the transition towards sustainable<br />

and economical nutrient management (pp. 42): Stichting Dotank.<br />

Massop, H., & Aulich, K. M. (2011). Oppervlakkige afstroming; achtergrond en maatregelen.<br />

Unpublished Presentation. Alterra Wageningen UR.<br />

Meijering, L. (2011, 11 januari 2011). Zorgen om structuur kleigrond. Boerderij, sectie Akkerbouw<br />

editie 96 nr 15, 36.<br />

Moggré, J., & Verdurmen-Serrarens, V. R. J. (2010). Bedrijfseconomische analyse vermindering<br />

fosfaatafspoeling. Goes: ZLTO Advies.<br />

Nederlof, M. M. (2010). Onderscheidende competenties van de innovatie-procesmanager; met<br />

het oog op de ontwikkeling naar een doelmatige en duurzame waterketen.<br />

Rijksuniversiteit Groningen, Groningen.<br />

Neeteson, J., Booij, R., Dijk, W. v., Haan, J. d., Pronk, A., Brinks, H., et al. (2001). Projectplan<br />

'Telen met toekomst' (Vol. Publicatie nr. 2, pp. 40). Lelystad: PPO B.V.<br />

Oenema, O. (2008, 7 oktober 2008). Het beeld van fosfaat; verandering en perspectief. Paper<br />

presented at the Slotsymposium DOVE-projecten; Snelle emissieroutes van nutriënten<br />

van landbouwgrond naar oppervlaktewater: hoe belangrijk zijn ze en wat kunnen we er<br />

tegen doen? .<br />

Oppewal, J. (2007, 16 Januari 2007). Schoner water en doorboeren. Boerderij, Sectie:<br />

Ondernemen, 4-6.<br />

Oppewal, J. (2011, 17 juni 2011). Drainfilter houdt sloot schoon. Agrarisch Dagblad; sectie<br />

Wetenschap, p. 19.<br />

Pidpa. (2009a). Waterproductiecentrum Balen, Brochure (pp. 2): Pidpa bedrijfscommunicatie.<br />

Pidpa. (2009b). Waterproductiecentrum Mol, Brochure (pp. 2): Pidpa bedrijfscommunicatie.<br />

Pidpa. (2009c). Waterproductiecentrum Herentals, Brochure: Pidpa bedrijfscommunicatie.<br />

Pidpa. (2009d). Waterproductiecentrum Grobbendonk, Brochure (pp. 2): Pidpa<br />

bedrijfscommunicatie.<br />

PPO. (2005). Best Practices Bemesting; Akkerbouw (Vol. PPO 338-1, pp. 4).<br />

PPO. (2006). Landbouw & KRW, Verslag workshop 12 december 2006 (pp. 13).<br />

PPO. (2007a). Platform Landbouw & Kaderrichtlijn Water, Verslag 1e bijeenkomst 27 maart 2007<br />

te Vredepeel (pp. 2).<br />

PPO. (2007b). Platform Landbouw & Kaderrichtlijn Water, Verslag 2e bijeenkomst 5 juni 2007 te<br />

Den Bosch (pp. 4).<br />

PRI. (2003). Telen met toekomst, Jaaroverzicht 2002 (pp. 72). Wageningen: Plant Research<br />

International B.V.<br />

RBO-Maas. (2008b). Stroomgebied Maas; tips bij uitvoering KRW in de landbouw, Brochure (pp.<br />

2).<br />

Reitsma, B., Geraats, B., Korving, L., & de Man, A. (2008). Hergebruik fosfaat uit ijzerarm slib van<br />

rwzi's is kansrijk. H twee O : tijdschrift voor watervoorziening en<br />

afvalwaterbehandeling(2), 52-55.<br />

Reststoffenunie. (2010). Jaarbericht Reststoffenunie 2009 (pp. 13). Nieuwegein: Reststoffenunie<br />

Waterleidingbedrijven B.V.<br />

Reststoffenunie. (2011a). Stof tot nadenken, Nieuwsbrief Reststoffenunie (Vol. zevende jaargang<br />

nr 14, pp. 4). Nieuwegein.<br />

Reststoffenunie. (2011b). Jaarbericht Reststoffenunie 2010 (pp. 24). Nieuwegein:<br />

Reststoffenunie Waterleidingbedrijven B.V.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 155


Rijken, M. J. C. (2007). Stikstof op het juiste peil; tussenrapportage project: Waterschap<br />

Brabantse Delta.<br />

Rijken, M. J. C. (?). Nieuwsbrief van het project "Fosfaat bij de wortel aangepakt" (Vol. 4, pp. 2).<br />

Schoumans, O. F. (2008). Install sedimentation boxes, COST 869 (Vol. Factsheet 72, pp. 2).<br />

Schoumans, O. F. (2010). Construct ponding systems / increase soil levels along ditches, COST<br />

869 (Vol. Factsheet 74, pp. 4).<br />

STOWA. (2009). Strategienota Koers 2009-2013 (No. STOWA 2009-01). Utrecht: STOWA.<br />

UvW, & Vewin. (2010). Duurzame en innovatieve landbouw voor de toekomst, Position paper;<br />

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vanaf 2013 (pp. 4). Brussel, België.<br />

van Oosterhout, F., & Lurling, M. (2010). Eutrofiëringcontrole met Flock & Lock. H twee O :<br />

tijdschrift voor watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 43(19), 23-25.<br />

van Oosterhout, J. F. X., & Lurling, M. (2008). De Rauwbraken; voorkomen van blauwalgenbloei<br />

door vastleggen van fosfaat, Bijlage bij het onderzoeksvoorstel (pp. 12). Wageningen:<br />

WUR-Aquatische ecologie & Waterkwaliteitsbeheer.<br />

van Oosterhout, J. F. X., & Lurling, M. (2010). Eutrofiëringcontrole met Flock & Lock. H2O;<br />

tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer, 43 Iss.19, 23-25.<br />

van San, E., Huysman, K., Vanderheyden, R., Heyselberghs, N., de Waele, T., & Bielen, P. (2006).<br />

Een selectie van openstaande uitdagingen en onderzoeksvragen voor Pidpa, Presentatie<br />

workshop "Drinkwater onderzoek in Vlaanderen en Nederland 2006". Katholieke<br />

Universiteit Leuven.<br />

van Slobbe, E. (2009). Terugdringing fosfaat afspoeling van boerenland (snelle P-route).<br />

Unpublished Onderzoeksvoorstel. Wageningen University and Research.<br />

van Slobbe, E., van de Weerd, R., Gerdes, S., Velthorst, E., Oenema, O., Chardon, W. J., et al.<br />

(2010). Terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland, Onderzoeksverslag (pp. 37).<br />

Wageningen: Alterra Wageningen UR.<br />

Vandelannoote, A. (2006). Gebruik van kuilanalyses op het melkveebedrijf. Katholieke<br />

Hogeschool Kempen.<br />

Verhagen, F., & van Lamoen, F. (2006). Brabantse pilots waterkwaliteit van start. H2O; tijdschrift<br />

voor watervoorziening en afvalwaterbehandeling, 39(18), 8-9.<br />

Vewin, & Geudens, P. J. J. G. (2010). Drinkwaterstatistieken 2008; de watercyclus van bron tot<br />

kraan. Rijswijk: Vewin.<br />

Werkman, R. (2010). Network Governance. On Designing innovative policy arrangements; course<br />

PAP-30306 [lecture presentation ]. Wageningen.<br />

Wijnands, F. G. (2009). Telen met toekomst; verduurzamen van gewasbescherming. Syscope, 22,<br />

55-59.<br />

WMD. (2010). Jaarverslag 2009: Waterleiding Maatschappij Drenthe.<br />

Wolters, R., Beekman, J., & van Mol, R. (2009). Gebiedspilot Waterkwaliteit Hooge Raam;<br />

Eindrapport. 's Hertogenbosch: Waterschap Aa en Maas.<br />

WSBrabantseDelta. (2009) West-Brabant in beeld. Gebiedspilots Chaamse Beken en Rietkreek<br />

tekenen voor resultaat (pp. 34). Breda.<br />

WSDeDommel. (2008a). Samen werken aan waterkwaliteit, Brochure Resultaten Gebiedspilot<br />

Waterkwaliteit Kleine Beerze (pp. 12). Boxtel.<br />

WSDeDommel. (2008b). Gebiedspilot Waterkwaliteit Kleine Beerze; eindrapport: WS de Dommel.<br />

WSDeDommel, & CLM. (2007-2008). Beeld Schoon Water; voor een betere waterkwaliteit,<br />

Brochure WS De Dommel; overzicht inrichtingsmaatregelen (pp. 28). Boxtel:<br />

WSDeDommel.<br />

Zeilmaker, R. (2011, 19 maart 2011). 'Schoon' water is slechts een bureaucratische constructie.<br />

Het Parool, p. 36.<br />

ZLTO. (2009). Meerwaarde(n) - Voorwaarde(n), De visie van ZLTO op de ontwikkeling van de<br />

groene sector tot 2020 (pp. 5).<br />

Page 156 Innovatiesysteemanalyse


ZLTO, Arcadis, Wageningen-UR, & KRW-Innovatiefonds. (2010). Boeren en wetenschappers<br />

verminderen samen fosfaatafspoeling [film]. 's Gravenhage: Bob Kommer Studio's.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 157


Bijlagen<br />

Page 158 Innovatiesysteemanalyse


I. Verschillende niveau’s om maatregelen te nemen<br />

Doel Wat is de oorzaak -> waar maatregelen nemen?<br />

Niveau I Niveau II Niveau III<br />

behalen van KRWdoelen<br />

voor P in<br />

oppervlakte water<br />

(in 2015-2027)<br />

Huishoudelijk<br />

afval water<br />

Industrieel afval<br />

water<br />

Landbouw<br />

RWZI<br />

AWZI<br />

Punt bron<br />

Bron<br />

Pad/route<br />

Effect<br />

Kassen<br />

Erfafspoelwater<br />

Kavelpaden<br />

Veevoeder<br />

(Kunst)mest<br />

Teeltwijzen en<br />

gewassen<br />

Grondbewerking<br />

Randenbeheer<br />

Ont- & afwatering<br />

Filters<br />

Sloot<br />

Vloeivelden<br />

Met P-binding<br />

Met P-binding<br />

Met P-binding<br />

Met P-binding


II. Verschillende maatregelen<br />

Bronmaatregelen<br />

Padmaatregelen<br />

Grondbewerking<br />

Ontwatering/ afwatering<br />

Randenbeheer/bufferstroken<br />

Effectmaatregelen<br />

Zuivering erfafspoelwater<br />

Opvangwater kuilverharding<br />

Fosfaatarm voeren<br />

P-evenwichtsbemesting<br />

P-adviesbemesting<br />

Uitmijnen<br />

Uitrijverbod aanscherpen (mestopslag uitbreiden)<br />

Mestbewerking<br />

Mestgift afstemmen op weersomstandigheden<br />

Verbetering mesttoedienings-technieken (drijfmest)<br />

Precisiebemesting kunstmest<br />

Egaliseren percelen<br />

Structuurverbeterende maatregelen<br />

Niet-kerende grondbewerking<br />

[Niet] Scheuren grasland<br />

Gras,granen,luzerne als nagewas om verdamping te<br />

verhogen en oppervlakkige afspoeling te beperken<br />

Peilgestuurde verdiepte drainage<br />

Fosfaatbindende stoffen in drainbuizen<br />

Fosfaatbindend materiaal rondom drainbuizen<br />

Fosfaatbindende stoffen in afvoerbuizen kopakker<br />

Blokkeren greppels<br />

Oppvlakkige afstroming beperken door ruige<br />

begroeiing langs sloten, vaarten<br />

Grondbewerkingsvrije zone (akkerranden)<br />

Fysieke barrieres langs slootkant<br />

Kopakkers als wadies<br />

Sloot begeleidende bufferstroken (opvang drainwater)<br />

Toevoegen fosfaatbindende stoffen<br />

Natte bufferstroken (niet gedraineerd)<br />

Bezinkplekken inrichten<br />

Afvoer slootmaaisel<br />

Vegetatiebeheer (kroos verwijderen)<br />

Riet in de sloot (helofytenfilter)<br />

Vloeivelden gericht op P-uitmijning<br />

Verticaal doorstromend filter (zonder P-bindend<br />

substraat)<br />

Verticaal doorstromend filter (met P-binding)<br />

“chemische” toevoegingen (bijv. Phoslock of<br />

uitvlokmiddel)<br />

Technieken toepassen uit afvalwaterzuivering


III. Beschrijving en resultaten KRW-IP projecten<br />

KRW08035 ‘Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland’; combinatieproject<br />

Het doel van dit project is te onderzoeken wat de invloed is van bepaalde maatregelen op de directe<br />

afspoeling van fosfaat vanaf het boerenbedrijf naar het oppervlaktewater. In dit project zijn boeren<br />

uitgenodigd om in samenspraak met wetenschappers kosteneffectieve maatregelen te ontwikkelen en te<br />

implementeren [co-creatie]. Verdere uitgangspunten voor de aanpak zijn: onderzoek gericht op de praktijk<br />

op het niveau van het boerenbedrijf, aandacht voor de praktische toepasbaarheid van de maatregelen en<br />

de potentiële doorwerking naar andere delen van Nederland.<br />

In samenspraak met het project Actief Randenbeheer Brabant [ARB] en hieraan participerende<br />

waterschappen zijn door ZLTO 16 boeren gevraagd om deel te nemen aan het project. Twaalf van deze<br />

bedrijven zijn bezocht en er zijn oriënterende gesprekken gevoerd met de agrarisch ondernemers over het<br />

verschijnsel ‘oppervlakkige afspoeling’ en of ze ideeën hebben over mogelijke maatregelen om dit tegen te<br />

gaan. De inspiratiebron voor verder onderzoek was een veehouder op klei [grasland met greppels], die<br />

sedimentatieputten gebruikt vóór de afvoerbuis. Er is samen een combinatie bedacht van<br />

sedimentatieputten (voor vermindering emissie van particulair P, geadsorbeerd aan zwevende stof) met<br />

adsorptie van het opgeloste [ortho-]fosfaat. Hiermee ontstond een combinatie met de ijzerhoudende,<br />

fosfaatbindende materialen van het KRW-IP project KRW08091.<br />

Er zijn 8 boeren geselecteerd voor de veldexperimenten; hierbij was zowel akkerbouw (lichte klei) als<br />

grasland (op lichte en zware klei) vertegenwoordigd. Er is in de proeven gebruik gemaakt van FerroSorp® in<br />

verschillende hoeveelheden en met verschillende korrelgroottes en van ijzerzand. De FerroSorp® is<br />

toegepast in waterdoorlatende zakken in bestaande greppels in grasland of in sleuven in bouwland, die adhoc<br />

gegraven worden om overtollig water af te laten. Ook is het materiaal een aantal maal los uitgestrooid<br />

over een stukje land.<br />

Metingen van de fosfaatreductie door FerroSorp® en ijzerzand laten een heel wisselend beeld zien; de<br />

afname van fosfaat bij toepassing van FerroSorp® in waterdoorlatende zakken varieert van 10 tot 100%. Er<br />

is ook waargenomen, dat in de loop van de tijd de adsorptie van fosfaat afneemt; bij snelle doorstroming<br />

van het water adsorbeert het fosfaat alleen aan de buitenkant van de korrels. Bij het uitstrooien van het<br />

materiaal in plassen wordt tot 70% van het ortho-fosfaat vastgelegd (van Slobbe, et al., 2010).<br />

Tabel 14 Minimum en maximum reductie van fosfaat door FerroSorp® bij geforceerde proefopzet (Bron: van<br />

Slobbe, et al., 2010, p. 29)<br />

Plaats Ravenstein Winssen Langeweg Moerdijk Wagenberg Waardenburg Nieuwendijk Nieuw-Vossemeer<br />

Bodemsoort Zware klei Lichte klei Lichte klei Lichte klei Lichte klei Zware klei Lichte klei Lichte klei<br />

Landgebruik Grasland Grasland Akkerbouw Grasland Akkerbouw Grasland Akkerbouw Akkerbouw<br />

Impact % min 11 55 10 25 10 55 60 10<br />

Impact % max 26 70 85 85 100 70 90 60<br />

Afsluiting P<br />

Uit (65-75%) een bedrijfseconomische 75 70 analyse 65 blijkt dat de 70 kosten voor 65 het gebruik 75 van 8 65 kg FerroSorp® 65 in<br />

Emissieafname<br />

waterdoolatende zakken in bestaande greppels of ad-hoc sleuven € 100-250/ha bedragen.<br />

(%) min 8.3 35.8 7.0 16.3 7.0 41.3 42.0 39.0<br />

Emissieafname<br />

(%) max 19.5 45.5 59.5 55.3 70.0 52.5 63.0 6.5<br />

KRW08085 ‘Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling’; onderzoeks- of ontwikkelingsproject<br />

Het doel van dit project is enerzijds inzicht verkrijgen in de grootte en frequentie van de bijdrage van<br />

oppervlakkige afspoeling op de P-belasting van oppervlaktewater; en anderzijds om inzicht te krijgen of het<br />

blokkeren van oppervlakkige afspoeling een efficiënte manier is om die nutriëntenvracht te reduceren. De<br />

aanpak bestaat uit vier onderdelen:<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 161


Het identificeren van de risicoplekken met een GIS-tool. De laagste plekken in een perceel kunnen<br />

worden bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); vervolgens worden<br />

alleen de plekken geselecteerd waarvoor de kans bestaat dat deze overstromen naar het<br />

oppervlaktewater. De GIS-tool is toegepast om voor de verschillende pilotgebieden binnen Landbouw<br />

Centraal/KRW gebiedspilots Noordoost en Zuidoost Nederland de risicoplekken op een kaart te zetten.<br />

Het meten van de oppervlakkige afspoeling op gras- en bouwland. Dit wordt gedaan op 3 locaties op<br />

zand in Noord-Limburg en één locatie op klei in Waardenburg; zowel de neerslag, de afvoer als de<br />

waterkwaliteit worden gemeten. In Limburg zijn ook metingen uitgevoerd om de infiltratiecapaciteit<br />

van de bodem te bepalen. Metingen in afspoelingswater in Limburg geven concentraties te zien met<br />

uitschieters tot 10 mg/l P-totaal (Massop & Aulich, 2011).<br />

Norm Ptot 0.15 Ptot gemiddeld [mg/l] Ptot maximum [mg/l] P-PO4 maximum [mg/l] 96<br />

Locatie 1 5.39 10.50 8.45<br />

Locatie 2 0.92 1.72 2.02<br />

Locatie 3 0.86 2.49 1.84<br />

Het ontwikkelen van een bemestingstool voor kleigebieden om incidentele verliezen te voorkomen. Het<br />

bemestingstijdstip kan dan geoptimaliseerd worden door rekening te houden met de neerslagverwachting<br />

van het KNMI; dan is de kans op oppervlakkige afvoer minimaal en het gebruik van de<br />

mest optimaal. Bij het testen van de tool op de tot nu toe verzamelde data waren de resultaten<br />

redelijk. Het is de bedoeling om de tool in het voorjaar 2011 in de praktijk te gaan testen.<br />

Het ontwikkelen van maatregelen ter voorkoming oppervlakkige afspoeling. Voorbeelden zijn het<br />

opwerpen van dammetjes langs de waterloop, het open trekken van de bouwvoor [in een strook langs<br />

de waterloop] om infiltratie te bevorderen, het aanbrengen van een infiltratiegreppel tussen perceel en<br />

sloot. In 2011 zal binnen de 7 KRW-pilotgebieden in Noordoost [2] en Zuidoost [5] Nederland in<br />

samenwerking met belanghebbenden en grondgebruikers bekeken worden welke maatregelen in<br />

aanmerking komen voor uitvoering.<br />

KRW08091 ‘Het gebruik van nitraatreducerende en fosfaatbindende materialen om lekken in nutriëntenkringlopen<br />

te dichten’; onderzoeks- of ontwikkelingsproject.<br />

Het onderzoek heeft als doel maatregelen te ontwikkelen om lekken in nutriëntenkringlopen op de<br />

scheiding tussen landbouwgrond en sloot te dichten. In het geval van fosfaat is dit toegespitst op de<br />

verwijdering door toepassing van ijzerhoudend materiaal.<br />

Ijzeroxide bezit een grote capaciteit om ortho-fosfaat en organische fosfaatverbindingen uit de<br />

bodemoplossing en het drainagewater vast te leggen. Ijzerslib en ijzerzand afkomstig van de zuivering van<br />

grondwater voor drinkwater bevatten relatief veel ijzeroxide. Een voordeel hiervan is, dat dit lokale<br />

aanvoermogelijkheden garandeert en dat reststoffen op kosteneffectieve wijze hergebruikt worden.<br />

Mogelijke voorbeelden zijn het toepassen van deze materialen in waterdoorlatende schermen (‘iron<br />

reactive barriers’) in de bodem of in filters, die aan het uiteinde van drainagebuizen kunnen worden<br />

gekoppeld.<br />

Eerst zijn fysisch-chemische eigenschappen van ijzerslib en –zand onderzocht; voor het te onderzoeken<br />

ijzerslib en –zand is samengewerkt met Brabant Water. In de reststoffen komt ijzer grotendeels voor in de<br />

vorm van Fe(OH)3 en calcium komt voor als CaCO3. Van de zware metalen is alleen totaal Cadmium-gehalte<br />

in ijzerslib boven de gecorrigeerde norm voor bodemkwaliteitsbeoordeling; maar het beschikbare deel is<br />

beneden de norm. De schud- en kolomproeven geven aan dat zowel ijzerslib als ijzerzand goed in staat zijn<br />

om fosfaat vast te leggen; de bindingscapaciteit van ijzerslib is hoger dan van natuurlijke ijzermineralen<br />

zoals goethiet. De maximale waterdoorlaatbaarheid van ijzerslib is echter te laag voor de toepasbaarheid in<br />

ijzerschermen of filters. Zelfs als het wordt gemengd met zand is de waterdoorlaatbaarheid nog te laag om<br />

96 http://www.kennismoetstromen.nl/?e=11&w=aanpak-nutrientenkringloop<br />

Page 162 Innovatiesysteemanalyse


het overtollige water goed af te voeren. Door het ijzerhoudende materialen te granuleren tot een product<br />

met een grovere textuur kan de waterdoorlaatbaarheid sterk toenemen; een voorbeeld hiervan is het<br />

commercieel verkrijgbare product FerroSorp® (Koopmans, et al., 2010).<br />

In veldproeven is en wordt nog onderzocht of Fe-zand en FerroSorp® voldoende fosfaat kunnen<br />

verwijderen. In een eerste veldproef zijn verschillende hoeveelheden (in waterdoorlatende zakken en<br />

verschillende pijplengtes) FerroSorp en FerroSorp-zand mengsels getest. In deze opzet leidde een langere<br />

doorstroomtijd tot een beter zuiveringsrendement. De boer zou dus een prijs betalen voor fosfaatverwijdering,<br />

omdat de waterafvoer wordt afgeremd. Er moet een optimum gezocht worden tussen het<br />

adsorptievermogen en de waterdoorlaatbaarheid. Een beter rendement zou bijvoorbeeld ook kunnen<br />

worden bereikt door een bredere buis te gebruiken waain meer P-bindend materiaal wordt aangebracht<br />

(Chardon, Hummelink, Koopmans, & Oenema, 2010).<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 163


IV. Interviewschema<br />

Basisoriëntatie Visie op (de koppeling van) landbouw en milieu?<br />

Wat is eutrofiëring? Is het momenteel een belangrijk probleem? (sense of urgency)<br />

Waar denkt U het eerste aan bij het woord ‘fosfaat’ (voedingsstof, milieuprobleem, schaarse<br />

grondstof, ...)<br />

Bekend met KRW? KRW-doelen? GET/GEP? Fosfaat-doelen?<br />

Visie op maatregelen Voldoende (technische) oplossingen/maatregelen voorhanden (mbt. halen fosfaatnorm)? Of<br />

economisch probleem?<br />

Voorkeur: bron-, pad-, of effectmaatregelen? En waarom?<br />

Padmaatregelen: voorkeur grondbewerking, ont-/afwatering, randenbeheer?<br />

Zijn er al maatregelen in beeld, die de voorkeur hebben? Wordt daar dan ook op gestuurd? Zo<br />

ja, op welke manier?<br />

Kan het komende fosfaat tekort van invloed zijn op welke maatregelen de voorkeur gaan<br />

genieten?<br />

Fosfaatbindende<br />

materialen<br />

Visie op kosten, beheer en<br />

onderhoud, handhaving<br />

Innovatiesysteemfuncties<br />

1:Experimenteren door<br />

ondernemers<br />

Ijzerhoudend materiaal; nog andere fosfaatbindende materialen bekend? Welke zijn<br />

beschikbaar op de markt?<br />

Verwachtingen mbt. ijzerhoudend materiaal? Wanneer potentie [bijv. P-reductie van x %]?<br />

Verwachtingen mbt. toepassingsmogelijkheden (waterdoorlatende zakken: in afvoerbuizen,<br />

greppels, ad-hoc sleuven; los op maaiveld/akkerrand), andere mogelijkheden? Inpasbaarheid<br />

bedrijfsvoering; juridische obstakels?<br />

Indien voldoende bekend: mening over de resultaten?<br />

Bij deelnemende agrarisch ondernemers: waarom bent U gaan participeren in het project?<br />

Mening over het experiment? Verschillende toepassingsmogelijkheden; inpasbaarheid<br />

bedrijfsvoering; max. tijdsbesteding, max. water retentie, distributie; afvoer gebruikt<br />

materiaal; waar zou nog meer onderzoek naar gedaan moeten worden? Juridische obstakels<br />

(wettelijk/vergunningsverplichtingen)?<br />

Financiële haalbaarheid maatregel ijzerhoudende materialen? Wie is verantwoordelijk voor<br />

de kosten en waarom? Mogelijkheden om maatregel te financieren? Wie is verantwoordelijk<br />

voor beheer en onderhoud? Controle nodig ... handhaving?<br />

Houding tov. risico’s? Bereidheid om inspanningen te doen om te voorzien in behoefte naar<br />

(kwaliteitseisen van) ijzerslib? Is er interesse om te onderzoeken of onderzoek te financieren<br />

of er granulaat gemaakt kan worden in Nederland?<br />

2:Kennisontwikkeling Was er voldoende kennis over (routes van) fosfaatemissies en mogelijke maatregelen bij<br />

aanvang van het KRW-IP? Zo niet, aan welke kennis was behoefte? Wordt nu in de behoefte<br />

voorzien? Staan er in de nabije toekomst nadere onderzoeken op het programma?<br />

3:Kennisuitwisseling in<br />

netwerken<br />

4:Richting geven aan het<br />

zoekproces<br />

Heeft U congressen/workshops bezocht, waar het onderwerp fosfaatemissies/ opp.vl<br />

afspoeling/fosfaatbinders op het programma stond? Hoe kan kennis over deze<br />

oorzaak/maatregel (snel) op landelijk niveau verspreid worden? Van welke netwerken maakt<br />

U deel uit? Belang van soort netwerk: homogeen/heterogeen, incidentele of continue<br />

relaties?<br />

Welke vorm(en) van sturing is/zijn er nodig om de fosfaatconcentraties in oppervlaktewater<br />

te verlagen (onderzoek, voorlichting, stimuleringsregeling, regelgeving, boetes)? Hoeveelheid<br />

aandacht in vakbladen en media? Type woordgebruik van wetenschappers en beleidsmakers<br />

over belang terugdringing oppervlakkige afspoeling/fosfaatbindende materialen?<br />

5:Creëren van markten Ziet U mogelijkheden om marktvorming voor fosfaatbinders te stimuleren?<br />

6:Mobiliseren middelen Hoe ervaart U de beschikbaarheid van middelen/€ voor onderzoek? Ervaart U<br />

sturing/voorkeur bij beschikking stellen van fondsen voor bepaald onderzoek? In hoeverre<br />

wordt er in de opleiding aandacht besteed aan oppervlakkige afspoeling van fosfaat en<br />

maatregelen daartegen?<br />

7:Tegenspel bieden aan<br />

weerstand<br />

Is er (op welke manier dan ook) sprake van oppositie tegen het product? Zijn er tekenen van<br />

uitbreiding van onderzoek/netwerken rond opp.vl. afspoeling en/of fosfaatbindende<br />

materialen? Zijn er groepen, die ervóór lobbyen?<br />

Page 164 Innovatiesysteemanalyse


V. Ontijzeringsmechanismen<br />

Bij ontijzering kunnen er 3 mechanismen een rol spelen: vlokvormings-/flocculente oxidatie, adsorptieve<br />

oxidatie en biologische oxidatie.<br />

Bij de flocculente, ofwel vlokvormingsoxidatie wordt door beluchting – naast het verwijderen van<br />

ongewenste gassen – een deel van de toegevoegde zuurstof gebruikt om het aanwezige opgeloste ijzer<br />

(Fe 2+ ) te oxideren naar driewaardig ijzer (Fe 3+ ). Beluchten kan op een aantal verschillende manieren: via<br />

open systemen zoals bij versproeiing, cascade beluchting en/off plaatbeluchting of in een gesloten<br />

systeem: de beluchtingstoren. De effectiviteit wordt bepaald door de verhouding van water- en<br />

luchtstroom en door het contactoppervlak tussen water en lucht.<br />

Figuur 40 Manieren van beluchting: (a) versproeiing, (b) cascadebeluchting en (c) beluchtingstoren<br />

(bron afbeelding: http://www.oasen.nl/drinkwater/watermaken/Pages/beluchting.aspx )<br />

“Als je dat een tijd laat staan en je laat dat keurig verder uitvlokken, (...) dan heb je gewoon echt<br />

ijzerhydroxide [Fe(OH)3] gevormd. Dat ijzerhydroxide is onoplosbaar; (...) dat is dan uitgewerkt en dat hecht<br />

het zich niet meer aan het filtermateriaal. Dus dat zijn deeltjes, die kun je afvangen. Als je nou zo’n filter<br />

spoelt, dan (...) spoel je het ook uit als ijzerhydroxide; (...) daar vang je wel zeg maar 100% van je ijzer af. (...)<br />

In een heleboel gevallen zie je dat dat het proces is wat leidend is bij een waterbedrijf” (DW1). [Homogeen<br />

proces; veel O2 en lange tijd in A in Figuur 41]<br />

In dit homogene proces slaat uit opgelost ijzer(II) en zuurstof direct ijzer(III)hydroxide neer:<br />

Oxidatie: Fe 2+ + ¼ O2 + H + Fe 3+ + ½ H2O<br />

Hydrolyse: Fe 3+ + 3 H2O Fe(OH)3 + 3 H +<br />

Som: Fe 2+ + ¼ O2 + 2½ H2O Fe(OH)3 + 2 H +<br />

Voor deze, in Nederland veel toegepaste, “conventionele vlokvorming is een hoog zuurstofgehalte<br />

[minimaal 0.14 mg zuurstof per mg ijzer(de Ridder, et al., 2008)] en een relatief hoge pH nodig” (Brink, et al.,<br />

2007) “Dit proces (...) wordt in de praktijk vaak (duur) toegepast bij relatief lage filtratiesnelheden en korte<br />

looptijden” (Ijpelaar, 2003)<br />

Adsorptieve ontijzering<br />

Bij de adsorptieve ontijzering “zit er een korte tijd tussen het versproeien van dat water boven het filter en<br />

het filtreren. Dat is ’n laagje van 15-20 cm water boven je filterzand en dat ijzer is nog aan het reageren.<br />

Wat je dan ziet, is dat het proces van ontijzering echt ín je filter plaats vindt, dus (...) eigenlijk heb je nog<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 165


steeds voor een groot deel twee-waardig ijzer, wat je gaat afvangen” (DW1). Het Fe(II), wat aanwezig is in<br />

het anaërobe grondwater wordt geadsorbeerd aan het oppervlak van het filterzand [IOCS: iron oxide<br />

coated sand, of aan reeds gevormde Fe(OH)3 vlokken (Sharma, 2001 paragraaf 1.4; Sharma, Sebwato,<br />

Petrusevski, & Schippers, 2002). Driewaardig ijzer fungeert als katalysator voor de oxidatie van<br />

tweewaardig ijzer; daarom wordt er ook wel gesproken over katalytische ontijzering (Ijpelaar, 2003). “Er<br />

komt natuurlijk zuurstofhoudend water over, dus (...) dat tweewaardig ijzer wordt ook omgezet in<br />

driewaardig ijzer; dat oxideert verder óp de korrel. Die groeit steeds verder aan én het behoud dus die<br />

adsorptieve eigenschappen voor ijzer, voor fosfaat, voor arseen, en voor noem maar op. Dus dit materiaal,<br />

als je dat gaat spoelen ..., je zult het echt moeten pésten om het het eraf te krijgen. (...) soms vindt je 80%<br />

van het ijzer, wat je in je filter afvangt, terug in je spoelwater, maar eigenlijk vind je nooit 100% terug”<br />

(DW1).<br />

Van Beek (2010, pp. 11-12) omschrijft dit als een heterogene ijzeroxidatie, waarbij twee opeenvolgende<br />

reacties kunnen worden onderscheiden. Eerst wordt Fe(II) geadsorbeerd aan het oppervlak [S]. Daarna kan<br />

het gevormde complex een electron overdragen, wat leidt tot een geadsorbeerd Fe(III)<br />

oppervlaktecomplex, dat instabiel is en hydrolyseert.<br />

Fe (II) adsorptie: S-OH 0 + Fe 2+ S-OFe(II) + + H +<br />

Oxidatie: S-OFe(II) + + ¼ O2 + 1½ H2O S-OFe(III)(OH)2 0 + H +<br />

Som: S-OH 0 + Fe 2+ + ¼ O2 + 1½ H2O S-OFe(III)(OH)2 0 + 2H +<br />

“Sommige bedrijven maken hier gebruik van, zoals ’n VMW 97 en ’n Pidpa 98 . (...); die versproeien het water,<br />

maar die voegen heel weinig zuurstof toe. Genoeg om het water een beetje zuurstof op te laten nemen,<br />

maar daarmee vertragen ze in feite de oxidatiesnelheid en krijgen ze keurig ijzer wat zich adsorptief afzet op<br />

het filtermateriaal”(DW1). [Heterogeen proces;, minder O2; kortere tijd: A in Figuur 41 is klein, vindt<br />

plaats in B]<br />

Figuur 41 Links: Gesloten drukfilter met filterdoppen en daarboven kwartszand (Bron: Pidpa, 2009a) en rechts: de<br />

bacteriesoort Gallionella Ferruginea (Bron: de Ridder, et al., 2008)<br />

Het adsorptieve ontijzeringsmechanisme heeft een aantal potentiële voordelen boven de<br />

vlokvormingsoxidatie, zoals een langere filterlooptijd, een kortere filterinwerktijd, minder<br />

spoelwaterverbruik en minder slibproductie (Sharma, 2001, p. 23). De Ridder et al (2008, p. 14) geven juist<br />

aan dat een van de ‘nadelen’ van adsorptieve ontijzering is, “dat alle ijzer als aangroei op het filtermateriaal<br />

97 VMW: Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening; actief in de provincies Limburg, Vlaams-Brabant en Oost- en West<br />

Vlaanderen.<br />

98 Pidpa: naast VMW één van de drie grote drinkwaterbedrijven in Vlaanderen; Pidpa verzorgt de watervoorziening in de provincie<br />

Antwerpen<br />

bovenwater<br />

Filterzand<br />

Page 166 Innovatiesysteemanalyse


achterblijft”. Ook IJpelaar (2003) geeft aan dat “een niet te miskennen kenmerk van katalytische ontijzering<br />

de aangroei van het filtermateriaal is”.<br />

Een derde proces, dat een significante bijdrage aan de ontijzering zou leveren, is de biologische ontijzering.<br />

“in een aantal gevallen spelen al bij ontijzering bacteriën een rol, dus die bacteriën die zitten kennelijk om<br />

dat zandkorreltje, die pakken dan dat ijzer en oxideren dat (...) Bij de één spontaan gaat dat proces<br />

spontaan en bij de ander lukt dat niet” (DW2).<br />

Biologische ontijzering hangt voornamelijk af van de activiteit van micro-organismen [IOB: iron oxidizing<br />

bacteria], die de unieke eigenschap hebben om oxidatie en precipitatie van opgelost ijzer te veroorzaken bij<br />

specifieke omstandigheden. Met name het organisme Gallionella Ferruginea wordt hierbij genoemd (de<br />

Ridder, et al., 2008; Pidpa, 2009a; Sharma, 2001), die zijn energie verkrijgt uit de oxidatie van tweewaardig<br />

ijzer (Ijpelaar, 2003). Voor dit proces moet het zuurstofgehalte laag zijn [minder dan 2-3 mg/l], dient de pH<br />

tussen 6 en 7 te liggen en moet de redoxpotentiaal relatief laag zijn [minder dan 300 mV] (Ijpelaar, 2003).<br />

Het geoxideerde ijzer zal verder katalytisch werken voor de oxidatie van het resterende ijzer; het gevormde<br />

neerslag is veel compacter dan dat van vlokvormingsoxidatie 99 . Ook van biologische ontijzering worden<br />

voordelen boven flocculente of adsorptieve ontijzering genoemd, zoals langere filterlooptijden en een lager<br />

spoelwaterverbruik. Daarbij zou biologische ontijzering ook een hogere ijzerbelasting en hoge[re]<br />

filtratiesnelheid aan kunnen en meer variaties in ijzerbelasting tolereren (de Ridder, et al., 2008; Ijpelaar,<br />

2003; van San, et al., 2006). Verder zouden de investeringen laag zijn en het slib goed ontwaterbaar (Brink,<br />

et al., 2007). Van San et al. (2006) gaven als nadeel aan, dat de aangroei van het filterbed meer<br />

operationele kosten voor de reststoffen met zich meebracht [productielocatie Balen: 20 mg/l Fe in<br />

grondwater leidt tot een aangroei van het filterbed van 1 meter binnen een jaar].<br />

Volgens de literatuur (Brink, et al., 2007; de Ridder, et al., 2008; Ijpelaar, 2003; Pidpa, 2009a; van San, et al.,<br />

2006) zijn er vooral in België [en Frankrijk] ervaringen met biologische ontijzering. In België wordt er<br />

gestuurd op dit proces in de waterproductiecentra [WPC] Neerpelt en Lommel van de VMW (de Ridder, et<br />

al., 2008; Ijpelaar, 2003), en Balen, Herentals, Mol en Grobbendonk bij Pidpa (Pidpa, 2009a, 2009b, 2009c,<br />

2009d; van San, et al., 2006).<br />

Adsorptief of biologisch?<br />

Er is echter nog niet onomstotelijk vastgesteld, dat het proces op de belgische WPC’s enkel biologische<br />

ontijzering is. “De condities, die noodzakelijk zijn voor dit proces, lijken sterk op die van katatlytische<br />

[adsorptieve] ontijzering” (Ijpelaar, 2003). Er is echter nog veel onzekerheid over onder welke<br />

omstandigheden welk van de processen dominant is. “The boundary between physicochemical and<br />

biological iron removal is not well defined (…) It may be due to the increased adsorption of iron(II) onto<br />

coated media, the additional iron(II)oxidation by iron bacteria, or both (…) It is our hypothesis that iron<br />

removal at pH-Eh range where oxidation-floc formation is not feasible, is predominantly adsorptionoxidation”<br />

(Sharma, 2001, p. 22). In Nederland is men ook van mening, dat adsorptieve oxidatie het<br />

belangrijkste proces is; mede aangezien er in Balen (van San, et al., 2006) en Neerpelt (Ijpelaar, 2003)<br />

aangroei plaats vindt. “Biologische ontijzering zal niet dominant zijn, maar kan de katalytische ontijzering<br />

mogelijk wel ondersteunen” (Ijpelaar, 2003).<br />

“je vindt altijd ijzerhoudende bacteriën weer terug in dit soort filters ... en de vraag is: wat draagt biologie<br />

bij aan die filters en wat is adsorptie? Ik heb dan de neiging om te zeggen: ‘het biologische gedeelte is<br />

ongetwijfeld waar, maar waar het om gaat is adsorptief’; adsorptie is het leidende proces. En bij VMW en<br />

Pidpa zeggen ze: ’wij vinden bacteriën in het water en die zijn heel goed in staat om ijzer snel om te zetten’;<br />

dan nog denk ik: ‘maar hoe komt het dan op de korrel?” (DW1)<br />

“Het is niet zozeer de vraag óf biologische ontijzering plaatsvindt, maar in welke mate” (Ijpelaar, 2003).<br />

Deze vraag is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan in Nederland. In 2003<br />

99 http://www.pidpa.be/nl/overwater/verhaal/biologischeontijzering.htm<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 167


achten procestechnologen van verschillende waterbedrijven in Nederland een bezoek aan een belgisch<br />

waterproductiecentrum om te kijken naar en te discussiëren over biologische ontijzering (Ijpelaar, 2003). In<br />

het BedrijfsTak Onderzoek [BTO] van de drinkwaterbedrijven is er in 2006 onderzoek gedaan naar<br />

biologische ontijzering in de vorm van literatuuronderzoek (de Ridder, et al., 2008; van Bennekom, de<br />

Ridder, & Kappelhof, 2006) en bijdragen aan de workshop “Drinkwater onderzoek in Vlaanderen en<br />

Nederland 2006” 100 . “Als vervolg hierop is recentelijk het BTO-project “Kennisleemtes ontijzering in<br />

snelfilters” uitgevoerd; hierin is door middel van literatuuronderzoek (Hofs, 2011) , interviews en een<br />

workshop [dd. 19 oktober 2010] geconstateerd, dat er op dit moment niet gestuurd wordt op het<br />

ontijzeringsmechanisme. De praktijk is nu zo, dat het proces op basis van troebelheid en rest ijzer gehalte,<br />

kortom op de effluentkwaliteit, geregeld wordt. Het zou interessant kunnen zijn om te weten waar je op<br />

kunt sturen in het ontijzeringsproces. Het adsorptief/biologische ofwel ‘belgische’ filtratieproces is sneller;<br />

bij huidige capaciteit maakt dit niet uit, maar bij nieuwbouw zou je dan met kleinere installaties kunnen<br />

volstaan” (p.m. Nederlof, KWR Watercycle Research, voorheen Kiwa).<br />

Naar aanleiding hiervan is het Vitens speerpuntonderzoek gefomuleerd voor de [Kennisgedreven<br />

modelvorming voor] optimalisatie van snelfiltratieprocessen: sturen op mechanismen voor optimale<br />

ontijzering en optimale bestemming voor de reststof van het proces (p.m. M. Nederlof).<br />

100 op 8 juni 2006; deelnemers VMW, TU Delft, Kath Uni Leuven, Kiwa en Pidpa; uit: http://citg.tudelft.nl/index.php?id=18177&L=0<br />

Page 168 Innovatiesysteemanalyse


VI. Actoren<br />

Bestuursorganen / overheid<br />

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu [I&M], voorheen Ministerie van Verkeer en Waterstaat [VenW],<br />

is verantwoordelijk voor de kwantiteit [en de veiligheid] en de kwaliteit van het hoofd watersysteem [grote<br />

rivieren en kanalen, Noordzee, Waddenzee, Ijsselmeer en de Delta]. Zij zijn verantwoordelijk voor de KRW<br />

en voor de zeven Stroomgebiedsbeheersplannen. Hun visie is dus ook dat de KRW tijdig geïmplementeerd<br />

moet zijn en dat het oppervlaktewater aan de gestelde standaarden voldoet (2015; maximaal in 2027).<br />

Het directoraat-generaal Water [DG Water of DGW] valt onder het Ministerie van I&M [voormalig VenW]<br />

en is verantwoordelijk voor het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen<br />

maatschappelijk aanvaardbare kosten. Onder DG Water vallen zes programma’s, waaronder<br />

‘Waterkwantiteit en Kwaliteit’ en ‘Uitvoering, Monitoring en Evaluatie’ *UME+.<br />

Rijkswaterstaat [RWS] is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van I&M. Rijkswaterstaat is<br />

onderverdeeld in projectdirecties [Ruimte voor de Rivier], Regionale Diensten en Landelijke Diensten.<br />

Onder deze laatste valt de Waterdienst [WD]; deze levert kennis en expertise voor de waterprojecten van<br />

Rijkswaterstaat. WD heeft een brugfunctie tussen beleid, beheer, uitvoering, toezicht en kennis op<br />

watergebied. WD is in 2007 opgericht en ontstaan uit drie voormalige diensten: Rijksinstituut voor Integraal<br />

Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling [RIZA], Rijksinstituut voor Kust en Zee [RIKZ] en deels de Dienst<br />

voor Weg- en Waterbouwkunde [DWW] 101 . WD heeft een raamcontract bij Deltares ( CONS2).<br />

Het voormalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit [LNV], thans gedeeltelijk opgenomen<br />

in het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie [E, L & I], is verantwoordelijk voor het mestbeleid<br />

[Meststoffenwet, Nitraatrichtlijn (91/676/EEG) en de Nitraatactieplannen] en de uitvoering van een<br />

onafhankelijke evaluatie van dit beleid elke vier jaar. LNV was sterk verbonden met de agrarische<br />

ondernemers en hun belangen. Zij kunnen agrarisch ondernemers aanmoedigen om natuurgebieden te<br />

beheren via de Subsidieregeling Natuurbeheer [SN] 102 .<br />

De Dienst Landelijk Gebied [DLG] is een agentschap van het Ministerie van E,L&I, dat het beleid met<br />

betrekking tot de ontwikkeling en inrichting van het landelijk gebied uitvoert in projecten voor het Rijk, de<br />

provincies, waterschappen en gemeenten. Binnen DLG zorgt het strategisch kennisveld water (SKV water)<br />

ervoor dat de basiskennis van water actueel is om integratie van water in gebiedsontwikkeling mogelijk te<br />

maken. Het SKV water is een netwerk van mensen, die regelmatig bijeenkomsten houdt en<br />

onderzoeksprojecten initieert en begeleidt. Trekker van SKV water is Wim Zeeman, die ook lid is van het<br />

kernteam “Kennis moet stromen”. In oktober 2010 heeft SKV water in Tilburg een themadag georganiseerd<br />

over de KRW, waterkwaliteit en peilgestuurde drainage. Hierbij kwamen ook bufferstroken en het KRW-IP<br />

project “Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland” aan bod.<br />

Het regionale beleidskader en de integratie van het beleid omtrent water, natuur en landgebruik en binnen<br />

het waterbeleid de integratie van de KRW, Waterbeheer 21 e eeuw [WB21] en het Gewenst Grond- en<br />

OppervlaktewaterRegime [GGOR] is de verantwoordelijkheid van de Provincie. In de provincie Noord-<br />

Brabant valt dit onder de Directie Ecologie.<br />

Het beheer (zowel kwantiteit en kwaliteit) van de regionale watersystemen is door middel van provinciale<br />

verordening in handen van de verschillende Waterschappen. Voor het behalen van de KRW-doelen zijn ze<br />

verantwoordelijk voor het verbeteren van de efficiency van de rioolwaterzuiveringsinstallaties *RWZI’s+.<br />

Historisch gezien zijn de waterschappen sterk verbonden met de agrarische sector; de waterkwantiteit<br />

werd voorheen gereguleerd in het voordeel van de landbouw. Tegenwoordig vertegenwoordigen zij<br />

meerdere belangen..<br />

101 http://www.wikipedia.org/wiki/Waterdienst<br />

102 http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640925&_dad=portal&_schema=PORTAL, accessed maart-april 2010<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 169


De Unie van Waterschappen [UvW] is de vereniging van alle waterschappen in Nederland; zij ondersteunen<br />

de waterschappen op het gebied van beleidsontwikkeling, belangenbehartiging [bijvoorbeeld in het<br />

Nationaal WaterOverleg NWO] en lobby bij de Europese Unie, het parlement en de ministeries 103 . Eén van<br />

hun beleidsvelden is waterkwaliteit. Het standpunt van de UvW is dat emissies vanuit de land-en tuinbouw<br />

zodanig moeten worden teruggedrongen dat de KRW doelstellingen binnen bereik komen. Haalbaarheid en<br />

betaalbaarheid van maatregelen is hierbij leidend en er moet evenwicht zijn tussen de maatregelen, die<br />

getroffen moeten worden en het aandeel van de partij, die het watersysteem vervuilt.<br />

De UvW houdt zich samen met de waterschappen bezig met het in kaart brengen van mogelijke<br />

oplossingen en maatregelen in samenwerking met de agrarische sector zelf (Korting, 2007; LTO-Projecten,<br />

et al., 2007). De UvW wordt vertegenwoordigd in het kernteam “Kennis moet stromen”.<br />

Kennis- en onderzoeksinstituten<br />

Binnen Wageningen University and Research [Wageningen UR] werken Alterra en en het departement<br />

Omgevingswetenschappen van Wageningen Universiteit samen onder de naam Environmental Sciences<br />

Group [ESG] in het kader van afstemming en integratie van onderzoek en onderwijs ten behoeve van de<br />

groene ruimte 8 .<br />

Binnen Wageningen Universiteit in het departement Omgevingswetenschappen zijn er verschillende<br />

leerstoelgroepen, die zich bezig houden met onderzoek naar transportroutes van stoffen naar het<br />

oppervlaktewater, de invloed van die stoffen op de aquatische ecologie en mogelijke maatregelen<br />

daartegen. (leerstoelgroepen: Bodemnatuurkunde, ecohydrologie en grondwaterbeheer; Aquatische<br />

ecologie en waterkwaliteitsbeheer). Binnen Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer wordt er<br />

onderzoek gedaan naar de Flock & Lock methode, het toedienen van een vlokmiddel en Phoslock® voor de<br />

vastlegging van fosfor in geïsoleerde oppervlaktewateren (J. F. X. van Oosterhout & M. Lurling, 2010).<br />

Alterra is een kennisinstituut met veel expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam<br />

maatschappelijk gebruik ervan. Alterra maakt deel uit van Wageningen University & Research en verricht<br />

zowel strategisch als toegepast onderzoek, verdeeld over 5 centra: Bodem, Ecosystemen, Geo-informatie,<br />

Landschap en Water & Klimaat 104 . In het Centrum Bodem wordt in het onderzoeksteam Bodemkwaliteit en<br />

Nutriënten aandacht besteed aan het thema ‘Kringlopen van nitraat en fosfaat en emissies naar<br />

grondwater, oppervlaktewater en atmosfeer’. Een aantal medewerkers van dit team Bodemkwaliteit en<br />

nutriënten zijn betrokken bij het KRW-IP project “Gebruik van nitraatreducerende en fosfaatbindende<br />

materialen om lekken in nutriëntenkringlopen te dichten”. Binnen het Centrum Water en Klimaat omvat<br />

het onderzoek bij het team Integraal Waterbeheer onder andere stoffentransport en emissies van<br />

nutriënten naar grond-en oppervlaktewater; bij het team Integrated Water Resources Management richt<br />

het onderzoek zich op een geïntegreerde aanpak om de gevolgen van de toepassing van maatregelen tegen<br />

verontreiniging op waterkwantiteits- en waterkwaliteitsaspecten te evalueren. CWK is betrokken bij het<br />

KRW-IP project “Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling”. Ook onder het Centrum Water &<br />

Klimaat valt de groep Earth System Science and Climate Change [ESS-CC], die is samengesteld uit de<br />

leerstoelgroep ESS van Wageningen Universiteit en het Alterra onderzoeksteam Climate Change.<br />

De STOWA [Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer] is het kenniscentrum van regionale<br />

waterbeheerders in Nederland. Samen met hen definiëren ze de kennisbehoeften en ontwikkelen, delen en<br />

verankeren de benodigde kennis op zowel toegepast technisch, natuurwetenschappelijk, bestuurlijkjuridisch<br />

als sociaalwetenschappelijk gebied; zo ook voor een goede implementatie en uitvoering van de<br />

KRW. Het behalen van de chemische en ecologische waterkwaliteitsdoelstellingen valt onder de<br />

programmacommissie Watersystemen (PCW) 105 . Ze worden voornamelijk gefinancieerd door<br />

Rijkswaterstaat [RWS], de provincies en de waterschappen; verder zijn er subsidies en bijdragen van derden<br />

103 http://www.uvw.nl/vereniging.html; http://www.uvw.nl/beleidsveld-agrarische-emissies.html; http://www.uvw.nl/beleidsveld-<br />

kaderrichtlijn-water.html<br />

104 http://www.alterra.wur.nl/NL/over/organisatie/<br />

105 http://www.stowa.nl/projecten/index.aspx<br />

Page 170 Innovatiesysteemanalyse


in projecten (STOWA, 2009, pp. 7-9). Samen met andere partijen is de KRW-Verkenner ontwikkeld om<br />

KRW-maatregelenpakketten met elkaar te vergelijken. Verder werkt STOWA met enkele waterschappen en<br />

RWS aan de ontwikkeling van peilgestuurde drainage voor een betere kwaliteit van het afgevoerde water<br />

uit landbouwpercelen (STOWA, 2009, p. 48). De STOWA is vertegenwoordigd in het overkoepelend project<br />

“Kennis moet stromen” *Ir. M.J.G. Talsma van de PCW+, maar is niet direct betrokken in het TIS “fosfor runoff<br />

management”.<br />

KWR Watercycle Research Institute is het kennisinstituut voor drinkwater en aanverwante milieu-, natuur-<br />

en watersysteemaspecten. Ze leveren kennis, die nodig is om de watercyclus optimaal in te richten en te<br />

beheren. In de kennisgroep Watertechnologie is het team Drinkwaterbehandeling onder andere voor<br />

optimalisatie van de bestaande zuiveringstechnieken en het ontwikkelen van nieuwe technieken, zoals het<br />

BedrijfsTak Onderzoek *BTO+ ‘Kennisleemtes ontijzering’ en het Vitens speerpuntonderzoek<br />

“[Kennisgedreven modelvorming voor] optimalisatie van snelfiltratieprocessen” *zie Bijlage V]. Bij het team<br />

Afvalwater en hergebruik is het leidende thema in het onderzoek het nuttig hergebruik van [afval-]water,<br />

waaronder ook het terugwinnen van waardevolle componenten, zoals fosfaat. Binnen de kennisgroep<br />

Watersystemen richt het team Integraal Waterbeheer zich onder meer op de kwaliteitsontwikkeling van<br />

grond-en oppervlaktewater.<br />

Bij de Technische Universiteit Delft op de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CITG), afdeling<br />

Watermanagement 106 wordt bij de sectie Gezondheidstechniek, leerstoel Drinkwater onderzoek gedaan<br />

naar een zestal onderzoekthema’s, waaronder ‘Duurzame oplossingen voor drinkwater en sanitatie’. De<br />

focus ligt daar weliswaar op arseenverwijdering, maar bij deze techniek wordt ook gebruik gemaakt van<br />

adsorptieve eigenschappen van ijzerhoudende [rest]stoffen [van de drinkwaterproductie].<br />

Unesco-IHE Institute for Water Education in Delft verricht onderzoeks- en onderwijsactiviteiten op het<br />

gebied van water, milieu en infrastructuur. Binnen de IHE zijn vijf academische departementen: Water<br />

engineering, environmental resources, management and institutions, hydroinformatics and knowledge<br />

management, en Urban Water and Sanitation[UWS]. Deze laatste is betrokken bij de ontwikkeling en<br />

overdracht van kennis over geschikte, zowel goedkope als geavanceerde zuiveringstechnologieën voor<br />

drink- en industriewater [kerngroep Water Supply Engineering WSE] en afvalwater [kerngroep Sanitary<br />

Engineering], het transport en de distributie van water, en reststoffenmanagement. Eén van de hoofd<br />

research projecten van de WSE-groep is de arseen behandelingstechnologie door adsorptie aan Iron Oxide<br />

Coated Sand (IOCS), een bijproduct van de drinkwater industrie 107 .<br />

Onderwijs<br />

(V)Mbo-groen wordt gegeven op de Agrarische OpleidingsCentra [AOC] en op een aantal<br />

scholengemeenschappen in Nederland.<br />

Begin jaren negentig zijn de AOC’s ontstaan uit een fusie van lagere agrarische scholen en middelbare<br />

landbouw-, tuinbouw- en bosbouwscholen. Er zijn in Nederland dertien AOC’s *waaronder het<br />

Groenhorstcollege in Ede]. Het zijn zelfstandige instellingen, die naast mbo ook allemaal vmboopleidingen,<br />

cursussen en contractonderwijs voor de groene sector<br />

verzorgen. Zij vallen net als Wageningen Universiteit en het Hoger<br />

Agrarisch Onderwijs onder het ministerie van E, L& I.<br />

Verspreid over Nederland geven vijf hogescholen (met verschillende<br />

locaties) 108 agrarisch onderwijs, namelijk: de Christelijke Agrarische<br />

Hogeschool Dronten, HAS Den Bosch, Hogeschool INHOLLAND Delft<br />

[Green Life Sciences – Dier- en Veehouderij], Van Hall Larenstein<br />

106 http://www.tudelft.nl/live/pagina.jsp?id=5d952847-2b98-4c1f-8df7-846125c8ee37&lang=nl<br />

107<br />

http://www.unesco-ihe.org/About/Academic-departments/Urban-Water-and-Sanitation/Core-Groups/Water-Supply-<br />

Engineering -WSE/Research/Research-projects<br />

108 http://www.groenonderwijs.nl/226.htm<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 171


*Major Agrarisch ondernemerschap+ en Stoas hogeschool *de ‘groene’ lerarenopleiding, die in 2011<br />

verhuist naar Wageningen].<br />

De Christelijke Agrarische Hogeschool [CAH] 109 in Dronten is een HBO-instelling met de opleidingen<br />

Tuinbouw en Akkerbouw, Dier-en veehouderij en Bedrijfskunde en agribusiness. Volgens de geïnterviewde<br />

van CAH hebben zij “de grootste agrarisch ondernemerschapsopleiding van Nederland en qua veehouders<br />

waarschijnlijk ook. (...) Wij zitten wel heel dicht tegen die praktijk aan en dat is waar Dronten ook eigenlijk<br />

om bekend is. Dus hetzij ondernemers opleiden, hetzij adviseurs opleiden; ik denk dat dat ook echt onze<br />

core-business is” (CAH). Er zijn een aantal schoolbedrijven, waaronder een intensief veehouderijbedrijf<br />

[CVDB] en de Schoolboerderij (gemengd bedrijf met 100 ha gras- en bouwland en ca. 80 koeien). Er is een<br />

CAH Kennisbalie waarmee bedrijven contact kunnen opnemen voor specifieke vraagstukken, stage- en<br />

afstudeeropdrachten.<br />

Hogeschool HAS Den Bosch 110 is het opleidings- en expertise-centrum in Zuid-Nederland voor de sectoren<br />

voeding, land en tuinbouw, ruimte en groen, natuur en milieu en agribusiness. HAS Kennistransfer is een<br />

projectorganisatie, die bedrijven van dienst is met opleiding, training en toegepast onderzoek en advies. Op<br />

basis van de vraag wordt een projectteam samengesteld, die kan bestaan uit adviseurs van HAS Kennis<br />

Transfer, docenten van HAS Den Bosch en [4 e jaars] studenten van HAS Den Bosch. HAS Kennistransfer<br />

heeft voor het project Actief Randenbeheer Brabant “motivatie studies gedaan, waarin bij meer dan 400<br />

boeren is onderzocht waardoor zij worden getriggered om mee te doen of juist niet mee te doen aan een<br />

bovenwettelijke regeling”. (ZLTO1, (Alberti, et al., 2002; Bouwman, et al., 2007))<br />

In de HAO-raad [nu een sectoraal adviescollege binnen de HBO-raad] wordt samengewerkt met de andere<br />

groene hogescholen. Deze samenwerking is met name gericht op inhoudelijke onderwijsontwikkeling.<br />

Adviesbureaus<br />

Deltares 111 is een onafhankelijk instituut met veel kennis en ervaring op het gebied van water en<br />

ondergrond. Het is in 2008 gevormd uit WL|Delft Hydraulics en Geodelft samen met delen van TNO Bouw<br />

en Ondergrond, Rijkswaterstaat, RIKZ en RIZA. Deltares ondersteunt het kernteam “Kennis moet stromen”.<br />

Verder is Deltares betrokken bij het KRW-IP project Puridrain [KRW08050], wat ook weer samenwerkt met<br />

KRW08091 voor de toepassing van ijzerhoudende materialen bij de zuivering van drainwater. Ook wordt er<br />

binnen Deltares gewerkt aan het in kaart brengen van het probleem van oppervlakkige afspoeling (Grift &<br />

Roovaart, 2010; Janssen, Grift, & Hendriksen, 2008).<br />

Arcadis 112 is een ingenieurs- en adviesbureau voor de private en publieke sector. Binnen het werkveld<br />

‘Waterkwaliteit en aquatische ecologie’ werken ze samen met opdrachtgevers aan gebiedsgerichte<br />

processen om maatregelen te combineren met andere opgaven in waterbeheer, natuurbeheer en<br />

ruimtelijke ordening. Verder houden ze zich bezig met het opzetten van monitoringsprogramma’s en het<br />

inschatten van de effecten van maatregelen, bijvoorbeeld bij het verminderen van de belasting met<br />

nutriënten in de landbouw. Arcadis is betrokken bij het KRW-IP project KRW08035 ‘Onderzoek<br />

terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland’. Verder heeft Arcadis [mee]gewerkt aan<br />

onderzoeksprojecten naar bufferstroken en routes van nutriëntentransport op een boerenbedrijf [DOVE],<br />

en aan een adviesproject over de rol van economische instrumenten in de landbouw ten behoeve van<br />

waterbeheer (Arcadis, 2010 ?).<br />

Het Nutriënten Management Instituut [NMI] bv. 113 is een toepassingsgericht onderzoeks- en adviesbureau<br />

voor de bodem in de groene ruimte. Kernactiviteit van NMI is het vertalen van kennis tussen wetenschap,<br />

109 http://www.cah.nl/ en http://www.cah.nl/kennisbalie/<br />

110 http://www.hasdenbosch.nl/nl/#/HAS%20Den%20Bosch/The%20heartbeat%20of%20your%20futute<br />

111<br />

http://www.waterland.net/index.cfm/site/Water%20Informatie%20Netwerk/pageid/71701DEB-0084-C000-<br />

7CFA4F3A95C82450 /index.cfm/kennisinstituten ; http://www.deltares.nl/nl/expertise/100827/water-en-bodemkwaliteit<br />

112 http://www.arcadis.nl/Werkvelden/waterkwaliteit/Pages/default.aspx<br />

113 http://www.nmi-agro.nl/sites/nmi/nl/nmi.nsf/dx/index.htm<br />

Page 172 Innovatiesysteemanalyse


eleid en praktijk. Emissiereductie van nutriënten, zware metalen en gewasbeschermingsmiddelen naar het<br />

grond- en oppervlaktewater zijn belangrijke items. Opdrachtgevers zijn onder meer Provincies,<br />

Waterschappen, Gemeenten, RIZA [nu WD], RIVM en Ministerie van VROM/I&M. Projecten waar het NMI<br />

bij betrokken is, zijn onder anderen het Protocol Beoordeling Meststoffen en Ontwikkeling van een<br />

bodemdienst reductie fosfaatemissie.<br />

Royal Haskoning is een onafhankelijk adviesbureau met een viertal werkvelden, waaronder water en<br />

milieu. Royal Haskoning is onder andere betrokken bij het project Interactief fosfaatbeheer, één van de 20<br />

waterprojecten in de Vlaams-Nederlandse grensstreek, die vallen onder het overkoepelende INTERREG IVaproject<br />

Interactief Waterbeheer [looptijd 2008-2011], wat bijdraagt aan de KRW-doelen. Doel van dit<br />

project is de vermindering van de uitspoeling van fosfaat vanuit landbouwgrond naar het oppervlaktewater<br />

door verschillende maatregelen te ontwikkelen, die het fosfaat gebruik mimimaliseren 114<br />

Onder het Centrum voor Landbouw en Milieu [CLM] 115 opereren twee organisaties:<br />

- de Stichting CLM, wiens activiteiten innovatie [Stichting CLM heeft een Innovatiefonds], debat,<br />

bemiddeling en beleidsbeïnvloeding omvatten; en<br />

- CLM Onderzoek en Advies BV, een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau, wat nauw samenwerkt<br />

met ‘mensen in het veld’. Via het CLM Praktijknetwerk peilen ze wat er leeft onder boeren, tuinders en<br />

andere plattelandsondernemers [250 deelnemers denken actief mee in enquetes of tijdens<br />

lunchbijeenkomsten of nemen deel aan projecten]. Werk is verdeeld over drie teams: Bedrijf [op<br />

schaalniveau van groepen boeren, gericht op maatregelen die op veel bedrijven kunnen worden<br />

toegepast], Omgeving en Samenleving.<br />

Er zijn 8 medewerkers betrokken bij het Thema Water in onder anderen verschillende KRW-IP projecten, de<br />

gebiedspilot ‘Hooge Raam’, het project Schoon Water, bij kennistransfer blauwe diensten en bij het<br />

samenstellen van een brochure voor WS De Dommel met als doel om meer bekendheid te geven aan<br />

allerlei maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit; ook mbt. oppervlakkige afstroming<br />

(WSDeDommel & CLM, 2007-2008, pp. 24-26).<br />

Productiekant<br />

De 10 (12 incl WBB en WRK) drinkwaterbedrijven zorgen voor een continue levering van een goede<br />

kwaliteit drinkwater. De KRW is heel belangrijk voor de drinkwatersector, omdat Nederland voor veertig<br />

procent oppervlaktewater als drinkwaterbron gebruikt. De bron waar 60% van het kraanwater in Nederland<br />

van afkomstig is, is grondwater. Waterleidingmaatschappij Drenthe en Brabant Water gebruiken uitsluitend<br />

grondwater, terwijl Vitens, Waterbedrijf Groningen, Evides en de WML voor het overgrote deel grondwater<br />

gebruiken (Vewin & Geudens, 2010, p. 14). In grondwater komen vaak te hoge concentraties ijzer voor, wat<br />

verwijderd moet worden voor de productie van kraanwater. Dit resulteert in ijzerhoudende reststoffen. (zie<br />

ook paragraaf 5.1.2) Binnen de drinkwaterbedrijven houden procestechnologen zich bezig met de<br />

optimalisatie van de zuiveringstechnieken. Binnen drinkwaterbedrijf Vitens houdt DW1 zich – behalve met<br />

de zuivering tot hoogwaardig kraanwater – ook bezig met de adsorberende eigenschappen van de reststof<br />

ijzerhydroxide [voor bijvoorbeeld arseenverwijdering uit water in Bangladesh].<br />

De Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland, Vewin, behartigt de belangen van de individuele<br />

drinkwaterbedrijven bij nationale en internationale overheden. Het gaat hierbij om wet-en regelgeving,<br />

voorstellen en ideeën, die vaak meerdere jaren voorbereiding vergen. Het standpunt van de Vewin met<br />

betrekking tot de implementatie van de KRW is dat de ‘vervuiler betaalt’ en de niet de<br />

drinkwaterconsument 116 . Verder dient het mestbeleid aan te sluiten op de doelstellingen van de KRW<br />

114<br />

http://www.interactiefwaterbeheer.eu/assets/Uploads/Documenten/InWa-projectenkaart-insert-DEF.pdf en<br />

http://www.interactiefwaterbeheer.eu/interactief-fosfaatbeheer/<br />

115 http://www.clm.nl/index.php?<br />

116 http://www.vewin.nl/standpunten/Pages/Implementatie_Kaderrichtlijn_Water.aspx<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 173


[sterkere inzet op verduurzaming agrarische praktijk en mestverwerking 117 ] en meer maatwerk per gebied<br />

is van belang om normoverschrijdingen terug te dringen. 118 (zie ook: UvW & Vewin, 2010)<br />

De Reststoffenunie 119 is in 1995 opgericht als een Shared Service Centre door de Nederlandse<br />

drinkwaterbedrijven met als belangrijkste doel om de restproducten, die vrijkomen bij het productieproces<br />

van drinkwater, nuttig en zo duurzaam mogelijk in te zetten in de markt.<br />

Hego-Biotech GmbH is een firma uit Berlijn, die zich sinds haar oprichting in 1990 bezig houdt met de<br />

handel in actieve stoffen/werkzame bestanddelen voor (afval)waterzuivering en slibverwerking. Voor de<br />

ontzwaveling, defosfatering of arseenverwijdering worden verschillende FerroSorp®-producten ingezet.<br />

Sinds 1998 worden deze adsorbentia gebaseerd op ijzer(hydr)oxiden vervaardigd voor de zuivering van<br />

water en gas. Dit wordt gedaan bij hun productie partner P.U.S. Produktions- und UmweltService GmbH 120<br />

in Lauta in de deelstaat Saksen. Als grondstof wordt voor het grootste deel ijzerrijk slib gebruikt, dat<br />

ontstaat bij waterbehandelingsprocessen. Deze locatie/vestiging heeft zich ontwikkeld tot een centrum<br />

voor commercieel gebruik van dit slib. In het kader van de ontwikkeling van bestaande en nieuwe<br />

producten is er een goede samenwerking met de West-Saksische Hogeschool Zwickau en de Technische<br />

Universiteit Dresden.<br />

Andere partnerondernemingen, die FerroSorp® producten leveren, zijn Herbst Umwelttechnik GmbH en<br />

Zeolith Umwelttechnik GmbH.<br />

Agrarisch netwerk<br />

Agrarisch ondernemers zijn onder te verdelen, op grond van hun core-business. Met name de agrarisch<br />

ondernemers in de bedrijfstakken akkerbouw en vollegrondsgroenten, en melkveehouderij [gras/maïs] zijn<br />

relevant voor het TIS “fosfor run-off management”.<br />

Belangenverenigingen<br />

Productschappen zijn Nederlandse publiekrechtelijke organisaties 121 van bedrijven, die eenzelfde grondstof<br />

in opeenvolgende stadia bewerken. Ze hebben als wettelijke taak het behartigen van het belang van de<br />

gehele branche en dat van de Nederlandse Samenleving. Hun activiteiten bestaan uit het meepraten over<br />

nationale en europese regelgeving, financieren van onderzoek, reclame en voorlichting, het sectorbreed<br />

invoeren van bedrijfsefficiency-verhogende werkwijzen, het beheren van hygiënecodes. Inkomsten bestaan<br />

uit verplichte heffingen bij de sector en vergoedingen van ministerie. Er zijn onder andere de volgende<br />

productschappen: Tuinbouw, Akkerbouw Zuivel, Vee en vlees en Pluimvee & eieren.<br />

In de federatie LTO Nederland participeren LTO Noord en de Limburgse Land- en TuinbouwBond [LLTB],<br />

samen met de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie [ZLTO]. ZLTO vertegenwoordigt ruim 18.000<br />

agrarische ondernemers in Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Gelderland 122 . Zij ondersteunen hun leden in de<br />

vorm van belangenbehartiging en advies en nemen deel aan projecten en innovaties binnen de sector.<br />

Verder stimuleren ze samenwerking in ketenverband en met sectoren buiten de land- en tuinbouw, zoals<br />

maatschappelijke organisaties, wetenschap en onderwijs. Een van de hoofdonderwerpen van ZLTO is<br />

duurzaam ondernemen.<br />

117 http://www.vewin.nl/standpunten/Pages/Inbreng_wijziging_meststoffenwet.aspx<br />

118 http://www.vewin.nl/standpunten/Pages/Mestbeleid.aspx<br />

119 http://www.reststoffenunie.com/vogelvlucht.html<br />

120 http://www.ferrosorp.de/deutsch/wirueberuns/produktionpusgmbh/index.html<br />

121 een bij wet ingestelde vereniging van producenten of ondernemers. De publiekrechtelijke organisaties kennen verplicht<br />

lidmaatschap en zij kunnen bindende voorschriften uitvaardigen (Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Publiekrechtelijke_organisatie )<br />

Bijvoorbeeld op het vlak van kwaliteitsregels, voorschriften mbt ziekten, onkruiden, gewasbescherming en milieu.<br />

122 http://www.zlto.nl/nl/25222712-Over_ons.html<br />

Page 174 Innovatiesysteemanalyse


De Nederlandse Melkveehouders Vakbond [NMV] behartigt de belangen van melkveehouders en<br />

informeert en adviseert haar leden over kansen en bedreigingen. De NMV pleit voor een eerlijke verdeling<br />

van de marge in de keten door een betere regulering van de markt. “Doordat de primaire producent als<br />

sluitpost in de keten wordt behandeld en alle risico’s bij hun worden neergelegd, ontvangen zij bijna nooit<br />

een fatsoenlijke, kostendekkende prijs voor hun producten” 123 . De NMV neemt deel aan klankbordgroepen<br />

en commissies binnen de waterschappen en de KRW om zich ervan te verzekeren dat het waterbeleid ook<br />

werkbaar is voor de melkveehouders. Zij zijn van mening dat de rol van de landbouw bij<br />

nutriëntenbelasting in het water overschat wordt in de KRW en niet door praktijkonderzoek onderbouwd<br />

is 124 .<br />

Nederlandse Akkerbouw Vakbond [NAV] zet zich in voor een goed inkomen voor akkerbouwers op korte en<br />

langere termijn en dus een gelijkwaardige positie in de keten voor telers. Zij pleiten ook voor een faire<br />

vergoeding voor groene en blauwe diensten [kostprijs plus ondernemersmarge]. Zij nemen deel aan het<br />

Masterplan Mineralen Management.<br />

Lokale AJK’s *Agrarisch Jongeren Kontakt+ en JAV’s *Jonge Agrarische Vrouwen+ zijn onafhankelijke<br />

verenigingen van 30-300 leden, die onder anderen excursies en informatieavonden organiseren over<br />

uiteenlopende onderwerpen. De provinciale AJK’s vormen de schakel tussen lokale AJK’s en het NAJK. De<br />

provinciale AJK’s vormen samen het landelijk NAJK-bestuur. De belangrijkste taak van het dagelijks bestuur<br />

van NAJK is belangenbehartiging; hiervoor onderhoudt NAJK contacten met de staatssecretaris van<br />

ELI/LNV, LTO en de Europese belangenbehartiger van jonge boeren, Conseil Européen des Jeunes<br />

Agriculteurs [CEJA]. Ze nemen standpunten in over bijvoorbeeld innovatie, mineralenbeleid en<br />

bedrijfsontwikkeling. NAJK-Edu is een stichting, die voorlichtings- en scholingsactiviteiten uitvoert voor het<br />

NAJK, [semi-]overheden en particuliere organisaties; ze richten zich onder andere op duurzaam<br />

ondernemen en het organiseren van de dialoog tussen actoren in het landelijk gebied. Zij hebben ook op<br />

verzoek van het Ministerie van V&W een studie gedaan naar stimuleringsregelingen voor verbetering van<br />

de kwaliteit van water en landschap in het Verenigd Koninkrijk (van Everdingen, et al., 2008).<br />

Erfbetreders<br />

Agro-advies<br />

DLV-Plant : corebusiness van DLV-Plant is advisering aan primaire ondernemers in de tuin- en akkerbouw<br />

sector, waarbij actuele ontwikkelingen op teelttechnisch gebied worden betrokken. De afdeling Projecten<br />

neemt deel aan projecten, die innovaties vanuit onderzoek vertalen naar concrete toepassing op de<br />

bedrijven en verkennen mogelijkheden van aanvullende financieringen. Een aantal projecten, die<br />

raakvlakken hebben met het onderwerp van deze afstudeeropdracht zijn: Landbouw Centraal,<br />

Bodembreed, Niet-Kerende grondbewerking, Mineralenconcentraten, Schoon Water®-aanpak. In Zuid-<br />

Nederland bieden de marktgroepen Akkerbouw-VolleGronds Groententeelt ZW en ZO 125 en DLV Rundvee<br />

Advies regio Zuid-Nederland hun diensten aan. De adviseurs werken samen aan optimalisatie van de<br />

bedrijfsresultaten van de klanten; zij hebben ieder een eigen aandachtsveld. Verder zijn zij betrokken bij<br />

projecten.<br />

Het IRS is sinds 1930 het Kennis- en Onderzoekscentrum voor de Bietenteelt in Nederland 126 . Kerntaken van<br />

deze onafhankelijke organisatie zijn onderzoek, voorlichting en dienstverlening aan de bietentelers en de<br />

suikerindustrie. Zij beschikken over verschillende mogelijkheden om nieuwe informatie snel onder<br />

bietentelers te verspreiden. Onder andere landbouwvoorlichting, handelaren en loonwerkeers maken hier<br />

gebruik van; hierdoor kan IRS optreden als bruggenbouwer.<br />

123 http://www.nmv.nu/index.php?content=9&id=408 accessed maart 2011<br />

124 http://www.nmv.nu/index.php?edit=0&content=23 accessed maart 2011<br />

125 http://www.dlvplant.nl/nl/content/team-akkerbouw-vgg-zw.html<br />

126 http://www.irs.nl/overzicht.asp?sOnderdeel=algemeen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 175


Aequator Groen&Ruimte 127 is een onafhankelijk adviesbureau, wat optreedt als intermediair tussen<br />

(overheids-)beleid en praktijk. Ze noemen zich voorlopers op het gebied van het implementeren van<br />

blauwe en groene diensten. Ze geven aan expliciete aandacht te hebben voor draagvlak en lokaal (privaat)<br />

initiatief.<br />

Andere onafhankelijke adviesbureaus, die betrokken zijn bij projecten op het gebied van de reductie van<br />

nutriëntenemissies, zijn Arvalis en PPP-Agro advies [Landbouw Centraal] en Broos Water BV [erfafspoeling]<br />

Agri-business<br />

Onder de noemer Agribusiness vallen verschillende soorten bedrijven; men kan hierbij denken aan:<br />

Bedrijven, die actief zijn in de landbouw en waar ook granuleer- en/of pelletiseringswerkzaamheden<br />

plaatsvinden, zijn veevoederproducenten en kunstmestfabrieken. Onder de veevoederindustrie vallen<br />

bijvoorbeeld Hendrix UTD B.V. (moedermaatschappij Nutreco) en Coöperatie Agrifirm Feed [hieronder valt<br />

ook Cehave Landbouwbelang Voeders], Coöperatie ABCTA, de Heus Brokking Koudijs B.V. en Provimi.<br />

Kunstmest: “Triferto” [Doetinchem en Gent] (CAH), ICL Fertilizers Europe [Amsterdam], Yara [Sluiskil],<br />

Rosier Nederland [Sas van Gent]. Verder bestaat er een Vereniging van Kunstmest Producenten [VKP]. De<br />

Minerale Meststoffen Federatie (MMF) is de belangenorganisatie van de kunstmestbedrijfstak in<br />

Nederland. Door het kennisniveau over verantwoord nutriëntengebruik te verhogen, beoogt de MMF bij te<br />

dragen aan een duurzame landbouw 128 .<br />

Agrifirm [in 2010 samengesteld uit Agrifirm met 15.000 leden en CeHaVe landbouwbelang met 6.000<br />

leden 129 , waaronder ook van Agrarische Unie (Noord-Holland) en Agerland (Zuid-Nederland)] - is een<br />

coöperatieve onderneming, die boeren en tuinders voordeel biedt op diervoeders, zaaizaden, meststoffen<br />

en gewasbeschermingsmiddelen.<br />

Andere bedrijven, die invloed zouden kunnen hebben op het TIS “fosfor runoff management” zijn<br />

telersverenigingen en verwerkende industrie [ketenbedrijven]: “mijn aardappelen, die gaan via een<br />

telersvereniging, (...) Nedato 130 (...); die zorgt ervoor dat de AH schappen bevoorraad worden. (...) Uien, die<br />

gaan via Jonika 131 héél de wereld over (...) en Cosun 132 is degene, die bieten verwerkt”. (AGR4)<br />

Natuur- en Milieu-organisaties<br />

Hierbij kan gedacht worden aan de Stichting Natuur en Milieu [SNM], Staatsbosbeheer,<br />

Natuurmonumenten, de provinciale landschappen [Brabants Landschap] en de regionale Milieufederaties<br />

[BMF, de Brabantse Milieufederatie]: zie ook quote ZLTO1 in paragraaf 6.1.1].<br />

De Stichting Wetenschappelijk Natuur en Milieubeleid heeft in 2008 een rapport gemaakt over fosfaat voor<br />

een commissie van LNV. Hiervoor wordt verwezen naar het rapport voor het vak “Designing Innovative<br />

Policy Arrangements” (Aulich, et al., 2010).<br />

Een organisatie, die werkt op het raakvlak van landbouw en natuur & milieu, is de Agrarische<br />

NatuurVereniging [ANV]. Het aantal ANV’s is sterk gegroeid tussen 1996 en 2004 van 20 naar 93. Een groot<br />

127 http://www.aequator.nl/vitrine/nieuwe-website<br />

128 http://www.mineralemeststoffen.nl/<br />

129 http://www.brabantsdagblad.nl/regios/udenveghel/6185310/article6769491.ece<br />

130 http://www.nedato.nl/: aardappeltelersorganisatie in Midden- en Zuid-Nederland , die zich bezig houdt met teelt, collectie,<br />

bewerking en afzet van consumptieaardappelen en aardappelen bestemd voor de verwerkende industrie.<br />

131 http://www.jonika.nl/paginas/algemeen/artikel/home<br />

132 http://www.cosun.nl/nl/Cooperation/default.aspx<br />

Page 176 Innovatiesysteemanalyse


deel van Nederland met relatief veel agrarisch gebied valt nu onder het werkgebied van een vereniging 133 .<br />

Agrarische natuurverenigingen hebben het versterken en behouden van natuurwaarden en<br />

landschapskwaliteit als belangrijkste doel, vaak in combinatie met bijdragen aan duurzame en economisch<br />

gezonde land-en tuinbouw en het verbeteren van de toegang tot financiering van activiteiten op het gebied<br />

van natuur-en landschapsbeheer. De activiteiten van ANV’s zijn onderverdeeld in soortenbeheer,<br />

randenbeheer, perceelsbeheer en aanleg van landschapselementen. Er is ook een ANV, die een rol heeft<br />

gespeeld bij het uitrollen ARB- Altena Biesbosch [zie ook quote WS1 in paragraaf 6.1.1]. In het noorden en<br />

het westen [resp. 54 en 48%] is de participatie van agrariërs relatief hoger dan in het Oosten en Zuiden<br />

[rep. 16 en 11% van de verenigingen] (Oerlemans, Well, & Guldemond, 2004, pp. 5-6) Er wordt vooral<br />

samengewerkt met regionale LTO’s en de Provincies. Andere samenwerkingspartners zijn Gemeenten,<br />

landschapsbeheer, Waterschappen, Provinciale Landschappen, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en<br />

de Milieufederaties. (Oerlemans, et al., 2004, pp. 9-10).<br />

Natuurlijk Platteland Nederland [NPN] is de overkoepelende organisatie van de ANV’s. Sinds 1 mei 2010<br />

hebben Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied (SBNL] en dragende organisaties van NPN<br />

[BoerenNatuur, NP Oost en NP Limburg] hun bestuurlijke krachten gebundeld. De nieuwe organisatie komt<br />

op voor de belangen van zo’n 10.000 particulieren en boeren. Veelzijdig Boerenland is een<br />

samenwerkingsverband van verenigingen en stichtingen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer in<br />

West-Nederland.<br />

133<br />

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1285-Groei-in-het-aantal-agrarischenatuurverenigingen.html?i=11-59<br />

en http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1292-Beheercontractenagrarische-natuurverenigingen.html?i=11-59<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 177


VII. Besluit Bodemkwaliteit<br />

Tabel 15 Regeling bodemkwaliteit Bijlage A [Uit: Staatscourant 20 december 2007, nr. 247 / pag. 67]<br />

Deze waarden zijn afgeleid op basis van milieuhygiënische modellering en in samenspraak met het bedrijfsleven.<br />

Artikel 3.3.1 bepaling emissie- en samenstellingswaarden<br />

De emissie van parameters uit nietvormgegeven bouwstoffen, uit vormgegeven bouwstoffen waarvan de uitloging oplosbepaald is<br />

volgens de voorschriften van NEN 7375 en uit vormgegeven bouwstoffen met een open, afwaterende structuur, bedoeld in bijlage<br />

F, wordt bepaald door middel van de kolomproef volgens NEN 7373 of NEN 7383 of de beschikbaarheidsproef volgens NEN 7371.<br />

Tabel 16 Tabel Regeling bodemkwaliteit Bijlage B [Uit: Staatscourant 20 december 2007, nr. 247 / pag. 67]<br />

Page 178 Innovatiesysteemanalyse


Tabel 17 Tabel met achtergrond waarden voor zware metalen voor ijzerhoudende materialen, gecorrigeerd naar<br />

standaardbodem; tevens specificaties voor FerroSorp GW (Bron: HeGo-Biotec-GmbH, 2007)<br />

Stofafhankelijke<br />

constanten voor metalen<br />

achtergrond<br />

waarde<br />

Fe-zand Fe-slib Ferrosorp Volgens Product specificatie FerroSorp<br />

2% OS/ 2% L 3,3% OS/23% L 9,7 % OS / 2% L FerroSorp GW aangetroffen<br />

stof A B C MW(sb) MW (Fe-zand) MW (Fe-slib) MW (FerroSorp) Gehalte Typische waarden<br />

mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds<br />

As 15 0,4 0,4 20 11 18 14


VIII. Kritische waarden voor bodem bij gebruiksfunctie landbouw


Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 181


IX. Toetsing covergistingsmateriaal van het Protocol<br />

beoordeling stoffen Meststoffenwet<br />

De beoordeling van covergistingsmaterialen verschilt op drie onderdelen van die van afval- en reststoffen<br />

bestemd voor verhandeling als meststof; onder anderen het volgende:<br />

De stof dient aan afwijkende – in paragraaf 5.5 [Milieuwhygiënische aspecten en beoordelingssystematiek<br />

van de risico’s+ nader aangegeven – samenstellingseisen te voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met<br />

de reeds aanwezige belasting van dierlijke mest en met de maximaal toelaatbare vracht aan<br />

contaminanten. Het uitgangspunt is, dat toevoeging van covergistingsmateriaal aan dierlijke mest niet mag<br />

leiden tot een hogere belasting van ongewenste stoffen<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 183


X. Functies van het innovatiesysteem<br />

FOI 2:<br />

1998-2004<br />

(gedateerd 2001)<br />

2002 rapport hfst 5 in Deelrapport 4: Van Diepen et al, Mogelijkheden voor toepassing van effectgerichte maatregelen. In: Mogelijkheden voor vermindering van nutrientenbelasting in Noord- +1<br />

2003 rapport Torenbeek, 2003: DOVE_grasland op zand. "De emissie van fosfaat naar het oppervlaktewater bedraagt slechts ca. 7% van de balans op perceelsniveau, maar het grootste gedeelte van +1<br />

2004 rapport v den Eertwegh en v Beek, 2004: DOVE_grasland veenweidegebied."Hydrologie en peilbeheer bepalen in belangrijke mate wanneer en hoeveel nutriënten tot afspoeling komen en via +1<br />

2006 rapport van der Salm et al, 2006: DOVE_ grasland op zware klei. "Greppels zorgden voor 60% van de avoer van het neerslagoverscholt en 75% van de afvoer van fosfor naar de sloot. Aanvoer +1<br />

2006 rapport LLTB_St.Milieufed Limburg_KRW in de praktijk: p11 en bijlage IV en V acceptatiniveau 2: "Oppervlakkige afstroming voorkomen mbv. set van maatregelen: dichtmaken greppels, +1<br />

2006-heden lopend<br />

veldonderzoek<br />

2006 rapport Noij et al, 2006_Alterra-rapport 1255. "Uit de analyse komt naar voren dat het (...) ook noodzakelijk is om aandacht te besteden aan maatregelen om oppervlakkige afspoeling tegen +1<br />

2007 rapport vd Weerd_overzichtsrapport DOVE-studies Uitspoeling van meststoffen uit grasland: p35 "Oppervlakkige afvoer (surface run-off). Bij zand en veen is dit de afvoer over het<br />

+1<br />

2008 rapport Noij, Corré et al_Alterra-rapport 1618: o.a. p70 "het remmen of blokkeren van de oppervlakkige afspoeling is kansrijk omdat de ondiepe route een belangrijk aandeel kan hebben in +1<br />

2008-heden<br />

Kennisontwikkeling<br />

Indicatoren die aangeven hoeveel energie er gestoken wordt in de ontwikkeling van kennis<br />

aantal R&D projecten<br />

aantal bureau-/literatuur-, evaluatie-, haalbaarheids studies, rapporten<br />

kennis<br />

Onderwerp Oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator Aantal<br />

project "DOVE"-onderzoeksproject: Diffuse belasting van het Oppervlaktewater vanuit de VEehouderij; het onderzoek naar de emissieroutes van nutriënten heeft plaatsgevonden op<br />

+1<br />

project KRW-IP<br />

08085<br />

graslandlocaties (bij melkveehouderijen) op rivierklei, op zandgrond en op veen<br />

Brabant:bureaustudie naar de bijdrage van oppervlakte-afstroming aan de nutrientenbelasting; Doel: kennis samenvatten, die er is over de bijdrage van oppervlakte-afstroming in<br />

Nederland. p 52: "Er zijn aanwijzingen dat de omvang van de oppervlakte-afstroming en daarmee verwante maaivelddrainage in Nederland onderschat wordt"<br />

deze emissie vindt plaats via run-off". "Door emissie via run-off zoveel mogelijk te voorkomen (bemestingsvrije zones, helling van het perceel), kan de belasting van het<br />

oppervlaktewater (verder) gereduceerd worden".<br />

welke afvoerroute. De inschatting van de bijdrage van oppervlakkige afspoeling is bijgesteld tot 10-15%".<br />

van water door greppels en drains bedroeg 90% van de slootafvoer. De resterende 10% is mogelijk afkomstig van oppervlakkige afvoer vanaf het perceel of aangrenzende weg".<br />

losmaken v dichtgereden grond in de winter, intoductie rijpadensysteem (...) Verwachting is een reductie van maximaal enige tientallen procenten. Dichtmaken van greppels wordt<br />

als meest effectief gezien. De agrariërs vinden dat deze maatregel makkelijk toe te passen is in het Eckeltsebeek gebied. Er bestaan geen grote bezwaren tegen. (...) Oplossing:<br />

tegemoetkoming in de kosten/verliezen"<br />

Veldonderzoek Alterra naar snelle transportroutes op DOVE-kleilocatie (voortzetting metingen DOVE-onderzoek om langer tijdreeks van metingen op te bouwen mbt omvang van de<br />

nutrientenverliezen en de hydrologische transportroutes en het effect van krimpscheuren op deze verliezen en om het belang van collo ïdale fosfaatvormen te kwantificeren)<br />

te gaan"(p 55). Paragraaf 4.6 Maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling: aanbrengen van een barri ère, bezinkplek en of bufferzone op grens van perceel en sloot".<br />

bodemoppervlak plus de afvoer via de bovenste 10 cm van de bodem. Bij klei is dit de afvoer via de greppels. (...) Zand: Ondiepe, snelle afvoer en surface run-off vinden vooral plaats<br />

bij hoge grondwaterstanden in combinatie met regenbuien". p40: De belangrijkste afvoerroutes voor nutriënten variëren sterk voor de verschillende locaties. Bij de proeflocatie op<br />

zandgrond is de belangrijkste afvoerroute (...) surface run-off voor fosfor. (...) Bij de proeflocatie op kleigrond is de ondiepe afvoer en oppervlakkige afvoer via de greppels de<br />

belangrijkste afvoerroute. Op alle locaties spoelt een significant deel van de meststoffen uit via relatief snelle afvoercomponenten (surface run-off en ondiepe uitspoeling). De<br />

verwachting is dat bij deze relatief snelle routes met aanvullende maatregelen nog behoorlijke winst te behalen valt. Deze maatregelen moeten wel op de emissieroutes aangrijpen".<br />

de nutriëntenbelasting en omdat deze route eenvoudig is te reduceren met een greppel of dammetje, al dan niet in combinatie met een bezinkplek".<br />

"Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling" (modelstudies, veldmetingen, ontwikkelen van maatregelen) . Doel: inzicht verkrijgen in grootte en frequentie van<br />

oppervlakkige afspoeling op P-belasting v oppvl water en inzicht verkrijgen of het blokkeren van oppervlakkige afvoer een efficiënte maatregel zou kunnen zijn.<br />

+1<br />

+1


Onderwerp<br />

kennis<br />

Oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator Aantal<br />

2009 rapport Postma en de Haas_Ontwikkeling v bodemdienst reductie fosfaatemissie_SKB-project: p.16 "Voor alle drie grondsoorten werd geconcludeerd dat van de optredende fosfaatemissie, +1<br />

75 tot 80 % van de emissie plaatsvindt via oppervlakkige afstroming" p.39 Aangezien (...) naar voren kwam dat oppervlakkige afspoeling een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan de<br />

P-emissie, is het zinvol om daar bij het selecteren van maatregelen rekening mee te houden. (...) Het lijkt zinvol een selectie van maatregelen uit deze lijst te gebruiken en ze voor te<br />

leggen aan geïnteresseerde boeren". p51: "maatregelen om de fosfaatemissie te beperken dienen zich voor een belangrijk deel te richten op deze snelle transportroutes".<br />

2009 rapport Noij et al, 2009_Alterra-rapport 1894: "Fosfaat wordt vastgelegd in de bovengrond. De oppervlakkige afvoerroutes van het water zullen daarom een relatief grote bijdrage leveren aan +1<br />

de fosfaatbelasting van het oppervlaktewater"(p 25). "Het remmen of blokkeren van oppervlakkige afspoeling is een kansrijke maatregel, omdat de route een belangrijk aandeel kan<br />

hebben én omdat deze relatief eenvoudig te reduceren is" (p 60)<br />

2009 rapport Koopmans et al, 2009_Alterra-rapport 1738. "Het grote belang van particulair fosfaat was nog niet eerder aangetoond voor vlakke landbouw-gronden. Het is wenselijk maatregelen te +1<br />

ontwerpen, die zich richten op deze verschijningsvormen. Opvangen in een sedimentatiebak is een mogelijke maatregel om effectief de nutriëntenvracht te verminderen".<br />

2010 rapport Postma et al_Ontwikkeling bodemdienst rapport 1301-II: p 21 "meerdere keren gedurende de looptijd van het project is door uiteenlopende consortiumpartners aangegeven dat het +1<br />

gewenst was om ook andere maatregelen op te nemen in de dienst. Hierbij werden met name genoemd: - tegengaan oppervlakkige afspoeling; - uitstellen P-bemesting in het voorjaar.<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 185


FOI2:<br />

Onderwerp<br />

technologie<br />

ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit water op landbouwgrond<br />

Datum Indicator Aantal<br />

1995-1996 rapport Schoumans, Koehelenberg_DLO_ dl 2 Mogelijkheden van toediening van aluminium en ijzerverbindingen aan de bodem_in Onderzoek naar maatregelen ter vermindering van de +1<br />

1995-1996 rapport Hendriks, Huijsmans_DLO_dl 3 Toedieningsmethoden voor ijzerhydroxide op fosfaatverzadigde zandgronden_in Onderzoek naar maatregelen ter vermindering van de<br />

+1<br />

2008-2010<br />

2008-heden<br />

2008-heden<br />

Kennisontwikkeling<br />

1996 rapport Chardon et al_Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel van fosfaatlekkende landbouwgronden (oa.a. Paragraaf 4.1.3 Immobilisatie van fosfaat in de bodem)<br />

+1<br />

2006 rapport LLTB St.Milieufed Limburg_KRW in de praktijk:p 12 en bijlage IV en V acceptatieniveau 3:" Ijzer of aluminium toevoegen aan de bodem: referentie naar Schuitenbeekproject hoge +1<br />

2008 rapport Chardon Reijers van Dam, Mogelijkheden voor toepassing van fosfaatfilters in bollenteelt, literatuuronderzoek, toepassingen voor drainwater: p 9 "Op uiteenlopende schaalniveaus +1<br />

project KRW-IP<br />

08035<br />

project KRW-IP<br />

08091<br />

project KRW-IP<br />

08050<br />

fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden<br />

fosfaatuitspoeling uit landbouwgronden<br />

kosten en effectiviteit is nog onbekend. Bezwaren: agrariers denken dat het vervuilend werkt. Oplossing: aantonen dat het werkt en net vervuilend is". "IJzerfilters voor drainagewater:<br />

Over de effectiviteit is weinig bekend. Over de mogelijkheden om drainagewater te zuiveren is weinig bekend. (...) De agrariërs zien deze maatregel niet echt zitten. Zij vragen zich af of<br />

het werkt; daarnaast hebben niet alle agrariërs drainage"<br />

zijn technieken (met ijzer- en/of aluminiumhoudende verbindingen) ontwikkeld en in de praktijk toegepast om fosfaat te verwijderen" (toevoegen aan drainsleuf, aan het eind ve<br />

drainbuis, aan het eind ve verzameldrain, op plaats waar polderwater uitgeslagen wordt)<br />

"Onderzoek terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland" (veldexperimenten)<br />

Doel: samen met boeren onderzoeken wat de invloed is van bepaalde maatregelen (hier: ijzerhoudende materialen) op de directe afspoeling van fosfaat vanaf het boerenland naar<br />

het oppervlaktewater<br />

"Gebruik van nitraatreducerende en fosfaatbindende materialen om lekken in nutriëntenkringlopen te dichten" (lab- en veldexperimenten); op de scheiding tussen landbouwperceel<br />

en sloot. Fosfaatverwijdering door ijzerhoudend materiaal toe te passen.<br />

Puridrain: Zuiveringstechnieken voor drainwater; uitvoeringsvormen: dubbelwandige drain of aan het eind van de drain of bij stuw [Deltares, TNO en PPO]<br />

2009 rapport Chardon, Alterra rapport 1870, Mogelijkheden voor immobiliseren van bodemfosfaat in het kader van natuurontwikkeling, p 25 "Door stoffen, die ijzer-of aluminiumoxiden bevatten, +1<br />

(..) kan de oplosbaarheid van fosfaat sterk worden verlaagd. Wanneer drinkwaterslib kan worden gebruikt, dan is immobiliseren veel goedkoper dan afgraven"<br />

2010 rapport Koopmans et al, Alterra rapport 2047_Karakterisatie van ijzerslib en -zand: verkenning van de mogelijkheden van het gebruik van deze reststoffen om<br />

+1<br />

fosfaatverliezen vanuit landbouwgronden naar het oppervlakte-water te verminderen<br />

2010 rapport van Slobbe_Terugdringing fosfaatafspoeling van boerenland: het plaatsen van zakken met FerroSorp in greppels, ad-hoc afvoergoten of depressies, waarlangs het water haar weg +1<br />

vindt naar de sloot, is een veelbelovende maatregel. Kosten per hectare bedragen € 100 - €250; daarmee is de maatregel in potentie kosteneffectief tov andere bekende maatregelen.<br />

De aanpak is nog niet uitontwikkeld.<br />

Page 186 Innovatiesysteemanalyse<br />

+1<br />

+1


FOI 3:<br />

Indicatoren die aangeven hoeveel kennisuitwisseling er plaatsvindt<br />

aantal workshops en conferenties gewijd aan het onderwerp/waar het onderwerp aan de orde komt<br />

aantal platforms<br />

hoeveelheid en intensiteit van de samenwerkingsverbanden in de tijd<br />

kennis<br />

Onderwerp oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator soort Aantal<br />

2002 symposium 6th International Conference on Diffuse Pollution te Amsterdam: randenbeheer, bijdragen over afspoeling van Engeland en Scandinavische landen. vnl. wetenschappers +1<br />

2003 bijeenkomst Dresden 26-28 Febr: van Beek et al, Surface runoff from intensively managed grasssland on peat soils; a diffuse source of N and P in surface vnl. Wetenschappers +1<br />

2004 bijeenkomst IPW 4 (International Phosphorus Workshop), Wageningen, 16-19 aug. Surface runoff en overland flow in bijdragen van Noorwegen, UK, Ierland, 81 afgevaardigden van 19 landen; vnl.<br />

universiteiten en onderzoeksinstituten; 1<br />

persoon overheid LNV (Bart Crijns)<br />

2006 platform Oprichting Europees netwerk van onderzoekers in programma‘COST Action 869 Mitigation options for nutrient reduction in surface water and wetenschappers +1<br />

2007 platform Platform 'Landbouw & Kaderrichtlijn Water' opgericht op initiatief van PPO, gefinancieerd uit LNV programma's. Inventarisatie maatregelen: WS-en, prov. Limburg en N-Brabant, Rijk, WML,<br />

2007<br />

meeting<br />

working group<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 187<br />

+1<br />

+1<br />

wetensch., ZLTO/NBvB, bestuurlijk act. agrar.,<br />

nauwelijks agro-advies/agribusiness (1x)<br />

vnl. Wetenschappers +1<br />

2007 bijeenkomst IPW 5, Silkeborg, Denemarken, 3-7 sept. Overland flow en runoff in bijdragen van Australië, Ierland, USA en Finland.<br />

vnl. Wetenschappers +1<br />

2008 symposium Slotsymposium DOVE-projecten: "Snelle emissieroutes van landbouw-grond naar oppervlaktewater: hoe belangrijk zijn ze en wat kunnen we er 100 deelnemers: STOWA, WS-en, NAJK, ZLTO,<br />

LTO, W-UR, TCB, PBL, LNV, VenW, VROM,<br />

Deltares, Arcadis +1<br />

2008 bijeenkomst NVWV: "Fosfaat met beleid"; in de presentatie van GJ Noij over de fosfaatpilot Limburg kwamen voorspelling van en meetresultaten in<br />

Alterra, ASG W-UR, RIVM, Agrifirm, PBL,<br />

Bodemkundige Dienst van België<br />

2008 workshop 28 oktober 2008 in Ede: workshop consortiumpartners Ontwikkeling bodemdienst reductie fosfaatemissie: presentatie G.J. Noij: "Maatregelen tegen 4x prov. (N-Br, Gld, Ov, Limb), 8x WS (V&E,<br />

2009<br />

2010<br />

(21 januari)<br />

regiobijeenkomsten<br />

[jan/mrt]<br />

symposium<br />

Veluwe, R&IJ, BD, A&M, Dom, R&D, Noordzv),<br />

3x Minist (VROM, LNV, V&W), 1x agr. bel (LTO)<br />

N-Br: WSBD, CLM, NMI, ZLTO, agrariers<br />

Gld: WS Vel., W&B, NMI, DLV Rundvee, 8 agr.<br />

Limb: DLG Zuid, NMI, 2 agrariers<br />

Ov: WSR&D, Prov.Ov, Vitens, Stimuland, agrar.<br />

146 deelnemers: 38% kennis & onderz, 29%<br />

overheid (Rijk,Prov.,WS), 6,8% agr.belang &<br />

ondernemers, 1,5% HAS<br />

2010 symposium IPW 6, Sevilla, Spanje, 27 sept-1 okt, Overland flow in bijdragen van Ierland en Spanje + COST 869 WG1 meeting<br />

vnl. Wetenschappers +1<br />

2010<br />

(18 nov)<br />

2011<br />

(10 jan)<br />

2011<br />

(1 maart)<br />

Kennisuitwisseling in netwerken<br />

bijeenkomst<br />

50 deelnemers: 18 W-UR, 7 Deltares, 4 LNV, 2<br />

VenW, 3 WS, 2 RWS, 2 PBL, 2 CLM, 10 ov.<br />

bijeenkomst Presentatie en discussie bij DLV-plant Marktgroep Akkerbouw en Vollegrondgroenteteelt ZW, Bergen op Zoom: presentatie Harry Massop en Carli 2 W-UR, 15 DLV-voorlichters +1<br />

Deskundigen<br />

dag<br />

waters. Proceedings p 9-17<br />

USA; Hendriks en van Beek, Diffuse Sources of phosphorus loading of surface waters in <strong>Dutch</strong> Peat Pasture Areas (gaat over bijdrage van<br />

fertilization, peat soil and upward seepage.<br />

groundwaters’<br />

Voorkomen afspoeling percelen genoemd als belangrijke maatregel voor fosfaat, mogelijke maatregelen zijn nog in ontwikkelingsfase<br />

COST 869 Working Group 3-Mitigation options for nutrient reduction, Devon UK, 27-27 nov: meerdere bijdragen over runoff; Nederlandse bijdrage:<br />

van der Salm, van Beek en vd Weerd, abstracts p 40-42. "The clay site had a very low hydraulic conductivity and large part of the discharge took<br />

place by runoff or interflow through the upper soil layers to the trenches".<br />

tegen doen?" Het belang van snelle transportroutes werd door de deelnemers onderkend. Belangrijk is dan ook om naast evenwichts-bemesting de<br />

afvoer via snelle transportroutes aan te pakken.<br />

oppervlakkige afspoeling en het blokkeren van maaiveldafvoer aan de orde<br />

oppervlaktewaterbelasting voor een bodemdienst". Zie ook NMI_SKB_2009Rapport 1301-I blz. 10 en paragraaf 6.1<br />

Bodemdienst reductie fosfaatemissie_ 12 januari Baarle-Nassau N-Brabant; 22 dec 08 13 jan. Epe Gld; 25 febr Vasse Ov; 9 mrt Limburg: er is<br />

gesproken over de mogelijke maatregelen die op het niveau van het bedrijf en/of perceel kunnen worden genomen om de fosfaatemissie naar het<br />

oppervlaktewater te verminderen [fosfaatuitmijnen, uitgestelde P-bemesting, bufferstrook en tegengaan oppervlakkige afspoeling]. Verder is de<br />

interesse gepolst om tegen vergoeding fosfaatuitmijning op het eigen bedrijf in de praktijk te brengen.<br />

themadag Landbouw & Kaderrichtlijn water van "Kennis moet stromen": parallelle presentaties projecten: presentatie Harry Massop<br />

"Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling KRW08085" en Erik van Slobbe "Terugdringing fosfaatafspoeling KRW08035"<br />

Bijdragen over runoff van Canada, Australië, USA, UK, Spanje<br />

Werklab "Kennis moet stromen", wat weten we van de effectiviteit en kosten van de onderzochte maatregelen, welke kennis ontbreekt nog,<br />

formuleren acties; KRW08085 "inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling" in groep I besproken<br />

Aulich: algemeen KRW, oppervlakkige afspoeling, mogelijke maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling (inrichting én ijzerhoudende materialen)<br />

vanuit de KRW-IP projecten Landbouw Centraal en Inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling: "de (her)inrichting van erf, perceel en<br />

sloot als 'tweede stut'onders een schone landbouw" op Proefbedrijf Vredepeel. Presentatie inrichtingsmaatregelen tegen oppervlakkige afspoeling<br />

KRW08085<br />

47 afgevaardigden van: 29x Kennisinstituten<br />

(W-UR), 5x WS, 6x Agro-advies, 2x provincie,<br />

LTO-Noord, WML, CLM, Arcadis, Broos Water<br />

BV<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1


FOI 3:<br />

Onderwerp<br />

technologie<br />

ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit water op landbouwgrond<br />

Datum Indicator Soort Aantal<br />

1996 bijeenkomst Workshop ikv. "Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel fosfaatlekkende landbouwgronden". Uit het verslag van de workshop komt beleid [VROM, VenW, provincie, UvW], beheer +1<br />

[LBL, WS], kennis [WUR, RIVM, STOWA] en<br />

belangenorg. LTO<br />

2006 platform Oprichting Europees netwerk van onderzoekers in programma‘COST Action 869 Mitigation options for nutrient reduction in surface water and wetenschappers +1<br />

2007 bijeenkomst IPW 5, Silkeborg, Denemarken, 3-7 sept. Blz 275 Philip Moore, Sharply ea Mitigation options for reducing phosphorus runoff from biosolids USA: vnl wetenschappers +1<br />

2010 symposium themadag Landbouw & Kaderrichtlijn water van "Kennis moet stromen": plenaire presentatie Stefan Jansen "Zuiveringstechnieken voor drainwater 146 deelnemers: 38% kennis & onderz, 29%<br />

2010<br />

(14-16 juni)<br />

2010<br />

(8 juli)<br />

overheid (Rijk,Prov.,WS), 6,8% agr.belang &<br />

ondernemers, 1,5% HAS<br />

bijeenkomst COST 869-WG2 en WG3, Jokioinen, Finland, Topic: novel methods for reducing agricultural nutrient loading and eutrophication; verschillende vnl wetenschappers +1<br />

CoP<br />

9 deelnemers (3 ZLTO, 1 prov. NBr, 4 WS, 1<br />

Arcadis) + 2 WU (observatie, notulist),<br />

2010 symposium IPW 6, Sevilla, Spanje, 27 sept-1 okt, p165 McGrath ea USA In-situ treatment of agricultural drainage water using industrial by-products en p 167 vnl wetenschappers +1<br />

2010<br />

(5 okt)<br />

2010<br />

(20 okt)<br />

2010<br />

(3 nov)<br />

2010<br />

(18 nov)<br />

2011<br />

(10 jan)<br />

2011<br />

(1 mrt)<br />

Kennisuitwisseling in netwerken<br />

bijeenkomst<br />

CoP<br />

symposium<br />

bijeenkomst<br />

Leden kennisnetwerk DLG, Deltares, Alterra,<br />

ZLTO, excursie WS Riv.land<br />

18 deelnemers (8 agr.ondernemers /ARBdeelnemer,<br />

1 Prov N.Br, 3 WS, 2 ZLTO, 3 W-UR,<br />

1 ARB-nieuwsbrief)<br />

vnl wetenschappers<br />

50 deelnemers: 18 W-UR, 7 Deltares, 4 LNV, 2<br />

VenW, 3 WS, 2 RWS, 2 PBL, 2 CLM, 10 overigen<br />

bijeenkomst Presentatie en discussie bij DLV-plant Marktgroep Akkerbouw en Vollegrondgroenteteelt ZW, Bergen op Zoom: presentatie Harry Massop en Carli 2 W-UR, 15 DLV-voorlichters +1<br />

Deskundigen<br />

dag<br />

niet naar voren of er over is gesproken (in de enquete wel; zie FOI4)<br />

groundwaters’<br />

"Water treatment residuals (WTRs) formed when chemical flocculants, like alum or ferrous sulfate, are added to surface water taken from rivers"<br />

The objective of this study was to measure P runoff from land fertilized with biosolids and to determine the effect of various chemical amendments,<br />

including WTRs, on P runoff."<br />

KRW08050" (fosfaatverwijdering door ijzerslib); parallelle presentaties projecten: presentatie Gerwin Koopmans "Gebruik filtersystemen om<br />

nutriëntenverliezen te voorkomen KRW08091"<br />

bijdragen mbt. Al, Fe en Cahoudend materiaal, Al-WTR (p 10), ferric sulfaat doseerder (p 47). Bijdrage van W.J.Chardon en G. Koopmans over Feslib,<br />

Fe-gecoat zand en een gegranuleerd product (p14). Andere bijdrage van Nederland over Phoslock (p 35)<br />

Presentatie over voortgang KRW08035 en discussie in projectgroep AkkerRandenbeheer Brabant<br />

discussiepunten: potentie van de maatregel, andere potentiële mogelijkheden, enthousiasme creëren, stappen, die genomen moeten worden,<br />

financiële regelingen<br />

Moore USA Reducing P runoff from biosolids with WTR<br />

Themadag Kennisnetwerk Water van DLG; presentatie Deltares over Puridrain (ijzerslib genoemd) en presentatie en excursie ARB + veldexperiment<br />

ijzerhoudend materiaal<br />

Presentatie/concept-film over KRW08035 en discussie in klankbordgroep AkkerRandenbeheer Brabant<br />

discussiepunten: andere toepassingsmogelijkheden, eventueel hergebruik van het gebonden fosfaat, (groot) verschil in bemesting akkerbouw of<br />

grasland, bodemstructuur, bij ijzerhoudende gronden niet van toepassing<br />

International meeting van ASA-CSSA-SSSA, 31 okt-4 nov, Long Beach, California, USA: door Buda, Chardon en Koopmans een special symposium<br />

georganiseerd over 'Emerging Technologies to Remove Phosphorus from Surface and Ground Water' . Hierin 13 presentaties, waarvan 3 met<br />

inbreng van of door Koopmans en Chardon, oa 'Use of reactive materials to bind phosphorus'.<br />

Werklab "Kennis moet stromen", wat weten we van de effectiviteit en kosten van de onderzochte maatregelen, welke kennis ontbreekt nog,<br />

formuleren acties; KRW08035 "terugdringing fosfaatafspoeling" in groep I besproken<br />

Aulich: algemeen KRW, algemeen oorzaken, oppervlakkige afspoeling, mogelijke maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling (inrichting én<br />

ijzerhoudende materialen)<br />

vanuit de KRW-IP projecten Landbouw Centraal en Inrichtingsmaat-regelen tegen oppervlakkige afspoeling: "de (her)inrichting van erf, perceel en<br />

sloot als 'tweede stut'onders een schone landbouw" op Proefbedrijf Vredepeel. Demonstratie fosfaatadsorberende eigenschappen van<br />

ijzerhoudend materiaal, korte presentatie en foldermateriaal.<br />

47 afgevaardigden van: 29x Kennisinstituten<br />

(W-UR), 5x WS, 6x Agro-advies, 2x provincie,<br />

LTO-Noord, WML, CLM, Arcadis, Broos Water<br />

BV<br />

Page 188 Innovatiesysteemanalyse<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1<br />

+1


FOI 4:<br />

2003<br />

2005<br />

(mei)<br />

artikel NHVvakblad<br />

Stromingen<br />

artikel vakblad<br />

H2O<br />

brochure Alterra Informatieblad .... : "Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de oppervlakkige afvoer van water een grote bijdrage levert aan de N- en P-afvoer naar het +1<br />

2007 artikel Boerderij Oppewal_Schoner water en doorboeren: "Volgens Van der Bolt was allang bekend dat fosfaat niet uitspoelt uit kleigrond. Afspoeling na hevige regen is wel mogelijk" -1<br />

2007-08 brochure WSDeDommel & CLM_Beeldschoon Water: p 24 "Verminderen emissie meststoffen door: Na heftige regenval infiltratie in de bodem toestaan (niet doorsteken van de +1<br />

2008 folder Biokennis bericht Akkerbouw & vollegrondsgroente #13: Slimme maatregelen voor schoon oppervlaktewater: "in afspoelend water wordt vaak veel fosfaat gevonden; +1<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

2010<br />

Richting geven aan het zoekproces<br />

Indicatoren die de wensen, behoeften en verwachtingen van partijen omtrent de nieuwe technologie duidelijker maken<br />

(lange termijn) beleidsdoelen<br />

het type woordgebruik door wetenschappers en beleidsmakers (en potentiële gebruikers?)<br />

aantal artikelen in vakbladen en media<br />

kennis<br />

Onderwerp oppervlakkige afspoeling als belangrijk(st)e transportroute voor fosforemissie<br />

Datum Indicator Aantal<br />

2000<br />

+1<br />

artikel vakblad<br />

H2O<br />

type<br />

woordgebruik<br />

website WS Aa<br />

en Maas<br />

artikel in<br />

vakblad Gewasbescherming<br />

J.Stolte, C.Ritsema, H.Wösten_6 (2000) 4, p.27-35: "Het is duidelijk dat de oppervlakte-afvoer een niet te onderschatten belasting van het oppervlakte-water kan zijn.<br />

Goede schattingen van de actuele oppervlakte-afvoer op bui-basis zijn mogelijk. Maatregelen om oppervlakte-afvoer te beperken kunnen met het LISEM model<br />

getoetst worden.<br />

Torenbeek & Voskamp_H2O 36 (2003) 18, p 19-21 Over DOVE-onderzoek 'gras op zand': "Nabij Enschede is veldonderzoek verricht naar de belasting van het<br />

oppervlaktewater door uit- en afspoeling van meststoffen uit grasland op zandgrond. Op de proeflocatie blijkt afspoeling de belangrijkste emissieroute voor<br />

fosfaat".<br />

oppervlaktewater op deze zware kleigrond. De grote bijdrage van incidenten geeft aan dat een betere timing van de bemesting bij kan dragen aan een aanzienlijke<br />

reductie van de belasting van het oppervlaktewater."<br />

Er is geen duidelijke link naar dat de boeren hier iets mee kunnen doen ! "Metingen in de pilot De Rietkreek wezen uit, dat via drainwater geen fosfaat uitspoelt. Voor<br />

boeren een bevestiging van hun idee dat de landbouw helemaal niet zo'n vervuiler is." en "De bijdrage van de huidige landbouw aan het fosfaatprobleem is volgens<br />

hem [Van der Bolt] veel minder dan vaak wordt gedacht. Fosfaat komt niet allemaal in het oppervlaktewater door de landbouw van nu, maar door nalevering van<br />

gronden die historisch belast zijn".<br />

laatste bouwvoor); Rekening houden met weersvooruitzichten bij bemesting". Oplage: 300 stuks<br />

voor de waterkwaliteit is het dan ook wenselijk om afspoeling van perceelswater naar sloten zoveel mogelijk te verminderen". Deze brochure is o.a. te vinden op de<br />

website www.kennisakker.nl. (http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/slimme-maatregelen-voor-schoon-oppervlaktewater)<br />

J. Rozemeijer & Y. Vd Velde_Oppervlakkige afstroming ook van belang in het vlakke Nederland_H2O 19 p92-94:"Met name voor het transport van fosfaat en zware<br />

metalen vanaf landbouwpercelen blijkt oppervlakkige afstroming een belangrijke route te vormen (tot meer dan 60% van de totale slootafvoer). Het verminderen vd<br />

fosfaatvracht tijdens de pieken door buien zou één van de doelstellingen moeten zijn van het waterkwaliteitsbeheer."<br />

Regio-bijeenkomsten Bodemdienst reductie fosfaatemissie_ acceptatiegraad maatregelen oppervlakkige afspoeling bij agrariërs [inrichtingsmaatregelen,<br />

grondbewerking, bodembedekkers]: "negatief, want water zo lang mogelijk op het perceel houden is geen gewenste ontwikkeling; bolle ligging juist voor goede<br />

ontwatering" [Gld en Ov]; in Limburg wel bespreekbaar.<br />

http://www.aaenmaas.nl/informatie_op_maat/land-_en_tuinbouw/mijn_bedrijf/greppels_zijn :<br />

"Greppels zijn belangrijke emissieroute, dus pak aan!: Bij veel grondsoorten is afspoeling zelfs de belangrijkste emissieroute voor fosfaat (..) Wat kunt U doen?<br />

Greppels dichtgooien als ze niet perse nodig zijn, greppels vervangen door drainage, een toepassingsvrij strookje grond van mest en middelen creëren.<br />

Niet speciaal toegespitst op fosforemissie !! [op gewasbeschermingsmiddelen]<br />

Brinks en Kroonen_Schoner oppervlaktewater in maisteeltgebieden: "Aflaten van waterplassen die zich op het perceel bevinden in nabijgelegen oppervlaktewater<br />

zijn meestal funest voor de oppervlaktewaterkwaliteit".<br />

2011 brochure Leaflet van Masterplan Mineralenmanagement van NAV, PA en LTO (oplage 18.000):<br />

+1<br />

‘Groene soep’ kan al ontstaan als in het water dat een hectare bouwland via het neerslagoverschot verlaat, minder dan één kilogram fosfaat mee uitspoelt.<br />

Oppervlakkige afspoeling als belangrijke emissieroute; p6. voorkom afspoeling, houd grond na de teelt vh hoofdgewas aan de oppervlakte ruw<br />

Reductie fosfaatafspoeling door ijzerhoudend materiaal Page 189<br />

+1<br />

+1<br />

-1<br />

+1<br />

+1


FOI 4:<br />

Onderwerp<br />

technologie<br />

ijzerhoudende materialen voor fosforbinding uit water op landbouwgrond<br />

Datum Indicator Aantal<br />

1995 artikel vakblad Schoumans, Kruijne, van der Molen_Vermindering fosfaatuitspoeling; mogelijkheden bij fosfaatverzadigde gronden, Landschap 12-6, p 63-73<br />

+1<br />

1996<br />

type<br />

"Verkenning van de mogelijkheden voor beheer en herstel fosfaatlekkende landbouwgronden", rapport Chardon et al: p 22 "In de praktijk bestaan bovendien<br />

woordgebruik bezwaren tegen het toedienen van chemicaliën aan de bodem". P 37 "Verder onderzoek op dit gebied wordt wel gesteund". Bijlage 4 (B5) p75-76 "kostbaar (...)<br />

beldeidsmakers effecten op lange termijn onduidelijk (...) meer noodmaatregel voor percelen waar dumping van mest heeft plaatsgevonden dan iets om algemeen toe te passen(...)<br />

in enquete/ rapp ‘dubieus’ genoemd, omdat chemicaliën aan het milieu worden toegevoegd"<br />

(‘chemokuur’).<br />

G.F. Koopmans & W.J. Chardon, Gebruik van filtersystemen om nutriëntenverliezen naar het oppervlaktewater te voorkomen, "Het ijzerslib blijkt fosfaat sterk vast te<br />

leggen; bovendien neemt de vastlegging toe met de tijd". Ter uitgave op : themadag van Kennis moet stromen 21 januari; Open dag van PPO Business unit<br />

Bloembollen, boomkwekerij en fruit voor bloembollenteler 28 mei Lisse.<br />

2010 brochure +1<br />

2010<br />

(voorjaar)<br />

2010<br />

(mei-aug)<br />

2010<br />

2010<br />

nieuwsbrief<br />

project ARB<br />

website WS Aa<br />

en Maas<br />

artikel<br />

nieuwsbrief<br />

artikel<br />

Bloembollenvisie<br />

2010-11 film Film over KRW-IP project KRW08035: veldexperimenten met ijzerhoudend materiaal worden getoond<br />

+1<br />

2011 brochure Arcadis; Duurzame landbouw; samenwerken aan kansen voor landbouwmaatregelen; p.12 Stuk IJzerzakken als fosfaatvanger: "de maatregel is betaalbaar en +1<br />

2011<br />

Richting geven aan het zoekproces<br />

website<br />

Waterforum<br />

"Leven op de rand": Afspoeling van mineralen bij veel neerslag; met name fosfaat is een probleem. Extra fosfaatafspoeling door boeren, die greppels graven om<br />

water af te voeren.. "Wageningen UR heeft simpele, goedkope maatregelen bedacht om het probleem te tackelen".Proeven met zakken met Ferrosorp in greppels om<br />

fosfaat te adsorberen. "Ferrosorp bindt fosfaat, maar niet in zo'n mate dat het afdoende is. Daarom gaan de proeven verder"<br />

website aaenmaas/informatie_op_maat/land-_en_tuinbouw/mijn_bedrijf/greppels_zijn : Proef bij een melkveehouder: Aan het einde van een greppel zijn zakken<br />

met zuiverend zand gelegd (..). Bedoeling is dat het fosfaat in het zand achterblijft. Mening van de melkveehouder: ik vraag me af of het systeem wel betaalbaar en<br />

duurzaam is. Als het filtersysteem dichtslibt met kleideeltjes zal dat de waterafvoer belemmeren.<br />

W.Chardon, Ijzerschermen vangen fosfaat_nieuwsbrief Bodemacademie nr 6, special fosfaat; gebruik ijzerslib of -zand in ijzerschermen in de bodem of de<br />

toepassing in filters aan drainbuizen.<br />

P.Belder, S.de Kool, S.Jansen, R. Stuurman, L.Feenstra,G.Koopmans en W.Chardon, Effectgerichte aanpak verwijdering P uit bodem-en slootwater duinzandgrond;<br />

"ijzerzand is een schoon restproduct, afkomstig uit de zuivering van grondwater voor de productie van drinkwater en is zeer goed in staat om fosfaat te binden.<br />

Bovendien bevat dit materiaal een hoge waterdoorlaatbaarheid." Ook beschikbaar via www.groenkennisnet.nl !<br />

http://www.youtube.com/watch?v=xgFQgRui4Vk en onder Links en Documenten bij www.arcadis.nl/werkvelden/waterkwaliteit<br />

makkelijk toe te passen in het boerenbedrijf". Onder andere ter inzage op deskundigendag Landbouw Centraal maart 2011<br />

http://www.waterforum.net/nieuws/1879-verwijdering-nitraat-en-fosfaat-drainagewater-werkt-goed: ". Bij de uitgevoerde testen in Egmond is aangetoond dat<br />

hiermee het fosfaatgehalte in drainagewater gereduceerd wordt van 5 mg/l naar minder dan 0,2 mg/l ".<br />

2011 artikel vakblad Agrarisch Dagblad dd 17 juni: "Gerwin Koopmans van Alterra spreekt zelfs van ’spectaculaire resultaten’ met het filteren van fosfaat uit drainwater, in een proef in +1<br />

de bollenstreek. (...) Het effect van de filtering is dan ook zeer groot: 94 procent van het fosfaat wordt uit het water gehaald".<br />

Page 190 Innovatiesysteemanalyse<br />

-1<br />

+1<br />

-1<br />

+1<br />

+1<br />

+1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!